(3'^
VAN EENEN
TE HOTTEEDAM, bij M. WIJT amp; ZONEN,nbsp;1850.
■ ■ - ...
: V nbsp;nbsp;nbsp;'Z ''V
-ocr page 3-Niet alleen het verzoek van eeniye vriendinnen en lestuurderessen des Vrouwen-Hulp-Genootschapsnbsp;te Utrecht, maar ook mijn eigen hart drongen mijnbsp;haar deze Zendinggave gereed te maken, Innbsp;Utrecht vonden mijne dierbare vrouw en kinderennbsp;Christelijke deelneming en troost, gedurende mijnenbsp;lange afwezigheid en lij zwaren huiselijken rouw:nbsp;toen ik, moede pelgrim, was wedergekeerd werdennbsp;mij dezelfde deelneming en troost aldaar in donkere dagen door velen ruimschoots geschonken.nbsp;Zoo geef ik aan het Vrouwen-Genootschap dernbsp;grijze bisschopsstad, uit hetwec nog de geest vannbsp;willebeokds niet geweken is, als een verpligtenbsp;broeder aan zijne zusters, als een vriend aan zijne
-ocr page 4-IV
vriendinnen deze kleine gave over. Eene kleine, dewijl ik in mijne armoede geene groote te gevennbsp;heh; maar toch eene gave, die tot het zamentreffennbsp;en den band onzer zielen in betrekking staat; maarnbsp;toch een teeken, zoo ik hoop, van mijn levendignbsp;en blijvend gevoel van erkentelijkheid en gemeenschap in den Heer.
In de jongste buitengewone Vergadering te Kotterdam werd voor het eerst eene proeve genomen, om in plaats van e'nen Redenaar van dennbsp;kansel, meerdere Broeders van het plat-form tenbsp;laten spreken, zoo als zulks in Engeland bijnbsp;Zending feesten pleegt te geschieden. Ik geloof, dienbsp;proeve is tot aller bevrediging uitgevallen. Henbsp;aard der zaak brengt dit mede. He stof voornbsp;zoogenaamde opwekkende Redevoeringen is,nbsp;nadat er 52 malen uit is geschept, tamelijknbsp;uitgeput. Ook behoeven de deelnemende toehoordersnbsp;veel minder te worden opgewekt, dan wel voedselnbsp;en leiding voor hunne reeds lang opgewekte belangstelling te ontvangen. Daartoe is de thansnbsp;gevolgde wijze zeker veel gepaster.
Mij luerd in die Vergadering mede het woord
-ocr page 5-'jeijmid. Eene ervaring in, mijne gemeente, al wat ik gehoord, gezien, ondervonden hb in de wereld,nbsp;de tijden en omstandigheden, waarin wij leven,nbsp;deden mij spreken, zoo als ik gesproken heb. Vannbsp;daar heeft dit eene zoo locale en tijdelijke kleur.nbsp;Toch, zoo als mijne lezers, naar ik vertrouw,nbsp;zullen zien, er liggen denkbeelden van algemeenenbsp;toepassing te gronde. De herinnering, hoe en metnbsp;wat gezegend gevolg, het Christendom in onzenbsp;landen is ingevoerd, kan niet anders dan leeringnbsp;en aanwijzing geven, hoe het daar ginds in denbsp;Heidenwereld nog zal en moet ingevoerd worden.nbsp;Het is, meen ik, niet overbodig, die herinneringnbsp;te verlevendigen in de Vaderlandsche kerk, inzonnbsp;derheid bij de vrienden der heilige Zending.
Daarom heb ik er eenige aanteekeningen Hjge-voegd. De stem van den ontslapenen, vereeuwigden NEANDEE, aan wiens voeten ik zoo gaarne ganbsp;zitten, om van hem Zendingwijsheid te leer en, hebnbsp;ik veel meer dan mijne eigene stem, ja bijnanbsp;uitsluitend, in die aanteekeningen doen hooren.nbsp;Zijn naam in de Christenwereld, zijne geleerdheid,nbsp;zijne diepte, zijn echt Christelijk leven en sterven,nbsp;geven aan die stem een gezag, dat geen onzernbsp;levenden, hoe veel minder ik! hebben kan.
-ocr page 6-TI
Em gewezen Zendeling heb ik mij op den titel genoemd. Naar ik hoop, zonder aanmatiging.nbsp;Want een Zendeling onzes Ileeren jezus Christus ,nbsp;hoe gering dan ook, hen ik verwaardigd te zijn,nbsp;eerst in Frederikstad, daarna in Oost-Indi. Hetnbsp;is mijn grootste eeretitel, hoven welken ik geennbsp;hoogeren ken of begeer.
Dat mijn groote Zender zijnen zegen geve op deze geringe gave, zoodat zijne Zending er doornbsp;worde bevorderd, is de bede van
L. J. VAN RHIJN.
-ocr page 7-TOESPRAAK op de Algemeene Vergadering des Nederlandschen Zendeling-Genootschapsnbsp;den 17^ Jidij 1850.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Vrienden van het Godsrijk!
In mijne gemeente daar ginds aan de Belgische grenzen, woont een eenvoudige boer van vromen christelijken zin. Deze betuigdenbsp;mij onlangs, dat hij diep was getrofin doornbsp;het lezen van een der kleine j,Verhalennbsp;uit de Heidenwereld, hetwelk zijne kinderennbsp;van mij op de katechisatie hadden ontvangen.nbsp;Het is betiteld: Zending onder de Engelschen.nbsp;Door het lezen hiervan, zoo zeide mij dienbsp;landman, was hem zijn Christenpligt jegens denbsp;Heidenen eerst regt duidelijk geworden. In ditnbsp;stnkje namelijk wordt naar kinderlijke bevatting verhaald, hoe de monnik Gregoeius innbsp;de O'! eeuw onzer jaartelling te Bome eens
-ocr page 8-getroffen was door het schoone en frissehe iiiter-lijk van eenige slaven, die daar op de markt te koop geboden werden. Op zijne navraagnbsp;hoort hij, dat deze slaven kwamen van hetnbsp;eiland der Britten, en dat zij en hunne landge-nooten nog blinde heidenen waren. Diepe weemoed en vurige zucht voor het zielenheil dernbsp;heidensche Engelschen vervulden van toen afnbsp;de borst van den grooten en vromen geegoeius.nbsp;Hij wil zelf tot hen gaan ter hunner bekeering:nbsp;maar hij mag niet. Hij wordt Paus. Hijnbsp;zendt zekeren agustinus met 40 godvruchtigenbsp;monnikken naar het eiland der Britten af. Hijnbsp;rust niet hij moedigt de wankelenden doornbsp;zijne brieven aan hij leert en raadt liijnbsp;waakt en ijvert en bidt. Zijne bede vindt ver-hooring. Augustinus wordt de grondvester dernbsp;Christelijke kerk onder de Engelschen. En denbsp;Engelschen zenden op hunne beurt Zendelingennbsp;uit tot onze heidensche voorouders; willebeordnbsp;en EONiFACius met hunne helpers planten ennbsp;bevestigen de banier des kruizes in die landennbsp;en streken, waarin wij nu wonen, en vanwaarnbsp;deze zelfde vergadering hare afgevaardigdennbsp;heeft ontvangen.
Inderdaad, mijne medechristenen! die herinnering is ook voor ons treffend, is voor niemand
-ocr page 9-onzer overbodig, denk ik, voor de Vaderlandsche Gremeente even zoo min.
Er zijn nog zoo vele leden onder haar (ik bedoel de levende leden, de godvruchtigen ennbsp;Vromen, van de ligtzinnigen en onverschilligennbsp;spreek ik nu niet) zoo vele leden, die het vergeten zijn, hoe de kennis van den eenigen,nbsp;waarachtigen God, en jezus Christus, dien Hijnbsp;gezonden heeft, eigenlijk tot hen gekomen is;nbsp;die geneigd zijn alle menschelijke, historischenbsp;tusschenkomst weg te denken, en zich voor tenbsp;stellen, dat zij buiten zamenhang met menschennbsp;en kerk, onmiddelbaar van boven, of hoogstensnbsp;door den bijbel, tot Gods wonderbaar licht gekomen zijn. Maar zoo is het toch inderdaadnbsp;niet. Door Zendelingen hebben hunne voorouders, dus ook zij, die zaligmakende kennisnbsp;ontvangen; zendelingen, wier namen, wier werknbsp;en prediking wereldkundig zijn; zendelingen,nbsp;even als wij thans uitzenden, die van Engelandnbsp;gekomen, die aan de Eoomsche kerk gehechtnbsp;en onderworpen waren, zulke zendelingen hebben aan de Friezen en Batavieren de parel vannbsp;het hemelrijk gebragt. Die herinnering leidt mijnbsp;tot cenige ongezochte opmerkingen, die ik hiernbsp;in den schoot dezer Vergadering nederleg.
1. Geen Christenvolk der wereld heeft van
-ocr page 10-10
de vroegste tijden af tot op onze dagen meer Christenzendelingen uitgezonden en meer offersnbsp;tot verbreiding des Christendoms gebragt dannbsp;dezelfde Engelschen. Geen volk op aarde isnbsp;grooter, krachtiger, heeft meer invloed op dennbsp;loop der wereld dan dezelfde Engelschen. Tua-schen het een en ander ligt een diep verband.nbsp;Die mij eeren, zal ik eeren, spreekt God.nbsp;Honderdvoudig zal ik vergelden nog in hetnbsp;tegenwoordige leven, al wat gij om mijns naamsnbsp;wil zult hebben gedaan of geofferd, spreekt denbsp;Heiland der wereld. Dat geldt van ieder individu, van elke gemeente, ook van een geheelnbsp;land en volk. Ja, ja! ik ga er zeker van, denbsp;laatste grond der onloochenbare nationale grootheid des Engelschen volks ligt in de diepte ennbsp;kracht des Christelijken geloofs, dat de edelstennbsp;en besten hunner, dat de toongevende meerderheid bezielt. Erkennen wij het rondborstig, ennbsp;vergeten wij onze verpiigting aan Engeland niet.nbsp;Engeland heeft ons het Christendom gebragt,nbsp;Engeland heeft ons het voorbeeld en de aanleiding tot stichting van dit zendelinggenootschapnbsp;gegeven. Als Christenen en als bevorderaarsnbsp;der Zending zijn wij warmen dank schuldig aannbsp;Engeland. Hun voorbeeld en hunne grootheidnbsp;vure onze gemeente aan. Hoe meer de heilige
-ocr page 11-11
zendinggeest levendig wordt in de vaderlandsche gemeente, hoe beter het der vaderlandsche kei'knbsp;en geheel ons vaderland zal gaan. Wanneernbsp;was ons vaderland het grootst, en kennelijk hetnbsp;meest van God gezegend? Was het niet kortnbsp;nadat onze vaderen het meest voor des Heerennbsp;zaak hadden geleden en gestreden en geofferd?
Wat de Engelschen ons geweest zijn, dat moeten wij worden voor de Javanen en Malei-jers en Alfoeren in Oost-Indi. Ik heb, gelijknbsp;ook onze bezittingen aldaar, zoo ook eenigenbsp;Engelsche kolonin in het verre Oosten bereisd;nbsp;overal waren in laatstgenoemde officieren, kooplieden, met welke ik over de zending sprekennbsp;kon, die ze krachtdadig ondersteunden. Zoonbsp;heb ik het in onze kolonie niet gevonden. Eennbsp;derde deel misschien der 18 mlllioenen guldens,nbsp;die de Engelschen jaarlijks aan de zending offeren, komt van de kolonisten en de onze?nbsp;O! zij bouwen suiker en koffij, leven groot ennbsp;weelderig, vergaderen geld en schatten; maarnbsp;voor de heilige Zending geven zij niets. De Engelschen zijn ons, zoo in Azi als in Eiiropa,'mtnbsp;Christelijk gezigtspunt beschouwd, ver vooruit.
In onze tweede kamer te s Hage wordt thans veel gedaan en gesproken ten beste onzer kolonin het zij Maar deze kamer hier is de
-ocr page 12-eerste en de hoogste, Hier, hier ligt de knoop; van uit deze vergadering, voor zoo ver desnbsp;Heeren Geest in haar leeft, moet het heil voornbsp;Java en Celebes en de Molukken uitgaan.
2. Die herinnering dit is mijne tweede opmerking leere ons billijk oordeelen overnbsp;de Roomsche Kerk. Ik dank mijn God, datnbsp;ik den zegen der Hervorming heb mogen leerennbsp;kennen; ik verfoei de vleeschelijke middelen,nbsp;waardoor Bome op nieuw hare magt uitbreidt innbsp;mijn dierbaar vaderland, dat het bloed van zoonbsp;vele strijders eu martelaren der reformatie heeftnbsp;gedronken. Ik sta daar ginds op mijn postnbsp;midden onder hen; ik waak en ik gord mij aannbsp;zoo veel ik kan. Maar ik wil en mag niet vergeten, dat Roomsche bisschoppen en monnikkennbsp;de leermeesters waren mijner Heidensche voorouders; ik wil en mag niet vergeten (en gijnbsp;moogt het ook niet!) dat het Gode heeftnbsp;behaagd, om de Roomsche Kerk met harennbsp;Oud-Testamentischen vorm te gebruiken als op-voederes der Germaansche volken tot hoogerenbsp;vrijheid. Het beeld, dat Paulus, de apostel,nbsp;ten aanzien van Joden en Heiden - Christenennbsp;gebruikt, van den olijfboom en de ingeentenbsp;takken, datzelfde beeld geldt ook ten aanziennbsp;van Roomschen en Protestanten; wij waren tak-
-ocr page 13-ken van den wilden boom, in hunnen echten olijfboom zij wij ingent. Ook ons zou denbsp;apostel kunnen toeroepen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gij draagt den
wortel niet, maar de wortel draagt u. En moge ook hout, hooi en stoppelen door Rome'snbsp;zendelingen zijn aangebragt, dat reeds door hetnbsp;Vuur voor een goed deel is verteerd en verdernbsp;zeker zal verteerd worden, toch, zij hebben datnbsp;eenige eeuwige fundament, buiten hetwelk niemand een fundament leggen kan, hetwelk isnbsp;JEZUS CHEISTUS, in dezen zelfden onzen geboortegrond gelegd. En in onze Protestansche Kerknbsp;dan, is het daar louter goud en zilver en edelgesteente? Maar hebben wij nog eene Kerk?nbsp;Ik zie wel Christenen, maar geene eenheid; iknbsp;hoor wel de uiterlijkheid der Roomschen berispen, bespotten, beklagen; maar ik zie ooknbsp;duizende Protestanten, die de leer van Godsnbsp;vrije genade schromelijk misbruiken, die alleennbsp;maar Protestanten, geen Evangelieschgezindennbsp;of Hervormden, misschien wel leden van TJnitasnbsp;of Hulpbetoon, maar die geen leden der warenbsp;Kerk van Christus zijn. In Duitschland zie iknbsp;er millioenen, daar in de wieg en bakermat dernbsp;Hervorming zelve, die prat zijn op hunne wetenschap en hunne verlichting, en toch verdernbsp;van CHRISTUS en zijn Evangelie zijn verwijderd,
-ocr page 14-14
dan die eenvoudige Eoomschen, in wier midden ik tegenwoordig woon. O! als ik aan dienbsp;Roomsche zendelingen terugdenk, dan gevoelnbsp;ik een grievend gemis. Zij hadden en hebbennbsp;nog een groot voordeel boven de onzen; achternbsp;zich namelijk eene geslotene eenheid, d. i. denbsp;Kerk.
Een Christen, wat is hij? een krijgsknecht van CHKiSTS. De Christenen te zamen, watnbsp;zijn zij? eene heilige armee des Heeren.nbsp;Een zendeling, wat is hij? een tirailleur, dienbsp;vooruit gaat en het gevecht opent; achter hemnbsp;is de staande linie geposteerd, die hem steuntnbsp;en sterkt. Maar wij, ach! wij hebben geenenbsp;staande linie, geene geregelde legermagt meer;nbsp;wij, wij hebben slechts vrijcorpsen tegenwoordig.nbsp;Dappere strijders zijn er in ja! en helden;nbsp;maar een leger, dat enkel uit vrijcorpsen bestaat, ik weet niet of het groote veroveringennbsp;zal behalen; ik vrees, dat het tegenover eenenbsp;vijandelijke geregelde magt zoo min zal bestandnbsp;zijn als de dappere, verstrooide Arabieren, tegennbsp;de ligtzinnige, maar gedisciplineerde Franschen.
Ik voor mij heb niet genoeg aan eene kerk, die alleen in de wolken zweeft, die alleen bestaat in Gods verborgen eeuwig raadsbesluit;nbsp;ik voor mij, ik smaeht naar eene zigtbare
-ocr page 15-15
Kerk, die n is en heilig, apostolisch en katholiek. De lloomsche Kerk met haar ongeestelijk pausdom, met hare ziellooze uiterlijkheden, met hare valsche werkheiligheid is hetnbsp;niet; zij is niet heilig noch apostolisch: maarnbsp;de Protestantsche Kerk met hare sekten ennbsp;partijen, met hare losbandige vrijheid, met haarnbsp;gebrek aan tucht, met haar lijdelijk stilzittennbsp;en berusten, met hare massa van ongeloovigennbsp;in den eigen boezem, die is het ook niet.nbsp;Natuurlijk en toegefelijk moge zijn ieders voorliefde voor zijn kerkgenootschap, zooals dienbsp;voor zijn geboortegrond, voor vader en moeder;nbsp;ik heb mijne voorliefde voor mijn kerkgenootschap steeds met woord en daad betoond: maarnbsp;ons kerkgenootschap is de Kerk niet, zoo minnbsp;als de Eoomsche en Protestantsche in hetnbsp;algemeen. Die ne, heilige, algemeene Kerknbsp;zal zij ooit worden gezien?. . . Wij steken hetnbsp;hoofd omhoog, wij die gelooven; wij wachtennbsp;op den Heer en zijn heil, op nieuwe apostolischenbsp;kracht, op nieuwe uitstorting van den heiligennbsp;Geest. En dat houden wij voor zeker, datnbsp;de Zending ons, meer dan iets anders, dienbsp;ne, ware, zigtbare Kerk zal nader brengen.
3. Mijne laatste opmerking: Hoe hebben,, H! die Roomsche zendelingen hier te lande-
-ocr page 16-liet Christendom gebragt? Door deftige, sierlijke redenen? Neen, o neen! Door verspreiding van den Bijbel? Neen, o neen! Zij deden wel het een en ander naar hunne mate; maarnbsp;dat was het voornaamste, de groote hoofdzaaknbsp;niet. Hoe dan? door daden, daden van geloofnbsp;en van liefde, van volharding en geduld, vannbsp;moed en kracht en leidzaamheid, door geheelnbsp;hun leven, door hun martelaarsbloed. O gijnbsp;heilige schimmen van kiliaan en severin, vannbsp;kolmbaak en gallus, van winfeied en wille-bkoed! komt, omzweeft en getuigt en leertnbsp;ousl Ziet; daar komen zij over land ennbsp;zee; daar vestigen zij zich in woeste bosschen,nbsp;daar ontginnen en bebouwen zij den grond,nbsp;daar vertoonen zij eene kraeht van zelfbe-heersching en zelfoverwinning, eene hulpvaardigheid en mededeelzaamheid, een moed ennbsp;eene liefde, die de wereld nog nooit had aanschouwd, die de heidenen verbaasde, die hennbsp;deed denken en zeggen en gevoelen: Eennbsp;hooger geest, eene kracht van God leeft in dienbsp;kruisgezanten; die cheists , dien zij predikennbsp;Hij is waarachtig God; want goddelijke gavennbsp;en krachten stort Hij in de zijnen uit. Ennbsp;mogten de Heidenen dan soms ook woeden,nbsp;mogten de eadbouds en witekinds en
-ocr page 17-.17
GORMSEN de pas groenende akkers van deze arbeiders vertreden en hunne slagzwaardennbsp;verwen met het bloed dier vredeboden; geennbsp;nood! die akkers groenden en bloeiden tenbsp;heerlijker weder op, en het daarop geplengdenbsp;martelaarsbloed werd er de vruchtbaarmakendstenbsp;regen. Zoo is hot toen geweest; zoo in verhoogde mate ten dage der Apostelen en kortnbsp;na hen; zoo is het ten allen tijde geweest;nbsp;zoo is het nog; zoo zal het blijven, zoo langnbsp;deze wereld staat.
Toen JOHANKES de Dooper uit de gevangenis aan den Heer zijne discipelen zond met denbsp;vraag; Zijt gij degene die komen zoude, ofnbsp;moeten wij een anderen verwachten? weesnbsp;JEZUS eenvoudig op zijne daden: de doovennbsp;worden hoerende, de blinden ziende, de lammennbsp;gaande, de kranken gezond, den armen wordtnbsp;het Evangelie gepredikt.
Zijne apostelen gaan uit. Hun leven, hun lijden, hunne daden, hun sterven getuigennbsp;diep indringend mede met het Evangelie, datnbsp;zij prediken.
De Hervormers staan op hunne daden spreken. Ziet luxheb, als hij openlijk op denbsp;markt te Wittenberg de pauselijke bul verbrandt.nbsp;Ziet hem als hij gaat naar Worms en daar staat
2
-ocr page 18-18
voor de grooten en magtigen der aarde. Slaat hem gade, hoe hij als een koene held metnbsp;woord en daad en bewonderenswaardige krachtnbsp;de banier van het zuiver Evangelie voor zijnenbsp;verduisterde landgenooten ontrolt en hoog in denbsp;lucht zwaait. Ziet zwiNGLi, als hij met zijnenbsp;geloofsgenooten ten strijde trekt om hen bij tenbsp;staan in allen nood en dood. Ziet calvyn, alsnbsp;hij met vaste hand, sterk in zijnen God, denbsp;losbandige libertijnen in Genve beteugelt. Zietnbsp;HENDRIK VAN ZUTPHEN, als hij daar in Holsteinnbsp;den martelaarsdood sterft met de bede vannbsp;STEPHANS op de lippen.
Zoo, M. H.! heeft God ten allen tijde door daden gesproken tot de menschen en door denbsp;menschen; zendboden van onzen Heer jezusnbsp;CHRISTUS moeten niet anders doen. Het Koningrijk der Hemelen bestaat niet in woorden,nbsp;maar in kracht; kracht van goddelijke liefde ennbsp;geduld, van zelfbeheersching en onverschrokkennbsp;moed. Gelooft mij, dat treft ook den Javaannbsp;en Alfoer en Chinees daar ginds in Oost-Indinbsp;het meest! Dat alleen neigt zijn oor en wektnbsp;zijn gemoed om te hooren naar het woord dernbsp;Evangelie-prediking. Leven wordt alleen doornbsp;leven megedeeld. En wanneer het leven onzernbsp;zendelingen niet veel krachtiger predikt dan hun
-ocr page 19-19
woord, zij zullen met alle geleerdheid en wetenschap, met alle orthodoxie en theologie, met stapels van Bijbels en traktaten rondom zich,nbsp;nog luttel uitrigten.
O gij kweekelingen! die u uitrust en aangordt tot den heiligen strijd; ik wil gelooven, uwenbsp;school is goed, wat gij er te leeren hebt isnbsp;nuttig en noodzakelijk, ja onmisbaar; maar toch,nbsp;ik wenschte wel, dat gij nog eens in de schoolnbsp;kondet komen van kolumbaan, die zijne kweekelingen en medehelpers door zwaren arbeid ennbsp;gebrek vooraf oefende in kracht en geduld, innbsp;zelfbeheersching en onthouding; want voorwaar,nbsp;die in dezen strijd niet geoefend is, die geennbsp;fonds van hooger kracht in zich draagt, meernbsp;dan een gewoon Christen hier, hij is te zwaknbsp;voor de heidenwereld, hij bezwijkt daar ginds,nbsp;hij blijve liever te huis.
Ons geloof, zegt de apostel, overwint de wereld. Overwinning veronderstelt strijd; naarmate de overwinning heerlijker is, naar dienbsp;mate te zwaarder de strijd. En wij, Broedersnbsp;en Zusters in den Heer! wij deelen in diennbsp;strijd, waar wij ons ook bevinden. Ook hier,nbsp;hier in ons binnenste is de wereld nog magtignbsp;en niet geheel ten onder gebragt; magtig isnbsp;de wereld rondom ons, al wonen wij in een
9*
-ocr page 20-Christenland; geheel ongebroken is har magt in Oost-Indi en China en overal, waar cheistsnbsp;niet wordt gekend en geerd. Hoe meer wijnbsp;deel nemen aan den strijd daar ginds, des tenbsp;gelukkiger zullen wij zijn in den strijd hielen rondom ons. O! de Zending is des Heeren,nbsp;de deelneming er aan brengt dadelijk haar loonnbsp;met zich; zij geeft ons heldere en diepe blikkennbsp;in de geschiedenis der wereld, in de gesteldheid onzer eigene vaderlandsche Kerk, van onsnbsp;eigen hart. Meent gij, dat gtzlafp die Kerknbsp;met even dezelfde oogen aanziet als gij. Gereformeerde! of Doopsgezinde! of Lutheraan! dienbsp;immer gebleven zijt binnen uwen eigen kring?nbsp;Het kan niet anders, door dien kleinen kringnbsp;wordt beneveld het oog en bekrompen het hart.nbsp;Zal hij een juist oordeel vellen over Botterdam,nbsp;die nooit eene andere stad dan deze heeftnbsp;gezien?... Welnu, de Zending plaatst u opnbsp;eenen hoogen berg. Van daar overziet gij denbsp;volken in wijden kring; ginds de Indirs ennbsp;Chinezen, elders de Hottentotten en Kaffersnbsp;en Negers, elders de Eskimos en Zuidzee-eilanders. Gij overziet den stroom der wereldgebeurtenissen, gij bespeurt de nadering der nognbsp;onvervulde profetin; en als gij dan den bliknbsp;slaat in de eigene gemeente, in den eigen
-ocr page 21-boezem, meent gij niet, dat die blik veel zal zijn verhelderd?
Het is een tijd, dat veel wordt gesproken en gedaan tot verheffing der staatkundige regtennbsp;der burgers. O! niet waar? duizenden ennbsp;teinduizenden roemen het hoog, dat zij nunbsp;mede mogen stemmen en mederegeren-, de dagen weekbladen zijn er vol van, vol van allerleinbsp;staatkundige droomerijen en luchtkasteelen. Hiernbsp;is de leus vooruitgang, ginds hehoud, eldersnbsp;matiging en orde. Maar ziet! wat zijn toch allenbsp;koningrijken der wereld, wat ons kleine landjenbsp;bij dat koningrijk onzes Heeren, dat hemel ennbsp;aarde omvat? Als alle andere rijken in puin zullen zijn gestort, gelijk Nineve en Babylon, dannbsp;zal dit rijk eerst prijken in zijne volle heerlijkheid, dat rijk, dat paulus en peteus, wille-BEOED en BOEiFACius hier hebben gesticht.nbsp;Heeft het niet reeds zoo vele magten sindsnbsp;1800 jaren overleefd? Nu, ook gij medechristenen, ook gij zijt geroepen in jezus naamnbsp;tot dat rijk geroepen wordt gij allen omnbsp;mede te arbeiden met Hem, stem, te hebbennbsp;met Hem, eens met Hem te regeren.
Laat stemmen dan die stemmen wil, regeren die regeren wil in s Hage of Parijs, in Weenennbsp;of Berlijn', zij, die wat eeuwigs begeeren, zij
-ocr page 22-22
schatten oneindig hooger het burgerschap en het stemregt in jezus koningrijk. Het staatkundig voorwaarts! of behoud! het is niet andersnbsp;dan een ronddraaijen in denzelfden kring vannbsp;stof. Opioaarfs.' is de leus der Christenen, naarnbsp;hoven de harten l hun wachtwoord van ouds.nbsp;Naar boven onze oogen, onze harten! zoo ziennbsp;wij uit naar des Heeren toekomst en bouwennbsp;op Zijne belofte, dat die hier met Hem leven,nbsp;met Hem lijden en arbeiden en strijden, eensnbsp;met Hem zullen worden verheerlijkt! Amen.
-ocr page 23-1. De Ei^elschen. Men heeft mij voorgeworpen menige schreeuwende onregtvaardigheid der Engelsche staatkundenbsp;jegens ons vaderland, Oost^Indie^ China^ enz. Ik hennbsp;niet bevoegd en geroepen om die staatkunde te verdedigen. Ik vrees, dat wij in deze tegenwoordige wereldnbsp;geene staatkunde hebben te wachten, die van zuivernbsp;Christelijke beginselen geheel is doordrongen, zoo min bijnbsp;de Engelschen als bij ons, of bij wat volk ook, Denbsp;Engelsche Christenen zijn de eersten, om het onchristelijke in hunne landspolitiek af te keuren en te betreuren.nbsp;Zij zoeken overal te herstellen en, zoo mogelijk, goednbsp;te maken, wat hunne staatkunde mag hebben verdorven.nbsp;De onchristelijke opium-oorlog bvb. opent hun China;nbsp;zij maken er gebruik van om den Chinezen het Evangelie te brengen. Zoo blijft het waar, wat ik beweer,nbsp;dat geen volk meer voor de verbreiding des Christendoms heeft gedaan en geofferd dan dezelfde Engelschen.nbsp;De vele Christenen onder hen trekken den zegen desnbsp;hemels ook over de onchristenen , over geheel het landnbsp;en volk af. Het christelijk en godsdienstig element is ernbsp;magtiger dan bij ons, dan bij eenig volk van Europa.nbsp;Zoo getuigen onpartijdige bevoegde mannen, als bvb. Professor SACK te Bonn in zijne uitgegevene reis door
-ocr page 24-Engeland. Dat bewijst onder anderen nog de onlangs aangenomene wet des parlemeuts, dat zelfs de brievennbsp;posterij op Zondag moet stilstaan. Daarmede wordt eennbsp;materieel offer gebragt aan hetgeen hun heilig is, zco alsnbsp;geen volk buiten hen het tegenwoordig in massa brengennbsp;zou. Iemand, die lang in Engeland heeft verkeerd , betuigde mij op mijne navraag, dat in Engeland nooit eennbsp;heiligdom, een gewijd kerkgebouw zou worden afgestaannbsp;voor een muzijkfeest, ja dat het geeue corporatie zounbsp;invallen een aanzoek daartoe te doen, gelijk het een ennbsp;ander bij ons onder applaus der meerderheid geschiedt.nbsp;Bij alle voorliefde voor mijn vaderland moet ik, na alnbsp;wat ik in Oost-Indi en hier heb gehoord en gezien, totnbsp;mijn innigen spijt betuigen: in het Engelsche volk globaalnbsp;beschouwd, is meer godsdienst, dieper godsdienstig gevoel,nbsp;meer eerbied voor hetgeen heig en eerwaardig is dan innbsp;het onze. Die mij door daadzaken van het tegendeelnbsp;overtuigde, zou mij eene dienst bewijzen. Ik wenschnbsp;daarom niet dat de Engelschen minder hebben dan werkelijk het geval is, maar wel wij meerder. Mogt iknbsp;onregt hebben, dan zou ik, als solidair n met mijnenbsp;natie, mij nog op het apostolisch voorschrift kunnen beroepen : door ootmoedigheid achte de een den anderennbsp;uitnemender dan zich zelven. Philipp. II: 3b.
2. Hebben wij nog eene Kerk? Deze vraag en hetgeen er op volgt, heeft bevreemding, tegenspraak,nbsp;misschien ook bij enkelen aanstoot verwekt. Mijn doelnbsp;daarmede was en is nog, om de aandacht van kundige ennbsp;bevoegde mannen te vestigen op iets, dat naar mijnnbsp;gevoel , een gebrek is bij de meeste Christenen in onsnbsp;vaderland, het gebrek aan herkelijken zin. Kerkelijkheidnbsp;en Christelijkheid, Christenkerk en Christengeloof staan ,nbsp;naar het mij voorkomt, tot elkander als ligchaam en
-ocr page 25-ziel. Zeker is de laatste de hoofdzaak, de quintessens. Er was een tijd, dat zulks te weinig werd erkend ennbsp;ingezien, gelijk nog door enkelen. Van daar bekrompene,nbsp;uitsluitende kerkelijkheid, dat is: een gewigt leggen op hetnbsp;ligchaam ten koste der ziel. Thans zijn wij, naar iknbsp;vrees, in een tegenovergesteld gebrek gevallen. Er bestaat bij de meesten eene antipathie tegen hetgeen kerkelijknbsp;is, d. i. tegen kerkleer, kerkbelijdenis, kerltfarmulier, eenparigheid in eerdienst enz., die, om in het beeld te blijven,nbsp;gelijkstaat met algeheele verwaarloozing en minachting desnbsp;ligchaams, om de ziel des te hooger te verheffen. Ooknbsp;dat is eenzijdig, ook dat wordt eene gevaarlijke klip.nbsp;Z verliest men allen historischen grond onder zijnennbsp;voeten, en zweeft men weg in nevel en damp. Daarbijnbsp;komt niet alleen het te weinig getelde ligchaam om,nbsp;maar lijdt ook de ziel schade. Het is zeer moeijelijk innbsp;dezen het regte te treffen. Daartoe behoort een vervuldnbsp;zijn van den geest, die den Apostel PAunus bezielde, ennbsp;een juiste en diepe blik in de gesteldheid en behoeftenbsp;onzer dagen. Toch het schijnt mij eene levensvraag voornbsp;de kerk des Heeren in onzen tijd. Ik mag er hier nietnbsp;verder over uitweiden; maar hoop, dat meer begaafdenbsp;mannen dit punt stellen tot onderwerp hunner opzettelijkenbsp;en ernstige overweging, terwijl ik mijne eigene denkbeelden hierover elders ter toetsing wensch voor te stellen.
3. nbsp;nbsp;nbsp; Kiliaaw en severin , kolumbaan en gallus ,
wiNFRiED en wiLLEBBOBD. Ik geef hier geene geschiedenis van hun leven, maar haal daaruit alleen aan, wat ter zake dient, volgens het achtbaar getuigenis van dennbsp;dezer dagen in den Heer ontslapenen Dr. aug. neander.
Severin. Onder de mannen, welke midden in de verwoestingen der volksverhuizingen door den invloed der
-ocr page 26-godsdienst zegen en heil verbreidden, munt bijzonder uit SEVERINUS. Waarschijnlijk uit het Weslen afkomstig, hadnbsp;hij zich in zijn streven naar volmaaktheid des inwendigennbsp;levens, naar eene der woestijnen van het Oosten begeven,nbsp;maar eene herhaaldelijke innerlijke goddelijke roeping dreefnbsp;hem , zijne eenzaamheid en rust te verlaten, om den veelnbsp;geplaagden volkeren van het Westen , die der verwoestingnbsp;waren prijs g^egeven, te hulp te snellen, zoo als ook dikwijls , wanneer de liefde tot het stille beschouwelijke levennbsp;in hem weder boven kwam, die stem, welke hem beval opnbsp;het tooneel der verwoesting te blijven, met des te grooternbsp;magt in zijn binnenste weerklonk. Hij verscheen aan denbsp;oevers van den Donau en liet zich onder de volkeren dernbsp;landstreken, die thans tot OostenrijJe en Beijeren behooren,nbsp;neder. Met name in den omtrek van Passau hield hijnbsp;zich op in een tijd, dat deze streken bij uitnemendheidnbsp;eene schouwplaats der verwoesting waren, in de onrust-volie dagen na den dood van attila ten jare 453, wanneer hier het eene volk het andere verdrong, de eene plaatsnbsp;voor, de andere na te vuur en te zwaard werd vernield,nbsp;en de menschen, nadat zij van al hunne goederen warennbsp;beroofd, als slaven werden voortgesleept. Door een levennbsp;van strenge onthouding, terwijl hij vrijwillig zich zelvennbsp;ontbeeringen van allerlei soort oplag en allerlei ongemaknbsp;blijmoedig verduurde, gaf hij aan de verweekelijkten,nbsp;onder welke hij leefde, het voorbeeld, hoe zij gewillignbsp;moesten dragen, wat de nood hun oplag. Ofschoon aannbsp;zuidelijker hemelstreek gewoon, toog hij midden in dennbsp;ruwen winter, als de Donau was digtgevrozen, barrevoetsnbsp;onder de volkeren rond, om levensmiddelen en kleeding-stukken te brengen aan zulken, die door het oorlogsvuurnbsp;aan honger en naaktheid ten prooi waren, of om aannbsp;scharen van gevangenen, die in slavernij stonden te worden voortgesleept, door te zamen gebragt losgeld of door
-ocr page 27-den magtigen invloed zijner voorspraak de vrijheid te ver-schaifen, of om den volkeren de hen wachtende rampen te verkondigen en hen bij tijds tot bekeering te vermanen,nbsp;hen optewekken tot vertrouwen op God, door zijn gebednbsp;vol toeverzigt des geloofs, den lijdenden in geestelijkennbsp;en ligchamelijken nood te hulp te komen, en door zijnnbsp;woord, dat door de heervoerders der ruwe volkstammennbsp;als eene stem uit hooger wereld werd geerd, dezen tenbsp;bewegen om de overwonnenen te sparen. Zoo zeer hijnbsp;zelf was afgehard, om allen ligchaamsnood ligt te dragen,nbsp;daar hij door de kracht des geestes de uitwendige indrukken beheerschte, zoo week was hij om den nood van anderen mede te gevoelen. Door de magt van zijn voorbeeld,nbsp;van zijne vermaan en strafredenen werden vele harten weeknbsp;gemaakt, zoodat men hem van verscheidene zijden levensmiddelen en kleedingstukken toezond, om ze onder denbsp;armen te verdeelen. Hij verzamelde in zulke gevallen denbsp;vaak zeer groote schare der behoeftigen in eene kerk,nbsp;en bij zelf gaf aan een iegelijk, naar schatting van iedersnbsp;hem bekende behoefte zijn deel. Nadat hij dan eerstnbsp;een gebed had gesproken, begon hij zijne uitdeeling metnbsp;de woorden: geprezen zij de naam des Heeren, ennbsp;voegde er Christelijke vermaningen bij. Vele voorbeeldennbsp;getuigen van de magt, welke het goddelijke, dat in hemnbsp;was, over de gemoederen uitoefende. Eens had een hoopnbsp;barbaren den omtrek der stad, waar hij zich bevond,nbsp;geheel nitgeplunderd, menschen en vee voortgesleept, ennbsp;gelijk in iederen nood, wendden zich de ongelukkigennbsp;klagende en weenende tot severn. Hij vraagde dennbsp;Romeinschen bevelhebber of hij geene gewapende magtnbsp;had, om de roovers te vervolgen en hun den buit tenbsp;ontrukken. Deze antwoordde hem, dat hij met zijne handvol manschappen zich tegen het groot aantal der vijandennbsp;niet opgewassen rekende te zijn, doch als severn het
-ocr page 28-verlangde, wilde hij ten strijde trekken, vertrouwende niet op de magt der wapenen, maar op de hulp van zijnnbsp;gebed. En seterin beval hem in Gods naam snel ennbsp;vol vertrouwen uittetrekken, want waar de Heer barmhartig vooruit toog, daar zou de zwakke de sterkstenbsp;worden, de Heer zou voor hen strijden. Slechts maaktenbsp;hij het hem tot pligt om alle gevangen genomen barbarennbsp;ongedeerd hem toetevoeren. Zijn woord werd vervuld. Nunbsp;liet hij den tot hem gebragten gevangenen de boeijennbsp;aamp;emen, en nadat hij hen met spijs en drank had verkwikt , liet hij hen gaan tot hunne roofgezellen met opdragt,nbsp;om hen te zeggen, dat zij zich voortaan door roofzuchtnbsp;niet zouden laten verleiden, om in deze streken te komen;nbsp;want zij zouden dan Gods strafgerigt niet ontgaan, daarnbsp;gelijk zij zagen, God voor zijne dienaars streed.
Zijne verschijning en zijne woorden werkten met zulk eene magt op het gemoed van een aanvoerder der Ale-mannen, dat deze van eene hevige siddering er dtfor werdnbsp;aangegrepen. Toen alle vestingen in Beijeren aan denbsp;Donau-oevers met de strooptogten der barbaren werdennbsp;bedreigd , riepen de bewoners beiderzijds severin op , omnbsp;zich onder hen te vestigen, daar zij door zijne tegenwoordigheid zich het meest beveiligd achtten. De wijze,nbsp;waarop treffende gevolgen zich als verhooring van zijnnbsp;geloovig gebed daarstelden, zoowel als de indruk, diennbsp;het goddelijke in hem maakte, verwierven hem den naamnbsp;van een wonderdoener. Hij zelf wist zulke gebeurtenissennbsp;in betrekking tot den toenmaligen ontwikkelingsgang vannbsp;het godsrijk onder de hard geplaagde en ruwe volkennbsp;juist te schatten. Zulks geschiedt thans zeide hij nbsp;op vele plaatsen en onder vele volken, opdat wondenbsp;erkend, dat er een God is, die wonderen doet in dennbsp;Hemel en op aarde, en wanneer men door de werkingnbsp;van zijn gebed groote uitkomsten verkrijgen wilde , plagt
-ocr page 29-29
hij te zeggen: wat verlangt gij groote dingen van den kleine, ik ken mij zelven als een volstrekt onwaardige,nbsp;mogt ik vergeving voor mijne zonden ontvangen!nbsp;Somwijlen wees hij ook, als hij om zijne voorbede innbsp;betrekking tot Ugchamelijke dingen werd aangezocht,nbsp;veeleer op de geestelijke behoefte heen, gelijk hij eenanbsp;tot een monnik nit een der ruwe stammen, die de hulpnbsp;zijns gebeds bij zijne oogzwakte inriep, sprak: bid veeleernbsp;daarom, dat uw inwendig oog helderder worde. Toennbsp;hem een Bisdom werd opgedragen, sloeg hij het af,nbsp;zeggende, dat het hem genoeg was, zijne gewenschtenbsp;eenzaamheid te hebben opgegeven en naar goddelijkenbsp;roeping in deze landschappen te zijn gekomen, om denbsp;onrust des geplaagde volkeren te deelen. (Neandersnbsp;Allgem. Gesch. der Christ. Relig, und Kirche. III Bandnbsp;bl. 48-53.)
CoLMBAAN. Hij was afkomstig uit Ierland en had van zijne vroege jeugd af in het beroemde klooster tenbsp;Banl-or zijne opleiding gehad. Toen hij zijn dertigste jaarnbsp;had bereikt, gevoelde hij zich gedrongen tot zelfstandigernbsp;en grooteren arbeid, om namelijk aan de Heidenschenbsp;volkeren, van welke men uit het Frankische rijk kondschap bekomen had, het Evangelie te verkondigen. Hijnbsp;gevoelde, zoo als zijn levensbeschrijver zich uitdrukt, innbsp;zijne borst het vuur, van hetwelk de Heer zegt, datnbsp;Hij gekomen was, het te ontsteken op aarde. Zijn abtnbsp;gaf hem twaalf jonge mannen mede, die hem in zijnenbsp;werkzaamheid ondersteunen en ouder zijne geestelijke leiding zich vormen moesten. Omstreeks het jaar 590 staknbsp;hij met dezen naar het Frankische rijk over, denkelijknbsp;met het voornemen, om den aan .de grenzen van dit rijknbsp;wonende volken het Evangelie te prediken. Maar daarnbsp;hij verzocht werd, om in het rijk zelf zich te vestigen.
-ocr page 30-en er voor de christelijke beschaving der groote ruwe volksmassen hier nog zoo veel te doen was, zoo volgdenbsp;hij deze uitnoodiging. Hij zocht opzettelijk eene wildernisnbsp;voor zich uit, die eerst door den zwaren arbeid zijnernbsp;monnikken moest worden ontgonnen, opdat de monnikkennbsp;door de zwarigheden, die zij moesten te boven komen,nbsp;des te meer voor de zelfverloochening cn beheerschingnbsp;der zinnelijkheid zouden gewinnen, en om aan het ruwenbsp;volk in de bebouwing des lands, de voorwaarde vannbsp;alle maatschappelijke beschaving , een voorbeeld te geven,nbsp;dat tot navolging wekte. De zorg voor hunne nooddruftnbsp;zelve dwong hen tot buitengewone inspanning om dennbsp;grond te ontginnen, van welks voortbrengselen benevensnbsp;de vischvangst, zij hun levensonderhoud moesten verkrij.nbsp;gen; en zonder de geloofskracht des mans, die allesnbsp;leidde en wien allen onvoorwaardelijk gehoorzaamden,nbsp;zouden zij in de worsteling met zulke bezwaren hebbennbsp;moeten bezwijken. Toen columbaan zich voor het eerstnbsp;met de zijnen in eene wildernis der Vogesen op de puin-hoopen van een oud slot, hetwelk Anagrates, Anegregnbsp;heette, vestigde, ontbrak het hun zoo zeer aan levensmiddelen , dat zij vele dagen van boomschors en kruidennbsp;zich moesten voeden. Maar hij vertrouwde, terwijl hijnbsp;zijne monnikken tot ingespannen arbeid aanzette, waarnbsp;menschelijke middelen niet toereikend waren, op de hulpnbsp;van God, dien hij met vast geloof in den gebede aanriep, en de wijze, waarop hij uit den grootsten noodnbsp;door een zamenloop van niet te berekenen omstandighedennbsp;gered werd, versterkte het vertrouwen der zijnen en deednbsp;hem den volke voorkomen als een door God op bijzonderenbsp;wijze begenadigden man.
Columbaans regel was geheel daarop ingerigt, om de monnikken tot zwaren arbeid aan te houden, en hen aannbsp;zulke harding en zelfoverwinning te gewennen, als tot
-ocr page 31-het verduren eener zoodanige worsteling met eene wilde natuur en tot het te bovenkomen van zoo groote hinderpalen gevorderd werd. Hij stelde aan de monnikken dezenbsp;eischen: niet dan vermoeid ga hij ter ruste, hij slapenbsp;onder het gaan. en eer hij nog uitgeslapen hebbe, wordenbsp;hij tot opstaan gedwongen. Ofschoon hij zijnen monnikken strenge onthouding voorschreef, verbood hij echternbsp;eene overdrevene het ligchaam nadeelige gestrengheid,nbsp;waardoor zij voor hunne roeping ongeschikt zouden geworden zijn. Wel eischte hij met groote gestrengheidnbsp;de stipste waarneming aller voorgeschrevene uitwendigenbsp;gebruiken en godsdienstoefeningen, maar hij was er tochnbsp;verre van verwijderd om het wezen der vroomheid innbsp;uiterlijkheden te stellen. Hij beschouwde deze alleen alsnbsp;middel en deed zijne monnikken opmerken, dat alles opnbsp;de gezindheid aankomt. Hoewel zij dagelijks tot dennbsp;zwaarsten ligchaamsarbeid werden aangehouden; zoo moestnbsp;hun geest toch onder den last van hunne moeiteyollenbsp;taak niet bezwijken; maar steeds worden opgewekt totnbsp;overdenking der dingen, die boven zijn, en elke dagnbsp;moest zijn verdeeld tusschen gebed, arbeid en het lezennbsp;van geestelijke schriften. Als het einddoel, waarnaarnbsp;alle kloosterlijke inrigtingen waren gerigt en berekend,nbsp;stelde cotUMBAAN de zelfverloochening, de geheele overgavenbsp;van den wil aan God. In zijne lessen en voorschriftennbsp;zegt hij daarvan veel- voortreffelijks, als: Hij treedt denbsp;wereld met voeten, die zichzelven overwint. Niemand,nbsp;die zichzelven verschoont, kan de wereld haten. In zijnnbsp;eigen binnenste alleen bemint of haat hij de wereld.nbsp;Laat ons onszelven alzoo afsterven, dat wij met paulusnbsp;zeggen kunnen: ik leef, maar niet meer ik, Christusnbsp;leeft in mij, want dat is de stem der uitverkorenen.
Voorts zijne gestrengheid berokkende hem vele moeiten van den kant der wereldschgezinde geestelijken in het
-ocr page 32-Frankische rijk. Hij moest dat in 610 verlaten kwam in de streken van Zrieh moest op nieuw vlugtennbsp;voor de woede der Heidenen, eindelijk kwam hij in Italinbsp;en stichtte ten jare 613 het klooster Bobhio bij Pavia.nbsp;(Neander t. a. pl. Denamp;wrdigkeit aus der Geseh. desnbsp;Christenthums. III Band, bl. 200 u. w.)
Gallus was een leerling en medgezel van columbaan, maar zag zich door ziekte genoodzaakt in Zwitserlandnbsp;achter te blijven. Hier stichtte hij het klooster, vannbsp;hetwelk de nitroeijing der omliggende wouden en de ontginning van den grond uitging en dat naderhand ondernbsp;zijnen naam zoo beroemd werd. Hij verstond het omnbsp;met eenvoud en innigheid den menschen de waarheid Godsnbsp;aan het hart te leggen; maar hij ondersteunde zijne prediking ook krachtig door zijne daden. Dan eens verbrijzeldenbsp;hij moedig voor de oogen der wilde Heidenen hunnenbsp;afgodsbeelden; dan weder deelde hij zijne gevangene vis-schen en andere geschenken aan het volk uit. Eenigenbsp;jaren daarna, in 615, werd aan gallus het bisdom tenbsp;Costnitz opgedragen; maar hij sloeg het af en deed eennbsp;inboorling des lands, die door hem was gevormd, verkiezen. Als de wijding van dezen eene groote menigtenbsp;van aanzienlijken en geringen te zamen bragt, zoo namnbsp;GALLUS deze gelegenheid waar, om het ruwe, eerst sindsnbsp;korten tijd van het Heidendom bekeerde volk passendenbsp;woorden van vermaning aan het hart te leggen. Nadatnbsp;hij in zijne rede Gods wegen tot heil der menschen vannbsp;den zondenval af geschilderd had, sloot hij met de woorden : wij, die onwaardige dienaars van deze boodschapnbsp;zijn, wij bezweeren u in den naam van Christus, datnbsp;gelijk gij eenmaal bij den doop u van den duivel en alnbsp;zijn werk en wezen hebt losgezegd, gij zoo door geheelnbsp;uW leven dezen verzaken moogt, levende als kinderen
-ocr page 33-Gods. Nu noemde hij met name de zouden, tegen welke zij bijzonder hadden te waken en te strijden. Hij weesnbsp;voorts op Gods oordeelen in tijd en eeuwigheid en slootnbsp;met dezen zegeuwensch:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de almagtige God, die wil,
dat alle menschen behouden worden en tot kennisse der waarheid komen, die dit door de dienst mijner tong aannbsp;uwe noren heeft verkondigd, Hij zelf moge door Zijnenbsp;genade deze woorden vrucht doen dragen in uwe harten!nbsp;Zoo werkte gallus tot heil der omwonende Zwitserschenbsp;en Zwahische volkstammen tot 640. Kort voor zijnnbsp;dood had ziju oude vriend, de priester willimau , dienbsp;hem vroeger schuilplaats en gastvrijheid had geschonken,nbsp;hem genoodigd om tot hem naar het slot Arbon te komen.nbsp;Zoo zwak hij was, verzamelde hij zijne krachten en predikte alhier voor de verzamelde schare. Krankheid belettenbsp;hem naar zijn klooster terug te keeren en hij stierf alhier.nbsp;(Zie NB ANDER t. a. pl. hl. 66-71, en zijne Denlcwrdig-heiten III Band bl. 231.)
Kiliaan. Een ander lersche monnik, met name KYLLENA (kiliaan) trad in de laatste helft der zevendenbsp;eeuw als Evangeliebede in Frankenland op, werwaartsnbsp;denkelijk reeds vroeger, toen bet tot het Tburingsche rijknbsp;behoorde, het zaad des Evangeliums gekomen was. Hetnbsp;heet, dat hij in de vermaning van Christus, om alles tenbsp;verlaten en Hem na te volgen, eene roepstem aan hemnbsp;zelven tot Zendeling zou hebben gevonden. Met verscheidene gezellen ondernam hij de reis; hij kwam naar Wurzburg, waar hij zekeren hertog gozbert vond, die doornbsp;hem gedoopt werd en wien velen zijns volks navolgden.nbsp;Maar als deze met de weduwe zijns broeders, geilane ,nbsp;in strijd met het kerkelijk regt, was gehuwd, zoo moetnbsp;KILIAAN hem, toen hij hem rijp genoeg keurde, deswegennbsp;verwijtingen hebben gedaan. De hertog besloot van haar te
-ocr page 34-scheiden, maar geilane , die zulks ervoer, nam de af-wezigheid van haren ten oorlog getogenen man waar, om KiLiAAN te laten dooden. Als dit zoo is, vertoont zichnbsp;hier een voorbeeld, hoe de Zendelingen in hunnenbsp;werkzaamheid daardoor werden belemmerd, dat zij hetnbsp;goddelijke en menschelijke niet meer konden onderscheiden.nbsp;(Neandbb , t. a. pl., bl, 72 en verv.)
WiELEBRoRD. Vroeg zeer vroom van aard. 32 jaren oud gaat hij als Zendeling uit Engeland naar de Hei-densche Friezen, door 12 gezellen begeleid. Pepin beschermt hem. In 692 gaat hij naar Rome. Pepiis vestigtnbsp;met zijne hulp een bisdom in de oude burg der Wilten.nbsp;Utrecht wordt een aartsbisdom. Willebrords werkzaamheid trekt velen daarheen. Hij gaat noordwaarts tot denbsp;onafhankelijke Friezen, heeft met vele moeite en bezwaren te worstelen, komt te Helgoland bijna door denbsp;woede der Heidenen om. Wrsing ado , die zich medenbsp;omstreeks Utrecht vestigt, wordt hem een gezegendenbsp;medehelper. Willebrord ijvert en werkt als Bisschopnbsp;der nieuwe kerk meer dan 40 jaren, en sterft in 739,nbsp;een en tachtig jaren oud. (Neander, t. a. p. bl. 85 enz.)
WiNFRiED meer bekend als bonifacius , de Apostel der Duitschers bijgenaamd. Uit aanzienlijke familie geboren in Devonshire in Engeland, ten jare 680. Gaat innbsp;715 als Zendeling naar Friesland, komt in 718 te Rome,nbsp;wordt willebrorbs medehelper Weigert diens opvolgernbsp;te worden om aan de Duitschers het Evangelie te prediken. Wat, roept de nu zalige neander uit, nbsp;wat ware er van ons vaderland geworden, wanneer Godnbsp;'toen niet dien zendingsijver door Zijnen Geest, inzonderheid in Engeland en Ierland hadde gewekt! Misschiennbsp;.zullen eens de uit de Heidenen verzamelde gemeenten in
-ocr page 35-Zuid-Indie, Azi en Afrika, als zij in een land, als het onze, dat door het Christendom der harhaarschheidnbsp;is ontrukt, hemelsche goederen genieten , hetzelfde zeggennbsp;van den ontwakenden zendingsijver in deze onze dagen!nbsp;Voorts enkele trekken slechts uit het lange, rijke, werkzame leven van dezen apostolisehen man, volgens neanoebsnbsp;verhaal. Bonifacius gebruikte de hulp der wereldlijkenbsp;magt, om zijne kerken en kloosters tegen verwoestingnbsp;door de wilde Heidenen te beschermen, om het levennbsp;der monnikken en nonnen, die hij uit zijn vaderland totnbsp;onderrigt der Heidenen en tot opleiding der bekeerdennbsp;had tot zich geroepen, te beveiligen, hun het noodzakelijk levensonderhoud te verschaffen, en om, waar hetnbsp;Christendom ingang had gevonden, de aloude overgeblevennbsp;voorwerpen der Heidensche Godsvereering uit den weg tenbsp;ruimen, die de ruwe menigte altijd tot deze terugbragten.nbsp;Hoe BONIFACIUS door uiterlijke indrukken op ruwe men-schen werken kon, toont een bijzonder voorval. Toennbsp;hij in Hessen het Evangelie verkondigde, stond daar bijnbsp;Geismar een overoude eik van ontzaggelijke grootte, dienbsp;den indruk zijner prediking in den weg stond; want dezenbsp;eik was aan den Dondergod (Thor) gewijd, en het volknbsp;kon hem niet dan met diepen eerbied aanschouwen. Vannbsp;het geloof aan de goddelijke kracht van dezen eik kondennbsp;ij zich niet losmaken, en hadde ook al bonifaciusnbsp;prediking eenen oogenblikkelijken indruk verwekt, zij waren altijd in gevaar weder in het Heidendom terug tenbsp;zinken. Daar gaat bonifacius met weinige gezellen opnbsp;den eik aan. Zelf houwt hij met een bijl den boom om,nbsp;terwijl de schare der Heidenen hem woedend omringde.nbsp;Maar daar zij den eik in vier stukken zien uit elkandernbsp;vallen, zonder dat hun God op bonifacius zich vermogtnbsp;te wreken, zoo was op eenmaal hun waan verstoord,nbsp;en om den indruk dezer gebeurtenis verder voort te-
-ocr page 36-planten, liet bonifacius uit liet hout van den eik terstond eene kapel bouwen. (Nbanders Denkwurdig-keiten, III B., bl. 245.)
Vernemen wij voorts het oordeel van denzelfden bevoegden Christenwijze over de werkzaamheid van bonifacius. t. a. pl. bl. 259. nbsp;nbsp;nbsp;1) Wanneer wij in een man, dien
God als werktuig gebruikte, om Zijn rijk in een gewig-tig deel der menschheid te grondvesten, het werk moeten erkennen van Gods geest, en behooreu toe te zien, omnbsp;dit werk des Geestes, dat zich als zoodanig in zijnenbsp;vruchten openbaart, te miskennen, van wege hetgeen ernbsp;zich van het vleesch heeft bijgemengd; zoo mogen wijnbsp;toch ook dit verontreinigend toevoegsel des vleesches nietnbsp;voorbijzien , en wij moeten, gelijk ten eerste bij de beproeving van ons zelven, zoo ook bij de beoordeelingnbsp;van anderen, ons wel in acht nemen om te verwisselen,nbsp;wat van den Geest en wat van het vleesch afkomstig is.
Wat de werkzaamheid van bonifacius schaadde, was dit, dat hem niet in haren geheelen omvang bekend wasnbsp;de vrijheid der kinderen Gods, welke met Christus denbsp;inzettingen der wereld zijn afgestorven, wier leven dernbsp;wereld niet meer, maar den hemel toebehoort, verborgennbsp;is mot Christus in God, en daarom ook niet door instellingen der wereld mag worden gevangen gehouden. Hijnbsp;kende wel is waar den grond van het inwendig Christen-tendom en had dien in zijn eigen inwendig leven, maarnbsp;tocli zijn begripsvermogen was met het hem bezielendnbsp;Christendom niet in gelijke mate ontwikkeld. Zoo verbond hij met dit inwendig Christendom nog een zekernbsp;vasthouden aan uitwendige dingen, hetwelk daaraan vreemdnbsp;is. Hij bouwde wel op den eenigen grond , Christus, ennbsp;daarom moi-st zijn werk als goddelijk standhouden en doornbsp;goddelijke kracht in de volgende eeuwen zich ontwikkelen;nbsp;doch hij had op dezen grond geen zuiver gond gebouwd,
-ocr page 37-maar ook hout, hooi en stoppelen. En hier moet tot zijne verontschuldiging gezegd worden, dat hij niet denbsp;eerste eianlegger van deze bijvoeging was, maar ze innbsp;zijnen tijd reeds aanwezig vond. Eerst door het van dennbsp;Heer in de Hervorming aangestoken vuur zouden dit hout,nbsp;hooi en stoppelen worden verteerd, opdat de grond innbsp;zijne regte heerlijkheid openhaar worden kon.
Men zou op zekere wijze der geheele kerk kunnen toeroepen, wat de Apostel pauls tot de Galaten zegt:nbsp;Tgt; Daar gij met den Geest begonnen zijt, voleindigt gijnbsp;nu met het vleesch ? Hoe keert gij u wederom tot denbsp;zwakke en arme eerste beginselen, welke gij wederomnbsp;van voren aan wilt dienen ? Maar wij erkennen bij dezenbsp;ontwikkeling der kerk ook de leidende wijsheid van harennbsp;onzigtbaren Bestuurder, die het liet gebeuren, dat dernbsp;ruwe menschheid de Wet weder tot tuchtmeester werd,nbsp;om haar op te leiden tot de geregtigbeid des geloofs,nbsp;tot het Evangelie des Geestes, zoo als dit bij de Reformatie in zijne volle heerlijkheid in tegenstelling met denbsp;benevelende vermenging van Wet en Evangelie zich wedernbsp;zou openbaren. Ook onder den bolster van die op hetnbsp;uitwendige gerigte inzettingen bleef toch de kem desnbsp;Evangelies nog altijd bewaard, welke bolster zij 'dannbsp;slechts behoefde te splijten, om zich in hare zuivere gedaante te vertonnen. En sedert die vermenging van Wetnbsp;en Evangelie in de kerk voortwoekerde , sedert de dingennbsp;des Geestes onder uiterlijke inzettingen gevangen genomennbsp;werden, wekte de geest des Evangelies altijd enkele getuigen , aan welke de dingen des Geestes zich zuiverdernbsp;openbaarden, en die zich gedrongen gevoelden om dienbsp;dienstbaarheid onder de instellingen der wereld te bestrij.nbsp;den. Zij waren de lichten, die schenen p de donkerenbsp;plaats, tot dat de dag aanbreken en de morgenster opgaan zou in de kerk Gods.
-ocr page 38-Ten slotte het verhaal van zijn einde.
Ook de laatste dagen van zijnen hoogen zeventigjarigen ouderdom wilde bonifacius niet in gemakkelijke rustnbsp;doorbrengen. De drang der liefde dreef hem, daar hij denbsp;voortzetting van het werk in Duitschland nu zijnen opvolger LOELL gerust kon overlaten, daarheen te gaan, waarnbsp;het aan arbeiders haperde, waar nog menige groote strijdnbsp;voor het Evangelie was te doorworstelen. Het denkbeeld,nbsp;om voor de bekeering der Friezen te werken, voor welkenbsp;na de vijftigjarige werkzaamheid van den ijverigen wille-BBOBD niets was geschied, en van welke nog een grootnbsp;deel Heidenen waren; dit denkbeeld had hem nooit ver-laten, en greep nu, daar in Duitschland voor hem nietsnbsp;meer was te doen, met nieuwe magt zijne ziele aan.
Hij nam afscheid van zijn opvolger loell , zeggende; o ik kan niet i nders, ik moet reizen, zoo als mij denbsp;drang mijns harten er toe drijft, want reeds naakt denbsp;tijd mijner ontbinding. Dra zal ik van dit ligchaamnbsp;bevrijdt, verheven worden tot de kroon der eeuwige heerlijkheid. Gij nu, mijn dierbaarste zoon, volvoer den doornbsp;mij aangevangen bouw der gemeenten in Thrinycn,nbsp;roep met nadruk het volk van dwaalleeringen terug, voltooi den ondernomen bouw der kerk in Fulda (de lieve-lingsstichting van bonifacius) en daar zij de rustplaatsnbsp;mijns door der jaren last gekromden ligchaams. Hij droegnbsp;aan loell op, al het noodige voor zijne reis te bezorgen,nbsp;inzonderheid om in zijne boekenkist, (geestelijke boeken,nbsp;waaruit hij onderweg altijd las of zong, voerde hij steedsnbsp;met zich) een doek te leggen, in welke zijn naar Fuldanbsp;te brengen ligchaam moest worden ingewikkeld.
Hij verzamelde de laatste krachten zijns ouderdoms, die door de geestdrift des geloofs werden verhoogd,nbsp;doorwandelde Friesland in zeventigjarigen leeftijd met jeugdige kracht, predikte, bekeerde en doopte duizenden,
-ocr page 39-verstoorde heidensche afgodstempels, en stichte kerken; De gedoopten hadden zich verstrooid; op eenen bepaaldennbsp;dag zouden zij allen weder bij hem te zameu komen omnbsp;door hem te worden gevormd, (de bekende Ceremonie dernbsp;Roomsohe Kerk.) Bonifacius en zijne gezellen haddennbsp;intusschen aan de rivier Burde, omstreeks DoJckum , toennbsp;de grens tusschen Oost- en West-Friesland, hunne tentennbsp;opgeslagen. Toen de morgen van den bepaalden dagnbsp;aanbrak, zag bonifacius vol verlangen uit naar denbsp;aankomst zijner nieuwe Christenen. Hij hoorde het ge-druisch eener naderende menigte; maar het was eenenbsp;groote schaar van gewapende woedende Heidenen, dienbsp;hadden zaamgezworen, om op dezen dag den vijandnbsp;hunner gden te vermoorden. De Christelijke jongelingennbsp;in het gevolg van bonifacius wilden hem verdedigen,nbsp;en een kampstrijd stond te beginnen; maar zoodranbsp;bonifacius het gedruisch hoorde, trad hij verzeld vannbsp;zijne geestelijken met de reliquien, die zij bij zich hadden , naar voren, en zeide tot de jongelingen; ,, Houdtnbsp;op te strijden, want de Heilige Schrift leert ons gewisnbsp;geen kwaad met kwaad, maar met goed te vergelden.nbsp;Reeds lang heb ik naar dezen tijd verlangd, en zietnbsp;nu is ongezocht de tijd mijner ontbinding daar. Zijtnbsp;sterk in den Heer, en draagt met dankbare onderwerping,nbsp;wat Zijne genade beschikt. Hoopt op Hem en Hij zalnbsp;uwe zielen redden. En tot de geestelijken sprak hij:nbsp; Mijne broeders, hebt goeden moed nu, laat u nietnbsp;verschrikken door hen, die wel het ligchaam, maar nietnbsp;de voor een eeuwig leven bestemde ziel kunnen dooden.nbsp;Verheugt u in den Heer, en werpt het anker uwer hopenbsp;cp Hem, die u zoo aanstonds het loon der eeuwige zaligheid schenken zal. Verdraagt standvastig het korte oogen-blik des doods om met Christus eeuwig te regeren. Zoonbsp;stierf hij den martelaarsdood den 5 Junij 755. (Neandkrsnbsp;Denkuiurdigkeiten des Christenthums, III B. bl. 239-272.)
-ocr page 40-Ten slotte nog een paar aanhalingen uit mijne jongste lectuur.
,, Hoe ligt ongeroepene menschen tot het Zendingswerk kwamen, blijkt uit het verhaal van den Abt eustasiusnbsp;van iio'eM uit de 7*1 eeuw. Een zeker notaris, agrestius,nbsp;werd uit plotselinge inwendige opwekking monnik. Daarnanbsp;wilde hij terstond Zendeling worden. De Abt stelde hemnbsp;voor, dat hem de behoorlijke godsdienstkennis en ver-eischte geschiktheid daartoe nog ontbraken. Maar hijnbsp;liet zich niet terughouden, begaf zich naar Beijeren ennbsp;bleef aldaar slechts korten tijd, daar hij niets kon uit-rigten.^' Neander t. a. p. in eene noot bl. 262.
Een woord van h. w. j. thiersch uit zijne voorlezingen over het Katholicisme en Protestantisme. 1 D. bl. 75.
Slechts weinige buitengewone menschen waren het, die in de eeuw der Hervorming dat alles hebben verrigt, vannbsp;welks vruchten wij nu nog, na drie eeuwen, alle krachtnbsp;ondervinden, wier invloed ons nog bezielt. Wantinnbsp;de geheele wereldgeschiedenis vinden wij overal bewijzen,nbsp;dat de meest innerlijke krachten des geestes nooit zijnnbsp;uitgegaan van eene menigte menschen, welke, allen innbsp;gelijke mate uitblonken, onder welke de kracht verdeeldnbsp;was; maar altijd van eenige weinigen, in wien de geestkracht als in een brandpunt vereenigd was.