RUSSISCHE
Te ROTTERDAM, bij
M. WIJT amp; ZONEN.
1841,
De Engelsche Predikant bicbasd ksiii , te St. Petersburg, verhaalt de volgende gebeurtenis;
» De man, van wien ik zal spreken, was een geboren Rus. Nog zeer jong zijnde, kwamnbsp;hij naar Engeland en werd matroos. Het eerstnbsp;voer hij op een slavenschip van Liverpool, ennbsp;deed niet minder dan ees reizen, van de Afri-kaansche Kust naar de West-Indiën. Dikwerfnbsp;was hij in doodsgevaar onder negers en blanken;nbsp;maar God bewaarde hem'. Daarna trad hij innbsp;koninklijke dienst, en was met rklson bij dennbsp;slag op de Nijl; daar verloor hij een oog ennbsp;werd ontslagen. Het is eene merkwaardige daadzaak, dat de groote sterfte, waarvan hij opnbsp;het slavenschip getuige was, noch zijn eigennbsp;groot gevaar in den slag, waarbij hij een oognbsp;verloor, geene gedachten aan boete noch aannbsp;eeuwigheid bij hem deden ontstaan. Nadat hij
-ocr page 4-de zeedienst had verlaten, en zijnen kleinen voorraad van geld uitgegeven had, werkte hijnbsp;eenige jaren als daglooner in Londen, en kwamnbsp;daarop naar St. Petersburg, waar hij in eennbsp;groot bedrijf als opper-toeziener werd aangesteld.nbsp;Hij had echter nog zoo veel ruwheid van hetnbsp;matrozenleven behouden; was menigmaal zoonbsp;woest, en vloekte zoo verschrikkelijk, dat zijnnbsp;heer genoodzaakt was hem zijn afscheid te geven.nbsp;Nu begon hij zelf eene eigene zaak, en huwde.nbsp;Zijne ruwheid verminderde, en zijne zaken gin«nbsp;gen goed.
Mijne kennis met hem heeft op de volgende wijze haren oorsprong. Een vriend, welke totnbsp;mijne Gemeente behoorde, zeide eens tegen mij:
gt; Ik heb onlangs een man van de Russische Kerk ontmoet, welke eene bijzondere vooringenomenheid voor de Engelschen heeft. Hij is in Engelandnbsp;geweest, en spreekt onze taal vlug, Wanneernbsp;ge soms iets voor hem te werken hebt, laat hetnbsp;hem dan toch toekomen!” » Wat is dan zijnnbsp;bedrijf?” vraagde ik. . Het is een kleeder-maker en lakenkooper; hij heeft een schoonenbsp;winkel,” was het antwoord.
Eenige maanden daarna bragt een mijner jonge vrienden, welke eene reis naar Engeland hadnbsp;gedaan, mij een stuk Yorkshirer laken voor eennbsp;rok, hetwelk ik den Russischen kleedermakernbsp;zond, om voor mij op te maken. Hij had ze
-ocr page 5-•spoedig klaar en bragt mij dezelve in persoon te huis. Juist in het oogenblik dat hij kwam,nbsp;was iemand over zaken bij mij. Ik zeide derhalve tegen den kleedermaker :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Neem plaats
voor een paar min uten, ik zal zoo bij u komen; lees terwijl wat in dit kleine boekje,” waarbijnbsp;ik hem een ïractaatje overreikte. Kort daarnanbsp;kwam ik terug, betaalde hem zijne rekening,nbsp;en toen hij wilde heengaan, zeide hij :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Ik
hoop dat ge tevreden zijt met uwen rok.” »Ja,” antwoordde ik,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ik ben zeer tevreden ; en hoe
heeft u mijn boekje bevallen?” » O,” zeide hij,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• met boeken heb ik mij nooit veel be
moeid.” »Zoo,” zeide ik verder, «dat doet mij leed. Gij zijt een bejaard man, en als ge unbsp;om geene boeken bekommert, dan vrees ik, datnbsp;ge ook nog iets anders veronachtzaamt. ”nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
» Wat dan, mijnheer? ” — » Wat ? uwe kostelijke ziel! en wat helpt het den mensch, al gewon hij de geheele wereld, en leed schadenbsp;aan zijne ziel ? Of wat kan een mensch gevennbsp;tot lossing voor zijne ziele?” — » Aha,” zeidenbsp;hij, »ik merk wat ge meent: gij denkt, iknbsp;moest vroom worden.” — » Ja juist.” — , Ja,nbsp;mijn goede heer,” antwoordde hij, » als iknbsp;vroom wierd, dan wlt;is het onmogelijk voor mijnbsp;om mijn groot bedrijf voort te zetten !” — «Gijnbsp;brengt mij in verbazing! Wat heeft dan denbsp;vroomheid met uw beroep te doen?” — «Wat?
-ocr page 6-als ik vroom was, dan moest ik alle zondagen ter Kerk gaan.” — » Dat spreekt van zelve ja;nbsp;en gij zoudt u verheugen als de Zondag kwam,nbsp;om iets van God en de Verlossing te hooren.” —nbsp;* Ik verzeker u, mijnheer, zoo iets zou metnbsp;mijn beroep in het geheel niet overeen te brengen zijn. Ik heb dertig werklieden, en desnbsp;Zondags betaal ik gewoonlijk mijne rekeningennbsp;en ontvang mijn geld; het is juist de drukstenbsp;dag.” — » Hoe! gaat gij dan nooit naar denbsp;Kerk ? ” — • Nooit! ” — » Dat is al te erg.nbsp;Gij zegt, nooit goede boeken te lezen, en nooitnbsp;naar de Kerk te gaan: alzoo gaat gij dan naarnbsp;de hel. Ik heb nooit gedacht dat iemand, alleennbsp;omdat hij in den Bijbel las en ter Kerk ging,nbsp;in den hemel zoude komen; maar daarvan bennbsp;ik ten volle overtuigd, dat iemand, die beidenbsp;nalaat, zeker niet in den hemel komt. Hoe kuntnbsp;gij zoo leven ? Gelooft gij dan niet dat er eennbsp;God is? ” — Hierop zag hij mij verontrust aan,nbsp;en zeide: » Een God, mijnheer? een God?nbsp;hebt gij ooit God gezien?” — Ik sidderde bijnbsp;de gedachte, hoe ver het een mensch in de verkeerdheid kan brengen, en antwoordde:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• ik
heb God niet gezien; maar ik heb u gezien, en gij ïijt eenen van Gods werken.” — » Zeernbsp;goed,” zeide hij, gt; als gij eens iemand aantreftnbsp;die God gezien heeft, laat het mij dan ook weten.nbsp;Goede morgen, mijnheer!”
-ocr page 7-De oude man ging weg, en ik zag hem niet meer, tot dat ik hem op de begrafenis vannbsp;mijnen vriend, welke mij het eerst op hem opmerkzaam had gemaakt, weder aantrof. Dezenbsp;voortreffelijke man was door eene zenuwkoortsnbsp;aangevallen geworden en gestorven; er was zeernbsp;groote droefheid over zijn verlies. De lijkstatienbsp;was zeer talrijk, en ik hield eene aanspraak aannbsp;deze verzameling over de woorden;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ En zij
namen Zyn ligchaam en begroeven het, en kwamen, en boodschapten het Jezus.” Velennbsp;weenden, en onder hen zag ik ook de oudenbsp;ongeloovige kleedermaker, hoe hem de tranennbsp;langs zijne oude wangen afrolden; doch ik wistnbsp;niet, of deze veroorzaakt werden door een woordnbsp;dat ik zeide, of alleen door den dood mijnsnbsp;vriends. Den volgenden Zondag zag ik hemnbsp;weder bij de Godsdienst; zoo ook de tweede ennbsp;de derde. Dit was mij zeer in het oog loopend,nbsp;doch ik waagde het niet om naar hem toe tenbsp;gaan, ten einde niets te bederven. Ik vroegnbsp;echter aan een’ mijner vrienden :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Hebt gij den
heer b. gezien ?” — » Ja,” zeide hij, »ik kan u iets belangrijks van dezen ouden man mede-deelen.” — »Inderdaad! wat dan ?” — «Hij heeftnbsp;eenen Engelschen Bijbel gekocht, en zegt, datnbsp;hij besloten heeft dezelve te lezen, ja geheelnbsp;door te lezen, om te zien, of hetgeen gij zegtnbsp;waar of niet waar is.” » Als dat zoo is,”
-ocr page 8-zeide ik, nbsp;nbsp;nbsp;»dan heb ik hoop op hem: men mag:
aan niemand wanhopen, zoodra als hij den Bijbel met opmerkzaamheid begint te lezen.”
Ik ondervond nu dat hij, zoo wel in de week als des Zondags, de Godsdienst regelmatig bijwoonde, en zag menigmaal, hoe zijn aangezigtnbsp;van vreugde blonk; ik sprak echter nooit metnbsp;hem, als eenmaal op een’ Zaturdag avond. Terwijl ik in mijne studeerkamer zat, trad mijnenbsp;vrouw binnen en zeide: » Er is een vreemdenbsp;gekomen, die naar u vraagt.’’ — » Wie is hetnbsp;dan?” — » Ik weet het niet, maar het komtnbsp;mij voor, dat het de Russische kleedermakernbsp;is.” — Ik ging naar buiten, en hij was hetnbsp;werkelijk. » Zaturdag avond,” zeide hij, gt; isnbsp;zeker geen voegzame tijd om u te bezoeken,nbsp;heer Dominé! maar ik heb eene kleine bezigheid.” — » Waarin bestaat die?” — • Een vannbsp;uwe toehoorders wenschte u gaarne eene nieuwenbsp;jas ten geschenke te geven, en ik breng nunbsp;dezelve. Gij zult het hoop ik niet kwalijk nemen.” Ik antwoorde; • Het is mijne gewoontenbsp;niet, iemand iets kwalijk te nemen, en hetnbsp;allerminste zoo iemand, die mij een nieuwennbsp;rok wil geven; maar zeg mij toch, welken goeden vriend zendt mij dit geschenk?” — » Ja,”nbsp;zeide bij, • dat is nu mijne zaak; hij wil unbsp;zgnen naam niet noemen.” « Is het een jongenbsp;man?”— «Meen.” — »Ishet een oude man?”—
-ocr page 9-» Ja, een oude man met een grijs hoofd.” — Daar stond hij nevens mij met zijne sneeuwwittenbsp;haren, maar ik had er geene gedachten op,nbsp;dat hij het zelve was. » Misschien” voer iknbsp;voort, ¦gt; zult gij aan mijne vrouw wel willennbsp;wie het is. ““ ¦ Ja, zeide hy,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;® ik
heb niet beloofd het aan uwe vrouw niet te zeggen.” Ik ging dus weg, en hij vertelde aannbsp;mijne vrouw dat hij zelve de man was, welkenbsp;mij dit kleed ten geschenke bragt. Ik vernamnbsp;het dus spoedig, terwijl het in mijne ziel eennbsp;geheel eigenaardig gevoel opwekte.
Eenige dagen daarna ontmoette ik hem op straat, en zeide tot hem: » Nu weet ik wienbsp;de gever is, en ben u zeer verpligt voor uwenbsp;goedheid. Maar zeg niij toch, wat heeft u bewogen mij dezen rok te schenken ? ” — » Daaropnbsp;brak hij in tranen los, en zeide: » Ach, mijnheer, hadde God mijn hart niet veranderd, zoonbsp;zou ik er niet aan gedacht hebben, u zulk eennbsp;geschenk te maken.” — » Ik dank u voor dezenbsp;inlichting,” gaf ik hierop ten antwoord; » wanneer de rok met eene verandering des harten innbsp;verband staat, dan heeft hij voor mij eene onschatbare waarde.” En nu gaf hij mij een doorslaand bewijs, dat zijn hart werkelijk veranderdnbsp;Was, daar hij mij over het geestelijk belangnbsp;zijner arbeiders raadpleegde. » Ik wilde u zoonbsp;gaarne vragen,” zeide hij, » wat ik voor mijne
-ocr page 10-10
knechts doen moet; hunne zielen zijn mij zeer dierbaar; wat dunkt u, zou ik hen het Nieuwenbsp;Testament in handen geven?” Ik was verheugdnbsp;over dit blijk des geestelijken levens, en raaddenbsp;hem zeer aan, hun met eenige exemplaren dernbsp;Heilige Schrift te voorzien. Dit gaf hem moed.nbsp;Met jeugdige levendigheid ijlde hij naar huis,nbsp;nep zijne lieden bijeen en zeide tot hen;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Ik
heb u een voorslag te doen, mijne jongens ! ” Daarop vroeg hij aan eenen: »Kunt gij lezen?”nbsp;» Ja, mijnheer, ik lees Zwcedsch.” Hij vroegnbsp;eenen anderen: » Kunt gij lezen?” — » Ja,nbsp;mijnheer, ik lees Duitsch.” Hij vroeg een derde:nbsp;Kunt gij lezen?” — gt; Ja, ik leesFinlandscb.”—nbsp;Een vierde: gt; Kunt gij lezen? ”— • Ja, ik leesnbsp;Russisch.” Nadat hij nu wist, hoe velen vannbsp;zijne lieden konden lezen, en in welke talen,nbsp;kwam hij weêr bij mij , en zeide: gt; Nu, mijnheer, heb ik zoo en zoo vele boeken noodig,nbsp;en in zoo vele talen; want ik heb besloten, niemand die lezen kan in mijne dienst te hebben,nbsp;zonder hem een exemplaar van het Nieuwe Testament te verschaffen.”
Lezer, bedenk eens, welk eene groote zedelijke omkeer in de wereld ontstaan zoude, als al onze Fabrikanten, Kooplieden en Handwerkslieden dit voorbeeld volgden 1
Het onderzoek dat de heer s. gedaan had, leidde nog tot cene andere ontdekking. Hij vond
-ocr page 11-11
op deze wijze niet alleen degenen die lezen konden , maar ook diegenen die het niet konden , en voor dezen kocht hij ABC boeken, en lietnbsp;hen door de lezenden onderrigten; want hij hadnbsp;dadelijk een besluit opgevat, dat eiken man ofnbsp;knaap onder zijne werklieden, welke niet kondenbsp;lezen, daarin onderrigt zoude worden.
Bovendien besteedde hij alle avonden een half uur, om voor zijn volk in de Heilige Schrift tenbsp;lezen en dezelve uit te leggen. Dit was eennbsp;geheel nieuw, belangrijk en roerend tafereel.nbsp;De oude man sloeg een kapittel op; dan moestennbsp;allen hetzelfde vers in hunne onderscheidene talennbsp;lezen, en daarover gaf hun dan de meester eenenbsp;korte verklaring in de Russische taal, welkenbsp;zij allen verstonden. Op deze wijze had in zijnnbsp;huis eene even zoo groote verandering plaatsnbsp;als bij hem zelven. In plaats dat voorheen denbsp;dag des Heeren door wereldsche bezigheden ontheiligd was geworden, werd nu eiken dag innbsp;eenen Sabbath veranderd. Dagelijks had Godsdienstig onderwijs met gebed en dankzeggingnbsp;tot God plaats. Het moet den vorst der duisternis inderdaad wel slecht bevallen hebben, dezenbsp;krachtige verandering te zien. De duivel wasnbsp;buiten geworpen, en de stemme der dankzegging en der verheerlijking Godes werd in denbsp;woning des regtvaardigen gehoord.
Nooit heb ik iemand gekend die zoo vlijtig in
-ocr page 12-12
den Bijbel las als de heer b. in de twee laatstleden jaren deed. Ik betrachtte de vorderingen ïijner Godsvrucht met hartelijke deelneming.nbsp;Zijne bekeering was niets gewoonlijks, en mijnnbsp;hart w’erd dikwerf verkwikt door de groote ennbsp;heerlijke gedachten, welke hij over den Heerenbsp;Jezus Christus uitte. Hij was onbekend met denbsp;tegenstand van menschelijke meeningen overnbsp;Godsdienstige onderwerpen; zijne overtuiging wasnbsp;regtuit uit den Bijbel afgeleid, en hij meendenbsp;dat alle menschen even moesten gevoelen ennbsp;denken als hij. Op eenen avond echter werdnbsp;hij overtuigd van zijne dw^aling: hij kwam uitnbsp;de Kerk met eenen Engelscbman, die een halvenbsp;Sociniaan was, en er ontstond tusschen hen eennbsp;gesprek over de gehoorde preek. «Wat dunktnbsp;u daarvan?” zeide mijn vriend. »Wat ik daarvan denk,” antwoordde de Engelscbman, • welnbsp;mij dunkt, er is daarin wat al te veel overnbsp;Christus gesproken.” Dit bevreemdde hem. Hijnbsp;bleef slaan en riep uit: sTe veel van Christus,nbsp;mijnheer ? gij brengt mij in verbazing. Te veelnbsp;van Christus! Hij is mij alles : wijsheid en ge-regtigheid, heiliging en verlossing. Te veel vannbsp;Christus! Wat ? ik zal Zijn lof eeuwiglijknbsp;zingen.’ ’
Den volgenden dag kwam hij bij mij, om mij te vragen, of er vele menschen waren, dienbsp;zoo gering over zijnen Heiland dachten. Ik
-ocr page 13-13
^eide hem: ja! » Ach , ” zeide hij, » dat de menscheri zoo blind kunnen zijn! Terwijl zenbsp;zich zelven voor wijzen houden, zijn zij dwazennbsp;geworden. Geen wonder dat ze niet gelukkig zijn.’'
Dit gezegde ontdekt ons van waar zijn geluk ontsproot. God had hem door genade een sterkenbsp;troost en eene goede hoop gegeven, en hijnbsp;ging zijnen weg met vreugde. Hij kon nietnbsp;anders dan gelukkig zijn ; en ik ben vast overtuigd, dat de Christenen over het algemeennbsp;voorspoediger zouden zijn, als ze meer aannbsp;Christus daehten, en aan het regt dat Hij opnbsp;hen heeft.
Lieden welke den heer b. eerst sedert eenige jaren gekend hebben, kunnen zich naauwelijksnbsp;voorstellen wat hij toen was, toen hij in onwilnbsp;tot mij zeide: » Hebt gij ooit God gezien?”nbsp;Daarentegen zijn menschen zonder Godsdienst,nbsp;welke hem in zijnen onbekeerden toestand gekend hebben, geheel verbaasd geweest over denbsp;verandering die met hem is voorgevallen. Eennbsp;voorbeeld zal genoegzaam zijn.
Een man, welke Rusland verlaten had, om zich in Engeland neder te zetten, bezoeht innbsp;den zomer zijne oude vrienden in Petersburg.nbsp;Hij kwam ook bij den heer b., en deze verteldenbsp;hem vrijmoedig, wat verandering er met hemnbsp;in dien tusschentijd had plaats gehad, en deednbsp;hem den voorslag om hem een kapittel voor te
-ocr page 14-lezen, hetwelk hij niet van de hand kon wijzen. Hierop wilde hij ook met hem bidden, en ooknbsp;daaraan kon hij zich niet onttrekken. Hij wasnbsp;geheel buiten zich zelven van verwondering; hetnbsp;lagchen was hem vergaan. Hij had de reis metnbsp;een’ vromen kapitein gemaakt, welke dagelijksnbsp;Godsdienst op het schip hield, en had dikmaalsnbsp;met hem getwist en hem uitgelagcheu. Nunbsp;echter zocht hij dep kapitein op, en zeide totnbsp;hem: gt; Nu weet ik dat de vroomheid toch watnbsp;wezenlijks is. Eer ik den Russischen kleeder-maker zag, meende ik, dat gij vrome liedennbsp;allen huichelaars waart, maar nu kan ik nietnbsp;meer zoo denken. Gij moet eens met mij gaannbsp;en den man zien.” De kapitein was er medenbsp;tevreden en ging met hem, en vertelde mijnbsp;naderhand hoe vergenoegd hij in den omgangnbsp;met dezen goeden ouden man geweest was. 0,nbsp;welk eene genade, om zulk eenc getuigenis innbsp;het hart eens onbekeerden menschen te kunnennbsp;nederleggen! Hoe wordt daar het woord vervuld : * Laat uw licht schijnen onder de men~nbsp;echen, dat sij uwe goede werken zien, en uwennbsp;Vader die in de hemelen is verheerlijken.”
Men heeft dikwijls gezegd, dat de liefde bij zich zelven begint; maar ze houd daar nietnbsp;mede op. Zoo was het bij den heer b. Zijnenbsp;eerste zorg was om alle vlijt aan te wenden,nbsp;¦om zijne roeping en verkiezing vast te maken.
-ocr page 15-15
Ban dacht hij aan zijne huisgenooten; daarna aan de gemeente, en eindelijk aan allen, dienbsp;in zijn bereik kwamen. Tot dat einde beijverdenbsp;hij ïich zeer met het uitdeelen van Tractaatjesnbsp;en gedeelten der Heilige Schrift, en zocht opnbsp;de schranderste wijze de gelegenheden daartoe op»nbsp;Op zekere dagen plegen de handwerksliedennbsp;in de Residentie op het Stadhuis bijeen te komen om de zaken, hunne Gilden betreffende,nbsp;te bezorgen. Een dag of twee voor zulk eenenbsp;zamenkomst kwam hij dan bij mij, en zeide:nbsp;»Ik heb eenige Tractaten in onderscheidene talennbsp;noodig. Wij hebben eene groote bijeenkomstnbsp;op het Raadhuis, en ik vvenschte gaarne vannbsp;die gelegenheid gebruik te maken. Geef mijnbsp;zoo vele Tractaatjes als mogelijk is voor eenennbsp;imperial” (omstreeks ƒ 18). Naderhand kwamnbsp;hij en vertelde; » Het was gisteren een kwaadnbsp;werk op het Raadhuis, mijnbeer! ” — » Nu,nbsp;wat was het?” — ¦ Eenige lieden namen denbsp;Tractaatjes, verscheurden dezelve, en traden zonbsp;voor mijne oogen met de voeten. Anderen namen dezelve en wierpen ze mij in het gezigt,nbsp;met de woorden: » Wat hebt gij met mijne-Religie te maken?” Weder anderen wierpen»nbsp;ze in het vuur. Maar ik verlies den moed niet,nbsp;®tijnheer; ik zal het bij de eerstvolgende bijeenkomst weêr beproeven. Ik zal het niet nalaten,nbsp;neen, nooit! Er is geen een onder hen, die*
-ocr page 16-zulk een groot zondaar was als ik geweest ben. En als de Heer Jezus Christus zich wilde neder-bnigen, om zulk een’ ouden rebèl als ik, tenbsp;grijpen en mijn hart veranderen, gelooft gijnbsp;dan, mijnheer, dat ik den moed verliezen zoude?nbsp;Neen, ik wil voor Christus werken tot aan dennbsp;dag mijnes doods.”
De Prijs is 7§ Cents.