-ocr page 1-

Geëerde Vrouwen, Bestuurderessen van dit Hulpgenootschap,

Geliefde Ziisters in den Beer!

Is het mij aangenaam in nwen kring te verschijnen en een broederlijk woord tot u te spreken, een woord van sympathie voor uwe werkzaamheden en voor het doel dat gij u daarmede voorstelt,nbsp;en stel ik op hoogen prijs het blijk van vereerendnbsp;vertrouwen, dat in uwe uitnoodiging tot mij isnbsp;gekomen, toeli mag ik deze uitnoodiging niet opvolgen zonder te beginnen met eene aanmerkingnbsp;te maken op uwe keuze, eene aanmerking die alnbsp;den schijn heeft van onbeleefdheid, maar die mijnbsp;toch door de opregtheid wordt geboden.

Zij is namelijk deze; ik kan mij bijna niet voorstellen, dat gij eene slechtere keuze van voorganger kondet doen in eene vergadering als deze,nbsp;dan die welke gij gedaan hebt. Het is toch eenenbsp;vergadering aan de belangen der zending gewijd.nbsp;Nu ja, ik ben medelid van twee zendelinggenootschappen, het Nederlandsche, in onze stad gevestigd,nbsp;en dat der Broedergemeente te Zeist; menigmaal

-ocr page 2-

I)en ik voorganger geweest in zendingsbidstonden, en toch gevoel ik mij op het gebied der zendingnbsp;een vreemdeling. Dit gebied, ik heb het als vannbsp;verre aanschouwd en genoeg gezien van zijnennbsp;omvang en schoonheid om mij regt levendig tenbsp;kunnen voorstellen dat men met de gansche liefdenbsp;zijns harten daarin kan wonen, ja, dat er, tenbsp;midden van de afmatting die onze verwarde kerkelijke toestanden zoo vaak in den geest doennbsp;ontstaan , iets onbeschrijfelijk liefelijks en aantrekkelijks in gelegen is om den gang van het woordnbsp;Gods en de ontwikkeling van het Godsrijk nanbsp;te gaan in die streken, waar het zich onmiddellijknbsp;aansluit aan de oorspronkelijke, frissche behoeftennbsp;der menschelijke natuur. Doch, in dit liefelijkenbsp;en aantrekkelijke ligt ook tevens eene verleiding.nbsp;Velen ijveren voor de zending, die blind zijn voornbsp;de zoo veel meer ingewikkelde behoeften dernbsp;christelijke maatschappij, dier maatschappij, waar,nbsp;met het rijper worden van de goede tarwe, ooknbsp;het onkruid tot eene hoogte van ontwikkeling isnbsp;gekomen, die den naderenden oogst schijnt aan tenbsp;kondigen. Mijn levensweg nu is, van den aanvangnbsp;af mijner ambtelijke bediening in de vaderland-sche kerk, niet willekeurig, maar door onmiskenbare leidingen Gods, alzoo geweest, dat denbsp;strijd der geesten in die vaderlandsche kerk

-ocr page 3-

al mijne aandacht heeft iugenomen en dat ik daaraan meernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeten nemen dan

ik zelf zou verlangd hebben. Is het wonder dat het geheele gebied der uitwendige zending opnbsp;den achtergrond trad, dat ik te naauwernood nunbsp;en dan een blik daarop uit de verte waagde, welnbsp;wetende dat, indien men zich eens aan de bekoo.nbsp;ring van dat gezigt overgaf, men in dezelfde matenbsp;de omringende toestanden uit het oog zou verliezen ? Doch, heb ik dan nu ook geen grondnbsp;om te beginnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanmerkingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op uwe

keuze en zult gij mij de onbeleefdheid daarvan niet om der opregtheid willen vergeven?

Wel zou men nbsp;nbsp;nbsp;mij kunnennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;antwoorden;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waartoe dan zich eenenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;keuzenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;latennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welgevallen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die ligt

meer nog van «’elwillendheid, dan van wijsheid getuigde ? Geëerde Vrouwen! zal ik u zeggen dat het mij moeite zou gekost hebben u te weigeren gt;nbsp;wat mij met eenigen aandrang door u werd gevraagd? Neen: er is nog meer. Na de eerstenbsp;aarseling verheugde ik mij aldra, dat ik de gelegenheid zou hebben in uw midden mij uit tenbsp;spreken over het genootschap, dat tegenwoordignbsp;aan zoo felle aanvallen blootstaat, en de grondennbsp;uiteen te zetten, waarom ik blijf meenen, ooknbsp;van mijn standpunt, dat bet niet mag wordennbsp;prijs gegeven.

-ocr page 4-

De tijd, dien wij beleven, lijdt, onder vele andere krankheden ook aan cene, die ik het radicalisme zou willen noemen en die daarin bestaat,nbsp;dat men, op grond van het gebrekkige van alnbsp;het bestaande, liever dan daarin mede te werken,nbsp;eerst tot den grond toe afbreke om dan op nieuwnbsp;te bouwen. Deze krankheid heeft zich ook aannbsp;de christelijke opwekking medegedeeld. Wel heeftnbsp;zij zich niet met revolutionaire woestheid tegennbsp;de bestaande kerk of de bestaande christelijke genootschappen en inrigtingeu gekeerd; integendeel,nbsp;zij heeft die willen hervormen; maar toch, waarnbsp;zij in dien hervormingsijver niet volkomen of nietnbsp;spoedig genoeg slaagde of ook rvel hare pogingennbsp;geheel verijdeld zag, legde zij niet onduidelijk denbsp;begeerte en het voornemen aan den dag, dat bijnbsp;velen tot uitvoering kwam, om, liever dan langernbsp;aan een schijnbaar nutteloos werk hare krachtennbsp;te verspillen , die krachten aan te wenden tot hetnbsp;in het leven roepen van nieuwe kerkelijke ofnbsp;christelijke vereenigingen. Ik meen dat die ijvernbsp;niet altijd is in den geest van Ilem, die het ge-krookte riet niet verbreekt, de rookende vlaswieknbsp;niet uitbluscht. In de Heilige Schrift wordt hetnbsp;geduld of de lijdzaamheid voorgesteld als eennbsp;vrucht van een gerijpt geloof, dus als een tee-ken van christelijke oefening en ervaring. Maar

-ocr page 5-

6

het woord geduld is in discrediet gekomen; -in zeker opzigt niet ten onregte, want het dient vaak tot dekmantel van traagheid cn onverschilligheid; - maar toch, rvij zeggen het met hetnbsp;kindergedichtje, in den geest des evangelies: geduld is eene schoone zaak. - n Er ligt nog eennbsp;zegen in,” dit woord moet niet ligt, niet spoedignbsp;uit ons hart en van onze lippen verdwijnen,nbsp;wanneer wij een goed werk zien kwijnen, wanneernbsp;wij daarin eene gisting waarnemen, die ten doodenbsp;kan zijn, maar waaruit ook nieuw leven kan ontkiemen. Maar om dit te kunnen zeggen; n ernbsp;ligt nog een zegen inmoet er een zegen innbsp;geweest zijn, moet men kunnen wijzen op eennbsp;verleden van zegen. Welnu, dit is, geliefde zusters! mijne eerste opmerking, mijn eerste grondnbsp;van vrijmoedigheid, om, in weerwil van al watnbsp;tegen den tegenwoordigen toestand van het Neder-landsche zendelinggenootschap, te regt of te onregt,nbsp;wordt aangevoerd, het te blijven steunen en aanbevelen. Het Nederlandsche zendelinggenootschapnbsp;is in zijn oorsprong een werk Gods geweest ennbsp;heeft op zijnen langen weg veelvuldig den zegennbsp;Gods ondervonden. Ik behoef hierover niet uit tenbsp;weiden. Het is u allen bekend. Het Nederlandsche zendelinggenootschap is geen vrucht geweestnbsp;van den tijdgeest, niet van het opkomend rationa-

-ocr page 6-

6

lisine, niet van de revolutionaire woelingen van het laatst der vorige eeuw, eerder van het piëtisme, dat is van het vrome, Christusliovende gemoed.nbsp;Het is in biddende harten geboren en door hetnbsp;gebed des geloofs gedoopt. En God heeft zijnnbsp;zegen niet onthouden; neen , laat mij meer zeggen :nbsp;God heeft overvloedigen zegen gegeven, in denbsp;heidenwereld, in de vaderlandsche kerk, op datnbsp;werk. Gesteld nu zelfs, wat ik geenszins toegeve,nbsp;dat er met den stilstand, achteruitgang w'are,nbsp;stremming in het geloofs werk der gemeente, innbsp;den zendingsijver der zendelingen, zouden wij dannbsp;maar voetstoots mogen zeggen: God heeft zichnbsp;aan het genootschap onttrokken; zijn zegen is onsnbsp;ontnomen; de hemel is gesloten voor ons gebed ?nbsp;Ik vreeze zeer, dat dit ongeloof zou verraden:nbsp;miskenning van de wegen van dien God, dienbsp;lankmoedig is en getrouw, die het werk zijnernbsp;dienstknechten niet vergeet; ondankbaarheid voornbsp;genoten zegen en wantrouwen aan de eeuwigenbsp;ontfermingen van Hem, die veel vergeeft. Iknbsp;wil geen oordeel vellen over den tegenwoordigennbsp;toestand en het tegenwoordige werk van ons genootschap - ik ben er te weinig mede bekend, -maar, op grond van Gods Woord en van denbsp;wegen zijner genade, durf ik van een werk ,nbsp;dat in zijne kracht ontstaan is en zijne liefde

-ocr page 7-

heeft ondervonden, verklaren: daar ligt nog een zegen in.

In deze uitdrukking ligt evenwel reeds opgesloten , dat wij van een overblijfsel spreken, dat wij niet veel te roemen hebben , maar alleen innbsp;ootmoed heil verwachten van den Heer. Nognbsp;eens: ik onthoude mij van ieder oordeel over dennbsp;tegenwoordigen toestand van ons genootschap.nbsp;Het zoude, op den afstand, waarop ik van zijnennbsp;werkkring geplaatst ben, in mijnen mond vermetel zijn. Alleenlijk wijs ik u op hetgeen uitnbsp;den tegenwoordigen toestand van onze kerk metnbsp;noodzakelijkheid voortvloeit voor dien van het zendelinggenootschap. Hit moge dan nu in naam geennbsp;kerkelijk genootschap zijn, feitelijk is het dit, meernbsp;dan eenig ander in ons vaderland. Het wordt gesteundnbsp;door verreweg de meerderheid der predikanten, nietnbsp;alleen van het Hervormde, maar ookvan andere pro-te.stantsche kerkgenootschappen; en, wat meer zegt,nbsp;de meest verschillende rigtingen werken hier tenbsp;zamen. Velen zien hierin een groot voordeel. Ik niet.nbsp;Ik beschouw juist de kwijning van leven, waarovernbsp;men zich beklaagt, als het noodzakelijk gevolgnbsp;dier zamenwerking van rigtingen , die immers innbsp;die zamenwerking elkander veelzins neutraliseerennbsp;en de voorstanders der zending blootstellen aannbsp;het grootste gevaar, dat hier kan bestaan:

-ocr page 8-

namelijk dat ijver voor liet genootschap , als genootschap, voor het cadre, in de plaats trede van dien voor het werk der zending zelve, dat voornbsp;het middel het doel uit het oog worde verloren.nbsp;Vergunt mij mijne gedachten hierover u kortelijknbsp;mede te deelen.

,it

De zending is een werk van geloof en van liefde. Van geloof: immers zij gaat uit van hetnbsp;bewustzijn dat men de waarheid heeft en datnbsp;die waarheid bestemd is voor alle menscheu. Vannbsp;liefde : in dat bewustzijn is men zalig. Die zalignbsp;is, heeft behoefte die zaligheid mede te deelen ,nbsp;anderen deelgenooten te maken van het heil datnbsp;hij zelf bezit. Uit deze twee beginselen , dienbsp;eigenlijk slechts één zijn , want daar is geen geloof zonder liefde, noch liefde, in dien hoogstennbsp;zin althans, zonder geloof, uit deze twee beginselen verklaart het zich dat de zending het eigenaardige werk is der christelijke kerk en dat dezenbsp;in de zending haar levenskracht openbaart. Voorzeker , daar zijn andere godsdiensten, die zich zoeken te verbreiden , het Buddhisme, het Mahome-danisme; maar omdat het beginsel daarvan nietnbsp;is het geloof in de liefde werkzaam, is het doelnbsp;daarvan niet het behoud der menschelijke natuur,nbsp;de verlossing van den zondaar: het Buddhismenbsp;zoekt de verheerlijking Gods in de vernietiging

-ocr page 9-

der menschelijke natuur; het Mahomedanisme streeft naar wereldheerschappij en zijne wapenennbsp;zijn geweld en onderdrukking. Het Israclitismenbsp;openbaart zijn goddelijk karakter mede daarin, datnbsp;het geene zending heeft gehad. Het was profetienbsp;en geene vervulling. Eerst met de vervulling,nbsp;dat is, toen de verzoening aanwezig was en denbsp;zaligheid geschonken, kon de behoefte aan uitbreiding ontstaan en het ware Israël het woordnbsp;der verzoening brengen aan alle natiën. Zendingnbsp;is dus het eigenaardige kenmerk der christelijkenbsp;kerk , de openbaring van het leven der gemeente.nbsp;Maar wat nu, indien de kerk zelve aan het woordnbsp;der verzoening ontrouw wordt, en, in plaats vannbsp;de waarheid te bezitten en te belijden, zelvenbsp;verklaart dat zij de waarheid zoekt, ja, in datnbsp;zoeken meent reeds bevredigd te zijn, en zichnbsp;vijandig keert tegen degenen, die verklaren gevonden te hebben en die dus de waarheid belijden ? Wat, indien zij, in plaats van hetnbsp;ligchaam te zijn eener belijdende gemeente, hetnbsp;karakter aanneemt van cene school, waarin denbsp;zoekende wetenschap het hoogste woord voert ennbsp;de meest geoefenden in de redeneerkunst dennbsp;voorrang bekleeden ? Zal zij daardoor hare krachtnbsp;niet verliezen ? Zal de liefde niet kwijnen, alsnbsp;het geloof kwijnt? Hoe zou er krachtig, over-

-ocr page 10-

10

vloedig en overvloeijend geestelijk leven aanwezig zijn, een leven dat zich naar buiten moet uitstorten , omdat het binnen de enge grenzen dernbsp;bedding, waarin het stroomt, zich niet kan beperken, indien het in die bedding zelve slechtsnbsp;langzaam voortkruipt, belemmerd door al denbsp;dammen, die den stroom tegenhouden ? En zoonbsp;is de toestand , zal ik zeggen: alleen der vader-landsche kerk ? neen , van het Protestantisme innbsp;zijn geheel. O! laat ons niet blind zijn voor denbsp;werkelijkheid en ons geene illusien maken. Dogmatische twisten zijn er ten allen tijde geweestnbsp;in de kerk; zij hebben hare nuttige zijde, kunnen tot spoorslag dienen voor de ehristelijkénbsp;wetensehap, die mede hare roeping heeft in denbsp;kerk ; zij zijn een heilzame prikkel tegen de zondenbsp;der traagheid des geestes, en het geestelijk levennbsp;der gemeente behoeft dus daardoor niet alleennbsp;niet belemmerd te worden, maar kan er zelfsnbsp;door worden bevorderd. Maar misleiden wij onsnbsp;zei ven niet! De strijd, die heden ten dage innbsp;de kerk gevoerd wordt, is niet in de eerste plaatsnbsp;een wetenschappelijke strijd. Er is niet alleennbsp;verschil van rigtingen, maar verschil van geesten.nbsp;Het geldt, onder duizend vormen en schakeeringen,nbsp;de levensvraag der menschheid: Is Jezus de Christus ? of is het geheele begrip van Christus eene oud-

-ocr page 11-

11

joodschc dwaling, ter kwader uur uit het oosten in het westen overgeplant ? Het geldt de vraag :nbsp;het godsrijk naar de Schrift, of het rijk dezernbsp;wereld met den naam van Jezus tot symbool. Eenenbsp;kerk, die in zulk eene tegenstelling bevangen is,nbsp;is gebonden ; hare levenskracht is, niet uitgeput,nbsp;maar verlamd in hare openbaringen ; de zendings-geest moet daar kwijnen. Ware die tegenstellingnbsp;reeds klaarlijk uitgesproken en in het bewustzijnnbsp;der gemeente opgenomen , hadden de wateren, dienbsp;zich niet kunnen vermengen, zich reeds gescheiden,nbsp;waren de belijdende geesten tot een gekomen ennbsp;de ontkennende geesten mede tot één , dan zoudenbsp;het niet zoo zijn. Eene door den strijd gereinigdenbsp;gemeente zoude met verjongde kracht opstaan ennbsp;de volheid van haar hernieuwd leven ook in denbsp;zending openbaren, maar daartoe zijn wij nog nietnbsp;gekomen; het vreemdsoortige is vermengd, en dienbsp;valsche eenheid is de groote hinderpaal voor ontwikkeling en veerkrachtige werkzaamheid. Hoenbsp;zullen wij over de belangen der Heidenwercld ennbsp;de beste wijze om die te bevorderen het eens kunnen worden, indien w'ij het met elkander niet ecusnbsp;zijn omtrent de behoefte der menschelijke natuur ,nbsp;den aard van het evangelie, de'^betrekking vannbsp;Jezus tot den mensch, indien iedere zamensprekingnbsp;over grondbeginselen de aandacht van het zendings-

-ocr page 12-

13

werk zou afleiden om die geheel over tc brengen op de strijdvragen der kerk? Voorwaar, in dennbsp;toestand, waarin wij ons bevinden, is er weinignbsp;kracht tot zending aanwezig, ik zeg niet in denbsp;vaderlandsche kerk alleen, maar in de kerken dernbsp;Hervorming in het algemeen, die heden ten dagenbsp;in eene crisis verkeeren, geweldiger dan die, waaruit zij ontstaan zijn.

Dit is ontmoedigend, zult gij zeggen. Ik ontken het niet; maar herinnert u , dat ik begonnen bennbsp;met geduld aan te prijzen, als de roeping dernbsp;gemeente, bovenal van dezen tijd. Geduld! Maar,nbsp;zoo hoor ik mij toeroepen, — en dit is _geenenbsp;rhetorische phrase, menigmaal heb ik deze stemmen vernomen, — n geduld, dit is lafhartigheid ,nbsp;ontwijken van den strijd ; juist waar zoo veel gevaar bestaat, is een moedig optreden , een veerkrachtige strijd , een beslist breken met allen dienbsp;niet medewerken, meer dan ooit behoefte en pligt.nbsp;Indieii gij u niet met de velen kunt vereenigen,nbsp;vereenig u dan met de weinigen; indieu denbsp;overgeleverde inrigtingen verlamd zijn in harenbsp;werkzaamheid, sluit u aan de jongere aan, opgerigtnbsp;door gelijkgezinden, ontstaan uit den nood dernbsp;tijden, uit de behoeften der christelijke liefde! ”nbsp;Verre zij het van mij, geliefde zusters! of op ditnbsp;of op eenig ander gebied van christelijke weik-

-ocr page 13-

13

zaamheid den staf te willen breken over de pogingen en werkzaamheden dier broeders, die,nbsp;gedreven door de liefde van Jezus Christus, zulknbsp;eenen weg meenen te moeten bewandelen en ooknbsp;ons genootschap hebben verlaten en andere opge-rigt, omdat zij meenden op die wijze de zaaknbsp;des Heeren beter te kunnen behartigen. Ik wenschnbsp;hun van harte toe een ruimen, overvloedigennbsp;zegen op hun werkj ik wensch hen en hun werknbsp;lief te hebben om des Heeren wil, en verlangnbsp;alleen dat zij ons dragen, zoo zij al niet meernbsp;met ons kunnen sympathiseeren. Maar, voorzekernbsp;wenschen zij geen dwang uit te oefenen op denbsp;conscientiën, en dan kunnen zij het mij niet euvelnbsp;duiden, dat ik ons genootschap niet verlaten kan,nbsp;zoo lang ik niet overtuigd ben, dat God het verlaten heeft. Welnu, twee redenen zijn er, waaromnbsp;ik dit niet kan gelooven, waarom ik meen, datnbsp;ons genootschap mede nog eene plaats ~ meer zegnbsp;ik niet - bekleeden kan, naast de hunne, tot bevordering van het gemeenschappelijke doel. Henbsp;eerste is louter negatief en ontleent slechts harenbsp;waarde aan de tweede, die van meer positievennbsp;aard is.

De eerste is deze: aan het gevaar, waaraan ons zendelinggenootschap bloot staat, zie ik nietnbsp;dat andere kunnen ontkomen.

-ocr page 14-

14

De tweede is deze; zoo er eene gave en roeping tot den zendingarbeid in de gemeente aanwezignbsp;is, zie ik niet dat zij bij ons meer onderdruktnbsp;of minder bevorderd belioeft te worden dan bij hen.

Vooreerst dan: aan het gevaar, waaraan ons zendelinggenootschap bloot staat, zie ik niet datnbsp;andere zendelinggenootschappen kunnen ontkomen.nbsp;Dat gevaar toch is gegrond in den toestand zelvennbsp;der Kerk; ik zeg niet van het Nederlandsch Hervormd kerkgenootschap; zij zouden ons antwoorden;nbsp;wat hebben wij er mede te maken ? maar van denbsp;protestantsche kerk in het algemeen, of nog liever: van de gemeente van .Jezus Christus in dennbsp;strijd, waartoe zij heden ten dage geroepen is. Denbsp;zendende kerk moet - het zal niet betwist worden -een geestelijk overwigt bezitten boven de heidenwereld, zij moet de moederkerk kunnen zijn van denbsp;gemeenten uit de Heidenen. Maar wat nu, indiennbsp;‘ zij in zulk eenen toestand verkeert, dat zij, kennelijknbsp;geroepen van den Heer om op nieuw te delvennbsp;in de scliatten van zijn woord, ten einde te komennbsp;tot eene meer eenvoudige, maar daardoor ook meernbsp;krachtige en diepzinnige belijdenis van zijnen naam,nbsp;aan do eene zijde den strijd ziet voeren voor denbsp;belijdenis der vaderen en aan de andere die belijdenis ziet aanvallen met eene felheid en bekwaamheid, waarvoor hare bolwerken, zoo lang op

-ocr page 15-

15

(lie wijze de strijd wordt gevoerd, niet bestand zijn ?

Voorzeker het vaste fondament Gods staat; de steen, door de bouwlieden verworpen, zal niet vannbsp;zijne plaats worden genomen en blijft de hoeksteen der gemeente ; maar de tijd is nog in hetnbsp;verschiet, dat de geloovige gemeente zich geheelnbsp;zal toevertrouwen aan de vastheid van dit fondament en er met besliste keuze op zal staan, metnbsp;opoffering van de door menschenhand opgevigtenbsp;buitenw'erken. Voor het daartoe kome, is er nognbsp;een fanatische strijd te wachten, die met een volkomen nederlaag zal eindigen voor de kerkelijke overlevering in den vorm, waarin zij verdedigd wordt. Iknbsp;spreek alleen mijne verwachting uit, zonder die aannbsp;iemand op te dringen. Maar nu-beweer ik dit, datnbsp;gij uwe kweekelingen, hetzij gij ze aan een regtzin-nig, hetzij gij ze aan een vrijzinnig zendelinggenootschap toevertrouwt, onmogelijk buiten dien strijdnbsp;der gemeente zult kunnen houden. Zij zullen ernbsp;uws ondanks mede bekend worden, en met des tenbsp;meer wantrouwen jegens u bezield worden , hoenbsp;meer gij er hen buiten tracht te plaatsen. Ja,nbsp;hunne illusiën voor de negatieve rigtingen zullennbsp;des te grooter zijn, naarmate gij uw best doetnbsp;tegen die rigtingen te waarschuwen. Van tweeënnbsp;één: bf uwe kweekelingen zijn eenvoudige, gemoedelijk vrome jongelingen, maar zonder talent, zon-

-ocr page 16-

16

der ruimte van blik , zonder de gave der onderscheiding, die niets meer beoogen dan hunne eigene vroomheid, in de welbekende termen der gerefor-meerd-kerkelijke regtzinnigheid, zoo als die bij-duizenden iii ons vaderland de godsdiensttaal isnbsp;geworden, over te planten in de Heidenwereld.nbsp;Maar ik bid u : zend hen dan niet naar die wereld,nbsp;niet althans naar onze koloniën, stelt hen nietnbsp;bloot aan het gevaar van in die zoo ingewikkelde,nbsp;zoo bedorveue, althans zoo weinig godsdienstigenbsp;Europeesch-Indische maatschappij, die mannen ver-eischt van groote bekwaamheid, zedelijken moed ennbsp;praktische wijsheid, den christelijken naam nognbsp;meer in diserediet te brengen, door dien te vereenzelvigen met bekrompenheid en lichtschuwheid. Ofnbsp;wel, uwe kweekelingen zijn denkende menschen,nbsp;veerkrachtige jongelingen, met geloofsmoed bezield,nbsp;maar tevens de levendige behoefte in zich zelvennbsp;waarnemende, of althans vatbaar voor die behoefte,nbsp;zoodra die in hen gewekt wordt, om in het middenpunt des Christendoms door te dringen en de aanrakingspunten tusschen de menschelijke natuur ennbsp;den Christus op te merken, buiten de kerkclijkenbsp;overlevering om. O! ik zeg niet, dat de halfweten-schappelijke opleiding, die zij thans doorgaans innbsp;ons genootschap ontvangen, toereikend, noch zelfsnbsp;het meest geschikt is om die behoefte in hen te

-ocr page 17-

17

wekken of daaraan te voldoen. Maar dit beweer ik , dat eene louter-regtzinnige opleiding daartoenbsp;evenmin gesehikt is, dat zij moeten ingeleid worden in den strijd dezer dagen, om in dien strijdnbsp;eene zelfstandige positie in te nemen en tot eenenbsp;krachtige, persoonlijke uitdrukking te komen vannbsp;hun geloof.

En nu is mijne andere beweering deze: waar zulk eene gave en roeping aanwezig is, daar behoeft zij in ons zendelinggenootschap niet meernbsp;onderdrukt, niet minder bevorderd te worden dannbsp;in andere. Deze beweering heeft weinig toelichting noodig. .Ta, iedere toelichting zonde onsnbsp;ligt op een gebied voeren, dat de kieschheid onsnbsp;verbiedt te betreden. Immers, alles hangt hier afnbsp;van de personen der leidslieden en voorgangers.nbsp;Gaarne betuig ik mijne sympathie met onzen, ooknbsp;door mij hooggeschatten Director; doch niet overnbsp;personen hebben wij te spreken, alleen over dennbsp;aard zelven van ons genootschap. Van eene vrijzinnige inrigting, - als zoodanig mogen wij de onzenbsp;beschouwen, waarin zoo vele verschillende rigtin-gen te zamen werken, - eisohen wij alleen, dat zijnbsp;in waarheid vrijzinnig zij, dat is, dat zij de vrijheidnbsp;niet belemmere, maar opwekke en handhave, de vrijheid des gewetens voor de voorgangers en voor denbsp;kvveekelingen, dat de eerste vrij zijn in hun onderwijs,

-ocr page 18-

IS

cIb tweeden vrij in de openbaringen huns geloofs. Verder, onder het schild dier vrijheid, zij dcnbsp;atmosfeer, die den zendeling-kvveekeling omringt,nbsp;eene christelijke. Hoe meer zij het is, des te meernbsp;zal zijne gave, zoo hij die heeft, worden opgewekt,nbsp;en zal hij zich zijner roeping bewust worden. Dienbsp;vrijheid alzoo sluit de heilzame tucht van het christelijk familieleven niet uit, maar integendeel bestaatnbsp;eerst regt door deze. Eindelijk, hoe beter hetnbsp;onderwijs zal zijn, dat wil zeggen, hoe meer het,nbsp;aan de eene zijde, educatief zal zijn en aan de anderenbsp;ingerigt met het oog op den toekomstigen werkkringnbsp;dos zendelings, des te meer zal gave en roepingnbsp;worden gewekt en bevestigd. Nogmaals, ik vermeet mij geen oordeel over de opleiding onzernbsp;kweekelingen, maar wel durf ik, op grond vannbsp;het oordeel van meer bevoegden dan ik het ben,nbsp;en wat meer zegt, op grond van den zegen, dienbsp;ook thans nog rust op het werk onzer uitgezondenen, beweeren, dat het ons genootschap niet ontbreekt aan dc middelen om aanwezige gaven opnbsp;te merken, op te wekken en voor de zaak dernbsp;zending aan te wenden.

Van aanwezige gaven spreek ik. Maar uit het voorafgaande volgt reeds dat ik mij niet voorstelnbsp;dat er vele in de gemeente aanwezig zijn. Mennbsp;beruste geloovig en geduldig in dit lijden der ge-

-ocr page 19-

19

rneente en trachte toch vooral niet in eigen kraclit zendelingen te maken, die niet door den Heernbsp;zonden geroepen zijn. Niet op de hoeveellieidnbsp;van werkzaamheden, maar op de getrouwheid innbsp;het kleine rn?t zijn zegen. Wij hebben kleinenbsp;kracht. Laat ons die niet verwaarloozen! De zen-dingsgeest sterft niet, want het is de geest dernbsp;gemeente, de Heilige Geest, die niet wordt weggenomen. Maar wij wagen het wel te zeggen: nunbsp;is de Heilige Geest bedroefd in de gemeente, ennbsp;Hij werkt in het verborgene, meer naar binnennbsp;dan naar buiten. Moest ik zijne werkzaamheidnbsp;afmeten naar het kerkelijk krijgsrumoer, waarvannbsp;wij getuigen zijn, ach! ik zou haast kunnen ge-looven dat hij geheel ware uitgebluscht, ik zounbsp;niet spreken van kleine kracht. Maar ik heb hetnbsp;vertrouwen, dat, even als in alle tijden van crisis, die Heilige Geest, teruggedrongen in de con-sientiën, eene heerlijker toekomst voorbereidt, nietnbsp;alleen dan ons treurig heden, maar ook dan onsnbsp;kalm verleden. Welnu, geliefde zusters! op dienbsp;toekomst zij ons oog gerigt! Kunnen wij niet veelnbsp;doen, laat ons ons benaarstigen in het weinige!nbsp;Ons genootschap blijve bestaan en worde gesteund,nbsp;niet alleen als een gedenkteeken van het verleden,nbsp;maar ook als eefi profetisch teeken voor de toekomst! Er ligt nog een zegen in! De tijd zal

-ocr page 20-

20

komen dat dit zal blijken. God is barmhartiger dan de menschen. Zoo sprekende, spreek ik immers in uwen geest. In stilheid was altijd uwenbsp;kracht. Verborgen is de weg geweest van ditnbsp;Vrouwen-Hulpgenootschap en het heeft niet veelnbsp;van zich doen hooren in de wereld, en toch, hetnbsp;is op uw vijf-en-twintig jarig feest uitgesproken,nbsp;en de opvolgende jaren hebben hunne getuigenisnbsp;gevoegd bij die der vorige: boven verwachting isnbsp;uw stille werkkring gezegend geworden; en, wijnbsp;vertrouwen het, de graankorrels hier uitgestrooid ,nbsp;zijn tot een voedend brood geworden voor velenbsp;zielen. Gaat voort te doen. Geliefde Zusters! watnbsp;uwe hand vindt om te doen en blijft den Heernbsp;verwachten! Ook onzen tijd, ook onze kerk en onsnbsp;zendelinggenootschap geldt zijne belofte: ¦ Israëlnbsp;hope op den Heer; want hij den Heer is goedertierenheid, en hij Hem ia veel verlossing , en Hij zalnbsp;Israël verlossen van al zijne ongeregtigheden.