-ocr page 1-

11'

Kokmelemboeai, Junij 1863.

Zeer Geachte Barnes !

Geliefde Zusters in Christus!

Mijn onlangs afgebroken’ brief hoop ik nu voort te zetten en zal dus maar dadelijk zondernbsp;omslag beginnen.

Mijne kleine naaischool gaat nog altijd haren gang. De kinderen komen met genoegen, evennbsp;als ik ze met genoegen ontvang. Van de vruchtennbsp;dier school zult gij, hoop ik, wel het een ennbsp;ander gezien hebben in de kleederen die onzenbsp;kinderen, marik en hare broeders , mede naarnbsp;Europa bragten; zoowel de lakensche voor denbsp;jongens als ook de neteldoeksche voor mauie ,nbsp;even als al het ondergoed hebben mijne schoolmeisjes genaaid , kinderen van moeders, die veelalnbsp;nooit eene naald in de hand hebben gehad. Gij

-ocr page 2-

hebt daaruit kunnen zien. hoe ver de menschen — dus ook het vrouwelijk geslacht — hier vatbaarnbsp;zijn voor uiterlijke ontwikkeling. Maar het kannbsp;u ook tot bewijs dienen, dat als er op gewerktnbsp;wordt, de geestelijke ontwikkeling niet mindernbsp;is. Het is ook geheel ons streven hier, om medenbsp;door de uitwendige ontwikkeling de inwendige,nbsp;de geestelijke, in de hand te werken. Ui.peks zegtnbsp;gedurig; //De verstandelijke, stoffelijke en maat-sehappelijke ontwikkeling mag en kan nimmernbsp;van de geestelijke , de inwendige geseheiden wordennbsp;Deze heeft gene voortdurend noodig, dewijl denbsp;uitwendige ontwikkeling haren levensadem ontvangt van de inwendige, door deze steeds metnbsp;meer goedheid, schoonheid en waarheid wordtnbsp;getooid en ook weder een middel is tot stoffelijk en zedelijk heil van anderen en tot verheerlijking van God; want de hoogste inwendigenbsp;ontwikkeling is: //God lief te hebben boven allesnbsp;en zijnen naaste als ziehzelven.” Mijne naaisehoolnbsp;heeft een driedubbel nut: 1. de meisjes leerennbsp;een goed werk dat haar en anderen later te pasnbsp;komt. 2. Zij leeren hier bij ons zien en kennennbsp;hoe een ehristelijk huisgezin leeft en werkt*nbsp;3. Zij doen hier middelen op, om hare inwendige , geestelijke ontwikkeling te voeden , te versterken en, zoo mogelijk , onder den adem van

-ocr page 3-

Gods Geest en Woord te lielligen, ten einde met alles, wat in en aan haar is Gode te verheerlijken en den naasten te dienen.

Ik sprak hiervoren , dat vrouwen, moeders , vooral die zuigelingen hebben, nog altijd zoonbsp;gaarne de kerk in en uit loopen. Dit werd hiernbsp;te Koemelemboeai in den laatsten tijd erger dannbsp;het vroeger geweest was en wel door de Woewoe-kers. De zuigelingen, in de kerk op moedersnbsp;schoot zittende, beginnen dan dikwijls te schreijennbsp;of als ze iets ouder zijn , loopen zij in de kerknbsp;rond of beginnen te spelen. Sommige moedersnbsp;geven hare zuigelingen aan eene andere zusternbsp;of broeder, die daarmede buiten de kerk rondloopt , maar het schreijen geeft stoornis in denbsp;kerk, waarop dan de moeder, kennende dé stemnbsp;van haar kind, spoedig naar buiten loopt, omnbsp;het aan de borst te stillen. Nog grooterenbsp;kinderen, tot zes jaren oud en ook wel ouder,nbsp;worden door de ouders, opdat zij te huis geennbsp;kwaad zouden doen , mede in of buiten de kerknbsp;gebragt en loopen daar rond, om te spelen,nbsp;te lagchen of te schreijen; zoo veel mogelijknbsp;wordt dit door een oppasser tegengegaan, maarnbsp;dit gelukt toch altijd slechts ten deele, omdatnbsp;de kinderen geene vrees hebben voor de ouderen,nbsp;die door hen beheerscht worden. Toen dus de

-ocr page 4-

Woewoekei's naar hier waren gekomen, kwam er bij de kerk zulk een aanloop van kinderennbsp;om leven te maken, dat wij wel op middelennbsp;moesten denken, hoe dit het best en spoedigstnbsp;tegen te gaan. Ons zeggen en vermanen der oudersnbsp;of wegjagen der kinderen hielp niets. Wij kwamennbsp;dus tot het beslnit, om al de kinderen der gemeente , van de zuigelingen af tot de ouderen die nognbsp;niet lezen konden, des zondags morgens in denbsp;school, het eenig voorloopig beschikbaar lokaal,nbsp;te verzamelen. Dat dit groote moeijelijkheid metnbsp;ouders en kinderen zoude baren wisten wij vooraf.

De ouders - bij beurten, dan vader dan moeder -hebben hunne kinderen, klein zijnde het liefst den geheelen dag op den schoot, of achter op dennbsp;rug vastgebonden, en loopen zoo op den duurnbsp;met hen rond. Als zij na twee of drie jarennbsp;gespeend zijn, dan worden zij geheel onverschillig omtrent hen. Het kind loopt heen waarnbsp;het wil; de ouders storen zich er niet aan, ofnbsp;het iets leert; ’t is hun genoeg als zij er slechtsnbsp;geen moeite van hebben. Het kind doet ook metnbsp;de ouders wat het wil. Als de vader hem watnbsp;gebiedt, krijgt hij stellig tot autwoord: tram aunbsp;(wil niet). Wil de moeder het een weinig innbsp;zijne on ordelijk heid tegengaan, dan werpt het zichnbsp;op den grond, slaat met handen en voeten en

-ocr page 5-

zet een keel op, die verschrikkelijk is. Wil de moeder het van den grond opnemen, dan slaatnbsp;het haar in het aangezigt met zijne handennbsp;en schopt haar met de voeten, waar het maarnbsp;kan. En dit alles doet een kind tot 5 a 6 jaarnbsp;geheel straffeloos, geen enkele klap of andere strafnbsp;wordt hom daarvoor toegediend. Het eenigenbsp;wat de ouders, wanneer de kinderen zich al tenbsp;zeer te buiten gaan, nog al dikwijls als uitdrukking van hunne smart of gramschap bezigen,nbsp;is: lebeh bajikh kita matti (het is heter dat iknbsp;maar dood ga). Wordt het kind later grooter,nbsp;dan doet het ook juist dat, wat zijn luim hemnbsp;ingeeft, anders niets en het is een wonder, datnbsp;dc mensehen hier, zoo geheel zonder opvoedingnbsp;opgroeijende, nog dat zijn, wat zij zijn. Het isnbsp;echter ook geen wonder, wanneer de jongelingnbsp;of het volwassene meisje tot het negorijwerk cnnbsp;onder strikte bevelen komt, dat zij de rottingslagen der hoofden op hunne ruggen voelennbsp;regenen. En dan wordt zulk eeue opvoedingnbsp;geheel zonder tucht nog zoo dikwijls door Euro-peërs zacht en zeer lief genoemd ! Gelukkignbsp;echter, dat de christelijke scholen, waar tucht ennbsp;orde heerschen, reeds veel vergoeden wat hetnbsp;ouderlijke huis bederft.

Wij besloten dus om de kinderen des zondags

-ocr page 6-

morgens alle in de school te verzamelen en begonnen, met gebed om de hulp van boven, dat uit te voeren. Zonder eerst verder met de men-schen gepraat te hebben, maakte ulfees in denbsp;kerk bekend, dat de moeders hunne kinderen opnbsp;den volgenden zondagmorgen, wanneer zij ter kerknbsp;gingen, naar de school moesten brengen, teneindenbsp;de stoornis en oneerbiedigheid door de kinderen innbsp;en om de kerk onder de godsdienst weg te nemen.nbsp;Hunne kinderen zouden in de school, terwijl zijnbsp;in de kerk waren, goed verzorgd worden, wantnbsp;ik zelve wilde er met een paar van mijne meisjesnbsp;op passen. Den volgenden zondagmorgen echternbsp;vonden wij de meeste moeders met hunne kinderennbsp;weer in of om de kerk; een paar waren in donbsp;school. Zij mogten nu echter willen of niet, zijnbsp;moesten de kerk uit en hunne kinderen in hetnbsp;schoolgebouw brengen. Maar nu wilden zij ernbsp;ook bijblijven. » Sajang (medelijden) met onze armenbsp;kinderen, nog maar twee jaren,” zeiden zij tot mij,nbsp;om mij tot medelijden op te wekken. Ik moestnbsp;haar natuurlijk weer te verstaan geven, dat ik ernbsp;goed voor zorgen wilde - beter dan zij. Ook nunbsp;mogten zij willen of niet, zij moesten weer ternbsp;kerk gaan, en niet weer terug keeren voor datnbsp;de kerk uit was. u Bajikh djuga Njonja” (Nu,nbsp;goed dan Mevrouw), en zij gingen, natuurlijk

-ocr page 7-

niet zeer iu hun schik. De groote kinderen liet ik door mijne twee jongens, die ik vannbsp;üLFEiis kweekelingen tot hulp had genomen,nbsp;van de straat en bij de kerk weghalen, tot wijnbsp;het jonge goedje zoo wat al bijeen hadden. Doornbsp;de weinige hulpmiddelen mij beschikbaar, zochtnbsp;ik nu zoo veel ik kon, om alle kleinen zoo goednbsp;mogelijk bezig te houden. De twee meisjes, dienbsp;mij hielpen, hadden de allerkleinsten, die nog nietnbsp;loopen konden, op den schoot, of rondom zich heennbsp;zitten op den grond. Eerst natuurlijk nam iknbsp;mijne toevlugt tot een weinigje snoeperij, dan totnbsp;prenten - ons vroeger tot een present voor onzenbsp;kinderen door den heer d. wachïee gezonden,nbsp;wien ik bij dezen daarvoor dubbelen dank zeg.nbsp;Dit deed hun genoegen. De oudsten onder hen -ook jongens van bijna zeven jaren - vonden hetnbsp;spoedig zoo aangenaam, dat zij gaauw naar huisnbsp;liepen, lei en griffel haalden, en op mijne aanwijzing de bloemen of boomen enz. van de prentjes begonnen na te teekenen, en dan kwamennbsp;zij mij toonen en vragen of het goed was. Nunbsp;zat ik hier bij een groepje dan daar, en onderhield hen over de prentjes, vertellende, dan wedernbsp;vragende, wat voor kleuren, wat voor voorwerpen er op waren. Daar de kinderen hier zoonbsp;weinig hooren en zien en de ouders zoo weinig

-ocr page 8-

8

met hen praten, kreeg ik soms rare antwoorden. Toonde ik hun b.v. een mensch en vroeg ik hunnbsp;waar het hoofd en de armen zaten, dan toondennbsp;zij wel eens het hoofd bij de voeten. Vroeg iknbsp;hnn hoeveel nenzen zij hadden, dan antwoorddennbsp;zij: maar drie, enz. Bragt ik het nu een weinignbsp;verder, en vroeg ik: wie den menseh geschapennbsp;had; wie de boomen liet groeijen, enz, dan kwamen de grooteren aanloopen en ik zat in een’nbsp;hcelen kring van kinderen, die allen wedijverdennbsp;om het antwoord te geven. Men ziet hieruit datnbsp;het voornaamste in den kring hunner gedachtennbsp;en gesprekken zich vooral bepaalt tot God ennbsp;Christus, dat toch ook zeer natuurlijk is. Dat,nbsp;wat aan en om hen is, begrijpen zij niet, zijnbsp;denken er niet over. Dat komt, dat zij vroegernbsp;over niets dachten, zoo goed als over niets hunnenbsp;gedachten wisselden. Nu wordt hun echter hetnbsp;Evangelie gebragt en daarmede pas voor hetnbsp;eerst worden hunne gedachten bepaald en totnbsp;eenig voorwerp gerigt. Dit voorwerp is uitnbsp;zijn aard nu God of Christus. Het is dus geennbsp;wonder, dat onze mensohen hier die afgetrokkennbsp;denkbeelden en voorwerpen beter in het hoofdnbsp;hebben , dan de eenvoudigste dingen die voor hennbsp;zijn. Zoo worden zij eerst door hunne gedachtennbsp;aan het hoogere, ook geleid tot denken aan lagere.

-ocr page 9-

stolfelijke dingen, die voor hen goed en nuttig zijn. Gaarne mogen zij van God, den lieven,nbsp;rijken en algenoegzamen Vader en van Jezusnbsp;Christus onzen Zaligmaker, die de kinderen zoonbsp;lief heeft, hooren. Eens vroeg ik een klein jongentje van 6 a 7 jaren; of hij al nieuwe rijstnbsp;had gegeten, - (het gaat hier met de nieuwe rijstnbsp;als in Europa met de nieuwe aardappelen; denbsp;nieuwe pas geoogste is veel zoeter en aangenamernbsp;van smaak; hij die het eerst zijn rijst oogst,nbsp;gaat zijne vrienden soms drie palen ver noodigennbsp;en onthalen op een lekkeren schotel nieuwe rijst,nbsp;of zij zenden elkander een proefje) - hij antwoorddenbsp;'/Ja!” Ik: //was die rijst lekker?” Hij: //ja!”nbsp;Ik: //wie gaf u die rijst?” Hij; //de lieve Heernbsp;heeft hem ons gegeven. // Ik: // hebt gij de lievenbsp;Heer daarvoor ook gedankt?” Hij: //ja, dat hel)nbsp;ik met mijnen vader gedaan.” Ik; // hebt gij veelnbsp;rijst gekregen?” Hij: //neen!” Ik; //hoe komtnbsp;dat zoo?” Hij : //de muizen hebben zoo veel opgegeten.” Ik; //hoe kwamen die muizen daar?”nbsp;Hij : // dat weet ik niet.”

Ik; //ik weet het wel; gij hebt, toen de pady zoo mooi op het veld stond en gij naar den tuinnbsp;giiigt om te zien of de lieve Heer de pady ooknbsp;mooi liet groeijen, zeker den lieven Heer niet gebeden, dat Hij die muizen afweerde. Hij alleen

-ocr page 10-

10

kan flit slechts doen.” Hij: w neen ik heb ook niet gebeden.” Jk ; // en zult gij dit nu altijd innbsp;’t vervolg doen?” Hij: «ja Njonja, dat zal ik doen.quot;nbsp;Ik : u hoort kinderen, gij moet vooral ook biddennbsp;als gij de pady plant, opdat de lieve Heer dennbsp;wasdom geve; want Hij alleen kan uwen arbeidnbsp;zegenen en regen en zonneschijn geven op zijnennbsp;tijd, opdat gras en rijst uit de aarde groeijen ennbsp;wij arme menschen en de beesten , wat te etennbsp;krijgen.”

Genoeg. De eerste morgen was genoegelijk voorbij gegaan. Ulfers kwam uit de kerk; ik liet denbsp;kinderen nog cens zingen en toen liepen zij metnbsp;vrolijke gezigten hunne ouders tegemoet. Ook dezenbsp;waren blijde, toen zij hunne kinderen zoo vrolijknbsp;zagen; — en het ijs was voor goed gebroken.nbsp;Toen naar gewoonte, velen uit de kerk bij onsnbsp;aankwamen, spraken wij nog over het goede ennbsp;nuttige, dat onder Gods zegen voor hunne kin-tleren uit deze Zondags-bewaarscholen zoude kunnennbsp;voortvloeijen enz. Maar ik had toen ook nog eenenbsp;bede aan de eerste, voornaamste vrouwen, omnbsp;mij in dit werk met de kinderen te willen helpen.nbsp;Hierop koos ik een lOtal, die geregeld 2 aan 2nbsp;des zondags zouden afwisselen. Hierbij voegde iknbsp;nog een lOtal der grootste schoolmeisjes, dienbsp;ook op hunne beurt de twee vrouwen moesten

-ocr page 11-

11

ondeisteiineii, waarbij dan ook nog een paar jongens als helpers werden gevoegd.

Zoo gaat nu dit werk, hoe gebrekkig het ook is, noglans zijnen gerogelden gang. De stoornisnbsp;in en cm de kerk is verdwenen, terwijl de kinderen die uren voor hun tijdelijk en eeuwig welzijnnbsp;genoegelijk slijten. Mogt deze ^o«lt;?a^-bewaarsehoolnbsp;eeus eene lt;?a^-bewaarschool worden, wat zou datnbsp;een zegen zijn voor dit en het toekomende geslachtnbsp;van onze gemeente alhier. Maar behalve het hiernbsp;genoemde ligt in dit schooltje nog een anderennbsp;zegen, en wel in betrekking tot de voornaamstennbsp;der vrouwen hier. Geen der vrouwen van hoofden , of die zich een weinig meer voorstelt, zietnbsp;men iets doen aan hunne kinderen. Een andernbsp;draagt het kind, hetzij achter op den rug gebonden - hetzij op den schoot. Een ander geeft hotnbsp;wat te eten - voert het met pap enz. Het eenigenbsp;wat de moeder doet, is aan het kind de borstnbsp;te geven. Uit trotschheid meenen ze zelfs, datnbsp;het niet past, dat een van hare kinderen moet gestoord worden, of belet om kwaad te doen. Alnbsp;zon de moederlijke belangstelling soms het kindnbsp;ook nog op den arm willen nemen, de trotschheidnbsp;duldt dit niet - en als het eens gebeurt, dan zekernbsp;niet in tegenwoordigheid van anderen, liet is tenbsp;min, dat de vrouw, die wat meer is, zich met

-ocr page 12-

13

haar eigen , veel minder nog met een ander kind bemoeit. Dat is het werk der armen en geringen,nbsp;niet der rijken en aanzienlijken. Meestal zijn ooknbsp;juist de kinderen der hoofden de domsten van allen,nbsp;omdat de ouders zich schamen om hunne kinderennbsp;met de anderen op ééne school te zenden; maarnbsp;daar is maar die óéne in elke plaats. En dienbsp;ouders zelfs dorn, ook te trotsoh om hunne kinderen eenige opvoeding hoegenaamd te geven, hebbennbsp;dan ook de domste en losbandigste kinderen.nbsp;In dit opzigt heeft mijn schooltje nu in de daadnbsp;ecne geheele maatschappelijke omkeering te weegnbsp;gebragt. De aanzienlijkste vrouwen, vroeger tenbsp;tvotsch om in het minste naar hunne eigene kinderen om te zien, moeten nu met mij om de beurt,nbsp;de kinderen der minsten hier oppassen, moetennbsp;deze kleinen op den schoot nemen, met hennbsp;spelen en spreken, en elk naar zijne vatbaarheidnbsp;wat vertellen of leereu. Deze sohoone maatschappelijke vrucht im werpt mijne school reeds geregeldnbsp;eiken Zondag, als of het zoo behoort, in dennbsp;schoot en het leven onzer gemeente. En watnbsp;deze vrucht nog verder in zijne gevolgen eenmaalnbsp;moet en zal opleveren, laat zich gemakkelijk bevroeden.

Daar ik nu weet, geliefde Zusters in den Heer! dat gij zoo gaarne medehcipt tot verlichting

-ocr page 13-

13

en tot zegen der arme, blinde heidenen, zoo roep ik ook bier uwe milde hulp en goedheid in.nbsp;Wij hebben behoefte aan eenige prenten. Watnbsp;ik had, heb ik gegeven, maar daarmede heb iknbsp;mijne kinderen er van beroofd. Niet dat daardoor dadelijk de prenten zouden verscheurd ofnbsp;uit mijn toezigt verloren zijn. Neen, ik raag zenbsp;mijnen kinderen niet meer in handen geven, wantnbsp;kinderen en anderen van ons volkje op het schooltje, zitten veelal nog zoo vol met allerlei besraettelijke huidziekten, dat ik zelf mij wel gedurig in acht moet nemen, dat ik niet besmetnbsp;worde. Ook mijnen mooijen prentenbijbel vannbsp;Kaiserswerth, dien ik bij mijn vertrek van uwenbsp;Vereeniging netjes ingebonden ontving, heb iknbsp;reeds mede gebruikt, hoewel voorzigtig bij oogen-schijnlijk onbesmette kinderen. Maar ook hierinnbsp;vergist men zich dikwijls, vooral als de kinderennbsp;die verschrikkelijke luka bobento onder de ledennbsp;hebben, eene akelige, alles verwoestende huidziekte, die elk kind hier even als de pokkennbsp;krijgt, 1 tot 2 jaren daarmede besmet blijft, hoewel zij niet doodelijk is. Ik zoude dus ook gaarnenbsp;een goed ingebonden prentenbijbel uit Kaisers-werth van U willen verzoeken, dan zoude denbsp;mijne, dien ik nu heb, geregeld voor het schooltjenbsp;blijven. Ook eenig speelgoed komt te p.as; want

-ocr page 14-

14

gij weet niet, hoe zelfs ook de gvoote kinderen daarmede gaarne nog spelen. Maar daar ligt nognbsp;iets anders op mijn hart, als het niet al te veelnbsp;gevergd zoude zijn. De vrouwen die mij helpen ,nbsp;hebben eene goedkeuring tot aanmoediging noodig.nbsp;Die goedkeuring moest bestaan in een klein geschenk van uwe zijde. Deze vrouwen zijn denbsp;aanzienlijksten, maar onze aanzienlijksten hier zijnnbsp;nog arm, en daarom zouden zij gaarne eene zwartenbsp;kabaja van U ontvangen, en dit zoude voor hennbsp;zijn als een geschenk van dubbele waarde. Voor elkenbsp;kabaja zoude noodig zijn 4 el Orleans 5/4 breedte.nbsp;Natuurlijk moeten niet alle 10 vrouwen op eensnbsp;een kabaja; maar ieder jaar twee vrouwen elknbsp;één, dan hadden zij over vijf jaren allen een kabaja. Zij, die mij het langste en beste geholpennbsp;hadden, het eerst; anderen daarna, indien denbsp;Heer ons het leven spaart en mij waardig acht,nbsp;om nog langer zijn werk hier op aarde te mogennbsp;werken.

Thans, geliefde Zusters, ga ik eindigen. Moge deze mijn brief, door ziekte en andere belemmeringen wel wat lang onder weg, U niet geheelnbsp;ongevallig zijn en daartoe bijdragen, dat hetnbsp;werk der bekeering en verlichting der heidenennbsp;steeds meer vrienden, voorstanders en medehelpers vinde: dan zal ik mij verblijden en den

-ocr page 15-

15

Heer er voor danken. Maar mogten ook wij zelven, geliefde Zusters in den Heer, steeds meernbsp;overvloedig worden bevonden in waarachtig geloofnbsp;m en heilige liefde tot Christus, die ook ons gekocht heeft met zijn dierbaar bloed, en wij dus,nbsp;die anderen prediken niet zelven verwerpelijknbsp;worden bevonden. Bidt dit vooral voor ons hier,nbsp;lieve Zusters! Wij bidden ook voor U. De Godnbsp;van liefde en genade sehenke U en uwe geachtenbsp;farailiën steeds zijnen milden en rijken zegen ninbsp;en op alles.

Hooggeachte Dames,

Uw geringe Zuster in Christus, H. ULPERS,

KISNER.

P.S. Ik heb hier boven ook nog vergeten om eenige teekenboekjes te verzoeken. De weinigen,nbsp;die wij hebben voor onze kinderen, zijn reeds opnbsp;mijn schooltje in beslag genomen.

-ocr page 16-