-ocr page 1-

IP


HKILIG LEVEN - ZALItt STERVEN.

Wij wumleleii tussclien graven eii over niets dan graven heen.

Aan onze regter- en linkerhand rukt de adem des doods den een na den ander van den boomnbsp;dor levenden af, zoo als de herfstwind de dorrenbsp;bladeren afrukt. En bij dit alles denken zoonbsp;weinigen van ons daaraan dat ook wij een verwelkend blad aan dezen boom zijn , die de eerstenbsp;windvlaag evenzoo wegnemen kan. Het oog-enbliknbsp;echter, waarop deze windvlaag ons in het stof zalnbsp;neder werpen, stellen wij meestal in onze gedachten in eene onafzienbare verte, alsof wij nognbsp;eeuwigheden hier beneden te doorleven hadden;nbsp;en toch komt hij zoo zeker, zoo spoedig, zoonbsp;pijlsnel ons overvallen.

U 2 i

1*

-ocr page 2-

Is dat wijs gehandeld? Onze vaders, die reeds lang door het geloof overwonnen, hebbennbsp;veel van de kunst om te sterven gesproken. Iknbsp;weet echter niet hoe men dit anders leeren kan,nbsp;dan daardoor dat men, alvorens ligchamelijk tenbsp;sterven, hier aanvangt om met jezus geestelijk tenbsp;sterven, n Of weet gij niet, dat zoo velen alsnbsp;wij in CHRISTUS jezus gedoopt zijn, wij in zijnennbsp;dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met hem begraven door den doop in den dood, opdat, gelijk CHRISTUS uit de dooden opgewekt is tot denbsp;heerlijkheid des Vaders, zoo ook wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. Want indiennbsp;wij met hem ééne plant geworden zijn in de gelijkmaking zijns doods, zoo zullen wij het ooknbsp;zijn in de gelijkmaking zijner opstanding; dit wetende, dat onze oude mensch met hem gekruisigdnbsp;is, opdat het ligchaam der zonde te niet gedaannbsp;worde, opdat wij niet meer de zonde dienen.nbsp;Want die gestorven is, die is geregtvaardigd vannbsp;de zonde. Indien wij nu met Christus gestorvennbsp;zijn, zoo gelooven wij dat wij ook met hem zullen leven” (Kom. vi; 3-8). Dit is de weg wmaropnbsp;men de kunst om te sterven leeren kan. Er isnbsp;echter eene tweeledige wijze van zalig sterven.

De eene bestaat in kinderlijk stille en getrooste bereidwilligheid.

-ocr page 3-

Deze wortelt in de zekerheid van de schuldvergeving en volle begenadiging door het bloed van CHRISTUS, in den troost van het kindschap Godsnbsp;en in de daaruit voortvloeijende onwankelbare hoopnbsp;op het eeuwige leven. Daarbij echter grijpt dennbsp;stervende niet zelden nog een zekere angst aan ,nbsp;die uit den doorgang van het donkere dal desnbsp;doods en uit de ontmoeting met den koning dernbsp;verschrikking ontspringt; ja dikwijls gaat het nognbsp;met diepe ontroering, met een sidderen en bevennbsp;gepaard. jMen bespeurt bij zulk een sterfbed nietsnbsp;van den glans en de gouden schemering van dennbsp;aanbrekenden morgen des hemels; men hoort nietsnbsp;van de zegeningen, die reeds als een engelenkoornbsp;ons uit de onzigtbare wereld tegeuklinken. Ennbsp;toch is het een zalig sterven, want in het binnenste der ziel heersoht de vrede Gods en mennbsp;verneemt aldaar de taal: Al ging ik ook in eennbsp;dal der schaduwen des doods, ik zou geen kwaadnbsp;vreezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uwnbsp;staf vertroosten mij. ,

De andere wijze van zalig te sterven wordt aan eenige weinige uitverkorenen als eene bijzonderenbsp;genade gegeven. Dat is dan een zege- en triomf-togt uit de vreemdelingschap in het lieve vader-

-ocr page 4-

land; ait de ellende iu de heerlijkheid eu glorie; uit het donker verblijf der aarde in het schitterendnbsp;licht des hemels. De lichtstroom van het hemelschnbsp;Jeruzalem daalt reeds door den geopenden voorhang der eeuwigheid op het sterfbed neder ; mennbsp;hoort reeds uit de verte de koren der engelen ennbsp;der gezaligden, die hun het welkom toeroepen.nbsp;Daar is geen spoor meer van den schrik desnbsp;doods, men beweegt zich reeds in de hemclsohenbsp;lentelucht en men hoort een loflied des hemels.

Wij herhalen het, zulk een sterven is eene bijzondere genade, die God slechts aan eenige uitverkorenen schenkt. Zouden wij echter ook niet om deze gave mogen bidden ?

Wij gaan nu over tot de mededeeling van een vefhaal van een Bngelschen vriend, waarin zulknbsp;een zalig sterven beschreven wordt.

Selene, zoo luidt het verhaal, lag op het ziekbed ter neder aan eene vliegende tering.nbsp;Haar einde naderde spoedig. Zij vernam denbsp;tijding van haren aanstaanden dood met grootenbsp;vreugde en zij nam deel, met een verhelderdennbsp;geest en zonder den minsten angst, aan ieder gesprek , dat over haar naderend einde handelde.nbsp;Twee dagen vóór haren dood verzocht zij, dat men

-ocr page 5-

hnav in eeiie andere kamer van het huis brengen zou. Het was een groot ouderwetsch vertrek opnbsp;de bovenste verdieping, waar de vensters zoo hoognbsp;waren, dat men slechts de kruinen van de boo-inen en den hemel kon zien. Als selene in denbsp;uitdrukking van haar gelaat niet onduidelijk tenbsp;kennen gaf, dat zij het gewone uitzigt op hetnbsp;vriendelijke landschep daar buiten zeer miste, zeidenbsp;hare zuster chaklotte: «lieve zuster, de wereldnbsp;treedt voor u geheel op den achtergrond; Godnbsp;laat u nu nog slechts den hemel aanschouwen, opdat uw oog door niets meer dat op aarde is zounbsp;worden afgetrokken.” «O! welk eene heerlijke gedachte ! riep de stervende. Stel u voor, mijnenbsp;zuster, wat het zal zijn, wanneer ik weldra doornbsp;dezen blaauwen hemel de eeuwige woningen binnen mag gaan! Daar zal ik dan Hem aanschouwen , die met zijne almagtige hand at deze dingennbsp;gemaakt heeft! En toch, dat zijn welligt aard-sche, vleeschelijke gedachten; ach, ik wenschtenbsp;dat liefde tot mijnen Heiland de hoofdgrondnbsp;van mijn verlangen naar den hemel ware!” Zijnbsp;vouwde de handen, zag verlangend naar bovennbsp;en riep:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«O dat ik hem meer kon liefhebben!

Hij, Hij is het alleen, die mijne behoefte in eeuwigheid volkomen kan verzadigen en mij za-ligmaketi.”

-ocr page 6-

//Daaraan moet gij niet denken, antwoordde hare zuster, hoe weinig gij Hem liefhebt, maar veeleernbsp;moet gij u telkens herinneren, hoe innig en teedernbsp;Hij u lief heeft.”

//Ach ja, dat is zoo, antwoordde selexe, allengs-kens zal ik Hem meer leeren liefhebben.”

Toen des avonds een barer zusters uit het vierde kapittel van den brief aan de Hebreën vannbsp;de Sabbathsrust, die voor het volk Gods overblijft, haar voorlas, zeide zij met betrekking totnbsp;het negende vers: // Er zal nog heel wat te doennbsp;zijn tot op ons laatste oogenblik; maar Godnbsp;heeft mij in den laatsten tijd menigen zoetennbsp;voorsmaak van de Sabbathsrust gegeven. In dennbsp;verloopen nacht, waarin mij een weinig slaap zoonbsp;welkom zou geweest zijn, liet hij mij zien hoe mijnnbsp;arm, vermoeid ligchaam eens zacht zal uitrusten;nbsp;ik lag daar zoo vreedzaam en vrij van smarten,nbsp;terwijl mijne ziel bij hem te huis was.” Bij hetnbsp;vijftiende vers merkte zij aan : n Ach, hierin bestaat al ons heil: Hij onze hoogepriester, in allesnbsp;verzocht gelijk wij, - doch zonder zonde. Warenbsp;slechts een enkel gebrek in Hem gevonden, zoonbsp;waren wij verloren, zijn offer zou dan onvoldoendenbsp;en ongenoegzaam geweest zijn; ja, wij moestennbsp;als zondaren, die geen de minste hoop meer

-ocr page 7-

dui'fflen voeden, voor een heiligen regter .verschijnen.”

Gedurende deii volgenden nacht leed zij zwaar door de koorts die met verteerenden gloed op harenbsp;wangen brandde. Ofschoon zij zoo ontzettendnbsp;leed, zondigde zij niet met liare lippen. Zoo dikwijls hare zuster zoo stil mogelijk naar haar zag,nbsp;in de hoop, dat eindelijk een weinig slaap haarnbsp;vermoeid oog zou sluiten, ontmoette haar blik altoos weder datzelfde geduldige, vredevolle aan-gezigt en altijd behaalde een dankbaar lachjenbsp;de overwinning over de trekken van hooggaandenbsp;smart, die op haar gelaat te zien waren. Eensnbsp;antwoordde zij op de deelnemende vraag, hoe hetnbsp;haar ging; n Ofschoon ik niet slapen kaïi, zoo kannbsp;ik toch aan jezüs denken. Hij heeft het dennbsp;booze nog niet toegelaten mij met eene dwazenbsp;gedachte to verontrusten.” Weder hevige smartnbsp;lijdende, wendde zij zich tot hare zuster met hetnbsp;verzoek, dat deze God zoude bidden , dat haarnbsp;Iravt onafgebroken op het eeuwige en hemelschenbsp;mogt gerigt blijven , en dat have tegenwoordigenbsp;ilroefheid haar ligt schijnen raogt tegen de uitnemende heerlijkheid die aan baar geopenbaardnbsp;zou worden.

Den volgenden morgen, toen men baar vroeg welk gedeelte der heilige schrift zij gaarne wilde

2

-ocr page 8-

hooren antwoordde zij niet, zoo als zij de gewoonte had; //de keus laat ik aan u over;” maar zij gafnbsp;snel tot antwoord; u lees mij het zeventiende kapittel van JOHANNES voor (het hoogepriesteriijknbsp;gebed.)” Men deed het, en zij scheen metnbsp;gretigheid ieder woord iu zich op te nemen,nbsp;//Waarom hebt gij juist dit kapittel gekozen?”nbsp;vroeg hare zuster daarna. Alsof zij de vraagnbsp;niet gehoord had, herhaalde sei.e.n'e zachtjes maarnbsp;met veel nadvuk voor zichzelven het vers : //Vader!nbsp;ik wil dat waar ik ben, ook zij bij mij zijn,nbsp;die gij mij gegeven hebt.” Daarop wendde zjjnbsp;zich tot hare zuster en zeide; //Gij vraagt mij ,nbsp;waarom ik juist dit kapittel gekozen heb? Wel,nbsp;het bevat de laatste woorden mijns Heilands.”nbsp;En het waren ook de laatste woorden der heiligenbsp;schrift die haar op den gew'onen tijd kondennbsp;voorgelezen worden.

Den volgenden dag om dien zelfden tijd was zij reeds bij haren Heiland in zijne heerlijkheid

Dien ganschen voormiddag was zij zeer lijdende. De hooge koortsachtige gloed werd donkerder.nbsp;Alle middelen, om die hitte door de koorts aan-gebragt te verminderen, waren te vergeefs. Denbsp;koorts nam toe, tot haar het bed oudragelijknbsp;werd; zij verzocht dat men haar op wilde nemennbsp;en iu een leuningstoel brengen. Terwijl hare

-ocr page 9-

üuster liaar aankleedde, merkte deze op, hoe buitengewoon mager de Here kranke was. tt O,nbsp;antwoordde deze, ik kan dit arme, uitgeteerdenbsp;ligchaara zonder eenig beding aan mijnen jezusnbsp;overgeven; Hij die zoo heerlijk voor mijne zielnbsp;gezorgd heeft, zal dit arm gebeente ook wel ondernbsp;zijne hoede nemen.”

Des namiddags zeide zij; nbsp;nbsp;nbsp;«ik geloof dat de

Heere jezus mij spoedig tot zich zal nemen. Ik heb Hem daarom gebeden, of liever, ik hebnbsp;gebeden dat Hij eene volkomene gestalte in mijnbsp;mogt verkrijgen en dat beteekent het zelfde alsnbsp;dat Hij schielijk komen mogt om mij tot zich tenbsp;nemen.” Op hare bede knielde hare zuster nevensnbsp;haar neder, en bad den Heer, dat Zijn beeldnbsp;zich in hare ziel heerlijk mogt openbaren, datnbsp;do bange proeftijd weldra geëindigd mogt zijn,nbsp;en dat hare ziel van hare banden mogt bevrijdnbsp;worden. Toen zij opstond fluisterde selene; wjanbsp;ik geloof het, Hij komt spoedig, zeer spoedig.nbsp;Terwijl gij badt verscheen de heerlijkheid desnbsp;hemels voor mijn oog, en het was mij alsof iknbsp;Hem hoorde zeggen; ja ik kom schielijk! ” Zijnbsp;wierp glimlagchende eenen vragenden blik op harenbsp;zuster en zeide: //niet waar, gij zult mij immersnbsp;niet willen tegenhouden?” //Niet een enkel oogeu-blik” antwoordde deze, //maar de tijd is zelfs tol

-ocr page 10-

10

op een seconde toe bepaald; de engelen staan gereed en waoliten slechts op Zijn bevel/’ « Lievenbsp;dierbare zuster,” riep de zieke, ;/gij hebt immernbsp;een goed woord voor mij. Ja ik kan wachten.nbsp;Ik was te ongeduldig; ik vergat dat ik op aardenbsp;nog gelegenheid heb mijn Heiland te dienen ennbsp;Zijn naiun te verheerlijken.” Spoedig daarop werdnbsp;zij op de canapé gebragt en hier vi^ l zij in eenenbsp;zachte sluimering en sliep drie uren. ,/ O hoenbsp;goed is de Heer, riep zij bij het ontwaken, drienbsp;volle uren zonder smarten! En drie uren nadernbsp;bij mijn hemelsch vaderland!”

Op gelijke wijze was zij altijd dankbaar voor iedere genadegave die haar ten deel werd, voornbsp;iedere oplettendheid die men haar bewees. Zijnbsp;vermeed altijd om van haar lijden te spreken,nbsp;opdat men niet meeneu zonde, dat zij klaagde.nbsp;Dikwijls wendde zij zich om, om cene uitdrukking van smart op haar gelaat te verbergen; ennbsp;als hare zuster zeide : « gij moet niet geloovennbsp;dat het ongeduld is wanneer gij ons mededeelt,nbsp;wat gij lijdt;” antwoordde zij: « hoe zou ik kunnennbsp;klagen; jezl/s handelt zoo zacht met mij, zienbsp;slechts, hoe Hij mij alles verligt en verzoet,nbsp;cn welken zegen Hij mij vooral hierin schenkt,nbsp;dat al deze lieve gezigteii steeds bij mij zijn ennbsp;met mij waken; waarlijk mijn hemelsche Vader

-ocr page 11-

n

laat mijn beker overvloeijen.” T)es avonds was zij zeer vermoeid, en eene inzinking van krachtnbsp;scheen zeer nabij, Het loodkleurige dat zich overnbsp;haar aangezigt verspreidde en eene doodelijkenbsp;huivering van koude die hare leden deed beven ,nbsp;verontrustte de familie zoodanig, dat men naarnbsp;fieri doctor zond; maar daar hij geen onmiddellijknbsp;gevaar in haren toestand meende te zien , werdennbsp;de overige huisgenooten niet in de ziekekamernbsp;geroepen. Te middernacht had zij een hevigennbsp;aanval van kramp; toen knielden hare zusters dienbsp;geen middel zagen om haar te helpen, aan haarnbsp;bed neder en deden een vurig gebed , dat Hij dernbsp;lijdende kracht en genade van boven mogt schenken om deze zware oogenblikken door te worstelen.

ff Ja, ja,” riep zij in oogenblikken van meerdere kalmte, ff ja ik kan mijn geheel vertrouwen op Hem stellen, op mijn g’'ooten Hoogepriesfer.nbsp;Uwe genade is mij genoeg.” Spoedig daarna toennbsp;de beide zusters de kamer verlaten hadden, omnbsp;iets voor de lieve zieke gereed te maken, hoordennbsp;zij liaar roepen: «kom lleere jezus, o kom, kom,nbsp;kom! Tk heb getracht, ü te verheerlijken; iknbsp;geloof dat men nw beeld aanvankelijk in mij kannbsp;uauschou-wen.” Het was inderdaad, als of de Heestnbsp;des Herren zelf voor haar bad, zoo ganseb bnilengc-woon was de kracht die in liaar stem lag. zoo kinder-

-ocr page 12-

12

lijk het geloof, waarmede zij den Heiland aanriep.

Wij komen nu tot de laatste oogenblikken gt;an deze jeugdige discipclin van den Heernbsp;JEZUS. Het was des morgens vroeg en de dagnbsp;was even aangebroken, Hu zouden de zustersnbsp;getuigen van een tooneel zijn, dat wij met denbsp;eigen woorden van een barer moeten wedergeven. fiT)e kamer binnenkomende waar de dierbarenbsp;zieke lag, moesten wij verwonderd stil blijvennbsp;staan. Daar was in het lieve aangezigt geennbsp;spoor van lijden meer te ontdekken, dat reedsnbsp;zoo lang voor ons zoo heel smartelijk geweestnbsp;was om aan te zien. Haar gelaat was dat eensnbsp;engels, en door den ernst der eeuwigheid aangegrepen, staarden wij op het aanminnige beeld,nbsp;dat op het sterfbed voor ons nitgestrekt lag. Zij,nbsp;die voorheen te zwak geweest was om zich zonder hulp van anderen te bewegen, had zich nunbsp;in haar bed opgerigt en eene zittende houdingnbsp;aangenomen. Verbazing en verrukking waren innbsp;hare naar boven geslagene oogen te lezen, zijnbsp;waren zeldzaam schoon en schitterden van eenennbsp;onbeschrijfelijken glans. Op haar half geopendenbsp;lippen lag een verwonderlijk lief lachje, het wasnbsp;of haar gansche wezen reeds aanvankelijk wasnbsp;verheerlijkt.

-ocr page 13-

18

n Terwijl wij haar aanstaarden, strekte zij hare armen uit en in eene steeds toenemende veruk-king riep zij met eene gansch eigenaardige ennbsp;bijna hemelsche stem; //O! dat is heerlijk! datnbsp;is liefeüjk! ” Ik trad nader bij, en daar ik denbsp;overtuiging had, dat het oogenblik van haarnbsp;verscheiden daar was, fluisterde ik haar toe, hetnbsp;is de hemel ! Zonder hare oogen van het puntnbsp;af te wenden, waarop ze gevestigd waren antwoordde zij, /, ja het is de hemel! lletisJEZUs,nbsp;die gekomen is om mij te verlossen. Het isnbsp;heerlijk, onbeschrijfelijk heerlijk!”

H Benige oogenblikken later begon haar geloof te wankelen en werd zij beangst. — Hare zusternbsp;CHARLOTTE versterkte haar door woorden dernbsp;Heilige Schrift, als; Ih heb u lief gehad wetnbsp;eene eeuwige liejie! Jezus chkistus u güterennbsp;en heden dezeljde en tot in eeuwigheid 1 Zusternbsp;EMMA zeide haar eenige verzen uit den 23 Psalmnbsp;voor. Maar zij behoefde onzen bijstand niet. Ja,nbsp;nu was het aan haar gegeven om ons te troosten;nbsp;want, toen zij ons met bevende en half stikkendenbsp;stem die troosterijke woorden der schrift hoordenbsp;voorzeggen, riep zij: //Verblijdt u! Verblijdt u!nbsp;Nu immers is het oogenblik gekomen, waarnaarnbsp;ik zoo lang heb verlangd? Jezus is daar, omnbsp;mij tot zich te nemen. Verblijdt u met mij!”

-ocr page 14-

l-i

llcmelschc Kcevlijklieid, door ons cohtor slechts lt;rezien door den weerschijn op haar stervend gelaat , vertoonde zich voor Iiarc oogeii en weesnbsp;haar den weg des levens.

«Het was bijna, alsof zij reeds verjongd en aangedaan met nieuwe kraeht hem wilde bewandelen. Zij was echter zoo helder en kon harenbsp;gedachten zoo goed verzamelen , dut zij, toennbsp;hare oude dienstmaagd binnen trad, de handnbsp;naar haar uitstrekte en riep;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«Dank voor alles

wat gij aan mij gedaan hebt, Gij zijt altijd zoo goed geweest en altijd zoo vriendelijk jegens mij.nbsp;O, kom tot .JEZUS! Ik ben zoo onbesclivijfelijknbsp;gelukkig, de smarten zijn allen voorbij! O, hetnbsp;is zoo heerlijk! ” Toen zag zij allen aan en gingnbsp;voort:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«O vreest den dood niet; er is niets,

niets smartelijks in het sterven. Jezus neemt alle pijn weg.”

«Nu scheen zij zich te herinneren, dat zij nog afscheid moest nemen. Zij nam daarop mijne,nbsp;hand en zeide; «ik dank u, dierbare chaui.otte ;nbsp;gij zijt mij eene moeder geweest, ja eenc warenbsp;moeder.” Tot emma zich wendende, sprak zij:nbsp;«En gij mijne lieve bwma, gij hebt mij altijd zulkenbsp;solioone bloemen gobragt; niet waar, gij komtnbsp;immers tot jezos, gij zult mij volgen in dennbsp;hemel? Bedenk de dingen die boven zijn.” Zoo

-ocr page 15-

15

had zij nog een woord voor ieder lid harer familie, en nadat zij nog den naain van een meisje, metnbsp;wie zij op school was geweest, genoemd en verzocht had haar te groeten, weigerden hare lippennbsp;voort te gaan —• zij was niet meer.”

Wij hebben alzoo het zalige sterfbed aanschouwd, dat God aan selena geschonken had. Maar dezenbsp;zalige uitgang kan niet zonder een aanvang geneest zijn, waaruit zulk een eiude noodzakelijknbsp;voort moest vloeijen. Want zoo wat de inensohnbsp;zaait, dat zal hij ook maaijen. Want die in zijnnbsp;eigen vleesch zaait zal uit het vleesch verderfenisnbsp;maaijen; maar die in den geest zaait, zal uitnbsp;den geest het eeuwige leven maaijen. Gal. vr:nbsp;7, 8. Wij weten wel dat ook de moordenaarnbsp;aan het kruis, nog in vrede is heengegaan. Bijnbsp;hem viel de aanvang en de uitgang, het zaadnbsp;en de oogst bijna in één oogenblik te zaraen.nbsp;Het zaad des levens was bij hem in weinigenbsp;uren tot volle rijpheid gekoineti , gelijk die rvon-derplant die boven het hoofd van den profeet

-ocr page 16-

16

JOgt;'A in éénen nacht opschoot. Maar dit is een ¦wouderteeken, van den almagtigen God daar-gesteld tot troost van bekommerde zielen, dienbsp;nog in de laatste uren met kleingel oovigheidnbsp;te strijden hebben, het is echter niet de gewonenbsp;regel in het rijk Gods. Deze regel is; Hedennbsp;zoo gij zijne stemme hoort, zoo verhardt uwenbsp;harten niet; en vervolgens: Laat ons dan vreezennbsp;dat niet te eeniger tijd, de belofte van in zijnenbsp;ruste in te gaan nagelaten zijnde, iemand vannbsp;n schijne achtergebleven te zijn.

Ook bij de vrome discipelin des Herren, van wier heerlijk uiteinde wij gehoord hebben, gingnbsp;een godzalig leven haar zalig sterven vooraf, ennbsp;daarvan hebben wij nog eenige trekken uit denbsp;mededeelingen van hare overgeblevene betrekkingen hierbij te voegen. Mogen die velen tennbsp;zegen strekken! Heeft zij toch zelf in de dagen ,nbsp;toen men haar zeide dat haar toestand zeer bedenkelijk en geen herstelling meer te hopen was,nbsp;uitgeroepen ; n Hoe zeer zou ik w'enschen, dat alnbsp;mijne jonge vriendinnen mij nu konden zien ,nbsp;opdat ik haar zeggen konde, hoe W'aar het is,nbsp;dat de gemeenschap met .tezcs onbeschrijfelijknbsp;zoet is en waarlijk zalig maakt! O, zeg hetnbsp;toch allen, dat alle genot en alle vreugde dernbsp;wereld volstrekt niet te vergelijken is met de

-ocr page 17-

17

zalige vreugde, die ik in dezen oogenblik ondervind, waarin ik in iiet aangezigt des doods zeggen kau; christus is de mijne!” Het is welnbsp;de moeite waard, dezen haren wensch ook innbsp;deze bladen te vervullen. En bet is waar, selene

in de dagen waarin zij genoot, een gelukkig en


was ook in haar leven eene goede gezondheid


zalig kind Gods. /, Ik weet het niet, selene ! zeide eens iemand tot haar, gij schijnt altijd aannbsp;iets te denken, dat u zeer gelukkig maakt.” «Ennbsp;zoo is het ook, antwoordde zij, en ik wenschnbsp;wel dat iedereen mijn geluk met mij doelen kon.”nbsp;De schoonste getuigenis echter voor dit warenbsp;geluk, dat zij voortdurend te genietet\ scheen , isnbsp;deze, die een klein nichtje haar gaf, zondernbsp;het zelf te vermoeden; want het oog van eennbsp;kind ziet in den regel zeer scherp, of de woorden we! met de daden overeenstemmen. Na eennbsp;bezoek van eenige huisvrienden vroeg de kleinenbsp;in allen eenvoud en onbevangenheid; «Is mevrouwnbsp;N. N. vroom?” «Ik denk het wel,” antwoorddenbsp;CHARLOTTE. «Maar is zij zoo vroom als tante, se-i.ENE ?” ging de kleine voort. Charlotte antwoordde ; «God kan alleen den mensch in het hartnbsp;zien.” «O, antwoordde het meisje, bij tante selenenbsp;is het niet noodig haar eerst in het hart te zien ,nbsp;men kan het haar aanzien hoe vroom zij is. An-

-ocr page 18-

18

(lere menschen zien er niet zoo vergenoegd en gelukkig uit, wanneer zij van den Heer jezusnbsp;spreken. Kn bovendien, tante selene spreektnbsp;nooit over andere njenselien, zoo als mevrouwnbsp;N. N, doet; zij zegt mij altijd, dat ik moetnbsp;zwijgen, wanneer ik iets kwaads van andere menschen zeggen wil,” Op eenen anderen tijd zeidcnbsp;datzelfde kleine nichtje; n Ja, daar ben ik zekernbsp;van, tante seleue bemint den Heer jezüs meernbsp;dan andere menschen. AA^ant zij bidt en leest innbsp;den bijbel voor haar genot en anderen doen datnbsp;slechts, wanneer zij moeten.”

Doch dringen wij door in die geheime binnenkamer, waar de Geest der genade deze ziel tot een zoo zalig leven in God opvoedde en voorbereidde , dan ontdekken wij in de eerste plaats datnbsp;SELENE eene zeer vlijtige lezeres des bijbels was.nbsp;Haar bijbel, zoo leest men in de mededeelingen ,nbsp;die voor ons liggen, was haar dagelijksch brood,nbsp;zonder hetwelk zij niet kon leven. Zij las hem ,nbsp;zoo als haar nichtje opmerkte , voor haar genoegen , uit vollen aandrang des harten, en koos dienbsp;hoven alle andere boeken. Op dezelfde wijs alsnbsp;een ander een onderhoudend boek , eene boeijcudenbsp;levensbeschrijving of een interessant verhaal ternbsp;hand neemt, ora zich daarmede tnsschen den arbeid te ver])oozen, zoo nam zij haren bijbel ter

-ocr page 19-

19

hand, cn las hem met steeds toenemend genoegen, met cene innige viengde, en terwijl zij zich innbsp;de oude en toch eeuwig nieuwe geschiedenis vannbsp;Gods reddende liefde verdiepte, vond zij, in dennbsp;rijken akker van het schriftwoord steeds nieuwenbsp;schatten, die het vlijtige graven rijkelijk beloonden. Zij werd echter ge.enszins er toe gebragt omnbsp;andere boeken of de menschel) die daarin smaaknbsp;vonden, gering te achten ; daarvan was zij zeernbsp;ver verwijderd; maar al de geschriften die zij las ennbsp;alles wat zij dagelijks vernam, trachtte zij in hetnbsp;licht der eeuwigheid te besoliouwen. Het volgende uit haar dagboek zal dit aanschouwelijk maken:

26 Febrnarij. Ik heb heden de gedenkschriften van c. BRONTR uitgelezen. Het lezen van ditnbsp;boek was mij een groot genot; ik hoop dat denbsp;winsl die mij dit gaf, blijvende zal mogen zijn.nbsp;Deze levensbeschrijving is eene waarschuwing voornbsp;hen , die onder het jagen naar roem als schrijvernbsp;en naar de eer der wereld het goede zaad verstikken. Geleerdheid en veel wetenschap kunnennbsp;ons maar al te vaak tot doornen worden, wanneer men niet ivakende blijft in het gebed, ofnbsp;wanneer men haar die plaats in het hart laatnbsp;innemen, die alleen het woord Gods toekoral.

Daarbij was selene zeer ijverig in het gebed. Zij plagt drie verschillende tijden daags aan het

-ocr page 20-

ÜO

gebed te wijden, een gewoonte die slechts voor toenemende zwakheid wijken moest. Dikwijls wasnbsp;zij nog op, wanneer hare overige huisgenootennbsp;reeds lang naar bed waren, om slechts een geheelnbsp;ongestoorden tijd voor het gebed te hebben.nbsp;Evenzoo was zij in den regel vroeg op, om harenbsp;helderste, oogenblikken aan het woord Gods ennbsp;het gebed te wijden.

Het huis Gods was haar lievelingsplaats. Het was haar smartelijkste ontbering, toen zij zichnbsp;niet meer in staat gevoelde om het te bezoeken.nbsp;Van haar zou men nimmer de bedenking gehoordnbsp;hebben : het schijnt dat het zal gaan regenen, iknbsp;blijf liever ’t huis. Regen of zonneschijn, warmtenbsp;of koude hadden hierin niet den minsten invloednbsp;In de preek vond zij altijd iets dat tot opbonwingnbsp;was van den inwendigen mensch. Eene vriendinnbsp;vroeg haar eens op eenen misnoegden toon:nbsp;// Nu! hoe heeft u heden de preek bevallen ?”nbsp; Ik was hongerig, en daarom deed zij mij goed,”nbsp;hiermede was de vraagster tot zwijgen gebragt.nbsp;Als zij door krankheid binnenshuis gebannen was,nbsp;kon zij met onbeschrijfelijke verrukking des zondags het klokkengelui aanhooren , als was het denbsp;heerlijkste muziek. Eens toen zij de koorts had ,nbsp;ving het klokkenspel juist aan en dadelijk begonnbsp;y,ij de melodie te zingen. Zij liet zich daarvan

-ocr page 21-

21

volstrekt niet afbrengeu. Zij toonde daarmede dat, ofschoon zij in persoon het huis Gods nietnbsp;meer bezoeken kon , haar geest toch het liefstenbsp;daar vertoefde.

De kring van bekenden , waarin zij zich bewoog, was niet groot; zij was te bescheiden, om ietsnbsp;te doen, waardoor de opmerkzaamheid van anderennbsp;op haar zou worden bepaald. Dubbelhartige ennbsp;wereldschgezinde Christenen verstonden haar nietnbsp;en konden haar ook niet verstaan. Maar er warennbsp;plaatsen waar men haar beminde, plaatsen, waarnbsp;hare verschijning ais een vriendelijke zonnestraalnbsp;werd begroet, waar het vreedzame lachje op harenbsp;lippen allen kommer verdreef en reeds de toonnbsp;barer stem de neergedrukten kon oprigten. Innbsp;de verblijven der armoede, krankheid en ellendenbsp;voelde zij zich t’huis, en daar kon men haar innbsp;hare gezonde dagen dagelijks zien rondwandelennbsp;met een mandje aan den arm, en eenige traktaatjes in de hand. Eerst na haren dood heeftnbsp;men vernomen in welk eenen uitgebreiden kring,nbsp;en met welk eenen zegen zij dit werk der liefdenbsp;in het verborgene heeft verrigt. Op haar grafnbsp;staat een jonge myrtheboom, geplant door denbsp;hand van een oud moedertje. «O dat trouwe lievenbsp;schepseltje,” zeide eens deze oude , met een oognbsp;vol tranen tot hare zuster charlotte , //het is

-ocr page 22-

22

mij dikwijls als of ik haar nog zie op deu rand van mijn bed gezeten, den bijbel op haven schootnbsp;en woorden des levens en der vertroosting op denbsp;lippen.” Een andere oude discipelin des Heerennbsp;vertelde haar eerste ontmoeting met selene opnbsp;de volgende wijze: wEens zat ik alleen in mijnenbsp;kamer, moede on bedrukt, en ik sliep in opnbsp;mijnen stoel, geheel vervuld met mijne treurigenbsp;gedachten. Toen ik ontwaakte, zag ik een lief,nbsp;jong meisje bij mij zitten. Ik dacht, deze is mijnbsp;door God gezonden, om mij in mijnen kommernbsp;te troosten; en waarlijk, zij heeft mij eene liefelijkenbsp;en kostelijke verkwikking gebragt, toen zij daarnbsp;naast mij zat en mij voorlas uit Gods woord.nbsp;Ik zal God eeuwig daarvoor danken , dat Hij mijnbsp;haar heeft toegezonden.” Eene dame zag het jongenbsp;meisje, toen zij juist uit de kerk kwam. Zijnbsp;volgde haar en merkte met verwondering op hoenbsp;SELENE zonder eenige vrees zich tot een groepnbsp;ruwe lieden wendde die nabij de kroeg stonden ,nbsp;hun traktaatjes aanbood, en eenvoudige doch hartelijke woorden tot hen sprak, en deze ruwenbsp;mannen ontvingen haar met achting en eerbied,nbsp;en het viel niemand in , haar grof of onw'elvoe-gelijk te bejegenen.

Bij dit alles dacht selene zoo klein van zich-zelve, dat zij zich in haar dagboek steeds daarover

-ocr page 23-

2;?

beschuldigt, dat zij zoo weinig doet tot eer van haren Heiland. ,/Miju tijd slecht gebruikt,”nbsp;dit leest men meer dan eens; // veel gesprokennbsp;wat een Christen niet betaamt ! Niets voornbsp;JEZUS gedaan, als een weinig gebeden om denbsp;komst van Zijn rijk! De kleine bektha dronknbsp;bij ons thee; ik heb mijzelve met heete tranennbsp;beschuldigd, dat ik verzuimde met het lieve kindnbsp;over den Heere jezus te spreken. Wat heb iknbsp;heden voor mijn geestelijk leven gewonnen ? Iknbsp;durf met ootmoed en dank betuigen, dat ik bijnbsp;mijn bijbellezen een weinig dieper ben doorgedrongen in de liefde van jezus ; ik heb kleinenbsp;overwinningen op mij zelvcn behaald. Maar hoenbsp;geheel anders moest het met mij zijn! O zeernbsp;verlang ik naar den tijd, waarin ik den Heilandnbsp;geheel zal toebehooren , en Zijne liefde mij ganschnbsp;en al zal vervullen.”

Toen zij in hare ziekte het gevaar van haren toestand inzag , verzocht zij, dat men alle armennbsp;die zij gekend had bij haar zoude laten komen.nbsp;Daarop verzocht zij , dat men haar haren spaarpotnbsp;wilde geven, om het geld naar ieders behoeftenbsp;onder hen uit te deelen. Het was inderdaad eennbsp;dag van geween, toen deze lieden de een na dennbsp;ander binnen kwamen, om van hare weldoensternbsp;afscheid te nemen; maar telkens als er een bin-

-ocr page 24-

24

ueiikwam, bad zij van nieuws , dat de Heer haar voor zelfbehagen mogt bewaren en door zijnennbsp;Geest haar de woorden mogt ingeven, die zijnbsp;ieder afzonderlijk zeggen moest. Als een dernbsp;arme vrouwen haar vroeg, hoe zij te moede wasnbsp;bij den aanblik van den naderenden dood, zeidenbsp;seIjENE : ik ben eene begenadigde zondares. Eennbsp;ander zeide; gij waart immers zoo goed en zoonbsp;vroom; toen viel zij oogenblikkelijk in; «O neen,nbsp;neen! er is niet goeds in mij, alles wat goedsnbsp;in mij is, dat is enkel door de genade vannbsp;CHRISTUS; wat verkeerd in mij is dat is uit mijnbsp;zelve”.

Daarbij had selene in hare gezonde dagen de huiselijke pligten geen oogenblik verzuimd; zijnbsp;was lid van eene talrijke familie en daar was innbsp;huis altijd veel te doen. Deze pligten zag zijnbsp;aan als een werk door God haar aanbevolen ennbsp;zij volbragt ze met groote getrouwheid en naauw-gezetheid van geweten. Dit had nog zoo veelnbsp;meer te beteekenen, daar zij geen bijzonderennbsp;aanleg voor huiselijke bezigheden had. Haarnbsp;kleine nichtje gaf haar eens deze schoone getuigenis ; //Niemand, zeide zij, zorgt voor mij zoo goednbsp;en geeft zich zoo veel moeite voor mij als tante

SERENE.”

Nog iets moeten wij hier aanstippen, voor wij

-ocr page 25-

ciiMligen. Het was iuinr teeder geweten , dat liaav smart deed gevoelen over dc minste zondige begeerte, waarmede zij meende den Geest van Godnbsp;bedroefd te liebben, en dat als trouwe wakernbsp;steeds waarschuwend aan de deur van haar hartnbsp;de wacht hield, en haar het naderende gevaar aantoonde. Een driftig woord dat liaar ontvallennbsp;w'as, kon haar zoo bedroeven en haar zulke bittere tranen doen schreijen , dat zij niet eerder rustnbsp;vond, voor dat zij aan de voeten van den Gekruisigde vergeving had gezocht, en voor zijnbsp;weder met hem was verzoend, dien zij meendenbsp;belcedigd te hebben. Niets vreesde zij zoo zeer,nbsp;dan door eenig ding den naam van Christusnbsp;smaadheid aan te doen.

Heeft SELENE nu, door de schoonste jaren barer jeugd den Heer te wijden, een treurig, sombernbsp;en vreugdeloos leven gehad ? vZegt het toch aannbsp;allen,” riep zij nog op haar sterfbed, //dat slechtsnbsp;een leven in de dienst van den Heer doorgebragt,nbsp;waarachtig geluk aanbrengt. En wederom: krankheid maakt aan allen lust en vreugde en levensgenot een einde, alleen aan die vreugde niet,nbsp;die men in CHiusTCS gevonden heeft! Het woordnbsp;des levenden Gods getuigt; De regtvaardige zalnbsp;groeijen als de palmboom; hij zal wassen als een

-ocr page 26-

26

cederboom op den Libanon. Die in bet huis des Heereu zijn geplant, die zal gegeven worden tenbsp;groeijen in de voorhoven onzes Gods ! In dennbsp;grijzen ouderdom zullen zij nog vruchten dragen :nbsp;zij zullen vet en groen zijn, om te verkondigennbsp;dat de Heer regt is; Hij is mijn rotssteen ennbsp;in Hem is geen onregt. (Psalm xcii: 13-16.)