-ocr page 1-

KoemELUMBORAT, (leii 15 Mei 1857.

Zter geachte Dames !

Geliefde Zusters in den Heer!

Mijn geliefde ulpers zit naast mij om U dank te zeggen voor het ons toegezondene. Wat hijnbsp;sehrijft, weet ik niet; maar wel weet ik, datnbsp;hij zich even zeer over uwe vriendschap verheugtnbsp;als ik. Opdat hij echter niet alleen danke, daarom ook mijnen hartelijken dank. Moge de Heernbsp;U voor uwe liefde zegenen. Ik hoop er eennbsp;nuttig gebruik van te maken, zoowel voor mijnenbsp;eigene lieve kinderen als voor de schoolkinderen.nbsp;Deze laatsten zullen er allen op het Kersfeestnbsp;door verblijd worden.

Op mijne naaischool zijn dit jaar meer meisjes dan anders, zij gaat dus vooruit. Ook komen denbsp;meisjes meer geregeld dan vroeger en ontbrekennbsp;alleen dan als zij hunne ouders noodzakelijk innbsp;de rijst- en koffijtulnen moeten helpen. Ik heb de

1

-ocr page 2-

hoop dat de Heer bij voortduring zijnen mildcn zegen op dit mijn gering werk leggen zal.

Wat ons aangaat, wij hebben veel stof tot danken. De Heer zegent ons boven mate.nbsp;Hu en dan is ulfeks wel eens ongesteld ennbsp;heeft hij het soms erg in de keel door het veelnbsp;spreken en preeken, maar overigens is hij steedsnbsp;blijmoedig in den Heer, en zoekt van den vroegen morgen tot den laten avond, het lieil ennbsp;nut onzer arme Alfoeren naar ziel en ligchaam.nbsp;Hij heeft nu geregeld 11 gemeenten en Ifi scholen te bezoeken, waar hij predikt en onderwijsnbsp;geeft. Behalve de toediening van het Avondmaalnbsp;op gezette tijden aan 100 a 140 zielen, heeft hijnbsp;altijd, soms veraf te onderwijzen , te doopen, lidmaten aan te nemen, huwelijken in te zegenen enz.nbsp;Ook leert hij aan zijne kweekelingen, die hij opleidt tot meesters, verschillende handwerken,nbsp;vooral het meubelmaken, opdat deze ook daarinnbsp;zich zelven en anderen kunnen helpen en nuttignbsp;worden.

Onze lieve kinderen zijn allen welvarend. Zij maken het mij soms wel wat al te druk, wantnbsp;zij zijn den geheelen dag om mij lieen. Wij kunnen ze hier maar niet zoo naar school zendennbsp;als in Europa; alles moeten zij van ons leeren,nbsp;vooral ook omdat wij er sterk op staan, dat zijnbsp;goed hollandsch leeren spreken, en in deze taalnbsp;leeren denken. Als men hen te veel met de inlanders laat omgaan, dan leeren zij niets dan ma-

-ocr page 3-

leisch en alfoevscli, en ook nog vele kwade gewoonten bovendien. Stelt U slechts voor dat de kinderen hier maar eens of twee malen in hetnbsp;jaar een paar Europeanen te zien krijgen, die dannbsp;nog zelf bekennen, dat het hun moeijelijk valtnbsp;met kinderen hollandsoii te sproken, daar zij datnbsp;in het geheel niet gewoon zijn. Het is dan ooknbsp;geen wonder dat onze kleine lievelingen zoo goednbsp;met de alfoersohe en maleische taal teregt kunnen.

Met mij gaat het, Gode zij dank! meer voor-dan achteruit, hoewel ik altijd nog aan het sukkelen blijf. Maar de lieve Heer heeft al veel geliolpen en hij zal mijne gebeden verder verhoo-ren. O! bidt ook gij, geliefde zusters, voor mij!

Mijne twaalf meisjes, of liever pleegkinderen, waarvan de oudste 20 en de jongste 2 jaren is,nbsp;en die allen, nacht en dag, onder mijne zorgnbsp;staan, geven mij veel werk. Ja, in vergelijkingnbsp;met de Europeërs blijven ook de oudsten nognbsp;altijd kinderen, want naar alles moet men zien,nbsp;geen enkel stuk werk kan men aan lain geheel overlateu. Somtijds neem ik mij wel eensnbsp;voor, om der moeite en kosten wil, 4 of 6 vannbsp;hen weg te zenden, want wij moeten baar ooknbsp;geheel kleeden en onderhouden, maar als ik dannbsp;weder zie, hoe gaarne zij leeren willen wat haarnbsp;zoo iioodig en mittig is, en bedenk waarom wijnbsp;toch eigenlijk hier zijn, dan laat mijn hart denbsp;wegzending niet toe. Welk nut er voor de armenbsp;kinderen in zit, dat zij bij mij zijn, zal U bet

-ocr page 4-

volgende doen zien. Een klein meisje van negen jaren, anne, dat reeds drie jaren bij mij geweestnbsp;was, werd door hare moeder terug verzocht, omdat die van tweelingen bevallen was. Ee kleinenbsp;ANNE moest nu op hare broertjes helpen passen. Maar gedaan was nu ook het schoolgaan,nbsp;gedaan haar naaijen leeren, want ook dit laatstenbsp;begon zij reeds zoo aardig te doen. Maar ook innbsp;de kerk kwam zij nu niet meer, en ook harenbsp;moeder niet, die anders getrouw ter kerk kwam,nbsp;en wel bewijzen had gegeven, dat zij den Heernbsp;lief had; aan haar vader was niet veel christelijksnbsp;te zien. Eens uit de kerk komende, ging elfeusnbsp;met mij er naar toe, om moeder en dochter eensnbsp;onder het oog te brengen, dat zij in het geheel niet meer ter kerk kwamen. Maar daarnbsp;komende, begon de arme vrouw bitterlijk te weenen , en verontschuldigde zij zich, dat zij op hetnbsp;eene kind moest passen en de kleine anne opnbsp;het andere.

Het spreekt van zelf, dat de toestand der vrouw en van hare kleine anne ons leed deed, wantnbsp;deze laatste was immers bijna zoo goed als eennbsp;van onze kinderen geworden. Bij al het treurigenbsp;wat wij in dat huis ontmoetten, was er echternbsp;iets, dat onze aandacht trok. Verbeeldt U eennbsp;sarong, een vrouwen onderkleed van twee ellen langnbsp;en drie ellen breed. In dit stuk katoen, dat metnbsp;de vier punten aan een balk van den zolder wasnbsp;vastgeniaakt, hingen de twee kinderen te schom-

-ocr page 5-

melen. Het bleek ons, dat de vadevlandsche wieg aan haar doel niet beter kon beantwoorden, dannbsp;deze hoogst eenvoudige maar vernuftige toestelnbsp;van den inlander.

Wij besloten de kleine ANNE met een der kindertjes bij ons te nemen; dan kon zij weder aan het schoolonderwijs deelnemen en ook op haarnbsp;broertje passen, en dagelijks eenige keeren metnbsp;hem naar hare moeder gaan om het kind te latennbsp;zogen. Wij meenden op deze wijze alles geregeldnbsp;te hebben , ... maar het bleek toen , dat, zoowelnbsp;ANNE, als haar moeder en hare broertjes aaiinbsp;hevigen huiduitslag (schurft) leden. Daaraan mog-ten wij ons en ons gezin niet blootstellen. Ulfersnbsp;diende hun daarom geneesmiddelen toe, en nu,nbsp;na drie maanden, zijn zij nog niet genezen. Mogtnbsp;nu iemand opmerken, dat deze ziekte ook in onsnbsp;vaderland niet zeldzaam is, dan stem ik dit toe;nbsp;men treft haar aldaar dikwijls aan onder de geringere volk-sklasse, maar ik spreek hier van eennbsp;Dorpshoofd, nagenoeg bij ons overeenkomende metnbsp;Burgemeester van een dorp; terwijl zijn vader isnbsp;Opperhoofd, of bij ons gelijk staande met Burgemeester van eene groote stad.

Vergelijkt nu een klein kind uit eene der hoogste standen te Rotterdam met de kleine ,vnne hier, en gij zult U eenigzins een denkbeeld kunnen vormen van de maatschappij waarin wij loven.nbsp;II En toch,” zegt ulfers zoo dikwijls, n dit volknbsp;behoeft om zijn’ natuurlijken aanleg voor geen

-ocr page 6-

fi

volk vfiti Enropa achter te staan, iiidien het maar goed geleid wordt. Aan verstandelijke en zedelijke vermogens is het volstrekt niet misdeeld,nbsp;en worden deze meer ontwikkeld, dan zijn hiernbsp;hulpbronnen genoeg aanwezig, tor bevordering vannbsp;zijnen stoltelijken en maatschappelijkeu welvaart.”

Nu volge nog een kort reisverhaal. Paar ik mij in den laatsten tijd nog al tamelijk wel gevoelde, zoo vergezelde ik onlangs ulfers naarnbsp;eenige buitengemeenten, waar hij onderwijs gaf,nbsp;predikte, scholen onderzocht, doopte en huwmlij-keu inzegende.

Met onze lieve kinderen togen wij op zaturdag namiddag van hier. Onze kinderen werden dooide kweekclingen (jongens en meisjes) gedragen,nbsp;TILEERS en ik natuurlijk te paard, en dit allesnbsp;berg op berg af. Nadat wij 10 paal (Eng. mijlen)nbsp;in 2 uren afgelegd hadden, kwamen \vij te Lom-pad aan. In deze gemeente hielden wij nachtverblijf. Pe vrouwen van het Hoofd en van dennbsp;meester hadden alles tamelijk wel voor ons innbsp;orde gemaakt. Pe meester en zijne vrouw zijnnbsp;kweekclingen van ons. Op een grof uit zwartnbsp;ebbenhout te zamen getimmerd ledikant lagen denbsp;bulzak en bonte spreijen, waarop wij sliepen.nbsp;Pe kinderen sliepen op matten, balzakken ennbsp;spreijen op den grond. Maar als ’t U belieft,nbsp;Pames, tilt die tamelijk schoon gewasschen spreijen niet op, opdat die bulzakken niet zigtbaar

-ocr page 7-

worden. Naast onze kamer, zonder deur, was nog' een klein hokje, wniar mijne meisjes zichnbsp;maar met hun dagelijksche sarong en kabaja opnbsp;den grond neêrleiden. Dit was hunne slaapplaats;nbsp;zonder mat, zonder hoofdkussen. De jongens zoeken zich dan maar hier en d.iar in huis eenenbsp;plaats in den hoek, op eene bank of tafel, ennbsp;slapen dan aangenamer dan menigeen op zijdennbsp;dons.

Zietdaar de gewoonte en de wdjze van ons reizen. Maar o! zulk een uitstapje is voor mijnbsp;en de kinderen vooral èen groot genoegen, wantnbsp;üLFEBS heeft het alle dagen. Wij wonen hiernbsp;zoo eenzaam. Ja, menigen dag zien wdj hier,nbsp;behalve ons gezin, geen ander levend wezen, uitgenomen in de onderwdjsuren en den kerktijd.nbsp;Kondom ons ziet men niets dan bosschen en bergen. Maar als ik met de kinderen dan eens metnbsp;vader mede ga, dan verheugt zich de een nognbsp;meer dan de andere. Ook in de plaatsen waarnbsp;wij doorkomen, is dan alles blijdschap en leven,nbsp;want zij beschouwen ulfers toch als hunnen vadernbsp;en natuurlijk mij dan ook als hunne moeder innbsp;Christus. Zij noemen ons ook veelal zoo. Dikwijls hoorei! wij; tabea toewan bapa dan toewaunbsp;mama (goeden dag heer vader en moeder). Mannen en vrouwen van zeventig jaar noemen onsnbsp;zoo. Hierin is toch veel blijdschap en vergoedingnbsp;voor onze opoffering gelegen. En het is geennbsp;wonder, dat onze harten zich dan verblijden in

-ocr page 8-

oiizeu God en Zaligmnker. Het is waar, onze vrienden hier zijn meestal nog zwak in het geloofnbsp;en velen zouden den storm der. vervolging nietnbsp;kunnen verduren. Echter zijn er toch velen, dienbsp;het beseffen en bekennen, dat zij hun hoogstenbsp;goed middelijk aan ons te danken hebben. Dochnbsp;aan God alleen zij hiervan de eere!

Den volgenden dag. Zondagmorgen, gingen wij ter kerk. Alles stroomde met ons daarheen, jongnbsp;en oud, allen ook even aandaehtig en luisterendenbsp;naar de preek. Gij ziet hier, geliefde zusters innbsp;den Heer! te Lompad, eene gemeente van p. m.nbsp;honderd zielen, waar ulfeks vier jaren geledennbsp;eene school oprigtte. Dc schoolmeesters zijn tenbsp;gelijk catechizeermecsters en voorgangers der gemeente, als ULFEKS er niet is. Voor twee jarennbsp;was Lompad in het aanneinen van het Christendom zoo ver gevorderd, dat ülfers daar eenenbsp;gemeente kon stichten. En nu, ziet, daar in denbsp;v an stroo gebouwde kerk, kinderen en ouderen,nbsp;bijna 300 zielen, waarvan velen van de naburigenbsp;gemeenten Pontok en Mololing zijn opgekomen.nbsp;Wat wisten zij hier voor vier jaren van God ennbsp;Christus? En hoort, nu zingt de gemeente hetnbsp;nieuwe verhevene lied der verlossing van zondarennbsp;door het bloed des Lams I Zij weten nu allennbsp;van de onbegrijpelijke, maar zalige mare: h Godnbsp;werd mensch! ” Een ruim dertigtal zielen mogtnbsp;mijn ULFEKS dien morgen weder door den H.nbsp;doop tot de gemeente des Heeren toebrengen, en

-ocr page 9-

den Ifecr jezus te gemoet voeren, Mogt de Heer hen hebben ontvangen en hunne namen hebbennbsp;geschreven in het boek des levens, als behooreiidenbsp;tot de gemeente, die daar eeuwig zalig wordt.nbsp;Uit de kerk komende, gingen allen met ons naarnbsp;huis om ons de hand te drukken, en nog watnbsp;meer van den liefderijken Zaligmaker te lioorcu.nbsp;Het huis was vol en ook eeue heele menigtenbsp;stond er vóór. Ook waren er kinderen mede gekomen , die het geluk hadden gekleed te zijn;nbsp;vele kinderen, moedernaakt, stonden buiten. Onzenbsp;kleine hero, twee jaren oud, die naast mijnbsp;stond , dit ziende, zeide tot mij: n Kijk mama,nbsp;die kinderen hebben geene klcedercn aan.” Iknbsp;zeide: «die arme kinderen hebben niets, hunnenbsp;ouders zijn zoo arm, dat zij hun niets kunnennbsp;geven.” Spoedig liep hij nu naar binnen ennbsp;haalde een van zijne beste bovenkleederen ennbsp;wierp het een van die kinderen toe, met de woorden ; « nu heeft hij wat.” Wij gaven hem eennbsp;kus voor die daad. Het werd drie uren eer wijnbsp;het middagmaal konden houden, en daarna warennbsp;wij, maar vooral ulfers, uitgeput moede. Hetnbsp;was ook geen wonder. Des morgens ten zes uurnbsp;begon het onderwijzen, spreken en bespreken motnbsp;degenen die gedoopt zouden worden, en dat gingnbsp;nu met de godsdienst-oefeuing tot drie uren zonder eenige verpoozing voort.

Des avonds was er weder onderwijs; den volgenden morgen om zeven ure school-onderzoek.

-ocr page 10-

10

He kinderen waren allen gekleed. Velen erhter hadden sleolits een lapje katoen om hun middelnbsp;gebonden; maar dat heet hier dan ook gekleed.nbsp;He vorderingen der kinderen voldeden ui.fi:rsnbsp;niet zeer. Hun min gezette opkomst was daarvan de schuld. Het vele gonvcrncinentswerk innbsp;tie koffijtniuen enz., veroorzaakt dat de kinderen,nbsp;nog klein zijnde, hunne ouders in allerlei werknbsp;eii behoeften moeten bijstaan en helpen. Bij velenbsp;ouders en hoofden, vooral als zij nog heidenennbsp;zijn, is het echter ook onverschilligheid, dat zijnbsp;hunne kinderen niet tot schoolgaan aanmanen ofnbsp;dringen. Als do kinderen mi en dan 8—ld- dagennbsp;in de school komen, en dan eens weder 14 — 28nbsp;dagen niet, dan vergeten zij in dien tijd wedernbsp;wat zij te voren hebben geleerd; zoo kunnen zijnbsp;dus niet veel weten. I;angzamerhand wordt hetnbsp;echter hier en daar, wat de leerlust der kinderennbsp;en de onverschilligheid der ouders betreft, beter,nbsp;en het is verkwikkend te hooron, boe zij dennbsp;Bijbel lezen en verstaan, en' andere nuttigenbsp;kundigheden leereu en sommige gezangen motnbsp;hunne vrij welluidende stemmen, twee- en driestemmig, ter eere van den drieëiiigen God ennbsp;Ontfermer kunnen zingen.

Na het schoolonderzoek ging de reis verder naar Pontak, eene gemeente van nu bijna 8 jarennbsp;oud. Ulkehs vond bier reeds eene scliool doornbsp;Br. HERRMANN opgerigt, en bij de overname vannbsp;Br. HERRM.VNN rigto, ULFERs daar ook eene ge-

-ocr page 11-

11

meente op. Ook hier werd dc school oiiderzoclit; daarna rerlen wij verder en iiioeslen een sterknbsp;strooineiide rivier, die tot aan den buik dernbsp;paarden reikte, doorrij den, en kwamen toen tenbsp;Mopala. Hier is cenc school, maar het getalnbsp;Christenen aldaar behoort tot dc goinccntc vannbsp;1'onlak. He meester en zijne vrouw zijn kweeke-lingeii van ons. He laatste cenc der allcrUefslcnbsp;meisjes die ik ooit in mijn huis heb gehad. O!nbsp;wat was het een genoegen toen ouzo kinderennbsp;en zij elkander zagen. Zij weenden met elkandernbsp;tranen van blijdschap; twee had zij er op dcnbsp;armen en do anderen hingen aan hunne tvilhei.-jriNE. Mij en ulit.rs kwamen ook dc tranen innbsp;de oogen. Heze onze mina, eene dochter vannbsp;het hoofd van Mopala, kwam vijf jaren geleden, 14 jaar oud, schuw, morsig, lui en volnbsp;uitslag, juist als een boschinensch bij ons. Nunbsp;(zij was juist een halfjaar getrouwd) zindelijk,nbsp;vlijtig en uiterst lieftallig en aantrekkelijk, zoonbsp;als men dit slechts in Europa wcnschen en verwachten kan. Met smart zag ik haar van mijnbsp;weggaan, toen zij ging trouwen. En hoe hadnbsp;zij haar erf en het huis netjes beplant en metnbsp;bloemen versierd. Toen wij dit bezagen, zeidenbsp;ui.FERs: n Ook in haren tuin (want dit is alleennbsp;het werk van haar en niet van haren man) wordtnbsp;hot weder bevestigd dat MINA eene schoono zielnbsp;heeft. Thoi.uck zegt ergens: «Gij kunt dc zie!nbsp;van den mensch kennen ook in den aanleg van

-ocr page 12-

1-2

zijnen tuin of in het schikken van een bloemruiker enz.” en ik geloof dat het waar is. Maar niet alleen'haar huis, «maar ook in en oninbsp;dat van hare ouders, dat vroeger meer naarnbsp;een beestenstal geleek dan naar cene woning vannbsp;monschelijkc wezens, heeft zij die schoone her-vorining teweeg gebragt. En het spreekt vannbsp;zelven, dat de Christenen harer negorij haar ooknbsp;in min of meerdere mate bcginiien na te volgen.nbsp;rgt;e vader van MINA. is een waarlijk vroom en gc-loovig man, en geeft aan ulfers veel blijdschap.nbsp;Zij zelve heeft nog 8 jongere zusters en broeders, die nu allen onder haren invloed staan.nbsp;Of nu al deze blijken van zulk cene blijde ennbsp;schoone verandering bij mina uit een wezenlijknbsp;Christendom en ware bekeering des hartennbsp;voortvlocijen, gelijk dit bij haren vader en vele anderen zoo zigtbaar is, dit durf ik niet regtstreeksnbsp;zeggen. Wel is het de zegen van boven, diennbsp;de Heer heeft gesclionken op haar vijfdehalfjarignbsp;verblijf ten onzent. Dit is ontegensprekelijk waar.nbsp;Maar haar tegenwoordig doen en laten komt mijnbsp;voor te zijn meer natuurlijken aatdeg en goedaardigheid , die zich wel allergunstigst heeft ontwikkeld, maar die toch ook zonder de predikingnbsp;van het dierbaar Evangelie onder de doornen ennbsp;distelen der zonde en afgoderij en hare noodlottige gevolgen zouden zijn verkwijnd en gestorven.nbsp;Zulke vrouwen moeten hier vooral het zaad desnbsp;Christendoms worden door opvoeding harer kin-

-ocr page 13-

13

deven eii stille, zuurdeesemachtige werking op hare geliecle omgeving, meer nog dan de mannen. ¦—¦nbsp;Ik hel) de stille hoop, dat hot onder den zegennbsp;van boven zoo worden zal met en door mika.nbsp;Zij is verder dan haren man thomas.

Wij konden bij dit ons eerste bezoek bij min a niet lang vertoeven. Nadat wij daar het middag-inaal hadden gehouden, moesten wij vertrekken.nbsp;Vooral werden wij tot spoed gedrongen, omdatnbsp;de regen ons boven het hoofd hing.

Gedurende of dadelijk na den regen was er aan het doorrijden der rivier , waarvan ik hier bovennbsp;sprak, niet te denken, want de rivier,7?ö«q;V)po (waternbsp;der vaderen), is dan zoo bruischend door hetnbsp;water dat van de bergen nederstort, dat het onmogelijk is haar door te trekken.

Na drie palen gereden te hebben, kwamen wij te Vopo aan, waar wij nachtverblijf hielden. Hiernbsp;is nog geen meester en zijn nog maar weinignbsp;Christenen, die naar Pontak, ruim een paal ver,nbsp;ter school en ter kerk gaan. Toen wij hiernbsp;kwamen, was Popo eene groote negorij, thansnbsp;wonen er slechts weinigen. De menschen loopcnnbsp;hier allen weg, omdat zij het, gelijk zij zeggen,nbsp;onder ons Gouvernement te zwaar hebben. Zijnbsp;trekken de bosschen door naar Mangondo, en meernbsp;dan honderd huisgezinnen zijn aldus weggegaan.nbsp;Maar het doet ons zoo goed, dat er nog geennbsp;enkele Christen is heengegaan; die eenmaal Christen is, die blijft hier, omdat hij te Mangondo

-ocr page 14-

14

geen onderwijs en geen voedsel voor zijne zilt;!l kan vinden.

Den voigendeii morgen vroeg ging onze reis weder naar Potilak en van daar naar MotoUng.nbsp;In beide negorijen ging ulfeiis weder in denbsp;scliool, terwijl ik mij met de vrouwen onderhield.nbsp;Ik deel dan in al de dorpen, zooveel als ik ditnbsp;kan, aan alle vrouwen eenige naaibehoeften uil,nbsp;die met veel blijdschap en dankbaarheid ontvangen worden. En wat kijken zij dan op, als zijnbsp;hooren, dat die zaken door christelijke vriendinnen uit Nederland aan ons worden gezonden,nbsp;alleen om aan de Christenen uit de Heidenennbsp;hier mede te deelen. Evenwel krijgen sommigenbsp;heidensche vrouwen er ook al van. T)it komt,nbsp;omdat alles wat vrouwelijk, jong of oud,nbsp;heidensoh of christelijk is, dan naar ons of onzenbsp;kinderen komt toeloopen, om ons toch, al is hetnbsp;ook anders niet, de hand te komen drukken.nbsp;Ook lieidensche priesteressen zelfs blijven dan nietnbsp;achter. De geheele bevolking hier erkent het, datnbsp;wij alleen komen met het doel, om hen goed tenbsp;doen, en daarom komen zij dan ook allen evennbsp;aan, om ons de hand te drukken, al kunnen zijnbsp;ook nog niet van hun bijgeloof en heidendomnbsp;scheiden. Daar is hier bijna geen enkele zielnbsp;meer, waarin niet eenigzins min of meer denbsp;voortdurende werking van het Christendom tenbsp;erkennen is. Ja, Code zij dank! de Heer is zigt-baar op weg, om hier spoedig geheel te triomphe-ren over het rijk der duisternis en der zonde.

-ocr page 15-

15

Motoliug is eone lief'elijke gemeente. Door het licht eii de kracht van Zijnen H. Geest heelt donbsp;lieer hier menige voortreffelijke ziel voor Zijn eeuwig koningrijk gewonnen. Hier leefde en stierfnbsp;ook de oude paulus, waarvan reeds oen en andermaal in de inaandberigten melding is gemaakt.nbsp;Hij was een waar en krachtig discipel des Heercii.nbsp;Waar en krachtig in alle zijne woorden en werkoi.nbsp;Wat heb ik mij dikwijls, toen hij nog leefde,nbsp;aan hem verkwikt. quot;'Eens zeide hij mij, juist toennbsp;ULFERS ons nieuwe huis bijna gereed had; «O,nbsp;wat is het een mooi huis, ik heb nog nooit zulknbsp;een mooi huis gezien. Maar och, het is toch maarnbsp;gelijk eene sahowa (stroohut); dat eeuwig hidsnbsp;daar boven zal toch anders wezen. O, als wijnbsp;daar maar eerst bij onzen jezüs zijn!” Hij wasnbsp;altijd rol vuur eii leven en stierf blijmoedig innbsp;zijnen Heer. Hij ging heen aan de bloedziekte,nbsp;die hier voor twee jaren in den tijd van weinigenbsp;maanden 10,000 van de 90,000 zielen wegnam.nbsp;Kort voor zijn’ dood gaf hij eene treffendenbsp;vermaning aan eene nog heidensche doehter, omnbsp;zich toch tot JEZUS te bekeeren. Maar zij bleetnbsp;hardnekkig in haar bijgeloof en is het ook nog.nbsp;A.1 zijne andere kinderen en verscheidene kleinkinderen mogt hij nog gewonnen zien voor dennbsp;Heer, Toen deze ongeloovige dochter weg gingnbsp;van het doodbed haars vaders, zeide hij haar nognbsp;tot afscheidswoord eene profetie, die letterlijknbsp;vervuld werd: n Gij gaat thans naar uw negorij

-ocr page 16-

16

{Racmmi 2i paal van Motolhuj^n Gij zult mijne slem niet weder hoeren. Eenmaal zult gij mijnbsp;nog levend zien, juist op het oogenblik, dalmijnnbsp;adem hier wordt afgesiieden.” Twee dagen daarnanbsp;komt zij weder van hare woonplaats om harennbsp;vader te bezoeken. Zij treedt de kamer binnen,nbsp;haar vader ziet haar nog eenmaal met eenen leven-digen en vermanenden blik aan en sterft. — O ,nbsp;wat zal onze oude paulxjs het thans daarbovennbsp;bij zijnen Heer goed hebben! Zijne oude vrouwnbsp;met sneeuwwit haar, loopt bijna geheel blind hiernbsp;beneden nog rond en wacht met geloovig ennbsp;stil vertrouwen, tot de Heer haar komt oproepennbsp;en weder hereenigen zal met haren man. Zij kwamnbsp;daar ook nog bij mij en drukte mij de hand. Iknbsp;sprak toen nog veel met haar over onzen Heernbsp;JEZUS en haren overledene.

Wij reden van Motoloncj weg en waren na 4 palen afgelegd te hebben te JFan/ja, en hieldennbsp;aldaar het middagmaal, Wij hadden zwaren regennbsp;op weg gehad, en kwamen daar nat, hongerig ennbsp;vermoeid aan. Het dorpshoofd is een weldenkendnbsp;en onderzoekend man. Hij komt geregeld in denbsp;kerk. Nog niet lang geleden heeft ülfers daarnbsp;eene school en gemeente opgerigt. Deze laatstenbsp;bestaat thans uit 30 zielen (volwassenen). Denbsp;meester en zijne vrouw zijn ook weder kweekc-lingen van ons. De vrouw van het Hoofd, hoewel gedoopt, een van de vuilste schepsels dienbsp;ik ooit gezien heb. Hare kinderen kropen naakt

-ocr page 17-

17

in huis vond. Een ev van had zij zoo vui! en bemorst aan haar borst hangen dat het walgelijknbsp;was om aan te zien. Onlangs moesten de Controleur van Amurang en nog een Heer, omdat hennbsp;de vegen overviel, bij het Hoofd overnachten. Zijnbsp;verkozen echter liever eene mat op den plattertnbsp;grond, om er op te slapen, dan het bed, zoo vuilnbsp;was dit. Eu wat kregen wij daar nu te eten?nbsp;He meester en zijne vrouw, het hoofd en zijnenbsp;vrouw en wij zaten allen met elkander aan, ennbsp;ik had nog wel de groote eer naast de vuilenbsp;vrouw te zitten. Gelukkig voor onze hongerige magen, dat de vrouw van den meester het eten voor onsnbsp;gekookt had, want anders hadden wij maar hongerig naar ons huis kunnen rijden. De vrouw vannbsp;het hoofd had haar best gedaan. Haar man hadnbsp;een wild varken gevangen; van dat varken waren,nbsp;zoo als het uit het bosch kwam, stukken afgehaktnbsp;die, met al het vuil, de huid en het haar vannbsp;een’ vinger lang, in den pot gedaan waren en gekookt met spaansche peper enz. Hier had zij nunbsp;rijst en groenten bij laten koken. Zij zelf wasnbsp;gul genoeg en gaf ons een goed voorbeeld en deednbsp;met hare vuile vijf vingers, die tot vork dienden,nbsp;een goede greep in het vleesch, dat als tot soepnbsp;gekookt was. Zoo deed zij ook met de groentennbsp;en den vijst, en daarna presenteerde zij het ons.nbsp;Ziet, daar hebt gij nu ook een tafereel van hetnbsp;echte Alfoersche leven in zijnen natuurlijken toestand, zoo als het hier nog zonder het Christen-

-ocr page 18-

18

ilom overal bestaat. Wij aten van de schotels, die de vrouw van den meester ons liad voorgezet; maar hadden wij geen honger gehad,nbsp;dan zouden wij bij het zien op de omgeving, vannbsp;de anders tamelijk goed gereed gemankte spijzennbsp;moeijelijk hebben kunnen eten. Deze i.iesbeth ,nbsp;de vrouw van den meester liier, gelijkt niet opnbsp;MiN.v van Mopola, hoewel zij ook 4 jnren bij mijnbsp;is geweest, hoewel ik geloof, dat zij Christus liefnbsp;heeft, en dat Gods geest aan haar harte werkt.nbsp;Maar liet vertoont zich niet zoo liefelijk naar buiten als bij MiN.v.

JVwKja is maar een klein dorp, en daarom lieeft ULFEKS hier later dan in de andere dorpen dienbsp;verder af zijn, eene school opgerigt. Met het plaatsen van ecu’ meester in eene negorij begint eerstnbsp;eigenlijk liet werk van xjlfeks. liet is ongeloofelijk, hoe het dadelijk anders wordt, wanneernbsp;maar eerst een meester met zijne vrouw in eenenbsp;plaats komt. Te W'anya begint het dan ook,nbsp;Gode zij dank! reeds beter en lichter te worden.

Liesbeth had voor de kinderen nog wat koekjes van rijstmeel gebakken, en daarna ging het wedernbsp;over bergen en dalen, door rijsttuinen, ravijnennbsp;en bosschen naar onze woonplaats, Koewelemboeai.

Onze optogt en zulk eene reis gelijkt naar eene regte kavalkade. Eenige mannen moeten ons goednbsp;dragen. Voor elk kind hebben, wij twee dragers,nbsp;die liet kind om de beurt behoorlijk op den armnbsp;dragen, terwijl dan ook weder om de beurt de

-ocr page 19-

19

oudste kinderen een eindje weegs loopen, opdat liet den dragers niet te zwaar valle. Onze oudstenbsp;dochter, maiua, zoude nu reeds kunnen beginnennbsp;paard te rijden, want dat leeren de kinderen hiernbsp;bijzonder vroeg.

Het was bijna avond, toen wij te huis kwamen. Wij waren vermoeid, maar het was voor ons allen — het meest echter voor de kinderennbsp;en mij —- eene regte uitspanning geweest. Doornbsp;Gods goedheid waren wij op onze steile wegennbsp;en moeijelijke paden voor elk ongeval bewaardnbsp;gebleven. Alleen waren wij tweemaal regtnbsp;degelijk door eene Indische regenbirr overvallen.nbsp;In den tijd van nog geen vijf minuten warennbsp;wij allen doornat. Maar ulfers zegt altijd:nbsp;,/dien regen treft op weg, die heeft ook zegen.”nbsp;De regen wordt zoo dikwijls als een beeld of gelijkenis in den Bijbel gebruikt, maar altijd innbsp;den zin van zegen. Met genoegen zien wijnbsp;altijd op zulk een uitstapje terug. Bij al donbsp;schaduwzijden van ons leven hier, ontmoeten wijnbsp;dan zoovele lichtpunten, die ons weder blijmoedig kunnen doen zijn, en ons gedurig uitdrijven tot het gebed, dat de Heer nu toch doornbsp;Zijnen H. Geest moge blijven voortwerken totdatnbsp;Hij allen en alles heeft overwonnen.

Gij zijt nu met mij rondgereisd in zes dorpen , waar vijf scholen zijn. Ulfers heeft in ’t geheelnbsp;24 dorpen met IG scholen en 11 gemeenten ondernbsp;zijne leiding. Gij kunt hieruit begrijpen, dat hij

-ocr page 20-

20

het (link genoeg heeft, en veel reizen moet. Zoo God wil dan rigt hij dit jaar nog twee scholennbsp;op. O, geliefde Zusters! blijft voor ons bidden.nbsp;Bidt voor ons in uwe eenzaamheid zoowel als innbsp;uwe bijeenkomsten, opdat de Heer ons werk mogenbsp;zegenen , en opdat ook wij , die anderen prediken,nbsp;toch zelve niet verwerpelijk bevonden mogten worden. O, wat zal het zijn, als wij allen eenmaalnbsp;den laatsten strijd hier hebben gestreden, en hetnbsp;laatste stof der zonde van onze voeten hebben ge-wischt. Hebben wij elkander hier niet van aan-gezigt gekend, maar toch voor elkander, hoe vernbsp;ook verwijderd, gebeden, daarboven zullen wij dannbsp;voor altijd in onzen lieven JEZUs vereenigd zijn.nbsp;Ulfers groet U allen zeer minzaam, zoovelen alsnbsp;hij vroeger van U kende, herinnert hij zich Unbsp;nog dikwijls. Ook onze kinderen groeten U. Ennbsp;ik druk U in den geest de hand, en roep unbsp;toe: «Blijft bij den Heer!” en noem mij met gevoelens van hoogachting

Uw geringe Zuster in Christus, HBNRIETTE ULFERS,

KISNEK.