-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4-

\


-ocr page 5-

ELFDE JAAELIJKSCH VEESLAG (jUjj

BETKEKKELUK

DE VERPLEGING EN HET ONDERWIJS

IN HKT

NEDERLANDSCH GASTHUIS

VOOK

O O GLIJDERS,

L'ITGEBKACHT IN MEI '1 87 0,

DOOK

F, C. DONDERS.

Met wetenschappelijke bybladen.

niTlECHT, AN DE Ynbsp;1S70.

iiiiSUNIVERSITEIT TE UTRECHT 2242 7540

-ocr page 6- -ocr page 7-

lïsHOUl).


Elfde jaarlijksch Verslag, door nbsp;nbsp;nbsp;F.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doxobrs.....Blz.

Statistiek................... «

Alphabetische Jfaamlijst van de in 1869 bijgekomene Bestuurders, Stichters en Begunstigers........ ,

In 1868 bijgekomen............... «•

WETENSCHAPPELIJKE BIJBLADEN

De operatie van het scheelzien, door S. J. Halberisma. „ De beweging van het oog, toegelicht met het phae-nophtalmotroop, door F. C Donbers, met plaat. . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;

Over de innervatie der oogbewegingen, door Dr. E.

Adamük, uit Kasan.............. «

Over aangeboren en verkregen associatie. Als naschrift tot het voorafgaande onderzoek van Dr. Adamük,

door F. C. Doxdbes............. u

Bijdrage tot de behandeling van sommige gebreken der

oogleden, door Dr. A. L. G. ' an Gils. ..... «¦

Over den steun der oogen bij bloedsaandrang door uitade-

mingadrukking, door F. C. Donders........ «

Bijdrage tot de physiologie van den n. oculo motorius,

door Dr. E. Adamük, uit Kasan.......... ,

Bijdrage tot het mechanisme der accommodatie, door

denzelfden.................. ,,

Waarnemingen omtrent den bloedsomloop in den bodem van het oog bij den hond en bij den mensch, door

Dr. W. Dobrowolski, uit Petersburg........

Over den invloed van atropine op de intra-oculaire

drukking, door Dr. E. Adamük, uit Kasan..... „

Bijdrage tot de leer der bewegingen van het oog, door Aiexander Skhebitskv............. ,


l

12

15

16


54


80


90


133


160


165


170


179


186

-ocr page 8-

r


r




-ocr page 9-

ELFDE JAARLIJKSCH VERSLAG,

betrekkelijk de verpleging en het onderwijs in het Nederlandsclinbsp;Gasthuis voor Oogïijders, van 1nbsp;Januari 1869 tot den Januarinbsp;1870, ter vergadering van Bestuurders en Afgevaardigden, gehouden den 30^“ Mei 1870, uit-gehragt door F. C. Donders,nbsp;Directeur der Instelling.

Hooggeachte Heer en, Bestuurders en Afgevaardigden!

Met het laatste verslag, dat ik ’t vorige jaar de eer had uit te brengen, werd in ’t bestaan onzer instellingnbsp;een tienjarig tijdvak afgesloten. Wat was natuurlijker,nbsp;dan dat ik met U een blik terugwierp op den afgeleg-den weg en, na tot de aanleiding en den grond dernbsp;stichting te zijn doorgedrongen, hare ontwikkeling Unbsp;schetste en verklaarde? Gij hadt toen recht, een dergelijke breede ontvouwing van mij te verwachten, en iknbsp;heb getracht, daaraan te voldoen, — ik mag wel zeggen, niet enkel plichtshalve, maar daartoe gedrongennbsp;ook — én door mijne liefde voor de instelling, én doornbsp;mijn dankbaarheid jegens U en jegens zoo vele anderen,nbsp;die haar schraagden.

Na 10 jaren kan men zeggen, is een gemiddelde toestand in het leven getreden. Blijft de ontwikkeling voortduren, zij stijgt met een zachte glooiing, en is ernbsp;teruggang te bespeuren, ieder maatschappelijk verschijnsel heeft zijne schommelingen, en wellicht verwijlen wijnbsp;dan slechts in een golfdal, dat ons een hoogeren golf-berg te geinoet voert. Met één woord, de geschiedenis

-ocr page 10-

van ieder jaar heeft, na de eerste ontwikkelingsphasen, de hooge prognostische heteekenis verloren, die ons innbsp;de eerste jaren de feiten en hare oorzaken met zooveelnbsp;belangstelling deed gadeslaan.

Intusschen, de statuten hevelen, en ik gehoorzaam, wanneer ik thans voor de elfde maal het verslag uitbrengnbsp;betrekkelijk’de verpleging en het onderwijs in het Neder-landsch Gasthuis voor Ooglijders. Ik gehoorzaam gaarne,nbsp;maar meen mij tot het feitelijke te moeten bepalen. Hetnbsp;moge als houwstoffe worden beschouwd voor een tweedenbsp;tienjarig verslag, dat ik of mijn opvolger, zoo vertrouwen wij, zal geroepen zijn, op deze plaats uit te brengen, — dan inderdaad rijker in ervaring en heter innbsp;staat uit het verledene op nieuw te voorspellen, wat nunbsp;nog in den schoot der tijden ligt verborgen.

Dan, ter zake!

In de eerste plaats hebben wij onze stichting te beschouwen als instelling van liefdadigheid, en — in de eerste plaats dus te handelen over de verpleging.

Ziet hier in ’t kort de feilen, die daartoe betrekking hebben.

Het getal ooglijders, in 18G9 behandeld en verpleegd, bedraagt 1451. Zij zijn herkomstig uit al de Provinciënnbsp;des Eijks.

Friesland

35

27

Groningen

6

2

Drenthe

9

8

Overijssel

35

V

22

Gelderland

230

66

Noordholl.

139

39

Zuidholl.

251

71

Zeeland

41

))

24

Noordbrah.

108

57

Limburg

5

2

42

14

1451

355

Uit de Provincie Utrecht 550, verpleegden 23

-ocr page 11-

Van de nit de Provincie Utreclit herkomstige lijders, behoorden ruim de helft, namelijk 283, tot de inwonersnbsp;der stad Utrecht.

Het is niet overbodig te herhalen, dat de behandeling van alle lijders, zonder uitzondering, kosteloos geschiedt,nbsp;en dat bovendien de geneesmiddelen, de operatieve hulp ^nbsp;en, zoo noodig, ook de optische middelen, de kunstoogennbsp;enz. gratis worden verstrekt. Het is voldoende, zichnbsp;aan te melden, om geholpen te worden. Teeken nochnbsp;bewijs, dat zij tot de minvermogenden beboeren, wordtnbsp;van de lijders gevorderd: ’t is genoeg, dat ze ooglijdersnbsp;zijn en gratis hulp verlangen. Alléén wanneer het noodignbsp;is, ze in de instelling te huisvesten, te voeden en tenbsp;verplegen, wordt hiervoor eenige tegemoetkoming verlangd, — 50 ets. daags van gemeente- en armbesturen,nbsp;60 ets. van particulieren, zijnde niet veel meer dan helftnbsp;van de werkelijke kosten van verpleging. Be stichting isnbsp;dus uitsluitend instelling van liefdadigheid,

In den zin van tegemoetkoming geschiedde de verpleging:

bij 179 lijders voor eigen rekening met 3070 verpleegdagen „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor rekening van Particulierennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;681nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

,, nbsp;nbsp;nbsp;33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Diaconiënnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;980nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

„ nbsp;nbsp;nbsp;43nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Armbesturennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1720nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,

„ nbsp;nbsp;nbsp;42nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gemeentebe-

besturen..... 1573 nbsp;nbsp;nbsp;,,

„ nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor rekening van Commissiënnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;213nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

„ nbsp;nbsp;nbsp;18nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Liefdegestichten ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;513nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

„ nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;geheel kosteloos..... 235 nbsp;nbsp;nbsp;„

355 lijders nbsp;nbsp;nbsp;met 8985 verpleegdagen

dus gemiddeld 2573 verpleegdag voor lederen lijder.

Veroorloven wij ons eene vergelijking met het voor-

-ocr page 12-

afgaande jaar, zoo constateeren wij, dat, toevalliger wijze, het aantal lijders juist hetzelfde is , 1451 in 1868 ennbsp;1451 in 1869. In 1869 is daarentegen het aantal verpleegden grooter, 355 tegen 323 in 1868, maar, omgekeerd, het aantal verpleegdagen geringer; het is thansnbsp;tot 26'It dag per lijder gedaald, terwijl het vroeger welnbsp;eens tot 36 dagen was gestegen. De voornaamste redennbsp;hiervan is deze, dat wij te allen tijde overbevolking, dienbsp;nadeelig zou kunnen werken, zochten te vermijden ennbsp;daarom de lijders ontsloegen, zoodra hun toestand hetnbsp;slechts eenigszins gedoogde.

Wij hebben dan ook in den loop van dit jaar met geenerlei heerschende ziekte, verettering, roos of dergelijke te kampen gehad , — waartoe ook het vervangen dernbsp;behangen door bepleisterde muren moge hebben medegewerkt, — niettegenstaande het aantal geopereerden aanzienlijk was. Afgezien van alle kleine kunstbewerkingennbsp;toch, zooals verstopping der traanwegen, gezwellen dernbsp;oogleden, verwijdering van vreemde lichamen, enz. enz.,nbsp;steeg het aantal tot 350, namelijk:

Extractie van cataract........65

56

98

54

4

30

O

O

11

3

1

6

8

3

Punctie „ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........

Iridectomie (kunstmatige oogappel, enz.) . Tegen scheelzien (achterwaartsche verplaatsing)nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ (voorvvaartschenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)

„ nbsp;nbsp;nbsp;binnenwaarts gekeerde oogleden

„ buitenwaarts „ nbsp;nbsp;nbsp;„

„ nbsp;nbsp;nbsp;vernauwde oogspleet....

„ nbsp;nbsp;nbsp;vergroeide oogleden ....

„ nbsp;nbsp;nbsp;hangende oogleden (ptosis) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Samengestelde plastische operaties (bij mis

vorming).........

Exstirpatie van den oogbol nbsp;nbsp;nbsp;. . .

nbsp;nbsp;nbsp;„ gezwellen. . . .

-ocr page 13-

Overgebragt 342

Exstirpatie van druifgezwel......3

Zenuwdoor snij ding..........2

Doorklieving van het netvlies......3

350

Niet zonder voldoening mogen wij verklaren, dat de resultaten der behandeling en bepaaldelijk die der operationnbsp;gunstig waren.

Onder de plastische operation kwamen zeer belangrijke voor, met den besten uitslag bekroond; en door tijdigenbsp;verwijdering van kwaadaardige ziekelijke gezwellen, innbsp;de oogholte of in den oogbol zei ven gezeteld, werd nietnbsp;slechts aan een droevig lijden een einde gemaakt, maarnbsp;menig menschenleven gered. Verblijdend is voorts hetnbsp;toegenomen aantal wel gelukte operaties van cataract,nbsp;en het steeds afnemend aantal van operaties tegen binnenwaarts gekeerde oogleden, welsprekend getuigende vannbsp;het verminderen der atropbiëerende granulaties in Nederland, zooals zij, dank zij de blijvende zorg der Regering, innbsp;de gestichten Veenhuizen en Ommerschans ook afnemendenbsp;zijn. Over het geheel mogen wij de verklaring afleggen,nbsp;dat het aantal lijders, waarbij geen volkomen herstel ofnbsp;althans verbetering verkregen werd, betrekkelijk zeernbsp;gering is. — Als bijlage tot het verslag wordt de numerieke lijst medegedeeld van al de voorgekomen ziekten,nbsp;welker belangrijkheid, evenals het groot aantal kunstbewerkingen, duidelijk in het licht stelt, dat onze instelling uit een uitgestrekte bevolking de zwaarste gevallennbsp;vereenigt.

Het onderwijs ging voort, zijne goede vruchten te dragen. Het werd voortgezet op den ouden voet, doornbsp;Dr. Snellen en mij zelven. Bijzonder groot was hetnbsp;aantal onzer gewone discipelen niet: ook het academisch

-ocr page 14-

leven heeft zijne schommelingen, die wij bij de wetten, waaraan de maatschappelijke verschijnselen geketend zijn ,nbsp;als symbolen van menschelijke vrijheid, als symbolennbsp;althans van de oneindige verscheidenheid des levens, metnbsp;welbehagen begroeten. Bij den volgenden cursus zullennbsp;een des te grooter aantal candidandi, die thans met ijvernbsp;onze physiologische lessen volgen, tot candidaten bevorderd , zeker een even dankbaar gebruik maken als hunnenbsp;voorgangers van de gelegenheid, hun hier aangeboden.nbsp;En naast onze studenten plaatsen zich nog altijd eenigenbsp;erkende kunstgenooten onder ons gehoor, buitenlandersnbsp;zoowel als landgenooten, waarvan sommigen met ons totnbsp;de ontwikkeling der wetenschap medewerken. In denbsp;wetenschappelijke bijbladen, aan eenige exemplaren vannbsp;dit verslag toegevoegd en bepaaldelijk voor de beoefenaars der oogheelkunde in het binnen- en buitenlandnbsp;bestemd, zijn de bewijzen daarvan te vinden. Zij bevatten in de eerste pl.aats eene studie over de operatie vannbsp;het scheelzien, door Dr. Stephanus Justus Halberts ma bewerkt en geschreven onder de leiding vannbsp;Dr. Snellen, die de genoemde operatie wijzigde en denbsp;beschrijving dier wijziging zoowel als de daarbij verkregen resultaten aan Dr. Halbertsma welwillendnbsp;afstond. Voorts eene bijdrage tot de behandeling vannbsp;sommige gebreken der oogleden van Dr. A. L. G-. vannbsp;Gr i 1 s, insgelijks onder opzicht van Dr. Snellen bewerkt,nbsp;naar aanleiding van eenige alhier voorgekomen belangrijke operaties. Verder, een onderzoek over de inner-vatie der oogbewegingen van Dr. A d a m ü k, uit Kasan,nbsp;voerende tot het belangrijke resultaat, dat het verbandnbsp;tusschen de bewegingen der beide oogen zijnen grondnbsp;heeft in een aangeboren, voor dit doel ingericht mechanisme. In dit resultaat vond ik aanleiding, mijne denkbeelden te ontwikkelen over aangeboren en verkregen

-ocr page 15-

associatie, als naschrift tot het onderzoek van Dr. Adamük, insgelijks in de wetenschappelijke bijbladennbsp;opgenomen. Bovendien leverde Dr. Adamük ons nognbsp;een bijdrage tot de werking van atropine en tot hetnbsp;mechanisme der accommodatie. Zijn landgenoot Dr.nbsp;Dobrowolsky, uit Petersburg, hield zich hier hoofdzakelijk bezig met het onderzoek van den bloedsomloopnbsp;in het netvlies, bij den hond en bij den mensch, waarvan de resultaten insgelijks in de wetenschappelijke bijbladen te vinden zijn, terwijl Dr. Skrebitzky, bekendnbsp;door zijn omvangrijk klassiek werk over de lijfeigenschapnbsp;in Rusland, van zijne juridische en staatshuishoudkundige studiën tot de ophthalmologische overgegaan , zichnbsp;hier onledig hield met het onderzoek der asdraaiing vannbsp;het oog bij zijdelingsche overhelling van het hoofd: ditnbsp;onderzoek is nog niet geheel ten einde gebracht, maarnbsp;heeft toch reeds tot de uitkomst geleid, dat een asdraaiing,nbsp;in tegengestelden zin als de overhelling van het hoofd,nbsp;werkelijk bestaat, maar voor iedere overhelling tot 60’nbsp;slechts ongeveer % beloopt van de helling van ’t sagit-tale vlak. Eenige belangrijke resultaten van ervaringnbsp;gaf ook Dr. Snellen nog ten beste, deels afzonderlijknbsp;vermeld, deels opgenomen in eene studie van mijne hand,nbsp;betreffende den beschermenden steun der oogleden bijnbsp;verhoogde exspiratorische drukking. De aanleiding totnbsp;dit onderzoek lag in den wensch, mij kenbaar gemaaktnbsp;door den groeten natuuronderzoeker van onzen tijd, dennbsp;beroemden Charles Darwin. Uit het oogpunt dernbsp;gelaatkundige studiën, waaraan hij zich in den laatstennbsp;tijd met groote voorliefde gewijd heeft, was het vraagstuk hem bijzonder gewichtig voorgekomen. Van mijnenbsp;zijde heb ik getracht, aan den uitgedrukten wensch tenbsp;voldoen: in hoeverre de gestelde vraag hare oplossing gevonden heeft, in het midden latende, mag ik wel

-ocr page 16-

zeggen, dat ik op den weg van dit onderzoek menig punt hek ontmoet, wat mij belangstelling inboezemdenbsp;en die ook wel schijnt te verdienen. Ten slotte, bevatten de wetenschappelijke bijbladen de beschrijving vannbsp;een nieuw werktuig, waaraan ik den naam gaf vannbsp;phaenophthalmotroop, dat is, een werktuig, dat de draaiingen van het oog aanschouwelijk maakt, en werkelijknbsp;bestemd is tot opheldering der beweging van dit orgaan.nbsp;De behoefte aan een zoodanig werktuig was mij meernbsp;en meer gebleken, naarmate ik de ervaring had opgedaan , dat het leerstuk der oogbewegingen, welker mechanisme inderdaad zeer ingewikkeld is, tot hoe hoogennbsp;graad van volkomenheid gebracht, voor vele ophthalmo-logen een struikelblok gebleven was. Onze mechanicusnbsp;O Hand heeft het werktuig op de voortreffelijke wijzenbsp;vervaardigd, die wij van hem gewoon zijn, en wij hopennbsp;hiermede een moeilijk, maar hoogst belangrijk leerstuknbsp;meer algemeen te hebben toegankelijk gemaakt.

Zoo gaan wij voort en zullen trachten voort te gaan, diep doordrongen, dat, hoe omiloersd ons levenspad ennbsp;hoe duister het problema der schepping voor ons, aardbewoners, wezen moge, het ’s menschen plicht is, zoolang hij leeft, zich zelven te louteren en te ontwikkelen,nbsp;den arbeid te volbrengen, waartoe hem de gaven zijnnbsp;geschonken en tot heil van anderen naar vermogen medenbsp;te werken. Weest overtuigd, mijne Heeren, dat, wanneer het blijken mocht, dat deze instelling, om aannbsp;hare bestemming te beantwoorden, van mijne zijde meernbsp;toewijding van krachten behoefde, ik ze daarvoor zounbsp;weten af te zonderen.

In de laatste jaren hebben de Heeren Eegenten, mij, als hun mederegent, eenvoudigheidshalve ook belast, innbsp;mijn verslag melding te maken van de financiëele aange-

-ocr page 17-

legenheden, zooals zij mij door den President en Secretaris werden gesuppediteerd. Ik ga daartoe ook thans over.

Het is U bekend, dat wij een verplegingsfonds en een kapitaalfonds onderscheiden. Tot het eerste behoorennbsp;de jaarlijksche bijdragen en de verpleeggelden, in hetnbsp;laatste worden bijdragen van nieuwe stichters en bestuurders, voorts alle giften in eens en erflatingen gestort.

Wat het verplegingsfonds betreft, stegen de uitgaven tot ƒ 11384.21V2 en beliepen de ontvangsten slechts ƒ11036.37,nbsp;zoodat het voordeelig saldo met ƒ 347.8472 werd verminderd. De verschillende posten van ontvangst en uitgaafnbsp;vindt men hieronder vermeld:

De ontvangsten hebben bedragen :

Aan verpleeggelden..............ƒ nbsp;nbsp;nbsp;4990.67

nbsp;nbsp;nbsp;jaarlijksche bijdragen...........- nbsp;nbsp;nbsp;5192.50

nbsp;nbsp;nbsp;renten van certificaten...........- nbsp;nbsp;nbsp;403.50*

// nbsp;nbsp;nbsp;huur van gebouwde eigendommen......- nbsp;nbsp;nbsp;450.—

ƒ 11030.67*

De uitgaven beliepen:

Aan nbsp;nbsp;nbsp;onderhoud en inrichting van gebouwen . ... fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1008.91*

nbsp;nbsp;nbsp;grond- en andere belastingen........- nbsp;nbsp;nbsp;293.233

nbsp;nbsp;nbsp;traktementen en loonen..........- nbsp;nbsp;nbsp;1641.—

// nbsp;nbsp;nbsp;voeding, verwarming, enz..........- nbsp;nbsp;nbsp;6268.53

u nbsp;nbsp;nbsp;Heeding en meubilair...........- nbsp;nbsp;nbsp;1362.05*

nbsp;nbsp;nbsp;kosten van beheer.............- nbsp;nbsp;nbsp;740.65

chemicaliën, instrumenten, enz........- nbsp;nbsp;nbsp;1009.84

/ 11384.215

Deze ongunstige uitkomst is voor een deel te danken aan de buitengewone uitgaaf tot onderhoud van gebouwen , bepaaldelijk aan die voor het bepleisteren dernbsp;muren van alle ziekenzalen, reeds uit het oogpunt dernbsp;hj^giene ncodzakelijk geacht, — voorts aan het kleinernbsp;aantal verpleegdagen, bij den korteren duur der verpleging voor iederen lijder, en, wij mogen het niet ver-

-ocr page 18-

10

heelen, aan eenige vermindering der jaarlijksche bijdragen. Dit maakt het ons ten plicht, de belangstelling der plaatselijke commissiën op den duur wakker tenbsp;houden en haar in te prenten, dat voor de begunstigers, die haar afvallen, nieuwe moeten worden aangewonnen, opdat minstens de eenmaal bereikte hoogte behouden blijve.

Omtrent het kapitaalfonds is het mij vergund, een gunstiger getuigenis af te leggen. Dat kent alleen vermeerdering, geen vermindering, en zoo moge het langnbsp;nog blijven.

Ingekomen zijn thans de gift van ƒ 1000, door het ütrechtsche studentenkorps geschonken, en de ƒ 250 vannbsp;Dr. Greve, een der oud-leerlingen van onze instelling,nbsp;op Java thans als arts en oogarts werkzaam, — vannbsp;welke bijdragen, als toegekend bij gelegenheid van hetnbsp;tienjarig bestaan, wij in het vorig verslag reeds metnbsp;hooge ingenomenheid mochten melding maken.

Een onbekende, maar niet onbeminde, zond ons een nieuwjaarsgift van ƒ 100. Gelijke giften werden ons toe-gekeud door G. M. Baron van der Duijn te ’s Hagenbsp;en Mevrouw Lentfrinck Koolhaas te Doetichem,nbsp;die beide als stichters in het album werden ingeschreven,nbsp;evenals Mejufvrouw M. J. Weddik, wier gift, in verband met vroegere bijdragen, daartoe het recht verleende.nbsp;De Heer Blussé van Zuidland zond ook weder,nbsp;door tusschenkomst van de Commissie te Dordrecht, zijnenbsp;jaarlijksche buitengewone gift van ƒ 50, ter tegemoetkoming van verpleegkosten voor Dordrechtsche ooglijders,nbsp;en van diversen, door tusschenkomst der Commissie vannbsp;’s Gravenhage verzameld, wmrd nog een bedrag van ƒ195nbsp;in het kapitaalfonds gestort. Eindelijk hebben wij hiernbsp;met groote erkentelijkheid gewag te maken van eene giftnbsp;van/ 250, van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses

-ocr page 19-

11

Marianna der Nederlanden, in antwoord op het verslag van het tienjarig bestaan onzer stichting, dat wij de eer hadden gehad der hoogaanzienlijke Bestunrderessenbsp;aan te bieden, die tot de eerste vestiging zoo mildelijknbsp;had bijgedragen, en dat H. K. H. verklaarde „met denbsp;meeste belangstelling te hebben gelezen.” — Zoodoendenbsp;klimt de vermeerdering van het kapitaalfonds in het af-geloopen jaar tot / 2344.50.

Zal een opwekkend woord nu weder mijn verslag besluiten? De wenk, aan onze vaste Commissiën gegeven, zij voldoende. Aan Uwen steun, mijne Heeren, aannbsp;den steun onzer menschlievende landgenooten, heeft denbsp;instelling behoefte, maar die steun ook is haar verzekerd.nbsp;Ziet men elders voor een instelling, bij haar ontstaannbsp;met geestdrift begroet, ter middaghoogte gerezen, denbsp;belangstelling verflauwen, hier hebben wij dat niet tenbsp;duchten. De ontwikkelde toestand is hier geen rust,nbsp;maar eeuwige beweging. Hij is als de cyclus des levens,nbsp;welks sluimerende krachten in hare weldadige vruchten,nbsp;wijd en zijd verspreid, telkens nieuw voedsel vinden, —nbsp;als de cyclus des levens, die bij het wederzijds in elkander grijpen van oorzaken en gevolgen zijne toekomstnbsp;gewaarborgd ziet.

Zoo zij het! —

-ocr page 20-

STATISTIEK der oogziekten, voorgekomen in het Nederlandsch Gasthuis voor Oogiijders, vannbsp;den 1 Januari 1869 tot den 1 Januari 1870,nbsp;bij 1451 lijders.

ZIEKTEGEVALLEN.

Ophthalmia catarrhalis..........106.

„ nbsp;nbsp;nbsp;granulosa..........34.

„ nbsp;nbsp;nbsp;hlennorrhoïoa......... 2.

„ nbsp;nbsp;nbsp;purulenta neonatorum...... 6.

„ nbsp;nbsp;nbsp;diphtherina.......... 5.

Trachoma..............45.

Ophthalmia scrophulosa.........144.

Panophthalrnia............. 4.

Kerato-malacia............. 9.

Sphacelus corneae............ 7.

Ulcus cum hypopyo........... 7.

Ulcus corneae (keratitis).........51.

Incrustatio corneae........... 6.

Irido-keratitis.............10.

Prolapsus iridis............ 2.

Synechia anterior............25.

Keratitis diffusa............ 11.

Maculae corneae............48.

Leucoma...............25.

Staphyloma corneae et staphyloma scleroticae auterius 6. Cornea conica (staphyloma pellucidura) ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

Kyklitis............... 9.

Ophthalmia sympathica.......... 2.

Iritis................26.

Fistula corneae......... , . . nbsp;nbsp;nbsp;3.

-ocr page 21-

13

Synechia posterior........... G.

Atresia pupilae en nbsp;nbsp;nbsp;irido-chorioiditis......18.

Irideremia.............. 1-

Sclerotitis anterior nbsp;nbsp;nbsp;etnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;episcleritis...... 3-

Cataracta nbsp;nbsp;nbsp;senilis............öO-

„ nbsp;nbsp;nbsp;congenita...........-^3.

„ pyramidalis.......... 1 •

„ nbsp;nbsp;nbsp;siliquata........... 2.

„ nbsp;nbsp;nbsp;secundaria........... G.

„ nbsp;nbsp;nbsp;mollis............ 4.

„ nbsp;nbsp;nbsp;traumatica........... 1-

Aphakia...............23.

Luxatio lentis............. 1-

Ohscuratio corporis nbsp;nbsp;nbsp;vitrei......... 6.

Eetinitis nbsp;nbsp;nbsp;(apoplectica,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;luëtica)....... 1-

„ nbsp;nbsp;nbsp;e morbo Brightii......... 4.

„ nbsp;nbsp;nbsp;pigmentosanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hemeralopia)...... 4.

Neuritis nbsp;nbsp;nbsp;optica............. quot;i-

Solutio retinae.............10.

Solutio hyalo'ideae........... !•

Chorioiditis..............16.

Glaucoma..............14.

Amblyopia congestiva..........18.

„ et amaurosis cum papilla alba . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;22.

„ gravidarum.......... 1.

Buphthalmos............. 1 nbsp;nbsp;nbsp;¦

Atrophia bulbi......... 35.

Microphthalmos . nbsp;nbsp;nbsp; !•

Spasmus clonicus palpebrarum....... 4.

Tumor orbilae............. 1.

Ankylo-hlepharon............ 1.

Anophthalmos.............19.

Traumata..............22.

Corpora aliena, nbsp;nbsp;nbsp; 22,

-ocr page 22-

14

Paresis muscnlarls (strabismus paralyticus, ptosis

paralytica et mydriasis paralytica).....10.

Strabismus..............51.

Nystagmos.............. 7.

Ptosis. ............... 5.

Entropion en dysticbiasis......... 7.

Ectropion..............14.

Symblepbaron....... 4.

Abscessus palpebrae...........ll.

Blepbaradenitis ............21.

Tumor cysticus............ 2.

Dacryocystitis (obstructie ductus lacrymalis) . . nbsp;nbsp;nbsp;43.

Abscessus sinus frontalis......... 1.

Exanthema faciei et palpebrarum...... 2.

Dolor oculi.............. 1-

Asthenopia accommodativa.....¦. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;90.

Myopia...............93.

Presbyopia........ 154.

Hypermetropia.............131.

Astigmatismus. ............47.

Lupus faciei............. 1.

Tumor glandulae lacrymalis........ 1.


-ocr page 23-

IN 1869 BIJGEKOMENE

Bestuurders.

Sonrabaya.

Utrecht.

’s Hage. Arnhem.

Dr. H. Greve, (Officier van Gezondheid). Het tJtrechtsch Studentencorps.

Stichters.

F. M. Baron van der Duyn. Mej. M. J. Weddik.

Begunstigers.

Mejufvrouw K. Bakker. nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

H. Boeken. nbsp;nbsp;nbsp;n

W. A. .). Bake. nbsp;nbsp;nbsp;(Huize Uilenput) «

Mevr. de Wed. Bening Wichers. nbsp;nbsp;nbsp;//

Mr. W. J. B. Besier. nbsp;nbsp;nbsp;Nijmegen.

Mevr. de Wed. Bonekamp. nbsp;nbsp;nbsp;’s Hage.

J. Drabbe, (Rijksontvanger). nbsp;nbsp;nbsp;Loenen.

Mevr. Douair. Driessen, geb. Gravin van Limburg

Stirum. nbsp;nbsp;nbsp;Leeuwarden.

Dr. A. Diemont nbsp;nbsp;nbsp;n

J. van Dijkshoorn. nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Mr. G. Everts, Pzn. nbsp;nbsp;nbsp;«

Ds. Esscher. nbsp;nbsp;nbsp;Wageningen.

J. L. B. Engelhard. nbsp;nbsp;nbsp;’s Hage.

Fruin. nbsp;nbsp;nbsp;Leiden.

C. A. de Florimont. nbsp;nbsp;nbsp;Beek.

Mevrouw de Wed. Frantzen, ’t Hooft. nbsp;nbsp;nbsp;’s Hage.

M. J. Douair. de Gee. van Rijnhuizen, geb. .de

Meinertshagen. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Profr. Dr. C. H. C. Grinwis. nbsp;nbsp;nbsp;»

Mej. A. C. Gerken. nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

L. A. Greve. nbsp;nbsp;nbsp;Nijmegen.

Mevr. de Wed. Greve, van Kuijk. nbsp;nbsp;nbsp;«

Mr. J. G. Gleichman. nbsp;nbsp;nbsp;’s Hage.

B. L. C. van den Hagen van den Heuvel. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

W. Hiiijdccoper. nbsp;nbsp;nbsp;«

Mevr. van Hoogenhuijze Boer. nbsp;nbsp;nbsp;//

Mejufvr. E. Templeman van der Hoeven. nbsp;nbsp;nbsp;u

J. \ roesom de Haan. nbsp;nbsp;nbsp;Jutphaas.

Mr. P. Heringa Oats. nbsp;nbsp;nbsp;Leeuwarden.

G. A. Hoeihamer. nbsp;nbsp;nbsp;Elburg.

Mevr. Douair. de Kruyff. nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Kouwenberg (Instituteur). nbsp;nbsp;nbsp;'sHeerenberg.

Mr. J. C. van de Kasteele. nbsp;nbsp;nbsp;’s Hage.

Mr. C. A. van der Kemp. nbsp;nbsp;nbsp;u

G. J. W. Koolemans Beijnen. nbsp;nbsp;nbsp;»

Mevr. Wed. Keurenaar Washington. nbsp;nbsp;nbsp;n

-ocr page 24-

16

H. 0. W. de Kat van Barcndreclit.

D. de Kater van Gijn.

C. G. de Kat.

Dordrecht.

//

Mr. J. E. van Loenen.

H. van Leeuwen.

Arnhem.

Van Leeuwen.

Beek.

B. Miedema.

Arnhem.

Mevr. Middelstroom.

Beek.

J. W. Middelburg-.

Jufvr. J. S. H. Moll.

’s Ilage.

H. J. de Mandt.

Dordrecht.

H. W. L. Post, (Officier van Gezondh.)

Dtrecht.

Jonkhr. Mr. W. van de Poll.

Mr. B. Post.

Tiel.

Jhr. Mr. J. Roëll.

ü breclit.

Mevr. de Wed. B. Boos Beetz.

Arnhem.

Dr. F. W. B. Boding.

’sHeerenberg.

Mr. F. L. Bambonuet.

Tiel.

C. H. Bobbers.

Hijmegen.

Jufvr. Boos.

’s Hage.

N. J. A. C. Swellengrebel.

Jhr. D. G. Hora Siccama.

Utrecht.

Mevr. de Wed. Schalij.

Jutphaas.

J. C. Stride van Linschoten.

Maarssen.

Generaal B. C. de Sturler.

Arnhem.

Mevr. Gravin Schimmelpenninclr.

Mejufvr. C. H. Sacbse.

Elburg.

Mr. J. J. Smits.

Tiel. ®

Dr. J. Brouwer Starek.

’s Hage.

h. M. Scliuurbecque Bocije.

//

Jhr. H. L. W. van den Santheuvel.

Jhr. F. J. A. van den Santheuvel.

Dordrecht.

M. de Voogd.

Utrecht.

A. de Visser.

Meppel.

Losecaat Vermeer.

Beek.

Mr. G. de Vries, Azn.

’s Hage.

H. C. Wesseling.

Utrecht.

J. J. G. van Wicheren.

Leeuwarden

J. Willinge Brantsma.

u

M. C. Wurfbain.

Arnhem.

J. van Winsum.

Elburg.

Mr. D. van de Wijnperse.

’s Hage.

Van Zijtsema.

In 1S6S liijgekoinen.

Oldebroek.

Dr. N. S. Koning.

Oosterbeek.

Jhr. van Brienen van Bamerus.

H. P. van Heijst, (Kotaris).

Barneveld.

Cornl. Smit.

tf

-ocr page 25-

DE OPERATIE VAN HET SCHEELZIEN,

DOOR

S. J. ÏÏALBEETSMA.

EERSTE HOOFDSTUK.

De operatie van het scheelzien bij contractuur of eenvoudige verkorting der oogspieren.

Den October 1839 werd de eerste operatie van scheelzien door Dieffenbacii 1) verricht, nadat Stro-MEiER 2) op de mogelijkheid daarvan de aandacht gevestigd had.

De eerste operatie heeft plaats bij een knaap met strabismus convergens. De operatie geschiedt zittende. Het hovenooglid wordt met een ooglidhouder opengehouden.nbsp;Met twee scherpe haakjes wordt de conjunctiva gevat ennbsp;gespannen tusschen cornea en caruncula. In diezelfdenbsp;richting wordt de conjunctiva met eene schaar opengeknipt. In de gapende conjunctiva-wond ziet men hetnbsp;voorste gedeelte van de spier doorschemeren, door losnbsp;celweefsel bedekt. Een stompe haak wordt onder denbsp;spier gebracht. De opgelichte spier wordt tusschen de

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vereinszeitung für Heilkunde in Preussen n°. 45 (1839). —nbsp;Caspers Wocliensclirift 1840 , 41. .— üeber das Schielen nndnbsp;die Heilung desselben durcb die Operation. 1842.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Beitrage z. operativen Ortliopildio. Hannover, 1838

1

-ocr page 26-

atrophiëert en de spier zelve trekt zich terug, tenzij ze door nieuwe aanhechtingen aan de sclerotica wordt tegengehouden.

VoN Graefe wist deze waarnemingen te waardeeren en toe te passen. Men kan zeggen dat hij in zooverre de operatie op nieuw heeft ontdekt. Terechtnbsp;wordt hem het vaderschap der herboren scheelzien-opera-tie toegekend. Door eene reeks van waarnemingen brengtnbsp;hij aan 't licht, dat de pees dzoo dicht mogelijk aannbsp;de scleroticaquot; moet worden afgeknipt. De pees is nietnbsp;alleen vastgehecht aan de sclerotica, maar hangt innignbsp;samen met het celweefsel dat den oogbol omgeeft, denbsp;kapsel van Tenon. Bij het scheiden van de pees vannbsp;de sclerotica zou gene zich slechts weinig terugtrekken,nbsp;maar dit terugtrekken kan men belangrijk vermeerderennbsp;door het naar boven en beneden inknippen van denbsp;»seitliche Einscheidungen.”

In 1857 geeft von Graefe in eene uitvoerige verhandeling 1) eene beschrijving van zijne operatie, zooals die door hem en door een groot aantal van zijne leerlingen nog heden, geheel op de zelfde wijze, wordtnbsp;verricht.

Ziehier, hoe door yon Graefe de operatie gedaan wordt, zooals wij ze voor korten tijd door hem in eene reeks vannbsp;scheelzien-operatiën zagen bewerkstelligen:

De patiënt ligt. Aan het hoofdeneind of nevens den patiënt op den rand van het operatie-bed zit de operateur. Onmiddellijk daaromheen zitten vier assistenten , dienbsp;trouwens voor ons het nauwkeurig zien van de operatie

1) Beitrage zur Lebre vom Schielen und von der Soliieloperation von Dr. A. von Gbaefb. A. f. O. III. 1. S. 177—386. Op bladzijde 191 vinden we aldaar de bovenvermelde verdienste vannbsp;Boijee erkend.

-ocr page 27-

niet gemakkelijker maken. Een assistent bevestigt met twee handen het hoofd. Een tweede houdt de oogleden open met twee ooglidhouders. De derde krijgtnbsp;van den operateur een sluilingspincet te houden, waardoor de bulbus naar de tegenovergestelde zijde van hetnbsp;scheelzien gericht wordt. In de andere hand heeft hijnbsp;eene kleine spons in een pincet bevestigd, om, tusschennbsp;de vele handen door , dadelijk het bloed weg te kunnennbsp;nemen. De laatste assistent geeft de instrumenten aan.

De conjunctiva wordt met een pincet opgenomen; nabij de cornea, wordt, met eene schaar met scherpenbsp;punten, eene snede in het bindvlies gemaakt, evenwijdignbsp;aan den rand van het hoornvlies. In ééne richting, resp.nbsp;naar hoven of naar beneden , wordt de conjunctiva vannbsp;het onderliggend celweefsel losgemaakt, zoodat ruimtenbsp;verkregen wordt voor het invoeren van den scheelzien-haak.nbsp;De stompe punt van den haak wordt gebracht op kortennbsp;afstand naast de pees, waarop, door eene omdraaiing vannbsp;den haak om zijne as, de punt, met het celweefsel naastnbsp;de pees, onder de pees door gedrukt wordt. Met de puntnbsp;van de geslotene schaar wordt de conjunctiva-wond gerekt en de vrije rand van het bindvlies over de puntnbsp;van den haak gelegd, zoodat nu de aanhechting van denbsp;pees aan de sclera voor ons oog bloot ligt. Nu wordtnbsp;met dezelfde puntige schaar de pees zoo na mogelijknbsp;aan de sclera afgeknipt.

Het is in het oog vallend, met welke snelheid deze operatie afloopt, zooals die trouwens alleen te verklarennbsp;is door de kolossale ervaring en de bekende vaardigheidnbsp;van VON Graefe.

Terwijl een tal van volgende operation gedaan wordt, blijft de patiënt zitten, om van de lichte chloroform-narcose, die daarbij eigenlijk slechts pro forma schijnt

-ocr page 28-

atrophiëert en de spier zelve trekt zich terug, tenzij ze door nieuwe aanhechtingen aan de sclerotica wordt tegengehouden.

Yon Graefe wist deze waarnemingen te waardeeren en toe te passen. Men kan zeggen dat hij in zooverre de operatie op nieuw heeft ontdekt. Terechtnbsp;wordt hem het vaderschap der herboren scheelzien-opera-tie toegekend. Door eene reeks van waarnemingen brengtnbsp;hij aan 't licht, dat de pees noo dicht mogeli]k aannbsp;de scleroticaquot; moet worden afgeknipt. De pees is nietnbsp;alleen vastgehecht aan de sclerotica, maar hangt innignbsp;samen met het celweefsel dat den oogbol omgeeft, denbsp;kapsel van Tenon. Bij het scheiden van de pees vannbsp;de sclerotica zou gene zich slechts weinig terugtrekken,nbsp;maar dit terugtrekken kan men belangrijk vermeerderennbsp;door het naar boven en beneden inknippen van denbsp;ïseitliche Einscheidungen.”

In 1857 geeft von Graefe in eene uitvoerige verhandeling 1) eene beschrijving van zijne operatie, zooals die door hem en door een groot aantal van zijne leerlingen nog heden, geheel op de zelfde wijze, wordtnbsp;verricht.

Ziehier, hoe door von Graefe de operatie gedaan wordt, zooals wij ze voor korten tijd door hem in eene reeks vannbsp;scheelzien-operatiën zagen bewerkstelligen:

De patiënt ligt. Aan het hoofdeneind of nevens den patiënt op den rand van het operalie-bed zit de operateur. Onmiddellijk daaromheen zitten vier assistenten , dienbsp;trouwens voor ons het nauwkeurig zien van de operatie

1) Beitriige zur Lelire vom Schieten und von der Schieloperation von Dr. A. von Geaefb. A. f. O. III. 1. S. 177—386. Op bladzijde 191 vinden we aldaar de bovenvermelde verdienste vannbsp;Boijee erkend.

-ocr page 29-

niet geiïiakkelijkei’ maken. Een assistent bevestigt met twee handen het hoofd. Een tweede houdt de oogleden open met twee ooglidhouders. De derde krijgtnbsp;van den operateur een sluilingspincet te houden, waardoor de bulbus naar de tegenovergestelde zijde van hetnbsp;scheelzien gericht wordt. In de andere hand heeft hijnbsp;eene kleine spons in een pincet bevestigd, om, tusschennbsp;de vele handen door , dadelijk het bloed weg te kunnennbsp;nemen. De laatste assistent geeft de instrumenten aan.

De conjunctiva wordt met een pincet opgenomen; nabij de cornea, wordt, met eene schaar met scherpenbsp;punten, eene snede in het bindvlies gemaakt, evenwijdignbsp;aan den rand van het hoornvlies. In ééne richting, resp.nbsp;naar boven of naar beneden , wordt de conjunctiva vannbsp;het onderliggend celweefsel losgemaakt, zoodat ruimtenbsp;verkregen wordt voor het invoeren van den scheelzien-haak.nbsp;De stompe punt van den haak wordt gebracht op kortennbsp;afstand naast de pees, waarop, door eene omdraaiing vannbsp;den haak om zijne as, de punt, met het celweefsel naastnbsp;de pees, onder de pees door gedrukt w'ordt. Met de puntnbsp;van de geslotene schaar wordt de conjunctiva-wond gerekt en de vrije rand van het bindvlies over de puntnbsp;van den haak gelegd, zoodat nu de aanhechting van denbsp;pees aan de sclera voor ons oog bloot ligt. Nu wordtnbsp;met dezelfde puntige schaar de pees zoo na mogelijknbsp;aan de sclera afgeknipt.

Het is in het oog vallend, met welke snelheid deze operatie afloopt, zooals die trouw'ens alleen te verklarennbsp;is door de kolossale ervaring en de bekende vaardigheidnbsp;van VON Graefe.

Terwijl een tal van volgende operation gedaan wordt, blijft de patiënt zitten, om van de lichte chloroform-narcose, die daarbij eigenlijk slechts pro forma schijnt

-ocr page 30-

te worden toegepast, te bekomen. Dan bepaalt von Graefe nauwkeurig den stand. Hij beoordeelt het effect dernbsp;operatie eensdeels door de mate der beperking van de bewegingen , en ten tweede door den verkregenen stand dernbsp;twee oogen ten opzichte van elkander, bij het zien opnbsp;afstand, von Graefe maakt nu bijzonder opmerkzaam opnbsp;het belang, om hierbij te laten richten b. v. 45° naar dennbsp;kant, tegenovergesteld aan dien, waar de operatie verricht is, zoodat, indien bijv. de reclus internus van het linkernbsp;oog is doorgesneden, de patiënt naar links ziet, omdatnbsp;de bewegingen naar rechts, zoo dadelijk na de operatie,nbsp;een onjuisten maatstaf aangeven.

Verlangt hij meer effect, dan wordt het celweefsel naar boven en beneden nog een weinig ingeknipt.

Tegenwoordig worden daarenboven door hem somtijds één of twee naden aan de tegenovergestelde zijde doornbsp;de conjunctiva gelegd en aan den buitenkant bevestigd,nbsp;waardoor het oog bij de genezing naar die richting gehouden wordt, hetgeen het effect der operatie stellignbsp;belangrijk vermeerdert.

Blijkt het effect der operatie reeds dadelijk te groot te zijn, dan worden in de conjunct! va-wond ééne of twee suturennbsp;aangelegd, in meridionale richting.

Het effect wordt hierdoor belangrijk verminderd, omdat de conjunctiva door bindweefsel in samenhang is gebleven met de peesscheede en de Tenonsche kapsel,nbsp;zoodat bij het naar voren brengen van de conjunctivanbsp;het terugtrekken van de spier wordt tegengehouden.

Hierbij valt in 't oog, dat volgens deze methode van opereeren, waar men een zeer ruim effect verlangt, eenenbsp;groote en gapende conjuncliva-wond onvermijdelijk is.

Te Weenen zagen wij door Arlt de operatie op

-ocr page 31-

eene andere wijze verrichten. Als de conjunctiva* wond gemaakt is, wordt met de geslotene schaar,nbsp;die hier eene ravenbekvormige kromming heeft, de peesnbsp;voor den dag gehaald, dan met het pincet aangevat ennbsp;afgeknipt. Wij vermelden dit hier vooral, omdat wij opnbsp;hel aanvatten van de pees met het pincet later terugnbsp;zullen komen.

Door de Engelsche school (Moorfield’s Hospital) wordt de operatie van scheelzien op eene wezenlijk geheel verschillende wijze gedaan.

Dr. Snellen heeft ons deze op zijne kliniek, zoowel in vivo als op het cadaver, herhaaldelijk getoond.

De conjunctiva-wond wordt niet gemaakt loodrecht op de richting der pees, maar evenwijdig daaraan, langsnbsp;een der randen, dus meer naar achteren en verder vannbsp;de cornea verwijderd. In de gapende conjunctiva-wondnbsp;wordt het celweefsel aangevat en ingeknipt en nu eennbsp;zeer weinig gebogen stompe haak tusschen sclerotica ennbsp;pees ingebracht. Met eene rechte schaar met stompenbsp;punten wordt de pees, zoo dicht mogelijk aan de sclera,nbsp;onder de conjunctiva afgeknipt. Deze methode wordtnbsp;dan ook door de Engelschen de subconjunctivale genoemd. Dikwijls ontslaat hierbij eene zeer belangrijkenbsp;uitstorting van bloed onder de conjunctiva, waarom,nbsp;vooral door Bowman, bijna als regel wordt aangenomen,nbsp;om in de conjunctiva, aan de andere zijde van de pees,nbsp;eene contrapunclie te maken ten einde het bloed gemakkelijker uil te laten,

VoN Graefe keurt deze methode af, omdat zij volgens hem niet voldoende gelegenheid geeft tot het '^Dosiren”nbsp;van de operatie, d. i. het regelen van het effect.

Is het een voordeel dal de peeswondedoordeconjunc-

-ocr page 32-

caruncula door haar stellig niet belang-

üva bedekt blijft, zeker wordt hierdoor niet voorkomen het inzakken van de caruncula, hetgeen na ruime scheel-zien-operatiën, ook volgens de operatie van von Graefe,nbsp;een zoo storenden misstand te weeg brengt. Immersnbsp;de conjunctiva is zoo ruim en elastisch, dat het terugtrekken van de

rijk zal worden tegengehouden.

Aan Liebreicii komt de verdienste toe er het eerst op opmerkzaam te hebben gemaakt, hoe men ook bij zeernbsp;ruime tenolomie hel inzinken der caruncula en der plicanbsp;semilunaris kan voorkomen. In zijne mededeeling ïEinenbsp;Modification der Schieloperation” 1) wijst hij er op, hoenbsp;de conjunctiva samenhangt met de buitenvlakte van betnbsp;voorste gedeelte der Tenonsche kapsel, waardoor de pezennbsp;der vier rechte oogspieren onderling verbonden worden,nbsp;De buitenkant van de caruncula en de plica semilunarisnbsp;met een gedeelte van de conjunctiva volgen, bij contractie van den m. rectus internus, de bewegingen van hetnbsp;oog naar binnen door hunnen samenhang met de Tenonschenbsp;kapsel. Bij eene zeer ruime tenotomie zal nu door hetnbsp;terugtrekken der spier hetzelfde geschieden en zullennbsp;deze deelen alsdan dezelfde plaats innemen, die zij aannbsp;het normale oog bij de sterkste binnenwaartsdraaiingnbsp;verkrijgen. Terwijl daarenboven hierbij de afstand vannbsp;de plica semilunaris tot de cornea vergroot wordt, geeftnbsp;dit aan het oog eene hoogst onaangename uitdrukking.

Om dit te vermijden wil Liebreich de conjunctiva en de Tenonsche kapsel nauwkeurig van elkander losmaken totnbsp;onder de plica semilunaris, en daarbij zelfs de carunculanbsp;van zijne onderliggende deelen geheel scheiden. Yoor ’t

1) Archiv für Ophthalmologie Xil H, 2. S. 298.

-ocr page 33-

overige doet hij verder de tenotomie volgens de methode van voN Graefe, terwijl hij als regel aanneemt, zijnenbsp;vrij groote conjuncliva-wonden door een naad te sluiten.

In deze wijze van handelen ziet hij de volgende voor-deelen, door hem aldus omschreven;

»1) Eine grössere Freiheit und ein viel grösserer Spiel-raum in der Dosirung und Vertheilung der Schieloperation.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Die Yermeidung des Einsinkens der Karunkel undnbsp;jeder Spur von Narbenhildung, wie die gebrauchlichenbsp;Tenotomie sie hisweilen hinterlasst.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Die Yermeidung von mehr als zwei Operationen annbsp;demselben Individuum und also von mehr als einer annbsp;demselben Auge.” 1)

Het komt ons voor, dat Liebreich alleen recht heeft het 2quot;^® punt op den voorgrond te stellen. Immersnbsp;ook volgens alle andere methoden is een even ruimnbsp;effect door tenotomie te verkrijgen, zoo men den misstand van de ingezakte caruncula niet vreest. Zijnenbsp;voorstellen zijn dan ook veelvuldig misverstaan, en opnbsp;het tweede oogheelkundig congres te Parijs in Augustusnbsp;1867 werd hij, bij het bespreken dezer zaak, doorJAVAL,nbsp;VON Graefe en Wecker aangevallen, als zoude hij denbsp;scheelzien-operatie lot de tenotomie op één oog willennbsp;bepalen, waarvan door de besprekers de nadeelen worden opgesomd. De heftige discussie over deze naar onsnbsp;oordeel belangrijke zaak, eindigt met den niet vleiendennbsp;en niet vriendschappelijken uitroep van YVecker: »Je nenbsp;crois pas que ia présentation faite par M. Liebreichnbsp;puisse avoir des conséquences utiles pour la science.” 2)

1) nbsp;nbsp;nbsp;1. c. S. 305.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Zie hierover: Congres périodique international d’ophthal-mologie. Compte-rendu publié par Ie Ur. Waelomont, 3* session,nbsp;2“ congres de l’aris, p. 104—114.

-ocr page 34-

10

Liebreicii heeft met kracht getracht — en gaatnog steeds daarmede voort — zich te zuiveren van de blaam, als zoudenbsp;zijne methode ten doel hebben, de operatie van hetnbsp;scheelzien tot één oog te bepalen. Op hel bovengenoemdnbsp;congres zegt hij;

„Je suis désolé de voir que !e malentendu, qui s’esl produit par suite de communications verbales et que j’ainbsp;essayé de faire disparaitre par la publication écrite denbsp;mon procédé, persiste encore.

On semble croire que je propose de corriger tons les strabismes, même les plus forts, par une seule lénoto-mie, mais cela ne m’est jamais venu a la pensee; aunbsp;contraire, je me suis claireraent prononcé contre unenbsp;pareille méthode.”

Bij eene latere gelegenheid, op ’t congres te Heidelberg in 1868, zegt hij:

ïErlauben Sie mir bei dieser Gelegenheit an Sie die Bitte zu richten, sich durch einen Bliek auf meine erstenbsp;Millheiltmg über die Modification der Tenotomie im Archivnbsp;zu überzeugen dass es mir niémals in den Sinn gekom-men, eine Correction von hochgradigera Strabismusnbsp;durch eine einzige Tenotomie zu empfehlen. Ich richtenbsp;diese Bitte an Sie, vveil ich noch heute, durch mündlichcnbsp;Besprechung mit mehreren von Ihnen, constatirt habe,nbsp;dass dieses Missverslandniss Irotz Allem, was ich dagegennbsp;gelhan, immer noch fortbesteht.” 1)

En ook nog heden schrijft hij in ’t eerste noramer van het in Amerika en in Duilschland uitkomend archief:

sNiemals ist es mir in den Sinn gekomraen, wie irr-

1) Sitzungsberiokt der Opktk. Gescllschaft im Jahre 1868. Eed. durek v. Geaevb, Hess und Zehendee. 1gt;= Sitzung 5. S. 321.

-ocr page 35-

11

thümlich behauptet worden, die Correction hocbgradiger Strabismus durch eine einzige Operation zu empfehien.” 1)

Intusschen de hoofdzaak, het losraaken van de carun-cula, is niet ongewaardeerd gebleven. Door vele operateurs wordt dit thans trouw nagekomen. Sedert i867 hebben wij aan ’t gasthuis voor ooglijders alhier geenenbsp;operatie van scheelzien in belangrijken graad gezien,nbsp;zonder dat op de meest nauwkeurige wijze de conjunctiva tot onder de caruncula werd losgemaakt.

Hierbij werden wij door Dr. Snellen opmerkzaam gemaakt op een hoogst gewichtig punt. Bij het diepnbsp;indringen onder de conjunctiva bereikt de schaar vrijnbsp;aanzienlijke slagadertakken, en wanneer nu tevens denbsp;Tenonsche kapsel wordt in geknipt, kan bloeduitstortingnbsp;in de door haar gevormde holte ontstaan. Daar hetnbsp;bloed van de lucht is afgesloten en dus minder spoedignbsp;stolt, kan de bloeduitstorting hoogst aanzienlijk worden.nbsp;Zie hier wat gebeurde:

Jansje P. oud 10 jaren, uit Ylissingen (n°. 297, 1867) heeft strabismus convergens van ’t rechter oog. Hetnbsp;linker oog heeft II 'As en volle gezichtsscherpte. Hetnbsp;afgeweken oog heeft eene zeer verminderde gezichtsscherpte en telt nauwelijks vingers onmiddellijk voor hetnbsp;oog. Behalve het scheelzien bestaat op dit oog eenenbsp;gedeeltelijk geabsorbeerde cataracta door verwonding, tennbsp;gevolge van een steek met eene vork.

Den 2®“ Maart doet Dr. Snellen tenotomie op het rechter oog, zonder chloroform. De patiënt is zeer onrustig, de conjunctiva wordt sterk losgemaakt tot onder

I) Archiv fiir Augen- und Olirenheilkunde, herausgegeben in Deutscher nnd Engl. Spraclie von Prof. Knapp in Now-Yorknbsp;nnd Prof. Moos in Heidelberg, lb69. Ister Band, Abtlieilung I, 5. S. 65.

-ocr page 36-

12

de caruncula. Hierbij ontstaat eensklaps eene veranderde uitdrukking van betoog, het oog protrubereert, zoodat denbsp;ooglidhouder tusschen oogbol en oogleden vastgedruktnbsp;wordt. Dr. Snellen brengt spoedig den haak onder denbsp;pees en knipt deze af.

Het is duidelijk dat er bloed in ’t celweefsel uilgestort is, doch pogingen om dit naar buiten te laten gelukkennbsp;niet. Er wordt dadelijk een goed sluitend drukverbandnbsp;aangelegd. De patiënte klaagt over een drukkend gevoel, maar heeft geene pijn, ook in ’t vervolg niet. Ernbsp;volgden geene verschijnselen van ontsteking, den volgenden dag is het oog rustig, de protrusie belangrijknbsp;verminderd, in het onder-ooglid en daaromheen eene uitgebreide blauwe verkleuring door de verspreiding vannbsp;bet bloed in het onderhuidsclie bindweefsel. De genezingnbsp;was verder regelmatig, de stand van het oog volkomennbsp;naar wensch.

Nog eenmaal is hetzelfde verschijnsel voorgekomen:

Geertje van H. oud 21 jaren uit Heilo (n^. 490, 1867), had strabismus convergens van het linker oog,nbsp;verder nystagmos en maculae corneae op beide oogen.

Het linker oog was den nbsp;nbsp;nbsp;April geopereerd, met

zeer ruim effect, zonder chloroform; regelmatig verloop. Daar de afwijking belangrijk geweest was, moest ook hetnbsp;tweede oog geopereerd worden. Dit zoude den 4'*“' Meinbsp;geschieden. Zonder chloroform houdt de patiënte zichnbsp;voldoende rustig. Bij het losknippen onder de carunculanbsp;ontstaat eensklaps eene onrustbarende protrusio bulbi. Hetnbsp;oog komt zoo ver naar voren, dat onmogelijk met denbsp;operatie kan worden voortgegaan. Slechts met grootenbsp;moeite wordt de ooglidhouder van tusschen de oogledennbsp;weggenomen. Onmiddellijk wordt een drukverband aangelegd, Het verloop was even regelmatig en weinig

-ocr page 37-

13

bezwarend als in ’t vorig geval. Zeven dagen later werd het rechter oog nogmaals geopereerd en daardoor hetnbsp;scheelzien geheel overwonnen.

Dr. Snellen herinnerde zich in beide gevallen, met de schaar naar achteren drukkende geknipt te hebben.

Bij latere operatiën is hij er altijd op bedacht geweest, bij het losknippen van het celweefsel onder de caruncula, de schaar naar voren (van den bulbus af, naarnbsp;de binnenvlakte der conjunctiva bulbi) te houden, zoodatnbsp;caruncula en conjunctiva eenigermate van den oogbol afgelicht worden. Onder deze voorzorgen ontstond nooitnbsp;weder bloeduitstorting in de celweefselholte.

Aan het Nederlandsch gasthuis voor ooglijders zagen wij in de laatste jaren dat de uitvoering van de scheelzien-operatiën op eene eenigzins andere wijze werd verricht.nbsp;Wij laten ook hiervan de uitvoerige beschrijving volgen:

De operatie geschiedt in den regel liggende. Chloroform w'ordt hierbij slechts zelden aangewend, alleen op dringend verzoek of bij volstrekt onhandelbare kinderen. Denbsp;chloroform-narcose acht men hier gecontra-indiceerd, omdatnbsp;zij het onderzoek van het effect der operatie belemmert. Trouwens het bedaarde en vaslberadene van onzennbsp;landaard maakt bij de patiënten hier, in den regel,nbsp;chloroform overbodig.

Assistenten worden niet vereischt, dan om de instrumenten aan te geven en somtijds één, die het hoofd bevestigt. De oogleden worden opengehouden door den oog-lidhouder, zoo als die door Cuitciiett wordt aangegeven. De bulbus wordt niet bevestigd, maar de patiënt richt hetnbsp;oog —op aansporing daartoe —in de vereischterichting.

Het niet bevestigen van hel oog vermindert de pijnlijkheid der operatie belangrijk.

-ocr page 38-

Dr. Snellen stelt hierbij als eisch de conjunctiva-wond zoo klein mogelijk te houden. De knip in de conjunctivanbsp;wordt daarom zoo dicht mogelijk aan de cornea gemaakt;nbsp;het bindvlies is daar minder verschuifbaar. liet celweefselnbsp;tusschen de conjunctiva en de Tenonsche kapsel wordtnbsp;met snelle kleine knippen in alle richtingen losgemaakt.nbsp;Het pincet vat de conjunctiva thans meer naar achteren , vlak bij de caruncula. De knippende schaarnbsp;dringt verder door, tot onder de plica en de caruncula.nbsp;Daarbij wordt gezorgd, dat de schaar niet naar achterennbsp;drukt; de punt van de schaar drukt de plica en denbsp;caruncula naar voren — dit ter voorkoming van bloedingnbsp;in de Tenonsche kapsel. De stompe haak wordt ondernbsp;de pees gebracht, geheel op de wijze van vonGraefe;nbsp;maar nu wordt deze haak niet rechtstandig gehouden,nbsp;maar zij blijft in bijna horizontale richting, opdat nietnbsp;door inscheuring (als gevolg van uitrekking) de con-junctiva-wond worde vergroot. Nu wordt de schaar gesloten tusschen de wondranden geplaatst en daar geopend,nbsp;De pees wordt dus geheel subconjunctivaal afgeknipt.nbsp;Tot vermeerdering van ’t effect wordt de kapselwondnbsp;naar hoven en beneden verwijd.

Bij deze subconjunctivale methode is hel noodzakelijk bij de tenotomie eene stompe schaar te gebruiken. Terwijlnbsp;VON Graefe, die de pees o, jour doorknipt, altijd eene.nbsp;schaar met scherpe punten gebruikt, verklaart Dr. Snellennbsp;deze operatie nooit anders dan met eene schaar metnbsp;stompe punten I) te hebben verricht. Hij gebruikt daartoenbsp;in den regel de licht gebogene schaar, die in ’t magazijn

1) Dr. Snellen deelt ons mede, dat hij drie gevallen kent, waarin de sclerotica was ingeknipt. In al deze gevallen was eene schaarnbsp;met scherpe punt gebruikt.

-ocr page 39-

i5

van Weiss onder den naam van ^Exslirpation-scissorsquot; te verkrijgen is. Bij de kleinheid van de conjunctiva-wondnbsp;is het sluiten daarvan met suturen meestal overbodig.nbsp;Tot vermeerdering van ’t effect wordt wel eens een draadnbsp;aan de tegenovergestelde zijde nabij de cornea in denbsp;conjunctiva bevestigd 1) en deze met collodium op de huidnbsp;buiten den ooghoek vastgekleefd. In den regel blijkt echter,nbsp;dat het voldoende is, den patiënten aan te bevelen naar de

Het eerste geval betrof een meisje van 6 jaar. Volgens me-dedeeling was bet kind bij het maken van de conjunctiva-wond zeer onrustig. Bij het inbrengen van den stompen haak merktnbsp;de operateur, dat deze in den oogbol dringt. De operatie wordtnbsp;afgebroken. De wond genas regelmatig. Het gezichtsvermogen isnbsp;hetzelfde gebleven als vroeger. Het kind ziet nog scheel.

Het tweede geval was bij eene jonge dame van 14 jaren met strabismus divergens. Bijzonderheden van de operatie zijn verder niet bekend. Maar de patiënte kwam een half jaar laternbsp;bij Prof. Dondees. Het gezichtsvermogen op het verwonde oognbsp;was tot de helft gereduceerd, in het glasvooht waren lichte troebelheden zichtbaar. Voor ’t overige was geene afwijking waarnbsp;te nemen. Op beide oogen werd geopereerd en een gunstignbsp;resultaat verkregen. Op de verwonde zijde vertoonde zich eenenbsp;sterke vergroeiing van de conjunctiva en de Tenonsche kapselnbsp;met de sclerotica, die de operatie bemoeielijkte, maar geennbsp;overwegend bezwaar opleverde.

In het derde geval w^as, bij het doorknippen van de pees, de sclerotica ingeknipt. Er ontstond hierop hevige ontsteking ennbsp;het gezichtsvermogen van dit oog is geheel te gronde gegaan.nbsp;De bijzonderheden van dit geval zijn ons echter niet bekend.

Op de kliniek van het Nederlandsch gasthuis voor ooglijders, waar, zooals gezegd, nooit anders dan met eene schaar met stompenbsp;punten werd geopereerd, is een dergelijk ongeval nooit voorgekomen.

1) Reeds vóór verscheidene jaren werd door Dr. Sneilbn de werking dezer suturen onderzocht, en velerlei wijzen van aanlegnbsp;gen beproefd en vergeleken.

-ocr page 40-

'16

vereischte richting te zien, waaraan zij worden herinnerd, door hen de eerste 24 uren een bril op te zetten, waarvan de eene helft der beide glazen met zwarte pleisternbsp;is bedekt.

Deze methode van opereeren geeft in den regel zeer gunstige gevolgen; door de kleinheid van de wond en het sub-conjunctivale der peesdoorsnijding komt granulatie-vorming genoegzaam nooit voor.

Toch ontmoet men hierbij enkele bezwaren.

Somtijds ontstaat na de operatie van strabismus con-vergens dubbelzien, tengevolge van scheeven stand der meridianen en bestaat daarbij somtijds scheelzien naarnbsp;buiten bij het kijken naar boven, terwijl belangrijknbsp;scheelzien naar binnen is blijven bestaan bij het ziennbsp;naar beneden. Blijkbaar is dit toe te schrijven aan hetnbsp;ongelijk inknippen van de Tenonsche kapsel. Bij hetnbsp;brengen van den haak onder de pees wordt de Tenonschenbsp;kapsel van de eene zijde medegevoerd en zal vooral bijnbsp;het subconjunctivale knippen lichtelijk mede worden doorgesneden. Wordt aldus de kapsel naar beneden belangrijk meer ingeknipt dan naar boven, dan zal de peesnbsp;neiging krijgen scheef aan te gaan liggen , en de werking van de spier wordt eene andere.

Met het oog hierop is Dr. Snellen in den laatsten tijd bedacht geweest de methode van opereeren eenenbsp;kleine wijziging te doen ondergaan, waarbij vooral alsnbsp;eisch gesteld wordt om willekeurig naar de eene of andere zijde het terugtrekken van de kapsel te kunnennbsp;bewerken.

In den laatsten tijd zagen wij dus de operatie van scheelzien doen op de volgende wijze: De conjunctiva

-ocr page 41-

17

wordt, in meridionale richting 1) langs de middellijn van de pees ingeknipt met eene rechte puntige schaar.nbsp;Deze wond mag betrekkelijk groot zijn.

Conjuncliva-wonden in eene richting evenwijdig aan den omtrek der cornea, hebben, vooral bij beweging vannbsp;het oog naar den tegenovergestelden kant, eene neigingnbsp;om te gapen, wonden in meridionale richting daarentegen krijgen bij spanning eene neiging zich te sluiten.nbsp;Mocht dit niet voldoende het geval zijn, dan kan, bij hetnbsp;gevaar van eene te groote wond, ongestraft hieraan doornbsp;een kleinen naad worden te gemoet gekomen, omdat eenenbsp;sutuur in eene richting, evenwijdig aan den rand der cornea,nbsp;op het effect der operatie geen invloed kan uitoefenen.

Nu wmrden beide wondranden van de conjunctiva achtereenvolgens met het pincet opgenomen, en het bindvlies met eene schaar met stompe punten naar boven en naarnbsp;beneden juist evenveel los gemaakt. Dan grijpt het pincetnbsp;de caruncula en wordt ook deze van het onderliggend celweefsel gescheiden door ze al knippende van den bulbusnbsp;af te lichten. Daarna wordt het pincet, gesloten, tusschennbsp;de wondranden op het midden van de pees gezet. Laatnbsp;aldaar het pincet openspringen, zoodat de wondranden vannbsp;de conjunctiva uiteen wijken; sluit het pincet zacht drukkende en men is zeker de pees tusschen het pincet tenbsp;hebben. Zoo dicht mogelijk aan de sclerotica wordtnbsp;met de schaar eene kleine opening in de pees gemaakt.nbsp;Breng dan een arm van de schaar in deze opening, dennbsp;anderen tusschen pees en conjunctiva. Op deze wijzenbsp;kan gemakkelijk, in de beide richtingen juist evenveelnbsp;ingeknipt worden. Met den stompen haak kan men

1) Wij ackten het beter niet van horizontaal en verticaal te spreken, omdat de operatie ook op den m. rectus superior ennbsp;inferior toepasselijk is.

2

-ocr page 42-

18

zich overtuigen, of misschien naar achteren nog eene aanhechting beslaat, zooals vooral bij den rectus externusnbsp;somlijds voorkomt.

Deze wijze van handelen heeft het voordeel:

1°. dat de operatie gemakkelijker is. Waar men na jour” opereert bestaat geen gevaar om den balbus innbsp;te knippen 1). Ook loopt men geen gevaar de Te-nonsche kapsel onwillekeurig in ééne richting te veel innbsp;te snijden;

de operatie is minder pijnlijk. De drukking op het oog met den stompen haak, zooals dit bij de vroegerenbsp;methode geschiedde, scheen den patiënten zeer onaangenaam. Deze drukking is hier vermeden;

3°. bloedsophooping onder de conjimctiva, zooals vooral hij de Engelsche methode pleegt voor te komen, tvordtnbsp;hier vermeden;

4°. men heeft volkomen in de hand naar de eene of andere zijde de kapsel meer in te snijden en daardoornbsp;naar den eisch van hel geval de werking van de spiernbsp;eenigszins te wijzigen.

Deze methode mag allerminst aanspraak hebben op den naam van subconjunctivaal. Integendeel, wat mennbsp;doorklieft wordt eerst blootgelegd.

Het subconjunctivale schijnt toch ook een overbodige eisch. Bij de operatie van Critciiett toch, tot naar vorennbsp;leggen van de pees, w'ordt de sclerotica over eene veelnbsp;grootere oppervlakte blootgelegd, en M'el altijd geschieddenbsp;dit ongestraft. Ook von Graefe brengt de pees geheelnbsp;voor den dag bij de doorsnijding.

Wij herinneren hier nog aan de woorden van Dief-FENBACH, bij de bespreking der sub-conjunctivale methode

1) Men mag daarom hier de schaar met scherpe punten gebruiken en kan daardoor de pees dichter aan de sclerotica afsnijden.

-ocr page 43-

19

van Guerin. uBei der suhconjunctivalen Durclischneidiing entsteht haüfig ein starkes Blutexlravasat, wodurcli dasnbsp;Auge hervorgedrangt, und leichter zur Eiterung Veranlas-siing gegeben wird. Der ungewissen Durchschneidung desnbsp;Muskels, welcher sich bald bier, bald dort inserirt, odernbsp;mit seinem Bauche an ganz verschiedenen Theilen desnbsp;Bulbus liegt, so wie der moglichen Verletzung des Augesnbsp;will ich gar nicht einmal gedenken 1)”.

De operatie, zooals die hierboven beschreven is, heb ik op het cadaver en bij dieren zelf herhaaldelijk bewerkstelligd, en mij van de gemakkelijkheid der uitvoering overtuigd.

Door Dr. Snellen heb ik haar twaalfmaal mviwo zien doen.

Het effect was telkens zeer voldoende en de conjunctiva-wond in ’t oog vallend spoedig genezen; in het meeren-deel der gevallen zonder naad. Onder deze gevallen commemoreeren wij een van strabismus sursum-vergens.nbsp;Jonkvrouwe v. L. uit Z. (n°. 2004-, 1869, privaatkliniek vannbsp;Dr. Snellen) oud 15 jaar, zien wij den 11'’“ September.nbsp;Het rechter oog heeft eene allerzonderlingste uitdrukking.nbsp;Het oog staat sterk naar boven en een weinig naarnbsp;binnen. Van het onderste van de sclerotica is een grootnbsp;deel zichtbaar. Het oqglid wordt bovenmatig hoog opgeheven. Er bestaat schijnbaar protrusio bulbi.

Deze protrusie is geheel schijnbaar, want toen wij het linker oog met de hand bedekten en het rechter oognbsp;lieten fiseeren, werd tot onze verwondering de stand ennbsp;de uitdrukking geheel normaal. De gezichtsscherpte isnbsp;zeer voldoende: Y = 'quot;’Ao. Na nauwkeurig onderzoeknbsp;van de refractie en de bewegelijkheid van het oog wordtnbsp;tot de doorsnijding van den m. rectus superior overgegaan.

1) DlKEnSHBACH, 1. c. S. 180.

-ocr page 44-

20

Nauwkeurig volgens de laatstvermelde methode wordt de operatie uitgevoerd, zonder chloroform. Het meisje,nbsp;dat gaarne van den misstand bevrijd wil worden, houdtnbsp;zich hierbij rustig, blijft zonder bevestiging van hetnbsp;oog goed naar beneden kijken en verklaart dan ooknbsp;slechts zeer weinig pijn geleden te hebben. Door denbsp;kapsel naar rechts en links herhaaldelijk meer in tenbsp;snijden wordt verkregen, dal het oog volkomen opnbsp;dezelfde hoogte als het andere slaat. De bewegelijkheidnbsp;naar boven is matig beperkt. Het oog blijft een weinignbsp;naar binnen slaan. Dr. Snellen stelt zich voor overnbsp;eenige weken den m. internus op dezelfde wijze doornbsp;te snijden. De conjuncliva-wond was hier vrij groot ennbsp;werd door eene sutuur gesloten. Na 24 uren werd dezenbsp;weggenomen. Er bestond geene irritatie en de patiëntenbsp;kon dadelijk als hersteld ontslagen worden.

TWEEDE HOOEDSTUK.

Operative behandeling bij paresse der oogspieren.

In de meest voorkomende gevallen, vooral bij strabismus convergens ex liypermetropia, berust het scheelzien op contractuur. Is dit het geval dan wordt zooals mennbsp;verwachten kon, door tenotomie de bewegelijkheid aanvankelijk minder. Opmerkelijk is het, hoe betrekkelijknbsp;weinig, ook reeds dadelijk na de operatie, deze beperkingnbsp;bedraagt, terwijl toch een voldoend effect ten opzichtenbsp;van het scheelzien was verkregen. Bij goed uitgevoerdenbsp;operatie, en vooral wanneer de antagonist niet paretisch

-ocr page 45-

21

is, zien we later, dat de excursies van het oog w:eder eene in ’t oog vallende uitgebreidheid krijgen. In enkelenbsp;gevallen kan men zeggen, dat het gebied der bewegingnbsp;door de operatie verplaatst is, zonder dat eene merkelijkenbsp;beperking is blijven bestaan. Zoowel de doorgesnedenenbsp;spier als de antagonist, moeten, door den veranderdennbsp;stand van het oog te haren opzichte, aanvankelijk eenenbsp;betrekkeilijk te groole lengte van spiervezelen verkrijgen.nbsp;Onmiddellijk na de herstelling van den stand van het oognbsp;zijn de spiervezelen van beide spieren in den minst ge-i’eklen toestand. Het blijkt wel, dat door gewijzigdenbsp;voeding de spiervezelen zich allengs weder verkorten ennbsp;dat hierdoor de uitgebreidheid der beweging herkregennbsp;wordt. Het schijnt, dat men raag aannemen, dat hetnbsp;geheele verloop van dit proces gemiddeld ongeveer drienbsp;maanden duurt. We hopen in de gelegenlieid te zijnnbsp;hieromtrent later nauwkeuriger bepalingen te erlangen.

Het hier boven vermelde algeheele herstellen der bewegelijkheid is de gunstigste uitgang, die bij de operatie van het scheelzien kan worden verkregen. Niet altijd is denbsp;uitslag zoo voldoende. Somtijds toch trekt de doorgesnedene spier zich al te veel terug en krijgt eene aanhechting te zeer naar achteren, zoodat, ook indiennbsp;zij weder voldoende kracht erlangde, zij den oogbolnbsp;eerder terug zou trekken dan wel om zijn draaipuntnbsp;draaien. Het nadeel van de verschuiving naar achterennbsp;van het aanhechlingspunt van de pees, b. v. van dennbsp;internus, komt vooral dan in aanmerking, wanneer denbsp;oogbol naar dezelfde richting, d. i. hier naar binnen, gedraaid wordt. Hierbij verkrijgt men alsdan insufficientienbsp;van de beweging in ééne richting, zonder dat in de overigenbsp;richtingen afwijking van den stand behoeft te bestaan.

-ocr page 46-

Deze insufficientie komt tot stand, wanneer de tenotomie te ruim verricht wordt, inzonderheid wanneer de kapselnbsp;al te ver naar boven en beneden wordt ingesneden;nbsp;vooral wanneer deze, volgens de methode van Liebreich,nbsp;van de conjunctiva losgemaakt is en het terugtrekkennbsp;alsdan door deze niet wordt tegengehouden.

De te groote verplaatsing naar achteren van de pees wordt in de eerste plaats dan verkregen, wanneer opnbsp;hetzelfde oog voor de tweede maal moest worden geopereerd.

Door de doorsnijding van de spier volgens de methode van Dieffenbach, waar somtijds in ’t geheel geenenbsp;wederaangroeiing ontstond, ontstaat niet alleen geheelenbsp;insufficientie, maar ook afwijking naar de tegenovergesteldenbsp;richting, omdat, zooals Dieffenbach het uitdrukt, ïdasnbsp;Auge ganz der Macht des Opponenten Preis gegeben ist 1).”

Reeds hij was er op bedacht, »dies unglückliche, die Kunst auf das höchste compromittirende Ereigniss zunbsp;heben und die bitter Getauschten wieder zu beglücken 2).”

Hiertoe deed hij, b. v. bij verkregen strabismus diver-gens, de volgende operatie. Hij knipt den m. externus door,' legt een draad om het einde van de pees, datnbsp;hier aan de sclera is blijven zitten en draait nu hetnbsp;oog sterk naar binnen, door dezen draad op den rug vannbsp;den neus te bevestigen, nadat hij aan de binnenzijde eenenbsp;strook conjunctiva heeft weggenomen.

))Der Erfolg dieser wichligen Operation gegen das Nach-schielen”, zegt Dieffenbach, sist meistens sehr glücklich. Ich babe durch sie die grasslichsten Entstellungen ge-hoben, bei mehreren Personen die ganz nach aussen ge-

1) nbsp;nbsp;nbsp;1. c. s. 187.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ibid. 1. c.

-ocr page 47-

23

drehten Augen wieder nach innen zurückgeiührt, welche Falie zu den besten gerechnet werden können, da keinenbsp;Spur von Schielen mehr verhanden ist. Audi das Glotz-förmige der Augen ist dadurch gehoben worden, und dienbsp;Wunde mit künstlichem Subslanzverlust im innerennbsp;Aiigenwinkel in eine schmale, horizontale Narbe verwandelt,” 1)

Jules Güèrin bracht in deze methode eene belangrijke wijziging, door de insufficiënte spier vooraf los te praepa-reeren en verschuifbaar te maken. Hij sneed de pees vannbsp;den ra. externus dicht bij de sclerotica af en legde daaropnbsp;den naad door de sclerotica en het episclerale weefsel,nbsp;terwijl de draad dan verder, geheel in overeenstemming metnbsp;de door Dieffenbach gevolgde wijze, op den rug vannbsp;den neus w'erd vastgekleefd.

VoN Graefe volgde deze Guérin’sche methode in een groot aantal gevallen. Door kleine wijzigingen heeftnbsp;hij de uitvoering gemakkelijker en minder gevaarlijk gemaakt. Hij maakt de paretische spier los zoodat ze voldoende verschuifbaar is, zonder ze, zooals Guérin ,nbsp;iminutieus af te praepareeren.” Yerder legt hij den draad,nbsp;die op den neus bevestigd zal w'orden, door de pees vannbsp;den externus zoo dicht mogelijk bij de sclerotica en kniptnbsp;nu eerst, onmiddellijk daarachter, de pees af.

Onder den naam van de Guérin-Graefe’sche methode (Vorlagerung) behoort zij tot de tegenwoordig nog gevolgde operatiën. Zij bepaalt zich thans intusschennbsp;hoofdzakeiijk tot die soort van gevallen, waarin vroegernbsp;de Dieftenbach’sche methode is ten uitvoer gelegd.

In de Engelsche school is door Critciiett eene

1) 1. c. S. 189,

-ocr page 48-

minder ingrijpende operatie ingevoerd, waardoor de te ver naar achteren gelegde pees meer naar voren wordtnbsp;gebracht. nij maakt aan dezelfde zijde eene grootenbsp;conjunctiva-wond op twee a drie mm. afstand van denbsp;cornea. Een ovaal strookje conjunctiva wordt weggeknipt. De pees wordt op de gewone wijze van de sclerotica gescheiden, zonder ze verder van de conjunctivanbsp;en het omliggende celweefsel los te maken. De pees zalnbsp;nu aan het pericorneale gedeelte van de conjunctiva worden vastgehecht. Om het inscheuren van het bindvliesnbsp;hier te voorkomen, maakt hij dit tot aan de cornea goednbsp;los. De draad brengt hij onder de conjunctiva door, waarnanbsp;deze met een halven knoop bundelsgewijze samengebondennbsp;wordt. Nu brengt hij de naald zoo ver mogelijk naarnbsp;achteren door spier en conjunctiva heen en de naad wordtnbsp;toegehaald. Zoo worden 3, 5, somtijds 7 naden aangelegd.

In Engeland heet deze operatie »the operation of re-ad-justment”. In Duitschland noemt men ze «Vornahung,” in onderscheiding van de »Guérin-Graefe’sche Yorlagerungnbsp;of Fadenoperation.”

Het is hierbij in den regel noodig tenotomie van den antagonist te doen, omdat anders het effekt lichtelijk onvoldoende is en vooral, omdat de werking van die spiernbsp;het uitscheuren van de aanhechting van den naad nabij denbsp;cornea in de hand zou werken.

Onder sommige omstandigheden, wanneer de conjunctiva broos is, of wanneer eene te smalle strook is samengebonden, laat deze aanhechting toch al te vroeg los en blijft het effekt onvoldoende.

Het schijnt ons wel toe, dat ook deze operatie nog voor verbetering vatbaar blijft.

Indien het verkorten of naar voren leggen van de pees

-ocr page 49-

25

gemakkclijker en minder gevaarlijk kon worden gemaakt, ware het zeker te voorzien, dat die operatie de gewonenbsp;lenotomie zou moeten vervangen , overal, waar paresenbsp;van de antagonist wordt gevonden.

Wanneer dan de tenotomie zich uitsluitend bepaalt tot de gevallen van scheelzien door contractuur, waarbij denbsp;antagonist voldoende werkzaam is gebleven, eerst dannbsp;kan zij worden beschouwd als geheel gevrijw'aard voornbsp;moeielijkheden en ongunstigen afloop.

DERDE HOOFDSTUK.

Enkele vraagpunten, naar aanleiding van de hier in de laatste jaren waargenomen gevallen.

De gevallen, waarbij in de laatste jaren, vanl Januari 1866 tot 1 October 1869, geopereerd is, hebben wij innbsp;tabellen 1) bijeengebracht. Wij laten die hier achternbsp;volgen, omdat wdj daarin aanleiding vinden tot hetnbsp;behandelen van enkele vraagpunten ten opzichte vannbsp;het scheelzien in het algemeen en de operatie in ’tnbsp;bijzonder.

Aan het gasthuis voor ooglijders (de privaai-patiënten zijn hier niet bijgerekend) zijn verricht:

1) Zie p.44. O. = Ooulus, D. = Dester, S. = Sinister, E. = Emmetropia, H. = Hypermetropia, Hm. = Hypermetropia ma-nifesta, Ht. = Hypermetropia totalis, M. = Myopia, As. = Astig-niatisme, Ash. = hypermetropiscli As, Asm. = myopisch As,nbsp;V. — Visus, gezicbtssclierpte.

-ocr page 50-

26

in 1866 nbsp;nbsp;nbsp;48 strabismus-operaliënbij 28 personen,

» 1867 nbsp;nbsp;nbsp;50nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;))

*1868 nbsp;nbsp;nbsp;51nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;35nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ï

»1869 (tot 1 Oct.) nbsp;nbsp;nbsp;43nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;27nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»

In het geheel dus 192strabismus-operatiënblj 121 personen.

De indicatie tot de operatie wordt meestal bepaald door de oorzaken van het scheelzien.

Onze kennis hieromtrent dateert sedert 1861.

In de zitting van het oogheelkundig congres te Parijs publiceerde Prof. Donders 1) het eerst zijn arbeid over denbsp;pathogenie van het scheelzien. Zijne heldere voorstelling,nbsp;geheel berustende op tal van waarnemingen, heeft vannbsp;dat oogenblik af vervangen de gezochte verklaringen vannbsp;het ontstaan van scheelzien, die we vroeger bij de verschillende schrijvers vonden.

Convergeerend scheelzien hangt in ’t groote raeerendeel der gevallen samen met hypermetropic, xlk aarzel niet,”nbsp;zegt Prof. Donders, ste verklaren, dat het eene uitzondering is, strabismus convergens te vinden, zondernbsp;hypermetropie.” 2)

De gevallen van scheelzien die wij in den laatsten tijd in ’t gasthuis voor ooglijders mochten waarnemen,nbsp;bevestigen telkens deze leer van Prof, Donders.

Yan de 121 personen hadden 98 strabismus convergens en 18 strabismus divergens. Yan 5 personen is de aard van het scheelzien niet opgetcekend en even-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Compte rendu du Congrèa périodique international d’ophthal-mologie. Paris. 1863. p. 148.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Refraotie-anomaliën, oorzaken van strabismus. Door P, C.nbsp;Dondkss, p. 13. Zie het vierde jaariijksoh Verslag van hetnbsp;Nederlandsoh gasthuis voor ooglijders, met wetenschappelijkenbsp;bijbladen. 1863.

-ocr page 51-

27

min vermeld, of de rectus internus of externus is doorgesneden.

Van de 98 gevallen van strabismus convergens bestond in 75 gevallen hypermetropie, driemaal myopie, vijfmaalnbsp;emmetropie. In 15 gevallen vinden wij den refractie-toestand niet opgeteekend.

Van de 18 personen met strabismus divergens hadden 5 myopie, 4 hypermetropie; 6 w'aren emmetroop. Vannbsp;3 is de refractie-toesland niet opgeteekend.

Uit de rubriek «verdere anomaliën’’ blijkt, dat bij 24 personen maculae, ulcera of incrustationes corneae hebben bestaan.

Telkens kwam het voor, dat patiënt aangaf, dat het scheelzien zich het eerst geopenbaard had tijdens denbsp;ontsteking van het oog. Het ligt voor de hand dat dergelijke waarnemingen aanleiding gegeven hebben tot denbsp;vroegere voorstelling, als zou de oogontsteking zich opnbsp;de oogspier voortgeplanl hebben. Meer plausibel schijntnbsp;ons de verklaring, dat het oog tijdens de irritatie gesloten geweest is en dat daardoor het scheelzien zich heeftnbsp;kunnen ontwikkelen, terwijl het aanvankelijk ontstaannbsp;van dubbelbeelden dit dan niet tegenhield. Herhaaldelijknbsp;hadden wij gelegenheid te zien, dat bij beginnend scheelzien ex hypermetropia de afwijking zich veel sterkernbsp;vertoonde, wanneer één oog bedekt werd.

Van de gevallen van strabismus convergens, waar de graad van hypermetropie van het beste oog en de ge-gezichtsscherpte van het slechtste oog is opgeteekend,nbsp;laten wij hier eene tabel volgen. 1)

1) De cijfers 671, 856 enz. zijn de volgnummers der patiënten; 66, 67, 68 en 69 duiden daarbij de jaren aan, waarin zij in betnbsp;gasthuis voor ooglijders zijn verpleegd.

-ocr page 52-

gt;

CQ

ei

oD

V =

*7^0 of meer.

V =

Ï0/3„(ot

“/20-

V =

“/«tot

=730-

V =

20/70 tot

=7«-

V =

“/,00

lot

=7'to-

V =

=7-200

tot

=7ioo-

V =

'quot;Aoo

tot

=%oo.

V =

7200

tot

17-200-

V =

V200

of

minder.

1/60

292 68

77 67

1/40

671-67

856-68

strHb.

alt.

181-66

818-68

377-67

325-66

1297-66

1225-66

500-66

55-67

346-66

1/30

1/24

677-68

915-68

strab.

alt.

117-69

971-69

474-67

235-68

287-67

989-69

304-66

221-69

387-68

1287-66

692-66

300-66

280-68

55069

130-67

186-68

1/20

693 69

332-69

351-68

163-67

1127-68

1/17

601-69

621-69

1170-68

703-69

819 68 775.69

1/15

m%

1190-67

637-66

978-67

1/12

1128-68

111-68

1128-66

637-67

1412-68

1/11

1/10

1/9

555-69

1/8gt;/2

1/8

263 68

1) Wij achiten het wenschelijk, bij het maken der tabellen, den graad van H. zoodanig uit te drukken, dat er eene bepaalde verhouding bestaat tus-sehen de op elkander volgende graden van H. In onze tabel verscdrillen denbsp;opvolgende cijfers onderling telkens yi2o- Vonden we tusschenliggende gradennbsp;opgeteekend, dan hebben we ze in die rubriek gebracht, waarvan zij hetnbsp;minst afwijken.

-ocr page 53-

29

Uit deze tabel blijkt, dat bij eiken graad van byperme-tropie, immers reeds bij ’/eo, vermindering van gezichts-scherpte voorkomt, maar bij hoogere graden van byper-metropie ook hoogere graden van amblyopic.

Alleen bij alterneerend scheelzien werd normale visus gevonden.

De vraag, in hoeveel tijd bij strabismus vermindering van gezichtsscherpte op het afgeweken oog ontstaat, wasnbsp;uit de zieklelijsten niet met zekerheid te beantwoorden,nbsp;vooral ook, omdat het tijdstip van het ontstaan van scheelzien niet met juistheid kan worden nagegaan. De opgavennbsp;der patiënten toch dragen te veel het kenmerk van onzekerheid. liet éénige wat ons overbleef was den leeftijdnbsp;der patiënten te vergelijken en daarbij aan te nemen,nbsp;dat bij allen de afwijking op bet vierde of vijfde jaar isnbsp;ontstaan.

Zeker is het, dat men convergeerend strabisme, ten gevolge van II, meestal omstreeks het 5'^“ jaar ziet ontstaan, waarschijnlijk, omdat het streven, om scherp te zien,nbsp;zich alsdan begint te ontwikkelen, i)

De volgende tabel betreft lijders aan strabismus con-vergens ex hypermetropia, bij wie de gezichtsscherpte en de leeftijd is opgeteekend. De gevallen, waarbij verdere anomaliën vermeld waren, laten wij hier weg.

1) Vergelijk F. C. Dondeks, 1. c. p. 26.

-ocr page 54- -ocr page 55-

31

Uit deze tabel blijkt ten duidelijkste, dat hoe kort strabismus convergens ook bestond, er steeds eene vrij aanzienlijke vermindering van gezichtsscherpte gevolgd is. Immers reeds op 7 en 8 jarigen leeftijd vinden wijnbsp;die tot %o en 'quot;/200 gereduceerd. Eerst op twaalfjarigennbsp;leeftijd vinden wij eene reductie tot ®/2oo of minder. Hetnbsp;aantal waargenomen gevallen is echter te gering en tenbsp;weinig evenredig over de verschillende jaren verdeeld omnbsp;tot bepaalde resultaten te komen. Wij hopen dan ooknbsp;dat dit onderzoek voortgezet zal worden.

Eene zeer belangrijke zaak komt echter duidelijk aan den dag, namelijk deze, dat bij langer bestaan der afwijking de graad van arablyopie toeneemt.

Bij welken graad van H ontstaat het veelvuldigst stra-bism\is convergens ? Aangezien niet in alle gevallen Hl. bepaald is, geven wij de gevondene Hm.

Wij vonden bij 70 lijders aan strabismus convergens zonder verdere anomaliën:

3 maal eene II van

1/60

17

»

..

11

17

1/40

9

??

77

71

77

1/30

10

J?

gt;7

7?

77

1/24

8

»

7?

11

11

1/20

9

JJ

71

11

77

1/17

0

7?

11

17

1/15

3

J7

71

1?

77

l/lS’/a

6

V

3f

71

11

1/12

0

»

77

77

17

1/11

0

75

71

7?

7?

1/10

2

77

77

77

1/9

0

V

77

71

77

1/8'/2

3

97

77

77

ff

1/8

-ocr page 56-

Donders wees er reeds op 1), dat niet bij de hoogste graden van hypermelropie strabismus convergens ontstaat, maar bij de gemiddelde graden. Wij vinden hiernbsp;bij 70 lijders aan slrab. conv. 56 maal eene 11. van mindernbsp;dan V'16. Trouwens dat wij lichte graden van H. vinden,nbsp;moet ten deele worden toegeschreven aan het nalaten vannbsp;atropine-indroppeling. Bij Hm. toch van Vn vindt men,nbsp;bij jeugdige personen, eene Ht. van meer dan Vs.

Van de 121 personen is 62 maal slechts op één oog geopereerd, 47 maal op twee oogen, op elk oog slechtsnbsp;eenmaal, bij 12 personen meer dan eens op hetzelfde oog.

Van de patiënten, die op beide oogen geopereerd zijn, werd 25 maal gelijktijdig geopereerd.

15 nbsp;nbsp;nbsp;» 2 dagen na elkander.

7 nbsp;nbsp;nbsp;ïnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ongeveer 1 week na elkander.

15 nbsp;nbsp;nbsp;» langer dan 1 week na elkander.

Het bezwaar wat men, vooral in Dnitschland, er in ziet om op beide oogen gelijktijdig te opereeren, werd hiernbsp;niet gedeeld.

Chloroform werd slechts 20 malen gebruikt. Wanneer dien aangaande in de ziektelijsten niets gezegd wordt,nbsp;is de operatie steeds zonder chloroform verricht.

Wat de uitslag der operatie betreft, was deze, wanneer er in de ziektelijsten niets vermeld staat, gunstig; ennbsp;vergelijkt men deze, dan blijkt dat er slechts zeer zeldennbsp;storende insufficientie of aanmerkelijke misstand, doornbsp;inzakking van de caruncula volgde.

Bij de hypermetropen werd in den regel voorgeschreven onmiddellijk na de operatie — aanvankelijk voortdurend —

1) On the anomalies of accommodation and refraction of the eye, p. 292,

-ocr page 57- -ocr page 58-

voor ooglijders.


V. (bij refractie-

Initiaal

-t-5

Aard van afwijking.

Refraetiën.

inomaliën met glazen.)

en

C3

CO

lt;Ü

Volgnummer.

c

i-i

0. D.

0. s.

0. D.

0. S.

0. D.

0. S.

M.

24

M.

25

strab.

conv.

P.

165

V.

15

strab.

Ht. i/i

Ht. 'Js

conv.

W.

26

V.

29

strab.

conv.

T,

130

M.

3

strab.

conv.

0.

181

M.

27

strab.

Hm. Vm

Hm. '/40

15/-20

conv.

L.

300

V.

21

alt.

strab.

conv.

Hm. Vso St. 'Vj

Hm. 'joo Ht. 'In

'“/iOO

'Veo

G.

301

M.

20

strab.

Ash. '/24

Ash. 'In

'^/zo

conv.

A.

304

M.

21

alt.

strab.

Hm. Vil

Hm. V20

conv.

®'/ioo

D.

325

M.

24

strab.

Hm. '/oo

Hm. '/36

conv.

Ht. '/as

Ht. 'In

grav.

W.

333

M.

27

strab.

E.

'/20Q

div.

z.

345

M.

9

strab.

Ht. '/4a

Ht. '/,4

quot;’/¦200

H.

600

M.

28

ccnv.

strab.

Hm. '/«o

Asb. ^/3g

*®/200

“/ao

conv.

Ht. '/le

Hm. '/40 Ht. l/ie

8/,o eic.

K.

592

V.

strab.

Hm. '/2«

conv.

W,

368

M,

16 m

strab.

conv.

inc.

B.

826

V.

4

strab.

id.

conv.

G.

963

V.

31

strab.

Hm.,'/ld

1/dO

15.

1225

M.

27

strab.

conv.

Hm. 1/40

Hm. ’/4o

”/ioo

conv.


Verdere anomaliën.


Anamnese, vroegere behandeling.


Datum.


BEHANDELING en AANMERKINGEN.


0. D. ulc. perf. centr, O. S. mae. corn.


B. D. S, distich., atroph. conj., 0. D. incrust. conj.


Nystagmos.


0. S. mae. corn, obscur. lentis, pigm. caps.


0. D. S. blepharalen, lev.

0. D. ulc. corn. O. S. phlyctaennla marg.


Sedert 4 j. strab. bij ’t fixeeren.


Sedert 1 j. na pokken.

Sedert zijn jeugd. Nov. 1866 Tenot.


Als kind pokken gehad,sedert strabnbsp;in Not. Tenot.nbsp;van de abducens.nbsp;Sedert 2e j.

Sedert de jeugd.


Aangeboren.

Sedert 6 weken ophth. scroph.

Sedert 2 jaar na pokken. Vader ooknbsp;scheel.


18/1

27/1

3/2


2-/1

3/2

5/2

27/1

7/2


22/2


24/2


Tenot. O. S. halve chl. nare. Met gesleulde sonde en krom mes.

Tenot. O. D. chl. nare.

Tenot. O. S.

Tenot. O. S.

Tenot. O. D. S. Pat. zeer onrustig.

Tenot. O. S. met ehl.

Tenot. O. D. met cM. Zeer groote conj. woud. Dubbelzien.

Tenot. O. D. S. Effekt onvoldoende. R. e. iusutf. Kapsel sterk ingeknipt.

Ruim effect, maar niet voldoende.

Ruime Tenot. O. D. S.

Tenot. O. D. S. Ruime operatie.

Tenot. O. S.

Tenot. O. D. S. in zittende bonding.

Effect onvoldoende.

Naad in de conj., buitenzijde, met collo-dinm aan den slaap vastgehecht.

Tenet. O. D. S.

Tenot. O. S. r. e.


27/2

1/3

9/4

16/4


1/5

2/5


lG/7

19/11

3/12


Tenot. O. D.

Tenot. O. S.

Tenot. O. S.

Ruime Tenot. O. D. Tenonsehe kapsel ruim ingeknipt. tVeinig bloeding.

Ruime Tenot. O. S,

Ruim effect. Vrij sterke iiisuff. naar binnen. Tenot. O. D. Halve cbl. nare.


Teuot. nbsp;nbsp;nbsp;O.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cbl.

Tenot. nbsp;nbsp;nbsp;O.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;metnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;chl.

Effekt geheel voldoende. Tenot.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S.

Teuot. nbsp;nbsp;nbsp;O,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D.


-ocr page 59-

ISee. Gasthuis voor oogl^ders.

V. (bil refraetie-

Initiaal

Aard van

afwijking.

Refractiën.

Anamnese, vroegere

en

0

anomalieu met glazen.;

Verdere anomaliën.

Datum.

eS

Cm

behandeling.

Volgnummer.

0. D.

0. S,

0. D.

0. s.

0. D.

0. s.

R.

1244

V.

16

strab.

»*/40

’'’/200

Mac. corn. 0. D. S.

Sedert 6j. oogontsteking en stra-

1/12

bisme.

4/12

B.

1256

M.

8

strab.

conv.

Hm. V36

Hm. 1/40

Vso

'V20

0. D. mac. corn. 0. S. conjunctivitis vesic.nbsp;levior.

Voor 5 j. keratitis, sedert strab.

8/12

29/12

F,

1271

V.

43

strab.

div.

M. Vo

“/40

V200

Sedert 2e j. verergerd strab.

W.

1287

V.

25

strab.

Hm. 1/25

‘V-200

'V20

Sedert haar 6e j.

Z,

928

M.

34

conv.

strab.

div.

®/-200

^/-200

0. D. nic. corn, hypop. grav. 0. S. cic, corn.

Voor 10 j. ontsteking op 0. S.

centi.

N.

1297

m:.

22

strab.

Hm. '/,o

id.

“/20

conv.

K.

1128

M,

19

strab.

M.

M. Vso

”/l00

“/20

Sedert, zijn 3e j.

P.

1019

M.

17

conv.

strab.

Ht. V-20

VlO

=»/-20

Sedert de jeugd.

conv.

D,

637

V,

10

strab.

Hm. Vu

Hm. Vi4

VlOO

Vso

Sedert 2e j.

B.

1072

M.

16

conv.

strab.

div.

M. V-20

Asm.'/jo

'V,0

’V20

Sedert de geboorte.

6/10

10/10

D,

189

M.

46

strab.

conv.

«/20

Leucoma adbaerens, cicatr, conj. palp, sup.

1

. 0. D.

1 s e ’y.

P.

77

M.

18

strab.

Hm. V.0

Hm. Vco

=“/,0

“/20

[nDec. 1866 Tenot.

conv.

S

108

M.

18

strab.

M. V24

“/-20

'/200

S,

130

M,

12

strab.

conv.

Hm. 1/24

V2OO

¦V20

19/1

conv.

23/3

1

1

16/4

V.

153

V.

25

strab.

Hm, V-20

id.

“/so

V200

Sedert de eerste jeugd.

29/1

conv.

7/3

9/3

BEHANDELING bn AANMERKINGEN.

Tenot. 0. S. onder moeielijte nare. Pat, houdt telkens op te ademen.

Tenot. 0. D.

Tenot. 0. D.

Tenot 0. S.

P. is zeer onrustig en schreeuwt. Effekt volkomen.

Tenot. 0. S. met gesleufde sonde en mes.

Bril - Vs-

Tenot, O. D. S.

Leesbril -|- VlG-

Tenot. O. S. r. e. Vrij groote wond, ruime insnijding in de kapsel, terstond aanzienlijkenbsp;beperking, vrij pijnlijk.

Tenot. O.D.S. Oogen zeer bewegelijk; op ’tlin-fer oog een stukje conj. ingeselieurd en afgeknipt.

Bril 4- Vso-

Tenot. O. i). S.

Tenot. O. D. Tamelijk groote wond, aanvankelijk scheen het effekt wel te gering, volenden dag nagenoeg voldoende, beperking van rechter oog vrij aanzienlijk.

Tenot. O. D.

Bril 4- Vi4-

Tenot, O. D.

Tenot. O. S,

Tenot. O. S.

Tenot. O. S.

Tenot. O. S.

Tenot. O. D. zonder bevestiging.

Tenot. O. D. V. O. D, 6/200-Stand normaal V. O, D. •“/aoo-

Bril 4- V24-

Tenot. O. D. S.

Effekt voldoende.

Tijdelijk bril 4- Vis-

Tenot. O. S. Caruncula sterk losgetnaakt, laad aangelegd.

Draad uitgenomen.

-ocr page 60-

Gr as til tl is voor ooglyclers.

Initiaal

en

Volgnummer.

c*

’~tn

o;

KS)

Ü

Aard van

afii^ijking.

Refraetiën,

V. (bij refractie momaliën met glazen.)

Verdere anoraaliën.

Anamnese, vroegere

bebandeling.

Datum.

BEHANDELING en AANMERKINGEN.

0. D.

0. S.

0. D.

0. S.

0. D.

0. s.

S.

656

V.

23

strab.

Hm. 1/12

Hm. 1/12

quot;ho

’'/20

11/6

Tenot. 0. D. S. Volledig doorgesneden.

conv.

12/6

ElFekt volk. echter sterke insufF, 0. U.

alt.

16/6

Afwijking van ongeveer 2 mm.

Bril )/,.j,

B.

773

V.

25

strab.

id.

Hm. '/t2

Hm. [gt;/i.2

=quot;’/20

Sedert 5e j.

8/7

ïenotomie 0. D. S. Volledige doorsnijding

conv.

levior.

Sterke insuff. der beide eiterni.

alt. nbsp;nbsp;nbsp;1

5/7

Lichte divergentie.

1

Bril )/i,.

L.

846

V.

15

M^Ve

^lioo

*^20

Cataracta snperstes.

Tenot. 0. D.

Asm. ’/24

H.

971

Y.

20

strab.

id.

Hm. 1/28

id.

“/20

Tenot. 0. D. S. 'Weinig bloeding,

conv.

G.

978

M.

20

strab.

Hm. '/u

id.

“‘’/20

‘‘lm

Blepharadeaitis 0. D. S,

Tenot. U. S.

conv.

J.

989

V.

27

strab.

H. Vm

id.

''Vao

In de jeugd tijdens

29/8

Tenot. 0. S.

conv.

oogziekte ontstaan.

81/8

Tenot. 0. D.

6/9

Lichte granulatie.

12/9

Afgeknipt.

29/10

Bij ’t zien naar regts dubbelzien.

C.

1014

V.

21

strab.

M. Vs

M. i/o

'^ho

^200

Nyst.

Aangeboren.

7/9

Tenot. 0. S,

conv.

9/9

Tenot. 0- D. Zeer volledige doorsnijding.

15.

992

V.

30

M. V20

M. '/24

'^Uo

“/20

Asthen. musc.

5/10

Tenot. O. D.

Beperkte convergentie.

7/11

Jrritatio conjunctivae.

B.

890

M.

26

strab.

'VlOO

ƒ 1000

Mac. corn, 0.1). obscur.

Op het 4e j. met

Tenot. 0. S.

div.

lentis 0. S.

eene naald in 0. S.

gestoken. In Alaart

pokken gehad op

0. u.

0.

1164

V.

9

strab.

‘’/200

’/200

Mac. corn, synechia

Opthhalmia neon.

Tenot. 0. S.

conv.

ant. 0. li. S*

3 dagen na de

H.

1190

M.

23

strab.

strab.

Hm. '/i4

Hm. V14

“quot;/20

geboorte. Sedert 6e j. ^

Tenot 0. S.

conv.

conv.

alt. levior

alt.

K.

1073

V.

40

E.

'*/200

^koa

1

Solutio retinae 0. D. S.

Tenot. 0. S. Naad aangelegd, doch ter-

CataractasecnndariaO.S.

stond weder weggenomen.

J.

20

M.

13

strab.

**/50

'/200

Leuc. part. en synech.

Tenot. 0. S.

conv.

ant. 0. S.

K.

1337

V.

9

','2^000

Leucoma adbaerens

Leucoma voor een

Tenot. 0. D.

part. 0. I).

jaar ontstaan met

Ruim effect.

Mac. corn. 0. S.

ophthalmia puru»

lenta.

I.

1)93

V.

14

strab.

H. 1/,

Tenot. 0, D.

conv.

Bril -f 14

-ocr page 61-

186'?'. Grasthuis voor ooglijders.


Initiaal

en

V olgnnmmer.


Aard van afwijking.


Kefractiën,


V. (bij refractie-anomaliën met glazen.)


Verdere anomaliën.


Anamnese, vroegere behandeling.


Datum.


BEHANDELING en AANMERKINGEN'.


0. D.


0. S.


0. D.


0. S.


O. D.


o. s.


287 M,


P. 297 VI. 55

W. 370 H. 374

K. 168 J. 377

D. 474


D. 476 H, 490


H. 537


671


V.

V.

V.

V.

M.

V.


V.

V.


M.


25

10

25

18

9

49

26

19


23

21


18


17


strab.

conv.

strab.

conv.

strab.

conv.


strab.

conv.

strab.

conv.

strab.

div.

strab.

conv.

alt.

strab.

conv.

alt.


strab.

conv.

alt.


id.


strab.

div.

strab,

COüV.


strab.

conv.


id.


Hm. ’/as


Hm.


Asm. ’/i6 Hm. l/ai


Hm. %

E.


Hm. l/i2 Ht. ’/,


Hm. ’/40


id.

Hm. ’As id.

E.

H. Vn

E.

id.

Hm. ’/24


Ht. ’/ig

E.


Hm.


id.


’’/zo

'lm

'Vzoo

'lm


amp;/

/lOOO

'‘/ao


=“720

’7gt;o


’7-20


‘720


id,

=720

’720

=7io

“/20

=720

’7w

'720


7200

7200


7200 eJC.


“/20


28/2

1/3


Cataracta superstes

O. D.


Cataracta siliquata en nystagmus O. D.nbsp;Conjunctivitis levior.


Entropion, keratitis grav. O. D.


Mac, corn.

Mac. corn. nyst.

O. D. S.


Vroeger met eene vork in ’t oognbsp;gestoken.

Sedert 5e J. scheel-gezien. In 1866 Tenot. O. D. S.


Sedert 4e J.


Op 14e J. kalk in ü. D. gekregen.nbsp;Sedert 3e J.


Sedert haar 3e. J.


Op Jeugd, leeft, oogontsteking gehad.


23/3


7/6

23/10

25/3

3/8

27/3

17/5

4/5


30/3

1/4

23/4


27/4

4/5

25/5

25/4

1/7

27/4


4/5


11/5

7/5

14/5


11/6

12/6

24/6


Tenot. O. D. S. ConJ. uitgebreid los gemaakt.

Effect volkomen voldoende, sterk insufficiënt naar binnen.

Tenot. O. D. pat. onrustig, conj. sterk losgemaakt. Bloeding. Protrusio'bulbi. Drukverband. (zie p. 21.).

Tenot. O. D. Caruncnla diep ingezakt, nitge-breide diepe losmaking tot onder de carun-cula, hechting met een naad.

Tenot. O. D. Caruncula sterk losgemaakt, nauwelijks nog afwijking.

Tenot. O. D. V. O. D. ’/200

V. O. D. 3/j„„.

Tenot. O. D.

Effekt onvoldoende.

Tenot. O. D. S. Onder regelmatige chlor.uare.

Tenot. O. D.

Tenot. O. D. S. Eng. methode.

Extern! zeer insufficient.

Effekt voldoende; stand normaal.

Tenot. O. D. Operatie in zittende houding, zonder bevestiging, volledige doorsnijding vannbsp;reet. int., conj. losgemaakt het onder de caruncula. P. vertrekt dadelijk.

Tenot. O. S. Conj. losg. tot aan de caruncula; effekt voldoende.

Stand goed, dubbelzien geweken.

Tenot. O. D.

Tenot. O. S.

Stand volkomen.

Tenot. O. S. met bevestiging; conj. ver losgemaakt, pees zeer breed ontwikkeld, veelnbsp;effekt.

Tenot. O. D. Bij het losmaken der conj. naar achteren geknipt. Protrusio bulbi. Drukverband. Blijft strab. (zie p. 22.)

Tenot. O. S.

Tenot. O. S. Conj. ruim losg. ruime operatie, Effekt volkomen.

Tenot. O. D. Kapsel niet zeer ruim ingekuipt.

Bril -f- gt;/i2.

Tenot. O. D. Weinig bloeding.

Effect volkomen. Binoculair zien.

Tenot. O. S. Weinig bloeding.

Bril -J- '/30.


-ocr page 62-

18 6 8. Grastliïiis voor oog'lijders.


Initiaal

en

Volgnnmmer.


Aard van afwijking.


Ecfractiën.


V. (bij refractie anomalian met glazen.)


Verdere anomaliën.


1-^


Anamnese, vroegere betandeling.


Datum.


BEHANDELING en AANMERKINGEN.


0. D,


O. S.


O. D.


O. S.


O. D.


O. S.


111


B. 112


118


A. 18G


H. 263


18


24


M, 54


13


M.


M.


0. nbsp;nbsp;nbsp;245 V.


16


15


strab.

conv.


strab.

div.

alt.


strab.

conv.


strab.

conv,

alt.

strab.

conv.


strab.

conv.

alt.

strab.

conv.

strab.

conv.


id.


id.


strab.

conv.


id.


id.


strab.

conv.

id.


strab.

conv.

id.


Hm.


E.


Hm. Vm


Hm. Vio Na Tenot.nbsp;bepaald.


Hm. 1/20


Hm. Vi8 Ht. 1/10


Hm. 1/1.2


E.


Hm. 1/24


Hm. 1/28


Hm. 1/24 Ht. Vn


Hm. Vs


''/40


l'/z/soo


'V20


V16 I ’Vso


'V20


’%o


Voor ongeveer 4j. begon zij scheel tenbsp;zien, na eene oogontsteking O. D.nbsp;Eene zuster vannbsp;21 j. ziet reeds 16 j.nbsp;scheel, (zie B. 235).nbsp;Van haar jeugd afnbsp;soheelgezien.


Tenot. O, D. S, met mime losmaking van het celweefsel onder de eonj. ter verkrijgingnbsp;van een groot effekt.


27/5


13/6

14/6

18/6

22/6


Cic. corn. inf. synech. ant. cataracta pyrami-dalis O. S.

Nyst. rot. O. D. S.


Bij het naar beneden en rechts zien een weinignbsp;nyst. van O. S.


Asthenopia.


Sedert de jeugd str.ah. Vóór 2 j. metnbsp;een hout in ’t oognbsp;gestoken.nbsp;Aangeboren, geenenbsp;heriditaire momenten.


Op 5e j. begonnen scheel te zien.


V'aa jongs af aan.


SedertlOej.scheel zien.

Sedert de vroegste jeugd


8/2

10/2

11/2

12/2

17/2


19/2


20/2

22/2

22/2

24/2


Vornahung van Chittchett op O. D. S. 5 naden aangelegd, abducens niet doorgeknipt.nbsp;Dubbelbeelden.

Vornahung van den r. i. O. S.

Stand normaal.

Draden uitgenomen.

Effect bijna voldoende. Stand verbetert dagelijks bij de vermindering der zwelling. Tenot. O. S. Ruime operatie.

Bril -|- Viii. Leesbril -j- 1/9.

Een weinig Episcleritis, O. S, tengevolge van de tenotomie.

Tenot. O D. zonder bevestiging. Tenotomie O. S., evenzoo.

Effekt volkomen.

Stand volkomen. Nystagmus bij ’t naar boven, niet bij ’t naar beneden zien.

O. D. een weinig naar binnen geweken. Tenot. O. D. S., met ruim effekt. 0


Tenot. O. D. S. zonder bevestiging. Valscbe projectie van beide oogen na de operatie,nbsp;conjiinctiva-naden aangelegd.

Richting volkomen goed. Geene dubbelbeelden.

Kleine convergentie naar binnen. Klaagt over dubbelbeelden.

Tenot. O. I).

Stand der oogen volkomen goed. Met prisma gekruiste dubbelbeelden.

Tenot. O. D, S. Op verzoek van patiënt een weinig chloroform toegediend.

Met 2 sterke prisma’s ziet pat, dubbelbeelden.

Tenot, O. D. S. Conj. wordt op beide oogen gehecht. Veel bloed onder de conjunctivanbsp;van O. S.

Tenot, O. D. Celweefsel onder de conj, diep los gemaakt. Ruim effekt.

Tenot. O. S. Conj. met moeite gehecht, vrij veel bloedverlies. Groot en voldoend effekt.


-ocr page 63-

O^asthnis voor ooglijders.


Initiaal

Aard van

V. (bij refractie-

afwijking.

Eefractiën.

eu

C3

rt

Ch

OJ

anomaliën met glazen.)

Volgnummer.

agt;

V

C5

O. D.

O. s.

0. D.

O. s.

O. D.

O. s.

S. nbsp;nbsp;nbsp;883

M.

4

strab.

conv.

D. 855

M.

54

strab.

coav.

Hm. i/g

Hm. Vs

’“/so

°/200

S, nbsp;nbsp;nbsp;914

V.

3

strab.

conv.

S. 915

M.

34

strab.

Hm. V28

Hm. 1/23

^1-20

“/20

conv.

alt.

D, 1062

V.

10

Neiging tot strab.

'5/,0

conv.

R, 1127

V.

8

strab.

Hm. gt;/2o

«/200

1

conv.

E, 1128

V.

7

strab.

Ht. V;

'V20

’VlO

conv,

alt.

levior.

E, 1170

M.

12

strab.

Hm. ‘/,6

Hm. V16

“/2OO

conv.

1

D. 1011

V.

19

strab.

M. Vxc

'“/40

div.

Asm. '/20

V. 1307

M.

26

strab.

E.

E.

’•/20

conv.

alt.

M. 1317

V,

7

strab.

Hm, Vs

Hm. 1/9

“0/20

conv.

Ht. Vr

Ht. V;

alt.

E.

V, 1374

M.

23

strab.

Nog licht-

=‘gt;/20

div.

perceptie.

V. 1412

M.

30

strab.

H. 1/12C

V2OO

.

conv.

Ash. '/30

Verdere anomaliën.

Hydrocephalusvorm. omtrek van hoofd 20quot;,nbsp;Ulcus corn, centr. O. S.

Ptosis incompleta palp, inf. nyst. rot.

Atroph. conj. kerat. scroph. ulcus corneaenbsp;O. ü. Atrophia conj.nbsp;mao. O. S.

Calaracta siliquata O. D. Nystagmos latealisnbsp;O. D. S.


Anamnese, vroegere behandeling.


Volgens verhaal aangeboren.


Aangeboren. Vader eveneens strabismus.


Van af bet 7e j. Een kind (S. 914)nbsp;strab. conv.


Van afhaar vroegste jeugd.

Sedert haar 4e j.


Sedert een jaar somtijds lichte afwijkingen.

Sedert 4e j.


Sedert verscheidene jaren, maar vooralnbsp;sedert het laatstenbsp;j. gevoelige oogen.nbsp;Sedert 7e j.


Sedert Se j.


De verduistering op O. D. bestaatnbsp;eenige jaren.nbsp;Sedert de jeugd.


Datum.


BEHANDELING en AANMERKINGEN.


29/7

31/7

1/8

7/8

8/8

10/8

7/8

8/8

10/8

26/9

28/9


Tenot. O. S. in halve chloroform-narcoae. O. S, fixeerde goed.

Tenot. O. D. Eng. methode. Conj, en oa-runcnla niet losgemaakt.

O. D. fixeert excentrisch.

Bril -1- 1/3.

Tenot. O, D. Ruime operatie, vrij sterke bloeding.

Tenot. O. S. Halve chlor nare. Ruime operatie, Effekt voldoende.

Lichte afwijking naar buiten.

Tenot. O. D. Ruim. Effekt niet groot. Beide exterui paretisch.

Tenot. O.S. Ruime operatie en ruim effekt; niet voldoende wegens parese v. d. ext.

In O. D. vrij veel bloed uitgestort.

Effekt niet geheel voldoende, patiënt echter zeer te vreden.

Tenot. O. S. Kind zeer onrustig en lastig.


Tenot, O. D. zonder chl. Ruime uitstorting van bloed door onrust van de patiënt, ruimenbsp;operatie.

Oogleden sterk blaauw gekleurd. O. S. goedgericht, lelt geen vingers in de geele vlek;nbsp;wel excentrisch.

Tenot. O. S. Lichte chlor, nare.

Bril gt;/,,.


3/10

5/10

17/10

20/10


21/11

15/12


Tenot. O. S. Niet zeer kleine wond, voldoende effekt. Ben uur daarna gezien, te weinig effekt; kapsel nog een weinig ingesneden ennbsp;een vezeltje afgeknipt, dat was blijven zitten.

Effekt voldoende.

Bril V16

Tenot. O. D. Ruime operatie.

Veel bloeduitstorting, vooral aan de bovenzijde.


Tenot. O. S. Ruime operatie.


Tenot. O, S. zonder chloroform; goed effekt. Bril -I- i/g.

Geringe graad van strab. conv.

Tenot r. e. O. D. Vrij groot effekt.


Tenot. O. S. Carunoula ruim losgemaakt; ruime operatie.

Twee draden door de conj. buileuzijdc.

Bril -t- '/«• nbsp;nbsp;nbsp;*


-ocr page 64-

1S 6 O, Gr-asthuis

voor oog'lijders.


Initiaal

en

Volgnummer.

eC

V

M

0)

O

49

09

h;

Aard van

afwijking.

Refraction.

V. (bij refractie-anomaliën met glazen.)

Verdere anomaliën.

Anamnese, vroegere

behandeling.

Datum

0. D.

0. s.

0. D.

0. S.

0. D.

0. s.

H.

117

M.

21

strab.

Hm. gt;/,3

Hm. V-28

“/20

'V50

conv.

Ht. Vs

Ht. Vs

W.

162

M.

2S

strab.

E.

“/20

’4/200

mac. corn.

Als kind pokken

30/1

div.

V200 exc.

en oogontsteking

gehad.

In 1866 tenot. m.

est. 0. S,

1/2

6/2

M.

179

M.

18

strab.

M. Vi

'*150

•/lo

div.

15/2

24/2

B.

202

M.

29

strab.

H. Vss

H. V23

'V2OO

quot;/50

Sedert zijn 5e j.

10/2

conv.

grav.

B.

221

M.

12

strab.

Hm. Vs

Hm. Vs;

“/lOO

“/20

17/2

conv.

K.

332

M.

17

strab.

Hm. Vso

Hm. Vlo

quot;/20

'=/200

iSedert het 3e j.

conv.

R.

499

M,

24

strab.

E.

E.

quot;«/2D

“/20

ïiedert 10e j. Aan-

28/4

div.

vankelijk alter-

neerend.

12/7

V.]

537

V.

18

strab.

Hm. Vn

Hm. V.8

“/so

'V-.O

conv.

B

555

V.

9

strab.

Hm. Vs

Hm. Vs

conv.

“/so

’Vso

H.

567

M.

25

strab.

'VlOO

V200

itroph. conj. Blepharo-

div.

phimosis, mac. corn.

0. O. s.

D.

592

V.

19

strab.

id.

Hm. V20

Hm. Vis

“/so

“/20

21/5

conv.

22/5

alt.

22/8

R.

593

V.

14

strab.

Hm. Vis

Hm. 1/20

“/20

19/5

conv.

W.

601

V.

19

ld

Hm. V16

Hm. Vn

'V20

“/20

Sedert haar 7e j.

o

s.

621

V.

21

id.

Hm. V18

Hm. Vis

“/50

’V20

25/5

16/7

'i

30/7

Tenot. r. e. O. S.

BEHANDELING en AANMERKINGEN.

Tenot. 0. D. S.

Bril Vu-

Vorlagerung reet. int. 0. S. 3 draden aangelegd, door conj en door de spier, daarna de naden vastaangetrokken en het oog doornbsp;bevestigingspincet naar binnen gehouden, on-der halve chl. iiarc.

Draden uitgenomen,

lenot. r, exl. O. S, Subcutaue Eng. methode. Ruim etFekt.

Stand volkomen.

Op nieuw afwijking naar buiten, vooral bij ’t fiseeren met O. D.

Vorlagerung m. r. e. O. D. met doorsuij-ding van m. r. i. Er worden 5 naden aangelegd, 2 onderste naden breken af bij ’t dicht maken.

Tenot O. S.

Tenot O. D. onder chl. nare,

Tenot. O. S.

Kril ’V

Tenot. r. e. O. D. S. Door cand, v. G.

Dr. B. Daarom met chloroform.

Tenot, r. e. O. D. Conj. naad.

Tenotomie r. i. O. D. S.

Bril

Tenot. O. D.

Tenot. O. D. S,

Tenot. O. D.

Tenot. O. S.

Tenot. zonder chloroform.

Efifekt geheeT voldoende.

Stand blijft normaal; volkomen binoculairzien. Tenot. O. D. S

Tenot. O. D, Caruncula opgevat met pincet, goed losgemaakt; effekt volkomen; dadelijk binocalair zien.

Geen afwijking.

Stand volkomen normaal, oefening van O. D. met i/jj; dagelijks 5 minuten.

-ocr page 65-

18 0 9» Gr as thuis voor* ooglijders.

Initiaal

en

Volgnummer.

s

o

C3

CO

tS

o:)

03

1-^

Aard van afwijking.

Kefraetiën.

V. (bij refractie-luomaliën met glazen.)

Verdere anomaliën.

A.aamuese, vroegere

behandeling.

Datum.

0. D.

0. s.

0. D.

0. s.

0. D.

0. s.

s.

696

V.

7

strab.

1

!

10/6

conv.

10/7

12/7

M.

703

M.

9

strab.

Hm. t/i,

Hm. t/g

‘^/aOO

conv.

Ut. gt;/i,

W.

735

V.

25

strab.

Hm. '/se

Hnn Vso

“/loo

conv.

Ht. V16

A.

775

V.

20

strab.

Hm. Vis

Hm. V16

=“/20

^/¦gt;oo

28/6

conv.

1

1/7

,

5/7

1

13/9

H.

901

M.

14

strab.

id.

Hm. '/¦24

Hm. t/,0

“/20

“/20

Sedert half jaar

26/7

conv.

,

oud bemerkt.

alt.

In 1861 Tenot.

27/7

superstes

0. D. S. Eene

maand na de opera-

28/7

tie weken de oogen

31/7

nog vrij sterk af.

D.

915

M.

15

strab.

Hm. t/,6

Hm. ’/16

“/20

’“/200

30/8

conv.

Ht. Vs

geen b*^-

perking.

R.

1072

V.

25

strab.

Hm. Vlo

Hm. 1/.28

'

quot;“/20

Mae. corn. 0. D.

Voor 6e j. oogont-

2/9

conv.

Obstructie duet lacrym.

steking gahad.

0. s.

Toen 0. D, bedekt

met de doek gedu-

3/9

1

reilde een half j.

1

Daarna scheel zien.

4/9

Sedert 3 j. epiphora

0. s.

V.

1073

M.

26

strab.

Hm. Vio

; Hm. Vso

“/lOO

“(20

3/9

conv.

Ht. V-21

i Ht. V24

!

4/9

1

6/9

K

177

V,

30

Asm. 1/50

i

!

“/20

V1000

Ooscur. corn, synechia

Voor lO j. oogziekte

1

post, sclerectasia ant.

gehad.

1

0. s.

P

415

M.

10

strab.

’quot;’/200

’/200

I^icatrir corn. syn. ant.

Op ruim 1 j. leef-

9/5

COIIV.

hlepharad. 0. D. S.

tijd uit mazelen

13/5

Obscur. lentis, coloboma

over gehouden.

1

iridis (3. S.

BEHANDELING en AANMERKINGEN.

Tenot. O. 8. met chloroform. Tenot, O. D. met chloroform.

Tenot 0. f*. ouder chl. nare.

'fenot. 0. D. ouder chl. nare. Kleine wond. Voldoende effekt.

Stand normaal, geen irritatie.

Tenot. O. S. zonder chloroform. Effekt voldoende, patiëut was zeer onmatig.

Bril i/is.

Tenot. O. D. S.

Tenot. O. S. Ruim effekt.

Insufficientie r. i.

Klaagt over gekruiste dubbelbeelden.

Sterk ingezakte caruncula.

Tenot. O. D. Conjunctiva-wond met 1 naad gehecht.

Draad uitgenomen.

Tenot. O. S.

Stand normaal; tamelijk insuff. vooral O. D. Lichte divergens; caruncula weinig ingezonken vooral rechts.

Lichte div. O. S. Lezen zonder bril.

Tenot. O. S. Ruime conj.-wond, met naad gehecht.

Tenot. O.D. Veel bloed onder de conj. onderzijde.

Bij contrapunetuur komt weinig bloed. Drukverband.

Tenot. O. S. Conj. scheurt een weinig open, 1 verticaal naadje aangelegd, weinig bloeding.nbsp;Draad uitgenomen, stand normaal.

Tenot. O O. Ruime operatie. Conj. draadje in den buitenooghoek vastgemaakt.

Draad uitgenomen.

Tenot. O S. conj. wond meridionaal; carunc. losgemaakt, midden van de pees met scherpenbsp;haak opgelicht, met puntige schaar ingeknipt;nbsp;naar hoven en beneden pees afgeknipt.

Tenot. O. S.

-ocr page 66-

186 9. Grasthuis

oor oo^lijders.


Initiaal

en

•4^

ti

o

Aard van

afwijking.

Refractiën.

V. (bij refractie anomaliën met glazen.)

Vo/gnummer.

O

Ki

0. D.

0. s.

0. D.

0. S.

0. D.

0. S.

R.

165

V.

25

strab.

div.

M. Vs

^/soo

quot;/40

K.

172

M.

44

*

strab.

conv.

E.

E.

”/ioo

“/20

K.

419

V.

23

strab.

conv.

Asm. l/,o

AI- Vso C Asm. 1/40

'V.0

quot;/70

erdere anomaliën.

Anamnese, vroegere

behaudeljng.

Datum.

BEHANDELING en AANMERKINGEN.

mr. corn. syn. post.

Op 8 j. leeftijd

5/2

Tenot. 0. D. Conj. met scler. vergroeid,;

K Sclerect. lev. 0 S.

pokken, sedert mac. corn. In 1868nbsp;sclerotitis.

8/2

17/4

3/6

conj. wond vrij peripherisch, daardooquot;r groot.’ Door vert. naad gesloten, 1 draad volgensnbsp;V. Goaeïe aan de binnenzijde der conj. gelegd.nbsp;Roim elfekt, Half voldoende,

Vorlagerung, r. i. 0. D. met 3 naden, r. e. niet doorgesneden.

Lichte divergens 0. D.; caruncnla sterk naar voren getrokken.

iresis abducentis.

Voor 1 j. oogont-stekins: met hevige hoofdpijn aan denbsp;rechter zijde.

Vorlagerung; 3 naden aangelegd. Effekt voldoende. Bij ’t rechtuitzien stand normaal.nbsp;Beweging naar buiten door zwelling beperkt.

suff. r. e. 0 S.

Aangeboren.

Tenot. 0. S. naar buiten; een draadje door de Conj. volgens v. geaeee.


-ocr page 67-

1 @ 0 o. Gr a s t h. IX j


voor ooglijders-


Initiaal

en

Volgnummer.

ja

o

«3

09

09

09

Aard van

afwijking.

Refractiën,

V. (bij refractie anomaliën met glaz

CD

0. D.

0. s.

0. D.

0. S.

0, D.

0. f

R. 165

V.

25

strab.

div.

M. Vs

^/aoo

quot;/40

K. nbsp;nbsp;nbsp;172

M.

44

.

strab.

conv.

B.

B.

“/lOO

®'gt;/20

K. nbsp;nbsp;nbsp;419

V.

23

strab.

conv.

Aam. l/,o

M. Vso C

Asm. Vso

quot;/.o

“/to


Verdere anomaliën.


Anamnese, vroegere behandeling.


Datum.


BEHANDELING en AANMERKINGEN.


Obscur. corn. syn. post, 0. D. Solerect. lev. 0 S.


Paresis abducentis.


Insuff. r. e. 0 S.


Op S j. leeftijd pokken, sedertnbsp;mac. corn. In 1868nbsp;sclerotitis.


Voor 1 j. oogont-steking met hevige hoofdpijn aan denbsp;rechter zijde.nbsp;Aangeboren.


5/2


8/2

17/4

3/6


Tenot. O. D. Conj. met scler. vergroeid.; conj. wond vrij peripherisch, daardoor groot.nbsp;Door vert. naad gesloten, i draad volgensnbsp;V. Graepe aan de binnenzijde der conj. gelegd.

Ruim effekt, half voldoende.

Vorlagerung, r. i. O. D. met 3 naden, r. e. niet doorgesneden.

Liehte divergens O. D.; caruncula sterk naar voren getrokken.

Vorlagerung; 3 naden aangelegd. Effekt voldoende. Bij ’t rechtuitzien stand normaal.nbsp;Beweging naar buiten door zwelling beperkt.

Tenot, O. 8. naar buiten; een draadje door de conj. volgens v. ohaepe.


-ocr page 68-

DE BEWEGiNG VAN HET OOG, TOEGELiCHT MET HET PHAENOPHTHALMOTROOP,

DOOR

F.

C. DONDERS.

(Met Plaat I.)

De bewegingen van het oog zijn met groote zorg onderzocht , en het vrij ingewikkelde mechanisme is zoodoende in ’t algemeen tot klaarheid gebracht. Wij kennen denbsp;wetten, naar welke die bewegingen plaats hebben,nbsp;en weten tevens, onder welke omstandigheden zekere,nbsp;trouwens geringe en voor verschillende oogen niet geheelnbsp;overeenkomstige, afwijkingen van die wetten voorkomen.nbsp;Maar, in weerwil dier betrekkelijke volkomenheid onzernbsp;kennis, is het leerstuk voor vele ophthalmologen eennbsp;struikelblok gebleven. De literatuur is, vooral ten aanziennbsp;der zoogenoemde raddraaiing, niet van verwarring vrijnbsp;te pleiten, en bij het onderwijs ziet men de beste pogingen , om zijn toehoorders een duidelijk inzicht in hetnbsp;genoemde mechanisme bij te brengen , bij zeer velennbsp;schipbreuk lijden.

Bij herhaling nu is beproefd, het voorstellings-ver-mogen te hulp te komen door zekere werktuigen, die men ophthalmotropen heeft genoemd. In het algemeennbsp;hebben deze ten doel, de werking der oogspieren aanschouwelijk te maken. Maar het komt er in de eerstenbsp;plaats op aan, dat men zich een juiste voorstelling vormenbsp;van de bewegingen zelve. Hierin schijnt voor de meesten

-ocr page 69-

00

het hoofdbezwaar gelegen. Staan hun de bewegingen helder voor oogen, dan zien zij gereedelijk in, welkenbsp;spieren daarbij actief verkort, welke passief verlengdnbsp;worden, ’t Scheen daarom raadzaam, een werktuig te con-strueeren, dat in de eerste plaats de bewegingen aanschouwelijk maakt. Van de bestaande ophthalmotropennbsp;moge het onderscheiden worden door de benaming phae-nophthalmotroop (van qpaiVo), zichtbaar maken, ócpd'aXfiog,nbsp;oog en TQÓTc^, wending). Om zijn gebruik in het lichtnbsp;te stellen, zullen wij, in verband met de beschrijving vannbsp;het werktuig, de oogbewegingen nagaan.

Er was een tijd, dat men uitging van de oogspieren, om uit deze tot de bewegingen van den oogbol te besluiten. De vier rechte oogspieren werden toen toereikendnbsp;geacht, om aan de fixatie-lijn, gaande door het draaipuntnbsp;en het gefixeerde punt in de ruimte, iedere gewenschtenbsp;richting te geven, en men meende, dat hiermede aan allenbsp;rereischten was voldaan. Voor de schuinsche oogspierennbsp;moest dus een andere werking worden opgezocht. Mennbsp;vond er twee voor één. De grond van het accommodatie-vermogen wms niet bekend; zouden nu de schuinschenbsp;oogspieren niet in staat zijn, door drukking op den oogbol de gezichtsas te verlengen en zoodoende voor denbsp;accommodatie te zorgen ? Zonder eenig bewijs steldenbsp;men zich met deze wederzijdsche oplossing van tweenbsp;onbekenden tevreden. De spieren werkten hierbij dannbsp;gezamenlijk. Maar ook aan de afzonderlijke werkingnbsp;wist men haar taak aan te wijzen. Uit de richting dernbsp;schuinsche spieren leidde men af, dat zij in staat moestennbsp;zijn, het oog te draaien om de gezichtsas, en een dergelijke draaiing meende Hueck bij zijdelingsche overhelling van het hoofd nu werkelijk te kunnen aantonnen:

-ocr page 70-

56

tot een uitgestrektheid van 25°, of zelfs 28° zou de overhelling van het hoofd aan iedere zijde door een draaiing om de gezichtsas gecompenseerd worden, zoodat de verticale meridianen niet ophielden , verticaal te blijven.nbsp;De eerste rol, aan de schuinsche oogspieren toegekend,nbsp;verviel van zelf met de ontdekking van den grond dernbsp;accommodatie, en de draaiing om de gezichtsas was nietnbsp;houdbaar bij het gemakkelijk te constateeren feit, dat,nbsp;hij overhelling van het hoofd naar eene zijde, de nabeelden op het netvlies in gelijken zin, en zeker ongeveer in gelijke hoeveelheid, haar richting veranderden.nbsp;De gelukkige gedachte, om voor de beoordeeling vannbsp;den stand van het oog de nabeelden te raadplegen, zijnnbsp;wij aan Ruete verschuldigd, die nu ook spoedig aan denbsp;schuinsche spieren haar ware heteekenis wist aan tenbsp;wijzen. Het bleek, namelijk, dat de verticale meridiaannbsp;zijn verticalen stand behoudt, wanneer het oog óf omnbsp;de dwarse as recht naar boven en naar beneden, ófnbsp;om de verticale as in een horizontaal vlak rechts ennbsp;links bewogen wordt, dat daarentegen, hij het richtennbsp;van het oog zijdelings naar hoven, de verticale meridiaannbsp;naar dezelfde zijde, hij het richten zijdelings naar beneden naar de tegengestelde zijde overhelt. Nu was hetnbsp;klaar, dat, wanneer bij het zien recht naar hoven ennbsp;naar beneden alléén de mm. recti superior en inferiornbsp;werkzaam waren, wier richting een hoek van ongeveernbsp;20° maakt met de gezichtsas, de verticale meridiaannbsp;daarbij een schuinschen stand zou aannemen, die alleennbsp;kan worden gecompenseerd door samenwerking van dennbsp;m. obliquus inferior met den rectus superior en van dennbsp;m. ohliquus superior met den rectus inferior. In beidenbsp;gevallen ondersteunen twee samenwerkende spieren elkander op de transversale as , om op de gezichtsas el-

-ocr page 71-

Ol

kander op te heffen, on zóó alleen kan de verticale meridiaan bij het richten der fixatie-lijnen recht naarnbsp;boven en recht naar beneden haar verticalen stand behouden.

Zooals men ziet, vyerd bij deze methode allereerst de beweging van het oog vastgesteld, om daaruit tot denbsp;spierwerking te besluiten. Dit is, zooals ik op den voorgrond stelde, de éénige weg, om het mechanisme eenernbsp;beweging op te helderen. Aan de beschrijving eenernbsp;spier moge de Anatoom de vraag verbinden, welke beweging uit hare contractie zou voortvloeien, zóó die feitelijknbsp;geïsoleerd voorkwam, — het is de taak van den Physioloog,nbsp;de bewegingen zelve te onderzoeken, om daarna te bepalen, welke spieren, bij den nieuwen evenwichtstoestand,nbsp;verkort of verlengd zijn, en aan welke spanning zij daarbijnbsp;zijn onderworpen. Hueck meende zich van het bestaannbsp;der raddraaiing, bij zijdelingsche overhelling van hetnbsp;hoofd, overtuigd te hebben uit de veranderde richting dernbsp;zichtbare bindvliesvaten. Ik deed daartegen opmerken,nbsp;dat, bij de proeven van Hueck, de fixatie-lijnen, om eennbsp;en hetzelfde nabijgelegen punt te blijven fixeeren, innbsp;betrekking tot het hoofd van richting veranderden,nbsp;en dat de hierbij ontstaande helling der verticale meridianen eene raddraaing kon simuleeren. G-eheel afdoendenbsp;was de proef, waarbij het oog zich zelf in een tusschennbsp;de tanden bevestigden kleinen spiegel bleef aanschouwennbsp;en nu, bij iedere beweging van het hoofd, de vaten vannbsp;het bindvlies en zichtbare punten van de iris onveranderdnbsp;dezelfde ligging in betrekking tot de oogleden en ooghoeken en tot strepen op het aangezicht zag behouden.nbsp;Ik overtuigde mij verder, gebruik makende van de nabeelden van een verticalen band, dat, voor elke bepaaldenbsp;richting der fixatie-lijn, in betrekking tot het rechtstandige hoofd, langs welke omwegen die richting mocht

-ocr page 72-

58

zijn tot stand gekomèn, de stand van den verticalen meridiaan, en daarmede die van het geheele oog, steedsnbsp;on veranderlijk dezelfde was.

De hiermede gevonden wet formuleert Helmholtz, die haar de wet van Donders noemt, aldus: „Der

Eaddrehungswinkel jedes Auges ist bei parallellen Blick-linien eine Function nur van dem Erhebungswinkel und dem Seitenwendungswinkel.”

Men ziet, dat Helmholtz tot bepaling van den stand van het oog een raddraaiingshoek invoert. Later zal onsnbsp;blijken, wat Helmholtz hieronder verstaat. Ik zelfnbsp;meende die uitdrukking te moeten vermijden, omdat iknbsp;de raddraaüng niet bewezen achtte, — zooals dan ook,nbsp;naar de wet van Listing, bij het overgaan uit dennbsp;primairen in den secundamen stand, onverschillig welken,nbsp;van een ware raddraaüng van het oog geen sprake zijn kan.nbsp;liet kwam mij voor, dat met de helling van den oorspronkelijknbsp;verticalen meridiaan, bij rechtstandige positie van het hoofd,nbsp;de stand van het oog even goed, en in overeenstemming metnbsp;de richting der nabeelden, werd bepaald. In mijn verhandeling kwam ik tot het besluit, dat de verticale meridianen des te meer overhellen, hoe meer, bij gelijke verheffing of daling, de blik zijdelings wordt gericht, ennbsp;hoe meer, bij gelijke zijdelingsohe afwijking, de blik opnbsp;of neêrwaarts wordt bewogen. Ik deed later, naar denbsp;aldaar nauwkeurig beschreven methode 1), een aantal bepalingen van de aan iedere richting der fixatie-lijn beantwoordende afwijking van den verticalen stand; maar,nbsp;terwijl het mij niet gelukte, deze afwijkingen tot eennbsp;bepaalde wet terug te brengen, bleef het tweede gedeeltenbsp;mijner verhandeling achterwege. Anderen waren in hun

1) flollandisohe Beitrage zu den anatomischen und physiolo-gischen Wissenachaften, 1846. B. 1. p. 105.

-ocr page 73-

59

pogingen niet gelukkiger dan ik. — Maar ziet, een wet werd a priori uitgesproken, en nu was het niet zoomoeielijk,nbsp;deze aan de waarneming te toetsen: ze werd daarbij proefhoudend gevonden.

Het beginsel, door Listing voorondersteld 1), luidt aldus: „Aus der normalen (primaren) Stellung wird dasnbsp;Auge in irgend eine andere, secundare, in der Weisenbsp;versetzt, dass man sich diese Versetzung als das Kesultatnbsp;eener Drehung um eine bestimmte Drehungsaxe vorstellen kann, welche jederzeit, durch das Augencentrumnbsp;gehend, auf der primaren und der secundaren Riohtungnbsp;der optischen Axe zugleioh senkrecht steht, sodass alsonbsp;jede secundare Stellung des Auges zur primaren in dernbsp;Kelation steht, vermöge welcker die auf die optische Axenbsp;projicirte Drehung = O wird.quot;

Meissner vond de resultaten zijner onderzoekingen met deze wet in overeenstemming; maar aan Helmholtznbsp;hebben wij weder de eenvoudige proef te danken, waardoor ieder zich van hare geldigheid kan overtuigen. Dienbsp;proef berust op het gebruik der nabeelden. Wij hebben bovennbsp;gezien, dat het nabeeld van een verticalen band verticaalnbsp;blijft, wanneer wij, bij rechtstandig hoofd, onzen bliknbsp;in de richting van dien band, dus in een verticaal vlak,nbsp;op en neer bewegen. Dit nu geldt niet slechts voor eennbsp;verticalen band, maar voor een band in iedere richting,nbsp;onverschillig welke: — men heeft slechts het oog zoo tenbsp;bewegen, dat de fixatie-lijn en de uitgespannen band innbsp;hetzelfde vlak liggen. Maakt men stralen op een wand,nbsp;uitgaande van een middelpunt, om welk middelpunt eennbsp;hel gekleurde band draaibaar is, dan kan men dezen

1) Het eerst medegedeeld door Ene te. Lelirbucb der Oplithal-moiogie, 2e Auliage. Braunschweig 1853. B, I. 8. 36.

-ocr page 74-

60

achtereenvolgens met eiken dier stralen laten samenvallen, en telkens zal men, na fixatie van den band hij rechtstandig hoofd, het nabeeld den straal zien volgen, wanneernbsp;de blik zich in zijne richting voortbeweegt, — bij iederenbsp;beweging over een der andere stralen hiervan zien afwijken.nbsp;Daarin nu ligt het bewijs voor de juistheid der wet vannbsp;Listing opgesloten. De proef leert, dat de meridiaan,nbsp;waarin de band ligt, zijn richting behoudt, wanneer denbsp;fixatie-lijn in het vlak van dien meridiaan voortschrijdt.nbsp;Die meridiaan draait dus in dit geval om een as, dienbsp;hem loodrecht snijdt, en wel in het draaipunt. Metnbsp;andere woorden, — het oog, overgaande uit den primairennbsp;in den secundairen stand, draait om een as, loodrechtnbsp;op het vlak, waarin de primaire en secundaire fixatie-lijn gelegen zijn: dat is de wet van Listing.

Deze wet moet nu in de eerste plaats door het phaen-ophthalmotroop worden aanschouwelijk gemaakt.

In dit werktuig (Plaat VII, fig. 1, ter zijde in perspektief gezien), draait de oogbol O met den ring E E (waarovernbsp;later) in den ring E, en wel, in den stand der figuur ,nbsp;om een horizontale as, waarvan het eene einde bij «' tenbsp;zien is. Zoo beweegt zich dus de fixatie-lijn in een verticaal vlak naar boven en naar beneden. Met de asnbsp;a' is verbonden een rond plaatje, voorzien met een graadboog g'\ de index staande in de figuur op o°, is innbsp;den ring E' bevestigd met 2 schroeven s s’. Draait nunbsp;de oogbol om de as a', dan leest men op g' de hoeveelheid dier draaiing in graden af.

In den ring /, vóór den oogbol geplaatst, kunnen twee dunne staafjes hh worden ingeschroefd; zij zijn metnbsp;den ring r draaibaar om de fixatie-lijn, en de indexnbsp; wijst op den graadboog g° aan, hoeveel zij gedraaidnbsp;zijn. In den stand van het werktuig beantwoordt de

-ocr page 75-

Pl.l.


-ocr page 76- -ocr page 77-

verticale richting der staafjes aan 0°. Deze staafjes vertegenwoordigen den verticalen meridiaan. Draait het oog om de dwarse as a’, dan behoudt de meridiaan zijnnbsp;verticalen stand. Zoo beweegt zich de fixatie-lijn vannbsp;het oog in een verticaal vlak, bij de beweging rechtnbsp;naar boven en recht naar beneden. Dit behoeft geennbsp;nader betoog.

Men kan nu aan het werktuig een anderen stand geven. In figuur I staat de stift S, die in den ring R' bevestigd is, recht naar hoven. Met de stift S laat zichnbsp;echter deze ring in het verticale vlak van den ring E.quot; innbsp;iedere richting draaien. De index i' wijst hierbij op denbsp;graadverdeeling gquot; de hoeveelheid dier draaiing aan, bedragende (in fig. 2) 45°. Blijkbaar heeft zich met dennbsp;ring R ook de as a' a’ bewogen, en wij zien fig. 2 hetnbsp;phaenophthalmotroop in dien stand afgeheeld, het oog bovendien reeds gedraaid om de as a' a’ in haren nieuwen stand.nbsp;Vdór deze draaiing werden de staafjes h die de hellingnbsp;van de stift S gevolgd waren, weder verticaal geplaatst,nbsp;waarbij de index *° hetzelfde aantal graden kwam aan tenbsp;wijzen als de index De stand der staafjes vertegenwoordigt den verticalen meridiaan van het oog. Het oog kannbsp;dus beschouwd worden, alsof het niet met de stift S in dennbsp;huitensten ring ware omgedraaid: het is, alsof het levendnbsp;oog, in den primairen stand verblijvende, zieh slechtsnbsp;had voorgenomen, om schuins naar boven of schuinsnbsp;naar beneden te zien. In figuur 2 is, zoo als gezegdnbsp;werd, die beweging nu reeds gemaakt en is de fixatie-lijn door draaiing om de as a’ a' rechts en naar hovennbsp;gericht. Hoeveel graden het om die as gedraaid werd,nbsp;wijst weder de index i' aan, die in figuur 2 op 45° wijst.nbsp;Het oog is dus, in het hier gekozen gevfil, 45° naarnbsp;hoven, gedraaid om een as a' a', die 45° van de horizon-

-ocr page 78-

62

tale afwijkt. Aan deze as kan door draaiing aan de stift S elke gewenschte richting worden gegeven, en zoodoendenbsp;de fixatie-lijn nit den primairen stand naar alle zijdennbsp;worden gericht, altijd om assen, onveranderlijk gelegennbsp;in hetzelfde vlak van den ring E.quot;, nagenoeg samenvallende met den aequator van het oog 1). Dat is denbsp;illustratie van de wet van Listing.

Uit den primairen stand, dien wij door het verticaal stellen der staafjes telkens op nieuw bepalen, bewegennbsp;wij de fixatie-lijn altijd in de richting naar of vannbsp;de stift S, die met den primairen en secnndairen standnbsp;van de fixatie-lijn in den meridiaan blijft, die bij dezenbsp;draaiing onveranderlijk zijn stand behoudt. Blijkbaarnbsp;moeten dus ook de nabeelden van lijnen, die in dezennbsp;meridiaan gelegen zijn bij draaiing samenvallen met denbsp;beelden van voorwerpen, in denzelfden meridiaan gelegen.nbsp;Zoo wordt door het phaenophthalmotroop het bewijsnbsp;van Helmholtz voorde juistheid der wet van Listingnbsp;toegelicht; hadden wij de staafjes de richting van denbsp;stift laten behouden, zij zouden, bij draaiing om de asnbsp;d d, in den onbewegelijken meridiaan gebleven zijn.

Maar is ook de verticale meridiaan bij die draaiing verticaal gebleven ? Wij hebben de staafjes juist daaromnbsp;vóór die draaiing in den verticalen stand gebracht, omnbsp;daarover te kunnen oordeelen, en nu blijkt werkelijk,nbsp;dat die meridiaan heeft opgehouden verticaal te zpn ennbsp;duidelijk naar de rechterzijde overhelt, — evenals hetnbsp;nabeeld van een verticalen band, wanneer wij rechtsnbsp;naar boven zien. Zoo wordt dus door het phaenophthal-

1) Het centrum van beweging (bet draaipunt) ligt een weinig achter het centrum van het oog: dus ligt de ring K' iets achternbsp;den aequator, in een vlak evenwijdig aan dezen.

-ocr page 79-

motroop almede de aan de nabeelden waargenomen stand van den verticalen meridiaan weêrgevonden.

Men kan nu ook verder het bedrag der helling van den verticalen meridiaan in graden atlezen: men behoeftnbsp;daartoe slechts te zien, hoeveel graden de index zichnbsp;verplaatst, wanneer de staafjes ^ met de fixatie lijn in eennbsp;en hetzelfde verticale vlak worden teruggebracht. Metnbsp;juistheid kan dit geschieden, wanneer wij, midden doornbsp;het met een kruisdraad voorziene askanaal van den oogbol ziende, de staafjes doen samenvallen met een verticaalnbsp;opgehangen draad.

Om zich bij deze proeven de beweging van zijn eigen oog goed voor te stellen, is het verkieselijk, het phaen-ophthalmotroop op de hoogte te stellen van zijn oog, hetnbsp;een of het ander oog er juist achter plaatsende. Men kannbsp;dan gemakkelijk alle bewegingen volgen, de draaiingsasnbsp;zich daarbij duidelijk voorstellen en de proeven met nabeelden er mede in verband brengen.

Nog eens willen wij er op wijzen, dat alle assen, om welke het oog draait, wanneer het van den primairen innbsp;den sekundairen stand overgaat, door draaiing van dennbsp;ring E.' in Rquot; verkregen worden en dus allen in dennbsp;aequator liggen. Al die assen staan dus loodrecht op denbsp;fixatie-lijn: bijgevolg kan hierbij van een draaiing om denbsp;fixatie-lijn, van een raddraaiing, geen sprake wezen. Hetnbsp;is, zooals de wet van Listing bij Ruete geformuleerdnbsp;staat: „eine Relation, vermöge welcher die auf die optische Axe projicirte Drehung = O wird.”

De vraag is dus: in welken zin spreekt Helmholtz hierbij van raddraaiing? Ook deze vraag wordt door hetnbsp;phaenophthalmotroop volkomen toegelicht. Helmholtznbsp;gaat, bij de analyse der oogbewegingen, uit van eennbsp;vast in het oog gelegen vlak, den tieivlies-korizont, samen-

-ocr page 80-

64

vallende met het fixatie-vlak, bij rechtstandig hoofd, op den oneindig verwijderden horizont gericht: het is dusnbsp;de horizontale meridiaan van het phaenophthalmotroop,nbsp;als alle indices op 0° wijzen (figuur 1). De richting, dienbsp;de fixatie-as werkelijk heeft verkregen door draaiing omnbsp;een schuinsche as (de as a'a! in fig. 2) , laat Helmholtznbsp;nu, uitgaande van den primairen stand, door twee draaiingen tot stand komen, beide in het phaenophthalmotroopnbsp;te verwezenlijken: 1». een draaiing om de dwarse as wanbsp;(Erhebungswinkel), waarbij de fixatie-lijn naar boven ofnbsp;naar beneden, 2°. een draaiing om de as a a (Seitenwen-dungswinkel), waarbij de fixatie-lijn ter zijde wordt gericht.nbsp;Die tweede as « «, bevindt zich in den ring R, en opnbsp;den graadboog g wordt de Seitenwendungswinkel afgelezen,nbsp;zooals de Erhebungswinkel op den graadboog g’: wij moetennbsp;opmerken, dat de as a «, die loodrecht staat op den netvlieshorizont, bij de voorafgaande draaiing om de as a! a',nbsp;met dien horizont van richting verandert, blij vende echternbsp;altijd in een verticaal vlak. Heeft men nu door draaüng om denbsp;assen w a' en « a aan de fixatie-lijn een richting gegeven,nbsp;gelijk aan die, welke in fig. 2 door draaiing om de ondernbsp;45° gestelde as a'a', naar de wet van Listing, is verkregen, dan heeft de verticale meridiaan daarbij eennbsp;andere helling aangenomen. Hij helt nog meer naar denbsp;rechterzijde over. Om dus den stand te verkrijgen, diennbsp;het oog bij de draaiing naar de wet van Listing werkelijk aanneemt, moet een derde beweging worden toegevoegd, en wel een draaiing om de fixatie as, datnbsp;is — een raddraaiing, — in het aangenomen geval vannbsp;de rechter naar de linker zijde.

Deze analyse bepaalt nauwkeurig den stand der oogen en der fixatie-lijnen, in betrekking tot het hoofd, en isnbsp;zeer geschikt voor wiskundige behandeling. Maar men

-ocr page 81-

65

beschouwe haar als een mathematische fictie, niet als een physiologische realiteit. Bij de draaiing om eennbsp;schuinsche as, naar de wet van Listing (fig. 2), komtnbsp;evenmin raddraaiing, dat is draaiing om de fixatie-as, voor,nbsp;als hij de draaiingen, achtereenvolgens om de assen a! a' ennbsp;a a (uitgaande van den stand in fig. 1) : immers zij zijnnbsp;allen draaiingen om een as, loodrecht op de fixatie-as.nbsp;Eaddraaiingen hebben wij slechts aan te nemen bij bewegingen, die van de wetten van Donders en Listing afwijken.

Intusschen kan men aan het phaenophthalmotroop de raddraaiing in den zin van Helmholtz voor iederennbsp;stand aanschouwelijk maken en in graden bepalen. Mennbsp;stelle door draaiing aan de stift S de as a' «¦ naar verkiezing (af te lezen op gquot;), richte k k verticaal, en draaienbsp;het oog om a'a', zooveel men goedvindt (af te lezen op ^j.nbsp;Nu bepale men (zie hl. 128), hoeveel graden de verticalenbsp;meridiaan, ten gevolge dier draaiing volgens de wet vannbsp;Listing, naar de eene of andere zijde overhelt, en zienbsp;door het askanaal, op welk punt in de ruimte de fixatietij n gericht is. Daarop brenge men het oog weer in dennbsp;primairen stand, de stift recht naar boven, de as a' a’nbsp;dus horizontaal, stelle k k verticaal, en richte nu , doornbsp;het askanaal ziende, gelijktijdig draaiende om de assen a anbsp;en «'fl', de fixatie-lijn op hetzelfde punt in de ruimte alsnbsp;bij de eerste proef. Nu overtuigt men zich terstond, datnbsp;k k meer van den verticalen stand is afgeweken dan in hetnbsp;eerste geval, en bepale de helling weder door herstellingnbsp;en aflezing op g°. Het verschil van helling in de beide gevallen , dat hiermede gevonden is, is de asdraaiing vannbsp;Helmholtz: de cijfers beantwoorden aan de tabel, doornbsp;Helmholtz 1) opgegeven. Nu is tevens opgehelderd, wat

1) Physiologische Optik. S. 467.

-ocr page 82-

66

door velen niet begrepen werd: dat, terwijl, bij hetfixeeren bijv. rechts naar boven, de verticale meridiaan, blijkensnbsp;de aanwijzing van het nabeeld, rechts overhelde, Helmholtz van een raddraaiing van rechts naar links sprekennbsp;kon; want, zooals de vergelijking der beide even genoemdenbsp;proeven leert, indien de secundaire richting der fixatie-asnbsp;door draaiing enkel om de assen a a en a' a' ware verkregen geworden, zou de verticale meridiaan eene nog sterkere overhelling rechts hebben aangenomen.

Wij moeten nu nog zien, hoe Helmholtz de door hem in de analyse opgenomen raddraaiing uit de nabeelden direct bepaalde. De zin en het recht dier analysenbsp;zullen dan nog duidelijker worden.

Helmholtz gaat, zooals wij opmerkten, uit van een vast vlak in het oog , den netvlies-horizont. Een horizontale band, in hetzelfde vlak op een rechtstandigennbsp;wand uitgespannen, vormt zijn beeld op het netvlies innbsp;den horizont. Bij het wentelen nu van den netvlieshorizont om de as blijft hij den wand in horizontalenbsp;lijnen snijden en het nabeeld blijft dus op iedere hoogtenbsp;met horizontale lijnen op den wand samenvallen: het phaen-ophthalmotroop maakt dit terstond aanschouwelijk, wanneernbsp;men de staafjes, door omdraaiing van r, een horizontalenbsp;richting Tc heeft gegeven. Maar nu draaie men om de as «s anbsp;(Seitenwendungswinkel): de Staafjes verlaten dan dennbsp;horizontalen stand (en zouden, wanneer de Erhebungs-winkelnbsp;90° kon bedragen, zelfs in een verticaal vlak wentelen ennbsp;voor lederen graad draaiing dus een graad van de horizontale richting afwijken); maar, door het askanaal ziende,nbsp;bemerkt men, dat, op den wand geprojiciëerd, zij volkomennbsp;blijven samenvallen met de daarop getrokken horizontalenbsp;lijnen. De netvlies-horizont blijft, namelijk, bij de draaiingnbsp;om a a volkomen in hetzelfde vlak, want a a staat er

-ocr page 83-

67

loodrecht op, en hij moet dus de voortzetting der horizontale lijn, die ook in ’t hetzelfde vlak ligt, blijven opnemen. Het phaenophthalmotroop stelt ons dit heldernbsp;voor oogen. Intusschen blijkt, dat het nabeeld van eennbsp;horizontalen hand bij zijdelings naar hoven of benedennbsp;zien niet met horizontale lijnen op den wand blijft samenvallen , dat, namelijk , in betrekking tot deze , de net-vlies-horizont, hij het naar boven zien, in tegengesteldennbsp;zin gedraaid is: daarom, zegt Helmholtz, heeft er eennbsp;raddraaiing plaats gehad in den tegengestelden zin , ennbsp;dat is juist de raddraaiing, die hij zijne analyse wordtnbsp;gepostuleerd.

Inderdaad overtuigt men zich gemakkelijk, dat, terwijl hij het schuins naar boven zien het nabeeld van een verticalen hand naar dezelfde zijde van verticale lijnennbsp;is afgeweken , het nabeeld van een horizontalen hand innbsp;tegengestelde richting van horizontale lijnen afwijkt. Denbsp;heide rechthoekig op elkander staande zwarte lijnennbsp;(fig. 1. c V en c A), die twee hel gekleurde banden opnbsp;den wand voorstellen, in den primairen stand gefixeerdnbsp;I'ig- !•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in c, liggende in den netvlies-ho-

^ v' nbsp;nbsp;nbsp;rizont, vertoonen, rechts naar ho-

/ nbsp;nbsp;nbsp;ven geprojiciëerd , hare nabeelden

in de richting der beide gestippelde lijnen c v' en c K\ het na-^ beeld van den verticalen band is

...........................^ dus, bij ’t naar boven zien, in

^ nbsp;nbsp;nbsp;dezelfde richting, dat van den

horizontalen in de tegengestelde richting afgeweken. De verklaring hiervan ligt voor de hand. Een verticale lijnnbsp;valt samen men iedere andere verticale lijn, waarop zijnbsp;geprojiciëerd wordt, welken stand zij in betrekking totnbsp;elkander en tot het oog mogen innemen. Met horizontale

5*

-ocr page 84-

68

lijneD is het geheel anders: een horizontale lijn , die zich van ons verwijdert, wordt dalende gezien, wanneer zenbsp;hoven, stijgende, wanneer ze onder ons oog gelegen is.nbsp;In een projectie van ’t gezichtsveld, zooals iedere tee-kening, iedere photographic ons leert, zijn alle verticalenbsp;lijnen verticaal, en krijgen alle horizontale eene helling,nbsp;afhankelijk van de richting en de hoogte , die de lijnennbsp;in de ruimte innemen, in betrekking tot het oog. Zoonbsp;wordt nu een horizontale lijn, hoven ons oog op eennbsp;rechtstandigen wand getrokken, die evenwijdig is aannbsp;ons aangezichtsvlak, dalende gezien, en het is tegenovernbsp;deze projectie, dat het nabeeld eener horizontale lijn,nbsp;die in het vlak van den primairen stand en dus nietnbsp;dalende gezien was, eene afwijking vertoont, zooals fig. 1nbsp;van h naar — tegengesteld aan die van een nabeeldnbsp;van een verticalen band van v naar v. Men projiciëerenbsp;het nabeeld eener horizontale lijn op een vlak, waaropnbsp;de punten eener horizontale lijn zich allen op gelijkennbsp;afstand van ’t oog bevinden, en het verschil van afwijking van horizontale en verticale nabeelden is vervallen.nbsp;Voor alle gevallen zou die voorwaarde bereikt zijn,nbsp;wanneer het oog zich in het middenpunt van een bol of

Tig. 2.

in de as eener cilindrisch gebouwde kamer bevond ennbsp;op den wand van dien bolnbsp;of die kamer projiciëerde 1).nbsp;Maar ’t is reeds voldoende,nbsp;wanneer het verticale vlak,nbsp;waarin de fixatie-lijn bijnbsp;de projectie ligt, loodrechtnbsp;staat op den wand. Heeft

1) De beschrijvende en de horizontale lijnen van een cylinder.

-ocr page 85-

69

men alzoo twee verticale wanden, waarvan w amp;nw' (fig. 2) doorsneden zijn, en fixeert het oog o, in zijn primairennbsp;stand, op den wand w het kruispunt c der handen vnbsp;dan vertoont de projectie der naheelden op den wand w',nbsp;waarop het verticale vlak, gaande door de fixatie-lijn o w,nbsp;loodrecht staat, de afwijking van heide in gelijken zinnbsp;(fig. 3). En staat men in een vierkante kamer, zoodatnbsp;de hoek x een rechte hoek is, dan is, hij projectie opnbsp;Eig. 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w' nahij den hoek a;, de afwijking

P nbsp;nbsp;nbsp;van h in gelijken zin zelfs grooter

-h

¦---------i'

dan die van v, omdat horizontale lijnen, op w' getrokken, uitgaandenbsp;van den hoek dan tot het oog naderen. Zeer treffend is de proef,nbsp;wanneer men het nabeeld van eennbsp;vrij langen horizontalen band, welksnbsp;midden men in den primairen standnbsp;gefixeerd heeft, in dergelijke vierkante kamer in dennbsp;hoek X projiciëert, zoodat het gedeeltelijk op w gedeeltelijk op w' komt te vallen: in w stygt dan het nabeeld,nbsp;in betrekking tot de horizontale lijn, om op w' sterk tenbsp;dalen.

Wat de nabeelden hier vertonnen, kan men nu ook met het phaenophthalmotroop aanschouwelijk maken. Denbsp;proeven kan men afzonderlijk doen hij verticale k h ennbsp;horizontale staafjes k' k'; maar ook gelijktijdig door gelijke staafjes in u en a' in te schroeven, waardoornbsp;men een kruis verkrijgt (als fig. 2), of zich tot tweenbsp;staafjes k k' te bepalen, die rechthoekig op elkander staannbsp;welks as door het middelpunt gaat van een bol, vallen samennbsp;met de meridianen en parallellen van dien bol, uit bet middelpunt gezien.

-ocr page 86-

70

Door het askanaal ziende, projiciëeren zich dan deze staafjes op iederen wand in dezelfde richting, als denbsp;nabeelden er zich vertonnen.

De lezer zal gereedelijk hebben ingezien, dat men, om zich de bewegingen van het oog voor te stellen, naarnbsp;goedvinden met mij van den verticalen meridiaan of, metnbsp;Helmholtz, van den netvlies-horizont kan uitgaan. Denbsp;verticale meridiaan schijnt mij in zooverre verkieslijk,nbsp;als bij het geheel samenvallen van alle op elkander geprojecteerde verticale lijnen, onafhankelijk van harennbsp;stand in betrekking tot het oog, de voorstelling wel eenvoudiger en gemakkelijker is.

Ten aanzien van het phaenophthalmotroop, als werktuig, heb ik nog een en ander toe te voegen. Het wordt innbsp;grooter en in kleiner model gemaakt 1), het eerste bijzonder geschikt voor demonstratie.

Het bestaat geheel uit geel koper, in ’t kleine model de eigenlijke oogbol uit palmhout. Het staat op eennbsp;koperen standaard D, die in-en uitgeschoven worden kan,nbsp;om het naar de hoogte van het oog van den waarnemer,nbsp;dat door het askanaal zien wil, te regelen, en rust opnbsp;breeden voet. In plaats van het askanaal kan men ernbsp;voor een lens in zetten en achter een mat glas, waarop eennbsp;kruis geteekend is, waarmede men den stand van hieropnbsp;zich vormende dioptrische beelden van verticale en horizontale lijnen, in verschillende richting gezien, vergelijken kan.

Er worden ook eenvoudiger phaenophthalmotropen gemaakt, waarop, namelijk, de draaiing om de as « as ontbreekt, en dus alleen de bewegingen naar de wet van Listing kunnen worden uitgevoerd, niet de analyse

1) Door den heer O Hand, mechanicus te Utrecht.

-ocr page 87-

71

dier bewegingen, naar Helmholtz. Deze vereenvoudiging heeft het voordeel, dat de oogbol nu in den binnensten ring E, draaibaar wordt om de fixatie-as, hetgeen ons in staat stelt, om, na draaiing van de stang S,nbsp;altijd een en denzelfden vasten verticalen meridiaan vannbsp;den oogbol weer in vertikalen stand te brengen, zoodatnbsp;men nu ook vaste aanheohtingspunten der spieren op dennbsp;oogbol kan aangeven. Voor zooveel noodig, kan ditnbsp;strekken, om bij iederen stand van ’t oog zich hare ligging, en daarmede het aandeel, dat zij aan de bewegingnbsp;namen, beter te vertegenwoordigen.

Het phaenophthalmotroop geeft de bewegingen, zooals de wetten van Donders en van Listing ze medebrengen. Hieraan, zooals reeds bij den aanvang werdnbsp;opgemerkt, gehoorzaamt het oog echter niet volkomen.

In de eerste plaats is het bekend, dat reeds in den primai-ren stand de beelden van verticale lijnen, op de beide netvliezen gevormd, naar buiten niet volkomen op elkander geproji-ciëerd worden, waaruit volgt, dat de verticale meridianen bij dien stand de beide netvliezen niet in volkomen correspon-deerende punten snijden. Men behoeft geen samengesteldenbsp;werktuigen, om zich hiervan te overtuigen, ’t Is voldoende, een prisma met den hoek naar boven voor hetnbsp;eene oog te houden: een verticale lijn vertoont dan eennbsp;kleine knikking op de plaats, waar het zien met het eenenbsp;in het zien met het andere oog overgaat. Maar ook eennbsp;prisma behoeft men niet eens. Fixeert men in den pri-mairen stand een verticalen draad, hij moge op grootennbsp;afstand zijn opgehangen, dan bemerkt men duidelijk genoeg , dat hij naar boven en naar beneden in dubbelbeelden uiteenwijkt. Schuift men bij steeds geopende oogennbsp;nu beurtelings een klein zwart scherm (des noods denbsp;hand) voor het eene en voor het andere oog, dan over-

-ocr page 88-

72

tuigt men zich, dat de beelden naar elkander overhellen. Bij snelle afwisseling, nu en dan ook eens een oogenhliknbsp;met heide oogen ziende, kan men wel zorgen, dat hetnbsp;oog achter het scherm goed gefixeerd blijft en, vrij komende, zich niet zijdelings behoeft te verplaatsen, hetgeen de heoordeeling minder zuiver zou maken. G-eheelnbsp;opgeheven is dit bezwaar, wanneer men, den draad metnbsp;heide oogen fixeerende, zich bepaalt tot het dekken vannbsp;het eene oog, waarbij, schoon het effect slechts halfnbsp;zoo groot is als bij afwisselend bedekken der beide oogen,nbsp;al duidelijk genoeg de draad een weinig naar de tegengesteldenbsp;zijde overhelt, — een voorstelling, die, eens ontstaan,nbsp;zelfs niet zoo spoedig wijkt. De gelijkelijk naar elkandernbsp;overhellende beelden verbinden wij nu bij ’t binoculairnbsp;zien tot eene verticale. Men kan daarom de proeven metnbsp;nabeelden wel binoculair doen; maar beter is het toch,nbsp;vooral bij convergentie, het eene oog bedekt te houden.nbsp;Bij die convergentie ontstaat, zooals Meissner ennbsp;Volkmann aantoonden, eene sterker helling der verticale beelden tot elkander: dat is eene eerste afwijkingnbsp;van de algemeene wetten. Zij zijn voorts, gelijk Helmholtz bewees, niet volkomen geldig voor de uiterstenbsp;grenzen van ’t fixatie-veld, waar onregelmatigheden nietnbsp;ontbreken, en onlangs heeft Ja val in astigmatici, bijnbsp;zijdelingsche overhelling van het hoofd, een kleine asdraaiing in tegengestelden zin waargenomen, „de sorte que”nbsp;zooals Helmholtz zich uitdrukt „la position de 1’oeilnbsp;n’est pas indépendante de celle de la tête aussi rigoureu-sement que Taffirme la loi de Donders 1)”.

1) Verg. Helmholtz. Optique physiologique. p. 671. Paris 1867, traduite par Emile Javal et N. W. Klein. Wanneernbsp;Javal op een andere plaats (Astigmatisme, conf. Weeker,

-ocr page 89-

73

Al die afwijkingen moeten hare oplossing en verklaring vinden in het zoo ingewikkelde prohlema van het ontstaannbsp;onzer voorstellingen uit de indrukken hij ’t binoculaire zien.

Eindelijk is gebleken, dat de myopische bouw van het oog — trouwens een ziekelijke — in betrekking totnbsp;de wetten, die wij behandelden, zooals |in menig andernbsp;opzicht, kleine afwijkingen medebrengt, die, vooral uitnbsp;het oogpunt der accommodatie van organen naar het doornbsp;de behoefte bepaalde gebruik, al onze aandacht verdienen.

Ten slotte nog een woord over het onderzoek der bewegingen bij paralytische stoornissen der spieren. Wij betreden hiermede een gebied, waarop de scheppendenbsp;geest van Albrecht von Graefe 1) zich met voorliefde heeft bewogen en zijne opvolgers weinig te doennbsp;heeft overgelaten. Uit de afwijkingen der beweging ennbsp;uit den stand der dubbelbeelden, bij iederen stand dernbsp;oogen, nauwlettend vastgesteld en scherpzinnig ontleed,nbsp;heeft Von Graefe de diagnose afgeleid, — denaard ennbsp;den graad van iedere stoornis met juistheid bepaald. Innbsp;gewone gevallen bereiken deze methoden van onderzoeknbsp;volkomen het doel. Twee omstandigheden zijn er echter,nbsp;waarin zij ons meer of minder in den steek laten. De

Traité théorique et pratique des maladies des yeux. T. II. p, 828. Paris 1869), op grond eener geringe asdraaiing, de theorie vannbsp;Hueok weer in’t leven roept, dan moet ik hem verzoeken, zichnbsp;te willen herinneren, dat, volgens die theorie, tot een overhellingnbsp;van 25’’ of 28°, de verticale meridianem hunne richting onveranderdnbsp;zouden behouden, en voorts zich de moeite te willen geven, denbsp;experimenten te herhalen, waardoor ze vóór vele jaren reeds gevallennbsp;is (Hollandisohe Beitrage. 1846. S. 105 u. f. en vooral S. 334).

1) Verg. zijne klassieke verhandelingen in het Archiv f. Ophthalmologie, en zijne Symptomenlehre der Augenmuskellahnbsp;mungen. Berlin. 1867.

-ocr page 90-

74

eene is die, waarbij gelijktijdig op beide oogen paralytische verschijnselen aanwezig zijn, — wat niet tot de zeldzaamheden behoort, de andere, waar slechts hetnbsp;ééne oog zijn gezichtsvermogen heeft behouden. In hetnbsp;laatste geval valt de vergelijking van dubbelbeelden vannbsp;zelf weg, in het eerste maakt de complicatie de analysenbsp;moeielijk, zoo niet onmogelijk. In deze gevallen nu meennbsp;ik het onderzoek der nabeelden, in ’t algemeen wel nietnbsp;verwerpelijk, te mogen aanbevelen. In ’t bijzonder komtnbsp;de boven beschreven proef (bl. 124), waardoor Helmholtznbsp;de wet van Listing bewees, in aanmerking. Volgt hetnbsp;nabeeld, bij rechtstandig hoofd, niet volkomen de richtingnbsp;van den uitgespannen band, dan is aan de wet van Listingnbsp;niet voldaan: er is raddraaiing^ en de richting der afwijkingnbsp;wijst onmiddellijk aan, in welken zin. Men kan het onderzoek doen voor alle richtingen van den band, en denbsp;nabeelden, zoowel naar beneden als naar boven, in denbsp;door zwarte lijnen aangeduide richting voortgaande, latennbsp;projiciëeren. Zoo verkrijgt men tal van aanwijzingen,nbsp;die, in verband met al of niet waarneembare stoornissennbsp;in de beweging, alleszins voldoende zijn, om de diagnosenbsp;vast te stellen.

Het is waar, bij dubbelzijdige spierparalyse of blindheid van het tweede oog ontvallen ons de middelen, om aan het hoofd nauwkeurig den voor het onderzoek dernbsp;nabeelden vereischten stand te geven. Maar ik heb mijnbsp;overtuigd, dat de kleine fout, die daarvan ’t gevolg zijnnbsp;kan, aan de waarde dier aanwijzingen geen afbreuk doet,nbsp;te minder, omdat het besluit niet uit de afwijking, bijnbsp;een enkele richting van den band, maar uit de vergelijking der verschillende afwijkingen, bij verschillendenbsp;richtingen, immers noodwendig verbonden aan paralytischenbsp;stoornis , wordt opgemaakt.

-ocr page 91-

OVER DE INNERVATIE DER OOGBEWEGINGEN,

Dr. E. ADAMÜK, uit Kasan.

In zijne Lehre vom binocularen Sehen beweert Professor E. Hering te recht, dat de beide oogen, bij hunne bewegingen, derwijze met elkander zijn verbonden,nbsp;dat het eene gewoonlijk niet zonder het andere kan wordennbsp;bewogen. Om deze reden beschouwt hij die bewegingennbsp;als medebewegingen (Mitbewegungen) , en als zoodanig,nbsp;met Johannes Muller, als aangeboren en niet door oefe-ning verkregen. Deze meening was vroeger, zooalsnbsp;bekend is, algemeen aangenomen en eerst in den laatstennbsp;tijd heeft zich eene andere theorie ingang verschaft, dienbsp;vooral van Helmholtz is uitgegaan. Naar deze theorienbsp;zou ieder oog oorspronkelijk eene van de bewegingen vannbsp;het andere oog volstrekt onafhankelijke bewegelijkheidnbsp;hebben. In weerwil der gewichtige gronden, hiertegennbsp;door Hering in het midden gebracht, schijnt deze theorienbsp;in den laatsten tijd meer en meer aanhang te vinden.

Om deze vraag op directe wijze te beslissen, heb ik, in het physiologisch laboratorium der Utrechtsche Hooge-school, eenige proeven genomen, welker voornaamste resultaten ik hier zoo kort mogelijk zal mededeelen, terwijl iknbsp;mij voorbehoud, hierop later uitvoeriger terug te komen.

-ocr page 92-

76

De uitkomst dezer proeven is in het algemeen deze; dat de beide oogen een gemeenschappelijke motorischenbsp;innervatie hebben, die van de voorste tubera der corporanbsp;quadrigemina uitgaat. De rechter heuvel beheerscht de bewegingen van beide oogen naar de linker zijde, de linkernbsp;die der beide oogen naar de rechterzijde; bij sterkenbsp;prikkeling draait zich ook het hoofd naar dezelfde zijdenbsp;als de beide oogen. Door prikkeling der verschillendenbsp;punten van lederen heuvel kan men allerlei vormen vannbsp;beweging te voorschijn roepen; maar altijd bewegen denbsp;beide oogen zich gelijktijdig en in een bepaald verbandnbsp;tot elkander. Alléén na eene diepe insnijding tusschennbsp;de beide oorpora bepaalt zich de beweging tot de zijde,nbsp;waar geprikkeld is. Om de verschijnselen recht duidelijknbsp;te doen aan den dag treden, moeten de oogen, vóór denbsp;prikkeling, divergeerend een weinig naar beneden zijnnbsp;gericht, welke richting zij in den toestand van rust gemakkelijk schijnen aan te nemen.

Bij prikkeling nu in het midden en hst voorste gedeelte der genoemde tubera, d. i. bij de commissura posterior, nemen de gezichtsassen onmiddellijk eene evenwijdige richting aan. Gaan wij van hier met de electroden naar buiten, zoo geeft prikkeling, hetzij van den rechter,nbsp;hetzij van den linker heuvel, constant beweging der beidenbsp;oogen, en wel naar de tegengestelde zijde, — en tevensnbsp;des te meer naar boven, hoe meer wij met de prikkelingnbsp;naar achter en boven, d. i. naar het midden der voorstenbsp;tubera gaan, des te meer naar beneden, hoe meer wij naarnbsp;buiten en onder prikkelen. Bij al deze bewegingen blijftnbsp;de pupil onveranderd. Prikkeling van het midden zelfnbsp;brengt beweging naar boven voort en hiermede tegelijkertijd sterke verwijding der pupil. Deze beweging naar bovennbsp;gaat des te meer in eene horizontale over, hoe meer wij

-ocr page 93-

77

met de prikkeling in het midden tusschen de voorste tuhera naar voren gaan, en zij gaat des te meer in eene convergente over, hoe meer Avij de electroden naar achteren bewegen. Wanneer wij het achterste gedeelte van den eenennbsp;of van den anderen heuvel prikkelen, zoo verkrijgen wijnbsp;sterke convergentie, met naar onder gerichte assen ennbsp;vernauwing der pupil (accommodatieve beweging ?): voornbsp;deze beweging bestaat dus aan iedere zijde een afzonderlijknbsp;punt. Prikkeling van den bodem van den aquaeductusnbsp;Sylvii roept een sterke wending der oogen naar binnennbsp;te voorschijn, volkomen dezelfde als die bij prikkelingnbsp;van den n. oculo-motorius ontstaat. Deze laatste bewegingnbsp;kan men ook zelfs een korten tijd na den dood van hetnbsp;dier nog te voorschijn roepen, dan evenwel reeds zondernbsp;vernauwing der pupil. De innervatie voor de bewegingnbsp;naar beneden, met evenwijdige assen, heeft waarschijnlijknbsp;haren zetel op de basis der tubera. Deze beweging konnbsp;ik door prikkeling niet te voorschijn roepen, hetgeennbsp;wellicht aan de verwonding door de insnijdingen, die voernbsp;het bereiken van deze basis gevorderd worden, moet worden toegeschreven. Iedere beweging naar binnen en naarnbsp;beneden is met vernauwing der pupil verbonden. Of denbsp;vezelen, die de pupil vernauwen, ook van dezen heuvelnbsp;uitgaan, kan ik nog niet beslissen.

Uit deze waarnemingen omtrent de gelijktijdige bewegingen der beide oogen bij prikkeling der onderscheidene punten van de voorste heuvels volgt onmiddellijk, dat denbsp;beide oogen, ten opzichte hunner bewegingen, als eennbsp;ondeelbaar geheel optreden, zoodat men hier de gelegenheid heeft zich te overtuigen, hoe juist Hering’s uitdrukking „Doppelauge” aan de verschijnselen beantwoordt.

Ik heb mij veel moeite gegeven, eene divergentie of eene geïsoleerde beweging van één der oogen door prik-

-ocr page 94-

78

keling te voorschijn te roepen; maar dit is mij alleen gelukt, wanneer ik, zooals boven gezegd is, de heuvelsnbsp;door een diepe insnijding van elkander gescheiden, ofnbsp;wanneer ik te voren een der spierzenuwen van het oognbsp;had doorgesneden. Is de n. oculo-motorius doorgesneden,nbsp;dan volgt aanzienlijke verwijding der pupil, die door geener-lei prikkeling van het motorische centrum en evenmin doornbsp;prikkeling van den n. trigeminus kan worden overwonnen.

Prikkeling van de achterste heuvels der corpore quadri-gemina, vooral in het midden, roept zeer sterke bewegingen van het genarcotiseerde dier te voorschijn, met groote verwijding der pupillen, en een uitdrukking vannbsp;schrik der evenwijdig gerichte oogen. Overigens hebbennbsp;deze heuvels geen betrekking hoegenaamd tot de beweging der oogen. Vreemd is het, dat Schiff, die overigens de bewegingen der oogen, in plaats van met denbsp;voorste, met de achterste heuvels in verbinding brengt,nbsp;juist dezen schrik der dieren, dien ook hij waarnam, aannbsp;de voorste heuvels toeschrijft.

Op grond der bovenstaande proeven kan ik, althans voor katten en voor honden, beweren, dat het verbandnbsp;tusschen de bewegingen der beide oogen zijnen grondnbsp;heeft in een aangeboren, voor dit doel ingericht mechanisme. Of deze waarnemingen voor alle dieren geldingnbsp;hebben, moet ik nog in het midden laten.

Wat den verderen loop der vezelen betreft, die de pupil vernauwen, zoo gaan deze, zoo als boven reedsnbsp;werd opgemerkt, niet door den stam van den n, trigeminus; maar zij loopen ook niet altijd door den stamnbsp;van den n. oculo-motorius: op ,32 gevallen behoorden zij,nbsp;zooals de proeven leerden, 3 malen tot de baan van den n.nbsp;abducens. In de orbita gaan zij echter altijd door hetnbsp;ganglion ciliare. Exstirpatie van dit ganglion kenmerkt

-ocr page 95-

79

zich zonder uitzondering door blijvend verlies van het con-tractie-vermogen der pnpil. Over de verhouding der zenuw-vezelen in dit ganglion en over de betrekking van de bewegingen der pupil en der oogen tot prikkeling van anderenbsp;deelen van het centraal zenuwstelsel, stel ik mij voor, laternbsp;mijne onderzoekingen mede te deelen. Hier zij alleen nognbsp;opgeinerkt, dat de n. oculomotorius ook gevoelsdraden bevat.

Utrecht, 25 December 1869.

-ocr page 96-

OVER AANGEBOREN EN VERKREGEN ASSOCIATIE.

Als naschrift tot het voorafgaande onderzoek van Dr. Adamük,

F. C. DONDERS.

De proeven, welker uitkomsten Dr. Adamük in het bovenstaande heeft medegedeeld, werden genomennbsp;in het physiologisch laboratorium dezer Hoogeschool,nbsp;en de bedreven experimentator stelde mij in de gelegenheid, mij van de juistheid der door hem beschrevennbsp;uitkomsten in het algemeen te overtuigen. Omtrentnbsp;hare belangrijkheid zal wel bij niemand eenige twijfelnbsp;bestaan. Zij geven mij aanleiding, om in eenige woorden mijne voorstelling omtrent aangeboren en verkregennbsp;associatie bloot te leggen.

De theoriën van Kering en van Helmholtz, tus-schen welke de proeven van Adamük het pleit zouden beslechten, staan, mijns inziens, niet zoo lijnrecht tegenover elkander, als onze schrijver zich schijnt voor te stellen.

Helmholtz 1) zegt, met zooveel woorden: „Da „nachweisbar zu Gunsten von optischen Zwecken vonnbsp;„allen diesen Gesetzen der Augenbewegungen Ausnahmennbsp;„unter dem Einflusse willkürlicher Anstrengung eintreten

1) Helmholtz. Pliysiologische Optil; S. 799

-ocr page 97-

81

„können, so können diese Gesetze nicht auf mechanisch ..wirkende anatomische Einrichtungen hegründet sein”.nbsp;Maar hij laat er onmiddellijk op volgen : „Andererseitsnbsp;„halte ich es nicht für unmöglich, sondern sogar fürnbsp;„ wahrscheindich, dass das Waohsthum der Muskeln undnbsp;„vielleicht selbst die Leitungs-fahigkeit der Eervenhahnennbsp;„sich den Forderungen, die an sie gemacht werden, imnbsp;„Laufe jedes individuellen Lebens und vielleicht selbstnbsp;„durch Vererbung im Laufe des Lebens der Gattung so anpasst,nbsp;„das die geforderten zweckmassigsten Bewegungen auchnbsp;„die leichtesten werden”.

Hering 1), van zijne zijde, erkent, dat wij hier met een mechanisme te doen hebben „der obwohl in seinennbsp;„Grundzügen unabanderlich gegeben, doch eine gewissenbsp;„Accommodationsfahigkeit für abgeanderte Verhaltnissenbsp;„hat.” Hij neemt eenen „Zwang'' aan voor de gemeenschappelijke beweging der oogen, maar voegt er bij „dassnbsp;„derselbe ein nicht ganz unüberwindlicher ist’’.

Geene scherpe tegenstelling dus! Maar wat voor Hering op den voorgrond staat is voor Helmholtz de bijzaak,nbsp;en omgekeerd. Op grond der wijzigingen, waarvoor, ondernbsp;den drang vooral tot enkel zien, bij door prismata voortgebrachte afwijking, de associatie blijkt vatbaar te zijn, steltnbsp;Helmholtz zich voor, dat zij voor ’tgrootste deel innbsp;het individu door oefening is verkregen. Hering, zondernbsp;die accommodatie te ontkennen, ziet in die associatienbsp;bovenal een aangeboren anatomischen grondslag.

Zouden niet én de aangeborene én de door oefening verkregene associatie, beide, een organischen grond hebben? — Ik heb het mij nooit anders voorgesteld.

In verband met de empiristische theorie, die hem tot

1) Hering. Die Lehre vom binocularen Sehen Leipzig 1868. S. 16.

-ocr page 98-

82

verklaring der verschijnselen in ’t algemeen voldoende is, heeft Helmholtz op ’tgebied der zintuigelijke waarneming het aangeborene in ’t algemeen op den achtergrondnbsp;gedrongen. Dit is, onder anderen, geschied, ten aanzien dernbsp;congruente oogbewegingen, en het is ook toegepast op hetnbsp;verband tusschen convergentie der gezichtsassen en hetnbsp;accommodatie-vermogen van het oog. Wij weten, dat metnbsp;stijgende convergentie zich een stijgende accommodatienbsp;voor de nabijheid pleegt te verbinden. Dat dit verbandnbsp;niet als een absolute wederzijdsche afhankelijkheid kannbsp;gelden, is algemeen erkend, en van die onaf hankelijkheidnbsp;vindt men den maatstaf in de door mij aldus genoemdenbsp;relatieve accommodatie-breedte. Naarmate ook het oognbsp;door zijn bouw myopisch of hypermetropisch is, wijzigtnbsp;zich het verband tusschen zekere graden van convergentienbsp;en van inspanning der accommodatie, en correctie dernbsp;refractie-anomalie door glazen heeft een nieuwe wijzigingnbsp;ten gevolge. Helmholtz nu schijnt wel geneigd, opnbsp;grond dezer verscheidenheden, die werkelijk gevolgen zijnnbsp;van oefening, het geheele verband als een individueel verkregen te beschouwen (1. c. p. 472). Die zienswijze kan iknbsp;nietdeelen. Bedrieg ik mijniet, dan wordt ze onmiddellijknbsp;weerlegd door het feit, dat hypermetropie in den regel aannbsp;de ontwikkeling van strabismus convergens ten grondenbsp;ligt. Het genetisch verband is hier klaarblijkelijk tenbsp;zoeken in de moeielijkheid, om bij weinig convergentie denbsp;tot scherp zien vereischte accommodatie te bereiken. Omnbsp;zich hiervan te overtuigen, behoeft men slechts de gevallen te bestudeeren, waarin het convergeerend scheelzien ook op lateren leeftijd, in plaats van permanent tenbsp;worden, uitsluitend aan het zien in de nabijheid verbonden bleef, of zich te herinneren, dat het strabisme,nbsp;intermitteerend alreede begonnen, eenvoudig door het neu-

-ocr page 99-

88

traliseeren der hypermetropie met convexe glazen in zijne ontwikkeling kan worden gestuit en zelfs opgeheven.nbsp;Ware aan mindere convergentie een gelijke graad vannbsp;accommodatie door oefening verbonden geworden, eennbsp;abnormale convergentie, die bet binoculaire zien ten offernbsp;brengt, zou zeker zijn vermeden, en blijkbaar kunnennbsp;positieve glazen bet overwicht der mm. recti interni opnbsp;geene wijze voorkomen, als door, met bet uitsluiten dernbsp;behoefte aan sterke inspanning der accommodatie, tevensnbsp;de neiging tot convergentie tot zwijgen te brengen. Intus-scben, trots deze en andere ondubbelzinnige feiten, voor eennbsp;deel ook reeds door Hering (1. c. S. 143) bijgebracbt, heeftnbsp;men, uitgaande van de voorstelling eener oorspronkelijknbsp;volkomen onafhankelijkheid van accommodatie en convergentie , de leer verkondigd, dat een zwakte der uitwendigenbsp;rechte spieren, waarvoor ik al aanstonds in de patbogenienbsp;de baar toekomende ondergeschikte rol bad ingeruimd,nbsp;de oorzaak zou zijn van een strabisme, waarvan de ontwikkelingsgang bet oorzakelijk verband met hypermetropienbsp;zoo klaar in het licht stelt.

Geefi men toe, dat hierin een bewijs ligt voor een aangeboren verband tusschen convergentie en accommodatie, dan zijn wij zeker een schrede genaderd, omnbsp;hetzelfde voor de gemeenschappelijke bewegingen dernbsp;beide oogen te vindiceeren.

Maar, van de andere zijde, vergete men niet, dat in den aangeboren anatomischen grondslag geen absolutenbsp;dwang ligt opgesloten. Soms is die onafhankelijkheidnbsp;betrekkelijk groot. Dit geldt bijv. van de betrekkingnbsp;tusschen convergentie en accommodatie, die zooeven uitvoeriger ter sprake kwam: op de reden daarvan kom iknbsp;nader terug. Van die onafhankelijkheid, hetzij groot,nbsp;hetzij klein, moet nu even goed worden rekenschap ge-

6*

-ocr page 100-

84

geven als van de gedwongen samenwerking. De eerste moet evenzeer in de organisatie zijn aangekoren als denbsp;laatste. Met Hering er op te wijzen, dat een zekerenbsp;mate van onafhankelijkheid zich ook bij andere aangeboren medebe wegingen doet gelden, — verre van eennbsp;verklaring te mogen heeten, — is eenvoudig constateeren,nbsp;dat de vraag naar den grond dier onafhankelijkheidnbsp;overal terugkeert. En dan geloof ik, dat men niet bijnbsp;een oefening, in abstracte, tegengesteld aan den anato-mischen toestand, moet blijven stilstaan, maar zich dienbsp;oefening moet voorstellen als een organisch modificeeren-den invloed, dien het psychische centraal-orgaan uitoefentnbsp;op de motorische gangliëncellen, waarmede het anatomischnbsp;is verbonden. Opmerkelijk is het, dat in diepe narcosisnbsp;van het dier de proeven van Adamük het zuiverstnbsp;resultaat geven: het wilsorgaan is dan verdoofd en hetnbsp;motorisch centraal-orgaan, iu zijn gevoeligheid ongekrenkt,nbsp;luistert uitsluitend naar den kunstmatigen prikkel, waaraan het wordt onderworpen.

Hering brengt de woorden te berde van Johannes Mueller: „Das Wesentliche der Mitbewegungen liegtnbsp;„darin, dass die willkürliche Intention auf einen Mer-„ven die unwillkürliche auf einen anderen hervorruft.nbsp;„Die Erscheinungen der Mitbewegung sind nicht angeübt,nbsp;„sie sind angeboren. Die Mitbewegung ist bei dem Un-„geübten am grössten, und der Zweck der Uebung undnbsp;„der Erziehung der Muskelbewegungen ist zum Theil,nbsp;„das Nervenprincip auf einzelne Gruppen van Fasernnbsp;„isoliren zu lemen. Das Resultat der Uebung ist dahernbsp;„in Hinsicht der Mitbewegungen Aufhebung der Tendenznbsp;„zur Mitbewegung. Bei den Associationen der willkür-„lichen Bewegungen ist es ganz anders. Hier werdennbsp;„durch Debung Muskeln zur schnellen Folge oder Gleich-

-ocr page 101-

85

„zeitigkeit der Bewegutig ansgebildet. Das Eesultat der „TJebung bei der Association der Bewegungen ist dahernbsp;j.gerade das TJmgekehrte, als bei den Mitbewegungennbsp;„Durch Ueburg verlieren die Muskeln die angebornenbsp;„Tendenz zur Mitbewegung; dnrcb TJebung wird dienbsp;„willkurliche Mitbewegung erleichtert.’’ Treffend, zegtnbsp;Hering, onderscheidt Müller in die woorden de beidenbsp;soorten van medebeweging. Op die onderscheiding nunbsp;meen ik juist mijne reserves te moeten maken. Mijn eerbied voor Joh. Mueller mocht mij hiervan niet weerhouden. Formeel moge de onderscheiding juist zijn, zijnbsp;rust niet op een principiëele hasis. Het criterium is kunstmatig. De onderscheiding lost zich op in de volgende:nbsp;medebeweging is het verband, in zoover het resultaat isnbsp;van de oefening der voorgeslachten, associatie, in zoovernbsp;het door oefening in het individu verkregen is. Maarnbsp;kan hierdoor een essentiëel verschil bepaald worden ? Zalnbsp;niet in beide gevallen de grondslag stoffelijk en daarbijnbsp;van gelijke natuur zijn? Zou men gelooven, dat verschil in functie zou te voorschijn treden, zonder correspon-deerende anatomische verandering? Gewijzigdegeleidings-vatbaarheid, waarvan Helmholtz spreekt, schijnt mijnbsp;niet voldoende. Hoe in de organische wereld alle harmonie , — die tusschen de functiën van verschillendenbsp;organen niet minder dan die tusschen de bewerktuigdenbsp;wezens en hunne algemeene en bijzondere levensvoorwaarden , — het noodwendig resultaat zijn van de wettennbsp;van gewoonte, oefening en erfelijkheid, hoe de laatste innbsp;het nageslacht bestendigt wat door gewoonte en oefeningnbsp;in het individu is gewrocht, heb ik, bij het-aanvaardennbsp;van het hoogleeraarsambt, in het breede ontwikkeld 1), en

1) De harmonie vanhet dierlijte leven — openbaring van wetten. Utrecht. 1848.

-ocr page 102-

86

werd door Darwin, duizendvoudig verrijkt, en in verband met de eigenlijke kern zijner theorie, de „natural selection”, meer algemeen tot bewustzijn gebracht. Watnbsp;aangeboren en wat verkregen werd is naar die leer innbsp;wezen gelijk. Aan dit beginsel hebben we bij al onzenbsp;studiën der levende natuur vast te houden.

Uit dit beginsel nu vloeit voort, dat ieder verband, k welk zich bij den gewonen gang der functiën doet gelden,nbsp;allengs zou worden aangeboren, indien het niet aangeboren ware, en bij gevolg moet zijn aangeboren. Heeftnbsp;zoodanig verband het geslacht bij zijne wording vergezeld, dan is het typisch geworden en zal zich tegenovernbsp;individuëele oefening, die onder bijzondere eischen dernbsp;functie mocht gevorderd worden, in den regel krachtignbsp;handhaven. Maar het verband , al is het typisch , behoeftnbsp;daarom niet absoluut te zijn. De functie eischt in dennbsp;regel eenige speelruimte. Dit geldt voor correspondee-rende netvliespunten, voor de bewegingen der oogen,nbsp;voor accommodatie, in betrekking tot convergentie. Hoenbsp;minder nu de associatie absoluut gedwongen is, des tenbsp;geringer is hare stabiliteit tegenover oefening. Op de onafhankelijkheid vermag de oefening des temeer, hoe grooternbsp;ze reeds oorspronkelijk in ’t belang der functie wezen moest.

Een bewijs hiervan levert ons de boven behandelde betrekking tusschen convergentie en accommodatie. Haarnbsp;bestaan meen ik te hebben bewezen. Maar ze kan nietnbsp;stabiel zijn aangeboren, omdat, bij ’t verminderen dernbsp;accommodatiebreedte, in betrekking tot de convergentie,nbsp;deze zich sterker en sterker moet inspannen, en dus innbsp;den loop des levens die betrekking zich voortdurend moetnbsp;wijzigen. Veel minder wordt zoodanige onafhankelijkheidnbsp;voor de spieren gevorderd. Hier behoeft slechts verschilnbsp;van vermoeidheid en eenig verschil van weerstand, vooral

-ocr page 103-

8?

bij zijdelings sterk naar boven of beneden gerichten blik, ten behoeve der gevrone functie te worden gecompenseerd,nbsp;en — de associatie is hier dan ook veel moeielijker te overwinnen. Men vergelijke de spontaneïteit, waarmede wij, bijnbsp;’t opzetten van een bril met holle of bolle glazen, hetnbsp;eerstgenoemde verband onmiddellijk wijzigen, met de moeite,nbsp;die wij ondervinden, om aan den drang der werking vannbsp;een zwak prisma, met den hoek naar boven of beneden voornbsp;’t eene oog gehouden, te gehoorzamen. En kwam, afgezien van de voor beide oogen gelijk gerichte draaiing,nbsp;die in geringe mate de zijdelingsche overhelling van hetnbsp;hoofd vergezelt, onder zeker condities toch niet eenignbsp;verschil van asdraaiing voor, het vermogen, om door den wil,nbsp;ondergeschikt aan de eischen der functie, eene kunstmatigenbsp;draaiing van een der dubbelbeelden, zooals Helmholtznbsp;tot stand bracht, te corrigeeren, zou geheel zijn uitgesloten.

Opmerkelijk is het, hoe snel het zenuwstelsel, waar de functie verandert, ook in zijn organisatie wordt gewijzigd. In het afgeweken oog vermindert spoedig het vermogen van onderscheiding in het gemeenschappelijk deelnbsp;van ’t gezichtsveld, waar de stoorende indrukken psychischnbsp;worden onderdrukt; en ziekte of verwonding van eennbsp;oog, waardoor het orgaan te gronde gaat, veroorzaaktnbsp;atrophie der zenuw, tot aan het chiasma, en atrophienbsp;van de helft der vezelen van de tractus optici achter hetnbsp;chiasma: zeer belangrijk zou het zijn, in dergelijke gevallen, het centrum of de centra dier beide helften opnbsp;te sporen en anatomisch nauwkeurig te onderzoeken. Ennbsp;waar nu zoo spoedig atrophie geboren wordt, is ook zekernbsp;de weg tot modificatie niet uitgesloten. Omtrent vormingnbsp;en voedingsverandering van zenuw elementen heeft de mi-kroskopische anatomie reeds veel meer aan het licht gebracht, dan men vroeger als mogelijk vooronderstelde.

-ocr page 104-

88

De hier geschetste theorie heeft een hreeden grondslag in de observatie, en het experiment heeft zich mede reedsnbsp;naar die zijde gericht. Ook mag men gelooven, dat bepaaldelijk van den invloed van oefening op de centraal-organen van beweging het experimenteel bewijs zal geleverd worden. Het komt er slechts op aan, den weg tenbsp;vinden, om, door kunstmatig gedwongen oefening, bijnbsp;jonge dieren in de eene of andere geassociëerde bewegingnbsp;een wijziging voort te brengen, en op het motorischenbsp;centrum, waarvan ze uitgaat, het experiment toe te passen. Een voorbeeld zal mijn bedoeling ophelderen. Konnbsp;men een inrichting treffen, ten gevolge waarvan hij hetnbsp;zien naar hoven de spieren van het eene oog zich, tennbsp;behoeve van het binoculaire zien, buiten evenredigheidnbsp;moesten samentrekken, dan zou dit geschieden aanvankelijk onder den invloed van den wil. Maar allengsnbsp;zou die bewegingsvorm in het motorische centraalorgaannbsp;zijnen organischen grond verkrijgen, en wij mogen ons,nbsp;meen ik, voorstellen, dat alsnu, bij directe werkingnbsp;op dat centrum, bijv. door een irritatie-toestand, de doornbsp;oefening gewijzigde associatie, krachtens de gewijzigdenbsp;structuur en functie, even wettig zou te voorschijn treden,nbsp;als de geassociëerde bewegingen, door kunstmatige prikkeling van de voorste heuvels der corpora quadrigemina, in denbsp;proeven van Adamük. Naar den weg dus, zooals iknbsp;opmerkte, heeft men te zoeken, om door kunstmatig gedwongen oefening hij dieren in de associatie van zekerenbsp;bewegingen in te grijpen.

Uit deze beschouwingswijze zou volgen, dat de bewegingen, in de gezegde proeven, door prikkeling van het motorische centrum verkregen, niet noodwendig harennbsp;grond hebben in een aangeboren anatomischen toestand.nbsp;Streng genomen, zou Adamük zijne proeven moeten

-ocr page 105-

89

verrichten op zeer jonge honden, wier oogen zich pas geopend hadden. Omtrent het resultaat, dat daarbij zounbsp;verkregen worden, koester ik evenwel geen twijfel. Denbsp;oefening der voorgeslachten heeft op het motorisch centrum stellig haren stempel gedrukt. Overigens, nadernbsp;bepaald, bewijzen de proeven van Adamük alléén, datnbsp;van bijzondere cellengroepen, waarop men met electrodennbsp;den prikkel vrij wel kan concentreeren , correspondeerendenbsp;spiercontracties voor de beide oogen uitgaan. Voor denbsp;hand ligt het aan te nemen, dat bepaalde hersenvezelennbsp;de bevelen van den wil naar diezelfde groepen overbrengen. In die vezelen, die men zich als uitgaande van hetnbsp;psychisch orgaan kan voorstellen, ligt dan de voorwaardenbsp;voor de fijne nuanceering, die, door de ontvangen indrukken uitgelokt en gevorderd, het motorisch centrum aan denbsp;behoeften der functie steeds in klimmende mate doet beantwoorden. In dit effect van oefening, in verband met erfelijkheid, ligt, zooals ik mij in mijne rede uitdrukte, de grond dernbsp;klimmende volmaking in de schepping, waarvan, bijaldiennbsp;naar de rein empiristische theorie de aangeborene dispositie hier wegviel, juist de hoogste functiën van het dierlijk leven zouden zijn uitgesloten. Hemelsbreed is dienbsp;organiseerende werking van den wil op de in fijne moleculaire beweging verkeerende cellen der motorische ganglianbsp;onderscheiden van het woeste geweld van een galvanischennbsp;stroom, die van electrode tot electrode zijne banen beschrijft, zich storende noch aan functie noch aan begrenzingnbsp;der vormen, die hij aantast.

-ocr page 106-

BIJDRAGE TOT DE BEHANDELING VAN SOMMIGE GEBREKEN DER OOGLEDEN.

DOOR

Dr. A. L, G. VAN GILS.

INLEIDING.

Tot de ziekten der oogleden, waarbij operatieve behandeling ter sprake komt, behooren, in de eerste plaats, de ectopieën. Hiertoe worden gerekend disticbiasis,nbsp;trichiasis, entropinm en ectropium; welke alle evenzeernbsp;tot de belangrijkste ziekten der oogheelkundige praktijknbsp;mogen worden gerekend. Belangrijk zijn zij door denbsp;misvormingen, die zij in het gelaat te weeg brengen; veelnbsp;belangrijker echter, door de voor den bulbus zoo noodlottige gevolgen. Immers de voortdurende irritatie, dienbsp;in de drie eerstgenoemde ziekten, door de ooghaartjes ennbsp;den naar binnen gekromden ciliairrand, in de laatste,nbsp;door het niet genoegzaam beschut zijn van den bulbus,nbsp;wordt uitgeoefend, veroorzaakt in den beginne zeer lastigenbsp;toestanden, als lichtschuwheid, epiphora, blepharospas-mus; later echter meer dadelijk gevaarlijke, als conjunctivitis, keratitis, pannus en hunne uitgangen.

De geschiedenis leert ons, eensdeels door de menigvuldigheid, anderdeels door den aard der scherpzinnig uitgedachte methoden, hoe, reeds van de vroegste tijdennbsp;af, de chirurgen, overtuigd van het gewigt dezer toestanden, zich beijverden ze te genezen.

-ocr page 107-

91

In het Neder] and sch Gasthuis voor Ooglijders zag ik, in een tal van gevallen, de hier bedoelde ziekten der oogleden behandelen; voor een deel mogt ik zelf door assistentienbsp;hieraan een werkdadig aandeel nemen. Wij zagen hiernbsp;eenige wijzen van behandelen, die nog al in eenigepuntennbsp;afwijken van de beschrijvingen, zooals wij die in denbsp;handboeken vonden.

Voor tien jaren werd door Dr. Gut teling 1) eene methode beschreven, volgens welke hier de hinnenwaarts-keering der oogleden werd bestreden. Sedert heeft dezenbsp;methode verschillende wijzigingen ondergaan. Ik beschouwnbsp;het daarom als een niet ongeschikt onderwerp voor mijnnbsp;academisch proefschrift te beschrijven, hoe entropium ennbsp;ectropium alhier in den laatsten tijd werden behandeld,nbsp;en welke omstandigheden de keuze der methode bepaalden.nbsp;Ik zal dat doen, door van elk der bedoelde ziektevor-men, die hier veel voorkomen, eenige gevallen met denbsp;wijze van opereren, het verloop en de uitkomst mede tenbsp;deelen. Vooraf echter wil ik, volledigheidshalve, eennbsp;kort overzigt geven van de methoden, die door vroegerenbsp;chirurgen beproefd en aanbevolen zijn.

In het eerste deel van mijn proefschrift zal over entropium, in het tweede over ectropium gehandeld worden.

I. ENTROPIUM.

Historisch overzigt.

Trichiasis en entropium zijn verschillende graden van denzelfden ziektevorm, namelijk van het naar binnennbsp;gekeerd zijn des ciliairrands. Bij distichiasis echter

1) C. Gutteling. De behandeling van de binnenwaartskeering

der oogleden, 1860.

-ocr page 108-

92

hebben wij te doen met verkeerd geplaatste haren op een normalen ciliairrand. Dezen laatsten toestand moetennbsp;wij dus pathologisch-anatomisch van de twee vorigenbsp;scheiden. Klinisch echter is deze scheiding onnoodig,nbsp;want èn in gevolgen èn in behandeling stemmen zij allenbsp;met elkander overeen.

Ook ip dit overzigt willen wij dus die drie toestanden zamenvatten.

Wij moeten de behandeling van entropium onderscheiden in eene palliatieve en in eene radicale. Waar het mogelijk is, moet de radicale altijd ons doel zijn.nbsp;Onder sommige omstandigheden intusschen is, zooals wijnbsp;in den loop van dit proefschrift zullen zien, alleen doornbsp;eene palliatieve methode hulp te verschalFen. Wij zullennbsp;daarom een overzigt der gebruikte palliatieve methodennbsp;aan dat der radicale laten voorafgaan.

De' meest voor de hand liggende palliatieve methode, die ook nu nog wordt aangewend, is het uittrekken dernbsp;haren. Reeds Dioscorides 1) maakt hiervan melding. Galenus 2) zegt, dat Papias van Laodiceanbsp;de haartjes uittrok. R hazes 3) gebruikte pikpleistersnbsp;om te epileren. Het eveneens aangeraden afsnijden dernbsp;haren was veel meer geschikt om het kwaad te verergeren.

Het naar buiten buigen en bevestigen der ciüa werd op menigvuldige wijzen beproefd. Dioscorides ennbsp;R hazes hebben aanbevolen de haartjes met hechtpleisternbsp;of mastik aan de uitwendige huid vast te kleven. Innbsp;lateren tijd werd hun voorbeeld gevolgd door Bell 4),

1) nbsp;nbsp;nbsp;De facile parab. med. Lib. I. Cap. 52.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De compos, med. sec. loc. Lib. IV. Ed. Bas. il. pag. 221.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Continens Lib. 11. Cap. 2.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Lebrbegrifi' der Wundarzncik. ïh. III. pag. 180.

-ocr page 109-

93

Jacob 1) en anderen. Paulus van Aegina 2) be vestigde de verkeerd staande haren aan de normaal geplaatste. O e 1 s u s vermeldt eene eigenaardige methode,nbsp;de thans zoogenaamde illaqueatio, die wij later hehhen tenbsp;beschrijven, wijl zij nog heden bij distichiasis wordtnbsp;aangewend.

Het friseren der haren, reeds vroeger door E, h a z e s aaugegeven, is den laatsten tijd door AnagnostakisS)nbsp;weder aanbevolen.

Bij hoogere graden van entropium, waarbij niet alleen de cilia, maar ook de ciliairrand zich tegen den hulbusnbsp;kromt, werden nog andere palliatieve methoden aangewend.

Janin 4) en oogheelkundigen van nog lateren tijd, zooals Stöberö), Sanson 6), wendden hechtpleistersnbsp;aan om het gansche ooglid naar buiten gekeerd te bevestigen. Pabricius ab Aquapendente en nahemnbsp;Bi o nis legden een strookje hechtpleister boven de super-cilia en een op het ooglid en haalden deze met geknooptenbsp;naden tot elkander 7).

Scultetus 8) haalde draden door het bovenste ooglid en bevestigde deze met hechtpleister aan de wenk-braauw.

Ware 9) spande de uitwendige huid door middel van een dik compres. Demours liet patient, dag en nacht,

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dublin, hospital reports 1830.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Opera. Basil. 1538. Lib. VI. pag. 177.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Annales d’Oculistique. Tome XXXVIII. pag. 82.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Mémoires. Lyon 1772.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Manuel d’ophthalmologie. 1834.

6) nbsp;nbsp;nbsp;Froriep’s Notizen. Bd. XVIII. Uq. 12.

7) nbsp;nbsp;nbsp;De operat. chirurg. Franco!. 1620.

8) nbsp;nbsp;nbsp;Trichiasis admiranda. 1658.

9) nbsp;nbsp;nbsp;Chirurg. Beobachtungen iib. d, Auge. Th. I.

-ocr page 110-

94

gedurende driemaal 24 uren, het ooglid in zijne natuurlijke ligging houden, en vond werkelijk personen, die daartoe geduld hadden en hunne nachtrust opofferden.nbsp;War drop 1) haalde draden verticaal door het ooglid,nbsp;en knoopte ze digt, zonder ze vast toe te halen.

Na dezen korten hlrk op de verschillende palliatieve methoden, willen wij o vergaan tot de radicale. De ouderenbsp;en niet meer gebruikte zullen wij slechts aanstippen, dienbsp;nog in gebruik zijn meer uitvoerig uiteenzetten. Ondernbsp;alle verdeelingen in klassen, waarin men deze methodennbsp;kan rangschikken, komt ons de volgende de meest geschikte voor. 2)

a. Methoden, die dienen om de rigting der cilia op den ciliairrand te veranderen.

h. Die, welke dienen om de verkeerd gerigte cilia te verplaatsen of te verwijderen.

c. Die, waarbij de tarsus wordt ingesneden, of geheel of gedeeltelijk geëxstirpeerd.

a. Heeds van de vroegste tijden werd, om de rigting der gekromde cilia te veranderen, de uitwendige huid ge-cauteriseerd, ten einde, door de verkorting van hetnbsp;nahlijvende lidteeken, den ciliairrand van den hulbusnbsp;af te ligten. Het cauterium actuale werd door Celsus 3)nbsp;aangewend; Abul Kasem, Cortaeus en in den nieu-weren tijd Larrey, Delpech, Rosas volgden hem.nbsp;Guersant 4) raadt het vooral bij kinderen, Dieffen-bach bij entropium senile aan.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Himly. Bibliothek für Ophthalmologie. Bd. I.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Gutteling 1. c.

3) nbsp;nbsp;nbsp;De medicina Lib. VII. cap. 8.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Ann. d’Ooulistiqne I'. XXXVllI. p. 102.

-ocr page 111-

95

Bromfield 1) legde den m. levator palp. sup. bloot en cauteriseerde deze met het cauterium actuate.

Abul Kasem voerde het cauterium potentiate in; hij gebruikte hiertoe zeep met ongebluschte kalk. In nieu-weren tijd gebruikt men geconcentreerde zuren; als acid.nbsp;nitric. (Rowley) 2) of acid. sulphuric. (Helling) 3).nbsp;Dit laatste wordt tegenwoordig het meeste gebruikt.

Middeldorpf 4) wendde de galvano-caustiek aan om de huid te cauteriseren; Fors ter om de cilia tenbsp;vernietigen.

Behalve de cauterisatie werd een tal van andere manieren beproefd, om de huid te verkorten.

Zoo liet Dioscorides 5) eene tusschen een dun gespleten rietstokje vast ingeklemde huidplooi afsterven. Bartisch 6) wendde tot dit doel eene eigene tang aan,nbsp;die door lateren op verschillende manieren werd gewijzigd. Deze methoden zijn echter om hare pijnlijkheid ennbsp;langen duur reeds langen tijd verlaten. Gaillard lietnbsp;eene horizontale huidplooi door draden, die hij zeer sterknbsp;aanhaalde, afsterven. Ook deze methode vond verschillende wijzigingen.

Eene andere methode, die ook thans nog gebruikt wordt, bestond daarin, dat men door de huidplooi draden legde, niet om ze af te snoeren, maar om, door dennbsp;prikkel, ontsteking van het onderhuidsch bindweefsel ennbsp;later een subcutaan lidteeken te verkrijgen. Het was

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ware. Chirurg. Beobaohtung. Thl. I. S. 208.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Rowley Abhlg. üb. d. verziigliobsten Krankheiten desnbsp;Augcns. Wien 1788.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Helling’s Handbuch S, 103.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Die Galvanooaustik. Breslau 1854.

5) nbsp;nbsp;nbsp;De facile parabil. med. L. I. c. 53.

0) Augendieiist. Eig. 34. 35.

-ocr page 112-

96

War dr op 1), die dit beginsel aangaf. Lateren hebben wijzigingen voorgesteld, die echter in minder belangrijke verschillen bestaan, zooals de rigting en de soort der naden, de stof der draden, enz.

De eerste, die de huidplooi met het mes wegnam, was Cel sus 2). Hij maakte twee evenwijdige sneden,nbsp;nam de daartusschen gelegen huid weg en vereenigde denbsp;wondranden met hoogstens drie hechtingen.,

Aëtins 3) maakte de bovenste incisie halvemaansge-wijze en vereenigde met vijf hechtingen.

Verschillende modificatiën van deze methode volgden elkander ras op. Zoo sneed Acrel 4) een ruitvormignbsp;stuk uit; Mor and 5) maakte het huid-defect op hetnbsp;voorhoofd en haalde het ooglid omhoog.

Jan in maakte het weg te nemen stuk huid buiten breeder dan binnen. Dzondi 6) nam eerst eene horizontale, en, na genezing der wond, eene verticale huidplooi weg. Ségond 7) sneed bijna de gansche huid desnbsp;ooglids weg.

Door sommigen werd de huid met hunne vingers (C e 1 s u s, Scarpa 8), door anderen met koorntangen (Eichtei) ofnbsp;pincetten (Jüngken, 9) opgeligt. Verschillende chirurgen gaven eene eigene entropium-tang.

EeedsPellierdeQuengsy 10) had zijne ^.pince triangu-

1) nbsp;nbsp;nbsp;H-imly. Bibliothek fiir Ophthalmologie. Bd. I. s. 57.

2) nbsp;nbsp;nbsp;De medicina L. VU. C. 7.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Tetrabibl. II. sermo III. cap. 25. pag. 66.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Chirurg. Vortalle. Gött. 1777.

5) nbsp;nbsp;nbsp;“Vermischte chirurg. Schriften. Lpz. 1776.

6) nbsp;nbsp;nbsp;Gesch. d. Elin. Institut. z, Halle. S. 157.

7) nbsp;nbsp;nbsp;Journal hebdomadaire 1835.

8) nbsp;nbsp;nbsp;Augenkrankheit. Lpz. 1803.

9) nbsp;nbsp;nbsp;Augenkrankheit. 2te Auflag.

10) Précis Tom. 11. pl. XXVIII.

-ocr page 113-

97

laire.” Himly vond eene tang voor horizontale, Des-marres voor verticale huidplooijen. De klem van Sichel 1) bepaalt de grootte van het weg te nemen huid-stuk en van het effect. Tot beschutting van den bulbus gebruikt men het Jaegersche hoornplaatje, bij operatie aannbsp;het bovenste ooglid verdient tegenwoordig de blepharospaathnbsp;van Snellen de voorkeur. Eenige operateurs lieten denbsp;wond ongehecht (Scarpa, Wenzel, Bell 1), anderennbsp;begonnen de operatie met het doorsteken der naalden voornbsp;de suturen en sneden daarop de huidplooi weg (Dionis,nbsp;Velpeau, Bérard). Eenigen gebruikten den omwonden,nbsp;anderen den geknoopten naad. De tegenwoordig nog innbsp;gebruik zijnde wijzen van opereren, waarbij huid wordtnbsp;weggenomen, zijn die van Janson, waarbij meerderenbsp;verticale huidplooijen worden uitgesneden; die van Desmar r es 2), waarbij kleine horizontale huidplooitjes innbsp;den nabijheid des ciliairrands worden verwijderd; en eindelijk die van Himly 3) die bij entropium spasticumnbsp;den m. orbicularis palpebrarum mede doorsneed.

Eigenaardig is de methode van Anagnostakis 4). Hij maakt 3quot;’ boven den ciliairrand eene incisie, neemt,nbsp;zoo de huid ruim is, eene horizontale plooi weg, laat nunbsp;de huid naar boven trekken, snijdt een stukje spier metnbsp;de schaar weg en legt zoo den tarsus bloot. Nu legtnbsp;hij draden horizontaal door den bovenrand van den tarsus;nbsp;de beide einden hiervan worden van de wond uit totnbsp;aan den ciliairrand door de huid gestoken en vervolgensnbsp;toegehaald.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Pilz. Lehrb. der Augenbeilk. pag. 990. pl. LX.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Traité théor. et prat. des malad. des yeux. Tom. I. pa». 532.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Die Krkb. und Misbild. d. mensobl. Aug. pag. 132.

4) nbsp;nbsp;nbsp;innales d’oculistique. Tom. XXXVIII. pag. 5.

7

-ocr page 114-

98

h. Het verwijderen of verplaatsen der cilia of des ciliairrands.

Eeeds in de oudste tijden heeft men getracht de cilia te vernietigen. C e 1 s u s gebruikte , om de haarzakken tenbsp;verdelgen, het cauterium actuale in den vorm eenernbsp;gloeijendenaald. OokPaulus van AeginaenEhazesnbsp;maken hiervan melding. Lateren wendden tot hetzelfdenbsp;doel de galvano-caustiek aan (Middeldorp, Carronnbsp;du Yillards).

St. Yves 1) canteriseerde met nitras argenti. Bartisch en Kortum 2) vernielden den ganschen ciliairrand metnbsp;eene caustieke pasta.

Eene eigenaardige methode stelde Vacca Berlin-ghieri voor. Hij maakte aan den ciliairrand, over de geheele breedte van het ooglid, een huidlap, dien hij kon omslaan , zoodat de folliculi der cilia hlootlagen. Dezenbsp;exstirpeerde hij , of canteriseerde ze met ac. nitric, ennbsp;sloot vervolgens de wond weêr met den omgeslagen lap.nbsp;Bartisch 3) en Heister 4) namen den geheelen ciliairrand met het mes weg, kregen echter in de plaats desnbsp;zieken rands een even schadelijk lidteeken.

Jaeger 5) vermeed dit door alleen het buitenste gedeelte van den ciliairrand weg te nemen. Hij sneed een Vlïquot; breed huidstukje met de spier en de, haarzakkennbsp;der cilia weg en liet het conjunctivaal gedeelte met denbsp;gi. Meibomianae zitten. Deze methode was moeijelijknbsp;uit te voeren en gaf weinig zekerheid, dat al de folliculinbsp;waren weggenomen. Spoedig volgden echter verbeteringen.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Tractat. v. d. Krkh. d. Aug. Thl. I. cap. 79.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Hb. d. Augenkrkh. Lemgo 1790.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Augendienst. Siüzbaoh.

4) nbsp;nbsp;nbsp;De ïricbiasi oculorum. 1792.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Christ Hosp. Disaertatio Viennae. 1818.

-ocr page 115-

99

FI ar er 1) maakte eene verticale intermarginaalsnede in den ooglidrand, te diepte van 1quot;', vervolgens eene horizontale, parrallel aan en 1quot;' boven den ciliënrand, door denbsp;huid; het door deze sneden losgemaakte stuk des randsnbsp;nam hij met de schaar weg. Fröbelius 2) wijzigde dezenbsp;methode in zooverre, dat hij ook een stukje tarsus mede-wegnam, en alleen de conjunctiva ongedeerd liet. Metnbsp;deze omzoomde hij de uitwendige huid.

Jaesche 3) baande het eerst den weg om door eene plastische operatie het entropium te genezen. Hij liet hetnbsp;ooglid sterk naar buiten keeren, maakte —1quot;' bovennbsp;den ciliairrand eene horizontale incisie in de conjunctiva.nbsp;Tegenover deze snede nam hij eene 5—6quot;' breede plooinbsp;uit de uitwendige huid weg; stak nu een bistouri vannbsp;de conjunctivawond uit door den tarsus, zoodat hij indenbsp;uitwendige wond kwam, en sneed vervolgens den tarsusnbsp;dwars door. Hu hechtte hij het huiddefect en wilde zoonbsp;het onderste gedeelte van den tarsus met den ciliairrandnbsp;naar buiten kantelen.

Arlt 4) wijzigde deze methode in zooverre, dat hij Jaesche’s conjunctivaal-snede verving door Flarer’snbsp;intermagmaal-snede, en verplaatste zoo den ciliairrandnbsp;met eene huidbrug, die aan beide zpden vereenigd bleef,nbsp;naar boven. Deze Arlt-Jaesche’sohe methode wordtnbsp;nog op vele plaatsen toegepast.

Von Graefe, die een tal van gevallen volgens Arlt opereerde, vond hierbij twee bezwaren: 1°. dat cüia innbsp;de ooghoeken niet genoeg naar boven werden gebragt;

1) nbsp;nbsp;nbsp;Ferd. Zannerini. Dissertatie. Paviae. 1829.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Casper’s Wochenschrift f. d. ges, Heilk. 1845. n». 4.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Medicinische Zeitung. Euslands 1841, n». 9,

4) nbsp;nbsp;nbsp;Prager Medicinische Vierteljarschrift 1841.

1^*

-ocr page 116-

100

2“. dat de lap, niettegenstaande alle mogelijke voorzorg, dikwijls niet genoegzaam werd gevoed. Hij wijzigde denbsp;Arltsche methode: hij maakte het huid-defect smallernbsp;en sneed den losgemaakten ciliairrand aan de binnen- ennbsp;buitenzijde verticaal in, zoodat hij de huidhrug, nietnbsp;zooals Arlt zijdelings, maar hoven naast het defect metnbsp;de overige huid in vereeniging liet.

Bij entropium spasticnm hecht v. Graefe 1) veel ge-wigt aan de verkorting der horizontale afmeting van het ooglid. Hij beveelt daarom de volgende methode aan. Hijnbsp;maakt 2quot;' verwijderd van en parallel aan den ciliairrandnbsp;eene incisie in de huid; neemt nu een verticaal driehoekignbsp;stuk huid weg, waarvan de basis door een gedeelte dernbsp;eerste incisie werd gevormd, en vereenigt het defectnbsp;lineair. In enkele gevallen gaf deze methode verkleiningnbsp;der ooglidspleet, hierin echter voorzag de canthoplastiek.

c. Methoden^ waarbij de tarsus wordt ingesneden of geheel of gedeeltelijk geëxstirpeerd.

Sommige chirurgen hebben aangeraden den ganschen tarsus te verwijderen (Aëtius, 2) Saunders 3).

Jacobs exstirpeerde den tarsus gedeeltelijk en liet den onderrand bestaan. Alleen hij ontaarding van dennbsp;tarsus schijnt ons het wegnemen geregtvaardigd te zijn.

Het insnijden van den tarsus, zonder partiële excisie, zooals dat door sommigen werd beproefd, kon weinignbsp;helpen tot verbetering van zijne hinnenwaarts-kromming.

Orampton 4) sneed den tarsus, aan den binnen- en huitenooghoek, verticaal, ter lengte van 2quot;', in en keerde

1) nbsp;nbsp;nbsp;Archiv. für Ophthalmologie. Bd. X. 2.

2) nbsp;nbsp;nbsp;1. c. Sermo III. cap. 66.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Saunders. A treatise on some practical points relating tonbsp;the disaeases of the eye. 1816.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Essay on the Entropion. 1866.

-ocr page 117-

101

den ciliairrand vervolgens naar buiten, door eene huidplooi met zijn suspensorium te bevestigen, Adams 1) maaktenbsp;bovendien in het bovenste gedeelte van den tarsus nognbsp;eene diepe horizontale incisie, en verving Crampton’snbsp;huidplooi door het maken van een huid-defect.

Van Ammon 2) stak een bistouri, aan den binnen-ooghoek van den conjunctivazak uit, door de gansche dikte van het ooglid, sneed zoo dwars naar buiten , en maaktenbsp;even als Adams een huid-defect. Dieffenbach verbeterde deze methode, door het ooglid, van buiten af,nbsp;tot op de conjunctiva, te doorsnijden, deze echter ongedeerd te laten.

De eerste, die den tarsus eigenlijk groefde, was Streat-field 3). Hij sneed een prismatisch stuk aan de buitenvlakte over de geheele breedte uit den tarsus. Voor zooverre zijne operatie de huid betrof, volgde hij denbsp;methode van Anagnostakis. Verder liet hij de wondnbsp;per secundam intentionem genezen.

Ziehier eene beknopte geschiedenis der behandeling van entropium. Wij zullen nu de methoden, die wijnbsp;hier zagen gebruiken, nader uit een zetten en het resultaat daarvan mededeelen.

Wi^ze van behandeling van entropium aan het Nederlandsch gasthuis voor oogligders, te Utrecht.

In de meeste gevallen van beginnende distichiasis of entropium hebben reeds de patiënten zelve de oorzaaknbsp;van dat lastige lijden gevonden; en ten einde aan den.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Himly. Die Krkh. u. Misbild. etc. pag. 13ö.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Von Ammon. Zeitschrift. Bd. III. s. 247.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Ophthalmic-Hospital reports etc. 1851. pag. 122,

-ocr page 118-

102

vooral in het begin, zeer hinderlijken prikkel te gemoet te komen, de meest voor de hand liggende methode,nbsp;namelijk het uittrekken der verkeerd geplaatste haren,nbsp;toegepast.

Deze behandeling beantwoordt slechts tijdelijk aan het gestelde doel; spoedig toch ontwikkelt zich op de ongedeerd geblevene papilla een nieuw haar, dat den verkeerden stand van het weggenomene weder inneemt. Wijnbsp;hebben gevallen gezien, waarin de patiënten jaren langnbsp;ijverig de haren hadden uitgetrokken, zonder dat denbsp;distichiasis voor goed werd overwonnen.

In den regel schijnt dus de papilla van het haar, door het uittrekken, niet tot atrophie te wordengebragt.nbsp;Wanneer wij bedenken, dat een ooghaar in den tijd van drienbsp;weken zich tot eene lengte van 4,5 mm. ontwikkelt 1),nbsp;zoo laat het zich begrijpen, dat deze onvoldoende wegnbsp;slechts in bijzondere gevallen aangewezen blijft.

Als palliatief is epilatie vooral daar aangewezen, waar, wegens oogaandoeningen, onmiddellijke verwijdering vannbsp;den prikkel noodig is, en het opereren, volgens eenenbsp;meer ingrijpende methode, moet worden uitgesteld.

Een dusdanig geval, waarbij wij epilatie zagen aanwenden, vermelden wij hier.

T. V..... no. 2366, oud 74 jaren, is van cataracta

senilis geopereerd, volgens von Graefe’s methode. De operatie verliep volkomen regelmatig; de wond genasnbsp;goed; geen de minste verschijnselen van ontsteking innbsp;het oog waren aanwezig. Na vier dagen werd het verband weggelaten.

Om dien tijd begonnen zich irritatie-verschijnselen te

1) Moll. Bijdrage tot de anatomie en physiologie der oogleden. 1857.

-ocr page 119-

103

vertoonen: het oog werd rood, pijnlijk en lichtschuw; in den bulhus zelven was hiervoor geene oorzaak te bespeuren. Bij naauwkeurig toezien, werd aan het overigens gezonde onderooglid, ongeveer in het midden eennbsp;lang misstaand haar gevonden, dat bij het bewegen dernbsp;oogleden over de cornea wreef. Dadelijk werd het uitgetrokken , en den volgenden dag waren de irritatie-ver-schijnselen geweken.

Behalve onder dusdanige omstandigheden komen er zekere gevallen voor, waar alleen epilatie hulp kan aanbrengen. Wij willen te meer de aandacht op den hiernbsp;bedoelden toestand vestigen, omdat hij bij minder naauwkeurig onderzoek ligt wordt over het hoofd gezien.

Dikwijls namelijk wordt bij patiënten, die met de verschijnselen van een vreemd ligchaam in de conjun-ctiva-zak zich aan melden, en waarbij men met het ongewapende oog noch dit, noch distichiasis waarneemt, bij hetnbsp;onderzoek met de loupe eene groep zeer fijne haartjesnbsp;(sterk ontwikkeld lanugo) aan den binnensten ooghoeknbsp;gevonden, die met hunne punten de caruncula laory-malis aanraken. Hiertegen is niets dan epilatie aan tenbsp;wenden.

Hoe gemakkelijk uitvoerbaar deze operatie ook moge schijnen, verdienen toch enkele praktische opmerkingennbsp;te worden aangestipt. In de eerste plaats vestigen wijnbsp;de aandacht op de keuze van het voor epilatie meestnbsp;geschikte pincet. Het liefst gebruikt men hiertoe hetnbsp;ciliënpincet van Beer, een pincet, waarvan de naarnbsp;binnen gebogen uiteinden circa 4 mm. breed zijn ennbsp;met eene vlakte van l’A mm. aan elkander sluiten.nbsp;Door deze inrigting wordt het afknippen van het haar,nbsp;waarbij de nablijvende stijve stomp nog meer zoude

-ocr page 120-

104

irriteren, voorkomen. Om dezelfde reden moet men zorgen, het haar zoo digt mogelijk bij den folliculusnbsp;vast te nemen en snel uit te rukken. Verwaarloostnbsp;men deze voorzorgen, zoo loopt men gevaar, het haarnbsp;niet in zijn geheel mede te brengen, maar slechts af tenbsp;breken.

Daar de epilatie slechts als een palliatief middel moet beschouwd worden, is het van belang, in gevallen, waarnbsp;ons geene overwegende beletselen in den weg staan,nbsp;naar eene meer blijvend nut aanbrengende curatie uitnbsp;te zien. Bij een enkel of bij slechts weinige misplaatstenbsp;haren , is eene meer ingrijpende entropium-operatie nietnbsp;noodig en, om het naar buiten gekeerd worden der overige,nbsp;goedgeplaatste cilia, niet aan te bevelen. Men heeft gepoogd deze misstaande haren afzonderlijk te exstirperen,nbsp;of de haarzakken door cauterisatie te vernietigen. Op welkenbsp;manier wij ook mogen trachten den haarzak te vernietigen, bijna altijd verkrijgt men daardoor eene cicatrixnbsp;aan den ciliairrand, dat, hoe klein dan ook, maar al tenbsp;dikwijls, door zijne verkorting, binnenwaartskeering vannbsp;andere, normaal geplaatste cilia ten gevolge heeft.

De geestig uitgedachte methode, waarvan Cel sus, ofschoon dan ook met weinig ingenomenheid, gewaagt,nbsp;de later zoogenaamde illaqueaüo^ hoe oud zij ook mogenbsp;wezen, is voor zulke gevallen uitnemend geschikt. Innbsp;een tal van gevallen werd deze wijze van behandelen ])nbsp;ook hier gebruikt en in den regel met het beste gevolg.

Een dezer gevallen deel ik hier mede om in het kort de operatie te beschrijven.

De Heer A......, die met ons de kliniek bezocht,

1) Eepositio ciliorum. Dr. H. Snellen, Pg. 237, compte rendu, congres d’oplithalmologie, Paris 1862.

-ocr page 121-

105

had volkomen gezonde oogen. De ooglidspleten waren ruim, de oogleden en de ooglidsranden volkomen normaal.nbsp;Alleen werd zijn regteroog van tijd tot tijd geïrriteerd,nbsp;tengevolge van een verkeerd geplaatst ooghaar, ingeplantnbsp;op den limbus van het onderooglid. Vooral hij het ziennbsp;naar beneden was het hem zeer hinderlijk. Verscheidenenbsp;malen had hij reeds dit haar verwijderd; thans had hetnbsp;weêr de lengte van een gewoon ooghaar. Om den verkeerden stand van het haar te verbeteren, werd op denbsp;volgende wijze gehandeld.

Door het oog eener zeer fijne naald, worden de heide uiteinden van een dunnen draad (in andere gevallennbsp;werd een vrouwenhaar, zooals C e 1 s u s aangeeft, gebruikt) gestoken; zoodoende vormt de draad eene lis. Innbsp;den rand van den folliculus van het misstaande haarnbsp;wordt de naald ingestoken en komt door de uitwendige huidnbsp;tusscheu de normale cilia te voorschijn. Nu wordt denbsp;draad zoo ver doorgehaald, dat op de plaats, waar werdnbsp;ingestoken, alleen nog de kleine lis overblijft. Metnbsp;een pincet wordt het verkeerd staand haartje door dezenbsp;lis heengehaald. Vervolgens wordt deze met het gevangene haartje met de naald doorgetrokken, en zoo staatnbsp;nu de punt van het haar aan de buitenzijde van hetnbsp;ooglid. Deze veranderde plaatsing en kromming vannbsp;den haarzak wordt meestal eene blijvende, wanneer hetnbsp;verplaatste haar niet te spoedig uitvalt. Ook hier werdnbsp;een blijvend resultaat verkregen, zoodat de bedoelde heernbsp;gedurende 5 maanden geen den minsten last heeft gehad.

Bij meer uitgebreide distichiasis, waar meerdere haren misplaatst of alle slechts eenigzins naar binnennbsp;zijn gekeerd; waar dus om het aantal der haren denbsp;repositie moeijelijk, om den geringen graad van het euvelnbsp;eene meer iogrijpende operatie niet noodig was, zagen wij

-ocr page 122-

106

de cauterisatie langs den ciliairrand aanwenden. Meestal wordt op de kliniek van het Nederlandseh Gasthuis voornbsp;Ooglijders, het door Helling aangeraden acid. sulfur,nbsp;concentr. tegen die geringe graden van distichiasis vooralnbsp;van het onderooglid aangewend. Eenige malen zagennbsp;wij ook de galvanocaustiek gebruiken. Hierbij bleeknbsp;echter, dat het moeijelijk was den juisten graad vannbsp;cauterisatie en , dien' ten gevolge, van het effect tenbsp;bepalen.

Bij oude lieden ziet men soms, niettegenstaande de ciliairrand volkomen gezond is, het onderste ooglid zichnbsp;geheel naar binnen keeren. Het meest komt dit voor bijnbsp;die individuen, bij welke de huid sterk is gerelaxeerd,nbsp;de bulbus dieper in de orbita is teruggezonken, en dienbsp;tengevolge van de eene of andere oogaandoening grootenbsp;neiging hebben de oogleden digt te knijpen (entropiumnbsp;spasticum). Wij zagen zulks veeltijds na cataract-ope-ratiën, wanneer het drukverband minder zorgvuldig wasnbsp;aangelegd. Ook in gevallen van spontaan ontstaandenbsp;ulcera corneae, namen wij, ten gevolge van het door denbsp;photophobie veroorzaakte knijpen der oogleden, entropiumnbsp;spasticum waar, dat op zijne beurt het zieke hoornvliesnbsp;nog meer irriteerde. In deze en meer dergelijke gevallen,nbsp;waar het euvel nog recent is, of waar de patiënten tegennbsp;meer radicale operatiën op zien, is het bestrijken der uitwendige huid van het ooglid met collodium, om zoodoendenbsp;zamenschrompeling te verkrijgen, aan te bevelen 1).

1) Deze methode werd het eerst aanbevolen door Bowman. Niet elk collodium is voor deze behandeling geschikt. Wij hebben daarom proeven genomen met verschillende soorten, om tenbsp;bepalen, welke het meeste zamentrok. Wij vonden door proevennbsp;zoo wel op papier als huid, dat het collodium elasticum zeer weinig, het gewone collodium sterker, het allersterkst echter een

-ocr page 123-

107

Ons is een geval bekend, waarin de patient, een man van 74 jaren, er tegen opzag eene entropium-operatienbsp;te ondergaan, en gedurende zes achtereenvolgende jaren,nbsp;tot aan zijnen dood, het collodium gebruikte, en volkomen tevreden was met het effect.

Ingevallen, waar het collodium niet voldoende blijkt, of het aanwenden, wegens verhoogde traanafscheiding, bezwaarlijk is, wordt aan het gebrek onmiddellijk tegemoetnbsp;gekomen door het aanleggen van entropium-naden.

Vrouw A. K.. .., 64 jaren oud, kwam in Junij 1869 op de kliniek met ulcus corneae en, dien ten gevolge,nbsp;entropium spasticum van het onderooglid.

Eene vrij groote naald, van een draad voorzien, werd juist onder den ciliairrand, in de huid ingestoken ennbsp;vervolgens verder onder de huid doorgebragt, totdat zijnbsp;20—15 mm. lager aan de wang weder te voorschijnnbsp;kwam. Nu werden de beide uiteinden van den draad,nbsp;op de buitenvlakte van het ooglid zamengeknoopt, ennbsp;deze knoop zeer stevig aangehaald. Drie dusdanige verticale draden werden door het ooglid gelegd. Hierdoornbsp;was het entropium opgeheven. Vijf dagen later kwamnbsp;de patient terug. Het bewuste ooglid was vrij sterknbsp;gezwollen. Twee der drie ingelegde naden hadden denbsp;huid doorgesneden, de derde werd weggenomen. Achtnbsp;dagen daarna was de zwelling en irritatie bijna geheel geweken, alleen was nog een weinig hardheid ten gevolgenbsp;van infiltratie van het onderhuidsche celweefsel te bespeuren. Het entropium was geheel verdwenen, en toennbsp;wij de vrouw na eenigen tijd wederzagen, was nog geenenbsp;recidive gekomen.

collodium dat, eene dubbele quantiteit xyloidine bevatte, zamen-trekt. Wij meenen dus, dat zulk collodium voor de praktijk het meest mag worden aanbevolen.

-ocr page 124-

108

Eene andere manier, steunende op hetzelfde beginsel, namelijk van huidverkorting, kan men aanwenden omhin-nenwaartsgekeerde oogleden in den normalen stand terugnbsp;te brengen. Terwijl, in het zoo even beschreven geval,nbsp;door de draden eene huidplooi werd zamengehonden,nbsp;wordt ze hier weggesneden.

Een paar gevallen mogen deze wijze van opereren ophelderen.

J. d. L.....hTo. 1347 , 69 jaren oud, kwam 18 ïfov.

1869 op de kliniek met keratitis superficialis op het regteroog, waarvoor hij werd behandeld. Veertien dagennbsp;later kwam hij terug met entropium spasticum van hetnbsp;regter onderooglid. Terstond werden de draden ingelegd ;nbsp;die vier dagen daarna alle hadden doorgesneden. Hetnbsp;entropium was wel verbeterd, maar niet geheel genezen.nbsp;Haar, om de keratitis te genezen, de eerste indicatie hiernbsp;het opheffen van het entropium is, wordt nu op de volgende wijze geopereerd. Met de gevensterde tang vannbsp;Himly, wordt de huid van het onderooglid tot eenenbsp;horizontale plooi opgenomen en met eene schaar afgesneden. De gapende wond wordt door twee geknooptenbsp;suturen gesloten. Na de genezing was de uitkomst nietnbsp;zeer fraai. De vorm van het ooglid was niet normaal;nbsp;aanvankelijk ontstond aan den buitenooghoek een geringenbsp;graad van lagophthalmus en aan den binnensten bleef eenignbsp;entropium. Allengs herstelde dit zich echter geheel.

Beter gevolg zien wij volgens de methode van Bowman, die hier gewoonlijk gebruikt wordt. A. K... No. 148, 70 jaren oud, kwam 19 Jan. 1870 op de kliniek met ulcus corneae, en entropium spasticum op hetnbsp;regteroog. Patient werd op de volgende wijze geopereerd. Het hoornplaatje van Jaeger wordt onder hetnbsp;onderooglid gebragt. Door eene snede evenwijdig aan,

-ocr page 125-

109

en 2quot;' verwijfSerd van den ciliairrand, en eene tweede gebogene. die lager wordt gemaakt en waarvan de uiteinden met die der regte zamenvallen, wordt een stuknbsp;huid omschreven, dat den vorm heeft eener halve maan.nbsp;Dit stuk huid met een even groot stukje van den m.nbsp;orbicularis palpebrarum wordt verwijderd. In het middennbsp;der wond wordt ééne hechting aangelegd. De wond genasnbsp;binnen acht dagen. Het verkregen effect was volkomennbsp;naar wensch, en geen misstand was meer merkbaar.

Bij entropium van het bovenooglid, tengevolge van trachomateuse ontaarding van conjunctiva en tarsus, isnbsp;het eenvoudig wegnemen van huidstrooken gebleken tennbsp;eenenmale onvoldoende te zijn. Door het wegsnijden vannbsp;huidplooijen, kunnen wij den verdikten tarsus niet naarnbsp;buiten krommen, noch het lidteekenweefsel der conjunctiva uitrekken; immers de losse en elastische huid vannbsp;ooglid en voorhoofd volgt veel gemakkelijker in de rig-ting van boven naar beneden. Ten bewijze hiervoornbsp;strekke het volgende geval. Br kwam in het Gasthuisnbsp;voor ooglijders een patient, bij wien elders door dennbsp;heelkundige zooveel huid was weggenomen, dat cilia ennbsp;super cilia bijna zamenvielen, terwijl nog altijd entropiumnbsp;bestond. Hier moest eerst langs plastischen weg hetnbsp;ooglid worden hersteld, en daarna op afdoende wijze hetnbsp;entropium worden geopereerd,

Bij deze vormen van entropium moet de operateur, om zijn doel te bereiken, den verdikten en gekromden tarsusnbsp;zijnen vroegeren vorm trachten weer te geven.

De methode, die daartoe hier op de kliniek wordt aangewend, was vroeger verbonden met het wegnemen van huidstrooken 1). In den laatsten tijd hebben proefuemin-

1) Gutteling 1. c.

-ocr page 126-

110

gen ten duidelijkste aangetoond, dat zulks geheel oYer-hodig is; integendeel de vorm van het ooglid blijft veel beter bewaard en bet gevaar voor lagopbtbalmus wordtnbsp;veel minder, wanneer bet wegnemen van huid wordtnbsp;achterwege gelaten.

In een uit de vele gevallen, die ik op de kliniek met goed gevolg zag opereren, wil ik de thans doornbsp;Dr. Snellen gevolgde methode van entropium-operatienbsp;uit een zetten.

Vrouw V. d. M... No. 1364, 43 jaren oud, meldde zich in November 1869 op de kliniek aan. Zij verhaaldenbsp;ons, reeds gedurende zeven jaren last gehad te hebbennbsp;van roode oogen, tranenvloed, lichtschuwheid en het gevoel , als ware een vreemd ligchaam in het oog. Harenbsp;zuster had dezelfde verschijnselen gehad en hare beidenbsp;ouders waren daardoor genoegzaam blind geworden.

Zij vertoont ons eene atrophische conjunctiva, een verdikten tarsus en een hoogen graad van entropium, blijkbaar de uitgangen van trachoma. Over de geheele lengte van den ciliairrand van het hovenooglid zijn de cilia naarnbsp;binnen gekeeld, en voor een deel raken zij de cornea. Vooralnbsp;op het linkeroog vertoont het bovenste gedeelte van hetnbsp;hoornvlies een net van vaten, die van boven naar benedennbsp;tot op het midden loopen. De lengte van de ooglidspleetnbsp;is op het regter oog 25 mm,, op het linker 26 mm.nbsp;De toestand, zooals wij hem hier voor ons hebben, eischtnbsp;eene radicale operatie, die dan ook op de volgende wijzenbsp;wordt verrigt.

Patient wordt in chloroform-narcose gebragt. Aan het bovenooglid wordt de blepharospaath (een instrument doornbsp;Dr. Snellen voor deze operatie zamengesteld, op welksnbsp;beschrijving wij straks terugkomen) aangelegd. Over denbsp;geheele breedte van het ooglid wordt eene incisie in de

-ocr page 127-

Ill

huid gemaakt, evenwijdig aan en 2—3 mm. boven den ciliairrand. Daarna wordt de huid aan den onderstennbsp;wondrand een weinig los gepraepareerd, en het onderstenbsp;strookje van den m. orbicularis palpebrarum met de schaarnbsp;weggenomen. Hierdoor komt nagenoeg de geheele tarsusnbsp;bloot. Met een kleinen, zeer scherpen bistouri wordt,nbsp;over de gansche breedte van den tarsus, door twee horizontale schuinsche insnijdingen een wigvormig stuk uitgesneden. Deze incisies gaan niet door de gansche diktenbsp;van den tarsus, zoodat de naar de conjunctiva gekeerdenbsp;tarsaalvlakte onbeschadigd blijft. Nadat de tarsus aldus isnbsp;gesroefd, wordt zijne buitenwaartskromming en tevens hetnbsp;verplaatsen van den ciliairrand op de volgende wijze bewerkt.

Door het naar boven trekken van de huid, komt de bovenrand van den tarsus bloot. Een zijden draad,nbsp;aan zijne beide einden van eene naald voorzien, wordtnbsp;door middel van een der naalden door den bovenrandnbsp;van den tarsus heengebragt; vervolgens worden de beidenbsp;uiteinden, op 3—4 mm. van elkander, van de wond uitnbsp;door het strookje huid aan den ciliairrand gestoken, ennbsp;komen even boven de inplanting der oogharen weder tenbsp;voorschijn. Hier zullen zij worden toegeknoopt. Om hetnbsp;dubbele doel, het naar buiten krommen van den tarsusnbsp;en het opligten van den ciliairrand te bereiken, is hetnbsp;van helang dezen knoop zoo vast mogelijk aan te halen.nbsp;Juist dit sterke toehalen had vroeger dikwijls doorsnijdennbsp;der huid en naar binnen dringen der draden ten gevolge.nbsp;Ter voorkoming van deze twee onaangename gevolgennbsp;werd eene kleine modificatie aangebragt,. die, schijnbaarnbsp;van weinig gewigt, op het goede effect eenen belangrijkennbsp;invloed bleek te hebben.

Alvorens den knoop aan te leggen, wordt aan beide uiteinden van den draad eene glazen kraal aangeschoven.

-ocr page 128-

112

Nu kan men den knoop zoo sterk mogelijk toehalen zonder vrees voor doorsnijding, daarenboven wordt hetnbsp;wegnemen der draden hierdoor zeer gemakkelijk gemaakt.nbsp;Drie zulke naden worden aangelegd. Het hechten dernbsp;huid kan hier achterwege blijven. De uiteinden dernbsp;drie hoven beschreven naden worden namelijk methecht-pleisterstrooken hoven de supercilia op het voorhoofdnbsp;bevestigd; hierdoor wordt de onderste wondrand tegennbsp;den bovensten aangedrukt.

Na 48 uren worden de draden weggenomen, de huid-wond is vereenigd, het entropium is overwonnen. Aanvankelijk was een weinig zwelling van het ooglid aanwezig, die echter binnen weinige dagen week. Verder geneest de wond volkomen, het effect bleef voortdurendnbsp;goed. De cornea werd door het allengs verdwijnen dernbsp;vaten, volkomen doorschijnend.

Na acht dagen geschiedde dezelfde operatie op het tweede oog, en nadat ook deze wond was genezen, verliet de patient, volkomen hersteld, het gasthuis.

Waar vernaauwing van de ooglidspleet bestaat, zooals hij entropium ten gevolge van trachoma veelal voorkomt,nbsp;wordt de entropium-operatie met eene hlepharophimosis-operatie verbonden. Meestal geschiedt de laatstgenoemdenbsp;operatie, door, aan den huitenooghoek, huid en conjunctivanbsp;gelijktijdig te klieven, en alsdan de wondranden der huidnbsp;met de conjunctiva te omzoomen.

In het Gasthuis voor ooglijders te Utrecht wordt in de laatste jaren op eene eenigzins afwijkende wijze tenbsp;te werk gegaan. Het denkbeeld tot deze modificatie is,nbsp;naar ik meen, het eerst aangegeven door Hamer, destijdsnbsp;assistent aan bovengemelde inrigting. Het doel dezernbsp;wijziging was, de conjunctiva zooveel mogelijk te sparen.nbsp;Bij trachoma toch is de conjunctivazak door zamen-

-ocr page 129-

113

schrorapeling zeer verkleind. Wordt nu de conjunctiva eenvoudig lineair ingesneden en meer naar buiten aan denbsp;huid gehecht, dan wordt noodzakelijk de afstand tusschennbsp;de cornea en den buitensten ooghoek korter. Dit kon opnbsp;tweederlei manier een onaangenaam gevolg hebben; doornbsp;de verkorting der conjunctiva aan den buitenkant wordtnbsp;voor de genezing het bindvlies uit de wond gescheurd,nbsp;of wel na de genezing de bulbus in zijne beweging naarnbsp;binnen beperkt. Door de wijziging der operatie wordennbsp;deze bezwaren voorkomen: men steekt een fijnenbistourinbsp;of de punt eener schaar tusschen huid en conjunctiva,nbsp;zoodat men de huid afzonderlijk klieft, de conjunctivanbsp;wordt dan onder en boven losgepraepareerd en de driehoekige lap conjunctiva, die men zoo verkrijgt, in denbsp;wond gehecht. Hierdoor wordt de verkorting veel minder, en blijven hare nadeelige gevolgen uit.

Vergelijken wij de boven door ons beschreven entro-pium-operatie, dan valt al dadelijk in het oog, dat zij zeker de voorkeur verdient boven die methoden, waarnbsp;de ciliairrand wordt weggenomen. Daardoor toch ontstaat een belangrijke misstand in het gelaat, en blijftnbsp;aan den ooglidrand een lidteeken. Bovendien wordtnbsp;ligtelijk een partiële lagophthalmus verkregen, zoodat,nbsp;vooral gedurende den slaap, het oog niet volkomen kannbsp;worden gesloten.

Ook do methode van Arlt en Jasche, waarbij de ciliairrand losgemaakt en naar boven verschoven wordt,nbsp;heeft hare bezwaren. Somtijds toch heeft men daarbij versterving van de losgemaakte huidbrug gezien en verkrijgtnbsp;men hetzelfde nadeel, als bij het wegnemen van den ciliairrand. Hecht zich de lap ook volkomen, zoo verkrijgt mennbsp;toch een onregeimatigen stand der cilia en des ciliairrands.

8

-ocr page 130-

ii4

De door von Graefe aanbevolen methode is, zooals hij zelf bekent, in de meeste gevallen voor het bovenooglidnbsp;niet voldoende, en kan, even als elke met wegneming vannbsp;huid gepaard gaande operatie, tot lagophthalmus leiden.

Yoor eenige jaren gaf Dr. Pagenstecher te Wiesbaden 1) eene methode aan, die hij voor elk geval van entropium als uitmuntend aanbeval. Hij maakt eerst eenenbsp;phimosis-operatie, en legt drie verticale naden door eenenbsp;horizontale huidplooi van het bovenooglid, die hij laatnbsp;liggen, tot dat zij de huid hebben doorgesneden. Bijnbsp;sommige vormen van entropium, zooals bij den spasti-schen, gelooven wp dat ze nuttig is; bij de zulke echter,nbsp;die na trachoma overblijven, moet ze, even als elke andere methode, die op huid verkorting berust en den ge-kromden tarsus ongedeerd laat, onvoldoende Worden beschouwd. Bovendien snijden de draden niet altijd spoedignbsp;door en kunnen tot langdurige suppuratie aanleidingnbsp;geven. Ofschoon Pagenstecher zijne wijze van opereren uit een cosmetisch oogpunt aanbeveelt, zoo ligtnbsp;het voor de hand, dat er drie verticale cicatrices overblijven, die ook de bewegelijkheid van het ooglid moetennbsp;beperken.

Daarentegen heeft de door ons beschrevene methode vele voordeelen.

Bij deze operatie is het gebruik van Snellen’s ble-phorospaath ontegenzeggelijk van groote waarde. Daar dit instrument, zooverre wij weten, nergens beschrevennbsp;is, geven wij eene korte beschrijving en, ter ophelderingnbsp;eene teekening van de blepharospaath, zooals ze doornbsp;den instrumentmaker Hiele wordt vervaardigd.

De blepharospaath is een pincet, waarvan de eene arm

1) Klin. Beobaclxt. aus d. Augenheilanst. z. Wiesbaden 1862,

-ocr page 131-

115

eindigt in eene stalen plaat, die den vorm en de kromming van het ooglid heeft, terwijl de tweede arm een heugel vormt, die zoodanig is gekromd, dat hij den geheel en randnbsp;der plaat behalve het gedeelte, datnbsp;overeenkomt met den vrijen randnbsp;van het ooglid, bedekt. Beide armennbsp;kunnen door eene schroef op elkander worden geklemd. Wordt nu denbsp;plaat onder het ooglid geschovennbsp;en het instrument toegeschroefd, dannbsp;wordt alle bloeding, die hinderlijknbsp;is bij zoo subtiele operatiën, onmogelijk.

Na de operatie behoudt men een ongeschonden ciliairrand; geene cicatrices doen eene nieuwe distichi-asis ontstaan. Daar geene huidnbsp;wordt weggenomen, kan de operatie , wanneer het effect onvoldoende mogt blijken, of, wanneer bij voortgaand trachoma recidieve mogt intreden, zender bezwaren wordennbsp;herhaald.

II. E N T R o P I ü ÏI.

Tlidorisch overzigt.

Teregt zegt Dieffenbach: „Die Operation der Aus-wiirtskehrung der Augenlider niromt einen hohen Grad von Beurtheilungsvermögen des Chirurgen in Anspruch,nbsp;urn für die verschiedenen Arten des Uebels die rechte

8*

-ocr page 132-

sa

116

Methode heraus zu finden oder zu modificiren oder selbst noch eine nene hinzuzufügen.”

Bijna elk geval van ectropium heeft zijn eigen operatie-plan; wij geven dus geene uitvoerige beschrijving van elk der gebruikte methoden, doch bepalen ons tot hetnbsp;aangeven der beginselen, die aan de verschillende ope-ratiën ten grondslag liggen.

Het eenvoudigste dezer beginselen is wel de meclmnische uitlrekking van het ineengeschrompelde ooglid. Fabriciusnbsp;ah Aquapendente 1) deed dit met hechtpleisters. Anderen trachtten vooraf door demulcerende zalven de huidnbsp;te verweeken (Guthrie, Beer, Scarpa, Cooper).

Proeven om door cauterisatie der conjunctiva opheffing der huitenwaartskeering te verkrijgen werden gemaaktnbsp;met het ferrum candens (Hippocrates, Celsus '2),nbsp;Percy 3), von Graefe) of met cauteria potentialianbsp;(St. Tves, Ehazes).

Anderen scarificeerden de gezwollen conjunctiva, (Hippocrates 4), Cooper, Quadri), of namen eene plooi uit het slijmvlies weg (Paulus van Aegina .5) , Bar-tisch. Benedict, Roux).

Celsus maakte eene horizontale snede in de uitwendige huid, hield gedurende de genezing de wondranden vannbsp;elkander verwijderd, en trachtte zoo het ooglid te verlengen. Deze methode werd door lateren nog gevolgd,nbsp;doch kon altijd slechts tijdelijk een goed resultaat geven

1) nbsp;nbsp;nbsp;Opera Chirurg. Patav. 1617. Additament. p. 21.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Celsus, De Medicina.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Pyrotechnie Cliirurgioalo. p. 205.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Of liever de onbekende schrijver van het onder de Hippocratische schriften voorkomende boek ttsoI è'pio;.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Opera Lib. VI.

d,


-ocr page 133-

117

(Antyllus,!) Eoger van Parma, 2) Guiile-meau, 3) Heister 4).

De tarsorapliia met vorming van een nieuwen uit-wendigen ooghoek werd door von Walt her 5) aangewend, en door von Amnion nader beproefd en met een goed resultaat bekroond.

ReilG) en Adams7) sneden een driehoekig stuk uit het geheele ooglid, waarvan de basis door den ciliair-rand werd gevormd, en vereenigden de wond lineair doornbsp;horizontale hechtingen. Hierbij ontstond echter altijdnbsp;eenig coloboma; daarom stelde Dieffenbach 8) voor, denbsp;sneden niet regt, maar halvemaansgewijze te maken.

Von Ammon nam aan den buitenooghoek een horizontaal driehoekig stuk huid weg en vereenigde de wondranden, door verticale hechtingen, lineair.

Eene methode van Dieffenbach9) bestond daarin, dat bij eene dwarse snede door het geheele ooglid, behalve door de conjunctiva, maakte; vervolgens met eennbsp;pincet in den wond gaande, nam hij eene plooi van hetnbsp;bind vlies, en bevestigde dit in de wond; zoo kreeg hijnbsp;de gewenschte binnenwaartskeering van het ooglid.

Ook de heden nog veel gebruikte methode, om door huidverschuiving het ooglid naar binnen te dringen, werd door Dieffenbach aangegeven. Hiertoe prae-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Aëtius. Tetrahibl. Lugd. 1649 serm. III. cap. 72,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Chirurg, cap. 22.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Oeuvres de chirurg, pag. 634.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Heister, Institut. chirurg. P. II. sect. 2.

6,' T. Ammon’s Zeitschrift f. Ophthalmol. Bd. V. p. 264.

6) nbsp;nbsp;nbsp;Memorabilia elinioa. Paso. IV.

7) nbsp;nbsp;nbsp;Adam’s Practical observations on Ectropion etc. Lond. 1812.

8) nbsp;nbsp;nbsp;Zeitscbrift f. üpbtbalmologie. Bd. I, pag. 331.

9) nbsp;nbsp;nbsp;Chirurg. Erfahrung. Abtb II, pag, 126.

-ocr page 134-

518

pareerde hij een driehoekig stuk huid, waarvan de basis naar den ooglidrand was gekeerd, van de punt af los. Dezenbsp;losgemaakte huidlap werd naar boven verschoven, terwijl hetnbsp;overblijvende defect door horizontale suturen gehecht werd.

Eene derde methode van Dieffenbach had ten doel het ooglid in transversale rigting te spannen en zoonbsp;binnen waar tskeering te verkrijgen. Ten dien einde maaktenbsp;hij in de slaapstreek, juist buiten den ooghoek, een verticaal driehoekig defect en vulde dit met de naar buitennbsp;getrokken huid van het ooglid aan.

Jaeger 1) steunende op de ervaring, dat, bij het bestaan van ectropium, het ooglid gewoonlijk in hoogtenbsp;heeft afgenomen, maar aanmerkelijk is verbreed, namnbsp;een vierhoekig stuk uit de geheele breedte van het ooglid weg, maakte het alzoo smaller, en trachtte door huid-verschuiving in hoogte te winnen.

Eindelijk heeft men door hlepharo-plastiek genezing van het entropium trachten te verkrijgen.

Beschryving van eenige gevallen van operaties lij ectropium.

Ectropium ontstaat door zwelling van het bindvlies of door verkorting der huid. Dit zijn de twee hoofdklassennbsp;van oorzaken, waartoe wij elk ectropium, hoe dan ooknbsp;ontstaan, kunnen terug brengen. 2) Is huid verkortingnbsp;de oorzaak van ectropium, zoo gaat het in den regelnbsp;gepaard met lagophthalmus, belemmerde sluiting der oogleden. In het laatste geval zal men verpligt zijn langs

1) nbsp;nbsp;nbsp;Jaeger, Lehre v. d. Augeukrankh. Aiifl. 1739.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Het zoogenaamde ectropium factitium van Plenck, datnbsp;door bedelaars wordt gemaakt om medelijden op te wekken, isnbsp;geene ziekte.

-ocr page 135-

119

plastischen weg, hetzij door huidverschuiving, hetzij door huidverplanting, den vorm van het ooglid te herstellen.

Is de huid echter niet verkort, noch door adhaesies aan heen of andere dieper gelegene deelen verplaatst,nbsp;maar houdt alleen het gezwollen hindvlies het ooglidnbsp;naar buiten gekeerd, dan kan op veel eenvoudigere wijzenbsp;het gebrek hersteld worden.

Op de meest verschillende manieren, door cauterise-ren, uitsnijden van plooijen, scarificeren der conjunctiva enz., is getracht het kwaad op te heffen. Aan alle dezenbsp;operaties, waarbij de conjunctiva wordt gewond, zijnnbsp;nogtans eigenaardige bezwaren verbonden. Het lid-teeken, dat hierdoor wordt teweeggebragt, is als voortdurende prikkel voor den bulbus, en wel speciaal voornbsp;de cornea veelal nadeelig, en bovendien is het zeer moei-jelijk juist het voldoende effect te verkrijgen.

Bij de methode van Dieffenbach, waarbij hij van de huid uit, het ooglid door zijne gansche dikte tot opnbsp;de conjunctiva doorsneed, en van deze vervolgens eenenbsp;plooi in de wond haalde, kon hij het ooglid zoo verrenbsp;naar binnen brengen, dat het ectropium werd opgeheven.nbsp;Hier heeft men het bezwaar, dat een lidteeken uitwendig aan het ooglid gemaakt wordt. Op meer eenvoudigenbsp;wijze wordt hetzelfde doel bereikt door Snellen’snbsp;ectropium-naden.

Een geval, dat wij volgens deze methode zagen behandelen, overtuigde ons van de voordeelen daarvan.

P. S......., een meisje, 14 jaren oud, kwam op

de kliniek met blepharitis gravior, ectropium van de onderoogleden en dientengevolge epiphora. Heeds sedertnbsp;haar derde jaar leed zij hieraan. De roode sterk ge-injicieerde conjunctiva steekt boven den ciliairrandnbsp;uit, het traanpunt is naar buiten gekeerd en func-

-ocr page 136-

120

tionneert niet. De huid van het onclerooglid is strak, eenigzins gespannen, maar niet Yerkort. Het oog kannbsp;geheel gesloten worden. Een ander geneesheer had haarnbsp;over plastische operatie gesproken, en zij kwam voorbereid om eene belangrijke kunstbewerking te ondergaan.

Hier werden de boven bedoelde ectropium-naden op de volgende wijze aangelegd. Men nam een draad, dienbsp;aan zijne heide uiteinden van eene naald is voorzien.nbsp;Op het meest verhevene punt van het uitpuilende hind-vlies, veerd de eene naald ingestoken en verder tusschennbsp;huid en conjunctiva tot op circa 20 mm. onder den oog-lidrand, door de huid der wang, naar buiten gehragt.nbsp;Op 3 mm. afstand van de eerste, werd de andere naaldnbsp;op dezelfde wijze ingestoken. Zoodoende liepen de heidenbsp;einden van den draad onder de huid evenwijdig, ennbsp;kwamen op gelijke hoogte aan de wang naar buiten.nbsp;Nadat de naalden waren verwijderd, werden heide uiteinden van den draad met eene vrij groote glazen kraalnbsp;voorzien, en nadat zij sterk waren aangehaald, zamen-geknoopt.

Drie dusdanige draden werden aangelegd, waarvan een juist achter het naar buiten gekeerde traanpuntnbsp;komt te liggen. Aanvankelijk is het effect overmatig,nbsp;zoodat de oogharen naar binnen staan. Door indruppe-ling van ol. olivarum en het aanleggen van een drukverband, wordt de schadelijke invloed hiervan tegengegaan. Na drie dagen worden de draden weggenomen;nbsp;het ooglid is gezwollen; spoedig echter verdwijnt dit.nbsp;Het effect bleek later volkomen naar wensch.

Eeeds sedert een tiental jaren heeft Dr. Snellen aan de kliniek van het Gasthuis voor ooglijders dezenbsp;methode herhaaldelijk toegepast. In alle gevallen, waarnbsp;ectropinm bestaat zonder iagophthalmus, gaf zij volkomen

-ocr page 137-

121

guDstlge resultaten, hoewel zij in enkele gevallen, omdat het effect niet voldoende was, moest herhaald worden.

Voor zoo verre ons bekend is, is deze eenvoudige, daarom echter niet minder belangrijke methode nog nietnbsp;beschreven; het is om die reden, dat wij er hier eenig-zius langer bij hebben stil gestaan.

Heeft men echter te doen met ectropium ten gevolge van huidverkorting, dan moot langs den eenen of anderennbsp;weg de ontbrekende huid aangevuld worden.

In de eerste plaats komt hier de huidverschuiving, welke vooral hare toepassing vindt aan het onderooglid.nbsp;Is de huid van het onderooglid zelve gezond, zoo is denbsp;huidverschuiving de eenvoudigste en minst ingrijpendenbsp;methode om het euvel op te heffen.

Het volgende geval zagen wij hier volgens die methode opereren.

E. Z........, 21 jaren oud, arbeider van beroep,

kwam den 10 Hebruarij 1869 op de kliniek met ectropium van het linker onderooglid, gepaard met epiphora ennbsp;dacryocystitis. Volgens verhaal vmn den patient, wasnbsp;het ectropium ontstaan tengevolge van een verzwerings-proces, dat hij voor 4 jaren aan de wang had gehad.nbsp;Aan de buitenzijde was het ooglid het meest naar beneden getrokken.

Den 13 Hehruarij wordt met een scherpen bistouri naar buiten en beneden eene V-snede gemaakt. Hetnbsp;naar buiten gekeerde gedeelte des ooglids lag tusschennbsp;de heide lijnen der V. Hu werd de zoo omschreven lapnbsp;van de punt tot aan de basis losgepraepareerd en naarnbsp;hoven verschoven. Nadat de huidranden zijn losgemaakt, wordt het onderste gedeelte der wond lineair gehecht met twee omwonden naden. De driehoekige huid-lap wordt met vijf geknoopte hechtingen in het nog

-ocr page 138-

122

overtlijvende defect lievestigd. Zoodoende wordt de primitieve Y-snede in eene T-vormige veranderd. Om het ooglid naar hianen te houden, wordt bovendien tegenovernbsp;het midden der basis één bovenbeschreven ectropium-naad aangelegd. Den volgenden dag wordt deze laatstenbsp;weggenomen en was , behalve zwelling van het ooglid,nbsp;alles normaal.

Na twee dagen worden de vijf geknoopte, den volgenden dag de twee omwondene hechtingen verwijderd.

Yijf dagen later was de patient wat koortsig en had het lineair gehechte gedeelte losgelaten. Na aanwending van secundaire hechting aan het losgescheurde gedeelte verloopt alles normaal. Het ectropium is volkomen opgeheven.

Bij het bestaan van diepe lidteekens, die het verschuiven van de huid onmogelijk maken, omdat de voeding van den lap hierdoor bedreigd wordt, moeten wij onzenbsp;toevlugt nemen tot verplaatsing van huid uit meer afgelegen deelen.

Uit meerdere gevallen, die wij hier zagen opereren, wil ik er drie beschrijven, die mij daartoe zeer geschiktnbsp;voorkomen. In het eerste geval werd de huid van hetnbsp;onderooglid partieel aangevuld, in het twmede was denbsp;gansche huid van het boven ooglid vernietigd, in hetnbsp;derde moest en onder- en bovenooglid worden verlengd.

Geval. J. V. d. B. . . ., een 12 jarig scrofuleus individu, kwam in het Gasthuis voor ooglijders met ectropium van hetnbsp;buitenste gedeelte van het linker onderooglid. Onder dennbsp;buitenooghoek was een diep, adhaererend lidteeken ennbsp;eene kleine fistel aanwezig. De vader van den patientnbsp;verhaalde, dat voor een jaar een absces was ontstaan;

-ocr page 139-

123

nadat dit was doorgebroken, was het suppurerende fis-teltje overgebleven.

In de rigting van de ooglidspleet werd eene incisie van 1 Par. duim lengte, gemaakt, die door de bestaande fistel liep. De cicatrix werd losgemaakt. Bijnbsp;onderzoek van den orbitaalrand werd geen caries, maarnbsp;wel periostitis en ziekelijk verdikt periosteum gevonden.nbsp;Het zieke periosteum werd afgekrabd en de wond ver-eenigd. Er volgde volkomen genezing, zonder nablijvendenbsp;fistel. Het ectropium, ofschoon aanvankelijk verdwenen,nbsp;recidiveerde na eenigen tijd. Er werd besloten de cicatrixnbsp;weg te nemen en door transplanteren van huid het defectnbsp;te herstellen.

Onder het buitenste gedeelte van den ciliairrand van het onderooglid werd eene horizontale snede gemaakt ter lengtenbsp;van 3 cm. De diepere adhaesies aan den orbitaalrand werden losgemaakt. Het lidteeken werd weggesneden; hierdoor ontstond een circa 2 centimeter lang en 5 mm',nbsp;breed defect. De onderste snede werd in de rigtingnbsp;naar buiten en beneden verlengd, en een horizontale lap,nbsp;die het weggenomen huidgedeelte moest aanvullen, werdnbsp;uit den linkerslaap omschreven. De basis van den lapnbsp;lag aan de buitenbovenzijde der wond; zoodoende behoefdenbsp;hij niet voluit 180quot; gedraaid te worden. Eenige spuitendenbsp;arteriën werden getorgueerd. De lap werd vervolgens metnbsp;tien geknoopte hechtingen in de wond bevestigd. De wond-vlakte op de plaats, waar de lap was weggenomen, werdnbsp;met 3 omwonden en 2 geknoopte naden lineair gesloten.nbsp;Alles genus per primam intentionem. De lap blijft eennbsp;weinig dikker dan de omgevende huid, maar het ectropiumnbsp;is totaal verdwenen. Na 16 dagen werd de basis vannbsp;den lap doorgesneden, en de plooijen, door de draaijingnbsp;ontstaan, die nog eenige misvorming veroorzaken, weg-

-ocr page 140-

124

genomen. Er is naderhand weêr adhaesie aan den orbi-taalrand ontstaan, maar thans ver genoeg van den oog-lidrand verwyderd, zoodat geen ectropium meer te vreezen is.

2'*^ Geval. C. M..., oud 28 jaren, leerlooyer van beroep, kwam 16 Nov. 1869 op de kliniek. Hij had op het linkeroog een sterk ontwikkeld ectropium met huid-verkorting van het bovenooglid, zoodat de cilia en super-cilia tegen elkander lagen.

Hij verhaalde, dat hij gedurende acht dagen in gezouten huiden had gewerkt. Zondags daaropvolgende had hijnbsp;een weinig pijn aan het oog gevoeld, ’s Maandags morgens, bij het ontwaken, was de pijn veel erger: zijn ooglid was gezwollen en hard, hij kon het linkeroog nietnbsp;meer openen. Hij gevoelde zich onwel, en dat gevoelnbsp;van ziek zijn, even als de zwelling van het bovsnooglid,nbsp;nam snel toe. Na 4 dagen was de omtrek van het oog,nbsp;volgens zijn zeggen, ter grootte van eene kleine vuist gezwollen, en werd het grootste gedeelte zwart. Op raadnbsp;van den hem behandelenden medicus werden pappen aangewend. Patiënt werd steeds zieker, zoodat na 8 dagennbsp;zijn algeineene toestand zeer verontrustend was; dikwijlsnbsp;had hij rillingen en hevige koorts. Er vormde zich eennbsp;zwarte gangreneuse korst, die na voortgezet pappen werdnbsp;afgestooten. De granulerende vlakte wmrdt gecauteiiseerd,nbsp;waarop langzamerhand genezing volgt. De huid heeftnbsp;zich daarbij allengs meer zamengeschrompeld en het ectropium doen ontstaan.

Blijkbaar hebben wij hier te doen met de gevolgen van carbunculus malignus 1).

1) flier, even als in het volgende door ons te beschrijven geval, was de patient een leerlooijer. Zooals bekend is, zijn vooral die

-ocr page 141-

125

De huid was gelijkmatig verdikt, maar geene om-schrevene cicatrices waren merkbaar, dan alleen aan den buitenooghoek, in bet verlengde van den rand van hetnbsp;menscben, welke met het vleesoh, de huiden of andere deelennbsp;van aan miltvuur gestorven vee omgaan, ook diegene, die hetnbsp;meest aan carbuneulua malignus lijden.

Het ligt daarom voor do hand, dat in de streken, waar de leerlooijerij de Uoofdtak van nijverheid uitmaakt, zooals ook innbsp;de Langstraat en omgelegen plaatsen, carbuneulua malignus nietnbsp;tot de zeldzaamheden zal hehooren. In een dezer plaatsen zijnnbsp;mij vier leerlooijers bekend, die allen na het doorstaan van zwarenbsp;ziekten, met zwelling en opvolgend koudvuur in den omtrek vannbsp;het oog, lijden aan sterk ontwikkeld ectropium der oogleden.nbsp;Meer dan waarschijnlijk is het, dat wij ook hier de gevolgen vannbsp;carbunouli zien. Een ander geval, dat ik meer van nabij hebnbsp;waargenomen, laat daaromtrent geen twijfel. Een leerlooijers-knecht nam de huid weg van eene aan miltvuur gestorvene koe.nbsp;Na een paar dagen begon zijne hand- te zwellen, verviel innbsp;gangreen en stierf, niettegenstaande goede behandeling, geheelnbsp;en al af.

Opmerkelijk is het. dat de plaatselijke infectie, zoowel door miltvuur als door malleus, betrekkelijk dikwijls de oogleden treft.nbsp;Zoo verhaalt ook Dupuytren twee gevallen, die hem in dennbsp;loop eener maand waren voorgekomen, beiden met pustula mnlignanbsp;aan het bovenooglid. In het eene geval was de patient eennbsp;koetsier, in het tweede een meisje, dat dagelijks in paardenhaarnbsp;werkte. Vidal de Cassis tracht dit daardoor te verklaren,nbsp;dat de epidermis der handen van menschen, die aan grof werk gewoon zijn, veelal dik is, hetgeen hen bij afwezigheid van wonden voornbsp;infectie vrijwaart; dat zij echter de smetstof door aanraking met denbsp;handen, het eerst op het niet door kleederen beschutte en metnbsp;eene zeer dunne epidermis voorziene aaiigezigt zullen aanbrengen.nbsp;En hier is de opperhuid der oogleden het fijnste, dus de meestnbsp;voor infectie geschikte. Deze verklaring komt ons niet onaannemelijk voor.

Te verwonderen is het, wanneer wij het aantal huiden, dat jaarlijks verwerkt wordt, en de zorgeloosheid, waarmede dat ge-

-ocr page 142-

126

boYenooglid, waar eene diepe, adhaererende, verticale cicatrix ter lengte van 1 cent. aanwezig was.

De operatie geschiedde op de volgende wijze. Er werd eene incisie gemaakt over de geheele breedte van het ooglid. Hierbij bleek, dat de huid zeer hard was, en hetnbsp;gansche onderhuidsche bindweefsel was veranderd in eennbsp;taai cicatrixweefsel. Dit w^eefsel werd laagsgewijze ingesneden in de rigting der wond , totdat men de wond genoegzaam kon doen gapen en den ciliairrand ver genoegnbsp;naar beneden kon brengen. Nu werd, ter aanvullingnbsp;van de wondvlakte, een huidlap ontworpen. Zijne basisnbsp;viel aan de slaapzijde juist buiten en in de rigting vannbsp;de supercilia, niet volkomen horizontaal, maar aan denbsp;buitenzijde iets lager dan aan den ooghoek. De lap kwamnbsp;gedeeltelijk uit den slaap, gedeeltelijk uit de wang. Hetnbsp;onderste gedeelte werd meer naar voren genomen om denbsp;baardharen te ontgaan. Hij was circa d'h centimeternbsp;lang, 18 mm. breed, terwijl de breedte der basisnbsp;15 mm. bedroeg. De lap werd losgepraepareerd. Verscheidene kleine arteries gaven bloed, werden echter doornbsp;torsie gesloten. De bovengemelde omschreven cicatrix,nbsp;was niet mede in den lap opgenomen. Nu werden denbsp;wondranden overal losgemaakt, behalve juist bij het bedoelde adhaererende lidteeken, omdat de adhaesie zoude

Bchiedt, in aanmerking nemen, dat de morbus carbunculosus niet nog meer wordt waargenomen. Zelfs meer ontwikkeldenbsp;eigenaars van looijerijen heb ik hooren bevestigen, dat zij bijnbsp;het behandelen van versche of gezouten huiden nooit achtnbsp;sloegen op het al of niet gew'ond zijn der handen, ja het kosttenbsp;niij moeite, hen aan het gevaar te doen gelooven.

IJe raad vanHancke, om bij werkzaamheden, die het aanraken van verdachte dieren of huiden vorderen, de handen met teernbsp;of oleum empyreumaticum lignosum in te smeren, verdient mijnsnbsp;inziens allezins aanbeveling.

-ocr page 143-

127

kunnen voorkomen, dat de uitwendige ooghoek naar buiten vertrokken werd. De lap paste volkomen in de gapende wond van het ooglid zonder ergens getrokken te worden; vervolgens werd hij met de noodige geknoopte naden gehecht. De wond ontstaan door het uitsnijden van den huidlap werd door drie omwonden ennbsp;eenige tusschengelegen geknoopte naden, lineair vereenigd.nbsp;Een eenvoudig drukverband werd aangelegd.

Den volgenden dag was patient, een weinig hoofdpijn uitgezonderd, heel wel. Er was weinig zwelling en denbsp;wondranden waren overal goed aaneengesloten.

Den tweeden dag werden 8 geknoopte en twee omwonden naden weggenomen; er was geene suppuratie, en alles was nog gehecht.

Den derden dag was genoegzaam alles per primam intentionem genezen; alleen ter zijde der basis gaaptenbsp;de wond een weinig. Den vierden dag werden alle nadennbsp;weggenomen en begon het door de gaping ontstane wondjenbsp;te granuleren. Alles verliep overigens normaal, en, nadatnbsp;het verband werd weggelaten, was ook de granulerendenbsp;vlakte spoedig gecicatriseerd.

Na 14 dagen was alles genezen en het ectropium volkomen overwonnen. Het gevoel in den lap was op dat tijdstip nog onvolkomen, vooral aan de punt van den lap.nbsp;Hier moesten de punten van Webers passer 20 mm, vannbsp;elkander verwijderd zijn om twee indrukken te doennbsp;waarnemen. De prikkels, op de basis van den lap aan-gebragt, meende de man nog altijd te voelen op de plaats,nbsp;waar dit gedeelte der huid vroeger had gezeten.

De lap was echter nog steeds dikker dan de huid in de omgeving; door pappen en ung. hydrargyri werd hijnbsp;iets dunner, maar bleef toch nog altijd eenigzins verheven. De gedraaide basis en dat verheven zijn gaven

-ocr page 144-

128

echter zoo weinig misstand, dat het voorloopig niet noodig schijnt om door eene tweede operatie een gedeelte vannbsp;het onderhuidsch celweefsel weg te nemen.

geval. 11°. 153 van 1869. J. S........ leerlooijer,

oud 36 jaren, meldt zich in Fehruarij aan. Yolgens zijn verhaal, had hij voor drie maanden, even als de patient innbsp;het vorige geval, in huiden gewerkt, had daarop een diknbsp;gezigt gekregen, gepaard met een gevoel van zwaar zieknbsp;zijn. Naderhand was de zwelling in ahscesvorming ennbsp;verzwering overgegaan. Ook hier heeft waarschijnlijknbsp;infectie plaats gehad.

Het verzweringsproces had hier belangrijke gevolgen nagelaten. Het bovenlid van het regteroog is geheelnbsp;zamengeschrompeld, zoodat tusschen oogharen en wenk-hraauw slechts eene ruimte van 3 mm. bestaat. De huidnbsp;aldaar is verdikt en hard, maar vertoont geene omschre-vene uitwendige lidteekens. Er bestaat zeer sterk ectro-pium en hij poging tot sluiting der oogen kan patientnbsp;den bulhus niet geheel en al bedekken. De ooghoek isnbsp;sterk naar buiten getrokken, ten gevolge van eene eigenaardige verandering aan de slaapstreek. Hier vindt mennbsp;namelijk eene verticale huidplooi, met den top naarnbsp;het oog gekeerd, zoodat men van den ooghoek uit eennbsp;stilet onder de plooi kan brengen. Men vindt daar eenenbsp;uitgehreide etterende vlakte, nergens echter is eene ca-rieuse of necrotische beenvlakte te voelen. Hooger in denbsp;slaapstreek is de huid gezond.

Aan den buitenhoek van het onderooglid bestaat een geringe graad van ectropium. Aan den bulhus zelvennbsp;vindt men eene oppervlakkige keratitis.

Tot behoud van het oog was in de eerste plaats noodig den lagophthalmus op te heffen. Den 28 Januarij wordt

-ocr page 145-

129

over de geheele breedte van het ooglid, evenwijdig aan de wenkbraauw eene incisie gemaakt. De huid blijktnbsp;hier kraakbeenachtig hard te zijn.

Het onderhuidsche celweefsel wordt van de wond uit naar boven en beneden sterk ingesneden, totdat de vrijenbsp;rand van het ooglid genoegzaam naar beneden kan ge-bragt worden.

Er bestaat nn eene groote wond vlakte, te meer, daar de buitenooghoek ook sterk naar buiten getrokken is. Aannbsp;de slaapstreek wordt naar buiten en boven een huidlapnbsp;omschreven, van dezelfde grootte als de gemaakte wond.nbsp;Om buiten het behaarde gedeelte te blijven, wordt denbsp;lap naar voren concaaf gevormd, terwijl de basis aannbsp;den buitenooghoek ligt. Bij de draaijing moest de lapnbsp;nog verder naar beneden worden losgemaakt. In denbsp;wond gelegd, vult de lap deze volkomen, zonder datnbsp;hij ergens wordt gespannen.

Op de plaats van omdraaijing bestaat eene verhevene huidplooi. Met een tal van geknoopte naden wordt denbsp;lap zoo naauwkeurig mogelijk gehecht. De aan dennbsp;slaap ontstane wond vlakte wordt, door de wondrandennbsp;ver los te maken, een paar zijdelingsche incisiën en 4nbsp;omwonden naden gi’ootendeels bedekt. Patient verliestnbsp;gedurende de operatie veel bloed, overigens verloopt allesnbsp;normaal.

De verplaatste lap geneest volkomen per primam inten-tionem in de wond. De aan den slaap gemaakte wond sluit zich, voor een gedeelte door lidteekenvorming, binnen drie weken.

Den 1“ Maart wordt eene tweede plastische operatie verrigt, ten einde de etterende vlakte aan de slaapstreeknbsp;te verwijderen en het naar buiten getrokken zijn vannbsp;den ooghoek te doen ophouden. Tusschen ooghoek en

-ocr page 146-

130

huidplooi wordt eene verticale incisie gedaan; de huid wordt naar beide zijden losgemaakt. Om huid te sparennbsp;wordt getracht de vroeger beschrevene plooi te ontvouwen,nbsp;De in den zak getrokken huid bleek echter zoo gedesorganiseerd te zijn, dat zij moest worden weggenomen.nbsp;Beenaandoening bestaat er niet, zelfs zijn geene adhae-sies aan het heen aanwezig, maar het gausche onder-huidsche bindweefsel is vast lidteeken geworden. Na denbsp;genezing van het absces heeft blijkbaar het onderhuidschenbsp;celweefsel zich zamengetrokken en het meer bewegelijknbsp;gedeelte der huid van den huitenooglioek onder de huidnbsp;der slaapstreek getrokken. De tegen elkander aanliggendenbsp;hnidvlakten hebben eenigzins het aanzien van slijmvliezen gekregen en scheiden een purulent vocht af, evennbsp;als hij hooge graden van intertrigo. Door het losmakennbsp;en wegnemen der etterende huidvlakte ontstaat wedernbsp;een belangrijk huid-defect. Naar beneden en buiten wordtnbsp;een horizontale lap omschreven met naar het onderoog-lid gerigte basis. Met dezen lap wordt het defect aangevuld, terwijl de daardoor verkregen wondvlakte, doornbsp;omwonden hechtingen, geraakkelijk wordt gesloten. Ooknbsp;deze operatie en de genezing verloopeii volkomen normaal.

Den 13®“ April zien wij den patiënt weder. Het ectro-pium aan het hovenooglid is geheel opgeheven, de keratitis hersteld, de ooglidspleet heeft de normale lengte, hetnbsp;ooglid is echter verdikt en weinig bewegelijk. Het blijkt,nbsp;dat de breede lap zich, bij het genezen, eenigzins heeftnbsp;zamengevouwen, waardoor de tegen elkander aanliggendenbsp;vlakten der huid zich onderling hebben vereeiiigd, Denbsp;basis van den lap is nog sterk verheven. Door eenenbsp;dorde operatie wordt deze misstand geheel opgeheven.nbsp;De basis van den hij de eerste operatie gemaakten lapnbsp;wordt doorgesneden en van daaruit over de geheele breedte

-ocr page 147-

131

van ooglid parallel aan de wenkbraanw, ter plaatse waar de lap vroeger was gehecht, eene incisie gemaakt. Denbsp;lap wordt los gemaakt, de vergroeide aclitervlakten gescheiden en wat celweefsel weggenomen. Daarna wordtnbsp;op nieuw gehecht, een drukverband aangelegd en hierdoor een nagenoeg normaal ooglid verkregen. Gelijktijdig met deze laatste operatie wordt aan de buitenzijdenbsp;van het onderooglid eene Y-snede gemaakt en de losgemaakte huid naar boven geschoven. Zoodoende wordt ooknbsp;het reeds vroeger bestaande en door de draaijing dernbsp;basis bij de tweede operatie verergerde ectropium vannbsp;het onderooglid opgeheven. Alles geneest volkomen,nbsp;echter bleef altijd een weinig ectropium van het onderooglid aan den buitenooghoek. Thaus, een jaar na denbsp;eerste operatie, is de toestand bijzonder gunstig te noemen ;nbsp;alleen de bestaande lidteekens geven nog misvorming.

Yoor plastische operatiën aan de oogleden kan men niet aan bijzondere methoden in het algemeen de voorkeur geven; immers telkens moet het plan naar omstan-diglieden worden gewijzigd.

Ectropium met lagophthalmus is meestal het gevolg van verbranding, verwonding, verzwering of eenig andernbsp;huidvernietigend proces, hetwelk in elk bijzonder gevalnbsp;telkens eene andere uitbreiding zal hebben. Het isnbsp;daarom irrationeel eenige methode, die voor één geval isnbsp;goed bevonden, op alle gevallen te willen toepassen, zoo-als sommigen dit hebben gedaan.

Eenige algemeene regels echter, die ook in de ons waargenomen gevallen hunne toepassing vinden, verdienen hier te worden aangestipt.

Waar zij mogelijk is, verdient de huid verschuiving

9*

-ocr page 148-

132

de voorkeur koven het transplanteren van lappen. De verplaatste lappen namelijk hebben altijd neiging totnbsp;zamenschrompeling en worden dikker dan de aangrenzendenbsp;huid. Hierdoor wordt het ooglid in zyne bewegelijkheidnbsp;beperkt, en ontstaat misvorming.

Wat de plaats aangaat, waar de huid wordt genomen, zoo kieze men hiertoe het voorhoofd, de slaapstreeknbsp;of de wang, al naar gelang de plaats, waar de lapnbsp;moet worden aangebragt of waar onbeschadigde huid isnbsp;te verkrijgen. Is men geheel en al vrij in zijne keuze,nbsp;zoo neme men de fijnere huid uit de slaapstreek.

Men zorge, dat de basis van den lap zoo digt mogelijk bij het aan te vullen defect ligge, en dat de huid daarnbsp;vrij van lidteekens zij. De hoek, waaronder de lap wordtnbsp;gedraaid, moet niet grooter zijn dan 1S0°, omdat in hetnbsp;tegenovergestelde geval de door de torsie ontstane drukking de voeding te zeer zoude hinderen. Men zoeke gezonde en, zoo mogelijk, onbehaarde huid, en op eenenbsp;plaats, waar de nablijvende cicatrix niet kan scbaden.

Men make den lap niet te dik; dit veroorzaakt naderhand misstand; niet te dun, want hierdoor loopt de voeding gevaar. Men zorge den lap zoo min mogelijk te spannen, zijne randen niet te beleedigen, de randen vannbsp;het defect vergenoeg los te maken en de naden niet tenbsp;sterk aan te halen.

Bij eenigzins breede lappen zal, welke voorzorgen men ook neme, de lap veelal zamenschrompelen, doordat denbsp;achteivlakte van de huidlap tot eene plooi met zich zelvenbsp;vergroeit. Is deze toestand ontstaan, dan moet door eenenbsp;tweede operatie de huidlap op nieuw losgemaakt, eenignbsp;onderhuidsch bindweefsel weggenomen en de ontplooidenbsp;lap op nieuw gehecht worden. Een doelmatig aangebragtnbsp;drukverband is hierbij van het hoogste gewigt.

-ocr page 149-

OVER OEN STEUN DER OOSEN BIJ BLOEDS-AANDHANG DOOR UITADEMINGSDRUKKING,

In den nazomer Tan het vorig jaar viel mij het voorrecht ten deel, met mijnen vriend William Bowman, dennbsp;beroemden Charles Darwin een bezoek te brengen,nbsp;waarvan de aangename indruk mij onuitwischhaar is hij-gehleven. Fa veel belangrijks gezien en gehoord te hebben, vroeg Darwin ons oordeel aangaande de beweringnbsp;van Sir Charles Bell: „dat drukking der oogleden denbsp;oogen tegen den nadeeligen invloed van bloedsaandrang,nbsp;bij krachtige of aanhoudende exspiratorische werking zounbsp;beschermen.” Uit het oogpunt der gelaatkunde, waarmedenbsp;hij zich bezig hield, verklaarde hij aan deze vraag hoognbsp;gewicht te hechten. Na eenige wisseling van gedachtenbsp;gaf hij zijn verlangen te kennen, de vraag schriftelijk doornbsp;mij beantwoord te zien. ’tWas een taak, die ik gaarnenbsp;op mij nam, en waarvan ik getracht heb mij te kwijten.nbsp;Hierbij dan nu het antwoord, ik mag wel zeggen, —nbsp;„responsum, si non satis clarum et indubium, satis certenbsp;tardum.”

De bedoelde plaats van Bell vind ik in het second Tart of the paper on the dlerves of the Orhit, voorgedragennbsp;in de zitting der Eoj’-al Society van 19 Juni 1823. Denbsp;plaats luidt, als volgt:

„During the state of excitement of the respiratory organs, a very extensive consent of the muscular frame is neces-

-ocr page 150-

134

sary te bir.d together and support tlie textures, that they may hear the strain, either during violent efforts of thenbsp;body, or in coughing, sneezing, etc. We way take thenbsp;act of sneezing as a familiar exemple of the manner innbsp;v/hich the ejm is guarded during a sudden and violentnbsp;act of exspiration.

„At the instant of this convulsive action of the respiratory muscles, a violent impulse is communicated to the head along the column of blood in the vessels of thenbsp;head and neck. Every body is sensible of the eye flashingnbsp;light at this moment; bud the cause is mistaken, for itnbsp;is supposed to be the impulse of blood forced into thenbsp;eye; whereas it is the contraction of the eye-lids tonbsp;counteract the force of this impulse, and to guard thenbsp;delicate texture of the eye. If we tap the eye with thenbsp;finger when the eye-lids are closed , we shall be sensiblenbsp;of the sparks of light. We may produce the same bynbsp;suddenly and forcibly closing the eye-lids in the dark;nbsp;but in sneezing, the compression is both more rapid andnbsp;more forcible, and as the eyeball receives at once thenbsp;impulse through the column of the blood from behind,nbsp;and the resistance of the muscle on the fore part,nbsp;the sparks are more brilliant. If the eye-lids be heldnbsp;open during the act of sneezing, no sensation of lightnbsp;will be exporieneed, because the contraction of thenbsp;eye-lids upon the eye-ball is prevented.”

„Can we believe this action of the muscle of the eyelids, in combination with the action of the respiratory muscles, to be through an accidental connexion? Is itnbsp;not rather a provision to compress and support the vascular system of the eye, und to guard it against thenbsp;violetit rush of blood which attends certain acts of respiration ? If we open the eye-lids of a child to examine

-ocr page 151-

135

the eye while it is crying raid struggling wit passion, by taking off the natural support from the eye, the bloodnbsp;at the same time being forced violently into the head bynbsp;the act of respiration, we shall see the conj unctiva suddenly fill with blood, and the eyelid everted.”

Is deze voorstelling van Sir Charles Bell aanne-nieliik? Is bet waar, dat de vaten en het oog zelf door drukking der oogleden tegen den hevigen aandrang vannbsp;bloed bij verhoogde exspiratie-drukking worden heschernid?

Vooreerst, de feiten, waarvan de beroemde schrijver uitgaat, zijn juist. Bij verhoogde uitademingsdrukkingnbsp;(persen, blazen enz.), hij het aanhoudend schreien vannbsp;kinderen en hij uitademingsschokken (hoesten, niezennbsp;enz.) is zeker in den regel contractie van den musculusnbsp;orbicularis waar te nemen. Soms contraheert zich alléénnbsp;de pars orhitalis, veelal echter ook de pars palpehralis,nbsp;en bij hevige schokken ziet men niet zelden de handnbsp;onwillekeurig op de oogleden leggen, als ware het omnbsp;den oogbol heter nog te steunen en te beschermen.

Ten anderen, weten wij, dat dt? uitademingsdrukking bij haar ontstaan de bloedsdrukking verhoogt en dus denbsp;vaten uitzet. Dit vermag reeds de drukking der gewonenbsp;uitademing en in hoogere mate natuurlijk de versterkte.

Twee factoren zijn hierbij werkzaam.

Eerstens, directe vermeerdering der bloedsdrukking in de slagaderen. Zij is geinakkelijk te constateeren , wanneernbsp;men gelijktijdig de bloedsdrukking en de adembewegingennbsp;of de ademhalingsdrukking registreert. Bij konijnen is denbsp;invloed der ademhaling zoo eenvoudig mogelijk. Hier stijgtnbsp;de bloedsdrukking, zoolang de uitademing, en daalt, zoolangnbsp;de inademing duurt. Meer ingewikkeld is de verhoudingnbsp;bij den houd. Wel stijgt hier ook de bloedsdrukking

-ocr page 152-

136

(caanvankelijk zolfs snel) met het begin der uitademing, maar al spoedig neemt ze weder af, — lang vóór de uitademing ten einde is; en evenzoo maakt de hij de inademing meestal wat versnelde daling doorgaans reeds wedernbsp;voor rijzing plaats, vóór nog de uitademing is begonnen.nbsp;Op deze afwijking van de respiratie-phasen oefent de doornbsp;die phasen gewijzigde duur der hartsperioden kennelijknbsp;invloed uit. Voor een deel althans is het dalen dernbsp;bloedsdrukking vóór het einde der uitademing van hetnbsp;allengs langer worden der hartsperioden, het rijzen vóórnbsp;het begin der uitademing van het allengs korter wordennbsp;dier perioden afhankelijk. Voor een deel, zeg ik: wantnbsp;ook bij den gelijkmatigen duur der hartsperioden, dienbsp;aan de langzame met gehuil verbondene adembewegingennbsp;van den hond eigen is en door sectie der nn. vagi regelmatig wordt verkregen, begint ook de bloedsdrukkingnbsp;lang voor het einde der uitademing weder te dalen. Hetzelfde nu moet ook gelden voor den mensch. Men magnbsp;dus aannemen, dat sterke uitademingsdrukking hier aanvankelijk een aanzienlijke verhooging der bloedsdrukkingnbsp;in de slagaderen veroorzaakt, maai dat deze, ook bijnbsp;het aanhouden der uitademingsdrukking, spoedig voorbijgaat. Velerlei oorzaken zijn hierbij in het spel, wiernbsp;analyse mij te ver zou leiden: genoeg, dat het factumnbsp;vaststaat 1).

Tweedens, werkt de uitademingsdrukking op de aderen. Legt men de vena jugularis tot nabij den thorax bloot,nbsp;zoo ziet men haar bij elke inademing samenvallen, bij elkenbsp;uitademing weder opzwellen. Wel is waar, komt het bloed

1) Eeeds in 1867 deed ik een aantal proeven over het verband der bloedsdrukking tot de ademhalingsphasen, die ik dezer dagennbsp;hoop te publiceeren.

-ocr page 153-

137

niet nit den tliorax in dc aderen; drukt men de ader op een bepaald punt, zoo wordt ze boven de samengedrukte plaats terstond gevuld, maar blijft, ook tijdensnbsp;de uitademing, onder die plaats ledig. De klapvliezennbsp;sluiten dus, wanneer zij niet insufficiënt zijn, den terugkeer van het bloed uit den thorax af. Maar genoeg isnbsp;het, dat het gedurende de exspiratie onder stijgende drukking in de ader wordt teruggehouden; de invloed hiervannbsp;moet zich in het geheele stelsel doen gevoelen.

Twee oorzaken werken dus samen, om bij hoogere uit-ademingsdrukking de bloedsdrukking in de kleine vaten en in de capillaria te doen stijgen; de versterkte aandrangnbsp;en de belemmerde afvoer. Yan deze beide werkt de laatstenbsp;minder plotseling, minder hevig wellicht, maar zeker meernbsp;aanhoudend dan de eerste , — deze overigens versnellend,nbsp;gene vertragend op den bloedstroom.

Zijn nu ook aan de oogen bij krachtige exspiratie verschijnselen te constateeren, van de verhoogde bloedsdrukking afhankelijk? En mag men aannemen, dat de vaten en de oogen zelven door de oogleden tegen bloedsaan-drang worden beschermd?

Bij het onderzoek dier vragen, beschouwen wij achtereenvolgens de uitwendige, de intra-oculaire en de retro-oculaire vaten.

Tot de uitwendige vaten van het oog hehooren vooreerst de kronkelende arteriae ciliares anteriores, die nabij de corneanbsp;de sclerotica doorboren, om in het inwendig vaatstelselnbsp;over te gaan, maar vooraf kleine takjes afgeven, deelsnbsp;diepe, op en in de sclerotica en op den rand der cornea,nbsp;deels oppervlakkige, die zich, aan de cornea gekomen,nbsp;als arteriae conjunctivales anteriores in het bindvliesnbsp;ombuigen. Op eenigen afstand nu van den rand der

-ocr page 154-

138

cornea ziet men de fijnste vertakkingen van deze zich door talrijke anasomoses vereenigen met die der arteriaenbsp;conjunctivales posteriores, die van de zijde der oogledennbsp;in het hindvlies dringen. — Op gelijke wijze verhoudennbsp;zich de correspondeerende aderen, de venulae conjunctivales anteriores en posteriores, wier lumen twintignbsp;malen grooter zijn kan dan dat der slagaderen: geennbsp;wonder dus, dat het bloed in deze onder geringe drukking hoogst langzaam vloeit, — opmerkelijk genoeg,nbsp;bij matige vulling en onzekere beweging op zekere afstandennbsp;afgebroken door plekken van louter bloedvocht, zondernbsp;ligchaampjes. Nog meer merkw'aardigs leveren de venae conjunctivales anteriores. Zij staan in gemeenschap met denbsp;diepe aderen, waarin ze zich ombuigen nabij de cornea ennbsp;waarin ze haar bloed plegen uit te storten; maar bij eenigenbsp;irritatie ziet men de fijnste vertakkingen, w^aardoor, zooalsnbsp;ik bovenvermeldde, de venae conjunctivales anteriores ennbsp;posteriores onderling samenbangen, zich verwijden, en nunbsp;keert de bloedstroom, na een oogenblik van vertraging ennbsp;stilstand, zich om, en het bloed stroomt door de uitgezettenbsp;en nu gelijkmaiig gevulde vaten van de zijde der corneanbsp;en voor een deel zelfs nit de venae profundae naar de venaenbsp;conjunctivales posteriores. Al deze verschijnselen zagnbsp;ik in de conjunctiva van den mensch, in vivo, bij zonlichtnbsp;met bet mikroskoop, en vond zoodoende veel wat hetnbsp;onderzoek van kunstmatige injecties niet leeren kan.nbsp;W at de diepe venae betreft, die ontspringen uit het fijnenbsp;net om de cornea, versterken zich met enkele aderen, dienbsp;door het voorste deel der sclerotica naar buiten treden,nbsp;loopen, meestal zonder kennelijk verband tot de arteriaenbsp;ciliares anteriores, over de sclerotica (als venae episciero-ticae) en zijn voor sterke uitzetting vatbaar. Die uitzetting nu zien wij in deze venae, en vooral in die der

-ocr page 155-

139

conjunctiva, bij aanhoudende exspiratie-drulddng en bij iedere drukking der aderen aan den hals. Hetzelfde geschiedt voorts bij irritatie van het oog, ook bij het schreien.nbsp;Maar cle slagaderen, zoowel de groote als de kleine, veranderen daarbij M’einig van lumen. Ku is het een feit,nbsp;dat krachtige uitademingstooten, bij hevig hoesten ofnbsp;braken en vooral bij niezen, enkele malen tot ruptuurnbsp;dier kleine vaten aanleiding geven. Men ziet dan in ennbsp;vooral onder de conjunctiva een klein bloed-extravasaatnbsp;ontstaan, dat zich door den druk der gesloten oogledennbsp;of hij het knippen spoedig over een groote oppervlaktenbsp;vei'hreidt en binnen eenige dagen verdwijnt, zooals hetnbsp;is ontstaan, — zonder eenigerlei stoornis of pijn. Waarnbsp;het stooten geldt, mag men de ruptuur in de kleinenbsp;arteriolae verwachten. Zonder sterke uitademingsstooten,nbsp;ziet men bij ontsteking tusschen de sterk lütgezette ve-neuse vaten vaak kleine bloed-extravasateu. — Vaii veelnbsp;beteekenis zijn die bloedsuitstortingen niet, in geen dernbsp;beide gevallen. Van veel belang schijnt dus ook de steunnbsp;der oogleden voor die uitwendige vaten niet te zijn; maar datnbsp;hij niet ontbreekt, en bijgevolg met beperking der uitzettingnbsp;de ruptuur helpt afweren, dat staat, dunkt mij, vast.

De intra-ocnlaire vaten vormen twee stelsels, die onderling nog minder samenhargen dan de uitwendige; a. het stelsel der iivea (chorioïdea, pars ciliaris en iris) metnbsp;de aiteriae ciliares anteriores en posteriores longae innbsp;het voorste deel, de ciliares posteriores breves in hetnbsp;achterste deel, en in het midden de gemeenschappelijkenbsp;venae vorticosae; h. dat der retina, in de retina zelvenbsp;geheel zelfstandig en alleen buiten haar, in het stroma vannbsp;den nervus opticus, met het stelsel der uvea eenigszinsnbsp;samenhangende. Leber’s meesterlijke beschrijving vannbsp;deze vaten laat niets te wenschen over.

-ocr page 156-

140

De intra-oculaire vaten vinden vooreerst een stenn in den gespannen toestand van den oogbol en in den grootennbsp;elastieiteitsmodulus zijner vliezen: op den uitwendigennbsp;steun komt het blijkbaar aan; want niet de bloedsdruk-king, als zoodanig, brengt gevaar, maar alléén de bovenmatige uitzetting. In het oog nu kan , bij plotseling verhoogdenbsp;bloedsdrukking, de uitzetting der vaten slechts zóóveelnbsp;bedragen, als in bet oog aan ruimte wordt gewonnen 1).nbsp;Nu is het wel denkbaar, dat de uitzetting zich tot enkelenbsp;vaten bepaalt en in deze een hoogen graad bereikt. Mennbsp;zou bijv. kunnen onderstellen, dat bij krachtigen bloeds-aandrang de slagaderen en capillaria sterk worden uitgezet, terwijl gelijktijdig het bloed langs de venae wordtnbsp;uitgeperst. Maar bij een begin van uitzetting der slagaderen kan, in het netvlies althans, de afvoer langs de aderen veeleer belemmerd worden. Dit leert ons de door vannbsp;Trigt ontdekte pulsus venosus, die in vele oogen aan één ofnbsp;meer aderlijke takken der papilla nervi optici voorkomt.nbsp;Deze worden bij het intreden der bloedgolf in de arteries samen gedrukt en volgen daarbij, zooals een gezettenbsp;beschouwing mij leerde, natuurlijk in oragekeerden zin,nbsp;nauwkeurig en volkomen isochron al de phasen der sphyg-mographische curve. Klaarblijkelijk ligt de grond vannbsp;dat merkwaardig verschijnsel in de systolische drukkings-verhooging der vochten van het oog, die juist nabij den

1) Hoe die ruimte onder verhoogde inwendige drukking toeneemt, werd elders (Archiv f. Ophthalmologie B. ZVI, 1870), in verband met de theorie van den ophthalmo-tonometer, nadernbsp;volgens mijne lessen ontwikkeld: drie factoren dragen daartoe bij,nbsp;de vormverandering van den oogbol, die bij verhoogde drukkingnbsp;meer tot den kegelvorm nadert, de uitrekbaarheid der vliezennbsp;en de uitpersing van Ijmpha, die naar de onderzoekingen vannbsp;Schwalbe (Schultze’s Archiv. 1869) in het oog gevonden wordt.

-ocr page 157-

141

uitgang, waar de inwendige drukking het laagst is, de aderen afplat. Zoo snijdt de systolische uitzetting dernbsp;slagaderen, door den afvoer van het aderlijke bloed tenbsp;belemmeren, zich zelven tijdig den pas af. Bovendien,nbsp;zooals ik reeds vroeger betoogde 1), is de bloedsomloopnbsp;in de chorioidea regulator van dien in het netvlies.

Maar er is meer.

Met veel zorg heeft Dr. Adamük, uit Kasan, in het laboratorium van Prof. Bering te Weenen, de drukkingnbsp;der vochten in het oog onderzocht in verband met denbsp;bloedsdrukking, en zijne proeven alhier onder mijne oogennbsp;herhaald en uitgebreid. Door gelijktijdige bepaling heeftnbsp;hij bewezen , dat verhoogde bloedsdrukking regelmatignbsp;door verhoogde spanning der vochten in het oog als op dennbsp;voet gevolgd wordt. Deze verhoogde spanning nu, die opnbsp;uitzweeting onder verhoogde drukking berust, is eennbsp;nieuwe steun voor de vaten en staat ook bij meer aanhoudende exspiratie-drukking aan buitengewone uitzettingnbsp;in den weg.

Zoo zien wij de vaten van het inwendige oog op meer dan eene wijze tegen bovenmatige uitzetting gevrijwaard.nbsp;Zij verkeeren in een toestand, niet ongelijk aan diennbsp;der hersenvaten , waarop wij spoedig terugkomen.

Is dan nu aan de vaten van het inwendige oog nog eenig effect van respiratie drukking te herkennen?

Aan het in een dun glazen buisje uit de oogkamer opgestegen waterachtig vocht heb ik reeds vóór velenbsp;jaren de polsbewegingen gezien, maar geen rhythmus dernbsp;respiratie. Ludwig bracht een manometer in het oognbsp;en kwam , naar ik meen , tot hetzelfde resultaat. Naarnbsp;de methode van Adamük kan men in de drukking van

1) krchiv f. Ophthalmologie. B. I.

-ocr page 158-

142

het waterachtig vocht op een luchthlaas, aan het einde van een met de oogkamer communiceerend glazen huisje,nbsp;de polsbewegingen uren lang onder het mikroskoop ongestoord gadeslaan, terwijl het dier in curare-paralysenbsp;verkeert en de ademhaling kunstmatig wordt onderhouden.nbsp;Maar om den invloed van de normale of versterkte adem-halingsdrukking te onderzoeken, schiet ook deze methodenbsp;te kort. Aan twee voorwaarden zou zij , namelijk, moetennbsp;voldoen : de kop van het dier zou onbewegelijk moeten blijven en de oogen zouden door de spieren niet mogen gedruktnbsp;worden. Daartoe nu is de gecurariseerde toestand eennbsp;volstrekt vereischte. Zelfs wanneer men al de oogspierennbsp;heeft doorgesneden en de oogleden verwijderd, blijft ernbsp;nóg twijfel over, althans bij versterkte adembeweging,nbsp;of men de waargenomen schommelingen aan drukkings-veranderingen door gewijzigde adembalings-drukking magnbsp;toeschrijven ; want — de daarbij onvermijdelijke bewegingnbsp;van den kop houdt gelijken rhythmus met de adembeweging en zou dus de directe oorzaak kunnen zijn vannbsp;de waargenomen schommelingen.

Met behulp van den oogspiegel hoopte ik vooral bij den hond minder dubbelzinnige resultaten te verkrijgen.nbsp;In het hondenoog, namelijk, komt tusschen de aderennbsp;op de papilla n. optici een door van Trigt ontdektenbsp;kring van anastomosen voor , die met onregelmatige tus-schenpoozen verbleeken en zich weder vullen. Het ver-bleeken berust kennelijk op samendrukking. Overigensnbsp;bleven de voorwaarden der periodieke vulling en ontle-diging van Trigt en mij destijds onbekend. Op mijnnbsp;verzoek nu bestudeerde Dr. Dobrowolsky, rrit Petersburg, het verschijnsel op nieuw, om, zoo mogelijk, dienbsp;voorwaarden uit te vorschen.

Al aanstonds bleek , dat het onafhankelijk is van de

-ocr page 159-

143

accommodatie, want ook bij mydriasis door atropine gaat het ongestoord zijn gang. Het is ook onafhankelijk vannbsp;de gewone adembeweging, want te vergeefs zoekt mennbsp;in het verschijnsel naar eenig spoor van haren rhythmus.nbsp;Nu onderzochten wij, of verhoogde ademhalingsdrukking,nbsp;bij meer of minder belemmerd in- en uittreden der lucht,nbsp;ook invloed hebben zou, en werkelijk bleek, dat hetnbsp;lumen der aderen nu de phasen der adembewegingennbsp;volgde, zóó evenwel, dat de uitzetting in sommige gevallen aan de uitademing, in andere aan de inademingnbsp;beantwoordde. Dit moest ons doen twijfelen, of wij hiernbsp;den directen invloed der ademhalings-drukking voor onsnbsp;hadden. Bij krachtige adembewegingen zijn ook de spierennbsp;der oogen en der oogleden niet in rust: en zou de respi-ratorische rhythmus dan niet eenvoudig van spierdrukkingnbsp;afhangen? Immers, dat het lumen der aderen voor geringe drukking op het oog zeer gevoelig is, had van Trigtnbsp;reeds gevonden. En werkelijk, in den toestand van volkomen narcosis door opium-injectie bleef het verschijnselnbsp;uit,eveneens bij curare-vergiftiging, onder de kunstmatigenbsp;ademhaling, — terwijl in beide gevallen de geringste drukking met den vinger op het oog voldoende was, om denbsp;aderen te doen verbleeken. Eindelijk, werden alle oogspieren doorgesneden en de oogleden verwijderd, zondernbsp;narcose of curare-vergiftiging, dan was ook van de ademhalings-drukking in de aderen van het oog bij den hondnbsp;weinig of niets te zien. Den grond dus hebben wij hoofdzakelijk in tusschenpoozende drukking der spieren tenbsp;zoeken. Om het verschijnsel te doen uitblijven, moestennbsp;ook bepaaldelijk de oogleden worden verwijderd.

Ten slotte werd de invloed der ademhalings-drukking op de netvlies vaten bij den mensch onderzocht. Bovennbsp;wees ik op het voorkomen van den zoogenoemden pulsus

-ocr page 160-

144

venosus in sommige aderlijke takken der papilla nervi optici. Juist nu die aderen , waarin deze duidelijk tenbsp;zien is, vertoonen het sterkst den invloed der ademhalings-drukking. Het bleek, namelijk, dat ze ter plaatse, waarnbsp;zij de systolische beweging vertoonen, bij willekeurigenbsp;uitademings-drukking, na tamelijk diepe inademing, sterknbsp;worden uitgezet en — uitgezet blij ven, zoolang de uitademings-drukking duurt, terwijl de pulsus venosus geheelnbsp;of bijna geheel verdwijnt; en verder, dat ze bij de opvolgende inademing plotseling samenvallen en, aanvankelijk in nog vernauwden toestand, al spoedig weder betnbsp;verschijnsel van den pulsus venosus vertoonen. Dienbsp;sterke uitzetting der aderen moet onmiddellijk van denbsp;exspiratie-drukking afhangen; want eene geassociëerdenbsp;drukking der spieren op het oog zou tot het tegengestelde, d. i. tot vernauwing, voeren. — De invloed vannbsp;uitwendige drukking op het oog is overigens voor onsnbsp;doel belangrijk genoeg, om er hier een oogenblik bij stilnbsp;te staan. Dat zich door rhythmische drukking de pulsusnbsp;venosus laat nabootsen, had ik met van Trigt reeds gezien, en von Graefe toonde aan, dat door sterkere aangehouden drukking de pulsus arteriosus wordt voortgebracht,nbsp;waarbij slechts bij iedere systole van het hart nog eenignbsp;bloed in de slagaderen geperst wordt; het verschijnselnbsp;is, zooals men weet, aan acuut glaucoma eigen, en bijnbsp;drukking op het oog valt, zooals het ophthalmoscopischnbsp;onderzoek mij leerde, verduistering van het gezichtsveldnbsp;juist met het ontstaan van dit verschijnsel samen. Nanbsp;eenigen tijd aangehouden matige drukking zetten nu allenbsp;netvliesvaten (en tevens de vaten der chorioidea) op hetnbsp;oogenblik, dat men het drukken nalaat, plotseling uit.nbsp;G u d d e n had dit reeds afgeleid uit de sterke schaduwennbsp;der netvliesvaten bij de proef van Purkinje, en de oog-

-ocr page 161-

145

spiegel toonde het mij onmiddellijk. De vaten kunnen zich daarbij waarlijk op een schrikbarende wijze uitzetten, meernbsp;nog dan bij den hond, waar het bloed nu in den kring vannbsp;anastomoseerende aderen toegang vindt. De oorzaak diernbsp;uitzetting heb ik vroeger gezocht in opslorping der vochtennbsp;van het oog, die door uitwendige drukking moet bevorderdnbsp;worden, maar ze kan ook wel mede van uitdrijving vannbsp;lympha uit het oog afhangen, — in zooverre de doornbsp;Schwalbe ontdekte lympha-ruimten lympha bevatten.nbsp;Nu heb ik mij overtuigd, dat voortgezette drukking metnbsp;de oogleden hetzelfde verschijnsel te weeg brengt en dusnbsp;evenzeer als drukking met den vinger de vaten kannbsp;vernauwen.

De slotsom is, dat de intra oculaire vaten op meer dan eene wijze tegen plotselinge uitzetting zijn gevrijwaard;nbsp;maar dat desniettemin, bepaaldelijk bij den menscli, denbsp;invloed van aanhoudende uitademingsdrukking op de aderennbsp;duidelijk te herkennen en die van uitademingsstooten opnbsp;de slagaderen als noodzakelijk te postuleeren is. Of hieruit, onder normale omstandigheden, nadeel kan voortvloeien, is niet beslist: men kan er aan twijfelen, of denbsp;intra-oculaire vaten den steun der oogleden behoeven.nbsp;Maar het staat vast, dat de oogleden ze kunnen steunen en dit ook werkelijk doen. Na verwonding van hetnbsp;oog, ook door kunstbewerking en bij sommige vormen vannbsp;inwendige ontsteking hechten wij groote waarde aan dennbsp;gelijkmatigen steun der gesloten oogleden en verhoogennbsp;dien in vele gevallen gaarne door het aanleggen van eennbsp;drukverband. In beide gevallen tracht men zorgvuldignbsp;iedere hooge uitademingsdrukking te vermijden, waarvannbsp;het nadeel bekend is.

Tot de retro-ociilaire vaten behooren de arteria ophthal-mica, met hare vertakkingen, de veria ophthalmica, met

10

-ocr page 162-

hare ¦wortels en talrijke anastomosen. Opmerkelijk is het, dat de eerste uit de arteria carotis cerebralis ontspringt ennbsp;dat de laatste met den sinus cavernosus der schedelholtenbsp;in verbinding staat. De circulatie in de orbita moet zoodoende ¦worden beheerscht door die in de schedelholte,nbsp;¦waarvan zij schier een integreerend deel nitmaakt; en bijnbsp;het onderzoek van den invloed der exspiratie drukkingnbsp;op de retro-oculaire vaten kan de circulatie in de hersenholte ons dus niet onverschillig zijn. Het eigenaardigenbsp;der hersenvaten is vooreerst, dat zij geen plotselinge uitzetting kunnen ondergaan. Door den weêrstand van dennbsp;met niet samendrukbare stoffen gevulden schedel, zjin zijnbsp;daartegen gevrijwaard. Op grond hiervan heeft men zelfsnbsp;beweerd, dat de schedelholte onveranderlijk hetzelfdenbsp;quantum bloed moest bevatten en men heeft proeven totnbsp;staving dier bewering aangevoerd. De onjuistheid hiernbsp;van is intusschen door Dr. Burrows en vollediger nognbsp;door Dr. Berlinl) in het licht gesteld. Men heeft eennbsp;dier slechts langzaam door verbloeding te doen sterven,nbsp;om de hersenvaten bijna ledig te vinden, met evenredigenbsp;vermeerdering van het hersen-ruggemergsvocht. Bij verminderde bloedsdrukking wordt dit vocht in grooterenbsp;hoeveelheid afgescheiden, bij vermeerderde opgeslorpt, —nbsp;geheel in overeenstemming, zooals Dr. Berlin betoogde,nbsp;met hetgeen de physische voorwaarden doen verwachten.nbsp;Maar hiertoe is tijd noodig, en het blijft dus een feit,nbsp;dat plotselinge uitzetting der hersenvaten, ook hij sterknbsp;verhoogde bloedsdrukking, tot de onmogelijkheden behoort. Daarentegen doet de verhoogde bloedsdrukking,nbsp;als zoodanig’, zich onmiddellijk gevoelen, sterker zelfs

1) Onderzoekingen, gedaan in bet physiol. Laboratorium der Utrechtsche Hoogeschool, Ie Serie D. II. bl. 67. 1849—1850.

-ocr page 163-

147

dan wanneer de vaatwanden voor haar weken, en hij den onveranderden elastischen weêrstand der vaten wordt dienbsp;verhooging in hare volle waarde op het hersen-rugge-mergsvocht en op de hersenen overgedragen. Zij moetnbsp;zich dus bij verhoogde exspiratie-drukking op beidenbsp;krachtig doen gevoelen. Proefondervindelijk ook laat zichnbsp;dit bewijzen.

Het is bekend, dat de ontbloots hersenen een tweeledige beweging vertoonen, een systolische en een respi-ratorische. Ook aan de fontanellen van kinderen, vooral wanneer ze groot zijn en betrekkelijk lang open blijven,nbsp;zijn die bewegingen dnidelijk te zien, en het gelukte mij,nbsp;met behulp van het luchtkussen en den cardiograaf, zenbsp;met al haar eigenaardigheden op het kymographion tenbsp;registreeren. De fontanellen zelve worden door de exspi-ratorische drukking bij het schreien der kinderen opgeheven. Bij gesloten schedel nu ontbreken die bewegingen. Ik heb mij daarvan overtuigd, door bij konijnennbsp;aan ééne zijde naast den sinus longitudinalis een vierkantnbsp;stuk uit den schedel te zagen, de dura mater hier wegnbsp;te snijden en door het inzetten van een vierkant stuknbsp;glas de opening hermetisch te sluiten. Zoodoende konnbsp;ik, zelfs onder het mikroskoop bij opvallend licht, denbsp;circulatie in de pia mater en hare modificatiën ondernbsp;verschillende omstandigheden (bloedonttrekking, suffoca-tie, toediening van medicamenten, van vergiften, enz.)nbsp;ongestoord waarnemen. Yan de daarbij verkregen uitkomsten zij hier alleen vermeld, dat de hersenbewegingennbsp;onder dat glas, dat is bij gesloten schedel, geheel ontbreken, zelfs wanneer men door afsluiting der luchtwegen de negatieve in- en de positieve uitademingsdruk-king aanzienlijk verhoogt. Maar op verrassende wijzenbsp;kwam bij een dezer proeven aan den dag, hoe de druk-

10*

-ocr page 164-

148

kingsverandei’ingen in de hersenen zich daarbij krachtig doen gevoelen. Toen ik, namelijk, de uitademirgsdruk-king deed stijgen, vóór nog het lutum , dat het glaasjenbsp;in den schedel moest bevestigen, recht vast gewordennbsp;was, werd, bij de verhoogde uitademingsdrukking, hetnbsp;glaasje plotseling opgeheven. Onmiddellijk kwamen nunbsp;aan de ontbloote hersenen de respiratorische bewegingennbsp;sterk te voorschijn. Zoolang de schedel gesloten was,nbsp;bestond alléén de verandering in drukking. Men kan,nbsp;indien de hersenen wat zijn ingezakt, die drukking zelfsnbsp;onder het mikroskoop atlezen, wanneer het ingezettenbsp;glaasje in het midden is doorboord, en deze opening zichnbsp;in de door A d a m ü k gebezigde luchthlaas-houdende buisnbsp;voortzet. Wie weet niet, hoe bij hevige hoofdpijn somsnbsp;iedere polsslag gevoeld en iedere hoest-stoot als verhoogdenbsp;exspiratiedrukkiiig pijnlijk aandoet!

Hoe verhouden zich nu de vaten der orbita? — Van de slagaderen heb ik niets bijzonders te zeggen. Maarnbsp;ten aanzien der venae doet zich de vraag op naar denbsp;richting van den bloedstroom. Naar de eene zijde hangen zij samen met den sinus cavernosus, gedeeltelijknbsp;ook met de vena oplithalmo-meningea van Hyrtl, naarnbsp;de andere zijde met de vena facialis anterior. Volgensnbsp;mijne meening nu stort het bloed zich in den regel uitnbsp;in den sinus cavernosus, om langs de vena jugularis interna den schedel te verlaten. Er zijn twee venae oph-thalmicae, door Henle als superior en inferior onderscheiden. Beiden openen zich doorgaans afzonderlijk innbsp;den sinus cavernosus; maar mondt de inferior hij uitzondering in de superior, dan bevindt zich, naar Dr. Emilnbsp;S e s e m a n 1) , op die plaats een klapvlies, evenals aan

1) Archiv fur Aaat. u. Pliysiologio. 1S6Ó S. ISJ.

-ocr page 165-

149

den mond der kleine aderen, die zich in den gezegden stam uitstorten. Voorts -wijst in het algemeen de hoek,nbsp;waaronder de takken in de vena ophthalmica inmonden , een centripetale richting van den bloedstroom aan.nbsp;En eindelijk leeren de syniptomen bij thrombose vannbsp;den sinus cavernosus (Heubner) en de ziekelijke verandering, die zich bij compressie cerebri secundair in hetnbsp;oog ontwikkelt, dat de vrije uitvoer van bloed langsnbsp;den sinus cavernosus niet te ontberen is. Het is bepaaldelijk bij tumores cerebri, dat de hier bedoelde vormnbsp;van neuritis optica wordt aangetroffen, die von Graefenbsp;als aan die tumores gebonden herkende en al aanstondsnbsp;uit drukking op den sinus cavernosus verklaarde. Eennbsp;geval nam ik waar, waarin niet een gewone tumor, maarnbsp;een groote echinococcus-blaas in de hersenen tot de neuritis aanleiding gaf. Tevens bracht de lijkopening denbsp;anatomische teekenen van compressie cerebri aan den dagnbsp;en bovendien, zooals ik met mijn vriend Prof. Kosternbsp;vond, een verdikking van den n. opticus in de nabijheidnbsp;van de sclerotica, die bij nader onderzoek bleek uitsluitend afhankelijk te zijn van sereuse infiltratie van hetnbsp;losse netvormige bindweefsel tusschen de beide neurile-mata, — wijzende alzoo blijkbaar op belemmerden afvoer van bloed. Intusschen belet dit alles geenszins,nbsp;dat, in normalen toestand, een gedeelte van het hloednbsp;der venae ophthalmicae ook langs de vena facialis wegvloeit, noch zelfs, dat bij het plotseling ontstaan vannbsp;verhoogde drukking in de hersenen langs de venae ophthalmicae hloed uit den sinus cavernosus wordt weggevoerd. Opmerkelijk is het buiten twijfel, dat, zooalsnbsp;zeer pertinent door Seseman verzekerd wordt, de venaenbsp;ophthalmicae geen klapvliezen hebben, noch in haar verloop, noch bij haren overgang in den simus cavernosus.

-ocr page 166-

]50

en even beteekenisvol zijn de talrijke anastomosen tus-schen de beide venae en tusschen sommige barer takken. Deze anatomische feiten toch wijzen op een afwisselingnbsp;in de richting van den bloedstroom. Anastomosen ontwikkelen zich, wanneer de gewone baan niet altijd vrijnbsp;is, en verdwijnen weder, wanneer de stroom langs eennbsp;bepaalden weg is verzekerd. Op deze accommodatie, dienbsp;voor het geheele vaatstelsel geldt, heb ik voor vele jarennbsp;reeds gewezen 1) en daarin, in verband met de wet vannbsp;erfelijkheid, den grond herkend der bestaande harmonie.nbsp;Dat beginsel nu geeft ons het recht, uit de verhoudingnbsp;der aderen in de orbita niet slechts af te leiden, watnbsp;daarbij gebeuren kan, maar wel degelijk ook, wat feitelijk daarbij gebeurt.

Bij hooge uitademingsdrukking nu neemt in de schedel-holte de bloedsdrukking sterker toe dan elders, omdat hare vaten zich daarbij niet kunnen uitzetten. Wordtnbsp;dan niet bij elke uitademing reeds bloed uit de hersenholte in de venae ophthalmicae gedreven en langs de venanbsp;facialis wmggevoerd? Aan een zoo snelle omkeering vannbsp;den stroom is niet te denken; maar dat de ontlastingnbsp;der venae ophthalmicae in den sinus cavernosus daarbijnbsp;telkens iets meer zou belemmerd worden dan die in denbsp;vena facialis, kwam mij zeer aannemelijk voor. Ik vermoedde zelfs, dat de belemmering va.n den afvoer innbsp;’t algemeen aan den oogbol een lichte beweging in dennbsp;rhythmus der respiratie zou mededeelen. Immers, innbsp;zooverre de circulatie in de oogholte een integreerendnbsp;deel is van die der schedelholte, zou de oogbol ondernbsp;dezelfde voorwaarden verkeeren als de fontanellen vannbsp;den schedel.

1) De harmonie van het dierlijk leven openbaring van wetten. Utrecht 1818.

-ocr page 167-

151

Om over de bewegingen van den oogbol te oordeelen, vlt;rerd het hoofd bevestigd en de blik op een verwijderd punt derwijze gericht, dat de hoornvliesas een rechten hoek maaktenbsp;met de as van den ophthalmometer, die tot het onderzoeknbsp;werd gebezigd. Zoo was gezorgd, dat het hoornvlies juistnbsp;en profil gezien werd. Nu werden twee korte zwarte haartjes, in verticale richting en evenwijdig aan elkander, ternbsp;hoogte van het hoornvlies tegen den zijwand van den neuswortel gekleefd, zoodat zij te gelijk met de hoornvliesgrensnbsp;werden gezien en de afstand van deze tot die haartjesnbsp;door verdubbeling der ophthalmometer-beelden nauwkeurignbsp;kon worden gemeten. Bewegingen van 0,02 mm. zoudennbsp;op die wijze zeker zijn herkend geworden. Toch geluktenbsp;het niet bij de gewone respiratie eenigerlei beweging tenbsp;constateeren. Anders was het, toen de respiratie versterkt of bemoeielijkt werd en vooral, toen een krachtigenbsp;exspiratie-drukking een tijd lang werd aangehouden. Innbsp;het eerste geval is bij de meeste menschen althans eenigenbsp;respiratorische beweging der oogbollen waar te nemen, en innbsp;het laatste ziet men, terwijl het aangezicht rood en opgezetnbsp;wordt, den oogbol duidelijk naar voren treden. Bij jongenbsp;menschen scheen deze beweging geringer te zijn dan opnbsp;eenigszins gevorderden leeftijd. Als maximum vond iknbsp;bij een 42-jarig mensch 1.45 mm., gemiddeld, in vijf gevallen, 1.1 mm. — Zij ontwikkelt zich zeer langzaam innbsp;8—10 sekunden tot haar maximum, en behoeft ook 3 a 4nbsp;sekunden, om weder geheel te verdwijnen. Hierbij kan aannbsp;niets anders worden gedacht als aan uitzetting der aderennbsp;in de orbita. Er is, meenik, geen twijfel aan, of drukking der oogleden is in staat, die uitzetting te beletten.nbsp;Bij voortgezet hoesten, waarbij men de spanning aan denbsp;oogen nog hooger voelt stijgen, zou men, liet de waarneming zich hierop toepassen, wel nog meer iritpuiling vinden.

-ocr page 168-

152

Een ander verscliijnsel heeft hij dit onderzoek 00,15 bijzonder mijn aandacht getrokken; het verhand, nameliik,nbsp;tusscheu de wijdte der ooglidspleet en den stand dernbsp;oogen. Dr. J. J. Müller 1) had, naar een geheel andere methode, door Prof. Pick tot bepaling van hetnbsp;draaipunt van het oog hem aan de hand gedaan, reeds gevonden , dat bij het willekeurig verwijden der ooglidspleet de oogbol naar voren treedt. Bij aanwendingnbsp;mijner methode werd dit feit bevestigd. Maar er bleeknbsp;nog meer. Al aanstonds zag ik, dat bij elke nictitatienbsp;de oogbol in de orbita terugwijkt. Dat terugwijkennbsp;kan ongeveer 1/2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bedragen. Het komt insgelijks

voor, doch, naar het schijnt, ia mindere mate, bij langzame, willekeurige vernauwing der oogspleet, en opentnbsp;men ze nu allengs weder meer en meer, terwijl de bliknbsp;onveranderd op hetzelfde punt gericht blijft, dan treedtnbsp;de oogbol weer gelijkmatig naar voren. De verplaatsingnbsp;is niet in alle personen even groot. Uitgaande van denbsp;gemiddelde wijdte der oogspleet, vond ik, als gemiddeldenbsp;uit vele waarnemingen, in millimeters:

Personen.

Bij vernauwing, een terugwijken.

Bij verwijding, een voorwaarts-treden.

Totale

verplaatsing.

G.

0 41

0.86

1.27

V. d. G.

0.41

0.37

0.78

T,

0.6(5

0.80

1.46

E.

0.59

0.80

1.39

1) Archir f. Oplithalmologie. B. XIV.

-ocr page 169-

153

Voegt zich bij de verwijding der oogspleet nu nog voort-gezelte exspiratie-drukking, dan dringt de oogbol op nieuw meer naar voren, méér zelfs, naar het scheen, dan bijnbsp;half gesloten oogleden.

Bij al deze proeven geve men acht, dat de opheffing van het ooglid alléén door den musculus levator palpebraenbsp;superior geschiede. De werking van den musculus frontalis moet hierbij bepaaldelijk worden vermeden, omdatnbsp;door die werking de huid van den neuswortel naar vorennbsp;en boven wordt opgetrokken en de hierop gekleefdenbsp;haartjes, die tot vergelijking moesten dienen, dus verplaatst worden. Overigens kwam mij voor, dat het verder optrekken der oogleden, door medewerking van dennbsp;m. frontalis, tot geen verder uitpuilen van den oogbolnbsp;aanleiding geeft.

Ik onderzocht ook den invloed der accommodatie. Het eene oog werd daarbij met de holle hand gedekt, hetnbsp;andere, zonder verandering van richting, ziende overeennbsp;vizier, afwisselend voor een verwijderd en nabij gelegennbsp;punt ingericht. Zeer merkbaar treedt hij de accommodatie voor de nabijheid de oogbol telkens naar voren;nbsp;maar ook stijgt daarbij het bovenste ooglid, en tevensnbsp;verkrijgt het oog, althans bij oudere personen, een uitdrukking van ernst en gespannen opmerkzaamheid. Iknbsp;geloof mij overtuigd te hebben, dat de m. corrugatornbsp;supercilii hierbij werkzaam is, terwijl de pars orbitalisnbsp;van den m. orbicularis onder de overhangende huid mijnbsp;voorkwam verslapt te blijven, en ik meen dus te mogennbsp;verschillen van Duchenne de Boulogne, die den m.nbsp;corrugator supercilii uitsluitend als den „muscle de lanbsp;douleur” beschouwt, eene uitdrukking, die hij mijns inziensnbsp;eerst door verbinding met den m. frontalis verkrijgt.nbsp;De toepassing der „galvanisation localisée”, afzonderlijk

-ocr page 170-

154

op den m. corrugator supercilii en op de pars orbitalis van den m. orbicularis, is niet zuiver te bereiken , ennbsp;moeielijk bovendien zonder contractie van eenige vezelennbsp;van den m. frontalis.

Het verband tusscben bet verwijden der oogspleet en het voorwaarts dringen van den oogbol eischt nog eenigenbsp;opheldering. Is het slechts een uitwijken van den oogbol naar buiten voor d.e bij de contractie in de orbita teruggetrokken spier? En zinkt evenzoobij het dalen der oogledennbsp;de oogbol eenvoudig in de ruimer geworden orbita terug?nbsp;Dr. J. J. Müller verzekert, dat het passief oplichtennbsp;van het bovenste ooglid geen invloed heeft op den standnbsp;van het oog. Tot zekere mate vond ik deze uitspraaknbsp;bevestigd. Laat men het ooglid sterk oplichten, dan kannbsp;men met een zeer smallen platten spadel het ooglid zondernbsp;drukking in dien stand vasthouden; en hierbij wijkt denbsp;oogbol op gelijke wijze naar achteren, alsof het ooglid werkelijk dalen kon, zooals het daalt op het andere oog. Ditnbsp;is een afdoende proef. Brengt men echter het ooglidnbsp;zeer sterk naar boven en achteren door drukking metnbsp;den gezegden spadel in de huidplooi, dan treedt de oogbolnbsp;zichtbaar naar voren, en het is daarom niet onwaarschijnlijk , dat bij zeer sterke contractie van den m. levatornbsp;palpebrae superioris de opgetrokken massa den oogbolnbsp;ook iets helpt vooruitdringen. Maar de eerst beschrevennbsp;proef, waarbij het ooglid eenvoudig werd teruggehouden,nbsp;bewijst voldoende, dat hier andere krachten in het spelnbsp;zijn, en het plotseling draaiende terugwijken van hetnbsp;oog bij de nictitatie ziet er ook niet uit als een eenvoudig terugzinken. Met den tonometer vond ik geen werkelijk verschil in hardheid van het oog, bij matig ennbsp;bij sterk geopende oogleden.

Hoe het zij, er bestaat een verband tusschen het ver-

-ocr page 171-

155

wijden der oogspleet en den exophtlialmos. In uitersten graad vertoont het zich in het typisch ziektebeeld,nbsp;bekend onder den naam van morbus Basedovii, naarnbsp;Basedow, die het in nosologische cadre deed opnemen.nbsp;Het is gekarakteriseerd door een zeer frequenten hartslag,nbsp;door een vaak zeer ontwikkeld struma en door krampachtige verwijding der oogspleet met uitpuilende oogen,nbsp;en hierdoor tot in het onkenbare veranderde gelaatsuitdrukking. De polsslagen zijn bij afwisseling sterk, somsnbsp;zelfs zichtbaar aan de uitpuilende oogen. Vroeger beschouwde men de oogleden als door den exophthalmosnbsp;uiteengedrongen; maar klaarblijkelijk, zooals von Graefenbsp;deed opmerken, is reeds van den beginne af, kramp vannbsp;den m. levator palpebrae aanwezig. In een onlangs hiernbsp;voorgekomen geval, ausculteerde Dr. Snellen het oognbsp;met het door mij beschreven luchtkussen, een vereenvoudigden stethoscoop van K ö n i g, en ontdekte eennbsp;sterk vaatgeruisch, overeenkomstig met bet bekende pla-centair-geriüsch, maar met minder systolische versterking.nbsp;Zoodanig geruisoh ontstaat alléén ter plaatse, waarnbsp;op de bloedsbaan verwijding aanwezig is, en het hiernbsp;waargenomen geruisch wijst dus direct op uitzetting dernbsp;vaten in de orbita. Zeer waarschijnlijk komt het mijnbsp;voor, dat bij het willekeurig verwijden der oogspleet,nbsp;evenals bij den morbus Basedovii, het opgetrokkennbsp;ooglid, de vooruitspringende oogbol en de meerdere vaat-vulling in de orbita (met inbegrip zelfs van de overigenbsp;tot het ziektebeeld behoorende verschijnselen) op een ennbsp;dezelfde grondoorzaak berusten, met welker kennis denbsp;natuur van het ziektebeeld zou zijn opgehelderd, maar datnbsp;zij niet tot elkander staan in het verband van oorzaaknbsp;en gevolg.

Twee feiten zijn door dit onderzoek alvast aan het

-ocr page 172-

licht getreden , vooreerst, dat hij hevige exspiratie-drukking de oogholte sterker met bloed gevuld wordt, ten anderen,nbsp;dat door het sluiten der oogleden die vulling wordtnbsp;tegengewerkt. Bij dit sluiten richt, zooals bekendnbsp;is, de cornea zich naar boven. Klaarblijkelijk is daaraan dus een zekere werking der oogspieren verbonden,nbsp;en trekken deze hierbij door meerdere spanning den oogbolnbsp;naar achteren, dan zouden ook zij kunnen bijdragen,nbsp;om overvulling van de aderen dér oogholte te keer tenbsp;gaan. Bij een onlangs hier voorgekomen gev^al vannbsp;paralyse der gezamenlijke oogspieren constateerde Dr.nbsp;Snellen een zekeren graad van exophthalmos en vondnbsp;tevens, dat door matige drukking de oogbol zoodanignbsp;werd teriiggedrongen, dat allée'n aan het uitdrijven vannbsp;bloed uit overvulde aderen kon worden gedacht.

Onze uitkomsten laten zich nu kort samenvatten. Wij hebben ons overtuigd, dat zoowel de uitwendige vatennbsp;van het oog, als de intra-oculaire en retro-oculaire doornbsp;verhoogde exspiratie-drukking worden uitgezet. Wij hebben gezien, dat de oogleden bij het sluiten die uitzettingnbsp;beperken of geheel opheffen, deels door drukking, deelsnbsp;wellicht door zekere geassocieerde werking. Wij hebbennbsp;opgemerkt, dat bij iedere verhoogde exspiratie-drukkingnbsp;de oogleden gesloten worden , of dat daartoe althans neigingnbsp;bestaat. De conclusie ligt dus voor de hand, dat door en hijnbsp;het sluiten der oogleden (in verhand met de werking der oogspieren) het nadeel van bloedsovervulling wordt afgeweerd.

Het zwakke punt van het betoog bestaat daarin, dat van wezenlijk nadeel hij gebrek aan steun niet veel geblekennbsp;is. Evenwel de uitwendige vaten kunnen daarbij bersten ,nbsp;de invloed op de inwendige (in abnormalen toestand buiten twijfel gesteld) kan bij opzettelijke waarneming ook

-ocr page 173-

157

voor normalen wel nog nader blijken, en voor de retro-oculaire is het reeds waarschijnlijk geworden, dat hij het ontbreken van den gewonen steun de uitzetting allengsnbsp;een hoogeren graad bereiken zou en stoornis zou kunnennbsp;veroorzaken: varices zijn als oorzaak van exophthalmosnbsp;gevonden, en, wat nog meer direct met ons onderzoeknbsp;in verband staat, — op het laatste oogheelkundig congres,nbsp;vóór eenige weken alhier gehouden, deelde Dr. Gunning ons een geval mede van exophthalmos ten gevolgenbsp;van kinkhoest, dat, naar zijne meening, van ruptuurnbsp;van vaten moest afhangen. Bij het naslaan blijkt mij,nbsp;dat Mackenzie 1) een soortgelijk geval vermeldt.

De sluiting en drukking der oogleden bij verhoogde exspiratie-drukking is eene geassocieerde werking. Vannbsp;retlexie op een pijnlijk gevoel dat zich aan de oogennbsp;openbaren zou, kan althans bij den aanvang geen sprakenbsp;zijn. Eerst later, bij aanhoudend hoesten bijv., kan zijnbsp;zich doen gelden. Maar het geheel der beweging, zoowelnbsp;die der exspiratie-drukking als die der oogleden , kan evennbsp;goed door refiexie (hoesten, niezen), als in verband metnbsp;den wil (blazen, persen, schreeuwen) of automatisch metnbsp;het gemoedsleven (lachen, huilen enz.) worden voortgebracht

In het geassocieerde van alle bewegingen, die aan het ademhalen zijn verbonden, ligt, mijns inziens, de kernnbsp;der theorie van Ch. Bell.

Aan zijn scherpzinnigheid en zijn schitterende waarnemingsgave zijn wij de onderscheiding verschuldigd van zenuwvezelen voor beweging en gevoel, — op physiologisch

1) Practical treatise on the diseases of the eye. London 1854. p. 309.

-ocr page 174-

158

gebied eene ontdekking, die, naar Johannes Mueller, alléén voor die van Oh. Bells groeten landgenoot, den on-sterfelijken William Harvey, behoeft onder te doen.nbsp;Maar van zijn genie getuigt niet minder de zinrijkenbsp;combinatie van het stelsel, dat voor hem de innervatienbsp;der ademhaling vertegenwoordigt.

Inderdaad vertegenwoordigt dit stelsel eene physiologische éénheid. Die éénheid vindt haren grond niet zoo zeer innbsp;eenige rhythmische bewegingen van het aangezicht, die bijnbsp;zwakte en beklemming vooral de adembewegingen vergezellen , ook niet zoo zeer in den beschermenden steun der oogleden bij verhoogde exspiratie-drukking, — niettegenstaandenbsp;Sir Charles zich mede daarop beroept, om de be-teekenis van den nervus facialis als respiratie-senuw tenbsp;verdedigen, — derhalve, niet zoo zeer daarin, dat hetnbsp;geheele stelsel respiratie-stelsel is; maar boofdzakelijk, omnbsp;niet te zeggen uitsluitend, daarin, dat door de harmonische werking van het geheele stelsel het zieleleven vannbsp;den mensch zich naar buiten afspiegelt. In korte kernachtige woorden vat B e 11 deze beteekenis samen, wanneer hijnbsp;zegt: „These are not the organs of breathing merely , but ofnbsp;„natural and articulate language also, and adapted tonbsp;„the expression of sentiment in the working of the counte-„nance and of the breast, that is by signs, as well asnbsp;„by words.” En treffend vinden wij die gedachte verdernbsp;ontwikkeld bij Gervinus, waar hij in de inleiding totnbsp;zijn „Handel und Shake-speare, eine Parallelle’’ eenenbsp;bijdrage levert tot de aesthetiek der toonkunst „aus dernbsp;Natur der menschlichen Seele.” Met een heerschappij overnbsp;de taal, geëvenredigd aan de diepte zijner analyse, weetnbsp;hij uitdrukking te geven aan de fijnste schakeeringennbsp;van het gemoedsleven en in zijne beschrijving der uitdrukking van hevige aandoeningen en hartstochten in stem en ge-

-ocr page 175-

baren (Minensprache nnd Lautsprache, S. 191 u. f.) tevens zijne buitengewone opmerkingsgave te doen bewonderen. —nbsp;Overigens moeten wij erkennen, dat met het respiratie-stelselnbsp;vanCh. Bell de uiterste grenzen voor de plastische rrit-drukking van bet zieleleven niet bereikt zijn. Bij de hevigstenbsp;gemoedsaandoeningen trilt iedere vezel. Maar eene eerstenbsp;sfeer wordt door dat stelsel toch omsloten en binnen barenbsp;grenzen vinden onze studiën alreeds een ruim en vruchtbaar veld. Het vluchtig voorbijgaande op te vatten, tenbsp;schilderen vooral, en dat in zijn oneindige verscheidenheid, is, zooals Gervinus doet uitkomen, hetnbsp;groote bezwaar, waarop al onze pogingen afstuiten.nbsp;Leonardo da Yinci, zoo deelt hij ons mede, beloofdenbsp;daarover veel te zeggen , maar weet ten slotte niets beters te doen, als— op eigen waarneming, als de éénigenbsp;kenbron, te verwijzen. Vluchtige verschijnselen zijnnbsp;slechts volledig op te vatten en te beschrijven, wanneernbsp;ze zich laten registreeren. Op de bewegingen van dennbsp;thorax bij ’t gewone spreken, bij een voordracht, bij nagebootste en zelfs bij automatische uitdrukking vannbsp;gemoedstoestanden, wellicht ook op sommige bewegingennbsp;van het gelaat, laat die methode zich toepassen, naarnbsp;eenige daarvan door mij genomen proeven, wel niet zonder vrucht.

-ocr page 176-

BIJDRAGE TOT DE PHYSIOLQGIE VAN DEN N. OCULO-MOTORIUS.

Bij mijne onderzoekingen omtrent de innervatie der bewegingen van het oog 1) heb ik tevens mijn aandacht gevestigd op het mechanisme en de innervatie van het accomraodatie-vermogen. De proeven van Hensen en Volkers kwamennbsp;daarbij vooral in aanmerking en waren in zekeren zinnbsp;het uitgangspunt mijner onderzoekingen. Om de accommo-datie-veranderingen in het oog voort te brengen, hebbennbsp;de genoemde geleerden, zooals bekend is, het ganglionnbsp;ciliare getetaniseerd. In de eerste plaats mocht dus welnbsp;de vraag beantwoord worden, in welke betrekking hetnbsp;genoemde ganglion staat tot de accommodatie, — hoe doornbsp;prikkeling van dit ganglion het mechanisme der accommodatie in werking treedt, — en verder welk verband ernbsp;bestaat tusschen dit ganglion en den n. oculo-motorius.nbsp;Te dien einde nu begon ik, met den geheelen stam dezernbsp;zenuw in de schedelholte te prikkelen. De resultaten,nbsp;bij dit onderzoek verkregen, stel ik mij voor, hier in denbsp;eerste plaats mede te deelen, om later over het mechanisme der accommodatie zelve te handelen.

1) Vergel. dit Archief. D. V bl. 247.

-ocr page 177-

161

Wat den oorsprong van den n. oculo-motorius betreft, vond ik volkomen bevestigd, wat door anderen geleerdnbsp;is: dat de oorsprong dezer zenuw in den bodem van dennbsp;aquaeductus Sylvii te zoeken is. Het bleek, namelijk:nbsp;dat prikkeling der hersenen te dezer plaatse dezelfdenbsp;verschijnselen te voorschijn roept als die van den n. oculo-motorius zelven. Tusschen de punten van oorsprongnbsp;der beide nn. oculo-motorii moet een anatomische verbinding bestaan, zooals daaruit volgt, dat de meest omschreven prikkeling van het genoemde punt van oorsprongnbsp;dezer zenuw, zelfs bij doode dieren, altijd de werkingnbsp;der beide zenuwen te zamen (hier evenwel reeds zondernbsp;vernauwing der pupil) te voorschijn roept. — Wordtnbsp;deze zenuw doorsneden, zoo draait zich het oog naarnbsp;buiten en een weinig naar beneden, daarbij een weinignbsp;uit de orbita naar voren tredende, en te gelijker tijd wordtnbsp;de pupil sterk verwijd. Prikkelt men nu het periphe-risch stuk in de schedelholte, zoo wordt het oog eeniger-mate in de oogholte teruggetrokken en ondergaat eenenbsp;draaiing in dien zin, dat de cornea naar binnen en eenigs-zins naar beneden gericht wordt, terwijl de pupil zichnbsp;tevens zeer sterk vernauwt. De volkomen vernauwingnbsp;der pupil komt gewoonlpk eerst 3 tot 4 secunden laternbsp;tot stand dan de beschreven draaiing van het oog. Ditnbsp;komt overeen met het resultaat, door Arlt bij de willekeurige accommodatie alhier verkregen.

Hierbij nu doet zich de vraag op, in welk verband de vernauwing der pupil staat tot de convergentie der oogen.nbsp;Om deze vraag te beantwoorden, heb ik vooreerst dennbsp;musculus rectus internus doorgesneden en nu de nn. oculo-motorii in de schedelholte geprikkeld. De vernauwingnbsp;der pupil kwam hierbij, zonder convergentie, even volkomen tot stand als bij ongedeerden musculus rectus

11

-ocr page 178-

162

internus. Bij prikkeling der zenuw na doorsnijding van den m. rectus internus draait zien overigens het oog naar benedennbsp;en een weinig naar binnen, na doorsnijding van den m.nbsp;rectus inferior naar boven, en eindelijk na tenotomie vannbsp;den m. rectus superior volgt raddraaiing van het oog.nbsp;-Deze raddraaiing is evenwel geringer dan die, welkenbsp;bij prikkeling tusseben de voorste en achterste corporanbsp;quadrigemina wordt waargenomen.

Zooals ik deed opmerken, wordt bij al deze bewegingen, die door prikkeling van den n. oculo-motorius ontstaan, de pupil vernauwd. Is het oog echter te voren met atropine ingedruppeld, zoo brengt prikkeling van dennbsp;stam van den n. oculo-motorius geen beweging der pupilnbsp;meer voort.

Wordt met den n. oculo-motorius tevens de n. sympa-thicus geprikkeld, zoo behoudt de pupil haar gemiddelde wijdte of wordt slechts een weinig enger dan die dernbsp;andere zijde. Bij zwakke prikkeling kan men een neigingnbsp;tot dilatatie waarnemen, bij sterke daarentegen verkrijgtnbsp;de n. oculo-motorius bepaald het overwicht. Evenwel isnbsp;de vernauwing der pupil in het laatste geval altijd mindernbsp;dan bij prikkeling van den n. oculo-motorius alléén.

Wat den oorsprong betreft der zenuwvezelen’, die de pupil rmrnauwen, zoo is die gescheiden van dennbsp;oorsprong der n. oculo-motorii en moet, naar mijne waarnemingen, achter die van den n. oculo-motorius gelegennbsp;zijn. Is de oorsprong zoover naar achteren verplaatst,nbsp;dat hij digter bij den oorsprong van andere zenuwen gelegen is, dan gaan de vezelen, die de pupil vernauwen,nbsp;niet in den stam van den n. oculo-motorius over. Innbsp;zoodanig geval kunnen ze welligt in den n. trigeminusnbsp;voorkomen, die overigens geene vezelen pleegt te bevatten, die de pupil direct vejnauwen. Meermalen gaan zij

-ocr page 179-

163

in den n. abclucens over, waarin ik de genoemde vezelen op 42 g’evallen 3 malen aantrof. Het komt mij voor,nbsp;dat hierin de verklaring te zoeken is, waarom bij denbsp;totale peripherische verlamming van den n. oculo-motoriusnbsp;de bewegingen der pupil en der accommodatie somtijds blijven voortbestaan, zooals ik zelf ook eenmaal waarnam 1).

In welke baan overigens de vezelen verloopen, die de pupil vernauwen, in de oogholte gaan zij altijd door betnbsp;ganglion ciliare. Zijn zij in den n. abducens gelegen,nbsp;dan gaan uit den stam dezer zenuw een of twee kleinenbsp;wortels in het genoemde ganglion over. Een en ander geldtnbsp;voor den hond en voor de kat. Maar niet bij alle dieren isnbsp;een ganglion ciliare aanwezig. Bij konijnen, bij Cavianbsp;Cobaya, en zelfs bij het zwijn heb ik het te vergeefsnbsp;gezocht. Ook kon ik bij deze dieren niet zooveelnbsp;vezelen van den n. oculo-motorius vinden, die, als nn.nbsp;ciliares, in het oog treden; daarentegen zonden 2 of 3nbsp;kleine takjes, deels van den plexus caroticus, deels vannbsp;den n. trigeminus afkomstig, hunne vezelen in het inwendige oog. Van de andere zijde heb ik bij de dieren,nbsp;waarop ik mijne proeven deed (honden en katten), geenenbsp;zenuwtakjes kunnen vinden, die, zooals bij den menschnbsp;het geval is, uit den n. trigeminus in het ganglionnbsp;ciliare overgaan. Hieruit kan men besluiten, dat bij denbsp;genoemde dieren het ganglion ciliare als een ganglionnbsp;zuiver van den n. oculo-motorius mag worden aangezien,nbsp;en deze zenuw is dan ook niet uitsluitend bewegingszenuw.nbsp;De door vele physiologen bestredenmeening van Valentin, dat de n. oculo-motorius ook gevoelsdraden bevat,nbsp;kan ik in allen deele bevestigen: bij de prikkeling van

1) Opmerkelijk is het, in verband hiermede, dat verlamming der accommodatie, zonder verdere stoornis in ’t gebied van dennbsp;n. oculo-motorius, niet zoo bijzonder zeldzaam is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D.

11*

-ocr page 180-

164

liet centrale stuk der genoemde zenuw geeft het dier altijd teekenen van pijn. Ook het mikroskopisch onderzoek dezer zenuw, waarvan ik hier gelegenheid vond denbsp;schoone doorsneden van Dr. Luchtmans te zien, toontnbsp;een rijkdom van dunne vezelen, zooals men in zuiverenbsp;heweegzenuwen niet pleegt aan te treffen.

Bij het uitsnijden van het ganglion ciliare ontstaat verwijding der pupil op gelijke wijze als bij doorsnijding van den n. oculo-niotorius zelven. Prikkeling van de laatstgenoemde zenuw of van andere zenuwen is dan niet meernbsp;in staat, vernauwing der pupil te weeg te brengen. Prikkelt men het ganglion zelf, zoo ontstaat vernauwing dernbsp;pupil met eenige verschuiving naar binnen, benevensnbsp;andere verschijnselen, die tot de accommodatie van hetnbsp;oog betrekking hebben. Tegenover de prikkeling van dennbsp;n. sympathicus aan eene zijde en tegenover de werkingnbsp;van atropine verhoudt zich de prikkeling van dit ganglion volkomen op dezelfde wijze als die van den stamnbsp;van den n. oculo-motorius.

Uit al het hier gezegde volgt ten duidelijkste, dat men, om de accomodatieve veranderingen in het oog te voorschijn te roepen en te bestudeeren, gerechtigd is, het bijnbsp;prikkeling van het ganglion ciliare waargenomene tennbsp;gronde te leggen. Waarin die veranderingen bestaan, ennbsp;in hoever in dit opzicht mijne uitkomsten met die vannbsp;Hensen en Volkers overeenstemmen, stel ik mij voornbsp;spoedig mede te deelen.

Ten slotte zij met een woord vermeld, dat ik, behalve het ganglion ciliare, tweemalen een klein ganglion aantrof, op de nn. ciliares gelegen. Op de physiologie ennbsp;de anatomie van dit ganglion hoop ik later terug tenbsp;komen.

-ocr page 181-

BIJDRAGE TOT HET SIÜEGHANISME DER ACCOMIVIODATIE.

DOOK

Dk. E. ad AM uk,

uit Kasan.

Nadat ik tot het besluit gekomen was (zie het voorafgaande stuk), dat al de zenuwvezelen, die het accom-modatie-vermogen beheerschen, door het ganglion ciliare gaan, was het geoorloofd bij al mijn onderzoekingen,nbsp;in betrekking tot het mechanisme der accommodatie,nbsp;mij verder tot het prikkelen van het genoemde ganglionnbsp;bepalen. De door mij verkregen resultaten komen in hetnbsp;algemeen met die van de heeren Hensen en Yölkersnbsp;overeen, en het zal dus voldoende zijn, hier de puntennbsp;te doen uitkomen, ten aanzien waarvan mijne resultatennbsp;van de hunne afwijken, of die, hij hun onderzoek,nbsp;niet met genoegzame zekerheid werden vastgesteld.

De bewegingen der chorioidea nam ik, evenals vroeger, waar, door de sclerotica over een zekere uitgebreidheid weg te nemen en de chorioidea aldus te ontblooten. Bij het prikkelen van het ganglion ciliare of van dennbsp;n. oculo-motorius, ziet men nu duidelijk, dat de chorioideanbsp;tegenover de plaats, waar de m, ciliaiis gelegen is, eene

-ocr page 182-

166

groeve verkrijgt. Nood zakelijk moet, terwijl het glas-vocht niet samendrukbaar is, eene uitpuiling op een andere plaats daaraan beantwoorden. Maakt men nu eennbsp;wond in de chorioidea zelve, zoo ziet men, bij de genoemde prikkeling die wond zich verwijden, het glas vochtnbsp;uitpuilen, de groef der lens vlakker worden, in éénnbsp;woord, al de verschijnselen zich ontwikkelen, die doornbsp;H e n s e n en V ö,l k e r s zoo nauwkeurig onderzocht ennbsp;zoo juist beschreven zijn.

Slechts in een enkel punt kan ik met deze Heeren niet instemmen, namelijk in hunne bewering, dat aannbsp;de accommodatie sterke bewegingen der chorioidea onvermijdelijk zijn verbonden. De heilzame werking vannbsp;atropine op het oog zoeken zij daarin, dat door de aanwending daarvan die bewegingen worden opgeheven. Denbsp;mogelijkheid dier sterke bewegingen wil ik niet bestrijden: ik beweer alleen, dat ze niet onvoorwaardelijk voorkomen. Ik heb de overtuiging, dat zij slechts aan dienbsp;oogen eigen zijn, welker m. ciliaris geene circulairenbsp;vezelen bezit, en waarin de uitwendige' aanhechting dernbsp;zonula Zinnii ver naar achteren gelegen is.

In het algemeen moeten wij hij het mechanisme der accommodatie de werking van twee krachten in tegengestelde richting onderscheiden, namelijk de intra-oculairenbsp;drukking en de elasticiteit der kristallens. De werkingnbsp;dezer laatste kracht streeft naar vermeerdering van con-vexiteit der lens, maar zij wordt door de intra-oculairenbsp;drukking in zooverre tegengewerkt, als de zonula Zinniinbsp;daardoor gespannen wmrdt. Er moet bijgevolg, om accommodatie voor de nabijheid voort te brengen, een krachtnbsp;tot stand komen, die het effect der intra-oculaire drukking tegenwerkt, en deze gaat van den m. ciliaris uit,nbsp;die de zonula ontspant en zoodoende de lens toelaat,

-ocr page 183-

167

baren eigenaardigen, door hare physische krachten bepaalden vorm aan te nemen.

De plaatsen van aanhechting der zonula Zinnii kunnen slechts tot elkander naderen door verschuiving der achterste plaats van inhechting; zij naderen ook tot elkander , wanneer zich in de chorioidea de bovenvermeldenbsp;groeve vormt. Deze groeve kan zoo sterk zijn, dat mennbsp;bijna zou gelooven, zooals ook door Hensen en Volkers wordt opgemerkt, dat de m. ciliaris met circulairenbsp;vezelen in werking getreden is. Men ziet echter in, datnbsp;die groeve slechts daardoor wordt teweeggebracht, datnbsp;de boogsgewijs gekromde vezelen der spier hij hare verkorting een gestrekte richting trachten aan te nemen.nbsp;Indien het zonder het wegnemen der sclerotica ook werkelijk voorkwam, zou het toch onvoldoende zijn, om denbsp;zonula volkomen te ontspannen. Hiertoe wordt het voorwaarts verschuiven der buitenste plaats van inhechtingnbsp;vereischt. Dit geschiedt door de beweging der chorioidea.

In de oogen van honden is deze beweging daarom zoo duidelijk, omdat de inhechtingsplaats der zonula hier vernbsp;naar achteren gelegen is. Dit geldt nog meer van varken soogen, en ik onderstel daarom, dat het op deze nognbsp;heter zou zijn waar te nemen. Daarentegen vond ik hijnbsp;katten, welker zonula Zinnii korter is, de bewegingennbsp;der chorioidea zeer beperkt.

Wat den grond betreft, waarom de uitwendige inhechtingsplaats der zonula in sommige oogen zoover naar achteren verschoven is, deze schijnt daarin te zoeken,nbsp;dat deze oogen gewoonlijk een zoodanigen bouw hebben,nbsp;dat zij geen groote inspanning der accommodatie behoeven.nbsp;Voor een korten tijd kan ook in zoodanige oogen denbsp;accommodatie met verschuiving der chorioidea zondernbsp;nadeel plaats vinden.

-ocr page 184-

168

Het nadeel schijnt vooral daardoor te zijn afgewend, dat de chorioidea ter plaatse van het directe zien bijzonder vast met de sclerotica is verbonden. In het oognbsp;van den mensch, dat anders is ingericht als dat vannbsp;dieren en een anderen honw heeft van den m. ciliaris,nbsp;schijnen bewegingen der chorioidea te zijn uitgesloten.

Ik hen derhalve van oordeel, dat de nuttige werking van atropine meer in zijn invloed op de intra-oculairenbsp;drukking, dan op het uitsluiten dier verschuiving tenbsp;zoeken is. Andere omstandigheden, die hierbij in aanmerking komen, zal men in een bijzonder artikel overnbsp;de werking van atropine vermeld vinden.

De processus ciliares zullen bij de accommodatie eenigs-zins naar binnen treden, zoodat, bij het verminderen van den om vang der lens, hun afstand van den rand dernbsp;lens genoegzaam dezelfde blijft.

In de voorste kamer wijst de drukking bij de accommodatie in den gesloten manometer geen verandering aan. Wat echter de drukking in het glasachtig ligchaamnbsp;betreft, zoo moet deze stijgen, wanneer dit ligchaam innbsp;een wond kan prolabeeren. In het ongeschonden oognbsp;zal echter deze drukking door verandering in vulling dernbsp;vaten van de voorste en achterste afdeeling van het oognbsp;gecompenseerd worden en dus onveranderd dezelfde blijven. Dat er relatieve vermeerdering, wanneer ook nietnbsp;van de bloedshoeveelheid, dan althans van de bloedsdruk-king, in weêrwil van den tegenwerkenden invloed vannbsp;den m. ciliaris (Leber), in het voorste gedeelte van hetnbsp;oog bij de accommodatie tot stand komt, meen ik uit denbsp;door mij altijd waargenomene vermeerderde filtratie in denbsp;achterste oogkamer bij het tetaniseeren van het ganglionnbsp;ciliare te mogen afleiden. Ten aanzien der elasticiteitnbsp;van de lens, ben ik insgelijks van oordeel, dat zij slechts

-ocr page 185-

169

daardoor hare convexiteit tracht te vermeerderen, dat hare vezelen altijd met vloeistof gevuld zijn: de overtuiging hiervan heb ik vooral gekregen door proeven metnbsp;atropine. — Wat betreft de snelheid van den overgangnbsp;van den eenen toestand in den anderen, hebben Hensennbsp;en Volkers opgemerkt, dat de accommodatie van dennbsp;toestand van inspanning in dien van rust veel sneller geschiedt dan omgekeerd. Dit is volkomen juist en moetnbsp;ook juist zijn, omdat de accommodatie-spier de sterkenbsp;intra-oculaire drukking moet tegenwerken en overwinnen. Zoo heb ik opgemerkt, dat de verschijnselen dernbsp;accommodatie met den tweeden slag van den metronoom,nbsp;die op honderd is ingesteld, intreden, en dat de overgangnbsp;tot rust bij korte prikkeling reeds na den eersten slagnbsp;voorkomt; wanneer het tetaniseeren van het ganglionnbsp;ciliare echter 2—3 minuten werd voortgezet, zoo neemtnbsp;de lens eerst veel later (met den vierden slag) harenbsp;vroegere kromming weder aan. De oorzaak van dit verschil moet in de sterke overvulling der lensvezelen gezocht worden. — De overvulling der lensvezelen kan denbsp;verschijnselen van de zoogenoemde kramp der accommodatienbsp;en het ontstaan zoowel als het wijken van astigmatismenbsp;der lens verklaren, en evenzoo kan de moeilijkheidnbsp;van het intreden van vloeistof in de lens van de vertraging der accommodatie rekenschap geven, die ik zelf,nbsp;onder anderen , kort geleden met W o i n o w heb waargenomen.

-ocr page 186-

WAARNEIVlINGEW OÜTREMT DEÜ BLOEDSOf^LOOP IN D£N BODEM VAN HET QQC BIJ DEN HONDnbsp;EN BIJ DEN MËNSCH,

DOOR

I)r. W. DOBEOWOLSKY.

(Uit Petersburg.)

Van Trigt 1) was de eerste, die in het jaar 1853 in het Physiologisch Laboratorium alhier waarnam, datnbsp;de verschillende aderlijke stammen, die hij den hond denbsp;papilla nervi optici bereiken, om in de diepte te verdwijnen, hier door zijdelingsche takken met elkander innbsp;gemeenschap treden en op deze wijze een aderlijken ringnbsp;vormen, die in eenige gevallen geheel gesloten is, innbsp;andere aan eene zijde openblijft. Al deze verbindendenbsp;takken worden, zooals van Trigt waarnam, van tijdnbsp;tot tijd plotseling bleek en bijna onzichtbaar, dan wedernbsp;met bloed gevuld en verwijd, zonder dat dit verschijnselnbsp;met beweging van den bulbus of met eenigerlei te erkennen krachtsinspanning in verband staat. Dit verschijnsel is, zooals van Trigt zeer juist doet opmerken,nbsp;van geheel anderen aard als de pulsus venosus bij den

1) Onderzoekingen gedaan in het physiologisolie laboratorium der Utrechtscbe Hoogeechool. Ie reeks, D. V bl. 97. .1853.

-ocr page 187-

171

mensch, zooals reeds daaruit volgt, dat het verbleeken en het uitzetten der genoemde aderen telkens verscheidenenbsp;seconden duurt. Ook met de ademhaling staat hetphae-nomeen naar van Trigt evenmin in verband. Maar aangezien reeds door lichte drukking op den bulbus de aderennbsp;op gelijke wijze gemakkelijk verbleeken, zoo is van Trigtnbsp;van oordeel, dat zulks niet aan contractie, maar aan compressie der vaten moet worden toegesohreven: bij den hondnbsp;zouden, namelijk, de vochten van het oog bij tijdennbsp;plotseling aan een hoogere drukking blootgesteld, ennbsp;hierdoor het bloed uit die aderen geperst worden. Tennbsp;slotte werpt hij de vraag op, of het verschijnsel nietnbsp;met de accommodatie kan in verband staan.

Hiertoe bepalen zich de uitkomsten, door van Trigt verkregen. Daar het beschreven phaenomeen, het plotseling verbleeken der aderen, geheel onverklaard geblevennbsp;en sedert van Trigt’s waarnemingen schier geheel vergeten is, zoo hield ik mij, op voorstel van Prof. Donders,nbsp;in het Laboratorium der Utrechtsche Hoogeschool metnbsp;een nader onderzoek daarvan bezig en veroorloof mp hiernbsp;in het kort de resultaten mijner onderzoekingen medenbsp;te deelen :

1. Wat vooreerst de verhouding en het verloop der vaten op de papilla nervi optici betreft, zoo zijn dezenbsp;aan verschillende afwijkingen onderworpen, zoodat bijnanbsp;altijd, zelfs bij een en denzelfden hond, tusschen de beidenbsp;oogen een belangrijk verschil wordt aangetroffen. Nietnbsp;altijd vormen deze verbindingstakken een geheelen ofnbsp;een halven ring, het komt in enkele gevallen voor, datnbsp;de aderlijke stammen schier alle gemeenschap missen ennbsp;direct in de diepte der zenuw verdwijnen. Hetzij nunbsp;echter een ring of een halve ring op de papilla nervinbsp;optici aanwezig is, hetzij hij ontbreekt, altijd wordt het

-ocr page 188-

172

verschijnsel waargenomen, wanneer ook niet in alle gevallen met dezelfde klaarheid en scherpte, en dit niet slechts in de verhindingstakken, maar ook in de aderlijkenbsp;stammen zelven.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Een zachte drukking op den bulbus is voldoende,nbsp;om de genoemde vaten te doen verbleeken. Het is daarbijnbsp;onverschillig, of de hond genarcotiseerd is of niet, ofnbsp;hij de oogen beweegt of rustig houdt, of hij ademt ofnbsp;dat de adembewegingen ophouden. Zoodra de drukkingnbsp;nalaat, verwijden de vaten zich op nieuw en deze verwijding is altijd veel grooter, dan zij zonder voorafgaandenbsp;drukking onder gewone omstandigheden wordt gezien.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Met de accommodatie staat het verschijnsel in geennbsp;verband hoegenaamd. Bij ons onderzoek werd, namelijk,nbsp;meestal atropine ingedruppeld, om de waarneming metnbsp;den oogspiegel te vergemakkelpken. Daarbij nu is hetnbsp;ons nooit gelukt, eenig verschil op te merken in vergelijking met het verschijnsel bij ongestoorde accommodatie. Hiermede zij niet beweerd, dat de accommodatienbsp;zonder directen invloed is op de bloedsbeweging in denbsp;aderen, — wij zeggen alléén, dat bij de gewone wijzenbsp;van onderzoek die invloed hier niet kon worden aangetoond. In elk geval staat vast, dat het bestaan vannbsp;het hier beschreven verschijnsel niet aan de accommodatie gebonden is. Voor den eigenlijke pulsus venosus,nbsp;zooals die in het oog van den mensch voorkomt, is hetnbsp;verhand tot de accommodatie in sommige gevallen werkelijk aan te toonen. Bij een persoon, dien Coccius 1)nbsp;dikwijls onderzocht, hield bij sterke fixatie van nabijnbsp;gelegene voorwerpen de pulsus venosus op; de hlootenbsp;accommodatie voor de nabijheid was hiertoe onvoldoende,—

1) Uber die Anwend, d. Augenspiogcls, Leipzig. 1833. 3 u. s. w.

-ocr page 189-

173

het oog moest onbewegelijk op een bepaald punt gericht blijven. In andere gevallen daarentegen 1) kwam doornbsp;voortgezet zien in de nabijheid de bekende aderpols tenbsp;voorschijn, in oogen, waarin hij te voren ontbrak. Bovendien merkte Ooccius op, dat de gezichtszenuw bij hetnbsp;zien in de nabijheid zich in het algemeen wat bleekernbsp;voor deed, en dat de aderlijke stammen van het netvliesnbsp;bij vele personen, na voortgezette accommodatie voor denbsp;nabijheid, bij het o vergaan in het zien op afstand ontwijfelbaar een weinig opzwellen. — Wij zullen zoo aanstonds zien, dat niet slechts iedere beweging van hetnbsp;oog, maar in het algemeen iedere krachtsinspanning groo-ten invloed heeft op den bloedsomloop in den bodem vannbsp;het oog.

4. Om het verband tusschen de oogbewegingen en het ontledigen der aderen op te helderen, moet men dennbsp;hond narcotiseeren: bij de snelle onophoudelijke oogbewegingen, die de hond gewoonlijk maakt, is het moeielijk,nbsp;met den oogspiegel zeer nauwkeurig waar te nemen.nbsp;Zy7i nu ten gevolge der narcosis de oogen geheel bewegeloosnbsp;geioordeii, zoo hlyft het verhleehen der aderen constant uit;nbsp;de aderlijke stammen en de zijdelingsche takken zijnnbsp;met bloed gevuld en vertoonen geen verandering innbsp;volumen; door drukking met den vinger verbleeken zijnbsp;echter, om zich terstond daarna weder te verwijden.

Eveneens blijft het verbleeken uit, wanneer men, in plaats van den hond te narcotiseeren, voor alle oogspieren de tenotomie verricht. Eenmaal slechts nam Prof.nbsp;Ponders na de tenotomie nog lichte veranderingen aannbsp;de vaten waar; bij onderzoek bleek nu, dat de m. rectusnbsp;inferior niet geheel was doorgesneden.

1) Ooccius, Der Mechanismus der Accommodation des menschl. Auges, Leipzig 1868. 207.

-ocr page 190-

174

Daar nu by volkomen werkloosheid der oogspieren, ten gevolge van doorsnijding, de aderen on voorwaardelijknbsp;met bloed gevuld bleven, had men recht te verwachten,nbsp;dat bij het ontstaan van spiercontractie de vaten wedernbsp;bleek en bloedledig zouden worden. Om ons daarvan tenbsp;overtuigen, prikkelden wij de rechte oogspieren, vooralnbsp;den m. rectus superior, nadat wij dezen van de aangrenzende deelen hadden geïsoleerd. Hierbij werd bijzondernbsp;zorg gedragen, dat geen directe drukking op den bulbusnbsp;werd uitgeoefend. Bij het prikkelen nu en de daardoornbsp;ontstane contractie der oogspieren, zelfs alleen van dienbsp;der genoemde spier, verbleeken de aderen der papilla ennbsp;worden bijna onzichtbaar. In verband met de waarneming, reeds door van Trigt gedaan, dat door eennbsp;t lichte drukking op den oogbol, de vaten regelmatig verbleeken, mogen wij daaruit besluiten, dat bij de contractie der oogspieren de oogbol werkelijk gedrukt wordt,nbsp;en dat dus hieraan het verbleeken dier vaten bij dienbsp;contractie is toe te schrijven.

Wanneer bij de prikkeling der afzonderlijke oogspieren de vaten verbleeken, kon men nog eer verwachten, ditnbsp;resultaat bij prikkeling van den n. oculo-motorius te verkrijgen. De proef gelukte echter in werkelijkheid niet,nbsp;blijkbaar, omdat de vaten reeds zeer verbleekt warennbsp;tengevolge der verbloeding, die aan het blootleggen vannbsp;den n. oculo-motorius in de hersenholte verbonden was.

Van één feit kan men bij deze proeven zich echter licht overtuigen, namelijk, dat bij prikkeling van dennbsp;n. oculo-motorius de oogbol veel harder, met anderenbsp;woorden door de contractie der oogspieren sterk gecomprimeerd wordt. Om dit effect direct zichtbaar te maken,nbsp;werd het waterachtig vocht ontlast, waardoor het hoornvlies zich in plooien legde, zoodat een verder onderzoek met

-ocr page 191-

175

den oogspiegel onmogelijk werd: bij prikkeling nu van den n. oculo-motorius verdwenen al deze plooien, en hetnbsp;hoornvlies nam weder zijn normaal gewelfden vorm aan.

Deze heide proeven, de prikkeling der oogspieren en die van den n. oculo-motorius, bewijzen voldingend, datnbsp;bij de contractie der oogspieren de intra-oculaire drukking grooter wordt, dat de bulbus door de verkortenbsp;oogspieren gedrukt en dat de aderen hierbij tevens gecomprimeerd worden en verbleeken.

Wij hebben hier nog op te merken, dat de compressie der oogleden op gelijke wijze op de circulatie in dennbsp;fundus oculi invloed uitoefent als de contractie der oogspieren. Bij de contractie der oogleden, zelfs zondernbsp;volkomen sluiting, worden de verbindende vaten ooknbsp;bleek en onduidelijk, en om alle veranderingen der vatennbsp;te zién uitblijven, moet men met de tenotomie der spieren het wegnemen der oogleden verbinden. Maar nietnbsp;slechts oogbeweging en oogknijpen, maar zelfs bewegingen van den kop, van het lichaam, in het kort iederenbsp;krachtsinspanning kunnen de veranderingen der ader-anastomose, wanneer die ontbraken of althans zeer geringnbsp;waren, weder duidelijk te voorschijn roepen.

Het is thans de vraag, of onder dezelfde voorwaarden gelijksoortige verschijnselen ontstaan in het menschelijkoog.

Wij gelooven deze vraag bevestigend te mogen beantwoorden. Zoowel bij den mensch als bij het schaap nam von G-rafe na iedere verandering in de richting dernbsp;gezichtsas een vermeerdering waar van den pulsus venosus,nbsp;die, zooals men weet, insgelijks door lichte drukkingnbsp;kan opgewekt of versterkt worden.

5. Over het verband tusschen de adembewegingen en den bloedsomloop in den fundus oculi kan men niet welnbsp;oordeelen bij honden, die niet genarcotiseerd zijn. Soms

-ocr page 192-

lie

verbleeken de vaten bij de inspiratie, soms bij de exspi-ratie, en in andere gevallen is in geen geval eenig effect te zien, hoegenaamd.

Om het verband tusschen de adembewegingen en de verandering in de aderen nauwkeuriger vast te stellen,nbsp;deden wij de volgende proeven;

a. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer men bij een niet genarcotiseerden hond denbsp;respiratie door het sluiten der neusopeningen bemoeilijkt,nbsp;neemt de hoeveelheid bloed regelmatig toe, de aderennbsp;worden wijder, maar de periodieke veranderingen blijvennbsp;niet uit.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Wordt de hond met opium genarcotiseerd, zoo verdwijnt de verandering in de aderen, te gelijk met denbsp;bewegelijkheid der oogen. Wanneer de respiratie-bewegingnbsp;nu bemoeilijkt wordt, nemen de aderen in breedte toenbsp;en worden weêr nauwer, zoodra de ademhaling vrij wordt.nbsp;Periodieke veranderingen der aderen komen niet voor.

e. Bij een hond, die, door curare vergiltigd, door kunstmatige ademhaling werd in het leven gehouden, konden wij geen veranderingen in de aderen te voorschijn roepen,nbsp;hoe wij de frequentie der respiratie ook mochten wijzigen.nbsp;Het caliber der vaten nam steeds toe, wanneer denbsp;adembewegingen beperkt of een korten tijd geheel nagelaten werden. Bij nagenoeg normale adembewegingen namen de vaten ook hun normalen omvang aan, maar hetnbsp;periodieke verbleeken der aderen bleef vrit.

Als volkomen zeker kunnen wij nu vaststellen, dat bij den hond de gewone respiratie-bewegingen geen invloed op het lumen der aderen uitoefenen, en dat bijnbsp;belemmerde of onderdrukte adembewegingen, vooral wanneer tevens een sterke drukking op den buik wordt uitgeoefend , de vaten ad maximum gedilateerd en met bloednbsp;overvuld worden.

-ocr page 193-

Door Ton Grafe 1), Donders 2). Jaeger 3) en Coccius 4) is de pulsus venosus van het menschelijknbsp;oog nauwkeurig beschreven. Zooals bekend is, vertoontnbsp;hij zich het duidelijkst in die aderen, die zich spits toe-loopend in de n. optici omhuigen; in een zoodanige adernbsp;heeft van Trigt, onafhankelijk van Coccius, hetver-schijnsel ontdekt. Onmiddellijk voor het intreden vannbsp;den pulsus radialis begint het vernauwen en het verbleekennbsp;der aderen; onmiddellijk na den pulsus radialis volgt denbsp;verwijding en de vulling der vaten. Heeft de ader harenbsp;volle wijdte bereikt, zoo ontstaat een korte pauze, waarnanbsp;het spel op nieuw begint. Donders verklaarde dezenbsp;vernauwing der aderen uit de gelijktijdige verwijding dernbsp;gezamenlijke slagaderen van het inwendig oog, waardoornbsp;de vochten onder iets hoogere drukking komen en denbsp;aderen daar ter plaatse worden afgeplat, waar haar inwendige drukking het geringst is, dat is bij den uitgangnbsp;in de papilla n. optici. Zoodra deze verhoogde drukkingnbsp;ophoudt, zet de ader zich veder uit.

Wat nu den invloed der adembewegingen op den pulsus venosus betreft, zoo zijn wij bij de gewone adembewegingen hoogst zelden in staat, met den oogspiegel aannbsp;de vaten der papilla n. optici een correspondeerende verandering waar te nemen. Duidelijk daarentegen vondennbsp;wij in onderscheidene oogen den invloed eener verhoogdenbsp;respiratie-drukking, en wel vooral in die oogen, waarinnbsp;de pulsus venosus bemerkbaar was. Deze invloed dernbsp;respiratie-bewegingen op den pulsus venosus wordt gewoonlijk zoo beschreven, dat men bij sterke uitademings-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Archiv f. Ophthalmologic. I. H. 1. p. H82.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld. I. H. 2. p. 75—105.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Wien. med. Wochenschr. 1854. li'’. 3—5,

4) nbsp;nbsp;nbsp;Augenspiegel. p. 3.

12

-ocr page 194-

drukking de aderen regelmatig ziet opzwellen, tij sterke negatieve drukking integendeel ziet zamenvallen. Bijnbsp;nauwkeurig onderzoek bleek ons in de oogkliniek vannbsp;Prof. Donders het volgende

Bij eenigszins aangehouden respiratie-drukking, na tamelijk diepe inademing, zetten de aderen op de papilla zich belangrijk uit, vooral diegene, die, spits toeloopend,nbsp;in den zenuwstain verdwijnen. In dien toestand verandert de pulsus venosus, waar hij aanwezig was, belangrijk. In eenige gevallen, bij het maximum van uitzettingnbsp;der aderen, verdwijnt hij geheel, in andere wordt hijnbsp;slechts geringer. De verklaring hiervan ligt voor denbsp;hand. Vooreerst is, bij de verwijding onder sterkeuitade-iningsdrukking, de inwendige bloedsdrukking in de aderennbsp;aanzienlijk toegenomen, zoodat zij bij de systole van hetnbsp;hart niet zoo gemakkelijk kunnen worden gecomprimeerd,nbsp;te minder, omdat, bij de vertraagde bloedsbeweging innbsp;de uitgezette aderen weinig weerstand te overwinnen isnbsp;en dus op de papilla nervi optici de inwendige drukkingnbsp;nagenoeg dezelfde gebleven is als bij den aanvang dernbsp;aderen in bet netvlies. Tweedens doet bij de verhoogdenbsp;bloedsdrukking, met vernauwing dér slagaderen, die bijnbsp;ingehouden ademhaling zich al spoedig ontwikkelt, denbsp;door de drukking toch reeds verminderende hartslag zichnbsp;in de arteries van het netvlies minder gevoelen. Op hetnbsp;oogenhlik echter, waarop de exspiratie-drukking wordtnbsp;nagelaten, worden plotseling de zichtbare einden der aderennbsp;op de papilla zeer smal en bleek, om spoedig weer denbsp;gewone bloedshoeveelheid, afwisselend met den pulsusnbsp;venosus, te verkrijgen, — Deze waarneming kan men verscheidene malen achter elkander op denzelfden persoonnbsp;herhalen.

-ocr page 195-

OVER DEN INVLOED VAN ATROPINE QP DE INTRA-OCULAIRE 0RUKKIN6.

D OOt

Dk. e. adamük,

uit Kas an.

In mijn eerste mededeeling over de intra oculaire drukking 1) heb ik reeds vermeld, dat na indruppeling van een oplossing van atropine in het oog, de intra oculairenbsp;drukking aanzienlijk afneemt, zooals ook reeds, ondernbsp;anderen, door Coccius 2), Grünhagen 3) en Wegner 4) was waargenomen. Een reeks van nieuwe proeven, die ik, naar eene nauwkeuriger methode, deels innbsp;het Laboratorium van Prof. Kering te Weenen, deelsnbsp;in dat van Prof. Donders te Utrecht heb verricht 5),nbsp;heeft mij op nieuw bewezen, dat de gezegde indruppeling de intra-oculaire drukking steeds doet afnemen, datnbsp;evenwel die vermindering niet zoo aanzienlijk is alsnbsp;Wegner beweert, want — in mijn proeven heeft hetnbsp;maximum nooit 6 m. M. kwikzilver overtroffen.

1) nbsp;nbsp;nbsp;Adamük, Med. Centr. Bit. 1864, p. 564.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Der Mechan. d. Accommodation. Leipzig, 1868.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Grünhagen, Zeitschrift f. rat. Medicin. Bd.28.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Wegner, Arohiv fiir Ophthalmologie, XII, 2.

5) nbsp;nbsp;nbsp;Adamük, Bericht im Ophthalm. Congres, 1869,za Heidelberg.

12*

-ocr page 196-

180

Deze mededeeling uu heeft ten doel, de oorzaak na te gaan der verminderde bloedsdrukking onder den invloednbsp;van atropine.

Mijne laatste proeven 1) hebben bewezen, dat de intra-oculaire drukking het gevolg is van de zgdelingschenbsp;drukking iu de bloedvaten. De verminderde intra-oculairenbsp;drukking kan dus afhankelijk zijn van de verminderdenbsp;bloedsdrukking in het algemeen. Voorts kan zij het gevolg zijn van vermeerderden tonus der intra-oculairenbsp;vaten. De bloedsdrukking nu in het algemeen kan doornbsp;plaatselijke aanwending van atropine niet wel verminderd worden. En wat de tweede oorzaak betreft, terwijlnbsp;wij geen nauwkeurige middelen hebben, om den verhoogden tonus, dat is de vermindering van het lumennbsp;der vaten in het oog, te meten, zoo bleef mij slechtsnbsp;een indirect middel over, om hierover te oordeelen, namelijk het onderzoek der uitzweeting (filtratie) der vochten van het oog, die als omgekeerd evenredig aan dennbsp;tonus der vaten kan worden beschouwd.

Men brenge een trccart in de voorste oogkamer: vloeien langs dezen uit het normale oog vijf druppelsnbsp;waterachtig vocht in 1 minuut naar buiten, dan zullennbsp;er uit een geatropiniseerd oog, cacteris paribus, in den-zelfden tijd slechts ongeveer drie druppels uitvloeien.nbsp;Bovendien heeft prikkeling der conjunctiva haren invloednbsp;op het vermeerderen der filtratie nu grootendeels verloren.

Ik laat hier de beschrijving van een mijner proeven volgen. Het rechter oog van een kat vertoont buiten allenbsp;prikkeling op den in de voorste oogkamer gebrachten

1) Adamük, Neue Versuche ueber den Einfluss des Sympathi-cus und Trigeminus auf Druck und Filtration im Auge. Wien, in Sitz, ber. d, k. Akademie d. Wissenscb. Febr. Heft 1863.

-ocr page 197-

181

manometer een drukking van 23 m M. kwikzilver. Na prikkeling der conjunctiva door irritatie met ammonianbsp;liquida stijgt de drukking onmiddellijk tot 33 m. M.nbsp;kwikzilver. De arteria corotis derzelfde zijde vertoontnbsp;tevens op den ingebrachten manometer een verhoogdenbsp;zijdelingsche drukking, die de vermeerderdeintra-oculairenbsp;drukking verklaart. Nadat de door de ammonia opgewektenbsp;prikkeling geweken en de bloedsdrukking weêr normaalnbsp;geworden is, staat de intra-oculaire op 28 m. M., hetgeen alleen te verklaren is uit de filtratie, die door denbsp;vermeerdering van het verschil tusschen de zijdelingschenbsp;bloedsdrukking en de spanning van het oog was ontstaan,nbsp;dat is tusschen de intra-vasculaire en de extra-vasculairenbsp;drukking van dit orgaan. Op het andere oog van hetzelfde dier was, na indruppelen van atropine, de drukking van 25 op 21 m. M. gedaald, steeg, bij prikkelingnbsp;der conjunctiva, te gelijk met verhooging der bloedsdrukking , tot 28 m. M., om daarna weêr tot de oorspronkelijke hoogte van 21 M. m. te dalen; een blijvendenbsp;spanningsverhooging door filtratie hield dus in het tweedenbsp;oog geen stand. — Men kan op hetzelfde dier de irritatienbsp;verscheidene malen achter elkander herhalen, telkensnbsp;met hetzelfde gevolg.

Het verschil in het effect der irritatie van het geatro-piniseerde oog laat zich niet verklaren uit de verdoovende werking van dit middel, want het geatropiniseerde oognbsp;biedt ons geen verminderde gevoeligheid aan. Wij kunnen hier evenmin de verklaring toepassen, door Bidder 1)nbsp;gegeven van de vermindering der speeksel-afscheidingnbsp;door de wnrkiug van atropine; want wij kennen geenenbsp;zenuwen, die op de filtratie in het oog een gelijken in-

1) Centralblt, fiir Medioin. 1868.

-ocr page 198-

182

vloed zouden kunnen hebben als de chorda tympani op de speeksel-afscheiding.

De filtratie in bet oog is, zooals ik elders heb getracht aan te toonen 1), een zuiver mechanisch gevolg (daaromnbsp;heb ik mij van de uitdrukking filtratie, niet van die vannbsp;secretie bediend) , waarvan de vermeerdering en vermindering, bij gelijke bloedsdrukking uitsluitend van dennbsp;toestand der bloedvaten kunnen afhangen. Terwijl mijnbsp;proefondervindelijk gebleken is, dat prikkeling van dennbsp;n. sympathious, bij nog bestaande verhoogde bloedsdrrrk-king, tengevolge van den verhoogden tonus, dat is, vannbsp;de contractie der bloedvaten, in staat is de filtratie tenbsp;beperken, tot onder het normale, zoo hebben wij welnbsp;recht te onderstellen, dat de vermindering der filtratienbsp;onder den invloed van atropine aan dezelfde oorzaak isnbsp;toe te schrijven.

Ook Wegner 2) was van oordeel, dat de vermindering der intra-oculaire drukking, na indruppeliiig van atropine, het gevolg was van den invloed van dit middel op den wand der vaten, maar aangezien hij van eennbsp;paralytische werking van dit middel spreekt, staat zijnenbsp;verklaring lijnrecht tegenover de mijne. Tegen zijnenbsp;meening kan ik, buiten de afdoende proeven van Goc-cius, Fraser 3) en Meuriot 4), mijne eigene proevennbsp;omtrent den invloed van eenvoudige doorsnijding en vannbsp;irritatie van den n. sympathicus aanvoeren. Na hetnbsp;doorsnijden, namelijk, dezer zenuw had de filtratie altijdnbsp;met dubbele sterkte plaats. Deze feiten bewijzen, dat

1) nbsp;nbsp;nbsp;Adamük, Op, cit.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Op. citat.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Fraser, Transact, of the v. soo, of Edinb, Bd. 24.

4) nbsp;nbsp;nbsp;Meuriot, De Ia méthode physiologique et thérapcutiquenbsp;el dc sps applications a 1'étnde de la belladonne. Paris, 1868,

-ocr page 199-

183

atropine niet verlammend, maar integendeel prikkelend werkt op de vaatwanden.

Uit dezen toestand der bloedvaten in het oog laten zich al de overige verschijnselen verklaren. De vernauwde vaten beperken door de verdichtig hunner wanden het actieve doorzweeten der vloeistoffen; van dennbsp;anderen kant dragen deze wanden een belangrijk deelnbsp;van de bloedsdrukking, waarvan vermindering der extra-vasculaire drukking het gevolg is. Het is aan dezennbsp;vereenigden invloed, dat wij de vermindering der intra-oculaire drukking bij inwerking van atrop'na moetennbsp;toeschrijven.

De werking van dit middel kan nog op andere wijze worden in het licht gesteld. Wanneer wij het waterachtignbsp;vocht snel ontlasten, dan verwijden de vaten zich zoo plotseling, dat belangrijke uitstorting van bloed in de voorste oogkamer daarvan vaak het gevolg is; maar nooitnbsp;heb ik die uitstorting in een geatropiniseerd oog ziennbsp;ontstaan, hoe snel ook het waterachtig vocht ontlast werd.nbsp;De verhoogde tonus der vaten, die de uitzetting ondernbsp;den invloed van bloedsdrukking beperkt, moet hiervannbsp;de oorzaak zijn. Er is een ander feit, waardoor dezenbsp;verklaring wordt bevestigd: het is bekend, dat na punctie ia de voorste oogkamer de pupil zich altijd sainen-trekt, hetgeen vooral afhankelijk is van de uitzettingnbsp;der vaten door de bloedsdrukking en bijgevolg van denbsp;vermindering der extra-vasculaire drukking. Deze contractie der pupil nu komt nooit in gelijke mate voor in eennbsp;geatropiniseerd oog en blijft somtijds zelfs geheel uit.nbsp;Hetzelfde is door Grünhagen 1) waargenomen.

Onze verklaring van de werking van atropine schijnt

1) Grünhagen, in Virchow’s Archiv, B. IJI,

-ocr page 200-

184

Id tegenspraak te staan met de verandering der refractie, die na de aanwending van atropine wordt waargenomen.nbsp;Inderdaad is het bekend, dat onder den invloed vannbsp;vermindering der intra-oculaire drukking de refractie vannbsp;het oog toeneemt: de atropine zou dus het verste puntnbsp;van duidelijk zien tot het oog doen naderen. Maar denbsp;tegenspraak verdwijnt, wanneer het geoorloofd is aannbsp;te nemen, dat met de verandering der filtratie de osmotische voorwaarden der kristallens insgelijks gewijzigdnbsp;worden. Ojigetwijfeld spelen de veranderingen der osmosenbsp;in de kristallens een belangrijke rol in de refractie 1).nbsp;De vermeerdering van vloeistof in de vezelen der kristallens, die het gevolg is van de krachtige endosmose,nbsp;geeft aan dit orgaan een meer spherischen vorm, vermeerdert hierdoor het brekend vermogen en doet dus hetnbsp;verste punt tot het oog naderen. Wanneer de filtratienbsp;afneemt, vermindert ook de osmose in de kristallens: zijnbsp;krijgt een platteren vorm en het verste punt verwijdertnbsp;zich van het oog. Deze voorstelling is niet slechts eennbsp;hypothese, het is een feit, door metingen met den ophthalmometer bewezen, die aantonnen, dat onder den invloednbsp;van atropine de as der kristallens altijd langer wordtnbsp;(Woinow). Beschouwt men de werking van atropinenbsp;uit dit oogpunt, dan levert de verandering der refractie,nbsp;die men na de aanwending opmerkt, geen tegenstrijdigheid op.

Ik kan hier nog bijvoegen, dat de hoedanigheid der gefiltreerde vloeistof, na aanwending van atropine, insgelijks in overeenstemming is met die werking van atropinenbsp;op de bloedvaten; want die vloeistof is altijd minder

1) Verg. M. M. Hensen und Volkers, Experimentalunter-suchung ueber den Mechanismus der Accommodation. Kiel 1868.

-ocr page 201-

185

plastisch dan de buiten aanwending van atropine verkre-gene. Deze verandering der vloeistof onder den invloed van atropine is zeer nuttig bij verwonding der kristallens of van den oogbol in zijn geheel. De verdikkingnbsp;van de wanden der bloedvaten ten gevolge hunner contractie beperkt de neiging tot organisatie van hetnbsp;exsudaat en van het uitgestorte bloed, juist door denbsp;plasticiteit van het exsudaat te verminderen, en steltnbsp;dus minder bloot aan het gevaar van vorming van pseudo-membranen en andere producten, bekend onder dennbsp;naam van secundaire cataract. Hieruit volgt, dat helnbsp;wenschelijk is, een rnim gebruik te maken van atropine,nbsp;wanneer de oogkamers zijn geopend, hoezeer deze handelwijze door sommigen wordt afgekeurd. De werkingnbsp;is in de hier genoemde gevallen en in vele andere zoonbsp;duidelijk, dat het ons overbodig schijnt, er nog iets bijnbsp;te voegen, om haar te bewijzen.

Om aan ons betoog eene nog meer onbetwistbare waarde bij te zetten, zou men soortgelijke waarnemingen moetennbsp;doen met Physostigmine. Ik heb met zoodanige proevennbsp;een aanvang gemaakt en ze hebben wel het verwachte resultaat opgeleverd, maar ze waren toch niet beslissend,nbsp;omdat het genoemde alcaloid van de Calabar-boon op het oognbsp;een zoodanige prikkeling voortbreugt, dat wij geen stellig criterium hebben, om de gezochte specifieke werkingnbsp;van die der irritatie te scheiden. Wij zijn dus verplicht,nbsp;de proeven met deze stof uit te stellen, tot dat het zalnbsp;gelukt zijn, ze in een verbinding aan te wenden, dienbsp;geen aanleiding geeft tot irritatie.

-ocr page 202-

BIJDRAGE TOT DE LEER OER BEWEGINGEN VAN HET OOG,

BOOR

ALEXANDER SKREBITSKT.

Voor meer dan dertig jaren heeft Alexander H n e c k 1) het bestaan eener draaiing van den oogbolnbsp;om zijn lengte-as trachten te bewijzen, llit de bewegingnbsp;van bindvliesvaten leidde hij af, dat bij neiging van hetnbsp;hoofd naar den rechter of den linker schouder, terwijlnbsp;het oog onveranderd hetzelfde punt fixeerde, het oognbsp;in tegengestelde richting om de gezichts-as draaide.

H u e c k bepaalde ook de uitgestrektheid dezer draaiing: hij schatte de zijdelingsche overhelling van het hoofd,nbsp;waarbij de oogbol zijn oorspronkelijken stand behield ennbsp;die helling dus geheel door asdraaiing werd gecompenseerd, op ongeveer 25'’, hetgeen voor de geheele omdraaiing naar heide zijden 50° bedroeg 2). „Wenn wirnbsp;nun aher,” zegt Hueck hier ter plaatse (p. 31, 32)nbsp;woordelijk; „den Kopf um mehr als 28 Grad 3) zurnbsp;„Seite neigen, so kann der Bulbus nicht mehr mittelst

1) Die Achsendrehung des Auges, 1838, p. 16—17.

2i Op een andere plaats van zijn werk (p. 31) geeft Hueck 28°, niet 25* aan.

3) In het origineel staat 38°, wat wel als drukfout te beschouwen is.

-ocr page 203-

187

„der AchsendrehuBg in seiner Lage erhalten werdem; das „Bild mnss daher seine Stellung aitf der Metzhaut ver-„anderen, weil hierbei die schiefen Augenmuskeln dennbsp;„Bulbus, oder beide Bulbi wieder in die relativ ricbti-„gere Lage zur Orbita stellen. Es geht jetzt eine Ver-„anderung mit dem Bilde vor sicb wie beim Blioke(?),nbsp;„d. h. das Bild wird rasch aus einer Stellung in dienbsp;„andere gedreht, und in der That bemerkt man diesenbsp;„plötzlicbe Drehung, sobald man den Kopf über 28“ hin-„über senkt, an einem gelinden Scbwanken des betracbte-„ten Objects. Eabrt man nun fort, den Kopf ausenken,nbsp;„so bleibt das Bild wieder unverandert fest stehen,dennnbsp;„die Wirkung der obliqui geht jetzt darauf bin, wonbsp;„möglicb den senkrechten Durobmesser der Bulbi horizon-„tal zu erbalten. Senkt man den Kopf noch weiter, dennbsp;„Scheitel nach unten, so stellt sicb der senkrechtenbsp;„Durchmesser wieder senkrecht her, jedoch umgekehrt,nbsp;„und erhalt sicb ebenso wie im Anfange.”

Ik heb deze woorden letterlijk overgeschreven, omdat het werk vart H u e c k niet in veler handen is, en bovendien de zin der woorden mij niet zeer duidelijk voorkomt. Dit intusschen is klaar, dat Hu eek voor eenenbsp;overhelling van het hoofd tot 25°, misschien tot 28°,nbsp;eene volkomen compensatie door asdraaiing aanneemt.

Wat Hueck bij waarneming op zich zelve met behulp van een spiegeltje zag, beschrijft hij aldus; neemt mennbsp;het oog waar, terwijl men het hoofd naar eene zijdenbsp;neigt, zoo bemerkt men vooreerst eene draaiing, voortsnbsp;ziet men, hoe de oogbol stootsgewijs weder terugkeert ennbsp;zijn oorspronkelijken stand in betrekking tot de oogholtenbsp;aanneemt, hoe hij bij verder overhellen ^ zich op nieuwnbsp;draait en eindelijk weer stootsgewijs en snel in de vorigenbsp;ligging terugkeert.

-ocr page 204-

188

Eenige jaren later Prof. Donders 1) zich met hetzelfde Yraagstuk hezig. Hij had zich overtuigd, datnbsp;bij de geringste zijdelingsche overhelling van het hoofdnbsp;het nabeeld van een vertikalen band die overhellingnbsp;volgde, en hij besloot hieruit, dat de zoogenoemdenbsp;„Axendrehung’’ van Hueck niet voorkomt. Schijnbaarnbsp;zou zij alleen in zekere mate voorkomen, wanneer denbsp;richting der fixatielijn in betrekking tot het hoofd wordtnbsp;veranderd, en hierop was door Hueck geen acht geslagen. Bleef daarentegen bij de bewegingen van het hoofdnbsp;de gezichtsas loodrecht op het aangezichtsvlak, zoo zounbsp;van de schijnbare asdraaiing niets gezien worden. Zijnbsp;bleef evenzeer uit bij het zien op afstand, omdat de gezichtsas bij de bewegingen van het hoofd hare richtingnbsp;alsdan niet behoeft te veranderen. . Die verandering werdnbsp;evenzeer vermeden bij het bevestigen van een spiegeltjenbsp;aan een tusschen de tanden geklemd staafje, wanneer innbsp;genoemd spiegeltje het oog zich zelf bleef waarnemen.

Een lange reeks van jaren werd het door Donders verkregene resultaat gaaf aangenomen. Eerst onlangsnbsp;bracht Ja val daartegen bezwaren in het midden. Hijnbsp;merkte, namelijk, op, dat de helling van het hoofd bijnbsp;astigmatisi niet zonder invloed was op de correctie dernbsp;cilindrische glazen van den gedragen bril. Daar Javalnbsp;zelf een vrij hoogen graad van astigmatismus heeft, zoonbsp;kon hij zich op zijn eigen oogen hiervan vergewissen.nbsp;Hij leidde er uit af, dat een asdraaiing, in den zin, doornbsp;Hueck aangenomen, werkelijk voorkomt, en Helmholtz, door Javal hierop opmerkzaam gemaakt, vondnbsp;insgelijks, bij proeven met nabeelden, in zijne oogen

i) HoiU Beitrage zu den Anatom, u. Physiol. Wissenschaften,

1848. B. I. S. 117 u. f.

-ocr page 205-

189

eene geringe asdraaiing, „de sorte que la position de 1’oeil n’est pas indépendante de celle de la tête aussinbsp;rigoureusement que l’aflSrme la loi de Donders.”

Zoo stond het vraagstuk, toen ik mij in den winter 1869/1870 te Utrecht bevond. Prof. Donders steldenbsp;mij voor, eene reeks proeven in het werk te stellen, omnbsp;nader te bepalen, of aan de zijdelingsche overhelling vannbsp;het hoofd werkelijk een raddraaiing verbonden is, en,nbsp;zoo ja, in welken graad. Ik ondernam dit onderzoek desnbsp;te liever, omdat ik mij van zijne hoog gewaardeerde medewerking mocht overtuigd houden, die dan ook niet innbsp;gebreke bleef, en waarvoor ik hem hier openlijk mijnnbsp;oprechten dank betuig.

Aangezien niet ieder competent waarnemer aan een abnormalen graad van astigmatismus lijdt, die voor denbsp;beslissing der vraag kan worden gebezigd, en voorts ooknbsp;de door Ja val voorgeslagen proef met een kleinen spiegel niet aan alle eischen voldoet, zoo moest er naar eenenbsp;methode worden omgezien, die niet slechts voor astigma-tische, maar ook voor normale oogen bruikbaar zou zijnnbsp;en bovendien scherpere uitkomsten belooft dan de doornbsp;J a V a 1 voorgeslagene.

In een voorloopige proef bediende ik mij van de methode, door Helmholtz aangegeven, om de richting der fixatie-lijn in betrekking tot het hoofd te bepalen.nbsp;Op een plat houten staafje werd een onbuigzaam stuknbsp;bordpapier met een vertikaal gericht rood bandje bevestigd, en ter hoogte van de oogen een fixatie-teekennbsp;daarop aangebracht. Ha dit ongeveer Va minuut te hebben gefixeerd, bij bevestiging van het geheele toestelnbsp;tusschen de tanden, liet ik het hoofd naar eene zijdenbsp;overhellen, het oog of de oogen onveranderlijk op hetnbsp;fixatie-punt gericht. Het nu ontstane nabeeld vertoonde

-ocr page 206-

190

bestendig eene afwijking in tegengestelden zin, namelijk, bij de neiging van het hoofd naar den linker schoudernbsp;een afwijking naar de rechter zijde, en omgekeerd, dienbsp;aan niets anders als aan partiëele compensatie der helling van het hoofd door raddraaiing der bulbi kon worden toegeschreven.

Later heb ik, om nog zekerder te gaan en de tegenwerping van onnauwkeurige fixatie uitnbsp;te sluiten, ternbsp;plaatse vannbsp;het fixeerpuntnbsp;een klein spiegeltje aange-bractit, waarin ik mijn oognbsp;kon waarnemen: het verschijnsel bleefnbsp;daarbij onveranderd.

Nadat door deze funda-menteele proefnbsp;het feit wasnbsp;vastgesteld,nbsp;ging ik eennbsp;stap verder,nbsp;met het doel,nbsp;om voor lederen graad van

rig. I ie do toestel Ijü het begin tan iedere waarneming; het 2n(Jelina’Sch“ roodc baadje k k is vertikaal, eu liet ïinklooil staat op 0’.

-ocr page 207-

191

overhelling van het hoofd het bedrag der raddraaiing te bepalen. Bij dit onderzoek bediende ik mij van denzelfdennbsp;reeds genoemden toestel, waarbij nu echter nog bijzonderenbsp;inrichtingen getroffen waren. De wijziging bestond daarin,nbsp;dat aan de vertikale staaf een vierkant stuk Fig. 1 {aaaa)nbsp;hard onbuigzaam bordpapier werd bevestigd, waarop eennbsp;graadboog d e van 180°, met 0° in de richting van het fixeer-punt, was geteekend. Om het punt b bewoog zich vrij naarnbsp;beide zijden der graadverdeeling een zinklood b c, aan eennbsp;zijden draad opgehangen. Meer naar beneden op het bordpapier bevindt zich een andere graadboog f met denzelfdennbsp;radius beschreven, maar met de concaviteit naar benedennbsp;gericht, insgelijks in graden verdeeld, waarvan het nulpunt in dezelfde verticale lijn met het zinklood ligt alsnbsp;het nulpunt van den bovensten graadboog. In het onderste gedeelte van den toestel bevindt zich een andere veelnbsp;kleinere schijf, in het midden met een lijn voorzien (opnbsp;Fig. 2 als p ^ zichtbaar), en hierop volgt een strooknbsp;bordpapier met een 6 mm. breed en 11 centimeters langnbsp;rood, vast opgekleefd bandje (Fig. 1 kk). De beidenbsp;laatstgenoemde schijfjes waren bedekt met een stuk bordpapier m »?,, in het midden Y-vormig uitgesneden, in diernbsp;voege echter, dat de rechter en de linker helft in het punt inbsp;door een dwarsbalkje van het bordpapier verbonden bleven.nbsp;Op een hoogte van G'A centimeter boven het tandstuk A,nbsp;derhalve juist ter hoogte mijner oogen, dat is in het puntnbsp;i, werd door alle lagen van den toestel een stift doorgestoken. Deze bevestigde dus, van voren naar achterennbsp;gerekend, het dwarsbalkje van het voorste bordpapiernbsp;vervolgens de schijf met het roode bandje, voortsnbsp;die met de rechte lijn, en de achterste schijf aaaa aannbsp;het verticale houten balkje B van den toestel.

Deze stift had een dubbel doel. Vooreerst, door een

-ocr page 208-

192

bijzondere inrichting kon men, met behulp van draden nu en WW, die aan de beide randen der 2 middelste bewegelijke schij-[ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ven aaiige-

d \ b nbsp;nbsp;nbsp;enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bracht waren.

,---------p-----------1

0

^•^jrrhnTïnj;»

i

a

m

m

a

de inwendige schijven zeernbsp;gemakkelijknbsp;om deze stiftnbsp;rechts en linksnbsp;draaien ennbsp;de draaiingennbsp;nauwkeurignbsp;instellen opnbsp;het vereisch-te aantal graden ; en tennbsp;anderen diende hij als vast

U ' w/ nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'tü U fixeerpunt.

ï’iquot;. II. Dezelfde toestel als fig. I , bij de overhelling vau het hoofd naar den rechter schouder, ten bedrage vao 60“ : denbsp;•chüf met het roede bandje is door een ruk aan den draad w -t * J 1, 4-achter het roode bordpapier mm gebracht, (zooals n!et gestip-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö ï

pelde lijn in horizontale richting is aarigegeven): de te voor- zinklood Op schyn gekomen schijf met de lijn p ƒ is op het midden van betnbsp;nabeeld ingesteld (met behulp van den draad w lo). De beidenbsp;afwijkingen van' het hoofd en van het nabeeld kunnen op den hct plclB^Jönbsp;graadboog d 9 en /g afgelezen worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;borizOntale

Nadat het voorste eindenbsp;van den toestel op de bekende wijzenbsp;tusschen denbsp;tanden onbewegelijk was

0° stond.

-ocr page 209-

193

richting was gehraclit, fixeerde ik het punt i, waarbij de schijf met het roode bandje Ak (Fig. 1), in verticalennbsp;stand en in de Y-vormige uitsnijding van m m gebracht,nbsp;tot het opwekken van het nabeeld diende. Na de stiftnbsp;* 30 tot 35 seconden onafgebroken gefixeerd te hebben,nbsp;werd de schijf door een kleinen snellen ruk aan dennbsp;draad achter het voorste bordpapier m m plotseling verborgen. Onmiddellijk daarop werd het hoofd een zekernbsp;aantal graden naar den linker of rechter schouder geneigd, en het nabeeld vertoonde zich nu op de ontblootenbsp;schijf met de lijn p t. Nu begon,het moeilijkste decidernbsp;waarneming, namelijk, het stellen der lijn in het midden der overlangsche richting van het nabeeld. Was ditnbsp;met de noodige nauwkeurigheid geschied, zoo gaf de lijnnbsp;op den ondersten graadboog fg van het achterste bordpapier aaa a de afwijking aan van het nabeeld. Aangezien de richting dezer afwijking aan die der hellingnbsp;van het hoofd is tegengesteld, zoo is het klaar, dat bijnbsp;de neiging van het hoofd naar den rechter schouder denbsp;aflezing geschiedde in de richting van o naar ƒ, en vicenbsp;versa. Hiermede gereed, richtte ik mijn blik op het zinklood en kon zelf de overhelling van het hoofd in gradennbsp;aflezen.

Ik heb hier nog bij te voegen, dat ik nooit veel waarnemingen achter elkander maakte, en altijd met vrij lange pauzen tusschen de afzonderlijke waarnemingen, omdatnbsp;ik anders niet in staat was, scherpe nabeelden te verkrijgen. Bij den aanvang mijner onderzoekingen steldenbsp;ik mij voor, de afwijking van het nabeeld voor iederennbsp;graad der helling van het hoofd te bepalen. Het bleeknbsp;echter al spoedig, dat dit, eerstens, nauwelijks uitvoerbaar, en ten anderen ook overbodig was. Het was voldoende, de graden van overhelling van het hoofd tot

-ocr page 210-

194

èenige rubrieken terug te brengen , van 10 tot 10 graden, en van de bij de rubrieken gevondene overbellingen van hetnbsp;hoofd de gemiddelde te nemen. Yoor iedere rubriek werdennbsp;25 waarnemingen gebruikt. De lezer zal in de hieruitnbsp;opgemaakte tabel de 2 uiterste rubrieken missen, dienbsp;van 1—10 en die van 80—90°: dit is daaraan toe tenbsp;schrijven, dat ik voor de eerste rubriek geen zekere getallen kon verkrijgen, en voor de laatste schoot de bewegelijkheid van den hals te kort.

Ik heb nog slechts op te merken, dat het fixatie-punt 24 centimeters van de tanden verwijderd was en dat iknbsp;myopie = '/i? heb.

OTerkelling van het hoofd. { Raddraaiing, gemiddeld uit

0

Grenzen.

Gemiddeld.

25 waarnemingen.

Van 10° tot 20°

15°

„ nbsp;nbsp;nbsp;20—30°

25

2,64

„ 30—40°

35

4.16

„ 40-50°

45

5.48

„ 50—60°

55

6.76

„ nbsp;nbsp;nbsp;60—70°

65

7.72

„ 70-80°

75

8.60

Uit deze tabel zien wij;

1°. Dat, bij

zijdelingsche

neiging van het hoofd

den schouder en onveranderde fixatie-lijn in betrekking tot het hoofd, werkelijk eenige raddraaiing voorkomt, innbsp;tegengestelde richting, maar in veel geringere mate alsnbsp;door Hu eek was beweerd.

-ocr page 211- -ocr page 212- -ocr page 213- -ocr page 214- -ocr page 215- -ocr page 216-

.10;

UITTREKSEL UIT DE STATUTEN.

Stichters zijn allen, die 50 gulden of meer tot stichting, inrigting of instandhouding der instelling bijdragen ofnbsp;bijgedragen hebben. Zij worden onder dien naam in hetnbsp;album der stichting vermeld.

2.

f.' /

Onder den naam van Bestuurders worden in het album opge-teekend, al diegenen, welke 250 gulden of meer tot stichting, inrigting of instandhouding bijdragen of bijgedragen hebben.

Als begunstigers worden aangemerkt al diegenen, welke zich tot eene jaarlijksche bijdrage van minstens /' 2.50nbsp;verbinden.

IJewijs van inschrijving worde verzonden aan den Directeur of aan den Heer Mr. VERLOREN VAN TIIEMAAT, Secretaris' der Instelling, bij verkiezingnbsp;ook- aan den Secretaris van een der Plaatselijke Coinmissiën (verg. Album, ld, 10).

AANWIJZING VOOR OOGLIJDERS.

Alle behoeftige en minvermogende ooglijders, die geneeskundige hulp verlangen, kunnen zich eiken dag, tusschen 10 en 12 nre, aan het Gasthuis voor Ooglijders aaninelden. Daartoe wordt noch aanbeveling, noch bewijs van onvermogen gevorderd. Zij ontvangen het geneeskundig advies, zoowel als de noodige geneesmiddelengelieel kosteloos.nbsp;Er wordt gezorgd, dat brillen en dergelijke behoeften tegen fabrieksprijs knnneunbsp;verkregen worden.

De verpleeg kosten, zijn vastgesteld op 50 cents per dag voor gemeente- of armbesturen; CO cents per dag voor particulieren. Daaronder zijn alle verplegings-behoeften begrepen (verzorging, voeding, huisvesting, bewasschen enz.)

De opname kan intusschen alléén worden toegestaan, indien de ooglijders voorzien zijn van:

a. Zindelijke kleeding en het noodige ondergoed ter verschooning. i. Het benoodigde reisgeld voor de terugreize naar de woonplaats.nbsp;c. Het bedrag der verpleegkosten, of eene verklaring, welk gemeente- of armbestuur, of wie anders, de verpleeggelden zal betalen.

Op bijzondere aanbeveling van Commissiln en van Bestuurders der Instelling wordt, voor zooverre de fondsen toelaten, kostslooze verpleging ingewilligd.

Alle brieven moeten franco ingezonden worden.

MODEL VAN VERKLARING.

De ooglijder

kan in het Gasthuis voor Ooglijders worden opgenomen voor rekening van

De rekening van verpleegkosten en kleine voorschotten, voor brillen of dergelijke behoeften, wordt ingewacht aan het adres van