-ocr page 1-

Koembmmbots.u , den 8 Januarij 1868.

Zeer GeacMe Dames !

Geliefde Zusters in onzen Heer jezüs CHRisTUS!

liet ia reeds laag geleden dat gij een brief van mij ontvangen hebt, en gij moogt dus met regtnbsp;op nieuw cenig berigt van mij verwachten. Metnbsp;genoegen neem ik daarom de pen op om hieraannbsp;te voldoen, maar toch ook alweer niet zondernbsp;eigenbelang, daar ik evenzeer verlang, eeuige vertroostende en opbeurende woorden van U, geliefdenbsp;Zusters, uit het Vaderland te ontvangen. Ju,nbsp;zoo gaarne zoude ik die lieve Zusters leeren kennen (al was het ook maar bij name) die metnbsp;mij uit wederliefde tot Christus willen medewerken om Zijn Koningrijk te doen komen, ennbsp;zoo mogelijk nog eenige parelen aan Zijne kroonnbsp;te hechten. Schoon onbekend, reik ik aan haarnbsp;in den geest de hand, op onzen pelgrimstogt naarnbsp;het vaderhuis daar boven, waar jezus voorgegaannbsp;ia om ons plaats te bereiden, en wel door middelnbsp;van Zijn lijden en dood. O! wat zal dat heer-

(U

¦f,]

-ocr page 2-

lijk zijti-, den christl's Gods, die hier op aarde veracht, gehoond en aan het kruishout geslagennbsp;en om onze zonden gemarteld werd, te zien innbsp;Zijne raagt en heerlijkheid; deel aan het Zijne,nbsp;ja aan Hein zelven te mogen hebben en Hem tenbsp;loven en te prijzen met Zijne engelen in eeuwigheid. Ja geliefde Zusters, de tijd zal welligtnbsp;spoedig komen, dat wij, w’at ons hier ontzegd is,nbsp;daarboven ons vereenigd zullen zien. Daarom denbsp;handen in één geslagen en moedig voortgewandeldnbsp;tot dat wij er zijn, maar laat ons op onzen togtnbsp;niet vergeten, om nog anderen tot Hem te trekken.

Ik weet, het is uw wensch, gaarne het een en ander verblijdends van onze zwarte broeders tenbsp;liooren, en te vernemen hoe lief zij den Heernbsp;.1E/.US hebben. Dat zij hier meerendeels gedooptnbsp;zijn, zal U allen reeds bekend zijn, en dat ernbsp;ook onder zijn, die het kleed van Christus slechtsnbsp;dragen, maar Zijn hart en Zijnen Geest nog nietnbsp;liebben ontvangen, zal U ook wel niet bevreemden. Toch hoop ik, ja ik ben in gemoede overtuigd, dat de Heer ook hier Zijn volk zal hebben, en wij velen van hen daarboven zullen ontmoeten. O, die arme zielen gaan mij soms zoonbsp;ter harte, als ik hen in hunne armoede ontmoetnbsp;en zie hoe ellendig zij naar het aardsche bedeeldnbsp;zijn. Niets, hoegenaamd niets hebben zij, watnbsp;Itnu het leven veraangenamen kan; de armstennbsp;leven in het bosch in een hutje, niet veel beter

-ocr page 3-

(Ian de spelonken der dieren. Ach! het doet mij '/eer terwijl ik het schrijf. En als ik dan bedenk,nbsp;dat die arme menschen zonder het minste aangenaam en menschelijk verkeer, eenzaam, ook nognbsp;zonder den Heer, zonder Zijne kennis, genade ennbsp;liefde, zonder hoop op een toekomend beter leven,nbsp;daarheen leven: o, dan zoude ik ze zoo gaarnenbsp;willen helpen , zoo gaarne tijdelijk en eeuwig gelukkig maken. Gelukkig zijn er hier onder denbsp;christenen betrekkelijk niet zeer velen zóó, ennbsp;deze zijn het meestal door eigen schuld. Immers denbsp;Regering helpt ook zoo veel ze kan, om het volknbsp;stoffelijk op te beuren. Hier ter plaatse zijn ernbsp;echter van de honderd huisgezinnen, vier die zichnbsp;van de anderen min gunstig onderscheiden; vannbsp;hen wil ik U iets verhalen. Deze huisgezinnennbsp;behoorden tot Koemelerabocai, maar waren lui ennbsp;weigerden het dorps- en regeringswerk te doen,nbsp;kwamen weinig in de kerk en niet bij het onderwijs. Dikwijls ontvingen zij lessen en vermaningen, maar dat hielp niets. Daar nu hetnbsp;nieuwe dorp Woevvoek Malalla, hier zoo digt bijnbsp;is en de menschen daar voor één jaar vrijheidnbsp;hadden van belasting en gouverneinentswerk, zoonbsp;wilden de hoofden dezer huisgezinnen een gemakkelijk leven leiden, liepen met vrouw en kinderen van hier weg en gingen daar wonen. Nunbsp;gebeurde het dat uIjFEEs voor eenige wekennbsp;te Koemeleinboeai kinderen wilde doopen. Daarnbsp;de kinderen echter nooit gedoopt worden zonder

1 »

-ocr page 4-

een goed getuigenis der kerkeraden, van den hnlpzendeling en meester, omtrent de ouders, zoonbsp;werden de kinderen van boven bedoelde huisgezinnen meer dan eens afgewezen. Daar Woewoeknbsp;nog geene kerk heeft en de menschen van daar,nbsp;alhier nog ter kerk gaan, zoo ondergingen denbsp;van hier weggeloopen ouders op nieuw dezennbsp;smaad, al kreeg ülpeks ook de getuigenis, datnbsp;zij zich in hun zedelijk en maatschappelijk levennbsp;aanvankelijk veel verbeterd hadden. Onder dezenbsp;nu behoorde ook eene van mijne eerste meiden •nbsp;vroeger een buitengewoon lief en flink meisje,nbsp;en ook nu nog eigenlijk niet geheel bedorven.nbsp;Dit trof mij, maar ik kon er dien zondagmorgen,nbsp;toen haar kind niet mede gedoopt werd, tochnbsp;niets aan doen. Eenige dagen daarna zoude denbsp;meester van Woewoek getrouwd worden; dit moestnbsp;in hun dorp geschieden, al was het ook maarnbsp;in eeue loods die voovloopig tot school wasnbsp;ingerigt. Daar bruid en bruidegom beiden onzenbsp;pleegkinderen waren, en ik ook wel van eennbsp;uitstapje houd, besloot ik met de kinderen medenbsp;te gaan. ’s .Morgens ten 7 ure zat alles te paard;nbsp;zelfs onze kleine pbedebik.v van 17 maanden zatnbsp;bij den meester op, de toom in de eene, ennbsp;de zweep in de andere hand, met de vreugde opnbsp;het gelaat. W'elk een zegen van boven, oudersnbsp;en kinderen allen gezond! Allen op reis om dennbsp;OHBisTTjs te verkondigen, en dat hier te middennbsp;van bet eenzame lieideuland, onder eene keerkrings-

-ocr page 5-

ion, in de schoonste natuur der aarde. Wij waren door Gods goedheid gelukkig .spoedig (cr ¦ bestemder plaatse aangekomen in do bamboeaohool.

ÜLPERS hield eene korte toespraak over Joh. 4 : 28, 24, en toonde aan, wat het beleekent Oodnbsp;te aanhiidvn in ffeeat en in waarheid. Ulfeüsnbsp;deed vooral uitkomen, dat aanbidding niet bestond , zoo als men dat helaas veel vond, bij dennbsp;een: in enkele inwendige gedachten der ziel, ennbsp;onvruchtbare bespiegelingen zonder woord en daad;nbsp;bij den anderen: enkel in woord en belijdenis metnbsp;de lippen, en niet met hart en mot daden dernbsp;liefde; bij den derden; enkel in niterlijke daden ,nbsp;of eenige kerkelijke plegtigheden, en niet met hartnbsp;en mond; — maar dat dit alles stecd.s behoordenbsp;vereenigd te zijn, en dat zich de ware aanbiddingnbsp;van God in geest en waarheid dus openbaarde innbsp;het geheele leven, werken en zijn van den aanbidder, zoowel in- als uitwendig. Eene ware aanbidding van God in geest en waarheid is eennbsp;vlijtig en naarstig, stoffelijk en geestelijk leven totnbsp;heil voor zich en anderen , voortvloeijende uitnbsp;dankbaarheid en w'ederliefde jegens onzen grooteunbsp;God en Zaligmaker, die ons het eerst heeft liefnbsp;gehad tot in den dood.

Micn.vËEE, de vrouw wier kind voor den doop afgewezen was, ons vroegere meisje, was ook innbsp;de kerk; van haar ivensch ik U hier iets medenbsp;te deelen. Ik bepaal mij echter alleen tot hetnbsp;laatst met haar voorgevallene, want de tijd ont-

-ocr page 6-

breekt mij om hare levensgeschiedenis mede te deeien van dat zij bij ons kwam af, en die,nbsp;iu verband met al de onge!)ondevibedeii dergeneunbsp;met wie zij in betrekking kwam, veel zon gelijken op een verdicht verhaal.

Ik noem haar bij haven doopnaam Michaële, want men is hier gewoon, al zijn de menschennbsp;getrouwd, hen altijd bij hun doopnaam te noemen, ook als zij maar iets meer zijn dan gewoon.nbsp;Zoo zegt men bijvoorbeeld tot een dorpsregter,nbsp;die j.\?i heet: Hhukum jan, tot eene getrouwdenbsp;vrouw; Njonja of Nonua mini ; - ieder gevoeltnbsp;zich vereerd als men hen bij den doopnaam noemt.

Mich.aële dan bevond zich onder de toespraak van ULFEES ook in de loodskerk. Onder hetnbsp;laatste gebed hoorde ik eenig geschuifel, waardoor ik in het bidden gestoord werd. Ik opendenbsp;de oogen en zag haar uit de kerk wegsluipen •nbsp;Dit wegsluipen gebeurt wel meer, vooral omdatnbsp;aan de meeste kerken geen deuren zijn, waardoornbsp;mingevorderden of eerstbeginnenden, - om denbsp;woorden van elpees te bezigen, - de kerk totnbsp;een duivenhuis maken , waar zij naar believennbsp;in- en uit vliegen.

Toen ik michaële zag wegsluipen, kwam de wensch in mij op, om haar na het eindigen dernbsp;godsdienstoefening te bezoeken. Uit de kerk komende, had ELPEES in het huis van den Hhukumnbsp;Tuwah met de menschen te praten en hen innbsp;het een en ander teregt te wijzen. In dien

-ocr page 7-

tusschoiitijd ging' ik met cle kinderen en mijne meisjes naar iiichaële; ülfeks hoopte er welligt,nbsp;ook nog' te komen. Gij weet, dut dit nog ecnenbsp;geheel nieuwe negorij is. Boomstammen van bijzondere dikte en lengte liggen, vooral op denbsp;erven, nog links en regts over elkander heen.nbsp;De straat, in ’t midden regtlijnig door het dorpnbsp;loopende, en de plaatsen waar do voorloopigenbsp;huizen zijn opgeslagen, zijn allen gezuiverd vannbsp;die groote hoornen. Onze weg nu ging ter zijdenbsp;langs de school over hoornen heen, waarbij wij inelnbsp;handen en voeten moesten klauteren. Vele men-sclien, ook de jonge, zoo even getrouwde vrouwnbsp;van den meester volgde ons, Beeds door helnbsp;klimmen over menigen dikken boomstam vermoeidnbsp;zijnde, vroeg ik waar michaële woonde. Ik kreegnbsp;ten antwoord, dat het van daar het zesde of laatstenbsp;hutje van het dorp was, en dat ik er oinnogelijknbsp;naar toe komen konde, omdat daar nog niets vannbsp;het afgehouweu hosoh was weggeruimd. Ik zeide;nbsp;wdat ik er heen moest.” Maar nu eerst begon hetnbsp;klimmen, waarbij nog kwam, dat ik met mijnenbsp;kleederen verward raakte in struiken eu doornen.nbsp;Ik had moeite door dit gevelde eeuwen oude boseh.nbsp;dat vroeger zelfs door geene Alfoersche vrouw,nbsp;veelmin door eene Europesche betreden was, heennbsp;te komen. Bij de tweede hut kwam mij eene vrouw,nbsp;ook eene van de boven bedoelde vier huisgezinnen,nbsp;te gemoet. Met tranen in de oogeu drukte zijnbsp;mij de hand. Zij zag er zeer lijdend uit, haar

-ocr page 8-

kind kroop o]) den grond - naakt - in de aarde wroetende. Ik sprak haar eenige troostwoordennbsp;toe. Haar veel vermanen over baar niet prijzens-waai'dig gedrag, dat echter ook haren man meernbsp;gold dun haar, kon ik niet; mijn hart was crnbsp;voor het oogenblik te week toe. Ik nam echternbsp;de jonge meesters vvonw bij de hand en zeide:

H zie hier is uw ambt en werk. Znlke arme verdwaalden moet gij opzoeken, met hen bidden, haar wat opbeureii door Gods woord en anderenbsp;vriendelijke hulp. En als gij dan op zondag ternbsp;kerk wilt gaan, en een mooije kabaja daarvoornbsp;aan wilt trekken, ga dan liever om de beurt naarnbsp;deze arme vrouw en pas op haar kind, opdat zijnbsp;ter kerk kan gaan en vertroost en opgebeurd kannbsp;worden door gebed eu Gods woord, en ook harenbsp;ziel gered worde van den dood. Als gij hier zoonbsp;begint te werken, dan zal God ook u en uwnbsp;kroost, als Hij n dit schenken mogt, zegenen.”

Eindelijk wmren wij bij de zesde hut. Juist dit laatste gedeelte was nog half bosch, wantnbsp;hier waren de vier weggeloopen huisgezinnennbsp;later bij gekomen , eu daardoor was het nog nietnbsp;zoo ver omgehakt als het andere gedeelte dezernbsp;nieuwe negorij. Hoe ik er kwam weet ik hedennbsp;nog niet. Het werd mij somber te moede innbsp;dit eeuwen oude en trotsche woud hutten te ziennbsp;voor mensclienwoiiingen. Hierbij kwam de gedachte ; H een mijner flinkste meisjes, die vroegernbsp;zoo veel beloofde, zit hier mede als een afgedwaald

-ocr page 9-

schnap onder die boomeii noergehurkt, en zelfs is dit voor haar nog eene plaats van uitkomst geworden na allerlei verleiding, smaad en leed.

Vrij wat menschen waren mij ondertusschen gevolgd. Zij hadden mij over de boomstammen zien klauteren. Allen wilden zij mij nu helpen. Wasnbsp;het welligt voor velen eene nieuwigheid, dat eenenbsp;Europeesche vrouw daar even zeer over heen konnbsp;als zij zelven, voor anderen wms het meer. Hunnenbsp;vochtige oogen vertelden mij dit. Michaële, opnbsp;dien dag in haar ellendig hutje zelf gasten hebbende van Koemelemboeai, was de hut uitgeloo-pen, en zich daar achter verschuilende, schaamdenbsp;en verbergde zij zich voor mij. Eene hut, zondernbsp;deur of venster, dit spreekt van zelven; eene halvenbsp;zijde der hut open, en daar gaat gij naar binnen. Een enkel vertrek, drie vademen in helnbsp;vierkant. Achter in stonden de gasten. Ook donbsp;blinde hebm.anx.’s en zijne vrouw waren daar.nbsp;Ik was blijde, dat ik dezen blinden discipel vannbsp;CHRISTUS cr vond; want hij is geestelijk meernbsp;ziende dan vele geleerden dezer w'creld. Aannbsp;beide zijden in de hut stond eene bank vannbsp;bamboe. In het midden kookte dc pot, ooknbsp;bamboe met rijst enz. er in, waarom heen hetnbsp;vuur brande, eu waarin het eten even gaar ennbsp;smakelijk wordt, als in mijne beste geemailleerdenbsp;pauueii. In de achterhoeken van de hut warennbsp;twee lijnen van bindrotting gespannen, waarovernbsp;oenige plunje hing; dit was hunne kleerkast.

-ocr page 10-

in

Buiten stond de man van juchaële, met twee geheel naakte kinderen , benevens mijn geheelenbsp;gevolg. Gij zult wel gaarne willen weten, geliefde zusters, wat er nog verder aan huisraadnbsp;in de hut was. Niets meer dan wat ik u hebnbsp;opgenoeind. Immers wij zijn hier in het hutjenbsp;van de armste der armen. Strakjes gaan zij eten,nbsp;eu gij denkt aan borden, messen, vorken eii lepels.nbsp;Ik zeg u, dat er van dat alles niets te vindennbsp;is. [n het midden der hut, iets ter zijde vannbsp;het vuur, wordt eene soort van tafel uit bamboe gevlochten, voor het oogenblik nu er gastennbsp;zijn geïmproviseerd. Eeiiige pisangbladen wordennbsp;hierover nitgespreid eu daarop de rijst eu denbsp;groenten gelegd. Ieder tast toe met de vingers.nbsp;Is er eene soort van saus bij het vleesch of watnbsp;nat op de groenten, dan wordt dit in kokosschalennbsp;gedaan. Elk neemt daarvan een slokje naar harten-lust en geeft de schaal aan zijn huurman , die zichnbsp;ook bedient, tot dat allen wat gekregen hebben.nbsp;Is het eten gedaan, dan wmrden het tafellaken,nbsp;pisangblad, ook de kokosschalen weggeworpeii,nbsp;even als de bamboe waarin zij bun rijst gekooktnbsp;hadden. Dit is ook gemakkelijker, volgens hunnenbsp;wijze van zien. Zij behoeven dan geeue pottennbsp;schoon te maken, geene tafellakens te rvasschen,nbsp;ook geene vaagdoeken er op na te houden om denbsp;gewasschenc borden, lepels, vorken enz., daarmede te droogen. ’t Is waar, een mes hebbennbsp;zij om hun kip of varkentje in stukken te snij-

-ocr page 11-

lien, eene peda, waarmede zij strakjes ook weer beginnen boonien te kappen, om het woud verder rondom hun hutje weg te ruimen; ook denbsp;vrouw weet dit groote hakmes te hanteeren.nbsp;Ulfeks zegt: //de geachte dames behoeven nietnbsp;bang te wezen, dat bij het omhakken der hoornen , er een op hun hutje zal vallen of op hunnbsp;kind. Neen zij verstaan het omhakken der boomennbsp;zoo goed, dat zij boomstammen van 100 voetnbsp;hoogte juist naar die zijde laten vallen, waarheennbsp;het niet schaden kan; zoo naauwkeurig weten zijnbsp;van welke zijde de boom het meest af- of lt;V/,gehaktnbsp;moet worden.” Ik begrijp zulks niet en huiver bijnbsp;de gedachte, maar moet het wel gelooven op hetnbsp;woord van ulfeks, die zulke dingen van zijnenbsp;jeugd af aan verstaat. Ook hoort men hier vannbsp;geene ongelukken. Doch wij keeren tot michaËi.f,nbsp;terug.

Zij ver.schuilde zich nog steeds achter haar hutje. Ik moest haar laten roepen, n Ik heb U juistnbsp;noodig,” zeide ik, //ik ben er zoo bedroefd over,nbsp;dat uw kind al twee keeren is afgewezen voornbsp;den doop. Gij, michaèle, mijn pleegkind, overnbsp;wie ik soms blijdschap had, van wie ik veel totnbsp;opkomst van uw geslacht hoopte, gij ontvingtnbsp;zoo vele lessen en naamt ze aan, en gevoeldetnbsp;schijnbaar ook veel van de zaligheid des geloofsnbsp;in CHRISTUS, en zie, thans verlaat gij den Heer.nbsp;De Heer had U, arme heidin. zoo lief: gaf Unbsp;in uw dorp een pandita, deed ü opvoeden in

-ocr page 12-

12

diens huis; gij werd onderwezen in de leer der zaligheid, opdat ook gij deel mogt krijgen aannbsp;het lijden en sterven van chuistus voor ü, ennbsp;zalig worden voor tijd en eeuwigheid. De liefdenbsp;des Heereu zoekt U op van alle zijden. En watnbsp;doet gij, MiCH.iËLE? Gij verliet mij, uwe pleegmoeder; gingt weg uit ons dorp, liet U verleiden tot schande! Gij verliet den Heer; hadtnbsp;den Heer niet me.cr lief! Eindelijk zijt gij metnbsp;eenen man getrouwd, maar niet met een vlijtig ennbsp;braaf man, maar met iemand die veel onwetender isnbsp;dan gij, en die uw leidsman niet zijn kan. Maarnbsp;wat zoudt gij ook beter verw'achten na een levennbsp;vol schande ? En toch, zie de Heer heeft u nognbsp;niet verlaten. De zon daarboven zegt het n, wantnbsp;Hij liet ze nog ovei' u aan deze zijde des grafsnbsp;opgaan. Kijk uwe turksche tarwe hier eens aannbsp;tusschen die weggehakte planten; de Heer laat zenbsp;nog voor u groeijen , opdat gij met u we kinderennbsp;nog wat te eten zoudt krijgen. Gij zijt van morgennbsp;nog gezond opgestaan, hebt het woord Gods digtnbsp;aan uwe deur mogen hooren verkondigen, opdat gijnbsp;zoudt omkeereu, terwijl het nog de tijd der genade is.nbsp;Zijn dat geeue teekenen van groote liefde over u?nbsp;O! grijp den chkistus aaii in zijn lijden en stervennbsp;voor u, zie op zijn dierbaar bloed voor uwe zondennbsp;vergoten, opdat de zielen van u, uwen man ennbsp;uw'e kinderen mogen gered w’orden van den eeuwi-geu dood, O, laat u trekken, heden nog, vannbsp;den Vader door zijnen Geest tot den Zoon, opdat

-ocr page 13-

13

gij in CHRISTUS zijne kinderen moogt worden.” Zoo al meer sprak ik, te veel hier om alles tenbsp;vertellen. Zij schreide! zij schreide bittere, heetenbsp;tranen. Zij vatte beide mijne handen, kuste die,nbsp;besprengde ze met hare tranen. Spreken kon zijnbsp;niet. Allen schreiden met haar, ook ik en mijnenbsp;kinderen. Nadat allen een weinig bedaard waren,nbsp;wees ik haar en allen die om ons heen stonden,nbsp;nogmaals op den Heer. Ik beloofde h.aar, als zijnbsp;en haar man zich nu aan den Heer toewijdden,nbsp;dat ULFERs en ik dan later bij den doop van haarnbsp;kind als doopvader en moeder zouden willen staannbsp;eu voor het kind zorgen. Bij het heengaan, kreegnbsp;ik den vroeger genoemden hermanus nog eens innbsp;het oog. Hij stond daar met zijne schreijendenbsp;blinde oogen naar den schoonen, blaauwen hemelnbsp;gerigt, alsof hij daar boven nog meer zag dannbsp;wij allen, die niet blind waren. Dit trof mij diep,nbsp;want ik weet, hoe lief hij den Heer heeft.nbsp;V Hermanus, gij weet immers wel, wat hier \iwnbsp;werk is. Ik ga heen, maar gij moet hier blijven,nbsp;alle zielen zijn hongerig en dorstig geworden.nbsp;Kniel met hen neder en bid, opdat zij gevoednbsp;mogten worden met het brood en het water desnbsp;levens,” Dit zeggende gaf ik den blinden her-M.VNUS de hand, die hij drukte en ging daaropnbsp;met mijne kinderen en meisjes alleen over struikennbsp;en stammen weer heen. Ik wilde niet dat mijnbsp;iemand volgde, Hermanus knielde, toen ik wegnbsp;was, waarschijnlijk met hen allen neder en bad.

-ocr page 14-

T4.

Er zijn thans vijf' maanden verloopen. Wat is er nu van michaèlk geworden? Sedert dien tijdnbsp;hebben beiden hun best gedaan om den Heer tenbsp;zoeken. liet spreekt van zelven, dat zij hierinnbsp;haren tragen, onwetenden man bestuurt. Hij laatnbsp;het zich nu welgevallen. Zij werken beiden voornbsp;het tijdelijke zooveel zij kunnen; zijn geregeld innbsp;de kerk en bij het onderwijs, zoodat ulfeks ,nbsp;veertien dagen geleden hun kind gedoopt heeft,nbsp;terwijl ik het ten doop hield. Ik wenschte tenbsp;zorgen voor het wichtje. De Heer heeft hetnbsp;anders beslist; want ziet, geliefde zusters! juistnbsp;terwijl ik dit schrijf, krijgen wij een kort briefje,nbsp;indien ik mij niet vergis van miohaële’s handnbsp;zelve, waar zij haars mans voornaam K. heeftnbsp;onder gezet, want die kan niet schrijven, meldende dat de Heer hun kindje weggenomen heeft.nbsp;Ik sluit liet briefje hier bij in.

Gaarne zoude ik nu nog verder willen schrijven; w'ant mijn brief is nog maar half af. Maar denbsp;mailbrieven moeten weg naar Menado. Ulfeksnbsp;dringt, opdat zij niet te laat komen. Dus iknbsp;sluit hier in de hoop, dat, zoo God wil ennbsp;wij leven, gij de andere helft met de eerstnbsp;volgende mail zult bekomen. Ik wilde dezen briefnbsp;echter niet langer laten liggen; want ik besef,nbsp;dat gij gaarne een paar regels van mij wilt ontvangen. Vaartwel, geliefde Zusters in den Heer,nbsp;lot de volgende mail. Mijn ulff.ks is heden,

-ocr page 15-

15

17 Januarii, door Gods genade 50 jaav geworden. Mijne kinderen en ik groeten ü minzaam ennbsp;bevelen ü en alle uwe geachte betrekkingen Godenbsp;en Zijner genade.

Uwe geringe Zuster HENRIETTE ULFERS,

KISNEB.

woEwoEKii MAi.ALT.A, pada 19 .Jaiiuarij 18(13.

KapadaJ

Tnwan dengan Njonja jang Terhhormaf!

?

Dengan banjakh kadukaan kaduwa kamij beristrij inengchabarkan -kapada Tuwan dengan Njonja,nbsp;baliuwa awleh kawasa Tuhan Allah jang mahanbsp;Tinggi; sudah Ija inengambil kahidopan anakhnbsp;kamij jang kekaseh, abigaiji. langkaj, sudahnbsp;matij pada pnkol 5 ampir. sijang. Sakitnja kokelienbsp;dan panas.

Ilhormat dan tabea deri kaduwa kamij datang kapada Tnwan dengan Njonja jang Terhhormat,

K. LANKA.!.

-ocr page 16-

16

Tgt;e vertaling van dezen brief, is:

WORWORKH MAi,AiJ,A,den 19 January 1863.

Zeer geacMe ^lijnheer en Mevrouw!

Met veel droefheid melden ü mijn vrouw en ik, dat de raagt van den Allerhoogsten God hetnbsp;leven van ons geliefd kind, abigaii. langkajnbsp;heeft weggenomen; het stierf dezen morgen omnbsp;5 uur; hare ziekte was kinkhoest.

Onze eerbewijzingen en groeten mogen U, zeer ge,ichte Mijnheer en Mevrouw loekomen.

. nbsp;nbsp;nbsp;K. LANGKAJ.