-ocr page 1-

¦ Squot;

cyr

Kunt gij altijd van Jezus zwijgen?

Zoo zijn wij dan weder bijeen (1) om te spreken over de dingen van het koningrijk Gods, en gij,nbsp;geliefde zusters, die er een deel van tijd en krachtennbsp;voor over hebt, gij vraagt een woord van besturingnbsp;en opwekking, dat u bij dien arbeid kan leiden, ennbsp;in ruimer kring verspreid , welligt de zaak der zendingnbsp;kan aanbevelen. En al bragten wij het u ook reedsnbsp;een en andermaal, waarom zouden wij ook hedennbsp;weigeren aan dat verlangen gehoor te geven .P Omdat

er niets meer ten voordeele dezer groote zaak kan gezegd worden, dat niet reeds tallooze malen gezegdnbsp;IS? Maar niet om iets nieuws en ongewoons te vernemen, alleen om u iets waars en goeds te herinneren,nbsp;gij, hopen wij, ook heden vereenigd. En zou denbsp;herinnering van eene bekende, maar vaak vergetennbsp;waarheid; zou de aansporing tot een schoenen, ennbsp;toch zoo vaak verwaarloosden pligt voor iemand noo-deloos zijn? Opwekking, wij behoeven die allen van

(1) Eene toespraak aan de Bestnurderessen van het Nederl. Vron-wen-hulpzendelinggenootschap te Kotterdam, 19 Febr. 18C2.

-ocr page 2-

tijd tot tijd, om niet te vertragen bij eene veelomvattende taak. Wij behoeven die vooral bij een’ arbeid van geloof en liefde, waar een der magtigste drijfveeren,nbsp;die van het eigenbelang, geen overwegenden invloednbsp;mag oefenen; waar geen mensebenroem of lof het ijverignbsp;pogen beloont; waar niet zelden ofiers gevraagd worden,nbsp;zonder at)dere goedkeuring, dan die van hart en geweten alleen. Wij behoeven die in dnbbele mate, omdatnbsp;nog altijd de overtuiging te weinig wordt gevoeld ennbsp;gevoed, dat de zendingzaak de zaak niet slechts vannbsp;enkelen, maar van de geheele gemeente moet wezen.nbsp;Wanneer wij aan menigeen in haar midden hoofd voornbsp;hoofd afvroegen -.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/, wat hebt gij tot nog toe voor

CHRISTUS gedaan,” waarschijnlijk zou menig antwoord uiterst beschamend zijn. Maar even waarschijnlijk zounbsp;hot gemoed van de meesten door die gedachte weinignbsp;ontrust worden, daar zij zich veeleer met de stillenbsp;overtuiging tevreden stellen; men kan een nuttignbsp;mensch, een boetvaardig zondaar, een geloovig Christennbsp;zijn, zonder dadelijk deel te nemen aan de uitgebreidenbsp;taak van de zending. Dat veler natuurlijke traagheidnbsp;tot het goede zich ligtelijk achter zulke voorwendselsnbsp;verbergt, verwondert ons niet, maar dat de regte ijvernbsp;nooit zal ontwaken, zoo lang zulke denkbeelden postnbsp;gevat hebben, is even ontwijfelbaar. Zullen wij immernbsp;den schoonen naam kunnen dragen van medearbeidersnbsp;Gods, de overtuiging moet dan steeds krachtiger worden , dat de ijver voor het werk der zending eene

-ocr page 3-

eigenaardige openbaring is van inwendig christelijk leven, en dat waar die ijver ontbreekt, ook dat warenbsp;leven gemist wordt. Wij moeten steeds dieper beseffen,nbsp;dat de lastbrief om het Evangelie te prediken zichnbsp;niet enkel tot de Apostelen, maar in zekeren zin totnbsp;alle Christenen uitstrekt, en niet zou kunnen ingetrokken worden, al leefde er slechts één belijder des Heerennbsp;te midden van duizende vijanden. Wij moeten het steedsnbsp;luider verkondigen, dat wie in zijnen kring geen getuige van cHKiSTDS wil zijn, ook den eernaam vannbsp;geloovige in Christus verbeurt, daar toch de warenbsp;Christen op den duur onmogelijk van den Christusnbsp;kan zwijgen. Komt, dat wij elkander van die gedachtenbsp;doordringen, en ditmaal ons ivoord aansluitende aannbsp;een woord der H. Schrift, op de merkwaardige betuiging van twee Apostelen acht geven:

Hand. IV: 20.

//WANT WIJ KUNNEN NIET NALATEN TE SPREKEN, HETGEEN WIJ GEZIEN EN GEHOORD HEBBEN.”

Het voorgelezen woord geeft mij aanleiding, om u het zoo even uitgesproken denkbeeld: de Christennbsp;kan op den duur van Christus niet zwijgen,nbsp;te ontwikkelen als de uitdrukking eener onwederspre-kelijke, verklaarbare en belangrijke waarheid.

Onwedersprekelijke waarheid, heb ik haar ten

-ocr page 4-

eerste genoemd. Ik begin met u op den tekst als hare sterksprekende proeve te wijzen.

Nog waren slechts weinig dagen na het eerste Christenpinksterfeest voor jezos’ vrienden voorbij, maarnbsp;reeds begonnen de vijanden de hoofden bij elkander tenbsp;steken. Zijn er ook reeds meer dan vijfduizend halmennbsp;op den pas ontgonnen’ akker ontloken, van verre ver-toonen zich tevens de sporen van een vreesselijk onweder,nbsp;dat zamenpakt boven het hoofd der nijvere zaaijers.nbsp;Het wonder, door petrus en johann’es aan den kreupele in den tempel verrigt, heeft den sluimerendennbsp;tegenstand der vijanden wakker gemaakt; de eerstenbsp;gewelddadige hand is aan hen beiden gelegd; den eerstennbsp;nacht hebben zij doorgebragt in een’ somberen kerker,nbsp;en thans w'orden zij aan den morgen door den Hooge-priester gedagvaard, en gelijk petrus het met denbsp;snlierpste eenvoudigheid uitdrukt, zij worden n gereg-telijk onderzocht over eene weldaad, die aan een kranknbsp;mensch is geschied.” Het is ten gevolge van datnbsp;onderzoek, dat het gedenkwaardig tekstwoord geuitnbsp;werd, en een blik op de omstandigheden is voldoendenbsp;om op te merken, hoeveel grootheid in deze weinigenbsp;woorden ons toeblinkt. Ziet, daar staan zij, de tweenbsp;eenvoudige visschers tegenover de luisterrijke vergadering van Jeruzalems priesters en grooten; de tweenbsp;herders der pasverzamelde kudde, maar thans gelijknbsp;schapen in ’t midden van grijpende wolven. Bedriegnbsp;ik mij, of eene huivering vaart petrus door de leden,

-ocr page 5-

waar hij annas en cajaphas herkent, en aan die ontmoeting de herinnering vastknoopt van wat er innbsp;den nacht der verloochening plaats had in het paleisnbsp;van den laatsten? Hoe het zij, in de oogen van diennbsp;Priesterstoet is haat tegen den Nazarener en zijnennbsp;aanhang te lezen. Op die lippen, die zegenen moesten, zweven woorden van vloek, die onwillekeurig denbsp;voorspelling van jezus bevestigen : » Zij zullen u uitnbsp;de synagoge werpen; de ure komt, dat een iegelijk,nbsp;die u doodt, zal meenen Gode een’ dienst te doen.”nbsp;Het wordt den Apostelen aangezegd door een besluitnbsp;der wettige overheid, dat de dag van gister de laatstenbsp;moet geweest zijn, waarop zij den chuistüs verkondigden. En nu, van het antwoord dat zij geven zullen,nbsp;hangt veel af, veel voor hen zelven, veel voor Judea,nbsp;veel voor de wereld. Spreken zij: ziet, hier zijn wij,nbsp;wij zullen doen naar uw woord, Jeruzalem, de wiegnbsp;der gemeente, wordt tevens haar grafplaats; het uitgestrooide mosterdzaad wordt als stengel uitgerukt, vóórnbsp;het zich als stam kou verheffen, en cajaphas blijftnbsp;ten tweedenmale overwinnaar over jezus van Nazareth!nbsp;Zoo is de eerste ontwikkelingsgeschiedenis der jeugdigenbsp;kerk hier tot een keerpunt genaderd; treden de Apostelen terug, zij bewaren hunne eigene vrijheid, maarnbsp;laten aan het menschdom de kluisters van dwaling ennbsp;zonde: gaan zij voorwaarts, zij treden schande, banden,nbsp;dood te gemoet! Dat weten petrus en Johannes,nbsp;want onmogelijk kunnen zij verwachten, dat de lui-

-ocr page 6-

paard van huid veranderen zal, en dat het zwaard, waardoor de Heer was geveld, op eenmaal de dienaarsnbsp;zou sparen. De. wreede vijand is nog barmhartig genoeg om te dreigen, voor hij hen aanvalt, maar weenbsp;den vermetele, die den raad der boozen veracht, zijnbsp;hebben ontzettende middelen in handen om zich gevoelig te wreken! En nu, in het volle besef wat, ennbsp;tot wie, en met wat gevolgen zij spreken, getuigennbsp;beide gedaagden, petrus, gelijk gewoonlijk de mond,nbsp;JOHANNES het hart van den trouwen apostelkring:nbsp;n wij kunnen niet nalaten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben.”

Opracrkenswaardig verschijnsel! Een blik op de vroegere en latere geschiedenis van opregte vrienden des Hoeren doet ons in die allen hetzelfde karakternbsp;ontdekken. Naauwelijks hebben de herders het wondernbsp;der geboorte gehoord; naauwelijks heeft simeon hetnbsp;Christuskind in de armen gekneld; naauwelijks vernam de grijze hanna, dat de vertroosting van Israelnbsp;verscheen, of zij maken het alom bekend, hij doetnbsp;een blijde lofzegging hooren, zij spreekt tot allen,nbsp;die den Messias verwachten; zij kunnen niet zwijgen. Zoodra heeft andreas den Heer niet ontmoet,nbsp;of het geheim brandt hem op het zalige hart, en hijnbsp;begroet simon met den toon: « ik heb den Christusnbsp;gevonden.” Zietdaar den eersten zendeling reeds. Nognbsp;slechts weinig oogenblikken kwam het vermoeden bijnbsp;de Samaritaausche tot zekerheid: zou deze niet de

-ocr page 7-

Christus zijn, of zij snelt henen naar Sichar; de zondares wordt evangeliebodin, en eer kou zij haarnbsp;watervat vergeten, dan dat zij iemand, die hoorennbsp;wilde, stilzwijgend voorbijgegaan was! Wat een bliknbsp;op die allen ons zegt, wordt ons vooral geprediktnbsp;door JEZüs’ apostelen. Hetgeen zij in Christus von-den, ligt hun te hoog op het hart, dan dat zij hetnbsp;kunnen verbergen; niet slechts de vurige petrus , zoonbsp;gemakkelijk tot spreken geneigd, maar ook de diepzinnige JOHANNES, van nature meer tot zwijgen ennbsp;peinzen geschikt, komen onbewimpeld en vrij voornbsp;Hem uit. Eeeds de eerste dagen, nadat paulus’ oognbsp;Damaseus kon zien, predikt zijn mond er de grootheid van CHRISTUS, en naauwelijks is hij opgestaannbsp;van onder de steenen, waaronder men meende, datnbsp;hij te Lystren gestorven bleef liggen, of hij verkondigt weinige uren later het evangelie. Geen rustenbsp;vindt hij, geen gemak vragen zij, die met hem totnbsp;CHRISTUS’ eerste getuigen behooren, schoon zij ooknbsp;geen apostelen zijn: het hart drijft den voet uit Judeanbsp;naar Syrië, uit Azië naar Europa en Afrika, omnbsp;Christus’ hooggezegenden naam onder Jood en Heidennbsp;te dragen! En niet anders was het in alle volgendenbsp;tijden. Ieder, in wien Christus leefde door het geloof, gevoelde behoefte, om in grooteren of kleinerennbsp;kring zielen voor dien Eedder te winnen, en doorwandelt gij in uwen geest de eerbiedwaardige rei dernbsp;beroemdste, welsprekendste, verdienstelijkste mannen,

-ocr page 8-

die de Christenkerk opleverde in de meest verschillende eeuwen, gij zult in allen het kenmerk ontdekken , dat hun hart tot spreken hen drong, nog meer dan uitwendige roeping of pligt. Wij beleefden gisternbsp;den sterfdag van luthek , maar gelooft gij, dat denbsp;groote hervormer, zoo hij niet aan keizer en keurvorst rekenschap had moeten geven van de hope,nbsp;die in hem was, daarom geheel gezwegen zou hebben?nbsp;Hij had van die hope des noods tot hunne vasallennbsp;gesproken, en had hij geen enkel menschelijk oornbsp;kunnen vinden, liever had hij zich tot de wandennbsp;overgebogen en zich tot de steenen gerigt, dan altijdnbsp;van CHiusTus te zwijgen!

Wij gevoelen den afstand, die van zulke mannen ons scheidt; gelooft echter daarom niet, dat ons gedrag in dit opzigt het tegenovergestelde van het hunnenbsp;mag zijn. He ervaring zelfs van den eenvoudigstennbsp;Christen strekke ten laatsten bewijze hoe ontegenzeggelijk het is: de Christen kan op den duur vannbsp;Christen niet zwijgen. Gij weet, naar wij vertrouwen,nbsp;wien *wij door w den Christen” verstaan. Niet hemnbsp;bedoelen wij, die met den Christennaam uitwendigenbsp;onberispelijkheid en godsdienstigheid zonder geestelijknbsp;leven vereenigt, maar den man of de vrouw, wiernbsp;ziele met den Heer is verbonden en wier wandel zijnenbsp;beeldtenis van verre poogt uit te drukken. En nu,nbsp;wat verschijnsel trekt bij die allen uw oog, hoe verschillend ook in jaren of rang? Vroeger, toen chuistus

-ocr page 9-

in hun huis nog vreemdeling was en uit hun harte nog balling, bewaarden zij vaak een onverbrekelijknbsp;stilzwijgen over Hem, schoon zij ook zijnen naamnbsp;niet miskenden. Ontweken zij al de gelegenheid nietnbsp;om van Hem te hooren, zij zochten die evenmin omnbsp;van Hem te spreken, omdat zij niet veel aan Hemnbsp;dachten. Thans, nu Hij in hun hart op den troonnbsp;is gestegen, is ook, waar het kan en mag, de mondnbsp;tot zijne eere ontsloten; thans spreken zij wel dikwijls over iets anders, maar over niemand liever dannbsp;Hem; thans - o geliefden! beschaamt mijne beschrijving niet door een geheel verschillend gedrag - thansnbsp;antwoordt men niet alleen, waar men gevraagd wordt:nbsp;ff wat dunkt u van den Christus”, maar men begintnbsp;ook zelve, bij elke voegzame gelegenheid, als phi-Lippus tot N.vTHANAëL te zeggen; //kom en zie.” Ennbsp;is het waarheid, dat bij de hervinding van het verloren schaap de herder de vrienden te zaam roept ennbsp;zegt; ff weest blijde met mij,” het is niet mindernbsp;waar, dat waar men zelf als dolend schaap werd gered en gevonden, men naauwelijks kan nalaten, omnbsp;aan andere zwervers te zeggen; ziet hier is eennbsp;goede herder, en eene grazige weide voor u. Wantnbsp;uit den overvloed des harten spreekt de mond, ennbsp;de ware Christen kan op den duur van Christusnbsp;Ónmogelijk zwijgen.

Tekst, geschiedenis en ervaring hebben ons die

-ocr page 10-

10

waarheid gestaafd, maar de vraag zweeft ons op de lippen: waarom toch gevoelt de Christen behoefte,nbsp;oni zoo veel van jezus te spreken ? Gij kondt hetnbsp;antwoord reeds aanvankelijk vermoeden, maar waarnbsp;wij het nog meer opzettelijk geven, doen wij u tevensnbsp;de onwedersprekelijk zekere waarheid, als eene ligtnbsp;verklaarbare kennen. Hoe groot ook de afstandnbsp;tusschen petees of oohannes en den Christen onzernbsp;dagen mag zijn, wij zullen weldra zien, dat het antwoord op gezegde vraag voor beiden hetzelfde is.nbsp;Ook wij voelen ons gedrongen om van chhistes tenbsp;spreken, zoo wij in Hem gelooven, omdat dan onsnbsp;voorregt te groot, onze roeping te hoog, ennbsp;ons verlangen naar de komst van zijn rijk tenbsp;vurig is, dan dat wij van Hem zouden zwijgen.

Ons voorregt is te groot om te zwijgen. Dat het zoo met de apostelen was, behoef ik naauwelijks aannbsp;te wijzen. Zij waren de gelukkigen, die gezien ennbsp;gehoord hadden, wat koningeu en profeten vruchteloosnbsp;hadden gewcnscht te vernemen. Zij hadden gegetennbsp;en gedronken met Hem, voor wiens voet thans denbsp;engelen des hemels zich bogen; de hand, waarin nunbsp;de scepter der wereld gelegd w’as, had zegenend opnbsp;hunne hoofden gerust; in het oog, dat de millioenennbsp;zijner haters met éénen blik overzag, had petees genade gelezen; aan het hart, dat voor de zaligheidnbsp;van verloren zondaren klopte, had Johannes eenenbsp;plaatse gevonden: het vleeschgeworden Woord had on-

-ocr page 11-

der hen gewoond, en visschers zijne broeders genoemd! Konden zij het immer vergeten? Het is, als of zij in dit woord het u toeroepen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»Eer vcr-

gete onze regterhand zich zelven.” Het stond nog te klaar voor hun geest, dat verheven en goddelijknbsp;beeld; het brandde nog te warm in hun hart, hetnbsp;vuur van dank voor zijne onpeilbare liefde; zij lagnbsp;te hoog op hunne lippen, die verborgenheid dernbsp;godzaligheid, die groot was, dan dat zij het overnbsp;zichzelven hadden kunnen verkrijgen om op een men-schelijk bevel te verstommen. Een meer dan men-schelijk vermogen, ’t vermogen der liefde, de krachtnbsp;des H. Geestes dreef tot spreken hen aan; wat n.agtnbsp;was dan magtig genoeg, om een zegel op hunnenbsp;lippen te drukken? Merkt het hier in het voorbijgaannbsp;toch op, hoe onweerstaanbaar de schok moet geweestnbsp;zijn, dien de verschijning van Christus aan het gemoednbsp;der Apostelen gaf, dat zij niet kónden zwijgen, waarnbsp;toch alles hun het spreken ontraadde. Wat baat het,nbsp;of de apostelen des ongeloofs in onze eeuw ook alnbsp;middelen weten, om tegen elk afzonderlijk wonderverhaal van het Evangelie een heirleger van bedenkingen in het midden te brengen ? Uit zulkenbsp;onwillekeurige, onverdachte getuigenissen, als de tekstnbsp;u doet hooren, kunt gij nog zien, hoe groot denbsp;Heer moet geweest zijn, van wien zulk een getuigenisnbsp;gold. Zelfs het avondrood, dat gij ziet afstralen opnbsp;het gelaat en in de ziel der Apostelen, strekt ten be-

-ocr page 12-

12

wijze, dat de Christus geen dwaallicht over een moeras, maar een zon aan den hemel geweest is: zoo, gelijknbsp;JOHANNES en PETRUS, spreekt men niet van een’nbsp;mensch, in wien niets bovenmenschelijks woonde! Ennbsp;nu, behoeft het nog uitvoerig betoog, dat hetzelfdenbsp;gevoel van ingenomenheid met Christus ook ons totnbsp;spreken moet dringen? Neen, wij hebben Hem nietnbsp;gezien of gehoord met ligchamelijke ooren of oogen:nbsp;maar, Christenen, is u geen oog des geestes geschonken en heeft uw hart geen gehoor? Zaagt gij Christusnbsp;niet, u voor de oogen geschilderd als gekruisigdnbsp;zijnde? Hoordet gij zijnen vredegroet niet, die denbsp;stormen van uw harte gestild heeft? Was Hij nooitnbsp;naar den geest u zoo onuitsprekelijk nabij, dat gij alsnbsp;JOHANNES kondt zeggen: dat is de Heer? Zoo ja,nbsp;dan leeft Hij door het geloof in uw hart, en dannbsp;hebt gij in Christus gevonden een licht, zoo als geennbsp;mensch het ontsteken, een rust, zoo als geen wereldnbsp;u schenken, een hoop, zoo als geen engel u aanbrengen kon. Maar vondt gij dat, dan is u ooknbsp;op den duur het zwijgen onmogelijk. Of wat isnbsp;ondragelijker, dan te moeten zwijgen van wat mennbsp;boven alles bemint? Zwijgt ook de geleerde van eennbsp;denkbeeld, dat nieuwe lichtstralen voor zijn’ geestnbsp;heeft ontstoken; zwijgt ook de veroordeelde van dennbsp;mensohenvriend, die met de tijding der genade zijnennbsp;kerker bezocht; zwijgt ook de bedroefde van dennbsp;trooster, die zijne tranen geteld, gedroogd, in vreugde-

-ocr page 13-

13

tranen veranderd heeft ? En zou dan alleen de Christen kunnen zwijgen van cheisïus, zoo hij zieh waarlijknbsp;door Hem verlicht, vertroost, begenadigd gevoelt?

De Apostelen kónden niet zwijgen. Daartoe was hunne roeping te hoog. Nog zweefde hun het heilignbsp;uur voor den geest, waarin de Heer had gezegd:nbsp;n volg mij na, en ik zal u visschers der menschennbsp;maken.” Onvergetelijk bleef hun het woord: » gijnbsp;zijt het zout der aarde, steden op bergen liggende,nbsp;die niet kunnen verborgen zijn.” En van den irior-gen af aan, dat Hij hun door den H. Geest hadnbsp;gezalfd en gewijd tot heilprofeten der nieuwe bedee-ling, stond hun meer dan ooit het denkbeeld klaarnbsp;voor de ziel: ook van ons, van óns hangt het af,nbsp;of de aarde spoedig vol zal worden van de kennisnbsp;des Heeren! Ik erken nog eenmaal het groot verschil tusschen hunne en onze bestemming. Ik weetnbsp;het, wij zijn niet geroepen, huizen en akkers, vadernbsp;en moeder te verlaten, om het Evangelie aan Joodnbsp;en Heiden te brengen. Maar zou het daarom onzenbsp;taak niet meer zijn, om zielen voor Christus tenbsp;winnen en tot eer van Christus te spreken ? Metnbsp;hetzelfde regt, waarmede iemand dat kon beweeren,nbsp;zou de bezeten’ Gadarener, die door jezus hersteldnbsp;was, op zijn bevel: » ga henen naar uw huis en verkondig wat groote dingen u geschied zijn,” hebbennbsp;kunnen antwoorden: u Heer, dat zullen immers lalcvnbsp;uwe Apostelen wel doen, wanneer zij hier het Evap,

-ocr page 14-

14

gclie verkondigen!” Neen voorvvaar, ons allen is de roeping opgelegd, om als lichten te schijnen te middennbsp;van een zondig geslacht, en wat de Heer tot zijnenbsp;Apostelen zeide, Hij herhaalt het aan elk, die gelooft:nbsp;II gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet.”nbsp;Elk Christen moet in zijne mate een zout zijn, dat,nbsp;zoover hij slechts kan, het verderf des kwaads trachtnbsp;te stuiten. En wie de taak, om dien geestelijkennbsp;tempel des Heeren te schoren en op te bouwen aannbsp;anderen overlaat, hij verdient den naam van booze ennbsp;luije dienstkneeht te dragen. I)it is de wille Gods,nbsp;dat wij allen medearbeiders aan elkanders blijdschapnbsp;en Christus’ eer zullen worden, en dezelfde petrus,nbsp;wiens taal wij bepeinzen, heeft zonder eenige beperkingnbsp;gezegd: «Een iegelijk, gelijk hij gaven ontvangennbsp;heeft, alzoo bediene hij die aan anderen, als goede uit-deelers der menigerlei genade Gods.” (1) Die roeping isnbsp;den Christen boven alles heilig en dierbaar; haar tenbsp;vergeten acht hij hoog verraad, aan den Heer en denbsp;broeders gepleegd. En omdat hij aan haar, al is hetnbsp;onder duizend tekortkomingen toch ernstig beantwoorden wil, ook daarom kan hij op den duur vannbsp;CHRISTUS, zijnen Verlosser, niet zwijgen.

Daartoe is ook eindelijk zijn verlangen naar de komst van het Godsrijk te vurig. Niets verlangdennbsp;de Apostelen meer, dan dat «alle knie zich voornbsp;JEZUS buigen en dat alle tong Hem als den Heer zou

(1) 1 Petri IV: 10.

-ocr page 15-

15

belijden, tot heerlijkheid Gods des Vaders.” Geen verlangen trouwens was meer natuurlijk dan dat:nbsp;want waar de kranke weet een onfeilbaar geneesmiddelnbsp;tegen alle kwalen te bezitten, daar kan hij nietsnbsp;sterkers begeeren, dan dat al wie lijdt het verkrijge, ennbsp;die een schat van groote waarde gevonden heeft, zounbsp;wel eigenbatig moeten zijn, zoo hij zijn voorregt nietnbsp;aan alle behoeftigen gunde. Daarom vinden wij bij allenbsp;opregte vrienden des Heeren door alle eeuwen eenenbsp;lijdzame maar levende hope op de ure, dat cheistüsnbsp;allerwege wordt erkend en gehuldigd. Voor dennbsp;aardschgezinden mensch is de voornaamste bede: //Onsnbsp;dagelijksch brood geef ons heden,” voor den Christennbsp;is de belangrijkste: //Uw koningrijk kome in ennbsp;rondom mij! ” Tot het gezond en krachtig geloofsleven behoort ook het verlangen naar eene schoonerenbsp;toekomst: de Geest en de Bruid mogen niet moedenbsp;worden van te roepen: kom, en een hoogere stemnbsp;geeft het antwoord daar binnen: // Amen, ja, kom,nbsp;Heere jezus.” M. W. , is dat waarlijk de stem vannbsp;uw hart, nog eens, dan kunt gij van CHUisTus nietnbsp;zwijgen. Of hoe, gij zoudt het in waarheid gelooven,nbsp;dat de gouden eeuw der menschheid dan pas zal aanbreken, wanneer allen tot Christus gebragt zijn, ennbsp;gij zoudt te gelijk aan niemand Hem aanprijzen?nbsp;Zelfs de Pariseër uit jezus’ eeuw omreisde naar denbsp;uitspraak des Heeren zee en land, in de hoop vannbsp;één Jodengenoot te maken: en de Christen, die van

-ocr page 16-

16

CHKisTus het heil der wereld wacht, zou door geen woord of daad den broeder voor Christus gewinnen?nbsp;Zelfs de aanhanger van den valschen Profeet greepnbsp;naar het zwaard, opdat het lieht van Mekka’s halvenbsp;maan de zon des Christendoms verduisteren zou, ennbsp;de Christen zou het kunnen nalaten het zwaard desnbsp;Geestes, Gods woord, voor Christus’ eere te voeren?nbsp;Maar dat is volstrekt onmogelijk, of het zou mogelijknbsp;moeten zijn, dat een boom leefde, zonder immer vruchten te dragen. Neen, hij, die inderdaad niets vurigernbsp;verlangt, dan dat Christus alomme heersche als koning,nbsp;hij zoekt althans enkele parelen aan de kroon vannbsp;dien koning te hechten. Door liefde gedrongen, innbsp;ijver ontgloeid, door hope gesterkt, zou hij wel allenbsp;dorstigen willen henenleiden naar de bron, waar hijnbsp;voor zich zelven eene zoo rijke verkwikking mogtnbsp;vinden. En zoo men rekenschap van dat ijverig pogennbsp;hem afvraagt, hij heeft nog altijd hetzelfde antwoordnbsp;gereed: Ik kan niet nalaten te spreken over wat iknbsp;gezien en gehoord heb.”

Zullen wij ten slotte nog wel vele woorden behoeven, om het belangrijke der herinnerde waarheid te staven ? Gij hebt het ligt reeds zelve bedacht, datnbsp;zij ons ten toetssteen, ten spoorslag en ten wegwijzer zijn kan.

De ware Christen kan van Christus niet zwijgen. Is dat waarheid, dan staat het ook vast van de

-ocr page 17-

17

andere zijde: die altijd van Christus kan zwijgen, en niet dan zelden of gedwongen van Hem spreekt,nbsp;is nog geen discipel des Heeren. Zoo is ons dannbsp;hier een toetssteen in handen gegeven ter beoordcelingnbsp;van ons eigen christelijk leven, en het antwoordnbsp;wordt ons gemakkelijker op de ernstige roepstem:nbsp;beproeft u zelven, of gij in den geloove zijt. Welaannbsp;dan, ouders, spreekt gij tot uwe kinderen over niemand zoo gaarne, als over hunnen hemelschen vriend?nbsp;Echtgenooten, is Hij het groote middelpunt, waarinnbsp;niet slechts uwe gedachten, maar ook uwe woordennbsp;elkander telkens ontmoeten? Vrienden en vriendinnen,nbsp;hebt gij u nimmer te schamen, zoo u de vraag vannbsp;den Heer aan de Emmaüsgangers voor de herinneringnbsp;komt: w wat redenen zijn het, die gij wandelendenbsp;onder elkander verhandelt?” Helaas, ik durf metnbsp;vragen naauwelijks voortgaan, en indien de uitspraaknbsp;des Heeren waarachtig is:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; uit uwe woorden zult

gij veroordeeld, en uit uwe woorden Zult gij vrijgesproken worden,” wij gevoelen, dat zelfs ons zwijgen genoeg ia, om ons aan te klagen voor Hem. Welk een onderscheid! Petrus en johannes kunnennbsp;niet nalaten te spreken, en wij kunnen het naauwelijks begrijpen, dat zij het durven te wagen. Zijnbsp;getuigen van Hem te midden van dreigend gevaar, wijnbsp;zwijgen reeds vóór het denkbeeldig gevaar is genaderd ; zij zijn vrijmoediger onder vijanden, dan wijnbsp;vaak onder vrienden des Heeren. En spreken wij al,

-ocr page 18-

18

ach, hoe vaak is ons gedrag aan het hunne tegenovergesteld! Zij zijn ten allen tijde bereid, om hun geloof te verantwoorden: wij ten hoogste in enkelenbsp;uren. Zij geven die rekenschap aan elk, die ze hunnbsp;afvraagt, wij vaak ongepast en weinig beraden; zij doennbsp;het met zachtmoedigheid en vreeze, wij niet zelden metnbsp;wrevel en twist. Waartoe meer? Iedere vergelijking,nbsp;die ik maakte, wordt een aanklagt, niet slechts tegennbsp;u, maar ook ten deele tegen mij zelven gerigt. Neen,nbsp;zeggen wij het niet, dat men toch niet altijd ennbsp;overal kan spreken over het ééne dat noodig is. Iknbsp;erken het, de Heer beveelt ons niet slechts duiven-opregtheid, maar ook slangenvoorzigtigheid aan, ennbsp;waarschuwt ons, dat wij geene paarlen voor zwijnennbsp;werpen zouden. Wat meer is, bij het vervullen vannbsp;den pligt, dien wij aanprezen, is eene heilige kiesch-heid onmisbaar, die ons terughoudt, het binnenstenbsp;heiligdom onzes gemoeds voor eiken ongewijden bliknbsp;te ontsluiten, en beter is het voorzeker zonder spreken aan chkistus te denken, dan zonder denken vannbsp;CHRISTUS te spreken. Maar tusschen altijd en nooitnbsp;van CHRISTUS te spreken, bestaat toch een onmetelijknbsp;onderscheid, en de regel behoudt zijne kracht: waarnbsp;de mond nooit of zelden van overvloeit, daarvan isnbsp;ook het harte niet vol. En wanneer w'ij het dannbsp;zien, hoe menig belijder des Heeren nooit behoeftenbsp;heeft aan den blijden roem in zijn kruis; hoe menignbsp;pur met kennelijk welgevallen aan de nietigste gesprek-

-ocr page 19-

19

ken gewijd wordt, terwijl men zicli terstond gedwongen en verlegen gevoelt, waar een’ ernstiger toon wordt gehoord; in hoe menigen gezelligeu kring, alsnbsp;door eene stilzwijgende overeenkomst de Christus isnbsp;buitengesloten, en die veel van Hem spreken wil,nbsp;bijna den naam van beschaafd en rvellevend verbeurt,nbsp;dan — ach, M. W., ik durf de gevolgtrekking naau-welijks nitspreken. Maar laat ieders eigen gewetennbsp;getuigen, of zulk eene stilte als des grafs geen bewijs is van een slaap als des doods?

Hat moet van nu voortaan anders worden, discipelen en discipelinnen van den Heer, die zich niet geschaamd heeft ons broeders te noemen, maar zich onzer eens schamen zou, zoo wij nooit zijnen naamnbsp;voor de menschen beleden! Daartoe strekt u het Apostolisch voorbeeld ten spoorslag. Ziet, met wat uitne-menden zegen God gekroond heeft, wat zij voor Christusnbsp;verrigtten. Wel groeit aanvankelijk de tegenstand aan,nbsp;maar hun moed bestrijdt, verzwakt, ontwapent diennbsp;tegenstand, en hunne getrouwheid aan het beginsel,nbsp;dat in den tekst is uitgedrukt, veroorzaakt ten laatstenbsp;den triomf van het Christendom! Ik weet het, ons,nbsp;die tot minder zwaren strijd zijn geroepen, staatnbsp;minder schoone zege te wachten. Maar ik weet hetnbsp;ook: zal Gods koningrijk ooit komen van nabij ennbsp;van verre, het kan dan eerst geschieden, wanneernbsp;allen de leus der Apostelen volgen. En o, indiennbsp;reeds twee hunner zooveel tot stand brengen konden,

-ocr page 20-

20

wat zou een meer uitgebreide kring, wat eene gemeente van honderden en duizenden niet vermogen, wanneer ieder harer levende leden zich dit grondbeginsel koos: ik wil de wereld niet verlaten, zondernbsp;althans één sprekend bewijs te hebben gegeven vannbsp;geloof en liefde tot chkistus! Gel,, laat het althansnbsp;uwe zinspreuk worden en blijven. Ziet, nog omringennbsp;ook u verborgen vijanden des Heeren; zoudt gij hunnbsp;stof geven om te zeggen: die Christen schaamt zichnbsp;zijn Heer? Ziet, nog leeft gij in het midden vannbsp;duizenden, die het Licht der wereld niet kennen: isnbsp;er geen enkele meer, dien gij op dat vriendelijknbsp;schijnsel kunt wijzen? Neen, zegt het niet; wat bennbsp;ik alleen tegenover zoovelen, die Christus versmaden:nbsp;de krijgsknecht van Christus staat nimmer alleen,nbsp;want hij heeft in den hemel een’ magtigen bondgenoot, en vindt weldra op aarde meer of min geoefendenbsp;strijdgenooteu. Zegt het niet: mijn taal is te zwak,nbsp;en mijn kring is te klein; al kon uw woord niemandnbsp;gewinnen, een sprekende christelijke wandel is krachtiger aanbeveling van het christendom dan de welsprekendste pleitrede. Zegt het niet, waar uwe deelneming in het lot der Heidensche wereld gevraagdnbsp;wordt: er zijn in ons midden nog zooveel duizendenbsp;heidenen! Hadden de Apostelen alzoo te Jeruzalemnbsp;gesproken, zij waren nooit over Palestina’s grenzennbsp;gegaan, en wij zaten welligt nog altijd in duisternisnbsp;neder. Vangt slechts aan, ieder in uwen kring,

-ocr page 21-

21

medearbeiders des Heeren te worden door woord en voorbeeld, door invloed en gebed! Hoe meer uwenbsp;liefde tot Christus klimt, des te verder zal dan ooknbsp;de kring zich uitstrekken , waarin gij ten zegen zultnbsp;wezen, gelijk de zon, hoe hooger zij stijgt, steedsnbsp;lagere streken van onzen aardbol bestraalt!

Hoe meer uwe liefde klimt.... ja, M. G., het Apostolisch woord is ons eindelijk een wegwijzer tot het hooge doel, dat ik aanwees. Vraagt gij, hoe het metnbsp;ons zoover komt, als met de Apostelen, mij dunkt,nbsp;gij moet het zelve gevoeld hebben ; alleen dan, wanneernbsp;een levend geloof onze harten vervult, wanneer liefdenbsp;tot CHRISTUS ons dringt, wanneer de H. Geest onsnbsp;vernieuwt en bekrachtigt. Ziet, dan, als wij zelvenbsp;der verlossing in Christus deelachtig zijn , wordt hetnbsp;ons geen last maar een lust, ook anderen op Christusnbsp;te wijzen. Dan scherpt het hart het oog des verstands,nbsp;om ons de middelen te doen ontdekken, waardoornbsp;wij het meest zijne eer kunnen handhaven. Dan houdtnbsp;geen menschenvrees ons terug, want liever wil mennbsp;hunnen lof dan de goedkeuring van Christus verbeuren. Dan vragen wij niet, of ons uitkoinen voor dennbsp;Heer ons ook tot schade kan verstrekken: het hartnbsp;berekent niet koel, maar doet eene beslissende keuze.nbsp;Dan wordt het ons levensbeginsel: alles voor Hem,nbsp;die alles voor ons wilde wezen, en wij achten innbsp;zeker opzigt nog niets gedaan te hebben , zoolang ernbsp;nog iets te doen is overgebleven. Dan zwijgen wij

-ocr page 22-

22

bedachtzaam van Christus , waar het spreken ontijdig of schadelijk wezen zou. Maar waar wij van Hemnbsp;kunnen, mogen en moeten getuigen, ziet, daar wordtnbsp;het dankbaar liarte ons vol; daar wordt ook de eenvoud welsprekend; daar straalt het oog van hoogerennbsp;gloed; daar wordt zelfs het bleek gelaat van heiligenbsp;geestdrift gekleurd; daar strekken wij de armen uit,nbsp;om verloren schapen tot den grooten Herder te brengen , en die ons aanstaart kan zeggen: wèl leeftnbsp;CHRISTUS in het harte van dezen!

En vraagt dan nog iemand, wat de slotsom van al het gezegde moet zijn? Zij is in de roepstem vervat:nbsp;wordt zelve bij aanvang of voortgang opregte vrienden van CHRISTUS, opdat gij zijne gezegende getuigennbsp;moogtzijn, beide van nabij en van verre. Vraagt gij, watnbsp;na zulk eene overweging meer dan ooit de stof onzernbsp;gebeden moet wezen? Om deze oorzaak vooral hebbennbsp;wij onze knieen te buigen voor den Vader, uit wiennbsp;al het geslacht in hemel en aarde genoemd wordt,nbsp;opdat Hij ons geve, naar den rijkdom zijner heerlijkheid met kracht versterkt te worden door zijnennbsp;Geest naar den inwendigen mensch; opdat Christusnbsp;door het geloof in onze harten wone, en wij in denbsp;liefde tot Hem geworteld en gegrond mogen zijn.nbsp;Ziet, dan komen wij zoover, dat wij, zelve licht innbsp;den Heer, op onze beurt anderen voorlichten, en in denbsp;gemeenschap met Christus vervuld tot alle de volheidnbsp;Gods, uit den overvloed van ons geestelijk leven aan

-ocr page 23-

23

anderen mededeeleii, en - hoe meer wij mededeelen , des te rijker worden wij zelve in den Heer ! Geliefden, dat hooger licht en leven willen wij dan hetnbsp;eerst komen putten uit de eeuwige Bronwel van beiden;nbsp;en Hem, die magtig is te doen ook boven ons biddennbsp;en denken, Hem wordt dan ook door de vrucht vannbsp;ons geloof en onze liefde, toegebragt de heerlijkheidnbsp;in de gemeente, door Christus jezus in alle geslachten tot in eeuwigheid. Hat zij zoo !

-ocr page 24-