-ocr page 1-

EEN WOORD

AANBEVELING VAN DEELNEMING AAN DE ZENDINGSZAAK.

„Onze Vader, die in de hemelen zijt, uw koningrijk kome.” Zoo luidt eene dier heerlijke,nbsp;zinrijke en veelbevattende beden, welke onze Heernbsp;en Heiland ons geleerd heeft eiken dag ten hemelnbsp;op te zonden, en bij ieder christen, die indedaad ennbsp;in waarheid een christen is, is buiten allen twijfelnbsp;'leze bede op den bodem van hot hart geschreven.nbsp;Aanneer wij bij ervaring hebben leeren kennen watnbsp;vij te verstaan hebben door het koningrijk Gods,nbsp;'loor dat koningrijk gevestigd in het dierbaar bloednbsp;Van Hem, op wiens lijden en sterven tot verzoeningnbsp;onzer zonden wij in de laatste weken met nadruknbsp;gewezen werden; wanneer wij het door ondervindingnbsp;Weten, hoe dat koningrijk is gereg tig heid ennbsp;Vrede en blijdschap door den H. Geest; hoenbsp;daartoe te behooren hetzelfde is als te behooren totnbsp;de verlosten door den dood van Gods Zopn, de

-ocr page 2-

vernieuwden door den Geest der heiligmaking, de aangenomenen tot den rang van kinderen Gods ennbsp;de erfwachters der eeuwige gelukzaligheid in de he-melsehe woningen; dan wenschen wij niets innigernbsp;en vuriger dan dat het meer en meer kome, dat Hijnbsp;die het verordineerd en Hij, die het in zijn schuld-verzoenend bloed gevestigd heeft, alle eer ontvange,nbsp;meer en meer gekend, geprezen en verheerlijktnbsp;worde en dat die nabij en die verre zijn in de zoonbsp;onmisbare en onschatbare zegeningen van dat he-melsch koningrijk deelen mogen. Bezielt u dat verlangen? is het die zielsbegeerte, welke u dagelijksnbsp;die bede van het volmaakt gebed doet opzendennbsp;en n dringt om naar vermogen aan de verbreidingnbsp;van het Evangelie deel te nemen? Wat hiervan ooknbsp;zij, ik wensch een woord tot u te spreken datnbsp;dienstbaar zijn kan om uwen ijver daartoe op tenbsp;wekken of te verlevendigen. Zoo gij u zelven hebtnbsp;leeren kennen, dan erkent gij ten volle, dat wij dienbsp;opwekking gedurig van noode hebben. Zoo ligtnbsp;verdooft onze ijver, zoo koel is vaak onze liefde,nbsp;zoo klein ons geloof, zoo flaauw onze hoop. Wijnbsp;hebben telkens noodig, dat er eene wekstem tot onsnbsp;kome, waardoor ons geloof versterkt, onze liefdenbsp;vermeerderd, onze hoop bevestigd, het vuur vannbsp;ijver meer brandende in ons kan worden. Daaromnbsp;wensch ik, tot hare aanbeveling, een woord tot unbsp;te rigten over de deelneming aan’de zendingszaak, de deelneming aan dat werk, hetwelk ten

-ocr page 3-

oogmerk heeft, dat het koningrijk Gods onder de heidenen en onder zoovelen als van het licht desnbsp;evangelies nog verstoken ziin, uitgebreid worde.nbsp;Wat wij door die deelneming hebben te verstaannbsp;zal, naar ik vertrouw, geene breedvoerige aan-wijzing noodig hebben. Gij erkent zeker met mij,nbsp;dat men nog niet gezegd kan worden in deze zaaknbsp;naar behooren deel te nemen, wanneer men van tiidnbsp;tot tijd daarvoor van het zijne eene meerdere of mindere gave afzondert, nu en dan oene zendingsbidstondnbsp;hijwoont en een zendingsberigt leest, ook nog niet,nbsp;Wanneer men zich voor het uitwendige als lid aannbsp;een of ander genootschap of kring tot dat doel heeftnbsp;aangesloten. Deel te nemen aan de zaak dernbsp;zending kan hij alleen gezegd worden, die het hartnbsp;aan deze zaak heeft gegeven; die uit liefde voornbsp;dien Heiland, die zondaren, die ook hem gekochtnbsp;heeft met zijn bloed, uit die liefde, welke eene vruchtnbsp;18 van een ootmoedig, den Heiland zich toeëigenendnbsp;geloof, ook de heidenen liefheeft, de zendelingen ennbsp;de zending liefheeft; die in de behartiging dezer zaaknbsp;naar krachten en gaven niet alleen iets pligtmatigs,nbsp;maar die er zijne blijdschap in vindt; die met biddende belangstelling haar gadeslaat in hare zoonbsp;schoone, maar vaak zoo moeijelijke ontwikkeling;nbsp;die haar ondersteunt, haar verdedigt, hare ondersteuning bij anderen zoekt te bevorderen en die hetnbsp;nr niet bij laat berusten, dat hij haar oppervlakkignbsp;kent, maar alle middelen aanwendl en alle gelcgen-

1 *

-ocr page 4-

heden zooveel mogelijk zich ten nutte maakt, om beto'-, naauwkeuiiger en grondiger met haar bekendnbsp;te worden. Deze deelneming i.'» het, welke ik metnbsp;eenige dor vele drangredenen, die er voor zijn, unbsp;wensch aan te bevelen. Verleent mij voor eenigenbsp;oogenblikken uwe belang.stellende aandacht, wanneernbsp;ik u daartoe doe opmerken, hoe hij, die op denbsp;omschrovene wijze deelneemt aan de zendingszaak ,nbsp;deelneemt aan een werk, dat in zich zelvennbsp;reeds heerlijk is, - dat het heerlijkstnbsp;zi e 1 .s geno t scheii k t - en dat aan zij ne eigene zaligheid uitnemend kan dienstbaarnbsp;w e z e n.

De deelneming aan de zendingszaak is de deelneming aan een werk dat in zich zelven reeds heerlijk is. Zon het niet? Zij isnbsp;deelneming aan de Evang'clioverbreiding, en wat isnbsp;Evangelieverbreiding anders dan medewerking aannbsp;de volvoering van den raad van God tot zaligheidnbsp;van zondaren, van dat raadsbesluit dat genomennbsp;is door den Eeuwigen en Ontfermende vóór denbsp;grondlegging dor wereld, en dat in eeuwigheid denbsp;stof der aanbidding, dankzegging en verheerlijkingnbsp;des Allerhoogsten door de verlosten in den hemelnbsp;zal uitmaken. Wij weten het, dit was de verborgenheid van zijnen wil, naar zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in zich zelven, om in denbsp;bcdeeling van de volheid der tyden, wederom alles

-ocr page 5-

tot één te vergaderen in Christus, beide dat in den hemel is en dat op de aarde is (1), dit zijn welbehagen , dat in Christus al de volheid wonen zonnbsp;en dat Hij, door hem vrede gemaakt hebbendenbsp;door het bloed zijns kruises, alle dingen verzoenennbsp;zou tot zich zelven, hetzij de dingen die op de aarde,nbsp;het zij de dingen die in de hemelen zijn (2). Ziet,nbsp;tot volvoering van dien raad daalde de Zone Godsnbsp;uit den hemel neder, Hij in wien, gelijk het Licht,nbsp;ook het Leven is der menschen. Hij openbaarde datnbsp;leven door zijne verschijning op aarde, hij schenkt hetnbsp;door zijnen bloedigen dood, hij deelt het aan allen dienbsp;gelooven persoonlijk mede door de kracht des Heiligen Geestes. Overal waar nu het Evangelie zijnsnbsp;koningrijks wordt verkondigd , daar ruiseht een levensadem en naarmate het gekend wordt en aangenomen , verbreidt zich dat koningrijk en wordt hetnbsp;doel der verlossing bereikt , dat hemel en aardenbsp;Weder ééno Gemeente worde, waarin God woont ennbsp;troont en wordt verheerlijkt. Welk eene eere dannbsp;hoven iedere eere, welk voorregt boven ieder voor-regt, wanneer wij , geringe menschenkinderen, wij ,nbsp;zondige zonen en dochteren van adam , niet alleennbsp;zelve kunnen en mogen verlost, vernieuwd , in datnbsp;koningrijk opgenomen worden, maar dat God ooknbsp;onzen arbeid gebruiken wil, ook ons wil toelatennbsp;zijn werk te werken en in de kracht van zijnennbsp;Geest bet heerlijkst doel te bevorderen, de verios-11) Efez. I ; 9, 10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(2) Coloss. I : 19, 20.

-ocr page 6-

sing, heiliging en zaliging, de volkomene verzoening met Hem en de behoudenis voor den hemel vannbsp;eene mede zondige mensehenwereld! Waar is eennbsp;werk, dat zoo grootsch, zoo heerlijk, zoo hartverheffend is ? Wie zou niet daarom reeds de deelneming aan de zendingszaak de deelnemingnbsp;aan een heerlijk werk moeten noemen?

Te meer, daar dit werk, de volvoering van het plan van God, ook is de deelneming aan het werknbsp;van Gods Zoon, den eeuwiggezegenden Heer ennbsp;Zaligmaker van zondaren, jezus Christds. Gekomen in de wereld om het Godsrijk te vestigen,nbsp;heeft Hij door woord en daad bewezen dat hetnbsp;zijne vreugde was te zoeken en te zaligen wat verloren is. In een leven van enkel lijden heeft Hijnbsp;geene andere blijdschap dan deze gekend. Hij heeft zenbsp;gesmaakt, ook te midden der duisternis van Golgotha, bij het uiten van het woord tot den boetvaar-digen moordenaar gesproken: „heden zult gij metnbsp;Mij in het Paradijs zijn;” hij heeft ze vooralnbsp;genoten bij het doen hooren van den triumfgalm :nbsp;het is volbvagt, waardoor hij bezegelde, dat denbsp;offerande was gebragt , waardoor tot in eeuwigheidnbsp;zouden worden volmaakt degenen die geheiligd worden. En gelijk Hij gezind was op aarde, zoo isnbsp;Hij, die gisteren en heden en tot in eeuwigheidnbsp;dezelfde is, opgestaan van de dooden en heengeva-ren waar Hij te voren was , ook gezind in den hemel. Het bevel heeft Hij achtergelaten dat zijn

-ocr page 7-

evangelie zou gepredikt worden aan alle creaturen, bekeering en vergeving van zonden verkondigd worden onder alle volken. Niet zoodra was Hij gezeten op den middelaarstroon, of Hij zond zijnenbsp;apo.sitelen uit, toegerust met de gaven des H. Gees-tes, en riep weldra den grooten apostel der lieide-ï’en , door Hem verordineerd om den heidenen denbsp;oogen te openen , hen te bekeeren van de duisternisnbsp;tot het licht, van de magt des satans tot God,nbsp;opdat zij de vergeving der zonden zouden ontvangen en een erfdeel onder de geheiligden door hetnbsp;geloof in Hem (1). Ook in die heidensche landennbsp;bad Hij veel volk , ook uit die heidenwereld moestennbsp;'^ele schoven in de schuren van het Godsrijk wordennbsp;ifigezameld. Van eeuw tot eeuw, van volk tot volknbsp;beeft Hij het licht des evangeliewoords doen schijnen,nbsp;ook op onzen bodem heeft Hij het doen stralen.

Wij zelv’, wier vaderen voorheen Hier knielden voor een hout of steen.

Wij zelv’ zijn sprekende bewijzen.

Steeds is Hij voortgegaan dienaren bekwaam te maken en uit te zenden tot verbreiding van zijnnbsp;koningrijk, tot bijeenverzameling uit alle geslachten.nbsp;Volken en natiën van die als verlosten door hetnbsp;bloed zijns krnises parelen aan de kroon zjjner heerlijkheid wezen zullen, en nog gaat Hij voort dit tenbsp;doen, gelijk zoovele uitmuntende arbeiders in dennbsp;(1) Hand. XXVI: 18.

-ocr page 8-

oogst getuigen kunnen. — Welk eene eere clan, nogmaal.s, tot dat zelfde doel door liartelijke deelneming aan de zending zijner dienaren mode te werken , welk eene eere, gedreven door eene lietde aannbsp;zijne liefde ontstoken, door die deelneming mede bijnbsp;te dragen dat zijn naani verheerlijkt, zijn koningrijknbsp;uitgebreid, verlorene schapen tot dien eenigen Herder gebragt en gevallene onder de magt des satansnbsp;zijne gcheiligden, onderdanen en aanbidders vannbsp;dien koning der koningen worden. Voorwaar, wijnbsp;moeten het erkennen, de enkele gedachte is reedsnbsp;zoo hartuitbreidend en de zaak zoo vereerend ennbsp;heugchelijk, dat geene betrekkingen hoe aanzienlijk,nbsp;geene werkzaamheden hoe vereerend ook, daarmedenbsp;kunnen vergeleken worden, dat, zoo wij Hem eenig-sints kennen in zijne dierbaarheid en waarlijk ge-looven en weten dat Hij ook voor ons stierf, ooknbsp;voor ons tot in eeuwigheid leeft, wij niets vurigernbsp;kunnen wenschen, dan dat wij daarin standvastig,nbsp;volijverig, altijd overvloedig mogen bevonden worden.nbsp;Laat ons dan nog dit opmerken, hoe deelnemingnbsp;aan dit heilige werk deelneming is aan de verbreiding der onschatbaarste zegeningen onder dezulken,nbsp;die daarvan nog verstoken en in namelooze ellendenbsp;gezeten zijn. Gezegenden mogen wij ons met vollennbsp;nadruk noemen, gezegenden met alle geestelijke zegeningen in den hemel in chkistüs. Ziet! ook onzenbsp;voorvaderen zaten eenmaal in nachtelijke duisternis,nbsp;tot de stomme afgoden heengetrokken, vreemdelin-

-ocr page 9-

gen aan elke belofte, geene hope hebbende en zonder Giod in do wereld. Wie zal zeggen, hoevele afgrijselijke offeranden in de tijden der onwetenheid geofferd zijn, op dezelfde plek gionds die wij bewonen ? Maar er is gezorgd voor ons. Het oog vannbsp;christelijke zendingboden en daarna ook hunne schreden zijn door God gerigt tot dit land onzer woning.nbsp;Ziet, het heiden.sch Nederland, gelijk het voor 1100nbsp;jaren was, is een christelijk land geworden. Wijnbsp;Weten nu wat voor zoovele eeuwen hier niemandnbsp;wist, dat wij maar één God hebben, den Vader,nbsp;uit wien alle dingen zijn en wij tot Hem, en maarnbsp;één Heer, jezus chuistus, door wien alle dingennbsp;zijn en wij door Hem (1). Zijne offerande kennen wij;nbsp;zijn verzoenend bloed wordt on.s gepredikt. Onsnbsp;Voorhoofd is door het water des doops tot vergevingnbsp;der zonden besprengd; reeds van kindsbeen af zijnnbsp;wij in deii troost des krulses onderwezen geworden.nbsp;En zoo wij wat in den doop ons is toegezegd waarlijk ons toegeëigend, zoo wij door de genade de.snbsp;II. Geestes den eenigen Heer en Middelaar, in wiennbsp;ulle beloften Gods ja en amen zijn, met een ootmoedig, hartreinigend geloof aangenomen hebben,nbsp;dan zijn wij niet alleen uitwendig, maar ook inwendig gezegend, gezegend met geestelijke zegeningen,nbsp;die gesmaakt worden in den geest des gemoeds, metnbsp;leven uit God, met kracht uit God, met vrede innbsp;God, met den gee.st der aanneming tot kinderen,nbsp;(1)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 Cor. VIII; 6.

-ocr page 10-

10

door welken wij gt; Abba Vader” zeggen, door welken wij in de hope der eeuwige heerlijkheid ons verheugen mogen. En aldus gezegend, hoe zoudennbsp;WIJ het niet eene eere, een voorregt achten eennbsp;zegen te zijn, mede te werken dat die zegeningennbsp;ook hun mogen toegebragt worden, die er nog vannbsp;verstoken zijn, die in nachtelijke duisternis en ellende, die onbeschrijfelijk is, zijn neêrgezeten.

Wij weten het, over 630 millioenen houdt nog de nacht des heidendoms zijne donkere schaduwennbsp;verspreid, en 160 millioenen dwalen bij het bleeke,nbsp;koude schijnsel van Mekka’s halve maan, gezwegennbsp;van de 9 millioenen uitmakende het kroost vannbsp;ABRAHAM, nog niet genezen van de verblindingnbsp;waarmede hunne vaderen de hope Israels vervloektnbsp;en het bloed der verzoening vertreden hebben. Alsnbsp;wij alleen maar onze aandacht vestigen op dat onmetelijke Chinesche Rijk, dat eerst sedert weinignbsp;jaren voor het Evangelie is geopend, hoe ontelbarenbsp;tempels treffen wij daar aan, maar geen die is toegewijd aan den levenden God, den schepper van hemelnbsp;en aarde. Tien millioenen storten daar jaarlijks in denbsp;eeuwigheid, zonder gekend te hebben het Lam Gods,nbsp;dat de zonde der wereld heeft weggenomen. Tal-looze góden vervangen bij al die verdoolden denbsp;plaats van hunnen eenigen Maker, voor wezensnbsp;hunner verbeelding, even hartstogtelijk als verschrikkelijk, buigen zij zich neer en stollen ze zichnbsp;voor als gediend wordende door de gruwelijkstenbsp;wanbedrijven.

-ocr page 11-

11

Wij weten welk eene stem des bloeds %'ari al de Hcidenlaiiden opgaat, bloed van vijanden, bloednbsp;van slaven, bloed van kinderen vooral. De zendelingen op hunne reizen volgende, zien wij- dennbsp;llooden Indiaan, geacht de edelste te zijn onder alnbsp;de Heidenen, pronken mot de liaarschedels zijnernbsp;verslagenen : den Dajakker op Borneo zijne bruidnbsp;een aantal menscbenboofden tot brnidsgavo schenken:nbsp;den Nieuw Zeelander het vleesch zijns vijands ennbsp;^ijns ongehoorzamen slaafs eten en aan zijne kleinennbsp;de afgeslagene hoofden tot speelgoed geven. Wijnbsp;weten hoevele duizende kinderen in Azië, Afrikanbsp;en de Stille Zuidzee jaarlijks zonder eenige genadenbsp;door de handen hunner ouders gekeeld, geworgd,nbsp;levend begraven, in gloeijende vulkanen geploft,nbsp;voor tijgers en krokodillen ter verscheuring geworpen worden. Hoe gruwelijk het lot der vrouwennbsp;IS onder de Heidenen is u niet onbekend, hoe vernederd beneden de dieren, beneden de slaven, nietnbsp;nan den disch hunner echtgenooten toegelaten, aannbsp;de schrikkelijkste ijverzucht en achterdocht] blootgesteld. Om het u met enkele voorbeelden te herinneren. (1) Op de Sandwich.s-eilanden zijn alle vrouwennbsp;Van de Koningin af tot de laagste slavin toe ondernbsp;het taboe geplaatst, dat is onder een heilige ban,nbsp;die de dingen waarop die ban gelegd is onaanroer-lgt;aar maakt van een ieder, behalve van die hemnbsp;heeft uitgesproken. Mannenarbeid mag de vrouw al.-i,nbsp;(l) Hoffmax , Missionsstunden bl. 61, 343.

-ocr page 12-

een lastdier verrigteu, maar nooit mag zij het wagen aan den disch met haren man aan te zitten en denbsp;spijze aan te raken, die voor hem bestemd is, ennbsp;voor hem alleen is al het goede en lekkere. Allesnbsp;is taboe, dat hij in zijne zelfzucht voor zijn gehemelte, of tot wat einde ook, zich heeft voorbehouden.

In hel Namaqualand , ter westkust van de Kaapstad , hooien wij uit den mond van eene vrouw, hoezeer zij het vertrek van den zendeling betreurde,nbsp;door wien zij eerst in een beteren toestand was gekomen. „ Eer gij tot ons kwaamt,” zeide zij , „ warennbsp;wij in den ellendigsten staat, wij werden door denbsp;mannen als de dieren, ja erger dan de dieren behandeld. Dag aan dag moesten wij het pad opnbsp;om honig, wortels en brandhout te zoeken. Haddennbsp;wij niets gevonden, dan werden wij geslagen. Gingen zij op de jagt, dan moesten wij het keukengoed,nbsp;de kleine kinderen en alles wat de mannen noodignbsp;hadden, op onze schouders nemen en als pakossennbsp;nadragon. Hadden zij hun wild gedood, wij moestennbsp;het voor hen koken en durfden geen bete nemennbsp;voor zij gedaan hadden; als zij zich verwijderdnbsp;hadden mogtan wij het overschot opeten.”

Maar waartoe meer? Het is u bekend, het is u meermalen door zulke voorbeelden herinnerd, totnbsp;welke ontzettende laagte, verstomping en verdierlij-kiug de heidenen gezonken zijn. Welke vreesselijkenbsp;ellende en gruwelen daar worden gezien, welk treurig wegkwijnen in verdrietige stompheid, radelooze

-ocr page 13-

13

Zelfkwelling en woedend wroeten in eigene ingewan-lt;len , dat een ieder, wiens oog er op gevestigd Wordt, met den diepsten weemoed vervullen moet.

Maar welk eene gedachte dan, welk een denkbeeld, Waarvan de voorstelling alleen het hart dat eennbsp;fflenschelijk hart mag worden genoemd, hoeveel tenbsp;meer het hart dat een christelijk hart is geworden,nbsp;in hooge verrukking brengen, in heiligen ijvergloednbsp;ontsteken moet, deel te nemen aan eene zaak, dienbsp;mets minder bedoelt dan de diepgezonkenen nit zulknbsp;eene diepte van ellende op te heffen, in die duis-ternis licht te ontsteken ; die zich buigende voornbsp;hout en steen in aanbidders van den eenigen Godnbsp;den mensch-geworden Zaligmaker; die verdierlijkten en slaven der zonde in vernieuwde menscbennbsp;kinderen Gods te veranderen, mede te werkennbsp;dat ook onder die millioenen de banier des kruisesnbsp;geplant worde, die banier des kruises ook hun verademing en vrede toewapperende, ook hen naar een’nbsp;Weg des behouds, ook hen naar een geopenden hemelnbsp;henenwijzende. — O! gezwegen van de schuld dienbsp;daartoe op alle gezegenden met de hemelsche zegeningen rust, het gebod der prediking des evangeliesnbsp;aan alle creaturen dat daartoe roept, en de liefdenbsp;Waardoor alle verlosten en waarlijk geheiligden daar-toe inwendig gedrongen worden, zoo is reeds datnbsp;Werk zelf van dien aard, is het zoo heerlijk ennbsp;Godverheerlijkend tevens, dal het met nadruk tot dienbsp;deelneming wekt, terwijl daarenboven niet klein is

-ocr page 14-

li

de vreugde die het schenkt, de zegen, waarmede die er zich aan toewijden, door den Heer uit den hemelnbsp;daarvoor gezegend worden.

Ja, dit nbsp;nbsp;nbsp;werknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijk hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;reeds heerlijk innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zich

zelven is , zoo is ook rijk de zegen die het schenkt, heilig het zielsgenot, dat de deelneming daaraannbsp;doet smaken. Laat ons ook hierbij een oogenbliknbsp;stilstaan, laat ons opmerken hoe die deelneming,nbsp;zoo zij isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelijknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wij haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;straks omschrevennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben , eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genotnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verschaft,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat zielverkwikkend en

verblijdend nbsp;nbsp;nbsp;moetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheetennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;worden, daar zijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ons

de kracht des kruises onzes Heeren doet aanschouwen, - de ontfermende trouw vannbsp;onzen Heiland meer kennen doet, - en voornbsp;oogen stelt hoe de heerlijkste beloftennbsp;Gods bij toeneming vervuld en bevestigdnbsp;worden.

Zoo wanneer ik van de aarde verhoogd zal zijn, dus sprak eens onze Heer en Heiland, zal ik zenbsp;allen tot mij trekken , en dit zeide hij , beteekenen-de hoedanigen dood hij sterven zou, (1) dit zeidenbsp;Hij van de aantrekkende en her.scheppende kracht,nbsp;die Hij , door zijn kruis zou oefenen. Het is alsnbsp;de gekruisigde dat de Heer zich eene gemeente uitnbsp;de volken verzamelt en dat niet ondanks zijn kruis,nbsp;maar door het kruis, door datzelfde kruis , dat nog

(1) Joh. XII ; 32 , 33.

-ocr page 15-

filtijd den natuurlijken mensch eenc ergernis en dwaasheid is, maar eene kracht Gods tot zaligheid isnbsp;blijft voor een iegelijk die gelooft. Ach 1 indiennbsp;de zendelingen, die uitgaan , Christus den Heernbsp;alleen prediken als een volmaakt Leeraar van Godnbsp;gekomen, als den verheven Korting in het rijk vannbsp;Waarheid en deugd, als don magtigen Zoon van Godnbsp;die zijnen scepter nitstrekt over do volken dor aarde,nbsp;dan blijven de volken heidenen of zij worden hetnbsp;op nieuw. Maar als zij christüs verkondigen dennbsp;gekruisigden , Christus als het Lam Gods, dat denbsp;zonde der wereld heeft weggenomen, Christus alsnbsp;den barmhartigeri Hoogepriester, die mot ééne ofter-ande de schuld eener doodschuldige wereld verzoent,nbsp;dan openen zich de harten voor de genade Godsnbsp;On de werking des Heiligen Geestes, de slapendenbsp;Ontwaken en zij slaan uit den doodenslaap op omnbsp;den gekruisten en nu verhoogden over zich te doennbsp;dchten.

He geschiedenis der Evangeiieverbreiding, stelt liet Ons in treffende voorbeelden voor oogen. Hoort hetnbsp;getuigenis van een Indiaan , nadat hij tot bekeeringnbsp;Was gekomen. „Broeders,” zeide hij tot zijne stam-genooten , „ik was een Heiden en ik ben oud ondernbsp;ken geworden, daarom weet ik wel hoe de Heidenen denken. Daar kwam eens een blanke predikernbsp;lot ons , die wilde ons betoogen dat er een God is.nbsp;Wij antwoorden hem; houdt gij ons voor zoo dom ,nbsp;tlat wij dat niet wisten ? ga heen, van waar gy

-ocr page 16-

16

gekomen zijt.” Een ander kwam en zeide : „ Gy moogt niet stelen, niet liegen, u niet dronken drinken. Wij antwoordden : gij dwaas ! meent gij dat wijnbsp;dat niet wisten; leert dit eerst voor u zelven en ganbsp;heen , zegt het dan aan uw eigen volk.” Eindelijknbsp;kwam een derde en die sprak: ,,de Heer des hemelsnbsp;en der aarde heeft mij tot u gezonden om u tenbsp;zeggen dat Hij u wil redden uit uwe ellende. Daarom ks Hij een mensch geworden en Hij heeft zichnbsp;zelven gegeven tot een losprijs voor uwe ziel ennbsp;eene afwassching van uwe zonden.” Die wmordennbsp;kon ik niet vergeten, zij waren mij te diep in hetnbsp;hart gedrongen; ik dacht er bestendig aan : ja iknbsp;droomde zelfs van het bloed dat Christus de Heernbsp;voor ons heeft vergoten. En met dat woord, broeders ! is door Gods genade de opwekking en bekee-ring tot een nieuw leven bij ons aangevangen.”

Treffend is het getuigenis door den uitnemenden zendeling C.4SALIS (thans aan bet hoofd van hetnbsp;zendinginstituut te Parijs geplaatst) wegens het gebeurde onder de Bassouto's in Afrika gegeven. Opnbsp;het Paaschfeest, zegt hij, verhaalde men hier hetnbsp;lyden van Christus; eene meer dan gewone opmerkzaamheid heersclite in de vergadering, een man stondnbsp;op en ging snikkende naar buiten. Men wilde denbsp;oorzaak van zijne droefheid weten: men vond hemnbsp;op een steenhoop geknield, het aangezigt in tranennbsp;drijvende: men vroeg hem wat hem scheelde, watnbsp;hem zoo zeer bedroefde. Hy antwoordde: dat woord

-ocr page 17-

Van den Zaligmaker aan het kruis: „mij dorst” 6n niemand die hem een glas water gaf! dat is eennbsp;dolk, die in mijn hart is gegaan.” Wij trachttennbsp;fgt;em te troosten, maar gedurende verscheidene dagennbsp;V'eigcrde hij vertroost te worden, daar hij zich rekende een te groot zondaar te zijn. Eindelijk vloeidenbsp;de genade over en de Hoer deed hem zijne liefdenbsp;inzien. Hij vond den vrede, hij deelde zijn geloofnbsp;iian zijne landgenooten mode. Zijne bekeering werdnbsp;det sein eener nieuwe bedoeling voor onze zending.nbsp;Van dien dag al aan, zeven jaren na onze aankomst , openbaarde zich eene opwekking bij denbsp;liassouto’s, opwekking die niet heeft stil gestaannbsp;iin die der gemeente van Moria eenige honderdennbsp;Van zielen heeft toegebragt. — Nog een ander bewijsnbsp;Voor do wonderbare werking van bet woord desnbsp;kruises, medegedeeld door denzelfden apostel dernbsp;f^assouto’s, mogen wij hem noemen. Eenige wekennbsp;Voor mijn vertrek, zegt hij, woonde ik den doopnbsp;kij van twee mannen, van welke de een den zoonnbsp;anderen bad opgegeten. Zij hielden elkander bij de band, zij hadden hunne wederzijdsebenbsp;Vijandschap, hunne afgrijsselijke daden, hunne oudenbsp;twisten vergeten, om zich slechts te zamen te herinneren hunne schuld voor God en slechts te denkennbsp;fian de oneindige liefde hun bewezen, de genadenbsp;Van de zaligheid te hebben gevonden.

Met moeite wcerhoud ik mij van meerdere der ontelbare treffende proeven van de kracht des kruises

2

-ocr page 18-

IS

onzes Heeren u voor te stellen: maar deze enkelen uit zoovelen, hoe staven zij het, hoe doen zij hetnbsp;gevoelen, dat de deelneming aan de zendingszaak,nbsp;deelneming is aan cene zaak, die hot op zielvcrhlij-dende en verkwikkende wijze doet aanschouwen,nbsp;welk eene kracht Gods en wijsheid Gods er in denbsp;prediking van het kruis van christcs, het zoenbloednbsp;van CHRISTUS gelegen is.

En wat niet minder zielvcrblijdend i», is dit, dat zij ook de sprekendste bewijzen doet kennen van denbsp;trouw en ontferming des Ilecren JEZUS voor de zijnen.nbsp;Toen do Heer zijn zendingslast op den berg vannbsp;Galilea gegeven had: „gaat heen, onderwijst allenbsp;volken,” toen voegde Hij er aan toe dat zielbemoedi-gende woord voor alle zijne dienaren door allenbsp;eeuwen: „ ziet ik ben met ulieden alle de dagen totnbsp;aan de voleinding der wereld (1).” En van datnbsp;heerlijke woord: ziet ik bon met u! hoe doet denbsp;deelneming aan do zendingzaak ons de vervullingnbsp;zien in alle ’s Heeren echte zendelingen. Roept zenbsp;u voor den geest, die tallooze bezwaren en hindernissen die den evangelieboden tegenstaan in donbsp;heidenwereld, die verlatenheid van al de hunnen,nbsp;dat woeste on vreemde land, die baibaarsche gruwel-tooneolen die zij rondom zich aanschouwen, dienbsp;moeijelijk aan te leeren taal, die drukkende hitte,nbsp;die nijpende koude, die heerschende ziekten, dienbsp;tallooze gevaren naar ligchaam en ziel, dat gebrek

(l) Matth. XXVIII: 19, 20.

-ocr page 19-

19

aan zigibare gemeenschap der heiligen! wie houdt Iien staande? wie zorgt dat hun licht niet verdooft,nbsp;'Vlo vertroost, wie versterkt en wie bemoedigt hunnenbsp;''hielen? wie anders dan Hij, die met goddelijke ontferming heeft verzekerd en met goddelijke trouwnbsp;lgt;cvostigd, dat: „ik ben mot u?”

Dertig jaren lang leefde en werkte de Araeiikaan-sche zendeling POOR in het gloeijend koerkringland Van Ceylon; nog op 70 jarigen leeftijd ging hijnbsp;naar zijn vaderland New-York, maar mot hot vastenbsp;Voornemen om naar het akkerveld zijns gcloofs ennbsp;zijner hope terug te koeren. Zeven en zestig jarennbsp;lang zwierf de zendeling dor Broedergemeente uavidnbsp;zeisbrrgen in de wouden van Noord-Amerika ondernbsp;de wilde Indianen rond ; hij leefde en stierf met eennbsp;psalmtoon in het hart en op de lippen. Wat dreefnbsp;Gen oüTZLAFF en een hugo hahn andermaal uitnbsp;Duropa terug naar de hcidenwerold? Wat doet eennbsp;•1EI.LESMA te midden van al zijne bezwaren uitroe-Pen : » voor geen stand in de wereld zou ik dennbsp;Dnjnen verruilen willen;” wat een riedel als in verrukking vragen : » ziet gij wel , hoe zalig de standnbsp;van een zendeling is?” Wat anders dan de hand desnbsp;Heeren , die met Goddelijke kracht aan de zijdenbsp;zijner dienstknechten staat, die hand die als door donbsp;Wolken zijner heerlijkheid boort om dat woord dernbsp;liefde: »Ik ben met uaan de zijnen te bevestigen?nbsp;Heerlijke vrucht der deelneming aan do zaak dernbsp;verbreiding zijns evangelies, dat zij Hem, om ook

o*

-ocr page 20-

onze zielen tot geloof te bewegen of daarin te versterken, in zijne onvoranderlijke trouw in het vervullen zijner heilbeloften kenbaar maakt.

En gelijk den Zoon des A^aders, zoo doet zij ook God den A^ador ons kennen zoo als Hij Ja en Amennbsp;maakt alles wat in zijn woord met opzigt tot denbsp;uitbreiding zijns koningrijks is beloofd geworden.nbsp;Naar luid der ondubbelzinnigste toezeggingen, zalnbsp;Hij, voor AA’'ien wij ons nederbuigen als den ciiuistusnbsp;Gods, den eenigen Middelaar en Zaligmaker, doornbsp;God gesteld worden tot een licht der heidenen ennbsp;om Gods boil te brengen tot de einden der aarde ;nbsp;het rijsje , tot een boom opgewassen, zal staannbsp;opgerigt tot eene banier der volken, en een vraagbaak der heidenen , bot rijk van Gods gezalfden allenbsp;koningrijken overwinnen en het zal geschieden datnbsp;de berg van bet buis dos Hoeren zal gevestigd zijnnbsp;op den top der borgen en verheven boven de heuvelen en alle volken zullen tot denzelven toevlooijen.

En nu, nemen wij deel aan de zendingszaak, wat is het dan dat wij aanschouwen? AAHj staan als opnbsp;een wachttoren, wij slaan de blikken rondom onsnbsp;been cn bier zien wij het nevelfloers zich scheuren,nbsp;daar de dageraad des heils aanbreken, ginds denbsp;levenwekkende stralen van de zon der geregtigheidnbsp;over de Heidenlauden zich verbreiden en de beloften,nbsp;door God gedaan, in vervulling komen. AVij ziennbsp;hot, do Heer vermeerdert do schare der arbeidersnbsp;en gedurig doet hij nieuwe akkers ontginnen. Meer

-ocr page 21-

21

dfin 1000 Evangolieboden zien wij door Hem in de 19® eeuw tot de Heidenen uitgezonden en meer dannbsp;7000 inboorlingen als helpers hun toegevoegd. Wijnbsp;Vernemen van 4000 nieuwe Gemeenten onder donbsp;Heidenen jfesticht, met meer dan 200,000 leden ennbsp;3000 zendingscholen, die 250,000 leerlingen verzamelen. Waar men bij den aanvang dezer eeuw geennbsp;penning gaf voor de zending onder do Heidenen,nbsp;daar zien wij nu vijf millioenen guldens tot datnbsp;einddoel jaarlijks besteed, wij zien den gezegendennbsp;Bijbel in 32 millioenen exemplaren over de aardenbsp;verspreid, vertolkt in bijna 200 talen, als of denbsp;Pinkstergave der talen eens aan do Apostelen verleend , bij vernieuwing bet eigendom der kerk warenbsp;geworden en wij worden gedrongen de jnicbtaal tenbsp;doen hooren: Gode zij dank, die alzoo doet triomferen in CHRISTUS en de reuk zijner kennis zich ver-sjireiden doet aan alle plaatsen.

Hier planten de magtigste Christenmogendheden dor wereld, sints den jongsten tijd tot dat doelnbsp;voreenigd, hare banieren in het hart van dat China,nbsp;dat door alle eeuwen heen zijn reuzenmuur hardnekkig voor het Evangelie hield gesloten: daarnbsp;krimpt maho.vied's halve maan voor het licht vannbsp;de zon der geregtigheid en ginds in het land vannbsp;Indus en Ganges zien wij, ja, sints de laatstenbsp;helft des vorigen jaars do zendingsposten, die hetnbsp;land als met een net overdekten, ten deele geteisterd, ten deele verwoest door ontzettende stormen

-ocr page 22-

22

en onweders, maar wij staan in de overtuiging, dat ook die stormen en onweders onder ’s licerennbsp;bestuur do winden zullen worden, die op hunnenbsp;vleugelen de bladeren van den levensboom tot genezing der Heidenen heinde en verre dragen zullen.nbsp;Wij staan op den wachttoren en wij staren naarnbsp;andere zijden. Wat zien wij Java niet langernbsp;voor het Evangelie gesloten, naar Borneo in denbsp;laatste dagen meer dan vroeger de oogen der Christenen en de schreden der zendingboden gerigt en opnbsp;Celebes (wien ligt het nog niet versch in het geheugen?) eenc opwekking te weeg gebragt, die onsnbsp;in den aanvang van dit jaar de taal der verwondering en aaribidding van een linemann deed hooren :nbsp;niet minder dan 10,000 Heidenen werden er op hetnbsp;einde van 1856 nog in do districten T o n c e a, L e k o e-pang, Klabat boven en K lab at benedennbsp;geteld, en op het einde van 1857 zal er met Godsnbsp;hulp geen enkele meer zijn.” (1). Wij rigten den bliknbsp;naar het zuiden en wij zien duizende bewoners dernbsp;Zuidzee en Middellandsche eilanden tot het Christendom overgegaan; wij zien in het land van ciiamnbsp;Bersebaas en Bethesdaas (3) verrezen, waarnbsp;vroeger alleen dorre zandwoestijnen, bewoond doornbsp;wilde borden, wilder dan de leeuw der woestijn,nbsp;werden aanschouwd. Wij zien in Nam aqua’s en

(1) nbsp;nbsp;nbsp;Maaodberigt van het Ned. Zen. Gen. n”. 1.

(2) nbsp;nbsp;nbsp;Namen van Kvangelische zendingsposten onder de Be-chuanen in Zuid-Afrika.

-ocr page 23-

23

Horérolanden de bewijzen vermenigvuldigd, dat Moorenland zich haast de handen naar God uit tenbsp;strekken. Naar bet Noorden eindelijk rigtcn wij hetnbsp;oog en wij aan.schouwen daaj de eeuwige ijsvelden,nbsp;waar voorheen een wreede dondergod, streng alsnbsp;de natuur, heerschte, nu door do Zon der geregtig-heid beschenen en tot in den poolnacht der Greenlanders bloemen dragende van goddelijke liefde ennbsp;gcregtigheid. — Voorwaar! op dat alles onze blikken vestigende, zoo zien wij het overwinnend legernbsp;des Christendoms met stillen, maar rusteloozen gangnbsp;al verder en verder voorttrekken , en hoe de hemelnbsp;met lederen dag een nieuwen toon hoort van hetnbsp;groote zegelied over een nieuw Babylon, dat eenmaal geheel zal zijn gevallen. Ziet de dagennbsp;komen, spreekt een profeet, maar indedaad wijnbsp;zien ze komen, de dagen, waarin de profetie zichnbsp;vervullen zal: Ik zal mijn Geest uitstorten opnbsp;alle vleesch, eens zal de Heer één zijn opnbsp;aarde en zijn naam één, de aarde vol vannbsp;de kennisse dos Heeren gel ij k de waterennbsp;den bodem der zee bedekken en de verlostenbsp;menschheid ééne Godsgemeente, in welke Godnbsp;zelf alles in allen zal wezen. „Maranatha!”nbsp;zoo klinkt het ons van alle kanten tegen. » Denbsp;Heer komt! Hij komt gewdsselijk!” •— Wie die ditnbsp;alles indenkt, zal de deelneming aan de zendingszaaknbsp;niet do deelneming aan eene zaak die onze zielennbsp;het heerlykst genot doet smaken, met ons noemennbsp;moeten ?

-ocr page 24-

24

Is alles wat wij ons herinnerden reeds meer dan voldoende te achten om ijver in dezen bij ons opnbsp;te wekken of te verlevendigen , ook dil nog eindelijknbsp;moet onze belangstelling in de zendingszaak verhoo-gen, dat deelneming daaraan ook aan de zaligheid onzer eigene zielen uitnemend kannbsp;dienstbaar zijn. Of is het niet zoo dat die deelneming en door die deelneming het bekend wordennbsp;met den toestand der heidenwerold, ons strekken kannbsp;om te leeren de voorregten, die wij genieten, dankbaar op prijs te stellen? Achnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vergeten, (gijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;znlt

het met mij naar ik nbsp;nbsp;nbsp;vertrouwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beschaming erken

nen ,) wij vergeten maar al te veel de genade Gods, die ons heeft doen geboren worden onder een licht,nbsp;dat voor zoo vele volken nog niet mag schijnen.nbsp;Wij verplaatsen onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te weinig innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den toestandnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der-

gencn, die derven nbsp;nbsp;nbsp;wat onsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ruim is tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deel

gevallen. Maar als wij dan meer aandachlig rondzien onder die millioenen, die nog in nachtelijkc duisternis omwandclon, als wij aanschouwen hnnncnbsp;ellende, hunne onlzedelijking, onfmenscholijking, ver-dierlijking, den nacht van zonde en jammer waarinnbsp;zij, nit éénen bloede mot ons gesproten, zijn bedolven , dan beseffen wij met kracht en met klaarheidnbsp;wat wij aan het Godsgeschenk des evangelies hebben dank te weten, on zoo wij eenigzints door genade de kracht er van aan ons hart en ons levennbsp;ondervonden hebben, dan worden wij gestemd ennbsp;gedrongen, om Hem te danken en te verheerlijken,

-ocr page 25-

25

die uit die duisternis ons getrokken en overgebragt beeft tot zijn wonderbaar licht.

Ook een toetssteen voor bet leven doet die deelneming ons aan de hand en zij kan dienstbaar zijn om ons te leiden tot de hoogst noodige zelfbeproeving. Als wij daar hooren van Heidenen die zichnbsp;bekceren, die geloovig worden, die met hart en zielnbsp;aan den Heiland zich overgeven, wier eerste liefdenbsp;liefelijk is en vol jeugdige kracht, en wier verschnbsp;geloofsleven zulke heerlijke vruchten doet voortkomen;nbsp;van zendelingen die allerlei ontbering, allerleinbsp;moeite, allerlei smaad en gevaren zich getroostennbsp;en duizend dooden sterven, om zielen van heidenennbsp;van den vreesselijksten dood te redden, dan wordtnbsp;de vraag ons nader aan het hart gebragt, of hotnbsp;ook bij ons reeds gekomen is tot die waarachligenbsp;bekeering , of ook wij reeds de redding onzer zielennbsp;bij den Heiland hebben gezocht, of Hij gezegd kannbsp;worden door geloof en liefde in ons te leven ennbsp;Wat vruchten van geloof wij al voortgebragt hebben?nbsp;hoe het bij ons met de betooning der liefde staatnbsp;en welke de zelfsverloocheningen zijn tot welke wijnbsp;bereid zouden wezen?

Als wij daar hooren van een Otaheitisch koning, die in vrede henonging met dat woord op de stervende lippen: ïjEZUs alleen !” moet het ons niet doennbsp;stilstaan en vragen; ik, van kindsbeen af met helnbsp;evangelie opgevoed, ben ook ik reeds gekomen totnbsp;die eenvoudigheid, die blijdschap, die verzekerdheid

-ocr page 26-

des goloofs, on als ook ik nu werd opgeroepen, zou ik dan ook durven licnengaan naet dat woord op denbsp;lippen: JEZUS en jezüs alleen ?

Hoeveel te denken geeft liet niet, cn hoe leidt hot tot heilzame beschaming, 'als wij daar mannennbsp;en vrouwen en kinderen zelfs slagen, mishandeling,nbsp;verstooting on den dood zich gaarne zien getroostennbsp;om des ovangelinras wil; als wij den eenen zendelingnbsp;diep bewogen hooren zeggen: »ik wil van geene opofferingen hooren; ik ken zo niet; één slechts heeftnbsp;zich opgeofferd en dat voor mij; ontheilig dat woordnbsp;niet door het op mijnen arbeid toe te passen;” ennbsp;wederom een ander, de stoutmoedige verspieder vannbsp;China’s kusten: »ik heb niets gedaan; ik bon niets;nbsp;de Heer is en doet alles.” Hoe heilzaam en beschamend is de droefheid naar God, die daaruitnbsp;kan voortkomen, do zelfveroordeeling, de heiligenbsp;jaloerschheid en den ijver, die daardoor kunnennbsp;worden opgewekt.

En als wij verslagen zijn over onze zonden, als wij waarlijk een blik hebben geslagen in den verloren toestand waarin wij zijn, en doordrongen vannbsp;de overtuiging dat toch jEzus, Jezus alleen ons kannbsp;redden en zalig maken, vragen of Hij zich ook onzer ontfermen, of Mij zijne reddende genade ook aannbsp;ons zou willen verheerlijken, o! hoeveel grond ennbsp;hoeveel voedsel tevens vinden wij dan voor een ziel-vertroostond geloof, als wij het hooren en als voornbsp;onze oogen aanschouwen, hoe ook de gruwelijkste

-ocr page 27-

27

afgodendienaars, onfiiclitigcn, vvclhistigcn, dieven, inonsclien- en kindermoordenaars door den Heilandnbsp;begenadigd, afgewassclien, geregtvaardigd, door dennbsp;Heiligen Geest vernieuwd en in toonbeelden van donbsp;kracht der genade veranderd zijn; hoe kan het totnbsp;ons zelven ons doen zeggen: wat buigt gij u neder,nbsp;o! mijne ziel, en wat zijt gij onrustig in mij? Hoopnbsp;op den Heer, die den Heiden de bekeering ten levennbsp;schonk, en die naar zijne zondaarsliefde, zoo grootnbsp;en zoo ruim, dien zelfden zegen ook u wil deelachtig maken.

Ziet, zoo kan de deelneming aan de zendingszaak onder den invloed van boven, ons verootmoedigen,nbsp;beschamen, vertroosten, w'aar wij de treffende bewijzen van geloof en liefde aanschouwen, tot naijvernbsp;en heilige geestdrift opwekken, het hart met dankbaarheid en liefde vervullen, en ons bewegen omnbsp;met do krachten en gaven die ons geschonken zijn,nbsp;don Heer ons te wijden en ten dienste stellen ennbsp;alzoo het heil onzer eigene ziel op het uitnemendstnbsp;bevorderen.

Laat er ons dit nog bijvoegen, dat zij in hot hart dor geloovigcn de zaligste hope versterkt en in denbsp;blijde verwachting bevestigt, dat het rijk des Hecronnbsp;eenmaal alomme verbreid zal zijn, en telkens meernbsp;aanbreken die verrukkelijke toekomst, waarin donbsp;verheerlijkte Middelaar andermaal komt en in heerlijkheid gezien zal worden.

Tcekenen geeft de Heer te zien en krachten tr

-ocr page 28-

38

aanscliouwoii op den zendingsaklser, genoeg om te lecren vertrouwen , hopen , juicijen in Hem en innbsp;zijn heil. De schuddingen en bewegingen van ho-melschc en aardsche niagten, zien wij dienen omnbsp;zijn onbewegelijk koningrijk op het wereldrond tenbsp;verbreiden en te bevestigen. Wij zien de ijzerbanen,nbsp;de w.aterwegcn, de wondervolste uitvindingen o|inbsp;stoffelijk gebied strekken , om de komst van dat rijknbsp;te bevorderen. Wij hooien zijn naain geprezen ennbsp;verheerlijken in Groenland, in Labrador, in Afrika’snbsp;gloeijend zand, in Oost-Indië, China, tot aannbsp;Australiës afgelegene kusten, on dit o ! dit versterktnbsp;voor allen die gelooven en dien Eenigen liefhebbennbsp;de ziel verblijdende overtuiging, welke reeds de eerstenbsp;gcloovigen ook onder de heftigste vervolgingen metnbsp;opgerigle hoofden deed wandelen: de Heer komt,nbsp;Hij komt om zich wonderbaar te vertoonen in alnbsp;de zijnen en verheerlijkt te worden door de hoogstenbsp;gelukzaligheid van al zijne heiligen. Hij komt,nbsp;Hij nadert en met Hem nadert de dag waarop , bijnbsp;hot klinken der bazuinen, de dood zal verslonden zijnnbsp;tot overwinning, de zaligheid volkomen, de hemelnbsp;voltallig on hemel en aarde ééno heilige gemeentenbsp;wezen zal, waarin de driemaal Heilige voor eeuwignbsp;zal geprezen worden. Wat dunkt u, zullen wij denbsp;deelneming aan de zendingszaak, die beschamen ,nbsp;verootmoedigen, tot geloof en liefde en ijver ennbsp;dankbaarheid onder den Goddelijkon zegen leidennbsp;kan en de heerlijkste hope kan versterken, zullen

-ocr page 29-

29

wij (lie niet heilzaam voor het leven en de zaligheid onzer zielen noemen?

Buiten allen twijftd, gij zult het met mij erkennen, dat do deelneming aan de zendingszaak, als aannbsp;eene zaak, die in zichzelve reeds zoo heerlijk is,nbsp;die een wezenlijk genot bereidt en zoo zeer kannbsp;bevorderlijk zijn aan de zaligheid onzer zielen, over-waardig is dat wij er ons geheel aan toewijden.nbsp;Dat dan ook niemand in belangstelling achterblijve.nbsp;Die zich aan zoo heerlijk oenen arbeid onttrekt, diennbsp;moeten de eere van chkistüs, het heil der zielen, janbsp;ook zijne eigene zaligheid weinig ter harte gaan.nbsp;De belangstelling in de zendingszaak is do toetssteen, waaraati wij de echtheid en het gehalte vannbsp;het ware, christelijke leven, dat wij meenen te bezitten, beproeven kunnen. Geeft uwe zielen voornbsp;het e(!rst of bij vernieuwing over aan den voor unbsp;gekruisten lieer, opdat uw hart van eene liefde ennbsp;ijver worde vervuld, die u niets vuriger doen wen-schen en bejagen dan om èn door uwe gaVen ènnbsp;door uwe medewerking èn door uwe gebeden allesnbsp;aan te wenden, opdat de gezegende naam van Hemnbsp;die den hemeltroon om onzen wil verwisselde metnbsp;Golgotha’s kruis, alommo gekend en geloofd en geprezen worde. Is de zendingszaak u de zaak desnbsp;harten geworden, laat wat haar belemmert uwe deelneming niet verminderen, uwen ijver niet uitdooven,nbsp;maar bljjft eene goloovige verwachting koesteren ,nbsp;ook te midden van al wat haar zou kunnen beneve-

-ocr page 30-

30

Icn. Het is Gods werk, dat wij geroepen zijn te werken , het werk des Vaders, des Zoons en desnbsp;II. Geestes; wij kunnen niet beschaamd uitkonien,nbsp;wanneer wij zijne eere zoeken. Wat gij in uwennbsp;kring en met uwe krachten doen kunt, blijft hetnbsp;doen met alle magt. Laat ons allen goed doendenbsp;niet vertragen en in het ons aanbevolen werk meernbsp;standvastig, volijverig en overvloedig zoeken te worden. Verplaatsen wij ons, gelijk in de jongstver-loopene weken , zoo bij voortduring aan den voetnbsp;van 's Heeren kruis , opdat uit geloof en liefde eennbsp;ijver in ons ontvlammo, die geene voorbijgaande flikkering is, maar een groot helder opbrandend vuur,nbsp;geene zich oplossende morgenwolk, maar eeno overvloedige daauw die woestijn ten goede komende, dienbsp;bestemd is als eene roos te bloeijen. Ziet, zoo zalnbsp;ook aan ons bevestigd worden, wat reeds aan zoonbsp;talloos velen gebleken is, dat de deelneming aannbsp;den arbeid voor het Godsrijk zegenend wederkeertnbsp;tot ons zelven, en dat onze schat vermeerdert naarmate wij haar meer uitzetten op winst en woekernbsp;voor CIIEISTÜS.

En boven alles, laat ons volharden in den gebede, volharden in smeeking voor de komst van ’s Heerennbsp;koningrijk en in ons midden en onder de heidenennbsp;en Moliamedanen en ook onder die van Israël, wiernbsp;aanneming voor de heidenen on voor do geloovigen uitnbsp;de heidenen een nieuw leven zal zijn uit de dooden,nbsp;opdat meer en meer het doel der verlossing bereikt,

-ocr page 31-

31

rle aarde van de konnisse des Heeren vervuld en Gods tabernakel gezien worde onder de menschen,nbsp;die Hij naar zijn beeld gemaakt en door Christusnbsp;in de gemeenschap des II. Gee.stes naar zijn beeldnbsp;herschapen heeft, tot roem zijner eeuwige, zijnernbsp;nooit volprezenc liefde! —

-ocr page 32-