DE OUDE GENEESHEER.
-ocr page 2-40' •
-ïfe-
In eene kleine stad van Noord-Duiischland leefde onlang» een, wegens de kunde in zijnnbsp;vak beroemde geneesheer, bekend door zijnenbsp;mensehlievendheid jegens armen en lijdenden,nbsp;welker lot hij zoeht te verzachten. Er ontbraknbsp;nogtans aan den grijsaard één ding, zondernbsp;hetwelk hier beueueu geen geJuk bestaanbaarnbsp;is; ik meen de vrede Gods in den gekruistennbsp;Middelaar.
Zijne jeugd was voorbijgegaan in eenen tijd waarin het ongeloof zegevierend heersehte aannbsp;do duitsche hoogescholen en in letterkundigenbsp;kringen; en hij had geen weerstand gebodennbsp;aan den stroom der toenemende verlichting,nbsp;zooals men toen het loochenen van het lichtnbsp;der wereld noemde, zonder hetwelk er nietsnbsp;dan diepe duisternis en wezenlijke onweten-heid bestaat, onder den bedriegelijken schijnnbsp;eener bedorvene en bedervende beschaving. Erd-MABw , zoo was de naam van onzen geneesheer,nbsp;had een vromen vader, een getrouw bedienaarnbsp;des Goddelijken Woords, welke dikwerf aan
-ocr page 4-zijn toon de Goddelijke waarheden en de naam van den Zaligmaker had doen hooren; maarnbsp;de zoon had deze leerstellingen verworpen,nbsp;als onbestaanbaar met ik weet niet welk phi-losophisch stelsel, geheel nieuw van de univer-siteit mede gebragt, en hij leefde sedert vijftignbsp;jaren zonder gebed, zonder bijbel, zonder godsdienst , zonder avondmaal en (zooals hij laternbsp;zeide) zonder God in de wereld. Hij beschouwdenbsp;al deze dingen slechts als middelen van ordenbsp;en bedwang voor het grove onbeschaafde volk.nbsp;Hij had slechts èèn grondbeginsel: goed doennbsp;en niemand vreezen, en daar hij doordat woordnbsp;niemand vreezen, ook verstond God niet tenbsp;vreezen, is bet onnoodig er bij te voegen, datnbsp;hij alleen bepaalde wat het woord goed ie doennbsp;met zich bragt. Leven en laten leven dat wasnbsp;ook nog een grondregel van zijn beoefenendnbsp;leven. De genoegens van de tafel, van denbsp;zamenleving en het spel, waren benevens zijnenbsp;werkzaamheden, genoegzaam geweest om hemnbsp;van alle meer ernstige overdenkingen wegensnbsp;zgn toekomstig lot, af te trekken. Op dezenbsp;wijze beleefde hij zijn zesenzeventigste jasir.
Toen kwamen de gebreken des ouderdoms. Genoodzaakt te huis te blijven, alleen, met eennbsp;hardnekkige hoest, begon bij ïicti zeer ongelukkig te gevoelen, zijn kwaad humeur spreidenbsp;zich uit over alles wat hem omringde. Nooit
-ocr page 5-gehuwd geweest zijnde, waren zijn koetsier en eene oude huishoudster de eenige wezens dienbsp;hij kon plagen. Al zijne slapeloozc nachtennbsp;werden doorgebragt met hellen, kijven en bedreigen. Het gaat met enkele personen als metnbsp;volken, als zij den vrede niet inwendig hebben,nbsp;beschuldigen zij alles wat hun omringt vannbsp;den moeijelijken toestand die hun kwelt. Onzenbsp;grijsaard gevoelde zich gebogen onder de handnbsp;van een’ Magtigeren dan hij, die hem zeide;nbsp;bereidt uw huis want gij gaat' sterven. Maarnbsp;hij gaf zieh aan die roepstem zoo spoedignbsp;niet over. Dikwerf verzocht -hij aan zijnenbsp;tafel menschen uie even weinig ernstig dachten als hij, bij welke hij dan vrolijkheid ennbsp;een’ groeten eetlust vertoonde, om aan hunnbsp;en aan zichzelve de zwakheid van dat wei-nigje leven Ic verbloemen, dat nog zijn hartnbsp;deed kloppen. Dan verwonderden zich de tafelvrienden over zijn goed uitzien en kracht,nbsp;en onderhielden hem over de vijftigste verjaring van zijn Doctoraat, welke hij binnennbsp;eenige maanden zoude vieren. Alhoewel doornbsp;deze v^rstrooijingen de oude geneesheer zijnenbsp;dagen doorbragt zonder te veel aan zijnennbsp;toestand te denken, zoo verzachtten zij tochnbsp;de nachten niet.
Omstreeks dezen tijd kwam er in de kleine stad welke EaDDiAKn bewoonde een oud Pre-
-ocr page 6-dikant, een academie-vriend van onzen geneesheer. Naauwelijks vond deze zich alleen met zijnen ouden vriend of hij deed hem metnbsp;een onrustig voorkomen deze gewigtige vraag:nbsp;gt;meent gij dat er genoegzame redenen bestaannbsp;om te gelooven dat de geest van den menschnbsp;onsterfelijk is ?” Deze vraag gaf aanleidingnbsp;tot een onderhoud, waarvan het gevolg was:nbsp;» dat de philosophische bewijzen voor de onsterfelijkheid der ziel niet beslissend zijn; datnbsp;men dus tot geene zekerheid kan komen, maarnbsp;dat men zich gelukkig mag achten indien mennbsp;aan de onsterfelijkheid kan gelooven.”
Het is onnoodig Ie zeggen dat dit gesprek de angsten van den grijsaard zeer vermeerderde. Hij opende zich deswegens aan eennbsp;zijner vrienden, welke hem behulpzaam wasnbsp;in het maken van zijn testament, er bijvoegende , dat wanneer de onsterfelijkheid dernbsp;ziel hem bewezen koade worden, hij alsdannbsp;gerust zoude sterven. Nieuwe en schadelijkenbsp;dwaling waar zoo vele ongeloovigen hunne. toe-vlugt toe nemen, even als of de onsterfelijkheidnbsp;in zichzelve alleen, niet de allerverschrikkelijkste van alle ongelukken kon worden! Ziedaarnbsp;waarom de bijbel de onsterfelijkheid nooit alsnbsp;enkele bespiegeling leert ; zij spreekt vannbsp;eeuwig gelnk of eeuwig ongeluk, van eene opstanding ten leven of van eene opstanding ter
-ocr page 7-verdoemenis en God alleen bezit de onsterfe-^ lijkheid (Tim. VI: 16), en alleen degene dienbsp;het leven heeft, het onvergankelijk leven innbsp;God, heeft eene onsterfelijkheid die voor hemnbsp;eene rede van vertroosting en van blijdschap is,nbsp;Jezus Christus verbindt dikwerf de belofte zelvenbsp;der opstanding, aan het tegenwoordig bezitnbsp;van het geestelijk leven (Joh. VI: 40, 54).
Men gaf Erdmakh den raad den nieuwen leeraar van het kerspel te doen roepen, welkenbsp;onlangs in zijne dienst was getreden en zich metnbsp;hem te onderhouden. Hij schudde echter met
een zeer ongeloovig VOOrkomen tiet hoofd.
» Denkt gij, zeide hij, dat ik van een jong mensch kan leeren hetgeen mijn zoo geleerdenbsp;en ondervindingrijke vriend mij niet heeft kunnen zeggen, hij, die vijftig jaren langer geleefdnbsp;en gestudeerd heeft dan deze jonge leeraar?”nbsp;Evenwel door middel van een jong geneesheer,nbsp;welke tegenwoordig zijne praktijk bij zijne zieken waarnam, en die met den predikant sedertnbsp;hunne studiejaren verbonden was, deed Erd-MABH dezen laatste bij zich verzoeken en vannbsp;toen af ontmoetten deze twee jonge vriendennbsp;elkander menigmaal bij den ouden geneesheer.nbsp;Maar gewoonlijk waren de gesprekken niet,nbsp;zóó als de dienaar van God gewenscht zoudenbsp;hebben. Hij had openlijk willen spreken overnbsp;den dood en het oordeel, legen eenen grijsaard
-ocr page 8-welke zoo na aan het graf was; maar zoo dikwijls hij de gesprekken op ernstige onderwerpen wilde leiden, maakte de geneesheernbsp;gebruik van het gezag dat hem zijne jarennbsp;gaf, en zijne behendigheid in de zaïnenlevingnbsp;om eene andere wending aan de gesprekkennbsp;te geven.
De leeraar ondervond deswegen groot leedwezen, en ondanks zijne onervarenheid met de wereld en de menscben, besloot hij, nanbsp;vruchteloos eene gunstige gelegenheid afgewachtnbsp;te hebben, zich openhartig aan den grijsaardnbsp;te openbaren, welke altoos tot eenen anderennbsp;tijd het belang zijner ziel verschoof. Op zekerennbsp;dag derhalve, dat de geneesheer afscheid van hemnbsp;nemende, en even als Felix tot een andermaalnbsp;verschuivende, hem nogtans noodigende om weder te komen, zeide de dienaar van Jezus Christus met zachtheid, maar met ernst tot hem:nbsp;. waarde Heer! ik ben u ten hoogsten ver-pligt voor de welwillendheid waarmede gij mij,nbsp;die nog slechts een vreemdeling in deze stadnbsp;ben, ontvangen hebt, en ik verlang hartelijknbsp;u mijnen opregten dank te betoenen, maar denbsp;verpligtingen van mijn ambt maken mijnen tijdnbsp;zoo kostbaar, dat ik dezelve niet meer magnbsp;besteden aan noodelooze gesprekken; indien gijnbsp;ernstig begeert u met mij over het heil uwernbsp;ziel en uwe zaligheid te onderhouden, weest
-ocr page 9-d.'in zoo goed het mij te doen weten en ik ben ieder uur tot uwe dienst.’’ De geneesheer zagnbsp;een oogenblik de predikant aan met een gezigt,nbsp;waarop zich eene mengeling van verwonderingnbsp;en ontevredendheid teekende ; maar weldra vannbsp;deze eerste opwelling terugkomende, reikte hijnbsp;hem vriendschappelijk de hand, zeggende: »welnbsp;nu, wanneer ik u laat vragen weest dan zoonbsp;goed om te komen ”
Drie dagen daarna zag de predikant de koetsier van den ouden geneesheer bij zich binnen treden, welke hem liet verzoeken om bij hemnbsp;te komen. Hij ging onmiddelük daarheen ennbsp;vond hem te bed, hoewel de oude man totnbsp;dus verre vermeden had om te blijven liggen,nbsp;ten einde den voortgang zijner ziekte te verbergen. Na de eerste pligtplegingen, stelde denbsp;zieke zelf het vraagstuk voor dat hem menigmaal beangstigd had, hetwelk aanleiding . gafnbsp;tot het volgende onderhoud.
D Mijnheer de predikant, gelooft gij waarlijk dat onze ziel onsterfelijk is?’’
• Zonder eenigen twijfel. Mijnheer de geneesheer , en het zoude weinig zijn dit te gelooven; ik geloof wat meer is, dat gij en ik na onzennbsp;dood, eeuwig gelukkig of eeuwig ongelukkignbsp;zullen zijn.”
gt; Bewijst mij dat.”
» Het komt mij voor, zonder veel woorden,
-ocr page 10-dal gij het bewijs daarvan zelve in uwen boezem draagt. Van waar die vrees en onrust die zichnbsp;van u meester maakt bij de enkele gedachtenbsp;aan een’ aanstaanden dood ? Is het niet uwnbsp;geweten, dat in u getuigt dat er na uwennbsp;dood iets te vreezen of te hopen is?”
» Toegestaan. Maar bewijst mij dat dit alles waar is, want ik vraag bewijzen; gij begeertnbsp;niet, denk ik, dat ik een jong mensch zoo alsnbsp;gij zijt, op zijn woord zal gelooven.”
t Zeker niet; mijne jaren en mijn persoon doen niets tot de zaak, en dewijl gij bewijzen begeert, zullen wij dezelve hooren uit den mondnbsp;van iemand die achticnhonderd jaren ouder isnbsp;dan gij en ik; en wat meer zegt, die van eeuwigheid bestaan heeft. Hebt gij een Bijbel ? ”nbsp;De geneesheer bedacht zich een oogenblik. »Ja,”nbsp;zeide hij, • ik heb er een,” Daarop zijne oudenbsp;huishoudster geroepen hebbende, beval hij haarnbsp;zijnen Bijbel te gaan halen uit eene lade dienbsp;opgevuld was met oudheden. Het Woord vannbsp;God, dat hij nimmer gelezen had sedert hij zijnenbsp;belijdenis deed, werd hem gebragt. De predikant nam het en las niet zonder ontroeringnbsp;deze woorden, geschreven op een wit blad voornbsp;in het boek, woorden welke hem toeschenennbsp;een bewijs te zijn, dat de hand van den goeden Herder zich uitstrekte naar deze tot dusnbsp;verre van Hem verwijderde ziel: Ik geef dezen
-ocr page 11-Bybel aan mijn’ lieven zoon GoiirrEms, op den achtsten verjaardag zijner geboorte, en ik bidnbsp;de God van alle genade, om door de krachtnbsp;van zijn Woord en Geest, mijn kind te brengen tot een opregt geloof, een heilig leven ennbsp;een gelukkig sterven. W. ERDMiNff.
W. Erdmarh was de grootvader van onzen geneesheer; leeraar vol geloof en ijver, christelijk dichter van bijzondere bekwaamheden,nbsp;wiens naam nog in zegening is in de Duitschenbsp;kerk, welke nog met stichting de geestelijkenbsp;liederen zingt, welke hij haar als eene rijkenbsp;erfenis heeft nagelaten; het is aan hem ondernbsp;anderen, dat die kerk het gezang verschuldigd is dat met de woorden begint: Jezusnbsp;neemt de zondaars aan. Een der meest gemeenzame die zij bezit, hetwelke in de meestenbsp;bundels gevonden wordt en dat alle christenennbsp;van hunne kindsheid af van buiten kennen.
n Ziedaar,” zeide de predikant na voor den geneesheer de woorden gelezen te hebben,nbsp;welke door de hand van zijnen grootvader geschreven waren, «uw grootvader, welke deze erfenis aan zijnen zoon naliet, is sedert lang gestorven in de hoop eener zalige eeuwigheid,nbsp;uw vader is hem gevolgd; zij zegevieren thansnbsp;voor den troon van God met de schare dernbsp;regtvaardigen, welke tot de volmaaktheid gekomen zijn ; daar moeten wij ons met hen ver-eenigen ; is dit uw wensch niet ? quot;
-ocr page 12-gt; Ja, ik beken het,” zeide de grijsaard met aandoening; » maar hoe kan ik gelooren datnbsp;deze dingen waarachtig zijn ? ’’
De predikant stelde hem met den Bijbel in de hand, de getuigenissen des eeuwigen levensnbsp;voor, nemende ten grondslag de opstanding vannbsp;Jezus Christus, welke ieder redelijk menschnbsp;moet aanneraen als eene zaak welke onweder-sprekelijk door de geschiedenis bevestigd is. Hijnbsp;die de sleutels der hel en des doods heeft, dienbsp;dood is geweest en die levend is van eeuwigheidnbsp;tot eeuwigheid, vergezelt met zijnen Geest zijnnbsp;Woord. De zieke luisterde met aandacht ennbsp;eene toenemende aandoening, en riep eindelijknbsp;uit: » Ik wil dat gelooven, ik moet het ge-looven. Ik wenschte niet ongeloovig te zijn.nbsp;Maar zeg mij, indien er waarlijk een eeuwignbsp;leven is, hoe komt men er toe? Wat moetnbsp;men doen om zich waardig te maken, om hetzelve te verkrijgen?”
» Om aan uwe vraag te beantwoorden zoo als gij dezelve voorgesteld hebt,” zeide de leeraar,nbsp;» zal ik u zeggen dat er twee wegen zijn omnbsp;tot het eeuwige leven te komen. De eene welkenbsp;alles bevat wat men moet doen om zich hetzelve waardig te maken is do weg van de Wet.”nbsp;De getrouwe dienaar Gods stelde toen de Goddelijke wet voor in al hare heiligheid, in alnbsp;hare onbuigzame gestrengheid, in al hare ei-
-ocr page 13-schen, welke zich uitstrekken tot op do geheimste bewegingen van het hart, en een leven vorderen dat nooit in iets afgeweken is vannbsp;dezen regel van volmaking. Voorts vervolgdenbsp;hij :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Indien uw leven overeenkomstig is met
deze wet en dezelve geheel vervult, dan hebt gij regt tot het eeuwige leven. Maar onderzoek u ernstig!”
• nbsp;nbsp;nbsp;0! neen, neen! ik heb in geenen deelenbsp;zoo geleefd; maar als het er zoo mede is alsnbsp;gij zegt, dan is mijn geheele leven verloren ennbsp;ik heb geen de minste hoop op het eeuwigenbsp;leven.”
• nbsp;nbsp;nbsp;Ik ben zeer gelukkig te zien dat gij eindelijk geloofd dat God niet kan voldaan wezennbsp;met eenige uiterlijke daden, met eenige werken, maar dat Bij een gehèel heilig levennbsp;eischt. Eene wet zou geene wet meer zijn,nbsp;zoodra het genoeg was dezelve gedeeltelijk tenbsp;vervullen.’’
gt; Hoe! gij acht dit gelukkig ? Maar nog cens, ik zeg U, indien gij gelijk hebt, en mijnnbsp;geweten , ik moet het toestemmen, is het metnbsp;U eens, dan ben ik verloren! Want er schietnbsp;mij niets over van mijn leven, en, op den randnbsp;van het graf kan ik het niet verbeteren.”
. Dat is waar. En voeg er bij , dat al waart gij zoo jong als ik en kondet zonder zonden leven tot den gevorderden ouderdom dien gij thans
-ocr page 14-bereikt hebt, dit de minste uwer zonden voor God niet zou kunnen herstellen ; alle raagten vannbsp;het heelal kunnen niet verhinderen eene daadnbsp;eene daad te doen zijn, noch maken dat hetgeen is, niet is. Dus de zonde is een daadnbsp;¦die voor God bestaat.”
» Maar hoe kan men dan zalig worden? Hoe kan ik, ik, zalig worden ? Ik kan God, datnbsp;zie ik wel, de goede hoedanigheden die mennbsp;in mij prees en die het gevolg van mijn natuurlijk gestel waren, niet aanbieden; ik hebnbsp;nooit iets gedaan voor God; ik heb nooit zijnenbsp;wet volbragt; wat kan ik Hem aanbieden ? ”
» Biedt hem de verdiensten en de volmaakte geregtigbeid van zijnen Zoon aan ; niets andersnbsp;kan u redden.”
* Dat begrijp ik niet; weést zoo goed en verklaar u.”
» quot;Weet gij niet dat God zelve de verlossing van door de wet veroordeelde zondaren toebereid en vervuld heeft?” Hier stelde de predikant aan den grijsaard de blijde boodschapnbsp;van de verlossing door Jezus Christus voor; hijnbsp;las en verklaarde voor hem Lukas XXII: 39 ennbsp;vervolgens; en eindelijk sprak hij hem over denbsp;bediening der verzoening met God, naar 2 Cor.nbsp;V: 14—21. Deze leer, of liever, deze onmeetbare liefde Gods omtrent zijn oproerig en verloren schepsel, drong in het beangst geweten
-ocr page 15-Van den zieke, en in zijn door twijfelingen gefolterd hart, als een balsem in eene brandende wond en als een zacht licht in het midden dernbsp;duisternis. Deze woorden der eeuwige barmhartigheid, beantwoordende aan eene brandende behoefte der aandachtige ziel die ze hoorde,nbsp;gaven aan zichzelve een zoo krachtig getuigenis,nbsp;als de woorden der wet zich getuigenis gegeven hadden in dit geweten. Na een lang ennbsp;plegtig stilzwijgen , riep de grijsaard uit, evennbsp;als of eene nieuwe wereld zich aan zijne zielnbsp;had ontdekt: » ja, het is eene blijde boodschapnbsp;die gij mg daar verkondigdt! Maar,” voegdenbsp;hij er op een’ droevigen toon bij, » ik geloofnbsp;niet dat ze voor mij is; want wat kan ik doennbsp;om in Jezus Christus te gelooven en om mijnbsp;te verzekeren dat God mij zal vergeven, aannbsp;mij, mijne zonden, ter oorzake van Hem?”
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Dat is hier het werk van God, dat wijnbsp;gelooven in Hem dien Hij gezonden heeft. Maarnbsp;waarom loudt gij niet reeds als sy» werk aanmerken hetgeen in uw hart heeft plaats gehad,nbsp;sedert dat wij te zaraen spraken ? Ik heb hetnbsp;niet gedaan; gij ook niet; indien het slechtsnbsp;aan u had gelegen, zoudt gij nog in die noodlottige zekerheid zijn, waarin gij zoo vele jarennbsp;geleefd hebt.”
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Dat geloof ik wel, maar.....
de zaak niet moeijelijker als ze is.
-ocr page 16-God schenkt u thans door zijn Woord (en Hij kan u niet bedriegen,) zijne rergiffenis, zijnenbsp;zaligheid om niet, verkregen door den Verlosser. Bid opdat Hij u de vrijmoedigheid, hetnbsp;geloof geve dat deze zaligheid aangrijpt.”
* Bidden! Mijn God! ik kan niet bidden; ik heb nooit gebeden I ”
gt; Vergeef mij, gij kunt zeer Wel bidden. Even zoo goed als iemand die van honger sterft,nbsp;of die door grooten dorst verleerd word,nbsp;om brood en om water kan vragen; even zoonbsp;goed kunt gij tot God uit het diepste uwernbsp;ellende roepen en dat zal bidden zijn. Godnbsp;wacht van u om u te verlossen, niet tot gijnbsp;Hem .sehoone woorden voorhoudt, Hij wachtnbsp;van u slechts de stem van het hart. Overigensnbsp;zoo gij het verlangt zullen wij te zamen bidden.”
De zieke stemde er in toe en de leeraar, na den Heer zijne beloften Matth. XVIII: 19nbsp;cn 20 te hebben voorgehouden, storto zijne zielnbsp;voor God uit met het vuur des geloofs en denbsp;zalving der liefde. God hield de openbaringnbsp;zijner genade niet terug. De zieke welke eerstnbsp;in stilte den christelijken leeraar had gevolgd,nbsp;eindigde met iedere smeeking welke uit zijnennbsp;mond vloeide hard op te herhalen, tot dat zijnnbsp;getroffen en verbrijzeld hart in tranen uitbarstenbsp;en zijnen vriend zelfs zweeg, om zijne tranennbsp;met die van den grijsaard te vereenigcn. Hij
-ocr page 17-nam afscheid van hem met de verzekering dat deze ziel behouden was. Reeds den volgendennbsp;morgen was de koetsier van den geneesheernbsp;aan de deur van den predikant; hij kon nietnbsp;ophouden om onder eenen vloed van tranen tenbsp;verhalen, welk eene wonderbare veranderingnbsp;er bij zijnen meester had plaats gehad. , Gewoonlijk,” zeide hij, » had Mijnheer den ge-heelen nacht geen rust en deed niets dan bellen,nbsp;kijven en vloeken. Maar gisteren avond wasnbsp;hij zoo vriendelijk jegens ons; hij verzocht onsnbsp;om maar gerust naar bed te gaan, omdat voegde hij er bij, hij zelf wat Wilde slapen. Evenwel was do huishoudster in eene kamer naastnbsp;die van mijnen meester op gebleven; zij heeftnbsp;hem hooren bidden en overluid in den Bijbelnbsp;lezen en eindelijk is hij gerust ingeslapen.nbsp;Dezen morgen schijnt hij zeer gelukkig, en zijnnbsp;eerste bevel is geweest, Mijnheer, om mij hiernbsp;te zenden om u te halen.”
De predikant vond den zieke in eene gelukkige stemming van geest, aan zijne zaligheid geloo-vende, maar zich inbeeldende dat hij niet geloofde, omdat hij over vele gewigtige puntennbsp;nog in onwetenheid en twijfel was. Al dezenbsp;stukken werden het voorwerp van vragen dienbsp;hij aan den leeraar deed en op welke dezenbsp;volgens de Schrift antwoorde. De grijsaard,nbsp;fijnen leeraar hem gedeelten van Psalmen hoo-
-ocr page 18-rende voorzeggen, welke hij vertroostend of leerzaam voor den staat zijner ziel vond, wildenbsp;zelfs verscheidene verzen van buiten leeren, dienbsp;hem het meeste goed hadden gedaan, ten eindenbsp;ze voor zichzelve te kunnen herhalen gedurendenbsp;de stilte van zijne lange nachten. Hij besteeddenbsp;al zijnen tijd om in de kennis der Schriftennbsp;toe te nemen, hetzij door zelve te leezen, hetzijnbsp;door uitleggingen welke hij dagelijks vroeg aannbsp;den leeraar van Gods Woord. Hij geraaktenbsp;eindelijk tot de heerlijke verzekering van zijnenbsp;verzoening met God, door de volmaakte verdiensten van den Zaligmaker; en van toen aannbsp;waren zijne laatste dagen niets dan lof ennbsp;dankzegging Hij vroeg om het Avondmaal tenbsp;houden, hetwelk hij sedert het doen zijner belijdenis niet meer gedaan had. Op den dagnbsp;bepaald voor deze aandoenlijke plegtigheid, bevond de leeraar zich bij den zieke, die sintsnbsp;acht dagen het bed niet verlaten had, gezetennbsp;voor zijne tafel, in een zwarte rok en gekleednbsp;als voor een der schoonste feesten van zijn leven. Hij ontdekte zijn eerwaardig hoofd metnbsp;sneeuwwitte haren, volgde met het hart hetnbsp;formulier, en op het oogenblik van het Nachtmaal te gaan houden met Dengenen, die zichnbsp;voor hem had overgegeven, en die in dezenbsp;oogenblikken zich aan hem ging mededeelen,nbsp;schoof hij zijnen stoel achteruit, wierp zich op
-ocr page 19-de knieën, even als of hij geene de minste zwakheid gevoelde, en storte voor God zijnnbsp;hart uit door zielroerende geheden en vurigenbsp;dankzeggingen. Toen kon hij bidden!
Vier dagen later, het was een zondag, ontving de grijsaard zijnen jongen vriend met nog meer genegendheid dan gewoonlijk en zeide,nbsp;hem de hand toereikende: » heden denk ik zalnbsp;ik vertrekken.” De predikant bad met hem,nbsp;en afscheid van hem nemende hoorde hij hemnbsp;met eene zwakke stem het begin van hetnbsp;schoone gezang opzeggen : » Be Koning op tviennbsp;ik my Terlaatenz. Uit de kerk terugkomende vond de leeraar dat de geneesheer was ontslapen, zonder doodstrijd en zonder smart!....nbsp;Hij was weder vereenigd met zijnen grootvadernbsp;en vader.
Ouders! die het heil uwer kinderen ter harte neemt, die voor hun bid, die hun het Woordnbsp;des levens geeft, verliest den moed niet, laatnbsp;ü niet ter nederslaan door twijfel, zelfs dannbsp;wanneer gij langen tijd de smart mogt hebbennbsp;hen op dwaalwegen te zien wandelen. Hij wiensnbsp;beloften zich uitstrekken tot duizend geslachtennbsp;heeft u verhoord; Hij zal het kind uwer gebeden redden, al was het zelfs ter elfder ure.
-ocr page 20-óetl:
»7è ’»
10 )) i5 nnbsp;i5 n
07 igt;
isl ))
isi
25
i5
«lt;»•
3o.
Si.
3S*
53.
54-
55.
36.
37.
38.
39.
40
41
43,
45,
44
45
46
rukicn te bckomeu bij M- WIJT amp; ZONEN a iO Cents, bij wie ook uit2;cgeven wordt :nbsp;I/evensgeschipilRni.* van Peier X^ohbeck , derde druk ,nbsp;naar het Hooffduilsnh ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i5 Ct.
I) e Wever uit Welsh, vierde drukquot;; «aar het EngeUch. 07I u
J) e kleine bewoner van het Auvergnésche gebergte * naar
het Engeiscb , derde druk. nbsp;nbsp;nbsp;10 u
Arme Sara ; of de Indiaansche Vrouw , tWeede druk , naar het Engelsch.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;07^ )j
De Jonge llutbewoonsler, vierde druk; naar kct Engelich, aa^ m Buitengewone Opwekking onder do kinderen in Elber-fe)d, tweede druk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oS »
De lerscbe Boer, naar het Engelsch. nbsp;nbsp;nbsp;10
Elizabeth Cunningham ; ceiie ware Geschiedenis, tweede druk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;90 gt;i
Geschiedonfs van John Eobins, de Matroos. nbsp;nbsp;nbsp;*0 U
Uitbreiding van de Parabel der vijf wijise en viji clwaz© Mavgden.
Het leven van Kolonel Jacob Gardiner,
De Slroopers Dochter.
I)e Bode met goede tijding,
Jansje Allan.
2uttderlinge tusschcnkomst der Voorzienigheid. '
Levonsberigl van Amelia Gale.
Sara Hill , de leerling van de Zondagechool.
De Geschiedenis van Mary Smith.
De Dorps-Pvedikant.
Do Waarheid en uitwerkselen van het Evangelie,
Kracht des Geloofs , bij trc/Tende beproeving, lïerraan de Houthakker,
De laatste uren van John Cowper.
Hot einde van den lijd.
Wal God bewaart, is wel bewaard, (tweede druk)
Do Woêrhaan van het Kasteel, (tweede druk) nbsp;nbsp;nbsp;taf «
Ebon-Haëzer , in Lalakko. nbsp;nbsp;nbsp;^
Benigs beriglen van Indiaansche Bekeerlingen. nbsp;nbsp;nbsp;10 n
Do Chrislen-Feosten , ecu ouderwijs ter VcrvuUing vau *8 menschen voornaamste behoeften.
Verhaal van twee reizende Predikers. nbsp;nbsp;nbsp;07ï
De Tijd en de Eeuwigheid. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;**
Kort en heilzaam berigt, aan allen , die begeerte hebben om zalig te worden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t® »
Levensloop van Johan Coenraad Ter Linden. nbsp;nbsp;nbsp;07t
Een Beroep op het Hart. nbsp;nbsp;nbsp;•?*** **
SlorfgevallenAvan zeven bekeerde Heidenen,. nbsp;nbsp;nbsp;10 »
Levensloop van C. L. Töpfer , Evangelieseh Predikant
te Pelerswalden. nbsp;nbsp;nbsp;,
,, De Schaapherder van do vlakte van Salisbury. nbsp;nbsp;nbsp;i7f ï)
. Eenige bijzonderheden uit hel leven en de werkzaamheden van Dr. Robert Morrison , Zendeling onder de Chinezen. i5 nnbsp;Lydia S... (Een aulhenthiek verhaal),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^71 gt;‘
Hugo Boiiren.
,. Do Christelijke viering van den Zondag, nbsp;nbsp;nbsp;^
. Hënry Obookiah, inboorling der Sandwichs-Eilanden. nbsp;nbsp;nbsp;»