TEGEN
TE ROTTERDAM, BIJ M. WIJT amp; ZONEN.
1851.
-ocr page 2-Onderzoekt u zelven, of gij in het geloove zijt, beproeft u zelven.
Men moet zich inderdaad verwonderen, dat zoo vele menschen gerust en wel tenbsp;vrede ten aanzien van hunnen staat voornbsp;Qod, en hun lot in de eeuwigheid voortleven, niettegenstaande zij geen’ vasten grondnbsp;der hope hebben omtrent hunne eeuwigenbsp;zaligheid. Vond men dit uitsluitend bij denbsp;zoodanigen, die geen geloof slaan aan eennbsp;leven na dit leven, en een staat der vergelding na den dood; of bij hen, dienbsp;zonder eenig nadenken, in onkunde en onverschilligheid omtrent het Evangelie, losnbsp;en dartel daar henen leven; het zou mindernbsp;Vreemd zijn. Doch men treft dit verschijn-aan bij menschen, die het weten en
-ocr page 4-erkennen , dat zonder geloof in chbistus en waarackiige bekeering tot God, niemandnbsp;zalig kan worden. Men vindt het oudernbsp;hen, wien de waarheden des Evangeliumsnbsp;dikwerf met ernst en nadruk verkondigdnbsp;zijn; die het weten en zich hoorden voorstellen: »zonder wedergeboorte kan niemandnbsp;bet koningrijk der hemelen ingaan; — zondernbsp;heiligmaking zal niemand den Heere zien,”nbsp;Ja, zij zelfs die daarmede instemmen, ennbsp;echter ten aanzien van zich zelven niet kunnen verklaren, noch door hun’ wandelnbsp;openbaren, dat zij met hun hart de dienstnbsp;van GOD en chkistbs verkozen hebben, zietnbsp;men nogtans tamelijk gerust, onbekommerdnbsp;en wel te vrede voortleven. Van w'aar tochnbsp;dat vreemd verschijnsel? Zou het niet zijn,nbsp;omdat zij zich door ijdele overleggingennbsp;laten in slaap wiegen en misleiden ? Ik hebnbsp;mij voorgenomen om u zoodanige overleggingen te doen kennen, hare nietigheid aannbsp;te wijzen en u alzoo die valsche steunselsnbsp;te ontnemen. Het zal wel uwe zoete rustnbsp;storen; doch beter is het voor een poosnbsp;ontrust en verlegen gemaakt te worden omnbsp;nog bij tijds het gevaar te ontwijken, dan
-ocr page 5-onverhoeds neder te storten in het verderf, terwijl men aan geen onheil denkt. Beter,nbsp;een’ hard slapende met schrik te doen wakker worden, dan hem zorgeloos te doen bezwijken. Komt dit boekje in de handennbsp;van hen, die gaarne zouden voortdroomen,nbsp;het nadenken over zich zei ven liefst ontwijken , en alles aanwenden om zich te ver-strooijenj ik bid u, mijne medereisgenootennbsp;naar het graf en de eeuwigheid, legt ditnbsp;geschrift niet ongelezen ter zijde. Duldt datnbsp;de stem der onbedriegelijke waarheid, zichnbsp;luid verhefFe. Opent te midden van zoo veelnbsp;dwaling en misleiding daarvoor uw oor ennbsp;hart. Het is evenwel niet genoeg, dat gijnbsp;leest of hoort, gij moet ook uwe valschenbsp;overleggingen willen vaarwel zeggen. Daartoenbsp;is het noodig overtuigd te worden, dat gijnbsp;gerust zijt en zonder eenigen grond of metnbsp;valsche overleggingen u zelven bedriegt. Mennbsp;vindt menschen die wel gaarne een ernstignbsp;voorstel hooren of lezen, doch daarbij voornbsp;zich zelven de oogen sluiten. De profeetnbsp;ezechiel werd in Bahel door zijne tijdge-nooten in groot aantal en gaarne gehoord.nbsp;Hij was voor hen als iemand die een lied
-ocr page 6-der minne zong of liefelijk speelde. Zij verzamelden zich rondom hem, spraken van zijne redenen in hunne huizen en gezelschappen, zij hoorden zijne woorden, maar zijnbsp;deden ze niet. De farizeën en schriftgeleerden in JEZDS tijd kenden de wet, warennbsp;uitleggers daarvan, leermeesters der onkundigen, maar zei ven roerden ze die met hunnen vinger niet aan, ja over traden het zwaarstenbsp;gebod. Toen de Zaligmaker de bergrede hield,nbsp;veronderstelde Hij van het grootste aantalnbsp;zijner hoorders, dat zij zijne woorden welnbsp;hoorei!, maar niet doen zouden. In denbsp;eerste Christengemeenten bevonden zich medenbsp;de zoodanigen. Er waren er die voorgavennbsp;geloovige belijders te zijn, maar wier geloofnbsp;dood was, omdat daaraan de vrucht, nament-lijk de werken, ontbraken. Die menschennbsp;ontvingen wel het woord dat in hen geplantnbsp;werd, maar het bleef ook bij het hooren; zijnbsp;hemsteden daarin en van beoefening kwamnbsp;niets. Zoo moge het niet zijn bij de lezersnbsp;van dit boekje. In vertrouwen, dat gij ditnbsp;zult ontvangen als den raad van eenen vriend,nbsp;die belang stelt in uw waar geluk, zal iknbsp;eerst eenige overleggingen noemen, die onder
-ocr page 7-de hedendaagsche Christenen gevonden worden, en het valsche daarvan aantoonenj ver-volyens u opwekken, om van deze ijdele overleggingen af te zien, en een vasten grondnbsp;van behoudenis te zoeken.
VALSCHE OVERLEGGINGEN THANS HEERSCHENDE.
Er zijn vele valsche overleggingen. Die allen op te noemen, zou u verdrieten ennbsp;weinig nut aanbrengen. Er zijn menschen,nbsp;die het geheele Christendom , of sommigenbsp;hoofdwaarheden van het Evangelie miskennen , en den voornamen inbond daarvannbsp;door ongeloof verwerpen. Deze hebben hunnenbsp;valsche overleggingen, waardoor zij zich be-bedriegen, doch hiervan gewaag ik thansnbsp;niet. Ook niet van hen, die zich op dennbsp;duur aan een ergerlijk losbandig leven overgeven. Zij hebben mede valsche overleggingen, waardoor zij zich pogen gerust tenbsp;stellen. Zoo zijn er ook ongegronde bedenkingen van het vleeschelijk verstand, waardoornbsp;gemoedelijke en ernstig denkende menschennbsp;zich meermalen laten terughouden van dc
-ocr page 8-eenvoudige oefening des onbepaalden geloofs. Wie het verlangt, kan daaromtrent teregt-wijzing vinden in N”. 40 der Kleine Stukjes,nbsp;van wege het Nederlandsch Zendelinggenootschap uitgegeven, tweede uitgave, hl. 29-62,nbsp;alsmede in de beknopte Beoefeningsleer vannbsp;den voortreffelijken e. kist, II bl. 188, ennbsp;volgende.
Er worden onder de leden der Christelijke kerk niet weinigen gevonden, die uiterlijknbsp;onbesproken en zelfs godsdienstig leven, jaarnbsp;op jaar de prediking des Evangeliums hooren,nbsp;zonder dat de godsdienst ooit werk des harten geworden is, en die echter voor zichnbsp;zei ven gerust en wel te vrede zijn, zondernbsp;eenig denkbeeld van gevaar. Op de zooda-nigen heb ik thans het oog. Al hunnenbsp;overleggingen op te sommen, is niet noodig.nbsp;Sommigen zijn zóó ijdel, ongerijmd en blijkbaar valsch, dat zij zelven de nietigheid daarvan gevoelen. Slechts de voornaamsten, dienbsp;eenigen schijn van waarheid hebben, ennbsp;daardoor meer algemeen verspreid zijn, willennbsp;wij onder het oog zien, om te beoordeelennbsp;wat waarde zij hebben. Men kan deze innbsp;twee hoofdsoorten onderscheiden, naar de
-ocr page 9-9
bronnen j waaruit zij voortvloeijen. De menseb kan die ontleenen uit zicbzelven - en uitnbsp;eene verkeerde beschouwing en toepassingnbsp;der Evangelie-waarheden.
ValSCHE OVEEtEGGIXfiEN, DIE MEN VIT ZICHZELTEN
ontleent.
Onder de belijders van het Evangelie, bij welke het waar geloof des harten, de inwendigenbsp;godsdienstigheid ontbreekt, zoekt de eennbsp;heimelijk een grond van gerustheid in zijnenbsp;godsdienstige denkwijze, een ander in zijnnbsp;godsdienstig gevoel, een derde in zijne godsdienstige daden, of ook wel in meer dannbsp;een van deze gezindheden. Laat ons zien,nbsp;van wat waarde dit is, om daarop den grondnbsp;zijner hoop, de verwachting voor de eeuwigquot;nbsp;heid te bouwen.
Eene godsdienstige denkwijze.
Men is een getrouw voorstander van de waarheid, ijvert op zijne wijze voor denbsp;regtzinnigheid in de leer, houdt zich onbeweeglijk en onveranderlijk aan het eenmaal
-ocr page 10-aangenomene, zoo als men het ontvangen en geleerd heeft. Men heeft een afkeer vannbsp;alle nieuwigheden, en laat zich daartegennbsp;met nadruk hooren. Op die verkleefdheidnbsp;aan het oude laat men zich niet weinignbsp;voorstaan. Men rekent zich dit toe als eennbsp;bewijs van ingenomenheid met de waarheid,nbsp;en dat men in het geloof is.
Een tweede heeft meer zuivere en ruime begrippen van de godsdienst, zijne denkwijzenbsp;is minder streng wettisch, meer overeenkomstig met het liefdeaderaend Evangelie.nbsp;Hij heeft groote gedachten van den rijkdomnbsp;der goddelijke genade, van de kracht vannbsp;JEZUS verdiensten, van bet onveranderlijke vannbsp;Gods besluit. Zijne Evangelische denkwijzenbsp;is, zoo hij meent, een bewijs, dat hij verlichte oogen des verstands bezit, een vriendnbsp;van JEZUS en een geloovig Christen is.
Er is een derde, die zich van de beide voor-gaanden daar in onderscheidt, dat hij meent een’ nog hoogeren trap van verlichting bereiktnbsp;te hebben. Hij rekent zich een voorstander van deugd en zedelijkheid, van pligt ennbsp;goede werken te zijn, omdat hij gaarne hiernbsp;van hoort, die als hoofdzaak van het chris-
-ocr page 11-11
tendom beschouwt, daarover fraai weet te spreken, en de deugd te bewonderen. Dienbsp;bewondering is hem een grond van gerustheid, wijl hij meent hierin het bewijs tenbsp;vinden, dat hij een vriend der deugd magnbsp;genoemd worden. Bij die allen ontbreekt hetnbsp;wezen der zaak. Hunne godsdienst bestaatnbsp;alleen in het hoofd, in de bespiegeling. Denbsp;eerste mist niet zelden de regtzinnigheid in dennbsp;wandel, de andere het Evangelie in de beoefening, de derde, de eigene betrachting van hetgeen hij anderen aanprijst en in de beschouwingnbsp;bewondert. Het is eene valsche overlegging tenbsp;wanen dat men godsdienstig denkt, indien mennbsp;niet in zijn hart en leven vernieuwd wordt.nbsp;Wij moeten een nieuw schepsel zijn in chhistüsnbsp;JEZUS, afgewasschen, geregtvaardigd en geheiligd in den naam van den Heer jezcsnbsp;cHBisTDs en door den Geest onzes Gods. Denbsp;bekeering tot God bestaat niet in eene regt-zinnige denkwijze, in ruim van de genadenbsp;te spreken of de deugd te bewonderen. Zijnbsp;is gelegen in eene geheele onderwerping ennbsp;toewijding van ons zelven aan God en dennbsp;Heer jezcs cheistüs, zoodat wij Hem bovennbsp;alles zoeken te behagen en in zijne dienst
-ocr page 12-12
onzen hoogsten lust en ons vermaak vinden. »Zalig,” dus sprak eens de Heer, »indiennbsp;gij deze dingen niet alleen weet, maar zenbsp;ook doet.” (1) En een zijner jongeren betuigde: ))dat hij, die een dader is des werks,nbsp;gelukzalig zal zijn in al zijn doen.” (2)nbsp;De nietigheid van den grond ter behoudenisnbsp;uit eene godsdienstige denkwijze ontleend,nbsp;is zóó duidelijk, dat men daarbij wel magnbsp;voegen: wat baat u zulk een geloof ? Denbsp;duivelen gelooven ook^ dat God een eenignbsp;God is, en zij sidderen. (3)
Godsdienstig gevoel.
Eenigen meerderen schijn heeft eene andere overlegging uit het godsdienstig gevoel ontleend. Daar is een mensch, die onder denbsp;prediking des Evangeliums wel eens gevoelignbsp;wordt aangedaan. Het aandoenlijke eenernbsp;geschiedenis, de ernst van het voorstel, denbsp;roerende wijze van voordragt, de welbespraaktheid van den voorganger, de toonnbsp;zijner stem, maakt de hartstogten gaande;
(1) Joh. XIII: 17. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Jac. I: 25*'.
(3) Jacob. II: 19.
-ocr page 13-een traan ontrolt het oog, hij is enkel gevoel en aandoening. Daar is een ander,nbsp;wiens geweten klopt, die eenige donkerenbsp;vreeze heeft voor den naderenden dood ennbsp;de vergelding der eeuwigheid. Hij wenscht,nbsp;hij bidt voor eenige oogenblikken, om hetnbsp;behoud en welvaren zijner ziele. Doch hetnbsp;is van korten duur, haast is hij het vergeten, en de indruk verloren. Daar is eennbsp;derde, die in vroeger tijd, misschien reedsnbsp;jaren geleden, in zijne kindschheid of volgende jaren onder meerdere of minderenbsp;overtuiging van schuld en gevaar verkeerde , en toen met ernst bekommerd scheennbsp;te zijn over den staat zijner ziel. Nog kannbsp;hij de plaats aanwijzen en de ure bepalen,nbsp;in welke hij, in het stof gebogen, voor Godnbsp;zich verootmoedigd, en zoo hij meent denbsp;dienst des Heeren gekozen heeft. Doch hetnbsp;is altoos dat vorige, waarop hij terug komtnbsp;en zich beroept. Van het leven voor God,nbsp;van den strijd tegen de zonde, van eennbsp;bestendig voortgaan op den weg der godzaligheid, toonde hij sedert dat tijdstip niets.nbsp;Hij is echter gerust en houdt zijn staatnbsp;voor goed en veilig, om dat gebeurde in
-ocr page 14-14
vorige jaren. — Ziet daar de valscKe overlegging uit het godsdienstig gevoel ontleend. Dat is bij velen hun grond, hun christds, de bronnbsp;hunner onbezorgde gerustheid. Terwijl hetnbsp;bij den eersten niet anders is dan de uitwerking van een gevoelig gestel, bij dennbsp;anderen voorbijgaande indruk, en bij dennbsp;laatsten eene oppervlakkige overtuiging, ontbreekt bij allen de waarachtige en grondige vernieuwing des gemoeds. Zondernbsp;gevoel, zonder overtuiging bestaat er geenenbsp;godsdienst des harten; maar zij is toch nietnbsp;alleen, zelfs niet voornamelijk daarin gelegen. Gevoel en overtuiging hebben geenenbsp;waarde, indien zij zoo ras voorbij gaan,nbsp;niets nalaten of uitwerken; wanneer mennbsp;daarbij een vriend der wereld, een dienaarnbsp;der zonde blijft en aan God niets andersnbsp;ten offer brengt, dan eenige ras opgedroogdenbsp;tranen en eenige gebeden, even spoedignbsp;vergeten, als zij werden opgezonden.
Dit kan althans plaats hebben en heeft dikwerf plaats, zonder dat men met geheelnbsp;zijn hart aan de dienst van God verbondennbsp;is. Het zijn flikkeringen van vonken, dienbsp;uitdooven; bloesems, die wel wat beloven.
-ocr page 15-maar afvallen en geene vruchten vóórtbrengen.
Goede daden.
Er is eene derde overlegging, uit zich zelven ontleend en vvaarop men zich verlaatnbsp;met goed vertrouwen. Gij vindt die in hetnbsp;opschrift genoemd: goede of godsdienstigenbsp;daden; hetgeen men doet of gedaan heeft.nbsp;Dat hooren van het woord, dat bijwonennbsp;van de onderlinge zamenkomsten, dat gezetnbsp;vieren van het Avondmaal is menigeen eennbsp;grond der hope, inzonderheid zoo mennbsp;daarin eenigzins getrouw en voorbeeldig isnbsp;geweest. Verzuimt men daarbij ook denbsp;huiselijke godsdienst niet, wel dan meentnbsp;men het boven anderen al ver gebragt tenbsp;hebben in de beoefening van het Christendom. Er is een ander, die roem draagtnbsp;op zijne eerlijkheid, hij is rond en opregt,nbsp;heeft niemand ooit bij zijn weten benadeeld, is kuisch, matig, ingetogen, zoodatnbsp;men niets op hem kan aanmerken 5 hij isnbsp;daarbij getrouw en naarstig in zijn beroep,nbsp;en vrij van alle uitspatting. Deze is nunbsp;Haar zijne meening een braaf en deugdzaam
-ocr page 16-16
menscli. Hii doet zijn pligt, wat zou hem dan nog ontbreken. Er is een derde, dienbsp;zegt, de hoofdzaak der godsdienst is liefde,nbsp;dat is de vervulling der wet, en dit meentnbsp;hij hij zich zei ven te bespeuren. Hij isnbsp;immers goedhartig, heeft eene gevoelige, medelijdende geaardheid, hij kan geen ellendenbsp;zien, helpt gaarne, ondersteunt en bevordertnbsp;onderscheidene liefdadige inrigiingen. Hijnbsp;is weldadig, hij weigert zelden, -waar zijnenbsp;hulp wordt ingeroepen. Daarbij is hij zeernbsp;verdraagzaam, zachtzinnig en toegevend.nbsp;Zou hem nog iets ontbreken ? Neen, hijnbsp;houdt veel eer nog over in zijne rekeningnbsp;voor God. Hij verwacht belooning voornbsp;zijne goede werken, en maakt hij zich aannbsp;eene of andere zonde schuldig, door zijnenbsp;liefde en weldadigheid meent hij wederomnbsp;goed te maken en af te betalen, hetgeen innbsp;andere opzigten tegen hem getuigt. — Indien uwe geregtigheid niet overvloediger is,nbsp;gij zult in het koningrijk van God nietnbsp;ingaan; want u ontbreekt het voornaamste:nbsp;de onverdeelde volkomenheid des gemoedsnbsp;voor God. Gij doet dat alles, omdat hetnbsp;met uwen aanleg, uwe geaardheid, uwen
-ocr page 17-smaak, misschien wel zelfs met uw belang overeenkomt, althans omdat gene wat u zeernbsp;gemakkelijk en aangenaam is. Wat daarentegen strijd en moeite kost, laat gij liggen.nbsp;Gij zijt godsdienstig uit gewoonte en opvoeding, niet uit liefde tot God. Gij zijtnbsp;regtvaardig, matig, ingetogen, niet uit gehoorzaamheid aan God, maar uit anderenbsp;beginselen. Gij zijt liefderijk en weldadignbsp;tiit temperament, uit zwakheid, misschiennbsp;uit eerzucht, maar niet omdat gij uit Godnbsp;geboren zijt. Dat blijkt uit uwe ingenomenheid met u zei ven, uwen hoogmoed, uwnbsp;zelfbehagen, en omdat gij andere geboden,nbsp;waartoe gij evenzeer verpligt en geroepennbsp;zijt, geheel nalaat en verzaakt. Wie innbsp;waarheid God vreest, maakt geene uitzon -dering; voor hem is elk gehod heilig.nbsp;Wie CHBisTDs toebehoort, kruisigt het vleeschnbsp;met zijne bewegingen en begeerlijkheden.nbsp;Dat is u nog eene vreemde en onbekendenbsp;zaak. Men moet niet slechts het buitenstenbsp;van den drinkbeker reinigen, ook het binnenste ; met andere woorden, men moetnbsp;rein van harte zijn. De zoodanigen geldtnbsp;de belofte, »zij zullen God zien.” Al de
-ocr page 18-18
hier genoemde overleggingen zijn valscli en ijdel. Wie daarop roem dragen, tol hennbsp;mag men het woord van den broeder desnbsp;Heeren, den ernstigen jacobus wel rigten:nbsp;gij roemt in uvoen hoogmoed, alle zoodanige roem is hoos, TVie dan weet goed tenbsp;doen ^ en niet doet, dien is het zonde. (1)nbsp;Zij zijn niet geheel ongelijk aan velen dernbsp;gemeente van Laodicéa, aan wie jouannes ,nbsp;in naam van den verheerlijkten christüsnbsp;schrijven moest: gij zegt: ik hen rijk ennbsp;verrijkt geworden en heh geens dings gehreknbsp;en gij weet niet dat gij zijt ellendig ennbsp;jammerlijk en arm en hlind en naakt, (2)
VAISCIIE OVERLEGGINGEN UIT MISBRUIK DER WAARHEID ONTLEEND.
f i • 'i lij'
Het is niet ongewoon, ook onder de lieden van dezen tijd, de zoodanigen aan te treffen,nbsp;die de eene of andere Evangelie-waarheid,nbsp;overdrijven of verkeerd opvatten. Ook ditnbsp;zijn valsche overleggingen waardoor mennbsp;zich zelven bedriegt, tot verderf der ziele.nbsp;Zij, die hier aan schuldig staan, zijnnbsp;daarvan niet altijd overtuigd. Ik wil be-(1) Jacob. IV: 16, 17.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2) Openb. III: 17.
-ocr page 19-proevea of het mij gelukken mag, hunne oogen te openen. Om al te groote uitvoerigheid te vermijden, bepaal ik mij bij dienbsp;Waarheden, die doorgaans het meest misbruikt worden om zich op ijdelen grondnbsp;gerust te stellen. Het is de leer der men-schelijke en christelijke volkomenheid innbsp;dit leven, — de leer van ^smenschen zedelijk onvermogen, ~ en de leer der goddelijke barmhartigheid.
¦De Christelijke volkomenheid in dit leven.
Het woord van God verklaart, en de ondervinding van alle eeuwen getuigt hetnbsp;Wede, dat geen der stof bewoners, zelfs nietnbsp;de allerheiligste hier beneden de volkomenheid bereiken kan. Het ligchaam der zonde,nbsp;dat wij tot den dood toe behouden, denbsp;Overgeblevene besmetting des geestes, de onophoudelijke verzoekingen, waaraan wij zijnnbsp;blootgesteld op eene aarde, waar de zondenbsp;hare krachten toont; ziet daar hetgeen denbsp;hesten in velen doet struikelen. De klagtnbsp;die PAOLüs, een der verstgevorderden op dennbsp;Weg der heiligmaking, moest ontboezemen;
-ocr page 20-20
en
ik ellendig mensch! wie zal mij verlet-ten van het ligchaam dezes doods? (1) hebben duizenden na hem herhaald en moetnbsp;nog door den Christen tot de zijne wordennbsp;gemaakt. In tijden van verval komt hier nognbsp;bij, dat er niet die gemoedelijke ernst, dienbsp;naauwgezetheid des levens, die voorbeeldigenbsp;godzaligheid gevonden wordt, welke denbsp;opregte Christenen behoorde te onderscheiden.nbsp;Men kan bij velen eene zekere laauwheid,nbsp;verachtering, wereldszin, en gelijkvormigheidnbsp;aan de wereld opmerken, waardoor hetnbsp;geestelijk leven kwijnt. De naamchristen ennbsp;mondbelijder maakt daarvan gebruik, omnbsp;zich zei ven te verontschuldigen bij zijnenbsp;gebrekkige beoefening van de voorschriftennbsp;des Evangelies. Wie is er volmaakt? zijnnbsp;wij niet allen zondaren voor God ? heeftnbsp;niet ieder mensch zijne gebreken ? dus spreektnbsp;hij, en vleit zich heimelijk met eene ijdelenbsp;gerustheid. De voorbeelden van bijbelheili-gen, wier verkeerdheden of misstappen onsnbsp;ter waarschuwing en tot afschrik van hetnbsp;kwade staan opgeieekend, en niet mindernbsp;de gebreken van zijne medechristenennbsp;(1) Hom. VII: 24.
-ocr page 21-lijdgenooien, die in het een of ander opzigt niet wandelden overeenkomstig hunne heerlijke en heilige roeping, grijpt hij aan, omnbsp;zich te overreden, dat dit alles zeer welnbsp;bestaanbaar is met het Christendom. Mennbsp;behoeft zich deswegen niet te bekommeren,nbsp;noch te ontrusten. Het is slechts een bewijsnbsp;van de menschelijke onvolkomenheid. Wijnbsp;zijn en blijven zondaren, in wier vleeschnbsp;geen goed woont, dus spreekt hij. Hoenbsp;treurig zou het er uiizien, bijaldien zulknbsp;eene redenering gegrond ware. Dan stondnbsp;er eene wijde deur voor de ongeregligheidnbsp;open, en de gruwelijkste misdrijven zoudennbsp;op de lijst van zwakheid en onvolkomenheidnbsp;geschreven en verschoond worden.
Dat zelfde woord van God, hetwelk verklaart, dat er niemand regtvaardig isnbsp;voor Hem, niemand die zeggen kan, iknbsp;ben rein van zoude, zegt ons ook, wie uitnbsp;God geboren is, doet de zonde niet, ennbsp;daarin worden de kinderen Gods en denbsp;kinderen des Boozen openbaar, dat denbsp;eersten de regtvaardigheid en de anderennbsp;de ongeregligheid doen. Als men in chbistcsnbsp;JEZü* is, dan wandelt men niet naar het
-ocr page 22-vleescli, maar Haar den geest. nbsp;nbsp;nbsp;Wie met
CHBiSTCS de zonde afgestorven is, kan niet meer in of voor liaar leven. Zondaren, janbsp;diepbedorven zondaren, dit blijven wij in denbsp;oogen van den heiligen en regtvaardigennbsp;God, dat zijn wij ook in onze eigenenbsp;schatting. Doch het is er vdrre af, datnbsp;dit ons zou te vreden stellen en genoegennbsp;doen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Neen, het is ons tot smart en
schaamte. Het is niet met opzet, maar tegen onzen wil. Het vleesch begeert nietnbsp;alleen tegen den geest, maar de geest strijdtnbsp;ook tegen het vleesch. En indien wij denbsp;vernederende taal van paüics overnemen,nbsp;en de onze maken, dan moeten wij ook,nbsp;indien wij ons met hem willen meten, ernbsp;naar streven, om in opregtheid des genioeds,nbsp;hem te kunnen na zeggen: ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwen-di(jen mensoh (l). Die de zonde doet, isnbsp;uit den Duivel, (2) zegt johannes, en, wienbsp;de wereld lief heejt en hetgeen in de wereld is, de liefde des Traders is niet innbsp;hem. (.3) Wie geen strijd voert tegen hetnbsp;kwade in en rondom hem en zich daarbijnbsp;(1) Rom. VII: 22. (2) 1 Joh. Ill: 8. (3) 1 Joh. II: 15.
-ocr page 23-gerust stelt door ’s mensclien onvolkomenheid, hij is nog in het vleesch, hij wandelt in denbsp;duisternis, hij is een vriend der zonde, ennbsp;niet van God, en blijft hij zoodanig, jezosnbsp;CHEisTcs zal hem veroordeelen als een’ werkernbsp;der ongeregtigheid. Zijt dus op uwe hoedenbsp;lezers! dat gij u niet in valsche overleggingen toegeeft tot scliade en verderf uwer zielen.
Des menscJiesi zedelijk onvermogen.
Van geheeler harte onderschrijf ik, wat een beroemd vaderlandsch godgeleerde voornbsp;eenige jaren verklaarde: » waarachlig is denbsp;leer der onmagt, onwraakbaar gestaafd doornbsp;Gods woord en de ervaring van alle eeuwen.”nbsp;Doch, zoo waar dit is, zoo dwaas, zoo gevaarlijk en zondig is het, die heilige leer tenbsp;bezigen tot een dekmantel van het kwade.nbsp;Wij zijn zóó bedorven, dat wij te eenemalenbsp;buiten staat zijn om ons zelven te vernieuwen. God moet door de alvermogende krachtnbsp;van zijnen Geest ons het willen en het werken geven; het moet ons uit genade gegevennbsp;worden in de zaak van Christus te gelooven.nbsp;De Vader moet ons trekken, geloof en he—
I
-ocr page 24-keering is eene gave Gods, Dus spreekt men, en het is volkomen waarheid, wat men zegt;nbsp;ik zeg het met u. Maar, het besluit, datnbsp;gij er heimelijk uit afleidt, is te eenemalenbsp;valsch, God onteerend, en strekt tot uwenbsp;eigene veroordeeling. Men mag het willennbsp;weten of niet, het besluit, dat gij hier uit—nbsp;trekt, is toch dit: dat ik niet anders ennbsp;beter hen, is niet mijne schuld, maar dienbsp;van God; ik kan mij immers niet veranderen? De oorzaak, waarom ik niet tot Godnbsp;bekeerd ben, is niet omdat ik het niet wil,nbsp;maar omdat God het mij niet geeft. Zoonbsp;zoudt gij dan vrij zijn, en de hooge God denbsp;schuld uwer veroordeeling dragen. Zoo zal dannbsp;in den dag des gerigts de vlekkeloos Heilige,nbsp;de God der liefde, aangeklaagd worden alsnbsp;de eerste oorzaak uwer onbekeerlijkhcid ennbsp;niet gij. Verschrikkelijke laster, dien mennbsp;niet dan met huivering ter nederschrijven ofnbsp;lezen kan! Dit is in waarheid een verzinselnbsp;door de bel uitgedacht om den tragen menschnbsp;door valsche overleggingen te bedriegen.
Sta op, o mensch! en rigt met uwen Maker, Gij kunt u zelven niet bekeeren,nbsp;zegt gij) maar wilt gij het wel ? Is het uw
-ocr page 25-lust om heilig te worden, en geheel voor God te leven? Gij zegt ja, maar is dat geennbsp;leugen, daar gij met genoegen in de zondenbsp;voorileeft, ze met voorbedacht opzet aan denbsp;hand houdt? God moet het mij geven,nbsp;zegt gij. Maar wilt gij het wel hebben,nbsp;hebt gij het ooit met waren ernst bij Hemnbsp;gezocht, of heeft Hij het u geweigerd? Ja,nbsp;maar zoo lang ik den Geest niet heb, dusnbsp;herneemt gij, zoo lang vermag ik niets.nbsp;Is die Geest u dan niet beloofd, is Ilij unbsp;niet geschonken? Klopt Hij niet aan uwnbsp;hart? Twistte Hij niet met u, overtuigdenbsp;Hij u niet meermalen van zonde en vannbsp;gevaar? En wat deedt gij? Tegenwerpingennbsp;maken. In plaats van uwe schuld te erkennen en te belijden, wierpt gij de schuld opnbsp;uwen Schepper; in plaats van die middelennbsp;te gebruiken, die binnen uw bereik waren,nbsp;hebt gij die verwaarloosd, niet gebruikt hetgeen gij hadt, en zonder hetwelk u nietnbsp;meer kon gegeven worden.
Gij zult uwen God aanklagen , die zóó lang, zóó krachtig, zóó overvloedig aan uwe hekeeringnbsp;gearbeid heeft. Die door zoo vele middelennbsp;en wegen u tot nadenken en tot veroot-
-ocr page 26-moediging heeft willen brengen, door zoo veel zegen en goedertierenheid u lot zichnbsp;wilde trekken, en die u nog heden in zijnenbsp;langmoedighoid draagt en alles aan u doennbsp;wil, wat tot uwe zaligheid noodig is. Uitnbsp;uwe woorden zult gij geoordeeld worden.nbsp;Stel eens, het was waar, wat gij hij uw zei vennbsp;denkt, dat God u zijnen Geest onthield.nbsp;Stel eens, dat God wilde maaijen, waarnbsp;Hij niet gezaaid had, dan zoudt gij u nognbsp;van de zonde zoo veel uw’e vermogens toelieten, en dus meer dan gij deedt, hebben kunnen onthouden; dan zoudt gij alnbsp;die middelen, w'elke in uwe magt waren,nbsp;ter uwer opw'ekking en leregtbrenging hebbennbsp;moeten gebruiken. En als gij dan al watnbsp;gij als een redelijk mensch, zonder de hoogerenbsp;hulp des Geestes kondet verrigten, hadt innbsp;het werk gesteld, zoudt gij kunnen zeggen :nbsp;Heere! ik heb alles gedaan, wat ik kon,nbsp;verder was het mij niet mogelijk. Dochnbsp;daar gij, noch ooit iemand dit zeggen kunt,nbsp;zoo velt gij uw eigen vonnis, als van een’nbsp;boozen en luijen dienstknecht, die niet gewild heeft, en dus door eigen schuld verloren gaat.
-ocr page 27-27
Gods onbegrensde harmharligheid.
Onder de valsclie overleggingen, waardoor men zich. zelven misleidt, is er misschiennbsp;geene algemeener, schijnhaarder en gevaarlijker, dan die, ontleend uit de leer vannbsp;Gods onbegrensde barmhartigheid in christds,nbsp;door het Evangelie ons geopenbaard. Mennbsp;zegt: CHBtsTDS is voor zondaren gestorven.nbsp;Men voedt een algemeen, blind, doch koelnbsp;en levenloos vertrouwen op de verdienstennbsp;van CHRISTDS, eene zekere vaststelling van dennbsp;rijkdom der goddelijke genade, die men zichnbsp;belooft, waarop men gerust voortleeft en welnbsp;eens onbekommerd sterft. Het geloof dat denbsp;zoodanigen uitoefenen, is niet het levend geloof des harten, dat reinigt, en in de liefdenbsp;werkzaam is; maar eene bloote vaststellingnbsp;on blind vertrouwen. De genade, waaropnbsp;zij steunen, is een pijnstillend middel voornbsp;het geweten en een oorkussen voor de zorgeloosheid.
Zij weien van geen’ ootmoed of verbrijzeling des harten. Zij kennen geen’ strijd met zondige driften en lusten. Men bespeurt bijnbsp;hen geene merkbare verandering in hunne
-ocr page 28-%vijze ran leven, in de keus hunner vermaken , in den toon hunner gezelschappen, of in den gang hunner werkzaamheden. Denbsp;vorige verkeerdheden, zich openbarende innbsp;wereldliefde, hoogmoed, zelfbehagen, ingenomenheid met de zienelijke dingen blijvennbsp;hen beheerschen. Zij schijnen niets af tenbsp;leggen, niets aan te doen, niets te verloo -chenen te hebben. Zij roemen in christüs,nbsp;spreken van den hemelschen Vader alsnbsp;hunnen Vader, van de zaligheid hier na-maals, als hunne verwachting, en zoudennbsp;het zeer kwalijk nemen, als gij hen nietnbsp;voor goede Christenen en erfgenamen desnbsp;eeuwigen levens heschouwdet. Zij weten wel,nbsp;en zullen het soms niet weigeren te bekennen, dat zij niet leven, zoo als hetnbsp;behoort. Doch de leer, dat wij als zondaarsnbsp;moeten gezaligd worden, stelt hen gerust;nbsp;zij rekenen op Gods barmhartigheid, en zijnbsp;gelooven, dat dit hun vertronwen niet zalnbsp;beschaamd worden. God is liefde, cheistcsnbsp;heeft alles volbragt: daarin te berusten, hieropnbsp;zich volkomen te verlaten, is bij hen denbsp;beoefening van dat geloof, hetwelk het Evan'nbsp;gelie voorschrijft en aan hetwelk de zaligheid
-ocr page 29-verbonden wordt. Met dat al is het eene valsche overlegging, want het is een geloofnbsp;dat men zichzelven heeft opgedrongen, datnbsp;niet in het hart geplant is en geene vruchtennbsp;voorlbrengt. Het is niet meer dan een bespiegelend, historisch geloof, met eene zelterenbsp;mate van hartstogtelijk gevoel en oppervlakkigenbsp;kennis, hetwelk de zoodanigen bezielt, maarnbsp;het hart onveranderd laat. Geene liefde ofnbsp;dankbaarheid, geene teederheid des gemoeds,nbsp;geene warmte of ijver om God te dienennbsp;W'ordt daardoor geboren. Het is dus eennbsp;dood geloof, een ijdel vertrouwen, eene be—nbsp;driegelijke hoop. Er ontbreekt daarbij dienbsp;innerlijke af keer van de zonde, die ongeveinsde lust tot het goede, die teedere verknochtheid der ziel aan christos, die geheelenbsp;verbindtenis aan God, die heerschende toeleg,nbsp;om rein en heilig te worden, dat ootmoedignbsp;schuldgevoel, die zucht om God te behagennbsp;en aan jezds gelijkvormig te worden, hetwelknbsp;alles onafscheidelijk is van een opregt geloofnbsp;in JEZUS CHRISTUS, en de waarachtige bekeeringnbsp;tot God. Zij dan, die zich zonder zulk levend,nbsp;harireinigend geloof te vreden stellen met eennbsp;algemeen vertrouwen op de onbegrensde
-ocr page 30-barmhartigheid van God en den rijkdom van CHRISTOS verdiensten, bedriegen zichzelveu metnbsp;ijdele overleggingen. Zij zijn niet ongelijknbsp;aan den zoon in de gelijkenis, die tot dennbsp;vader zeide, ik ga heere, en hij ging niet.nbsp;Hoeren en tollenaars zullen hen voorgaan innbsp;het koningrijk Gods. Indien zij niet veranderen en worden als de kinderkens, zijnbsp;zullen niet ingaan 5 want die zichzelven verhoogt, zal vernederd worden, en die zichzelven vernedert, zal verhoogd worden. Ofnbsp;wat zamenstemming heeft God met de zondenbsp;en CHRISTOS met de wereld?
Wij hebben eenige valsche overleggingen leeren kennen, waardoor men zich zei vennbsp;bedriegen kan, en ik vertrouw, het gevaarnbsp;van aldus, door zelfbedrog misleid, verlorennbsp;te gaan, heeft menig lezer of lezeres getroffen. Doch, gelijk het voor een’ dwalendennbsp;reiziger niet genoeg is te weten, dat hij zichnbsp;op een’ verkeerden weg bevindt, daar hijnbsp;ook dien weg verlaten en den goeden wegnbsp;inslaan moet, zoo móeten wij ook nietnbsp;slechts de valsche overleggingen kennen en
-ocr page 31-die vaarwel zeggen, maar tevens naar iels beters uitzien, om de hope der zaligheid opnbsp;een onwrikbaren grondslag te vestigen. Omnbsp;bet ware te zoeken, moeten wij het valschenbsp;leeren kennen. Zal men het gevaar ontwijken , men moet met het gevaar bekendnbsp;zijn. Laat het u dan niet hinderen, zoonbsp;gij door dit geschrift in uwe zoete mij -mering gestoord zijt. Het is noodzakelijknbsp;voor uwe behoudenis, en bet is weldadig,nbsp;wanneer het u den weg daartoe, den wegnbsp;des levens door het geloof doet inslaan. Omnbsp;hieraan bevorderlijk te wezen, wil ik aannbsp;bet reeds geschrevene nog een broederlijknbsp;ernstig woord toevoegen.
OPWEKKING OM VAN DE IJDELE OVERLEGGINGEN AF TE ZIEN,
EN EEN’ VASTEN GROND VAN BEHOUDENIS TE ZOEKEN.
Gevoelt het gewigt van het behandelde en toetst er u zeloen aan.
Zijn die overleggingen, hetzij uil iemands denkwijze en gezindheden, hetzij uit eenenbsp;verkeerde voorstelling of toepassing van de
-ocr page 32-32
1'
heiligste Evangeliewaarheden ontleend, valsch en bedriegelijk; heeft het voorgestelde u overtuigd van het ijdele en ongegronde dernbsp;hope, daarop gebouwdj is er geene gevaarlijker misleiding, dan wanneer men metnbsp;ijdele verwachting de eeuwigheid intreedt,nbsp;waar geene herstelling, geen herdoen meernbsp;mogelijk is. O! laat het ons dan niet genoeg zijn een waarschuwend woord gelezennbsp;te hebben, maar volgen wij dat ook op.nbsp;De zaak is immers van het hoogste ge—nbsp;wigt. Het betreft hier niet eenig geld ofnbsp;goed, den welstand van eenige jaren; maarnbsp;het eindeloos geluk of ongeluk van uwenbsp;onsterfelijke ziel. Wie zou zich gerust durven te slapen leggen op een’ grond, dienbsp;ondermijnd is en elk oogenblik kan instorten ? Indien er geen andere en betere grondnbsp;voor u te verkrijgen ware, ik zou u datnbsp;roekeloos zelfbedrog niet pogen te ontnemen.nbsp;Doch nu er iets beters voor u te bekomennbsp;is, zou het onredelijke dwaasheid zijn, nognbsp;langer u zei ven te misleiden. Het is voorzeker eene grievende teleurstelling, hetgeennbsp;dus ver gewin was, voor schade te moetennbsp;rekenen; en daar men meende rijk te zijn.
-ocr page 33-zich arm le bevinden. Doch zal de hoop uwer zaligheid niet op een’ ij delen grondslag gevestigd zijn, dan zal het hier tochnbsp;moeten beginnen. Daarom bid ik u in dennbsp;naam van God, dien wij niet misleiden kunnen , en betuig u bij het heil uwer zielen,nbsp;keert tot u zelven in, onderzoekt welke denbsp;gronden zijn, waarop gij uwe verwachtingen voor de eeuwigheid bouwt; toetst zenbsp;aan het woord van God, naar hetwelk gijnbsp;zult geoordeeld worden. Bevindt gij dienbsp;valsch, erkent dan uw gebrek en gevaar,nbsp;liever dan dat gij uw oog zoudt sluiten voornbsp;u zelven. De misleiding kan toch niet altijdnbsp;voortduren. Wij gaan naar eene plaats,nbsp;waar alle begoocheling zal ophouden en iedernbsp;in zijne ware gedaante geopenbaard zal worden. In tijdelijke dingen maakt gij vooruitziende berekeningen. Gij waagt het uwenbsp;niet in ondernemingen die op losse gronden steunen. Gij zoekt de meest voldoendenbsp;zekerheid te bekomen. Alles wordt zoo veelnbsp;mogelijk gewaarborgd en verzekerd. En innbsp;het ééne dat noodig is, zijn de menschennbsp;gerust zonder grond. Waarlijk, er is naau—nbsp;welijks eenig ander bewijs noodig voor onze
34
diepe verdorvenheid, dan de onbezonnenheid waarmede men omtrent de eeuwige dingennbsp;handelt. Mogt de dag, waarop gij dit leest,nbsp;de laatste zijn, waarin gij dus handelt, ennbsp;de verzekering van het behoud der ziele unbsp;van nu af ernstig ter harte gaan.
Verwisselt uwe valsche overleggingen niet met anderej even bedriegelijk ^ maarnbsp;tracht den eenigen waren grond ennbsp;verwachting voor uwe hoop tenbsp;leeren kennen.
Bedenkt wel wat gij doet, en terwijl gij het gevaarlijke van uwen toestand erkent,nbsp;zoo zijt toch op uwe hoede, om u niet toenbsp;te geven aan overleggingen die evenzeer valschnbsp;zijn, en waardoor gij u op nieuws zoudt bedriegen. De gedachte kome niet in u op,nbsp;het heeft den tijd nog wel. Kan het ooitnbsp;te vroeg zijn om eene misleiding vaarwelnbsp;te zeggen? Is niet elke onderdrukking vannbsp;de overtuiging der waarheid eene verharding des harten? Is het wel ooit veilig, onbekommerd voort te leven, terwijl men eenenbsp;onherroepelijke eeuwigheid te gemoet gaat.
-ocr page 35-en liel zwaard des doods boven onze hoofden aan eenen dunnen draad hangt, waarovernbsp;wij geene beschikking hebben. Zegt niet bijnbsp;u zei ven: indien alle deze gronden mijnernbsp;hoop en verw'achting wegvallen, waarop zalnbsp;ik dan mijn verirouw'en vestigen ? Wie kannbsp;dan zalig worden? Wij allen kunnen dat,nbsp;indien wij het willen, indien wij pp diennbsp;grond bouwen, waarop het Evangelie onsnbsp;cene gewisse vertroosting en goede hoop innbsp;de genade gegeven heeft. Die grond ligtnbsp;niet in u of mij, in hetgeen wij zijn, hebben of doen, maar alleen in christüs , innbsp;hetgeen Hij is, heeft en deed. Hij is de Rots -steen des heils, waarop gij veilig kunt bouwen. Komt tot Hem, vermoeid en belastnbsp;als gij zijt, tot Hem, die alleen in staat isnbsp;ons van den vloek der wet te verlossen, tenbsp;regtvaardigen, te heiligen en te verheerlijken,nbsp;door Zijne genade. Het is in de vereenigingnbsp;en gemeenschapsoefening met Hem, in denbsp;onderwerping en toewijding aan Hem, datnbsp;wij de w'are rust der ziel bekomen, diennbsp;hoogen vrede, welke alle verstand te bovennbsp;gaat, en die hemelsbreed verschilt van denbsp;zorgelooze gerustheid, die bij den nnbedaeht-
36
zame en onnadenkende gevonden wordt. Het is niet vreemd, dat men in zich zelvennbsp;wil zoeken, hetgeen alleen in christds tenbsp;vinden is. Of, zoo wij het al eenigzins bijnbsp;CHBtsTüs zoeken, dat wij tot Hem komennbsp;met een verdeeld hart. Zoo lang dit plaatsnbsp;heeft, kan er geen ware rust en levendenbsp;hoop bij ons zijn. Christds moet het alleen,nbsp;geheel, boven alles, het eenig al voor onsnbsp;hart worden. Dan zal er een nieuw levennbsp;in ons verwekt worden. Hij zal in u, ennbsp;gij voor Hem leven. Dan zal christds eenenbsp;gestalte in u bekomen, en dit geloof zal vruchten voortbrengen Gode ter eere. Gij zult dannbsp;niet meer behoeven te vragen; wat zal ernbsp;van mij worden? Want in u hebt gij eennbsp;getuigenis, en de Geest zal met uwen geestnbsp;getuigen, dat gij kinderen Gods zijt. Welgelukzalig nu allen, die zoo op Hem vertrouwen. Voor hen is er geene verdoemenis.nbsp;Zij zijn uit den dood overgegaan in hetnbsp;leven. Dit is nu de weg, de eenige, maarnbsp;ook voor allen geopenbaard, de weg dernbsp;behoudenis, waarop God u roept en wilnbsp;keren wandelen.
-ocr page 37-37
Onderdrukt alle bedenkingen^ welke tegen dien grond in u mogten opkomen.
Geene nieuwe bedenkingen of overleggingen tegen het bovengenoemde ingebragt, want die allen worden door het Evangelienbsp;ijdel en valsch verklaard. De vrees voornbsp;zelfbedrog is dan natuurlijk en welgegrond,nbsp;wanneer wij iets van ons zelven wachten ofnbsp;door ons zelven zouden willen bestaan. Doch,nbsp;wanneer wij alles builen ons in chkistüs zoeken , wanneer wij opregt lot zijne dienstnbsp;gezind zijn, en zijn juk op ons willen nemen,nbsp;dan kunnen wij niet beschaamd uitkomen.nbsp;Immers, wie is het die tot ons spreekt ?nbsp;Is het niet de Waarachtige en Getrouwe?nbsp;Wie is het, aan wien wij ons toeverirou-wen? Is Hij het niet, in wien geregtig-heden en sterkte zijn, die één is met dennbsp;Vader. Wantrouwen en achterdocht omtrentnbsp;Hem is beide onieerende voor den Vader ennbsp;den Zoon. Het is alleen het los en ijdelnbsp;vertrouwen van den onboetvaardigen mensch,nbsp;die naar geene reinheid verlangt, hetwelk innbsp;het Evangelie veroordeeld wordt. Het eenvoudig en harielijk vertrouwen van den
-ocr page 38-j'-.
iieilbegeerigen, zich zelven voor God. veroor-deelenden zondaar, die niet alleen zalig, maar ook rein en heilig wil worden j ditnbsp;kan nooit te vroeg en nooit te sterk wordennbsp;uitgeoefend. Dat is het groote gebod vannbsp;het Evangelie, dat wij gelooven in dennbsp;naam des eeniggehoren Zoons van God.nbsp;Werpt dan alle overleggingen des verstandsnbsp;en van het achterdochtig hart ter neder.nbsp;Komt tot de gehoorzaamheid des geloofs, ennbsp;laat u niet langer terughouden om volkomen te hopen op de genade, die unbsp;loegehragt is, en loegebragt zal worden in denbsp;toekomst van curistcs !
fVordt icegwijzers en V007'heelden voor uwe dwalende medechristenen ^ en zoekt zelvennbsp;gedurig op te wassen in de kennis ennbsp;genade van den Heer jeziis christcs.
Ziet gij onder uwe medechristenen de zoodanigcn, die zich nog door valsche over-leggingen bedriegen, ontneemt hun die doornbsp;vriendelijke tcregiwijzing. Meer nog dannbsp;woorden, werke uw voorbeeld vol liefdenbsp;en opregiheid. Zoekt daardoor hen die
-ocr page 39-39
dwalen tot bescliaming en veroordeeling te zijn. Hoe meer liet ondersclieid tusschennbsp;opregie Christenen en die liet slechts in naamnbsp;zijn in het oog valt, hoe meer zij uwenbsp;goede werken zien, des te meer moet denbsp;ijdelheid hunner hoop ontdekt worden 5 desnbsp;te meer stelt gij hen in de gelegenheid omnbsp;te zien, dat hun veel ontbreekt. Wandeltnbsp;waardiglijk het Evangelie en tracht langsnbsp;dien weg alles af te snijden, wat uit uwnbsp;voorbeeld ten nadeele van de zaak des Heerennbsp;zou kunnen worden afgeleid. Gij weet, denbsp;menschen. zijn zoo gereed om zich te verontschuldigen en waar zij op eene of anderenbsp;verkeerde handeling van Christenen kunnennbsp;wijzen, zich nog meer te veroorloven. Zijtnbsp;tevens op uwe hoede tegen eene andere soortnbsp;van valsche overleggingen, waarvoor gij misschien bloot staat, en waardoor uw wasdomnbsp;in .kennis en genade zou belemmerd wordennbsp;en gij den troost des geloofs missen. Hetnbsp;is, bij voorbeeld, eene valsche overlegging,nbsp;wanneer men de leer onzer afhankelijkheidnbsp;van hooger invloed en leiding van Godsnbsp;Geest afscheidt van onze pogingen en onzenbsp;redelijke werkzaamheid. Ook wanneer gij de
-ocr page 40-40
leer der ongenoegzaamheid van goede werken, afscheidt van de leer der noodzakelijkheidnbsp;van goede werken j wanneer gij uwe sterktenbsp;in geloof naar uw gevoel, en uwe betrekkingnbsp;tot (lod naar uw uitwendig lot berekent.nbsp;Het zou ook eene valsche overlegging zijn,nbsp;wanneer gij den troost der schuldvergifFenisnbsp;vóór de verootmoediging en belijdenis vannbsp;zonde, en de vervulling der goddelijke beloften buiten den weg waaraan die verbonden is wildet verwachten. Het zou eenenbsp;valsche overlegging zijn, wanneer gij denbsp;overwinning buiten den strijd, het opwassennbsp;in de genade buiten het opwassen in de kennis, en de vordering in heiligmaking, buitennbsp;een dagelijksch toenemend geloofsleven te ge-
Wat God te zamen gevoegd heeft, mogen wij niet scheiden. Het moet ons niet genoeg zijn, dat we al tot Christus gekomennbsp;en wedergeboren zijn tot eene levende hope.nbsp;Wij moeten ook in Hem blijven , geworteldnbsp;en opgebouwd in Hem, en bevestigd in hetnbsp;geloof. Doch waartoe meer bijgebragt? Eennbsp;ieder zoeke, terwijl hij toeziet waarop hijnbsp;bouwt, meer en meer bekend te worden
-ocr page 41-41
met den geheelen inhoud van Gods woord.
Daaraan u le houden, daaraan alles te beproeven en langs dien weg meer vastigheid en zekerheid te bekomen, zij uw toeleg ennbsp;uwe bede. Wie op deze gronden bouwt,nbsp;hiernaar zijne gangen rigt, zal niet'bedrogen uitkomen, Want al zijn de menschennbsp;leugenachtig, al is ons eigen hart arglistignbsp;en boos meer dan eenig ding, God is waarachtig j de hemel en de aarde mogen voorbijnbsp;gaan, het woord onzes Gods bestaat innbsp;eeuwigheid.
Wie kan zijn eigen hart vertrouwen,
Zijn hart, zoo vol arglistigheid?
Gij blijft het Heer! geheel doorschouwen, Daar ’t voor ü naakt en open leit.nbsp;Treft Gij mij aan op booze wegen.
Zoo leid mij op de regte baan;
Dan lacht mij in hel eind’ de zegen Van ongeveinsde Godsvrucht aan.
II
-ocr page 42-¦A '¦w
Bij do. Drukkers on Boekverkoopers M. Wijt amp; Zokïk zijn verkrijgbaar de volgende Kleine Stukjes:
Cents. .Hugo Bourne....... . 07^ .De Christelijke viering van den Zondag .....05 .HenryOboukiali,in boorling der Sandwiebs-eilanden. . 10nbsp;.DeZendelingeninGruenland 15nbsp;.Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;«Twee Brieven van een*nbsp;Leeraar in Zuid-Afrika . , 15nbsp;Fulycarpus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 • Als God werkt, wie zal dan keeren? ........ ,.15 .De Soldaten-düchter. ... 10 .Zacliéüs i.Twce Buren !. De bekee r. van A.H. Franke. i.Blandina i.Bcde van een Grijsaard. 08 10 4 7^ 10 85 84, 85 86 87.Hel Huisgez.le Heatlierdalo IS Conta. 1. Lcvcnsgesckiedenifl vannbsp;Peter Lolibcek . é gt; - . . 15 2. Do welbestede Stuiver . • 10 3iDe Wever uit Welsh, • . 07^ De kieina Bewonervan het 4. Anvergn4sclic Gebergte. • 10 5. Arme Saranbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07^ 6. De jonge Hulbe'^voonstcr « 22| 7. nbsp;nbsp;nbsp;Opwekking te Elbericld . 05 8. De lersche Boer ..... 10 9. Elisabeth Cunningham , • 20 10. Geschiedenis van JohnRo-bens, de Matroos ..... lO 11. Uitbreiding van de Parabel 10 12. Het Leven van Kolonel Jacob Gardiner. . . .....in 15 .De Stroopers-dochter. . , 10 14. De Bode met goede tijding 15 15. Jansje Allan ........ 15 16. Zonderlinge tusschenkomstnbsp;der Voorzienigheid .... 07 17. Levensber. van AmeliaGale 10nbsp;18.Sara Hill, de leerling van de Zondagschool......15 19. DeGeschied.vanMarySmith l2.i 20. De Dorps-predikant. ... 10 21. De waarheid en uitwerkselen van het Evangelie. . 10 22. Kracht des geloofs, bij treffende beproeving ..... 10 33,lierman de Houthakker . • 12^ 24Laatsto uren v. JohnCowpor 10 35. Het einde van den tijd. . . 10 36. Wat God bewaart, is wel bewaard ..........15 *7.Wie «ijl gij? Wat hebt gij te doen? ....••••••lO 28.DeWeèrhaanvatthetKastcel 12| 39.Eben-Haëzor in Latakko«* 10nbsp;SO.Eenige berigten van Indi-aanache Bekeerlingen ... 10 31. De Christen-feesten. . , , 05 32. Verhaal van twee reizende Predikers.........07^ 35,DeTijd en de Eeuwigheid. 10 34. Kortenheilz.Berigtaanallen 10 35. nbsp;nbsp;nbsp;Leven sloop van/ohanCoen- raad Ter Linden ......07^ 36. Een Beroep op hel hart*. • 12| 37. Trekken uit het leven oensnbsp;Landmans in dun Elzas • • 10 38.Sterfgevallen van zeven bekeerde Heidenen .... 10 i 39 .Levensloop vaaC.L.Töpfer 07^!nbsp;isO.Eonige bijzonderheden uil : het leven van Morrison • . 15 i 41.S.. JjydUl........0’{i |
.Het gelukkige Sterfbed • • 10 .De weg en helmiddel ... 15nbsp;.DeGasl zonderBruiloftskl. 07| .Treüeiid voorbeeld. .... 07| XevcnsschetsvanBIumhardl 15nbsp;.Hadara,een jongAbyssiuiër 04nbsp;De Oude Geneesheer. • , , 10nbsp;llocpstem des Heeren ... 15nbsp;Anna Walsh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07^ .Eerste zending leStTbomas 15 Thirza, of de aantrekkingskracht van het Kruis • • • 20nbsp;.Merkwaardig voorbeeld vannbsp;vroege Godsvrucht, .... 07^nbsp;De Russische Kleermaker • 07^nbsp;Ecnige kenmerken van eennbsp;kind Godsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07^ Overtuiging Verwaarloosd . 13| ¦ EenwoordaanjongeMoeders OZj De onbekende Zendeling . O4nbsp;Het leven en sterven vannbsp;Mevrouw RumplF ..... 10nbsp;Opmerkelijke leiding Gods 07(nbsp;.Een nieuw Traktaatje. . . 10nbsp;'De vrome Landman • * • • 07|nbsp;Ernstige gedachten over de Eeuwigheid .••«•••• 07| De bejaarde Christen in het Lord Teignmouth ..... 10 Leven van Schwartz. , • . 08 Wie zoekt die vindt. ... 05nbsp;Levensb. van een* Soldaat. 05nbsp;Facalsdorp. ....... 07^ Onnoodige zorgen. • . . . 04 |