VAN
Een verhaal van den godsdienstigen staat eener Kostschool voor Meisjes,
Het hier bedoelde instituut heeft reeds sedert verscheidene jaren bestaan. Hetzelve wordt bestuurd door eene vrouw, de echtgenoot vannbsp;een’ evangeliedienaar, met behulp van eenigenbsp;harer dochters en andere vrouwelijke personennbsp;barer woonplaats, een landelijk dorp in een dernbsp;raiddcnste graafschappen van Schotland. Het bestaat uit een bepaald getal kostscholieren, gewoonlijk niet meer dan zestien of achttien, vannbsp;negen of tien tot zeventien of achttien jaren oud,nbsp;en omstreeks even zoo vele dagscholieren uit denbsp;nabuurschap. De takken van onderwijs zijn dezulken, die tot eene degelijke en nuttige opvoeding behooren, bevattende insgelijks een grootnbsp;gedeelte van datgene, wat men elders gemeenlijknbsp;onder hoogerè beschaving rangschikt. Er wordt
-ocr page 2-bijzondere zorg gedragen dat de jongelieden in zedelijkheid en godsdienstigheid toenemen ; hetnbsp;godsdienstig onderwijs maakt eene voorname taknbsp;uit; dagelijks wordt er een gedeelte van dennbsp;Bijbel gelezen, hetwelk van ophelderende ennbsp;practische aanmerkingen vergezeld gaat, waarbijnbsp;de kweekelingen steeds geleid worden om nietnbsp;alleen te trachten naar eene zuivere kennis vannbsp;deszelfs dierbare waarheden, maar ook die kennis tot besturing van hart en leven aan te wenden. Behalve dat, is de onderwijzeres nu en dannbsp;gewoon, ieder harer leerlingen afzonderlijk bijnbsp;zich te nemen, en zich met haar te onderhouden over het gewigt der eeuwige belangen, metnbsp;betrekking tot ieders persoonlijke behoeften,nbsp;waarbij zij ook met haar bidt, terwijl zij bovendien teregtwijzing ontvangen in het leerennbsp;bidden. Hiifav’s Handleiding tot het bidden wordtnbsp;tot dat oogmerk gebruikt, en iedere jonge jufvrouw moet na zekeren tijd hare beurt vervullen, om, in tegenwoordigheid van de onderwijzeres en de andere kweekelingen, in het gebednbsp;voor te gaan.
In vroegere jaren, ja gedurende den ganschen tijd van het bestaan dezer inrigting, heeft denbsp;onderwijzeres steeds reden van dankbaarheid gehadnbsp;aan God, voor het goede dat Hij aan dezelve bewezen heeft, en voor den zegen met welken Hijnbsp;haren arbeid, bijzonder ten aanzien van het gods-
-ocr page 3-dienstige, had willen bekroonen, terwijl zij uit vele verblijdende bewijzen heeft mogen bespeuren dat haar werk niet te vergeefs was. Nietnbsp;weinigen der kweekelingen, aan hare zorg toevertrouwd , hebben, hetzij gedurende den tijdnbsp;van haar verblijf in haar huisgezin, hetzij kortnbsp;daarna, voldoende proeven gegeven van het gezegend nut dat zij uit haar onderwijs haddennbsp;getrokken, en bevestigden dit door eenen regtnbsp;godvreezenden wandel. Bijzonder echter heeftnbsp;zij gedurende den laafsten tijd reden gehad omnbsp;des Heeren goedheid op te merken en te vermelden, en Hem hare dankbaarheid te betoonennbsp;voor den rijken en overvloedigen zegen, diennbsp;het Hem behaagd heeft op hare school te doennbsp;nederdalen, en voor het onuitsprekelijke steedsnbsp;toenemende goede, dat Hij ter zaligheid vannbsp;velen, door haar heeft willen bewerken. Zoonbsp;rijk en overvloedig was de maat van geestelijkennbsp;invloed, dien de Heer aldaar genadiglijk wildenbsp;verleenen, dat, hetgeen men eene duidelijke ennbsp;zeer algemeene godsdienstige opwekking of verlevendiging noemt, daarvan het gevolg is geweest.nbsp;Het begin derzelve werd in den aanvang van dennbsp;vorigen winter het eerst bespeurd bij eene harernbsp;eigene dochters, een meisje van omstreeks twaalfnbsp;jaren, die, nadat zij eenige maanden in eenennbsp;wankelenden staat van gezondheid -verkeerd had,nbsp;over haren geestelijken toestand zeer bekommerd
-ocr page 4-werd. Na korten tijd openbaarde liJ dit gevoel aan hare moeder, die al zulke middelen gebruikte als haar meest geschikt voorkwamen omnbsp;dit beginsel meer en meer op te wekken, en haarnbsp;tot rust in het gemoed te brengen door het geloof in het bloed der verzoening.
Spoedig werd dit aan twee of drie barer vertrouwdste medgezellen bekend, die zulks met bijzondere deelneming opmerkten , en bij welke zich weldra ook dat zelfde gevoel openbaarde. De toestand dezer laatsten al mede aan de onderwijzeresnbsp;bekend wordende, werd door haar met bijzonderenbsp;oplettendheid gade geslagen; weldra werd dezenbsp;omstandigheid ook onder de overige kweekelingennbsp;bekend, en allengs begon in allen hetzelfde beginsel openbaar te worden. Zij kregen, de eenenbsp;na de andere, een levendiger inzien in het grootenbsp;aanbelang van de Godsdienst, dan zij ooit tenbsp;voren gehad hadden, en leerden de zaligheidnbsp;door Christus als van het uiterste gewigt en alsnbsp;het »eenige noodige” te beschouwen, terwijl zijnbsp;ernstig verlangden de vruchtgevolgen daarvannbsp;deelachtig te worden.
De onderwijzeres was bijzonder bedacht om den voortgang van deze innerlijke werkzaamheid dernbsp;ziel te bevorderen; zij kwam haar zeer begeerlijk voor, en ofschoon hare kweekelingen aanvankelijk in eenen eenigzins pijnlijken gemoedstoestand verkeerden, zoo ging zij echter steeds
-ocr page 5-i-
voort met dezelve te bevorderen en bij ieder in het bijzonder aan te kweeken, niet alleen doornbsp;dagelijksche verklaring en toepassing der goddelijke waarheden in de school, maar ook doornbsp;hare afzonderlijke zamenkomsten tot gesprek ennbsp;gebed. Deze bijeenkomsten werden door denbsp;meisjes gretig gezocht, zoodra de bedoelde bekommernis in de ziel diepe wortelen geschotennbsp;had ; zij schatten dezelve zeer hoog en het schijntnbsp;dat zij zeer nuttig geweest zijn tot besturingnbsp;barer werkzaamheden, en om haar te leiden totnbsp;do eenige bron van verlichting en troost. Ooknbsp;de echtgenoot der onderwijzeres, onder wiensnbsp;herderlijke zorg zij waren, liet deze merkwaardige en belangrijke opwekking van godsdienstignbsp;gevoel en werkzaamheid onder zoo vele der ledennbsp;van zijn gezin, in zijn openbaar leeraarswerknbsp;niet onopgemerkt, maar maakte, bijzonder desnbsp;zondags avonds, door onderzoek en vermaningennbsp;in het huisgezin daarvan veel werk, en het isnbsp;als eene gewigtige daadzaak zeer opmerkelijk,nbsp;dat de personen zelve, bij welke die opwekkingnbsp;plaats had, geene geringe werktuigen waren omnbsp;dezelve aan te kweeken en aan hare verspreidingnbsp;bevorderlijk te zijn.
Niet lang hadden zij den invloed daarvan ondervonden, of zij waren niet te vreden mot deze ongekende gevoelens in haren eigen boezem opnbsp;te sluiten, of alleen elkander deelgenooten van.
-ocr page 6-hare gewaarwordingen te maken, maar zij waren zeer bezorgd voor de zaligheid van die harernbsp;medeleerlingen, van welke zij redenen haddennbsp;te vreezen, dat zij omtrent dit stuk niet in denbsp;regte stemming verkeerden. Ieder harer verkoosnbsp;er gemeenlijk zoodanig eene met welke zij hetnbsp;meest vertrouwd was, of omtrent wier geestelijken toestand zij reden had bekommerd te zijn,nbsp;en beproefde door herhaalde en ernstige gesprekken , haar in de regte stemming te brengen, omnbsp;met levendig gevoel over hare eeuwige belangennbsp;aangedaan te worden en daarmede naar behoorennbsp;vverkzaam te zijn, terwijl zulke middelen, zulkenbsp;regt weldadige en christelijke pogingen, in zeernbsp;vele gevallen blijken droegen van den goddelij-ken zegen, en strekten om het goede werk tenbsp;helpen bevorderen. Door deze middelen werd,nbsp;onder den Goddelijken zegen, de godsdienstigenbsp;opwekking voortgezet en uitgehreid, tot dat innbsp;den loop van eenige maanden, het grootste getal der in het instituut wonende meisjes, zoowelnbsp;als eenige der dagscholieren, gegronde hoopnbsp;gaven op de vernieuwing van haar gemoed. Tweenbsp;of drie der eerst genoemden hadden reeds vroeger blijken gegeven , dat zij deelgenooten waren van de verlossing die in Christus Jezus is;nbsp;dan gedurende dit tijdvak, werd hare overtuiging van derzelver hooge aangelegenheid groote-Ijjks gesterkt, en de ijver om naar de zege-
-ocr page 7-ningen van dezelve te trachten, krachtiglijk aangespoord.
Hoewel de ondervinding dezer godsdienstig op-gewekten bijna dezelfde waren ten aanzien van derzelver aard en strekking in het algemeen,nbsp;zoo waren zij echter onderscheiden in opzigt totnbsp;hare uitwerking in ondergeschikte bijzonderheden. Sommigen hadden eene grootere maat vannbsp;smartelijke gewaarwordingen bij hare overtuigingnbsp;van zonde en schuld dan anderen, en bij sommigen duurde het langer eer zij den vrede desnbsp;gemoeds en de hoop door het geloof in den Verlosser deelachtig werden. De meesten barer hadden aan de onderwijzeres reeds bij den aanvangnbsp;van de afzonderlijke gesprekken openhartig bekend, dat zij toen nog nooit ernstig over denbsp;Godsdienst gedacht hadden, en nog nimmer overnbsp;hare geestelijke aangelegenheden regt bekommerdnbsp;waren geweest, maar in het denkbeeld verkeerden dat het voor haar, daar zij nog zoo jongnbsp;wareu, bij vervolg van tijd, vroeg genoeg zoudenbsp;zijn om genoemde dingen te betrachten, omdatnbsp;zij toch wel overtuigd waren dat dit haar pligtnbsp;was, terwijl zij ook gedeeltelijk voornemens waren dien pligt te volbrengen. Sommigen eindelijk waren in het eerst verwonderd geweest, ennbsp;hadden de uiterste bevreemding te kennen gegeven, dat de onderwijzeres zulk eene levendigenbsp;belangstelling in hare geestelijke aangelegenhe-
-ocr page 8-den gevoelde en betoonde, en het zoo noodig en van zoo veel gewigt beschouwde, om zondernbsp;uitstel op deze dingen zorgvuldig acht te geven.nbsp;Maar nu waren zij geheel van denkwijze veranderd, zoo wel ten aanzien van het groot gewigtnbsp;der zaligheid, als van hare verpligling, om zonder eenig uitstel, in waarheid en opregtheid tenbsp;trachten deel aan dezelve te krijgen.
Nu werden zij allen overtuigd van den zondigen en gevaarlijken toestand waarin zij zich bevonden, zoo wel als van de volstrekte noodzakelijkheid der verlossing door Christus, waarom zij zeer begeerig werden om terstond in Hem gevonden te worden en de zegeningen zijner alge-noegzame tusschenkomst te genieten; allen zochten naarstig door het gebed en andere middelennbsp;deel aan Hem en zijne zaligheid te verkrijgen,nbsp;waarvan zij nu de noodzakelijkheid zoo zeerge-voeldenj, dat allen, na korter of langer tijdnbsp;van smartelijke onrust, onder eene levendigenbsp;overtuiging der algenoegzaamheid van Christus,nbsp;Voor elk in zijnen bijzonderen toestand, zich innbsp;het geloof aan zijne genade en middelaars-verdiensten konden overgeven, en in zekere matenbsp;dien vrede en die blijdschap ondervinden die innbsp;het geloof is.
Deze verandering in hare godsdienstige gewaarwordingen, ging, zoo als men veronderstellen mag, met onderscheidene weldadige uitwerkin-
-ocr page 9-gen gepaard, van welke ik kortelijk eenigen zal opgeven. Bij verscheidene barer, bragt dezenbsp;verandering eene gewigtige en in het oog loo-pendo verbetering van humeur te weeg; inzonderheid was zij het middel om de uitwerkselsnbsp;van hoogmoed te verzwakken en ten onder Ienbsp;brengen, en eene gepaste nederigheid aan tenbsp;kweeken. Ook had dezelve meerder deelnemingnbsp;ten gevolge in elkanders aangelegenheden, ennbsp;toenemende liefde tot elkanderen en tot de on»nbsp;derwijzeres, terwijl in het algemeen veel meernbsp;liefde en welgezindheid jegens de overige medescholieren duidelijk kon worden waargenomen.nbsp;Eene andere uitwerking der weldadige verandering in wijze van denken en zien, openbaardenbsp;zich in eene groote teederheid van geweten ennbsp;vrees van te zondigen, inzonderheid onder denbsp;jongere meisjes, welk gevoel zulke diepe wortelen bij haar geschoten had, dat het zich in alnbsp;hare gedragingen, zelfs in hare uitspanningennbsp;duidelijk vertoonde. Ten bewijze hiervan strekt,nbsp;dat zij eens, aan zeker spel bezig zijnde, innbsp;twist geraakten, waarop zij terstond het spelnbsp;staakten, en met elkander raadpleegden of hetnbsp;misschien een slecht spel ware, omdat het on-eenigheid verwekte, en of het niet beter zoudenbsp;zijn hetzelve na te laten. Na onderling overlegnbsp;kwamen zij tot het besluit, dat het kwade ofnbsp;verkeerde in haar zelven en niet in het spel
-ocr page 10-gelegen was, en dat zij het daarom weder behoorden op te vatten en voort te zetten, en te trachten hare kwade gemoedsbewegingen te bedwingen en ten onder te brengen: zij dedennbsp;zulks, en het gelukte haar in vrede met elkander voort te gaan.
Als een ander gevolg, al mede uit dezelfde oorzaak voortgevloeid, openbaarde zich bij denbsp;meisjes een ernstig verlangen naar godsdienstigenbsp;kennis, kenbaar in grootere belangstelling ennbsp;toenemend genoegen in hare bijbeloefeningen innbsp;de school, alsmede in een meer bestendig ennbsp;oplettend onderzoeken der Heilige Schrift in harenbsp;afzonderingen; ook lazen zij zoo vlijtig zoodanige andere godsdienstig© boeken , die geschiktnbsp;waren om het verstand te verlichten en tot helderder inzigten te brengen, dat zij dikwijlsnbsp;daaraan een gedeelte van den tijd besteedden,nbsp;die haar tot uitspanning toegestaan werd, ennbsp;dien zij vroeger ook gewoon waren in vermakelijkheden door te brengen.
Al verder bragt deze verandering eene toenemende belangstelling in, en hartelijke ingenomenheid met het gebed te weeg. Weinige maanden na het begin dezer opwekking, steldenbsp;uit eigen beweging een aantal der jongerenbsp;scholieren, meisjes van tien tot veertien jaren,nbsp;eene dagelijksche bijeenkomst in, tot het gebed,nbsp;en ten einde- -deze zamenkomst op een voor de
-ocr page 11-dagscholieren, die daarbij wenschten tegenwoordig te zijn , gelegen uur te bonden, bestemden zij daartoe den tijd, die haar na het eten totnbsp;uitspanning vergund werd, en daar zij volhardden in hare keus om dien tijd daartoe te gebruiken , toonden zij daardoor hoezeer zij hetnbsp;gebed boven het spel waardeerden. De anderenbsp;kostscholieren volgden naderhand dit voorbeeld,nbsp;doch op een ander uur; en beide deze bidstonden werden met veel belangstelling en zoo alsnbsp;te hopen is, met veel nut en zegen voortgezet,nbsp;tot dat bij het begin der vacantie, die eenigenbsp;maanden daarna inviel, de leden naar harenbsp;onderscheidene woningen vertrokken, en alzoonbsp;uit elkander geraakten.
Intusschen vraagt welligt iemand, welke uitwerking dit alles had op de andere oefeningen en het geluk der meisjes, en of deze verandering in het algemeen genomen, van eenen wèl-dadigen aard mogt genoemd worden ? Ik aarzelnbsp;niet te verklaren dat een en ander daardoor innbsp;geene geringe mate bevorderd werd. Het verstandsvermogen werd niet verzwakt, maar kreegnbsp;veeleer, door hetgeen met haar Voorgevallennbsp;was, nieuwe kracht; hare andere oefeningennbsp;werden noch verzuimd, noch met weerzinnbsp;voortgezet; een dieper gevoel van zich den kos-telijken tijd ten nutte te maken, en een sterkernbsp;verlangen om hare onderwijzeres te behagen door
-ocr page 12-het vooraf wel bestudeeren van hare lessen, waren zoo vele nieuwe aansporingen tot vermeerderde naarstigheid en volhardende oefening,nbsp;en nooit te voren had de inrigling üj het eindenbsp;van het schooljaar grootere bewijzen van goedennbsp;voortgang opgeleverd, of bij het openbaar onderzoek meer voldoende blijken van de vorderingen der leerlingen kunnen geven. Wat haarnbsp;geluk betreft, dit was blijkbaar niet verminderdnbsp;maar integendeel veel vermeerderd, inzonderheidnbsp;nadat de eerste smartelijke gewaarwordingennbsp;door den vrede des Evangelies vervangen was.nbsp;Haar nieuwe gemoedstoestand en geestelijkenbsp;werkzaamheden maakten haar wel ernstig, maarnbsp;niet naargeestig f de luchthartigheid en weinigenbsp;vastheid van geest, aan haren leeftijd eigen,nbsp;werden niet weggenomen, maar in zekere matenbsp;gewijzigd. De smaak voor vroeger genoten onschuldige vermaken en genietingen werd, zoonbsp;die al niet toenam, voor het minst niet verminderd, terwijl zij zich eene nieuwe bron dernbsp;reinste genoegens geopend zagen. Zij ondervonden dat » zij die de wet des Heeren beminnen,nbsp;grooten vrede hebben,’’ zij werden gewaar datnbsp;» de wegen der Godsdienst wegen der liefejijk-heid zijn en alle hare paden vrede.” Inderdaadnbsp;het zonde moeijelijk zijn een gelijk getal men-schen te vinden, gelukkiger dan zij , zoowel innbsp;zichzelven en omtrent elkander, als met hare
-ocr page 13-geachte onderwijieres en hare medehelpsters. Maar hoe is het nu met haar gesteld ? gaan zijnbsp;voort om na het tijdsverloop van eenigo maanden , blijken te geven dat zij de voorwerpen vannbsp;waar genadewerk geworden zijn?” Ik kannbsp;voornamelijk alleen van de zulke spreken, (omtrent twee derde van het aantal,) die bij hetnbsp;einde der vaeantie naar de school teruggekeerdnbsp;zijn, toen dezelve weder geopend werd. Dezennbsp;schijnen daarin te volharden, en wij hebbennbsp;niets gehoord, waaruit wij een tegenovergesteldnbsp;besluit zouden moeten opmaken ten aanzien dernbsp;overigen. De voorvermelde bidstonden zijn weder hervat op dezelfde uren als voormaals, ennbsp;weder zijn eenige weinige nieuwe leden die sedert op de school gekomen zijn tot dezelve toegetreden ; en zoo men ook al die vorige grootenbsp;en levendige belangstelling in godsdienstige oefeningen , en al het voormaals ondervondene godsdienstig gevoel niet bespeurt, kan men daarvoornbsp;gemakkelijk reden geven, zonder eene anderenbsp;oorzaak te veronderstellen, dan den eenigzinsnbsp;verstrooijenden eh verzwakkenden invloed waaraan zij gedurende de vaeantie blootgesteld waren. Niet eene van haar heeft eenige wezenlijkenbsp;teekenen van verachtering of terugkeering lotnbsp;eenen staat van onverschilligheid omtrent denbsp;Godsdienst gegeven; integendeel is er grondnbsp;om te hopen dat het » goede werk in haar be-
-ocr page 14-gonnen is, hetwelk de Goddelijke Werkmeester voleindigen zal tot op den dag van Jezus Christus dat hare gt; weldadigheid niet zal zijn alsnbsp;eene morgenwolk of een vroegkomende daauw,”nbsp;maar blijken zal bestendig te zijn, en haar bekwaam te maken om het» pad der regtvaardigennbsp;te loopen, hetwelk een schijnend licht is,nbsp;voortgaande en lichtende tot den vollen dag toe,”nbsp;Het behoeft naauwelijks vermeld te wordennbsp;dat zij, die de school bestuurt, groote blijd-vschap smaakte in deze godsdienstige opwekking,nbsp;en door dezelve veel aanmoediging ontving totnbsp;naarstige volharding in het beramen van zulkenbsp;middelen en pogingen, welke strekken om warenbsp;godsvrucht onder hare kweekelingen te bevorderen, en die door Gods genade zoo vruchtbaarnbsp;gemaakt en zoo rijkelijk gezegend zijn geworden.nbsp;Eene der bedoelingen, welke de schrijver vannbsp;dit voorval op het oog heeft, bij het vermeldennbsp;van den gelukkigen uitslag die hetzelve kenmerkte, is, hieruit aanmoediging te ontleenennbsp;voor zulke ouders en godsdienstig gezinde onderwijzers der jeugd, die met deze gebeurtenisnbsp;raogten bekend worden, om — voor zoo ver denbsp;omstandigheden zulks toelaten, — ook zoodanigenbsp;plannen en pogingen in het werk te stellen , vannbsp;welke zij, onder den goddelijken zegen, gelijkenbsp;uitkomsten verwachten mogen. Wel is het tenbsp;hopen dat dergelijke middelen, met soortgelijke
-ocr page 15-15
vruchtgevolgen gepaard, door velen gebruikt worden; doch het ware te wenschen dat dezelvenbsp;meer algemeen door hen werden in het werknbsp;gesteld, die met de godsdienstige en zedelijkenbsp;vorming der jeugd belast zijn. Ware dit hetnbsp;geval, dan zoude het opkomend geslacht zichnbsp;door beminnelijkheid onderscheiden en voor denbsp;toekomst veel beloven, en de toestand van denbsp;kerk en de wereld, daardoor grootelijks verbeterd , zoude eerlang die heerlijkheid en gelukzaligheid ontwikkelen, welke de christen naar denbsp;belofte, nu nog hopende verbeidt. Indien ernbsp;toch eenige wezenlijke en algemeen godsdienstigenbsp;opwekking in de kerk te verwachten is, dannbsp;moeten ook de regte middelen ter bevorderingnbsp;van dezelve met vlijt en volharding aangewendnbsp;worden, en wel inzonderheid bij jonge lieden;nbsp;deze zijn de opkomende verwachting der kerk,nbsp;en onder die middelen behooren gerekend tenbsp;worden zorgvuldig onderwijs in de waarhedennbsp;en pligten der Godsdienst, gepaard met naarstigenbsp;en liefderijke pogingen, om hun die waarhedennbsp;op het gemoed te drukken, en hen te besturennbsp;en te helpen een en ander tot regeling vannbsp;hart en leven aan te wenden, terwijl eene eerste plaats behoort te bekleeden het ernstig ennbsp;aanhoudend gebed tot God, om deze pogingennbsp;met zijnen zegen te vergezellen en vruchtbaarnbsp;te maken. Deze goddelijke invloed is Boodig,
-ocr page 16-want, • noch hij die plant is iets, noch hij die nat maakt, maar God, die den wasdom geeft;”nbsp;en Hij heeft dien beloofd, want Hij , die dennbsp;Geest schenkt, heeft gezegd; » Ik zal mijnennbsp;Geest op uw zaad gieten , en mijnen zegen opnbsp;uwe nakomelingen enz.men moet zulks in hetnbsp;gebed begeeren, en wanneer men dit ernstig ennbsp;geloovig afsmeekt wordt het verkregen, wantnbsp;onze goddelijke Heiland heeft verklaard: gt; Indiennbsp;gij dan, die boos zijt, weet uwen kinderennbsp;goede gaven te geven, hoe veel te meer zal denbsp;Hemelsche Vader, den Heiligen Geest geven dengenen, die Hem bidden.”
Medegedeeld door eenen Predikant.