-ocr page 1-
Een actuele uitgave van de N.V. de Arbeiderspers.
Wat gebeurt er in Spanje? Welke zijn de
oorzaken van 1de burgeroorlog? Wie zijn de
leiders? Hoe is de aard van het Spaanse Volk?
■—ufibtPWbtt
■=sA_____£—
-ocr page 2-
Spanje — weinig landen, die de laatste weken
zo druk besproken zijn als het land ten zuiden
van de Pyreneeën; weinig Europese landen ook,
waarvan een zo onduidelijk en veelal onjuist
beeld van de werkelijkheid bij het Nederlandse
publiek bestaat. Komt het omdat de bergketen,
die het land in het noorden begrenst als een
barrière werkt op de stroom der Nederlandse
touristen, die toch waarlijk niet honkvast zijn en
vaak beter de weg weten in Zwitserland dan op
hun eigen Veluwe? Of komt het, doordat in de
loop der jaren schromelijk overdreven verhalen
over „vuile, diefachtige, op zigeuners lijkende
Spanjaarden" door gebrek aan juiste voorlichting
van instanties, die beter kunnen weten, uit-
groeiden tot een weefsel van verdichtsels als
zou Spanje een half-barbaars land zijn, bevolkt
met on-ontwikkelde mensen?
Hoe het ook zij — toen een rampzalige burger-
krijg Spanje plotseling uit het halfduister naar het
midden van de lichtstraal der publieke belang-
stelling rukte, bleek eerst recht, hoe verwrongen
het beeld is, dat duizenden zich van Spanje
maken.
Het net van verdichtsels verscheuren — dat wil
deze uitgave in de eerste plaats, n/et de
bloederigheid en het sensationele van de burger-
oorlog exploiteren; het net van verdichtsels
rondom een volk van boeren, die harder en inge-
spannener werken dan men van mensen mogelijk
zou achten; het net van verdichtsels rondom een
volk van mijnwerkers, vissers, havenarbeiders en
industrie-arbeiders, die het al-menselijke ideaal
van de vrijheid en de vrede dienen met alle
fouten, maar ook met alle hartstocht van hun
zuidelijk temperament; het net van verdichtsels
tenslotte rondom een volk, dat waarlijk niet be-
staat uit roofmoordenaars, dynamietmannen en
beeldenstormers, maar dat in de bouwwerken
van zijn steden een cultuur van eeuwen, in zijn
grote schilders de eeuwige schoonheid ge-
kristalliseerd weet en dat die schoonheids-
ontroeringen uit in zijn prachtige liederenschat en
zijn ongemeen-gracieuze dansen.
Deze bladzijden doen spreken van het prachtige
Spaanse land en het nobele Spaanse volk, zo
vreemd aan ons wezen, zo verwant aan onze
vrijheidsdrang — dát is in de eerste plaats het
doel van deze uitgave. Moge het hoofdstuk, dat
in deze uitgave niet kon worden overgeslagen
— de rampzalige oorlog tussen burgers van
hetzelfde land — spoedig door de historie
worden afgesloten op een voor Spanje en de
Spanjaarden gelukkige wijze.
DE POLITIEKE KAART VAN SPANJE
(VOLGENS DE UITSLAG DER WETTIGE VERKIEZINGEN VAN FEBRUARI 1936)
I
¿¿ti cfó mÁmic/:
de aanstokers
blz. 3—6
feiten, figuren, factoren
„ 7-12
de mannen
„ 13-20
de vrouwen
21—24
de kinderen . .
„ 25-28
het platteland. . . .
„ 29-38
de gewonde steden.
„ 39-46
toneel en literatuur. .
„ 47-50
grote schilders . . .
„ 51-54
muziek......
„ 55-58
de dans .....
„ 60-62
de sport
„ 62—63
2
-ocr page 3-
DOS LINAGES SOLOS
HAY EN EL MUNDO,
EL „TENER" Y EL „NO TENER"
(ER ZIJN TWEE GEZINNEN IN DE WERELD,
DE „HEBBERS" EN DE „NIET-HEBBERS")
Spaans spreekwoord
„Gil Robles heeft om gezondheidsredenen een voorlopige
vacantie genomen. Velen zullen hem dankbaar zijn, zo die
vacantie voorlopig zo lang mogelijk gerekt wordt. Want de
campagne van haat en ook de débâcle van vele middelpartijen
is aan hem te wijten".
Zo schreef het de correspondent van de „Nieuwe Rotter-
damse Courant" in Madrid aan zijn blad van 23 Februari 1936,
toen de verkiezingen voor het parlement waren afgelopen
en de linkerzijde een grote overwinning op de kerkelijke,
militaire en monarchistische reactie had behaald. Een vooruit-
strevend kabinet onder Azana werd gevormd, waarin zitting
hadden negen republikeinen van links en drie vertegenwoor-
digers van de republikeinse unie van Martinez Barrio.Het
is tegen dit ministerie, waarin geen enkele socialist of commu-
nist was opgenomen, dat de stormloop der rebellen eind
Juli 1936 begon.
In zijn brief van 25 Februari 1936 was dezelfde correspondent
van de „N.R.Crt" over het eerste optreden van dit nieuwe
ministerie van links goed te spreken, want hij schreef : „Het
optreden van het nieuwe ministerie-Azana is een geluk
geweest en alle haarden van onrust zullen nu wel binnenkort
verdwijnen, als we op deze weg doorgaan."
Maar wat gebeurde ? Gil Robles, de leider van de fascistische
katholieke Volkspartij, was in discrediet geraakt. De conser-
vatieven, verrast door de overwinning van het Volksfront
bij de stembus, gingen uit verbittering de kant van het geweld
op en zij kozen Calvo Sotelo, een man van nog meer fascistisch
en dictatoriaal karakter, in Gil Robles' plaats.
„Om Calvo Sotelo groepeerden zich weldra de reactionnaire
centra van het land, de overblijfselen van de monarchie, de
grondeigenaars, de groot-kapitalisten, de jonge conserva-
tieven, de fascistische phalanxen van Primo de Rivera en ten
slotte de officieren van het leger, die door de militaire politiek
van Azana in een minder gunstige positie waren gekomen.
Calvo Sotelo gaf aan deze krachten een nieuwe richting door
tijdens de zittingen van het parlement voortdurend een be-
roep te doen op het geweld."               („N.R.Crt." 16-8-36)
De arbeiders, beducht voor een fascistische staatsgreep, die
aan alle kanten werd voorbereid, begonnen zich militair te
organiseren, opdat in de ure des gevaars de republiek niet
onbeschermd zou blijven. Hoe nodig dit geweest is, bleek na
het uitbreken van de opstand, toen tachtig procent van het
leger voor de rebellen partij koos. De overblijvende twintig
procent, samen met de anti-fascistische arbeidersmilities,
vormden de enige gewapende troep, die de regering, de
wettig gekozen volksregering, tegen het gewapende fascisme
op de been kon brengen.
Waarom brak de opstand eerst in Marokko uit ? Omdat de
militairen wisten, dat hun opstand bij de overgrote meerder-
heid van het republikeinse volk niet populair zou zijn. Zij
wisten, dat het moeilijk zou worden te slagen, ook al hadden
zij het grootste gedeelte van het leger achter zich. Zelfs dat
grote deel van het leger, hetwelk achter hen stond, was niet
geheel betrouwbaar. Daarom moest het bloedig geweld aan
de bevolking worden opgelegd met behulp der Moorse troe-
pen uit Marokko.
De door en door katholieke Baskische provincies in het
Noorden zijn de wettige regering getrouw gebleven en vech-
ten aan de zijde van het gezag tegen de generaals. Een ander
deel van de kerk staat achter de militairen en de fascistische
beweging der blauwhemden, waarvan de jonge Primo de
Rivera, de zoon van den gestorven dictator, de leider en op-
richter is. Dit fascisme staat in het teken van het juk en de
pijlen. Het juk was eens het wapenbeeld van Karet V als zinne-
beeld van het grote Spaanse Rijk ; de gebundelde pijlen
waren het teken van eenheid in het wapenbeeld van Isabella,
de katholiek.
Isabella en Ferdinand, die Spanje aan het einde der 15e eeuw
regeerden, noemden zich de katholieke koningen. Zij predik-
ten de heilige oorlog, die iedere rechtgelovige Spanjaard
tegen de ongelovigen moest voeren. Met groot fanatisme is
in die dagen de strijd gevoerd tegen Moren en Joden, totdat
voor hen in de katholieke eenheidsstaat geen plaats meer was.
Daarna werd, in 1481, tegen alle andersdenkenden, de inqui-
sitie opgericht, de rechtbank voor geloofsonderzoek. Een
verheven zelfgevoel, vermeldt de geschiedenis, vervulde het
hart der katholieke koningen, vooral van Isabella, toen einde-
lijk, met de val van Granada, waar de halve maan bijna 800
jaren had geheerst, geen Moren-heerschappij de heilige
Spaanse grond meer drukte.
Welk een ironie der geschiedenis, dat thans de Moren onder
hetzelfde juli en de pijlen tegen Spanjaarden ten strijde wor-
den gevoerd.
-ocr page 4-
"
■ - •.
-
¿~~
■,■ í?>
F*V
tV
IS**....
De Spaanse fascistische partij (Falange Español)
heeft altijd over ruime geldmiddelen beschikt,
waarover zij nimmer rekening en verantwoording
heeft afgelegd. In het gehele land werden deze
kringhuizen ingericht, waar de voorbereidingen
tot de burgeroorlog tot in alle finesses werden
uitgewerkt
lessen
broed
In het intimideren van de pers zijn de fascisten in
alle landen ware meesters. Ook weten zij zich
steeds, zoals ook in Spanje thans overduidelijk
bewezen is, te verzekeren van de steun van het
omkoopbare deel van de pers. Hiervoor hebben
zij in hun hoofdkwartieren speciale afdelingen voor
pers en propaganda ingericht. De toegang tot die
afdelingen is, zoals het Spaanse opschrift op de
deur zegt, voor „onbevoegden" streng verboden....
links : Terwijl de Spaanse fascisten het steeds deden
voorkomen alsof zij slechts door wettige middelen
aan de macht wilden komen, kregen zij in hun kring-
huizen les in militaire strategie. Daar zetten de
leiders uiteen, hoe de verschillende steden met
wapengeweld veroverd moesten worden
-ocr page 5-
i ••'m,
ç\
I
<^
* \ 1
t'VH jéIvIj
A
1)
\w
-J
v ^
Or
\\
In Duitsland het hakenkruis, in Oostenrijk het krukkenkruis, in
Italië de pijlenbundel, in Nederland een driehoek en in Spanje een
door pijlen doorboord juk. En in al deze landen waren deze fascisti-
sche symbolen tegelijk symbolen van burgerstrijd en bloedvergieten
ermoordl
*y&& *ï£* t!b
boven : De Spaanse fas-
cisten aapten in alles
hun Duitse en Italiaanse
leermeesters na. Zij trok-
ken mooie uniformen aan
en brachten elk ogenblik
van de dag de fascisten-
groet. Een op het oog
onschuldig spelletje, dat,
zoals overal elders, ein-
digde met bloedige strijd
,a Esp ana.'.
¡¡Yiua E/pao»!!
i Falanq* Inmortal!
„ ilYíua EfP«ô«8
i[*|or¡r por-gjp«oa.
«/■kmgloria sublirnejílea]!
:oi\ Usnijire;ueritrknt»5 hijo'
tópate mtiabîira.,
mm par k honra ft(sp,\
r es h suèRsie de hucsCta Uh[.
links : Met snorkende ma-
nifesten hebben de Spaan-
se fascisten de bevolking
voor zich trachten te
winnen. Sterven voor
Spanje is de hoogste eer,
aldus luidde de leuze,
waaronder zij de burger-
oorlog ingingen
%
-ocr page 6-
-ocr page 7-
in andere landen
ok de Spaanse arbei-
ïse tientallen jaren
strijden, alvorens zij
itelijk recht op orga-
had veroverd. De wet
waarin de vrijheid van organisatie werd
erkend.
Jammer genoeg braken er kort daarop in
de Spaanse vakbeweging heftige twisten uit.
De scheuring, welke in de Internationale
Arbeidersassociatie in 1872 plaats vond, welke
de ondergang van deze organisatie tot ge-
volg had, bracht ook verdeeldheid in de
Spaanse vakbeweging. Aan de ene zijde
stonden de révolutionnaire anarchisten, aan
de andere zijde de reformisten. De anar-
chisten waren tegenstanders van gecentrali-
seerde vakverenigingen met sterke weer-
standsliassen. De werkstaking partieel of
algemeen was volgens hun opvatting het
middel om de arbeidersklasse betere arbeids-
voorwaarden te verschaffen.
Het voornaamste steunpunt van de
anarcho-syndicalisten, zoals zij later werden
genoemd, verenigd in de Algemene Federatie
van de Arbeid, was en is nog te vinden in
de provincies Catalonië en Andalusië. In 1932
bedroeg het ledental van deze Federatie
ongeveer 800.000.
In de andere delen van Spanje had de
Algemene federatie van Spaanse arbeiders,
welke ongeveer op hetzelfde standpunt staat
als de vakverbonden, die bij het Internatio-
naal Verbond van Vakverenigingen zijn aan-
gesloten, de meeste invloed. Het ledental van
het moderne vakverbond bedraagt thans
meer dan 1 millioen. Ook in de beide voren-
genoemde provincies is de laatste jaren de
betekenis van het moderne Vakverbond
groter geworden, met name in de hoofdstad
van Catalonië, Barcelona, het sterkste bol-
werk van het anarcho-syndicalistisch Vak-
verbond.
De Spaanse vakbeweging heeft na de
wereldoorlog moeilijke tijden doorgemaakt.
In 1923 kwam de militaire dictator Primo de
Rivèra aan het bewind, die de vakbeweging
met ondergang bedreigde. In navolging van
Mussolini wilde hij ook in Spanje nationale
corporatieve organisaties oprichten voor de
verschillende bedrijven en industrieën, ten
gevolge waarvan aan de zelfstandige macht
van de vakorganisaties een einde zou zijn
gemaakt.
Dank zij het gematigd optreden van het
Spaanse Vakverbond, onder leiding van
Largo Caballero, die thans minister-president
is, gelukte het de talloze klippen te om-
zeilen, waarop het schip van de onafhan-
kelijke vakbeweging dreigde te stranden.
In 1930 kwam aan de dictatuur van Primo
de Rivèra een einde en herkreeg de vak-
beweging haar bewegingsvrijheid en kon zij
haar taak, verbetering te brengen in de meer
dan ellendige arbeidsvoorwaarden der
Spaanse arbeiders, weer ter hand nemen. Bij
tienduizenden stroomden de arbeiders naar
d'î vakorganisaties.
Deze veelbelovende ontwikkeling van de
vakbeweging werd onderbroken ten gevolge
van de October-opstand in 1934, ontstaan als
protest tegen het fascistisch gevaar, dat de
Spaanse republiek en de arbeidersbeweging
bedreigde, welke opstand met een bloedige
nederlaag voor de arbeiders eindigde.
Men zou deze opstand het voorspel kunnen
noemen van het drama, dat zich thans in
Spanje afspeelt. Het is in de eerste plaats
aan de georganiseerde arbeiders te danken,
dat de opstand van de fascistische generaals
en officieren tegen het wettig gezag van de
Spaanse regering tot dusver nog niet is
gelukt. De mannen en vrouwen van de vak-
beweging strijden in de voorste gelederen
voor het behoud van de democratische
republiek.
Î2
litie v
verbood elke coa-
arbeiders en werk-
praktijk betekende dit —
gevers, maar in de
an( re
landen het geval
zoals dit ook in
was — dat aan de
heid was ontnomen
vakorganisaties hun
beiders elke gelegen-
m door middel van
rbeidsvoorwaarden te
verbeteren.
de loop der jaren in
e wet van 1822 inge-
de Spaanse afdeling
Arbeidersassociatie
erkstaking onder de
organisatie of dood,
Vele pogingen zijn
het werk gesteld om
trokken te krijgen.
In 1855 proclameevan de Internatiozelfs een algemene
leuze : vrijheid van
aan uiting
daarmede werd
brood of werk. In
arbeidsdag gesteld.
pcMtionnement, getekend
lan de Spaanse rege-
de eis van de 10-ur
In 1862 werd een
door 15.000 arbeider
ring aangeboden,
waa
het recht van orga-
nisatie gevraagd wehet kapitaal op een
om de strijd tegen
lijke en vredelievende
wijze te kunnen voer*
De drang om tot
coalitieverbod te ger¡
hoe sterker en in 18'
in ons land) werd t
afschaffing van het
:en werd hoe langer
(een jaar later dan
n wet uitgevaardigd,
E. KUPERS,
Voorzitter van het Nederlands
Verbond van Vakverenigingen.
W LTTTD q
n
LJ L_J C
en
c
tn
3 L
\j
3
bezet 262 van de 474 zetels. Er wordt een
burgerlijke herstel-regering gevormd uit de
radicale groepen, die rekenen kan op de steun
der arbeiderspartijen. Nog voor het parlement
bijeen komt, worden 30.000 politieke gevangé-
nen vrij gelaten. Meer dan 1000 afgezette
gemeenteraden, waaronder die van Madrid,
worden weer in hun functie hersteld. Duizen-
den ontslagen staats- en gemeente-ambte-
naren en zelfs onrechtmatig ontslagen ar-
beiders uit particuliere bedrijven worden
weer aangesteld. De sociale en arbeidswetten
worden weer van kracht verklaard.
Maar het Spaanse volk wordt door het fas-
cistisch gespuis geen rust gelaten om zich uit
eeuwenlange verdrukking op te heffen en zijn
verlangen naar sociale rechtvaardigheid te be-
vredigen. De latente burgeroorlog in de vorm
van onlusten, politieke moordaanslagen en on-
dergraving van het gezag der wettige regering
duurt voort, totdat op 18 Juli 1936 Franco
de brandfakkel werpt en de bloedigste, wreed-
ste en gevaarlijkste burgeroorlog ontketent,
die het na-oorlogse Europa beleefde. Moge
het onstuimige verlangen van het Spaanse
volk naar sociale rechtvaardigheid zegevieren
over de wrede horden van het fascisme.
met de dag groeien. Zijn opname in de
regering September 1935 werkt als een
provocatie.
De reactie beschuldigt de socialistische
partij en in de eerste plaats Largo Caballero
de gewapende opstand in Asturië te hebben
georganiseerd. Caballero zelf, beschuldigd van
hoogverraad, zit in de gevangenis. Hij deelt
dat lot met honderden andere leiders der
arbeidersbeweging. Zo weinig houdbaar is de
tegen hem uitgebrachte beschuldiging, dat
als hij eindelijk in November 1935, na meer
dan een jaar voorlopige hechtenis, terecht
staat, hij moet worden vrijgesproken en
dadelijk in vrijheid wordt gesteld.
De volstrekte onbekwaamheid van de rege-
ring om de nijpende economische en sociale
problemen van het land op te lossen, doet
haar het laatste beetje autoriteit verliezen. De
ontevredenheid stijgt van dag tot dag. De
linker-vleugel der radicalen ontvouwt her-
nieuwde activiteit en veroordeelt openlijk het
regeringsoptreden tegen de opstandelingen in
Asturië. In December 1935 bezwijkt de laatste
van deze zwakke regeringen onder een reeks
corruptie-affaires en er is nog alleen maar
een kabinet mogelijk, dat nieuwe verkiezingen
voorbereidt. Onder 't ministerie Pórtela Vala-
dares, waarin geen Gil Robles-aanhangers
meer zitten, wordt enige meerdere propagan-
davrijheid gelaten. De socialistische bladen,
meer dan een jaar lang verboden, kunnen
weer verschijnen. Er wordt een links blok
gevormd van twee republikeinse, radicale par-
tijen, de socialistische en communistische par-
tijen met een aantal kleinere linkse groepen.
De verkiezingsovereenkomst is tevens het
regeringsprogram, als de overwinning wordt
behaald.
De 10de Februari 1936 brengt een schitte-
rende overwinning van het Volksfront. Het
kerk en adel. Vanuit die hoek worden dan
ook voornamelijk de felle aanvallen op het
nieuwe kabinet ondernomen. Onder de stage
druk der reactie verslappen republikeinen als
Zamora en Lerroux en zij zwaaien steeds
meer naar rechts.
In November 1933 komt er een eind aan
de samenwerking tussen republikeinen en
socialisten. De regering-Azana treedt af. Ge-
scheiden trekken de linkse partijen op in de
verkiezingscampagne en staan tegenover een
verbonden en gesloten rechterzijde. Deze
weet haar positie krachtig te versterken. Niet
minder dan zes regeringen onder de wankel-
moedige leiding van de rechtervleugel der
radicalen volgen elkaar in twee jaar tijd op.
Zij komen hoe langer hoe meer onder de
invloed van de afpersingspolitiek der reaction-
naire groepen, totdat eindelijk in October 1934
partijgenoten van den clericalen fascist Gil
Robles in de regering worden opgenomen.
Dat is het sein voor de socialistische ar-
beidersmassa's. Reeds is de sociale en ar-
beidswetgeving uit de eerste periode der repu-
bliek buiten werking gesteld. Reeds zijn tal-
loze volkshuizen gesloten en dagbladen der
arbeiderspartij verboden. Reeds zijn honder-
den leiders der arbeiders in de gevangenis
geworpen. Thans is het duidelijk," dat de
Republiek zelve in gevaar is. Er worden plan-
nen beraamd tot wijziging van de Grondwet
van 1931.
Spontaan breekt in Asturië een opstand uit.
Een felle, heftige strijd, die van de zijde der
regering met behulp van koloniale hulptroe-
pen met meedogenloze hardheid wordt ge-
voerd. Tienduizenden komen in de gevangenis-
sen terecht. Onmenselijke wreedheden doen
de verbittering tegen de regering en vooral
tegen den verwaten eerzuchtigen Gil Robles
verlangt alleen naar
„Het Spaanse
rechtvaai ligheid
en het verlangt
sociale
deze met Spaan
onstuimigheid."
Maas >de
van 20 Mei 1936.
„De
- tot aan het be-
de 19de eeuw een
ichtigste staten van
:ld, trots op zijn veel-
historie en een
aude, rijke bescha-
Daarna overvleugeld
Ie landen van het
tempo zich ontwikke-
alisme.
mogendheid van de
en in meer dan één
land met felle, schrij-
issen arm en rijk, tus-
er massa's en de ver-
panje
gin v
der
de we
bewog
I eeuwe
| ving.
door
jonge, in koortsachtig
lende, industriële kap
Spanje, thans een
tweede of derde ranj
opzicht een achterlijk
nende tegenstellingen
sen de onwetendheid
fijndheid der heersene : groepen.
Maar Spanje, ook h
ontembare verzet tegei
; land van het vurige,
onderdrukking en on-
recht, telkens neergespgen en telkens weer
oplaaiend.
Als de dictator Prim
de Rivera, tengevolge
van de Marokkaanse < :pedities, die het land
te gronde dreigen te r
hten, zich niet langer
kan handhaven, dan eekt in April 1931 de
opstand uit, die Alfor
republiek wordt uitger
Een nieuw tijdperk
De verkiezingen var
o zijn troon kost. De
epen.
chijnt aangebroken.
dat jaar brengen een
schitterende overwinn ïg voor de verbonden
lijsten van republikeii :n en socialisten. Een
een moderne arbeids-
r leiding van Largo
reeks sociale wetten e:
wetgeving worden one
Caballero ingevoerd. V< >ral de verbetering van
n de plattelandsbevol-
jacht aangepakt. Dat
de ellendige toestand v
king wordt met grote
KOOS VORRINK,
Voorzitter van de Sociaal Demo-
cratische Arbeiders Partij
in Nederland.
kil', niet zonder de vo< rechten aan te tasten
van het grootgrondbe; t, dat wil zeggen van
-ocr page 8-
PRESIDENT
AZANA
BESTEIRO
MARTINEZ BARRIO
Wanneer men sommige persorganen in ons land
mag geloven, dan bestaan de Spanjaarden, die het
wettig gezag vertegenwoordigen, uit beestmensen
en bloedhonden. Zij stellen er pleizier in kerken in
puin te schieten en af te branden, zij zijn immers
afgezanten van Moscou, nietswaardige „marxisten",
die priesters doodschieten en mishandelen, kort-
om zij verdienen uitgeroeid te worden ....
De werkelijkheid ziet er iets anders uit. Degenen,
die de laatste maanden in Spanje het heft in handen
hadden of grote invloed uitoefenden óp de politiek
van het land, zijn uiterst beschaafde intellectuelen,
die slechts één doel nastreefden : het volk van
Spanje op te heffen en gelukkig te maken. Een
bovenmenselijke taak voorwaar, die de instem-
ming verdiende te hebben van allen, die het
goed menen met de beschaving en de democratie.
De eerste man van Spanje is op het ogenblik
Manuel Azana, president der republiek, die na
de verkiezingsoverwinning van het Volksfront,
welke de politieke vernietiging van het fascisme
betekende, Zamorra opvolgde. Azana is alles-
behalve een bloeddorstige bolsjewiek. Integendeel,
hij behoort tot de burgerlijke radicalen, die de
democratie liefhebben en voor die democratie
bereid zijn te strijden. In ons land zou Azana
wellicht behoord hebben tot de vrijzinnig-demo-
craten in hun goeie, vooruitstrevende tijd .... Hij
heeft het Spanje lief als niemand anders, zijn
Spanje, dat hij zo graag gelukkig en vredelievend
zou zien. Maar de kalme, beschaafde intellectueel
heeft thans tot harde maar noodzakelijke taak
het verzet van de grote massa te organiseren
tegen het geweld van de fascistische generaals,
die gesteund door het geld van hun Duitse en
Italiaanse geestverwanten, een aanslag hebben ge-
pleegd op het Spaanse volk, dat, zoals het grote
Nederlandse katholieke blad de „Maasbode" op
27 Mei 1936 zo juist schreef, niet anti-godsdienstig
en niet anti-katholiek is, maar sociaal achterlijk
is gebleven door de schuld van de katholieke
leiders, „wijl zij, niettegenstaande de dringende
waarschuwingen uit Rome en de richtinggevende
sociale Encyclieken der laatste Pausen een toe-
stand hebben geduld en laten voortbestaan, welke
het terrein voor de radicaalste sociale revolutie,
die van het bolsjewisme, voorbereidde".
Zeer juist heeft Azana dezer dagen tot een Fransen
journalist, die hem kwam interviewen, opgemerkt:
— Gij wilt naar het front ? Hetgeen zich daar af-
speelt beslist niet alleen over ons lot, doch ook
over het uwe" ....
Sedert de opstand van de militairen en de fascisten
bevindt Martinez Barrio, de president van het
parlement, zich in de haven Alicante, van waar-
uit hij de levensmiddelenvoorziening van Madrid
en het front organiseert. Af en toe moet hij een
dienstreis maken naar Madrid en het was tijdens
een dezer reizen, dat de leider van de meest
rechtse partij van het Volksfront, de Union
Republicana werd geïntervleuwd.
— U wilt iets horen over de samenwerking tussen
de leden van het Volksfront ? Welnu, sedert de
opstand der fascisten de toekomstplannen van
het Volksfront bedreigt, is die samenwerking
enger dan ooit. Spanje heeft weer eens de sterkte
van zijn karakter en temperament, de vaste wil
zich zelf te regeren, bewezen. Noch de mili-
tairen, noch de ambtenaren, noch de clerus,
noch de rechters, noch politieke partijen hebben
genoeg invloed en gezag om het volk een vreemde
wil op te leggen. Spanje is het Volksfront en het
Volksfront staat in het veld tegen zijn vijanden
de vijanden der democratie, bereid zijn laatste
druppel bloed te geven."
Zo sprak een man, die in ons land waarschijnlijk
lid zou zijn van een burgerlijke linkse partij
Een der populairste socialistische leiders is
Besteiro, oud-Kamervoorzitter, die tot de rech-
ter vleugel der partij behoort. Voor de opstand
betuigde hij nog zijn onwankelbaar geloof in de
democratie.
— Wat wij vooral nodig hebben," zei Besteiro, —
is de verdediging van de republiek en de hand-
having van de democratie."
En Besteiro voegde hieraan toe, dat hij elke geweld-
dadige actie tegen de katholieke kerk zo scherp
mogelijk afkeurde. Ook Besteiro, die wel het
tegendeel is van een communistisch fanaticus, zoals
men hem thans meent te moeten afschilderen,
vecht aan de zijde der regeringstroepen.
LARGO CABALLERO
VOORHEEN
THANS
zij hebben in West-Europa in het algemeen slechts
enkelingen kunnen bekoren, doch zij „lagen" den
Spanjaard en een uitzonderlijk hoog percentage
van het Spaanse volk huldigt opvattingen, die
stammen uit de school van Bakounin.
Bakounin..... tijdgenoot van Karl Marx. Het
spreekt wel vanzelf, dat de anarchist in botsing
moest komen met den grondlegger van de sociaal-
democratische arbeidersbeweging. De anarchist,
die voor den doorsnee-mens slechts weinig achting
gevoelde en van eerbied voor de publieke opinie
niets wilde weten, moest wel afkerig staan tegen-
over de opkomende beweging, die de massa der
arbeiders zelve geleidelijk wilde ontwikkelen en
organiseren, opdat zij haar eigen ontvoogding zou
bewerkstelligen en een nieuwe wereld zou vor-
men.
Nadat Bakounin aanvankelijk Marx bestreden had
uit de verte, gaf hij sedert omtrent 1868 al zijn
kracht aan het tegengaan van de snel toenemende
invloed van Marx. De groei van de Eerste Interna-
tionale onder leiding van Marx beschouwde Bakou-
nin als een gevaar. In 1868 meldde hij zich met de
zijnen aan voor het lidmaatschap, — niet met vrien-
delijke bedoelingen. Na enige aarzeling besloot
men hem toe te laten, zij het onder bepaalde voor-
waarden. Bakounin en de zijnen accepteerden de
voorwaarden, doch handhaafden niettemin een
eigen „alliantie", die — vrijwel overeenkomstig
de later berucht geworden methode der cellen-
bouwers — het er op toelegde, met behulp van
geheime afspraken de Internationale te dringen
in de door hen gewenste, anarchistische richting.
Men weet, dat het uiteenvallen en verdwijnen van
de Eerste Internationale na 1872 voor het grootste
deel aan de verscheurende strijd tussen sociaal-
democraten en anarchisten is te wijten. Vond
Bakounin in de eerste tijd vooral zijn aanhangers
in Frans Zwitserland, weldra kon hij ook rekenen
op ... . Spanje. Reeds in 1870 had zijn schaduw-
organisatie — die in de Internationale wroette —
haar vaste punten in verschillende Spaanse steden.
Na een periode van wrijving binnen de Spaanse
sectie van de Eerste Internationale kreeg Bakounin
de Spaanse afdeling geheel mee. Op het fatale con-
gres in Den Haag, 1872, had hij de Spaanse afge-
vaardigden achter zich.
Thans vechten de aanhangers van Bakounin's leer
mèt anderen tegen de dreigende fascistische dicta-
tuur. Doch duidelijk geven zij te verstaan, dat zij
zich met gelijke kracht zullen verzetten tegen een
andere dictatuur, zo men zou pogen, deze te ves-
tigen. En nog steeds — men moet hiermede reke-
ning houden — heeft het anarchisme grote invloed
op de arbeidersbevolking van enkele Spaanse pro-
vincies.
,,Op Spanje is thans het oog van allen gevestigd."
Deze woorden schreef, in April van het jaar 1872,
Bakounin, de internationale leider van het anar-
chisme. Niet één ogenblik, maar jaren achtereen
heeft deze Bakounin voor de zaak van het anarchis-
me veel van Spanje verwacht. Hij had er zijn aan-
hangers en zijn leer paste bij het Spaanse karakter
en bij de zeer slechte sociale omstandigheden,
waarin een groot deel van het Spaanse volk moest
leven.
Ook in onze dagen blijkt, dat het anarchisme nog
grote aanhang heeft in Spanje. Voor duizenden in
dat land is Bakounin de profeet. Wie was deze
Bakounin en wat predikte hij ?
Een grote, onstuimige figuur ; — indruk makend,
overal, waar zijn lange gestalte verscheen ; ruste-
loos vechter, die geen enkele dwang verdragen kon
en tot elke prijs zijn eigen bewegingsvrijheid
bewaarde ; anarchist van nature, nog vóórdat hij
de leer formuleerde. Zoon uit een Russisch adellijk
geslacht, die als alom vervolgde balling zijn leven-
lang door Europa trok om de opstand te prediken
tegen de heersende machten, tegen de staat, tegen
kerk en godsdienst, tegen kapitalisme en grondbe-
zit, — kortom tegen elke instelling of leer, die den
mens enige band aanlegt.
Bakounin heeft kennis gemaakt met de gevangenis-
sen van Duitsland, Oostenrijk en Rusland ; hij heeft
in Siberië gezeten en slechts een ijzersterk lichaam
als het zijne kon alle ontberingen doorstaan, die
armoede en gevangenschap hem brachten. Ats
ergens in Europa een gerucht van opstand werïi
vernomen, spitste Bakounin de oren ; als er straat-
gevechten werden geleverd, vond men zijn hoge
gestalte achter de barricaden. Overal kwam hij in
botsing met de leiders van de democratische bewe-
gingen, die naar zijn oordeel niet ver genoeg durf-
den gaan ; die zelf weer in enigerlei vorm een orga-
nisatie wilden stichten en verplichtingen wilden
opleggen. Bakounin wilde vernietigen ; alle oude
muren en bolwerken van aards of geestelijk gezag
uitroeien. En dan ? Dan moest een samenleving
worden gevormd, waar uit de vrijheid van een
jeder afzonderlijk een zekere harmonie zou ont-
staan ......,de in vrijheid zich verwerkelijkende
gelijkheid der mensen".
Bij deze leer past niet het bouwen van hechte orga-
nisaties, die haar leden aan regels moeten onder-
werpen ; de theorie is in strijd met iedere machts-
vorming. Het kon niet anders, of een Bakounin
moest zijn kracht zoeken in geheime genootschap-
pen, in de tactiek van den samenzweerder. Geloof
in het geweld, dat volgens deze opvatting een lou-
terende invloed zou bezitten ; en ondanks alle
theoretische beschouwingen uiteraard een stevige
dosis van romantiek. Geweld en romantiek .....
COMPANYS
een der krachtigste leiders van Spanje is Luis
Companys, president van de Catalaanse genera-
liteit. Hij staat aan het hoofd van een regering,
die het vertrouwen bezit van de overweldigende
meerderheid van het Catalaanse volk, dat op
spontane wijze het verzet van de fascistische
generaals in de kiem heeft gesmoord. Hij zetelt
in het „rode" Barcelona, zoals de hoofdstad van
Catalonië tegenwoordig inde pers wordt genoemd,
die de rebellen gunstig gezind is. Maar evenmin
als Azana is Companys een extremist, evenmin
als de president van de Spaanse republiek is de
president van Catalonië een „Moscoviet".
Toen Companys dezer dagen tegenover de journa-
listen wees op de spontaneïteit, waarmee het
Catalaanse volk de fascistische opstand had
onderdrukt, legde hij er de nadruk op, dat de
grote massa nimmer een extremistische politiek
heeft gewenst.
—   In overeenstemming met die grote massa, in
overeenstemming met de nationale wil, aldus
Companys, hebben wij een linkse politiek gevoerd.
Maar een linkse politiek is geen extremistische
politiek !
Gevraagd naar de politiek, die in Catalonië thans
gevoerd zal worden, antwoordde Companys,
dat het de bedoeling is een democratische repu-
bliek te behouden, die gebaseerd zal zijn op
geheel nieuwe sociale beginselen. De anarchisten,
die vroeger in Catalonië zulk een rampzalige
rol speelden, hebben door de burgeroorlog veel
geleerd en Companys was vol vertrouwen, dat
zij hun grote macht ook in de toekomst ter
beschikking van de regering zullen stellen. Met
andere woorden, dat de anarchisten, geleerd
door de ervaring, opgehouden zijn anarchisten
te zijn !
Toen de reporters Companys ten slotte vroegen
wat er van Spanje zou worden, wanneer de
opstandelingen de oorlog zouden winnen, vroeg
de Catalaanse president op zijn beurt :
—  En van Europa....
PRIETO
Indalecio Prieto is de leider van de zogenaamde
centrumvleugel, de gematigde socialisten. Hij is
optimistisch over de uitslag van de strijd en hij
vreest ook de gevolgen niet.
— Ik geef mij er volkomen rekenschap van, dat,
indien sommige buitenlandse regeringen weigeren
steun te verlenen aan de wettige Spaanse regering,
dit uit vrees is voor excessen, waaraan sommige
extremistische elementen zich zouden kunnen
overgeven, die thans meewerken in de strijd tegen
de rebellen. Deze regeringen vergissen zich, want
de rol der extremisten zal des te minder beslissend
zijn naarmate de regering beschikt over aanzien-
lijker materiaal voor de strijd."
Aldus verklaarde dezer dagen Prieto en uit zijn
woorden hoort men duidelijk de stem van den
gematigden socialist. Maar thans zijn alle verschil-
len vergeten ; Prieto staat schouder aan schouder
met den linksen Caballero en beiden vechten zij
voor het geluk van het Spaanse volk.
8
-ocr page 9-
LARGO
CABALLERO
Tal van bekende socialistische leiders spelen een
grote rol in het Spaanse politieke leven, al zetelen
zij niet in de regering, die uitsluitend gevormd
wordt door burgerlijke linksen. Reeds de samen-
stelling van de Spaanse regering vóór en tijdens
de burgeroorlog is een logenstraffing op zich zelf
van het sprookje, dat Spanje bolsjewistisch is.
Integendeel, bij de laatste verkiezingen voor de
Cortes bleek zelfs, dat de invloed der communisten
zeer gering was.
Ongetwijfeld de bekendste leider der socialisten
is Largo Caballero, die op het ogenblik te mid-
den van zijn aanhangers aan het front van Madrid
tegen de fascisten strijdt. Hij staat op de linker
vleugel der partij en is een hartstochtelijk aanhan-
ger van het Volksfront. Maar het merkwaardige is,
dat zijn invloed in de dagen voor het uitbreken
van de burgeroorlog aan het afnemen was, terwijl
die van de gematigde socialisten bij de dag toenam.
Largo Caballero stapt onbevreesd door de stellin-
gen van de soldaten in het gebergte van Guadar-
rama. Kogels fluiten om zijn oren. Hij vertrekt
geen spier.
—  Het Volksfront, vroeg hij den verslaggever, die
hem kwam opzoeken, daar hebt ge het Volksfront,
en hij wijst op de militie, die hem geestdriftig als
een levende muur tegen de kogelregen beschermt.
Die aanvoerder daar behoort tot de Izquierda
Republicana, hij is lid van de republikeinse partij
van staatspresident Azana.
Even wordt Caballero onderbroken door een ver-
pleegster.
—  En ¡k ben lid van de vrouwengroep der Union
Republicana, de partij van Barrio, zegt zij.
—  Wilt u een beter voorbeeld van onze goede
kameraadschap, vraagt Caballero.
Dan heeft hij geen tijd meer. Het vuren wordt
scherper. De aanvoerder heeft zijn plicht te doen.
Voor de democratie, voor de vrijheid van zijn
volk____
GIL ROBLES
Gil Robles, de leider van de katholieke volkspartij,
heeft in het politieke leven van Spanje de laatste
jaren een rampzalige rol gespeeld, die ook door de
katholieke pers in ons land scherp is gecritiseerd.
Hij was het, die de tegenstellingen door zijn reac-
tionnair, semi-fascistisch optreden heeft verscherpt
en men mag wel zeggen, dat de burgeroorlog, die
thans in Spanje woedt, voor een groot deel door
hem is veroorzaakt. Dat Gil Robles over weinig
moed beschikt, heeft wel het feit bewezen, dat hij
direct na het begin van de burgeroorlog naar Por-
tugal is gevlucht. Later heeft hij zich weer vertoond
in de door de rebellen bezette gebieden.
Gil Robles is ontdekt door den voormaligen Jezuïet
en directeur van het dagblad „El Debate", Herrera,
die enige jaren geleden het land afreisde, op
zoek naar een „Leider". Al spoedig werd hij de
lieveling van het kapitalistisch Spanje en de leus
weerklonk „Alle macht voor den Leider". De
jongeman, die tot voor kort onbekend was, werd
een groot man.
Gif Robles ging regelrecht op de dictatuur af.
De werkelijkheid verstoorde echter zijn illusies.
De verkiezingen brachten een geweldige linkse
overwinning en de dictator in spe moest het
veld ruimen.
Franco
Mola.
DE MILITAIRE LEIDERS
De opstandelingen worden aangevoerd door de
generaals Franco en Mola. Eerstgenoemde is de
eigenlijke aanstichter van de revolutie.
— Ik zal als het moet de helft van het Spaanse volk
uitroeien, aldus heeft Franco verklaard, toen de
opstand een paar dagen aan de gang was. En hij
voegde hieraan toe : Ik zal niet aarzelen een inter-
nationaal conflict uit te lokken.
Het is duidelijk, dat beide generaals gesteund zijn
en nog worden door het Italiaanse en Duitse fascis-
me. Zij beschikken rijkelijk over geldmiddelenen
hebben hun opstand grondig kunnen voorbereiden.
Zowel Franco als Mola hebben herhaaldelijk ver-
klaard, dat zij binnen 24 uur in Madrid zouden zit-
ten, maar hun voorspellingen zijn nog steeds niet
uitgekomen. Integendeel, het verzet van het Spaan-
se volk tegen hun actie wordt steeds heviger.
Dit is vooral te danken aan het feit, dat ook de
regeringsaanhangers over goede militaire krachten
beschikken, die bezig zijn het verzet beter te
organiseren.
Zo is b.v. generaal Miajas, de opperbevelhebber
van de regeringstroepen en het volksleger, die
naar Cordova optrekken, een bekwaam militair.
Andere leiders van het republikeinse leger zijn
kolonel Mangada, Durruty, die naar Saragossa
oprukt, Faras en generaal Riquelme, die de strijd
bij Madrid leidt.
DE ERFENIS
de opbrengst beschikken, maar moest deze
afdragen aan een speciale regeringsinstelling.
Indien hij b.v. aan Frankrijk had verkocht, ontving
hij van deze regeringsinstelling tegen afstand van
de verkoopsom in Franse francs een overeen-
komstig bedrag aan peseta's. Deze francs moesten
weer dienen om de handelsschulden aan Frankrijk
te betalen. Deze schulden stapelden zich op,
omdat Spanje in de laatste jaren veel meer
goederen invoerde dan exporteerde.
Begrotingstekorten, schulden, crisis en stijgende
werkloosheid sloopten de krachten van het
land. In deze alarmtoestand ging het Spaanse
volk ter stembus. De rechtse partijen hadden
op een overwinning gerekend, hetgeen wel het
duidelijkst aan de effectenbeurs van Madrid tot
uitdrukking kwam. Het kapitaal had op een
versterking van zijn positie gespeculeerd. Tal-
rijke speculanten en grote beleggers haalden
hun opgepotte gelden te voorschijn en kochten
aandelen. De uitslag van de verkiezingen ver-
oorzaakte een beurskrach, die enig is in de
geschiedenis van het moderne Spanje. De koersen
der aandelen maakten op 16 Februari een enorme
duikeling. Thans zijn de beurzen gesloten.
De regering heeft onmiddellijk na haar optreden
strenge maatregelen genomen tegen de kapitaal-
vlucht. Dagelijks stroomt echter op de plaatsen,
waar de regering de macht heeft moeten afstaan
aan de rebellen, nog kapitaal naar het buiten-
land. De wereldpers acht dit een „natuurlijk
verschijnsel", maar neemt een critische houding
aan, als de wettige regering goud per vliegtuig
naar Parijs stuurt, 's Lands goudvoorraad bevindt
zich te Madrid in de kelders van de Bank van
Spanje. Het einddoel van de opstandelingen, de
verovering van de hoofdstad, heeft daarom niet
alleen militaire en politieke betekenis.
In deze dagen, dat men vecht voor zijn leven,
zijn andere waarden op de achtergrond gedrongen.
Landbouw en fruitteelt, die steeds de voornaamste
bestaansbronnen hebben gevormd van Spanje,
hebben vanzelfsprekend ernstig te lijden, hoewel
de regering in haar gebieden alles in het werk
stelt om de levensmiddelenvoorziening in stand
te houden.
Grootgrondbezitters worden onteigend. De vruch-
ten van de grond hebben geen geldswaarde meer,
maar hebben hun oerbestemming teruggevonden,
om te dienen voor de instandhouding van mense-
lijke lichamen in de strijd tegen den vijand.
De leiders van het Volksfront hebben in de eerste
dagen na de verkiezingsoverwinning niet kunnen
vermoeden, dat hun eis : Hervorming van het
grondbezit ten bate van het algemeen belang zo
snel verwezenlijkt zou worden. De pachtwetten,
' die de pachter tegen de landadel moesten be-
schermen, zijn overbodig geworden. Tot onder
de regering van Gil Robles kwam het nog al te
vaak voor, dat de pachter en zijn gezin van zijn
schamele boerderij werden weggejaagd en aan
hun lot werden overgelaten.
Wie ook overwint in Spanje, hij zal naast de
vernietigde mensenlevens en verwoeste gebouwen
een economisch uitgemergeld land voorzich vinden.
Zal dit de erfenis worden voor het Volksfront!
In de gloeiende hitte op het schiereiland in
West-Europa met zijn 25 millioen inwoners, staan
op verschillende fronten de vertegenwoordigers
van het vooruitstrevende Spanje en de reactie
in de felste haat tegenover elkaar.
De opstandelingen tegen de langs democratische
weg gekozen regering hebben naar de wapens
gegrepen, omdat zij zich in hun machtspositie
bedreigd voelden door het resultaat van de
jongste verkiezingen. Deze contra-revolutie van
leger, grootgrondbezit en grootkapitaal met zijn
aanhang heeft het vuur gevormd, waarin de
ijzeren banden van het Volksfront zijn gesmeed.
Dit Volksfront, waarvan de voorouders reeds
eeuwen geleden het juk hebben gedragen van
de „grandes" van Spanje, tracht eveneens met
de wapens deze contra-revolutie te keren.
Een groot deel van de wereldpers tracht de
burgeroorlog met talrijke phrases te omhullen,
waarbij men zelfs poogt om de rebellen als
vrijheidshelden voor te stellen. Bloed en phrases
zijn onverenigbaar. Het regeringsleger met de
leden van het Volksfront vechten thans aller-
eerst voor hun leven, om met behoud van dit
leven Spanje tot een land te maken, dat door de
dictatuur-aanbidders economisch is misvormd.
De regeringen van Spanje hebben schuld op
schuld gestapeld. De staatsbegroting vertoont
reeds jaren tekorten van honderden millioenen
peseta's. De snelheid, waarmede de verschillende
regeringen elkaar hebben opgevolgd, heeft boven-
dien een juiste financiële politiek onmogelijk
gemaakt. Verschillende keren heeft men kunnen
vernemen, dat de regering pogingen in het werk
zou stellen om de gaten in de schatkist te stoppen.
Het is echter bij aankondigingen gebleven. Onder
het dictatoriale bewind zijn de uitgaven voor
het leger sterk verhoogd.
De wereldcrisis heeft dit land niet onberoerd
gelaten. De pauperionen zijn verder verminderd.
Hier ligt de wezensoorzaak voor de talrijke
stakingen.
Met het scheuren van de economische pijlers
van Spanje werd het betaalmiddel ondermijnd.
Dit was mogelijk in een land, dat over een goud-
voorraad van ruim 2 milliard peseta's beschikt,
met een gouddekking van het betaalmiddel van
ongeveer 50%. De peseta had de laatste jaren
tot begin juli 1936 slechts een waarde van 20
cent, hetgeen minder is dan de helft van de
goudwaarde. Sinds het uitbreken van de burger-
oorlog is de notering van de peseta op de inter-
nationale wisselmarkten stopgezet.
In het begin van dit jaar nam de kapitaal vlucht
een ontzaglijke vorm aan. De kapitaalbezitters
hebben op alle mogelijke manieren getracht hun
bezit in het buitenland in veiligheid te brengen.
Deze angst voor 's lands betaalmiddel nam zelfs
een dusdanige vorm aan, dat de Spaanse „grandes"
bereid waren hun peseta's in ruil voor buiten-
landse valuta aanzienlijk onder de officiële koers
af te geven. De geldsmokkel tierde welig. In
dit land was ni. de vrije handel in buitenlands
geld onder controle gesteld van de regering. <
ledere Spaanse handelaar, die goederen aan het
buitenland had verkocht, mocht niet vrijelijk over
9,
bloedige strijd tussen de republikeinen en verschil-
lende, elkander eveneens bestrijdende, kroon-
pretendenten. Langzamerhand kwamen, onder de
invloed vooral van buitenlandse voorbeelden, de
werkers van land en stad met eigen eisen. Zij von-
den geen gehoor en waren begrijpelijkerwijze
geneigd de middelen te gebruiken, die ze de heer-
sende klasse wel bij twisten over minder ernstige
vraagstukken zagen aanwenden : geweld. En jaren-
lang is het zo geweest, dat ook de sociale conflicten
in Spanje al spoedig een gewelddadig karakter aan-
namen. Bij meer dan één gelegenheid is de publieke
opinie van het buitenland in verzet gekomen tegen
de pijniging en marteling, die de politie zich tegen-
over gevangen genomen arbeiders veroorloofde
om „bekentenissen" af te dwingen. Deze politieke
atmosfeer leverde, te zamen met de achterlijke
sociale toestanden en de nijpende armoede, een
goede voed i ngsbod em voor de anarchistische opvat-
tingen,die in Span je groter in vloed hebben gekregen
op de arbeidersbevolking dan in één ander land.
Wij herhalen het : het was een zware taak voor
Pablo Iglesias en de zijnen, in dit land de strijd te
voeren voor het democratisch socialisme. Zij had-
den een nieuw beginsel te brengen, dat in meer
dan één opzicht in strijd scheen met de gehele
geschiedenis van dit strijdlustig volk. Zij zi\iy er
over het algemeen in geslaagd, dit werk zó te ver-
richten, dat zij aansluiting vonden bij de eigen
volksaard van de Spanjaarden en niettemin hun
beginsel in ere en in kracht lieten.                           •
Zij hebben te kampen gehad met de niets-ont-
ziende tegenwerking van reactionnaire machten,
die om recht noch grondwet maalden, als zij de
kans schoon zagen om de sociaal-democratie terug
te dringen. Ten slotte zijn zij er in geslaagd, zich
in verschillende delen van Spanje een vaste en
belangrijke positie te verwerven.
Dat wij moeten spreken over „verschillende delen",
vindt zijn oorzaak in de invloed, die de oudere en
meer primitieve anarchistische inzichten in andere
delen van het uitgestrekte land hebben behouden.
De afkeer van de parlementaire politiek, in die
kringen diep geworteld, heeft de politieke machts-
vorming van de Spaanse arbeidersklasse geremd.
Thans echter werken de verschillende richtingen
samen, nu Spanje wederom, evenals zo vaak'in de
vorige eeuw, zijn „leger-opstand" heeft. Weder-
om ? Zeker, het begin scheert van de oude strijd-
perioden niet veel te verschillen, dasltsejieel
nieuw is, dat thans voor het eerst rne
met volle overgave in de strijd he^JFÍfgeflícfgfln
de mogelijkheid voor verdere act/i
van levenspeil en verbetering
wikkeling te behouden.
Wie spreekt van de Spaanse sociaal-democratie
denkt aan den onverschrokken en onvermoeibaren
Pablo Iglesias.
Wel zeer zwaar was de taak van Iglesias en zijn
helpers.diezich opmaakten om in Spanje de sociaal-
democratische beginselen te dienen. De politieke
omgeving, waarin zij hun werk hadden te verrich-
ten, stak ongunstig af bij de toestand in landen met
een gezonde parlementaire democratie. De Spaanse
reactie gevoelde (en gevoelt !) zich de geroepen
heerseres over het Spaanse volk en zij duldde (en
duldt !) de machten van de nieuwe tijd niet naast
zich. Lange tijd wist men de sociaal-democratie
buiten het parlement te houden ondanks haar
stijgend stemmental ; sociaal-democratische spre-
kers en redacteuren stonden steeds weer bloot
aan vervolgingen.
De geschiedenis van Spanje is na 1812, toen men
zich van het Frankrijk van Napoleon losmaakte,
een geschiedenis van .... burgerkrijg. In dat jaar,
1812, stichtte de burgerij in Spanje een, voor die
tijd, zeer democratisch bewind. Reeds in 1815
herstelde de koning zijn absolute heerschappij.
Vijf jaar later echter brak een democratische op-
stand uit ; een deel van het leger schaarde zich
destijds aan de zijde van de vooruitstrevende
burgerij. De democratische grondwet van 1812
werd hersteld ; doch de koning wist de hulp te ver-
krijgen van reactionnaire machthebbers in het
buitenland en hij zag zich in zijn alleenheerschappij
hersteld door een Franse legermacht. Vergeefs
poogde de democratische partij weerstand te
bieden ; de teruggekeerde machthebbers oefenden
bloedige wraak.
Slaan wij kleinere incidenten over, dan valt reeds
voor het jaar 1833 een nieuwe burgeroorlog te
vermelden. Ditmaal schaarden de conservatieven
en clericalen enerzijds, de liberalen anderzijds zich
ieder achter een candidaat voor de Spaanse troon.
Deze strijd, die talloze slachtoffers vroeg en het
land uitputte, was eerst zes jaar later beslecht.
Doch ook daarna wist telkenmale de onderliggende
partij met behulp van een deel van het leger een
opstand te verwekken ; de Spanjaarden bevochten
elkaar in wrede kamp en intussen bleef de econo-
mische toestand van het land verre ten achter bij
de internationale ontwikkeling, tot schade vooral
van de volksmassa.
Men hoort in deze dagen over de gevaren, die de
burgerstrijd in Spanje met zich brengt in verband
met de internationale toestand. Men moet dit
gevaar niet overdrijven, doch wel is het in dit ver-
band goed, te bedenken, dat een zoveelste Spaanse
„revolutie" aanleiding werd tot de Frans—Duitse
oorlog van 1870—1871. Na 1870 volgde opnieuw
-ocr page 10-
*%,"
v^
f
wy
\
ÉT
M-t-
vpcmje
gisteren
en vandaag
slag ontbrak, waarop een hechte, centraal-
georganiseerde, met weerstandskassen uitgeruste
vakbeweging zou kunnen groeien.
Voor het internationaal socialistisch congres, in
1904 te Amsterdam gehouden, is een rapport ge-
publiceerd over de stand van de arbeidersbewe-
ging in de verschillende landen. In dit overzicht
maakt de Spaanse vakcentrale met haar 56.900
leden een niet al te slecht figuur. Toch blijven de
Spanjaarden niet alleen verre achter bij Frankrijk,
met juist tienmaal zoveel leden, maar ook moeten
zij het o.a. afleggen tegen de Zweden, die toen
reeds op een getal van 80.000 georganiseerden
konden wijzen.
Veel slechter stond Spanje er voor ten tijde van
de verschijning van het tweede rapport van deze
aard, in 1907. Terwijl in vrijwel alle andere landen
het aantal georganiseerde arbeiders was gegroeid
en de innerlijke kracht van de vakbonden was
versterkt, moest de secretaris van het Spaanse
vakverbond, Vincento Bario, in 1907 berichten,
dat het aantal leden van het verbond was terug-
gelopen van 56.900 tot 34.500. Men zou kunnen
menen, hier te doen te hebben met een afscheiding
van de centrale organisatie, — het was anders :
de vakbonden, die in 1904 niet bij de centrale
waren aangesloten, hadden in nog sterker mate
te lijden gehad van de algemene achteruitgang.
In zijn rapport noemt Bario drie oorzaken van de
zwakheid der Spaanse vakbeweging : 1ste, het
ontbreken van een moderne industriële ontwik-
keling en de daarmee samenhangende, slechte,
sociale positie van de werkers ; 2de, het ont-
breken van iedere kennis bij een groot deel van
de bevolking, — bijna twee derden van de Span-
jaarden konden noch lezen, noch schrijven in
een tijd, dat het elders in West-Europa een
uitzondering was, als een burger niet een krant-
kon lezen ; 3de, de emigratie, de trek naar Afrika
en Amerika, waarbij in tijden van grote werk-
loosheid juist de beste en meest ontwikkelde
arbeiders de kracht vonden, zich een nieuw
vaderland te zoeken, dezelfden, die de kern van
de arbeidersorganisaties hadden uitgemaakt.
De emigratie is in later jaren stopgezet. Doch
in economisch opzicht moest Spanje steeds onder
de achterblijvers worden gerekend en slechts
langzaam en geleidelijk kwam er verbetering in
de volksontwikkeling. Met mensen, die geen boek
of krant verstaan en voor wie het eenvoudigste
strooibiljet onbegrijpelijk blijft ; met mensen,
ook, die zó arm zijn, dat zelfs de kleinste contri-
butie niet kan worden betaald, valt het zelr
zwaar, een krachtige, zelfstandige organisatie op
te bouwen.
Bario herinnert eraan, dat de regering een staking
van de mijnwerkers in het Noord-Westen beant-
woordde met het zenden van de gewapende
macht ; het kwam tot een gevecht en de stakers
lieten vele doden en gewonden achter. De secre-
taris van het vakverbond moet eveneens melding
maken van de actie van syndicalistisch-anarchis-
tische groepen, die zijn vakorganisaties met alle
kracht, met laster en verdachtmaking, bestreden.
De verdeeldheid in de rijen der arbeiders ;
bloedige kampen tussen de bezitlozen en het
leger ; armoede en gebrekkige volksontwikkeling ;
— dit was de bodem, waarin de arbeidersbeweging
moest groeien. Er is in dertig jaar zo het één en
ander veranderd. Doch wie in deze weken de
krantenberichten volgt, hij vindt menige bijzon-
derheid, die zich uit dit verleden laat verklaren.
In de strijd tegen de fascistische opstandelingen,
die het toeleggen op de vernietiging van de eigen
organisaties der arbeiJers, verdedigen de geor-
ganiseerden met hun leven het instrument,
waarmede- zij zich eindelijk konden opheffen
uit de ellende, waarin zij té lang bleven gedompeld.
Nu wij dagelijks onder ogen krijgen de berichten
over de burgeroorlog in Spanje— over de toestand
aan de vele fronten èn over de toestand in de
landstreken, waar op dit ogenblik de oorlogs-
brand niet woedt — nu is het goed, te bedenken,
dat ook het lezen van krantenberichten ....
een kunst is. Te zeer zijn wij geneigd, wat elders
gebeurt, te meten met maatstaven, die alleen
voor ons eigen land, voor onze eigen verhoudingen
kunnen gelden. Wie precies wil begrijpen, wat
de betekenis van een feit, van een daad of een
gesproken woord is, hij moet eigenlijk de toe-
stand kennen van het land, waarover hij leest. -
Kranteniezen .... een kunst. Zeker, de redactie
van een dagblad heeft de plicht, den lezer zoveel
mogelijk behulpzaam te zijn. Doch het is nu
eenmaal niet te eisen, dat bij ieder bericht een
uitvoerige, toelichtende verklaring wordt gevoegd.
U hoort over Spanje ; U spreekt over Spanje
met uw buurman ; misschien leidt dit gesprek
U tot een vinnig debat. Maar wat weten wij precies
van de verhoudingen, die in werkelijkheid zo
geheel anders zijn dan de toestand in ons eigen
land ;
In de bewogen gebeurtenissen van de laatste
weken speelt de Spaanse vakbeweging een belang-
rijke rol. Men bedenke echter wel, dat deze
Spaanse vakorganisaties in meer dan één opzicht
verschillen van de vakbonden, die wij van nabij
kennen.
Spanje is in economisch opzicht een achterlijk
land ; de sociale ontwikkeling is er verre ten
achter gebleven bij die van andere West-Europese
staten ; minder dan elders beheerst het moderne
groot-bedrijf het sociaal-economisch beeld.
Het spreekt wel vanzelf, dat de vakorganisaties van
deze stand van zaken afhankelijk zijn en dat het
karakter der vakbeweging door deze omstandig-
heden wordt bepaald. Dat wil zeggen : de grond-
■ ■UU,_
-ocr page 11-
RIO
TINTO
De minerale rijkdommen van Spanje zijn bekend
sinds de oudheid. Op de oude vestigingsplaatsen
van de Phoeniciërs en de Romeinen zijn nog teke-
nen te bespeuren, dat door hen reeds ertsen wer-
den gedolven. De mineralen zijn zeer talrijk.
Spanje bezit o.a. koper-, ijzer-, aluminium-, zink-,
goud- en zilverertsen.
De exploitatie op grote schaal dateert van het
einde der vorige eeuw, toen het buitenlands
kapitaal zich voor de mineralen van Spanje ging
interesseren. De Spanjaarden hadden voorheen
wel is waar op verschillende plaatsen gedolven,
de exploitatie geschiedde echter min of meer
primitief. Het was betrekkelijk eenvoudig om in
het bezit te komen van een concessie en de Span-
jaard maakte hiervan een gretig gebruik. De
concessiehouder beschikte in vele gevallen slechts
over enkele peseta's. Hij wachtte rustig af, totdat
een of andere kapitaalkrachtige groep zich voor
zijn concessie interesseerde. Zo liepen er in 1888
ongeveer 17.000 concessies, terwijl er slechts
2000 mijnen in exploitatie waren. Hier ligt de hoofd-
oorzaak, waarom het buitenland in de verdere
ontwikkeling van de minerale rijkdommen van
Spanje een overheersende rol heeft gespeeld.
Dit verschijnsel is wel het sterkst tot uitdrukking
gekomen bij de Rio-Tinto-mijnen in de provincie
Huelva. Deze maatschappij, die naast de- delving
van koper- en ijzererts, tevens verschillende che-
mische fabrieken heeft, werd in 1873 opgericht,
niet in Spanje maar in Londen. De hoofdzetel van
dit machtige concern, dat belangen heeft in 22
landen, bevindt zich in Old Jewry, in de Engelse
hoofdstad. De leiding bestaat hoofdzakelijk uit
Engelsen, waarbij de Britse tak van de Rotchilds
een belangrijke rol speelt.
De maatschappij werkt met een kapitaal van tien-
tallen millioenen guldens. De aandelen behoren
aan de effectenbeurzen te Londen en Parijs tot
de leidende fondsen. Men heeft enige malen ge-
tracht deze papieren ook aan de Amsterdamse
Effectenbeurs te introduceren. Dit is echter niet
gelukt.
De Franse financiële bladen kwamen op de dag, dat
de Rio-Tinto-mijnen in handen vielen van de
rebellen, met zware koppen op de voorpagina's
uit. De koers, die sterk was gedaald, vloog omhoog.
De maatschappij heeft een gebied van 10.000 H.A.
in bezit en produceerde in 19351.2 miiiioen metaal.
Het is duidelijk, dat dit ontzaglijke bedrijf bij
uitstek geschikt is voor de leverantie van grond-
stoffen voor de oorlogsindustrie. Generaal Franco
heeft de aanwezige voorraden „genationaliseerd".
Hij bepaalde tevens, dat aan de buitenlandse
belangen niet getornd zou worden. De macht van
het Engelse grootkapitaal staat hier immers op de
achtergrond. Verder werd uit Spanje bericht, dat
de rebellen nauwkeurig zullen aantekenen welk
deel van de aanwezige voorraden wordt gebruikt.
„Alles zal worden betaald".... als wij eenmaal
zullen overwinnen, met uw koper en ijzer.
DIVERSE
ACAMPEN IN DE
BURGEROORLOG
U.G.T. en socialistische partij staan het sterkst
in Madrid, het centrum, het Zuiden en de grote
steden buiten Catalonië. Hun invloed is groot
onder het personeel van de spoorwegen, de
gemeentebedrijven, de grote industrieën (buiten
Catalonië), de vloot en het leger. De sterkte van
de socialistische partij bedraagt ongeveer 75.000,
die van het vakverbond meer dan een miiiioen.
2.  De C.N.T. (syndicalisten) en F.A.l. (anarchisten)
met aanhang hoofdzakelijk in Catalonië, het
Noorden en ook wel in Asturië (mijnwerkers).
Garcia Oliver en Durruti zijn de voornaamste
leiders.
3.  De communisten, wier ledental men schat op
50.000 tot 100.000.
4.  Een geünifieerde partij, uitsluitend in Catalonië,
bestaande uit rechtse communisten en Trotski-
isten.
Tegenover het Volksfront staan minder partijen
dan personen. Bij de generaals hoort men het
meest van Mola, de Llano en Cabanellas.
Generaal Mola heeft zijn troepen ten Noorden van
Madrid, waar hij naar schatting beschikt over een
15.000 man, goed uitgeruste soldaten, verdeeld
over de garnizoenen van Burgos en Valladolid,
waarschijnlijk ook nog over enkele andere steden
als Palancia en Salamanca. In Saragossa heeft
generaal Cabanellas omstreeks 5.000 man. Gene-
raal Goded had hetzelfde aantal in Barcelona,
doch na zijn mislukte opstand werd hij aldaar ter
dood veroordeeld en gefusilleerd. Generaal
Queipo de Llano had hetzelfde aantal in Sevilla,
doch met deze troepen is hij thans onderweg
naar Madrid. In het onzekere verkeert men over
de troepensterkte van generaal Franco in het
Zuiden en in Marokko. Men schat zijn troepen-
macht in Marokko op 35.000 man, van wie er 3.000
naar Spanje zijn gebracht. De totale sterkte van
de rebellentroepen in Zuid-Spanje bedraagt
ongeveer 17.000 man. Het vreemdelingenlegioen
is p.m. 10.000 man sterk. Telt men deze cijfers
bij elkaar, dan hebben de muiters in Spanje tussen
de 50.000 en 60.000 man te hunner beschikking.
Schattingen van het Amerikaanse tijdschrift „the
Nation" en van de „Times" komen vrijwel met
elkaar overeen.
De betrekkelijke kracht van de rebellen in het
Zuiden en het Noorden valt aldus te verklaren,
dat het Zuiden beheerst wordt door de z.g.
señoritos, de grootgrondbezitters. Hun hand-
langers zijn de pistoleros, onder de dictatuur
van Primo de Rivera georganiseerd tot onder-
kruipers en terroristen. In het Noorden vindt
men vele welvarende boeren, door hun financiële
en marktorganisaties nauw met de grootgrond-
bezitters verbonden. Het industriële proletariaat
van het Noorden heeft, vanzelfsprekend, partij
gekozen voor de regering, evenals de katholieke
Basken.
Van haar kant kan de regering, behalve op de
trouw gebleven garnizoenen, rekenen op onge-
veer 50.000 arbeiders-vrijwilligers. In mensen-
materiaal ontlopen de beide partijen elkaar dus
niet zo heel veel, maar van betekenis is, dat
de rebellen de beschikking hebben over moderne
wapenen, aangevuld uit Duitse en Italiaanse
voorraden en over geoefende manschappen, twee
elementen, die de opstandelingen aan het Irun-
front de overwinning hebben bezorgd.
Hier moge een korte uiteenzetting volgen van
de diverse krachten, waaruit het Spaanse Volks-
front bestaat.
1.   De republikeinen vtn Martinez Barrio, een
partij van kleine winkeliers en welgestelde mid-
denstand uit stad en platteland. Een niet zeer
sterke partij in Spanje, met beperkte sympathieën
voor de arbeiders, maar met sterke tegenstellingen
tegen leger en kerk, voor wie zij veel belastingen
hebben moeten betalen. Haar sterkte in het
Volksfront is omstreeks een kwart.
2.  De republikeinen van Azana, hoofdzakelijk
een partij van intellectuelen, nauw verwant met
de rechtervleugel van de socialistische partij.
3.   De Catalaanse Ezquerra, de uit zeer uiteen-
lopende elementen bestaande regeringspartij
van Catalonië, waarbij zeker een derde deel der
Catalanen zijn aangesloten, meestal die van het
platteland.
Deze drie zuiver republikeinse partijen hebben
ongeveer zes miiiioen mensen achter zich en zij
hebben een militie van omstreeks 100.000 leden.
Hun zwakte is hun onderlinge verdeeldheid,
zodat de grootste steun van het Volksfront bij
de arbeiders ligt. Ook in de arbeidersbeweging
lopen echter de meningen sterk uiteen. Onder
de arbeiders vindt men in de eerste plaats :
1. De U.G.T., wat wij in Holland zouden noemen
het moderne vakverbond, en de socialistische
partij. Beide organisaties zijn door nauwe banden
met elkander verbonden. Administratief bestaat
er een volkomen scheiding, maar alle leden van
de partij zijn volgens de statuten aangesloten bij
het vakverbond. Men kan dus zeggen, dat iedere
socialist een verenigingslid is, dat dubbele contri-
butie betaalt. Of men kan het ook zo zeggen, dat
het kader lid is van de socialistische partij, de
massa lid van het vakverbond.
De partij werd in 1881 gesticht door Pablo
Iglesias, het vakverbond zeven jaar later. Iglesias
was van beide organisaties voorzitter, aanvankelijk
ook Besteiro, zijn opvolger, doch hierin is niet
lang geleden wijziging gekomen door meenings-
verschillen over al of niet deelneming aan de
regering en door de groei van beide organisaties.
De leiding is rechts georiënteerd en staat — in
grote trekken althans — achter Besteiro ; de
massa is meer links en volgt Largo Caballero, den
tegenwoordigen minister-president.
-f-:
7 . ~' >*■, '**--■-■ ■' .' '-:'"■■'&?" '"-"-js*' "¿- ,-
—.. ."                        -, *»; •*i*a»-
..-" -ef'-.'-iT.-'-'T -J*aB|»».->«*•' i %
Een van de bruggen op de wegen naar de Rio Tinto-mijnen ; over
de betekenis van deze mijnen vindt men in bovenstaand artikel
nadere bijzonderheden
feiten
figuren
factoren
II
-ocr page 12-
LIEFHEBBERS
VOOR
BODEMSCHATTEN
een kapitalistisch
achterlijk land
Er zijn verschillende beweeggronden voor
de fascistische staten om de Spaanse rebel-
len te steunen. Een van die beweeggronden
zit onder de grond van Spanje en treedt
daarom wellicht niet zo duidelijk aan de dag.
Het gaat om enige grondstoffen, waaraan het
bergachtige Spanje zo rijk is en die voor de
oorlogsbereiding der fascistische staten van
buitengewoon grote betekenis zijn. Wij zullen
er hier iets van vertellen aan de hand van
gegevens, ontleend aan een artikel in „Das
neue Tagebuch".
Daar is in de eerste plaats het kwikzilver,
waarzonder men voor tal van projectielen en
explosiestukken niets kan uitrichten. De be-
lustheid hierop is daarom wellicht nu nog
groter, dan indertijd die van onze zeehelden
op de Spaanse zilvervloot. Spanje is verreweg
het aan deze grondstof rijkste land. De
Spaanse burgeroorlog deed de prijs van kwik-
zilver met een kwart oplopen. Duurt hij nog
lang, dan blijft het daar zeker niet brj. Want
de mijnen van Almadén in Spanje dekken 40
pCt. van het wereldverbruik aan kwikzilver.
Daarnaast leveren de fascistische staten
Italië en Oostenrijk 35 pCt. van de wereld-
productie. Dan komen de Verenigde Staten
met 15 pCt.
Zou de militair-fascistische opstand in
Spanje slagen, dan betekent dit voor Europa
practisch een kwikzilvermonopolie in handen
van de fascistische staten. Dat dit de huidige
fascistische staten wat waard is, laat zich
denken. Als ze de kans krijgen zullen ze het
kwikzilver wel aan hun tegenstanders af-
staan, maar op een bijzondere manier ver-
pakt, n.l. in projectielen en explosiestukken,
niet voor wedergebruik bestemd.
Maar keren wij naar de Spaanse bodem
terug. Men vindt er verschillende metalen,
die voor de oorlogsvoorbereiding van het
grootste gewicht zijn. Spanje is een der groot-
ste producenten van ijzer, koper, lood en zink,
grondstoffen, waaraan Duitsland groot gebrek
heeft. Een nog steeds toenemende hoeveel-
heid moet het er van invoeren. Deze invoer
behoort n.l. tot de „vredespolitiek" van Hitler.
De Spaanse productie kan gemakkelijk de
behoefte van het Derde Rijk aan de laatst-
genoemde drie soorten erts dekken en voor
een belangrijk deel ook die aan ijzer. Duitsland
betrekt nu ongeveer de helft van z'n rjzer-
invoer uit Zweden. Doch het in Scandinavië
niet zeer beminde Derde Rijk moet rekening
houden met mogelijke stopzetting van die
invoer ingeval van oorlogsdreiging. Dan is
Spanje een redder in de nood, ten minste als
mede door de krachtige hulp van Duitsland
en Italië de Spaanse rebellen erin slagen het
Spaanse volk te knevelen.
De beroemde Rio-Tinto-mrjnen in Spanje
zijn rijk aan koper; de loodmijnen in Asturië
behoren tot de rijkste der wereld. Het is
niet de stem van het bloed, die de macht-
hebbers van het Derde Rijk beweegt hun
oorlogsmarken en -middelen aan den niet-
Noordsen rebellenleider Franco en diens Moren-
benden te sturen. Wee Europa, wee de mens-
heid als de Spaanse mijnwerkers onder fas-
cistisch regiem de Spaanse bodemschatten
opgraven. Maar deze mijnwerkers, aldus mel-
den de kranten, strijden het moedigst voor de
Spaanse regering — het zij een symbool!
hoge kosten, de kolenprrjzen zijn er enorm,
waardoor ook weer de vrachttarieven der
spoorwegen bijzonder hoog zijn.
Het peil der in Spanje betaalde lonen zegt
ons weinig. Noch onze levensstandaard, noch
onze prijzen kent men er. Het loon is zo laag,
dat wij ons er geen voorstelling van kunnen
vormen, hoe men er bij in het leven blijft.
Men doet 't best aan de toestanden te den-
ken, die brj de opkomst van het kapitalisme
in de moderne kapitalistische landen heers-
ten. Vóór de laatste verkiezingen in Februari
ontving een arbeider in de regel slechts 2 à
3 peseta's per dag. Een peseta is in onze ove-
rigens zeer hoog genoteerde munt nog geen
18 cent waard, waaruit wel blijkt, hoeveel
fantasie nodig is ons hierbij iets concreets
voor te stellen.
Evenals bij de aanvang van het kapitalisme
in de ons omringende landen, wordt het pro-
letariaat gerecruteerd uit de landbevolking,
die geen levensonderhoud meer kan vinden
in haar oude omgeving. In vele streken van
Spanje is de proletarisering in volle gang. In
Asturië bijv., het belangrijkste mijngebied
van Spanje, kunnen de kleine boeren niet
meer van de opbrengst van hun land bestaan
en moeten in de mijnen afdalen. In de Cata-
lonische textielindustrie werken duizenden
vrouwen voor enkele peseta's per week, ter-
wijl de mannen op hun karig stukje grond
nog voor een ellendig bestaan zwoegen.
Het mooie Spanje van de bloeiende citroe-
nen telt 3 millioen arme en kleine boeren. 2
millioen landarbeiders, evenveel industrie-
arbeiders, waaronder begrepen mijnwerkers
en zij, werkzaam in de handels- en verkeers-
bedrijven. Ten slotte zijn er nog een half
millioen werklozen en slechts gedeeltelijk
werkenden.
Maar de Spaanse arbeider is geestdriftig
in de strijd en heeft, hoewel sterk onder-
drukt, allerminst een slavenziel. Er is in
Spanje in het verleden vaak tegen onder-
drukkers gevochten. Maar de zwaarste strijd,
die men er heeft te voeren gaat tegen on-
wetendheid en onenigheid. In 1930 was nog
45 pCt. van het Spaanse volk analphabeet.
De industrie is in Spanje nog weinig ont-
wikkeld. De achterlijkheid van de industrie
is aan het gemis van behoeften der massa in
de op feodale grondslag staande maatschappij
te wijten. De zeer kleine groep schatrijken
bevredigen hun behoeften ruimschoots in het
buitenland. Op een bevolking van 24 millioen
is er een aantal van ongeveer 30.000 enorme
grootgrondbezitters. De middenstand is bij
gebrek aan een koopkrachtig proletariaat in
Spanje veel zwakker dan in de ontwikkelde
kapitalistische landen. Een machtige groep
vormt het leger, dat zijn officieren recruteert
uit de klasse der landeigenaars en die der
aristocratie. De corruptie is in het leger sterk
verbreid en de voordelige officiersposities zijn
er zeer in trek. Men telt er dan ook driemaal
zoveel officieren, als in het veel grotere
Franse leger. Dit aantal, ongeveer 20.000,
vormt de ruggegraat van de fascistische en
monarchistische organisaties.
De aandelen van de Banco de España zijn
in handen van 16.000 personen, hoofdzakelijk
grondbezitters. Zij strijken slechts dividenden
op. Het kapitaal bedraagt sinds 1921 177
millioen peseta's. De winst bedroeg van 1924
tot 1933 niet minder dan 1.028 millioen. Ter-
wijl de Spaanse productie sterk slinkt, beliep
de winst der bank in 1934 nog 115 millioen.
De invoerrechten in Spanje zijn hoger dan
in welk ander land ook. De grondeigenaars
beschermen aldus de prijzen der landbouw-
producten en de zwakke achterlijke industrie
wordt tegelijkertijd beschermd.
Ondanks de zeer lage lonen kan de binnen-
landse industrie eenvoudig niet tegen de
zoveel beter en goedkoper producerende bui-
tenlandse op. Hier is het typische beeld van
een beginnende industriële ontwikkeling, nog
geheel in de kluisters van een feodaal ge-
organiseerde maatschappij.
De koopkracht van de kleine boeren, land-
arbeiders en het proletariaat is in Spanje
buitengewoon laag. Dit komt niet alleen door
de lage inkomsten en lonen, doch tevens door
de zeer hoge prijzen. De hoge invoerrechten
houden de prijzen kunstmatig hoog. De indu-
strie gaat daardoor weer gebukt nnder de
HET VREEMDELINGENLEGIOEN
de Moren zelf zijn zij bij de Spanjaarden gehaat. Met
hen — wij weten dat van ooggetuigen, die de huidige
strijd aan het front wekenlang hebben gevolgd —
hebben de soldaten van de volksmilitie geen pardon.
Het leven van gevangengenomen soldaten uit het
gewone leger wordt gespaard, doch Moren en legioen-
soldaten, die in handen vallen van de volksfront-
troepen, weten, dat hun lot bezegeld is: zonder enige
vorm van proces tegen de muur. Dat verklaart hun
vechten op leven en dood.
Hoe is deze huurlingentroep, het vreemdelingen-
legioen ontstaan? De oorsprong ervan dateert uit de
Middeleeuwen en ligt in Frankrijk. Reeds tegen het
einde van de dertiende eeuw vindt men soldaten van
allerlei naties in Franse dienst: Duitsers, Engelsen,
Schotten, Ieren, Portugezen, Italianen, Zwitsers en
Hollanders. Vaak in niet geringen getale; omstreeks in
het midden van <le zestiende eeuw vochten 40.000 Zwit-
sers in dienst van het Franse leger.
12
In de Spaanse burgeroorlog vechten in de voorste
rijen van de fronten de Marokkanen en de soldaten
van het vreemdelingenlegioen. De Marokkanen staan
bekend om hun verachting voor de dood, die de meeste
Spanjaarden — oud Morenbloed — met hen gemeen
hebben. „Men kan maar eenmaal sterven", men hoort
dit in deze dagen ook bij volksmilitianen, die aan de
kant van de regering vechten en hetzelfde fatalisme
zal men zonder twijfel ook vinden bij hen, die van
het goed recht der rebellen overtuigd zijn. Het geloofs-
fanatisme, waarmee de katholieke koningen van de
vijftiende eeuw in Spanje eerst de Moren, daarna de
Joden en vervolgens alle „ketters" hebben uitgeroeid
door middel van de beruchte inquisitie, heeft zijn
sporen tot de huidige dag in Spanje nagelaten.
De soldaten van het vreemdelingenlegioen staan ia
moed en uithoudingsvermogen zeker niet bij de
Marokkanen ten achter. De legioensoldaten hebben
heden ten dage een slechte naam en niet minder dan
-ocr page 13-
MILICIA ES LA VIDA DEL
HOMBRE CONTRA LA
MALICIA DEL HOMBRE
(HET LEVEN VAN DEN MENS IS EEN
LANGE STRIJD TEGEN DE BOOSHEID
ZIJNER MEDEMENSEN)
GRACIAN (Spaans dichter)
In het hoofdstuk „Toneel en Letteren" geven wij de vol-
gende karakteristiek van den Spanjaard: „De aard van de
Spanjaarden is onrustig en begerig naar omwenteling". Het is
uiterst moeilijk te zeggen welke de typische eigenschappen zijn
van het Spaanse volk en van zijn letterkunde, want deze wisselen
veel sterker dan in andere landen naar gelang van het tijdstip
en de landstreek : de Basken gaan door voor zeer gehecht aan
hun vrijheid, de Aragonezen en de bewoners van Navarra voor
koppig, het Oosten van Spanje, Catalonië vooral, is ondernemend,
Andalusië is zonnig, stralend en geestig. Men zou dus wel een
Castillaanse, een Catalaanse of Andalusische geest kunnen onder-
scheiden, maar geen Spaanse, of, als men het karakter van het
Spaanse volk zou willen beschrijven, krijgt men de wonderlijkste
tegenstellingen : liefde naar onafhankelijkheid, tot in het uiterst
gedreven individualisme, zeer gevoelige lichtgeraaktheid gaan
samen met slaafse onderworpenheid aan het kerkelijk gezag,
trouw aan den koning en lankmoedigheid, een rijke verbeeldings-
kracht gaat gepaard aan praktisch intellect, zij willen samen een
groot volk vormen en toch wil elke provincie apart zijn, de lui-
heid der Oosterlingen verbinden zij met Westerse energie,
Afrika en Europa ontmoeten elkaar in Spanje en de grote Spaanse
geleerde Menendez y Pelayo heeft zelf van zijn landgenoten ge-
zegd : „Telkens als een echte Spanjaard zijn pen, penseel of ander
gereedschap voor het tot stand brengen van een artistieke schep-
ping ter hand neemt, dan kunt u er zeker van zijn, zonder gevaar
u te vergissen, dat de man een gelijke kans heeft een meester-
werk tot stand te brengen of een belachelijk monster."
De Spaanse arbeider heeft, evenmin als de Spaanse pachter en
boer, nimmer behoord tot de bevoorrechten. In 1924 schreef de
persattaché van het Engelse gezantschap in Madrid, F. B. Deakin,
in zijn boekje „Spain to-day" dat er „geen beschaafd land in de
wereld kan worden gevonden, waar de werkende klasse zoveel
reden tot klagen heeft en zoveel recht op opstand .... als in
Spanje". In de „Correspondencia de España van 2 November 1920
schreef een bekend Spaans schrijver „Terwijl millioenen Span-
jaarden gebrek hebben aan de allernoodzakelijkste levensbeno-
digdheden en nimmer de weelde kennen van ongekleed slapen
in een behoorlijk bed .... baden een paar duizend anderen zich
in de geraffineerdste weelde, die denkbaar is."
In deze van behoorlijke schoolse kennis en materiële welstand
verstoken bevolking leefde echter een ontembare drang naar
een beter en groter deel van de aardse goederen. De geest van
slaafse onderworpenheid, waarin dit volk eeuwen heeft verkeerd,
ging langzamerhand wijken voor een strijdvaardig verlangen om
in gelijke tred met de andere beschaafde Europese volkeren deel
te hebben aan de vooruitgang. Sinds deze Engelsman in 1924 de
bovenaangehaalde woorden schreef, hebben zich in Spanje grote
veranderingen voltrokken. De Spaanse geschiedenis van de laatste
twintig jaar is de geschiedenis van de voortdurende worsteling
tussen de machten van het behoud en de krachten, die Spanje
willen verlossen uit de greep der overheersing van enkelen.
Naast de arbeiders en boeren staan in deze strijd belangrijke
groepen uit de burgerij, die de noodzakelijkheid van deze verlos-
sing gevoelen.
In Februari 1934 leek het alsof Spanje de laatste hinderpalen naar
de nieuwe tijd uit de weg had geruimd. De weg scheen vrij voor
een vreedzame ontwikkeling. De feiten hebben echter anders
geleerd. Einde Juni 1936 ging de roep door het Spaanse land :
„De vrijheid is in gevaar ! De militairen bedreigen de wettige
regering. Burgers te wapen !"
Door hun aantal waren de arbeiders en de boeren de eerst aan-
gewezenen om met hun kracht en invloed de wettige regering
te schragen. Wonderen van heldenmoed hebben de Spaanse
mannen in deze burgerkrijg verricht. Nog lang zal de Spanjaard
spreken van de helden van Irun, van de doodsverachting der
mijnwerkers, van de opofferingsgezindheid der vrouwen, van
de standvastigheid der democratische burgerij.
Hoe de strijd in Spanje ook moge uitvallen, de offers zijn niet
te vergeefs gebracht. „Wat stralend ondergaat, dat gloeit nog
zeer lang na."
De Spaanse mannen hebben met hun lichamen het voetstuk ge-
bouwd, waarop eens het beeld van de vrijheid stralender dan ooit
zal verrijzen.
-ocr page 14-
kwamen
De mannen, die de muitende generaals volgden — jongens uit alle groepen der burgerij, voor een deel geprest,
voor een ander deel verlokt door de hoop op gewin, voor een groter deel misleid door een, uit Duitsland en
Italië naar Spanje overgebracht duivelssysteem van volksverleugening. Maar toch : mannen, Spaanse mannen,
het oog langs de loop, de vinger aan de trekker, gereed om te schieten op andere Spaanse mannen
De „overall" de kleedij van de fabriek, is de uniform geworden van het
leger van Spaanse vrijwilligers, dat op de kreet : „De vrijheid is in gevaar.
Verdedigt de grondwet !" uit de grond verrees
SALAMA
PUERTA del
In overhemd en bretels, de mouwen opgestroopt,
het geweer in de hand .... op het eerste alarm
van de regering weggegaan van vrouw en kroost
om achtereen primitieve barricade, vliegensvlug
van auto's en huisraad in de straten van Barce-
lona gebouwd, de vrijheden des volks te verdedi-
gen— is deze foto eigenlijk niet een eerbiediger
hulde dan het grootste standbeeld kan zijn voor
de duizenden onbekende helden, die in de
Spaanse burgeroorlog sneuvelden ?
—iiiiMiimiiiimM ———
-ocr page 15-
m
■■■
„Adelante frente popular !" Voorwaarts ! Voor het Volksfront ! De redenaar, op de treeplank
van een auto staande, wekt zijn medeburgers op om het voorbeeld te volgen van de duizenden, die
reeds de wacht op de wallen der beschaving betrokken
kwamen
De mannen, die de muitende generaals volgden — jongens uit alle groepen der burgerij, voor een deel geprest,
voor een ander deel verlokt door de hoop op gewin, voor een groter deel misleid door een, uit Duitsland en
Italië naar Spanje overgebracht duivelssysteem van volksverleugening. Maar toch : mannen, Spaanse mannen,
het oog langs de loop, de vinger aan de trekker, gereed om te schieten op andere Spaanse mannen
De „overall" de kleedij van de fabriek, is de uniform geworden van het
leger van Spaanse vrijwilligers, dat op de kreet : „De vrijheid is in gevaar.
Verdedigt de grondwet !" uit de grond verrees
In overhemd en bretels, de mouwen opgestroopt,
het geweer in de hand .... op het eerste alarm
van de regering weggegaan van vrouw en kroost
om achter een primitieve barricade, vliegensvlug
van auto's en huisraad in de straten van Barce-
lona gebouwd, de vrijheden des volks te verdedi-
gen — is deze foto eigenlijk niet een eerbiediger
hulde dan het grootste standbeeld kan zijn voor
de duizenden onbekende helden, die in de
Spaanse burgeroorlog sneuvelden ?
^■n
BMWWIMUW mi—^—
■B^HBEBH mnM
-ocr page 16-
De dorstigen laven.... -^
.... als de burgerkrijg woedtV
\
.41
f
*
-ocr page 17-
Moe en uitgeput zitten de mannen. Zwaar drukt hen de zorg om
hun land en de wet
Zonen van één volk, tegen elkander opgehitst door een baatzuchtige
officierenkliek en in de burgeroorlog tot doodsvijanden geworden
— dat is de grote schuld, die de muiters op zich laadden. Gelaten
wachten de gevangenen op onze foto, die na de overgave van
Guadarrama door de rebellen, door de Spaanse regeringstroepen
in lange rijen werden weggevoerd, op hun lot
Een beeld uit rustiger dagen. De Spaanse gezouten-visverkoper —
hoeveel van zijn klanten, die hij eens zo goedmoedig bediende, werden
in de burgerkrijg zijn doodsvijanden ?
boven : De zuil, waarop de komst van een-beroemd
jazz-orkest wordt aangekondigd, doet dienst als
dekking voor burgers, die schieten op burgers
links : Proviandering
MM
-ocr page 18-
...dan wordt de goed-
moedige Sancho een
vurig vechter..."
fff
Sancho leeft nog in eiken Spanjaard. Gemoedelijk en kinderlijk
vriendelijk, totdat druk en dwingelandij den goedmoedigste
<—
                    maakt tot een vurigen vechter
rechts : Zo'n genoeglijk praatje in de zon — zoiets ís làng,
heel lang geleden, vóór de fascisten revolutie maakten
Jonge mannen, in de kracht van hun leven, offeren zich voor
de democratie. De dagen van gemoedelijke kout in de warme
zon over een straathek liggen in een ver verleden
De liefde voor de bedreigde vrijheid werd een laaiende krater, die
steeds weer nieuwe stromen over Barcelona en omgeving uitstortte
spe»
Ml' =
links : De burgeroorlog brengt hele omwentelingen teweeg.
Het deftige Hotel Colon te Barcelona werd behuizing van de
socialistische partij en voor de ingang wordt thans den
miliciens het eten verstrekt.
onder : Deserteurs ! Gevlucht uit lafheid-----of
uit onwil om langer gedwongen *te worden tot
vechten tegen de wettige regering, wie zal
't zeggen ?
Elk uur van de dag vertrekken vrachtauto's vol gewapende
mannen naar de fronten
V
Vrijwilligers voor het vrijheidsfront — er zijn geen voertuigen gropt
genoeg hun aantal te herbergen
18
-ocr page 19-
...dan wordt de goed-
moedige Sancho een
vurig vechter..."
ff
Sancho leeft nog in eiken Spanjaard. Gemoedelijk en kinderlijk
vriendelijk, totdat druk en dwingelandij den goedmoedigste
<—
                    maakt tot een vurigen vechter
rechts : Zo'n genoeglijk praatje in de zon — zoiets is làng,
heel lang geleden, vóór de fascisten revolutie maakten
Jonge mannen, in de kracht van hun leven, offeren zich voor
de democratie. De dagen van gemoedelijke kout in de warme
zon over een straathek liggen in een ver verleden
onder : Deserteurs ! Gevlucht uit lafheid-----of
uit onwil om langer gedwongen te worden tot
vechten tegen de wettige regering, wie zal
't zeggen ?
links : De burgeroorlog brengt hele omwentelingen teweeg.
Het deftige Hotel Colon te Barcelona werd behuizing van de
socialistische partij en voor de ingang wordt thans den
miliciens het eten verstrekt.
-ocr page 20-
-ocr page 21-
De invloed van de Moorse overheersing in Spanje
heeft ook eeuwenlang zijn stempel gedrukt op
de Spaanse vrouw. Zij werd van het openbare
leven afgesloten gehouden en beschouwd als de
slavin van den man. Zij hoorde thuis in de keuken,
zij moest zoveel mogelijk kinderen baren, in vele
delen van het land moest zij zelfs het hardste
werk verrichten.
De laatste jaren is hierin grote verandering geko-
men, mede dank zij de toenemende invloed van
de nieuwe tijd. Er ontstond meer contact met het
buitenland, hetgeen eveneens bevorderlijk was
voor de ontwaking van de Spaanse vrouw. Dat
wil echter nog niet zeggen, dat zij reeds evenveel
vrijheid bezit als haar seksegenoten in de West-
Europese democratische landen.
Het aandeel van de moderne Spaanse vrouw aan
het openbare leven stemt in de meeste opzichten
overeen met dat in andere landen, alleen is er dit
verschil, dat het aantal vrouwen in overheids-
dienst nog zeer gering is. Zij, die zich wel in deze
dienst een functie veroverd hebben, staan echter
op de hoogste treden van de ladder. Bovendien
kent men reeds tal van vrouwelijke doktoren,
apothekeressen, ingenieurs en vrouwelijke pro-
fessoren. Merkwaardig is dat tot voor kort geen
enkel speciaal tijdschrift voor de vrouw in Spanje
bestaan heeft.
Van grote betekenis zijn de instituten voor be-
roepsvorming en sociale voorzorg voor vrouwen.
Het instituut voor de vrouwenarbeid in Barcelona
wordt als monsterinstelling op dit gebied be-
schouwd.
Deze emancipatie van de Spaanse vrouw dreigt
thans verstoord te worden door de burgeroorlog,
die door de fascisten is ontketend. Men kent de
„idealen" van de fascisten op dit gebied. Zij willen
de vrouw immers terugbrengen tot haar positie
in de Middeleeuwen, zij willen van de vrouw weer
de slavin maken, die zij in die tijden is geweest,
zij zien in de vrouw slechts de leverancier van
kanonnen vlees ....
De Spaanse vrouw verzet zich met.... mannen-
moed tegen deze aanslag op haar maatschappelijke
positie. Zij strijdt schouder aan schouder naast
de vrijheidshelden, die hun leven geven in de
burgeroorlog, die reeds weken in Spanje woedt.
Zij helpt tevens achter het front bij de verzorging
van de gewonden, zij neemt op voorbeeldige wijze
de opengevallen plaatsen in van de mannen, die
naar het toneel van de strijd zijn gezonden.
Wanneer de burgeroorlog in Spanje tot het ver-
leden zal horen, zal de heldenstrijd van de vrouw
tot een der schoonste bladzijden van de Spaanse
geschiedenis behoren.
-ocr page 22-
Thuis zitten, kinderen krijgen en ze verzorgen — dat was de traditionele taak van de Spaanse vrouw. Totdat de krijgstrompet ook in haar bestaan wanorde bracht
verstoorde
r. *
Aoj
ï
?
-ocr page 23-
I
m
Uitgedost in de kanten mantillas, geen zorgen kennend dan die van alle dag, zo gleed voorheen het leven van de Spaanse vrouw, vrijwel zonder schokken voort
haar rustige wereld..
De burgerkrijg, die alles verstoorde en de zeden verruwde, dreef honderdtallen vrouwen naar het front, waar zij naast den man strijden
-ocr page 24-
Zo zag men het duizend keer per dag — vóór de fascisten
de burgeroorlog ontketenden : Spaanse vrouwen met vouw-
stoeltjes gaan ter kerke
-ocr page 25-
—mi
CADA UNO ES COMO
DIOS LE HIZO, Y AUN
PEOR MUCHAS VECES
(IEDEREEN IS ZOO ALS GOD HEM MAAKTE -
EN DIKWIJS VEEL SLECHTER)
CERVANTES
Terwijl de mannen in Spanje aan het front
zijn en de vrouwen de mannen bijstaan in de
strijd tegen het fascisme, loopt een groot deel
van de jeugd verwaarloosd in de steden en
dorpen rond. En de vraag dringt zich op, wat
er van deze jeugd moet worden, wanneer
straks de bloedige burgeroorlog ten einde zal
zijn en duizenden mannen en wellicht ook
moeders nimmer terug zullen keren.
De Spaanse jeugd is altijd misdeeld geweest.
Op het gebied van de opvoeding was Spanje
de laatste eeuwen buitengewoon achterlijk
en pas de laatste jaren, nawde omverwerping
van de monarchie, is men begonnen het onder-
wijs te verbeteren.
Hoe groot het werk is, dat verricht moest
worden, hoeveel er op dit gebied ingehaald
diende te worden, kan wel het beste aange-
toond worden met de officiële cijfers, die er
verkrijgbaar zijn. In januari 1921, dus vóór de
revolutie, kwam men in geheel Spanje niet
minder dan tienduizend scholen te kort. Is
het wonder, dat onder die omstandigheden
Spanje het land der analfabeten werd. In Madrid
alleen kon in die tijd bijna dertig procent van
de bevolking lezen noch schrijven, in Valencia
zelfs 52.4 procent, in Murcia 72 procent en in
Lorca 82.5 procent van de bevolking.
Het onderwijsprobleem in Spanje was derhalve
een der moeilijkste die de regeringen na de
revolutie kregen op te lossen. Zij hebben
wanhopige pogingen in het werk gesteld om
verbeteringen in dit opzicht te krijgen, maar
hoeveel scholen er ook in de laatste jaren zijn
bijgebouwd, het percentage analfabeten bleef
hoog, daar duizenden kinderen, vooral op het
platteland, waar zij als goedkope werkkrachten
werden gebruikt, nimmer naar school konden
worden gezonden.
Andere belangrijke factoren zijn de onvoldoende
hygiënische toestanden en het huizentekort.
De woningtoestanden in sommige delen van
Spanje zijn hemeltergend. Spanje is b.v. het
enige land waar nog holwoningen voorkomen.
In lemen, armzalige hutten, huizen honderden
mensen in een toestand van diepe ellende,
blootgesteld aan de felle zon, in vele gevallen
slechts levend van geitenmelk en vruchten.
Dat aan de opvoeding van de kinderen in der-
gelijke omstandigheden niet te denken viel,
laat zich begrijpen.
Vaak ziet men dan ook langs de Spaanse land-
wegen verwaarloosde kinderen met bedelwaar,
die een indruk maken van grenzenloze verwaar-
lozing en ontberingen.
Terwijl in vele landen jeugdorganisaties prachtig
werk konden verrichten, werd de Spaanse
jeugd aan haar lot overgelaten. Zij groeide op
zonder leiding en zonder tucht. Was het wonder,
dat die jeugd een gemakkelijke prooi werd
in handen van alle soorten extremisme ? Aan
de ene kant waren het de fascisten, die > hun
handen naar de verwaarloosde jeugd uitstaken,
aan de andere kant de anarchisten, die geen
wettig gezag erkennen en de ongebonden,
nimmer onderwezen jeugd gemakkelijk konden
winnen.
Juist nu de laatste jaren door de verschillende
linkse regeringen zoveel verbeteringen tot
stand waren gebracht, is de burgeroorlog
gekomen, die, hoe de afloop ook moge zijn,
voor vele jaren een eind aan alle vooruitgang
op dit gebied heeft gemaakt. Want het herstel
van de aangerichte schade zal tientallen jaren
vorderen.
~* i
-ocr page 26-
Zó was het vroeger, toen er nog geen burgeroorlog
woedde
den kindere
geschiedt
het grootste
leed
onder : Vader en moeder zijn zoek
26
-ocr page 27-
-ocr page 28-
IR
V
• •
m
\fW0mimm>wmmvmt
Een laatste omhelzing voor het afscheid naar het front
1
-ocr page 29-
ARES, NO ARES
RENTA ME PAGUES
(PLOEGEN OF NIET PLOEGEN
DE PACHT MOET JE ME BETALEN)
Spaans spreekwoord
Zolang er geen grote wijziging in de bezits-
verhoudingen van de Spaanse bodem komt,
zal deze op één na grootste aller west-
Europese staten een middeleeuws land blijven.
De bevolking is er buitengewoon dun ge-
zaaid: per vierkante kilometer leven er 50
inwoners, terwijl ons land er 240 telt. Grote
oppervlakten zijn nog steeds niet in cultuur
genomen; de landbouw-methoden zijn er nog
zeer achterlijk. Hoewel 57 pCt. der arbeidende
bevolking in de landbouw werkzaam is, staat
de productiviteit van de landarbeid op een
laag peil. Bij gunstige oogst slaagt men er in
dit overwegend agrarisch land nog juist in, de
eigen bevolking van landbouwproducten te
voorzien. Soms moeten graan en andere agra-
rische producten worden ingevoerd.
Deze achterlijkheid van de Spaanse land-
bouw is te danken aan de grote verschillen
in landbezit. Volgens de laatst beschikbare
cijfers over 1931 bezaten 1.173.000 boeren 6
millioen hectaren land en 103.000 grootgrond-
bezitters het dubbele, n.l. 12 millioen H.A.
Daarnaast bezitten 5.000.000 boeren en land-
arbeiders geen duimbreed gronds. De willekeur
der bezitters in het gebruik van de grond is
groot. Velen laten grote stukken grond onbe-
bouwd. Net als de feodale heren bestemmen
ze die voor de jacht. Tot de belangrijkste
landeigenaars behoort de katholieke kerk.
Het komt ook voor, dat de grootgrondbezit-
ters hun eigendom in het geheel niet laten
bebouwen. De markiezin van Carabes bijv.
beschouwt het als beneden haar waardigheid
haar bezit te exploiteren. De anderen, die het
geheel of ten dele doen, nemen de exploitatie
natuurlijk niet in eigen hand. Hij, die het
land ten slotte bebouwt, is door een keten
van tussenpersonen van den landeigenaar
afgesneden. De grootpachter verkavelt de
grond en vergeeft de stukken aan onder-
pachters, die op hun beurt weer verpachten.
De pacht-voorwaarden worden uiteraard
steeds verzwaard, omdat elk van de tussen-
personen er een arbeidsloos inkomen aan
moet overhouden. De eigenlijke landbouwer-
pachter, de laatste in de reeks, moet meestal
in zeer zware voorwaarden toestemmen. De
pachtovereenkomsten lopen voor hem over
zeer korte termijnen, soms slechts voor één
jaar. Geen enkele aanspraak heeft hij wegens
de waardevermeerdering van de grond, door
zijn arbeid ontstaan.
Het land is bovendien bezwaard met tal
van feodale rechten, voortvloeiende uit een
gewoonterecht, waar geen ontkomen aan is.
De grootgrondbezitter leeft er goed van. Met
zijn bezit, waarvan hij de vruchten plukt, be-
moeit hij zich niet. Aan het hoofd van zijn
„land-exploitatie" heeft hij in de regel een
beheerder geplaatst, de z.g. cazique, die de
meest gehate man in het stelsel is. De eige-
naar zelf laat zich meestal nimmer zien. Hij
houdt zich in de steden op, waar hij zrjn in-
komen probeert te verteren. Hem vindt men
op alle plaatsen des vermaaks, daar waar toe-
zicht op de besteding van de vrije tijd der
„cultuur-dragers" op z'n plaats zou zijn.
Ondertussen leven de boeren in grote meer-
derheid onder ellendige verhoudingen. Zij
staan op de rand van de ellende, kunnen
geen industrieproducten kopen noch enigszins
moderne werktuigen. De landarbeiders zijn er
nog slechter aan toe, zij hebben slechts sei-
zoen-arbeid, waarbij zij 12 tot 14 uur per dag
werken. Het loon? Ten hoogste 2 peseta's per
dag (d.i. pl.m. 36 cent, wat ons alleen zegt,
dat het onbegrijpelijk weinig is). De rest van
het jaar moeten ze op eigen gelegenheid zien
in het leven te blijven.
-ocr page 30-
rechts : Kent gij het land, waar de citroenen bloeien ...?
Er zijn nog duizenden holwoningen in dat romantische
land en tienduizenden, die in deze holen hun leven
slijten
„Ver ¡n 't Zuiden ligt mijn Spanje...." zong de dichter
eens. Hij had er aan toe kunnen voegen : „Het land
waar de boeren in lemen hutten wonen, die in Neder-
land voor het vee zouden worden afgekeurd"
de romantiek
ifcï*Tav
onger en gebrek
~                  e ' *— „«. c~»ni» ucopiaten Marokkanen zijn een schrik voor de landbouwbevolking,
EJSttíTSS Z¿SZ*SE2* *¡^-** «•» ïï -i-T*^ met h" wape" *r
maar net wern m yer<|<i<|.||n| oyer ^ „.„„„der tot onmiddellijke stri|d gereed
-ocr page 31-
rechts : Kent gij het land, waar de citroenen bloeien ...?
Er zijn nog duizenden holwoningen in dat romantische
land en tienduizenden, die in deze holen hun leven
slijten
„Ver in 't Zuiden ligt mijn Spanje ...." zong de dichter
eens. Hij had er aan toe kunnen voegen : „Het land
waar de boeren in lemen hutten wonen, die in Neder-
land voor het vee zouden worden afgekeurd"
de romantiek
er van honger en gebrek
stierf
De door de fascisten op Spanje losgelaten Marokkanen zijn een schrik voor de landbouwbevolking,
maarTet werk moet voortgang hebben. En dus werkt vader naar oud voorbeeld, met het wapen der
verdediging over de schouder tot onmiddellijke strijd gereed
-ocr page 32-
„"«r^w»
"
DE PYRENEEËN
Het gebergte, dat Spanje scheidt
van de rest van Europa
-ocr page 33-
■'
^^BH
DE PYRENEEËN
Het gebergte, dat Spanje scheidt
van de rest van Europa
-ocr page 34-
-ocr page 35-
f-
""^•j&sb.
achters vee
»M
e hun liefde
heeft
&m
■!■
De muilezel, hard werkende als een paard, slaafs als een ezel-----zó zouden
de groot-grondbezitters de millioenen pachters van Spanje willen zien !
links : De democratische regering, van welke de Spaanse
boer, terecht, uitkomst verwachtte uit zijn bange stoffe-
lijke nood, werd door muiters bedreigd. En over het land
schalde de kreet : „Te wapen". Jachtgeweren werden te
voorschijn gehaald ....
\9m
I
rechts : De Spaanse pachterszoon is hard werken,
weinig voedsel en een primitieve slaapplaats gewend
— maar nu, in dienst van de zaak der vrijheid, zijn
al deze dingen hem geen ongerief, maar een offer,
dat hij met vreugde brengt
-ocr page 36-
0fr -y
.• u ^ ~n nroclamatie uitgevaardigd, dat de verdedigers der vrijheid en democratie niet alleen munitionder : De regering in Madrid neeit een P/.            het ,and m0eten voortgang vinden - desnoods onder het vuur van den vijand en m
maar
met het
ook voedsel nodig hebben. De werKzaamn            y                   geweer op scherp !
j/êkêÊÊ BHBH
Mi                 " * ■*- —■ -                                                                                                                                                                                   >
beschermt huis
36
37
/
-ocr page 37-
«                          M,dr¡d heeft een proclamatie uitgevaardigd, dat de verdedigers der vrijheid en democratie niet alleen munitie, maar
onder : De regering in Madrid neett een P™\                    ,and moeten voortgang vinden - desnoods onder het vuur van den vijand en met het
ook voedsel nodig hebben. De werkzaamneoen v                     geweer op scherp !
\
;
-ocr page 38-
Het provinciale Spanje vertoont nog het
beeld van de middeleeuwen. Erger nog: het
doet denken aan het stenen tijdperk. Hier-
onder geven wij een beschrijving van een
typisch dorpje, een uit vele, 700 inwoners
tellend, 150 K.M. van de hoofdstad verwij-
derd.
Het dorpje — Navas de Estena — is evenals
vele andere dorpen, bijna geheel afgesneden
van elke cultuur van de stad. Een auto komt
er misschien eens in de drie of vier jaar. De
inwoners leven in velerlei opzicht op de aller-
primitief ste wijze. Bedden kennen zij niet
zij slapen op rechthoekige stenen bouwsels,
gewit met kalk; als hoofdkussen gebruiken
ze een stuk kurk. In het dorpje wordt kurk
en houtskool gemaakt. Het bestaat helemaal
daarvan. Het loon bedroeg vóór de republiek
2¿ peseta's (plm.45 cent) per dag. Tegen-
woordig zijn de lonen hoger, doch het groot-
ste deel van de inwoners is werkloos.
Meel moet gehaald worden langs een smal
voetpad van een molen, die 20 K.M. ver ligt.
De regen, waartegen zij zich niet weten te
beschermen, maakt het meel onderweg soms
doornat.
De rook van het houtvuur in de keuken kan
nergens anders ontsnappen dan door de deur.
De meeste Spaanse dorpsbewoners hebben
dan ook ontstoken ogen.
Vlees is buitengewoon zeldzaam, het wordt
alleen bij feestelijke gelegenheden genuttigd.
Het gebruikelijke maal is de gazpacho, een
mengsel van brood, olie, azijn en zout.
In de zomer moet het water op een afstand
van 6 K.M. gehaald worden. Medicijnen zijn
op geen geringere afstand dan 25 K.M. te
krijgen. Alle afstanden legt men te voet af.
, Er zijn 200 kinderen in de schooljaren. Er
is een schoolgebouwtje voor 30; er zijn echter
90 in ondergebracht in hygiënische omstan-
digheden, die elke beschrijving tarten. De
rest moet het zonder schoolbezoek doen.
46 pCt. der bevolking van 6 jaar en ouder is
dan ook analphabeet. Dit is 't hoogste per-
centage in Europa.
                                       38
-ocr page 39-
BARRO Y CAL
ENCUBREN MUCHO MAL
(STENEN EN LEEM
VERBERGEN VEEL KWAAD)
(Spaans spreekwoord)
Hoog boven Sevilla rijst een wonderschone toren op :
de Giralda. Die toren is ouder dan de kathedraal, die er
naast gebouwd is. Het is hier juist andersom als elders
in Europa, waar éérst de kathedralen verrezen en soms de
torens onvoltooid bleven. De Giralda, de klokkentoren
van Sevilla's hoofdkerk, is veel eeuwen ouder dan de kerk
zelve, zij is nog van Moorse makelij. Zij is nl. het over-
blijfsel van de moskee, die eertijds op de plaats stond waar
nu de kathedraal verrijst en van haar torentrans riepen
tot 1248 de mueddin de Mohamedaanse gelovigen tot het
gebed op ... .
Eeuw op eeuw is in deze kathedraal sinds zij met de hulp
van bouwmeesters uit het Noorden vóór 1500 gebouwd
werd de katholieke mis opgedragen. Zij kwam in de plaats
en op de plaats van de ineenstortende moskee, die de
Mohamedaanse heersers in 1248, toen Sevilla viel, aan de
Christelijke veroveraars moesten afstaan. Is het waar,
dat nu nog in de moskeen van Marokko gebeden wordt
voor het herstel der moskee van „Ischbilija", zoals de
Moren Sevilla noemden ?
Hoog boven Sevilla verrijst de Moorse toren. En ge peinst :
wat al volkeren zijn deze stad, zijn Spanje binnengedron-
gen om het voor korter of langer tijd te beheersen !
Wellicht zijn de Phoenicische kooplieden, die elf eeuwen
vóór Christus Malaka en Gades stichtten, steden di-; nog
heden ten dage dezelfde naam dragen —Malaga en Cadiz —
ook doorgedrongen tot de plek waar ge nu staat ; wie weet
stonden hier de Grieken, die vijf eeuwen na hen kwamen.
Kelten drongen later uit het Noorden tot hier door,
Carthagers en Romeinen betwistten elkaar vóór Christus
's lands bezit, Germanen kwamen later en twee eeuwen
lang was dit land een onderdeel van hun West-Gotisch
rijk. Totdat omtrent 700 de Moren komen, aan wie deze
Giralda nog herinnert : hoge toren, die de mueddin van
binnen op hun ezeltjes beklommen om van zijn hoge
trans op te roepen tot het avondgebed en om Allah te
prijzen, die groot en wiens profeet Mohamed was. Dichtbij
is het Alcazar : Moorse bouwers voltooiden het, ook al
had hun vorst reeds voor de Christenen moeten wijken :
een groots paleis had het moeten worden voor de emirs
van wie honderden van jaren Sevilla de residentie was.
Wat al wisseling van volken en heerschappijen !
Door de Puerta del Bautismo, de poort van de doop,
treedt ge nu Sevilla's kathedraal binnen. Ook zij geeft u,
als ge Spanje nog niet kent, aanschouwelijk onderricht :
hier leert ge Spanje's geschiedenis gedurende haar Chris-
telijk tijdperk kennen. Gewijde schemering vult Spanje's
grootste kathedraal. Zij herinnert u slechts weinig aan
de kathedralen uit ons Noorden : hun strenge harmonie
ontbeert ge, maar deze kathedraal met zijn zeven schepen
en zijn midden in het centrale schip gebouwde hoog-altaar
vervult op het hoogtepunt van het kerkelijk jaar, de stille
week voor Pasen, ook een gans andere functie dan ónze
kathedralen : zij is een typische processiekerk.
Spanje als land van nog altijd Middeleeuws karakter, vooral
op kerkelijk-godsdienstig gebied leert ge in de week voor
Pasen in de kathedraal van Sevilla het best kennen. Dan,
in de „semana santa", de heilige week, stralen detallóos
lijkende gewelven dezer kerk van licht en de schijn der
lampen wordt versterkt door het Ikht der honderden
waskaarsen, die de „broederschappen" met zich meedra-
gen, die in processie door de straten trekken.
Sevilla's broederschappen, er zijn een veertig van deze
„hermandadas" en in de stille week tussen Palmpasen en
Goede Vrijdag, die in Sevilla eer het tegendeel van „stil"
mag heten, trekken zij met hun overdadig gesierde
beelden naar de kathedraal. De grens tussen werelds
volksfeest en godsdienstige traditie is hier moeilijk te
trekken, het een gaat gelijk in de Middeleeuwen on-
gemerkt in het andere over ....
Maar wij zijn nog in de kathedraal : ge krijgt daar als ge
u in de sacristía mayor, de grote sacristie, de kerkschat
laat tonen, een onvergetelijke indruk van de ontzaglijke
macht en daarmee gepaard gaande rijkdom der katholieke
kerk in dit land en ge zoudt slecht doen, ais ge die rijkdom-
men aanschouwde in dezelfde stemming, die zich van uw
voorouders meester had gemaakt, toen zij in 1565 in onze
Noordelijke gewesten, wie weet persoonlijk, aan zekere
beeldenstorm deelnamen. Ge aanschouwt de duizend pond
zware en drie meter hoge zilveren custodie, die in de
semana santa de gewijde hostie in haar gouden met bril-
janten gemonteerde monstrans herbergt ; ge ziet miskel-
ken, reliquiekasten en andere kerkelijke voorwerpen zon-
der tal en het is een en al schittering van goud en juwelen.
Ge hebt misschien wel eens gespot over de witgekalkte
muren van Holland's praalloze Calvinistische kerken ?
Ge gaat ze hier bijna liefkrijgen ....
Onder de talloze pronkgraven in Sevilla's kathedraal is
er dan één, waarvoor ge langer stil blijft staan : dat, waarin
Columbus' stoffelijk overschot rust. Want hier wordt uw
aandacht bepaald bij een kern-figuur uit Spanje's historie.
Zonder zijn ontdekkingstocht, zonder de talloze reizen,
van wie na hem het verre Amerika aan Spanje's koningen
onderwierpen, zou dit land het goud ontbeerd hebben,
waaraan het eertijds zijn welvaart dankte.
Spanje wereldrijk. Wereldrijk, waarin de zon niet onder-
ging. Land van amper 22 millioen inwoners, aan wie op
de duur de kracht ontbrak om dat wereldrijk in stand en
bijeen te houden !
Ge verlaat de kathedraal. Nog eenmaal wendt ge u om ;
nog eenmaal staart ge naar de Giralda, — hoge toren die
oprijst naar de smetteloos-blauwe hemel, hoge toren
waarvan nu al sinds eeuwen de oproep tot het gebed tot
Allah niet meer weerklinkt: heerschappijen vergaan, de
stenen torens blijven ....
-ocr page 40-
-ocr page 41-
-ocr page 42-
-ocr page 43-
-ocr page 44-
-ocr page 45-
De erker van het Daraxa in
het Alhambra te Granada
,o*--r-
Een huis op een rots te
Cuenca
koninklijke kapel in de
kathedraal van Granada. In
het hekwerk is de lijdens-
geschiedenis van Jezus
Christus uitgebeeld
'va*.                ' jt»—V
i| ,m ,i, •nniiiili !l!Ñ!i!Htf I!!!!)! |i ""!•! §|ÍH; !!
ii m lii liiiiiiiii ii' i ir hi
!» *
4
; lu. iiiiHiHt "*¿rJ* f-'aces
IJ
:
-
it
ï
il
umi
linn
mi
m
[SSS
••
II
¡lll!»f
rif
p
J
■ I
gewonde \\
steden //
45
I?» M- I
-ocr page 46-
-ocr page 47-
De Latijnse geschiedschrijver Livius was geen grooi
psycholoog, maar de toenmalige' bewoners van het
Iberisch schiereiland heeft hij juist getekend, toen hij
van hen schreef: „De aard van de Spanjaarden is
onrustig en begerig naar omwenteling". Het is uiterst
moeilijk te zeggen welke de typische eigenschappen
zijn van het Spaanse volk en van zijn letterkunde,
want deze wisselen veel sterker dan in andere landen
naar gelang van het tijdstip en de landstreek: de
Basken gaan door voor zeer gehecht aan hun vrijheid,
de Aragonezen en de bewoners van Navarra voor
koppig, het Oosten van Spanje, Catalonië vooral, is
ondernemend, Andalusië is zonnig, stralend en geestig.
Men zou dus wel een Castiliaanse, een Catalaanse of
Andalusische geest kunnen onderscheiden, maar geen
Spaanse, of, als men het karakter van het Spaanse
volk zou willen beschrijven, krijgt men de wonder-
lijkste tegenstellingen: liefde naar onafhankelijkheid,
tot in het uiterst gedreven individualisme, zeer ge-
voelige lichtgeraaktheid gaan samen met slaafse
onderworpenheid aan het kerkelijk gezag, trouw aan
den koning en lankmoedigheid, een rijke verbeeldings-
kracht gaat gepaard aan practisch intellect, zij willen
samen een groot volk vormen en toch wil elke pro-
vincie apart zijn, de luiheid der Oosterlingen verbinden
zij met Westerse energie, Afrika en Europa ontmoeten
elkaar in Spanje en de grote Spaanse geleerde Menén-
dez y Pelayo heeft zelf van zijn landgenoten gezegd:
„Telkens als een echte Spanjaard zijn pen, penseel of
ander gereedschap voor het tot stand brengen van
een artistieke schepping ter hand neçmt, dan kunt
u er zeker van zijn, zonder gevaar u te vergissen,
dat de man een gelijke kans heeft een meesterwerk
tot stand te brengen of een belachelijk monster."
Het Spaanse volk is de hoogdravende Don Quichotte
en tegelijk de redelijke Sancho Panza en deze ver-
warring van tegenstrijdige elementen begint al in de
letterkunde van de Middeleeuwen. Natuurlijk is deze
literatuur in het Latijn en zelfs laten Juan Hurtado
y J. de la Serna en Angel González Palencia (dit zijn
twee personen, niet vier!) hun bekende bloemlezing
van de Spaanse literatuur beginnen met Seneca, den
Romeinsen philosooph van de eerste eeuw na Christus
omdat ook hij Spanjaard was. In de Middeleeuwen
nu, welke men rekent van ± 700 tot + 1400, staat
voorop de Semietische invloed van de Moren, die
Spanje grotendeels beheersten. Door de Arabische
wereld en de Joden kende het toenmalige Spanje de
oud-Griekse en de Oosterse letteren en uit deze tijd
zijn ook literaire werken over van Joden, gedichten
van Yehoedá Haleví (+ 1100) en van Arabieren, Aben-
said van Granada bijv. Naast deze Semietische invloed
staat die van het christelijke Frankrijk, dat, gelijk
overal elders, oak in Spanje de lyriek bracht uit de
Provence en zijn epische kunst uit Noord-Frankrijk.
De christelijke staatjes in Noord-Spanje, die politiek
van de Moren onafhankelijk waren gebleven, komen
tot groter bloei, en tenslotte in 1492 (annus mirabilis,
wonderbaarlijk jaar genoemd wegens de belangrijke
gebeurtenissen), met de val van Granada, begint
het Christelijk Spanje de overhand te krijgen. Van
de letterkundige producten uit de Spaanse Middel-
eeuwen is wel het allervermaardst een episch werk,
dat de heldendaden bezingt van Rodrigo de Bivar
(1043—1099) en dat ongeveer in 1140 moet zijn ge-
dicht; dit werk. Cantar de mió Cid, is een wonderlijk
mengsel van historie, legende en phantasie en opent
de eigenlijke Spaanse literatuur.
Sommige literair-historici hebben er bezwaar tegen
te spreken van een Spaanse Renaissance, omdat in
Spanje de typische elementen van de Renaissance:
het losraken van de Middeleeuwen, de vrijwording
van het individu, het zoeken naar nieuwe vormen in
de kunst, in Spanje ontbreken en volgens hun op-
vatting gaat aan Spanje, dat toch al een enigszins
buiten-Europees lot had, deze grote geestelijke her-
nieuwing voorbij. De Spaanse Renaissance bestaat
echter wel — men stelt haar gewoonlijk van + 1409
tot + 1520 — maar zij is van andere aard dan de
gelijknamige stromingen in de andere landen, zij uit
zich in daden: val van Granada, boven vermeld (1492),
ontdekking van de nieuwe wereld door Columbus
(1492), de Joden worden gedwongen tot het katholieke
-ocr page 48-
EL INC ENÍOS O
HIDALGO DON QVJ.
XOTE DE LA MANCHA.
Compuejfa for Miguel de Ceruantcs
Saaueir*.
DIRIGIDO AL DVQVEDEBEIAR,
Marques de Gibraleon. Conde de Benalcaçar, y Baña*
res, Vizconde de la Pueblade Alcoxer, Señor de
las «illas de Capitla, Cut iel, y
BurguiMos
Año,
s
C O N I> R 1 V I L E G I O.
ti MJL DR / O Por luán de la Cu-ftï.
Jtfe ta cafalcftaaukö d« Roble», Kbit» del R-- nr« fciot
Titelblad van Don Quijote's eerste uit-
gave in IMS
geloof over te gaan of te emigreren (1492); op het
gebied van de taal verschijnen de eerste verdedigingen
van de volkstaal, welke zijn reenten opeist naast het
Latijn. De eerste Spaanse grammatica verschijnt van
de hand van Antonio de Nebrija (Gramática castel-
lana, 1492j,
en deze geleerde schenkt voor eens en
altijd een bijna volmaakt logische spelling van het
Spaans, dat nooit de spellingsmoeilijkheden zou ken-
nen welke andere talen ondervonden hebben. Als
letterkundig werk uit die tijd is vooral vermeldings-
waardig, naast de vele bloemlezingen van dichtwerken,
Cancioneros genaamd, de vermaarde ridderroman
Amadïs de Gaula, welke gedurende de hele 16e eeuw
een reusachtig nageslacht zou hebben van de meest
phantastische avonturenromans totdat de publicatie
van den Don Quichotte f1604 of 1605), die een felle
parodie is tegen dat soort literatuur, daaraan de dood-
steek gaf.
Is dus de Renaissance in Spanje meer een voort-
zetting van de Middeleeuwen, en, zoals sommigen be-
weren, veel meer een anti-Renaissance, daarna breekt
een glorieuze tijd aan, de Gouden Eeuw, die, zeer ruim
genomen, zich uitstrekt van + 1520 tot + 1750, maar
die met de dood van Lope de Vega in 1635 eigenlijk
eindigt. Het is de eeuw van Cervantes en Lope de
Vega, maar de grote invloed van het Spaans was niet
te danken aan het literaire gezag van de schrijvers
dier eeuw, maar veeleer aan het politiek gezag van
het Spaanse rijk. Een beschaafd Frans edelman
behoort vloeiend Spaans te spreken, in Italië wordt
in die tijd ijverig Spaans gestudeerd, en ook de Neder-
landers, die toch geen vrienden waren van het Spaanse
bewind, hielden zich veel met het Spaans bezig; zij
begrepen wel, dat de juiste vaderlandsliefde niet hierin
bestaat om systematisch te negeren wat andere volken
voortbrengen, Napels, Ferrara, Antwerpen, Brussel
drukken Spaanse boeken, op internationale conferen-
ties spreekt Karel V Spaans, om de Italiaanse, Franse
en Duitse politici te tarten en de taalgeleerden noemen
het Spaans tegelijk met het Hebreeuws, het Grieks
en het Latijn. De literaire invloed van Frankrijk wordt
minder en het omgekeerde heeft plaats: de Spaanse
herdersromans van Jorge de Montemayor en anderen,
en de schelmenromans, zoals de vermaarde Vida de
Lazarülo de Tormes y sus fortunas y adversidades
(Het leven van Lazarillo de Tormes en zijn voor- en
tegenspoeden), worden in Frankrijk bewonderd en
nagevolgd. Maar ver boven alle andere namen steken
uit die van den schrijver van den onsterfelijken Don
Quichotte,
Miguel de Cervantes Saavedra en die van
den dramaturg Lope de Vega. Toch zou men beiden
zeer tekort doen, als men van Cervantes alleen den
Don Quichotte zou noemen en van Lope de Vega
alleen het toneel. De eerste is ook auteur van drama's
en novellen en Lope heeft, behalve de honderden
toneelstukken — slechts 400 zijn over! — ook nog
21 delen proza en poëzie geschreven. Na deze monster-
achtige literaire productiviteit volgt met de dood van
Lope de Vega onmiddellijk een zeer merkbare inzin-
king: na 1635 is Spanje niet alleen politiek bankroet
na Philips II, maar ook literair. De literatuur vertoont
dus niet dezelfde gelijkmatige ontwikkeling als de
Franse en Engelse en levert van 1635 tot ± 1750, in
de tijd van de decadentie slechts een enkele naam op,
links : Lope de Vega Carpió
ALABANZAS
DE LAS LENGUAS
HEBREA, GRIEGA, LATINA,
CASTELLANA,
Y VALENCIANA,
COPILADAS POR
MARTIN DE VICIANA,
T CONSECRADAS
AL ILUSTRE SENADO
de la Inciyta, y Coronada
Ciudad de Valencia.
Ma.er.ftnaten.fcncc.co
mo oc Iccrlcicnte.oc correr corriente. /£nU tercera
muoanoola.r.final.cn.ícntc.comoocoiroicnte.St
btvnr bínente.
^IpainnpioocIricmpepalTaoo en la primera-fcgú
aaconjugaoö forma fe oei prclcntc oclmfumwimi
Canoe la.r.fmal cn.oo.como oc amar amaso. otw
oioo..£n la fc^na3conmsucicmn¡uoan:>ol3.cr .fi-
na! en.ioo. como « Icerlcioo. oc correr coenoo.
/Öpamrip» oc! tiempo Tonöcro en tooas las confo
gaciotic» forma fe Del prefente sel infinitivo musan-
oo la .r.ftna! en .ocro.como oe paflar paflaocro.oc ba
ícrbascoero.oe venir vemocro.
. ¿£l nombre partiopúl infinito cöfcmqamc al partid
pío oel tiempo paflaooftibllanrivaoociieita termina*
■ ftoii.oe.finoqucnotkncsenerojjninuincrosmca*
- ios nipcrfonas.pcropocos verbos ceba el participio
0c! tiempo paffapoî cl nombre parrieipial in finito en
otra manera como se poner piKlto.oc baser bccBo.o
^iroicPo.oe morir nHicrro.rcvccrvirtoraummc tu
tompucrtoprovccrnobiioprovirtofmoprovcioo.x
cfcnvirelènpto.
^cabofcefferrataoo oc gramática quc nuevamente
bi5oeJmaeílroantomooclebnta<obrelalésu3C3(-
rellana/enelanooclulvaoorocmiírece«a).3rvi9
8c3gofto.*£mprcirocnla muí noble eúioaO oeSa
famanca.
CON LICENCIA.
turgencia : Por Salvador Faulí , Mercadee
de Libros, junto al Colegio del Señor Patriarca,
donde fe hallarán. Año 1765.
De eerste grammatica in het Castillaans, door Antonio
Martinez de Cala y Jaraba in 1492 geschreven
Lofredenen op het Hebreeuws, het Grieks, het Latijn,
het Castillaans door Rafael Martin de Viciana (1502—
1582) in het Valenciaans geschreven
48
-ocr page 49-
ACTOT
}í,>i(u' vr/*>' ~QGh«» htiityttU. Wf<" y<>1L*<Sf' ¿Cr
lumAÁ.itAfi.ieMf' yrchattw f o* Vfi ¿û.to y Jefa*/ ííCiWtr
*1 ***** <*& ^«etufïï,
tfifarjhULt
éf&ft
CASTILLA
,44«tA»H«vn*-
Tú me levantas, tierra de Castilla,
en la rugosa palma de tu mano,
al cielo que te enciende y te refresca,
al cielo, tu amo.
Land van Castilië, uw vereelte handpalm
verheft mij naar de hemel, naar uw heer:
uw heer die u verkwikt na starre brandwalm
van moordend weer.
Miquel Unamuno
maar aie dan ook ten volle waard is genoemd te
worden: de toneelschrijver Pedro Calderón de la
Barca.
In de neoklassieke tijd, die nu volgt van + 1750 tot
+ 1830 is de Franse invloed wederom zeer intens en
de grote Franse philosophen, die de Franse Revolutie
voorbereid hebben, worden gelezen, soms in het ge-
heim: Rousseau, Voltaire en de rationalistische
denkers. Twee uitspraken zijn typisch voor het fana-
tisme van de ingewijden in deze nieuwe stroming:
„De mens is een chemisch product", zegt de een en
een ander beweert: „Het goed en het kwaad zijn
natuurkundige eigenschappen." Ook de Engelse en
Duitse philosophie dringt binnen, maar het is steeds
door bemiddeling van Frankrijk, waarvan Spanje
onder Napoleon zelfs een soort provincie werd. De
oorlog tegen Napoleon, vol romantische, tragische en
komische episoden — de Spanjaarden noemen hem
vol trots de Vrijheidsoorlog — en de daarop volgende
Carlistenoorlog zijn voor vele Spaanse schrijvers de
bron van inspiratie geworden. Het loont de moeite
niet om in dit korte bestek veel schrijvers uit deze
tijd te vermelden, noch ook van de Spaanse Romantiek
(1830—1860), waarin Lamartine en Victor Hugo zo
zeer door de Spaanse geletterde wereld zijn bewon-
.derd en waarin vooral de dichter José de Espronceda
opvalt, wegens het succes van zijn romantisch en
phantastisch dichtwerk El Estudiante de Salamanca
(de Student van Salamanca). Meer trekt ons de heden-
daagse literatuur, waarvan men het begin stelt in 1850.
En wie over deze episode iets zegt, moet weer wijzen
naar Frankrijk en haar realistische school: Zola,
Daudet, Guy de Maupassant, maar ook naar de Rus-
sen: Dostojewski en Tourguenew, want de Spaanse
schrijvers van de nieuwere tijd zijn zeer ontwikkeld
en hebben nauwkeurig kennis genomen van al wat
het buitenland oplevert. Groot is ook hun belang-
stelling voor wetenschappelijke vragen en philosophi-
sche problemen. Geleerden als Miguel de Unamuno
— waarom is deze vrijheidsheld weer overgelopen? —
en Ortega y Gasset zijn thans aan ieder bekend en
het is zeker, dat de Spaanse letterkunde, zich los-
makend van régionalisme en zich plaatsend op breder,
Europees standpunt, onloochenbare vorderingen heeft
Tierra nervuda, enjuta, despejada,
madre de corazones y de brazos,
toma el presente en tí viejos colores
del noble antaño
Forsch land, welks heldre kim geen mist laat speuren,
moeder van kracht, van durf en riddereer -
hoe kleedt zich 't heden hier in de eedle kleuren
van 't grootsch weleer!
Con la pradera cóncava del cielo
lindan en torno tus desnudos campos,
tiene en tí cuna el sol y en tí sepulcro
y en tí santuario.
Tegen 't hol welfsel uwer hemelweiden
grenzen uw akkers naakt, vol gruis van rots;
éen enkle top schijnt zich alom te breiden:
éen outer Gods.
De zon tot wieg, tot graf, tot heiligdom,
zijt ge ook de tempel waar mijn geestesvlucht
uit stijgt, en waar ze in weerkeert, 't Is alom
de zuivre lucht
Es todo cima tu extensión redonda
y en ti me siento al cielo levantado,
aire de cumbre es el que se respira
aquí, en tus páramos-
Van toppen wat men proeft bij 't ademhalen,
en, geeft mijn zang uw reinheid waardig weer,
zoo zal dit lied naar lager aarde dalen
uit klaarder sfeer.
Ara gigante, tierra castellana,
a ese tu aire soltaré mis cantos,
si te son dignos bajarán al mundo
desde lo alto!
ESTA POESÍA DE MIGUEL DE UNAMUNO SE IM-
PRIMIÓ EN EL HAYA DE HOLANDA PARA LA
„ASOCIACIÓN HOLANDESA DE PROFESORES DE
ESPAÑOL Y DE HISPANISTAS TITULADOS" CON
MOTIVO DE CUMPLIR EL POETA SETENTA ANOS;
29 SEPTIEMBRE DE 1934 ■ LA TRADUCCIÓN
HOLANDESA ES DE HENDRIK DE VRIES ■ EL
GRABADO EN MADERA ES DE W. J. ROZENDAAL
■ UN EVENTUAL PRODUCTO NETO SE DESTINA
PARA LA FUNDACIÓN DE UNA CASA DE HOLANDA
EN MADRID
DIT GEDICHT VAN MIGUEL DE UNAMUNO WERD
GEDRUKT T£ 'S-GRAVENHAGE IN NEDERLAND
VOOR DE „ASOCIACIÓN HOLANDESA DE PROFE-
SORES DE ESPAÑOL Y DE HISPANISTAS TITULA-
DOS" TER GELEGENHEID VAN DE ZEVENTIGSTE
VERJAARDAG VAN DEN DICHTER; 29 SEPTEM-
BER 1934 ■ DE NEDERLANDSCHE VERTALING IS
VAN HENDRIK DE VRIES • DE PRENT WERD GE-
SNEDEN DOOR W/J.-ROZEN DAAL a EVENTUEELE
NETTO OPBRENGST KOMT AAN HET FONDS VOOR
STICHTING EENER CASA DE HOLANDA TE MADRID
49
-ocr page 50-
De ruïnes van een Romeins theater in Mérida -
Menendez y Pelayo en zijn leerlingen Ramón Menén-
dez Pidal de grote achterstand der Spaanse philologie
ingehaald en een grote schare van enthousiaste His-
panisten om zich verzameld. De zeventien Spaans
sprekende nieuwe volken en Spanje zelf trekken meer
en meer de aandacht, want enerzijds komen zij meer
tot de wereld door hun letterkunde een brede basis
te geven, anderzijds wordt ook de wereld gevoeliger
voor de Spaanse eigenaardigheden, het Spaanse pathos
en het Spaanse fanatisme en vooral het Spaanse indi-
vidualisme, dat reeds door Don Quichotte wordt ver-
dedigd in de woorden, die hij spreekt tot Sancho:
„Jij hebt het meest bekrompen verstand, dat ooit een
schildknaap in de wereld bezat, want wat aan jou
een scheerbekken toeschijnt, dat schijnt mij toe de
helm van Mambrin en aan een ander zal het iets
anders schijnen".
De Spaanse natie deed veel voor de wereld. Zelfs
in haar decadentie kan men van haar leren en ook
nu weer stemt zij ieder tot nadenken.
Dr. L. KUKENHEIM Ezn.
3 September 1936.
gemaakt. Afgezien van den groten Spaans schrijvenden
dichter Rubén Dario — hij is geen Spanjaard en af-
komstig uit Nicaragua — en vele andere dichters van
vrijheidsliederen, veelal geboortig uit de Midden-
Amerikaanse staten, zijn sommige schrijvers tot de
wereldliteratuur gaan behoren, wat in honderden jaren
niet het geval was. Maar in hun eigen land was hun
rol niet geringer, want deze intellectuelen hebben de
jonge Spaanse republiek voorbereid, zoals Rousseau en
Voltaire de Franse revolutie. Blasco Ibanez kan wijzen
op 2.166.000 exemplaren van zijn romans in eigen land
en Zuid-Amerika verkocht, zijn romans zijn vertaald,
behalve in het Frans, Portugees, Engels, Duits, Neder-
lands, Deens, Zweeds en Tsjechisch ook in het Hon-
gaars en zelfs het Japans! De generatie van '98, zoals
men ze gewoonlijk noemt, waartoe Romón del Valle—
Inclán, Unamuno, Azorín, Jacinto Benavente en vele
andere, ook buiten Spanje bekende schrijvers behoren,
streefde naar vernieuwing, naar Europeïsering van de
Spaanse letteren en tegelijk hebben de vermaarde
kenners van de Spaanse taal en letteren, Marcelino
Een theatervoorstelling in de «openlucht in Spanje
-ocr page 51-
Wanneer men de gruwelen van de Spaanse burger-
oorlog verneemt en de tomeloze wildheid, waarmee
beide partijen elkaar vernietigen, is men geneigd te
denken aan een barbaars volk, dat nog gespeend is
van alle beschaving of waarvan de in rustige tijden
waarneembare beschaving slechts een dun vernisje is,
waaronder de onbedwongen natuurlijke hartstochten
woelen en gisten.
Met zulke verklaringen moeten wij voorzichtig zijn.
Duitsland gold sedert lang als een beschaafd land en
tot welke barbaarsheden heeft het zich in de wereld-
oorlog op bevel van zijn generaals geleend; welk een
woeste barbarij heeft het na de machtsaanvaarding
van het Nazi-bewind getoond, een ware burgeroorlog
in permanentie.
Het is de vraag, of ons eigen Nederlandse volk, als
een der beschaafdste van heel de wereld beschouwd,
zich beter zou tonen, indien het, wat het lot moge
verhoeden, aan een oorlog had deel te nemen of voor
een burgerkrijg gesteld werd. Laten wij vooral niet te
optimistisch zijn. Ook diep in ons Nederlanders huizen
de barbaarse instincten, die wij in rustige tijden door
redenering weten te overwinnen, maar die los zouden
kunnen breken, als de remmen werden losgezet.
Zeker is, dat Spanje een land is van oude, diep-
gewortelde beschaving, die reeds van vele eeuwen ge-
leden stamt. Zijn Moorse overheersers, die zo innig
met een groot deel van het volk vergroeiden, hebben
er hun onvergetelijke bouwwerken achtergelaten, die
de hoogste bewondering van elk bezoeker wekken.
Daarna verrees uit de ingeboren bevolking de meest
grootse kunst op allerlei gebied.
Op de Spaanse schilderkunst zij hier een vluchtige
blik geworpen. Vier harer vorsten willen wij noemen:
El Greco, Velasquez, Murillo en Goya, vier zeer uiteen-
lopende figuren, doch alle vier even groot.
Greco was van Griekse afkomst, zoals zijn naam,
die eigenlijk een bijnaam was, reeds aanduidt. Zijn
eigenlijke naam was Theotokópoeli. Zijn schilderkunst
echter is zo echt Spaans, als maar te denken valt.
Hij was vooral kerkschilder, vervaardigde meest altaar-
stukken. Eeuwen lang is hij vrijwel vergeten geweest,
was hij eigenlijk alleen bekend onder de engere kunst-
kenners en werd ook door hen feitelijk meer als een
zonderlinge curiositeit, dan als een groot kunstenaar
beschouwd.
Wie zich eenmaal in Greco's merkwaardige kunst
heeft ingeleefd, voor dien is zij een belevenis gewor-
den, die nimmer van hem wijken zal. Er is geen enkel
ander schilder, met wien hij te vergelijken valt. Zijn
tekenhand zowel als zijn kleurpalet zijn volstrekt
origineel. Het architectonisch lijnenbouwsel van zijn
doeken is in zijn driehoekige opstelling van een onver-
gelijkelijke bekoring en tegelijk van een machtige
werking, die den toeschouwer met bewondering slaat.
De felle kleurengloed van zijn verven gaat nooit uit
uw gedachtenis, wanneer zij u eenmaal gegrepen heeft.
Voor de scherpdoordachte psychologie zijner portretten
moet men de grootste verering hebben. Hij is een der
geweldigsten, die het penseel ooit gehanteerd heeft.
Met zijn intrede in de tweede helft van de zeven-
tiende eeuw vangt de grote Spaanse schilderkunst
aan.
Van gans andere aard is Velasquez, die een halve
eeuw na „den Griek" het levenslicht zag. Hij werd
de befaamde Spaanse hofschilder, de nationale
historieschilder en de conterfeiter van tal van Spaanse
groten. Zelf had hij de trots van den Grande in zich
en deze spreekt uit zijn indrukwekkende werk. Stil
wordt men van zijn magistrale portretten; zozeer
komt men onder de indruk. Hij was een der grootste
meesters aller tijden.
Weer een heel ander schilder is Murillo, enkele tien-
tallen jaren de jongere van Velasquez. Bijna al zijn
doeken zijn heiligenbeelden of volkstypen. De bemin-
nelijke vroomheid ervan treft u diep. Zijn Madonna's
hebben geen hemelse, maar een aardse glans. Het is
u, of zij uit het arme volk zelf opgewassen zijn. Een
ontroerende liefde gaat er van uit. En dezelfde liefde
spreekt uit zijn schildering van volkstypen, verwaar-
loosde jongens, verlaten zwervers, tot wie zijn barm-
hartig medelijden uitgaat. Hij is bovenal beminnens-
waardig. Hij dwingt u tot genegenheid voor het
Spaanse volk, waaruit hij voortkwam.
Een vierde facet van het Spaanse wezen schittert
uit het werk van den tekenaar en schilder Goya,
wiens lange leven zich uit het eerste deel der acht-
tiende tot ver in de negentiende eeuw voortzette. Ook
hij is hofschilder geweest. Het museum te München,
de Pinakotheek, bezit van hem het portret ener
Spaanse koningin. Maar welk een portret! Van een
onverbiddelijke waarachtigheid, in zijn hartstocht
vreselijk om te aanschouwen. En in het Amsterdamse
Rijksmuseum is er van hem de beeltenis van een volks-
tribuun, even onstuimig waarachtig, maar geschilderd
met een liefde, die getuigt van de révolutionnaire be-
wondering voor zijn sujet. Welk een vurig revolution-
nair hij was, deze grote kunstenaar, blijkt overtuigend
uit zijn talrijke tekeningen en gravures, ijzingwekkend
van kracht, waarin hij zijn smaad uitstortte over de
onderdrukkers van zijn volk.
Het kan slechts een groot volk zijn, waaruit zulke
meesters voortkwamen. Vergeten wij dit nimmer, wan-
neer wij thans van Spaanse gruwelen lezen. Er is nog
een ander Spanje, een Spanje van het diepe gemoed
en van de rijke geest. Hoe zal het bloeien, wanneer
dit edele land bevrijd is van zijn uitbuiters, de
huidige Alva's, wier ijzeren vuist het volk naar de
keel grijpt.
-ocr page 52-
Geen historicus zal ooit de waarheidsgetrouwheid en de indringende, aangrijpende kracht bereiken van het beeld, dat Goya van de bewogen tijden omstreeks 1800 vastlegde.
Maar zijn deze verbeeldingen van „De verschrikkingen van de oorlog" ook niet van een gruwelijke actualiteit?
Velasquez : „Portret van een jongeman"
Diego Velasquez : „Zelfportret"
-ocr page 53-
-ocr page 54-
i
!
El Greco : „Madonna"
El Greco : „Sint Maurice"
Murillo: „Meisjes aan het venster"
Murillo : „De drinkende jongen"
54
y
-ocr page 55-
WJE
De Spaanse muziek is volksmuziek, in de beste en
meest omvattende betekenis. Niet alleen leeft in
Spanje het volkslied, dat de harten, van een een-
voudige bevolking in vuur zet en, gedragen door een
al heftiger voortstuwend rhythme, tot een fanatieke
uitingsdrift leidt. Maar het volkslied is in Spanje ook
de grondslag, waarop de grote Spaanse componisten,
wier werken wij in de concertzalen horen, hun schep-
pingen opbouwden. Zeker in geen enkel land is de
„kunst-muziek" zó nauw met de volksmuziek verbon-
den als in Spanje. En pas toen de Spaanse componis-
ten rhythme en melodie aan het volkslied gingen ont-
lenen, werd hun werk pas recht van internationale
betekenis.
Wie in Spanje het nauw met de dans verbonden
volkslied hoorde, wie mee-beleven kon hoe de muzi-
kanten van een klein Spaans orkest zich tot de hoog-
ste extase opwonden, een ganse schare toehoorders
gevangen houdend in hun ban en meeslepend tot de
wildste geestdrift, die verliest nimmer de herinnering
aan de oer-kracht van deze muziek.
Er is weinig gecultiveerds aan de wijze, waarop het
Spaanse lied voorgedragen wordt. De deftige concert-
zanger uit noordelijke streken grijpt zichzelf misschien
beschermend naar de keel, als hij de eerste rauwe,
stern-bedervende klanken van een wilde „jota" hoort.
Maar dan maakt de onweerstaanbare macht van deze
eerlijke volkskunst zich van hem meester. Hij luistert,
neemt in zich op. En thuisgekomen waagt hij zijn
zorgvuldig geschoolde orgaan eraan en probeert zelf
het Spaanse lied te zingen, zoals hij het daar in het
zuiden hoorde: rauw, maar levens-echt. En meestal...
lukt het hem niet. Er zijn nu eenmaal maar weinig
noorderlingen, die het temperament kunnen opbren-
gen, dat het Spaanse lied tot werkelijk leven brengt.
Isaac Albeniz is de eerste Spaanse componist van
„kunstmuziek" geweest, die doelbewust het rhyth-
mische element van de volksmuziek overnam in zijn
werk. In het bijzonder het Andalusische karakter werd
de grondslag van zijn scheppingen, waarin dan ook
verschillende Spaanse dansen een voorname plaats in-
nemen. Titels als „Iberia" en „Catalonia" laten over
het verband met het Spaanse volkskarakter weinig
twijfel.
Met Albeniz, die in 1909 overleed, begon de rij
Spaanse componisten van internationale betekenis.
Enrique Granados y Campiña, kortweg „Granados",
de man, die verschillende werken van Albeniz vol-
tooide, inspireerde zich vooral op de volksmuziek van
Castilië. Spaanse dansen vormen alweer een belangrijk
onderdeel van zijn scheppingen. Jeugdzangen, „Goyes-
cas" en een opera „Maria del Carmen" werden ook
buiten de Spaanse grenzen bekend. In de wereld-
oorlog verdronk hij bij de ramp van de „Sussex".
De belangrijkste figuur van de levende Spaanse com-
ponisten is Manuel de Palla. Zijn nauwe contact met
Franse muziek en Franse componisten heeft het wer-
kelijk Spaanse karakter van zijn werk niet kunnen
bedreigen, omdat ook hij bewust de Andalusische
volksmuziek als uitgangspunt neemt. Misschien nog
sterker aan het eigenlijke volkslied verbonden is
Joaquin Nin, hoewel hij in Cuba geboren is en in
Parijs woont.
Van oudsher, lang voor de Spaanse muziek als fac-
tor van betekenis in het internationale muziek- en
concertleven werd erkend, is Spanje en het Spaanse
volkskarakter een onuitputtelijke bron geweest, waar-
uit de muziek buiten het Iberische schiereiland wist
te putten.
Een uitermate populair werk als Verdi's opera „De
troubadour" is in wezen een poging, dramatische vorm
te geven aan Spaanse warmbloedigheid in de uitge-
breidste zin: zelfopoffering, liefde en haat. Rossini's
„Barbier van Sevilla" (naar Beaumarchais) bevat
menig karakteristiek Spaans detail. Natuurlijk waren
het vooral Spanje's directe naburen: Frankrijk en
Italië, waar componisten en letterkundigen het best
de Spaanse geest wisten te vatten en er zich ook het
meeste toe voelden aangetrokken.
Zo kon het ook gebeuren, dat de figuur, waarin men
gewoonlijk de Spaanse vrouw, met al haar hartstocht,
met al haar overgave en trots, symboliseert, in Frank-
rijk geschapen is: Carmen. Prosper Mérimée gaf haar
als roman-heldin. Maar onsterfelijk zal zij blijven door
Bizet's prachtige opera. Wie, die zich het leven niet
zonder muzikale klanken voorstellen kan, kent dit
werk niet, met zijn warmbloedige dansliederen (alweer
aan de Spaanse volksmuziek ontleend) en zijn kleurige
taferelen met stieren vechters en smokkelaars? Nog
ieder jaar vinden temperamentvolle zangeressen er
door gelegenheid zich in de meest vrouwelijke van
alle opera-rollen te uiten.
Heel merkwaardig is ook een ander werk van inter-
nationaal erkende kunstwaarde, dat Spanje en het
karakter van het Spaanse land uitbeelden wil: de
orkest-suite „Iberia". Het is daarom zo merkwaardig,
omdat de componist ervan, Claude Debussy, van
Spanje niet anders gezien had dan wat hij bij een
kortstondig verblijf in een Spaans grensstadje kon
opsteken, terwijl zijn muzikale schildering niettemin
meesterlijk is.
Groot is het aantal uitvoerende Spaanse kunste-
naars van wereldnaam. Velen ervan hoorden we ook
in Nederland: Iturbi, den vermaarden pianist, Pablo
Casals, den belangrijksten levenden violoncellist, daar-
bij uitmuntend dirigent en ook componist, populaire
vocalisten als de sopraan Mercedes Capsir en den
tenor Tino Folgar (stormen van enthousiasme verwek-
te eertijds zelfs onder de koele Hollanders zijn „Ay-ay-
ay!"), welke beide laatsten de Italiaanse opera hier
introduceerde. Ook waar zij zich niet beperkten tot
het vertolken van Spaanse muziek legden zij in hun
kunst iets van het vurige karakter, het meeslepende
temperament, dat eigen is aan de Spaanse volksaard.
-ocr page 56-
JVIONTAÏÎESA
MONTAGNARDE
(CASTILLO
í              Version française de
H«Mii-i COLLET
^
.Joaquin TV I TV
M. G.
Lomo J= 110        a*
PIANO
P
■So.
M.q.
rit. .
£5J¿
o 1 m
f^TFT
boven : Een merkwaardig slag-instrument :
de castagnetten, die prachtig geschikt zijn
om het opwindende rhythme van de Spaanse
dans te accentueren. In het Spaans heten deze
schaalvormige kleppers „castañuelas"
w
/■*.
f3r
rechts : Een blad met typisch-Spaanse mu-
ziek: een der aan de volksmuziek ontleende
liederen van Joaquin Nin
ba yo a . que. lia            i^^k»
/au . chant ce jour
E*
boven : Serenade in Sevilla, stad van zuide-
lijke liefde en stierengevechten. Het is echter
een imitatie : de bekende bariton Leo Piccioli
als Figaro in „De barbier van Sevilla"
rechts : Ereburger van Madrid ! — In geluk-
kiger tijden heeft de Spaanse hoofdstad den
grootsten violoncellist ter wereld, den Span-
jaard Pablo Casals, de ere-medaille van
Madrid omgehangen
onder : Altijd weer boeit het drama van
zuidelijke liefde en stierenvechters, dat
„Carmen" heet en doortrokken is van Spaanse
gloed en Spaans rhythme. Op onze afbeelding
ziet men Grace Moore als Carmen in haar
film „One night of love"
2>
K J ~~ (
Carmen, die magische naam uit het land bezuiden
de Pyreneeën, gaat door Bizet's populaire opera
nog jaar na jaar door de gehele wereld. Dit is de
allernieuwste Carmen-creatie : die door Rosa
Ponselle, waarvan de première het komende seizoen
in Amerika te zien is
56
-ocr page 57-
inks : De doedelzak hebt u misschien tot dusverre voor een typisch Schots
nstrument gehouden." Niets is echter minder waar. De bewoners van Castilië
zien er zelfs hun nationale instrument in en laten geen feestdag zonder
doedelzakmuziek voorbijgaan
onder : Bij feestelijke gelegenheden trekken kleurig uitgedoste muzikanten
door dorpen en steden, spelend op oude, vaak in de concertzaal onbekende
instrumenten : varianten van fluit, clarinet en hobo, en verschillende vormen
van slaginstrumenten
Wellicht het meest gebruikte instrument in Spanje is de
gitaar, die als orkest-instrument zowel als voor het bege-
leiden van zang dienen kan. Het hier afgebeelde instrument
is een miniatuur-gitaar, door zuidelijke handen vervaar-
digd en met paarlemoer ingelegd.
-ocr page 58-
Claude Debussy, de grote Franse componist, heeft in zijn
prachtige orkest-suite „Iberia" het karakter van het
Spaanse land onverbeterlijk weten te treffen, hoewel
hij het nooit verder heeft gebracht dan een kortstondig
bezoek aan een klein Spaans grensplaatsje !
Twee mannen, die de Spaanse muziek over de gehele wereld droegen : links Granados, rechts Albeniz. Beide componisten
steunen met hun werk op de Spaanse volksmuziek
Zangeressen van het Spaanse lied: Links Elise Menagé-Challa, de Hollandse zangeres, die
het Spaanse volkslied in het land zelf bestudeerde en er heel de meeslepende expressiviteit
van meebracht naar onze noordelijke gewesten. Rechts : een zangeres van Spaansen bloede,
die door de Italiaanse opera in Nederland evenmin een onbekende is : Mercedes Capsir
Spaanse instrumentalisten van wereldnaam : Links de eminente pianist Iturbi. Rechts de
meesterlijke cellist Casals
onder : Een schilderij van Diego Velasquez „De muzikanten"
onder : Een schilderij van Francisko de Goya : „De toneelspeler Maiquez"
-ocr page 59-
Van alle volkeren dansen de Slaven en
Romanen het meest en het mooist. Een aan-
geboren en van oudsher gecultiveerde zin voor
de schoonheid der dans-beweging gepaard
met een hartstochtelijke drang om alle ge-
voelens en ontroeringen in rhythmische be-
weging te uiten bepaalden de karakteristiek
hunner dansen. Eindeloos is de fantasie van
het volk in het vinden en scheppen van
steeds nieuwe varianten op de tot traditie
geworden vormen.
Bijna alle Spaanse volksdansen gaan terug
tot dé zogenaamde seguidilla, die vooral in
Andalusië populair gebleven is. Als bijna alle
Zuidelijke volksdansen geeft ze door middel
van de pantomime uitdrukking aan de ge-
voelens die de verliefden bezielt. De paren
staan in twee rijen tegenover elkander op
enige passen afstand, onbewegelijk wachtend
terwijl de guitaar enkele inleidingsmaten
speelt en het eerste couplet van het danslied
gezongen wordt. Pas wanneer de guitaar
daarna opnieuw ingezet heeft, beginnen op
de vierde maat de castagnetten te klinken en
neemt de eigenlijke dans een aanvang. Hij
bestaat uit enige delen, waarbij het eigenaar-
dige is, dat in het tweede deel de paren,
zonder elkander de hand te geven, van plaats
verwisselen met een ernstige, statige loop-
pas, die volstrekt in tegenstelling is met het
vrolijke karakter van de rest van de dans.
Het eerste deel wordt met kleine variaties
herhaald en dan volgt een tweede „prome-
nade", waarbij de paren hun oorspronkelijke
plaatsen dus weer innemen. Zang en muziek
worden onverwachts afgebroken en de kunst
is nu om onbewegelijk te blijven staan in de
houding waarin men op dat moment stond.
De bolero, met de seguidilla verwant, be-
hoort tot de edelste Spaanse dansen en ken-
merkt zich door scherpe accenten. Het is een
paardans in s/4 maat. Ook de fandango is een
paardans (in '/„ maat) die zacht en teer be-
gint, doch langzamerhand overgaat in een
bijna wild-hartstochtelijke dans. In de provin-
cie Aragon is de jota inheems, een snelle dans,
die van de paren bijzondere behendigheid
vereist. Men noemt hem wel eens de Spaanse
tango, hoewel de tango oorspronkelijk een
Westindische negerdans is en in meer ver-
fijnde vorm via Argentinië naar Europa
kwam. De door de opera Carmen bekend ge-
worden habanera is in Spanje vrijwel in on-
bruik geraakt en bijna uitsluitend nog in
Cuba populair. Zo zijn ook de oude Spaanse
canarie en cacucha langzamerhand verdwe-
nen. Oude Spaanse dansen als de pavane,
sarabanda, ciaconna kent men eigenlijk al-
leen nog uit de kunstmuziek, die deze vormen
overnam.
Een geheel aparte plaats neemt de sardana
in, welke de nationale Catalaanse dans is, een
rij dans met vrij ingewikkelde passen, waarbij
kringen in kringen gevormd worden en deze
telkens in tegengestelde richting dansen. De
sardana wordt begeleid door een typisch Cata-
laans orkest, „cobla" genaamd.
Overigens zijn guitaar en castagnetten bij
alle Spaanse dansen de voornaamste bege-
leidings-instrumenten. Man en vrouw dansen
altijd tegenover elkaar. Men legt nooit de
armen om elkander, hoogstens op eikaars
schouders. Een enkele maal geeft men elkan-
der de hand.
-ocr page 60-
links: De vofksdans zit den Spanjaard in het bloed.
Tijdens een korte rustpoos aan het front danst hier
een milicienne, geweer over de schouder, met een
kameraad. Bij gebrek aan instrumenten wordt de
dans begeleid met zang
-ocr page 61-
-ocr page 62-
■■
——
Voetbal is in Spanje lange tijd de meest populaire
sport geweest. En dat is niet te verwonderen ook;
want het Spaanse voetbal, dat een respectabele hoogte
wist te bereiken, boekte succes op succes en voor iedere
voetbalnatie waren de Spanjaarden in die periode van
hoogconjunctuur een onoverkomelijke hindernis. Hun
grootste succes was wel de overwinning, die doelman
Zamorra en zijn mannen op het befaamde Engeland
wisten te boeken. Met 4—3 werd Engeland in 1929 te
Madrid verslagen. Van des te meer belang was deze
overwinning, omdat het hier een van de eerste wed-
strijden goid, die Engeland na zijn „splendid isola-
tion" weer op het continent speelde. En Spanje bewees
toen, dat het continentale voetbal toch niet zo minder-
waardig was als men algemeen in Engeland dacht.
De revanche in Londen in 1931 is echter een harde
noot voor de Spanjaarden geweest, daar Zamorra toen
niet minder dan zevenmaal gepasseerd werd, terwijl
Spanje slechts eenmaal wist te scoren.
Zamorra was de grote man in het Spaanse voetbal.
Hij was jarenlang in Spanje hetzelfde wat Bakhuys
in Nederland is. Hij was de afgod van de jeugd en
het voorbeeld voor vele honderden voetballers. Doel-
man Zamorra, die zich juist enige tijd geleden uit het
actieve sportleven had teruggetrokken heeft weinig
plezier van zijn „sportrust" gehad. Ook hij viel als
slachtoffer van de nietsontziende burgeroorlog.
Het gerucht is enige tijd gegaan, dat Spanje's tweeden
groten sportman, den bokser Paolino Uczudun, hetzelfde
lot zou zijn ondergaan. Dit bleek evenwel niets anders
te zijn dan een hetze-bericht van de rebellen, die op
deze wijze de verontwaardiging van de Spaanse sport-
entnousiasten wilden aanwakkeren. Pas een foto in de
bladen: Paolino in levenden lijve zittend achter een pot
bier, deed de rust bij zijn duizenden supporters weer-
keren.
Paolino is een zeer opvallende figuur geweest in de
bokswereld. Hij, de Baskische houthakker, was de
zwaargewichtbokser, die het zeldzame record hield
van in zijn lange boksersloopbaan nog nooit knock
out te zijn gegaan. Jarenlang heeft hij in Europa als
zwaargewichtbokser op het eerste plan gestaan en
ook in Amerika, waar hij tientallen gevechten heeft
geleverd, was hij een graaggeziene bokser; omdat men
in hem naast zíjn technische capaciteiten ook zijn
grote moed bewonderde. Lange tijd is hii Europees
kampioen geweest; totdat de Italiaanse reus
Camera hem deze titel na een titanen-strijd afhandig
maakte. En daarna is het met Paolino — die toen
overigens reeds over de dertig was — bergaf gegaan.
Hij bokste niet veel meer, maar in de enkele wed-
strijden, die hij nog bokste, kwam duidelijk tot uiting,
dat hij niet meer de „Baskische tijger" van vroeger
was. Een Hollandse combinatie in Barcelona heeft
nog enige jaren geleden een match tussen hem en
Schmeling georganiseerd, die onbeslist eindigde, dank
zij de hulp, die de chauvinistische Spaanse ringrech-
ters hun landgenoot boden......
Nog maar kort geleden is eindelijk Paolino's trotse
record: van nog nooit knock out te zijn gegaan, ge-
broken, doordat hij in een gevecht tegen den meer
dan tien jaren jongeren Jou Louis voor het eerst voor
meer dan tien tellen met de grond kennis maakte......
Een tweede bekende bokser uit Spanje is Sangchili,
de ex-wereldkampioen bantamgewicht. Sangchili's
loopbaan is echter al op zeer ongelukkige wijze afge-
broken. In een gevecht in Amerika werd hij dermate
getroffen, dat hij gedeeltelijk verlamd raakte en nooit
meer zal kunnen boksen.
De sport, die de laatste jaren in Spanje de meeste
opgang heeft gemaakt, is wel het wielrennen. Binnen
enkele jaren tijds hebben de Spanjaarden zelfs kans
gezien zich te scharen tussen de bekendste wielerlan-
den — speciaal op wegrengebied — ter wereld.
De Ronde van Spanje, die reeds tweemaal is ver-
reden, heeft speciaal de belangstelling voor deze sport
wakker geroepen. En al vermochten de Spanjaarden
dan ook nooit hun eigen „Ronde" te winnen, zij maak-
ten er toch naam mee. De grote successen kwamen
eigenlijk verleden jaar, nadat de Spanjaard Montero
te Ploreffe tweede was geworden achter Jean Aerts
in het weg-wereldkampioenschap. Maar het hoogte-
punt van de successen bereikte toch de Spaanse ploeg
dit jaar in de Ronde van Frankrijk. Mannen als Ber-
rendero, Canardo, Esquerra, de koningen in de bergen,
die op dit terrein door niemand konden worden over-
troffen, hebben Spanje in de wielerwereld een naam
bezorgd, die een goede klank heeft.
Spanje mag dan als sportland niet van de eerste
orde zijn, de prestaties der Spanjaarden in de diverse
sporten zijn toch nooit onbetekenend geweest.
links : In de zware Pyreneeën, zijn het juist steeds
de Spanjaarden, die zich — gewend aan de grote
hitte — aan de kop van het peloton plaatsen en
het tempo aangeven, dat velen renners vaak te
machtig is....
-ocr page 63-
,
cnrico
Zaiiio.i, '^ne.e tijd de ziel van het Spaanse voetbal zuivert zijn doelgebied in de grote strijd tegen de Engelsen,
die de Spanjaa. J«?n met niet minder dan 7—1 verloren, nadat zij de wedstrijd in Madrid hadden gewonnen
inks : Pas toen bovenstaande
foto van Paolino in de bladen
werd gepubliceerd, wilden de
Spaanse sport-enthousiasten
het leugenpraatje van de op-
standelingen, en de door hen
voorgelichte pers, als zou
hun grote bokser zijn dood-
geschoten, geloven
-ocr page 64-
gejrJ^dde door de redactie van het weekblad (^VlJ J'tJ
'ad van de N.V. De Arbeiderspers V             '