V lt;
(Li
Ken Imisvader zat in zijne .studeerkamer voor 'Ie schrijftafel, en scheen verdiept te zijn innbsp;liet lezen van een groot, dik boek; zijn oognbsp;rustte op één punt.
Toen werd er een trippelen en moer dan oens 'quot;in’ zacliten vingortik aan de deur gehoord;nbsp;maar, door dal de vader in gedachten verzon-ksn, niet “binnen!'’ riep, drukte een handje opnbsp;'len* klink en deed even open; nu stak er eennbsp;li-rulkopje door, zoekende met groote begeertenbsp;het oog van den vader, maar deze bemerktenbsp;het kind nog al niet: eene groote gedachtenbsp;scheen zijne ziel geheel ingenomen te hebben.nbsp;Toen riep do kleine: “Papa! mag ik komen?’’nbsp;Hierop zag de vader om naar de deur en terstond veranderden zijne ernstige trekken; minzaamnbsp;reikte hij haar de hand toe, en zeide: “komnbsp;mijn meisje, kom bij Papa!’’ Zij viel in zijne
-ocr page 2-armen, sloeg de hare om zijnen hals en zag met hare levendige blaauwe oogen den vader in ’tnbsp;gezigt. Christientje was een gezegend kind,nbsp;dat door ouderharten veel aan Gods genadenbsp;was en werd opgedragen, dat groote liefde totnbsp;God en den Heer Jezus openbaarde, benevensnbsp;raeêwarigheid jegens noodlijdenden, met sterkenbsp;zucht om te helpen, zoodanig dat zij zelfs hetnbsp;liefste kon weggeven. De ouders kweekten dezenbsp;heilige kiemen aan, met eene wijsheid die vannbsp;boven is, en hoedden zich wel het Werk vannbsp;Gods goeden Geest op eenigerlei wijze in hetnbsp;minst te storen.
“Papa, hebt gij met lezen gedaan?” vroeg het dochtertje.” “Ja kind lief, gij kunt nu watnbsp;bij mij blijven.” — “Dat is de Bijbel, het bestenbsp;boek, niet Papa?” — “Ja Christientje, dat isnbsp;de heerlijke Bijbel, het woord van God, ondernbsp;de leiding van Zijnen Heiligen Geest geschreven.” - “Zeg Papa! wat hebt gij nu daar innbsp;den Bijbel gelezen ?” — “Ik heb gelezen kind, hoenbsp;God zijn volk Israël van eeuwigheid heeft bemind en beminnen zal; hoe Hij het thans nognbsp;tuchtigt, maar niet verwerpt, en dat Hij, als denbsp;tijd vervuld is, dit volk weêr zal aannemen, diensnbsp;zonden vergeven. Zijnen Geest over hetzelvenbsp;uitstorten en het in ’t beloofde land brengen.”
-ocr page 3-Chi'istien, die met iiet volk van Israël \ilt Imt Oude Testament al goed bekend was, luisterde aandachtig naar haren vader en zeidenbsp;eindelijk: “Papa, gaat Esther meê naar hetnbsp;beloofde land?” — Esther was namelijk dcnbsp;eenige dochter van een’ rijken Jood, die digtnbsp;bij Christientje’s woning een deftig huis bewoonde, met zeer fraaijen aanleg, even buitennbsp;de poort. Christien had dikwijls in ’t voorbijgaan met vader en moeder door het ijzerennbsp;hek gekeken, en zich verlustigd in de uitheem-sche planten en fijne bloemen, die daar bloeiden,nbsp;en in het fonteintje dat zijn straal in glanzigenbsp;droppels nederstortte. Meermalen had zij Esthernbsp;wandelende gezien door het lover, of haar ge-voelvollen zang gehoord. Eens zelfs dat hetnbsp;lieve kind voor het hek stond en van al denbsp;heerlijke bloemen het oog niet kon afwenden,nbsp;kwam Esther daar in , stak met een vriendelijknbsp;woordje, de kleine Christina een’ schoonennbsp;ruiker toe. Toen zag zij voor ’t eerst goed ennbsp;van nabij het ernstige en toch zoo innemendenbsp;aangezigt van Esther, en Christieritje kon Esthernbsp;niet meer vergeten.
Of Esther ook naar het beloofde land zou vertrekken, wilde dan do kleine meid weten ennbsp;reikhalsde naar vaders antwoord: “Ja kind,
-ocr page 4-als zoodanige groote dag mogt komen en zij nog leven, dan gaat zij ook mede!” Er kwamnbsp;oen glans van vergenoeging op Christientie’snbsp;gelaat, “Is ’t niet Papa,” ging zij voort, “dannbsp;zal Esther niet meer somber er uitzien en geennbsp;klaaglied meer zingen?” De vader antwoorddenbsp;glimlachend; “ Dan zingt zij met de andere verlosten van haar volk, vreugdepsalmen en looftnbsp;met ons den Heiland der wereld.” Christina’snbsp;hart lachte, zij klapte in de handjes en riep:nbsp;“ Dan zingt Esther met mijAls een herdernbsp;wil hij trouw, ’t schaap in een woestijn aan ’tnbsp;dwalen, waar ’t zich zelf verliezen zou, vannbsp;den doolweg wederhalen.” Zij begon dit tenbsp;zingen en sprong zoo van vader af, want hetnbsp;hartje was te vol om bedaard te blijven. Zijnbsp;was al aan de deur toen zij nog omkeerde, wantnbsp;haar kwam te binnen, waar zij eigenlijk omnbsp;was gekomen Papa “ zei ze” moederlief heeftnbsp;gezegd: “de tafel is gedekt en alles gereed.”nbsp;En inderdaad , de moeder kwam al naar bovennbsp;om te zien waar haar man bleef.
Weldra zaten vader en moeder met het kind aan tafel. Het gebed was gedaan , de soep gebruikt, maar toen bleef Christientje stil voornbsp;zich zien en scheen verlegen, “Christien eet gijnbsp;niet?” vroeg de moeder, “Neen lieve mama,” —
-ocr page 5-‘‘Hebt gij geeu eetlust?” jawel mamaatje, maar ’k wil liever niet eten.” Zij kreeg een kleur ennbsp;zag naar den grond. De ouders wenkten elkander en lieten de kleine begaan, die verder geennbsp;eten aanraakte. Maar de korte maaltijd wasnbsp;niet afgeloopen, of de moeder bragt een schaaltjenbsp;appelen; de vader nam een bellefleurtje ennbsp;wierp het in Christientje’s schoot. Zij paktenbsp;hem gretig, bedankte en at hem vrolijk op. Toennbsp;nam zij baar lager stoeltje, ging tusschen vadernbsp;en moeder in zitten, lei baar hoofdje op vader’snbsp;knie, haar hand op de moeder en zeide zachtjes:nbsp;“Papa, mama!” “wat wilt gij Christientje ?”nbsp;vroeg minzaam de vader. De kleine meid bedekte het ééne oog, en zag met het anderenbsp;scbalkaehtig op naar den vader en fluisterde:nbsp;“Lieve papa, als ’t u belieft, geef mij geld innbsp;plaats van mijn middageten.” — Hebt gij geldnbsp;noodig, mijn dochtertje? — Ja papa, een heolenbsp;boel; belief mama wat geld, in plaats van hetnbsp;middageten.” — Toen trok de vader zijn beursnbsp;uit en telde vier nieuwe dubbeltjes in 't handje.nbsp;Christien sprong op van blijdschap, kuste denbsp;hand van vader en moeder en huppelde toennbsp;vrolijk naar buiten. — “Wat of onze Christiennbsp;wel in ’t zin heeft?” vroeg de moeder, toen donbsp;kleine weg was. — Ik vermoed iets, vrouw lief,
-ocr page 6-doch ]aat ons maar voor ons lieve kind blijven bidden en zien hoe het verder mot haar gaat.nbsp;liet ging aldus verder.
Christina weigerde den volgenden middag weder iets meer dan soep te gebruiken, kreegnbsp;van haren vader weêr vier dubbeltjes, en denbsp;moeder gaf een beursje om het geld in te doen.nbsp;Zoo ging het nog een en andermaal. Toennbsp;kwam er eens weer getrippel voor de deur vannbsp;vaders studeerkamer, do vingertjes klopten, ennbsp;spoedig zat de kleine op vaders knie, sloegnbsp;haren arm om vaders hals en toonde met denbsp;andere band een lederen beursje, zag de vadernbsp;aan als of zij iets wilde zeggen , maar ’t kwamnbsp;er niet uit. “Wat wil Christientje met datnbsp;beursje ?” vroeg de vader op liefderijken toon,nbsp;“papa, als u belieft, papalief, geef er mij eennbsp;Bijbel voor.” —¦ Maar mijn dochtertje gij leestnbsp;nog eenigzins gebrekkig, wat wilt gij nu alnbsp;met een eigen Bijbel doen?” — Ik wou hemnbsp;aan Esther geven papa!” — Toen zwol er eennbsp;traan in ’t vader oog, hij kustte zijn kind onnbsp;het voorhoofd en zweeg, maar zijn hart zweegnbsp;niet: ouderzegen en oudergebed vermag veel ennbsp;dringt door tot het hart des hemelschen Vaders.nbsp;De man haalde een’ Bijbel en langde dien aannbsp;zijn edel kind, dat uitgelaten van blijdschap
-ocr page 7-was. “Dank, dank n, lieve beste papa,” riep 2ij en legde haar beursje op de schrijftafel, liepnbsp;haastig den trap af naar moeder in de keukennbsp;en jubelde: Mama, mama! den heiligen Bijbelnbsp;voor Esther.” — De moeder had wel gemerktnbsp;dat hare Christina zoo iets van zins was, schoonnbsp;zij van het gesprek met den vader niets wist.
Heden at Christien weder met hare ouders aan tafel van alles wat er opstond, en men hadnbsp;haar slechts te zien, om te weten wat gelukkigenbsp;dag zij had. Christien hield haren Bijbel gestadig in het oog en nam dien, na het eten, innbsp;beide armen , ging er den hof meê door en verdween in den stal. De dienstmeid, die daar innbsp;een afgeschoten kamertje iets te doen had, zagnbsp;door de reet dat Christientje een boek kustenbsp;en hoorde haar zeggen: “Heere, zegen Esther!”nbsp;meer verstond zij niet. “ God zegen het vromenbsp;kind,” zeide de meid bij zich zelven en zag metnbsp;een bewogen hart de kleine na, zoo als zij dennbsp;weg op liep. “Waar of ze wel naar toe magnbsp;gaan ?” Het kind ging naar het ijzeren traliehek ennbsp;stond daar lang naar de bloemen te kijken. Esthernbsp;was nergens te zien, maar Christien twijfelde nietnbsp;of Esther zou komen, waar zij om gebeden had.nbsp;Eindelijk verscheen ook Esther nit een zijlaantjo,nbsp;dat digt bij het traliewerk uitkwam. Zij had
-ocr page 8-een ruiker van rozenknoppen die op het opengaan stonden, en liaar oog viel al aanstonds op het krullebolletje, dat vrolijk door de traliesnbsp;keek. “Esther!” riep de kleine met eenvoudigenbsp;vrijmoedigheid,” kom, ik heb wat voor u!” Denbsp;jufvrouw trad naar het hek, onderwijl haarnbsp;zwaarmoedig gelaat ophelderde bij de aanschouwing van het aanminnige kind. Christien staknbsp;nu met beide handen het Bijbelboek door ’t heknbsp;en zeide: “Esther, ik breng u het heilige Boek;nbsp;daar staat in dat gij naar het beloofde Landnbsp;moogt, en dat Jezus Christus u heel liefheeft.”nbsp;De jonkvrouw stond er vei’steld van en op eensnbsp;betrok weêr haar gelaat: trouwens, zij had dennbsp;Naam gehoord van wien haar vader nooit dannbsp;met verachting sprak. Besluiteloos staarde zijnbsp;op het engelachtige kind, dat de innigheid vannbsp;een schaapje des tieeren uit de oogen straaldenbsp;en dat met smeekend stemmetje sprak: “Esther,nbsp;neem dit heilige Boek aan; Jezus heeft u lief.”nbsp;Toen vloog er een schichtig liclit door het zwartenbsp;oog van Esther, zij zag om, en niemand ergensnbsp;bemerkende, nam zij schielijk den Bijbel aan,nbsp;drukte het kind de hand en verdween ras in eennbsp;kronkellaantje. Ook de kleine ging weg. Haarnbsp;hartje klopte sterk, haar oog en oor hingen alsnbsp;’t ware nog aan Esther’s beminnelijk gestalte en
-ocr page 9-liefolijke stem. Met langzamen tred ging onze Christina naar huis; als door cene geheimenbsp;kracht voelde zij zich gestadig naar Esther getrokken. Zij was vervuld van die heilige liefde,nbsp;welke ons uit sommige begenadigde kinderzielennbsp;zoo helder te gemoet komt. Christina vergat innbsp;geen van hare gebeden Esther en hare natie.nbsp;Soms ging Christina aan de voeten van harennbsp;vader zitten en verzocht dan dat hij haar nognbsp;Wat van het volk Israels wilde vertellen. Ennbsp;vader begon dan veel van Abraham te verbalen, hoe God hem eerst in zijn genadeverbondnbsp;beeft opgenomen en van de heidenen afgezon-'^erd; dat Hij hem, na lang wachtens, eenennbsp;zoon heeft gegeven en zich alzoo een volk toebereidde, hetwelk Hij wonderbaar en heerlijknbsp;geleide en zijn eigendom en zijn uitverkorennbsp;volk noemde. De man verhaalde van Jozef ennbsp;diens broeders: hoe God dit geslacht eerst naarnbsp;Egypte voerde, hen daarna vermenigvuldigde ennbsp;zegende, en eindelijk, door groote wonderen ennbsp;teekenen, uit Egypte door de woestijn in hetnbsp;beloofde Land leidde en zelfs in wolk- en vuurkolom, en als de ware Krijgsman en Koningnbsp;voor hen henen toog. Voorts sprak hij van dennbsp;berg Sinaï, waar Israël de wet ontving, opdatnbsp;bet alleen aan God zich zou verbinden en van
-ocr page 10-10
andere volken afgezonderd blijven; hoe God zich in alles als Israëls Koning en Vader bewees enz.nbsp;“Papa,” zeide eens de kleine, “toen heeft Israëlnbsp;vast wel zijnen God en Heer bemind en gehoorzaamd.^” De vader antwoordde; “Ach, Chiis-tien! het volk heeft Hem dikwerf bedroefd doornbsp;vreemde góden aan te hangen, hoewel God hennbsp;gedurig liet vermanen en waarschuwen doornbsp;zijne heilige profeten , die ook de komst desnbsp;Verlossers verkondigden. Eindelijk kwam denbsp;Heer Jezus zelf, maar zij geloofden niet aannbsp;Hem en klonken Hem aan het kruis. Sedertnbsp;(zoo eindigde dan wel de vader zijne rede), vannbsp;dien lijd af ligt Israël onder den stratfendennbsp;arm van God, is het verstrooid in alle landen,nbsp;is vroeger gemarteld geworden en geslagen, zoonbsp;als ze eens den Heer, hun’ Mes.sias gemarteldnbsp;hebben; maar desniettegenstaande heeft de genadige God een genadejaar voor hen weggelegdnbsp;Israël wordt gezegd te zullen ingaan in zijnenbsp;rust; te zullen wederkeeren in het land dernbsp;belofte; het zal den H. Geest ontvangen; hetnbsp;zat dien aanschouwen wien de vaderen dóórsteken hebben ; het zal over Hem rouwklagen,nbsp;gelijk men rouwklaagt over een’ eenigen zoon.nbsp;Zaeh. xii; 10. Het zal weenende on biddendenbsp;zijne knieën buigen voor Jezus Christus en
-ocr page 11-11
zal Gods uitverkoren en bemind volk blijven.”
Sprak de vader hiervan, dan was Christina gelukkig en kon hare blijdschap moeijelijk inbonden. Zij bad dan wel eens: “Heere Jezus, komnbsp;spoedig en haal uw volk binnen!” De liefde totnbsp;Israël was in dit kind ongemeen sterk en zij wistnbsp;die ook in hare kleine vriendinnen op te wekken.
Langen tijd verliep er, dat onze Christien hare Esther niet weêr zag, maar het verlangennbsp;Kaar haar was nog toenemende. Het kind stondnbsp;dikwerf aan het ijzeren hek naar alle zijden tenbsp;turen, of zij nergens die lieve gedaante ontdekte , maar vergeefs. De rozen waren reedsnbsp;verwelkt, reeds kwamen de herfstbloemen te voorschijn, reeds werd de wijnrank geel, de ker.sen-boom rood, terwijl sommige boomen met vruchten beladen waren, en nog had zij Esther nietnbsp;wedergezien. Christina werd bezorgd en bad tenbsp;vuriger: “O Heer! zegen Esther en zegen aannbsp;haar het heilige Boek!” Soms kwam het denkbeeld in haar op, om regtstreeks naar Esthersnbsp;huis te gaan en haar te bezoeken, doch eennbsp;zekere schroom hield haar terug. Eindelijk dachtnbsp;zij dat Esther ziek moest zijn en zulks dreefnbsp;haar nog meer tot het gebed; “Heer! laat mijnbsp;Esther wederzien.” — En ziet, op zekeren dag,nbsp;dat Christien nog weêr reikhalzend door de
-ocr page 12-12
tralies stond te gluren, daar kwam iemand uit het prieel en naderde. Christina herkende harenbsp;geliefde Esther en was opgetogen van blijdschap.nbsp;“ Maar wat is Esther veranderd! haar gang isnbsp;zoo raat, haar leest zoo slank, heur haar zoonbsp;achteloos: — is het Esther of is ze ’t niet?” —nbsp;Eindelijk was zij digt bij, ontdekte Christientjenbsp;en werd zigthaar aangedaan. “ Zijt gij het,nbsp;beste kind?” zeide zij met eene teedere stemnbsp;en vatte met beide handen het handje van hetnbsp;kind. En Christien zag haar met blijden glimlach in de groote zwarte oogen, barstte toennbsp;in tranen los en hield Esther’s handen zoo stijfnbsp;mogelijk vast. “Waarom weent gij, mijn allerliefste kind, zijt gij van Esther geschrikt?” —nbsp;Christientje vroeg na een poos zwijgens: “Esthernbsp;zijt gij ziek?” — “Ja, kindlief, ik was zwaarnbsp;ziek en ben nog ziekelijk, maar mjjne ziel isnbsp;welvarende. Hartelijk bedank ik u voor hetnbsp;heilige Boek en kan u nimmer genoeg dankbaarnbsp;zijn, het was mijn redder.” Hierbij kwam eennbsp;glans van hooge blijdschap op Chrlstlentjes aan-gezigt. “Esther,” zeide deze dadelijk, “hebtnbsp;gij nu ook mijnen Heer Jezus lief en weet gijnbsp;dat Hij u en uw volk wilt t’huis brengen ? ” •—¦nbsp;“Ja, God zij gedankt! ik heb Hem lief en weetnbsp;dat Hij ons zal overvoeren in het beloofde Land,
-ocr page 13-13
cn ik denk dat Hij er mij al spoedig zal overvoeren; ja spoedig!” —
Zij had deze woorden met bijzondere aandoening gesproken en het was als of er een’ oogen-blik een straal van hemelsche zege vreugde over baar aangezigt ging. “ Christina,” vervolgdenbsp;zij, “ginds in het digte priëeltje onder de bank,nbsp;daar ligt in een kastje het Boek geborgen, innbsp;den grond, het Boek dat mij verlicht en getroost heeft, dat mij heeft bekend gemaakt metnbsp;Jezus Christus die onzen vrede is. Hij belooncnbsp;bet u! Het was mijne grootste smart in mijnenbsp;ziekte, dat ik er niet in kon lezen; niemand innbsp;buis mag het zien; maar eenige dingen heb iknbsp;in mijn hart bewaard en overlegd on die hebben mij dagelijks verkwikt. God zegene u verder, dierbaar kind,” zeide zij schielijk, — wantnbsp;Isij zag van verre haren vader komen, — druktenbsp;het kind met innige hartelijkheid de hand ennbsp;fluisterde: “Bid voor Esther!” De kleine gingnbsp;naar huis met een overstelpt hart; o hoeveelnbsp;bad zij mogen zien en hooren! •— Esther keerdenbsp;aan den arm van haren grijzen vader in hetnbsp;woonhuis terug. Met bezorgdheid zag de oudenbsp;man haar bleek en lijdend gelaat, hare bevendenbsp;banden, haren zwakken gang. Ook gingen harenbsp;teedere stemming, haar bij uitnemendheid mild
-ocr page 14-en goedaardig geworden wezen en de aandoenlijke blikken, die zij tusschenbeide op haren vader sloeg, hem nu door de ziel. Heden trofnbsp;hem de vreeselijke gedachte ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“ Zoo God eens
Esther van mij afnam, mijn eenig en mij zoo dierbaar kind... mijne Plsther... o dat ware tenbsp;hard! — Moot ik zijn als een die van zijnenbsp;kinderen geheel beroofd is ? ” — Esther was vannbsp;zeven kinderen en eene trouwe gade de eenigenbsp;die hem was overgebleven. Esther was de troostnbsp;en vreugd van zijn hart in den ouderdom, wantnbsp;zij was met de teederste kinderliefde aan harennbsp;vader verknocht; zij verstond zijne kleine wen-schen en wenken ; vader en dochter waren éénnbsp;hart en ééne ziel. Maar nadat Esther met dennbsp;Bijbel was bekend geworden en er in hare zielnbsp;warme liefde tot Jezus was ontstaan, was denbsp;overeenstemming wat gestoord; want zij gevoeldenbsp;een’ naauwe hechting aan haren vader, en tochnbsp;was de Heere haar te magtig geworden. Zwatirnbsp;leed de dochter onder dat gevoel, terwijl hetnbsp;haren vader minder merkbaar werd, daar zij nunbsp;vele weken ziek lag. Doch weldra zou zij verlost worden uit het land van tranen en lijden.nbsp;Zij leed veel door pijn, maar nog meer doornbsp;inwendigen strijd; maar de trouwe Heiland, dienbsp;zich haar ten eigendom had gekozen, leidde haar
-ocr page 15-15
mot sterke liaiid door alle twijfelingen , donkerheid en gewetenslagcn henen, en deed haar vrede vinden in zijn scliuld-verzoenend lijden en sterven.
Het was op een’ aangenamen herfstavond, dat Esther liet vragen, of haar vader bij haar wildenbsp;komen. Haar einde naderde; het gezin was innbsp;diepe droefheid. Met gebogen hoofd en roodnbsp;geschreide oogen trad de grijsaard in de zieke-kamer van zijne dochter, ’s Mans rijzige ge.staltenbsp;Was als ineengebogen onder den last des jam-öiers; zijn donker vaderoog hmg hartstogtelijknbsp;aan Esther. Deze lag daar rustig; een weemoedige lach zweefde om haren mond en de vredenbsp;Gods lag op haar gelaat. Zij nam des vadersnbsp;hand, bragt die aan hare lippen en zeido :nbsp;“Mijn lieve vader, ik heb zeker nog maar weinige oogenblikken te leven; haast, haast magnbsp;ik naar Huis. Vader, ik bedank u voor uwe
trouwe liefde, die mijn geluk uitmaakte.....
Vergeef het uwe Esther als zij u bedroefd heeft.’’ Hare stem weigerde hier, zij weende aan den halsnbsp;van haren snikkenden vader. Eindelijk rigttenbsp;zij zich op met inspanning harer laatste krachten , vatte des vaders beide handen en sprak,nbsp;terwijl zij een diepen blik in zijne oogen sloeg:nbsp;“ Mijn vader! ik heb nog één verzoek; hebt gijnbsp;uw kind lief, voldoe dan aan mijn verzoek.”
-ocr page 16-IG
“Wat kan ik u doen, mijn kind; o ik zal alles volbrengen! ” Esther’s hart klopte sterk; eennbsp;oogenblik zweeg zij, toen zeide zij met vastenbsp;stom; “Mijn vader, ik bid u, spreek nimmermeer een woord ten nadeele van Jezusnbsp;van Nazareth. Hij heeft mij vrede geschonken in leven en in sterven. — Heercnbsp;Jezus,” vervolgde zij met gevouwen handen ennbsp;het oog naar boven, “zegen mijnen vadernbsp;en zorg toch dat ik hem wederzie voornbsp;den Troon. Ontferm n mijner, Heeronbsp;Jezus! Amen.” Esther viel in onmagt en ontwaakte hier niet meer. Haar geest was naarnbsp;het hemelsei] Kanaiin, Hem lovende wien harenbsp;vaderen eens aan het kruis hingen. De gevangene Sions wa.s verlost; de Heer had grootenbsp;dingen aan haar gedaan. Thans voor Godsnbsp;Troon, verbeidt zij met ons den grooten dag,nbsp;dat Israël tot zijne ruste zal ingaan, en zij bidtnbsp;met de strijdende en zegevierende gemeente;nbsp;kom, kom, Heero Jezus! — Wij troostennbsp;elkander met hot Woord der belofte: “Kannbsp;ook een vrouw haar kind vergeten? — en zoonbsp;zij het vergat, ik zal u niet vergeten.”
Maar hoe was het met Esther’s vader gesteld?— Lang hield hij zijne armen krampachtig om hotnbsp;ontzielde ligchaam van zijn kind; een dubbeld
-ocr page 17-17
zwaard ging door zijne ziel. Zijne kraclil was gebroken, zijn levenslust vergaan; nog langnbsp;was hij nadenkend en naar ziel en ligchaamnbsp;krank. Maar Hij wien Esther in haar sterfuurnbsp;had aangeroepen, was mot hem. Ofschoon hijnbsp;Hem niet kende, Hij trooste en bewerkte dennbsp;treurenden vader, en voerde hem veilig op dennbsp;smaller) weg. Te weten: «op zekeren dag datnbsp;de grijsaard in Pfsther’s prieeltje de bank wildenbsp;verzetten, vond hij haren Bijbel, met haai'’ naamnbsp;er in. De strijdigste gewaarwordingen kamptennbsp;in zijn binnenste; met afkeer deed hij het boeknbsp;Weg; maar dan nam hij het weêr op, sloeg ernbsp;'’lugtig een oog in, en wierp het weêr neder.nbsp;Eindelijk echter begon hij er in te lezen, daarnanbsp;te onderzoeken en ten laatste betoonde zich hetnbsp;Woord van God als een hamer die rotsen tenbsp;niorselcn slaat. Na langen strijd werd hij overwonnen. De oude Israëliet vond vergeving ennbsp;''Tede onder het kruis van Hem, die gekomennbsp;was om zalig te maken, dat verloren is. Zijnnbsp;gewond en verslagen hart werd door 's Heilandsnbsp;trouwe hand geheeld en zijn geweten werd verlicht en geheiligd door diens bloed en geest.nbsp;Dagen lang zat hij voor Esther’s Bijbel en alsnbsp;hem Gods raad steeds helderder werd, kon hijnbsp;’'ijne dankbare blijdschap niet meer voor zich
-ocr page 18-18
zelven alleen houden. Hij trad over naar de pastory bij Christina’s ouders, en bekende hunnbsp;met vreugdetranen wat de Heer aan Hem gedaan had. En nu vernemende dat het Christinanbsp;was, die aan zijne nu verheerlijkte dochter dennbsp;Bybel had gegeven, drukte hij het meisje herhaalde reizen innig aan zijn hart en bedanktenbsp;haar voor zoodanig liefdebetoon.
Sedert zat de kleine menigmalen aan ’s grijsaards voeten; want vaak, wanneer hij heimwee naar Esther gevoelde, bezocht hij Christina, ennbsp;deze verheugde hem weder door hare kinderlijke liefde en godsvrucht. Zij nam dan welnbsp;eens den Bijbel en las hem een goed woordnbsp;voor, of sprak van Jezus, den goeden, trouwennbsp;Herder; dan werd hij dankbaar en vrolijk gestemd, en het behaagde God, zich ook hier uitnbsp;den kindermond lof te bereiden.
Laat dan Gods lof ten hemel rijzen ;
Laat al wat adem heeft hem prijzen!