La, r n
cU
In Zuid-afrika is men omstreeks kersmis druk bezig met het inzamelen van den oogst. Op denbsp;zendiügposten rust men des zondags van dezennbsp;arbeid. Ook te Silo, een zendingpost der Broedergemeente, in het destijds nog onafhankelijkenbsp;Kafferland, waren een aantal zielen verblijd innbsp;hunnen Heer en tot aan den avond had de plaatsnbsp;aan zijnen naain, die nist beteekent, beantwoord.
Voor het ingaan van den nacht wilde de kleine gemeente nog den hoogsten vrede genieten, dienbsp;ons hier beneden bereid is. Zij zouden het heilig avondmaal vieren. Het uur van het feestnbsp;was bijna aangebroken, toen er in de kralen dernbsp;Kaffers, die op den zendingspost woonden, plotseling een geweldig leven ontstond, dat iedereen,nbsp;die het hoorde, maar al te wel bekend was ennbsp;hem in de grootste ontsteltenis bragt. Het wasnbsp;dat onaangename onrustige wilde gefluit, waarmede de daar wonende heidenen hunne vechtpartijennbsp;gewoon zijn aan te vangen. Nu was ook in hetnbsp;stille vreedzame zendelinghuis de rust geweken;nbsp;want nu was het zaak om op eene andere wijzenbsp;vrede te stichten. He zendeling kende zijne meii-schen. Bij de gemengde bevolking kwam hetnbsp;ligt tot een bloedigen strjjd, en de vechtende
-ocr page 2-partijen uit elkander te brengen was zwaar, maar echter niet onmogelijk. Daarom liep de zendelingnbsp;met eenige mannen en vrouwen zoo spoedignbsp;mogelijk naar de plaats, waar de meeste menschennbsp;bij elkander stroomden. De twist was reeds langnbsp;aan den gang. Het wilde geschrei der woede,nbsp;het ontzettende gekrijt van den doodsangst,nbsp;het krijschende gefluit als krijgsmuziek, daarbijnbsp;de bijzondere toon der slingerende kind’s (1), denbsp;strijders met hunne lange stokken in de eenenbsp;hand, in de andere hun bundel pijlen, tweenbsp;partijen in het volle gevecht, niet weinigen tuetnbsp;diepe bloedige wonden, zoodat het bloed van hetnbsp;zwarte gezigt en het zwarte lijf afvloeide, ditnbsp;alles gaf een tooneel, dat met het feest , hetwelk de christenen hoopten te vieren, in scherpenbsp;tegenspraak was, even alsof zij eenen blik sloegennbsp;uit den hemel in de hel.
De vrouw, die als tolk diende te Silo, wil-HELMINA STOMPJE, was mede toegeloopen om te helpen. Zij deed dit met goed gevolg. Zij tradnbsp;ouder anderen een man te gemoet, die haar toeschreeuwde: ,/Wat hebt gij met mij te doen, iknbsp;vrees voor geen mensch.” Haar antwoord was:nbsp;// Vreest gij dan ook den al wetenden God niet,nbsp;voor wien zulke dingen een gruwel zijn?” Daar-
(l) Een Kalfersch wapentuif'.
-ocr page 3-uicdc oiitwapeiide zij den woedenden mnn; liij zeido Inill luid; II God alleen vrees ik,” en wierp daarmede zijn kirri weg. Langzamerhand kwam hetnbsp;zoover, dat beide partijen van elkander gescheidennbsp;werden. De zendeling was echter zoo ontroerd,nbsp;dal het hem ónmogelijk w'as het heilige Avondmaal te genieten. Terwijl de kleine gemeente hetnbsp;gebruikte, wandelde hij tussehen de hutton zijnernbsp;Kaflers als een schildwacht op en neder, opdatnbsp;het rustig zou blijven. Wilhei-mika was niet bijnbsp;1'em, zij woonde het feest rustig bij.
Wilhelmina was reeds langer op Silo dan broeder bonatz. Zij had in 1S28 den post medenbsp;helpen vestigen, maar behoorde reeds verscheidenenbsp;jaren vroeger der zending toe. Op den zendiugpostnbsp;Luon, in het oostelijk gedeelte der Kaapkolonie,nbsp;was zij ook vrouwclijke tolk geweest. Wanneernbsp;zij was geboren, hoe zij met de zending dernbsp;Broedergemeente in aanraking was gekomen, doornbsp;quot;ion zij gedoopt is geworden - dit alles hebnbsp;ik niet te weten kunnen komen. Dit echternbsp;weten wij, dat zij eene ver gevorderde christinnbsp;was. Haar hart vloeide steeds over van lofnbsp;en dank aan den lieer. Vooral brandde reedsnbsp;lang voor zij naar den zendingspost Silo toog, denbsp;begeerte in haar als eeii vuur, dat zij toch verwaardigd worden mogt aan de bekeering van hare
-ocr page 4-i
laudsUedeu eenmaal krachtig deel te nemen. Want toen de Broedergemeente nog niet aan de zendingnbsp;onder de Kaffers dacht, was op de postennbsp;ünadeiithal en Enon deze haar wensch algemeennbsp;bekend. En daar eene Christin alles, wat zijnbsp;wenscht, brengt voor een troon, van welkennbsp;nooit iemand ledig terugkomt, zoo was het Godsnbsp;hand, die haar den weg tot de heerlijkste vervulling baande.
Het eerste uitzigt daartoe opende zich voor de vrome Kafferin, toen in het midden van het jaarnbsp;1827 broeder hallbeck uit Gnadenthal, de voorstander van de Zuid-afrikaansche zending dernbsp;Broedergemeente, in Enon aankwam, en het vannbsp;hem bekend werd, dat hij zich op eene onder-zoekingsreis naar het vrije Kafferland bevond,nbsp;waar een nieuwe post zou w'orden aangeiegt. Innbsp;April was namelijk te Gnadenthal een brief aangekomen , waarin de Engelsehe regering bekendnbsp;maakte, dat een hoofdman der Kaffers, bauai^anbsp;genaamd, aan gindsche zijde der oostelijke grenzen gevestigd, zich tot den naastbij wonendennbsp;landdrost gewend had met het verzoek om leeraars. Zijn verzoek werd aan de broeders medegedeeld, met bijvoeging, dat het der regeringnbsp;aangenaam zijn zou, wanneer zij daartoe besloten.nbsp;Daarop had men te Gnadenthal geoordeeld, dat znlk
-ocr page 5-een aanbod niet dadelijk inogt worden afgewezen.
Het naderende koude jaargetijde was buitendien tot eene reis geschikt, en zoo was de ijverigenbsp;voorstander naar Bnon opgebrokeu om te zameunbsp;met een daar wonenden zendeling en eenige zijner landslieden de bedoelde onderzoeking te doen.nbsp;Hit alles klonk in de ooren der Kaft'erin alsnbsp;eene blijde tijding, en het stond bij haar vast;nbsp;wanneer uit dien post in het Kail'erland ielsnbsp;wordt, zoo vergezel ik de leeraars in het landnbsp;mijner vaderen. Voorloopig ging zij nog nietnbsp;mede. Buiten den zendeling fkitscii en eenennbsp;Hottentot, die de ossen moest drijven , werdennbsp;twee juannen als tolken van Enoii medegenomen.nbsp;Met den als voor hen gekozen dagtekst; » Zie, iknbsp;beu met u, en ik zal u behoeden overal waar gij bonen trekken zult (1),” ging de karavaan op weg.nbsp;Toen zij de rivier aau de grenzen overgetrokken waren, zagen zij met vreugde een sehoon land voornbsp;hunne oogen liggen, als een groen tapijt. Het gan-sche land was eene groote weide gelijk. De ontmoeting met het volk was in het begin vriendelijknbsp;genoeg. Toch wist men hoe veel daarop tc rekenennbsp;viel en spoedig bleek boe ver het met die vriendelijkheid ging. De woonplaats van den hoofdmannbsp;BAÜ.4.NA naderende vond men de dalen meer be-
(1) Gen. XXVIII; 15.
-ocr page 6-volkt, eii uit menige kraal vergezelden velen iireii lang den wagen. Dat had echter zijne natuurlijke reden; de hoop op een geschenk lag bijnbsp;hen op den achtergrond. De uitslag van hetnbsp;onderzoek was, dat men tot het vestigen vannbsp;een zendingspost besloot. Daarbij gewaagdennbsp;Schotsche zendelingen, die reeds onder de Kaffersnbsp;werkzaam waren, vooral van de moeijelijklieidnbsp;der taal en de noodzakelijkheid om zich althansnbsp;in den beginne van een tolk te bedienen.
Nu was de tijd gekomen, waarop de lang gekoesterde wensch van wilhelmina zou vervuld w orden. Wederom begaf men zich van Enon opnbsp;weg en nu met een talrijk reisgezelschap. Zeventien kleurlingen, groot en klein, sloten zich aannbsp;de twee blanke leeraars aan , die voor den nieuw'ennbsp;post bestemd waren; wiliielmika en haar mannbsp;waren mede onder het gezelschap. Hoeveel moetnbsp;er in haar gemoed zijn omgegaan, toen zij haarnbsp;\aderland naderde. De aanblik der haar bekendenbsp;bergen, de klank der liefelijke moedertaal verrukten haar hart, dat zoo warm voor die arme mcn-schen klopte, onder welke de zendelingen zich imnbsp;waagden. Het was inderdaad eeii waagstuk en ecunbsp;zeer gewigtige stap, dat de Zuid-afrikaansclienbsp;zending in het vrije Kafferland binuendrong.
.Men ging duizend gevaren
te
gemoet.
Ecne
vruchtbare waterrijke streek lag niet ver van daar aan de Klipplaatvivier. Daar wenschten de zendelingen dat de hoofdman hun zon vergunnen zichnbsp;te vestigen. Deze vergunning volgde na velenbsp;moeijelijke pogingen, en het was op den twintig-sten Mei, dat zij met pak en zak op de plaatsnbsp;aankwamen waar de zending zou worden gevestigd.nbsp;De kleine schaar was zeer bewogen. De zendelingen, wir.HELMiNA, de medegenomen Christenennbsp;uit de Hottentotten verklaarden naderhand nietnbsp;geweten te hebben wat zij op dezen oogenblik gevoeld hadden.
Nadat het trekvee uitgespannen was, kwamen zij onder den vrijen hemel op eene daartoe geschikte plaats te zaraen. Een der zendelingen hieldnbsp;tot de kleine gemeente eene aanspraak en toennbsp;vielen zij allen op de knieën en bragten hunnennbsp;trouwen Meerden ootmoedigsten dank toe, dat Hynbsp;ben gelukkig tot hiertoe gebragt had, op de reisnbsp;voor alle moeijelijkheid had bewaard en nu hun''nbsp;eene plaats beschikt had, waar zij voor Hem eenenbsp;gemeente zonden winnen. Wij bevalen, - datnbsp;zijn de laatste woorden van bet berigt, - onzennbsp;liefdevollen Heer het geheele ons vertrouwde werknbsp;onder het gevoel van den vrede Gods en metnbsp;de vaste hoop, dat de Heiland zich uit dit volknbsp;een loon voor zijne smarten zou verzamelen.
-ocr page 8-Het duurde niet lang, dat men zoo wel met het uitwendige als met het inwendige van den arbeidnbsp;op eenen geregelden gang kwam. Het verkeer metnbsp;het volk ging door de meegebragte tolken. Hat wasnbsp;wel een gebrekkige noodhulp. Toch was het zoo goednbsp;dat zij hen hadden en dus geene onreine kanalennbsp;behoefden te gebruiken, maar zich van zulke men-schen konden bedienen, die regt verstonden watnbsp;zij verder moesten geven. Welk een voordeel wasnbsp;het vooral, dat zij in wilhelmina eene vrouw^e-lijke tolk bezaten. Want het ligt voor de hand,nbsp;hoe zwaar het den zendeling zijn moet, wanneernbsp;hij door een man het vrouwelijk geslacht moetnbsp;toespreken. Zeker zullen de broeders erkendnbsp;hebben, welk een groot geschenk de Heer innbsp;zijne genade hun bij hun werk in deze vrouwnbsp;had geschonken. He Heer had dezen zegen aannbsp;de eerstelingen der broederzending in Kafferlandnbsp;gesreven, en men kon reeds vooruit verzekerdnbsp;'zijn, dat men het aan den bloei der vestigingnbsp;en aan de wijze van hare ontwikkeling zounbsp;kunnen merken, welke belangrijke hulp haarnbsp;van den aan vang af was geschonken.
Het eerste, wat zij deed, was de oprigting eener ¦schoei voor Katt'ermeisjes. He poging gelukte.nbsp;He kinderen gewenden zich aan haar en hetnbsp;onderwijs kon voortgezet worden.
-ocr page 9-WiLHELsiiNA was eigenlijk eene onderwijzeres die niet voor haar beroep was gevormd, en daar denbsp;onderwijzeressen, vooral de schoolonderwijzeressen,nbsp;niet uit den hemel vallen, zou het haar wel dienstig geweest zijn, indien zij nog eeuige vormitignbsp;had kunnen hebben. Daartoe deed zich een middel op. Een der zendelingen der Broedergemeentenbsp;bezocht zeer spoedig den Engelschen zendeling tenbsp;Tschomie en woonde daar ook de schooluren bij.nbsp;Wanneer er gespeld werd, trof het hem, dat verscheidene letters zeer kort uitgesproken werdennbsp;en op een andere manier dan v\ ilhelmina hetnbsp;gewoonlijk deed. Hij vroeg daarvan de oorzaaknbsp;en vernam, dat dit eene eigenaardigheid was innbsp;de spraak der Katfevs, en dat het noodig was,nbsp;dat men zich met de grootstste naauwkeurigheidnbsp;aan de juiste uitspraak hield. In het vervolgnbsp;van het gesprek werd het aanbod gedaan, datnbsp;wiliielmina met haren man van Silo zou komen,nbsp;opdat zij gelegenheid zouden hebben zich met denbsp;manier van onderwijzen bekend te maken. Zounbsp;men dit vriéndelijk aanbod niet terstond hebben aangenomen? De school van wilhelmika trad althansnbsp;na dien tijd een tijdperk in van nieuwen bloei.
Na eenige jaren kwam de zendeling bonatz, aan wiens zorg de jonge gemeente werd toevertrouwd , aan het hoofd der school. Uit zijne
-ocr page 10-10
vroegste brieven kunnen wij besluiten hoe zeer wil,HELMIN A den weg voor hem had bereid. Hijnbsp;schrijft vooreerst, dat hij den Heer uooit genoegnbsp;kan danken, dat het met het ouderrigt der jongens en meisjes boven alle verwachting goed ging.nbsp;He kinderen, zoo gaat hij voort, komen vannbsp;zelf, zonder daartoe door de ouders aangespoordnbsp;te worden, in de school, en hun aantal is gewoonlijk van veertig tot vijftig, ook wet zestig.nbsp;Wanneer de schoolklok wordt geluid, zoo is hetnbsp;een lust om te zien, hoe de kleine zwarten vannbsp;alle kanten toestroomen. Het n Onze Vader” bidden zij in hunne taal zonder fout, achttien zijnnbsp;aan het spellen en drie kunnen bijna lezen. Welknbsp;oen klappen, knallen en sissen van zooveel tongen , in de zeer vreemde taal! En dat moet mennbsp;leeren; wie met zijne tong niet op allerlei wijsnbsp;weet te klappen, zal nooit de Kaffertaal leeren,nbsp;daar, door de verscheidenheid der verschillendenbsp;tooneu, één woord dikwijls twee of drie verschil-lende beteekenisseu krijgt. Met mijn leeren gaatnbsp;het w'el langzamer dan ik zou wenschen. Toch bennbsp;ik dankbaar dat de Heer mij zoo ver heeft geholpen, dat ik zoo wat begin te spreken.”
Op eene andere plaats zegt hij: »Één jongen leest in deze zeer eigenaardige taal zeer goed, twintig spellen juist en bijna al deze kinderen kennen
-ocr page 11-li
'jijl)elspriHiken cu licdci’Ru van buiten. Ik was zeer voldaan over de Ijeaiitwooi’ding der vragennbsp;uit den Kafi'erschen katecliiamus. Zoo dikwijls alsnbsp;quot;'ij uitgaan, hetzij langs de rivier, waaruit denbsp;kinderen W'ater halen, hetzij in het veld, overalnbsp;booren wij hen bijbelspreuken en liederen opzeggen en zamen spreken over hunne lieve school,nbsp;zoo als zij ze noemen. Dikwijls vraag ik mijnbsp;zelven af: «zijn dit waarlijk kinderen der rvildonbsp;Kaffers?” Zeker liefelijke vruchten. En wiluf.l-mina zag zonder twijfel met stille)i dank op liaronbsp;stichting neder en prees den Heer, die haar zulknbsp;een zegen verleende.
Maar Hij bewees nog meer genade. Zeer spoedig ging het licht vooral daardoor op, dat de hoofdman bau.vna in zijne ware gedaante openbaar werd. In het begin toonde hij zich denbsp;goede zaak zeer genegen en liet hij er zich zelfnbsp;over uit hoe het met zijne zeven vrouwen zounbsp;gaan, wmnneer hij zich zou laten doopen. Zijnbsp;liigen hem evenwel niet zeer naauw aan het hart.nbsp;Want hij bood onder anderen aan wilhblminanbsp;cene van haar te koop aan; hij wdlde slechts eenenbsp;koe voor haar hebben. Weldra werd het echternbsp;openbaar dat hij zich met de grofste leugens ophield. Wilhelm IN'A was moedig genoeg om hemnbsp;oeiis voor te houden, hoe hij zoo kou liegen cu
-ocr page 12-toch te gelijker tijd het voornemen kon hebben zich te bekeeren. Hij untwoorde daarop: //Men kannbsp;niet leven zonder te liegen.” Dat was voor eennbsp;Kaffer zeer openhartig, maar ook zeer beteekenendnbsp;voor al het volk, dat zich op Silo en in zijnenbsp;nabijheid bevond. //Wij wonen hier als aan hetnbsp;strand der zee”, zeide eens een der broeders. //Zoonbsp;als de zee schelpen van allerlei soort aan hetnbsp;strand werpt, zoo is het ook hier. W^at uit denbsp;kolonie, zuidelijk en westelijk van hier, wordtnbsp;uitgeworpen, en evenzoo wat van het Kafferlandnbsp;noordelijk en oostelijk van hier aangespoeld wordt,nbsp;dat alles stroomt bij ons te zamen. Is het dannbsp;wonder, wanneer het meestal de slechtste menscheunbsp;zijn, die nergens meer herberg vinden?” Datnbsp;rvas do grond, waarop het zaad werd uitgestrooid.nbsp;Welk eene overwinning der genade, 'wanneer innbsp;deze moeras de zendingspost gelijk eene bloemnbsp;opw’ies, en de Heer schonk dit. In het eerstnbsp;w’erd de blijde boodschap met stil nadenken aan-gchoord. Vervolgens kwam er meer bew'eging innbsp;ceuige zielen, toen de broeders of de zusters, denbsp;tolk of de vrouwelijke tolk persoonlijk met hennbsp;verkeerden. Na twee jareii reeds kon de eerstelingnbsp;gedoopt worden, en werden er velen onderwezen,nbsp;van wie men goede verwachtingen koesteren mogt.nbsp;Op ééne omstandigheid moeten wij echter bijzon-
-ocr page 13-der letten. Het was merkwaardig zoo als te Silo de vrouwen altijd voorgingen. Op andere postennbsp;onder de Kaffers, zoo als in het algemeen ondernbsp;vele anderen zoowel beschaafde als ruwe heiden-sehe volken, vindt men bij de mannen in denbsp;eerste plaats een geopend oor voor het evangelienbsp;en dan bij de vrouwen. Hier was het juistnbsp;omgekeerd. De mannen beschouwden het bezoekennbsp;der openbare godsdienst als eene aardigheid , alsnbsp;iets wat men deed om de leeraars, en waren zeernbsp;ongevoelig en ruw onder prediking en vermaning.nbsp;De vrouwen daarentegen waren zeer begeerig omnbsp;in het Godsrijk in te gaan. De eersteling wasnbsp;eene vrouw. Er waren vele vrouwen onder denbsp;katechumenen. Uit vrouwen bestond het grooternbsp;deel van ruim tachtig zielen, die in de zesnbsp;eerste jaren tot de gemeente werden toegedaan.nbsp;Wij dwalen wel niet, wanneer wij dezen zegennbsp;mede op rekening van hen stellen , die het woordnbsp;der zendelingen aan de vrouwen en meisjes bragtennbsp;en dan haar antwoorden of vragen aan de onderwijzeres brengen moesten. Wilhelmixa toondenbsp;z.ich in allen opzigte zeer geschikt voor haarnbsp;werk. Hare ziel juichte, wanneer zij in een hartnbsp;begeerten ontdekte, die naar Christus cn zijn heilnbsp;uitgingen. Met welk eene hartelijke deelnemingnbsp;zal zij bij voorbeeld deze klagten eener vrouw heb-
-ocr page 14-hen overgebragt: nbsp;nbsp;nbsp;1/ Mijne zonden moeten nog
grooter zijn dan die van andere inenschen, omdat de Heiland hun vergeeft. Mij blijven zij altijdnbsp;aankleven, hoewel ik Hem telkens aanroep datnbsp;Hij ze van mij weg' mogt nemen. Bij het aan-hooren van het woord Gods, dat ik steeds beternbsp;leer verstaan, word ik dikwijls zeer verlegen.”nbsp;Hoe zal zij op eenen anderen tijd w'eder vol lofnbsp;en dank aan God geweest zijn, toen eeue anderenbsp;vrouw deze woorden sprak : «Ik wensch den Heilandnbsp;ligohamelijk te zien. Ik kan het niet begrijpennbsp;en velen van mijne landslieden kunnen dat evenmin , dat wij iemand zoude leeren kennen ennbsp;liefhebben, dien wij niet met onze oogen kunnennbsp;zien, noch met onze handen tasten.” Toen zijnbsp;hierop ten antwoord ontving; //Het ligchamelijkenbsp;zien is ons hier op aarde ónmogelijk; maar wijnbsp;houden ons vast aan het woord des Heeren, datnbsp;Hij zich ook ongezien aan onze harten kan openbaren”; zeide zij: //O dan zoude ik Hem ook gaarnenbsp;willen hebben zoo als gij.” Dit alles en nog zooveel meer ging door den mond van wilhelmina.
WxLHELMiNA heeft in vreugde en leed op Silo gedeeld, en heeft er vreeselijke gebeurtenissennbsp;bijgewoond. De hoofdman badana, die zich nietnbsp;bekeerde, was na korten tijd door een sluipmoord omgekomen. Zijn zoon mapasa, die hem in
-ocr page 15-15
zijne wiuwdiglieid eu in zijne zoude volgde, wus voor zijn volk mogelijk een nog grootere liiuder-paal om in den hemel te komen, De haat ondernbsp;de bevolking der plaats, de bedreigingen cii invallen der in de nabijheid zijnde roofstamnien, denbsp;oorlogen der KatFers met de Engelschen, de inlijving van het land in de kolonie, de opheffingnbsp;van dit verband en het weder leggen er van, ditnbsp;alles ging als golven over deze arme stichting, dienbsp;in deze zee als eenc rots onwrikbaar staan bleetnbsp;en slechts eenmaal door een stortvloed zoo overdektnbsp;werd dat zij een tijd lang onzigbaar was. M dezenbsp;menigvuldige rampen hebben ook wiiJiELMiNA ge-troflen en daaraan heeft zij ook haar aandeel gehad,nbsp;zoo wel als aan de vele bemoedigende ervaringen,nbsp;die de Heer in deze moeijelijke dagen gaf, ennbsp;vooral sedert zij niet slechts alleen eene vrouwelijke tolk was, maar tot eene nationale mede-Indpstor op den post plegtig w'as geordend.
Dit geschiedde in Augustus 18-i3, en te gelijker tijd konden vijf leden uit de gemeente der kleurlingen , twee mannen en drie wouwen, tot zulknbsp;een heilig werk aangesteld worden. AViluelminanbsp;stond onder deze lantsten vooraan. De ootmoedigenbsp;stemming, waarin zij hare betrekking aanvaardde ,nbsp;was voor de zendelingen vertroostend en stichtelijk zoo als zij schreven. Zij was nu reeds
-ocr page 16-zeventien jaren op den zendingpost. Even zoo veel jaren wilde de Heer haar nog verder gebruiken. Doch dit tijdperk van haar leven zounbsp;veel stormachtiger voor haar zijn. Daarna zou zijnbsp;echter een kalmen ouderdom genieten.
De oorlog der Kaffers met de Engelschen nam namelijk een veel boosaardiger karakter aan dannbsp;voorheen. Zoo als bekend is namen de meestenbsp;zendelingen de vlugt en vonden, bij hun terugkeernbsp;na den vrede, hunne zendingsgebouwen in puin.nbsp;Cl) hunne akkers verwoest. Twee malen trol' hennbsp;deze ramp. Silo was de eeiiige plaats, die in dennbsp;ecTsteu oorlog niet verlaten werd. Bij den tweedennbsp;oorlog moest ook Silo worden verlaten en toennbsp;zij wederkeerden vonden zij alles in puin. Zoo zagnbsp;ook wiLUELMiNA Silo weder.
Er moest weder een nieuw begin gemaakt worden , en zij zal zich geheel in dien tijd verplaatst hebben, toen zij met de eerste zendelingen aankwam en in gemeenschap met deze hare knieënnbsp;bogen.
Met de dienstknechten en dienstmaagden des Heeren keerde echter ook de zegen op de plaatsnbsp;weder. Weldra bloeide Silo heerlijker dan tenbsp;voren; want toen voor tien jaren eeue bezoekreisnbsp;door broeder breuïel plaats had, luidde het dusnbsp;in het berigt over den toeninaligeu toestand: ^De
-ocr page 17-17
zaal was gevuld met Hottentotten en Fingoc’s. Sommige van deze Fingoe’s zijn echter nog slechtsnbsp;in een deken ingewikkeld. Na den middag troffennbsp;wij eeiie groote verzameling van Fingoe’s in eenenbsp;ruime hut aan, die de preek voor elkander herhaalden en daarover te zamen spraken. Het wasnbsp;eene w^are verkwikking voor het hart, men hadnbsp;daar eene levende gemeente voor zich.” Ook overnbsp;wiLHELMiNA spreekt hij. Hij weet van haar tenbsp;melden, dat zij en haar man met grooten zegennbsp;werken, hij noemt haar uitnemend gezegend. Zijnbsp;w'aren zeer mild en gaven jaarlijks vijftig kaap-sche daalders, wat even zooveel is als vijf ennbsp;twintig pruissische (ƒ 45). Zoo had de Heer zijnenbsp;grijze dienstmaagd een onbezorgden en gelukkigennbsp;ouderdom bereid. Slechts de hongersnood vannbsp;het moeijelijke jaar 1857 schijnt haar nog diepnbsp;getroffen te hebben. Het ging haar zoo zeer aannbsp;het hart om haar arm volk als het vee te ziennbsp;wegsterven. Zij liet nog aan broeder breutei.nbsp;met een bijzonderen groet dit treffend verzoeknbsp;brengen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n Houd toch niet op voor de arme
Kaffers te bidden. Zij zijn door den tegenwoordi-gen hongersnood zwaar bezocht, ik hoop echter, dat deze beproeving goede vruchten dragen zalnbsp;en menige ziel den Heer zal zoeken en het loonnbsp;zijner smarten zal worden. Al ben ik reeds zeer
-ocr page 18-IS
oud, ik neem toch met jeugdige belaugstelliiig nog deel in alles wat mijn vaderland betreft.”
Dat was vooral haar wnisch, dien zij in haren levensavond altijd weder van nieuws uitsprak,nbsp;dat toch nog racer zendelingen in het Kafferlandnbsp;gezonden mogten worden. Eiken vreemdeling, dienbsp;haar bezocht, drukte zij dit luiar zoo aangelegennbsp;belang op het hart en dikwijls kwam zij daarmede bij den reglen man. Want het ontbraknbsp;haar niet aan hooge gasten. Eens heeft de bekende voortretïelijke gouverneur vau Zuid-afrika,nbsp;Sir GEORGE GREY, bij haar iu huis neêrgezeten.nbsp;Hij had naar haar gevraagd en begaf zich daaropnbsp;naar hare woning. Spoedig kwamen ook velenbsp;andere bewoners van Silo, en scliaardeu zich omnbsp;de oude vrouw en den gouverneur. Deze badnbsp;zich vertrouwelijk midden onder het gezelschapnbsp;der kleurlingen nedergezet, en vertelde het eennbsp;en ander, wat hij meende dat het volk aangenaamnbsp;zou zijn om te hooren. Daaronder was ook dit,nbsp;dat hij nu zestig kinderen uit de Kaffers in denbsp;Kaapstad op school had, en dat deze allen zendelingen zonden worden. Dat was iets voornbsp;wiLHELMiN.Y. Zij brak los in tranen en verzochtnbsp;daarop den aanzieiilijkeu Heer in warme en har-tclijke woorden, toch zorg te dragen, dut zeernbsp;vele zendelingen naar de Kaffers gezonden wer-
-ocr page 19-den, opdat haar volk toch weldra voortdurend het evangelie mogt hooren ; eene bede, die vriendelijknbsp;werd opgenomen.
WiLHELMiNA had in hare laatste levensjaren de groote vreugd om van vele ondernemingen tenbsp;hooren, die de bekeeriiig van haar volk ten doelnbsp;hadden. Vooral was het haar zeer verblijdend,nbsp;dat juist de Broedergemeente toebereidselen maaktenbsp;om haren arbeid ouder de Kaflers uit te breiden.nbsp;De zendeling uit de Broedergemeente was voornbsp;haar nu eenmaal het ideaal van eeneu volmaaktennbsp;leeraar. Zij liet zich daarover dus uit -. «Zendelingen, die in eigen huis slechts op zh-h zelvenbsp;leven, maken op de harde harten, zelfs met hunnenbsp;welsprekendste redenen, even zoo weinig indruknbsp;als de gloed der zonnestralen op de ongedektenbsp;hoofden. De Kaffer moet, wanneer hij van zijnenbsp;oude zeden en zonden, die hij van zijne ouder snbsp;overgeërfd heeft, verlost zal worden, niet slechtsnbsp;hooren prediken, hij moet ook iets zien, eennbsp;beeld voor oogen hebben, dat hij kan volgen.”nbsp;De goede oude vrouw zag in 1858, in denbsp;nabijheid van Silo, den nieuw'en post Engotininbsp;verrijzen. De aanleiding tot deze oprigting was denbsp;overbevolking van Silo. Zij hoorde eenige jareunbsp;daarna van de voorbereidingen tot het stichtennbsp;van een nieuwen post aan de Baziija gelegen.
-ocr page 20-igt;0
Het toppunt van hare wenschen en van hare vreugde over de zending bereikte zi] echter, toen zij nietnbsp;lang voor haren dood het wonderbaarste bezoeknbsp;ontving wat zij ooit had ontvangen, en wat haarnbsp;een onuitsprekelijk zalig gevoel gaf. Het wasnbsp;een jonge Kaffer, tiija soga genaamd, die innbsp;Schotland tot zendeling gevormd was en nu innbsp;zijn en haar vaderland het heilige ambt had aanvaard en druk bezig was in het werk des Heeren.nbsp;Gedurende zijn oponthoud in hare woonplaatsnbsp;ontmoette zij hem meermalen met het grootste genoegen. Dat was een helder licht voor den avond.
Spoedig daarop naderde haar einde. Toen de 9‘‘‘^ Julij 186.3 daar was, verzamelden zich denbsp;bloeders en zusters om haar stertbed. Zij werdnbsp;voor haar heengaan ingezegend. De laatste verzennbsp;van het gezang zong de stervende nog mede. Innbsp;haar laatste levensuur gedacht zij nog den jongennbsp;Kaffer-zendeling met groote liefde. Van de aanwezigen nam zij afscheid. Toen ging zij stil ennbsp;rustig liggen en een uur voor middernacht ontsliep zij zacht en kalm. Vreugde en zaligheidnbsp;werden haar deel in die hemelsche streken, waarheen hare gedachten gerigt waren.
Bij haar graf voegden de woorden: «Zalig zijn zij, die geroepen zijn tot de bruiloft des Lams.”