7
Wat een reisverhaal kan uitwerken. Mij dunkt, die titel zal ligt tot lezen uitlokken. En ‘nbsp;hetgeen in de volgende bladen is vervat, is merkwaardig genoeg, om in het geheugen te wordennbsp;bewaard; ja, misschien kan het in onzen tijd voornbsp;dezen of genen nog nuttig zijn. Ik wil u, lezers,nbsp;eene enkele bijzonderheid verhalen uit het levennbsp;van een groot man. Wie hij was, zeg ik u nognbsp;niet. Straks wil ik u dat mededeelen. Voorloo-pig zij het u genoeg, dat de man, van wien iknbsp;ga verhalen , een Godgeleerde is geweest in dennbsp;waren zin des woords. Hij was van God geleerd,nbsp;en zijn getrouwe arbeid is gewaardeerd en dankbaar gezegend door Christenen van verschillendenbsp;belijdenis. Hoe hij tot eene rotsvaste overtuigingnbsp;van de waarheid des Christendoms en de goddelijkheid der Heilige Schriften is gekomen door een
)
-ocr page 2-eenvoudig reisverhaal, mogen deze weinige bladzijden u verhalen.
In eenvoudig, kinderlijk geloof aan het Woord Gods en de waarheid uit God was hij opgevoed.nbsp;Man geworden, sprak hij openlijk zijnen dank uitnbsp;over de godvruchtige leiding zijner onders. Vooralnbsp;roemde hij in een zijner werken zijne moeder, 40nbsp;jaren na haren dood, aldus schrijvende: //Innignbsp;geliefde moeder! zoo vaak ik uw blik, uw gelaat,nbsp;uw leven, uw lijden, uw zwijgen, uw geven, uwnbsp;werken, uw zegenende hand, uw stil gebed mogtnbsp;opmerken, zoo vaak ook werd het eeuwige leven,nbsp;het gevoel van godsdienst mij als op nieuw aangeboren ; en dat gevoel heeft naderhand geen begrip, geen twijfel, geen lijden, geene verdrukking,nbsp;geene zonde zelfs kunnen vernietigen.” Maar denbsp;vrome opvoeding bewaarde hem niet voor strijd.nbsp;Weldra begon hij te twijfelen, toen hij den jongelingsleeftijd bereikt had. Zou het wel waarnbsp;zijn, wat de Evangelisten van jezus Christus verhalen ? En al is de hoofdinhoud waar, hoe veelnbsp;kan er opgesierd, gekunsteld voorgesteld en daardoor veranderd zijn? Zulke vragen kwamen innbsp;hem op, of werden door anderen hem gedaan, ennbsp;schokten zijn geloof.
Zijn tw'ijfel vergezelde hem in de kerk, bij het godsdienstig onderwijs dat hij ontving, in zijn
-ocr page 3-binnenkamer, ja, overal. Als hij bidden wilde in de eenzaamheid, zooals hij vroeger meermalennbsp;deed, als hij de knieën daartoe boog en zijn hartnbsp;opwaarts wilde verheffen, dan kwam het koudenbsp;wantrouwen, de bittere twijfel zijn hart binnennbsp;sluipen en stelde zich tusschen hem en God. Ach !nbsp;hij kon niet meer bidden, hij kon geen troostnbsp;meer putten uit de gemeenschapsoefening met God;nbsp;hij kon zich niet meer verwarmen aan het koesterend zonlicht van Gods liefde en ontferming; zijnnbsp;innerlijk leven was krank en kwijnende. Vroegernbsp;gloeide hij van liefde voor God en de naasten, ennbsp;de woorden die hij sprak, getuigden daarvan. Ennbsp;nu? Koud, vaak bitter waren zijne woorden, denbsp;getrouwe tolken van een aan zich zelven overgelaten, door twijfelingen verscheurd gemoed. Vroeger was hij vrolijk en operuimd. En nu ? Geennbsp;trek van vrolijkheid meer op zijn gelaat; ingetrokken , somber ging hij daarhenen; hij gevoeldenbsp;zich beklemd en ledig. Donker was hem zijnenbsp;toekomst, en het beroep door hem gekozen, waarvoor hij zich weleer met opgewektheid had voorbereid, nu trok het hem naauwelijks meer aan.nbsp;Hij worstelde, hij streed om tot zekerheid te komen, om licht te verkrijgen, bij dag zoowel alsnbsp;bij nacht. Maar wie zou zijne twijfelingen wegnemen, zijne vragen beantwoorden? Arm hart
-ocr page 4-dat aan Gods Woord en waarheid niet meer genoeg heeft, hoe zal eens menschen woord u overtuigen?
Hoe treurig is toch de weg des twijfels ! Hoe ongelukkig hij, die aan twijfelingen ten prooi is!nbsp;Maar heil hem, die in dien toestand zich onge-Inkkig gevoelt! Heil hem, die naar licht blijftnbsp;zoeken! Hem daagt het licht uit de duisternis.
In de stad, waar onze jongeling woonde, kwam een oud, eerwaardig geestelijke, die vele jaren innbsp;Indië het woord des kruises aan heidenen hadnbsp;verkondigd. Jong en oud was begeerig om dennbsp;merkwaardigen heidenbode te zien. Iedereen wildenbsp;hem hooren. En onder de velen, die den grijsaard bezochten, was ook onze jeugdige twijfelaar.nbsp;Het eerwaardig, opgeruimd gelaat van den zendeling, zijn eenvoudig woord, zijn kinderlijk gemoed wekten liefde en vertrouwen.
Eens is onze jongeling met den grijsaard alleen; Nu liet hij aldus zich hooren: «Eerwaardig vader!nbsp;hoe zalig zijt gij, dat gij eene liefde in het hartnbsp;koestert, die u kracht gaf, voor haar te lijdennbsp;en te sterven; dat gij bezit en kent, wat gij metnbsp;vast vertrouwen voor waarheid, eeuwige, goddelijke waarheid houden kunt. Het is met mij zoonbsp;geheel anders. Keeds geruimen tijd kwelt mij denbsp;twijfel, of hetgeen de Apostelen van jezüs ver-
-ocr page 5-halen, wel werkelijk waar is, en indien het voor het grootste gedeelte waarheid is, of niet de ver-halers veel van het hunne hebben toegevoegd aannbsp;hetgeen zij zeggen gezien en gehoord te hebben,nbsp;en of zij niet veel hebben opgesierd en gekunsteldnbsp;voorgesteld. Sedert kan ik niet meer liefhebbennbsp;en bidden. — Wat zal ik toch doen om dien twijfel te overwinnen? Wat zal ik doen, om wedernbsp;kracht en moed tot gelooven, liefhebben en biddennbsp;te vinden?”
Vriendelijk en minzaam, zacht maar ernstig vermaant de grijsaard den jongeling, om, hoe ongelukkig hij zich gevoelen mogt, toch het gebed niet te verzuimen, en niet op te houden met naarnbsp;icht en zekerheid te zoeken. God laat het hartnbsp;des menschen wel eens bewogen worden door dennbsp;storm des twijfels, opdat het den eeuwig vastennbsp;ankergrond zou zoeken en vinden, van waar geennbsp;storm of golf het meer zouden kunnen wegrukken. Toen verhaalde de grijsaard, hoe hij innbsp;Indië den twijfel van scherpzinnige heidenen aannbsp;de waarheid des Christendoms bestreden en overwonnen had. En nu, — het gaat den ouden vannbsp;dagen wel meer zoo, — nu begon hij als ongemerkt van zijne ervaringen en lotgevallen op zijnenbsp;reizen te water en te land, onder christenen ennbsp;heidenen, te vertellen. Tot de kleinste bijzonder-
-ocr page 6-heden daalde hij hierbij af; de jongeling luistert, nu opgeruimd lagchende, dan tot tranen bewogennbsp;over hetgeen hij verneemt. Het is hem, alsof hijnbsp;alles ziet, alsof hij alles mede doorleeft, zoo aanschouwelijk wordt het hem voorgesteld. En middelerwijl vergeet hij, althans voor dezen oogenblik,nbsp;zijn eigen inwendig leed, gelijk de grijsaard hetnbsp;geheel scheen vergeten te hebben, wat hem totnbsp;zulke uitvoerige mededeelingen aanleiding had gegeven. Maar eensklaps, als had hij eene noodzakelijke bezigheid te verrigten, eensklaps breektnbsp;hij zijn reisverhaal af, zegt den jongeling vriendelijk vaarwel en verzoekt hem over weinige dagennbsp;op een bepaald uur terug te komen.
Onze jongeling begrijpt deze raadselachtige handelwijs van den grijsaard niet. Hij had bij hem genezing gezocht voor zijne zielekrankheid. Hijnbsp;had gehoopt die bij hem te vinden. En nü, eensklaps laat de zendeling hem aan zijn lot over.nbsp;Maar ten bestemden tijd komt hij terug. »Nu,”nbsp;zegt de grijsaard vriendelijk, »ik heb u onlangs wel wonderlijke reisavonturen en vreemdenbsp;lotgevallen verhaald ? ”
»Uwe mededeelingen,” herneemt de jongeling, ff hebben mij opgewekt, verkwikt, gesticht.”
//Hoe,” zegt de grijsaard, //gelooft gij dan ook, dat ik u de waarheid verhaald heb?”
-ocr page 7-7
«Maar uw vroom, ernstig gelaat,” antwoordde de jongeling, «iiw sprekend oog laten niet toe,nbsp;aan de waarheid van hetgeen gij zegt, te twijfelen. Met zulk een gelaat, met zulk een oog, kannbsp;een tong, die leugen spreekt, niet zamen gaan.nbsp;Ik geloof, dat het waarheid is, wat gij mij verteld hebt.”
//Maar, denkt gij dan niet,” ging de grijsaard voort, // dat ik hier en daar iets toegevoegd hebnbsp;aan hetgeen ik zelf ondervonden heb ? Zou ik,nbsp;wat ik werkelijk zag, niet opgesmukt, versierdnbsp;en alzoo veranderd hebben?”
//Uwe woorden,” riep de jongeling uit, //uwe woorden klinken zoo eenvoudig, zoo kunsteloos,nbsp;zoo getrouw, dat ik mij vast overtuigd houde,nbsp;dat gij alles mij verhaald hebt, zoo als het werkelijk is gebeurd, en dus niets onwaars daaraan toegevoegd, niets ook versierd en opgesmuktnbsp;hebt. Wat gij verteld hebt kan geen verdichtselnbsp;zijn.”
ff Hoe nu, mijn zoon!” spreekt de grijsaard, ff mij, die een arm, zondig mensch ben, die ligtnbsp;voor dwaling bloot staat, mij wilt ^j gelooven;nbsp;mijne woorden, mijne Verhalen houdt gij voornbsp;waar. En aan de jongeren van den Heer, dienbsp;zelve zijn heilig aangezigt gezien, zijne woordennbsp;gehoord, zijne heilige handen betast hebben; aan
-ocr page 8-die jongeren, die met den Heiligen Geest zyn vervuld, die hun woorden op het hart en op denbsp;lippen gelegd heeft, eenvoudig, getrouw en waar,nbsp;aan hen wilt gij niet gelooven ? Zoudt gij alzoonbsp;niet bevonden worden, als een, die niet de stemnbsp;van menschen, maar den Heiligen Geest wederstaat ? ”
De kracht dezer woorden treft den jongeling. Licht gaat voor hem op. Eensklaps gevoelt hij zijnnbsp;twijfel vernietigd. Tranen van berouw en aandoening vloeijen uit zijne oogen. Ijlings snelt hijnbsp;naar zijne woning en sluit zich op in zijn binnenkamer. Hij valt op zijne knieën, en belijdt zichnbsp;een arm, dwalend, weerbarstig zondaar. Hij bidtnbsp;om genade en vergeving, en hij bidt niet vergeefs. Genade en vergeving werden zijn deel, ennbsp;daardoor ook vrede, vreugde en warme liefde ennbsp;die kracht des geloofs, waardoor hij als leeraarnbsp;en schrijver voor duizenden ten zegen is geweest.nbsp;En door zijn kalm, aan God gewijd leven werdnbsp;hij voor ontelbaren een stichtend en opw'ekkendnbsp;voorbeeld.
Ziedaar, lezers, in eene treffende proeve u verhaald , wat een eenvoudig reisverhaal kan uit werken. Maar wie was nu de groote man, tot wiens levennbsp;deze bezonderheid behoort? Belofte maakt schuld-Ik heb beloofd u dit te zeggen, en wil gaarne
-ocr page 9-aan die belofte voldoen. Hij behoorde niet tot de Hervormde kerk, zelfs niet tot de Protestantsohenbsp;Christenheid, want hij was Eoomsch-katholiek.nbsp;Schrikt niet, lezers, bij het vernemen hiervan.nbsp;Zegt ook niet, nu geef ik om het gansche verhaal niets. Gij zoudt zeer voorbarig alzoo spreken. Wij mogen gerust zeggen : och waren allenbsp;Protestanten, alle Hervormden, als deze Eoomsch-katholiek! De man toch, uit wiens jongelingsleeftijd ik eene enkele bladzijde u te lezen gaf,nbsp;was JOHAN MICHAEL SAILER, geboren in 1751 ennbsp;gestorven als Bisschop van Eegensburg, 20 Meinbsp;1832. Slechts êêne stem is er geweest over hetnbsp;edele en reine van zijn karakter, en zijne vele geschriften zijn ook door Protestanten met belangstelling ontvangen en hoog gewaardeerd. Sailernbsp;was een man van beproefde vroomheid en trouw;nbsp;een man groot in het Koningrijk Gods. Nognbsp;veel zou ik van hem kunnen verhalen. Maar hetnbsp;bestek dezer bladen Iaat dit niet toe.
Nog een woord ten slotte, De toepassing van hetgeen ik uit zijn leven heb medegedeeld op onzennbsp;tijd ligt voor de hand. Aan twijfelingen, aannbsp;vragen, zooals hij zich zei ven deed, ontbreekt hetnbsp;ook thans niet. Zij het allen, die zich in zijnennbsp;toestand kunnen verplaatsen, maar even als hemnbsp;om licht en waarheid te doen. En vergeten wij
4
-ocr page 10-10
het woord niet van den discipel, welken jezus liefhad, dat woord, waarmede wij eindigen:
Hetgeen van den leginne was, hetgeen wij gehoord hehben, hetgeen wij gezien hehhen met onze oog en ^nbsp;hetgeen wij aanschouwd hehhen, en onze handen getastnbsp;hehhen van het Woord des levens; — dat verkondigen wij u. (1 Joh. I : 1, 3“.)