Liefde voor liefde. Mijn lexer! dat zijn slechts drie woorden; maar zij bevatten een’ zinnbsp;zoo vol en zoo rijk, dat zij den ganschen inbond van het evangelie uitdrukken. Zij bedoelennbsp;die hoogste liefde Gods, die wij nit het evangelienbsp;kennen, die dat eerst regt tot een evangelienbsp;maakt. Zij vermelden die liefde in ons, die onsnbsp;bepaaldelijk aanspraak geeft op den naara vannbsp;godzalige menschen, die ons verheft tot den Imogen rang van kinderen Gods. Zij drukken uitnbsp;wat voorgaat en wat volgt, dat die liefde Godsnbsp;voorgaat, voor welke wij dank bewijzen, die denbsp;liefde in ons voortbrengt, gelijk het zaad denbsp;vrucht, wanneer die liefde Gods hare werkingnbsp;doet in ons hart, en dat dorre hart herschept innbsp;een vruchtbaren akker, door de kracht van Godsnbsp;Geest.
2
Hebt gij dat wel reeds begrepen, dat godzaligheid liefde is? paulus leert het ons met dat schoone woord: De liefde is de vervullingnbsp;der wet (1). De Apostel zegt dat van alles,nbsp;wat de wet ons voorschrijft als schuldigen pligtnbsp;jegens den naaste. Hij zou echter niet geaarzeldnbsp;hebben datzelfde te zeggen van alles, wat wijnbsp;verschuldigd zijn aan God. Heiligen zijn hemnbsp;zulken, die God liefhebben (2). Onze Heernbsp;was hem daarin voorgegaan. Die stelde ook denbsp;liefde tot de hoofdzaak, waarop het aankomt bijnbsp;het houden van Gods geboden. Een joodsch wetgeleerde vroeg Hem eens, wat het groote gebodnbsp;was in de wet. Toen haalde jezüs de woordennbsp;van MOZES aan: Gij zult liefhebben dennbsp;Heer uwen God, met geheel uw hart, ennbsp;met geheel uwe ziel, en met geheel uwnbsp;verstand (3). Dit noemde Hij het eerste ennbsp;het groote gebod. Als een ander even groot gebod voegde Hij er bij wat wederom mozes hadnbsp;gezegd; Gij zult uwen naaste liefhebbennbsp;als u zei ven (4). Hij besloot met de woorden: Aan deze twee geboden hangt de,nbsp;ganse he wet en de profeten (5). Hij bedoelde daarmede: Deze twee geboden maken
(1) Kom. XIII: 10. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Rora. VIII: 27 en 28.
(3) Dent. VI: 5. nbsp;nbsp;nbsp;(4) Lev. XIX; 18.
(5) Matth. XXII: 35-40.
-ocr page 3-zoo zeer den hoofdinhoud uit van alles wat in de wet en door de profeten is voorgeschreven,nbsp;dat het geheel vervalt, wanneer gij er deze tweenbsp;geboden uit wegneemt, even als bij het uittrekken van een’ nagel alles nederstort, wat gij aannbsp;dien nagel hadt opgehangen. Wij merken er bijnbsp;op, dat het dus niet de echte leerling van mozesnbsp;was, bij wien het voorname beginsel zijner gehoorzaamheid bestond in de vrees. Het blijftnbsp;echter waarheid, dat het beginsel der liefde bijnbsp;den discipel van Christus veel sterker kon zijn ennbsp;veel krachtiger kon werken, dan bij dien van mozes.
Zouden wij dan den waren aard der christelijke godzaligheid niet eerst regt leeren kennen, wanneer wij dit ten volle beseffen, dat liefde bij haarnbsp;hoofdzaak is? Zou God en Christus en de men-schen, en dan ook ons zelve waarlijk liefhebbennbsp;niet hetzelfde zijn als godzalig wezen? Gij achtnbsp;het wel ongerijmd van een kind te zeggen, datnbsp;het een goed kind is en zijne ouders zeer liefheeft , alleen om dat het eenige geboden vannbsp;zijn’ vader stipt volbrengt of zijne ouders metnbsp;beleefde woorden toespreekt. Nu, even ongerijmd is het een’ mensoh godzalig te noemen,nbsp;omdat hij eenige betaraelijke dingen doet, of metnbsp;stiptheid zijn’ zondag viert. Daar ziet gij er een’,nbsp;die zich onthoudt van deze en gene zoude uit
-ocr page 4-bange vrees voor het straffend misnoegen van God. Elders ziet gij een’ ander, die veel doet,nbsp;die zelfs moeijelijke onthouding zich getroost,nbsp;of vele en zware oilers brengt, opdat hij de achting verkrijge der menschen en hoog sta in hunnenbsp;schatting, en omdat hij hoopt langs dezen wegnbsp;zich de zaligheid te zullen verwerven. Zoudt gijnbsp;die beide menschen godzalig mogen heeten ? Volstrekt niet; want zij hebben geen liefde. Denbsp;godzalige menseh handelt niet alleen om de menschen, maar eerst en meest om God.
Bij den godzaligen menseh staat de wet van God niet dreigend of belovend buiten en tegenover hem; maar zij is in hem; met vreugde heeftnbsp;hij haar opgenomen in zijn gemoed. Zij is geschreven op de tafel van zijn hart, in plaatsnbsp;van op een steenen tafel of plaat, gelijk de wetnbsp;der tien geboden, naar de eigenaardige uitdrukking, die wij vinden in salomo’s Spreuken-boek (1). Paultjs schreef van de heidenen: Zijnbsp;zijn zich zelve eene wet (2), omdat hunnbsp;geweten hun zeide wat betaamt. Nog veel meernbsp;is de Christen zich zei ven eene wet, omdat denbsp;liefde hem dat zegt, die er is in zijn hart, omdatnbsp;deze hem gedurig voorhoudt wat God van hem
verlangt. Hij heeft echter door die liefde niet (1) H. III:3. (2) Rom. II: 14.
-ocr page 5-slechts een oog om Gods wil te zien, maar ook een hart om Gods wil te doen. Stel u de liefdenbsp;voor van eeiie moeder voor haar kind. Is voornbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeder iets tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veel, of iets tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwaar ? Zal
zij nbsp;nbsp;nbsp;haar kindnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;willen voeden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maar niet,
wanneer het krank is, er bij willen waken ? Zal zij haar kind wel willen liefkozen, maar niet,nbsp;wanneer dit wezen moet, uit liefde willen straffen? Evenzoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de liefde grensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noch maat,
bij nbsp;nbsp;nbsp;hetgeen zijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wil voor God.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De moeder
zal er zich niet op laten voorstaan, dat zij veel doet voor haar kind. Evenmin zal de godzaligenbsp;zijne liefde bij God in rekening brengen. Zoonbsp;dikwijls hij er zich uitnemend om acht, zal hijnbsp;zich zelven bestraften, en tot zich zelven spreken:nbsp;«Wat is uwe liefde bij hetgeen zij moest wezen?”nbsp;Daarom zal hij het zich naanwelijks herinneren,nbsp;wanneer hij veel deed voor den Heer, en wanneer die hem prijst als een’, die Hem spijzigdenbsp;of herbergde of kleedde, zal hij vragen : Heer!nbsp;wanneer heb ik u hongerig gezien ennbsp;gespijzigd, of een’ vreemdeling en geherbergd, of naakt en gekleed (1). Zalnbsp;de moeder zich wel ooit beklagen, dat zij voornbsp;haar kind zoo veel moest doen of dulden? Zal zijnbsp;er onder zuchten? Neen, het is haar een genot.
(1) Matth. XXV: 34-39.
-ocr page 6-Evenzoo zijn voor den godzalige Gods geboden niet zwaar, omdat de liefde hem drijft, omdatnbsp;heilig te zijn gelijk God en het beeld van chkis-Tüs te dragen zijne hoogste eere is.
Zoo staat het dan met de godzaligheid, omdat zij liefde is, in de eerste plaats voor God ennbsp;CHRISTUS. Maar hoe komt nu die liefde in ons,nbsp;niet alleen in ons hoofd, zoodat wij haar wetennbsp;te beschrijven, maar in ons hart, zoodat zij onsnbsp;eigen is en ons bezielt en bestuurt? Is zij reedsnbsp;in uw hart, mijn lezer? Misschien is het zoo,nbsp;misschien ook niet. Het spreekt waarlijk nietnbsp;van zelf, dat het zoo is. O neen! kunt gij hetnbsp;in opregtheid betuigen, dan hebt gij God voornbsp;de vernieuwing van uw hart te danken. In hetnbsp;oude hart is die liefde niet. Daar woont zoo veelnbsp;liefde in voor ons zelve en voor de wereld, datnbsp;er voor de liefde voor God geene plaats overblijftnbsp;Ja, dat hart is zelfs van God afkeerig. Hetnbsp;vreest voor God, bij eene donkere bewustheid vannbsp;schuld, en hem, voor wien ik vrees, kan ik welnbsp;niet liefhebben. Het heeft de zonde lief, en kannbsp;dan niet te gelijk den heilige beminnen. Het geliefkoosde genot der zonde wil het zich niet latennbsp;ontnemen, noch de vrijheid om eigen’ zin en lustnbsp;te volgen, en daarom ziet het in God een vreemdnbsp;gezag, dat storend en kwellend ons in den weg
-ocr page 7-Ireedt en ons verhindert te gaan, waar wij willen.
Hoe komt dan de liefde tot God, die er niet is, in ons hart en verkrijgt er eene kracht, dienbsp;sterker is dan de liefde voor wereld en zonde ?nbsp;Hoe zij er komt? Alleen door de liefde Godsnbsp;voor ons. Daarom is het; liefde voor liefde.nbsp;Die brengt haar in ons voort. Die kweekt haarnbsp;in ons aan. Of liever, God doet het door zijnenbsp;liefde.
Welke liefde Gods bedoel ik ? Zou het die zijn, waarmede Hij ons voedt en kleedt en helptnbsp;en zegent op eiken dag onzes levens? Zou hetnbsp;die zijn, waarmede Hij ons redt uit menigennbsp;nood, en de weduw verzorgt, die daar hulpeloosnbsp;nederzit met hare kinderen ? Neen! die vermagnbsp;wel (de ervaring leert het) een tijd lang eenigenbsp;warmte aan te brengen, of waar het liefdevuurnbsp;reeds brandt, dat te onderhouden en aan te blazen. Maar voor goed het liefdevuur ontsteken innbsp;het koude hart, zoo dat het niet meer wordt uitgedoofd, dat doet alleen die liefde, waarvan Johannes schreef: Hierin is de liefde, niet datnbsp;wij God lief gehad hebben; maar dat Hijnbsp;ons lief heeft gehad en zijnen Zoon gezonden heeft tot eene verzoening voor onzenbsp;zonden (1).
(1) 1 Joh. IV : 10.
-ocr page 8-s
O! kon ik u die liefde naar waarde beschrijven, waarmede God ons een’ redder gaf, niet toen wijnbsp;op gebogen knieën genade van Hem vroegen,nbsp;maar toen wij ons nog vijandig tegen Hem stelden ; waarmede Hij zijn’ eigen’ Zoon, het liefstenbsp;dat Hij bezat, voor ons overgaf, waarmede Hijnbsp;ten zelfden tijde ons begenadigde en ons aan denbsp;magt der zonde ontrukte. Kon ik u die liefdenbsp;van onzen Heer doen zien, in welke wij de liefdenbsp;des Vaders aanschouwen, waarmede Hij, de Zoonnbsp;van God, een zoon des menschen werd, eennbsp;dienstknecht, een man van smarten, een verachte,nbsp;een verworpene; waarmede Hij zich stelde aannbsp;het hoofd van ons verloren geslacht, om te doennbsp;wat dat geslacht had betaamd, en te dragen, watnbsp;dat geslacht had verdiend. Hij zelf vergeleek haarnbsp;met de liefde van een’ herder, die vol ontfermingnbsp;het verloren schaap opzoekt langs berg en dal,nbsp;en met de liefde van een’ redder, die zijn levennbsp;stelt voor zijne vrienden. Maar zij was nog veelnbsp;edelmoediger. Zij was de*liefde van een’ koningszoon, die niet alleen zich begeeft onder de oproerige onderdanen van zijn’ vader, om doornbsp;toespraak en invloed hen voor dien vader tenbsp;winnen, maar die zich ook door hen laat mishandelen en dooden, om door dat toppunt hunnernbsp;boosheid hunne oogen voor hun misdrijf te openen ,
-ocr page 9-door dat toppunt '/.ijiier liefde hunne harten te vcrteederen en om te buigen.
Ziedaar de liefde, waarvoor wij liefde geven. Die wekt onze bewondering niet alleen , maarnbsp;onze verwondering, onze verbazing. Die vermurwtnbsp;ous hart, niet slechts aan de oppervlakte, maarnbsp;tot het binnenste toe. Die maakt ons over onsnbsp;zelve beschaamd en bedroefd, dat wij voor zulknbsp;eene liefde koud hebben kunnen blijven, ja zelfsnbsp;met trotsehenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;versmadingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vergelden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die
neem.t al het bange vreezen van ons weg, en geeft ons volle vrijmoedigheidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;God.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die
verovert ons hart, zoo dat wij het geven, geheel en onverdeeld, aan dien God, wien het toekomt,nbsp;zoo dat wijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alles willennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wezennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heer
en Heiland, nbsp;nbsp;nbsp;die alles isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ous.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;liefde
boeit ons oog en scherpt dat tevens, zoo dat de heerlijkheid van God ons nu eerst regt zigtbaarnbsp;wordt, en Christus in al zijne beminnelijkheidnbsp;daar voor ons staat. Die liefde brengt een’nbsp;nieuwen en heiligen zin in ons voort en behaaltnbsp;telkens de zegepraal, wanneer zij in strijd komtnbsp;met onze liefde voor wereld en zonde. Ja, zijnbsp;ligt ons op, wanneer wij bezweken en ons lietennbsp;brengen tot schandelijken val. Dan stort zij onsnbsp;moed in om weder met vertrouwen van God tenbsp;vragen, dat Hij ons genadig zij; maar tevens
-ocr page 10-wekt zij deii lust in ons op en den ijver om in het leven voor onzen God te volharden. Tegenover eene liefde, die zoo menigvuldig vergeeft,nbsp;en zich zoo vaderlijk over ons ontfermt, wordtnbsp;ons hart zoo vol van wederliefde, dat wij metnbsp;teedere naauwgezetheid Gods goeden wil volbrengen. Wij beginnen er als kinderen en navolgersnbsp;van God ook liefde bij aan te leeren en anderennbsp;te dienen, hun te vergeven en ons zelven voornbsp;hen te vei’zaken, zoo als onze Heer dat deed.
Nu heb ik echter nog eene vraag te beantwoorden: wat brengt de liefde van God en de genade van Christus zoo in aanraking met onzenbsp;ziel, dat zij op deze de werking doen, die daarnbsp;werd beschreven?
Mijn lezer! (weet gij het reeds bij ervaring?) dat geschiedt van de zijde Gods, wanneer Hijnbsp;ons tot CHRISTUS brengt. Hebt gij wel opge-merkt, dat God daarmede bezig was, ook bij u,nbsp;van uwe vroege jeugd af, uw gansche levennbsp;lang? Dat Hij aanhoudend werkte op uw geweten en dat wakker maakte, opdat het zeernbsp;verstaanbaar zou spreken en gij u bewust zoudtnbsp;worden van uwe behoefte aan verlossing? Is hetnbsp;u reeds door uwe eigene herinnering gezegd, datnbsp;CHRISTUS telkens weder voor u stond als de goedenbsp;herder, dat Hij u opzocht, en vriendelijk toe-
-ocr page 11-sprak, en tot zinh riep? Heugt het u, dat u meermalen een steuiisel ontviel, waarop gij Icun-det, een hart, dat u liefhad, cenig goed, waarinnbsp;gij tl verhistigdet, eeiiig genot, dat u bekoorde?nbsp;Zoo dikwijls het een of het ander u gebeurde,nbsp;hebt gij de aanraking gevoeld van Gods hand,nbsp;die zich naar u uitstrekte om uwe hand te vattennbsp;en u te leiden tot Christus. Ten zelfden tijdenbsp;heeft het getrouwe woord van God, dat jezusnbsp;CHRISTUS in de wereld kwam om zondaren tenbsp;behouden, ook in uw oor geklonken, zoodat gijnbsp;het antwoord ontvingt op de vraag, of gij, ooknbsp;gij tot CHRISTUS komen moogt om het levennbsp;te hebben.
Hebt gij nu reeds naar dat antwoord gedaan? Hebt gij u laten leiden tot den Heiland? Gelooft gij reeds in zijnen naam? Dat is het watnbsp;er gebeuren moet van uwe zijde, zal de liefdenbsp;Gods voor u ook liefde voortbrengen in uw hartnbsp;voor Hem. Kwam dat geloof in u tot stand,nbsp;dan werdt gij u van uwe schuld bij God duidelijk bewust en zaagt zoo klaar, dat uw eigennbsp;doen gebrekkig en niets waardig is voor God,nbsp;dat gij het geheel opgaaft om eenigen grond voornbsp;Gods welgevallen in u, eenige bedekking vannbsp;uwe schuld bij God in dat doen te vinden. Datnbsp;evangelie, dat den zondaar louter genade vcrkon-
-ocr page 12-fligt, trok u daarom aan en werd voor u de blijdste boodschap. Gij leest en herleest dat woordnbsp;van genade, eu met de grootste aandacht aanschouwt gij dien Zoon van God, die voor v optrad als redder, en in volmaakte gehoorzaamheidnbsp;aan zijn’ Vader alles voor u volbragt heeft. Aannbsp;Item vertrouwt gij u toe, aan dien redder vannbsp;ons verloren geslacht, als aan uwen redder, ennbsp;gij doet dat des te geruster, ook bij luide aan-klagt van uw geweten, hoe meer gij u verlaatnbsp;op Gods woord, gelijk een kind op het woordnbsp;van zijn’ vader, hoe meer gij, bij het aanschouwennbsp;van de heilige liefde en de onbegrensde raagt desnbsp;verlossers Hem al uw vertrouwen waardig bevindt. Zoo ontstond er en bevestigt zich van dagnbsp;tot dag al meer eene naauwe verbindtenis tusschennbsp;u cn den Heer. Gij rekent op Hem bij eikennbsp;nood uwer ziel; gij verheugt u in zijne liefdenbsp;en gij geeft Hem de u w e.
Hat geloof moet er zijn in u; anders kan de liefde Gods in Christus hare volle werking bij nnbsp;niet doen. De kennis van die liefde, van de onvergelijkelijke wijsheid en heiligheid en liefdenbsp;van den Heer moge u tot bewomlering leiden,nbsp;eene bewondering nog zoo veel grooter dan die,nbsp;waarmee gij paulus of Johannes gadeslaat, alsnbsp;gij den Heer jEZUS stelt boven die uitnemenden ;
-ocr page 13-12
zij zal geen gevoel van verpligting bij ii vóórtbrengen. Dat bebt gij alleen, wanneer gij n zelven het voorwerp acht der betoonde liefde, Datnbsp;moet er echter zijn, zult gij ii zelven toewijdennbsp;aan God en den Heiland, en wel een gevoel vannbsp;verpligting zoo levendig en krachtig , dat de onwilnbsp;om Gode te leven er door overwonnen wordt, ennbsp;do tegenstand der bij u bestaande zondige neigingennbsp;er voor zwiclit.
Gebeurt dat niet, althans van tijd tot tijd, bij een iegelijk die gelooft? Ja, gij geniet Christusnbsp;liefde en dc genade van God door Hem en leertnbsp;haar niet alleen door beschouwing kennen, maarnbsp;door ervaring, zoo als een kind de liefde zijnernbsp;moeder. Gij kunt hoe langer zoo minder buitennbsp;die liefde en begint haar te genieten, wanneernbsp;gij leeft door het geloof, van dag tot dag, ennbsp;van uur tot uur; maar alzoo komt gij gedurignbsp;onder haren invloed. Gaat het wel met u, dannbsp;beheerscht n die liefde en gij geeft u met blijdschap over aan die zachte heerschappij. Maarnbsp;alzoo beheerscht u de Heiland zelf en gij staatnbsp;onder Hem. Gij laat u door Hem leiden en gijnbsp;volgt Hem. Gij ziet op Hem, opdat gij moogtnbsp;wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft, opdat gijnbsp;zijn moogt gelijk Hij was in de wereld en nog isnbsp;en eeuwig blijft. Dat kost n strijd en lijden j
-ocr page 14-maar gij overwint door Hem; gij zijt sterk in Hem. Zonder Hem kunt gij niets doen; doornbsp;Hem vermoogt gij alles, Gij wendt u tot Hemnbsp;bij iedere behoefte uwer ziel en opent alzoo gedurig uw hart voor Hem, die, naar zijne belofte, met u is al de dagen. Gij wordt zoo naauwnbsp;met Hem vereenigd, dat Hij in u leeft, terwijlnbsp;gij sterft. Maar nu wordt gij ook vervuld metnbsp;den Heiligen Geest. Die werkt niet slechts opnbsp;u, zoo als Hij deed, toen uw hart nog voor Hemnbsp;was gesloten, maar gelijk het zonnelicht, wanneernbsp;de knop zich heeft geopend, nu in de knop doordringt, en daar de vrucht voortbrengt, zoo worden nu ook allerlei schoone vruchten des Geestesnbsp;tot rijpheid gebragt in uw hart en in uw leven.nbsp;En al die schoone vruchten zijn te zamen eigenlijk slechts ééne, namelijk liefde voor liefde.
Och! drong eens dat alvermogen Uwer liefd’ alomme door;
Open aller blinden oogen,
Open aller dooven oor;
Geef, dat alle stervelingen ,
Geef, dat ouderdom en jeugd ,
Jood en Heiden, eens verheugd,
Van uw liefd’ in Christus zingen ,
Juichen om uw heerschappij,
U beminnen meer dan wij.
Evang. Gezang lxiii : 5.