/Ö'
opgehelderd in het leven en sterven van eenen Land - Edeljian.
B. H. was do zoon van een’ vromen vader, voor wien de prediking^ van den overleden leer-aar M. zeer nuttig geweest was, en die daarnanbsp;eene vrijmoedige, onwrikbare en vurige belijdenis van Christus voor de menschen aflegdo, ennbsp;in het geloof stierf, latende zijn zoon, het onderwerp van dit verhaal, toen nog een kind,nbsp;over aan het opzigt van eene toegenegene ennbsp;zorgvuldige moeder. Hij werd opgeleid tot eenenbsp;bestendige bijwoning van de openlijke godsdienst,nbsp;onder de prediking van een der godvruchtigstenbsp;en nadrukkelijkste predikers der laatste eeuw.
Op zijn veertiende of vijftiende jaar was hij onder zeer levendige overtuiging van het kwaadnbsp;der zonde, en van de noodzakelijkheid om deelnbsp;te verkrijgen aan den Heere Jezus Christus. Zijn
-ocr page 2-ïiart was toen teeder en zijn geweten ontwaaTct, maar helaas, deze ernstige aandoening was vannbsp;weinig gevolg. De vlam van heilige gevoelensnbsp;werd gesmoord in deszelfs geboorte, door dennbsp;invloed van wereldsgezinde medgezellen, bynbsp;overmatige zorg voor de bezigheden der wereldnbsp;en door de slechte voorbeelden van sommigennbsp;die Christenen genaamd werden. Hetgeen dennbsp;meest nadeeligen invloed op zijn engdig gemoednbsp;maakte, was het gedrag van een belijder vannbsp;de godsdienst, die gelijk hij dacht zich aan on-regtvaardigheid en onderdrukkingen tegen zijnenbsp;moeder als weduwe schuldig had gemaakt, welker belang B. 11. op zeer vroegen leeftijd metnbsp;grooten ijver en goed gevolg bestuurde.
De Heer Jezus heeft gezegd: • fFee der wereld van de ergernissen of steenen des aanstoots, wee over hem door wien de ergernissen komen.quot; Het gedrag van dien man die dezelfdenbsp;plaats van aanbidding bezocht, en daar eenenbsp;groote verlooning maakte, gaf B. H. een afkeernbsp;van de godsdienst, verwekte vooroordeel in zijnnbsp;gemoed, en onderwierp hem aan de noodlottigenbsp;aanvechtingen van den vijand der zielen, die hemnbsp;voorhield: dat alle menschen leugenaars zijn,nbsp;en dat de godsdienst enkel bedrog is.
0 '• gij valsche belijders van de godsdienst, gij huichelaars in Sion, wier trotschheid ,nbsp;bedriegelijkheid, begeerlijkheid en Hst, den
-ocr page 3-s
Clirislennaatn schandvlekken, zijt gewaarschuwd! zijt gewaarschuwd! Moge de Heer u een tijdignbsp;nadenken geven I
B. II. was in het openbare leven in vroegen leeftijd ingeleid. Hij was zeer rijzig en manlijknbsp;van gestalte. Nu omtrent zestien jaren oud,nbsp;werd hij genöodigd, om zich bij een gezelschapnbsp;van zijne naburen te voegen, welke bij hetnbsp;ernstigste tijdvak van den laatslen oorlognbsp;zich hadden aangeboden om zich te wapenen,nbsp;tot verdediging van hun beminde Vaderland.nbsp;Hij werd alzoo in een gezelschap getrokken,nbsp;hetwelk alles behalve gunstig was ter aankwee-king van godsvrucht, en werd voorts ingeleidnbsp;tot menig feestelijk onthaal, dat hem vervoerdenbsp;om de banden van Christelijke matigheid ennbsp;zedigheid te verbreken.
Het was omtrent twintig jaren voor zijnen dood, dat de schrijver voor het eerst in gespreknbsp;met hem kwam over godsdienstige onderwerpen.nbsp;Van de vroege jeugd had er gemeenzame omgang bestaan, maar tot de tijd waarin de waarheid in al deszelfs kracht en heerlijkheid innbsp;het gemoed des schrijvers geschenen had, nanbsp;een lang tijdvak van groote en gevaarlijke ver-ïoekingen tot ontrouw, werd hij getroffen tenbsp;ontdekken dat de gevoelens van B. H. zeer veelnbsp;overeenkomst hadden met die welke hij eensnbsp;gekoesterd had, en dat hij in dezen hoogmoed
-ocr page 4-ïijns harten dezelfde slechte beginsels had aangenomen, die de schrijver zelve te lang had aangelcvveekt.
B. H. trachtte geheel de blaam van zijn ongeloof op God te werpen. Nooit zal de schrijver de wijze vergelen op welke hij zeide; » Indien ik behoude worde, zal ik behouden worden ; maar indien ik verloren ga, zal ik verloren gaan en wat kan ik doen?” Hij bezigde deze taal niet in een geest van diejie onwaardigheid of in het besef van de magt Gods, maarnbsp;met blijkbare bitterheid der ziel, als uitdrukking van de treffende verwarring met welke denbsp;satitn hem omringde, en van de wanhoop welkenbsp;zijn gemoed overstelpte. Zijn vriend beriep zichnbsp;op zijn gezond verstand-, en op de wijze voor-zigtigbeid die hij betrachtte ten opzigte van zijne tijdelijke zaken, op de volgende wijze : »Gijnbsp;wilt, zeide hij, met uwe belangen in de tegenwoordige wereld zoo niet handelen, gij zult nietnbsp;zeggen: indien ik een overvloedige oogst hebben zal, dan verkrijg ik een volle, en indiennbsp;ik er geen hebben zal, dan krijg ik er geen,nbsp;en daarom is het onnut te ploegen en te zaai-jen. Neen! mijn waarde vriend, gij weet al tenbsp;wel, dat God wijsselijk en met liefde middelennbsp;en einden heeft vereenigd, en dat gelijk ploegennbsp;en zaaijen u geen oogst verzekerd, gij, zondernbsp;dat die middelen door u worden aangewend,
-ocr page 5-eea uitiihnige loudt gelijken, indien gij dio. zoudt verwachten. Gebruik dezelfde mate vannbsp;vvijsheid in geestelijke dingen, welke u in uwenbsp;tijdelijke aangelegenheden bestuurt, en dan zultnbsp;gij ondervinden, dat er eene naauwo vereeni-ging is tusschen het zaaijen in den geest en hetnbsp;oogsten in het eeuwige leven.
Hetzelfde gevoelen dat nu uwen geest aftrekt, behecrschte ook mij voor vele maanden; zoo alsnbsp;doorgaans leidde het mij om het gebed tot Godnbsp;terug te houden en oin alle gedachten vannbsp;godsdienstige dingen af te trekken; maar in hetnbsp;vervolg van mijne bijbellezing trof ik deze zinsnede aan : » Werk uwe eigene zaligheid uit metnbsp;vrees en beving, want het is God die in unbsp;werkt het willen en het doen naar Zijn welbehagen.” Ik las toen dit korte bijvoegsel aannbsp;die plaats, wij moesten werken of alles van onsnbsp;werk afhing, en wij moesten vertrouwen alsnbsp;gevoelende dat alles in en voor ons moest w'or-den daargesteld. Hit brak bij de ontfermingnbsp;Gods de strik des satans. Ik begon met vernieuwden ernst tot God te roepen, de. Schriftennbsp;te lezen, den Heiligen Geest te smeken om zegen , te bidden over de leerredenen welke iknbsp;hoorde, zoo wel als voor ik tot het huis Godsnbsp;naderde; en ik heb Gode te danken, dat Hijnbsp;naar zijne oneindige genade en ontferming mijnbsp;opzocht, mij de oogen opende, de stroom van
-ocr page 6-mijne genegenheden omkeerde, mrj eene nieuwe en hemelsche neiging gaf, en begunstigde metnbsp;een inwendige getuigenis van de waarheid dernbsp;belofte: » Dan zult gij mij vinden, wanneernbsp;gij mij van gaheeler harte zoekt. Zoekt en gijnbsp;zult vinden.
B. U. luisterde met bepaalde aandacht, bewust zijnde van de kracht dezer stellingen, en vertrok van mij met uitdrukkingen van berouw.nbsp;Onze loopbaan lag in eene tegenovergesteldenbsp;rigling, en dikwerf zag ik hem bezorgd -aannbsp;met een vol hart en oog, terwijl ik den Vadernbsp;der lichten ernstig voor hem aanriep om zijnnbsp;gemoed te verlichten ; bij onderscheidene gelegenheden werd het onderwerp op nieuw behandeld. Onze werkzaamheden werden voor velenbsp;jaren zoo verschillend, en den omgang die wijnbsp;beminden was, zoo tegenovergesteld, dat wij onsnbsp;zelden ontmoeteden , uitgezonderd voor weinigenbsp;minuten op sommige tijden; dikwijls als iknbsp;geen gelegenheid had om tot hem te spreken,nbsp;gaf ik hem toch een wenk welke, daar dezelvenbsp;bijzonder met oogmerk was, om het teeder medelijden uit te drukken hetwelk ik voor hemnbsp;gevoelde, indruk maakte, zoodat hij mij daarnanbsp;zeide, dat ik op die wijs tot zijn hart meermalen gesproken had.
Hij verliet de plaats van aanbidding geheel, aan welke zijn’ voortreffelijken vader zoo sterk
-ocr page 7-verkleefdJ was, en zocht iii het gezelschap nvn Vrolijke en gedachtelooze medgezellen een geweten te verstompen, hetwelk te vroeg ennbsp;te diep doordrongen was van de goddelijkenbsp;waarheid, oin geraakkeiijk lot stilzwijgen ge-bragt worden ; zeldzaam verloor ik hem geheelnbsp;uit het oog, en dikwerf storte ik in stiltenbsp;mijne ziel uit tot God voor hem, daar iknbsp;bekend was met zijne verwijdering van dennbsp;leidsman zijner jeugd. ' Hij was voorspoedig innbsp;zijn beroep, en ten gevolge van de aangeborenenbsp;bevalligheid zijner manieren , en door zijn moednbsp;in het paardrijden, werd hij zeer gevleid hijnbsp;Edellieden boven hem verheven in geldmiddelen en rang.
Zijn inborst was beminnelijk en toegevend, en dit juist wierd hem een valstrik, daar hijnbsp;zijne overtuiging opofferde aan de vrees, omnbsp;zijne wereldsgezinde medgezellen te beledigen.
Bijna twintig jaren verliepen er in bezigheden welke betrekking hadden tot de pachthoeve,nbsp;den arbeid en de vermaken op het land. Eennbsp;tijdvak waarin een mensch zich niet moestnbsp;bepalen tot zulke overleggingen, als wordendenbsp;ontstolen aan de ware belangens der ziel, eennbsp;tijdvak dat voor altijd verloren gaat, en waarbijnbsp;dagen, maanden en jaren verspild zijn zondernbsp;naberouw.
Onder de omstandigheden die zijn karakter
-ocr page 8-bevlekten en ecne niet uit te drukken ellende in zijn gemoed te weeg bragten, was de betrekking die hij aanging met eene zedeloozenbsp;vrouw, die den noodlottigsfen invloed had opnbsp;zijnen vrede en zielerust, en zijnen naam bevlekte , hij vergat dat de schrift verklaarde ;nbsp;ï Bet huwelijk is eerlijk in alles, en het beddenbsp;onbevlekt, maar de hoereerders en echtbrekersnbsp;zal God oordeelendoor deze vrouw was hijnbsp;volmaakt betoverd, zij bezat vele middelen,nbsp;en leefde op eene wijze ver verheven bovennbsp;de zijne, en hare mildheid omtrent hem wasnbsp;zonder grenzen.
Op zoodanige wijze leefde hij zonder zelfs-verw'ijt en werd de deelgenoot van allerlei verstrooijingen. Tijdens dat hij zoo van vreesnbsp;bevrijd was, en de ongeregtigheid met vollenbsp;teugen indronk, had er eene droevige en verpletterende omstandigheid plaats, die een vriendnbsp;drong om hem een brief te zenden, met denbsp;hoop en het gebed dat die ontvangen mogtnbsp;worden, als de bestralBng en raad van reinenbsp;vriendschap. Eene vereeniging van jonge lieden, hadden te zamen feest gehouden, ennbsp;kaart gespeeld tot na middernacht. Zij haddennbsp;rijkclijk gedronken, en waren zoo als te vreezennbsp;•is ook godslasterlijk bijeen geweest. Een vannbsp;hen werd den volgenden morgen verdronkennbsp;gevonden in eene diepe sloot, onder zulke om-
-ocr page 9-staadigheden dat er geen twijfel over bleef of hij had zichzelve in het water geworpen. Armnbsp;jong mensch! hij wais een ongcloovige in begrippen en zondig in den wandel !
Dit voorval bragt eene sterke ontroering in den ointrek te weeg, en nimmer zullen diegenen die er getuigen van waren vergeten , denbsp;diepe snikken met welke zijn’ bejaarde Vadernbsp;uitriep, toen hij in de koets stapte omnbsp;zijn overblijfsel naar het graf te vergezellen,
• o! mijn arme zoon! mijn arme zoon!”
B. II. was een van dit gezelschap geweest, zijn vriend kon niet nalaten hem den anderennbsp;dag het navolgende te schrijven:
¦1 Mijn waarde vriend! Blogelijk zullen de heilige uren van den rustdag u de tijd verschaffen , voor de ernstige overweging vannbsp;eenige weinige denkbeelden, ter neder geschreven bij een diep gevoel omtrent het welvarennbsp;uwer onsterfelijke ziel. Het droevig uiteindenbsp;van een uwer medgezellen, hebben zoodanigenbsp;gevoelens in mijn gemoed te weeg gebnagt , dianbsp;ik niet wensehte te onderdrukken, en wclkanbsp;ik voor li niet wilde verbergen.”
• Helaas! Helaas! tranen van bloed zouden to vergeefs voor hem geweend worden; zijn toestand is bepaald voor eeuwig! voor eeuwig!nbsp;en hoe die staat is, laten dit uw eigen vreesnbsp;en wantrouwen u verklaren. Alle hoop om zij-
-ocr page 10-Ren ondergang voor te komen, om hem tot berouw op te wekken, om hem als een brandhout uit het vuur te rukken, is voorbijgegaan;nbsp;en terwijl ieder ehristelijk gemoed de zwaarstenbsp;zuchten slaakt en in stilte weent over een armnbsp;schepsel in het verderf, alles, alles, kan geennbsp;nut aanbrengen om er een te redden, wiensnbsp;tijd van genade verstreken is. Maar mogen wijnbsp;ons niet tot de levenden wenden, en traehtennbsp;ben op te leiden, om toch op hun einde tenbsp;merken ? Ach! B. H. gij weet niet hoe menigmaal gij mijne gedachten vervult, en wat pijnnbsp;en smart ik voor uwe behoudenis gevoel. Iknbsp;weet niet waarom het juist is; de eene zielnbsp;is niet waardiger dan de andere, evenwel uwenbsp;ziel ligt mij op het hart meer dan eenigenbsp;andere; somtijds koester ik de hoop dat gijnbsp;eindelijk na alle uwe afwijkingen van God, nanbsp;alle uwe zonden hoe verzwarend zulke zondennbsp;ook zijn, bij .al de vroegere onderrigtingennbsp;van uwe kindsheid, gij terug zult geroepennbsp;worden van den weg der uitzinnigheid en dwaasheid, tot de wijsheid der regtvaardigen.”
• Mij dunkt, dat uw stervende vader toen zijn minderjarige zoon aan zijn doodbed ge-bragt werd, en hij hem met zijne zwakkenbsp;aimen omhelsde, hij zijne laatste wenschen ennbsp;gebeden voor zijne behoudenis uitstortte en hemnbsp;«vergaf aan den medelijdenden Zaligmaker. Maar
-ocr page 11-ach ! konde hij zijne volgende levensgeschiedeni» na veertig jaren, gelezen hebben, welk eene vertwijfeling 1 Ach ! welk eene benaauwdheid zoudenbsp;zijn hart verscheurd hebben. Die zoon te zien ,nbsp;de medegenoot der onbedachtzamen en verstrooiden , zich voegende bij het gezang der dronkaards , alle bestraffing verwerpende en de vreezenbsp;Gods verlatende; hem ziende, zich afwendennbsp;van het huis Gods en van den leeraar, dien hijnbsp;als zijne eigene ziel beminde, hem te zien schuldnbsp;op schuld te laden ! 0 ! wat zoude hij gevoeld ,nbsp;wat gezegd hebben 7 Er is eene plaats in denbsp;Schrift: » de medgezel der dwazen zal verstrooidnbsp;worden.” en een ander: » de bezolding der zonde is de dood!” en een ander, » de teeg dernbsp;overtreders is tot verderf!” en een ander, » denbsp;goddeloozen zullen in de hel geworpen worden,nbsp;en allen die God vergeten.” Dit alles is ontwijfelbaar u bekend; maar helaas! hebben dezenbsp;uitspraken wel eenigen indruk op uvv hart gemaakt? Merk toch op hoe kort een leven innbsp;vleeschelijke begeerlijkheden is, beschouw tochnbsp;hoe spoedig de dag der vreugde verwisseld kannbsp;worden voor bitter en eeuwig wee.
Arme! — Zoo denkt gij van hem, en gij gevoelt eene verschrikkelijke verzekering, datnbsp;hij in onherstelbare ellende verkeert. Het isnbsp;niet liefdeloos om zich dit voor te stellen, dewijl het hem geenszins benadeelt,- en het h«l-
-ocr page 12-n
lame indrukken op uwe eigene ziel te weeg kan brengen. Maar zoudt gij in uwe zonden omko-inen, zoo zijn er omstandigheden, welke uwenbsp;kwellingen duizendmaal bitterder zouden maken.nbsp;Hij had geene vrienden die hem opleiden, omnbsp;het Evangelie in zijne jeugd Ie hoeren ; hij hadnbsp;geene vroege opvoeding in Goddelijke zaken;nbsp;mogehjk had hij geene Bijbelsche waarheden innbsp;zijn geheugen , als beteugeling tegen de verzoeking; maar gij kunt al de voorvallen en aangelegenheden, in welke de waarheid u is ontdektnbsp;geworden, overzien; de stem der genade roeptnbsp;u, en het geweten ondersteunt de raad vannbsp;Vrienden en de Godvruchtige waarschuwingennbsp;der leeraars; maar alles — alles is te vergeefsnbsp;geweest. 0 ! in de hel opgesloten te worden,nbsp;met zoo veel van den Bijbel in het geheugen!nbsp;O ! in geheele wanhoop te verkeeren, bij al denbsp;goedertierene u'fnoodigingen van het Evangelie!nbsp;dat is de hel. Dan gescheiden te zijn van naastenbsp;cn waardste vrienden, en dat voor eeuwig! eennbsp;altijddurend getuige te zijn van weening en tandengeknars, en een deelgenoot te zijn van denbsp;ellende der veroordeelden. Verloren gelegenheden eeuwigdurend te betreuren met het verliesnbsp;zijner ziel 1 Ls dat geen bittere beker ? Ennbsp;nogtans houdt gij denzelven zinneloos in uwenbsp;handen, besloten hebbende dien te ledigen. Isnbsp;dit uw toestand ? Ik hoop hot niet! B. H. 1
-ocr page 13-zijt gij gelukkig? Maakt de zonde u gelukkig? Is het geweten geheel in slaap ? God verhoedenbsp;het. Of heeft God gezegd :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Zij zijn aan de
ydelheden overgegeven ; laat ze aan zich zelcen over;quot; ik vertrouw dat hij alzop nog niet tenbsp;uwaarts gesproken heeft, en dat deze korte ennbsp;haastig geschrevene brief er u een bewijs vannbsp;niag toeschijnen. Maar zal ik nu eindigen, zondernbsp;een woord tot raadgeving ? Geloofd zij God, gijnbsp;zijt nog onder de levenden, en niogelijk gezindnbsp;om met de taal van den Lichter te zeggen:
Vertel de zondaars , ja vertel,
Dat ik verlost ben van de hel !
Ik wenschte u aan te spreken gelijk Daniël zich tot Kebucadnezer wendde : » Wat verhindertnbsp;u mijnen raad aan te nemen, en waarom verbreekt gij uwe zonden niet door geregtigheidT’nbsp;Of met de taal van Elihu, Job XXXVI, 18:nbsp;• Omdat er grimmigheid hij Hem is, [wacht m)nbsp;dat Eij u misschien met eenen slag wegstoole;nbsp;zoodot een groot rantsoen u daarvan niet zoudenbsp;verlossen!quot; Dit laatste is zeer diep in mijnnbsp;hart ingedrongen, sedert ik het aandoénlijk eindenbsp;vernam van hem, die zoo onlangs zijn geld alnbsp;zingende en drinkende in uw gezelschap verloor.nbsp;De tijd Iaat mij niet toe te zeggen, hoe vree-selijk de beteekenis hiervan mij voorkomt. Overweeg het ernstiglijk, Het is niet te laat; neen»
-ocr page 14-gij kunt en gij zult nog genade vinden, indieii gij die zoekt. Waarom, och, waarom wilt gijnbsp;sterven? Wat zal het eeuwige gezelschap vannbsp;goddelooze mcdegenooten voor u doen ? Medge-zellen in de zonde, die medemakkers in denbsp;ellende verkrijgen, zullen onderlinge pijnigersnbsp;zijn; de overtuiging hiervan bragt de rijke mannbsp;er toe om te zeggen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Zend Lazarus tot mijne
hroederen, voor dat zij ooh. komen in deze plaats van smarten.” Dit is mogelijk de laatste vriendelijke waarschuwing, welke God u doet foe-komen. Laat mij dan, uit liefde voor uwe zielnbsp;en achting voor uwen persoon, u smeeken omnbsp;op uwe wegen te letten, tot God weder te kee-ren , de dwazen te verlaten, en alzoo op nieuwnbsp;te leven. Hij, wiens zonden hem berouwt ennbsp;die ze nalaat, zal genade vinden; maar in dezenbsp;wereld alleen kunt gij wederkeeren. Spoedignbsp;snelt het leven henen; weldra zal de eeuwigheid voor u aanbreken. O! dat gij dan niet metnbsp;schrik en verbazing zoudt moeien uitroepen : gt; Denbsp;groote dag Zijner wraak is gekomen!” Ach! dannbsp;zullen de heuvelen doof zijn en de bergen nietnbsp;liooren; daar zullen geene holen gevonden worden , noch spelonken meer zijn, om uwe zielnbsp;voor de vrees te verbergen, noch te beveiligennbsp;tegen het vuur.
Met ernst begaan voor uwe beste belangen , hlijre iknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uw opregle Vriend,
-ocr page 15-Het smart mij te moeten zeggen, dat deze brief de aanleiding was van vele uitdrukkingennbsp;van toorn en vcrontw'aardiging tegen den schrijver , die, hoe dikwerf misdaan hebbende tegennbsp;God, nogtans zich bewust was, dat opregie belangstelling in zijn' vriend zijne pen had bestuurd.
De goddelooze vergaat in zijne goddeloosheid, en de hoogmoed zijns harten belet hem God tenbsp;zoeken; tot God verheffen zich zijne gedachtennbsp;niet. De Heer nogtans heeft dienaren om uit tenbsp;zenden, door wien hij gehoor zal verkrijgen; ennbsp;wanneer Hij spreekt, eens, ja tweemaal, en denbsp;mensch het nog niet opmerkt, kan hij evenwelnbsp;zoodanig kloppen aan de deur des harten, alsnbsp;welke de aandacht kan te weeg brengen ennbsp;verzekeren. Arme B. H.! nimmer zal ik denbsp;sterke ontroering vergeten , die in mijn gemoednbsp;te weeg gebragt werd omtrent twee jaren nadatnbsp;de bovenstaande brief geschreven was, toennbsp;ik op een’ zondag morgen onderrigt werd datnbsp;hij gevaarlijk ziek geworden was, (ten huize vannbsp;diezelfde vrouw waarop hij betrekking had) ennbsp;dat hij in eenc groote benaauwdheid der zielnbsp;verkeerde.
In den namiddag vernam ik, dat die vrouw van huis was naar Londen; en toen het donkernbsp;werd begaf ik mij naar het huis en onderzochtnbsp;naar hem. Tot mijne verwondering werd denbsp;deur geopend door de vrouw van het huis j ik
-ocr page 16-vroeg: » Hoe vaart B. H. ?quot; » Hij is zeer ziek.”
gt; nbsp;nbsp;nbsp;Kan ik hem zien?” ¦gt; Ja,” was het antwoord,nbsp;• hij zal verblijd zijn u te zien.” Zij geleiddenbsp;mij tot de deur van zijne kamer. Ik was spoedig aan de zijde van zijne legerstede. Hij wasnbsp;uitermate rusteloos — zich voor- en achterwaartsnbsp;wendende, in grooten angst der ziele; — zoo-dra hij mij herkende, barstte hij in tranen uit,nbsp;en zeidc : » Hoe, zijt gij gekomen om mij te zien,nbsp;ik konde niet denken, dat gij daartoe/uer zoudtnbsp;gekomen zijn.” Ik hernam : » Mijn waardewriend,nbsp;ik hoorde, dat gij in groote benaauvvdheid dernbsp;ziele waart; dat was voldoende, ik konde nietnbsp;terugblijven.” » Ik ben, inderdaad ik ben,”nbsp;zeide hij » een zoo groot zondaar gevveest, iknbsp;vrees er zal voor mij geen hope meer zijn.”nbsp;Het een zich verheffende stem, die bijna als uitnbsp;het graf klonk, vergezeld met eenen doordringenden verschrikkelijken blik, riep hij uit:nbsp;» Eeuwigheid is een lang woord, wij kunnen hetnbsp;niet omvatten noch doorgronden. O, eeuwigheid!nbsp;eeuwigheid! ” Hij betuigde de bezwaren, dienbsp;hij gevoelde, voortkomende uit de lange ketennbsp;van zonden, aan welke hij had toegegeven en denbsp;wederstand, die hij geboden had tegen zijnnbsp;eigen geweten. » Ik wist beter,” zeide hij,
gt; nbsp;nbsp;nbsp;ik heb gezondigd tegen licht en kennis. Iknbsp;was ongelukkig gedurende al dien tijd, en nog-thani zondigde ik.” Ik trachtte zijn geval te
-ocr page 17-vergelijken bij toepasselijke gedeelten van d« Schrift. Ik zeide: • Het is mijne bemoeijing,nbsp;noch mijn oogmerk niet, oin uwe zonden aan
het licht te brengen , noch om u te leiden tot ligtachting van dezelve. Die krankheid is inderdaad schrikkelijk, en gij kunt uwe zondennbsp;niet half in zulk eene verfoeijelijke gedaantenbsp;zien, als Hij dezelve ziet, die de alleen Heilige vannbsp;Israël is; maar wanhoop niet; het Evangelienbsp;veronderstelt, dat de zonde der menschen grootnbsp;is, onberekenbaar groot en nogtans zijn al denbsp;verordeningen van het Evangelie geschikt om denbsp;wanhoopigsle krankheid van een schuldig gemoednbsp;te gemoet te komen. Ik wilde u niet bedriege-lijk behandelen, noch u misleiden met vleijendonbsp;woorden, doch ik wilde u bekend maken, datnbsp;allerlei soort van zonde vergeeflijk is voor eennbsp;berouwhebbend en geloovig zondaar ; dat hetnbsp;bloed van Jezus Christus de snoodste overtredingen kan verzoenen : dat het een getrouw woordnbsp;en aller aanneming waardig is, dat Jezus Christusnbsp;in de wereld gekomen is, om zondaren te behouden , ook de voornaamste der zondaren; zoo-dat hij de magt bezit te redden, tot aan de einden der aarde, al degenen, die door hem totnbsp;God gaan. Denk eens, hoe wonderbaar de persoon van Jezus is: — God, in mijne natuur,nbsp;zich zelven opoflerende als een slagtoffer voor denbsp;zonde, en volmaakt de wet gehoorzamende, di«
-ocr page 18-ik verbroken had, om door zijne regtvaardigheid mijne vrijspraak te verwerven ; — kunt gij perknbsp;stellen aan de volkomenheid zijner gehoorzaamheid, aan de kracht sjjVter verzoening?’’ » Neen,”nbsp;hernam hij, » ik kan de gewilligheid van dennbsp;Heere Jezus, om tc behouden, niet betwijfelen,nbsp;maar — voegde hij er met tranen bij — ik vrees,nbsp;dat hij mij niet zal willen redden. Ik heb Hemnbsp;veronachtzaamd. Hem klein geacht en zijnenbsp;groote zaligheid veracht!” «En waarom zondtnbsp;gij zijne gewilligheid, om u te redden, betwijfelen ? Hij heeft geen uitzondering gemaakt.nbsp;Hij kwam in de wereld om te zoeken en zalig tenbsp;maken wat verloren was. Kwam hij niet vrijwillig ? Hij had hier geene bezigheden te ver-riglen dan do behoudenis der zielen. Zoude hijnbsp;gewillig geweest zijn om te komen en te sterven , en niet gewillig zijn om te redden ? Heeft hijnbsp;zich zelven niet verklaard, even zoó genegennbsp;als maglig te zijn om te behouden ? Wanneernbsp;wierp hij iemand uit, die tot hem kwam? Behield hij niet eene Magdalena, een’ Petrus, een’nbsp;Paulus van Thar.sen , een’ stervenden mi.sdadiger Pnbsp;De bede van den tollenaar past in uwen mond,nbsp;in den toestand uwer ziele: » o God! zijt mijnbsp;zondaar genadig!quot; Indien gij verlangt om behouden te worden, betwijfd dan zijne gewilligheid niet om u te redden. Wanneer gij nimmernbsp;te voren tot hem gekomen zijt, kom dan nu;
-ocr page 19-laat ons een verbond te zamen maken, hoewel uwe zonden zijn als scharlaken, zij zullen witnbsp;worden als sneeuw; zoo zij rood zijn als karmozijn, zij zullen worden als wille wolle.”
Ik vroeg hem verder of hij den Heer .... wensclite te zien, de Predikant, aan wiennbsp;zijn vader zoo zeer gehecht was. gt; Zoudt gijnbsp;denken, dat hij hier zoude komen om mij tenbsp;zien,” vroeg hij: »ja, zonder twijfel,” wasnbsp;mijn antwoord, » als gij het verlangt; hij beminde nw vader en hij bemint u om zijnentnbsp;wil.” Zijn gemoed was toen sterk aangedaan,nbsp;en zijn ligchaam zoo zwak , dat een lang bezoeknbsp;onvoorziglig zoude gevveest zijn, daarom na hemnbsp;in het gebed, aan de genade en het mededoogennbsp;Gods te hebben aanbevolen, verliet ik hem.
Het waren plcgtige oogenhlikken voor mijne eigene ziel om die nimmer te vergeten. Zijnnbsp;gemoed werd rustiger. Hij had daarna verscheidene gesprekken met den lieer Mr. .. Het behaagde den Heer hem van het ziekbed op te rig-ten, en hem tot de gezondheid terug te brengen.
Gedurende eenigo maanden scheen hij eene goede verwachting te beloven, en indodaad hijnbsp;gaf zich niet weder aan die buitensporighedennbsp;over, aan welke hij te voren zoo zeer verkleefdnbsp;was; nogtans verbrak hij die gevaarlijke ver-bindtenissen niet, die hij te voren gesloten had.nbsp;Hij kwam telkens bij mij , en dikwerf stond hona
-ocr page 20-een traan in het oog, als ik met toegenegenheid en ernst tot hem sprak. Hij had een zwarenbsp;strijd tussclien pligt en genegenheid. Zijn gevoelig en vooj'komend karakter maakte liem tenbsp;zeer geneigd, oin zijne rust en geweten op tenbsp;ofTeren, ten einde zijne aardsgezinde vriendennbsp;te behagen, die liera mei hunne noodigingen ennbsp;oplettendheden als belegerden
Toen bet onvermijdelijk scheen dat hij tot de wereld wilde wederkeeren, zeide ik hem: gt; Iknbsp;wensch dat gij dat lange woord «eeuwigheid'’ rAetnbsp;vergeten zijt.” Zij is nader bij dan zij vroegernbsp;w'as. Eenige maanden voor zijne laatste ziektenbsp;ging zijne gezondheid zigtbaar terug, maar hijnbsp;trachtte dit voor anderen te verbergen; korten tijdnbsp;voor dat hij bedlegerig werd, werd hij uilgenoodigdnbsp;om aan eené jagtpartij deel te nemen, die gevolgdnbsp;werd door eenige uitspattingen, waarvan de herinnering zeer diepen indruk op zijnen geest naliet.
Mijn laatste gesprek met hem was kort; het onderwerp was, de gelukkige toestand van eennbsp;waar Christen, dewijl zoodanig eenmenscli, tenbsp;midden van al den druk der aardsehe zorgen,nbsp;zich konde vertroosten met het bemoedigendnbsp;uitzigt: «morgen kan ik in den hemel zijn.”nbsp;• Ach’.” zeide hij, gt; het is eene groote zaak innbsp;'staat te zijn dit te kunnen zeggen ! Ik wenschtenbsp;dat ik het konde.” Ik hernam: .Het leven isnbsp;ZOO onzeker en de dood zoo nabij, dat het ieder
-ocr page 21-mensch betaamd, overtuigd te zijn, van in den hemel in te zullen gaan; indien wij niet geschiktnbsp;zijn tot sterven, dan zijn wij het ook niet omnbsp;te leven.” Ik moedigde hem aan ernstig tot Godnbsp;te roepen, oin dien invloed van boven, doornbsp;welken alleen hij in slaat zoude zijn in Christusnbsp;te gelooven, en het eeuwige leven door Bern tanbsp;beërven.
Mijne bezigheden riepen mij spoedig daarna naar de hoofdstad ; en op zekeren dag, als iknbsp;door de drukke straten wandelde, werden mijnenbsp;gedachten geheel afgetrokken, peinzende overnbsp;de geestelijke gesteldheid van mijnen vriend te D.nbsp;Deze bijbelplaats had mijn geest geweldig getroffen. »Z/y die zoo dikicerf bestraft zijnde,nbsp;den nek verhard, zal eensklaps verbroken worden, en dat zonder herstel.quot; Ik besloot donbsp;eerste gelegenheid waar te nemen om deze waarheid op zijn geweten , met ernst en liefde aannbsp;te dringen , ten einde mijn gemoed te bevrijdennbsp;van het verwijt van trouwloosheid, en door dennbsp;Goddelijken bijstand zijn welzijn te bevorderen.
Den volgenden dag vroeg mij een wcderzijd-sche vriend: » Hebt gij vernomen dat B. 11. zeer ziek is?” «Neen,” hernam ik haastig. »Is hijnbsp;gevaarlijk ziek?” • Ja,” was het antwoord,nbsp;»het is in ’t geheel niet denkelijk dat hij herstellen zal.” Dit onverwacht berigt drong mijnbsp;als een dolk in het hart, voornamelijk toen ik
-ocr page 22-vernam dat; zijn gemoed in tweestrijd was. Ik kon het huis niet verlaten voor laqt in dennbsp;avond', en de uren waren als jaren voor mij,nbsp;zoo groot was mijne bezorgdheid en kommer tennbsp;zijnen opzigte. Ik stortte mijne ziel uit tot Godnbsp;voor hem, en mijn geest was | overstelpt innbsp;mij. Ik sidderde van vrees, dat de dag vannbsp;verantwoording eensklaps gekomen was, voordatnbsp;ik liem nogmaals had kunnen waarschuwen.nbsp;Zoodra ik de gelegenheid had, haastte ik mijnbsp;naar het huis waar hij zich bevond.
De vrouw tot welke hij betrekking had, hield de wacht bij de schel, op den geneesheer wachtende, om welke hij uitdrukkelijk gezonden had.nbsp;Ik vroeg haar: «Kan ik B. II. zien?” Zij antwoordde : B Er is niemand die hij zoo gaarne ziennbsp;zal als u, indien hij er vatbaar voor is, maarnbsp;h'j is geheel ijlhoofdig, en ik verwacht denbsp;doctor ieder oogenblik.” Zij verzekerde mij,nbsp;dat zij bij het eerste heldere oogenblik dat hijnbsp;had, om mij zoude zenden. Ik verliet het huisnbsp;met een kloppend hart, vol droefheid over zijnen bek lagen .waardigen toestand, en biddendenbsp;dat bij zijne vermogens mogt herkrijgen, voornbsp;dat hij heenging om niet weer terug te kunnennbsp;komen ; zoo lang immers , dat hij het Evangelienbsp;met zijn hart mogt omhelzen om de kracht vannbsp;de Goddelijke genade met zijn leven te bevestigen, en een medegenoot te worden dergenennbsp;die God vreesden.
-ocr page 23-Den volgenden morgen vernam ik dat hij erger was en de ijlhoofdigheid zeer hevig. De geneesheer had het stiptste bevel gegeven dat nietsnbsp;wat betrekking tot de Godsdienst had, bij hemnbsp;mogt worden toegelaten, en verbood zijne naastenbsp;betrekkingen de kamer, indien zij met hemnbsp;wilden spreken over ernstige onderwerpen. Helaas ! helaas! dat een doctor zoo kon handelen!nbsp;Deze wereldwijze man, hoe welmcenend ook,nbsp;verhinderde waarschijnlijk de genezing van zijnnbsp;ligchaam, door de afgetrokken ziel aan zichzelvcnnbsp;over te laten , zonder dien bijstand , welke op-regte christen-vrienden haar konden toebrengen.nbsp;Hem ontbrak een geneesmiddel voor den geest cnnbsp;voor het geweten, en dit veroorzaakte afgetrokkenheid en wanhoop, en daarop volgende verwarring van denkbeelden.
Den volgenden dag gaf de geneesheer een gunstig berigt van do ongestelde: mijne hoopnbsp;herleefde, en ik vertrouwde dat het gebed voornbsp;hem verhoord was. Geroepen zijnde, hoorde iknbsp;dat de beterschap van korten duur geweest wasnbsp;en dat do voorteekens weder verontrustend waren.nbsp;In den avond stierf hij. Ik zal hem niet wedernbsp;zien voor het oordeel des grooten dags 1 Mennbsp;verhaalde mij, dat in de verheffing der ijlhoofdigheid , zoowel als wanneer hij meer geregeldnbsp;•prak, hij onafgebroken riep om zijnen vriend^nbsp;zeggende; » Indien hij wi»t dat ik ziek wa*,
-ocr page 24-ïoude wel komen en voor mg bidden,” of zoo als hij het in die krankzinnigheid uitdrukte.nbsp;» Hij zoude mij een gebed geven.” De bewustheid vaii dit gezegde vermeerderde mijne droefheid. Ik dacht dat ik in blijmoedigheid mijnnbsp;leven zou kunnen afstaan, indien daarmede zijnenbsp;ziel gered konde worden van het verderf.
Een bloedverwant die bij hem geweest was, op den laatsten rustdag die hij op aarde heeftnbsp;doorgebragt, berigtte mij, dat, voor dat denbsp;ijlhoofdigheid begonnen was, de benaauwdheidnbsp;zijner ziel zeer sterk was geweest, en dat hij veelnbsp;verootmoedigende inzigten van zichzelven ennbsp;zijne zonden getoond had.
Hij drukte zijne vreoze uit, dat hij gezondigd had, boven het bereik der Goddelijke genade,nbsp;en zeide:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ik ben een zoo groot zondaar ge
weest ; denkt gij dat er nog eenige hoop voor mij is?’’ Zijn bloedverwant wees hem op dienbsp;zinsnede: » Toen sprak Jezus ecne gelijkenis,nbsp;daartoe strekkende, dat de mensch altijd moetnbsp;bidden en niet vertragen.” Dit scheen van invloed op zijn gemoed te zijn ; en gedurende denbsp;korte tusschenpoos die volgde, eer dat hij geheelnbsp;krankzinnig werd, herhaalde hij die dikwerf.
Hij is heengegaan; hij is die lijn overgetrokken, welke de twee werelden afscheidt; hij is beoordeeld , en zijn toestand voor eeuwig beslist!nbsp;Ach! hoe ledig cn onvoldoende is een leven van
-ocr page 25-vleeschelijke genietingen 1 De ondervinding van B. H. geeft er hier een treffend getuigenis van.nbsp;Toen er op zijn sterfbed een vriend tot hemnbsp;zeide :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• Hoe dikwerf heb ik opgemerkt, als gij
mijne woning voorbij gingt, van de jagt terug-keerende, dat gij mij toescheent eene blijde houding te willen aannemen, en u tot lagchen te dwingen bij uwe medgezellen; dan dacht mij ,nbsp;was er iets bij u dat scheen te zeggen: Ik bennbsp;niet gelukkig.” » Gij hebt volkomen gelijk,”nbsp;hernam hij; t zeer dikwijls, als ik met mijnenbsp;vrolijke makkers lachte, gevoelde ik mij onuitsprekelijk ongelukkig. Ik was een dcerniswaar-dige ellendeling te midden van hen. Ik hadnbsp;geen oogcnbük rust; het geweten klopte mij,nbsp;en uw aanblik vervulde mij meermalen met eenenbsp;onbegrijpelijke benaauwdheid. Ik wenschte datnbsp;ik de band verbreken konde, die mij aan mijnenbsp;medgezellen verbond, ja dat ik hun nimmernbsp;gekend had. Dat ik was als gij, en somtijdsnbsp;zelfs dat ik een hond ware!” Zijn vriend antwoordde hem: » Ik dacht veel uit uwe houdingnbsp;te kunnen opmerken, maar ik verwachtte niet,nbsp;zoo veel uit uw eigen mond te zullen hooren.nbsp;Dan kunt gij niet zeggen, dat honden, en paarden, en blijgeestige makkers iemand gelukkignbsp;maken.’’ • Neen,” zeide hij ; »dit kan ik, nochnbsp;durf ik niet; al mijne vroegere ondervindingnbsp;bewijst het tegendeel.quot;
-ocr page 26-Dat ielt;ler lezer de plegtige rernianing waar-deere : nbsp;nbsp;nbsp;gt; Zoek den Heer, terwijl Hij te vinden
is; roep Rem aan, terwijl Rij nabij is. Dat de goddelooze zijnen weg verlate, en de onregt-vaardige man zijne gedachten, en laat hem we-derkeeren tot den Heer, en Rij zal hem genadignbsp;zijn; en tot onzen God, en Bij zal hem menig-vuldiglijk vergeven.”