ÃÆå ~^'6
|
|||||||||||||||
Ü
|
|||||||||||||||
De tyd en heeft noyt weghgenomen
|
|||||||||||||||
ÿ
U
V
O
|
|||||||||||||||
z
:• >
ba
-o
|
|||||||||||||||
J5
O c
|
|||||||||||||||
3
'-Ã. |
|||||||||||||||
èýý|ëýëî ufiz Xz ö?ðòçè }ø>ä\
|
|||||||||||||||
ш
|
||||||||||||||||||||
DON LOUIS
DE VARGAS,
|
||||||||||||||||||||
,Uö«
|
||||||||||||||||||||
of
|
||||||||||||||||||||
Edelmoedige Wraek,
TREUR SP EL.
Gejpeeb op d'Amflerdamfche Schowppburgk
's- " ,;'■".
Hor. lib. 3 Carm. Ode 2.
Rar o antecedenten*fieleftum
Deßrmtpedepcena claudo. |
||||||||||||||||||||
/Л
|
||||||||||||||||||||
. t' A M T È R D A M,
Bv \wbLeßaili<\ Boekvcrkooper op de Middeldara, naaftde .' * Vismarkt, in't jaar 1668. |
||||||||||||||||||||
Uw-
|
||||||||||||||||||||
M Y N H E E R
D E E. HE E R
BARTHOLOMEUS
|
|||||||||||||||||
REA EL
|
';i
|
||||||||||||||||
[.ij.'
|
|||||||||||||||||
,1
|
|||||||||||||||||
RECHTSGELEERDE,
|
|||||||||||||||||
I ИШ '. '
|
|||||||||||||||||
'Il.V.'jl JA !
|
|||||||||||||||||
Y.N HEER,
Ik brengrendelijk, Don Louis de Var-
gas ten voorfchijn in Nederduitze vaer- lèn, eértijts in twee delen, door Don Pe- dro de Calderon, ten Spaenfèn Toonele gevoert, die ik hier t'za&nen heb gevoeght, daer uit la- tende wat,mijns: bedunkens, önnatuerlijk fcheen,behou~ dende en bydoende wat my gevoegelijker daght met onze driften over een te komen. Of ik daer mede nu behoorlijk gehandelt heby'lactik andere oordeelen , die skundiger zijn, en naeuwqr kennis van zaeken hebben, om 't onderfcheyt te maeken ; voor my ik trachte m'aer . * z het
|
|||||||||||||||||
het op 't befte mogelijk na ons Toneel te voegen , om
d'oogen der aenfchouwers door de werking der Bedrij- vers, en hunne veranderingen in hartstoghten, te verlu- ftigen : of, om beter te zeggen/t is tot het oude, niet tot het nieuwe Toneel geichikt geweeft. Konft- noch vlieg- werken zullen hier niet in gezien werden , wijl alles zon- der tovery toegaet, mijne Speelders menfchen, en geen Goden en vertoonen. Ik heb den gemeenen zwier maer gevolgt, en fomtijts den rijt, met vermaek, hier in ge- fleten, met weinig hoop van eenige eer daer door te verdienen, en vaft voornemen my noch minder den lof of de verachting daer van aen 't hart te laeten gaen^ want recht uit gezeit: Dat Momusfchimp, de bereit lach.
De kerk-uilfcbreeusv, de neuswijs fmaek, Als 't minfte u maer behaegen mach, /Acht ik mijn moeite ruim betaelt. Ã' En voor de reft: 1
'k Heb myaen tijt noch aen Toneeboet niet gebonden ,
D*Aelouden deden bet gelijk %yft toen "perflondem Ik volg hun nootdwang niet, maer yoeg my na den tijt t Die, na den eifcb der %aeky meefigeen bepaling lijdt. Men moet door Spel het oog, en d'oorent\amenflrelen, Oft le%en brengt %po y>eelyermaek aen als het /pelen. Op de hoop dan mijn Heer , dat U E. van dit gevoelen
zult zijn , of anders mijne misflagen ten goede nemen, > heb
|
|||||
**
|
|||||
heb ik my verftout, om Ш E. dit Treurfpel toe te eige-
nen; niet om U E. laftigh te vallen^met verzoek van het te befchermen , 't zou te zwaeren en moeilijken werk zijn, daer, zo 't met vechten te doen was, de wapenen van Achilles of ^Eneas wel toe van noden waren: want ik ben verzekert, dat fchoon U E. beleeftheit zulks ^1 aen nam, 't zou , om dat daer vry veel in der daet op te zeg- gen valt, onmogelijk zijn; behalven dat zich dagelijks zo veel nieuwe geeften laten hooren, die elk na zijn gevoe- len d'een dit en d'ander dat, op het rijm, woorden , ftel- ling, en de ipelding van ieder Dichter weten te vinden; want of het doorgaens by de oude en befte Poëten on- zer eeuw zo gebruikt wert, 't kan echter niet by haer ge- vonden , noch in haer harflenen goet gekeurt werden ; doch ik laet, als gezegt, my niet veel aen die letterzif- ters en hairklovers gelegen zijn. Het docht my genoeg, dat ik my te verftaen gaf, dies heb ik over veel dingen heen geflapt, die men wel wat nauwer hadt können in acht nemen : zo dat ik, mijn Heer , niet heb te bidden als om verfchooning, dat ik met U E. naem dees onvol- maekte vaerflen ciere , als een kiene erkentenis van mijn genegen hart t'uwaerts , dat garen zijn dankbaerheit voor deze verkeerde en Hechte gift, zou te kennen ge- ven; en niet in mijn gedachten had gekomen , ten waer. ik UE. groote liefde tot d'ed'le Poèzy altijdthad be- keurt. Dies wil ik niet twijfelen, mijn Heer, of UE. zult me-
de met een gunftig oordeel dezen Don Louis de Vargas ,*3 ont^
|
||||
ontfangen, die , na länge als balling gezworven te heb-i
ben, endlijk zijn vyanden doet te gronde gaen; en, door Edelmoedige Wraek^'eer van zijn ongelukkig Huis hér-; ftelt ziet: terwijl ik, fchoon de tijdt my voor een wijl II E. aengenaemen omgang doet mifïen, U E. welvaert wenfche, en in alle ootmoédigheit blij ve - . |
||||||||||||
,*fc
|
||||||||||||
MYN HEER,
|
||||||||||||
Ц E.
|
||||||||||||
Verplichtevriendt m dienaer
d: h e yn кі
|
||||||||||||
In Amfterdam den ïx van
JLoumaendt) 1668, |
||||||||||||
KORT
|
||||||||||||
KORT INHOUT.
I " '
DEn dapp'ren Vargas ftrijt bier moedig Door ÙØ eer -,
By <4et Ùï Daders hooft onfchuldig afgeflagen. Zijn %ufter neemtDergif'in noot, op ùï begeer* Dies voerdt de^eanhoop hem om 't uiterfle te wagen j Tot hy ah Balling/ø'ft ; en, na Deel tegenjpoet, ZijnDaderlandt beDrijdt, en eigen waeklpoldoet.\\<\ |
|||||
BED R Y-
|
|||||
BE D R Y V ER S.
|
|||||||||||||
Alfonfo, Koning in Kaftilien.
Don Zttèro Pela'és, Marquis. Don Julian., zijn Zoon. Don Beltran de Vargas, Slot-voogt. Don Louis de Vargas, zijn Zoon. Lizandra de Vargas, zijn Dochter. _ ' > Lizandras Staet-jufiers.
Leonora,} J
Don Garzeran, vrindt van Louis.
Don Maria de Lttxan, verliefde op Louis.
Theodora, haer Staet-juffer.
Pedro Alonzo, haer Dienaer.
Lorenzo, Hopman der Lijfwagt. f :_
Finéo, Julians Edelman.
, Guar in, dienaer van Louis. ■■( _.,
Leonardo,") c. .,
..... > Struikrovers. ,■-. , -
Valerto, f
Deurwaerder in't Hof. 7
1. £ Lijfrvagten^ des ^ - ,
Staetjongen, j °
|
|||||||||||||
'v i
|
|||||||||||||
Voorts gevolg van
|
|||||||||||||
Hof/loet,
Soldaten, en Struikrovers. |
|||||||||||||
Het Spel /peelt in en buiten Madrid, hooft-ftadt in Kaftilien.
|
|||||||||||||
DON
|
|||||||||||||
s
|
||||
Don LOUIS DE VARGAS,
O Á
Edelmoedige Wraek.
EER S T E BE D R Y F.
Koning van binnen, twee Moren in Spaenßhe kleding vluchtende,
werden van zijn Lijfwaght vervolgt. Erraet • mijn lijfwaght, op • dat zy het leven derven.
Vervloekte fchelmen, 'k fweer by d'hemel, gy zuk fterven,
Al vlöodt gy fneldcr als de tomeloze windt. ÚåÜãàï de Vargas. .".*",
O Hemel» die de deugt en trouwheyt zo bemindt,
Kan d'ontrouw dan in 't hart der brave Kaftiljanen . Plaets vinden, die zo lang getrouw (als onderdanen Hun pligt vereyft•). ten dienft ftaeg leefden voor hun Heer* O flappen arm! vergeefs voert gy dit zijdtgeweer i . Gy leert mijn ouderdom ên mijne fwakheit kennen.
Wat ftoute handt derft zich op 's konings boefem fchennen J Wat ftaetzucht fteekt hem düs verradelijk na 't hart ²- 't Vervloekte ftael leyt hier gevallen, en daec wardt Een brief van my beooght, de tekens van dees boze En goddeloze daat, van deze zinneloze > Jen Don Suèro de Pelaès > anders ,'Aetp -'; ':'1-•'"'.'■•■■ ■
Zijn zoon Don Julian. .; ; . ' ■
Hoe zal ik dit verftaen ?
Die daedlijk noch zo fchelms den Koning dacht t'ontlijven, Derft die aen den Marquis en Grave hier noch fchrijven, Daer fchuilt wat vreemts, mijn pligt aen zijne Majefteit, A '■',' Ver-
|
||||
a DON LOUIS DE VARGÄ S,
Vèrpligt my dat ik zoek wat hier verborgen leit.
Den Hemel my behoê i hét zijn onmooglijkheden Ayataffchreef dit zelfden Koning van Tolede. Hoe zouden Ridders van zo hecrehjken ftaet Befluyten met den Moor zulk gruwelijk verraed ? Ja 't blijkt hier klacr, Wijl al dees lettren het bewijzen. Zy zijn meyneedig, agh! het fchijnt mijn haren rijzen \ Van fchrik voor 't fchellemftuk, ondankbre, zeg hoe derft
Gy uwen Vorft, diens naem voor eeuwig niet en fterft, En ftaeg regtvaerdig door zijn goetheyt wert verheven, Zo onregtvaerdig en zo godloos ftaen na 't leven ? Den Marquis en den Gracf, is 't mooglijk, zouden die Dit fnood' verraed beftaen ? 'k geloof't niet fchoon ik 't zie, O neen! 'k geloof het niet en wil het nimmer denken, Nog door vermoeden d'éer van deze Heren krenken; Dies... Maer ik zie daer komt hy zelfs heel onverwagr. Ik zal, dat hy my niet als vyandt houdt verdagt, ! Maer als een vriendt erkent, hem d'inhoud openbaren*- *
, Su'êro de Pelaës. ,
„ TT71 At loopt men in de zee der ftaetzuèht al gevaren ,;
„ W De fchipbreuk dreygr ons reets, den aeriflagh is bekent. „ 'k Vrees, dat de vrees des doots, de Moren in het ent „ Noch zal doen zeggen dat wy hadden voorgenomen „ Met vorft Ayataf. Maer ik zié den Slotvoogt korrién >•' „ Ik veins, de veinzery brengrveinzérs tot hun wit: '• Mijn heer Beltran die fchijnt ontftelt, wat 's d'oorzaek ? Be/t. Dit,
Wijl 't opfehrift acn u houdt* kunt gy licht d'oorzaek lezen,- s
En geven d'antwoort zelf, 'k fta niet bekent in deze. S»er. Aen Don Suéro de Velaës, anders Aen
Zijn zoon Donlu/ian. - „ O hemel i 't is gedaen.
Wat fchelmen hebben ons dit moodt verraet befchoren ?: Eelt.
|
||||
OF EDELMOEDIGE f RAEK. $
■ Bett. Zie voorts, Ayätafzelfde Koning van de Moren,
Zijn onderteekening, twee fchelmen hebben hier Zo daedlijk deze pook, en dat vervloekt papier, Te fwaer door het gewicht van misdaet, laten vallen. Des konings lijfwagt volgt hun fpoedig met hun allen, Zy vluchten fnel vooruyt, ik vind dit, en ik zie l Het opfchrift van den brief aen u te zijn, aen wie Ik die ook overgeef, ver van u te betijgen. , Ik ben een Pitias in vrindfchap, en in 't fwijgen Een fteen, betrouwt mijn woort, ik ga hier meede heen. , Suër. 'k Bidt toeft wat Don Beltran, hoe! laet gy my alleen,
In zulk een fwaren zaek, het ftrekt mijn eer tot fchanden. Dat gy de blijken van 't verraet my laet in handen, Schijnt hier te zeggen dat ik den verrader ben. Eelt. Den hemel wil zulks noyt gedogen Heer, ik ken
Zo fnoden menfch niet, die ik zo barbaers zou houden, 'k Laet ftaen dan u, daer op de Vorft hem ftaeg betrouden. Suër. Dit zijn van mijn geluk mijn vyanden ten hoof,
Die 's Konings hart, door nijt, en haet, met wangeloof Bedekt opvullen, om my uyt zijn gunft te ftot§n. Schrijft my den Moor i heb ik iets met den Moor befloten ? Ha wrede flangen, die bloetdorffigh ónder fchijn - Van hoofs gebloemt, verbloemt, en dekt ü hels fenijn j En ftrekt de nijt een drank om d'eere te vergiften. Ik zal het opfchrift van dit fnootft van alle fchriften Bewaren, om daer aen te denken. Nijt, u juk Is hier; en Gunft, hier is den toom van u geluk; . Zo blijft de hoogmoet mijns gedagten ftaegh begraven. Mijn heer Beltran, Natuer heeft u met zo veel gaven Zo rijk begaeft, gelijk u breyn met hoog verftant, Gy ziet hier hoe't bedrochhaer netten om myfpandt, ; En wijl gy zijt mijn vrindt gelijk ik ook ben d'uwe, Zo neem dit ftael, en dit papier daer elk voor gruwe > Dat dit nu by u blijf tot ftraffe in mijne fmart, A 2 Op
|
||||
4 DON LOUIS DE VARGAS,
Op dat mijn trouw in u gedacht doorlüghtigh wardt.
Belt. Marquis, 'k beloof u, dat al wat in mijne machten
Bcftaet, is tot uw dienft, wilt vanxiw zijde trachten Te doen gelijk als ik, en oefhen deugt en trouw , Die in den vorft Alfons een hemels beelt aenfchouw, Wiens doel de deugden zijn als goet en ook rechtvaerdigh. Een Koning dubble lof in ons gedachten waerdigh. Dit doende zullen wy een engel teelen, daer Men anders monfters voedt van twedracht vol gevaer. binnen* Suer. Wie quam zoo onverwacht een ftorremwindt in d'orcn,
In 't midden van zijn ruft. Wat doen ik ? 'k ben verloren, 't Verraet is hier ondekt, 'k wil u, o hinderpael! O opfchrift! oorzaek van mijn onluk, t'enemael Vcrfcheuren, wijl dat ik uw woorden giftig vinde, Elk letter is een flang, die my zoekt te verflinde. 'k Heb in dees ramp geen trooft zo my de lift verlaet, Te meerder, zo Beltran zijn mont het minft ontgaet. Want geen Efeftjons en zijnder als voor dezen, Noch ik kan voor mijn deel geen Alexander wezen. Wat 's dit' hoe ben ik zo blohartigh in mijn hart ? - Daer 't nootlot maer door hart ftaeg overwonnen wardt»
Die wijs is, moet 't geluk hem onderdanigh maken, Zo kan men eyndlijk tot zijn wit en voorneem raken: Gelukt my dit bedroch, zo houde ik lijf en eer.: De lift, in tijt van noot, is 't allerbeft geweer* j Koning. Lorenzo. ²è³³ëï. j *
Lor. T"\E wraekluft van ons volk, zo heftigh aengedreven,
X^/ßracht, in een oogenblik,de fchelmen om het leven»
Kon. O hemel • wiü ik maer d'aenleyder in dees daet, Die zo bloetdorftigh dreygdt ons Koninkrijk en Staet.
Lor. Zy, die van ons bezet, gelijk vol wanhoop ftreden,; Die zach mèn daaldlijk, zo door d'afgekapce ledeii Verandert, en ontdaen, dat naulijks wiert gemerkt. Hec
|
||||
OF EDELMOEDI GE WRA E K. 5
Het Moren waren.
Suer. „ Zo, nu vindt ik my gefterkt
j, In mijn bedroghj het geit den Slotvoogt nu zijn leven.
Kon. Marquis mijn vrindt, gy zijt allenigh maer gebleven
Die niet bewuft zijt van het voorval flus gefchiedt. 'k Was in mijn kamer, daer dë zorg van 't Rijxgebiedt My hieldt belet, wiens deur ik dagt bewaert te wezen Door Kaftiljaenfe trouw, by d'ouden hoog geprezen, Wanneer ik na my toe twee fchelmen onverwacht Zag nadren, met de pook in handen, 'k roep en tracht Hun weer te bieden", als op deze ftemgemchten, Mijn lijfwagt toefchiet, tot mijn hulp; de moorders vluchten Verbaeft, en denken 't lijf te bergen vol van fchrik. Zy volgen hun ter plaets daerz' in een ogenblik Door 't volk vermorzelt zijn,, diens wraekluft fcheen te branden. Bemerk of dit verraet geen ftraf eyft van ons handen. Suer. Wien is het die de Vorft de ftraf beletten kan.
Kon. D'handdaders ken ik niet, dat is daér d'oorzaek van.
Suer. 't Is mooglijk zo gy wilt.
Kon. Spreek, wilt ons niet verfwijgen-, •
Suer. In zulk een zwaren zaek hier iemant te betygen
Valt zwaer, ik voel mijn hart geheel daer in ontruft. Kon. Zo zijt gy, na ik hoor, van dit verraet bewuft,
En tracht hier noch voor ons te veinzen u gedachten, Spreek, of men zal u zelf voor den verrader achten. Suer. De Slotvoogtsborft die zal u alles beft ontleen.
Kon. Wat zegt gy ?
Suer. , Dat Beltran de Vargas, Heer, wel een
Mijns befte vrinden is,maer 'khoud my vry gefproken,
Daer 't 's Konings leven geit is vrintfchaps wet gebroken! Kon. Hoe! ftaet hy na ons lijf? men breng hem. ftrax voor my.
Suer. Mijn Vorft wat tracht gy....
Kon. 'k Wil die fno verradery
Op 't fchriklijkft ftraffen eer ik fpijs of drank wil nutter*.
A } . . " Suer.
|
||||
€ DON.LOUIS DE VARGAS,
Suer. Zo moet het gaen, zal ik mijn cygen lijf befchutten.
Kon. Is 't mooglijk Beltran een verrader is, wanneer
Ik hem mijn lijf, mijn kroon, mijn rijk betrouw, en eer, Als zijnde een Atlas van mijn Staet zo hoog gezegcnt, Het fchijnt onmogelijk dat ons hier nu bejegent, Doch Staetzücht groeit doorgunft, die's menfchen hart verrukt Door ydle hoop, die vaak door 's hemels wil niet lukt. Beltran gevangen, Lorenzo en gevolg van Lijfwachten.
HOe handelt men my dus, is dit u Slotvoogt eeren ?
Zijn Majefteyt. Bel. En wel ? Lor. Mijn Heer,'t is zijn bcgeeren.
Bel. Zie toe gy fchelmen, ziet dat gy u niet Vertaft,
Kent men my langer niet.
Kon. Beltran, het is mijn laft. En weeft zo toornig noch zo trots niet meer in 't fpreeken,
Noch tracht in mijn gezicht mijn hoog gezagh te breeken.
Hy is mijn hoonder zelf die mijne dienaers hoont.
Bel. Ik heb zijn Majefteit geftaag mijn plicht betoont. Kon. Bezoek hem overal, men zal het daadlijk weeten, Of men u ontrouw of getrouw zal mogen heeten.
Bel. Nd merk ik 't fchelmftuk eerft, Suè'ro heeft uyt haet Mijn vroomheit hier belaagt; maer d'hemel, die het quaet
Van't goede fcheyd', die kent my vry en zonder vlecken,
En zal de werrelt haeft mijn onfchuld doen ondecken.
De zuyvre waerheit, die altijt zo godlijk fchecn,
Straelt als de helle zon door alle nevels heen.,
j Lijfw. Ik vinde een blote pook hier aen een lint gebonden » En daer is een papier.
Bel Verraders onderwonden Hun altijt eygen fchult op anders nek te laên.
Kon. Geef hier dien brief, laet zien. Bel. Ik zal, maer Heer, zeg aen Suë-
|
|||||
.: \У
|
|||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. ?
Suè'ro dat hy u daer af het opfchrift geve,
Kon. 'k Werd' door vermoeden reets tot toorn en wraek gedreven.
Bel. Schoon deze by mijn borft gehuysveft zijn door my,
Die my befchuldigen. Het opfchrift kent my vry, - . Want zy als vondelings van fno begeerlijkheden
Geteelt, voor mijne deur geleit zijn zonder reden, * Daer d'edelmoedigheit my dreef, dat ik haer noch Als vriendt dees plaetze gaf, niet denkend' aen 't bedroch &
Zy vremde kind'ren zijn ondankbaer nu in (langen Verandert, fteecken my dus nae het hart, en prangen : - - Mijn trouwe ziel met fmart, maer 't fchäet niet, want ik ben?
Verzeekert dat ik wel haer fchellemze oudrcn ken. Suer. Beltran, gy zoekt vergeefs zijn Majefteit te payen,
En door grondloze reen u woorden om te drayen, Dees briefen pook by u gevonden, melden klaer • ' D'hanthavers-van 't verraet, en dat gy zijtverraêr,. Gelijk u zoon Louis, aen wie dit is gefchreven- Bel. Marquis gy weet het beft, dat d'hemel 't u vergeve;
Suer. De waerheyt toondt her nackt, gy Vader hebt een zoon.
Bel. Zo doet gy mede als ik- Nu ftaeik hier ten toon :
Als een verrader, maer heel anders zou het wezen > I: Indien men 't opfchrift als den brief hadt mogen lezen. Kon. Het is genoegh daer van, wat zoekt men mijn gedulc
Te tergen^daer dit blad gemygt u fnode fchult. - Bel. Ik beilgetrouw.; ш. Kon. 't Is weL, men zal der u na lonen.
Bel. 't En is niet wel, mijn eer, om dees verraêr, te honen.
Suer. 't Is een verrader die't laet blijken door zijn daên.
Bel. Gy zeght heel Wel Marquis, en hebt het regt geraên.
Kon. Quam groter hoógmoet in een menfch my'oyt te voren;
Suer. „ Mijn voorneem gaet nae wenfeh.
•Kon, Nu lees den brief, laet horen;
Suer. DoOrlugte Vader, die d'almagtige Profeet
Met zijnen zoon verhef,'k zend Ши dienß ger eet y
"■' "■■ •'- twee |
|||
« DON LOUIS DE .VARGAS,'
Twee trouwe Hopliên, om den aenßagh nu te wagen,
Die volgens ons ver dr ach hun moedigh zullen dragen, Op dat den wreêtiran, na wenfch eens raek van kant, Ons leger leitgereet, om u t-ot onderflant Te dienen. UWahomet verzeekert ons airede Kafliljens kroon: die ubewaer op onze bede. . Gegeven in ons Rijk ter halver maendt van Maert, K_s4yataf koning van Toledo. Kon. Hoe befwaert
. Dit fchellemftuk mijn hart. Wie zou dit oyt geloven ?
Kan de verradery een Chriften zo beroven. Van eer en trouw, kan die by zulk een Edelman Plaets vinden, dat hy draegh de naem van een tiran, ■.,.. Dat hy zijn Vorft vermoort, en 't Koninkrijk verkope.' - Het kan niet zijn. Maer neen! d'ondankbre die verlope . л ■ Hun zelven dikmael, en betrachten niets van ver.> Hy zoekt door hoogmoet, als een andren Lucifer Zo trots, zijn maeker hier geheel tot niette maken, Maer 't paft oiis voor ons Rijk en ons gemeent te waken,.| ..•'..' Dies zal hy onze ftrafgevoelen. Breng hem ѵооя; • д u Gevangen in het Hof. . :;' \ . Bel. Mijn Heer,'kbidt laet eenwoort...
Kon. Sluyt toe dien mont daer uyt die valsheit is gerezen.
Be/. Onnozelhcit en trouw mijn rechters können wezen.
Kon. Hoe fchelm ■ wanneer u fchuldt u zelven.overtuygt.
Bel. Ik ben onfchuldigh,- maer mijn ziel, die willigh buygt
Om hier zo onbevlekt van 't lighaem af te fcheyden, Zal den verrader voor gerechter recht verbeyden;. Hy is de.ftem van 't quaet'dat voor ivoren ftuyt., •.-.; .Vf Ik maer de nagalm van Suè'ros boos geluyt, :.<■,.
Aen welk ik antwoort geef, acht gy de ftem onfchuldigh,
Zo ftrafde naegälm vry, ik draeg mijn lot geduldigh. Belt. bin. Suer. Hy zoekt zich zelven noch t'ontfchüldigèn door my.
Kon, Marquis, gy hebt mijn gunft) dat hyzjjnjitrafFöly. ,..
■":;';■ Unaém
|
||||
OF EÖfcL MOEDIGE: tRAEK, >
Ó naem werdt grooter nu de zijne gaet verloren, ^' :"; . •,
Die als een Phenix uyt zijn afle wert herboren. Suer. 'k Blijf dankbaer voor de gunft die my de Vorft betoont. - ■'
Kon. Gy Graaf gaet na de plaetz daer dees trouwloze woont,
Doorzoek het al op 't naeuwft,- want dees verraderyen In 't aüerminfte nu geen uytflel können lyen. Zijn goet zy al verbeurt door wettelijke ftraf: En neem zijn doghter en dienftboden, ofz.' hier af Iets wiften, dadelijk uyt onzen naem gevangen. lul. 'k Volvoer zijn.Majefteyts begeeren met verlangen.
Kon. En ook met ftrcngigheyt op 't alleronverzienft.
Marquis mijn leven ben ik fchuldig aenu dienft, ••" Volhardt daer in,ik ga, gy zult mijn gunft bemerken. ê<ò,òðѵî³%Ûï. Suer. Nu is het nodig dees verradery te fterken,- .
Terwijl den Slotvoogt al de fchuld is opgeleit f Te meer, nu iemant van de minfte zeekerheit; > Bewuft is, hoe wy met den Moor dit onderwondenj.'} ) Gy, houdt u of ghy hadt een twedeh brief gevonden By zijn papieren, dat zijn zaek noch vuylder wardt. lul. Dit geeft hem voor gewis de dootfteek in het hart. -
Suer. Toont die den Vorft, om hem tot meerder toorn te wecken,
Zo kan men ons verraedt door fchijn op't beft bedecken, Het moet daer nu mee deur, hoe dat de kans ook leyt. lul. Zulk herelijk bedrog is loutre fchranderheyt.
Suer. Kan ik dit werk door Kft na mijne wens bedis'len,
Zal haeft u naem van Graaf in Majeftéyt verwis'len. JS/f«.
Guarin Leonora tegen komende, wijl Lizandra bezig
zithaeroptetoyen, Leon. ^"7 Yt wellekom Guarin.
Guar. / j Ik fpreek u wel daer na ,r
Nu heb ik aenMevrouw te Ipreken.
Lern. -. 'kBiddeufta; En wagt wat: want- zy is noch bezig haer te kleden.
B Zy
|
||||
³î DON tOqiS DEiVARGAS,
Zy heeftualgehoorc. ;³}ë* ì³.èѵ:; . "j'-U
Liz. Guarin,'t is buyten reden
Dat men u wagten doet. komt binnen, nadert vry. - -
Gaar. Ik kus.u handt Mevrouw. ;Ä
Liz. U komft vervrolijkt my:
Komt mijn heer broeder niet? K. u; -,•;":
Guar. Mevrouw heeft niet te vrezen - Hy's overwinnaer.
Liz. En wanneer zal doch hier wezen Zijn inkomft in Madrid? ■-■>: é >• j..:;:;: ^: 7 Ã Ëè
Guar. . Pees middag nog, verzehr ,»/": Met d'eedlen Garzeran, een dapper oorlogsbelt,
Dien d'Aragonze Vorft dees krijgstogt dorft betrouwe.
Liz. Ben ik al wel gebult, zeg Leoneor ? ■ - ÷ •{ |, f. „ù & Leon. , ØѣÙ - '-Mevrouw© Ù iib*v>É$v, '.•'
Zo wél, dat die u ziet werdt door uw'oog gewont. ..^:•,•;^l,
Guar. Hoe is het met mijn heer den Slotvoogt ? i ••■*$ Liz. < _,....: ■;, Noehgezonf f*y.i
En meelt ten hoof- daer hy door 's konings gasnft verheven;
Noyt tijt vind' om zich zelf te buys wat ruft te geven. -I . \
Guar, 't Was beeter dan voor hem hy zo veelgunft niét hadt.! , v v Liz. Houd'my den Ipiegel daer. gy hebt het wel gevat i -.';•- V Mijn vader is te ondt'oïrt zo veel-lafl: te dragen.' :l ■; è \
Ci\l . .Rbzellaverbaeß. '.'.■, ,ë r '..- ü
^^AyTEvroawtack.'achjMévroüw.l :; igt a ■■:■ f ; ; 7, .^
Liz. jLVJl '. Hoe nu iwaer toe dit klagen? Wat is 'ergaensT " " !
Röz.- ,■ Eymy! ; i: Liz. Wat maekt u das onitéle* - * Y % "'■ ■• ■..-.
JLoz. MenheefconsgaleryertVjOörhofmetgewelt ü.',4 ,%tää
Bezet, wijl 't krijgsvolk vaft ter poorten1 inneètïagem-: '■ ' .'
Liz. Hoe, met gewapêndlvolk ons huys hier dus t'omringen t ,ë ■r Dat lijdt ons eet niet: geef mydadeiijbeen fwaerc.:
|
||||
OF EDELMOEDIG E WRAIK.
|
|||||||||||||||
ie
|
|||||||||||||||
p
|
Iulian y Ltjfveagt en gevolgh.
|
||||||||||||||
TReed binnen en doorzoek op 'c aaeufte.
Heer bedaert. |
|||||||||||||||
Iuli.
Moz,
|
|||||||||||||||
Guar. Bemerkt mijn heer.
Juli. i il;! Ter zy: breek alles vry aen ftucken
Liza. Hoe durft gy wreeden hier d'opregtigheyt zo drucken,
'k Had' noyt gelooft een man te zien die dorft beftaen Zijn handen aen het huys van Don Beltran te flacn. Iuli. Dat ziet gy nu, ga voort.
Liz. Houdt ftant, ik zal't beletten.
Iuli. Mijn Schone, 't is vergeefs u tegen óns te zetten.
Dies bidde ik dat gy in dees hevigheyt bedaart. Mevrouw, uw Schone handt paft npyt een vinnig fwaart. Liz. Dat zy hoe't wil, vergeefs my hier toe aen te manen i
- Ik ben Lizandera de Vargas, die door tranen Zich niet kan helpen > maer door edelmoedigheit: In wie dat deugt en moet gelijk befloten leit. Daerom heer Graef begin niet verder my te honen. Wijk met uw volk te rugh, of 'k fweer u, 'k zal betonen Hoe dat men hier dit huys moet eeren, ga ontzie Het vry, of kent gy nu heer Vargas niet, 't is die Kaftiljens kroon verftrekt een Iazon door zijn daden, Weet gy wel dat zijn naem geviert wert met genaden. De ftomme fteénen zelf gemygen d'agtbaerheit Die hy hier waerdig voert tot eer der Majefteit. Dies keert vry weder, of gedoog dat ik, gedreven Door edle moet, ons huys verdadig met mijn leven. lul. Ga voort mijn Schone, want ik zie dat in uw haet
U fchoonheit meerdert, alsdefchonedageraet Komt fchittren op deri daeuw van vars ontloken rozen , Zo fchijnt zy in ons oogh veel fchoonder nogh te blozen. Zo ook uw tianen, die als zuyver kriftalijn Langs uwe wangen door uw lonken zielen zijn B 2
|
|||||||||||||||
Die
|
|||||||||||||||
Щ D O N L OU IS -.DE VA RG.A S,
Die können door het oogh des minnaers henen dringen
Tot in de ziel, en die tot min en liefde dwingen : En fchoon de korfelheit een weynig dit ontfiert, XX fchoonheit wert van my, gelijk voor heen, gcviert. Liz,. De tijdt die lijdt het niet om u gevley te lijden,
Dies is 't vergeefs, mijn eer die moet hier tegen ftrijden. Ga met voorzigtigheit, en ziet wat dat gy doet, ' Dat u gevolg vertrek, of 'k fweer u, 'k zal dien floet , Verhuyzen doen, eer zy het zelven zullen denken. Juli. Mevrouw, men komt hier niet om u gefag te krenken j
Maer om de gruwel van een fnö verradery T'ontdecken, dat het Rijk tot zeekerheitgedy. Liz,. Hoe.' dit 's een grondt van trouw waer op men zig betrouden.
De naem van Vargas kan het al in vrede houden. Juli. De naem van Vargas is al doodt, zijn hoogmoét al
Gebroken, nu hy komt als een verraer ten val. Liz. Wie dat zulks zeit hy liegt, zijn trouw getuygt zijn leven.
Juli. Ik volg mijn laft, Mevrouw, wilt gy hier tcgenftreven ?
Liz. Lijdt dan den Koning dat zijn eer-dus werdt gekrenkt.
Juli. 't Is zelf zij nMajefteit die hem met regt verdenkt,
En die my laft gaf, dat ik tot de minfte hoeken Uws huys, het alles zou doorzien en wel doorzoeken j • En u en uw gezind' verzeekren door dees wagt, Waer dat ik hoop (fchoon gy mijn liefd' ftaeg hebt veragt,) .'■ƒ Dat ik u noch door dwang zal leeren my te minnen. Liz. Mijn Vader dus betigt, wat ftaet my te beginnen i
Juli. Als een verrader.
Liz. Swijg vervloekte tong, en fpreek
Niet verder; want de trouw in Vargas daden bleek
Zo lang hy adem fchiep. Zijn dienft en zo veel jaren Aen 't Rijk met zorg bcfteet, getuygen zijne haren, 't Zijn logens die de nijt uyt haet dus valslijk digt. Juli. 't Zy dat het waerheit zy, of logen, 't blijft mijn pligt
Dqs Konings wil en laft zo daadlijk uyt te yoeren. .....' One-
|
||||
OF EDELMOEDIGE f RÄEK. 13
Ontfchuldig my Mevrouw, en wilt u niet beroeren *i I
Ik ben genootzaekt om hier alles té doorzien* nz%U Treedt binnen mannen, voort. .j , -,< т, ' Liz. O hemel 1 kan 't gefchiên ? ,1
Ik geve u dan verlof. Werdt in dees ongelucken . -
My toegelatenhier mijn droef heyt uytte drucken :,n 7 'è Door bittre tranenylaet dan mijn bedroeftgetraêncïl Uin ,.' Van mijne wangen na om hoog voor zielen gaen; / Op dat Kaftiljen nu in deze pijn beoge Dat ik de doot zoek, nu mijn zuchten niet meer mogen. Mijn vader dus als een verrader heel berooft Van eer en ftaet, neen! neen! het kan niet zijn, gelooft ': v,,. \ ■ Hy is getrouw : helaes! Guarin, ach! mijn vriendinnen, 21Q. Mijn vader een verraêr, ach i 't gaet my aen de zinnen. Guar. De zon niet klaerder als zijn trouw ед onfchult is. j 1, $
Liz. Ik houd' mijn vader reets verloren, 't gaet gewis,
Die fchutheer van mijn eêr kan my niet meer bewaren.. j' . 1
Aclu wift mijn broeder ons onlukkig wedervaren. *.!:
Kon iemant hem in tijts waerfchuwen in dees zaek ,- й \
Guar, 'k Verfteek my onder 't volk, op dat ik buvten raek,
En hem het al ondek. / »-«! Liz. Ga henen, wik ufpoeden^
O hemel! keer de ramp mijns vaders doch ten goeden.
lul. Breng haer in deze zael. ' ;
1 Lijftv. Dees plaets geeft uden Graef
Tot een gevangenis.
Liz. Ik dank hem voor die gaef,
'Die my een graf verftrekt nu ik de doot niet vreze.
lul. 'k Hoop dat ik na mijn wens nu haeft vernoegt zal weze.
Liz. O fnood' geval! wat 's dit ?
lul. Ik heb de brieven van
Den Moor hier by gedaen; het ga dan zo het kan.
a Lijfw. Mevrouw treed' binnen.
Liz. Hoe! dus zonder mijne maegden."
B 3 lul.
|
||||
14 DO № t Ö U I S D E VA RG AS,
lul. Het is den Koning zelf diens wil het zo behaegdeii, • • ;■ '■■ -'■ lf ■
Dat elk alleen zou zijn, op dat men hunne fchult Tebeeteronderzoek. '.*■•! p :Ц:\<Уі Liz,. ',',■ O hemel! geef gedult.
lul. Vergeefs en vruchteloos is hier uitegcnftreven.
Liz. Gy tracht na 't geen ik niet vèrlaet als met mijn leven:
Want ikal ftervend', zelf in fpijt van't wreet geval, De naem van Vargas noch onfterflijk maken zal. binnen. ,, , .'-. , Koning. Suéro. Lorenzo.
Kon. ï*7' O heeft hy dan voor u in 't minfte niet beleden.
Lor. ^vDat hyonfchuldigh is, daer blijft hy by met eden. Dat briefen pook by hem gevonden, met veel fchijn
Van misdaet, blijken zelf van zijne ónfchult zijn,
Dat zijnen Adeldom noyt vlek had van gebreken,
En wenft een ogenblik zijn Majefteit te fpreken.
Kon. 't Is op den Adeldom, en trouw, vergeefs geroemt, Nu 't fchelmftuk, als den dagh zo klaer, met recht hem doemt.
Lor. Hy zegt, dat den Marquis en Graef, die hem betichten > "Zelfs de verraders zijn die dir. verraet nu dichten &
En eyft een weynigh tijt dat hy 't bewijzen mag.
Suer. Indien zijn Majefteit 't vér-raet niét recht en zag, Dat hy gerechtigheit nae eys ten vollen plege,
En met de waerheyt al dees zaken ovérwege;
Op dat ons aadlijk huys dooreen verrader niet
Gefchonden leef: hy merk de boosheit diehy ziet j ï '
En onderzoek, en ftraf op 't fcherpft: dit is mijn bede.
Kon. Marquis, ik ben voldaen van uw' getrouwighede, Uw' liefde, tot ons dienft, verplicht ons meer en meer.
Suer. Dat ik u voeten kus. - - - - ; <- - -•>' ■ Kon. Staet op met roem en eer. Gy wagt den Graef, ommeer bewijs hier door 't erlangen*
Z?r. Daerkomthy. Kon: Wel, hoe is 't? |
||||
O F E T> EL MO E P X G E; W R A EK.
|
|||||||||||||||
Щ
|
|||||||||||||||
!іЖ*ѢѴШІ> T-'Mi
|
|||||||||||||||
Julian.
|
|||||||||||||||
lul. Lizandra is gevangen,
'k Heb de geboden laft van zijne MajefteiÉ
In als volvoert, en breiig hief nadei noch 't befcheit In brieven die'kdaervondt..',!■.■■.y.' ;' ' ,. : , v: .;
Kon. G eef hier, gy, wilt die lezen. Lor. Dees, nae ik zie, zal van den Moórfchen koning wezen.
Hy keß.:,;...
•: ■ 'kZal ons grootmogentheyt, doorur»\grootachtbaarheên•■■?. » і En hulp haefl zien vermeert.
Kon. ' Hier is *èr nóch al een, |
|||||||||||||||
' '
|
|||||||||||||||
GeteeckentBenaludt; - MtmpMi
Suer. .';.- ••',.;:. , Wat wil men meer bewijzen. Kon. Wie leeft 'er die niét zou yOor zulk een fchelmftuk yzen. Verzuym поуРiijt die u totroetn verfirecken zah ;. ;-'!.■; ' . !
^0 rijßToledo_doorderKaßiljAnenfvali> ЬйЩ
Be brenger dezes zal' н nader openbare : ;. . \ * ц
Wat dat ons meening U., DatxMahomet uJpareLn 4 ü m ■, ïbh.:,:
Suer. Is't mogcEjk mijn Heers; dat'gy^ hiei ;nietvoor,fehnkt; :■: Lor. Hetis.methemgedaeniizijnimisjdabtoverwiktii; ;! Dees zijn al mede van den Koning van Tolede.
- ,.,л \.x. Staet^pngettf . u .. . j« . 1U Hj ,*r ^
Den dapprenDon Louis de Vargas die noch heden' .>; " k %
Als overwinnaer praeldtin-t harnas vol van moet, Die zoekt nu d'eêr dat hy u Majefteit begroet» \A Kon. „ O fchelm! derft gy u noch hier voor onze ogen tonen.
k Verwacht hem. 'kSweermettzalzijn misdaet niet verfchonen*
Maer doenhem zieft,hoé meïi-gerechtigh ftraffen kan. Suer. Mijn hoon geen uytftei lijdt. ,;,:' uö ' " Ken. Men oordeel d'onzodan ,
Wy willen dabden Graaf hem voort iäl tegentrecke,
'■ƒ .-■ Én
|
|||||||||||||||
х6 -І) O ti LÖ%J ÏS DE: vЩ 6 AS*
En dat men hem de ramp zijns vaders niet ontdecke
Voor wy hem fpreken, ga.
Suer. Van zijn gevangenis Zijn weyriige bewuft. ;•' / '■■
Kon. •' ' 'i : Des hemels ftraf komt wis, Zy wil dees Nemrot op de werrelt niet gedogen.
Wat zegt Lorénzo nu? <'•"
Kon. Indien ik met mijne ogen
Dit zelf niet hadtgezien, ik hadt het niet gelooft.
Kon. Hy effen dan die fchult ten kofte van zijn hooft. |
|||||||||
binnen.
|
|||||||||
(, 'Louis. Garzeranengevolgh.
HEer Garzcran, ik zal u nu haeft doen beogen,- '* ' J
Wat dat de Vorften van Kaftiljen hier vermogen, Daer voor u ziet gy op het koninklijk Pateys: ' Щ Ю Garz,. Een fchoon gezigt, waer-'in de bouwkunft leeft na eyfch. Lou. Een ftoet van HerenJeomt uyt 's Körtings hbf ons tegen'," r My dunkt ik hoor alreê hoe 't volk met lof en zegen \ Ons welkomt, ja hoe waerdt den Koning zelf ons fchat. Hoe dat mij n Vader met 'zijn i na'rnren my .omvati »■- - " En ik my nederwerp.volfoli|dtfch'aprvopr zijn voeten, ' f ' Wat luk die zulke vreugde' en dankbaerheit gemoeten. Guar in.
ZO hy van 't ongeluk noch niet bewuft en is,
Zo valt hy zëe'kerlijkin 's. Kóniings hegrerïis. Ik zal hem naderen en «lies openbaren. Maer zagt, daer komt den Graéf.- i ; 2 ! > . ui a : jfia ' ' ,' •■■■'.■/■ - • Kn u ; ' ï'iii;■: . :,iJ ,-.
■ ■•■ ■ ■:■' ■ •'•• ■ ■' - й fm ѵ"Щ%'if 1 • ^'j\.''"-<:'.'. ■' ui ■ .i.I :. -J.iir: Den hemel wil ufpare-П' Doorlugte Don Louis, 'k ben d'eerfte om zo mijn deel Te hebben aen uw eer'. '■'- Lou. , ... У.л Heer Graef, ik warde teveel - |
|||||||||
.....-?.
|
|||||||||
Ver-
|
|||||||||
OF ED, EL MO E Ï I GE W RA EK. 13»
Verplicht, nu mydees eer komt van uw handt te voren. ; \ ^ ä
Guar. MijnHeer... lul. , 't Is mijn geluk» • r.
Lou. Dees was een fchrik der Moren,
Erken hem als my zelf, die 't alles overwon. i ì • . 1.
lul. Wy zijn veel fchuldig aen de dienft van Arragon.
Guar.^ Hy wil my niet verftaen, en acht noch vvoort noch teken. v. Gy loopt nauwe doot, mijn Heer,'k bidt,hoor my fpreken. Lou. Hoe raeft gy, zijtgy dol' Guar. In't minft'niet, Lou. • ë •ft.--»'/?-!'* Heer,ikïeef , ,^,
In u befcherm, als dees die 'k u nu overgeef, ? " q C)
Hy was in d'oorlog lang een van mijn trouwfte vrinden.
lul. Gy zult my tot zijn dienft gelijk tot d'uwe vinden. Garz. U dienaer is verplicht door dees beleefde reen. u _.., lul. De naem van vrindtjzyu, en hem, met rny gemeen. Guar. Mijn Heer, ik bidt. Lou. Ik zeg, gydwaes wilt voort vertrekken,
Guar. Ik vind' de middel niet om 't onluk hem t'ontdekken. .. * »
'k Ben hopeloos, en vrees 't zal flecht met hem vergaen.
Zv treden na het hof.
Koning,
Lou. Daer komt den Koning aen,
Heer Garzeran, de. Vorft die komt ons zelf ontmoeten.
Doorluchte Majefteit, ik offer voor uw voeten : Een overwonnen heir, vermeeftert, tot hun fchandt, Tot heil des Rijx, van uw onoverwonnen handt, i . Hoe! gaet de Vorft! wil hy 't gehoor my niet vergunnen ï.., j Kon. Wy weten alwat dat gy ons zoudt zeggen kunne n. . // Lou. 'k Bid, luyfter na uw roem, mijn Vorft, want gulk-cen dae£sj
Van overwinning, geen ftilfwijgen toe en laet. Ik keer niet vruchteloos, maer wel met laurebladen. - Kon. Uw woorden, Don Louis, zijn meerder als uw daden. C Lou,
|
||||
ïB DO N L OU IS D É V ARGAS;
Zo». Mijn^aden groter als mijn woorden zijn geweeft.
Dat tuygt mijn dappren arm door 's vyants macht gevreeft. Kon. 'k Geloof't, en weet hoe ver dat men u mag betrouwen,
■ Maer blijf een weynig hier, om zelven aen te fchouwen
De fchone fpiegel die menu hier tonen zal, :: Die, fchoon hy niet zó klaer als glas is, óf kriftal, U egter daedlijk aen uw ogen hier zal tonen, Hoe dat men fchelmen en verraders hoordt te lonen. Ъіп. Wert Don hehr an onthalß vertoont.
Zou. Den Hemel mybehoed'.1
Carz. Hy valt geheel verdooft
Op d'aerde neder, acht i hy fchijnt van zin berooft:
Wat droevig treurtoneel befchouw ik met mijne ogen. Lou. O pijn' o dood',! ó helt kan d'hemel dit gedogen.
Carz. Hou moedt,'t is vruchteloos dätgy hier tranetiftöit. h ■"."'
Men wreek2igmanlïjk,daethetweetienkornttekort; : Zo». Mijn liefd'heeft d'overhand, mijn ziel moet zig bereyen
Tot lijden, in dees pijn vermoogt gy wel te fchreyen. O ogen ftort vty nat, laet zulks door ichaemte niet: Als maer zo véél gëzigt aén ü noch overfehiet, Dat ik my fpiegel in dees fpiegel. Edelmoedigh Doorlugtig glas, wie brak ? wie verfden u zo bloedig ? Wie was 't die u zo wreet en èuvelmoedig fchon ? Het was den Koning,-die reets oyerjang begon Zig zelfte {piég'-feh in uw deugden опЬефгокегп -; ' V Nu heeft,hy door *de nïjt ^epärftiuw glas gebroken 'f ЩІ® Op dat ik my niet meer irru befpieg'len zou. Beminde glas, hoe dmktgy dus mijn ziel met rouw? Nu zal, nu zal uw' glans my nimmermeer beifchijnen r Wiemaekteriü!éeeslïjjftvan bloedigerobijnen ; ■ Щ'i Zóys'lij'k,totriiijnïeet. aédswreethéytis nïet<iöör ;l "<:i
Verradery geteel t, o neen»'zy komt te voor - -
Uyt nootlots ftraf, door vals en nijdige höoffe flangen»' '■ Och i waert gy in de zae! des Konings niet gehangen > |
||||
O.F EDELMO'BDI G £ W R A E K.
Ik had met reen voor u een beter lot gehoopt, , Het kriftalijne glas het grootfte prijkel loopt |
|||||||||||
m
|
|||||||||||
\ j -. *
|
|||||||||||
In Konings zalen, om op 't onverwägtft te breken,
O hemel! gun dat ik my van dees daet mag wreken. Guar. Mijn Heren, 'k bid' u vlugt, al 't Hof is op de been
Omutevangen. Lou. Swijg zinloze zonder reen:
Nu d'eer zo weynig geit by een vervloekten Koning x
Staet in de doodt alleen de befte dienftbeloning. ,•:,» u '-..-'■■■■ ■ ">' ,,' t ' >~ . / \ ■■■■■■ , f J 'J ? ."<,-'; !i;i "/u;,''': '• "'
Suer o. Julian en Gevolr,. , ,,
Suer. VT Eem hem gevangen.
Louü. І.ЛІ Dus ik my gevangen geef.
Garz. Zo lang een druppel bloet getuygt dat ik noch leef,
Blijfikuby, en zal u nimmermeer begeven. : Mm ;/ .;.ul
Louü. Schep moedt heer Garzeran, het koft hun alle't leveti. lul. Wat groter tegenftant! /;> :.i Louü. Belaegde vroomheyt ftrijt.
Met regt nu voor mij n cér, die zo onfchuldig lijt, vechtende Un,
'-••■: " . 10 ■■■,:, '■■ ■'■',, , - ;.-\ TWEE DE BE DR Y F.
Louis. Garzeran. Guarin engevolgh boven op een Slot.
Suer o. Iulian. Finéo en gevolg beneden. Suer. TYEftorm den toren, doet het al ter neder rücken;
Louis. JDU voorneem, fnodenfehêlm, en zalu nietgelucken. ■'&W£
lul. Dat zult gy haeft bezien.
Garz. Verrader, klim maer op.
Suer. Verdelgt het tot de grönt, : ;ь Ц . :;,, >н?
Louis. s , . f . .: i ifc kneu-ze 11 al deökoj*»':■';';Ш.
Zogy inuwbefluythartnekkigblijftj'kzaltönen»Й • > na
Wat dat mijn moedt vermag. ;• i
M. 'k Bid', wilt ü zelf verfchöuen:
|
|||||||||||
; Uw Ylugt onmooglijk is.
|
|||||||||||
so DON L O ü I S D E VAR GAS,
Louis. « Zo denk dat het u geit.
luL Daer zijn reets eenige van d*onze neêrgevelt:
Hy 's onverwinnelijk, ik moet zijn vroomheyt prijzen. Louis. Ik zal u door dees hant, lafhartige, bewijzen ,
Dat nu mijn vroomheyt, hoe belaegt, voor u niet wijkt. Suer. Hy moet van ftael zijn dat zijn moet noch niet befwijkt,
Daer zo veel krijgsliên hem van overal befpringen. Louis. WaerisheerGarzeran? •
Guar. , Die zal 't beneden dwingen > üó
Daer hy de poort gelijk een dapp'ren Cid bewaert.
Suer. Men fteek de brant daer in, 'k wil niet men iemant fpaert.
Beklim de daken voort: het zalder al voor kleven. lul. Men dwingt door hongers noot hun haeft tot overgeven.
Louis. Vaer voort, want d'onfchult die befchermt ons inde noot.
Suer. Gy zult, door ons bezet, in 't kort een wrede doot
Ellendigh proeven. h; :frv* ; . *
Louis. Laet dit puyn my vry bedekken,
De ftenen zullen eer my tot mijn voetfel ftrekken, ■-,.'.
Eer ik my oyergeef. . >:\.-:-:. (-:-.'ãË<- /--/.-«r'?*•••: r. '.
lul. „ Mijn Heer, om he m in 't n et
„ Te krijgen, dat men vèyris als of men daedlijk.met 'T
„ Het meefte^olk vertrok, en weynige gebleven , „ Die zullen hem haeft moét van uyt te vallen geven , „ Wanneer een hinderlaeg gèfcholeh achtet 't flo't ,, Hem liehtlijk overvalt." [j i > ' ■<■:Üѵã³Øܳ٠itnï y~"rJ Ì#Ú Suer. 't Gevalt my, geef | gebodr. ;. ÷ f.. .'•■•■ '
Louis. Volvoer uw wil, en laet uw fchelinftük varder blijken. . : ;
Guar. Mijn Heer, hun volk begint^J^tiae ik zie, te wijken.
Suer. Verraêr, de Koning zal u dvfaes å,äÜѳ^ÜåÄöó t - '/->•;•.■ 7 -, ; '
Wel ftraffen nae verdienft, gy raejet hier zo nietjiiy t /' , > \ Men houd' het flotrontom bezet aen alle ftfejcea^; r
Den honger zal hem haeft doen om genadefrnéjéefl. Louis. Ik,j^et de doodt zelfs op, wat ding is my te qiïaet ?
Suer, Die valt te wreedt en ftraf. s?i V'..:?,; liyk
'Äòé. ■ t 0 ■■■• Louis.
|
|||
O F E DE LM O E DIGE. WRAEK. Ù
Lotus. Noch wreder is't verraet,
Dat u tot onderftant verftrekt om my te moorden.
Suer. Tot uw gerechte ftraf, onnut zijn al dees woorden,
Vergeefs bedekt gy zo uw vaders fnoodt misdrijf, < t 't Was nutter voor u zelf te bidden om u lijf: Want 't is niet mogelijk zijn onfchult te bewijzen. Louis. Hy zelf zal 't doen, wanneer hy uyt zijn graf zal rijzen,
Als d'Ónfchult, en de Trouw, en de Regtvaerdigheyt, Elkophetmeeft zijn'zaek voor't hemels recht bepleyt, Om zo uw fchelms verraedt aen 't Hof bekent te maken. Suer. Datmen van alle zy dit flot doe fcharp bewaken,!, _
Ik wil ook dat terftont op lijfftraf overal ;<
Verkondigt wert, men hier geen toevoer brengen zal.
Dèna UHaria. Pedro Alonzo. Theodora.
.ITO . '-:.■':- ' . - .; r1'- - ' ':' ■ : f)(J ² :'Vil Ï ': .' ! L
Ted. 't TS veylig; wy zijn by den toren al gekomen. ■ \ / ƒ. i
XMaer zulk een vreemden zaek te hebben voorgenomen,
Mevrouw, my dunkt 't is een gevarélijk beftuyt.
Marf 't Doet niet Alonzo,om dees. Edelman hier uyt. : % \# Te helpen, die met recht Van elk is te beklagen, v \
Zou ik, zo 't Aodig was, noch meerder derven wagen >; y v: >
Mijn edelmoedige medogentheyt tot die -
Verdrukten, wil dat ik hem haeft in vryheyt zie. ' --"
Ted. Wat is uw voorneem dan i ■: .. .ë³- ;:;ü '\ •::. ø Mar. 'k Wil een vérlosfter ftrecken
Van Don Louis, en hem uyt dees gevang'nis trecken.
Ted. Mevrouw, zo gy dat doet, uw leven loopt gevaer. Mar. Nu hy, mijn ziel bezit, agt ik dees zaek niet fwaer: 'k Wil, om die my verwon, mijn leven graeg verliezen. t \ ,,
Ted. Wat zegt gy-? .■;.-..;; ,./, ..,-? .;.- . \ ■■■' ,-.-. ■, Mar. \ Dat4k DonpLouis met recht verkieze>
Dat ik zijn vroórnheyt minne, en niet vergeefs en agt.
Ted. Ik bidt, denk aen de roem van uw, beroemt geflagt. Mar. Dat zal door deze daet noch heerelijker rijzen. |
||||
гг DON LOUIS D E V A R G A S,
Nu op dit voorval ik mijn hulp hem zal bewijzen.
Ped. Nu Don Louis als een verrader werdt gehaet, Verftrekt uw onderftant den Koning een verraedt :
Dies ziec wat datgy doet. Mevrouw, der Vorften armen
Die reyken ver, wie zou u voor zijn ftraf befcharmen.
'k Spreek waerheyt, want al ben ik een geringen man,
'k Bemin akijt de deugt.
Mar. Die volg ik waer ik kan. Ped. AI was mijn Vader maer een wever in zijn leven >
Oprecht te zijn, is my tot erfdeel na gebleven.
Mar. Om dat ik u vertrouw Alonzo, heb ik nu Dit voorgenomen.
Ped. Wel, mijn leven is voor u ; Mevrouw, ik zal waer dat ik kan u dienft betonen. „
Mar. En ik zal uwe dienft en trouwheyt wel belonen. Ped. Wy zijn by 't kerkportael. ч ' Mar. 't Is wel, men decke voort
Dees ingang. Mäer wat's dat ? ik heb gerügt gehoort,
'k Meen dat daer iemant komt. - b ' - \
Ped. Verberg u, wilt niet fchromeri,
Op dat wyzien, ofvrindtof vyant nad'ren komen.
Mar. Hef op de plank. - Ped. ; Ik zal: wat werkt de liefd' hier al.
Mar. Kom fterf met my, tot dat ik weer verrijzen zal.
n ••:!;:, Zygaenweêrinde gr oh
Louis. Garzeran. Guarin. .j , ,,
Louis. y £ Yt gygequetft mijn Vrindt?
Garz. J_^i - Zo als ik hier beneden
De poort verweerde, en wy als hopeloze ftreden, . ■
Trof my een werpfpies van ter zijden onverwagt, _ , '; ~ Juyft onder 't wapen in mijn heup, doch na men agc
De wonde is buyten nopt, en zal haeft zijn genezen. Louis. Dat ftelt my weer geruft. '; ■•' a "c; -;/'- ";; ■'■- '• -
"■'■>• . ■< J Garz. .
|
|||
O F E.D E t MO EDIGE W R A E K. *3
Garz. rr : • Mijn vrindt heeft niet te vrezen»
Lou. Zijt gy gewondt Guarin ? wat dekt'-gy met uw handt.
Guar. Mijn holle maeg, mijn Heer, die toept vaft moordt en brandt -T Ik derf nauw fpreken om mijn darmen niet te ftoren, Mijn hooft wert yl, 4an komt rny dir, dan dat te voren. Daer weer aen, d'aerdt beweegt en fcheurt zig van elkaêrv • \ Och! Santé Jago, och i behoedt my voor 't gevaer. Lou. Wat ziet gy ? fpreek, wat is 't i wat toont zig voor uw ogertï Guar. Wel hondert geeften, 'k hoor ze fpreken, ongelogen. LOU. Gyräeft. "-^ Skj-; : b.
Guar. O neen! mijn Heer.
Lou. 't Waer nutter dat gy fweegt.
Guar. Zit daer, hoe gins die plank zig meer en meer beweegt.
Lou. Ik zie 't.
Guar. Men wil ons hier al levendig begraven,
Och! mögt ik nu voor 't laetft 't benaeude hart eens laven.
Lou. Swijgt,gy lafhartige. Garz. Wat zal hier noch gefchiên ?
Lou. Al was het hels gefpook, 'k zal't onder d'ogen zien.
Maria y Pedrt, Teodora, ^Ш degnot.
Guar. ТГЧ Aer komt alreers eert"geeft die ons aen twee zal kappen.
Garz. \^J Den hemel ons behoed'. •
Lou. Wie komt met ftille ftappen
Ons nad'ren* hy houftant. vermits mijn dapp're handt I
Dit gladde "ftaelfwaeyt,dat wanneer mijntoren brandt r
Voor eene ftraèl verftrekt.
Guar. Hier helpt noch ftael noch vechten , Met paternofters is nu meerder uyt te regten.
Lou. Wie zijt gy > ïprëek, dieons dus ftout genaken derft. Mar. Ik ben eert ziel die in uw börft veel doden fterft. Lou. Hoe is mijn boezem dan uw vagevier? Mar. Met vre zen Hoop ik mijn ruft. • :
Lou.
|
||||
Щ D O N LOUIS D E V AKG AS,
Lou.. - ' Gy rhoogt dan ziel of lichaem wezen \
Houdt ftandt; want nadert gy, ik rijg 'er 't lemmer door.
Mar. 'k Zal, dapp'ren Don Louis.
Lou. Wat hebt gy met ons voor?!/
Mar. Dat zult gy ftrak bezien, wilt hier het toortsligt reyken.
Leu. Wat zien wy, hemel.' .
Mar. Van opregte liefde een teyken. ,»
Verwonder u niet eens, o braven helt, ik ben
Verpligt u dienft te doen, nu ik uw vroomheyt ken. Lou. Wie zijt gy dan ? wat dreef u herwaerts hier ter ftede.
Mar. Indien gy 't weten wilt, zo hoort na mijne reden. '
Doorlugte Don Louis, ik bén de dochter van Een adelijk geflagt in deze (ladt, zulx kan Ons huys door fchilden aen gewelfféls, poort, en muren, Te kennen geven dié zelf d'eèüwighcyt verduren, 'k Maek ü mijn adeldom bekent, niet wie ik ben ; . .-. Want een die aad'lijk is, en regt zijn zelven ken , Wanneer hy wel doet, houdt voor eerft zijn naem verfwegen. 'k Heb in mijn venfter, niet heel ver van hier gelegen, De ftraffe wreetheycvan het onbedagte graeuw Gezien, hoé gy u ze%omfingeiren in 't naeuw) Noch wift te redden door uw grote dapperheden, Die als befchermers vóór uw leven eerlijk ftreden j Totgy dees ftcrkte tot uw wijkplaets eynd'lijk vondt. De Minnegodt hadt nu mijn boezem al gewondt, En riedt my dat ik om de liefde u hulp moeft bieden. .] , ■ Dies heb ik tot begin dit wonder doen gefchieden, Dat ik van mijn huys af, mét deze die gy ziet, Door deze nare grot geraekt ben onbefpiet. , ; Zijn kennis hielp ons voort, dees ouden lang ervaren ?:; // ,. j
Die wift dat deés fpdonk voot meer als honderrjaren t. u Gemaektwas, uyt een wrok van outs op een geflagt. :
Wy hebben 't vorder met ons graven hier gebragt, Om u een veyl'ge pas tot vryheyt weer te geven, ' Geniet
|
||||
O F E DÈ t M O 1 D I GË w* RA E K. Щ
Geniet dan dit geluk tot berging van uw leven,
En zegenpraelt zo van den Koning, die zo wree't *
Bloetdorftig, ftraf, en frioodt, genóÉën dienft vergeet;
Die u t'onregt vervolgt, om zijne wraek te koëlëri i
En opgehitft door nijt, u wil zijn ftraf doen voelen.
Gelegentheyt en tijt zijn beydë uw hëyl en nut.
Befchut u zelven, nu mijn liefde u hier bëfchüt>
En oordeel dan ofiku niet te regt beminne. i
'k Zoek uw verlies, op hoop van uw daer door té winnc
Mijn liefde is adelijk, en kuyfeh> die niet en zoekt
Als uw verloffing, en met reen uw ramp vervloekt.
Nu weet gy Vargas, wat u hier in ftaet te achten,
Betragt, en overdenk nu, by u zelf, de krachten
Der liefde, niet t'ontvliên, veel min te wederftaen.
En vraeg my vorder niet, neem mid'lerwijl dit-aen,
Een kiene gift om 't hart een weinig te verfterken >
Zo acht ik my voldaen. Gy kondt daer na bemerken
Wat u te doen ftaet; 'k wenfch dat u den hemel luk
En zegen geef, dat u de nijt noit onderdruk.
De lauwer kroon uw hooft gelijk een Alexander,
Darius wenfch ik u in hecrlijkheit-, en kander
Iets groter komen, mijn gedacht het u reets geeft.
De wolk, waer in de tijt u nu benevelt heeft,
. Zal eens te niet gaen, als gy als een zon met ftralen
Van grootheit, en gebiedt, zult herelijker pralen, Als u den Koning kent, als u 't geluk belöórit Als overwinnaer van uw vyanden, en kroont Uw grote deucht, vaer wel. Guar. Ay laet ons hier niet blijveri
In 't donker, geef my licht, je kunt ons wel gerijven.
■Mar, O liefd'.' 'k beveel acnu 't geheymvari deze zaek.
Gaen weder in de grot.
Guar. De reuk is zeker goet, hoe kom ik aen de fmaek ?
Garz. Weergadeloze vrouw, gy doet hier meer als ftrijdeni. -. -
* D Zou.
|
||||
іб 'DON t O U I S DE VARG A S>
Lou. Dat de Romainen yry dees dapp're daedt benijden. Garz. Gy zijt aen haer veel dank en liefde fchuldig, heer. Lou. 'k Zal haer mijn vryheit wel belonen, by mijn eer. Guar. O heilig korfjen, och' ik kan niet langer toeven. Mijn Heeren, 'k bid u, kom, luft het u eens te proeven ?
Lou. Nu dat de ruft alleen maer in de doodt beftaet, Zou een onluckig menfch dan eten? neen' die raedr
Gevalt my niet, ik moet noch meerder kunnen lijden,
Eer ik ten einde raek van al dit bitter ftrijden.
Ben ik een Edelman, en adelijk befaemt ?
Heb ik dan d'eêr niet meer ? foei! 'k vind' mv zelf befchaemt.
Streng noodtlot. ach! ik bidt doorluchte ziel, die boven
't Geftarnte henen fweeft, geeft aen dees wechgefchoven
En machteloze, dat hy uw onfchuldig bloedt
Mach wreken. Hemel geef...
Garz. Ik bidt'mijn Heer, gy rrioet Geduldig zijn: de tijdt zal uwe wraek noch geven.
Lou. 't Is wel bedacht, ons eêr is waerdiger als 't leven. Garz. Mijn Heer, wat 's dit ? Lou. . Kom volg, zo ziet gy hoe ik ben. ,r<
Garz. Wat tracht gy dan te doen?
Lou. Heer Garzerari, 'k beken Mijn voorneem is wel wreedt, en fnoodt, en tigeraerdig j
Maer d'eer is my weerom wel duyzent levens waerdig:
'k Zal my noch deze nacht verloflen van veel fchandt.
Gy weet Lizandra is nu in des Graven handt y.
Dat onzen vyandt is, aen wien ik my wil wreken;
Ik zal mijn zufter zelf met deze handt doorfteken s
Dat hy haer niet met wil, of tegenwil geniet;
En in ons droevig huis noch meerder ramp gefchiet... ■ ■ ,< . ,
Al is 't dat dikmael d'eer 't gewelt kan pyerwinnen,
Zy ïs een vrouw, een vrouw is fwak en licht van zinnen.
'k Volvoer dan (doch uit noot) dit Treurfpel al te droef.
Noit wijsheit, vrouw of glas te toetfen op de proef.
|
||||
OF EDELMOEDIGE W R À E Ê. ³?
Garz. Een godloos voorneem, daer een heiden zou voor vrezen.
Louis, 't Is Chriftelijk, 'k zal een Romain in vroomheit wezen. Garz. Baibarifch vonnis, en een wreetheit noit gehoort, Dat gy uw handen fmet met eigen zuftermoordt.
Guar. Hoe Heer' waerom zou dan Mevrouw Lizandra fterven'è; Louis. Zy kan op aerden noit een beter lot verwerven. Maer fterft, om huis en eer', een erelijke doodt.
Garz. 'tIsgruwlijk,Heer. Louis. 't Is niet, ik doe't uit hoge noot.
Garz. Bemerkt...
Guar. 'k Bid' overweegt mijn Heer, en denkt.
Louis. Ik fwere
By d'hemel dat noit menfch my zal te rug doen kere. j,
Zijt gy mijn vrind ? mijn fteun en enig toeverlaet >
Garz. Om dat wy vrinden zijn geef ik u goeden raedt. Louis. Wel, wilt dan in dees zaek aen my uw hulp betonen. Garz. In mootden, daer ik u en my op 't meeft zou honen. Louis. Neem, 'k laet haer al (hoewel mijn hart daer noch voor yft) In handen van den Graef, hy zal zo wel de lijft ■ , * '
Aen ftucken breken, als de fpiegel is gebroken.
Garz. Kom moorden wy hem dan, zo werdt uw leet gewroken. Louis. Onmooglijk Vrindt; want zeg,«wie is hier doch op aerd,'" Die zich zo wel als een laf hartige bewaert ?
Garz. Wel, 'k wil u in dees daedt dan noch eenmiddel geven, Dat gy zo wreedt haer niet zult fcheiden doen van 'tlcverï'j
Maer even dodelijk.
Louis. . Waer door doch ? Garz. Doorfenijn
. Dat ftraks doet ftcrven, of men fweem, en zonder pijn.
Een groten Wijsgeer heeft my dit doen toebereiden,
Om, zo de noot my dwong, mijn ziel van 't lijf te fcheyden.
Dit is tot uwen dienft.
Louis. é 'k Heb recht op u gehoopt. • " Mijn eer', op yder uur Tariuilftél,prijkel loopt} >■ ■:'■"* »Ù
D 2 Hebt
|
||||
г% DON LOÜ I S DE V A R G A S,
Hebt gy het algereet? -. '-■
Garz, 'k Zal 't dadelijk gaen mengen.
Louis. Nu zijt gy eerft mijn vrindt.
Garz. ,i Zou d'hemel dit gehengen ?•
„ O neen, het kan niet zijn, ik voel dat mijn gemoedt
„ Getuigt, dat haer mijn lift nu voor de doodt behoedt. Louis. Wilt gy my tuflchen hoop en vrees dan laten fwerven?
Garz. Zy zal in deze nacht (indien gy wilt) noch fterven.
Louis, 'k Begeef my door dees grot dan voort na buiten toe.
Garz. Ik meê, dat ik u ftraf, en mijn beloft voldoe.
Louis. Ga voor, en licht.
Guar. Ik fchrik voor 't onrecht dat ik hoorden.
Louis. D'eer die mijn zufter moordt,zal my in 't ende ook moorden.
Alle binnen door de grot.
lulian. Fineo.
Tin. T TOe Heer i met goedigheit haer winnen, 't is maer mis,
JL JLTerwijl zy veel te trots, en te laetdunkende is. lul. De liefd' hier overftapt, ik zet mijn zelf geen baken.
Dat hier onmooglijk fchijnt zal ik haeft mpoglijk maken, Mijn gloedt zal deze nacht zijn in haer fchoot gebluft, Of'k zal haer fterven doen, zy kies dan wat haer luft. Den Koning, na ik hoor, zal na zijn ïufthof keren, Wijl ik het in Madrid zal na mijn zin regeren, |ë Daer ik in 't minft niet vrees: 'k hou Don Louis bezet,
Die vaft zijn fterfuur wacht, zo dat my niet belet. Tin. Uw grote macht zal nu zijn trotsheit haeft doen keren.
Daer komt u Vader. Su'éro. . .
Suer. Graef.
lul. Mijn Неегл wat's irw begeren?
Suer. Hebt gy yan Dön Louis iets naders woch gehoort ?
lul. Hy blijft bezet,, altijt hy raekï niet lichtiijk voort. - Suer,
|
|||
OF EDELMOE DI GE WK A E K. ap
Suer, Den hemel wil hem noch, na 't fchijnt, wat aemtocht geven,
Dat hy dus moedig zo veel ramp kan wederftreven.
Vertrekt Fineo. Zoon, nu komt de blijde dach, Fin. bin,
Waer in ik met u na den fcepter reiken mach.
Maer de voorzichtigheit die blijft u aenbevolen;
Zo blijft al wat wy doen tot noch toe wechgefcholen,
Dat is het halve werk, na nu den aenflag leit.
lul. Gy zijt voorzichtig Heer, en uw voorzichtigheit Zal my in deze zaek voor raetsman dienen können.
Suer. Men volg dan ons verraedt met moordt, als 't is begonnen. Des Konings doodt brengt ons in 't koninklijk bezit.
lul. Mijn Heer, gy bant alreê den Koning uit Madrid Na zijne lufthof toe.
Suer. De Vorft is opgetogen, En ziet zijn wijsheit door mijn liftigheit bedrogen.
Ik ben zijn ziel, en voorts in 't gantfe Rijk bemint ; -
Men eert my Koninglijk, wijl elk genoeging vindt,
En ik een ieder ftaeg op 't minnelijkft bejegen.
Een gunfteling in 't hof, ftaet groot noch kiene tegen >
Hoewel dat hy een doel voor alle tongen is.
De Koning gaet op 't landt, dies houde ik voor gewis,
Dat onzen aenflag nu op 't befte zal gelucken,
Voor vorft Ayatafs bijl zal hy dan moeten bücken;
Want hy nu krachteloos den Moor noit kan w eêrftaen,
In wiens onwinb're en hooch gevreesde halve maen >
Ik u in 't kort gelijk een zon hoop te zien rijzen,
Als wy hem na zijn wenfeh die grote dienft bewijzen.
Koning.
IS 't al tot ons vertrek nu vaerdig,heer Marquis ?
Men wacht niet als u komft, om zonder tijtverlies Dees korte reis ftrak met de Vorft te gaen beginnen. Kon.'t Is een bekende blijk uws trouwheyts,<3at uw zinnen , Staeg yvren, dat uw Vorft zijn vreugde haeft beoogt. D 3 Suer.
|
||||
3o DON LOUIS DE VARGA S,
Suer. Ik leef door u, gy 't al aen my betrouwen moogt.
Kon. Gy zult my dadelijk verzeilen op de wegen.
Stier. En dan mijn zoon, mijn Vorft ?
Kon. Door hem wacht ik de zegen j
Die zal hier in Madrid noch blijven, en dat fhoodt
Verraders hart op 't hardft vervolgen tot de doodt.
Gy zult Lizandra, die gevangen is, geleiden
Na 't luftpaleis in 't bos, daer ik haer dan zal beiden,
Op dat ik dienft en Iuft na mijne wil geniet.
lul. Grootmogendt Vorft, ik zal al dat gy my gebiet Volbrengen, eer ik weer uw byzijn zal beogen.
Kon. En wy na dienften u met eêr verheffen mogen. Rijft Graef, wy maken u Stehouder in Madrid.
Suer. Sijn Majefteit verheft zijn ootmoedt. Kon. 't Is mijn wit Getrouwe dienften ftaêg op 't heerlijkft te belonen. ч
Volg my Rijxkantzelier.
Suer. Doorluchte... Kon. 'k Zal betonen
Dat ik de trouw verhoog, gelijk ik d'ontrouw ftraf. -
Staet op.
Suer. Den hemel hoede uw kroon en fcepterftaf. bin. UWarU. Louis. Garzeran. Gmrin. -, «;
Mar. T> Emerkt doch Don Louis, nu gy my gaet begeven,
_D Voert gy het leven weg dat maer voor u wil leven. Lou. O neen Mevrouw, mijn ziel die blijft u altijt by. Mar. Uw afzijn is mijn doodt. Lou. Vertrout gy dan op my, Mijn Schone, dat ik u oit zou begeven können ?
Mar. 'k Vrees voor uw leven, Heer. Lou. 4 Geen noot, ay wilt doch gönnen Mevrouw, dat ik u laet, 't is voor een kiene tijt.
Mar. Ik bidt u dan, dat gy wel op u hoede zijt. • 1 • Lou. .
|
||||
OF EDELMOEDIGE W R A E K.
Louis. Mevrouw fiel u geruft, de ramp kan my niet raken,
Mijn ongeluk zal my genoeg onfterflijk maken ; Dies geef u maer te ruft,'k zal voor de morgenftondt Op 't langft hier weder zijn. Mar. Den hemel die vergont
Dat al u voorneem u na wenfchen mach gedyen j
Neemt uwe weg hier langs dees donkre galeryen ; Tot meerder zeekerheit, zal ik mijn volk decs naeht Doen waeken aen dees poort, wijl ik u weder wacht. Carz. Weet gy nu wie zy is ?
Louis. O ja, het is Mevrouwe
Maria de Luxan, diens Huys dat veel getrouwe
En brave dienflen aen den Koning heeft gedaeri: Dit is haer eigen hof. Carz. Mijn vrindt, gy zijt veel aen
Dees Schone fchuldig.
Louis. Meer als ik haer oyt kan geven. ;■■
Wanneer mijn wraek gelijk een Phenix zal herleven,
Zal ik haer dankbaerlijk mijn hart en ziel aenbiên. Carz,. O droeve nacht!
Louis. Zy fchrikt van mijn gelaet te zien:
Mijn eêr zal evenwel haer duifterheit niet fchromen.
Carz. O eêr-wet, al te hart.
Louis. Wy zijn by 't huis gekomen.
Carz. Is dit u huis ?
Louis. O ja, mijn waerde vrindt, dit is
Dat ongeluckig huis vol angft en droefenis.
Gy zult (zo 't uw belieft) zo lange hier noch toeveaL Tot onze wederkomft, 'k zal midlerwijl beproeven^ Of ik in 's Graven plaets kan raken door de wacht. Carz. Doet zo mijn vrindt, neem uw gelegentlieit in acht,
Op 't minfte flael gerucht zal ik voort by u wezen. Louis. Stoot aen de poort Guarin, men nader, zonder vrezen
Guar. Hou holla!
|
|||||||
3*
|
|||||||
.,, ■■
|
|||||||
x Lijf-
|
|||||||
1% DON LOUIS DE VARGAS,
% Lijfwachten voor de poort.
i Lijf. Sta, wie daer ?
Louis. Wat onbedachtzaemheit.
Guar. K ent gy den Graef niet ?
2 Lijf. Heer, tot uwen dienft bereit...
Louis. Gy zijt onfchuldigh.
Guar. Wik onfchuldige behoeden,
O hemel i
Louis. Pas wel op de deur. Guar. Wat droevigh Woeden. Gatnmdekwer.
i Lijf Bedrukte dochter ach • u onluk doet my Zeer.
2 Lijf. Ellendige, ach \ nu gek het, vrees ik, hier uwc eêr.
i Lijf. Nu zal zijn wrede ziel eens ruimen aemtocht krijgen.
2 Lijf. Tibaldo, ftil, men mögt ons horen, laet ons Twijgen.
Louis. Guarin, 't is of wy zijn in 't hol der ftaep of droom,
'k Zach ongerufter noit meer ruft, oft ftik'; dies fchroom In 't minfte niet, maer volg daer ik u zal bevryen, De wachters leggen meeft langs pkets en galeryen In diepen flaep, het fchijnt hier flapendt alles doodt, • Behalven maer mijn eêr, die waekt uit hoge noot. Guar. Dit is Mevrouws vertrek.
Louis. 'k Begin alreets te beven,
De wreetheitfiddertvoord'oprechtigheit; gefteven
Met onwinbare kracht. Wat of zy maken zal i Guar. Al mede flapen, heer?
Louis. O neen, in zulk geval,
- Zo d'eer oit kmdïg is, moet zy als Argus waken. .J
Guar. Dé deuFftaet open;
Louis. -■" :■' АІqua voorfpook in dees zaeken.
Guar. Uw zufters deugt maekt al uw voorfpook krachteloos
En ydel, tree doch irr. Louis. - Een vrouw is fwak en broos.
. Ik heb aen dees tapijt geftruikek, mijne voeten '
Getui-
|
||||
OF EDELMOEDIGE V7 RA E K. 33
Getuigen reets dat ik, om d'eer> zal vallen moeten..
Guar. Hier's licht. ;^ èûï³ãëÖöò,
Louis. Schuif op 't gordijn,
Guar. Wat aengenaem gezicht*
Louis. Maek toe, ik-héb alreè genoegen in haer plicht,
Haer ziel is wel volmaekt, maer twijffel doet my duchten Voor 't lichaem, dat het niet zal hebben können vluchten Voor 't zoet gewelt der minn', dat al te licht bevlekt: Neen z'is in deugt een zon, maer ach! hoe ras bedekt Een duiftre wolk die glans i Guar. Zy heeft hier iets gefchreven.
Louis. Ik lees den inhoud,'t zy mijn doodt dan, of mijn ²åѵåÏå .
Heer Broeder, nu 4 geval doofßr af, ons rukt van een, Door wrede jagers, die, bloetdorfiig zonder reen, Ons, uit het neß,gelijk gefaerde tortels drijven t - En onze vader, zo onßhuldig, deên ontlijven , : ' , •-; " Zo /chandig tot mijn leedt j zo bidt ik Uygedoogt Niet dat Ons d'hoogmoed' druk, en zonder eer beoogt j Want, albefihut ik die, 'k ben, echter, maer een vrouwe» Guar. Lees voort.
Louis. 'k En kan, ó brief, gy geeft my vreugde, en rouwe!
Raes ik om d'eer, de liefd' beweegt my* ach • wie heeft ,«
Gelijk in 't ongeval, dees droef heit oit beleeft ?
Kan my deze offerhandt wel tot een eer verftrecken? O neen i weg, 'k wil geen eer, kom laet ons voort vertrecken: Dat van haer fchoot, nuvry,den Grave zegeprael; Guarin, kom volg my, voort, wy wijken uit de zael. Liz. Ey my, wat 's dit ï
Louis. Voor d'eer een ftraf doch eerlijk teken.
Liz. Wie derft in mijn vertrek mijn groots gezach dus breken« -
Louis. Weeft ml, hier is geen menfch die u te hind'ren tracht. , \
Liz. Den hemel my behoedt, wat zien wy in de nacht,
Zijt gy 'c mijn broeder ? ach! mijn ziel, mijn heil, mijn leven,
Mijn laefte trooft die my ter werrelt is gebleven, 4Û " ÉË etaoi- '.V -Bc- |
||||
$4 DON £ O UI S 01 V AR GA Sp
Befchut my, door uw hulp, bef cherm decs' droeve wees: : D' -
Zijtgygezont,mijn Heer? "ë-li'il
Louis. Lizandra, 'k bid' u, vrees
Voor mijn gezoiitheit niet, ik ben in u t'aenfchouwen .w ~ \
^^ppezont, maer dat ik zag, brengt al mijn harts benouwen. ■/
"Liz. Wat zaegt gy broeder, ach»wat zeg ik broeder, neen r 'k Zeg liever vader, want dat heeft wel dabble reen.
Derft gy zo"ftout tot hier ce komen onderwinden,
Om uwe doodt of uw gevangenis te vinden,
't Is vreemt voor my, en droef, terwijl den Graef nu met v.
Wel vijftig mannen 't huys heeft over al bezet.
Lou. Ik kom met voorneem om hier dadelijk te fterven, ÷ . Ja zelf te moorden, om mijn wraek niet heel te derven;
Zo ik den fchelm gemoet, ik hem het hart affloot j
Zijn wacht en zal hem niet bevrijden Van de doodt,
Liz. Ach'broeder' broeder wilt het zekerfte doch keuren > Ik raekte u quijt, e n zou uw droeve doodt betreuren.
Lou. Gy moet mymiflen, zo gymyweêr vinden wilt > r Of anders wert uw eer, en mijne, bey gefpilt. \-³;ô ëà. *
Liz. Wat wilt gy dat ik mis, om u dan weer te winnen^ ; ç -1 .•■ .*" Ik bid u broeder, zegt? ;..?.wi
Lou. Oy't leven, ikmijh zinnen; "
Liz. Het leven! ■' - . ™.;;;ÛÃ) .\ •
Lou. Ja, ons eêr is ons wel zo veel waerdt;
Liz.' En wie beneemt het my ? ■: - ø ■■;'', ■;.;-.v'.: •>.: t >
Lou. i Zelf deer, nu zo ontaerdc. v Ö < ï '" » Liz. D'uitvoe?der, wie zal 'c zijn ?; • ■ ? 70
Lou. Ik. if •• ■;"■' <"-vi
Liz. -3 Gy, wat kan't uw raken ?,
Lou. Ik zelf] 1c heb voile macht, het zijn mijn eigen zaken;i n . Ëë.
Liz. Zo komt gy dan ommy-té moorden, na ik hoor. t .n.iX Lou. Zeg eerder dat ik komi en hier mijö-zelf vermoór.
Liz. Watis'erdanvoorfchuldt? : Lou. < — G/y moerde ftrafgedogen. . .Liz. Waerom? Ö::, r Lou,
|
||||
OF ED E LM O E DIG E W RA E & tf
Loa. Om dat ik unpitfchuldig zou beogen*
Want zo dat was, zo zou dees innerlijke fmart,
Die pijn, voor eeuwig, doen gevoelen aen mijn hart. Gy fterft onfchuldig door een godloze offerhandc i ';.-.; м \ Maer beter doodt zijn als te leven in de fchande. 'k Vondt nimmer ongeluk zo groot voor u of my, Ц .\s;> Dies wil ons eer niet dat dees wreetheit minder zy.
Ach zufter J 'k fchrik, ik kan mijn lijden niet meer dragen * Den Koning heeft het hooft van vader afgeflagen,. .,? .• Die, door den fnó Marquis, was van verraet beticht. Den Graef, die hefn in quaet noch gruw'len niet en (wicht,, > Wil uwe kuisheidt nqch met wil of dwang genieten» Hy volgt my overal, en dreigt my te doorfchieten; Denk wat ons nakende is, want blijft gy inzijn macht, Zo quetfen wy al d'eer in ofts betoemtgeflacht. En op dat zulx niet zy, zo heb ik vaft befloten Uw doodt, eer hy u, door zijn geilheit, heeft genoten, 'k Heb liever aen dit ftael nu t'orfren uwe borft,: Als dat zijn wulpsheit hier uw zuivre fchoot bemorft.. Dies zult gy ftrak dees pook of dit fenijn uit keurefi: 'k Wil liever eens,uw doodt, als ftaeg uw eer betreuren. : Liz. Is dit de reden die uw edelmoedigheit Tot hier bragt, broeder ? neen,'t is my te veelgezeit;
Gy weet wie dat ik ben, en ik zal wel betrachten Dat ik mijn eer befcherm, gy hebt noit fenandt te wachten:, De roem in óns geflacht, daer ik met moet om ftry, . s Die ftrekt my gif of ftael, eer ik door nootdwang ly:
Doch wijl gy, met dees ftraf gewapent, zijt gekomen, 'k Zal u niet vruchteloos doen keereri, en niétfehromen . д £ Te nuttigen dit nat j onnodig dat gy vreeft: ... . ШД, D'eêr is my meerder als eens fterven waerdt gewéeft.
Ik fchroom noit doodt, geef hier, geef hier, waer zijn uw zinnen? 'k Heb tegengift, ik zal de doodt zelf overwinnen. / ZfMnkt. Zie daer, ik heb gedaen, dés Koriings wrede:ftraf.
іЛ , *J ' E 2 Heel |
||||
3<J D O N t O ü I S D E V A RG A S, ;
Heel overwonnen, 'k ga gewillig na mijn graf.
De Graef en zal nu van mijn eêr niet zegepralen. 'k Heb u voldaen, gy kunt, geruft, nu adem halem. Ay my i ik voel... Guar. Zy fwijmt, en is al zonder fpraek.
Liz. Ik fterf, heer broeder, ach i 'k beveel u onze wraek.
Guar. Mijn Heer, zy is al doodt.
Louis. Hoe! fchemeren mijn ogen»
Ik weet naeuw waer ik ben, mijn zinnen zijn vervlogen.
Wat doen wy, hemel! ach • is reets die fchone zon Ontluiftert, die noch ftrak zo heerlijk ftraelde ? kon Dees wreethcit van mijn hart, zo boos en tigeraerdigh i Foei my! ik ben de naem van broeder nimmer wacrdigh , Die zich, zo gruwelijk, met zuftermoordt bevlekt, Een daedt die eeuwigh voor mijn ziel een beul verftrekt, Daer d afgront zelf voor fchrikt: 'k moet niet meer menfchlijk we- Maer wel een monfter, dat elk fchuwt met angft en vrezen, (zenj O ja, zo is het, kom, waer is het overfchot Van dien vervloekten drank, ik kies het zelve lot; '-'>■. En zal, door deze ftraf, mijn rampen en ellende,
En al mijn onluk, in een ogenblik, doen ende, Belet gy my: dat my den Graef dan vry vermoordt > Hou holla! Lijfwacht, hou! Soldaten kom toch voort. 'k Moet fterven. Guar.: Och • mijn Heer' wat wilt gy gaen beginnen l
iLijf. Wat's dat?
a Lijf. . Wat naer geroep verneem ik»
r Li/f. . •■ Gaen wy binnea. ,
zLijf. Wat zien wy, hoe gy hier? /;s .
Louis. :'..:. ; O ja, gy fchclmen, ik, ':::;; ;Л
Ik ben alhier, bedroeft, angftvalligh en vol fchrik,
Nu dat de fchone zon, die 't aertrijk met haer ftralen . Noch flus zo lichten kon, zo fchielijk quam te dalen:;
De roos, zo aengenaem, met liefelijke geur» ' ■ > , Xeit |
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. 3?
Leit nu, heel bleek, verflenft, en döots, en zonder kleur tv.
Daer zelfde liefd' wel eer' haer eygen krans mee cierde >
Die yder dagelijks, gelijk een godtheit, vierde,
En onwaerdeerlijk was, helaès! is nu niet meer.
Dies zeg vry aen den Graef, hoe dat ik, ommijneêr
Te hoeden, mijne pligt zo godloos heb gebroken:
Zeg, dat ik fterven wil; maer 'k zal niet ongewroken
Van hier verfcheiden, neen t het gaet dan hoe het gaet.
Hy wacht in 't kort, door my, het loon voor zijn verraet.
Treedt voor, Guarin.
i Lijf. Neem hem gevangen. Louis. Deze degen
Verftrekt u tot een fchilt.
Guar. Hoe loopt het luk ons tegen.' Ter hulp, heer Garzeran i
Garzeran.
Carz. Hou moet, gy hebt geen noot. Iulian. Tinte.
lul. |P\ At yder ftant hou, of hy wagt een ftrengc doodt.
Garz. .L/Men zoeke d'üitgang...
lul. Volg hun met gewelt daer binnen.
Louis. Gy moogt my doden, maer gy zult my noit verwinnen.
lul. Ik ben de Graef, dat elk met moet mijn zijde kies.
Louis. Die zocht ik hier, ik ben u vyandt Don Louis." wchtmde Ы»
DERDE B ED R У K
Iulian. Fine».
't TS vvaer, hy heeft nu, töt mijn lecdt, de vlucht genomen 5
J^Maer 'k fweer u, 'k zal eerlang dien hogen moedt betomen, En tonen, aen de Vorft, dat my geen hart gebreekt, Om 't hart te treffen, dat hem na het harte fteekt. Laet Garzeran hem vry zijn arm tot hulp acnbieden, , sQ E 3 " Het |
||||
$8 DO N LOUIS D E VA R:G A $~£
Het ga zo 't wil, zijn fttaf die zal in't kört gefchieden.
Fin. De donkerheit der nacht begunftigde hun vlucht. Lijfwachten.
1 Lijf /~\ wreetheittnoitgehoordti ; . in /
lul. V-/ ë i Maer wat wil dit gerucht ."?
2 Lijf O droevig ongeluk! .: . ;ëï
/«/. Wy zijn op nieuw verrade;
Men volg my moedig na, of vrees mijn ongenade.
Wat is'er gaens ? I Lijf Orampi : ; :b: : Vi
lul. s-rJ ■; Wat zegt gy?
i Lijf. Och! mijn Heef,
Mevrouw Lizandrai
lul. Wel... ,.U^rt.?:
i Lijf. Helaes.' zy leeft niet meer,
Gy zult in 't groot vertrek faaer dode lighaem vinden.
lul. Wie dorft dit gruwelftuk zo. godloos onderwinden ?
i Lijf. Mijn Heer, men weet het niet j alleen vermoedt men dat
Haer broeder zelf zich heeft met ideze moordt bekladt, Die flus, bedektlijk, door de fchildwacht binnen raekren, En weer weg mapten eer het meefte volk ontwaekten; ,' ë ³ Toen uw Genade hem flus volgden, daer hy vloodt.
lul. Zo zult gy 't alle dan betalen met de doodt.
i Lijf Wy zijnonfchuldig,Heer.
lul. Ik fweer, 'k zal niemant fparen.
Trouwloze ïchclmen, weg» Ü
Tin. Ay wilt u doch bedaren.
lul. Hoe i dat ik my bedaer, gy fnode J 'k wil dees uur ò³ï' Ø&' ¥*
Alleen zijn; want mijn pijn, diealsherhelfchë vuur Mijn ingewant doorknaegt, doet zelf denhemel fchricken Voor zulk een fterfiötynu ik hier alle ogenblicken Door liefde ftervend' leef, maer ach'! verdoolt gedacht, Waer vliegt gy heen ? hou ftant, hier helpt geen ydle klacht.; * -., ' • 'ä .- De
|
||||
OF E D E l M: OiE t> I ;G E W R A B K.
Defchonezon, die u verlichting plag te geven,. Slaept nu voor eeuwig, en zal nimmei; weer herleven, Hoe zeer gy tranen ftort, en droevig fteent en zugt. De doden ryzen niet op fterflijk ftemgerugt. Komt hemel, aerde, en zee, en bergen, help betreuren Mijn felle rampen, die gy heden ziet gebeuren. Waer is zy? 'k wil baer zien: men fehuif't bebloet gordijn. Is 't mooglijk, hemel ? achl kan het wel mooglijk zijn Dat zulk een wreetheit in de menfehen is te vinden,,,, : Zelf in een Broeders hart. de hel moet u verflinden; Tirannige, die hier mijn zuivre morgenftond' Maekt tot een avont; zeg, wie heeft u doch vergont Mijn helder dagligt tot een duiftre nagt te maken ? WatwreêBarbaer, zo ver als Ganges vliet kan raken, Q Gaf u dit in ? Ach lief i in als volmaekt geteeldt, 'k Liet u een hemel zelf, nu vind' ik maer een beeldt. Geeft my nu doodt, dat gy my leevendt niet woudt geven. Ontrufte zinnen, ach» waer werd' gy heen gedreveit? Gy holt heel buyten 't Cpoor. . r:,,; :: l , • : ; Lizandra ontwakende.
'••:,' ■'■'."'- Eymyi ., Hijii:'ikï;-.*jiL
lul. Wat's dit» Liz. :-r." Eymy!
lul. Ik fchrik, is "tfpook of droom ï hou lijfwagt tkommyby,
jineoy Lijfwagten.
lm. Mijn Heer, wat is üwlaft?
lul. Wie roept u weder binnen?.
Fin. Men komt op u bevel.
lul. ," ■ Helaes.» waer zijn mijn zinnen?
*Lijf. Wat wil mijn Heer yanoris?';: "
l»k\ Ik weet niet.
Liz. Ach»
lul, ."'■.. v.' .•'. Beziet
|
|||||
3?
|
|||||
4& Ö O N L OUIS DE VARGAS,'
Is hier de dode ?
i Lijf. O ja, mijn Heer. lul. Zegtgymyniet
Dat flus hacr Broeder haer het leven heeft benomen ?
i Lijf. Men weet niet anders, Heer. Fin. Ik beef, het fchy nen dromen
Liz. Mijn ftrafFe nootlot heeft my voor 't vergif gefpaert;
Maer voor een helfcher gif van ongeval bewaert.
'k Verwerp mijn tegenftant, 'k wil niet meer wederftreven.
lul. Gy zijtin 'tleven? Liz. Ja! ó ja • ik ben in 't leven; * Maer tot mijn onluk, nu my niets te hopen ftaet.
lul. Vrees niet Mevrouw, gy vindt aen my u toeverlaet. Liz. O hemel i wat ik zie l : IuL Gy ziet u zelf in d'armen Van die gy haet, hoewel hy u tracht te befeharmen;
Die gy zo giftig acht. Dies zoekt gy nu de doodt,
Gy kontze vinden, daer gy in dees hoge noot - '
Het leven vindt, dat u uw Broeder quam beroven.
Wat wonderwerk ging oyt mijn trouwe '-»liefet te boven?
Daer zelfde Doodt, die u getroffen had, voor fwicht.
Bedenk nu, of gy niet zijt aen mijn min verplicht,
Ik zag u bleek en kout door wrede ftraf verloren, "*Щ
Enyindt ulevenin mijn armen, alsherboren. - '■■.;...
Dies roept de liefd' my toe, datgy mijn eigen zijt,
Die uw befcharmer Was, die is zijn ièvèn quijt.
Gy kundt met wil mijn lief, en ik uw dienaer wezen;
Met tegenwil mijn boel: mijn.min, zo hoog gerezen,
En wil niet lyden dat ik u meer uitftel geefi <; . т i :>.' ï . .
Kies dan het beft Mevrouw, op dat-ik door u leef,
, En zonder u niet fterf. zie hoe ik nederbuigërc Г;. ï. ? ;v.-: Voor uwe voeten, wijl mijn tranen u getuigen
D'oprechte en trouwe hefd',die ik u fchoonheit draegh •,
Ik bid li anderwerf, dat het u doch behaegh ,
Dat
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRA EK. 4X
Dat gy mijn bede ftemt, op dat ik, vol genoegen,
Geftaêg mijn wille mag naer uwe wille voegen $ En ik uw Vader, en uw Broeder, tevens ftrek. Liz. Eer ik u antwoort geef, dat eerft dit volk vertrek,
Zo zal mijn bange borft wat ruymer aemtogt krygen; En ik licht' zeggen, dat ik eeuwig hoor te zwygen. Jul. 't Zy na u wil Mevrouw, ga buyten. Tineo en Lijfwachten bin.
Liz. EedleHeer
Vergun my noch, eer ik, volkomen, u begeer
Vernoeg, dat ik mijn ziel ontladen mach door d'ogen Van bitt're tranen; want 't is niet in mijn vermogen1 , Die in te kroppen, daer ik zo veel heb geleên. Ik fchrei niet dat ik u beminnen moet, ó neen! , Dat acht ik voor geluk na zo veel ongelukken, 'k Beklaeg mijn nootlot, en de rampen die my drukken, Die meerder in getal als mynehairen zijn, Daer ik voor fchrikken moet, als ik maer denk, dat mijn Doorluchte Vader, door een beul, met fchandt, moeft fneveri, Zo hoog in 's Konings gunft door ftaet en eer verheven j In Staets verrichtinge, zijn leven, raedt, en ziel, Die noit niet doen en kon, als 't geen de Vorft geviel, Gelijk een godt geacht: tot (node vleyers tongen, Als adders vol vergift, hem na het leven dongen, En ftorten 't eerlijk bloedt, om een verdicht verraet. Helaes' hoe kan ik my bedwingen in dces ftaet j En in zijn roem dees fmet gedogen buyten reden ï '.*'■' Ik, die my onlangs zag van y der aengebeden, En fteygerden, in luk en fchoonhéit, hoog geacht, Ben, als een trotfe Paeuw, die, moedig op zijn pracht, Hovaerdig aen komt treên, met uitgeipreide pennen; Maer ziet zijn voeten naeuw, of komt zich zelf te kennen, En wiflelt al zijn gloor en fierheit in verdriet. Of als een bloem die maer alleenig overfchiet, Na dat een dorre buy van gure Noortfe winden F Pen
|
||||
42 DON LOUIS DE VARGAS,
Den Hof beftormen quam, die 't fchielijk ai verflinderi,
Daer zy gelijke flach, elk uur, te wachten heeft: Zo wacht ik mee mijn lot, nu 't alles my begeeft: En ik vol rouw, als een verlaten tortel, fwerve, j Daer ik mijn Vaders trooft en Broeders hulp moet derven. Dies zoek ik d'eenzaemheit, die zelf zo eenzaefh bén Dat ik in deze ramp mijn vryheit niet en ken. lul. Mevrouw, bezadig u, en laet deez' droeve klagten,
Mijn trouwe dienft zal al uw ongeluk verzagten, Dies matig uwen druk, en droog uw tranen af. Liz. Ik zoek medogentheit, en vinde niet als ftraf,-
Want als ik door vergif mijn leven hope t'enden Vindt ik het krachteloos, het fchijnt dat my d'ellenden Onfterflijk maken, en bevryden van de doodt, ,y'A Die my haer hulp ontzeit in 't uiterft van mijn noot: ; Zy fwijgt wanneer ik roep, en vlugt als ik haar nader. Zo dat my 't los geval van 'tquade, in noch veel quader Schijnt in te wikkelen; nu alles my verlaet > Behalven 't leven dat ik fchuw en doodlijk haet. lul. Mevrouw, ay geef doch ruft aen uw ontrufte zinnen;
't Verlies dat gy beklaegt zult gy aen my weer winnen ; Ik zal uw Vader en uw Broeder t'evens zijn. Maer niet zo wreet als die, die daed'lijk noch, in fchijn Van liefde tot uw eer, uw leven zogt te roven. Wat gruw'len gaen 'er zulke onménfchlijkheên te boven « Liz.- Hy deed' het om onze eer, uit noot, en niet uit haet.
lul. Deftaetzucht dreef hem lang tot moorden en verraedt.
! Liz. Verradery is noytm Vargas bloed gebleken, ïl lul. Is 't mooglijk i kunt gy noch „voor dien verrader fpreken ?
Liz. Het bloet verbint m'er toe ; hy was my liefen waerdt. '. ■
lul. Wat bloedt? datzufters bloedt, zijn eigen bloedt, nietfpaert.
Liz. Ons nootlot heeft ons al die rampen toegedreven.
/*/. En hem zijn ftraf verfchaft; met recht verloor hy 't leven.
Liz. Eymy! onluckige, zo is mijn Broeder doodt ?■
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRA.EX 4
lul. Door 's Koriings wil, die reets voor lang zijn doodt befloot.
Liz.. Den Vader hadt geleên, moeft dan de Zoon noch lyen i Zul. Met reden; hy hadt deel aen 's Vaders fchelmeryen. Liz. Ach hemel» heeft onz'huys noch niet genoeg geleênï lul. Ik bid' u andermael, Mevrouw, geef u te vreên j En wilt aen my de handt van uwen Bruigom reiken.
Tot een oprechte blijk, en een. onfeilbaer teiken
Dat elk, voor eeuwig, aen den aêr verbonden zy.
Liz. O bitt're noot! helaés! waer toe vervoert gy my > lul. 'k Zal uw befchermheer zijn, Mevrouw hoeft niet te vrezen. Liz. Ik ftel my dan geruft, wijl 't anders niet kan wezen. Zo moogt gy dan mijn ziel als eygenaer gebiên.
lul. Staet op mijn Lief, op dat ik met geboge knien . U mijne datikbaerheit enblyfehap mach betuigen,
Terwijl mijn lauweren, voor uwe palmen, buigen.
Nu dat de liefde in ons, gelijk een Fenix, leeft;
En wederzijts aen hart en ziel vernoegen geeft.
Liz. Ik ben voor u; en zal, door u, u eigen warden. lul. Gelukkig die in trouw en liefde blijft volharden. , --> Geef my uw fchone handt.
Liz. En met die geef ik u Mijn ziel ook over Heer, dies bid ik doch, wilt nu
Uw edejmoedigheit tot mijn geruftheit tonen.
lul. Nu gy mijn hart beheert, wat twijffelt gy, mijn Schone ? - Liz. Schoon dat onmopglijk fchijnt vaek mooglijk wert gemaekt, 't Kan miflen als men van het fpoor der reden raekt.
lul. Ik neem den hemel tot getuygenis indeden, Dat ik, met hart en ziel, u eeuwig trouw 'zatWezen j
Zo niet, dat ik tot ftraf al 's werelts kicken derf;.
Ja zeg (dat niet kan zijn) door uwen Broeder fterC
Liz. Houd op, en gaet niet voort 5 want hy, die u het leven Benam, die zou aen my met een den dootfteekgeven.
Ik ben voldaen, nu gy het al op my vermoogt.
Maer wanneer werdt mijn luk, door uwe trouw, beoogt ?
■ "V F г".' ' " lul.
|
||||
44 BON LOÜI S D E VA RGA S,
lul. Zo haeft:ik 't onluk, dat ons dreigt, ben voorgekomen.
Mevrouw, de Koning heeft, door wraekzucht ingenomen»
Aen my heel ftreng belaft, dat ik u brengen zou
Hier op zijn lufthof, waer ik u niet zeker hou:
Dies moet ik hem door lift nu zoeken te bedriegen j . ;.
En, wijl zijn gramfchap duurt, hem zien in flaep te wiegen»
'k Zal zeggen, dat gy mijn gewelt ontkomen zijt.
Gy zult u midlerwijl, maer voor een kiene tijt,
Verandert van gewaet, in 't naefte dorp begeven *
Daer gy, als Koningin, van Julian zult leven •>
En ik van zorg ontlaft, u houden voor de mijn*.
Liz>. Waer gy my henen voerr, zal ik verzekert zijn. O nootlot al te wreedt» wat deelt gy my al fmarten f
lul. Gaen wy, mijn tweede ziel, voogdefle van mijn harte. Liz,. Uw overwinning {pruit uit mijne liefde niet} (». Maer uit mijn ongeval, en lijden, en verdriet.
lul. Die ben ik aen 't vergif van tiwen broeder fchuldig, Daer leefdt gy door mijn hart, dies toond' u eens geduldig.
't Is alles mijn geluk; gelukkig die in min -
Volhart als ik, die al mijn lijden overwia. • ; !і і :л u Unne».
Lottis. Guarin.
Guar. TT 7Y zijn in Iijfsgevaer, 't is tijt, Heer, te vertrekken.
Zou. W 'kWenfchinKaftiljen nu een Samfon te verftrekken, Om al mijn vyanden, al ftérvendt, met een flag ~
Te dempen j en voor al dien wreden, dien ik zag
Bemorft met vaders bloedt, dat hy zo wreet liet Ébrten-,.
Die d'oorzaek was dat ik mijn zufters leven korten, ■, Л«..
Diens leli nu verbleekt, en door een wolk bedekt,
Den blijden hemel voor een zuivre ftar verftrekt.
Behalven dat ik noch de trouwfte van mijn vrinden >
Heer Garzeran, die ik gelijk mijn zelf beminden > ~ ƒ
Moet miflen iti dees noot, die ik, zó onbedacht,
Verloor, daer hy zijn hulp my toonden deze nacht,
Guarin)
|
||||
OF EDELMOEDIGE VRAEK. 4Г
Guarin, voort, laet mijn hart niet meer in twijffel hangen,
Verneem my of hy leefdt> of doodt is, of gevangen. . Guar. Ik ga, mijn heer. Lou. Verzuim in't allerminft geen tijt. •
Guar, 'k Geloof zijn dapperheit heeft hem genoeg beyrijt. Guar. bin.
Lm. Nu is het nodig Don Louis, . . Met moet een groots befluit te kiezen;
Beween niet meer uw droef verlies, -
Gy hebt niet meer om te verliezen,. Als maer een kiene handt vol bloedt,
Daer al uw lijden meê zal enden. Op dan mijn ziel, mijn hart, fchep moedt,
Verlaet uw kerker vol ellenden. Want 't is niet mooglijk dat gy meer
(Schoon dat de noot u hier toe patften) Zoud' können leven, wijl u d'eêr Ij
Het hart doet uit den boezem barften» Ik vind, zy raedt my dat ik vlucht,
Maer waer zal ik my heen begeven , Die voor geen ftael,of fterven ducht,,.
Noch ftraf van 't fterflijk, noch voor 't leven. 't Is waer, ik heb hier met de naem
Van een verraêr verblijf genomen j . , ■ - . Dat al bekent is door de faem;
Maer moedig hart, en wilt niet (chromen г л'.. Zeg aen de werrelt (fchoon de nijt
Haer vinnig fpog al uit gaet braken) Dat gy in my gehuisveft zijt,
Om my onfterfelijk te maken.% De Vargas zal, of hem verraedt,
En lift, en ftraf, gelijk befptmgen, Noch even trots ftaen in zijn ftaet,
Op hoop van eens het ftael te wringen 1 ' . In 's vyants borft, zijn bloedt ten zoen fj ' Om
|
||||
46 DON LOUIS DE VARGAS,
Om hun gerechte wraek te bluflchcn.
Zo kan ik Vaders fchim voldoen.
Maer waer zal ik my ondertuflchen Na toe begeven, Arragon ?
Haer Koning is mijn Konings broeder : Of na den Moor, die ik verwon ?
Neen: 'k wil geen vyand tot behoeder. Den Portugees is ook een vrindt
Van uwen Vorft, die gy moet vrezen. Mijn hart, wat gy u onderwindt
Is vol gevaer, en kan niet wezen. Begeef u zelf dan tot de wraek.
Maer hoe! waer zal ik die beginnen ? Dat ik tot mijn vernoegen raek,
Daer 's niet door moedt of kracht te winnen. Dat dan de lift haer befte doet,
Nu het gewelt, niet uit kan rechten. Op dan mijn ziel, mijn hart, fchep moedt,
Gy zult den lauwer noch bevechten. Maer zacht, ik... - :, r UMaria. Theodorameileen toorts.
Mar. Don. Louis. ,
Louis. Wat aengenaem gezicht»
O goddelijke vrouwj onnodig is het licht
Aen u, die zelf zo fchoon, met uw aenlockende ogen Ons ligt, dat hart en ziel tot liefde wert bewogen. Mar. Mijn Heer, ontzegt geen hulp die u den hemel biedt, Het ligt is nodig voor die maer door liefde ziet: En fchoon het weinigh is, ik zoek u te verpligten Tot vliên, om door mijn ligt uw boejens te verligten; Op dat gy zo de ftraf, en 't dreigent ongeval Ontkomt: wijl ik u geldt en hulp befchaffen zal; y En wat ц in de noot tot onderftant kan ftrecken. ...
|
||||
OF EDELMOEDIGE W R A E K. 4.7
Louis, 'k Zeg noch Mevrouw, gy;moogt dit toortsligt vry bedecken,
■ Het ligt van uw verftant ligt met veel fchoonder fchijn,
Daer 's werrelts ligten al maer duifterheênby zijn» Mar. Genoeg daer van, men zoek het ongeluk te fluiten.
Louis. Maer laet my'eerft voor u mijn hartsgcheim ontfluiten.
Mar. De tijt en lijdt het niet. Ook heb ik reets de doodt
Uws zufters al verftaen. : Louis. Maer niet, dat ik befloot
De wraek te volgen, en geleden hoon te wreken;
Op dat de waerheit eens haar hooft weer op mach fteken, ( . En ik mijn Vyanden na wenfch te grondt doe gaen. >b mi y Ik zal een daedt, die fchier onmooglijk fchijnt, beftaen;. i En my na 't Lufthof van den Koning gaen begeven, Daer ik gelegentheit zal zoeken, om hun 't leven Te nemen, die zo wreedt als fchelms, met euvlen moedt Haer handen (metten, met het onbefmette bloedt Mijn's Vaders, 'k Zal mijn wraek door doodt en ftael bekomen, Of eerlijk (heuvelen; dit heb ik voorgenomen: Want 't is niet mooglijk meer te leven in dees ftaet. Mar. Is't ernft dan Don Louis, zo luiftert na mijn raedt. ':
Nu gy.aen my de hand als Bruigom hebt gegeven, Zo moet ik zorgen voor uw leven, als mijn leven. Niet dat ik u, mijn Lief, gerechte wraek ontra, O neen! in 'rminfte niet? ik zelf, ik volg una, En zal u in de noot een trouwe, hulp verftrecken, En waer ons kracht gebreekt, zal ons de lift bedecken 0 • • Tot dat een korte tijt, na wenfch ons üitkomft geeft. Mijn knecht, die in mijn diènft drie jaren heeft geleeft > Was eer een wever, na zijn doen zeer wel gezeten». Zo dat hy by elkeen den rijken wierd'geheten. : Sint door zijn ongeluk in arremoê geraekt, Vondtik hem trouw in als; hetgeen my moedigrriaekt, Om door mildadigheit hem vorder te verplichten Tot onzen dienft, 'k zal heni van ftonden aen berichten, |
||||
4$ DON LOUIS DE VARGAS,
Wat herri te doen zal ftaen. Hy heeft hier lang ontrent
Het luftpaleis gewoont, en is daer wel bekent, Wy zullen ons m haeft in flecht gewaedt verkleden, Ik zal zijn dochter zijn, gy u voor knecht befteden; Geef voor aen 't volk dat wy zijn t'zaem m ondertrouw, Dan zullen wy de wraek, daer op ons weefgetouw Beginnen, en in 't kort met zulk een voordeel weven, Dat al de werelt, die het hóórt, uit fchrik zal beven. Dies bidt ik u, hou moedt, het kan ons niet ontgaen, Louis. O moedige heldin < wat zal ik niet beftaen, t Nu gy my door uw raedteen hart hebt ingefproken ?. i Noch eens, 'k zal fterreven, óf zien mijn bloedt gewroken $ Zo raek ik eindtlijk eens ten einde van mijn pijn. Mar. Gy zult mijn Pedro, ik uw Theodora zijn. . Volg my, 't is vol gevaer hier langer dus te toeven.
Ik ga voorheen, en zorg voor 't geen dat wy behoeven. Gy kunt u midlerwijl verandren van gewaed'. Louis. Zó zal ik doen Mevrouw, en my in zulk een ftaet Vermommen, dat geen menfch my kent door oge of oren.
Mar. Tot flus mijn Pedro Lief. Maria binnen. Louis. Vaer Wel, mijn-uitverkoren.
O Hemel! wat een groot geluk .'
Kan noch, in zo veel ramp en druk, ij; Een Vrouw zich zo vaft binden ,
Dat zyhaer ftaet en leven waegt <; ч Om een die zy beminden.
En aen een droef verlaten Man > jj / Haer trouw, en hart en ziel opdraegt. ! lt
" Zo dit geen liefden is, en kan U , . * Men hier op-aerdt noyt liefde vinden.
O meer als goddelijke Maegt i
Zo lang het-daglicht's morgens daegt, Zal nijdt noch tijdt uw roem verflinden. |
||||
OF EDEL MO EDIGE W R A EK. 49
, ■'■■-' ■':'. <V""* jC-ï«; ■ .,■'.'-■
Lijfwacht* Louü. TT T Ie daer?
xLiifiv.W/ Houftant. _
Louü. -v Maek uw bekent.
1 Lijfiv. Ik zeg u, voort»
Geefu gevangen.
Louü. Neen, vertrouw u op mijn woort.
Ik zal u met dit ftael zo daedlijk antwoort fchaffen.
1 Lijfw. "Zo geit het u.
Louis. Hou daer, zo moet men fchelmen ftraffen,
1 Liffip. Ey my, ik heb my zelf tot deze doodt gebrogt.
Louü. En ik gelegentheit gevonden, als ik zogt,
Om des te veiliger na wenfeh van hier te raken. : 'k Zal dees onlukkige zijn aenzigt zomismaken . s м i: [ Door houw, en fteek op fteek, dat iemant hem oit kent; Dan is het nodig, eer de lijfwacht hier ontrent -.rw. My komt verraden, hem van rok en hoedt te roven, En wifs'len met de mijne; om elk te doen geloven Dat ik hier ben vermoort, ó hemel! geef my doch, Tot vordring van mijn wraek, geluk in dit bedroch. Nu is het tijt: maer ftil; ik hoor daer iemant komen. Guarin.
'kTJ Eb Garzeran vergeefs gezogt, en ben vol fchromen.
JL X Waer vinde ik nu mijn Heer ?
Louü. Het is Guarin, na 'khoor. Guar. Ik val, Sant Jago help, wat komt my hier te voor ?
Het is een dode, ja, ik ftel mijn vrees ter zyexi:,
YIs Don Louis, dit 's 't loon van zijn verraderyen.
Ik heb dit lang gedocht.
Louü. En dit is mede uw loon, . Щ Verrader. < •■ - ;/,.-•.• Ф;'.:
Guar. Help! fta by, och help! men wil my doója. >И. ЫЩ
G Louis.
|
||||
fö D ON XO^l Si Г> E !V Ä RG A 5,
Louis. Wat roept gy, fchelm ?
Guar. Öch kan ik geen gena verwerven,
Zo moet ik roepen; want ik wil al fchreeuwend fterven.
LOU. Daer fterf danj daer gy fiel. tyß*# hemmet het plat van den degen. Uu. bin.
Guar. . O armen bloet Guarin!
0 Hier vijftien, en daer vijf, dat is ruim negentien;
En, na ik voel, 't zijn meeft al dodelijke wonden. Garzeran.
IK heb mijn vrindt Louis gezogt, maer niet gevonden;
Dies voel ik my met zorgh tot in mijn ziel belaên. Guar. Den moorder keert weerom; nu is't met my gedaen. Garz. Ik vindt my hopeloos, ach • was hy maer in 't leven. Guar. Hy komt voorzeker, om my voort de reft te geven. Ik veins my doodt te zijn. \ 1 . тѣ . ;, \
Garz. Ik zie daer eenig ligt.
Hier flapen wachters, neen, 't zijn doón, bedriegt 't gezigt
My niet, zo is 't Guarin, mijn hart begint te yzen, .
O ramp ! dit 's Don Louis. r ■ ^;>;t ; :; п^ :
Guar. i• л..; ; Nu mag ik wel weer rijzen -p
't Is Garzeran, 't is vrindt. ; : . чi <;, f
Garz. O hemel! die het al.; :
Doorziet, en weet, en ftiert het wankele geval,
Ay zeg my, of hy 't is ?
Gua. . ■■. O ja, wy zijn het beide ; Want deze was mijn Heer, de doodt heeft ons gefcheide.
Garz.' Is 't mooglijk dat ik hoor ? Guar. . Kom nader, en beziet. .
Garz. Helaes! mijn vrindt.
Guar. .:- i. ,:;, Men agt de dode Grinden niet.
Garz. Wat fnbden fch&lm heeft noch, na zo veel ongelockèn ,
Dat edel leven uyttiw trouwe borft getrocken ?
Barbarifchraootlot, dat u hier zo wrevel toont,'
Hoe is het mooglijk, dat gy deèz zélf hebt gehoont ?
D: 'v . '. " Ach!
|
|||
OF E DE LM .OBD I; GE W & A EK. • 5l
Ach! waerden Vargas, die uw vyanden deed' beven, Gy fterft een Phenix, 'k hoop gy zult zo weêrherleven. Maer zeg my, hoe dien helt geraekten aen zijn ent. Guar. Wy zogten u mijn Heer, wanneer ons hier ontrent
Een troep gewapende quam fchielijk overvallen. Wy hebben ons verweert kloekhartig tegens allen. Ik heb 'er veel vermoort; mijn Heer wel viermael meer: Dan 't was vergeefs voor ons, daer hielp geen tegenweêr, Zy lieten ons voor doodt, en zijn toen voort geweken. Garz. Dat gy in 't leven zijt, trouwlozen, is een teeken
Dat gy uw Heer niet hebt geholpen na uw pligt. Ga heen, dat ik u noitweêr zie voor mijn gezigt j Of anders, 'k fweer het u, ik zal 't uw doen beklagen. Guar. En ik fweer wederom, dat al uw levens dagen
Gy, noch den Koning, my niet weder zien en zult. MijnSpaenfche ziel en lijdt geen ftraffe zonder fchuk, O neen' ik zal daerom aen yder laten blijken, Dat ik mijn beft doe om my zelf niet meer te lijken. Guar. bin. Garz. Helaes' wert dus de deugt beloont ?
Kan dit een Koning dan gedogen,: '•'■ Dat een verrader hier zo godloos voor zijn ogen De vroomheit zelf belaegt, en hoont ï
En werdt den hemel dan noch niet bewogen, Om dees te ftrafFen, daer Hun boosheit, als den dag zo klaer, Ten toon ftaet, die verwoet geen menfch op aerd' verfchoont. Wel aen, zo zal ik dan voor mijn ,
Zeer waerde, en trouwfte van mijn vrinden , Mijn pligt betonen, dat zijn ziel eens ruft mag vinden, , Bevrijt van 's werrelts zorg en pijn.
Ik zal de Vorft zijn vleyers grijns afbinden, En tonen door de tijt, Hoe dat verradery en nijt De wrede beuls van drie onfchuld'ge zielen zijn. binnen. G 2 Pedro.
|
||||
yz DON LOUIS DË VARGAS,
, "i',70 'i ܳýÜ "-- »ijf; '■";'..:::';• ' È'Ò& V - \ -, r " ' -'
Fedro. iMaria. Theodora, inandergervaedt. Fed. "\ /f Evrouw, zet u wat neer, om meerder weg te fpoeden.
Mar.j\JiZeg Theodora, op dat niemant mocht vermoeden ■Wie dat ik ben; men kon ons hier of daer befpiên.
Gy zult mijn vader zijn.
Fed. Uwwildiezalgefchiên. Mar. Vergeet gy reets uw rol, hoe zoud' in 't end' dan wezen ?
Fed. 'k Zal beter letten op mijn woorden, wilt niet vrezen, zittende. Iulian. Fineo.
FIneo, quelt my niet door uwe redenftrijdt.
Zy is wel fchoon, 't is waer; maer echter door de rijdt Zo moet de liefde doch, na het genot, eens koelen.
't Gevoelen van iets zoets verlieft men door 't gevoelen.
Fed. Och • Theodora! Mar. Wel, wat wil mijn vader? ;
Fed. ■ •" :':v.'~ •: '''-■ '■■'' Ziet
Gy niet dat ons den Graef komt nad'ren, 'k bid u, vliet.
Zijn komft: tuigt ons niet goets.
Mar. : Kan dit den hemel lijden ? Fed. Geen noot, fchep moedt, dit kleet zal u genoeg bevrijden.
lul. Raedt my niet meer, uw raedt in alles my verveeldr. Maer zeg my, zaegt gy oit wel een volmaekter beeldt ?
Wat fchoner morgenftondt, daer zulk een zon komc rijzen.
Mar. Alonzö, hadt ik macht, ik zou hem haeft bewijzen Wie dat ik ben.
Fin. Zy is de fchoonheit zelf, mijn Heer. Maerwaerom zegtgyditi
lui. Om dat ik mijn begeer Door haer vernoegen wiL"
Tin. Gy zult uw grootsheit honen: 't Is maer een flechte maecht.
lul. „ .-.,■'.,..<• -. . Maer boven alle fchonen |
||||||||
i
|
||||||||
bief-
|
||||||||
OF EDELMOEDIGE WRAEЩ
|
Я
|
|||||||||||||||||
Liefwaerdig : liefde is blindt, en zoekt ftaeg lichtenis.
Zeg my, gy ouden, wie dees jonge fchoonheit is.
Ved. Zy is mijn dochter, Heer. maer waerom dit te vragen ? lul. Waerom, om datze my in alles kan behagen. |
||||||||||||||||||
'•■'■: :■..
|
||||||||||||||||||
Ved. Kan zy behagen, zy behaeg haer man en hooft.
lul. Hoe! is zy dan getrouwt ? Ved. Voor 't allerminft belooft.
lul. Aen wie \ met wat voor een ?
Ved. Mijn Heer, met haer 's gelijken Een wevers knecht.
lul. Gaet die met zulk een Schone ftrijken, Dat voeght niet, 't is te flecht; zy geef haer min aen my:
't Is beter zy mijn boel, als zy zijn vrouwe zy.
Ved. 't Doet niet; zijn min haer eert, daer d'uw haer zou onteeren. lul. Dat zy hoe 't wil, ik volg mijn luft, 't is mijn begeren. Mijn Schone, komt, gy moet voor deez' tijdt met my gaen.
Mar. Ik bid, verfchoon my, Heer... Ved. Daer komt uw bruigom aen.
lul. Zo komt hy recht van pas, om tot getuig te ftrecken,
Hoe braef dat ik zijn hooft met horens zal bedecken.
LouU..
WAt reen zijn dit, mijn Heer ä of weet gy niet, dat dees
Mijn brait is, die voor u niet zijn kan> Mar. Ach J ik vrees: Л lul. En of ik 't wift, derft gy mijn voorneem hier beletten.
Lou. Mijn eêr en lijdt het nietj'k zal my daer tegen zetten, Zo lang ik adem heb. •
Jin. Het is Graef Julian,
|
||||||||||||||||||
Zie voor u wat gy doet.
|
•■■•
|
|||||||||||||||||
Lou. . En ik een eerlijk man.
Al ben ik flecht van ftaet, ik zal geen oneer lijden.
lul. Hoe fnodè, fpreekt gy noch l wilt gy mijn toorn niet mijden. |
||||||||||||||||||
Daer, leer uw lofle tong betomen.
|
By geeft Louis een vuißßitg.
|
|||||||||||||||||
G 3 Mar.
|
||||||||||||||||||
У4 DON LOUIS DE VARGA S,
Mar. Hemel, achi
Louis. Nu proef, wat een gehoont en moedig hart vermag.
lul. Fineo, doodt den Hel, dathy ons niet ontvliedc.
Louïs. Geen woorden, maer het ftael zal hier de mächt gebieden.
Mar. Helaes! is dit de vrugt van mijn gewenft verbondt.
Louis. Gy wijkt, tromvlozen, fta.
lul. Ay my, ik ben gewondt,
Louis, lulian, Fineo, vechtende binnen.
Mar. Is in de werelt oit onluckiger geboren ?
Ik heb mijn hulp, mijn trooft, mijn waerde Lief verloren.
Ach! Pedro,ach' watraedt'
Ted. Bedroef u niet te haeft. Zijn dapperheit is groot.
Mar. Hoe is mijn hart verbaeft. Ik beef, gelijk het loof, door angfl: en vrees gedreven.
Ted. Schep moedt Mevrouw* daer komt u Lie£, hy is in 't leven. |
|||||||||||||
Louis.
|
|||||||||||||
TP\ En hemel zy gedankt datik u weer mag zien.
|
|||||||||||||
Mar.
|
|||||||||||||
Hoe is 't gegaen, mijn Heer
Louis. Ik deed de fchelmen
En Julian en was mijn handen niet ontkomen,
Ten waer ik van ter zy had van zijn volk vernomen, Dat hem te hulpe quam op ons gemaekt gerügt. Doch meelt was ik om u, mijn waerde ziel, bedugt j Dies liet ik hun, en week daer achter d'eikcbomenj,. Om u mijn hulp te biên. . Mar. Zijt dubbel welgekomeri.
Maer hoc.' gy zijt gequetft.
Louis. . . Een weinig aen mijn arm ,
Dan 'k voel noch kragt genoeg, dat ik mijn Lief befcharm.
Mijn hart, wy moeten ons terftont van hier begeven; Want ik weet zeker, dat den Graef, door fpijt gedreven, Ons vport zal volgen doen; 'diesishet meer als tijt, |
|||||||||||||
vliên i
|
|||||||||||||
:■
|
|||||||||||||
Dat
|
|||||||||||||
OF E D E Ü M O E D I G E \V R A E K. Ù
Dat wy vertrecken •, op dat gy doch zeker zijt.»., •
Alonzo zal u tot het naefte dorp geleiden, Daergy mijn komfte met uw beide zult verbeiden: Wijl ik my by een troep verbannen Edelliên Zal voegen, (die aen my het hooftbevel aenbiên) ë Om nevens hun door roof't gebcrgt onvry te maken •■,
Op hoop van eens tot mijn gewenfte wraek te raken: En waer ik ben Mevrouw, zal ik u doen verftaen. Mar. Neen edelmoedig Heer, 'k zal beter met u gaen ;
My ftaet, in lief, en leet, een lot met u te wachten. Louis. Hoe kan dat zijn, mijn hart ? ftelt dit uit uw gedachten.
Mar. Genoeg mijn Lief, wanneer een mannelijk gewaedt <
Mijn lichaem dekt. Louis. O meer als mannelijke daedt!
Kom zien wy dan, wat luk den hemel ons wil zenden.
Mar. Ik volg u: waer gy fterft, wil ik mijn leven enden. Ú³ïïåï.
VIERDE BE DRY F. /
|
||||||
Louis, LMaria in manne kleeding, Leonardo, Valer ioy
en gevolg van ßruikrovers. Leon. T3 Eroemden Hopman, wy betrouwen u ons macht.
Louis.XJ Mijn waerde vrinden, dien ik als mijn Broedren acht > Ik, door een edle zugt van regte wraek gedreven,
Zal uw' befchermen, met mijn goet, en bloedt, en leven;
En moedig voorgaen daer de noot ons henen drijft.
Val. Van daeg is onze troep weerom op nieuw geftijft Met veertig koppen, al ftrijtbare en dapp're mannen.
Leon. Daer is geen Edelling,'t zyvlugtig of gebannen, . Of komt ons willig voort zijn hulp en dienft aenbiên >
Zo dat wy ons in't kort als een kleen leger zien. .
Louis, 't Gaet wel, elk hou maer moedt, om wacker op te ðà³Ãåãü Daer kracht gebreekt, moet lift de vyanden verraffen.
Bezet de wegen wel, om op éerroverval •' . . ■•
. ïn
|
||||||
y<J DON LOUIS DE VARGAS,)
In noot verdacht te zijn. Men deelt zig overal,
In kiene troepen, langs dees kreuple eikenbomen , Onvals 't gevaer ons dreigt, elkaêr ter hulp te komen. De fchiltwagt hou goe wagt, en zijne wapens klaer. Val. 't Gefchiedt zo na uw wil.
Louis. Met wie komt Pedro daer ?
Val. 't Is een gevangen man, na dat ik kan befpeuren.
Louis. „ O Hemel' 't is mijn vrindt, wat zal my noch gebeuren ?
„ Hy kent my niet, ik veins, dat ik hem mee niet ken: „ En hoor hem eerft, op dat ik meer verzekert ben. Pedro K^Alonzo, met gevolg, en Garz>eran.
MYn Heer, dees Edelman verzogt u eens te fpreken.
Hy zeg zijn wil vry uyt, en wat hem mag gebreken. Garz. Mijn Heer, met uw verlof, gy ziet hier voor uftaen Een ongeluckige, die niet en heeft mifdaen,
Als dat hy al te trouw zijn vrient zijn dienft betoonde.
In 't kort, gy ziet aen my een balling, een gehoonde,
Die maer, ter nauwer noot> een ongeregte ftraf
Ontkomen is, een die zig herwaerts aen begaf,
Om in uw dienft zijn heil en wraek gelijk te vinden.
Behaegt het u, mijn moet derft alles onderwinden.
Louis. Uw edelmoedigheit verpligt ons, 'k houde u voor Een vrindt, en help uw wraek bevordren na behoor;
Dies meldt ons vry uw harr, en rampen die u drucken.
Garz. Ik dank u moedig Heer, zo 'k al mijn ongelucken U hier verhalen zou, den dag viel my te kort;
Zoo heeft my 't wreedt geval met droef heit overftort.
Ik ben, die onlangs noch, ten dienft der Kaftiljanen,
Als Opperhooftgeboodt al d'Arragonfè vanen ;
En met een woort, op dat ik hier geen tijt verlies,
Ik ben Don Garzeran, de vrindt van Don Louis,
Die door d'ondankbaerheit ellendig quam te fneven.
Louis. Hou op, 't is my genoeg. ■„ 'k Zal my te kennen geven. „Neen,
|
||||
OF EDE LM O E D I GE WRAEK. У7
$ Neen, beter noch gewagt, tot ik meer uitkomft zie.
Was dees Louis dan niet de. zoon van Vargas, die Het grijze hooft moeft voor den fcherreprechter buigen l Garz. Ja, 't was de zelfde. Heer.
Louis. Den hemel kan getuigen
Wat van de waerheyt is: maer na de faem ons meldt,
De nijdt was d'oorzaekdat hy fturf, die braven heldt. Garz. Dat hy onfchuldig leedt, daer wil ik wel op fterven.
Louis. Wel, nu gy, in dees noot, u trouwe vrindt rnoct derven,
Zie hier een andre, daer (in fpijt van 't wreedt geval) Uw voor'ge vrindt op nieuw, weer in herleven zal.'" Garz. Ik quam op deze hoop aen u mijn dienft aenbieden.
Louis. Wat mooglijk is, zal tot uw hulp en dienft gefchieden.
Garz. Zijt dujzentwerf bedankt voor d'eer die gy my toont. ' . .
Graef Julian, die my vervolgt en heeft gehoont, Houdt zig niet ver van hier, die wenften ik t'ondecken j Dies zal ik, met uw wil, voor korte tijt vertrecken. Een jonge fchoonheyt, daer hy, wat hem luft, in vindt, En die niet, als 't behoort, van hem en wert bemindt, Die heeft mijn ziel, door 't oogh, in hare min ontftèken, Die zal ik roven, om my aen den fchelm te wreken. Ik hoop hem, eer hy 't denkt, een voordeel af te zien. Louis. Gae heen, ik wenfeh uw 't luk in al uw voorneem dien.
Garz. Ik, dat uw vroomheyt noyt geen tegenfpoet bejegen. Gar Mn.
Louis. Nu mannen, elk bezet zijn poft, en wacht de zegen
Des hemels. Middernagt vergadrenwy weer by Dit eikenbos, daer ik ons veilig houde, en vry Van overval. Men pas wel op mijn laft te letten. Leon. Heer Hopman, uw geboón die ftrekkejh ons voor wetten.
Leonardo, Vderio, engevolgh van Rovers, binnen.
Louis. Hoe vindt gy u, mijn Lief, zeg, fchone rooffter van
Mijn vryheyt, en mijn hart, en wat men roven kan Door 't lieftelijk gelonk van twee aentreckende oogen, Daer al, wat in my is, tot liefd' door wert bewogen. H Mar.
|
||||
fp. D Ö N L O UI S DE V A R G A S,
CUar. 'k Benwel, mijn Lief, ik vrees noyt rampen/mart, noch pijn:
Wanneer mijn hart by 't uw, uw hart by 't mijn mach zijn, Zo is mijn zielvernoegt, my kan geen onheil treffen. Louis. Hoe kan ik, waerdfte Vrouw, u na waerdy verheffen,
Wien aen een armen en verdrukten Edelman, Een balling, alles geeft wat liefde geven kan. Mar. Mijn Lief, ik ben noch meer verpligt aen u te geven.
Louis. Och' zag ik ems een ent van dit ellendig leven,
Daer gy, om mijnen 't wil, zoveel verdriet in lijdt. Mar. 'k Hoop op den hemel, en 't verandren van de tijdt.
Leonardo, Valerio, engevolgh van Rovers, brengende een
Deurwaerder van 't Hof gevangen. Deur. *"jf O oyt de menfchlijkheyt uw zinnen heeft gedreven \
dLu Zo neem mijn goet vryj maer ik bid' u, laet my 't leven, Mijn Heren, wrcetheit is geen vroomheit.
Val. Swijg ftrax, of... Louis. Hou ftant, wie zijt gy ?
Deur. Een Deurwaerder van het Hof.
Louis. Wat heeft men daer al nieuws ? '. jh
Deur. Men weet 'er veel te fpreken
Van eenen Wever, die rond-om de vrye ftreken
Van 't lant onveilig maekt, door rovery, en moordt.
Louis. Wat zeit men doch van hem i Deur. Na dat ik heb gehoort, Geen groter fchelm was in Kaftiljen oyt geboren.
Leon. Zijn tong ontfteékt het vier daer in hy zelf zal {moren. Louis, 't Is vreemt dan dat 't Geregt niet meerder op hem paft. Deur. Die doen hun beft, daer Äaen tweduizent kronen vaft»- Voor die hem, levendig, of doodt, brengt in haer handen.
Louis. \ Is vrugteloos voor huh, hy is al uyt dees Landen Geweken, tot den Moor in Andaluzien, daer
Hy veilig wezen kan. Maer gy, zegt my nu, waer
Uw reis na toe lek?
. Deur»
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRÄE-K, $<t
Deur. Om hier heimlijk op te zoeken
Don Garzeran, die zich nu houdt in deze hoeken.
Graef Julian gaf my dees laft, 't is zijn begeer.
Louis. Wat gelden draegt gy mee І. Beur. Zeer weinige, mijn Heer. .jtt
Louis. Wel valt 'er dan niet meer te fchrapen, ofte fteelen i
Deur. O neen, ons ampt wert nu te flegt in alle deelen: '?\ Want het bedorven Hof kieft al te veel een zy;
Wat arm is ftaet te regt, de rijken raken vry ; .
De gierigheit, en niet de deugt, houdt hun van zonden ,-
Daer d'armen vaek, üyt noot, hun zelven in bevonden:
Een'rijke, fchoon gehoont, trekt niet in regt, om 't geit
*' Te fparen van't geding. 'tWerdtdus, danzogeftelt, 't Verdrag is onderling, of op goê mannen zeggen.
Men ziet het vonnis noyt fehler ter uytvoering leggen.
Louis. Genoeg daer van. Nu voort, de beurs, verberg ons niet» Of't koft uw leven.
Deur. Dit is 't alles dat gy ziet. >\ .4 Val. Kom nu de mantel, en het wambuis.
Deur. Ochi zeer gaten. Val. En dan, het leven. ■ >
Deur. Ach genae •
Louis. Men wil hem fparen.
Val. Hy is laetft d'oorzaek van mijn ongeluk geweeflr,
Dat ik gevangen wierdt.
Louis. Hy heeft in 't minft noch meeft Te meer aen u mifdaen, zijn regtampt bragt het mede;
Uwftrafwas regt, gy wilt hem ftraffen zonder reden.
Is't niet genoeg, dat hy een Hofs Deurwaerder isï
Hy volgde zijnen pligt. 'k Geef hem vergiffenis.
Daer mifdaet is, hoordt ftraf: gy, wilt vry henen rijden.
Val. Mijn Heer, laet ik hem dan voor 't minit een oor affnyden. Louis. Neen, niet een hair ,• ik wil dat men hem nu verfchoon, En elk in groter zaek zijn moedigheit betoon, ;
Hz Gy,
|
||||
6o DO N X OUIS DE VARGAS,
Gy, volg uw wegh, en wilt het Hof te kennen geven,
Datgy den Wever zaegt, die zulk een web zal weven Op 't yfre wreek-getouw, dat zelfs de vlugge tijt Met kragt verduren zal, in 't aenzien van de nijt. Deur. Mijn Heer, vergeef my, zo...
Louis. Vertrekt, en fpoeid'uw gangen.
ËåèãËê zz\. „ Maer hoop uhaeft door lift in'r net te vangen. ïòã.Ûï,
Ted. 't Is fchaedlijk Heer, dat hy u zo te kennen raekt.
Louis. Geen noot; 'k heb my bekent, en niet bekent gemaekt.
Maer ftaken wy dees reen, en volg rny met uw allen. Wy zullen deze nacht het huis noch overvallen Daer Garzeran, vol moet, zich flus na toebegaf. Zo krijgt den fchelmfen Graef zijn welverdiende ftraf. ï Maer wat gezang klinkt ons dus onverwagt<in doren ? . . Ted. Het fchijnt een reiziger,die zijne vreugt laet horen.
Leon. Gelieft mijn Heer, dat wy hem halen ? ••■•'Ã1
Louis. Duik hier neêiv - "
Ted. De wegh leit hier verby.
Louis. Pas wel op uw geweer.
Zy verbergen bun^acbter V geboomt*
Guar in in ѣîåãå kleren d zingende uit.
TT T At is. het beere leven
VV Geruft, en ftil, en vry» •
By die zig gaen begeven ^ ( ' In hooffche flaverny ï
Dat ziet men beft aen my. . -
'tHofgafmy niet als zorgen
Van d'avondt tot den morgen. 'k Leef nu op 't lant met kift,
Van d'onruft noit ontruft.
Leo». Hou ftant, waer heen ? van waer? wiezijtgy?
Guar. ' • Van mijn dagen En hoorde ik oit.; zo kort, zo fcharp, en bondigfr vragen» >
õ'Ë "■'.'■ ' " Tot
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. 6t
Tot antwoordt dan, op 't eerft, ik fta gelijk een fpeer -, '
Op 't twede, 'k weet het niet; op 't darde, niet heel veer Van 't dorp, 't Iaetft kunje zien, een gek in boere kleren. > Leon. Doortrapte fchalH, men zal u dit gefnap verleren.
Louis. „ Het is Guarin, wat komt my niet in't endt te voor •
Leon, 't Za voort, waer is de beurs i ч
Guar. Z'is leeg j want ik verloor
Te nagt al wat ik hadt, met troeven by de boeren. i
'k Ben hongrig, kael,.en luy. . Lejtn. Men zal uw tong ftrax fnoeren.
Schudt uit de zacken, voort. м , ,
Guar. Zie daer, daer is het al,
Twee dobbelftenen, met een kaertfpel, noch een bal,
Een mes, wat foutevis, om op den dronk te komen. Leon. Nu wacker, d'andre zak, en zonder lang te dromen.
Guar. Dat is mijn moddetje, ik heb niet meer, geloof...
Louis. Zeg fijnman, zag men u noch onlangs niet ten Hoof?
Guar. Ja Heer, maer 'k zal die dienft mijn dagen wel beklagen.
Louis. Waerom? .
Guar. 'k Hadt weinigh geit, en éten, en veel Hagen.
Louis. Wie was uw Heer?
Guar. Mijn Heer.. „ Het heugt my noch van left,
„Toen my die nagtgeeft zo beftormen quam •> 't is beft
„ Dat ik dien toon verfiel, hy mögt hier weer oprijzen. ,, Quaet fpreken ftaet te duur, ik wil hem liever prijzen. Louis. War revelt gy ?
Guar. 't Was Don Louis de Vargas, Heer,
De zoon van Don Beltran, een helt vol roem en eer.
Louis. Wel waerom hebt gy uw uit zijnen dienft gegeven? .•■.-.,
Guar. Zijn doot die fcheiden ons. —
Louis. Waer liet hy doch het leven ï
Guar. Aen mijne 2ijde Heer, ontrent de middernagt,
By 't weft endt van Madrid', daer wiert hy omgebragt En deerelijk vermoort, beklaegt van oude en jongen. * H 5 " Van
|
||||
6% . . D ON LOUIS DE VARGAS,
Van arrem en van rijk.
Louis. En gy zijt het ontfprongen l Guar. Ja, na dat ik 'er zoo een twintig hadt gedoodt,
De reft de vlugt nam ...
Louis. 'k Hoor, u dapperheit is groot. Guar. Dat 's d'oorzaek dat ik nu ten Hoof niet kan verkeeren.
Louis. Maer zeg, zijn in uw dorp geen rijke en edle Heeren ? Guar. Men noemtze Heeren, ofze rijk zijn, weet ik niet.. 'k Loof adelijk, maer kael, gelijk men veeltijts ziet.
Een edie Juffer, fchoon en waerdigh te beminnen,
Trekt hier een grote fleep van hooffe loflè zinnen.
Louis. Iszygehuwt? Guar. Neen Heer, men zeit zy is noch maegt; Voor my ik twijfFel wat, dan 'k heb het noit gevraegt.
Louis. Haernaem? Guar. Na dat ik hoor, men noemtze daer Clorinde.
Valer. Een welgelegen buit, om onze luft te vinden.
Louis. Waer woont zy? * Guar. In dat huis, by 't gintze klavervclt.
Louis. Is zy alleen ?
Guar. Neen, met een dienftmaegt maer verzek.
Louis, 't Za mannen, houdt u reedt, wy zullen derwaerts trecken.
Valer. Heer Hopman, deze boer kan ons tot leitsman ftrecken. Louis. Zo doet hy. ■ ,* Valer. Gaft, dat baet u 't leven in dit ftuk.
Guar. Dat d'een zijn onlük is, is d'ander zijn geluk. binnen.
Lizandra. Rofetla, in lantkleding.
't /"4 Edult ontbreekt my, 'kweet het langer niet te ftellen.
B.0Z.\Jf Ten is niet vreemt Mevrouw, dat gy uw zelf gaet quellen j Gy hebt daer.reden toe, rechtvaerdigh is uw klagt.
Liz. Zo ras verandert i ach • wie hadt dit oit gedagt' Eerft zo veel hoop van liefde en dicnft aen my te tonen,
En nu afkerigh , met veel frmcdt mijn liefd' te honen j
't Is
|
||||
O F E DE LM O E D I G E W R A E K. %
't Is onverdraegelijk, ontrouwe Graef! wat pijn
Gevoel ik, kan een man zo wifpelturigh zijn ?
'k Vervloek haer dan met recht die op hun trouw betrouwe n.
Garzeran.
ZA1 ik mijn Engellin in 't-laetft noch eens aenfchouwen ?
't Is Garzeran, ik veins. Garz. G eeft deze droeve dagh, Op 't fcheiden, noch 't geluk, dat ik u fpreken magh,
Zo vrees ik voor geen doodt.
Liz. Wie komt ons hier dus ftoren ? Garz. Een die zijn vryheit door uw ogen heeft verloren,,
En nu 't beginfel van zijn luk, of ongeval,
- UwfchoonheidtofTrenkomt. Liz, Niet hoger Heer; ik zal - / -,, ^ U in het kort de ftant van mijne ftaet verklaren.:
Uw liefde is veel te ftout; 'k bidt wilt die laten varen: . - .
*■ Want die geen weêrliefd' heeft te wachten, en de haet Niet acht, is zinneloos, en doet zich zelven quaet. , v, ,<[ , .
Garz. Men noemt het dulheidt, maer hy kan niet veel beminnen, Die by het minnen vreeft.
Liz. De min geeft ydle zinnen. Garz. Van mijn oprechte liefde...
Moz. , :.'j •; ,; Ik hoor gerucht, Mevrouw.
Liz. Indien 't den Graef is, zal hy twijflen aen mijn trouw.
Vertrek mijn Heer, pas op mijn eer, en op uw leven.
Verfteeku...
„ Garz. Neen! mijn moedt.... Liz. Wilt my niet tegenftreven.
Ik bidd' u, haeft u doch. j - ';q
Garz. ';- AVreet nootlot, dat my port
Mijn lijf te bergen, daer gy mijn geluk verkort. ufwrßakt hem,
' T Lsuif.
|
||||
*4 D O N L O Ü IS DE V AR G A S,
Louis. Leonardo. Valerio, engevolgh, alle vermomt.
Ifiz, TTElaes! onluckig'e.
Leon, il Wilt uwc ftera bedwingen.
Liz. Ach i ach •
Leon. Swijg, of dees kling zal door uw boezem dringen.
Liz. Wat zoekt gy ?
Leon. Zeg, zijtgy Klorinde niet?
Liz., O ja,
Die ben ik, tot mijn ramp.
Leon. Geef dan uw fleutels, 't za, Waer is uw geit? wat hebt gy ons tot buit te geven ?
Liz. Rozella geeftze hun. Leon. Voort, of het koft u 't leven.
Lou. „ Wat zien mijn ogen ? och! hoe fweemt dit aengezicht
„ Na mijne zufter, die 'k beroofde van het licht,
„ Hoe voel ik my ontroert, al wat ik vind in deze,
„ Was in Lizandra ook. neen! neen! het kan niet wezen.
„ Zy heeft voor lang de doodt een bleke buit verftrekt;
„ Mijn dulheit heeft my met dat zuiver bloet bevlekt.
„ Nu komt den hemel, tot mijn ftraf, my haer dus tonen.
„ O knagent naberouw! hoe kunt gy misdaet lonen.
V*l. Daer is het geit en de juwelen. Lou. Men bcwacr Hett'ramcn.
Val. . Wel, mijn Heer. Moz. 't Valt zeker hart en fwaer,
Zo onverwacht ons goet te roven.
Lou. Dat zy beiden Ons nu voort volgen, daer wy haer na toe geleiden.
Garzeran.
EErloze dieven, hoe! breekt gy hier dus 't gezag ?
Zo zie dan eerft met my uw laetfte levens dag j • , , Mjjix :•
|
||||
OF ED E LM O E DIGE WRAEK, €$
Mijn moet en duit dit niet.
Val. Gy zult ons kragt beproeven. Leon. Men houw den fchelm ter neer.
Louis. Zagt mannen, wilt dog toeven, Bedwingt uw ftael; zijt gy 't niet Garzeran ?
Gar. Ik ben't. Louis. Zo wil ik dat gy nu mijn trouwe vrintfchap kent;
De handt, die 'k u als vrindt eens gaf, zal u noyt honen.
Gar. Wie komt zig hier aen my dus edelmoedig toneni Louis. Kent gy my niet ? Garz. O ja, Heer Pedro, 't edel bloet, Vergeet geen vrindt, die hem eens regte vrintfchap doet.
Mijn leven is voor u.
Louis. Ik wil u woort betrouwen. VVijfl щп -volk te vertrekken, (preekt met Garzerm ter tyde,
Maer zeg, was deze Vrouw, fchoon boven andre Vrouwen ,
Dan d'oorzaek van u liefde, en 't lyden dat gy leedt i
Garz. Zy is het die mijn ziel in minne ontftak. Louis. Zo weet Dan dat den fchelmfen Graef u tragt te doen ontzielen $ ■
Want veel veifpieders, dien in onze handen vielen, .
Verklaerden zulx, dies moet gy op uw hoede zijn.
Klorinde kan u nu genezen van uw pijn,
Vervoert haer wegh met ons, 't geluk geeftz' in uw armen.
Wy zullen u en haer wel voor den Graef befcharmen;
En al de werelt die na uw bederven ftaen.
Garz. Uw raet gevalt my. Wil zy willig met ons gaen Ik vinde een luckig lot. Haer lüften zijn mijn lüften,
Zy is mijn noortftar, dien ik volge zonder ruften.
Louis. Mintzyudan? Garz. Indien zy mijn genegehtheit Beloonde, zugte ik niet.
Louis, . Heeft zy uw luft ontzeit, Men zoekze door gewelt, en ftraf haer ftrafhghcden. .
»• I De |
||||
46 DON LOUIS DE :V AR GAS,
De kragt verkrijg dan dat men weigert aen gebeden.
Stelt haer uw voorneem voor. Carz. ".;... ., Voogd.efle van mijn hart,
Zo in mijn liefde nu mistrouw gevonden wert,
Vergeef my Schone, 'k zoek uw afkeer te verwinnen: Dies zult gy met my gaen. Ziz. Wat zegt gy?
Carz, Dat mijn zinnen
Vol wanhoop zijn, ik flerf, zo ik u niet verpligt.
Verwonder u dan niet, dat ik mijn wil verrigt, Om, in mijn liefd' vernoegt, te leven zonder treuren. Ziz. Gy zult mijn Iighaem eêr aen duizent flucken fcheuren,
* Voor ik my overgeef.
Carz. 't Moet zijn, verlaet dees trots.
Ziz. Zijt gy een Edelman ? uyt welk een harde rots
Is dan uw hart gefheên, wat dier en zal niet fwigtea Voor zijne wederga, die hy zoekt te verpligten ? Wat overwinning heeft een onregtvaerde min ï Een Iighaem zonder lufl, berooft van ziel, en zin. Dies zo gy adlijk zijt, gelijk als ik vertrouden, Volg u doorlugtig bloet, laet my mijn eer behouden. Geen eereloze daet bevlek u, my ten fchandt ,• Ik.bid u. Carz. Vrugteloos is al uw tegenflant.
Een dogter van u flaet en liet zig noyt verdrieten
Een braven Edelman tot minnaer te genieten. Ziz. En in geval mijn kleet uw nu bedriegen kan,
Dat ik in Adeldom u evenaer; zal dan Barmhartigheyt zover uw ziel bewegen können, Dat gy een weynig tijts my zult gehoor vergönnen l ,_, , Op dat ik u verhael mijn lijden zonder fchult ^
Wie dat ik was, en ben ? Carz. Ik hoor u met gedult.
Zeuis. Mijn ziel die worflelt met vermoedende gedagten.
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK,
Nu fpreek, wy luyftren toe.
Liz. Ik hoop dat uw mijn klagten Bewegen zullen; zijn uw harten niet van ftael, -
Gy zult mijn ongeluk beweènen. Deze mael Is 't eerfte niet voor my, dat droevige ongelucken My tot verwifTeling van mijne ftaet verrücken; En met een woort, als ik mijn naem noem, weet gy 't al. Ik ben Lizandera de Vargas, door 't geval Geflingert als gy ziet, diens Huys, eer hoog gerezen, Zo fchielijk nederviel. Het zal niet nodig wezen Dat ik d'onnoofle doot mijn's Vad.ers, en de fmaet Mijn Broeder aengedaen, door 't opgetigt verraet, Uw weer vernieuw, hoe hy, ontzinnig door zijn lyden, My het vergif gaf, om mijn eere te bevryden; Die in Kaftiljen leeft is zulx genoeg bekent. Ik zal uw maer alleen mijn overige ellenc . Verhalen, daer mijn hart en tong fchijnt voor te fchromen. Na dat ik nu een wijl dien drank hadt ingenomen ■ . Op Broeders (béngen wil, en hy my liet voor doot, Vermits een vafte ilaep mijn wenende ogen floot, Ontwaekten ik, en zag Graef Julian, voor 't fponde Van mijne ledekant, daer ik, van hem gevonde In dezen droeven ïtant, beweent wiert en beklaegt. Nau quam ik tot my zelf, of, met verwon dring, vraegt Hy d'oorzaek van mijn ramp, ik zeg't, hy fchijnt verwoeder Te werden, en vervloekt de wreetheyt van mijn Broeder. Vertrooft my vorder, met verzeekring van zijn trouw Voor eeuwig. Ach> wat zal een tedre en fwacke vrouw i Iklietmy tot zijn luft, na zijne wil, bekoren; En heb mijn waerdfte fchat, mijn eere, zoo verloren. Wat doet het wreet geval in onluk niet gefchiên i Het was onmogelijk voor my zijn magt t'ontvliên, Veel min te wederftaen. 'k Vond my in duyzent pynen j Mijn weygren, dagt ik, zal zijn liefde doen vejdwvnen, , ' ; ' i *
|
||||
68 DON' 't Ö Urs DE VARGAS,
En ligt verandren in een zoeneloze haet.
Mijn zinnen waerën toen ren ënde van hun raedt. Behalven dat ik toen van yder was begeven: Dies deê de noot my, die 'k moeft haten al mijn leven , Beminnen tegen dank; mijn wil die ftondt bepaelt: Zijn magt heeft van mijn ziel, en «er gezegepraelt. En op dat hy my vry en veylig mögt genieten , Zo heeft hy deze plaets, daer ik mijn hartverdrieten Nog dagelijx beween, tot mijn verblijf gekeurt. Daer ik, in dit gewaet, vol fmart, en afgetreurt, Voor yder onbekent, in droef heyt zo moet leven, 't Is waer, hy had my wel zijn trouwbeloft gegeven} Maer die beloften zijn tot nog toe niet voldaen. Nu hebt gy in het kort mijn levensloop verftaen; Mijn bloet, mijn ftaet, en al de rampen die my drucken. Kan nu barmhartigheyt uw ziel hier door verrücken Tot medelyden ? toon dan dat gy menfehen zijt: Of doot my zo gy wilt, de doot, in deze tijt, Die ftrekt my tot een ruft en een gewenfte haven; Zo wert mijn lighaem en mijn onluk t'zaem begraven. Louis. Gy zijt Lizandra! :-U
Liz. Zulx mijn ramp te kennen geeft.
Garz. Wie heeft zo wonderlijk een voorval oyt beleeft ?
Die ik, door liftigheit, eer van de doot behoeden, . Toen ik haer Broeder zag om d'eer zo vinnig woeden, Die ik beminde, voor dat ik haer hadt gezien , Bemin ik onbekent, wat kan 'er niet gefchiên i Louis. De Graef die heeft uw eer, en liefde dan genoten ?
Liz. Uyt ongeval, niet uyt ligtvaerdigheit gefproten. ;
Louis. „ Hoe fnoodt bejegent my 't veranderlijk geval.
„ Waer dat ik ga of fta, 't vervolgt my overal. „Wil ik dat geile bloet uyt haere boézèm tappen ? „Om over mijne fchande en onluk heen te flappen, j, O neen! 't zal beter zijn, dat ik, in plaets van ftraf, |
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. tfp
„ Haer eer herftel, ert daer met moedt nu raedt toe fchaf.
Heer Garzeran, door noot geparft, wilt my vergeven,
Moet ik Lizandras eer befchutten met mijn leven.
Liz, Dank zy u edel Heer, den hemel loon uw deugt. Garz. Heer Pedro, zijt geruft, uw voorneem geeft my vreugt. Mijn leven is voor haer ; want ik ben door haer vader
En broeder heel verpligt.
Louis. „ Ik, tot mijn leet, noch nader. Garz. De vrintfchap, dien ik eer van haer geQagt genoot,
Die bindt my eeuwiglijk, daer mijne liefde, hoe groot,
Altijt voor wijken moet; ik zal die wet noit breken,
Maer liever fterven.
Louis. ' Heer, dit is een oprecht teken Van ware vrintfchap, dat ik niet vergeten zal.
Lizandra, al uw ramp, en droevigh ongeval
Heeft mijn gemoet geraekt, en tot de ziel bewogen.
'k Zal uw befcharmer zijn, dies wilt u tranen drogen.
Denk, dat uw bloet, mijn bloet, op 't hooghft getroffen heeft.
Gy zult my kennen als de tijt mijn wraek eens geeft.
Ik bidt, betoon u in uw leet zo lang geduldigh.
Liz. Ik ben mijn leven, Heer, aen uwe vroomheit fchuldigh. Om U Verwin ik al mijn droef heit en befwaer. Louis aen.Garz. ter zijde.
Louis. „ Niet raedtzaem dat ik haer mijn voorneem openbaer.
„ Want fchoon de Graef haer hoont, zy zal hem echter minnen. „ Die mint, houdt niets geheim, behalven dat de zinnen „ Van eene Vrouw zo ligt omkeren als de windt, „ Daer men niet minder als ftantvaftigheit by vindt. „ Dat dan de lift haer nu tot heil ftrek door mijn fwijgen. \%«,o Lizandera, ik zoek genade te verkrijgen Van zijne Majefteit, voor dat ik heb mifdaen \ } Door dit zo fchand'lijk ampt, dies wenfehte ik, dat gy aén . :\\ -
Den Graef verzocht, nu gy zijn hart tot liefd' kunt trecken» Dat hy my by de Vorft wil tot een voorfpraek ftrecken: Ook dat gy weten laet, wanneer hy by uis j I 5 Op
|
||||
7o DON LOUIS DE VARGAS,
Op dat ik zelf aen hem dan die vergiffenis
Verzoeken magh. Gy zijt zijn eenig welbehagen.
Ik heb uw fchoonheit na behoor ontzagh gedragen;
Dies hoop ik dat hem dit verpligten zal.
Liz. _; Mijn Heer, Een al te kleinen dienft voor zo veel gunft en eer'.
Maer zeg, waer laet ik u dit weten ?
Louis. Hier op deze Twee dubb'le kruisweg, daer wy noit verrafling vrezen,
Zal meji my zoeken, en, tot een getrouwe bleyk,
Kan uwe bode aen die verdorde en ouden eyk
Een hantfchoen hangen, op welk teken ik zal komen.
Liz. 't Zal na u wil gefchiên. Lou. Dat men al het genomen Met de juwèelen van Mevrouw, voort wedergeef.
Val. Heer Hopman, daer is 'tal. Liz,. Ik zal, zo lang ik leef, . O edelmoedig Heer! aen uwegoetheit denken.
Lou. Gaet nu geruft weer heen, mijn volk zal u noit krenken. 'k Blijf in ootmoedigheit uw dienaer van nu aen;
Die;, door uw voorfpraek, hoop in beter ftant te ftaen.
Mevrouw vaerwel, na wenfch.
Liz. Den hemel fpaeruw leven Heer Garzeran, wilt my mijn ftraffigheit vergeven.
Mijn ramp toont, dat ik uw meefters niet zijn en ken;
Dies zijt genoegt dat ik uw dienärefle ben,
Die wenfcht dat gy met vreugt uw oogwit moogt beogen.
Garz. Mevrouw, het wankel luk dat menig heeft bedrogen, Hadt noit de magt, dat het de fchult in mijn gemoet
üitwiiTen kon, die my verpligt houdt aen uw bloet..
Liz. D en h^niél l°On UW deugt. ,: LixMidra en Theodor» binnen.
Louis.' . Wilt gy die fchult betalen, 'y
En zoekt gy 's vyants magt niet op den hals te halen,
Zo vlugt voor het gevaer, en geef u aen mijn zy; Daer
|
||||
OF EDELMOEDIGE fr R A E K. 7x
Daer gy mijn bende moogt gebieden neven my.
Garz. Nu mijn verbrande min geen wcêrmin heeft te wagten, Zoek ik mijn heil door u.
Lou. Ik zal mijn pligt betragten. En zo oit iemant van mijn vroomheit hier iets zag,
Hoopik, in korte tijt, ja noch van dezen dag,
U mijne vrintfchap, door een klaer bewijs, te tonen.
Garz,. Mijn lijfis tot uw dienft voor alle die u honen. binnen. VYFDE BEDRYF.
Louis. Maria in manne kleding.
ZYt gy vermoeit, mijn Lief?
Neen Heer, in 't minde niet , Als ik magh by u zijn, kan moeite, noch verdriet, < \ Noch eenig ongemak my deren qfvervelen, Wy zullen zoet en zuer in alles t'zamen delen. Lou. O roem der vrouwen! die my langs hoe meer verpligc, Dat ik mijn ogen, in uw lieffelijk gezigt, Doch fpiegel, tot de flaepmy in ufchoot doe ruften. Mar. Zit neer mijn Lief, en volg al wat uw hart mag luflen. Ù^" Deurwaerder, met gevolg van Soldaten.
NU is het tijt om hem te vangen, volg my zagt.
Zy zijn maer met hun tween; hy is in onze magt, Behalven dat hy ruft. dees uur dient waergenomen,
Eer hem zijn volk, hier uit het bofch, ter hulpe komen.
Elk pas op zijn geweer.
Mar. \ 'k Hoor onraet Lief, fta op -, En berg uw lijf.
Lou. Wie daer > Deurtv. Men vat hem by de kop -r.
Of doodt hem, wil hy zig niet voort gevangen geven.
Lou. Noch zo niet, fchelmen, daer..'. ■ä (JMar. |
||||
7V DO N L O U I S D E V A R G AS,
Mar, Den hemel fpaer zijn leven.
Lou. Het zal hem rouwen dieden Wever dus genaekt. vechtende bink
lulian. Fineo, in lantkleding en vermomt.
Fin.TS 't dan onmoog'Iijk Heer, dat u de vreucht eens raekt ?
lul. XMijn droef heit is te groot. Fin- Wilt die doch laten varen.
lul. 'k Hadt vreuchde, quam mijn pijn tot ftilftant, en bedaren.
Fin. Geliefdt mijn Heer, dat zang of fpel uw oren ftreelt. lul. O neen! Fineo, neen • de vreuchde my verveelt, Ten zy ik eerft die vreucht mach na mijn wenfch genieten,
Daer hart en ziel na haekt.
Fin. Zo zal u niet verdrieten, Dat vrouw Klorinde voor u tot gezelfchap kom.
lul. Á³ïåî noem haer niet, blijf liever altijt ftom, Zo gy mijn gunften niet voor eeuwig wilt verliezen.
'k Verkoos haer eêr, maer ach! ik doolden in 't verkiezen ;
Want Theodora, die mijn hart geheel beheert,
Heeft al de fchoonhcit die Klorinde noch ontbeert;
Om haer liet ik de Stat, zy houdt mijn ziel in banden.
Fin. De Moren, zo men zeit, die trachten hier te landen. 't Is nodig dat mijn Heer den Koning vinden gaet.
lul. De minnepijl my meer doet zorgen, als den Staet. Deurwaerder roept van binhen. Voort na dees Iufthof toe.
lul. Wat willen dees geruchten ? Deurtv. Bezet het hier rondtom.
Louis met zijn degen-, die gebroken is.
Waer zal ik henen vluchten ?
Ik vind mijn tegenftant om niet, en vruchteloos. O wankel luk! uw gunft die duert maer voor een poos. Zy houden my bezet, mijn ftael kon niet meer baten. O hemel! wilt gy dan vooreeuwig my dus haten ? |
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. 73
hy [preekt lulian aen.
Indien een vremde u tot medogen brengen kan, '
Of zo barmhartigheid tot een verloren man ,
U immermeer bewoog, door edel bloet gedreven;
Zo bid ik Heer, wees nu befchermer van mijn leven;
Helpt een ellendige.
lul. Wie zijt gy i Lou. Heer, ik ben
Een ongeluckige, die naeuw my zelven ken.
Vervolgt, zoek ik aen u mijn heil.
lul. Wel treedt daer binnen. Leu. 'k Vertrouw my op uw woort.
Deurwaerder engevolg met UWarti gebonden..
Wat zullen wy beginnen ?
'k Geloof dat d'aerdt hem heeft verfwolgen, of hy is
Hier in dit lufthof, volg.
lul. Hou, toef i want gy hebt mis. Deurw. Wie's dit?
Fin. Graef Julian. Lou. Ik ben op nieuw verloren. ,
Is wel onluckiger ter werrelt oit geboren i
Ik gaf, onwetende, my in mijn vyants macht.
lul. Zijtgy'tDeürwaerder? Deurw. Ja, genadig Heer, ik dacht Den Wever met dit volk in mijn gewelt te krijgen;
En hoop' het noch, wil men zijn fchuilplaets niet verfwijgen.
'k Heb Theodora hier gevangen, als gy ziet;
Hy kan niet verre zijn.
lul. Waer is zy ?'k zie haer niet. Deurtv. Het manlijk kleedt houdt haer voor u\v gezicht verborgen.
Ziet nader, Heer.
lul. „ O min.' wat doet gy my al zorgen r „ Ik voel uw felle brant door al mijn ad'ren flaen.
* K „ Maer
|
||||
ù DON LOUIS DE VARGAS,
„ Maer 'k moet mijn ad'lijk woort nu houden, dat ik aen
„ Den Wever gaf; te meer, nu ik haer heb gekregen, „ Mijn haet vergeet de ftraf, mijn liefde volgt haer zegen. ; Hy is hier niet geweeft, men volg zijn flappen na; 'k Zal Thepdora hier terwijl bewaren; ga, Verzuim geen tijt. DeurtV. Wygaen. ; Deurw.en gevolg Øïåï.
lul. Kom nadert, wil niet fchrikken,,
Mijn Theodora, laet.my deze wrede ftrikken
Ontbinden, wijl ik zelf doch ugevangen blijf. ...
Louis. „ Minnijdig, wapenloos, en in gevaer van 't lijf; „ Wat ftaet my nu te doen ? hy heeft dus edelmoedig
„ Mijn lijf befcharmt voor mijn navolgers,~al te bloedig.
„ Zijn woort dat is voldaen. Nu zal hy in mijn doot - . '
„ Zijn wraek voldoen. Mijn eer gaen fchenden in haer fchoot.
lul. Roeit uwe lippen eens, mijn waerde en overfchone! Wilt door de weigering u zelf, en my niet honen.
Gy weet uw minnaer is gevallen in mijn macht;
Zo gy hartnekkig blijft, hy wis zijn doot hier wacht» .f. . .
Behalven dat ik kan u tot mijn liefde dwingen.
Ga, roep den Wever hier. • , %i
Mar. ( . , „ O fno veranderingen! ' \, . ^
Lou. „ Het is met ons gedaen. ,
Uiiar. „ Ach "mijn beminde: will: ,ç Ik u uit dit gevaer te redden, door de lift,
„ 'k Zou, door mijn tegenftant, de doot tot hulp haeft krijgen,
Doorlugte Graef,. denk niet, dat ik met ftil te fwijgen
In 't minft de hoonfter ben van uwe waerdigheit.
Ik ken mijn fchuldt, en weet hoe ver mijn pligt my leit.
Maer ziende op mijne.ftaet, zoilegt, moeft ik my fchamen.
Dat ik u tegenftont, ten kon my npit betamen ,- . ö .
U, om een arme knegt, een Wever, te verïmaên. - .
De vrees van mijngemoedt die hieldt mijn tong gevaên,
Die aen mijn mondexmtzey de ftoutheit om te Éprekeni
1 :'. Ø
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK.
lul. Wel, nu ikwaerdig ben uw harde hart te breken,
Heeft uwe tegenftant mijn minnezugt voldaen. Mar. Mijn Heer, ik ben voor u, en twijffek daer niet aen.
'Louis. Meinedige, kunt gy zo ligt dan weer verkiezen ?
lul. En fcheld haer niet, wilt gy het leven niet verliezen.
Ik heb u van de doot, gelijk gy weet, bevrijdt; En zo mijn woort volbragt. Hoont gy haer nu, zo zijt Dan zeker, 't ftaet aen my u floute tong te moeren ; En mijn en hare ftraf al t'evens uyt te voeren. > Louis. Wat overwinning is't? wat vroomheit ? datgymy
Van myne vyanden verloft hebt ? nu dat gy, Door uwe wreetheit, de barmhartigheit verduiftert; En, door dees vrouwen dwang, al uwen roem ontluiflert. Wat lof is 't, dat gy my het leven hebt belooft ? Ja gaeft, zo gy my nu weer van mijn ziel berooft. Maer neen ! trouwloze vrouw' van u heb ik te klagen. Mar. Ik veins in dit gevaer. Hoe kan my dit behagen.
Onwetende, zeg my ? hoe komt in uw gedagt, Dat ik GraefJulian, die na mijn weêrliefd' tragt, Veragten zou, wat waen deedr ц dit oyt geloven ;•: .' * Verblinden, dat ik hem zou van zijn hoop beroven, Die zo regtvaerdig is; en houden u mijn trouw, Die maer een balling zijt. O neen > gy ziet een Vrouw Die noyt mifdader voor een Heer van ftaet zal keuren, Dies kent u zelf, ofvreeft voor 't geen u zal gebeuren. Laetdunkende, denk niet, dat ik uyt liéfd' tot nog U heb gevolgt, dus keer, ontwaekt in dit bedrog; Gy moet my nu voortaen als 's Graven Lief beogen. En zo gy vorder fcheldt, 'k fweer, 'k zal het niet gedogen j Maer zelver deze plaets befprengen met u bloedt. Louis. O ramp! ó bittre fpijt! dat ik dit horen moet.
lul. Kan uwe zoete mont my zo veel gunften geven ?
Louis. Na zo veel fmaedt en hoon, zo haet ik zelf mijn leven.
Gy moordt my wrede, en ik, ik wagt met vreugt de doodt, K 2
■
|
||||
•/6 D ON L O U I S D E VARGAS,
Zo ik uw fcheldende mag fterven. Komt, doorftoot
Mijn hart, trouloze, fhode, en ereloze Vrouwe.
lul. Kan ik dit dulden ? Mar. Graef... lul. Ik fweer, het zal hem rouwen.
Mar. Hou ftant, gy doet u naem te kort, 't is u noyt eer
Dat gy een balling doodt; 'k bidt, geef my uw geweer,
Ik zal hem zelf daer meê geregte ftraf verfchaffen.
Zou. Ligtvaerd'ge vyandin, den hemel wil u ftrarTen. Mar. Aenvaert dit ftael, mijn Lief! op dat den Graef my niet Vervolg, terwijl 't geluk u nu haer hulp aenbiedt.
lul. O fno bcdriegfter! had... Lou. O roem van alle Vrouwen'.
lul. Men volg ha^na, ik fweer...
Lou. Heer Graef, wilt vry betrouwen l Dat mijne ѵãîî³ëï*;ê haer befchutten zal; gy moet
Uw doortogt vindea door mijn doodt. Ziet wat gy doet.
lul. Voort, dat hyfterf-. " Louis. Dit ftael zal my genoeg bevryden.
Fin. Hy fchijnt een razerny.
lul. Laet ons het onluk myden; En wyken in dit huis, dat 's toe: ѵѵöêò vatende m huit.
Louis. 't Is wel gedaen.
Nu zijn zy in de knip, en kunnen 't niet ontgaen.
Mijn volk is digte by, die hier rondtom de paften
Bezetten, door wiens hulp ik haar haeft zal verräflen. Binnen.
Garzeran, Pedro, Leonardo, Valerie, Gudrin, engevolgh
van Struykrovers. SOldaten, haeftig voort, laet uwe dankbaerheit
Doch blijken 5 nu uw hooft gevangen wert geleit : Die willig 't leven voor uw levens altijt ftelden; En ùàåêãåï uw gezien. Op, toont u nu als helden: Dat uwe moedigheit, yoor dit gevaer, niet fwigt. Leon.
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. 7t
Leon. Wy zijn aen zijne trouw', en vrintfchap hoog verpligt.
Val. Die wyzen ons weerom aen hem getrouw te wezen. Ped. Wy fweren u, dat wy geen ongeval en vrezen. Guar. Om hem te helpen is my geen gevaer te groot. Leon. Hy zal haeft vry zijn, of wy blyven alle doodt. Val. Het wrede nootlot geef maer dat wy hem ontmoeten. Garz. Zo mannen, 't loon zal weer uw arrebeyt verzoeten. Maer zien wy daer geen menfch die langs 't gebergte dwaelt.
Leon. Het is een man alleen. Carz. Dat men hem by ons haelt. Wel ligt dat wy uyt hem iets van den Hopman horen.
Leon. Hou ftant, gy reiziger. . o . %: Mar. Eymy.' ik ben verloren.
Leon. Kom nader, heb geen vrees, maer geef ons regt befcheyt.
Zaegt gy geen man die ftrax gevangen wierdt gekyt i
Mar. Ach! Garzeran, zijt gy 't ? en hebt gy niet vernomen.... Gar. Och j Theodora, hoe zijt gy 't gevaer ontkomen i Waer bleef uw Pedro dog?
Mar. Ik liet hem in " cv egt Met Iulian, niet ver van hier.
Gar. ,; Zo komt gy regt Van pas, wy ftaen gereet hem onze hulp te tonen.
Mar. Den hemel zegen u, en wil uw trouw belonen. Louis roept van binnen.
Mijn Theodora. ,:'-■', y
Gar. Zagt.
Lou. Mijn Theodora.
Mar. 't Is
Mijn Pedro, Hemel ach! geef dat ik niet en mis.
Lou. Mijn TheodoKb Lief, waer zijt gy i Gar. \ Laet u horen j Hef dog uw ftem, dat hy ons vindt.
Mar. Mijn uytverkoren» • Mijn Pedro, Pedro Lief, kom herwaerts.
K 3 Gar.
|
||||
7% DON L O UI SD E V A R G A S,'
Garz. •■ 'k Zie hem al;
Daer daek hy van den berg, en komt langs 't naefte dal.
Mar. Hoe wert mijn hart geparft door minnelijk verlangen, Om hem, vol blijtfchap, met mijn armen, hier t'omvangen 5 ! ■';
. 't Schijnt reets eenjaer dat ik zijn byzijn heb gemift. Louis, 't Is Garzeran • wat vreugt! Gar. Heer Pedro, ja hy is 't, Met al u volk, die 't lijf gewillig voor u wagen.
Mar. Zijt wellekom, mijn hart 1 Louis. Mijn ziel, mijn welbehagen i ■
CMar. Wat is het my een vreugt, dat ik u weer mag zien.
Louis, 'k Was meeft bedugt dat u mögt eenig leet geichiên. Mar. Ter goeder ure quam heer Garzeran my tegen. Hoe ging 't met u ï
Louis. Ik dank den hemel, en de degen Die (door uw heldendaedt) tot redding van mijn lijf,
In mijne handen quam, waer voor ik eeuwig blijf
Verbonden, 't leven (dat gy my toen hebt gegeven)
U t'offeren, als aen het leven van mijn leven :
Want door die hulp heb ik my in 't gevaer geredt.
Nu houde ik zelfden Graef in 't Luflpaleis bezet,
Door eenig volk van ons daer by geval gekomen.
Mar. Den hemel hoede ft voorts. Garz. . Wy hadden flus vernomen, Dat gy op 't onverfienft verraft, gevangen waert ;^
Dies hadt ik deze troep in yl by een vergaêrt, _. jj
Om u t'ontzetten. . ,.
Louis. - 'k Dank mijn trouwe en dappre vrinden.' ■
Maer wilt gy nu mijn hart nóch meer tot u verbinden,
En is 't dat mijne dienft in uw gedagten leeft,
Zo is het nodig dat gy uw met my begeeft:
Want wy u dapperheit lang door uw daden kenden.
Alle. Die u niet trouw en is die moet den hemel fchenden. Wy ftellen ziel en lijf, tot uwen dienfl, te pandt.
Louis.
|
||||
OF EDELMOEDIGE fRAEK. 79
Louis. Die-twijfFelt aen uw moedt, die doet uw eere fchant.
Garz. De minfte zal voor u de doodt'gewillig lijden.
Alle. Wy zijn gereet om zelfde hel te gaen beftrijden, -
Louis. Wel, volg my dan alt'zaem. ; A
Mar. Waer wil mijn Lief doch heen ?
Louis. Na vrouw Klorinde, die wy, om bezondre reen,
Nu by Graef Julian zo daedlijk zullen brengen :
Daer ik uw-alle, zo 't den hemel wil gehengen,
't Gevolg zal tonen van een droef begonnen zaek.
Den Graef zal weten, door mijn edelmoed'ge wraek,
Wie dat den Wever is; en mooglijk al te fpade
Beklagen, dat hy zo d'ontfchuldige verrade. •. hinnen\
Julia». Tifieo.
ONmogelijk dat een gehoonde ruften kan.
't Is al te groten fpijt, door een geringen man, Een Wever, overheert! en door een vrouw bedrogen! Ik fchaem my dat ik leef Wat heeft my doch bewogen, Dat ik den fchelm verfchoonde ? ik hadt hem in mijn macht, . Eer dat zy door haer lift... Fin. Stel dit uit uw gedacht.
Gy kunt u wreken, valt hy weder in uw handen -t
Dat niet kan miflen. lul. 't Strekt my al te veel tot fchanden,
Finéo, dat een fnode, een Wever, overwint,
Een vrouw my zo verraet, daer ik haer heb bemint, 'k WTenfch dat de pijn en fmart, die my daer door beftrijden » My doden konden, om niet meerder hier te lijden. Tin. Ik bidt mijn Heer, dat gy uw zelven niet meer quelt.
lul. O bittre fmaet i ikhadt den fchelm in mijn geweit;
En heb de tijt verzuimt van hém den hals te breken. , Vermoordt mv, hemel!
Tin. - • , Heer. -.4 r
lul. ■ Wilt my niet tegenfpreken.
|
||||
U DON LOUIS D B-VÄRGÄ S,
Men zaêl de paerden voort, om daedlijk na het Hof
Te rijden; want 't gerügt van 't volk loopt doorgaens, of
Den Mauritaen hier weer genegen was te landen.
Fin. Hun vloot die toonden zig al digt voor onze ftrandcn;
Ja vele zeggen, dat zy reets aen 't landen was, En dat den Koning, al in optogt, d'oofterpas Bezet hieldt. lul. Zo is 't tijt ons na de Vorft te fpocden.
Fin. Ik hoop den hemel zal zijn Majefteit behoeden.
Iuï. Ga, volg mijn laft terftont.
Fin. ... Ik Zal, Heer. Finéo tinnen.
lul. Ider uur
Schijnt my een jaer, nu my een pijn, als 't helfche vuur,
Beftrijden komt. Ik moet zijn Majefteit bewijzen Dat my noit moet ontbrak, zo zal mijn eernaem rijzen Tot aen de ftarren. Maer, wat zal ik doch beftaen ? . Wat dienft, wat Moren met dees flappen arm verflaen,
Daer my een Wever heeft befpot en overwonnen, Mijn lüften afgefneên i hoe zal de werrelt können Geloven, als de Faem... Fin. Mijn Heer...
/*/. Hoe dus verbaeft ?
Fin. Het is met ons gedaen...
lul. Wel hoe! my dunkt gy raeft, .
'Of is 'er tijding dat de Moren zijn aen 't landen;
Of zijn zy mcefters, door hun magt, van onze ftranden ? Fin. O neen ! in 't minfte niet, 't zijn rovers uit 't gebergt,
Die, na men van hun hoort, tot felle wraek getergt, U zoeken, 'k bidt u, vlugt, is 't mooglijk weg te komen. lul. Ik wijk niet.
|
|||||
Louis.
|
|||||
OF EDELMOED IG E W R A E K. Sr
Louis. Garzeran. Vedro Alonzo. Leonardo. Valer io. Maria,
Lizandra. Theodora. Rozella. Guarin, en gevolg van Rovers^ alle vermomt. lul. s лп i Wat zijtgy voor volk, die ingenomen ,-.:,.'
Met dulle moedigheit, mijn groot gezag dus breekt>
Dat gy my fchuldig zijt i troulozen... Lou. 'k Bidt u, fpreekt
Zo trots niet, noch veel min en acht het niet voor wond'ren;
Het wil u mogelijk heel vremt in d'oren dond'ren, Dat ik een ftem verftrek van 't hemelfe gerecht»:' Die u ter ftrafdaegt, en mijn ongelijk beflecht; Want fchoon tot noch uw naem de werrelt zo kon trotfen, Uw boosheit doet u tot in d'afgront nederplotfen. . Kent gydees vrouwe wel, die gy hier voor u ziet? : .« :.
Hoe fwijgt gy' fpreek.
lul. Ik ken haer wel.
Lou. Weet gy dan niet.:
Dat zy Lizandra is, uit Vargas bloet gefproten?
Wiens adelijk geflacht uw ftaet, en al de Groten, Van 't hof, gelijk is ? fchoon zy hier in flecht gewaet Haer dus vertoondt aen ons, misleit door uwen raedt: Om uw geveinsde min, tot koeftring van uw lüften, Te voeden, en, vol weelde, in haren arm, te ruften. Weet gy wel dat gy haer uw trouw hebt toegezeit, En niet volbracht? dat zy door u is fchelms misleit. lul. Lizandera door my...
Lou. ; 'k Zal uw belijdenifle
Hier niet verwachten, gaet te raedt met u gewiiïè.
'k Herroep mijn vonnis noit. want zonder uwe fchült,- Of zelf haer onfchult meer hier aen te horen, zult Gy aen Lizandra voort de handt, als Bruigonij geven, In 't aenzien van dit volk, of 'k fWeer u, by mijn leven,: • - Dat ik een treurtoneel zal maken van dees plaets. -^ L lul.
|
||||
Щ. DÖN LOUIS DE VARGASp
lul. „ Wat racdt Fineo >
Fin. „ Heer, ik vinde niet veel raets • „ Want, na ik merk, zal dit dien trotfen Wever wezen,
„ Zijn ftem ontdekt hem; dies ons 't quaetfte ftaet te vrezen.
„ De tegenftant is hier doch vruchteloos, geef haer
,j Uw handt mijn heer., en redt ons leven uit 't gevaer.
» Gedwonge banden mach men vry aen ftucken breken.
„ De dwang verbindt noit woort, dat 's zonder tegenspreken.
lul. Gy zegt zeer wel. Wel aen Lizandra, 'k bén gereet, Dewijl mijn handt aen u geluckig wert befteet,
Laet mijn gerechte hoop niet trooft'loos wederkeren.
Liz. Gy weet wel Graef, uw trouw en liefde zal my eeren; En fchoon mijn fchoonheit u niet heel verplichten ken,
Uw woort verplicht u; 'k hoop dat ik u waerdig ben.
Lou. „ Nu nadert mijne wraek. lul. Uw liefd' mijn wederminne Genoeg verdient. „ O valfche en friode vyandinne!
„ 'k Zal u dees overlaft betalen met de doodt.
Daer is, als Bruidegom, mijn handt, 'k fweer haer in noot >
In lief of leet, zo lang ik leef, noit te verlaten;
Maer t'eeren als mijn vrouw, of d'hemel moet my haten.
Liz. 'k Acht my gelukkig, dat ik u de handt als Bruidt Mach geven., . |ы
Roz. Dat de ramp uw liefäe nimmer ftuit.
Mevrouw, k wenfch u geluk; mijn Heer, lf ng moét gy leven.
Tin. Den hemel wil u ftaêg ïn als genoegen gevem Lou. Ik ben zo ver voldaen. men laet my. nu alleen Hier by den Graef, met wie dat ik bpzondre reen ; щ
Te fpreken heb; wilt t'zaem my in 't gebergte beiden,, , ■ ;
Ik bidt heer Garzeran de vrouwen te geleiden ,: :!
In alle zekerheit. ' -
Cärz. 't Wert nauw wil volbracht.
lul. Nu hqbt gy, fnodc, daer gy lang hebt na getracht 5 ;.; 1
Maer... .: . ■ ■ . .:, 5 rr ' . u
|
|||
0,F E DE L MO E D I G E W R. A É K. 8*
Fm. Zoekt hy hem alleen, 't is niet het befte teken.
Liz. Hy zal hem mogelijk afbidden, om te fpreken
Voor zijne misdaên by de Vorft. neen, 't karvniet zijn;
Want zo dat was, hy hadt hem niet gehoont: ach' mijn
Beroerde zinnen ftaen verbaeft en opgetogen.
Mar. Ik hoop den hemel zal ons 't befte doen beogen. .• - Aüe binnen, behalveii Louis enlulun,
lul. ,, Die tomeloos met wil na boze misdaet haekt,
j, Verdient geen beter lot. - 'k voel mijn gemoedt geraekt.
j, Hy fluit nu d'ene deur, dan d'ander. 'k ben verloren. „Mijn hovaerdy verwekt den hemel wis tot toren, „ Nu een geringen man mijn hoogmoet dalen doet. LOU. Kent gy my, Graef ? Hydcet zijn masker af.
lul. O ja, uwdapperheitenmoet/
Maekt u genoeg bekent. , , -
Lou. Wie ben ik, na uw giften.' . ; U lul. Den wever Pedro.
Lou. Neen, gy zoud wel kunnen miflen. . Beoogt my beter, Gl'aef. :)Лоеі щпpruik enpUeßervitnz.i}noo«haf,
lul. Indien het wezen kon,
Na ik nu zien kan, 'k zou geloven dat gy Doiv
Louis de Vargas waert: maer die 's niet meer in 't leven. Lou. Ik ben die zelfde, 'k zal u daer bewijs afgeven. .. .-.
lul. „ Den hemel my behoedt, of is hy zo gehoont,
„ Dat hy mijn misdaet in het minfte niet verfchoont; „ Maer doet mijn vyandt hier weer uit zijn graffteê rijzen} 3,Diens koude romp ik zag de laetfte plicht bewijzen. - , „ O Wonderlijk geval! hoe fpeelt gy met de menfeh!
-Ikhebu,Don Louis,mijnfchultbetaelt nawenfeh, Uw zufter weer geë'ertiriethaer mijn handt te geven. Wat wilt gy meer van my ? . : ; ß Lou. Datgy niet meer zult leven,
Niet dat mijn vroomheit door dees daet ontluiftert wart,
Neen! ik weet zeker, en dat moedigt nu mijn hatt, L z~ Dat
|
||||
84 DON, LOUIS DE VARGAS,
Dat ikgeregtigben geftelt om u te ftraffen.
Het is des hemels wil, die zal mijn wraek befchafTen :
Die gunt dat ik noch leef, die wil dat dezen arm
D'uytvoerder wezen zal van uwe ftraf. Befcharm
U zelf nu, zo gy kunt, hier valt niet meer te dralen.
lul. Is 't mogelijk > ik zag u lijk ten grave dalen. Lou. 't Was maer bedrog, het fchijnt dat gy my nu niet kent, Dat hoont mijn vroomheyt, die leeft nimmermeer gefchent.
Dies trek uw degen uyt; want gy van d eze handen
Zultfterven. "• '~ •;,
lul. 'k Bidt, mijn Heer, het ftrekt u roem tot fchande.
Zijt gy niet Don Louis, de Broeder van mijn Bruydt >
Wat dulheit dan, dat gy uw Broeders doot befluy t ?
Lou. Uw handt die heeft haer eer herftelt na 't nedervellen, Gy kunt mijn eer niet, als door uwe doot, herftellen. u j
Uw klagt is kragteloos. . ,; v„
lul. Ik hoonden noyt Louis.' ./ >u .•
Wilt gy dan dat ik om een Wever 't lijf verlies ?
Lou. 't Is 't eygen aenzigt daer uw hant die fchant indrukte. Hebt gy den Wever maer gehoont, dat u gelukten, ■
Zo maek dan rekening dat u den Wever weer . .:.
Zal doden, om de moort zijns Vaders, onvzijn eer ;
En wraek dat gy zijn Bruydt zo fchendig zogt te fchenden.
lul. Zy heeft mijn liefd' veragt. ! .. . Lou. Datgy uw fchult bekenden
Was nutter voor uw ziel, verrader, kóm, nu voort,
Verweeru. ;' : "...'; \:
lul. 't Za dan. -
Lou. V Daer.
lul. Aymy' ik ben vermoort,
O hemel! 'k heb mijn ftraf regtvaerdighier geleden. .
Ik bidt u Don Louis, ay luiftert na mijn reden,
Nu dat ik fterf, 'k beken, 'k heb tegen u mifdaen.
Ik heb uw Vader vals betigt, en fchelms verraên.
> - ³^/Ø '-Ë Ver- |
||||
OF EDELMOEDIGE WRAEK. 8*
Vervloekte ftaetzugt heeft my daer toe aengedreven,
Het was mijn Vaders wil $ 'k bidt, wilt het my vergeven ,. Nu dat gy Edel zijt: de nijt heeft ons vervoert,. Lou> 'k Vergeef het u. .,,...., lul. Ikfterf... :,'
Zou. Ik vindt my noch beroert
Om mijne Zufter, fchoon mijn vyandt is verwonnen,
Waer van al 't ongeluk mijn 's levens is begonnen. Daer leyt hy nu, die my vervolgden. Hemel, geef Nu dat zijn Vader ook geregte ftraf beleef. Garzeran.
Gar. TT Eer Pedro, hoe mijn vrindt! bedriegen my mijn ogen ?
ATI Of zijt gy Don Louis ? Leu. ,\ n Gy zijt gantfch niet bedrogen.
Ik ben het waerde vrindt., Vergeef, dat iktpt nog
My niet ontdekte, 't was nootzaeklijk dit bedrog. Mijn wraek heeft nu begin, nu moogt gy my weer agten Voor uw getrouwen vrindt. Daer leyt hy, die ftaeg fragten, Na ons bederf; die my lang waenden in het graf Te zijn, krijgt nu zijn loon van my. Gar. ; Hy heeftzijn ftraf. |
Bekomen. Maer 't is nu geen tijdt van hier te blyven.
Lou. Ik ruft niet, of ik zal den Vader mede ontlyven,
Die door zijns fchelms yerraet mijn Vader bragt ter dóot.
Gar. Stelt deze wraek wat uy t, de Koning is in noot,
Zijn heir, aen 't wijken, is meeft van den Moor geflagen; Dies is het tijt, om nu een brave kans te wagen Ten dienft van onzen Vorft; én komen met ons volk, Die noyt gevaer ontzien, met fpies, en pijl, en dolk, Hem moedig helpen, eer de zyne hjeel aen 't vluchten Tot fcheuring zijn gebragt, en voor een arger duchten. Ik twijffel niet, komt deze óns hulp in tijts te fta, Wy hopen niet vergeefs voor't algemeen gena, L 3 Leu.
|
||||
U , DON LOUIS DE VARGAS;
Lou. Men ruk ons volk by een, op hoop van's hemels zegen. Gar. Daer zijn zy, reets tot uw en 's Konings dienft genegen. Leonardo, Valerio, Pedro, Guar in en gevolg.
Lou. ~\ yf" Yn vrinden, gy hebt nu den regten tijt beleeft ь
JLVJL In wien den hemel uw een eerlijke uytkomft geeft Voor al uw mifdaên, die gy kunt doorlugtig maken j Gy weet hoe ons den Moor komt met zijn heir genaken, Hoe hy des Konings heir aen 't deizen heeft gebragt. Komlaet ons, groot van moet, met onze kleene magt Den vyandt flaen, wy zijn geoeffende foldaten, Die, voet by 't ftuk gezet, elkandren noyt verlaten. Zy blode guylen, niet in wapens groot gemaekt> ■ •< ■ ' Zijn door bet plundren uyt flagorden al geraekt;
Wert nu met kragt óp hun den aenval voort begonnen, Den overwinnaer ziet zich zelf haeft overwonnen. Vegt voor u zelven, voor uw Vorft, en 't Vaderlant. Laet ons vcrpligtcnde nu fterven zonder fchant ,' Voor. die wy, levende, veel hoons en fmaet aendeden. Alle. Wy wenfchcn na den ftrijdt. !
Louis. . •'.'•' Zetudariingeleden. \
Gar. O dappren Veltheer i door dit eerelijk befluyt,
Strekt yders borft een rots daer 's vyants fcharp afftuyt. Elks arm een blixemftrael, tot fchrik der Mauritanen. Lou. Dat gaet u voor; ik zal de weg van eer gaen banen. Binnen.
|
||||||||
Koning, Zuero, LorenzOygeiväpent met uytgetrocke degens.
Zuer. ~\ ff Yn Vorft, neem doch een paert, dat gy uw lijf bevrijdt.
Kon. .X.VJL O Hemel' weeft doch mijn befcharmer, in dees ftrijdt, Daer ik u regt beicharm; werp my niet heel ter neder Door 't Hëvdens ongeloof. -■'" -•: ."•Щ '■ Louis van bjnrièn.
Keert wederom, keert weder -
Soldaten; want den Moor heeft u niet overmant. \ • ; 't Is
|
||||||||
O F EDE L M O ED IG E W R A E K. Ш
*t Is maer de vrees, hou moet, ik bidt u, hou maer ftanr. Kon. Wat voor een troep komt, met vermomden aengezichten,
Zo moedig ons te hulp,- my dunkt de Moren fwichten. Zy vallen ruftig aen, en houwen 't al ter neer. Zuer. Den hemel heeft ц beê Verhoort, op u\v begeer.
Kon. Die zy voor eeuwig lof. - -,)
Lor. Zy vlugten al, die trotfen,
Ik zie hun wijken, langs de bomen, na de rotfen.
Kon. Val aqn Marquis, kom ftry om d'eere van mijn krooix
T'herftellen; 'k ben door u hier toegeraekt, uw zoon, \ Dien blodaert, laet zijn Vorft in deze noot verlegen, En volgt zijn welluft: kom, kom wachten wy de zegen Des hemels, die ons noit vergeefs zijn hulp toezendt. Ik zelf ga voor, om van dees wrede ftrijt een endt: Te maken, ftil ftaen kan den dapp'ren niet betamen. Zuer. Den hemelweet, dat ik myin mijn ziel móet fchamen,,
Dat ik dien fnoden zoon mijn leven heb geteelt, En opgebragt met zorg. Het leven my verveelt -t Ik wens de doot, om hem niet levendt te beogen * Of 't leven, om hem doot te zien. Ik ben bedrogen In mijne hoop, 'k vervloek zelf zijn geboortetijdt. Kon. Nu ftaek dees reen; en volg my moedig na den ftrijdc. bin*
Wert binnen gevoghten , daer op Zuer o gequetß uitkomt,
van Houisvervotgt, en na hemden Koning. Zuer. TT TIe zijt gy ? die dus, na der Moren nederlagen» ■
VV Uw kling op Chriftenen gaet wetten l
Louis. Durft gy vragen; Waerom? troiiwlozen fchelm, laet u genoeg zijn, dat
Ik Vargas ben, diens bloet u nu in't aenzigcfpat.
Kon. Wat dat ik hoor' Zuer. Zo zijt gy Don Louis in 't leven.
Louis. O ja, den hemel heeft my 't leven willen geven „
Dat ik mijn vroomheit aen de werrek tonen zou. ;
|
||||
"4 '
|
|||||
•Ш DÖN LÖUfS DE VARGAS,
Dat ik gerechte wraek zou krijgen. Nu mijnbouw - <
Den Koning is bekent, die hem hielp overwinnen , Zal mijne ftraf aen ц meinedige beginnen, Voor d'ongerechte hoon mijn Vader aengedaen, Door uwe välsheit al te jammerlijk vérraên: 't Is nu des hemels wit, die niemant kan bepalen, > / i' Dat hier uw leven met de doodt, de doot betalc Yan mijnen Vader, die onfchuldig heeft geleên. Zuer. Aymy rampzaligen r ik fterf. weeft nute vreên,
O Vargas! want gy hebt gewenfte wfaek bekomen. 'k Beken* 'k was d'oorzack dat het leven is benomen Aen uwen Vader, 'k Bidt, vergeef het my, gelijk Ik u mijn doot vergeefi Louis. Verrader... •
Kon. Hier is blijk
Genoeg; houd op Louis, hy heeft het al beleden.
Louis. Zijn Majefteit heeft het gehoort; 'k hou my te vreden,
Zijn zoon die heeft het voor zijn fterven ook bekent, Die 'k flus de dootfteek gaf, en hielp hem aen zijn endt, Vooral zijri fchelmsverraet, en boze tirannyen, Waer door ik in 't gebergt mijn zelf mét roveryen »' Erneeren moeft. Hyhadt mijn Zufters eer gerooft, En zogt de fchennis van mijn Bruidt, aen niy belooft; Hy heeft, toen ik hem dit beletten wou, zijri handen Gefchonden eerloos in mijn aeiizigt, my ten fchanden. Nu buig ik my, o Vorft • voor uwe voeten neer. Indien ik ftraf verdien \ zo ftraf my; om mijn eer Heb ik als Edelman mijn wraek gezocht. Kon. Uwdadeii
O dapp'ren Don Louis! verdienen ons genaden;
Uw ftrijtbren oorlogstroep heeft my verplicht; 'k beken Ik d'overwinning aen uw vroomheit fchuldig ben. Zo dat, of gy al fchoon een misdaet hadt bedreven, Ik ben gehouden* om uw dienft, zulks te vergeven. |
|||||
OF EDELMOEDIGE W EL A E K. Ü
Nu weet ik, hebt gy maer rechtvaerd'ge wraek gezocht,
Dies zijn mijn gunften aen uw moedigheit verknocht. Dat uw foldaten zich vr y alle voor my tonen > Ik wil haer kennen, en hun trouwe dienft belonen. Lou. Op deze hoop heb ik hun alle hier by my Ontboón, op dat men van den vyandt meefter zy, Om uwe Majefteit in ootmoedt te begroeten. G ar ze r an. Leonardo. Valerio. Guarin, en gevolg.
Garz. TT 7 Y öftren, grote Vorft! ons levens voor uw voeten.
Leon. W Wy dienen trouw, 'k bidt dat uw goetheit ons verfchoon. Kon. Wacht dan van my, dat ik u Koninklijk belopn. - Rijft op, uw heldendaêh gaen noit uit ons gedachten. 'k Vergeef u alles, wilt voortaen uw plicht betrachten.
Naeft d'hemel heeft uw kracht dees oorlogstwift geflift.
Uw dapperheit heeft al uw misdaên uitgewift.
'k Zeg andermael rijs op, het is u al vergeven. \ \
ê˲²å. Lang leef zijn Majefteit, lang moet den Koning leven. Kon. Voert de gevangens weg, en zonder tijdt verlies. Guar, 't Is Pedro na het kleet, na 't aenzicht Don Louis. Dit komt my vremt te voor; het fchijnen toveryen.
Ik bidt u, moedig Heer, laet my niet meer in lyen.
Zijt gy heer Vargas ?
Lou. Ja, ik ben het zelf, Guarin: Den hemel zy gedankt dat ik u weer mag zien.
Guar. Maér uw getrouwe knecht zo lange te bedriegen, Mijn Heer, 't is wat te grof, ja 't zeker, zonder liegen.
Lou. Guarin, het moeft zo zijn, ftel u daer in geruft. Guar. Zo doen ik Heer, gun dat uw flaef uw voeten kuft. Lou. Volg myna 't hof, uw dienft en zal geen loon gebreken.' Guar. Dat is een hart'lijk woort: och! was het al gebleken. Was ik weer Edelman, de boer die hadt dan uit.
Kon. Leeft uwe zufter noch ? Lou* Daer komt zv, met mijn Bruidt, • M Om
|
||||||
■m
|
||||||
Ø
|
||||||
"Ш
po D ON L O Ü IS DE VARGAS, Om uwe Majefteyt geluk en heil te wenfchen. •
Kon. Zegt ons, welk is uw Bruidt ? Louis. De fchoonfte aller menfchen>.. Die, fchoon dat ik als Vorft een Koninkrijk gewan,
My waerdig zijn zou; 't is Maria de Luxan. ..'- ,
Kon. Ik ken haer aedlijk Huys, daer zy is uyt gefproten,
Waer van de Kroon altijt veel dienften heeft genoten.
Te dr o, Maria, Liz.andra, Theodora, Roze IIa, gek Ie et
-: ■ t ■ inlantkleding. MEvrouw, daer is hy die Kaftiljens fcepter torft.
Ootmoedig kuflen wy de handen van den Vorft. Liz,. Den hemel geef hem heil. Kon. Staet op, 't is ons begeren De Bruydt van Don Louis, en Zufter, nu te eeren
Met koninklijke gunft. Betrouw u op ons woort.
UMar. Dank zy de Majefteyt. Liz. 't Geval zijn ruft: noyt ftoort.
Theod. De Vorft leef lang na wenfch.
Roz. . Beftier zijn Rijk in vreden.
Ped. Hy heerfche, op zijnen troon, geyreeft en aengebeden.
Liz. O hemel' wat ik zie! mijn Broeder agh i zijtgy't? Of is 't uw geeft ? helaes!
Lou. Ik ben het zelf: verblijdt U waerde Zufter; want d'uur is nu eens gekomen,
Dat myne en uwe wraek voldaen is, wilt niet fchromen;
Gy ziet de tijdt, daer in uw vyanden ten val
Geraekt zijn, dat uw eer met roem herftellen zal.
Graef Julian, die ons vervolgden, is om 't leven.
Heer Garzeran zal uw de handt als Bruygom geven,
Zo ik by hem de naem van Broeder waerdt mag zijn;
Zo raekt hy meê ten endt van zijne minnepijn,
Indien 't de Vorft gevalt.
Kón. Ik zal noyt vreugt beletten. ' 4" Gar.
|
||||
OF EDELMOEDIGE WRÄEK.
Gar. Nu hangt mijn luk aen u.
Liz. Zijn woorden zijn mijn wetten,
'k Genoeg my in zijn wil.
Gar. Wat overgroot geluk'
Zo raek ik onverwagt ten einde van mijn druk.
Kon. Door zulk een dubble vreugt zal alle vreugt vermeeren.
In mijne zegenprael. Kom, volg my t'zaem, gy Heeren, Daer Don Louis verfchijnt als d'Atlas van mijn Rijk. Louis. Mijn Edelmoed'ge wraek geeft hier geregte blijk,
Dat zelden fchellemftuk zo voorgaan zal in 't dwalen, Of kreuple ftraf die kan 't in 't eindt noch achterhalen. E IN D E.
|
||||