-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3-

.'jl.

ir

I

-ocr page 4- -ocr page 5-

WANNEER BEN IK WAARLIJK LID

VAN EEN nbsp;nbsp;nbsp;/z

* VROÜWEIV-HIJLPGENOOTSCHAP,

EN

HOE WORD IK DAT?

Nederlandseh Zendelinggenootschap.

Te ROTTKEDAM, bij M. W IJ T amp; ZONEN.nbsp;1850.

-ocr page 6- -ocr page 7-

Het is een bestuurder van het Nederlandsche Zendelinggenootschap, mijne zusters! die zich zet om deze vragen voor u te beantwoorden. Hij doet dit alzoonbsp;te gelijker tijd voor zich zelven. Wel verre van alsnbsp;een meester op te treden, die u eens goed zeggennbsp;zal, wie gij wezen moet, zoo wenscht hij als eennbsp;broeder u en zich zelven voor den geest te roepen,nbsp;wat ons wel zal voegen, wanneer wij lid wordennbsp;van eene vereeniging, die verklaart de uitbreidingnbsp;van het Christendom bijzonder onder de Heidenen tenbsp;verlangen. Daarna wenscht hij met u te bedenken,nbsp;wat er in ons zijn moet, zullen wij zulke echtenbsp;leden, of ook wel bestuurders en bestuurderessennbsp;eener Zendelingsvereeniging kunnen heeten. En hijnbsp;bidt van God, dat er onder uw lezen, gelijk ondernbsp;zijn schrijven, een opregt verlangen zij in het hart,nbsp;dat wij zulke door den Heer goedgekeurde vriendennbsp;en vriendinnen der zendingszaak bevonden worden.

Gij reikt als lid eener vrouwen-vereeniging uwe grootere of kleinere bijdrage uit in geld. En nietnbsp;tevreden dat gij zelve dit doet, wekt gij ook anderenbsp;vrouwen en meisjes op, dat zij mede iets bijdragen.nbsp;Dat is eene belangrijke werkzaamheid; want voor de

-ocr page 8-

opleiding en uitzending en het onderhoud der Zendelingen, en voor de scholen onder de Heidenen, wier meesters verzorgd, en die van hoeken en schoolbe-hoeften voorzien moeten worden, zijn jaarlijks grootenbsp;geldsommen noodig. Ons genootschap heeft dan ooknbsp;aan de vrouwen-vercenigingen voor hare geldelijkenbsp;ondersteuning groote verpligling. Wanneer gij anderen opwekt, om daarin te doen gelijk gij , zoo kuntnbsp;gij daarbij met veel vrijmoedigheid te werk gaan, ennbsp;uvv aanzoek gemakkelijker doen dan menig ander,nbsp;die geroepen wordt om liefdegaven te vragen. Gijnbsp;hebt niet alleen die vrijmoedigheid, die iedereen heeftnbsp;bij de bewustheid, dat geen eigenbelang hem drijft,nbsp;maar hij in het belang van anderen werkzaam is-maar nog veel moer geeft u moed en verligt uwenbsp;taak. Het is slechts eene kleine bijdrage, die gij.nbsp;vraagt, zoodat het weinig of geene opoffering kostnbsp;haar toe te zeggen. En gij vraagt haar voor denbsp;schoonste zaak, voor de eer van God en Christus , ennbsp;de behoudenis en zaligheid van kostelijke menschen-zielen. En gij doet er haar, die geeft wat gij vraagt,nbsp;eene groote dienst mede, als haar geven van hartenbsp;gaat, en tot deelneming aan de zaak der zendingnbsp;leidt, en alzoo tot genot van den veelvuldigen zegen,nbsp;die daaraan is verbonden.

Gij verheugt u, als gij bedenkt, wat aanzienlijke som door uwe vereenigde pogingen jaarlijks in denbsp;kas van ons genootschap wordt gestort, dat uit velenbsp;kleine beekjes zoo groote stroom kan zamenvloeijen,nbsp;en dat gij daartoe ook het uwe levert. Maar gij

-ocr page 9-

«rkenl tevens, hoe dwaas het wezen zou, als wij met het verzamelen van eenige duizenden, ja al wa •nbsp;ren het ook millioenen guldens, onze zaak gewonnennbsp;rekenden. O! hoeveel is er noodig, en moet er za-menwerken, zullen wij ons doel bereiken. Goedenbsp;arbeiders moeten ons worden toegeschikt, bekwamenbsp;en godvruchtige Zendelingen. Onder al de bezwarennbsp;van het vermocijende leven en zich inspannen innbsp;het heete klimaat moet hunne gezondheid en hunnbsp;leven worden bewaard. In het midden van diepgezonken Heidenen, en zedelooze of alleen voor stoffelijke belangen levende Christenen moet hun geloofnbsp;levendig, hun zin geestelijk, hun wandel voorbeeldignbsp;blijven. En dan moet hun de weg tot de Heidenennbsp;niet geheel of ten halve gesloten, maar ruim geopend,nbsp;en dan moet vooral der Heidenen hart, tiat hardenbsp;hart, zoo ongevoelig en koud, zoo afkeerig en vijandig, voor het woord van curistos ontsloten worden.nbsp;Wie onzer er iets van gevoelt, beseft ook, hoe veelnbsp;er door ieder, die zich lid van een Zendelinggenootschap noemt, gebeden moet worden. Zoo zal het unbsp;dan ook wel voegen, mijne zusters! dat gij in dennbsp;maandelijkschen bidstond niet wordt gemist, maarnbsp;integendeel door uw voorbeeld anderen beschaamdnbsp;maakt en opwekt, die er doorgaans of meestal geennbsp;deel aan nemen. Maar wel verre van u met denbsp;deelneming aan het openlijk gebed te vergenoegen,nbsp;zal de uitbreiding van Gods koningrijk, zullen de on-geloovige Joden, en de trotsche Mohammedanen, zullennbsp;vooral de millioenen der Heidenen dikwijls ook in

-ocr page 10-

uw eenzaam gebed bedacht moeten worden. Het zal u wel van tijd tot tijd mogen gebeuren, dat die aan-gelegene zaak niet eerst aan het eind van uw gebednbsp;ter sprake komt, wanneer de ijver, zoo die er was,nbsp;reeds begint te verkoelen, maar vóór iets anders, ooknbsp;vóór eigen belang Gode worde voorgedragen, dat zijnbsp;uwe gansche ziel vervulle, en met vurigen aandrangnbsp;bepleit worde voor Hem, die ook der Heidenen Godnbsp;is, en die wil, dat het Evangelie hun gepredikt worde.

Het is eene der grootste en gewigtigste gebeurtenissen van den tijd, waarin wij leven, waarom het een voorregt is, dat God ons nu en niet vroegernbsp;het leven geschonken heeft, dat de uitbreiding vannbsp;het Evangelie onder de Heidenen, in vergelijking metnbsp;vroeger jaren, zoo gelukkig voortgaat, dat er velenbsp;Zendelingen worden uitgezonden uit de meeste Christenlanden, en dat Gods zegen op eene in het oognbsp;vallende wijze hunnen arbeid bekroont. En terwijlnbsp;vele van onze broeders en zusters, die ons Neder-landsch Zendelinggenootschap hebben opgerigt, of ernbsp;vroeger en later ijverige leden van zijn geweest,nbsp;slechts in het geloof hebben gearbeid of alleen eenigenbsp;eerstelingen hebben aanschouwd, beleven wij thansnbsp;ook, bepaaldelijk in onze zending op Celebes, dennbsp;vollen oogst, en zien er Gods koningrijk komen metnbsp;kracht. Wij genieten echter dan eerst dat voorregt,nbsp;en verkrijgen den zegen, dien God er voor eikennbsp;thans levenden Christen door bereid heeft, wanneernbsp;wij ons met de zaak der Zending, met het werk dernbsp;Zendelinggenootschappen, met de personen en lotge-

-ocr page 11-

vallen der Zendelingen en met de vrucht van hunnen arbeid regt bekend maken. Allereerst zal het onsnbsp;wel voegen met het werk van ons eigen genootschap,nbsp;met al onze Zendelingen, en de plaatsen, waar zijnbsp;arbeiden, en de Heidenen, waaronder zij leven, ennbsp;de Christenen, die door hen werden toegebragt, meernbsp;dan oppervlakkig bekend te wezen. Maar is de akker,nbsp;aan ons genootschap toegewezen, slechts een zeernbsp;klein deel van het gansche arbeidsveld, wij zullennbsp;dan wel moeten verlangen dat gansche arbeidsveld tenbsp;leeren kennen, en er daartoe gedurig in den geestnbsp;op willen rondwandelen. Zij, die alleen kunnennbsp;lezen, wat in onze moedertaal geschreven is, hebbennbsp;daartoe wel mindere gelegenheid, maar- kunnen tochnbsp;uit menig geschrift, dat in de laatste jaren werdnbsp;uitgegeven, en uit meer dan e'e'n maandelijks verschijnend blad heel wat kennis van de Zending verkrijgen (1). Ik kan u niet genoeg aanbevelen, dat

(1) Behalve onze Maandberigten kan men maandelijks lezen JBe-rigten aangaande do uitbreiding van Gods koningrijk op aarde, te Utrecht bij kesii.vk en zoos; de jaargang kost ƒ1,20; en Berigtennbsp;uit de Heidenicereld, uitgegeven door het Zendelinggenootschap te Zeist;nbsp;de jaargang van 8 nommers kost 50 cent. Wil men het ganschenbsp;Zendingswerk leeren kennen, men leze j. c. waiimas, Het Evangelienbsp;onder de Heidenen. Met den Zendingsarheid in de Zuidzee maaktnbsp;ons bekend wiLiiAns, Het Christendom in de Zuidzee^ 2 deelen ,nbsp;en met den Zendingsarheid in Zuid-Afrika , moffat , Herinneringennbsp;uit mijn drie en twintigjarig verblijf in Zuid~Afrika , 2 deelen. Doornbsp;vrouwen vooral verdient gelezen te worden: Anna Judson, de dienstmaagd des Heeren in Birma. Aan haar , die Fransch en Hoogduitschnbsp;lezen , wordt zeer aanbevolen het Journal des Missions Evangéligues ,nbsp;12 Nos. in hel jaar, en Der Missions-Freund door Pastor ahzfexd vannbsp;Halle, een nommer alle veertien dagen. Het zou goed zijn, dat be~nbsp;stuurderessen en leden van Vrouwen-genootschappen kleine leeskringennbsp;vormden , om lamen een cn ander over hel Zendingswerk te lezen-

-ocr page 12-

gij een groot deel van den tijd^ dien gij tot lezen besteden kunt, voor dat onderzoek afzondert. Hebtnbsp;gij behoefte aan eene onderhoudende lectuur, misschien reeds meer of min verwend door de lezing vannbsp;verhalen, die bijna uitsluitend gevoel en verbeeldingnbsp;bezig houden, welnu, die vindt gij hier, waar gijnbsp;landen en volken leert kennen, en de Zendelingennbsp;vergezelt op hunne togten, en met groote zwarighedennbsp;ziet worstelen, en nu op een heidensch feest wordtnbsp;verplaatst, en dan een’ bekeerling uit de Heidenennbsp;ziet vervolgen om de zaak van Christus, en dannbsp;weder bij een sterfbed nederzit. Is het waar, datnbsp;onbekend ook onbemind maakt, uwe liefde voor denbsp;Zending kan niet weinig door vertrouwelijke kennisnbsp;met haar toenemen. Als gij u bij dezen of dien Zendeling , bij dien broeder of die zuster in het Heiden-land weet te verplaatsen, en u omstandigheden ennbsp;omgeving levendig weet voor te stellen, hoe kan denbsp;deelneming van uw hart er door worden bevorderd.nbsp;En hoe goed kan het ons zijn de diepe ellende dernbsp;Heidenen te aanschouwen, opdat wij met ontfermingnbsp;over hen bewogen worden, de verlossende liefde vannbsp;onzen Heer, de vernieuwende kracht van den Heiligen Geest op te merken, opdat wij tot vast ennbsp;levendig geloofsvertrouwen worden aangemoedigd. Alnbsp;zijn er ook onder de Zendelingen, die weinig of nietnbsp;op den Heer gelijken, niet weinigen van hen ver-toonen zigtbaar den in hen levenden Christus, ennbsp;gaan ons opwekkend voor in krachtig geloof, innbsp;ijverige, zelfverloochenende liefde, zoodat het ons uit-

-ocr page 13-

9

nemend goed is zulke vrienden yan den Heer van nabij te leeren kennen, en hen dikwijls in dennbsp;geest te ontmoeten. En menige uit den donkerstennbsp;nacht der dwaling en der zonde nog maar onlangsnbsp;tot Gods wonderbaar licht geroepen Heiden maaktnbsp;ons heilzaam beschaamd, wekt een’ edelen naijver bijnbsp;ons op, vervult ons met moed en hope, ook als wijnbsp;nu of dan door de dwaasheid of boosheid der Christenwereld in moedeloosheid dreigen neer te zinken.

Mijne zusters! als gij door zulk opzettelijk onderzoek u alzoo met de Zending, haren toestand en hare vruchten bekend maakt, dan zult gij haar dikwijls,nbsp;u zelve en anderen ten zegen, ter sprake kunnennbsp;brengen. Dat verlangt gij immers te doen, als gijnbsp;in haar belang stelt, en die belangstelling ook bijnbsp;anderen wilt opwekken? Gij zult haar dan ternbsp;sprake brengen in uw huisgezin, bij uwe kinderen,nbsp;en er reeds die kinderen mede bekend maken, en ernbsp;reeds het hart van uwe zonen en dochters voornbsp;zoeken te winnen (1). Gij wilt dan ook bij anderennbsp;doen blijken, hoe zeer gij er mede ingenomen ennbsp;vervuld zijt, en hoe gaarne gij spreekt van dienbsp;groote werken Gods. En als gij waarlijk ijvert voornbsp;dit deel van de zaak des Heercn, dan zult gij u metnbsp;spreken niet vergenoegen, maar ook bereid zijn omnbsp;iets, om veel daarvoor te doen. Dan zult gij niet

P) Aan moeders -worden voor hare kinderen aanhevoien de Verhalen uit de Heidcmcereld, voor 5 cent het stuk te bekomen bij B. WIJT en 70SES te Botterdam; 3Iej. J. a. c. boos, aan de Wester-kerk te Amsterdam ; c. p. beubb, te Groningen^ en c. t. x. sraircAtnbsp;te Leouicarden.

-ocr page 14-

10

spoedig klagen over eenigen tijd, dien gij besteedt, over eenige moeite, die gij u getroost, om nieuwenbsp;deelneming te winnen, of iets gereed temaken, datnbsp;een’ Zendeling of zijne vrouw tot nut of blijdschapnbsp;kan wezen, of het hart van Heidenkinderen voor dennbsp;Heer winnen kan. En gij zult niet slechts uwenbsp;kleine, bepaalde bijdrage voor de kas des genoot-schaps leveren, maar, zoo het anders niet kan, dannbsp;gaarne eenige andere uitgave nalaten, opdat gij nunbsp;voor ons genootschap, dan voor een ander, dat ditnbsp;mogt behoeven, ook eene buitengewone gave zoudtnbsp;kunnen uitreiken. Wij zullen ons toch wel bij zulken,nbsp;die wij liefhebben, niet met een enkel afgemeten ennbsp;op vasten tijd wederkeerend liefdeblijk vergenoegen.

Dit alles mag dan wel in meerdere of mindere mate bij u gevonden worden, zult gij den naam van eennbsp;lid, vooral van eene bestuurderes uwer vereenigingnbsp;waardiglijk dragen. Maar hoe wordt gij zulke echtenbsp;leden? Of hoe zijt gij dat geworden? Gij verguntnbsp;mij wel u ook dit te herinneren.

Wij hooren den noodkreet der Heidenen; Kom over en help ons! dan eerst regt, als wij zelvenbsp;hulp zoeken. Is het de mensch, die dikwijls leednbsp;en moeite droeg, en bij ervaring weet, wat lijdennbsp;is, van wien gij het meeste medelijden te wachtennbsp;hebt, omdat hij zich in uwen toestand kan verplaatsen, het is evenzoo de mensch, die weet ennbsp;gevoelt, dat hij zondaar is voor God, die zich hetnbsp;meest over zijne medezondaren ontfermt. Ook zondernbsp;dat kunnen wij wel onze jaarlijksche bijdrage uitreiken;

-ocr page 15-

11

ook zonder dat wel bewogen zijn, als wij hooren hoe de Heidensche vrouw door haren man vernederd wordtnbsp;en mishandeld, hoe de Heidensche moeder met eigenenbsp;hand haren zuigeling ombrengt: maar dan eerst als wijnbsp;den nood van onze eigene ziel diep gevoelen, wordennbsp;wij over het zielenheil van anderen bekommerd. Zietnbsp;gij met ontroering en met schaamte, hoe schuldig gijnbsp;staat voor God, en hoe regtvaardig gij Zijne vreese-lijke straf zoudt dragen, is het u daarom een onwaardeerbare zegen, dat gij het Evangelie bezit, en unbsp;Gods genade hoort verkondigen, en gaat u nietsnbsp;boven het zalige genot van den vrede met God; alsnbsp;gij door het geloof in crristüs’ bloed op Gods vaderliefde rekent, o! dan beeft gij bij de gedachte aannbsp;die millioenen, die daar jaar op jaar, met schuldnbsp;beladen, zonder nadenken, zonder verootmoediging,nbsp;eene vergeldende eeuwigheid intreden, en gij juicht,nbsp;als gij hoort: Christus wordt hun verkondigd, ennbsp;zij begeeren Hem, en zij nemen hem aan, ennbsp;laten zich verzoenen met God. Als gij de zoudenbsp;leerdet kennen, zoo als zij u diep bedorven heeft,nbsp;en tot de laagste zelfzucht u vervoert, en u, zelfsnbsp;nadat gij Gods liefde hebt leeren waarderen, nognbsp;naar de wereld doet haken, en als gij die gedurigenbsp;teleurstelling en vernedering pijnlijk gevoelt, die gijnbsp;door uwe inwendige verkeerdheid u zelve aandoet;nbsp;o! dan beklaagt gij den armen Heiden, die zich aannbsp;de zonde zoo verslaaft, dat zijn geweten ganschelijknbsp;zwijgt, en hij zijne eer stelt in zijne schande, en-zijn innerlijke onrust, zijn gemis van alle ware-

-ocr page 16-

12

vreugd, zijn gemis van eene leidende hand, waar hij zoekt naar een’ beteren weg, zijn gemis van eennbsp;medelijdend hart, waar hij bezwijkt onder den lastnbsp;des leeds, gaat u innig ter harte. En als gij door denbsp;vrceze des doods wordt aangegrepen, maar er vannbsp;verlost wordt door Hem, die door de genade Godsnbsp;voor allen den dood gesmaakt heeft; dan verplaatstnbsp;gij u deelnemend bij zoo menigen Heiden, die siddertnbsp;en klaagt en jammert, als hij tot sterven wordt geroepen, en geen’ troost heeft, als hij de zijnen innbsp;de groeve nederlegt, en gij verlangt, dat de Levens-vorst ook hun verkondigd worde. Hoe meer gij voornbsp;u zelve het ée'ne noodige zoekt, hoe smartelijker hetnbsp;u valt van God gescheiden te zijn, hoe zaliger doornbsp;het geloof in den Heer op Gods vadergunst te bouwen en Zijne liefde te genieten, hoe gelukkiger gij unbsp;gevoelt bij het doen van Zij n’ vaderwil; met des tenbsp;inniger ontferming zijt gij over de arme Heidenennbsp;bewogen, met des te vuriger aandrang nadert gijnbsp;voor hen tot den troon der genade.

Als leden, als bestuurders of bestuurderessen van een Zendelinggenootschap treden wij op om voor denbsp;zaak des Heeren te ijveren. Maar dat doen wij eerstnbsp;regt, als wij onze eigene verlossing aan Hem danknbsp;weten. Wanneer ik u daarop opmerkzaam make,nbsp;zoo verheugt het mij te mogen gelooven, dat eronder u zijn, die dit bij ervaring weten. Wel zalnbsp;ook zij, die de verlossing door onzen Heer reedsnbsp;het meest geniet, en dagelijks uit Zijne volheid genade voor genade ontvangt, zich zelve niet ijverig

-ocr page 17-

13

noemen, maar zich \an tijd lot tijd diep schamen over laauwheid en traagheid. Maar als gij, juist bijnbsp;dat zelfveroordeelen , eenig en alleen daarop bouwt,nbsp;dat de Heer zich voor u overgaf, en voor uwe zonden leed, en de liefde, de trouw, het geduld vannbsp;dien goeden herder niet genoeg weet te roemen, dannbsp;zal er toch eenige opregte liefde voor Hem in uwnbsp;harte zijn. Hoe meer gij aan Hem hebt, uit hoenbsp;voller hart gij den Vader dankt, dat Hij u diennbsp;Zaligmaker gaf, en u tot dien Zaligmaker bragt, desnbsp;te meer zult gij verlangen, dat Hij toch alommenbsp;gekend wierd, dat toch Zijn naam met eerbied ennbsp;dankzegging wierd genoemd in alle talen, dat ernbsp;toch duizenden en tienduizenden met u de knie voornbsp;Hem bogen, dat Hij toch, naar het woord dernbsp;profetie, zaad mogt zien, en het loon ontvangennbsp;mogt voor den arbeid Zijner ziel (1). En dan zultnbsp;gij het u de hoogste eere rekenen, als gij eenigzinsnbsp;daaraan dienstbaar mogt zijn, gij middel in Godsnbsp;hand om verlorenen aan de voeten van hunnennbsp;eenigen Redder te brengen, om trouwe onderdanennbsp;voor uwen Koning te winnen. Dat zult gij dannbsp;allereerst wenschen te doen in uwen naasten kring,nbsp;en uwe kinderen en huisgenooten en betrekkingennbsp;door woord en daad voor den Heer zoeken te winnen. Maar ook zult gij willen doen al wat gijnbsp;kunt, opdat zij, die verre zijn, tot den Heer gebragtnbsp;worden. Het zal u innig smarten, dat gij doornbsp;zoo velen, die Hem kennen, uwen Heer ziet ver-

(1) Jc8. UU: 10 en 11.

-ocr page 18-

14

smaden, of ziet verlagen, alsof Hij slechts een der menschen of der engelen ware, en niet de Godmensch,nbsp;slechts een der wijzen, en niet het licht der wereld,nbsp;slechts een der weldoeners van ons geslacht, en nietnbsp;de Zaligmaker der wereld. En daarom zult gij tenbsp;meer verlangen, dat ook arme Heidenen, in hunnenbsp;diepe armoede, in hunne hopelooze ellende, met unbsp;komen tot den rijken, den magtigen, den ontfermenden Heiland, en met u den Vader danken, datnbsp;zij in Hem rust en vrijheid, moed en hope vonden,nbsp;in Hem het eeuwige leven.

Eindelijk doe ik u ook nog opmerken, als wij zoo te zamen verlossing zoeken bij den Heer, datnbsp;wij dan eerst vereeniging des harten hebben, ennbsp;met vertrouwen en duurzaam de handen in eennbsp;slaan. Gij hebt u vereenigd, mijne zusters! omnbsp;voor de zendelingszaak als de zaak van den Heernbsp;naar vermogen te arbeiden. Dat is naar des Heerennbsp;wil, die verlangd heeft, dat de Zijnen zich zoudennbsp;aaneensluiten en zamenwerken. Maar schoon denbsp;uitwendige vereeniging reeds waarde heeft, omdat zijnbsp;mede tot de inwendige kan leiden, het komt tochnbsp;op de inwendige, op de zamenstemming der hartennbsp;aan. En hoe zou die kunnen plaats hebben, tenzijnbsp;¦wij ophielden ons zelven te leven, en begonnen tenbsp;leven voor chhistus, tenzij wij ophielden een iedernbsp;op ons zelf te staan, en zamen verbonden werdennbsp;aan den éénen Zaligmaker en Heer ? Waar dat plaatsenbsp;vindt, daar is waarachtige vereeniging. Daar staatnbsp;men zamen onder Christus als hoofd, en heeft ge-

-ocr page 19-

15

meenschap aan Zijn leven, en gevoelt dat men geleid wordt door denzelfden Geest, den Geest van Christus.nbsp;Daar heeft men, bij hetzelfde doel, ook zamenstem-ming in de keus der middelen. Daar treedt verschilnbsp;van leeftijd en van geaardheid, zelfs van beschavingnbsp;en stand in de maatschappij terug. Daar zoekt mennbsp;dan ook niet vooraan te staan, en verdringt elkandernbsp;niet met eerzuchtige bedoeling. Integendeel de eenenbsp;acht de andere uitnemender dan zich zelve; ernbsp;heerscht bescheidenheid en onderling vertrouwen; mennbsp;gevoelt zich bij elkander gelukkig. En zoo heeft mennbsp;dan ook in elkander hulp en steun, laat zich doornbsp;elkander raden en leiden, dient elkander, in plaatsnbsp;van te willen heerschen. Zoo brengt men door een-dragtige zamenwerking, onder Gods zegen, veel totnbsp;stand, en is veel sterker dan wanneer men alleennbsp;stond. En terwijl men nieuwe discipelen voor dennbsp;Heer tracht te winnen, bezit en vertoont men zelfnbsp;het kenteeken, waaraan de Heer wilde dat men denbsp;Zijnen zou herkennen, in de liefde, die men heeftnbsp;onder elkander. Zijt gij, mijne zusters! die dit leest,nbsp;reeds lid dier groote vereeniging der zaamverbondenennbsp;in cnEiSTüs? Heeft het hulpgenootschap, waartoe gijnbsp;behoort, het bestuur, waar gij een lid van uitmaakt , iets van die eenheid in christus , zoodat uwnbsp;toetreden er u ook eenige bewustheid van aanbragt,nbsp;of eenig verlangen er naar, eenig genot er van?nbsp;Of gebeurde het u zelve andere zusters niet slechtsnbsp;nader tot u, maar nader tot den Heer te brengen,nbsp;zoodat gij zaagt, dat zij daardoor ook tot u meer

-ocr page 20-

16

of minder werden aangetrokken ? Dat zijn wel ge-wigtige vragen, uw nadenken waardig. 0! waren er hier en daar in het vaderland telkens ook maarnbsp;twee of drie vergaderd in den naam des Heeren,nbsp;waar Hij dan in het midden zou zijn (1)! Bragtnbsp;de Zendingszaak hier en daar gelijkgezinden tot een,nbsp;waar dan van de meergevorderden, de sterkeren,nbsp;kracht uitging en zich mededeelde aan de aanvan-genden, de zwakken! Zocht men zamen in curistusnbsp;kracht, in cukistus leven en liefde! En als mennbsp;dan uitging wel niet in de Heidenwereld, maar tochnbsp;om voor die Heidenwereld harten te winnen en handen te ontsluiten, dat men dan te gelijk in de Cliris-tenwereld zielen zocht te redden, zocht te winnennbsp;voor den Heer, en in zulke allereerst voor Hem ge-wonnenen, ook voor het Hulpgenootschap rijke aanwinst deed! Mijne zusters! ik heb u en mij zelvennbsp;opgewekt tot vermeerderd gebed, vooral in de binnenkamer, om de komst van Gods koningrijk. Iknbsp;eindig met de opwekking, wanneer gij zamenkomtnbsp;als bestuurderessen of leden van uw hulpgenootschap,nbsp;dat het dan ook niet ontbreke noch aan opgewektheid noch aan vrijmoedigheid om te doen, wat velenbsp;onlangs bekeerde Heidenen reeds doen in hunne za-menkomstcn, om, onder voorgang van e'éne uit uwnbsp;midden, zamen te danken en te bidden.

(1) «otlh. XVIII : 20.