UTRECHTS
UNIVERSITEITS
MUSEUM
No. J/
STiCi!Tit4G utr:chts
UNIVERSITEITSMUSEUM
.1
-ocr page 4- -ocr page 5-^ KJoL
NATUURKUNDIGE
DOOR
BEVESTIGD,
Tot opheldering van allerley dagelyks voorkomende Zaaken;
DOOR DEN HEER AbT
N O L L E T,
Lid van de Koninklyke Akademie der Weeten-fchappen van Parys en vande Koninklyke Sociëteit van Londen.
Uit het Franfch vertaald.
Tweede stukje.
Êy de Wed. K. van TONGERLO en Zoon, M D C C L X V.
-ocr page 6- -ocr page 7-KORTE
V A H DIT
DERDE AFDEELING.
Eigenfchappen van ’t ontbonden Licht, of Natuur van de Kleuren.
^•^leiding. Gijpngen van D esc artes over de Otr-zaaken der Kleuren. 489. De kleuren zyn een Kenmerk om de Voorwerpen te onderfcbeiden. 493.nbsp;Zy zyn in de Lighaamen zelve niet: 494. maarnbsp;hangen af van bet Licht, van de Lighaamen ennbsp;i^an onze Gewaarwording. 495. Orde der Kleur-hefcbouwing. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;497
EERSTE LID
I nbsp;nbsp;nbsp;Over de Kleuren in ’t Licht.
Ï^ewton ontdekt de verJcbUlende Breekbaarheid der B'icbtfiracdtw,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;497
1.
-ocr page 8-Korte Inhoud van het Vyfde
I. nbsp;nbsp;nbsp;Peoefneeming. Bejcbryving van den Toefltl
en Werktuigen tot de Proefneeming van de ver-fchillende Breekbaarbeid der Licbtjlraalen. SCXJ. yereifcbten der Kantzuilen. 505. ferfcbynzels ,nbsp;die de Zonnejfraal, door den Kantzuil gebroken,nbsp;veroont, 507. Twee GiJJingen van Newton,nbsp;waar door alle Verjcbynzels van den Kantzuil ver»nbsp;klaard kunnen worden ; de verfchillende. Breek'nbsp;baarheid der Lkhtjiraalen, en hun Eigenfcbap omnbsp;Kleuren voort te brengen, 509. Zeven Hoofdkleuren. 514.. Gemengde. J14. Wit en Zwart. 514.nbsp;Die Giffingen door Newton onwrikbaar ge-Jlaafd met Proefneemingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;515
II. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming. Het gebrooken Licht, door
een tweeden loodregt op en neer Jlaanden Kantzuil, nog eens gebroken. 517* De Beeltenis is eveneens,nbsp;dog Jiaat fchuins, 518, De verfchillende Breekbaarbeid der Straalen en de Kleuren blyven denbsp;zelfde. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;518
III. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming. Het gebroken Licht op gekleurde Glazen gevangen. 521. Ieder gekleurdnbsp;Kringetje der Beeltenis afzonderlyk, «n’teenboo-ger dan 't ander gezien ; ten hlyke dat de ganfchenbsp;Beeltenis uit gekleurde Licbtcirkeltjes, door de minnbsp;en meer breekbaars Straalen gevormd, zamenge-
field
-ocr page 9-Jleld is. 522. Die vsrfchillende Breekbaarbsidblyft *ok, Ka een derde en vierde Breeking, altoos he-fiendig de zelfde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;524
IV. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming. 't Gebroken Licht twee
maal voor een gedeelte onderfchept, en 't overfcbot nog eens gebroken. 525. Befcbryving van de Werktuigen en Behandeling van deeze Proefneeming.nbsp;526. De Straalen van dat overfcbot breeken zignbsp;weder min en meer Jterk naar bun verfcbillendennbsp;aart.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;528
V. nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming, Een tweekleurig Reepje
bordpapier door een Kantzuil gezien. 528. De blaauwe helft vertoont zig verhevener dan de roode,nbsp;om dat de blaauwe Straalen een fterker Breekingnbsp;dan de roode ondergaan hebben, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;529
'oerfchillende Breekbaarheid is een befiendige en na ¦ tuurlyke Eigenjcbap der Licbtjlraalen. 531. Zynbsp;houdt ook in allerhande weerkaatzingen op allerhande zoorten van Spiegels onverandsrlyk Jland.
ook de varbaarjle voor .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;533
De breekbaarfte Straalen zyn Weerkaatzing. •
VI.
-ocr page 10-Korte Inhoud van het Vyfde
VI. ProefneemINg. ’t Gebroken Licht by gedeelten in weerkaatzend veranderd, 534. De blaau-ave Strooien worden eerder weergekaatfl dan de roode. 535- Zommige Licbtjlroalen zyn weerkaats-haarer dan andere. 536. De breekbaarjle zyti ooknbsp;de weerkaatsbaarfte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;539
Verjchil van Kleuren in bet Licht. 539. Orgelyk-aartig, of zmnengejleld en gemengd Licbt: Gtlyk-aartig, of enkelen ongemengd Licbt. 540. Middelen om de onveranderlykbeid te toetzen der zeven JHoofdklueren..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;541
Vil. P R o E F NE E MIN G. Haudelwys om de Kleuren leevendiger en beter elk van de andere onderfcbei-den te doen zien: Een Zonneftraal, eerfl ep eennbsp;verbevenrond Glas, daar na op een Kantzuil gebroken , vertoont de Beeltenis zeer final, maar iedernbsp;Kleur leevendiger en onderfcbeiden. 542. De [malle Beeltenis tot een langwerpig Vierkant verbreed.nbsp;545. De Kleur is ten minjlen 70 maal zuiverer.nbsp;Voorzorgen by ’t doen van die Proef. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;546
VllI Proe FNEEMING. De zeven Hoofdkleuren zyn vafl en OHveranderlyk. 550. Een gelykaartigenbsp;ongemengde Lkbtjlraal door allerhande Proevennbsp;getoetft. 550. De Beeltenis is rond en eenkleurig,
door
-ocr page 11-Deels, Tweede Stukje.
door Breeling op den Kantzuil. SS2. Dat ze zotn-tfis langagtig en meerklewig fcbynt, wordt door 't gebrek in de Werktuigen of in de Behandelingnbsp;veroirzaakt. 553» Straal is door een Brandglasnbsp;Kegelvormig en eenkleurig. 556. Door gekleurdenbsp;Glazen behoudt by altyd zyn eigen Kleur. 557.nbsp;Door weerkaatzing op allerhande Spiegels verandertnbsp;zyn Kleur niet. 559. Verft de met allerhande ver^nbsp;fchillende Kleuren geverfde Lapjes Laken met zynnbsp;eigen Kleur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;559
Drie Kleuren, die, door Menging zamenge[ield, zig eveneens als de Enkele vertoonen, nader onderzogt.nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S50
IX. pROEPNEEMiNQ. Zamengejleld Oranje, Groen en Indigo, met de enkele Kantzuilkleuren ver-gekeken. 562. De Beeltenssfen dier enkele Kleuren, door een Kantzuil gezien, zyn rond en eenkleurig. 565. Die der zamengeflelde langiverpignbsp;rond en tweekleurig. 566. De drie Kleuren, Oranje , Groen en Indigo, zyn geen zamengeflelde, macrnbsp;enkele en oirjprnnkelyke Kleuren, zo wel als Rood,nbsp;Geel, Blaauw en Violet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5*^6
in nataurlyk Dag- en Zonnelicht ziet men de Kleuren zelden. 567. Gekleurde Zonnevlakken gezien
met
Korte Inhout van het Vyfdé
met gejlootsn Oogen. 567. Het Zon-en Daglicht is een Mengzel van alle de enkele Kleuren. 568
X. Proefneeminq. De blankheid van 't Licit lt;ivtrdt door de netgepaste Ondereenmenging van denbsp;zeven Hoofdkleuren veroirzaakt. 569. Het Zonlicht, door een kantzuil gebroken, op een verhe-venronde Glasfchyf gevangen. 57c. Het Lichtnbsp;moordt Kegelvormig , dog hlyft gekleurd : 572.nbsp;heeft in ’t Brandpunt van 't Glas geen Kleur, dognbsp;krygt ze als men een deel der Straalen onderfchept.nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;573
4lgemeene Grondbeginzels der KleurkunJe in bet Licht: Zeven Hoofdkleuren, Rood, Oranje, lichtnbsp;Geel, Groen . Hemelsblaauw, Indigoviolet,nbsp;Purperviolet. .idlle andere Kleuren zyn uit deezernbsp;Menging zamengefleld. Een volmaakte en net ge •nbsp;pafte vereeniging van alle de zeven Hoofdkleurennbsp;heeft geen Kleur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5^3
Gevolgèn. Fraalje verfcheidenbeid van leevendige Kleuren in den Kantzuil. 575. De vooruaamftenbsp;verfchynzels en hyzonderbeden dier Kleuren op denbsp;Voorwerpen gezien door een Kantzuil. 576. Eennbsp;klein Voorwerp, van verre gezien, is geheel ge-ileurd. 579. Een grooter Veorvoerp is alleen ge-
kiuerè,
-ocr page 13-Dpels, Tweepe Stukje.
kl’urd aan twee Randen, do^ ongekleurd in ’t midden. 580. öe Boven-en Benedenrand is gekleurd, als men den Kantzuil waterpas, de opgaande Zyranden , als men bem loodregt op en neernbsp;houdt, 583. Regenboog op het Water. 584*nbsp;donker Ligbaam op een helderen lichten Grondnbsp;Jcbynt de Kleuren omgekeerd te vertoonen, 584
Z)e Zon, fcbuins op 't Water in een Glas gevallent maakt de Kantzuilkleuren. 587. Dog fradjer ennbsp;leevendiger op den Diamant. Luijler der Jiiwee-len by Kaarslicht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;588
Een verbevenronde Glasfcbyf maakt zoo veel Brandpunten , als 'er zoorten van Straalen zyn van ver-fcbillende Breekbaarheid. 590. Het Brandpunt der Roode Straalen valt verder van 'tGlasaf, dannbsp;dat der Blaauwe, Proef van Newton. 592.nbsp;Glazen minder tot vormen van Beeltenisfen en Fer~nbsp;rekykers gefcbikt, dan Spiegels, Teleskoop doornbsp;Newton uitgevonden, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;595
De Regenboog. 597. Deszelfs Oirzaak min en meer ontdekt door Antonio de Dominis, De s-®ap.tes Newton. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;58S
X, Proefneeming. Een bubbelde Regenboog * 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door
-ocr page 14-Korte ïnhoud van het Vyfde
dotr Konst nagebootst. 600, Ken Glazen bol met Water ^ door de Zon befcbeenen , vertoont alle Kant-zuilkleuren- 601. Door twee Breekingen en eenenbsp;Weerkaatsing in de Beeltenis van een benedenjlennbsp;Rebenboog. 603. Door twee Breekingen en tweenbsp;Weerkaatsingen in die van een bovenjlen. 604,nbsp;Tegenjlrydige Orde der Kleuren hitwee Regenboo-gen. 607. Breedte derBoogen, en onderlinge Af-Jlatid van malkander en, 609. Regenboog in eennbsp;Waterfprong, 610. Regenboog op den Grond. Gekleurde Zon en Maankringen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;612
De Ligbcamen doen zelve ook iets tot de Kleuren; 614. ’£ zy door de byzondere gefieltenis van bunnbsp;Oppervlakten en Tlheden, die alleen maar sommigenbsp;zoorten van Liibt weerkaatsen of doorlaaten; 615.nbsp;'t sy dat bet de werking is van ’t een of ander by-zonder soort van Lichtdeeltjes, dat alleen die vannbsp;zyn eigen zoort weerkaatfl, of bun werking voortzet in doorjcbynhaare Ligbaamen. 617. Denkbeeldnbsp;dier werking in Spiegels, Glas, Water: 620, Innbsp;witte Oppervlakten, en onvolmaakt doorfebynendenbsp;Ligbaair.e zonder Kleur. 620, In doffe, donkere,nbsp;zwarte Ligbaamen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;621
De
-ocr page 15-Deels, Tweede Stukje.
T)(i Kleur der Ligbatmsn hangt van de Gedaante^ de Grottte, en de onderlinge fcbikking van der^»nbsp;zelver Stofdeeltjes af, 622. Gevoelen van N ew-TON, die zig enkel aan de Grootte of Dunheidnbsp;der Deeltjes houdt, 623. Gevoelen van den Scbry-ver, die ’er hun Gedaante en Schikking iy innbsp;aanmerking neemt, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;625
I. ProefNEEMING. Een plat en een Ferbeven-rond Glas tegen malkander gedrukt vertoont, als men ’er van boven op neer ziet, vcrfcbillend gekleurde Ringen met een zwarte Vlak in ’t midden,nbsp;625. Als men ’erdoor been ziet, een andere ordenbsp;van gekleurde Ringen met een beider rond Vakienbsp;in 't midden, 627. Het vast tegen elkander aan-raaken der Glazen is oirzaak van die Rondjes innbsp;’t midden : 62S. De verfcbillende dunheid van,nbsp;hei tujfchen liggende Scbyfje Lugt van de verfcbillende Kleurringen. 629. Dergelyke Kleuren innbsp;een zeer dun Jcbilfertjs Glas ven ongelyke dikte.nbsp;630. Vertooning dier Kleuren en derzeiver geduu-rige verandering in Zeepwater Hellen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;631
li- Proefnf.eming. Verfcbeiden zoorten van gekleurde en ongeklsur.ie Vogten, onder één ge-ntetigd, neemen Kleuren aan, en worden onklaarnbsp;in weer klaar, 622. Vier Hoofduitvoerkzels: Twee
on-
-ocr page 16-Korte Inhoüd van het Vyfde
ongekifurde Vogien masken gefleurd Meng-zel: Een gekleurd Vogtverveisjelt, door ’t by doen van een ongekleurd, van kleur: Twee heldere ennbsp;ongekleurde Vogten worden onklaar en gekleurd:nbsp;Een gekleurd en onklaar Mengzel wordt door eg'nbsp;nige druppelen klaar en ongekleurd Vogt ongekleurd eh klaar. 636. De veranderingen in denbsp;Tibeid, de gedaante en grootte der Stofdeeltjes, ennbsp;'t beloop der Openingen, zyn ’er de oirzaaken van,
t!
Gevolgen. Voorbeelden van Kleurveranderingen. 640, Blaauw en Violet Papier wordt door zuuranbsp;Vogten eerfl Hoog Rood, dan Bleek. 641. Vlakkennbsp;op gekleurde Stoffen en Klederen : Behoedmiddel.nbsp;642. De Lugt, Dag, Zon, Warmte van ’t Vuur,nbsp;doen loffe Kleuren verfcbieten. 643. Kreeften,nbsp;Krabben, worden door ’t kooken Rood. 644. Kleurveranderingen door de Lugt. Lugt maakt de Ge-•maffen en .Planten Groen: Keukengroente , doornbsp;ze te dekken, blank gemaakt. 644. Lugt maaktnbsp;Rood; Puiperjldkje op de Kujlen van Frankryk.nbsp;646. Middel om de ontkleurde T.hermoineeternbsp;Vo^en weer te doen kleuren. 647, Roode Kleurnbsp;van Karfen, Aalbeffen of Perzikken, .appelen, ennbsp;andere Bomvrugten. 650. Lugt maakt Blaauw:nbsp;Blaauw Jftrekzel van Koper, 650. Het in Wee-
de
-ocr page 17-Deels, Tweede Stukje.’
ds groen geverfd L aken wordt Blaauw. ÓSr-Lugt verandert de Kleuren door eenige verandering in de Stofdeeltjes die ze aanraakt. 651. Kleurverandering daor Gijiing. Witte en Roodsnbsp;Wyn van eene Druif: verkleurt door ouderdom ofnbsp;'t verfcbaalen, 653. De eene Kkur verfchiet lig-ter dan de andere : Groen Laken Jlaat uit metnbsp;Blaauwe Vlakken, 653. Verwen uit Mineraalennbsp;de bejlendigjie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;654
Door Weerkaatzing heeft bet Lighaam zomlyds een andere Kleur dan by Doorfchyning: ’t Goud, Geelnbsp;of Groen: Laknoes; Blaauw of Rood, 655- Dognbsp;meest de zelfde Kleur in beide gevallen: Roode ofnbsp;Blaauwe Gordynen zyn in en buiten ’t vertreknbsp;Rood of Blaauw, 656. In een Kamer rnaaken Roodsnbsp;Glas gordynen alles Rood; Groene, Bleek. 657
Dtorfcbynbaarbeid en Ondoorfcbynbaarbeid. 657 Geen Lighaam is volmaakt Doorfcbynhaar nognbsp;volmaakt Ondoorfchynbanr. 658. Hoe Eenpaari-ger Digtbeid van Stof boe meer Doorfcbynhaar^nbsp;heid. ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;659
III. Proefneemiijg. Water en Terpetyngeeji in een Flesje zyn, ongemengd, doorjchynend; gemengd, ondoorfcbynend. 660. Het Mengzel befsaaS
uh
-ocr page 18-Korte Inhoud van het vyfde
uic twee Vogten van OKgelykeDigtbeid: en is daarom ondocrjcbynend. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. C6i
Gevolgen. Lugt met Vogten en andere Stoffen gemengd, maakt ze door de oneenpaarige Digtbsid oncloorfcbynend. Vallend, geroerd, gefebokt Water.nbsp;Geklutji wit van ’t Ei. Kwyl en Slym. 662. Ge-Jiooten, dof Glas; Geolied Papier. 663. ’t Bejlaannbsp;van Glazen; en hulpmiddel. 664, Nevels, Mtjl;nbsp;Smeltingen in de Scheidkonft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;665
IV. PsoEFNEEMiKG. Jftrekzel van Galnocten met een Smeltzel van groen Koperrood gemengd.nbsp;C66. Wordt zwart, dog door Sterkwater weernbsp;ongekleurd en doorfchynend. 667. De Tzerdeeltjesnbsp;vereenigen zig met die van de Galnoot; 667. maarnbsp;’t Sterkwater febeidt ze weer van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;668
Gevolgen. Sciryf-Inkt. 669. Gefebreeven Schrift door Sterkwater onzigtbaar gemaakt. 670. Be-rookte Zonneglazen. De Zon, de opkomende Maan,nbsp;de Hemel en Wolken vertoonen zig Rood. 671.nbsp;Een rood er. een hlaauw Glas ondsrfebeppen allenbsp;Licht. Twee verfcbiilend gekleurde Vogten ondoor-Jcbynend. 672. Zwart Laken eerjl hlaauw ge-verfdrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;673
ZEVENTIENDE LES.
VIERDE AFDEELING. ;
Over ’t Zien, en Werktuigen tot de Gezigt-kunde.
Inleiding. Het Oog is het Zintuig van ’t Gezigt. 675. Twee wyzen van Zien: met bet bloote Oog; en metnbsp;behulp van Werktuigen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;676
EERSTE LID.
Van het natuuilyk Zien; of Zien met het bloote Oog.
De Licbtkegel verandert, als by in ’t Oog komt, van gejlalte: 677- Oogbefcbryving: Oogkas. 679. Oogbol. 680. Gezigtzemm, 680. Harde Oogrek,nbsp;Hoornvlies. 68 r. Druivenvlies. 681. Vaatrek;nbsp;vlies van Ruisen. 682. Regenboog: Oogappel.nbsp;683. Krijlallyn. 684. Netvlies, 684. Kamersnbsp;van 't Oog: wateragtig en glasagtig Vogt. 62$.nbsp;Oogleden, en Oogbairen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;626
Denkbeeld van bet Zien. 688. Het Krijlallyn breekt de Straalen, en vergadert ieder Licbtkegel tot eennbsp;afzonderlyk Punt op den Bodem van 't Oog. 688
Korte Inhoud van Het Vyföe
I. Proefneeming. Befcbryving van een zoon van Ko'tfloog. 691. Het tekent de Betltsnisfen dernbsp;Voorwerpen onderfcleiden, en omgekeerd. 692
Gevolgen, De uitpuiling van 't Hoornvlies en de Straalhreeking van 't wateragtig Vogt, doen onsnbsp;duidelyker Zien en verder zylings. 694. Maakzelnbsp;van ’t Oog derViJJcben: zy hebben geen wateragtignbsp;Vogt. 696. Het vernaauwen en verwyderen vannbsp;den Oogappel by fterker enfiaauwer Licht. 697.nbsp;De Voorwerpen , fchoon wat verder of nader, zietnbsp;men onderfcbeiden, en even duidelyk. 698. Hunnbsp;Straalen, die meerder of minder wyderen, inoetennbsp;egter op verjcbillende plaatzen, en op, voor, ofnbsp;agterden den Bodem van ’t Oog, zamenloopen. 6gg.nbsp;Verjcheiden gevoelens. Het Oog maakt zig nietnbsp;korter en langer. 701. Het Krijiallyn wordt nietnbsp;voor en agterwaarts verfcboven. 704. Gevielennbsp;van den Heer J ur i N, en nadere Bejcbryving vannbsp;’t Hoornvlies, Jpieragtige Ringen, en ’t kasje vannbsp;’t Krijiallyn. 704. Het Hoornvlies maakt zig voornbsp;te naby zynde Voorwerpen Verbevenerrond; betnbsp;Krijiallyn voor te verre Platter. 706. Byzienden;nbsp;Verzienden. 709, Maakzel en werking van eennbsp;Byziend Oog. 709. Van een verziend Oog, 711.nbsp;Pinkoogen. 712. Het zien van verafgelegen Voorwerpen. 713. De Gewaarwordingen gefcbiedennbsp;niet op ’t Netvlies, maar op bet Druivenvlies.
713
-ocr page 21-Deels,Tweede Stukje.
715. Bew’^s dtf Proefnetining van M a r lOTT e.
717
Hoe meer Lichtflraalen ieder Punt van ’t Voornoerp in ‘t Oog levert y en de Beeltenis gedrongener is,nbsp;hoe wy ’t Voorwerp klaarer zien, 719. Uit betnbsp;buis zien wy de Voorbygangers by Dag bejl; zy onsnbsp;des Avonds. 72X. Scbynvertooningen van fnelomgedraaide Voorwerpen : vcrjcbieten van Starten.nbsp;722. Zeldzaam Verjcbynzel van lange Straalennbsp;Lichts, met balfgejlotén Oogen aan de Kaars ge^nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;724
Met twee Oogen zien wy egter de Voorwerpen niet dubbel. 726. De twee Beeltenijfen vallen op we-derzyds gelykvormige en eveneens geplaatjle gedeeldnbsp;ten des Oogbodems. 728. Door op verjchillendege»nbsp;deelten te valkn, ziet men 't P'oorwerp dubbel. 729
Gezigt ajjen. Met twee Oogen oordeelen wy over den Afjland beter, dan met een, 730. Regt en fcbeelnbsp;Zien, 731, Oorzaak van 't fcbeel zien. Gevoelennbsp;van LA Hire. 731. Gedagten van JüRiNf»nbsp;DE Buffon. 733. De Katarakt c/Staar: betnbsp;Jlryken en bet uitligten, 735. Het Oog, zondernbsp;Hrijiallyn, ziet. 737. Geelzugt in 't Oog. 738.nbsp;Vuurjlraalen en Vonken in 't donker en met gejlot-ten Oogen gezien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;738
V. Deel, nbsp;nbsp;nbsp;**nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 22-Korte Inhoud van het Vyfde
Be Kleuren, voor zoo ver lt;wy ze zien, zyn enkele Ge-nnaarvaordingen. 741. Ieder verfcbillend zoort van Lkht beeft zyn eigen Gewaarwording. 74-1.nbsp;Gemengd Licbt maakt een gemengde Gewaarwording. 743- Kleuren met geflooteu Oogen gezien.nbsp;744. Agtereenvolgende verwisfeling -jan gekleurde Zonnevlakken. 744. Toevallige en wezenlykenbsp;Kleuren. 746. Gekleurde Schaduwen by ’t op- ennbsp;ondergaan der Zon. 747. Verklaaring van Leonard de VIkcI van een blaauwe Schaduwnbsp;op een witte Muur.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;748
Hoe wy de Voorwerpen zien, die zwart zyn. 751. Wy zien de Voorwerpen zelven niet, maar hun Ommnbsp;trek. 752. Zy vertoonen zig egter niet als zwartenbsp;Vlakken of Schaduwen, dowyl ze niet volmaaktnbsp;zwart zyn. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;752
TWEEDE LID.
Het Gezigt door Werktuigen geholpen: of Zien door Konst.
Onvolmaaktheden en gebreken van ’t Gezigt. 755, Hulp en voordeelen van de Konstglazen der Ge-zigtkunde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;756
II mAénbsp;i
-ocr page 23-Deels, Tweede Stukje»
De Oogglazen of Brillen.
Het Gezigt wordt door Ouderdom gebrekkelyk. 758. Uitvinding der Brilglazen. 759. Hun gebruik ennbsp;werking. 762. Met een paar Glazen ziet mennbsp;heter dan met een. 764. Jonger Oogen kunnen 'ernbsp;niet mei zien. 765. Platte Brilglazen. 766. Denbsp;Brillen moeten gefcbikt zyn naar de Oogen. 161
Nadeelen van hyziende Oogen. 768. Gebruik en werking van Holronde Brilglazen. 769. jlanmer^nbsp;kingen op bet byziend Gezigt. 771. De werkingennbsp;van verbevenronde en bolle Glazen vertoond in eennbsp;Konjl-Oeg.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 772
Eerlie Uitvinding van de donkere Kamer. 774. Draag-baare donkere Kamer. 775. De Voorwerpen regt vertoond door middel van een jebuins Jlaandennbsp;Spiegel. 777. Voorzorgen in de Behandeling.nbsp;777- Zeer draagbaare en gemakkelyke donkertnbsp;Kamer door den Heer Noll et uitgevondennbsp;778. Befebryving van deszelfs maakzel, toeftel,nbsp;gebruik en werking. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;779
De
-ocr page 24-Korte Inhoud van het Vyfde
De Vestingkyker.
Zien Zender gezien te worden door mlddtl van fcbuins Jiaande Spiegels. 783. Maakzel en gebruik vannbsp;een draaghaaren Festingkyker. 784. Jaloerk'jker-tje. ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;735
Liefhebberyën, Kykkasjes, Verfchietgezigten.
Prenten in Holronde Spiegels gezien. 787. Herfcbei-den zoorten van Kykkasjes, met een Holronden Spiegel; 789. met platte Spiegels; 791. met eennbsp;Jcbuins Jlaanden Spiegel. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;792
Verrekykers en Teleskoopen.
Naams• ttrfprong. 793. Derzelver nut en Ontdekkin.-gen in de Starrekunde. 794. Tyd van derzelver Uitvinding. Tg6. Verheteringe. 797. Verrekykernbsp;van Galileus, o/HoUandfche. 798. TVer-king. 799. Gebreken. 801. Verrekyker van Kepler, of Starrekonstenaars.Xy;^er. 802. Werking met twee Glazen; 803. met vier Glazen.nbsp;805. Gezigtveld en vergrooting. 807. Gebrekennbsp;eu onvolmaaktheden der Glas • Verrekykers. gcp
Loop
-ocr page 25-Deels, Tweede Stukje.
Loop der Lirhtflraalen. 8)5- Werking. 8!6. Behandeling. 817. Teleskoop ¦uan G R e g o k r. 819. Loop der Licbtfiraalen en werking, 820. Behm.nbsp;deling. 822. Fergelyking van die beide Teleskoo-
fen. nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;825
Enkele en zamengeftelde Vergrootglaazen en Mikroskoopen.
Nut en ondekkingen der Vergrootglazen en Mikroskoopen. 826. Enkele en zamengeftelde Mikroskoopen. Beider Uitvinding. 828. Een Bolletje gefmolten Glas, een Waterdruppel, zyn Mikros.nbsp;koopen. 829. Door een zeer kleine open Gaatje vertoont zig een Voorwerp greoter. S30. Door eennbsp;Vergrootglaasje even groot als door bet Gaatje,nbsp;maar belderer en klaarer. 832. Regel om de ver-grooting der Mikroskoopglaasjes te berekenen; 833.,nbsp;Gebreken van bet enkel Mikroskoop : Voordeelennbsp;Van bet zamengeftelde. 835- Loop der Scraalen innbsp;een Mikroskoop met drie Glazen. 836. Drie Ver-eifcbten van een goed Mikroskoop. 838. Toejtel ennbsp;Rebandeling tot doorfcbynende en tot ondoorfcby-nende Ligbaainen. 839. ^uijie plaatzing van 'tnbsp;Voor-jjerp op zyn beboorlyken /Ifftand. 840. Ver-Jtbeidenbeid van Glazen. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;841
To-
-ocr page 26-Het Onderzoek van een Toverlantaarn een Wysgeer waardig. 842- Uitvinder en Eigenfchap. 843.nbsp;Toe/lel. Stand der Glazen. 844. Uitwerking bynbsp;de Kaars, 84S. en met de Zon. 846. Loep dernbsp;Licbtliraalen. 846. Fertooning van Konstieeldjes,nbsp;die fcbynen te keven. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;848
Zonne' Mikroskoop: een zoort van Toverlantaarn. 849 Toeftel en Uitwerking. 851- De Beeltenisfen verinbsp;toonen zig duidelyk en onderjcbeiden op alle Af.nbsp;Jlanden. 852. Fraaije Vertooningen. 853, Voor.nbsp;zorgen in ’t plaatzen der Voorwerpen. 853. Be.nbsp;fcbryving van ’t Zonne - Mikroskoop van den Heernbsp;Nolle T. 83 5* Deszelfs Maak zei, D celen ennbsp;gemakkelyke Behandeling, 8S7. Voordeelen. 861.nbsp;Be/luit. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;861
-ocr page 27-DER
Plaat I.
Figuuri. Werktuigen en toeflel tot de Proefneeming van de verfchillende Breekbaarheid derLichtflraa-len. AB C, Buis, oiutrent een voet lang, en tweenbsp;duimen Middeliyns, aan beide einden open, dienbsp;door een ronden houten Bol fteekt, welke in dennbsp;Dop A B ruft, en ’er naar allekan ten heen in draai ¦nbsp;jen kan, ora de Buis in allerhande zoorten vannbsp;Banden te kunnen zetten. Het open eind C wordtnbsp;door een Dopje, dat met een metaalen Plaatje , metnbsp;een klein gaatje in ’t midden, voorzien is, ver-naauwd naar welgevallen. Dit Buk is gefchikt omnbsp;in een gat van een Venfter tegen ’t Zuiden gedokennbsp;te worden, en den Zonncüraal in de donkere Ka-nier te leiden-
** 4 nbsp;nbsp;nbsp;Figuur
-ocr page 28-Verklaarino
Figuur 2. De driehoekige Kantzuil op zyn twee aan. gefoldserde Steelen E, E, tuflchentweeloodregtnbsp;Kaande Stylen draaiende. Hy rust mee ayn houtennbsp;Ry of Steunzelplank FF op een ronden Stander,nbsp;die in een hollenVoethooger of laager gefchooven,nbsp;en met de Klemfchroef G, op zulk een hoogte alsnbsp;uren wil, vast gezetkan worden. Door middel vannbsp;’t Scharnier in H doet men den Kantzuil, teffensnbsp;met het ganfche bovengeftel, hellen, en plaatstnbsp;hem min of meer fchuins naar welgevallen.
Figuur 3 Een'Zonneftraal op den Kantzuil gebroken
I, dc plaats, daar hy , regt uit loopende zonderden Kantzuil te ontmoeten, een verlichten Cirkel zounbsp;gemaakt hebben.
D, Kantzuil, waar door hy gebroken wordt, enzig als ontbindt en van één fpreidt.
KL, wit Bordpapier , daar hy op omtrent i6 of i8 Voeten Afftands, agter den Kantzuil, opgevangennbsp;wordt.
MN, langwerpige Beeltenis, diehyop’t Bordpapier vormt, en met de zeven Hooofklearen verft.
Figuur 4. ’t Gebroken Licht op een tweede Kantzuil gevangen.
AB ,
-ocr page 29-DER PlAATEN.
AB, Loodregt op ennêerftaandeKantzuil, waarop het Licht, door den eerden waterpas gepiaatdeanbsp;Kantzuil gebroken, omtrent een Voet agter denzel-vengevangen wordt.
KIN, fchuinsdaandeBeeltenis, van dezelfde langte, breedte, vorm, enKleurfchikking als de voorgaande regtdandige MN, die door het tweemaal gebro.nbsp;ken Licht gevormd wordt.
MtaNji, vierkante gedaante, die de Beeltenis zou hebben moeten aanneemen , in dien ze door een en»nbsp;kelevcrwyderingen verftrooijingderLichtftraaleii,nbsp;niet door hun verfchillende en altoos beftendig zoonbsp;blyvende Breekbaarheid, gevormd wierd.
Figuur s. ’t Gebroken Licht tweemaal ten deele on» derfchept en ’t overfchot door een tweeden Kant.nbsp;zuil gebroken.
Srv, eerste Kantzuil waar op deZonneftraal gebro» ken wordt. PQ, eerde Loodregt.op enneerdaan-de Plank je, dat een gedeelte van het gebroken Lichtnbsp;onderfchept, en een gedeelte door het gat Xdoor-laat. pg, tweede loodregt Plankje, dat weder eennbsp;van dat Licht onderfchept, en ’t overfchotnbsp;door een opening in ’t midden doorlaat.rtw.twee-ue Kantzuil, waar op dat overfchot nog eens ge-5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bro-
Hl
-ocr page 30-Verklaariko
broken wordt, Yji, wit Bordpapier, daar deezc tweemaal gebroken Straalen op gevangen worden.
Z, plaats daar de roode Straal zig werpt. De geele en de blaauwe Straalen werpen zig, om hun fterkernbsp;Breekbaarheid, liooger: gelyk doordegeftippeldenbsp;Lynen wordt aan geweezen.
Figuur 6’ Afbeelding van de loodregtftandige dunne houtenPIankjes tot onderfchepping van een gedeel.nbsp;te der gebroken Lichtftraalen in deProefneeniingnbsp;gebruikt, en welker p/aatzenen loodregteftandinnbsp;Figuur 5. door P Q en p j worden aangeweezen.nbsp;Het Plankje heeft in ’t midden een gat van een daimnbsp;Middellyns. Een dunne koperen Plaat in de Vormnbsp;van een halven Cirkel, met s gaten van verfchillen-de gedaante en grootte voorzien, brengt, als ze omnbsp;haar Middelpunt draait, die gaten beurtelings vlaknbsp;voor ’t Gat van het Plankje, dat 'er dus naar welgevallen door vernaauwd en veranderd kanworden.nbsp;De Metaalen Steel van ’t Plankje fchuift in eennbsp;houten Voet, en wordt’er, door drukking van denbsp;Schroef O, hooger of laager, zoo men wil, in vastnbsp;gezet.
Plaat 2.
figuur 7. Een TweekleurigReepjeBordpapierdoor een Kantzuil gezien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
ABGH
-ocr page 31-DER PlAATeN,
ARCII, Roode Helft; AB CP, blaauwe Helft van ’tBordpapier,en deVloer voor eenVenstergeplaatft.nbsp;E. Kar,tïuil, waar door men ziet naar het Bordpapier; wiens Beeltenis, volgens de Streeklyn dernbsp;gebroken Lichtftraalen, zich van de Vloer om hoognbsp;geheven vertoont, en gezien wordt by F.
ahed, blaauwe Helft der Beeltenis, die hooger ge» reezen is dan de andere, en zig vertoont als was zenbsp;’er van afgezonderd: ten blyke, dat de blaauwenbsp;Straalen flerker gebroken zyn dan de Roode,
Figuur 8. Dc breekbaarfte Straalen zyn ook de vat-baarfte voor Weerkaatzing.
IEL, Regthoekige Kantzuil; op wiens zyde IK een Zonneilraal by na loodregt, en bygevolg zondernbsp;B reeking, valt; dog in zyn uitgang by M gebrokennbsp;wordt.
I
NN, wit Bordpapier, waar op het gebroken Licht zyn gekleurde Beeltenis vormt: Elaauw by Q;nbsp;Groen by R; Rood by S.
FVX, tweede Kantzuil, die het Licht vangt, dat, ''wanneer de Zonneftraal door ’t draaien van dennbsp;eerden Kantzuil fchuinfer op den Bodem IL valt,nbsp;door denzelvcn naar O weergekaatst wordt,
Veeklaarisg.'
pp, tweede wit Bordpapier, waaropdeby M Weer-gekaatfte, en door den tweeden Kantzuil gebroken Straalen, gevangen worden.
j, de blaauwe Straal, die eerft te voorfchyn komt, terwyl Q op NNverdwync; ten blyke dat hy eerstnbsp;van allen zig laat weerkaatzen.
r, groene Straal, die, als minder Weerkaatsbaar, zig een weinig laater vertoont, terwyl Ronzigt-baar wordt.
f,roode Straal, die het minst Weerkaatsbaar, ’t laatst komt.
Figuur 9. De zeven Hoofdkleuren helder en elk beter van de andere onderfcheiden getoond.
AB , Verhevenronde Glasfchyf daar de Zonneftraal op gevangen wordt.
ahcd. Verlichte Cirkel, dien de Straal zonder dat Verhevenrond GlasophetBordpapiergemaakt zounbsp;hebben; en in wiens Middelpunt hy thans in eennbsp;zeer klein Lichtkringetje, dewyl daar ’t Brandpuntnbsp;van ’t Glas is, zig verzamelt.
CD, Kantzuil, daar de Straal, door ’t Glas AB tot een Lichtkegel gevormd, op gebroken wordt.
DEK PlAATEN.
*ƒ. Zeer fmalle Beeltenis door datgebroken Licht op
^en wit Bordpapier gevormd; die de Kleuren lee-'^endiger en beter onderfcheiden Vertoont, dan naar gewoonte zonder Glas AB.
figuur 10. Deduidelyker OnderfcheidingderKleuren, door deezeProefneeming veroorzaakt,nader aange-weezen.
EF. De Kleuren, zoo als ze zig by de voorgaande gewoone Proefneeming met over malkanderennbsp;heenfehietende Kleurcirkels, en daarom meer gemengde Kleuren vertoonen.
f/. Dezelfde Kleuren, zoo als ze zig in deezeProefneeming met van elkander afgezonderde Kleur-Cir-keltjes, en daarom zuiverer en beter onderfcheiden doen zien.
figuur it. De fmalie Beeltenis e/tot een langwer-pigVierkantg- ii/i,met langeKleurbanden verbreed.
Plaat 3.
figuur 12. Gemengd Oranje, Groen, en Indigo, mst enkel Oranje, Groen en Indigo vergeleeken.
A B. Langwerpig Loodregt op een neerftaande Plank,
in
-ocr page 34-VerklAARIBTG
in wier midden twee Gaten zyn , C en D vanl Duim Hiiddellynsen 7 of 8 Duimen van malkander.
C, nbsp;nbsp;nbsp;Gat waar doormen , na het breeken en fchiftennbsp;van een Zonneflraal op een Verhevenronde Glas-fchyf, en op den Kantzuil G, een enkelen zuiverennbsp;Kleurftraal, Rood by voorbeeld, vallen laat.
D, nbsp;nbsp;nbsp;Gat waar door men op dezelfd e wys «tan een anderen Zonneflraal, door een andere Glasfehyf en dennbsp;Kantzuil g, een anderen enkelen Kleurflraal, Citroengeel, laat vallen,
EE, Wit Bordpapier, waarop die twee enkeleStraa-len in het zelldePuntF vallende, daar beide tezamen een ronde Beeltenis vormen vangemengdOran-je. Door dezelfde Behandeling Iaat men een enkelen geelen en een enkelen blaauwen Kleurflraal tc zamen een gemengd Groen; enkelBlaauwen Pur-perviolet, een gemengd Indigoviolet vormen.
H, Kantzuil door welken men dat gemengd Oranje, Groen en Indigo befchouwt; en met enkel onge,nbsp;BiengdOranje, Green en Indigo, door eenen Kleur-Rraal alleen gevormd, vergelykt. Deeze Beelte-nisfenzyn Cirkelrond en Eenkleurig; de gemengdenbsp;Langwerpigrond en Tweekleurig.
Figuur 13. De Blankheid van ’t Zon en Daglicht%
ont-
-ocr page 35-der Plaaten.
ontftaat uit de volmaakte en juist evenredige men» ging van alle de zeven Hoofdkleuren.
IK, Verhevenronde Glasfchyf met een Handgreep, waarop men het door den Kantzuil gebroken Lichtnbsp;vangt.
L, Brandpunt, waar in de StraalenophetwitBord» papier zamenloopen, en geen Kleur vertoonen: tennbsp;zyn men een gedeelte der Straalen hier of daar on»nbsp;derfchept; gelyk in de Figuur vertoond wordt.
Figuur 14, Een groot Voorwerp, door den Kantzuil gezien, is aan den boven en benedenrand gekleurd,nbsp;dog ongekleurd in ’t midden.
AB, Voorwerp, wiens Hoogte door deLyn AB betekend wordt. C. Punt daar de StraalenRegtiyns zonder Kantzuil zouden zamenloopen.
D, Kantzuil waarop de Straalen A CenAB, nevens alle hun TulTchenflraalen vallen, en ieder byzon»nbsp;dere zoort naar zyn byzonder aart gebroken worden. E, Punt welk de roode Straalen, als minstnbsp;Breekbaar, vorm. F, Punt van de Violette ofnbsp;breekbaarfte Straalen.
Vergrootte Bee'tenis van A BuitEFgezien. hd zuiver Rood gedeelte; ca zuiver Violet gedeelte:
ia
-ocr page 36-Verklaarino
da zaïriengsfteld gedeelte uit alle deKleuren onder* een gemengd; en daar door Ongekleurd gelyk hetnbsp;Natuurlyk Licht
Figuur 15. GETIK. Een (luk wit Bordpapier tegen een Muur vastgenmaakt. ghik eenLapje bruin Laken in ’t midden op ’t Bordpapier gekleefd. Ditnbsp;donker Lighaam op een lichten grond door eennbsp;Kantzuil gezien, fchynt de Kleuren omgekeerd tenbsp;vertoonen. ’t Rood en geel vertoont zig hj gh,nbsp;daar volgens dien (tand van denKantzuil hetBlaauwnbsp;en Violet moest zyn; het Blaauvv en Violet ik,nbsp;daar ’t Rood en Geel wezen moest. Dog’t is nietnbsp;het Lapje Laken ghik, maar defterker Üch'endenbsp;deelen Bordpajiier GHgè, filK, daardeKIeur-vormende Straalen van komen.
Flaat 4.
Figuur i6en 17. Een dubbele Regenboog door Konst nageboost, Senronde Glazen Bol raetWateropge-hangeia aan twee Draaden,die over Schyven loopen,nbsp;en waar mêe hy hooger opgetrokken kan wordennbsp;en laager neer gelaaten naar welgevallen.
Figuur 17. Sx Zonneilraal, die fchuins op den Glazen Bol valt, p C Loodlyn, naar welke hy in plaats van Lynregt naar F te loopen, gebrokennbsp;wordt, en op de binnen oppervlakte van’t Glas in
t valt.
-ocr page 37-derPlaateN,
t valt. ƒ plaats, werwaarts hy weer gekaatst wordt, en daar weder in Lugt komende, in plaats van denbsp;regte Lyn ƒƒ te volgen , van deLoodlynpCafge-broken wordt en zig in zynKleuren van een fcheidt.nbsp;ƒ0, roode Kleurftraal, die het rood doet zien innbsp;r. ƒ!. geele Straal, die het geel ini,/B, blaau-we, die het blaauw in b vertoont. DeezeKleurennbsp;ziet men in order na malkanderen door het Oognbsp;van O op waatts tot B te brengen, of de Glazennbsp;Bol van D te laaten daalen tot E.
Figuur i6. S r Zonneftraal die hier aan den benedenkant op den Bol valt; naar deLoodlynpCgebro-ken wordt, van d affluit naar e; van daarnaarg, en by zyn inval in de Lugt van de LoodlynpCafnbsp;gebroken, zig van een fchift, om volgens g O hetnbsp;rood te doen zien in r, volgens gl het geel in f,nbsp;tn volgens gB het blaauw inamp;, in een regtftrydigenbsp;orde van de voorige. Men ziet ze na elkande-ren, door het Oog benedenwaarts of den Bol van Gnbsp;tot H opwaarts te brengen. IFO , en IFB zynnbsp;de verfchillende Hoeken waar onder men dever-fchillende Kleuren ziet.
Figuur i8. Een dubbele Regenboog, wier Kleuren in een omgekeerde orde tegen elkanderen over*nbsp;üaan. r betekent hier rood, i geel, b blaauw.
Figuur ip. Twee flaauw VerhevenrondGlasfchyven V-Deel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;***nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vast
-ocr page 38-V ERKLAARINQ
vast tegen elkander aangedrukc, vertoonen ver-fcheiden Kringen op verfchillendewyze gekleurd.
Plaat. 5,
Figuur I. Loop der Straalen van een Lichtkegel in het Oog.
A. Straalpunt, daar de Lichtkegel uit affehiet. Pp, Pp, Loodlynen op het Hoornvlies, naar welke denbsp;Straalen, in’t wateragtig Vogt vallende, gebrokennbsp;worden. C. Het Kristallyn, waar door de Straalen by hun in en uitgang nogmaals gebroken worden. a Punt op den Bodem van ’t Oog, waar innbsp;ze zamenloopen.
Figuur 2. Loop der Lichtkegelen uit verfcheiden gedeelten van een Voorwerp in het Oog.
AC, BC, DC, Lichtkegels van Wyderende Straalen uit de twee Uiteinden en ’t midden van een Voorwerp AD B.
C. Wateragtig Vogt, en Kristallyn, waar op ze gebroken en Naderende gemaakt worden.
a,,lgt;; d, Zamenlooppunten op den Bodem van ’tOog, daar ze vergaderd worden; en de Beeltenis a d 6 vannbsp;het Voorwerp ADR omgekeerd vertoonen.
Fi.
-ocr page 39-der Plaatew.
Fi
Iguur 3, Afbeelding van een zoon van Kodftoog.
figuur. 4. Wyderende Straalen hebben verfchillen-de Zamenlooppunten, als ’t Oog onveranderlyk blyft,naar de verfchillende maatevanhunwydeïing.
Aè, A d, Wyderende Straalen, die, nadeBreekin-gen in ’t Oog, op deszelfs Bodem D D zamen* loopen.
II amp;, Bd, Wyderende Straalen, die in«, agter den Bodem van ’t Oog, zouden zamenloopen.
C i*» Cd, Minder wyderende Straalen, die, eerze nog
aan den Bodem van ’t Oog kwamen, elkanderen kruisfen zouden in/.
Piguur 5. Afbeelding van een Draagbaare donkere Kamer.
A B C D, Langwerpig Kasje. E vaste Buis in ’t Voor. ftuk ingezet. F, BeweegbaareBuis, meteenVerlt;nbsp;hevenronden, of Vergrootglas voorzien, die in denbsp;¦voorgaande uit en ingefchooven kan worden, naarnbsp;den verfchillende Afftand van ’t Voorwerp. C,nbsp;Beeltenis van’t Voorwerp, die omgekeerd, opnbsp;het agterftuk van ’t Kasje, door ’t kruisfen dernbsp;Straalen in ’t Vergrootglas van F, getekend ftaat,
V Ë R K L‘A aquot; ring
AG, fchuinsop 45 graaden , ftaandeSpiegel, dia de Straalen vangt en naar om hoogafkaatst. HlKLnbsp;helft van het Dekzel, d'at opgèflaagen kan worden.nbsp;Urn Wang ofZyftuk, aanllKvast, (gelyk ’ernbsp;ook een aan IL behoort,) om een donkerheid opnbsp;de Plaat A te brengen. A Vlak of Plaat, van
¦ . nbsp;nbsp;nbsp;'l' ' ¦ 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- • -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;?
met gefieepetilGlas/öf geolied Papier, daar het Voorwerp regtltandig, van' A te zien, getekendnbsp;wordt.
F kót ê.-
Figmr 6. Afbeelding van een zeer ligte en draagbaa-le donkere Kamer,'door den Heer Nollet uit*
gedag t.
A, B, C, D, Vier houten Stylen of Latten, met Scharnieren van boven in den ho'utenHalsEF, ennbsp;van beneden op de vier hoeken van het vierkant:nbsp;Raam GH IK ingelaaten. H en I, gelyk ook lt;5nbsp;en K betekenen de Scharnieren, waar door iedernbsp;. van de vier Zyftukken van ’t Raam zig in.tweeënnbsp;toevouwen, kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, - .
L. Bordpafiieren Buis meteen Voörwerpglas, wiens Brandpunt jülst op de vlakte van’t Raam valt-, innbsp;den doorboördeh Hals EF geflóken.
MN, Tweede Hals die om L fluit, dog zoo, dat hy
’er
-ocr page 41-derPlaatew.
*er vry om draaien kan, en op den eerllen Hals E F gezet wordt.
O, Dekzel met een platten Spiegel op den Bodem, die met twee lynregt tegen elkander overftaandenbsp;Spilletjes in de twee regtopilaande Metaalen Roed-jes N n draaiende, min of meer fchuins gezet kannbsp;worden naar welgevallen.
ï)e drie zyden van het Werktuig en hetgedeelte AEB, van de vierde worden bekleed: voor't overigenbsp;Deel A B G hangt een Gordyn, die men over Hoofdnbsp;en Schouders flaat.
De Lichtflraalen vallen van ’t Voorwerp op den plat* ten Spiegel O; kruisfen elkander in ’t Voorwerp-glas in L; en tekenen op een wit Papier, dat opnbsp;de Tafel daar ’t werktuig opgezet wordt legt, denbsp;Beeltenis, die men uit G ziet in eenregtenftand.
Het dekzel O, op den Hals MN, die op EF(laat, geflooten, beveiligt de Glazen : door middel van denbsp;Scharnieren vouwt zig het Werktuig toe, wordtnbsp;*n een naauwe langen Zak geiloken , en zondernbsp;moeite gebragt werwaarts men wil.
Fi,
’¦guur 7. Afbeelding van de manier op welke men deeze donkere Kamer, van den Heer Nol letnbsp;plaats, cn ’er gebruik van maakt.
VEREtAARING
Tiguur 8. Een zoo genoemde Vestingkykcr.
riet Kasje of voorfte gedeelte van den Vestingkykcr, dat met een fchuins Kaanden Spiegel voorzien is,nbsp;fieekt een weinig buiten het venfter uit, om opnbsp;de Deur te kunnen zien. De Aanfehouwer houdtnbsp;het Oog aan het eind van deBuiamp;hinnen ’tHuis.nbsp;Het gebruik en de werking van dit Konfttuig, Isnbsp;verder uit de Afbeelding zelve en het beloop dernbsp;geftippelde Lynnen, die deLichtftraalen verbeelden, ligtelyk op te maken.
Fkat 7,
Figuur 9. Kykkasjc met een Holronden SpiegeL
AB, Holronde Spiegel, Loodregt tegen een der twee korte Zyden van ’t langwerpig vierkant Kasje geplaatst.
F, Brandpunt der Evenwydige Straalen van den Spiegel.
D, Tegenoverftaande korte zyde, voor welke men van binnen de Schil(leryrjtsof met Kleuren afgezet-te Prentjes fchuift, wierBeeltenisfen men doorbetnbsp;Kykgat boven D, over de Ptentjes heen , in dennbsp;Spiegel ziet. Van boven is het Kasje open en metnbsp;wit zeer dun Gaas overtoogen omLicht in te laaten.
Dï
-ocr page 43-DER PlaATEN.
De twee lange zyden worden zomtyds ook met Pre n-% ten, de Bodem met verfcheidenBeeldjes, in Rustnbsp;ofBeweeging, eii de twee korte zydtn elk met eennbsp;platten Spiegel bezet, waar door de Voorwerpennbsp;bynatotin ’t oneindige vermenigvuldigd , en zeernbsp;verre in ’t verfchiet gebragt worden. Een Vergrootglas in het Kykgat D, doet de Voorwerpen innbsp;’t verfchiet zig nog merkelyk grooter vertoonen.
Figuur 10. Kykkasje met een fchuinzen Spiegel in de Vorm van een vierkant Torentje.
K E, Schuinsftaande Spiegel, die de Beeltenisfen der Voorwerpen, op de zyde FH en elders geplaatst,nbsp;doet afftuiten naar het oog in F, dat dezelve in dennbsp;Spiegel ziet volgens het fchynbaar beloop van denbsp;Waterpas Lyn F G. De zyde, die tegen F Hover ¦nbsp;ftaat; is de verlichten en open zyde van ’t Kasje,nbsp;met Gaas overdekt.
Figuur 11. Afbeelding van een gemeenen zoo genoemden i-/ol/s;i(^cieVerrekyker; anders onder den naam van Verrekyker van Galileos bekend.
A B, Voorwerp, dat men zig als zeer ver afgelegen,hier V erbeelden moet. C, Verhevenrond V oorwerpglas.
D, Holrond Oogglas. E, Het KriRallyn van’tOog. F G, Bodem van ’t Oog.
*** 4 nbsp;nbsp;nbsp;AC,
-ocr page 44-Verklaarins
AC, B C, Straalbondels'ofLichtkegels van de belde Uiteinden van ’t Voorwerp, dog wier Straaien nietnbsp;fterk Wyderende,gelykhiervertoond wordt,maarnbsp;om den verre Afftand ven ’t Voorwerp gen oegzaamnbsp;Evenwydigloopen, en in’t Voorwerpgias CNade ¦nbsp;rende gemaakt hun byzondereZamanlooppunten innbsp;a en in 6 zouden hebben, en daar die omgekeerdenbsp;Beeltenis a 6 vormen; dog, in’t Oogglas D van Naderende Evenwydig geworden, in dien (laatop’tnbsp;Oog vallen, en door het Kriftallyn E geboogen totnbsp;de Zamenlooppunten FG, op het Netvlies denbsp;gewaarwording maken van ’t Voorwerp.
Figuur 12. Verrekyker van Kepler of Starrekonfte-naars Verrekyker, met twee Glazen.
C, Verhevenrond Voorwerpgias. D, Verhevenrond Oogglas F, Brandpant van beide die Glazen. E,nbsp;plaats van het Oog.
AC, BC, LichtbondelsvanbynaEvenwydigeStraa. len, die onderfteld worden van een zeer ver afgc.nbsp;legen Voorwerp tekomen, en, door’tGlasCNaderende gemaakt, deszeifs Beeltenis ah in hetnbsp;Brandpunt F omgekeerd vormen ; en na daar elkander gekruist te hebben, wyderende geworden,doornbsp;het Glas D veranderd worden in Evenwydige; innbsp;welken (laat zy naar ’tOogin Ezamenloopen, ennbsp;zigda3rvereenigen,om ’erdeBeeltenis, dogregt-
Baan-
-ocr page 45-DER PlAATEN.
ftaande, in te vormen; waar door sig het Voorwerp omgekeerd vertoont.
CfEEI, Gezigthoek, waar onder het Oog het Voorwerp ziet, merkelyk grooter dan de Hoek A BE, (dien men zig hier iigtelyfc verbeefden kan) waarnbsp;onder ’t hetzelvezou gezien hebben zonder Verre-kyker.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
Figuur Dezelfde Verrekykermet vier Glazen, waar door men de Voorwerpen regt en in hun natuur-lyken (land ziet.
K, Tweede Verhevenrond Oogglas L, derde Ver-hevenrond Oogglas, ƒ Brandpunt van deezetwee Glazen. M. plaats van ’t Oog.
De Lichtbondels van EvenwydigeStraalen, in plaats van in E op ’t Oog te vallen, kruisfen daar elkander, en loopen naar ’tGlasK: dit maakt die Straa»nbsp;len naderende, en doet hen in ’t Brandpunt/za-menloopen en de regtftandige Beeltenis ah van’Cnbsp;Voorwerp vormen; waar na ze elkander kruisfendenbsp;en daar door wyderende geworden, in ’t Glas Lnbsp;''etanderd worden in Evenwydige; en dus op ’t Oognbsp;-in M, Vallen: daar zy de Beeltenis a b derhalven tekenen in een omgekeerde geftalte; waar door hetnbsp;Voorwerp zig regt vertoont voor ’t Oog.
Plaat 8.
-ocr page 46-Vjerklaarino
Plaat 8.
Figuur 14. Teleskoop van Newton.
DDDD. Wyde Buis, van vooren open. GH, holronde Meiaalen Spiegel op den Bodem van den Buis geplaatst. F Brandpunt van Evenwydige Straalennbsp;van dien Spiegel. IK, kleiner plat Metaal Spiegeltje met een Hoek van4Sgraad rn opden Asdernbsp;Buis fcliuins ftaande, opgeregt aan een Arm. in’tnbsp;midden der binncruimte van de Buis. LL, Opening in de zyde van de Buis, vlak tegen over datnbsp;Spiegeltje, daar een Buisje, met een Verhevenrondnbsp;Glas voorzien, in fteekt. Het Buisje met het Spiegeltje en zyn Arm kunnen voor-en agterwaarts ver*nbsp;fchooven worden. O, plaats van ’t Oog.
AG, BH, Lichtbondels van F, venwydige of genoegzaam Evenwydige Straalen van de wederzydfche uiteinden van eenig zeer verafgelegen Voorwerp,nbsp;als A B, afgekomen en reeds elkander gekruist heb •nbsp;bende, die op den Holronden Spiegel vallen ,eninnbsp;deszelfsBrandpuntFdeomgekeerdeBeeltenisiiivor-men zouden, dog nu, op het platte Spiegeltje IKnbsp;gevangen en afgekaatst, haar vormen incd: waar nanbsp;die Straalen, door 'tkruisfen wyderende geworden,nbsp;in ’t Veihevenrond Glas LL veranderd worden innbsp;Evenwydig, en hun Bondeis naar hetOog in O doennbsp;zamenloopen.
-ocr page 47-der Plaaten.
Lol, Gezigthoek waar onder ’t Oog de Beeltenis ed van ’t Voorwerp, en dus fterk Vergroot, dognbsp;inomgekeerden fland, ziet. Twee Oogglazen, innbsp;het Buis by dat van LL gevoegd; herftellen hetnbsp;Voorwerp in zyn natuurlyke geflalte. Door hetnbsp;Buisje en Spiegeltje nader by, of verder van dennbsp;grooten Spiegel af tefchuiven, doet men de Beeltenis cd nader by ’t Glas LL komen of ’er verder van afwyken.
Figuur 15. Afbeelding van het maakzel en deuiter» lyke toerusting van een Newtoniaanfche Teleskoop.nbsp;De Buis die ’er op (laat, en wier As met die vannbsp;de Teleskoop Rvenwydig loopt, is een Verreky-ker met twee Glazen of Zoekertje, om te gemak-kelykerdeVoorwetpen te vinden en deuTeleskoopnbsp;naar dezelve te fteilen.
Fjj^MitnfiuTeleskoopvanGREGORV'ofGREeosiAANscHB
DDDD, wyde Buis van vooren open. GH, Holronde Metaalen Spiegel, met een rond Gat in 't midden, op den Bodem der Buis. a6 Brandpuntsnbsp;Afftand der Evenwydige Straalen van dien Spiegel.nbsp;IK, kleiner bolrond Metaalen Spiegeltjes, diepernbsp;dan de groote van beloop, aan een Arm in’t midden vsiij de binnenruimte der Buis; en voor en ag.nbsp;lerwaarts verfehuifbaar. LMwiklein Buisje vlaknbsp;agterde roade Opening in’t midden van den grooten
-ocr page 48-Verklaarin®
ten Spiegel. 'Ll, Half Plat half Verhevenrond Glas; Mm, Verhevenrond Glas, daar ook wel een Menis-kus of tlalfinaanswys Glas voor genooinen wordt.nbsp;O zeer kleine ronde opening in den Bodem van ’tnbsp;Buisje om het Oog voor te plaatzen.
AG, BH,LichtbondclsvanEvenwydigeStraalen, van de wederzydfche uiteinden van eenig zeer vernbsp;afgelegen Voorwerp, alsAB, afkomende, die, nanbsp;elkanderen reeds te vooren gekruist te hebben, opnbsp;den Holronden Spiegel vallen, en in derzelfs Brand,nbsp;punt de omgekeerdeBeeltenis ab vormen.HunStraa.nbsp;len van daar wyderende naar ’t Spiegeltje IKge-loopen, worden na de Afkaatzing naderende,nbsp;vallen, door de ronde opening in den grooten Spiegel, op het Glas, LL, worden fterker naderende .vormen de regflandige Beeltenis in cd; kruis-fen elkanderen en worden wyderende tot aan ’tnbsp;Glas Mm, dat hen Evenwydig maakt, en hunnbsp;Bondels naar de kleineopeningO doetsamenloo-pen, daar ze in ’t Oog vallen.
«Op, Gezigthoek, waar onder de Beeltenis cd, en dus fterk vergroot, dog in dernatuurlyken ftandnbsp;ziet.
Figuur 17. Afbeelding van het maakzelen de toerusting van een GregoriaanfcbeTe\es\iOop. Boven op de Buis ziet men de Schroefpen, die, deezen of
gee-
i
-ocr page 49-der. Plaaten.
geenen kant heen oingedraaid, het kleine Spiegelt je voor of agterwaaits doet fchuiven.
Plaat p.
Figuur i8. Een Voorwerp door een zeer klein open Gaatje gezien.
ilD, dun Metaalen of Looden Plaatje met een zeer klein Gaatje doorboorJ. AB Voorwerp, dat ’ernbsp;zeer kort voor is. C, plaats van ’t Oog, dat zeernbsp;na aan ’t Gaatje gehouden wordt. AC, B C, enkele Lichtftraalen, die van iederftip van’t Voorwerp door ’t Gaatje op ’t Oog vallen. ACB,nbsp;Gezigthoek, waar onder ’t Oog het Voorwerpnbsp;door ’t Gaatje duidelyk en onderfcheiden ziet.
, ECF, Hoek, waar onder men dat zelfde Voorwerp met het bloote Oog even duidelyk en onderfcheiden zou gezien hebben. Dat klein Gaatje verftrekt derhalven voor een Mikroskoop.
Hetzelfde Voorwerp door een Vergrootglaasje gezien.
Vergrootglaasje; fl6 Voorwerp; opdenzelfden Afftand van ’t Glaasje, als voorheen van het door-gaatte Plaatje; c. Oog dat ’erzeernabygehoudennbsp;wordt, ad, ad, bd, hd, WydetendeStraalen uit
ie-
-ocr page 50-Verklaaring
ieder ftip van ’t Voorwerp ; die in 't Glas tot E-venwydige gebroken worden, cnin dien ftaatop ’t Oog vallen, ac, bc, Asfen van de Lichtkegelsnbsp;dier vvyderende Straalen. ach, Gezigthoek, waarnbsp;onder ’t Oog het Voorwerp ziet, even groot alsnbsp;de Hoek A CB. Doorbet Vergrootglaasje ziet mennbsp;derhalvcn het Voorwerp niet grooter noch Onder*nbsp;fcheidener, dan door het ledig Gaatje, maar welnbsp;heldereri om dat het Oog ’er meer Straalen, denbsp;enkele niet alleen maar ook hun Zyüngfchewyde-rende Medeftraalen , door vangt.
Figuur lp. Loop der Lichtftraalen in een Mikroskoop met drie Glazen.
de, eerde Vergrootglaasje. AB, Voorwerp dateen weinig buiten deszelfs Brandpunt ftaat. D, twee.nbsp;de Vergrootglas. F, derde Vergrootglas. Ad, Ae,nbsp;Bd, B* wyderende Straalen uit ieder dip van ’tnbsp;Voorwerp, dienadeBreekingop't Glaasjernaderende worden: d E, e E, E E omgekeerde Beeltenisnbsp;welke die Straalen, zonder het Glas D te ontmoeten, vormen zouden: ga,/a dezelfde Straalennbsp;na hun Breeking in D derker naderende geworden,nbsp;en zamenloopendeina, gelyk de andere innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar
ze de omgekeerde Beeltenis a b vormen, terwyl hun Licbtbondels zelve, d E «, van wyderende door datnbsp;Gla» veranderd worden in naderende. De uitat,
het
-ocr page 51-dkr Plaateit.
het Brandpun t van ’t Glas F, na het kruisfsn wyde-rende Straaleu.tvorden doordelheeking inFSven* wydig, hun Bondels naderen fterker, en loopennbsp;zamen in O , daar de plaats van ’t Oog is. kObnbsp;Gezigthoek, waar mêe hetzelve de Beeltenis ab vannbsp;’t Voorwerp ziet, zeer veel grooter dan deHoeknbsp;AO B, waar onder ’t Voorwerp zig aan ’t blootenbsp;Oog vertoond zou hebben.
figuur 20, Afbeelding van de ulcerlyke Gedaante en Maakzel van een Zamengefield Mikroskoop.
figuur 21. Toeftel van een Toverlantaarn.
AB, Holronde Spiegel. C, Vlam van een dikke Kaars ofLatnp. Dd, breed Verhevenrond Glas, datheCnbsp;Licht gelykvormig door het gantfcheVoorwerp Eenbsp;verfpreidt. Ee, Voorwerp , ’t welk zeer nabyaannbsp;hetVerhevenrondGlas geplaatllwordtinomgekeer-den (land. Gg’, tweede Verhevenrond Glas. H6,nbsp;derde Verhevenrond Glas. Tusfchen deeze beidenbsp;laatfte wordt een Houten of Bordpapieren Rondjenbsp;gezet, met een opening ia ’t midden, dieallezy-lingfche en fchuinze Straalenftuit, enalleerrdere-ge!ma.atiggcbrokene door laat, om deBeeltcnis zignbsp;lt;^nidelyk en netter te doen tekenen. KL, fterknbsp;vergroote Beeltenis van ’t Voorwerp, die in eennbsp;legte geftalte op een witten Muur of Laken valt.
De
-ocr page 52-Verklaahino
De Lichtkegels van wyderendeSttaalen uit iedef flip van ’t Voorwerp , op het Glas Gg-gevallen , kruis-fen na deBreekingelkanderen, terwyl hun Straaiennbsp;zelve daar door onderling Evenwydig worden,nbsp;wyderende door de tweede Breeking in ’t Glas H bnbsp;hoe langer hoe verder van elkauderenaftotaan den
- Muur, daar hun Straaien ondertusfchen, door die zelfde Breeking naderende gemaakt, zamenloopeunbsp;elk in zyn Punt, en dus de Beeltenis vormen.
Plaat 10.
Figuur 22. Afbeelding van ’t uiterlyk Maakzel van een Toverlantaarn, en de Vertooning, die zy maaktnbsp;op een wit Laken in een duifter Vertrek.
Figuur 23. Loop der Zonneftraalen in een Zonne-Mt-kroskoop.
AB , Schuinsrtaande Spiegel buiten het Venfter, om den Zonneftraal te vangen en naar binnen te leiden.
C, nbsp;nbsp;nbsp;Verhevenrond Glas van 8 ofp Duimen Brandpunt,nbsp;dat die Straal vergadert en op het Voorwerp
• brengt.
D, nbsp;nbsp;nbsp;Voorwerp-Schyfje, in of niet ver van’tBrand-punt van 't Glas C, in een zeer helder Licht ge-plaatft,
E.
-ocr page 53-der Plaatejst.
E. Vergrootglaasje, van vooren met een blaadje Lood, behalven een kleine Opening in ’tmiddennbsp;als een Spelclegaatje. gedekt, een groo teBrandpuntsnbsp;langte van ’t Voorwerp D geplaatst.
figuur 24. Maakzel van het Zonne-Mikroskoopvan den Heer Nollet.
ABC, Vierkant Plankje van 7 of 8 Duimen, op de 4 Hoeken met 4 Schroeven aan de Venfterblindenbsp;vastgemaakt.
Buis met een platte ronden Houten Schyf, Et, aan ’t eind, waar ineenVerhevenrondGlas vanpnbsp;Duim Brandpunt, en waar mêe ze in een rondnbsp;Gat, in’t vierkant Plankje gemaakt, draaijen kan.
F/, tjvee Armen, in de Schyf vanweerzydeby derf Rand vast, die den fpiegel draagen,
Gg,'Spiegel, die buiten het Venster uit fteekt, en met die Schyf en Buis regts en links draaijennbsp;kan, om vlak op de Zon gezet te worden,
Ö, Plaatje of Steel, dien men een weinig inwaarts trekt of buitenwaarts floot om den Spiegel fchuin-^'sr of minder fchuins te zetten, en daardoor dennbsp;Zonneftraal waterpas, gelyk ’t beloop is van denbsp;Buis D, in dezelve te leiden.
rel.
V. D
-ocr page 54-Verklaarïnc.
K, Beweegbaare Buis, in de eerftegefchooven, die door een Palmhouten Rondje met een opening vannbsp;4 of s Lynen middelyns den Straal doet vallen opnbsp;het Voorwerpfchyfje, dat in een pi t Tangetje,nbsp;onder aan het Randje, gegreepen wordt.
I, Vergrootglaasje op twee Straalen Staafjes van on. deren rustende, die in twee Kasperen verkragtigenbsp;Buisjes, in de Staart van het voorgaande Rondjenbsp;door gelaatcn, loopen en in dezelve voor en ag-terwaarts kunnen verfchooven worden, om dusnbsp;het Vergrootglaasje op dienjuiftenen vereifchtennbsp;Afffand van ’t Voorwerp te plaatzen, dat denbsp;Beeltenis zig duidelyk eu onderfcheiden op hetnbsp;wit Laken tekene.
VOOR DEN
De Plaaten van de Zeventiende Les,
Plaat 1,2, 3, 4. moeten geplaatft worden tegenover .... bladz. 67j.
natuurkundige
VAN DEN Heer
Vervolg van de Eigenfchappen van het Licht.
DERDE AFDEELING.
Over de Ontbinding des Lichts ^ of de Natuur van ie Kleuren.
CIAOoit was het iemand , voor Gisfin-lt; nbsp;nbsp;nbsp;gt; Newton, in gedagten geko-
^ nbsp;nbsp;nbsp;1** men, dat het Licht ontbonden tes over
jjon worden, en in verfchillen-^®j^‘ de Deelen van één gefcheiden; of dat die Kleuren.nbsp;Deelen, vanelkanderenafgezonderd, zig,nbsp;elk op zig zelf en onderfcheidenlyk, zoudennbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;doen
-ocr page 56-450
Dl Natüur.
XVII. doea kennen door beftendige Eigenfchap L E ƒ. peg eg zigcbaare Uicwerkzels (*_) D e s-DEEL. CARTES, en die op zyn voetfpoor overnbsp;de Natuur der Lichtftof redeneerden, merkten ze aan als een Vloeiftof, gelykflagtignbsp;wel en overal van den zelfden aart, maar dienbsp;egter voor zekere veranderingen en byzon-dere gefteldheden vatbaar was, door wiernbsp;middel zy alles, war de Kleuren betrof,nbsp;meenden te kunnen verklaaren. Men ver-onderftelde , dat de op ryen geplaatfte Li«ht-bolletjes, die de Lichtftraalen vormen, be-halven den Indruk, dien ze van het Lichtend Lighaam ontvingen, en in een regtenbsp;Lyn onderling aan elkanderen mededeelden,nbsp;ook nog daarenboven om hun eigen Middelpunt draaiden; en dat uit die twee. Be-
wee-
(*) VOSSIUS had wel gezegd, dat alle de Kleuren in het Licht waren opjeflooten; mam NEWTON is de eerflenbsp;geweeft, die dit Denkbeeld verklaard en onder’t oog ge-bragt heeft, door de verfshlllende Deelen van het Ontbonden Licht, elk afzonderlyk en van elkanderen onderfchei-den, duidetyk te doen zien. N.
-ocr page 57-VAN DE Kleuren. 491
weegingen, op ontelbaar verfchillendewy- XVII. zen, naar maate van hun m’éfirder ®f min-L E S.nbsp;der inhoud en fnelbeid, zatnengefteld,nbsp;veranderd tot in’toneindige, opdenbodennbsp;Van ’t Oog alle die verfcheiden aandoeningennbsp;ontftonden', die wy den naam geeven vannbsp;Rood, van Geel, van 5/aaMWendergelykenbsp;Kleuren meer, met al de verdere Mengelingen , die ’er eigen aan zyn.
Geen Veronderftelling is ’er, die niet haar Uit den
7 I u nbsp;nbsp;nbsp;r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r, ¦ 1 verfchei-
•lt;^wak heeft en bloot Haat voor Zwaarighe-aart
den. Deeze is’er ongetwylFeld ook niet vry en
van. Maar wat raen ’er ook op hebbe mo-gen weecen te zeggen, men moet nogthans Licht-erkennen, dat ze fchrander uitgedagt jg, Eenvoudig en Nacuurlyk. Zelfs zou eennbsp;Natuurkundige, fchoon hy alles wat New •nbsp;ton , door middel van Proef en Ondervin*nbsp;geliaafd heeft, toeftemtenalsonbe-twiftbaare waarheid aanneemt, egternog,nbsp;zonder ongerymdheid, het voorname ennbsp;wezendlyke, dat ’er in deeze gedagte is, behouden kunnen. Want als men verfcheidennbsp;verfchillendezoorten van Licht erkent, magnbsp;A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;men
-ocr page 58-492
De NatuürJ
3. AF-DEEL.
XVII. raen dan ook niet ftellen, dat dat geen, ’t 1. E S.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderling verfchil uicmaakc, be-
ftaat in een zekere zamenkoppeling van Be-weegingen, daar deeze of geene orde van Lichtboüetjes, door de meerder of mindernbsp;maate van hun Inbond of van hun Veer*nbsp;kragc, vatbaar voor is: even gelyk men nietnbsp;zonder waarfchynlykheid vermoedt, dat ’ernbsp;in een en het zelfde Vak Lugtszig Deeltjesnbsp;bevinden, grover van aart en met een minnbsp;leevendige Veerkragt bezield, die ons denbsp;doffe klanken doen hooren, en weer andere Deeltjes, die van een verfchillendeNatuur en daar door juiftgefchiktzyn, om denbsp;fcherper Toonea tot ons over te brengen.nbsp;Newton heeft zigt, om reden te geevennbsp;van de Kleuren, alleen aan de Ondervinding , aan zyne Proeven en derzelver Uit-werkzels willen houden; dat is ongetwyf-feld zeer wys gedaan en ten hoogften pryffe-lyk ; maar zo men eens nog verder wilnbsp;gaan, en tot aan de oirzaaken van die Uit-werkzels opklimmen, door behulpvanGis-fingen, komen die van Descartes en
Ma-
-ocr page 59-Van de Kleuren. 493
Malebranche, te zaraen genomen, XVri, my in verfcheiden opzigten vry aanneeme- i* E S.nbsp;lyk voor. Newton had ’cr zelf ook dieoEnL.nbsp;gedagten van ('*'). Ik meld dit hier flegtsnbsp;in ’t voorbygaan, opdatdeLeezer, die’ernbsp;lult toe heeft, dezelve verder zou kunnennbsp;onderzoeken: maar dewyl de Ondervindingnbsp;ons niets aan de hand geeft, waar op mennbsp;die Gisfingen met genoegzaamen grond zounbsp;mogen veftigen, zal ik my metdenEngel-fcben Natuurkundigen enkel en alleen houden aan de zigtbaare Uitwerkzels, die tötnbsp;verklaaring en oplosfing der Verfchynzelen,nbsp;welke wy by de Kleuren zien plaats hebben, dienen kunnen.
Wy kennen enonderfcheidendezigtbaa. OeKleu-te Voorwerpen niet alleen door middel van bun Grootte, hun Gedaante, hun Stand-derLig-plaatzen, bun Afftanden, hun meerder ofnbsp;minder Helderheid 5 maar ook nog daarenboven door middel van een zekere zoort van
v^er-
( *) Zie §^eJiion XIII. agter de Oftique de Newton , r*r M. Cojlt, pjg. ^,5.
A 3
-ocr page 60-Dl Natuur
XVII.
LES.
3- AF-C££L.
Verlichting, waar door ieder van hun zig op een geheel byzondere wys onder een eigen en byzonder fieraad aan ons Oog vertoont, en die van de meerder of mindernbsp;overvloed van Licht, dat hen befchynt, nietnbsp;afhangt. Dit laatfte middel, om de Voorwerpen zigtbaar te roaaken, is het, waarnbsp;van de Natuur met zo verbaazend een ver-fcheidenheid a,ls weergaloozen luifter ennbsp;pragc zig bedient, en waar door ze alle haa-re voortbrengzels verfraait en leven byzer.nbsp;Deeze byzondere Vertooning, nu, waarnbsp;onder zig de Oppervlakten der Lighaamconbsp;aan onze oogen opdoen, noemen wy in ’tnbsp;algemeen Kleur, wier byzondere zoortennbsp;wy met de naamen van IVit., Rood, Geel,nbsp;Blaauw cn dergelyken betekenen,nbsp;zyn inde Natuurlyker wys is men geneegerjom tenbsp;Lighaa-, denken, dat de Kleuren enderzelverMen-«quot;nfet gclif'gsn in de Lighaamen zelve zyn , die zenbsp;ons doen gewaar worden, en iets, dat ci-gedyk tot dat Lighaam behoort. Dat dusnbsp;het Wit, by voorbeeld, zig onthoudt in denbsp;Sneeuw, het Rood in deSroffe, dieSebar-
la-
-ocr page 61-VAN BE Kleuren. 4Vf
lakenrood geverfd is, het Groen in Gras der Weiden, eo zoo voorts. Dog3, at-dit is een vooroordeel, ’t welk in Verfchei- deel.nbsp;den opzigten zeer kwalyk gegrond is. Laaien wy, om te weeten hoe ver bet doorgaat,nbsp;hoe ver niet, Jeens overweegen, wat ’er ge-beurt, als wy een gekleurd Voorwerp zien.
Het Licht valt op een Lighaam, en maakt Zy han-het zigtbaar. Als wy ’er dan onze Oogen ^3quot;
op Haan, tekenen de Lichtftraalen, diehetLicht, doorlaat of afkaatfl; naar onze Oogen , ’ernbsp;deszelfs Beeltenis in af; en daar op oordee-len wy, dat het Lighaam deeze of die Kleurnbsp;heeft. Maar dit oordeel grypt nooit by onsnbsp;plaats, wanneer het Voorwerp niet verlichtnbsp;is: by den Nagt is alles zwart: niets vertoont zig dan gekleurd. De Kleuren hangen derbalven van ’t Licht af: zonder hetnbsp;zelve zouden wy ’er geen het minite Denkbeeld van hebben.
men,
Maar de Kleuren hangen ook van de Lig-en van de haarnen af. Aan het zelfde Daglicht bloot-Lighaa-
gefteld, vertoont de Wyn en het Vermil
lioen zig Rood, terwyl het Bier en het A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Goud
-ocr page 62-496
De Natuur
XVIl. Goud Geel gelykt, en de Velden op een LES. verrukkende wys met bloemen van aller-
3* Af*
DEEL. bande Kleuren gefchakeerd zyn.
en van Dog dit gefchiedt alles buiten ons. Wy
onzeGe-^oudejj »gj. nbsp;nbsp;nbsp;de minfte kennis of denk-
waar- nbsp;nbsp;nbsp;°
wording, beeld V an hebben, indien het Licht, dat van de Voorwerpen afgekaacft wordt of’ernbsp;door heen ftraalt,het Zintuig van ons Ge-zigt nietaandeed, om ons die Vertoonin-gen te doen gewaar worden, en indien dienbsp;Gewaarwordingen in ons de denkbeeldennbsp;niet verleevendigden, die wy met zekerenbsp;byzondere woorden of naamen hebben lee-ren uitdrukken. Een Blinde, gelyk bekendnbsp;is, weet de Kleuren niet teonderfcheiden;nbsp;en indien hy van zyn geboorte af aan blindnbsp;geweeft is, zal hy, fchoon hy derzelver Naa-inen hoort noemen, cgter daar door geennbsp;Denkbeeld van de Kleuren zelve krygen. Innbsp;byzondere betrekking tot ons zyn derhal-ven de Kleuren niets anders dan enkele Gewaarwordingen , even gelyk deSmaaken, denbsp;Geluiden, de Reuk en andere aandoeningennbsp;van dien aart.
Deeze
VAN DE Kleuren. 497
Deeze overweegÏDgen geeven ons natuur- XVli. lyker wys aanleiding, om de Kleuren in drie ^nbsp;verfchillende opzigtentebefchouwen. Wy'oEEL,nbsp;kunnen ze, naamelyk, onderzoeken en be-Orde dernbsp;fchouwen, voor eerft, in het Licht;nbsp;tweeden, inde Lighaamen , voor zo ver het ving.nbsp;gekleurde Lighaamen zyn; en ten derden,nbsp;met opzigt tot dat byzosder Zintuig vannbsp;ons Lighaam, dat ze gewoon zyn aan tenbsp;doen, en door welks middel wy ze onder-Icheiden en kennen.
EERSTE LID.
Over de Kleuren in het Licht.
Toen ik in de voorgaande AfdeelingvanNE^PxoN
de StraalbreekendeLighaamen fprak, diedeo^'dekt
dc ver-
vorm hebben vanVerhevenrondeGl^sfchy
Ven, merkte ik aan, dat een KlootrondedeBreek-
Kromte niet gevoeglyk gefchikt wasomdcjer Lig-k-ichtdraalen, die, wyderende, van ieder haamen. Sttp van een Voorwerp affchieten, in dennbsp;allérkleinftcn Omtrek, waar inzebyeenge-kragt zouden kunnen worden, of één enkelnbsp;A jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Punt
Segment de Sphere
De Keeuren
Punt te doen zamenloopen; dat de Wis-konftenaars derhalven, met oogmerk om de Glaskykers of Verrekykers, die de Licht-ftraalen breeken, tot grooter volmaaktheidnbsp;te brengen, eenige andere zoorten van Verhevenrondheid en Kromte, die beter ge-Ichikc waren om zulk een volkomen veree-niging en zamenloop van Lichtflraalen tenbsp;doen ontftaan, gezogt en aangeweezen hadden,- maar dat de moeieiykheid om de Glazen met dat beloop te maaken, endiejuiftenbsp;form te doen aanneemen, tot nog toe oir-zaak was geweeft, dat men die middelennbsp;niet in gebruik gebragt hadde. Na Des-c ART ES hield Newton zig met der-gelyke Navorfchingen bezig, enleiddezignbsp;met veel ernft uit, om den Konftenaar,nbsp;ware ’c mogelyk, eenige vafte en veiligenbsp;Handgreepen en Werkwyzen aan de hand tenbsp;geeven, om Glazen te maaken, die denbsp;Lichcftraalen beter en ia kleiner Zemen-looppunt zouden vereenigen, dan denbsp;ftukken quot;van een Kloot doen konden. Maarnbsp;in plaats van het oogmerk, dat hy bedoelde.
-ocr page 65-499
IN HET Licht.
de, te bereiken, verkreeg hy, door dat on- XVIL derzoek. Kundigheden, die hem’er verder^
Van verwyderden. Hy ontdekte, dat hecouj^, onmogelyk was de Lichtftraalen op zoonbsp;volkoman een wys, als hy wenfchte, bynbsp;tnalkanderen te brengen; fchoon zelfs hetnbsp;Scraa^breekend Lighaam, dat men ten diennbsp;einde gebruikte, volmaaktelyk die vormnbsp;hadde, die beft van allen gefchikc was omnbsp;dergelyk een üicwerkzel te doen geborennbsp;Worden. Hy zagen erkende uitklaarcennbsp;onbetwiftbaare Proeven, dat het Licht innbsp;alle zyne Deelen niet Gelykflagtig en vannbsp;den zelfden aart is, maar datzommige vannbsp;zyn Deelen Breekbaarer zyn dan de andere.
Hier uit moet noodwendig volgen, dat een verhevenronde Glasfehyf, van welk een be*nbsp;loop deszelfs Kromte ookzy, als die eennbsp;Eondel Lichtftraalen, welke van een der Hemellichten of van eenig ander Lighaam af-fchieten, vangt; de eene fterker naderendenbsp;dan de andere maakt, en niet dan alleen denbsp;zulken, die van dien aart zyn, dat zezignbsp;eveneens bujgen en breeken, in een enkel
punt
-ocr page 66-De Kleuren
XVII. punt doetzamenloopen. „Ikmerkte, zegt
^ nbsp;nbsp;nbsp;I--- nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_____ 9#» tsvrkll-r nbsp;nbsp;nbsp;__
LES. 3. Af-DEEt,
,, hy, dat dat geen, ’t welk oirzaak ge-„ weeft was dat men de Verrekykers niet ,, totgrootervolmaaktheidbragt, niet, ge-„ lyk men zig verbeeld haide, uit de ge-,, brekkelyke gedaante der Glazen ontftond,nbsp;„ maar veel eer uit de OngelykaartigeVer-,, menging van Lichtftraalen, dieeenver-„ fchillenden trap van Breekbaarheid beza-„ ten (*gt;”.
Deeze fraaije en gewigtige Ontdekking deed Newton, toen hy zyn gedagtennbsp;liet gaan over zeker Verfchynzel, dataleennbsp;langen tyd te vooren bekend geweeft was,nbsp;en dat men altoos met verwondering be-fchou wc, als men deeze volgende Proefnee-ming doet.
1. Proefneeming.
Toejlel.
Werktui- In een der Blinden vaneen Venfterraam,
dat
(?l TraniaStons Fhilcfoph, V Jo. Dit zal omtrent op het Jaar 1S65 uitkomen.
-ocr page 67-501
IN HET Licht.
dat naar ’t Zuiden of omtrent naar’t Zui. XVIt. den ziet, of ook wel, zo men wil, in het ES.nbsp;agterfte gedeelte van de Kas, diein dea^g^.nbsp;Tweede Plaat der Vyftiende Les, Figuur 6 gen ennbsp;wordt afgebeeld, en in den Toeftel dernbsp;fte Proefneeraing van die Les befchreeven van denbsp;is, maakt men een rond Gat, van vyfnbsp;Duimen Middellyns, om ’er het Stuk ABBreek-in te fteeken, dat men of met Schroeven
der
met twee Haakjes vafl: maakt. Dit Stuk be- straalen.
Haat in een Buis, een Voet lang of een wei-v. Deel,
nig korter, aan beide de einden open, en^;
. , nbsp;nbsp;nbsp;bladz,94.
aan het eene eind met een ronden houten n, . t
Plaat, I.
Bol, daar ze door heen fteekt, voorzieni, door wiens middel zy zig in een dubbelennbsp;Dop, daar die Bol in ruft» even als op denbsp;Wyze van een Knie, naar alle zyden heennbsp;beweegen, en in allerhande zoorten vannbsp;Standen geplaatfl: kan worden.
Deeze Buis, die omtrent twee Duimen ^'ddelyns mag hebben, moet uitfcomen innbsp;een Vertrek, dat zeer donker is, en dientnbsp;om ’er een Lichtllraal in te brengen, dieof ¦nbsp;onmiddelyk van de Zon zélve komt, of roet
eeni-
3- Af-
( * } De bcfle wyz.eom in het doen der Proefneemingen, iaar wy in dit eerlle Lid onzer Derde Afdeellng nu vervolgens van zullen fprccicen, wel teïlaagen, is, dat men dennbsp;ZonncSraal onmiddelyk en zonder behulp van cenigen Spiegel in de donkere kamer brengt. NEWTON althansnbsp;deed zyn Proefneemingen op die wys, en moeft ze zoonbsp;doen, om Uitwerkzels te hebben, daar geen de minftenbsp;twyifei op vallen kon. Maar indien het Veniter niet omtrent tegen het Zuiden ftaat, of zo hetJaargetydeZonopnbsp;den middag tot een al te groote hoogte doet klimmen , isnbsp;men wel genoodzaakt den Zonneflraal te laaten weerftuiten,nbsp;om hem een gevocglyke Streekjyn te doen aanneemen.nbsp;Dat kan ook genoegzaam beftaa» , wanneer men allee*nbsp;maar Proefneemingen, die reeds bekend zyn, wil nadoen : en dan daar by wel zorg draagt, dat men 'etnbsp;geen Spiegels toe neemt, daa die en van Gedaante ennbsp;van Glans zo volmaakt en zuiver zyn, als mogelyk is.nbsp;De Metaalen Spiegels, dewyl ze maar ééne weerkaat-zende oppervlakte hebben , zenden ongetwyffeld altyd
vet'
-ocr page 69-503
If HET Licht.
Van de Buis kan men vernaauwen naar wel- XVIL gevallen met een (tukje liard Hout, tapswy- L E ƒ.nbsp;ze gedraaid, van binnen hol gemaakt als een d k e inbsp;Trcgter, en aan ’t eind met een klein Me-taalen Plaatje, dat in ’t midden doorboordnbsp;is, voorzien.
Tot Proefneemingen , die in het donker nioeten gedaan worden, is zulk een begt;nbsp;weegbaare Buis merkelyk beter gefchikt,nbsp;dan een enkel Gat, dat men in een Venfter*nbsp;blinde maakt: want zy belet, dat het Licht,
’t welk overal van de buiten-Voorwerpen af-ftuit, naar binnen komt, en zig door de Kamer verfpreidt; ’c geen veekyds oirzaak kan zyn, dat de Verfchynzels, die mennbsp;hoopte te zien, zig veel zwakker en flaau«nbsp;wer vertoonen, of zelfs wel geheel mislikken.
Den ftraksgemelden Zonneftraal , nu, door middel van zulk een Buis in de Donkere
ver boven de Glazen Spiegels, die dubbele ¦weerkaatzinf «waken, te kiozen zyn, indien ze zo ligt niet beQoe-;
£sn en vlakten, n.
-ocr page 70-504
De Kï-eüren
XVII- Kamer geleid, laac men vallen op den L E S. fjggij yag een Driehoekigen Kantzuil, in
Q Af*
deel. Figuur 2 by Dafgebeeld, gemaakt van een Prifm» Stuk enkel Glas, wiens kanten of vlakkenbsp;Plaat L zyden wel gevormd zyn, en zoo volmaaktnbsp;glad gepolyfl ais eenigzins mogelyk wos.
Om myn Kantzuilen , wanneer ik ’er Proeven mcê doe, gemakkelyker te kunnennbsp;behandelen, en teffens voor te komen, datnbsp;ze niet gekraft worden en hun gladheid verliezen door ze op de Tafels te leggen ; laarnbsp;ik hun beide enden vatten in koperen Bosjes, in wier midden de Steelijes E, E, vannbsp;het zelfde Metaal gefoldeerd zyn, die mennbsp;als de As van den Kantzuil, ter wederzydennbsp;verlengd, kan aanmerken. Zy dienen omnbsp;hem te draagen, en om hem tuflehen tweenbsp;Stylen, die Loodregt op de houten Ry F Fnbsp;liaan, tedoendraaijén. DeezcRyofSteun-plank ruft op een ronden Stander, die innbsp;een holgeboorden Voet op en neer kannbsp;fchuiven, en dilsn men, door middel vannbsp;een Klemfcbroef Ïï, op zulk een hoogtenbsp;kan zetten en vaftóoenftaan, aismenver-
kieft.
SOS
IN HET Licht.
iieH:. Aan’c boveneind van dien Stander is XVIL ’er nog een ander zoort van Beweegingge ^
.maakt by H, door een Scharnier, omtrent de ee. op die wys, a!s men vindt in ’t hoofd vannbsp;een Pafler, door wier middel men den Kantzuil benedenwaarts kan doen hellen, en zoonbsp;fchuins zetten als men wil.
Om deeze Proefneeming wel te doen ge-Keur der lukken, wordt Juift niet vereifcht, datdcjg^^nbsp;Hoek van den Kantzuil, daar men den Zon-neftraal door Iaat loopen, van een zekerenbsp;bepaalde grootte zy. De Kantzuil, diennbsp;Newton tot zyneProeven gebruikte, wasnbsp;byna gelykzydig (t). Menkanzig, en metnbsp;Zeer goed gevolg, van nog kleiner Hoekennbsp;bedienen: dog ’t is ondertuflehen egter
raad-
(t) Ieder Hoek van dien Kantznil was derhalven va;i Graaden, Want dewyl de drie Hoeken vaneenDrie-
Kelyk bekend is, aan twee Regre, of iSo Graagt; gelyk zyn, en alle drie de Hoeken van een Gelyk-ydigen Driehoek even groot zyn , krygt enen, de I g onbsp;Graaden door 3 verdeelende, voor ieder van zulk eennbsp;«oek 60 Graaden.
5ÖÖ
De Kleuren
XVII. raadzaamfl:, dat men ze nietbenedende45 L B S. Graaden neeme.
deeT Dewyl het Glas dikwils deeze of geene gebreken heeft, en of met Streepen en Draa«nbsp;deti, of met Blaasjes cn Liigtbelletjes hiernbsp;of daar in zyn dikte bezet is, moet men denbsp;Weiküeden naar Kantzuilen vraagen vannbsp;vyf of zes Duimen lang, en wier Zydennbsp;ruim een Duim breed zyn, om’er tegemak*nbsp;kelyker zulke plaatzen totdeProefneemin-gen in te kunnen kiezen, die de behoorlynbsp;ke gelykaartigheid hebben, en volkomennbsp;zuiver zyn.
By gebrek van Kantzuilen van enkel Glas, kan men ze maaken van dunne Glazen Reepjes, van behoorlyke yorra en zuiverheid , die men door middel van de eenenbsp;of de andere Harsagtige Kleefftof netjes aannbsp;elkander voegt; men vult ze met Water,nbsp;dat volkomen helder en fchoon moet zyn,nbsp;of wel met eenig ander klaar doorfchynendnbsp;Vogt, welks Scraalbrcekende kragt mennbsp;kennen moet.
IN HET LICH 507
IN HET LICH 507
Uitwerizeh;
LES.
3quot; Af.
Wanneer de Zonneftraal door den
Ver^
van de Kantzuil is heengeloopen, ryll iiy gt; fchynzels in plaats van zyn eerfle Streeklyn tenbsp;gen t en zyn gewoonen Lichtcirkel te vor ^.^331 ^nbsp;men in I, naar om hoog, en zet zig in een dis doornbsp;itand, die byna waterpas loopt: waar by Kantzuilnbsp;verder deeze volgende omftandigheden zyn loopt,nbsp;waar te neemen.
I. Die Straal fchynt zig van den Kant* Plaat I. zuil af geopend en uitgebreid te hebben alsnbsp;een Waaijer, en tekent op een witBordpa-pier KL, dat men op zestien of agtienVoe.nbsp;ren afftands van den Kantzuil Loodregt opzet, een langwerpige Beeltenis (f)» die
van
it) De Langte van deeze gekleurde Beeltenis hangt af van de Grootte van den Hoek van den Kantzuil, en vannbsp;Afiland, dien men laat mflcben dien Kantzuil ennbsp;ruiTchen het Bordpapier i daar het gebroken Licht opnbsp;Op zestien Voeten afftands van den Kantzuil,
Pranfche Maat, heeft de Beeltenis de Hoogte van oin-ïrcnt .negen Duimen, als de Straalbreekende Hoek van Banbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttraia
-ocr page 74-joS
De Kleuren
XVII. I. JV S-3- Af-dbel.
van boven en vanonder gerond is, en van’t een eind tot aan ’c ander tuffchen twee reg-te evenwydige Lynen begreepen wordt.
2, nbsp;nbsp;nbsp;De Breedte van deeze Beeltenis heeftnbsp;juift de miat van de Middellyn van dennbsp;Lichtcirkel, diendeZonneltraal, zohydennbsp;Kantzuil niet ontmoet had, in I zou gevormd hebben : waar uit men mee regtbe-fluiten mag, dat de Straal zig niet naar allenbsp;zyden heen, maar flegts volgens eene flreeknbsp;verbreid en uitgefpreid heeft.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Dit Licht, dus gebroken, vertoontnbsp;zig , van den Kantzuil af gerekend tot aannbsp;het Bordpapier, met ftreepen of banden, dienbsp;op verfchillende wyzen gekleurd zyn i en denbsp;Beeltenis MN, die ’er door gevormd wordt,nbsp;draagt ook die zelfde Kleuren, dieelkande-
ren
É4 Graaden is, en de Invallende Straal de zelfdefchuin-fe Helling maakt met de eene zyde van den Kantzuil, als de weer uitkomende maakt met de andere: 't geennbsp;men daar aan weeten kan, dat de Beeltenis, wanneernbsp;men den Kantzuil om zyn As doet draaijen, dan ni*cnbsp;Bieer hooger klimt» maar beginnen zou te daalen. N.
-ocr page 75-IN HET Licht. 509
\o\gfinx RooitOranje^Gedfiroen.Blaauw,^ ^
’3 Af. i)££L.
ren van beneden naar boven in deeze orde XVI. ¦volgen: Rood, Oranjnbsp;Indigo^ Viokt (t}.
Ophelderingen,
Toen Newton de Proefneeming, daarGisfin-wy zo aanftonds vanfpraken, verfcheidenlj^^^^Qjj maaien agcereen, en met zeer veel oplet-tot ver-tcndheid herhaald hadde, bevond hy, dat de ver-Uitwerkzels beflendig altyd de zelfdewa-fchynze-ren, en befloot, nadat hy’er met crnftzyn*®'^’nbsp;gedagten over had laaten gaan, en alles ry-pelyk overwoogen, een proef teneemenofnbsp;ze niet gevoeglyk opgeloft zouden kunnen
wor-
( ) Deeze Kleurftreepen zyii egter niet alle even Inreed. De Groene Kleur, by voorbeeld3 de Blaau-de Violette: beflaan een merkelyk prooter ge-van de Beeltenis, dan het Oranje, het Geel,nbsp;of tnd’igo. Indien men de ganfche Langte der Beeltenisnbsp;verdeelt in jg,, gelyke Deelen, zal het Rood J vannbsp;die Deelen beOaan, het Oranje 27, het Geel -l-S , hetnbsp;Groen So, Blaauw 6o, het indigonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en het Vio
let Ss.
-ocr page 76-JIO
De Kleuren
DEEL.
XVII. worden en verklaard door behulp van twee ^ Af^' Gisüngen. Hem viel in, dat het Lichtmo-gelyk wel een Vloeiftof zou kunnen zyo,nbsp;zamengefteld uic Deelen, die in twee we-zenlyke (lukken grootelyks vanelkanderennbsp;verfchildea; naamelyk, vooreerft,' indennbsp;graad van Breekbaarheid j en, ten anderen,nbsp;in de Eigenfchap om de Gewaarwordingennbsp;van zekere Kleuren in ons te doen ontdaan.
’t Licht fpreidcnbsp;ziguitnbsp;•als een
En waarlyk, zoo dra men deeze twee Veronderdellingen te hulp neemt, valt hetnbsp;niet zeer moeielyk reden te geeven van denbsp;Waaijer. yerfchynzels, die wy by de Proefneemingnbsp;zagen gebeuren. W^ant, i. indien men dennbsp;ganfchen Zonnellraal, die in den Kantzuilnbsp;fchiet, aanmerkt als een Verzameling ennbsp;Bondel van Lichtdraaden, die, wanneer zenbsp;gebroken worden, niet allen op de zelfdenbsp;wys en even ver van hun eerde oirfpronke-lyke Loopftreek afwyken; volgt ’er noodwendig uit, dat de eene zig honger verheffen zullen dan de andere boven het rondnbsp;Lichtkringetje 1, daar zy, indien ze het
Straal-
-ocr page 77-IN HET L i c h t.nbsp;rit
Straalbreekend Lighaam in hun weg niet XVir. ontmoet hadden, allen zonder onderfcheid^ ES,nbsp;op toegefchooten zouden hebben. Hier uitnEEL*nbsp;moet derhalven dan ook die verbreiding ennbsp;uitfpreiding van den Zonneftraal van beneden naar boven ontdaan, die dat gebrokennbsp;Licht, gelyk we gezien hebben, de gedaante doet hebben van een Waaijer.
3. Uit dc zelfde Veronderllelling volgt De Beel-ook , dat de Beeltenis MN, door dat gebro-ken Licht gevormd, merkelyk langer dan dan breed moet zyn. Want dewyl de Straalnbsp;niet naar alle zyden , maar flegts naarnbsp;eene Breek heen uit malkander fpreidt,nbsp;moet de breedte der Beeltenis, tuflchen der^nbsp;zelver twee Regtlynfche Zyden begreepen,nbsp;de maat niet te boven gaan vandeMiddel-lyn van den verlichten Cirkel, die, zondernbsp;tuffchenkomft van den Kantzuil, zig in Inbsp;vertoond zou hebben.
3- Deeze zelfde Beeltenis moet, gelyk Aan de we ook gezien hebben, dat ze met’ernbsp;is, aan haar beide Uiteinden gerond zyn. d^nge-Want billyker wyze mag men vaflftellen,
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;dat
513
De Kleuren
XV lï. LES.nbsp;3. AF'nbsp;beel.
dat die ganfche Beeltenis gevormd worde door ronde Kringetjes, die allen gedeelte-lyk over elkanderen heenfchieten, en evennbsp;zoo veele in getal zyn, als’erzigbyzonde-re zoorten van Lichtdraaden van verfchil-lende Breekbaarheid in den Straal bevinden.nbsp;De zeer groote menigte van die ronde Krin-getjes, en de onderlinge nabyheid van der-zelver Middelpunten, die malkander bynanbsp;raaken, zynongetwyffeldoirzaak, darmennbsp;de infpringende Hoeken der Beeltenis nietnbsp;onderfcheidenlyk zien kan, en de Zydennbsp;zig op ’c oog als volkomen Regtlynkch ver-toonen
DeStraa
lenfprei
den zig
nair
ééne
üreek
heen.
4. Als men veronderftelc, dat de Lichtdraaden, daar de invallendeZonneftraal uit zamengedeld is, van dien aart zyn, dat denbsp;eere fterker gebroken wordt dan de andere,nbsp;moet men niet verwagten, dat het Lichtnbsp;zig na die Breckingen naar een anderen kantnbsp;heen verbreiden en iiitfpreiden zal, dan alleen van beneden naar boven. Wantdewylnbsp;de Voetvlakken van den Kantzuil van denbsp;zelfde vorm en elkander in allesgelykzyn,
en
-ocr page 79-I C H T.
515
en dewy] de oppervlakten van deszelfsZy- XVII.
volkomen reetlvnfch zyn, vlak en ef-L E S. fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*’ •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3- Af-
, fchiet het Licht, voor zoo ver net op deel. de Lyoen valt, die volgens delangte van’cnbsp;Glasicopen, doorGiasdiktenheen, dieternbsp;^t'êrzy tudchen twee Evenwydige Lynennbsp;begreepen worden. En in dit geval hebbennbsp;’lt;^r of geene Breekingen plaats, of maakt denbsp;^Weede de uitwerkzels van deeerftekragte-loos en onzigtbaar.
5. Indien de Kleuren, eindelyk, diezigen ver-
de Beeltenis MNvertoonen, waarlyk ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zig ge
baar zitplaats hebben in bet Licht, en dckleurd.
Straalen, door de Breekingen verdeelden
Van elkander afgezonderd, met de Eigen»
fchap begaafd zyn, dat ze de Denkbeelden,
die wy aan de Naamen van Rood, Oranje,
^ee], Groen, Blaauw, en zoo voort, ge»
^oon zyn te hegten, beftendig in ons ver-
'^ekken en weder verleevendigcn kunnen,
*boeten ze zig ook, telkens als ze uickragc
¦'’an hun meerder en minder Breekbaarheid
bit malkanderen gdchift en van een ge-
^Pteid zyn, waarlyk met die Kleuren voor
B 5 nbsp;nbsp;nbsp;ons
-ocr page 80-514
XVII. L Ë S.nbsp;3. Afdeel.
HooH-
kleuren.
Genieng de Kleuren.
Wit en Zwart.
De Kleuren
ons Gezigt opdoen, ’t zy men onmiddelyk op de Straalen zelve zie, ’t zy het wit Bordpapier , dat ze vangt, dezelve naar ons Oognbsp;terugkaatze.
Op dien voet dan zouden ’er in het Licht, in dien ftaat zoo als hetzignatuurlyker wysnbsp;bevindt, zeven verfchillende zoorten vannbsp;Straalen zyn, die de Eigenfchap bezaten,nbsp;dat ze ook zoo yecle, dat is, zeven Kleuren konden voortbrengen.
Deeze zou men Enkele, of Oirfpronke-lyke en Hoofdkleuren kunnen noemen , en aan derzelver verfchillende zamenkoppelin-gen en mengzels alle de andere Kleuren,nbsp;die men in de Natuur gewaar wordt, kunnen toefchryven.
Het Licht zonder Kleur, zoo alshetzig aan ons vertoont, wanneer het onmiddelyknbsp;van de Zon of van eenig ander Hemellichtnbsp;afkomt, zou men kunnen begrypen als eennbsp;Licht, dat alle de zeven Enkele Hoofdkleu.nbsp;ren, volmaakt onder één gemengd, inzignbsp;bevatte. Het geen men Zwart noemt zounbsp;eigenlyk niets anders zyn, dan een beroo*
ving
-ocr page 81-het Licht.
^ing cn gebrek van alle, ’t zy enkel, ’tzy XVIL ^imengefteld Licht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®
Deeze waren de Denkbeelden , welke deel. Newton zig vormde, toen hy de Proef-De Gis-met den Kantzuil iocaauwkeurigenbsp;overweeging nam. Maar fchoon wel dieProevennbsp;^crfte gedagten, door een verleidelyke zwiernbsp;''Sn waarfchynlykheid, zeer aanneetnelyk ftaafd.nbsp;^cheencn, oordeelde hy egter, dat hy, alsnbsp;^en Wysgeer die opregt de waarheid zogt,nbsp;niet in beruften tnoeft en ze voor egt er^
^nonen, dan na eerfl alles, wat hy giflender wel eens had willen veronderftellen,nbsp;fi^ondig geftaafd en bewaarheid, en ’t zynbsp;Proeven, ’t zy door befliffende Bewys-^^denen dnidelyk aangetoond te hebben, datnbsp;Verklaaringen, die men, in plaats vannbsp;zyne, tot'oplosfing dier Verfchynzelsnbsp;Seeven wilde, onvoldoende ennictgenoeg-^aatn waren. Dit is ’c ook, dat hy gedaannbsp;^2efc iDec eene bondigheid ran kragt, ennbsp;^^ne fchranderheid zyn grooten Geeft waa.r-in een uitmuntende V^erhandeling, db
thans
-ocr page 82-516
De Kleuren
xvir.
LES. 3- Afdeel.
thans in ieders handen is (*), eri welke men, om in deeze Stoffe volkomen kundig te zyn,nbsp;van het begin tot het einde leezen moet. Iknbsp;heb ’er alles, wat iknoodzaakelykoordeelde om den grondflag van zyn Gevoelens ennbsp;wyzen van denken onwrikbaar te ftaaven,nbsp;uit overgenomen; en uit het groot getalnbsp;van Proefneemingen, die de Schry ver tot be-wys bygebragc heeft, zulke alleen gekoo-zen, die my defraaifteenmeeftbefliflendenbsp;fcheenen, en wier goede uicflagniet afhingnbsp;van al te fyneenkonltigeHandgreepen; opnbsp;dat de Leezer, die lull moge hebben om zenbsp;te zien, ze zelf zou kunnen nadoen, zonder veel gevaar te loopen van ’er kwalyk innbsp;te zullen flaagen.
De ganfche Leer, derhalven, daar wy hier van fpreeken, komt uit op deeze tweenbsp;Hoofdzaaken. I. Het Licht is zamenge-fteld uit Straalen, van welke de eene Breek-
baa-
(•j* Traite (TOptique fur les ReJIcxions, Refra^ïons ^ fiextons ^ Conleurs de la Lfimlere par Ie Chev. N E W*quot;nbsp;TON, traduit de VAnglols par M. C O S T E,
-ocr page 83-517
IN HET Licht.
haare zy dan de andere. II. Ieder Straal XVII. Iieefc zyaeigenvaftebyzondereKleur, daarl' ^nbsp;de Voorwerpen, die hy befchync, meêge-D’EeLnbsp;verfd worden. Liaten wy nu met Newton onderzoeken, of deeze twee Schyn*nbsp;vertooningen, die men in de Proefneemingnbsp;Van den Kantzuil waarneemt, enkel maarnbsp;toevallige gefteldheden in het Licht zyn,nbsp;êelyk; men inogelyk zou willen denken, dannbsp;of het vafle en bellendige Kigenfehappennbsp;2yn, die ’er altoos onveranderlyk in blyvennbsp;^berullen,
II. Proefneeming.
Toejlel.
Men fchikt alles op de zelfde wys als by P/aar I. de voorgaande Proefneeming, en vangthec^*^’ ^nbsp;Licht, dat door den Kantzuil gebroken is,nbsp;den hoek van een tweeden Kantzuil AB,nbsp;die op een Voet afllands ageer den eerftennbsp;geplaatfl: wordt, en met zyn As loodregcnbsp;en neer ftaat; gelyk in Figuur 4 ver-^eeld wordt.
Uit-
-ocr page 84-XVII. LES.nbsp;3. Af-D EEL.
’t Gebroken
Licht op een
tweeden
Kantzuil
gevan
gen.
De Beel tenis ennbsp;Kleurennbsp;blyvennbsp;na denbsp;tweedenbsp;Breekingnbsp;de zelf.nbsp;de.
518 De Kleur ew
Uit'VOifkzeh.
Alle de Straalcn , die vaa den eerftea Kantzuil komen, wyken, a!s zy op dennbsp;tweeden gevangen Werden, terzydeaf, ennbsp;vormen op een wit Bordpapier, dat mennbsp;hun voorhoudt, een Beeltenis, die zoo innbsp;om trek, langte en breedte, als in aart ennbsp;fchikking der Kleuren, volkomen naar dienbsp;van de voorgaande Pioefneeming gelykt;nbsp;dog alleen met dit onderfcheid, dat zy nunbsp;niet , gelyk toen, loodregt op en neer,nbsp;maar fchuics ftaat.
Ophelderingen.
Dewyl de twee Kantzuilen, welker een waterpas, de ander loodregt ftaat, elkande-ren met regte Hoeken kruiflen, kan hetnbsp;niet anders zyn, of de Breekingen, doornbsp;den tweeden Kantzuil veroirzaakt, moetennbsp;de Straalen, die door den eerften van beneden naar boven gebogen wierden, regtsofnbsp;links ter zyde uit doen loopen. Dit is ds
519
IN HET Licht.
reden, dat de Beeltenis, die by de voor- XVIL gaande Proefneeming loodregc op en neer^nbsp;ftond, nu by deeze zig in een Ichuinfeo d e e l.nbsp;ftand vertoont. Maar het wezenlyke ennbsp;Voornaame iluk, daar hier op te letten ftaat,nbsp;is, dat de Kleuren altoos de zelfde bly ven;nbsp;dat de Vakken, die ze gewoon zyn te be-flaan , niet van ftandplaats en onderlingenbsp;Schikking veranderen; en de Beeltenis be^nbsp;ftendig altyd even breed is. Want, gelyknbsp;’er geen deminftetwyffelaanis, ofhecgee-gedeelte van den Lichtftraalhéefczigby .nbsp;de voorgaande Proef daarom van het roodenbsp;blaauwe gedeelte afgezonderd, omdatnbsp;het fterker dan het eerde en minder fterknbsp;dan het laatde gebroken ivierd; mag mennbsp;dus ook niet, ais men alle die Kleuren, opnbsp;'’''elke wys, naar welke ftreek heen men zenbsp;Ook na die eerde fchifting breeke, altoosnbsp;^ellendig den zelfden rang en orde onder-ling behouden ziet, met genoegiaamennbsp;grond vaddellen, dat die Kleuren onveran»nbsp;derlyk zyn, en tot die Straalen, die haarnbsp;'’Oeren, onaffcheidelyk behoorenj En io-
dien
-ocr page 86-De K I. e u r e
XVII. dien de langie van de gekleurde Beeltenis
^ ontftond uic een enkele verwyderingof ver-
ftrooijing van hec gebroxen Licht, gelyk eenigeSchry vers beweerd hebben, ziet mennbsp;geen reden, waarom de tweede Kantzuilnbsp;dat niet zou doen in de breedte, ’t welk denbsp;eerde deed in de hoogte. Die tweede Kantzuil zou dan het Rood, het Geel, het Groennbsp;en de andere Kleuren tot Vakken moetennbsp;verbreeden, die de zelfde langce hadden alsnbsp;de eerde Beeltenis M JS' had, en alles metnbsp;malkander een Vierkant vormen alsnbsp;daar men in tegendeel alles beantwoordt,nbsp;alle zwaarigheden oploft, als men zegt, datnbsp;die gedeelten van gekleurd Licht te voorennbsp;alle vereenigd en onder elkanderen gemengd waren in het ronde Lichtkringetje,nbsp;.dat men in Figuur 3 by I ziet, en dat denbsp;Breekingen in verfchiiiende trappen, endsnbsp;eene fterker dan de andere, ’er niets aan gedaan hebben, dan dat zy zommige van dienbsp;gedeelten hooger dan andere deeden opry-zen, zonder nogthans de ronde Kringetjes gt;nbsp;die ieder van dezelve vormen kon, te ver-
bree-
-ocr page 87-IN HET Licht. 521
breeder en grooter van omtrek te maaken. XVIL Deeze oploffing en manier van het fiuk te^ Enbsp;begrypen, wordt ook door de Ondervinding Deeu.nbsp;Zelve geftaafd. Als roen een weinig oplettendheid gebruiken wil, en wat handigheidnbsp;heeft, is het zeer wel roogelyk, dat men denbsp;nieefte van die gekleurde ronde Kringetjes,
Waar uit men hier veronderfteltdatdegaa-iche Beeltenis MN gevormd wordt, beurtelings het een voor, het ander na, afzon-derlyk ziet. Men gaat ten dien einde op deeze volgende wys te werk.
lil. Proefneeming,
Toefteh
Herhaal de Eerde Proefneeming. NeerojtG^ro-Stukken van zeer dik Glas, van welke het gg. Rood is, het ander Groen, een derde kleurdenbsp;Blaauw , zoo donker als mogelyk isnbsp;Kleur. 2ie wel toe dat de oppervlakten van gen.nbsp;die Glazen volkomen vlak en effen zyn, ennbsp;övenwydig aan malkanderen. Houd ze beurtelings, nu het een dan het ander, tegennbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de
-ocr page 88-522
XVII- de gebroken Lichtftraalen op een Voet af-
L E ftands ageer den Kantzuil.
3-
DEE L.
T-. nbsp;nbsp;nbsp;Ieder van die gekleurde Glazen laat alleen
jileurde niaar die zoort van Licht door , wier Kleur jgquot;quot;|ggl.met de zyne overeenkomt (1 2 3 4), en het wittenbsp;tenis elkBor^papier,daar mende Beeltenis op vangt,nbsp;da”yknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fay elke Proefneemiog niets dan
gezien, een ronden Kring, die eenpaarig en met ééne Kleur geverfd is (§), en wiens mid-
del-
Om ‘ö het doen deezer Proefneeming wel te fla»' gen gt; moet men Glazen neemen, die zeer donker o£nbsp;hoog gekleurd zyn: want anders dringen ’et de Roodenbsp;en de Geele Straalen, die zeer fterk zyni ook vooreennbsp;gedeelte door, en vormen een flaauw Kringetje van
hun Kleur , dat het ander gekleurd Kringetje, ’t welk
men alleen en afzonderlyk zien wilde, een weinig bedekt en ’er over heen fchiet. N.
Als men deeze Proef neemt gt; moet men daar op zorgvuldig letten, dat men den Kantzuil op zyonbsp;As zoo lang omdraait, tot dat de Beeltenis niet meetnbsp;om hoog ryll en weer beginnen zou te daalen J dewy'
lOiO
-ocr page 89-523
IN HET Licht.
dellyn van de zelfde grootte is als die van XVlf.'
het Lichccirkelcje, dat zig, wanneer de^
Zonneftraal in een regteLyn, en zonderDBEj,.
Breeking, derwaarts voorcfchiec, inizien
laat. Men merkt daarenboven ook, dat de
groene Kring zig op het Bordpapier mer-
kelyk hooger plaat ft dan de roode, en laager
dan de blaauwe; en mag men derhalven uit Pf
rchc
deeze Proefneemiag billyk befluiten, dat,Beeltenis
zo men even zoo veel Glazen of doorfchy-^^^^at
nende Lighaamen had met verfchiliende
Kleuren geverfd, als ’er verfchillende zoor- jes..
ten van Straalen in het Licht zyn, men
ook beurtelings, ’t een voor, ’t ander na,
alle de ronde Kringetjes zien zou, waar uit
de Beeltenis M JN zaraengefteld wordt.
De Lichtftraalen blyven hun byzonderen De Beel-' nbsp;nbsp;nbsp;teuis en
trap
¦'«1 ander*, in plaats van een Cirkel, een langwerpig lond Kringetje zou krygen: en zelfs, fchoon men deeze voorzorg al gebruikt, is de Kringror.de Beeltenis,nbsp;daar IK. hier van Tpreek, juift nlec beflooten in eennbsp;Cirkel, die, volgens de llrikfte regels der Wiskonft,nbsp;d« beho.orlyke vorm heeft- N-
C 2
-ocr page 90-SH
xvn-
L E s.
3 Afdeel.
Kleuren blyvennbsp;na drienbsp;en viernbsp;Breekin*nbsp;gen denbsp;zelfde.
Traité d'Opti-que. Livr.nbsp;I.Part.i.nbsp;Prop. 2,
gt;gt;
3gt;
De Kleüren
trap van Breekbaarheid, en de Kleuren, die hun eigen zyn, beftendig altoos behouden,nbsp;niet alleen na eene tweede Breeking, gelyknbsp;wy in onze Tweede Proefneeminggetoondnbsp;hebben j maar ook nog vervolgens na eenenbsp;derde, na eene vierde, enzoo veelealsmennbsp;’er verder toe neemen wil. „ Ik heb zora-„ tyds, zegt Newton, een derden Kantzuil geplaatil ageerden tweeden,een vierden ageer den derden, op dat de Beeltenis door al die Kantzuilen dik wils ter zy-den uit zou mogen gebroken worden;nbsp;maar de Straalen, diein den eerden Kantzuil een fterker Breeking dan de anderenbsp;leeden, leeden ’er ook beftendig eenenbsp;fterkere in alle de andere Kantzuilen, ennbsp;wel zonder dat ooit de Beeltenis zig vannbsp;,, ter zyden uitzecte en eenigzinsinbreed-,, te toenam. Billyk mag men die Straa-,, lenderhalven, die men in alle voorvallennbsp;„ ziet, dat altoos fterker dan andere gebro-„ ken worden , voor breekbaarer van aartnbsp;„ houden: ’t welk ook nog daarenbovennbsp;„ beweezen kan worden door deeze vol-,, gende Proefneeming.”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1V«
-ocr page 91-52S
XV'I.
les.
3' af-
ËL.
In het Licht. IV. Proeeneeming.
Toejle/,
Ni dat men op de zelfde wys, als inde'tGehro-Eerfte Proefneeming, een Zonneftraal, van
on-
tweede dikte als een Vinger, gebroken heeft, maai
Plaacft men een weinig ageer den Kantzuil ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° °nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchepten
loodregt op en neer een dunne Plank, van^og eens
ken.
omtrent een Voet breed en hoog, en in ’tgsb'O-hiidden doorboord met een rond Gat, dat genoegzaam byna een vierde van een Duimnbsp;Kjiddellyns wydee heeft, en gefchiktisomnbsp;een gedeelte van het gebroken Licht te vangen en door telaacen. Tien of twaalf Voeten verder agterwaarts, naar het ander eind
Van de Kamer, rcgc men een tweede derge-Plankje op, om nog weder een groot gedeelte van het Licht, dat door de openingnbsp;Van ’t eerfte is heen gefchooten, daar meé tenbsp;onderfcheppen ,• en plaatfl: agter dat tweedenbsp;Plakje, vlak voor het Gat, den hoek vannbsp;een tweeden Kantzuil, om het kleine over*
E:hot van gekleurd Licht, dat ’er door C 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;komt,
-ocr page 92-526
XVII. LES.nbsp;3' afdeel.
Byzon-
dere
Wcrktui gen eanbsp;behandelingennbsp;van denbsp;Proef.
J^laat I. Fig. 5 j 6.
DeKleuren
komt, nog eens tebreeken: gelykdieToc-ftel in Figuur 5 duidelyker is na te gaan.
Da twee Plankjes, daar ik hier van fpreek, en wier Plaatzen flegts in loodregten Standnbsp;in de Figuur afgebeeld worden door de Ly-nen P Q.en p q , zyn aan hun benedec-eindnbsp;voorzien met een Metaalen Steel, die minnbsp;of meer diep naar welgevallen in een Voetnbsp;fcbiet, en door de Drukking van eennbsp;Schroefje O, op zulk een hoogte als mennbsp;wil, vaftgezet kan worden, plet Gat, datnbsp;in ’t midden dier Plankjes is, heeft omtrentnbsp;een Duim Middellyns, en kan min of meer,nbsp;naar dat men verkieft, vernaauwd wordennbsp;door middel van een dunne Koperen Plaat,nbsp;in de vorm van een halven Cirkel, waar innbsp;naar den kant van den halven omtrek toenbsp;verfcheiden Gaten zyn van verfchillende gedaante en grootte, en die op het middelpuntnbsp;van den Cirkel, daar ze een gedeelte vannbsp;uitmaakt, ronddraaijende al die Gaten beurtelings nu het een dan het ander vlak voornbsp;bet groote Gat kan doen komen, dat in ’tnbsp;midden van de Plankjes is.
Den
-ocr page 93-527
IN HET Licht.
Den eerflen Kantzuil STV moet men XVII. zeer langzaam om zyn As laaten draaijen, ^nbsp;op zulk een wys, dat alle de gtbrokenpeel.nbsp;Lichtftraalen agter malkanderen, de eenenbsp;''Oor, de andere na, door het Gat X vannbsp;het eerfte Plankje khieten, en van daarnbsp;'ervolgens door dat van het tweede tot opnbsp;tien tweeden Kantzuil stv: en telFens moetnbsp;®en naauwkeurig zorg draagen, datdeezenbsp;drie Stukken, de twee Plankjes, naamelyk,nbsp;cn de tweede Kantzuil, wel vaft en onbe-¦weeglyk flaan blyven, opdatalledeStraa-len, daar mendeProefvanneemenwil, al-tyd met eene en de zelfde fchuinsheid vannbsp;helling op dezyderl van dien Kantzuil mogen vallen.
Eenige Voeten verder agterwaarts moet *5en daarenboven ook nog een wit Bordpapier , als Y 31, gereed hebben, om ’er de Straa-die door den laatften Kantzuil gebro-ben zullen worden, op te vangen, en denbsp;plaats, daar ieder van hun zig werpenza!,nbsp;naauwkeurig te tekenen.
Uit‘
-ocr page 94-XVII. LES.nbsp;3. Af.nbsp;VEEL.
Dever-fchillen-^eBreek-baarheid cn Kleuren bly-ven denbsp;zelfde.
Uifwerkzels,
Als men in de behandeling deezer Proef-neetning ftiptelyk den zoo ainftonds gameiden Voet houdt, neemt men beftendig altoos waar, dat de roode Straal opwaartsnbsp;ryft tot aan Z, dat de geele Straal zig eennbsp;weinig hooger werpt, de blaauwe en denbsp;violette nog weer hooger.
Uit deeze Proefneeming blykcderhalven ontwyfFelbaar, dat de Straaien, die by hunnbsp;doorgang in den eerden Kantzuil flerkft gebroken wierden, juiftdezelfdezyn, dieopnbsp;den tweeden Kantzuil de fterkfte Breekin-gen lyden. Laaten wy, tot verder bewys,nbsp;by de reedsgemelde Proeven nog eindelyknbsp;deeze voegen.
V. Proefneeming,
Toeflel.
Een
twee
kleurig
Neem een Reepje Bordpapier, twee Vingeren breed, en vyf of zes Duimen lang; Rcepji verdeel het, in zyn langte, in twee gelyke
dee*
-ocr page 95-IN HET Licht. 529
deelen, dooreen Lyn, die op beide de zy- XVII. lt;ien loodregt fiaat, gelyk door de Lyn AB^nbsp;in Figuur 7 worde afgebeeld. Plak op de d£el.
€en helft ABCD van dat Reepje Bordpa-Bordpapier een Lapje Laken met flegc Blaauw ge-verfd; en dek de andere helft ABGHmet Kantzuil €en Lapje van Scharlaken ofKarmozyn roonbsp;de Kleur. Leg dit Stuk Bordpapier dan opnbsp;de vloer van een Kamer, vyf of zes Voetennbsp;Van het Vender, en op zulk eenwys, datnbsp;’er het Daglicht wel op valt. Wyk daaropnbsp;3gt of tien Voeten agterwaarts naar ’t andernbsp;eind van de Kamer, en zie naar het zelvenbsp;door een Kantzuil, dien gy in de langtenbsp;evenwydig moet houden met de langte vannbsp;dat tweekleurig Bordpapiertje; gelyk zenbsp;beiden, en Kantzuil en Bordpapier, ooknbsp;evenwydig moeten zyn met den Gezigt-ein-der en met de breedte van ’t Vender.
Uitwerkzeh.
men den Straalbreekenden Hoek van De eenc
den Kantzuil om hoog houdt, gelyk hy by ver-p, nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 o j j j toont zig
verbeeld daat, vertoont zig de Eeekenisverheve-
van
-ocr page 96-530
XVii. L E S.
3. Afdeel.
Der dan de andere.
DeStraa. len vannbsp;de blaau-we helftnbsp;wordennbsp;fterkernbsp;gebroken dannbsp;die vannbsp;de Roonbsp;de.
De Kleuren
van het Tweekleurig Reepje Bordpapier als om hoog geheven naar F toe; en het blaau-we gedeelte abcd, dat ’t hoogft gereezennbsp;is, fchynt z'g van het andere als af te zonderen.
Ophelderingen,
Het Oog, dat door den Kantzuil ziet, wordt het Reepje Bordpapier CDGH gewaar door middel van Lichritraalen, dienbsp;door het Venfter op deeze halfroode half-blaaawe oppervlakte gevallen, naar het zei-ve terug gekaatfi: worden. Maar dewyl ditnbsp;Licht, eer het aan ’t Oog komt, in dennbsp;hoek van den Kantzuil gebroken wordt,nbsp;ziet het Oog het voorwerp volgens denbsp;Streeklyn van de gebroken Straalen, en der-halven hooger en boven deszelfs waarenbsp;Standplaats verheven. Indien dit eerüe Uit-werkzel der Breeking volkomen eveneensnbsp;in alle de Straalen, Blaauwe zoo wel alsnbsp;Roode, plaats greep, zeu iederdilip van denbsp;oppervlakte CDGH zyn eerften en natuur-lyken fiand ook behouden in de Beeltenis,
die
-ocr page 97-IN HET Licht, 531
öie daar door dan ook io alle opzigren van XVII, net de zelfde vorm zou zyn als haar voor-Lnbsp;Werp. Maar dcwyl nu hec gedeelte abcdozEunbsp;2ig verhevener vertoont dan het ander, isnbsp;zulks een duidclyk en onbetwiftbaar blyk,nbsp;dat 'er eene ftcrKer Breekinginhetblaauwenbsp;Licht plaats gehad heeft, dan ia het roode.
En zo men mogelyk nog tnogt twyffclen of dit wel de waare reden is van dat Uit*nbsp;werkzel, heeft men flegts, om’er zig volkomen op een gemakkelyke en zigtbaarenbsp;wys van te overtuigen, het gedeelte ABCDnbsp;beurtelings te dekken, nu met een Lapje ,nbsp;Groen, dan met een Lapje Geel, dan weernbsp;Rood Laken. Want dan zal men zien, datnbsp;de helft abcd van de Beeltenis, die ’cnbsp;gedeelte ABCD van’t Voorwerp vertoont,nbsp;telkens daalen zal, en hoe langer hoenadernbsp;aan ’t Waterpas komen met haar anderenbsp;belft, naar maate dat de Kleur een zoort vannbsp;Licht zal aanduiden, die ’er minder innbsp;Breekbaarheid van verfchilt, enhaarenaarcnbsp;nader kom^.
Uit alb deeze Proefneemingen ziet
der-
-ocr page 98-J32
De Kleuren
XVII, derhalven zonneklaar, datdeLichtllraalen, ^ AF^’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;byzondere Kleuren van
DEEL. elkanderen onderfcheiden, ook altoos bede Breek ftendig van malkander verfchillen in Breekbaarheid baarheid; en dat dit hun onderling verfchil vafte en niet enkel toevallig, maar een valleen on-^g^gl’^^'affcheidbaare Elgenfchap is, die, als eennbsp;genfchapgevolg van hun byzonderen aart, op gee-llchtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veranderd en hun ontnomen kan
ftraalen. wtorden. De langwerpige Beeltenis der Eerde Proefheeining behoudt altyd haarnbsp;Kleuren Handvaftig in de zelfde orde, niec-tegenllaande de Lichtllraalen, daar ze doornbsp;gevormd wordt, op nieuws gebroken, ennbsp;nog eens en meerrnaalen gebroken worden,nbsp;met ze door nog een en meer Katzuilen tenbsp;doen heenfchieten.
Die ver- Dit zelfde Uitwerkzel ziet men daaren-deBreek'*’°'^^° ook in de Lichtdraalen plaats heb-baarheid ben, als men Spiegels neemt, van wat maak-houdt 2el en vorm die ook wezen mogen, omde-ftand by zelve te laacen weerkaatzen. De gedaante Weernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar grootte mogen veran-
kaatzin- deren en naar maate van den verfehillenden
aart
J33
ET Licht.
aart der weerkaatzende oppervlakte verfchil- XVII. lende zyn: de Verhevenronde Spiegel mag L E ƒ.nbsp;de Beeltenis flaauwer maaken terwylhy ze-DEEiI*nbsp;Vergroot, om dathy, in’talgemeen genomen, de Lichtflraalen verfpreidt en ylernbsp;maakt: de Holronde Spiegel magzedigternbsp;byeen trekken, en hoe langer hoe meer doennbsp;mkrimpen, tot aan een zeker punt toe, omnbsp;ze daarna om te keeren en in grootte tenbsp;doen toeneemen, terwyl ze afneemt in hel*nbsp;derheid: de Rolronde fpiegel mag haar eennbsp;fraaijen Regenboog doen vertoonen; maarnbsp;in al die GedaanteverwifTelingen blyven denbsp;onderfcheiden Kleuren altoos beftendig ennbsp;zonder verandering (tand houden, en plaat-zen zig altyd in haar gewoonen ouderlingennbsp;lang en orde. Waar uit derhalven ook on-betwiftbaar blykt, dat die verfchillendenbsp;breekbaarheid iets is, ’t welkdeLichtftraa*nbsp;l^n onaffcheidelyk byblyfc, en hun, uitnbsp;^'¦^gt van hun aart, byzonder eigen is.
N E w T o N, toen hy deeze verfchillendeDebreek-trappen van Breekbaarheid, die by in ’tgua'^dea
Licht ontdekt hadde, door middel van hebben
___ook de
weer-
-ocr page 100-J34
De Kleuren
XVII.
LES.
3. Afdeel.
minde
weer-
kaatzing
Inciden
ces.
weerkaatzing ter Proef bragt, bevond nog daarenboven, dat de Straalen, die denbsp;meefte Breekbaarheid bezaten, ooktefFensnbsp;vatbaar waren voor de meefte weerkaatzing;nbsp;ik wil zeggen, dat, meteengelykefchuins-hexévinVaUynen, deblaauweStraalen,bynbsp;voorbeeld, die breekbaarer zyn dan de roo-de, ook eerder dan dezelve zullen afiluitennbsp;en weergekaatll worden. Zie hier de Proef-neeming, die hy bedagc tot flaaving vannbsp;deeze zyne nieuwe Ontdekking»
Vl. Proefneeming.
ToefieL
Het ge- Neem een Regthoekigen Kantzuil, gelyk Licht byIKL, in Figuur 8: plaatfl; hem op zynnbsp;gedeelten2ulk een Band, dat een Zonne-^at^.^ ftraal, omtrent zoo dik als een kleine Vinger, op die wys als we voor .heen befchree-ven hebben, in een Kamer gebragt, dienbsp;rondom digt geflooten en volkomen donkernbsp;is, loodregt of byna loodregt valleopeenenbsp;der Zyden, als IK, en gebroken worde in
M,
-ocr page 101-IN HET Licht. 535
M, om op een wit Bordpapier NN, dat XVIL
vyf ofzes Voeten verder agterwaarts lood-^ ^
3 A F*
regt op en neer geplaatft is, een gekleurde Beeltenis te vormen. Doe vervolgens dennbsp;Kantzuil langzaam om zyn As draaijen naarnbsp;dien Kant heen, als de Letters IK L elkander in orde volgen; en houd een anderennbsp;Kantzuil gereed, wiens tweelangftezydennbsp;met malkanderen een Hoek maaken van omtrent 55 Graaden: gelyk de Kantzuil T V Xnbsp;in Fig, 3.
Uitwerkzeh.
Als men door het omdraaijen van den Deblaau-Kantzuil IKL den invallenden Zonneftraal met het Voetvlak IM van den Kantzuil een den eer-Hoek doet maaken, die naar de 50 Graadennbsp;loopt, wordt een gedeelte van de Licht-dan denbsp;Braaien, die zig gebroken hadden naar het'^'^°‘^^'nbsp;Bordpapier NN toe, weergekaatft in eennbsp;Lyn van M naar O.
lodien men nu dit weergekaatft Licht vangt op den tweeden Kantzuil TVX,
Wordt het in denzelven als naar gewoonte
ge-
-ocr page 102-530
XVII. gebroken, en vertoont zig met zyn ver-
^ ^ fchillende Kleuren op een ander Wit Bord-
3. Af-
peel. papier PP, dat men ’er tegen houdt: dog met deeze tweebyzondereomftandighedennbsp;die merkwaardig zyn, cn daar hier boven alnbsp;op te letten flaat. 1. De Violette en Blaau»nbsp;we Straalen vertoonen zig ’er eerft, ennbsp;plaatzen zig by qi daar op volgen de Groene en de Geele, die zig wat laager werpennbsp;als by r; eneindelykkomendeRoode, dienbsp;zig nog laager zetten by r. 2. De Straalen, die door de weerkaatzing naar dennbsp;tweeden Kantzuil afftuiten, beginnen opnbsp;den zelfden tyd te ontbreeken en onzigt-baar te worden op de gekleurde Beeltenisnbsp;van het Bordpapier N N: zoo dat alles watnbsp;met den eerften aan vang verdwynt by Q,nbsp;zig begint te laaten zien by 5; en men alles wat men vervolgens verlieft by Renbynbsp;S, ftraks daar op wedervindt by renbyr*
Ophelderingen,
Zommi- Als de invallende Zonneftraal met het Voetvlak IM van den Kantzuil een Hoek
maakt«
-ocr page 103-IN HET Licht. 537 maakt, die een weinig grooter is dan van XVII.
JoGraaden, valt hybyna genoegzaam lood-^ E^S.
J'cgt op deszelfs Zyde IK. InzulkengevalDEEi.. Sefchiedc ’er of geheel geen Breeking; oflenzynnbsp;ten minfte geene die zigtbaar is, en gaatnbsp;tiaarom de Zonneftraal lynregt door tot aan baarernbsp;Maar dewyl hy by zyn uitgang zeer^®quot;^““'nbsp;i^chuins uit het Voetvlak IL valt, wordt hynbsp;daar ook naar evenredigheid gebroken. Ditnbsp;geeft hem dan aanleiding, om zig, gelyknbsp;ie de Eerde Proefneeming zagen gebeuren, van één te fpreiden, en op hecnbsp;Bordpapier N N een Beeltenis van verfchei»nbsp;den Kleuren te vormen; van welke de Violette en deBlaauwehet bovenfte gedeeltenbsp;beflaan; de Geele en de Roode het bene-'Isnfle S, en de Groene zig in het middennbsp;by R geplaatft hebben.
As
Kant-
Zoo dra men, door den Kantzuil op zyn om te draaijen, den invallenden Zonne-met het gedeelte M I van het Voetvlaknbsp;^an den Kantzuil een Hoek doet maaken,nbsp;le een Iveinig kleiner is dan van 50 Graa-9 fchiet a! het Licht niet meer door dennbsp;Deel.
-ocr page 104-538
De Kleuren
xyii,
les.
3. A F-DEEL.
Kantzuil heen tot weer in de Lugt; maar wordt een gedeelte van hetzelve weerge»nbsp;kaatft in een regte Lyn van het Punt M afnbsp;Baar O; ik zegineenregte Lyn, dewylhetnbsp;loodregt of genoegzaam loodregtopdeZy-de K L vallende,niet,dat het merkbaar zy,nbsp;gebroken wordt, hoewel het uit het Glasnbsp;overgaat in de Lugt,
Indien nu al het Licht van den invallenden Straal even vatbaar was voor weerkaat-zing, waarom heft het zig dan niet geheel te gelyk en op het zelfde oogenblik omnbsp;hoog ? waarom verdwynen dan de gedeeltennbsp;van de Beeltenis, die men op het Bordpapier NN ziet, niet eensklaps, maarallens-kens ’c een na ’t ander, en naar raaatedatnbsp;men den invallenden Straal met een meerder fchuinsheid op de weerkaatzende oppervlakte vallen doet?
Het is derhalven zeker, dat ’er in het Licht Deelen zyn van verfchillenden aart,nbsp;de eene weerkaatsbaarer dan de andere; de-wyl alle de gedeelten van den Zonneftraal,nbsp;daar wy in onze Procfaeeming gebruik van
maak-
-ocr page 105-iN HBT Licht. 539
maakten, fchoon met de zelfde fchm'nsheid XVII. van VaU.yn op de oppervlakte ftootende,L Earner te zamen en allen te gejyk weeïge-DK je l,nbsp;kaatft worden.
En dewy I de violette en de blaauwe Straa- De
len , die men voor debreekbaarfteerkent,
„ nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;baarfte
oolc teffens aliyd de eerften zyn in de weer- zyn ook kaatzing, en de geele en de roode,nbsp;minde breekbaarheid hebben, ook nooit baarde,nbsp;dan na deendere weergekaatft worden j magnbsp;men billyk in ’c algemeen, met Newton,nbsp;dat het Licht bedaatuitongelyk-aartige Deelen, wier onderling verfchil zignbsp;in de verfcheiden en altoos beftendig ftandnbsp;houdende trappen van Breekbaarheiden\aaRefr(m'nbsp;^eerkaatsbaarbeid openbaart; en datnbsp;delfde Deelen, die de breekbaarfte zyn,iitó.
^ok uit eigen aart de vatbaarfte zyn voor ^eerkaatzing.
Behal ven deeze Verfcheidenheden, die de De ver-
ongelyifaartigheid van het Licht zigtbaar a»nm„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Kleu-
aiiwyz^fj, en welke ik tot hier toe roet bet
Proeven, dje jj,y ontegenzeggelyk en be-Licht;
flisfend voorkomen , geftaafd heb; heeft ’er
D z nbsp;nbsp;nbsp;nog
-ocr page 106-540
De Kleuren
XVI!. L E S,nbsp;3. Af.
B fi £ L
Onge-
nog een ander onderfcheid in plaats : dat der Kleuren, naaraelyk, ’t welk niet minder bellendig is en onveranderlyk, en ’cnbsp;voornaam Onderwerp van dit eerfte Lid onzer tegenwoordige Afdeeling uicmaakc.nbsp;Laaten wy bier wederom den fchranderennbsp;Schryver, die ’c ons eerft heeft keren kennen, op ’c Ipoor volgen, en ons van eeni-gen zyner Proefneemingen bedienen: dognbsp;ook vooraf met hem de Betekenis bepaalennbsp;van eenige uitdrukkingen enkonftwoorden,nbsp;daar wy hier noodzaakelyk gebruik van zullen moeten maaken, om ons te beter tenbsp;doen verdaan.
Ongelykaartig, of zamengejield , oi ge-
zullen wy dat Licht noemen, Hétéro-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onmiddelyk van de Zonofeenigan-
gans der Hemellicht tot ons komt, en zig zonder eene Kleur aan ons Oog vertoont.
Gelyk-
aartig
Licht.
Horna-
gént
Den naam van gelykaartig, of enkel, of ongemengd Licht zullen wy aan dat Lichtnbsp;gecven, 'c welk door middel vanStraalbree-king of anderszins uit één gefcheiden ennbsp;gefchift is, en zig onder eene van deeze
ze-
541
IN HST Licht.
zeven Hoofdkleuren laat zien, Roody Orara* XVIL
jV, Geel, Groen, Blaauw, Indigo, Fiolet
Dewyl de gekleurde Beeltenis, doordeoEEL.
gebroken Lichtftraalen in de Eerde Proef- Midde
ceeraing gevormd, zamengefteld is uit e^n
reeks van Lichtkringetjes van verfchillendeanderlyk-
Kleuren, die met een gedeelte over
der heenfchieten; zo moet men natuurly-kleuren
ker wysbegrypen, dat de Straalen vaneen^*:^^ '
pr t/wv CU»
Zekere zoort van Kleur min of meer gemengd zyn met die van de andere zoorten, die ’er onmiddelyk voorgaan en volgen, ennbsp;dat het, op zyn beft genomen, alleen maarnbsp;de twee uiteinden zyn van de Beeltenis,nbsp;daar men een volkomen gelykaartige en ongemengde Kleur te wagten heeft. Als mennbsp;derhalven de eene of deandere van die verschillende zoorten van Kleuren op haar zei-''c en afzonderlyk beproeven wil, om tenbsp;zien of baar Kleur beftendig is, en niet ge-Schift kan worden, moet men hetbuitenftenbsp;Rood of jjgj buitenfte Violet neemen, ofnbsp;Wel eenig gj, gevoeglyk middel weetennbsp;te vinden, daar men ftaat op kan maa-D 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken,
-ocr page 108-De Kleuren
XVII. ken, dat men de andere Kleuren te eene-^ ^ maal van alles, wat ’er zig onder mengde,
3, A F»
542
t' I
DEEL. gefcheiden en volkomen zuiver heeft. Het eerde is ver hetgeniakkelykde, enockhetnbsp;bede om ’er zig aan te houden, als men zignbsp;vergenoegen wil om de onveranderiykheidnbsp;der Kleur alleen maar in eeneof tweezoor-ten te doen zien, maar zo men ’er op gezetnbsp;is om zulks met alle de Kleuren te beproeven , zal men daar in egter ook nog Haagennbsp;kunnen, a's men op deeze volgende wys tenbsp;werk gaat.
VII. Proefneeming.
Toefteh
Een Straalnbsp;eerft opnbsp;een verheven-rondnbsp;Glas,nbsp;dan opnbsp;een
Kantzuil
gebroken
Plaat II. Fig. 6.
In een Kamer, die wel volkomen donker moet gemaakt zyn, laat men een Zonne*nbsp;draal vallen van de dikte als van een Schryf-pen. Tien of twaalf Voeten van het Vender af, daar de Straal door in komt, vangtnbsp;men hem op een verhevenronde Glasfchyfnbsp;AB, die drie of vier Voeten Brandpuntsnbsp;heeft. Onmiddelyk agter deeze Glasfchyf
plaatd
-ocr page 109-H3
IN HET Licht.
Plaatft men een Kantzuil CD, daar men XVII. tien Lichtkesel, door het Glas gevormd, ^ ^
° nbsp;nbsp;nbsp;3. A
door heen doet fchieten en breefcen; welkoetL. gtkroken Licht men eindelyk vangt opeennbsp;wit Bordpapier, dat men omtrent op dennbsp;zelfden afltaiid houdt, als daar het Brandpunt valt van de Glasfchyf: gelyk uit Fi'nbsp;guur g diiidelyker te zien is.
Uitwerkze/s.
De Lichtkegel, door den Kantzuil ge- Zeer broken, vormt op het Bordpapier een lang- peelte-werpige, dog zeer fmalle Beeltenis, wier nis.nbsp;Kleuren zig merkelyk leevendiger en on-derfcheidener doen zien, dan ze zig gewoon zyn te vertonnen, a!s men decze zelfde Proefneerning doet, zonder de invalien*nbsp;tic Lichtftraalen door een verhevenrondenbsp;Clasfcbyf te laaten loopen.
Ophelderingen.
I . nbsp;nbsp;nbsp;Dog de
tndien de Lichtftraal, die door het Ven-Kleuren
inkornt, noch de verhevenronde Glas fplnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gerenbe-
^unyr, noch den Kantzuil ontmoette, zouteronder-
fchddej).
544
De Kleuren
s' nbsp;nbsp;nbsp;voorcloopen, en den
3- Afdeel.
Lichtcirkel abcd op hec Bordpapier vor-
Convtr-
gent
men. Dog als die Licht nu door de Glas-fchyf loopt, worde hti’’et Naderende éoor gemaakt, en verzamelt zig in een kleinnbsp;Rondje in het middelpunt van dien Cirkel.nbsp;Dost men dan vervolgens dien geheelennbsp;Lichtkegel op den Kantzuil C D vallen,nbsp;dan breekt hy zig daar en verdeelt zig innbsp;zoo veel byzondere Lichtkegeltjes, als ’ernbsp;verfchillende zoorten van Scraalenzyn, ennbsp;Nuances Mengelingen in ieder dier zoorten. De-wyl nu die verfchillende zoorten zeven innbsp;getal zyn, met een onteibaare menigte vannbsp;tuffchenmengelingen, moet men zig billy-ker wys verbeelden, dat de ontmoeting vannbsp;'den Kantzuil na die van de verhevenrondenbsp;Schyf aanleiding geeft tot het vormen vannbsp;een oneindig getal vanLichtkegelrjes, aannbsp;wier Toppunten ieder zoort van Licht zignbsp;in een zeer klein rond Kringetje byeen gedrongen bevindt. En dewyl de Middelpunten van die kleine ronde Kringetjes nog-thans even ver vaa elkanderen onderling
in'het Licht. 54J
verwyderd blyven io de verfraaide Beeice- XVI. cis e/, a’s in de breedere EF, die zonder ^nbsp;verhevenronde Glasfchyf door de ontmoe- ceel.nbsp;^’Dg alleen van den Kantzuil gevormd piaat II.nbsp;¦Wordt, begrypc men duidelyk, datnbsp;Licht van ieder zoort niet alleen fterkerennbsp;leevendiRer zyn moet, dewy 1 het door middel van de verhevenronde Schyf byeen gedrongen is, iraar dat het ook teffens zuiveter zal zyn en minder met andere Kleurennbsp;vermengd, dewyl de kleine ronde Kringetjes, diedezoorten, zooalszetufl'chennbsp;ftaan, vertoonen, niet op en over malkander fchieten, gelykdie, welke tulTchen E Fnbsp;begreepen %n.
Indien msn van dit middel, omdeKIeu-De final-fcn beter van elkanderen te onderfcheiden*^ cn zuiverer te hebben, gebruikniaakende,eenlang-^^vindt, dat de Beeltenis e ƒ naar onzegenbsp;^2gten wat te fmal is, kan men ze breeder verbreed.
Worden met den Zonneftraal, die van btiiteti komt, niet door een rond Gat, maa'rnbsp;oor een lange en naauwe opening in denbsp;Kamer te doen vallen: waar by men dan eg-D 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter
-ocr page 112-I i
it
Voorzor gen bynbsp;deezenbsp;Proef.
ter wel te letten heeft, dat de langte van die opening evenwydig loope met de lang*nbsp;te van den Kantzuil. De Beeltenis ef neemtnbsp;dan de gedaante van een langwerpig Vierkant , gelyk g b i k in Figuur 11; de Kleuren vertoonen zig met Banden, dog evennbsp;leevendig en even zuiver als te vooren, ennbsp;men kan dan op een veilige en zekere wysnbsp;en telFens gemakkelyk de Proef neemennbsp;met die zoort van Kleur, welke men wi!,nbsp;uitgezonderd mogelyk alleen het Indigo ennbsp;Violet; dewyl deeze twee uit Lichtflraalennbsp;beftaan, die uit eigen aart zeer zwak zyn,nbsp;en ligtelyk verbaflerd worden door de ver-mefjging, die genoegzaam onmogelyk tenbsp;vernyden is, van dat Licht, ’t welk. zignbsp;op een onregelmaatige wys door de Kamernbsp;verfpreidt.
- Dit Uitwerkzel, ten bewyze van wiens waarheid ik my op het Woord van Newton en op myn eigen Ondervinding
’ nbsp;nbsp;nbsp;- wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3» Air*
ge-DEEL.
ded;
Schi
'ïrer, die voor ettelyke jaaren •Beginx.elen der Phih-fe^phie heefj üitgegeeven, op dit misverlfind buiten twyf-fel fteunendt, onder ’t getal der gcenen telt, dic dat ^e deeze Proefneeming te vergeefs g^tragtnbsp;na te doen, en n^Vs nevens Vader CAS TEL*
if) Reeds zeden meci dan twintig jasten heihial ik tieeze Proefneeming, en zie *er telkens het bovengemelde Uitwerkzel, overeenkomtVig tnet de Befchryvingnbsp;ran NEWTÓN, uit geboren worden. Nogthans heeftnbsp;^eker beroemd Schryvet, daar ik zder veel agting vootnbsp;keb, ti9g niet lang geleeden; melding van my gemaakt,nbsp;dat \k ts’gen hem gezegd zou hebben, dat deeze Proef-'gt;eeming my niet wel gelukken wilde. Ik weet mynbsp;hiet te berinnerenj noch wat hy ten dien opzigte mynbsp;Bevraagd, noch wat ik ’er hem op geentwoord hebbe;nbsp;maar dewyi ik uit het leezen van zyn Werk zie, datnbsp;1'y in die Proefneeraing naar een ander Ultwerkzel ge-^ogt heeft, dan dat daar NEWTON van fpteekt, zounbsp;^et Zeer wel kunnen zyn, dat ik hem met Neen geant*nbsp;'*''gt;otd heb, toen hy my zonder zig nader te verklaa-ren, mogelyk vroeg, of het my wel ooit gelukt wasnbsp;klitwerkzel, dat hy op ’t oog had, ’er uit te doennbsp;^°°tikomen. In vind my te meer verpligt om hiernbsp;Aantekening te manken, dewyl e»n Ilcllandfch
-ocr page 114-54^
De Kleuren
XVII. LES.nbsp;3. Afdeel.
genomen te worden, en ik hier ten diën einde kortelyk zal aanroeren. Daar wordt,nbsp;naaraelyk, vereifchc, dat de opening, daarnbsp;de Zonneftraal door in de Kamer komt,nbsp;maar ééne Lyn, dat is, een twaalfde Duims,nbsp;op het meert, wyd zy, dat de verhevenron-de Glasfchyf ’eromcrent twaalf Voeten vannbsp;affta; dat deeze een tamelyk lang Brandpuntnbsp;hebbeby voorbeeld van negen of tien Voeten; en dat dus de Straalbreekende Hoek vannbsp;den Kantzuil ten minften van zertig Graadennbsp;zy. Indien men alle deeze Voor waarden welnbsp;in agt neemt, zal men bevinden, dat denbsp;Beeltenis ef iets meer dan zeventigmaal langer , dan breed is; waar uit men met regtnbsp;dan mag opmaaken, dat ieder zoort vannbsp;Licht, dat’er zynKIcurcirkeltjcs op vormt,nbsp;ook in de zelfde evenredigheid en ten minften zeventigmaal enkeler en ongemcngder
«n den Heet GAUTIER, doet deelcn in de Eer, die ¦ly niet toekomt, van NEWTON op een misdag bekapt te hebben. N.
-ocr page 115-IN HET Licht. 549
't welk onmiddelyk van de XVII.
LES. 3. Af-
dan dat,
IS
Zon komt.
Om het Stuk wiflerte neemen en minder gevaar te loopen van kwalyk te flaagen,nbsp;dient men ook daarenboven naauwkeurignbsp;te letten, dat de Kamer wel volkomen donker zy; dat de Kantzuil en de verhevenron-de Schyf naar de konft bea-beid zyn, vannbsp;^en helder Glas, zuiver en zonder gebreken ; en dat men al de gedeelten van dienbsp;Werktuigen, voor zooverzetotdeProef-Deeming niet noodig zyn, met zwart Papier beplakke, om voor te komen, datdee-ze of geene Lichtdeeltjes, op een onregel-maatige wyze gebroken of weergekaatfl;, denbsp;uitwerking, die men van de Proef wagt,nbsp;®iet krenken of beletten.
Wil men nu weeten tot welkeen trap de Kleuren vaft en onveranderlyk zyn in hetnbsp;K'cht, men kan ze met deeze volgendenbsp;k’roeven toetzen.
VIII.
-ocr page 116-XVII. LES.nbsp;3, Ae-
D E£L.
550 De Kleure» VIII. Proefneïming»nbsp;Toejld.
De on- Laat een Straal van gelykaartig en onge-
derf^- nbsp;nbsp;nbsp;Licht, welken gy wilt, dooreen
heid der Gat vallen van twee of drie Ly-nen middel-
Kleuren nbsp;nbsp;nbsp;niidden is van een dun Plank-
getoetft, je; op de zelfde wys gelyk men deed by de
Zie bo- Vierde Procfiieeming. Heb een Kantzuil ven
bladz. gereed, wiens Hoek dertig of veertig Graa-525- den houdt; een verhevenronde Glasfehyf van zeven ofagt Duim Brandpunt; verfchei-den Stukken zeer dik Glas van verfchillenfnbsp;de Kleuren; allerhande zoorten van Spiegels, en eindelyk een Plank met Lapjes Laken, Rood, Blaauw, Zwart, Geel en vannbsp;andere Kleuren.
Uitwerkzels.
Een ge.
lykaarti- I. Als men zulk een Straal van onge-Ijggi'j^p'mengd en gelykaartig Licht door den Hoek verfchei- van den Kantzuil laat vallen, breekt hy zig,nbsp;zen he' vormt op een wit Bordpapier, daarraennbsp;proefd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hem
-ocr page 117-HET Licht.
hem op vangt, een ronde Vlak, van de XVII. zelfde Kleur, als die hy zelf had, eer hy L E S.
3» A F*
Qen Kantzuil ontmoette. nbsp;nbsp;nbsp;deel.
2. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer die zelfde gelykaartige Licht-ftraal door de verhevenronde Glasfchyf isnbsp;heen geloopen, vormt hy twee Lichtke*nbsp;gels, die met hun Toppunten tegen mal-kanderen liaan in het Brandpunt van denbsp;Galsfchyf. Op welk eene plaats nu van dienbsp;twee Kegels men dit Licht met een Bord»nbsp;papiertje of een ander Blaadje wit Papier op-''ange, het heeft beltendig altyd de zelfdenbsp;Kleur, die het had eer het het verhevenrondnbsp;Glas aantrof. Alleen is het Licht fterkernbsp;en leevendiger op die plaatzen, daar hetnbsp;digccr in een gedrongen is.
3. nbsp;nbsp;nbsp;Indien men een Rood gekleurd Glasnbsp;^^gen den Blaauwen Straal houdt, of eennbsp;^iaauw Glas tegen een Rooden Straal, fchiet
of in ’t geheel geen Licht door het Glas h^^o, of het weinige, dat ’er doorfchiet,nbsp;Behoudt zy neigen Kleur zonder eenige verandering ; het grootfte gedeelte wordt voor-''''aarts uit weer terug en afgekaatft,
4. De
-ocr page 118-5S2
De Kleuren.
XVII. 4. De Spiegels van verfchillende vorm, LES. daar men de gelykaartigeScraalen op vangt,nbsp;DEEL. doen op zya beft niets anders, dan dat zy,nbsp;naar hun byzonderen aart enmaakzel, hetnbsp;Licht van die Straalen of verfpreiden of verzamelen, zonder iets aan hun Kleur te veranderen.
5, Die zelfde Straalen verwen ook met hun eigen Kleuren alle de Lapjes Laken,nbsp;die op geheel andere en verfchillende wyzennbsp;gekleurdzyn; de zwartt zelve niet uitgezonderd.
Ophelderingen.
De Beel- i. By de Eerfte Proef vormt de Licht-tenis is nbsp;nbsp;nbsp;die door den Kantzuil geloopen is,
eenkleu- op het wit Bordpapier geen Beeltenis, die rig door jangwerpig van gedaante, en tnet verfchil*nbsp;Kantzuil, lende Kleuren verfierd is, gelyk hy deed innbsp;onze Eerfte Proefneeming, bladz. 507,nbsp;maar rond en eenkleurig. Want dewyl allenbsp;zyneDeelen even breekbaar zyn, blyvennbsp;zy, als ze uk den Kantzuil komen, ooknbsp;even evenwydig onderling aan malkander,
-ocr page 119-als ze waren eer ze ’er in kwamen: en de- XVili
wyl de Lichtdeelen, die een enden zelfden ^
, nbsp;nbsp;nbsp;-i- Af-
graad van Bi eekbaarheid bezitten, ookvan DEEL. eene en de zelfde Kleur zyn, kan de Beeltenis , door den gebroken Lichtftraal bynbsp;deeze Proef gevormd, ook niet meer dannbsp;flegis ééne Kleur vertoonen#
Men moet egter bekennen, dat zo menSchynt deeze Proef niet metdeuiterftenaauwkeu-^^*nbsp;figheid en voorzorg doet, de Beeltenis, agtig ennbsp;daar wy hier van fpreeken, wat laDgagtig'”j“^g^ ^nbsp;Voorkomt, en dat men aan haar uiteindennbsp;tnin of meer wel een zoomtje bemerkt vannbsp;Kleuren, die van de eigen natuurlykeKleurnbsp;Van den Lichtüraal verfchiüen. Dit was’cnbsp;Ook, ’t welk den tlecr MARiotxE ennbsp;verfcheiden anderen fia hem deeze Proefnee-van i\' E w toN heeft doen intwyifelnbsp;tfe^ken en tegenfprecken. Maar een Na-titurkundige, die onzydig te werk gaat, zalnbsp;oribocwiftbaar kunnen befliflen , zonbsp;liy er de Proef van neemt, in een Vertrek,
Wel
'Ist volmaakt donker is; met een Kantzuil
zuiver van Glas, zonder eenige Draa-V. Deel. E nbsp;nbsp;nbsp;daa
-ocr page 120-JJ4
De Kleueem.
. XVII. den of Lugtblaasjes, eti wiens zyden vol-® komen regt zyn en vlak, en zoo glad als deel. raoogiyk gepolyft; en zo hy daar by wel
naauwkeurig toeziet, dat hy een Scraal heeft, wiens Licht geheel gelykaarcig isnbsp;en zonder mengzel.
De Ka- Jndien men de eerfte van deze drie Voor*
mei zorgen niet nauwkeurig in agt neemt, zal wel don- ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
ker zyn. het Licht, dat hier en daar m ’t Vertrek,
waar in men de Proefneeming doet, ver-fpreid is, voor een gedeelte tefFens met den zuiveren gelykaartigen Straal door het gatnbsp;van 't Plankje dringen; en verder tegelyknbsp;met hem op den Kantzuil vallende, zig innbsp;denzelven ontbinden , fchiften , en dusnbsp;Kleuren by de Beeltenis voegen, die mennbsp;’er zonder dat niet aan gezien zou hebben.nbsp;De Kant- Zo ’er gebreken in den Kantzuil zyn, zalnbsp;zud 2on-[jy onregelraaatige Straalbreekingen maa-brekén. , en de verfchiliendezoorten van Lichtnbsp;zoo net en naauwkeurig niet van elkanderennbsp;fchiften, als het behoort; waar uit dannbsp;noodwendig zal moeten volgen, dat denbsp;Straal, dien men door het gat van’t Plankje
val*
-ocr page 121-''¦allen Iaat, niet zuiver en ongemengd zal XVIL zyn, gelyk hy nogthans wezen moet. L E S.
Eindelyk, uit welk eeneoirzaak dit laatft- deel. genoemde gebrek ook ontfta, ’tzy dat men De Straalnbsp;den Straal te dik neeme, ’t zy dat men annbsp;derszins een verkeerde en kwaade keur doe;nbsp;de tweede Kantzuil zal welhaafl: doen ziennbsp;Van welk een aart hy is, en hem, zo hy zignbsp;Jiiet behoorlyk zuiver en ongemengd bevindt, ontbindenen vanéénfcheiden; daarnbsp;een verfchillende Kleur aan den zoom dernbsp;beeltenis het blykbaar kenmerk van zyn zal.
Maar hoe onhandig men in het doen Geen deezer Proefneeming te werk ga, hoe wei-Dig voorzorg men ’er ook by gebruike, gennbsp;altyd zal men ligtelyk bemerken kun-^^^quot;nbsp;®en, dat de Beeltenis, die door een enke-Leer.
en ongemengden Straal, op een Kantzuil gebroken, gevormd word , niet veel ®verecnkomft heeft met die, welke de zelf-de Kantzuil met een Straal van ongelykaar-tig en zamengefteld Licht voort zou brengen: en v?ordt men in de eerfteeenige wei»nbsp;mengeling van Kleuren gewaar, dit isnbsp;E anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in-
-ocr page 122-JJÖ
Dn Kleuren
XVII. inderdaad zoo gering een Beuzeling in ver-
I- geiyking van ’t geen men in de andere zier,
dbel. dar iemand , die de zaak zonder vooroordeel
befchouwc, die klein gebrek liever altyd aan
de onvolmaaktheid der Werktuigen, of aan
deeze of geene onnaauwkeurigheid in de
Behandeling zal willen toefchry ven, dan hec
als een wezenlyke en gewigtige zwaarig-
heid tegen het Sceizel van Newton, door
andere Proeven en bewyzen daarenboven
zoo wel geftaafd, inbrengen.
Dooreen 2, Het geen den enkelen ongemengden
Brand- Lichtftraal, die door een verhevenronde is uC
Straal Glasfchyf loopt, gebeurt, is juifi:hetzelf-
Kegel- de, als het geen in dergelyk geval een ge-vormig
en Een- vrooneu Straal van gemengd en zamenge» kleurig, fteld Licht gebeuren zou. Hy wordt hoenbsp;langer hoe digter byeengedrongen, tot datnbsp;hy eindeiyk zig geheel in een Brandpuntnbsp;verzamelt; waar na hy weder wyderendenbsp;wordt, en zig meer en meer, naar maatenbsp;dat hy verder voortloopt, van één fpreidcnbsp;en yler maakt; alles volgens die Grondregelen, die wy, toen wevandeDoorzigtkun-
de
-ocr page 123-IN HET Licht. JJ7
de fpraken, verhaald hebben. Doch alle XVII. deeze verfcheiden trappen van meerder en^ ^nbsp;minder digcheid en ylheid, die hem zom-o’^EL.nbsp;tyds zig flaauwer, zomtyds fterkerenlee*nbsp;vendiger doen vertoonen, maaken geen denbsp;minfte verandering in zyn Kleur. Op dienbsp;plaats zelve, daar hy allerdigtft in één gedrongen is, in het Brandpunt van de Glas-ichyf, behoudt hy zyn verf, maar vertoontnbsp;Ze helderer en met meer luifter. Wantde-'*'yl alle de deelen van dit Licht uit hun eigen aart elkanderen gelyk zyn, kunnen zenbsp;niet ongelyk en verfchillende worden, daarnbsp;door alleen, dat ze wat nader of wat verdernbsp;Onderling van elkander zyn.
3. Indien de Kleuren in het Licht niets^shoudt ®nders waren dan zekere byzonderegeftcld|.|gylj|^nbsp;heden in een gelykariige Vioeiitof te wecgGiazennbsp;gobragt, wat gevoeglyker en bekwaamergjg^g'lj^^'*nbsp;middel zou men dan kunnen uitdenken omKleur.
in te doen geboren worden, dan die doorfchynejjjjg Lighaamen, die men ge-hleurd noemt: gelyk de gekleurde Glazen,nbsp;hy voorbeeld, yan onze Proef? Nu ziennbsp;E 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wy
-ocr page 124-558
D « Kleuren
XVnlt; wy egter by het derde Uicwrerkzel, dat een LES. ^Qotje Straal, dien men opeen ölaa uw Glasnbsp;DEEU vangt, of een Blaauwe Straal, dien mennbsp;vangt op een Rood Glas, of geheel terug-gekaatft wordt, of, zo hy ’er voor een gedeelte door heen Ichiet, zyn eerfte enoir-fpronkelyke Kleur zonder verbaftering behoudt (1}. Dit ontfta-.t, naamelyk, daarnbsp;uit, dat zulke zoorteo van doorfcbyneodenbsp;Lighaamen geen middelftofFen zyn van diennbsp;aart, dat zy het Licht Kleuren kunnennbsp;doen vertoonen, maar wel als een zoort vannbsp;Zeeven, om zoo tefpreeken, wieropenin-gen en gaat jes beter gefchikt zyn om deeze,nbsp;dan om geene Straalen door te laaten. Hecnbsp;Roode Licht, by voorbeeld, zift zig ge-makkelyk door hec Glas heen, daar de Blaa u-
we
Om in lt;3é«e freefneeming wel te flaagen, moet men vry dikke Glazen neemen, en die zeer zwaar gequot;nbsp;kleurd zyn5 en daar fcy inzonderheid, als men dennbsp;Blaauwcn Straal op het Rood Glas zal vaneen, welnbsp;zorg draagen, dat de Straal zoo zuiver als eenigzinsnbsp;mogelyk, en het Vertrek volmaakt donkei zy. N.
-ocr page 125-IN HET Licht. 559
We Straalen niet door kunnen; en deeze XVli. vinden weder een vryen doorloop in een an-^ ^nbsp;der Glas, dat de Roode Straalen genoeg, deel!'nbsp;2aam alle terug kaatft.
4. In het tweede Uicwerkzel hebben we Gelyk gezien, dat het enkel ongemengd Lichtnbsp;niet van Kleur verandert, fchoon het door kaattingnbsp;Straalbreeking minder of meerder digtnbsp;een gedrongen wordt. Op die zelfde Proefnbsp;gefield door middel van weerkaatzing opnbsp;allerhande zoorten van Spiegels, lydt hetnbsp;er even weinig nadeel in zyn Kleur door;nbsp;en wel om de zelfde reden: zyn Kleur isnbsp;natuurlyk en hangt afvan zyn eigen byzon-deren aart, niet van een meerder of mindernbsp;trap van digtheid, daar het gevallig doornbsp;deeze of geene oirzaak in gebragt wordt.
5- Wanneer eindelyk een Roode, eenVerftal-^eele, of een Blaauwe Straal op deeze geene oppervlakte, opéén van die met ver-de hap.nbsp;fchiliende Kleuren geverfde Lapjes L^l'cnnbsp;valt, Wordt hy ’er of in geblufcht, of hy Kleur,nbsp;kaatft’er weer van af, en maakt de plaats,nbsp;daar hy gevallen was, voor ons zigtbaar.
In-
E4
-ocr page 126-Slt;5o
XVIL LESnbsp;3. At-
DEEL.
Drie Kleurennbsp;nadernbsp;onder-zogt ennbsp;pnge.nbsp;niengdnbsp;bevon-^en.
De Kleuren
Indien dit laacfte gebeurt, dan zien vvyheï Voorwerp onder de eigen naïuurlyke Kleurnbsp;van dat Licht, daar het meé befcheenennbsp;wordt, om dat die Kleur naruurlyktotdacnbsp;zoort van Licht behoort; omdatzyonver-anderlyk is, en de Proef van de oppervlakten, die het weerkaatzen, zoo wel kan uit-ftaan als die van de doorfchynendeLighaa-men, die het doorlaaten.
Ieder weet, daf, als men Rood en licht Geel onder malkander mengt, men eennbsp;Kleur krygt, die niet kwalyk naar die vannbsp;het Oranje, of naar de Kleur van de B!oe-inbsp;men gelykt, welke men Goudsbloemennbsp;noemt: men weet ook daarenboven, dat hetnbsp;Mengzel van Blaauw en van Geel groen is,nbsp;en dat Purper met Blaauw vermengd eennbsp;Kleur kan vóórtbrengen, dievrywatover-eenkomft heeft met de Kleur van het Indigo. Ligtelyk zou men hier door op de ge-dagten vallen kunnen, dat drie van de zeven Kantzuilkleuren, het Oranje, het Groennbsp;en het eerfte oF Indigoviolet, geen enkelenbsp;maar zamengeflelde en gemengde Kleuren
IN HET Licht. lt;j6i
'Varen; en dat het eigenlyk de vier overige, xVif. het Rood, Geel, Blaauw en het laatfteof LES.nbsp;Purperviolet alleen maar waren, die mennsEi,*nbsp;''Oor waarlyk enkele, ongemengde en oir-^pronkelyke Kleuren te houden hadde, Dee-2e gedagten is, buiten twyffel. Newtonnbsp;2oo wel als alle anderen, die ze zedertgeopperd hebben, ingevallen, maar in plaatsnbsp;Van by die eerfte opkomende gedagten tenbsp;hlj'\en beruflen, gelykzomraigeSchryversnbsp;gedaan hebben, zonder de moeite te nee-oien van het Stuk dieper te doorgronden, ofnbsp;door zig met gebrekkelyke Proeven, cn nietnbsp;nïet de vereifchtenaauwkeurigheid gedaanenbsp;Waarneemingen te vergenoegen, heeft hynbsp;met de grootlle oplettendheid ónderzogr,nbsp;hoe het eigenlyk met die zaak gelegen was,nbsp;en zig door de volgende Proefneemingeanbsp;Volkomen overtuigd gezien, dat de drienbsp;K-leuren, waar aan hy twyffelde, enkele epnbsp;oiflpronkelyke Kleuren waren, zoo wel alsnbsp;4^ vier andere.
-ocr page 128-XVIL LES.nbsp;3- Ar-
De£L.
56a De Kleuren IX. Proefneeminc,nbsp;ToeJleU
Zamert- Naar het agtereind van een Kamer, die gcfteld volkomen donker gemaakt is, regt men op
Oranje, .7
kleuren
verge-
leeken.
Groen een Voet, dien men naar welgevallenhoo-en Indi- ggr en laager fchuiven kan, een dunne Plank, d^nfele^ls AB in 12, op. DeezePlank, dienbsp;Kantzuil-merkelyk langer is dan breed, is op eennbsp;regte Lyn, die in het midden van de breedte der Plank loodregc op en neer loopt,nbsp;doorboord met twee ronde Gaten C en D,nbsp;ieder van vier Lynen, dat is, een derdenbsp;Duiras Middellyn, en omtrent zeven of agtnbsp;Duimen onderling van malkanderen af. Benige Voeten agter die Plank plaatft men eennbsp;wit Bordpapier EE, dat men ookloodregtnbsp;op en neer zet, en nader by of verder afkannbsp;fchuiven, zoo als het de Proef vereifcht.
Men gaat daar op volgens den zelfden Voet, dien men in de behandeling der Zevende Proefneeming hield, voort, en Iaatnbsp;door het Gat D van de Plank een Rooden
Straal
-ocr page 129-IN HKT LICH’T. 563
Straal vallen, zoo volkomen zuiver en on* XVII. gemengd als mogelyk, die op het Bordpa-pier by F een ronde Beeltenis van die zelf- dekl.nbsp;de Kleur vormt, Vervolgens doet men doornbsp;middel van een Zonneftraal, op de zelfdenbsp;'vys als de eerfte, dog een regtflrydigennbsp;kant heen gebroken, door het ander GatCnbsp;Van de Plank een Citroengeelen Straal loo.nbsp;pen, op zulk een wys, dat hy zyn Beeltenis net op de eerfte Beeltenis werpt, dienbsp;Rood is.
Als men daarna de tweeKantzuilenGen g.langzaam op haar Aften draaijen doet, ennbsp;de onderlinge afflaoden tuflchen de Planknbsp;en de Kantzuilen, en tuftchen het Bordpapier en de Plank een weinig verandert, zalnbsp;men op de zelfde wys, beurtelings na malkander, het Geele van den eenen Zonne-ftraal kunnen doen zaraenloopen met hetnbsp;Blaauwe van den anderen; en wederom hetnbsp;Blaauwe met het laatfte Violet.
dat men op die wys Beelteniften ge* vormd heeft op het Bordpapier, die uit denbsp;twee Kleuren zyn zamengefteld, doet men
'er
-ocr page 130-Jlt;J4
De Kleuren
Xyn. »er dergelyke van enkele ongemengde Lichc* 2 Af-! ftraalen zig vertoonen, door één van denbsp;CEEL. Qvtït; Garen C of D toe ce floppen, en beurtelings na makander door het opengeblee-ven Gat de Oranje, Groene en Indigonbsp;Lichtftraalen uit één der twee Kantzuilennbsp;op het Bordpapier ce laaten vallen,
Deeze laatfle Beekeniffen vergelykcmen met de eerfte, door de esoe en de andere tenbsp;befchouwen door een Kantzuil, als H.
Uitvoerkzels.
Beider Ieder van de Beekeniffen, door het Licht, nisre^nquot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenen Kantzuil O of g alleen
door eenkomt, gevormd, vertoont zig, ’czymen Kantzuil (^oqj. (jgf, Kantzuil H, ’t zy menzemetnbsp;het blooce Oog zie, altoos rond en vaneennbsp;overal eenpaarige en de zelfde Kleur.
De Beekeniffen, door het Licht uit de beide Kantzuilen en tweekleurige Straalennbsp;zamengefleld, vertoonen zig wel op hetnbsp;blooce Oog eveneens, maar, als men ze doornbsp;den Kantzuil befchouwt, worden ze eennbsp;weinig langwerpig rond, en men ziet de
eene
-ocr page 131-eene van de twee Kleuren buiten de andere XVII. Uitfteeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;L K S.
Ophelderingen,
In de voorgaande Proefneemingen heb-De Beel-
ben we gezien, dat een enkel ongemengd
Licht, na dat het eens van zyn andere me-le Kieu-
dezoorten is afgezonderd, zig niet meer
„,; r ¦, nbsp;nbsp;nbsp;en
ontbinden en van eenfchifteniaat, ichooneenkleu-
Rien het naderhand nog verfcheiden Bree-r'§-kingen doet ondergaan. Dit is ook de reden , waarom de kleine ronde Beeltenis, die tnaar door eenen Kantzud alleen gevormdnbsp;Wordt; ftandvaRig haar eenparigeKleur ennbsp;haar Cirkelronde gedaante behoudt, fchoonnbsp;men ’er naar ziet door den Kantzuil H.
dewyl alle de Lichtftraaien, door Wier middel haar Beeltenis tot ons Oognbsp;'^ordt overgebragt, een en den zelfden trapnbsp;''an Breekbaarheid hebben, breekenzezignbsp;in den Kantzuil ook op een en dezelf-'^ys, en zonder dat ’er eenigeverandering in hun onderling beloop en fchikkingnbsp;door ontRaat. En dewyl zy daarenboven
ook
-ocr page 132-566
De Keeurin
XVII. ook alle vao de zelfde Kleur zyn, moet de ^ A ƒ ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bodem van ’t Oog
d£El. tekenen, ook overal eveneens geverfd en met een eenpaarige Kleur zig vercoonen.nbsp;Die der Doch dewyl in het andere geval juift hetnbsp;^®®|gquot;^^'tegendeel plaats heeft, moet om redenennbsp;langwer-van een regtdraads ftrydige natuur de Eeel*nbsp;pig en (enig die van twee Kleuren, t’zamen on-kleurig, dereen gemengd, gevormd wordt, langwerpig rond worden, en de eene van de tweenbsp;Kleuren 'buiten de andere uitfteeken, gelyknbsp;men ook, als men ze door den Kantzuil Hnbsp;befchouwt, met ’er daad gebeuren ziet.
De drie Billyk mag en moet men derhalven het zynenke-Otacje, het Groen en ’t Indigo, die zig ianbsp;Je en oir- de gekleurde Beeltenis, door den Kantzuilnbsp;l^yke”*^^ gevormd, vertoonen, zoo wel als de anderenbsp;Kleuren, vier, voor enkele en oirfpronkelyke Kleurennbsp;houden; dewyl deeze drie Kleuren zig nietnbsp;van een fcheiden enfchiftcnlaaten, endee-ze drie zoorten van Lichtflraalen hun eigennbsp;byzondere trappen van Breekbaarheid bezitten , die hen beftendig altoos van de andere onderfcheiden.
Maar,
-ocr page 133-I N H E r L I c H T. s6r
Maar, zal men zeggen, indien het waar XVI r.;
is, dat de Kleuren wezenlyk hun verblyf^ E S.
hebben in het Licht van de Zon, waaromdbei,.
ziet men ze ’er dan niet natuurlyker wyze
in, en zonder het behulp van Kantzuilen?
Ik antwoord hier op: i. dat menhet’er^^y^^^' ..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• de Zon-
in zommige gevallen met er daat in zieUneyiek.
Ieder, by voorbeeld, weet, dat, als men, met
, nbsp;nbsp;nbsp;’ „ geflooten
na eens een oogenblik vlak in de Zon op Oogen gezien te hebben, de Oogen toedoet, of inse^i^n-een plaats komt, daar het duider is, mennbsp;Vlekken ziet zweeven van vejfcheideanbsp;Kleuren, Rood, Geel, Groen, Blaauwennbsp;dergelyke , die zekerlyk nergens andersnbsp;door, dan door de Zonnedraalen, die hetnbsp;Zintuig troffen, veroirzaakt kunnen worden. Wanneer het Zonnelicht, door eennbsp;*®er klein Gaatje in een volkomen donkernbsp;Vertrek geleid , of weergekaatddoor eenignbsp;Siad en weerfchynend Lighaam, een zeernbsp;helder verlicht punt vormt, befpeurt mennbsp;cr kleine Draadjes in van allerhande Kleu-die als een zoorc van Pluisje maaken.nbsp;tn nu niet te zeggen. dat men meer üit-
werk-
De Kleuren
XVII. werkzels van dien aart in menigvuldige ati-
^ dere gevallen, indien men ’er flegts eed weinig op letten wil, zal gewaar worden.
3. Af-
DEEL,
2. Ik fta toe, ten anderen, dat het Dag-*
’t welk onder de
Het Zonen Dag- licht, en zelfs dat Licht,
een vorm van Srraalen onmiddelyk van de Zon
mengzel ^ot ons komt, zig doo-gaans aan onze Oo' deenkelegöfl vertoont zonder Kleur; dat is te zeg-Kleuren, gen, dat de Aandoening, die ’t in ons verwekt , geen overeenkomft heeft met eenlgenbsp;van die, welke wy gewaar worden als wynbsp;het zien na dat men ’t opeen Kantzuil heeftnbsp;laaten vallen en breeken; dat bet in onsnbsp;noch het Denkbeeld van Rood, noch vannbsp;Geel, noch van Groen, noch van eene dernbsp;andere Kleuren doet geboren worden. Dochnbsp;Newton onderrigt ons, dat het Licht,nbsp;in dien ftaat, uit alle zyne vcrfchillendenbsp;zoorten in een behoorlyke evenredigheidnbsp;ondereen gemengd, iszamengefteld, en datnbsp;die helder blinkende luider, daar’t onzenbsp;Oogen meê treft, ontdaat uit de volkomennbsp;naauwkeurige en netgepade menging vannbsp;alle de Kleuren onderling met malkanderen
D3
-ocr page 135-569
IN HET Licht.
t)e Aandoening, die ze alle te zatren en XVIi. tefFens in ons veroirza^ken, verwektgeene^
^an die Denkbeelden in ons, die iedervanoEel. haar alleen en afzonderlyk doet geborennbsp;quot;borden, even gelyk in de Kleuren, die doornbsp;de Kond ondereen gemengd worden, hetnbsp;Groen ons noch aan het Geel, noch aan hecnbsp;Êlaauw, waar uit het zamengefteld is, denken doet, en even gelyk in bet gebruik vannbsp;Onze andere Zintuigen de mcefte gemengde gewaarwordingen ons van debyzonderenbsp;''erfchillende oirzaaken, die ’er toe medewerken, onkundig laaten. Doch ’c is nietnbsp;genoeg dit Stuk voorgefteld en opgehelderdnbsp;te hebben; het moet ook bewcezen worden.
X. Proefneeming,
Toeft el.
V. Deel.
menging
Tot deeze Proefneeming gebruikt men de zelfde Werktuigen en Toedel als tot de hdd'^vannbsp;Ëerfte, diebladz.yoobefchreevenis; doch’t Lichtnbsp;daarenboven moet men hier nog voorzienf,etge-^nbsp;van een goede verhevenronde Glas-P’de
fchyf.
-ocr page 136-57°
XVII.
L E S.
3- Afdeel.
van alle de zevennbsp;Kleurennbsp;veroir-zaakt.
Plaat II. Fig. 13.
Het op denKatu-zuil gebrokennbsp;Licht opnbsp;een ver-hevpn-rondnbsp;Glas gevangen.
De Kleuren
fchyf, van drie of vier Duimen middellyns en zeven of agt Duimen Brandpunts, ennbsp;die, om ze te gevoeglyker te kunnen beftie-ren, in een Rand met een Handgreep ’ernbsp;aan gevat moet zyn , gelyk ze in Figuuri'}nbsp;wordt afgebeeld.
Op een Affland van drie of vier Voeten agter den Kantzuil, vangt men de gebrokennbsp;Lichtftraalen loodregt op het midden vannbsp;de verhevenronde SchyflK, en heeft eennbsp;wit Bordpapier L gereed, daar men dienbsp;Straalen, na dat ze door de Glasfchyf ge*nbsp;loopen zyn, op verfchillende Afltanden,nbsp;wat verder ofnaderbydeSchyf, opvallennbsp;laat.
Uitwerkzels.
I. De Lichtftraalen neemen , na dat zy door de verhevenronde Glasfchyf IK heennbsp;geloopen zyn, de vorm aan van twee Kegels, die met hunne Toppunten tegen el-kanderen ftaan. Als men nu het Bordpapier in deeze Straalen houdt, van het Glasnbsp;iK af tot aan deszelfs Brandpunt L toe,
worde
-ocr page 137-i N H a T L 1 c H T. 571 '^ordt de Beeltenis, die’er door’t Licht op XVII.
gevormd wordt, hoe langer hoe kleiner van ^ E S-
'^ïïitrek, en blyfc regt op liaan. Wanneer dkeu ^en, door het Bordpapier allenskens verdernbsp;^gterwaarts te houden, over het Brandpuntnbsp;^ heen komt, wordt de Beeltenis wederomnbsp;langer hoe grooter, en ftaat ’tonderftnbsp;hoven gekeerd; doch in beide gevallen vertoont ze zig met alle haare Kleuren.
2. Ais men het Bordpapier net in ’t Brand-Pont L ftil houdt, en deszelfs oppervlakte ''olraaakc loodregt doet Haan op de As vannbsp;^^0 Lichtkegel , ziet men ’er niets an*nbsp;op dan een klein zeer helderfchynendnbsp;^ringetje zonder Kleur; even gelykmen’cnbsp;^'en zou in het Brandpunt van het zelfde
pi
indien het Licht van de Zon ’er on-*^iddely!lt; en zonder Kantzuil op viel.
3* Dit klein helder en ongekleurd Krin* getje verliefl: een groot deel van zyn hel-^erheid, en neemt Kleuren aan, als mennbsp;*oet den kant van een Speelkaart het vierde gedeelte of de helft van de gebrokennbsp;^’ohtftraalen, ’c zy voor, ’t zy agter denbsp;F 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Glas-
-ocr page 138-572
De Keeurè
XVII. Giasfcliyf onderfchept, gelyk in Figuur 13 ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wordt.
^ ® ^ nbsp;nbsp;nbsp;Ophelderingen»
De Kegelvorniige gedaante, welke de Licht ftraalen, als ze door de v^rbevenrondenbsp;Glasfchyf IK geloopen zyn, aanneemen,nbsp;het allenskens kleiner worden der Beeltenis
Het Lic’ntnbsp;wordtnbsp;Kegel-vormig,nbsp;doch
biyfc ge- van het Glas af tot aan deszelfs Brandpunt kleurd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weder allenskens
toeneemen in grootte, zyn de gewoone uit-werkzels van een Scraalbreekend Lighaam , dat verhevenrond van vorm is, en welkenbsp;wy reeds voorheen elders verklaard hebben.nbsp;Daarenboven hebben wy ook nu nog kortsnbsp;te vooren gezien, dat de Straalen van ver*nbsp;fchillende zoorten, als zy eenmaal van malquot;nbsp;kanderen gefchifc zyn, hunne Kleuren be*nbsp;houden, en dezelve eveneens zonder verandering bly ven vercoonen, fchoon men denbsp;Straalen nader byeen en zamen dringt, ofnbsp;verder van elkanderenverwydert. Die Nadering, derhalven, die zy in ’tdoorloopeonbsp;van de Glasdikte der verhevenrondeSchyf
ver-
-ocr page 139-IN het Licht. 573
verkrygen; dieWydering, die’er door hc: XVIL lt;gt;Qderling kruiffen van elkander in het^ ^
rgt; nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 • A ?•
«landpunt in hun on citaat, moeten geenDEEi,.
minite verandering in de Kleuren der ^selcenis veroirzaaken, maar baar alleen innbsp;grootte c^en af en toeneemen, en haar reg-ftand in een omgekeerden verwilTelen,nbsp;door de zelfde Kleuren, die eerlt benedennbsp;'^aren, aan haar bovenkant te vertoonen.
Dog het voornaamite, daar ons hier in Heeft in Zonderheid op te letten flaat, is datnbsp;ï^eeltecis in een zeer klein Cirkelrond Krin-aeennbsp;Setje byeen gedrongen, zig daar zien laat,
Zonder eenige Kleur, en dat zy op nieuws men een Weer al de Kleuren, die ze tevoorenhad,nbsp;®anneemt, zrjo dra de Straalen, die haar vor- onder-^en, zig wederom, na elkauderen gek ruiftnbsp;hebben, beginnen te verwyderen en vannbsp;te fp'reiden. De Kleuren kunnen nietnbsp;'’^rnietigd geweeft zyn, dewyl men zenbsp;eveneens als voorheen van aart en in denbsp;zelfde orde, die ze gewoon zyn onderlingnbsp;houden, ziet te voorfchyn komen. Datnbsp;in’t Brandpunt ODzigtbaar’worden, moetnbsp;F 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan
-ocr page 140-574
De Kleuren
XVII. zekerlyk daar uic alleen ontftaan, dat LES, 2v daar alle volmaakt met malkandercn ver^nbsp;D£EL, eenigd en in een necgepafte evenredigheidnbsp;ondereen gemengd zyn. Die laatfte is hiernbsp;de Hoofdzaak; en een Voorwaarde, daar’cnbsp;inzonderheid op aan komr. V^nt in hetnbsp;derde Uicwerkzel van onze Proefneemingnbsp;zien wy, dat de onderfchepping van eennbsp;Deel van de gekleurde Straalen hethelder-verlicht Cirkeikringetje , dat in ’t Brandpunt L flaat, op een zeer zigtbaare wysnbsp;kleuren doet.
Alge- Dit de voorgaande Proefneeraingen, der-
meene hal ven, en uit zeer veele andere, die ik Grondbe-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. n-i
ginzels kortheidshalve genooazaakt ben hier Itil-
voerby te gaan, blyktontwyfFel-van ’t baar, dat de Kleuren waarJyk Eigenfehap* Licht, pen yan het Licht; dar zy ’er zig zeven in getal in onthouden; naamelyk, hetnbsp;Rood, het Oranje, het licht Geel, hetnbsp;Groen, het Hemelsblaauw, hetlndigovio-let en het Purperviolet, met al de by zondennbsp;re TulTchenmengelingen, dis ’er tce be-hooren: dat van de verfchiilende Vereeni*
g'D'
-ocr page 141-IN HET Licht. 575
giogen en Zamenmengzels van deeze ze- XVIL ven Hoofdzoorten alle de andere Kleuren,^ ^ S.nbsp;die men ziet in de Natuur, afhangen; cdoeel.nbsp;dat derzelver volmaakte en naar behoorlykenbsp;evenredigheid netgepafte ondereenmengingnbsp;oirzaak is, dat men geene van dis zelfdenbsp;Kleuren gewaar wordt, maar het Zon- ennbsp;Egt;aglicht zig blank en wit vertoont.
Deeze Grondbeginzelen wel begreepea Cn op een verHandige wys behandeld en toe-gepall, kunnen ons een zeer gevoeglykenbsp;Aanleiding ges ven om allerhande natuurlykenbsp;uitwerkzels, die tot de Kleuren betrekkingnbsp;hebben, te verklaaren. Men vindt’ereennbsp;groot getal zeerfchranderuitgedagteenge-lukkig getroffene Gevolgen van bygebragtnbsp;de Gezigtkunde van Newton. Ik zalnbsp;hier, van eenige der merkwaardigfte gewagnbsp;®aaken.
Gevolgen»
ï^der, die voor deeerftemaal vanzynle-Lecven-ven door een Kantzuil naar eenig wel ver-^‘^gjJ|^I gt;cht Voorwerp ziet, ftaat verrukt over die heid vannbsp;F 4
-ocr page 142-576
De Kleuren
XVII. bekoorlyke verfcheidenheid van leevendige ^ Af^quot; Kleuren, met welke het zig als geboord ennbsp;DEFi.. omzoomd vertoont, en zomtyds op verin den fcheiden plaaczen van zyn oppervlakte meênbsp;Kantzuil, belegd en uitgemonlterd fchynt. Dit is iets,nbsp;’t welk aanllonrls met den eerlten opflag vannbsp;’t Oog onze verwondering wekt i en veelennbsp;zyn ’er, die ’er buiten dit ook niets meernbsp;in zien; maar een oplettend en naauwkeu-rig Waarneemer ontdekt ’er daarenbovennbsp;nog byzonderheden in, die zyn opmerkingnbsp;verdienen.
Voor- Als het Voorwerp, dat men door den
Ygy, Kantzuil befchouwt, groot is, en vannaby
fchynzelsgezien wordt, vertoonen zig de Kicurtn
ren nbsp;nbsp;nbsp;maar aan de Randen van het Ltg-
een haam; daar het in tegendeel, zo’t een klein Kantzuil .7
gezien.
Voorwerp is en wat meer van verre be-
fchouwd wordt, gelyk, by voorbeeld, een Speelkaart op denafdand van twaalf of der-'nbsp;tien Voeten gezien, over zyn ganfche oppervlakte gekleurd is; op de zelfde wyzenbsp;omtrent als de Beeltenis, die door dennbsp;Kartzui! gevormd wierd in onze Eerdenbsp;Preefneeming,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wa.Q’
-ocr page 143-IN HET Licht. 577
Wanneer de Kleuren zig alleen maar aan XVII.
de Randen van ’c Lighaam ^ ertoonen, zyn ^ ^ S.
3. A F-
de Zyden, die tegen elkandercn over (taan jdeei.. op een verfchillendewys gekleurd : deeenenbsp;heifc Rood en Geel, terwylae andere bezetnbsp;is met Groen, met Biaauw en met Violet,
Lie Kleuren, ’t zy men dc As van den Kantzuil waterpas en evcnwydig met beidenbsp;de Oogen boude, ’t zy men haar loodregtnbsp;op en neer boude en maar met één Oognbsp;door den Kantzuil zie, vertooncnzig flegrsnbsp;aan twee Randen alleen van’tLighaam; innbsp;t eerde geval is \ de Boven- en de Bene*nbsp;d?n-Rand; in het tweede zyn ’t de weder*nbsp;zyds op en neer loopende Zyden, die gekleurd zyn. Nooit fraaijer en zigtbaarernbsp;kan men deeze Vertooning befchouwen,nbsp;dan wanneer men by beider en vollen dag-iichc in een Kamer door den Kantzuil naar
Kuiten van een Vender ziet.
Kindelyk, indien het een licht en klaar* ichynend Voorwerp is op een duiderennbsp;Grond ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kleuren, die zig aan
de Randen vertoonen, in een regcdraads F snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kry-
-ocr page 144-578
De Kleuren
XVII. ftrydige orde geplaatft, als waarin men ze LES. xiet, wanneer hec Voorwerp zelf duider isnbsp;DEEL. en op een lichten helderen Grond. In 'tnbsp;eerde geval, by voorbeeld , zullen het Roodnbsp;en het Geel boven, hec Blaauw en he,t Vio*nbsp;let beneden zyn; terwyl in hec tweede geval juift hec tegendeel plaats zal hebben, ennbsp;het Blaauw en Violet zig aan den Boven,nbsp;het Rood en Geel zig aan den Benedenrand bevinden; fchoon men den Hoek vannbsp;den Kantzuil, daar men door ziet, in beidenbsp;gevallen in den zelfden ftand en eveneensnbsp;gekeerd houde.
Hetafge- De oirzaaken deezer Verfchynzels zal kaaidenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ligtelyk begrypen kunnen, als men
breekt aannierkc, dat het Licht, ’t welk van de op den Voorwerpen wordt afgekaatft, op de zelfdenbsp;eveneenswys als dat, ’t welk onrniddelyk van deZoanbsp;als het of eenig ander lichtendLighaamkomt, ge-^mfc'h bi'öi'en wordt, enziguitelkanderenfcheidcnbsp;Zonne- en fchift, terwyl het door den Kantzuilnbsp;heen fchiet. Want zoodradeStraalen, dienbsp;de Beeltenis van een Stukje wit Papier, bynbsp;voorbeeld, of van eenig ander welverlichc
579
IN HET Licht.
Ughaann tot het Oog van den Aanfchou* XVII, Wer overbrengen, zigop verfcliillende wy-^
Zen, de eene llerker, de andere minder fterkn i- e l. in het Glas buigen, moet *er noodwendignbsp;uit volgen, dat die Beelteniszignaareenennbsp;kant heen uitbreidc en toeneemt in grootte;nbsp;un dat zy alle de Kleuren van die uit malkander ontbonden en gefchifce Straalen elknbsp;byzonder en onderfcheiden zien laat.
Indien het Voorwerp zoo klein is, dat Een het tulTchen den Hoek, dien de minfty^*^^nbsp;breekbaare Straalen met de breekbaar fte, de werp vannbsp;Roode, naamelyk, met de Violette vor-men, begreepen kan worden, leggen de geheelnbsp;Kleuren in een onafgebroken rey alle naait gekleurd,nbsp;malkandcren. Maar zo het Voorwerp tenbsp;irooc is om in dien Hoek bevat te worden,nbsp;vertoonen zig de Kleuicn alleen maar aannbsp;Randen, die wederzyds tegen elkandernbsp;Itaan, van welke de eene Rood ennbsp;de andere Groen, Elaauw en Violetnbsp;gekleurjjnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ruimte, die tuflchen bei-
den is, 2i„j. eveneens gelyk men ze kien zou met het bloote Oog. Want in die
580
De Kleuren
xvir.
LES. 3- Af-
DKEL.
Tuflehenruimte bevinden zig Straalen van alle de zoorten, en met eene evenredigheid ,nbsp;die welgcpaft en groot genoeg is, om geennbsp;de minde ontbinding en fchifting van Lichtnbsp;te doen bemerken. Dog egter wordt ’ernbsp;dan ook by vereifcht, dat de ganfche oppervlakte van ’c Voorwerp overal eenpaarignbsp;verlicht zy, dewyl anders de helderde ennbsp;nieeftverlichte gedeelten gerekend zoudennbsp;moeten worden als zoo veele byzonderenbsp;Voorwerpen , van ieder van welken afzon-derlyk men alles zeggen kan, wat wy vannbsp;’t géheele Voorwerp in ’t algemeen gezegdnbsp;hebben.
Ken groocernbsp;V oor-werp isnbsp;alieeiinbsp;aan tweenbsp;Randennbsp;gekleurd.
Laat ons, tot beter begrip en duidelyker denkbeeld van dit Stuk, het Oog üaan opnbsp;Figuur 14. Vcronderdel dat A B eene dernbsp;Afmeetiogen van het Voorwerp zy; zynnbsp;hoogte, by voorbeeld. Indien’er de Kantzuil D niet tulfchen beiden was, zou hetnbsp;Oog, in C geplaatft, het Voorwerp ziennbsp;door middel van alle de regtlyns'oopendenbsp;Straalen, die tuffehen AC en BC begree-pen zyn. Zoo dra men nu deezen Liehf-
ke-
-ocr page 147-IN HET Licht. j8t
kegel van ongelykaanig en zamengefteld XVIL Licht door den Hoek van den Kantzuil val. ^ ^nbsp;len laat, zal ieder zoort van Straal zigbree-deel.nbsp;ken op die wys, dis zyn byzonderen aartnbsp;eigen is. Indien men dan eens vyfvandienbsp;Siraalen orderfchepte, zoo dat’erdeRoo-de, by voerbeeid, cn de Vio'ettc alleennbsp;maar ovei bleeven , zouden ’er zig derhalvennbsp;twee gekleurde Stippen door vormen, denbsp;eene Rood in E, en de andere Violet in F,nbsp;en het Oog, in dien Hand geplaatRdathecnbsp;dezelve ving, het Voorwerp vergroot ziennbsp;en gelyk bc, eenpaarig cn zuiver Rood vaanbsp;b tot aan d, en van een even esnpaarige Vio-letkleur van a tot c. Maar dewyl het ver*nbsp;fchil van de Breekbaarheid in die ’¦wee zoor-*^en van Licht niet groot genoeg is om denbsp;geheele Beeltenis dc volkomen te doen ry«nbsp;tot boven de andere Bseltenis a b, be-^''ypt menligte'yk, darde middentuflehen-ruimte ad zig met de beide Kleuren, Roodnbsp;Vioiej^ ondereengemengd zal moetennbsp;vertoonen, ’c welk haar een Purperkleur zal
öoen aanneemen.
Laat
-ocr page 148-58i
De KleureM
XVIL LES.nbsp;3. Afdeel.
Laat ons nu verder die vyf onderfchepté / Scraalen wederom hun vryen loop geeven,nbsp;en dezelve teffens met de twee andere, Roodnbsp;dog in ’ten Violet, op den Hoek van den Kantzuil
midden p jjQgjj vallen, dan zullen ’erzie, in plaats zondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n
Kleur, van detwee Stippen L, F, binnen den zelfden omtrek zeven gekleurde Stippen vormen, en het Oog zal de BeeltenilTen, die ze het doen gewaar worden, geplaatft ziennbsp;tuffehen bc, dog ieder nu binnen engerpaa-len dan voorheen, toen ’er maar twee waren beperkt: zoo dat de middentulTchen-ruimte ad aan alle de Kleuren deel zalkry-gen. Dit volkomen Mengzel nu, van alle denbsp;Kleuren ondereen, herftelt het Licht wedernbsp;in zyn eerflen en onverdeelder, (laat, ende-wyl het Licht in zyn natuiirlyken ftaat geennbsp;Kleuren vormt, moeten bier dan ook denbsp;Kleuren tuffehen ad door diewederzamen-ftelling des Lichts verdwynen. Het zyn denbsp;Randen hd en lt;ïcderhalvenmaaralleen, dienbsp;gekleurd blyven, om dat daar alleen de ver-fcheiden zoorten van Licht draaien genoegzaam uit elkanderen gefchift en gefchei-
den
-ocr page 149-583
N HET Licht,
den zvn, om hunne Kleuren ce kunnen be- XVIL houden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i::
Als men naareenGIasruitofeenigander-oE 2 t. dergelyk Voorwerp ziet, en den Kantzuil De Bo-quot;raterpas houdt, vertoonen er zig goen^g^g.nbsp;Kleuren, dan alleen aan den Boven-en aan denrin-den Benedenrand; om dat in zulken g^^’algekieur'd,nbsp;de Straalbreekingen op den Kantzuil alleen als mennbsp;in die Streeklyn, dat is, op-of nederwaartsnbsp;gefchieden: de S’trailen, naamclyk, bui-terpas,nbsp;gen zig, als ze uit den Kantzuilnbsp;nederwaarts naar het Oog, indien men den als mennbsp;Breekhoek van den Kantzuil om hoog ho^^dc,nbsp;en zy buigen zig opwaarts, indien men hem houdt,nbsp;naar om laag gekeerd houdt. Om de zelfdenbsp;neden ziet men ook de Kleuren alleen maarnbsp;nsn de wederzyds op- en neerloopende Randen van ’t Lighaam, als de Kantzuil op dienbsp;gehouden wordt, dat zyn As loodregtnbsp;In beide deeze Standen van den Kantzuil blyven die gekleurde Randen, zooveelnbsp;men op Qgg nierken kan, Regtiynfch:nbsp;maar zoo het Voorwerp tamelykgrooc vannbsp;^¦'^geftrektheid is, zal het zig, fchoonhet
in
-ocr page 150-584
De Kleuren
XVII. in zyn langte met de langte van den Kant-LES. 2uil evenwydig loopt, gekromd vertoonen
is ^ p*
haam op eennbsp;helde-
DEEL. in de vorm van een Boog, om datdeStraa-len, die van deszelfs Uiteinden afkomen, in hun vallen op den Kantzuil een zeernbsp;fchuinfen Hoek met deszelfs As maakennbsp;zouden, en daar door genoodzaakt een Zy-lingfche Broeking te ondergaan, die uiter*nbsp;fte gedeelten niet meer in de zelfde rcgtenbsp;Streeklyn met die van ’t midden zoudennbsp;kunnen doen zien. Op een niet onaange*nbsp;naame wys kan men hier zig zelven vannbsp;overtuigen, als men van een plaats, die eennbsp;weinig verheven is, een welverlicbce ennbsp;overal voor de open lugt bloot Baande Rivier of W'atergragc door een Kantzuil be-fchouwt; wanneer men her vermaak zalnbsp;hebben van op de Aarde den Regenboog tenbsp;zien, in alles aan dien gelyk, welken wy,nbsp;by zekere omftandigiieden, met zoo veeinbsp;verwondering befchouwen aan den Hemel.nbsp;Een don- Het donker Voorwerp op een helderen ennbsp;ker Lig- jj^hten Grond doet ons aan zyn Randennbsp;Kleuren zien, die in een geheel anderen
-ocr page 151-i fl H E T L I c H T. 5Sj
ftandgeplaatftzyn, dan men oordeelen zou, XVIf. ^at ze zig volgens hun gewoone wyzenbsp;^reeking onderling geplaatft zouden heb-DEEL.
Het Rood, by voorbeeldden ^eel vertoont zig boven, het Blaauw en fchyntdenbsp;Violet aan den Benedenrand,
*hen uit de wyze, waar op men den Kant-keeren. Zuil houdt, juift het tegendeel zeuverwag-tSD. Veronderftel eensj dat GHIK, innbsp;figuur 15, een groot Stuk wit Bordpapiernbsp;Js tegen eenMuur vaftgema8kt,endatraennbsp;°P het midden van dat Bordpapier een Lapjenbsp;^ruia Laken, of iets dergeiyks, dat donkernbsp;'^an Kleur is, als i^, gekleefd heeft :
’^dien men nu naar dit laatlle zier dooreen Kantzuil, wiens As men evenwydig metnbsp;^ en den Breckhoek om hoog gekeerdnbsp;^^oudt, zou men, dewyl de Roode en denbsp;Ceele Scraalen minder breekbaar zyn dan denbsp;zndere, die twee Kleuren, Rood en Geel,
®an den onderflen Rand i k van het Lapje Laken moeten gewaar worden, en de bo-''enfte Rand gh Elaauw en Violet moetennbsp;Jui^ het tegendeel gebeurt ’er egter.
^ C)eel. nbsp;nbsp;nbsp;Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De
-ocr page 152-5S5
De Kleurew
XVII. LES.nbsp;3- Afpeel.
De reden is, dat dat gebroken en gekleurd gt; icht, waar meé het Voorwerp, daar rnennbsp;naar ziet, onageboord fchynt, eigerlyk nietnbsp;behoort tot dat Voorwerp, noch ’er van isnbsp;afgekaatft; maar van den helderlichtennbsp;Grond komt, daar het opgekleefd is. Datnbsp;bruin Lapje moet men aanmerken als eennbsp;Lighaamgeplaatil tuffchen tweeandereLig-haamen, die wit zyn, en ’er ter weerzydenbsp;vaft tegen aanraaken: die twee Lighaamen,nbsp;naamelykjzyn het bovenfte gedeelte GH gnbsp;van het Bordpapier, en deszèlfs benedenftenbsp;gedeelteIK. Het Rood en het Geel, datnbsp;men aan g b ziet, nevens het Blaauw ennbsp;het Violet, die G H omzoomen, kleurennbsp;dit eerlte gedeeltenaar den Regel en op hunnbsp;gewoonewys; het Blaauw en het Violet bynbsp;ik, nevens het Rood en het Geel by I K»nbsp;doen het zelfde ten opzigt van dit tweede.nbsp;Geene van deeze Kleuren derhalven moetennbsp;aan het Lapje Laken worden toegefchree-ven ; daar zy geen de minfte gemeenfchapnbsp;meê hebben; maar enkel en alleen aan hetnbsp;Bordpapier. Op de zelfde wys moet men
ook
-ocr page 153-In het Licht. 587
al die zoogenaamde omkeeringen van XVIL ^ieuren begrypen, die men z\g verbeeldt ^nbsp;^contdekken, als men door een Kantzuil deoEEL.nbsp;'''crfcheiden Stukken van een wyduitgeftrektnbsp;befchouwc, de meer en min verlichtenbsp;Bedeelten van een groote Oppervlakte, Boo*
®en, of den Gezigteinder omzoomd met zeer helderen Hemel,
Een Zonnellraal, die fchuins op de op- Öe Zon Pervlakte valt van het Water in een Glas, gjas ^Va,nbsp;op den rand van een Tafel ftaat, doet, ter geeftnbsp;^Ismen eenige Voeten ver van den Tafel af-geweeken is, de Kantzuilkleuren zien. Ditnbsp;Ssfchiedt egier doorgaans niet, of ten min-Pen niet op een zeer zigtbaare en onder»
Scheiden wys, als het Licht, na het Water Glas doorgeloopcn te hebben, niet verder voortfchiet tot op een tamelyk verren
De Klomp Water, daar dcZonneftraal iti ^Hlk een geval door heen loopt, is een waa-en regtfehapen Kantzuil, wiens Breek»nbsp;naar den Rand van ’t Glas gekeerdnbsp;^3at. Hy moet derhalven ook de zelfdenbsp;G znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ave?»
sn
De Kleuren
XVII. L E 8.nbsp;3- Af
D£El.
werking doen, als een Stuk enkel Glas, van die vorar en in dien ftand geplaatft, doennbsp;zou. Maar dewyl de verfchillende Breek»nbsp;baarheid der Straalen hennietdan met zeernbsp;fcherpe hoeken zig onderling van elkande-ren doen verwyderen, moeten ze reeds toenbsp;op een tamelyk verren afftand van hetnbsp;Straalbreekend Lighaam afzyn geraakt, eernbsp;ze genoegzaam uit elkadr gefchift zyn, omnbsp;zig elk met zyn eigen byzondere Kleur tenbsp;vertoonen. Nader by het Glas zyn het opnbsp;het hoogfl: nog de Randen alleen maar vannbsp;dat gebroken Licht, die een weinig gekleurd fchynen.
Op Diamanten. Luidernbsp;der Ju-weelennbsp;by Kaarsnbsp;licht.
De Diamanten, en inzonderheid die, welke by den naamvan Bn'/jantenbekenó zyr, vormen, als men ze in een Zonneflraalnbsp;houdt, een onteelbaare menigte van kleinenbsp;’BaeltenilTen, alle eveneens als die van dennbsp;Kantzuil gekleurd, en ongemeen helderennbsp;leevendig. Dit ontftaat, naamelyk, uit hetnbsp;groot getal van hunne Ruitjes, die onderling met malkander als zo veele Kantzui*nbsp;len raaaken. Het Licht, dat’er op valt,
ver*
-ocr page 155-j8p
IN HET Licht.
Verdeelt zig in menigvuldige kleine Straal* XVIT. tjes, die zig op alle de meeren min fchuins^'nbsp;liggende Vakjes van den Bodem, daar ze in-D EEUnbsp;gekaftzyn, nog eens opnieuw verdcelen,nbsp;en, van daar terug gekaatft, zig by hun uitgang ontbinden en van één fchiften, zo zenbsp;niet reeds te voorcn by hun Inval dus gebro-l^en en uit malkanderen gefcheiden waren.nbsp;ï)e Kleuren vercoonen zig met den Diamant helderer een leevendiger dan met Glas,nbsp;om dat ze beter onderfcheiden en van éénnbsp;afgezonderd zyn, dewylhet Straalbreekendnbsp;vermogen in den Diamant grooter en krag-tiger is dan in ’t Glas, en dezelve ook daarenboven de Doorfchynbaarheid bezit ineennbsp;Veel volkomecer maate. Het Licht van denbsp;Kaarfen brengt de zelfde uitwerkzels voort,nbsp;fchóon met een minder fchitcerenden glansnbsp;dan dat van de Zon. Dit is de reden, waar*
Om de Avondftond of Nagt zoo gunftig is Voor pragtige Byeenkomften, en de Pronk-fieraadfcn, die met Juweelen opgetooid zyn,
ZOO luifterryk doen affteeken. De ontel-daareLichcftraalen, die’eralleRegclynsop G 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;val-
-ocr page 156-590
De Kleuren
XVII. vallen, in een plaats, daar het, hoe fterlC L E S. 2v overal ook verlicht zy, ettter altyd nognbsp;DEEL, minder licht is dan in den vollen dag, manken die Uitvverkzels , daar ik hier vannbsp;fpreek, en menigvuidiger en zigtbaarer.
Een
Ghs-
fchyf
maakt
In ’c begin van dit ons Ecrfte Lid deezer Derde Afdeeling heb ik gezegd, dat Newton , toen by de Verrekykers met Glazennbsp;veel jQj. ggp grooter trap van volmaaktheid tragt-pmnen te te brengen, door in plaats van een ver-
als ’er heven Klootronde Oppervlakte een ander
zoorten nbsp;nbsp;nbsp;.
van beloop van Kromte te gebruiken, die beter
zyn
Straalen gefchikt zou zyn, om alle de Straalen, die van ieder Stip van het Voorwerp afkomen,nbsp;byeen te verzamelen, een nieuwe Ontdekking deed, waar uit tefFens de onmooglyk-heid bleek, om , van welk een vorm ennbsp;maakzcl het Glas ook wezen moge, die volmaakte Vereeniging in een enkel punt tenbsp;doen geboren worden- Dceze Ontdekkingnbsp;bedaat daar in, dat de Straalen, waar uitnbsp;het Licht zamengedeld is, fchoon met denbsp;zelfde fchuinsheid van Invalling en in eenonbsp;en de zelfde Middelüofte , niet alle even
breek’
-ocr page 157-Lichtftraalen niet byeen verzamelen dan ‘ioorze te breekcn, moetende B’aauwe ennbsp;lt;^6 Violette, die, terwyl ze door de Glas*nbsp;fchyf loopen, zigflerker dan de andere buigen, ook noodwendig eerder, en naader bynbsp;^et Glas, zamenkomen en elkanderen kruisten, dandeRoodeendeGeele Straalen; ennbsp;®agmen zigderhalven verbeelden, dat ’ernbsp;altoos zoo veele Brandpunten op een reynbsp;3gter malkander zyn, als ’er zoorten vannbsp;Straalen zyn van verfchiilende Breekbaarheid. Indien men bygevolg genoodzaaktnbsp;wierd, om tot het toeflellen van eenignbsp;Werktuig dei Doorzigtkunde het Brandpunt Biopm'*nbsp;''an eene verhevenronde Glasfehyf te bepaa*nbsp;zou men het niet kunnen doen, dannbsp;Oiaar voor eene enkele zoort van Straalennbsp;tefFens; en dat Brandpunt zou zekerlyk hetnbsp;algemeen Vereenigingspunt van al betnbsp;l-icht, dat door ’t Glas verzameld wierd,nbsp;biet zyn.
G 4 nbsp;nbsp;nbsp;New
XVII.
L E ‘I. 3, Afdeel.
Flee Brand-pnnt der
Newton, door Berekening den Af-ftand tuffchec het eerde deezer verfcheido Brandpunten en het laatde gezogc en bepaald hebbende (=^3, bewees door de Onder-
( 5) De Hoekmaat (S!khs) der Invalling van leder enkelen gelykaartigen Straal heeft een zekere en beftendi-ge evenredigheid tot zyn Hoekmaat van Breeking. De Breeking van de minft breekbaare Straalen ftaat tet dienbsp;van de breckbaarftc nagenoeg als a/ tot es. Het aller-klelnft Cirkelrond Kringetje , waar in de Glazen vannbsp;een Verrekykcr allerhande zoorten van evenwydigenbsp;Straalen byeen kunnen verzamelen , maakt het yyftanbsp;gedeelte uit van de ganfche opening van het Glas.
Indien de Straalen van al:e de verfchiilende zoorten, nit eenig lichtend Punt op de As van een verhevenron-dc Glasfehyf voorcfchletende, door dgt;; Breeking veree-nigd worden in Stippen) die niet tot op een te verrennbsp;afftaiid zig van ’t C'Ias rerwyderen, zal het Brandpuntnbsp;van de breekbaarfte Straalen nader by het Glas vallen,nbsp;dan dat van de tninll breekbaare; en de onderlinge af-Itand van die beiden Baat tot het 27' gedeelte van dennbsp;Afdand tuiTchen het Brandpunt der Straalen van miadel-baare Breekbaarheid en tuffehe het Glas; nagenoeg innbsp;de zelfde evenredigheid als de Afdand ruflehen hetnbsp;Brandpunt en tufichen bet lichtend Punt, daar de. Stralen
-ocr page 159-IN HET Licht. 593
^ervindiüg zelf en Proefneeming, dat het XVII. gebrek, ’t welk daar uit ontflcnd.zigzigt-^nbsp;baar openbaarde in’t Gebruik. Hy nam eennEEL.nbsp;langwerpig Reepje Bordpapier, waar van denbsp;eene helft Rood, de andere Blaauw geverfd valt ver-'vas, gelyk dat van onze Vyfdenbsp;®nng, en bewond hetzelve verfcheiden maal dit dernbsp;^'olgenszyn langtemc; eeogroven zwartennbsp;aad, wa ir door het eene vertooning maakte, als of’er over die twee op verfchiüendenbsp;V'rys gekleurde deelen eenige grove Lynennbsp;cn Streepen getrokken waren. Dit Bordpapier maakte hy vaft tegen een Muur, innbsp;dien fland, dat deszelfs langte wsrerpas liep,
CD verlichte het, by den Avond, fterk, door ’er, een weinig ’er van af, een dikke brandende Kaars voor te zetten. Op zes Voetennbsp;Afflands van den Muurplaatftehy loodregtnbsp;cn neer een verhevenronde Glasfchyf,
vier
l'n uit voortfehieteH, ftaat tot den Afftand tuffehen dat lichtendnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tuffehen het Glas. OfSiqM 4i NEWf-
TON, p,g. nbsp;nbsp;nbsp;jop, N.
594
De K LEUREN,
XVII. LES.nbsp;3. Afdeel.
vierüuirren breed, bekwaam om de Straa* len, die door de rerfcheiden Stippen van ’tnbsp;gekleurde Bordpapier nfgekaatlt wierden, tenbsp;vergaderen, en dezelve naar zo veele andere Stippen op den zelfden AfBand vannbsp;zes Voeten aan de andere zyde van ’t Glasnbsp;te doen zamenloopeu ; en op die wyze denbsp;Beeltenis van ’t Voorwerp te tekenen opnbsp;een Blad wit Papier, dat hy ’er voor hield ,nbsp;ïia wat verder af, dan wat nader by: ter wylnbsp;hy ondertulfchen waarnam, welk gedeeltenbsp;van bet gekleurde Bordpapier zig opdeezennbsp;en dien Afftand onderfcheidcn tekende.nbsp;Door op dien voet in zyn behandeling voortnbsp;te gaan, merkte by, dat hy, om een onderfcheidcn en naauwkeurig afgeperkte Beeltenis te hebben van het roods gedeelte metnbsp;zwarte Lynen gcftreepc, het Papier ander-halvcD Duim verder van het Glas moeft afhouden, dan wanneer ’er zig het blaauwenbsp;gedeelte op de zelfde duidelyke en onder-fcbeiden wys op tekende. Hier uit blyktnbsp;derhalven onbetwiftbaar, dat de blaauwenbsp;Straalen, door eene ea de zelfde Glasfc’nyf
loo-
-ocr page 161-IN HET Licht. 595
loopende, bun Brandpunt nader by hebben XVII.
de Roode, endathecFoorwerpgiar van^ \ f’ *ïen Verrekyker niet dan een gedeelte flegtSDEet.
het Licht, dat ’er op valt, in een en ‘dezelfde plaats kan verzamelen; ten zy hétnbsp;Voorwerp zelf van eene der zeven Kanc-^'i'lkleuren mogte zyn, en of Rood was,nbsp;of Geel, ofBlaauw, ofGrocn,ofalseendernbsp;andere Hoofdkleuren geverfd.
Dewyl het Geel met het Oranje gemengd Glazen de leevendigfte en helderfte is van alle de mindernbsp;Kleuren, is het ook inzonderheid het Brand-j^ersbe.nbsp;punt van die zoort van Licht, daar men,nbsp;als ’er BeekenifTen te vormen zyn, opnbsp;letten heeft. Naar de maate van Breekingnbsp;Van deeze Straalen, (wier Hoekmaaten vannbsp;^availing en Breeking in het Glas tot mal-l^^nderen liaan a’s 17 tot il,) moet mennbsp;d® grootte van’c Scraalbreekeod vermogennbsp;het Glas en in het Kriftal ten dienft vannbsp;de Gezjgtkunde en derzclver Werktuigennbsp;^“rekenen.. Als men dezen Regel houdt,nbsp;zig dus akyd fchikt naar de fterkfte Straa-l^P, ziet men de Voorwerpen vry onder-
fchei-
-ocr page 162-59^
De Kleureit
XVII. fcheiden, dog egternog zoo onderfcheideil
L K S. gp duidelyk niet, ais men ze zien zou, in-3 Ae-
DEEL. dien alle de verfchillendezoorten van Licht zig in een en ’c zelfde punt vereenigden.
( nbsp;nbsp;nbsp;Dit was het ook, ’c welk Newton vaa
zyn voorneemen, om de GJasverrekykers tot een grooter volmaaktheid te brengen ,nbsp;deed afzien, en een befluit neemenom hetnbsp;Catoptri-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sptegelkunde ce beproeven, en te
9“^- zien of by in 't gebruik van Spiegels dat geen zon kunnen vinden, ’c welk hy innbsp;doorfchynende Glazen te vergeefs gezogtnbsp;hadde. En zeker, dewyl hem de Onder*nbsp;vinding had doen zien, dat allerhande zoor-ten van Lichtflraalen, welke ze ook mogennbsp;zyn, zonder onderfcheid , hun Scuithocknbsp;altyd aan hun Vallioek gelyk maaken,verbeeldde hy zig met regt, dat de weerkaat-zende oppervlakten beter dan eenig andernbsp;middel, dar, men zou kunnen uitdenken,nbsp;gefchikt zouden zyn om het Licht byeennbsp;te verzamelen en ’er Brandpunten van diennbsp;aart en geflelcenis, als hy ze gaarne zag,nbsp;van te vormen. Dit gafhemderhalven dan
ook
-ocr page 163-597
tN HET Licht.
®ok aanleiding omdat Werktuig te vervaar- XVII. digen, ’t welk thar sby dennaatn van iVeTO-f*nbsp;Uniaanjehm Tekskop algemeen bekend is,DKEL.nbsp;en daar ik hier na en omflandiger btfchry-ving van zal geeven, als ik van de Werktuigen fpreek, die tot de Gezigtkunde be.nbsp;hooren.
Van alle de Verfchynzelen, die tot dcRpgen-Kleuren in het Licht betrekking hebben, is boog*
’er geen die fraaijer is, en onze opmerking verwondering beter verdient, dan dienbsp;groote Boog, dien men met zo veel luillernbsp;2ig aan den Hemel ziet vertoonen, als men,nbsp;niet den rug naar den Zon gekeerd, het Oognbsp;Haat op een Wolk, die tot Regen verfmelr,nbsp;en door dat Hemellicht, tot op een zeekerenbsp;hoogte boven den Gezigteinder verheven,
(*) befcheenen wordt. Reeds van alle ou-de tyden af had men ’er zeer hoogegedag-tun van. De menfehen, uit den algeraee-G«a^/*r9.
nea
{.*) De Zon maakt geen Regenboog, dan wanneer za Oiinder dan 41 Qraaden boven den Getigieinder yerhe-ren is.
-ocr page 164-593
Dé KleurkS
LES. 3- Af-
SSEL.
XVII. nen Zondvloed behouden, ontvingen henl als een Teken van Gods verbond met d«nbsp;Aarde, en erkenden hem daar voor. Dönbsp;JHeidenen maakten ’er eene Godheid van*nbsp;onder den naam van Iris. De Digters hebben t’ zyner Eere gezongen en op allerhande wyzen zynenl lof verbreid (*}. En denbsp;Pbilofophen van alle eeuwen wendden hunnenbsp;poogingen aan, om ’er de natuurlyke oir-zaaken van te doorgronden en te verklaa-ren.
Zyn oir. AntonIo de Dominis, Aartsbis-van SpalatOf die gebloeid heeft om-* trent bet einde van de zeftiende Eeuw,nbsp;heeft beter en verftandiger dan allen, dienbsp;hem waren voorgegaan, over den Regenboog
In byna »lle Alinncdigten {Franfchen inzonder» heid) vindt men gebruik gemaakt van den naam vannbsp;ïris, om eene uitmuntende en vcrrukkelykc fchocnheldnbsp;tc betekenen. Vader N'OCETI, Jefuit van ’t Romtitifcbnbsp;Colleih, heeft over den Regenboog een zeer (icrlyk La»nbsp;tynfch Gedigt gemaakt, 't welk Vader BOSCOW/CHnbsp;zyn Medebroeder, met zeer leerzaame Aanteekenin#nbsp;gen verrykt heeft. N.
-ocr page 165-IN HET Licht. 599
boog gedagt, en fchteef deszelfs gedaante XVir.
Kleuren toe aan de Straalen der Zon, die^ door de Regendruppelen gebroken en naar deel.nbsp;bet Oog van den Aanfchouwer wierden te«nbsp;gekaatft. Descartes , de Verklaa-ïingen van dien kundigen en fchranderennbsp;Italiaan een nieuw licht byzrttende, hsUde Metea-derde dit Stuk nog verder op; maar herzeL’*^'nbsp;in zyn vollen daglicht de Waereld ondernbsp;oog te brengen, was een Werk, dat voornbsp;blEwTON wasovergelaaten, die zyn Ontdekking van de ontbinding en onderlingenbsp;^itéénfchifting des Lichts, en van de verschillende Breekbaarheid, ieder byzondernbsp;zoort van zyn Straalen eigen , op dit Ver-Schynzel toepafte. Het zyn zyne Schriftennbsp;Zelve, die men leezen en onderzoeken moet,
’Ddien men de redenen van alle byzondere ®tnftandighe 'ien, die ’er plaats by hebben,nbsp;de uiterfte naauwkeurigheid en opeennbsp;''olkotnen voldoende wys weeten en door-gronden wü. ijlt; zal hier alleen maar vannbsp;dat geen gebruik maaken, ’twe'k ieder lig-*^lyk zal kunnen verftaan ; en ten dien einde
6oo
De Klëürem
XVII. de het voorbeeld van de twee eerfle Natuur* ^ Af^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die ik zoo aanftonds noemde,
DEEL. navolgen, door, even alszy, de voornaam* fte vertooningen, die men den Regenboognbsp;ziet maaken, met deeze volgende Proefnee*nbsp;Hiing na te bootzen.
XI. Proefneeming.
Toef iel.
De Re- Men neemt een hollen Glazen Bol, dun genboognbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gj, helder Water gevuld; om*
bootfl:. trent vandiezoorten vorm, als men onder de zoogenaamde Kriftallen Kaarskroo-nen ziet. Men hangt dien Bol aan tweenbsp;Draaden, wederzyds aan zyn Aspunren vaft*nbsp;gemaakt, wat binnenwaarts, in een Ka*nbsp;mer, dog egter op zulk een afftand van hetnbsp;Vender, en op die hoogte, dat de Zonne*nbsp;draaien ’er op kunnen vallen. Om hem opnbsp;een gevocglyke wys wat hooger te kunnennbsp;doen ryzen, of iaager daalen, laat men denbsp;twee Draaden loopen over twee paar Katrolletjes, aan de Zolder vadgctnaakt, en
’er
-ocr page 167-60l
HET Licht.
’Êr de Einden van zoo laag reerhangen, dat XVII. *öen ze gemald'elyk bereiken kan; gelyk^
®eri in Figuur i6 afgebeeld ziet. Men deel. Plaatft zlg dan, eindelyk, tuflehen het Ven-fter en tuflehen den Glazen Bo! op zulk eennbsp;3fftand, en zoo hoog van den Grond, datnbsp;Straalen, die van den Bo'naar‘t Oogaf-Sekaacft worden, met die, welkeregtftreeksnbsp;''^n de Zon op den Bol vallen, Hoekennbsp;bunnen maaken, die zomryds, naar mennbsp;'''h, kleiner zyn dan van 4oGraaden, züiii«
*Vds weer een weinig grooter dan van yc*.
Uitvcerkzels.
Als de Hoek SF O, door de twee Straa-vertoont daar ik zoo aanftonds van fprak, ge ^uilkleu-*nbsp;''ormd, van 42 Graaden ensMinuutenis.ren,
in Figuur 17, wordt het Oog van denFlaat lV. ^anfehoawer, in O geplaatfi, een zeer le-'^*^'
''endig Kcod gewaar volgens de Streekjyn Van o r.
Als ffien het Oog wat hoogst opwaarts engt, of den Bol zeer langzaam laat naarnbsp;‘^feden zakken, om den ftra'Ksgemeldënnbsp;Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoek
-ocr page 168-602
De Kleuren
XVIl L E S,nbsp;3- A F-Oith.
Hoek allenskens hoe langer hoe kleiner te doen worden, tot cat hy nier meer dan 40nbsp;Graaden en 17 Minuutcn bedraagt, geJyknbsp;de Hoek S F B, ziet men, de eene na de andere, alle de overige Kantzuilkleuren, Geel,nbsp;Groen, Blaauw, Indigo, Violet, volgensnbsp;de Screeklynen Iz, B^, en anderedergely-ke, die ’er in den zelfden rang naait aannbsp;volgen.
Plast IV. Als men eindelyk dien meermaalen ge-Fig. 16. nielden Hoek, door den Glazen Bol, gelyic in Figuur 16, wat hooger op te trekken,nbsp;50 Graaden en 57 Minuuten groot maakt,nbsp;wordt men het Rood volgens de Streeklynnbsp;O r gewaar; en indien men dan voortgaaCnbsp;met den Bol allenskens, dog langzaam, nognbsp;hooger en hooger te doen ryzen, tot datnbsp;die Hoek 54 Graaden en 4 Minuuten begintnbsp;te bedraagen, ziet men ook weder alle denbsp;overige Kantzuilkleuren agter malkandereonbsp;volgen, langs de Streeklynen Ii, Bamp;, alsnbsp;voorheen, dog nu benedenwaarts in deezsnbsp;orde. Geel, Groen, Blaauw, Indigo,nbsp;Violet.
IN HET Licht.
Ophelderingen.
LES.
3. A lr'«
In het eerilegeval, dat, naainelyk, vanoEEt. ^\uur 17, wordt de Straal van heeZonne- doornbsp;1'cht Sr die fchuins op den Glazennbsp;Valt, gebroken naar de Loodlyn pc toe, en gen enrnbsp;fluit tegen de binnenfte oppervlakte vannbsp;Clas aan in t. Een gedeelte van dit Licht, Jcaatzingnbsp;•o de dikte van ’t Glas niet doorgedrongennbsp;Wordt ’er van afgekaatft terug naar/, tnetftraal opnbsp;zelfden Hoek, vvaar tneê het ’er in tnbsp;op viel. Dog in plaats van daar by zynteibol;nbsp;Loopftreek te bly ven, en in een regte Lynnbsp;Verder naar ƒ voor teioopen, breekt zig denbsp;Straal daar nog eens op nieuw, en wykc,
^ewyl hy uit het Water fchuins in de Lugt Valt, van de Loodlyn pC af., En dewylnbsp;flueze Licht öraal, hoe dun dezelve ook zy ,nbsp;uiteen verzameling ofbondeltjebeftaatvannbsp;Straalen van verfchillende Breekbaarheid,
^®geefc zig het Roode Licht, als het minft hreekbaare van allen, naar O, het Geelenbsp;quot;aar I, het Blaauvve naar B, en zoo vervol*
SÜDs. Indien men derhalven alle dieKleu-
Hl nbsp;nbsp;nbsp;ren, .
6o4
De Kleüüei»
XVII. LES.nbsp;3. hv-
DEZU
ren, de eens nadeandere, beurtelings zieö wil, moec-raen noodwendig één vatibeidennbsp;doen , of het Oog hooger opwaarts brengennbsp;van O tot aan B, of den Glazen VVaterbölnbsp;allenskens zoo laag laaten zakken , tot datnbsp;B by het Oog komt; en dan zal de Hoek *nbsp;door den invallenden ZonneBraal Sr ennbsp;den uitfchietenden Straal ¦o B gevormd , éénnbsp;Graad en 47 Minuuten kleiner zyn dan denbsp;Hoek SFO (*).
en door
twee
Breekin-
gen en
twee
Weer-
kaatzin-
gen.
Als men op de zelfde wyseen Straal van het Zonnelicht Sr, gelyk in het tweede geval by Figuur lö afgebeeld ftaat, vallennbsp;Iaat op het benedenfte gedeelte van dennbsp;Glazen Bol, dien ik hier veronderftel datnbsp;hooger dat in het voorgaande geval opge-
trok'j
Dus ftaat ’et beide in de Amfterdamtche en in de P-iryftche Uitgaave: dog is zekerlyk een Drskfcll, e®nbsp;moet zyn Eeneti Graad en 4r Minuuten, Wantalsmeonbsp;den Hoek van 40 Graaien en 17 Minuuten aftrekt va®nbsp;dien van 42 Graaien en i Minuuten, krygt men da*nbsp;getal voor het verfchil dier Hoeken; of. ’t welk oPnbsp;lt;dn uitkonitgt; voor de Breedte, welke die gekleurd*nbsp;Boog fcbynt te beflaan.
-ocr page 171-iN HET Licht. 60s
trokken is, en den loop, welken die Straal XVTi. ''olgens de bekende en voorheen van ons ^ ^nbsp;omftandig beweezen Wetten van Broeking deisunbsp;en Weerkaatzing houden moet, nagaat, zalnbsp;®en zien, dat hy eerft by zyn Inval by snbsp;2ig breekt naar de Loodlyn^ C toe, om naarnbsp;^ te loopen, van waar by, met den zelfdennbsp;^oek afiluiiende, weergckaatft wordt naarnbsp;en van daar weder op de zelfde wys naarnbsp;Sl op welke plaats hy den Bol verlaatendenbsp;om weer in de Lugc te komen, andermaalnbsp;6?noodzaakt wordt zig te breeken. By dienbsp;i^reeking dan, even gelyk in het voorgaan*nbsp;de eerflegeval gebeurde, verdeelt en fchifcnbsp;hy zig uit roalkanderen; het RoodeLicht,nbsp;r^iinder Berk dan het andere gebrokca, looptnbsp;Oaar O , het Geele naar I, het Blaauwe naarnbsp;en zoo vervolgens: en moet men der-h-ilveii j Qin ü]|e (jje Kleuren de eene na denbsp;®Ddere te zien, nu of het Oog laager bren*nbsp;of den Waterbol hooger opttekken.nbsp;men lt;jen Hoek SP'B vergelykt roet dennbsp;Hoek Sp o , bevindt men dat de eerde 3
H3 |
Graa- |
6o6
De Kleuren
XVII. Graaden en 7 Minuuten grooter is dan de laacfte(*).
3 A F-
DEEL. Om uit het beloop deezer Proefneeming
Een en derze’iver Uicvverkzels een seer aaonee-
Pl°^'S®'rnelyke en ligtelyk bevatbaare Verkiaaring
gelyke af te leiden, heeft men flegts de Druppelen
ülasbol- \Yacer, die uit de Wolk vallen, by dien Ic*'jCS zounbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
tv/ee ge Glazen Waterbol te vcrgelyken. Want de
kleurde neervallende Regendruppels zyn van een
Halfron- nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%
den ver- Klootronde, of byna Klootronde gecaaquot;.*
toonen. te; en de grootte doet hier niets ter zaak.
Dewyl deeze Bol, door in Figuur 17 van
D tot naar Etedaalea, Figuur 16 van
G naar H teryzen, beurtelings na elkande*
ren de Kanczuilkleuren doet zien in deeze
orde. Rood, Geel, Groen, Blaauw, V-io*
let;
{*) NEWTON bepaalt het verrehil deezer Hoeken» en bygevolg de Breedte van den geklenrden Boog, dienbsp;‘er door gevormd wordt, op 3 Graaden en lo Minuutnbsp;ten j dog Itelt ook don Hoek der raeefl: bteekbaarcnbsp;Srtaalen, dien NOLLP.T op 5 Graaden en 4 Minuutnbsp;ten febatte, op 54 Gtaadeti en 7 Minuuten. TmUAnbsp;4'0$ttfte, pag. 221,
-ocr page 173-607
L 1 C H T.
Jet; begrypt men ligtelyk, dat, indien de XVIL twee TuflTchenruimten ED enGHgevuld^ f
3’ A F*
^aren, eik met een aaceengefchakelde reeksn e k u ''an kleine Glazen Wacerbclletjes, die’ernbsp;ftand hielden, men twee Ryen van kleurennbsp;gelyk zou zien; naamelyk van D tot aannbsp;E benedenwaarts, Rood, Geel, Groen,
Blaauw, Violet, en in die zelfde orde op-''''aarts van G tot aan H. Verbeeldt men 2ig nu verder dergelyke aaneengefchakeldenbsp;teekfen van Glasbolletjes, alle naaitelkan-deren geplaatft, op de Omcrekken van tweenbsp;halve Cirkels, in wier middelpunt zig hetnbsp;Oog van den Aanfehouwer bevindt, dannbsp;Zullen daar uit twee met verfcheiden Kleu-''en geverfde Halfronden, als halve Cirkels,nbsp;fievormd worden, wier Breedte gelyk zalnbsp;aan E D en aan G H, dat is, evenredignbsp;het Verfchil, dat ’er tulTchendebreek-haarlte en minit breekbaareStraalen plaatsnbsp;, en wier Kleuren in een omgekeerdenbsp;en regt (ifyjjge orde tegen maikanderennbsp;over (taan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
Ongemeen wel Remt dit alles metde Ver* KI suren
6o8
Db Kleuren;
XVII. fchynzels, die wy in den Regenboog waap-^ Afquot; nbsp;nbsp;nbsp;overeen. Doorgaans is hy dub?
DEEL. bel. De benedenIte, wiens Kleuren de hèl-dubbeienderfte en Icevcndigdc zyn , is ?.an zyn bo-^üogquot; venrand Rood: daar op solgtr.ainalkande-ren het Geel, het Groen, het Blaauw en de overige Kleuren benedenwaarts. In dennbsp;bovenden of buicenften Boog in tegerdednbsp;is ’t het Rood, dat den binnenrand omzoomt , terwyi de andere Kleuren in hunnbsp;rang opwaarts elkanderen volgen; gelyknbsp;men uit de Afbeelding van twee zulke Re-PZaatlV.genboogen in Figuur i8, daar r het Rood ,nbsp;Fig. i8. j jj2|. Geel, b het Blaauvve betekent, kannbsp;afneemen. Deeze laattteofhuiteelleBoognbsp;is alcyd minder helder van KLurdandeeer-fle of benedënfle; dev/yl deszclfs Licht,nbsp;een dubbele weerkaatziog ondergaan hebbende , daar door meer verzwakt is.
Volgens de Aftekening in de Figuiiren i6 en 17, fchiecen de Streeklyren der Kleuren uit haar laatfte Breekpunten g en f naarnbsp;het Oog COC in een geheel vcrfchillende conbsp;ftrydige orde, dan ik de Kleuren zoo an-.
ftond^
-ocr page 175-IN HET Licht.
ftouds oDtelde, en men ze in de twee Re- XVII, genboogen zig ziet vertoonen. Dog tenjquot;nbsp;öien einde moet men aanmerken, dat wy^jnL.nbsp;die Kleuren niet in de Rcgcndruppelen,
Vi^ar aan den Hemd of in deLugtonsver'» bedden te befpeuren, en ze daar zien langsnbsp;Streekiynen, die elKanderen in de laaidenbsp;breekpunten g en ƒ kruiffen: zoo dat wynbsp;'^it O de Roode Kleur zien in r, de Geelenbsp;Uit I in ï, de B.aauwe uit B in i; en der-balven het Rood den Buitenrand van dennbsp;benedenften, en den Binnenrand van dennbsp;bovenflen Boog fchyot te omzoomen.
Wat de Breedte verder van de twee Re Breed» genboogen aangaat, die is in den eenen zo^egg^.nbsp;als in den anderen grooter dan dePaa-boog?»,nbsp;binnen welke de Graadender verfchil-L'nde Breekbaarh id van deongelykaartigenbsp;bichtdrralen begreepen zyn, moeftentoe-^3aten. Maar hier komt de Middellynvannbsp;Lighaam der Zon, die omtrent eennbsp;balven Graad haaien kan, in aanmerking.nbsp;Newton bepaalt de Breedte van den be-uedenftsn Regenboog op twee Graaden ennbsp;H 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vy f-
-ocr page 176-(Sio
XVII. vyftien Minuuten; die van den bovenfleti
^ ^ op drie Graaden en veertia; Minuuten, eo
DfiEL. ftch hua ouderlingen afiland van malkan1
deren op agt Graaden en vyf-en-twintig Mi1
nuuten (1).
Regen- Aan de zelfJe ofdergelyke oirzaaken, als daar wy ons in’t verklaaren der Verichyn1nbsp;Waier zels van den Regenboog van bedienden,nbsp;fprorig. jjeeft jjjgjj qoJj de Kleuren toe te fchry ven,
Want inJieri men een halven Graad neemt voor ie Breedte der Zonnefchyf, en dus 3 o Minuuten by denbsp;Toorheengemclde Breedte van den benedenöen Hoogtnbsp;die één Graad en 43 Minuuten was, bydoet, zal dienbsp;Regenboog z Graaden en IJ Minuuten breed zyn. Penbsp;buitenfte befloeg 3 Graaden en lo Minuuten, en zalnbsp;nu derhaiven een Breedte hebben van 3 Graaden en 4®nbsp;Minuuten. De Buitenrand van den bencdenften Boognbsp;maakt daar door nu. een Hoek van 4Z Graaden en i7nbsp;Minuuten, in plaats van 42 Graaden en 2 Min. en denbsp;Binnenrand van den buitenften , die yo Graaden en J7nbsp;Minuuten was, een van yo Gra.iden en 42 Min.; z»®nbsp;dat da onderlinge atftand der twee Boogen, en de ruim'nbsp;te die 'er tuflchen beiden open blyfe en ongekleurdsnbsp;Vak nirmaakc van t Graaden en zy Minuuten.
-ocr page 177-dll
IN HET Licht,
'''Slice men zomtyds bcfpeurt rondom een XVII.
^acerfprong, die door den Wind gedree-L E S.
''en worde en tot Rogeo verdeeld; terwylo^^^ ''y Van de Zon, die rntnoan ondertuffeheanbsp;'’«n agteren he; ft, befeheeaen wurdt. Wantnbsp;Verfehynzel worde men niet overal,
^aar men ftaar, gewaar; en zo men op de ^^andplaats, die ’cr noodzaakelyk by ver-worde omhectekiinnen zien, naauw-kcurig agt ftaat, zalmen be, inden, datdenbsp;kloeken, welke door de Licbtftraalen, dienbsp;'’an de Zon op den Waterfprong VLÜen, metnbsp;van daar weer naar’t Oog van den Aan-^asouwer fchieten, gevormd worden , vannbsp;zelfden aart cn eigerifchappen zyn, als
en moeten, om een Regenboog zig de Lugt ce doen vcrcoanen Cf^,
Men
^ (t) Zt»r bekend 7.yn dus onder anderen de R.-gen-'’ ’Seii op de Bltckerycn door 't Hoozen van ’t Ly.. V'a.it veroirzij^kt. Op Ace 'iet men ^e ook mccrinaa.
by harden Wind door 't fpatteii der Golven, die *Cj,en t Schipnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die zelide Regenboogskleuren
rn de Daauwdruppels,
men ook In den morpenfto'. d by heldere Zonne-overal Ln a, Tgt;.niv«rHT'»vrvrgt;Al« - die aan de Booror
Uav
-ocr page 178-lt;5i2 De Kleuren
XVII. LES.nbsp;3- ¦Aï'-
t)£EU
Regenboog op dennbsp;C'.rond,nbsp;Zonnekringen.
Men heeft zoratyds gekleurde Cirkels of Regenboogs-Kringen, Ly (tukken of ooknbsp;welgeheel, opeen Weide zien liggen, daarnbsp;men, eenigen tyd na het opgaan der Zon,nbsp;van plaats, die tainelyk verheven was, lu’Cnbsp;Oog op flqeg. Uit VeiTchynzel is ook, ge-]yk devoorige, zynoirfprong vcrfChuldigdnbsp;aan de Breeking en Weerkaatzing, welkenbsp;de Lichtilraalen ondergaan in de üaauw-druppelen, die nog een geruimen tyd, nanbsp;dat de Zon reeds fchy nt, aan ’t Gras bly vennbsp;hangen. Om hst beloop der Straalen in zulknbsp;een geval en derzelver verfcbeiden Buigingen en Screeklynennaauwkeurig teweeten,nbsp;heeft men llegts te letten op de hoogte dernbsp;Zon boven den Gezigteinder, op de Standplaats van ’t Oog, op het Straalbreekend ennbsp;Weerkaatzend vermogen van een Water-
drup-bladfn, Struiken en Planten hangen, gewaar. Een klein Wolkie, dat by een anderains met weinig Wolken bezetten Hemel aiieen en afgescheiden ftaat, vertoont zomtyds, terwyl het tot Regen veifnielt, econbsp;Biet onaartig Rcgenboogsverfchynzel in de Lugu
-ocr page 179-IN HET Licht. 613
•druppel, (op die plaats veronderüeld, daar XVlt* iig het Verlchynzel zien laat,) en op de^*nbsp;''erfchillendeGraaden vanBreekbaarheid van desunbsp;Straalen, waar uk het Zonnelicht is za-fTiengefVeld. Die zelfde Straalbreekingcn»
'''elke het Licht, terwyl het door Wacer-•^luppe’s heenfchiet, ondergaat, zyn het sindelyk ook, waaraanmendeVertooningnbsp;heeft toe te fchryven van die gekleurdenbsp;Kringen , welke men zomtyds om de Zon ennbsp;Offl de Maan gewaar wordt; dewyl men zenbsp;zeker opzigt en vrywelnaboocftdoordenbsp;'lam van eenFakkelofbrandendeKaarsag»nbsp;een dikken Damp te plaatzen, die vannbsp;heet Water opgaat (t).
1 1 Alle deeie en de verders Verfchynzclen van den dubbelen en zomtyds drie dubbelennbsp;^^genboogj den Maanregenbooggt; de Zona Maan ennbsp;'^rrekTingen i de Byzonnen cn Bymaanen mei haarnbsp;Ê^^leurde en ongekleurde Kringen en Staarten» kan denbsp;^^derduitfehe Leezet omft.indig befebreeven en verklaard Vinden in de Natuurkunde van den Heer MUS-®CHENBRoj;jj^ §. idoó en volgende, en in de Ge-‘¦'gtkunde van den Heet R. SMITH, I. Deel, het lo.nbsp;ïi. Hoofdiluk,
6l4
De Kleuren
XVII. LES.nbsp;3. Af-
DEïL.
Over de Kleuren in de Lighaamen.
De Lig* haainennbsp;doennbsp;aelvenbsp;ook ietsnbsp;tot de
At de Lighaamen zelve ook in ’teefl of ’t ander opzigt iets tot de Kleurennbsp;toebrengen, waar meê wy ze geverfd ennbsp;bekleed zien, kan niet ontkend worden.nbsp;Kleurenis niet genoeg, dat flegts een Voorwerp verlicht zy, om het of Rood , of Wit,nbsp;of Groen te zien* Hoewyl ’er in het Licht,nbsp;’t welk het Lighaara ontvangt, ten vollennbsp;alles is wat’ervsreifcbt wordt, om het onder deezeof geene Kleur zig voor onze 00-gen te doen vertoonen,. gelyk wy in hetnbsp;voorgaande Lid dcezer Afdeelingbeweeznnbsp;hebben, moet het egter ook nog daarenboven zelf voorzien zyn met de eene of de andere Hoedanigheid of byzondere Geftehe-nis, die het bekwaam maakt, cm alleennbsp;maar zommige deeltjes van dat Licht, metnbsp;uitfluiting van alle de andere, te kunneOnbsp;weerkaatzen of doorlaaten.
€iS
IN DE LIGHAAMEN.
zcg mec voordrage, alleen rranr zomnii- XVII,
ëe zcorten van Straalen of Lichtdeeltjes^quot;
''^eerkaatzen of doorlaacen : want de Lig deel.
^aarnen, die wy gekleurd noemen, zynofc zylt;iovor
ondoorfehynende, of doorfehynende;
^ie Hoedanigheid ofhyzondere Gefl:eltenis,fteltenis
^aar jfc zoo aanftonds van fprak, wac kan''®” j.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opper-
“gt;e anders zyn, dan, in de eerde, een by* vlakte en bonder Weefzel van Oppervlakte, een ze-J-dheden,nbsp;kere eigene fchikking en onderlinge plaat-zing van de deeltjes, die hun oppervlaktenbsp;'aitmaakenj en in delsatfte, dan eenQ Tl-Porofiténbsp;een zoort van ledige tuffehenruimtennbsp;lipopeningen, die, ’tzy door haar grootte,nbsp;t zy door haar gedaante, met deeze of gee-zcorc van Licht de meefteovereenkomftnbsp;ipebben ?
_Dit Denkbeeld, zoo eenvoudig als ik het die alleen ter néér ftel begreepen, genoeg-zaatn voldaan, en ’t ganfc’ne Stuk afdoen zoortennbsp;gevoelen van hun., die aan het Licht
Cfin R nbsp;nbsp;nbsp;ccr-
cevjeegirg loefchryveo van verplaat-ksatzen
^ing, waar door de Lichtbolletjcs met
®3d vanhetlichtendLighaimnaardezigt* ’ '
baa-
6i6
De Kleuren
XVII. baars Voorwerpen, en vandeeze Voorwer* LES, per weder naar onze Oooen overgebragt éönbsp;i verplaatfl: worden. Wanneer men de voorc-ftraaling des Lichts op die wys begrypt^nbsp;kan men zeggen, datdeweerkaatzendeop-^nbsp;pervlakten yen verzameling zyn van vaftenbsp;Deelen, die hcc Licht, dat ’er tegen aaönbsp;ftuic, terug kaatzen en ’er weer voorwaartsnbsp;uit van sfdoeh üuiten; en dat de doorfchy-nende Lighaamen als een zoort van Zeevennbsp;moeten aangeraerk: worden, die hét groot*nbsp;fle gedeelte van bet Licht, dat’er op valt,nbsp;„ laaten doorioopea. Men kan’er, omredennbsp;Van de Kleuren te geeven, verder by voegen^nbsp;dar, om de byzondere fchikking engeftel-tenis, en de daar uit voortfpruitende zekere overeenkorofl; of evenredigheid van oppervlakte in de eene, en van ylheidenope*nbsp;Dingen in de andere zoort van Lighaamen,nbsp;zotTunige Straalen gemakkelykerofin groo*nbsp;ter menigte terug;-.ekaat(l of doorgelaatennbsp;worden dan andere. Dus zal het Roodsnbsp;Licht, by voorceeld , boven alledeanderenbsp;Kleuren den voerrang hebben, datuitkragt
1#I DE LiGHAAMEN. 6l’j[
die overeenkomt van beider geflelcecis XVIi. '^eRobynheteen vryen doorloop geeve, en^
’t Vermillioen het terug kaatze; de Topaas dêeu het Goud zullen het zelfde doen ten op-2igt van de Geele Straalen; de Smaragd eftnbsp;Gras def Weilanden aan de Groene, eanbsp;Zoo vervolgens met alle andere Kleuren.
deeltjes^
Maar indien men zig aan‘t Gevoelen vandat't Descartes houdt, en de Lichtftraalenj^j^g jjnbsp;Seen andere Beweeging toefchryft, dan de van eennbsp;Schudding of Trilling, die ftuK voornbsp;^an de Bolletjes, daarzeuitbetaan , wordt Licht-ftleégedeeld en van het een aan ’c ander overbezet, zonder datzeeenigeplaatsverande-•¦ing ondergaan: indien men daarenbovennbsp;Ook, gelyk Wy, van gedagten is, dat hecnbsp;Dicht of, om naauwkeuriger te fpreeken,
dien
^^szelfs werking niet terüggekaatft wordt ^oor de eigen en va te deden van de Opper*nbsp;klakten, maar door deeltjes van zyn eigennbsp;^®ort, door de Lichtdeeltjes, die de ledigenbsp;’^peningen der Oppervlakten vervullen, ennbsp;aan derzelver monden onthouden; in*
rocn, zeg ik, op deeze wys de zaak V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be*
6l8
De Kleuren
xvn,
L E S
3. Af-
BZ CL,
welk alleen die van bunnbsp;eigennbsp;zoortnbsp;weer-kaaizen,
begrypen wi', zal men by het Denkbeeld, dat ik zoo aanftonds voorftelde, nog iet*nbsp;moeten by voegen, om de Vertooningen vannbsp;Kleuren, die deLighaamenonsIaatenzien,nbsp;te vcrklaaren. Want tot wat nut zou hetnbsp;ftrekken, dat men de doorfchynende Lig*nbsp;haamen als Zeeven, gefchikt om doorgangnbsp;aan het Licht te verleenen, aanraerkte, indien die fyne Vloeiftof niet met eene be*nbsp;weeging bezield was, welke haar door dienbsp;Lighaamen kon doen heenen loopen ?,nbsp;Laaten wy ’erderhalvendeeze Veronder*nbsp;(lelling nog by voegen, dat de weerkaaizen-de Oppervlakten niet alleen haar ledige ope*nbsp;ningen met Licht gevuld hebben, om hetnbsp;Buitenlicht, ’t welk ’er opvalt, weer af tenbsp;kaatzen ; maar dat ook dit Licht, in de gekleurde Oppervlakten, van deeze of vannbsp;geene byzondere zoort is, en daar door gefchikt en in (laat om vandeLichtbolIetjes,nbsp;die van den zelfden aart zyn, de beweeging *nbsp;die hun eigen is, over te neemen, en zenbsp;hun weer terug geeven. De Cochenille,, bynbsp;¦voorbeeld, verft Rood, niet uit zigzelve,
maaf
-ocr page 185-CUö
In de Lighaamén.
®aar om dat haar deeltjes, tot den vereifcb- XVII. len trap fyn gemaakt, en in de openingen ^ ^
®n tuflchenruiraten van de Wol ingeplanc,bEEL. 3ls ^oo veele kleine Sponsjes verftrekken,
^ie doortrokken zyn met een Roodkleurend Licht, dat uit eigen aart gefchikt is om opnbsp;®^n Licht van de zelfde zoort wederom tenbsp;'berken; dog in welke de Lichtftraalen vannbsp;een verfchillende natuur, door gebrek vannbsp;^ehoorlyke wederwerking, fmooren en ge-^lu'cht worden*
Laaten wy de doorfchynende Lighaamén eh iii ''erder, die gekleurd zyn, niet als enkelenbsp;^eeven aanmerken, maar veeleer als eenr? Lig-^yn Netwerk', welks Maazendeeeneofde^^“™^gj.nbsp;^fidere byzondere zoort van Licht bevatten, kingnbsp;dat bekwaam is om de beweeging, dienbsp;door Lichtftraalen van de zelfde natuur aannbsp;^^égedeeld wordt, over te neemen, tot aannbsp;e andere oppervlakte van’t Lighaamdoornbsp;zetten, en van daar weder nog verdernbsp;''Oort te planten. De lynregt loopendeope-Ji’ngen van een GlasRooden Wyn bevattennbsp;diQ, kan meu zig verbeelden, aan éénge-I 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcha-
-ocr page 186-6io
XVII. LES.nbsp;3- Afdeel.
Denk' beeldnbsp;dier wernbsp;king innbsp;Spiegelsnbsp;Glas,nbsp;Water;
ia witte
De Kleurëh
fchakelde ryen van Roodkleurende Licht* bolletjes, die door een ongelykaartig za*nbsp;mengefteld Licht getroffen, die beweegingnbsp;alleen maar aanneemen en overbrengen, dienbsp;tot de Roode Kleurftraalen behoort*
De Oppervlakten, die volmaakt weer* fchynend zyn, zulke, naamelyk, als wynbsp;Spiegels noemen, en die alle dezoorten vaönbsp;Lichtftraalen, zonder onderfcheid, ’t zy elknbsp;afzonderlyk, ’t zy allen tefFcns en ondereen, terug kaatzen; gelykookdeklaareennbsp;helder doorfchynende Lighaamen, als Glas,nbsp;Water en dergelyke, bevatten in hunnenbsp;openingen Lichtbolletjes van alle de ver*nbsp;fcheidene zoorten, en in die zelfde maacenbsp;van evenredigheid, welke de Natuur in hetnbsp;Zamenftel van het Zonnelicht heeft waargenomen. Hier uit vloeit dan voort, datnbsp;die Lighaamen altyd gereed zyn en in ftaat,nbsp;om de werking van alle de gelykaartigenbsp;Lichtftraalen, ’t zy afzonderlyk, ’tzyver-eenigd en gemengd, terug te kaatzen, ofnbsp;verder door te zetten.
De witte Oppervlakten, en de Lighaa-
men»
-ocr page 187-IN DE LICHAAMEM. 6ll
Wen, die de Doorfchynbaarheid in een min- XVIL der trap van volkomenheid bezitten en zon-^nbsp;der Kleur, verfchillen van deezelaatfte al-DEgunbsp;Jeen maar in wat Meer of wat Min. Iknbsp;*^^ggen,dat het Licht, ’twelk ’erop valt,fchynen-’er van afgekaatft wordt, of ’er metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Werking door heen loopt met eenig verlies en op een onregelmaacige wys, ’t zy datnbsp;*ulks uit gebrek van behoorlyke lynregtheidnbsp;inde openingenen tuflchenruimten ontftaa,
’t zy dat bet veroirzaakt worde door een ^ingunftige gedaante, of grootte, offchik-king van de eigen deeltjes van die Lighaa-öien.
Het geen wy eindelyk Dof, Donker, Doffe, ^wart noemen, is niets anders daneenont-Do^ke-®2erning of gebrek in meerder of minder te’Lig-*^aate van het weergekaacft of doorgelaaten haamen.nbsp;Dit gebeurt wanneer de Lighaamennbsp;Licht, waar meê ze befcheenen wor-opflurpen^ en deszelfs werking fmoo-enuitbiuifchen. Volgens het Gevoelen,nbsp;daar ik hier van fpreek, moet dit Uitwerksel daar aan toegefchreeven worden, dat hetnbsp;I 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Licht,
-ocr page 188-622
De KleüreS
XVII. Licht, ’t welk de tufTcherruitnten en ope-L E ƒ. pingen van ’c Lichaam vult, zig te zeer ver* dêe;.. ward bevindt en ingewikkeid tuflcben de eigen deeltjes der Steffen, die het bevatten ,nbsp;en daar door niet in ftaac is om een merke-lyk of genoegzaam groot gedeelte vaneennbsp;Schok, welken ’er dielnvailendeStr .aienopnbsp;ma aken, over te neem en en weer mtê tenbsp;deelén.
DeKleur Dewyl men’tover de Nat uur der Bewee-
haLnen S’f'Sj nbsp;nbsp;nbsp;btzjeld wordt,
hangt niet eens is, en ’er nog zeer veeleo «edaan-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wezvniyke verplaat-
tc, groot-zing of uitfehietingder Lichtboiletjeshou-rdiikking^*^quot;’ geef ik alles, wat ik hier rot nog toe der Stof- over dit byzonder Stuk gezegd heb, nietnbsp;deeltjes jjQg^er Op, dan alleen maar als een erkelenbsp;Veronderftelling. Maar, ’t zy men ze toe-ftemme, of’t zymenzeverwerpe, voorzonbsp;ver het een' met regt of onregt zig verbeeldenbsp;verblyf en valle zitplaats van het Licht binnen in deLighaamen betreft, en dewjze*nbsp;waar op ik (lel dat de werking van de invallende Lichtllraalen door de doorfchynbaare
Mid'
-ocr page 189-IM DB LIGHAAMEN. 623
Middelttoffen heen voortgezet wordt, ofte- XVII. rug gekaatft van ondoorfchynbaare Opper- L E S.nbsp;vlakten; ’c komt my egter voor, datmen,;EEL.nbsp;genoodzaakt zal zyn om ’er het wezenlyknbsp;gedeelte van toe te liaan, dar geen byzondernbsp;Leerllelzel voor- of tegenfpreekt, maarzignbsp;Veeleer gevoeglyk fchikt naar alle. Dit,naa-*®elyk, het welk ik reeds in den beginnenbsp;geopperd heb, dat de Kleur der natuurlykenbsp;Lighaamen voornaamelyk beftaat in een zekere onderlinge fchikking, in de byzonderenbsp;gedaante en in een min of meer groote dunheid en fynheid van hunne deeltjes, voornbsp;io ver zulks dezelve bekwaam maakt omnbsp;het Licht in meerder of minder maate tenbsp;'veerkaatzen of door te laatcn, en om hennbsp;^'gtbaar te doen worden onder deeze ofnbsp;ë^eoe zoort van Straalen.
^ÊWTON, op wien men niet kan na Gevoe-^^atenzig, als men van Kleuren fpreekt, ie ^2r oogenblik te beroepen, (na een grooteTO».
van Proeven en Waarneemingen,
3l!e met eene naauwkeurigheid en meteene c randerheid, die geen weergaê heeft, on-I 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-
-ocr page 190-624
XVII. LES.nbsp;3. Af-
DEKL.
derzogt en behandeld,) hield zig, om van de Kleuren in de natuurlykeLighaamenre*nbsp;den te geeven, enkel en alleen aan de meer»nbsp;dere of mindere dikte van de kleine fchil-fertjesofdeeltje.s, waar uit dezelve wordennbsp;zamengefteld. Hyheefc zyn Befpiegelingennbsp;qver dit Stuk en zyn Berekeningen zoo vernbsp;VQortgezec, dat Leerlingen , in zaaken vannbsp;deezcn aart nog niet genoeg geoeffend ,nbsp;moeite zouden hebben om hem te volgennbsp;en in ’t oog te houden. Hy durft zelfs on-derneemen de Trappen van Dunheid ennbsp;Fynheid te bepaalen,welke de deeltjes, waarnbsp;uit de Oppervlakten of de Dikten beflaan ,nbsp;hebben moeten om deze of die zoort vannbsp;Licht te weerkaaczen of door te laaten, opnbsp;dat pen Lighaam, ’tzyby wyzc van Door-fchynbaarheid, ’t zy door middel van Weerkaatsing gezien, ons of Rood, of Geel,nbsp;ofBlaauw voorkome. Waaruiï volgt, datnbsp;jnen ook over de grootte van die Stofdeeltjes, om welke ons te doen gewaarwordennbsp;en ondeiTcheiden de^llerbefte Mikroskoopennbsp;BOg zeker verre te zwakzyp, zou kunnen
oor-
-ocr page 191-ï N DE LiCHAAWEN. 625
oordeelen alleen uic de Kleur van hun Za- XVII,' menweefzel,
Wat my betreft, fchoonik de verfchil deel. lende Trappen van Dunheid of van Fyn-Gevoe-heid der Lighaamsdeeltjes als de voorn aam-fte oirzaak aanmerk van de Kleuren in deSchryvwrnbsp;Ligbaamen, fluit ik egter noch de gedaantenbsp;''an ieder van diedeeltjes, noeh het byzon-der vvecfzel van hun onderlinge fchikkingnbsp;en zamenhang van 't getal der oirzaakennbsp;dit, ea maak vry watftaatop deverfchei-denheden , die daar door in de Tlbeid óetporojk^nbsp;Lighaamcn en de gefleUenis hunner ledi-Se tuffchenruimten en openingen onrftaannbsp;*^‘Octen. Zie hier eene van de voornaamftenbsp;Bewysproeven van Kewtok, die ’er tef-ook een voor roy flrekkeukan, indee-Volgende Preefneeming.
I. P ROEFNEEMINS,
Toejiel. nbsp;nbsp;nbsp;^
Neem een Brilglas, dat aan decenezydeEen plat plat is, en een ander Glas, wiens
vlak-
XVII. L E S.nbsp;3- Af-DÉÉL.nbsp;Giiis tegen elkandernbsp;aan gedrukt,nbsp;Piaat IVnbsp;Fig. 19.
vlakte zeer flaauw verhevenrond is: otfl* treni, by voorbeeld, als het Voorwert gl2Snbsp;zyn zou van een Verrekyker van dertig ofnbsp;meer Voeten. Leg de verhevenrondezydenbsp;vanditlaatfte Glas op de platte oppervlaktenbsp;vaö het eerfte, en druk ze met beide dcnbsp;handen fterk tegen malkandéren aan; dognbsp;zOO, dat gy vry zien kunt wat ’er tuffchennbsp;de twee Glazen gebeurt (*gt; In Figuur iPnbsp;ftaan twee zulke op elkander liggende Gla*nbsp;zen afgebeeld-
Ais men decze twee Glazen, dus tegen
el*
(*) By gebrek van Glazen van een genoegzaam laf ? Brandpunr, kan men deeze Proefneeming ook wel doetnbsp;met twee Glazen Kantzuilen, wier zydcn men tegen el'nbsp;kanderen houdt. Wantdewyl het zeer zelden gebenri.J*'nbsp;hunne oppervlakten , ftrikt genomen, volmaakt vlak ly”'nbsp;zal men doorgaans bevinden. dat zy malkanderen be'nbsp;ginnen te raaken in een punt, of in een vakje, dat zeefnbsp;klein van omtrek is, even als de Glazen, die maar ee*nbsp;weinig verhevenrond zyn.
627
627
I N DÉ LiCHAAMI N, ^kanderen aangedrukt, op ie's legt
u, dat XVIL’ ‘^quot;nker is,'zoo dat ’er van cnderen geen^
*^et minde Licht door komt, maar als hetDBBL. ^icht ’er van boven op vak, ziet men in gekleur-^et midden, dat is, opdiepiaats, daarnbsp;blazen elkanderen raaken en onmiddelyk eennbsp;''ad tegen elkander fluiten, een zwarte Vlek,nbsp;daar verfchdden Ringen om een loopen,midden,nbsp;die op verfchiilende wyzen gekleurd zyn,nbsp;door andere fmalle Tuffcbenringen zonder Kleur en alleen maar verlicht, eenwei-% '•'an elkanderen gefcheide • cn afgezonderd. De KI euieo, van der Ring, die ’tnbsp;''eadamde zwartt Vlek van ’t Middelpuntnbsp;afgerekend, volgen n.alkander in deezenbsp;'^'de; Bla3ugt;v, Wi., Geel, Rood, Violet,
Sliauw, Groen, Geel, Rood, Pu;per, Blaauw, Groen, Geel, Rood, Groen, Rood.
worde men’er nog anderegewaar, ®'®^rdie, terwylzc allenskens nader by dennbsp;®'’'trek der Glazen komen, dermaate ver-
¦flo-
Jeuwen, dat ze naauwelyks meer zigibaar
^'^laar indien men deeze twee Glazen, te* of een
gen ®“dere
-ocr page 194-628
De Kleuren
XVII. geo elkanderen aan gedrukc als te vorefl» ^ Ar^quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wyze houdt, dathetLicbt’®^
DEjth. door heen fchynt, en nietby weerkaatzinê» orde vangelyk in ’c eerfte geval, maar door de Gla*
de^afn-
gen met van de zwarte of duiftere Vlekvan’tMi'^' der Vaknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cirkelrond Vakje, da^^
je in ’t helder licht is, en zig eveneens vertoont al® midden, gg^ enkel Stuk Glas of Glazen Ruit, daafnbsp;het Daglicht door fchynt. De TuflcheO'nbsp;ringen, die de gekleurde Ringen, daar il^nbsp;zoo aaoftonds van fprak, van elkanderepnbsp;fcheidden, zyn nu zelve gekleurd, envoi'nbsp;gen van ’c helder Middtipunts Vakje af mal'nbsp;kander in deeze orde; Rood, Geel, Zwart»nbsp;Violet, Blaauw, Wit, Geel, Rood, Blaauw»nbsp;Rood, Groen dat naar ’tBlaauwe trekt,nbsp;andere tjergelyke Kleuren meer.
Ophelder ingen.
De G!a- Tuffchen de twee tegen één gedrukts tenin^’tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Proefneeming blyfc ’et
midden een dun Cirkelrond Reepje of Schyfje vaO opeikan-^ygj.Qygj.^ dat van den Omtrek af naar het
Mid'
-ocr page 195-DE LICHAAAIÉN. 020
Middelpunt toe allenskens hoe langer boe XVIL '^ünner wordt, en op die plaats eindelyk',L ^
^aar de Glazen vaft tegen elkander aan raa-jgt; ^ * l.
, geheel verdweenen is en ontbreekt, men van boven op het Glas neerziet,nbsp;^^rtoont zig het midden als een zwarte ofnbsp;'^hiftere Vlek, om dat’er bet Licht op dienbsp;Piaats doorvalt, als door een volkomen ge-^Vkflagtige Middelftcf, dewyl de twee Gla-*50 onmiddelyk zaroen vereenigden tegennbsp;alkander fluitende asngemerkt moeten wor-*^50, als of het maar een enkel Glas ware,
®0om dat dit doorvaliend Licht’er beneden 5en zwartagtigen of donkeren Grond ont-hioet, die het niet terug kaatfl:. Immersnbsp;dat dit de ware reden van die duiftere Vleknbsp;*y» blykt daar uit, dat die zelfde plaats vannbsp;do twee Glazen zig helder en licht ver-^®ont, als men ’erdoor naarden Dag ziet,
’t Licht ’er door heen laat fchynen. bandit rond Middenvakjeaf tot aan den De ver-^mtrek der Glazen neemt het dunSchyfjej^ïj’^^^’^’nbsp;^5gt, dat tuflTchen beiden is, ongevoelig heid dernbsp;langer hoe meer in dikte toe;
-ocr page 196-630
XVII. LES,nbsp;3- AF'nbsp;D£EU
lUfet is oirzaaknbsp;der ver-fchillea-de Kleunbsp;ten.
DieKIeU'
ren zyn
ook in
dunne
Glas-
fchilfer-
jes.
Oe Kleu^ren
de Kleuren der Ringen, die men ’er, zóó duor weerkaatzing als by doorfchyning, ifnbsp;ontdekt, veranderen naar maate van dienbsp;vei fchiliende trappen van minder en meerder dunheid van die tuffchenlugc; magmeönbsp;met genoegza.iraen grond van r den zignbsp;verbeelden, dat bet dit, de meerdere ofnbsp;mindere dunheid van de Stoffchyfjns, io*nbsp;zonderheid ook is, waar van in de Lighaa-men het vermogen afhangt, dat hen bekwaam maakt om deeze of die zoortnbsp;Kleur te doen doorfchynen of weerkaat'nbsp;zen.
, Indien men dit Verfchyozel nooit anders dan alleen met dergelyke hoe langer hoenbsp;dunner toeloopende Schyfjes Lugt zag gebeuren, zou men mogelykdie verfcheideD-heid van Kleuren, wedce wy luflchen deezenbsp;Glazen ontdekten, aan de eene of de anderenbsp;byzondere hoedanigheid of eigenfchap vaOnbsp;die Vloieftof kunnen toefchryven Maar denbsp;Brandfchilders geeven ons, door het Gla*nbsp;ongemeen dun te blaazen, gelegenheid olt;^
die zelfde üicwerkzels waar te neemen i**
IN DE LiCHAAMEN. 63^
Glasfchilfertjes, die men genoegzaam XVH. van eene en de zelfde en overal een-^nbsp;l^aarige dikte bevindt. En wie heeft die deel.nbsp;^•earvertooningen niet gezien en ’er zignbsp;®''er verwonderd in die dunne ligte Water-'^ellen, welke de Kinderen met een Pypjenbsp;Zeepwater blaazen en in de Lugt laa»
^^0 vliegen ?
¦Nog iets, 't welk verder in deProefnee-inZeep-^'aing met de twee Glazen Haat aan te
is dat, naar raaate men dezelve aliens-hoe langer hoe digter tegen elkanderen ®andrukt, men ook de binnenranden vannbsp;SchyfjeLugt naar evenredigheid dunnernbsp;^oet worden ; en dat men dan ook de gefleurde Ringen, ter zelver tyd, zig hoe langer hoe verder van het Middelpunt ziet ver-''^yderen.Dergelyke veranderingen enKleur-''erpiajtgingen wordt men ook in de Zeep-'^aterbellen, ftraksnadat men zegeblaazennbsp;gewaar. Dcwyl het Vogt door zynnbsp;hatuurlyke zwaarte naar beneden en heton-^erfte gedeelte van de Waterbel zakt, wordtnbsp;*y aan haar bovenkant allenskens hoe langer
hoe
-ocr page 198-632
De Kleuréh
XVII. LES.nbsp;3. afdeel.
hoe dunner, en verandert ieder oogcnblii^ genoegzaam van dikte; gelyk ook van Kieurlt;nbsp;Dit bewyftderhalven meeren meer, dat denbsp;Kleuren niet eigeclyk aan de Natuur ddnbsp;Lighaaraen verknogt zyn, en daar uit voort*nbsp;fprüiten, dewyl eene en de zelfde ftcf dienbsp;Kleuren beurtelings, de eene voor, de an*nbsp;dére na, aanneerac en weer verliefl; maarnbsp;dat ze veeleer afhangen van de verfcheidennbsp;trappen van dunheid der ftoffchilfertjes ofnbsp;deeltjes : dewyl men langs dien weg Lig'nbsp;haamen van een geheel verfchillenden aartnbsp;de zelfde Kleuren kan dóen aanneemen*
II. Proefneem I NG*
Toeflel,
Ver- Neem i. een weinig Wyngeeft ofBran* dewyn, waar in men koud, en maar eeni'nbsp;van Vog-ge weiüige oogenblikken lar.g,RoozebladeOnbsp;verfchei-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trokkoQ) dog zo, dat het Vogt
denvvy- ’er niet merkelyk, dat men het zien kan* dereenquot; gekleurd is geworden,nbsp;gemengd , 2. Siroop van Vioolen onder fchoooWa*nbsp;ter gemengd, van beiden even veel,
IN DE LICHAAMEN. 633
3' Gemeen Water, daar men zo weinig XVII, blaauw Koperrood maar doet, dat het’er ^
^^gts een Kleur van Zeegroen doorkrygt. beeu
4- Een weinig Bytend Sublimaat geftnol- Sublimé ten in Water, dat wel fchoon en zuivernbsp;®*oet zyn, en na de Smelting wederom opnbsp;t'ieuws gezuiverd en klaar gemaakt moetnbsp;^°rden, ’t zy door het eenigen tyd te laa-ftilftaan en bezinken, ’t zy door hetnbsp;^oor en graauw papier te doen doorzygen.
5» Een Aftrekzel van Laknoes. nbsp;nbsp;nbsp;Tsurnefil
ö. Wat Sterkwater, of Geeft van Sceen-Zout,
7. nbsp;nbsp;nbsp;Olie van Wynfteen door Afdruiping.
8. nbsp;nbsp;nbsp;Wat vlugge Geeft van Armoniakzout.
^ 9. En eindelyk vyf of zes kleine Drink-S'^zen, ofWynkeljes, die glad en effen *^®eten zyn. Kegelvormig van gedaante.
Wel doorfchynend en helder van Glas.
Uüwerkzels.
Als men in het eerfte van deeze Vogten, geeven ^en Wyngeefl: naamelyk met Roozebladen,
Druppel of twee Sterkwater of Geeft zoorten
cnveran»
van'
Deel.
634'
De K l e oren
XVII
LES.
3 Afdeel.
derini;en
van Steenzout vallen laat, neemt het op zelfde oogenblik een zeer fchoone roodönbsp;Roozekleur aan.
Als men dus ook een weinig Sterkwater vanKleu-gjej jjj Aftrekzcl van Laknoes, veran*nbsp;dert men daar door aanftonds zyn blauwenbsp;Kleur in een roode Vuurkleur.
De Siroop van Vioolen wordt Groen, al* men ’er Wynfteen-Oüe bydoer.
Die zelfde Siroop doet men Rood worden door ’er Sterkwater op te gieten.
Laat een weinig vluggen Geeft v n Ar* moniakzout in ’t Mengzel van ’t blaau'^nbsp;Koperrood druipen; gy zult een Vogt kry*nbsp;gen van een zeer fchoone blaauwe Kleur.
Giet ’er dan langzaam, en weinig te gelyk. Sterkwater by, het Blaauw zal ver*nbsp;dwynen, en gy zult de eerfte Kleur vannbsp;Zeegroen weer te voorfchyn zien komen.
Het Water, waar in het Bytend SubÜ' maat gefmolten is, verheft, als men’er Oli®nbsp;van Wynfteen bydoec, zyn helderheid»nbsp;wordt onklaar, en neemt eendolFe donker*nbsp;roode Kleur van Yzerroeft aan.
Dic
-ocr page 201-Ö35
IN DE LiGHAAAIEN,
bic Mengzel wordt van Roeftkleurigzoo XVII. 'Vitals Melk, ais men ’er vluggen Geeft ^ ES.nbsp;''3n Armoniakzouc in laat vallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
öoor ’er Sterkwater op te gieten , einde-doet men kl!e Kleur weer verdwynen,
^11 hecVogc vveder zoo helder en doorfehy-hend als ooit te vooren worden» bet is niet noodig dat ik hier de naauw-keurige maate, waar in men ieder van dienbsp;''Crfcheiden Mengingen doen moet, voor-fchryve» Indien de Vogten, elk in zyanbsp;^Oort, goed en naar behooren bereid zyDjnbsp;men in die Proeven alcyd genoegzaamnbsp;^aagen» Men neecne flegtsin agt, dat mennbsp;Vogten zagtjes en langzaam op malkan-giete, zo lang toe dat men ’t Uit-^stkzel, dat men ’er van verwagt, ziet tenbsp;'’oorfchyn komen*
Ik zal ’er deeze waatfehouwing nog by-dat men metzommigedeezer Vog-we! voorzigtig mag zyn, en ze alle, na ^ doen van ieder Proef, zorgvuldig in eennbsp;^ak of Kuipje gieten, om ze uit te werpennbsp;een plaats, daar ze Menfchen nog Die-K 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ren
636
De K;f.EUREiT.
XVII. ren fchaden kunnen. Het Sterkwater en ^ ^ het bvtend Sublimaat inzonderheid zyo
3. A F- nbsp;nbsp;nbsp;quot;
DEEL. Stoffen, die vry gevaarlyk zyn.
Ophelderingen,
Vier Alle deeze Proefneemingen en een ontel1
voornaa nbsp;nbsp;nbsp;menigte andere van den zelfden aart,
mc nbsp;nbsp;nbsp;^
Hoofd- welke men overal vinden kan in alle Boe-uiiwerk jjgp jie over de Natuurkunde en over de
zeis der
geioeng- Scheidkonft fchryven, kunnen gevoegde Vog- ]y]- [Qj. deeze vier voornaame Hoofd uit-werkzeis gebragt wordetr.
Eerjle Uitwerkzel: Men ziet eene wel onderfcheiden en kenbaare Kleur ontdaannbsp;uit de ondereenmenging van twee Vogten,nbsp;die beide, elk afzonderlyk, geen de minftenbsp;Kleur hebben.
Twee-
Dij luft heeft om meer Proefneemingen ran dee1 zen aart te zien, kan een gtoot getal van dezelve vin'nbsp;den in de Aantekeningen van den Heer MUSSCHEH'nbsp;broek, op de Proefneemingen van de Akaddmie de/nbsp;Clmentc, die hy in ’t Latyn heeft uitgegeeven onder dlt;1nbsp;Titel van Tintgmh» Flnestina, in Quarto. N.
-ocr page 203-Ilf DE LiCHAAMEN. 637
T^taeede : EenKleur verandert in eene an- XVir. ^ere en geheel rerfchillende Kleur doornbsp;^ydoen van een Vogt, datte eenetnaal on-osc,^nbsp;gekleurd is.
'Oerde. Een helder, doorfchynend, on-gekleurd Vogt word onklaar, ondoorfchy-®end en gekleurd, als het gemengd wordt ®*et een ander Vogt, dat even klaar ennbsp;Schoon is als het eerfte.
J^ierde; Een Mengzel, dat Kleur heeft
ondoorfchynend is, verheft die beideEi-gsnfchappen, en wordt ongekleurd en doorfchynend, door ’er een Vogt by tenbsp;doen, dat naar zyn helderheid en de geringe maate, die men’er van bygiet, te oor.nbsp;deelen, veeleer, zou men zeggen, gefchiktnbsp;^3* om in de Eigenfchappen, die het tenbsp;^^Detnaal vernietigt, mede deel teneemen.
Alle deeze üitwerkzels, dunkt my, laa-jntwee
zig door de Grondbeginzelen , die wvPfl’®',
, nbsp;nbsp;nbsp;¦ kleurde
°rneen geftaafd of overgenomen hebben, Vogten ''¦'y gevoeglyk en wel genoeg verklaaren.p'’‘*‘'’'^^
ClTTintlÊ
Kleur door de
waar
kan
ö oe vogten, voor dat zy met malkande mpn-ino gemengd zyn, geen Kleur hebben,
633
De Kleurem
XVII. kan dan tog de Kleur, die ze na de menging
L ES. vertoonen, anders uit oneftaan, dan uit eene
3. Af-
DEEL. verandering in hun openingen en ylhedenj
verande. waar door ze bekwaam gemaakt worden oin
ring van 2eker byzonder zoort van Licht alleen Viheid. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
door te laaten,iQ plaats dat ze te vooren allerhande zoorten van Straalen zonder on-derfcheid toelieten, en hun den vryen door-togt gaven ? En vraagt men, welke de oir-zaak is van deeze nieuwe en op een geheel anderen aart gefchikte Ylheid, men kan ’ernbsp;met Newton op antwoorden , dat zynbsp;daar uit ontftaat, dat één van de twee Vog-ten de deeltjes van het ander fcheidt, verkleint, en ze dunner maakt: of wel zom-’nbsp;tyds, dathetregt het tegendeel doet enzyDnbsp;deeltjes ’er meê vereenigd en zamenklcefr*nbsp;By voorbeeld ; het is vry waarfchynlyk, datnbsp;Acidum, de Geeft vanSteenzout, a!s een Zuurvogt,nbsp;de Stofklonipjes van de Vioole Siroop verdeelt, en ’er openingen en doorgangen ionbsp;maakt, van dien aart en vorm, als ze zyonbsp;moeten om de Roode Lichtftraa’en doortcnbsp;laaten; terwyl de Wynftecn-Oiie, op
regt
-ocr page 205-6x9
IN DE LiCHAAMEN.
ftrydige wys zyn werking doende, ’er XVII. doorgangen in open laat, dan voor een^nbsp;dat zwakker van aart is, gelyk dac, d a b t.nbsp;''iens Scraalen een Groene Kleur hebben.
Van de zelfde redenen en oirzaaken kan Ge’yk
’^^ti ook gebruik maaken tot verklaaring^ok^de
''30 het Tweede Uitwerkzel, en zelfs ook ^erwiffe-die van het Derde. Want, indien de'i gin ^^Iderheid en doorfchynbaarheid van eenj^fgurd,nbsp;Vogt daar in beftaat, dat alle de openingenen deon-^0 doorgangen naar alle zyden heen vo’ko*
llegtlyns loopen, en dat deeze geftel-helder ^oois, gelyk men niet twyffelen kan, af-^sogt van de gedaante en van de fynheidennbsp;'iunheid der vafte deeltjes, is het zekerlyknbsp;een doorfchynend Mengzel te maakennbsp;genoeg, dat de Vogten, waaruit hetnbsp;^^ftaan zal, elkafzonderlyk helder en doorrnbsp;^'^hynend zyn. Ligtelyk zou het kunnennbsp;gebeuren, dat de Stofdeeltjes in die veree-higing grover wierden, en zig in een ge-^eel anderen ftand en orde dan te voorennbsp;Plaatften ; en dit alleen was te over genoegnbsp;het Mengzel onklaar en ondoorfchy*
K 4 nbsp;nbsp;nbsp;nend
-ocr page 206-640
De Kleuren
XVII. LES.nbsp;3- Af*
D££L.
En de helder-maakingnbsp;enontnbsp;kleuringnbsp;van eennbsp;gekleurdnbsp;en onklaarnbsp;Vogt.
nend te doen worden. OngetwylFeld is het ditookj ’t welk ’er gebeurt, wanneernbsp;Wynfteen Olie of vluggen Geeft van Af'nbsp;moniakzouc onder het Smeltzel van Subli'nbsp;maat mengt.
En dat het Mengzelzyn doorfchynbaar* heid weder krygt, als men’er Sterkwaternbsp;op giet, komt daar vandaan, dat dit zuurenbsp;Vogt de deeltjes, die zig aan raalkanderennbsp;gekleefd en verbonden hadden, weer losnbsp;maakt, hen tot hun eerfte en oirfpronkely*nbsp;ke kleinte en dunheid terug brengt en her-ftelt in die regelmaatige orde en fchikking»nbsp;die’er vereifcht wordt om een Vogt te maa-ken, dat doorfchynend is en zonder Kleur»
Gevolgen.
Zeer veele Voorbeelden komen ons dage*
Voor-
van lyks voor van Voortbrengingen, van Ver-
Kleur- wiflelingen, van Vernietigingen van Kleu-vcr3nc^C“
ringen, gt; welke men redelyker wys aan geen andere oirzaaken kan toefchryven, dan aan een nieuw Weefzel en Zamenftel van denbsp;Oppervlakten, of aan deeze of geene inwen-
di'
-ocr page 207-IN DE LiCHAAMEN. 64I
^'ge Beweeging, waar door in de ylheid XVII. ''an den Stofklomp verandering oncftaat.*'
^¦aat ons eenige van deeze üitwerkzels wat dbel. Oader befchouweo, en inzonderheid die kie-*^’Dgt; die ’t beft bekend zvn.
Blaauw r.f Violetkleurig Papier neemt, Blaauw men ’er een weinig Sterkwater, met ge-®gt;een Water verflapt, overftrykr, in’t eerft wootdtnbsp;fchoone Roode Kleur aan, die kortsnbsp;^aar na bleek wordt. Het zelfde omtrent eerftnbsp;Sebeurt ook als men ’er met eenig a^dernbsp;^iuuropkomt, gelyk Sap van Citroenen, Bleek,nbsp;¦^zyn, Geeft van Koperrood, AfTineltzelnbsp;''an Steenzout, en dérgelyke meer. Uit denbsp;Verklaaringen der ftraks voorheen gemeldenbsp;ï*foefheemingen begrypc men ligtelyk, datnbsp;Kleurdeeltjes, die aan de oppervlaktenbsp;’t Papier verbonden en vaft gemaaktnbsp;gt; aan de werking van het zuure Vogcnbsp;^^loot gefteld, van grootte en waarfcbynlyknbsp;van gedaante veranderen, en dat zy daarnbsp;^oor in een ftaat gebragt worden, die hennbsp;^eter gefchikt doet zyn om de Roode, dannbsp;“'ll de Blaauwe en Violette Straalen te weer •
kaat-
-ocr page 208-642
De Kleuren
xvii. LES.nbsp;3. Ar-deel-
kaatzen. En dewyl deeze werking van het, Zuur vogt een zekeren bepaalden ty d duurt,nbsp;voor dat het al zyn kragt gefpild en alle*nbsp;gedaan heeft wat het doen kan, ontaart hetnbsp;Rood, dat in ’teerft vry hoog en zeer lee-vendig is, allenskens, na verlcheiden ver*nbsp;willelingen en meer en min fterke mengo*nbsp;linger), die beurtelings op elkander volgen»nbsp;in een Kleur, die veel bleeker is en flaau*nbsp;wcr.
Vlekken op penbsp;kleurdenbsp;Stoffen:nbsp;en Behoednbsp;middels.
Op de zelfde wys gefchied het ook, dat zommige Vogcen Vlekken brengen op denbsp;Stoffen en Kleederen, die zeraaken; doornbsp;de Verfdeeltjes, naameiyk, waar meê dezelve gekleurd zyn, te ontbinden en tenbsp;doen fcheiden. Deplaatzen, die ’er vannbsp;getroffen zyn, vertoonen zig met anderenbsp;Kleuren; en het kwaad is meeftal onherftel-baar. ’t Bede middel, om die üitwerkzelsnbsp;of geheel often deele voor te komen, is»nbsp;als men ’er tyd en gelegenheid toe heeft»nbsp;dat men aandonds bet Vogt dat het kwaadnbsp;zil veroirzaaken, met fchoon Water ryke*nbsp;lyk doorDatte,ea zoo veel verllappe als ee*
DtS
-ocr page 209-IN DE LICHAAMEN. 643
®'gïins mogelyk is; dog dan wordt ’er tef- XVII. fet;s ook nog by vereii'cht, dac de Kleur,^ ^nbsp;men bewaaren wil, zelve ook met vaDo tet.nbsp;aart zy, dat zy voor ’t Water, daarnbsp;de Stof meê wafcht, wykt en ’erdoornbsp;^¦erfchiet.
Het blootftaan voor de ruime en openpgL„gt^ het Daglicht, de Straalen van de Dag,nbsp;de warmte van ’tVuurzyn alleen ge-*^oeg, om in korten tyd z-. mmige teere endoenloflenbsp;*'vakke Kleuren te bederven, als Kooze-YerfJhle-Heiir, Citroen .leur, en een groote menig-ten.
Van andere dergelyke Kleuren, die men ^v'n naam geeft van envajh cf h[je, om Petitsnbsp;dat ze niet beftendig zyn en ligtelyk ver-^t;hieten. Het is zeer waarfchynlyk, dat ditnbsp;bederf en Verfchicten voor het grooefte ge-!nbsp;deeltedaar uitontftaat, datdeVerfdoffen,nbsp;d'ernen onder malkanderen gemengd heeftnbsp;’er die Kleur van te maaken, zig doornbsp;^®der van die ftraks genoemde oirzaaken ge-®gt;akke!yi^ laaten ontbinden en weer van el-’anderaffeheiden, of dat de Klcurdeeltjes,
*OQder ontbopden te worden, zig door haar
be-
-ocr page 210-044
De Kleuren
XVII. behulp van de oppervlakten, daar ze op cD
LES. jn vaft lagen, weeten te ontwikkelen en lo* *x Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° ^
oa£L.
te maaken. Dog op welke van deeze twee
wyzen het ook gefchiede, de Stof althans wordt ’er onbekwaam door, om het zelfdenbsp;zoort van Licht, als voorheen, te weer*nbsp;kaatzen.
Onder de Uitwerkzels van deezen aart, door de warmte van’t Vuur veroirzaakt, i*nbsp;’er genoegzaam geen, dat zonderlinger is
Rood
worden van gekookte
merkwaardiger, dan de Kleurverande* ben. ring, die de Kreeften, de Krabben, en eeonbsp;groot getal van andere dergelyke Scbaalvis'nbsp;Crujlacés feben te beurt valt. Waar zal men dat fchoo*nbsp;ne Rood, daar ze zig, als ze gekookt worden, meê kleuren , anders aan kunnen toe*nbsp;fchryven, dan aan eene verandering in hetnbsp;Zamenweefzelder Deeltjes van hun Oppervlakte? Verandering, zoo ongemeen fyo,nbsp;zoo te eenemaal onnafpeurbaar, dat het al-lerfcherpftzieHd Oog, met het belle Vergrootglas gewapend, niet ontdekken kannbsp;waar in ze beltaa.
Vrye
De werking der vrye en openLugt heeft
ook
-ocr page 211-64J
IN DB LiCHAAMEN.
®ok op de Kleurverandering zoo groot een XVII. vloed, dat haar uitwerkzels onze opmer-^ ES.
kipg wel waardig zyn. Zonder haar is hetnEEL. 2eet waarfchyniyk, dat wy beroofd zouden Lugtnbsp;^yn van dat lieflyk Groen , dat op Veldennbsp;Landeryen, in onze Tuinen en Luftho- fennbsp;onze Oogenop zulk een verrukkelykegg°^”j:j_nbsp;'^yze vleit, dewyl GewalTen en Planten, die groentenbsp;gedekt houdt en beflooten, nietGroeD^g”^^^®*nbsp;Worden; of, zo ze ’t zyn, men binnendoornbsp;Weinig dagen hen die groene Kleur doet af-^®Sgen, alleen door ze maar roet wat Stroonbsp;een weinig Aarde te dekken : want ditnbsp;’c middel, dat men in de Moestuinen ge-^fuikt, om de Seldery, de Suikerei, en an-•^ere dergelyke Keukcngroenten blank tenbsp;^*^^0 worden. Het Gras en Kruid ook, datnbsp;^en beilooten en bedekte plaats, als, bynbsp;^“orbeeld, ondereen Bank, onder een Steennbsp;Dakpan, die een weinig opgeligtis,
_ ®gint te groeijen, laat geen andere Scheutigs zien, dan die wicagtig zyn, of naar het ^eele trekken.
Maar de Lugt bevordert niet alleen door
haar
3tVii.
Les.
3- Af-
CSEL.
Lust
maakt
Rood.
’tPurper
dakje.
De Kleurë^T
haar invloed en medewerking, dat bet Grösd te voorfchyn komt; zyfchncook, als meonbsp;uit de volgende Waarneemingen zal oordec*nbsp;leo, een voornaam deel ce hebben innbsp;vóórtbrengen van alle andere Kleuren.
Men vindt aan de Zeebranden, en in* zonderheid opdeKubvan ’tLand van M’nbsp;rJs-t by Lag Water , een kleine Slak, dienbsp;op den Hals een dikke Ader heeft, die zignbsp;Geelagtig Wit vertoont, en rondom hetnbsp;Lighaam van dezen Sch Ipvifch ziet men ooknbsp;eenige kleide langwerpige Lighaampjes ofnbsp;Blaasjes, van de zelfde Kleur en zoo grootnbsp;omtrent alseen Tar veeraantje. Indien mennbsp;of die Ader, of decze zoort van Eijers ofnbsp;Blaasjes opent, komt ’er een dik en eenigzin*nbsp;lymagtig Vogt uit, dat’er van Kleur eveneens uitziet als Water, dat vuil, dik ennbsp;drabbig is. Maar, zoo dra het eenige oogen-blikken voor de open Lugt heeft bloot ge-jftaan, verandert die Kleur in een zeer fchooOnbsp;Purper, en het Linnen, dat ’ermeê geverft^nbsp;is, behoudt op de Bleekeryen de Kleur, zon*nbsp;der dat, op de gewoone wys, die Vlekk^'’
zi|
-ocr page 213-IN DB LiCHAAmÈN. nbsp;nbsp;nbsp;647
laaten uitwaffchen. Men kan hier over XVII.
zeer merkwaardige Memorie nbsp;nbsp;nbsp;den^ ^
lt nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3- Ar-
*ieer de .^ea- mur nazien, die in de Gc-deel,
^cnkfchrifcen van de Akademie der Wee-^enfc^appen, voor het Jaar 1711, te vin-«Jen is.
Water, dat met Orfeilje{*) gekleurd is, Ontkléa-'^erlieft in zeer korten cydzynfraaijeroodeJ^^'^,|®” ^^^ur, iadien het. in een geflooten Fles keuring
en berorofd is van de gemeenRhap'^'^'^ jj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mometer-
et de vrye en open Lugt. De vrye enVogten. ®Pen Lugt, zeg ik; want dat alle gemeen-^-ap roet alle Lugt zy afgefneedeDjisnieCnbsp;^ensnoodig; het is genreg, dat de Fk-s,
^ïar het in is, een zeer naauwen hals of
mond
G) De Orfellje Is een zoort van Lichen of Mos, dat
Rotzen en Klippen groeit. Men hnalt ze van de Eilanden, en maakt 'er, door ze met Pis ennbsp;quot;'Ster te bereiden, een Deeg van, dat, in Waternbsp;gemengd, gebruikt wordt om flegte vvnl-te veiwen: gc'yk Laken tot Kleodiognbsp;„ ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;* ®‘''^'*'*ten, grove Sergics, die van de Boeren wel
•Ster'quot;quot; nbsp;nbsp;nbsp;dergelyk gemeen zoort van goed
-ocr page 214-3- af-
Xvri, mond heeft, zonder dat die gedopt behoeft L . jg 2yn; behoudens dat men dan de Fles ooknbsp;niet beweege en fchudde. Het Water, dacnbsp;duszyn Kleur verliell, bJyft klaar en hel'nbsp;der, en zonder eenig zigtbaar Zetzel opnbsp;den Bodem, maar het ziet 'er een weinignbsp;Geelagtig uit. Het aanmerkelykfte is, dacnbsp;het aariftonds zyn voorige Kleur weer aan*nbsp;neemt, zoo dra men ’cr nieuwe Lugt by-brengt; en deeze beurtelingfche Kleurver-wiffelingen kan men zoo dikwils laaten ge-fchieden als men wil. Ik deed deeze kleinsnbsp;Ontdekking by gelegenheid dat ik door toéval één van myn Thermometers brak, dienbsp;volgens de Beginzelen van den Heer d®nbsp;Reaumur gemaakt waren. In die Werktuigen, weet men, beftaathet Vogt uiteeOnbsp;Mengzel van Wyngeeft en van gemeen Water, met Orfsilje gekleurd. De Tbermomi’nbsp;ter, dien ik brak, had al zyn Kleur teeens*nbsp;maal verloeren, en ik ftond zeer verbaasd»nbsp;dat ik dezelve, toen ’t Vogt geftort waS»nbsp;weerzagte voorfchyn komen. Uit dit klei®nbsp;ongelukje leerde ik derhalven, waarom on2®
Tbef'
-ocr page 215-119 DE LlCHAAMElt. 64S)
onderworpen zyn * datzezig XVIL verloop van eenigen tyd ontkleuren, en^
'''at men döen kan, om voor te komen, dato e e l. ^et zoo fchielyk niet gebeurt, of hoe mennbsp;gebrek, als ’c ’er reeds plaats heeft, weernbsp;'^rhelpen kan. Ik zuiver ren dien einde hcEnbsp;nu tiiet meer van zyn Lugt, gelykiknbsp;voörendeed: ik laat’er zelfs een weinignbsp;''an blyven boven in de Buis ; en als dénbsp;*vieur egter j in weerwil van deeze voor-verdweenen is, doe ik ze weder tenbsp;'oorfchyn komen, door de Buis, voor ee-®'ge weinige oogenblikken* loste fraeltenjnbsp;'^aar door geef ik het Vogt nieuwe Lugt, ennbsp;^nielt vervolgens de Buis op de gewoonsnbsp;weer tooi
Ik zal by deeze gelegenheid in ’t voorby Bloed, 8aan aan merken, dat ’er onder de Voort-'stigzeisvan de Natuur verfcheiden zyn,nbsp;van die witte Kleur, die een weinignbsp;^^ar het Geele trekt, eensflags tot datnbsp;^ Karmozyn Rood of Purper, daar iknbsp;^ooaanftonds van fprak, overgaan. Ik zalnbsp;flegts eenige weinige Voorbeelden vannbsp;Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,00.
(Sjo
XVII. LES.nbsp;3- Af-
DSEL.
’t Kleuren der Boom-vrugten.
Vrye
Lugt
maakt
Blaauw.
Aftrek-
zel van
rood
Koper.
De Kleuren
noemen, en ’t voor denLeezer overlaaten om 'er een veel grooter getal van waar tenbsp;neemen. Het Bloed en de Chyl der Dieren verfchillen in Kleur omtrent even veelnbsp;van malkanderen, als het Vogt van het voorheen befchreeven Zee-Siakje, wanneer ’rnbsp;eerfl: geftort is, van dat zelfde Vogt ver*nbsp;fchilt, na dat het een weinig tyds in denbsp;Lugt is geweeft.
De Boomvrugten, die, terwyl ze ryp worden, een roode Kleur aanneemen, ’t zynbsp;voor een gedeelte, als de Perzik, Abrikoos,nbsp;verfcheiden zoorten van Appelen, Pruimennbsp;en andere, ’t zy geheel, gelyk de Karfen,nbsp;de Aalbeffen, en dergelyke, ftrekken ons totnbsp;dagelykfche en zeer zigtbaare Voorbeeldennbsp;van denonmiddelykenoverganguit deeenenbsp;van die twee Kleuren tot de andere.
Behalven het Groen en het Rood bemerk ik ook, dat de invloed van de Lugtvry veelnbsp;doet tot het voortbrengen van hetBlaan^-
Ik will dat de vluggeGeeft van Armoniak-
zout die fraaije en bevallige Kleur uit het Koper trok, en ftond op zekeren tydzcef
ver*
-ocr page 217-651
In ïji Lighaamen,
'verwonderd, dat ik ze niet te voorfchyn zag XVII.
in een klein en welgeflooten Glazen ^ ^ ĥ buisje, dat ik met dit Vogt gevuld had, ennEEt.nbsp;wiens bodem verfcheiden brokjes vannbsp;Rood Koper lagen Na dat ik et-^^lyke dagen vrugteloos naar het Verfchyn-gewagt had , deed ik niets anders,nbsp;dat ik het alles te zamen uitgoot in eennbsp;^in open Bakje, dat ik een weinig fchud-en het Vogt kleurde zig wel dra vol-hiaakt wel.
De Kuip niet Weede, waar in men de Groen in
oliën Stoffen dompelt om ze Rl^^^w
'Verwen, bevat nogthans maar een Vogt dat Laken
^roen is. Deeze Kleur verdwynt onder
tun- u nbsp;nbsp;nbsp;Blaauvr.
ochen naderhand in de open Lugt en '^^akt plaats voor die, welke men voorhadnbsp;het Laken te brengen, dat men eerlangnbsp;^uw ziet worden.
^anneer men ’er een weinig op letten De Lugt
00 zyjj gedagten laat gaan over ver»hrengt
. verande-Ichei ring in de
Rofette T\ nbsp;nbsp;nbsp;L Tl j Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j eigen
;jjj , ' ’ öus noemt men het Rood Koper yan de Jeelties
^i^iverfte en befte ïOOft. nbsp;nbsp;nbsp;'der Stof.
L 2
-ocr page 218-65^
De Kleureh
XVII. fcheiden dagelyks voorkomende Verfchyri'’
LES.
3. Af-
SBJK L.
zeis, zal men bevinden, dat ’er nog eeo groot getal van andere Kieuren is, die vannbsp;de werking en invloed der Lugt fchynen afnbsp;te hangen. Maar is het in alle deeze Ver*nbsp;fchynzels die Vloeillof zelf, die zulks doofnbsp;zig zelve en haar eigen kragc te weegnbsp;brengt, of dient zy alleen tot een middelnbsp;om de eene of de andere onzigtbaare Stofnbsp;over te voeren, die de oirzaak is van denbsp;Veranderingen, welke wadus indeKlcureonbsp;gewaar worden? Dit is iets, ’t welk ik teanbsp;opzigt van ’t voorheengemelde geval vannbsp;het Kleurfel met Orfeilje, ^hoon na menigvuldige en dikwils herhaalde Proeven,nbsp;Mémoirti^^ vergeefs getragt heb op een eenigzins
de l’Aca- voldoende wys te befliffen; en ’t is ook iets, démte des ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ .
Sciences,t ons hier, of wy t weeten of met,
1742. p. zoo zeer niet op aankomt. Het is genoeg dat wy uit de Voorbeelden, die ik zoo aan-llonds opgeteld heb, leeren, dat de Lugt,nbsp;door de eigen deeltjes van zommige Stoffennbsp;aan te raaken, ’er zekere veranderingen innbsp;doet ontilaan, die noodwendig invloed hebben
-ocr page 219-IN DE LiGHAAMEN. 653
ben op de gedaante, de grootte, de onder- XVII. bnge ftand en fchikking van die deeltjes, of ^ ƒ *nbsp;'^P de ylheid, opeaingen en doorgangen aerD£EL.nbsp;ganfche Stofklomp, en dat daar door Weer-^aatziogen en Doorfchynbaarheden geborennbsp;''borden, die alleen maar voor deeze of gee-zoorten van Lichcftraalen, geen andere,
S^fchikt zyn.
Oe gifting verandert ook, dooreen vver•JJIg^J, ^ing van gelykenaart, deKleur der Vogten. yerande-Van eene en de zelfde Druif per ftnbsp;^yn, die of Wit is ofRood, naarde verschillende behandelingjdie men ’er by houdt.nbsp;Öeeenof de andere wordt Geel, ’tzy doornbsp;Ouderdom en langheid van tyd, ’t zy doornbsp;’t verfchaalen, als het Vat, daarhy opligt,
®'et wel geftopt is.
In ’t algemeen kan men zeggen , dat dcGemeng. Setnengdc Lighaamen , wier Beginzelen Kleu-volkomen vaftzyn, maar wat vlugtigfchiet’tnbsp;'quot;an aart, meer onderworpen zyn om vannbsp;Kleur te veranderen, dan de enkele Stof-Scn, zo men anders zulken vindt, of Lig-baainen die v after vangeftel en zamenbangnbsp;L 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn.
654
De Kleuren
XVII. LES.nbsp;3. Afdeel.
zyn. Want als men zig, by voorbeeld, ccD Oppervlakte verbeeldt, die, om dat zy eennbsp;zekere hoeveelheid van Geele Straalen eonbsp;even zo veel of nog wat meer Blaauwcnbsp;Straalen telFens afkaatfl, zig Groen vertoont; en dat die Oppervlakte op de eenSnbsp;of de andere wys, door uitdamping of anderszins allenskens die deeltjes, die deeer-ftezoort van Licht, het Geel, weerkaat-zen, verlieze, zal zy allenskens van Kleurnbsp;beginnen te veranderen en Blaauw worden»nbsp;naar maate dat het getal der Straalen vaonbsp;deeze laatftezoort toeneemt in vergelykingnbsp;van dat der andere Op deeze wysbegryp^'nbsp;men waarom een Groen Laken uitflaatroetnbsp;Blaauwe Vlekken, als men ’er het eene o(nbsp;het andere Vogt op ftort, dat in ftaatisoflinbsp;het Geel, dat onder ’t Mengzel komt vaOnbsp;de Groene Kleur, ’er uit te byten en wegnbsp;te neemeo.
Beftendi- Dit is ook de reden, waarom kundig®
2 7 Schelders hun Kleuren zamenflellen ffl®'-mm ne-
(lendige VerfftofFen en Poeijers, die meeftal, zoO Kieuren. niooglyk, getrokken zyn uit Mineraa-
leo»
-ocr page 221-Ö55
IW DK LjtCHAAMEN.
^^0, en het allerminft gevaar loopen, om XVII. ''oor de werking en invloed der Lugttebe-^nbsp;^'''^yken, op dat dus de Mengelkleur, dicDEiL.nbsp;derzelver vereeniging geboren wordt,nbsp;langer tyd ftand houde. Zy, die ofnbsp;*^oor onkunde, of door verkeerde fpaar-*^niheid anders te werk gaan, hebben hetnbsp;''erdriet, dat zybinnen weinige jaarenhun-De Werken verouderd en bedorven zien :
dat, naatnelyk, zommige van de deel*
Mes, die ’cr mede vereifcht wierdenomde ^leur datoog tegceven, van dien aart nietnbsp;'’'aren, dat zy den zelfden tegenftand bie-'len konden als de andere,
Dewyl de Lighaamen, gelyk gezegd is, Een Lig-'eeltys zoo gefield zyn, dat zy het ^ort van Licht liever doorlaaten dan hetzomtydsnbsp;*Ddcr, zou het gebeuren kunnen, dat eennbsp;^'ghaam zig door weerkaatzing aan ons ver* een an*nbsp;'oondc onder een Kleur, welke tnerkelyknbsp;''crfchilde van die, waar meêwy het zagen dan innbsp;vvyze van doorfchynbaarheid. Dit fchping.nbsp;'^os ook de ondervinding zelve. Het Goud,nbsp;door de Straalen van zvn Oppervlaktenbsp;L 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te-
65Ö
Db Klsuren
3, AF-D£E ^
XVII. terug gekaacft, bekleed wordt met een fraai* L je Geele Kleur, vertoont zig Groen, a'*nbsp;men het dun genoeg geHagen heeft, om ’ernbsp;het Licht door heen te kunnen zien. Hetnbsp;Afcrekzel van Laknoes fchynt Blaauw, wanneer men het op de eerfte wys, dat is bynbsp;weerkaatzing; maar Rood, a!s men het opnbsp;de andere wys befchouwt.
dog
inl^eiden^®’' Lighaamen, op welkeen wys wysze de lelfdeook zien, ’t zy by weerkaatzing, ’t zy bynbsp;Kieur. doorfchyning, zig aan ons vertoonen met
Zeer dikwils, ondertuflehen, gebeurt het.
eene en de zelfde Kleur. De Glasgordynefl van Rood of van Blaauw Taffetas blyven opnbsp;het oog altyd zoo ais ze zyn, en Rood ofnbsp;Blaauw, 't zy men van binnen uit de Kamer , ’t zy men ’er van buiten naar zie uic
de open Lugt. Die gefchiedt daarom, om dat het allerdoorfchynbaarfte Lighaam zelfnbsp;nooit volkomen al het Licht, 't welk ’ernbsp;op vak, zelfs niet het gelykaartige, doorlaat. Zeer dikwils kaatH het ook van deezsnbsp;laatftezoort een gedeelte terug ;’t welk dannbsp;zyn oppervlakte, ook onder die Kleur, doetnbsp;zigtbaar \yorden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ma^r,
-ocr page 223-IN DE LiCHAAMEN.
Maar, vraagt men, vyat zal ’er gebeuren, XVII. eenLighaatn, van dien aart, dat het al-^nbsp;de S( raaien van een zeker by zondernbsp;*oort van Licht terug kaatft, niet dan doornbsp;ander byzonder zoort van Licht be»nbsp;fcheenen wordt?
Het zal dat Licht uitbluffchen en ftTiOo-Roode als het te eenemaal kwalyk gefchikt isnbsp;deszelfs werking te doen in ftand bly Hiaakennbsp;'’en : of het zal ’er een gedeelte van terugnbsp;*^^atz8n zonder iets van deszelfs Kleur te allesnbsp;'veranderen ; en dit laatfte gebeurt wel hetnbsp;'heeft. Dit is de reden, waarom alle de bleek.nbsp;Voorwerpen in een Vertrek een Roodenbsp;Meur fchynen aan te neemen, als de Glas-ëordynen Rood zyn en van een fterk Lichtnbsp;^^icheenen worden: en om die zelfde redennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
^^oen zy de mcnfchen ’er bleek uiczien, en of ty reeds de doodverf in ’taangezigcnbsp;den, itidknzy gemaakt zyn van Groen
Na dus
verklaard re hebben, waar in de Door-
K'cur der natunrlyke Lighaamen beftaac:
Wf*R* nbsp;nbsp;nbsp;ua,arncici
vvcii^ een wysen om welke reden zy be-en on-
L 5 nbsp;nbsp;nbsp;kwaara
-ocr page 224-658
De Kleuren
XVII, kwaam zyn om de gelykaartige Lichtftraa-
L E S. igQ Qf tg weerkaatzen of door te laaten; zal 3. Asdeel. het niet ongevoeglyk zyn, dat ik ’er kor*
door- telyk nog iets over de doorfchynbaarheid baarheid ondoorfchynbaarheid in ’t algemeen by-voege.
Geen Dewyl het Goud, dat van alle de tot nog vofftrelu bekende Stoffen de meefle digtheid bedoor- zit, doorfchynbaar wordt, wanneer het,
baarquot;nog‘^°’‘ nbsp;nbsp;nbsp;zekeren trap
ondoor- van dunheid gebragt is; mag men billyker baar”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denken, dat ’er geen Lighaam gevon
den wordt, ’t welk uit zyn eigen aart vol-ftrekt en te eeneraaal ondoorfchynbaaris. En dewyl wy aan den anderen kant de al-lerdoorfchynbaarfte Lighaamen zoo veelnbsp;o minder Licht zien doorlaaten, naar maatenbsp;datzy in dikte meer toeneemen, fchynt mennbsp;ook niet zonder grond van reden te mogennbsp;zeggen, dat *er geene Middelftof gevondennbsp;wordt, die volmaakt doorfchynend is, ennbsp;van dien aart, dat ze niet ondoorfchynendnbsp;ooit zoude kunnen worden. Het eenigftcnbsp;derhalven, daar’t hier op aan komt, is een
door-
-ocr page 225-IN DE Lichaam EN. 659
«Joorfchynbaarheid ofondoorfchynbaarheid, XVII.
’t een Lighaara in vergelyking van ®Qder, en in een n^xer of in een minders £ el.nbsp;^fap dan het ander bezit: cn (laat ons by*
Sevolg dan maar alleen te onderzoeken, hoe ^6t komt dat het eene Lighaam endoor*nbsp;^quot;^hynbaarer, of waarom hetdoorfchynbaa-^'er is dan het ander Lighaam.
In navolging van NewtoNj dat is teHoeeen-^eggen, uit aanmerking van de Redenee •’’ogen en de vVaarneemingen, op welkehoemeernbsp;die groote Man zyn gevoelen grondveft,f°j^y'^.nbsp;^6n ik van gedagten, dat een Lighaam, al-baarheid 1nbsp;I® andere omftandigheden gelyk gefteld,
2oo veel beter gefchikt is om het Licht doorteJaaten, naar maatedat deszelfs deeltjes van een meer gèlykaartige en overalnbsp;eenpaarige digtheid zyn. De volgendenbsp;ï'roefneeming ftrekt my hier van tot eennbsp;bewys^ en de Waarneemi’ngen, die ik ’ernbsp;zal voegen, zullen ’t Stuk nog verdernbsp;ophelderen en ftaaven.
III.
-ocr page 226-III. PrOEFNEE MING.
Wateren nbsp;nbsp;nbsp;een langwerpig Flesje, dun van
Terpen- Glas en xcer doorfchynend, vaneen Rol'
tyn Geeft , nbsp;nbsp;nbsp;j,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ .
ronde or byna Rolronde gedaante, dat oni'
trent een Duim MiJdeliyns wyd is, en zeven of agt Duimen lang. Vul het tot op de helft rnetfehoon Water, dat wel heldernbsp;en klaar moet zyni en giet ’er dan zagtjesnbsp;ook zoo veel Geeft van Terpentyn op: waarnbsp;na men *t Flesje, zonder het te fchudden»nbsp;met een Kurk, ofeenig ander ftopfel, toe-flopt,
Uitwerkzeh.
zyn ongemengd, door-fchyn-baar,
gemengd
ondoor-
fcliyn-
baar.
Zoo lang men het Flesje niet fchudt, bl^' ven de twee Vpgten, zonder zig te mengen, 't een op ’t ander dry ven, en iedernbsp;van dezelve behoudt volkomen zyn door-fchynbaarheid, die bet uit eigen aart bezit-Maar, als men het Flesje eenige oogen-blikken fchudt, mengen de twee Vogten
zig
-ocr page 227-€6t
IH DE LIGHAAMEN.
onder malkander, zoo dat het Water XVIf.
^ooT een ontelbaare menigte van kleine ^ ^
3 •
^onde Bolletjes van den Terpentyn Geeft, d££i„ '^ïar het overal raeê als doorzaaid is $ vannbsp;gefcheiden wordt; en zoo lang dit dusnbsp;^¦yft (tand houden, is het Mengzel ondoor-^^bynbaar j, en heeft een doffe witte Kleur,
Opbelderingèn,
Mengzel
Dewyl de Geeft van Terpentyn ligter is Het
j nbsp;nbsp;nbsp;]Mct
aan het Water, dryft hy, als men hem ’erj,gj.f. ''oorzigtig en zagtjes op giet en het Flesjegeen eennbsp;Dietfchudt, boven : en de twee Vogten,
«ius van elkander gefcheiden en elk afzon-^crlyk blyveilde, behouden de Eigenfchap-Pen, daar ze meê begaafd zyn , en byge-ook die doorfchynbaarheid, die hun van iiatuure toekomt. Maar wanneer, door ’tnbsp;Schudden van het Flesje, het minft digte vannbsp;twee zig in kleine ronde Bolletjes, dienbsp;aaneengefchakelden zamenhang van ’cnbsp;^ater breeken, verdeelt, wordt daar doornbsp;^lt;^0 Mengzel gevormd, wiens deeltjes, tennbsp;*®'Qften zoo veel de digcheid aangaat, on-
ge-
-ocr page 228-66x
DB'Kleurin
DEEL.
XVII. gelykflagtig zyn en van een verfchillendefl ^ ^ aart: ’c welk verder ook oirzaakis, dat hetnbsp;Licht door alle de onregelmaatige weerkaat-zingen en breekingen, die het in deezconbsp;Mengelklomp ondergaat, voor ’t grootftsnbsp;gedeelte geblufcht, gefmoord wordt ennbsp;niet raakt. Het overfchot, dat ’er van af*nbsp;fluit en weer terug keert, op het Oog gevallen, doet ons het Mengzel onder eennbsp;witte Kleur gewaar worden.
Gevolgen,
Voorbeelden in Water,*
Witvan van myn zeggen gebruikte, zoude ik nog Kwylnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;groot getal van andere üicwerkzels
vogt. kunnen opnoetncn, die allen aan deeze zelfde oirzaak zigtbaar hun geboorte vcrfchul* digd zyn. Waarom, by voorbeeld, is hetnbsp;Water, ’t zy door zyn eigen val en flor-ting, ’t zy door het Rad van een Watermolen geroerd en gefchokt; waarom is het WKnbsp;van een Ei, als het geklopt wordt, en in 'tnbsp;algemeen alle Kwyl en Slytnvogt, ondoor-
fchy-
Tot nader bevefliging van de Proefoee-
, ming, welke ik zoo aanflonds tot bewys
-ocr page 229-XVII
XVII
653
1 N DE LiCHAAME N.
^chyngtid en wit van Kleur ? Ontflaat dit ^'¦esdaar niet uit, dat de Lugt, die ’er on L ES.nbsp;de gedaante van kleine BelletjesdooroEel,nbsp;Ichokking en fchudding in tatnelykennbsp;°'^ervloed ingebragt wordt, enzig daarza*nbsp;^erigevoegd vindt met Stoffen, die eennbsp;•^erkelyk meerder digtheid bezitten, metnbsp;dezelve een Stofklomp en Mengzel maakt,
'^iens deeltjes zeer ver onderling van mal-kanderen in digtheid verfchillen ?
Waarom neemt in tegendeel Glas, datoeftoo-*^lein geftooten, bekra{t,of dof en ^*^£160 is, en dus zyn doorfchynbaarheidöüed
'^erlooren heeft, dezelve, gelyk ook een Napier, ^f^telbaare menigte van andere Stoffen doet,
''^eer aan, als men het Hegts met Waternat ®aakt? Om welker eden doet het Papier innbsp;*^ker opzigt dea dienfl: van een Glasruit,nbsp;het geölied is? Dit komt naar alle waar*nbsp;^'^^‘ynlykheid daar van daan, dat men, innbsp;plaats van de Lugt, die met die Stoffen ver-is, of derzelver openingen, tus-Ichenruimten en oneffenheden vervult, ’ernbsp;een
664
De KleurèS
zeil
XVII. een Vogt in brengt» wiens digtheid nader ^ inet die van die StofFen overeenkomt.nbsp;DEEL. By koud Weer beflaan de opgehaaldeGIa'nbsp;’tBeflaanzen van een Rytuig, daar men in zit* ze^rnbsp;fchielyk, en beletten dat men de Voorwef'nbsp;pen, die ’er buiten zyn, niet meer onder'nbsp;fcheiden zien kan. De Uitwaaffemingen vaönbsp;het Lighaam zyn hier Van de oirzaak, di^nbsp;zig, onder de vorm van kleine Druppeltjes»nbsp;tegen de oppervlakte van’t Glas aanzetteD«nbsp;Deeze Waterklompjes maaken te gelyk Dietnbsp;de tuffchenbefchotjes van Lugt, die heOnbsp;van één zonderen, den Laag uit van ecDnbsp;StoiFe, die van een Zeer oneenpaange eönbsp;verfchiliend geaarte digtheid isj en daarnbsp;door ook geheel niet wel gefchikt om hetnbsp;Licht in eeh regte Lyn door te laaten, iDi'nbsp;mets dat dit alleen voorde oirsaak te hod'nbsp;den zy*die het Glas zyn doorfcbynbaarheidnbsp;verliezendoet^blykt duidelyk hieruit,dat»nbsp;Zoo dra men die kleine Druppeltjes, dieopnbsp;het Glas hangen, me: malkanderen veree'nbsp;higt en in één doet looped; ’t zy met dd
hand»
-ocr page 231-I H DE LrcHAAMESr. 6Sy
*t zy door ’er met een Doek ligtjes XVIL '^''erheen teflrykeD.meDaanftondsdatGias^^
Vollen
V. Deel.
Cu op een eenpaarige en onafgebroken wy deeu ^^cat gemaakt, zyn voorigeDoorfchynbaar.nbsp;heid weer ziet aanneemen. Dit is zelf ooknbsp;^en gereed middel om te beletten dat hecnbsp;weder op nieuw beflaat. De Vogtig-heid, die ’er naderhand tegen komt, ver*nbsp;zig dan flegts met het Nat, dat opnbsp;het Glas gefpreid ligt, en neemt de vormnbsp;Druppeltjes niet meer aan,nbsp;öe Mill en Nevels, die den DampkringMift,nbsp;Vérduifteren jCn deszelfs Doorfchynbaarheidnbsp;'^Pzoo zigtbaar eene wys verminderen, be-vogt.nbsp;uit grove Dampen, wier Hefklomp-ttierkelyk meer Digtheid bezitten, dannbsp;^-2- Vein de Lugt : zo dra zy fmelten, zignbsp;''erdeelen, of op de eene of de andere wysnbsp;hunner, fyner, en minder digt worden,nbsp;men de hederheid in de Vloeiftof, daarnbsp;^ÏQzweeven, herboren worden. letsder-8^1yks Wordt men ook gewaar in de Sebeid-honllige Ontbindingen; menagt ze niet tennbsp;uitgewerkt, zoo lang ze nog niet
lt;RJ(5
•De Kleuren
XVIi. volmaakt helder en klaar gaworden zyn. ^ Af^* Tot aan dat tydllip toe ftellen de Kon liken*nbsp;DESL. ners, en met reden, vaft, dat deftof, dienbsp;fmelten zal, nog zoo fterk niet verdeeld ennbsp;tot zoo hoog een trap van fynheid gebragtnbsp;is, als ze wezen moet.
IV. Proefneeming.
Toüjlel.
Aftrekfel Neem een Blaauwe Galnoot, in flukjcs
van Gal- ge(|ooten, en laat ze in koud Water, dat nooten °nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
met een klaar en zuiver is, trekken. Doe dit Ar*
fmelffel jrekfel dan door eenCraauw Papierzygcn,
perroot. en houd het in een Flesje gereed tot ge*
bruik.
Laat ook een weinig Groen Koperrood of Yzer Vitriool fmelten in koud Water : ennbsp;dat fmeltfel een Etmaal lang in een kleinnbsp;Glasje, dat men beft van een Rolronde ge*nbsp;daante neemt, flilflaan om te bezinken. Gietnbsp;het, als het wel bezonken en volkomennbsp;klaar geworden is, door het Glaasjezagtjesnbsp;op te neemen en allenskens fchuins te houden,
tgt;E LlCHAAMElï. “CCf
¦^en, Vö0)-z5gfl|, zoBderhet te roeren, over XVH. een fchöon Flesje;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Af^
Gy moet ook daarenbóven Stèrkvvater by o e b l. hand hebben, en een effen Glaasje vannbsp;*^16 zelfde zoorc, als daar wy gebruik vannbsp;ifiaaktn in de Ttveede Proefneemingi
Uitwerkzels.
Als men het Aftrekfel van den Galnoot en Wordt Smeltfel van het Tzer-Vitriool,
^siden even veel, met malkander mengt, Sterkwa-•®3aken die twee Vogten, die elk afzonder ^yk uit eigen aart helder zyn en ongekleurd, fchyn-^en mengfel uit dat Zwart en Oadoorfchyn-^^^^*
*^aar is, als Inkr;
Dog wanneer men ’er een weinig Sterk-''''ater by giet, tvordt het vveder op nieuW' ^^orfchynbaar en helder, even gelyk denbsp;* °gten waren eer ze gemengd werden.
OpbeMeringen.
Het Yzer-Vitriool of Groen V-fjerrood DèYzer-een Mynflof, dievèelYzerdeeltjeé lh
M a nbsp;nbsp;nbsp;be-
-ocr page 234-968
.Dï Kleuren
XVII bevat: zo lang dezelve alleen in klaar Wa-
DEEL. baarheid niet veel nadeel. Waarfchynlyk gen zig om dat zy zoo ongemeen dun en fyn zyn *nbsp;va^nde^ en van zulk een gedaante, en in zulk eennbsp;Galnoot, order van zamenhang onderling geplaatft,nbsp;dat zy zeer gefchikt zyn om aan allerhandenbsp;zoorten van Licht doorgang te geeven.nbsp;Maar wanneer deeze Yzerdeelcjes zig ver-eenigen met de Gomagtige Deeltjes van denbsp;Galnoot, vormen zy met dezelve Stofklom-jes, die merkelyk grover zyn, van een geheel andere en verfchillende gedaante, ennbsp;die zig niet meer in de zelfde onderlingenbsp;orde zamenfehikken. Het Vogt dat ’eruitnbsp;geboren wordt, heeft geen Openingennbsp;meer, die lynregt loopen, of mogelyk nietnbsp;op zulk een wys gefteld zyn, als ze moesten, om eenig zoort van Licht te kunnennbsp;doorlaaten. De Straalen, die ’er in doordringen, worden gcblufcht en fmooren 'ernbsp;in; daarom vertoont het zig Zwart op welknbsp;een wys en van welken kant men het ooknbsp;befchouwe.
Het
-ocr page 235-IN DB LiCHAAJiJEN. 609
Het Sterkwater, dat men op het Mengfel XVII. giet, doet het weder op nieuw door-^nbsp;fchynbaar worden ; omdat het de DeeltjesoEEL.nbsp;''an het Koperood naar zig trekt, eu dezel- Hetnbsp;ve die van de Galnoot dwingende los tenbsp;ten, een uitwerkfel doet ophouden, ’c welkfcheidtzenbsp;uit de onderlinge vereenigiog van dienbsp;'ien geboren wierd.
Gevolgen.
De gewoone Schryf-inkt is niets anders gchryf-dan een Afcrekfel van Galnoocen en van inkt. gtoerr Koperrood, onder een gemengd; ge-lyk dat van onze Proefneeming : dog metnbsp;dit onderfcheid, dat men't kooken laat, ennbsp;’«r een weinig jtlrahi^ch Gom, of iets anders van geiyken aaj-ienkragt, bydoet, omnbsp;wat dikker en lyvig' r te doen worden,nbsp;un te beletten dat het niet teveel vervloeie,nbsp;uf het Papier doorweeke en doe doorllaan»
Zoo dikwils als men deeze Drogeryen, onder malkander gemengd, met Water natmaakt, brengen ze altoos dit Uitwerkfel Voort. Men kan ’er derhalven, door ze innbsp;M 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eea
670
VX jc. Kleusedt
XVlIr LES.nbsp;3- Afdeel,
eeo Vyzel klein te ftooten, een Poeijer van zamen ftellen, daar men alcyd, waarmennbsp;zigook bevindt, op ftaandcnvoet Inktmównbsp;maakenkan, door’er flegrs cen weinig Wa»nbsp;ter onder te mengen. Dit zou by geiegei;»nbsp;heid te pas kunnen komen.
Schrift
onzigt-
baarge-
Kaakt.
Maar dcwyl het Sterkwater het Mengfcl van onze twee Vogten zyn voorige helderheid en doorfchynbaarheid weer deed aan*nbsp;neemen, moet men ook veiwagten, dat hetnbsp;alle Sebrift, met een Inkt van die zoortnbsp;ge-lthfeeven, zal uitwiffchen en oazigtbaarnbsp;dog» worden. Van dit loopje weeten ooknbsp;aoffityds aienfchen zonder eer en trouwgo;-brukk te maaken, en ’cr eeuige woorden efflnbsp;Dagtekeningen, die 't hun belang ia dac vet-doflbefd worden, mêeteligten uit Brieven,nbsp;Befeheiden ea Handfehfiften. En op, dacnbsp;me» hun bedrog te minder merken zou,nbsp;neemen ze ’er Sterkwater toe, dac merge'»nbsp;meen Water verflaptisi ’ll welk het Papiernbsp;niet feefchadigr, ea hun gelegenheid geeftnbsp;om andere woorden' te zetten in de, piaatsnbsp;yaa dte ze uitgewifehc ca oazigtbaar ge»nbsp;maakt hebber,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwar*
-ocr page 237-671
IN DE LiCHAAJdEN.
Zwarte Lighaamen, zoo vafte als vloei- XVII. baare, zyn doorgaans de bekwaamfle otn het ^ ^ ^ ‘nbsp;Licht te onderfcheppen. Om deeze redenoEEL.nbsp;berooken de Sterre-konftenaars de Glazen, Berooktenbsp;door welke ze naar de Zon zien; op dat het gjjgernbsp;Oog door den al te Herken Glans van dernbsp;2elver Straalen niet gekwetft worde. Doornbsp;*ulk een Glas vertoont zig de Zon met eennbsp;êeeleKleur die naar’t Roode trekt, omdatnbsp;^an alle de verfchillende zoorten van Lichtnbsp;^taaien, welke ’er van af fchynen,dievannbsp;deeze twee Kleuren de allerfterkfte zyn.
dringen door dikten van Stoffe en door trappen van Ondoorfchynbaarheid heen,nbsp;daar de andere Straalen in blyvenfteekcnennbsp;iefrnoord worden.
Git de zelfde oirzaak fprult ook voort, dflt op zommige tyden, by uevelagtig enM,aan,nbsp;tuiftig Weer, de Zon Bloedrood fcbynt, en^^*^^®*nbsp;d^t men ’er, zonder dat ’er ’t Gezigc eenignbsp;badeelvan lydt, vlak tegen opkan zien. Denbsp;V^olle Klaan vertoont zig, als ze opgaat,
Wna altoos opdiewys; doordegroote me-®tgte van Dampen, die doorgaans digt bo-*
M 4 nbsp;nbsp;nbsp;ven
-ocr page 238-672
De Kleuren
Xvn. ven de oppervlakte der Aarde zweeven,eB
^ ^ die de zwakfte Scraalen van hec Licht, naa* 3* af-
DEEL, melykde Violette, de Blaauwe, de Groene» en zelfs een gedeelte van de Geele onder-fcheppende en fmoorendc, alleen maar denbsp;Roode, die de fterkfte zyn, met eenigcnbsp;weinige van de andere gemengd, doorlaa*nbsp;ten, en ons onder hun Kleur dat Hemeilicbtnbsp;doen zien. Wanneer de Zon agter Wolken,nbsp;die niet al te dik zyn, of in vry zwaare ennbsp;grove Dampen onder gaat, verwen zulkennbsp;van haare Lichtltraalen, die kragts genoegnbsp;hebben om ’er door heen te dringen, dienbsp;Dampen en Wolken Rood: het welk aan denbsp;zelfde oirzaak ook wederom moet toege^^nbsp;fchreeven worden,
Alle Een zeker en onfeilbaar middel om met Lighaaroen alle Licht tenbsp;door onderfcheppen, is dat men het vangt opnbsp;kTemdrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van welke met eene der oirfproo-
Clazenofkelyke Hoofdkleuren, zeer verfchillende Vogten. yan (Je andere, geverfd is. Men neemt’er,nbsp;by voorbeeld, een Rood Glas toe en eennbsp;' Llaauw, die men op malkander legr. Want
dewyi
-ocr page 239-673
IN DE LICHAAMEN.
lt;iewyl het eerfte, behalven de Roode Siraa- XVII. len alleen, allerhande zoort van Licht, het^^ E S.nbsp;Blaauwe zelfs, onderfchept ; en dewyl het d jjnbsp;I'veede Glas, dat volgens zy n aar t geene dannbsp;ttaar alleen Elaauwe Straalen zou kunnennbsp;•^oorlaaten, alle de andere, de Roode zelvenbsp;rgt;iet uitgezonderd, Ruit en fmoon; moetnbsp;’er noodwendig uit volgen, dat twee zulkenbsp;Glazen, met malkanderen vercenigd en za-btengevoegd, een volttrekte en allervol-hiaakfte Ondoorfchynbaarheid zullen tenbsp;^eegbrengen. Ditzelfde is ookdeoirzaak,
'quot;^aarora zeer veele gekleurde Vogten, hoe-'a'el elk afzonderlyk zeer helder en zeer 'loorfchynend, die Eigenfchap verliezen,
*oo jra men ze met malkanderen mengt.
Zou men het ook aan de eeneof deande'2wart reden van den zelfden aart niet moeten Laltennbsp;^^^fchryven, dat het Laken een fraaijerengiaanvynbsp;zwarte kleur.aanneemt, ais het tegeverfd.nbsp;'sporen eerft Blaauw geverfd is? Want in-^llen de Wol onderbet zwartwit is, kanzynbsp;Straalen van allerhande zoorten vannbsp;'t^hc te rugkaatzen; en de Iterkfte zoortnbsp;M jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
lt;574
D E K t E URE»
XVII. van Straalen allenskens meer en meer door
L li S, (Je ?;v\,'arfe Verf, naar maatedatze zwakker 3 .¦ A F-
ïgt;EEt. worde en afflyt, heen dringende, zaihec Laken eerlang den rosagtige Kleur doennbsp;krygen : daar integendeel, indien die Wolnbsp;Blaauw is, ’er geen andere dan alleen maarnbsp;zwakke en veelkragteloozerScraalenvan tenbsp;ruggekaatft kunnen worden, die merkelyknbsp;meer moeite zouden hebben om door hetnbsp;Zwart heen te booren, en di?, zo ze’er alnbsp;eindelyk door heen kwamen, het Laken nietnbsp;Ofr die wys en zoo zigtbaar zouden doennbsp;verkleuren, als de roode Straalen.
Jlefluit
licezer
Afdee-
Na de Kleuren dus tot hier toe eerft ia het Licht, en vervolgens in deNatuurlykenbsp;decling. Li'ghaamen- befchouwd te hebfoeni, zou denbsp;orde , die wy. ona in ce Kleuihefchryvingnbsp;voörftelden, vereifchen, dat wy ze nu Wnbsp;overweegiog namen, voor zoo ver ze colnbsp;een onzer qiterlyke Zinnen, het Gezigt,nbsp;door wiens middel’ wy ’er de denkbeeldennbsp;van krygerii, betrekking bebëen. Maar de*nbsp;wyl ik my bczwaarlylc zou kunnen doennbsp;verftaan zonder vooraf het Zintuig, dat de
zit*
-ocr page 241- -ocr page 242- -ocr page 243- -ocr page 244- -ocr page 245- -ocr page 246- -ocr page 247- -ocr page 248- -ocr page 249-«75
IN LiCHAAWïN.
^^fplaats is van dien uiterlyken zin, welte XVIL hebben doen kennen, age ik hec gevoeg- L- E S.
hier deeze derde Afdeeling te eindi-nEKL. 8*^0, en hec geen ik nog over de Kleuren cenbsp;^®ggen heb uit te ftellen, tot dat ik van denbsp;^'erfeheiden Deelen van her Oog en betnbsp;^'^erk, dat ieder van bun teverrigten heeft,
^^1 gefproken hebben.
VIEIipE AFDEELING.
Over bet Zien, en over de Werktuigen, tot de Gezigtkunde.
\ ^
Y\ 7Anneer door den Indriik, dien deuet Oo^
' uiterlyke Voor werpen op onsmaa-bet 7in,-
door roiddel van de Lichtftraalen,. ’t^Qe^igt.
te
k
^ ^^kbeeld van dezelven in ons geboren .: y^Ofdt, Worden wy gezegd die Voorwerpen
zien. Een zeker gedeelte van ons Lig* , dat wy het Oog noemen, is het Zinnig , het welk tot het ontvangen- van die
In-
-ocr page 250-XVII.
LES.
4- Afdeel.
-jlt
0?
lodrukken, byzonderlyk en uit eigen ^ ^ gefchkt is. Zoo lang hetgezond is,nbsp;zyn natuurlykenftaac, kan het ons tennbsp;len al den dienft doen, dien wy tot de ^nbsp;woone onoftandigbeden des Levens en ® ^nbsp;dageiyks gebruik van nooden hebben-als het ziek is en kwaiyk gefield;nbsp;onze nieuwsgierigheid ’er meer vannbsp;dan het doen kan, kointds Konfl hetz'-’^'nbsp;te hulp, en biedt het Werktuigen aaD,d^|nbsp;wier middel bet Voorwerpen meefternbsp;te worden en voor zig ce doen komen,nbsp;de Natuur buiten zyn bereik Icheen enbsp;plaat fl te hebben.
Twee
wyzen
Deezé tweè verfchillende wyzen, waai
vanZien:Zintuigziyn werking dóet, geeven
mee het gevoeglyk .a^anleiding om tweeërleizoof'^** blOOttf .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. nCi'
Oog ; en®‘ wyzeniyaa Zien in overwecging te
alleen gefehicdt, en dat ik natuur noem: en gt;a-. het Zien door middelnbsp;Werktuigen, waar door ’t Gezigt geholp^quot;^
met mer. I. Het zien, dat methdtbloote Werkluinbsp;gen.
of verfterkt wordt, als Brillen, Verrel'^ kers,:Vergrootglazen,'en dergelvke; .
-ocr page 251-men een T^ien door Konfl zou kunnen XVII.
4 A F-
Eerste Lid.
het Natuurlyk Zien; of Zien met bet hioote Oog.
j, quot;^oen ik voorheen, in de Tweede Afdee DeLicht*
,van de verlcheiden Bewcegingen van'^'^S^'
^ *-ichc fprafc, heb ik de Scraalen, dicdert in ’t
ieder ftip vaahet Voorwero totons ko-Oog van tHpnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jH'ftalte.
'»Verbeeld als zoo veele Straalpenfeelen zie v.
^ Eichtkcgels , die allen die Cirkelronde Ovel, i.
•^^Qing van het Oog, welke wy den naam biadz’. van Oog-appel, tot hun gemeenen ^°S*nbsp;hebben. Ik vergenoegde my toennbsp;Lichtkegels te verzeilen tot aan die
alleen maar van hunne AlTen, die ik ^ '^ckcle Regte Lyhen aan merkte. Indiennbsp;tg Lichtkegels hunne Voetvlakken brag-op den Bodem van ’r. Oog, zoudennbsp;'^aar breedeen zwakke indrukken maa-
ken,
-ocr page 252-673
4gt; AF-DEEL.
tiet
XVJL ken, die zig onvèrmydlyk ónder malk®'*' L ® S. deren zouden moeten verwarren. Verfci'’^nbsp;lende (lippen van het zigtbaar Voor'vefP;nbsp;zouden zig te zamen op een en hetnbsp;gedeelte van het Zintuig doen gewaarnbsp;den, en het Zien daar door te eeoemaalnbsp;ward zyn en onduidelyk. De welwy^^nbsp;Werkmeefter der Natuur heeft zeergo-*^^nbsp;zorg gedraagen dat zulk een verkeerdnbsp;werkfel geen plaats hebbe* Ieder vannbsp;Lichtfcegels, daar ik hier vanfpreek, isnbsp;dra niet op het Oog gekomen, of hy vera®'nbsp;dert zig daar in een anderen Kegel, dienbsp;zyn Voetvlak tegen het Voetvlak vannbsp;eerden overdaat, en met zyn Toppunt rei^'^nbsp;tot aan den Bodem van ’t Oog. Op dienbsp;ziet men duidelyk en onderfcheiden,nbsp;deeze twee Redenen* Voor eerd, otnnbsp;dus ieder Indruk veel derker is en krag^’”nbsp;ger; als door alle de Straalen van den Lie*’*'*nbsp;kegel tefFens, in een zber klein punttenbsp;men vereenigd* voortgebragt. Ten.sf^^*nbsp;ren, om dat dus alle de Indrukken op
zondereen verfchillendegedeeltens vao
-ocr page 253-679
Het o o o.
'fitiiig gefchieden; en daar door alle de XVII-ïeondere (lippen van het Voorwerp elk '^‘^erfcheiden en afzonderlyk doen gewaar de e l.
^aar om welkeoirzaakneemt het Licht, het in den Oog appel komt, decze Ge-^‘te verwiüeling aan, die het van wyde*
''^Dde, gelyk het tot nog toe was, naderende Worden ? Deeze met regt verwonde-^^Qswaardige Konstwerking (laat my thansnbsp;’'^der te verklaaren. Dog eer ik daar toenbsp;^''^'¦ga, zal het noodig zyn, dat ik de ver-^^¦den Deelen, waar uit het Oog zamen-^^fteliiisj befchryve en kennen doe, dcwylnbsp;de byzondere dienften, die ieder vannbsp;'' eaar gewoonte te verrigcen heeft, dienbsp;^''oote üitwerkfel eigenlyk afhangt,nbsp;t)- Menfch, gelyk ook de meefle Dieren, Oogkas.nbsp;J heeft twee Oogen, die in het voorde
llc
01 en
ge-
neem hier de byzondere verreheidenheden,
- m de Oo^en der Dieren , zoo ten oprigt van ^kfel als van Stand, of van Getai, ontmoet, niet
'O
^ïotnerUing. Het lyn de Oogen. a'deen van de
groot-
Ö3Ö
Het o o o.
XVII. LES.nbsp;4. Af-BEEL.
gedeelte van het Hoofd geplaatft zyo.i
van die Zintuigen bertaat uit een zooit
rondagtigen Bol, die voor een gedeelte
iO
Orbite.
Oogbol.
een Beenige Holligheid, het Oogbol of Beenkas van ’c Oog genoemd , befioo^^^nbsp;ligt, en waar in het zig door middel vaDnbsp;Spieren naar allezyden heen beweegennbsp;Deeze Oogbol is, van buiten, zaraeoê®nbsp;fteld uit verfcheiden Vliezen, die op elk®®
deren liggen, en hun oirfprong neemen
üic
een Zenuw, die van de Harfens komt»
eO
Nerf Op tique.
.den naam draagt van Gezigizenuwé binnen is de Bol gevuld met dfie Vog^^®nbsp;van verfchillende lyvigheid en dikte,nbsp;ikin’t vervolg nader van fpreeken zal*
DeGezigtzenuwbeftaat, gelyk deand^'^®
Zenuwen, uit drie voornaame Deelen
bet
Gezigt-
zenuw.
Dure
mére.
Fie mére.
harde HarfenvliiSyéM haar van buiten^f®^ kleedt; het zagte HarfenvHes, dat als f®'quot;
een tweede Bekleedfel verftrekt onder
bet
eeï'
grootfte en ie beft bekende Dieren, en inzo”'
derf-»quot;
4ie van den Menfchj daar ik van fpreeken **!•
Het o o o. 6Öi
en het Merg, ’twelk uit een wee- XVIL
Stoffübeaaat. Deeze drie Deden fpreiH- S. jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. AP»
zig uit orn den Oogbol te vormen, encfiEt. '''Orden dan met verfchillendecaafnenbe-
Het
Het eerfte, dat een Uitfpreiding is vannarde Harde Harfen vlies, noemt men het w- Oogroknbsp;Vde of den batden OogroL üeszdfs.y^°g°^_“'nbsp;^Oorfte gedeelte is doorfchynend , gelyk Cornétinbsp;Hoorp, daar men de Lantaarnen wel mêenbsp;Hleedt; en fpringt een weinig voorwaartsnbsp;als een ftuk van een Bol, die kleinernbsp;omtrek is dan die van ’c Oog, en opnbsp;''^tizelven voor uit (leekt. Men noemt hetnbsp;''ok het Hoornvlies, en geeft dan, om dienbsp;Deelen van elkanderen te onderfchei-dit laatfteden naam vwdoorfchynendnbsp;, gelyk het eerfte dien van on-^^Hobynend Hoornvlies.
zagte Harfenvlies, zig onder den har- Druiven
dei
vlies. Cboroide.
° Oogrok uitfpreidende, vormt het twee-Bokleedfel, dat den naam draagt van ^^nivenvlies, en zig verdeelt in tweeBla-, van welke het een overal vaft tegennbsp;Deeunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den
682
Het Oog.
XVII. den Harden Oogrok aanliggende, tnet deO' ^ ^ ’ zclven digc by het doorfchynend Hoornvli^*nbsp;BEKL, in een loopt.
Vaatrok ,, Het tweede Blad van het zagte HarfeO' gt;» vlies, zegt de Heer Le Cat,
Sens, p, 373'
RurscH. „ eigenlyk dat geen uit, daar men dennaa» Traité des,y van TDruivenv/ies aan geeft. Dog dit
,, is niets anders dan een Weefzel van^' ,, nuwagtige en Vogtvoerende Vaten, di®
,, uit de binnenfte Oppervlakte van het eef'
,, fte Blad voortkomen, Deeze Vaten zV’’ „ voorzien met een zoort van inkt,' die di‘'
tweede Blad zig onder een Zwarte
sgt;
»gt;
Bruine Kleur doet vertoonen. Een g®' deelte van die Vaten en van die ZenuW®®nbsp;openen zig aan de inwendige of bino^*’nbsp;„ zyde van dit Blad , en vormen daarnbsp;,, zoort van Wolagtig of Tepelagtignbsp;,, zei, met dieZwartePapof Inkt, daar ü'nbsp;,, zoo aanftonds van fprak, beladen.
»»
,, dit VVolagtig Weefzel heeft ,, een byzonderen Oogrok gemaakt;nbsp;men noemt dien den tweeden Roknbsp;het Druivenvlies. Deeze zou dan,
-ocr page 257-6Ö3
Hét Oog.
S^ns onze ftelling, de derde zyn, wel- XVIl.
ken het zagte Harfenvlies aan het Oog^
’gt; nieêJcelde; naamelyk , eenen waarlyküEELi
’» Vliesagtigen Rok, aan den harden Oog-
’gt; *‘ok oPt ondoorfchynend Hoornvlies vaft
8angevoegdj eenen Vaacrok, het Drui-
’» Venvlies genoemd, en eenen WolagtigeDj
’gt; Onder den naam van den Rok of bet
f^Hes van R ü i sch bekend
Omtrent by den Rand van het doorfchy-
Hoornvlies fcheidt het Druivenvlies
in tweeën van elkatideren. Hetvoorfte
gedeelte maakt den zoogenaamden Regen-
en het ageerde ftukis’t geenrnendeQh'a/fl^
'^^Sbairige Kroon of Band noemt.
^Qor den Regenboog verftaat men trpVinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boog.
p^icurden Cirkel of Ring, dien men onder
^'¦doorfchynendHoornviies gewaar wordt,
gt;0 wiens midden een roBd Gat is, dat
den Oogappel roemti Dit Deel ofOogap-
iies, wiens Kleur in den eenen Menfch^^'’
'’^'¦fchilt van die in den anderen, is met
P’eragtige Vezelen voorzien, van welken
^^nitnige een middelpuntige ronde Kringen
684
Het Oog.
4.. Af-
BEEl..
XVII. vormen, andere Straalswy4e, en als lt;-L E S. Middeüynen zyn, die op het MidJelp'^® van den Oogappel aanloopen. In blaa^nbsp;Oogen , inzonderheid van jonge Kinds'''^'’'nbsp;zyn deeze laatftgenoemde regtftreekfchenbsp;zelen zomtyds zo zigtbaar , datnbsp;kundig Gemeen zig inbeeldt ’er een ^1^^nbsp;wyzer in te zien, en het als iets wond^fnbsp;baars befchouwt*
Kriftal-
lii.uai- Oe Ooghairige Kroon omvat, en.hoi^
IVnVoZt, nbsp;nbsp;nbsp;o anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IJ
^ nbsp;nbsp;nbsp;“ vlak tegen over de opening des OogapP
geplaatfl:, een zeker doorfchynend Lighaa'”’ dat de vorm heeft als van een Vergro^^nbsp;glaasje, dog vanagceren naar dennbsp;toe van ’c Oog meerverhevenrond vanb®nbsp;loop is, dan van vooren; en 't welknbsp;den naam geeft, van ’t Kriftdlynenbsp;Lighaam.
Netvlies. Het mergagtig gedeelte van de Gezigt^^quot;
nuw breidt zig ook uit, en vormt onder
Druivenvlies of Vaatrok een zoort
• eb
derde Vlies, dat zeer fynis, flymerig» de ganfcbe inwendige Oppervlaktenbsp;’t Oog, tot rondom aan de Oogb^if’S®
Kroob
6Sj
Het o o
^'¦oon toe, bekleedt. Dit noemt men het XVII.
Ar.
LES. 4. A F-
-^lle deeze gedeeltens van het Oog, dienuEL.
roe nog toe befchreevenheb, verdeelenüésine. '^'^invrendige binnenruimte van den Oog-Kieners;
io driezooegenoemdeifijfftetrtdeeerftegjyg^gg^’
®^arnelyk is de Ruimte die ’er begreepen is tig Vogt. *^flchen het doorfchynend Hoornvlies ennbsp;Regenboog; de tweede tuffehen dennbsp;^^genboog en het Kriftallyn, dat met denbsp;^°ghairige Kroon, die ’er rondom in vastnbsp;isj eenzoort van Affchutzel maakt.
^®22e twee voorde Kamers hebben onder* door den Oogappel, gemeenfehap metnbsp;^^Ikanderen, en bevatten een Vogt, datnbsp;^*^0 helder is als Water, en daarom ook hetnbsp;^'^^eragtig Vogt genoemd word. De derde Humeurnbsp;^^riier, die toerkelyk grooter is dan de twee “i***”-/^*nbsp;bef}3a£deganfche ruimte tuffehennbsp;Kridallyn en den Bodem van ’c Oog ;nbsp;bevat een Stof die zeer helder is cn door*nbsp;^r-'hynbaar, omtrent van dezelfde dikte ofnbsp;|y''igheid, als gedolt Vleefchnat, Men geeft
•uitree.
den naam van Glasagtig Vogt, nbsp;nbsp;nbsp;Humeur
68(S
io
XVII. L E S.nbsp;4 Afdeel.
Ooehai-
lige
Kroon,
Oogleden en Oog-hairen.
Paupis-
res.
Het o o q.
Men moet ’er zig derhalven deeze beelding van maaken; dathetKriftaliyO)nbsp;de Ooghairige Kroon »ls irgekad, vlaknbsp;ter en tegea over den Oogappel hangfsnbsp;fchen het wateragtigcn tufichen hetnbsp;tig Vogt; en dat alle die kleine VezeUj*^^’nbsp;die dus aan deszelfs omtrek ingeplantnbsp;es vaflgehcgt, voortkomen uit hetnbsp;venvlies, ’t welk zelf uit het zagtenbsp;vlies, het tvyeedeBekleedzel van de Gezi?^nbsp;zenuw , zyn oirfprong neemt.
De Oogbol, van wiens maakfel men nu uit deeze befchryviog eenig deckbcel‘^nbsp;zal kunnen vormen, beweegt zjg, ge’yknbsp;reeds voorheen gezegd heb, in zyn Kas,nbsp;heeft, om zig te beter voor uitwendige to®'nbsp;vallen te beveiligen, tweezoorten van Gofnbsp;dynen voor zig, die den naara draagcB''^'^nbsp;OogleeJcn, en geopend of geflooten kunnequot;nbsp;worden naar welgevallen. Aan hun Ran^'equot;nbsp;zyn ze bezet met een menigte van klei*^®'nbsp;hamjes, die tot verdere befchutiing der Oonbsp;gen dienen, en om alle vreemdeLichaa^O'nbsp;tjes. Stofjes, of InfeSlsn af te weeren,
iO
-ocr page 261-6B7
Het Oog.
de Lugt zweeven, en zo dierbaar en te- XVir. een Zintuig zouden mogen befchadigen.^nbsp;Oeeze kennis van de verfcheiden Deelen, d e e l.nbsp;uit het Oog is zamengefteld, zal,
tal
^^gt;'kt my, genoegzaam zyn, om het geen Verder over ’t Gezigt te zeggen heb tenbsp;bannen verftaan,enzig een begrip te maa-hoe men ziet. Die ’er een netter ennbsp;'''iiftandigcr berigt van begeert, moet denbsp;^ntleedkundigen raadplecgen, die ’er metnbsp;'’Oordagt over fchreeven, en dit Stuk, metnbsp;®lies wat ’er toe behoort, in’tbreede voor-Men vindt ’er een aanzienlyk ge
Van; dog over de Zintuigen komt my
^ec Werk van den Heer Le Gat , daar ik voorheen meermaalen van gefprokennbsp;om deszelfs duidelykheid ea naauw-^eurigheid een der beften voor (t)«
De-
^'“i*) Dt Nedeidulcfehe Leezei Ttin een omftin-, nbsp;nbsp;nbsp;tïefchryving van hec Maakzel en de Deelen van
/ vinden , zoo in de Gezigtkunde van den B.. Smith, .ais In de Phyfiiih^ia o£ HaUmr-Oiétkdin^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meufthelyk Li^hfunft VOOr ceni-
£•
-ocr page 262-XVII, LES.nbsp;4. Afdeel.
Schets
van^iei)
Het Kriftal.nbsp;lyn vcr-lameltnbsp;de Stra.Tnbsp;len der
Lichtke
gels.
688 nbsp;nbsp;nbsp;H E T O o c.
Dewyl dan de Natuur en ’tMaakzel ’t Oog, gelyk men nu veronderftellennbsp;bekend zyn, zie hier, als in een ruwe fchf-*’nbsp;hoe rnen begrypen kan dac de uiterly*^*^nbsp;•Voorwerpen een Indruk maakenopdatnbsp;tuig, en op welk eene v»ys derzelvernbsp;fcheiden gedeelten, als ze op een behoef'nbsp;lyken Afrtand en genoegzaam verlicht zV'’*nbsp;zig onderlcheiden doen gewaar worden*
Dewyl het Kriftallyn en door zyn
te en door zyn doorfchynbaarheid volniaal''' wel naar een Verhevenronde Glasfchyfnbsp;¦lykt, en zig gepiaatfl: vind tuiTcbennbsp;MiddelftolFen, die beide van eene mindcf®nbsp;Digtheid zyn, moet het ook de zelfdenbsp;king doen, als een dergelyke Glasfchyf’nbsp;indien zy in de Lugt of in het vVater g®'nbsp;plaatft was, doen zou. Nu leert onsnbsp;Doorzigckunde, dat een Glas, vannbsp;aart, in dergelyke omllandigheden, de^-'nbsp;venwydige, of nietfterk wyderendeStr^^'
leH)
6S2
Het Oog.
die het ontvangt, in een Brandpunt by XVIL
Verzamelt. Hier uit mag men derhal-L ®
V nbsp;nbsp;nbsp;4. Af-
*^0 Lillyk befluiten , dat een Lic!nkegel,BEi;t,.
uit eenig Lichtend Punt, op een zeke-
Afftand geplaatft, gelyk A by voor-
^^eeld in jr/g, nbsp;nbsp;nbsp;voortgeftraald, op betp^^^jy
^fiftailyn C viel, zig, na de beboorlyke1.
^feekingen by zyn in en uitgang van het-
^^Ive ondergaan te hebben, op den Bodem
’t Oog by a zou kunnen by een verza-
'ï'elen, en daar, op dien kleinen omtrek van
f'laats, als den Indruk maaken, die zig mer-
wyder uJl^ebreid en een veelgrooter
leo
Zou beflagen hebben, indien de Straa-
waar uit die Lichckegel beftaat, niet
’t Knftallyn waren gebroken worden.
^pde zelfde wysbegryp ik ook verder ,En ieder ^*^2^0 dneLichtkegels, aan den voorgaan'
^en geiyi.^ van deUireindenen het midden afzon ter. ''an een en ’t zelfde Voorwerp voortge*^^^nbsp;''^oeid, met hun Voctvlakkcn op de Opper*
'’'akte van’t Kviftallyn vallen, gelyk AC,
DC, in Figuur 2. ieder van die Licht-P/a«t V. ^'^Relsniet alleen zyn Straalenin een punt,^‘^'®*
ópo
Het Oog,
XVII, nbsp;nbsp;nbsp;zal by een vergaderen; maar
dat
4. Afdeel.
L E S, ookdie Vergader of Brandpunten van
de
deren onderfcheiden zullen zyn en verv^'V derd; en dat ze zig op den Bodem vannbsp;Oog in een orde zuilen plaatzen, regtdraa^^^nbsp;flrydig mee die waar in de gedeelten van ^nbsp;Voorwerp, waar uit die Straalen oirlpr^’’'nbsp;kelyk zyn, Baan tot maikanderen, Hier‘^”'nbsp;leer ik derhalven, vooreerlt, waaro®nbsp;Indrukken, die door het Licht, datnbsp;vcrfchillende (lippen of gedeelten vannbsp;ziglbaar.Voorwerp voortftraalt, opnbsp;Zintuig veroirzaakt wordiü, niet ondere^^’nbsp;verwarren, maar onderfcheiden en afzond^’’'
lyk blyven : en ten anderen, hoe dat
Beeltenis van’t Voorwerp, door die Indrr^^
ken geboren , in een juill ftrydigen en o'®'
gekeerden (land in ’t Oog getekend
Dooreen Dat ons Zintuig op deeze manier
Proef ge-zyne werkingen verrigt, moet men it33ru cnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;no^
opgehe!quot;t^urlyker wys denken, ais men de Gron
deid. beginzelen, die wy in het eerfte enio
derde Lid van de Tweede Afdeeling
691
Het o o e.
^®greep dat ’er gebeuren moeften, met ’er
dezelve zyn denkbeelden vormt. Die XVII.' '^'¦ondbeginzels zyn zoo wel gegrond ennbsp;''QcwyfFelbaar, dat men, al waren ’er geenuEEunbsp;®'’'3ere, op dezelve alleen inyne Verklaaringnbsp;voor waarheid zou mogen aannee-: dog laat ons de Ondervinding paarennbsp;Redenvocring, endoor middel vaneennbsp;^^ort van Konft-Oog doen zien, dac denbsp;-’chtftraalen ’er die ontmoetingen, die iknbsp;^®greep dat ’er gebnbsp;ia ondergaan.
I. P ROEFN EEMING.
Toeftel.
Bet Werktuig, in Figuur 3. afgebeeld,Befchry* een rond Houten Bosje of Doosje , van''''’S van
riö nbsp;nbsp;nbsp;ccn
delfde grootte omtrent als waar in men Konft-Zeepballen gewoon is te bergen. Bet ftaacopeen Voet, om het gemakkelykerte Fig%. *nbsp;behandelen, en overal naar welgevallen te plaatzen.
Doosje is met twee Ronde Gaten,
‘lie Lynregt door ’t Middelpunt tegen malkan*
-ocr page 266-69Z
Het Oog.
XVII. kanderen overftaan, doorboord, van
LES. 4.. A F-]gt;£ £L.
het een, dat acderhalven Duim Middelly'’* heeft, bedekt is met een geolied Papiernbsp;’c ander lleektmen een klein houtennbsp;van een Duim Middellyrs, en vannbsp;Rolrond, dat de iangce mag hebben vannbsp;Duim of omtrent een Duim, dognbsp;langer.
Dit Buisje, dat vanbinnen in de gedasO' tevan een geknotten Kegel is uitgedraai'^’nbsp;draagt aan zynnaauwfle eind een kleinnbsp;groot glaasje, dat zyn Brandpuntnbsp;tot op dien Afftand werpt, als het geöli^^^nbsp;Papier ’er van af (laat: zoo dat men betnbsp;zonder moeite, door het Buisje een weii’'quot;’nbsp;voor of agterwaarts te fchuiven, neenbsp;kan doen vallen.
Uit‘u:erkze/s,
Het tekent de Voorwerpennbsp;onder
Als men dit Werktuig, in een plaats da^^
het tamelyk donker is, Belt op zulk
wy«, dat het Vergrootglaasje vlak naar
fcheiden, tten of’c ander Voorwerp, dat vry Bef
dogoni- verlicht, en 'er maar 30 of 40 treden gekeerd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o “r
-ocr page 267-ïfi
Hét o o
gekeerdflaat, ziet men dat Voorwerp XVII.
al zyn Kleuren zeer onderfcheidenIyk,L E
in een omgekeerden (tand, op het geö-DBi t. Papier getekend.
Ophelderingen,
Öewyl deeze Uitwerkzels met het geen Even als Volgens de algemeene Grondbeginzelen^^quot;^j^*'nbsp;Doorzigtkunde veronderftellen, dat ’er Oog.^
’t Oog gebeurt, volmaaktelyk overeen-®'^men,en het Werktuig, in deeze Proef-gebruikt, het Zintuig van ’t Ge-ifj gt;j. vvezenlyk en voornaamfl: gedeelte
'labi
fin,
h
mag men met rcgt de Verklaa-
S» die i,v ’er voorheen met behulp van ^ èuur I en 2 van gegeeven heb, als eennbsp;^ds Voorafgaande Opheldering van deeze
«sis
‘^''verkzels aanmerken; en deeze Uitwerk-
^sfFens als voldoende Proeven en Be»
^yzen van ’t geen de Redeneering ons had Voorzien, dat’er gebeuren zou. Maarnbsp;hetKonft-Oog, daarwy ons hier vannbsp;^'^•snen, het Zintuig van onsGezigt niet
694 Het |
ism |
XVII. dan op een vry gebrekkelyke wys kan n®' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bootzen,bly ven ’cr nog verfcheio'en en 2*^^^
deel! gewigtige Aanmerkingen omtrent het
over, daar wy naderhand breedvoeriger va” fpreeken zullen.
Gevolgen,
Het uitpuilend Hoornvlies ennbsp;waterag-tig Vogtnbsp;doet onsnbsp;duidely-ker ziennbsp;en zy-lings.
Het Hoornvlies maakt met het wateia^*' tig Vogt, dat ’er onmiddelyk agternbsp;een doorfchynend Lighaam uit. Verheven'nbsp;rond van Oppervlakte, en met een meerd^*^nbsp;trap van Digtheid, dan die der Lugt,nbsp;gaafJ. Verfcheiden voordeelige Uitwefl^''nbsp;zeis worden hier door geboren. Dit gede^^'nbsp;te van ’t Oog, naamiyk, doet en doornbsp;Verhevenronde gedaante, en door hetnbsp;breekend Vermogen dat het bezit,nbsp;Lichtftraalen in den Oogappel komen,
’er anders ter zyden zouden fchieten gt; nutteloos zyn. Een merkelyk deei vannbsp;Straaien, die, zo ze zonder gebrokennbsp;worden Lynregt bleeven voort loopen,nbsp;den Regenboog zouden vallen, worden
Fiaatv. door zig naar de LoodlynenPfi, Pp, j'’ ^ 1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ytra'
-ocr page 269-
Het |
I E N, (gt;95 |
^^teragtig Vogt te breeken , of minder XVII. ^yderende ofEvenwydig gemaakt: daar^
(lit:
kunnen zien; die vlak voor ons ge-^*5atsc waren. Op ieder oogenblik zouden ket Hoofd gints en iherwaarts moerennbsp;, om ’t geen een weinig ter zydennbsp;gewaar te worden. Maar dewyl nunbsp;^ Hoornvlies verhevenrond is van gedaan»
tö
’ daar by vooruit (leekt, doet het hier alleen alles, wat vlak voor ’c Oognbsp;klaar en onderfchciJen zien, maarnbsp;^»ten minften opeen min duidelyke wys
vallen ze in een grooter menigte tef-osEt. in den Oogappel, en geeven ons dusnbsp;helderer en duidelyker gezigt van 'tnbsp;“orwerp. Dat zelfde gedeelte daarenbo-''^Qvan’t Oog doet ons, dewylhet vry wacnbsp;'^'^Orwaarts uitfpringt, een grooter Veld ennbsp;l’^^fdcr zylinga af zien. Want menbegrypcnbsp;?te)yk j dat wy , zo het Hoornvlies platnbsp;en niet buiten de Beenkas van ’t Oognbsp;Puilde, alleen maar die Voorwerpen zou-
et
§een tot op een zJkeren afftand ter van ons is.
Het
-ocr page 270-öp6 nbsp;nbsp;nbsp;Het Zien.
XVII. Hetwateragtig Vogt, indienhecwa^f'^^
^ \ nbsp;nbsp;nbsp;zegt, dat deszelfs Straalbr*-’^
D É B L. fcend vermogen dat van ’t Water volkoi'’quot; Het Oog of genoegzaam evenaart, zou dennbsp;fchen!^ nutteloos geweefi zyn. De Breeking
It
do
Lichtftraalen zou by hun niet begooD^'^ hebben dan in ’t Kriftallyn, en indiennbsp;hun zo ver agterwaarts en diep in ’cnbsp;gedaan had, als de andere Dieren, zou^^®nbsp;zy alleen maar vlak voorwaarts uit hebö^”nbsp;kunnen Zien, en niets van dat zy lingsnbsp;zigd gehad hebben, daar we zoo aanftoO^^^nbsp;van fpraken. Dog de Natuur heeft hennbsp;met dit voorregt bedeeld door hunnbsp;Kridallyn te fchenken ven een Klootrof’^^nbsp;gedaante, van een lyviger en vaster Stof^’nbsp;uitpuilende gelyk ons Hoornvlies; en dö*^^nbsp;hun Oogappel zeer wyd te openen.
egter dat het oogmerk der Natuurgevoel zy, gelyk men veelal gelooft, om doornbsp;Klootronde vorm van ’t Kridallyn hetnbsp;brek van de mindere maate van Straalbr^^nbsp;king, doorliet wegneemen van ’t watetsênbsp;tig Vogc veroirzaakt, te vergoeden.
-ocr page 271-Het Zien. nbsp;nbsp;nbsp;697
is een bekende en beweezen zaak, dat XVIL
^^'^verhevenrondeGlasfchyf, uit twee ^ ^ S^.
van een Kloot gevormd, de Licht-DEEL. nader by hun punt van Invaliing zal S«gmw.
^ zamenloopen, dan de ganfche Kloot, die Snyflukken een gedeelte van zyn,nbsp;hebben kunnen doen*
^^et Licht heeft altyd den zelfden trap Het ver-Van helderheid. Het is zonnyds j ^ Zütntyds flaauwer, naar den verfchil-wyderennbsp;^®‘'‘den aart der Lighaamen, van welke hetnbsp;onskomt, en naar maate dat het minder pel.
^ quot;heerder beletzelsin zynen weg ontmoet.
® Oogen daarenboven zyn niet even Van gefteltenis: zommigen zyn Ge*nbsp;j^,®iiger dan anderen, en'hebben van hetnbsp;(lerker aandoening. Het was derhal-ter beveiliging van dat Zintuig, en opnbsp;^ het niet te veel gevergd wierd, noodig,nbsp;het in onze raagt ftond, om de hoeveel-fch^ dichtdraaien, die ’er in ’t Oognbsp;9 haar welgevallen te maaiigen. Ennbsp;doen wy, zonder dat wy ’er om denken,
^ onzen Oogappel te vernaauwcn of te Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver»
-ocr page 272-698
H fi T Ziek,
4. Af DEEL.
XVII. verwyderen. Deeza Beweegingen gefchi^ L E S. den door de werking van die kleine Spief®’’'nbsp;waar uit wy zeiden dat de Regenboognbsp;zamengefteld: de Eerfte, naaraelyk,nbsp;zamentrekking van de rondloopendenbsp;agcige Vezels ; de Andere door die van d®nbsp;Regtftreekfche, die van den buitenrandnbsp;den Regenboog, als halve middellynen,nbsp;nenwaarts naar een gemeen middelp'^”’’nbsp;loopen. Wanneer deeze Beweegingen tji®*'nbsp;vaardig genoeg gefchieden, wordennbsp;eenig ongemak gewaar j gelyk, by voof'nbsp;beeld, als men fchielyk uit een zeer donk®'nbsp;re plaats in een andere komt die fterknbsp;licht is , of uit een beider Licht in een doOnbsp;ker Vertrek. In ’t eerfte geval verbli*’^^^nbsp;ons het fterk Licht, en doet onze oog®^nbsp;gevoelig aan: in het tweede zyn wy ec®*'nbsp;gen tyd zonder de Voorwerpen te zi®'”'nbsp;die wy allenskens beginnen te onderfcb®''nbsp;den, naar maatedat onze Oogappelzig*^^*nbsp;der opent
ilfen ziet üit het geen we voorheen, in de
zigtkunde, van de uitwerkzels der Verhev®®'
werpi-n.
-ocr page 273-Het Z t e m. €99
^OQde Glaffchyven gezegt hebben, begryptxvii.
ligtelyk j dat het Kriftallyn, door zyn*^ K S.
en Doorfchynbaarheid, inftaatnioetn'gg^^
om alle de Lichtftraalen, die, uit éénfchoon
•^zeifdeftip van het Voorwerp affcomen-de nbsp;nbsp;nbsp;r, ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... derofna-
gt; op zyn voorfte Oppervlakte vallen, tejer, on-
zamenloopen en als in een punt
te vergaderen : maar uit die zelfde
^Ondbeginfelen weet men ook, dat ditVer-
^^'^erpunt of verder af of nader by het Kris*
moet vallen, naar maate dat die In-
quot;3gt;nde Lichtffraalen onderling meer of
Wyderendc zyn: En dewyl deeze wy-
afneemt, naar maate dat deAfftand
^ ‘'^hen het Voorwerp en het Ooggrooter
vraagt men, hoe het dan zyn kan,
een Voorwerp duidelyk en onder-
ziet en blyft zien, fchoon mea
Van Wat verder of wat nader by be-
^.^seze^waarigheidis wel gegrond en ver-Het 2fa-
opmerking. Want indien zommige™®quot;**^®?' 'Vvrtp-.. j , .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-
erende Licht ft raaien, A fr, A dby voor- fchilt
® d iDjfg‘, terwy 1 ze door de Vogten van
‘t Oog
vcr»
-ocr page 274-700 Het gt;z i e n.
XVII. ’tOog heen fchieten, juifl: zoo fterk ^ ken worden- dat ze net op den
4. A F-- nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gf/
ld»
u!'
DEEL. EDi daar men den bodem van ’t Oog fchillen. onderftelt geplaatft tezyn, zamenloop^’’*nbsp;het zeker dat andere Straalen dienbsp;Piaat V. meerder trap van wydering hebben, alsB^’nbsp;Bd, indien ’er in dat Oog geen verandef’'’^nbsp;.vóórvalt. maar alles in denzelfden ftaat bly^^’
oot
«ig verder agterwaarts, in e by voorbed* zullen yereenigen; en dat in tegendeel 2nbsp;Jte Straalen, die minder wydering hebb^*^nbsp;dande jEerftgenoerade, gelyk Camp;, Gd,nbsp;kanderen, eer ze nog tot op dennbsp;DD komen, kruiffen zullen; zoo alsnbsp;hier doen in ƒ. Het Gezigt zou in dee^^nbsp;twee laatfte gevallen verward zyn, dewnbsp;de Indruk van de Lichtftraalen , innbsp;van op enkele en onafzonderlyke Puntennbsp;hst Zintuig te gefchieden, geheele cir-k^^nbsp;tjes vantamelyke uitgeflrektheid, die h”®nbsp;pf meer over mdkanderen zoudennbsp;fchieten, trefFen zou. Dewyl egterdeP^®nbsp;ien, tuffchen welke men zulks nietnbsp;gebeuren en ’t Gezigt duidelyk blyft,
gr'
-ocr page 275-701=
hebben de GezigtkundigenXVlr. Scheiden wégen ingeflagen , om van dit^^ ^nbsp;*°'^derling verfchynzel reden te geeven. 'deel.
Sommigen willen dat de Oogbol doorde^^^^ quot;'^erking der buiten omliggende Spieren gt; als maakt
beta's Lan-
f*) De Heer JU RIN, die een uitmuntende Ver-^'^deling over het Duidelyk en Opdiiidelyk Zien ge-'lgt;teeven heeft, beweert, dat in ‘t algemeen de men-. in middelbaaren ouderdom, de kleine Voorwer-duidelyk en onderfcheiden Zien, dieniet naderden '’f 8 Euiijien by het Oog zyn, of ’er verder van afnbsp;*'’14 Voeten. De Heer PORTERFIELD in zynnbsp;Medecine d’Edimbmrg T, IV. Stelt deeze Paa-tuQchen de 6, en de ZJ Duimen. OngetwyfFeldnbsp;*'''‘eten ’er in dit Stuk zeer veele verfcheidenheden plaat»nbsp;^'i'lien, naar het verfchillend geftel der Oogen, en vee.nbsp;'''’gt;Bde andere oirzaaken. N,
5.’
deeze Verhandeling over het Duidelyk en OadwVe. ^‘en van den Heer JURlN agter de Gezigckundenbsp;den Heer R. S MIT H. 11 Deel : en de llraksge-'quot;^'de Eepaalingen der Ulterfte Afftanden op bladzydenbsp;en volgende. Dat Werk is, in 't, Nederduitfchnbsp;^®tta»ld, in Quarto, te Amfterdam door I. TIRIObJnbsp;““g'geeven in ’e Jaat i7r3.
03
-ocr page 276-XVII.
XVII.
9 7. E L.
ger en Korter.
het noodig is van gedaante kan verandereo ^ LES. dat hy zich Langwerpiger maakt, osnnbsp;* Voorwerpen die aaby hem zyn, ondci'nbsp;fcheiden en duidelyk te zien; en dat bynbsp;tegendeel inkrimpt en korter wordt otnnbsp;zulke te zien, die wat te ver van hem afnbsp;Indien dit waar is, behoeft men naarnbsp;andere reden meer te zoeken, en denbsp;righeid is opgeloft. Want het is zeker,nbsp;de Bodem van ’t Oog DD agterwaarts v^y'nbsp;ken kan tot aan e, en op een anderen ly^nbsp;weer voorwaarts komen tot in/, datnbsp;alle dedrieverfchillcndezoortenvan Str»®'nbsp;len, daar wy ftraks van fpraken, zignbsp;op hun beurt op den bodem van’t Oognbsp;volmaakt tot een Punt zouden kunnennbsp;eenigen, als immermogelyk is. Maar ib'nbsp;dien men aan deneenen kant de uit er ftenbsp;len van het Duidelyk Zien, en de verfcb'*'nbsp;lende trappen van wydering, welke volg®”*nbsp;dezelver vereifch de Invallende Straal^®nbsp;hebben mogen , in aanmerking neemt;nbsp;aan de andere zydc de üitwerkfels dienbsp;yerfcheiden Vogten van ’t Oog uit
yaO
-ocr page 277-hun Straalbreekende vermogens (*) op Licht doen kunnen, narekent en by 4, Af-*nbsp;*^^llcander teic, zal men bevinden, dat het®®
'waarfchynlyk, nog zelfs mogelyk is, de Oogbol zig zoo ver in Lang te zounbsp;^*^0Den uitrekken, en weer zoo kort maa-alshy volgens deeze veronderftellingnbsp;*‘^11 tnoeten doen, om in dergelyke Geval-aan ’t gewenschte einde volkomen, tenbsp;^ïancwooorden (fj-
An-
1*1 Volgen* den Heer J U R1 M ftaat de Hoekmaat Wrecking vo«r *c Licht, dat uit de Lugt in 't Wa-'*^*Jrig Vogt valt, tot de Haekaiaat der Inva'ling al»nbsp;* S. Voor 't Licht, dat uit het Wateragtig Vogt in
' ^^rifiallvnkoint, alsis tot ta; en voor dat, het welk hit k
het Kiiftallyn in het Glasagtlg Vogt overgaat. ala *°r 1}. Zie de gemelde Verhandeling van den Heernbsp;bladi. 7*«-
rndien de üiterfte Paaien van ’t Duidclyk Zien, h'a re door den Heer J U RIH gefield worden ,nbsp;tekening opmaakt, rou de As van’t Oog een Tien-® langer moeten worden, dan ze is in haar Natuurly-^ ftaat. Ju RIN Verhandeling. Bladz. 7Z9. N.
O 4
-ocr page 278-704
Het; Z i e lï»
XVIL ^ Anderen zyn van gedagten, dat het K^®' ^ ^ j..' tallyn door middel van de Ooghairige BaO'nbsp;DEEL. den, die men ook voor kleine Spieren
Het nbsp;nbsp;nbsp;voorwaarts en agterwaarts getrokk^-’'’»
voor
agter-
waarts
Kriftal- en verfchooven kan worden. Dit voor^ en zou ook de ganfche zwaarigheid opIoffeD o?nbsp;een voldoende wyze, indien flegts denbsp;weegingen, die men hier aan ’c KriftallV'’nbsp;toefcnryfc, zoo raerkelyk eene veranderi'’^nbsp;konden te weeg brengen in den Afftaod»nbsp;die ’er tuflchen hetzelve en den bodemnbsp;’t Oog is, en dien zooveel grooter ennbsp;veel kleiner niaaken, als het verfchilnbsp;uiterfte Scheidpaalen, waar onder mennbsp;Voorwerpen Duydelyk ziet, vereifcht.nbsp;dat dit heen en weder wandelen van’t Kr'*'nbsp;tallyn zulks zou kunnen uicwerken ,nbsp;nog minder mogelyk, dan dat het door ^nbsp;verlangen en verkorten van den Oogbol S*''nbsp;fcheiden zou.
De Heer nbsp;nbsp;nbsp;Ju RIN, wiens naam iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ree‘^*
pedag- nbsp;nbsp;nbsp;gedoemd heb, heef;
ten van nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A
den Heer lyk in een naauwkeuriger en met feherpr-
JüRiii. doorzigt, dan van anderen, uitgevocf'^^
Oct'
-ocr page 279-Het Zie
Ontleding van ’t Oog de waare oirzaakvan XVIL '
‘ nbsp;nbsp;nbsp;E S.
AFDEEL.
hi
Verl'chynfel gemeend te vinden , daarwy ^
van iprsken.
Wy tnerkc voor eerfl: aan, dat het Doór-^^hynendHoornvlies buigbaar is, en Veer-Aart van bezie, en bygevolg in ftaat, omnbsp;by zyn Omtrek agterwaarts getrokkennbsp;'^ordt, een meer Verhevenronde gedaantenbsp;te neemen, en zig, zoo dra men denbsp;^^rking, die het drukte en vernaauwde ,nbsp;ophouden, weer in zyn voorigen ftaacnbsp;herftellen.
Verder merkt hy aanjdat het Druivenvlies fpieragcig Vlies is, dat in ftaat is omen Klei-te vernaauwen en zamen te trekken, en
r)
het zyn oirfprong neemt in een cirkel.Ring.
‘Dnen zyde van het Hoornvlies loopt, op plaats daar het zelve zig met het f^erbar-
^^odeii uitpuilendenZoom, die rondom de hij
die
^fOiidoorfchynend Vlies vereenigr. Deezen 'quot;’^puilenden Zoom noemt hy den Grooten *nbsp;Ring\ en geeft den naam vannbsp;~’nen Spieragtigen Ring aan dien van hetnbsp;^'fdc Vlies, die naar den kant is van dennbsp;^“gappei.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men
-ocr page 280-XVII.
7olt;S Het Zien1
Men weet daarenboven, dat het ^ ïyo in een vliesagtig Kasje, met weinig^2nbsp;DEEL. ter tuflchen beiden, beflooten is; dat‘i®nbsp;Aaterfte Zyde van dat Kasje aan het duo®®nbsp;van ’t Vliejj'e, ’t welk het Wateragtig vogt be''®®’nbsp;Kriftal- vastgekleefd is ; en de Ooghairige Baod®®nbsp;die kleine fpieragtige Vezeltjes zyn,nbsp;hun een eindin den Rand van dat Kasjenbsp;geplant, co met het ander vaftgehegt 15^”nbsp;op die plaats daar het doorfchynend Hou®®1nbsp;vlies zig met het Ondoorfchynenend Ho®®quot;nbsp;vlies vereenigt. (?)
Op deeze Aanmerkingen nu grondt HeerJüRiNzyn Gevoelen, en redeoe®'^®nbsp;*er over op de volgende wys. Als het 0®^nbsp;verheve- volkomen in ruft is, en geen de minfte p®®nbsp;ging doet, is het in ftaat om zeer Ond®®nbsp;tallyn fcheiden en Duidelyk de kleine Voorwerp®quot;
platter, zien, op zekeren bepaalden Affta®1^/ die by de meefte Menfchen doorgaansnbsp;tien of zeftien Duimen bedraagt. „'V'®®quot;
Zie It Menutre 1 Jl/r. PETIT dMi U »1'
d1 VActi. its Sdeoc, fnir l’Aimét 17 30.
-ocr page 281-707
H K T Zien.
Qeer wy nu die zelfde Voorwerpen van XVII.
' ’’3der by bafchouwen, geloof ik, ver-^ ®
' hy , dat de Groote SpieragtigCoEïL. ' Ilitig van het Druivenvlies zig zatnen-' envernaauwt. Die doet het Hoorn*
' ''lies een verhevener ronde gedaante, dan ' voofen, aanneemen, en maakt daarnbsp;' 'ioor de Eerfte Broeking der Lichtftraa-‘ IfQ, die in ’t Wateragtig Vogt gefchiedt,nbsp;Stooter. Dus vergoedt die Uicwerkfelnbsp;liiin al te (lerke Wydering, die uit denbsp;^abyheid van ’t Voorwerp ontftond. In*
' '1‘en wy in tegendeel die Voorwerpen op ' ®en grooter Afiland, dan dien van 15 of
* nbsp;nbsp;nbsp;^lt;5 Duimen befchouwen , trekken denbsp;' ^oghairige Banden, door zig korter tenbsp;' ''’aaken en in te krimpen, aan de randennbsp;' het Kasje, en doen daar door hetnbsp;' ^'^ater, dat zig tuflehen dit Vliesagtig
* nbsp;nbsp;nbsp;^^kleedfel en ’t Lighaam van ’c Krillal*
' bevind, rondom naar zig en den ' toevloeien, waar door het noodwen*
' op ’t midden in de Dikte verliezen
*^oet en platagtiger worden. Deeze vermin*
-ocr page 282-7o8
XVII. L Enbsp;4. Ar-S £ £ L.
De Gedaante, veran deling vannbsp;den Oognbsp;bol gaatnbsp;’er waar-fchynlyknbsp;meê gepaard.
Het Zien.
,, minderde trap van Verhevenroi ,, vergoedt dus het Gebrek van genoeg^^^nbsp;,, meWydering, dat in de StraaleDjnbsp;5, van een te verren Afftand kwamen,
„ had.
De fchrandere Uitvinder van deezeop^^®
fing vergenoegt zig niet met dezelve
in ’t algemeen als de gevoeglykfle
om dezaaktebegrypenoptegeeven:
hy heeft ze ook aan de naauwkeurigfte
reekeningen en Maatneemingen getoeft'^**
eenige Stukken, ’t is waar, kanzy wel
allerdrengfte Proef niet uitftaan ;
waarom zou men ’er het Gevoelen vanb^*”'
die eene Verandering van gedaante in
Oogbol veronderftellen , niet teffens
gepaard mogenlaaten gaan, ten minfleO
die zoorten van Dieren, by wien dit
tuig volkomen buigbaar is ? Dewyl dee^^
twee oirzaaken beide even wkarfchyclJ'*^ ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»et
zyn, zie ik geen reden, waarom men
juifl op zou blyven ftaan, om ’ervolftf^
niet meer dan eene van de twee toe te
ten, terwyl die eene bndertuffchen
-ocr page 283-H E T z I E N. nbsp;nbsp;nbsp;70^
in ftaat is, om allezwaarighedea weg XVJL ‘^tieemeD.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t Af-quot;
'Vjar
ï«dien het waar is, dat voor het meerder-oE e l. der Menfchen deAfftand van 15 of löByzlen-de eigenlyke en juifte Afftand
op het Oog op zya geraak en zonder pooging te doen, de kleine Voor-
V nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;=* “0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
. ^''penonderfcheidenenduidelyk ziet; het ^ ^iet minder zeker , dat ’er Menfchennbsp;» voor wien die Afftand veel te groot,
^ *»eer anderen voor wien hy te klein is.
® eerften noemt men Byzienden, om datMyoperi ®lles j zelfs de alierkleinfte dingen zeernbsp;onderfcheiden kannen, als zydezelvenbsp;^enbehoorlyken Afftand, en zoo na bynbsp;Oog hebben, als de aart van hun GezigCnbsp;^‘‘^jfcht. De andere, geeft men den naam
of eigenlyket zou men kunnen P«röy. j^^Sgen Oud'Oogden, om dat het gebrek van*“^*nbsp;Gezigt by Menfchen van hooge jaarennbsp;gemeen is.
ÏQ de Byziende zyn de Vogten van’tMaakzel te Verhevenrond voor den Afftand ,Byziendnbsp;er tuffchenhetKriftallynen’t Netvlies Oog.
IS.
-ocr page 284-fto nbsp;nbsp;nbsp;Ö E t Z 1 E
De Scraalen, die van een VoorwtfP’
Xvil. L E S.nbsp;4. A F-amp; £ E L.
IS.
--- nbsp;nbsp;nbsp;— -----------j---^
op een Afftand van 15 of \6 Duimen g® plaatft, afkomen, Wyderen te weinignbsp;maate van ’t ganfehe beloop der Breeki”'nbsp;gen^ die ze moeten ondergaan; zynbsp;• elkander eerze nog aan den Bodem van ^nbsp;Oog komen- Die dit gebrek hebben, laa^^®nbsp;ODgetwyffeld, alszy eenigete verafgeleg^®nbsp;Voorwerp zien, niet na, alles te doennbsp;degewooneGezigcea doen in dergelyknbsp;val: maar dewyl dit egter hen nog niet i'’nbsp;ftaat Belt, om opeen*Afftand vanij of*^nbsp;Duimen duidelyk te zien , brengen zynbsp;Voorwerpen merkelyk nader by het OoPnbsp;en krygen op die wys Straalen, dienbsp;fterk Wyderen, Dog door wat middelnbsp;ook gefchiede, in alle Gevallen, wanneetnbsp;overmaat van Wydering j»in een gepz^^nbsp;Evenredigheid, en juifï gcfchiktis naarnbsp;al te groote Verbevenrondheid vannbsp;StraalbreekendeVogten, hebben de ByZ'®”quot;nbsp;den een onderfcheiden Gezigt van ’cnbsp;werp, en zien het zelfsklaareren duid^'^^nbsp;ker dan anderen het Zien, om dat zy
-ocr page 285-7ii
Het Zien
^oter getal van Lichtftraalen uit ieder XVII.
iii
Stbaar Punt op hun Oogeo vangen.
LES.
t nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. Af-
de Oogen van een Verzienden bezit-d eel.
de Vogten een minderen van Straal-
^^^kend vermogen, dan doorgaans in ande. van een
Oogen plaats heeft, ’t zy zulks uit
van genoegzaame Verhevenrondheid
»c zy dat de eene of andere Ziekte,
de Ouderdom hun Straalbreekende kragt
'’^fZwakt hebbe, Indiea de Lichtftraalen
een minder graad van v?ydering heb-
gt; dan hun, als ze van een 15 of ló Dui*
Afftands komen, natuurlyk eigen is,
l^**|'aen die Vogten hen niet fterk genoeg
'^’§en om ze op het Netvlies te doen za-
****Qloopen. Dit is de Reden, dat dergelyke
*'^°gt;'i:eB van Gezigten liefft de Voorwerpen
Zeer verre befchouwen, en dat het Oog,
^ ’ets van nader byonderfcheidenen dui-
te Zien, een fterke pooging moet
» ’t zy om zig korter te maken, *t zy
^ het doorlcbynend Hoornvlies een meer
efhevenronde gedaante te doen aannee-
, nbsp;nbsp;nbsp;Dee-
-ocr page 286-712
XVII.
LES. 4. A F-
DE£L.
Het Zien.
zco
:dei
Deeze zoorten van Gezigten ziende als Verziende, hebben nog een af'nbsp;Behulpmiddel, om de Voorwerpennbsp;lyk te kunnen zien, door de opening,nbsp;meiyk, van den Oogappel merkelyknbsp;wer te maaken. Dit Vermindert de dillt;‘^^
Behulp van ’tnbsp;Pinkoo-gen.
eo
der Lichtkegels, die óp het Oog vallen',
eh
dewyl deeze dun zyn en klein van orntr
maaken de Straalen, waar uit ze zamen field zyn, fchoonzejuiftwel niet volmanbsp;tot een punt zamen looped, geen Indf'nbsp;op den Bodem van’t Zintuig, die zeer br^'nbsp;is. Ligtelyk kan men hier van zelfdenbsp;neemen; door een Kaarteblad, daar metnbsp;Speld een gaatje in geprikt is, digtvoorb^^nbsp;Oog te hoüdcn: want dan zal lüen doornbsp;gaatj'e een Voorwerp dat veel te nabynbsp;om met het bloote- Oog wel geziennbsp;¦worden, zeer onderfchèiden en duideiy^quot;nbsp;kunnen zien; dewyl het dan, qm zoonbsp;fpreeken, alleen maar de Aflen van denbsp;kegels zyn, die de Beeltenis helpennbsp;men.
Als deeze gebreken van ’t Gezigt tot
ijooê
H E T Z I E N. nbsp;nbsp;nbsp;7'3
een trap geklommen zyn, dat ’t geen of verbeteren aan is , nog door^nbsp;Afitand van ’t Voorwerp te veranderen .deel.nbsp;door de poogirgen, die het Zintuignbsp;; of dat men niet goed vindt gebruiknbsp;I® hiaaken van die middelen j geeft de Kondnbsp;Ons andere aan de hand, daar ik in ’tnbsp;^'^^gende Liddeezer Afdceling breeder vannbsp;^•^feeken zai.
^ic alles wat wy tot hier toe over Het Zien uiterfte Paaien van ’c Gezigt, zoo'^®quot;
Vor. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.re voor-
gewoone Oogen , als voor die van werpen.
^fzienden en van Byzienden, gezegd heb-
fchynt eenezwaarigheidte ryzen, en
^’'^agt men, waarom wy dan verafgelegen
“orwerpen zien en onderfcheiden kun-
P^'’gt; en wel zoo, dat wy ze kennen*
ze mogelyk een Myl, en nog verder
Oasaf zyn? Omdeeze Vraag tei tanc-
®rden, zal ik aanmerken, dat ’er Tweeër-
^oorten ofwyzen zyn van Zien: het
°mdelyk,onderfcheiden, waardoor wy
® Voorwerpen zien op een volkomener
® gt; en dat alleen in zekere omftandighe-
Deel. nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dén
-ocr page 288-714
Het Zie
XVII. LES.nbsp; . Af-
D £ Ë L.
den vereifchc wordt: hec anderinin dui^
lyk, min volmaakt en ondsrfcheiden,
dat ia de meefte gevallen voldoen kar*
kleindere Voorwerpen, en alles watwy''^”
naby befchouwen, zien wy liefft op de
ftewyze; maar tot Voorwerpen van
grooter bellag, en die zeer verre van on®*
zyn, vergenoegen wy ons met de
Als ik een Brief lees, of een Edel Gefte^n^^
befchouwen wil, moet iK ’er alle gedeek*'®
van zien en wel onderfcheiden kuno^'
Dewyl nu alle zigtbaare Stippen of Gede®
ten van die Voorwerpen naad en aan elk®^
deren leggen , kan ik ze niet alle duid^'^
en onderfcheiden zien, dan voor zoo vet
zig, elk onderfcheiden en afzonderlyk» f
myn Zintuig doen gewaar worden, ƒ
toe wordt vereifcht, dat de Lichtkegcl®*’
Straalbondels, die ze naar het Öog zen*^^'’*
hun Zamenlooppunten wel werpen op *’
Netvlies; en dit hangt ongctwyffeld
telyks af van den meerderen of mind^’’
' nbsp;nbsp;nbsp;I afl'
Afftand van ’t Voorwerp. Maar geheo'
ders is het met de zaak gelegen, als ik
-ocr page 289-Het Z 1 e h.
Gebouw zie, dat eeo halfuur gaans of XVlr. ''erder van vav af ligr. Hec ismy dan niet^ ^
tl. j nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„4- A F-
doen om de Steentjes inde JVluuren, ofn^jL,
Pannen van het Dak te tellen: illt; ben te
^’¦^den a!s ik flegts het Lighaam van ’t Ge*
onderfcheidenkan, de Vleugels, de
dfens, de Deuren, de Ven fiers, de Schoor-ft
'^dtien, en dergelyke Stukken. Dit kan ik ligtelyk doen , om dat al deeze Gedeel-, die groot zyn en van elkanderen af-ê'zooderd ftaan, zig ook elk afzonderlyknbsp;den Bodem van myn Oog tekenen; hec
genoeg is, om ze zigcbaar te doen
*5^1 Zonder verwarring.
^ot nog toe heb ik altyd van het Net pe Ge-
, gefproken, als ware het dat Deel van'^’^Ar-tn nbsp;nbsp;nbsp;wording
'-'dg, waaropdeInkrukken van ’t Licht,gefddedt
‘®de Gewaarwordingen van Zien in ons ?P doen .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r. Netvlies,
'¦n geboren worden, gefcbieden. En ze-maar op’t
dit is hetoudfte, en wel het alge-I^f‘^*''‘^““
^^enlte gevoelen. Maar ik moefl niet ver-'^
2lv
di
'’ÜCI
.^ygen,dat ’er zeer fchrandere Gezigtkun •
zyn, die deeze Bediening toeëiaencn het Druivenvlies y en ter beguolliging Cboroide.nbsp;p anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
716 Het Zien.
XVII. LES.nbsp;4. A F-DEEL.
deP
van hun Stelling Proeven en Redeneerin?®quot; bybrengen j die vry wat gewigts heb!’®*’*nbsp;Ik zal ’er hier geen breedvoerig gewag
maaken» en, kortheidshalven, flegtS
Leezerwyzennaarde Werken van den Mariotte aan wien men de^^^nbsp;Ontdekking, zoo ze waarlyk dien naamnbsp;diene, verfchuldigd is; en naar dennbsp;L E C A T Ct) 'D zyu Traité des Sens, disnbsp;volkomen gegrond oordeelt, en ’er denbsp;dedigiog van opneemt: maar ik kannbsp;nalaaten, om hier verflag te doen vannbsp;zeer fraaije en merkwaardige Proefneefflio^’nbsp;dieeerft aanleiding tot ditgefchil gegee^p”nbsp;heeft, en den Heer Mariotte overg®'
baaK*
(¦*) Zie Ricmil de Oeavret de Mr. MARIOT'P®’ Ltttre d Mr. PETIT.
(f) Traité des Sens pag. jSl. De Heer L E C A ceemt niet alleen het gevoelen vnn dennbsp;MARIOTTE over het onmiddelyk Zintuig vaPnbsp;Geiigt volkomen aan , maar ftaaft het ook metnbsp;fcheiden Proefneemingen, door hem ten dien p'”nbsp;de uitgevonden, en door Waarneemingen , dienbsp;Gefchil fïhynen te beüiflen.
-ocr page 291-717
Het Zien.
om te gelooven, dat waarlyk het XVII.
^^luivenvlies het onmiddLlyk Zintuig is
t Gezjgt, nbsp;nbsp;nbsp;deel.
öict
Decze ervaren Natuurkenner weetendc,p|.Qgf ^ het mergagtig gedeelte van de (jezigt-van ma-daar het Netvlieszynbeginneemt,®^*^^^^’
m ’t midden van den Bodem van ’t Oog
alwaar zig de Voorwerpen, daar men voorwaarts uit naar ziet, tekenen ;nbsp;^*ar een weinig hooger, en ter zyden afnbsp;®^ar de kant heen van den Neus, ten inin-in den Menfch : wilde een Proef nee-of de Beeltenis, welke net op denbsp;^*®ats viel, eene Gewaarwording zou ver-Hybegte ten dien einde tegen eennbsp;^‘^ur, die donker van kleur was, een kleinnbsp;^'Otidje van wit Papier, om 'er zyn Gezigcnbsp;te kunnen veftigen; en maakte ’er om-|tent twee Voeten regtsaf, dogeen weinignbsp;^®ger, een ander op vaft , dat wat grooternbsp;Van omtrek. Hy hieldt toen zynnbsp;'oker Oog geflooten, en hét regter Vlak opnbsp;eerfte Papieren Rondje geveftigd hou-^Qde, wierdt hy teffens het tweede, datnbsp;P 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ter
7i8 nbsp;nbsp;nbsp;H e t Z I b K.
4. Ar-
S££].
dit
XVII. ter zyden en ladger ftond, gewaar; LES. wanneer hy, allenskens ageer uit treedeO^^^’nbsp;tot op den Afftand van negen Voeten
de Muur afgeweeken was, verloor by
laatfte uit zyn Gezigt. Geenszins was egter daar aan toe te fchryven, dat dit P®'nbsp;pief te ver ter zyden af verwyderdnbsp;van het ander Rondje, dat hem tot eennbsp;Gezigtpuntdiende; want de Voorwerp^”’nbsp;die nog verder regts af gelegen waren,nbsp;hy zeer wel eri duidelyk. Deeze Proefi’^^®*nbsp;ming, dik wils en op allerhande wyzennbsp;haald, had altoos denzelfden Uitflagl ^nbsp;blykt ’eraerhalvenonbetwiftbaar zekernbsp;dat de Beekeniffen, die net op het Merg^ënbsp;tig gedeelte van de Gezigtzenuw valk'’’nbsp;geen Gewaarwording verwekken. Hier öPnbsp;belloot de Heer Mariotte dat hetnbsp;vlies, ’t welk een Uitbreiding is vannbsp;mergagdge gedeelte, even ongevoelignbsp;buiten ftaat om Aandoeningen te doen ë^'nbsp;boren worden, en dat het alleen maar die'’^’nbsp;orö de werking van ’t Licht, dat doornbsp;Iqs en doorfchynend Weefzel heen drii’é*'*
-ocr page 293-719
Het Zien.
maatigen eer hét komt op het Druiven- XVir. daar hy beweert dat het Gezigteigen-^nbsp;kk zyn vol beflag krygt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
t^e helderheid ofklaarheid van’c Gezigr,
^®Qgt van twee Zaaken af. Voor eerft, van zien meerder of minder menigte van Straalen^y^g^j^^nbsp;op den Bodem van ’t Oog zamen loo- menigtenbsp;om’er ieder zigtbaar flip van ’tnbsp;^®tp te doen gewaar worden j en, ten ande-ftraalen,nbsp;van de grooter of kleiner Ukgeftrekc-^6id van plaats, welke de Beeltenis van datnbsp;^Ootvverp op het Netvlies of het Druiven-''^ies beflaat. Want hoe breeder die Beelte-zig uitbreidt, aan hoe grooter getalnbsp;Deeltjes van het Zintuig de Indruknbsp;^eêgedeeld wordt, en hoe minder fterk ,nbsp;'^crhalven, ieder van dezelven getroffen ennbsp;zal worden. Dit is ook de reden ,nbsp;wy den Oogappel zoo wyd als ons mo.
^®'yk is openen, wanneer wyeenig Boek of Schrift leezen willen, als de Avont begintnbsp;Vallen, of wy ons ergens op een plaatsnbsp;*^evinden, daar’t wat donker is; ookbren*
S^D wy iu dergelyke gevallen de Voorwer-P 4 nbsp;nbsp;nbsp;pen
-ocr page 294-J20 nbsp;nbsp;nbsp;H E T Z 1 B 1«,
1. a s.
4 A F-BBEL.
3CVII. pen merkelyV nader by’c Oog, danande^* hec natuuriylc bereik van ons Gezigtnbsp;vereifchen zou. Door deezetweetrJdde'®^nbsp;vale ’er veel meer Lichts in den QogapP*^^'*nbsp;dog hec Lacfte middel doet het Oog eeO’ênbsp;geweld aan, en noodzaakt hec een Poog®^nbsp;te doen, om de al te fterke Wydericgnbsp;Straalen te vergoeden; en die Pooging jnbsp;ze een geruimen tydduurt, moet het 2“’'nbsp;tuig noodwendig verrooeijen.
En van De meerdere en mindere klaarheid, ij degrooMneê wy een Voorvverp zien, voor zoo
dezelve van de grooter of kleiner plaats» in’tOog.die de Belcenis beflaat, afhangt, zou g®'nbsp;heel in geen aanmerking komen, indienh^*nbsp;Licht, dat van verre komt, niet vry wats^'nbsp;breuk en verlies leed, terwyl het doornbsp;Lugt en andere doorfchynende LighaaffS'’nbsp;heen loopt. Want zo de Lichtbondels,nbsp;van een ver afgelegen Voorwerp koroed»nbsp;uit oirzaak vgn de Wydering, die ze bo?nbsp;langer hoe yier doet vyorden, een miu'^^'^nbsp;getal vanStraaknin zig bevatten;
^enis, die ze op den Bodem van 't
?2I
Het Zie».
, neetni ook weer gt; op haar beurt,
*®stde zelf Je Evenredigheid af in grootte. ^ deindrukken worden, om zoo te fpree-o £ £ i..
gt; nbsp;nbsp;nbsp;te digtcr in een gedrongen, naar maatenbsp;het Licht, 'c welk ze voortbrengc ,
wordt.
Wanneer wy in een Vertrek zyn en doorNaar d? Glasreamen zien naar de Voorbygangeramp;,?^'^^'^^quot;nbsp;wy hen merkalyk beter, dan zy onszieu.nbsp;kunnen. Dit Verfchil ontflaat daar
gt; nbsp;nbsp;nbsp;dat het Licht, het welk van hun totnbsp;komt, veel fterker is en leevendiger, dan
door welks middel zy ons moeten ge-
worden. Hunne Gogen daarenboven,
het helder Licht van den vollen Dag,
ze in zyn, gttrqiFeD, kunnen van een
^'^akker Licht die aandoening niet hebben,
onze Oogen, die in voile ruft zyn ,
een fterker Licht gevoelen zullen. Om
® Zelfde redenen zal men juift het tegen,-
^^ftelde Zien gebeuren, als wy ons in een
^ ^’¦trek, daar zeer veel Licht is, bevin-
IS,
gt; en het ’er buiten of op Straat duis* ter ¦
Als
Pj
-ocr page 296-7ai nbsp;nbsp;nbsp;Het Zien.
XVII. LES.nbsp;4.' Af.
DKEL.
Schyn-
vertoo.
Als een Voorwerp met zeer groote heid voor onze Oogen bewoügen wordt*nbsp;fchryven wy ’erdikwilsinonze verbeeldif^nbsp;een grootte en gedaante aan toe, dienbsp;niet heeft. Een Veelhoekig Lighaanij
van^Snel nbsp;nbsp;nbsp;As gedraaid, fchyntons
gedraai, ronde Kloot zyn; onder weke Vorm de Lig. qq|. ggj, ronde Schyf, die men opeene h®®'
113311)6(1 nbsp;nbsp;nbsp;¦*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*
van Starren.
Ver- rer Middellynen draaije laat, voortkoiH'’' De Molentjes, daar de kinderen meê Ip®^*nbsp;len , vertoonen een plat Cirkelrond Vl®^’nbsp;en degefpannen Snaaren, terwyl ze fling®'nbsp;ren, een fchyn van zeer langwerpige Rdi'nbsp;ten. Een gloeijende Kool, of brandend®nbsp;Lont, als ze in ’t rond gedraaid worden gt;nbsp;laaten een onafgebroken Lichtkring zieP'nbsp;en de Vuurpyl, terwyl hy in deLugtnbsp;vertoont zig als een enkele Straal, ennbsp;eengefchakeld Loopvuur. Deeze en ont^^'nbsp;baare andere dergelyke üitwerkfels bebb®”nbsp;alle eene en de zelfde oirzaak; die biernbsp;beflaat. Het Voorwerp, dat bewoê®quot;nbsp;wordt, tekent zig, beurtelings agtéreen gt;
verfchillende plaatzen, cp den Bodem v®P
Ooê'
-ocr page 297-723
Het Zien*
O,
Wanneer nu dceze Beeltenis zeer XVII, ^^hielyk van de eene plaats voort loopt op^nbsp;andere, blyft de Indruk, die ze op de deel.nbsp;®erfl:e gemaakt hetfc, nog in wezen, ter*
de
'*yl ze zig reeds op de tweede, op de der*
en op de volgende doet gevoelen. Door
b,
'^'2 nog aanhoudende en terzelfder tyd ge* ''Oelde Aandoeningen fchynen alle deagter*nbsp;^®üvolgendePlaatsveranderingen,waar doornbsp;'^y ’t Voorvfrerp nu hier dan daar zien, alsnbsp;J^Oeengefchakeld en te zamen een onafge-'foken reeKs uic tetnaaken. Daarom ver-zig een Ligbaam, dat, zohetinruftnbsp;zig ais een enkel Punt vertoonen zou.
Wanner bet roet een zekere fnelheid de eene plaats naar de andere bewoogennbsp;''^'ifdt, als een Lyn; een ander, dat nietsnbsp;^'Stbaars aan zig heeft dan alleen zynLang*nbsp;laat een Vlak zien; en de halve Cirkel,nbsp;om zyn Middellyn gewenteld wordt,nbsp;^aakt voor het Oog de Schynvertooryingnbsp;een geheele ronde Kloot. Om de zelf-reden mag men ook billyk vaft Bellen ,nbsp;Ö3t die Straalen Vuuvs ofLichtftreeken, dienbsp;men
-ocr page 298-724 Het Zien.
XVII. men dikwils des Nagts in den Dampkri”^ ^ ^ ƒ'ziet» en het Gemeen Starren noemt,
D EEL. Verfcbieteny niet anders zyn dan Vuurbal' len van aangeftoken Dampen, die zeer fo®*nbsp;van de eene naar de andere plaats doornbsp;Lugt vliegen, ofwel een agtereenvolgend^nbsp;maar tefFens zeer gezwind voortloopen^i®nbsp;ontbranding van een dergelyke Stof,nbsp;volgens deeze of geene Streeklyn doornbsp;Dampkring legt.
Kaars.
Straalen Wanneer men de Oogleden, even als o* van de men ze fluiten wilde, byna toe laat valle'’»nbsp;en dus Pinkoogende, gelyk men *t gerae^®'nbsp;lyk noemt, des Avonds of in het duift^^nbsp;Vlak regtftreeks naar een brandende ka^i*nbsp;ziet, zal men aandebovenfte en aan denbsp;nedenfte gedeelten der Vlam lange Straal^*’nbsp;Licht gewaar worden, die niet kwalyknbsp;de Straalkroonen en Glanskringen, dienbsp;rondom de Heiligen verbeeldt, gelyk^'’'nbsp;Indien men dan het een of ’t andernbsp;Lighaam, den Vinger, by voorbeeld, ofnbsp;Hand, langzaam van boven beneden'vs^’^^*nbsp;tot voor ’t Oog laat daalen , onderfchep*^
jneb
-ocr page 299-H E T Z 1 E N nbsp;nbsp;nbsp;725
de benedenfte Straalen. en op de zelfde XVII.
verdwyneu debovenfte uitbet Gezigt,^ ^ ah..,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4. Af-
* men den Vinger van beneden opwaartSn^Et.
Verfcbynzel heeft de Aandagc der Ontdaan
' ° TT ' nbsp;nbsp;nbsp;quot; j u j • Brecking’
D E LA Hire meent dat het daar uu maar
quot;l'taaat, dat de Lichtftraalen, die uit dedoor_
van de Kaars naar het Oog fchieten, boven af benedenwaarts, en van bene-bovenwaarts heen gebroken worden ,
loi tJ(
^^üurkunJigen tot zig getrokken. De door
’''yl ze een zeker flymagtig Water door-, dat zig aan den rand der Oogle-
op die plaats daar zy hctdoorfchynend ^°ornvlies raaken, vergadert. De Heernbsp;beroemd Engelfcb Geneesheer,nbsp;» in zya Opbtbalmograph^ of Oogbefebry-lt; omtrent van de zelfde gedagten. Maarnbsp;*¦ Heer Smith , .opgemerkt hebbende datnbsp;dichtdraaien, daar wy hier van fpreeken,nbsp;§ niet met Kleuren vertoonen, gelyk aannbsp;Licht als het gebroken wordt eigen is ,nbsp;^^ürt deeze meening af. Hy denkt, dat ditnbsp;^ffchynzel in tegendeel veel eer is toe te
fchry-
-ocr page 300-72(S
Het Zien.
XVII. L E S.
4. AF-DEEL.
fchry ven aan de Buigingen, welke de Stf len. terwyl zc digt nevens de Randennbsp;Oogleden, zoo beneden als boven, vooi^^nbsp;fchieten, ondergaan.
Met Wy hebben tweeOogen, en zien zien^wy ’t gewoon en dagelykfch gebruik, dat '''inbsp;’t Voor- ’er van maaken, het Voorwerp niet dubt^*nbsp;fcboon het ondertuffchen nogthans
is, dat deszelfs Beeltenis op den zelfden ty
in beide dc Oogen teffens getekend Öntflaat dit daar uit, gelyk verfcheiden ^
lied
roemde Schry vers beweerd hebben, dat^^ maar met één Oog te gelyk te zien, datt''^nbsp;ze nooit beiden teffens gebruiken, maarlt;*^^nbsp;*er van die twee Zintuigen altyd één is,nbsp;zyn ruft houdt: of wel, dat onzenbsp;leen maar op de eene Beeltenis agt ^nbsp;zonder de andere te zien of’er op te denke”nbsp;Ik geloof wel, dat men my Voorbeeld^*'nbsp;zou kunnen bybrengen van Gevallen,nbsp;in zulks gebeurt; raaardewyl wy h'ernbsp;ken van ’t geen ’er doorgaans nn in 't a'o®nbsp;meen by ’t Zien van Voorwerpen
heeft , moeten wy ons niet in ’c bepa®
-ocr page 301-727
Het Zien.
dit Stuk naar eenige weinige byzondere XVII. ^'k)rbeelclen regelen. Indieo ik nu, en uit^ ®nbsp;eigen Gezigt, en uit dat van een groot deel.nbsp;^^tal vanMenfchen, die ik’erovcrgeraad-*^''^^gd hebben, over het Gezigt van anderennbsp;oorUeekn, is het een zekere waarheid,
Wy met de beide Gogen teffens het zelf-Voorwerp zien, en dat de twee Beelte»
^’^^en , daar door gevormd, invloed hebben de Gewaarwording , en tot derzelvernbsp;''^liuaaking medewerken. Want met tweenbsp;^®8en ziet men beter en fcherper dan metnbsp;men vermoeit ’er het Gezigt mindernbsp;, en weet zig, en fcbielyker en op eennbsp;'^'Pfervoet, een bevatting te inaakenvan’tnbsp;men ziet. Schoon ’er zelfs al eensnbsp;^^nfehen gevonden wierden, die gewoon»nbsp;niet meer dan één Oog gebruikten, zounbsp;egter akyd nog niet vraagen kunnen,
^ Welke reden dan die zoort van Eenoog-in zulke Gevallen, daar zy ze beiden S^iffuikten, niet dubbel zagen? Deeze Vraagnbsp;''’aarom men met twee Gogen, en metnbsp;Bedteniffeo in de Gogen het Voorwerp
-ocr page 302-728
Het Zien.
de
XVII.
werp noghtans maar enkel ziet, zya ^ f ‘ meefte Gezigtkundigen gewoon op dceZ®nbsp;deel. wyze te beantwoorden.
De twee nbsp;nbsp;nbsp;Bodem van ’t
Beelte- bekleedt, en waar op zig het Voorwerp
v^lenop(of’t het Netvlies zy ofhec P'^'' weder- venvlies doet hier weinig ter zaak )
van 't Oog,
Vlies, zeg ik, beftaat uit een Weefzet v»” niige Vezelen, die tot de Gezigtzenuw beb*^*nbsp;vm*^quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;billyker wyzen denken’»
of mag ten niinllen met zeer veel wa^f' fchynlykheid veronderftelien, dat dee*®nbsp;Vliezen in beide de Gogen van een en de’’nbsp;zelfden Menfeh doorgaans van den zelfde*'nbsp;aart zyn, en in het getal, in defchikking»nbsp;en mogelyk ook in den trap der Veerkra?^nbsp;van de Zenuwagtige üraaden, waar uitnbsp;zamengetteldzyn, metelkanderen overe^'’*nbsp;ftemmen. Zoo dra derhalven beide de Oequot;nbsp;gen naar het zelfde Voorwerp gerigt zy'’’nbsp;vallen de Beelteniffen in beiden op geiygt;^‘nbsp;vormige en tegen één wederzyds overda^H’nbsp;de plaatzen van dat Weefzel; en de
Gewaarwordingen, die ’er door ontfia*” ^
Het Z I e Ni nbsp;nbsp;nbsp;739
^ewyl ze om zoo ce fpreeken op éénen xvil; Oon gelpanncnzyn,) doen in de Ziel niecL ^nbsp;dan een ennel en hec zelfde I^enk-^gEu
geboren worden; Leevendiger wel ^''juifter, dan ééae Beeltenis alleen ver-^Qu hebben, maar egter altoos eennbsp;’t zelfde: op gelyke wys omtrent, alsnbsp;^ bet geluid plaats heeft,, dat de Tweenbsp;^'^fen heeft, of by de Reuk, die men vangtnbsp;de Twee Neusgaten.
Hier uit volgt, dat mdn hec Voorwerp Alszy óp
^obel moet zien, wanneer de Twee Beel-ienje
Qp jjg ijojerns der Oogen niet val-len nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, j- , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vallen
Op gedeelten die gelyKvormig zyn en „jen
'^^derzyds overftaan tegen elfcanderen. Dit’tvoor-
men ook met ’er daad gebeuren telkens
deeze gelykvormi^e gedeelten niet een*
beide en even eens naar het zelfde
. werp gekeerd (laan; gelyk men ligte-
^ door eigen proef kan gewaar worden,
het één Oog een weinig ter zydè
om het wat van hec regt* gezigc van ’c Voorwerp af ce-
7 'i'ukksn ,
‘^^eekfch
'benden*
Öe
^ Deel.
-ocr page 304-7?ó
Het Zien.
XVII. quot;De Regtflreekfche en Eenpaarige EI^S. jgy beide Gezigc-affen (*) naar hetnbsp;D E E L. Voorwerp, is ons van groot nut, niet
'St
om dit ze maakt, dat wy het Voorwerp H' KruiülngDubbel Zien; maar zy dient ons ookinbsp;der Ge deszelfs Afftand, als het niet zeer
ziiit-aiTen nbsp;nbsp;nbsp;„ Arf
helpt onste van ons afis, wel teoordeelen. Zon^'-^
dat hulpmiddel kunnen wy ons ligtely'^quot; Afftand ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
oordee- t^^ar in bedriegen, en het is allen door ^
len. langduurige gewoonte dat wy ’t leereno'^^
meer noodig te hebben. Iemand, dié
één Oog toehoudt, of die het korteli^ê*
door ’c een of ’t ander toeval verloor^**
heeft, zal meer werks hebben, om een kl^'®
rl5
flukje Geld, dat op eenige Voeten van hem geplaatft is, met den töpvannbsp;Vinger juifl: te raaken, dan een ander»
'er
(*) boor Geztp-as verftaat men een Lyn gt; uit het midden van den Bodem van ’t Oog doot ^
middelpunten van het Kiiftallyn en van het 0°' Ichynend Hoornvlies heenloopt , en die mennbsp;aan het Voorwerp of verder , zo men wÜ»nbsp;lengt. N. Zie ook het eerfte Stuk van dit V.nbsp;bladz. 170.
vet'
-ocr page 305- -ocr page 306-73a nbsp;nbsp;nbsp;fi E T Z I E N»
XVII. te hy verondcrftelt dat het allergevoelig^ is, en op wiens midden het Uiteind vannbsp;Gezigt-as, in een weigefchapen Oog,nbsp;komt: maar dat in Scheelziende Oogennbsp;Gedeelte verder zydwaarts naar deezen nnbsp;geenen kant heen, en niet vlak innbsp;legt; zoo dat, om’er de Beelceniffenop^®nbsp;doen vallen, de Gezigt-as in zulke Oog^”nbsp;een andere Rigting en Streeklyn moetnbsp;men, dan ze in een Oog heeft datnbsp;ziet.
LES. 4. Afdeel.
Weder-
Icgd.
'ÜH
De Heer Jurin brengt tegen deeze V^t' klaaring een Proefneeming by, die geir-si^quot;nbsp;kelykte doen is, en dit Stuk onbetwiftb3®‘^nbsp;fchynt te befliffen.maamelyk, dat het Sche^^'nbsp;ziend Oog, het welk zig van het VoorW^tPnbsp;afwendt, terwyl het ander ’er op ziet;nbsp;te rug keert, en zig regtfirèeks naarnbsp;Voorwerp rigt, zoo dra men het goede Oo^nbsp;fluit. Indien het zig te vooren zydwaar^®nbsp;had afgewend om het Gevoelig gedeeli^^nbsp;van’t Netvlies, dat men veronderfteltnbsp;lyk geplaaft te zyn, het Voorwerpnbsp;voor te houden, hoe kan het dan, nu
733
Het Z ï e m
herfteld heef:^ dat Voorwerp zien, of XVII. liever waarom herftelt het zig, om het te^
*‘en ? nbsp;nbsp;nbsp;deel.
t)e Heer DE Buff on, die over
naden Heer Jürin, gcfchreeventen van is met hem van gedagten, datnbsp;^checlziendea nooit met beide de OogenBur-gelyk j maar alryd flcgts met één Oog, een*quot; ® *•nbsp;Voorwerp befchouwen. De reden, die
ftaavingvanzyn zeggen by brengt, ruft Sc, i een VVaarneeraing, die vry bekend en alnbsp;ëemeen is : naameiyk , dat in de meeftenbsp;^enfchen de paaien en afftanden, binnennbsp;''^elke zy een Voorwerp duidelyk en onder-^'^beiden Zien, vuor beide Oogen niet evennbsp;en dezelfde zyn; het Regeer Oog, bynbsp;''oorbeeld, zal dekleinfte Voorwerpen zeernbsp;'''ol kunnen zien van 8 Duimen af tot opnbsp;®on afftand van lo Duimen, terwyl hecnbsp;^Oker roogelyk beft ziet van 12 tot 24 Dui-‘'’on. Wanneer nu deezeongelykheid, zegenbsp;^0 Heer Buffon , te ver en de behoorlykenbsp;®*3ate te boven gaat, kunnen de Tweenbsp;Oügen niet meer te zamen één en ’t zelfdenbsp;^3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voor*
-ocr page 308-7J4
rii!
1,1
Het Zien.
XVII Voorwerp onderfcheiden endilidelyk ¦
^ de Verwardheid der Bteltenis in het 4. Af-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-j,
deel. tr.aikc dat de Indruk, die veel netter mi''
dcierwyl op het ander gefchiedt, zig
wel en leevendig niet doet gewaar ^vor'
^en, als men hem gevoeld zou hebben
dien hy ’er maai alleen geweed: ware:
dewyI men tog natuurlyker wyzezoo go^^
trage te zien, als mogelyk is, neemt
mand, die dit Gebrek heeft, een gewoofit®
aan om het Oog, buiten welks bereik
Voorwerp geplaacftis, ’er van af te keeref»
on ’er alleen maar met dat Oog naar tezieo ’
’•t welk het netter en duidelyker pnderfchei'
den kan.
Deeze Verkiaaring is buiten twyffcl zeef fclirander uitgedagt: alle zwaarighedennbsp;ze egter niet te boven. De Heer denbsp;foN heeft ’er verfcheiden, die men bt’iönbsp;zou kunnen tegenwerpen, voorzien, e'’nbsp;beantwoordt ze met Proefneemingen,nbsp;met Redeneeringen, die zeer fchynbaar eOnbsp;aanneemelyk zyn, Hy voegt ’er by ,nbsp;het ScheelzRn ook nog wel uit andere oif
zaa*
-ocr page 309-73^
Het Zien.
^''3ken, dan dcezen, die hy aanwyft, zouXVII. ^'iDDen fpruiten; maar gelooft egter, dat^
Wel de voornaamfte is en de allerge.^'^gL.
^eenfte.
Het Oog is aan verfcheide Ziekten on-De staar '^^fworpen. Een der droevigfte Toevallen,
^*2 ’er aan gebeuren kunnen, is dat het Kris-taüyn
of geheel of een deele Duifter en On-'^“orfchynend worde: ’twelk men een Ka-^^rakt of Staar noemt. Als-deeze ver-'^'^iftering zig wel vafl; en yoikomen gezet ^®'^ft, is ’er geen ander middel op, dan datnbsp;^en dat J3eel uit het Oog wegnecine, ennbsp;^®3ielfs gebrek met behulp van een daarnbsp;gelchikt Vergrootglas vervulle. Tweenbsp;Handgreepen zyn’er daar men zig tot weg-^^sttiing van bedient. De Oudfte, en dienbsp;tegenwoordig veel al gebruikt wordt,nbsp;dat men een kleine opening maakt in hetnbsp;Hedoorfchynend Hoornvlies, daar men eennbsp;*Oürt van Naald door inbrenge, met welkenbsp;*^20 het Kriftaliyn van de Ooghairigc Ban-los maakt, om het in het ondeillege-*^66116 van den Oogbol en beneden den Oog-
ap.
73lt;5
Het Zie
XVII L' E S.nbsp;4. Af-
Jp E EL.
Sdireti-
que.
appel neer te flryken. De tweede die de Nieuwtte is en welke ik meenbsp;veel handigheid en goeden uitllag van tie'*nbsp;Heer Da viel, die zig door deeze HaO'^'nbsp;greep beroemd gemaakt heeft, hcD z'**®nbsp;oefFènen, beftaac daar in, dat men metnbsp;Schaartje het Doorfchynend Hoornvlies oPnbsp;twee derde van zytj Omtrekdoorfnydt»nbsp;het ganfche Ksiitallyn geheel uit bet 0-*^nbsp;neemt. De Randen van het Hoornvlilt;**nbsp;voegen zig vervolgens weer .aan hetnbsp;vlies: het Wateragtig tVogc henlelt zig’nbsp;en in agt of tiep Dagen is_ de Lyder g^'nbsp;peezen. (*)
(*) Men vindt een Omftandige en teer iteucige Befchryving van de Opkomlt , Voortga’'? ’’nbsp;en manier van Bewerking van deeze Handelquot;')'^*nbsp;van den tjeer DAVIEL^ en de, zedert doofnbsp;deren daar by gevoegde Veranderingen en Ve'*’^nbsp;teringen , in d« V-adcrlm^fihe Letter - Oefeningen gt;nbsp;Deel B’adz. i^n. 260. 342.424. De Heernbsp;heeft onlangs aangetoond , dai; de Kjftarait niet 2'nbsp;tyd haar zitplaats heeft in het Krillallyn, ennbsp;(Jcszelfs Vtrduitleiing of Ondoorfchynendheldnbsp;vcipoirzaakt 5 dat veele Kriliallyncn , «it Geft*®'
-ocr page 311-737
Het Zien.
Dog op welke van deeze twee wyzen XVII. *^^0 hetduifter geworden Kri.'lallyn uitzyn^
ncerne, hy, die door d^t Toeval zyn dbkl. verlooi'cn hadjkrygc het weder. De-Oogzon-^V1 de Oogbol nu alleen door de twee
^ gt;hei, Wateragtig en Glasagiig Vogt, ge* gevuld wordt, loopen de Lichtftraalen,nbsp;beletzel meer op hunnen weg onc-'quot;'^^tende, op het Netvlies zamen, maarnbsp;een min volmaakte wys, dewyl ze dennbsp;van Breeking, dien ze in het Kriftallynnbsp;^'^oon waquot;cn te ontvangen, thans miflen,nbsp;gebrek egter vergoedt men wéér doornbsp;‘^‘ddel van een verhevenrond Glas, dat men
Vr\.
’t Oog houdt; gelyk ik daar van in ’c een oraftandrgerB.rigc zalgeeven,nbsp;^ vandeKykglaasjes eu Brillen fpreek,
die
Wv,
^Oïen genoomen gt; gezond en doorfchynende
“''lt;ien V orden j maar dat het deszelfs Kasje
lt;lik
aUcen is , 't welk gt; ondoorfcbynend ge-gt; dc Staar maakt, en , fchoon met een door-KnlUhyn , bet ^ciigc beneemt. Vil£e-J^(thagt;‘deling^n , IX. D. bladi. 3 ff
Het Zie
XVII. die voor Verziendeu of Bejaarde
d!kel. Een ander Toeval, dat het Qog zointy Geelzugtoverkomt, is, dat de Gal in merkely^'^*'
van ’t Oog.
overvloed zig mengt onder bet Wateraê'
i'i
Vogt. In deeze Ziekte, doorgaans
?ugt genoemd, ziet men alle V’'oorwd’'P Geel, om dat het Licht, dat van dez'
cD
Vuur-ftraalen en Vonken in
opdeOogen valt, dis met deeze Kwaa' hebtzyn, zigtontbindt en uit raalkands''^nbsp;fchifr'jCven als ofbet door een Geel gev^'nbsp;Glas. heen liep ; en'’er genoegzaam geso^'’nbsp;dere Smalen dan van die Kleur alleen ^y^’nbsp;die de -Beeltenillen op den bodem va”nbsp;Zintuig tekenen. Men heeft ook Menfr'’nbsp;gevonden, die na eene Ziekte, of nsnbsp;nig ander zwaar Tóe va! , alles wat ^ ^nbsp;voor oogen kwam, Rood, Groen ofnbsp;zagen: ’t geen , gelyk men natuurlyker*^j^nbsp;ze denken m.ag, daar uit oneftond, da^nbsp;Vogten van hunne Oogen zelvenbsp;meer met die Kleuren geverfd waren.
Als men zig, des nagts en in ’t doo'^ de Oogen op een zekere wyze wryft»
Het Zien. nbsp;nbsp;nbsp;739
tnen’er eent iinclyk harden flag of ftooc XVII.
Icrygt, gebeurt h;t dikwils, dat-men^ gahcele btroaler Lichts of zwaare Von-o^EL.
deczc Verroo'-ingen en Schyngezigten^®^^^”*
Vu ars verbeeldt ce zien. Waar kun-’t donker
uit onrflaan inliet duifter, en zelfs ter-^Vlinen de Oogen wei vaft endigcgefloo-houdt? Men kan ze zekeriyk nergens aan toefchry ven, dan aan de Jjewee-en ichuddingvan ’t Zintuig; ’t zydacnbsp;^'^'ks onmi jJelyk verooirzaakc worde doornbsp;^^^chokking van het vreemd Lighaaoi, datnbsp;f*quot; '’an buiten tegen wryft of floor; ’tzynbsp;j^i'^dieuitwendigefehokking, terwyl zezignbsp;‘^ne -waarts yerfpreidt en. nieêdeelt, denbsp;^¦'^htfloft j .die in de allerminfte deeltjes vannbsp;Zintuig, geiyk elders overal, haar ver-^’^Plaats •¦'ceft, verleevendigt en werkzaaranbsp;erdardoordit niiddeide. Zenuwag-Vezels geroerd en aangedaan worden ,
^gelyk zulks door.de werking van eea 'cht gefchieden zou, dat van buiten kwam.
^Dze Gewaarwordingen worden door In-Het Oog ’^'^kken verooirzaakt, die op zekere deelen^”j.'’jy|^*'^‘
van gefchud,
-ocr page 314-740
Het Zien.
XVII. LES.nbsp;4. Afdeel.
van onze Lighaamen gefchieden. derhalven deeze of geene Indruk opnbsp;fcheiden wyzen en door verfchillende 0’*“^nbsp;delen verwekc kan worden, kaa*er eeoe®”nbsp;de zelfde Gewaarwording plaatsnbsp;fchoon de oirzaaken, die ’er aanleidingnbsp;geeven, zeer verfchillende zyn. Wynbsp;ben hier Voorbeelden van in onzenbsp;Zinnen, Dat geruifch, dat tuiten, ’cnbsp;wy zOiTitydsia’t Oor hebben, zweefflc ^nbsp;niet naar zekere Geluiden en Klanken gt;nbsp;wy wel meer hebben gehoerd en vannbsp;kwamen ? Waarom vergelyken wy de 0^^nbsp;pe Pynen , dooreen Kolyk veroirzaaktrnbsp;die, welke het fteeken of fnyden vac^^,nbsp;Mes ons zou doen gevoelen, dan oWnbsp;ze beide ons eveneens en van den ^nbsp;aart voorkoomen? Op de zelfde wys roag'^nbsp;Zig dan ook met regt verbeelden, datnbsp;Vuurvonken, die wy in het duidernbsp;daaruit ontdaan, dat de Bodem van he^^nbsp;op dien tyd aangedaan is op de zelfdenbsp;als of hy door een Licht, dat vannbsp;kwam, getroffen was geworden.
-ocr page 315-H E T Z I E N. nbsp;nbsp;nbsp;741
iQ
4. Af^
en tot het Gezigt, gefproken te heb- ueeu.
^ebb,
ben
, dus van de üitwerkzels van het Licht XVIL t algemeen, voor zo ver ze betrekking^
gt; ftaat my nu nog korcelyk nader op helderen, op welk eenewys wy de Kleurnbsp;ieder Voorwerp gewaar worden,nbsp;kleuren, voor zoo ver wy ze zienDeKIeu-middel van ons Zintuig, zyn eigennbsp;niets anders dan de byzondere Denk- Gewaar-^^'den, die in ons gebooren, of weder innbsp;opgewekt worden, by gelegenheid vannbsp;Windrukken, die door de verfchillendenbsp;^'l'^ïten van Licht, welke ik in het Eerdenbsp;'h Van de voorgaande Derde Afdeelingnbsp;^'^ftaoding befchreeven heb, op ons Zintuignbsp;^®Hieden; ’t zy dat dezelve eik alleen ennbsp;^onderlyk werken, ’t zy dat’er verfchei-zamengekoppeld enpodereen gemengd,nbsp;met malkanderen hun werking ver-
'gt;gten.
die
de„
fifootte, in de gedaante, in de Veerkragt zoort zyn deeltjes, of in den aart en wyze j
byzondere zoorten van Licht,
^dlyk mag men veronderdellen, dat ieder Ieder
van heeft zyn
-ocr page 316-741
Het Z I è li.
XVir. van de beweeging, die hen bezielt, verfchU'’
^ ^ van alle de andere. Even geiy’: wyin’cê® 4- Af- _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;qk»
DEEL. bruik van onze andere Zinnen, a!s Sr.a^
jgC
eigen Reuk, Gevoel, Gehoor, ondervinden»quot; wor^Tngnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dergelyke hocdirigheden nist ƒ
leen dienen om ons de Voorwerpen, d^* meê begaafd zyn, te doen gewaar word‘d'’’nbsp;maar ook om ze van elkanderen te kun^®''nbsp;onderfcheiden; zoo moeten wy ook d®®nbsp;ken, dat deLichtftraalen, die van een^Pquot;nbsp;pervlakte met Vermiljoen, by voorbe^'*^’nbsp;beftreeken, tot ons komen, den bodemnbsp;ons Oog treffen en roeren op een zek^'^nbsp;byzondcre maniere, die telkens in denbsp;ömflandigheden weer op de zelfde wvsnbsp;haald wordt; en dat geen , ’t weik dienbsp;pervlakte ons doet gewaar worden, drukk^*|nbsp;wy uit met te zeggen, dat zy Rood 'nbsp;eene Uitdrukking, die in zig zelve tenbsp;nemaal willekeurig, maar door ’t geb''’^^^nbsp;en overeenkomfl gewettigd is , en 'nbsp;vaRe betekenis gekreegen heeft. OP ^ inbsp;zelfde wys is ’t ook met alle de andere^quot; i
kele Kleuren gelegen. Een Afverfz^l,
, nbsp;nbsp;nbsp;noem ik Geel, het Gras Groen, XVII.
4. Af.
gelykaartig Licht, door welks middelnBEU
ik
: nbsp;nbsp;nbsp;Hemel Blaauw, en zoo voort, om dat ^ \
it)
Vgf,
\
(J.
'eder van die Voorwerpen gewaar word, altyd eene en de zelfde Aandoeningnbsp;'Vekt, en ik van myn eerfte kindsheid ai
andere Menfchen geleerd heb, die Aan* '^ningcn door deeze Bewoordingen uit ténbsp;'“^'^kken.
j ^aar indien nu iéder byzonder zoort van *''^ht de Eigenfchap bezit van een byzon-Lichtnbsp;Aandoening inmy te verwekken, magm^^k’^^nbsp;Qatuurlyker wys ook verwagten, datj^jengdenbsp;'''atineer verfchciden verfchillende zoorten^ew^'''nbsp;karnen op het zelfde Zintuig werken, zy^?quot;^nbsp;een gemengde Gewaarwording zullennbsp;ontdaan, voor welke een nieuwe Uit-*^kking zal moeten gevonden worden :nbsp;gelyk het met de Smaaken en Reukennbsp;die door de verfchillende zamenkop-
hfti. nbsp;nbsp;nbsp;*
^ quot;ngen der Voorwerpen, die tot elk van Zinnen behooren, veranderd wordennbsp;in het oneindige. Hier uit hebben denbsp;otden van Grys, Bruin, Zeegroen, Taan •
kleur
-ocr page 318-744. nbsp;nbsp;nbsp;Het Z I e m
XVII. nbsp;nbsp;nbsp;ontelbaire andere, hun oiFfprO”^
LES.
4.. AF~ D££ U
gekreegcn, 0:11 'er door te betekenen, ke eene Aandoening men gevoelt, aisnbsp;Voorwerp zig door een Mengzji vannbsp;fcbillendezoorten van Kleuren doetgevfS^^nbsp;worden.
Kleuren nbsp;nbsp;nbsp;Denkbeelden'van de Kleuren »
floocen O ogennbsp;geziert
met ge- dieLichcftraalen, ’tzy enkele,’tzy za'^^*’* geltelJe,welke van de uiterlyke Voorw-'i?^'*nbsp;tot ons komen , in ons doen ontdaan,nbsp;den op de zelfde wyze en zonder toed*^^”*nbsp;van die oirznaken in ons weder opgewtl*'*nbsp;ofblyven ’er een geruimen tyd (land ho**nbsp;den, telkens wanneer het Zintuig doofnbsp;een of’t ander middel, welk het zy,nbsp;Indruk ontvangt of behoudt, die van
zelfden aart is a!s welke gemeenlyk
iü cö
itf
dcigt;
heeft, die Kleur, fchoon men de O^ë fluit, nog blyft zien.
Denkbeelden doet geboren worden. de reden , dat men doorgaans, na dat tfnbsp;cenigen tyd agtereen zyn Dogen op eennbsp;helderfchynende Kleur geveftigd gehon
Inuien wy nu eens veronderftelleD,
d3f
etgt;
III
-ocr page 319- -ocr page 320-746
XVil. LES.nbsp;4. Afdeel.
Toeval
lige
Kleuren.
Mem. de
l'Acad.
des
Scienc.' 1743 P-147*
Het Zien.
lingen, naar maate dat defchuddingeo de Gezigtzenuw meerder of minder fchieiV^nbsp;verflaauwen en ophouden.
Deeze kleuren, en alle andere van
* nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1
aart, die dus buiten de tegenwoordig^^’ der gekleurde Lighamen gebooren worde”’nbsp;cenigen tyd ftand blyven houden, ofnbsp;verwiffelen, geeft men den naam vannbsp;vallige Kleuren. Onder alle de Schryv^f^’nbsp;die ’er gewag van maaken, ken ik geeoe”’nbsp;die zig met meerder yver op derzelvernbsp;derzoek heeft uitgelegd, dan den Heer P*”nbsp;Buffon. Hy heeft in deeze Kleurennbsp;zekere Bepaalde overeenkomft eu zaïn””nbsp;ftemming opgemerkt met die, nfelke i”””nbsp;IVezenlyke noemt, en wier Denkbeeld”®nbsp;door ’t zien der uiterlyke VoorwerpeOnbsp;ons verwekt worden. Hy beeft, by voo^'nbsp;beeld, waargenomen, dat het Rood 1’®''nbsp;Groen voortbrengt, dat op het Geelnbsp;Blaauw volgt, en dat de Toevallige KI”®'nbsp;ren, met de Wezenlyke gemengd, denbsp;Verfchynzels uitleveren, als deeze laa”^^nbsp;ëoen, wanneer ze met andere van den
de®
-ocr page 321-H E T Z I E N. 747
aart gemengd worden. Deeze Aanmer-XVII.
^*ngen zyn op fraaie en aartig uitgedagte'^
^foevenen Waarneemingen gegrond, wiercEEu*
°^fl;andig Berigt ik hier genoodzaakt ben
®§ter te laaten, maar daar ieder Leezer on*
Setwyffeld veel genoegen in fcheppen zal,
*^'6 fmaak heeft in dergelyke Navorfchin-
en de moeite zal willen neemen, om
Verhandeling, die in deGedenkfchriften
de Akademie der Weetenfchappen van
^ Jaar 1743 vinden is, na te Icezen.
In dezelve vindt men, by voorbeeld, ook^^^J^Ü'’* jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.de Scha*
oplofSng van een Verfchynzel, dat mjuwen.
eerden opflag vry zonderling voorkomt.
^aamel^fk, ,, dat de Schaduwen der Lig*
*gt; haamen, die natuurlyker wys Zwart moe-
ften zyn, om dat zy enkel en alleen in
een Berooving van Licht beftaan: dat die
Schaduwen, zeg ik , by het op en het
Ondergaan van de Zon altyd Gekleurd
*’ 2yn. Ik vveet niet, voegt ’cr de Heer de
’» BuppoNby, dat ooit eenig Starrekun-
»gt; dige,eenige Natuurkundige, of met één
Woord, eenig Menfch van dit Verfchyn-
R 2 nbsp;nbsp;nbsp;,, zei
-ocr page 322-7^8
Het Zie
XVII. i) zei gefproken heeft: Ik heb rnyverbse!1^» LES. Jat jjien uit aanmerking van de WicuW'nbsp;B£Eu j) heid van ftuk, my wel zou willen to®'nbsp;„ ftaan, dat ik hier verflag deed vannbsp;„ ze^Waarneeming.
Door L nbsp;nbsp;nbsp;Weetenfchappe’’’
DE viNci en inzonderheid in de Natuurkunde, zeke^^ Ontdekkingen, die vergeeten worden, d'®nbsp;zelfs geheel verlooren raaken, en dienbsp;zomtyds eerft na verloop van verfcheidc®nbsp;Eeuwen weder vindt. Het Verfchynz^l gt;nbsp;daar hier van gefproken wordt, wasnbsp;voor 250 Jaaren bekend. Men vindtnbsp;zelve zeer wel uitgedrukt in het Werknbsp;een kundigen en beroemden Italiaanfc^nbsp;Konft'Schilder (1), die in de armen van
oO'
LEONARD de VINCI. Het werk , hier van gefproken wordt , heeft tot Titel :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2'''”
de la Petntare. Het is voor de eerftemaal te gedrukt in ’t jaar 165» ; in 't Italtaanfch ennbsp;Naderhand is ’er een Franjehe Uitgaave , innbsp;van in 't lieht gegeeven in ’t jaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dit
is zeer leerzaam , niet alleen voor Schilders gt; zelfs ook voor de Natuurkundigen. N.
-ocr page 323-749
Het Zien
®D2er Koningen (*) te Fontainelleaugcïiox-YSl^-
''fiQ is. Op den Titel van het n78 Hoofd- T E S.
A , nbsp;nbsp;nbsp;4, Af-
*‘üK van zyn Werk leeft men deeze woor deel.
: Waarom op het eind van den Dag de ^‘^haduwen van de Ligbaametiy op een voittenbsp;^uur vallende y zig met een Blaauwe Kleurnbsp;quot;^^noonen: en hy loft dit Verfchynzel op,
'^oor Redenen, die zeer aanneemelyk voorkomen. Ik zal hier van zyn eigen woorden gebruik maaken.
a, De Schaduwen der Lighaamen, zegt En opge-’» hy, diegetnaakt worden door het Rood-*gt; agtig fchynzel van de Zon, die op het on •
*gt; der gaan ftaat eadigt by den Gezigt einder
is, zal men altoos Hemelsblaauw van ^ •» kleur vinden: dit gebeurt dus, om datnbsp;” de oppervlakte van ieder ondoorfchynendnbsp;Ligbaam iets van de Kleur over neemtnbsp;Van het Ligbaam, daar zy van befcheenennbsp;gt;» Wordt. De witte Muur derhalven, de-gt;gt; wyl ze in ’t geheel geen Kleur heeft,
»» neemt de Verf aan van haare Voorwer-
,, pen,
(*) Koning FRANCOIS den Etidcn naamelyk,
750 H E T Z I E N.
750 H E T Z I E N.
XVII. LES.nbsp;4. Afdeel.
j»
pen, dat is, van de Zon , en van ,, Hemel: en dewyl de Zon tegen dennbsp;j, vond Roodagtig van Kleur is, deHen’^^nbsp;zig Blaaiiw vertoont, en de plaatzeo,nbsp;de fchaduwvalt, van de Zon niet gez'*^’’nbsp;worden, (want geen lichtend Lighaa'^’nbsp;heeft ooit de Schaduw gezien van hetL’»'nbsp;haam dat het befcheen) maar in tegend^^*nbsp;die plaatzen van de Muur, daar de 2°”nbsp;niet op fcbynt, gezien worden vannbsp;Hemel,zal de Schaduw van den Hemelnbsp;,, komftig, die zig op de witte Muur wef'nbsp;,, pen zal, Hemelsblaauw van kleur zy^’
„ en het Veld, daar deeze Schaduw opftaah ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,, van de Zon, wier kleur Roodagtig is, be*
„ fcheenen, zal ook aan die Roode kR'^'' „ deel neemen.
jpg Dat is; dat de witte Muur zigtbaar de Blaauwe kleur van het Hemelsblaauw Licht,
wslk van den Hemel komt, over neemt, e**
Komt van
den dat die kleur zig niet vertoont,; dan allee''
op die plaats, daar de Schaduw valt; om daquot;
mei. de Muur overal elders door een ftcerker Liebquot; befcheenen wordt, ’t welk het Blaauw beR^
-ocr page 325-751
Het Zien.
te laaten zien. 1 Het is teu dien einde XVii. Senoeg, dac de Schaduw flaauw zy; en dit ^nbsp;eene zaak, daar men ftaat op kan niaaken,D e e l.nbsp;altyd wel zoo zyn zal, wanneer de Zonnbsp;ver meer boven den Gezigteinder ver-Ven is.
Git het geen wy tot hier toe over hetHet Zien ^ien der Voorwerpen gezegd hebben,
^'len genoegzaam hebben kunnen begrypen, welk een wys het Licht in ’t algemeen,
^'ïtwyl heldoor deVogtenvan ’t Oog heen ^°opt, zig door zyn Buigingen en Loop-^reeksveranderingen in ftaat ftelt, omnbsp;^'aauwkeurig en met een wel getroffen ge*
^Skenis op den Bodem van ’t Oog de Beel-^eniffen te tekenen van de Voorwerpen,
''an welke het tot ons komt. Ook heb ik ^'^nn zien, hoe hie BeeltenilTen ons die zelf-Voorwerpen in hun natuurlyke Kleurennbsp;''sttoonen, dewyl ze niet door allerhandenbsp;^icht, zonder onderfcheid van welke zoortnbsp;^etzy, worden afgefchet ft, maar wel doornbsp;êelykaartige Lichtftraalen , en die van denbsp;^’gen zoort zyn, ’tzy enkele, ’czyzamen-R 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge.
-ocr page 326-7^2
Het Zien.
4. Af-na EU
XVII, gekoppelde en gemengde. Mag men O’J dan nu eindelykook nietmetRegtvraage^'nbsp;op welk een wys, en door wat middel
Zien,’t geen Zwart is; dewyl’er, gelyk ^ voorheen in de Derde Afdeeling gezcênbsp;heb, van Lighaamen van die Kleur,nbsp;Licht, van welke zoor took, totonskoffl^'nbsp;Deeze Vraag is gewigtig, en verdientnbsp;ketlyk beantwoord te worden. Maarnbsp;my ’er een weing in mishaagt, is datnbsp;antwoord, ’t welk ik ’er op zal moetennbsp;ven, by zommigen van myn Leezers,nbsp;het ftuk niet genoegzaam nadenken, mog^'nbsp;lyk in den eerllen opflag wat wonderfprC'^'nbsp;kig luiden zal.
Men ziet wyeen zwart Lighaam befchouweo» de zwar-is het’t Lighaam zelf niet dat wy zien:nbsp;haamfn alleen maar de Lichtende of verlich-®nbsp;zelve Oppervlakte, die het van alle kanten oagt;'
hun'om nbsp;nbsp;nbsp;Veld, waar o?
trek. het legt, verftrekiten. Het Licht, ’t wel*^ dezelve ons toezenden, maakt overal IndriH'nbsp;op den Bodem van ’cOog, behalven allee”nbsp;op die plaats, tegenover welke het zwart
VO'JT'
-ocr page 327-753
Het Zie
Voorwerp, dat wy voor ’t Gezigt hebben, XVII.' bevindt. Deeze plaats van het Zintuig,nbsp;geene Lichtftraalcn op vallen, is vo1-d£e;i,.nbsp;'^'^bien van de zelfde Vorm, en overal evennbsp;in den Omtrek afgeperkt, als de ge-^’ante van het zwart Lighaam, ’t welkoir-^aak is van die onverlichte en duiftercnbsp;^**ats; en uithctmaakzel van deeze Plaatsnbsp;'a^rdeelen wy van de Grootte, de Gedaante,nbsp;Standplaats, en den Aart van dat Lig*
Ja, (hoe vreemd het luide,) wanneer een Boek leezen , zyn het de zwartenbsp;^^tters niet, die een Indruk op onze Gogennbsp;^®aken : ’t is het wit Papier, dat*ertus*
^'^ben beiden is; dat alleen kaatfl; ons al het toe, ’t welk op ons Zintuig valt. Denbsp;^^tters onderfcheiden wy niet, dan doornbsp;S^brek van Gewaarwording, en uit denbsp;*^*^atzen in ’t Oog die ze duilter laaten ennbsp;donder aandoening.
^aar indien dit waar is, zal men moge-Zy ver-
4'k zeggen, moeiten alle zwarte Lighaamen ^'jg'e^gter ^'S vertooonen even eens als enkele zwarteniet alsnbsp;^^skken, als Schaduwen; nu weet ieder
R 5 nbsp;nbsp;nbsp;thans
-ocr page 328-E N.
Het Z
b1
XVII. LES.nbsp;3' Ae-
P £ E L.
thans wel door eigen ondervinding, dat, voorbeeld, een Menfch die in ’tzwart g*'quot;nbsp;kleed is, een Dier dat die kleur heeft,nbsp;geheel anders laat aanzien: men onderfchei'^''nbsp;’er alle de byzondere Deelen van met fquot;’*'nbsp;Hoügzels en Diepzels.
Om dat
zwart
zyn,
Dit komt daar van daan; dat die VoO’’' ze niet werpen niet volmaakt zwart zyn,nbsp;verkeerdelyk veronderftelt. Danbsp;die ’c verft uitfteeken, en voor hetnbsp;licht meeft bloot ftaan, maaken zynbsp;andere kenbaar, door meer of min opgeh^^'nbsp;derde Schynzels , door afftuitingennbsp;Lichten, die ’er ons de Omtrekken,nbsp;Eeloop, de Geftalte en Maakzel vannbsp;zien. Dit is zoo waar, dat een Schild^*^’nbsp;die dezelve in een Schildery zou willennbsp;toonen, de Natuur nimmer treffen zal,nbsp;zy hy ’er wit en andere Kleuren toegebfi^''nbsp;ke, die in ftaat zyn om Licht te kuon^'’nbsp;sfkaatzen: enzodieLighaamen, aan de ^5''nbsp;de van welke wyze Zien, in ’t geheelnbsp;verlicht zyn, dan vertoonen ze zig iDd^”^'nbsp;daad als waare ea eigenlyke Schaduwen*
vi£^'
-ocr page 329-Zien reen Konst, Brilgeazen. 755
quot;XVII.
les.
4. Af-B EEL.
Vierde afdeeling.
T vv Ê E D E Lid.
Gezigt geholpen door Werktuigen.
j^Ec Nacuurlyk Gezigt, zelfs wanneer Onvol-, het Zintuig in zyn volle kragtis, en S Volmaakt wel gefteld bevindt, is aan’tGezigt.nbsp;'^ere voorwaarden verbonden, en heeftnbsp;gezette paaien, binnen welke het be.
^el
is. Indien het Voorwerp niet zoo ‘Oot fta, dat men van hetzelve zonder ee-'’’êtulTchenkomend beleczel een Regte Lynnbsp;aan ons Oog toe trekken kan, wordennbsp;het niet gewaar. Schoon het ook alge*nbsp;'^°®g«aara voor onzeOogen is bloot gefteld,nbsp;het nogthans of te klein zy of te vernbsp;ons af, ontduikt het ons Gezigt. In nognbsp;l^crkelyic meerder maate heeft die plaats,nbsp;^^dieti het Oog verzwakt zy of kwalyk ge-^'^’d: de kleinheid en de Afftand van hetnbsp;^'gtbaar Lighaam veroirzaaken dan nognbsp;S'^ooter beieraraering.
Dec*
-ocr page 330-7J6
Zien door Konst;
XVII. LES.nbsp;4. A F.
D£ £L.
Door
Kond
verhol.
pen.
Dseze Ongemakken zyn langen tyd ê®' weeft zonder eenig hulpmiddel; tnaarC’’’'nbsp;delyk heeft ten deele het Cieval, ten dee^^nbsp;het Meafchelyk Vernuft, door onderdo®*quot;nbsp;en oeffening verlicht en geholpen, on®nbsp;zekeren opzigc daar van vcrloft. Doornbsp;del van Spiegels en van Glazen op een W'nbsp;zonderewys gefleepen, kunnen wy nügt; ^nbsp;geen niet regtftreeks voor ons Gezigtnbsp;ftaat, gewaar worden. In den boezemnbsp;Watuur ontdekken wy Wezens, dienbsp;voor ons onkenbaar fcheenen te moet®”nbsp;bly ven. De Voorwerpen, die te ver afge'®’nbsp;gen zyn, komen tot ons, enlaaten zigo®'nbsp;derfcheiden zien en duidelyk. Het Gezigtnbsp;Bejaarden, reeds half verduifterd, klaart‘’t*nbsp;en krygt een nieuw leeven. Het Oog, d^^nbsp;te Byziende was, breidt zyn bereik wyd^^nbsp;uit en ziet van ver. Na onze Gebreken e'®'nbsp;delyk en Behoeften vervuld te hebben,nbsp;ven ons die zelfde middelen nog Verliid^'”nbsp;gingen en Tydkortingen aan de hand, dgt;®nbsp;onze Nieuwsgierigheid dubbel waardignbsp;zyn.
'757
Brilglazen.'
Zie daar een Berigt van de voordeelen , XVII. het onderwerp van dit Tweede Lid on-^ ^nbsp;Afdeeliog zullen uiemaaken. Dog ik zal deel.nbsp;alieen maar van fpreken op gelyke wys »Oog.nbsp;ik van alie de Toeftellcn gedaan heb,nbsp;tot onze Proefneemingen dienden. IkSchry-zeggen, dat ik my te vrede zal hou-^^'^*nbsp;met flegts in ’t algemeen te doen zien,
'^2 dit of dat Uitwerkzel geboren wordt, de naauwkeuriger en omftandiger be-l'^hryving van de Middelen over laaten voornbsp;Werk, daar ik reeds meerraaalen gewagnbsp;gemaakt heb, en waar in ik my voor-^^1 om over het vervaardigen en het ge*
*^^üik van alle Werktuigen der Natuurkun-breedvoerig en met voordagt te hande-Dewylik nu van die, welke tot de ^®2lgtkunde behooren, bier flegts fpreeknbsp;'''^or zoo ver zy het Gezigc te hulp komennbsp;hetzelve meer volmaaken, zal ik ze innbsp;byzondere Rangfchikkingen’ verdee-Liever zal ik ze na malkanderen op-hoeinen volgens de orde des tyds, dat zs
uit-
-ocr page 332-758
Zien door Konst.
bsg‘°
XVII. uitgevonden zyn; en by gevolg een ^ maken met de aller eenvoudigfte.
DEEL.
De BaiLOLAZENé
Het Ge- nbsp;nbsp;nbsp;Gebreken van ’t
zigt zigt, en dat, als men tot zekeren Oud^'^ dom komt, bynaonvermydelykis,nbsp;derdom daarin, dat men de kleine Voorwerpen 0’“''nbsp;felyk'^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘^'^^delyk en naauwkeurig onder fch^'’’
den kan op den Afftand van 8 of lo men; gelyk men dat meefl: al kan doennbsp;zyn Jeugd. Men is derhalven gedvvong^^nbsp;om met het Oog’er verder vanaf tewyl'^’^’nbsp;ea wanneer dit agterwaarts wyken ennbsp;verre zien , nu noodzaakelyk gewordt’”nbsp;toeneemt tot in een zekeren hoogen traP’nbsp;wordt het niet alleen zeer ongemakkely^’’nbsp;maar kan het ook genoegzaam geennbsp;minfte nut meer doen; dewyl denbsp;Voorwerpen op eengrooten Afiland vao ^nbsp;Oog te kleine Gezigthoeken vormen innbsp;Oogappel, of , ’t geen op het zelfde n*'''nbsp;komt, hun Beeltenis ta weinig plaats
defl
-ocr page 333-Brilglazen.
8genoeg is, nbsp;nbsp;nbsp;deel
üe Menfchen die voor meer dan vier of.
bodem van ’c Oog beflaat, om’er eeniXVlL ®'^i'uk te maaken, die duidelyken leeven-^^ '
V, r nbsp;nbsp;nbsp;Uuitvin-
jf Eeuwen of wat langer voor ons leefden jding der
''^tlooren dus het gebruik van hun Gezigt^“**“quot;‘
geruimen tyd voor dat ze Stierven. Jaa-
lang vonden ze zig tot de droevige
''“odzaaklykheid gebragt om voortaan niets
^®2ien, dan alleen de groote Voorwerpen^
die dan nog flegt te Zien op een min
^'^‘delyke en gebrekkelyke wys. Maar ein-
'®«Iyk deed men omtrent het Jaar 1300 de
^^liikkige Ontdekking om gebruik te maa-
Van de Eigenfchap, welke de Verhe-
''^Qronde Glazen hebben van deBeeltenis der
Voorwerpen te vergrooten; een Eigenfchap
reeds twee honderd jaaren te vooren be- '
2nt geweeft was, (*) dog waar medem^Q
\
i'lALHAZEN, die omtrent hes jaat iioo gt; zeg: wel uitdrukkelyk in zyn Optiqac Lih. 7.
^ ‘’f- -J-S. ^at zoo een Voorwerp gehouden wordt tegen quot; ^oetlteun vna een groot Snyjini^ ( Stgmint ) van
cei)
-ocr page 334-T'
T'
?6o
ZlEM 00 OR KonsT
XVir. tot dien tyd toe geen het minlle voord^’^^ ^ ^ had weeten te doen. Men gelooft opnbsp;BE EL. waarfchyniyke gronden j da Bacon,
nik van Oxford, meer deel dan iemand die gewigcige Uitvinding gehad heeft ( )’
een Glazen Kloot gt; dat Voorwerp grooter zal nen.
(*) Zie hier de eigen woorden van dien Sch^i ver : St homo affkiat Ut ter as , ér alias resnbsp;fer mcdtnm triflalli vel vitri vel alterins perfpicm fiff’nbsp;fiti litteris , ér fit forth minor fphtrte , cnjus convexitf^nbsp;verfits octthcm, amp; octtlns fit in ai're, long: melius
hit Utter as, amp; affareiunt ti majores...... ér idee ^
infirumentam efl mile fenibus ér hahentihas oculos n dingen ziet door ’t midden van een Krillal gt;
3gt; van een Glas , of van eenig ander Dsotf^l’^ II nend Lighaam , dat men op de Lettersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’
„ en dat Glas een kleiner gedeelte zy van „ Kloot , wiens Verhevenrondheid naar 't Oog i‘’nbsp;,, keerd ftaat , en het Oog in de Lugt zy ; za'
„ de Letters veel beter kunnen zien . en dez^’''* ,, zullen hem grooter voorkomen.... en daafo'^nbsp;,, is dit Werktuig nuttig voor oude Lieden »
,, voor zulken , die zwak van gezigt zyn.
I, der BACON , nu j ftierf in ’t jaar iiji.
-ocr page 335-7lt;yr
Brilglazen.
t),
de.
''as
deeze Schryver Men
,!*** H gt;gchans niet ontkennen » dat hy de zulken^
'ig
, 2yn Werk geleezcn hadden
'‘«tl
gedeelte van aanbaalde , dat
zeer op den goe-
Weg geholpen heeft. N,
^ ) Men beroept zig ten dien einde op een Hand-van ’c jaar 1298 , dat uit de Boekery is
•il] ,
Qen rieet R E DI , in t welke men deez« tibnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woorden leeft. Mi trovo coji gravofo di anni,
'Volenvia dt kgere e fcrivere feuza Vetrl, ap-
y trovati mvtllamcntt , per commudita delli
, quando affiebelano del vedére^
^NARD GORDON, Geneesheer van Mont^ 'Ur
gt; die omtrent het jaar Hos zyn Lilium Me*
ru r
^^hreer , zege in het aanpryzen van een ze-^Vn nbsp;nbsp;nbsp;» die hy zeer goed oordeelde c«
*.• * Onder andere: Et efi tauta VirtutU , qmd decre» jaceret legere lUttras mhiHtas absque of«/rfrii»iw. Dat
V* Deel. nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**:
Bfi hlu
-ocr page 336-762 Zien door Konst.
XVII-LES. 4. Af-
DEEI.
In het voorgaande Lid deezer meen ik omftandig en bevatbaar geno^ênbsp;aangetoond te hebben, wat’er aan het^nbsp;Gebruik, zigt van Verzienden, of van bejaarde
den ontbreekt om de Voorwerpen ood®’’ fcheiden en duidelyk te kunnen Zien»nbsp;op welk eene wys zy dat Gebrek,nbsp;het niet te groot is, weeten te vervul'^'’’nbsp;Nu ftaat my bier nog een Denkbeeldnbsp;geeven, hoe en door welk eene maniernbsp;Werking men te begrypen heeft, datnbsp;Gebruik van Brilglazen de Natuur, al*®'”nbsp;Ie haar andere hulpmiddelen verfpild zV'’’nbsp;en zy zig zelve niet meer redden kan» .nbsp;hulp komt. Ik zal het hier doen metnbsp;nig woorden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
04'
is: En dl! xatf is van xoa groet etn iragt , dat
fiok^oMd man kleine Letters xoh duen hezen xondf^ glazen of Brillen. N.
De Heer SMITH heeft dit Stuk zeer naaM'* rig en omftandig nagevotfcht in zyn Ond'*^ ^nbsp;van de Gevoelens over de Uitvinding der
in de Gemeenzaarae Verhandelingen van zf® x.igtkunde bladz. 49. in de Aantncrkittseo ‘nbsp;waarts wy den Leezer wyten,
61
-ocr page 337-703
Brilglazen.
Deeze Zoorten van Gezigt zyn Ge- XVli. ^fekkelyk, omdat de Vogten van het Oog^nbsp;verhevenrondgenoeg van vorm, entenEEi..nbsp;f^'atagtig zyn; of om dat zy door verloopnbsp;langen tydeenigzins van aart verande-king.nbsp;^®nde hun Straalbrekend vermogen voornbsp;^en gedeelte verloeren hebben. De Licht-^faalen , die van een Voorwerp op eennbsp;®fftand van 8 of 10 Duimen geplaatst opnbsp;Oog vallen, wyderen in zulk een ge-''al te fterk, om zig in die Vogten zoo nanbsp;elkanderen by één te buigen, als welnbsp;l'^hoorde: zy raaken den Bodem reeds vannbsp;^ Oog eer ze nog tot een punt zamenge-^'^penzyn; en daar uitontftaat noodwen-'^'gj gelyK we voorheen gezegd hebben,nbsp;verward Gezigt. Dit verkeerden be-^®hitnerd Uitwerkfelkomt men voor, door
^hflchen het Oog en het Voorwerp een Glas V. Deel. houden, dat min of meer Verhevenrondnbsp;en daar door, gelyk men weet, de Ei-440. J. 4.nbsp;^^bfchap van dergelyke Straalen of mindernbsp;^yderende, of Evenwydig, of zelfs Na-‘^erende te maaken. Dus regelt men dan,
S 2 nbsp;nbsp;nbsp;door
-ocr page 338-764
Zien door Konst.
XVII. LES.nbsp;4. Afdeel.
door het Glas naar den aart van ’t Oog fchikken, en het naar maate van desze
gebrek en gefteltenis wat minder of meerder verheven te neemen, den Joopnbsp;Invallende Scraalen op zulk een wys»nbsp;het Zintuig, zoo zwak als het is, zignbsp;ftaat bevindt om dezelve juifl: op het N®'quot;
vlies te doen by één loopen; waardoor
Voor één ofnbsp;voor
gen.
Beeltenis, die ze daar vormen, Onderfcli^’ den en Duidelyk wordt.
De Brillen, die deoude Lieden op de zetten, zyn dan zamengefteluit twee 0^^'nbsp;-zen, die ofvanwêerzyden, of alleennbsp;op de eenezyde een weinig Verhevenrofnbsp;zyn. Zy doen de Voorwerpen duidely!'^^nbsp;en onderfcheidener zien , om de RedeD^^’
die ik zoo aanftonds gemeld heb; en doen ze k'aarer zien en helderder. oin
dat
zy, door de Wydering van de Invallo'’'^^ Scraalen minder flerk temaaken, dezel'^^jnbsp;in grooter menigte teffens den OogapP^nbsp;doen ingaan. Men noemt ze Brillen ofnbsp;Binocles- Paar Brilglazen^ om dat ze, met tweenbsp;zen of by Paar en gebruikt, og den
t)
li
Brilglazen,
^y^voor beide de Ocgen te gelyk dienen, XVII. door ze zekerlyk in’t gebruik te kie- ^ ^
zyn boven de andere, die maar een en deel. Glas hebben, en welke men doorgaans
gt; naam geeft van Oogglazen of Kykglaas-^^acks.
¦f* gt; want de te zamengepaarde werking van Lorgnet-
bi •
tes.
'®‘de de Oogen teffens geeft een netter, ^'^ilerper, en uitgebreider Gezigt.
öewyl de goede uitwerking der Brillen jonger ''°ür hun, die ze noodig hebben, daar uit Oogen
aat.
dat zy iu het beloop der In v allen*
^Straaleneene voor hun gunftigeverande-door ^’’’8 maaken, kunnen ze niet kwalyk voor^'^'^'nbsp;^'^Ike Oogen paffen, met wier maakzel denbsp;'¦“tuurlykfc Trap van Wydering van dienbsp;^^taalen zeer wel overeenkomt. Dit isnbsp;'^ok de reden, waarom jonger Lieden, dienbsp;^OQder Bril zeer goed zien , als zy ’ernbsp;op zetten niets onderfcheiden , of,nbsp;ë^lyk men zegt , ’er niet meê zien kun-*’^0» Die Menfchen zelfs , voor wien zenbsp;een nuttig gebruik zyn tot de Voorwer-, die ze van naby befchouwen, vindennbsp;onbekwaam om van verre meê te zien;
S 3 nbsp;nbsp;nbsp;de-
70(5
Zien door Konst.
XVII. dewyl de Invallende StraaJen, door den
^ Av^' S’'°ocen Afftand van het Voorwerp genO^Sl
DEEL.
ze
zaam byna Evenwydig zynde , terwyl door de Glazen heen fchieten Naderen^®nbsp;worden, en daar door het Oog aanleid'®^nbsp;geeven om hen te vroeg en voor dat zenbsp;tot aan het Net vlies gekomen zyn, te do^'’nbsp;zamenloopen.
Plarte
Brilgla
zen.
Het gebruiken van een Bril geeft do^^' gaans te kennen, dat wy oud beginnennbsp;worden. Onze Eigenliefde doet ons veel^'»nbsp;zoo veel immer mogelyk is , ontveinzeD »nbsp;dat wy dergelyke Hulpmiddelen noodigkrfnbsp;gen. Om onze zwakheid in dit Stuknbsp;te gemoet te komen, gebruikt men ze eef^nbsp;als Glazen, die zeer goed zyn om denbsp;te bewaaren. Maar Iaat ons regt uit fpr^^'nbsp;ken. Al die Glazen, die voor onze Ooge”nbsp;en totbewaaring van ons Gezigt zoonutd^nbsp;zyn, zyn Brillen, Glazen van den zelfd'^”
aart, het zelfde maakzel als die van de oud® I
Lién, uitgezonderd alleen, dat ze wat m'®” j der Verhevenrond en Platter zyn. Indi^®nbsp;ze volmaakt Plat waren en geen de
767
Brilglazen*
Verhevenheid hadden, gelyk men ons wil XVii. ^oen gelooven, zou bet zeer onnoodig zyn, ^ ƒ p''quot;nbsp;wy ze op de Neus zetten. Het zouden de s l.nbsp;Glazen zyn die nergens nut toe waren,
^an alleen in dit enkel geval, wanneer de Modern van ons Oog zoo gevoelig mogtnbsp;*yo, dat wy ons genoodzaakt vonden omnbsp;^et Licht, dat van de Voorwerpen die wynbsp;^efchouwen afkomt, een weinig te maati-^cn. Ten dien einde zou men zig met eennbsp;Soed gevolg van Glazen kunnen bedienen.
Plat waren , en wat Groenagtig van ^leur.
Als men den Afftand weet, tot op wel-
1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jen iT]0amp;*
men de Voorwerpen, oinzeduidelykenten ge-
^nderfebeiden te kunnen zien, van het Oog «Vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IJnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;riaar
'öoet verwyderen, kan men ook den trap de Oo-
Van Verhevenrondbeid vinden, dien de BriUS^quot;-
glazen hebben moeten, om op een Afftand
8 of 10 Duimen, gelyk by de meefte
^ogen algemeen plaats heeft, een duidely k
bezigt te geeven. Men heeft flegts, om
^ulks te berekenen, de Invallende Scraalen
ÏD hunnen loop, volgens de Wetten der
S4 nbsp;nbsp;nbsp;Straal-
-ocr page 342-708
Zien door Konst,
XVII L E S.nbsp;4. Af-
P E EL.
Straiibreeking die wy in onze Doorzigi^''^’’* de ftaafden, na te gaan, en ten dienein^^®nbsp;hier agt te geeven op de verfchülende traP'nbsp;pen van Scraalbreekend Vermogen ionbsp;Vügten van ’c Menfchen Oog, en opnbsp;zelver Gedaante: maar een nog Eenvoni^*'nbsp;ger Middel is het , en merKciyker gema^^'nbsp;kelyker, dat men , als ’er gelegenheidnbsp;is, zelfs in de Winkels gaat of by hunnbsp;zeverkoopen, en’erdaareenuiikicft,nbsp;men beft mtê zien kan.
Na dee-!en der Byzién-de Gogen.
Een ander gebrek der Oogen , ’t regtdraads tegen bet ftraks gemelde ove”quot;nbsp;ftaac, is dat men de Voorwerpen nietnbsp;van zeer naby onderfcheiden kan. Iknbsp;’er, toen ik in ’t voorgaandén Lid dec2®^nbsp;Afdeeling van de Byzienden ('prak, de red^®nbsp;van gezegd. De Leezer zal zig, totbec®^nbsp;begrip van myn volgende Verklaaring, zulk*nbsp;wel gelieven 'te herinneren. Als iemand zo®nbsp;fterk Byziende is, dat hy de kleine Voot'nbsp;werpen op een Afftand van 5 of 6 Duim®®nbsp;van ’t Oog niet duidelyk onderfcheiden k3hgt;nbsp;v/ordthet waarlyk een zeer laftigongeni®k'*
m
-ocr page 343-Brilglazen. nbsp;nbsp;nbsp;769
%is genoegzaaai half Blind, dcwy! hy van XVIL ^ §een ’cr y of 6 Treden van hem af om ^ ®
byoa niets zien kan: en om iets, dat deel.
in de hand en digt digc voor zyn Oagen
, te hefchouwen , kan hy niet meer
m.ar één Ojg teffens gebruiken, dewyl
Ciezigtaflen niet langer in een en ’czelf.
'^®Punt kunnen famen loopen, wanneer de
, dien ze met malkander vormeb ,
^''ooter zou moeten zyn dan van 60 Graa-
Voeghierby, dat het Voorwerp, ais
’er zoo digt met het Gezigt op moet
%gen, teveel befchaduwd wordt, en het
^er bezwaariyk vak de zaaken zoo te fchik-
dat het genoegzaam verlicht blyft,
'^endoet derhalven zulke Byzienden on» _ , p.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gebruik
wwyifeld een zeer goeden Dien tl, dat men en Wer-
dit Middel aan de hand geeft om ver ^”8 dp.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Holle
vafi zig af te kunnen zien. Dit Middel Glaasjes.
^^aat hierin, dat men hun een hol geile ^
Glas doet voor de Oogen houden , wiensi Stuk,
¦^'genfehaphetis, dat het de Lichtilraalen,
niet Wyderende zyn, Wyderendemaakt,
zulken, die niet genoeg wyderen, een (ter-
S y nbsp;nbsp;nbsp;kcr
-ocr page 344-770
4. A F’ DEKU
Zien door Konst*
XVII ker trap van Wydering doet aaoneeroc’’' A Want dewyl het gebrek van Gezigteonbsp;deezenaart, gelyk ik voorheen gezegdnbsp;daar uit ontllaat, dat de Lichtftraalen»nbsp;de Vogten van ’t Oog te fterk gebrooke” ’nbsp;reeds voor dat zy nog op het Netvliesnbsp;komen zyn zamen loopen, brengt mennbsp;feilbaar dat Zamen looppunt verder ag^^*^nbsp;v/aarts, a!s mende Wydering der lovall®®
de Straalen grooter maakt. Het komt
et
4
maar op aan, dat men het Glas naar den 3^ van ’t Oog fchikke,eD het zeive juift zoonbsp;maake, als met de Overmaat van Verhe^^'*’nbsp;rondheid, daar ’t gebrek van ’t Zintuig'^nbsp;beftaat, overeenkomt. Dit is mede,nbsp;van de ftraksgemelde Brillen , volgensnbsp;Regelen van de Doorzigtkunde zeer welnbsp;berekenen: maar de kortfte weg is zekeriy'|’nbsp;dat men, uit verfcheiden Glazen vannbsp;zoort, zodanig een kieft daar mennbsp;mcê zien kan C*).
ie
(?) De manier van deeie Berekening en ^
paaling van de befte en gevoeglyfte Vorto
jt»quot;
-ocr page 345-771
Brilglazen.
^^enfchen, die Holronde Glaasjes gebrui- XVII. zien de Voorwerpen kleiner dan met^nbsp;bicxrte Oogdog zy zien ze naauwkeu-n e e 'l.nbsp;'^’Senduidelyk , enopeen verderen Afüand Voor-’’'30 zig af. Men zegt doorgaans datnbsp;^ezigc van Byziende Lieden langer in üaatfchapnbsp;goed blyfc, dan dat van anderen:nbsp;inderdaad zoo waar is, zou men’er dee-Oogen.nbsp;Reden van kunnen geeven, dat de Oogt;nbsp;der Byzienden, dewyldit hun gebrek isnbsp;^9t ze te Verhevenrond van beloopzyn, zonbsp;door Ouderdom, gelyk de andere 5 plat-worden, zoo fchielyk ten roinften totnbsp;tegenovergeflelde Uicerfte, als de ande-niet vervallen zullen. Dicondertuffehennbsp;Zeker, datMenfchcn, die Byziende zyn,nbsp;'doorgaans vry klyn fchryven , en gaarnenbsp;^Rine Letters leezen; dog, deeze neiging
merk
^‘'^Odpunts Affiind , zoo van Holronde Glazen en ^'''llen voor Byzienden , als van Verhevenrondenbsp;'^'^or Veizlenden , zal de Nederduitfehe Leezer opnbsp;duidelylce en bevïtbaare wys vinden voorge-in de Gezigtkunde van den Heer SMITHnbsp;*dz. 44, en de Aanmerkingen.
-ocr page 346-77^
Zien door Konst.
XVir. merk ik Juift niet als een Teken aan van eeo
^ beter Gezigt, maar denk dac ze veel
DEEL. daar uit oncftaat, dac zy ’er dan met éea opflag van ’c Oog een grooter Veld,nbsp;meer op eene reis te gelyk van zien kuD'nbsp;nen.
Dewer- De werkingen der Brilglazen, zoo king van hevenronde als Holronde, en de Veran^^®’nbsp;GhzL ’¦“’göD die ze in ons Gezigt te weeg br^®'nbsp;vertoond gen, kan men door middel van een aartiê^nbsp;Konft- Proefneeming zeer zigcbaar en leeven^^'^nbsp;Oog. vertoonen. Neem dac Konftoog, daarnbsp;in de Proefneeming van het voorgaand-deezer Afdeelinggebiuik van maakten,nbsp;Plaat V.dat in Figuur 3. wordt afgedeeld: treknbsp;3' kleine Buisje, daar het Verhevenrond Gl^^'nbsp;fchyfje in zit, een weinig voorwaarts ;nbsp;men zal zien dat de Beelteniflen vannbsp;Voorwerpen zig zeer verward op het gtöÜ^^nbsp;Papier zullen vertoonen. Dit is hetnbsp;Afbeeldzel van een Byziend Gezigt,nbsp;een Oog dat te rond is, en daar doornbsp;Straalcn, voor datze nog tot aan hetnbsp;vlies gekomen zyn , doet zimenloopst’’
-ocr page 347-Brilglazen. nbsp;nbsp;nbsp;773
^°gt;idtdan voor het Buisje een Holrond ge- XVII.
Glaasje, en ftraks zal men de Beel-^_ die geheel verward was, zeer onder-de el.nbsp;^'¦heiden zjen worden, en net getekend.
Doe vervolgens regt het tegendeel; drukt Buis wat dieper in, dan ze wezen moet, heven-quot;^1 eennatuurlyk en gewoon Gizigttevérnbsp;'Oonen. Dus heeft men een Verziend, of zen.nbsp;*^^dmans Oog, dat de Straalen niet fterknbsp;^^Doeg breekt om ze te doen zamen loopennbsp;''t' het Netvlies: daarom zal de Beeltenisnbsp;’'P het Geolied Papier nu ook wederom zeernbsp;'’^twardzyn; maarzy zalzigaanftonds welnbsp;^®cekend en onderfcheiden vertoonea ,zoonbsp;men een Oudmans Bril, dat is, eennbsp;dat wat Verhevenrond is, voor denbsp;^*^is houdt (*).
De
Vel
Om in deeze Proefneeming altyd aanflonds
te flaagen , dient men te vooien op de Buis '^tken gemaakt te hebben , hoe ver dezelve Uittikken «f Ingefchooven moet worden gt; naarnbsp;van de meerdere of mindere Verheven-t'dheld en holte der Glazen , die nwn ’er voor wilnbsp;^“ttden. N.
774
Zien door Konst.
XVII. les.
DE EL? nbsp;nbsp;nbsp;Na het Konftoog, daar ik zoo
Uitvin- teeds voor de tweede maal , gewa., ding van__,__nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;---
De Donkere Kamer.
mer.
de bon-maakte, is’er niets, dat het beloop kere Ka-Lichtftraalen in het Zintuig en hoe
mpï- nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;prt
ziet, beter en zigtbaarer vertoont, dan
• êO
Kamer die geheel Donker gemaakt isgt; waar in geen Daglicht in komt, dannbsp;een gat van omtrent een Duim Middelly’’^’nbsp;dat gemaakt is in ’t Venfter. Een Nacuü’’nbsp;kundige van de Zeftiende Eeuw (*) wasnbsp;Eerde die opmerkte, dat de Voorwerpt’nbsp;die buiten het Vertrek waren, zigalsSC^^'nbsp;duwen aan de Muuren, en op de Vloernbsp;de Kamer tekenden. Dit Gezigt verra^^nbsp;hem op een aangenaame vvys : Hynbsp;zogt dit Uitwerkzel met de grootfte opl®^quot;nbsp;tendheid; hy volmaakte het: en leerde to^®nbsp;reeds hoe men die Vertooning duidelyk^*^’nbsp;netter en leevendiger kan niaaken; dooi gt;
na®'
lt;:*) JEAN BAPTISTE PORtA, in zyn Mask lelie , die in ’t Jaar ifd“ is gedrukt.
-ocr page 349-775
Donkere Kamer.
®®anie]ykj in het gat van het Vender eenXVII. ^Sfhevenrond Glas te zetten van dienaart^ ^
Brandpunt juift op de tegenover-d e el. baande Muur van’c Vertrek viel, of eenignbsp;^aderGlas, wiens Brandpunt mengevoeg-^Vker op eeo ftuk wit Papier, of Papierennbsp;^aam, die voor en agterwaarts kan ge-^ahooven worden, vangen kon.
Deeze Proefneeming heeft men, in ver-^''®ag* ''olg van tyd, zoo ver van Toeftel veran-Donkerenbsp;^erd, dat ze nu aan geen plaats meer ge-Kamer.nbsp;^onden zy , en men dezelve overal, waarnbsp;•^en wil, neemen kan. In ftêa van een Ka-*^er gebruikt men ’er een Kasje toe, wiensnbsp;^rootte, Gedaante en Schikking men opnbsp;'^Qtelbaar verfchillende manieren veranderdnbsp;verwifleld heeft, zonder ooit egter hetnbsp;''oornaam en wezenlyk Stuk van ’t Geftelnbsp;het Oog te verliezen; een Verhevenrondnbsp;^las, naamelyk, dat zyn Brandtpunt werptnbsp;een witten Grond, die op een donkerenbsp;plaats ftaat. Stel, by voorbeeld, een Kasjenbsp;®ls ABCD, dat wat meer Langte heeftdannbsp;Breedte, gelyk het in Figuur 5. vertoondPl^a* V.
wordt 5-
-ocr page 350-77lt;S
Zien door KonsT.
XVII. L E S.nbsp;4. Af.
DEEL.
wordt, (1) en meteen BuisE, die in van deszelfs korten Zyden is vadgez^'' gt;nbsp;voorzien; iu welke een ander beweegba^^nbsp;Buisje gefchooven wordt, dat meteen Vei'nbsp;hevenrond of Vergrootglaasje gewapend 1'»
wiens Brandpunt valt op den Bodem Men ziet hier in de Afbeelding, hoe he1'nbsp;Voorwerp, door middel van de Licbcftt^squot;nbsp;len, die terwyl ze door ’t Glaasje Fnbsp;loopen elkander kruiflen, in een omgekc^'''nbsp;den ftand getekend wordt op de agterzyd1^nbsp;van V Kasje, even gelyk op de Muur g^'nbsp;fchiedde van de Donkere Kamer, daarnbsp;eer ft vangefproken heb; en men zou’er, Wnbsp;de Proef, nog beter over kunnen oorde^'nbsp;len, en het leevendig voor Oogen zien,nbsp;dien die Agterzyde AC : in plaats va®nbsp;Hout te zyn gelyk hier , uit een Plat g®'nbsp;fleepen Glas beftond, of uit een Raampj®’nbsp;dat met geolied Papie; beplakt was.
In de Afbeeelding heefc men de helft V®” cene der twee lange zyden opengelaacen , omnbsp;’er in 't Kasje om gaat te beter te kunnen ziennbsp;hegrypen.
-ocr page 351-7?7
Brilglazen.
Wil men dat hec Voorwerp voor iemand, XVit het Oog in A houdt, zig regt vertoone,^nbsp;plaatft in het Kasje een Spiegel in zulk deel.nbsp;fchuinfen Stand, dat hy een hoek Denbsp;•^aakt van 4y Graden gelyk A; ennbsp;^®kzel ftelt men tot op die wys, dat’er de door eennbsp;^elfc van, alsHIKL, kanopflaan. fen'^Sp^e.nbsp;*^^0 dan het met geflepen Glas, of het gel Regtnbsp;^^amtje met geölied Papier, op het open ge-AKL legt, zullen de Lichtftraalen,
''^Qden Spiegel naar om hoog gekaaid, daar Beeltenis van’t Voorwerp tekenen, wel-door den Aanfchouwer, die het Oognbsp;A heeft, gezien zal worden in een Reg-ftand.
•Het is dienftig, dat men dat GedeelteVoor-’t Dekzel, 't welk opgeflaagen wordt '’“Qrzie met twee Wangen of Zyftukken ,nbsp;®®^ykHw, en zynweerga, dataandezydenbsp;behoort, om het Vlak, daardeBeeke-op getekend zal worden, Duifterer tenbsp;'*‘^^ken. En dewyl de Lichtftraalen, dienbsp;*' eenig verafgelegen Voorwerp komen ,nbsp;Wydering hebben, dan die, welkenbsp;^ Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van
-ocr page 352-77?
Zien door Konst;
XVn.' van iets af fchynen dat nader by is, nioet ^ men het Bevyeegbaar BuisjeF min of meer»nbsp;deel. naar maate van den Afftand der Voorwef'nbsp;pen, die men zien wil, Uittrekken ofnbsp;fchuiven, om hunne Beekeniflen duidely!'»nbsp;net, en leevendig te doen tekenen (*).
De Donkere Kamers, die men dus Kamer^ Vorm maakt van Kasjes , hebben egter,nbsp;van den zy men ze uit malkander kan neemennbsp;Kollet. ’ dit ongemak, dit ze of zoo Droogl^^^^nbsp;niet zyn en gemakkelyk om te vervoeren»nbsp;als men wel wenfchte , of dat men 21^nbsp;genoodzaakt ziet met Beekeniflen te ver'nbsp;genoegen, die ongemeen klein zyn; vvan^nbsp;naar maate dat het Verhevenrond Glaszy®
Braf?'
(?) Zie verder den toeftel van een groote kere Kamer • en een zonderling Verfchynzelnbsp;Beweeging ran de Beelteniflcn der voor byg»*quot;nbsp;Menfchen daar in v/aargenoomen j gelyk ook ^nbsp;manier om de Voorwerpen in deeze en in ^nbsp;dere draagbaarc zoort van Donkere Kamer g®*”nbsp;kelyk af te tekenen by den Heer SMITH»'® y,nbsp;Werfctuiglyke Verhandeling van zynnbsp;Hoofddeel bladz. 60$.
-ocr page 353-DonkSre Kamer,
J^randpunt verder werpt, moet ook het Kas- XVIi. ie naar Evenredigheid grooter zyn. Het
omtrent Vyf-en-twintig Jaaren gelee deel. ^en, dat ik een Donkere Kamer heb uitge-^agt, die zeer ligt is, weinigplaats beflaat,
®n wier Glas een Brandpunt hebben kan ''an 30 Duimen, en zelfs meer. Zybeftaatnbsp;'R een zoort van Vierkant Puntzuil, dienbsp;^amengefteld is uit vier houten Stylen ,
B, C, D, welke van boven ingelaatenp;^^jy|. ^yn in een Hals, die ook van Hout is,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6.
van beneden op de vier hoeken van het Vierkant Raamtje GHIK. Alle deeze In-iaatingen zyn voorzien met Scharnieren, ennbsp;*eder zydevan het Raamtje breekt zigt in’tnbsp;hiidden op de zelfde wys in Tweën; zoonbsp;^ac, als men vier Haakjes los maakt om denbsp;Scharnieren G,.H, I, K, hun vryen loop tenbsp;^3aten, de ftaande Stylen toeflaan en zig za-vouwen, gelyk de Balynen van een Re-Scnfcherm, en de Dwarsftylen , die hetnbsp;Raamtje uitmaaken, zig’er terzyden tegennbsp;^an voegen,
De Houten HalsEF is in ’t midden door-
T 2 nbsp;nbsp;nbsp;boord zei.
-ocr page 354-780
Zien door Konst.
XVII, boord met een rond Gat, om ’er een Bor ^ LES. papieren Buis L in te fteeken, voorzien
A. F*
deel. een Voorwerpglas, wiens Brandpunt den Bodem valt van den Puntzuil. Omnbsp;Gedeelte L, dat dunner is dan het overig^’nbsp;fluit een andere Hals MN, dogzoo, datbynbsp;’er vry om draaijen kan, en heeft aan zV'’nbsp;Omtrek, vlak wêerzyds tegen elkandcre”nbsp;over, twee kleine koperen BuisjesN, n, d'®nbsp;in de Langte opgefpleeten zyn, om Veef'nbsp;kragt te kunnen oelFenen.
In deeze Buisjes fchuiven twee kleine taaien Styltjes of Roedj'es op en neer, di®nbsp;een zoort van Dekzel O draagen, op wie’’®nbsp;Bodem een platte Spiegel va fl: gemaaktnbsp;Aan den Rand van dit Dekzel fteeken, 'dal'nbsp;Lynregt tegen elkanderen over, tweenbsp;netjes of Spilletjes uit, die met een wei”'^nbsp;Wry ving in Gaatjes draaien, geboord ionbsp;Uiteinden van de ftaande Roedjes,nbsp;men ten dien einde wat platagtig gefl^g®**nbsp;heeft; omtrent gelyk men wel hetnbsp;maakt van een PaflTer. Doordoezen Toe^®^
kan men derhalven, wanneer men den t^e®'
de»
-ocr page 355-781
Don kere Kamer.
Hals MN aan den eerften EF gevoegd XVII. ' ^eeft, den Spiegel zonder de Puntzuil te^ ,
' nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4* AF- j
''erzetten ofte roeren, naar alle de verfchei-deel.
'^en Streeken van den Gezigteinder draaien,
*^1 denzelven zoo veel of weinig fchuins betten als men wil, om de Voorwerpen tenbsp;boeken, die men begeert te zien. Als hetnbsp;öekzel O geheel neêrgedrukt is, maakt he tnbsp;biet de twee Halzen een zoortvanBos, dienbsp;^let Toppunt is van de Puntzuil j en hetnbsp;Olas en den Spiegel, de twee Stukken vannbsp;het Werktuig , die ’t metfte gevaar vannbsp;hreeken loopen, in zig fluit en beveiligt.
Erie geheele zyden vandeezePuntzuil, en het gedeelte AEB van de vierde dekt mennbsp;ttet een Lap dik groen Laken, dat van bin-Oen met zwart Taf gevoerd is, en aan ABnbsp;On ter weerzyde aan de benedenfle gedeeltennbsp;Van de twee ftaande Stylen maakt men eennbsp;Gordyn vaftvan deeeneof de andere zoortnbsp;Van zwarte Stof, die ook wat Dik moetnbsp;2yn, om ’er zig het Hoofd en de Schoudersnbsp;oiêe te bedekken. Het Laken, daar de drienbsp;andere zyden van de Puntzuil mêe bekleeknbsp;T 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zyn,
-ocr page 356-78a
Zien door Konst.
XVII. zyn, mag ook wel twee of drie L beneden aan den Randen neer hangen.nbsp;DEEL. De wyze, waarop men van dit Werktu'Snbsp;Gebruik, gebruik maakt, is deeze; men zet het opnbsp;een Tafel, die volkomen vlak is, en wa^'’'nbsp;op men een groot Blad wit Papier legigt;®nbsp;een plaats die tamelyk Donker en een wo*'nbsp;nig Verheven is ; men neemt dennbsp;waar, dat de Voorwerpen, die mennbsp;wil, genoegzaam verlicht zyn; mennbsp;met den Rug naar dezelve toe zitten,nbsp;fteekt het Hoofd een weinig onder deGoi'nbsp;dyn naar binnen, terwyl men, zoo veel fflO'nbsp;gelyk is, zorg draagt, dat ’er geen andernbsp;Licht inkomen, dan ’t geen ’er door 't Voof'nbsp;werpglas invalr. Uit de Afbeelding,nbsp;P/aat IV.’^r in PigMur 7 van vertoond wordt,
Pig’ 7- nien ’er zig eeniger raaate een Denkbeel^J van vorïnen. Als het Werktuig toegevod'nbsp;wen is, wint men het Laken en de Goi'nbsp;dyn om^e Bylen heen, en fteekt het allo®nbsp;met malkander in een langen naauwen L®'nbsp;nen Zak,* waar door het zeer Draagbaarnbsp;is, en gemakkelyk overgl heen gevoer kaonbsp;worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mod
-ocr page 357-783
Donkere Kamer.
Men ziet ligtelyk , als men flegts het XVII. Oog op de Afbeelding injfïgirar 6 flaat, hoe^nbsp;Lichtftraalen, die van de verfcbeidennEEL.nbsp;^tippen van het Voorwerp af komen, opdenWer-Spiegel by O vallen, endatzy, naelkande -^^*”^'nbsp;fen in ’t Voorwerpglas gekruid te hebben,nbsp;de Beeltenis tekenen op de Tafel, die zignbsp;in een Regtenftand vertoont voor iemand,nbsp;die ’er door de zyde AB van de Puntzuilnbsp;naar ziet. Van deeze zoort van Donkerenbsp;Kamer zou men ook zeer gevoeglyk gebruik kunnen maaken , om, zonder zynnbsp;Hoofd ’er aan te waagen, te zien wat’ernbsp;buiten een Belegerde plaats omging: wantnbsp;de Tafel, daar men het Werktuig op zet,nbsp;zou menagter een goede Borftweering kunnen plaatzen , terwyl men het Dekfel ofnbsp;Stuk, dat den Spiegel draagt, ’er alleennbsp;boven uit Het fteeken,
De Vestingkyker.
Den naam van Veftingkyker geeft men Gebruik aan Werktuigen, ’t zy volgens de Door-^” wer-zigtkunde ’c zy volgens de Spiegelkundcfc^ifins!”
toe-
784 Zien door Konst.
XVII. LES.nbsp;4.. Afdeel,
ftaande
Siegels.
toegefteld, door wier middel men Zifi® kan zonder gezien te worden. Het voof'nbsp;naamfte Stuk in deeze Zoort van Werktugt;'nbsp;gen is doorgaans een fchuinftaande Spi^'nbsp;gel, die naar den Aanfchouwer de BeelteD*®nbsp;der Voorwepen, welkehyin eenRegtenbsp;niet zien kan, af kaatft. Door middel v®'’nbsp;een Spiegel, aan de zyde van een Venft^^nbsp;met een juiftgepafte fchuinsheid geplaatft»nbsp;kan een veel zittend en nieuwsgierig Menfcb»nbsp;in ’t midden van zya Kamer , en zondernbsp;dat hy van zyn Leffenaar behoeft op te ftaan'.nbsp;een Zieke, die in zyn bed opzit, allesnbsp;zien wat ’erin een lange Straat of op eennbsp;Markt en open Plein omgaat. Een dergC'nbsp;lyke Spiegel, die met een fchuinle Helling naar den Grond gekeerd is en een weinig buiten het Venfler uitfteekt, ftek eennbsp;Liefhebber van Leezen en BoekoeiF^ningennbsp;in Haat om ontydige en laftige Bezoekennbsp;te vermyden, door hem te doen zien, wienbsp;het is die aan zyn Deur fchelt,
Maakfel £en Draagbaare Veftinakyker , en dieji van eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.,1
Draag- men overal, waar men wjI, plaatzen kan,
baaren nbsp;nbsp;nbsp;j5
-ocr page 359-Vestingkykers.
van dit maakfel. Op den bodem van een XVIi. 2oorc van klein Kasje, dac van vooren ge-^nbsp;*’^elopenblyfc, zet men een Spiegeltje metDEEUnbsp;fchuinsheid óf hoek van 4.5 graaden:
^aakt in de zyde van ’c Kasje, die vlakkyker. ^^gen het Spiegeltje overftaat, een opening van omtrent twee Duimen, wat minnbsp;'^fineer, middellynsj daar men een Buisnbsp;fteekc, die men zoo lang kan neemennbsp;®Is men wil. Uit de Afbeelding van zulknbsp;*^60 Werktuig in üguur 8, kan men ligt-^yk zonder nader verklaaring begrypen, opnbsp;''^elk een wys de Straalen, van den Spiegel afgekaatft, de Beeltenis van bet Voor-'Verp overbrengen tot het Oog, dat aan ’tnbsp;®ind van de Buis , gelyk men verouder-ftelt, en hier vertoond wordt, geplaatft is.
Door middel van dergelyk een Werk*Qgj.j^jj]j^ ^üig kan men over de Wallen en Borft-'Veeringen van een Veiling, over de Muurennbsp;'^an een Stad, van een Tuin heen zien, ennbsp;^elfs waarneemen wat ’er gebeurt op eennbsp;•laast gelegen Kamer en by zyn Buuren,
^chpon de Huizen op eene zelfde Ry liaan T 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naaO:
-ocr page 360-78lt;S ZtEN DOOR KoNST
XVII. oaaft elkanderen ; mits dat ’er
noegzaam Licht zy op die Kamer, en de DEEL. Venftersopen ftaan. Men vindt ook^®'^nbsp;tyds Menfchen, die ze in ’t klein, en innbsp;LorgnsttevoTOi van Scbouwhurgk'yhertjes gemast1' gt;nbsp;H Opera,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;draageii, om ’er op hun geraak hef
Gezelfcbap , dat ter zyde naafl hun i1 gt; meê te begluuren, tervvyl men meent dafnbsp;ze bezig zyn met naar iets, dat ver afnbsp;vlak voor hun is, te zien: een aarti^
entf
dik'
zoort van Krygslift tot verberging Nieuwgierigheid , die men anders.
wils, Onbefcheiden zou noemen en a^o merken aJs een Onbeleefdheid (1).
Liefhebberyen , KonstvertooningEI1 ' Verschietgezigten , Kykkasjes.
Kykkas-
jes.
Deeze of dergelyke Naamen geeft n’®”
io
Deeze Uatfte •worden' doorgaans JalottJ JaUersiykertjes genoemd» wier Toeftel , op denbsp;ze van Verrekyke/tjcs met Oeg en Voorwerpg'^® ’nbsp;gelyk ook een ander maakfel van Veftingkyk^^nbsp;omftandigcr befchreeven wordt door den
SMIT»1
-ocr page 361-7S7
KyK If, ASJES.
algemeen aan zekere Kasjes, in welke XVn, Voorwerpen, behoorlyk verlicht,
'^oor middel van Spiegels en van Verheven-ni;el. ^ODde Glazen groocer dan Natuurlyk, ennbsp;van ver en in ’t Verfchiet vertoonen.
^'len maakt die Kasje in zoo veelerhan-^2 Vormen, en op zoo verfchillende manieren, dat het een te wydloopigen teffens Sen nodig werk zou zyn, van allen, dienbsp;‘er wel bekend zyn, te fpreeken. Ik zalnbsp;hier llegcs van twee of drie gewag marken,
Sn de Voorwerpen, derzelver Schikking, en ‘t Maakzelvan het Konfttuigzeer Eenvoudig neemen, op dat men de Uitwerking tenbsp;ligter zou kunnen begrypen.
bladz.
322.
Toen ik van de Eigenfehappen van den Prenten Holronden Klootfchen Spiegel fprak, heb^pj^Jggjgnbsp;ik, gelyk men zig nog wel zal weeten tegezien.nbsp;herinnere, aangemerkt, dat, wanneer hety_nbsp;Voorwerp verder van de w'eerkaatzende Op-1 Stuk.nbsp;pervlakte af (laat dan het Brandpunt der^^'j
Even-
SMITH in zyn Gezigtknnde XIII Hoofddeel , tUdz. en door der. Heer MUSSCHENBROEKnbsp;in zyn Natatniriundc ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§.1255. iiS4-
-ocr page 362-788
Zien door Konst.
als
XVII. EvenwydigeStraalen, deszelfs Beeltenis lO omgekeerden Stand gezien wordt, ^nnbsp;deel. zig als ware zy buiten en voor den Spieg®*nbsp;vertoont. Deeze Eigenfehap der Holronde
Spiegels levert ons een fraai Gezigt uit,
men een Schilderytje of afgezette Prent» die een Landfehapje verbeeldt, voor derg®'nbsp;lyk een Spiegel plaatft, en een weinigaê'nbsp;terwaars flaande over de Prent heen in dennbsp;Spiegel ziet. Om het Gezigt te beter tenbsp;doen affteeken meet de Prent fterk verlichtnbsp;zyn, en de Spiegel, zoo veel raogelyk is*nbsp;in’tDuifter. De Holronde Spiegels, dieinnbsp;Engeland gemaakt worden van Glas, dat innbsp;die Vorm geboogen en van agter Verfoeliednbsp;wordt, reekenen deeze Beelteniüen leeven-diger en netter dan de Metaalen Spiegels',nbsp;dewylze het Licht beter te rug kaatzen eDnbsp;het Beflaan minder onderworpen zyn (*)•
(*) Men j,cc thans ook veelal , met een niet miquot;' der gelukkige Uitwerking , voor een grooten Hoi'nbsp;ronden Spiegel , die ayn Brandpunt tamelyk veft*nbsp;werpt , de Prenten binnen ’t Brandpunt : dog
haa^
-ocr page 363-789
Kykkasjes.
„„ met een Hollen
^sar Natuurlyke Stand ; gelyk zy omgekeerd , ï *c onderft boven t moeten fiaan, indien ze, zoonbsp;*'s de Heer KOLLET hier meldt , buiten ’t Brand-P*nt geplaaift worden. Het fchuins beloop dernbsp;*teltenis , dat lig , zoo de Prent wat groot is 1 ternbsp;''’ederzy naar den Rand inzonderheid zien laat gt; 1nbsp;i'sn men voorkomen met de Prent Evcnwydig tenbsp;betten met de Oppervlakte van den Spiegel , ennbsp;^ar eene kromte geeven j die aan 't beloop vannbsp;quot;^Sn Spiegel gelyk is. De Fynfle Prenten gt; wel af-ECzet en behoorlyk verlicht gt; gelyk ze ook altoosnbsp;•hoeten zyn gt; maaken de fraailie Tekening. Ik be-*quot;gt;ef niet te zeggen dat de zulke die verre Gezig-*cn en Verfchieten afbeelden , de aangenaamftenbsp;'h vetrukkelykfte Vertooningen uitleveren. Ver-^s^beiden byzondere Konftgreepen gt; een by Nagtnbsp;fraai Geïlltmineerd Paleis , een Hemel vol Starren ,nbsp;anderen van dien aart , verraüeo ook het Oog opnbsp;*quot;gt; aangenaame wys.
Algemeener in gebruik doch minder fraay , is bet Gezigc van die zelfde Prenten , wanneer men zenbsp;Jlaatll vlak onder een fchuins hangenden Spiegel ,
die
791
KYkkasjbs.
‘^en, en andere dergelyke Voorwerpen ver- XVII. '^^elden. Het Oog houdt men voor een^^nbsp;^ykgat, dat in de zelfde zyde van ’t KasjenKEt.nbsp;S^maakt is, een weinig boven de Schilde-’'ytjes,
Indien de twee lange zyden van dergelykj^y^^g^-g ®en Kasje met zulke Afgezette Prentjes, alsmet Plat-'^aar ik zoo aanftonds van fprak, verfierd^®
*yn; indien ’er zig op den Bodem eenige alleen en afzonderlyk op zig zelf llaandenbsp;l^leine Beeldjes bevinden van Hout , vannbsp;tllas, of van Bordpapier, ’t zy in Ruft, ’t zynbsp;in Beweeging, en de twee korte Zyden be-2etzynroet twee Platte Spiegels, zalmen,
•Het het bloote Oog flegts door het Kykgat ziende, alle deeze Voorwerpen vermenig-'’uldigd zien byna tot in ’t Oneindige, eonbsp;tot op een zeer verren Afftand in ’t Ver-ichiet uitloopen; gelyk uit het geen wey_ 0eej_nbsp;voorheen van de Eigenfchappen der Platter- Stuk.nbsp;Spiegels gezegd hebben, ligtelyk zal kon-^s^'^^’nbsp;ben begreepen worden. En deeze Vertoo-bing zal zig nog veel aarciger en verrukke-
lyker
-ocr page 366-793 Zien door Konst.
XVII. lyker op doen, als men in het LES. Verhevenrond Glas zet, welks Braopuo^nbsp;deel! omtrent op het midden van de Laagte vaf^nbsp;’t Kasje valt; want zulk een Glas za'nbsp;Beelteniflen en de Afdanden zig nognbsp;kelyk grooterdoenvertoonen, danzefchfi^'nbsp;nen voor het bloote Oog.
Kykkkas- nbsp;nbsp;nbsp;deeze zoort van Kasjes ook
VIL Fig. 10,
je met zomtyds wel de gedaante van een Vier^^tit golyk ’er een afgebeeld ftaat ionbsp;Spelgel. Figuur lo. Aan deszelfs bovenfte gedeel'nbsp;te is een fchuins ftaande Spiegel CE gezet*nbsp;deeze kaatft de Beelteniflen van alle denbsp;Voorwerpen, die over de ganlche Langt®nbsp;van ’t Kasje aan de drie Zyden en op deDnbsp;Bodem gefchiktzyn, afnaar’tOog, datz®nbsp;volgens de waterpas Streeklyn of’t beloopnbsp;van FG ziet. De Zyde , die tegen Fiïnbsp;over ftaat, wordt met Gaas of Taf ovei'nbsp;trokken, en tegen den Dag gezet om Lichtnbsp;op de Schilderyrjes te doen vallen. Mennbsp;vóórziet ook het Buisje F met een Vef*nbsp;grootglaasje, op dat de Plaats en de Voor*
wer-
-ocr page 367-793
Kykkasjes.
'herpen zi^ grco er voor hec Oog zouden XVIL opdoen (-).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ES.
Oe Teleskoopen en Verrekykers. nbsp;nbsp;nbsp;el.
^errekykers of Teleskoopen zvn Buizen Naams-'^elke eenige Glazen ofeenige Spiegels, eopp^ong, ^Oïntyds beiden teffens , op zulk een wyanbsp;^^atngekoppeld, en in zulk een Stand on-'^'^rling geplaatfl: zyn, dat ze ons onderfchei*
Ver afgelegen zyn , om met hec bloote tgt;g gezien te kunnen worden. Teleskoopen
quot;^^0 en duidelyk Voor werpen doen zien, die te
''’Orden ze genoemd, om dat heteerfteen '''El het voornaamfte en gewigcigfle Einde,nbsp;^^3r men ze toe gebruikt heeft, geweeftisnbsp;reeds bekende Geftarnten ’er nader meê
te 1*) Bekend zjrn ook de Uirgefneeden FerffeSUf-,'®ntea , die men volgens de Regels der Verfchlct-ageer malkanderen plaacft in een Lang-Kasje , en. door een Vergrootglas , in des-
Voorzyde ge^ct , befchouwt. Alles vertoont
^chl,
^ groot ^ in een zeer ruim Veld 9 en met een Ver-
gt; daar naauwelyks Eind aan te licn is.
V Deel. nbsp;nbsp;nbsp;V
-ocr page 368-794- Zien door Konst.
XVII. te befchou wen, en’er anderen, d'enojr.ie^ lt;’ aV^’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waren, mêe te ontdekken (*)¦
zieo
ü i £ L. zs alleen maar dienen om ’er door naar Voot' werpen te zien, die op de Aarde zyn,dr^nbsp;ze doorgaans, en by’c Gemeen, denna^*^nbsp;van Fquot;^rrekykers (f), om dat mea ’er verre»
en verder dan met hetblooteOog, mee kan.
X'jten De Uitvinding der VerrekykersenTei^*' .'l,''^^g‘:]';*^koopen is van een ongemeen groot Nucg®nbsp;irStarre-weed; tot bevordering der Starrekunde.nbsp;kunde, (jat Tyddipafaan, moetmende fraaift^nbsp;gewigtigfte Ontdekkingen beginnen te
ks'
(*) Het Griekfche woord j daar de Naam van lesho^ van af komt , betekent iemand die zeer
der
dss''
Zien kan i en dewy! de Voorwerpen , die aao Hemel zyn , zeketlyk de Verft.ifgelcgene zyn
v/y naar Zien kunnen , kan de Befchouwing der ren in zeker opligt als de Reden van deezenbsp;afleiding worden aangemerkt.
(t) In ’t fraafih Lunettes d’jippnche, dat is gt; derglas of Naderhril, om dat deeze Werktuigen,nbsp;de Heer N O L L E T, den Afïland , die ’ernbsp;'t Voorwerp en dea Aanfcliouwer is, fchhynen tenbsp;kleinen , en ben tot elkander te doen Kaderm.
-ocr page 369-195
Verrekyker.
^'^nen , die’er ia deeze Weetenfchap gedaan XVII.
, door Kepler, Galileos, Huygens,^ ^ ^OMiKicus Cassini, Halley, Roemer,deel,nbsp;^Hadley en andere beroemde Mannen.'
^Oor dien tyd will men niets nog van ’t §6en men de Bergen, de Dalen en Kuilen,nbsp;de Zeën inde Maan noemt, nog van denbsp;^lekken van de Zon, nog van de Omloo-Pcrs van jupicer. Die van Saturnus en des*
^2lfs Ring, de Scbyngeflalten-^zn Venus, depbafes. Middellyne der andere Planeeten, hun Om*nbsp;'''Wentelingen om hun AiTen, de Tyden diernbsp;Omwentelingen, en alle de Gevolgen, wel-men uit deeze nu onbetwiftbaar bev^ee*nbsp;Waarheden heeftweetenaf te leiden,nbsp;'^arentotopdatUur te eenemaal onbekend,nbsp;^erfcheide Natiën betwiften daarom ooknbsp;alkander de Eer van eerfte Uitvinders dernbsp;^errekykers geweeft te zyn. De Heer Wil*nbsp;MoLINEux , en zyn Zoon Samuelnbsp;^^fliffen ’t Gefchil ten voordeel van Enge-en fchry ven deeze Ontdekking toe aannbsp;^ogier Bacon , den zelfden daar ik reedsnbsp;’t Uitvinden der Brilglazen gewag vannbsp;V znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge*
-ocr page 370-Zien door ]Konst*
XVIL gemaakt heb. Dog de Heer Smith bewyl*’ ^ ^ uit de wyze zelf, waarop die Gcefte'y''®nbsp;zig uicdrukt, met vry veel waarfchyniy^'nbsp;hèid, dat hy in dit Stuk niets meer gedaannbsp;heeft j dao, op zyn hoogft, voorziennbsp;men door middel van Glazen van dcrg^Iyquot;nbsp;ken aart en vorm zou kunnen iiitvoereo *nbsp;maar dat hy ’er zelf nimmer eenigenbsp;neeming meê in ’t werk gefield heeft,nbsp;aan men de Ontdekking, daar wy hiernbsp;fpreeken , zou mogen toeeigenen (*)•
De Heer Huigens gelooft dat men Uitvinding aan het geval heeft toe te fchry*
•T* tï f
(*) Zie de Gcziptfinde van den Heer SMI' bladz. 70. die de ganfche Gefchiedenis rannbsp;ecrfte Uitvinding en de verbetering der Verf'^^nbsp;kers zeer naauwkeurig en omftandig onderzoektnbsp;zyne Aanmerkingen. By wien ook in hetnbsp;Deel, het Vierde Boek bladz. 64.3. een breedro^'nbsp;Verhaal te vinden in van de Ontdekkiapen 1 'nbsp;de Heer N O L L E T zoo aanllonds van Iprak gt;
’er aan den Hemel met de Vcrrekykers Zyn.
-ocr page 371-V E R R E K Y K E R. nbsp;nbsp;nbsp;797
Vaderland. „Zoramigen, zegt by, eigenen XVIf. deeerfteuitvindingder Verrekykerstoe,nbsp;aan Jakob Metius , te Alkmaar woon-be el.nbsp;agtig. Maar ik ben wel verzekerd, datnbsp;'gt; ’er reeds voor hem gemaakt waaren doornbsp;*gt; zekere Handwerksman te Middelburg innbsp;’gt; Zee/anJomtrenchet jaar 1609: zyn Naamnbsp;Was Jan LiPPERSHEiM volgens het ver-haal van Sarturus ; maar Borelli noemtnbsp;'gt; den Brillemaker Zacharias (Janssen) Oio/trift»nbsp;’gt; den Eerden Uitvinder”. Dit althans isP^S'nbsp;bekende waarheid, dat de eerde Verre-^ykers uit twee Glazen, van welke het eennbsp;bolronde en ’c ander Verhevenrond was ,
'’'^aaren zamengedeld, en dat de Verrekykers ''an die zoort nu nog tegenwoordig dennbsp;•'aam draagen van Hcllandfcbe Kykers.
Deeze eerde Werktuigén, by geval en yg^bete-bit een niet genoeg geoeffend Vernuft gebo ling. ''en, zouden nimmer van een zonderlingnbsp;Stoor nut geweedzyn, indien mende zorgnbsp;e'mze te volmaaken aan de Werklieden , dienbsp;er de Ontdekkers van waren, had overge-V 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;laa*
-ocr page 372-798
Zien door Konst.
XVII. laaten. Maar, Zoo dra ze bekend begonnen
^ nbsp;nbsp;nbsp;te worden, maakten’erde Geleerden
4- quot; nbsp;nbsp;nbsp;r' i T I'
DEEL. werk van. In de handen vaneen'-''*
LEUS, een Kepler, eecHuicE'''* wierd hun Zamenitel volgens de weldoet'nbsp;gronde en op ’c nauwkeurigft overwoog'^'’nbsp;Beginzelen der Doorzigtkunde gere gelenbsp;derzelver Voorfchriften door den bercc®'nbsp;den Campani, zeer handig en in ’cnbsp;ten vollen ervaren Konftwerker tenbsp;op de regelraaatigfte wys en zeer gelukkionbsp;uitgevoerd.
Verreky- De Verrekyker van Galileus, dis ker van zelfde is als dien men den HollatidJ'cbi’’nbsp;^E^üV “oemt, uitgezonderd dat alles in een beterenbsp;Evenredigheid üaat tot raalkanderen, Bnbsp;mengelteld uit twee Glazen, van welke hetnbsp;een, dat Verhevenrondis, dennaarn draagtnbsp;ObjeStif. van Foorwerpgias, om dat het geplaa'.it isnbsp;aan dat eind van de Buis, ’t welk men raatnbsp;’t Voorwerp toe keert. Het ander,nbsp;Oculairs. Holrond is, wordt Oogglas genoemd, erfnbsp;dat het aan het ander eind vandeBuis llsaCj
-ocr page 373-de Aanfchouwer het Ccg aan hoedt XVII.
Men ziet in F'mmr n , voor zoo veel ;¦ '•
rh nbsp;nbsp;nbsp;. . 4* Ar-
zulks in een Afbeelding van weinig d ej; e.
^‘tgeftrektheid vercoonen kan, welke het
^fiioop der Scraalen zy in dit Werktuig, enVIï.
vvelk eene wys het de Beeltenis van hec^*^-
Voorwerp vergroote.
‘ Weiklns.
Men verbeeldezig ten dien einde, dat het.
''oorwerp AB gelegen zy op zulken verren ^fftand, datdeScraalbondels, die uit iedernbsp;vandeszelfs Oppervlakte op het Voorwerp
{*) Die Holronde Oogglas wordt , in deezen Ver-^'kyker , geplaatft mffehen het Voorwerpglas en des-^e'fs Brandtpunt J en wel op dien Aflland dat het Standpunt van het Oogglas met dat van het Voor-quot;''tpglas , buiten den Kykcr , in een en ’t zelfdenbsp;^Unt zamenloope. Dus worden de Straalen vannbsp;*lt;lder Licbtltcgel van Naderende , gelyk ze op hetnbsp;^“oglas komen, veranderd in Evenwydige, in welken ftaat zy in ’t Oog vallen, Voor een Byziendennbsp;derhalven het Oogglas een weinig ingcfchoovennbsp;•Boeten worden , op dat die Snaaien in plaats vannbsp;Evenwydig , die in zulk een Oog reeds zig vet-*^^01200 zouden eer ze aan ’t Netvlies kwamen, eennbsp;Weinig Wyderende wierden.
Soa nbsp;nbsp;nbsp;ZlEN x)o OR Kon sT
XVII. werp Glas vallen als AC, BC, uic L E^S. draaien bedaan, die niec, gelyk bier ionbsp;DEEL. Figuur verbeeld wordt, merkelyk
ren loopen , maar die byna Evenwyi^’S Cylindri- zyn aan malkanderen. Deeze Rolronde onbsp;ques. byna Rolronde Scraalbondels neenaen,
wyl ze door ’t Verhevenronde VoorwerP' glas heen loopen, de Gedaante aan vannbsp;gels, die met hun Toppunten de otr.gek^^^''nbsp;de Beeltenis van het Voorwerp vormennbsp;den in ab, indien ’er het Oogglas Dnbsp;tuffchen beiden was geplaatft, het welk gt;nbsp;dewyl het Holrond is, de Straalen van iedefnbsp;van die Lichckegels, in fteé van Naderend^nbsp;gelyk ze waren, Evenwydig doet wordeo-Ieder derhalven van deeze Lichcbondch ^nbsp;Straalpenfeelen, dus even als of ze vance’*^nbsp;zeer vcrafgelen Voorwerp kwamen opnbsp;Kriftallyn van het Oog E vallende,
' ’er flegtszoo veel Breeking in als nocdig om hen, elk afzonderlyk, in een puntnbsp;den Bodem van ’t Zintuig FG te doen za*nbsp;men loopen. Op die wys tekent zig daalnbsp;een duidelyke en onderfcheiden
van
-ocr page 375-8oi
Van ’t Voorwerp, dog in Omgekeerden ” XVir. Stand, gelyk ze ook geweeft zou zyn, ^nbsp;tten ’c Voorwerp gezien had met hec bloote deel.nbsp;Oog. Om die reden vertoonen zigde Voorwerpen door deezen Verrekyker Regc ennbsp;200als ze Natuurlyk zyn, dog teffcns zietnbsp;R»en ze onder een groocer Gezigthoek, ’tnbsp;Welk hun fchynbaare grootte doet toenee-•Ren C*)-
ken.
Dewyl deeze Verrekyker flegts van een Gebrc. bepaalde langte en niet dan vry kort kan'
Zyn (t)gt; kan hy ook niet zeer fterk Ver-grooten, Hy heeft daarenboven ook weinig
(*) Ds Vergrooting , door zulk een Verrekyker ,
'’iiicit men volgens deezen Regel. De fchynbare grootte vsn ’t Voorwerp gt; door den Kyker gezien ,
Haat tot deszelfs fchynbaare Grootte op het bloote Oog , als de Brandpunts Afftand van het Voorwerp,nbsp;glas tot den Brandspunts Afftand van het Oogglasnbsp;Indien dcrh.alvcn bet Brandpunt van Voorwerpglasnbsp;'O maal burger was , dan dat van ’t Oogglas , zounbsp;tie Kyker de Voorwerpen zo maal groorer vertoonen.
(f) Dc grootfte Verrckykers van deeze zoort zyn “haar ij of i8 Duimen lang. N,
V5
-ocr page 376-XVII, Veld; dat is te zeggen, dat bet Oogj * ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;welk’er door ziet, maar weinige Voorwer*
DEEL. pen te gelyk en met den zelfdenopflag
’t Gezigc kan afzien. Want dewyl de Lichtbondels , als ze uit het Oogglas komen , van elkanderen af en Wyderende loo*nbsp;pen, kan de Oogappel zulken, die van denbsp;Uiterlle Einden van een groot Voorwerpnbsp;affchieten , niet teffens bevatten en vangen
Veireky- In de Doorzigtkunde van Kepler, die
KepleT. jo’tjaar i6ir. in’t licht kwam, vindt men
de
{*) En derhalven moet het Oog zeer na tegen het Oogglas aan gehouden worden , om zoo veel®nbsp;van die Lichtbondels als maar eenlgzins mogelyl^nbsp;is , te vangen. Dog dewyl de opening vannbsp;Oogappel maar een bepaalde en geringe wy‘1'^®nbsp;heeft, en de veranderingen , die 'et in gemaakt kunnen worden , van niet veel belang lyn, kunnen Wfnbsp;'er maar een klein getal van die Wyderende Lichtbon'nbsp;dels teffens in vergaderen. Het Veld, dat wy zien»nbsp;kan bygevolg niet groot zyn i en om dat het OoggH’nbsp;gefchikt moet zyn naar onze Oogappel , en derhalvennbsp;vry klein , kan de Verrekyket zelve ook niet zeer hoinbsp;vallen.
-ocr page 377-803
Verrekyicer.
lt;ie befchryving van een Verrekyker, dienXVn. *nen toen den naam gaf van den Starrekon-
^ nbsp;nbsp;nbsp;A. .F*
lieiiaars Verrekykers, omdat hy merkelyknEEL. ^etcr gefchikc en van grooter dicnO: was dan Aflrona-
voorgaande, om ’er den Hemel en Starren lïieê waar te teneemen. Hy is uit twee Ver-bevenronde Glazen zaïnengefteld, die aannbsp;de twee Uiteinden van een Buis geplaatfl:
^yn op zulkeen wys, dat hun beider Brand-punten zig elkanderen werpen, en op eene en dezelfde plaats zatnen loopen. Denbsp;ganfcbe Langte derhalven van dit WcrKtuignbsp;hangt van die twee Brandpunten af en is aannbsp;beider Langte CF, DF, zamen genomen,nbsp;êe.yk,
De Lichtbondels AC, BC, die men hier ^Ver-wederomveronderftellenmoec van een zeer king. Ver afgelegen Voorwerp te komen, en by-gevoig uit Straalen, die byna Evenwydignbsp;loopen, zyn zamengefleld, veranderen zig,nbsp;terwyl ze door het Voorwerpglas C heennbsp;fchieten, in zoo veele Kegels, wier Toppunten alle met malkanderen de Beeltenisnbsp;Van’t Voorwerp op den Afiland vanF, daar
het
8o4 Zien door Konst.
XVlt. het Brandpunt van dat Glas is, af tekenen.
4 Af' nbsp;nbsp;nbsp;Straalen v/orden daar op, na eikan
riEEL. deren gekruifl te hebben, Wyderende. -in dien ftaat va-llen ze op een Verhevenrondnbsp;Glas D, dat zyn Brandpunt heeft op dennbsp;Afftand van F, daar hun Wydering begint'nbsp;Die doet hen, door zyn Breeking, Even*nbsp;wydig worden, op den zelvcn tyd dat denbsp;Ljchcbondels zelve, waar ia die Straalen be*nbsp;vat zyn, neigen om zig te vereenigen ennbsp;zamen te loopen in het Oog, dat in E g*'nbsp;plaatfc is.
Vertoont Het Voorwerp vertoont zigderhalvenoo'
deVoor-jer (jgjj Gezigthoek GEH, die merkelyk werpennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^/v
Omgs- grooter is, dan de Hoek AEB zou geweei'' keerd, ^yn, waaronder men ’t gezien zou hebbennbsp;Glazen, met het bloote Oog. De Beeltenis, di^nbsp;op den Bodem van’t Oog gevormd wordt»nbsp;ftaat Regt; dewyl het eigenlyk niet hetnbsp;Voorwerp zelf, maar de Omgekeerde Beel'nbsp;tenis in F is, die men ziet; en bygevolgnbsp;moet het waare Voorwerp AB ons in om*nbsp;gekeerden Stand en ’t onderft boven fchynbsp;nen te fcaan.
Dit
-ocr page 379-V E a R E K Y K E R. ;8oy
Oit laatfte U twerkzel is een Ongemak , XVli. '^atmen ligteiyk over ’c hoofd ziec, als^
•hen, gelykin Sierrekundige Waarneemin-DEEL.
, flegts Lighaamen rebefchouwen heeft. Met vier ^ieRond zyn, en men het Werktuignbsp;fielder, als maar eenigzins mogelykis, laa-wil: ma ar om’er, opdiewys, naar ietsnbsp;te zien dat hier op de Aarde is, valt tenbsp;Giftig en onaangenaam; men ziet de Voorwierpen liefil in hun natuurlyken ftand. Ditnbsp;Genoegen kan men zig ook ligteiyk bezor- VU-
Flit I
êen, door by het Oogglas D nog twee an-^ere Verhevenronde Oogglazen K en L te ioegen. Want indien men flegt het beloopnbsp;^er Lynen in Figuur 15. nagaat, zal mennbsp;gemakkelyk kunnen begrypen, dat zoo men,nbsp;in fteê van het Oog in E te plaatzen om denbsp;Gondels van Evenwydige Straalen, die zignbsp;daar vergaderen , te vangen, die Bondels iie-ier door elkanderen kruiflen Iaat, en zoonbsp;Vervolgens op een tweede Oogglas K on-derfchcpt, derzelver Straalen vanEvenwy-dig, gelyk zowaren, raaderende zullen gemaakt
-ocr page 380-8o5
Zien door Konst.
XVII. maakt worden, op een Tweede Beelteni-
Af^' nbsp;nbsp;nbsp;ƒgt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftrydigeg*^
deel. fiake met die van de Eerfle, welke ze F vormden. Indien men nu die St.ma!-^nbsp;daar na nog eens door een ander Oo2g!^®nbsp;L K'xapen laat, zal di: Glas, daar ze van
den .^ffeand ƒ, alwaar deszelfs Brandput^ is, Wyderende op vallen, hen de zelfd^^nbsp;Evenwydigheit, die ze hadden, eer ze i'’nbsp;Glas K kwamen, wederom doen aanneC'nbsp;men; en de Lichtbondels , door bun gevormd , die van ter wederzyde naar hetnbsp;Oog, in M geplaatft, fchieten om ’er zignbsp;te vereenigen, zyn van den zelfden aart ennbsp;beloop, ais ze uit den Sterrekonftenaars Ky'nbsp;ker komende in E waren. Maar devvyl hetnbsp;hier eigentlyk de Tweede Beeltenis aflgt; '*»nbsp;welke men ziet, en die Beeltenis in eennbsp;regt ftrydigen Stand ftaat met dien van denbsp;Eerfce bF a, of liever in den zelfden Standnbsp;als het waare Voorwerp zelf, moet zignbsp;Beeltenis aan ons ook eveneens en in denbsp;zelfde geftalte vertoonen, als wy het Voorwerp
-ocr page 381-807
Verrekyker.
'verp zelf zouden zien met het bloote^jvii.
Oog(*). nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;LE^S.
In deeze Verrekykers, zoodie van Twee, j, e el. 'ils die van Vier Glazen, hanet de Grootte ^ .nbsp;''an’tVeld, dat men ziet, af van de Breed-veld ennbsp;te van ’t Oogglas. Want dewyl de Licht-ftraalen, die van de wederzyds tegen éénnbsp;tgt;verfl;aande Uiteinden van het Voorwerp af-kotnen , ei kanderen in ’t Voorwerpglas
krius-
(*) In deezen Verrekyker met vier Glazen , moei ten de Oogglazen op dien Afftand onderling vannbsp;elkandcren geplaatft worden , dat hun Erandpuntetinbsp;Overal werderzyds in een vallen : dar het Brandpuntnbsp;Van het Glas K valle In E daar ook het Brandpuntnbsp;Van ’i Glas D is ; en dat het Brandpunt van 't Glasnbsp;L vallen in f, daar ook het Brandpunt van 't Glas Knbsp;is.
Maar voor Byzienden moeten de drie Oogglazen , of, naar het Maakzel is van den Verrekyker , hetnbsp;Oogglas L wat ingefchoovcn worden , op dat de Beeltenis ba of ab een we/nig binnen 't Brandpunt F vannbsp;t Glas D , of binnen ’t ’Brandpunt/ van’t Glas L vallenbsp;On de Straalen dcrhalven na de Breeking in die Glazennbsp;Biet Evenwydig, gelyk plaats heeft als de Beeltenis innbsp;het Brandpunt zelf ftaat, maar een wynig WyderenJ*nbsp;loopen.
-ocr page 382-8o8
XVII. kruifitin ,begrypc men ligtelyk, dat het Oog*
4 AF-BEE L.
van Omtrek, een grooter getal van die Snaaien , die na hun kruiffen zig hoe langer boe meer van elkander verwyderen, vangen zal.nbsp;Egcer laat men de Oogglazen niet de gan-fche breedte, die ze wel zouden kunnen hebben, behouden, om dat het Licht, dat ’ernbsp;wat te n.aby den Rand doorloopt, daar eenenbsp;Breeking lydt, die zoo Regelmaadg nietnbsp;is, a's die, welke nader naar het midden vannbsp;’t Glas gefchiedt (*). Om de Maate , in
wel-
(*) Om de ïelfde Reden , en tot weering vin alle zylingfche en tc fchuins vallende Straalen a dinnbsp;de Beeltenis min duidelyk zouden maaken , dektnbsp;men ook het Voorwerpglas voor een groot gedeelte en laat alleen het midden open. Tot dat iclfd®nbsp;einde zet men ook op die Plaatfen , daar de Beel'nbsp;tenlflen in den Kyker gevormd worden , Rondjesnbsp;met een Gat in c midden , die de Buis vetnaauwennbsp;en alle noodeiooze en onregelmaatlge Straalen, zoonbsp;veel moogelyk Is , ouderfcheppen ; gelyk men dusnbsp;ook wel de Buizen van binnen zwart maakt , opnbsp;dat ’er de zylingfche en te fchulnfe Straalen In fraaorcanbsp;zouden.
-ocr page 383-VERREKYfcER.;
^elke deeze Verrekykers de Voorwerpen ^ergrooten, te berekenen, kan men dit totAf-quot;nbsp;algemeencn Regelneemen ; De/cZiyw-DEEL.nbsp;^üare Grootte van een Voorwerp, door dennbsp;quot;^ekskeop gezien, flaat tot deszei fs fclgt;ynbaa-Grootte op bet hloote Oog, ais den Afjlandnbsp;CP, Brandpunts Langte van ’t Voorwerptnbsp;^las, fiaat tot den Affland, DF, Brandpuntsnbsp;tangte van ’t Oogglas. Indien, derhalven,
^fit Brandpunt van het Voorwerpglas dertig hiaal verder af is dan het Brandpunt vanhecnbsp;C^ogglas, zal de Middellyn van het Voor*
quot;^erp, door den Verrekyker gezien, zig 'dertigmaal grooter vercoonen, dan het zignbsp;dsat zien met het bloote Oog.
De Straalbreekende Verrekykers, of, (ge- Gebre-dyk men ze ook wel in tegenftelling van Spiegelkykers noemt,) deGlaskykers,moe*rekykers.nbsp;ten, omflerkte vergrooten, zeer lang zyn,nbsp;t welk hen belemmerend maakt en moeie-dyk om te behandelen. Daarenboven heb-d^en ze ook nog een ander gebrek; naame-dyk, dat de Beelteniflen, als ze tot zekc-^¦en aanmerkelyken trap van Grootte ge-V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brage
-ocr page 384-8io Zien door Konst.
XVIl.' bragt worden, niet helder genoeg zyn, eti 4quot; Af^quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoeg getekend. Deeze laatfte
DEEL. onvolmaaktheid fchreef men in ’t eerft a^n Oirzaaken toe, die ’er verre het niinfiedeclnbsp;in hadden (*), en de middelen, die men
{*) Zie v/at ik over dit Stuk gezegd heb in begin van het Eerfte Lid der voorgaande Derde Af*nbsp;deeüng, bladz. 325. Zie ook VOpti^ne de NEnbsp;TON, Liv. I. Part. I. Prop. 7, diar hy aantoont inbsp;dat de Dwaaling , die uit de Klootfche Ro.ndheidnbsp;Jeen van de Glazen van een Verrefcyker ontfiaat,
. nbsp;nbsp;nbsp;eenige hsnderd maaien kleiner is , dan die , well^*
voottfpruit uit een andere Ooirzaak, die Jiy daȕ noemt , en tegen welke men geen middel weet. N.
De Oirzaak, die hier bedoeld wordt, is de ven' fchillende Breekbaarheid der Licbtftraalen ,nbsp;door NEWTON uitgevonden , waar door ze ni^'nbsp;in een enkel Brandpunt , maar in vericheiden ng'nbsp;ter elkanderen vallende Punten ^-zamenloopen. m**nbsp;Vetfehil is zelfs zoo aanraerkelyk, dat, indien mt»nbsp;den ganfehen Brandpunts-Afttand van een Gla» vct'nbsp;deelt in 28 gelyke deelen , de minft breekbaaf®nbsp;Straalen , de Roode , vallen zullen op het endnbsp;het agt-en-twintigiie , en de breekbaarfle , ofnbsp;lette , op bet end van het zeven-en-twintigflc g®'nbsp;deeltc , en desze verfcheiden Brandputten , derbal'
ven lt;
-ocr page 385-8ii
toeftond dat men gebruiken moeftom zulks^^-^^g-Voor te komen, zouden van geen geIukki-4, gen uicflag ge weeft zyn, noch het gebrek®®®^'nbsp;Veel verholpen hebben, fchoon ’c al eensnbsp;öiogelyk geweeft was, dat men ze ten uit*
Voer bragt (f).
Dee-
''eti, in de langte met melkanderen _* gedeelte zul* leti uitmaaken van den ganfchen Brandpunts-Af-ftand van 't Glas. Die Straalen vormen daarom ooknbsp;Op iets , dat men ’er vlak tegenhoudt , geen enkelnbsp;Punt , maar een verlicht Rondje , dat op zyn aller-kleinft genomen j gedeelte van de ganfche Opening van 't Glas bedtaagt. Dit heeft plaats in getallen wanneer de Invallende Straalen gt; om dennbsp;ïeer verren afftand van ’t Voorwerp gt; als evenwy*nbsp;genoegzaam evenwydig aangemerkt mogennbsp;ttorden j als 't Voorwerp nader by was , zou ’t ver*nbsp;fchy, nog giooter zyn. Beeze Ovizaak is deihalvennbsp;Van merkelyk meer belang , dan de Afwykingj dienbsp;bit de verhevenronde Vorm van ’t Glas geborennbsp;iVordt , dewyl die zomtyds , gelyk de Heer NEWTON in zeker Geval uitrekent , tot deeze laatll»
^ïat als S tot 1103. NEWTON Optigae, L. la Part. I. Sept’èmt ér haittême Propofitim, Zie ook bo*
Ven bladz. ySz, en volgende.
8i2
Zién door Konst
XViL Deeze Bedenkingen gaven aanleiding fot 4^ A F^' nieuwe Uitvinding, en deeden de gS'nbsp;VEEL. dagte invallen, om tot het vormen van denbsp;Uitvin-Beekeniflen der Voorwerpen Spiegels te ge*nbsp;||g”sp|^g^quot;bruiken, in plaats van Glazen. DitiVliddelnbsp;gelky fcheen beter te zullen moeten flaagen, om
die reden, dat deLichtftraalen,van welk^ zoort, ’rzjrrnin, 't zy meer breekbaar, zynbsp;ook wezen mogen , altyd nogthans dennbsp;Hoek van Weerkaatzing aan dien van hunnbsp;Invalling gelyk maaken. Daarenboven waSnbsp;^er nog een ander voordeeF, dat niet mindefnbsp;gunftig fcheen, en inderdaad van zeer veel
be*
ker , in plaais van een Stuk vaa een Ronde te zyn , de vorm had van ’t beloop van eennbsp;rond {JEliïpfi ) , of van een Wajfendc ^egelfncênbsp;hole) , gelyk men gevonden had dat hec zyn moeft 'nbsp;zou hec noodzaakelyk zeer dik moeten vallen »nbsp;bygevolg te veel Lichts onderfcheppen,
boven zou hec ook alleen maar die Scraalen *
evenwydig vielen met zyn As » wel doen zamen loopen 5 maar de Scraalen , die van de Zydennbsp;een Voorwerp kwamen gt; zouden zig mindernbsp;komen vereenigen , dan door een Glasfehyfnbsp;Klootronde kromte gefchiedt. N.
-ocr page 387-813
^slangis, optewagcen: naaraelylCjdatdee» XVIL
nieuwe Werktuigen, om even fterk als^ ES. 'ie Glaskykers te vergrooten, op verre nap ^ l.nbsp;de zelfde langte niet behoefden te hebben,
Jacob Gregory, mq Aberdeen, bragc den eerften weerkaatzenden of Spiegelky-ker tevoorfchyninhetjaar 1663, en, weinige Jaaren daar na, deed Newton’er eeanbsp;toeftellen van een verfchillend maakzel ,
'viens Befchryvinginde Pbilofop. Transact.
Num. 80 te vinden is, en in zyn Optiqiie, op het Iaat ft van het eerfte gedeelte van hetnbsp;eerfte Boek.
Hoewel de Teleskoop van Newton door
niet dan na dien van Gregory in de®quot;®'’'’* tiTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;KY en
Waereld gekomen is en bekend geworden,NEw-blykc het egter, dat deeze laatfte niet ''roeg in gebruik geraakt is; ’t zy dat denbsp;Uitvoering door deeze of geene beletzelennbsp;en toevallen vertraagd zy geworden, ’c zynbsp;dat men hem min volmaakt en zoo goednbsp;niet als den anderen oordeelde. Het liepnbsp;genoegzaam tot omtrent het Jaar 1726nbsp;aan, datdeKonftwerkers, nadatdeHeernbsp;X 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Had-
-ocr page 388-8i4
Zien door Komst.
XVII. Hadley hetn verbeterd en tot volkomeo' 4. Af^' g^litagc had, hem te Londen begonnennbsp;DEEL. te verkoopen, en ’er Aftrek in te krygen»nbsp;Teles- De Teieskoop van Newton beftaat uitnbsp;^g°^/^”een ruime Koker of Buis DDDD, op wiensnbsp;TON. bodem een Holronde Metaalen Spiegel GHnbsp;-Waas is vaftgemaakt, die zyn Brandtpunt voot-Fig. 4. waarrs uic werpt naar het voorfte end vannbsp;de Buis, dat open blyft. TufTchen deezennbsp;hollen Spiegelen deszelfs Brandpunt is eennbsp;ander Metaalen Spiegel IK geplaatft, di^nbsp;plat is, raerkelyk veel kleiner dan de andere , Langrond van vorm, met een Hoek vannbsp;45 Graaden op de AsderBuis fchuins ftaan*nbsp;de, enonderfteunddoor een Steel of Arm»nbsp;met welken by voor- en agterwaarts, volgens de langce van de Buis, zig beweegennbsp;kan en verfchooven worden. Vlak tegenover deezen kleinen Spiegel is, in de zydenbsp;van de Buis, een rond Gat, daar een andernbsp;klein Buisje LL, dat met een of meer ver-hevenronde Glaazen voorzien is, wordt in-geiloken, De plaats van ’t Oog is in O gt;nbsp;daar een zeer kleine opening is, ophetmeeft
van
-ocr page 389-V » R R E R y K E R. 315
van een twaalfde gedeelte van een Duim XVii. middellyns. Zie hier het beloop, ’t welk^^ ^nbsp;de Lichcftraalen hebben in dit Werktuig, deel.
Men verbeelde zig, dat AG, BH, twee Loop der Bondels zyn van evenwydige cf tennbsp;ften zeer weinig wyderende Straalen, dienbsp;Van de twee tegen elkander over ftaande Uiteinden van eenig Voorwerp, als AB, datnbsp;zeer ver afgelegen is, af komen, en die ,nbsp;eer ze in den Teleeskoop kwamen, reeds cl-kanderen gekruid hebben, zoo dat AG vannbsp;het bovenfte, en BH van hec benedenftenbsp;gedeelte of üitend van dat Voorwerp komt.
Zoo dra nu deeze Lichtbondels op de gedeelten G en H van den Holronden Spiegel vallen, worden de Straalen, waar uit ze za-mengefteld zyn, van eveowydig of bynanbsp;evenwydig, naderende en gefchikt om innbsp;bet Brandpunt F van den Spiegel zamen tenbsp;loopen: gelyk voorheen , toen wy van denbsp;Spiegelkunde fpraken , breeder is aangetoond. In dat Brandpunt F nu zou ’er eenenbsp;omgekeerde Beeltenis ab van het Voorwerpnbsp;gevormd worden, indien de kleine Spiegelnbsp;X 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IK
8i6
Zien door KoNst.
XVII. IK niet tuffchen beiden fcond, deeae ^ \f'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bun loop ftuic, en
DEEL. naar hec Gat ter zyden in de Buis LLgt; ^ welk oirzaak is, dat die Beeltenis flö» zoD'nbsp;der eenige de minfte verandering meer,) de*nbsp;wyl de kleine Spiegel plat is, ) verplaat^nbsp;wordt naar cd,
Wer. nbsp;nbsp;nbsp;deeze plaats, daar de Beeltenis gS'
king. vormd wordt, af, beginnen de Straalen vao ieder Lichtbondel weer te wyderen: dog dsnbsp;verhevenrondeGlasfchyf LL, daar ze vervolgens op vallen, en die haar Brandpundcnbsp;op den Afftand cd heeft, maakt ze wederomnbsp;evenwydig; en de Rolronde Bondels, dienbsp;ze nu vormen, loopen, al naderende, naarnbsp;het Oog toe, dat de Beeltenis van het Voorwerp ziet onder den Gezighoek LOL, ennbsp;bygevolg merkelyk grooter dan met hetnbsp;bloote Oog: maar teffens in een omgekeer-den ftand. Men kan het Voorwerp egternbsp;weer regt en in zyn natuurlyke geftaltenbsp;plaatzen, wanneer men, gelyk in de Straal-breekende Verrekykers met vier Glazen »nbsp;^aar we ftraks van fpraken, in de kleine
V errekyker. 817
Buis drie verhevenronde Glasfchyven zee, XVfi. in plaats van een.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ S.
Op dat men in dit BuisjeLL Glazen van'^'g^^' Verfchillende Brandpunten zou kunnen gebruiken , is dat Buisje en de kleine Spiegelnbsp;met den Arm, die hem draagt, op die wy.nbsp;^egefteld, dat ze beiden tezamen, volgensnbsp;lt;le langte van den Verrekyker, voor- enag-terwaarts kunnen verfchooven worden.Doornbsp;dit middel, naamelyk, wordt de Beeltenisnbsp;cd of nader by het Glas LL gebragt, of 'ernbsp;Verder van verwyderd. En dewyl men ,
Volgens deezen Toertei van het Werktuig, genoodzaakt is niet regtftreeks naar hetnbsp;Voorwerp maar vlak van ter zyde’ernaarnbsp;te zien, voegt men ’er doorgaans, om denbsp;Voorwerpen beter en met minder moeitenbsp;te vinden en den Teleskoop ’er op te zetten, een Glaskyker of zoogenoemd Zor-hertje met twee Glazen by, wiens As E-Venwydig loopt met die van den Teleskoop.nbsp;Hetganfche Geftel rua op een Voet, diennbsp;men laager kan laaten zakken of hoogernbsp;Ppzetten naar welgevallen; en het Lighaaranbsp;X 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zelf
-ocr page 392-XVir. zelfvan ’t Werktuig of de Koker, draagt 4 Af^* °P Spillen, omtrent in ’t midden vannbsp;DEEL, zya Langte ’er aan vaft geklonken ,
waarop het draaien kan, om het zoo hoog of zoo laag te ftellen als men wiLnbsp;ziet een Afoeeldiog van een dergelyk zoortnbsp;van Toerufting in Figuur ly. (•).
(*) Voor de Naderbyzynde Voorwerpen , wyl de Holronde Spiegel om de fterke Wy‘^'nbsp;ring der Invallende Straalen de Beeltenis dan vf'nbsp;der werpt , moet het Buisje en Platte Spicg^'^J*nbsp;van den Spiegel GH afgefchoovea worden , o?nbsp;dat de Beeltenis cd , na de Afkaatzing op ’nbsp;weder in ’t Brandpunt van het Glas L L yalle. B?'nbsp;liende Menfchen moeten het Buisje wat nadefnbsp;Schuiven naai: den Spiegel GH , om de Beeltco‘*nbsp;ed een weinig binnen het Brandtpiint van ’t Gis®nbsp;LL te doen vallen , cn daar door de Straalen’nbsp;niet Evenwydig gelyk hier , maar een we‘B‘^nbsp;Wyderende in het Oog by O te laaten loopeO'nbsp;In ’c berekenen van de Vergtooting door den Xc’V'nbsp;tomaanfehea Teleskoop volgt men deezen Regel'nbsp;De Schynhaare Grootte van 'r Voorwerp , door den quot;TeleVnbsp;Hop gcT-Un , Paat tot dejfelfs Schynhaare Grootte in helnbsp;Hotte Oog , 'ah de 'Braadpantsafpaad van den HoUeHnbsp;Spiegel GH , tot den quot;Braniipuntsaffiaad van het Verhei,nbsp;venrond Glas L D,
-ocr page 393-Sig
VErrekyker.
De Gregoriaanfche Teleskoop, van dat Xvir.
*ïiaakzel als by thans is, beftaatook uiteen^
ïvyde Buis DDDD, op wier bodem eenoEEi,.
Holronde Metaalen Spiegel GH, die met
een rond Gat in’t midden doorboort is, vaft aanfche
ftaat. Naar’t ander of Voor end van de ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kotp.
®uis, dat open blyft, is een tweede kleiner piaat.
Metaalen Spiegeltje IK, holler van beloop
dan de eerfce, enwelke Middellyn een wei-
Dig grooter is dan die van bet Gat, dat in’t
tnidden is van den grooten Spiegel. Oy
Wordt van een Steel of Arm, die aan tie
Buis vaft is, gedragen, en kan met den-
zelven voor en agterwarts in een Sleuf,
tea dien einde in de Buis gemaakt, naarwel-
gevallen verfchoven worden. Het Gat in
den grooten Spiegel loopt uit in een klein
Buisje, dat voorzien is met een Glas, plat
aan de eene en verhevenrond aan de andere
zyde, alsL/, en met nog een tweede, of
van een zoogenoemde Meniskus en half’
maanswyze Vorm, ofvan weerzyden Ver*
hevenrond, gelyk Mm: de Opening ein*
de-
820
Zien door Konst.
Licht-ftraalen en Werking.
XVII. delyk, daar men 't Oog voor houdt inOgt; LES. jg ggji 2eer klein rond Gaatje.nbsp;deel. Om de wyze , waarop de BeelceniffeOnbsp;Loop dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lichtftraaien in dit Werktuig g®'
vormd worden , wel te begrypen , vaoc^ men zig wederom verbeelden, gelyknbsp;deeden by den Newtoniaanfcben Teleskoop»nbsp;dat AG, BH, Bondels zyn van Straalen gt;nbsp;die van beide tegenoverllaande Uiteindennbsp;van eeuig zeer ver afgeleegen Voorwerp »nbsp;AB, afkomen, en elkanderen reeds ge'nbsp;kruid hebben eerze nog kwamen in deonbsp;Teleskoop. De Evenwydige of genoeg'nbsp;zaam Evenwydige Straalen, waar uit iedetnbsp;van die Lichtbondels is zamengefteld, doofnbsp;den Holronden Spiegel GH te rug ge*nbsp;kaatfl, worden Naderende en vormen opnbsp;den Afltand van ab, daar het Brandtpunt defnbsp;Evenwydige Straalen van dien Spiegel is gt;nbsp;een nette en duidelyke Beeltenis vannbsp;Voorwerp , dog omgekeerd. Vervolgensnbsp;beginnenze , elkander daar gekruid hebbende, Wyderende te worden, en loopeO
831
Verrekyker,
gt;n dien Staat tot aan het kleine Spiegeltje XVit.
dat, zyn Brandpunt een weinig verder^^
'’an den grooten Spiegel af en meer voor-^gEL, 'maarts hebbende dan den Afftand ab, daarnbsp;«ie Sraalen beginnen te Wyderen, dezel-ve na de Weerkaatsing een weinig Naderende maakt; zoo dat zy, indienze in het kleide Buisje niets ontmoetten dat hen belettenbsp;en van Loopftreek deed veranderen, eenenbsp;Beeltenis zouden gaan vormen vry verrenbsp;agterLi: maar, om het Werktuig korter tsnbsp;doen worden , vangt men ze daar op eennbsp;half Plat , half Verhevenrond Glas, datnbsp;hun Nadering doet toeneemen, en hen za-ffienloopen op den afftand van cd, daar denbsp;Beeltenis gevormd wordt. Alsdan laat mennbsp;2e, na hunKruiffing weer Wyderende geworden , door een ander Glas Mm heen-fchieten , dat zyn Brandpunt op den Af-Band van cd heeft; waar door veroir-zaakc wordt, dat zy, als ze ’er uitkomeo,nbsp;Evenwydig loopen; en dat de Bondels ,nbsp;die hen bevatten, ter wederzyde hun Streeknbsp;neemen naar O, daar het Oog is, en het-
zei-
-ocr page 396-823
Zien door KonsT.
doen
XVII. zelve de Beeltenis van ’t Voorwerp Af^quot; onder den Gezigllioek nOp.
BEEL. Deeze Buis ruft opeen Knie, die op een Behan- Voetftuk draagt; door welk middel men denbsp;Buis op allerhande wyzen , werwaarts mennbsp;VIII. wil, beweegen kan. Om het Kleine Spie*nbsp;^^5- ^7’geltje nader by den Groeten of verder vannbsp;denzclven af te brengen, is ’er een KopS'nbsp;ren Roedje of Schroefpen, die in twee ofnbsp;drie Halsjes, van buiten op de Buis volgen*nbsp;haar Langte geklonken, draait, en waar vannbsp;het end, daar een Schroef op gefneeden i*nbsp;het uiterde vat van den Arm , die hetnbsp;kleine Spiegetje draagt. Aan haar andernbsp;end is dceze Schroefpen voorzien met eennbsp;Knoop of gekarteld Radje, daar men denbsp;hand aan houdt om ze naar deezen of gee*nbsp;nen Kant rond te draaien, tot dat men denbsp;Beeltenis van ’t Voorwerp wel onderfchei*nbsp;den en duidelyk getekend voor zig krygt»nbsp;Deeze Voor en Agterwaards beweegingvannbsp;het klein Spiegeltje is zeer noodzaakelyk.nbsp;Want als het Voorwerp, daar men naarnbsp;ziet, verder afgelegen is, Verwydert zig
813
de Beeltenis van de Oogglazen ; en als XVli. het nader by is, heeft juift het tegendeel ^ ^nbsp;plaats. Dewy 1 deeze Oogglazen, nu, io dee-p e e l.nbsp;^cnTeleskoop valt ftaan, en niet verfchoo-^'en kunnen worden , moet het kleine Spiegt;nbsp;hieltje Voorwaarts en Agterwaats kunnennbsp;'vyken , cm die Beeltenis altyd op dennbsp;Zelfden Afiland van die twee Oogglazennbsp;len doen vallen (*). Om de zelfde reden
moet
(¦*) Deeze Uitdrukkingen komen my hier ce»
quot;igiins duider voor. In de Strualbreekende Ver-rekykers heeft zrkerlyk de meerder of minder Afwyking der Beeltenis van de Oogglazen , naarnbsp;ttaate van, den' meerder of minder Afftand van 'cnbsp;Voorwerp plaats. Want indien het Voorwerp nader by is zullen de Straalcn , die uit ieder Stipnbsp;ran ’t zelve op bet Glas C vallen, {Tlaat Vil Fig.
13. ) Sterker Wyderen ; bygevolg na bun Ereeklng Winder fterk Naderen , hun Zaraenlooppunt verder hebben dan F , en de Beeltenis ha derhalvennbsp;nader hy het Oogglas O vormen. Dit is ook denbsp;reden waarom men tot minder afgelegen Voorwerpen , gelyk in ’c vervolg gezegd wordt , , denbsp;Oogglazen een weinig moet uithaaien , op dat denbsp;beeltenis h a weder in 't Brandpunt F van het Glasnbsp;^ , en ’er niet binnen , valle. Maar in een Cre-
-ocr page 398-moet men ook in de Straalbreekende Ver'
LES. rekykers het Buitje van de Oogglazen wat
4- nbsp;nbsp;nbsp;ver-
deel.
gmiaanfchcn Teleskoop van dit Malkiel wet twe® Oogglazen ; Flaat. VIII. Tig. li. ) moet zulksnbsp;de Beeltenis cd en het agterfte Oogglas Mnbsp;flaan worden. Want naar maate de Straalennbsp;Invallende Straalbondels AG , BH , om den tnie'nbsp;deren Afiland van ’t Voorwerp , fterkcr Wgderefl ’nbsp;zullenie na de Afkaatzing op den Spiegelnbsp;minder Naderen , de Beeltenis ha verder werpen gt;nbsp;en nader by het Brandpunt van den Spiegel iK»nbsp;door deezen bygevolg minder Naderende afg^nbsp;kaacft 1 in het Platverhevenrond Glas L / ook eennbsp;minder Herken Trap van Nadering ontfangen . ennbsp;derhalven hun Zamenlooppunten en de Beelie*nbsp;nis cd nader by her Oogglas Mm vormen.nbsp;dcezc reden moet men tot minder afgelegen Vont'nbsp;werpen het Spiegeltje IK een weinig Voorwaal'*nbsp;van den grooten Spiegel GH af verfchuiven ; nPnbsp;dat gt; de Omgekeerde Beeltenis ha weder op deOnbsp;juillen Afftand van dat Spiegeltje vallende , de Straa'nbsp;len hun genoegiaame maate van Nadering mog^quot;nbsp;hebben , om de andere Beeltenis cd net innbsp;Brandpunt van het Oogglas Mm te vormen.nbsp;Byzienden moeten het Spiegeltje een weinig Ag'nbsp;tetwaarts en nader by den Grooten brengen, oWnbsp;de Straalen een minderen Trap van Nadering
deed
-ocr page 399-825
Verder uithaaien, om naar Voorwerpen te Xvii. Zien, die ’c caaft by ons zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Deeze Gregoriaanfcbe Teleskoop ver-oEEL. toont ons de Voorwerpen in hun Regten Vergely-en Natuurlyken Stand, dewyl de ]aatfte^”’S^''30nbsp;Beeltenis cd^ die eigenlyk in het Oog valt, Telesio de zelfde geftalte ftaat als het Voorwerp *^°°pen.
AB
^fgt;en hebben gt; en daar door de Beeltenis cd bin-*ien het Brandpunt van 't Glas Mw doen valken, op dat ly niet Evenwydig maar een weinig Wyde-fende In het Oog by G xouden komen.
De Regel » om de Vergroocing door deezen Te» J«skoop te berekenen , is meer zamengefteld , ennbsp;daar door moeielyker. De Heer Smith raadt (blad*nbsp;^yde %5 in de Aanmerkingen S* 1 7») om de Mis-i^agen in *c juift Afmecten van de Afttanden dernbsp;blazen te ontgaan 9 die Vergrooting liever doornbsp;I^roefncemingen te bepaalen. Men kan» egrer » omnbsp;Cr een Denkbeeld van te hebben , van deezennbsp;Regel gebruik maaken. Be Schynbaare Greotte i/annbsp;Voorwerp 9 door een Teleskoop gezien , fiaat tot des*nbsp;^clfs Schynbaare Grootte op het bloote Oog 9 als het Vier*nbsp;bant van den ^Brandpunts jiffiand van den Grooteunbsp;spiegel ^ tot den 'Brandpunts Affiandvan den KSeïnen Spie»nbsp;t vermenigvuldigd met den Urandtpunts Affiand veennbsp;Oig^las,
82(5 Zien DOOR Konst;
XVII. AB zelf, Hy is een weinig minder Hel' LES. der dan die van Newton ^ om dat ’er Tweenbsp;DEiEL.^ Oogglazen in zyn , en het Licht ahy^nbsp;meerder Afbreuk leydtnaar maate het doofnbsp;een meerder Dikte heen moet ioopen.nbsp;de Langte van beide de Teleskoopen g®'nbsp;lyk gefield, Vergroot hyllerker, en zeernbsp;veelen kiezen hem tot het Gebruik bovennbsp;den anderen , om dat men het Oog, nie^nbsp;van ter zyde, maar gelykin deGiaskykersnbsp;aan ’t eind van de Buis houdt. In Figuur 17»nbsp;ziet men het Maakzel en den Toeflel af'nbsp;geheeld van dergelyk een Teleskoop, dienbsp;Vyftien Duimen lang is. Deeze zoort isnbsp;thans wel het meefl in Gebruik omnbsp;mêe naar Voorwerpen te zien , die op d®nbsp;Aarde zyn.
Enkele en Zamengestelde VesgrooT' GLAZEN EN MiKROSKOOPEN.
Nut der Vergrootglazen of Mikroskoopeti nopn^^ Ver men alle Werktuigen die ons de Voorwef'nbsp;doen onderfcheiden , die te klein zV’’nbsp;om met het Bloote Oog gezien te kunne”
vfor
-ocr page 401-82f
Mikroskoop.
Worden. Zyhelpen ons zien van Naby, xvii. gelyk de Verrekykers en Teleskoopen onsnbsp;in ftaac (tellen om van Verre te zien. Zoo^^^l.nbsp;gelukkig aisdecze de BeoefFeningder Scar-lekunde begunftigen , van zoo ongemeennbsp;en onwaardeerbaar een voordeel zyn die,nbsp;tot bevordering van de Natuurkunde, en denbsp;Kennis der Nacuurlyke Hidorie. Zondernbsp;hen waren wy van ontelbaare Ontdekkin*nbsp;gen, en een eindeloos getal van nutti-ge Kundigheden beroofd gebleeven, doornbsp;Welke de EoreUii'st Hook, Malpighi ^nbsp;Leeuwenhoek , Reaumur, en zoo veelnbsp;Andere Groote Mannen , die met behulp vnbsp;Van deezeNieuwe Zintuigingen tot in de Geheimen der Natuur doorzagen , zig benoemd gemaakt hebben.
De Vergrootglazen en Mikroskoopen zynp.^j^^l of Enkele of ZamengeJlelde.De Eerde bedaan Zamen-uit een klein Doorfchynönd Lighaam, vannbsp;een Klootronde of verhevenronde gedaan-grootgla-te; en doorgaaans is dat klein Ligbaamtje^*^'^’nbsp;gemaakt van Gias. De Andere zyn eennbsp;Verzameling vanverlcheidenGlazen, doornbsp;Y anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wiei*
-ocr page 402-8i8
Zien door Konst.
XVII, wier Koppeling, en juifte Schikking onder
^ nbsp;nbsp;nbsp;der Voorwerpen
S XE L.
fterk Vergroot, en op een gevoeglyke en geinakkelyke wys den Aanfchouwer ondernbsp;’t Oog gebragt worden.
Beider
Uitvin'
dirg.
Indien men alles wat de Schyrbaare Groot' te van de Lighaamen kan doen toeneeroen»nbsp;den naam vau een Mikroskoop wil geeven»nbsp;moet men de Uitvinding van hetnbsp;Mikroskoop tot dien Tyd brengen , toeOnbsp;men eerft de Eigenfchap en Werking va'’nbsp;Verhevenronde Glazen begon teleeren ken'nbsp;nen : in welken geval, men tot meer daonbsp;Vierhonderd Jaaren zou moeten opklimmen*
Maar dewyl men’er, ruim zoo veel om '¦ Oogmerk en ’t Gebruik dat men van dl®nbsp;zoortvan Glaazen maakte, alsomderzelvetnbsp;Vormen de Eigenfchap, die daaruit fproot*nbsp;deezen Naam aangegeeven heeft, dunkt mVnbsp;dat men billyk zeggen mag, dat dit Wet*^'nbsp;tuig, eigenlyk zoo genoemd, niet bekendnbsp;geweeH is voor ’t begin van de Voorgaand^nbsp;Eeuwi want men vindt, naar ’t mynbsp;fchynt, nergens eenige Waarneemioge”»
-ocr page 403-829
MiKK-OSKOOP,
iiiet het Mikroskoop gedaan» die niet zyn XViï, ''an laiteren Tyd (*}. Ten opzigt vannbsp;karnen geftelde Mikroskoopen, verzekert de deel.nbsp;Heer Huigms gehoord te hebben van Ooggetuigen , dat Drebbel, zyn Landsman, zul -ken te Londen vervaardigde in bet j aar 1621.nbsp;f'rontana, in een Werk, dat by in ’t Jaarnbsp;1645, in ’t Licht gaf, beweert dat hy dienbsp;zoort van Wertuige toegefteld had reedsnbsp;zedert het Jaar i6i3. Voor dien Tyd blykcnbsp;niet dat’er iemand geweeft is, die ze gemaakt heeft (t).
Het is een zekere en bekende Zaak, dat Een Cede Doorfchynende Verhevenronde Glaasjes, naar maate dat ze Kleiner zyn en Ronder letje, eeiinbsp;van Beloop, meer kragts hebben om de
Voor-zyn Mi-
kroskoo-
(*) FRANCISCUS STELLUTIgaf, In ’tjaar i6aj,pen.
Cene Befchryving in 'c licht vaa de Ligbaamsdeelen det Beven, die hy door middel van een Vergrootglas on-derzügt had.
(t) Zie Ilufgefïs Dhptrka pag. 170, en de Heer Smiths Gezt^tkunde , bladz. 77. in de Aanmerkingen ;nbsp;daar men het Verhaal vaa den Heer Huilens, noopensnbsp;Uitvinding der Mikroskoopen , vertaald vindt.
Y3
-ocr page 404-830
Zien door Konst.
XVII. Voorwerpen te vergrooten. Dit is dan ook 4 Af-*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarom een Bolletje Glas aan de
deel. Punt vaneen Naald in de Kaars ge
of een Druppel Water in een rond Gaatje, dat in een dun Blaadje Lood geflageo is, gevat, een vry goed Vergrootglas ofnbsp;Mikroskoop uitlevert. Men zal hier denbsp;Oorzaak ligtelyk van kunnen begrypeo gt;nbsp;als men nagaat wat ’er gebeurt, wanneernbsp;men een klein Ligliaam, dooreen Vergroo*nbsp;glas van een zoort, die grooter is, he*nbsp;fchouwt,entnenzal mogelyk met niet minder Verbaasheid zien,dat dit GlasbolU'tje,eonbsp;die Waterdruppel voor Mikroskoopen ftrek-ken, niet om dat zy de Beeltenis van hetnbsp;Voorwerp vergrooten, maar alleen om datnbsp;zy ze duidelyker maaken, en ze ons klaa*nbsp;rer doen zien: en dat het zelfde Voorwerpnbsp;door het zelfde rond Gaatje, ledig en opnbsp;deh zelfden Afftand gezien, zig even grootnbsp;vertoont, als.wanneer men’t door den Waterdruppel of door het Glasbolletje ziet.nbsp;Dooreen Verbeelden we ons, dat wy ’t Oog hoU-Gaaijenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zeer klein Gaat-
ziet men
-ocr page 405-S31
Mikroskoop.
je, dat in een Metaalen Plaatje DD geflo- Xvn. ken is, en ’er zoo na aan als ons moaielvk^ \
is; en wy door dat Gaatje zien naar cenDEEL. Voorwerp als AB, dat’er niet verre van af,^nbsp;agter (laat. Dan zullen wy dat Voorwerp werpnbsp;duidelyk en onderfcheiden zien, omnbsp;het Oüg, dewyl het Gaatje zeer klein is, Piaat IX.nbsp;van ieder zigtbaarftip van’t Voorwerp nietnbsp;meer dan flegcs eenen Enkelen en Ecnvou-digen Straal, om zoo tefpreeken, ontvangen kan, en niet, gelyk in ander Gevallen plaats heeft, eenBondel v^nVVyderen-de Sraalen, die een zekeren Trap van Breaking ondergaan moeten om zig juift op hetnbsp;Netvlies te vereenigen; en de Indruk, doornbsp;een Enkelen Eenvoudigen Straal veroir-zaakt, is altyd onderfcheiden en duidelyk.
De Schynbaare Grootte van ’t Voorwerp zal|ook merkelyk toegenomen zyn; wantnbsp;men zal het dan zien onder de Gezigthoeknbsp;ACB , die veel grooter is dan de Hoeknbsp;ECF, onder welken men veronderftelc datnbsp;men dat zelfde Voorwerp, met hecblootenbsp;Oog, ea zonder dat Doorgaacte Plaatjenbsp;Y 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dui-
-ocr page 406-832
Zien door Konst.
XVII. duidelykzou gezien hebben. Zoo dat, lO' ^ ^Atnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Afftand cuflchen het Voorwerp en
DEEL. het Oog, dat door het Gaatje ziet, honderdmaal kleiner ware, dan de Afhand op welken men dat zelfde Voorwerp plaatzcnnbsp;moeft om het met een vry en ombeletH'nbsp;merd Gezigc duidelyk en onderfcheidennbsp;te kunnen zien; bet Voorwerp zig Honderdmaal groocer vertoonen zou door begt;^nbsp;Gaatje, dan het op het bloote Oog on*
_ zou voorkomen, uog
door een Maar wat gebeurt ’er nu meer, als men
in plaats van dit kleine ledig Gaatje een groot-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o j
glaasje Verhevenrond Glaasje dd neemt, dat zyn
ïdderer nbsp;nbsp;nbsp;heeft op den Aflland van ab ,
even ver als AB is van 3D? De Enkele Straalen ac , be zullen op de zelfde wys, na door ’c Glaasje geloopen tenbsp;hebben , op het Oog in c vallen , ennbsp;de Gezigthoek zal altoos acb zya, datnbsp;is, men zal het Voorwerp van de zelfdenbsp;Grootte zien als men het zag door hetnbsp;Gaatje : maar zyn Beeltenis zal aan 'tnbsp;Oog, zonder nogthans zig onderfcheide-uer en deidelyker te tekenen , zig klaarer
S33
Mikroskoop.
^Qor de Enkele Straalen, ac, bc amp;c. al- ^
. nbsp;nbsp;nbsp;4* ^ '
''an ’t Voorwerp affchietende, zig in ’t Glaasje breeken, en ’erËvenwydig met denbsp;Andere ac, bc, aandezyde, daar ’c Oognbsp;'s, zullen uitkornen.
Deeze laat (te reden is de waare Oorzaak, Regel dat de Enkele Mikroskoopen beternbsp;'Werking doen, dan een klein ledig Gaatje,nbsp;daar men een Voorwerp door ziet; maarnbsp;^lun Vermogen om te Vergrooten ontftaatnbsp;^igenlyk alleen maar daar uit, dat men doornbsp;middel iets onderfcheidcn en duidelyknbsp;zien, op een zeer kleinen Afftandnbsp;''an ’t Oog. Om derhalven te weeten boenbsp;''eel maaien een Vergrootglaasje een Voorwerp vergroot, heeft men flegrs de Langtenbsp;of Afftand van deszelfs Brandpunt te ver-gelyken met den Afftand, op welken mennbsp;dat zelfde Voorwerp duidelyk methetbloo-te Oog kan zien. Indien deeze twee Afftan-den, by Voorbeeld, tot elkandcren (tondennbsp;Y 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als
-ocr page 408-834
XVII. als I Lyn, en 8 Duimen, zou men moe
BE iel. maaien Vergrootte, om dat een halve
een honderc twee-en-negencigfte gedeelte
is van agt Duimen (*). nbsp;nbsp;nbsp;^
De*
(*) Men heeft dcihalven deezen algemeen gel vau Vergrooting voor het Enkel MikroskovP'nbsp;De Schynbaar^ Grootte van een Voorwerpt door het ^nbsp;kroslmp gezien , Jlaat tot dejfelfs Schynhaare Grootte quot;fnbsp;het bloote Oog ¦, ats de gewoone Afjïand voaarop rnettnbsp;Voorverp met het Oog onderfcheiden zien kan , te*
* nbsp;nbsp;nbsp;*BrandtpHnts Afjiand van het Vergrootglaasje: dat is,
men den Merkpaal van het ondetfeheiden en delyk Gezigt van een klein Voorwerp op 8 0^*'nbsp;men rekent , als 8 Duim tot | Lyn; dethilveHnbsp;ipz tot I.
Alle deeze Berekeningen van Vergrooting , nbsp;nbsp;nbsp;8'
lyk ook de voorgaande van de Verrekykers en leskoopen , moeten alleen verllaan wordennbsp;de Vergrooting der Middellynen van de Voorwerpen. En dewyl de Oppervlakten der LigksVnbsp;men tot elkanderen liaan als de Vierkanten va*'nbsp;hun Middclynen , moet men om de Vergroof'Ofinbsp;van de ganfche Oppervlakte van een Lighaamnbsp;Wseten I desielfs Middelyns Vergrooting metnbsp;zelve Vermenigvuldigen. Dus zal , in dit Ceva' »
d«
-ocr page 409-85^:
Mikroskoop,
Dewvl het Enkel Mikroskoop dcrhalven XVli.
J nbsp;nbsp;nbsp;T P» o
de Voorwerpen alle'en om die reden ver-^*quot; nbsp;nbsp;nbsp;•
groot, dat ze’er ongemeen kort voor zyn,DEEr.
^n dat men ’t Oog zelf zeer na aan ’t Glas Gebre.
cn ’er genoegzaam als op moet houden,
het in ’t Gebruik vry ongemakkelyker en be-Mikros-
Jemmerend , en kan in zeer veele Voorvallen ^°yfóor-
in ’t geheel van geen dienft zyn. Want een deelen
groote menigte van Voorwerpen is
men 't niet gevoeglyk toe zou kunnen ge-lteide.
hruiken en het vair alcyd zeer bezwaarlyk
om dezulke , die men ’er door befchouwen
wil, genoegzaam verlicht te doen zyn.
Deze Gebreken hebben aanleiding gegeven tot het uitvinden van de Zaïnengeftel-de Mikroskoopen *, wier voornaamfte Deugd daar in beflaat, datze byna evenveel Uitwerking doen, als het Enkel Mikroskoop,-met
Ver-
lt;Je fchynbaare Grootte van de Oppervlakte , of de gant'che Omtrek van het Voorwerp , dewyl hat nietnbsp;in de Hoogte alleen of in de Breedte, maar in alle zy-ne deelen en Afmeecingen icfFcns vergroot wordt, zignbsp;doorliet Mikroskoop igz maallsz, dat is. 36SS nbsp;maal Gtooter vertoonen.
-ocr page 410-8.q6
Zien door Konst.
XVII. Vergrootglazen van een merkelyk verder LES. Brandpunt. Dit maakt hen veel gcmakke-j'eel. lyker in ’c Gebruik , en van algenaeenernbsp;dienft; daar nog bykonit, dat men ’ernbsp;één opflag van ’c Oog een veel ruiiTisrnbsp;Veld en merkelyk grooter getal van zig^'nbsp;baare deelen door ontdekt.
Ik zal tny hier niet ophouden met de voordeeliglte keur en zamenkoppeling defnbsp;Glazen, die men tot het toeftellen vaonbsp;een Mikroskoop zou kunnen gebruiken »nbsp;noch de Grootte van die Glazen, noch hunnbsp;onderlinge Afltanden en fchikking te oo*nbsp;derzoeken. Dit ftuk laat ik voor een aO'nbsp;der Werk, daar ik reeds meermaalen vaOnbsp;gelproken heb, over. Tot voldoening vaonbsp;myn tegenwoordig Oogmerk zal het genoegnbsp;zyn, dat ik hier met behulp van eene Af'nbsp;beelding den Lóóp volgevande Lichtftraa*nbsp;len in een Mikroskoop met Drie Glazen 1nbsp;welke zoorc thans wel het raeeft in gebruiknbsp;is.
Loop der Laat A B derhalven een Voorwerp zyn»
Straalen dat een weinig verder van het Glas c, dao in een
-ocr page 411-M I K R o S K o o P. S3 7
deszelfs Brandpunt valt, afftaat, en genoeg- Xvir, zaara verlicht is. De Wyderende Straalen-^nbsp;die van ieder zigtbaar (lip van het Voor-deel.nbsp;Werpaffchieten , als Ad, Ae, ofB^/, Be, Mikros-en die deganfche voorde Oppervlakte vanj^PP™*^*-het Glas bedekken, worden, als zy na deGlaazen.nbsp;gewoone Breekingen ondergaan te hebben Plaat IX.nbsp;’er weer uitkomen, een weinig Naderen-^*^’nbsp;de, gelykdg, ofdE, eE; zoo dat zynbsp;eindelyk, indien zy niets op den Weg ontmoetten dat hun weerhield, in een Puntnbsp;zamenloopende , een omgekeerde Beeltenis van’t Voorwerp zouden vormen inEE,
Maar de Bondels zelve , die deeze Naderende Straalen bevatten, op het Glas D gevallen, beginnen, in plaats van te Wy-deren, gelyk ze deeden, tot elkanderen tenbsp;Naderen; en hun Straalen teiFens in datnbsp;Glas een fterker trap van Nadering ontvangen hebbende, dan ze te vooren hadden ,
KruifTen elkander, en vormen niet verre daar van daan de Omgekeerde Beeltenis ab.
Dewyl nu deezen Beeltenis in het Brandpunt ftaat van een Derde Glas F, neemen
de
-ocr page 412-85S nbsp;nbsp;nbsp;^lEN DOOR KoNST.
4- Af-o e £ L.
XVII. de Wyderende Straalen , die van ieder ftip ^ a,b,en dergelyke van de Beeltenis afkomen,nbsp;zoo dra ze door dat Glas heengeloopen zyngt;nbsp;een aan clKanüereo Evenwydige llreeklyDnbsp;aan en vormen dan Rolronde Lichcbondels»nbsp;die een neiging hebben om zig in O, daarnbsp;het Oog gepiaacft is , te vereenigen;nbsp;doen hetzelve de Beeltenis a è gewaar worden onder den Gezigthoeknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die deo
HoekAOB, onder welken het Voorwerp met het bloot e Oog gezien zou ge weeft zye»nbsp;in Grootte zeer ver overtreft.
Vet-
De Voornaamfte Voordeelen en Vol' in^ee^n*' maakthedcn, die zulk een Mikroskoop bezit'nbsp;goed Mi-ten kan, en daar men inzonderheid op
letten heeft, zyn deeze, dat het tot aller* hande zoorc van Voorwerpen gebruiktnbsp;kan worden; dat het gelegenheid iaat omnbsp;de Voorwerpen genoegzaam te verlichten?nbsp;en dat het gemakkely k te behandelen is.
men tot nu toe al bedagc en uitgevoerd heb*
be, om aan deeze drie Voorwaarden te vol* doen, omftandig te willen verhaalen,nbsp;zoobezwaarlyk vallen, als het te eenetn®^^
noo-
-ocr page 413-859
MikrosKoop,
öoodeloos is. Ieder heefc den Toeftel van XVII. fietMikroskoop veranderd naar zyn byzon-^ ‘nbsp;«lereii Imaak of Oogmerken: en veele Werk-n ee unbsp;lieden hebben het, om ’t hooger in Prys tenbsp;^oen ftcigeren, met zoo veel Overtoliighe-'len en kwalyk geplaatfte Verüerfelcn over-l^aden, dat ’er een byzondere BeoefFening,
daar weinigen zig toe verledigen willen, ^ereifcht wordt, om te leeren, hoe mennbsp;’er meê omgaan moet. Zie hier de we-^enlyke ftukken, en daar ’t inzonderheidnbsp;ep aankomt.
Om het Mikroskoop van algemeen 8^' tiruiktedoenzyn, en’er allerhande zoortenDoor-hreê te kunnen befchouwen, behoortnbsp;Xoo gefteld te zyn, dat men het tot Door-door-Ichynend zoo v^el als Onderfchynendenbsp;¦Duiftere Lighaamen gebruiken kan. Hethaamea.nbsp;2al derhalven tot Befchouwing der Eerftge-Doemde niet kwalyk zyn , dat men hetnbsp;Werktuig ineerten byna Waterpas ftand ennbsp;teaen den Dag kan houden, op dat quot;er heCnbsp;Licht van buiten invaüe, even omtrent alsnbsp;'DeenVerrekykertof, ’tgeen nogbeeteris,
daC
-ocr page 414-84.0
Zien door Konst.
XVII. *^2: men op eenigen Afiland onder het L E S. Voorwerp-Glas een Spiegeltje heeft, tlaCnbsp;deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;naar welgevallen draaien en fcauins
zetten Kan, om het Licht van den Dag o( van een Kaars te vangen, en hetzelve vannbsp;onderen op het Voorwerp , dat men he'nbsp;fchouwt, aftekaatzen. De OndoorfchV*nbsp;nende en Duiitere Lighaamen verlicht tne”nbsp;met ’er, door middel van een Spiegeltje 0^nbsp;van een Verhevenrond Glas, ten dien eindenbsp;in den vereischten ftand geplaalt, van bo'nbsp;ven genoegzaam Licht op te doen vallen*nbsp;Juifte De Grootfte zwaarigheid , die men innbsp;Plaat- gebruik van het Mlkroskoop ontmoet,
’t Voor-de juiite plaats te treffen, daar het Voor* werp.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezet te worden , op dat het
net opzyn behoorlyken Afttandftaavanhet
Voorwerp-Glas. Dit moefl: men kunnen doen door middel van beweegingen, bi®nbsp;zeer naauwkeurig te Meeten waren ctnbsp;te gaan , inzonderheid wanneer het Gla*nbsp;zeer kort van Brandpunt is; dog dit is iet*nbsp;daar de meelle Werklieden doorgaans
zeer gelukkig in flaagen: of anders wotdt
ock
-ocr page 415-84*
Mikroskoop.
óokweldit Voordeel weer door andere Na-^VIl. deelen opgewoogen , die het merkelyk in L E^S.nbsp;Waardy doen afaeemcn. Het befte en vei*^'j.nbsp;ligfte, dat men ’er nog toe op heeft uit-gedagc, zyn welgemaakte Schroeven, dienbsp;het Lighaam van het Mikroskoop langzaamnbsp;ea met een evenmaatige en gelykvormigenbsp;heweegiog op en nederwaarts doen ryzeri ofnbsp;daalen, en ’t Voorwerp naderen of ’er vannbsp;afwyken.
Een Mikroskoop, daar men niet meer dan Ver-^én enkel Voorwerpglas by had , zou .j alleen maar tot het befchouwen van Voor-yan Gla-vverpen van een zekere bepaalde Groottezvn.nbsp;dienen kunnen. Het moet met verfchei-dene voorzien zyn van verfchillende kragt,
’c een fterker’t ander minder fterk Vergroo-lende, om ze beurtelings naarden aart der Voorwerpen óp de Buis te kunne plaatzen :nbsp;dog ik bevind ook, dat het vry noodeloosnbsp;is zig met een groot getal van Glazen, ianbsp;trappen en zoorten, te belemmeren. Metnbsp;örie of Vier kan de naauwkeurigfte ennbsp;'Werkzaam fteWaarneemer ailes, wat hy ’ernbsp;V. Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mêc
-ocr page 416-Zien do or Konst
XVII. rrêe te doen heeft, naar genoegen uitvoe-L E S. nbsp;nbsp;nbsp;begeerig is om de uiterlyke ge-
dëeu nbsp;nbsp;nbsp;daanteen het n)aa’'2el te zien van de MikroS-
koopen, die ik raeeft gewoon ben te gebruiken , kan het Oog flaan op Figuur 6 vao Plaat 2 van de Eerfte Les; in het I DeeUnbsp;en op Figuur 20 van de Negendenbsp;deezer Zeventiende Les.
Toverlantaarn en Zonmikroskoof.
Tover
lantaarn.
De Toverlantaarn is een van die Konft' werktuigen , welke, om dat ze getnec»nbsp;en te bekend zyn in de Oogen van zeernbsp;veele Menfchen, byna belachelyk zyn ge*nbsp;worden. Men loopt ’er mée langs denbsp;Straat; men vermaakt ’er de Kinderennbsp;en het gemeen Volk. Dit geeft niet oO'nbsp;duidelyk te kennen, gelyk de Naam zelftnbsp;ook van ’t Werktuig asnwyft, dat’er iet*nbsp;infteekt ’t welk de Nieuwsgierigheid kannbsp;gaande maaken, en dat de Vertooningct’nbsp;elk een verbaasd doen ftaan. £n of moge.nbsp;lyk wel Drie Vierdedeelen van de Ky-kers niet in ftaat zyn om ’er de oirzaaken
v*n
-ocr page 417-843
Toverlantaarn.
van te begrypen , fchoon men ae hun al XVII. Verklaarde en uitlei; is dat een genoeg-^ ?
zaamj reden van verootlchuldiging omjjjjgL. ’er Menfchen , die ze bevatten kunnen,nbsp;van te onderrigten ? Indien de grootenbsp;Newton zig wel op een ernftige wys heeftnbsp;willen bezig houden , met holie Lugtbal-len van Zeepwater te blaazen, moet onsnbsp;Zulks niet tot een Les ftrekken om onsnbsp;te doen erkennen, dat niets, daar eenigenbsp;Nuttigheid en Leering uit te haaien is ,nbsp;Kinderagtig moet fchynen in de Oogennbsp;Van een Wysgeer.
De Toverlantaarn zyn wy verfchuldigd Uitvin-aan Vader Kircberus, Hoogduitfchen Je fuit, die een wyduitgeftrekte Kennis metfchap.nbsp;Een byzondere fchrander doorzigt paarde,nbsp;en begaafd was met een Geeft, zeer Ine-dig in Uitvindingen. De Eigenfchap vannbsp;dit Konftwerktuig beftaat daar in, dat hetnbsp;in den Donker, tegen een Witten Muur ofnbsp;op een gcfpannen Wit Linnen Laken ,nbsp;Schilderyrjes en Beeldjes, die op Schyfjesnbsp;Van duD Glas en met zeer helder door-Z Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchyn-
-ocr page 418-*4'lt; nbsp;nbsp;nbsp;^lEN DOOR KoNST.
XVII. fchyabaare Kleuren in't klein eefchildei'^ 4. Af- zigfio’c groot doet vertoonen.nbsp;Deel.
Toeftel.
Tone-
Ohjets-
Men verlicht ten dien einde de gefchd* derde Glaasjes , die men den naam vafnbsp;Voorwerpfcbyfjes zou kunnen geeven,nbsp;fterk van agteren, en plaitft ’er voor« Twe®nbsp;Verhevenronde Glazen, op eenigennbsp;van malkanderen, die de Wyderende Scraa*nbsp;len, welke van ieder (lip van het Voorwerpnbsp;affchieten, vergaderen en op het Laken ofnbsp;den Muur doen 'zamenloopen: terwyl zynbsp;teffens alle de Lichtpenfeelen of Bondels»nbsp;door die Straalen gevormd, onderling vaf’nbsp;elkanderen doen afwyken, en hoe langs boenbsp;meer zig van één Verwyderen. fienenbsp;beelding zal ons dat Beloop der Straflle^nbsp;duidelyker doen zien en begrypen.
Stand
^r„„„ nbsp;nbsp;nbsp;een Holronde Metaalen of Glaz^o
OLdiJU
der Gla-Spiegel, C verbeeldt de vlam van een ¥laat IX.vaneen Lamp, dieren wei'nbsp;Fig. ai.nig nader by den Spiegel geplaatft is gt;
daar deszelfs Brandpunt van EvenwydiS*^ Straalen zou vallen. Dlt;^ is een Glas dat
S4T
Toverlantaarn.
^er van Omtrek dan de Voorwerpfcbyf Ef, XVli, die ’er onmiddelyk agter ftaat. Op eenigen^^^^^.'nbsp;Afftand daarvan, vindt men een anderpEEL.nbsp;VerhevenrondGlas Gg; en nog een weinignbsp;'herder een Derde GiasH^, dat wrat mindernbsp;Verhevenrond van beloop is, eq ock eennbsp;'''einig minder Breed in zyn omtrek.
DeezeTweelaatfte Glazen zyn beide Be-
Uitwer-
Weegbaarineen dikke Buis, om ze naar el-^ing met kanderen toe of vanelkanderen af tenbsp;fchuiven , zoo veel als noodig is om denbsp;Beeltenis zig op het Laken of den Muurnbsp;duidelyk en onderfcheiden te doen tekenen.
Die dikke Buis is vaft aan het voorgedeelte Van een Vierkant Kasje, daar men den Spiegel, de Lamp, en het eerfte Verbevenrondnbsp;Glas in opfluit, zoo dat ’er in ’t geheel geennbsp;ander Licht in ’t Vertrek komt, dan ’t geennbsp;door het gefchilderd Glasfchyfje heennbsp;fchynt-Als men alles in dien fland en orde ge-plaatft heeft, zal het gefchilderd Voorwerpnbsp;of Beeldje, indien het, gelyk hier E?, ’t onder ftbov en (laat, zig opde Muur ineen op-Z3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-
-ocr page 420-Zien door Konst
XVII. geregte geftalte en fterkte vergroot, a’s ^ ^ S. KL, vercornen.
deel. Volkomen dezelfde Uitwerking, dog op
. een merkeiyk fraaier en leevendiaer wysgt; de .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j
2on. ziet men plaatshebben, wanneer men door
middel van een Spiegel, buiten een Vender
gezet, een dikke Zonneflraal van agteren
op het gefchilderd Glasfchyfje Iaat vallen.
Dog op dat dit Licht zig overal gelyker
cn evenmaatiger over de ganfche Schildery
verdeelen zeu , moet men dan een blad
geölied Papier dellen in de plaats van het
Verhevenrond Glas D , dat men in zal-
ken geval, gelyk ook de Lamp en den
Holronden Spiegel, niet nodig heeft en
wegneemt.
Loop der Dewyl het Voorwerp Ee doorfchynend ftraalenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;agteren derk verlicht ig, laat het
docr alle de Zigtbaare dippen van zyn oppervlakte Bondels van Wyderende Straa* len, gelykEM, e?» in deKamer fchieten;nbsp;welke Bondels met een onderlinge Neiging, wederzyds naar elkander toe, op het
Ver-
-ocr page 421-847
Toverlantaarn.
Verhevenrond Glas Gg vallen. Dit Glas xvil.
brengt Twee Oitwerkzels voort. Het doet ^ s, ®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 Ap-
de Onderlinge Nadering der Straalbonde!s,DEEL.
die eerlang elkanderen kruiffen , toeneemen,
en vermindert teffens de Wydering der
Straalen, daar die Bondels uit beflaan, zoo
fterk.dat zeEvenwydig worden. Wanneer
nu al dit Licht verder c'oor het Verheven-
rond Glas H b geloopen is,blyvende Straal-
bondels in ’t Wyderen vo!harden,maar de by-
zondereStraalen, daar ze uit gevormd zyn,
veranderen van Even wydig door de Breeking
in Naderende , en loopen in de Punten
KjL, en alle verdere Tuffehenpunten op deo
Muur of het Laken zamen; en dewyl de
Straalbondels elkanderen tuflehen de twee
Glazen Ggen Hi? gekruift hebben, tekenei
zy de Beeltenis af in een ftrydigen ftand
mstdien van’c Voorwerp, van ’t welke zy
kwamen. Om die Beeltenis zlg netter en
duidelyker te doen tekenen ^ ftelt mentus-
fchen de twee Glazen G en H , op die
plaats, daardeStraalenelkanderenkruilTen,
een King of Rondje van Hout of Bordpa-
Z 4 nbsp;nbsp;nbsp;pier,
-ocr page 422-848 Zien Door Konsï.
XVII. pier, welks opening flegts zoo groot is » L ji S. niet meer doorlaat dan alleen
DEEL. noodigeLicht, en’t geen opeen regeltnaa*
tige wys door het Glas G g gebrooken wierd.
Plaaf X.In Figuur 2z ziet men het ganfche Werk-Fig.
^^'tuig afgebeeld cefFens met de Vertooning dio het maakt in eer. duifler Vertrek.
De gefchilderde Glasfchyfjes, die io j,^^^°JJ,’Tover]antaarns als Voorwerpen gebruiktnbsp;loevende worden,beftaan doorgaans uit Raamt]'gt;;s vao
beeldjes ^ nbsp;nbsp;nbsp;Sleuf
of Sponning fchuift, welke kort agter het Glas Dd, daar men hier’t Voorwerp Elt;nbsp;ziet , gemaakt is , op die plaats daar denbsp;Buis, die de twee Glazen Gg,li/j, bevat,nbsp;zig met de Kas vereenigc; en die Raamt-jes met gefchilderde Glaasjes zyn meeftalnbsp;eenvoudig en enkel. Maar by gelegenheidnbsp;, van een Reis, die ik in ’t Jaar 1756 naarnbsp;Holland deed, voorzag de Heer Mu(fchen-broek roy van andere, diemy zeer weluit-gedagt voorkwamen, omdat de Beeldjes’ernbsp;beweegingen in maaken, waar door ze alsnbsp;fchynen te leeven. Het een vertoont, een
Wind-
-ocr page 423-Toverlantaarn.
Windmolen, die maalt en wiens Wieken XVir. omgaan ; hei andere een Vrouw, die ^ ^ p'nbsp;’t voorbywandelen een Neiging doet; het de el.nbsp;derde een Kaakebeen, dat gaapt enzigweernbsp;fluit, of een Heer, die zyn Hoed afneemcnbsp;en weer opzet: en andere Vertooningennbsp;Van dien aart meer. In de Beginzelen der Natuurkunde van den Heer Musschenbroek,nbsp;vindt men een omllandige Befchryving,nbsp;hoe alle deeze Beweegingen en Konft-greepjes worden uitgevoerd. Ik zal ’ernbsp;flegts in ’t algemeen van zeggen, dat zulksnbsp;gefchiedt door middel van twee Hukkennbsp;Glas, van welke het een, dat in een houtennbsp;Raathtjevaftdaat, en met een gedeelte vannbsp;het Beeld befcbilderd is , in bewecgingnbsp;gebragt wordt door middel van een Snaar,nbsp;of van een klein Ruytje, dat in een Sponning, die in de dikte van ’t Hout gemaaktnbsp;is, heen en weder kan gefchooven worden.
In ’t Jaar 1743 kreegen wy uit Lenden Zomc een nieuw Werktuig der Gezigtkunde, on l^ikros-der den naam van Zonne-Mikroskoop, .’t welk ^
een
-ocr page 424-8jo
Zien door Konst.
XVII. een weinig tyds te vooren door den Heer
^ nbsp;nbsp;nbsp;Lieberkuhn, lidvandeKoninkiykeAkade-
ofiEL. mie der Wetenfehap te Berlyrit was uit*
gevondene*). Hecis, eigenlykgefproken» een Toverlantaarn, die verlicht wordt doofnbsp;de Straalen van de Zon, en wier Voorwerp*nbsp;fchyfje, in plaats van gefchilderd Gias tenbsp;zyn , befiaat in een ftukje helder en zui*nbsp;ver Glas; daar men een druppeltje vogt mfitnbsp;Infekten belaaden, eenige Stofjes of anderenbsp;doorfchynende Lighaamtjes op legt. Dirnbsp;verfchil, ’t welk egter het wezenlyke nie‘'nbsp;raakt, is ’er ook rog by, dar men in pU'^r*nbsp;van de twee Verhevenronde Glazen G, en
H,
(*) Volgens eene Aantekening op het Werk van Jen Heer H. BAKER , ( Hrt Mihroshaup gimaktelylf S‘'nbsp;mtiah. bladi. lo. ) hadt de Heer D , g. FAHREN'nbsp;HEIT , die in ’t Jaar 173* overleed , reeds ecni-gen tyd voor r.yn Dood een Zonne - Mikroskoop vet'nbsp;vaardigd, en de rdcer LIEBERKUHN hetzelve te Atn*nbsp;llerdam gezien ; een geruimen tyd eer hy naarnbsp;Engeland vertrok , en daar Stelfelt van dergelykmnbsp;aart deed vervaardigen De Eer der eerfte Uit'nbsp;vinding fchynt dethalvsn den Heer FAHRENHEITnbsp;toe te komen.
-ocr page 425-ZONNE Mikroskoop. 851
H, als in Figuur 21, 'er maar een heeft xviL
dat zeer kort van Brandpunt is. nbsp;nbsp;nbsp;^ ^
Verbeelden we ons een Kamer wel ge-deel.
fljoten en zoo donker als mogelyk, die te.P/aatXl.
gen het Zuiden ofomci ent Zuiden een Ven-^*-?' nbsp;nbsp;nbsp;*
Toedel
een dikken Zonneftraal ’er door in de Kamer te doen vallen; dat ’er verder in dat Gat van de Venfterblinde een Buis gedokennbsp;zy, die met een Verhevenrood Glas C voornbsp;zien is, ’t welk zyn Brandpunt op S of 9nbsp;Duimen Afdands werpt. In die Straal vannbsp;helderen derkfchynendLicht, plaatd mennbsp;het kleine Glaasje of Schyfje D, dat hetnbsp;Voorwerp draagt, en als men dan hei Ver-grootglaasje Ë’er opdien Afdand voordek,nbsp;dat het Voorwerpfchyfje een weinig buitennbsp;deszelfs Brandpunt, en verder naar C toe,nbsp;da, zal alles, wat’erop legt, zig verbaa-zend groot vettoonen tegen een witte Muurnbsp;of op een wit linnen Laken, dat ’er lood-regt omtrent 10 of 12 Voeten van afhangt
naar
-ocr page 426-852
Zien door Konst.
XVII. naar’t ander eind van de Kamer. Eo,’t 4 Af' zonderling is, de Beelteniflenzynai-deel. tydduidelyken onderfcheiden, opwelkeeanbsp;Afftand van hec Vergrootglaasje E men zenbsp;ook vallen doe.
De Beel- Om de reden van die laatfte Uitwerkzel teniffennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jg begrypen, heeft men aan te merken,
alle Af- dat het Vergrootglaasje E, aan die zyde
ci'uide^yk nbsp;nbsp;nbsp;Baar ’t Voorwerp ziet, ge
dekt is met een dun Looden Plaatje, dat geen andere opening heeft dan een zeernbsp;klein Gaatje, zoo groot omtrent als mennbsp;met een Speld prikt, in ’t midden. Dit isnbsp;oirzaak, datdeLichtkegels, die van iedernbsp;byzonder Hip van het Voorwerp affehieren,nbsp;cn elkanderen in dat kleine Gaatje kruiffen,nbsp;overal in hun ganfche langte, als Enkelenbsp;Straalcn , om zoo te fpreeken, blyven ennbsp;teffens zeer leevendig en helder. Dee*nbsp;ze twee Redenen of eigenfehappen ftellennbsp;hen in fcaat, om de BeeltenilTen, op verfchil-lende Afftandcn, altyd duidelyk en onder-fcheiden te tekenen ; en, dewyl zy in het
Vergrootglaasje enkanderen gekruifc hebben,
te*
-ocr page 427-ZONNE . Mikroskoop 853
fcn dat geen Xvji.
c bovenfee gedeelte van ’t Laken, ’lt;¦ nbsp;nbsp;nbsp;^ S,
tekenen zyze omgekeerd op
b------- -- nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jjp.
welk op het Voor werpfchyfje beneden fcaat.DE el.
Dit Mikroskoop levert ons een neg . merkelyk fraaier en verrukkelyker Schouw-Vertoo'nbsp;fpcl uit dan de Toverlantaarn. Een VIoo, opquot;''’S™-het Voorwerpfchyfje een weinig geplet,nbsp;vertoont zig zoo groot als een Schaap; hetnbsp;ftof van de Kapel gelykt naar blaadjes vannbsp;een Anjelier: een Hair is zoo dik als een Be-zemfceel ; de allerkleinfte Infekten, dienbsp;men met de punt van een Naald kan opvatten uit ftiifcaande Wateren, laaten zignbsp;onder zoo veelerhande verfchillende vormen zien , en zoo zonderling van maakfelnbsp;en gedaante, dat men ’er zig niet genoegnbsp;over verwonderen kan: maar niets maaktnbsp;een zeldzaamcr en aangenaamer Vertooningnbsp;dan de Omloop van’c Bloed, in het Darm- tére.nbsp;febeil van een jongen Kikvorfch, of in denbsp;Staart van een nog niet ten vollen ontzwag-teld en gevormd Kikkerde. Men zou zeggen , dat men eene Landkaart zag, wiernbsp;Beeken en Rivieren met een fncilen fcroora
on-
-ocr page 428-S54
Zien door Konst.
(*) Van de Wonderbaare fraaie Vertooiiingen gt; de Verbaazende en Gewigci^e Ontdekkingennbsp;dit Zrnne - Tuig cn andere Mikroskoop ’n . vindtnbsp;men omftandige Befchryvingen in de twee Wef''nbsp;ken van den Heer BAKER , Het Mlhaskoep gemakkelyknbsp;gewaakt j en Hnttlg gebruik van het Mikroskoop, tenbsp;fierdam in de Jaarennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en I7;6 gedrukt-*
by undere Schryvers,
De Vergtooting der Voorwerpen door het Zoo* mikroskoop is gcmakkclyk te berekenen. D®nbsp;gemeene Regel is dceze. De fchynbare Grootte quot;vannbsp;het Voorwerp door *t Mikroskoop of op het toit L^keti gt“nbsp;zten , Jiaat tot desze'fs fchynbaare Grootte op het bloot*nbsp;Oog , als de jdfjiand van het Laken tot den %rand^itiittnbsp;Affiand van het Vergrootglaasje* Indien hetnbsp;derhalven , ( of een Scherm van taamelyk ctfen «onbsp;helder wit Papier *t welke o-getwyfeld ruimnbsp;goed is , op den Aflland hangt van lo Voeten »nbsp;het Vergrootglaasje een Brandpunt heeft van * Duim gt;nbsp;zal de Vergrooting ftaan als lo Voet toe * Duim i
j
en het Voorwerp dus , ( want a o halve Duimen ’er in lo Voeten, ) 240 marlen vergroot worden.nbsp;De gantlche Oppervlakte van ’t Voorwerp zal bjT'nbsp;gevolg op de Scherm 57600 maal grooter gez'^”nbsp;¦worden dan met het bloote Oog. Wil men de Ver-
groo-
-ocr page 429-ZONNE ¦ MiKROSKOOP. hS
Maar dewyl het Voorwerpinjof zeer na- ,Xvir. by het Brandpunt van een Verhevcnrcnd^^
Glas geplaaft is, ftaat het’ervooreen zoodeel. fterken trap van Hitte bloet, dat het dik- Plaat-wils, naarde Voor A-erpenzyn, ’er tefchienbsp;lyk door opdroogt, of ooi hals raakt. Wan-werp.nbsp;Oeer men voor dergelyke Toevallen te vree-Zen heeft, moet men een gedeelte van hetnbsp;Verhevenrond Glas dekken , of het Voorwerp een weinig verderof een weinig nadernbsp;dan deszelfs Brandpunt, en dit wat meernbsp;daar van af, plaatzen.
Zoo dra ik de eerfce Proefneeming deedjjet^on.
niet dit Zonne Mikroskoop, kvyam hetmy»®
, , nbsp;nbsp;nbsp;. kros-
ongemeen wel gefchikt voor, om de kennis tcj^oop van
be-den Heer Nollet.
^rooting wectcn van den Inhoud van een Voorwerp of Lighaam , die , fchoon ze met Verreky-kers en Mikroskoopen niet geziea worde » in de vergelyking met de Groorce van andere Lig- 'nbsp;haamen van dezelfde vorm te pas kan komen : mennbsp;hcefc , gelyk bekend is , de Teerling van de Middellyunbsp;le neemer.» dat is hier 24® maal 24.0 maal 140; ennbsp;dus de Opparvlakte 57500 nog eens mee de Middelly»
Ho te vermer Igvijldigen , welk het TC^baaMid g*-Ktl van I3i*i »ooo geeft.
-ocr page 430-85lt;ï
Zien door Konst.
Xl^IL bevorderen van de Natnurlyke HiRorkj LES. (^QQj. het gereed en zeer gemakkelyk mid-de E L. del dat het ons aan de band geeft om zom*nbsp;mige dcelen van Dieren en Gewaflen, dienbsp;door Doorvveeking of anderzins genoeg*nbsp;zaam Doorfchynende konden gemaakt worden , in ’t groot te zien, en af te tekenen*nbsp;Maar dit Werktuig in dien ftaat, waarinnbsp;ik het uit Engeland kreeg , was nog knbsp;zommige opzigten zoo niet gefteli »nbsp;ik het wenfchte. Het was tot allerhandenbsp;zoorten van Voorwerpen niet even g®'nbsp;voeglyk te gebruiken, en daarby zoo hoognbsp;in Prys , dat men met regt bedugt niogfnbsp;zyn, dat allen, die in ftaat waren om ’efnbsp;zig met vrugt van te bedienen, geen gelegenheid zouden hebben of genegenheidnbsp;om het te koopen. Ik leide ’er my derhal*nbsp;ven op toe, om deflells Zaraeoftel Eenvoudiger te maaken, enegter ook teffeos zoo,nbsp;dat men alles , wat men wilde , ktnbsp;voor kon brengen en mêe befchouweo.nbsp;Plaat X.Het Zonne Mikroskoop, dat in Figuurnbsp;P‘g' 24' afgefaeeld is, heeft deeze Voordeelen »
eo
-ocr page 431-857
Zonne-Mikroskoop.
en de Konftwerker, die ze maakt en ver- xvii.
koopt, neemt’er niet meer voor, dun agt-^ ^ S.
• ^ * enveertignbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Franfch Geld.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel.
ABC is een vierkant [Plankje, aan iederDeszelfs zyde zeven of agt Duimen lang. Aannbsp;vier Hoeken zyn ’er Gaten geboord, omien.nbsp;vier Schroefjes door te laaten, met welkenbsp;men her van binnen tegen de Venllerblindenbsp;vafl; maakt, vlak voor een rond Gat, dat innbsp;die Blinde is, van vyf of zes Duimen mid-dellyns.
In ’t midden van dit Plankje, dat op de Blinde vaftgefchroefd, aangemerkt kan worden als’er een gedeelte van uit te maaken ,nbsp;is een rond Gat, waar in de Buis D, dienbsp;de platte ronde Schyf Ee van Hout aan ’cnbsp;eind heeft, zig vry beweegen en draaijennbsp;kan.
Die ScKyf heeft in ’t midden een Gat, daar men een verhevenrond Glas van omtrent twee Duimen middellyns, en negennbsp;Duimen Brandpunts in zet j en by dennbsp;Rand ter wederzyde fteeken twee Metaalennbsp;V, Deel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ar-
-ocr page 432-8j8
Zien door Konst.
XVII. L E S.nbsp;4.. Afdeel.
Armen F/’uic, die, een weinig voorwaarts, den Spiegel Gg draagen.
Deeze Spiegel, die buiten het Venfteris, en dient om het Licht van de Zon op hetnbsp;verhcvenrond Glas, daar ik zoo aanftondsnbsp;van fprak, te doen vallen , kan regts ennbsp;links draaijen met de Buis D , en wordtnbsp;fchuinfer of minder fchuins gezet door hetnbsp;Plaatje of Steeltje H, dat binnenin ’t Vertrek uitkomt, wat inwaarts tp trekken ofnbsp;buitenwaarts te ftooten. Door deeze tweeë-lei beweegingen kan men den Spiegel altydnbsp;in den vereifchten fland naar de Zon zet'nbsp;ten, omderzelver Straalen vlakop het ver-hevecrond Glas te brengen , en hunnennbsp;loop te doen neemen juift volgens het beloop van de Buis
K 1
Ddwyl de Zon , onder het doen van deeze en andere dergelyke Ptoefneemingen met de Zonne-ftraalen , valt in haareo loop voorrgaat , en hetnbsp;telkens pas zetten van den Spiegel eenige belemmering en moeito uwakc , heeft de Heer G. J.
«¦ GR A-
-ocr page 433-K is een tweede Buis, diein de eerftege- XVII. fchooven wordt, en aan wier uiteind een^nbsp;klein Rondje van eenig hard zoort vanDSEL.nbsp;Hout, of van Palmhout vafc gemaakt is; innbsp;het middelpunt van dat Rondje is een rondnbsp;Gat van vier ofvyf Lynen middellyns, ennbsp;beneden aan een zoort van Plat-Tangetja ,nbsp;waar in het Glaasje, dat tot Voorwerp-fchyfje dient, gevat wordt. Dus komt hetnbsp;Voorwerp, dat men befchouwen wil, vlaknbsp;voor het Gat te ftaan, en dat Gat brengt
men
’sGRAVESANDE een Weikmij of zootl van Uurwerk ultgedagt , 't welk dea Spiegel den loopnbsp;der Zon doet volgen , en altoos in dien ftand bly-ven , dat de afftuitendc Zonnefttaal onveranderlyknbsp;de zelfde Streeklyn houdt , die men hem eens ge-geeven heeft , en , gelyle hier , altyd waterpas ofnbsp;volgens het beloop van de Buis valt Men geeftnbsp;dit werktuig den naam van een Hdkji/ita , eeanbsp;Stafol , een Zonjluitir of iets dergelyks. De Sefchry*nbsp;ving , die zonder Afbeelding niet wel te begry-pcn zou r.yn , vindt men by den Heer 's G R A-VESANDE in zyn Phyfices Elcminta Mathematica , p3g.7I4.
A a 2
-ocr page 434-86o
Zien door Konst.
XVII. men ligtelyk, door de Buis een weinig uit 4quot; Af^ tefchuiven, in het Brandpunt van hetnbsp;deel. groot verhevenrond Glas,
Het Palmhouten Rondje, daar ik zoo aan-ftonds van fprak , heeft onder aan ee« Staart, waar in twee korte Metaalen Pypjesnbsp;fteeken, dieVeerkragtkunnen maaken.ennbsp;in welke twee Staalen Staafjes fchuiven, opnbsp;wier einden het Vergrootglaasje I (laat.nbsp;Door deeze Staafjes met den Vinger langzaam wat in te duwen, brengt met hetnbsp;Vergrootglaasje zoo na by het V'oorwerp ,nbsp;als’er vcreifcht wordt, om de Beelteniflennbsp;op het wit Laken, dat naar ’t agtereind vannbsp;de Kamer hangt, zig onderfcheiden endui-delyk te zien tekenen.
Voor- By een Zon-Mikroskoop van dit Maak» deelen. ^el heeft men dus het voordeel, dat mennbsp;het Voorwerp zonder moeite en op zyn gemak plaatzen kan zoo als men wil, en datnbsp;men het zelf zien kan met zyn Oogen ,nbsp;wanneer de Zonneflraal vlak op het kleinenbsp;Gaatje valt van het Blaadje Lood, daar hetnbsp;Vergrootglaasje meê gedekt is: een voordeel
-ocr page 435-ZoNNE Mikroskoop. 8lt;Si
deel en gemak, waar door iedereen in ftaac XVII. is, om met dit Werktuig te kunnen om-^^nbsp;gaan, en ’er zig met een goeden uitflagvanoEEunbsp;te bedienen.
Deeze nu zyn inzonderheid de Werktui-Befluit gen tot de G. zigtkunde, die ’t algeraeenftnbsp;bekend en het meeft in gebruik zyn, Hecnbsp;geen ik 'er van gezegd hebbe, zou zeker-Jyk op verre na niet genoeg zyn voor iemand , die ze zelf wilde vervaardigen, ofnbsp;tot eengroocer trap van volmaaktheid brengen. Maar in dit Werk, dat alleen maarnbsp;dealgemeene Grondbeginzelen bevat, hebnbsp;ik geoordeld , my, gelyk ook myn oogmerk was, flegtsdaar mede te moeten bezighouden, dat ik deUitwerkzels , die zenbsp;voortbragten, verklaarde en duidelyk be-grypen deed.
Einde van bet Fyfde Deel.
-ocr page 436- -ocr page 437- -ocr page 438- -ocr page 439- -ocr page 440- -ocr page 441- -ocr page 442- -ocr page 443- -ocr page 444- -ocr page 445- -ocr page 446-'O' . I,'-; •. tquot;
M nbsp;nbsp;nbsp;S'?»
'•3* nbsp;nbsp;nbsp;4--.
¦ nbsp;nbsp;nbsp;.4.-4V.'•
K'^htr' .iU»r janiSr.^
.. nbsp;nbsp;nbsp;^'-• • •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-.i-. -¦_.,(
-ocr page 447- -ocr page 448- -ocr page 449- -ocr page 450- -ocr page 451- -ocr page 452-