-ocr page 1-

( nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i It,

- DE OPMERKELIJKE LEIDING GODS

BEKEERIIVG VAN EEN’ HEIDEN.

NAAR HET FRAKSGH.

Uit een' brief van een’ Zendeling in Zuid-Afrika aan het Zendelinggenootschap te Parijs,

Te ROTTERDAM, bij M. WIJT * ZONEIf.nbsp;1843.

-ocr page 2-





-ocr page 3-

ZENDINGSPOST tb THABi BOSSION.

Brief van den Zendeling casjlis , gedagtee-kend 29 Jmiij dSW.

Na vooraf over deze en gene, die gedoopt en in de gemeente opgenomen waren, geschrevennbsp;te hebben, schrijft hij bijzonder over zekerennbsp;Moussetse, als een bewijs van de zonderlingenbsp;leiding Gods in de toebrenging en bekeeringnbsp;der Heidenen. Wij willen hem zelven latennbsp;spreken:

Een ander inwoner van Thaba Bossion, Moussetse genaamd, is mede opgenomen in de gemeente des Heeren. Zijne levensbijzonderheden zullen u belangrijk toeschijnen; ik zal trachtennbsp;ze u over te brengen, zoo als hij za mij zelfnbsp;verhaalde. Er komen eenige punten in, die unbsp;vreemd zullen voorkomen, maar ongelukkigernbsp;wijze niet zeldzaam zijn in landen waar denbsp;Christelijke godsdienst nog niet doordrong.

Moussetse zag het eerste levenslicht in 1812; hij mogt de teederste zorgen in zijne kindsch-beid genieten. Zijn vader was rijk, want hijnbsp;bezat [eenige koeijen en eene kodde geiten;nbsp;buitendien bragt hem een stuk land aan zijn

-ocr page 4-

hais of hut grenzeide, jaarlijks nog genoegzame gerst op. In dat tijdvak waren de Bassou to’snbsp;meer verspreid dan men ze tegenwoordig vindt,nbsp;aangezien een langen tijd van vrede hun denbsp;voordeelen eener vereeniging van krachten hadnbsp;doen vergeten. Hoe is het toch mogelijk, wanneer men zich van geen onheil bedreigd waant,nbsp;den lust te wederstaan, van zich met eenige riit-gezochte vrienden neder te zetten aan den voetnbsp;van een’ waterval, of wel onder de digte schaduw van een alleenstaanden olijfboom, of ook innbsp;eene met bloemen rijk versierde grot, waarnbsp;men in den morgen gewekt wordt door hetnbsp;zachte gekir der houtduiven ? Langdurige onheilen hebben sedert deze aangename lustoordennbsp;geheel doen vergeten; maar de veiligheid dienbsp;de bergen aanbieden heeft nu hunne rotsachtigenbsp;toppen met dorpen bedekt. In den tijd van welkenbsp;wij spreken, trachtte Moshesh al de Indianen,nbsp;die zich met den naara van Bassouto’s bestempelden, reeds tot eene natie te vereenigen. Ditnbsp;staatkundig plan, waarvan de gevolgen zichnbsp;beginnen te openbaren, vondt toen nog weinignbsp;bijval. De stam vertoonde, hoewel op een’nbsp;veel kleineren trap, de staat van ons vaderland in de leenvormige tijden. Elk kleinhoofdnbsp;hoewel de opperheerschappij van het huis vannbsp;Mahaohane erkennende, trachtte zich zelven zoonbsp;veel onafhankelijkheid mogelijk te bezorgen.nbsp;Zoo was de toestand van het land in die dagen

-ocr page 5-

welke de grijsaards van Bossion nog terugwcn-schen.

Acht jaren oud geworden zijnde, had Moussetse van zijn’ vader ontvangen eene ligte spies ennbsp;een biezen hoed; hij zon herder worden over denbsp;kostbare kudde wier melk hem had gevoed. Zijnenbsp;kinderlijke vreugde was groot, maar moest veranderen in lange jaren van lijden. Een vrees-selijk vijand dringt door in de valleijen vannbsp;Matlapa, verbrand de koornvelden, stroopt hetnbsp;vee en brengt de ongelukkige vlugtelingen, dienbsp;de slagting ontkomen zijn, tot het schrikkelijkstenbsp;gebrek. Bij dezen inval der Matebelesen werd denbsp;vader van Moussetse met al zijne goederen gevankelijk weggevoerd. Op den volgenden dag verkondigden ligte rookwolken, die van verschillendenbsp;punten omhoog rezen, en door de wind langsnbsp;de heuvels gedreven wierden, aan de bedroefdenbsp;weduwe van Coni, dat alles wat haar dierbaarnbsp;was, was omgekomen, alles, uitgezonderd harenbsp;verwoeste woning, en een kind, nog te jongnbsp;om haar van eenige hulp te kunnen zijn. Ernbsp;bleef aan deze ongelukkige geen vriend over omnbsp;haar te vertroosten. Haar God was haar nabij,nbsp;maar zij wist het niet. Nooit nog was er eennbsp;vredebode tot hare deur genaderd, om haar tenbsp;leeren dat zij een’ Vader in den hemel had. Ach!nbsp;waarom hebben de geloovigen van mijn vaderland het zoo lang uitgcsteld, om te letten opnbsp;de wenken van den H. Geest, om Zendelingen

-ocr page 6-

derwaarls (e zenden ? Waarom hebben de ongevoelige wijzen dezer wereld, de aandrang der Christelijke liefde tegengehouden, door met be-driegelijke verwen af te schetsen het geen zijnbsp;noemen de gelukkige onschuld dier natuur-men-schen ? Hebben zij dien natuur-mensch gekend?nbsp;Heeft hij hun zijn hartsgeheim bekend gemaakt?nbsp;Of wanen zij hem ongevoelig ? Denken zij, datnbsp;in de wildernis de dood van een’ echtgenoot,nbsp;van een’ vader, minder tranen doet storten dannbsp;in de kamers met rouwfloers behangen ? Ach!nbsp;indien zij, in plaats van zich te laten verblindennbsp;door trotsche stelsels, hunnen broeder in Afrikanbsp;waren gaan raadplegen, hij zou hun gezegdnbsp;hebben , dat zijne ziel open was voor alle dienbsp;indrukken; dat bij gevoelt, bemint, lijdt, evennbsp;zoo als zij. Het voorgeven, dat de Heidenennbsp;geene behoefte hebben aan Christelijke deelneming, is, op hunne geestelijke behoeften toegepast , Godslasterlijk, en op hunne aardsche behoeften, is het in vele opzigten de rijkdom dienbsp;de armoede bespot.

Nadat de moeder van Moussetse zich overtuigd had, dat haar geen voorraad meer was overgebleven, nam zij een puntige stok van de hegnbsp;die hare woning omringde, en gaf die aan haarnbsp;kind, met bevel om wortels en wilde bolwortelnbsp;uit te graven. Zij hield zich intusschen bezignbsp;met het tot garven binden van een zeker zeernbsp;bekend hondsgras, hetwelk het vee, om deszelft

-ocr page 7-

hardheid, weigert te eten. Dit gras was nu rijp; na het uitgedorscht te hebben, kreeg zijnbsp;eenige handen vol bruin zaad, zeer gelijkende,nbsp;hoewel iets kleiner, naar koolzaad. Dit graan,nbsp;tusschen twee steenen fijn gewreven, gaf haarnbsp;een laf grof deeg, hetwelk zij zich echter zeernbsp;gelukkig rekende te hebben verkregen.

Verscheidene weken verliepen, en geen oude bekende liet zich zien. Mammoussetse gevoeldenbsp;hare krachten verminderen: de droefheid slooptenbsp;ze spoedig. Zij haastte zich om eenen kleinennbsp;voorraad brood van Mosseka (naam van het bovengenoemde gras) te maken, want zij voorzag,nbsp;dat het haar weldra onmogelijk zcu zijn, om tenbsp;voorzien in de behoefte van haar en haar kind.nbsp;Eenige dagen later lag zij achter in hare woningnbsp;uitgestrekt, onbekwaam om iets te kunnen ver-rigten.

Een oud beestenvel was al wat zij had om zich te dekken, wanneer de koorts al hare ledennbsp;van koude deed beven. Moussetss, nog al tenbsp;jong zijnde om het gevaar waarin zijne moedernbsp;was, te bevroeden, begreep niet waarom zijnbsp;niet meer in de zon bij hem kwam zitten. Opnbsp;een’ dag sprak zij hem met eene zwakke stemnbsp;aldus aan: • Mijn kind,quot; zeide zij, » ga vannbsp;hier en zoek iemand die u kan verzorgen, mennbsp;zal medelijden met u hebben; verlaat mij , iknbsp;sterf! Sinds twee dagen hebt gij niet gegeten;nbsp;volg den weg die de vallei doorsnijdt, daar zal

-ocr page 8-

8

H wel iemand ontmoeten.quot; — »Ik u verlaten?” hernam de kleine, geheel buiten zich zelve vannbsp;verwondering, » spreek zoo niet; gij zoudt mijnbsp;doen vveenen. Ween , gij zult spoedig hersteldnbsp;zijn, en dan zal ik geen honger meer lijden;’’nbsp;en het onschuldige kind verborg zich in zijnenbsp;droefheid onder het beestenvel, dat zijne moedernbsp;bedekte. Helaas, hij had niet bemerkt, dat,nbsp;terwijl hij tot haar had gesproken, zij overledennbsp;was! Drie dagen verliepen er eer hij het wist;nbsp;hij dacht dat zij sliep, en durfde haar niet tenbsp;wekken. Eene vreemde vrouw die daar langsnbsp;ging, verwonderd van een kind zoo stil, nadenkend aan de deur van de hut te zien zitten,nbsp;trad uit nieuwsgierigheid binnen, en zeide daarop aan Mousselse, dat zijne moeder dood was.nbsp;Lood! dat woord, dat hij moeite had om tenbsp;begrijpen, werd hem uitgelegd door de onbe-wegelijkheid en stijfheid van het lijk. Eene verschrikkelijke wanhoop maakte zich van zijnnbsp;jeugdig hart meester, terwijl hij haar, die hemnbsp;zijne verblinding benomen had, en die hem nunbsp;onmeedogend aan zijn lot overliet, onwillekeurig met de oogen volgde. Men zal vragen, hoenbsp;deze vrouw de onmenschelijkheid zoo verre dreef,nbsp;van de overledene niet zelve of door anderennbsp;te laten begraven. Tot mijn leedwezen moet iknbsp;hier aanmerken, dat de Bassouto’s de gewoontenbsp;hebben om geene personen, door den hongernbsp;omkomen, te begraven. Dit is een gevolg van

-ocr page 9-

hunne godsdienstige begrippen. Elke begrafenis moet vwgezeld gaan van offers aan de Barirno’s,nbsp;en na schijnt hun de begrafenis onmogelijk,nbsp;zoo de gestorvene geen vee heeft nagelaten,nbsp;nóch een vriend, die daarin voor de plegtigheidnbsp;y'wil voorzien. In tijden van hongersnood en gebrek ziet men menigmaal kinderen, het lijknbsp;van hunnen vader naar een’ hollen weg slepen,nbsp;en het daar achterlaten.

Op den volgenden dag herinnerde hij zich den laatstcn raad van zijne moeder, en hij sloeg dennbsp;langen, sraallen weg in dien zij hem opgenoemdnbsp;had, en binnen weinige uren kwam hij aan eennbsp;veld, waarop een man van een welwillend voorkomen werkte. Hij zette zich zonder een woordnbsp;te spreken op den grond neder. Zoodra had denbsp;man hem niet opgemerkt, of hij begreep zijnnbsp;ongeluk. Hij haastte zich hem op te beuren,nbsp;en bragt hem aan eene beek, om de onreinheidnbsp;en de stof van zijne leden af te wasschen. Opnbsp;het gezigt van het water begon de kleine, wiensnbsp;verstand door den honger verward begon tenbsp;worden , te schreeuwen :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gt; Ach, verdrink mij

niet! Ik zal uw knecht zijn, ik zal uwe paarden oppassen!” Hij werd niet gerust, voor dat de weldadige Lekabouguana zijne eigene kinderen geroepen had, aan welke hij den jongennbsp;vreemdeling toevertrouwde, terwijl hij hem eenignbsp;voedsel ging halen. Hij kwam spoedig teriignbsp;met een gerstebrood in de eene, en een volle

-ocr page 10-

10

kan met melk in de andere hand. Mousselsa trachtte te vergeefs dit brood te nuttigen: zijnnbsp;mond was geheel uitgedroogd, en zijne kake-beenen kleefden vast op elkander; hij kon slechtsnbsp;een weinig melk gebruiken, en nog deed dezenbsp;verzachtende drank hem een schreeuw geven,nbsp;toen hij er de eerste teug van doorslikte. Doornbsp;eene zorgvuldige oppassing echter, herstelde hijnbsp;weldra. IV’a eenige dagen was hij reeds sterknbsp;genoeg om in zijnen kring nattig te kunnennbsp;zijn, en van dat oogenblik af aan rekende mennbsp;hem als een der leden van de familie heha-bouguana.

De toestand van het land werd echter dagelijks zorgwekkender. Horden van Matebelezen hadden zich gevestigd op den vruchtbaren grondnbsp;van Lessouto. Deze overweldigers hielden de inwoners in een’ aanhoudenden angst. Hunne verwoestingen veroorzaakten spoedig eenen algemee-nen hongersnood. Men hoorde van kannibalennbsp;spreken, en kende het getal der slagtoffers,nbsp;opgeoflerd aan hunnen onmenschelijken lust.nbsp;Lekabouguana meende voor zijn gezin eene meernbsp;veilige schuilplaats te moeten zoeken. De woning,nbsp;in welke Mousseise zulk een gastvrij onthaal hadnbsp;genoten, werd verlaten. Na twee dagreizen,nbsp;maakte een onbeschrijfelijk voorgevoel zich vannbsp;Lekabouguana meester, «Blijf gij hier,” zeidenbsp;bij tot Moussetse, » ga niet verder met mij.”nbsp;«Waarom verhinderd gij mij van u te volgen,”

-ocr page 11-

antwoordde do wees, tzijt gij niet mijn Vader?” »Ik bemin u als mijn kind,” hernam de Moussoutonbsp;aangedaan, » maar het gebrek, waartoe ik ge-bragt ben, zal mij in het vervolg verhinderennbsp;iets voor u te doen. Er zijn magtige Opperhoofden in het land, begeef u in hunne dienst.”nbsp;Moussetse was echter onbeweeglijk, hij nam zijnnbsp;pakje op nieuw op en bleef zijn meester volgen,nbsp;die ook voor het oogenblik niet verder aandrong.nbsp;Tegen den avond ontmoette men eenige personen die eene koe gedood hadden. Lehahouguananbsp;vervoegde zich bij hun, en een koperen kettingnbsp;van zijnen hals nemende, het eenige versiersel datnbsp;hem overgebleven was, ruilde hij het voor eennbsp;weinig vleesch, hetwelk hij in een stuk velnbsp;wond, en op de schouders leide van Moussetse.nbsp;gt;Ga, mijn kind,” zeide hij tot hem, »verzet unbsp;niet langer door mij te willen volgen, al wat iknbsp;kon heb ik voor n gedaan.” Op den toon,nbsp;waarop deze woorden werden uitgesproken, begreep Moussetse dat hij moest gehoorzamen ; hijnbsp;zette zich ter zijde aan den weg, en de tranennbsp;die hij stortte verhinderden hem den weg tenbsp;zien die zijne aangenoiiiene familie had ingeslagen. Terwijl dit aandoénlijk voorval plaats had,nbsp;had een troep kannibalen, die in het verschietnbsp;verborgen waren, den weg bespied die Leka-bouguana en zijne familie hadden ingeslagen. Denbsp;ongelukkige vlugtelingen werden achtervolgd,nbsp;en den volgenden dag waren er slechts eeniga

Éi


-ocr page 12-

12

beenderen overig van de weldoeners van Moussetse. Het arme bind, dat God van een oogenschijnlij-ken|dood gered had, verliet bij het aanbrekeunbsp;van den dag de heg waaronder hij den nachtnbsp;had [doorgebragt.

Naar welke zijde zou hij nu zijne paden rigten? Na door Lekabouguana verlaten te zijn geworden,nbsp;op eene wijze die hem, om niet te zeggennbsp;wreed, onoplosbaar scheen , durfde hij zich aannbsp;niemand toevertrouwen. Zijne geschokte verbeelding deed hem overal kannibalen ofMatebelesnbsp;zien, gereed om hem te dooden. De verschrikkelijkste eenzaamheid kwam hem verkieslijkernbsp;voor dan het gezelschap van menschen; hijnbsp;vlugtte in het gebergte van Malsutis. Gedurendenbsp;ruim een jaar, had hij geen andere schuilplaatsnbsp;dan eene rots, ondermijnd door den tijd, en dienbsp;hij boven verscheiden anderen verkoos, daar hijnbsp;opgemerkt bad, dat de stralen der opgaande zonnbsp;in deszelfs uitholling schenen , en er eene aangename warmte in verspreidden. Hij leefde vannbsp;wortels en wilde struiken, en wanneer de regennbsp;hem verhinderde uit te gaan, ontbrak hem ooknbsp;dit sobere voedsel geheel. Na verloop van eenigenbsp;maanden, was zijn mantel van schapenvacht geheel gescheurd. Wie zou het lijden kunnen beschrijven van den kleinen eenzame, gedurendenbsp;de lange winternachten, welke hem noodzaaktennbsp;veertien uren zonder vuur, zonder deksel, doornbsp;te brengen, in eene rots bedekt met sneeuw. De

-ocr page 13-

13

hyenaas, die in dezen oorlogstijd dubbel bloeddorstig en stout waren geworden, stoorden door hun droevig gehuil zijn’ onrustigen slaap. Zoonbsp;veel jammer moest de stevigste gezondheid ondermijnen. Ongevoelig werd Sloussetse zoonbsp;zwak, dat hij besluiten moest om in de zamen-leving terug te keeren. De nood overwon alnbsp;zijne vrees, en bragt hem terug in het middennbsp;van bewoonde streken.

Bij onze aankomst in het land der Bassouto’s (in 1833) woonde hij in Thaba Bossion; nietsnbsp;onderscheidde hem van de andere burgers, hijnbsp;was even als zij gedompeld in ondeugd en bij-geloovigheid. Gedurende een’ geruiraen tijd hoorde hij de verkondiging van het Evangelie, zonder bewijs te geven van eenig godsdienstig gevoel, maar deze ongevoeligheid was slechtsnbsp;schijnbaar. Het bestaan van een God, scheppernbsp;en onderhouder van den menseh, wierd nietnbsp;zoodra in zijhe tegenwoordigheid verkondigd, ofnbsp;de herrinnering aan de wonderbare gebeurtenissen van zijne kindschheid bragt bij hem eenenbsp;volkoraene overtuiging te weeg. » Zie daar dan,”nbsp;zeide hij, jgt; het raadsel opgelost; ik was dusnbsp;niet alleen, toen ik zonder het te weten, dennbsp;weg naar de woning van Lekabouguana insloeg.nbsp;De hemelsche Vader, wiens naam ik leer kennen waakte over mij , en leidde mijne gangen.nbsp;Hij verwekte dat donkere voorgevoel in den geestnbsp;van mijnen weldoener, hetwelk mijn behoud

-ocr page 14-

14

was; ook in de spelonk der Maloutezen bewaarde Hij mij van duizend dooden, die bijna onoverkomelijk waren. Wat heb ik gedaan voornbsp;een God die wij zoo beminde! Waarom wildenbsp;Hij niet, dat ik omkwara? Was het opdat ernbsp;een kwaaddoener meer op de aarde zou zijn ?nbsp;Kan ik redelijkerwijze mij beschouwen als eennbsp;deel der levenden nitmakende ? Neen ! ik bennbsp;de medegenoot der dooden, en ter naauwernoodnbsp;den dood ontkomen. Ik ben de koornaar dienbsp;is staande gebleven te midden van een veld,nbsp;vernield door den hagel. Was ik niet onder denbsp;kinderen van Leknbouguana als e'e» met hun ?nbsp;Sliepen wij niet den nacht voor hun dood ondernbsp;denzelfden mantel? De nacht, waarin zij omgekomen zijn had ik dien niet met hun moetennbsp;doorbrengen? Mijn leven is eene uitzondering,nbsp;ik leefde door een wonder, ik leef wijl Godnbsp;gezegd heeft; Moussetse zal leven. Ik moest innbsp;het leven blijven om Hem te leeren kennen,nbsp;die mij in het leven behield. Opdat een kindnbsp;des doods den Heer van leven en dood zoudenbsp;verheerlijken onder de rnensehen. Ik ellendige!nbsp;In plaats van dien teederen Vader te zegenen ,nbsp;heb ik Hem beleedigd. In het vervolg wil iknbsp;de zijne zijn, ik kan niemand anders toebe-hooren.”

Deze gevoelens, die ik trachtte op te schrijven , zoo als Moussetse ze mij zelf mededeelde, lieten hem geene rust, tot dat hij ze openllijk

-ocr page 15-

]5

Terklaard, en het Evangelie had aangenomen. Het is nu omstreeks een jaar dat hij het deed,nbsp;zich scheidende van zijne bijzit, en afstandnbsp;doende van al de heerschende volkszonden. Zijnnbsp;doop, welks viering ik uitstelde tot de maandnbsp;April laatstleden, was de schoonste plegtigheidnbsp;die ik in Afrika bijwoonde. Geplaatst in hetnbsp;midden van duizenden zijner medeburgers, ennbsp;in tegenwoordigheid van zijn Opperhoofd, stondnbsp;de nieuw bekeerde, schitterende van vreugde,nbsp;met de oogen ten hemel geslagen, even alsnbsp;Stephanus, op den toon van het reinste geluknbsp;uitroepende:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» Welk eene liefde is die van

Jezus! .... 3Ioussetse l is het wel waarheid, dat gij een Christen zijt ? . . . . Het kleinstenbsp;wormpje onder de wormpjes, die men menschennbsp;noemt, hoe zijt gij opgeraerkt door uwen God 1nbsp;Ik zie niets goeds in mij; alles is door mijnenbsp;ondankbaarheid bedorven ; mijne zonden hebbennbsp;den Zoon mijns Vaders aan het kruis genageld.nbsp;Met vreugde verloochen ik de wereld; ik hebnbsp;mijn schild opgenomen en zie mij gereed omnbsp;voor Jezus te strijden, die mij zoo lief heeftnbsp;gehad. Voor taan zal Hij mijn Koning, mijn geluk en mijn deel zijn.” — Eenige dagen na dezenbsp;plegtigheid vroeg ik hem, of hij de genoegensnbsp;der zonde niet betreurde. »Ik weet niet,” zeidenbsp;hij ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» of een mensch, die een stuk van een lans

in de borst kreeg, ten tweeden male zou wen-schen gewond te worden. Ik heb te veel ge-

-ocr page 16-

-jr-

16


leden, door de wroegingen van mijn geweien, om te wensclien die te herhalen; en ik vinde,nbsp;dat de vrede die ik nu smaak, van oneindignbsp;grootere waarde is dan de ijdelheden, die iknbsp;mij heb moeten ontzeggen.”

Moussetse heeft gcwenscht dat zijn doopnaam: Mozes (Exod. II: 10) zijn zoude. Deze schoonenbsp;naam zal hem onophoudelijk herinneren aan denbsp;levensreddingen, waarvan hij het voorwerp isnbsp;geweest, en zal hem ootmoedig maken door denbsp;voorstelling van het geloof en de deugden vannbsp;hem, die liever verkoos met het volk Godsnbsp;kwalijk gehandeld te worden, dan voor een’nbsp;tijd de genieting der zonde te hebben.

Ik blijve. Mijne Heeren!

Uwe in Jezus Christus verbondene Broeder.

Prg# 7j Cent»,