-ocr page 1-

On.


ROEPSTEM


DES


H E E R E N.


» Zoo iemand dorste, die home tot mij en drinke!quot;


TWEEDE DRDK.


Te ROTTERDAM, bw

M. 'VYIJT amp; ZONEN. 1843.


,r


-ocr page 2- -ocr page 3-

Roepstem des JEfeeren.

En op den laatsten dag, zijnde den grooten dag des feestee, stondnbsp;Jezus en riep , zeggende : zoo iemandnbsp;doTstet, die Tiome totmij en drinke !

Joh. VII ; 37,

leder woord door onzen Heer en Zaligmaker uitgesproken, eischt onze ernstige opmerking;nbsp;zeer bijzonder ook de uitnoodiging die wij hiernbsp;herhalen. Niet in een gewoon gesprek, in dennbsp;kleinen kring Zijner leerlingen, maar in dennbsp;tempel, en met luider stem riep onze Heernbsp;tot de Hem omringende menigte: zoo iemandnbsp;dorstet, hij home tot mij en drinhe!

De Zaligmaker spreekt hier van den Heiligen Geest; niet of deze gave op zieh zelve en afgescheiden van andere zegeningen des Evangelies,nbsp;•loor Hem wierd verleend, alle andere gaven staannbsp;luch tot deze, die de voorbereiding is tot het eeu-

1

-ocr page 4-

wig geluk, in onafscheidelijk verband. Deic woorden waarin de Heer uitdrukt dat Hij dennbsp;Heiligen Geest wil en kan mededeelen, bevattennbsp;dus te gelijk de verklaring dat Hij alle schattennbsp;van het Evangelie wil en kan geven aan allennbsp;die ze in opregtheid begeeren en bij Hem zoeken.nbsp;Verblijdende waarheid, hoofdinhoud van geheelnbsp;het Evangelie, bron onzer hope en van het levennbsp;onzer zielen. ‘

Welke zegeningen moet eene opregte en verlichte ziel het vurigst verlangen ? allen die zich zelven onder opzien tot een alwetend en heilignbsp;God leerden kennen , zullen dadelijk antwoorden :nbsp;»Wij zijn strafwaardige schepselen; zoo wij geennbsp;vergeving kunnen vinden, zijn wij verloren. Wijnbsp;zijn arm en onmagtig; wij hebben ieder oogen-blik de vaderlijke hulp noodig van Hem doornbsp;wien alle dingen bestaan. Wij zijn onrein, zwaknbsp;en ellendig, en wij behoeven de almagtige hulpnbsp;des Heiligen Geestes om gereinigd, vernieuwdennbsp;versterkt te worden. Wij zijn onsterfelijk, ennbsp;gaan door dit korte leven naar het graf, wijnbsp;spoeden ons tot een nimmer eindigend bestaan,nbsp;en wij hebben geene dringender behoefte, geennbsp;vuriger wensch dan deelgenooten te worden vannbsp;de zaligheid des Hemels.”

Is dit waarlijk de uitdrukking der begeerte uwes harten, o mogt die begeerte sterker ennbsp;levendiger worden, zij zal ons dringen tot Hem

-ocr page 5-

te gaan, die de dorst onzer zielen wil lesschen aan do bron des levenden waters.

Dorst uwe ziel naar vergeving? De Heer Jezus Christus kan die behoefte vervullen; alnbsp;schijnt ze van geringe waarde voor hen die nognbsp;in den doodslaap der zonde, zich omtrent hunnenbsp;eeuwige belangen niet bekommeren, deze behoefte aan vergeving is van oneindig belang.nbsp;Wanneer ernstige inc^rukken in het hart zijnnbsp;doorgedrongen; wanneer Gods heilige wet daarnbsp;Voor ons geopend ligt, in haren omvang ennbsp;volmaaktheid, en het geweten ons beschuldigt,nbsp;dat wij overtreders zijn ; wanneer wij vreezen,nbsp;dat de ontzaggelijke hand, die zich aan Koningnbsp;Belzazar vertoonde, ook voor ons schrijft: » Thekel:nbsp;dat is: gy zijt gewogen en te ligt bevonden!quot;nbsp;(Daniël Y; 27).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0 dan is het niet te verwon

deren , dat angst en schrik ons hart overmeesteren , dat onze zielen benaauwJ worden, en onze knieën beven; de regtvaardige toorn Gods metnbsp;zijne verschrikkingen doet ons dan het eeuwignbsp;verderf, de hel, als geopend voor onze voetennbsp;zien. Wanneer dat gevoel sterk in ons spreekt,nbsp;verdwijnen daarbij alle andere zorgen, al hetnbsp;leed dezer aarde wordt, daarbij vergeleken, aisnbsp;het geritsel der bladen bij onweer of storm.nbsp;Daarom wordt ons een ontwaakt zondaar voorgesteld , als met angst vragende: » Waarmedenbsp;ik den Ileere tegenkomen, en mij hukken

-ocr page 6-

-voor den hoogen God9” (Micha VI; 6). Hij zou vergeving willen koopen, niet alleen voor denbsp;kostbaarste offerhanden, duizenden van rammennbsp;en tienduizenden van oliebeken, maar zelfsnbsp;voor hetgeen nog veel kostelijker is: « Zal iknbsp;mijnen eerstgeborenen geven voor mijne overtreding 9 mijn eigen kind voor de zonde mijnernbsp;ziele 9 ’ ’

David spreekt van zich zelven als dorstende naar vergeving, wanneer hij zegt: gt; Toen iknbsp;zweeg, wierden mijne beenderen verouderd, innbsp;myn brullen den ganschen dag, want uwe handnbsp;was dag en nacht zwaar op mij, mijn sap werdnbsp;veranderd in zomerdroogte.quot; (Ps. XXXII: 3, 4).nbsp;Het was als of eene vergiftige pijl hem in denbsp;ziel was gedreven, en door dat vergif kracht ennbsp;leven uit het ligchaam weggenomen was.

Indien gij nu iets kent van dien brandenden dorst naar vergeving, indien gij iets hebt gevoeld van dien angst der ziel; o! zoo moet hetnbsp;eene groofe blijdschap voor u wezen te hooren,nbsp;dat de Heer Jezus alle lijden kan verligten;nbsp;dat Hij de smart en angsten der ziel wegnemennbsp;wil; dat zijn bloed betere dingen spreekt dannbsp;het bloed van Abel, (Hebr. XII: 24); dat wijnbsp;eene verlossing hebben door zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden naar den rijkdom zijner genade, (Eph. 1:7); dat deze Jezusnbsp;door Gods regterhand verhoogd is tot een Vorst

-ocr page 7-

ew Zaligmaker, om Israel ie geven bekeering en vergeving der zonden, (Hand. V: 31); ennbsp;dat van alles, waarvan wy niet kunnen geregt-vaardigd worden door de wet van Mozes, doornbsp;dezen een iegelijk die gelooft, geregtvaardigdnbsp;wordt, (Hand. XIII: 39), namelijk van allesnbsp;waarvoor geene verzoenende offerhanden warennbsp;vastgesteld, en waarover dus God het regtvaar-dig doodvonnis uitgesproken had.

Dorst uwe ziel van verlangen naar Gods gunst? Het is Jezus Christus alleen die ze verwerft.

Gods gunst is van onuitsprekelijke waardij en hoogs tbegeerlijk. Wanneer de oogen van hotnbsp;verstand zijn geopend , erkent de mensch dit ennbsp;vraagt: Is er waarlijk een volmaakt, volzalignbsp;God in wien de bron is van alle geluk, en dienbsp;zich zelven wil openbaren en mededeelen aannbsp;zondige stervelingen ? Wat! zon Hij het kwaadnbsp;Zijner geregtigheid afkeeren, en ons den schep-ter Zijner genade aanbieden ? Zou Hij niet alleennbsp;vergiffenis willen schenken aan onwaardige ennbsp;verlorene zondaren, maar hen daarenboven aannemen tot kinderen ? Hoe verlangt mijne zielnbsp;om tot Hem in die betrekking te staan; dennbsp;hoogen God, Vader te mogen noemen! Gelukkignbsp;die Hij alzoo opneemt in Zijn Verbond, en aannbsp;wie Hij zich met zoo groote barmhartigheid bekend maakt. Gelukkig die weten dat God hun

gunst nabij is; dat zij in alles tot Hom mogen

-ocr page 8-

opzien als lot een Vader, een almagtig Vriend! Ware dit gezegend lot het mijne, hoe gelukkignbsp;en rijk zou ik mij achten, al moest ik ook mijnnbsp;brood bedelen. De dwaas zegge: wie zal onsnbsp;het goede doen zien ? Voor mij, zoo lang mijnenbsp;ziel kan wenschen , en mijne tong de woordennbsp;herhalen, zal deze bede de mijne zijn; O Eeere!nbsp;verhef Gij over ons het licht uwes aanschijns.nbsp;(Ps. IV: 7).

Zoo ziet een heilbegeerig hart naar boven , met een verlangen zoo groot, dat het in denbsp;Heilige Schrift wordt vergeleken, niet alleen bijnbsp;den sterksten dorst, maar ook bij de brandendenbsp;begeerte van een hert, vervolgd door den jager.nbsp;Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstroo-men, alzoo schreeuwt mijne ziele tot U, o God!nbsp;Mijne ziele dorst naar God, naar den levendi-gen God; wanneer zal ik ingaan en voor Godsnbsp;aangezicht verschijnend (Ps. XLI: 23). 0 God!nbsp;Gij zijt mijn God, ik zoek U in den dageraad,nbsp;mijne ziel dorst naar IJ en mijn vleesch verlangtnbsp;naar U in een land, dor en mat en zonder water.nbsp;(Ps. LXIII: 2). De uitgeputte reiziger in het brandende zand der woestijn, smacht niet met meernbsp;verlangen naar de verkwikkende bron, dan denbsp;ziel verlangt naar den Heer. Mijne ziel is begeerignbsp;en bezwijkt ook van verlangen naar de voorho-ven des Heeren; mijn hart en mijn vleesch roe-pen uit tot den levendigen God, (Ps. LXXXIV: 3.)

-ocr page 9-

Lezer! kezit gij dat heilig verlangen naar God ? Drukken die woorden van David het gevoel uwernbsp;ziel nit ? Indien het alzoo is, God zij daarvoornbsp;geprezen! zulke wenschen blijven niet onvervuld. Door Jezus Christus is ook voor ons donbsp;toegang geopend tot de bron der wateren, springende in het eeuwige leven! Hij is in de wereld gekomen om verlorene zondaren tot God terug te brengen , om hen door dankbaarheid ennbsp;liefde voor eeuwig aan God te verbinden. Overalnbsp;wordt ons stellig geleerddat wij begenadigdnbsp;worden in den Geliefden , (Eph. 1:6), dat wijnbsp;in Hem hebben de verlossing , door Zijn bloed,nbsp;de vergeving der zonden. (Col. I: 14.)

Hebt gtj dorst naar de inededceling des Heiligen Geestes ? Ook deze wil de Heer Jezus Christus u overvloedig verleenen.

Gevoelt gij met droefheid de ellende die u in alles aankleeft, en alles ontsiert wat vannbsp;Gods beeld in u overbleef? Zucht gij over dienbsp;wel in uwe leden die strijdt tegen de wet uwesnbsp;gemoeds , en u gevangen neemt onder de wet dernbsp;zonde (Hom. VII: 23) ? Bedroeft u do verdorvenheid uwer natuur, die, als gij het goedenbsp;wilt, u nog doet zeggen: het goed te doen datnbsp;vind ik niet (Hom. VII: 18)? Is uw hart ongerust bij het opmerken van de bewijzen uwernbsp;ellende, en vreest gij Gods regtvaardig ongenoegen? Gevoelt gij waarlijk behoefte aan de

-ocr page 10-

10

hulp des Heiligen Geestes, die alleen de ziel kan reinigen, vertroosten en versterken?

De Heer Jezus deelt dien Geest mede, Wiens invloed en gaven door Zijn bloed en voorbedenbsp;zijn verworven: daarom spreekt de Apostel vannbsp;de toebrenging des Geestes van jezus cnnisius,nbsp;(Phil. I: 19); uit Zijne volheid hebben wij ontvangen ook genade voor genade. (Joh. 1: 16.)

De Heer Jezus, opgevaron in den hemel, heeft gaven genomen om uit te deelen onder de men-schen, (Eph. IV: 8); die heiligende gaven ennbsp;werkingen des Geestes worden dan ook toegekend aan Hem, die het Hoofd is der gemeentenbsp;en alles in allen vervult. De Heilige Geest verandert, vernieuwt, heiligt het hart; Christusnbsp;is ons heiligmaking van God geworden. (1 Cor.nbsp;1: 30.) Ik vermag alle dingen door Christus,nbsp;die mij kracht geeft. (Phil. IV; 13). Door Christus is onze vertroosting overvloedig. (2 Cor. 1: 5).

Hebt gij dorst naar de vreugde en heerlijkheid des hemels? De Heer Jezus alléén kan u daarvan deelgenoot maken.

Het sehijnt onmogelijk daaraan te denken en te gelooven zonder vurig verlangen om er deelgenoot van te zijn. Die dit land der belofte innbsp;het geloof aanschouwt, zoo als Gods Woord datnbsp;beschrijft, zal wel de woorden van Mozes herhalen, toen hij het land Kanaan zag: » laatnbsp;mij doch overtrekken, en dat goede land be-

I

-ocr page 11-

11

tsien.” (Deul.III: 25). Met onuitsprekelijk verlangen ziet de Christen op naar den Hemel; verwachtende en haastende door zijne gebeden de vervulling der groote en heerlijke beloften desnbsp;Heeren.

Zoo lang wij in dezen tabernakel zijn, zuchten wij, beswaard zijnde : verlangende met onze woonstede, die uit den Hemel is, overkleed tenbsp;worden, (2 Cor. V.)

Indien wij waarlijk verlangen naar die heerlijkheid des hemels, die God belooft aan allen die den Zone gehoorzaam zijn in hot geloof, onbsp;dat wij dan henengaan tot Item, die de beloftennbsp;heeft des eeuwigen levens (Joh. VI: 68). Hemnbsp;is gegeven alle magt in den hemel en op denbsp;aarde (Malth. XXVIII: 19.) Hij gebiedt over allenbsp;dingen; Hij spreekt één woord, en de eeuwigenbsp;deuren daar boven worden voor ons geopend.

Jezus Christus alléén kan de vergeving der zonden, de gunst van God, de gaven des Heiligen Geestes en de eeuwige zaligheid aan eennbsp;arm zondaar mededeelcn, die dan roemende innbsp;Hem uitroept: Wij dan geregtvaardigd door hetnbsp;geloof, hebben vrede met God (Rorn. V), Zoonbsp;is er dan geene verdoemenis meer voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet meernbsp;naar den vleesche wandelen maar naar dennbsp;geest. (Rom. VIII.)

» Maar heb ik eenige grond der hope, dat

-ocr page 12-

12

gt; nbsp;nbsp;nbsp;Zijne uitnoodiging ook tot mij is gerigt ? arm,nbsp;» geheel onwaardig, durf ik naauvvelijks geloo-. ven dat de bron van allo zegeningen, die ik

gt; nbsp;nbsp;nbsp;voor anderen geopend zie, ook voor mij zalnbsp;» vloeijen?”

Zoo spreekt welligt een ootmoedig, berouwhebbend zondaar; laat ons dan nog eens onderzoeken of waarlijk het levende water door den Heer aan allen wordt aangeboden,

God zij geloofd ! eene wolk van getuigen bevestigt deze waarheid , zoo gewigtig voor olize hope in tijd en eeuwigheid. Ik beroep mij opnbsp;de uitnoodiging die tot ons wordt gerigt, opnbsp;den H. Geest, op de tranen en het bloed onzesnbsp;Verlossers, op de ondervinding van alle geloo-vigen in den hemel of nog op aarde.

De uitnoodiging des Heeren bewijst dat Hij gezind is, de ziel die naar Zijn heil dorst, tenbsp;bevredigen.

In de Schriften der Propheten w'ordt de be-deeling van het Evangelie vergeleken bij een tijd van buitengewonen overvloed, waarin allesnbsp;wat tot voeding en veraangenaming des levensnbsp;noodig was, op de meest liefdevolle wijs aannbsp;allen zou worden aangeboden: O alle gij dor-stigen! komt tot de wateren ; en gij die geennbsp;geld hebt, komt, koopt en eet; ja, komt, kooptnbsp;Bonder geld en zonder prijs wijn en melk. (Jes.nbsp;LV.) En in het Evangelie vinden wij do ver-

-ocr page 13-

13

vulling dezer voorzegging : de Heiland biedt Zijne genade aan allen die er naar wenschen. Komtnbsp;herivaarts tot mij alle die vermoeid en belastnbsp;zijt, en ik zal u ruste geven. (Matth. XI.) Alnbsp;wat mij den Vader geeft zal tot mij komen ; ennbsp;die tot mij komt, zal ik geenszins uihcerpen.nbsp;(Joh. VI: 37.) Op den grooten dag des feestesnbsp;stond Jezus en riep, zeggende-: zoo iemand dorst,nbsp;die kome tot mij en drinke. (Joh. VII; 37.)

Is het wel mogelijk op eene meer dringende, liefdevolle, ja, aandoenlijke wijze te noodigen ?nbsp;En evenwel, daar zijn nog meer bemoedigendenbsp;verklaringen voorden zwakken mensch, die ligtnbsp;zou denken ; gt; het is waar, de Heer was volnbsp;p liefde en medelijden, toen Hij hier op aardenbsp;p getuige was van alle onze ellenden niet alleen,nbsp;p maar ook zelf zich had onderworpen aan onzenbsp;p behoeften, toen Hij ons in alles gelijk was,nbsp;p uitgenomen de zonde; maar durven wij ge-p looven, dat Hij nog dezelfde gevoelens omtrentnbsp;p ons heeft, nu Hij daar boven is gezeten opnbsp;p den troon Zijner heerlijkheid in de eeuwigenbsp;p vreugde.’ ’

Om deze droevige gedachte uit ons hart te verbannen, heeft de Heer ons met onuitsprekelijke genade Zijne toezeggingen herhaald, sedertnbsp;Hij in Zijne heerlijkheid is ingegaan. Om onzenbsp;aandacht op te wekken en ons geloof te bevestigen, spreekt Hij eerst tot Johannes: gt; schrijff’

-ocr page 14-

14

dat is; teekcn op voor alle volgende eeuwen, tot leering en vertroosting; » want deze tcoor-den zijn loaarachtig en getrouw.” Men kan ernbsp;gerust op bouwen als op den onwankelbarennbsp;grondslag. En welke zijn de gewigtige woordennbsp;die de Apostel moet schrijven ? Ih, ben de Alphanbsp;en de Omega, het Begin en het Einde. Iknbsp;zal den dorstigen geven uit de fontein des waters voor niet. (Openb. XXII: 5 , 6.)

Op dezelfde wijs, in het laatste Capittel van geheel den Bijhel: Ik Jezus, heb mijnen Engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de gemeente. Ik ben de wortel en hetnbsp;geslacht van David, de blinkende Morgensterre,

En wat volgt op deze heerlijke inleiding ? De Geest en de Bruid zeggen: Kom / en die hetnbsp;hoort zegge; Kom 1 en die dorst heeft home :nbsp;en die neme het water des levens om niet.nbsp;(Openb. XXII: 16, 17.)

Hoe zou de Heer toch woorden hebben kunnen kiezen, beter geschikt om onze twijfelingennbsp;en vrees weg te nemen. Zou Hij zeggen : dienbsp;dorst heeft home, en die wil neme het waternbsp;des levens om niet, en zou Hij dan dat waternbsp;weigeren ? Zou Hij, de getrouwe God, belovennbsp;en Zijne belofte niet vervullen ?

De Heilige Geest getuigt van Gods genadc-aanbieding aan de zielen die daarna dorsten.

Er bestaat groot onderscheid tussehen de ge-

-ocr page 15-

15

wone werking des H. Geestes aan zoo vele onboetvaardige en verharde zondaren, en dien bijzonderen invloed waardoor Hij zachtkens, maarnbsp;met Goddelijke kracht verlicht, bekeert en heiligt degene, die voor de grondlegging der wereld zijn uitverkoren in Jezus Christus. Intus-sehen, waar het Evangelium gepredikt wordt,nbsp;wil de H. Geest zegen geven. Als Stephanas aannbsp;de Joden verwijt, dat zij den H. Geest altijdnbsp;hebben wederstaan, (Hand. VII: 51), blijktnbsp;daaruit, dat van den eenen kant pogingen waren aangewend, die van den anderen door tegenkanting waren beantwoord. Als nu God denbsp;Heilige Geest aan de Joden Zijne gaven aanbood, zal Hij Zijne hulp en Zijn invloed weigeren aan hen, die het licht des Evangelies hebbennbsp;ontvangen ?

Ik durf mij hier gerust te beroepen op uw geweten. Is er iemand die dit blaadje leest,nbsp;en durft zeggen dat nooit eenigen indruk opnbsp;zijn liart, nooit eenige overtuiging van schuld,nbsp;nooit eenige wensch naar God door hem werdnbsp;gevoeld ? Bij iedere dergelijke gemoedsaandoening trekt God u, en zegt de Geest: Kom!nbsp;De werking des Heiligen Geestes is vereenigdnbsp;met den wil onzes Heeren, zoodat in iederenbsp;roepstem door ons moet worden gehoord, datnbsp;Hij genegen is om Zijne zegeningen te schenken. Zeg tot hen: sao waarachtig als ik leve,

-ocr page 16-

16

spreekt de Heere Heere, soo ik lust hebbe in den dood des goddeloosen, maar daarin hebbenbsp;ik lust, dat de goddeloose zich bekeere van zijnen weg en leve. Bekeer, bekeer u van uwenbsp;boose wegen! want waarom zoudt gij sterven,nbsp;o Buis Isrpiels, (Ezech. XXXIII.)

Als iemand ons met tranen verzekering doet T^m zijne gevoelens, zoo gelooven wij dat zijnnbsp;hart getroffen, en dat zijn gevoel opregt is.nbsp;Zie dan de tranen des Heeren over de zielen dienbsp;verloren gaan, en beoordeel daarnaar Zijne liefde.nbsp;De Heer kwam naar Jerusalem, (Luc. XIX), begeleid door den juichtoon des volks : Gezegendnbsp;is de Koning die daar komt in den naam desnbsp;Heeren! Jerusalem lag daar voor Hem, doornbsp;overtredingen de veroordeeling waard ; Jerusalem,nbsp;waarin reeds door vele bittere vijanden over Zijn’nbsp;dood werd beraadslaagd. De Heilige en Regl-vaardige kende het aanstaande lot der stad, dienbsp;de stem Gods verwierp, en met onuitsprekelijkenbsp;barmhartigheid weende Hij over haar, zeggende:nbsp;Och! of gij nog bekendet, ook nog in dezennbsp;uwen dag, ’t geen tot uwen vrede dient! Maarnbsp;nw is het verborgen voor uwe oogen, — Gevennbsp;die tranen des Heeren niet eene volkoraenenbsp;overtuiging aan de ziel, dat als Hij met zoonbsp;veel liefde dacht aan de Joden, Hij den armennbsp;zondaar, die tot Hom om redding opziet, nietnbsp;zal verstoeten ?

-ocr page 17-

17

En is niet het bloed van Jezus een onweêr-sprekelijk bewijs Zijner bereidwilligheid tot onze redding ? Niet alleen Zijne geboorte , Zijn levennbsp;in diepe vernedering ; maar Zijn bitter kruislij-den vooral is een onweêrsjirckclijk bewijs Zijnernbsp;liefde. Die in het geloof den Heer volgt opnbsp;Golgotha, en Hem daar aanschouwt, een vloeknbsp;geworden zijnde voor ons, aan het hout desnbsp;kruises; Zijn heilig ligohaam doorboord voor onze overtredingen ; Zijn hoofd gekwetst door eennbsp;kroon van doornen ; — o, die dit alles met hetnbsp;hart gelooft, vindt daarin een heerlijk en ontwijfelbaar blijk, dat Hij gereed is om Zijnenbsp;belofte te vervullen, en ruste te geven aan denbsp;ziel, die vermoeid cn beladen tot Hem komt.

Wij is gestorven opdat Hij ons den vrede aanbrengen mogt; iu elke smart is een getuigenis der genade van Mem die ons heeft lief gehadnbsp;en ons van onze zonden heeft gewassohen innbsp;Zijn bloed. (Openb. 1:5). Niemand heeft meerder liefde als deze, dat iemand zijn leven zettenbsp;voor zijne vrienden. (Joh. XV: 13). Op denbsp;treffendste wijs wordt Gods liefde bevestigd doornbsp;de omstandigheid, dat Christus voor ons is gestorven als wij nog zondaars waren. (Rom. V: 8.)

De ondervinding van allen die den vrede hunner ziel in Christus gezocht hebben, getuigt, dat Hij nooit beschaamd laat wachten, maar denbsp;hongerigen met goederen vervult. (Luc. I: 53).

-ocr page 18-

18

Ais ons oog kon doordringen tót de gewesten der heerlijkheid, wij «ouden in ieder zalige eennbsp;getuige zien van deze waarheid. Zij zijn daarnbsp;boven bekleed inct lange witte kleederen, ennbsp;met palmtakken in de handen ; zij omringennbsp;don troon des Lams, en leggen hunne kroonennbsp;voor Hem neder, omdat Hem de lof, de dankzegging en de aanbidding in eeuwigheid moetnbsp;worden foegebragt; cn als wij vragen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» wie

zijn deze ? en van waar zijn zij gekomen ? ” is het antwoord: »Deze zijn het die uit de grootenbsp;verdrukking komen, en zij hebben hunne langenbsp;kleederen gewasschen en tcif gemaakt in hetnbsp;bloed des Lams.” (Openb. VII). Zij hebben innbsp;Hem hun’ hoogsten Profeet of Lecraar, hun’nbsp;barraharligeu Hoogepriester, hun’ eeuwigen Ko-ning gevonden in een’ getrouw’ Zaligmaker, eennbsp;almagtig God. Velen waren in de diepten vannbsp;schuld en ellende, vóór dat zij Hem kenden;nbsp;maar ook de rouw over de zonde hragt hennbsp;nog nader tot Hem.

En dat getuigenis der zaligen in den Hemel vindt weerklank, in de ondervinding van iedernbsp;Christen op aarde. Er zijn vele getuigen, dienbsp;met den heiligen dichter zeggen, en met denbsp;hand op het hart tot Gods lof herhalen : gt; Dezenbsp;ellendige riep, en de Deere hoorde; en Hijnbsp;verloste hem uit alle zijne henaauwdheden.”nbsp;(Ps. XXXIY: 7). Geslingerd door vrees, over-

-ocr page 19-

19

stelpt door droefheid, zocht ik rust aan de voeten des Heeren, en Hij heeft mij zachtkens op-gerigt en met onuitsprekelijke liefde door den Geest der genade toegesproken ; » Weest welgemoed, moe zonden zijn u vergeven.”

Zullen wij zulk een getuigenis weerspreken ? 0 nceri! dat wij liever met vreugd elk nieuwnbsp;bewijs der liefde onzes Zaligmakers aannemen.nbsp;Wij kunnen ons gerust tocverlrouwen aan denbsp;ahnagt en genade van Hem, die met luide stemnbsp;ook ons toeroept: Zoo iemand dorst, die homenbsp;tot mij en drinke.

Ik wen.schte dit Stukje te besluiten met een woord van toepassing.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Aan hen die nog niet dorsten naarnbsp;de heilgoederen des Evangeliums.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Aan hen die er waarlijk naar verlangen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Aan hen die reeds aanvankelijk bevrediging van dien dorst hebben gevonden.

1. Ik spreek eerst tot u die nog leeft in zorgeloosheid omtrent uwe eeuwige belangen;nbsp;die, wanneer gij uw geweten voor God laatnbsp;spreken, weet dat alle uwe wcnschcn en bedoelingen den tegenovergestelden kant opgaan.nbsp;Gods woord komt tot u in dit oogenblik, ik

-ocr page 20-

20

bid u beantwoord toch ernstig deze twee vragen: Zijn de goederen van den Heer Jezus Christusnbsp;niet waard dat gij ze zoudt begeeren ?

Kont gij u niet voorstellen een tijd waarin gij, zoo ge nu in strafbare onverschilligheid volhardt, naar die goederen te vergeefs zult verlangen ?

Is uwe ziel zóó verdoold, uw verstand zóó verduisterd, dat gij niet inziet hoe heerlijk dienbsp;goederen zijn, hoezeer zij verdienen het doelnbsp;van alle onze wenschcn en meest ernstige pogingen te zijn ? Of is het onverschillig of Godsnbsp;toorn van uw schuldig hoofd afgewend, of uwenbsp;zonde vergeven, zijne genade u geschonken,nbsp;en uwe ziel gereinigd en geheiligd, gesterktnbsp;en vertroost door Gods woord, geleid worde innbsp;de woningen der eeuwige gelukzaligheid ?

Vergelijk ernstig die hemelsche schatten bij de ijdele en laffe vermaken die uwe gedachtennbsp;vervullen, maar aan uw hart nooit voldoeningnbsp;of rust kunnen geven, even ellendig als kortnbsp;van duur, en waarbij men eeuwige schande,nbsp;boven eeuwige vreugde verkiest.

Ik herhaal, het oogenblik nadert welligt, waarop gij te vergeefs alle deze goederen zultnbsp;wenschen te bezitten. Gij laat u thans doornbsp;allerlei ijdele droomen misleiden, en meent wel-ligt gelukkig te zijn. Maar over weinige dagennbsp;komt de dood, en verstoort die schijnbare rust

-ocr page 21-

21

uwer ziel; uwe oogen werden geopend voor dc hemelsche dingen, gij begint er naar te verlangen, te dorsten, terwijl de aardsebe genietingennbsp;u geheel verwerpelijk schijnen. Eet zal alzoonbsp;zijn, zegt de Profeet, gelijk wanneer een hongerige droomt dat hij eet, maar ah hij ontwaakt zoo is zijne ziel ledig; of gelijk als tean-neer een dorstige droomt, en ziet hij drinkt,nbsp;maar als hij ontwaakt, ziet, zoo is hij nognbsp;mat, en zijne ziele is begeerig. (Ps. XXIX: 8).nbsp;Dan strekt zich w’elligt de begeerte uwer zielnbsp;uit naar die dierbare vertroostingen; maar, helaas! wat zouden zij u baten? Gij zijt dan tenbsp;vergelijken bij den ongelukkige die zijn levennbsp;in overvloed doorbragt, en na zijn dood uit denbsp;diepste ellende uitriep: Vader Abraham} ontferm u mijner! en zend Lazarus dat hij hetnbsp;uiterste zijns vingers in het water doope, ennbsp;verkoele mijne tonge, taant ik lijde smerten innbsp;deze vlammen, (Luk. XVI). Vreeslijk zal denbsp;wroeging zijn van allen die zich daar herinneren,nbsp;dat zij de uitnoodiging, vol liefde, hebben verworpen : zoo iemand dorst, die kome tot mijnbsp;en drinke.

2. Ik wenseh zeer, dat er onder mijne lezers mogen gevonden worden, die door Gods genadenbsp;verlangen, ja, dorsten naar de zegeningen desnbsp;Evangelies. Och! mogt dat verlangen bij hel

-ocr page 22-

22

leïen dezer bladen zijn opgewekt en zij in een hooger zin als David uitroepen: Wïe zal mijnbsp;loater ie drinken geven uit Bethlehems hron-put! (2 Sam, XXIII). Wie zal voor mij waternbsp;scheppen uit de fonteinen des heils!

De begeerte der ziel naar die heilgoederen ^ is een teeken van Gods ontferming, ja menigmaal de voorbode van zijne genade. Zoo velennbsp;verachten zijnen zegen; waarom zoudt gij dienbsp;verlangen? Dat verlangen komt niet uit u zel-ven, het is de stem van Christus, die tot unbsp;spreekt; het is de Heilige Geest, die pleit voornbsp;uwe ziel, zoo als de Apostel zegt: Wtj biddennbsp;u van Christus wege, als of God door ons bade,nbsp;laat it met God verzoenen. (2 Cor. V). Wijnbsp;mogen dat woord tot den blinden, aan u herhalen ; Heb goeden moed; sta op; Hij roept u.nbsp;(Mark, X: 39). Waarom zoudt gij niet terstondnbsp;tot Hem gaan en bij Hem uw hart uitstorten ?nbsp;Waarom niet met een ootmoedig geloof tot Hemnbsp;de toevlugt nemen en tot Hem zeggen: • Heerenbsp;Jezus! Gij weet alle dingen ; Gij kent ook mijnnbsp;verlangen, naar de heilgoederen van het Evangelie, de vergeving mijner zonden, de gunstnbsp;van God, de krachtige invloed van den Heiligen Geest, de heerlijkheid van üw liemelschnbsp;Koningrijk. Ik weet: o Heer! Gij hebt alle magtnbsp;in hemel en op aarde. Gij kunt mij geven boven hetgeen ik durf bidden of denken. Zondt

-ocr page 23-

23

Gij mij niet willen hooren ? Waartoe zouden dan de uitnoodigingen van Uw woord, waartoenbsp;die stem van Uwe genade zoo lierhaaldelijk zichnbsp;tot mij wenden ? Waartoe zou IJw Geest werken aan mijn hart en mij die begeerte gevennbsp;naar Uwe hulp ? Waartoe hebt Gij tranen gestort en Uw bloed vergoten ? Waartoe zijt Gijnbsp;gestorven, zoo het niet is om zondaren te behouden ? Maar Gij hebt medelijden met ons,nbsp;en Gij hebt dat medelijden, die onuitsprekelijkenbsp;genade, groot gemaakt aan vele duizenden, dienbsp;Gij hebt getrokken uit de duisternis en over-gebragt tot Uw wonderbaar licht; duizendennbsp;loven Uwe liefde daar boven rondom Uw’ troonnbsp;in eeuwige zangen ; Uw naam wordt geprezennbsp;op de aarde door duizenden zondaren, bekeerdnbsp;tot U den levendigen God. Heere! ik geloof,nbsp;kom mijne ongeloovigheid te hulp! Gij zijtnbsp;gisteren en heden en in alle eeuwigheid dezelfde , aan Uwe voeten ducht ik geen afwijzendnbsp;antwoord! ”

3. Gij allen, die reeds den weg hebt leeren kennen tot dien Bron die springt in het eeuwigenbsp;leven, zijt dankbaar en looft den Heer dat zulkenbsp;zegeningen zijn bereid voor arme zondaren; zijtnbsp;dankbaar, dat terwijl zoo velen met onverschilligheid voorbij gaan, terwijl anderen zuchten ennbsp;zoeken, de Heer uwe oogen heeft geopend om

-ocr page 24-

Ih

dien Bron te zien. Dat heeft Hij toch gedaan, even als van Hagar wordt gezegd, dat Hij harenbsp;oogen opende, toen zij op het punt was vannbsp;door den dorst te worden verteerd. (Gen. XXI: 19).

Laat toch niets onbeproefd, om ook anderen tot dit heil te brengen. Ouders! Gij kunt immers voor uwe kinderen niets beters wenschen;nbsp;gij die dienstboden hebt, zijt verpligt hen tenbsp;waarschuwen. Alle onze vrienden, allen dienbsp;ons omringen, zullen wij door onze liefde innbsp;woorden en wandel trachten te trekken. Ziet,nbsp;zegt Andreas tot zijnen broeder Simon: Wijnbsp;hebben gevonden den Messias, de Christus.nbsp;(Joh. I). Deze Bron zal niet uitdroogen, hoenbsp;velen er ook hunnen dorst komen lesschen, zijnbsp;vloeit voor allen die haar zoeken; al mogt ooknbsp;ieder bewoner dezer aarde wenschen te drinken,nbsp;de volheid van Gods ontferming wierd niet uitgeput.

I ehoudt hetgeen gij hebt, dat niemand uwe kroon ontroove; maar meent toeh niet reedsnbsp;alles verkregen te hebben, wanneer gij rustnbsp;voor uwe ziel hebt gevonden: jaagt naar denbsp;heiligmaking zonder teelke niemand den Meernbsp;zien zal; wast op in de kennis en in de genadenbsp;onzes Meeren, Bouwt u zelven op uw allerheiligst geloof, biddende in den Meiligen Geest;nbsp;betcaart u zelven in de liefde Gods, verwachtende de barmhartigheid van onzen Ueere Jezus

-ocr page 25-

25

Christus ten eeuwigen leven. (Judas 20, 21). Daar staat geschreven dat de Israëliten in denbsp;M'oestijn dronken uit de steenrots die volgde,nbsp;en de steenrots was Christus. {1 Cor. X: -4),nbsp;Zoo is het nog met de wateren die vloeijen uitnbsp;de Rots der eeuwen ; niet alleen op den dagnbsp;der bekeering wordt de ziel er door verkwikt,nbsp;van dag tot dag wordt zij gelaafd en gesterkt.nbsp;Bidt zonder ophouden, gaat met vrijmoedigheidnbsp;tot den troon der genade om barmhartigheid tenbsp;verkrijgen, en iederen dag le ontvangen hetgeennbsp;gij behoeft. Laat geen middel ongebruikt omnbsp;uw geloof te vermeerderen, en verdubbeldenbsp;genade te ontvangen.

Slaat het oog naar boven, waar aan Gods regterhand verzadiging van vreugde wordt toegezegd, aan allen die hier hongeren en dorstennbsp;naar de geregtigheid. De wateren zijn opgedroogd, die Israël in de woestijn hebben ver-frischt; maar de stroom des levenden watersnbsp;vloeit voor den geloovigen Christen tot in denbsp;donkere doodsvallei, tot in het hemelsche Ka-naiin. In het nieuw Jeruzalem vereenigt zijnbsp;zich met die zuivere rivier van het water desnbsp;levens, klaar als krystal, voortkomende uitnbsp;den troon Gods en des Lams. (Openb. XXL)

De Heer heeft gezegd tot de Saraaritaansche vrouw ; soo wie gedronken zal hebben van hetnbsp;Water dat ik hem geven zal, die zal in eeu-

-ocr page 26-