T)EN WELEERWAARDEN HEER LEGH RICHMOND.
Het is eene aangename bezigheid de werking der goddelijke genade te ontdekken en na te gaan, zoo alsnbsp;die zich openbaart in de gezindheid en het leven vannbsp;alle ware kinderen Gods. Bijzonder opmerkelijk is betnbsp;hoe dikwijls onder de arme klasse van menschen denbsp;zon der geregtigheid in de harten schijnt, en getuigtnbsp;van het beeld van chetstus, door Gods Geest in dezelve Ingedrukt. Bij dezulken komt de opregtheid ennbsp;de eenvoudigheid van het christelijk karakter voor, vrijnbsp;van die belemmeringen in hun geestelijk gemoedsbestaan en wandel, welke maar al tc dikwijls dengenen,nbsp;die in hoogeren rang leven, in den weg staan. Velenbsp;zijn de hinderpalen welke de rijkdommen, wereldschenbsp;aangelegenheden, aanzienlijke betrekkingen en de verfijnde weelde van de beschaafde maatschappij daai'stel-
len voor een’ godsdienstigen wandel. Gelukkig is het inderdaad (en eenige zulke gelukkige voorbeelden zijnnbsp;mij bekend), wanneer de genade zoo zigtbaar medewerktnbsp;in den strijd tegen den natuurlijken hoogmoed en eigenliefde , tegen de aanlokselen tot weelde, gemak ennbsp;wereldsgezindheid, dat er edelen en aanzienlijken gevonden worden, versierd met ware armoede van geest,nbsp;zelfverloochening en een nederig, opregt geestelijk gemoedsbestaan.
Maar wanneer wij over het algemeen de godsdienst willen leeren kennen in haar eenvoudig en rein k;;rak-ter, dan moeten wij die zoeken bij de armen dezernbsp;wereld , die rijk zijn in ’t geloof. Hoe dikwijls wordtnbsp;niet de hut des armen een paleis van God. Velennbsp;kunnen het met waarheid zeggen, dat zij daar de dierbaarste lessen van geloof en hoop geleerd hebben, ennbsp;daar getuigen waren van de sterkste bewijzen vannbsp;Gods wijsheid, magt en liefde.
Het karakter, hetwelk het onderwerp van dit verhaal uitmaakt, is genomen uit het werkelijk leven en bestaan van haar, met wie ik door de ontvangst vannbsp;den volgenden brief het eerst bekend werd.
u Eerwaarde Heer *** Ik neem de vrijheid u te snhrijven ; verschoon mij dit, daar ik nimmer nog metnbsp;n gesproken heb; echter hoorde ik u eenmaal, toennbsp;gij te *** predikte. Ik geloof dat gij een getrouw'nbsp;leeraar zijt om zondaren te vermanen den toorn Gods
-ocr page 3-te ontvlieden, welke geopenbaard zal worden tegen hen, die in de zonde leven en onbekeerd sterven.
n Het deed mij veel genoegen te hooren van nwe liefde en toegenegenheid voor den armen soldaat vannbsp;S. D. militie. Zeker was liet de liefde van christüs,nbsp;welke u naar dien armen man been zond; moge dienbsp;liefde rijkelijk in n wonen door het geloof; moge zijnbsp;n dringen, om afgedwaalde zielen op te zoeken, metnbsp;de vnrige begeerte, om alles voor Hem en tot zijnenbsp;eer over te hebben; moge de zalving des Heiligennbsp;Oeestes het Woord, door u te spreken, vergezeld doennbsp;gaan van kracht, en een diepen indruk maken op denbsp;harten uwer hoorders; raogten velen hunner die goddelijke verandering ondervinden van tot nieuwenbsp;schepselen in oiikistus gevormd te worden.
VMijnheer! zijt vurig in uwe gebeden tot God, tot bekeering van zondaars. Zijne magt is groot, ennbsp;wie kan dezelve weerstaan. Hij heeft beloofd het gebed,nbsp;dat tot Hem in zijns Zoons naam wordt opgezonden,nbsp;te verhoeren. Vraag al rvat gij begeert, en het zalnbsp;n gegeven worden. Hoe moest dit ons geloof versterken, wanneer wij door W'oord en Geest geleerd worden,nbsp;W'at rvij bidden zullen. O, dat verblijdend gevoel dernbsp;hoop, hoe beurt zij den bezwijkenden geest op, wanneer wij de dierbare beloften van God overzien; welknbsp;eene genade, als wij Christus in onze harten kennennbsp;en de kracht zijner opstanding. Door het geloof innbsp;CHRISTUS verheugen wij ons in de hoop en zien op
1*
-ocr page 4-naar boven, in afwachting van de nadering van dien tijd, wanneer allen den Heere zullen kennen, en eenenbsp;gansclic natie op éénen dag zal geboren worden.
//Welk een gelukkige tijd, wanneer het Koningrijk van CHRISTUS komen zal; dan zal zijn wil geschiedennbsp;op aarde, gelijk zij geschiedt in den Hemel; dan zalnbsp;de mensch dagelijks verzadigd worden met het Mannanbsp;zijner liefde en den ganschen dag zich in den Heerenbsp;verblijden. Welk een paradijs zal alsdan hier benedennbsp;genoten worden. Hoe wekt het mijne ziel op en verlevendigt haar om met kracht Gods wegen te volgen,nbsp;opdat ik ook zelfs nu reeds, een nederig deel mogenbsp;nemen in het vereeren van God en het Lam.
//Mijnheer! ik begon dezen aan u te schrijven op Zondag, verhinderd zijnde de openbare godsdienstoefening bij te wonen. Mijne waarde en éénige zuster,nbsp;als dienstmaagd wonende bij Mevrouw ***, was zoonbsp;krank, dat ik genoodzaakt was hier hare plaats tenbsp;komen waarnemen en meteen haar op te passen.nbsp;Thans is zij niet meer!
// Zij toonde eene begeerte om des Heeren Avondmaal te houden, en zijn dierbaar lijden en sterven te herdenken. Ik zeide haar, zoo goed ik koude, wat hetnbsp;inhad Christus met haar hart aan te nemen; maarnbsp;daar de zwakheid des ligchaanis toenam, heeft zij ernbsp;niet verder over gesproken; zij was volkomen berustendnbsp;en gelaten vóór zij stierf. Ik hoop dat zij een wereld vannbsp;zonde en dood verlaten heeft, om eeuwig met God te zijn.
-ocr page 5-«Mijne zuster heeft verlangd dat gij hare lijkdienst wildet houden. De Leeraar onzer gemeente, vverwaartsnbsp;haar lijk zal vervoerd worden, kan zelf niet komen.nbsp;Zij zal begraven worden te ***. Voorleden Dingsdagnbsp;stierf zij, en op Vrijdag of Zaturdag (naar dit u hetnbsp;best zal gelegen komen) zal zij worden ter aarde besteldnbsp;ten drie uren in den namiddag. Heb de goedheid mijnbsp;met brenger dezes te antwoorden, of gij aan het verzoek voldoen kunt van uwe onwaardige dienstmaagd,
« Elizabeth W***.”
te wekken en te bemoedigen in dc
Ik gevoelde mij waarlijk getroflen door den eenvou-digen, ernstigen en godvruchtigeii toon, welke in dezen brief heerschte. Hij was maar zeer matig geschreven ennbsp;gespeld, doch hierdoor kreeg ik eene meerdere belangstelling in de mij tot hiertoe onbekende schrijfster, daarliet kennelijk was, dat zij eene uitstekende godsvruchtnbsp;bij eenen nederigen stand paarde. Ik gevoelde mijnbsp;waarlijk dankbaar bij de ontvangst van dezen brief,nbsp;vooral daar zulke karakters toen schaars in deze buurtnbsp;te vinden waren. Dikwijls heb ik gewenscht dat zulkenbsp;briefwisselingen meer onder ons werden aangernoedigdnbsp;en beoefend, daar ik meermalen hare heilzame uitsverk-selen zoowel op mijzelven als op anderen ondervondennbsp;heb, en een verkeer met godvruchtige armen, hetzijnbsp;dan door brieven of in persoon, grootelijks medewerktenbsp;om mijn hart op
vervulling mijner herderlijke bediening.
-ocr page 6-Züodni ik den brief gelezen had, vroeg ik wie hem gebragt had. «Uij staat daar buiten aan denbsp;poort te wachten was het antwoord. Ik ging naarnbsp;buiten om met hem te spreken en vond een eerwaardignbsp;oud man, wiens lange grijze haren en diep gefronseldnbsp;voorhoofd een meer dan gewoon belang inboezemden.nbsp;Hij stond leunende met zijn’ arm op het hek, en tranen Iresproeiden zijne wangen. Toen ik tot hem naderde,nbsp;maakte hij eene diepe buiging cn zeide:
n Mijnheer, ik heb u een’ brief van mijne dochter gebragt, maar ben bevreesd dat gij het al te vrijpostignbsp;van ons vinden zult, dat wij zoo veel moeite van unbsp;durven vergen.”
,/Gansch niet,” antwoordde ik, v het zal mij waarlijk aangenaam zijn u of de uwen van dienst te wezen.” — Ik verzocht hem binnen te komen en zeide toen: «wat is uw beroep?”
«Mijnheer! de meeste mijner dagen heb ik door-gebragt in eene geringe woning tc ***, twee uren van hier, on heb eenige weinige bunders land in huur, ennbsp;houd ettelijke koeijen , hetwelk, met mijn dagwerk,nbsp;het middel is geweest om mijn huisgezin te onderhouden en mijne kinderen op te voeden.”
//Welke familie hebt gij?”
//Eene vrouw, thans zeer oud en hulpeloos, twee zonen en eene dochter; want mijne andere dochter cunbsp;geliefd kind is nu juist heengegaan uit deze boozenbsp;wereld.”
-ocr page 7-II Naar eene betere — hoop ik.”
H Dat hoop ik ook. Het arme schepseltje bewaïi-clelde zulk eeueii goedeji weg uiet als hare zuster; maar ik vertrouw dat haars zusters omgang met haarnbsp;voor hai'en dood een middel is geweest om hare zielnbsp;te behouden. Welk eene genade is het zulk een kindnbsp;te hebben als het mijne is. Nooit dacht ik zelf metnbsp;ernst over mijne ziel, tot dat mijn lief kind mij badnbsp;en vermaande om den toekomenden toorn te ontvlieden.”
// Hoe oud zijt gij ?”
u Omstreeks zeventig, en mijne vrouw is ouder; beide worden wij oud en welhaast onbekwaam om te werken;nbsp;maar onze dochter heeft eene goede dienst verlaten,nbsp;om te huis te komen en zorg voor ons en onze kleinenbsp;melkerij te dragen. En waarlijk is zij ons een dierbaar en gehoorzaam kind.”
u W'as zij altijd zoo ?”
quot;Neen, mijnheer! toen zij nog jonger was, was zij geheel voor de wereld, voor vermaken, kleeding ennbsp;gezelschappen. Wij waren inderdaad allen diep onkundig, cn dachten dat, als wij maar zorgden voor hetgeen dit leven betrof en niemand te kort deden, wijnbsp;ten laatste ook wel in den hemel komen zouden.nbsp;Mijne dochters waren even zorgeloos als wij zelven,nbsp;vreemdelingen in de wegen van God en van het Woordnbsp;zijner genade; maar de oudste ging uit dienen, ennbsp;eeuigo jareu daarna hoorde zij eene predikatie te ***,nbsp;van een Iccraar die naar de koloniën ging, en van
-ocr page 8-diet) tijd af scheen zij een geheel ander inensch geworden te zijn. Zij begon den Bijbel te lezen, werd zeer matig en bedaard. De eerste keer dat zij daarna tenbsp;huis kwam om ons te zien, bragt zij ons een guineanbsp;(of goudstuk), dat zij gespaard had van haar loon, ennbsp;zcide dat, daar wij oud werden, zij nu wist dat wijnbsp;hulp zouden noodig hebben, er bij voegende, dat zijnbsp;niet gelijk te voren het wilde uitgeven voor mooijcnbsp;kleederen, alleenlijk om aan hoogmoed en ijdelheidnbsp;voedsel te geven. Zij zeide dat zij zich liever dankbaar betoenen wilde jegens hare waarde ouders, omdatnbsp;ciiEiSTUS haar zulk eene genade bewezen had.
H Wij waren zeer verwonderd haar zoo te hoeren spreken, en smaakten groot genoegen in haar bijzijn;nbsp;want haar gemoedsbestaan was zoo nederig en zacht;nbsp;zij scheen zoo begeerig om ons goed te doen, zoo welnbsp;naar het ligchaam als naar de ziel, en was zoonbsp;onderscheiden van hetgeen zij vroeger geweest was,nbsp;dat, hoe zorgeloos en onkundig wij ook waren, wijnbsp;thans begonnen in te zien, dat er in de godsdienstnbsp;iets wezenlijks bestaan moest; anders was het onmogelijk dat iemand in zoo weinig tijds zoodanig veranderen kan.
u Hare jongere zuster, arme bloed! die was toen gewoon te lagchen en met haar te spotten, zeggendenbsp;dat haar hoofd op hol was door deze nieuwigheden.nbsp;Neen, zuster! antwoordde zij, niet mijn hoofd, maarnbsp;mijn hart, hoop ik, is bekeerd van de liefde der
-ocr page 9-zonde tot de liefde van (lod; eenmaal hoop ik dat gij zien zult, zoo als ik nu inzie, het gevaar en de ijdelheid van uw 'tegenwoordig bestaan. Dan antwoorddenbsp;hare zuster: ik begeer uw preken niet; ik ben nietnbsp;erger dan anderen, en daarmede ben ik te vreden.nbsp;Wel, zeide de zuster, indien gij naar mij niet hoorennbsp;wilt, kunt gij mij echter niet beletten voor u tenbsp;bidden , hetwelk ik van ganscher harte doe.
«En nu, Mijnheer! vertrouw ik dat deze bede verhoord is; want, toen hare zuster krank was geworden, ging ELISABETH naar Mevrouw ¦***, om haars zustersnbsp;plaats te vervullen en haar op te passen, en spraknbsp;veel met haar over de belangen barer ziel, en denbsp;arme meid wei'd diep getroffen en bedroefd overnbsp;hare zonden, en zoo dankbaar over haars zusters minzaam gedrag, dat het haar veel hoop voor haar gaf.nbsp;Toen mijne vrouw en ik haar in hare ziekte bezochten,nbsp;verhaalde zij ons hoe diep bedroefd en beschaamd zijnbsp;was over haar vorig zondig leven; maar tevens datnbsp;zij door genade de hoop koesterde dat haar zustersnbsp;Zaligmaker ook de hare was; want nu zag zij harenbsp;schuld en hare zonden in, gevoelde hare eigene hulpeloosheid, en wenschte niets anders dan zich aan Christus te mogen overgeven, als haar eenige hoop ennbsp;heil. En nu. Mijnheer! is zij niet meer, en ik hoopnbsp;en vertrouw dat haars zusters gebeden voor hare be-keering tot God verhoord zijn: de Hecre schenke ditnbsp;insgelijks aan hare bedroefde ouders !”
-ocr page 10-Dit gesprek verspreidde oen aangenaam licht over den brief, dien ik zoo even ontvangen had, en maaktenbsp;mij begeerig om te voldoen aan het verzoek en metnbsp;de schrijfster bekend te worden. Ik beloofde dennbsp;goeden landman op het bepaalde uur te komen, en,nbsp;met mij nog wat gesproken hebbende over zijnenbsp;eigene zielsgesteldheid onder deze beproeving, vertroknbsp;hij. Hij was een eerwaardig grijsaard, wiens gerimpeld gelaat, witte haren, weenende oogen , gebogennbsp;rug en zwakke gang de kenmerken droegen van eennbsp;ouden pelgrim. Terwijl hij daar langzaam henentrad,nbsp;leunende op zijn’ wandelstok, welke reeds vele jarennbsp;zijn medgezel scheen geweest te zijn, kwamen er velenbsp;gedachten in mij op, die ik nog met genoegen ennbsp;aandoening herdenk.
Ten bepaalden tijde kwam ik aan de kerk , en, na een weinig toevens, werd ik geroepen om aan denbsp;poort van het kerkhof de lijkstaatsie te ontmoeten. Denbsp;bejaarde ouders, de oudste broeder en de zuster metnbsp;eenige andere nabestaanden maakten eene aandoenlijkenbsp;groep uit. Ik werd getroffen over het nederig, godvruchtig en minzaam voorkomen van haar, van wienbsp;ik den brief ontvangen had. Haar gelaat droeg zondernbsp;eenige gemaaktheid het kenmerk van ernst en blijmoedigheid, gepaard met een’ gloed van godsvrucht.
Onder de lijkdienst had er eene omstandigheid plaats, welke ik noodig aeht hier te melden.
Een man uit het dorp, te voren van een zorgeloos
V’
-ocr page 11-en zelfs ongebonden gedrag , kwam in de kerk enkel uit nieuwsgierigheid, en met geen ander doel dan omnbsp;aanschouwer van de plegtigheid te zijn; hij ging ooknbsp;mede naar het graf, en gedurende de gebeden, voornbsp;dat gedeelte van de lijkdienst bepaald, ondervond hijnbsp;in zijn gemoed eene sterke en ernstige overtuiging vannbsp;zijne zonden en het gevaar zijner ziel. Het was eennbsp;blijvende indruk, welke trapswijze toenam en eenenbsp;geheele verandering bij hem te weeg bragt, waarvannbsp;ik vele bewijzen zien mogt; dikwijls herinnerde hijnbsp;zich die lijkdienst en eenige daarin voorkomende plaatsen, als het kennelijk werktuig, hetwelk hem door denbsp;genade gebragt had tot de kennis der waarheid. Alzoonbsp;was die dag een gedenkdag. Bn zij het een gedenkdag voor hen, die gaarne iets hooren willen uit denbsp;u korte, doch eenvoudige jaarboeken der armen.”
Was er in dit alles niet een kennelijke zamciiloop van omstandigheden op te merken, welke daar als toevallig aan hetzelfde graf en op dien dag, den ernstigenbsp;en den zorgelooze te zatnen bragt ? Hoeveel missennbsp;zij niet, die geen acht geven op de leidingen van Godsnbsp;voorzienigheid als schakels in de keten zijner eeuwigenbsp;voornemens van verlossing en genade. Terwijl de on-geloovige schimpt, laat ons aanbidden.
Na de verrigte dienst had ik een kort gesprek met het goede oude paar en luiniie dochter. Hun voorkomen was hoogst belangwekkend. Ik beloofde hennbsp;spoedig te bezoeken , en keerde toen terug naar huis,
-ocr page 12-met genoegen de omstandigheden overpeinzende, welke bij deze begrafenis hadden plaats gehad. Ik danktenbsp;den God der armen, en bad Hem dat de armen rijknbsp;in het geloof en de rijken arm van geest worden mogten.
De herinnering aan ons vroeger verkeer met afgestorvene vrienden kan dikwijls ons gemoed vervullen met eenen plegtigen ernst, welke nog vermeerderdnbsp;wordt wanneer zij leefden voor en stierven in dennbsp;Heer. De herinnering aan vroegere gebeurtenissen ennbsp;gesprekken met hen, welke wij vertrouwen mogen datnbsp;nu eene ongestoorde zaligheid in eene betere wereldnbsp;genieten, vervullen het hart met stillen weemoed,nbsp;maar verlevendigen ook de ziel met de zalige voorsmaak van dien dag, wanneer de heerlijkheid des llee-ren zal geopenbaard worden in de bijeenvergadering vannbsp;al zijne kinderen om nimmermeer te scheiden. Weinignbsp;zal het dan te beduiden hebben of zij op aarde rijk ofnbsp;arm waren. Het belangrijkste toch is dat zij nu Godenbsp;tot koniugen en priesters zijn. Onder het getal vannbsp;de nu van hier verhuisde geloovigeu, met welke *iknbsp;eens zoo gaarne omging en sprak over de genade ennbsp;de heerlijkheid van Gods koningrijk, tel ik ook nu denbsp;dochter van dezen landman.
Weinige dagen na de begrafenis ging ik de familie bezoeken in hun eigen verblijf. Het grootste gedeeltenbsp;van den weg liep door afgezonderde naauwe lanen,nbsp;aangenaam overschaduwd door noten- en andere hoornen,nbsp;welke den reiziger voor de zon beschutten, en vele
-ocr page 13-belangrijke voorwerpen ter bewondering, in bloemen, heestergewassen en booinen aanboden, die op de hoogtenbsp;aan beide zijden van den weg groeiden. Vele zonderlinge gedaanten van rotsen, waaruit nu en dan kleinenbsp;stroompjes vloeiden, wisselden zich af in dit afgezonderdnbsp;tooneel, en bragten eenen aangenamen indruk te weeg.nbsp;Hier en daar had men een verder uitzigt door openingennbsp;in de zijden van den weg; hooge heuvels lieten zichnbsp;bij tusschenpoozen zien met seinpalen, gedenkzuilennbsp;en vuurbaken op derzelver toppen; ook rijke koorn-akkers werden zigtbaar door eenige dier openingen,nbsp;en, eenen hoogeren heuvel beklommen hebbende, zagnbsp;ik de zee en de schepen op onderscheiden afstanden.nbsp;Eene sombere eenzaamheid echter wekte mij op ennbsp;noodigde mij tot nadenken.
Hoe veel missen zij niet, wien ernstige overpeinzingen over de wonderen en schoonheden der natuur vreemdnbsp;zijn. Hoe heerlijk schijnt de scheppende Godheid innbsp;al hare werken. Geen boom, blad, bloem, vogel ofnbsp;insekt^ of luide roept het alles uit;
Mij ook schiep God!
Het dorp naderende, waar de oude landman woonde, zag ik hem op eene kleine rveide, drijvende zijnenbsp;koeijen voor zich heen naar eene loots, bij zijnenbsp;woning gelegen. Ik naderde hem tot zeer nabij,nbsp;zonder dat hij mij opmerkte, omdat hij sleclit vannbsp;gezigt was. Op mijn roepen zag hij verwonderd op
-ocr page 14-l)ij het hooren van mijne stem, en heette mij met een vreugdevol hart welkom, zeggende: «God zegenenbsp;II, Mijnheer! Ik ben zeer blijde dat gij gekomen zijt;nbsp;dagelijks hebben wij deze gansche week naar u uitgezien.” Nu ging de deur open , en de dochter kwamnbsp;naar buiten, gevolgd door hare oude en zwakkenbsp;moeder. Het zien van mij bragt haar natuurlijk hetnbsp;graf voor den geest, w'aarbij wij elkander te vorennbsp;ontmoet hadden; droefheid vereenigde zich met denbsp;blijdschap, w'aarmede ik door deze waardige hutbewoners werd ontvangen. Ik steeg af en werd naar hetnbsp;huis geleid door eenen kleinen, netten tuin, van welkennbsp;een gedeelte beschaduwd was door twee groote, zichnbsp;wijd uitbreidende olmen. Zindelijkheid en ordenbsp;waren duidelijk op te merken zoo buiten als binnen;nbsp;men lioorde geene versohooning'vragen w'egens armoede,nbsp;noch was er verlegenheid over mijne onverwachtenbsp;komst, of wegens eenige wanorde in de schikkingnbsp;van het geringe huisraad; want alles droeg het kenmerk van reinheid en netheid. Twee oude eikenhoutennbsp;armstoelen stonden aan weerszijde van den haard; opnbsp;dezelve waren de oude lieden gewoon, na volbragtennbsp;dagelijkschen arbeid, uit te rusten. Dit, dacht ik bijnbsp;mij zelven, is een geschikt verblijf voor godsvrucht,nbsp;vrede en vergenoegdheid. O! inogt ik bij dit bezoeknbsp;eene nieuwe les ontvangen tot vordering in elke dezernbsp;deugden.
//Mijnheer!” zeide de dochter, //wij zijn niet waardig
-ocr page 15-dat gij onder ons dak zondt inkomen, en wij zijn er zeer gevoelig over dat gij zoo ver hebt willen komen,nbsp;om ons te bezoeken.”
ff Mijn Meester,” antwoordde ik, «deed eene veel grootere reis, orn ons arme zondaren te bezoeken. Hijnbsp;verliet den schoot zijns Yaders, legde zijne heerlijkheidnbsp;af, en kwam op deze wereld om een bezoek vannbsp;genade en liefde af te leggen; en behooren wij dannbsp;niet, indien wij belijden Hem te willen navolgen,nbsp;elkanders zwakheden te dragen en rond te gaan gelijknbsp;Hij deed, goed doende?” — Nu kwam de onde mannbsp;binnen en vereenigde zich met zijne vrouw en dochternbsp;om mij hartelijk te verwelkomen. Ons gesprek kwamnbsp;al ras op het verlies, dat hun onlangs getroffen had;nbsp;het godvruchtig en feeder gemoedsbestaan van de dochternbsp;bleek vooral uit hetgeen zij tot have ouders en innbsp;het bijzonder tot mij sprak. Thans had ik beterenbsp;gelegenheid haar gezond verstand en de aangenamenbsp;wijze op te merken, waarop zij hare toewijding aannbsp;Ood en hare liefde tot Christus uitdrukte voor denbsp;groote genade, met welke Hij haar begunstigd had.nbsp;Gedurende haar verblijf in onderscheidene aanzienlijkenbsp;tamilien, waar zij gediend had, had zij een zeer fatsoenlijk voorkomen verkregen; ware godsvrucht had haar echter nederig en bescheiden gemaakt in wandel en gesprekken. Zij kwam mij voor bezorgd te zijn, hoe zij vannbsp;Hiijn bezoek het beste gebruik zoude maken, zoo voornbsp;i^icb zelve als voor hare ouders, en echter was er
-ocr page 16-niets in haar gedrag dat eenigen schijn had van onbescheidenheid, vrijpostigheid, zelfvertrouwen of waanwijsheid ; zij vereenigde christelijke beradenheid en bezorgdheid met vrouwelijke zedigheid en kinderlijkenbsp;gelioorzaamheid. Het was onmogelijk in haar gezelscliapnbsp;te zijn, zonder op te merken hoe haar voorkomen ennbsp;hare gesprekken tot sieraad verstrekten van de beginselen , welke zij beleed. Spoedig merkte ik op lioenbsp;zij er op gezet was, en hoe ver zij er werkelijk reedsnbsp;in geslaagd was, om hare ouders tot de kennis ennbsp;de erkentenis der waarheid te brengen; dit was inderdaad een beminnelijke trek in deze jeugdige Christin.
Indien het God behaagt, naar de vrije beschikking zijner barmhartigheid, een kind door zijne genade tenbsp;roepen, terwijl de ouders nog in onkunde en zondennbsp;zijn gebleven, hoe groot is dan niet de verpligtingnbsp;van zulk een kind om al het mogelijke aan te wendennbsp;tot bekeering van hen, aan wie het zoo veel verpligtnbsp;is. Gelukkig, wanneer alzoo de banden der natuurnbsp;door die der genade geheiligd worden.
Blijkbaar was het dat de ouders hare dochter be-schouw'den, en ook alzoo van haar spraken als hunne leermeesteres in goddelijke dingen; terwijl zij tenbsp;gelijker tijd van haar alle mogelijke bewijzen van kinderlijke onderwerping en gehoorzaamheid ontvingen.nbsp;Hiervan getuigden hare gedurige pogingen om hunnbsp;van dienst te zijn , en met al haar vermogen hen tenbsp;helpen in de dagelijksclie bezigheden van het huisgezin.
-ocr page 17-De godsvrucht van deze jeugdige christin was van eenen hoog geestelijken aard en van geen gewonennbsp;stempel; hare inzigten in het goddelijk plan om zondaren zalig te maken, waren helder en naar de Schrift.nbsp;Veel sprak zij over de vreugde en de droefheid, welkenbsp;zij in den loop van haren godsdienstigen wandelnbsp;ondervonden had; maar zij was ten volle overtuigdnbsp;dat de ware godsvrucht niet bestaat in tijdelijke gemoedsaandoeningen. Zij geloofde, dat de ware kennisnbsp;van God voornamelijk daarin bestaat, dat men doornbsp;het geloof in Christus er naar streeft om, gelijknbsp;Hij, door de liefde te leven. Zij wist dat de liefdenbsp;Gods voor den zondaar en het pad van pligt, hemnbsp;voorgeschreven, beide onveranderlijk zijn. Door eeuenbsp;geloovige afhankelijkheid van de eene, en eenennbsp;opregten wandel op het andere zocht en vond zijnbsp;den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat;nbsp;want alzoo geeft Hij rust aan degenen, die Hemnbsp;liefhebben.
Weinige boeken, behalven haren Bijbel, had zij gelezen, maar die weinigen waren voortreffelijk in hunne soort; en zij sprak over hun inhoud als iemand die denbsp;waarde er van kende. Hare bibliotheek bestond, behalvenbsp;uit een’ Bijbel en gebedenboek, uit eenige godsdienstigenbsp;boeken en traktaatjes. Ik merkte op dat zij er bleeknbsp;en zwak uitzag, hetwelk ik daarna bevond een voor-teeken van eene aanstaande tering te zijn, en het kwamnbsp;toen reeds bij mij op, dat zij niet lang meer leven zou.
2
-ocr page 18-Spoedig ging de tijd om in dit belangrijk huisgezin, en na eenige eenvoudige en gezonde ververschingennbsp;gebruikt en ettelijke uren met hen doorgebragt te heb-hebben, werd het tijd mij huiswaarts te begeven.
// Ik dank u, mijnheer!” sprak de dochter, n voor uwe christelijke liefdadigheid voor mij en voor denbsp;mijnen. Ik vertrouw dat de goddelijke zegen uw bezoek vergezeld heeft, en hoop die in mijz.elve te hebben mogen ondervinden. Mijne waarde ouders, bennbsp;ik verzekerd, zullen er aan gedachtig blijven, en iknbsp;in het bijzonder verheug mij over de gelegenheid vannbsp;zulk een waardig vriend onder dit dak te zien. Mijnnbsp;Zaligmaker is meer dan goed voor mij geweest datnbsp;Hij mij als een brand uit het vuur heeft gerukt, ennbsp;mij den weg des levens en des vredes heeft bekendnbsp;gemaakt; en ik hoop dat het ook de begeerte vannbsp;mijn hart is om tot zijne eer te leven, en mijn vurignbsp;verlangen, dat ik deze mijne geliefde betrekkingen insgelijks in het genot mag zien van de kracht en denbsp;vertroostingen van de godsdienst.
«Tiet blijkt alreeds,” zeide ik, » dat in dit geval de belofte vervuld is: n n het zal geschieden dat hetnbsp;zelfs ten tijde des avonds nog licht zal zijn.”” //Datnbsp;geloof ik,” sprak zij, u en prijs God voor deze zaligenbsp;hoop.”
// Dank Hem ook dat gij het gezegend werktuig hebt mogen zijn om hen tot het licht te brengen.” — // Datnbsp;doe ik, mijnheer, wanneer ik echter denk aan mijne
-ocr page 19-eigene onwcnardigheid en ongenoegzaamheid, dan verheug ik mij met beven.”
//Mijnheer,” zeide de goede oude man, //ik ben verzekerd dat de Heer u deze liefdedaad beloonen zal. Bid voor ons, dat, zondaars als wij geweest zijn, en ofschoon oud. Hij zich over ons ter elfder ure nog willenbsp;ontfermen. He goede betsy beijvert zich voor ons,nbsp;zoowel naar het ligchaam als naar de ziel; hard werktnbsp;zij den ganschen dag, om ons moeite te besparen, ennbsp;ik vrees dat hare krachten te kort zullen schieten, omnbsp;al wat zij doet te kunnen volhouden, en daarenbovennbsp;spreekt zij nog met ons, en bidt voor ons dat wij mogennbsp;behouden worden van den toekomenden toorn. Inderdaad , mijnheer ! zij is voor ons een zeldzaam kind.
//Vrede zij u en al de uwen!” — //Amen!” en // dank zij u, waarde heer!” werd uit irit allernbsp;mond gehoord. Aldus scheidden wij voor die keer.nbsp;Mijne overdenkingen in het terugkeeren waren aangenaam , en zoo ik hoop ook nuttig. Onderscheidennbsp;bezoeken deed ik vervolgens nog in deze vreedzame hut, en altijd vond ik ecne steeds vermeerderdenbsp;reden om God te danken voor het aangenaam verkeer,nbsp;dat ik aldaar genoot.
Spoedig merkte ik op, dat de gezondheid van de dochter van den landman met rassche schreden achteruit ging. Eene ondermijnende kwaal, het werktuignbsp;UI ’s Heeren hand, waardoor zoovele duizenden jaarlijks worden weggerukt, had haar gestel reeds zeer
2*
-ocr page 20-aangetast; het holle oog, de onophoudelijke hoest en de maar al te dikwijls bedriegelijke blos op haar gelaat, alles voorspelde eenen naderenden dood.
VVelk een uitgebreid veld voor nuttige doch aandoenlijke werkzaamheden opent zich niet voor den leeraar des Woords en den christen vriend, door de zoo dikwijls voorkomende gevallen van langzaam toenemendenbsp;ziekten. Hoevele zulke kostelijke gelegenheden gaannbsp;er niet dagelijks verloren, waar de Voorzienigheidnbsp;op zulk eene merkbare wijze een’ weg schijnt te openen , om tijd en gelegenheid te geven voor godvruchtig onderwijs. Van hoevelen kan het, helaas! gezegdnbsp;worden ; den weg des v redes hebben zij niet gekend ;nbsp;want nooit naderde er een vriend die hen vermaandenbsp;om den toekomenden toorn te ontvlieden.
Maar de dochter van dezen landman was gelukkig bekend geworden met hetgeen tot haren eeuwigen vredenbsp;behoorde, eer nog hare tegenwoordige kwaal diepenbsp;wortelen in haar gestel geschoten had. Mijne bezoeken bij haar strekten veeleer om zelf onderwijs te ontvangen, dan om het mede te deelen; haar hart wasnbsp;vervuld met de goddelijke waarheden, en hare gesprekken inderdaad stichtelijk. De herinnering daaraan zal niet ophouden een dankbaar gevoel in mijnbsp;levendig te houden.
Op zekeren dag ontving ik een kort briefje van den volgenden inhoud
-ocr page 21-/; VVaaube Heer! — Zeer aangenaam zoude het mij zijn, indien gij - het schikken kondt om eene arme,nbsp;onwaardige zondares te komen bezoeken; mijn uurglasnbsp;is bijna uitgeloopeii, maar ik vertrouw dat ik eennbsp;inzien heb in de dierbaarheid van Christus voor mijnenbsp;ziel. Uwe gesprekken met mij zijn mij dikwijls totnbsp;zegen geweest, en ik gevoel de behoefte daaraan nunbsp;meer dan immer. Mijne ouders groeten u.
Uwe gehoorzame en onwaardige dienaresse,
E. W.”
Uienzelfden namiddag voldeed ik aan deze uoodiging. Uij mijne aankomst opende de moeder mij de deur.nbsp;Tranen liepen langs hare wangen, terwijl zij zwijgendnbsp;het hoofd schudde; haar hart was vol. Zij wilde spreken , maar konde niet. Ik nam haar bij de hand en zeide:
«Alles is goed, zoo als de Heer van alle wijsheid en barmhartigheid het bestuurt.”
«O, mijn BETSY, mijn waarde dochter is zoo krank, mijnheer! Wat zal ik zonder haar beginnen!nbsp;Ik had gedacht dat ik vóór haar zoude heengaan ;
.....” — «Maar de Heer vindt goed dat vóór
dat gij sterft, gij uw kind veilig te huis in heerlijkheid zien zoudt. Is hierin geene barmhartigheid op te merken?”
«O waarde heer! ik ben oud en zwak, en zij is fflij zulk een geliefd kind, de staf en steun van eenenbsp;arme oude als ik ben.”
-ocr page 22-Terwijl ik verder ging, zag ik Elizabeth bij den haard zitten in eenen armstoel, door kussens ondersteund, met al de merkteekenen van een toenemendnbsp;verval en naderenden dood. Een vriendelijke lach vannbsp;kalme tevredenheid helderde haar bleek gelaat op,nbsp;terwijl zij zeide: //dit is nu waarlijk zeer vriendelijk,nbsp;mijnheer! dat gij zoo spoedig, nadat ik om u gezonden had, gekomen zijt. Gij vindt mij dagelijks verminderende , en ik gevoel dat ik hier niet lang meernbsp;wezen zal. Mijn vleesch en mijn hart bezwijkt; dochnbsp;God is de sterkte van mijn hart en mijn deel innbsp;eeuwigheid.”
Tusschenbeide werd het gesprek afgebroken door haar hoesten en kortademigheid. De toon van harenbsp;stem was helder, hoewel zwak; zij was stil en innbsp;zich zelve gekeei'd; en haar oog , schoon minder heldernbsp;dan te voren, werd echter levendiger, terwijl zijnbsp;sprak. Dikwijls had ik de verhevene taal bewonderd,nbsp;waarin zij hare denkbeelden uitte, en de schriftuurlijke wijze, waarop zij hare gedachten mededeelde.nbsp;Zij had een goed natuurlijk oordeel, en de genadenbsp;had, gelijk het gewoonlijk gaat, hetzelve zeer opge-seherpt. Bij deze gelegenheid kon ik niet nalaten opnbsp;te merken, dat zij hierin bijzonder begunstigd werd;nbsp;de gansche kracht der genade en van natuurlijk verkregen talenten scheen nu als in volle werking tenbsp;zijn. Mijne plaats tusschen de dochter en de moedernbsp;genomen hebbende (terwijl deze haar angstig oog ge-
-ocr page 23-durig op haar dierbaar kind gevestigd hield) zeidc ik tot ELIZABETH:
« Ik hoop dat gij de kracht der goddelijke tegenwoordigheid gevoelt, en u zelve geheel eii al op Hem verlaten kunt, die steeds met u was en u bewaardenbsp;overal waar gij henen gingt, en die u ook in denbsp;gewesten van eeuwige vreugde voeren zal, waar denbsp;vromen in onsterfelijkheid heerschen zullen.”
Ik vertrouw, Mijnheer! dat ik dat kan. Onlangs was mijn gemoedsbestaan eenigzins duister; doch iknbsp;geloof dat dit gedeeltelijk toe te schrijven was aannbsp;groote zwakheid* en ligchaamslijden, en ook gedeeltelijknbsp;aan den nijd en den wrok van mijnen geestelijkennbsp;rijand, die mij wil opdringen dat cheistus mij nietnbsp;lief heeft, en dat ik mij zelve hierin misleid heb.”
u En luistert gij dan naar zijne ingevingen. Kunt gij nog eenigzins twijfelen , na zoo vele te voren ont-vangene en nu nog genietende genade?”
(/Neen, mijnheer! doorgaans voel ik mij bekwaam gemaakt om een helder inzien in Zijne liefde te hebben. Bij al mijne vorige zonden zoude ik toch nietnbsp;gaarne nog deze voegen, dat ik de openbaring zijnernbsp;goedheid aan mijne ziel zoude loochenen: tot Zijnennbsp;lof en heerlijkheid wil ik ze erkennen.”
// Welk inzigt hebt gij thans in den staat, waarin gij u bevondt, eer Hij u door zijne genade riep?”
» Ik was een hoogmoedig en gedachteloos meisje, zeer gesteld op mooije kleederen en opschik; ik had
-ocr page 24-do wereld lief en hetgeen in de wereld is. Ik was in dienst bij wereldsche menschen en liad nooit hetnbsp;geluk van te dienen in een gezin, waar de godsvruchtnbsp;op prijs werd gesteld, of eenige bezorgdheid plaatsnbsp;vond bij den meester of de vrouw voor het eeuwignbsp;welzijn hunner bedienden.”
,/Eenmaal ging ik des zondags ter kerk, meer om te zien en gezien te worden, dan om te bidden ennbsp;Gods woord te hooren. Ik dacht dat het wèl genoegnbsp;met mij stond, om behouden te worden, en verachttenbsp;en bespotte dikwijls godsdienstige menschen; ik bevond mij in eene diepe duisternis, en wist niets vannbsp;den weg der zaligheid. Ik bad nooit en had geennbsp;gevoel van het vreesselijk gevaar van niet te bidden. Zeer was ik gezet op eene goede getuigenis als dienstmaagd, en was buitengewoon innbsp;mijn schik als ik geprezen werd. Ik was tamelijknbsp;zedig en bescheiden in mijn gedrag uit vleeschelijkenbsp;en wereldsche inzigten; maar was eene vreemdelingnbsp;van God en Christus. Ik verwaarloosde mijne ziel,nbsp;en, indien ik in zulk eene toestand gestorven ware,nbsp;dan had de hel voorzeker en regtvaardig mijn lotnbsp;geweest.”
u Hoe lang is het geleden dat gij die leerrede hoordet, welke gij meent dat door des Heeren zegen het middelnbsp;tot uwe bekeering geweest is ?”
H Omtrent vijf jaren.”
// Hoe had dit plaats ?”
-ocr page 25-V Men verhaalde mij dat een zeker predikant, die als scheepskapellaaii naar een ver gelegen land ging,nbsp;en thans door tegenwinden opgehouden werd, te ***nbsp;zoude prediken. Velen raadden mij aan niet te gaan,nbsp;vreezende dat hij mijn hoofd op hol zoude brengen,nbsp;daar men zeide dat hij vreemde denkbeelden koesterde;nbsp;nieuwsgierigheid eehter en de gelegenheid om metnbsp;een nieuw kleed, waarop ik zeer trotsch was, te pronken, deed mij aan mijne mevrouw verlof vragen omnbsp;te gaan. Inderdaad, mijnheer! was mijn doel enkelnbsp;ijdelheid en nieuwsgierigheid, en echter behaagde hetnbsp;den Heer, om het te doen strekken tot Zijne verheerlijking.
ging alzoo ter kerk en zag een groot aantal menschen bijeenvergaderd. Dikwijls denk ik nog aannbsp;al de tegen elkander strijdende gemoedsgesteldhedennbsp;van mijn hart gedvrrende de dienst. Een’ tijd langnbsp;was ik geheel onopmerkzaam onder de godsdienstoefening; ik keek overal rond, alleenlijk bezorgd hoe iknbsp;de oogen op mij zou trekken. Mijne kleeding, maarnbsp;al te veel gelijk aan die van vrolijke ijdele ligtzinnigenbsp;dienstmaagden, was ver boven mijnen stand en zeernbsp;onderscheiden van hetgeen eene nederige zondares past,nbsp;welke een zedelijk gevoel heeft van geschiktheid ennbsp;bescheidenheid. De gesteldheid van mijn hart bleeknbsp;maar al te zeer aan de dwaze opsehik van mijnenbsp;kleeding.
«Eindelijk gaf de leeraar de tekst op: Weest met
-ocr page 26-ootmoedigheid bekleed. Hij maakte eenc vergelijking tussche.n de kleeding des ligchaams en der ziel. In den aanvang van zijne reden begon ik mij beschaamdnbsp;te gevoelen over mijne gehechtheid aan fraaije kleede-ren en opschik; maar, toen hij het kleed des heilsnbsp;beschreef, met hetwelk de oliristen bekleed is, ondervond ik eenen krachtigen indruk over de naaktheidnbsp;mijner ziel. Ik merkte op dat ik noch de nederigheidnbsp;bezat, welke in den tekst vermeld wordt, noch eenignbsp;aandeel had aan het karakter van een’ waar christen.nbsp;Ik zag op mijn wereldsch gewaad en werd schaamroodnbsp;over mijnen hoogmoed. Ik zag den prediker aan, ennbsp;hij scheen mij toe als een engel van den hemel gezonden om mijne oogen te openen. Ik zag de vergadering aan om te zien of er ook iemand was, dienbsp;gevoelde, wat ik gevoelde; ik zag op mijn hart, ennbsp;het was vervuld met zonden. Ik beefde, terwijl hijnbsp;sprak, en echter gevoelde ik mij als getrokken doornbsp;dooi de woorden, welke hij sprak. Hij opende denbsp;schatten der goddelijke genade in het behouden vannbsp;den zondaar. Ik stond als verslagen over het nietige,nbsp;waarmede ik mijnen levenstijd had doorgebragt. Hijnbsp;beschreef het zachtmoedig, stil en nederig voorbeeldnbsp;van CHRISTUS, en ik gevoelde mij trotsch, hoogmoedig,nbsp;ijdel en vol van eigenliefde. Hij stelde Christus voor alsnbsp;de Wijsheid; ik gevoelde mijne onkunde. Hij steldenbsp;Hem voor als Regtvaardigheid; ik gevoelde mij overtuigd van mijne diepe schuld. Hij bewees Ilem te
-ocr page 27-zijn liciliginakiug; ik zag mijne diepe bedorvenheid in. Hij stelde Hem voor als Verlosser, ik gevoeldenbsp;mij eeiie slavin van de zonde en eene gevangene vannbsp;den satan. Hij besloot met eene gemoedelijke aanspraaknbsp;aan zondaren, in welke hij hen vermaande te vliedennbsp;van den toekomenden toorn, alle uitwendige versierselsnbsp;af te leggen, jezds chhistus aan te doen en metnbsp;ware nederigheid bekleed te zijn.
«Van die ure af heb ik nooit het belang mijner ziel uit het oog verloren en het gevaarlijke van een’ staatnbsp;van zonde. Inwendig dankte ik God voor deze ernstigenbsp;leerrede, hoezeer mijn gemoed zich in merkbare verwarring bevond.
«De leeraar had het heerschend zwak van mijn hart getroffen, namelijk hoogmoed in kleeding en opschik.nbsp;En door de goddelijke genade is dit het sniddel geweestnbsp;tot het ontwaken van mijn gemoed. Hoe gelukkignbsp;zoude het zijn, mijnheer! als er velen zoo als ik werden afgekeerd van de zucht voor uiterlijke sieraden ennbsp;het aantrekken van kostelijke kleederen, tot het zoekennbsp;van datgeen, dat niet verderft, namelijk het versierselnbsp;van een’ zachtmoedigen cu stillen geest, welke kostelijknbsp;is voor God.
«Het meerderdeel der vergadering, ongewoon aan zulk eene getrouwe cn schriftmatige prediking wasnbsp;misnoegd, en klaagde over de strengheid van dennbsp;prediker; terwijl er eenige weinigen daarna gevondennbsp;werden, welke, gelijk ik, diep bewogen waren, en
-ocr page 28-ernstig weuschteii hem andermaal te hooren; maar hij predikte daar niet meer.
«Van dien tijd af werd ik geleid door gebeden, lezen en overdenkingen een diep inzien te krijgen in mijnennbsp;verloren staat als zondares en in de grootheid van denbsp;goddelijke genade door jezus chkisïos, in het opwekken van zondig stof en asch tot het deelgenootschapnbsp;aan de heerlijke zaligheid in den hemel. Welk een’nbsp;Zaligmaker heb ik gevonden! Hij is veel meer voornbsp;mij dan ik bidden of wenschen konde; in zijne volheidnbsp;heb ik gevonden alles, wat mijne nooddruft behoefde;nbsp;aan zijnen boezem heb ik eene rustplaats gevonden voornbsp;alle zonden en smarten; in zijn Woord heb ik sterktenbsp;gevonden tegen twijfelzucht en ongeloof.”
«Waart gij niet spoedig overtuigd,” vraagde ik, «dat uwe zaligheid enkel en alleen eene daad van genadenbsp;aan de zijde Gods moest zijn, geheel onafhankelijk vannbsp;uwe voorafgaande werken en verdiensten?”
«Wat waren toch, waarde Heer! mijne werken vóór dat ik die leerrede hoorde, anders dan boos, vleesche-lijk, zelfzuchtig en goddeloos? De gedachten mijnsnbsp;harten waren van der jeugd af aan enkel boosheid,nbsp;en dat zonder ophouden. En wat waren mijne verdiensten anders, dan die van eene diep gevallene,nbsp;ontaarde, zorgelooze ziel, welke noch eerbied voor denbsp;wet noch voor het Evangelie had. Ja, mijnheer! terstond zag ik in, dat, indien ik immer zoude behoudennbsp;worden, het dan moest zijn door de vrije genade van
-ocr page 29-God, en dat al de dank en de eer van dit werk, van het begin tot het einde toe. Hem toekwam.”
//Welk eene verandering merkte gij bij u zei ven op ten opzigte van de wereld?”
//Zij scheen mij toe enkel ijdelheid en kwelling des geestes. Voor den vrede mijns gemoeds vond ik hetnbsp;noodzakelijk haar te verlaten en mij van haar af tenbsp;zonderen. Ik zette mij tot bidden; en menig gelukkignbsp;nur van stille blijdschap genoot ik in gemeenschapsoefening met God. Dikwijls weende ik over mijnenbsp;zonden, en somtijds ondervond ik door ongeloof, vreesnbsp;en verzoekingen een’ zwaren strijd om niet weder tenbsp;keeren op mijnen vorigen weg, en vele waren denbsp;inoeijelijkheden, waartegen ik te worstelen had. Maarnbsp;Hij, die mij had liefgehad met eene eeuwige liefde,nbsp;trok mij tot zich door zijne groote barmhartigheid, ennbsp;leerde mij den weg des vredes kennen; trapsgewijzenbsp;versterkte Hij mij in mijn voornemen om een nieuwnbsp;leven te leiden, en leerde mij dat ik buiten Hem nietsnbsp;konde doen, doch in zijne sterkte alles vermogt.”
//Heeft deze verandering van uwe beginselen u niet vele moeijelijkheden doen ondervinden?”
//Ja wel, mijnheer! bijna eiken dag van mijn leven, isommigen bespotten mij, anderen scholden mij; doornbsp;vijanden versmaad, door vrienden beklaagd, noemdenbsp;ttien mij eene geveinsde vrome, bedriegster en velenbsp;andere namen meer, om mij voor de wereld hatelijknbsp;te maken; maar de smaadheid des kruises achtte ik eer
-ocr page 30-te zijn. Ik vergaf en bad voor mijne vervolgers, en herinnerde mij hoe ik zelve nog onlangs even zoo gedaannbsp;had omtrent anderen. Ik dacht er aan hoe ook ciiuis-ïüs zulk een tegenspreken van zondaren verdragennbsp;had; en, daar de discipel niet meer is dan zijn Meester,nbsp;was ik blijde Hem eenigmate in lijden gelijk te zijn.”
u Gevoeldet gij toen reeds een levendige belangstelling in uwe hnisgenooten ? ”
u Ja, zeker, dat deed ik; nooit waren zij uit mijne gedachten. Gedurig had ik voor hen, en voehlenbsp;eene levendige begeerte om hun nuttig te zijn; bijzonder gevoelde ik dit voor mijne ouders, daar zijnbsp;al vast in jaren toenamen en zeer onkundig in denbsp;godsdienst waren.”
// Ach! ” viel hare moeder haar snikkende in de reden, wja, onkundig, duister, zondig en ellendignbsp;waren wij, tot dat deze waarde betsy, dit geliefdenbsp;kind, hare arme ouders met jezus Christus bekendnbsp;maakte.”
//Neen, waarde moeder! zeg veeleer dat jezus CHRISTUS uwe dochter tot u bragt, om u te zeggennbsp;wat Hij voor hare ziel gedaan had, cn, gelijk iknbsp;hoop, ook voor u doen zal.”
Op dit oogenblik trad de landman zelf binnen, twee emmers melk aan een juk dragende. Hij hadnbsp;eenige minuten achter de deur gestaan en de laatstenbsp;woorden van vrouw en dochter verstaan.
//Zegen en barmhartigheid zij over haar,” zeide hij.
-ocr page 31-K Het is zeer waar dat zij eene goede dienst verlaten heeft om bij ons te komen wonen, om ons behulpzaamnbsp;te zijn voor ziel en ligchaam. Vindt gij niet, mijnheer, dat zij er slecht uitziet? ik vrees dat wij haarnbsp;niet lang meer bij ons zullen hebben.”
II Laat dat den Heere over,” sprak betsv. u Al onze tijden zijn in zijne hand, en gelukkig dat ditnbsp;zoo is. Ik ben bereid henen te gaan. Zijt gij nietnbsp;gereed, mijn vader! mij in de handen van Hem overnbsp;te geven, die haar u eerst geschonken heeft ?”
(/Vraag mij alles, wat gij wilt, uitgezonderd dit,” antwoordde de vader weenende.
u Ik weet,” zeide zij, u dat het uw vvensch is mij gelukkig te zien.”
// Dat wensch ik, ja, dat wensch ik,” antwoordde hij. «De Heer doe met u en met ons gelijk het Hemnbsp;behagen zal.”
Toen vroeg ik haar, waarop haar troost voornamelijk gegrond was, bij het vooruitzigt van eenen naderenden dood.
u Geheel en alleen op chbistus. Wanneer ik op raijzelven zie, dan zijn er zoovele zonden, zwakhedennbsp;en onvolmaaktheden, welke het beeld van christcsnbsp;verdonkeren, dat beeld, dat ik in mij wenschte tenbsp;zien; maar, wanneer ik op den Zaligmaker zelve hetnbsp;oog sla, dan is Hij ganscli begeerlijk; geen vlek isnbsp;op zijn gelaat, niets verduistert zijne volmaaktheden.
u Als ik denk aan zijne volmaaktheden in het vleesch,
-ocr page 32-daa bevredigt het mij met het lijden des ligchaams ; want dat heeft Hij even als ik ondervonden. Als iknbsp;mij zijne verzoekingen te binnen breng, dan vertrouwnbsp;ik dat Hij mij ook ondersteunen zal, als ik zal verzocht worden. Als ik aan zijn kruis denk, dan leernbsp;ik het mijne te dragen. Als ik zijn sterven aanschouw,nbsp;dan verlang ik der zonde afgestorven te zijn, zoodatnbsp;zij niet meer over mij heersehe. Somwijlen denk iknbsp;ook aan zijne opstanding, en vertrouw dat Hij mijnbsp;deel daaraan gegeven heeft, omdat ik gevoelnbsp;dat mijn hart gezet is op de dingen, die boven zijn.nbsp;Maar voornamelijk vind ik daarin troost, als ik mijnbsp;Hem voorstel als aan de regterhand Gods des Vadersnbsp;gezeten, aldaar mijne zaak bepleitende en zelfs ver-hooring vindende voor mijne gebrekkige gebeden, zoonbsp;voor mij zelve als voor mijne waarde vrienden.
//Deze zijn de uitzigten, welke ik door de genade aangaande de goedheid mijns Zaligmakers hebben mag,nbsp;en deze hebben mij doen wenschen en streven,nbsp;hoe gebrekkig dan ook, Hem te dienen, mij zelvenbsp;aan Hem over te geven en te trachten mijne pligtennbsp;te volbrengen in dien stand des levens, in welken hetnbsp;Hem behaagd heeft mij te plaatsen.
// Buizende malen zoude ik gevallen en bezweken zijn, indien Hij mij niet weder had opgerigt. Ik weet datnbsp;ik zonder Hem niets vermag : Hij is alles in allen.
II Slechts als ik al mijne zorgen op Hem kan werpen, dan vind ik kracht om zijnen wil te doen. Hij
-ocr page 33-schenke mij genade, om alzoo op Hem te blijven vertrouwen tot mijn laatste oogenblik toe. Ik vrees den dood niet, omdat ik weet dat Hij zijnen prikkelnbsp;beeft weggenomen. En o, welk eene zaligheid aan denbsp;andere zijde! Zeg mij, mijnheer! of gij denkt datnbsp;ik het alzoo regt heb. Ik hoop toch dat ik niet dwaal.nbsp;Ik durf mijne hoop op niets anders bouwen dan op denbsp;volkomene volheid van Christus. Als ik aan mijnnbsp;hart eene vraag doe, dan vrees ik het te vertrouwen, want het is trouweloos en het heeft mij zoonbsp;dikwijls bedrogen; maar wanneer ik chiiistüs vraag,nbsp;dau antwoordt Hij mij met beloften, die mij versterken en verkwikken, en mij geen den minsten twijfelnbsp;overlaten omtrent zijne magt en wil om mij te behouden. Ik ben in zijne handen, en daar wil ik in blijven ; en ik geloof met volkomene zekerheid dat Hijnbsp;mij nimmer begeven noch verlaten, maar alles voornbsp;mij voleinden zal. Hij heeft mij liefgehad, en zichnbsp;zei ven voor mij overgegeven; en ik geloof dat zijnenbsp;genade en roeping onberouwelijk zijn. In deze hoopnbsp;leef ik, en in deze hoop wensch ik te sterven.”
Terwijl zij dus sprak, dacht ik : dit is niet anders dan een huis Gods en de pooit des hemels; en, hetnbsp;vertrek rondziende, kwam mij alles voor ordelijk, zin-'lelijk en belangwekkend. De namiddag was eenigzinsnbsp;betrokken geweest met donkere wolken, maar juist nunbsp;begon de ondergaande zon helder in het vertrek tenbsp;schijnen; hare stralen werden ternggekaatst door drie
3
-ocr page 34-of vier reijen helder geschuurde tinnen en witte aarden borden, op rekken langs den muur; ook eenige teekeningen of platen, over Godsdienstige onderwerpen , werden er door beschenen, voorstellende denbsp;geboorte, den doop, de kruisiging en de opstandingnbsp;van CHRISTUS. Eene groote kaart van Jeruzalem ennbsp;eene zinnebeeldige voorstelling van den ouden en dennbsp;nieuwen mensch maakten de versiering van dat gedeelte van het vertrek uit. Helder was de muur gewit , en al het huisraad rein en net. Zelden maarnbsp;bescheen de zon eene geringe woning, waar zooveelnbsp;orde en netheid, de niet ongewone gezellin van godvruchtige armoede, heerschte.
T)eze straal der ondergaande zon was een zinnebeeld van het heldere en kalme einde van deze jonge christin.nbsp;Bij toeval werd eene straal teruggekaatst door eenennbsp;kleinen spiegel, juist op haar gelaat, in welks dood-sche en vervallene trekken echter een stille en onderworpene geest was op te merken, een blijmoedignbsp;vertrouwen, ongemaakte nederigheid en eene teederenbsp;angstvalligheid , die volkomen de gevoelens van haarnbsp;hart schenen uit te drukken.
Eenige meerdere en hartelijke gesprekken en een kort gebed besloten deze bijeenkomst.
Omstreeks den avond huiswaarts rijdende, heerschte er over alles eene plegtige stilte. Het zacht geloeinbsp;van het vee, het blaten der schapen, juist nu innbsp;de kooijen gebragt, het brommen der nacht-insek-
-ocr page 35-ten, van verre het geklots der zee, de laatste toonen van het vogelgezang en het eerste slaan des nachte-gaals streelden het oor, vermeerderden het aangenamenbsp;van den avond en maakten een diepen indruk op mijnnbsp;hart. Dit noodigde en wekte mijn hart op tot overdenkingen, waartoe het door mijn af gelegd bezoeknbsp;reeds was gestemd geworden. Wanneer wij in dennbsp;cliristelijken spiegel zulke schoone natuurtooneelennbsp;gadeslaan, dan verkrijgen wij er dikwijls heerlijke ophelderingen door in Goddelijke waarheden, en, hoognbsp;worden wij begunstigd, als wij door hun genot totnbsp;God mogen worden opgeleid.
Spoedig hierna werd ik onverwachts geroepen, met het berigt dat zij stervende was. Het werd mijnbsp;gebragt door een’ soldaat, wiens voorkomen ernst,nbsp;gezond verstand en godsvrucht teekende.
ff Ik ben gezonden, mijnheer, door de ouders van ELIZABETH w. . ., op haar eigen uitdrukkelijk verzoek,nbsp;om u te zeggen hoezeer zij allen wenschen u te zien.nbsp;Zij gaat naar huis, mijnheer, en wel met haast.”nbsp;//Hebt gij haar lang geKend?” was mijn antwoord,nbsp;ff Omtrent een maand, mijnheer ! Gaarne bezoek iknbsp;kranken, en haar geval vernemende van iemand dienbsp;nabij onze legerplaats woont, ging ik haar bezoeken.nbsp;En ik dank God dat ik ging. Hare gesprekken zijnnbsp;Kiij van veel nut geweest.”
// Ik verheug mij,” zeide ik, n in u, gelijk ik vertrouw een medekrijgsknecht te zien. Hoezeer
3»
-ocr page 36-wij in uiteiiijke monteringen verschillen, zoo hoop ik echter dat wij onder denzelfden geestelijken Hoofdmannbsp;dienen. Ik zal met u gaan.”
Spoedig was mijn paard gereed. Mijn militaire medgezel wandelde aan mijne zijde en onderhield mijnbsp;met verstandige en godvruchtige gesprekken. Hij ver-liaalde mij eenige opmerkelijke bewijzen van het voortreffelijk gemoedsbestaan van de dochter van den landman,nbsp;zoo als hij ze had opgemerkt in zijnen omgang met haar.
//Zij is een helder schijnend licht, mijnheer,” zeide de krijgsman, //en zal weldra een schitterender schijnselnbsp;geven dan het schoonste edelgesteente.”
Wij gingen door lanen en over akkers, over heuvels en door valleijen, soms door en soms langs een kleinenbsp;beek, die zachtkens terzijde van den weg kronkelde.nbsp;Onze gesprekken verkortten den afstand en den tijdnbsp;onzer reize, tot dat wij nabij de woning van dennbsp;landman kwamen.
Al naderende werden wij stil. De gedachte aan dood, eeuwigheid en zaligheid vervulde ons beide bijnbsp;het naderen van een huis, waar eene stervende ge-ioovige lag.
Geen levend voorwerp deed zich nog voor dan de hond van den landman, houdende als het ware innbsp;stilte de wacht voor de deur; want hij blafte niet alsnbsp;anders wanneer ik kwam. Hij scheen in zooverre tenbsp;deeleu in de omstandigheden van het huisgezin, alsnbsp;of hij geen te haastig of te luid alarm wilde maken.
-ocr page 37-Hij liep vooruit naar de kleine deur, en toen zag hij om naar de huisdeur, als of hij bewust was dat daarnbsp;binnen droefheid heersohte. Het was als of hij wildenbsp;zeggen; treedt zachtkens over dezen dorpel, terwijl gijnbsp;het klaaghuis binnentreedt; want mijn meester is diepnbsp;bedroefd-,
De krijgsman nam mijn paard en bragt het in de schuur. Er heersohte eene plegtige stilte, alleen gestoord door het loeijen van den wind in de grootenbsp;olmen, die nabij het huis stonden , hetgeen mijne verbeelding mij als klaagtoonen deed voorkomen. Zachtkens opende ik de deur, doch niemand verscheen; allesnbsp;bleef stil. De soldaat volgde mij. Wij kwamen aannbsp;den voet van den trap. Daar hoorde ik eene stem,nbsp;welke ik als die des vaders herkende, roepende; //daarnbsp;zijn zij; zij zijn gekomen!” — Hij naderde den trap;nbsp;ik gaf hem de hand, maar sprak niet. De bovenkamer inkomende, zag ik de oude moeder en harennbsp;zoon, de veelgeliefde dochter en zuster ondersteunende;nbsp;de vrouw van den zoon zat weenende bij het venster,nbsp;met een kind op den schoot; twee of drie andere men-schen bevonden zich in het vertrek, om waar het noo-dig was te helpen.
Ik ging bij het bed zitten. De moeder kou niet schreijen, maar zuchtte nu en dan, terwijl zij beurtelings ELiz.iBETii en mij aanzag. Tranen w^arennbsp;merkbaar op het gelaat des broeders, getuigende vannbsp;eene, teedere gehechtheid. De goede oude man stond
-ocr page 38-leunende aan het voeteneinde van het bed, en scheen zijne oogen niet te kunnen afwenden van het kind,nbsp;dat hij weldra zou moeten missen. Elizabeth hadnbsp;de oogen gesloten en mij tot nu toe niet opgemerkt;nbsp;maar over haar bleek, ingezonken en hol gelaat hadnbsp;de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, eenenbsp;triumferende kalmte verspreid.
Na eene korte stilte reikte de krijgsman mij een’ Bijbel toe, wijzende met zijnen vinger op 1 Cor. xv: .55-57.nbsp;Toen brak ik het stilzwijgen af, en las de plaats;
II O, dood! waar is uw prikkel? O, graf! waar is uwe overwinning! De prikkel des doods is de zonde,nbsp;en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank,nbsp;die ons de overwinning geeft door onzen Heer jEzusnbsp;Christus!”
Bij het hooren dezer woorden opende zij de oogen, on eene straal als van Goddelijk licht scheen op haarnbsp;gelaat, als zij zeide: «overwinning, overwinning doornbsp;onzen Heer .iezus Christus!” Toen zweeg zij weder,nbsp;zonder iemand der aainvezigen op te merken.
//God zij geloofd voor dezen triomf des geloofs,” zeide ik. //Amen,” antwoordde de krijgsknecht.
Het naar boven gerigte oog van den landman toonde dat ook dat Amen in zijn hart was, schoon zijne tongnbsp;het vveigerde te uiten.
Eene korte, maar moeijelijke poging om adem te halen deed zich bij de stervende opmerken, doch wasnbsp;echter spoedig voorbij, en toen zeide ik tot haar:
-ocr page 39-u Bemerkt nu niet, waarde vriendin! dat gij ondersteund wordt ?”
H De Heer handelt zeer zachtkens met mijwas haar antwoord.
u Zijn zijne beloften u thans niet zeer dierbaar ?”
n Allen zijn zij Ja en Amen in cheistus .tezxjs.”
K Gevoelt gij veel pijn ?’’
«Zoo weinig, dat ik ze bijna vergeten kan.”
«Hoe goed is niet de Heer!”
«En hoe onwaardig ben ik!”
//Nu gaat gij heen en zult Hem zien gelijk Hij is.”
//Ik denk — ik hoop — ik geloof dat ik zal —.”
ïoen verviel zij weder in eene korte sluimering. Op hare moeder ziende, zeide ik: «welk eene genade isnbsp;het een kind te hebben, zoo nabij den hemel als hetnbsp;uwe!” «En welk eene genade,” antwoordde zij metnbsp;afgebrokene woorden, «als het hare oude moeder magnbsp;gegeven worden haar derwaarts te volgen. Ach,nbsp;mijnheer! de scheiding valt zoo moeijelijk.”
«De genade, die door het geloof is, zal u spoedig weder hereenigen, om niet weer te scheiden; het zalnbsp;toch maar eene kleine wijle tijds zijn.”
//Die gedachte, mijnheer!” zeide de landman, // houdt mij staande, en des Heeren goedheid doet mij thansnbsp;meer berusten dan te voren.”
«Vader! moeder!” zeide de nu weder bijkomende dochter, « Hij is zoo goed voor mij — vertrouwt Hem,nbsp;looft Hem tot in alle eeuwigheid.” Met eene zwakke
-ocr page 40-stem voegde nij er bij; u Mijnheer! ik inoet u danken voor uwe goedheid jegens mij. — Eene gunst moetnbsp;ik nog van u vragen. — Gij hebt de lijkdienst voornbsp;mijne zuster wel willen waarnemen: wilt gij dat ooknbsp;voor mij doen ?”
(/Alles zal naar uwen wensch geschieden, als God wilantw'oorde ik.
;/Ik dank u, mijnheer! ik dank u. Nog ééne gunst heb ik te verzoeken. — Gedenk aan mijn vader ennbsp;moeder, als ik zal heengegaan zijn. Zij zijn oud, dochnbsp;ik vertrouw dat het goede w^erk bij hen begonnen is. —nbsp;Mijne gebeden zijn verhoord. Och, kom ze bezoeken. —nbsp;Veel kan ik niet meer spreken; maar ik voel behoeftenbsp;te spreken om hunnentwil. — Gedenk hunner.”
Nu zuchtten en weenden de oude lieden luide, afge-brokene woorden uitende, en zij schenen eenige verligting te krijgen in hunne droefhtdd. Eindelijknbsp;zeide ik tot eliza-Beth :
// Ondervindt gij eenige twijfelingen of verzoekingen ten opzigte uwer eeuwige behoudenis?”
(/ Neen, mijnheer 1 de Heere handelt zachtkens met mij, en schenkt mij vrede,”
//Welke inzage hebt gij in de donkere doodsvallei, als gij dezelve betreedt?”
// Zij is niet duister.”
// Hoe dat ?”
//Mijn Heer is aldaar, en Hij is mijn licht en mijne zaligheid.”
-ocr page 41-n Gevoelt gij nog eenige vrees ' oor ligcliainelijk lijden ?”
u De Heer handelt zoo liefderijk met mij; op Hem kan ik mij verlaten.”
Hier werd zij eenigzins stuipachtig. Dit weer voorbij zijnde, zeide zij bij herhaling: //De Heer handelt zeernbsp;zachtkens met mij. Heere! ik ben de Uwe; behoudnbsp;mij. — Gezegende jezüs! — Dierbare Verlosser! —nbsp;Zijn bloed reinigt van alle zonden. — Wie zal scheiden ? — Zijn naam is wondervol. — Gode zij dank!nbsp;— Hij is het, die ons de overwinning geeft. — Ik ,nbsp;j‘ti ik ben behouden. — O genade, barmhartigheid ennbsp;wonder! — Heere ontvangt mijnen geest! — Waardenbsp;heer! — Waarde vader! moeder! vrienden! ik ganbsp;heen ; — maar alles is wel, wel, wel!”
Nu viel zij in eene (laauwte. — Wij knielden neder tot het gebed. De Heer was onder ons en zegendenbsp;ons. Zij kwam niet weder bij, zoo lang ik bleef, ennbsp;heeft ook niets meer gesproken, dat verstaan kondenbsp;worden. Omtrent tien uren uren lang sluimerde zij ennbsp;sliep toen zachtkens in in de armen van dien Heer,nbsp;die zoo liefderijk met haar gehandeld had.
Een uur nadat zij opgehouden had met spreken, Verliet ik het huis. Afscheid nemende, drukte ik harenbsp;hand en zeide;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;// Christus is de opstanding en het
leven.” Met eenen zachten handdruk beantwoordde zij ^ot, zonder hare oogen te kunnen openen noch eenignbsp;antwoord te kunnen uiten.
-ocr page 42-Nooit was ik getuige geweest van zulk een indrukwekkend tooneel. Het vervulde mij geheel en al gedurende mijn terugreis. «Vaarwel, waarde vriendin,” dacht ik, «tot dat de morgenstond der eeuwigheidnbsp;onze persoonlijke bekendheid zal hernieuwen. Gij waartnbsp;een vuurbrand, uit de vlammen gerukt, om als eenenbsp;heldere star te schijnen in den hemel der heerlijkheid.nbsp;Uw licht en uwe goede werken heb ik mogen zien,nbsp;en daarvoor zal ik mijn’ Vader in den hemel verheerlijken. In u heb ik gezien wat het inheeft een zondaar te zijn, om niet uit genade zalig geworden.nbsp;Van u heb ik geleerd als in eenen levenden spiegelnbsp;te zien wie Hij is, die het werk des geloofs en dernbsp;liefde begint, voortzet en voleindigt. Jezus is allesnbsp;en in allen. Hij zal en moet verheerlijkt worden. Hijnbsp;won de kroon der overwinning; Hij alleen verdientnbsp;ze te dragen. Mogt er niemand gevonden wordennbsp;die Hem van zijne heerlijkheid poogt te berooven:nbsp;Hij alleen is het door wien w'ij behouden worden, dienbsp;volkomen zalig maakt. Vaarwel, waarde zuster in dennbsp;Heer! Uw vleesch en harten mogten dan bezwijken,nbsp;maar God was uwe sterkte en uw deel in eeuwigheid.”
Wie is in staat te bevatten of naar waarde te schatten den aard dei' verandering, welke de ziel eener geloovige ondervindt, op het oogenblik van het verlaten van haar aardsche huis, als zij zoo op eens innbsp;de tegenwoordigheid van God verschijnen zal. Indiennbsp;nu reeds, terwijl wij nog als door een glas duister
-ocr page 43-zien, de beschouwing dev Goddelijke liefde en wijsheid zoo verblijdend is voor het oog des geloofs, — hoe heerlijk zal dan het aanschouwen van God nietnbsp;zijn van aangezigt tot aangezigt ? Indien het reedsnbsp;hier op aarde een hoog te waarderen voorregt is, denbsp;gemeenschap der heiligen te oefenen , en een liefelijknbsp;verkeer te hebben met onze medereizigers naar hetnbsp;hemelsch Koningrijk , — wat zullen wij dan eens zijnnbsp;en kennen, wanneer wij tot den berg Zions komennbsp;zullen, tot het hemelsch Jeruzalem en het talloos gezelschap der Engelen, en tot de algemeene vergaderingnbsp;en de gemeente der eerstgeborenen, die opgeschrevennbsp;zijn in den hemel, en tot God, den regter van allen,nbsp;en tot JEZUS den Middelaar des Nieuwen Yerbonds.nbsp;Indien de vertroostingen des H. Geestes hier reeds zoonbsp;dierbaar zijn te midden der aardsche moeijelijkhedennbsp;en smarten, en de hoop op eene zalige onsterfelijkheidnbsp;zoo opwekkend is voor de ziel, — welk hart kan dannbsp;begrijpen, of w'elke tong in staat zijn die vreugde uitnbsp;te drukken, welke zij genieten zal in dien staat, waarnbsp;droefheid en smarten voor eeuwig geweken en allenbsp;tranen van de oogen zullen zijn afgewischt.
Zulke gedachten vormden zich in mijne verbeelding, terwijl ik op weg was naar het huis, waar alles totnbsp;de plegtige begrafenis gereed was, en waar het stoffelijk overblijfsel van de dochter van den landman lag.
Kort na mijn laatste bezoek was zij gestorven. Even te voren bij het sterven van hare zuster, had men
-ocr page 44-^¦el•zocht dat ik de lijkdienst zou waarnemen. Vele, wel aangename, doch tevens bedroevende gedachtennbsp;waren verbonden aan het vervullen dezer taak. Iknbsp;herinnerde mij de vele en gewigtige gesprekken dienbsp;ik met haar had gehad. Deze konden nu op aardenbsp;niet worden voortgezet. Ik dacht na over de belangrijke en nuttige strekking der christelijke vriendschap,nbsp;hetzij die aangegaan worde in paleizen of in hutten,nbsp;en gevoelde mij dankbaar dat ik dit voorregt zoo langnbsp;genieten mogt met het voorwerp van dit gedenkschrift.nbsp;Toen gaf ik voor een oogenblik mij over aan denbsp;zelfzuchtige gedachte, dat ik voortaan niet meer denbsp;gewigtige waarheden van het Christendom zou kunnennbsp;hooren uit den mond van haar, welke zoo diep gedronken had uit de fontein des eeuwigen levens; maarnbsp;deze gedachte werd spoedig afgewisseld door het verblijdend denkbeeld ; « nu is zij de eeuwige rust ingegaan , — en zou ik haar dan in dit tranendal terugnbsp;mogen wenschen?”
Op dat oogenblik trof mij de klank van eeue luidende klok. Het kwam van de dorpskerk, gelegen in de vallei, aan den voet van den heuvel, over welkennbsp;ik mijnen weg genomen had; het was Elizabethsnbsp;doodklok.
Plegtstatig was haar geluid, en, hooger komende op den berg, waarover ik reed, kreeg zij als het warenbsp;eene bijzondere toon en beteekenis. Luide scheen zijnbsp;te willen zeggen; «hoor naar mijne vermanende stem,
-ocr page 45-gij menschenkind! tusschen ii en den dood is maar ééne schrede! sta op, bereid nw huis; want gij zultnbsp;sterven en niet leven.”
Bij mijne aankomst vond ik onderscheidene christen-vrienden uit de nabuurschap bijéénvergaderd, om de laatste blijk van hoogachting en eerbied te bewijzennbsp;aan de nagedachtenis van de dochter van den landman.nbsp;Ik werd verzocht mij te begeven in de kamer, waarnbsp;de naaste betrekkingen en eenige andere vrienden waren,nbsp;om voor het laatst het stoffelijk overschot van eliz.lt;v-beth te zien.
Het is niet gemakkelijk het gevoel te beschrijven, hetwelk in het gemoed heerscht bij het eerste aan-schouwen van eene doode, welke, nog levende, bemindnbsp;60 geacht werd om den geest, die haar bezielde,nbsp;Hene ernstige, doch treurige gedachte aan de scheidingnbsp;'an de ziel en het ligchaam der gestorvene, nadatnbsp;quot;'Ü die het laatst zagen, houdt ons geheele gevoelnbsp;bezig. — Onze vriendin schijnt ons toe als nabij ennbsp;fichtev ver afwezend; het belangrijkste en beste deelnbsp;IS weggevloden; niets is overgebleven dan de aardsche,nbsp;''organkelijke woning, thans niet meer het verblijf dernbsp;bezitster. De trekken echter vertonnen nog iets vannbsp;het vorig, minzaam gelaat. Het eene oogenblik schijntnbsp;als te slapen, het naastvolgende herinnert ons datnbsp;het bloed niet meer vloeit, het oog niet meer ziet,nbsp;het oor niet meer hoort, het hart niet meer klopt ennbsp;'Ie leden opgehouden hebben zich te bewegen; maar
-ocr page 46-dan rijst er als op eens eene heerlijke gedachte in ons op, en wij stellen ons de ziel, der waardigenbsp;afgestorvene voor als ingegaan in de lang gewenschtenbsp;rust, alwaar zij, omringd van Cherubs, reeds het liednbsp;des Lams op Zions berg heeft aangelieven.
Te midden van de plegtige stilte van het doodsver-trek meent de verbeelding de hemelsche liederen te hooren, aangeheven door de geesten der volmaaktnbsp;regtvaardigen, terwijl in het andere oogeiiblik de bleekenbsp;lippen, de holle oogen van het koude lijk de gedachtennbsp;weder op de aarde en op ons zelven bepalen, en onsnbsp;aan de sterfelijkheid, de zonde, den dood en het grafnbsp;doen denken, en wij de bede in onzen boezem voelennbsp;oprijzen: u mijne ziel sterve den dood des opregten,nbsp;en mijn uiterste zij gelijk het zijne!”
Zoo er immer een tijd is dat cheisïus en de zaligheid, de dood, het jongste gerigt, de hemel en hel onderwerpen van ernstige overdenkingen bij ons worden,nbsp;zoo is het gewis dan, wanneer wij bij de doodkistnbsp;staan, waarin het ligchaara eener afgestorvene vromenbsp;rust.
Elizabeths trekken waren veranderd, doch veel van hare gelijkenis bleef er over. Haar vader en moedernbsp;zaten aan het hoofd-, haar broeder aan het voeteindenbsp;van de kist. De vader zwijgend, zag nu eens op zijnnbsp;gestorven kind, en dan weder hief hij zijne oogen opnbsp;ten hemel. Op zijn gelaat was de strijd tot onderwerping aan den wil van God te lezen, terwijl de
-ocr page 47-tranen, langs zijne wangen rollende, te gelijk zijne smart en aandoening te kennen gaven. De bedroefdenbsp;moeder weende en snikte luide; zij scheen als doornbsp;den schok overwonnen, bij de schijding van eene, haarnbsp;zoo waarde dochter; droefheid en zwakte wegens ouderdom vermeerderde hare smart, wmlke een teederhartignbsp;medelijden inboezemde.
Eene vrouw van een bijzonder gesehikt voorkomen, aan wie de bezorging der vereischte, doch eenvoudigenbsp;plegtigheden was opgedragen, kwam bij mij, zeggende;nbsp;«Dit, mijnheer! is veeleer eene gelegenheid van vreugdenbsp;dan van droefheid; en zeker vertrouw ik dat onze geliefde vriendin Elizabeth het ook alzoo beschouwt,nbsp;Nu is zij boven alle smart verheven; gelooft gij datnbsp;ook niet, mijnheer?”
«Na alles, wat ik weet, gezien en gehoord heb,” antwoordde ik, «gevoel ik mij ten volle overtuigd dat,nbsp;hoezeer dan ook haar ligchaam nog hier beneden is,nbsp;hare ziel zich reeds bij haren Zaligmaker in het Paradijsnbsp;bevindt. Hier heeft zij hem liefgehad, en daar genietnbsp;’’-'J nu de liefelijkheden, die aan zijne regterhand zijnnbsp;tot in alle eeuwigheid.”
quot;O, genade, genade voor een arm schepsel, door onderdon) en smart bijna verbroken' — Wat ga iknbsp;beginnen! betsy is weg; mijne dochter is gestorven! —nbsp;mijn kind! nimmer zal ik u wederzien! O, God!
mij zondaar genadig!” alzoo snikte luide de oude uioedei-.
-ocr page 48-48
//Deze laatste bede, mijne goede vrouw!” zelde ik, //zal u met uw kind weder vereenigen. Het is eenenbsp;bede, die reeds duizenden in heerlijkheid gebragt heeft;nbsp;zij bragt ook uwe dochter daar, en zal, hoop ik, unbsp;mede daar brengen. God werpt niemand uit, die totnbsp;Hem komt.” — //Mijne waarde!” sprak de landman,nbsp;zijn stilzwijgen af brekende, //laat ons ons kind en tenbsp;gelijk ons zelven aan God vertrouwen; de Heer gafnbsp;en de Heer heeft genomen; geloofd zij de naam desnbsp;Heeren! Wij zijn oud en hebben maar weinig wegsnbsp;meer af te leggen, en dan” — meer kon hij niet zeggen.
De krijgsknecht, van wien ik reeds gesproken heb, reikte mij eenen Bijbel toe, en zeide-. //Misschien zultnbsp;gij, mijnheer! er niets tegen hebben ons een hoofdstuk voor te lezen, eer wij naar de kerk gaan.” Iknbsp;deed alzoo, en las het 14'*® kapittel van .lOB. Eenenbsp;zoete stilte heerschte, terwijl ik las. Elke minuut,nbsp;in dit treurvertrek doorgebragt, was van waarde. Iknbsp;maakte eenige opmerkingen over het gelezene, en bragtnbsp;het in verband met het sterfgeval van onze overledenenbsp;zuster. //Ik,” zeide de krijgsknecht, //ben maar eennbsp;arm soldaat, en bezit van de goederen dezer wereldnbsp;niets dan mijn dagelijksch bestaan; maar mijne hoopnbsp;op de toekomende zaligheid zoude ik niet willen ruilennbsp;voor al wat de wereld geven kan. M'^at is rijkdomnbsp;toch zonder genade! God zij geloofd! Als ik van hetnbsp;eene kwartier naar het andere marcheer, vind ik tochnbsp;den Heer, waar henen ik ook ga. En, gedankt zij
-ocr page 49-7.ijn Heilige Naam, ook hier is Hij nu tegenn'oordig onder de levenden en de doode. Ik gevoel dat hetnbsp;goed is hier te zijn.”
Nu begonnen ook anderen van ons gezelschap deel te nemen aan het gesprek, in den loop waarvan hetnbsp;leven en de ondervinding van de gestorvene werdennbsp;opgehaald. Elk van de vrienden wist iets te vertellennbsp;'¦an haar godvruchtig gemoedsbestaan. Eene jongenbsp;vrouw van nog geen twintig jaren, welke tot hiertoenbsp;een ligtzinnig karakter had gehad, scheen een’ diepennbsp;indruk te ontvangen van de gesprekken van dien dag,nbsp;en ik heb daarna reden gehad te gelooven dat denbsp;Goddelijke genade haar hart rigtte tot de keuze vannbsp;dat betere deel, dat van haar niet zal worden weggenomen. — Welk een verschil stelde dit tooneel voor,nbsp;in vergelijking met dat ongevoelige, gemaakte en dik-'vijls onbetamelijke gedrag, hetwelk bij begrafenissennbsp;plaats vindt.
De tijd om naar de kerk te gaan was nn gekomen, eenmaal ging ik heen om de gestorvene voornbsp;het laatst te zien. — Veel was er in haar gelaat tenbsp;lezen. Blijkbaar was zij met een’ glimlach gestorven;nbsp;deze was nog merkbaar en getuigde van den vredenbsp;hater ziel. Naar het gehruik des lands was zij versierd met bloemen en scheen zij wel eene bruid te, zijn,nbsp;'velke haren bruidegom te gemoet ging. Deze warennbsp;inderdaad slechts verwelkende bloemen ; maar zij herinnerden mij aan dat paradijs, welker bloemen niet ver-
4
-ocr page 50-51)
welken en waar liare nimmer stervende ziel in vrede leeft. Toen kwamen mij de laatste woorden die iknbsp;van haar gehoord had te binnen, en te gelijk dachtnbsp;ik: n nu is voor haar inderdaad de dood verslondennbsp;tot overwinning.”
Langzaam teruggaande, zeide ik bij raijzelven: //vrede zij uwer nagedachtenis , mijne hoog geëerde zuster ! ennbsp;ook vrede voor mijne ziel, tot dat wij elkander innbsp;eene betere wereld zullen ontmoeten !”
Kort hierop vormde zich de lijkstatie, welke belang-rijker werd door de overdenking hoevelen van hen, die het lijk volgden, raensohen waren van een vroom ennbsp;geestelijk karakter. De af te leggen afstand was omtrent een half uur gaans. Ik besloot vóór te gaan,nbsp;terwijl zij langzaam volgden.
Ouiniddelijk achter het lijk volgden de eerwaardige vader en moeder (1), door ouderdom gebukt. Hun aanzien wekte medelijden, liefde en achting. De andere betrekkingen volgden in orde, en onderscheidene vrien-
(1) De moeder stierf Icort na hare dochter, en ils heb reden te gelooven dat God haar genadig is geweest, en haar tot zich genomen heeft.
Een belangrijk berigt vindt men in de • Christelijke Guardian” van October 1813, van een bezoek aan de hut van dezen landman,nbsp;lil Juuij 1814 heeft de auteur van dit verhaal, nog een laternbsp;bezoek afgelegd bij dezen ouden landman, die toen den ouderdomnbsp;van 82 jaren bereikt had. Deze goede oude landman stierf in 181 fi.nbsp;Christelijk en zalig was zijn einde.
-ocr page 51-(leii voegden zich aclitev hen. Een eindweg's voortgegaan zijnde, werd ik onverwachts op cene aangename wijze in mijne overpeinzingen gestoord door het aan-lieffen van eenen lijkzang door de vrienden. Statig ennbsp;zoet klonk het. De bekende nitwerking der vrije luchtnbsp;op de klanken der muzijk, die verzachtende en alsnbsp;ineensmeltende, was hier duidelijk op te merken. Denbsp;weg dien wij volgden was schoon en romantisch.nbsp;Hij liep langs den voet van een heuvel, welke nunbsp;en dan de stem der zangers terugkaatste, en zachtkensnbsp;als het ware scheen te antwoorden op de toonen dernbsp;rouwklagers. Duidelijk werd het gelui gehoord vannbsp;de doodklok der kerktoren van het dorp, en dit bragtnbsp;het zijne bij om de eenvoudiglieid en de statelijkheidnbsp;dezei' plegtigheid te vermeerderen.
Et was eene algemeene aandacht op te merken, terwijl wij onderscheidene hutten voorbij gingen, en op veler gelaat was achting voor de gestorvene te lezen.nbsp;Het gezang werd regelmatig voort gezet, met tusschen-poozen van omtrent vijf minuten, gedurende onzennbsp;gansclieii togt.
Naauwelijks kan ik den staat van mijne eigene gemoedsgesteldheid beschrijven , zoo als ik mij getroffen gevoelde door dit plegtstatig gezang. Het herinnerdenbsp;mij de voorouderlijke dagen, en deed mij wciischen,nbsp;dat dit meer algemeen plaats vond, daar het zoo zeernbsp;geschikt schijnt godsdienstige gevoelens op Ie wekkennbsp;en aan te kweeken.
4^
-ocr page 52-Tl 2
Kuidelijk boreikleii wij de kerk. Met aandacht cii wceiïioed werd de lijkdienst aangehoord. Aan het grafnbsp;gekomen werd de lijkzaug, door Elizabeth uitgekozen,nbsp;aangeheven. Alles ademde godsvrucht, eenvoudigheidnbsp;en opgewektheid. Wij vertrouwden het ligchaam onzernbsp;waarde zuster aan dc aarde, in de zekere hoop eenernbsp;zalige opstanding.
Aldus werd de scheidingsgordijn voor een tijd toegeschoven. Zij is henengegaan, en wordt niet meer gezien ; maar eenmaal zal zij weder gezien worden, tennbsp;laatstcn dage aan de regterhand van haren Verlos.ser,nbsp;en ter zijner verheerlijking verschijnen als een wondernbsp;van genade en een toonbeeld zijner barmhartigheid.
Lezer! rijk of arm, zullen gij en ik daar ook ver-s(diijnen? Zijn wij reeds met nederigheid bekleed en hebben wij ook reeds aangedaan het bruiloftskleed vannbsp;dc geregtigheid des Verlossers? Hebben wij ons reedsnbsp;afgekeerd van de afgoden om den levenden God tenbsp;dienen? Zijn wij gevoelig getroffen over onze eigenenbsp;ledigheid, en hebben wij daartoe dc toevlugt genomennbsp;tot des Zaligmakers volheid om genade en sterkte tenbsp;verkrijgen ? Leven wij in waarheid in cheistls ennbsp;van Hem en door Hem en mot Hem ? Is Hij onsnbsp;alles in allen ? Kennen wij ons als verloren en wedernbsp;gevonden, als dood en weder levendig geworden ?
Behoeftige lezer! dc dochter van den landman was arm, het kind eens belioeftigen landmans. Hierin zijtnbsp;gij liaar dan gelijk: maar zijt gij haar ook gelijk zoo
-ocr page 53-als zij aau caaisTus gelijk was? Zijt gij reeds rijk. in het geloof? Is de kroon reeds voor u weggelegd?nbsp;Is uw hart met de hcmelsclie dingen iiigenoinen ? Zoonbsp;niet, lees dan deze gesehiedenis nog eens over, en bidtnbsp;dan met innigen ernst om zulk een dierbaar geloof.
Maar indien gij door genade dien Verlosser liefhebt en dient, door welke de dochter van den landman behouden werd, dan zij u genade, vrede en barmhartigheid! Voor u zijn dan de snoeren gevallen in liefelijkcnbsp;plaatsen; dan bezit gij een kostelijk erfdeel. Gaat voortnbsp;in het volbrengen uwer pligten, en wacht op dennbsp;Heer, uwe zielen in heilige lijdzaamheid bezittende.nbsp;Zoo even stondt gij met mij bij het graf van cene gestorvene geloovige: nu, ga heen tot het einde toe ;nbsp;want gij zult rusten en ópstaan in uw lot aan hetnbsp;einde der dagen. Dan. xii: 13.
Door middel eener inschrijving is men onlangs in staat gesteld een otter van hoogachting toe te brenge-nnbsp;aan de nagedachtenis van de dochter van den landman , in de oprigting van een grafsteen, waarop hetnbsp;volgende te lezen staat:
Vreemdeling! indien gij ooit door toevul of gevoel geleid dezen geheiligden grond betreedt, wendt dun
-ocr page 54-uw oog van deze grafzxrk af, cii deukt iiaii haai', wier geest nu rust bij haren God. Gering was Itaar lotnbsp;op aarde; maar Ilij die de blijde boodschap van genade en leven tot arme zondaars bragt, schonk ooknbsp;aan haar zijne waarheid en trouw, als de uitgelezen-ste schatten zijner grenzelooze liefde. Hij schonknbsp;haar een geloof, hetwelk de donkerste nevels der droefheid doet verdwijnen; eene hoop, welke den overgangnbsp;naar liet graf tot vreugde maakt; eenen vrede, welkennbsp;de talrijke legioenen der hel niet verstoren kunnen ennbsp;eenc liefde, welke de ziel met henielsche vreugde vervult , den dood zijnen prikkel ontrooft.
Zij kende zelfs geene vrees, maar smaakte reeds iets van de zaligheid des hemels toen zij hier nognbsp;kwijnde. O, zalige vrome! mogteu wij gelijk gij be-vüüircgt worden getrouw te zijn in het leven en rustnbsp;Ic vinden in den dood !
-ocr page 55-VAN UE
OP DIÏN 16 JPLIJ 1823.
Zcüi' aangename uverdeukingeii, zegt ceii schrijver in the London Baptist Magazine voor Junij 1824,nbsp;ontstonden uit een bezoek op het eiland Wight (l),nbsp;in gezelschap met een zeer geacht christelijk vriend, dienbsp;den schrijver vriendelijk verzocht voor eenige weinigenbsp;dagen de zorgen en het rumoer van het dagclijkschnbsp;leven te verlaten voor een tooneel, zoo geschikt totnbsp;bevordering der gezondheid en tot vervrolijking vannbsp;het gemoed. Uct was bijna ónmogelijk, op dat schoonenbsp;eiland de werken Gods te beschouwen, zonder herinnerd te worden aan dat paradijs, hetwelk niet weinignbsp;toebragt tot het geluk van onze eerste voorouders innbsp;de dagen hunner onschuld , en toen niet anders koudenbsp;dan hunne heilige bewondering opwekken, en hennbsp;aansporen tot die verheerlijking van den Schepper,
(1) Uit schoone eiland, hetwelk omtrent 31 mijlen lang en 13 breed is, ligt nabij de zuidkust van Engeland.
-ocr page 56-welke met de vermogens overeenstemde, die zij out-Viingen hadden. Ons werd echter krachtig herinnerd dat het eiland Wight de hof van Eden niet was, aan-gezien wdj de gedenkteekenen en de overwinningen desnbsp;doods voor oogen hadden.
Bij het betreden van de kerkhoven, zagen wij in groote letteren de gedenkcedels van het geslacht, wiernbsp;bestaan wij in ons geheugen nog konden terug roepen.nbsp;Nabij deze opschriften zagen wij in verbleekte letto’snbsp;de hulde toegebragt aan het geslacht, dat voorbijgegaan was in de dagen onzer vaderen. Wij zagen ooknbsp;stcenen en gedenkteekenen met geel en graauw mosnbsp;bedekt, bevattende het overschot vaii de groot- ennbsp;overgrootvaders en nog verder verwijderde voorouderen,nbsp;tot dat onze pogingen om de opschriften te ontcijferennbsp;vruchteloos waren. De lezer kan ligtelijk hij deze gelegenheid begrijpen, dat wij eenen diepen indruk haddennbsp;van het verschrikkelijk en uitgestrekt gebied van dennbsp;koning der verschrikking. Ons doel echter was nietnbsp;zoo zeer de graven van de onbekenden te bezoeken,nbsp;als wel op die kerkhoven te vertoeven, om de afgezonderde plaatsen te vinden, die toegewijd waren aannbsp;diegenen, waarvan wij konden zeggen: «Mijne zielnbsp;sterve den dood des opregteu, en mijn einde zij gelijknbsp;het zijne!” Bij zulke nasporingen vonden wij op hetnbsp;Beading kerkhof het graf van «de kleine johanna,nbsp;de jonge huthewoonstcrwaarvan de schrijver hetnbsp;grafschrift opteckende.
-ocr page 57-Don volgenden dag, 16 Julij 1823, bezochten ij de hut, waar de dochter van den landman gewoond en de dagen harcr pelgrims reis geëindigdnbsp;had. Zooals wij onderrigt werden, had hare moedernbsp;haar zoogeliefde dochter niet lang overleefd, en waanbsp;de oude landman reeds sedert eenige jaren gestorven.nbsp;De hut werd nu door haren broeder en zijne vrouwnbsp;bewoond, welke wij beide zagen. Onder andere belangrijke bijzonderheden, waren wij ten hoogste verblijdnbsp;met de beschouwing van Elizabeths Bijbel, waarinnbsp;wij niet alleen hare eigene handteekening opmerkten,nbsp;maar ook die van elkander opvolgende vooroudersnbsp;sedert meer dan eene eeuw voor haren dood.
Denzelfden weg volgende, dien de lijkstatie gegaan was, kwamen wij op Arretons kerkhof, waar wijnbsp;zonder eenige moeite het graf vonden, dat wij zochten.nbsp;Inderdaad, ieder kind scheen volkomen met de plaatsnbsp;Iiekend.
Het belangrijke gedenkschiift van den Eerwaarden T. s. GRIMSH.AW, nopens den schrijver van «de dochter van den landman,” «de jonge hutbewoon-ster” en «de Afrikaansche slaaf,” getuigt dat elknbsp;dezer Traktaten een verhaal van daadzaken bevat, welkenbsp;onder des schrijvers bediening op het eiland Wightnbsp;plaats hadden, alwaar hij bijna acht jaren arbeidde,nbsp;en vandaar in 1805 naar Turvey vertrokken zijnde,nbsp;in Mei 1827, in hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaar zijns levens en het
zijner bediening, overleed.
-ocr page 58-ll«t g-cilenksclirift bevat ceii’ bvicf van Mr. .i. higgins, een vriend van den Ecrw. Heer richwoxd, welke, vannbsp;hem verlof bekomen hebbende, om de oorspronkelijkenbsp;brieven van de dochter des landmans te onderzoeken,nbsp;zegt; //Het was niet zonder vermaak en verrassing,nbsp;dat ik, bij het doorlezen van het oorspronkelijke, bevond dat zij in allen opzigte juist zoo waren, als hijnbsp;ze had opgegeven , met de uitzondering van de slechtenbsp;spelling , het onnoodig gebruik van kapitale letters ennbsp;het een of ander woord, dat hier of daar was bijgevoegd of weggelaten, om de meening der jonge vroir.\'nbsp;des te verstaanbaarder te maken.”
Het gedenkschrift berigt ook dat de Eerw. Heer HUGHES, een der secretarissen van het Britsehe ennbsp;Buitenlandsche Bijbelgenootschap, de plaats bezochtnbsp;lieeft, waar vroeger de dochter van den landmannbsp;woonde, en haren broeder vroeg, of de omstandig-digheden der geschiedenis juist waren gelijk zij in hetnbsp;Traktaat verhaald werden. Waarop deze antwoorddenbsp;dat er slechts ééne éenige daadzaak was, die onjuistnbsp;\vas voorgedragen. Met eene zekere soort van bekommering gevraagd zijnde, welke die daadzaak was,nbsp;merkte hij op dat Mr. uichmond van oen’ wijnstok,nbsp;die aan de zijde van het venster opgegroeid was, geschreven had, daar het geen Wijnstok, maar eennbsp;Appelboom was.
Niets kon meer voldoende zijn tot bewijs van de wezenlijke echtheid van het verhaal. Het gedenkschrift
-ocr page 59-zegt (in 1828) dat 4,000,000 afdrukken van dit Traktaat in negentien onderscheidene talen in omloop waren.
])e berigten van Traktaatgenootschappen vermelden vele gevallen, in welke, dit traktaatje gezegend is geworden tot bekeering van zielen tot God. Vele zulkenbsp;berigten werden onmiddelijk ter kennis van den schrijver gebragt, waarvan het laatste, door hem 24 urennbsp;voor zijn dood ontvangen zijnde, belielsde dat eennbsp;predikant, wiens tegenzin tegen Traktaatgenootschappennbsp;hem aangespoord had, om de dochter van dennbsp;landman te kiezen met het oogmerk, om er gebrekennbsp;in te vinden en die bloot Ie leggen; maar dat, bij lietnbsp;doorlezen daarvan, hij zoo van de waarheden, daarinnbsp;vervat, doordrongen werd, dat de pen van beoordeelingnbsp;hem uit de hand viel, en hij zelf als een ander zege-teeken der Goddelijke genade werd toegebragt.
-ocr page 60-