V - nbsp;nbsp;nbsp;(Q
Te ROTTERDAM, bg M. WIJT amp; ZONEN.nbsp;1841.
-ocr page 2- -ocr page 3-o F
In een der streken van Ierland, leefde voor eenigen tijd eene zeer arme familie, metnbsp;name Walsch. Het hoofdzakelijkste middel vannbsp;het bestaan der moeder en dochter, was de arbeid van Micael Walsch en zijnen zoon Thomas.nbsp;Deze vier personen uit welke de geheele familienbsp;bestond, leefden gelukkig en te vreden, tot datnbsp;de zoon, door de koorts overvallen , ziek werdnbsp;en stierf. Kort na zijnen dood, werd ook Annanbsp;een meisje van bijna negentien jaren oud, ziekelijk en zwak. Het verlies van het dagloonnbsp;van den zoon, en de uitgaven welke zijne ziektenbsp;en zijnen dood noodzakelijk maakten, veroorzaakten deze arme menschen grooten nood,nbsp;ïoodat zij dikwijls genoodzaakt waren, om Amra
-ocr page 4-hij de buren rond te zenden , om melk en andere belioeften. Dikwijls ging zij ook naar de woniujï van eenen Edelman, welke omtrent eenenbsp;vierde mijl van hare lint verwijderd was. Hiernbsp;ontmoette haar op zekeren dag , aan den ingang van het voorportaal eene vreemde dame ,nbsp;die getroffen door haar ziek en uitgeteerd gelaat, haar vroeg naar de oorzaak van hare ongesteldheid. Na haar ecnige kleed ingst ukken ,nbsp;aan welke het arme meisje groote behoefte had,nbsp;gegeven te hebben, ging de dame een paar dagen later, deze arme hutbewoners bezoeken.
Hare hoofdbedoeling bij deze bezoeken was, om deze ongelukkigen, ook in hunne geestelijkenbsp;behoeften tot nut te zijn. Zij deed, bij gele-gendheid eenige vragen aan Anna over dit ge-wigtig onderwerp, en bemerkte aan hare antwoorden ; dat zij in dit opzigt alleronkundigstnbsp;was. Toen zij zeide: dat zij niet lezen kon,nbsp;zeide de dame, dat zij somtijds komen en haarnbsp;eenig gedeelte uit den Bijbel wilde voorlezen.nbsp;Anna betugde, dat dit haar zeer aangenaamnbsp;zoude zijn, en de dame ging voort met te bezoeken.
Mrs. Niekson , dit was de naam dezer dame, werd in den beginne barer pogingen, om Annanbsp;te onderwijzen zeer ontmoedigd, Hare onvatbaarheid om iets te begrijpen was zeer groot;
-ocr page 5-doch haar verlangen om te leeren, en het steeds zigtbaar naderend einde van haar leven,nbsp;verbonden met de gedachte, dat God dikwijlsnbsp;waarheden aan kinderen openbaart, welke Hij,nbsp;voor den wijzen en vèrstandigen verborgennbsp;houdt, drongen Mrs. Wickson, om in harenbsp;pogingen te volharden. Dikwijls zeide zij bijnbsp;zichzelven : de Heer vond mij altijd traag innbsp;het leeren , en dikwijls onwillig onder zijn onderwijs; maar nooit verliet Hij mij. -Ik wilnbsp;zijn gedrag omtrent mij gehouden, ten op-zigte kan dit meisje zoeken natevolgen, en alsnbsp;het Hem behaagt mijne pogingen te zegenen,nbsp;dan zal ik niet te vergeefs gearbeid hebben;
In plaats dan van vermoeid te worden, door dit werk, deed Mrs. JY. alles, om hare mce-niiigen zoo duidelijk te maken, als haar mogelijknbsp;was. Op zekeren dag, het zevende Kap. uitnbsp;den brief aan de Hebr. lezende, en genaderdnbsp;zijnde tot het XXIl vers; van een, zoo veel beternbsp;verbond is Jezus borge geworden, vroeg zijnbsp;Anna, of zij wist wat dit beteekcndo, beleednbsp;zij hare onkunde, en verzocht om eone verklaring van deze woorden. Veronderstel ecns,nbsp;zeide Mrs. N. dat gij aan uwen landheer eenenbsp;groote som schuldig waart, en dat gij niets hadnbsp;waarmede gij hem zoudt kunnen betalen, dannbsp;zoude hij u volgens de wet, in de gevangenis
-ocr page 6-kunnen laten werpen. Maar als ik uwen nood hoorde en uwe schuld op mij nam, en allesnbsp;voor u betaalde, dan zoude ik , in dat gevalnbsp;uwe borg en gij zoudt vrij zijn door hetgeen iknbsp;voor u gedaan had. Dus werd Jezus borg voornbsp;allen die in Hem gelooven, uitdelgende hunnenbsp;schuld bij God, zoo dat allen, die in Hem gelooven , vrij zijn van de verdoemenis.
Anna. O'. nu versta ik u. Maar wilt gij hiermede aantoonen, dat wij schuldenaren bijnbsp;God zijn ; hoe kan dat wezen ?
Mrs. N. Dit is inderdaad zoo en ik beu voornemens, u dit aan te toonen, door u te verklaren wat ik meen. God heeft ons eene heilige wet gegeven , welke alle menschen verpligt zijnnbsp;te gehoorzamen. Deze wet, wier hoofdinhoudnbsp;begrepen is in de tien geboden, wordt als goednbsp;en heilig erkend, door het geweten van allenbsp;menschen; en zelfs zij, die nimmer iets vannbsp;deze wet hoorden, vinden dezelve geschrevennbsp;in hunne harten, zoo dat zij het goede en hetnbsp;kwade weten te onderscheiden.
Anna. Maar is het waar dat God allen wil straffen, die deze wet overtreden ?
Mrs. N. God zegt: vervloekt is een iegelijk die niet blijft in alles wat geschreven is in hetnbsp;bock der wet, om dit te doen ; en de ziel dienbsp;zondigt zal sterven,
-ocr page 7-Anna. Ik vrees dat ik deze wet overtredea heb. Gij weet, gij hebt mij gisteren de tiennbsp;geboden voorgelezen, en mijn hart zegt mij,nbsp;dat ik vele dingen tegen dezelve gedaan heb.
Mrs. N. Ik weet zeker, dat gij het gedaan hebt. Gij en ik en de geheele wereld hebbennbsp;gezondigd tegen God, en deze zondige toestand,nbsp;in welken wij allen van natuur verkeeren, isnbsp;het welken ik bedoel, door te zeggen, dat wijnbsp;alten schuldenaren voor God zijn.
Anna. Maar als ik de wet van nu af aan niet meer overtrede, dan zat God mij toch welnbsp;vergeving schonken ?
Mrs. N. Zoudt gij geene schulden meer hebben bij,uwen landheer, door nu voortaan te betalen hetgenc gij schuldig zijt?
Anna. 0 ja! hij zoude de te voren gemaakte schuld met mij moeten verrekenen,
Mr.s, N. Hoe kunt gij dan denken, dat uwe tegenwoordige gehoorza'inheid, uwe verledenonbsp;ongehoorzaamheid tegen God weder goed kannbsp;maken? En als dit ook mogelijk ware, gij kuntnbsp;ook nu Gods wet niet volkomen onderhouden;nbsp;want dezelve is. volmaakt heilig en gij zijt eennbsp;zondig schepsel.
Ann. Maar waarom gaf God ons dan eene wet, welke wij niet volbrengen kunnen?
Mrs. N. Merk op, terwijl ik uwe vraag zal
-ocr page 8-8
beantwoorden. God is onze Schepper, en derhalve de Opperheer van alle inenschen. Hij was dus genoodzaakt, om aan zijne schepselen wetten te geven , naar welke zij zich tc gedragennbsp;hadden, en een volmaakt wezen, kon geenenbsp;andere, dan eene volmaakte wet geven. Godnbsp;schiep den inensch goed , cn in staat om alles tenbsp;doen, wat Hij in zijne wet verlangt; maar denbsp;mensch viel door ongehoorzaamheid ia den hofnbsp;van Eden; en sedert zijnen val zijn alle men-schen, welke in de wereld, uit de zondige natuur hunner gevallene ouders geboren zijn,nbsp;onbékwaam tot het onderhouden van Gods geboden. Doch God kan geen welgevallen hebbennbsp;in iets, dat niet overeenkomt met hetgeen Hijnbsp;heeft voorgeschreven ; want het is onmogelijk ,nbsp;dat Hij verandere, welk eene verandering ooknbsp;in zijne schepselen moge plaats hebben. Dusnbsp;kunt ge zien Anna, waarom God eene wet gaf ^nbsp;en waarom deze wet eene volkomene gehoorzaamheid vordert; en dat de oorzaak waarom wijnbsp;dezelve niet volbrengen kunnen, in onze ver-dorvene natuur te zoeken is.
Ann. Maar is het niet onregtvaardig en onredelijk van God, ons menschen te straffen om de overtreding zijner wetten ?
Mrs. iN. Kunt gij een gebod van God opnoemen hetwelk onregtvaardig en onredelijk is!’
-ocr page 9-9
Ann. (Aa een oogehbük zvvijgens.) Gij hebt mij dezelve zoo dikwijls voorgelezen, dat ik allennbsp;uit het hoofd zou kunnen opzeggen: doch iknbsp;kan ei' mij geen denkbeeld van herinneren, hetwelk niet goed en redelijk is.
Mrs. Wel aan dan, als gij mij toestemt, dat Gods geboden goed en redelijk zijn, waaromnbsp;zegt gij dan, dat Hij onregtvaardig cn onredelijknbsp;zoude zijn in het straffen van licn, die zijnenbsp;wetten overlieden? Maar zeg mij Anna, waaromnbsp;kunt gi] niet bewijzen, dat God onregtvaardignbsp;zoude zijn, door diegene te stralFen, die aannbsp;zijne uetten niet ,gehoorzaam zijn?
;\nii. O! dewijl ik zelve deze wellen verbroken licb, cn gevoel , dat alle iinjne Icgcri-werpingen ijdel zijn. Ik lieb verdiend, door God verdoemd te worden ; en als Hij het doet,nbsp;zal ik niemand daarover kunnen aankiagen , dannbsp;mij zeiven. Ik ben dankbaar voor alles, watnbsp;gij aan mij gedaan hebt, maar ik ben bevreesdnbsp;door hetgeen gij tot mij van God gesproken hebt,nbsp;en ik vrees nn meer dan ooit voor den dood,nbsp;en noglans al do buren zeggen , dat ik evenminnbsp;van mijne ziekte zal herstellen, als do armenbsp;Thomas. 0! bid gij God, dat Hij mij genadignbsp;zij ; misschien zal Hij u verhooren.
Mrs. N. Ik ben een zondaar, zoo wel als gij, en mijne gebeden hebben in zich zelve niets
-ocr page 10-10
verdienstelijks, doch ik vrees naar uw spreken geoordeeld, dat gij alles vergeten hebt, wat iknbsp;u omtrent Christus, den behouder van zondarennbsp;gezegd heb. Herinnert gij u niet, hetgeen ik unbsp;zoo even van Hem verklaard heb, als borg zijnde , voor onze schuld ?
Anna. Nu begin ik u te begrijpen. Onze zonde is de schuld, van welke gij gesprokennbsp;hebt. Maar zegt gij niet, dat wij in Christusnbsp;barmhartigheid kunnen verkrijgen?
Mrs. N. Dat zeg ik niet, maar God, die God, tegen wien wij gezondigd hebben, heeftnbsp;gezegd: in Christus wordt u gepredikt vergeving van alle zonden, en door Hem wordennbsp;allen, die geloovcn, geregtvaardigd van alles»nbsp;waarvan zij niet kunnen geregtvaardigd wordennbsp;door de wet. Dit is een getrouw woord ennbsp;aller aanneming waardig, dat Jezus Christus innbsp;de wereld is gekomen, om zondaren zalig tenbsp;maken.
Anna. Waarlijk, daar alle menschen zondaren zijn, zoo moest iedereen zich verblijden over deze boodschap van Christus. Doch gij zegt,nbsp;dat ik een zondaar ben, en ik ben overtuigef,nbsp;dat het zoo is; wat aanspraak kan ik dan makennbsp;op Gods genade ? waardoor kan ik de verlossingnbsp;in Christus verdienen?
Mrs. N. Gij kunt noch aanspraak maken op
-ocr page 11-II
Gods genade, noch eenige gunst van God verdienen , en veel minder de grootste van alle zegeningen, namelijk de verlossing door zijnennbsp;Zoon. Maar de zondaar wordt behouden doornbsp;de vrije genade Gods, en niet door de werken,nbsp;opdat niemand roerae. Jezus kwam niet otn tenbsp;roepen regtvaardigen, maar zondaars tot hekee-ring: en zegt, dat allen die tot Hem komen,nbsp;zal Hij geenszins uitwerpen.
Het gezigt van het arme meisje toonde, dat zij verheugd was over hetgeen Mrs. N. tot haarnbsp;gezegd had ; en toen zij den volgenden dag terugkwam, zeide Anna: » Ik heb nagedacht overnbsp;alles, wat gij gisteren legen mij gezegd, ennbsp;veel van hetgeen gij mij gisteren uit den Bijbelnbsp;hebt voorgelezen, kwam juist overeen, met hetgeen gij van ons zondige wezens gezegd hebt,nbsp;gelijk ook met dat van den Christus den Verlosser. Gij hebt mij uit de Sehrift bewezen,nbsp;dat ik een zondaar ben, onbekwaam om mijnbsp;zei ven te helpen; doeh gij hebt ook gezegd,nbsp;dat Christus mij behouden kan. Ik wil dannbsp;ook niet wanhopen in het verkrijgen van genade , maar ik wil op Hem vertrouwen. Iknbsp;ben nu niet meer bevreesd over hetgeen gij totnbsp;mij , aangaande God, gesproken hebt, maar iknbsp;ben er dankbaar voor.”
De oosen van Mrs. N. werden vervuld met
-ocr page 12-tranen van dankbaarheid en vreugde, terwijl Anna sprak. Zij nam de hand van het meisjenbsp;en zcide: » Geef God alleen de eer ; ik hen uwnbsp;medezondaar, cn ik heb niets te hopen builennbsp;den Heiland, met welken ik u heb bekend gemaakt. Maar God heeft zijne vrije genade aannbsp;mij verheerlijkt, en mij iets doen ondervindennbsp;van de vérlossing door .lozns aangc!gt;ragt; ennbsp;het is mijne vreugde, mijne mode vei loreae zondaars bekend te maken met dit algenoegzaamnbsp;middel, hetwelk eene oneindige wijslicid voornbsp;zondaren heeft daargosleld.” Van dezen tijd afnbsp;bezocht Mrs. JN. Anna steeds met genoegen,nbsp;daar haar gemoed zich eiken dag meer vasornbsp;de heerlijke waarheden, welke in het Woordnbsp;van God geschreven zijn, schenen te openen.nbsp;Het was haar zeer smartelijk, dat zij niet zelvenbsp;lezen kon, en zoude getracht hebben het tenbsp;leeren, indien zij niet geweten had, dat zijnbsp;waarschijnlijk spoedig sterven zoude.
Op zekeren dag kwam Mrs. N. in de hut, en vond Anna spinnende. Op hare vraair, ofnbsp;het heter met haar was, daar zij dit werknbsp;verrigten kon, antwoordde zij :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ik ben niet
heter, maar mij dacht, dat ik oens beproeven moest, of ik nog iets spinnen kon, en daaromnbsp;nam ik het wiel van de plaats, waar het sedertnbsp;den dood van Thomas gestaan had, en ik zie,
-ocr page 13-dat ik van tijd tot tijd nog; wel iets doen kan. Wan neer ik eiken dag maar een weinig spinnbsp;zoo zal dit eene ondersteuiiing; zijn voor mijnenbsp;moeder, en gij weet, gij hebt het mij zelfnbsp;gezegd, dat de geringste mensch, die de leernbsp;van God en onzen Zaligmaker gelooft, dezelvenbsp;kan gehoorzamen; en ook ik wil trachten hetnbsp;te doen. Hare hoop was gevestigd op Christusnbsp;Jezus en zijne genade; doch zij deed steeds alles,nbsp;om hare liefde tot Hem te betoonen, door hetnbsp;onderhonden van zijne geboden ; en in vele gevallen toonde zij haar geloof door hare werken.nbsp;Een landman, die in de nabijheid woonde, zeide:nbsp;. Ik weet, in welk eene Godsdienst deze damenbsp;Anna ouderwezen heeft; maar nooit in mijn leven zag ik een meisje zoo veranderd. Zij, dienbsp;vroeger zoo langzaam was, en zonder te werkennbsp;voortleefde, houdt nu hare hut rein en doetnbsp;alles, om hare arme ouders te helpen. Ik wenschtonbsp;dat mijne dochters er eenigziiis naar geleken ”
Van nu af werd Anna zigtbaar zwakker, en leed veel door pijn in hare zijde; doch nooitnbsp;hoorde men haar morren, maar dikwijls zeidonbsp;zij : B de Heer legt zijne hand zacht op mijnbsp;en hare vurigste begeerte was naar het toekomende.
Op zekeren tijd kwam Mrs. iV. hij Anna met tranen in hare oogen , en zeide ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Anna, ik
-ocr page 14-ïieb geen verblijdend nieuvrs voor u, ik moet u verlaten.” «Gaat gij mij verlaten,” zeidenbsp;Anna,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• o neen, dat doet gij niet. Gij hebt
mij beloofd hier te blijven, tot dat de Heer mij uit deze wereld wegneemt.” » Het is zoo,’gt;nbsp;zeide Mrs. N.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ik beloofde het u, doch kou
toen de omstandigheid nog niet weten, welke mij nu van hier roept. Het regement van mijnennbsp;man is uit Ierland teruggekeerd, en zal overnbsp;eene week te Dublin zijn, alwaar ik door hemnbsp;verwacht wordt.” Anna konde zich van tranennbsp;niet onthouden, en riep uit: » Als gij wegnbsp;gaat, wie zal mij dan bijstaan in de ure desnbsp;doods, en tot mij spreken over Jezus, dennbsp;Behouder van zondaren ? ’ ’
Mrs. N. De Heer zal met u zijn ; Hij zal u nimmer verlaten noch begeven. Herinnert gij unbsp;niet, wat David zegt in den 23s'en P.sahn :nbsp;Al ging ik door een dal der schaduwe desnbsp;doods, lA zal geen kwaad vreezen, want Gijnbsp;zijt met mij!
Twee dagen hierna kwam Mrs, N. om Anna vaarwel te zeggen. Zij was meer bedaard; dochnbsp;onder het storten van tranen zeide zij ;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Dit
is voor de laatste keer; ik zal u niet wederzien. Hoe aangenaam waren mij uwe bezoeken. Het was de Heer, die uw hart neigde, om totnbsp;mij te komen en mij met zijn heerlijk Evan-
-ocr page 15-15
gelie bekend te maken; en nu Hij u van mij afroept, hoop ik van ganscher harte te zeggen:nbsp;Zijn wil geschiede.’’
Mrs. N. Het verheugt mij, u sterk genoeg te zien , om u aan den wil van onzen hemel-schen Vader te kunnen onderwerpen; en daarnbsp;het nu voor het laatst is, dat wij elkander hiernbsp;op aarde ontmoeten, zoo zeg mij uit den grondnbsp;van uw hart:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• Wat is de grond van uwe
hope voor God? Wat geeft u vertrouwen en sterkte, bij het vooruitzigt van den dood ennbsp;het oordeel?” —Zij antwoordde met eene sterkenbsp;stem: »Jezus is mijne éénige hope. Ik weet,nbsp;dat Hij een kleed der geregtigheid voor mijnbsp;heeft, en dat, ofschoon ik de hel verdiend heb,nbsp;ik aangenomen ben om zijnentwil.”
Mrs. N. was tevreden met haar antwoord, droeg haar in het gebed aan God op, en verliet baar, wel niet zonder tranen, maar tochnbsp;in de aangename hoop, van haaf cens te zullen wederzien voor den troon van God, om’nbsp;zich voor eeuwig met haar in zijnen lof tenbsp;vereenigen.
Anna sukkelde nog omstreeks drie maanden, waarna zij stierf, en Mrs. N. hoorde geene bijzonderheden bij haren dood voorgevallen, dochnbsp;de lust welke zij hoorde dat Anna tot het laatstenbsp;toe bewezen had, in het lezen van Gods woord,
-ocr page 16-deed iiaar met grond hopen, dat /dj in slaat gesleld was, om haar vertrouwen tot den eindenbsp;toe vast te houden.
Mogten de lezers van dit kleine berigt zichzel-ven, even gelijk Anna zoo leeren kennen, als zij waarlijk zijn : schuldig voor God, buitennbsp;staat om eenigzins zijne gunst te verdienen ; ennbsp;eveneens bekwaam gemaakt worden, om hunnenbsp;hoop op Ilem te vestigen, die in de w'ereld kwamnbsp;om zondaren zalig te maken; die stierf als eennbsp;regtvaardige voor onregtvaardigen. Dan zullen zijnbsp;gercgtvaardigd door zijn bloed, behouden worden van den toorn. Want God heeft de wereldnbsp;zoo lief gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren Zoonnbsp;gegeven heeft, opdat een iegelijk , die in Hemnbsp;gelooft, niet verderve, maar het eeuwige levennbsp;hebbe; en God zond zijnen' Zoon in de tvereld,nbsp;niet om dezelve te veroordeelen , maar om dezelve te behouden
üe prijs is Cents-