-ocr page 1-

quot;y- nbsp;nbsp;nbsp;dl

ERNSTIGE GEDACHTEN

OVER DE

EEUWIGHEID.

TWEEDE DRV K.

Te Rotterdam, bij M. WIJT amp; ZONEN,

Vru^Jiers van het IVedertandsche Zendelinggenootschap^

md.

-ocr page 2- -ocr page 3-

Eeuwigheid ! Wat is dezelve ? Wie kan ze verklaren ? Wie kan ze begrijpen ?nbsp;Eeuwigheid is eene voortduring zonder grenzen. Eigenlijk gesproken is dat alleen eeuwig,nbsp;wat begin , noch einde heeft. In dezen zinnbsp;is God alleen eeuwig. Nooit was er een tijd,nbsp;dat Hij er niet was. Zijn bestaan is onvatbaar om door eenigen tijdkring, hoe dikwijlsnbsp;ook herhaald en vermenigvuldigd , gemetennbsp;te worden. » Hij is van eeuwigheid tot eeuwigheid dezelfde (1); Hij', die is en die was, ennbsp;die komen zal (2) ; de hooge en verhevene ,nbsp;die in de eeuwigheid woont (3).” Er zijnnbsp;sommige schepsels, welke beide een begin ennbsp;een einde hebben, zoo als de gansche dierlijkenbsp;schepping. Daar‘zijn er andere, die wel eennbsp;begin hebben gehad, maar die geen einde zullen hebben ; zoodanige zijn de Engelen en denbsp;geesten der menschen: deze zijn eigenlijk al-toosdurend, maar niet eeuwig. En nuhoe

(O Ps. XC; 2. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Openb. I: 4, C3) Jes. hVII: lt;5.

-ocr page 4-

Eeuwigheid ?


zeer behoort een wezen, Toor de Eeuwigheid geschapen , zich zelren bekend le maken metnbsp;dien toekomenden staat, waarnaar het henennbsp;spoedt; en welk onderwerp is geschikter omnbsp;de ongebondenheid dezer zorgelooze en weelderige eeuw te beteugelen, dan dat van de

Zondert dan eenige oogenblikken af tot de

ernstige overlezing van de volgende bladen! Leest dezelve met een gemoed, gezind omnbsp;zulke begeerten, als deze, Code aan te bieden.

» 0 God! bron van wijsheid en deugd! help mij om deze bladen met een aandachtignbsp;en ernstig gemoed te lezen; laat mij niet berusten in de woorden of gevoelens, met ze tenbsp;prijzen of te laken; maar mogt ik mijn eigennbsp;belang opmerken in de waarheden, welke zenbsp;behelzen. Mogt ik ze lezen als gerigt totnbsp;mijn geweten, en zoo ver als zij overeenkomennbsp;met Uw Heilig Woord ! Mogt ik ze aannemennbsp;en gehoorzamen als Uwe woorden! Mogtennbsp;zij mij leering en nut aaobrengen, en dus,nbsp;door Uwe genade, verstrekken om mij voornbsp;het genot der eeuwige heerlijkheid voor tenbsp;bereiden I”

De ziel des menschen is onsterfelijk. Dit is een stuk, waarop alle de bedeelingen vannbsp;godsdienst gegrond zijn. Ofschoon de heiligenbsp;schrijvers het niet opzettelijk bewijzen, is hetnbsp;echter overvloedig in Gods woord geslaafd.

I

-ocr page 5-

Onze Zaligmaker verdedigt het toekomend bestaan der ziele , dewijl God zich zelven noemt den God van Abraham , Isaiik en Jacob, verscheidene jaren na hun dood; want God,nbsp;zegt Hij , ïs niet een God der dooden, maarnbsp;der levenden; allen leven voor Hem (1).nbsp;Dezelfde Goddelijke Leeraar verzekert, dat,nbsp;schoon men het ligchaatn kan dooden, denbsp;ziel niet kan gedood worden (2). Indiennbsp;nu de ziel stierf met het ligchaam , of ophieldnbsp;met denken en handelen na den dood , zoonbsp;zou men de ziel zoo wel als het ligchaamnbsp;kunnen dooden. De apostelen spreken vannbsp;ontkleed te zijn (3) van eene aflegging desnbsp;ligchaams , of des tabernakels , waarin denbsp;ziel zich ophoudt (4). Zij spreken van dennbsp;geest over te geven (5); van de geesten dernbsp;goddeloozen, die in gevangenis zijn (6) ennbsp;van de geesten der volmaakt regtvaar-digen (7).

De schrift spreekt insgelijks van twee toekomstige stalen : een staat van geluk in den hemel , en een staat van ellende in de hel,nbsp;en verzekert, dat beiden eeuwig zijn. Heilige zielen , wanneer ze verhuizen van dezenbsp;wereld, worden toegelaten in den hemel,,

(t) Malih. XXII: 32. Mare. XII: 26, 27.

(2) Mallh X: 28. nbsp;nbsp;nbsp;(3) 2 Cor. V: 4.

(4) 2 Pet. 1: t4. nbsp;nbsp;nbsp;(.6) Liic. XXIII: 46.

(6) t Pet. III: lt;9. nbsp;nbsp;nbsp;(7) Ilebr. XII: 23.

-ocr page 6-

wordt uitgedrukt dat het een eeuwige staat

welke ongetwijfeld is een slaat van heerlijkheid en zaligheid ; welks hoofddenkbeeld hier mede

is. Zoo lezen wij dikwijls van ee« eeuwig leven , eene eeuwige verlossing, en eenenbsp;eeuwige heerlijkheids Het huis, naar hetnbsp;welk de godvruchtigen zullen gaan, is eeuwignbsp;in de hemelen. Het koningrijk , hetwelk zijnbsp;zullen bezitten, is een eeuwig koningrijk.nbsp;Hun geluk wordt genoemd een eeuwiggewigtnbsp;van heerlijkheid (1) , en hun Avordt toegezegd , dat zij altijd bij den Heer zullen wezen (2).

De rampzaligheid der hel is insgelijks eeuwig. Zij , die leven in oproer tegen Godnbsp;en in ongehoorzaamheid aan het evangelie,nbsp;en zoo ook onboetvaardig en onvernieuwd wegnbsp;sterven, w’orden gebragt in een staat v'an jammer en pijn. Onze Heer hier van sprekende,nbsp;noemt het een vuur dat niet uitgebluschtnbsp;wordt; en dit herhaalt Hij niet minder dannbsp;vier malen (3), de Heilige Paulns zegt, datnbsp;de goddeloozen tot straffe zullen lijden hetnbsp;eeuwig verderf (4). Judas spreekt van So-doms inw oners, als dragende de straffe desnbsp;eeuwigen vuurs (5). Zoo zegt ook onze Heer innbsp;zijne beschrijving van den oordeelsdag: de goddeloozen zullen gaan in de eeuwige pijne (6).

(t) 2 Cor. IV: lt;7. nbsp;nbsp;nbsp;(2) i ïliess. IV: (7.

(3) Mare. IX; 44) 45, 46; 48. nbsp;nbsp;nbsp;(4) 2 Xhess. I: 9.

(5) JutI, vers 7. nbsp;nbsp;nbsp;(6) Mattb. XXVï 46.

I

-ocr page 7-

Hoe verbazend is dan niet de dwaasheid en uitzinnigheid der menschen ! Men zoudenbsp;uit hun gedrag opmaken, dat zij verwachten,nbsp;of als de beesten te zullen sterven , of andersnbsp;dat Gods toorn voor hen niet te vreezen ennbsp;zijne genade niet begeerlijk zij. Beschouwtnbsp;eens de levenswijze der menschen over hetnbsp;algemeen , en gij zult zien , dat de zigtbarenbsp;en tijdelijke dingen hun zeer gewiglig, denbsp;onzigtbare en eeuwige dingen daarentegen hunnbsp;zeer gering toeschijnen. Met drift zorgen zijnbsp;voor hunne zwakke, sterfelijke ligchamen , ennbsp;hoopen schatten zamen, Avelke zij toch nietnbsp;naar de eeuwigheid kunnen mede nemen, maarnbsp;bekommeren zich weinig of niet over het edeler deel hunner natuur, hunne onsterfelijkenbsp;zielen. Zij leggen eiken dag op voor vele jaren;nbsp;maar denken niet aan de Eeuwigheid. Zijnbsp;zijn naarstig in den koophandel, maar nalatignbsp;in het bidden. Hunne winkelboeken zijnnbsp;naauwkeurig beschreven , doch zelden raadplegen zij het boek van God. Sommigen ,nbsp;die reeds 60 of 70 jaren geleefd hebben , ennbsp;die rveten, dat de eeuwigheid nu niet meernbsp;ver af kan zijn , hebben misschien nog geennbsp;één uur besteed om ernstig te onderzoekennbsp;naar den staat hunner zielen, en welke voorbereiding er noodig is voor de Eeuwigheid.nbsp;Er zijn anderen, die, schoon minder w'erk-zaam omtrent de tijdelijke belangen , echter

-ocr page 8-

even onachtzaam zijn omtrent de eeuwige. Zij verspillen dien kostelijken tijd, welke hunnbsp;ter voorbereiding voor de Eeuwigheid gegeven was, in ledigheid of vermaken. Zij verzinnen duizend middelen om den tijd te doo-den , en zijn dankbaar, wanneer iemand hunnbsp;denzelven schielijk en aangenaam weet te slijten. Zij verkwisten zoo wel den Gode toe-gewijden , als hun eigen tijd , en willen zelfsnbsp;niet den korten tusschen invallenden tijd vannbsp;den rustdag afzonderen, om te bedenken denbsp;dingen, die tot hunne eeuwige welvaart dienen. Het eeuwige leven is inderdaad eennbsp;artikel van hun geloof; maar het wordt zonderling vergeten en uit het gezigt verloren.nbsp;De kloppingen des gewetens, de vermaningennbsp;van vrienden , de aanspraken en de gebedennbsp;der leeraars doen geene wezenlijke uitwerkingnbsp;op hun gemoed. Zij gaan heen in eenennbsp;kring van dwaasheid en onboetvaardigheid , totnbsp;dat hun voet in het geducht oogenblik vannbsp;sterven uitglijdt — en zij zijn voor eeuwignbsp;verloren.

Een der Oudvaders noemt de dood zeer eigenaardig : de poort der Eeuwigheid.nbsp;De dood van een mensch is de uitgangnbsp;uit den tijd in de Eeuwigheid; en watnbsp;kan er plegtiger zijn, dan dit? Desniettegenstaande , over het algemeen, denken wijnbsp;er zelden ernstig over na, en spreken er met

-ocr page 9-

dezelfde onverschilligheid van, als van eene gewone nieuwstijding. Met opzigt tot dennbsp;dood zelven, eenerlei wedervaart den regt-vaardigen en den goddeloozen ; maar o! welknbsp;een verbazend groot onderscheid volgt er on-middelijk op! voor ieder is de tijd van beproeving geëindigd, en hun eeuwige staat begonnen. Be regtvaardige legt het ligchaarnnbsp;af met alle zorgen, aanvechtingen en droefheden ; zijne ziel klimt op tot God, en gaatnbsp;over tot eeuwige rust, veiligheid en vreugde.nbsp;Welk eene heerlijke en genoegelijke verandering! Be zondaar verwisselt insgelijks zijnenbsp;tijdelijke voor eeuwige dingen, maar hetnbsp;is voor pijniging en jammer; als de godde-looze mensch sterft, zegt Salomo, vergaatnbsp;zijne verwachlinge, en de hope der onregt-vaardige lieden, vergaat (1). Hij blaastnbsp;zijnen laatsten adem en zijne laatste hope tenbsp;zamen uit. Hij zal nimmer meer hooren prediken of bidden; nooit meer de noodigingnbsp;der genade ontvangen. Hij is gesteld voor dennbsp;regterstoel van God , om rekenschap te gevennbsp;van den tijd, de middelen en voorregten,nbsp;welke hij genoten had, en om zijn vonnis tenbsp;ontvangen. Bit is het deel der goddeloozen!nbsp;en is het dan niet verschrikkelijk te' sterven ?nbsp;zoo zult gij denken , als de Koning der verschrikking u zal aangrijpen. Een vrolijk man

(O spreuk, XI: 7, nbsp;nbsp;nbsp;Jy Engelsche overzeUing.

-ocr page 10-

10

schreef en liet eene geschiedenis van zulken , die a) spottende gestorven waren , drukken,nbsp;maar op zijn doodbed hierriep hij het pleglignbsp;in geschrift, want hij bevond , dat het sterven geene zaak was om mede te spotten. Achnbsp;Eeuwigheid! Eeuwigheid! riep een overgegeven booswicht al stervende uit; hij zagnbsp;angstig naar de genen , die rondom hem stonden en hier hield hij op, meer sprak hij niet,nbsp;meer kon hij niet zeggen , meer was er nietnbsp;noodig om te zeggen. Overdenk dit vooral,nbsp;en indien gij bang zijt voor zulk eenen dood ,nbsp;leid dan zulk een leven niet.

Wanneer gij den dood van anderen verneemt , hoe geschikt en nuttig zou niet deze gedachten zijn;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»zij zijn gegaan naar de

Eeuwigheid!quot; Wanneer gy het plegtig ge-luid van eene doodklok hoort, denk dan : »eene andere ziel is naar de Eeuwigheidnbsp;gegaan,” Wanneer gij uwen naasten ziet begraven , denk dan : »hij is in zijn eeuwignbsp;huis ingetreden, en is in een onherroepelijkennbsp;staat gesteld.” De mensch geeft den geest,nbsp;zegt Job, waar is hij dan F (X) wat is ernbsp;van hem geworden , wien wij , nog maar weinige dagen geleden , zagen en met wien wijnbsp;verkeerden ? in welke plaats, in welk gezelschap is hij thans ? terwijl ik hier over dusnbsp;nadenk , wat ziet , gevoelt en denkt hij nu ?

(I) Job XIV: to.

-ocr page 11-

11

en hoe spoedig zal het zelfde van mij gezegd worden ; hij is dood! O die ontzaggelijkenbsp;dag , die een einde aan mijnen loopbaan zalnbsp;stellen ! die oneindig gewigtige dag , op welkennbsp;ik de Eeuwigheid moet intreden! Deze eigenaardige overwegingen zullen mij zeker ernstig maken, zoo als zij het eenen aanzienlijken hoveling en staatsman deden, ten tijdenbsp;van koningin Elizabeth (de geheimschrijvernbsp;fValsingham) wiens merkwaardige woordennbsp;niet kunnen nalaten eenigen indruk op iederennbsp;lezer te maken. Toen deze groote man zichnbsp;aan de drukten der wereld onttrokken, ennbsp;zich op het stille land begeven had , spotte-den er eenigen van zijne vrolijke medgezellennbsp;mede, dat hij godsdienstig was gew'orden, ennbsp;zochten hem diets te maken, dat hij zwaarmoedig was, »]Veen, (zeide hij,) ik ben nietnbsp;zwaarmoedig, maar ik ben ernstig; en hetnbsp;betaamt mij zoo te zijn. Ach! mijne vrienden ! terwijl wij lagchen , is alles rondom onsnbsp;ernstig, God , die geduld met ons oefent, isnbsp;ernstig, Christus, die zijn bloed voor onsnbsp;stortte , is ernstig. De Heilige Geest, strijdende tegen de hardigheid onzer harten , isnbsp;ernstig. De Heilige Schrift maakt ons denbsp;ernstigste dingen van de wereld bekend. Denbsp;gansche schepping is ernstig in God en ons tenbsp;dienen. Al w at in den hemel en in den afgrondnbsp;is, is ernstig. Hoe kunnen wij dan vrolijk zijn ?”

-ocr page 12-

12

Laat ons dan bestendig aan do Eeuwigbeid denken , naar wij zijn en wat wij doen. Bijnbsp;eene bedaarde vergelijking van de tijdelijkenbsp;dingen met de eeuwige kunnen wij ons nietnbsp;verbeelden , dat de zorg voor het tegenwoordige leven waardig is om er eiken dag zoonbsp;vele uren op te denken en aan te arbeiden ,nbsp;terwijl de Eeuwigheid naauwelijks eene halve gedachte in vele uren, en misschien nietnbsp;eene bepaalde ernstige gedachte in vele dagennbsp;waardig geacht wordt. Gepaste gedachtennbsp;over de Eeuwigheid zullen onze onmatigenbsp;gehechtheid aan de dingen van dezen tijdnbsp;beteugelen ; zij zullen ons toonen, dat denbsp;rijkdommen, eerambten en vermaken van ditnbsp;leven alle tijdelijk, vergankelijk en bedriege-lijk zijn ; zij zuilen ons leeren , ons wettignbsp;werk in de wereld met eene matige bezorgdheid te verrigten, gedachtig, dat wij nognbsp;gewigtiger zaken te behartigen hebben , zijnbsp;zullen onze gezetheid op het aanzien der wereld , hetwelk algemeen zoo hoog geschatnbsp;wordt, verminderen. De eerambten dezernbsp;aarde kunnen een ontwaakt geweten niet doennbsp;zwijgen, veel minder kunnen zij de eeuwigenbsp;verdoemenis van derzelver bezitters opschor-scn. Een groot man kreeg van zijnen vorstnbsp;een buitengewoon eereteeken, toen hij op zijnnbsp;doodbed lag. » Helaas! (zeide hij, koel op-helzelve neêrziende) dit is een zeer fraai ding

-ocr page 13-

13

voor dit land ; maar voor het land , waar ik nu henen ga, kan het mij niet dienen.quot;

Op gelijke wijze zullen de beschouwingen van de Eeuwigheid uwe gehechtheid aan denbsp;tijdkortingen en vermaken van dit leven beteugelen. Gij wilt vermaak, gij zult er waarlijk weinig van noode hebben. Gij zult beterenbsp;dingen te bedenken, edeler voorwerpen tenbsp;bejagen hebben. Zekere jufvrouw had in eennbsp;vrolijk gezelschap den avond met het kaartspel doorgebragt, ’s nachts te huis komendenbsp;vond zij hare dienstmaagd bezig met eennbsp;godsdienstig boek te lezen ; over haar schouder ziende zeide zij; »arme, droefgeestigenbsp;ziel ! welk vermaak kunt gij vinden met zoonbsp;lang in dat boek te zulfen ?” Ondertusschennbsp;de jufvrouw kon dien nacht niet slapen, liggende te zuchten en te schreijen vroeg harenbsp;meid haar herhaalde reizen, wat haar scheelde ? Ten laatste barstte zij uit in een vloednbsp;van tranen , en zeide: 'gt; O ! ik zag een woordnbsp;in uw boek, dat mij ontrust ; ik zag daar hetnbsp;woord EEUWIGHEID ! O ! hoe gelukkignbsp;zoude ik zijn , indien ik voor de Eeuwigheidnbsp;bereid ware!” Dezen indruk had het gelukkignbsp;gevolg, dat zij hare kaarten ter zijde leide ,nbsp;haar vrolijk gezelschap verliet, en er zichnbsp;ernstig toe schikte om voor eene° anderenbsp;wereld bereid te worden. De gedachte aannbsp;de Eeuwigheid zal ons al de pligten van dv

-ocr page 14-

14

Godsdienst met moed en ernst doen vervullen. Een vermaard schilder onder de ouden , gevraagd zijnde, waarom hij zoo vele moeitenbsp;aan zijne schilderijen gaf, antwoordde: »iknbsp;teeken voor de Eeuwigheid.''' Zoo zal eennbsp;christen zeggen : ik bid voor de Eeuwigheid,nbsp;ik leef, ik hoor voor de Eeuwigheid. Dezenbsp;gedachte zal kracht en voedsel aan alle onzenbsp;godsdienstige oefeningen geven,

Ernstige gedachten over de Eeuwigheid zullen ons het Evangelie van Jezus Christusnbsp;onuitsprekelijk dierbaar maken. Zij zullennbsp;ons aansporen om vernederende waarheden dienbsp;zoo strijdig zijn met den hoogmoed van wereld-sche menschen te omhelzen. Waarom vervultnbsp;de aannadering van den dood en de Eeuwigheid de ziel met schrik en vreeze ? het is ,nbsp;omdat wij %ondaars zijn; en daarom is denbsp;schuld gekomen over alle menschen tot verdoemenis (1) ; »en waarlijk het is vreeselijknbsp;te vallen in de handen van den levendennbsp;God.” Wanneer deze schrikken des Hee-ren (2) het geweten aangegrepen hebben, hoenbsp;verkwikkend is het dan te hooren, dat hetnbsp;woord van God eene vrije , volledige en eeuwige zaligheid ontdekt! Het verkondigt vergeving en eeuwig leven als de gifte van God ,nbsp;door de gehoorzaamheid en den dood van zijnen Zoon Jezus Christus; zonder welke er

(t) Rom. V: lt;8. nbsp;nbsp;nbsp;(2) Vcrgel. 2 Cor. V: it.

-ocr page 15-

15

geene vergeving van zonden , noch toelating tot de eeuwige zaligheid konde geweest zijn.nbsp;Het is daarom alleen door het geloof in zijnnbsp;bloed , dat wij onze vrijspraak kunnen hopen.nbsp;Het is alleen door de kracht van zijne genade,nbsp;dat wij eene geschiktheid voor de erfenis hiernbsp;boven kunnen verkrijgen. Dus zullen wij denbsp;dankbaarste en toegenegenste aandoeningennbsp;des harten opwekken en aankweeken jegensnbsp;onzen Heer Jezus Christus, en jegens God,nbsp;onzen Vader , » die ons heeft lief gehad , ennbsp;gegeven heeft eene eeuwige vertroosting en goede hope in genade.” (l) en naar mate dezenbsp;hope groot en levendig in ons is, zal het onsnbsp;vervullen met onuitsprekelijke vreugde ennbsp;volkomene heerlijkheid.

En nu, geliefde lezer ! ik bid u, dat gij dit onderwerp nog eens ernstig en oplettendnbsp;wilt overdenken , en u zelven vragen; o mijnenbsp;ziel! zijt gij bereid voor de Eeuwigheid ?nbsp;Bereid of niet; de Eeuwigheid is nabij!nbsp;Laat mij dit op u vermogen dat gij dezennbsp;huidigen dag afzondert, en een weinig tijdsnbsp;besteedt, om over de Eeuwigheid te denken. Overweeg in uw gemoed, wat het zegge,nbsp;voor eeuwig te leven, in een staat van ein-deloozen jammer. Indien gij dit doen wilt,nbsp;zoo zal ik de blijde hope hebben , dat éénnbsp;kwartier uurs, zoo besteed, u het voordeelig-

(t) 2 Tliess. II: lt;6.

-ocr page 16-

.

¦ a;. .

16

ste zal zijn, dat gij immer in uw gansche ie-yen hebt besteed ; en dat God deze overdenking voor uwe ziel nuttig zal maken en als het begin van de eeuwige zaligheid. Indiennbsp;ik eene verdediging om zoo lang over denbsp;Eeuwigheid na te denken , noodzakelijk oordeelde , zoo geloof ik dat deze verdedigingnbsp;geene andere moet zijn , dan het antwoord ,nbsp;hetwelk een godvruchtig mensch eens gaf aannbsp;zijne vriend , op deze vraag : » waarom besteedt gij zoo veel tijd aan het lezen , overdenken en bidden ? De goede man hief zijnenbsp;oogen en handen op naar den hemel, en zeidenbsp;met den grootsten eerbied: voor de Eeuwig~nbsp;heid! voor de Eeuwigheid! voor de Eeu-^nbsp;wig heid !