-ocr page 1-

EEN OUDE,

WEL BEPROEFDE RAAD.


TE ROTTERDAM, bij M. WIJT amp; ZONEN.nbsp;1854.

-ocr page 2- -ocr page 3-

EEN OUDE.

WEL BEPROEFDE RAAD.

Ligiainnigheid en zwaarmoedigheid zijn de uitersten, waarin men dikwerf vervalt metnbsp;betrekking tot de bezwaren, die zich doornbsp;druk en beproeving of de donkerheid dernbsp;toekomst schijnen voor te doen. Ue eerstenbsp;belooft zich altijd het beste, de andere vreestnbsp;doorgaans het ergste. De eerste ziet weinignbsp;of geen gevaar, de andere te veel. De ligt-zinnigen schatten alles ligt, de zwaarmoedigennbsp;stellen zich alles donker voor. De eerstennbsp;genieten slechts het tegenwoordige, zondernbsp;nadenken en vooruit te zien. Zij zijn zorgeloos en loopen als blindelings de ellen.denbsp;te gemoet. De anderen kwellen zich reedsnbsp;te voren, eer het kwaad nog aanwezig is,nbsp;en .sidderen voor pijn die nooit geleden

-ocr page 4-

wordt. Tussclien deze beide uitersten staat de ernstig bedaarde, opmerkzame, nadenkende mensch, die door bet vertrouwen opnbsp;God gesterkt , gemoedigd in zijnen God denbsp;onzekere toekomst aanstaart. Hij zal voornbsp;geen kwaad gerucbt vreezen, want zijn hartnbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is vol vertrouwen op den Heer, en daardoor

I nbsp;nbsp;nbsp;ondersteund, zal bet niet bezwijken. Maar

ook dat vertrouwen op God is dikwerf meer schijn dan wezen. Soms weinig meer dannbsp;eene onbezonnen verwachting zónder grond,nbsp;zonder kracbt of leven, kenbaar aan denbsp;koelheid en zorgeloosheid die bet vergezelt,nbsp;en de ijdele hoop die bet voortbrengt. Hetnbsp;wordt daarom ook beschaamd gemaakt. Gunstig steekt daarbij af bet goed vertrouwen ennbsp;de vaste hoop, waardoor de godvrucbtigennbsp;in tijden van bekommering en zorg voornbsp;de toekomst zich onderscheiden van denbsp;ligtzinnigen en zwaarmoedigen beide, en ooknbsp;van ben die door valscb vertrouwen ennbsp;ijdele hoop zich zelven en anderen zoeken tenbsp;sterken en te troosten. Gelukkig bij dienbsp;dat vertrouwen bezit ! Het is voor allennbsp;behoefte op de reis door dit leven, en ooknbsp;voor iedereen verkrijgbaar. Om daartoe te

-ocr page 5-

leiden of dit te bevorderen, wil de schrijver van dit boekje u een’ ouden wel beproefdennbsp;raad mededeelen. Het is een raad, die meernbsp;dan dertig eeuwen heugt en steeds beproefdnbsp;bevonden is. Dus luidt die; »wen tel uwennbsp;))Weg op den Heere en vertrouw opnbsp;))Hem. Hij zal het maken.”

David, de man die zoo veel belangrijks gezien en ondervonden had, die van moeije-lijkheden, gevaren en lijden uit eigen ervaringnbsp;wist te spreken, schreef deze woorden. Somsnbsp;was hij onder zijne beproevingen diep ternbsp;neer gedrukt, maar toch doorgaande in Godnbsp;gemoedigd en gesterkt. Zijn geloof en vertrouwen, op velerlei wijze beproefd en gelouterd, oefende echter kracht en deed hem,nbsp;bij het zien der heilrijke vruchten zeggen ;nbsp;)) het is mij goed verdrukt te zijn ge-» weest.” Toen daviu dit schreef, was hijnbsp;niet meer in die jaren, waarin alles in dennbsp;zonneglans der jeugd getooid is; hij wasnbsp;reeds oud en bedaagd, allezins in alles onderwezen en door Gods verootmoediging grootnbsp;geworden. Hij deelt in den Psalm, waaruitnbsp;deze woorden ontleend zijn, de slotsom zijnernbsp;eigene ervaringen, zijner opmerkingen ten

-ocr page 6-

aanzien van het lot van anderen, als in korte spreuken mede. Het is een leerdicht, datnbsp;zich niet door hoog gestemde uitstorting desnbsp;gevoels, door wending van gedachten, schoonenbsp;beelden en dichterlijken gang, tooi of kleurnbsp;onderscheidt, en daarom ook niet voor hetnbsp;openbaar godsdienstig gezang is afgezonderd.nbsp;Als eene onderwijzing voor de godvruchtigennbsp;van die dagen en latere eeuwen is het bewaard,nbsp;ook ter verdediging van het Godsbestuur innbsp;het niet zelden zoo geheel verschillend ennbsp;strijdig lot van regtvaardigen en onregtvaardigennbsp;hier op aarde. De hoofdzaak daarvan komtnbsp;hierop neder: de goddelooze met al zijn voor spoed is niet te benijden, maar in het wezennbsp;rampzalig; de vrome daarentegen is met alnbsp;zijne wederwaardigheden wezenlijk gelukkig.nbsp;Met dat doel worden de regtvaardigen en god-deloozen telkens tegenover elkander geplaatst.nbsp;De laatsten mogen een schijnbaar geluk smaken, de eersten zijn bij God bekend, bemind,nbsp;worden door Hem uitgeholpen en gered, ennbsp;hun einde is vrede. Doch waartoe meer overnbsp;den man van wien deze woorden ontleendnbsp;zijn, en dit lied waarin zij voorkomen ? Bezien wij liever den raad door hem gegeven,

-ocr page 7-

en leeren wij daaruit hoe men zich onder kommer en bezwaren te gedragen hebbe, ennbsp;wat hij daarbij voor de toekomst belooft.

Geheel de inbond van den Psalm verplaatst ons in een tijd van kommer en be^waar, en de uitdrukking «wentel uwennbsp;Hweg op den Heer,” veronderstelt iemand,nbsp;die onder den last des levens gebukt gaande,nbsp;de drukkende zwaarte afwerpt, en die alsnbsp;den Heer toewentelt en op Hem overdraagt.nbsp;Wentel uwen weg, d. i. uw lot, uw bezwaar en uwe zorg op Jehova. Elders wordtnbsp;dit genoemd: »werp uwe bekommernissennbsp;»op den Heer, want Hij zorgt voor u,”nbsp;of ook »de moeite en het verdriet innbsp;»Gods hand te geven.” Hierdoor wordtnbsp;het biddend uitstorten van het hart, hetnbsp;opdragen en aanbevelen van lot en levennbsp;bedoeld, opdat de Heer ons helpe en on-dersteune, gelijk wanneer men zijne bezwarennbsp;en zijnen kommer openbaart aan een vertrouwd vriend. Handel zoo met God, Hij zqnbsp;uwe eerste en bestendige toevlugt. Zoek zijnnbsp;aangezigt, blijf niet onder de bezwarennbsp;zuchten, maar ga er mede tot Hem, als

-ocr page 8-

die uwe dagen kent, uw kommer weet , leg u voor Hem bloot, geef u Hemnbsp;geheel over. Doe het in vol vertrouwennbsp;dat Hij u hooren en helpen kan en wil.nbsp;Het is immers tot den God van hemel ennbsp;aarde, dat gij u wendt? »Uw bidden is geennbsp;» wensch, die opgaat tot een mensch, wiennbsp;» ’t faalt aan wil of krachten.” Vertrouw opnbsp;Hem, die uw vertrouwen waardig is en hetnbsp;zich wil laten welgevallen. Verhef u bovennbsp;menschen en omstandigheden, en vertrouwnbsp;Hem geheel uw lot, de bestiering van dennbsp;weg uws levens toe. Grijp in Hem moed ,nbsp;verlaat u op Hem gelijk een kind zich aannbsp;zijn vader, een vriend zich aan den boezemvriend, dien hij beproefd bevonden heeftnbsp;overgeeft en toevertrouwt, sterk u in Hem ,nbsp;verwacht wat gij noodig hebt van Hem.nbsp;Zie daar deu raad dien david geeft aan zijnenbsp;bekommerde en bezwaarde tijdgenooten. Hijnbsp;die zelf zoo bekend was met het gebed, ennbsp;zoo zeer geoefend in het vertrouwen opnbsp;God, hij had er zich steeds zoo wel bijnbsp;bevonden. God was zijne toevlugt te allennbsp;tijde, de leidsman zijner jeugd, hij wasnbsp;op Hem geworpen van den moederschoot af.

-ocr page 9-

Bij ervaring wist hij dat God zijne sterkte was in den dag der benaauwdheid, dat hijnbsp;door gehed en vertrouwen , ruimte , verademing, kracht , troost en hoop verkregennbsp;had, ook in de bangste oogenblikken. Vannbsp;daar, dat hij zoo dikwerf in zijne liederennbsp;hen welgelukzalig roemt, die op den Heerenbsp;vertrouwen, en hij herhaling verzekert,nbsp;dat allen die den Heer verwachten, nietnbsp;zullen beschaamd worden.

En wat mogt men dan verwachten? In weinige woorden drukt Israels zanger ditnbsp;uit: »Hij zal het maken”. Onbepaaldnbsp;laat hij wanneer en hoe God het doen zal,nbsp;maar toch stellig: »Hij zal het maken.”nbsp;Zoo als men het van Hem verwachten mag,nbsp;zoo als het goed is in Zijne oogen en voornbsp;u het beste. Dat zal Hij ook zeker doen,nbsp;want Hij is God, die groot van raad ennbsp;magtig van daad is, die nooit te vergeefsnbsp;gezocht wordt, en gezegd heeft: »Ik zal unbsp;«niet begeven, Ik zal u niet verlaten”!

Wij verstaan den raad door een geloovige uit den ouden dag gegeven. Het spreektnbsp;van zelf, dat daardoor niet wordt uitgeslotennbsp;een bedachtzaam en afhankelijk gebruik van

it


-ocr page 10-

10

alle betamelijke middelen, Avaardoor men drukkende bezwaren verligten of te bovennbsp;komen, en zorgen voor de toekomst verminderen of afwenden kan. Als redelijke men-schen zijn wij dit verpligt, en God werktnbsp;in zijn bestuur door middelen, David wasnbsp;de man niet om lijdelijk stil te zitten ennbsp;zijne handen in den schoot te leggen. Ditnbsp;is zijne bedoeling: begin niets zonder biddend opzien naar boven. De hooge God zijnbsp;de eerste, tot Wien gij de toevlugt neemt.nbsp;Uw oog moet gedurig op den Heere zijn,nbsp;want zonder Hem kan niets u welgelukken.

Het wentelen van uwen weg op den Heere moet zoo aan elkander verbonden wezen,nbsp;dat het biddend vertrouwen en vertrouwendnbsp;bidden kan genoemd worden. Het is ook zoonbsp;onafscheidelijk vereenigd, dat het vertrouwennbsp;zonder bidden een roekeloos en vermetel vertrouwen zou zijn. En omgekeerd, het toevlugt nemen in het gehed, dat niet metnbsp;vertrouwen gepaard gaat en daarin eindigtnbsp;is het regte bidden niet. Juist daardoornbsp;worden de steenen van ¦ bezwaar, waartegennbsp;men opziet, niet weggenomen, omdat mennbsp;niet durft vertrouwen, maar blijven bezwa-

-ocr page 11-

11

ren. Dit naauvv en onderling verband wordt door den ligtzinnige en zwaarmoedige beiden voorbijgezien, ja van een gerukt,nbsp;De eene wordt in zijn ligtzinnig vertrouwennbsp;beschaamd gemaakt omdat hij niet bidt,nbsp;en de andere beeft van zijn bidden weinignbsp;of geene vrucht, omdat hij God de eerenbsp;niet geeft die Hem toekomt. Het een ennbsp;ander moet dan steeds vereenigd zijn ennbsp;zamen gepaard gaan. Daarin bestaat denbsp;raad, ons bier medegedeeld. Wenscbt gijnbsp;nog nadere overtuiging dat het eene goedenbsp;raad is? bedenk dan dat die raad is: redelijk, God verheerlijkend, voor alle tijdennbsp;algemeen bruikbaar, in zich zelven voordee-lig, en voor hem die ze beoefent, zoowelnbsp;als voor anderen nuttig.

De raad hier gegeven is betamelijk voor redelijke schepselen, die toch iets buiten ennbsp;boven zich behoeven, waarheen zij zich innbsp;tijden van nood en bezwaar, onder de lastennbsp;en zorgen des levens, kunnen wenden ennbsp;waarop zij hunne hope mogen vestigen. Wienbsp;is er dan hooger en magtiger en meer altijdnbsp;nabij dan aller heeren Opperheer, die allesnbsp;bestuurt, en ook, waar alles vlugt en ontzinkt,

tt


-ocr page 12-

12

helpen kan ? Wie is waardiger om aangeroepen te worden met vol vertrouwen des harten, dan de Schepper van hemel ennbsp;aarde, bij wien wijsheid en kracht is, dienbsp;de lijden en de stonden verandert? IJdel ennbsp;dwaas is het op zich zelven en zijn eigen verstand te steunen, bij de menschen alleen hulpnbsp;te zoeken, op het schepsel te bouwen, op denbsp;wisseling der omstandigheden te rekenen, ofnbsp;werkeloos en moedeloos neer te zitten, als hetnbsp;slagtoffer van een onverbiddelijk noodlot, ofnbsp;gelijk het dier te jammeren en te steenen,nbsp;en als de magielooze worm zich onder dennbsp;voet des wandelaars te krommen en te sterven. Zijn naam als mensch, die naar bovennbsp;kan opzien, zijn redelijk vermogen roeptnbsp;hem om hel gebogen hoofd op te heffen;nbsp;lot Hem, die alles in zijne magt heeft, denbsp;toevlugt te nemen, en zijne hoop en vertrouwen te vestigen op den levenden God.nbsp;Zoo is dan deze raad redelijk, maar tevensnbsp;ook godverheerlijkend. Wanneer de menschnbsp;het hart voor God uitstort, aan Hem zijnnbsp;nood klaagt, bij Hem hulp zoekt, en innbsp;de donkerheid, bij de erkentenis van eigennbsp;onvermogen en van aller schepselen onge-

-ocr page 13-

13

noegzaamheid, het vertrouwen op den on-zienlijken, alomtegenwoordigen en algenoeg-zamen God vestigt, dan doet hij regt aan God en aan zich zei ven. Dan geeft hij Godnbsp;de eer van al zijne deugden, en gevoeltnbsp;daarbij zijne eigene onwaardigheid, onreinheid en zondenschuld. Dan gaat hij doornbsp;CHRISTUS tot den Vader, die daar is bovennbsp;allen, en stelt zijn lot en leven met vertrouwennbsp;in Zijne handen. Dan durft hij het geheelnbsp;overgeven aan Hem, en berust in Zijn beschikkend welbehagen ; ja dan verheerlijktnbsp;hij God op het hoogste in zijne genade ennbsp;waarheid, die daar is in Christus jezus.

Een raad is zoo veel te beter, naar mate die in onderscheidene gevallen en omstandigheden kan gevolgd worden. Hij is onverhe-terlijk. Hij is de beste, wanneer die altijd ennbsp;in alle gevallen dienstig is. Noem mij nu eennbsp;bezwaar of nood, het zij groot of klein, waarnbsp;men zich ook bevinde, wie men ook zijnnbsp;moge, hoe hoog in aanzien of gering ook,nbsp;waarbij de toegang tot God zou gesloten zijn,nbsp;of zijne hulp te kort schieten, zoo dat zijnnbsp;hand niet zou kunnen helpen. God is eenenbsp;toevlugt te allen tijde, aan alle plaatsen

ÉÉ


-ocr page 14-

14

nabij. Hij is goed dengenen die Hem verwachten, de ziele die Hem zoekt. Hij hoort het geroep der jonge raven, en gaat gij, onbsp;mensch! die niet zeer veel te boven ?

Ik noem dezen raad ook daarom goed, dewijl hij reeds op zich zei ven, zonder datnbsp;wij aan de gevolgen in de toekomst denken,nbsp;op ieder, die zich daarvan bedient, door denbsp;verligting van bezwaren eene gezegende uitwerking heeft. Wat men van zijne schoudersnbsp;afwentelt, het drukt niet meer, de kommernbsp;verdwijnt, het opgewekt vertrouwen geeftnbsp;moed en kracht. Er komt weer rust in hetnbsp;gemoed. Onder bet rumoer der golven , bijnbsp;de donkere lucht kan men op het ankernbsp;der hoop, en door het vertrouwden op Hemnbsp;die het roer in handen houdt en over allesnbsp;naauwlettend het oog slaat, stil en bedaardnbsp;zijn, en zich veilig achten te midden dernbsp;gevaren. Al ware er niet zulk eene grootenbsp;belofte aan bet gebed en geloof verbonden,nbsp;wij zouden het nog moeten aanprijzen,nbsp;dewijl het de ziel verkwikt, het hart sterkt,nbsp;de angstvalligheid verdrijft en met nieuwennbsp;moed vervult.

Geniet hij die dezen raad opvolgt, daarvan

-ocr page 15-

15

de eerste en grootste vrucht, ook anderen worden uitgelokt en opgewekt om het voorbeeld te volgen van de dienaren des Heeren,nbsp;en mede hunne rust te smaken. Terwijl denbsp;bedroefde, neergedrukte klager door zijnenbsp;sombre angstvalligheid terugstoot en afbreekt,nbsp;strekt de man, die in zijnen God gemoedigdnbsp;is, menig een ter opleiding. Het voorbeeldnbsp;werkt doorgaans krachtiger, zeker altijd innemender dan het woord. Ook waar mennbsp;het niet vermoedt, wordt ligt iemand aangespoord om naar boven te zien, van waarnbsp;onze hulpe komen moet.

Reeds zijt gij overtuigd; de raad om onzen weg op den Heere te wentelen ennbsp;het vertrouwen op Hem te vestigen is goed.nbsp;Het is de beste raad, die gegeven kannbsp;worden , om drukkenden kommer en dreigende bezwaren in de toekomst op Hem tenbsp;werpen. De verwachting, die men bij zulknbsp;een bidden en vertrouwen op God met vol-

komene zekerheid zich masr voorstellen,

“tgt; nbsp;nbsp;nbsp;—----------)

faalt niet. Zij rust op de deugden Gods en de ervaring.

Hij, van wien getuigd wordt— «Hij zal het maken. Hij is de alleen wijze en de


-ocr page 16-

IG

alles magtige, voor wien niets te wonderlijk is , die over alles heerscht en wat kwaad isnbsp;kan afwenden of matigen, die daarbij ondersteunen en uithelpen kan. Hij wil het makennbsp;naar de grootte zijner goedertierenheid, dienbsp;van eeuwigheid tot in eeuwigheid is, en dienbsp;Hij in CHHISTDS jezus aan zijne gunstgenootennbsp;en kinderen, degenen die Hem vreezen ennbsp;op zijn naam vertrouwen, heeft toegezegd.nbsp;Want, gelijk een vader zich ontfermt overnbsp;zijne kinderen, zoo ontfermt zich de Heernbsp;over degenen die Hem vreezen, en Zijnenbsp;goedertierenheid is geweldig over hen. Ofnbsp;zou Hij, die zijn eigen Zoon niet gespaardnbsp;heeft, niet met Hem alle dingen schenken?nbsp;Hij zal het maken. Hij die nooit het men-schenkind plaagt of bedroeft van harte, nooitnbsp;boven mate beproeft, de kracht vermenigvuldigt dengenen die geene kracht hebben,nbsp;die weet wat maaksel wij zijn en gedachtignbsp;is, dat wij stof zijn. Hij, die als Hij roeptnbsp;getrouw is, om het te doen, wiens beloftennbsp;nimmer wankelen, die woord en trouw houdtnbsp;tot in het eeuwige leven, en wiens paden allennbsp;goedertierenheid en waarheid zijn, dengenennbsp;die zijn verbond en getuigenis bewaren.

-ocr page 17-

17

Hier spreke de ervaring. Hoor wai bavid in zijn tijd reeds getuigt, » de boosdoenersnbsp;» worden van de aarde uiigeroeid, de zacht-» moedigen daarentegen bezitten baar in vrede.”nbsp;» Al ware het, dat de goddeiooze aanslagnbsp;» bedacht tegen de regtvaardigen, de Heerenbsp;«belacht hem, zijn dag komt onverwacht.”nbsp;» Al waren de dagen der opregten rnoeijelijknbsp;«en zwaar, het weinige dat de regtvaardigenbsp;» had , was beter dan de overvloed dernbsp;» goddeloozen. De Heer kent Viun’ tijd ennbsp;» ondersteunt de regtvaardigen, hunne erfenisnbsp;» blijft in eeuwigheid.” » ïn den kwadennbsp;» tijd vvorden zij niet beschaamd, en in dennbsp;» dag des hongers w’orden zij verzadigd.” Janbsp;de dichter van dezen Psalm kon getuigen,nbsp;» ik ben jong geweest, ook ben ik oud ge-» worden, maar heb nooit gezien den regt-» vaardige verlaten, noch zijn zaad zoekendenbsp;» brood.” » Hoe groot ook de voorspoed dernbsp;» goddeloozen voor een tijd zijn moge, janbsp;» al ware hij magtig en aanzienlijk, eennbsp;» gewelddrijvende heerscher der aarde, dienbsp;»zich uitbreidt als een jonge boom, hijnbsp;)) ging toch door en werd niet gevonden.”nbsp;Daarentegen, »de vrome en oprcgte hoedanig

2

(I

-ocr page 18-

18

» dan ook zijn lot op aarde zijn mogt, zijn »einde was toch vrede.” »God was hemnbsp;»eene sterkte in den dag der benaauwd-»heid; hun heil was bij God, hun toenbsp;» vlugt en behouder.” En wat getuigt onzenbsp;lijd? Konden zij , die in jaren gevorderdnbsp;zijn en moeijelijke dagen beleefd hebben,nbsp;hier optreden, zij zouden het allen uit eenennbsp;mond verkferen : in iedere beproeving,nbsp;waarin wij den Heere zochten, was Hijnbsp;met raad en hulp nabij. Hij heeft het metnbsp;het kwade gemaakt, dat het niet te zeernbsp;smartte. Zijne kracht heeft ons ondersteund 5nbsp;menigmaal is boven bidden en denken denbsp;heerlijkste uitkomst ons geschonken. Janbsp;waarlijk, de Heere heeft alles welgemaakt!

Deze toezegging: ade Heere zal het maken!” al weet ik niet hoe noch wanneer, is dan ook voldoende voor het gemoed,nbsp;dat op den Heere vertrouwt en zich Hemnbsp;vertegenwoordigt in den rijkdom zijner wijsheid en algenoegzaamheid. Het ontbreektnbsp;Hem niet aan middelen of wegen om hetnbsp;gevreesde onheil af te wenden of, als hetnbsp;komen moet, alzoo te matigen, dat het dragelijk wordt. Daarbij wil Hij ondersteuning

-ocr page 19-

IS)

en hulp schenken om te dragen, het dienstbaar maken aan ons wezenlijk heil tot oefening en wasdom in het goede. Zoo kan hetgeennbsp;met tranen gezaaid werd , eenmaal met gejuich worden gemaaid. In dat vertrouwennbsp;staande, behoeft men het niet te weten, ennbsp;wil men het niet weten, hoe het zijn ofnbsp;gaan zal in de toekomst. De bezwaren vannbsp;zich afgewenteld hebbende, stelt men vast,nbsp;dat Hij, die de Amen is. Zijne waarheidnbsp;nooit zal krenken; dat zij die den Heeienbsp;vreezen nooit gebrek zullen hebben aannbsp;eenig goed, hetwelk voor het leven en denbsp;godzaligheid noodig is. Dit vertrouwen maaktnbsp;rijk, ook bij het karige en sobere deel datnbsp;ons wordt toegemeten. Het maakt blij innbsp;droevige dagen , door het vertrouwen ennbsp;spreekt; wde Heere is mijn deel, daarom zalnbsp;ik op Hem hopen.” Wat een aloude Gods-man sprak wordt dan niet slechts de taal dernbsp;lippen, maar de ontboezeming des harten;

» Hoewel de vijgeboom niet bloeijen zal,

» en er geen vrucht zal zijn aan den wijn-Dsiok, dat het werk des olijfbooms liegen » zal, en de velden geene spijze voortbren-» gen 5 dat men de kudde uit de kooijen

2*

-ocr page 20-

20

» afsclieuren, en er geen rund in de stallen » zijn zal 5 zoo zal ik nogtans in den Heerenbsp;)) van vreugde opspringen, en mij verheugennbsp;» in den God mijns heils!” (1) Zulk eennbsp;vertrouwen wankelt niet, al wandelde men innbsp;het dal der schaduwen des doods, ook dannbsp;zal de Heere het maken, zijn stok en stafnbsp;zullen ook dan versterken; het einde zalnbsp;vrede en het sterven gewin zijn. Nog meer,nbsp;dat vertrouwen : » de Heere kan en zal hetnbsp;maken,” geeft steun en kracht om zijn kroost,nbsp;ware het ook in bekrompene omstandighedeunbsp;gerust en gemoedigd Hem aan te hevelen,nbsp;die trouwe houdt in eeuwigheid en nimmernbsp;beschaamd doet worden degenen, die Hemnbsp;zoeken. Zoo kan de stervende geloovige,nbsp;die gewoon was al zijne bekommeringennbsp;op den Heere te werpen, gerust het mattenbsp;hoofd nederleggen, en met lcther bij zijnnbsp;sterven tot zijne kinderen zeggen: »Kinderen!nbsp;ik laat u geene rijkdommen na, maar eennbsp;rijken God achter.” Hij zal het maken!nbsp;die verwachting is genoeg om stil te zijnnbsp;en te hopen op het heil des Heeren.

Welgelukzalig dan allen die alzoo hun’

(1) Habakuk III: 17, 18.

-ocr page 21-

21

weg op God mogen wentelen, op Hem vertrouwen en zich kunnen sterken door denbsp;geloovige verwachting; » de Heere zal hetnbsp;»maken.” Hoe belangrijk wordt nu denbsp;vraag: langs welken weg komen wij daartoe?nbsp;Wat kan ons tot zulk een betamend bestaannbsp;en gedrag, tot zulk eene begeerlijke hoopnbsp;in staat stellen? Als wij het lied, waaruitnbsp;deze oude beproefde raad ontleend is, overzien, kunnen wij deze vragen beantwoordnbsp;vinden. Met dat doel willen wij eenigenbsp;hoofdtrekken verzamelen, die door het lichtnbsp;van het Evangelie aanvullen en naar onzenbsp;tijden en behoeften wijzigen.

Allereerst komt hier in aanmerking hetgeen in den Psalm verondersteld wordt en het grondbestaan van ieder, die zijn’ wegnbsp;op den Heer zal kunnen wentelen, uitmaakt:nbsp;wij moeten met God bekend en .bevriendnbsp;zijn. Het zijn opregten, vromen, regtvaar-digen, van wien en tot wien david spreekt.nbsp;De zoodanigen wekt hij op, dezen troost ennbsp;bemoedigt hij. Wanneer wij God niet kennen in Zijne wijsheid en magt, in Zijnenbsp;trouw en goedheid, in Zijne opperheerschappij,nbsp;waarin wij met alles wat er met ons en

-ocr page 22-

22

rondom ons gebeurt mede begrepen zijn , boe zullen wij dan op Hem vertrouwen ?nbsp;Wij moeten er levendig en diep van overtuigdnbsp;zijn, dat wij met alles wat wij hebben, bezitten, vermogen , met wat wij in onze omstandigheden noodig hebben of zullen behoeven,nbsp;in de hand van God staan en van Hem geheelnbsp;en al afhankelijk zijn. Zoo lang wij hiervan niet doordrongen zijn, en de bewustheidnbsp;bij ons niet omdragen, dat Hij als ónze God,nbsp;die ons genoeg is, voor en met ons is, zullennbsp;wij niet regt gestemd wezen tot bidden, althans geene vrij moedigheid vinden, om onzennbsp;weg op den Heere te wentelen. Door denbsp;zonde is er eene klove van verwijdering tus-schen God en den mensch gekomen. Denbsp;onderwerping der gehoorzaamheid is Hemnbsp;opgezegd, en wordt zoo lang wij niet we-derkeeren volgehouden, ja de breuk wordt alnbsp;grooter en grooter, zoodat de mensch weinignbsp;of zelden aan God denkt, Hem als verrenbsp;verwijderd, ja tegen zich beschouwt. Dienbsp;verwijdering, die afkeerigheid des hartennbsp;moet ophouden en in ons verbroken wordennbsp;door de voorkomende en oneindige liefde vannbsp;God. Daartoe komt Hij door het Evangelie

-ocr page 23-

23

in CHRisTDs JEZUS tot ons, biedt ons zijne vriendschap aan, roept ons uit onze verwijdering tot zijne gemeenschap terug, toontnbsp;ons wat Hij in Christus voor ons, die zijnenbsp;vijanden waren, gedaan en in Hem bereidnbsp;en weggelegd heeft. Hij biedt ons nietnbsp;slecVits zijne vriendschap aan, maar doet onsnbsp;toeroepen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» laat u met Mij verzoenen ! ”

Zoo wil Hij ons het harte breken , met zijne weldaden ons overladen , of beproevennbsp;en tuchtigen door zijne hand, om ons wakkernbsp;te maken en behoefte te doen gevoelen aannbsp;Hem, als ons eenig en algenoegzaam goed.nbsp;Hooren wij die stem, gaat zij door tot iunbsp;het binnenste van ons gemoed, dan beginnennbsp;wij te bidden, niet om vervulling van tijdelijke nooddruft slechts, maar om redding uitnbsp;het verderf, om vervulling der behoeften vannbsp;onzen onsterfelijken geest, door vergeving vannbsp;zonde en vernieuwing des gemoeds. Dannbsp;krijgt men lust en smaak in het geestelijkenbsp;en hemelsche. Men kiest dan den weg dernbsp;geregtigheid en het verbond van verzoeningnbsp;met God wordt gesloten door het geloof innbsp;CHRISTUS en de opregte verbindtenis met Hem.nbsp;Zoo krijgt men hoop en vertrouwen op God

-ocr page 24-

24

en Hij is ons geen vreemde meer. Lezers van dit boekje ! dit is bet groote en gevvig-tige punt, waarop men niet genoeg kannbsp;aandringen. Dit is de hoofdzaak waarmedenbsp;alles beginnen, en van waar alles uitgaan moet.nbsp;Het is de overgang uit den dood der zondenbsp;tot het leven des geestes, bet is die verandering van hart, waardoor wij met Godnbsp;regt bekend en bevriend worden. Zoo langnbsp;wij dit missen, mogen wij met ons verstandnbsp;den alouden wel beproefden raad goedkeurennbsp;en de menschen, die hem in beoefeningnbsp;brengen, bewonderen, wij voor ons zelvennbsp;zullen dien niet opvolgen. Zoo lang denbsp;scheiding tusschen God en ons bestaat, isnbsp;er geen lust, geene behoefte. De grond desnbsp;gemoeds deugt niet. De bron, waaruit hetnbsp;vertrouwen moet voortvloeijen , ontbreekt.

Het kan echter zijn , dat men met God regt bekend en bevriend is, wat het grond-bestaan betreft, en dat dit onder de bezwarennbsp;en zorgen der toekomst, bij het bidden nietnbsp;dien heilrijken invloed oefent, welke Godsnbsp;belofte toezegt, omdat men den Heere nietnbsp;zwijgt, maar ontevreden is onder Gods weg,nbsp;en misnoegd over den meer gemakkelijken weg

-ocr page 25-

25

en den voorspoed van anderen, bijzonder van de zoodanigen, die God niet in erkentenisnbsp;houden en dienen. Het is daarom ook datnbsp;DAVID in het 7”® vers bijzonder opwekt: zwijgnbsp;den Heere en verheid Hem, ontsteek u nietnbsp;over dengenen, wiens weg voorspoedig is, overnbsp;eenen, die listige aanslagen uitvoert. Alsnbsp;er gebrek aan onderwerping, onrust, beroering, opstand in het gemoed is tegen Godnbsp;of menschen, dan zal men wel klagen, maarnbsp;niet bidden. Door zulk eene gemoedsgesteldheid wordt het gebed verhinderd, althansnbsp;belemmerd. Hoe kan men vertrouwen, datnbsp;God het wel zal maken, want het twistendnbsp;en morrend hart zegt als ’t ware: God maaktnbsp;het nu niet wel, het moest anders met mijnbsp;zijn. Intusschen er is alle reden voor dennbsp;mensch om uit eerbied voor den hoogennbsp;God door het besef van eigene geringheid tenbsp;zwijgen en te aanbidden. Nog meer, wanneer hij zich bewust is, schuldig te staannbsp;voor God, zoo dat hij zelf oorzaak gegevennbsp;heeft, dat de Heere bittere dingen tegen Hemnbsp;schrijven moet. Bovenal is het voor dennbsp;opregte roeping en pligt den Heere te zwijgen, niet alleen uit eerbied voor Zijne

-ocr page 26-

26

hoogheid, maar ook uit overtuiging van Zijne ondoorgrondelijke wijsheid in het bestuurnbsp;van ieders lot. Hij houdt zich verzekerdnbsp;dat Gods gedachten en \veg anders en beternbsp;zijn dan de zijne. Daarbij weet hij dat denbsp;Heer ook zijne zwakke en goede zijde kent,nbsp;dal alle dingen hem moeten medewerkennbsp;ten goede, wanneer hij door de kastij -ding geoefend wordt.1 Dit Gode te zwijgennbsp;is vooral dan onze roeping, wanneer de zorgen en bezwaren niet door toedoen van men-schen, maar alleen van ’s Heeren hand totnbsp;ons komen, gelijk door storm, onweder ennbsp;watervloed meermalen gebeurt. Dit zijn bezoekingen en beproevingen van boven, welkenbsp;ons onze nietigheid en afhankelijkheidnbsp;doen gevoelen, en tevens dienen moeten omnbsp;ons den hoogmoed en de zelfverheffing af tenbsp;leeren. En wanneer middellijk menschennbsp;medewerken tot onze vernedering, moetennbsp;wij ons niet vergrimmen gelijk het redeloozenbsp;dier tegen den steen die het treft. Wijnbsp;moeten daarbij hooger opzien tot Hem, zonder wien niemand eenige magt tegen onsnbsp;kan uitoefenen ; niet ontsteken in toorn,nbsp;niet murmureren tegen den Heer, maar Hem

-ocr page 27-

27

ootmoedig zwijgen , die doen kan met de inwoners der aarde, gelijk Hij wil, en' dienbsp;wijze en heilige redenen heeft waarom Hijnbsp;alzoo met ons handelt. Wie zijn wijgt; dat wijnbsp;tegen God zouden antwoorden en Hem bevelen geven omtrent het werk zijner handen ?nbsp;Is Hij dan verpligt ons altijd te verschoonen?nbsp;Hebben wij Hem gediend en verheerlijkt innbsp;het goede dat wij van Hem ontvingen? Ofnbsp;had het tegendeel bij ons plaats, dan voegtnbsp;het in dubbele mate: »buig u voor Hemnbsp;»neder in het stof, verneder u voor dennbsp;»Heere en Hij zal u verhoogen.”

Wilt gij zoo uw weg op God wentelen en op Hem vertrouwen, dan is het nietnbsp;minder noodig, dat gij de herhaalde vermaning u diep inprent en ter harte neemt:nbsp;» wijk af van het kwade, doe het goedenbsp;)) en houd des Heeren weg.” Hoe zoudennbsp;wij vrijmoedigheid hebben voor God, hoenbsp;durven bidden, als wij wandelen op dennbsp;weg der zonde en ons neigen tot verkeerdenbsp;paden ? Hoe zou er vertrouwen op God,nbsp;die onze paden en ons hart kent, kunnennbsp;zijn, wanneer gij doet dat kwaad is innbsp;zijne oogen, of op uwe eigene, zelf geko-


-ocr page 28-

28

zene wegen daar henen gaat, zonder u te bekommeren of gij op zijnen weg wandelt?nbsp;Neen, God laat zich niet bespotten. Hijnbsp;kan geen medegenoot, geen bevorderaar zijnnbsp;van de ongeregtigheid. Wie zich daarbijnbsp;vrede belooft, zal zich jammerlijk misleiden.nbsp;Het zijn paden des doods en der helle, dienbsp;den mensch in jammer, in verderf en ondergang doen verzinken. Als de regtvaardigenbsp;valt, zoo wordt hij niet weggeworpen, wantnbsp;de Heere heeft lust aan hem, omdat de wetnbsp;zijns Gods in zijn harte is. Maar de god-loozen zullen vergaan, als rook zullen zijnbsp;verdwijnen. Zij zullen en kunnen geen’nbsp;vrede hebben. Waken wij daarom tegennbsp;het kwade en zoeken wij een goed gewetennbsp;voor God en menschen te hebben en tenbsp;bewaren. Streven wij er naar om onzenbsp;harten te verzekeren voor God, door denbsp;innerlijke bewustheid, dat wij iu opregtheidnbsp;en getrouwheid voor Hem zoeken te wandelen ; want het offer der goddeloozen isnbsp;den Heere een gruwel, maar het gebed desnbsp;opregten is zijn welgevallen.

Zullen wij zóó onzen weg op den Heere wentelen en op Hem vertrouwen, in de

-ocr page 29-

2!)

hope dat » Hij hel maken zal !” dat wij Hem zonder eenige bepaling van tijd verbeiden , en Hem even onbepaald in handennbsp;geven, hoe Hij het maken wil. Ongeduldige haast en eigenzinnig verlangen , omnbsp;naar onzen wensch en zin geholpen te worden, zijn maar al te veel de twee grootenbsp;hinderpalen in het vertrouwelijk bidden ennbsp;het biddend vertrouwen. Wtj begeereu doorgaans spoedig van de bezwaren verlost tenbsp;worden, en het is Gods wil die zoo langnbsp;te doen voortduren, als ter onzer oefeningnbsp;en loutering en tot onzen geestelijken welstand noodzakelijk is. Het zou geene wijsheidnbsp;noch liefde zijn, bijaldien de Heer ze wegnam, eer dat doel bereikt is. Onze genezingnbsp;en heiligmaking is zijn wil. Hij kan daarvan niet afgaan. Als Hij ons bidden wilnbsp;leeren, dan moet de aandrang om er innbsp;aan te houden voortduren, soms klimmen.nbsp;Als wij in het vertrouwen op Hem zullennbsp;geoefend worden, dan moet de donkerheidnbsp;niet te spoedig worden opgeklaard. Als denbsp;lijdzaamheid een volmaakt werk zal hebben,nbsp;dan moet de smart niet haast worden weggenomen. Als wij van onze eigenzinnige

-ocr page 30-

30

wensclien zullen genezen worden , dan moet de wijze Vader ze niet inwiliigen, maar onsnbsp;verloochening leeren. God kent zijn tijd,nbsp;en toeft Hij al. Hij komt gewis, wanneernbsp;het goed voor ons is. Verbeid dan den Heernbsp;en wacht op Hem. Hij zal het maken.nbsp;Hoe? Dat heeft Hij nergens bepaald, het isnbsp;voor ons verborgen, wij hebben dat ook nietnbsp;noodig te weten. Het bezwaar opheffen ofnbsp;dragelijk maken, redden of helpen, de krachten vermenigvuldigen of het lijden matigen:nbsp;dat kan, dat zal Hij doen op zijnen lijd.nbsp;Een vader verwacht geen voorschrift van zijnnbsp;kind. Het moet aan de wijsheid van dennbsp;vader worden overgelaten en van zijne goedheid vertrouwd, dat hij het maken zal, gelij knbsp;men van zulk een vader verwachten kan.nbsp;En wat moet men niet van den Vader innbsp;den hemel verwachten , die in ciiristps jezusnbsp;ons tot zijne kinderen en erfgenamen aangenomen en geroepen heeft tot eene eeuwigenbsp;heerlijkheid? Zou Hij, die den hemel geformeerd heeft en de aarde hangt aan eennbsp;niet, die de lelien des velds kleedt, voor denbsp;vogelen des hemels zorgt en bij wien denbsp;hairen uws hoofds geteld zijn, die uwe dagen

-ocr page 31-

31

zoo wel als uwe belioefien kent: zou Hij liet niet wel maken kunnen, en maken willen ?nbsp;Laat ons dan geene bepaling hoegenaamd bijnbsp;ons zelven maken , onderschikken we onzenbsp;wenschen aan zijnen wil, matigen wij onzenbsp;begeerten voor de aarde, wachten wij opnbsp;den Heere en houden wij Zijnen weg. Gewisselijk, wij zullen dan niet beschaamdnbsp;gemaakt worden !

Bij al het bovenstaande worde nog deze opwekking gevoegd. Men versterke zichnbsp;zelven en zijne medereizigers naar den hemelnbsp;door de herinnering van vroegere en laterenbsp;tijden, waarin redding en uitkomst geschonken werd uit allen nood. Zie meer achterwaarts dan in de onbekende toekomst, dienbsp;in nevelen en donkerheid gehuld voor unbsp;ligt. En als gij aan eene zekere toekomstnbsp;voor al Gods gunslgenooten wilt denken,nbsp;zie dan op hun einde, dat vrede zal zijn,nbsp;en op hetgeen dan eerst regt zal beginnennbsp;en in vollen nadruk vervuld worden : » denbsp;»regtvaardigen zullen het aardrijk erfelijknbsp;» bezitten, en hunne erfenis zal in ceuwig-» heid zijn.” Zie, dat versterkt de krachten,nbsp;en vertroost in den dag der benaauwdheid

ii

-ocr page 32-

:]2

onder de beproevingen en hel lijden van deze wereld, en onder den strijd des gebedsnbsp;en des geloofs in dit land der vreemdelingschap en der inwoning in het vleesch. Denbsp;geschiedenis van Gods wegen en leiding metnbsp;zijne kwee.kelingen is een heerlijk boek.nbsp;Mengeling van licht en donkerheid is ernbsp;op elke bladzijde te vinden. Wat opgehel-derd is, doel ons met verbazing en aanbidding zien ; de Heere is waarachiig ennbsp;getrouw ; Hij heeft nooit beschaamd gemaaktnbsp;of verlaten degenen die Hem zochten. Hijnbsp;hoort het gebed, Hij kroont het geloof,nbsp;Hij ondersteunt de regtvaardigen , Hij isnbsp;hun eene zon en een schild. Wat is ernbsp;voor ons niet boven david uit de ervaringnbsp;van het verledene te leeren tot versterkingnbsp;onzer harten ! Wij hebben het getuigenisnbsp;van drie duizend jaren meer voor ons. Isnbsp;het anders, is het minder dan dat vannbsp;zijnen tijd ? Sla het boek van uw eigennbsp;leven op, wat slaat er in geschreven? Zijnenbsp;genade was altijd genoeg. Zijne kracht werdnbsp;in zwakheid volbragt en verheerlijkt. Alsnbsp;een trouwe herder heeft Hij ons geleid ennbsp;alles welgemaakt. Er is nu slechts eene

-ocr page 33-

33

korte lijn over, die loopt tot aan het graf. Het is de weg der beproeving, afgemetennbsp;en berekend door den alleen wijzen God,nbsp;bestuurd door den Leidsman en Zaligmakernbsp;uwer ziele. Het blad is voor u verzegeld,nbsp;maar de ontrolde en opgehelderde bladennbsp;van het boek der Voorzienigheid mogen totnbsp;een onderpand strekken van hetgeen nog gebeuren zal. God is niet veranderd, jezüsnbsp;CH81STCS is gisteren en heden en tot innbsp;eeuwigheid dezelfde. De beloften van Godnbsp;zijn niet ingetrokken. Vermoei u niet metnbsp;kwelling over hetgeen niet gezien of berekendnbsp;kan worden. Eén ding is zeker, er komtnbsp;een einde aan de levensreis op deze benedenwereld. Datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor allen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;chbistus

JËZÜS zijn en nbsp;nbsp;nbsp;innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heerenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sterven, vrede

zijn, vrede met God door jezus chkistds , vrede in het hart door het geloof. Hoe hetnbsp;dan zijn zal? Ja, dat weten wij niet; maarnbsp;dit weten wij, dat Hij het dan ook makennbsp;zal, zoo als wij het van Hem mogen verwachten , dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezegdnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ben de

)j opstanding nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;leven,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in mij

» gelooft, zal leven, al ware hij ook ge-» storven, en een iegelijk die leeft en in

-ocr page 34-

34

» mij gelooft, zal niet sterven in der eeu-» wigheid. Gelooft gij dat ? ”

Wie deze vraag toestemmend kan beantwoorden, mag zicli ook verblijden met hetgeen DAVID niet zóó helder kon inzien , maar ons geopenbaard is. Wij verwachten een’nbsp;nieuwen hemel en eene nieuwe aarde, waarnbsp;de goddeloozen en vijanden des Heeren nietnbsp;zijn zullen, waar de zonde niet meer zalnbsp;wonen, de moeite, de kommer niet meernbsp;zal knellen. Geen nacht zal er meer zijn,nbsp;maar de geregtigheid zal er wonen. Wachtnbsp;op den Heere en houd Zijnen weg. Verblijd u in deze hope! Zij doe u metnbsp;lijdzaamheid verdragen , wat de Heer u oplegt, en slechts een’ hoofdwensch hebben,nbsp;waaraan gij dagelijks denkt, en om welkernbsp;vervulling gij het meest bezorgd zijt. Zijnbsp;is deze: hoe word ik best bereid om metnbsp;vrede uit te gaan uit deze wereld, en metnbsp;eere binnengelaten te worden in de toekomende ? Lezers van dit boekje! zoo zij hetnbsp;«iet u en mij door den Heiligen Geest !