Alle einden der aarde zullen ’t gedenken, en zich tot den Heere bekeeren, en alle geslachten der heidenen zullennbsp;Toor uw aangezigt aanbidden.
Psalm XXII: 28.
-ocr page 3-Gedurende een verblijf van eenige jaren, die ik in de nabijheid der zee heb doorgebragt, (zoo verhaaltnbsp;een getrouwe Evangeliebode) kwam een zeeofficiernbsp;mij bezoeken, en verhaalde mij dat hij een huis hadnbsp;gehuurd, voor zijne vrouw en kinderen, en voornbsp;een’ neger dien hij reeds drie jaren in zijne dienstnbsp;had gehad.
» Deze laatstezeide hij, n is een knap jong mensch en een goede knecht j hij heeft groote begeerte omnbsp;gedoopt te worden, en ik heb hem beloofd om u eensnbsp;te vragen, of gij geene zwarigheid zoudt maken omnbsp;deze plegtigheid aan hem toe te dienen ?”
)) Is hij reeds met eenige der voornaamste Christelijke waarheden hekend?” vroeg ik hem.
» Wel zeker, mijnheer!” antwoordde de kapitein; »hij onderhoudt zich dikwijls hierover met zijnenbsp;makkers, en verdraagt met veel geduld de spotternijen , die hij zich door zijne gesprekken op deanbsp;hals haalt.”
» Zijt gij voldaan over zijne dienst?”
-ocr page 4-» Ja Mijnheer, ik heb nimmer zulk een’ ordelijken en onderdanigen kneeht gehad, noch aan boord,nbsp;noch in huis.”
» Is hij altijd zóó geweest als gij hem beschrijft ?”
» Neen,” antvvoorde de Officier, «in den eersten tijd heb ik hem dikwijls listig en wederspannig gevonden; maar sedert twee jaren is hij geheel veranderd.”
)) Welnu, Mijnheer, ik wil hem gaarne eens spreken. Ik geloof dat het niet kwaad zal zijn om de verschillende waarheden des Christelijken geloofs eensnbsp;met hem te doorloopen; zoo doende zal ik kunnennbsp;hooren, wat hij er van weet, en of het raadzaam is,nbsp;om hem te doopen. Maar, kan hij lezen?”
» Ja! hij heeft zich veel moeite gegeven om het te leeren, en nu kan hij tamelijk vlot een kapittel uitnbsp;den Bijbel lezen, zoo als mijne dienstmaagd mij heeftnbsp;verzekerd. Hoew'el hij onze taal beter spreekt dan denbsp;meeste zijner landgenooten, zult gij echter bemerkennbsp;dat hij nog vele fouten maakt. Wanneer zal iknbsp;hem eens bij u zenden?”
)) Morgen namiddag, als het u gelieft.”
1) Hij zal tegen vier ure bij u zijn; dan kunt gij zien wat met hem aan te vangen.”
De Officier nam afscheid; ik was zeer verheugd dat zich eene gelegenheid opdeed om iemand te onderwijzen, geboren in die streken, wier ellende mij reedsnbsp;zoo menige zucht had doen slaken, en zoo vele tranennbsp;had afgeperst.
-ocr page 5-Op het bepaalde uur stond de neger voor mij ; een jongeling met fiere houding, levendig gelaat en aangenaam voorkomen; ik ving het gesprek aldus aan:
»Uw meester deelde mij mede dat gij eens met mij over den doop wenscht te spreken ?”
)gt; Ja Mijnheer! ik heb groote begeerte om Christen te worden,,’ antwoorde hij.
» En waarom begeert gij dat ?”
» Omdat ik weet dat de Christenen naar den hemel gaan als zij sterven.”
)) Hebt gij deze begeerte reeds lang ?”
» Sedert ik,” zeide hij, » eeneu goeden leeraar heb hooren prediken in Amerika, tweejaren geleden.”
» Waar zijt gij geboren?”
» In Afrika: ik was een kleine jongen toen de blanken mij tot slaaf maakten.”
» Hoe is dat vvel toegegaan ?”
» Op zekeren tijd had ik mijne ouders verlaten, om schelpen te zoeken aan het strand; en toen iknbsp;bezig was die op te rapen, kwamen cenige blankenbsp;matrozen uit hun schip en namen mij mede. Ik zagnbsp;mijn vader en mijne moeder nimmer weder.”
)) Wat is er toen verder met u gebeurd ?”
» Ik werd op een schip gebragt en naar Jamaica gevoerd, vervolgens aan een’ meester verkocht, diennbsp;ik gedurende eenige jaren gediend heb: sints drienbsp;jaren heeft de kapitein, dien gij gisteren gesprokennbsp;hebt, mij gekocht om hem op zijn schip te dienen,nbsp;hij is een’ goeden meester, hij schonk mij de vrij-
-ocr page 6-heid terug, hij maakte mij vrij man, maar ik bleef altijd bij hem.”
)) En wat dacht gij wel van uwe ziel vóór dat gij in Amerika kwaamt?” vroeg ik hem.
»Ik had mij vroeger nimmer over mijne ziel bekommerd j niemand had daarover ooit een enkel woord met mij gesproken.”
» Hoe zijt gij in Amerika gekomen? en wat is u daar gebeurd?”
» Mijn meester heeft mij daar met zijn schip ge-bragt, en vertoefde er eene maand; toen was het dat ik daar dien goeden leeraar hoorde.”
» En wat zeide hij dan ?”
«Hij zeide dat ik een groot zondaar was.”
» Hoe! heeft hij tot u in het bijzonder gesproken?”
» Ja, ik dacht het; er waren wel vele menschen bijeen, maar hij sprak tot hen slechts van mij.”
»Wat zeide hij dan?”
»Hij sprak van al de dingen die in mijn hart waren.”
» Welke dingen ?”
)) Dat ik een zondaar ben, dat ik onwetend ben, dat ik niets geloof. De goede leeraar deed mij ziennbsp;dat ik niets goeds dacht en niets goeds deed.”
)gt; En wat zeide hij u nog meer ?”
» Hij zag mij tusschenbeide vlak in het aangezigt, zeggende dat Jezus Christus op deze aarde gekomennbsp;was om te sterven voor de zondaars, voor de armenbsp;xwarte zondaars zoo wel als voor de blanke. Ik
-ocr page 7-dacht: Jezus Christus is wel goed, dat Hij dit voor de ellendige zondaars gedaan heeft.”
» Maar wat deed u gelooven dat hij tot u in het bijzonder sprak?”
)) Omdat ik zeker was dat er niet e'e'n zulk een ellendige zondaar in de vergadering was als ik ben.nbsp;De goede leeraar moest wel weten dat ik daar was.”
» En wat dacht gij van u zelven, toen hij tot u van Jezus Christus sprak ?”
» Mijnheer, ik was zeer verschrikt te hooren dat de goddeloozen in het helsche vuur geworpen worden,nbsp;en daar ik mij zelven zulk een groot zondaar gevoelde, weende ik. Daarna sprak hij veel van denbsp;liefde van Christus voor de zondaars en dit deed mjjnbsp;nog meer weeneu. Ik gevoelde dat ik dien Jezusnbsp;hartelijk moest liefhebben, maar niet wetende hoenbsp;daartoe te komen, deed dit mij nog meer weenen.”
» Hoordet gij meer dan e'éne leerrede gedurende uw verblijf in Amerika?”
» Ja, Mijnheer, driemalen verkreeg ik van mijn» meester daartoe de vrijheid, en gedurig gevoelde iknbsp;meer behoefte om den Heer lief te hebben, en zijnenbsp;bevelen te gehoorzamen; maar mijn hart scheen mijnbsp;toe zoo hard te zijn als steen.”
)) Zijt gij na dien tijd niet meer ter kerk geweest?”
» Niet dan voorleden Zondag, en die leerrede wekte de begeerte om gedoopt te worden zeer bij mij op.”
» Wat dacht gij al zoo sedert gij die leerredenen in
-ocr page 8-Amerika gehoord hebt? En deeldet gij aan iemand iets mede van hetgeen in uw hart omging?”
» Alleen aan God. De goede leeraar zcide dat God het geroep der armen hoort; daarom riep ik tot Hemnbsp;en Hij hoorde mij. Ik dacht ook dikwijls aan Jezusnbsp;Christus, en wenschte Hem gelijk te worden.”
» Kunt gij lezen ?”
» Een weinig.”
» Wie leerde het u ?”
» Door Gods zorg heb ik lezen geleerd.”
» Wat wilt gij daarmede zeggen ?”
» God gaf mij er de lust toe, en deed het mij gemakkelijk leeren. Mijn meester schonk mij een bijbel, een matroos leerde mij de letters, en zoo leerde iknbsp;mijzelven lezen, maar met Gods hulp.”
» En wat laast gij in den bijbel ?”
» O! alles wat er van Jezus Christus gesehreven staat; hoe lief Hij de zondaars had; hoe de ondeugende menschen Hem gedood hebben; hoe Hij gestorven is, en hoe Hij eindelijk weder uit het graf isnbsp;opgestaan, en dat alles ook voor den armen neger.nbsp;Ik weende toen ik bedacht dat Jezus den armen negernbsp;zoo lief heeft gehad.”
» En wat zeiden uwe makkers wel, als zij u zoo met lezen en bidden bezig zagen ?”
» Eenige ondeugende menschen die den Heer Jezus niet liefhebben, noemden mij een groote dwaas, eennbsp;hond van een neger, een zwarte huichelaar, en zoonbsp;meer; eerst viel het mij hard, maar ik bedacht dat
-ocr page 9-een Christen daar niet bedroefd over zijn moet. Ik kreeg allerlei schimpnamen, maar denkende aannbsp;den Heer Jezus, die zoo zachtmoedig was als eennbsp;lam, antwoorde ik hun niets.”
Ik was geheel opgetogen over de eenvoudigheid en opregtheid van dezen armen neger, en verlangde nunbsp;ook eens te weten hoe het met zijne kennis van denbsp;waarheid stond. Mij de korte zamentrekking vannbsp;Paulus voorstellende: En nu blijft, geloof, hoop ennbsp;liefde, deze drie, doch de meeste van deze is denbsp;liefde. 1 Cor. XIII: 13, vroeg ik hem: » Zeg mijnbsp;eens, wat gelooft gij van Jezus Christus en van uwenbsp;behoudenis door Hem?”
» Ik geloof, dat Jezus Christus gekomen is om de zondaren te verlossen, en schoon ik slechts een armenbsp;neger en de grootste der zondaren ben, geloof ik tochnbsp;dat Hij ook mij verlossen wil.”
)) En uwe hoop? wat hoopt gij voor dit en het volgende leven?”
nik hoop dat Jezus voor mij zorgen zal, en in dit leven mij voor de zonde en alle kwaad zal bewaren, en na mijnen dood hoop ik tot Hem tenbsp;gaan om altijd met Hem te leven en nooit weder tenbsp;sterven.”
n En wat denkt gij van de Christelijke liefde ? Ik bedoel welke zijn de voorwerpen uwer grootste genegenheid ?”
))God, omdat Hij zoo goed geweest is zijnen Zoon voor ons op deze aarde te zenden. Jezus
-ocr page 10-Christus, omdat Hij mij lief heeft. En alle menschen zwarte en hlanke, omdat God ze geschapen heeft.nbsp;En ook de goede Christenen, omdat Jezus Christusnbsp;ze lief heeft, en zij Hem liefhebben.”
Dit was het eerste onderhond met dezen jongeling. Ik Yerheugde mij in het vooruitzigt om hem naarnbsp;den tven.sch zijns harten in de gemeente op te nemen;nbsp;doch ik wilde eerst nog eens nader met hem spreken,nbsp;en zorgvuldig naar zijn gedrag onderzoeken. Ik beloofde hem dat ik hem spoedig bij zijn meester zounbsp;komen bezoeken.
Na zijn vertrek dacht ik: Ja waarlijk, door het bloed van zijnen Zoon, kocht God zich zielen uitnbsp;alle geslachten, talen, volken en natiën; zijn er doornbsp;de gierigheid en wreedheid der menschen, dan ook alnbsp;velen in slavernij hier op aarde, velen echter, Godnbsp;zij er voor gedankt! zijn geroepen tot de heerlijkenbsp;vrijheid der kinderen Gods, en zullen verlost wordennbsp;van de heerschappij desgenen die zoo velen ondernbsp;zijne magt houdt. Hoe verheugt mij dan de gedachtenbsp;dat weldra » Moorenland zich zal haasten zijne handennbsp;tot God uit te strekken. Gij koningrijken der aarde,nbsp;zingt Gode, psalmzingt den Heere! Ps. LXVIII; 32,33.
Na eenige dagen besteeg ik mijn paard, om mijn’ jongen vriend in zijns meesters huis te bezoeken, ennbsp;mijn onderhoud met hem voort te zetten. Dat huis
-ocr page 11-11
was gelegen in mijn kerspel en een uur van mijne woning verwijderd. De weg liep over een’ heuvel,nbsp;van welks top men een bekoorlijk en verrassend uit-zigt had, hetgeen mij tot ernstige en aangenamenbsp;gedachten stemde. Vele kudden vreidden op denzel-ven en vonden er gezond en overvloedig voedsel,nbsp;terwijl men hier en ginds een jonge herder bespeurde, wacht houdende over de schapen die aan zijnenbsp;zorg waren toevertrouwd. Rondom dezen heuvelnbsp;strekte zich mijne talrijke gemeente uit; welker zielentnbsp;zorg mij was opgedragen, en van welke ik ée'nmaalnbsp;aan den grooten Herder der schapen rekenschap zounbsp;moeten geven. Ik bad vuriglijk en uit de dieptenbsp;mijns harten, dat de goede Herder, die zijn levennbsp;voor zijne schapen gesteld heeft, mij toch getrouwnbsp;mogt maken in het werk dat Hij mij had te doennbsp;gegeven. Het vervulde mij met vreugde als ik dachtnbsp;dat mijn jonge vriend, de Afrikaan, hoewel eennbsp;schaap van eenen anderen stal zijnde, toch ook denbsp;stem van Jezus zou hooren en kennen; want hetnbsp;moet slechts ééne kudde en ée'n herder zijn, en alnbsp;de volken zullen belijden dat Zijn juk zacht en Zijnnbsp;last ligt is.
Aan den zuid westelijken gezigteinder strekte zich eene zeeboezem uit, omzoomd door hooge en donkerkleurige rotsen, aan welke zich een bergketennbsp;vastmaakte, wiens toppen zich nu in de donkerenbsp;wolken verscholen, en dan weder meer duidelijk zichnbsp;aan het oog vertoonden. Deze bergketen vcreenigde
-ocr page 12-zich met eenen anderen tot liet noorden, en vormde een breed en vruchtbaar dal, vvelks bloeijende graanvelden, den wandelaar konden opwekken tot lofnbsp;van dien God, die zijnen menscbenkinderen zulkenbsp;rijke zegeningen verleent, n Gij maakt het koornnbsp;gereed. Gij maakt zijne opgeploegde aarde dronken,nbsp;Gij doet ze dalen in zijnen voren, Gij maakt hetnbsp;week door de druppelen. Gij zegent zijn uitspriiit-¦sel. Gij kroont het jaar uwer goedheid, en uwenbsp;voetstappen druipen van vettigheid. Zij bedruipennbsp;de weide der woestijn, en de heuvelen zijn aangegord met verheuging. De velden zijn bekleed met ’nbsp;kudden, en de dalen zijn bedekt met koorn, zijnbsp;juichen, ook zingen zij.” Ps. LXV; 9—13.
Mijn oog slaande op die tallooze schepen die daar regts van mij op den Oceaan dobberden, herinnerdenbsp;ik mij de woorden van den Psalmdichter: » Die metnbsp;schepen ter zee afvaren, handel doende op grootenbsp;wateren, die zien de werken des Heeren en Zijnenbsp;wonderwerken in de diepte; als Hij spreekt zoo doetnbsp;Hij een stormwind opstaan, die hare golven omhoognbsp;verheft. Zij rijzen op naar den hemel, zij dalennbsp;neder tot in de afgronden ¦ hunne ziele versmelt vannbsp;angst. Zij dansen en waggelen als een dronken man,nbsp;en .al hare wijsheid wordt verslonden. Doch roependenbsp;tot den Heer in de benaauwdheid, die zij hadden,nbsp;zoo voerde Hij hen uit hunne angsten, Hij doet dennbsp;storm stil staan, zoo dat hunne golven stil zwijgen,nbsp;dan zijn ze verblijd omdat ze gestild zijn, en dat
-ocr page 13-13
Hij hen tot ile haven hunner begeerte geleid heeft. Laat hen voor den Heer Zijne goedertierenheid lovennbsp;en Zijne wonderwerken voor de kinderen der men-schen. Ps. CVII: 23—31.
Dan dacht ik weder aan mijn neger. Misschien, zeide ik tot mijzelven, maakt wel een van dezenbsp;schepen de reis naar Afrika om den schandelijkennbsp;handel, dien men slavenhandel noemt, te drijven,nbsp;en waaraan Christenvolken zich toch niet behoordennbsp;schuldig te maken, wilden zij zelve dien naam nietnbsp;ganschelijk verbeuren. En deze golven die zich nunbsp;•aan deze rotsen breken, welligt waren zij aan Afrika’snbsp;kust, getuige hoe wreed men echtgenooten van elkander, ouders van kinderen scheidde, en dat zondernbsp;mededoogen, want hunne harten zijn door de gewoonte als versteend geworden! Wanneer zullennbsp;de pogingen der ware Christenen, en der vriendennbsp;van de arme slaven, toch eens moge zegevieren, doornbsp;de geheele afschaffing van dien verfoeijelijken handel ?
Zoo verzonken in al de overdenkingen welke dit prachtig afwisselend gezigt in mij verwekt hadden,nbsp;naderde ik eene heg, aan de helling van een schrik-verwekkenden afgrond gelegen. Ik steeg van mijnnbsp;paard en bond het aan een struik. Het landschapnbsp;leverde aan alle zijden een indrukwekkend schouwspel op, bijzonder geschikt tot hartverheffende bespiegelingen. De Schepper openbaarde zich in Zijnenbsp;Werken, als om het schepsel uit te noodigen Hemnbsp;hulde en aanbidding toe te brengen. Voor eenen
-ocr page 14-14
geloovige heeft zulk een aanblik dubbele waarde. Heeft hij de genadegaven meer leeren waarderen, hijnbsp;kan dan ook van de schoonheden en rijkdommen dernbsp;natuur en van de weldaden der Voorzienigheid hoogernbsp;¦ genot hebben, want alles is, zegt de Apostel: » hetnbsp;zij de wereld, het zij leven, het zij dood, het zijnbsp;tegenwoordige, het zij toekomende dingen, zij zijnnbsp;alle uwe, doch gij zijt van Christus, en Christus isnbsp;Gods.” 1 Cor. III: 21, 22.
Naar beneden ziende, ontdekte ik eene kleine bogt, wier oever met zand bedekt, en van stukken rotsnbsp;omgeven was. Van den weg en van menschelijkenbsp;bewoners ver verwijderd, geleek dit oord als geschapen te zijn voor eenzaamheid en overpeinzing. Opnbsp;eens werd mijn oog verrast, toen ik op een’ dernbsp;rotsen, ruim twee honderd schreden beneden mij,nbsp;een man zag zitten bezig met lezen; ik herkendenbsp;dadelijk den jeugdigen neger, zoo aan zijne kleedingnbsp;nis aan de kleur van zijn gelaat, ’t welk zonderlingnbsp;afstak tegen de witte rotsen die hem omgaven. Mijnbsp;in deze ontmoeting verheugende, daalde ik van dennbsp;heuvel af, langs eenen ruwen trap, door visschersnbsp;en herders in dezen rots gehouwen. De neger zatnbsp;zoo aandachtig te lezen dat hij mij niet bemerkte totnbsp;Jat ik vlak voor hem stond.
nZijt gij het, 'William?” vroeg ik.
» Wel, Mijnheer, wat ben ik blij u te zien! maar Mijnheer hoe zijt gij hier gekomen; ik dacht metnbsp;God alleen te zijn.”
-ocr page 15-15
»Ik wilde u eens bij uwen meester komen opzoeken, en koos dezen weg om de schoonheid barer verschillende gezigtspunten. Als het mooi weder is,nbsp;wandel ik hier nog al eens heen om de zee en alnbsp;die schepen te zien. Is dat uw Bijbel?”
» Ja, Mijnheer, dat is mijn onschatbare Bijbel.”
)) Het verblijdt mij u zoo bezig te vinden, dat is een goed teeken, William.”
»Een goed teeken, ja Mijnheer, dat God goed voor mij is, maar nooit ben ik goed genoeg voornbsp;God.”
» Wat bedoelt gij daarmede ?”
1) Ik heb God nooit genoeg gedankt, nooit genoeg gebeden, nimmer genoeg aan Hem gedacht die mijnbsp;zoo veel goeds schonk. Ik vrees dat mijn hart heelnbsp;slecht is. O ik wenschte zoo te zijn als gij!”
»Als ik, William! welnu, gij zijt als ik een arm zondaar; en ik moet, even als gij, in mijne zondennbsp;omkomen, als God in zijne genade en cindeloozenbsp;barmhartigheid zich mijns niet ontfermt, en aan mijnbsp;zijne liefde en goedheid niet verheerlijkt, want daarnbsp;is geen onderscheid; wij hebben beide gezondigd ennbsp;derven beide de heerlijkheid Gods.” Rom. III: 23.
» Neen, ik ben niet als gij; niemand is mij gelijk, ik kan niet gelooven dat iemand zulk een slecht hartnbsp;heeft als ik heb.”
» Ik ben overtuigd,” hernam ik; » dat allen met uwe betuiging instemmen, wier oogen geopend zijnnbsp;voor de snoodheid der zonde en voor de grootheid
-ocr page 16-16
van den prijs door Jezus Christus betaald tot lossing der ziele. Kunt gij u met den Apostel vereenigen?nbsp;als hij zegt: Dit is een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereldnbsp;gekomen is om de zondaren zalig te maken, vannbsp;welke ik de voornaamste ben.” 1 Tim. I: 15.
» O ja, Mijnheer, ik geloof dat Jezus voor mij, arme neger, gestorven is. Wat zou er van mij geworden zijn, als Jezus niet voor mij gestorven ware!nbsp;Maar hij is zelfs voor den grootsten zondaar gestornbsp;ven, en dit is ook het eenige wat mijn hart gerustnbsp;kan stellen.”
» Wat laast gij zoo even, William?”
» Hoe de moordenaar aan het kruis tot den Heer sprak en wat de Heer hem antwoorde. O ik maaknbsp;zijne bede ook tot de mijne: Heere, gedenk mijner!nbsp;Heere, gedenk mij armen zondaar! Dat is elkenbsp;morgen mijne bede, ja dikwijls ’s nachts als ik nietnbsp;veel woorden bijeen kan brengen, herhaal ik gedurig: Heere, gedenk toch mij armen zondaar!”
» Wees verzekerd, dat de Heer uwe bede hoort; vergaf Hij den moordenaar aan het kruis, en namnbsp;Hij hem in genade aan. Hij zal ook u niet afwijzen;nbsp;want Hij werpt niemand uit die tot Hem komt.”
nNeen, mijnheer, dat geloof ik ook; maar mijne vele zonden en mijn bedorven hart, verschrikkennbsp;mij en maken mij droevig. Ziet gij die schelpen,nbsp;hoe vast zij aan de rots gehecht zijn; zoo is de zondenbsp;ook aan mijn hart gehecht.”
-ocr page 17-» Wel mogelijk, William, maar stel u eens eene andere gelijkenis voor; hecht u door het geloof zoonbsp;vast aan Jezus, aan zijnen dood en aan zijne gereg-tigheid, als deze schelpen aan de rots, en noch golven, noch stormen zullen u van Zijne liefde kunnennbsp;scheiden.”
» Maar dat is juist wat mij ontbreekt.”
» William, zeg mij, zijn u de zonden van welke gij spreekt, niet tot eenen zwaren last? Gij hebt zenbsp;niet lief? Gij zoudt u gelukkig achten als gij denbsp;kracht hadt ze te overwinnen. Gij wenscht er vannbsp;bevrijd te zijn, is het niet zoo ?”
» O ja, als ik de geheele wereld bezat, zou ik deze willen geven , om maar zonder zonden te zijn.”
» Schep dan moed, mijn vriend! het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. Hij heeftnbsp;zichzelve tot een schuldoffer gesteld. Hij heeft onzenbsp;krankheden op zich genomen, onze smarten heeft Hijnbsp;gedragen; Hij is om onze overtredingen verwond;nbsp;om onze ongeregtigheid is Hij verbrijzeld; de strafnbsp;die ons den vrede aanbrengt was op Hem, en doornbsp;Zijne striemen is ons genezing geworden. De Heerenbsp;heeft onzer aller ongeregtigheid op Hem doen aanloo-pen. Jez. LUI. Kom zonder vrees tot Jezus, dennbsp;Verlosser der zondaren.”
Al weenende, zeide hij: )gt;ja. Mijnheer, ik wenschte wel te gaan, maar ik ga zoo langzaam, ennbsp;ik moest loopen en vliegen. Jezus is wel goed voornbsp;™ij arme neger, dat Hij ook u nog zendt om totnbsp;“lij te spreken.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2
-ocr page 18-)) Maar het is toch de eerste keer niet dat gij deze waarheden hoort?”
»Neen, Mijnheer, dikwerf vertroostten zij reeds mijne ziele, nadat ik in Amerika dien goeden leeraarnbsp;hoorde, van wien ik u onlangs verhaalde.”
» Nu wensch ik ook, William, — daar God u de oogen opende, en u met een levendig besef van zijnenbsp;ontferming jegens u verwaardigd heeft, gevende zijnennbsp;zoon voor uwe zonden in den dood, — dat het nunbsp;ook uwe begeerte is zijne geboden te onderhouden,nbsp;en dat gij trachten zult u wel te gedragen, zoo jegensnbsp;uw meester en meesteresse als jegens al uwe makkers.nbsp;Want hij die een opregt christen is voor God, is hetnbsp;ook voor de menschen; die waarlijk in Jezus Christusnbsp;gelooft, toont zijn geloof uit zijne werken, gelijk denbsp;Apostel zegt (Jac. II: 18). Hoe staat gij daarbij ?”
«Mijne begeertej ja, Mijnheer, die strekt zich daar naar nit, ik wenschte wel getrouw te zijn,nbsp;maar nog dikwijls bedroeft het mij als ik bedenknbsp;hoe sleeht een knecht ik was, vóór dat de gedachtenbsp;aan Jezus mijn hart vervulde. Nu wenschte ik welnbsp;mijnen meester goed te dienen, of hij mij zag ofnbsp;niet, wetende dat God mij toch altijd ziet. Ook weetnbsp;ik dat als ik tegen mijn meester zondig, ik tegen Godnbsp;zondig. Hoe zou ik ook Jezus Christus kunnennbsp;liefhebben, zoo het mijn lust niet was zijne gebodennbsp;te bewaren. Mijne makkers heb ik lief, ofschoonnbsp;zij inij) gelijk ik u zeide, niet veel liefde betoonen;nbsp;ik bid dat God hen zegene: en wanneer zij slechte
-ocr page 19-üingen zeggen en mij verdriet zoeken aan te doen, dan stel ik mij voor dat, als Jezus in mijne plaats was.nbsp;Hij niemand zou beleedigen en niets op hunne schimpwoorden zou terug zeggen; ja, Hij zou weinig spreken maar zeker veel hidden. Dan vraag ik ook maar:nbsp;» Heer! leer mij u hierin natevolgen.”
Hoe meer ik met dezen heilhegeerigen jongen Afrikaan sprak, hoe meer ik de vreugd genoot van mij te mogen overtuigen dat zijn verstand door dennbsp;Heiligen Geest verlicht was, en dat zijn hart van denbsp;goddelijke genade geheel doordrongen was. Ik spraknbsp;nog lang met hem, zijn meester was voor dennbsp;geheelen dag uitgegaan, en had hem eenige vrije urennbsp;gegeven. Ik ondervroeg hem over de voorregten,nbsp;den aard en de verpligtingen van den doop; hij scheennbsp;mij vathaar toe om dit heilig zegel van de volheidnbsp;der liefde Gods te ontvangen, ik verheugde mij datnbsp;hij weldra geen vreemdeling, maar een medeburgernbsp;der heiligen en huisgenoot Gods zijn zoude.
Ik herinnerde hem, hoe God in zijn woord had beloofd, Zijnen Geest over alle vleesch uit te gieten:nbsp;en niet alleen zouden de dorstigen dit water des levensnbsp;ontvangen, maar God beloofde ook dat hun zaadnbsp;daarin zoude deelen en Hij zijnen zegen op hunnenbsp;nakomelingen geven zou.
» O, God kan mij een rein hart en eenen vasten geest geven, Hij kan mij met hijsop ontzondigen ennbsp;dan zal ik rein zijn; Hij kan mij wasschen en d-”nbsp;Igt;en ik witter dan sneeuw.”
2*
-ocr page 20-1) God schcnke u die genade en make u die heerlijke zegeningen deelachtig!”
Ik was getroffen over de teederheid met welke hij van zijne ouders sprak, daar hij toch in zijne kindscb-heid reeds van hen was weggenomen; vurig wenschtenbsp;hij dat God hen toch op de eene of andere wijzenbsp;tot de kennis van Christus mogt leiden.
» Welnu, wie weetzcide ik , » of niet een dezer schepen een Zendeling naar uw land voert, om uwenbsp;landgenooten en uwe ouders, als zij nog leven, metnbsp;de blijde boodschap des heils bekend te maken?”
»0 mijn waarde vader, mijne waarde moeder!” riep hij uit, opspringende van vreugde^ »goedenbsp;Zaligmaker, redt hunne zielen, en leer hun wat Gijnbsp;voor de zondaren gedaan hebt!...” Hier zweeg hij ,nbsp;zigtbaar aangedaan zijnde.
» Mijn vriend,” hernam ik , » vereenigen wij ons in den gebede voor uw zielenheil en ook voor datnbsp;uwer ouders...
))0 ja, mijnheer; dat is goed te bidden voor de zielen der arme negers, zoo voor hen die in hun eigennbsp;land zijn als voor hen die overal verspreid zijn.”
Wij bevonden ons hier in den verhevensten tempel. Het strand vormde ons voorplein, het uitspanselnbsp;onze tent; de rotsen, heuvelen en golven waren denbsp;muren van dit ons bedehuis. En schoon het nimmernbsp;tot dit doel was ingewijd, raogten wij er toch denbsp;nabijheid des Heeren ondervinden. Ik bad; de negernbsp;weende; zijn hart was vol, het mijne deelde er mede
-ocr page 21-in, en onze tranen smolten te zamen. De jongste dag zal eenmaal getuigen of het geen tranen dernbsp;opregte christelijke broederliefde geweest zijn.
Het werd tijd om weder huiswaarts te keeren. Wij stegen dus te zamen den ruwen trap op, om onsnbsp;weder op den weg te Toegen waar ik mijn paard opnbsp;den top des heuvels gelaten had. De ootmoedigheidnbsp;en de blijdschap waren uit zijne oogen te lezen. Iknbsp;leunde op zijnen arm. Het was een nieuwe vriend,nbsp;in wiens bezit ik mij zeer verheugde. Van elkandernbsp;scheidende drukte ik hem hartelijk de hand, belovendenbsp;spoedig nader met hem te komen spreken om den dagnbsp;zijns doops te bepalen.
» God zegene u, mijn waarde meester,” voegde hij mij toe.
)) En u ook, mijn waarde vriend en broeder in Christus, tot in alle eeuwigheid.”
Het belangrijke en aangename gesprek dat ik met den jongen neger gehad had, wekte velerlei gedachtennbsp;in mij op, die zich beter doen gevoelen, dan uitdrukken. Onder het terugkeeren naar mijne woning,nbsp;peinsde ik nog over aj de aangename proeven vannbsp;geloof en bekeering, die ik bij hem had mogen opmerken. Hoe klaar zien wij toch, dat het uit ge-i'ade is, dat wij zalig worden, alleen door het geloof, en dat niet uit ons, het is Gods gave; niet uit
-ocr page 22-de werken, opdat niemand roeme. De Heilige Geest alleen, die oorsprong yan geestelijk leven, kannbsp;zulk eene verandering daarstellen, om eenen onwetenden en godloozen heiden, tot een verlicht en ootmoedig geloovig Christen te stellen. Wie zou nu nognbsp;Gods vrijmagt durven miskennen, die zich verheerlijktnbsp;in zondaars over te brengen van de duisternis totnbsp;het licht? En hoeveel zou hier voor de zoogenaamdenbsp;wijze en beschaafde Christenen te leeren zijn, bij denbsp;aanschouwing van de eenvoudige, opregte en hartelijke godsvrucht, van eenen bekeerden heiden!
Ik onderzocht nog eens naauwkeurig naar zijn doorgaand gedrag, en mogt het meest voldoende getuigenis ontvangen, zoodat mij aangaande zijn zedelijk bestaan en karakter, geen twijfel overbleef.nbsp;Daar hij zijn bijbel altijd bij zich droeg, en vannbsp;ieder vrij oogenblik gebruik maakte, nam hij zeernbsp;toe in kennis. Ik ben dikwijls in de gelegenheidnbsp;geweest om op te merken hoe bij ware vromen, dienbsp;in hunne jeugd niet hadden leeren lezen, het belangnbsp;hunner ziel en de begeerte om Gods Woord te leerennbsp;kennen, hunne oefening in het lezen voorspoedignbsp;deed gelukken; mijn neger was er mij een nieuwnbsp;bewijs van.
Reeds gedurende eenigen tijd had ik de gewoonte, mij wekelijks met eenigen uit mijne gemeente tenbsp;vereenigen; ik ging hun dan voor in het gebed, ennbsp;sprak met hen. Menigen zegen hadden zij en iknbsp;zelve hiervan reeds mogen smaken, het dacht mij
-ocr page 23-goed den jongen Afrikaan eens daarbij toe te laten j het kon hen stichten en opwekken, getuigen vannbsp;zijne eenvoudigheid en opregtheid te wezen. Ik verkreeg van zijnen meester hiertoe de vrijheid, ennbsp;hoewel deze voor zich zelven niet ernstig over zijnnbsp;eeuwig heil nadacht, zag hij toch met genoegen hetnbsp;belang dat ik in zijnen knecht stelde.
De kleine woning waar wij gewoonlijk te zamen kwamdh was omstreeks een uur van mijne gemeentenbsp;verwijderd. De weg derwaarts liep langs den heuvel,nbsp;waarvan ik hierboven sprak. Ik ging vele welgestelde landhoeven voorbij, die mij als verblijven vannbsp;rust en vrede voorkwamen; hij ieder bevond zichnbsp;een’ tuin en een’ boomgaard, die een’ rijken levensvoorraad voor het gezin beloofde. Het veelsoortig gewas, de groeizame kruiden, de geurigste bloemennbsp;groeiden allen door en onder elkander. Zoo nadenkende over de vruchtbaarheid der aarde, kwam mijnbsp;het leven des ijverigen landmans zoo aangenaam voor,nbsp;vooral wanneer hij de grootheid en goedheid Godsnbsp;weet te waarderen, en door het geloof met Christusnbsp;verbonden is.
Dit was het voorregt van velen wier nederige maar vrolijke hutten hier gelegen waren; en dit was hetnbsp;ook wat dezen oord voor mij zoo bekoorlijk maakte.nbsp;Vrede bij de nagedachtenis dier mannen die hier alsnbsp;gasten en vreemdelingen verkeerden! Vrede overnbsp;hunne zielen vrijgekocht door Jezus bloed! mogt iknbsp;eenmaal hierboven in hunne heerlijkheid deelen!
-ocr page 24-De woning werwaarts ik mij begaf was in het midden van een eikenbosch gelegen, welks schaduw des zomers eene aangename koelte verschafte, terwijl hetnbsp;des winters tegen den eersten aanval der winden ennbsp;stormen beveiligde. In de nabijheid gekomen, vondnbsp;ik mijn vriend reeds op mij wachtende. Hij zat onder een boom, en had een van mij ontvangen boekjenbsp;in de hand, terwijl zijn bijbel naast hem lag. Mijnbsp;bemerkende sprong bij verheugd op en riep mij toe:
»O! mijnheer, ik verheug mij u te zien, reeds lang wachtte ik op u.”
» Ik hoop, William, dat gij welvarend zijt. Ik wenschte thans met u eens eenige mijner vrienden tenbsp;te bezoeken, die, ik hoop het, ook vrienden van dennbsp;Heer zijn. Wij zijn gewoon ’s woensdags avonds bijnbsp;een te komen om ons te zamen over de dingen van onsnbsp;eeuwig welzijn te onderhouden, en ik houde mij verzekerd dat uw bezoek hun zeer aangenaam zijn zal.”
n Mijnheer, ik ben niet waardig bij zulke vrome lieden te gaan; ik ben een groot zondaar, en dannbsp;bij zulke goede christenen !”
» Indien gij hen ondervraagd, ben ik overtuigd dat elk u op zijne beurt zou belijden dat hij een grootnbsp;zondaar is. Verscheidene hunner leefden nog voornbsp;eenige jaren, in openlijke zonden, zonder God tenbsp;kennen, en betoonden zich door woorden en werken vijanden van Christus, maar de Goddelijke genadenbsp;hield hen op dezen weg staande, en leide hen tot denbsp;liefde en de gehoorzaamheid van den Heer en zijn
-ocr page 25-Evangelie. Gij zult u dus in gezelschap bevinden van even arme zondaars als gij zelve zijt, die thans hunnenbsp;vreugde vinden om te zamen over den Heer te spreken en den lof te vermelden van Hem die hen gekocht heeft. Ik ben verzekerd, William, dat gij unbsp;met vreugde in hunne lofzangen zult vereenigeu.”
»Lof te zingen, o! ja, dat voegt den quot;armen William.”
Wij traden de tuindeur binnen. Verscheidene mijner bekenden ontvingen ons hartelijk. Ik had hun van de komst des negers verwittigd, en de belangstelling was op ieders gelaat te lezen. Ik nam hemnbsp;bij de hand, stelde hem hun voor, zeggende; » Mijnenbsp;vrienden, ik breng u heden een’ broeder uit Afrika;nbsp;ontvang hem in den naam van onzen Heer Jezusnbsp;Christus.”
Een ootmoedig en vroom landbouwer, een liefderijken christen, trad mij nader, zeggende: «Mijnheer, ten allen tijde is de komst van onzen waardigennbsp;leeraar ons een genoegen, maar thans zijn wij dubbelnbsp;verheugd dat gij dezen aangcnamen gast medebrengt.nbsp;Wij hebben vernomen de genade die God hem bewezen heeft.” Toen zich tot den neger wendende,nbsp;reikte hij hem de hand, zeggende : « God zij met u,nbsp;zoo hier als overal, en Zijnen grooten naam zijnbsp;geprezen, dat Hij in Zijne ontferming, zulke ellendigenbsp;zondaars, als gij en ik, tot Zijne heerlijke gemeenschap roepen wil.” De overigen spraken ook allennbsp;even hartelijk en liefderijk tot hem.
-ocr page 26-26
1) Meester,” zeide de neger, zich tot mij keerende, ))ik kan niet spreken zoo als deze goede lieden, het isnbsp;mij als zag ik den hemel op aarde afgebeeld.” Zijnenbsp;oogen stonden yol tranen, zoodat ook de anderen, denbsp;hunnen niet konden weerhouden; hij riep uit: »waardenbsp;broeders, goede vrienden in Jezus Christus, God ze-gene ulieden allen en brenge u eenmaal in Zijnennbsp;zaligen hemel!”
Ik begon nu als gewoonlijk met het gebed en het lezen der Heilige Schrift. Daarna deelde ik hen mede,nbsp;hoe Gods voorzienigheid dezen jongen man gedurendenbsp;eenigen lijd aan mijne zorg had toevertrouwd; dat iknbsp;overtuigd zijnde dat de belijdenis zijner lippen ooknbsp;die zijns harten was, besloten had aan zijnen wenschnbsp;om gedoopt te worden te voldoen er bij voegende datnbsp;ik hem hier gebragt had om zich bij ons te voegen.nbsp;Was het toch, zeide ik, oudtijds reeds, dat die dennbsp;Heer vreesden met elkanderen spraken, (Mal. III: 16)nbsp;wij volbrengen dan eenen christelijken broederpligtnbsp;door ons tot onze gemeenschappelijke opbouwing tenbsp;vereenigen. Mij nu tot den neger wendende, vroegnbsp;ik hem: »William! wie heeft u geschapen?”
» God, onze goede Vader.”
» Wie heeft u verlost?”
«Jezus, de Zoon zijner liefde, die voor mij gestorven is.”
» Wie heeft u vernieuwd ?”
gt;) De Heilige Geest die mij den goeden Vader en Zijnen lieven Zoon Jezus Christus heeft leeren kennen.”
« Hoe waart gij van nature ?”
-ocr page 27-» Een ellendig zondaar, ik kende niets dan zonde, en deed ook niets dan zonde; mijn ziel was nog veelnbsp;zwarter dan mijn ligchaam.”
» Hebt gij na dien tijd, verandering bij u kunnen bemerken ?”
1) Ik hoop ja, mijnheer; maar dikwijls vrees ik nog van neen.”
» Zoo gij veranderd zijt, wie heeft u dan veranderd ?”
» God heeft die verandering in mij gewerkt uit genade, om Zijns Zoons wil, door den Heiligen Geest.”
» Welke middelen gebruikte God daartoe?”
» God deed mij slaaf worden, toen ik nog jongen was.”
» Hoe! William, zegt gij dat God u in slavernij bragt?”
1) Neen, mijnheer, neen ik wilde zeggen dat God toegelaten heeft dat de blanken mij tot slaaf maakten „nbsp;maar om mij te zegenen.”
)) Hoe kon u dat ten zegen zijn?”
)) Het voerde mij uit het land der duisternis tot de gewesten des lichts.”
«Wat bedoelt gij daarmede? was Jamaica dit voor u waar men u bragt, toen men u uit Afrika hadnbsp;medegenomen ?”
» Neen, mijnheer, Jamaica was voor mij wel het land van Gods voorzienigheid; maar Amerika dat desnbsp;lichts, het was daar dat ik voor de eerstemaal diennbsp;goeden leeraar hoorde, en hier is het voor mij eennbsp;land van nog grooter licht; want hier leerdt gij mijnbsp;®eer en gedurig meer, de groote liefde van Jezus,nbsp;¦Voor zondaars kennen.”
-ocr page 28-28
)) Wat gelooft gij van de kracht van Christus bloed ?”
«Dat het van alle zonden reinigt, van de mijne ook, zoo als ik hoop.”
» Zijn alle menschen gewasschen in zijn bloed ?”
))0! neen, mijnheer.”
» Wie zijn het dan die verlost en gezaligd zijn ?”
» Alleen die in Jezus Christus gelooven.”
» Kunt gij mij dit uit de schrift bewijzen?”
» Ja, mij nheer; » die in den Zoon gelooft heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is,nbsp;zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft opnbsp;hem.” Joh. III: 36.
» Wat verstaat gij door het geloof?”
»Ik meen dat het is veel aan den Heer Jezus te denken, Hem veel lief te hebben, alles voor waarnbsp;te houden wat Hij gezegd heeft, veel tot Hem tenbsp;bidden , en wanneer ik mij heel zwak en zondig gevoel, te vertrouwen dat Hij zeer sterk en zeer goednbsp;is, en dat alles ook voor mij.”
» Bezit gij zulk een geloof?”
» Ach! mijnheer, ik vrees tusschen beide dat ik nog in het geheel geen geloof heb.”
» En dat waarom ?”
)) Wanneer ik verlangen zou aan den Heer Jezus te denken, dan nemen zoo vele andere dingen mijnenbsp;gedachten in ¦, wanneer ik Hem zoo gaarne lief had,nbsp;dan voel ik mijn hart zoo geheel koud; wanneer iknbsp;begeeren zou alles te gelooven wat hij aan de zondaren belooft, dan komt de twijfel bij mij op of het
-ocr page 29-Wel voor mij is; en wil ik bidden, dan geeft mijn verdorven hart mij allerlei slechte, ja zeer slechtenbsp;gedachten in, en nooit heb ik den Heer genoeg gedankt. Dit alles doet mij somtijds vreezen dat iknbsp;in het geheel geen geloof heb.”
Ik bemerkte dat mijne toehoorders in gespannen aandacht waren, en dat verscheidenen van hen metnbsp;hun geheele hart met zijne belijdenis instemden. Iknbsp;vervolgde: » En ik zou durven zeggen, William, datnbsp;gij gelooft, ondanks al uwe twijfelingen. beantwoord mij nog eenige vragen: dat gij een grootnbsp;zondaar zijt, en behoefte aan een Verlosser gevoelt,nbsp;hebt gij dit van u zelve, door uwe eigene gedachtennbsp;en inspanningen ?”
» O! neen, dat is in mij gewerkt, toen ik aan niets van dien aard dacht en geheel andere dingen zocht.”
)) Wie bragt u in Amerika onder het gehoor van dien goeden leeraar en wie opende uw hart ondernbsp;zijne prediking ?”
» Niemand anders dan God.”
))En van waar is het dat de ernstige gedachten en overleggingen van uw hart daarbij bepaald bleven.”
» O! alleen van God, uit mij zelven was dit niet, daar ben ik geheel van overtuigd.”
)) Maar gelooft gij dat de zaligheid die Jezus Christus voor ons verworven heelt, het eene noodige is?”
» Ja, daar ben ik zeker van.”
» Gelooft gij dat Jezus Christus magtig is u te verlossen , en gelooft gij ook dat hij u wil redden ?”
-ocr page 30-» Ik durf dit te hopen; Hij is zoo goed, zoo ontfermend, dat Hij niemand zal uitwerpen, die tot Hem komt.”
igt; Is het uw verlangen zijne geboden te onderhouden, en beylijtigt gij u daartoe?”
»Ik heb Hem lief, en daarom zou ik gaarne doen wat Hem welgevallig is.”
)) Indien het Gode eens behaagde, zoudt gij gewillig zijn om zijnent wille lijden te verdragen ?”
1) O ik zou wel voor Hem willen sterven. Het was Hem niet te veel Zijn leven voor ongelukkige zondaren te geven; zou het dan een arm zondaar te veelnbsp;zijn om voor zulk een’ goeden en ontfermenden Zaligmaker zich in den dood te geven?”
)gt;Ik geloof, William u te mogen betuigen, dat gij waarlijk wedergeboren zijt.” Ik eindigde nu met vragen. De geheele vergadering had alles met de grootstenbsp;belangstelling aangehoord. Een der hoorders spraknbsp;met levendigheid: »Ik zie. Mijnheer, dat of mennbsp;blank of zwart zij, de ware Christen toch van e'énenbsp;kleur is, mijn hart stemde geheel in met al de woorden van dezen neger.”
» En het mijne ook,” weerklonk het van alle kanten.
Na nog eenige woordenwisselingen over de lotgevallen van den neger, dankten wij te zamen God, voor zijne rijke en onuitsprekelijke genadegaven,nbsp;zongen daarna een lied den grooten Zaligmaker ternbsp;eere; of de toonen welluidend klonken weet ik niet.
-ocr page 31-maar dit weet ik dat de harten vereenigd waren. Ofschoon alles voor onzen neger vreemd en nieuwnbsp;Was, zong hij toch met zulk een’ ernst en hartelijkheid die mij duidelijk toonde hoe diep hij er vannbsp;doordrongen was.
Ik eindigde onze zamenkomst met eenige opmerkingen over den aard der gelukzaligheid, en vermaande hen allen toch in dezen weg te volharden. Al geraakte deze avond hier beneden ook in vergetelheid,nbsp;in den hemel zal er toch gedachtenis van zijn. Iknbsp;bepaalde nu de dag waarop hij den doop zoude ontvangen, en nam afscheid van de kleine vergadering.
Huiswaarts keerende, scheen de maan helder en spiegelde zich liefelijk in het water j kalmte en zamen-stemming kenschetsen dit tafereel. Hadden wij diennbsp;avond God gedankt voor de openbaringen zijner genade en voorzienigheid; het scheen als of de natuurnbsp;ons nu uitnoodigde Hem ook in zijne grootheidnbsp;te verheerlijken, die voor ons in de wonderen dernbsp;schepping ten toon gespreid zijn, en ik riep metnbsp;David: » Als ik uwen hemel aanzie, het werk uwernbsp;vingeren, de maan en de sterren die Gij bereidtnbsp;hebt, wat is de mensch dat Gij zijner gedenkt, ennbsp;des menschen zoon dat Gij hem bezoekt ?”
Eenige dagen daarna werd de neger gedoopt, waarop kij na verloop van eenigen tijd weder met zijn’nbsp;meester naar zee vertrok. Ik heb later niets meernbsp;^^n hem gehoord. Ik weet dus niet of hij hier beneden nog gast of vreemdeling is, of daar boven
-ocr page 32-reeds zamenstemt met het loflied der gezaligden, ter verheerlijking van de lielUe des Verlossers^ maar ditnbsp;weet ik, dat hij een toonbeeld van Gods ontfermingnbsp;is. Wie anders dan God had hem zoo den Heernbsp;Jezus kunnen leeren kennen; wie anders had hemnbsp;zoo geheel kunnen bekeeren en vernieuwen, gelijknbsp;het zoo duidelijk bleek uit al de woorden en handelingen van dezen eenvoudigen man? Hem zij dus denbsp;eer en de heerlijkheid tot in alle eeuwigheid ! Amen.