‘V
DER
ONDER DE
HEIDENEN,
EN WEI ONDER DE NEGERS TE
TE ROTTERDAM, bh
M. WIJT amp; ZONEN. 1841.
X)e Graaf ran Zinzendorf had reeds in het jaar 1715 gedurende zijn verblijf in het Peda-gogium te Ealle, met de vriend van zijne jeugd,nbsp;Frederik van Watteville, een verbond gemaaktnbsp;om Zendelingsposten op te rigten, vooral oudernbsp;die Heidenen, wier lot zich niemand bijzondernbsp;aantrok. Hij vond gelegenheid om door Prof.nbsp;Franke veel te hooren van den dotir Frederik IVnbsp;Koning van Denemarken, te Trankebar, innbsp;Oost-Indiê, onder de Malabaren gestichtte Zen-delingspost; en Zendelingen te leeren kennen,nbsp;door Franke voorbereid, die over Koppenhagennbsp;derwaarts gezonden werden, of van daar hennbsp;kwamen bezoeken.
Dit gaf aanleiding dat hij groote begeerte kreeg, het Rijk van God ook onder de Heidenen uitnbsp;te breiden, indien er zich een weg toe opende.
In het vervolg van tijd, bleef hij steeds daaraan denken. Hij zocht onder anderen op zijne reizen, na het volbrengen zijner studiën, gedurende zijn verblijf in Holland, berigten in tenbsp;winnen omtrent de Heidensche landen.
Bij eene bijeenkomst der gemeente in Hern-hut openbaarde zich eene levendige Wensch om het Rijk van God uit te breiden, en naar vermogen met Gods hulp alle krachten in te spannen om daaraan mede te werken. Bij gelegenheid dat men daar ter plaatse (10 Febr. 1728)nbsp;de eerste Dank- en Vastendag hield, voelden
1 •
-ocr page 4-de broeders zich krachtig opgewekt, om met Gods hulp eene eerste proef te wagen.
Men sprak onder anderen van verafgelegene landen, als van Turkijen, Moorenland, Groenland,nbsp;Lapland, enz. Toen men het, naar den uiter-lijken sehijn, voor onmogelijk hield, deze landennbsp;te bezoeken, gaf de Graaf te kennen, dat naarnbsp;zijne gedachten de Heer de broederen nog welnbsp;genade en kracht daartoe zou willen verleenen,nbsp;hetgeen hun zeer bemoedigde en velen gewillignbsp;maakte om handen aan het werk te slaan, wanneer er eene nadere aanleiding toe komen zou.
Deze bood zich aan toen de Graaf van Zin-zendorf in 1731 eene reis naar Koppenhagen deed, en daar de krooning van Christiaan VInbsp;bijwoonde. Hij was reeds lang aan het hof vannbsp;Denemarken gunstig bekend, en dacht doornbsp;eene aanstelling aldaar, die hem echter niet tenbsp;zeer aan dat land verbond, op eene goede wijzenbsp;van zijn ambt in Dresden af te komen, dat hemnbsp;te veel tijd ontnam, die hij gebruiken kondenbsp;tot nut der gemeente.
Niettegenstaande al de achting en vriendschap die hij van de koninklijke familie genoot, bereikte hij toch zijn oogmerk niet. Intusschennbsp;moest dit zijn bezoek de aanleiding geven tot denbsp;eerste zending der Broedergemeente onder denbsp;Heidenen. Eenige Broeders, namelijk die denbsp;Graaf in zijne dienst medegenomen had, maakten kennis met zekeren West-Indischen Negernbsp;Anton, die in Koppenhagen bij den Opperstalmeester de Graaf van Laurwig diende.
Beze vertelde hun, vooral aan David Nitsch-
-ocr page 5-man, de oudste, (die naderhand de eerste Zen-delingspost mede hielp opr'gten en in 1735 tot Bisschep gewijd werd in de zaken tot bevordering van het Zendelingswerk), aan deze verteldenbsp;Anton, dat hij reeds dikwijls, in St. Thomasnbsp;eenzaam aan het strand gezeten, zeer gewenschtnbsp;had naar eene nadere Goddelijke openbaring, ennbsp;God had gebeden hem licht te geven in de leer,nbsp;van welke onder de Christenen gesproken werd,nbsp;God had het op eene wonderbare wijze beschiktnbsp;dat hij te Koppenhagen kwam , waar hij in hetnbsp;Christendom werd onderwezen en gedoopt. Nadat hij verder de treurige uiterlijke en innerlijke toestand van de Negers in St. Thomasnbsp;levendig beschreven had, beklaagde hij vooralnbsp;het treurige lot van zijne eigene zuster aldaar,nbsp;die, zoo als hij, het verlangen koesterde God tenbsp;leeren kennen, zonder daartoe in hare slavernijnbsp;tijd of gelegenheid te hebben. Zij bad God dikwijls , dat Hij haar iemand mogt zenden, dienbsp;haar van den weg der zaligheid zou kunnennbsp;onderrigten. Hij uitte daarbij de hoop, dat,nbsp;vvanneer zoo iets gebeurde, zij en vele anderennbsp;met haar eenstemmig denkende Negers, zich totnbsp;het Christendom bekeeren zouden.
De Graaf van Zinzendorf, die dit vernam, kwam de zaak zoo belangrijk voor, dat hij welnbsp;gaarne David Nitschman voort van Koppenhagennbsp;naar St. Thomas gezonden zoude hebben, omnbsp;deze heilbegeerige Negerin en anderen met haarnbsp;den troost des Evangeliums te brengen. Daarnbsp;dit ecbter niet gebeuren konde, zoo nam hij dezenbsp;zijnen wensch meê naar Eernhut, waarheen op
-ocr page 6-lijn verlangen de Neger Anton als bediende van David Nitschraan hem volgde, om zijne begeertenbsp;mondeling aan de Gemeente aldaar voor te stellen. Kort na de terugkomst van den Graaf,nbsp;deelde hij, volgens zijne gewoonte, deu23Ju]ijnbsp;1731 aan de bijecnvergaderde Gemeente, denbsp;merkwaardigste omstandigheden van zijne reisnbsp;mede, en bovenal wat hij van de Negers innbsp;St. Thomas vernomen had.
Door zijn verhaal werden twee jonge broeders, Johan Leonard Dober en Tobias Leopold, opgewekt, aan deze arme slaven het Evangelienbsp;te gaan verkondigen. Zij waren groote vrienden , en zeiden elkander echter dien dag nietsnbsp;van hetgeen in beider ziel omging.
Toen Leonard Dober den volgenden morgen met denzelfden wenscli wakker werd, die hemnbsp;’s nachts had bezig gehouden en hem weinignbsp;liet rusten, sloeg hij, in zijne onzekerheid ofnbsp;bet ook verkeerde gedachten waren die hemnbsp;bezig hielden, in het tekstboek van dat jaarnbsp;de woorden op, voor 3 Augustus bestemd:nbsp;Deut. XXXII: Jtl. TFant dat is geen vergeefschnbsp;woord voor ulieden, maar het is uw leven, ennbsp;door ditzelve woord zult gij de dagen verlengen;nbsp;met de woorden er bij uit het gezangboek : janbsp;waarlijk blijft het er bij, dat de waarachtigenbsp;Getuige Amen genoemd wordt, en dat de vervulling alleen in den naam van Christus zij;nbsp;ja, amen getrouwe Getuige, ja amen, amen.
Deze woorden beurden hem op in zijne wankelmoedigheid. Hij had te dien tijde de gewoonte, alle avonden met Tobias Leupold het
-ocr page 7-gebeurde van den dag te bespreken en zamen te bidden, dikwijls tot middernaeht.
Daar Tobias Lenpold hem nu bijzonder ingevallen was tot medehulp onder de slaven te St. Thomas, nam hij zich voor, aan hem zijnnbsp;wensch te openbaren, en wanneer die even zoonbsp;gestemd was als hij, de zaak verder bekend tenbsp;maken. Hoe blijde en verwonderd was hij, toennbsp;hij bij zijn vriend dezelfde gezindheid bespeurde , en tevens dat ook hem geen andere med-gezel dan zijn vriend was ingevallen.
De broeders kwamen toen ter tijd alle avonden in het gemeente-logement bijeen, gingen twee aan twee buiten Hernhut om te bidden,nbsp;en zongen , terugkomende, eenige gezangen ;nbsp;dat was ook het geval dien avond toen Leonardnbsp;ilobcr en Tobias Leupold elkander den wensch,nbsp;om naar St. Thomas te gaan, medegedeeld hadden. Terwijl zij zingende voorbij het huis vannbsp;de Graaf van Zinzendorf kwamen, trad hij metnbsp;de Magister Schaffer, die toen juist een bezoeknbsp;m Eernhut deed, midden onder de broeders,nbsp;zeggende: gt; Heer Magister, onder deze broedersnbsp;zijn Zendelingen naar St. Thomas, Groenland,nbsp;Lapland en andere plaatsen.” Deze weinigenbsp;woorden, door den Graaf met veel vreugde ennbsp;geloofsvertrouwen uitgesproken, versterkten denbsp;beide broeders in hun besluit, en zij vattedennbsp;moed, om den Graaf in het geheim hunne gezindheid bekend te maken.
Dit geschiedde in een brief, die zij 25 Jnlij met geslotene deuren schreven en hem in hetnbsp;geheim overhandigden; het slot van dezelve was:
-ocr page 8-gt; Waarde broeder ! bewaar ons geheim, denk er «over na, en heb de goedheid ons uwe gedach-«ten hierover te doen weten. De Heer geleidenbsp;» ons op regte, al zijn het ook moeijelijke wegen.”nbsp;De Graaf verheugde zich over hun voornemen,nbsp;liet hen roepen, om nog eens breedvoeriger denbsp;zaak te bespreken.
De brief werd daarop aan de Gemeente voorgelezen, doch zonder namen te noemen. Den 29 Julij kwam bovengemelden Neger Anton innbsp;Hernhut aan. Kort na zijne aankomst werd hemnbsp;de gelegenheid verschaft, zijne belangen openlijknbsp;in de Gemeente voor te dragen, waarbij de Graafnbsp;hem tot tolk diende, dewijl die Hollandsch sprak.nbsp;Hij vertelde met een bewogen hart van den treu-rigen toestand der arme Negers in West-Indiê,nbsp;hoe zij niet alleen onder de hardste slavernijnbsp;zuchtteden, maar ook in blind heidendom ennbsp;gruwelijke zonden leefden, daar zij van God ennbsp;Christus niets wisten.
Daarbij gaf hij zijne hoop te kennen, dat vele Negers zich bekeeren zouden, wanneer de Heiland hun werd verkondigd, vooral noemde hijnbsp;ook zijne zuster; gaf tevens niet onduidelijk tenbsp;kennen, dat men ter naauwernood gelegenheidnbsp;zou vinden, omgang met de Negers te krijgen,nbsp;om hen te kunnen onderrigten, indien men nietnbsp;zelf een slaaf werd; want zoo zwaar moestennbsp;zij altoos arbeiden, dat men hen niet zou kunnen naderen om hen onderwijs te geven, indiennbsp;zulks niet onder den arbeid geschiedde.
Leonard Dober en Tobias Leupold lieten zich door deze voorstelling der zaak niet afschrikken,
-ocr page 9-ma.vr verklaarden : dat iij bereid waren hun leven in de dienst van den Heiland op te offeren, zelfsnbsp;slaven te worden, indien zij daardoor slechtsnbsp;ééne ziel konden winnen.
Hun voornemen vond intusschen in de Gemeente weinig bijval. De meesten beschouwden het alsnbsp;eene goed gemeende, maar onuitvoerbare invalnbsp;van moedige jonge lieden. Martin Linncr, Opziener der Gemeente , kon zelfs niet besluiten,nbsp;Leonard Dober van Hernhut te zien vertrekken,nbsp;daar die hem zulk een trouwe helper was, ennbsp;hoopte dat hij zijn opvolger zoude worden, daarnbsp;zijne zwakke gezondheid hem geen lang levennbsp;voorspelde. De mooijelijkheden, die zich bij denbsp;broeders opdeden, dienden om hun plan te rijper te overleggen, en zich te verzekeren datnbsp;het overeenkomstig de wil van God was.
Leonard Dober verklaarde onder anderen schriftelijk aan de Gemeente: nbsp;nbsp;nbsp;• Dewijl van mij ver
langd wordt de gronden open te leggen, die ik voor de zaak hebbe, zoo verklaar ik, dat hetnbsp;mijn wensch niet geweest is, om tijdelijk voordeel te reizen, maar om mij vaster aan onzennbsp;Heer te verbinden ; dat echter, toen de Graafnbsp;van Denemarken terug kwam en van de Negersnbsp;verhaalde, het op eens bij mij levendig werdnbsp;en steeds bleef. Daarop besloot ik, als nog eennbsp;broeder met mij wilde gaan, mij als slaaf aannbsp;te geven en hun zoo veel van den Heiland tenbsp;leeren, als ik zelf van Hem ondervonden heb,nbsp;daar ik zeker geloof dat het Woord des kruisesnbsp;ook in zwakheid eene bijzondere kracht uitoefent. Ik dacht er nog bij : al kan ik ook nie-
-ocr page 10-mand waarlijk van nut zijn, dan bewijs ik toch mijne gehoorzaamheid aan onzen Verlosser! Iknbsp;laat het over aan het oordeel der Gemeente,nbsp;en betuige geene andere reden te hebben alsnbsp;de gedachte, dat er nog menschen op het eilandnbsp;zijn, die niet kunnen gelooven omdat zij nietnbsp;gehoord hebben,”
Een jaar verliep, in hetwelk hij zich zelf beproefde over zijn voornemen, en, daar denbsp;Gemeente er altoos nog gedeeltelijk tegen was,nbsp;vroeg de Graaf hem, die het zelf bleef goedkeuren : of hij er in bewilligde, dat men doornbsp;bet lot den wil des Heeren zocht te vernemen.nbsp;Leonard Dober antwoordde: voor zijne eigenenbsp;gerustheid was het niet noodig, maar voor denbsp;hunne konden zij doen wat zij goed vonden.nbsp;Hij werd dan geroepen om zelf het lot te werpen , en trok uit verscheidene, op briefjes geschrevene gezegden, de woorden : Laat de jongeling trekken, de Beere is met hem. Hiermedenbsp;eindigde op eens alle twijfel en zwarigheden.nbsp;Leonard Dober werd in zijn nieuw ambt aangesteld , en de Opziener der Gemeente, Martinnbsp;Linner, sprak in naam der Gemeente de zegennbsp;over hem uit. Daar intusschen Tobias Leupoldnbsp;al eens vroeger door het lot bestemd was omnbsp;te blijven, en men Leonard Dober niet alleennbsp;wilde laten reizen, verzocht hij, David Nitschmannbsp;tot zijn reisgezel te mogen hebben, die de eerstenbsp;kennis had gemaakt met de Neger in Koppenhagen. Met toestemming der Gemeente werdnbsp;hem dit voorgeslagen, en hij bewilligde er in,nbsp;niettegenstaande hij vrouw en kinderen had.
-ocr page 11-9
In de avondbijeenkomst van 18 Augustus 1732 namen deze eerste Zendelingen afscheid van denbsp;Gemeente, welke, naar het toenmalige gebrnik,nbsp;hoofd voor hoofd hem zegenwenschen toezongennbsp;en hem die tot aandenken meegaven, welkernbsp;getal meer dan honderd bedroeg, allen dienendenbsp;tot op^yekking en versterking van het geloof;nbsp;in velen lag ook wat profetisch. Den 20 Aug.nbsp;'s avonds laat kondigde de Graaf Leonard Dobernbsp;aan, dat hij den volgenden morgen vertrekkennbsp;zoude, — hield hem dien nacht bij zich, ennbsp;den 21, 's morgens vroeg om 3 uren, reed hijnbsp;met hem en met David Nitschman tot Sautzen,nbsp;beval hun en hun belangrijk voornemen dennbsp;Heere en zijne genade aan, en zegende eerstgenoemde met oplegging der handen in.
De dagtekst was: Kinderen stamelen maar, als zij hun hart tot God verheffen ; maar proeven te geven is bewaard voor de jeugdige krachten, die zich bevlijtigen hunne vijanden te vernietigen , en door het leger heen te dringennbsp;tot hot dierbare Vaders huis. 1 Joh. II: 13.
In plaats van allo onderrigt kreeg Leonard Dober alleen de raad mede, zich in alles doornbsp;den Geest van Jezus Christus te laten leideu.nbsp;De Graaf gaf hun ieder een dukaat mede opnbsp;reis; behalve dat, hadden zij elk drie daalders,nbsp;en met dit weinige geld zetleden zij hunnen wegnbsp;te voet voort, over Brunstoijk en Uamburg naarnbsp;Koppenhagen. Op hunne reis bezochten zij verscheidene godvruchtige vrienden. Velen van hunnbsp;echter, die zij iets van hunne oogmerken zeiden , maakten hun bedenkingen en zochten hen
-ocr page 12-op andere gedachten te brengen. Zij stelden hun voor, dat onoverwinnelijke hinderpalen hunnbsp;in den weg waren ter uitvoering van hun voornemen, en dat ïij in dat afgelegen onbekendenbsp;land onbeschrijfelijke moeijelijkheden, ja eennbsp;7,ekere dood te gemoet gingen. Men verteldenbsp;toen vele leugens van de verschrikkelijke gruwelen en wraakïucht der Caraïben of Canniba-len, waartoe deze oorspronkelijke inwoners dernbsp;na hun genoemde West-Indische eilanden vervielen door dn onregtvaardigheden van de hunnbsp;verdringende Europeërs, vooral der Spanjaarden.
De broeders zochten deze bedenkingen niet te wederleggen, maar hielden zich vast, alsnbsp;ziende den Onzienlijken, en verlieten zich op denbsp;trouw van den Heer, die hun geroepen had.nbsp;Leonard Dober antwoordde gewoonlijk: hij wasnbsp;zelf verwonderd, als hij aan zijn voornemennbsp;dacht; hij kon echter niet anders doen, dannbsp;zijne inwendige roepstem volgen en de raad vannbsp;God, zoo hij meende, daardoor te dienen.
De Gravin van Stolberg in Wernigerode was eene van de weinigen, die gunstig dachten overnbsp;hun voornemen. Zij knoopte een vriendschappelijk ge.sprek met hen aan; onder anderen vroegnbsp;zij Leonard Dober, met welke gewaarwordingennbsp;hij van vader en moeder afscheid genomen had.nbsp;Kaderhand trokken zij op haar verzoek iedernbsp;een spreuk, en Leonard Dober voor zich, uitnbsp;Ps. XLV. Hoor, o dochter, en ziet en neigtnbsp;uwe ooren, en vergeet uw volk en uws vadersnbsp;huis. Daarop sprak de Gravin deze woordennbsp;tot hen: Ga henen, en wanneer zij u ook
-ocr page 13-11
zoudea dooden om des Ileilaiids wil, Hij is alles waardig. — » Deze woorden waren olie op mijnnbsp;hoofd,” schreef Leonard Dober in 1740 aan dcïenbsp;Gravin,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» en de reden waarom deze uwe woor
den mij zoo bijzonder weldadig en gezegend waren , is, omdat uwe genade de eenige waart op de geheele reis, en , behalve de Graaf van Zin-zendorf, de eenige op de geheele wereld, dienbsp;mij de zaak niet moeijelijk gemaakt hebt.”
In Koppenhagen, waar zij den 15 September aankwamen, vond hun voornemen volstrekt geennbsp;bijval. Uit alle standen stelde men hun de onmogelijkheid voor. Men zeide hun, dat geennbsp;schip hen zoude meênemen, dat zij, bijaldien zijnbsp;in St. Thomas aanlandden,, hun bestaan daarnbsp;niet zouden vinden, en, wat de verkondigingnbsp;van het Evangelie betreft, niet eens bij de Negers zouden kunnen komen. Op hun antwoordnbsp;dat zij slaven wilden worden, met de Negersnbsp;wilden arbeiden, om zóó omgang met hun tenbsp;krijgen, werden zij daarover als over een dwazenbsp;inval bespot. Zelfs de Directeurs van de West-Indisehe Compagnie, welke bevorderaars van denbsp;goede zaak waren en vrienden van den Graafnbsp;van Zinzendorf, en aan welke de beide broedersnbsp;aanbevelingsbrieven hadden meégekregen, konden de reis niet goedkeuren en mlden.dezelvenbsp;niet bevorderen.
Hunne weigering was gegrond op de inrigting en behandeling der slaven in West-lndië en opnbsp;de duurte der levensmiddelen aldaar, waardoornbsp;het blanken zonder eenig vermogen bijna ónmogelijk zijn zoude daar te bestaan. Do Opperka-
-ocr page 14-mei heer von Pless vroeg aan de broeders; » hoe denkt gijlieden in St. Thomas te bestaan ? ”nbsp;Hun antwoord was : • wij willen als slaven metnbsp;de Negers arbeiden.” » Dat kunt gijlieden niet,”nbsp;zeide hij daarop, »dat wordt volstrekt niet toegelaten.” David Nitschraan hervatte: «dan zalnbsp;ik mijn handwerk als timmerman te baat nemen.” » Maar hoe dan de andere, de pottebak-ker.’’’’ vroeg de Opperkamerheer; en Nitschraannbsp;antwoordde: » die zal ik meê onderhouden.”
Tot vermeerdering der bezwaren die de twee broeders van alle kanten gemaakt werden, kwamnbsp;nog het gevoelige leed, dat de Neger Anton,nbsp;wiens berigten de eerste aanleiding hadden gegeven tot de onderneming der broeders, nu geheel veranderd was, en alles terug nam wat hijnbsp;in Eernhut gezegd had van het verlangen naarnbsp;de kennis van God zijner eigene zuster, ennbsp;van vele andere Negers op St. Thomas.
Hij had zich van vrome, maar tegen de Gemeente gezinde menschen laten innemen, en het gevolg er van was, dat hij zijn best deed denbsp;broeders van hun voornemen af te brengen. Evenwel gaf hij hun bij hun vertrek een brief aannbsp;zijne zuster mede, Ie midden van alle deze afschrikkende hinderpalen bleven de beide broedersnbsp;onbewegelijk bij hun voornemen, ook nam Davidnbsp;Nitschman de voorslag van Leonard Dober nietnbsp;aan, om naar Eernhut terug te keeren en hemnbsp;alleen te laten, maar volhardde getrouw metnbsp;hem. Daar hun hulp van menschen ontbrak,nbsp;hielden zij zich des te getrouwer aan den Heer,nbsp;die hemel en aarde gemaakt heeft.
-ocr page 15-13
Eens ia groote verlegenheid iijnde over hunne reis, viel hun oog op de volgende woorden uitnbsp;het tekstboekje der Gemeente, Nura. XXIII: 19.nbsp;Zou, Hij het zeggen en niet doen ? Of sprekennbsp;en niet bestendig maken? en diende om hun vastnbsp;verzekerd te houden, dat God het werk, doornbsp;Hem begonnen , zeker zou ten uitvoer brengen.
Door hunne standvastigheid kwamen van tijd tot tijd verscheidene personen in Koppenhagennbsp;er toe, hunne voornemens nader te overwegennbsp;en hun aan de uitvoering behulpzaam te zijn.nbsp;Onder deze behoorden de beide hofpredikersnbsp;Heuss en Slum, die niet alleen zelfs uit overtuiging dat de roeping van deze broeders uitnbsp;God was, hun ondersteunden; maar ook anderenbsp;voorname lieden tot dezelfde overtuiging bragten.nbsp;Zelfs aan het hof werd hun verblijf aldaar ennbsp;hun voornemen bekend. De Koningin was hunnbsp;zeer goed gezind, en de Prinses Charlotte Amalienbsp;gaf hun, ongevraagd, eene bijdrage tot de reisnbsp;en eene Hollandsche Bijbel. Dergelijkc weldadennbsp;werden hun nog van andere zijden toegevoegd. ¦nbsp;Eenige staatsmannen, welke de op overtuigingnbsp;des harten gegronde opgeruimdheid der tweenbsp;broeders zagen, namen afscheid van hen metnbsp;do woorden:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Ga dan in Gods naain; onze
Heiland heeft visschers gekozen om Zijn Evangelie te prediken, en Hij zelf was een timmerman , of zoon eens timmermans.” De Heer Marlens,nbsp;de koninklijke schenker, was hun behulpzaam,nbsp;om-op een hollandsch schip, naar St. Thomas-bestemd, te komen, dewijl geen schip van denbsp;West-Indische Compagnie hun wilde medeneraen^.
-ocr page 16-14
Deie kapitein nam hun gaarne aan, en de weldadigheid Tan hunne begunstigers had hun in de raogelykhcid gesteld, niet alleen hun vrachtnbsp;en kost te betalen, maar ook de noodige werktuigen aan te schaffen om hun timmermans handwerk uit te oefenen.
Na afscheid van hunne vrienden genomen te hebben, gingen zij den 28 October 1732 aannbsp;boord, en nog denzelfden dag ging het schipnbsp;onder zeil. Het scheepsvolk bemoeide zich weldra met hun. Eenige bespotteden hun als dwazen , anderen beklaagden hun dat zij zich innbsp;een zoo ongezond land begaven, in hetwelk denbsp;Europeanen meestentijds aan hevige krankhedennbsp;stierven, of van honger omkwamen, daar denbsp;levensmiddelen zoo duur waren.
In plaats van hierop veel te antwoorden, zochten de beide broeders eenige van het scheepsvolk voor den Heiland te winnen, en toen ditnbsp;hen ook niet gelukte, verkregen zij door hunnbsp;geheele gedrag toch zooveel, dat men hennbsp;vriendelijk behandelde en veel goeds bewees.
Bij al de moeijelijkheden en gevaren van hunne zeereis, die meer als tien weken duurde, wendden zij zich met geloovigheid tot den Heiland,nbsp;en ondervonden zijne hulp. Bij stil weder hieldnbsp;David Nitschman zich bezig met het vervaardigen van een kleederkast voor den Scheepskapitein , waarmede deze zoo zeer tevreden was, datnbsp;hij hem daarna aan de blanken in 5; Thomas,nbsp;als een goed werkman aanbeval.
De kapitein had plan gemaakt in St.. Eustatius binnen te loopen, en dat zou een groot opont-
-ocr page 17-houd veroorzaakt hebben ; tegenwind liet het echter niet toe, en zoo kwamen zij den 13 December in St. Thomas aan land, wanneer denbsp;dagtekst was : De Beer rust zich een volk uitnbsp;ten strijde, Jes. XIII: 14-. Rust u uit, gijnbsp;Christenen, de vijanden zoeken u te overmeesteren, ja de satan zelf heeft u begeerd.
Zij waren thans op de' kampplaats waar zij hun geloof en hunnen moed moesten zoekennbsp;staande te houden tegen alle tegenstand, die zijnbsp;w'el vooruit konden zien, wanneer zij arme negerslaven van de duisternis tot het licht, vannbsp;het geweld des satans tot God zouden zoeken tenbsp;brengen.
Geen wonder dus dat op het gezigt van het eiland St. Thomas, hun een zwaarmoedig gevoel overmeesterde. De uitkomst heeft hunnbsp;voorgevoel geregtvaardigd, maar ook bewezennbsp;dat in dit werk de regte man gestreden, ennbsp;zijn leger de overwinning heeft behaald.
Daags na hunne aankomst, een zondag, toen de dagtekst luidde, Rigt. XIII; 19. Bij handelde wonderlijk in zijn doen, waren zij juistnbsp;aan het overleggen hoe zij zich op deze dure,nbsp;geheel vreemde plaats, op het goedkoopste zouden inrigten, toen een Neger hen eene uitnoodi-ging bragt om bij een planter op het eiland, dennbsp;Heer Loren zen, te komen. Een gewezen bediende,nbsp;Daniel genaamd, had hun een brief aan dien vriendnbsp;medegegeven, en de beide broeders zonder hunnbsp;weten aan hem aanbevolen. Deze man boodnbsp;zich nu geheel vrijwillig aan, hun bij zich tenbsp;nemen, en van al het noodige te verzorgen, tot
-ocr page 18-dat zij zich op hun eigen hand zouden hebben ingerigt, of bij iemand anders hun intrek konden nemen.
In dit aanbod erkenden zij dankbaar de trouwe liefderijke zorg van hunnen Hemelschen Vader. Diezelfde zondag begonnen zij aan de uitvoeringnbsp;van hetgeen hun bewogen had over den oceaan,nbsp;naar St. Thomas te reizen, ’s Middags zochtennbsp;zij Anna, de zuster van bovengenoemde Negernbsp;Anton op, welke op de toen bestaande kompag-nio plantage diende, met haar tweede broedernbsp;Abraham. Aan deze bragten zij een groet vannbsp;Anton en lazen hem de brief voor, die hij voornbsp;hem medegegeven had; dezelve bevatte een be-rigt van zijne bekeering, en eene vermaning aannbsp;hun, om zijn voorbeeld te volgen. Na aanleiding van Joh. XVII: 3, Dit is het eeutcige leven , dat zij M kennen den eenigen ivaarachtigennbsp;God en Jezus Christus dien gij gezonden hebt,nbsp;welke tekst aangehaald werd in den brief; namennbsp;de broeders de gelegenheid waar, hun en anderenbsp;tegenwoordig zijnde Negers, de algemeene verlossing die in Christus Jezus is, aan te prijzen.nbsp;Ook voor ulieden heeft Jezus de zaligheid verworven : en wij zijn gekomen om u dat te verkondigen. Hoewel zij duitsch met hollandschenbsp;woorden gemengd, spraken, die zij van hetnbsp;scheepsvolk en uit de hollandsche Bijbel geleerdnbsp;hadden, werden zij toch van de Negers verstaan.nbsp;Zij klapte in de handen van vreugde over dezenbsp;boodschap. Tot dusver hadden zij gemeend, datnbsp;hetgeen de hroederen hun aanprezen een uitsluitend voorregt was van hunne blanke heeren,
-ocr page 19-waarop de Negers geen aanspraak konden maken.
Deze eerste prediking ran het Evangelie liet een diepe indruk na in het hart van de Negerinnbsp;Anna en van haren broeder Abraham, en zijnbsp;zagen van dien dag af de broeders aan, als hunnbsp;van God gezonden leeraars. Deze merkwaardigenbsp;dag was de Zondag waarop het elfde Kapittelnbsp;van het Evapgelie van Matth. gepredikt wordt,nbsp;waar de Heiland zegt: den armen wordt hetnbsp;Evangelie verkondigt.
Dit was het geringe begin van de werkzaamheden der broeders in St Thomas, welke zegen zieh naderhand over duizenden uitgebreid heeft.nbsp;De twee broeders gebruikten iedere gelegenheidnbsp;om aan de Negers de weg des levens aan tenbsp;wijzen, zij bezochten hun alle Zaturdagavondennbsp;en alle Zondagen, vooral op de Compagnienbsp;plantage, en wonnen van tijd tot tijd hunnenbsp;liefde en hun vertrouwen. De hartelijkheidnbsp;in den omgang, welke de broeders met de prediking van het Evangelie vereenigde, droegnbsp;daar veel toe bij , welke een te diepere indruknbsp;moest maken, daar het voor de Negers iets zeernbsp;Ongewoons was dat de Blanken zoo gemeenzaamnbsp;met hun omgingen.
Nadat het verblijf en de bedoelingen van de broeders bij de Blanken van het eiland bekendnbsp;geworden waren, kwamen er goede en kwadenbsp;geruchten van hen in omloop, werden zij vannbsp;eenige geëerd en voor dienaren Gods gehouden,nbsp;die gekomen waren om de Negers te bekeeren;nbsp;zoo werden zij van anderen veracht, zelfs voornbsp;verleiders uilgescholden, die men hoe eerder hoe
-ocr page 20-18
liever uit het laud moest jagen. Zelfs verscheidene jNegers bespottede hen als dwazen, wanneer zijnbsp;hun toevoegden, hoe ellendig en ongelukkig zijnbsp;waren zoo lang zij zonder Christus, dat is zondernbsp;God in de wereld leefden. Dit alles echter verhinderde hen niet, hun doel in het oog tenbsp;houden en aan de bekeering der Negers en ooknbsp;bij voorkomende gelegenheden, aan die dernbsp;Blanken te arbeiden.
Zij ondervonden ook beiden de gevolgen van het ongezonde Westindische klimaat, daar zijnbsp;meermalen door hevige ziekten overvallen werden. Voor hun uiterlijk be.staan was de eerstenbsp;tijd door de goedheid van den Heer Lorenzennbsp;gezorgd, die hen in zijn huis had opgenomen. Ooknbsp;vond David Nitschman aanstonds zoo veel timmerwerk , dat zij zich beiden daarvan kondennbsp;onderhouden. Daar evenwel zijne aanstellingnbsp;van de Gemeente niet verder ging, als Leonardnbsp;Dober naar St. r/totnas te begeleiden, en dan metnbsp;de eerste gelegenheid naar Europa terug tenbsp;keeren; zoo was het voor laatstgenoemde bijzonder van belang ook van zijn handwerk tenbsp;kunnen bestaan, maar alle zijne pogingen omnbsp;zijn pottebakkers handwerk te beoefenen, mislukten, gedeeltelijk door do slechte aarde ennbsp;gedeeltelijk door gebrek aati een goede oven.nbsp;Evenwel wilde hij het vertrek van David Nitschman niet langer terughouden, toen er zich innbsp;April 1733 eene scheepsgelegenheid opdeed.nbsp;Dewijl hij hem zelf tot reisgenoot gekozen had,nbsp;maakte de gedachte aan zijne, in Hernhutnbsp;achtergelatene vrouw en kinderen hem niet wei-
-ocr page 21-19
nig bezorgd, vo ir het behoud van zijn leven-
Den 17 April 1733, moesten deze broeders, die zoo lang getrouwe medehelpers geweest waren , scheiden. Voor zijn vertrek vermaandenbsp;David Nitschman, Anna en andere Negers, aannbsp;wien hij racnigmalen onderrigt had gegeven,nbsp;tot standvastigheid en trouw en nam onder velenbsp;tranen afscheid van hun. Leonard Dober verliet hij na hartelijke zegenwenschen, en gafnbsp;hem, daar hij nog niet veel geld verdienen kon,nbsp;zoo veel van het zijne als hij niet noodig hadnbsp;voor zijne reis.
In den brief, welke Leonard Dober aan de Hernhutsche Gemeente mede gaf, drukte hij denbsp;gesteldheid van zijn hart op de volgende wijzenbsp;uit: «Christus is het hoofd der gemeente, wijnbsp;zijne leden. Ik heb menige zorgen gekend ennbsp;toch geen wezenlijk lijden ; daarvoor dank iknbsp;de Heer. Ik ben er door geoefend; en wanneer ik Gods leidingen met mij nadenk moet iknbsp;zeggen: ik ben veel geringer dan al uwe weldadigheden en trouw, en hij heeft ook aan onsnbsp;bewezen dat bij ons gezonden heeft, hoewelnbsp;tot nog toe weinigen het Evangelie aangenomennbsp;hebben. Ik bidde u geliefde broeders, dat gijnbsp;mijner gedenkt en mij met uwe gebeden ondersteunt , op dat ik getrouw moge bevondennbsp;worden in de verkondiging van het Evangelienbsp;en de Heer de harten moge openen.”
David Mitschman kwam den 16 Junij 1733 te Koppenhagen aan, waar hij het genpegen hadnbsp;de denkwijze van zijne vrienden en begunstigers,nbsp;vooral van den Opperkamerheer von Pless, zeer
-ocr page 22-veranderd te vinden ten voordeele van de be-keering der Negers op St. Thomas. Met zijne mededeelingen van den loop der zaken in dennbsp;begonnen Zendelingspost, gaf hij veel vreugde.nbsp;Even zoo ging het hem in Hernhut, waar hijnbsp;den 24 Julij gélukkig aankwam. Nu was Leonard Dober alleen in St. Thomas, en zondernbsp;uitzigt, hoe zich middelen van bestaan te verschaffen. Zijne vrienden aldaar hadden het nietnbsp;goedgekeurd, dat hij zijn medgezel, die hemnbsp;lot dus ver had onderhouden , naar Europa hadnbsp;laten vertrekken, en raadden hem, dat hij ooknbsp;liever derwaarts gaan zoude; hij bleef echternbsp;met volhardend geloof voortgaan, al stond hijnbsp;nu alleen.
Naauwelijks waren er drie weken verloopen, na het vertrek van David Nitschman, of Dobernbsp;kreeg van den nieuwen Gouverneur, den Heernbsp;G-ardelin, zeer onverwacht eene aanstelling alsnbsp;hofmeester van zijn huis. Hij nam dit ambtnbsp;-onder de voorwaarde aan, dat het hem vrijnbsp;zou staan, na het verrigten van zijne bezigheden, de belangen der Négers te behartigen.nbsp;Den 6 Mei aanvaardde hij dien post. Deze bravenbsp;man nam hem, zoo als hij zich uitdrukte,nbsp;alleen om zijne godsvrucht in zijne dienst, vermaande hem daarbij, zich vast te houden aannbsp;God, voor Hem te wandelen, en zich vooralnbsp;te wachten voor de in dat land meest heerschendenbsp;aonden. Over deze verandering drukt zich Leonard Dober op de volgende wijze uit:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Het
scheepsvolk, dat mij tot hiertoe zoo bespot had, Terwonderde zich en noemde mij gelukkig; ik
-ocr page 23-evenwel was ei' bezorgd onder, hoewel mijn meester mij dadelijk verlof had gegeven , | opnbsp;bepaalde tijden uit te gaan waarheen ik wilde,nbsp;als ik mijne zaken maar in orde hield. Daarnbsp;bleef ik nu eenigen lijd, at dezelfde spijzennbsp;als den Gouverneur, had, in éèn woord, allesnbsp;wat men zich maar wenschen kan. Ik schaamdenbsp;mij echter zoo zeer, dat ik niet bij mijn eerstenbsp;plan gebleven was, namelijk een slaaf op St.nbsp;Thomas fe worden, en de geheele levenswijzenbsp;was mij zoo ongewoon eii weinig voor mij geschikt, dat ik menigmalen er zeer bedroefdnbsp;over was. Ik moest mijn hart hiermede tevreden stellen, dat ik zeker wist dat ik de leidingen der Voorzienigheid gevolgd was, wantnbsp;ik had een verbond mei den Heer gemaakt,nbsp;geene aanstelling bij iemand te zoeken, maarnbsp;mij kinderlijk en blindelings te laten leiden.”nbsp;Nadat hij in het begin van het jaar 1734 eenenbsp;zware ziekte doorgestaan had, besloot hij zijnnbsp;beer om ontslag uit zijne dienst te vragen,nbsp;daar dezelve hem hinderlijk was in zijn eigenlijk beroep. De Gouverneur ontsloeg hem ongaarne. Daarop huurde hij in Tappus eenenbsp;kleine kamer, welke hij den 19 Januarij 1734nbsp;betrok, en verdiende met waken voor de burgers en op andere wijzen zijn onderhoud, datnbsp;meest uit water en brood bestond, en wasnbsp;desniettegenstaande, volgens zijne eigene uitdrukking, bij deze verandering te vuoede, alsnbsp;een vogel 'die in de vrije lucht komt, dewijlnbsp;nu niets hem hinderde aan zijn herderlijk werknbsp;onder de Negers te arbeiden. Hij kon ziek
-ocr page 24-over de drie bekeerden, Anna, haar man en broeder Abraham, bartel,jk verheugen, en genoot de dagelijksche omgang met hen.
Onder vele voorkomende afwisselingen waren toch duidelijke sporen van hun opwassen in denbsp;genade en kennis van Jeius Christus in hun tenbsp;bespeuren.
Leonard Dober bleef slechts tot April in zijne eigene woning in Tappus, daar hij zich lietnbsp;welgevallen de aanstelling van den heer Adriaannbsp;Beverhout aan te nemen, als opziener van zijnenbsp;kleine katoen-plantage, aan het oosteinde vannbsp;het eiland, slechts uit achttien Negers bestaande.
Hij had nu 'reeds sedert anderhalf jaren niets van Hernhut vernomen , en tot dusver vergeefs,nbsp;ook bij de aankomst van onderscheidene schepen , op brieven uit de Gemeente gehoopt.nbsp;Den 11 Junij hoorde hij weder dat er een schipnbsp;was aangekomen, en daar hij slechts een mijlnbsp;van de haven af woonde, zond hij een Negernbsp;uit, om te vernemen waar het schip van daannbsp;kwam. Dewijl deze hem te lang uitbleef, bleefnbsp;hij ’s avonds zelf dien weg op, zette zich nedernbsp;bij een wachtvuur, om daar de terugkomst vannbsp;den Neger af te wachten. Op eens stonden zijnnbsp;geliefde Tobias Leopold en twee andere broeders.nbsp;Schenk en Miksch, voor hem, die dadelijk , nanbsp;de aankomst van het schip, hem opzochten.nbsp;De vreugd was onbeschrijfelijk groot aan beidenbsp;zijden. Zij bragten den ganschen nacht ondernbsp;levendige gesprekken door, maar het berigt, datnbsp;een groot gezelschap van veertien broeders ennbsp;vier zusters medegekoraen was, om tevens ko-
-ocr page 25-23
lonisten te zijn, en, op het verlangen van den Opperkamerheer von Pless, eene plantage innbsp;St. Crus aan te leggen, bekommerde hem nietnbsp;weinig, daar hij, kennis van het land dragende , de treurige afloop van die ondernemingnbsp;vooruitzag. Kort na hunne aankomst werden ooknbsp;tien leden van dit gezelschap het offer van hetnbsp;ongezonde klimaat, van dit met hoornen ennbsp;struiken geheel begroeide eiland.
De bovengenoemde broeders hadden aan Leonard Dober de tijding medegebragt, dat hij, in de plaats van den overledenen Martin Linner,nbsp;tot opziener der Gemeente in Hernhut verkozennbsp;was.
Daar deze aanstelling zijn spoedig vertrek naar Europa vorderde, gaf hij zijne dienst bij dennbsp;heer Beverhout op, en ging naar Tappus, omnbsp;bij de hand te zijn, wanneer er een schip zounbsp;vertrekken, en ondertusschen nog de broedersnbsp;aldaar van nut te kunnen zijn. Zijn afscheidnbsp;van de bekeerde Negers had plaats met eennbsp;hartroerend gebed, waarbij hij hun op het hartelijkst en nadrukkelijkst vermaande tot volharding in het geloof aan den Heer Jezus. Zijnnbsp;vertrek volgde den 12 Augustus, met hetzelfdenbsp;schip, waarop de achttien kolonisten voor St.nbsp;Crus aangekomen waren. Hij nam een Negerjongen mede, Oly genaamd, ongeveer zevennbsp;jaren oud, uit de Loango natie. In een gevecht , waar de vader en de broeder van dezennbsp;jongen het leven hadden verloren, werd hijnbsp;gevangen, op een slavenschip verkocht en naarnbsp;St. Thomas gebragt, waar de broeders hem
-ocr page 26-24
kochten en Camel noemden. In het vervolg bleek bij een lief, gehoorzaam kind te zijn,nbsp;meer dan men onder die natie verwacht had.nbsp;Men had hem eerst voor den Graaf Gersdorfnbsp;bestemd, maar men behield hem in Hernhut.nbsp;Daar hij weldra door de genade tot betere in-ziglen kwam, en verlangen toonde gedoopt tenbsp;worden, werd hij in Augustus 17.35 te Ebers-dorf door den hofprediker Steinhofer gedoopt,nbsp;als eersteling uit de Negers, en Josua genoemd.nbsp;Hij ontsliep in den Heere in Hernhut, den 28nbsp;Maart 1736. Een zijner doopgetuigen was Friedrich Martin, die spoedig daarop naar St. Thomasnbsp;reisde, om het door Leonard Dober begonnennbsp;werk voort te zetten.
Deze laatste kwam den 27 November 1734 te Koppenhagen en den 5 Februarij 1735 te Hernhut aan. Zoo eindigde deze getrouwe dienaarnbsp;van Jezus Christus zijne bijna tweejarige pogingen om de Negers in St. Thomas met den Heiland bekend te maken, waardoor de weg gebaand w'erdt tot het groote Zendelingswerk, hetwelk sedert dien tijd door den Heer, aan denbsp;broeders is toevertrouwd.
Behalve de vier Negers, aan wien de goddelijke kracht van het verkondigde Evangelie zich bewezen had, en die in liefde met elkandernbsp;verbonden waren, ontdekte men dat nog innbsp;verscheidene harten het goede zaad, dat ondernbsp;tranen en gebeden was uitgestrooid, was opgekomen en vrucht had gedragen. Hij had eenenbsp;kleine gedachte van zich zelf, en dankte dennbsp;Heiland dat hij niet was te leur gesteld in zijnenbsp;verwachting.
-ocr page 27-25
AANHANGSEL.
Den 21 Augustus 1832, is het honderd jaren geleden, dat de eerste Zendelingen van Hernhutnbsp;vertrokken zijn naar het eiland St. Thomas.nbsp;in de Deensche West-Indiën, en daardoor dennbsp;grond gelegd is tot den arbeid der Evangelischenbsp;broederen onder de Heidenen. Dat werk, datnbsp;toen met geringe middelen, en naar menschennbsp;berekeningen met weinig hoop op goed gevolg,nbsp;maar met een vast vertrouwen op God begonnennbsp;werd, heeft door Gods zegen eene alle verwachting te boven gaande uitwerking gehad; alleennbsp;op dat veld, waar men bet eerste zocht te arbeiden , op de drie West-Indische eilanden dienbsp;aan Denemarhen beboeren, bloeijen thans zevennbsp;Zendelingsposten, alwaar aan meer dan aan 9nbsp;a 10000 Negers het Evangelie verkondigd wordt.
Om zich nog een denkbeeld te kunnen vormen van het allengs zich uitbreidende Zendelings-werk op de drie Deensch West-Indische eilanden, dient: dat, na een’ zevenjarigen arbeidnbsp;der broeders, tijdens het bezoek van den Graafnbsp;van Zinzendorf, het getal van hen, die innbsp;St. Thomas bet Evangelie met graagte aanhoorden , tot 7 a 8000 aangegroeid was.
Toen den 21 Augustus 1782 het vijftigjarige bestaan der Zendelingspost op alle de drie eilanden plegtig gevierd werd, beliep het getalnbsp;der nog levende volwassen gedoopte Negersnbsp;6452, en dat van de gedoopte kinderen 2000.nbsp;Sedert is het getal niet aanmerkelijk v eranderd,nbsp;daar toen reeds de werkzaamheden der broeders
-ocr page 28-26
zich over de geheele eilanden uitstrekten, en de Negerbevolking in de laatste vijftig jaren nietnbsp;veel vermeerderd is. Tegenwoordig is het getalnbsp;van hen, die de verkondiging van het Evangelienbsp;bijwonen, ongeveer 9 a 10000 Zoo als mennbsp;zich ligt voorstellen kan, valt bij eene zoo grootenbsp;schaar van toehoorders, het zaad van het Goddelijk woord bij velen slechts onder de doornen,nbsp;of op een’ steenachtigen grond, of zelfs langsnbsp;den weg, en brengt geene blijvende vrucht. Denbsp;gedoopte en bekeerde Negers blijven aan velenbsp;verzoekingen blootgesteld, en bunne diep ingewortelde vroegere neigingen, komen dikwijlsnbsp;weêr boven, hoezeer zij uilgeroeid schenen. Opnbsp;alle de Zendelingsplaatsen blijft het voortdurend,nbsp;dat er altoos eenige Negers zijn, die van wegensnbsp;hun, het Evangelie onwaardig gedrag, voor kor-teren of langeren tijd, van de gemeente moetennbsp;uitgesloten worden.
Daarentegen levert de geschiedenis der Zendelingen ontelbare vertroostende en verblijdende voorbeelden op, dat zulke afgedwaalden wedernbsp;zijn teruggekeerd, en in vervolg van tijd vasternbsp;geworteld zijn geworden, of dat zij op hunnbsp;ziekbed zich met berouw tot den Verlosser vannbsp;zondaren hebben gewend, en bij Hem genadenbsp;en vergeving gevonden hebben. En hoe velenbsp;duizenden blijven er niet over, bij wien hetnbsp;woord in eene vruchtbare aarde gevallen is, dienbsp;door hunne denkwijze en wandel, levendige bewijzen geworden zijn, dat het Evangelie eenenbsp;Godskracht bezit, om zalig te maken allenjdienbsp;hetzelve gelooven.
-ocr page 29-Zoo overvloedig is de wensch van Leonard Dober vervuld, die naar St. Thomas vertrok,nbsp;met het voornemen zijne vrijheid, ja alles opnbsp;te offeren, indien slechts ééne ziel daardoor Voornbsp;den Heiland kon gewonnen worden.
-ocr page 30-F'
!• fSvacg^Hsche herinaertngeu aan ELranken* nbsp;nbsp;nbsp;a i5
Over het nuttig Kerkgaan. nbsp;nbsp;nbsp;. lo
• nbsp;nbsp;nbsp;10nbsp;o to
o5 . 10
. 30
- nbsp;nbsp;nbsp;074nbsp;. i5nbsp;. i5
- nbsp;nbsp;nbsp;25nbsp;. 30
-So
. 30
-45
-Sai . 85
- nbsp;nbsp;nbsp;»5nbsp;. 10
, »®i
. 824
3, nbsp;nbsp;nbsp;Over het doen van lielijdenia.
4, nbsp;nbsp;nbsp;Een woord voor menteb* die niet ter kerk kunnen gaan*
5, nbsp;nbsp;nbsp;Het Ohriatondom bcacbaamd door Heidenen
6, nbsp;nbsp;nbsp;Evangoliichfl herinneringen aan Bedroefden.
Evangelische herinneringen aan Vaders en Moeders.
8, nbsp;nbsp;nbsp;Een woord aan Vaders en Moeders over den Doop.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Over het allerbeste Boek.
lo. Onderwijs over het Bijbellezen,nbsp;is. Xievensgetchiedenis van den grootsten Man.nbsp;iamp;. Iets over het Avondmaal',nbsp;i3. Opwekking tot de huisselijke Godsdienst.
(4* Samenspraak tusschen drievrienden over deWedergeb. i5. Het leven van William Kellij.
j6lt; Drie zamenspraken tussch. een Ijeeraar oneen Hnism, i7» Het dorp Eerenhoef, tot vorigen Welvaart hersteld.nbsp;i8. Het nadeel van het bij de straat loopen der kinderen,nbsp;ig. Waarschuwing tegen de Ontucht,nbsp;so. Iets voor herstelden uit krankheid.
91. Iets voor Gevangenen.
9». Geschenk der Christelijke lieide voor kinderen. aS. Geschenk voor I^idmaten der Christelijke kerk.
94* Heb ik wel genoeg voor de Eeuwigheid ? s5. Tweede Geschenk der Ghristelijkeliefde voor kinder.nbsp;s6gt; Voor Dienstboden.
97. Over de Feesten* sS. Iets voor Armen.
99. Irzns , de geneesmeester van kranken.
3o. Evangelische Herinneringen aan oude Lieden.
Si . Verzamel, van ieerz. brieven en opwekkende verhalen. •
5gt;* Opwekking tot weltevredenheid. nbsp;nbsp;nbsp;.
53. nbsp;nbsp;nbsp;Een. goed woord aan Christenouders over de opvoeding. —
54. nbsp;nbsp;nbsp;Franke;, de kracht des Geloofs.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..
55. nbsp;nbsp;nbsp;Schets van het leven van Afrikaner.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
S€. Waarschuwing legen het Kwaadspreken. nbsp;nbsp;nbsp;~
37. nbsp;nbsp;nbsp;Iets over de Zelfkennis,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«
38. nbsp;nbsp;nbsp;Een woord van onderrigt en troost in Sterf huilen. -
39. nbsp;nbsp;nbsp;Men doet niet, wat men kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*71
40. nbsp;nbsp;nbsp;Chr. onderrigting en raad, tot berst, van Moed en Hope..
41. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom word ik niet beter ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
43. Wie lijn, hier op aarde, de gelukkigst» menschen ? .
43. Gedenk te Sterven. nbsp;nbsp;nbsp;.
44» Het Voorbidden , een pÜgt der Christelijke liefde* . *7f 45. Opwekk. tot deelneming in het Maandel* Gebed. . ®7»nbsp;46* TroostwuorH voor Christenen, in allo w»dorwaardigh»d. . *71nbsp;47* Biiheltch Leesboek voor Kranken*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
. 25
- nbsp;nbsp;nbsp;»7
. 2V-1
. 224
. 25 . 324nbsp;• 35
- nbsp;nbsp;nbsp;35
-25
- nbsp;nbsp;nbsp;25
4g* Het Geloof in Jesus Christus , naar Joh- VI.
So* De Christelijke Oefenschool , naar 2 Petri 1 i 51. De Goede Herder.
5a. Bijbelsch Onderwijs over *s Menschen Bekcering.
55. Genade en Fligt.
54* Geschenk aan allen dx» Gods woord mogen hooreo.
55. nbsp;nbsp;nbsp;De Zelfsbeproeving.
56. nbsp;nbsp;nbsp;Het wandelen als kinderen des lichts.
57* Sen woord aan allen, die wenschen het beste voorbeeld na te volgen*
58. l«ts over het Geweten*
48. Iets uit het leven van Felix Neff, Fred, der Waldenien - 3»