-ocr page 1- -ocr page 2-

Wie niets van Christus hoopt, niets van Hem verwacht, die gelooft niet in Hem.

^ nbsp;nbsp;nbsp;LAVATER.

-ocr page 3-

DE HOOP DES CIIRISÏENS.

Algemeen bekend zijn de schoone woorden, waarmede de Apostel paülus de lofspraak opnbsp;de Christelijke liefde besluit in het beroemdenbsp;dertiende Hoofdstuk van den eersten brief aannbsp;die van Corinthe: „en nu blijft geloof,nbsp;hoop en liefde, deze drie, doch denbsp;meeste van deze is de liefde.” Zoo staatnbsp;dan de hoop naast het geloof en de liefde,nbsp;en is met deze een eigenaardig kenmerk desnbsp;Christendoms, die naar de Apostolische verzekering blijven zal, zoo lang het Evangelie beleden wordt, tot dat de tijd in de eeuwigheidnbsp;zich stort. De hoop is niet slechts een ver-eischte der zaligheid gelijk geloof en liefde,nbsp;maar ook hier beneden een onmisbaar bestand-

1*

-ocr page 4-

deel van waar geluk. Hier reeds schenkt het vreugde aan het hart te mogen hopen, tenbsp;leven in hope. Het is behoefte voor dennbsp;mensch op zijnen weg door dit leven te hopen;nbsp;maar eene behoefte tevens, met wier vervulling de aangenaamste genietingen gepaardnbsp;gaan. Een welsprekend en geliefd schrijvernbsp;heeft onlangs de verhouding der drie zuster-deugden aldus eigenaardig voorgesteld: h hetnbsp;geloof is veel, want het is de vatbaarheidnbsp;voor de zaligheid; de hoop is beter, want zijnbsp;is de verwachting der zaligheid; maar denbsp;liefde is de beste, want zij is de voorsmaaknbsp;der zaligheid.” De hoop houdt aldus hetnbsp;midden tusschen het geloof en de liefde. Isnbsp;dit zoo, gelijk niemand zal tegenspreken, dannbsp;mag het wel bevreemding, ja verwonderingnbsp;wekken, dat er onder de kleine Stukjes ennbsp;godsdienstige geschriften van deze soort, nietnbsp;eene enkele gevonden wordt, opzettelijk toegewijd aan de beschouwing van de hoop desnbsp;Christens. Die gedachte trof onlangs dennbsp;schrijver van dit boekje en heeft aanleidingnbsp;gegeven tot vervaardiging daarvan. Moge het-

-ocr page 5-

geen hierbij wordt aangeboden, voor nieuigeeii welkom en goed zijn. De God en Vader vannbsp;onzen Heer jezüs Christus gebiede daarovernbsp;zijn’ zegen. Plij, de God der hope vervullenbsp;veler hart met blijdschap en vrede in het geloof, opdat zij overvloedig mogen zijn in denbsp;hope, door de kracht des Heiligen Geestes!

Waarin bestaat de hoop des Christens? Waaromtrent verkeert die hoop? Waaropnbsp;steunt die hoop? Wat werkt die hoop? Denbsp;eenvoudige beantwoording dezer vier vragennbsp;zal men hier vinden.

Waarin bestaat de hoop des Christens? Wat is zij, hoedanig hare gesteldheid en aard?

De hoop is het uitzigt en de verwachting op eenig gewenscht goed en genot, dat verkrijgbaar is en met verlangen wordt te gemoetnbsp;gezien. De hoop verkeert omtrent een goed,nbsp;dat afwezig, toekomend en niet zelden ooknbsp;onzieulijk is. Zoodra het gewenschte verkregennbsp;wordt, eii het genot geschonken is, is hetnbsp;niet meer mogelijk dat men daarop hoopt,

-ocr page 6-

6

want men geniet liet werkelijk. Hopen en verwachten houden dan op, en gaan over innbsp;genieten. Zoo lang het kind de toegezegdenbsp;bclooniug niet ontvangen heeft, blijft hetnbsp;wenschen en hopen; doch heeft het die eenmaal verkregen, dan is de hoop verwisseld innbsp;genot. De zieke hoopt op herstelling, denbsp;rampspoedige op verbetering van zijn lot, denbsp;reiziger in barre streken op verademing of hetnbsp;einde van zijn’ togt, en de vermoeide dag-looner op de rust des avonds. Hebben zijnbsp;eenmaal het gewenschte verkregen, hoe zullennbsp;zij dan nog hopen? Alleen zoo lang het begeerde goed of genot niet werkelijk genotennbsp;wordt, is er plaats voor de hoop. Men verwacht het dan met stil verbeiden, met lijdzaamheid en standvastige volharding.

Hopen zegt meer dan enkel wenschen. Als wij iets wenschen, zijn wij onzeker, of wdjnbsp;het wel verkrijgen zullen. Bij de hoop isnbsp;zekerheid. Naarmate die flaauwer of sterkernbsp;is, naar die mate is de blijdschap over hetnbsp;geen wij verbeiden, minder of meerder.

In ongelukkige omstandigheden vertroost de

-ocr page 7-

7

hoop ons door het uitzigt, om daar van bevrijd te zullen worden. Smart en verdriet, droefheid en lijden, worden door de hoop verzaclitnbsp;en gematigd. Waar de hoop verdwijnt, daarnbsp;verzinkt de rampspoedige tot moedeloosheidnbsp;en vertwijfeling.

De hoop is een drijfveer tot lofwaardige daden. Het is de hoop, die den landmannbsp;opwekt zijn akker te ploegen, te bezaaijen,nbsp;te wieden. Hoop maakt den zeeman stoutnbsp;en moedigt den handelaar aan tot groote ondernemingen. Hoe zou de eerste zich immernbsp;op een’ gevaarlijken togt begeven, ware hetnbsp;niet dat hij zich streelde met de hoop opnbsp;eene gelukkige scheepvaart; - hoe zou denbsp;andere, zekere bezittingen durven wagen opnbsp;wisselvallige kansen, zoo hij zich niet vleidenbsp;met de hoop op winst. Eveneens wordt ooknbsp;de Christen door de hoop die in hem woont,nbsp;opgewekt, aangevuurd en versterkt ten goede.nbsp;Zij is zeer naauw met het geloof verbonden,nbsp;als een onmiddellijk gevolg daarvan. Ja menigmaal is de hoop met het vaste geloofsvertrouwen een. Door het geloof neemt men

-ocr page 8-

8

liet goddelijk getuigenis aan en verlaat zich op het Woord des Heeren. Zoodra er dusnbsp;geloof is, wordt liet beloofde heil te geinoetnbsp;gezien. Hoe sterker iemands geloof is, desnbsp;te levendiger en vaster zal zijne hoep wezen.nbsp;Wanneer er geen twijfel meer is, of men zalnbsp;het verlangde zeker verkrijgen, wacht men hetnbsp;met gerustheid en geraakt tot de volle verzekerdheid der hope (1).

Zonder eenige hoop zouden wij op aarde allerongelukkigst zijn. Het is de betuigingnbsp;en belijdenis der Christenen van vroeger tijd,nbsp;die in latere eeuwen hare kracht niet verloren heeft: indieii wij alleen in dit leven opnbsp;Christus zjn hopende, zoo zijn wij de ellendigste van alle mensohen (2). De hoop is hunnbsp;een helm der zaligheid, zoodat zij, wat hennbsp;ook bejegene, moedig en gelaten hunnennbsp;weg gaan en de toekomst des Heeren metnbsp;blijdschap te gemoet zien.

Waaromtrent verkeert de hoop des Christens? Men meent weleens, dat de zaligheid hier

(1) Hebr. VI: 11b. nbsp;nbsp;nbsp;(2)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Cor. XV: 19.

-ocr page 9-

9

namaals bijna het eeiiige voorwerp is vaii de hoop, waartoe wij in het Evangelie wordennbsp;opgewekt en aangespoord. Dit is wel eennbsp;groot en heerlijk, maar toch niet het eenigenbsp;voorwerp der Christelijke hoop. Integendeelnbsp;vele en heerlijke zijn de voorwerpen, die denbsp;geloovige met het oog en hart ten hemel geslagen, in stilheid hopende verbeidt.

Christenen hopen dat de Vader in den hemel aan hen het noodige onderhoud, zelfs de verkwikkingen des levens, in zoo ver het Zijnenbsp;wijsheid goedvindt en noodig oordeelt, mildelijknbsp;schenken zal, en wel schenken in Zijne gunst,nbsp;zoodat Hij de betamende middelen, die mennbsp;onder opzien tot Hem aanwendt, met Zijnennbsp;onmisbaren zegen bekroonen zal. Zij steunennbsp;en verlaten zich op de onfaalbare beloften vannbsp;den Heiland, dat aan hen, die eerst het koninrijk van God e.^ zijne geregtigheid zoeken,nbsp;alle dingen tot het tijdelijk leven behoorende,nbsp;zullen worden toegeworpen en als een toegiftnbsp;geschonken. Zij houden zich overtuigd ennbsp;weten bij ervaring dat de godzaligheid tot allenbsp;ding nuttig is en de belofte heeft des tegen-

-ocr page 10-

10

w oor did en nbsp;nbsp;nbsp;toekomende levens, (1) - dat

de Heere goed is dengenen, die Kern verwachten, der ziele die Kern zoekt (2).

Het zijn echter voornamelijk geestelijke zegeningen waarop de Christenen hopen; zegeningen, die de aardsche zoo ver te boven gaan, als de ziel het ligchaani overtreft.

Zij struikelen in velen, wijken dagelijks van God af, en bedrijven uit zwakheid of overijling menige verkeerdheid, waarover het geweten hen veroordeelt. Zij gevoelen, dat zijnbsp;deswege Gods heilig ongenoegen verdienen ennbsp;zijne vaderlijke kastijding waardig zijn. Dochnbsp;terwijl zij dit in ootmoed erkennen, hopen zijnbsp;op de genadige vergeving hunner dagelijkschenbsp;tekortkoming, die zij ook zonder ophoudennbsp;geloovig en vertrouwelijk van den hemelschennbsp;Vader afbidden. De belijdenis van david isnbsp;ook de hunne: mijne zonde maak ik U hekendnbsp;en mijne ongeregtiglieid hedek ik niet: Ik zeide,nbsp;ik zal belijdenis doen van mijne overtredingennbsp;voor den Heere, en Gij ver gaaft de ongereg-

(1) nbsp;nbsp;nbsp;1 Timoth. IV: 8.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Klaagl. III; 25.

-ocr page 11-

11

iifflieid mijner zonde (1). Zij weten, er is bij God vergeving, opdat Hij gevreeed worde, ennbsp;stemmen met de betuiging van den Apostelnbsp;JOHANNES ten volle in: indien wj onze zonden beljden, God is getrouw en regivaardig,nbsp;dat Hj ons de zonden ver geve ^ en ons reinigenbsp;van alle ongeregtigheid (3).

Christenen hopen op de gunstige verhooring hunner gebeden. Zij weten hoe zalig het is,nbsp;aan God zijne iiooden te klagen en vaii Hemnbsp;uit elk onheil redding te vragen. De opwekkingen: volhardt in den gelede (3), houdt sterknbsp;aan in het gebed, en waakt in hetzelve metnbsp;dankzegging (4gt;), en zoo menig andere, waardoor de heilvolle verpligting tot het gebednbsp;zoo dringend is aanbevolen; - de ervaringnbsp;van alle geloovigen uit vroeger of later’ tijd,nbsp;die God als een waterstroom hebben aangeloo-pen; en de blijde ondervinding in hun eigen gemoed, doet hen met ootmoed en vertrouwennbsp;tot God naderen, en in onderwerping en volharding op de verhooring hunner gebeden hopen.

(1) Psalm XXXII : 5. (3) Rom. XII: 13.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;1 Joh. 1:9.

(4) Colloss. IV: 2.


-ocr page 12-

12

Christenen hopen ook op de bevordering van hunne heiligmaking. Het strekt heir totnbsp;groote droefheid, dat de zonde, die in hunnenbsp;harten woont, nog zooveel vermogen uitoefent,nbsp;zoodat zij niet doen hetgeen zij willen, maarnbsp;hetgeen zij niet willen. Hoe dikwerf verdwijnen de beste voornemens en heiligste geloften als in rook. Menigmaal maken zij zichnbsp;door onbedachtzaamheid schuldig, laten zichnbsp;door hunne driften overheerschen, struikelennbsp;in woorden, zoo dat zij daarna bittere kwelling gevoelen. Is er zooveel gevaar om afnbsp;te wijken van het regte spoor, of terug tenbsp;gaan op den weg des levens, zij hopen opnbsp;den getrouwen God, die hen geroepen heeftnbsp;tot de gemeenschap zijns Zoons jezus Christus.nbsp;Hij zal hen niet laten verzocht worden bovennbsp;vermogen, in zwakheid hen sterken door zijnenbsp;kracht en bewaren van den booze. Op zulknbsp;een toeverlaat, wiens getrouwheid is van geslachte tot geslachte, kunnen zij met gerustheid hunne hoop vestigen. Al moeten zij opnbsp;zichzelven ziende, dikwerf klagen; wie zal mijnbsp;verlossen van het ligchaam der zonde en des

-ocr page 13-

13

(loods ? zij danken echter God door jeztjs CHRISTUS, die hen heeft lief gehad en hunnbsp;gegeven heeft, eene eeuwige vertroosting ennbsp;goede hope in genade. Zij weten, dat denbsp;Heilige Geest, dien zij met den Vader ennbsp;den Zoon eeren, hen genezen kan van hetnbsp;diep ingeworteld bederf; zij trachten door diennbsp;Geest de werkingen des vleesches te dooden,nbsp;in nieuwigheid des levens te wandelen en denbsp;heiligmaking te voleindigen in de vreeze Gods,nbsp;Mogen zij uit de vruchten bespeuren dat denbsp;Geest van cheistus in hen woont, die hoopnbsp;wekt hen op, om te strijden tegen de zondenbsp;en met verzaking van alle verkeerdheid, tenbsp;waken, te werken en te bidden, om beveiligdnbsp;te blijven in de verzoekingen, en het kwadenbsp;te overwinnen door het goede.

Zij hopen daarbij ook op de vertroostende kracht en den invloed van den Heiligen Geestnbsp;onder alle nooden en bezwaren. En zij doennbsp;dit vrijmoedig, daar Gods Geest met hunnennbsp;geest getuigt, dat zij kinderen Gods zijn, ennbsp;aldus in Hem hunnen Vader liefhebben, dienennbsp;en vereeren. Hierom verwachten zij met lijd-

-ocr page 14-

14

zame voiliarding, dat God hen met zijn licht en gunst nabij zal wezen, het werk zijnernbsp;genade in hen zal onderhouden, bevorderennbsp;en volmaken tot op den dag van jezus Christus.

Het uitnemendste voorwerp van des Christens hoop is, de heerlijkheid van het volgend leven, de zaligheid des hemels, waar het geloof verwisseld zal worden in aanschouwen, ennbsp;de hoop wijken voor het genot. Als dit sterfelijke de onsterfelijkheid zal hebben aangedaan,nbsp;de brooze hut des aardschen tabernakels zalnbsp;verbroken v/ezen en met een prachtig Godsgebouw verwisseld; als de hemel en de aardenbsp;die nu zijn, vervangen zullen wezen door een’nbsp;nieuwen hemel en nieuwe aarde, waarin gereg-tigheid woont, welker bewoners geen ramp,nbsp;teleurstelling of onheil, geen zonde, ziekte ofnbsp;dood meer kennen. Als wij de bloem, denbsp;keur van ons geslacht, de uitverkorenen vannbsp;alle tijden en plaatsen ons te zamen vereenigdnbsp;voorstellen in een oord of gewest, welks uitwendige bekoorlijkheid al de heerlijkheid dernbsp;aarde ver overtreft. En dan de groote Zoonnbsp;van God, de door lijden verheerlijkte Ver-

-ocr page 15-

15

losser aan het hoofd dezer zalige maatschappij. Dat voorwerp van des Christens hoop gaat alnbsp;ons denken onuitsprekelijk ver te boven. lietnbsp;kan in heldere oogenblikken de ziel vervullennbsp;met een heimwee naar het hemelsch vaderland.nbsp;Hoe zal men daar met snelheid vorderen innbsp;kennis, als men Hem, in wien alle schattennbsp;van wijsheid verborgen zijn, tot vraagbaaknbsp;heeft en boven de belemmeringen van het stofnbsp;verheven, met vrije vlugt doordringt in de wonderen der natuur en der genade. Welk eenenbsp;reinheid zal daar zijn, als men ontdaan vannbsp;het ligchaam der zonde, verheven boven denbsp;verleidingen der wereld, niets ontwaart, dannbsp;hetgeen heilig en goed is, en staart op dennbsp;bemiimelijken jezus, wien men ziet, gelijk Hijnbsp;is. Welk eene zaligheid zal het daar wezen,nbsp;Hem, den Redder en Vriend onzer zielen,nbsp;dien men hier, schoon Hem niet ziende, reedsnbsp;lief heeft; Hem te zien en aan zijne voetennbsp;in verrukking neder te knielen, te aanbiddennbsp;en te danken. Welk een genot zal het daarnbsp;zijn, aan Zijne verheerlijking en die des Vadersnbsp;de edelste krachten te wijden en daarin onver-

-ocr page 16-

16

moeid bezig te zijn. o Als wij ons dit vertegen woordigen, zoover liet stofbewoners verguntnbsp;is, dan gevoelen wij reeds iets van dat uitnemend eeuwig gewigt der heerlijkheid, datnbsp;daarboven zal geopenbaard worden. Zoo kannbsp;men dan hier reeds zich verblijden in dienbsp;hoop, ja zalig zijn in hope.

Maar nu, op welke gronden rust die hoop? Zijn het geene hersenschimmen, inbeeldingen,nbsp;droomen, verzekeringen van faalbare menschen?nbsp;Verre, verre van daar. Voor allen, die hetnbsp;Evangelie van jezüs Christus gelooven ennbsp;overeenkomstig dat geloof wandelen in liefdenbsp;en heiligheid des levens, is die hoop onwrikbaar vast en zeker. De beantwoording van denbsp;derde vraag zal ons dit doen zien. Zij is deze:

Waarop steunt de hoop des Christens ? Wil men eene zinnebeeldige voorstelling dernbsp;hoop geven, zoo wordt zij gewoonlijk afgemaaid als eene bekoorlijke vrouwengestalte,nbsp;gekleed in een gewaad van hemelsblaauw ofnbsp;smaragdgroen, de kleur der hope, en rustignbsp;steunende op een hecht anker. Inderdaad die

-ocr page 17-

17

voorstelling is juist en welgekozen. Zij heeft iets eigenaardigs, sprekende tot het gevoel ennbsp;de verbeelding. Als een stevig plechtanker innbsp;vasten bodem neergezonken, zoo is de onwankelbare gewisheid van de hoop des Christens.nbsp;Wij houden ons verzekerd dat ze ons nietnbsp;beschamen zal. Vraagt gij bewijzen. Ik beroep mij op de onfaalbare beloften van God —nbsp;op Zijne volmaaktheden — en op de verdiensten van CHRISTUS onzen Heer.

Onwrikbaar zijn Gods beloften, de eerste zuil, waarop de hoop des Christens rust. Hijnbsp;heeft beloofd, dat allen, die in zijnen Zoonnbsp;gelooven, bij vergiffenis van zonden, vannbsp;vaderlijke leiding en vertroosting op den wegnbsp;door dit leven, eens het einde des geloofs,nbsp;de zaligheid der ziele zullen verkrijgen. Nunbsp;kunnen de Christenen uit kracht van Godsnbsp;waarheid, volkomen verzekerd zijn, dat Hijnbsp;alle zijne heerlijke beloften onfaalbaar zalnbsp;vervullen. Wij verlaten ons op het getuigenisnbsp;van een eerlijk man, op de belofte van eennbsp;braaf mensch , op de toezegging van eennbsp;getrouw vriend, maar weifelende en wankelbaar

2

-ocr page 18-

18

is in alle zulke gevallen de grond onzer hope. Alle nienschen zijn feilbaar en aan verandering onderworpen. Het gebeurt menigmaal,nbsp;dat onze vrienden van begrip en voornemennbsp;veranderen. Somwijlen ontbreekt liet hun aannbsp;vermogen om hun woord gestand te doen , ennbsp;met de beste gevoelens en voornemens vorderen zij wel eens niets. Maar God is geennbsp;man dat Hij liegen zou, noch eens menscheunbsp;kind, dat Hem iets berouwen zoude. Zoude Hijnbsp;zeggen en niet doen, of spreken en niet bestendig maken ? Hij houdt trouw tot innbsp;eeuwigheid. Hij blijft die Hij is en kan zichnbsp;niet verloochenen. Dit is een onwankelbarenbsp;grond van hoop op genade.

Wat woorden er geschreven staan, de dierbare beloften des Bijbels zijn een vaste zuil onzer hope, omdat het beloften zijn door dennbsp;Onveranderlijken gegeven. De Heere zal innbsp;eeuwigheid regeren (1). Eij heeft gezegd:nbsp;Ik zal u niet begeven, noch zal u niet verlaten (2). Bergen mogen wijken en heuvelen

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Psalm CXLVI: 10.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Dealer. XXXI: 6b. Josua I: 6. Hebr. XIII: 5|,.

-ocr page 19-

19

wankelen; maar mijne goedertierenheid zal van u niet lojken, het verbond mjns vredes zalnbsp;niet wankelen, zegt de Heer, uw Ontfermer (1).nbsp;Ik zal n een nieuw hart geven en zal eenennbsp;nieuwen geest geven in het binnenste van u, —nbsp;en Ik zal mijnen Geest geven in het binnenstenbsp;van u; en Ik zal maken, dat gij in mjnenbsp;inzettingen zult wandelen, en mjne regten zultnbsp;bewaren en doen (3). Mr is geene verdoemenisnbsp;voor degenen die in cheistus jezüs zijn (3),nbsp;Wj weten, dat zoo ons aardsche huis des tabernakels gebroken wordt, wj een gebouw vannbsp;God hebben, een huis niet met handen gemaakt,nbsp;maar eeuwig in de hemelen (4). Wanneernbsp;CHKISTDS die ons leven is, zal geopenbaardnbsp;tvorden, zullen wj met Hem geopenbaardnbsp;xoorden in heerlijkheid (5). Hj zal ons vernederd ligchaarn veranderen, opdat het gelijkvormig loorde aan zjn heerlijk ligchaarn naarnbsp;de werking, waardoor Hj ook alle dingen zich-zelven kan ondenoerpen (6), Wj verwachten

(1) Jes. LlVrlO. (3) Rom. VIII: 1.nbsp;(5) Col. III: 4.

(2) Ezech. XXXVI: 26, 27. (4) 2 Cor. V: 1.

(6) Klip. III: 21.

2*

-ocr page 20-

20

naar zijne belofte nieuwe hemelen en eene nieuwe aarde ^ in welke geregtigheid woont (1).

Hebben wij meer noodig tot voedsel voor onze hoop, dan zulke verklaringen en uitspraken, gegeven door den onveranderlijk getrouwen God, Wiens werk volkomen. Wiensnbsp;woord A.men is, en Wiens beloften nimmernbsp;onvervuld blijven ? Hij, die het beloofd heeft,nbsp;is getrouw, die het ook doen zal. Deze eenenbsp;verklaring is genoegzaam om de hoop opnbsp;toekomstige dingen, die wij nog niet zien,nbsp;maar verwachten, met lijdzame volharding tenbsp;schragen en te verlevendigen, en alle bedenkingen van het ongeloof geheel en al af tenbsp;snijden. Indien wj het getuigenis der men-schen aannemen, het getuigenis van God isnbsp;meerder (2). Daarop moeten wij steeds zeggen;nbsp;Ja en Amen !

Nog sterker wordt deze grond onzer hoop, als wij op de deugden of volmaaktheden vannbsp;God het oog slaan. Hij, op Wien wij hopen.nbsp;Wiens beloften wij gelooven is alwetend. Hijnbsp;kent alle onze nooden en behoeften; Hij weetnbsp;(l) 2 Petr. Ill: 13.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Joh. V: 9a.

-ocr page 21-

21

fie middelen, welke geschikt zijn om die te vervullen, de beste, de eenvoudigste, denbsp;krachtigst werkende. Hij is oneindig in vermogen , geen ding is Hem te wonderlijk,nbsp;geene zwarigheden zijn zóó groot, of Hij kannbsp;die uit den weg ruimen, geen gevaar zóónbsp;verschrikkend, zoo dreigend, of Hij kan hetnbsp;afkeeren, geene zaligheid zóó begeerlijk, zoonbsp;oneindig, of Hij kan die schenken. Hij isnbsp;algenoegzaam, een rijkdom en volheid is hijnbsp;Hem, die nimmer uitgeput, nimmer ledignbsp;wordt. Hij is in staat zijne gunstgenootennbsp;alles te schenken , wat zij ter bevordering ennbsp;volmaking van hun geluk in tijd en eeuwigheid behoeven. Is er wel iets ter bevrijdingnbsp;van kwaad, ter genieting van het volmaakstenbsp;geluk, dat Hij niet in staat is te schenken ?nbsp;Zouden de opregten en vromen van hartnbsp;niet hopen op den Heer, die magtig is meernbsp;dan overvloedig te doen boven al wat zijnbsp;bidden of denken ?

Niet alleen is God magtig, om in alle onze behoeften te voorzien, en het eeuwigenbsp;leven als eene genadegift te schenken, maar

-ocr page 22-

22

ook onbegrijpelijk willig en genegen, otn ons in den tijd en in de eeuwigheid gelukkig tenbsp;maken. Hij noodigt en bidt, dat wij onsnbsp;bekeeren zullen, daar dit de eenige weg is ternbsp;behoudenis; Hij klaagt dat de noodigeudenbsp;roepstem veronaclitzaamd wordt, betuigt ennbsp;zweert, dat Hij geen lust beeft in den doodnbsp;des zondaars en openbaart zich in zijn woordnbsp;als een Vader, die zijne kinderen lief heeftnbsp;en verzorgt. Dat God ons verschoont ennbsp;draagt met langmoedigheid ; dat Hij ons wilnbsp;reinigen en genezen van de zonde; dat Hijnbsp;den Geest wil schenken ter bekeering tennbsp;leven: wat dunkt u, zijn dat geen proeven van belangstelling in ons geluk ? Ennbsp;wat zeggen alle andere schatten zijner on-bekrompene goedheid bij de gifte van zijnennbsp;Zoon ter onzer behoudenis. Daaruit kennen wij Hem, die groot is van goedertierenheid en waarheid, wiens liefde eindeloos isnbsp;als zijn wezen.

Twee dingen worden er in iemand vereischt, op wien wij hopen, van wien wij het goedenbsp;verwachten. Dat hij bekwaam en tevens gewil-

-ocr page 23-

23

lig is, om het gehoopte goed te scheuken. En nu, beiden vereischten worden in Godnbsp;gevonden. Hij is magtig, om alles te schenken, wat wij wenschen en behoeven. Bij dienbsp;magt paart hij de uitgebreidste welwillendheid.nbsp;Op Hem mogen wij dus met geen klein vertrouwen hopen. Niemand zal dit te vergeefsnbsp;doen , die daarbij den weg inslaat en bewandelt, welke de oneindige wijsheid, regtvaar-digheid, liefde en heiligheid beraamde tot onzenbsp;verlossing.

Tot staving der vastheid van der Christenen hoop kan ik mij nog beroepen op de verdiensten van JEZUS Christus, onzen Heer.nbsp;Vrijmoedig gewaag ik van dien grond dernbsp;hoop, want ik houd mij verzekerd, dat iknbsp;geene kunstig verdichte fabelen ben nagevolgd,nbsp;als ik mijne lezers wijs op den mensch geworden Zoon van God, op jbzus Christus , dienbsp;onze hoop is. De buitengewone geboorte vannbsp;den Heer, de wonderen zijner geschiedenis,nbsp;zijne opstanding uit de dooden en hemelvaartnbsp;zijn gebeurde zaken, onloochenbare feiten,nbsp;zoo vast en zeker, als eenig voorval door

-ocr page 24-

24

geloofwaardige sclirijvers uit vroeger of later eeuw te boek gesteld en ous medegedeeld.nbsp;In die overtuiging vind ik in hetgeen JEzrsnbsp;CHRISTUS voor ons was, en is, en wezen wilnbsp;een heilig anker der hoop. Die hoop tochnbsp;staat in naauw verband met zijne komst opnbsp;aarde en werk hier beneden. Om haar tenbsp;voeden en aan te kweeken, daartoe was Hij,nbsp;die de woorden des eeuwigen levens had, ennbsp;de belofte des Yaders op zijne lippen, gedurignbsp;werkzaam. Toen Hij stierf aan het kruisnbsp;heeft Hij de zijnen tot die hoop door zijn’nbsp;dierbaar bloed ingewijd, en door zijne opstanding uit de dooden zijn ze wedergeborennbsp;tot eene levende hope. Ook zijne opnemingnbsp;in heerlijkheid en verhooging aan des Vadersnbsp;regterhand strekt daarvan ten zigtbaar beeldnbsp;en onderpand. Ja, geheel zijne godsdienst isnbsp;daartoe bestemd, ingerigt en aangelegd , omnbsp;verdoolden teregt te brengen, zwakken te sterken, gevallenen op te rigten, treurenden te verblijden, den Geest te schenken tot vernieuwingnbsp;en vertroosting, en neergebogenen te verheffennbsp;tot dankbaren roem over de vastheid hunner

-ocr page 25-

25

hope. Zoo is jezus , oiize gezegende Hooge-priestcr, alien die Hem gehoorzaam zijn, eene oorzaak van eeuwige zaligheid geworden.nbsp;De volmaakte verzoening, die Hij door zijnenbsp;onbesmette heiligheid en gehoorzaamheid totnbsp;in den dood heeft te w'eeg gebragt, is een onwankelbare grond van hope, een waarborg,nbsp;w'aarop wij allerlei zegeningen voor tijd ennbsp;eeuwigheid met vertrouwen waehten mogen.nbsp;Hij heeft niet slechts een grond van hopenbsp;gelegd; neen Hij zelf is de grond, waaropnbsp;onze hoop rust. Zoo kunnen wij dan denbsp;voorgestelde hope vasthouden, welke wij hebbennbsp;als een anker der ziele, hetwelk zeker en vastnbsp;is, en ingaat tot in het binnenste voorhangsel;nbsp;daar de Voorlooper voor ons is ingegaan, jezusnbsp;naar de ordening van melchizedek een Ilooge-priester geworden zijnde in eeuwigheid (1).

Wat werkt de hoop des Christens? Of moet men veeleer vragen: wat kan en moetnbsp;zij werken ? Hoe men de vraag naar denbsp;werking dier hoop ook inrigte, leest en ziet

(1) Hebr. VI: 18b, 19 , 20.

-ocr page 26-

26

hoe uitlokkend en zegenrijk de vruchten zijn van die hoop.

Wat het licht der zon voor de natuur, wat de vriendschap is voor het gezelligenbsp;leven; dat is de hoop voor den Christen.nbsp;Zonder haar is alles nacht en dood, ontblootnbsp;van geest en leven. Zij brengt licht op onsnbsp;pad, vrede en vreugde in ons gemoed. Zijnbsp;leert het toekomende aan het tegenwoordigenbsp;verbinden, doet ons heenzien over de jammeren en wisselvalligheden der aarde in eennbsp;eindeloos verschiet van heil en vreugde. Zijnbsp;verbant de vrees en verheft tot die stemming, waardoor men het goede dubbel geniet, het kwade met geduld draagt. Zij opentnbsp;eene bron van reine blijdschap, die een voorsmaak is der hemelsche vreugde. Zachte gewaarwordingen verheffen daarbij den boezem,nbsp;zonder dien te schokken of te ontroeren. Ernbsp;ontstaat uit haar of door haar een vrede,nbsp;die met geene woorden te beschrijven is, dienbsp;niet te bevatten is dan door hem, die zulksnbsp;smaakt. Eu die vrede van binnen verspreidtnbsp;zich van daar naar buiten. Waar het oog

-ocr page 27-

27

clan rondom zich ziet, is alles helder en vrolijk. De natuur vertoont zich met nieuwenbsp;bekoorlijkheid, de zon aan den hemel schijntnbsp;als met schooner glans. Geen bloem, geenenbsp;vrucht, die ontluikt of groeit op den wegnbsp;naar het hemelsche vaderland, wordt ongenoten voorbijgegaan. Doch al de heerlijkheidnbsp;der aarde is slechts eene flaauwe schaduw vannbsp;hetgeen de hoop den Christen verwachten doetnbsp;boven de sterren, die daar flikkeren aan denbsp;zoldering van de woningen des eeipvigen Vaders.nbsp;Men geniet dus dubbel. Wat anderen onopgemerkt voorbij vloeit, is voor den Christen eenenbsp;bron van genot, de oorsprong van de reinste,nbsp;zaligste vreugde.

De hoop des Christens verhoogt niet slechts de vreugde der aarde, maar schenkt ooknbsp;moed en sterkte onder alle lijden. Zij beveiligt tegen de kwellende zorgen en vooruit-loopende bekommeringen. Zij bewaart voornbsp;moedeloosheid, waarbij men de handen slapnbsp;laat hangen. Zij spoort aan tot getrouwheidnbsp;en vlijt, is een drijfveer tot zorgvuldige bedachtzaamheid en naauwgezette werkzaamheid»

-ocr page 28-

28

om alles te doen wat de hand vindt om te doen.

Die hoop bemoedigt onder alle bezwaren, doet roemen in de verdrukking door de wissenbsp;overtuiging, dat het lijden des tijds niet isnbsp;te waarderen tegen de heerlijkheid, die gindsnbsp;zal geopenbaard worden. Zij is het, die onsnbsp;sterkt en staande houdt bij het verlies vannbsp;onze dierbare betrekkingen, en een nieuw gevoel van hooge gelukzaligheid doet ontkiemennbsp;in het hart, dat gewond is door verlies ennbsp;rouwe. De welgegronde hoop op het paradijsnbsp;Gods, waar alle tranen gewischt worden vannbsp;de oogen dergenen, die hun weg met Godnbsp;bewandeld hebben, verzacht het lijden en doetnbsp;welgemoed zijn onder tegenspoeden. Anderenbsp;troostmiddelen mogen de wonden der zielenbsp;eenigzins lenigen, de hoop der zaligheid balsemt en geneest die. Zij is als de morgennbsp;voor den wachter, als de haven voor den af-getobden zeeman.

Ook in het uur des doods schenkt de hoop des levens aan elk die haar kent en vasthoudt, zalige vruchten te smaken. Door haar

-ocr page 29-

29

verliest de dood zijn schrikwekkend voorkomen, ja wordt een medicijn tot genezing van alle kwaad, een voertuig om overgebragt tenbsp;worden naar eene andere en betere wereld.nbsp;Van hier, dat de geloovigen wel eens, alsnbsp;het van binnen helder, en de hoop welgegrond is, veel meer verlangen dan vreezen,nbsp;en met stervende lippen juichen; op uwe zaligheid wacht ik, o Heer !

Wel hem, die deze hoop kent en voedt. Hij ontwaart iets van zijn hemelsch burgerschap en heeft een voorsmaak van deszelfsnbsp;zaligheid. Hier geldt het, wat de welsprekendste der Grieksche kerkvaders schreef: vdenbsp;hoop is als een gouden keten, die van dennbsp;hemel op aarde hangt, en de menschen vannbsp;de aarde ten hemel optrekt \”

En nu, lezers en lezeressen! gij weet waarin de hoop des Christens bestaat, en hoe zegenrijknbsp;hare werking is. Doch acht dit niet genoeg.nbsp;Bekendheid met de hoop, die het Evangelienbsp;aanprijst, is nog geen bezit van die hoop,nbsp;even weinig als de boom der kennis een boom

-ocr page 30-

30

des levens is. Er is geen gevaarlijker zelfbedrog, dan te meenen, dat men reeds is en heeft, wat men wel kent, doch niet bezit,nbsp;ja over welks gemis men nog nooit ongerustnbsp;en bekommerd was. Niet hij, die den wegnbsp;ten hemel kent, maar die strijdt om in tenbsp;gaan door de enge poorte en het smalle padnbsp;bewandelt met volharding ten einde toe, zalnbsp;zalig worden. Wie buiten God en Christusnbsp;leeft, leeft ook zonder hoop. Daarom dan,nbsp;de hand op het hart. Hoe is het met u ?nbsp;Een ieders geweten beantwoorde die vraag.nbsp;Missen wij nog de verzekering en dus ook hetnbsp;genot der hoop. Zoeken wij dan onder eerbiedig opzien naar boven de hulp van Hem,nbsp;zonder wien wij niets vermogen, maar dienbsp;ook geene smeeking onvervuld zal laten. Hijnbsp;wil dat allen zalig worden, en er is blijdschapnbsp;onder Gods engelen over eiken zondaar, dienbsp;zich bekeert. Maar Hij heeft lust aan waarheid in het binnenste. Hij kent het hart,nbsp;en eischt met afstand van ongeregtigheid eenenbsp;onverdeelde toewijding aan Hem en zijne dienst.nbsp;Wel ons, zoo dit onze keuze is of wordt en

-ocr page 31-

31

wij door het geloof wandelen op den weg des levens. Wij zullen dan door het geloof denbsp;toeleiding hebben tot die genade, in welkenbsp;wij staan en roemen in de hope der heerlijkheid Gods. Zijn wij dat heil deelachtig, onsnbsp;leven zij dan een leven in hope. Yerblijdeunbsp;wij ons niet slechts in de hoop, mnar dat zenbsp;ons ook meer en meer reinige en heilige.

Wat ook wankele of bezwijke, die hoop beschaamt niet, omdat de liefde Gods in onzenbsp;harten is uitgestort door den Heiligen Geest,nbsp;die ons als een onderpand Zijner gunst voornbsp;den tijd en de eeuwigheid geschonken is.

-ocr page 32-

P\ ^l2%oz