-ocr page 1- -ocr page 2-

voorbeelden aan, dat, gelijk de vrouw oneindig veel aan het Evangelie van Christus verpligt is, zij ooknbsp;„voortijds veelmaal en op velerlei wijzen” getrachtnbsp;heeft zich te kwijten van den pligt der erkentenis,nbsp;jegens den Redder barer ziele haar opgelegd. Ja,nbsp;reeds op de eerste bladzijden der geschiedenis vannbsp;het Godsrijk op aarde staan namen van vrouwennbsp;te lezen, waardig dat uw blik en de mijne daaropnbsp;met ingenomenheid rusten. Ik mag immers op uwenbsp;belangstelling hopen, waar ik uwe aandacht voornbsp;eenige oogenblikken opzettelijk rigt op do Christenvrouwen uit de Apostolische eeuw, voornbsp;zoover wij die uit het N. T. lecren kennen? Mijnbsp;dunkt, gij hoort ze n gaarne als beminnelijkenbsp;voorgangsters en navolgonswaardige voorbeelden voorstellen.

Of dragen zij niet gemeenschappelijk den karaktertrek der beminnelijkheid , die eerstelingen onder de geloovige vrouwen, die wij in de Handelingen ennbsp;Brieven der Apostelen opmerken? Gij ontmoet daaronder ouden en jongen, aanzienlijken en geringen,nbsp;vrouwen van joodschen en vrouwen van heidenschennbsp;bloede; maar op aller gelaat vindt gij éénen familietrek, dien der geestelijke maagschap van Christus;nbsp;in aller gemoed leest gij ééne zucht, die om Hemnbsp;en zijne Gemeente te dienen. Neen, voorwaar, hoenbsp;vaak de eerste getuigen des Heeren ook op barrenbsp;rotsen geploegd hebben, over ongunstig onthaal in

-ocr page 3-

Je vrouwelijke wereld hadden zij zich, over het algemeen en vergelijkender wijze beschouwd, even Weinig als hun Heer lo beklagen, en vinden wij,nbsp;l^ort na zijne hemelvaart, zijne vrienden met marianbsp;!gt; en de vrouwen” bijéén, (1) die opperzaal mag innbsp;menig opzigt hot zinnebeeld boeten van wat zijnenbsp;Gemeente later geworden is. De zw'akkere helft desnbsp;nienschdoms werd van stonden aan een sterke steunnbsp;''’Oor de zaak van waarheid en godsvrucht, en talloos vele zijn het voetspoor der eerste vriendinnennbsp;op den Goeden Vrijdag gevolgd, om het ligchaamnbsp;des Hoeren te zalven, waar hot bloedde in zijnenbsp;lijdende leden. Wel zien wij al spoedig het onkruidnbsp;ook onder deze tarwe ontloken, en het blijkt, datnbsp;ook in het vrouwclijk hart, zelfs bij zeker godsdienstig gevoel, zich een vlammende haat tegen denbsp;christelijke w'aarheid vertoonen kan. Eene saphiranbsp;staat daar als een giftige distel op den pas ontgonnen akker der kerk, (2) en „godsdienstige,nbsp;eerlijke vrouwen” verwekken mede in Fisidisctinbsp;Antiochio een oproer tegen paui.us en baenabas. (3)nbsp;Haar toch, wat LUCAS van Jeruzalem zegt, hetnbsp;blijkt ook elders w'aarachtig; waar het Evangelienbsp;gepredikt wordt, daar worden er meer toegedaan ,nbsp;die in den Heer gelooven, beide van mannen ennbsp;Vrouwen. (4) En waar gij zijn geschiedverhaal volgt,nbsp;IS het niet, als leidt hij u door eene beeldengalerij

(1) Hand. 1: 14.

(3) Hand. XIII; 50.

(2) Hand. V: II. (4) Hand, V: 14.


-ocr page 4-

van zusters in den Ilcev, die door liaar geloof en liefde nog blijven spreken, lang nadat zij zelvenbsp;zijn bcengogaan? Hier te Joppo tabitiia, wier lof,nbsp;straks oji de welsprekendste wijze door de tranennbsp;der armen verkondigd, wordt zaamgevat in het enkele woord: „deze was vol van goede werken ennbsp;aalmoezen, die zij deed.” (1) Daar te Jeruzalemnbsp;MARIA, do moedor van Johannes marcüs, die innbsp;een tijd van dreigend gevaar de discipelen in harenbsp;woning ontvangt, en den nacht van petrus’ verlossing biddend in hun gezelschap doorwaakt. (2) Gindsnbsp;in Philippi lydia, de eerste ïluropesche Christin, (3)nbsp;toonbeeld te gelijk van de meest bijzondere voorzienigheid, die haar uit Klein-Azië naar Europa geleid heeft, om haar daar de parel te doen vindennbsp;van alles overklimmende waarde, en van de meestnbsp;vrije genade, die onder alle aanwezige vrouwen juistnbsp;aan deze vreemdelinge het harte ontsluit, dat zij achtnbsp;geeft op wat door paülus gezegd wordt. Elders tenbsp;Corinthe priscilla , (4) die met haren aquila , nevens wien zij altijd in éénen adem genoemd wordt,nbsp;zich de trouwe vriendin van padlus betoont, on straksnbsp;voor apollos ten leidsvrouw wordt tot hooger lichtnbsp;en leven, dan hij in de school van Johannes ontving. Straks weder do dochteren van philippusnbsp;den Pivangelist te Caesarea, die op hoogen toonnbsp;profeteeren, (5) en piioebe, de geliefde dienaresse

(1) Hand. IX: 36. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Hand. XII: 12. (3) Hand. XVI: 13.

(4) Hand. XVIII: 2 en very. (5) Hand. XXI: 9.

-ocr page 5-

(Ier gemcont(j in het Corinthisch Cenchreeii, die üich öiel de gewigtige taak der overbrenging van paulbs’nbsp;brief uit Ephesen naar Rome belast. (1) Ja, ook tenbsp;ïhessalonica en te Bcreè'n de aanzienlijksfe vrouwennbsp;aanstonds onder de belijders van het Evangelienbsp;vooraan, (2) en te Athene, waar de harten hardernbsp;schijnen dan de steenen van den Areopagus, nognbsp;filtijd onder de zeer weinige bekeerlingen déne vrouwnbsp;met name genoemd. (3) En wat zal ik nog meernbsp;zeggen, want de tijd zal mij ontbreken, indien iknbsp;zal verhalen van euodia en syntyche te Philippi,nbsp;met zoo warmen ijver voor de zaak des Heerennbsp;vervuld, dat zij bijna zelfs de liefde vergaten; (4)nbsp;van APPiA, de geliefde gade van philemon te Co-losse, (5) met hem aan het hoofd zijner kleine huisgemeente geplaatst; van de uitgelezene kukia, in ofnbsp;bij Ephesen woonachtig, aan wie Johannes doornbsp;zijp tweeden brief de schoonste getuigenis geeft, dienbsp;eene Christenvrouw en moeder begeeren kan? Slaatnbsp;zelve de heilige vriendenrol op, die in het laatstenbsp;hoofdstuk van paulus’ brief aan de Romeinen vervat is, en ziet daar, zonder trots maar met innerlijknbsp;'velgevallen, aan boe vele christelijke vrouwen innbsp;'Ie hoofdstad der wereld bij bij zijnen warmen heil-groet ook de warmste lofspraak doet hooren. Vertegenwoordigt u die alle, zoo ais zij, nu alleen, dannbsp;in v(gt;reeiiiging met elkander of met een christelijk

(1) Rom. XVI: 1, 2. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Hand. XVII: 4, 12.

(3) Hand. XVII: 34. nbsp;nbsp;nbsp;(4) Phil. IV: 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(5) Phil. 2.

-ocr page 6-

echtgenoot, hier in gunstige omstanUighcclcn en daar in uiterst ongunstige, nu en dan ten koste yannbsp;velerlei zelfverloochening en offers van den teeder-sten aard, het aanvertrouwd talent op woeker zetten voor de groote zaak van den Heer. Stelt unbsp;voor, wat het in had, in zulke dagen, in zulknbsp;een’ omgeving, bij zulke donkere uitzigten, er vrijmoedig voor uit te komen, wiens zij waren en wiennbsp;zij wenscbten te dienen. Voegt er bij, dat gij welnbsp;van een demas leest, (1) die den Apostel verliet,nbsp;en van anderen, die schipbreuk leden aan hun allerheiligst geloof, maar dat u de naam van geen enkelenbsp;vrouw uit dien veelsints hagchelijken tijd wordt genoemd, die den lieer, door wien zij gekocht was,nbsp;verloochende. En stemt hot na dit alles ons toe,nbsp;dat de bladzijde der geschiedenis, die de namen vannbsp;zoovele getrouwe discipelinnen bevat, eene eercnbsp;voor uw geslacht — neen, laat mij beter zeggen,

heeten, die ook

een eere van dien Christus

hier het zwakke heeft uitverkoren , opdat Hij in menig opzigt het sterke beschamen zou!

Maar zeg ik dan te veel, mijne waardsten, w'aar ik zulke beminnelijke voorgangsters tevens echt na-volgenswaardlge voorbeelden noem? Zij zijn hetnbsp;inzonderheid in een tweevoudig opzigt. Zij mogennbsp;voorbeelden van echt christelijke, maar tevensnbsp;van eene echt vrouwelijke werkzaamheid heeten.

(1) 2 Tim. IV: 10.

-ocr page 7-

Er werden er ten allen tijde gevonden, die de •¦oeping en werkzaamheid der vrouw streng wildennbsp;beperken binnen de enge wanden der eigene woning,nbsp;en naauwelijks van eenige taak van ruimeren aardnbsp;wilden hooren, op zoo zwakke schouders gelegd.nbsp;„Nog altijd,” om mot een christelijk schrijver onzernbsp;dagen te spreken, (1) „nog altijd heerscht in denbsp;wereld de waan, als of het vrouwelijk geslacht dennbsp;boom des christelijken levens wel aan zijne wortelsnbsp;verplegen mag, maar dan ook bij zijnen verderennbsp;wasdom ten hoogste opmerkzaam moet toezien , ennbsp;overal meer hulp te wachten en te vorderen heelt,nbsp;dan die zelf te betoenen. Die bekrompen’ meeningnbsp;onderdrukt nog altijd millioenen veelbelovende kie-nien en krachten, daar zij aan de ééne zijde denbsp;christelijke werkzaamheid aan zulke ontzegt, wie zijnbsp;anders mogelijk zijn zou, en aan den anderen kantnbsp;dezen arbeid, ook waar die verrigt wordt, binnennbsp;zoo naauw mogelijke grenzen besluit.” Indien dezenbsp;meening de ware was, gij gevoelt het, de namennbsp;der Christinnen die wij zoo even gehoord hebben,nbsp;zouden op de lijst der dweepsters moeten wordennbsp;overgebragt, die hare eigenlijke pligten op de jain-merlijkste wijze vergaten, om eene ingebeelde roeping te volgen. Maar is er meer dan een vlugtigenbsp;blik op de geschiedenis van Gods koningrijk noo-

(D K. BOKMANN, in de voorrede voor het opwekkend geschrift:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die Lilie der Mission, von einer Norwegerin.

^otha, 1854. s. VI.

-ocr page 8-

(lig, om ons terstond te doen inzien, dat ook de werkzaamheid van Christenvrouwen voor het koningrijk Gods bij uitstek christelijk is? Neen, de Heer,nbsp;die alle zijne discipelen opriep, om licht en zoutnbsp;der aarde te zijn, heeft daarvan de vrouwen nietnbsp;uitgesloten. Hij heeft veeleer, hetzij met diepennbsp;eerbied gezegd, ook op de hulp van deze gerekend.nbsp;En zijn Apostel, hij moge zich in den brief aan denbsp;Korinthiërs luide tegen alle heerschappij en volstrekte onafhankelijkheid der vrouwen in de gemeentenbsp;verklaren, tot werkeloosheid voor de groote belangen van het koningrijk Gods heeft hij haar gewisnbsp;wel minst van alles veroordeeld. Uitzonderingen innbsp;de gemeenten, waartoe zij behoorden, zijn welligtnbsp;de pasgenoemde zusters in menig opzigt geweest ,nbsp;maar uitzonderingen, waaraan het te wenschen ware,nbsp;dat velen geleken, en wie uwer wenscht te weten,nbsp;wat het is, in waarheid christelijk voor den Heernbsp;en zijne gemeente te arbeiden, heeft voor het oogen-blik niet anders te doen, dan op deze uitverkorenennbsp;te zien, die getuigenis hadden, dat zij Gode behaagden. Ziet, zoo roepen wij u met warme ingenomenheid toe, ziet hoe zij zich niet vergenoegennbsp;met den Heer voor zichzelve aangenomen te hebbennbsp;en in Hem de zaligheid harer ziele verzekerd tenbsp;weten, maar hoe zij zich straks ten duurste verpligtnbsp;en geroepen voelen om ook in hare mate «standvastig, onbewegelijk, altijd overvloedig te zijn in dennbsp;arbeid des Heeren.” Zij zoeken niet naar voorwend-

-ocr page 9-

f)

sols om zich van dc schoone taak te ontslaan van de zaak des Godsrijks te dienen, maar veeleer naarnbsp;gelegenheid om die naar eisch te vervullen. Dorcasnbsp;vraagt niet, of iemand te Joppe het zonderling vinden zal, wanneer zij zooveel tijd en vlijt aan denbsp;verzorging van weduwen wijdt, maar zij volgt dennbsp;aandrang van haar geloovig en liefhebbend harte.nbsp;Maria overlegt evenmin, hoe het Sanhedrin hetnbsp;zal opnemen, waar het hoort, dat er nachteJijkenbsp;bedestonden der gemeente ten baren huize gehoudennbsp;worden: zij kim het niet nalaten, hare ingenomenheid met den Heer ook in gemeenschap met donbsp;broeders te toonen, Lydia noodigt paudus maarnbsp;niet Welstaanshalve en koud om in haar huis tenbsp;verblijven, gelijk wij zoo dikwijls anderen noodigcnnbsp;wet den stillen wensch, dat men weigeren zal:nbsp;neen, zij dringt en dwingt hem, zoolang tot hijnbsp;niet SILAS het aanbod der gastvrijheid heeft aangenomen , en haar stille woning wordt gewijd totnbsp;het eerste Christenliuis in Europa. Vrijmoedignbsp;komt de Atheensche damaris uit voor den Heer,nbsp;zonder angstig te onderzoeken, of de Epictirischenbsp;en Stoïsche wijsgeeren den stap wel goedkeuren zullen, en ook elders schamen de aanzienlijke vrouwennbsp;zich niet, om zich openlijk aan te sluiten aan hetnbsp;arme en verachte der wereld. Bij wat zij voornbsp;Hem beproeven en uitwerken is het levend ennbsp;persoonlijk geloof in den Heer de zenuw , de zielnbsp;haver werkzaamheid. Met hoorbaren nadruk roemt

-ocr page 10-

10

PAULUs(!) de vrouwen, die gearbeid liebben in den Heer, en groet persis, de welbeminde zuster, dienbsp;veel gearbeid heeft in den Heer, d. i. naar denbsp;kracht der woorden, in geestelijke vereeniging metnbsp;Hem. En dat vele arbeiden , het zal wel, niet denbsp;zinspreuk van eene enkele slechts, maar ongetwijfeldnbsp;van bijna alle geweest zijn, en, wij kunnen het onsnbsp;zoo gemakkelijk voorstellen, vrouwen, gelijk wij hiernbsp;leeren kennen, hebben gewis niet gevraagd met hoenbsp;weinig zij volstaan konden, maar hoeveel zij kondennbsp;verrigten. Iets overvloedigs en milds kenmerkt dannbsp;ook den arbeid voor het Godsrijk van die onderscheidene vrouwen, die wij op den weg vannbsp;PETRUS, van PADLUS, van Johannes en anderennbsp;met hen ontmoeten. Het is niet slechts eennbsp;enkele, maar als een koor van weduwen, dat dennbsp;lof van DOKCAS verheft. Waar paülus te Philippinbsp;eervol uit den kerker terugkeert, is binnen weinigenbsp;uren het huis van lydia reeds het veroenigingspuntnbsp;van andere broeders geworden. Waar zekere marianbsp;te Rome mede de hand aan den ploeg slaat, zij isnbsp;het wederom, die veel heeft gearbeid, (2) en wienbsp;hoort den Apostel zonder aandoening niet slechts vannbsp;AQUIEA, maar ook van de teedere priscilla verklaren, dat zij mede haren hals voor zijn leven gesteld ,nbsp;en daarmede zich regtmatige aanspraak, niet slechtsnbsp;op zijnen dank heeft verworven, piaar ook op diennbsp;van al de gemeenten der heidenen r (3) Die heldinnen-(1) Rom. XVI: 12.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2) vs. 6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(3) vs. 4.

-ocr page 11-

11

moed des geloofs wordt slechts door de vurige liefde geëvenaard, die gij gedurig bij deze eerstenbsp;discipelinnen des Heeren ontdekt. Gewoonlijk zietnbsp;gij die christenvrouwen, bij het sieraad van een’nbsp;stillen en zachtmoedigen geest, ook met den bandnbsp;der volmaaktheid getooid, die haar aan den Apostel, aan elkander of aan de haren verbindt. Tenbsp;Rome zijn tryphena on tryphosa , zusters waarschijnlijk naar den vleesche, ook zusters in dennbsp;arbeid des Heeren; nerf.us en zijne zuster trekkennbsp;er dezelfde lijn met elkander; aquila en priscili.a,nbsp;cchtgenoolen en medearbeiders te gelijk, staan nimmer verre, veelmin tegenover elkakr, en zoo naauwnbsp;is de gemeenschap der heiligen, dat paulus de moeder van RUPUS, den uitverkoorne in den Heernbsp;(welligt de zoon van den geloovig geworden simonnbsp;Van Cyrene) tevens als zijne eigene moeder lietnbsp;groeten (1). Wees ook van ons gegroet, edelenbsp;zusterenrei, waaronder zich zulke uitgelezenen schaven ; het is ons goed , zoovelen wij u in dennbsp;geest zijn verwant, uwe voetstappen van verrenbsp;te volgen !

En nu, wanneer gij nog eenmaal op uwe schreden terugkeert in de beeldengalerij die wij intraden, treftnbsp;het u niet evenzeer, dat deze echt christelijke tevensnbsp;eene zoo echt vrouwelijke werkzaamheid was?nbsp;Het valt moeijelijk, met zekerheid op te geven,nbsp;'vaarin de zelfstandige werkzaamheid in den Heer

(1) Rom. XVI: 12 , 13 , 15.

-ocr page 12-

van onderscheiden’ zusters bestaan heeft, door paülus ract eere vermeld. Zeker was zij niet in strijd metnbsp;het voorschrift dat hij elders deed hooren ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ een

vrouw late zich leeren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij leere, noch over den man heersehe, maar ik wil,nbsp;dat zij in stilheid zij.” (1) Welligt dat zij hetnbsp;grootste aandeel hadden in de vestiging en inrigtingnbsp;dier verschillende kleine huisgemeenten in verschillende oorden, uit wier vereeniging later ééne geregelde stadsgemeente geboren werd. Maar zeker,nbsp;wat wij lezen in de Apostolische schriften geeftnbsp;ons allerminst grond tot de vrees, dat de vrouwnbsp;ophield zich vrouw te betoonen, waar zij zichnbsp;christinne gevoelde. Doecas predikt, zoover wijnbsp;weten, het Evangelie te Joppe niet door haar woord,nbsp;maar ook zonder woord wint zij anderen voor dennbsp;Heer door haren liefdevollen en ootmoedigen wandel.nbsp;Van LYDIA lees ik niet, dat zij de straten vannbsp;Philippi deed weergalmen van den kreet voor pauldsnbsp;en SILAS :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ deze menseben zjjn dienstknechten des

allerhoogsfen Gods, die ons den weg der zaligheid verkondigen ” : (2) dat liet zij over aan de waarzeggende en winzuchtige dienstmaagd. Hare taaknbsp;is veeleer, om met iets zusterlijks, bijna zeide ik,nbsp;iets moederlijks in haar hart en haar mond dennbsp;Apostel om jezüs’ wil onder een herbergzaam daknbsp;te ontvangen. Phebe, de geliefde zuster, gaat nietnbsp;(1) 1 Tim. II: 11, 12.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2) Hand. XVI: 17.

-ocr page 13-

13

henen naar Rome om des Apostels brief te verklaren, niaar om die mot alle bescheidenheid over te brengen, en voorts bepaalt zich haar arbeid voor dennbsp;Heer, zooveel wij kunnen nagaan, tot een nederig,nbsp;vrouwolijk Diaconaat in eene onaanzienlijke gemeente,nbsp;Waarbij zij de voorgangster wordt van zoovelen, dienbsp;het zij onder, het zij zonder den naam en het kleednbsp;der Diacones, zich aangegord hebben tot den arbeidnbsp;der dienende liefde. En de uitgelezene vrouw, aannbsp;Welke JOHAKNES zijn tweedon brief heeft gerigt, zijnbsp;heeft getuigenis niet slechts van hem, maar ook vannbsp;fillen, die de waarheid gekend hebben: nogthans,nbsp;hare schoonste kroone blijft die, dat hare kinderennbsp;hunnen heeten in de waarheid te wandelen , gelijk zijnbsp;een gebod van den Vader ontvangen heeft (1). appianbsp;stelt niet minder dan Philemon belang in den weg-geloopen huisslaaf, die zich aan oneerlijkheid heeftnbsp;Schuldig gemaakt, en priscilla neemt het niet alléén op zich, om apollos den weg der waarheid tenbsp;Wijzen, en leest hem nog veel minder openlijk ennbsp;luide de les over wat zij in zijne Evangelieverkondiging mist, maar in vereeniging met aquila zoekt zijnbsp;hem uit zijne schemering tot het volle licht der waarheid te voeren, en neemt hem huiswaarts mede, alsnbsp;de godsdienst in de synagoge geëindigd is, en legt hemnbsp;den weg Gods nu meer ,,bescheidenlijk” uit. (2) Mijnbsp;dunkt, over zulke Christinnen heeft niemand te kla-gen gehad, dat haar naaste, haar eigenlijke kringnbsp;(') 2 Joh. 4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2) Hand. XVIII; 2G.

-ocr page 14-

14

er schade door leed, als zij ook nu en dan een schrede in ruimeren waagden. Zeker hebben zjj ,nbsp;het eeno doende, getracht het ander niet natelaten,nbsp;aan den wenk van paulus getrouw, die tot Diaconessen verordend wil zien de zoodanige, „die getuigenis heeft van goede werken; zoo zij kinderennbsp;heeft opgevoed; zoo zij gaarne heeft geherbergd;nbsp;zoo zij der heiligen voeten (naar oostersehe zeden,nbsp;met huismoederlijke zorg en tevens Christelijke liefde) gewasschen heeft; zoo zij don verdrukten ge-noegzamen linlpe gedaan heeft; zoo zij alle goedenbsp;werk nagevolgd heeft”. (1) Immers, wat reeds uit dennbsp;aard der zaak voortvloeit, wordt in meerdere matenbsp;door de geschiedenis van zoovele , als wij leerdennbsp;kennen, gestaafd. Het Evangelie denkt er niet aan ,nbsp;om de werkzaamheid der vrouw voor de belangennbsp;van het koningrijk G-ods te verbieden; maar het wilnbsp;evenmin den eigenaardigen werkkring, waarin zijnbsp;geplaatst is, verwarren met dien, welken hoogernbsp;wijsheid uitsluitend aan den man heeft gewezen.nbsp;,,Ken iegelijk, waarin hij geroepen is, broeders, dienbsp;blijve in hetzelve bij God,” dat woord der Schrift,nbsp;die niet gebroken kan worden, (2) zal ook wel opnbsp;de zusters toepasselijk zijn. Geen pligtverzuim onder het dekkleed van verkeerd geplaatste bescheidenheid; maar ook geene aanmatiging of willekeurignbsp;ingrijpen in hetgeen door den Heer der gemeentenbsp;aan anderen opgelegd is. Geen vrouw van de verft) 1 Tim. V: 10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Cor. VII: 24.

-ocr page 15-

15

Pligting ontslagen om steenen aan te dragen tot *Jen tempelbouw van dat koningrijk Gods, waarin,nbsp;Haar ’s Heeren wil, evenmin man en vrouw, alsnbsp;•lienstknecht en vrije, onverzocnlijk tegenover elkan-der geplaatst zijn; maar ook geen vrouw geroepennbsp;Hin de eigenaardige sfeer te verlaten, die haar innbsp;dit opzigt bepaaldelijk als vrouw is gewezen. Stilheidnbsp;1'et kenmerk, liefde de leus, aansluiting aan kloekcrnbsp;krachten de vreugd, en geen enkele heilige huispligtnbsp;Hoit aan een christelijke ten offer gebragt, alsof tus-schen beide een oogenblik strijd kon bestaan —nbsp;^ietdaar, zusters, in wat geest zij u voorgegaan zijn,nbsp;Han sommige van wie paxjlus de getuigenis gaf,nbsp;dat zij met hem „ in het Evangelie gestreden hebben” (i). Bovenal, geen arbeid voor anderen zondernbsp;Hen naauwlettend oog op u zelven; geen werken voornbsp;den Heer zonder huiselijk en verborgen gebed! Zoo,nbsp;doch laat liever cene christenvrouw spreken, die dennbsp;geest der vrouwen uit de Apostolische eeuw heeftnbsp;kegrepen, de Noorweegsclie schrijfster van „die Lilienbsp;der Mission”, naar ik meen ook in onze moedertaalnbsp;overgebragt. „ Zoo zal het werk verder komen,nbsp;gedreven door die twee magtige krachten, werkennbsp;eu bidden, krachten, die onafscheidelijk veroenigd,nbsp;Hllea voortstuwen moeten, wat tot een zegen voornbsp;de aarde zal worden. Niet buiten ons moet hotnbsp;zendings-work langer voortgezet worden; niet aisnbsp;oen Vreemd, toevallig werk, waaraan wij de eenenbsp;(') Phil. IV: 3.

-ocr page 16-

16

uiiwil doel ncrnei) kunnen, cene andere maal ons otiUrc'kkon. Neen, hot moet in onzen vertrouwe-lijkcn huis- en familiekring als ingclijfd on een werknbsp;worden, dat men zich van een christelijk familieleven, hetzij in hooger of lager kring, even weinig afgescheiden kan denken, als kerkbezoek of Avondmaal,nbsp;huisgodsdienst of eenzaam gebed. Eerst dan is dezenbsp;zaak geworden, wat zij worden moet, en waartoe zijnbsp;naar Gods heiligen wil, zoo als wij gelooven, voornbsp;ons bestemd is, gelijk wij voor haar.” (1)

En behoeven wij nu wel te twijfelen, of een stille arbeid des geloofs on der liefde, gelijk door die eerste christinnen verrigt is, is ongetwijfeld hoogstnbsp;gezegend geweest? Het is zoo, wij vernemen nietnbsp;van zoovele schitterende zegepralen, door deze dienaressen de,s Heeren in den grooten strijd van hetnbsp;jeugdig christendom over ongeloof, bijgeloof en zondenbsp;behaald. Maar het grootste en beste, wat op aardenbsp;geschiedt, draagt dikwijls zijne vrucht in ’t verborgen , en do eeuwigheid zal eerst openbaren , hoevelennbsp;door woord en wandel dezer weinig bekende geloo-vigon tot hot Godsrijk toegebragt zijn. Den eerstennbsp;zegen van wat zij om zijns naams wil verrigten,nbsp;hebben deze stillen in den lande gewis aan haarnbsp;eigen hart ondervonden, want wie mogt ooit geestelijke gaven aan anderen uitdeelcn, zonder tot denbsp;verrassende slotsom Ie komen, dat hij door het gevennbsp;zooveel rijker geworden was? Den Apostelen ennbsp;(1) LUie der Mission, s. 57.

-ocr page 17-

17

''•’ieudon des Hoeren is zeker de ondorsteuiiing door '^e gebeden, de gaven, den invloed van zoo-'¦cle Zijner disclpelinnen aan vcrseliillendc oordennbsp;tot troost en blijdschap geweest. Aandoénlijk isnbsp;, om slechts één voorbeeld te noemen, hoe juistnbsp;laatste vriendengroet, waarmede faui.ds zijn laat-sten brief, den tweeden aan Timotben.s, kort voornbsp;2gt;jn marteldood eindigt, nog aan zijne getrouwenbsp;fRiaciLLA en AQuii.A toegewijd is. (1) En zoo baarnbsp;'¦’ootspoor al spoedig door ontelbaar velen in ruimer’nbsp;kring is gevolgd; zoo haar diepbetreurd verliesnbsp;ongetwijfeld andere heeft opgewekt om hare plaatsnbsp;to hekleeden; zoo haar voorbeeld ook heden opwekkend en besturend, al ware liet ook slcclit.s lotnbsp;lt;iénc gesproken heeft, zouden zij te vergeefs heh-geloefd en gearbeid ?

^oen, niets is vergeefs, wat in en voor cniiis-gedaan wordt, cn niet zonder reden heeft de Heer, Jic de twee penningskens dor weduwe metnbsp;^oogo lofspraak vermeldt en de bladeren der lijdens-ëoï-clnedenis als met den nardusgeur van makianbsp;‘Voortrekken liet, ook deze namen bewaard voor ge-hoele vergetelheid. Is bet niet zon, gij die ze nognbsp;oentnaal herleest, opgewekt door het staren op haar,nbsp;voelt gij u te gelijk verootmoedigd bij don blik opnbsp;o zelve? Verootmoedigd, niet slechts omdat uwnbsp;Werk in den Heer zoo onbeteekonend schijnt hijnbsp;wat zij werkten cn waagden en wonnen, maar voor-(') 2 Tim. IV: 19, verg. 1 Cor. XVI: 19.

-ocr page 18-

18

al ook omdat uw hart, zelfs bij aanvankelijke ver-bindtenis met Hem, zoo weinig op dien toon gestemd is, die zoo welluidend uit hare woorden en dadennbsp;u toeklinkt. Voor dat gebrek zou het weinig batennbsp;of wij u andermaal riepen om te staren op dienbsp;eerste geloovigen. Liever wekken wij u, om metnbsp;haar te zien op dien Heer, wiens liefde haar drongnbsp;om Hem alle krachten te wijden. Och, wat zounbsp;het toch beteekenen, of gij ook hetzelfde, ja meernbsp;kondt verrigten dan zij, indien het u aan dat grootenbsp;beginsel ontbrak, dat het ééne ware is in de schatting van den Kenner der harten ? Een rijk begaafdnbsp;en rijk gezegend getuige des Heeren aan de boorden der Seine, die thans op zijn ziek- of sterfbed ligt, de voortreffelijke A. monod heeft ergensnbsp;gereedelijk toegegeven; de gansche roeping dernbsp;vrouw bestaat daarin, dat zij kleine pligten vervullen moet uit groote beginselen. (1) Dat woord is,nbsp;naar ik meen, in menig opzigt, ook op elke vrouwen-vereeniging voor de zaak der zending toepasselijk.nbsp;Betrekkolijk kleine pligten, zietdaar wat haar opgelegd is; een groot beginsel, het beginsel des geloofsnbsp;en der liefde, zietdaar, wat hier allerminst mag ontbreken! Wordt het door de kracht dos heiligennbsp;Geestes in u en mij meer overvloedig, dan volgen wijnbsp;voorbeelden, als waarop wij heden gestaard hebben, niet slaafs en werktuigelijk na, maar met inacht

neming van het eigenaardige uwer betrekking, uwer (2) La femme, pag. 42.

-ocr page 19-

19

Ottigeving, uwer ontwikkoliag, zoekt gij in vrijen geest u van de dienst der liefde te kwijten, die gijnbsp;den Heer en de Heidenwereld bewijst, bovennbsp;,, beproevende, wat Hem welbeliagelijk zij!”nbsp;I^aat elke blik op den lijdenden Heer er u met vernieuwden nadruk toe wekken, en spreekt de Room-Sche kerk in den heiligen passietijd met eerbied dennbsp;naam der heilige veeonica uit, waarvan zij beweert,nbsp;'lat deze den kruisdragenden Heiland ontmoet, zijnnbsp;''ermoeid en bloedig aangezigt afgedroogd, en totnbsp;|oon daarvan het afdruksel van zijn hemelscli gelaatnbsp;'u haren zweetdoek ontvangen zou hebben ; laat denbsp;Hervormde gemeente steeds meerder vrouwen bezit-, die met even veel liefde den nood der mensch-leid vorligten, en daarbij het beeld van den Mannbsp;Van smarte onuitwischbaar diep in het hart dragen!nbsp;Cbristenvrouwen, dat beeld voor den geest betnbsp;voetspooj. der eerste Christinnen gedrukt, „ welkernbsp;dochters gij geworden zijt, als gij weldoet,” omnbsp;met den Apostel petrus te spreken, (l) Of wilt gij,nbsp;dat wij eenvoudig woord van opwekking met denbsp;trouwe vermaning van een Zendeling onzer dagennbsp;esluiten? Hoort wat de Apostel van Birma, denbsp;^‘digo Dr. JDDSON, (2) aan de christelijke vrou-vren van Noord-Araerika schrijft; ,,Groote dingennbsp;1 Petri III : 6.

(2) In een brief, ter bestrijding van ijdelen opscliik, W'van bet voorbeeld onder de Heidenen en pasbekeerdennbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorkomende in het Calwer Miss. blatt,

N°. 9, 10.

-ocr page 20-

20

worden uit kleine geboren, en veel, dat klein schijnt in de oogen van kortzigtigo menschen, isnbsp;groot in de oogen van God. —¦ — Beschouwt dannbsp;niets als gering, wat éénigen invloed op het rijk Gods

of op de eeuwigheid te weeg brengen kan.--

Gelooft, dat Hij, die u kracht gaf een offer, een ook nog 7^0 klein offer te brengen, u bewaren kan,nbsp;om u daarop trotsch te verheffen. — — Laat het unbsp;diep ingeprent blijven, dat ook in dezen geestelijkennbsp;strijd de overste Leidsman u ziet, en daarop let,nbsp;dat ieder zijn pligt doe! Wacht niet op andere,nbsp;maar geeft gij zelve hot voorbeeld! De dood nadertnbsp;om ieder uitwendig sieraad u af te nemen , ja ooknbsp;dit aard.sche kleed, waaraan vaak zooveel werd tenbsp;koste gelegd, neer tc leggen in stof en in assche.nbsp;Vele, aan wie ik in den gee.st dezen brief rigt, zullen wel reeds rusten in de graven, eer haar ditnbsp;schrijven bereikt; weldra zullen wij allen voor dennbsp;rcgterstoel van Christus gestold worden. Gelijk gijnbsp;dan zult wonsehen gehandeld te worden, handeltnbsp;zoo heden!”