-ocr page 1-

C^. ĥ i

DE THERMOMETER.

Hel)t gij op den thermometer gelet? ’t Is der opmerking waardig , hoe de gevoelige kwikbolletjesnbsp;bij koude inkrimpen, maar bij warmte zich uitzetten, zoodat zij dan meerder plaats behoeven, ennbsp;omdat zij nu geen anderen uitweg vinden, gedwongen worden in het luchtledig glazen buisjenbsp;op te stijgen, waar hun klimmen of dalen dennbsp;hoogeren of lageren warmtegraad van den dampkring naauwkeurig bepaalt. Niet alleen voor denbsp;wetenschap is die bepaling van veelzijdig geivigt,nbsp;maar zij heeft ook haar belang voor het dage-lijksch leven.

Indien er ook eens een thermometer te vinden ware, die de meerdere of mindere warmte vannbsp;ons hoog er leven aan wees, dat zou gewisselijknbsp;nog veel meer gewigt voor ons hebben, h Hoenbsp;staat het tusschen mijn hart en God? Hoe is hetnbsp;in mijn binnenste ten opzigte van het geestelijk

-ocr page 2-

leven gesteld ? Is er winterkou, of voorjaars-zoelte, of zomerwarmte ?” — dat is veel belang-rijker vraag dan natir vorst of dooi, naar vinnige koude of broeijende hitte daarbuiten. En moestennbsp;wij op die vraag ten antwoord geven: « ik weetnbsp;liet niet— die onwetendheid zou ons tot grootenbsp;schade zijn. Want wij zouden dat antwoord nognbsp;verder moeten uit breiden en zeggen; «of ik dennbsp;geest van Christus heb, dan of ik Hem niet toebehoor? — in welke verhouding ik tot God sta;nbsp;als vijand of als kind? — wat ik voor het koningrijk der hemelen ben; een burger of een vreemde? — wat ik voor de toekomst te wachten heb;nbsp;ellende of zaligheid?.... dat alles weet iknbsp;niet,” — en wie kan vrede hebben bij die onwetendheid omtrent zijne heiligste belangen?

Maar die beoordeeling van onzen zedelijken en godsdienstigen toestand is eene moeijelijke zaak.nbsp;Veel gemakkelijker schijnt het te wezen om hetnbsp;geestelijk leven van anderen te keuren. Tennbsp;minste men ontmoet zoo velen, die met vollenbsp;verzekerdheid over hunne naasten uitspraak doen;nbsp;en kenden zij het verborgen zieleleveu hunnernbsp;broeders niet volkomen, dan zouden zij immersnbsp;toch wel begrijpen dat het hun, als Christenen,nbsp;niet toekwam te oordeelen. Maar hoe dit zij,nbsp;ziehzelven naar waarheid te beoordeelen is niet

-ocr page 3-

altijd even gemakkelijk. Eigenliefde houdt ons vaak heimelijk een helder gekleurd glas voornbsp;dc oogen, zoodat alles zich met schoonc tintennbsp;overdekt vertoont; of schuldgevoel een zwartnbsp;glas, zoodat ook op de lichtpunten sombere schaduwen vallen, en alles een doodsch en droevignbsp;aanzien heeft; of onkunde een dof glas, zoodatnbsp;wij niet in staat zijn met juistheid op te merkennbsp;en te onderscheiden. Ook zijn wij niet altijd aannbsp;ons zelvcn gelijk, en het oordeel over den toestand van ons gemoed draagt meestal den stempelnbsp;van het oogeublik, waarin bet werd gevormd.nbsp;Kon er dan slechts een thermometer gevondennbsp;worden, die den waren stand van ons geestelijknbsp;leven onbedriegelijk aanwecs, en die zóó gemak-kelijk kon worden aangewend, dat zijn gebruiknbsp;onder het bereik, ook der eenvoudigste!), viel,nbsp;5?iilk een thermometer willen wij u noemen.nbsp;Het is het gebed. Want het leven dat innbsp;Christus is, en door Hem aan den meusch w'ordtnbsp;medegedeeld, is het leven in Gods gemeenschap.nbsp;Die gemeenschap omvat alles, doordringt alles,nbsp;bestuurt alles, heiligt alles, en geeft ook aan denbsp;dingen van het dagelijksch leven eene hoogcrenbsp;rigting en hoogere wijding, De Christen moetnbsp;altijd en overal gemeenschap hebben met dennbsp;Vader; in zijn werkkring en in het maatschappe-

-ocr page 4-

iijk vüi'keev; in den schoot van zijn gezin en op het ziekbed; in den tempel en in de binnenkamer. Maar de meest onmiddelijke gemeen-seliapsoefening is het gebed in den eigenlijkennbsp;zin des woords. Het geestelijk leven, dat zich innbsp;al des Christens werk en wandel moet openbaren, spreekt zich daarin vooral uit, eu wordtnbsp;wedcrkeerig daardoor gevoed. ’t Is hier in denbsp;zedelijke wereld als in de natuur: de boom brengtnbsp;de bladeren voort, en de bladeren, als zij afgevallen zijn, voeden op hunne beurt den boom.

Daar is een werktuigelijk bidden; een gedachteloos uitspreken van aangeleerde klanken; zoo als het bijgeloof het prevelen van wonzenbsp;Vader’s” bij dozijnen, vlijtig bidden acht. Daarnbsp;is een aardschgezind bidden, dat slechts goederen voor dit leven en zegeningen dezer wereldnbsp;van God begeert, en Hem niets beters weet tcnbsp;zeggen of te vragen. Daar is een angstvallignbsp;bidden, dat de vrees van den dienstknecht voornbsp;den gestrengen Heer, maar niet de vrijmoedigenbsp;vertrouwelijkheid van het kind voor den Vadernbsp;ademt. Daar is een dweepend bidden; eennbsp;wcgzinke\i in vrome aandoeningen en zoete mijmering, waarbij de gedachte allengs terugwijkt, ennbsp;de bewustheid van het werkelijk leven, met zijnenbsp;schuld CU behoefte en de taak die men er te ver-

-ocr page 5-

vullen heeft, in een onbepaald en donker gevoel wordt opgelost. Daar is een hoogmoedignbsp;bidden, van regtvaardigheid in eigen oogen,nbsp;waarvan de Heer in den Hemel het oor in heilignbsp;misnoegen afwendt. De Farizeër in den tempelnbsp;bad óók; — maar welk een gebed! Roem opnbsp;uiterlijke werken, voor Hem, die beginselen keurtnbsp;en gezindheden weegt; zelfverheffing in plaats vannbsp;schuldgevoel, hoogmoed in plaats van verootmoediging ; trotsche veroovdeeling in plaats vannbsp;liefde! In ieder woord sprak het volslagen gemisnbsp;van geestelijk leven zich uit, terwijl hij daarnbsp;zichzelven bewierookte onder den schijn van Godnbsp;te verheerlijken. Zeker, aan den aard en den in-houd des gebeds, aan de stemming en gezindheidnbsp;van den biddende, kan de innerlijke toestand desnbsp;harten worden getoetst. Doch de aanwijzing vannbsp;dit alles zou breeder ontwikkeling vorderen, dannbsp;wij ons hier hebben voorgesteld. Van biddennbsp;sprekende, bedoelen wij het gebed gelijk Jezusnbsp;liet ons geleerd heeft, en gelijk Hij zelf er ons iiinbsp;is voorgegaan; den innigen, vertrouwelij-ken, kinderlijken omgang des hartennbsp;met God, in geest en in waarheid. Omdatnbsp;nu het geestelijk leven zich vooral ook in zulknbsp;gebed openbaart, en wederkeerig door zulk gebednbsp;voedsel ontvangt, daarom noemen wij het laatste

-ocr page 6-

6

een’ thermo meter van het eerste, en kunt gij naar uwe bereidvaardigheid tot — en uwe getrouwheid in — zulk een gebed, de meerdere ofnbsp;mindere warmte van uw geestelijk leven beoor-dcelen.

Gij bidt niet. Misschien vouwt gij nog wel de handen en sluit de oogen nu en dan, om denbsp;oude sleur te volgen, of omdat de huishoudelijkenbsp;inrigtiug van uw gezin het medebrengt; maarnbsp;wat gij doet is geen eigenlijk bidden, al heeftnbsp;het cr den uaam en den schijn van. Het gebednbsp;is u eene taak, maar geen voorregt; een werknbsp;der gew'oonte, maar niet een werk der behoefte; eene \verktui gelij ke verrigting, maar geenenbsp;uitstorting van de innigste gewaarwordingen uwer ziel, een last, maar geen

lust..... ach! de thermometer is ver beneden

het vriespunt gedaald! De kille adem des doods is n over het harte gegaan. De winter is daarnbsp;in nw binnenste; de winter met zijne verstijvendenbsp;koude en donkere nevelen; met zijn harden ijsvloer en het lijkgewaad dat hij over alles heen-spreidt. Dat is eene koude «marvoor de wereldnbsp;geene verwarming heeft. Zij moge het beproeven , — maar geene door kunst verwekte warmtenbsp;brengt ooit de lente aan. Dan staat het slechtnbsp;met n. Onwillig tot het gebed, — ver van

-ocr page 7-

God; ver van God, — digt bij de zonde! Het ware geestelijke leven is leven in Gods gemeenschap. Maar als de niensch geene behoefte aannbsp;zijnen God gevoelt; als de liefde ontbreekt, dienbsp;nit haren aard vereeniging zoekt; als het kindnbsp;geen lust heeft aan zijn eigen Vader; als de zielnbsp;geene begeerte kent om de vleugelen uit te slaan,nbsp;maar het haar elders beter is dan in des Vadersnbsp;omgang, — dan is er geene gemeenschap metnbsp;God. En waar die gemeenschap ontbreekt, daarnbsp;bestaat geen geestelijk leven. En waar het levennbsp;niet is, daar is de dood;.... dc thermometernbsp;wijst winterkoude aan. Wel moogt gij dan toc-zien! Als in de natuur de winter de strooroennbsp;stollen doet en het aardrijk als in een doodkleednbsp;hult, — ’t i.s maar voor een tijd. Eerlang smeltnbsp;dc ijskorst en het sluimerend leven ontwaakt totnbsp;nicuw'e schoonheid en kracht. Zoo zijn de ordeningen Gods. Maar als het winter is in uwnbsp;hart, — zal er ook daarna eene lente komen?....

Het gebed

niet vreemd, ’t is

lastige taak; neen, gij hebt meermalen oogenblik-ken van rein genot in den omgang met uwen hemcischen Vader gesmaakt. En gij schuwt denbsp;stille binnenkamer niet. Van tijd tot tijd, als denbsp;gelegenheid zich voordoct en de opgewektheidnbsp;niet ontbreekt, zondert gij u wel eens in de een-

-ocr page 8-

zaamheid af. En waarom gij het voorregt van kinderlijke gemeenschap met God te oefenen, nietnbsp;nog op hooger prijs stelt; en waarom gij er nietnbsp;voortdurend nog getrouwer gebruik van maakt;nbsp;en waarom zoo vaak de opgewektheid verflaauwt,nbsp;daarvan kunt gij uzelven ter naauwernood rekenschap geven; want in die oogenblikken des ge-beds was het u waarlijk goed. ... De thermometernbsp;wijst hooger, De winter heerscht niet meer onverdeeld met zijne zware nevelen en kille buijen.nbsp;Zie, daar doen zich levensteekenen op den eertijdsnbsp;dooden akker voor, en hier lokt de voorjaarszonnbsp;grashalmen uit het veld; diiar de eerste bloemennbsp;uit den hof; ginds knoppen en bloesems aannbsp;de hoornen. ’t Is wel nog maar een begin;nbsp;doch waar slechts eenmaal een begin is, daarnbsp;kan later voortgang volgen. Ook bij den kranke,nbsp;die dagen achtereen bewusteloos en uitgeput heeftnbsp;neergelegen, is het toch een teeken van aanvankelijk herstel, wanneer hij weder naar gezondenbsp;spijze vraagt, al is hij ook spoedig verzadigd, ennbsp;van terugkeerende levenskracht, wanneer hij wedernbsp;begint te arbeiden, al wordt hij ook nog weldranbsp;moede. Zoo is het gebed des harten een teeken,nbsp;of van ontwakend, of van nog niet geheel uitge-bluscht geestelijk leven. — Daar ligt Paulus, —nbsp;nadat de verhoogde Christus hem op den weg is

-ocr page 9-

9

verschellen, — in de stille woning binnen Damascus berouwvol ter aarde gebogen. « Zie hij bidt!” — spreekt de Heer tot Ananias. Hijnbsp;bidt! —. dat is een goed teeken: de eerstenbsp;uiting van het leven waartoe liij is ivedergebo-ren; — de thermometer wijst na felle vorst voornbsp;het eerst eene zachtere lentelucht aan.

Doch zoolang het gebed den menseh sleclits nu en dan behoefte is, zóólang kwijnt het geestelijknbsp;leven nog. ’t Heeft nog geene vastheid en veerkracht verkregen, ’t Is nog te ongestadig en tenbsp;arm, om de bron van een werken en wandelen tot Gods eer te zijn. De thermometer wijstnbsp;wel hooger dan rvinterkoü; maar ’t moet nognbsp;warmer worden, iiidieii de knoppen en bloesemsnbsp;tot vruchten zullen zwellen en de oogst zal rijpennbsp;op de velden.

Gij zijt tot Jezus gegaan met de vraag: /rlleere! leer ons bidden!” In Hemzelven heeft het gebednbsp;de hoogste volmaaktheid bereikt. Zijn gansehe leven is éérie voortgezette gemeenschapsoefening metnbsp;den Vader. Waar Hij is, daar gaan de hemelennbsp;open, en Gods engelen dalen af en klimmen op.nbsp;Zoo wijst dan ook Zijn gebed den hoogsten ther-mometerstand van het geestelijk leven; volkomennbsp;eenheid met den Vader, aan. Van Hem hebt gijnbsp;geleerd, en meer dan een voorschrift des go-.

-ocr page 10-

10

Ijecisj — den geest des gebeds van Hem ontvangen. Gij acht de gemeenschapsoefening met God uw zaligst voorregt en uwe hoogste eere;nbsp;uwe toevlugt bij eiken nood; uwe troost bij iederenbsp;smart. 1’ot geenen prijs ter wereld zoudt gij unbsp;haar laten ontrooven; — //want” — zegt gij, —nbsp;1/ hoe zou ik kunnen leven zonder bidden ? dat zounbsp;immers geen leven zijn!” — Vaste regels en bepaalde uren hebt gij u niet gesteld. Het hart isnbsp;de schel die u gedurig ten gebede luidt. Bewustheid van schuld roept u naar God; gevoel vannbsp;behoefte roept u naar God; besef van zwakheidnbsp;roept u naar God; erkentenis van genoten zegennbsp;roept u naar God; de liefde, door Zijne liefdenbsp;gewekt, roept u naar God; de vreugde en denbsp;smart en de natuur en het leven en de doodnbsp;roepen u naar God; — hoe zoudt gij dan hetnbsp;gebed kunnen missen ? ’t Is de ademhaling vannbsp;uw zielcleven geworden; en gij hebt u de biddendenbsp;gedachte aan uwen Vader zóó eigen gemaakt; datnbsp;zij niet van verre behoeft te worden gezocht, wantnbsp;zij komt van zelve.... Zie hoe hoog de thermometer staat! Hij teekent volle zomerwarmte. Wisnbsp;rijpt bij dien gloed de oogst op den akker, canbsp;buigt het geboomte van den last der geurigenbsp;vrucht. En gebeurt het ook soms, dat onweêrs-buijen den dampkring verkoelen, — ’t is maar

-ocr page 11-

tl

voor weinig tijds. Weldra herneemt de koesterende warmte hare heerschappij, en stijgt het kwik totnbsp;de vroegere hoogte.

Waar het gebed, gelijk gij dat van Jezus geleerd en in Jezus gezien hebt, u behoefte, verkwikking en zaligheid is, daar is uw omgang met den Vader getrouw. En waar gemeenschapnbsp;met God, dagelijksch brood is, daar kan het nietnbsp;anders of het leven der ziel moet gezond zijn.nbsp;Wel verre van ledigheid te voeden , of tot tragenbsp;bespiegeling te leiden, ligt juist in dat gebednbsp;het geheim van dien ijver, die geen werk totnbsp;Gods eer te veel acht; van dien heldenmoed, dienbsp;voor geen gevaar terug beeft; van die kracht,nbsp;die de wereld overwint; van die gewilligheid,nbsp;die geene zelfverloocliening te zwaar noemt; vannbsp;dat streven om beelddragers Gods te worden, alsnbsp;geliefde kinderen. Daarom dat de Christen denbsp;wakkerheid en de kracht van het geestelijk levennbsp;in zijn binnenste naar zijn gebed kan beoordeelen.

Lieve lezers! gij hebt niet noodig het voor uwen broeder te doen; maar gij, verzuim geennbsp;dag om alzoo voor uzelven op den thermometernbsp;te zien.

-ocr page 12-