Zoeken en vinden, — dat quot;was wel een onderwerp waarover men vele en lange preken kon houden en dan zou men nog niet ten eindenbsp;komen; want hierin bestaat toeh eigenlijk hetnbsp;leven vlt;an den niensch, en het komt alles hieropnbsp;neder, wat een mensch zoekt en hoe hij zoekt.nbsp;En wie zou dan nog in staat zijn uit zijne eigenenbsp;levensgeschiedenis die veelvuldige en wonderbarenbsp;ervaringen te schetsen, die hij bij al zijn zoekennbsp;in deze wereld gemaakt heeft? Nu is het eennbsp;zoeken en toch geen vinden; dan een niet zoekennbsp;en toch vinden; dan weder een zeer ernstig zoeken en een zeer zalig vinden. Wie heeft dit ooknbsp;niet reeds ervaren!
Welligt zal het menigeen gegaan zijn als den schrijver dezer bladen, dat hij juist het beste watnbsp;hij gevonden heeft niet aan zijn eigen zoeken isnbsp;verschuldigd, maar aan het getrouw zoeken van
-ocr page 2-eenen ganscli anderen, van Hem waarvan Lucas XIX: 10 geschreven staat:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hij is gekomen om
II te zoeken en zalig te maken wat verloren is want n Zoo zegt de Heere Heere : Zie ik zal naarnbsp;mijne schapen vragen en zal ze opzoeken.” Ezech.nbsp;XXXIV: 11. En dan gaat het gewoonlijk op dezenbsp;wijze dat de getrouwe herder de begeerte totnbsp;zoeken opwekt in het hart van den verloren ennbsp;verdwaalden mensch, en die begeerte w'ordt gedurig al sterker en sterker en houdt niet op voornbsp;dat de zoekende en de gezochte elkander gevondennbsp;hebben. Het is gelijk de magneetnaald en hetnbsp;stukje ijzer, wanneer het eene in de nabijheidnbsp;van het andere komt, zoo ontstaat een wederkee-rig aantrekken, totdat het eene vast en onverbrekelijk aan het andere hangt. Van zulk eennbsp;zoeken op allerlei wijs zal dit stukje nu spreken,nbsp;of misschien daardoor, onder Gods zegen , ook innbsp;menig hart eene sterke begeerte tot zoeken gewektnbsp;worde — waaraan een zalig vinden beloofd is.
1. DE BIJBEL EN DE KLOMPEN.
Het naburig Frankrijk wordt zeker sedert meer dan 30, jaren door honderde Colporteurs doorkruist,nbsp;die aan zaaijers gelijk het zaad des Goddelijken
-ocr page 3-woords over het gansche lands uitstrooijen. Door hunne hand zijn wel bijna drie millioen Bijbelsnbsp;en Nieuwe Testamenten onder de bevolking verspreid geworden en hoe heftig de Boomsche priesters ook tegen dit gezegende werk prediken,nbsp;zoo gaat het toch onder Gods bescherming nognbsp;heden zijn gang.
Nu geschiedde het in het vorige jaar dat een dezer getrouwe en ijverige mannen op zekeren dagnbsp;moede en mat in een Roomsch dorp aankwam,nbsp;dat hij zelf nooit te voren bezocht had, maarnbsp;waar echter anderhalf jaar te voren een Colporteurnbsp;geweest was. Eer hij nu de woningen en denbsp;hutten van het dorp ging bezoeken, zette hij zichnbsp;neder op een bank voor de herberg en gebruiktenbsp;aldaar een kleine verversching. Hegt tegen overnbsp;deze herberg waren juist twee mannen bezig omnbsp;op een wagen allerlei huisraad te laden. Eensklaps kwam een oude vrouw haastig uit het huisnbsp;toeloopen. Zij was de eigenares van deze meubels,nbsp;en zij wendde zich in groote drift tot de beidenbsp;mannen, die met het laden bezig waren en verzocht hen dringend dat zij toch niet voort zoudennbsp;gaan daar zij iets vermiste. Terwijl zij heen ennbsp;weder liep, riep zij gedurig uit: n O mijn Bijbelnbsp;ff en mijn klompen! O mijn Bijbel en mijunbsp;ff klompen! Ik vind ze nergens en toch moeten
1*
-ocr page 4-1/ zij er zijn. Gaat toch niet voort eer zij gevon-// den zijn.”
Deze zonderlinge zamenvoeging van den Bijbel en de klompen , en dat de vrouw aan beide voorwerpen eene gelijke waarde scheen te hechten,nbsp;maakte op onze vriend den Colporteur eenennbsp;eigenaardigen indruk, te meer daar hij de zaaknbsp;volstrekt niet rijmen kon. Onderwijl ging denbsp;vrouw op even bezorgden toon voort, met tenbsp;zoeken en eindelijk kwam zij er toe om de beidenbsp;mannen te verzoeken om den wagen te ontladen ,nbsp;om de beide artikelen op te sporen die in denbsp;oogen der vrouw meer waardig schenen dan alnbsp;de overige meubels te zaraen. Terwijl nu het eenenbsp;stuk na het andere werd afgeladen, kon de Colporteur, wien het natuurlijk zeer veel belang hadnbsp;ingeboezemd, dat hij den Bijbel had hooren noemen, zich niet meer stilhouden. Hij ging heen,nbsp;zocht het ongeduld en de drift van de goedenbsp;vrouw te bedaren, en vroeg toen, hoe het kwam,nbsp;dat zij aan ieder der gezochte voorwerpen, zulk eennbsp;groote en naar het scheen gelijke waarde hechtte.
//Hoe dit komt?” riep zij uit, //dat wil ik u // terstond zeggen. Zonder deze beide dingen kannbsp;tl ik niets doen. De Bijbel, — ik stel mij voornbsp;//dat gij daarvan niets verstaat, mijn vriend! —nbsp;//de Bijbel is het voedsel voor mijne ziel. Hij
-ocr page 5-;/ bevat het brood des levens.” Daarop ging zij voort, op hare wijze den Colporteur voor denbsp;zaak des Evangelies te winnen, terwijl zij uitnbsp;verscheidene plaatsen der Schrift hem zocht tenbsp;bewijzen dat, wanneer wij zalig wilden worden,nbsp;wij ons noodzakelijk eenen Bijbel moesten aan-schaffen. « Zijt gij eene Protestantsche ?” vroegnbsp;de Colporteur. ,/ Eene Protestantsche! volstrektnbsp;«niet,” riep de vrouw, bijna boos, //ik bennbsp;//Bijbelsch , mijn geloof komt uit den Bijbel,nbsp;//mijne Godsdienst is uit den Bijbel. Ik weetnbsp;II niet wie die Protestanten zijn. Buitendien heeftnbsp;//men mij gezegd; het zijn lieden die niet aannbsp;II JEZDS CHRISTUS gelooven.” —
Het bleek den Colporteur nu zeer duidelijk, dat hij eene Bijbel-Christin voor zich had, maar hoenbsp;de klompen hiermede in betrekking stonden, ditnbsp;kon hij volstrekt niet begrijpen. Daarom vroegnbsp;hij verder : « Maar uwe klompen wat hebben dienbsp;II hiermede toch te doen ?”
//Mijne klompen?” riep de vrouw, //wel zonder II deze kan ik niet naar onze bijeenkomsten gaan!nbsp;// Hoe kon ik zonder deze langs onze slechtenbsp;II wegen komen in onze bijeenkomsten in hetnbsp;// naburige dorp ? Daar komen wij met ons vie-11 ren of vijven , of ook wel meer te zamen.nbsp;// Dan lezen wij den Bijbel met elkander en
-ocr page 6-// spreken over hetgeen een ieder het gewigtigst n is vóórgekomen. Ik kan u wel zeggen, datnbsp;n ik nimmer ben te huis gekomen , zonder dat iknbsp;quot; ten minste iets in den Bijbel heb leeren ver-u staan. Dan bidden wij. O ! deze heerlijkenbsp;;/ bijeenkomsten. Geen van ons kan te huis blij-quot; ven, wanneer zij plaats hebben. Maar zondernbsp;u klompen is het niet mogelijk daar heen tenbsp;w gaan en als iemand zoo arm is als ik, kannbsp;// men deze niet alle dag koopen.”
Naauwelijks had zij dit gezegd, toen een der mannen de laden eener latafel openschuivende,nbsp;vrolijk uitliep : n Daar is de Bijbel !” en daarnanbsp;haalde hij er een ander pak uit, dat in een grootnbsp;stuk linnen gewikkeld was, en riep uit; » Hiernbsp;;/ zijn ook uwe klompen.” Nu was de vrouw tenbsp;vreden. De Colporteur echter, die gedurig meernbsp;belang in de Bij bel-Christin stelde, stak zelf denbsp;handen uit om de zaken weder op te pakken ennbsp;vergezelde toen de vrouw een eind wegs naarnbsp;hare nieuwe woning en het bleek hem gedurignbsp;duidelijker dat God in hare ziel een waarachtignbsp;werk der genade begonnen had en wel uitsluitendnbsp;door het eenvoudig lezen van Zijn woord. Ditnbsp;was in meer dan eenen zin een regt zoeken ennbsp;een zalig vinden.
-ocr page 7-3. DE KLOMPENMAKEK VAN NANÏES.
Ik weet niet of er in Frankrijk, tussohen dc klompen en den Bijbel eene geheime aantrekkingnbsp;bestaat, maar zooveel is zeker, dat de lieve mannbsp;van wden ik nu vertellen wil, ook w'at metnbsp;klompen te doen had. Het rvas in het jaar 1804,nbsp;dat in Londen het groote Bijbelgenootschap gesticht werd. De mannen echter, wien God denbsp;heerlijke gedachte om zulk een genootschap tenbsp;stichten , in het hart gaf, hadden daarbij nietnbsp;alleen hun eigen land en volk in het oog , maarnbsp;zij w'enschten ook aan andere volken, ja aan denbsp;geheele wereld, den kostelijken schat van Godsnbsp;te schenken. Zij dachten er wel niet aan, omnbsp;met de geheele wereld te beginnen, maar tochnbsp;wilden deze edele Britten het eens met hunnenbsp;naaste buren beproeven. Nu weet ieder datnbsp;Frankrijk de naaste buur vaii Engeland is, en slechtsnbsp;door een smalle zeestraat er van is gescheiden.nbsp;Het woord Gods was van de vroegste tijden afnbsp;in Frankrijk zeer zeldzaam,, want de Boomschenbsp;priesters des lands, hebben ten allen tijde allesnbsp;gedaan, wat in hun vermogen was, om hunnenbsp;gemeenten voor den Bijbel, als een hoogst gevaarlijk boek, te waarschuwen, en hebben hunnbsp;verboden den Bijbel te lezen. Hetgeen de zaak
-ocr page 8-echteï nog bezwaaiiijkeï maakte, was dit, dat juist ten zelfden tijde, dat de Britsche Bijbelvrienden liet stoute plan in betrekking tot Frank-ryk vormden, een langdurige en verbitterde krijgnbsp;tiissolien deze beide landen heerschle, en dat teiinbsp;gevolge daarvan, niet alleen geen Engelschman,nbsp;maar ook niets W'at in Fngela7id vervaardigd wasnbsp;geworden, over de grenzen van Frankrijk mogtnbsp;worden vervoerd. Toen w^as het waarlijk zwaar,nbsp;om slechts een enkel exemplaar des N. T. in ditnbsp;land te brengen. Doch de liefde is vindingrijk,nbsp;en het gelukte toch eindelijk, dat, op welkenbsp;wijze is mij onbekend, in de groote zeestadnbsp;Nantes, die aan den mond der Loire ligt, eenenbsp;groote voorraad van Bijbels werd nedergelegd , ennbsp;aan den Protestantschen prediker aldaar, ter verspreiding ouder zijne landgenooten werd toevertrouwd. Deze lieve man zocht ook werkelijknbsp;geheel in de stilte dit levenszaad uit te strooijen,nbsp;en hoe zwaarder en treuriger die tijden waren,nbsp;zooveel te gretiger grepen velen naar het troostvolle Bijbelboek, dat hun als een hemelbode tenbsp;midden van den hangen nood dezer dagen verscheen.
Nu geschiedde het, dat een dezer boeken, het was een N. T., eeneu armen man in handen viel,nbsp;die in zijne kiudschheid met zijnen vader alsnbsp;bedelaar het land was rondgetrokken, en nu.
-ocr page 9-tiaar zijn vader gestorven, en liij zelf oud geworden was nog altijd zijn oud beroep, het bedelen, voort zette. Daarbij was hij gewoon,nbsp;om de lieden voor geld iets voor te zingen ofnbsp;geschiedenissen te vertellen, en daarin was hijnbsp;zoo ervaren, dat hij overal op de straten en innbsp;de kroegen, in steden en dorpen welkom was.nbsp;Als nu, zoo als gezegd is, het N. T. hem innbsp;handen kwam, zoo was hem dit een zeer aangename vond, waarmede hij zijn voordeel trachttenbsp;te doen. In plaats nu van voort te gaan, omnbsp;gelijk hij tot hiertoe gedaan had zijne oude verhalen te vertellen, begon hij met hun voor geldnbsp;uit dat boek voor te lezen.
Op eenen schoonen zomeravond, kwam deze man door een klein dorpje, en ging in de hutnbsp;van eenen armen klompenmaker, een eerwaardigenbsp;oude man, en vroeg hem om een aalmoes.nbsp;//Wat, een aalmoes van mij?” riep deze uit:nbsp;// ik had waarlijk even zoo goed een aalmoesnbsp;// noodig als gij.” — // Nu,” antwoorde de bedelaar, //Wanneer gij mij niets schenken wilt,nbsp;// dan kan ik misschien wel iets bij ii verdienen!nbsp;// Geef mij een stuiver, dan zal ik u een kapittelnbsp;// uit den Bijbel voorlezen.” — // Waaruit?” vroegnbsp;de oude. //Uit den Bijbel,” antwoorde de bedelaar.nbsp;//Een Bijbel? AVat is dat?” ging deze verwon-
-ocr page 10-derd voort; //daarvan lieb ik iii mijn gansclie //leven nooit geboord!” //Wel nu,” antwoordenbsp;deze weder, // dat is een boek waarin men vannbsp;// God lezen kan.”
De oude man gaf den stuiver en de bedelaar zette zich neder op de groote steenen bank, dienbsp;voor het huis stond, nam zijn N. T. en lasnbsp;daaruit. Het was het derde kapittel van hetnbsp;Evangelie van Johannes , waar ons het gespreknbsp;van JEZUS met .nikodemüs over de wedergeboortenbsp;en van Gods liefde, bewezen in Zijnen Zoon vermeld wordt; een kapittel waarvan eens een god-vreezcnd predikant verklaard heeft, dat het ondernbsp;zijne eigene bekenden het middel was, waardoornbsp;zes en twintig mensohen waren bekeerd geworden.nbsp;De arme man, die het kapittel menigmaal voorgelezen had, haperde bij geen enkel woord, ennbsp;las zeer voortreffelijk. De oude klompenmaker zatnbsp;met open mond tc luisteren eii wendde zijnenbsp;oogen niet af van den voorlezer en zijn boek;nbsp;wat hij hoorde , werkte op hem met de volle bekoorlijkheid der nieuwheid. Oog en oor en hartnbsp;was geboeid, en toen de bedelaar aan de plaatsnbsp;kwam; II Ahoo lief heeft God de wereld gehad,nbsp;II dat Hij Zijnen eeniggehuren Zoon gegeven heeft,nbsp;II opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet ver-nderve, maar het eeuwige leven helLe” toen werd
-ocr page 11-de oude man zoo diep bewogen, dat hij zich niet meer meester kon blijven. Nu kwam hijnbsp;aan de laatste woorden van het kapittel: n Dienbsp;u in den Zoon gelooft, die heeft het eeuioige leiien;nbsp;u maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal hetnbsp;u leven niet zien, maar de toorn Gods hVijft op hem.”nbsp;En de voorlezer hield stil.
//Lees verder,” riep de oude man, //lees //Verder” //Neen,” antwoorde de bedelaar, //voornbsp;// een stuiver lees ik slechts een kapittel.” Eenbsp;klompenmaker kreeg nog een stuiver uit zijn zak,nbsp;en drukte die in de hand van den man, // nu ganbsp;voort,” riep hij, en de man las het volgende kapittel. Maar toen hij dit uitgelezen had, hield hijnbsp;weder op. // O! lees toch verder,” vroeg de oudenbsp;man smeekeud // houd niet zoo spoedig op, leesnbsp;// toch verder mijn vriend !” ¦— n Voor een stuivernbsp;//een kapittel” antwoorde de bedelaar //en geennbsp;quot;letter meer! geef mij nog een stuiver, zoo zalnbsp;II ik er u nog een voorlezen.” -—• De oude gingnbsp;terstond in zijne hut, haalde uit een schuiflade zijnnbsp;laatste stuiver, zette zich weder naast den man , ennbsp;de bedelaar ving van nieuws aan en de oude luisterdenbsp;met toenemende verwondering. // Ach mijn vriend,”nbsp;riep hij uit, toen hij ook dit kapittel gelezennbsp;had, //zeg mij hoe komt gij aan dat boek?’’nbsp;De bedelaar antwoorde kort, hoe hij het van een
-ocr page 12-protestautschea prediker gekregen had die in de stad Nantes woonde. Met deze woorden stondnbsp;hij op van de bank, en ging verder. De oudenbsp;klompenmaker kon echter het boek, en wat hijnbsp;daaruit vernomen had niet vergeten. Vooral hadden de wonderbare woorden: u Alzoo lief heeftnbsp;God de wersld gehad” zijn hart diep getroffen.nbsp;Dag en nacht waren zij hem in de gedachte,nbsp;’s morgens wanneer hij opstond kwamen zij hemnbsp;terstond voor den geest, en wanneer hij desnbsp;avonds te bed ging, was het hem als of eenenbsp;stem hem begroette met de woorden: n Alzoo liefnbsp;heeft God de wereld gehad.”
Op zekeren dag een paar weken na het bezoek van den bedelaar, stond de oude man vroegernbsp;op dan anders, en zeide tot zijnen zoon: //Gijnbsp;// moet voor eenigen tijd alleen op den winkelnbsp;// en op dfi werkplaats passen; want ik ga naarnbsp;n Nantes.” //Naar Nantes? Vader,” riep denbsp;jonge man , en zag den goeden oude verwonderdnbsp;in het gezigt n naar Nantes ? ik bid u, watnbsp;tl hebt gij in Nantes te maken ? Gij wilt tochnbsp;//niet in uwen ouden dag, zulk een groote reisnbsp;//Ondernemen? De afstand van hier naar Nantesnbsp;II ia meer dan twintig uren?” //Dat is waar,”nbsp;antwoorde de oude man rustig en vast beslotennbsp;// maar het blijft daarbij, ik ga naar Nantes.”
-ocr page 13-De grijsaard nam zijnen staf in de hand en ging op weg. Na een langen vermoeijenden togt bereikte hij- de stad, en zonder veel zwarigheidnbsp;vond hij de woning van den protestantsohen prediker, bij wien de Bijbels te verkrijgen waren.nbsp;// Wat wilt gij mijn vriend,” vroeg deze dennbsp;ouden man, toen hij bij hem in de kamer trad.nbsp;w Mijn Heer!” zeide de oude, «ik heb gehoordnbsp;« gij hadt een boek, waarin verscheidene schoonenbsp;« dingen van God staan.” « Gij meent zeker dennbsp;«Bijbel” antwoorde de prediker. «Ja! ja!” riepnbsp;hij uit, «den Bijbel, dat is het juist, wat iknbsp;« meen en ik wilde er zoo gaarne ook een heb-« ben.” — « Nu ,” zeide de prediker, « hoe veelnbsp;«kunt gij daarvoor betalen?” «Betalen?” riepnbsp;de oude man getroffen. «Ja, mijn vriend! betalen” herhaalde de prediker «want wij gevennbsp;« de boeken maar niet zoo weg.” « Mijn Heer,”nbsp;antwoordde de goede oude man, met bewogennbsp;stem, « betalen kan ik niets , maar gij hebt dennbsp;« armen bedelaar eenen gegeven en ik ben zoonbsp;« arm als hij.” — « Waar komt gij van daan mijnnbsp;//Vriend?” vroeg gene verder. De oude mannbsp;noemde het dorp. De plaats was den predikernbsp;niet onbekend. « En op welke wijze hebt gijnbsp;« dan dien verren weg afgelegd?” vroeg hij verder. «Te voet,” was het antwoord. «En hoe
-ocr page 14-u wilt gij weder naar huis gaan?” «Weder te « voetzeide de oude man. « Is dat werkelijknbsp;«waar?” riep de prediker uit, «een oude man,
« zoo als gij, zoo een weg van vijf en twintig « uren heen en weer te voet afleggen, alleen omnbsp;«een Bijbel te verkrijgen.” «Zeker, Mijnheer!”nbsp;antwoorde de oude, « en w'aarlijk, de moeite isnbsp;« mij niet te veel, wanneer ik slechts een Bijbelnbsp;«bekomen kan.” «Nu,” riep de Prediker uit,nbsp;« gij zult er een hebben, hoewel ik er niet ligtnbsp;quot; een weggeef. Wat voor eene wilt gij dan ?
« Niet waar, eene met een grooten druk, gij kunt «toch goed lezen?” «Ik heb nimmer in mijnnbsp;« leven kunnen lezen,” was het antwoord.
De goede prediker was eenigzins verwonderd. « Gij kunt niet lezen, waartoe zou u dan tochnbsp;«dit boek moeten dienen?” «O! mijnheer,”nbsp;riep de man , « geef mij slechts dit boek. Ik hebnbsp;« eene dochter te huis, zij kan lezen, en daarnbsp;« zijn nog drie of vier andere menschen, in onsnbsp;dorp, die lezen kunnen.” De leeraar, overtuigdnbsp;van ’s mans opregtheid gaf hem den Bijbel. Dezenbsp;intusschen, verrukt over den schat, dien hij wasnbsp;deelachtig geworden, ontving hem met onbeschrijfelijke vreugde , dankte den leeraar , die hem zoonbsp;rijk had gemaakt duizendmaal en ging vrolijknbsp;weder op weg. Als hij zijn dorpje weder geluk-
-ocr page 15-kig bereikt had, bleek het van nieuws aan, wat eene ernstige wil vermag. Hij zelf kon niet lezen,nbsp;maar hij verzocht de menschen die het verstonden,nbsp;in zijne hut te komen, om zijne dochter in hetnbsp;lezen af te wisselen. De oude klompenmaker wasnbsp;een man van een gezond verstand, en hij had,nbsp;in weerwil van zijne gevorderde jaren, een goednbsp;geheugen; en daar hij bovendien zich met zijnenbsp;gansche ziel in Gods woord verdiepte, zoo namnbsp;hij merkbaar in de heilzame kennis der waarheidnbsp;toe. Daarbij leerde hij vele plaatsen van buiten,nbsp;enkel en alleen, door ze aandachtig aan te hooren.nbsp;De gezegende werking daarvan op zijn eigen hartnbsp;en leven, kon niet nitblijven. Hij had echternbsp;in het begin met allerlei kwellingen en onrust tenbsp;kampen.
Ongeveer een half jaar na zijn bezoek te Nantes werd de leeraar in wiens huis zich het Bijbel-magazijn bevond zeer verschrikt door een bardnbsp;geklop aan zijne deur. Hij stond terstond op omnbsp;te zien wat het was, en hoe groot was zijne verwondering toen de klompenmaker daar weder voornbsp;hem stond. » Ach mijn goede man,” riep hijnbsp;uit, H wat brengt u weder hier henen?” //Achnbsp;n mijnheerzeide deze als hij weder binnennbsp;trad, ,/ik ben er zoo ongelukkig aan toe. O zoonbsp;n ongelirkkig mijnheer // Nu wat meent gij dan?”
-ocr page 16-zeide de leeraar, n wie zegt u, dat gij er zoo ongelukkig aan toe zijt?” //Mijnheer! dat boeknbsp;daar 1” riep de oude,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;// de Bijbel zegt het.”
// Waarlijk ?” antwoordde de predikant, n wat zegt // hij u dan ?” Nu ging de man voort: // Hijnbsp;// zegt dat ik er zeer ongelukkig aan toe ben.nbsp;// Zie daar ben ik, ik arme zondaar , en ik hebnbsp;// mijn gansche leven de maagd Maria aangebeden,nbsp;// en nu zie ik uit dit boek, dat zij zelve, denbsp;// moeder Gods, even zoo goed een Heiland noodignbsp;// had als ik.” // Hoe ?” antwoorde de leeraar verwonderd, //gij, een goed katholiek, spreekt aldus?nbsp;//Hoe kunt gij dat weten?” //Mijnheer!” riepnbsp;de oude man, // het staat zoo in dat boek. Daarnbsp;//Staat namelijk: zij verheugde zich in God harennbsp;// Zaligmaker. Ziet mijnheer! zoo staat het daar,nbsp;// en dus heeft zij even zoo goed als ik eennbsp;// Zaligmaker noodig gehad. Nu zeggen mij denbsp;// menschen , gij protestanten hadt een godsdienstnbsp;// geheel naar den Bijbel; is dat zoo ?” n Dat isnbsp;//volkomen waar, mijn vriend!” zeide de predikant, //onze godsdienst is geheel naar den Bijbel.”nbsp;//Nu,” riep de oude, terwijl zijn oogen glinsterden , // ik zou zoo gaarne een lid van uwe kerknbsp;//Worden.” //Ja, maar wacht eens even mijnnbsp;// goede oude man,” antwoorde gene, // zoo spoe-// dig gaat dat niet. Eer wij iemand in onze
-ocr page 17-n protestantsohe kerk opnemen, onderzoeken wij //hem eerst.” //Onderzoeken,” riep de klompenmaker, //onderzoeken? Mijnheer! ik ben eennbsp;II oude man, meer dan zeventig jaren oud, en iknbsp;// weet niet, hoe vele dagen ik hier beneden zalnbsp;u blijven. Daarom wilde ik zoo spoedig mogelijknbsp;// in de gemeente opgenomen worden.”
De leeraar getroffen door den ernst van den eerwaardigen grijsaard, riep zijn’ kerkeraad bijeennbsp;en noodigde den man uit om voor dezen te verschijnen. Als hij in de kamer trad trok de eerwaardige gestalte van den ouden man aller aandacht tot zich. De predikant deed hem volgensnbsp;gewoonte verscheidene vragen, om over zijne kennis van de goddelijke waarheid te kunnen oordeelen.nbsp;//Wat weet gij van jEzns chmstüs, mijn vriend?”nbsp;Antwoord, u Het Woord is vleesch geworden ennbsp;//heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijnenbsp;// heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid alsnbsp;//des eeniggeborene van den Vader, vol van ge-//nade en waarheid.” //Goed,” ging de leeraarnbsp;voort, //maar wat weet gij van chkistus doodnbsp;// te zeggen ?” Antw’oord. u Het bloed van jezusnbsp;// CHRISTUS Zijnen Zoon reinigt ons van alle zon-//den!” //Welk genot smaken zij,” zoo werd ernbsp;nu gevraagd, //die ware navolgers van jezus zijn?”nbsp;// Zoo is er dan geene verdoemenis voor degenen
%
-ocr page 18-II die in cmiisTüs jezus zijn, die niet naar liet //vleescli wandelen, maar naar den geest.”
II Zeer goed! zeer goed!” zeide de voorziltei-, quot; maar wat is dan de pligt van hen die innbsp;quot; cnuisTus gelooven?” Antwoord. «Gij zijt nietnbsp;//uws zelfs; want gij zijt duur gekocht, zoo ver-n heerlijkt dan God in uw ligchaam en in uwennbsp;//geest, welke Godes zijn.”
T)e medeleden der vergadering waren diep bewogen. //Wanneer dit uwe overtuiging is,” zeide de leeraar, //zoo is het blijkbaar dat gij van Godnbsp;quot; geleerd zijt, en wij kunnen geen oogenblik ver-//toeven met u onder ons op te nemen, en unbsp;// als onzen broeder welkom te heeten.” llaaropnbsp;iverd de oude klompenmaker plegtig in de fran-sche gereformeerde kerk opgenomen, en een schriftelijk bewijs werd hem overhandigd van zijnnbsp;lidmaatschap. //Wilt gij zoo goed zijn,” zeidenbsp;de oude, toen men het hem overgaf, // om ditnbsp;//geschrift netjes voor iiiij in te pakken?” I)enbsp;leeraar nam tot omslag een oud aanplakbillet,nbsp;pakte het papier er in en gaf het den man, dienbsp;onuitsprekelijk gelukkig huiswaarts keerde.
Naauivelijks in zijne hut gekomen, liet hij zich voorlezen, wat er stond op dat blad, waar zijnnbsp;bewijs van lidmaatschap in was geborgen; wantnbsp;alles wat maar gedrukt was , had voor hem eenige
-ocr page 19-wiiarde. Eenige maanden verliepen en zie, daar stond de oude klompenmaker ten derden maalnbsp;voor den protestantschen leeraar te Nimtes. u Hoenbsp;n mijn vriend!” riep deze, a zijt gij al weder hier?”nbsp;n Ja mijnheer !” zeide de oude man,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/, ik ben
n met een bepaald doel hier heen gekomen.” n Met //een bepaald doel? AVaarom dan?” vroeg de leeraar? //Wel, om de jaarlijksche bijeenkomst,” antwoordde gene, //want op het biljet staat, datnbsp;// heden de jaarlijksche vergadering zal plaats heb-// ben ,” waarop hij aan den leeraar het vel papiernbsp;vertoonde. // Ach mijn goede oude man,” riepnbsp;deze lag’chend uit, terwijl hij het aanplakbiljetnbsp;inzag, // den dag en de maand hebt gij zeer goednbsp;// gelezen, maar met liet jaartal zijt gij geheel innbsp;// de war. Want het doet mij leed u te moetennbsp;// zeggen, dat wij sedert veertien jaren geenenbsp;II bijeenkoiusien meer gehouden hebben omdat wijnbsp;II door de vijandschap en den haat der menschennbsp;// daarin verhinderd werden.”
Er verspreidde zich een wolk van smartelijken weemoed over het aangezigt van den eerwaardigennbsp;grijsaard. Zou hij te vergeefs dien langen wegnbsp;hebben af gelegd ? Zou de zoete hoop met gelijkgezinde broeders een dag door te brengen, waaropnbsp;hij verkwikking en versterking voor zijne ziel hadnbsp;meenen te vinden, zoo smartelijk vernietigd wor-
2 »
-ocr page 20-den ? I)e leeniar zag den bewogen grijsaard met groote aandoening aan. Op eeiis viel er eenenbsp;gedachte, als een lichtstraal in zijne ziel. Zounbsp;misschien nu het oogenblik gekomen zijn om dezenbsp;schoone, jaarlijksche bijeenkomsten te hervatten?
II Wees maar getroost mijn viiend riep hij eensklaps , n morgen zal er eene bijeenkomst plaats heb-I, ben , al zou die ook de laatste zijn, die wij mogen II houden.” De leeraar maakte er zoo spoedignbsp;mogelijk werk van, om de aankomst van dennbsp;ouden man overal in zijne gemeente en in dennbsp;geheelen omtrek bekend te maken en al de naburige leden der Evangelische kerk tot eene alge-meene vergadering voor den volgenden dag uitnbsp;te iioodigen. Het nieuws verbreide zich als eennbsp;loopend vuur en den volgenden dag kwamen ernbsp;honderden van alle kanten bijeen om voor denbsp;eerste maal weder in gvooten getale tot onderlingnbsp;gebed en zamenspreking zich te vereenigen. Hetnbsp;was een gelukkige dag, en de gemeente beslootnbsp;deze bijeenkomsten weder regelmatig te houden.nbsp;En de volgende jaren was de grijze klompenmakernbsp;altijd de eerste die verscheen, en altijd drongnbsp;hij met grooten ernst en kinderlijken eenvoud bijnbsp;de aanwezige leden der kerk er op aan om tochnbsp;het woord Gods zoo veel mogelijk te verbreiden,nbsp;omdat dit kostbare boek het beste en krach-
-ocr page 21-tigste middel was om dc ziel van dwaling en ongeloof te genezen, en tot de zaligmakendenbsp;kennis van den Ilcihuid te brengen. l)c ijvernbsp;en de liefde van dezen armen man, bragt eenenbsp;nieuwe opwekking te weeg in de gansche gemeente. Bij de derde jaarlijksche vergadering,nbsp;was deze eerwaardige Christen weder tegenwoordig, maar toen de vierde zou plaats hebben,nbsp;wachtte men te vergeefs op zijne liefelijke verschijning. Hij had de zilveren kroon zijner wittenbsp;haren, die hij hier beneden met eere droeg, voornbsp;de gouden kroon der geregtigheid hier boven verwisseld. He Heer had hem gezocht, zonder datnbsp;hij zelf zocht. Hat zoeken dor eeuwige liefde hadnbsp;ook in zijn hart eenen aandrang tot zoeken verwekt, die niet tot rust kwam, eer hij tot hetnbsp;zalige vinden was gekomen. Eu dat vinden namnbsp;onophoudelijk toe, tot dat hij Hem van aangezigtnbsp;tot aangezigt aanschouwen mogt, wiens aanbliknbsp;al het verlangen en zoeken des harten volkomennbsp;en voor eeuwig stilt. -—
3. BE VERBORGEN SCHAT.
Nog van een ander zeer eigenaardig zoeken en vinden moet ik u verhalen. In de groote stad
-ocr page 22-Lyon, (lie midden in Frankrijk ligt, en vele rijke en arme, voorname en geringe, gelukkigenbsp;en ongelukkige inwoners telt, stierf voor kortennbsp;tijd eene bejaarde weduwe, die nog in de dagennbsp;van baren ouderdom zoo gelukkig was een grootennbsp;verborgen schat te vinden. Zij was zeer arm, ennbsp;ook haar man, met wien zij zich in hare jeugdnbsp;verbond, bragt niets dan een ledige maar vlijtigenbsp;hand mede. Zoo lang de man tot arbeid innbsp;staat was, aten beide hun eerlijk stukje brood;nbsp;maar iets op te leggen voor latere jaren, dat wasnbsp;hun Ónmogelijk. Als nu echter de man stierf ennbsp;de kinderlooze weduwe alleen overbleef en daarbijnbsp;zeer hoog bejaard was, trad de behoefte in denbsp;arme verlatene woning als een sterkgewapendenbsp;binnen. Zij verkocht al het huisraad, dat zijnbsp;eenigzins kon ontberen, verliet hare tegenwoordigenbsp;woning en betrok een ellendig dakkamertje, waarnbsp;in zij hare overige dagen meende te slijten. Welnbsp;was het vertrouwen op God den trouwen verzorger der weduwen en vader der armen, haar nietnbsp;geheel onbekend, en tusschenbeide was dc gedachte aan Hem een liefelijk licht in hare donkerheid; maar zij was eene Roomsche vrouw, en wistnbsp;meer van allerlei heiligen, die in den nood haarnbsp;konden helpen, dan van den Heer jezus en vannbsp;hetgeen Hij voor ons gedaan heeft. Zoo gingen
-ocr page 23-de dagen droevig en duister in haar eenzaam dakkamertje voorbij, en de toekomst lag als eennbsp;niet te overklimmen berg voor haar.
Eens toen zij met een bekommerd hart in hare armoedige kamer rond zag, waar bijna geen enkelnbsp;stuk huisraad te vinden was, viel haar oog opnbsp;gansch bijzondere reten in den balk, die innbsp;den muur lag, en dwars door de kamer henennbsp;liep. De balk was wel gewit, maar het scheennbsp;haar toe als of er op die plaats eene vierkantenbsp;opening geweest was, die met een soort vannbsp;deurtje zorgvuldig was toegesloten. Zij bezietnbsp;die reten uaauwkeurig, en op eens schiet hetnbsp;haar in de gedachte, dat daar wel een verborgen schat iu bewaring kon liggen. Zij had tochnbsp;zelf als kind die benaauwde dagen der grootenbsp;omwenteling mede doorleefd, toen er voor denbsp;mannen van gelijkheid en vrijheid niets meernbsp;veilig was. Zou welligt een vermogend mannbsp;hier in dezen balk zijne schatten voor die onver-zadelijke roovers verborgen hebben en daarna eernbsp;hij weder in de mogelijkheid was het verborgenenbsp;terug te nemen, zelf als een slagtoffer der omwenteling gevallen zijn. En heeft misschien eennbsp;der heiligen, die zij dagelijks heeft aaiigeroepennbsp;voor haar, de arme hopelooze weduwe dezennbsp;rijken schat bewaard, om haar den avond van
haar leven te verzoeten ? Deze gedachten vlogen sneller dan iemand ze vermag uit te spreken doornbsp;hare ziel. Eerst klopte zij met den vinger op denbsp;genoemde plaats en de klank verraadt het, datnbsp;hier een holte zijn moest. Nu brandt haar hartnbsp;om het vierkante plankje te verwijderen, dat ernbsp;in gelegd was, en ziet, het gelukte haar zondernbsp;vee! moeite. Maar hoo groot was hare verwondering, toen zij, in plaats van het verwachtenbsp;goud en zilver, niets anders vindt dan een oudnbsp;bes(3himmeld boek. Bijna had zij verdrietig hetnbsp;plankje er weder in gedrukt en het oude boeknbsp;geheel laten beschimmelen; maar een zekere aandrift drijft haar toch om het er uit nemen ennbsp;te zien of niet eenige banknoten of andere papieren van waarde daarin verborgen zijn. Vergeefs , het is niets anders dan een boek, een oudnbsp;beschimmeld boek.
Nadat zij een weinig tot zichzelve was gekomen , en zich in de smartelijke teleurstelling wat begon te schikken, is zij toch verlangend tenbsp;weten , wat voor een boek het zijn moge, datnbsp;iemand zoo zorgvuldig in een balk beeft verborgen.nbsp;Want daar moet toch eene bijzondere reden voornbsp;geweest zijn. Zij neemt dan met eenen doek denbsp;groote laag stof er af en zet zich weder om tenbsp;gaan lezen. Daar vallen hare oogen op de woor-
-ocr page 25-den: Daarom zeg ik «, zijt niet bezorgd voor me leven, wat gij eten en wat gij drinken zult,nbsp;noch voor uw ligehaam waarmede gij u kleedennbsp;zult. Is het leven niet meer dan het voedsel ennbsp;het ligehaam dan de kleeding ? Aanziet de vogelennbsp;des Hemels , dat zij niet zaaijen , noch maaijen,nbsp;noch verzamelen in de schw'en en uw Hemelschenbsp;Vader voedt nogthans dezelve: gaat gij dezelve nietnbsp;zeer veel te boven ?
Die woorden waren haar zoo lieflijk en zoo dierbaar, dat zij verder moest lezen en zij lasnbsp;den geheelen dag door, tot laat in den nacht ennbsp;vergat daarvoor eten en slapen , en den volgen-dag zat zij weder met het oude beschimmeldenbsp;boek voor zich en verdiepte er zich geheel in, ofnbsp;ik moest liever zeggen, de woorden drongennbsp;hoe langs zoo dieper in hare ziel. Het werdnbsp;haar gedurig duidelijker, dat zij toch eennbsp;waren en onbeschrijfelijk grooten schat gevondennbsp;had; want haar kamer zag er weldra niet zoonbsp;ledig en droevig meer uit, het weinige voedsel,nbsp;dat voor haar tranenbrood was geweest, werdnbsp;haar nu zoo kostelijk en verkwikkend, als warenbsp;het hemelsch brood, en hare eenzaamheid werdnbsp;gedurig afgebroken door een bezoek van eenennbsp;grooten koning, door wiens bezoek en heerlijkenbsp;woorden stroomen van zaligheid haar toevloeiden.
*
-ocr page 26-Zij Het het boek schoonmaken, en van nieuws inbinden , en van nu af aan, is dit diei'bave boek haar tot spijs en drank bij dag en nacht, totdat zij als eennbsp;zalig en rijk begenadigd kind van God de oogennbsp;mag sluiten en tot de eeuwige vreugde van harennbsp;grooten Koning en Heiland mag ingaan.
Dit alles heeft zij in de laatste dagen van haren pelgrimstogt, aan eenen vromen Evangelistnbsp;in Lyon zelf verhaald, en het boek, eene oudenbsp;uitgaaf van een Nieuw Testament van ameloïte,nbsp;uit den tijd van de vervolging der Hugenoten,nbsp;is nu in handen van dezen knecht Gods. Dit wasnbsp;ook een eigenaardig zoeken en vinden.
4. DE BANKNOTEN.
Dat het echter niet alleen in Frankrijk zoo gaat gelijk wij hier gezien hebben, zal denbsp;volgende geschiedenis aantoonen. In Amerikanbsp;leeft nog heden een jong koopman, die eenennbsp;kleinen handel drijft, en daarin als een waai lijknbsp;godzalig man, zijnen Heer in den Hemel, getrouw wenscht te dienen. Hij was gewoon, zoonbsp;als hij zelf zegt, elke Zaturdagavond iets af tenbsp;zonderen van hetgeen God hem in de vorigenbsp;dagen der week geschonken had, voor de dagen
-ocr page 27-(lor nieuwe week, om alzoo niet in nood en ver-iegenheid te geraken. Nu, het geschiedde eens op een Zaturdagavond, dat hij bij het opmakennbsp;zijner kas, met schrik ontdekte, dat er niets voornbsp;de volgende week was overgebleven. Daarovernbsp;geraakte hij in groote ongerustheid en ving aannbsp;God vurig te smeeken, dat Hij hem toch nietnbsp;in de verlegenheid mogt brengen. Ondertiisschennbsp;viel hem in , dat hij voor eenige tijd eene banknoot van tien daalders verlegd of wel verlorennbsp;had, en haar niet meer terug had kunnen vinden.nbsp;Hij gaat van nieuws aan het zoeken, doorsnuffeltnbsp;alle hoeken en gaten, ziet naauwkeurig in allenbsp;laden en kasten, schudt alle boeken uit die hijnbsp;iu gebruik heeft, maar alles te vergeefs, denbsp;banknoot wordt niet gevonden. Daarop werptnbsp;hij zich van nieuws op de knieën en gaatnbsp;bidden.
Den volgenden Zondagmorgen, maakt hij zich gereed volgens zijne gewoonte, om naar de kerknbsp;te gaan, en heeft tot dat einde, zijne bestenbsp;kleederen aangetrokken; heden trekt hij ook eennbsp;vest aan dat hij sedert maanden niet meer heeftnbsp;gedragen, en als hij het toeknoopt, is het hem,nbsp;als voelde hij in zijn vestzakje, een dun stukjenbsp;papier. Hij denkt; // dat is de banknoot, mijnnbsp;II gebed is verhoord!” Hij neemt het er zeer
-ocr page 28-haastig uit, maar ziet, het is een gescheurd blad uit eeiien Bijbel.
«Voor een oogenblik,” schrijft hij zelf, «was // ik wat verdrietig en boos! Maar ik bestraftenbsp;«mij zelf daarover en zeide-, O! dat God ditnbsp;//blad, mij tot eenen grooter schat maken mogt,nbsp;// dan alle banknoten der wereld. Ik begon tenbsp;// lezen, en welke woorden stonden daar ? —nbsp;// TFaid pj weet de genade van onzen Ileere Jezusnbsp;n Christus, dat Hij om moentioïl is arm geworden,nbsp;H daar Hij rijk teas, opdat gij door Zijne armoedenbsp;u zoudl rijk worden. 2 Kor. viii: 9. Wanneernbsp;// JEZUS persoonlijk van den hemel tot mijnbsp;// gesproken had, had ik niet gelukkiger kun-//nel) zijn. Ik was in zulk eene verrukking,nbsp;//dat ik terstond naar mijne vrouw liep, dienbsp;/; ook onrustig en bekommerd was over dennbsp;//nood waarin wij verkeerden, en ik zeide totnbsp;//haar; Lieve vrouw, nu zijn wij rijk. Hiernbsp;// heb ik eenen wissel op de allerrijkste bank.nbsp;// Te gelijk legde ik mijnen vinger op de hecr-//lijke plaats op het verscheurde bijbelblad, onnbsp;// riep uit; Zeg mij! wanneer dit blad eenenbsp;// banknoot van honderd daalders ware, zoudt gijnbsp;//u gerust gesteld gevoelen?” //Neen,” spraknbsp;zij, // niet volkomen.” n Nu !” zoo ging ik voort,nbsp;//dit is een wissel, niet slechts van tien of
-ocr page 29-//hoiulerd daaldei’s, liet is ecu wissel, zoo groot, n dat wij daardoor overrijk worden. Hoe rijk dan ?nbsp;(/vraagt gij. Nu, zoo veel als de Hcere jezus vaiinbsp;ƒ/ zijnen rijkdom opgeofterd en prijs gegeven heeftnbsp;n toen Hij arm werd om onzentwil, zooveel zullennbsp;u wij ontvangen. En nooit in mijn leven heb iknbsp;//een gelukkiger Zondag beleefd als deze. Vannbsp;//dezen oogenblik af, heb ik dit gescheurde blad,nbsp;//steeds bij mij gedragen, en zoo dikwijls ik hetnbsp;// weder las, vond ik nieuwe schatten daarin.nbsp;// He genade van onzen Heere jezus ciihistus.nbsp;// Hij was rijk; hij is arm geworden, en datnbsp;//alles voor mij, opdat ik rijk zou worden. Ach!nbsp;// en wat is in dezen rijkdom al niet opgesloten!nbsp;//llegtvaardiging, heiliging, hoop, vreugde, moednbsp;'/in de ure des doods, opstanding! God is mijnnbsp;//Vader! Chuistus is mijn Heiland en Verlos-//scr. He Heilige Geest is mijn trooster! Henbsp;// kindei'en Gods zijn mijne broeders. He Engelennbsp;z/zijn mijne geleiders. He Hemel is mijn vader-//land! Gij kent de genade. Lieve jezus! leernbsp;// mij haar kennen, geef mij dat ik uwe genadenbsp;//kenne, hoe arm gij werdt opdat ik door uwenbsp;// armoede rijk zoude worden.” Was dat ook nietnbsp;een zoeken en vinden.
-ocr page 30-In hetzelfde Noord-Atne7'ika waar die banknoot gevonden werd, is het eene lotfelijke gewoontenbsp;dat het groote Bijbelgenootschap in Niemw-Torknbsp;zijne bijbelboden ver naar het westen henen zendtnbsp;waar de landverhuizers in de digte bosschen, zichnbsp;als in een nieuw vaderland gaan vestigen. Maarnbsp;het was voor deze boden ónmogelijk hunne wandelingen te voet te maken. Want op vele plaatsennbsp;liggen de boerderijen zeer ver van elkander, ennbsp;de weg van de eene tot de andere is geheel ongebaand en loopt door moerassen en stroomen,nbsp;waar geeue bruggen overgelegd zijn. Daardoornbsp;komt het dat zij meestal op zware opene wagensnbsp;rijden, waarbij zij het voordeel hebben ook hunnen voorraad Bijbels met zich te kunnen voeren.
Nu geschiedde het eens, dat zulk een wagen voor eene eenzame boerderij stil hield, waar reedsnbsp;lang eene moeder en grootmoeder een Bijbel metnbsp;eene groote letter voor hare zwakke oogen begeerdnbsp;hadden. De Bijbelbode toonde hun een boek metnbsp;schoonc groote letters, juist zoo als zij gewenschtnbsp;hadden. Vijf kinderen verzamelden zich spoedignbsp;om den vreemdeling, allen in gespannen verwachting, of zij den lang geweiisohten schat verkrijgennbsp;zouden. Maar ofschoon de beide vrouwen alle
-ocr page 31-laden doorzocliten, zoo vonden zij toch geen geld , om het boek te betalen. 13e Bijbelbode had nunbsp;helaas! het strenge bevel ontvangen geenen dernbsp;groote Bijbels te mogen vvegsehenken en hoe'velnbsp;het hem innig leed deed, moest hij het boeknbsp;weder inpakken. Hij bad nog met de goedenbsp;lieden en nam daarna een zeer treurig afscheid.
Naauwelijks was hij een uur verder het dal ingereden, of er pakten zich donkere wolken aan den hemel zamen, en spoedig viel de regen innbsp;stroomen neder. Gelukkig vond hij weder eenenbsp;boerenhofstede aan den weg, waarvan de deurnbsp;openstond. Hij reed ongevraagd, zoo snel als liijnbsp;kon, in eene schuur binnen om zijne boeken voornbsp;den regen te bergen. Krak! daar brak hem denbsp;dissel van zijn wagen. Hij spant de paarden af,nbsp;gaat in de hut eii vraagt den bezitter, of er nietnbsp;iemand in het dal te vinden was, die den wagennbsp;weder herstellen kon. Na zich een oogenblik bedacht te he!gt;ben, antwoordt deze, hij wist slechtsnbsp;cénen man die er toe in staat is; het is anüries ,nbsp;die ongeveer een uur van daar woont, hij gelooftnbsp;echter dat hij nu in de nabijheid was. De zonennbsp;werden uitgezonden, zoo dra het ophield met regenen , en zij vonden hem spoedig, n Ik bennbsp;// eigenlijk geen handwerksman van beroep ,” zeidenbsp;ANDiiiES op een bescheiden toon, toen hij binnen
-ocr page 32-trad, // maar ik wil hem maken, zoo goed als ik // kan. Ik zal de maat nemen, en heden avondnbsp;// nog te iuiis de dissel maken, morgen vroeg zultnbsp;// gij hem hebben.”
Hij hield zijn woord, de dissel was er den volgenden morgen, en de bijbelbode vroeg watnbsp;hij schuldig was. //Wel,’’ zeide anduies, //iknbsp;// reken daarvoor niet gaarne iets. Ik heb altijdnbsp;// groot behagen gehad, in het beroep dat gijnbsp;n uitoefent en slechts door dergelijke diensten,nbsp;// als ik u nu bewezen heb, kan ik iets tot denbsp;// goede zaak bijdragen. Ditmaal beu ik in ver-// zoeking om er iets voor te rekenen.” // Uwnbsp;// huisgezin is misschien in nood,” zeide de bijbelbode vriendelijk, // en dan is het niet meernbsp;//dan billijk, dat gij voor uwen arbeid betaaldnbsp;// wordt.” — // Hebt gij niet eenen Bijbel metnbsp;//een groote drukletter,” vroeg andbies, //eennbsp;//Bijbel, dien gij gisteren aan twee vrouwen hebtnbsp;n laten zien, eene oudere en eene jongere vrouwnbsp;//met vijf kinderen, Nu, deze oude is mijnenbsp;// moeder en de andere is mijne vrouw en hetnbsp;//zijn mijne kinderen, en die zouden dien groo-// ten Bijbel gaarne hebben, maar ik kan dennbsp;//prijs daarvoor niet betalen, tenzij dat ik u dennbsp;// dissel in rekening brenge.”
Toen werd de bijbelbode wonderlijk te moede,
-ocr page 33-hij gaf (leu braven axdkies den gewenschten Bijbel; ff want,” dacht hij: ff er is om diennbsp;ff Bijbel veel gebeden.’’ En dat denken wij ook,nbsp;en wij weten bovendien, dat er geschreven staat:nbsp;ff Bidt en gij zult ontvangen; zoekt en gij zultnbsp;ff vinden; klopt en u zal open gedaan worden.”
6. DE MELKBOER UIT IERLAND EN ZIJN BIJBEL.
En nu hebben wij nog een voorbeeld. Spraken wij tot hiertoe van een Goddelijk en mensehelijknbsp;zoeken en van een zalig vinden, zoo blijft onsnbsp;nu nog over, om van een kloekmoedig en mannelijk vasthouden van het gevondene te spreken.nbsp;Het is toch niet genoeg den hemelschen schat gevonden te hebben, maar hier geldt het woord:nbsp;Houdt wat gij hebt, opdat niemand tiwe kroonnbsp;neme. De Roomsche kerk kan hare onbeperktenbsp;magt en heerschappij over het geweten slechtsnbsp;daardoor bewaren, dat zij den leden der gemeente den Bijbel onthoudt, ja hun het lezen ennbsp;onderzoeken er van geheel verbiedt. Want denbsp;Bijbel is het juist, welke een openbaar en ernstignbsp;getuigenis aflegt tegen al het bijgeloof der Roomsche kerk, tegen de vereering van mart a en der
-ocr page 34-heiligen, tegen werWieiligheid, aflaat, mis eii vagevuur, het coelibaat der priesters en dergelijke verkeerdheden. Het is daarom in haar belang den Bijbel, zoover het ten minste in harenbsp;magt is, uit de handen van al hare Katholijkennbsp;te houden, en daarvoor te waken, dat zij nietnbsp;de stemme Gods uit zijn eigen onfeilbaar woord,nbsp;maar slechts het bedriegelijke onderwijs der priesters hooren. Maar het woord Gods is niet gebonden en kan door geene magt der aardenbsp;gebonden worden.
In Ierland, dit heerlijke eiland in het noorden, oefent de lloomsche kerk, nog overal, hare onbeperkte heerschappij uit, maar sedert eene reeksnbsp;van jarcn wordt de Heilige Schrift in groofennbsp;getale onder het volk verspreid. Velen hebbennbsp;haar met vreugde begroet; velen zijn door haarnbsp;verlicht en bekeerd geworden, en hebben, gelijknbsp;de klompenmaker van Nanies, daarin hun hoogstel! en eenigen schat erkend. Onder hen was ooknbsp;een eenvoudige en eerlijke melkboer in het graafschap Kerrij. De Bijbel was hem zijn alles geworden.
De priester van het dorp, dit vernemende gt; gaat zeer veitoornd naar den melkboer, die eennbsp;lid zijner gemeente was en spreekt, zijne armoedige hut binnentredende, hem aldus aan ; a Wel,
-ocr page 35-//mijn goede man, ik hoov, gij leest den llijbel, //is dit waar?” //Om Ueevwaarden te dienen,nbsp;// het is waarlijk zoo,” was het antwoord, » en,”nbsp;voegde hij daarbij: n ik kan u zeggen het is eennbsp;//kostelijk boek!” //Maar gij weet toch,” riepnbsp;de priester, v dat het voor een onwetenden mannbsp;//als gij zijt, volstrekt niet betaamt, zulk eennbsp;// boek te lezen als de Bijbel.” // Is dit werkelijknbsp;// zoo?” antwoordde de melkboer met een sluwennbsp;lach, //Wanneer Ueerwaarde mij dit bewijzennbsp;//kunt, zoo zal ik gaarne mijn bijbellezen opge-II ven.” // Nn,” antwoordde gene n dat zal ik unbsp;// uit het boek zelf bewijzen.” Hij sloeg dennbsp;Bijbel die op de tafel lag open, en las de plaatsnbsp;l Petr. II; 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;// En zijt ah nieuwgeborene kin-
n derkens zeer hegeerig naar de redelijke onxer-n vahchte melk, opdat gij door dezelve luoogt op-n IVassen. Daar ziet gij nu” sprak de priester, // gij zijt nu nog een kind, en doet alzoo nietnbsp;// goed, den Bijbel zelf te lezen. Hier staatnbsp;// toch, gij moet zeer begeerig zijn naar de rede-// lijke onvervalschte melk des woords en zoo moetnbsp;//iemand, die weet, welke die redelijke en onver-// valschte melk is, u haar toereiken, en u als eennbsp;// der nieuwgeboren kinderkens verzorgen.”
De man hoorde opmerkzaam deze uiteenzetting van zijn priester aan; maar zonder om cenig ant-
-ocr page 36-woord verlegen te zijn zeide hij: //Maar Ueer-//waarde hoiide mij ten goede, als dat ik u /; daarop dit zeggen moet. Voor eenigeu tijd bennbsp;// ik ziek geworden en toen heb ik iemand moetennbsp;«nemen, om mijne koeijen te melken, en watnbsp;// meent Ueerwaardc wel, dat deze kerel deed ?nbsp;// Gij moet weten dat in plaats van mij zuiverenbsp;// melk te geven, hij er water bij heeft gedaan,nbsp;// en mij deerlijk heeft bedrogen. Ik vreesde,nbsp;// Ueerwaarde kon het evenzoo met mij maken,nbsp;// wanneer gij mij mijnen Bijbel ontnemen en mijnbsp;// dan daaruit de onvervalschte melk wildet geven.nbsp;//Neen, neen, ik wil mijne koe behouden, ennbsp;// zelf melken, zoo ben ik zeker dat ik de on-// vervalschte melk verkrijgen zal, cn niet gelijknbsp;// ik van Ueerwaarde vrees, met water vermengd.”
Uc priester was in het geheel niet op zijn gemak. Hij rvilde nu ten minste het zijne doen om te verhinderen dat het nadeel van het lezennbsp;des Bijbels zich verder mogt verbreiden, en zeidenbsp;daarom op vriendelijken toon: //Nu mijn vriend,nbsp;// ik zie dat gij wat meer bij de hand zijt dannbsp;//ik vermoedde, en daar gij nu geen klein kindnbsp;//meer zijt, zoo moogt gij uwen Bijbel behouden.nbsp;« Maar één ding bid ik u, dat gij hem aannbsp;// geen uwer buren leent of hun daaruit voor-// leest.” De melkboer zag zijnen raadgever een
-ocr page 37-weinig schalks en toch met zekeren ernst aan eil zeide; « Ueerwaarde honde het mij ten goede,nbsp;II zoo lang ik een koe heb, en wat melk overnbsp;//mag houden, om aan mijne arme buren tenbsp;« geven, die geen melk hebben, zoo lang is hetnbsp;«mijn christenpligt hun wat mede te deelen, ennbsp;II dat zal ik ook doen, Ueerwaarde mag zeggennbsp;II wat hij wil.” —
Toen de priester nu zag, dat de melkboer geheel onbuigzaam was, gaf hij alle hoop op, hem te bekeeren, en ging boos honen.
-ocr page 38-
Cents. 1. nbsp;nbsp;nbsp;Peter Lobeck............. 15 2. nbsp;nbsp;nbsp;De welbestede stuiver..... 10 3. nbsp;nbsp;nbsp;De wever uit Welsh .......07^ 4. nbsp;nbsp;nbsp;De kleine bewoner van hetnbsp;Auverg'iiésche (ieberg-te.... 10 5. nbsp;nbsp;nbsp;Arme Sara................ 04 (). De jon^e Hutbewoonster... 22^ 7. nbsp;nbsp;nbsp;Opwekking-te EIberfeld---- 05 8. nbsp;nbsp;nbsp;De lersclic boer........... 10 ö. Elisabeth Cluming-ham..... 15 10. nbsp;nbsp;nbsp;John Uobiiis, de matroos... 10 11. nbsp;nbsp;nbsp;Uitbreiding-der Parabol ... lO 12. nbsp;nbsp;nbsp;Kolonel Jacob Gardiner.... 15^ 13. nbsp;nbsp;nbsp;De Stroopers-dochter...... 10 1-1. Do Dode met goede tijding-. 15 15. Jaiisje Allan.............. 15 10. Zonderlinge tiissehenkomst der V’üorzienigheid........ 07 17. nbsp;nbsp;nbsp;Levcnsbei*. van Amelia Gale 07^ 18. nbsp;nbsp;nbsp;Sava Hill.................. 12^ 19. nbsp;nbsp;nbsp;De geschied.van MarySinilh 12| 20. nbsp;nbsp;nbsp;Do Dorps-predikant....... 10 21. nbsp;nbsp;nbsp;De waarheid vau het Evaug. 10 22. nbsp;nbsp;nbsp;Kracht des geloofs........ 10 23. nbsp;nbsp;nbsp;Herman de houthakker... . 12^ 24. nbsp;nbsp;nbsp;Laatste uren V.John Cowper 10 25. nbsp;nbsp;nbsp;Het einde van den tijd..... 10 26. nbsp;nbsp;nbsp;Wat God bewaart, is wel 27. nbsp;nbsp;nbsp;Wiezijtgij? Wat hebt gij te doen ?............... •• 10 28. nbsp;nbsp;nbsp;De weêrhaan van het kasteel 12| 29. nbsp;nbsp;nbsp;Eben-Haëzer in Latakko... 10 30. nbsp;nbsp;nbsp;Indiaansche bekeerlingen .. 10 31. nbsp;nbsp;nbsp;De Christe,n-feesten........ 05 32. nbsp;nbsp;nbsp;Verhaal van 2 predikers... 07^ 33. nbsp;nbsp;nbsp;De tijd en de eeuwigheid .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 34. nbsp;nbsp;nbsp;Kort en heilzaam berigt... 10 35. nbsp;nbsp;nbsp;Joliau Coenraad Ter Linden 07^ 36. nbsp;nbsp;nbsp;Een beroep op het hart.... 12^ 37. nbsp;nbsp;nbsp;De landman in den EUas... 10 |
Cents. Sterfgevallen van zeven bekeerde heidenen.......... 10 Levensloop van C.L.Topfer 07^ Eenige bijzonderheden uitnbsp;het Ie\en van Morrison..,. 15 De christelijke viering van De zendelingen in Groenl.. 15 Het bezoek bij een kranke. 15nbsp;Brieven van een’leeraar .. 15 Als God werkt, wie zal Het gthikkige sterfbed... 10 De weg en het middel .... 15nbsp;De gast zonder bruiloftskl. 07-^ Levensschets v. Blumhardt 15 De roepstem des Ileeren .. 15 Eerste zend. te St. Thomas 15 De Russische kleermaker. 07J Rermerk. v. een kind Gods 07Jnbsp;Overtixiging verwaarloosd. 12^nbsp;Woord aan jonge moeders. 07Jnbsp;De onbekende zendeling.. 04 Opmerkelijke leiding Gods 07 Ged. over de eeuwigheid.. 07^ |