-ocr page 1-

)s)

GOODLUOK DAY,

DE VROME NEGERSLAAF.

TE KOTTEEDAM, bij M. WIJT amp; ZONEN,

un']

1853.

-ocr page 2- -ocr page 3-

Het in onze taal uit het Engelsch onder den titel van de Negerhut overgebragte werk vannbsp;JMevr. HARKIET BEECHER STOWE heeft aller aandacht tot zich getrokken. Naauwelijks was hetnbsp;in Engeland bekend geworden, of de aanvraagnbsp;naar hetzelve vermenigvuldigde zich in eenenbsp;geheel ongewone mate. De exemplaren werdennbsp;bij honderdduizend tallen gedrukt, begeerd en alsnbsp;verslonden In alle Europesche talen overgezet,nbsp;werd het gelijk onder ons, over geheel het vastenbsp;land verspreid, en wekte het onderwerp: Taferee-len uit het leven der slaven in Noord-Amerika,nbsp;zoo wel als de wijze van behandeling, eenenbsp;zoo algemeene belangstelling, als waarvan mennbsp;zelden het voorbeeld zag.

Sedert geruimen tijd is de aandacht wel niet geheel afgewend, maar minder gevestigd geweestnbsp;op den slavenstand, nu men den vreeselijkennbsp;slavenhandel als nagenoeg afgeschaft beschouwd,nbsp;cn de slaven op de Engelsche koloniën vrijgesteld

-ocr page 4-

zijn. Nu men vrij algemeen veronderstelt, dat, waar de slavernij nog stand houdt, zoo als opnbsp;onze koloniën, de behandeling der slaven vannbsp;dien aard is, dat hun toestand, ver van beklagenswaardig te zijn, gelukkiger is dan die vannbsp;de meeste hunner landgenooten in hun eigennbsp;vaderland.

De Negerhut roept uit dien sluimer op, en wijst op millioenen slaven, die in verschillendenbsp;Staten van Noord-Amerika aan wetten onderworpen zijn, welker toepassing aanleiding geeftnbsp;tot tooneelen, die men niet lezen kan zondernbsp;afschuw en ontroering, en die sidderen doen bijnbsp;de gedachte, dat beschaafde menschen, hunnenbsp;medemenschen, met hen naar het beeld van Godnbsp;geschapen, op zulke wijze mishandelen kunnen,nbsp;en daarbij zinken tot eene laagte, die de Satannbsp;verachten zou.

Zoo vreesselijk als dit wordt afgeteekend, is het gewis niet algemeen , maar naar de verzekeringnbsp;der schrijfster ook niet geheel bij uitzondering.nbsp;Buiten alle bedenking kunnen er geen stemmen genoeg opgaan, om gelijke of gelij.ksoortigenbsp;wanbedrijven te voorkomen en door gepastenbsp;middelen beslissend te doen ophouden. De gedachte dat die ongelukkigen , die als koopwaarnbsp;behandeld, neen, mishandeld worden, gelijkenbsp;vatbaarheid als hunne meerderen hebben voornbsp;beschaving, on de zegeningen van het maat-

-ocr page 5-

IT


schappelijk leven en van het Christendom, mag wei ten sterken prikkel zijn om met verstandigennbsp;ijver en onafgebrokenquot; volharding, pogingen aannbsp;te wenden en te ondersteunen, die onder dennbsp;goddelijken zegen strekken mogen, om dit onderdrukte en veronachtzaamde gedeelte van onsnbsp;geslacht vrij te maken van onwettig gezag, ennbsp;op te leiden en te vormen tot het genot dernbsp;zegeningen en het vervullen der verpligtingennbsp;van het maatschappelijk leven.

De geschiedenis, in een onlangs uitgegeven Engelsch Maandschrift voorkomende, die wijnbsp;wilden mededeelen, kan, bij zoo vele van eldersnbsp;bekende, ten bewijze strekken dat de slaaf zelfsnbsp;bij de ongunstigste omstandigheden, slechts denbsp;middelen tot ontwikkeling behoeft, om van zijnennbsp;hoogeren aanleg blijken te geven. Dit doet denbsp;hoop tot verwachting klimmen, dat bijaldiennbsp;eens algemeen de slavenhandel werdt afgeschaft,nbsp;en alle van jongs af burgerlijk en godsdienstignbsp;onderwijs ontvingen, het geslacht, dat nu buktnbsp;en zucht, en in ellende leeft en sterft, eenenbsp;maatschappij zou vormen , niet alleen aan onzenbsp;tegenwoordige christelijke gelijk, maar welligtnbsp;boven sommige derzelve in vele opzigten uitmuntende.

Met ongemeene naauwkeurigheid en onmiskenbare waarheidsliefde deelt d. r. , Zendeling op Demerary, het navolgende mede, dat ons mef

-ocr page 6-

GOODLtrCK DAY bekend maakt, die in don laag-sten stand geboren, door vele beproevingen gevormd, als een eenvoudig, maar geloovig christen leefde en werkzaam was, en in de ongeschoktenbsp;hoop des eeuwigen levens zijne aardsche loopbaan ten einde bragt.

Deze GOODLUCK DAY zag het eerste levenslicht in 1800 op eene plantagie in Demeranj, alwaarnbsp;hij van zijne geboorte af, gedurende zesendertignbsp;jaren als slaaf en nog vier jaren als vrij man,nbsp;tot in 1840 onafgebroken leefde en werkzaam was. Eeeds vroeg had hij lust tot onderzoek, maar in plaats van aanmoediging, ondervond hij den geweldigsten tegenstand. Nadat hijnbsp;met veel moeite, met behulp van een alphabethnbsp;de letters had aangeleerd en sommige woordennbsp;van ééne syllabe spellen kon, werd hij ontdekt,nbsp;toen hij eens, wat naar letters geleek, met eennbsp;stok op den grond krabde, en voor dit verfoeilijk misdrijf werd hij met de zweep op dennbsp;ontblooten rug gestraft. Hierdoor afgesehriktnbsp;had hij in geruimen tijd geene vorderingen gemaakt, ofschoon het niet mogelijk was om voornbsp;hem, zoo min als voor andere slaven, alle gelegenheden tot eigene of gezamenlijke oefeningnbsp;af te sluiten.

Sedert op zijne plantagien de werkzaamheden op den zondag waren afgeschaft, gingen de slaven op dien dag naar de stad, om brandhout en

-ocr page 7-

gevogelte te verkoopen. Van die gelegenliedéö maakte goodluck gebruik, om de godsdienst in lt;nbsp;de kapel der Zendelingen bij te wonen, en werlt;inbsp;azoo bekend met eenige gedeelten van den Om,-techismas, met sommige liederen van Dr. watts,nbsp;er met eenige boofdstukken der H. Schrift, Hijnbsp;deelde daarvan naar zijn vermogen, aan zijnenbsp;lolgenooten mede, en allengs beschouwden hemnbsp;eenige hunner als geschikt om hen eenig onder-rgt te geven. Uit vereenigde bijdragen kochtennbsp;zi voor hem een’ Bijbel, en waren zeer verheugdnbsp;rmt dit hun eigendom, en een onderwijzer uitnbsp;hin midden. Met een linnen doek omwondennbsp;zj den Bijbel, legden die in een houten doosnbsp;en begroeven hem onder een boom, van waarnbsp;hij door goodlück werd afgehaald, als die desnbsp;zondags morgens, of gedurende de week eenigenbsp;oogenblikken tot godsdienstoefening afzonderennbsp;konde, wanneer hij dan met eenige zijner medeslaven bijeen was, dan zag het vreesachtig oognbsp;in het rond, of ook verstoring dreigde. Goodlucknbsp;las in het Woord van God langzaam en opnbsp;zachten toon , en men hield alles in gereedheidnbsp;om uit een te gaan, en den Bijbel zoo rasnbsp;mogelijk terug te brengen , van waar men hemnbsp;genomen had. Wel waren in die omstandighedennbsp;ïijne vorderingen zeer gering, maar hij bekwamnbsp;;och meerdere kennis van de H. Schrift, en zijnnbsp;nvloed bij het volk nam meer en meer toe.

-ocr page 8-

maar de zaligmakende kennis der waarheid bleef hem nog vele jaren vreemd.

Toen hij dertig jaren oud was , verkreeg iiij zijne vrijheid; langs welken weg wordt niet gemeld, alleen vernemen wij dat hij te dien tijdenbsp;een opzienerspost verkreeg, die hij met getrouiv-heid waarnam, en waarbij hij de vroeger zoonbsp;dikwijls verstoorde ondergeschiktheid en vrlt;denbsp;bij het volk wist te bewaren, en de tevredenheid en achting zijner meerderen in ruime martnbsp;genoot, waarvan de schriftelijke aanbeveliignbsp;van een der hoofd-opzieners aan een der Zaï-delingen, een treffend bewijs opleverde.

Bij de godsdienstoefeningen en in de zondagschool was hij telkens tegenwoordig, en na eene vierjarige voorbereiding werd hij tot lid-mflat der kerk aangenomen en in Maart 1835nbsp;door den Zendeling schot gedoopt, die bij dezenbsp;gelegenheid predikte over Joh. III: 16 en 17,nbsp;welke leerrede voor onzen goodlüCK bijzondernbsp;gezegend was. ,,Van toen af,” zoo betuigdenbsp;hij, nog in zijne laatste ziekte, „ging er lichtnbsp;op in mijne ziel, omtrent mij zelve als zondaar,nbsp;en JEZUS CHRISTUS als den Zaligmaker van allen die in Hem gelooven ten eeuwigen leven.’nbsp;Van dien tijd af nam zijne vordering in kennhnbsp;en godsvrucht merkbaar toe , en was zijn volnbsp;gend leven een leven des geloofs, tot eer vainbsp;God en don Verlosser; hij werd dan ook ge

-ocr page 9-

schikt geacht om als nationaal helper bij de zending gebruikt te worden, en was in dienbsp;betrekking tot zijn dood toe, ijverig en getrouwnbsp;werkzaam als een opregt dienaar van den Heer

JEZUS CHRISTUS.

Hij gevoelde diep hoe veel hem ontbrak van die kennis en gaven, die in een geschikt onderwijzer gevorderd worden, maar door volhardendenbsp;oefening maakte hij belangrijke vorderingen,nbsp;zoodat hij den Bijbel vloeijend lezen konde, ennbsp;hoezeer hij het Engelsch niet zuiver sprak, zichnbsp;in die taal verstaanbaar kon uitdrukken. Bijnbsp;jonge lieden beriep hij zich soms op zijn voorbeeld, en spoorde hen aan om bij het lecrcnnbsp;alle krachten in te spannen, om voor te komennbsp;dat zij in gevorderden leeftijd zich niet te beklagen hadden over zulk een gebrek, als hemnbsp;nu moeite deed en hij niet meer overwinnennbsp;kon. Als hij daarbij den wensch te kennen gafnbsp;om nog eenmaal jong te zijn, liet hij niet nanbsp;om God ootmoedig te danken, dat hij wist watnbsp;het was in jezüs Christus te gelooven, en hijnbsp;het voorregt had, hen den weg te kunnen wijzen om zalig te worden. „Zijn dan,” zoonbsp;voegde hij daarbij, * mijne woorden niet sierlijk,nbsp;de waarheid die ik u mededeel, is dezelfde, dienbsp;de Bijbel aan alle menschen leert, aan armennbsp;zoo wel als aan rijken, aan zwarten even gelijknbsp;aan blanken, in alle tijden onder alle hemelstre-

-ocr page 10-

10

ken. Noemt dan mijne woorden ter harte; bidt Grod dat ze voor u gezegend mogen zijn, ennbsp;maakt met een dankbaar hart gebruik van denbsp;gelegenheid tot oefening die u, boven zoo velennbsp;geschonken wordt.”

Nadat, zoo schrijft onze berigtgever, er bij onze zending in 1844 eene tweede kapel geopend was, nam ik de dienst waar in de nieuwe,nbsp;en droeg die in de oude aan goodluck op.nbsp;Aanzienlijke lieden waren somtijds hierbij tegenwoordig , en ofschoon hij ootmoedig ennbsp;schroomvallig was, behield hij eene gepastenbsp;vrijmoedigheid, en sprak, even zoo als hij gewoon was, tot alle over de heilige waarhedennbsp;des Evangelies. Meermalen ontving hij bezoeknbsp;van reizigers, die bij hunne vrienden in dennbsp;omtrek vertoefden, en met de uiterste bevreemding, voor de eerste maal in hun leven, eennbsp;zwarte voormalige slaaf, op den kansel zagen,nbsp;en de genade Gods in Christus hoorden verkondigen. Waren zulke hoorders zelve christelijk gezind, dan volgde er doorgaans persoonlijkenbsp;kennismaking, die nimmer naliet belangrijk te zijn.

Sedert hij aan de zending verbonden was, voorzag men hem van zoodanige boeken alsnbsp;hem voor zijne opleiding bijzonder dienstig konden zijn, en door zijne verkregene vlugheid innbsp;het lozen , en zijn vlijtig gebruik, waren hemnbsp;die bij uitstek nuttig. Niet alleen als onderwij-

ri

-ocr page 11-

11

zer had hij groote verdiensten , maar op velerlei wijze bevorderde hij de belangen van de zendingnbsp;aaa welk hij verbonden was. Dagelijks was hijnbsp;vijf a zes uren in de school werkzaam; voor ennbsp;na dien tijd bezocht hij zieken, vereffendenbsp;geschillen, vernam hij naar het gedrag der gemeenteleden, die hij naar de omstandigheden,nbsp;vermaande en opwekte, en was ook, daartoenbsp;geroepen zijnde, tot de geringste diensten bereidvaardig. Hij volgde daarin de lessen en hetnbsp;voorbeeld van zijnen grooten Meester, wiensnbsp;discipel hij inderdaad betoonde te zijn.

Ik zag hem, zoo schrijft d. r. , gedurende de twaalf jaren, dat ik hem gadesloeg, nimmer opnbsp;eenigerlei wijze afwijken van zijne christelijkenbsp;beginselen, Eens dacht ik, dat hij bij zekerenbsp;gelegenheid niet goed gesproken en gehandeldnbsp;had, maar bij gedaan onderzoek bleek het mijnbsp;ten volle, dat die verdenking van allen grondnbsp;ontbloot was; aan dwaling was zijn oordeelnbsp;onderhevig, maar zijne opregtheid wankeldenbsp;niet, ïe regt genoot hij dan ook het verti’ouwennbsp;van het volk, bij hunne geldelijke aangelegenheid. Zij gaven hem hunne spaarpenningen ennbsp;wat zij van waarde hadden in bewaring, hijnbsp;deed voor hen kleine uitgaven, en bij zijn’ doodnbsp;werd alles in de beste orde bevonden; iedersnbsp;eigendom was behoorlijk afgezonderd eii dooiden naam des eigenaars aangewezen.

gt;É

-ocr page 12-

12

Het scheen mij meermalen toe, dat hij dacht en gevoelde dat zijn’ taak weldra volbragt zounbsp;zijn, en hij daarom te meer verlangde om dienbsp;naarstig te volbrengen; het mag ongelooflijknbsp;schijnen, en nogthans mag ik het verklaren ,nbsp;dat bij het terugzien op het geheele tijdvaknbsp;zijner betrekking bij de zending, ik hem nimmer een enkel uur ledig heb zien doorbrengen.nbsp;Indien hij niet op de bovenvermelde wijze werkzaam was, zag men hem ijverig in zijn hof,nbsp;brandhout klieven, den grond van onkruid zuiveren en wat meer daar noodig was, en wasnbsp;hij niet alzoo bedrijvig, dan las hij voor zijnenbsp;vrouw en die bij hen kwamen, met zulkennbsp;nadruk, als voor eene talrijke vergadering.nbsp;Steeds had hij het geestelijk welzijn van jongennbsp;en ouden in zijne toespraken op het oog, ennbsp;was daarbij getrouw, ernstig en liefderijk tevens, altijd gedachtig aan het bevel zijns Hee-ren ; „Werk terwijl het dag is, want de nachtnbsp;komt, waarin niemand werken kan.”

Zelve was hij een gelukkig Christen; twijfel aan zijne zaligheid, die zoo menig Christen ternbsp;neder drukt, kende hij niet. Nadat hij eens geloofde, bleef zijn vertrouwen op Gods genadenbsp;ongeschokt. Zijn hart boven alles te bewaren,nbsp;was zijn ernstige toeleg en zijne vurige bede;nbsp;om daartoe kracht te ontvangen en barmhartigheid ter hulpe in tijd van nood.

-ocr page 13-

13

In liet begin van 1852 namen zijne ligchaams-krachten merkbaar af; telkens had hij aanvallen van ziekte, waarvan hij bij het gebruik vannbsp;geneesmiddelen wel herstelde, maar die gedurignbsp;wederkeerde, en waardoor hij meer en meer verzwakte , zoodat de middelen weinig of geen nutnbsp;deden. Hierdoor werd hij verhinderd in zijnenbsp;geliefkoosde en voor velen zoo nuttige bezoeken,nbsp;die hij nu alleen voortzetten kon in de nabijheid zijner woning; ook kon hij in de schoolnbsp;nog werkzaam zijn. Na onze huiselijke godsdienst te hebben bijgewoond, opende hij denbsp;school, maar bij den aanvang van het gewonenbsp;werk, gevoelde hij zich buiten staat daarmedenbsp;voort te gaan. Hij keerde huiswaarts en lietnbsp;een’ der diakenen bij zich roepen, wien hij denbsp;bezorging zijner tijdelijke aangelegenheden aanbeval , zonder daarop gedurende zijne ziekte,nbsp;die zes weken aanhield, terug te komen. Alleennbsp;gaf hij eens te kennen, dat hij gewenscht hadnbsp;beter te kunnen voorzien in het lot van zijnenbsp;vrouw, wier liefde en trouw hij dankbaar erkende ; maar betuigde tevens zijne berusting innbsp;de beschikking des Allerhoogsten, wiens wijzenbsp;liefde zich ook in den tijd en de wijze vannbsp;hunne scheiding openbaren zoude.

Voornamelijk dacht en sprak hij nu over de dingen van het Koningrijk van God. De eerstvolgende zondag kon hij nog de openlgke Gods-


-ocr page 14-

14

dienst bij wonen, en des avonds, de laatste maal dat hij bij de dienst in het aardsche heiligdomnbsp;tegenwoordig was, merkte men diepe aandachtnbsp;en stille vreugde op zijn gelaat. Daar hij zijnenbsp;woning nu niet meer verlaten konde , bezocht iknbsp;hem gewoonlijk des morgens en des avonds, ennbsp;daar hij, wat hem zeer bedroefde, bij de huis-godsdienst zelve niet meer kon voorgaan, las iknbsp;voor en bad met hem. Na weinige dagen konnbsp;hij zijne slaapkamer niet meer verlaten, ennbsp;scheen het niet twijfelachtig dat zijn sterfdagnbsp;met rassche schreden naderde; dit ontrustte hemnbsp;echter niet, want hij was tot, sterven bereid.nbsp;Zoo lang hij spreken konde was de liefde vannbsp;CHRISTUS, die hij aan anderen zoo getrouw verkondigd had, zijn geliefkoosd onderwerp. Alsnbsp;ik zijne kamer verlaten had, teekende ik meermalen de uitdrukkingen op, die hij gebruikt had,nbsp;om wat hij gevoelde kenbaar te maken, en dienbsp;van zijne ernstige, verstandige en schriftmatigenbsp;Godsvrucht de beste getuigenis gaven. Zoo spraknbsp;hij den 1 Julij met veel gevoel en hartelijkheidnbsp;over den troost dien hij ondervond bij zijn eenignbsp;en volkomen vertrouwen op den Heer jezusnbsp;CHRISTUS , over de noodzakelijkheid en het aanbelang van zulk een geloof in den Zaligmaker,nbsp;en het geluk dat hij nu genoot, nu hij zeggennbsp;konde: „ Ik weet Wien ik geloofd heb.” Metnbsp;verheffing van stem voegde hij daarbij: „Ja,

-ocr page 15-

15

geloof in den Heer jezuï cnEiSTUs, dat is de groote zaak.”

Den 3 Julij was liij des morgens uitermate zwak; hij had den nacht te voren niet geslapennbsp;en gevoelde zich afgemat. Nadat ik gelezen ennbsp;gebeden had, gevoelde hij zich meer opgewektnbsp;en sprak hij met dankbaarheid over de liefde,nbsp;die hij had ondervonden, zoodat hem niets ontbroken had, en de verwachting die hij koesterdenbsp;dat ook de Heer aldus voorzien zou in het lotnbsp;van zijne vrouw. Denzelfde namiddag, toen iknbsp;hem andermaal bezocht, antwoorde hij op mijnenbsp;vraag hoe hij zich bevond; „O, ik ben gelukkig,nbsp;zeer gelukkig; zwakte alleen gevoel ik, maar iknbsp;ben vrij van Jigchaamssmart.” Hij rigte zichnbsp;op in het bed, en begon te spreken over denbsp;kennis van chkistüs , over hare hoogte en diepte.nbsp;Hij zeide onder anderen: „Velen meenen dat hetnbsp;genoeg is, als zij zooveel van Christus weten,nbsp;dat zij leden der kerk kunnen worden, maar iknbsp;geloof, dat als wij Hem kennen met geheel onsnbsp;hart, wij dan ondervinden dat die kennis onuitputtelijk is, en dat al leefde ik duizend jaren,nbsp;ik haar niet omvatten zoude. Hoe meer wijnbsp;van Hem weten, hoe meer wij bemerken hoeveelnbsp;ons nog ontbreekt en ons verlangen naar meerder inzien toeneemt. O welk eene heilrijke boodschap bevat het Evangelie! Die haar niet aanneemt, en dienovereenkomstig in Christus niet

-ocr page 16-

16

gelooft, die mag geen Christen heeten. Hij is het alleen, die opregt en met geheel zijn hartnbsp;gelooft.” Verder sprak hij van den aanvang ennbsp;den voortgang zijner godsdienstkennis, bij hetnbsp;gebruik der hem geschonken middelen, en voegdenbsp;daarbij: „Ik heb ook lijdzaamheid geleerd, ennbsp;den zegenrijken invloed daarvan ondervonden bijnbsp;het volk en in mijn huis. In de eenzaamheidnbsp;heb ik dikwijls God gebeden, dat Hij mij bewaren wilde van spoedig mij beleedigd te gevoelen. Die bede heeft Hij verhoord, en mijnbsp;geduld geschonken, zoodat ik nimmer toornignbsp;werd, maar het dikwijls mij gelukte onstuimigenbsp;drift van anderen te stillen en harde woordennbsp;met zachte toespraak te beantwoorden.”

Nadat ik hem geraden had met spreken niet voort te gaan, legde hij zich neder en nam denbsp;hand aan van een zijner oude vrienden, vroegernbsp;zijn medeslaaf op dezelfde plantagie, die nu aannbsp;het hoofdeinde van zijn bed gezeten was, ennbsp;zeide mij dat hij bij mijne komst met hem gesproken had over zijne zielsbelangen. „Want,”nbsp;zeide hij mij, „die man is naarstig en van eennbsp;goed gedrag, maar leeft alleen voor deze wereld,nbsp;en wat zal hem dat baten, als hij cheistus nietnbsp;kent en schade lijdt aan zijne ziele. Haar behoud is toch het eene noodige.”

Den 4 Julij was het rustdag. Hij gevoelde zich na een weinig nachtrust eenigzins beter.

Él

-ocr page 17-

17

maar sprak weinig, omdat, zoo als hij later zeide, hij anderen niet aftrekken wilde van hunnenbsp;overdenkingen, over hetgeen dat zij gehoordnbsp;hadden, en hij zelve die stilte wenschte te genieten, die bij het gemis van deelneming aan denbsp;openbare godsdienst voor hem behoefte was.

Den volgenden morgen kwamen velen hem zien, en nu had hij een woord voor allen. Aannbsp;sommigen gaf hij bijzonder onderrigt, overeenkomstig hunne, hem bekende behoefte; en allennbsp;vermaande hij om met een volkomen hart bijnbsp;den Heer te blijven.

i.-'g

H'1

In den namiddag liet hij mij bij zich roepen en verhaalde mij , dat hij genade van God ontvangennbsp;had om zijne medezondaren over den weg ternbsp;behoudenis te mogen toespreken. „Gisteren morgen,” zeide hij, „was ik zeer verblijd toen iknbsp;de jonge lieden komen zag, om den sleutel af tenbsp;halen, ten einde de deur der kerk te openen.nbsp;Ik heb aan niemand, zelfs niet aan mijne vrouwnbsp;gezegd, dat ik den vorigen dag gebeden heb datnbsp;de Heer mij op dien dag nog sparen mogt, opdatnbsp;mijn dood op geenerlei wijze de openlijke Godsdienst mogt verstoren, noch de gemeenteledennbsp;verhinderen, om in hunne bijeenkomsten den doodnbsp;des Heeren te gedenkenen onder een’ vloednbsp;van tranen zeide hij: „O, welk een zegen heeftnbsp;het Evangelie aan dit volk geschonken, en in-

-ocr page 18-

'IS

zonderheid aan mij arme en onwaardige zondaar. Ik weet dat ik den dood nabij ben; maar Godnbsp;was mij te allen tijde goed en zal nimmer mijnbsp;verlaten. Ik gevoelde mij dezen morgen zeernbsp;gesterkt en las met eenige vrienden die mijnbsp;bezochten den 77®*^™ Psalm, waarin eene vraagnbsp;en een antwoord van den Psalmist voorkomt,nbsp;juist voor mij berekend : gij zult het vinden bijnbsp;den aanvang van het lO'’'* vers.” — Ik sloegnbsp;dien Psalm op, en las: „Heeft God vergetennbsp;genadig te zijn ? ” en wat daar volgt tot en metnbsp;het 14'^® vers, aan het slot waarvan hij uitriep:nbsp;„Wie is een God, groot gelijk onze God?”nbsp;Hij vervolgde: „Ik weet, mijnheer r., dat gijnbsp;na mijn dood van mij spreken zult, maar achnbsp;verhef mij dan toch niet, noch spreek met lofnbsp;van hetgeen dat ik gedaan heb: ik zondaar bennbsp;dat geheel onwaardig; maar verheerlijk mijnennbsp;Zaligmaker. Hij alleen moet geprezen worden.nbsp;Och! mag ik maar in Hem gevonden worden!nbsp;dat is alleen mijn uitzigt en mijn verlangen.”

Ik werd bewogen, en toen hij mijne tranen zag, zeide hij: „Gij moet niet weenen, het gaatnbsp;mij wel, ik lijd geen’ smart en heh een goednbsp;bed waarop ik nederlig; de Pleer had nietsnbsp;waarop Hij rusten konde en stierf aan het kruisnbsp;«den allersmartelijksten dood.” Hij wilde toen opstaan om een kort gebed te doen, maar wegensnbsp;zijne zwakheid raadde ik hem dit af. „Neen,”

-ocr page 19-

1!)

riep hij uit, „nu niet, wees niet bevreesd, ik ben sterk genoeg; jezüs Christus beklom zoonbsp;menige nacht het gebergte en knielde neder opnbsp;den barren grond, en zou ik knielen op hetnbsp;zachte bed, zoolang ik nog in staat ben om opnbsp;te staan.” Hij liet zich dan ook niet terughouden , maar naast het bed geknield, bad hij, metnbsp;ernst, voor al het volk, bijzonder voor de jeugd,nbsp;Voor zijne arme vrouw, voor den Leeraar en^nbsp;diens huisgezin, en dankte vurig voor het heerlijk Evangelie, door Gods genade hem bekendnbsp;gemaakt. Hij scheen die dag buitengewoon gesterkt te zijn, ver boven de twee of drie voorafgegane dagen, maar van dien tijd af bezwekennbsp;zijne krachten meer en meer, zoodat hij moeijelijknbsp;de hem gedane vragen kon beantwoorden, ennbsp;het spreken, als hij het nog beproefde, niet meernbsp;Verstaanbaar was. Blijkbaar was echter zijn genoegen als hij luisteren kon naar het lezen uitnbsp;Gods woord, en deel kon nemen aan het gebed,nbsp;dat naast zijn leger werdt opgezonden. Nognbsp;eenmaal scheen hij een weinig meer opgewekt,nbsp;maar na een rustelooze nacht, was hij geheelnbsp;S'fgemat en bleef hij in dien toestand tot dennbsp;29sten jy};j ^ toen ik geroepen werd om hemnbsp;onverwijld te komen zien. De kamer inkomen-de, zag ik zijne vrouw, weenende naast zijnnbsp;bed geknield, in hare handen eene der zijnenbsp;sluitende. Een der diakenen stond aan het hoofd'

-ocr page 20-

20

einde van het gemakshalve op den grond gespreide bed. De zieke lag als in diepen slaap; ik greep zijne hand, die boven zijn hoofd opnbsp;het kussen lag, en die reeds de kilte had vannbsp;den dood. Wij baden eenige oogenblikken, waarin zijn geest hare aardsche woning verliet, omnbsp;hare hemelsche binnen te treden. De diepstenbsp;stilte volgde, en zonder eenigen merkbaren strijdnbsp;was hij voor eeuwig allen strijd te boven. Vannbsp;allen die hier tegenwoordig waren, en hoe konnbsp;dit ook anders? was de stille verzuchting:nbsp;„ Mijne ziele stcrve den dood des opregten ennbsp;mijn einde zij gelijk het zijne!” Hij had dennbsp;ouderdom van twee en vijftig jaren bereikt, ennbsp;liet, zonder nabestaanden, alleen zijne huisvrouwnbsp;in ziekelijken en hulpbehoevenden toestand achter. God zij haar steun en hulp naar Zijnenbsp;belofte, en wekke velen op, om haar de bewijzen van Christelijke liefde in ruime mate tenbsp;doen ondervinden.

Is dit eenvoudig en in kleine bijzonderheden afdalend verhaal, in menige opzigten niet tenbsp;vergelijken bij zoo vele, die in verheven stijl,nbsp;ons bekend maken met de roerendste gebeurte-

-ocr page 21-

21

nissen, welke aanleiding gaven tot de verbazend-ste verwisselingen van stand en zin, waarbij langs buitengewone en ongedachte wegen denbsp;slaaf tot vorst, de onkundigste tot wijsgeer, denbsp;zedelooste tot discipel des Heeren wordt hervormd. Het verdient echter in hooge mate denbsp;aandacht van allen, die het gelooven en hierbijnbsp;gaarne bevestigd zien, dat niet bij uitsluiting,nbsp;noch bij voorkeur de wijzen en verstandigen,nbsp;maar veeleer de armen en eenvoudigen bij Godnbsp;zijn uitverkoren.

Uit dit oogpunt worde het dan ook alleen beschouwd, en moge het vruchtbaar zijn, totnbsp;versterking der van zoo vele zijden verhoogdenbsp;belangstelling, ook in het lot der slaven, dienbsp;zoo onwedersprekelijke bewijzen geven, datnbsp;slechts gebrek aan onderwijs en opleiding, maarnbsp;geen gebrek aan vatbaarheid, hen verhinderennbsp;om in beschaving en zedelijkheid, met hunnenbsp;meesters gelijk te staan, neen, hen ver tenbsp;overtreflen. Mag het eens gebeuren, dat dienbsp;millioenen slaven, over wien thans zoo velenbsp;stemmen worden gehoord en zoo vele gebedennbsp;opgaan, eens van jongs af worden opgeleid totnbsp;de kennis van God en den eenigen Zaligmakernbsp;van alle, en onderwezen in dat alles dat hennbsp;tot bekwame leden eerier beschaafde maatschappijnbsp;kan vormen. — Gewis dan zou een geschiedverhaal als het nu medegedeelde, geen doel meer

-ocr page 22-

22

treffen, maar het oog zoude van zien en het oor van hooren niet verzadigd worden.

Als men op ’t land ’t geruisch zal hooren, Der vruchten van een handvol koren;

Gelijk als op den Libanon,

De ceders door den wind bewogen,

Met luider stem den roem verhoogen Van de onuitputbre liefdebron.

31 Maart 1852.

Él