-ocr page 1-

CATHARINA PHILIPS

OF

DE TOT RIST GEKOMENE.

Te Eoti'eedam, bij M. W IJ T amp; ZONEN,nbsp;1853.

-ocr page 2- -ocr page 3-

Het was gedurende mijn kortstondig verblijf in een klein stadje, dat ik een dame mijner kennis ontmoette,nbsp;wier lust het is zich de belangen der armen aan tenbsp;trekken; zij verhaalde mij dat zij nu eene arme vrouwnbsp;ging bezoeken, die zeer ziek en neergedrukt was.nbsp;Zij hoopte dat de verkwikkingen en versterkingen,nbsp;die zij haar bezorgd had, haar wat mogten opbeuren,nbsp;»Reeds tweemaal bezocht ik haar,” voegde zij er bij,nbsp;))ik deed mijn best haar te vertroosten, maar het mogtnbsp;mij niet gelukken.” Ik onderzocht naar de oorzaaknbsp;van de groote droefgeestigheid dezer arme zieke, ennbsp;vernam dat zij zich voor den dood zeer beangst gevoelde , vreezende voor eeuwig verloren te zullen gaan.nbsp;Toen ik mijn innig medelijden met zulk een’ toestandnbsp;betoonde, drong mijne vriendin er op aan, dat iknbsp;haar zou vergezellen, zeggende: «ik ben waarlijk verheugd u nu juist aangetroffen te hebben, want iknbsp;gevoel mij geheel ongeschikt haar toe te spreken. Zijnbsp;zal u met te meer genoegen bij zich zien, daar gijnbsp;gelijk haar vader uit Ierland afkomstig zijt.” Ik

-ocr page 4-

stemde er in toe met haar te gaan, en verhief intus-schen mijn hart tot God, dat Hij mij naar de behoefte van deze bezwaarde ziel mogt doen spreken, dat iknbsp;haar mogt vertroosten zonder haar evenwel te misleiden, en dat zij in mijne komst belang mogt stellen ,nbsp;niet zoozeer omdat ik uit een land was op hetwelk zijnbsp;bijzondere betrekking gevoelde, maar dat het mijnbsp;gegeven mogt worden haar den weg tot dat vaderlandnbsp;te w'ijzen, waar noch rouwe, noch gekrijt, nochnbsp;moeite , zelfs de dood niet meer zijn zal. Openb. XXI; 4.

Wij traden een hoekhuis binnen, bestegen eene smalle trap, en vonden in een armoedig vertrek denbsp;zieke te bed liggen; met moeite scheen zij adem tenbsp;halen. Zij kwam mij voor dertig jaar oud te zijn;nbsp;hare handen waren vermagerd, en haar uitzigt zeernbsp;vervallen; maar de uitdrukking van angst en verwarring waren nog sterker op haar gelaat te lezen,nbsp;dan de sporen van de ziekte, die haar ligchaamnbsp;ondermijnde; deze inwendige gejaagdheid gaf een’nbsp;onaangenamen trek aan haar anders niet onbevallignbsp;gelaat.

Na haar naar hare gezondheid gevraagd te hebben, zeide mijne vriendin; nik breng u heden eene vriendinnbsp;van mij. Zij is eene lersche; ik kan heden niet langnbsp;bij u blijven; hebt gij trek in wat gelei, zendt er dannbsp;maar bij mij om, en nu wees w'elgcmoed, en geefnbsp;u niet te veel aan al die droevige denkbeelden over.”

»Zijt gij eene lersche. Mevrouw,” vroeg cathauina PHILIPS; zoo heete de zieke. Ik antwoordde dat ik in

-ocr page 5-

Ierland geboren was, en dat ik vernomen had dat ook haar familie van daar afkomstig was.

))Gij zijt wel goed Mevrouw, dat gij zulk een arm schepsel als ik ben wilt opzoeken; ja! ik gevoel betrekking op de Ieren, en dat ter wille van mijnennbsp;dierbaren vader; bij is dood, en ik zal hem nooitnbsp;weder zien.” Bij dit zeggen ontrolde groote tranennbsp;bare oogen.

«Het is altijd een smartelijk gevoel,” hernam ik, «diegenen te moeten missen, die ons in onze kindschheidnbsp;met teederheid en liefde verzorgd hebben; en iedernbsp;die niet geheel gevoelloos is, zal het diep treffen,nbsp;wanneer geliefde ouders hem door den dood wordennbsp;ontrukt; maar wij weten toch ook, dat ieder waarnbsp;christen na dit aardsche leven verlaten te hebben,nbsp;ia de opstanding weder vereenigd wordt met al zijnenbsp;vrienden, in dien zij even als hij, hunne regtvaardigingnbsp;en vrede alleen in het verzoenend bloed van jezusnbsp;CHRISTUS gezocht hebben. Ik wensch dat gij en uwnbsp;vader tot die gelukkigen behooren, en dan moogt gijnbsp;vast gelooven, dat hij niet verloren is, maar u slechtsnbsp;is voorgegaan.”

«Ach Mevrouw!” .sprak de kranke, «ik weet bet is met de beste bedoeling dat gij mij zoo toespreekt,nbsp;maar het verkwikt mij niet, als ik van God of dennbsp;Heer jezus hoor spreken, in tegendeel, ik doe allenbsp;moeite om de gedachten hieraan verre van mij tenbsp;houden, want dat is nog het eenige middel voor mijnbsp;om wat rust te hebben.”

-ocr page 6-

r,

»Het smart mij u zoo te hoorei) spreken, want hetzij i)e heproevingeii dezes levens de oorzaak uwer onrustnbsp;zijn, of dat zij voorkomt uit de vrees voor het eeuwige oordeel, uw eenige steun en troost kan tochnbsp;slechts alleen zijn, in het vertrouwen op de liefdenbsp;Gods.”

)iDe beproevingen dezes levens,” heinam zij met nadruk, «o Mevrouw! schoon ik mijn deel heb innbsp;dezen afmattenden hoest, vreeselijke hoofdpijnen, ennbsp;bestendige pijn iu de zijde, ik zou mij daarover nietnbsp;beklagen, ook niet als ik alle nachten, gelijk zoo vaaknbsp;gebeurt, slapeloos moest doorbrengen , kon ik slechtsnbsp;vergeten waar ik henenga. Maar ik heb dit allesnbsp;verdient. en ik kan het niet vergeten.”

))Naar uwe woorden te oordeelen, vrees ik dat gij weinig vei'trouwen in de woorden des Heeren stelt:nbsp;Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt, ennbsp;Ik zal u ruste geven. Matth. XI: 28. En toch komtnbsp;gij mij voor juist zoo iemand te zijn als diegenen totnbsp;welke de Heer dit woord zoo vol erbarming rigtte;nbsp;en ik denk gij kent ook wel dit andere woord desnbsp;Heer en ; Die tot Mij komt zal Ik geenzins uitwerpen.nbsp;Joh. VI: 37.

))0! ja,” zeide zij , »dcze woorden heb ik duizende malen geliooid. Mijn zalige vader is op deze beloftenbsp;liencn gegaan, hij sloot zijne oogen nog stamelende:nbsp;Ik zal geenzins uit werpen. . . . Maar die was ooknbsp;heel anders dan ik ben, en hij verdiende naar dennbsp;iiemel tc gaan , want hij bad God lief, en hij bad

-ocr page 7-

tot God, hoe dikwijls heeft hij mij vermaand hem na te volgen, maar ik dacht dit is tijds genoeg alsnbsp;men oud isj zoo heb ik zijne vermaningen in dennbsp;wind geslagen, en thans nu het te laat is, zie ik hoenbsp;dwaas ik gehandeld heb. De zielsangst die in haarnbsp;oog te lezen was, trof mij nog meer dan de woordennbsp;die zij sprak. Zoowel om mij eigen gevoel lucht tenbsp;geven, als om haar te vertroosten, zeide ik: Godnbsp;vertrooste u!

))0!” hernam zij schielijk,diep zuchtende, «God heeft voor mij geene vertroostingen.” Na een oogenbliknbsp;stille, vervolgde zij, met een’droevigen blik; «Gij weetnbsp;niet met wie gij spreekt, Mevrouw! wist gij welknbsp;leven ik geleid had, kendet gij maar half de verdorvenheid van mijn hart, gij zoudt u niet zoo met mijnbsp;inlaten, en mij ook niet opwekken om tot God denbsp;toevlugt te nemen.”

Ik antwoordde dat ik van haar vroeger levensgedrag geheel onkundig was, en dat het mij smarte van haar te moeten hooren, dat zij zich zoo in de zonden hadnbsp;verhard, maar dat God die wel wist hoever zijnenbsp;barmhartigheid en genade zich uitstrekte, zelf gesproken had: De godlooze verlate zijnen weg, en denbsp;ongeregtige man zijne gedachten, en hij bekeere zichnbsp;tot den Heer, zoo zal Hij zich Zijns ontfermen, ennbsp;tot onzen God want Hij vergeeft menigvuldiglijk.nbsp;Jes. LV; 7. Dit zijn toch woorden die bemoedigennbsp;moeten om tot God te naderen; want Hij is geennbsp;man dat Hij liegen zou, noch eens men.schen kind

2

-ocr page 8-

el;U het Hem l)ei'Ouwen zou. Nnni. XXIII: 19. O! geloof toch God on zijn Woord, en bid Hein, dat Hijnbsp;om CHRISTUS wil u al uwe zonden vergeve.”

nAch! hoezeer w'cnschte ik dat ik dit konde doen en durfde gelooven, maar ik kan mijne gedachten ennbsp;wegen niet verlaten, w'ant zij zijn het die van mijnbsp;vlieden; er i.s volstrekt geene verdienste in, dat iknbsp;thans eenige zonden nalaat, nu ik niet meer in denbsp;gelegenheid hen ze te bedrijven. Het is niet in mijnbsp;te prijzen dat ik de wereld en hare genietingen nietnbsp;meer najaag, daar mijne gezondheid mij niet toelaat ernbsp;cenig genot van te hebben, en zulke gedwongene verloocheningen kunnen in Gods oog toeh geen w'aardenbsp;hebben.”

«Gelooft gij dan,” hernam ik, »dat gij uwe oude levenswijze weder zoudt hei vatten, als gij eens helernbsp;mogt worden ?”

«Dat zou zeer mogelijk zijn, Mevrouw, want ik bail vroeger ook reeds vele roepstemmen en waarschuwingen gehad; maar zij hadden geen’ blijvenden indruk op mij. Ik heb een lief mei.sje van negen jaarnbsp;verloren; de dag waarop zij begraven werd, was iknbsp;.schier wanhopende; ik sloot mij zelvcn op, om totnbsp;God te bitldcn, ik beloofde dat ik alle Zijne gebodennbsp;voortaan zou bewaren, d.it ik trouw ter kerk en tennbsp;avondmaal zoude gaan, zoo Hij mij maar mijne zonden wilde vergeven, en mij mijne andere kinderennbsp;toch wilde laten behouden. Gedurende eenigen lijdnbsp;gelukte het mij om mijn hoogmoed en mijn lust tot

-ocr page 9-

versti’ooijiiigeii wat te oadeiilnikkeii, maar spoedig begon mij die opgelegde dwang te verveien; ik drongnbsp;mij zelven op, dat die bekommeringen overdrevennbsp;waren en van dien tijd werd ik al erger en erger. 0!nbsp;ik zon niemand durven zeggen, waaraan ik mij alnbsp;¦scliuldig gemaakt heb;” dit zeggende verborg zij haarnbsp;gelaat in hare handen.

Ik antwoordde haar dat liet mij niet toekwam haar te oordeelen, en dat ik ook gcene begeerte had om innbsp;bijzonderheden te treden, vvat de zonden waren , dienbsp;haar z.ulk eene diepe .smart veroorzaakten; alleennbsp;wcnschte ik haar te verzekeren, dat het bloed vannbsp;JEZUS CHRISTUS Gods Zooii, van alle zonden reinigt.nbsp;1 Joh. I; 7, en dat welke ook de overtredingen waren,nbsp;onder welke schuld zij gebukt ging, er geene zijn,nbsp;die dat dierbaar bloed niet kunnen uitwksschen, wantnbsp;liet i.s toch de Heer die zegt; Al waren uwe zondennbsp;als scharlaken, zij zuilen wit worden als sneeuw, alnbsp;waren zij lood ais karmozijn, zij zullen worden alsnbsp;witte wol. Jez. I: 18.

1)0! ja,” antwoorde zij, «als ik het verdiende, indien ik mijne belofte vervuld iiad en mijn piigt gedaannbsp;liad, dan zou God nog veel veigetcn hebben hetgeennbsp;ik vroeger bedreven heb, en ik zou rnij veitroostcnnbsp;met de gedachte dat Hij mij ailes vergeven zou, maarnbsp;nu kan ik op niets dan op dood en oordeel rekenen ;nbsp;neen! niets anders wacht mij!”

«Gij hebt gelijk, de hczolding derzondeis de dood, en zelfs de eeuwige dood. het is ook waar, dat gij die

‘1 'T

-ocr page 10-

10

verdient, dat ik die verdien, en dat dit de verdienste, om mij nu eens van uwe uitdrukking te bedienen,nbsp;van ieder Adam’s kind is, maar God kan en wil ennbsp;zal vergiffenis schenken, aan ieder die er Hem innbsp;JEZUS naam om vraagt. Want de genadegifte Gods isnbsp;het eeuwige leven door jezds Christus onzen Heer.”nbsp;Kom. VI: 23.

Ik zag aan de uitdrukking van haar gelaat, dat mijne woorden haar nog weinig opbeurden; ik namnbsp;den bijbel en las haar uit het derde hoofdstuk vannbsp;Johannes, van vers 14-18 voor; vreezende haar tenbsp;veel te vermoeijen, lag ik hier een vouwtje bij, ennbsp;na haar geraden te hebben, dit gedeelte van tijd totnbsp;tijd nog eens na te lezen, knielde ik neder, en badnbsp;overluid tot God, dat Hij om Christus wil haar Zijnennbsp;Heiligen Geest mogt schenken, dat die haar mogtnbsp;leeren gelooven, dat Hij om niet de grootste zondennbsp;vergeeft, dat jezus Christus niet gekomen was omnbsp;te roepen regtvaardigen, maar zondaars tot bekeering;nbsp;Matth. IX: 13, en dat Hij zelve geleden had. Hijnbsp;regtvaardig voor de onregtvaardigen, opdat Hij ons totnbsp;God zoude brengen, 1 Pretri III: 18, maar dat Hijnbsp;nu ook volkomen kan zalig maken, degenen die doornbsp;Hem tot God gaan, alzoo Hij altijd leeft om voornbsp;hen te bidden.” Hebr. VII: 25.

Bij mijn vertrek de keuken doorgaande, was daar cene jonge vrouw aan het werk, ik vroeg haar ofnbsp;zij familie van catharina puilips was? Zij antwoordenbsp;mij dat zij de zuster van haar man was. Ik onder-

-ocr page 11-

11

zocht toen eens hoe lang dezen toestand al geduurd had, en vernam dat zij den geheelen winter al niet heelnbsp;wel was geweest, en dikwerf over pijn in de zijdenbsp;geklaagd had, maar nu in den laatsten tijd naar lig-ebaam en ziel veel verergerd was.

nZij schijnt zeer neerslagtig te zijn, hernam ik.”

))0! ja Mevrouw, en wanneer men haar somtijds hoort spreken, zou men denken dat zij al heelnbsp;slecht van leven was geweest, maar ieder die haarnbsp;kent getuigt het tegendeel; zij was lief en voorkomend voor iedereen, en altijd gereed om hare burennbsp;van hare armoede nog bij te staan, als zij dit slechtsnbsp;eenigzins doen kon. Ik heb nooit iets tot haar nadeelnbsp;gehoord, als alleen dat zij zich in al haar doen watnbsp;hooghartig betoonde; zoo hield zij hare kinderen welnbsp;eens uit de school en uit de kerk, omdat zij ze nietnbsp;knap genoeg voor den dag kon laten komen, en datnbsp;is waar, dit kwam bij haar uit hoogmoed voort,nbsp;daar had zij niet aan moeten toegeven.” «Gij hebtnbsp;gelijk,” antwoorde ik: «want die zich zelve verhoogd,nbsp;zal vernederd worden. Ik hoop dat vrouw philipsnbsp;niet slechts hare zonden zal inzien, maar dat zij ernbsp;ook vergiffenis van zal zoeken en verkrijgen.”

Aldus eindigde mijn eerste bezoek bij catharina PHILIPS. Te huis gekomen, zat ik bedroefd en verslagen, geheel in weemoed verzonken over de zwarenbsp;beangstheid van deze aan den rand der eeuwigheidnbsp;verkeerende ziel; hoe gevoelde ik mij gedrongen Godnbsp;te danken, die mij voor zulk ceue verschrikkelijke

-ocr page 12-

12

wanhoop bewaard had, en dat Hij mij arme zondares, zoo zachtkens tot Zijne vrije ontiéirningcn in jrzus

CHRISTUS onzen Heer geleid had. Hoe gaarne had ik zoo velen die mij lief zijn, maar die nog buitennbsp;God voortleven, wel bij deze zieke willen brengen, om eens getuigen te zijn van de angstennbsp;dezer arme vrouw', opdat zij toch zien zouden, datnbsp;wanneer het schuldgevoel ontwaakt, en men nietnbsp;geleerd heeft in ootmoed ^’crgeving te zoeken, hetnbsp;dan noodwendig tot wanhoop voert, en dat jezusnbsp;cmiisrus de éénige veilige schuilplaats tegen den dagnbsp;des toorns is!

Eenige dagen daarna, bezocht ik op nieuw de arme uatijarina. Zij scheen blijde te zijn mij weernbsp;te zien. Ik zeide dat ik sints ik haar bezocht had,nbsp;veel aan haar gedacht had, en dat ik het als eennbsp;groot voorregt zou beschouwen, indien God mij gebruiken wilde om haar lijden naar ziel of ligchaamnbsp;eenigzins te verzachten. Wij zijn allen zwakke hulpbehoevende en schuldige schepselen, voegde ik er bij,nbsp;en ik weet niet hoe spoedig ik misschien zelve op eennbsp;ziekbed zal liggen, en dan ook de hulp der vriendschap zal behoeven, maar voor allen, rijk of arm,nbsp;die in zulk een toestand verkeeren, als waarin gijnbsp;thans zijt, dan is er maar één éénige Vriend, dienbsp;helpen kan en ruste geven. Die Vriend is jezusnbsp;CHRISTUS, Gods Zoon, onze Heer, die den dood heeftnbsp;overwonnen en de Leidsman is door de valleije desnbsp;doods. Ik wensch dat gij Hem als uwen Verlosser

-ocr page 13-

i;5

iiiuogt leereii keniieii, alvorens gij wordt wcggeuoinen uit deze wereld vol smarten en zonden!

))0 Mevrouw!’’ hernam zij, «kon ik maar aldus spreken, met hoeveel blijdschap zou ik alle smartennbsp;dragen, die het God mogt behagen mij tot stral'nbsp;mijner zonden op te leggen.”

))Dit geloof ik gaarne, goede vrouw; konden onze smarten onze schulden uitdelgen, het was eenenbsp;voorzigtige keuze, het dan maar in dit leven te dragen, dan hadden wij er in de eeuwigheid niet voornbsp;te boeten. Maar wij hebben tegen een heilig ennbsp;regtvaardig God gezondigd, daarom kan geen meiischnbsp;voor zich zelven of voor een ander de schuld uitdelgen , die bij gemaakt heeft, maar is het alleen hetnbsp;ofïèr van Gods Zoon, dat ons van de eeuwige strafnbsp;kan bevrijden.”

))Dat is waar! ja dat is waar!” zeide zij, »het is niet alleen mijn ligchaamslijden, veel erger lijden wachtnbsp;mij nog; maar wat baat het denken aan iets dat mennbsp;toch niet ontgaan kan, en daarom zoek ik de gedachte hieraan maar uit mijn geest te verbannen.”

»Het smart mijn nog even ongelukkig te vinden. Zijt gij vergeten wat ik u uit den Bijbel heb voorgelezen ?”

«Neen, Mevrouw, ik herinner het mij nog zeer goed, maar dat is op mij niet van toepassing, wantnbsp;ik weet dingen van rnij zelven daar niemand overnbsp;oordeelen kan. «O!” voegde zij er met een’wanhopenden blik bij, »o gij kent mij niet.”

»Gij hebt

ik ken u niet, en ik zou vreezen

-ocr page 14-

14

aanleiding te geven om de zonde eenigzins ligt te achten; maar ik bid u, zeg mij, gelooft gij datnbsp;nimmer zulk een groot zondaar als gij zijt vergiffenis ontvangen heeft, en bij God in genade isnbsp;aangenomen.”

))lk ben zeker, dat er geen grooter zondaar op aarde kan gevonden worden, dan ik ben, want er kan geennbsp;erger toestand zijn dan waarin alles zonde is.”

»lk veronderstel dan dat gij in alle zonden gevallen zijl, waartoe maar aanleiding voor u geweest is.”

«Niemand kan erger zijn dan ik.”

«Misschien waart gij ontrouw aan uw man?”

»0! neen Mevrouw, daarvoor beware God mij.”

«Welligt hebt gij God gelasterd?”

«Neen Mevrouw, van die zonde heb ik altijd een afschuw gehad.”

«Of anderen van de dienst van God afgetrokken, of sommigen vervolgd, omdat zij voor den Heer jezusnbsp;wilden leven ?”

«Daarvoor behoede mij onze lieve Heer, het is al genoeg, mijne eigene ziel te laten verloren gaan, zondernbsp;daarbij nog anderen ten verderve te helpen.”

«Zoudt gij denken dat uwe zonden dan nog grooter zouden zijn, als gij ook dit nog gedaan had'^”

«Ja, Mevrouw, want dan zou ik den duivel zelve wel geleken hebben.”

«En toch”, hernam ik, «is er in den hemel een man, die zich aan deze zonde heeft schuldig gemaakt, ennbsp;zoo God barmhartigheid groot genoeg was, om hem

-ocr page 15-

15

zijne zonden te vergeven, waarom zoudt gij meenen ' dat Hij zich niet over u zou ontfermen ?

«Maar hoe weet gij-dat zoo iemand genade verkregen heeft? wie kan zeggen hoe God fiem na zijnen dood behandeld heeft ?”

«God zelve heeft gezorgd dat wij die merkwaardige geschiedenis kennen zouden; ik ga u voorlezen, watnbsp;pjiüLus in zijn eersten brief aan timoïiieus van zich-zelven omtrent zijn vroeger gedrag jegens de christenennbsp;verhaalt: «Ik die te voren een Godslasteraar was, ennbsp;een vervolger en een verdrukker, mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetende gedaan heb,nbsp;in mijne ongeloovigheid. Doch de genade onzes Heerennbsp;is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde dienbsp;er is in curistus jezus. Dit is een getrouw woord ennbsp;alle aanneming waardig, dat curistus jezus in denbsp;wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken,nbsp;van welke ik de voornaamste beu, maar daarom isnbsp;mij barmhartigheid geschied, opdat jezus Christus innbsp;mij, die de voornaamste ben, al Zijne langmoedigheid zou betonnen tot een voorbeeld dergenen,nbsp;die in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven.”

1 Tim. I: 13-16.

«O! Mevrouw,” sprak catharina, «lees dat nog eens.”

Ik deed het, en herhaalde daarna nog eens met nadruk de woorden: «tot een voorbeeld dergenen, dienbsp;in Hem gelooven zullen ten eeuwigen leven.” Letnbsp;vooral op deze laatste woorden, bid ik u. Jezusnbsp;CHRISTUS zegt ons dat Hij een Godslasteraar en ver-

-ocr page 16-

1(5

volger genade bewezen heeft, opdat andere zondaicn een voorbeeld zouden hebben, en nimmer aan Zijnenbsp;ontferming zouden twijfelen , als zij tot Hem de toe-vlugt nemen, om het eeuwige leven te hebben.

Vrouw PHILIPS had hare oogen gesloten. Zij zweeg eenige oogeublikken, toen zag ik de tranen laug.s

hare vvangen vloeijen. Toen zij zich een weinig bei-steld had, .sprak zij: «God zegene u, Mevrouw! dit is het eerste woord dat mij uit den Bijbel vertroost.nbsp;Js het mogelijk dat jlzus cuhistüs een Godslasteraarnbsp;begenadigd heeft, en dat dit beschreven is, voor zulknbsp;een ellendig zondaar als ik ben! O! outférmingsvollcnbsp;Zaligmaker, riep zij uit, vergeef mij gelijk Gij hemnbsp;vergeven hebt, die Gij tot een voorbeeld gesteld hebt,nbsp;en trek Gij mij tot U! Maar vvaarde Mevrouw!nbsp;zijt gij wel zeker dat het waar is.i*”

Ik was zoo bewogen dat ik uaauweiijks konde antwoorden. Ik zeide toen dat mijn geloof aan denbsp;vergiffenis van paulus op hetzelfde gezag berustte,nbsp;als mijne overtuiging dat zij eene zondares was, ennbsp;dat Gods Geest gewild had, dat deze brief ons bewaard was, daar Hij wist dat er vele verslagenenbsp;zielen zouden zijn, die even als zij behoefte aan zulknbsp;een voorbeeld hebben zouden, om voor zichzelven tenbsp;kunnen gelooven, dat er ook voor hen vergiffenis tenbsp;verkrijgen is.

Ik las haar toen de twee en twintig eerste verzen van het negende hoofdstuk van de Handelingen dernbsp;Apo.stelen voor. «Gij ziet,” zeide ik, «hocjEZuscHiusTUs

-ocr page 17-

17

ia éën oogenblik een vijand van Zijn Evangelie in een ijverig en getrouw prediker van hetzelve kannbsp;veranderen, en hoe Hij het hart van ecnen hoog-moedigen Parizeer kan neigen, om zelve den naaranbsp;aan te roepen, dien hij anderen dwong te lasteren.nbsp;Wie die paulus had zien heengaan om de Chri.stenennbsp;te Damascus te vervolgen, had zich kunnen voorstellen, dat hij alvorens hij die stad binnentrad, eennbsp;gezant van den Heer zijn zou of dat hij , die nognbsp;dreiging en moord blazende vertrok, eenige uren laternbsp;zou uitroepen: «Heer wat wilt Gij dat ik doen zal? ’”

«Ja, dit,alles is treffend, en men kan er niet aan twijfelen, of paülus is waarlijk bekeerd; maar hiernbsp;is ook een wonder gebeurd, en liij heeft later zoo veelnbsp;^ oor den Heer gedaan, dat hij wel op genade raogtnbsp;hopen; maar ik, wat kan ik doen?”

«De bekeering van paultjs, dit is waar, hadopeeue gansch bijzondere wijze plaats, en wij moeten thansnbsp;niet op zoo buitengewone openbaringen Gods tot bekeering van zondaren rekenen. Maar de bekeeringnbsp;van PAÜLUS is tevens een troostbeeld, niet zoonbsp;zeer van de wijze, waarop de Heer eenen zondaarnbsp;tot Zich trekt, maar wel om te doen zien, hoe Hij hemnbsp;in Zijne genade staande hield, te midden van eennbsp;leven vol zonde en vijandschap, en hem overge-bragt heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.nbsp;1 Petr. II: 9. Bedenk dat paülus geheel vervuldnbsp;was met haat en woede tegen den Heer jhzus toennbsp;die verpletterende vraag tot hem kwam: saui,! sabl!''

-ocr page 18-

18

wat vervolgt gij Mij ? Hand. IX; 4. Er was niets in hem, dat hem aanspraak op het medelijden desnbsp;Heeren gaf, neen, het was alleen de ontfermende liefdenbsp;des Verlossers. Toen hij dan ook later geroepen werdnbsp;om anderen te leeren, op wat grond zij de geestelijkenbsp;zegeningen mogten verwachten, raadpleegde hij slechtsnbsp;zijne eigene ervaring, toen hij aan titüs schreef: Hijnbsp;heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der regt-vaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijnenbsp;barmhartigheid.” Titus III: 5.

»Wecs verzekerd dat God geen lust heeft in den dood van den zondaar, maar dat Hij u heden roept,nbsp;op dit oogenblik, zóó als als gij zijt, op het voorbeeld van PAüLüs, en u verlatende op Zijne beloftenbsp;welke ook tot u spreekt: Ik zal u geenzins uitwerpen.” Joh. VI: 37.

Er lag eene uitdrukking van bijzondere kalmte op het gelaat der arme vrouw, eenige oogenblikkennbsp;duurde het eer zij kon spreken. Eindelijk zeide zij ;nbsp;»maar Mevrouw, gelooft gij waarlijk dat ik zou durvennbsp;hopen? O! bedrieg mij niet, tracht mij niet te vertroosten met de barmhartigheid Gods over anderen,nbsp;zoo gij er niet van verzekerd zijt dat Hij ook mijnbsp;barmhaitigheid bewijzen wil, nog liever stel ik mijnbsp;het schrikkelijkste voor, dan dat ik met een’ inge-beelden hemel naar de hel zoude gaan.”

»God wil niet dat ik u bedrieg; mijn eenig verlangen is, dat gij hoort en gelooft hetgeen God zelve zegt. Hij heeft bevolen dat wij ons vertrouwen op

-ocr page 19-

19

JEZUS cnmSTus zouden stellen, hoort hoe Hij zelve zegt: Ziet, Ik leg een grondsteen in Zion, eenen beproefden steen, eenen kostelijken hoeksteen die wel vastnbsp;gegrondvest is, wie gelooft die zal niet haasten.nbsp;Jez. XXVIII: 16; en door paulus laat Hij ons verklaren wie die hoeksteen is: Niemand kan een andernbsp;fondament leggen dan hetgeen gelegd is, hetwelk isnbsp;JEZUS cnBisrus. 1 Cor. III: 11. Zoudt gij nu waarlijk meenen, dat God u liet aankondigen dat Hijnbsp;zelve dien grondsteen gelegd heeft, en dat dezelvenbsp;kostelijk, uitverkoren en beproefd is, en Hij u nunbsp;liet opwekken om er uw vertrouwen op te stellen,nbsp;en dat alles om u te bedriegen?”

«Wilt gij nu daarmede zeggen, Mevrouw,” vroeg CATiiAKiNA, »dat ik mij op deze enkele belofte kannbsp;verlaten, en dat ik zonder eenige andere aanbevelingnbsp;kan vragen om verlossing, alléén omdat ik mij zelvenbsp;niet kan redden?”

))Ja zeker, dat is juist wat ik bedoelde, en dat is ook hetgeen de Zaligmaker leerde in de schoone gelijkenis van de twee schuldenaars, waarvan de een veel,nbsp;de andere weinig schuldig was, en wie de schuld-eischer beide kwijt schold, omdat zij niets haddennbsp;om te betalen.” Luc. VII: 41, 42.

,)0! Mevrouw,” sprak zij, «dat is eene gelijkenis waarvan mijn vader dikwijls tot mij sprak; gedurignbsp;hoorde ik hem in zich zelven zeggen: «niets om te betalen ,” dit was toen hij het bed moest houden, nadatnbsp;hij dien val gedaan had, die de oorzaak van zijn dood

-ocr page 20-

20

geworden is. Toen verstond ik nog weinig van den zin dezer woorden. Zou mijn geliefde vader dannbsp;geloofd hebben, dat hij dezelfde genade behoefde dienbsp;ik van nooJe heb, hij die reeds in zijne jeugd Godnbsp;had Iceren vreezen ?”

Bieder die zich zelven regt kent gevoelt het, hoe hij niets dan Gods toorn verdient, zoo ook uw vader;nbsp;na alles wat gij mij van hem verhaalt hebt, twijfelnbsp;ik er niet aan, of ook hij heeft door het geloof zijnnbsp;éenige hoop op de genade Gods in jezus christvsnbsp;gebouwd. Mogt gij nu maar zijne opwekkingen en zijnnbsp;voorbeeld volgen, dan zoudt gij u in alle eeuwigheidnbsp;daarover verheugeti, en u vercenigen met het lofliednbsp;der gezaligden: Hem die ons heeft lief gehad, en onsnbsp;yan onze zonden gewasschen heeft in Zijn bloed.nbsp;Hem zij de heerlijkheid en de kracht, in alle eeuwigheid.” Amen.

Ik w'ierp mij nu voor haar bed op de knieën , en .smeekte tot God die de gebeden hoort en verhoor!;,nbsp;dat Hij Zijnen Heiligen Geest rnogt zenden in hrtnbsp;hart dezer bedroefde vrouw, opdat zij door Zijnenbsp;Almagtige kracht tot den Zaligmaker getrokken mogtnbsp;worden, en dat de Geest der genade en der gebedennbsp;over haar mogt wonieu uitgestort, opdat zij al haicnbsp;smarten en al hare nooden aan den voet van dennbsp;troon der genade mogt leeren nedcrleggen. Toen iknbsp;mij oprigtte zag ik dat de oogen der zieke ten hemelnbsp;gerigt waren, ik bemerkte dat zij met aandrang bad;nbsp;ik hield nog eeiiige oogenhlikken stil en beschouwde

-ocr page 21-

21

baar met die spamiii;g, welke alleen kan \erstaan worden door hen die gevoelen, wal het zegt, voornbsp;eeuwig behouden te zijn. Ziende dat zij geëindigdnbsp;had met bidden, en dat haar aangezigt gloeide, zeidenbsp;ik; ))[k ga u nu verlaten want ik zie dat gij rustnbsp;behoeft. Ik heb die plaats in den eersten brief vannbsp;PATJLTJS aan timothetts aangeteekend, ik zou u radennbsp;dezelve nog eens na te lezen en biddend te overdenken, dat ka)i u goed zijn, dan hoop ik u .spoedignbsp;weder eens te komen zien.”

))Ik dank u Mevrouw, ja! ik dank u duizend duizend maal,” hernam zij, «het is God die u gezonden heeft, om mij te doen weten dat mijne ziel gerednbsp;kan worden, mogt God het mij maar leeren gelooven.nbsp;Waarde Mevrouw kom toch spoedig weder om totnbsp;mij van den Zaligmaker te spreken.”

Toen ik catharina philips weder bezocht, kou ik duidelijk bemerken dat zij weder verzwakt was, haarnbsp;gelaat verhelderde echter, toen zij mij zag. Zij zeidenbsp;mij dat zij mijne komst met ongcdidd had te gemoetnbsp;gezien.

))Dit verheugt mij, ik beschouw dit als een goed teekeii, want nu denk ik dat gij lioost hebt gevonden in de waarheden waarop ik u wijzen mogt.”

))0! ja, Mevrouw” riep zij uit, «Gods genade zij geprezen, de last die mij zoo zwaar drukte, is mijnbsp;ontnomen. O! ik heb zulke zalige uren grenotennbsp;sedert uw vertrek, God is zoo goedertieren over mij,nbsp;dat ik Hem alle mijne zouden zonder vreeze durf

-ocr page 22-

22

bclijtlen. Hij kent le allen, en nogtans ben ik zeker dat Hij ze mij vergeeft, nadat Hij mij Zijnenbsp;barmhartigheid in saulus van Tarzen getoond heeft.”

»Ik verblijd mij zeer u zoo te hooren spreken, want het is alleen de Heilige Geest die den zondaar tot denbsp;ruste en blijdschap des geloofs voeren kan. Hebtnbsp;gij sedert mijn vertrek op den duur dien vredenbsp;gesmaakt?”

Neen Mevrouw! in den eersten nacht bestormden al mijne angsten mij weder; men had mij eenenbsp;spaansche vlieg gezet, en ik kon niet rustig blijvennbsp;leggen. Toen alles stil in huis was geworden, herdacht ik al wat gij tot mij gesproken hadt en zochtnbsp;te bidden, maar het gezigt mijner zonden bezwaardenbsp;mij zoo, dat het mij toescheen als of ik den Heernbsp;onteerde, met tot Hem te durven komen. In dezennbsp;wanhopigen toestand opende ik mijn Nieuwe Testament, met het oogmerk om de door u aangeteekendenbsp;plaatsen eens na te lezen, maar toen, ik weet zelfsnbsp;niet hoe, viel mijn oog op eene andere plaats, en denbsp;woorden, die ik las, drongen in mijn hart als ofnbsp;God zelve tot mij sprak. Ik heb ze aangeteekendnbsp;Mevrouw! uit vrees van weder in denzelfden angst tenbsp;vervallen. Zie hier.”

Ik las: Want cukistüs als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddeloozen gestorven , want naauwelijks zal iemand voor eenen regt-vaardige sterven, want voor den goede zal mogelijknbsp;iemand ook bestaan te sterven, maar Goil bevestigt

-ocr page 23-

2:5

Zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.” Rom. V: 10.

))Dit is het wat ik behoef,” hernam zij, «een Zaligmaker die de goddeloozen wil verlossen, en die stierf voor de zondaren , en nu weet ik dat Hij ook mijnbsp;redden zal, want ik vertrouw op die hclofie, dienbsp;mijn vader zoo dierbaar was: «Die tot Mij komt zalnbsp;Ik geenzins uitwerpen.””

Nadat wij hier nog verder over gesproken hadden , verzocht catharina mij haar nog wat uit de Heilige Schrift voor te lezen. Ik koos den 130’*'“nbsp;Psalm, zeggende dat ik meende dat deze Psalm bijzonder geschikt was voor diegenen , die even als zijnbsp;in diepe duisternis en bekommering hadden nederge-zeten. Zoo lezende kwam ik aan het vierde vers:nbsp;Want bij ü is vergeving opdat gij gevreesd wordt.nbsp;Wij zien hier, zeide ik, welke uitwerking de verzekering van Gods vergevende liefde op ons hebbennbsp;moet; het is die, niet van eene slaafsche vrees dienbsp;ons van Hem zou doen vlieden , maar die van eennbsp;kinderlijk ontzag, gelijk een kind dat vreest om aannbsp;cenen geliefden vader te mishagen. En echter meenennbsp;velen dat zoo men tot den zondaar van Gods vrijenbsp;genade spreekt, men hierdoor aanleiding tot meerderenbsp;zonden en zorgeloosheid geven zou. Gelooft gij ooknbsp;dat de woorden , die u zoo veel troost geschonkennbsp;hebben , bij u die uitwerking zouden kunnen hebben?”

«Ik houd niet veel om van mij zelven te spreken,” antwoordde de zieke, «want ik ben zeer zwak en ten

-ocr page 24-

24

kwade geneigd j maar dat weet ik , dat indien ik in het geloof van hetgeen de Heer voor mij geleden heeft, ennbsp;in zijne groote barmhartigheid aanmoediging tot zondigennbsp;vond, ik eene straf zou verdienen nog oneindig veelnbsp;zwaarder, als waarvoor ik zoo beangst geweest ben.”

Van dien tijd aan genoot catiiarina in waarheid de vrede en blijdschap des gcloofs, en haar verstandnbsp;werd merkbaar verhelderd, om de Heilige Schriftnbsp;regt te verstaan.

Eens herinnerde ik haar hoe zij gezegd had, dat PAULus ook wel op genade had mogen hopen, omnbsp;den ijver die hij na zijne bekeering in de dienst desnbsp;Heeren betoond had.

»Ik zeide dit in mijne onwetenheid. Mevrouw,” antwoordde zij ; nik had toen nog geene kennis aannbsp;de vrije ontfermingen Gods, dat het alles genade,nbsp;alleen genade was, daarom dacht ik ook dat hetnbsp;leven voor den Heer toch altijd een leven der dienstbaarheid bleef, maar in den brief aan de Ephezicrs,nbsp;heeft mij de betuiging van den Apostel getroffen; zijnbsp;deed mij zien hoe hij het een groot voorregt achtenbsp;tot de verkondiging des Evangelies geroepen te zijn.nbsp;Zie hier, het is het achtste vers van het derde hoofdstuk : »Mij den allerminste van al de heiligen is dezenbsp;genade gegeven, om onder de Heidenen door hetnbsp;Evangelie te verkondigen, den onnaspeurlijken rijkdom van CHRISTUS.”

Op een’ anderen tijd vond ik haar met rood he-schreide oogen; met bezorgdheid vroeg ik haar, of

É

-ocr page 25-

25

haar vertrouwen in den Zaligmakerweder geschokt was.

«Neen, waarde Mevrouw, de Heer schenkt mij de genade van mij aan Hem te kunnen vasthouden,nbsp;te midden mijner somberste gedachten; ik heb zelfsnbsp;de hoop dat de duivel mij niet meer beroeren zal,nbsp;ook niet in de ure des doods.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

))Mag ik n vragen wat u dan zoo bedroefd heeft?”

«Het is de herinnering aan mijnen hoogmoed, en zijne treurige gevolgen. Hoort gij niet iemand hoesten?nbsp;dat is mijne buurvrouw, haar kamertje is slechts metnbsp;eene dunne muur van het mijne gescheiden. Zij isnbsp;ziek Mevrouw, en nu kan ik u niet zeggen, hoezeernbsp;het mij smart dat wij in geene goede verstandhoudingnbsp;met elkander geleefd hebben.”

«Hebt gij dan niet getracht u met haar te verzoenen ?”

«Ja, Mevrouw ! meer dan eens, maar zij blijft altijd boos tegen mij; mijne dochter heeft haar een weinignbsp;van deze frissche gelei, die ik gisteren van u gekregen heb, willen geven, maar zij wilde ze niet hebben;nbsp;daarom ben ik bedroefd, denkende aan mijne vorigenbsp;zonden. O! Mevrouw, ik durf u bijna niet vragennbsp;haar eens te bezoeken, hoe wenschte ik dat er eenenbsp;opening in de muur was, opdat zij alle de troostwoorden raogt booren, die gij tot mij gezegd hebt.”

Ik begaf mij dadelijk in het aangrenzende vertrek, en vond daar eene oude vrouw bij het vuur zitten,nbsp;zwair hoestende. Ik zeide haar dat cathaeina philips

-ocr page 26-

26

mij gezonden had, om haar vergifïenis te vragen, en na eenige woorden over de verpligting tot vergevensgezindheid gesproken te hcLhen, stond zij mij toenbsp;aan cathaeiha Ie zeggen, dat zij de gelei van haarnbsp;aannemen, en vrede met haar maken wilde.

«Dat is meer dan ik verdien,” riep catuaeina verheugd jnmaar ik ontvang deze vertroosting uit de hand mijns ontfermenden Gods en Vaders.”

Meerdere zoodanige betuigingen hoorde ik van haar, die mij nu ontgaan zijn. Eens, het tweede gebodnbsp;voor haar lezende, sprak zij: «wat is God toch goed,nbsp;dat Hij zich met zulke schuldige schepselen als wijnbsp;zijn, zoodanig in betrekking wil stellen, dat Hijnbsp;jaloersch is als wij Hem niet eeren.” Op een’ anderennbsp;dag bezocht ik haar, vergezeld van een oude vromenbsp;vriend; ik vond haar zeer zwak en bijna niet innbsp;staat hare oogen te openen. Zij verontschuldigde zichnbsp;dat zij hare oogen gesloten hield, en verzocht mijnnbsp;vriend haar iets uit Gods Woord te willen voorlezen.nbsp;Hij las eenige verzen en sprak toen tot haar overnbsp;de genade Gods in christüs jezus onzen Heer,nbsp;naar aanleiding van Handel. II: 36—39, waar wijnbsp;zien dat de vergeving der zonden, en de gave desnbsp;Heiligen Geestes, zelfs aan de moordenaren des Heerennbsp;geschonken wierden. Zoo werd dan Zach. XII: 10,nbsp;hier reeds aanvankelijk vervuld. Bij deze woordennbsp;scheen een somber en loodkleurig floers haar gelaatnbsp;te bedekken, wij dachten dat zij in deze benaauwd-heid zou blijven; ik werd hevig aangedaan, maar

-ocr page 27-

mijn vriend bedaarde mij. Eenige oogenblikken daarna gaf een vloed van tranen haar lucht, en zij spraknbsp;met een afgebroken stem; »Die ik doorstokeu heb!nbsp;die ik doorstoken heb!”

In zoodanigen gemoedstoestand mogt zij tot haar einde blijven , dragende al haar lijden met voorbeeldig geduld en onderworpene blijmoedigheid; steedsnbsp;trachtende haren echtgenoot en hare kinderen het zaligenbsp;van het geloof in den Heer jezus op het harte tenbsp;drukken, biddende voor hen, met des te sterkernbsp;aandrang, naarmate zij haar einde voelde naderen.nbsp;Drie maanden nadat zij de vrede en vreugde had leercnnbsp;smaken, die in de zalige gemeenschap des Heerennbsp;genoten wordt, ging zij in, in de ruste die voornbsp;al Gods kinderen is weggelegd.


-ocr page 28-

TT


Bij de Drukker» en Bückverkoopers M, Wijt amp; Zome.» zijn veikrijgbaijjr dc volgende kleine Stukjes:

49.

5.

6.

7.

8. 9.

10.

11.

12.

13.

14.

15.

16.

17.

18.

19.

20. 21.nbsp;22.nbsp;23!

24.

25.

26.

Dc eerste Kerkgang . . . -Wanneer beu ik enz. . . Overeenk. Christel. Godsd.

Zendingsgave.......

De zwarte knecht . . . . « Valsche Overleggingen . .

Dc Bedelaar........

Samuel Mills........

Triomfboog van Titus. . .

45.

46.

47.

48.

Cents.

Peter Ltdibeck.......15

De welbestede Stuiver . . 10 Dc Wever uit Welsh. . . 07|nbsp;De kleine Bewoner van hetnbsp;Auvergnésche (Jebergte . . 10

Arme Sara........07i

De jonge Hutbewoonstcr . 22| Opwekking te Elberfeld . 05nbsp;De lersche Boer ..... 10nbsp;Elisabeth Cunningham. . . 20nbsp;John Robins, de Ittalroos 10nbsp;Uitbreiding van de Parabel 10nbsp;Colonel Jacob Gardiner . . 17^nbsp;De Stroopers-dochter ... 10nbsp;De Bade met goede tijding 15

Jansje Allan........15

Zonderlinge lusschenkomst

der Voorzienigheid.....07

Levensber. van Amalia Gale 10

Sara Hill..........15

De Gcschied.vanïïary Smith 12^ De Dorps-predikant .... 10nbsp;Do waarheid van het Evang. 10nbsp;Kracht des geloofs . . . . lönbsp;Herman de Houthakker . 12^nbsp;Laatste uren v.JohnCowper 10nbsp;Het einde van den tijd. . 10nbsp;Wat God bewaard, is wel

bewaard...........15

Wie zijt gij? Wat hebt gij

te doen ?..........10

De Weerhaan v. het Kasteel 12J Eben-Haëzer in Lntakko. 10nbsp;Indiaansche Bekeerlingen. 10nbsp;De Christen-feesten .... 05nbsp;Verhaal van 2 Predikers. 07fnbsp;De Tijd en dc eeuwigheid. 10nbsp;Kort en heilzaam berigt 10nbsp;Johan Coenraad Ter Linden 074nbsp;Een Beroep op het hart 12|nbsp;Dc Landman in den Elzas 10nbsp;Sterfgevallen van zeven

bekeerde Heidenen.....10

Levensloop van C.L. Töpfer 07| Eenigc bijzonderheden uitnbsp;het leven van Morrison. . 15

Lydia S...........074

Hugo Bourne. .......07|

Do Christelijke viering van

den Zondag.........05

Henry Obookiah......10

DeZendelingcn in Groenland 15 Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;Brieven van een’ Leeraar. 15nbsp;Polycarpui ......... 10

Cents.

Als God werkt, wie zal dan

keeren ?..........15

De Soldaten-Dochter ... 10 Het gelukkige Sterfbed . . 10nbsp;De weg eii het middel . . 15nbsp;De Gast zonder Bruiloftskl. 07inbsp;Treffend voorbeeld .... 07^nbsp;Levensschets v. Blumhardt 15nbsp;iladar.T, een jong Abyssiniër 04nbsp;De oude Genee.shcer ... 10nbsp;Roepstem des Hecreu ... 15

Anna Walsh.........074

Eerste zending teSl Thomas 15

Thirza...........20

vroege Godsvrucht.....074

De Russische Kleermaker 07^ Kenmerk, v. een kind Gods 074nbsp;Overtuiging verwaarloosd. I24nbsp;Woord aan jonge moeders. 07|nbsp;De onbekende Zeadoling. 04

Mevrouw Kumpff.....10

Opmerkelijke leiding Gods 07 Etsn nieuw Traktaatje . . 10nbsp;Dc vrome Landman . . . 07.4nbsp;Gcd. over de Eeuwigheid 07^

Maria............10

William...........07^

Dc Ctiristcii ill het Gasthuis 03

Lord Teignmouth.....10

Leven van Schwartz . . , . 08 Wie zoekt die vindt ... 05nbsp;Levensb. van een’ Soldaat. 05

Pacalsdorp.........07^

Onnoodige zorgen.....04

Zaehéüs...........08

Twee Buren........10

Bekeering v. A. II. Franke. 04

Blandina....... 7^

Bode van ecu Grijsaard . nbsp;nbsp;nbsp;7|

Het Huisgez. te Heatherdale 15 Christ, onder Hottcntoltcn 5

Aarons dood........15

Het Paaschfeest......10

Leven van Chrijssostomus. 07^ HelGeheimi.in denChristen 5nbsp;Jacob Wilson.......15