I
7
24
-ocr page 4- -ocr page 5-fke IZU3 nbsp;nbsp;nbsp;'O
I. Blik in de verbokgene steegjes van LONDEN.
De naam der wereldstad Londen wekt onwillekeurig bij ons de gedachte aan het gewoel eener tallooze menigte menschen op, die zich te middennbsp;van een’ onafzienbaren oceaan van huizen doornbsp;eene ontelbare menigte straten en stegen heen ennbsp;weder beweegt. Immers bevat deze stad volgensnbsp;de laatste naauwkeurige opgaven niet minder dannbsp;drie millioen menschen, welk cijfer ieder jaar nognbsp;met omstreeks 60,000 wordt verhoogd. Maar ernbsp;is nog eene andere gedachte, die zich bij ons opdringt bij het hooren van den naam der grootenbsp;wereldstad. Het is namelijk de gedachte aan overvloed, glans, glorie, weelde en heerlijkheid, maarnbsp;ook te gelijkertijd de gedachte aan ellende, armoede, smart en rampzaligheid. En zoo is het
1
-ocr page 6-ook inderdaad. In deze reusaohtige stad is alles in zeker opzigt kolossaal; de rijkdom en de armoede , de weelde en de ellende, de deugd en denbsp;ondeugd, het christendom en het heidendom, ennbsp;deze beide tegenstellingen, zij komen daar elkander zoo nabij, als welhaast nergens ter wereld.
Doch laat ons eene wandeling door I.onden doen. Zoo wat in het midden der stad ligt hetnbsp;beroemde Britsch Museum, dat er van buiten zeernbsp;prachtig uitziet, maar van binnen nog veel meernbsp;oplevert, dat waardig is bezigtigd te worden;nbsp;immers, het is de verzamelplaats van alle schatten der aarde. Toch houden wij ons hier niet op;nbsp;wij gaan door de n groote Kusselstraat,” dienbsp;langs de voorzijde van het Museum henen looptnbsp;naar de westzijde en komen uit op de Oxford-straat. Hier heerscht een algemeen gewoel vannbsp;menschen, een algemeen gedruisch, eene ontzettende levendigheid en beweging; hier, ja hiernbsp;wordt men iets gewaar van de pracht, den rijkdom en den handel van Brittannie’s hoofdstad.nbsp;Het is de wereldhandel, die hier alle schattennbsp;der aarde te zamen brengt en die de kasten dernbsp;winkels dezer straat met de schoonste zaken dernbsp;industrie vult.
Maar laat ons verder gaan, die smalle zijstraat, links in, naast het lieve kerkgebouw van St. Giles
-ocr page 7-(spreek uit: Seent Dsjeils). Vijfhonderd jaren geleden strekten hier groene weilanden en digtenbsp;boschen zieh uit, en ging de jager er zijn wildnbsp;schieten. Echter zijn er aan deze wijk nog ern-.nbsp;stigere herinneringen verbonden — het distrikt vannbsp;St. Giles is met martelaarsbloed besproeid •— metnbsp;het bloed derzulken, die Gods Woord liever haddennbsp;dan hun eigen leven. Het was namelijk in dennbsp;tijd, toen de onversaagde voorlooper der engelschenbsp;hervorming, .john wickleff, het geliefde bijbelboek in de volkstaal had overgezet, en het licht,nbsp;na eeuwen van duisternis, wederom op den kandelaar werd geplaatst, dat er op den O'!™ Januarijnbsp;1414 eene nachtelijke bijeenkomst der volgelingennbsp;van wiciOjEff plaats had in deze vlakte vannbsp;St. Giles. Nu, van deze gelegenheid maaktennbsp;hunne vijanden gebruik om eene poging tot hunnenbsp;geheele vernietiging aan te wenden en maaktennbsp;dezen den eerst sedert kort koning gewordenennbsp;HF.NDRIK V wijs, dat de edele Lord cobham zichnbsp;op dien nacht rae( 20000 gewapende mannen innbsp;de velden van St. Giles zou verzamelen, om zichnbsp;van den persoon des konings meester te makennbsp;en zich zelven vervolgens als vorst te doen huldigen. De jeugdige koning geloofde den leugen ;nbsp;maatregelen werden genomen, een wel toegerustnbsp;leger marcheerde naar de aangewezene plaats, de
1*
-ocr page 8-niet kwaads bedoelende, noch vermoedende verzameling van Christenen, die men er vond, werd aangevallen, verscheidenen er van neêrgesabeld, ennbsp;slechts weinigen mogt het gelukken te ontkomen.
Maar hoe groot is ook de overgang, als wij van de Oxfordstraat in de wijk van St. Giles, die plaatsnbsp;van ellende, van armoede, van verwaarloozingnbsp;treden! En zeide ons niet de geschiedenis bepaaldelijk , hoe ook hier eenmaal welvaart en bloeinbsp;heerschten, hoe eenmaal een kauel de Eerste zelfnbsp;het plan ontwierp voor den aanleg dezer wijk, hoenbsp;men er vroeger goede en welingerigte huizen, bewoond door fatsoenlijke gezinnen, vond, men zounbsp;het heden onmogelijk kunnen gelooven.
Al aanstonds toch komt ons eene onaangename lucht tegen van de oude kleederen, die in de winkeltjes ten verkoop worden aangeboden, en er valtnbsp;niet aan te denken om te blijven staan om al denbsp;opschriften te lezen, die overal aan de vuile venstersnbsp;zijn aangeplakt, zoo als; //Hier verkoopt men oudnbsp;ijzer;” — //oud lood; — //Oud glas” of — //Oudenbsp;beenen.” Aan den ingang dezer winkels zitten ofnbsp;staan in lompen gehulde gestalten, waarin men alnbsp;aanstonds de slimme en sluwe trekken van dennbsp;jood herkent. Uit de kelders, die onder de winkels zijn, zijn thans ook gansche scharen vannbsp;menschelijke wezens te voorschijn gekomen, om
-ocr page 9-eens de versclie lucht in te ademen, maar ach , welk eene benaauwde, onaangename lucht! In de steegennbsp;gluren en slenteren oud en jong rond. Onzindelijke vrouwen toonen elkander met veel grootspraaknbsp;den juist weder wat in orde gebragten kalennbsp;opschik, dien zij zich hebben aangeschaft; bijnbsp;de in lompen gehulde bleeke, afgeleefde kinderen zoekt men te vergeefs een vrolijk en reinnbsp;gezigt, te vergeefs een’ enkelen zindelijken lap.nbsp;Op eenigen der bovenverdiepingen staan de vensters open; maar welke vuile, door de ellendenbsp;verwilderde gestalten zijn het, die van daar opnbsp;ons nederzien! Aan andere vensters zijn de ge-brokene ruiten toegemaakt met lompen of oudenbsp;nieuwsbladen; helaas! om licht en lucht volkomennbsp;buiten te sluiten'. In het voorbijgaan zien wijnbsp;de donkere dwarsstraatjes in ; die de zeven hoofdstraten der wijk met elkander verbinden, ennbsp;waaruit overal als uit spelonken die onbeschrijfelijk vuile, ellendige schepsels te voorschijn komen ,nbsp;die wij overal ontmoeten. Eiken keer bij hetnbsp;ingaan of uitgaan dezer dwarsstraatjes ontwarennbsp;wij een brandewijn kroeg, waar gansche troepennbsp;van echte Londensche dieven gedurig in- en uit-gaan. Misschien gelukt het ons ook, bier dooide opene deur eenen blik op den grond te werpen.nbsp;Daar ligt in den hoek een hoop smerige lompen.
-ocr page 10-6
olie voor tic gaiisoho familie ten nachllegev dient, telwijl in een’ anderen hoek eene soort van vuurhaard staat met uitgebrande asch; verder nog eennbsp;of twee gebrokene stoelen, — en dat is alles.nbsp;Zoo is het over dag; maar hoe ziet het er ’s nachtsnbsp;uit? Welligt woont in dit kwartier nog de een ofnbsp;anolere arme, maar geschikte handwerksman, dienbsp;in het zweet zijns aanschijns werkt, om zijn gezin voor den hongerdood te bewaren. Maar ooknbsp;deze — Vader, moeder en misschien vijf of zesnbsp;kinderen — bevinden zich dag en nacht op eennbsp;enkel ellendig kamertje, waar zij wonen en arbeiden , koken en wasschen, en ’s nachts slapen. Dochnbsp;dit is nog een dragelijke toestand, tegenover dienbsp;tallooze, kleine dompige slaapkamers, waar iedernbsp;der vier hoeken door eene afzonderlijke familienbsp;wordt ingenomen, ja, waar men niet zelden innbsp;eene ruimte van tien voet in het vierkant zestiennbsp;personen, mannen, vrouwen en kinderen, en waaronder sommige dronken, anderen ziek, bij elkandernbsp;vindt. //Daar liggen,” zoo als een zeker schrijvernbsp;het ons schildert, //dikwijls het pasgeborene kind,nbsp;de koortslijder, de stervende en de doode in eenenbsp;vrccsselijke vermenging door een.”
De bedrijven, waardoor de ongelukkige bevolking dezer wijk haar brood tracht te verdienen, zijn zeer menigvuldig. Behalve de tallooze bran-
-ocr page 11-dewijiikrocgeii en handelaars in oude klecderen, vindt men er klcêrenmakers , hoedenmakers, vogol-opzetters, schoorsteen- en straatvegers, fruit- ennbsp;rond ventende bloemenhandelaars, ook nog rondtrek-kendc liedjeszangers, orgeldraaijers en goochelaars;nbsp;verder rioolreinigers, voddenkrabbers, scharenslijpers en mattenvlechters. Daarenboven nog eenenbsp;menigte van uitgeslapene zakkenrollers en slechtenbsp;vrouwen, terwijl er voorts honderden arme metselaarsnbsp;en opperlieden, stratenmakers, lantaarnopstekers,nbsp;pakjesdragers en andere daglooners wonen. Vannbsp;hier uit stroomen iederen dag die menigten vannbsp;arbeiders, die in de reusachtige hoofdstad denbsp;zwaarste, de gemeenste, de geringste werkzaamheden verrigten, terwijl de Oxfordstraat en denbsp;andere prachtige gedeelten der wereldstad innbsp;weelde en genot zich baden.
Is er dan door de menschenvrienden en christenen van Londen niets gedaan, om de ellende dezer e 11 e n d i g e n te verzachten ?
Wij zouden onbillijk handelen, wanneer wij verzwegen, dat sedert meer dan twintig jaren denbsp;christelijke liefde het ongeloovelijkste gedaan heeft,nbsp;om hier, zooveel als mogelijk was, te helpen.nbsp;De geordende predikanten van het kerspel zagennbsp;al spoedig, dat in deze wildernis hunne eigenenbsp;zwakke kracht te kort schoot. Derhalve begroetten
-ocr page 12-8
zij dankbaar en verheugd de drie of vier stadszendelingen , die hier dagelijks rondgingen , om ligchamelijke en geestelijke hnlp te verleenen.nbsp;Allerlei vereenigingen werkten te zamen , om aannbsp;de redding dezer ongelukkigen te arbeiden. Bijbelsnbsp;en tractaten werden verspreid, seholen (namelijknbsp;zoogenaamde Havelooze scholen) ingerigt, desnbsp;avonds werden er bijbellezingen gehouden, weezennbsp;opgenoraen, zieken verpleegd, hongerigen gespijzigd, enz. Maar dit alles was gelijk aan een’nbsp;droppel water op een’ gloeijenden steen. Hoenbsp;meer men er aan deed, hoe meer zich den afgrondnbsp;des verderfs opende en grooter werd.
Zoo stonden de zaken, toen in 1857 eene dame, die sedert een reeks van jaren al harennbsp;tijd en hare kracht gewijd had aan de verspreiding van Gods woord, met een’ harer vrienden,nbsp;den voortreffelijken, doch nu reeds ontslapenennbsp;doctor HUNTER, de straten van St. Giles doorwandelde op eenen schoonen zomernamiddag.nbsp;Natuurlijk kon Mevrouw uanvard (zoo heet denbsp;dame) zich niet goed alleen op dit gebied vannbsp;zedelijke verwildering begeven. De eerwaardige
-ocr page 13-vriend echter, die haar vergezelde, was met de geheimen dezer wijk goed bekend , door dien hijnbsp;er vroeger jaren lang gepractiseerd had. Hetnbsp;onderwerp van hun gesprek was het volgende:nbsp;op welke wijze zou men deze tallooze sleegen ennbsp;gangen van het woord Gods kunnen voorzien ?nbsp;Al sprekende, ontmoeten zij een’ der wakkerenbsp;stadszendelingen, die in dit kwartier zulk eenenbsp;groote en moeijelijke taak te verrigten hebben.nbsp;Aanstonds vraagt men hem, of hij niet eenenbsp;trouwe, godvruchtige arme vrouw wist, die hetnbsp;eens zou durven wagen, met een pak bijbels innbsp;iedere woning, in iederen kamer dezer wijk tenbsp;gaan, om op deze wijze (natuurlijk tegen eennbsp;klein weekgeld) voor het heil van dit volk tenbsp;werken. Na zich een’ oogenblik bedacht te hebben , antwoordde hij, dat hij juist een’ brief innbsp;den zak had van eene vrouw, die welligt voornbsp;zulk eene taak berekend zou zijn; het was,nbsp;zeide hij eene brave, waardige en ernstige vrouwnbsp;van middelbaren leeftijd, die hij reeds sedertnbsp;cenige jaren kende, en die zelve midden in ditnbsp;kwartier woonde. De brief luidde aldus:
I, Mijnheer , — gij zult ongetwijfeld verwonderd zijn een’ brief van mij te ontvangen, daar ik tochnbsp;zoo dikwijls in de gelegenheid ben mondeling
-ocr page 14-met u to spreken; daar ik echter vreesde u alsdan te veel tijd te ontroven , zoo wilde ik mij lievernbsp;schriftelijk tot u wenden. Het is niet noodig denbsp;omstandigheden te verhalen, waarin ik voor denbsp;eerste maal met uwe pogingen, om het Evangelienbsp;van CHKISTUS te brengen aan de nienschen, dienbsp;mij omgeven, nader bekend werd; maar welligtnbsp;herinnert gij u nog het verzoek, dat ik reedsnbsp;de eerste maal toen ik u ontmoette de vrijheidnbsp;nam u te doen. Ik verzocht u toon, mij een’nbsp;bijbel te leenen. Gij waart niet bekend metnbsp;mijn’ naam en mijne woning; nogtans hebt gijnbsp;aan mijn verzoek op de meest voorkomende wijzenbsp;voldaan, en voor de eerste keer in mijn leven,nbsp;bragt ik een’ bijbel mede naar huis. Het wasnbsp;op den 11'’=“ Februarij 1863. Ik heb dezen bijbelnbsp;nog; wat hij aau mij gedaan heeft, weet alleennbsp;de Heer, door wiens Geest de profeten en apostelen hebben gesproken. Hem alleen is het bekend,nbsp;hoe de kostelijke getuigenissen van dit boek mijnenbsp;in duisternis verzonkene ziel langzamerhand maarnbsp;altijd duidelijker, altijd helderder, met zich zelvenbsp;hebben bekend gemaakt.”
// Gij zijt voor het grootste deel bekend met mijn ligchamelijk lijden in die dagen. Tot tweemaal toe was ik genoodzaakt om in een hospitaalnbsp;heelkundige hulp te zoeken, en zoo ging ik, naar
-ocr page 15-alle waarschijnlijkheid, een’ tijdigen dood te ge-moet; maar God zag genadig op mij neder, en deed mij leven.
//Gij weet echter niets van de wonden, die door geen’ geneesheer, al is hij nog zoo kundig, kunnennbsp;genezen worden, — wonden, die mij de goddelijkenbsp;genade had geslagen en die ook alleen de goddelijkenbsp;barmhartigheid heelen kon. Dat ik deze heelendenbsp;barmhartigheid werkelijk heb ondervonden, durfnbsp;ik met volle vrijmoedigheid zeggen, en met Godsnbsp;hulp heb ik sedert dien tijd getracht ieder oogen-blik mijns levens den Heer te wijden, om Hemnbsp;alzoo mijne dankbaarheid te betuigen. Echter gevoelnbsp;ik, dat er nog andere middelen dan bloote woorden zijn, om mijnen dank jegens God voor de vannbsp;Hem ontvangene genade te betuigen. Ik heb innbsp;dit opzigt reeds vele plannen in mijn hoofd gehaald, die ik echter allen heb laten varen, tot opnbsp;één na, dat voor mij volkomen uitvoerbaar is, ennbsp;zoo ik mij daarmede tot u wend, zoo geschiedtnbsp;dit slechts om in deze uwe hulp in te roepen.”
// Gedurende mijn tot tweemalen toe herhaald verblijf in het hospitaal, had ik dikwijls de gelegenheid, om den hulpeloozen en verlatenen toestand van vele arme en diep gezonkene vrouwennbsp;te leeren kennen; vrouwen, die verzochten opgenomen te worden in het ziekenhuis, en wier vuil
-ocr page 16-cn ellendig aanzien, wat ligchaam en kleederen betreft, de noodzakelijkheid openbaarde. dat eenenbsp;vrouwelijke hand haar bijstand bood, om haarnbsp;uit deze onreinheid en ellende uit te brengen.”
(/Ik weet echter zeer goed, waarde Mijnheer! dat gij, bij de bezoeken die gij aflegt in de verblijven der ondeugd, met vele personen van dezenbsp;soort in aanraking komt, wien niemand de behulpzame en reddende hand biedt. Nu wenschtenbsp;ik den tijd, dien ik vrij heb (inogelijk twee ofnbsp;drie uren daags) niet zoo zeer te wijden aan denbsp;eerlijke armen, die dan toch nog bij hunne burennbsp;hulp vinden, maar aan de verlorenen en verzon-kenen van mijn eigen geslacht, welke geene fatsoenlijke vrouw meer durft naderen, om haarnbsp;slecht gedrag. Voor mij echter, die alleen nognbsp;door Gods genade in mijne jeugd voor eennbsp;dergelijk lot werd bewaard, hebben zulke toouee-len niets schrikverwekkends, en ik zal het alsnbsp;een nieuw bewijs van vriendschap aanzien, indien gij mij op den een’ of anderen tijd eensnbsp;wilt laten weten, waar ik zulk eene lijderes kannbsp;vinden. Het is mij om het even, of zij veelnbsp;of weinig verwaarloosd is; het is voor mij genoeg, dat zij mijne hulp noodig heeft, zoo alsnbsp;haar te wasschen, en te reinigen, het herstellennbsp;barer kleederen, enz. Kan zij dan verder opge-
-ocr page 17-nomen worden in een hospitaal, zoo zal ik ook diiar haar dikwijls bezoeken, zorg dragen voornbsp;schoon tinnen en bovenal moeite doen, om zulknbsp;eene verdwaalde zuster op den weg des vredes ennbsp;der vreeze Gods te brengen. Terwijl ik echternbsp;voornamelijk dezulken wensch te dienen, die geen’nbsp;enkelen vriend hebben, zoo zal ik het echter evennbsp;zoo zeer tot mijnen pligt rekenen, iedere anderenbsp;verlate zieke te hulp te komen, die gij bij uwenbsp;bezoeken moogt ontmoeten.
,/ Ontvang mijn’ hartelijken dank voor al uwe deelneming, waarvoor ik u mijn leven lang ver-pligt ben, en veroorloof mij, mij te noemen uwenbsp;toegenegene geringe dienares
Maeianne B. ..
Zoo luidde de brief, welken Mevrouw rakyakd van den stadszendeling ontving. Hij was bijnanbsp;te goed geschreven, dan dat er niet eenige twijfelnbsp;over de echtheid er van bij haar had kunnennbsp;ontstaan ; doch de zendeling antwoordde : ;/ Wanneer gij de schrijfster persoonlijk leert kennen,nbsp;dan zult gij zien , dat de brief geheel is, gelijknbsp;zij zelve.”
Het was niet moeijelijk, om in Marianne’s
-ocr page 18-levensloop, zoo als die tot nu toe geweest was, de hand Gods op te merken. Zij voorzag tot nu toenbsp;in haar sober stukje brood door het knippen vannbsp;schoorsteenvalletjes, of door het maken van bloemen van was, of het vervaardigen van zakjes voornbsp;de goudsmeden. Hare ouders hadden eenmaal innbsp;goede omstandigheden geleefd; maar haar vader,nbsp;die aan den drank was overgegeven, had zijn gezinnbsp;ongelukkig gemaakt. Hij was toen genoodzaaktnbsp;met de zijnen een beter gedeelte der stad te verlaten voor de ellendige omgeving van St. Giles.nbsp;Zijn woest gedrag kostte Marianne’s moeder hetnbsp;leven; kort daarop stierf ook hij en liet Mariannenbsp;en haar vijfjarig zusje (marianne was toen 15 jaar)nbsp;als volkomen hulplooze weezen in eene omgevingnbsp;van ondeugd en verderf achter, waardoor de beldenbsp;meisjes alleen als door een wonder bewaard bleven.nbsp;Dikwijls zaten de beide weezen gedurende dennbsp;geheelen nacht op den trap of voor de huisdeur,nbsp;wilden zij niet zien, hetgeen daar binnen in huisnbsp;en in de kamer voorviel. Een oude welmeenendenbsp;maar volslagen ongeloovige man, die met Marianne in hetzelfde huis woonde, trok zich denbsp;kinderen eenigzins aan; hij leerde hen schrijven,nbsp;waarschuwde hen tevens den bijbel toch nietnbsp;te lezen. // Dit boek,” was hij gewoon te zeggen .nbsp;n is vol leugens, gij behoeft slechts rond te
-ocr page 19-15
zien in het kwartier van St. Giles om tot de overtuiging te komen dat er geen God is.”
Op haar achttiende jaar huwde zij. Haar man was eerlijk en arbeidzaam, maar had een zeernbsp;beperkt verstand en was zoo arm als zij. Toennbsp;zij naar de kerk gingen, om zich te laten trouwen, had MARi.vNNE geene schoenen en kmisen ,nbsp;en hij had geen’ rok. Maar zij wisten dan nunbsp;ten minste, wat het is een te huis te hebben,nbsp;al bestond dit dan ook slechts uit een’ enkelenbsp;kamer.
Vier jaren voor hare ontmoeting met Mevrouw KAN YARD, had zij op een’ regeiiachtigen avondnbsp;eene boodschap te doen. Toen de regen en hetnbsp;daarmede gepaard gaande onweder sterker werden,nbsp;vlugtte zij in eeiie zijstraat onder een afdak vannbsp;een’ huis. Dit was juist het huis, waarin denbsp;stadszendelingen gewoon waren iederen avondnbsp;hunne bijbellezingen te houden. Mariannenbsp;hoorde uit het huis eene stem haar te gemoetnbsp;komen, die luid en plegtig klonk, en harenbsp;nieuwsgierigheid toegevende, trad zij binnen. Denbsp;bijbellezing was nagenoeg geëindigd , maar eenigenbsp;verzen uit het elfde hoofdstuk van den briefnbsp;aan de Hebreen drongen nog tot haar oornbsp;door. Zij wist, dat het boek, dat men bij zulkenbsp;gelegenheden gewoonlijk las, geen ander dan de
-ocr page 20-IG
bijbel was; maar daarin had zij zelve nog nooit gelezen. Voor dat de vergadering uit een ging ,nbsp;werd er afgekondigd, dat er in dit huis eenenbsp;leesbibliotheek voor armen was opgerigt en datnbsp;ieder hier ’s morgens of ’s avonds een boek konnbsp;komen afhalen. Marianne was de eerste, die opnbsp;den bepaalden tijd in het lokaal verscheen, omnbsp;zich deze schoone gelegenheid ten nutte te maken.nbsp;Haar plan was om w de Negerhut” te vragen;nbsp;maar eene even onverklaarbare als onwederstaaii-bare begeerte drong haar een ander boek te kiezen. Het was haar, als hoorde zij een’ stem totnbsp;haar zeggen ; //Leen niet de Negerhut, maar laatnbsp;u een’ bijbel geven.” Zij verzocht dus om een’nbsp;bijbel. — // Een’ bijbel ?” vroeg de zendeling verwonderd; //lieve vrouw, ons doel was niet bijbelsnbsp;uit deze leesbibliotheek uit te leenen ; maar wachtnbsp;slechts even, ik zal er u een’ halen. Het is eennbsp;goed voorteeken, dat het eerste boek, dat hiernbsp;gevraagd wordt, het woord Gods, het boek allernbsp;boeken is.” Hij bragt haar een’ bijbel en vroegnbsp;haar te gelijkertijd of hij haar eens bezoeken ennbsp;een hoofdstuk met haar lezen zou. // Neen iknbsp;dank u. Mijnheer,” hernam zij, //wij zijn zeernbsp;stille lieden, en mijn man zou het misschien nietnbsp;gaarne hebben; ik wil het boek met mij naarnbsp;huis nemen en voor mij zelve lezen.”
-ocr page 21-Gods tijd was nu voor makianne annge-broken. Het levende woord des lleeren kwam in haar huis en trof haar hart. Gods Geestnbsp;werkte krachtig door het gelezen woord, ennbsp;spoedig drong de pijl der goddelijke waarheid,nbsp;door rampen en ziekte die haar troffen, dieper innbsp;haar hart en geweten. Een jaar, nadat zij dennbsp;bijbel had ontvangen, was zij genoodzaakt, naarnbsp;dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zendelingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zij hem gekregennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;had,
te nbsp;nbsp;nbsp;zenden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijne tusschenkomst in
een nbsp;nbsp;nbsp;hospitaalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te wordennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgenomen. Hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;was
toen voor de eerste maal, dat de ijverige man haar in hare woning bezocht, en met verwondering zag, hoe krachtig Gods woord in haarnbsp;hart had gewerkt zonder eenige menschelijke onderwijzing; voor een heilbegeerigen is de bijl)elnbsp;wel immer het verstandigste boek der wereld.
Nu volgden zeer bange jaren. Haar man werd ook gedurende dien tijd ziek, zoodat alles,nbsp;wat zij door vlijt en zuinigheid bij elkandernbsp;hadden gekregen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;stuknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor stuk moestnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wor
den weggedaan, om er brood voor te koopen. Gebrek en armoede drukten de arme lieden hevig;nbsp;sleohts eenige ondersteuning, die zij nu en dannbsp;'quot;an anderen genoten, behoedde hen voor dennbsp;hongerdood. I)e bezoeken van den zendelingnbsp;Waren voor de ongelukkigen eene groote ver«
2
-ocr page 22-kwikking, niet zoozeer door de stofFelijke hulp die hij nu en dan aaubragt, als wel door dennbsp;geestelijken troost, dien zijn woord hun schonk.nbsp;Ziekte en armoede zijn harde leermeesteressen;nbsp;maar zij zijn dikwijls noodzakelijk om het vannbsp;nature hoogmoedige en eigengeregtige hart tenbsp;buigen.
Mauianne herstelde van haar zwaar ligchame-lijk lijden, en langzamerhand won zij weder door haren handenarbeid een karig, maar toereikend stuk brood voor haar en haren man ;nbsp;zoo stond het met haar, toen de stadszendelingnbsp;haar aan Mevrouw ranvard aanbeval. Zij seheennbsp;geheel en al te zijn degene die men noodig had,nbsp;en daarom werd haar de vraag gedaan, of zijnbsp;bereid was de bovengenoemde taak te aanvaarden.nbsp;Haar schriftelijk antwoord aan den zendelingnbsp;gerigt, luidde aldus :
«Mijnheer, — na de zaak ernstig en biddend overwogen te hebben, voel ik, dat ik veelnbsp;kracht zal noodig hebben, om de moeijelijkhedennbsp;te overwiunen, die ik daarbij van alle kanten zalnbsp;ontmoeten; maar ik mag met ootmoedig vertrouwen gelooveu, dat dezelfde genade, die innbsp;staat was mijn eigen hart te v'erovei’en, mij ook-niet zal begeven, wanneer ik beproef, het dier-
-ocr page 23-19
bare woord van Gods zondaarsliefde anderen te brengen. Ik ben zelf een te groot bewijs vannbsp;de almagt Gods, dan dat ik in eenig opzigt zonnbsp;mogen twijfelen aan de genade, die in inijzelvenbsp;de bolwerken der zonde verbroken en ter neder-geworpen heeft. En wanneer ik de beproevingen,nbsp;die mij bij de vervulling dezer taak te wachtennbsp;staan niet voorbij zie, zou ik dan ook niet gedenken de vreugde en de vertroostingen , dienbsp;daaruit voor mij kunnen voortvloeijen ? Immersnbsp;daardoor is mij eene deur geopend, zoo alsnbsp;ik nimmer had durven verwachten, en gaarnenbsp;7-al ik mij laten gebruiken als eene vrolijkenbsp;bode des heils tot arme lijders hier en daar,nbsp;die gaarne iets uit den dierbaren bijbel rven-schen te weten, maar die zelf niet lezen kunnen , noch iemand hebben, om er hun uit voornbsp;te lezen.
//Welk een genot zal het voor mij zijn, wanneer ik des avonds, nadat ik den door het bijbelgenootschap bepaalden tijd trouw gewijd heb aan de verspreiding der mij toevertronwde boeken,nbsp;nog eens in het eene of andere arme gezin magnbsp;terugkeeren, waar ik in den loop van den dagnbsp;gezien heb, dat eene behulpzame hand noodignbsp;'s! De liefdediensten, die ik daar welligt be-'vijzeii kan, zullen mij mogelijk gelegenheid
2*
-ocr page 24-geven, een hoofdstuk uit het dierbare bijbelboek voor te lezen en het, zoo goed ik kan, te verklaren, — eene gelegenheid, die ik ’s daags wel-ligt vruchteloos gezocht heb.”
// Het is mij onmogelijk, alles hier te zeggen , wat zich bij een blik op de mij toevertrouwdenbsp;taak aan mijne oogen voordoet en hoe mijn hartnbsp;brandt, terwijl ik schrijf. Het komt mij voor,nbsp;dat God in zijne genade een’ weg voor mijnbsp;opent, die de eenige is, waarin ik in staat beunbsp;iets te verrigten. Ik ben niet bekend met denbsp;zeden en gewoonten der rijken; ik zou niet denbsp;geringste dienst kunnen doen in een aanzienlijknbsp;gezin; maar ik kan spreken met de armen ennbsp;verlorenen waaronder ik woon; ik kan met hennbsp;gevoelen, daar ik iets dergelijks i:i mijne jeugdnbsp;heb beleefd. Ik zal het als een genadig voorregtnbsp;beschouwen, wanneer ik ingang mag vinden innbsp;die plaatsen van ellende en zonde, — en o! metnbsp;welk eene boodschap! met het woord Gods! Totnbsp;Hem, die mij dit dierbare boek heelt geschonken,nbsp;zie ik op, opdat Hij mij leide en ik iedere gelegenheid tot zijne eer bestede. Ik waag het opnbsp;de almagtige genade mijns Heereu; Hij zal mijnbsp;helpen en ik zal niet vreezen.”
//Ontvang mijn’ hartelijken dank voor dit nieuw bewijs uwer belangstelling jegens mij; mij in uwe
-ocr page 25-21
gebeden aanbevelende, noem ik mij met dankzegging uwe toegenegene
MAEIANNE.”
III. Het begin hareii werkzaamheid.
Marianne ontving bare instructies en begon haar werk in den naam des Heeren. Allereerstnbsp;moest zij gaan tot dezulken, die het diepst gezonken waren en die op den laagsten trap vannbsp;ellende en armoede stonden.
Vervolgens mogt zij — volgens de bepalingen Van het Britsche Bijbelgenootschap — nooit een’nbsp;bijbel weggeven, maar hem integendeel voor een’nbsp;Vasten , doch zeer lagen prijs verkoopen. Het betalen zou dan langzamerhand geschieden, de namennbsp;dergenen, die een bijbel wensohten te hebben,nbsp;moest zij op eene lijst schrijven en dan elke weeknbsp;bij deze mensohen gaan, om op te halen zooveelnbsp;centen als ieder in staat was af te doen. Daarenboven moest zij met deze menschen het woordnbsp;Gods lezen, het hun verklaren en er met hennbsp;over spreken, zoo goed zij dit kon; dit was harenbsp;eenvoudige, zeker echter niet gemakkelijkc taak.
Het eerste kwartier, waar zij volgens vrije keuze hare werkzaamheden begon, was dat van Soho
-ocr page 26-n
(grenzende aan liet kerspel van St. Giles) een der verachtste gedeelten van London; daar vindt mennbsp;lange, smalle gangen, waarin aan beide zijdennbsp;kamers zijn, terwijl men, aan het einde van zulknbsp;een’ gang, een paar steenen trappen af, in een’nbsp;anderen gang komt, die, even als de eerste, aannbsp;beide kanten kamers heeft. Inderdaad eene ontzettende menigte kamers ! Vervolgens komt mennbsp;over eene soort van brug op een klein naauwnbsp;plaatsje en van daar weder in bijna eindeloozenbsp;gangen en gaanderijen. Het is haast niet mogelijk,nbsp;dat in deze holen een zonnestraal of eenige verschenbsp;lucht kan door dringen.
Marianne’s eerste bezoek was in een’ dezer achterste gangen, waar naar alle waarschijnlijkheidnbsp;niet een der bewoners een eerlijk handwerk uitoefende. Eene menigte half naakte en in het vuilnbsp;als begravene kinderen, waarvan er velen zondernbsp;ouders waren , loopen hier rond. He volwassenennbsp;leven van dieverij, van het in omloop brengennbsp;van valsche munt (in London bestaan namelijknbsp;bureau’s, waar men voor zes of zeven kreuzersnbsp;een’ schelling of zes en dertig kreuzers krijgennbsp;kan, die bijna niemand voor valsch zou aanzien),nbsp;en van meer dergelijke ondeugden; veelal wordtnbsp;dan het op deze wijze verkregene geld doorgebragtnbsp;in drank en spel, het eten van gebraden vleesch
-ocr page 27-¦gt;-
met aardappelen, zonder bord, mes of vork, van een vuilen tafel enz., terwijl er op andere lijdennbsp;dikwijls slechts ééne schrede is tusschen hen ennbsp;het sterven van honger. Hunne woningen zijnnbsp;ellendiger dan beestenstallen, in den hoek vannbsp;hunne kamer ligt wat stroo, waarop men gewoonnbsp;is ’s nachts te slapen. Velen hunner koopen hazen-^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en konijnenvellen, die zij in hunne woningen
hangen, oin te droogen, tot zij er een aantal hebben, groot genoeg om weer te verkoopen;nbsp;daaruit ontstaat natuurlijk eene onverdragelijkenbsp;lucht, waardoor velen ziek worden. De vrouwennbsp;‘ïijn niet gewoon het haar te kammen en de kleede-ren, die zij hebben, komen noch ’s daags, nochnbsp;’s nachts van het ligchaam. Eene pomp, die ongezond water geeft en op een dier kleine plaatsjesnbsp;staat, moet honderden dezer ellendige schepselsnbsp;van drinkwater voorzien; aan wasschen wordtnbsp;natuurlijk niet gedacht. Zóó leven in ééne kamernbsp;dikwijls drie of vier families te zamen.
‘ nbsp;nbsp;nbsp;Hier was het, dat mahianne het eerst met
haar werk begon. De wijze, waarop zij werd ontvangen, was verschillend.
wWat wilt gij met den bijbel doen bij menschen, zoo als wij ?” zeiden eenigen; n ga tot anderen;nbsp;dat is niet voor ons!” — //Och, laat haar maarnbsp;binnen komen,” riep soms een ander; //wij wil-
-ocr page 28-len wel eens hooren, waar dat naar toe wil.” Als dan Marianne begon te zeggen, dat zij innbsp;naain van het Bijbelgenootschap kwam, om hunnbsp;het Woord van God aan te bieden, vroeg mennbsp;wat dat voor een genootschap was; want eennbsp;bijbelgenootschap was voor hen even vreemd alsnbsp;dat men hun van Indië of Japan sprak. Anderennbsp;riepen; «Nu, hot zal mij verwonderen, wat daarnbsp;van worden zal? In ieder geval is het tijd, datnbsp;men zich aan ons eenigzins laat gelegen liggen;nbsp;men heeft ons lang genoeg laten leven als hetnbsp;vee!” Een derde zag met verw'ondering naar denbsp;eenvoudige ingebondene exemplaren der Schrift,nbsp;hoorde echter met nog grootere verw'ondering denbsp;lage prijzen, waarvoor maiiiannb ze aanbood, ennbsp;riep; «Nu om winst kan het het genootschapnbsp;waarlijk niet te doen zijn.” — Bij velen ontstondnbsp;weldra eenc begeerte om een zoo goedkoop ennbsp;toch zoo schoon boek in eigendom te liebben, maarnbsp;het was hun moeijelijk om er, al was het ook maarnbsp;een paar stuivers, voor op te brengen.
«Ach,” zeiden eenigen tot Marianne; «Gij weet niet goede vrouw, hoe menschen, zoo alsnbsp;wij, te worstelen hebben met hun dagelijkschnbsp;brood.” Marianne kon dan echter antwoorden;nbsp;« O, lieve menschen, daarvan weet ik te spreken.nbsp;Ik ben zoo arm, als gij zijt. Ik ken dat alles.
-ocr page 29-25
Maar koopt dit boek, — het is juist eeii balsem voor al uwe ellende. Ik breng het u, omdat iknbsp;dit zelf ervaren heb,”
Maeianne ondervond slechts in een enkel dezer steegjes eene ruwe behandeling. Er werd namelijknbsp;eenmaal een bak vol vuil uit het venster op haarnbsp;uitgegoten, maar juist dit verwekte bij degenen,nbsp;die in hare nabijheid waren zooveel te meernbsp;deelneming voor haar. Eene vrouw nam haar totnbsp;zich in hare kamer, en reinigde hare kleederen ,nbsp;zoo goed dit ging; een’ ander haalde water, waarmede zij zich kon afwasschen; en zoo vond zijnbsp;sedert dien tijd in deze steeg meer vrienden dannbsp;''ijanden.
n Ga dezen trap niet op,” werd haar eenmaal welmeenend toegeroepen, door iemand, die haarnbsp;ontmoette in het kerksteegje. wDe vrouw, dienbsp;daar woont, is geen mensch meer j zij is eennbsp;ware duivel; vier mannen zijn noodig om haarnbsp;naar huis te brengen, als zij dronken is!” —nbsp;n Juist tot dezulken ben ik gezonden,” antwoorddenbsp;makianne bedaard en ging den bedoelden trap op.nbsp;Toen zij aan de kamerdeur kwam, hoorde zij reedsnbsp;aan de stem , hoedanig eene vrouw hier woonde ;nbsp;zij klopte echter met vrijmoedigheid aan en tradnbsp;binnen. Ee vrouw (huisvrouw van een’ voerman)nbsp;die, wanneer zij regt op stond, zes voet lang,
-ocr page 30-oil (Ic sclirik der geheolc buurt was, zag met verwondering dc binnenkomende aan. Een kleine jongen van negen jaar stond naakt in een hoek,nbsp;zijne moeder had hem juist een pak slaag gegevennbsp;en was bezig zijne oude smerige kousen in stukkennbsp;te snijden, om daarin een stuivertje tc zoeken,nbsp;dat hij met straatvegen verdiend had, en aannbsp;zijne moeder niet wilde afgeven.
w Sla hem niet meer,” zeide maki.vxne; «ik deuk wel, dat hij deze tuchtiging niet weder zalnbsp;vergeten. Maar ivat doet gij met deze kousen?nbsp;Hij kan ze immers zóó niet meer dragen.” Daaropnbsp;wendde zij zich vriendelijk tot den knaap ennbsp;ging voort zonder eeuig antwoord te waehten:nbsp;II Ik ontving heden van eene dame een paarnbsp;kousen, om aan den eenen of anderen armennbsp;jongen, dien ik mogt ontmoeten, te geven; mijnbsp;is echter bevolen ze aan een braven jongen tenbsp;geven. Wilt gij mij nu beloven, nooit meernbsp;uwe moeder het geld, dat gij verdient, te onthouden, zoo zal ik u de kousen brengen.”
Dit alles kwam der moeder en den knaap zoo onverwacht over en daarbij was het op zulk eenenbsp;zachte en innemende wijze gesproken, dat de nognbsp;zoo even woedende vrouw volkomen ontwapendnbsp;scheen en ook de weerbarstige knaap geheel vertederd werd. Van dien tijd af ontstond er
-ocr page 31-tussclien makianne en de vocrmansvroiiw een omgang', dien dc Heer genadig gezegend heeft.nbsp;Wel duwde laatstgenoemde Marianne in den beginne, als zij tot haar kwam, nog dikwijlsnbsp;harde woorden toe en sprak zij nog menigwcrfnbsp;tegen hare buren de bedreiging uit: //wanneernbsp;de... bijbelverspreidster weder tot mij komt, zoonbsp;zal ik haar met mijne voeten tot gruis vertreden;”nbsp;maar Marianne ging voort haar op ecne zachtenbsp;cn innemende wijze te behandelen, zoodat denbsp;''rouw zich voor een’ bijbel liet opschrijven ennbsp;^'oh knapper begon te kleeden, ja zelfs met harenbsp;kinderen weder voor de eerste maal naar de kerknbsp;''an St. Giles begon te gaan, — in deze kerknbsp;'vas zij getrotiwd, maar sedert dien tijd er nooitnbsp;'veder geiveest. Marianne sloeg haar, zondernbsp;Jat zij het bemerkte, op dien avond gade ennbsp;kon in de welgekleede en aandachtige vrou'vnbsp;naauwelijks //de booze vroinv,” die zij nognbsp;kort geleden geweest was, herkennen. Mariannenbsp;¦zeide er haar niets van. dat zij haar in dc kerknbsp;gezien had, maar toen zij den volgenden avondnbsp;'veder bij haar k'vam, begon zij zelf er over tenbsp;opreken, zeggende:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;// het was mij in de kerk
en den geheelen avond zoo goed, veel beter dan dat ik in den branden ijnkroeg had gezeten; ennbsp;daarom ga ik er zeker 'veder naar toe.” Deze
-ocr page 32-vrouw werd van dien tijd af mamanne’s krachtigste beschermster in dit beruchte « kerksteegje ” Bekeerd is zij wel nog niet; maar een menschnbsp;wordt ook niet altijd zoo plotseling bekeerd, ennbsp;men moet dankbaar zijn voor iedere veranderingnbsp;ten goede; — wie zal het zeggen, wat Godsnbsp;Geest ook van zulk een’ wvuurbrand” nog wilnbsp;maken ?”
Marianne’s werk was ook in een ander opzigt zwaar en moeijelijk. Het gelukte haar met Godsnbsp;hulp, velen te bewegen, om zich op te latennbsp;schrijven voor een’ bijbel, en zoo was zij genoodzaakt iedere week deze menschen te bezoeken,nbsp;om het weinige, dat zij konden afdoen (een,nbsp;twee of drie stuivers) in te zamelen; dochnbsp;wanneer zij de ronde deed, dan heette hetnbsp;veelal, van huis tot huis, van kamer tot kamer,nbsp;altijd weer bij vernieuwing: n Niet thuis; nietnbsp;thuis!” — //Deze menschen,” zoo schrijft Marianne zelf in haar dagboek, // leiden een onbegrijpelijk zwervend leven. Zij hebben geennbsp;bepaalden tijd om te eten; dikwijls eten zij ’s middags , of ’s avonds volstrekt niet. Het is reedsnbsp;ecm goed teeken, als zij toebereidselen maken, omnbsp;in eene kamer, dien zij in bezit genomen hebben,nbsp;eenigen tijd te blijven; daarom verblijdt mij iedernbsp;gordijn, dat ik voor de glazen en iedere schil-
-ocr page 33-derij, die ik aan den muur zie hangen; dikwijls vond MARIANNE, wanneer zij na eenige wekennbsp;hare vroegere kennissen weder wilde opzoeken,nbsp;de woning door een ander in bezit genomen.nbsp;Menigmaal heette het ook wel; «Wanneer denbsp;hooioogst is afgeloopen— of: « Zaturdagavondnbsp;komen de vroegere bewoners terug,” — dat zoonbsp;Veel beteekende als, dat de nieuwe bewoners ooknbsp;in dit vertrek bleven. Toch ging het van weeknbsp;tot week beter, en toen de eerste maand voorbijnbsp;'vas, had maeianne zeventig namen voor een’nbsp;•jijbel op de lijst ingeschreven.
IV, De theevisite en wat daarbij voorviel.
Hoewel MARIANNE en de dame, die haar gezonden had, dankbaar waren voor den aanvankelijk goeden uitslag, zoo konden zij toch niet ontkennen, dat, indien het woord der Heilige Schrift hij dit arme verwaarloosde geslacht van St. Gilesnbsp;diepere wortelen zoude vatten, er dan ook ietsnbsp;moest gedaan worden voor zijne ligchamelijkenbsp;ellende. «Het is bijna onmogelijk,” zeidc ma-kianne tot de dame, «bij deze menschen te gaannbsp;zitten , om met hen den bijbel te lezen middennbsp;ill hunne schrikkelijke onreinheid.” — « Ik zou
-ocr page 34-zeer dankbaar zijnvoer zij na eene kleine pauze voort, ff indien gij mij wildet veroorloven, omnbsp;eenigen dezer menschen tot eene theevisite uit tenbsp;noodigen. Mijn man is juist voor een’ geruiinennbsp;tijd de stad uit. Dan zou ik behoorlijk eii rustignbsp;met deze menschen over hunnen toestand sprekennbsp;en middelen en wegen beramen, hoe hen te helpen.”
De dame was verheugd over dezen inval en bood MAKIANNE aan de kosten dezer onderneming tenbsp;bestrijden. — ff Nu, m.vri.vnne, hoe is het gegaan ?” vroeg deze na eenige dagen. — h God zijnbsp;dank, regt goed,” hernam de bijbelverspreidster.nbsp;ff Er kwamen acht vrouwen, en allen zeiden mijnbsp;later, dat zij in haar gansche leven nog geenennbsp;zoo gelukkigen en genoegelijken avond haddennbsp;doorgebragt. Ik had deze acht reeds menigmaalnbsp;in hare woningen bezocht, en dikwijls dacht ik,nbsp;dat met dezen nog het eerst wat zou zijn aan tenbsp;vangen. Toen zij ’s avonds tot mij kwamen, innbsp;hunne armoedige, maar toch schoon gewasscheiienbsp;kleederen, zagen zij er zoo geheel anders uit, datnbsp;ik haar naauwelijks zou herkend hebben. Drie vannbsp;haar bragten hunne kleine kinderen op den armnbsp;mede, omdat zij deze niet alleen konden thuisnbsp;laten. Wel had ik maar vijf stoelen; maar hetnbsp;ging toch goed, want de anderen zetten zich opnbsp;den rand van de bedstede neder. De meesten
-ocr page 35-dozer vrornvon voorzien in have behoeften door het verkoopen van waterkers, bloemen, ooft enz.;nbsp;hare mannen zijn daglooners. Maar allen warennbsp;het daarover eens, dat zij slechte mannen hadden, waarbij zij het naauwelijks konden uithouden. — n Welzeide ik, u dat is uwe eigenenbsp;schuld. Gij zoudt allen goede mannen kunnennbsp;hebben, indien gij maar wildet; want eene zindelijke, vriendelijke, verstandige en eenvoudige huisvrouw zal nooit over een’ slechten man hebben tenbsp;klagen. Vrouwen echter, die onrein zijn, nooitnbsp;eene schoone kamer, of een zindelijk toebereidnbsp;Liord soep hebben, als de man ’s avonds vermoeidnbsp;Ie huis komt, moeten zich ook niet verwonderen,nbsp;¦'Vanneer hunne mannen liever in de herbergnbsp;gaan, en daar op éénen avond doorbrengen, hetnbsp;geld, waarvan het gansche gezin gedurende eenenbsp;week had kunnen leven.” — Daarna kwamnbsp;natuurlijk het gesprek op den bijbel , die zij zichnbsp;allen voor de eerste keer in haar leven haddennbsp;aangeschaft en dat wel door langzamerhand zelfnbsp;daarvoor iets af te zonderen. Ik verhaalde hun,nbsp;'vat ik zelf aan dit boek had te danken en welknbsp;eene vreugde het mij nu was, ook haar dezennbsp;kostbaren schat bezorgd te hebben. Daarop ant-'voordden zij beurtelings, dat zij wenschten, datnbsp;het ook bij haar mogt worden, zoo als het bij
-ocr page 36-mij was. Zeker kan het kleinste aantal van haar lezen, maar hare kinderen kunnen het veelal ennbsp;die lezen haar dan gewoonlijk wat voor. Toen iknbsp;hen nu aanmoedigde om ook geregeld de godsdienstoefening bij te wonen, antwoordden zij allen,nbsp;dat zij geene kleederen hadden om mede ter kerknbsp;te gaan. u Zoudet gij, mariakne,” zeide een harernbsp;tot mij, ;/ gaarne ter kerk gaan in uwe oude slechtenbsp;kleederen, om daar te zitten naast anderen, dienbsp;goed gekleed zijnen waarvan zij mij de namen noemde, it O! ’’ antwoordde ik « die ken iknbsp;wel; hare mannen zijn vlijtig en spaarzaam, en zijnbsp;zelven niet minder; zij gebruiken natuurlijk geennbsp;brandewijn. Zóó kon het ook bij u zijn, indien gijnbsp;maar wildet; gij en uwe mannen verdienen nietnbsp;minder dan die, welke gij daar zoo even hebtnbsp;genoemd. Ach! indien gij maar ecus ernstignbsp;wildet! Indien maar eens één uwer een beginnbsp;er mede maakte.” Zoo spraken wij met elkander, en allen beloofden mij, het eens te beproeven , als ik hen maar met raad en daad wiklenbsp;bijstaan. Dit beloofde ik haar gaarne, en daarnanbsp;lazen wij te zamen het vijftiende hoofdstuk vannbsp;Mattheus, knielden daarna neder en baden zoonbsp;als mij in het hart werd gegeven! ”
Dit verhaalde m.vui.vnne van have theevisite. Het was duidelijk, dat het er nu niet zoozeer
-ocr page 37-33
op aankwam de menschen met geld, kleederen en andere zaken te ondersteunen, maar wel omnbsp;hunne inspanning, hunne wilskrach t, ja zelfsnbsp;hun eergevoel op te wekken en hen tot zelfwerkzaamheid onder Gods zegen te bewegen.nbsp;// Soepinrigtingeu , brood- en kooliiitdeelingennbsp;zeide Marianne ; » helpen daar niet. Deelt mennbsp;broodkaartjes en dergelijken onder deze liedennbsp;uit, zoo verkoopen zij ze, en het geld wordt innbsp;den brande wijnkroeg doorgebragt. Zij moetennbsp;leeren, zich zelven te helpen.” Nu zaten dannbsp;de beide vrouwen bij elkander om plannen tenbsp;maken, hoe zij het best het door haar beoogdenbsp;doel zouden kunnen bereiken. Vóór alles werdnbsp;een goedkoop en zeer goed recept voor eene gezonde, krachtige soep gemaakt en daarvan verscheidene exemplaren gedrukt. Voor vier en twintig centen kon men volgens dit recept eene soepnbsp;koken, waaraan een groot gezin cén dag en eennbsp;kleiner twee dagen genoeg had.
Maar de ijverige bijbelverspreidster ging nog verder. „ Wat hebt gij daar in dien doek, Marianne, dien gij hebt medegebragt ? ” vroeg haarnbsp;Mevrouw ranvard eens, toen zij haar weder opnbsp;Zekeren dag ontmoette.
u Het is eenig goed voor kleederen voor mijne vrienden in St. Giles,” hernam Marianne, w De
-ocr page 38-34
arme vrouwen in mijne wijk zijn volkomen bereid, hare kleedereii zelf te maken , als ik haar een weinig voorthelp. Ik heb nn geregeldnbsp;twee avonden in de week mijne aoht vrouwennbsp;bij mij , opdat zij onder mijn oog werken.nbsp;Nu had ik gisteren dit ongebleekte linnen voornbsp;een hemd en eenig gedrukt katoen voor tweenbsp;voorschoten gekocht. Dat sneed ik, rigtte het innbsp;en nu kwamen ’s avonds mijne vrouwen en hielpennbsp;mij naaijeu. Daarbij beloofden zij mij terug tenbsp;geven, hetgeen ik er voor betaald had. « Achnbsp;MARIANNE,” zeiden zij , u breng ons veel vannbsp;zulke dingen! wij koopen ze gaarne, vooral nunbsp;wij door die goedkoope soep geld uitwinnen!’nbsp;Had ik deze vrouwen gevraagd om voor u tenbsp;werken Mevrouw, dan hadden zij zicli allen vernbsp;ontschuldigd en gezegd, dat zij geen’ tijd hadnbsp;den; maar nu zij voor zich zei ven werkennbsp;hebben zij tijd genoeg.”
Hierdoor nu was een nieuwe weg geopend om hulp te verleenen aan deze arme menschen. Eenigenbsp;aanzienlijke dames in Londen verzamelden geldnbsp;om de benoodigde stoffen voor geschikte kleederennbsp;te koopen, als ook scharen , vingerhoeden, naalden enz.; en zoo ontstonden er zamenkomsten,nbsp;waar arme vrouwen onder mari.vnne’s leidingnbsp;kleedingstukken maakten , die overvloedigen aftrek
-ocr page 39-35
vonden. De koopprijs werd dan weder, even als die van de bijbels, langzamerliand afbetaald.nbsp;Hierdoor werd veel goeds tot stand gebragt,nbsp;want deze mensclien begonnen nu zich zelven tenbsp;helpen , en hunnen tijd te besteden tot werken; zijnbsp;kwamen wat meer in aanzien en daardoor kregennbsp;zij moed en vertrouwen om voort te gaan. Metnbsp;een zelf gemaakt nieuw kleedingstuk was natuurlijk niet de gewone onreinheid te vereenigen , ennbsp;zoo begonnen zij op zich zelven, op hunne kinderen en op hunne kamers zindelijker te worden.nbsp;De eene plaats van ellende na de andere kreegnbsp;een beter en menschelijker aanzien. De kinderennbsp;werden naar de school gezonden; de vaders gevoelden zich beter thuis en kwamen daarom nunbsp;ook met hunne vrouwen in de bijbeloefeningen ,nbsp;die ’s avonds werden gehouden , en in de godsdienstoefening , die ’s Zondags plaats had. Eennbsp;nieuwe dag brak aan voor de verblijfplaatsen dernbsp;ellende in St. Giles.
De tot nu toe door Marianne ingeslagen weg werd voortgezet; men voorzag op dezelfdenbsp;wijze in beddegoed enz. enz., zoodat liet districtnbsp;van St. Giles, hoewel er nog zeer veel ellendenbsp;heerschto, er thans toch geheel anders uitzietnbsp;dan voor drie jaren. En wat hier zulke schoonenbsp;vruchten had gedragen, werd in verscheidene even
-ocr page 40-diep gezonkens kwartieren van London nagevolgd. Meer dan honderd bijbelverspreidsters werken thansnbsp;op verschillende plaatsen in de hoofdstad, evennbsp;als MARIANNE in St. Giles geda.an heeft, zelfs innbsp;de landsteden van Engeland heeft dit gezegendenbsp;voorbeeld veel navolging gevonden; overal staannbsp;in christelijke ervaring en ijver bekende dames aannbsp;het hoofd van dit werk, terwijl arme, maar vromenbsp;en verstandige bijbelverspreidsters deze liefdedienstnbsp;verrigten.
en
De geheime kracht dezer werkzaamheid ligt alleen daarin, dat de liefde tot het Woordnbsp;van God en de eigene ervaring van Zijne heils-levenskracht de eenvoudige vrouwen tot dit
groote werk in staat stelt.
Üf
vele navolgster
De Heer verwekke ook onder ons vele opregte harten, die zich bereid gevoelen om armen eenenbsp;liefdedienst te bewijzen, opdat ook omler ons hetnbsp;voorbeeld dezer rijk begenadigde bijbelverspreidsternbsp;moge vinden.