-ocr page 1- -ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-

/,


HEGEHIIENDE JAAELIJKSCH VERSLAG nrf j

\ ' ^ /

BETREK.KELIJK

DE VEEPLEGING EN HET ONDEEWIJS

NEDEELANDSCH GASTHUIS

OOGLIJDERS.

UITGEBIIACHT IN MKI 187 8.

DOOR

F. C. DONDERS.

net het Vijftiende nummer der Wetenschappelijke Bybladen.


UTRECHT,

P. W. VA_N DE WEIJER. 1878.

rijksuniversiteit te utrecht

2351 984 0

-ocr page 6- -ocr page 7-

INHOUD.

Bladz. . 1

Negentiende jaarlijksch Verslag, door F. C. Donders

WETENSCHAPPELIJKE BIJBLADEN.

Rapport aan den Heer Directeur-Generaal der Maatschappij tot

Exploitatie van Staatsspoorwegen, betreffende de keuring van het spoorweg-personeel, door F. C. Donders . . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Over de diepte der voorste oogkamer, door Dr. Horstmann. 43 Het bepalen van astigmatisme, door Dr. M. W. van Haaften. 63

-ocr page 8- -ocr page 9-

NEGENTIENDE JAARLIJKSCH VERSLAG, betrekkelijk de verpleging en het onderwijs in het Nederlandsch Gasthuis voornbsp;Ooglijders, van den 1. Januari 1877 totnbsp;den 1. Januari 1878, ter vergadering vannbsp;Bestuurders en Afgevaardigden, gehoudennbsp;te Utrecht den 31. Mei 1878, uitgebrachtnbsp;door F. C. Donders, Directeur dernbsp;Instelling.

Hooggeachte Heer en, Bestuurders en Afgevaardigden!

Ik was zeer gelukkig en tevreden, terwijl ik jaren achtereen telkens in mijn verslag van den Moeiendennbsp;toestand onzer Stichting kon gewagen, wanneer ook vannbsp;kennelijken vooruitgang geen sprake kon zijn. Hiernbsp;mocht het woord „stilstand is achteruitgang” geen toepassing vinden. Integendeel, wanneer hinnen weinigenbsp;jaren onze Instelling een zeker toppunt bereikte ennbsp;zich daarop wist te handhaven, dan lag daarin opgesloten, dat zij uit een behoefte der Maatschappij wasnbsp;voortgesproten en dat zij in die behoefte had voorzien. Denbsp;telkens gelijke uitkomsten, schier zonder eenige afwisseling, waren de zekerste getuigen van de degelijkheidnbsp;harer grondslagen. En toch, ik mag het niet ontveinzen,nbsp;vervult het mijn hart met blijdschap, thans weder opnbsp;voortgaande ontwikkeling en op toenemenden bloei tenbsp;mogen wijzen. Die ontwikkeling vertoont zich in iedere

-ocr page 10-

2

richting: in het aantal behandelde en verpleegde lijders, in de krachten, voor het onderwijs beschikbaar, en , zij hetnbsp;ook niet in gelijke evenredigheid, in de stoffelijke middelen,nbsp;om de voor beide gevorderde uitgaven te bestrijden.

Vergunt mij een aan vang te maken met de behandeling en verpleging, niet ten onrechte als het hoofddoel onzernbsp;Instelling beschouwd.

I. Als Nederlandsche Stichting ontving ons gasthuis lijders uit alle provinciën des Eijks, en wel ten getalenbsp;van 1939, waarvan niet minder dan 428 in de Instellingnbsp;werden verpleegd.

Afkomstig waren uit:

Behaudeldeu.

Verpleegden.

de Stad Utrecht ....

. 685.

12.

de Provincie Utrecht. . nbsp;nbsp;nbsp;.

. 301.

34.

Friesland . nbsp;nbsp;nbsp;.

. 11.

8.

Groningen. nbsp;nbsp;nbsp;.

9

5.

»

Drenthe , nbsp;nbsp;nbsp;.

. 11.

3.

n

Overijssel . nbsp;nbsp;nbsp;.

, 101.

34.

Gelderland

. 220.

92.

Noord-Holland

. 114.

28.

»

Zuid-Holland .

. 199.

46.

j?

Zeeland. . nbsp;nbsp;nbsp;.

. nbsp;nbsp;nbsp;50.

39.

Noord-Brabant

, 218.

121.

V

Limburg , nbsp;nbsp;nbsp;.

4.

Vreemdelingen

. 16.

6.

De vergelijking met de

drie laatste

jaren wijst een

aanzienlijk accres aan, ook

in het aantal

verpleegdagen:

1874. 1875.

1876. nbsp;nbsp;nbsp;1877.

behandelden

..... 1735, 1726.

1768. nbsp;nbsp;nbsp;1939.

verpleegden

348. nbsp;nbsp;nbsp;362.

358. nbsp;nbsp;nbsp;428.

aantal verpleegdagen . . 8987. 9197.

9886. nbsp;nbsp;nbsp;11641.

-ocr page 11-

Het aantal verpleegdagen is evenredig aan dat der verpleegden toegenomen: weder vinden wij een gemiddelden verplegingsduur van 27 dagen.

Van de verpleegden zpn opgenomen:

voor eigen rekening

249 met 5500 verpleegdagen

rekening

van particulieren

27

J)

942

77

»

„ diaconiën

24

J7

839

77

77

7T

„ armbesturen

61

»

2260

77

„ gemeentebesturen

47

1569

77

V

Ï7

„ liefdegestichten

13

379

77

kosteloos

7

75

152

77

Het getal gegeven consulten steeg tot het aanzienlijk cijfer van 19993. Die consulten worden gratis gegevennbsp;aan ieder die zich aanmeldt. Bewijs van onvermogennbsp;wordt van niemand gevorderd, — zelfs niet van den Keizernbsp;en de Keizerin van Brazilië, die, zonder zich te vorennbsp;aan te kondigen, op de banken der poliklinische patiëntennbsp;hadden plaats genomen, om hunne oogen te laten onderzoeken en de noodige voorschriften te ontvangen. Aannbsp;hunnen wensch werd gereedeljjk voldaan. De Keizer,nbsp;die onder de geleerden eenvoudig als geleerde verkeert,nbsp;liet zich daarna eenige methoden van onderzoek demon-streeren en nam met de hem eigene belangstelling denbsp;inrichting in oogenschouw.

Kostelooze verpleging werd weinig toegepast, omdat — zij niet verlangd werd. Waar eigen middelen ontoereikend waren en besturen of gestichten niet bereid werdennbsp;gevonden, ons met / 0.60 per dag te gemoet te komen,nbsp;sprongen particulieren in de bres. Van hen, die een ernstige oogziekte achter zich hebben, vindt men gereedelijknbsp;de beurzen geopend. Het verpleeggeld is zoo laag gesteld,nbsp;omdat wij wenschen de verpleging zoover te zien uitgebreid als de gelegenheid strekt en onze middelen toelaten.

Ii


-ocr page 12-

Inderdaad werden die grenzen nagenoeg bereikt. We hebben 40 bedden beschikbaar, en gemiddeld, door allenbsp;jaargetijden heen, waren 32 bedden bezet, — bijna meernbsp;dan men mogelijk zou achten, wanneer men in aanmerking neemt, dat de aandrang des zomers sterker is dannbsp;des winters en dat de noodzakelijke scheiding der ziekenkamers, voor mannen en vrouwen, de vrije beschikkingnbsp;over de bedden vaak beperkt.

In verband met het grooter aantal verpleegdagen steeg het cijfer der belangrijke kunstbewerkingen van 251 tot 269.

Wie de statistiek der operaties in de bijlagen verge-Ipkend raadpleegt, zal zich kunnen overtuigen, dat in het afgeloopen jaar de plastische operaties eene ruimenbsp;plaats innemen. In den regel gold het gevallen vannbsp;misvormde of verwoeste oogleden bij leerlooiers, ten gevolge van besmetting door de huiden van aan het miltvuurnbsp;gestorven dieren, eene besmetting, die hen vaak genoegnbsp;het leven kost. Niet de wanstaltigheid alleen heeft mennbsp;te bestrijden, maar ook het niet te sluiten oog voornbsp;ondergang te behoeden. Hier nu viert de kunst een harer

schoonste zegepralen; „----- dem Prometheus gleich”, zoo

werd den genialen Dieffenbach door Strohmeyer toegezongen , „aus den Trümmern zerstörter Organe, bautest die Formen Du wieder, die göttergleichen, des Menschen”!

Een beeld der behandeling en verpleging levert overigens de statistiek, die op nieuw getuigenis aflegt van de belangrijkheid der gevallen, waardoor een polikliniek, dienbsp;uit afgelegen plaatsen hare patiënten trekt, zich altijdnbsp;van die eener gewone stedelijke onderscheidt. Is hetnbsp;een groote voldoening, dergelijke gevallen met goedennbsp;uitslag te behandelen, voor het onderwijs hebben ze ooknbsp;hunne nuttige zijde, zelfs daar waar de kunst te kortnbsp;schiet of haar doel slechts ten deele bereikt.

-ocr page 13-

Granulaties der oogleden en trachoma zien wij betrekkelijk weinig. In de eerste jaren na hare stichting heeft onze Instelling (verg. het vijfde verslag) er op directe ennbsp;indirecte wijze veel toe bijgedragen, om een der brandpunten voor die ziekte uit te roeien, in de gestichten vannbsp;Veenhuizen en Ommerschans. Toch grijpt ze elders, vooralnbsp;in de hoofdstad, en wel het meest onder de Israëlitischenbsp;bevolking, nog ver om zich heen (zie het verslag dernbsp;Inrichting voor Ooglijders te Amsterdam over 1877 vannbsp;onzen vriend Prof. Dr. W. M. Gunning), en gaarnenbsp;nestelt zij zich in de weeshuizen. Het verdient lof ennbsp;dank, dat het bestuur der te Amsterdam gevestigde ver-eeniging in het belang der weezenverpleging een onderzoek heeft uitgelokt van den gezondheidstoestand dernbsp;weezen in de verschillende gestichten van Nederland, in hetnbsp;bijzonder ook aangaande den toestand der oogen, omtrentnbsp;de wenschelijkheid waarvan ik vódr eenige jaren reedsnbsp;een advies had uitgebracht. Voor de gestichten in Utrechtnbsp;heeft onze geneesheer Dr. Bou vin zich bereidwillig metnbsp;dit onderzoek belast, waarover hij eerlang een rapport hooptnbsp;uit te brengen, dat voor Utrecht gunstig zal luiden.

Uit ons verslag van het vorig jaar is U bekend, dat onze Instelling met goed gevolg een nieuw gebiednbsp;had betreden, dat der oogheelkundige politie : ik bedoelnbsp;het onderzoek van het gezichtsvermogen van het Spoor-weg-personeel. Ik deelde U mede, dat, op aanzoek vannbsp;den Directeur-Generaal der Maatschappij tot Exploitatienbsp;van Staatsspoorwegen, 12 artsen en oogartsen, waarvan 9nbsp;kweekelingen onzer stichting, zich, ieder op een bepaaldenbsp;lijn, welwillend met het onderzoek hadden belast, daarbijnbsp;een methode volgende, die niet slechts de refractie en denbsp;gezichtsscherpte, maar ook den kleurenzin quantitatief

-ocr page 14-

6

bepaalde. Ik kan er thans bij voegen, dat op hunne mij toegezonden staten, loopende over 2203 personen, 152nbsp;voorkwamen, omtrent wier geschiktheid twijfel bestond,nbsp;en dat deze allen achtereenvolgens naar onze Instellingnbsp;werden gezonden, om, onder medewerking van Dr. B o u v i n,nbsp;definitief gekeurd te worden. Uit het daaromtrent uitgebracht rapport blijkt, dat van de 152 personen waren:nbsp;15 geschikt voor alle diensten,

60 voldoende voor gewone diensten,

13 even voldoende (aan periodieke herkeuring te onderwerpen) ,

18 voldoende, mits voorzien van een bril, waaronder 2 machinisten, als zoodanig ongeschikt,

15 onvoldoende,

31 ongeschikt.

Bovendien werden 49 voor periodieke keuring aangewezen en voor 9 werd oogheelkundige behandeling wenschelijk geacht. Eindelijk kwamen, buiten en behalve de 152 alhier onderzochte personen, op de statennbsp;97 personen voor, wier gezichtsvermogen alléén bij hetnbsp;dragen van een bril tot het herkennen der seinen opnbsp;den gevorderden afstand voldoende was.

De genoemde Directeur-Generaal heeft zich gehaast, het personeel der Maatschappij naar mijne aanwijzing tenbsp;zuiveren, door de ongeschikten te ontslaan, de onvoldoenden óf te ontslaan óf voor andere diensten te bestemmen en allen, die daaraan behoefte hadden, aan oogheelkundige behandeling te onderwerpen of met een bril tenbsp;doen voorzien. De ernstige wil, om door een deugdelijknbsp;personeel de veiligheid van het verkeer te verzekeren,nbsp;de orde en regelmaat, met bekwamen spoed, bij hetnbsp;onderzoek in acht genomen, kunnen niet hoog genoegnbsp;worden geroemd. Hierdoor is de taak, die ik op mij

-ocr page 15-

had genomen , mij even aangenaam als gemakkelijk gemaakt, En, alsof dat niet genoeg ware, heeft de genoemde Directeur-Generaal voor mijne voorlichtingnbsp;en medewerking niet slechts zijn dank betuigd, maarnbsp;zeker ook het meest gepast stoffelijk blijk zijner erkentelijkheid er aan toegevoegd, door aan onze Stichting eennbsp;gift van ƒ 500 toe te kennen en de Maatschappij totnbsp;Exploitatie van Staatsspoorwegen voor een jaarlijkschenbsp;bpdrage van ƒ 50 onder de begunstigers van het Neder-landsch Gasthuis voor Ooglijders te doen inschrijven.nbsp;Behoef ik er bij te voegen, dat onzerzijds de verklaringnbsp;hierop gevolgd is, dat wij onze diensten te allen tijdenbsp;voor de Maatschappij beschikbaar houden ?

Inmiddels werd een voorloopig reglement ontworpen, dat aan de keuring van nieuw personeel wordt tennbsp;gronde gelegd.

Zou het personeel der overige Spoorweg-Maatschappijen minder te wenschen overlaten ?

Ik verwacht veeleer het tegendeel, Het personeel dier Maatschappijen is in het algemeen ouder en met dennbsp;ouderdom komen de gebreken, niet het minst die vannbsp;het gezicht. Men bedriegt zich, wanneer men meent,nbsp;dat het onderzoek van het gezichtsvermogen bij hetnbsp;Spoorweg-personeel zich hoofdzakelijk tot de zoogenoemdenbsp;kleurblindheid kan bepalen. De waarheid is, dat op bijziendheid en andere gebreken der refractie, voorts opnbsp;verminderde gezichtsscherpte, bij het klimmen der jarennbsp;uit velerlei oorzaken te wachten, evenzeer moet wordennbsp;gelet, en dat, wanneer niet de noodige brillen wordennbsp;verstrekt en het dragen verplichtend gemaakt, alléénnbsp;wegens refractie-gebreken een grooter aantal dan wegensnbsp;kleurblindheid zou moeten worden ontslagen.

Er is een commissie van toezicht op de spoorwegen,

-ocr page 16-

die ernstig waakt op al hetgeen tot mouvement, tot weg en werken, tot tractie en materieel, tot wissels dus ennbsp;seinen, betrekking heeft; maar het personeel, dat voornbsp;den stand der wissels te zorgen en op de seinen te lettennbsp;heeft, blijft buiten toezicht van den Staat. De Ministernbsp;He emskerk had begrepen, dat in die leemte behoorde te worden voorzien. Op het advies van een dernbsp;geneeskundige Inspecteurs, verlangde hij van mij de aanwijzing van een geschikt Inspecteur voor de oogheelkundige politie van het Spoorwegpersoneel en bracht de voornbsp;diens bezoldiging en reiskosten benoodigde gelden op hetnbsp;ontwerp der Staatsbegrooting. Maar zie, het ministerienbsp;trad af, vóór de begroeting in discussie kwam, en denbsp;opvolger van den Heer Heemskerk, zonder achtnbsp;te slaan op de verlangde en goedgekeurde voordracht,nbsp;gaf mij eenvoudig kennis, dat er voor het gezegde doelnbsp;geen gelden konden worden voorgedragen. Welke overwegingen Zijne Excellentie daartoe genoopt hebben, isnbsp;mij een raadsel gebleven. De bezuiniging was te luttelnbsp;met het oog op het belangrijke der zaak. Ook kan denbsp;overweging niet gelden, dat met de contróle de Staatnbsp;eene verantwoordelijkheid zou op zich laden. Immers ,nbsp;niet in het uitoefenen der contróle, maar in het rechtnbsp;daartoe ligt de verantwoordelijkheid. En in betrekkingnbsp;tot het personeel is dat recht even onbetwistbaar, alsnbsp;ten aanzien van het materieel.

Heb ik mijn rapport over de keuring bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen in het licht gegeven,nbsp;dan geschiedde dit vooral, om het onder de oogen te brengennbsp;van den bedoelden Minister van Waterstaat, Handel ennbsp;Nijverheid en van de Directies der Spoorwegmaatschappijen. In een begeleidend schrijven vond ik gelegenheid,nbsp;den Minister opmerkzaam te maken op de wenschelijkheid,

-ocr page 17-

dat ook bij de overige Maatschappijen op directe of indirecte wijze in het onderzoek van het gezichtsvermogen vannbsp;Staatswege mocht worden voorzien, — in het eene zoowelnbsp;als in het andere geval mij bereid verklarende, de leidingnbsp;van het onderzoek op mij te nemen.

Blijkens een beleefd schrijven, dat ik de eer had van den Minister te ontvangen, heeft Z. Exc. den indirectennbsp;weg gekozen. Met kennisgeving mijner verklaring vannbsp;bereidwilligheid, heeft hij de Directies der Spoorwegmaatschappijen aanbevolen, „volgens gelijke regelen alsnbsp;bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen waren toegepast, het onderzoek der oogen aannbsp;bekwame artsen toe te vertrouwen.” Aangenaam nu isnbsp;het mij te kunnen vermelden , dat de Hollandsche Ijzerennbsp;Spoorweg-Maatschappij zich gehaast heeft, aan die aanbeveling gehoor te geven, en dat er reeds een zestalnbsp;artsen en oogartsen zijn aangewezen, die zich, op mijnenbsp;uitnoodiging, wel hebben willen beschikbaar stellen.

Zullen de overige Maatschappijen, zal bepaaldelijk de Rhijnspoorweg-Maatschappij dit voorbeeld volgen ? Dezenbsp;is begonnen met een maatregel te nemen, naar hetnbsp;schijnt, louter voor de leus; maar ik kan toch denbsp;hoop niet laten varen, dat de verlichte Directie tot hetnbsp;inzicht komen zal van hetgeen door plicht en doornbsp;eigenbelang even gebiedend wordt gevorderd.

Zij moge zich overtuigd houden, dat mijne medewerking nooit te vergeefs door haar zal worden ingeroepen.

Ondersteld nu, dat langs den aangewezen weg het onderzoek bij alle Maatschappijen heeft plaats gehad,nbsp;dan rijst de vraag, of daarmede aan alle eischen zou zijnnbsp;voldaan. Ik kan hierop geen bevestigend antwoord geven.nbsp;Aan controle van staatswege, zooals de Minister H e e m s-kerk op het oog had, behoort te worden vastgehouden. Wel-

-ocr page 18-

10

ken waarborg heeft men, dat de Maatschappijen in allen deele gehoor geven aan de eischen, die uit het onderzoek vannbsp;deskundigen voortvloeien ? Wie zal op den duur toeziennbsp;op het nieuw aan te stellen personeel, waarbij de eischennbsp;hooger zullen moeten worden opgevoerd, of de herkeuringnbsp;vorderen van hen, die aan progressieve stoornissen lijdendenbsp;bevonden waren ? — Ik wanhoop niet, de tot die controle vereischte gelden te eeniger tijd op de Staatsbegrootingnbsp;te zien uitgetrokken. Moge er niet meê gewacht worden,nbsp;tot een dier vreeselijke ongevallen, waaraan het spoorwegvervoer blootstelt, vele Nederlandsche familiën zalnbsp;hebben in rouw gedompeld !

In de meeste landen van Europa is het hier behandelde vraagstuk thans aan de orde van den dag. Naar aanleiding van onze bemoeiingen, ontvingen wij een bezoek vannbsp;Dr. Stilling uit Cassel, die de methode van de gekleurdenbsp;schaduwen invoerde benevens de letterproeven, die ik aisnbsp;pseudo-isochromatische aanduidde, en nam gedurende eenigenbsp;weken deel aan onze onderzoekingen, voorts van Dr. D a a e,nbsp;uit Kragerö in Noorwegen, die eene kleine practische handleiding gaf, met gestikte sajetten, van in de verschillendenbsp;vormen der stoornis met elkander verwarde kleuren, en zelfnbsp;was ik in Upsala de gast van mijn geachten vriend, dennbsp;physiologiae Professor, Dr. Prithiof Holmgren, die innbsp;Zweden, zoowel in betrekking tot het spoorweg- als totnbsp;het marine-personeel, met volharding voor een voldoendenbsp;keuring ijverde, tot het doel hem volkomen bereikt scheen.nbsp;Bijna eiken dag geworden mij brochures, die uit het een ofnbsp;ander oogpunt het onderwerp behandelen. Intusschen gaannbsp;vele spoorwegdirectiën slechts schoorvoetend tot het nemennbsp;der gevorderde maatregelen over. Zij verkeerenin den waan,nbsp;dat ongevallen hoogst zelden aan gebrekkig gezichtsvermogen te wijten zijn, De statistiek, die in verkeerden

-ocr page 19-

11

stand der wissels of andere verzuimen, in stoornissen bij ’t verkeer en allerlei toevalligbeden de oorzaak pleegtnbsp;te vinden van het ongeval, versterkt hen in dien waan.nbsp;Maar blijkbaar wordt over het hoofd gezien, dat daarmede slechts de naaste, niet de verwijderde oorzaaknbsp;werd aangewezen. Op die kleine verzuimen, op dienbsp;schijnbare toevalligheden zijn gebreken der zintuigen,nbsp;bovenal van het gezicht, van onmiskenbaren invloed.nbsp;En van veel grooter beteekenis nog worden zij, waarnbsp;het geldt, dreigende gevaren af te wenden. Bij gemisnbsp;aan goede zintuigen gaat alle zelfvertrouwen verloren, ennbsp;op het oogenblik van gevaar ontbreekt de tegenwoordigheidnbsp;van geest, die tot snel en doeltreffend handelen gevorderdnbsp;wordt. Vraagt het oude wisselwachters, die op belangrijkenbsp;punten de wissels bedienen, vraagt het ervaren machinisten,nbsp;of zij niet meer dan eens, dank zij hun goed gezicht,nbsp;een dreigend gevaar tijdig ontdekt en gelukkig hebbennbsp;afgewend. Hadde een ander met minder wakkere zintuigen hunne plaats ingenomen en ware het ongevalnbsp;gevolgd, zou de statistiek daarvan hebben gewaagd ? Hetnbsp;zal hiermede nog duidelijker geworden zijn, waarom iknbsp;het onderzoek op kleurblindheid bij het spoorwegpersoneel niet het hoogst stel, —• niet hooger althans dannbsp;dat naar het gezichtsvermogen in het algemeen, naarnbsp;gezichtsscherpte en refractie. Maar het behoeft toch geennbsp;betoog, dat men met een machinist, die weifelt omtrentnbsp;de kleur der seinvlaggen en seinlichten, niet onder veilignbsp;geleide is, en dat twijfel en onzekerheid op den duurnbsp;het zelfvertrouwen ondermijnen en demoraliseerend werkennbsp;op het karakter. Onder de baanwachters heb ik er gevonden , die, de vlag in de hand, zonder vergelijking ennbsp;overleg, de kleur niet herkenden. Wat zullen zij grijpen,nbsp;wanneer zij plotseling een dreigend gevaar ontdekken ?

-ocr page 20-

12

II. Het onderzoek naar kleurbli ndh eid is niet alleen dienstbaar gemaakt aan de praktijk, maar heeft ook vruchten gedragen voor het onderwijs en de wetenschap. Reedsnbsp;in de wetenschappelijke bijbladen van het vorig verslagnbsp;zpn de bewijzen daarvoor te vinden, en thans wordennbsp;de verschillende methoden , die tot een quantitatieve bepaling van het kleuronderscheidingsvermogen, waaropnbsp;het bij de keuring vooral aankomt, nog nader onderzochtnbsp;en onderling vergeleken. De theorie zelfs van het kleu-renzien, een der moeielijkste vraagstukken, die de phy-siologie heeft op te lossen, kan daarbij niet buitennbsp;beschouwing blijven.

Maar het groote feit voor onderzoek en onderwijs aan onze school is de benoeming van Dr. Herman Snellennbsp;tot hoogleeraar in de oogheelkunde.

Er was een tijd, waarin ik geen bezwaar maakte het onderwijs in oogheelkunde met dat in physiologie te verbinden en mij zelfs nog met andere vakken te belasten.nbsp;Maar met het stijgen der jaren vermindert de arbeidskracht,nbsp;en inmiddels breidt de wetenschap zich sneller en snellernbsp;uit en stelt hare eischen hooger en hooger. Zoodoendenbsp;loopt alles zamen , om het evenwicht tusschen deze ennbsp;gene te verbreken. Vooral op het gebied der physiologie,nbsp;die de geheele leer der levensverschijnselen omvat, was innbsp;de laatste jaren de aanvoer van nieuwe bouwstof zoo verbazend groot, dat men wel al zijn krachten daarop concen-treeren mocht, om ze eenigermate te beheerschen, De invoering der nieuwe wet op het hooger onderwijs opende nu hetnbsp;uitzicht op het verkrijgen van een afzonderlijken leerstoelnbsp;voor de oogheelkunde. Ik bracht het voorstel daartoenbsp;in de faculteit, mijn wensqh te kennen gevende, van het

-ocr page 21-

13

onderwijs in de praktische oogheelkunde te worden ontslagen, en mijn voorstel mocht den hij val der faculteit verwerven.

Krachtig ondersteund door H. H. Curatoren der Eijks-universiteit van Utrecht, werd de voordracht der Faculteit den Minister van Binnenlandsche Zaken aangeboden; maarnbsp;Z. Exc. scheen niet geneigd daaraan gehoor te geven. Iknbsp;nam daarop de vrijheid, den Minister onder het oog tenbsp;brengen, dat ik, dertig jaren lang, naast de mij opgedragen vakken, uit eigen beweging mij met het onderwijsnbsp;in de oogheelkunde had belast, en dat, nu ik gevoeldenbsp;niet meer in staat te zijn, mijne dubbele taak naar eischnbsp;te vervullen, ik het recht had, zooals het door mijn plichtnbsp;geboden was, mij daaraan te onttrekken. De Minister bleefnbsp;aarzelen. Niet, dat hij mijn verlangen onbillijk vond:nbsp;integendeel, hij beaamde de aangevoerde gronden. Evenmin had hij bezwaar tegen den voorgedragen persoon,nbsp;die immers de aangewezen man was. Maar de wet maaktenbsp;een afzonderlijken leerstoel in de oogheelkunde slechtsnbsp;verplichtend aan ééne der Eijksuniversiteiten , en door dennbsp;te Leiden gevestigden leerstoel was aan de wet voldaan.nbsp;In het algemeen was het zeker den Minister niet euvelnbsp;te duiden, dat hij niet gereed stond, voetstoots gevolgnbsp;te geven aan iedere voordracht tot hoogleeraar, naarnbsp;aanleiding eener wet, zoo rijk aan verrassingen ennbsp;tegenstrijdigheden als die van 28 April 1876.

Maar toen hij gewezen werd op de rijke hulpbronnen onzer instelEng, op de diensten, die zij zooveel jaren,nbsp;zonder eenig bezwaar voor de schatkist, aan het onderwijsnbsp;en de wetenschap had bewezen en voortging te bewijzen,nbsp;op de gelegenheid, die zoo velen hier gevonden hadden,nbsp;om zich tot oogheelkundigen te vormen, Dr. Snellennbsp;in het bijzonder, om zich als operateur te ontwikkelen ,

-ocr page 22-

14

op de mogelijkheid, eindelijk, dat diens talent voor Nederland mocht verloren gaan, zwichtte hij voor denbsp;kracht dier argumenten , — proefhoudend ook voor zijnnbsp;opvolger, van wien nu spoedig de voordracht uitging.

Aan onze Stichting heeft de Eijksuniversiteit van Utrecht den leerstoel voor oogheelkunde te danken !

Den 15 December 1877 aanvaardde Dr. Snellen het hoogleeraarsamht met een openbare les, handelendenbsp;over de methode , die hij bij het oogheelkundig onderwijsnbsp;wenschte te volgen.

In de eerste plaats schetste hij de oogheelkunde als een deel van de kliniek in ruimeren zin , in tegenstellingnbsp;van eene specialiteit, die den gewonen arts niet zoudenbsp;aangaan. Door den schat van hulpmiddelen van onderzoek, de ruime gelegenheid tot pathologisch-anatomischenbsp;nasporing en eene rpke therapie ban de oogheelkundigenbsp;kliniek juist de type zijn van — en de inleiding totnbsp;verdere klinische studie. Op dien grond verlangt hij,nbsp;dat de aankomende candidaat reeds dadelijk zal aanvangennbsp;met die oogheelkundige lessen, welke aanwending vannbsp;de verschillende hulpmiddelen van onderzoek, de methodennbsp;tot bepaling der functiën van het orgaan, het objectiefnbsp;onderzoek, de waardeering der anamnese en het constatee-ren van de effecten der therapie tot onderwerp zullen hebben.nbsp;Deze studie, zoo betoogde hij verder, voert tot de kennisnbsp;der klinische ziektebeelden, niet alleen van het oog, maarnbsp;dikwijls van den geheelen zieken mensoh. In het oog ziennbsp;wij de aandoeningen van de hersenen, van de nieren ,nbsp;de infectie van het bloed, de ziekten van het vaatstelsel.

In de tweede plaats zal dan de meer gevorderde Oan-didaat een ruim veld van onderzoek vinden in de oogheelkunde als specialiteit: de spreker stelde in het licht, hoe de snelle vooruitgang van dezen tak van wetenschap

-ocr page 23-

15

die studie meer aantrekkelijk maakt; hoe men als gedreven wordt tot verder onderzoek, omdat de vraagpunten scherp gesteld zich voordoen: want.....elke vermeerde

ring aan kennis leert, dat er veel is wat we niet weten: het veld van arbeid vindt steeds wijderen kring maarnbsp;nimmer zijne grens.

Zoo is de oogheelkunde, naar zijne zienswijze, de inleiding tot klinisch onderzoek en de spoorslag tevens totnbsp;verdere wetenschappelijke studie

Aan deze openbare les sloten zich onmiddellpk de gewone lessen van Prof. Snellen aan, waarmede dezenbsp;trouwens, reeds dadelijk na zijne benoeming op 17 November, een aan vang had gemaakt. Had hy sedert j arennbsp;voortdurend gewichtige diensten aan het onderwijs oe-wezen, thans zou hij daaraan regelmatig zijne krachtennbsp;wijden en aan de klinische lessen en operatiën in vivonbsp;een meer volledig en systematisch onderwijs in oogheelkunde verbinden. Behoef ik te zeggen, dat zijne echtnbsp;practische lessen, van stonden aan, de belangstelling wekten onzer studenten ? Ongetwijfeld is het onderwijs innbsp;oogheelkunde aan onze school met het optreden vannbsp;Prof. Snellen als Hoogleeraar eene nieuwe phasenbsp;ingetreden.

Meent intusschen niet, dat ik my geheel aan de ophthalmologie wensch te onttrekken. In de eerste plaatsnbsp;zal de physiologie van het oog wel altijd mijne lievelingsstudie blijven, bij uitnemendheid. Maar er zijn ook opnbsp;het ziektekundig gebied gedeelten, die als uit de physiologie zijn ontsproten en naar zuiver physiologische methoden worden behandeld en bewerkt. Hiertoe reken ik denbsp;refractie- en accommodatie-anomaliën, die ik in verbandnbsp;met de physiologische dioptrica wensch te blijven behandelen , en de anomaliën der beweging, die, gescheiden

-ocr page 24-

16

van de leer der bewegingen, geen grondige behandeling toelaten. Dat ik èn in onze instelling èn in het phy-siologisch laboratorium zal voortgaan het onderzoek vannbsp;ophthalmologische vraagstukken te leiden, behoef ik welnbsp;niet te verzekeren. Op dat gebied hoop ik mijn ambtgenootnbsp;Snellen vaak te ontmoeten. Thans reeds is hij bezignbsp;met belangrijke nasporingen over den invloed van denbsp;lichtsterkte op de scherpte van het gezicht. Hij steltnbsp;daarbij den eisch, te onderscheiden tusschen den invloednbsp;van de hoeveelheid licht en dien van het contrast; heeftnbsp;men grauwe letters op witten grond, dan veranderen,nbsp;by meerdere verlichting, èn letters èn grond. Geheelnbsp;anders wordt de uitkomst, wanneer men letters en grond,nbsp;beiden afzonderlijk, met licht van bekende sterkte verlicht: om dit te bereiken, heeft de Heer Snellen eennbsp;allezins doeltrelfenden toestel vervaardigd, waarvannbsp;hij zich voorstelt, de beschrijving, met de resultatennbsp;der genomen proeven, zelf mede te deelen. — Letters ennbsp;grond kunnen ook met gekleurd licht worden verlicht.nbsp;Hij stelt zich ten doel op die wijze de contrasten dernbsp;verschillende kleuren tegenover zwart, tegenover wit ennbsp;tegenover elkander nader te onderzoeken, en langsnbsp;dien weg misschien ook uit te maken, of de tegengesteldenbsp;kleuren, met Helmholtz, als complementair, dan wel,nbsp;met Hering, als antagonistisch zijn te beschouwen.

De leer der kleuren maakte de Heer Snellen tevens dienstbaar aan het gelijktijdig onderzoek der twee afzonderlijke oogen. Hij neemt roode en groene letters opnbsp;zwarten grond en plaatst nu vóór het èéne oog eennbsp;groen, vóór het andere oog een rood glas. Door hetnbsp;groene glas worden zoodoende alléén de groene, doornbsp;het roode glas alléén de roode letters gezien, terwijlnbsp;voor elk oog de andere kleur door het complementair

-ocr page 25-

17

gekleurde glas zwart wordt. Zoo zien keide oogen gelijktijdig en ziet toch elk oog andere letters. Dit geeft een middel aan de hand, om simulanten te ontmaskeren,nbsp;voorts, in ’t algemeen, om te zien, of de heelden dernbsp;heide oogen gelijktijdig worden waargenomen, en tevens,nbsp;zoo niet binoculair gezien wordt, om te heoordeelen,nbsp;welk der beide oogen fixeert.

Een der doctorandi is voorts bezig onder de leiding van Prof. Snellen, de statistiek op te maken der oogennbsp;met astigmatisme. Het geldt de bepaling van den meridiaan van sterkste breking bij de verschillende vormennbsp;dier anomalie. De Heer Snellen gaf reeds in 1869nbsp;zoodanige statistiek; maar het scheen hem van belangnbsp;door een grooter aantal nauwkeurige bepalingen de vorigenbsp;resultaten te toetsen en, zoo noodig, te verbeteren. Tevens werd voor deze bepalingen een figuur geconstrueerd,nbsp;om de richting der hoofdmeridianen van het astigmatischenbsp;oog nauwkeurig na te gaan: deze figuur bestaat uit ra-diair gerichte stellen van drie lijnen, die haar het centrum allengs smaller worden, zoodat men de beantwoordingnbsp;der vraag, in welke richting de waarnemer de lijnen hetnbsp;best ziet, kan oontroleeren door de opgave, tot hoeverrenbsp;hij deze stellen als drie gescheiden lijnen herkent.

Van een onderzoek van Dr. Horstman n, uit Berlijn, betreffende de diepte der oogkamer in emmetropische ennbsp;ametropische oogen, zal in de bijbladen worden meldingnbsp;gemaakt. Ten behoeve dier bepalingen werd het hiernbsp;reeds voor eenige jaren geconstrueerde werktuig aanzienlijk verbeterd, zoodat de verkregen resultaten, alsnbsp;voldoende nauwkeurig, zullen verdienen te worden bekendnbsp;gemaakt.

Eindelijk zal Dr. Bouvin zich bevlijtigen, eenige belangrijke ziektegevallen, leerrijk uit het oogpunt der

-ocr page 26-

18

wetenschap of der praktijk, te verzamelen en aan ons verslag toe te voegen.

Zoo hopen wij, dat onze instelling toch ook weder zijn bescheiden contingent tot den ophouw der wetenschapnbsp;zal hebben geleverd.

Ik mag liet verslag niet eindigen, zonder Dr. Snellen mijnen dank te betuigen voor de bereidvaardigheid,nbsp;waarmede hij mij een reeks van jaren bij het onderwijsnbsp;ter zijde stond. Voortaan zullen de rollen eenigszins zijnnbsp;omgekeerd. Ik heb het gelukkig gevoel, dat aanbevelingnbsp;van de belangen onzer school overbodig is, — Ook Dr.nbsp;Bouvin verdient onze erkentelijkheid voor zijne onverdeelde toewijding. Aan zijn kennis en nauwkeurigheidnbsp;en niet het minst aan zijne zich nimmer verloochenendenbsp;humaniteit tegenover de patiënten, zijn wij ongetwijfeldnbsp;het steeds toenemend bezoek aan onze polikliniek voornbsp;een goed deel verschuldigd. — Het is mij een genoegen,nbsp;ook van den Vader en oeconoom onzer instelling, dienbsp;thans reeds bijna vier jaren die betrekking bekleedt,nbsp;met ingenomenheid te mogen gewagen. Er is regelmaatnbsp;in de huishouding, orde en zindelijkheid overal, en innbsp;het algemeen heerscht een geest van tevredenheid, waaropnbsp;zijn persoonlijkheid den stempel drukt. Onverdeeld wijdtnbsp;hij zijne krachten aan onze Instelling, in welker dage-lijksch beheer hij zich als een goed administrateur heeftnbsp;doen kennen. Een paar maanden geleden viel hem hetnbsp;voorrecht te beurt, zijn zilveren huwelijksfeest te vieren,nbsp;waarbij blijken van liefde en erkentelijkheid van de zijdenbsp;der patiënten niet ontbraken. Die viering, waarvan iknbsp;voor een deel getuige was, geschiedde in den kring zijnernbsp;talrijke bloedverwanten, van heinde en verre tot hemnbsp;overgekoraen , op de meest gepaste wijze. Te laat was

-ocr page 27-

19

mij het naderend feest bekend geworden, om den Regenten voor te stellen, den feestvierenden een blijk hunner belangstelling te geven, en ik moest er mij toe bepalennbsp;dit persoonlijk te doen. Een andere gelegenheid zullennbsp;Regenten daartoe ongetwijfeld gaarne aangrijpen.

Wij stellen er prijs op, in onze Instelling door oude getrouwen omringd te zijn, — een voorrecht, dat wijnbsp;het onze mogen noemen. Noode zien wij thans een vannbsp;hen ons verlaten, den huis- en ziekenknecht Gerritnbsp;Postma, die, vijftien jaar geleden, met aangeborennbsp;cataract tot ons kwam en, door een kunstbewerking vannbsp;zijne blindheid hersteld, vijftien jaren lang zijne trouwenbsp;diensten aan de ooglijders bewees, daarbij gedreven doornbsp;oprechte godsdienstige beginselen en door een natuurlijkenbsp;humaniteit. Hij verlangde zich in den echt te begevennbsp;en heeft bij voorbaat een plaats van huisbewaarder gevonden , een post dus van vertrouwen, dat hij zekernbsp;niet beschamen zal. Zijne goede diensten zullen hiernbsp;in dankbare herinnering blijven.

III. Als naar gewoonte moge hier, uit naam der Regenten, een overzicht volgen van de finantiëele uitkomsten, die het afgeloopen jaar voor onze instellingnbsp;heeft opgeleverd.

Wij hebben te onderscheiden tusschen het verplegings-fonds en het kapitaalfonds.

Het eerstgenoemde vindt zijne bronnen van ontvangst in de verpleeggelden , in de jaarlijksche bijdragen en innbsp;de rente van het kapitaalfonds. Plaatsen wij naastnbsp;elkander die van

ii

-ocr page 28-

20

1876 en 1877: ƒ 5989.05 ƒ 7018.17


verpleeggelden......

jaarlijksche bijdragen .... rente van kapitalen ....nbsp;huur van gebouwde eigendommen


4762.65


4621.64


1359.71» „ 1432.95


575.-


450.


dan blijkt, dat zij in 1877 f 1086 meer hebben bedragen dan in 1876, en dat die vermeerdering schier uitsluitendnbsp;aan het hooger bedrag der verpleeggelden is toe tenbsp;schrijven, — ’t natuurlijk gevolg van het grooter aantalnbsp;verpleegdagen. Ongaarne constateeren wij, dat de jaarlijksche bijdragen eene vermindering hebben ondergaannbsp;van ƒ140, al hebben wij het voorrecht, daarvoor eenigenbsp;compensatie te vinden in de verhooging der renten vannbsp;het kapitaalfonds.

Aan de hoogere inkomsten beantwoorden ook grootere uitgaven. Weder geven wij een vergelijkend overzichtnbsp;met die van het vorig jaar. Zij bedroegen in:

1876 en 1877 :

964.42“

199.56“

2294.87

7205.13

1210.44'

665.61'

956.43»

693.89»

199.00'

2161.38

5918.62^

1164.54

557.85»

923.17

onderhoud van gebouwen. . grond- en andere belastingennbsp;tractementen enz ....nbsp;voeding, verwarming enz. .nbsp;kleeding en meubilair.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

kosten van beheer.....

chemicaliën en instrumenten.

/ 11618.47 ƒ 13496.48'

De uitgaven der beide jaren wyzen dus een verschil aan van niet minder dan f 1886.35, en het kan daaromnbsp;niet bevreemden, dat het voordeelig saldo , hetwelk in 1876nbsp;f 942.94 bedroeg, op de dienst van 1877 zich tot de bescheiden som van f 151.27 ziet teruggebracht. De hoogere

-ocr page 29-

21

uitgaven zgn hoofdzakelijk te zoeken in het kapittel van voeding en verwarming, dus het directe uitvloeisel vannbsp;het grooter aantal verpleegdagen , bij stijgende prijzen dernbsp;levensbehoeften dubbel voelbaar. Bovendien behoort eennbsp;reductie te worden gemaakt van f 500 op den post voornbsp;onderhoud van gebouwen , als zgnde dit bedrag ten behoeve van een verhuurd pand uitgegeven. Zoodoendenbsp;dalen de uitgaven tot f 13000. En rekenen wij verdernbsp;voor kosten der polikliniek, waarop ontelbare voorschriften kosteloos worden verstrekt, benevens uitgavennbsp;voor onderwijs en onderzoek, een som van f 1359, hetgeen zeker weinig van de waarheid afwijkt, dan zijn ernbsp;voor de 11641 verpleegdagen even zooveel guldens, ennbsp;dus ƒ1.— per verpleegdag, besteed. Hieruit blijkt, dat,nbsp;afgezien ook van de kapitaalswaarde van het gebouw ennbsp;zijn inrichting, met het verpleeggeld van ƒ0,60 per dag,nbsp;slechts I van de verpleegkosten bestreden worden. Ennbsp;uitdrukkelijk zij daarbij vermeld, dat onze stichting geenenbsp;klasse van patiënten kent, die een hooger verpleeggeldnbsp;betalen. Zoowel dus ten aanzien der verpleegden, als tennbsp;aanzien der behandelden op de polikliniek, behoudt zijnbsp;uitsluitend het karakter eener Instelling van liefdadigheid.

Doet het batig saldo van het verplegingsfonds op de dienst van 1877 voor dat op de dienst van 1876 onder,nbsp;wij hebben ons te verheugen over een meer dan gewonenbsp;aanwinst van het kapitaalfonds, Hier moge herinnerdnbsp;worden, dat alle inkomsten, groot en klein, uit welkenbsp;bron zij mogen voortvloeien, mits niet beboerende tot denbsp;jaarlijksche bijdragen noch tot de renten van kapitalen, innbsp;het gezegde kapitaalfonds worden gestort. In de eerstenbsp;plaats dus de giften van nieuwe Bestuurders ^ — als hoedanig , zooals reeds boven werd vermeld, wij de Maat-

-ocr page 30-

22

schappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, met een gift van / 500, mochten inschrijven — en van nieuwenbsp;Stichters^ die met een vijftal vermeerderd werden, als:nbsp;Mevrouw de Wed. Burgerhoudt, geh.

Jochems, te ’s Hage.........f nbsp;nbsp;nbsp;200.

J. de Potter, te ’s Hage........f 100.

N. N., door tusschenkomst van Prof. Loncg, te

Maarssen.............- 100

Mr. P. Kymmell, te Leeuwarden.....- nbsp;nbsp;nbsp;100.

Jhr. Mr. Ae. van Boelens van Eysinga,

te Leeuwarden...........- 50.

In de tweede plaats bijzondere ffiftenvoox eens, — waarvan twee vooral afzonderlijke vermelding verdienen, die van Mevrouw de Wed. van Bern, geh. van Goor Hinlopen,nbsp;bij het aanvaarden der nalatenschap van Mevrouw de Wed.nbsp;van Dam, geh. van Goor Hinlopen, overleden tenbsp;Zeist, en die van Mevrouw N. H., door tusschenkomstnbsp;van den Heer TjeenkWillinkte Zutphen ontvangen, —nbsp;ieder ten bedrage van ƒ 1000, — en waaronder op nieuw denbsp;gewone gift van f 50 van Prof. D o ij e r te Leiden aantreffen, de periodieke uiting eener erkentelijkheid, dienbsp;geen einde neemt, met een tal van kleinere, die wij aannbsp;de Heeren J. Ph. de Bordes te ’sHage, C. Stormnbsp;Buijsink te Zutphen, J. J. Cremer te ’sHage, Mr.nbsp;J. G. E Verwij n te Arnhem , G. Gratamaen Jhr.nbsp;Mr. 0. van Eysinga te Leeuwarden, E. vannbsp;Leeuwen te Arnhem, Jhr. J. C. A. E. A. vannbsp;Panhuys te ’sHage, Mr. M. Tijdeman te Tiel,nbsp;en Dr. J. Zaaijer te Leeuwarden, aan Mevrouw denbsp;Wed. Hartjens, geh. Husselen te Leeuwarden ennbsp;aan N. N. aan de Bildt te danken hebben. Eindelijknbsp;legaten^ als één van flOO, ons toegedacht door Mevrouwnbsp;de Wed. Chr. J. Minnen, geh. van Dijk, bij velen

-ocr page 31-

23

onzer vroegere ooglijders zeker nog in dankbare herinnering; van den Heer K. A. Nolthenius te Breukelen, eennbsp;legaat van ƒ400, van den Heer J. F. Dietz te Zutphennbsp;een van ƒ 500, en bovendien een van gelijk bedrag vannbsp;„iemand nit Amsterdam, die in zpn leven de instellingnbsp;steunde,” ons geworden door tusscbenkomst van den Heernbsp;Otto van der Vies, wiens naam ons hier den stichternbsp;en ijverigen bevorderaar nog eens voor den geest roept,nbsp;aan wiens nagedachtenis het verslag van 1876 een woordnbsp;van dankbare hulde bracht.

Hit die verschillende bronnen vloeide aan het kapitaal-fonds de som van / 4695 toe : straks zullen de renten, die het genoemde fonds afwerpt, tot ƒ2000 ’sjaars gestegen zijn. Zoodoende kan het evenwicht behouden blijven,nbsp;ook bij eenige vermindering der jaarlijksche bijdragen,nbsp;die, trots de ijverige bemoeiingen der locale commissiënnbsp;niet te keeren schijnt. In verband hiermede was hetnbsp;zeker een gelukkige gedachte van eenige begunstigers, —nbsp;niet willende, dat met hunnen dood hunne bijdragen zoudennbsp;vervallen —, een klein legaat voor de Instelling te bestemmen. Wij waardeeren dit in hooge mate. Om vastenbsp;grondslagen voor het duurzaam bestaan onzer stichtingnbsp;te verkrijgen , is ons in het algemeen niets meer ge-wensoht, dan de wisselvallige inkomsten der jaarlijkschenbsp;bijdragen in renten van kapitaal geconverteerd te zien.nbsp;Moge het gegeven voorbeeld navolging vinden !

Is de finantiëele toestand onzer stichting niet ongunstig te noemen, wij gelooven recht te hebben, ze voortdurendnbsp;in de liefdadigheid onzer landgenooten aan te bevelen.nbsp;Immers ligt het volkomen in onze macht, haren nuttigennbsp;werkkring verder en verder uit te breiden. In onze beperkte middelen liggen daarvoor nog altpd de grenzen.nbsp;Wij veroorloven ons hierbij, tot Hen, die onze Instelling

-ocr page 32-

24

met een legaat zouden willen begunstigen, het verzoek te richten, zich daarbij van de officiëele benaming vannbsp;Nederlandsch Gasthuis voor Ooglyders te willen bedienen.nbsp;De misschien wat weidsch klinkende naam, bij de opnbsp;richting tot juiste kenschetsing gekozen, heeft in hetnbsp;gewone spraakgebruik plaats gemaakt voor dien vannbsp;oogenhuis of ook wel blindenhuis, in zooverre niet tennbsp;onrechte als wij ook blinden opnemen, — wanneer de hoopnbsp;bestaat, ze van hun blindheid te genezen. Langen tijdnbsp;leverde het bezigen dier namen geen bezwaar. De aanwijzing, wanneer ook minder nauwkeurig, liet omtrent denbsp;bedoeling van den testateur geen twijfel over. Maar sedertnbsp;eenige jaren is naast onze instelling een Utrechtschenbsp;werkinrichting voor blinden verrezen, en bij het bezigennbsp;der niet officiëele benaming zijn verwarring en twijfelnbsp;niet uitgebleven. Wij verheugen ons over den bloei diernbsp;inrichting en stellen hare bemoeiingen op hoogen prijs,nbsp;maar achten ons toch verplicht te waken, dat voor onzenbsp;instelling bestemde giften en legaten niet ten bate diernbsp;werkinrichting komen.

Wij eindigen met een woord van oprechten dank aan allen , die op eenigerlei wijze de instelling steunden ennbsp;tot haren bloei bijdroegen. Zij blijve hunnen liefdadigennbsp;zin, zooals dien onzer landgenoten in het algemeen,nbsp;aanbevolen.

-ocr page 33-

STATISTIEK der oogziekten, voorgekomen in het Nederlandscli Gasthuis voor Ooglyders van dennbsp;1 Januari 1877 tot den 1 Januari 1878 bijnbsp;1939 lijders.

Ophthalmia catarrhalis..... 136

„ nbsp;nbsp;nbsp;granulosa..........51

„ nbsp;nbsp;nbsp;blennorrhoïca........ 2

„ nbsp;nbsp;nbsp;purulenta neonatorum...... 4

„ nbsp;nbsp;nbsp;diphtherina ......... 1

Trachoma..............69

Ophthalmia scrophulosa.........158

Panophthalmia............. 2

Kerato-malacia ..... .... nbsp;nbsp;nbsp;2

Sphacelus corneae ........... 3

Ulcus cum hypopyo . ........ . nbsp;nbsp;nbsp;19

Ulcus corneae (keratitis) .........34

Irido-keratitis . nbsp;nbsp;nbsp; 1

Prolapsus iridis..... 2

Synechia anterior....... 13

Keratitis diffusa ............10

Maculae corneae............98

Leucoma ........... 40

Staphyloma corneae et staphyloma scleroticae anterius 14

Cornea conica ............. 1

Kyklitis..... 3

Iritis ......... 20

Fistula corneae ......... 2

-ocr page 34-

26

Synechia posterior nbsp;nbsp;nbsp;18nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Atresia papillae en irido-chorioiditis nbsp;nbsp;nbsp;.....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18

Irideremia............ • nbsp;nbsp;nbsp;1

Sclerotitis anterior en episcleritis...... 5

Cataracta senilis ...... 90

„ congenita...........12

pyramidalis.......... 1

„ diabetica . nbsp;nbsp;nbsp; 1

„ secundaria ........... 10

„ mollis . nbsp;nbsp;nbsp; 11

„ traumatica nbsp;nbsp;nbsp;r •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5

Aphakia..... 84

Luxatio lentis...... 4

Obscuratio corporis vitrei.........12

Retinitis (apoplectica, luëtica) . nbsp;nbsp;nbsp;...... 3

„ e morbo Brightii ........ 5

„ pigmentosa (hemeralopia) ..... nbsp;nbsp;nbsp;7

Neuritis optica nbsp;nbsp;nbsp; .......... 7

Solutio retinae nbsp;nbsp;nbsp; .......... 17

Mergvlammen nbsp;nbsp;nbsp;............nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Chorioiditis....... 38

Glaucoma .............. nbsp;nbsp;nbsp;11

Amblyopia congestiva nbsp;nbsp;nbsp;21

„ nbsp;nbsp;nbsp;et amaurosis cum papilla alba ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;39

„ nbsp;nbsp;nbsp;gravidarum.......... 1

Buphthalmos ............¦ nbsp;nbsp;nbsp;3

Atrophia bulbi ........ .... nbsp;nbsp;nbsp;36

Microphthalmos ..... ...... nbsp;nbsp;nbsp;4

Spasmus clonicus palpebrarum . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Tumor orbitae.......... 1

Anophthalmos...... 32

Traumata ......... 34

Corpora aliena....... 38

-ocr page 35-

27

Paresis muscularis (strabismus paralyticus, ptosis

paralytica et mydriasis paralytica)......3

Strabismus .............. nbsp;nbsp;nbsp;50

Nystagmos nbsp;nbsp;nbsp; 10

Ptosis............. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4

Entropion en dystichiasis. nbsp;nbsp;nbsp; 14

Ectropion ............. .19

Symblepharon..............5

Abscessus palpebrae............3

Blepharadenitis.............51

Tumor cysticus.............1

Dacryocystitis (obstructie ductus lacrymalis) ... nbsp;nbsp;nbsp;52

Exanthema faciei et palpebrarum.......2

Dolor oculi . nbsp;nbsp;nbsp;............. 1

Asthenopia accommodativa........• nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15

Myopia ................122

Presbyopia...............243

Hypermetropia. nbsp;nbsp;nbsp;............nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;185

Astigmatismus. .............51

Anisometropic .............. 31

Lupus faciei . nbsp;nbsp;nbsp; ......nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2

Pterygium............... 2

Herpes zoster trigemini........... 3

Epithelioma............... 1

Atrophia retinae ......... ... nbsp;nbsp;nbsp;3

Neoplasma conjunctivae et nbsp;nbsp;nbsp;bulbi...... 2-

Protrusio bulbi.............2

Abscessus orbitae............

Paresis oculo-motorii ..........6

Coloboma chorioideae..... 1

Coloboma iridis congenita...... 1

Daltonismus............... I

Herpes corneae....... ...... nbsp;nbsp;nbsp;1

-ocr page 36-

28

Cyste in de oogkamer ...... 2

Polypus conjunctivae...........1

Carbunculus malignus ........... 1

Tumor oculi..............4

Ectasia corneae......... 1

Ophthalmia sympathica.......... • nbsp;nbsp;nbsp;1

Emholia art. centralis retinae..... . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

Paralysis nervi facialis...........1

Gekeurd voor spoorwegen..........165

-ocr page 37-

KUNSTBEWERKINGEN.

Extractie van cataract nbsp;nbsp;nbsp;49

liineair-extractie . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦.........8

Punctie van cataract.......... . nbsp;nbsp;nbsp;17

Nastaar-operatie...... 6

Iridectomië......... 57

Staphyloma-operatie nbsp;nbsp;nbsp;............12

Symblepharon ..............3

Tenotomie ...............26

Entropion-operatie..... 30

Exstirpatio bulbi...... 31

Kapselklieving.......... 2

Iridotomie..... 8

Verwijdering van cyste der oogkamer.....1

Vorlagerung ........ 1

Blepharopnymosis. nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 6

Resectio ................1

Huidtransplantatie......... 1

Pastiscbe operatie....... 10

269

-ocr page 38-

30

IN 1877 B IJ GEKOMEN.

STICHTERS-BESTÜURDERS.

De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. U trecht.

STICHTERS.

’s Hage. id.

Maarssen.

Leeuwarden.

id.

Mevr. de wed. Burgerhoudt geb. Jochems. J. de Potter.

N. W. door tusschenkomst van Prof. Loncq. Mr. P. Kymmell.

Jhr. Mr. Ae. van Boelens van Eysinga.

BEGUNSTIGERS.

De Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen. Utrecht.

D. Koert. nbsp;nbsp;nbsp;id.

Dr. D. Pijzel. nbsp;nbsp;nbsp;Amersfoort.

G. J. Verweij. nbsp;nbsp;nbsp;Wijk bij Duurstede.

Arnhem.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

id.

Apeldoorn.

Bennekom.

id.

Gemert.

J. F. Blauw.

Jhr. Mr. L. W. A. Schuurbeque Boeije.

Mevr. de Wed. H. K. Boonen.

A. J. van Delden.

J. H. Donker Curtius.

F. J. Eijken Sluiters.

J. A. van Heloma.

A. W. Huidekoper.

A. Lens. ü. Nortier.

Jhr. H. van Eeigersberg Versluijs.

Dr. O. P. van Tienhoven.

H. A. F de Vogel.

Meerman.

Mevr. van den Berg Taats geb. van Doesburg. Mej. G. D. W. van Doesburg.

Everard Scheidius.

-ocr page 39-

31

Dames Mouw.

Mevrouw Hofkes.

Jhr. H. L. P. Hovij.

Mr. J. Pb. Verloren.

Mevr. de Wed. A. B. van der Vies.

Otto van der Vies.

Mevr. de Wed. Croockewit Beijnen.

M. Volkrijk Liebert.

G. J. Sprenger.

Baronnesse Douairière Sehiramelpenninck van der Oije van Hoevelaken.

Ds. H. M. G. Koolhaas.

J. Potter.

Dr. D. L. van Welij.

Mr. J. C. de Koek van Leeuwen.

Dr. H. van Capelle.

Mevr. de Wed. H. W. Oijen-Neijs.

Mr. W. Wijnaendts.

Douairière Klerck geb. Hogendorp.

Mevr. de Wed. Breijtspraak.

Douairière van Andringa de Kempenaer.

Nijkerk.

Velp.

Zutphen.

id.

Amsterdam.

id.

IJselstein.

Middelburg.

id.

's Hage. id.nbsp;id.nbsp;id.nbsp;id.nbsp;id.nbsp;id.nbsp;id.nbsp;id.

Arnbem.

Leeuwarden.

-ocr page 40- -ocr page 41-

AANGAANDE HET ONDERZOEK

VAN HET

GEZICHTSVERMOGEN

HET EBESONBEXi

DER

Maalsctailj tot Ixploitatie vai Staatsspoofweien

HITGEBRACHT DOOK.

F. C. DONDERS.

-ocr page 42- -ocr page 43-

Aan den Heer Directeur-Generaal der Maatschappij tot Exploitatienbsp;van Staatsspoorwegen,

Reeds in October 1876 werd door Dr. M. J. Bouvin rapport uitgebracht over bet onderzoek van het gezichtsvermogen bij het personeel der lijn Utrecht—Boxtel,nbsp;waartoe hij de eer had gehad door ü, als Directeur-Generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, te worden uitgenoodigd. Dat onderzoek,nbsp;waaraan ik niet geheel vreemd gebleven was, had innbsp;het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglyders alhier plaatsnbsp;gevonden en moest als proeve strekken ter beoordeeling,nbsp;wat in betrekking tot het onderzoek bij het personeelnbsp;van het geheele net, door de Maatschappij geëxploiteerd,nbsp;zou kunnen en moeten worden gedaan. Na gehoudennbsp;overleg werden nu een 12tal artsen en oogartsen doornbsp;U uitgenoodigd, zich, ieder op een bepaalde lijn, metnbsp;het onderzoek van het gezichtsvermogen van het personeel te willen belasten.

1

-ocr page 44-

De bedoelde Heeren zijn:

Dr. Middelburg, te Leeuwarder. De Heer Hamer, te Franeker.

Dr. Mulder, te Groningen.

Dr. Kr os, te Zwolle.

De Heer Gewin, te Delden.

Dr. Maats, te Arnhem.

Dr. K u ij p e r, te ’s Hertogenbosch. Dr. Haffmans, te Roermond.

Dr. van Kleef, te Venlo.

Dr. Gori, te Breda.

Dr. van Moll, te Rotterdam.

Dr. Fokker, te Goes.

Allen zonder uitzondering verklaarden zich bereid, op de door den Directeur Generaal gestelde voorwaardennbsp;die taak te aanvaarden.

Ten einde aan bet onderzoek met deugdelijkheid de gewenschte gelijkvormigheid te verzekeren, werden methoden vastgesteld, die, nauw zich sluitende aan hetnbsp;herkennen der seinen, zoowel de afwijkingen der refractie,nbsp;als de graden van gezichtsscherpte en het kleuronder-scheidingsvermogen in cijfers bepaalden, vergezeld vannbsp;de noodige toelichting (bijlage II). Tevens werd hetnbsp;model ontworpen voor staten, waarop de bij ieder individu verkregen uitkomsten, voor ieder oog afzonderlijk,nbsp;zouden worden ingevuld (bijlage I), terwijl ik mij voorbehield, uit die gegevens, zooveel noodig na persoonlijknbsp;onderzoek, de conclusie te trekken omtrent de geschiktheid en , in verband daarmede, de noodige voorstellen tenbsp;doen aan den Directeur Generaal, Op deze wijze zounbsp;voor het geheele personeel dezelfde maatstaf wordennbsp;aangelegd.

-ocr page 45-

Het onderzoek liep regelmatig af iti de daarvoor gestelde maanden Maart, April en Mei, zonder, zoover mij kekend is, wezenlijke bezwaren te hebben opgeleverd, ennbsp;uit de ingekomen staten bleek, dat de genoemde Heerennbsp;zich in het algemeen met kennis en nauwgezetheid vannbsp;hunne taak hadden gekweten.

Met inbegrip der lijn Utrecht—Boxtel, waarvan het personeel vroeger door Dr. B o u v i n werd onderzocht,nbsp;liepen de staten over 2203 personen en wel over 1812nbsp;mannen en 391 vrouwen. Onder medewerking van Dr.nbsp;Bouvin werden de aanteekeningen omtrent ieder persoon nauwkeurig overwogen, waarvan het resultaat was:nbsp;dat 2051 werden geacht voor de dienst geschikt te zijn ,nbsp;terwijl omtrent 152 twijfel of zelfs zekerheid van ongeschiktheid bestond. In overleg met den Directeur Generaal werden deze 152 personen, waarvan 13 vrouwen,nbsp;achtereenvolgens in het Nederlandsch Gasthuis voor oog-lijders, onder medewerking van Dr. Bouvin, aan eennbsp;hernieuwd onderzoek onderworpen.

Bij dit onderzoek werden dezelfde normaal-methoden gebezigd, die aan de met de keuring belastte artsen ennbsp;oogartsen waren voorgeschreven. Naar de gewone methode werd de refractie van het oog bepaald en, innbsp;verband daarmede, de gezichtsscherpte. Zooals die vóórnbsp;jaren werd aanbevolen en algemeen ingevoerd, leidt zijnbsp;tot eene numerieke bepaling zoowel van de gezicbts-scherpte als van de ametropie (myopie, hypermetropicnbsp;en astigmatisme) , die aan alle eischen ook voor denbsp;keuring voldoet: te dien aanzien werd hoogst zelden eennbsp;wezenlijke afwijking gevonden van hetgeen, blijkens denbsp;staten, bij het eerste onderzoek was geconstateerd. Mijnnbsp;streven was geweest, om thans ook in betrekking totnbsp;het kleuronderscheidingsvermogen eene numerieke bepa-

-ocr page 46-

ling in te voeren. Daartoe moest de voorgeschrevene normaal-methode dienen. Zij gaat uit van het vroegernbsp;reeds geconstateerde feit, dat het vermogen, om een bepaalde kleur te onderscheiden, toeneemt met de lichtsterkte, met de saturatie der kleur en met de groottenbsp;van het netvliesheeld, Elk dezer variabelen zou aan eennbsp;quantitatieve bepaling kunnen worden dienstbaar gemaakt.nbsp;Om verschillende redenen, bepaaldelqk, omdat zij te radenbsp;gaat met de distantie, waarop gekleurde voorwerpen vannbsp;zekere uitgebreidheid moeten worden gezien, verdient denbsp;laatste, namelijk, de grootte der netvliesheelden, denbsp;voorkeur. Deze is evenredig aan de grootte m van hetnbsp;voorwerp, en omgekeerd evenredig aan zijn afstand dnbsp;van het oog. Is D nu de afstand, waarop het normalenbsp;oog de kleur hij = 1 (d, i van voorwerpen van 1nbsp;mm. middellqn) onderscheidt, zoo wordt

en

K -1- nbsp;nbsp;nbsp;- rL

D — \m ' bJ ,

m

Deze L wordt direct hij de waarneming gevonden. Wordt de kleur herkend van een voorwerp van 1 mm. middellijn,nbsp;M zrr 1 , op een afstand van 5 Meters, d — b, zijndenbsp;de gewone waarde van D voor het normale oog, dannbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5

is L = ^ nbsp;nbsp;nbsp;= 1, Wordt een voorwerp van 3

mm. middellijn op 3 meters gevorderd, dan is 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 _

5;

kk = i ¦ 4 •

g -g- = een voorwerp van 60 mm. mid-

100


1

enz.

dellijn op 100 Meters, dan is L = ^ g — g

’tZal praktisch zijn zich aan L te houden, waarbij men zich slechts te herinneren heeft, dat L = IXK.

-ocr page 47-

Naar deze methode werd, bij alle onderzochte personen, door tal van proeven binnenskamers het kleur-onderscheidingsvermogen bepaald, — en wel bij opvallend en bijnbsp;doorvallend licht, resp. beantwoordende aan het herkennen der seinen bij dag en bij nacht.

foor opvallend licht diende het gewone heldere daglicht. Kon niet altijd over gelijke helderheid worden beschikt,nbsp;dan geschiedde de reductie naar den afstand , waarop denbsp;onderzoeker zelf, die een normaal onderscheidingsvermogen behoort te bezitten, de kleuren herkende. Ahnbsp;doorvoMend licht diende bij zwakke dagverlichting dernbsp;kamer (gelijkstaande met schemerlicht), het licht eenernbsp;standaardkaars, al of niet gekleurd door het roode ofnbsp;groene glas der seinlantaarns. De inrichting was zoonbsp;getroffen, dat niet slechts de middellijn van het verlichtenbsp;vlak (een opening in een ondoorschijnend scherm), maarnbsp;ook de graad van verlichting kon worden gewijzigd,nbsp;eene noodzakelijke voor waarde, omdat bij onvolkomennbsp;kleuronderscheidingsvermogen de aanwijzing vooral in denbsp;lichtsterkte gezocht wordt.

Met deze normaal-methode, bij het eerste onderzoek gevolgd, werden nu verder alle hulpmiddelen verbonden,nbsp;die ter beoordeeling van het kleuronderscheidingsvermogen de wetenschap aan de hand geeft, — van hetnbsp;assortiment sajetsoorten in alle kleuren, tot de draaischijfnbsp;van Maxwell, de contrastkleuren van Stilling, de methodenbsp;van Holmgren, de drukproeven van Stilling en de complementaire kleuren door dubbelbreking en polarisatie.nbsp;Kunnen deze methoden den graad der stoornis niet innbsp;cijfers aanwijzen, ze hebben ieder haar eigenaardig voordeel en kunnen vrijwaren tegen meer of minder toevallignbsp;raden uit bijkomende eigenschappen, dat bij de normaal-methode eerst door genoegzame herhaling met doelmatige

-ocr page 48-

afwisseling der proeven wordt uitgesloten. Vooral de kleur op kleur gedrukte letters van Stilling, die bij eenenbsp;aan den graad der stoornis geëvenredigde verlichtingnbsp;geheel onzichtbaar big ven, sluiten gissen en raden tenbsp;eenenmale uit: ik zou ze pseudo-isochromatische willennbsp;noemen. Overigens, als controle gebruikt, leverden al dienbsp;methoden het bewijs, dat de voorgeschreven normaal-methode, goed aangewend, met het voordeel, van dennbsp;graad der stoornis in cijfers te leeren kennen, volkomennbsp;betrouwbaarheid vereenigt.

In al de door ons onderzochte gevallen kwamen zwakke percepties van rood en van groen, die zich dan beidennbsp;als grijs kunnen vertoonen, vereenigd voor. Zij kunnennbsp;dan met elkander en met grijs worden verward. Voornbsp;groen is de gevoeligheid dan doorgaans nog kleiner dannbsp;voor rood. Eigenlijke blauwblindheid hebben wij niet gezien.

Onze normaal-methode sluit zich zooveel mogelijk aan de seinen, die bij de dienst op de spoorwegen moetennbsp;worden gezien en onderscheiden: de gezichtsscherpte,nbsp;in gevallen van ametropie met en zonder corrigeerendenbsp;glazen, geeft direct de aanwijzing omtrent het zien vannbsp;seinen in het algemeen en het herkennen der handseinen,nbsp;en de graad van kleur-onderscheidingsvermogen, bij welksnbsp;bepaling de factor van afstand is opgenomen, schijnt eennbsp;besluit omtrent het onderscheidingsvermogen op het terreinnbsp;voldoende te wettigen Maar het kwam mij toch geradennbsp;voor, de binnenskamers verkregen aanwijzingen aan denbsp;uitkomsten van een vergelijkend onderzoek op het terreinnbsp;te toetsen.

De Directeur-Generaal stelde mij daartoe in de gelegenheid, met veertien door mij uitgezóchte personen op de halte aan de lunetten bij dag en bij avond te vereenigen

-ocr page 49-

en benevens toereikend dienstpersoneel de noodige hulpmiddelen te mijner beschikking te stellen. Bij het onderzoek, waaraan ook weder Dr. Bouvin deel nam, zag ik mijnbsp;bovendien vereerd door de tegenwoordigheid van den Heernbsp;Directeur-Generaal en van de meeste heeren, tot de algemeenenbsp;dienst beboerende, die ook door het herhaalde bij wonennbsp;van het onderzoek in het Nederlandsch Gasthuis voor oog-lijders reeds van hunne belangstelling hadden doen blijken.

Het onderzoek bij dag bestond in het vertonnen der seinvlaggen , zoowel gebruikte als nieuwe, van den opge-rolden vlaggestok en van verschillende handseinen, eerstnbsp;op den afstand van 500 meters, vervolgens op dien vannbsp;250, van 200 en van 100. De te onderzoeken personennbsp;werden allen te gelijk op twee rijen geplaatst, ieder metnbsp;een potlood en een blad van briefkaarten-papier voorzien,nbsp;waarop hun naam stond, benevens de nummers der seinen,nbsp;die achtereenvolgens zouden worden gegeven. Na elknbsp;sein, waarvan nu het nummer werd uitgeroepen, werdnbsp;een pauze gelaten van een half tot één minuut, waarinnbsp;met een enkel woord het geheschen sein achter het nummer moest worden aangeteekend. Na iedere reeks werdennbsp;de kaarten opgehaald en eene langere pauze toegestaan ,nbsp;alvorens de volgende reeks begon. De dag was gunstig.nbsp;Aanvankelijk was er eön spoor van regen, en nu kon mijnbsp;en anderen aanwezigen op den afstand van 500 metersnbsp;een enkel handsein ontsnappen, terwijl alle overige seinennbsp;volkomen duidelijk waren en meer leverden dan het normalenbsp;oog behoefde. Spoedig verdween het spoor van regen ennbsp;volgde een bedekte maar heldere lucht, zeker de gunstigste voorwaarde voor het herkennen der seinen.

Het onderzoek bij avond had op gelijke wijze plaats. De proeven , begonnen te 8'l-2 en geëindigd te 10'/2 ure,nbsp;geschiedden onder de gunstigste omstandigheden, bij helder

-ocr page 50-

weder, zonder maanlicht. Hier werden de gewone sein-lantarens, groot en klein model, achtereenvolgens op 125, 250, 375 en 500 meters vertoond, en wel afwisselendnbsp;met sterker en zwakker licht, ten einde in lichtsterkte geennbsp;criterium te geven van de kleur, een criterium, dat altijdnbsp;bedriegelijk blijft, omdat de doorschijnendheid der luchtnbsp;varieert en de lantaarns niet altijd even helder branden.nbsp;Ook met de wissellichten werden eenige proeven genomen;nbsp;maar de uitkomsten meen ik, als onvoldoende, te moetennbsp;achterwege laten: zooveel is gebleken, dat er een goednbsp;gezichtsvermogen gevorderd wordt, om alle standen dernbsp;wissellantaarns op een distantie van 200 meters snel ennbsp;zeker te herkennen.

De uitkomsten van het onderzoek zijn samengevat in tabellen, die, als bijlage III, aan dit rapport zijn toegevoegd. Ieder blad draagt het nummer der reeks, aan hetnbsp;hoofd de namen der onderzochte personen, in de eerste kolomnbsp;de seinen, zooals zij door D r. B o u v i n zijn opgeteekend,nbsp;en in een volgende kolom, voor ieder afzonderlijk, alle onjuiste of ontbrekende gevallen. Waar het sein juist werdnbsp;aangegeven, is de kolom met een . voorzien. Het overzicht is zoodoende gemakkelijk.

In het algemeen beantwoordden de resultaten aan hetgeen het onderzoek binnenskamers had doen verwachten. Wie hier was te kort geschoten, was ook niet in staat,nbsp;aan de eischen op het terrein te voldoen. De verwachting , door velen uitgesproken, dat op het terrein hetnbsp;onderkennen der kleuren hun geen bezwaar zou opleveren,nbsp;werd alzoo door de uitkomst gelogenstraft. Het bleeknbsp;alleen, dat verminderde gezichtsscherpte, die het zien dernbsp;handseinen al spoedig belemmerde, aan het onderkennennbsp;der kleuren, vooral van die der seinlantaarns, betrekkelijknbsp;weinig afbreuk deed.

-ocr page 51-

9

De kennis, die de vergelijking der uitkomsten binnens kamers en op het terrein had opgeleverd, werd nu tennbsp;gronde gelegd aan de heoordeeling der gevallen, die nietnbsp;op het terrein waren onderzocht. Buiten het cijfer dernbsp;normaal-methode werden in twijfelachtige gevallen ooknbsp;de uitkomsten der verschillende bijkomende onderzoe-kingswijzen in aanmerking genomen. Hierop zijn dannbsp;de conclusies gegrond, die in de volgende staten vermeldnbsp;zijn, waarin wij achtereenvolgens het personeel van denbsp;dienst van het Mouvement, van Weg en Werken en vannbsp;Tractie en Materieel opnemen. Bijlage IV.

De staten behoeven weinig toelichting. De vier eerste kolommen geven slechts het nummer, den naam der personen, den leeftijd en de betrekking, die zij vervullen. Innbsp;de 5e kolom zijn de naam van den arts, die het eerste onderzoek verrichtte, en het nummer, waaronder zij op zijnnbsp;staten voorkomen, aangegeven. Voorts zijn in woorden,nbsp;die wel geen verklaring behoeven, de gezichtsscherpte ennbsp;het kleuronderscheidingsvermogen opgenomen, waarop dannbsp;in de volgende kolom de conclusie volgt. De aanmerkingen der laatste kolom hebben betrekking op herkeuring,nbsp;behandeling enz.

Omtrent de conclusie wensch ik nog het een en ander toe te voegen.

Hier komen tal van termen voor.

Geschikt noemen wij dengene, wiens gezichtsscherpte en kleuronderscheidingsvermogen op beide oogen weinignbsp;of niets te wenschen overlaten.

Voldoende is hij, die, hoezeer in het onderkennen van kleur of vorm reeds onvolkomen, naar ons oordeel denbsp;veiligheid nog niet in gevaar hrengt. De dienst vannbsp;machinist, aan wien de hoogste eischen moeten wordennbsp;gesteld, zou echter aan een zoodanige niet mogen worden

-ocr page 52-

10

toevertrouwd. In de conclusie komt dan ook enkele malen voor: voldoende, maar ongeschikt als machinist.

Enen voldoende hebben wij genoemd, waar de minste achteruitgang de grenzen zou overschrijden en herkeuringnbsp;dus noodzakelijk is.

Herkeuring hebben wij verder wenschelijk geacht, waar het gezichtsvermogen op een der o ogen hoogst gebrekkignbsp;is en waar afwijkingen werden gevonden, die in dennbsp;regel progressief zijn, zooals hooge graden van bijziendheid , verduistering der lens enz. Van deze vindt mennbsp;een afzonderlijken staat, als bijlage V.

Onvoldoende nu is zeker het gezichtsvermogen van hen, die op 200 meters en minder nog aan vergissing blootstaan , ten aanzien van vlaggen en handseinen, bij dag,nbsp;en van lantaarns, bij avond. Zij zouden wellicht nognbsp;voor sommige diensten kunnen worden gebezigd.

Ongeschikt, in ahsoluten zin, noemden wij hen, die op een afstand van 100 meters en minder blootstaannbsp;aan het niet herkennen van roode vlaggen en roodenbsp;lantaarns.

Behandeling hebben wij vermeld, waar zij beloofde eenig resultaat op te leveren. Van deze werd een staatnbsp;(bijlage VI) opgemaakt en aan het verslag toegevoegd.

Brillen hebben wij alléén voorgeschreven, waar zij dringend gevorderd werden. Waar het geschiedde, isnbsp;het gezichtsvermogen zonder bril onvoldoende te achten.

Op de van de geneesheeren ontvangen staten komen nog vele gevallen voor, waarin blijkbaar brillen gevorderd werden, zonder dat wij noodig achtten, ze hier tenbsp;onderzoeken. Van die personen is een afzonderlijke staatnbsp;(bijlage VII) bij het rapport gevoegd. Waar het gebruiknbsp;van brillen is voorgeschreven, moge stipt worden toegezien, dat aan het voorschrift te allen tijde voldaan

-ocr page 53-

11

worde, en het overschrijden daarvan behoort, mijns inziens, met straf bedreigd te zijn.

Bovenstaande conclusies hebben alleen betrekking tot het personeel, dat in werkelijke dienst is bij de Maatschappij. Voor hen, die verlangen bij de Maatschappij innbsp;dienst te treden, moeten de eischen hooger gesteld worden.nbsp;Men is namelijk gerechtigd aan te nemen, dat bij onvolkomen gezichtsvermogen het gevaar voor de veiligheid innbsp;den aan vang het grootste is en door oefening en door langdurige ervaring tot in zekere mate wordt geneutraliseerd.

Vele schijnen de taak, om over de te stellen eischen te oordeelen, gemakkelijk te achten. Mijnerzijds aarzelnbsp;ik niet te verklaren, dat, na mij geruimen tijd zoowelnbsp;practisch als theoretisch ernstig met het onderwerp tenbsp;hebben bezig gehouden, de beslissing omtrent geschiktheidnbsp;mij vaak nog in verlegenheid brengt. Het bezwaar zounbsp;grootendeels zijn opgeheven, wanneer men voor beidenbsp;oogen met normale refractie volmaakte gezichtsscherptenbsp;en volmaakt kleuronderscheidingsvermogen wilde vorderen; maar hiermede zou men onbillijk worden jegensnbsp;de Maatschappijen en niet minder jegens het personeel,nbsp;dat bij haar in dienst is. Door dien eisch zou meer dannbsp;] ö^/o van het personeel worden uitgesloten. Het is dus denbsp;vraag, waar de grenzen liggen voor de toelating, en vannbsp;deze heb ik getracht mij rekenschap te geven en ze naarnbsp;mijn beste weten toe te passen. Zoo moge dit verslagnbsp;dan ook beschouwd worden als een richtsnoer, hoe metnbsp;het aanwezig personeel te handelen, wat ik aan hetnbsp;praktische inzicht en den wijzen zin der Directie,nbsp;die over de bijzondere eischen voor de verschillendenbsp;diensten op het terrein beter kan oordeelen dan ik,nbsp;moet overlaten. Mijn rapport zal haar in elk gevalnbsp;kunnen leeren, voor welke diensten de personen, die

-ocr page 54-

12

niet als ongeschikt worden weggezonden, nog het meest bruikbaar zijn.

Ik eindig met den Heer Directeur-Generaal dank te zeggen voor het in mij gestelde vertrouwen. De belangstelling, eenmaal bij mij opgewekt, zal levendig blijven,nbsp;tot ik mij zal in staat gevoelen mede te werken tot hetnbsp;ontwerpen van een reglement, dat de eischen voor elkenbsp;dienstbetrekking bij het Spoorwegwezen nauwkeurig vaststelt. Ik zal mij gelukkig achten iets te kunnen bijdragen ,nbsp;om het hoofddoel van genoegzame veiligheid te helpennbsp;bereiken, zonder het belang der Maatschappijen en zonder meer dan noodig dat van het personeel te krenken.

Utuecht, 1 Augustus 1877.

F. C. DONDERS.

-ocr page 55-

Bijlage I.

tscliajipij lot Eiploitatie vao

STATISTIEK VAN DE KEDKINS VAN HET GEZICHTSVERMOGEN.

Opgemaakt door

Geneesheer te

PERSONEEL VO OEN OIENST VAN.....

Opgezonden aan het Centraal Bureau

187

den

i) Onderscheiden in n. mouvement, h. weg en werken, c tractie en materièel.

-ocr page 56- -ocr page 57- -ocr page 58-

Bijlage ÏI.

Instructie voor de Artsen.

Toelichting big de tabellen (Bijlage I) en verdere aanwijzingen

Kolom 1, 2, 3, 4 en 5 behoeven geene toelichting.

Kolom 6. Elk oog wordt afzonderlijk onderzocht en de uitkomsten van rechter oog U en van linker oog Lnbsp;op een afzonderlijke lijn vermeld. De onderlinge afstandnbsp;der lijnen regelt zich naar de uitgebreidheid der Aanmerkingen in kolom 11.

Kolom 7, 8 en 9. De gezichtsscherpte wordt met de letterproeven van Snellen liefst op een afstand van 6nbsp;meters bepaald, eerst zonder glas (7), vervolgens metnbsp;glas (9), waarbij men tevens de refractie (8) leert kennen.nbsp;De letterproeven hangen in het volle licht; de onderzochtenbsp;personen zijn zooveel mogelijk van het licht afgekeerd,

Kefractie wordt met de gewone verkortingen aangeduid :

E Emmetropie, M Myopie, H Hypermetropie (manifeste) , Ash en Asm hypermetropisch en myopisch Astigmatisme.

Kolom 10. Bij het onderzoeken op kleuronderscheidings-

-ocr page 59-

18

vermogen behoort gelet te worden op de grootte der gekleurde voorwerpen: onder betrekkelijk kleinen gezichtshoek moet de kleur worden herkend. Voor opvallend licht wordt het gebruik aanbevolen van ronde stukjes bloempapier ter grootte van 1 m.m. (ook grootere bij bestaandenbsp;stoornis). Ieder stukje wordt afzonderlijk op een lapjenbsp;zwart fluweel geplakt. Die lapjes blijven gemakkelijknbsp;kleven op een grooter stuk fluweel, waarop zoodoende denbsp;ronde stukjes bloempapier één voor e'én kunnen vertoondnbsp;worden. Bij goede verlichting herkent het normale oognbsp;de kleuren dier stukjes van 1 m.m. middellijn op eennbsp;afstand van meer dan 5 meter. Voldoet hieraan het oog,nbsp;dan kan het kleuronderscheidingsvermogen als normaalnbsp;worden opgeteekend. Voldoet het daaraan niet, dan laatnbsp;men den persoon naderen en neme zoo noodig nog grooterenbsp;gekleurde oppervlakten.

Van afstand en grootte, evenals van het totaal ontbreken van het onderscheidingsvermogen wordt dan aan-teekening gehouden. De verlichting is van grooten invloed, maar aan dit bezwaar kan men door vergelijking met zijnnbsp;eigen oog te gemoet komen.

Is het onderscheidingsvermogen bij opvallend licht gebleken onvolkomen te zijn, zoo wordt het ook bij doorvallend onderzocht. Daartoe bedient men zich van een zwart plankje met ronde opening, waarover een metalennbsp;plaatje schuift met openingen van l— 15 m.m. middellijn.nbsp;Achter het plaatje bevindt zich een mat glas, beschenennbsp;door een licht, dat op verschillende afstanden kan wordennbsp;geplaatst. Tusschen het matte glas en het metalen plaatjenbsp;kan men een gekleurd glas b. v. het rood en groen glasnbsp;der seinlichten inschuiven.

Bij zwakke verlichting der kamer, gelijkstaande met schemerlicht, herkent het normale oog het roode licht ter

-ocr page 60-

19

grootte van 1 m m. gemakkelijk op den afstand van fS meters , wanneer de vlam eener gewone bougie zich opnbsp;den afstand van 65 cm. van het matte glas bevindt; betnbsp;groen , wanneer die laatste afstand tot op 25 c.m verminderd wordt Bij onvolkomen onderscheidingsvermogennbsp;kan men een grootere opening, sterkere verlichting ennbsp;grootere nabijheid beproeven. De grens, waarbij dan zekernbsp;mocht worden onderscheiden, wordt op de tabel vermeld.nbsp;De methode geeft gelegenheid door wijziging van dennbsp;afstand tusschen de kaars en het matte glas aan rood ennbsp;groen gelijke lichtsterkte te geven, waardoor alle aanwijzing van kleur uit de lichtsterkte wegvalt.

Kolom 11. Aanmerkingen. Tn deze kolom wordt van alle andere stoornissen der oogen, oogleden en oogbewegingen melding gemaakt, bij verminderde gezichtscherptenbsp;tevens van de resultaten van het ophthalmoscopisch onderzoek. Mydriatica mogen niet worden aangewend dannbsp;bij hooge noodzakelijkheid en dan nog zoo sterk verdund,nbsp;dat de werking spoedig voorbijgaat. Bp bestaande stoornissen worde vermeld , of van behandeling herstel of verbetering te wachten is.

Algemeene opmerkingen. Het is raadzaam ieder persoon afzonderlijk te onderzoeken, zonder bijzijn van anderen.

Aan den onderzochten persoon wordt een bewijs gegeven van ondergane keuring, volgens model. Op dit bewijs laat men hem zijne handteekening plaatsen. Aangaandenbsp;het resultaat der keuring wordt in dit bewijs niets vermeld en den belanghebbende ook niets medegedeeld.

-ocr page 61-

20

(De statistieke tabellen worden afzonderlijk naar de diensten, waartoe het personeel behoort, opgemaakt ennbsp;dus gesplitst als volgt:

Statistiek voor het personeel van den dienst van het Mouvement.

„ nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Weg en Werken.

„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Tractie en Materieel.

Telkens na verloop van ééne maand, waarin keuringen hebben plaats gevonden, worden de ingevulde statistiekenbsp;tabellen opgezonden aan het Centraal Bureau der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrechtnbsp;(afdeeling Algemeene Dienst); daarbij wordt gevoegd eenenbsp;nominatieve opgave van het personeel, dat gedurende dienbsp;maand is gekeurd , gesplitst als boven.

Door de zorg van het Centraal Bureau worden de statistieke tabellen aan Dr. E. C. Donders toegezonden.

Het honorarium van /l,— per onderzochten persoon wordt uitbetaald na afloop der geheele keuring.

De hierboven genoemde nominatieve opgaven dienen tot grondslag voor de berekening van het verschuldigde).

-ocr page 62-

Bijlage III.

P R o ü V E N MET

DAG* EN AVONDSEINEN

10 Juli 1877.

Gebruikte Verkortingen.

O.D. Oculus dexter.

0.8. Oculus sinister.

8 = Geziohtsscherpte.

L = De tweede maehtswortel van het kleuronderscheidingsvermogen £:

Lr, voor rood,

Lg, voor groen ,

Lw, voor wit.

E = Emmetropie.

M = Myopie.

Hm = Manifeste Hypermetropie.

Asm = Myopisch Astigmatisme.

Ash = Hypermetropisch Astigmatisme.

Max. = Meridiaan van grootste breking, r rood.nbsp;g = groen,nbsp;w = wit.

bij r, g en w duidt aan, dat het licht klein of flauw was,

P = niet herkend, o = niets opgeteekend.

— beteekenis onduidelijk.

1 links.

-ocr page 63-

22

Verklaring der Wisselseinen Ws.

1° De wissel leidt links.

Des daags. nbsp;nbsp;nbsp;Des nachts.

Witgroen. De wissellantaarn Witgroen. De wissellantaarn vertoont twee ruiten naast elkan- vertoont twee verlichte ruitennbsp;der, de linksche melkwit, de naast elkander, de linkschenbsp;rechtsche groen (schijnbaar melkwit, de rechtsche groen,nbsp;zwart).

2° De wissel leidt rechts.

Des daags.

Groenwit. Alles omgekeerd

van 1^’.

Des nachts.

Groenwit. Alles omgekeerd van 1°.


De wissel ligt op recht spoor.

Des daags.

af. De wissellantaarn vertoont een gewoon glas (schijnbaarnbsp;donker vlak) naar de zijde vannbsp;het hart en

toe. een melkwitte ruit [naar de wisselpunt.


Des nachts.

af De wissellantaarn vertoont gewoon wit licht naar de zijde van het hart ennbsp;toe. een verlichte melkwittenbsp;ruit naar de zijde van de wisselpunt.


De op het terrein onderzochte personen zijn:

I. (n° 22 van Bijlage IV). Conducteur, 37 jaar. O.D. E; S =. Vo.

O.S. M 1.26; S = Vai-

O.D.S. Opvallend licht, Lr en Lg = '/s'

„ Doorvallend licht, Lr en Lg = Vs- D

1) Op de lijsten, betreffende lederen persoon in het bijzonder, komen ook de resultaten voor, met andere onderzoekingswijzen verkregen. Ze z\jn hier achterwege gelaten, omdat, zonder beschrijving der methoden met uitvoerige toelichting, denbsp;betcekenis daarvan niet duidelijk worden kon.

-ocr page 64-

23

II. (n° 44 van Bijlage IV). WimlwaeUer, 34 jaar.

O.D. E; Maculae corneae, S = Vi8lt;

O.S. E; Maculae corneae, S = ®/i8.

O.D.S. Opvallend licht, Lr = “‘“/s, Lg = '/s-„ Doorvallend licht Lr, Lg en Lw — ’/s-

III. nbsp;nbsp;nbsp;(n° 97 van Bijlage IV). EnlpwaoUer, 36 jaar,

O.D. nbsp;nbsp;nbsp;E;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S =.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*/o.

O.S. nbsp;nbsp;nbsp;E;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 =nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%.

O.D.S. Opvallend licht, Lr en Lg = Vs*

„ Doorvallend licht, Lr = ®/6 Lg = Vio-

IV, nbsp;nbsp;nbsp;(n“ 12 van Bijlage IV). Stationschef, 24 jaar.

O.D. nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3,5;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;glazen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘‘/s,, nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;correctie,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ve.

0.8. nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.5;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;glazen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= Veoinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na correctie,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^/e.

O.D.S. Opvallend licht, Lr = quot;’Vas gt; Lg „ Doorvallend licht, Lr = Vs, Lg niet te bepalen, uiterst

gering.

Do proeven met de seinen werden na correctie der M gedaan.

V. nbsp;nbsp;nbsp;(n° 109 van Bijlage IV). Wegwachter, 67 jaar.

O.D. E; Obscuratio corneae, 8 = V24.

O.S. E; Obscuratio corneae, 8 =

Kleuronderscheidingsvermogen, in verhouding tot de gezichts-

scherpte.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;(nquot; 160 van Bijlage IV). Machinist, 34 jaar.

O.D. Ash 1; 8 = Vo ruim.

O.S. Ash levior; S = Vo bijna.

O.D.S. Opvallend licht, Lr = Vs. Lg = Vs-„ Doorvallend licht, Lr = Vs. Lg = Vs*

VII. nbsp;nbsp;nbsp;(n° 147 van Bijlage IV), Machinist, 42 jaar,

O.D. Hm 2 o Ash 0.76. Max. vert.; zonder glazen, 8 = “/is

met glazen, = Vo.

O.S. E; S = Vis.

O.D.S. nbsp;nbsp;nbsp;Opvallend licht, Lr = '-Vio, Lg = Vs.

„ nbsp;nbsp;nbsp;Doorvallend licht, Lr = Vo. Lg = Vs.

-ocr page 65-

24

VIII. nbsp;nbsp;nbsp;(n° 54' van Bijlage IV). Wüselwackler, 19 jaar.

O.D nbsp;nbsp;nbsp;E;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

0.8. nbsp;nbsp;nbsp;Ejnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

O.D.8. Opvallend licht, Lr en Lg = ''Vs-

IX. nbsp;nbsp;nbsp;(n° 142 van Bijlage IV). leerling-machinht, 23 jaar.

O.D. nbsp;nbsp;nbsp;E;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ve-

0.8. nbsp;nbsp;nbsp;Einbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vo.

O.D.8. Opvallend licht, Lr en Lg = ''Vs, op grooteren afstand

grove vergissingen.

„ Doorvallend licht, Lr en Lg =

X. (n° 139 van Bijlage IV). Leerling-machinisl, 18 jaar.

O.D. nbsp;nbsp;nbsp;Einbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 =nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

0.8. nbsp;nbsp;nbsp;Einbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8 =nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.

O.D.S. Opvallend, licht Lr en Lg =

„ Doorvallend licht, Lr en Lg = “/igt;

XI. (n° 51 van Bijlage IV). stationschef, 38 jaar.

O.D. nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.5 Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Asmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.75,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Max. vert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= %gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;correctienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= Vc

0.8. nbsp;nbsp;nbsp;Mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.5 Onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Asmnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.75,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Max. vert. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= Vainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na correctienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= Ve-

O.D.S. Opvallend licht, (met en zonder corrigeerende glazen)

Lr en Lg =

„ Doorvallend licht (met en zonder corrigeerende glazen)

Lr = Vio, Dg = Vs-

XII. (n° 138 van Bijlage IV). Machinist, 44 jaar.

O.D. Hm li 8 = 724. Congestie papillae.

0.8. E; 8 = V24. Congestie papillae.

O.D.S. Opvallend licht, Lr = nbsp;nbsp;nbsp;Dg — Vs-

„ Doorvallend licht, Dr = '‘'Vs, Dg = ^/s.

XIII. (n° 60 van Bijlage IV). Conducteur, 29 jaar.nbsp;O.D. Ash 1. Max. vert.i 8 = V241 niet glas 8 = 7i8'nbsp;0.8. Ash 0.75 i 8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V241 niet glas.

O.D.8. Opvallend licht, Lr = Dg = '‘•V5.

„ Doorvallend licht, Dr = s/,, Dg = V5.

-ocr page 66-

XIV. (n° 46 van Bijlage IV). Haliechef, 40 jaar.

O.D. Hm 4; S = Vse. na correctie = Vis-

O.S. Hm 3.6; S = 5/24, na correctie = Vis gt; enkele letters

van n” 12.

Xleuronderscheidingsvermogen, in verhouding tot de gezichts-

scherpte.

-ocr page 67-

DAGSBINEN.


Serie A, op 500 Meter.


DAGSBIBEN.


Wo.


Seinen.


II


III


IV


VI


VII


VIII


IX


XI


XII


XJll


XIV


10

11

12

13

14 16nbsp;16

17

18

19

20


witte vlag

witte vlag

armen naar boven

groene vlag met witte dop

roode vlag

arm horizontaal

roode vlag

armen naar boven

groene vlag met witte dop

arm horizontaal

groene vlag


g

r

o

o

w

r

w


beweging


blauw rood witnbsp;g witnbsp;blauw

blauw

rood en witnbsp;blauw

rood


wit, zwar te omtreknbsp;P


wdt, zwarte omtrek ?

zwart


r

o

o

o

o

o

o

o

o

o

o


grijs

r

blauw

o


g

r

g

o

o

w


o

blauw

ligt

blauw


ligt

blauw

donker

groen

o


-ocr page 68-

DAGSEIf^EN.

Serie B, «P ^0^ Meter,

DAGSEINEN.

No,

Seinen.

I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

X

XI

XII

XIII

XIV

1

witte vlag

O

¦

.

,

2

armen naar boven

r

?

0

g

g

.

.

g

O

g

3

groene vlag met witte dop

0

rood met wit

wille bal, lioHkere omlr.

0

o

r

O

0

4

armen naar boven

r

ligt rood

?

0

o

0

r P

g

0

r

3

roode vlag

g

P

0

¦

• .

g

6

arm naar boven

0

g

?

0

g

0

vaal

groen

g

0

0

7

roode vlag

P

0

g

0

g

0

g

1. arm. horiz.

w

armen

g

8

armen naar boven

g

0

ligt rood

P

0

o

0

g

r

w

blauw

9

groene vlag met witte dop

armen

rood en wit

wille ba!, donkere omlr.

0

¦

r

armen

10

arm horizontaal

0

0

g

P

0

o

0

¦

0

g

0

0

11

groene vlag met witte dop

1’

2 armen

r

wille bal, donkere omlr.

0

o

r

w

armen

o

12

arm naar boven

g

.

vaal rood

?

0

o

0

blauw

o

g

0

13

roode vlag

w

p

0

0

g

g

w

g

0

14

arm horizontaal

r

0

0

p

0

g

0

0

r

0

o

16

groene vlag

¦

2 armen

P

0

r

r

r

r

bewegen

bovenlijf

o

J6

witte vlag

.

-ocr page 69-

DAG9BINEN,

Serie C, op 250 Meter.

DAGSEINEN.

No.

Seinen.

I

11

III

IV

V

-1--

1

' VI

VII

VIII

IX

1 ^

XI

XIT

XIII

XIV

1

witte vlag

.

.

.

.

2

groene, met witte dop

w

,

blauw en

witte bal

t

arm regts

wit

(omtrekP)

3

arm horizontaal

0

wit in de

g

g

hand

4

roode vlag

.

6

vlag op stok gerold

0

arm

blauw

0

¦Het de arm

2 armen horizont.

blauw

groen en wit

g

r. arm in dehoogte

0

6

groene vlag

.

arm

0

arm regts

.

r

arm uit-

steken

7

rechter arm horizontaal

o

g

g

O

8

groene vlag met witte dop

witte bal (om trek?)

9

armen naar boven

een arm

0

*

donker-. groen

10

roode vlag

'

11

arm horizontaal

0

0

.

.

blauw

12

roode vlag

g

.

.

13

(niet juist gezien)

hand

o

blauw

P,

0

arm

arm

r

vlagstok

vlagstok

r

arm regts

arm

g

14

groene vlag met witte dop

r

witte bal (omtrek?)

0

¦

15

armen naar boven

¦

0

0

-ocr page 70-

DAaSETNfCN.

Serie K,

op 100 Meter,

oagseihen.

No.

Seinen.

I .

II

III

IV

V

VI

VII

VlII

IX

X

XI

XII

XIII

XIV

1

groene vlag

r

,

2

groene „

,

,

.

3

roode nbsp;nbsp;nbsp;„

.

4

roode

g

5

roode „

.

6

groene

,

7

roode nbsp;nbsp;nbsp;„

,

8

groene „

9

wit-groen Ws

P

wit voor

10

wit-groen Ws

wit

rechts

toe

P

*

wit

rechts

af

wit

rechts

toe

11

toe Ws

.

12

wit groen Ws

wit

o

af

af

13

toe Ws

af

at

at

af

rechts

0

wit links

wit links

14

toe Ws

g

af

af

wit

rechts

af

wit

rechts

wit groen

wit links

15

groen wit Ws

'

,

toe

toe

16

toe Ws

wit links

wit

rechts

J

wit groen

af

wit links

17

toe Ws

.

af

0

JJ

18

toe Ws

i

wit

rechts

-ocr page 71-

36


37


AVONDSEINBN


A\OKB81SINKN.


Serie F , op 126 Meter.

No

Seinen

1

II

III

IV

V

VI

VII

VlII

IX

X

XI

XII

XIII

XIV

1

groen

w

W

w

W

W

w

0

2

rood

w

g

g

3

rood

0

w

W

4

wit

r

o

r

g

g

g

5

groen

w

w

w

w

W

w

w

6

groen

w

w

w

W

7

wit

r

8

groen

w

w

w

9

rood '

K

0

0

o

O

10

wit '

r

0

g

g

g

r

n

groen

w

w

w

w

w

w

w

12

groen

w

w

w

w

w

13

wit '

g

r

0

0

g

r

r

r

r

14.

rood

rP

w

g

15

rood

w

g

g

16

rood '

.

w

g

0

g

0

g

O

w

W

17

groen

w

w

w

w

w

w

18

wit

r

g

19

groen-wit W s

g

0

r

¦

g

20

toe Ws

r

21

groen-wit Ws

o

loe

r

22

groen-wit Ws

0

o

wg

wg

g

23

toe Ws

24

toe Ws

g

r

gw

r

26

groen-wit Ws

o

¦ i ¦

r

Q

w

g

Serie G, op 250 Meter.

No.

Seinen

I

II

iii

IV

V

VI

VII

VIII

IX

X

XI

XII

Xlll

XIV

1

groen

w

W

W

W

W

W

2

rood

w

3

rood

w

4

wit

g

5

rood

rP

g

6

rood '

0

g

g

¦

7

wit

g

g

g

8

groen

w

w

w

w

w

w

9

groen '

o

w

r

10

wit

r

g

11

rood

w

)

12

groen '

r

w

w

r

13

groen-wit Ws

g

-

o

g

ga

w

g

wg

g

14

toe Ws

P

0

0

wg

g

g

regis

g

15

toe Ws

r

16

witgroen Ws

0

g

gw

toe

r

af

g

g

g

17

wit-groen W s

gw

0

g

g

g

g

g

g

18

groen-wit Ws

p

--

o

g

g

toe

g

g

g

19

toe

0

o

r


-ocr page 72-

AVONDSEINEN.


38



Serie 1, op 500 Meter.

No,

Seinen

I

11

III

IV

V

VI

vil

VII1

iX

X

XI

Xll

XJIl

XIV

1

rood

g

O

.

,

.

2

rood '

0

O

g

g

g

3

wit

g

g

4

groen

w

W

W

W

w

5

groen '

O

0

O

r

.

O

0

r

o

6

groen

w

w

w

-

w

w

7

wit

r

r

r

g

8

wit '

g

r

0

0

r

r

g

g

r

g

9

rood

w

g

0

0

g

g

O

g

10

rood

g

w

g

w

.

11

groen

w

V!

.

w

V

w

12

wit '

r

g

r

O

o

0

g

g

g

r

r

g

13

groen '

0

0

O

0

0

w

o

O

14

groen

w

w

w

w

w

15

rood

0

16

rood '

0

g

0

o

0

0

g

0

17

rood

o

0

g

18

groen

w

w

.

w

19

rood '

0

0

o

.

g

20

wit '

g

g

r

0

0

g

g

g

r

g

21

rood '

g

g

0

0

g

g

0

g

22

wit '

g

r

0

g

g

r

g

23

groen

0

0

o

o

0

o

o

r

0

24

groen

w

w

Wquot;

w

w

25

rood

g

0

0

gr

26

groen

w

w

O

w

27

wit '

r

g

28

rood

o-

o

0

0

g

29

rood

g

V’

g

30

wit

.

g

g

31

groen

W

w

w

32

wit

g

r

gw

r

0

g

33

wit

g

;)4

groen

Vs

v;

.

36

groen '

0

0

r

r

30

wit '

r

g

g


-ocr page 73-

40


Wo.


Bijlage IV.

Voor gewone ter-reindienst.


Onder

zocht

door


rt • I . Kleuronder-fcrezichts- . j-mhernte s^heidings-^ ' 1 vermogen.


Leef

tijd.


In dienst als


Aan-

•merkingen.


Naam.


In tabellen, als de bovenstaande zgn de 152 door ons onderzochte personen opgenomen, verdeeld in 3nbsp;afdeelingen : Mouvement, Weg en Werken , Tractie ennbsp;Materieel.

Bijlage V bevat de namen van 105 personen, die voor periodieke herkeuring zijn aangewezen, onderscheiden voor:nbsp;Mouvementnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;personen.

Weg en Werken 49 nbsp;nbsp;nbsp;„

Tractie en Materieel 12 nbsp;nbsp;nbsp;„

Bijlage VI bevat de namen van 12 personen, die eene geregelde oogheelkundige behandeling behoeven, onderscheiden voor:

Mouvement nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;personen.

Weg en Werken 5 nbsp;nbsp;nbsp;„

Tractie en Materieel 3 nbsp;nbsp;nbsp;„

BijlageVII bevat de namen van 97 personen, die.

-ocr page 74-

41

om duideliik op afstand signalen te onderkennen, een bril behoeven. In den regel werd een bril voorge-schreven, die de ametropie volkomen corrigeerde, bestemd alléén voor het gebruik op afstand. Van dezenbsp;personen beboeren tot;

Mouvement 60 personen.

Weg en Werken 37 nbsp;nbsp;nbsp;„

-ocr page 75-

SLOTSOin VAN HET ONilËKZOEK.

Van de 152 personen, na kennisneming van het op de staten vermelde aangewezen , om alhier door ons te wordennbsp;onderzocht, bleken te zijn ;

15 geschiht voor alle diensten ,

60 voldoende,

waarvan, als machinist, 4 onvoldoende, 2 even voldoende , 1 ongeschikt,

13 even voldoende ^

12 voldoende, mits voorzien van hril,

6 geschikt, mits voorzien van bril, — waaronder zijn 2 machinisten , als zoodanig ongeschikt.

15 onvoldoende,

31 ongeschikt.

Buiten en behalve de 13 even voldoende werden 49 der als voldoenden geachten voor periodieke keuring aangewezen. Bovendien werd voor 9 oogheelkundige behandeling wenschelijk geacht.

Van de 31, als ongeschikt, en van de 15 als onvoldoende vermeld, was resp. 25 en 8 maal de oorzaak in gebrekkig kleuronderseheidingsvermogen te zoeken,

-ocr page 76-

OVER DE DIEPTE DER VOORSTE OOGKAMER

DOOR

Dk, H o li s t m a nn,

uit Berlijn

Door diepte der voorste oogkamer | verstaan wij hier den afstand tusschen den top der cornea en de voorvlaktenbsp;der kristallens in het midden der pupil. Uit een dioptrischnbsp;oogpunt hebben wij het recht van den top der corneanbsp;uit te gaan, omdat de lichtbrekingscoëfScient der corneanbsp;nagenoeg met dien van het water achtig vocht overeenstemt en zij bovendien tusschen twee genoegzaam evenwijdige vlakken besloten is.

De bedoelde afstand is een der elementen voor de berekening van het dioptrisch stelsel van het oog. Kennen wij de kardinale punten van het krommingsvlak dernbsp;cornea, dan moeten we bovendien de diepte der oogkamernbsp;kennen in den hier bedoelden zin, om die der kristallensnbsp;uit de waarnemingen te berekenen, en behoeven ze verder, om uit die der cornea en der kristallens die vannbsp;het geheele stelsel af te leiden.

Die diepte verschilt in het emmetropische en hetame-tropische oog, en zonder hare kennis kunnen wij noch

-ocr page 77-

44

voor het eerste, noch voor de heide vormen van het laatste een schematisch en een gereduceerd oog ontwerpen.

Uit verschillende oogpunten is de bepaling dus van gewicht.

Aanvankelijk trachtte men op het lijk of op versch geëxstirpeerde oogen de diepte der oogkamer te meten;nbsp;maar deze methode kon niet tot het gewenschte doelnbsp;leiden. Zelfs bij de poging van Briicke 1), om denbsp;inwendige drukking van het oog constant te houden,nbsp;bleven de uitkomsten onzeker.

Het was noodig, de metingen op het levend oog te bewerkstelligen. Had Sen ff uit de spiegelbeeldjes dernbsp;cornea den krommingsvorm leeren afleiden, de ophthalmometer van Helmholtz maakte deze bepaling niet alleennbsp;zeer gemakkelijk, maar stelde ook in staat, om de bepaling van den afstand van den top der cornea tot aannbsp;de iris daarmede te verbinden. Helmholtz zelf weesnbsp;daartoe den weg aan. Bij zijdelingsche locaal verlichtingnbsp;kan men zich overtuigen, dat de pupilrand op de kristallens rust. Men ziet hare vezelen (Helmholtz),nbsp;herkent ook hare radiaire lijnen (T weedy), als in aanraking met den pupilrand, en van een slagschaduw dernbsp;iris is ook bij verduistering der lens niets te zien. Omnbsp;de plaats van de voorvlakte der lens te kennen , is hetnbsp;dus voldoende, die van den rand der tamelijk vernauwdenbsp;pupil te bepalen.

Achter den bollen spiegel der cornea ligt het reflexie-beeldje eener verwijderde vlam op de halve diepte van den radius R. Die ligging is dus bekend als men den radiusnbsp;heeft gemeten. Helmholtz bepaalde nu, met behulpnbsp;van den ophthalmometer, achtereenvolgens uit tweepun-1) Beschreibung des menscblichen Augapfels. Berlin, 1847.

-ocr page 78-

45

ten, hoe het onderzochte oog moet gericht zijn, om het midden der pupil met het hoornvliesbeeldje te doennbsp;samenvallen, en construeerde of berekende uit de in denbsp;beide gevallen gevonden waarden, hoe ver de schijnbarenbsp;iris vóór dat beeldje gelegen is. Door aftrekking van 'Unbsp;R was dan de door ons gezochte schijnbare diepte dernbsp;oogkamer x bekend.

Voor de hieruit berekende ware diepte | vond Helmholtz in drie gevallen: 3.597—3.739 en 4.024 mm. Knapp en vele anderen hebben naar deze methode hunnenbsp;bepalingen gedaan. Met uitzondering van die van Eeuss,nbsp;waarop wij later terugkomen, wijken de uitkomsten weinig van die van Helmholtz af 1). In het algemeennbsp;worden intusschen methode en berekeningen vrij omslachtig genoemd en vindt men het hoogst moeielijk ernbsp;vertrouwbare resultaten mede te verkrijgen 2).

Later beeft dan ookHelmholtz zelf Mandelstamm en Scböler3) een andere methode aan de hand gedaan, waarvannbsp;men zich gemakkelijk een voorstelling kan maken. Zij bezigden een gewijzigd mikroskoop van Liebreich. Vlaknbsp;voor het objectief plaatsten zij een plat glas onder eennbsp;hoek van 45°, waarop een ter zijde geplaatste gasvlamnbsp;gereflecteerd werd, om verder haar spiegelbeeld op denbsp;cornea te vormen. Dergelijk spiegelbeeld van een verwijderd voorwerp ligt, zooals wij zagen, op de dieptenbsp;van den kalven radius, en dus achter het schijnbare vlaknbsp;der pupil. Nadert het voorwerp, dan komt het reflexie-beeld naar voren. Het doel was nu te bepalen, hoe ver

1) Verg.de ook door anderen verkregen resultaten bij Eeuss,nbsp;Graefe’s Archiv B. 5XIII. Abth. 4. S. 183.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Verg. Knapp. Archiv f. Ophth. B. VI. Abth. 2 S. 16.nbsp;Schöler, B. XVIII. Abth. 1 S. 164. Eeuss. 1. c. S. 217.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Graefe’s Archiv B. XVill. Abth. 1.

-ocr page 79-

46

de vlam naar voren moest komen, om haar reflexie-beeld met het pnpilvlak te doen samenvallen. Te dien eindenbsp;plaatsten zij tusschen de vlam en den spiegel, nabijnbsp;dezen laatsten, een convexe lens, en kregen zoodoendenbsp;dicht bij het oog een dioptrisch beeld der gasvlam. Doornbsp;verschuiving der lens konden zij dat beeld verplaatsen,nbsp;totdat het rellexie-beeld met het vlak der pupil scheennbsp;samen te vallen. Bepaalden ze nu later, door langs eennbsp;maatstaf een naald te verschuiven, de plaats, waarop bijnbsp;de proef het pupilvlak scherp gezien was, en bovendiennbsp;de ligging van het dioptrisch beeld der vlam , in betrekkingnbsp;tot dit vlak, dan kon door berekening gevonden worden,nbsp;hoeveel het reflexie-beeld meer naar voren lag dan datnbsp;eener verwijderde vlam, en die waarde had men slechtsnbsp;van den halven radius der cornea af te trekken, om denbsp;ligging van het pupilvlak te vinden. Mandelstamm ennbsp;Schöler bepaalden, naar deze methode, wederkeerigbijnbsp;elkander de diepte der oogkamer (door uitbreiding dernbsp;methode tevens al de gegevens tot berekening van de constanten van het oog), en kregen de gewone uitkomsten.nbsp;Ook hier zijn methode en berekening zeer gecompliceerd,nbsp;en het mocht zelfs E e u s s, die zich veel met ophthalmo-metrische bepalingen heeft beziggehouden, niet gelukken,nbsp;om daarmede voldoende resultaten te verkrijgen.

Eeeds vroeger was het mikroskoop op andere wijze door Prof. Donders aangewend, om de diepte der oogkamer te meten. Zijn werktuig vertoonde hij op het innbsp;1873 te Londen gehouden ophthalmologisch congres. 1)

Hij beschrijft het als een horizontaal door draaiing aan een rondsel in zijn geheel verschuifbaar mikroskoop,nbsp;waarvan de hoeveelheid van verschuiving door een met

1) Eeport of the forth international ophthalmological Congress, held in London, August. 1873,

-ocr page 80-

47

de as van het rondsel verbonden wijzer op een graad-verdeeling kan worden afgelezen: deze wijzer was door Dr. Mulder voor dit doel voorgeslagen. Voor dennbsp;dooden gang der schroef, bedragende van 0°.4 tot 0°.6, werdnbsp;0°.5 in rekening gebracht, Om op de voorvlakte der corneanbsp;in te stellen, tracht men een luchtblaasje te vinden of strooitnbsp;wat calomel-poeder op de cornea. Bij sommige personennbsp;is de oppervlakte der cornea door een iridesceerend laagjenbsp;reeds dadelijk te zien. Afwisselend stelt men nu hetnbsp;mikroskoop in voor de oppervlakte der cornea en voornbsp;den rand der pupil. Bij het instellen op de cornea druktnbsp;men met den wijsvinger den wijzer neer tot op eennbsp;arrêt, waarbij hij op 0° staat: het aantal graden bij denbsp;instelling op de iris geeft dan onmiddellijk de verschuiving aan van het mikroskoop. De instelling voor corneanbsp;en pupilrand volgden elkander zoo snel op, dat doornbsp;eenvoudig aanleunen van het voorhoofd en steunen vannbsp;de kin het hoofd voldoende bevestigd is. In weinigenbsp;minuten kon men op die wijze een tal van bepalingennbsp;verrichten.

Op het objectiefglas van het mikroskoop werd voorts, Onder een hoek van ongeveer 40° met de as van ’tnbsp;mikroskoop, een klein spiegeltje van een paar mm.nbsp;middellpn bevestigd, dat aan de scherpte der mikros-kopische beelden geen afbreuk doet.

Dat spiegeltje moest aan drie doeleinden beantwoorden.

In de eerste plaats wordt een vlam onder zoodanigen hoek geplaatst, dat zij in de as van het mikroskoop wordtnbsp;teruggekaatst: het onderzochte oog behoeft het reflexie-beeld dan slechts in het midden van het spiegeltje tenbsp;zien, om zijn gezichtslijn in de as van het mikroskoopnbsp;te brengen. Ten anderen geeft de afstand, waarop denbsp;vlam zich bevindt, van zelf aanleiding, dat het oog niet

-ocr page 81-

48

voor de nabijheid accommodeert, waarbij de diepte der oogkamer zou verminderen. In de derde plaats zou zichnbsp;de diepte-ligging van het refiexiebeeldje laten bepalen,nbsp;op gelijke wijze als men die van het pupil vlak bepaalt,nbsp;waarmede de halve radius der cornea nauwkeurig genoegnbsp;zou gevonden zijn, om uit de schijnbare ligging van hetnbsp;pupil vlak de ware ligging te berekenen.

Donders maakte zelf met dit werktuig eenige bepalingen en verscheidene zijner leerlingen hielden zich achtereenvolgens daarmede bezig, zoodat een 60-tal oogennbsp;naar deze methode werden onderzocht en berekend. Hetnbsp;resultaat was, dat in hypermetropische oogen | kleiner,nbsp;in myopische oogen grooter was dan in emmetropische,nbsp;voor zeer hooge graden van myopie echter niet stijgende,nbsp;op gemiddelden leeftijd het grootst, kleiner bij jeugdigenbsp;en bij oude voorwerpen. Gemiddeld was echter | ruimnbsp;een halve mm. kleiner dan naar de methode van Helmholtz door hem zelven en anderen gevonden was (2.9nbsp;tot 4.75), bedragende namelijk niet meer dan 3 mm.

Bg het vertoonen van zijn werktuig op het ophthal-mologisch congres te Londen, had Donders zich tot de opmerking bepaald, dat de diepte van de voorstenbsp;oogkamer, naar deze methode gemeten, kleiner was, dannbsp;men tot hiertoe had aangenomen,

Intusschen hield Eeuss 1), door ArIt daartoe opgewekt , zich bezig met het opsporen der optische constanten van een aantal ametropische oogen, en daarbij | naar denbsp;methode van Helmholtz bepalende, vond hij daarvoornbsp;waarden, vrij aanzienlijk beneden de door anderen verkre-gene, — voor emmetropen , namelijk, tusschen 2,84 ennbsp;3,33 mm., voor myopen tusschen 3,08 en 3,86 mm., en

1) Graefe’s Arcliiv f. Ophth. B. XXtil, Abth. 4. S. 183.

-ocr page 82-

49

by een hypermetroop 2,47. Noch in zijn waarnemingen, noch in zijn berekeningen kon hij eenigen grond vindennbsp;voor het verschil tusschen zijne uitkomsten en die zijnernbsp;voorgangers. Om zijne uitkomsten te controleeren, steldenbsp;hij zich in het bezit van den mikro-optometer vannbsp;Schöler-Mandelstamm, wier methode boven werdnbsp;beschreven; maar met dit werktuig kon hij niet goednbsp;terecht. Kennis dragende van de korte mededeeling vannbsp;Donders, wendde hij zich tot dezen met het verzoeknbsp;iets meer omtrent diens uitkomsten te mogen vernemen ,nbsp;aan welk verzoek gaarne voldaan werd en waarbij hemnbsp;bleek, dat die uitkomsten van de door hem naar denbsp;methode van Helmholtz met den ophthalmometernbsp;verkregene niet verschilden. Heuss deelt mede, datnbsp;hij nu ook zelf, gebruik makende van den mikro-optometernbsp;van Mandelstamm en Schöler, de methode vannbsp;Donders beproefde, die hij even „sinnreich als practisch”nbsp;vond. „Nur erlaubte mir,” zoo gaat hij voort, „dienbsp;„geringe Feinheit der Thellung an dem Masstabe nicht,nbsp;„die hierdurch gewonnenen, übrigens ganz gut stim-„menden Resultaten zu benutzen.”

Ook Donders wenschte de te Utrecht verkregen cijfers niet gepubliceerd té zien, omdat hij, zonder denbsp;algemeene resultaten in twijfel te trekken, de afzonderlijkenbsp;bepalingen niet nauwkeurig genoeg achtte. Hij steldenbsp;mij daarom voor, het werktuig en de methode zooveelnbsp;mogelijk te verbeteren en deze dan op een aantal em-metropische en ametropische oogen toe te passen. Hieraannbsp;heb ik gaarne voldaan en deel nu de verkregen uitkomsten mede.

-ocr page 83-

Bovenstaande figuur 1 geeft een voorstelling van het werktuig, dat ophthalmo-mikroskoop van Dondersnbsp;heeten moge.

MM' is het mikroskoop, waarvan o het oculair, o' het objectief is. Dit mikroskoop is in zijn geheel verschuifbaar in een tweede buis H H', en wel door middel vannbsp;den knop r van een rondsel, dat in een rij tandennbsp;(fig. 2, van boven gezien) grijpt, die op de mikroskoop-

-ocr page 84-

51

buis zijn bevestigd en door een overlangsche smalle spleet der buitenste buis uitsteken. Door draaiing van hetnbsp;rondsel beweegt zich het mikroskoop in zijn geheel heennbsp;en weer in de richting zijner as. De hoeveelheid diernbsp;beweging wordt aangewezen op een graadboog, waarvannbsp;die as het middelpunt vormt, door een wijzer *, dienbsp;met eenige wrijving om de as van het rondsel bewegelijk is. Van de buis HH' (fig. 1) om het mikroskoop

Fig. 2.

o

gaat een stang s uit, die in den staaf A op en neer kan worden bewogen en door éen schroef bevestigd. Hetnbsp;tafeltje draagt een tweeden staaf B met een dwarsenbsp;plaat j», waarop een tweede plaat p' met een spleet naarnbsp;vereischte kan verschoven en gedraaid worden, om dan

-ocr page 85-

52

met een schroef te worden bevestigd. Aan haar einde draagt deze nu een doelmatig gebogen verticale plaat l,nbsp;die in het midden een opening heeft, waarin het oognbsp;komt te liggen, terwijl het voorhoofd boven, en denbsp;onderoogkuilsrand onder de opening aanleunen. Een metnbsp;fluweel bekleede plaat K, die gedraaid en in den staaf Cnbsp;kan op en neer bewogen worden, geeft tevens een steunpunt voor de kin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Om een diepte-afstand te meten, stelt men nu door draaiing aan den knop het mikroskoop op het voorstenbsp;punt in, b. v. op een luchtblaasje van het hoornvlies,nbsp;en drukt te gelijkertijd met den vinger op den wijzer *,nbsp;die daarbij op 0* komt te staan. Nu draait men hetnbsp;rondsel, totdat het tweede punt, b. v. het pupil vlak,nbsp;scherp gezien wordt, en leest nu zelf den stand vannbsp;den wijzer af op den graadboog, waarvan 10 graden aannbsp;1 mm. verschuiving der mikroskoop-buis beantwoorden.nbsp;Hiermede is alvast de schijnbare afstand tusschen denbsp;twee punten gevonden. Het groote voordeel dezer inrichting ligt daarin, dat men altijd van 0“ uitgaat ennbsp;dus slechts éénmaal, na de tweede stelling, behoeft afnbsp;te lezen. Het aflezen bij de eerste stelling zou, zelfsnbsp;wanneer men over een helper beschikken kon, grootnbsp;bezwaar hebben, omdat het tijd vordert en het onderzochte oog zich inmiddels zou kunnen verplaatsen.

Intusschen liet de bepaling met het hier beschreven werktuig altijd nog aan nauwkeurigheid te wenschen over.nbsp;Verschillende verbeteringen werden daarom aangebracht.

In de eerste plaats werd gezorgd, dat de vlam, fig. 2 juist in de as van het mikroskoop werd gereflecteerd.nbsp;Om dit te verkrijgen, werden het objectief en het oculairnbsp;uit de buis verwijderd en door de as van den cylindernbsp;een lange draad uitgespannen, op een afstand loopende

-ocr page 86-

53

door een kleine opening in een plaatje, dat door een Tig. 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verschuifbare standaard werd

gedragen. Nadat dit nauwkeurig gesteld was, werd de draad weggenomen, het objectief weernbsp;aangeschroefd en de vlam zoonbsp;geplaatst, dat haar beeld doornbsp;de opening van het plaatje innbsp;het midden van het spiegeltje gezien werd. Daarbij werdnbsp;in de kamer een zoodanige inrichting getroffen, datnbsp;mikrosboop en vlam bij iedere bepaling weêr nauwkeurignbsp;op dezelfde plaats te staan kwamen.

In de tweede plaats wijdden wij onze zorg aan het spiegeltje fig. 2 en 4 s. Ziet het onderzochte oog O fig. 4 denbsp;vlam juist in het midden, dan moet zijn gezichtslijn metnbsp;de as van het mikroskoop samenvallen. Maar het bleek,nbsp;dat dit niet voldoende was verzekerd; de grootte van hetnbsp;spiegeltje liet nog een zekere speelruimte toe. En bijnbsp;het verkleinen wordt het spiegelbeeld je spoedig te zwak,nbsp;bij reductie op 1 mm. middellijn (die der pupil —4 mm.)nbsp;reeds 16 maal zwakker (afgezien nog van het verliesnbsp;door spiegeling), dan bij het direct zien naar de vlam.nbsp;Men ziet dit gereedelijk in, wanneer men bedenkt, datnbsp;het spiegeltje gelijk staat met eene opening, waardoornbsp;het oog S het licht der vlam v ontvangt. Zou het onderzochte oog daarbij het beeld der vlam nog voldoendenbsp;kunnen waarnemen, het reflexiebeeld op het hoornvliesnbsp;wordt ook spoedig te zwak, om bij de sterke verlichtingnbsp;van het oog, die voor de waarneming der iris noodig is,nbsp;duidelijk en gemakkelijk te worden gezien. Zoo bereiktnbsp;het verkleinen van het spiegeltje spoedig zijne grenzen.

Aan het daarin gelegen bezwaar kan worden te gemoet gekomen, door onmiddellijk achter de vlam een klein

-ocr page 87-

54

rechthoekig raam lig. 3 (in figuur 4 van hoven gezien R)

Fig. 4.



te plaatsen, dat door de vlam v helder genoeg verlicht wordt, om tevens door het onderzochte oog in het spiegeltje te worden waargenomen, De afmetingen nu vannbsp;het raam werden zoo gekozen, dat zijn spiegelbeeldnbsp;juist het geheele spiegeltje kon innemen, en zag nu hetnbsp;waargenomen oog het raam in zijn geheel, dan was denbsp;juistheid van zijn stand verzekerd.

Dat raam had nog een andere heteekenis. In de derde plaats moest, namelijk, gezorgd worden, dat de pupilnbsp;van ’t onderzochte oog, in haar geheel, in het middennbsp;van het veld van ’t mikroskoop gezien werd. Dan alleennbsp;liet zich de rand der pupil scherp stellen. Om dat tenbsp;verkrijgen, moest de ligging der pupil in betrekking totnbsp;de gezichtslijn en de gezichtsas worden nagegaan. Ditnbsp;geschiedde hij het onderzoek met den ophthalmometer,nbsp;dien men bovendien voor de bepaling van den radius dernbsp;cornea niet wel ontberen kan.

Tusschen het onderzochte oog en den ophthalmometer, een weinig loodrecht boven de as van dezen, werd een

-ocr page 88-

55

vlam aangebraclit, waarvan het spiegelbeeld in de cornea werd gezien. Dat spiegelbeeld nu vertoonde zich regelmatig aan de temporaalzijde van het middelpunt dernbsp;pupil, wanneer de gezichtslijn op de as van den ophthalmometer werd gericht. Nu werd de gezichtslijn, eennbsp;vizier op een graadboog volgende, zooveel mediaanwaartsnbsp;bewogen, tot het spiegelbeeld het middelpunt der corneanbsp;bereikte: vergelijk de methode van Donders tot bepaling van hoek a. Daaraan was voldaan, wanneer,nbsp;bij het draaien der ophthalmometer-platen, de dubbelbeelden van ’t spiegelbeeld gelijktijdig de randen van denbsp;resp. dubbelbeelden der cornea bereikten. In dien standnbsp;kon de hoornvliesas geacht worden met de as van dennbsp;ophthalmometer samen te vallen. Hierbij lag dan hetnbsp;spiegelbeeld zonder uitzondering aan de mediaanzijde vannbsp;het middelpunt der pupil of viel uiterlijk met dat middelpunt samen, zonder het te overschreden. De hoek,nbsp;dien de gezichtslijn maken moest met de as van den ophthalmometer, om deze op ’t middelpunt der pupil tenbsp;richten, was hiermede nauwkeurig genoeg bekend, i—nbsp;Bovendien werd de lineaire afstand van het reflexie-beeldnbsp;tot de middellijn der pupil, terwijl de gezichtslijn metnbsp;de as van den ophthalmometer samenviel, in alle onderzochte oogen gemeten. Die meting geschiedde op zeernbsp;eenvoudige wijze. Men las, namelijk, af, hoeveel gradennbsp;de ophthalmometer-platen moesten gedraaid worden, omnbsp;ieder der dubbelbeelden achtereenvolgens den respectievennbsp;rand der pupil te doen bereiken, en op een voorhandenenbsp;tabel werden nu de lineaire waarden dier graden l en Vnbsp;gevonden, en daarmede ook de afstand van het reflexie-

l — l'

beeldje tot het centrum der pupil als —^—• Die waarden zijn op de tabel in kolom 10 ingevuld.

-ocr page 89-

56

Van het boven bedoelde raam werd nu gebruik gemaakt, om de pupil in ’t midden van het mikroskoopveld te zien. Langs bet raampje verschuifbaar, is, namelijk,nbsp;een staafje (fig. 3, S) aangebracbt, en dit staafje werd nunbsp;zoo gesteld, dat bet waargenomen oog, na eerst het ge-heele raampje, bij fixatie der vlam, in het spiegeltjenbsp;gezien te hebben, dit slechts te fixeeren had, om betnbsp;reflexie-beeld in ’t midden der pupil en tevens de pupilnbsp;genoegzaam in ’t midden van ’t mikroskoopveld te brengen. De stand van bet reflexie-beeld, in betrekking totnbsp;het middelpunt der pupil, met den ophthalmometernbsp;gevonden, gaf aanwijzing genoeg voor den gevorderdennbsp;stand van het staafje in het raam.

In de vierde plaats was het wenschelijk , op alle oogen hij gelijke middellijn der pupil de ligging der iris te bepalen. Daartoe werd een schijnbare middellijn van 4nbsp;millimeters gekozen, waarbij de dikte der iris geachtnbsp;werd, het uitpuilen der kristallens in de opening dernbsp;pupil nagenoeg te compenseeren. Die vaste middellijnnbsp;verkregen wij op zeer gemakkelijke wijze, door het lichtnbsp;eener vlam in het niet onderzochte oog (verg. fig. 2) tenbsp;laten vallen en een lens tusschen licht en oog tenbsp;verschuiven, tot een mikrometer in ’t mikroskoop denbsp;middellijn van 4 millimeters aanwees.

In de vijfde plaats moest een gewenscht objectief voor ’t mikroskoop uitgekozen worden, niet alleen met grootennbsp;brandpunts-afstand, waarbij het licht langs het hoofd hetnbsp;spiegeltje bereiken kon, maar ook met een gezichtsveld vannbsp;niet minder dan 6 mm. middellijn en een voldoendenbsp;opening van het objectief, om goed licht te hebben, —nbsp;zonder de hiervoor gevorderde grenzen te overschrijden.nbsp;Immers, is die opening te groot, dan lijden de door hetnbsp;hoornvlies gereflecteerde beelden door de sphaerische of

-ocr page 90-

57

liever door de krommiiigs aberratie van bet hoornvlies. Bij het zien van een reflexie beeld met het bloote oog of ooknbsp;met de loupe, ontvangt men ’t licht van ieder punt vannbsp;’t reflecteerende voorwerp slechts van een zeer kleinnbsp;gedeelte van ’t sphaerische oppervlak. Maar neemt eennbsp;objectief met zeer groote opening de lichtstralen op, dannbsp;wordt de kring op ’t oppervlak, waaruit ieder punt nognbsp;lichtstralen doet invallen, aanzienlijk. Dat moet vermedennbsp;worden, des noods met een diaphragma voor het objectief; want scherp moeten de beelden zpn, om hunnenbsp;diepte-liggiug juist te bepalen, en liever otfere mennbsp;daarom van de helderheid iets op dan van de scherpte.

In de zesde plaats leverde bij de vroegere proefnemingen het herkennen van het oppervlak der cornea eenige moeielpkheid op. Het instrooien van calomel heeft voornbsp;het oog geen bezwaar hoegenaamd, maar voldoet slechtsnbsp;ten deele. Met het knippen der oogleden worden de korreltjes weggevaagd en het hangt van goed geluk af, ofnbsp;men er onder de overgeblevene spoedig één vindt, datnbsp;ongeveer tegenover het midden der pupil ligt. Beter dannbsp;calomel instrooien voldeed het inbrengen van een weinignbsp;schuim van geklopt eiwit, waarvan bij de beweging dernbsp;oogleden talrijke luchtblaasjes zich over het hoornvliesnbsp;verspreidden ; maar toch fixeert zich maar zelden één diernbsp;blaasjes op de gewenschte plaats. Nu laat zich het uitgaannbsp;van den top der cornea geheel vermijden. Men kan, namelijk, evenals in de methode van Helmholtz geschiedt,nbsp;den afstand d bepalen tusschen het pupilvlak en hetnbsp;dieper gelegene reflexie-beeldje der cornea, welks afstandnbsp;van den top der cornea, zooals men weet, gelijk is aannbsp;den kalven radius. En hiermede is « = 'AR—dgevonden. Op verscheidene oogen werd x én op de gezegdenbsp;wijze, door indirecte meting, én naar de directe me-

-ocr page 91-

58

thüde — van den top der cornea tot het pupilvlak — bepaald en voor de beide gevallen geen noemenswaardnbsp;verschil gevonden, zoodat men de indirecte methode zeernbsp;wel gebruiken kan.

Eindelijk zij hier nog vermeld, dat, om de waarneming op het tweede oog te doen, het spiegeltje naar de tegengestelde zijde moet gericht zijn en het objectief dusnbsp;180° moet worden gedraaid. Aan die zijde is ook denbsp;juiste plaats, die de vlam hier innemen moet, bepaaldnbsp;geworden. De ligging is geheel symmetrisch. Het lichtnbsp;moet van de zijde van het onderzochte oog op het spiegeltjenbsp;vallen, omdat anders het hoofd het licht zou afsnijden.

Haar deze verbeterde methode werd op 41 oogen de diepte der oogkamer bepaald.

Door directe meting werden gevonden: 1°. de radius R der cornea, 2°. het verschil in diepte-ligging d tusschennbsp;het reflexie-beeldje der cornea en de schijnbare pupil.

Uit die waarden volgde onmiddellijk de schijnbare diepte der oogkamer als x — 'A R—

Om uit de schijnbare de ware diepte te vinden, werden de hoofdbrandpuntsafstanden E' en Fquot; berekend naar de

en F'

-, waarbij n ~ 1,3365

formules F' = nbsp;nbsp;nbsp;^____ _ _

n—1 nbsp;nbsp;nbsp;n—1

werd aangenomen.

Voorts werd uit de schijnbare diepte x de ware diepte | gevonden, naar de formule der geconjugeerde

brandpuntsafstanden iquot;

dus als I =

f Fquot;' nbsp;nbsp;nbsp;_ F' x

De meting geschiedde tegenover het midden der pupil:

de gevondene waarden gelden ook voor den top der cornea, welker as nagenoeg door het midden der pupil gaatnbsp;(zie kolom 10 der tabel).

De resultaten nu van waarneming en berekening vindt men op de hier volgende tabel.

-ocr page 92-

lt;

cn tc


Cd


cn nbsp;nbsp;nbsp;co to H-i

gt; nbsp;nbsp;nbsp;gt; HO


lt;

CL


Volgnummer.


Naam.


1

s

s

lt;

lt;1

1

s

1

s

1

s

g

1

g

1

lt;

lt;

co

co

to

to

to

to

to

to

1

to

i—

CTT

to

to

o

o

05

05

cn

cn

to

1

o

H

o

pl

ÏO

f'

to

tr'

td

tc

Pd

t-

to

f

td

g

w

w

w

t?d

td

ö

M

M

td

t?d

td

td

td

td

td

td

td

t?3

O

tSlK

1—'

h-i

gt;—1

l—'

1—'

h-

M

1—*

H-t

t—'

h-J

M

h-'

h-J

i-J

H-'

CO

co

CO

k—*

CC

co

CO

co

CO

cn

cn

cn

cn

cn

t—'

o

o

O

o

cn

cn

Crt

O

O

O

O

O

cn

CO

o

'o

-lt;3

•lt;1

•lt;i

00

oo

*lt;1

-lt;»

*lt;»

oo

oo

co

05

quot;05

cn

Vi

co

O

co

co

O

to

Ot

o

O

CO

O

O

CO

O

h-'

05

O

o

o

o

o

O

o

o

o

o

O

o

o

O

o

o

O

O

O

o

o

1—'

co

co

quot;ï—'

o

quot;te

quot;te

co

co

co

CO

o

CD

Ü1

o

o

cn

ÏO

CO

to

cn

to

to

05

C5

cn

to

05

o\

co

05

co

to

CO

05

h-'

co

cn

oo

¦lt;l

cn

V—i

h-^

t—t

H-*

v-lt;

h-gt;

1—'

gt;—gt;

1—1

h-»

1—'

h-t

K-

i—lt;

co

K-*

h-i

V

CO

05

co

05

CO

05

co

quot;to

quot;to

quot;to

quot;to

o

Oi

o

oo

to

cn

cn

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

to

e;i

V

ai

C?l

05

05

05

05

o

«o

05

co

to

tO

o

c

00

cn

O

cn

K-'

to

o

o

00

co

co

co

co

co

to

to

co

co

co

to

to

to

to

co

CO

co

co

co

co

o

o

to

to

«o

quot;to

“to

t—1

o

'to

to

OO

CO

o

H-*

M

T-»

H-l

o

to

to

05

to

05

to

oo

Oo

o

to

to

to

1^»“ -

Geslacht.

Ouderdom.

Hechter oog R. Linker oog L.

Refractie.

Gezichtsscherpte.

Hoek a (naar Donders). “

K,

radius der cornea tegen- to over h et midden derpupil.

y, afstand middelpunt der m pupil tot hoornvliesas. °

d, afstand van het spie-

gelbeeldje der cornea tot de schijnbare pupil.

X, schijnbare diepte der oogkamer.

werkelijke diepte der oogkamer.

ÜT

¦-0

M gt;0 S »¦ O 2


Aanmerkingen.


-ocr page 93-

Volgnummer.

rï nbsp;nbsp;nbsp;Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ccnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o

= nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

• nbsp;nbsp;nbsp;D3

w

Naam.

.lt;1 nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;@nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_s .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e

Geslacht. nbsp;nbsp;nbsp;“

jsisiêiêiëisiES

Ouderdom.

Cc nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;e-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;P3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t-inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tc

Rechter oog R.

Linker oog L.

p nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B

^ nbsp;nbsp;nbsp;H-'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J!nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;CJ»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'OOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1—'H-'OtO

o nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ütnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V«nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ütnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o

o nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OT

Refractie.

Ml- nbsp;nbsp;nbsp;mi-MMMMMM

Gezichtsscherpte.

CTi—'1 nbsp;nbsp;nbsp;tOlOCCc*»C*5CCCOCCOStO

o nbsp;nbsp;nbsp;¦*_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OOO'*

o nbsp;nbsp;nbsp;oinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;OTnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tn

o nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0

Hoek a (naar Donders). P°

tooocotntn nbsp;nbsp;nbsp;oonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;O^Sh—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t^ooOkt^

R,

radius der cornea tegen- '® over het midden der pupil.

ojz?joojrgt;_oo nbsp;nbsp;nbsp;oojDo

^^^•^OOCï nbsp;nbsp;nbsp;00C005O

CJ»0500-»qtO«vlt—' nbsp;nbsp;nbsp;OOObO

/, afstand middelpunt der m pupil tot hoornvliesas. °

^ nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oo'wccoJ—•'ooto'b»

c^. nbsp;nbsp;nbsp;tOOi

__ cn

d, afstand van het spie-

gelbeeldje der cornea m tot de schijnbare pupil

^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jWnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JïOnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JïO

H-'h-

00gt;f^OOtOquot;lt;3bO«OCnK-t4:^M05

co nbsp;nbsp;nbsp;osnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;00nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vx

X, schijnbare diepte der m oogkamer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

o nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;as'h—'o'oico'to'too'^

1, werkelijke diepte nbsp;nbsp;nbsp;m

der oogkamer. nbsp;nbsp;nbsp;“

2. reO ^5’2 nbsp;nbsp;nbsp;jf^BcOi^ScO ^3 Cf'

ii ^ 'IS nbsp;nbsp;nbsp;Qnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“'pe*-

quot; nbsp;nbsp;nbsp;rg« ‘BS-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s: ’=^«•1.

Ss: nbsp;nbsp;nbsp;POnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.•ocr*o='*o='

•w » nbsp;nbsp;nbsp;J* Enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o *nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o ïi'i o ®

Aanmerkingen. nbsp;nbsp;nbsp;g;

oi

c


O

CO

CD

OO

oo

oo

•lt;1

oo

os

09

Ü»

09

w

gt;

p

1

P

1

w

1

te

lt;

a

1

1

1

p

1

s

1

s

1

g

g

lt;

I

tr»

1

CJT

1

to

1—'

1

1

I

CJT

09

to

p

p

p

p

tri

fcq

a

a

a

a

a

a

o


Vülgnunimer.


Naam.


Geslacht.


Ouderdom.


hechter oog R. Linker oog L.


Refractie.


Gezichtsscherpte.


Hoek« (naar Don ders). oo

.....RV........

radius dor cornea tegen- cc over het midden der pupil.


o

05


7, afstand middelpunt der pupil tot hoornvliesas.


d, afstand van het spie-gelbeeldje der cornea tot de schijnbare pupil.

X, schijnbare diepte der oogkamer.


05

f-'

!#¦


oo

cc


05

OO


I, vrerkelijke diepte der oogkamer.


Aanmerkingen.

-ocr page 94-

62

Uit de tabel blijkt, dat de ware diepte der voorste oogkamer | op de 41 door ons gemeten oogen verschilt tus-scben 2.68 en 3.67 mm. Als gemiddelde vonden wij 3.19.

Bij 19 emmetropische oogen was | = 2.88 tot 3.26 mm., gemiddeld 3.066.

Bij 13 myopen werd van 3.01 tot 3.67, gemiddeld 3.266 mm. gevonden.

Bij 9 hypermetropen lagen de grenzen tusschen 2.68 en 3.18 en bedroeg het gemiddelde 3.09.

In het algemeen bevestigen deze getallen de reeds door anderen gevondene verschillen tusschen emmetropische,nbsp;myopische en hypermetropische oogen. Die uitkomstnbsp;heeft des te grooter beteekenis, omdat de graad dernbsp;ametropie in verreweg de meeste der door ons gemetenenbsp;oogen zeer gering was.

Omtrent den invloed van den leeftijd op de diepte der oogkamer kunnen onze bepalingen niets leeren.

Ter vergelijking moge, aan het slot, de door andere aangegeven waarden nog volgen.

Met den ophthalmometer verkregen:

3.597 tot 4.024 Mm. 3.477 tot 3.7073 „nbsp;3.589 tot 4.1283 „nbsp;3.636 tot 3.6696 ,,

Helmholtz K n a p pnbsp;Woino w

Adamük en Woinow Met den mikro-optometèr:

3.651 tot 3.9212 3.639 tot 3.708

Mandelstamm en Schöler,

E eich

Al deze waarden overtreffen aanzienlijk de door ons opgeteekende. Alléén die van E e u s s, die met den ophthalmometer van 2.4723 tot 3.8661 vond, stemmen genoegzaam met de onze overeen. Daaraan sluiten zich ooknbsp;de vroeger reeds met het ophthalmo-mikroskoop te Utrechtnbsp;verkregene.

-ocr page 95-

HET BEPALEN VAN ASTIGMATISME.

DOOR

Dr. m. w. van haaften.

-ocr page 96- -ocr page 97-

HET BEPALEN VAN AST IGM AT ISME.

Bij het onderzoek van het oog neemt de bepaling van het astigmatisme eene gewichtige plaats in. Van geen oognbsp;is de breking in de verschillende meridianen volmaakt gelijk;nbsp;van een groot aantal oogen is dit verschil van brekingnbsp;zóó groot, dat daardoor merkbare stoornis voor het ziennbsp;ontstaat. Elk nauwkeurig onderzoek van het oog steltnbsp;ten eisch, dat nagegaan worde in hoe verre verschil vannbsp;breking in storende mate aanwezig zij.

De ontdekking van het veelvuldig voorkomen van astigmatisme, en de ervaring dat men door cilinderglazen hierin te hulp komen kan, was eene groote aanwinst voornbsp;de oogheelkundige praktijk. Het is voor den oogartsnbsp;eene ware voldoening, wanneer hij door eene nauwkeurigenbsp;bepaling van het oog in staat gesteld wordt den lijder,nbsp;die van zijne jeugd af slecht of met moeite gezien heeft,nbsp;door een eenvoudig hulpmiddel^aan al zijne klachten tenbsp;gemoet te komen.

Bij elke bepaling der gezichtsscherpte moet derhalve rekening gehouden worden met het al dan niet aanwezignbsp;zijn van storend astigmatisme. Maar het onderzoek naarnbsp;astigmatisme is tijdroovend en bij druk bezochte kliniekennbsp;bestaat gevaar, dat dit verzuimd wordt of slechts onvolledig geschiedt.

5

-ocr page 98-

64

Uit een praktisch klinisch oogpunt is het dus eene gewichtige opgaaf na te gaan, wat de eenvoudigste ennbsp;meest doeltreffende methode is om dit onderzoek metnbsp;voor het doel vereischte nauwkeurigheid in te stellen.

Die vraag heh ik mij voorgelegd en ik heb gemeend dat de beantwoording daarvan geen ongeschikt onderwerpnbsp;zou uitmaken voor mijne dissertatie. Aan het Neder-landsch Gasthuis voor Ooglijders heb ik gedurende anderhalf jaar gelegenheid gehad een tal van bepalingen vannbsp;astigmatisme te doen en verschillende methoden van bepaling te vergelijken. De Hoogleeraar Snellen steldenbsp;mij bereidwillig ook de aanteekeningen van zijne bepalingen ten dienste. Ik betuig hem daarvoor, alsmedenbsp;voor verdere welwillende hulp bij de samenstelling vannbsp;dit proefschrift, mijn vriendelijken dank.

Bij alle klinisch onderzoek, welk ook, komen twee zaken in aanmerking: de juiste kennis der middelen vannbsp;onderzoek, maar ook de kennis van de afwijking, dienbsp;men heeft te bepalen. In ’t algemeen stelt statistischenbsp;kennis omtrent de verschillende vormen van afwijking innbsp;staat het onderzoek te beginnen in de richting van hetnbsp;meest waarschijnlijke. Juiste kennis en waardeering vannbsp;de verschijnselen is de eerste leiddraad tot snel doeltreffend constateeren van den toestand.

Ik heb mij daarom voorgesteld aan de kritische behandeling van de wijze van bepaling van het astigmatisme te moeten toevoegen een statistisch onderzoek naar den aard en naar de mate van astigmatische afwijkingen. Vooraf wensch ik echter het geschiedkundige onzernbsp;kennis van het astigmatisme in herinnering te brengen.

-ocr page 99-

I. Historiseli overzicht.

Thomas Young 1) heeft het eerst, en wel hij zich zelf, de verschijnselen van ongelijkheid van breking innbsp;twee aan elkander loodrechte meridianen nagegaan. Innbsp;1793 vond hij, als twintigjarig student in de geneeskunde,nbsp;met een door hem ontworpen optometer, dat het verstenbsp;punt van zijn oog in den verticalen meridiaan op afstandnbsp;van 10 Engelsche duim (304 m, m.) en in den horizontalen meridiaan op afstand van 7 Engelsche duim (213 m. m.)nbsp;lag. Hij berekende dat het verschil van breking in denbsp;beide richtingen overeenkomt met de werking van eenenbsp;lens van een brandpuntsafstand van 23 Engelsche duimnbsp;(700 m. m.). De vraag , hoe veelvuldig deze afwijkingnbsp;bij overigens normale oogen wordt aangetroffen, werd doornbsp;hem niet beantwoord. Wel vermeldt hg, dat de opticusnbsp;Gary hem meedeelde, dat sommige myopen met hunnenbsp;spherische glazen beter zien, wanneer zij deze in hellende richting voor het oog plaatsen.

34 jaren lang bleef deze waarneming van Young zoo goed als onopgemerkt. In 1827 ontdekte de astronoom

1) Philos, transactions, 1793, Vol. 83, p. 169.— Miscellaneous works of the late Thomas Young, edited bij Peacock. London 1855. T. I, p. 26.

5*

-ocr page 100-

66

Airy 1) dat op één zijner oogen eene overeenkomstige afwijking, als door Young beschreven, bestond. Hetnbsp;oog was tevens bijziende en nu zag bij een klein lichtpuntnbsp;op afstand van 4. 7quot; als een scherp dun lijntje, in eenenbsp;richting 35quot; van de verticale afwijkende, en op afstandnbsp;van 8. 9'' als een daarop loodrechte lijntje. Hij berekendenbsp;en verschafte zich het cilinderglas, dat de breking in dezenbsp;beide richtingen gelijkt maakte.

Sedert Airy’s mededeeling werd het astigmatisme hier en daar waargenomen, maar men beschouwde ditnbsp;als eene zeldzaam voorkomende afwijking. Het is denbsp;Hoogleeraar Donders, die ons leerde dat genoegzaamnbsp;alle oogen, zij het dan ook in zeer geringe mate, astig-matisch zpn, en dat inderdaad zeer veelvuldig het astigmatisme in zoodanigen graad voorkomt, dat het voorschrijven van een cilinderbril eene werkelijke weldaadnbsp;kan worden.

Sedert Donders in 1862 2) zijne onderzoekingen uitvoerig mededeelde, is astigmatisme als veelvuldig voorkomende anomalie onder de klinische gebreken van hetnbsp;oog opgenomen. Tal van hulpmiddelen ter bepaling zijnnbsp;van verschillende zijden aanbevolen; ik wensch deze innbsp;het volgende hoofdstuk nader na te gaan.

Onder leiding van den Hoogleeraar Donders werd door Dr. Middelburg 3) een onderzoek in gesteld naar

1) nbsp;nbsp;nbsp;Transactions of the Cambridge Philosophical Society 1827.nbsp;Vol. II. p. 267.

2) nbsp;nbsp;nbsp;F. C. Donders. Astigmatisme en cilindrische glazen.nbsp;Utrecht 1862.

3) nbsp;nbsp;nbsp;H. A. Middelburg. De zitplaats van het astigmatisme.nbsp;Utrecht 1863.

-ocr page 101-

67

de zitplaats van het astigmatisme. Het resultaat van dat onderzoek was, dat abnormale kromming der corneanbsp;de hoofdoorzaak uitmaakt. Ook de lens kan van denbsp;zuiver spherische kromming afwijken. Middelburgnbsp;toonde aan dat het astigmatisme van de lens somtijds innbsp;tegengestelde richting als dat der cornea voorkomt; meestalnbsp;is intusschen dat der cornea het sterkst, en de resultee-rende afwijking voor het geheele stelsel nadert dus in dennbsp;regel tot die der cornea.

Gelijktijdige onderzoekingen door Dr, Knapp 1) hadden tot dezelfde uitkomsten geleid.

1) J. H. Knapp. PathologischelAsymmetrie. Arch . f. Ophth. VIII. 2. Pag. 220. 1862.

-ocr page 102-

II. De wijze van bepaling van bet astigmatisme.

„De moeielijkheid van het bepalen van astigmatisme „ligt wel daarin, dat twee vragen te beantwoorden zijn.nbsp;„Men beeft toch te bepalen, welke richting de as vannbsp;„het cilinderglas moet hebben en tevens van welke sterktenbsp;„dit zal zijn. In de praktijk zal zeker die methode vannbsp;„onderzoek, de voorkeur verdienen, waarbij deze tweenbsp;„vragen ’t zuiverst gescheiden worden ”1) Bij deze stellingnbsp;mij aansluitend, stel ik mij voor, zoowel bij mijnnbsp;onderzoek, als ook bij het geven van een overzicht dernbsp;verschillende methoden van onderzoek, mij aanvankelijknbsp;te bepalen tot de vraag, hoe de richting der hoofdmeridianen wordt nagegaan.

Airy zag met zijn astigmatisch oog een punt tot een lijntje verlengd. De richting waarin het punt verlengdnbsp;is, moet een der hoofdmeridiauen zijn. Airy nam dezenbsp;proef in de nabijheid, en het blijkt dan niet onmiddelijknbsp;of het oog voor den meridiaan van sterkste, dan welnbsp;voor den meridiaan van zwakste breking zal geaccommodeerd zijn. Donders verbeterde deze methode, doornbsp;het waargenomen punt op grooten afstand te plaatsen en

1) H. Snellen. De richting der hoofdmeridianen van het astigmatische oog. Bijbladen van het 10e jaarlijksch Verslag,nbsp;JSed. Gasth, v. ooglijders, 1869. Pag. 161.

-ocr page 103-

69

dan met behulp van spherische glazen de refractie in de twee meridianen achtereenvolgend te corrigeeren. Hetnbsp;punt zal ook daarbij achtereenvolgend als op elkandernbsp;loodrechte lijntjes worden waargenomen.

*

Indien de patient weet aan te geven in welke richting het difFusieheeld van een lichtpunt verlengd is, zoo vindtnbsp;men daaruit de richting der hoofdmeridianen. Hoe hiernbsp;eene objectieve aanduiding van die richting te verkrijgen ?

Strawbridge 1) gaf hiertoe de volgende methode: Hij plaatst het lichtpunt in het midden van eene stervormige figuur en laat nu den patient aangeven met welkennbsp;straal de verlenging van het difïusiebeeld samenvalt.

Laidlaw Purves2) deed daaromtrent aan het Gasthuis voor ooglijders te Utrecht eenige waarnemingennbsp;en kwam tot eene vernuftige verbetering. Hij neemtnbsp;niet één, maar twee lichtpunten en wel beide aangebracht in ééne middellijn van eene om zijne as draaibarenbsp;schijf. Nu laat hij den waarnemer de schijf zoodanignbsp;stellen, dat de twee lijnvormige dilfusiebeelden in richtingnbsp;samenvallen,

Snellen’s astigmometrische stereoscocpplaat, waarin van dit denkbeeld partij is getrokken, levert eene waardeerbare methode om de richting der hoofdmeridianennbsp;met groote nauwkeurigheid vast te stellen. Ik wenschnbsp;deze methode hier eenigzins nader te omschrijven, te meernbsp;omdat, zoover ik weet, deze stereoscoopplaat, die reedsnbsp;geruimen tijd op de kliniek van het Gasthuis voor oog-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Strawbridge. On additional method for the determination of astigmatisme. Transact. Americ, Ophth. Soe. 1871.nbsp;Pag. 100.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Laidlaw Purres. Eine Methode zur Bestimmung dernbsp;llefractionsanomalien, Arch. f. Ophth. XIX. 1 Pag.89—100 1873.

-ocr page 104-

70

lijders in gebruik is, nog niet in ruimeren kring is bekend gemaakt. Ze bestaat uit eene stereoscoopplaat van zwart gemaakt metaal, waarvan in de twee helften, aan denbsp;buitenzijde van het te fixeeren punt, een half cirkelvormignbsp;stuk weggenomen is. Vddr elk van deze beide defecten isnbsp;een draaibare schijf aangebracht, waarin in de richting eenernbsp;straal eene reeks van kleine gaten zijn geboord. De gatennbsp;zijn van verschillende grootte; van het centrum naar denbsp;Peripherie nemen ze in grootte toe. Het scherp ziendenbsp;oog kan scherper instellen met kleine lichtbronnen; bijnbsp;amblyopie of torpor zal het nuttig blijken over grooterenbsp;lichtpunten te kunnen beschikken. Het stereoscoop levertnbsp;het voordeel op, dat de beide oogen elk een afzonderlijknbsp;beeld waarnemen, zoodat men ze dus gelijktijdig of snelnbsp;achtereenvolgend kan bepalen: elk oog zal namelijknbsp;in de helft van het gezichtsveld alle richtingen opnbsp;eene halve schijf kunnen instellen. Kan de patient binoculair zien, dan levert het samenvallen van de beidenbsp;schijven tevens den waarborg dat het hoofd recht gehouden wordt. De plaat wordt in een uitschuifbare stereoscoop geplaatst. Door het in- en uitschuiven kunnen denbsp;lichtpunten op zoodanigen afstand gebracht worden, dat hetnbsp;oog in één meridiaan daarvoor geaccommodeerd is, zoodatnbsp;dan, door diffusie in de tegengestelde richting, de punten alsnbsp;smalle lijntjes gezien worden. Wanneer het stereoscoopnbsp;naar eisch is ingesteld, draait de waarnemer achtereenvolgend voor elk oog de schijf zoodanig, dat op elk dernbsp;twee schijven de waargenomen streepjes eene samenvloeiende lijn vormen. Aan eene schaal, om de schijvennbsp;aangebracht, kan men aflezen, welken hoek de gevondenenbsp;richting met de loodlijn vormt.

Voor nauwkeurige bepaling voldoet deze methode alle-zins; intusschen ontmoet men hier het bezwaar, dat van

-ocr page 105-

71

de zijde van den patient eenige scherpzinnigheid ver-eischt wordt. In de dagelijksche praktijk heeft men behoefte aan eene methode, waarbij, met zoo min mogelijk verlies van tijd, en rekening houdende met de weinigenbsp;bevattelijkheid van het meerendeel der patiënten, uitkomsten van voldoende nauwkeurigheid worden verkregen.

Een gevoelig middel, om het al dan niet bestaan van het astigmatisme aan te toonen, verkrijgt men door hijnbsp;bepaling der gezichtsscherpte een zwak cilinderglas achtereenvolgend in de verschillende richtingen voor het oognbsp;te plaatsen: „men verkrijgt dan in den nadeeligsten standnbsp;„de som, in den voordeeligsten slechts het verschil dernbsp;„astigmatische werkingen van de cilindrische lens en vannbsp;„het oog” 1). Voldoet deze methode om zwakke gradennbsp;van het astigmatisme aan te toonen, zij beantwoordt welnbsp;allerminst aan den hierboven gestelden eisch, dat bij denbsp;bepaling de beantwoording der twee vragen — naar denbsp;richting en naar de sterkte van het astigmatisme — zooveelnbsp;mogelijk afzonderlijk en achtereenvolgend moet beoogdnbsp;worden. Door deze methode van ronddraaiing van eennbsp;cilinderglas verkrijgt men geene juiste aanwijzing van denbsp;richting der hoofdmeridianen, tenzij men het vereisckienbsp;cilinderglas bezigt; maar de zekerheid welk cilinderglasnbsp;men te kiezen heeft, blijkt eerst als men de richting dernbsp;hoofdmeridianen kent.

Evenmin voldoet de aanvankelijk veelvuldig aanbevolen methode om eene stenopaeische spleet voor het oog tenbsp;plaatsen en zóó achtereenvolgend, met behulp van sphe-rische glazen, de refractie van verschillende meridianen te

1) F. C. Donders, 1. c. pag. 53.

-ocr page 106-

72

bepalen. Daartoe wordt eene zeer nauwe spleet vereischt en hierdoor wordt eensdeels de hoeveelheid invallend lichtnbsp;sterk verminderd, maar ook anderdeels werkt daarbij denbsp;diffractie der spleetranden storend.

Beter voldoet, voor het doel om de refractie achtereenvolgend in verschillende meridianen te bepalen, het gebruik van evenwijdige lijnen , als toetsfiguren bij denbsp;bepaling van refractie en gezichtscherpte. Deze lijnennbsp;kunnen op eene plaat in verschillende richting ontworpen zijn (figuren van Becker, gestreepte letters vannbsp;Orestes M. Pray) of achtereenvolgend in de ge wenschtenbsp;richting geplaatst worden (wijzerplaat van Green 1)).nbsp;Het best voldoet voor dit doel de plaat met evenwijdige lijnennbsp;in de 4'*® editie van Snellen’s Gothische Optotypi 2),nbsp;waar stellen van evenwijdige lijnen van verschillendenbsp;dikte gegeven worden (n” CC — n® XX), op eene plaat, dienbsp;in haar geheel om een punt kan draaien, terwijl met behulpnbsp;van lood en graadboog de helling der lijnen wordt afgelezen.

Voor het onderzoek naar de breking van het oog, achtereenvolgend in de verschillende meridianen, kannbsp;men hier spherische glazen of ook cilinderglazen bezigen ,nbsp;mits men in het laatste geval zorg drage dat de asnbsp;van het cilinderglas steeds evenwijdig gesteld wordenbsp;aan de waar te nemen lijnen.

Het zou hier een voordeel opleveren, indien men niet telkens een ander glas behoefde voor te houden, maarnbsp;daarentegen eene veranderlijke lens ter zijner beschikkingnbsp;had. Als zoodanig heeft men voor spherische glazen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Dr. John Green. Tesfcdiagrams for the detection andnbsp;measurement of astigmatisme. Transact, of the Americ. Ophth.nbsp;soc. 1878. Pag. 467.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Ditgegeven in 1873, te Berlijn, bij!H. Peters.

-ocr page 107-

73

slechts samengestelde systemen (b. v. de Hollandsche kijker) , die weder het bezwaar opleveren, dat bij verandering van breking ook de vergrooting verandert. Voornbsp;cilindrische glazen is eene lens van veranderlijke waarde tenbsp;verkrijgen, door, volgens S t o k e s, eene positieve en eenenbsp;negatieve lens van gelijke sterkte de een voor de ander tenbsp;doen ronddraaien. Maar men beeft dan telkens de as van hetnbsp;resulteerend glas op te zoeken. J avail) gaf een middelnbsp;aan de band om hier de as constant te doen blijven: bijnbsp;verving bet negatieve cilinderglas door twee elk van denbsp;halve sterkte en liet deze in tegengestelde richting draaien.nbsp;Men verkrijgt hierdoor een veranderlijken, maar tevensnbsp;samen gestelden cilinder, waarvan de breking in den eenennbsp;meridiaan toe-, in den tegenovergestelden afneemt.

Snellen 2) ontwierp naar dit denkbeeld eene methode om regelmatige toeneming van refractie zonder veranderingnbsp;van vergrooting te verkrijgen. Met een lens van S to ke snbsp;met constante as, volgens zijne opgaven door Crétèsnbsp;vervaardigd, bestaande uit twee positieve of uit tweenbsp;negatieve cilinderglazen, die gelijkmatig maar in tegengestelde richting voor elkander gedraaid worden, laatnbsp;hij naar evenwijdige rechte lijnen zien. De as vannbsp;de Stokes’sohe lens moet dan steeds evenwijdig gesteld worden aan de waargenomen lijnen. Om daarvannbsp;zekerheid te hebben, is in Snellen’s laatsten refracto-meter een plaatje met evenwijdige lijnen en de Stokes’schenbsp;lens door eene buis met elkander verbonden; terwijl nunbsp;bij de draaiing van de buis de as der lens en de lijnen

1) nbsp;nbsp;nbsp;Zehender’s Klin. Monatsbl. VI. 1868. pag. 372.

2) nbsp;nbsp;nbsp;H. Snellen. Die Stokes’sche Linse mit constanter Ase.nbsp;Arch. f. Ophth. XIX. I. pag. 78. — Snellen en Landolt innbsp;Graefe-Saemisch’s Handbuch der Augenheilk. III. I. Pag. Si.

-ocr page 108-

74

steeds gelijke richting houden. Deze methode levert de mogelijkheid op om snel achtereenvolgend de refractienbsp;in de verschillende meridianen te bepalen en is vooralnbsp;doeltreffend om regelmatig en onregelmatig astigmatismenbsp;van elkander te onderscheiden.

Is de accommodatie buiten spel, dan levert laatstgenoemde methode wel geene bezwaren, maar indien hij achtereenvolgende waarnemingen meerdere of mindere spanningnbsp;der accommodatie kan ontstaan, dan is de uitkomst dernbsp;bepaling niet voldoend vertrouwbaar. Dit bezwaar wordtnbsp;merkelijk verminderd, wanneer de lijnen niet achtereenvolgend in verschillende richting, maar daarentegen gelijktijdig gezien worden. Hieraan voldoen stervormigenbsp;figuren, zooals die tot dit doel ontworpen zijn doornbsp;Donders, Becker, Green.

Snellen gaf in zijne Testtypes eene halve sterfiguur, omdat in de radii van een halve cirkel reeds alle richtingennbsp;vervat zijn. Hij noemt daarbij O de verticale, en -1-0° tot 90°nbsp;de hellingen naar rechts, —- 0° tot 90° die naar links.

Zoodanige sterfiguren zijn in meest verschillenden vorm ontworpen, maar geen schijnt mij toe geheel te voldoen.

Ik heb mij de vraag gesteld aan welke eischen zoodanige figuur moet beantwoorden? De uitkomst dezer overweging geef ik in het volgende hoofdstuk.

-ocr page 109-

III. De door mij gevolgde methode van bepaling van het astigmatisme.

Bij de bepaling van myopie en van hypermetropie verdienen die methoden de voorkeur, waarbij door ge-zichtsscherptebepaling de aangaven van den patient gecontroleerd kunnen worden. Hetzelfde geldt ook bij hetnbsp;onderzoek naar de richting en naar den graad van hetnbsp;astigmatisme. Ik heb mij daarom voorgesteld de lijnennbsp;zoodanig in te richten, dat het den patient niet alleennbsp;gemakMyh is aan te geven , welke lijn hij het beste ziet,nbsp;maar, tevens ook, in welke mate hij de lijnen in de eenenbsp;richting beter ziet dan in de andere. Met dit doel heb iknbsp;de enkele lijnen van Snellen’s halve ster vervangennbsp;door drievoudige lijnen, en wel zoodanig dat die van hetnbsp;centrum der figuur naar de peripherie allengs in afmetingnbsp;toenemen. Die afmetingen zijn aan de breede uiteindennbsp;der figuur overeenstemmende met de optotypi nquot;. 24 ennbsp;aan de smalle uiteinden met de optotypi n“. 6. Indiennbsp;nu de patient op zes meters afstand de verticaal opge*nbsp;hangen figuur met één zijner oogen aanziet, kan hij zichnbsp;overtuigen tot hoever hij de drievoudige lijnen nog afzonderlijk onderscheidt. Terwijl ik nu den vinger langs elknbsp;der stellen van drie lijnen van buiten naar binnen laatnbsp;heen glijden, kan hij mij mededeelen, waar de lijnen

-ocr page 110-

76

beginnen ineen te vloeien. Op desse wijze kan uit het verschil der gezichtscherpte in op elkander loodrechtenbsp;richting reeds hij benadering tot den graad van hetnbsp;astigmatisme worden besloten. Het grootste voordeelnbsp;dezer figuur is echter, dat de patient zelf gemakkelijkernbsp;heoordeelen kan, welke richting hij het best onderscheidt.

Uitgaande van de loodlijn, zijn telkens van tien tot tien graden de lijnen met duidelijke cijfers aangeduid,nbsp;hetgeen de aanwijzing van de richting gemakkelijk maakt.nbsp;De geheele figuur is zoo groot, dat ze bij eene gezichts-scherpte van 1 tot V4 nog op zes meters kan wordennbsp;gebruikt.

Het behoeft nauwelijks vermelding, dat men te zorgen heeft, eensdeels dat de plaat recht hangt, anderdeels dat denbsp;patient zijn hoofd recht houdt. Met het oog op het laatste hennbsp;is er ook steeds op bedacht geweest, bij mijne bepalingennbsp;het tweede oog af te sluiten met behulp van een brillen-stel met zwart plaatje, omdat, als de patiënten het oognbsp;met de hand zullen afsluiten, zij veelal de neiging ver-toonen, het hoofd in de richting naar die hand te doennbsp;hellen. 1) Bij de samenstelling van deze figuur maakte iknbsp;nog de volgende opmerking: Aanvankelijk had ik denbsp;cijfers niet loodrecht, maar wel in de richting der verschillende lijnen aangebracht; ik merkte toen ook bijnbsp;vele patiënten de neiging op om bij het aanzien van elknbsp;der cyfers de mediaanlijn van het hoofd daaraan evenwijdig te stellen. Het is natuurlijk noodig alles te vermijden wat aanleiding kan geven dat het hoofd van denbsp;juiste stelling afwijkt.

Bij mijne hepalingen hen ik telkens begonnen, met behulp van Snellen’s optotypi, de gezichtsscherpte van

1) H. Snellen, Arch, f. Ophth. XV. 11. pag. 201.

-ocr page 111-

77

het ongewapend oog te constateeren. Dan wordt met spherische glazen de refractie zooveel mogelijk gecorrigeerd.nbsp;Nu stel ik de vraag, welk der lijnen het scherpst en hetnbsp;verst naar het middelpunt toe onderscheiden wordt. Wordtnbsp;dit scherp aangegeven, zoo weet ik dat er een cilinderglasnbsp;noodig is, en wel met de as loodrecht op de aangeduidenbsp;richting. Nu blijft alleen over na te gaan, welke hetnbsp;cilinderglas is, waarmede de verschillende lijnen, het meestnbsp;mogelijk, onderling gelijk gemaakt worden. Het is dikwijls wenschelijk, ter controle, deze laatste proef tenbsp;herhalen met aanwending van de optotypi, omdat mennbsp;alsdan door het doen opnoemen der letters de keuze vannbsp;den patient verifieeren kan.

Kent men aldus het astigmatisme, zoo wordt het corri-geerende cilinderglas voor het oog geplaatst en dan op nieuw met behulp van spherische glazen de verdere refractie , regula artis, geconstateerd. Somtijds vindt men daarbijnbsp;de myopie geringer of de manifeste hypermetropie grooternbsp;dan vóór de correctie van het astigmatisme, omdat hetnbsp;astigmatische oog neiging heeft, ter wille van verkleining der pupil, de accommodatie bovenmatig in tenbsp;spannen. Vindt men zoo doende een groot verschil vannbsp;refractie, dan zal men wel doen, ter bevordering vannbsp;nauwkeurigheid, na correctie met spherisch glas, nogmaalsnbsp;het astigmatisme op de bovenvermelde wij'ze te bepalen.

Eén punt verdient hier nog nadere bespreking. Ik heb gezegd dat bij het gebruik van de stervormige figuur denbsp;lijn die het best gezien wordt de richting van een dernbsp;hoofdmeridianen aangeeft. Dit is in den regel waar,nbsp;maar er kan zich hier ééne uitzondering voordoen, dienbsp;tot onjuiste conclusie aanleiding geeft. Gaan we denbsp;verschillende gevallen na. Indien het te onderzoeken oog

-ocr page 112-

78

in een of in beide hoofdmeridianen (hetzij door refractie, hetzij door accommodatiespasme, hetzij door aanwendingnbsp;van positieve spherische glazen) myopisch is, dan zal, wanneer men den patient van af groeten afstand allengs tot denbsp;figuur doet naderen, het eerst onderscheiden worden de lijn ,nbsp;die loodrecht staat op den meridiaan van zwakste breking,nbsp;en de as van het corrigeerende negatieve cilinderglas zalnbsp;dus in dien meridiaan geplaatst moeten worden. Bijnbsp;hoogen graad van hypermetropisch astigmatisme, daarentegen, zal de lijn loodrecht op den meridiaan vannbsp;breking het best gezien worden. Bij zwakken graad vannbsp;hypermetropie, als over voldoende accommodatie beschiktnbsp;wordt, kan zich hetzelfde voordoen als bij myopisch astigmatisme, omdat bij astigmatisme veelal accommodatiespasme bestaat. Maar nu doet zich de boven aangeduide exceptie voor, bij gemengd astigmatisme, zoodra denbsp;accommodatie wordt opgeheven. Duidelijk zal dit wordennbsp;uit de mededeeling van het volgende geval, dat ik hetnbsp;voorrecht had bij te wonen; De Heer P., Militair, oudnbsp;26 jaar, was herhaaldelijk nauwkeurig onderzocht; zoowelnbsp;met mijne figuur als met de astigmometrische stereos-coopplaat bleek de hoofdmeridiaan van sterkste brekingnbsp;op het rechter oog -f- 20°. Met een negatief cilinderglas — 5 verbeterde de visus van “/so tot Vo. Spherischenbsp;negatieve glazen gaven geene verbetering, sterkere positievenbsp;spherische glazen werden voor het zien op afstand verworpen. Spherisch -|- i werd nog verdragen. Dit resultaat werd bij herhaald onderzoek — altijd zonder aanwending van mydriatica — telkens volkomen bevestigd.nbsp;Om militaire belangen moest nu genoemde patient dooinbsp;eene ofïicieele Commissie gekeurd worden. Deze wendde,nbsp;overeenkomstig voorschrift, vooraf atropine aan. Bij ditnbsp;onderzoek, overigens geheel lege artis ingesteld, werd

-ocr page 113-

79

toen eene gebeel andere richting van den meridiaan van duidelijkst zien gevonden. Zelfs vrerd de juistheid vannbsp;het resultaat van vroegere bepalingen in ernstigen twijfelnbsp;getrokken. De patient, ontdaan over deze tegenstrijdigenbsp;uitkomsten, meldde zich terstond hier weder aan. Ook wijnbsp;constateerden nu, dat niet meer de lijn 20°, maarnbsp;wel eene links van de verticale het best gezien werd.nbsp;Wat was hier het geval? Het oog vertoonde na aanwending van het mydriaticum een gemengd astigmatisme.nbsp;De lijn loodrecht op de richting van sterkste brekingnbsp;werd niet duidelijk gezien, omdat daarvoor myopie bestond,nbsp;en de lijn loodrecht op den meridiaan van zwakste breking evenmin , omdat, door de accommodatieparalyse,nbsp;voor die richting hypermetropie manifest was geworden.nbsp;Bet duideli^lcst werden nu onderscheiden de lianen in eenenbsp;richting gelegen tusschen de beide Jioofdmeridianen. Door hetnbsp;voorplaatsen van een spherisch glas van 1.5 verkreegnbsp;men op nieuw het juiste resultaat, zooals dat vóór denbsp;opheffing van de accommodatie was gevonden.

Met het oog op dergelijke gevallen mag het gemakkelijker heeten het astigmatisme te bepalen zonder aanwending van mydriatica; maar ook uit een ander oogpunt verdient zulks, op klinisch terrein, aanbeveling. Bij onregelmatige kromming van de brekende vlakkennbsp;van het oog vindt men dikwijls eene eenigzins anderenbsp;breking in de peripherie dan in het centrum. Men kannbsp;dus bij verwijding der pupil een ander resultaat verkrijgen dan bij de niet verwijde pupil; en het is, in dennbsp;regel, de afwijking bij niet verwijde pupil, die moetnbsp;worden gecorrigeerd.

-ocr page 114-

IV. Statistisch onderzoek.

Aau den Hoogleeraar Donders dankt de oogheelkunde de kennis dat astigmatisme zeer veelvuldig voorkomt, ja, dat genoegzaam alle oogen in meerdere of mindere mate eenige astigmatische breking bezitten. Omtrent de vraag hoe veelvuldig het abnormaal astigmatisme voorkomt, zijn nog geene statistische cijfers bekend gemaakt. Snellen vond in 1869—70 bij 2400nbsp;achtereenvolgend bepaalde patiënten van zijne privaat-praktijk 9.3 met storend astigmatisme. Maar hij wilnbsp;dat cijfer niet voor de geheele bevolking doen gelden,nbsp;omdat op eene kliniek voor ooglijders het cijfer eensdeels te hoog zal zijn, omdat juist het astigmatismenbsp;hen daarheen drijft, en anderdeels te laag, omdat aldaarnbsp;andere bijkomende gebreken de herkenning van het astigmatisme onmogelijk maken.

Ik hoop later gelegenheid te vinden door nauwkeurige bepaling van een groot aantal schoolkinderen de kennisnbsp;van dit cijfer aan te vullen. Uit den aard der zaaknbsp;vereischt dit een zeer tijdroovend onderzoek.

Snellen gaf in 1869 1) een statistisch overzicht omtrent den graad der afwijking en de richting der

1) Arch. f. Ophth. XV. II. Pag. 199.

-ocr page 115-

81

hoofd meridianen bij 237 linker en 235 rechter oogen met abnormaal astigmatisme. Het is wenschelijk eennbsp;grooter aantal waarnemingen aan statistische conclusiënnbsp;ten grondslag te leggen, en ik heb mij daarom voorgesteld het bovenvermelde overzicht voort te zetten. Iknbsp;mocht daartoe beschikken over de aanteekeningen vannbsp;Prof. Snellen’s private praktijk over 1869—1877. Opnbsp;het voetspoor van bovenvermelde opgaven over 1864—1868,nbsp;heb ik, ten einde onzekere opgaven buiten te sluiten,nbsp;mij bepaald tot het vermelden van die gevallen, waarnbsp;de bepaling tot het voorschreven van cilindrische glazennbsp;geleid heeft. Ook heb ik zooveel mogelijk gezorgd datnbsp;op de lijsten der verschillende jaren dezelfde personennbsp;niet meer dan eenmaal zouden voorkomen. De gezamenlijke statistiek loopt nu over een aantal van 1273nbsp;oogen met storend astigmatisme, bepaald bij 735 personen. Van deze zijn 465 mannen en 270 vrouwen.

’t Blijkt dus dat ruim 1.7 maal meer mannen dan vrouwen met astigmatisme zich hebben aangemeld. Ik zou hieruit intusschen niet durven besluiten dat astigmatismenbsp;in ’t algemeen minder bij vrouwen dan bij mannennbsp;voorkomt.

De meerderheid van de hier onderzochte personen komen van andere plaatsen; het ligt voor de hand te veronderstellen dat mannen lichter dan vrouwen zullen besluiten , naar aanleiding van betrekkelijk geringe klachten, eene reis te ondernemen. Vooral bij de minvermogenden is het aantal mannen, die zich met astigmatisme aanmelden, grooter dan het aantal vrouwen. Van denbsp;waarnemingen in de jaren 1864—68 zijn 78 Gasthuis-patienten: van deze waren 53 mannen en 25 vrouwen.nbsp;In het algemeen is van de gezamenlijke patiënten hetnbsp;aantal mannen grooter dan het aantal vrouwen; maar

-ocr page 116-

82

het verschil is niet zóó groot. Aan het Gasthuis kwamen in de genoemde jaren 1.4, aan de privaatpraktijk 1.07nbsp;maal meer mannen dan vrouwen.

Behalve dat mannen lichter tot eene reis besluiten, moet in aanmerking worden genomen, dat in onze maatschappij , voor studie en fijn handwerk, mannen meernbsp;dan vrouwen zich tot groote inspanning der oogen genoodzaakt zien, waardoor ook mannen eerder dan vrouwennbsp;wegens asthenopie raad zullen inroepen. Een onderzoeknbsp;van schoolkinderen, van welke jongens en meisjes ondernbsp;gelijke omstandigheden verkeeren, zal omtrent den invloednbsp;van het geslacht eerst zekerheid kunnen geven.

1. Er hebben zich aangeme^

Van V

tot

10'

jaar

21

„ 10'

»

20'

77

252

„ 20'

75

30'

77

186

„ nbsp;nbsp;nbsp;30'

Ji

40'

75

106

„ nbsp;nbsp;nbsp;40'

75

50'

77

70

„ 50'

77

60'

75

42

Boven 60'

77

17

Van 694 dezer astigmatici vond ik den leeftijd opge-teekend.

Uit dezen staat blijkt wel dat astigmatisme, of ten minste aan astigmatisme toe te schrijven asthenopie, metnbsp;den leeftijd niet toeneemt. Ook zijn mij geene gevallennbsp;voorgekomen, waar gewoon astigmatisme in het oog-loopend was toegenomen, ofschoon vele van de hiernbsp;vermelden, jaren achtereenvolgend, telkens op nieuwnbsp;werden bepaald.

In de meerderheid der gevallen van belangrijk astigmatisme bleek de gezichtsscherpte ook na volkomene

-ocr page 117-

83

correctie met glazen beneden de normale te blijven. In vele gevallen verbeterde de gezichtsscherpte, nadat denbsp;corrigeerende glazen eenigen tijd gebruikt waren. Bijnbsp;een alsdan herhaald onderzoek was de bepaling gemakkelijker en nauwkeuriger en werd daarbp wel eens eennbsp;eenigzins ander resultaat verkregen, zonder dat evenwelnbsp;met zekerheid was vast te stellen, dat de graad en denbsp;richting van het astigmatisme werkelijk veranderd waren.nbsp;Eene voortzetting van met dit bepaald doel ingesteldenbsp;en over jaren loopende waarnemingen blijft gewenscht.

Ten opzichte van den aard van het astigmatisme werd gevonden :

in 1864—68, 206 Ash. 266 Asm. in 1869—77, 310 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;491nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„

Het gemengd astigmatisme (Ash. o Asm.) is hier gebracht tot het myopisch astigmatisme, omdat het zich, buiten opheffing der accommodatie, in den regel als zoodanig voordoet.

In het geheel is dus myopisch (met inbegrip van gemengd astigmatisme) ruim 1.4 maal meer voorgekomen dan hypermetropisoh astigmatisme.

Hulke 1) vond ook bij zijne patiënten in Londen dit overwicht van Asm, zelfs nog in hoogere mate: van 320nbsp;astigmatische oogen noteerde hij 118 met Ash, 291nbsp;met Asm.

Evenzoo vond Eoyes 2) in New-York bij 481 per

il J. W. Hulke Summary of 192 cases of astigmatism. (Ophth. Hosp. Eeport 1875. VIII. p. 177.)

2)1). Henry Noyes. Analysis of 1079 recorded cases of ametropia and muscular weakness, with deductions respectingnbsp;asthenopia. Eeport of the fifth internat, ophth. congress, 1876.nbsp;p. 148. 213.

-ocr page 118-

84

sonen met astigmatisme, 901 astigmatische oogen, waarvan 387 met Ash, en 514 met Asm, d. i. ook bijna 1.4 maalnbsp;meer Asm dan Ash.

De sterkste graden van As, die voorkomen, zijn van 6 dioptriën. De meerderheid der gevallen zijn veel zwakker.nbsp;Zwakke graden van astigmatisme werden vooral veelvuldignbsp;bepaald bp zwakke myopen, op den leeftijd dat deze beginnen presbyopisch te worden. Wanneer deze toch moetennbsp;overgaan tot het gebruik van een bril, komen hier denbsp;enkelvoudige cilinderglazen zeer ten bate, negatieve voornbsp;grooteren afstand, positieve voor meer nabij.

Men verlieze hier niet uit het oog dat mijne statistiek niet over alle bepalingen van astigmatisme loopt, maar alleennbsp;diegene omvat waar deze bepaling tot het voorschrijven vannbsp;cilinderglazen heeft aanleiding gegeven. Men komt ernbsp;spoediger toe enkelvoudige cilinders voor te schrijven,nbsp;dan wel gecombineerde glazen, C Q S, omdat deze laatstenbsp;kostbaarder en niet dadelijk voorhanden zijn 1). Vannbsp;daar dat in onze statistiek het aantal gevallen van As,nbsp;en van As verbonden met zwakke graden van ametropienbsp;betrekkelijk hoog is tegenover het aantal der gevallennbsp;van As verbonden met hoogere graden van ametropie.

In mijn overzicht van 801 astigmatische oogen vind ik;

1) Wanneer combinatiën van C- met sterke S glazen ver-eisoht worden, maakt men bier ook gaarne gebruik van het uitstekend advies van Loring, om daartoe met kit aan eennbsp;te voegen een plaancilinder van gewone grootte en vorm ennbsp;een plaanspherisch glas van kleineren omvang. Op deze wijzenbsp;vermijdt men de groote dikte der gecombineerde glazen en kannbsp;men zelfs bij Apbakie glazen versohafien die niet zwaarder zijnnbsp;dan die van gewone presbyopische brillen. (E. G. Loring. Annbsp;astigmatic glass for cataract-patients. Transact. Americ. Opbth.nbsp;Soc. 1871. p. 108.

-ocr page 119-

85

Sterker dan 1.5, Ash 144 = ISVo.

Asm 191 = 247o.

Van 1.5 of zwakker, Ash 166 = 20.5 7o.

Asm 300 — 37.5 7o.

Het zijn dus de zwakkere graden van As, en vooral die van Asm, welke in deze statistiek de meerderheid uitmaken.

Hoe de richting der hoofdmeridianen is, big kt in het algemeen, uit dagt; hierbij gevoegde schematische figuren,nbsp;waarop de meridiaan van sterke breking, voor rechternbsp;en linker oogen afzonderlijk is aangegeven, voor Ashnbsp;met het teeken •, voor Asm met het teeken .

Het springt in het oog dat de vertikale meridiaan verreweg ’t meest wordt ingenomen; dan volgt de horizontale; de tusschenliggende zijn ongeveer gelijkmatignbsp;bedeeld. Ik vond bevestigd, hetgeen Prof. Snellen innbsp;zijne statistiek over 1864—68 mededeelt, dat namelijknbsp;de twee oogen in het meerendeel der gevallen symmetrischnbsp;of ongeveer symmetrisch zgn.

Van de 801 astigmatische oogen was de meridiaan van sterkste breking:

vertikaal nbsp;nbsp;nbsp;301nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;malennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37.5 7o

horizontaal nbsp;nbsp;nbsp;76nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9.5 7»

in verdere richtingen nbsp;nbsp;nbsp;424nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53. 7“

Indien men de tusschenliggende richtingen voegt bij den verticale of hij den horizontale, naarmate ze daartoenbsp;meer naderen, verkrijgt men de volgende uitkomsten:nbsp;verticaal tot 40° Ash. 261 (133 zwak, 128 sterk)nbsp;Asm. 344 (194 zwak, 150 sterk)nbsp;dr 50° tot horizontaal Ash. 42 (27 zwak, 15 sterk)nbsp;Asm. 430 (92 zwak, 38 sterk)nbsp;in meridiaan van 45° Ash. 7 (6 zwak, 4 sterk)

Asm. 17 (14 zwak, 3 sterk)

-ocr page 120-

86

(Lichte graden van As noem ik hier weder die tot en met 1.5; sterke graden die sterker zijn dan 1.5).

De verticale richting praedomineert dus volgens deze statistiek 3.5 malen meer dan de horizontale richting,nbsp;voor den meridiaan van sterkste breking.

Het is derhalve niet geheel ten onrechte als men van de horizontale richting als de exeptioneële spreekt. Gaannbsp;wij nu nog na, waar vooral deze exceptie voorkomt:

Volgens hovenstaanden staat was de meridiaan van sterkste breking nader tot den horizontale dan tot dennbsp;verticale:

van 160 oogen met zwak Ash. 27 malen = IT^/o „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;143nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sterknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ash.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.5%

„ nbsp;nbsp;nbsp;286nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zwaknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Asm.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;92nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;32%

„ nbsp;nbsp;nbsp;188nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sterknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Asm.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;38nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20%

Het is in het oogloopend hoe de verticale richting op den voorgrond treedt bij zwak As meer dan hij sterk As,nbsp;bij Asm meer dan bij Ash, zoodat zwak Asm dan ooknbsp;verreweg het grootste cijfer levert.

Niet onwaarschijnlijk zal het voorkomen van As, als ook de richting der hoofdmeridianen in verband staannbsp;met den schedelvorm; aanwijzingen van erfelijkheid zijnnbsp;ook dikwijls waar te nemen.

Ja val 1) meent opgemerkt te hebben dat de richting van den meridiaan van sterkste breking vooral doornbsp;erfelijkheid wordt bepaald: 10 zijner verwanten, waaronder hij zelf, hebben astigmatisme; van deze is bij 9nbsp;personen de meridiaan van sterkste breking horizontaal.nbsp;,.I1 m’a semblé”, zoo schrijft hij, „qu’en general, chez

1) Dr. E. Javal. Astigmatisme. Traité tbéorique et pratique des Maladies des Yeux, par L- Weck er, 2lt;gt;e édition, 2^ T.nbsp;p. 843, Paris, 1869.

-ocr page 121-

87

„les juifs, Ie défaut affectait de préférence cette direction.” En eigenaardig is de opmerking die hij er bij voegt:nbsp;„Est-ce ponr ce motif que les caractères hébraiques pré-„ sen tent des pleins horizontaux ?”

Van de aetiologie van astigmatisme is nog veel op te helderen. Het komt mij voor dat men beginnen moest denbsp;feiten vast te stellen. In het bovenstaande heb ik de vraagnbsp;trachten te beantwoorden hoe dikwijls de verschillendenbsp;vormen van As worden aangetroffen. Indien men nagaatnbsp;wat verder bij astigmatisme voorkomt, dan valt, in denbsp;praktijk, dadelijk in het oog, ofschoon ik hieromtrentnbsp;geene statistische cijfers kan leveren, dat bij Asmnbsp;veelvuldig voorkomt insufïicientie van de convergentie,nbsp;die in vele gevallen tot waar strabismus divergens zichnbsp;ontwikkelt. Bovendien wordt bij Asm dikwijls waargenomen dat de my epische chorioïdaalatrophie niet alsnbsp;bij myopie aan de buitenzijde der papilla, maar in dennbsp;regel aan de onderzijde der papilla ontstaat. Verdernbsp;hadden Prof. Donders en Dr. Middelburg gevondennbsp;dat de astigmatische breking der lens veelal in tegengestelde richting is van de astigmatische breking dernbsp;cornea. Prof. Snellen 1) heeft onlangs eene opmerkingnbsp;medegedeeld, waarvan mij toeschijnt dat zij de verwachting mag doen koesteren meer verband te kunnen doennbsp;vinden tusschen de verschillende waargenomen feiten.nbsp;Snellen vond dat bij astigmatische oogen niet alleennbsp;de kromming der cornea in de twee hoofdmeridianen

1) Mededeelingen Dtr. Afd. der Maatsch. t. bev. d. Geneesk. 25 October, 1878.

-ocr page 122-

88

verschilt, maar dat de geheele oogbol deze vormverandering deelt. Bij verschillende geëxstirpeerde oogen vond hij de afmetingen in den aequator zeer uiteen-loopend; en ook in vivo vindt hij bij sterk astigmatismenbsp;veelal gemakkelijk te constateeren dat de sclerotica innbsp;de beide hoofdmeridianen groot verschil van krommingnbsp;vertoont. „Terwijl spherische ametropie berust op ver-„lenging of verkorting van de polaire as van den oogbol,nbsp;„ontstaat het astigmatisme van de brekende vlakten vannbsp;„het oog, in den regel, als gevolg van relatieve ver-„lenging of verkorting van eene der aequatoriale assen.”

-ocr page 123-

Anno 1869.

Initiaal

en

N».

73

O

O

0)

a

O.

Richting

van

maxim.

Refractien.

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliên.

G.

64

V.

40

D.

— 10°

Asm'/i5

c —

'/,s3S '/36

S.

vert.

Asm i/i3

“/20

c —

'/l3v.^s '/j6

V. V.

92

M.

18

D.

hor.

Asm'/se

_

C-Vac

Nebulae cor-

S.

hor.

Asm 'lts

“/aa

C~V48

neae.

R.

146

V.

20

D.

Hm '/¦24

S V24

S.

20°

Ash '/36CUmVj4

“quot;Ao

c

’/ae S '/24

V. R.

206

V.

17

D.

— 15°

Asm '/is C M'/g

c —

Vis 3 S — '/lo

S.

Asm'/iaCM Vi2

id.

c —

VisCS-'/jo

V. R.

224

M.

15

D.

— 20°

Ash '/g. 3 Hm VsB

'Vao

C V36

S.

vert.

Ash '/38 C Hm '/36

id.

id.

d. N.

254

M.

34

D.

— 10’

Ash '/i8 —Hm'/io

c

'/isO s Vs

S.

— 10’

Ash '/•i4 3 Hm Yb

id.

c

7i4 3 S Vs

v.R.v.E.286

M.

25

D.

45°

Asm 'ƒ36 üi M

C —

7363S-Vio

S.

— 20°

Asm i/ig ~ M '/.24

c —

'lisCS-Vaa

M.

322

M.

D.

20°

Asm 'ƒ36 C M 1/5

S~'/,

Maculae cor-

S.

50°

Asm 1/45

id.

S~V,6

neae.

K.

394

M.

24

D.

— 10’

Asm V12 C M '/16

c —

VwCS-Vie

S.

— 10°

Asm i/ia 3 M ViB

id.

d. G,

430

M.

20

D.

vert.

Asm i/io 3 M V26

'*/40

red.

S.

vert.

id.

id.

id.

B.

1044

M.

35

D.

vert.

Asm VsoCHmlev.

_

C-Vao

S.

vert.

Asm '/12 C Hm '/af,

- '/l2

F.

1114

V.

25

D.

vert.

Asm '/30C M 1/33

“/ao

C-'/a»

Nebulae cor-

S.

vert.

id.

^7i0„

id.

neae.

gebruikte VERKORTINGEN;

O = oculus. D = dexter. S = sinister. V = visus. M = myopie. H = hypermetropie. E = emmetropie. Ash en Asm — hypermetropisch en myopisch astigmatisme. Red.nbsp;~ reduceerend. a.b. = afstandsbril. l.b. = leesbril. = positief of naar rechts.nbsp;— = negatief of naar links.

1

-ocr page 124-

Anno 1869.

Anno 1869.

Initiaal

Richting

V.

Voorgeschreven

Verdere

en

cS

O.

van

Refractiën.

met

'«fl

glazen;

bril.

anomaliën.

N».

Ü

1-1

maxim.

d. P. 1222

M.

36

D.

vert.

Asm 1/20

red.

S.

vert.

id.

id.

V. G. 1264

M.

31

D.

vert.

Asm Vio

red.

S.

— 10

id.

id.

V. 1400

M.

47

D.

hor.

Asm 1/41! C ‘/50

quot;“/so

red.

S.

id,

id.

id.

id.

W. 1430

M.

30

D.

vert.

Asm'/iaCM'/s

C-'/,2CS-'/i2

S.

— 10°

Asm i/jo C M Vs

id.

V. nbsp;nbsp;nbsp;1460

M.

8

D.

vert.

Ash i/ii C Hm i/.y

'“/so

C '/nOS '/le

S.

id.

Ash Vii ^ Hm 1/18

id.

N. nbsp;nbsp;nbsp;1482

M.

25

D.

35°

Asm'/jiCM'/e Asm 1/48 C M

'“/40

c-Vs4C:s-'/s

S.

— 5°

id.

quot;-¦'«-'-eTs

d. Vr. 1502

M.

28

D.

— 30°

Asm V16 C M Vae

•Vjo

^ — '/i(i

S.

— 5°

Asm '/ae C M Va

'“/so

C-'/4

d. Vr. 1580

M.

27

D.

— 15°

Ash'/,i

'“/so

red.

S.

10°

id.

'“/lOO

id.

V. D. 1616

M.

_

D.

45°

Asm Vae C M '/a

'V40

^ nbsp;nbsp;nbsp;V36nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ —/s

S.

— 30°

Asm gt;/24 3 M 'ƒ45

/2O

C-'/24

B. nbsp;nbsp;nbsp;1644

V.

17

D.

vert.

Asm 7ir C M '/,

C-'/as CSV,2

S.

10°

id.

Ash '/48 3 Ilm ^ AshVanCHmi

quot;/to

id.

W. 1674

M.

13

D.

vert.

S.

id.

id.

B. nbsp;nbsp;nbsp;1682

V.

26

D.

— 30°

Asm'/jgCM'/is

'7so

red.

S.

— 30°

id.

'750

id.

H. 1710

M,

47

D.

MVa

20/

/30

Matglas.

S.

vert.

Asm '/48 C M Vag

C '/48

V. L 1876

V.

53

D.

S.

— 30°

^ W2

Asm '/ao C M '/jt

'7roo

'Vioo

c__

37.4

Matglas.

Maculae cor-neae.

P. nbsp;nbsp;nbsp;1904

V.

22

D.

25°

Ash CM'/,8

20/

ho

C '/a

Strab. diver.

S.

— 30°

Ash Va C M V2,

'740

id.

Initiaal

en

N».

0

d

0)

0

y

Cm

0)

a;

0.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën.

B. nbsp;nbsp;nbsp;2046

V.

24

D.

vert.

Ash i/a4

'730

red.

S.

id.

id

1

id.

B. nbsp;nbsp;nbsp;2062

M.

13

D.

50=

Asm '/aaCM'/s

20/

/so

C-'/aaCS-'/a

S.

— 50'

id.

'7to

id.

V. S. 2074

V.

17

D.

Ash Vgg

'750

c '/aa

S.

M Va

S-'/s

B. nbsp;nbsp;nbsp;2106

V.

16

D.

vert.

Asm '/48CM^

'7ro

S-'/e

S.

^3^4

'V20

id.

F. nbsp;nbsp;nbsp;2140

M.

16

D.

M'/s

1

S-'/8

S.

vert.

Asm Vao

'720

C-'/aa

B. nbsp;nbsp;nbsp;2232

M.

15

D

_

E

_

_

S.

- 10°

Ash '/24 C Hm Vs4

C 'InZ^ 'h

R.v.L. 2266

V.

20

D.

45°

Asm V42

1

C-'/n

S.

45°

id.

id.

id.

d. V. 2280

V.

30

D.

vert.

Asm 1/48

1

red.

S.

10°

id.

id.

id.

S. nbsp;nbsp;nbsp;2298

M.

47

D.

30°

Asm Vsr,

'Vso

C-'/aa

S.

10°

Asm Var, C M '/ao

'740

id.

v.d.H. 2308

M.

17

D.

10°

Asm '/48 C M '/a

'“/20

S-'/l2

S.

M V,s

'Vso

S-'/l4

v.d. P.2330

M.

24

D.

80°

Asm Vir,

red.

Nebulae cor-

S.

80°

Asm Vao

id.

neae.

W. 2332

V.

D.

vert.

Ash Via

_

red.

S.

id.

id.

id.

V.D. 2356

M.

D.

15quot;

Asm V,r, C M '/.g

20/

/30

C-'/.r,

S.

25°

Asm Vie C M Vs

'“/40

C-'/k,C0-'/,„

K. 2360

M.

34

D.

Asm 1/48

'“/so

red.

S.

Asm minim

id.

K. 2368

M.

20

D.

60°

Asm'lie CM'/,8

'V,-,o

C-'/,a

S.

hor.

Asm '/jg

¦•‘“/40

id.

U. 2402

V.

50

D.

hor.

Asm '/48 C M '/eo

'“/sn

red.

S.

id.

id.

'“/ao

id.


-ocr page 125-

Anno 1869.

Anno 1870.

Initiaal

.S

y

Richting

V.

V oorgeschreven

Verdere

Initiaal

Richting

V.

V oorgeschreven

Verdere

en

Cl

0,

van

Refractien.

met

en

cs

Ȇ

0.

van

Refractiën.

met

N».

w

lt;ü

glazen.

bril.

anomaliën.

N».

tn

glazen,

bril.

anomaliën.

o

maxim.

Ü

maxim.

V. K. 2é48

M.

20

D.

— 80°

Asm Vso C M 7,6

C-YooCS-Yis

V. E.

214

M.

22

D.

vert.

Asm7,8 CM 7,4

^“Ao

c — ‘AoC s—7-24

Strab. div.

S.

80°

id.

-V-20

id.

S.

— 25°

Asm 7,5 CM 73

platglas

D.

platglas

K. 2452

V.

13

D.

20°

Ash Vi6

C '/,6

S.

_

_

c-7,8 CS-75

23

S.

70°

Asm Yai

C-724

A.

220

M.

29

D.

— 70°

Ash 736 C Hm 7,6

‘Vso

Strab. div.

c 73r C s ‘/i8

v.R. 2476

M.

D.

vert.

Ash'/isCHm'/se

'V00

C Vl5

S.

E.

1

zwart.

S.

id.

Ash Van ^ Hm

'V20

c '/so

H.

234

V.

30

D.

vert.

Asm Vt 3 M

_

S. nbsp;nbsp;nbsp;2484

V.

18

D.

— 5°

Asm 736

1

red.

S.

hor.

Asm 7,4 C M 7,2

S.

Asm 726

id.

_

R.

236

M.

47

D.

hor.

Asm//,8

‘Vso

red.

Strab. div.

B. nbsp;nbsp;nbsp;2514

M.

16

D.

vert.

Ash 7„

'720

C 7i3

S.

80°

Asm 7,8

“Ao

II. 2522

40

S.

id.

10

Ash 7,3 3 M

Asm Yj., C M 7.,8

20/

rto

c 7i8

G.

260

M.

31

D.

70°

Asm V36 C M ^

“Ao

S-‘/4

M.

D.

1

red.

S.

vert.

Asm V20 C M Y-.o

id.

id.

S.

— 70°

Asm 736 C M 2^

'Vso

id.

W. 2546

M.

56

D.

S.

hor.

id.

Ash 7,2 C Hm Yjj Ash 7,6 C Hm Yjj

C 7r2CS 7i2 C 7i6 CS 7i2

i

K.

278

M.

16

D.

S.

hor.

— 80°

Asm V42 C ^ V28 id.

‘V20

id.

red.

id.

H. 2560

V.

16

D.

¦

MY?

'730

1

3V2

!

S.

294

M.

39

D.

20°

Ash 724 C Hm 724

_

c ‘/)4 C S ‘/is

S.

10°

Asm 7,6 CM —

'730

H.

312

V.

20

S.

15°

Ash 7,6 C Hm 724

c 7i8 C S ‘/i8

C-'/,oCS-'/3

D.

vert.

Asm 7,6

red.

Anno 1870.

S.

id.

Asm 742

id.

D.

322

V.

17

D.

vert.

Ash 7,6 C Hm 7,2

^740

red.

Strab. div.

L. nbsp;nbsp;nbsp;18

M.

19

D.

30°

Ash V3, _ Hm 7,6

‘7to

red.

1

S.

id.

Ash 1/24 Hm 7i2

id.

id.

levior.

S

E.

zwart.

S.

374

M.

23

D.

hor.

Asm 742 C M 7i9

_

S-‘/3„

12

S.

M724

_

S —‘/sc

V. B. nbsp;nbsp;nbsp;82

V.

D,

S.

vert.

id.

AsmV,o 3MVa Asm V12 3 M i/i-,

red,

id.

E.

4C2

M.

16

D.

S.

25° — 30°

Ash 1/2, C Hm 736 Ash 7,6 _ Hm 1/36

quot;Vso

id.

red.

id.

Y. nbsp;nbsp;nbsp;92

M.

D.

70°

Asm V4., C M 7,6

'720

red.

B.

496

M.

43

D.

hor.

Asm 7i8 C M1/3

‘Vso

C-‘/wCS-76

S.

M7h

“Ao

id.

S.

MV4

^Vso

s-73

S. nbsp;nbsp;nbsp;96

V.

54

D

S,

10°

Hm736

Asm 7,8

'7-20

'7o-0

S 7(1!

C ‘/l3

F.

514

M.

45

D.

S.

5quot;

Asm 7,6

1

“Ao

0.

c-‘A6

Solutio reti

M. nbsp;nbsp;nbsp;102

36

20°

V. d. W.

576

M.

32

D.

vert.

Asm 7,6 ^ M

‘Vio

c--‘/i6C:s—Vj

nac.

V.

D.

Asm 736

‘720

red.

gt;

S.

20°

Asm 724

id.

S.

id.

Asm 736 C M

‘quot;Ao

C-‘/so CS-7,

d. K. 152

V.

16

D.

S.

20°

Asm 736 C M 724

1

‘/200

'AoCS736

N.

602

V.

12

D.

’'^372

‘VlOO

s-‘/4

S.

15°

Asm Yso „ M 756

'Vso

C-‘/s„

-ocr page 126- -ocr page 127-

Anno 1870.


Anno 1870.


Initiaal

•T3

Richting

V.

Voorgeschreven

Verdere

en

O.

van

Refractiên.

met

N».

0)

glazen.

bril.

anomaliën.

O

1-3

maxim.

S. nbsp;nbsp;nbsp;1442

M.

37

D.

— 45°

Asmi/jsCMV,

740

C-VseC

S —LC-I/ob'-S-— _

S.

hor.

AsmVi8C;MV4

720

C-‘/l8C

8-1/4) c-i

/19—3- i/o

B. nbsp;nbsp;nbsp;1458

M.

31

D.

30°

Ash 1/24 CMVso

‘Vso

C V24CS 1/24

S.

E.

1

zwart glas

d. J. 1508

M.

18

D.

36°

Asm i/i8 C M

‘V40

C-'/mCS-V,

Atrophia

chorioideae

S.

— 40°

Asm i/i8 C M

id.

id.

in mac lut.

0. D. S.

d. G. 1638

M.

32

D.

nbsp;nbsp;nbsp;5°

Asm 1/30 ~MVi

_

C-1/,0'

;s-7i27 c-

7363S-724)^

S.

id.

Asmi/i,CMi/,2

C-‘/i4C

:s-742gt;-c-

'/i43S-'/24)quot;

H. 1694

V.

23

D.

— 10°

Asm 1/30

_

c-

“¦ ‘/ac

S.

10°

Asm. 1/48 C M i/8„

c-748 3 3-1/80

E. nbsp;nbsp;nbsp;1714

V.

19

D.

— 20°

Ash 1/24 CHmi/s

20/

c 1/24 3 s 7,

S.

30°

id.

id.

id.

V. S. 1768

M.

17

D.

12°

Asm 1/16

'720

red.

S.

— 20°

id.

id.

id.

V. S. 1770

V.

50

D.

— 80°

Asm Vse C M '/so

¦720

C '/se

^c-73o1s

Obscuratio

S' nbsp;nbsp;nbsp;i “H;

lends 0. D.

S

vert.

id.

•75»

id.

= id. ) ^

V. d.P.1776

V.

16

D.

41/quot;

“730

s

-'/s

S.

— 10°

Asm '/i4

id.

C 7i6

d. B. 1790

M.

38

D.

vert.

Ash 1/18 C Hm V31,

_

red.

S.

id.

id.

id.

F. nbsp;nbsp;nbsp;1846

M.

22

D.

vert.

Asm nbsp;nbsp;nbsp;rü M1/24

“720

red.

S.

— 5°

Ash Vis

id.

id.

Br. 1988

M.

35

D.

— 6°

Asm 1/42

'720

c -t- '/30

S.

— 10°

Asm Vso

'740

id.

S. nbsp;nbsp;nbsp;2016

M.

12

D.

30°

Ash 1/24 C Hm 1/48

'720

red.

S.

— 30°

Ash 1/48 Hm V42

'720

id.

V. K. 2046

V.

29

D.

vert.

Ash '/40 Hm V16

‘V20

S ‘/l5

S.

id.

Ash 1/38 C Hm i/i„

id.

id.

M. 2092

M.

19

D.

vert.

Asm V48CM Vis

s

-‘/18

S.

- 5°

Asm 1/12

'7to

c

— V12



-ocr page 128-

Anno 1871.

Anno 1871.

Initiaal

en

N».

O

CQ

Ui

lt;U

O

(U

O.

i

Richting 1

van

maxim, j

1

Refractiën.

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën.

V. R.

76

!

M.

27

D.

vert.

Ash V24 ' Hm V24

20/

/so

red.

i

S.

id.

id.

“/•200

id.

V. d. D. 188

V.

17

D.

— 70°

AshV24CHm^

^7-200

C V24 C S Vso

S.

58°

Ash 1/(6

'V20

C VloCS l/ae

K.

326

M.

13

D.

vert.

Asm 1/(2 C M V24

^740

C - 1/12

S.

id.

id.

id.

id.

K.

374

M

51

D.

— 80°

Asm Vif C M 1/(8

“Ao

red.) !o C —1/13]

S.

id.

Asm 1/48 _ M Vis

'V20

red.j.'^C-V^sjï^

S.

376

M.

12

D.

vert.

Ash i/n 3 Hm i/,8

^75,1

red.

S.

— 10°

Ash J/n _ Hm i/j8

id.

id.

E.

460

V.

19

D.

— 10°

Asm 1/36 C M 1/24

^7,50

S-‘/,2

S.

hor.

Asm l/:i8 C M Vio

quot;“740

id.

V. (1. B,

542

M.

24

D.

— 30°

Ash Vj8 C Hm 1/.24

“Ao

S '/,8

S.

30°

id.

20/

/so

id.

V. W.

706

V.

14

D.

vert.

Ash

“Ao

C 1/8

S.

— 10°

id.

id.

id.

B.

782

V.

26

D.

vert.

Asmi/,8CMV36

“Ao

c i/isL^s (,

S.

id.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;Asjs

v.H.

818

V.

32

D.

— 45°

Asm 1/36 C M 1/(0

^’’/so

C-V,,6CS-i/,X

S.

60°

Asm V:!6 ^ M Vto

‘740

id. nbsp;nbsp;nbsp;)•quot;

v.H.

820

V.

38

D.

75°

Asm 1/48 C MV,

s-vJ.s-v,i..

S.

— 15°

Asm 1/(8 CM 1/5

S-‘/,)quot;S-i/8)t

W.

878

M.

25

D.

vert.

Asm 1/38 CM 1/9

.—

red.

S.

4- 10°

id.

id.

J-

848

V.

25

D.

vert

1

Asm 1/(8 C M

c-'AsCS-ls

Vl-2

S.

id.

Asm 1/(8 C M

20/

/so

C-‘/,oCS-‘/,r

(c-

Vie

Y.

886

M.

13

D.

vert.

Ash 1/(8 C Hm J/24

‘V20

s

S.

— 20°

Ash 1/4.2 —' nbsp;nbsp;nbsp;V2-

‘V20

id.

V. M.

932

M.

27

D.

vert.

Asm V,,8 C M 1/(2

‘V-20

red.

S.

10°

Asm 1/48 C:Mi/„

id.

red.

Initiaal

en

N».

(S

0

rt

Ui

lgt;

Ü

0)

0)

J

0.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

V oorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën.

V. K. 994

V.

D.

.

MVae

‘Vso

S quot;h V36

S.

55°

Asm V48

‘720

id.

v. L. 996

V.

16

D.

— 25°

Asm lev. ~ M Vae

‘7ao

S-'/ae

S.

vert.

AsmVaeCMVi4

id.

S-‘/,8

T.v.A. 1014

M.

64

D.

— 40°

Asm V42 C M Veo

‘7,0

S '/s

Cataract, in-

S.

hor.

Asm V48 _ M Veo

‘7-200

id.

cip.

B. 1016

M.

27

D.

hor.

Asm VaB C M V,

C-V3eCS-gt;/,2

S.

id.

Asm V48 — M V,

C-‘/48CS-Vl2

M. 1072

M.

47

D.

30°

Asm 1/.24

^750

red.

S.

20°

Asm Vae

id.

red.

H. 1098

V.

16

D.

20°

Ash 1/.24 C Hm Vi5

‘740

C V24

S.

1/2006x0

Strab. conv.

G. 1150

V.

17

D.

— 45°

Ash Vae C Hm V12

'740

S Vtrgt;

Incrust, cor-

S.

hor.

AshVaeCHV22

‘7l00

id.

neae.

A. nbsp;nbsp;nbsp;1158

M.

30

D.

vert.

Asm 1/(8 C MVi

‘740

S-1-^ nbsp;nbsp;nbsp;51/2

S.

id.

id.

id.

id.

B. 1302

M.

29

D.

vert.

Asm V12

20/.

C-‘/,4

Strab. div.

S.

id.

Asm Vi4

id.

id.

alternans.

V. R. 130s

M.

26

D.

45°

Asm Va-) C M1/,

^740

S-‘/8

S.

MV,

^7-20

id.

v.d.G. 1374

M. ‘

38

D.

vert.

Asm 1/48

‘720

'/4s

S.

— 25°

id.

‘7,40

id.

M. 1490

M.

20

D.

10°

Asm Via CM Via

-750

C-'/ia

S.

10°

Asm Vi3 ^ M 1/45

20/

/30

id.

K. 1502

V.

23

D.

vert.

Ash 1/38 C Hm 1/12

20/

/30

red.

S.

id

id.

‘730

id.

M. 1786

M.

41

D.

— 60°

Ash Vi2CHmVi,

‘7-20

C Vl-2CS Vie

S.

HmVi,

S ‘/l2

Z. nbsp;nbsp;nbsp;1834

M.

32

D.

vert.

Asm 1/48

C~'/45

S.

MVso

S--‘/45

S. nbsp;nbsp;nbsp;1844

M.

31

D.

vert.

Ash 1/36

‘740

red.

S.

HmVao

‘740

plat glas.


-ocr page 129-

Anno 1871.

Anno 1871-

Initiaal

2

y

0.

Richting

Refractiën.

V.

V oorgeschreven

Verdere nbsp;nbsp;nbsp;Initiaal

Richting

V.

1

Voorgeschreven !

Verdere

en

van

met

en

S’

O.

van

Refractiën.

met

N».

S

O

maxim.

glazen.

bril.

anomaliën.

Nquot;.

0

lt;U

maxim.

glazen.

bril.

anomaliën.

C.

1916

M.

30

D.

5=

Ash Vi6

20/

/So

red.

S.

2728

V.

59

D.

vert.

Ash 1/58 Hm 1/2,

‘V,0

!

red.

S.

vert.

id.

id.

id.

s.

— 15°

Ash i/,4 C M lev.

quot;7.-0

ll 7i4^ ^ Vl4|

v.B.

2030

M.

17

D.

vert.

Asm i/ta ~ Hm i/.

‘V4„

red.

w.

2740

M.

43

D.

hor.

Asm 1I4.,

quot;720

¦C 4- 7'i2 nbsp;nbsp;nbsp;;

S.

id.

id.

id.

id.

S.

70°

Asm 7:,6

id.

C 4- '/lit nbsp;nbsp;nbsp;:

B.

2074

M.

18

D.

vert.

Ash 1/.24

quot;/2«

red.

c.

2752

V.

46

D.

vert.

Asm 1/12 M1/12

quot;7l00

c-7.2

S.

10°

Ash Vi6

quot;770

red.

S.

45°

Asm 7,5 _ M 1/45

quot;7.50

c-7,8CS 72o

M.

2142

M.

38

n.

vert.

Ash Vw C Hm i/i8

quot;7,20

c 'U-s yJ

s.

— 15°

AshVwCHmVis

quot;750

^ 'A4^S l/lR

Anno 1872.

M.

2264

V.

27

D.

S—

B.

86! V.

22

D.

10°

Ash 7,5

gt;720

S '/,r. nbsp;nbsp;nbsp;!

51/2 nbsp;nbsp;nbsp;^

572

S.

vert.

Ash 1/80

gt;720

id.

s.

vert.

Asm V36 — ^ 517;

c-'AoCS-i/o

V. M.

146

V.

25

D.

— 15°

Ashi/,8

quot;730

i

red. nbsp;nbsp;nbsp;'Neb. corn.

20

1

quot;7-20

S.

vert.

Asm 7,8

gt;730

red.

S.

2306

M.

D.

--

s — 1/b ) nbsp;nbsp;nbsp;platglas

S 738

; nbsp;nbsp;nbsp;H.

192

M.

D.

vert.

Ash 7,8 C Hm 738

gt;7=0

S.

— 50°

Asm V.w C M

'quot;/20

platglas' C — 738 C S — 1/24 nbsp;nbsp;nbsp;i

S.

id.

id.

gt;quot;/20

id.

V. B.

2372

V.

25

D.

vert.

Asm 1/48 C M Vio

C-74aCS-iJ nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N.

384

M.

27

D.

vert.

Asm 7lgt;4 C Hm 724

'V20

S.

id.

id.

id.

S.

id.

id.

id.

M.

2424

M.

23

D.

vert.

Asm i/3„ C M i/i„

gt;720

C-'UZS-'In

j nbsp;nbsp;nbsp;d. W.

408

V.

14

D.

hor.

Asm ','38 C.Mlev.

gt;720

C-742

S.

id.

A.sm 1/38 CM 1/12

id.

c-7o6CS-7i4

!

S.

vert.

id.

quot;720

la.

V. R.

2450

V.

29

D.

_

Hml/j4

quot;720

red.

! nbsp;nbsp;nbsp;C

1 nbsp;nbsp;nbsp;0.

474

M.

50

D.

— 70°

Asm i/a C M 745

gt;740

S gt;/45

S

vert.

Ash J/24 C Hm i/,e

quot;7200

C -i- V24 S '/24

!

S.

70°

Asm '/48

'V20

id. nbsp;nbsp;nbsp;;

K.

2496

V.

16

D.

vert.

Asm 1/38 C Ml/,,

’720

c V.'ioCS—'/,8

484

V.

18

D.

4- 30°

Asm 7,2 CM75

gt;720

C-7.2CS-74

S.

id.

Asm 1/48 CM 7,4

id.

c-756CS-Vio

!

1

S.

20°

Asm Vis ^ M1/5

’quot;/ao

c-i/tsCS-i/.;

V.

2538

M.

10

D.

S.

vert.

id.

Ash V„ C Hm 1/24 Ash '/„ _ Hm 7,8

_

c 7ii C s 7i8

id.

1 nbsp;nbsp;nbsp;M.

518

M.

D.

S.

4- 10°

— 40°

Asm 7,8 C M 743 Asm 7,8 C M 7,8

20/

/20

quot;7.50

s-V,8)f nbsp;nbsp;nbsp;1-

c_7.,4Cc-7.,4

sd.

CS-724'quot;

W.

2566

M.

18

D.

S.

20° — 30°

Asm 1/36 id.

red.

id.

W.

538

M.

22

D.

S.

4- 45°

Hmi/s

Ash 748 _ Hm 78

quot;7bo

quot;740

V.

2604

V.

19

D.

vert.

Ash 724

'29/

red.

P.

574

V.

62 :d.

30°

Asm 74s

1

C ‘/4s ^ S 4- 7isC nbsp;nbsp;nbsp;).

S.

id.

Ash Y42

/3U

red.

s.

4 40°

Asm 1/4.2

1

id.

V‘°retl.

H.

2646

M.

23

D.

S.

vert.

Asm 1/24 C M 1/4

quot;740

C-724CS-7,,

W.

578

M.

36

D.

S.

70°

a- 70°

Asm 7,,6 C M 7,8 Asm 1/48 _ M 1/58

1

C-gt;/38 -gt;/28

^:o

31/2

V.

618

V.

57

D.

_

M72

'7.00

platglas.

i

S.

45°

Asmi/joCMi/s

gt;750

C-V20

-ocr page 130-

Anno 1872.


Anno 1872.



Initiaal

en

’“u

u

O

lt;*gt;

O.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

r. nbsp;nbsp;nbsp;1554

V.

46

D.

hor.

Asm VtsC HmVso

^720

C 'AsCS '/m

S.

id.

AsmV-20^ Gmi/gi,

“Ao

G '1-20 _ S '/40

H. 1608

-M.

6

D.

__

E.

_

s.

vert.

Ash Vsii

‘720

red.

W. 1626

M.

50

D.

10°

Ash V-gt;4 C Hm Vi8

'V20

C V24~ S , 11

S.

Ash 1/33 C Gm Vis

id.

c

V. D. 1732

M.

12

D.

— 10’

Ash V24 — rim 1/,.

“Ao

red.

S.

10°

Ash 1/24 ^

^730

id.

G. nbsp;nbsp;nbsp;1892

M.

21

D.

10°

Asm'/.),}quot; Hm lev.

-740

red.

S.

10°

id.

id.

id.

d G. 1894

M,

21

D.

hor.

Asm 7^8

20/

red.

S.

80°

Asm Vj6

‘730

red.

B. nbsp;nbsp;nbsp;1898

M.

14

D.

vert.

¦A.sh '/|g

‘Vso

red.

S.

id.

id.

id.

id.

v.d.W.1994

V.

59

D.

hor.

Asm V48

‘Vro

c 'AsCS i/sa

S.

id.

id.

id.

id.

N. 2030

M.

15

D.

vert.

A-sh V20 3 Hm Vi4

^740

red.

S.

id.

id.

20/

/so

id.

V. 2132

V.

17

D.

uy.

7roo

S ^

^ 27,

S.

70°

Asm Vio C Hm '/eo

‘730

C-'/,„

H. nbsp;nbsp;nbsp;2158

V.

23

D.

nbsp;nbsp;nbsp;

Asm Vso C M V120

1

red.

S.

Asm 1/42 _ M Vj.jj

id.

red.

M. 2214

M.

31

D.

vert.

AshVi4C:MV4o

‘7,0

c ‘A4

S.

20°

Ash Vi4 CM 1/20

id.

id.

H. 2298

M.

38

D.

15°

Ash '/12 C Hm Vso

“Ao

c ‘A2CS ‘/,«

S.

15°

Ash 1/34 C Hm V20

‘7,0

c ‘AsCS Vre

V. H. 2356

M.

48

D.

vert.

Asm V24

'7.20

C Vso

S.

id.

Asm Vis M '/so

id.

s ‘Ao

P. nbsp;nbsp;nbsp;2368

M.

13

D.

40°

Ash V24

'740

red.

S.

20°

Ash V,8

id.

red.

P. nbsp;nbsp;nbsp;2370

M.

47

D.

45°

Asm 1/14

‘730

red.

S.

20°

Asm '/12

id.

id.

Verdere

anomaliSn.

Flocc. corp. vitr.

Strab. div.


-ocr page 131-

O.


Anno 1872.


Anno 1873.


Richting:

van ' Refractiën. maxim.


Voorgeschreven ¦ Verdere


bril.


anomalien.


o Ij


o.


Richting

van

maxim.


Refractiën,


V oorgeschreven bril.


Verdere

anomaliën.


27

d. W. 2408| M.jl5 S. 2180i M. 38nbsp;d. M. 22281 M. 1 9


d. R. 34021 M.

M.


V. E. 116| M. 116 i D.

1 M

S. nbsp;nbsp;nbsp;160nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j17 I D.

! nbsp;nbsp;nbsp;' ' S.

i I

v.d.M. .334| M. { 15;D.

i nbsp;nbsp;nbsp;1®-

B. nbsp;nbsp;nbsp;440|nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[ 27 I D.

! nbsp;nbsp;nbsp;: S.

H. nbsp;nbsp;nbsp;5481nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;) 29 i D.

' nbsp;nbsp;nbsp;; s.


V.


M. 52


S. 1000 V.


v.d.G.1010


V. i54


M. i 25 ! D.

S.

I

V. 1 21 j D. S.

— 45° I

Asm Vm nbsp;nbsp;nbsp;!

‘¦V20

45° 1

Asm 1/34 nbsp;nbsp;nbsp;j

¦^'Vqü

vert.

Ash V12

20/

/4ü

ld.

id. nbsp;nbsp;nbsp;:

id.

— 75°

Asm Vlo CM Vso

'Vto

- 80°

Asm V48 ^ M Vo

vert.

Asm V'4 C M Vu

‘Vso

vert.

Asm V-a

Anno 1873.

_

Hm';2o

“Aoo

vert.

AshV24

20°

Ash Vm

‘•V40

— 15°

id.

'•Vso

— 85°

Asm ViaCMVio

'Vso

-t- 85°

AsmVu —MVi4

'V20

_

M Vm

1

nbsp;nbsp;nbsp;5°

Ash V24 ^ nbsp;nbsp;nbsp;Vi

'Vto

— 80°

Asm Vi4CMlev.

'•V40

70°

Asm Vlo M

id.

15°

Ash V24

'“Ao

— 40°

AsmV48CMV8

'¦V20

— 25°

Ash nbsp;nbsp;nbsp;^ Hm

1

30°

id.

id.

_

Maculae

— 70°

Asm V24 C M V24

'Vso

hor.

Asm V18 C M Vu

'V40

id.

Asm V48 ^ M V24

‘V20

15°

Ash Vu

'Vto

10°

Ash 1/30

'V40

id.


C 'Aalr-C—Vjs !• :C V3o)'C-V, •'


C-VïO

S- Vl6

C-V24

id.


C Vu id.


'Ambl.


red.

V.\C-Vn

id.


red.


iC s ‘/i ‘

id. nbsp;nbsp;nbsp;;


red.


53


T. 2906’ M.


20° 20°

75°

vert.

20°

-20°

55quot;

Ash Vs

^Vto

red.

Ash 1/12

•^Vso

red.

Asm 1/3, ~ M Veo

'Vso

c-'Ao

Asm 1/24 C M V-u

id.

id.

Asm V24 CM 1/120

20/

/.‘50

C —'/24

Asm V16

id.

red.

Asm 1/34

'V20

red.

Asm i/jo

id.

red.

Ash Vi4

'Vso

red.

id.

'V20

id.

Ash Vn

''“/to

red.

Asm V48

'V20

red.

Ash i/j4 3 Hm Via

C V14

id.

id.

Asm Vu CM Vs

'Vto

Asm 1/48 CMi/e

20/

/30

S-'A

Asm 1/48 CMV33

quot;“Ao

red.

E.

MV40

“Ao

red.

Ash 1/24 C Hm 1/30

'Vso

red.

Ash V16

IS/

/so

red.

id.

id.

id.

Asm 1/0 M1/3

20/

C-'/o --C

Asm 1/12 C M 1/4

id.

Ash V,8 C Hm 1/12

'V40

red.

id.

'Vto

id.

Ash 1/20 C Hmi/,

'V40

c '/20 c s

Hm Vm

20/

/sa

zwart.

Asm 1/18

“Vto

red.

Asm 1/48 CM Vso

¦'“/30

^ 'As

Ash i/jQ

¦'Vso

red.

id.

id.

id.

Strab. levior


-ocr page 132-

Anno 1874.

Anno 1874.

Initiaal

en

N».

i

Ü

d

•U

hJ

0.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen;

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën.

v.W.

74

V.

24

D.

vert.

Ash V12

’V.10

red.

s.

E.

1

zwart.

V. W.

106

V.

14

D.

— 20°

Ash V24

•Vso

red.

Chorioiditis

S.

20°

id.

quot;VlOO

id.

acut.

R.

340

M.

20

D.

vert.

Ash V18

‘Vso

red.

S.

id.

id.

•VlOO

id.

D.

414

V.

50

D.

— 15°

Asm Vi2 C M 1/4

quot;Vso

C-‘/,2CS-Vi2

S.

15°

Asm V12 — 3i/j

quot;7io

id.

Strab. div.

d.B.

444

M.

32

D.

80°

Asm Vr,o

_

red.

S.

— 85°

Ash Vso C Hm 1/30

red.

C.

488

M.

20

D

vert.

Asm Vso

•Vso

C Vso

S.

— 20°

Ash V30 Ci M lev.

'7.10

id.

d. H.

490

M.

20

D.

vert.

Asm gt;/i2 C M Vt8

¦•7io

red.

S.

MVio

1

S~gt;/,2

N.

602

V.

19

J).

Ash Vso

•V20

red.

S.

25°

Ash V40

•V20

red.

d. G.

540

M.

48

D.

vert.

Ash ^48

'V20

^ •/tS'-Q nbsp;nbsp;nbsp;1/

S.

id.

Ash 1/24

•V20

C ‘/24“

W.

580

V.

66

D.

_

MVi4

•Vso

S '/8,

S.

hor.

Asm V24 nbsp;nbsp;nbsp;^ V9

'V40

^ Vso

M.

596

V.

49

D.

— 15°

Asm V18

'V20

C '/24 C S ’/24

S.

25°

Asm 1/24

quot;Vio

id.

V.

678

M.

13

D.

vert.

Ash Vii ^ nbsp;nbsp;nbsp;1/

•V.v,

red.

S.

id.

AshVw'-'

id.

red.

d. W.

794

M.

26

D.

hor.

AshV4s

quot;V40

red.

S.

id.

id.

'V20

id.

L.

850

M.

33

D.

— 80=

Asm V,8 C M Vi2

1

C-V24C:S-Vi8

S.

75°

Asm V24 — nbsp;nbsp;nbsp;'/12

1

id.

S.

856

M.

35

D.

10°

Asm V48

'V20

C ‘As

S.

vert.

id.

“V20

id.

V. W.

870

M.

43

D.

vert.

Ash 1/24 CHm'/i

^'Vao

c V24 — s Vo

S.

- 20°

id.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;;

Initiaal

en

Nquot;.

'o

cn

O

Ch

o;

O)

O.

Richting

van

maxim.

Refraction.

i

V.

met

glazen.

V oorgeschreven

bril.

Verdere

anomalifen.

d. B.

900

1

M.

18

D.

1

— 15°

AsmVseCMVs

“Ao

C-V3aCS-'/i8

s.

30°

Asm Vi8 M Vi8

C-V18

C.

912

V.

17

D.

vert.

Asm Vse

'“Ao

red.

S.

id.

id.

id.

id.

R.

960

V.

38

D.

vert.

Asm '/so

1

red.

S

id.

id.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;.

N.

976

M.

17

D.

vert.

Ash V.20 C Hm Vh

‘Vso !c V20S Vio

S.

id.

id.

id.

id.

d. V.

996

M.

62

D.

_

MVs

^“/lOO

platglas

tgt; platglas (-

S.

- 5“

Asm Vs4 w. M Vi2

“/40

C-V24CS-V24

¦'c-'Aiiquot;

B.

998

V.

18

D.

M'/eo

1

zwart.

S.

— 5°

Asm Vi„

'quot;/40

red.

V. A.

1002

V.

18

D.

— 40°

Ash 1/36

“/40

red.

S.

45°

Ash 1/.24

red.

v.d.V 1022

M.

17

D.

— 5°

Ash ViB 3 Hm Veo

‘Vso

red.

S.

— 85°

AsmV42_ M Veo

1

C-V42

K.

1042

V.

35

D,

hor.

Asm V36 C M Ve

¦%0

C-'AoCS-Vm

S.

60°

id.

id.

id.

V. 0.

1064

M.

32

D.

vert.

Asm 1/30

‘V40

red.

S.

— 20°

Asm V10 — M '/so

'Vso

c-Vio

Strab. div.

B.

1126

M.

16

D.

60°

Asm V12

“740

red.

S.

M'/s

20/

/20O

S-Vl-2

S.

1194

M.

8

D.

vert.

Asm 1/24

“Ao

red.

iS.

id.

; Asm V12 — ^ 31^

‘Vio

C-'/l2

v.B.C.1276

M.

28

D.

hor.

i Asm V20 3 M V12

'V40

red.

S.

i nbsp;nbsp;nbsp;MV2,,

1

red.

B. L.

1304

V.

59

D.

vert.

i nbsp;nbsp;nbsp;Ash Vio

'V20

C '/10CS V18

.“C Vio I?

S.

vert.

lAsh V,, C Hm V3C

i 'V30

C Vi4^!igt; ‘/i2

quot;C Vl4i-°

T.

1330

M.

36

D.

— 10°

1 AsmVjoCMVs

1 quot;Vio

S-V14

! S.

10°

Asm Vio

i quot;Vio

red.

V. L.

1332

V.

11

D.

vert.

iAsh V20 Cl Hm Ve

lAr.U 1/ nbsp;nbsp;nbsp;Wvv. 1/

i! quot;Vso .1 toi

^ V-iO

iA


-ocr page 133-

Anno 1874.

Initiaal

en

Nquot;.

'o

cn

O

o

agt;

O.

Richting

van

maxim.

Refraction.

V.

met

glazen.

V oorgeschreven

bril.

Verdere

anomalifen.

d. B.

900

M.

18

D.

— 15°

Asm 7.6 CM Vs

“/20

C-'AaCS-'/is

S.

30°

Asm Vis M Vis

^720

C-V18

C.

912

V.

17

D.

vert.

Asm Vse

'7,0

red.

S.

id.

id.

id.

id.

R.

960

V.

38

D.

vert.

Asm Vss

1

red.

S

id.

id.

id.

id.

N.

976

M.

17

D.

vert.

Ash V20 C Hm Vh

•Vso !c V2oCS Vio

S.

id.

id.

id.

id.

d. V.

996

M.

62

D.

MVs

'7l00

platglas

tgt; platglas j -

S.

-5°

Asm Vs4 w M V12

“/40

C —'/24CS V24

'C-V24)quot;

B.

998

V.

18

D.

M'/eo

1

zwart.

S.

— 5°

Asm Viü

'7io

red.

V. A.

1002

V.

18

D.

— 40°

Ash'/ss

'7io

red.

S.

45°

Ash V-n

20/

MOO

red.

v.d.V 1022

M.

17

D.

— 5°

Ash Vio C Hm Veo

IS/

/30

red.

S.

— 85°

AsmV42_ M Vso

1

C-’/42

K.

1042

V.

35

D,

hor.

Asm Vss C M Vs

'720

C-VaaCS-VM

S.

60°

id.

id.

id.

V. 0.

1064

M,

32

D.

vert.

Asm Vso

'740

red.

S.

— 20°

Asm V10 — M Vso

'7so

C-'/ia

Strab. div.

B.

1126

M.

16

D.

60°

Asm V12

“740

red.

S.

M'/s

20/

/20O

S-V12

S.

1194

M.

8

D.

vert.

Asm Y24

20/

/so

red.

S.

id.

Asm V12 — M 31^

‘7i„

C-'/l2

v.B.C.1276

M.

28

D.

hor.

Asm 1/2,, C M V12

'740

red.

S.

M'As

i

red.

B. L.

1304

V.

59

D.

vert.

i nbsp;nbsp;nbsp;Ash Vio

'720

C '/10CS Vis

.-C Viol.

: s.

vert.

jAsh Vii C Hm Vso

'730

*^ '/l4~-S V12

'c Viii'

T.

1330

M.

36

D.

— 10°

Asm Vio CM Vs

20/

/30

S-V14

’ S.

10°

1 nbsp;nbsp;nbsp;Asm Vio

1 '7,0

red.

V. L.

1332

V.

11

D.

vert.

Ash Vsn C Hm Vso

'/20

i

S.

vert.

lAsh 1/20 C Hm Vn

i ' /m

id.

-ocr page 134-

Anno 1874.

Anno 1874.

Initiaal

en

N».

'S

(U

O

7^

O

0)

h3

0.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën,

N.B.

1410

M.

36

D.

80°

Ash nbsp;nbsp;nbsp;~ Hm 1/4(1

1

red.

!

S.

vert.

Ash 1/40 C Hm Vio

'V50

red.

B.

1590

V.

32

D.

30°

Asm Vi6 C M i/.4

»V30

c-.Vio

S.

M levior.

‘V2OO

platglas

D.

1676

M.

25

D.

vert. gt;

Asm i/j„

'720

red.

S.

Amblyopia

'7200

platglas

J.

1100

M.

14

D.

40°

Asm

'V40

red.

S.

— 50°

Asm i/,,6

'V20

red.

V. R.

1818

M.

24

D.

10°

Asmi/jj^Ml/j.^

'720

red. 1 p, S -

-’/12/.-

1

} er

S.

id.

— Vo ) ¦ ^ “

-'/o )

R.

1996

V.

31

D.

— 30°

Ash 1/34

20/

C '/so — S 1/33

S.

30°

id.

id.

id.

B.

2008

V.

21

D.

Ash i/io

quot;750

red.

S.

vert.

Asm 1/42 3 M lev.

'720

C-‘/40

B.

2150

V.

38

D.

— 5°

Asm 1/4.,

quot;7.23

red.

S.

— 5°

id.

20/

Ibo

id.

D.

2162

V.

26

D.

hor.

Asm 1/43 C M '/30

“/30

C-V48CS-

/on

S

id.

Asm 1/40 _ M 1/15

id.

C-'/4oCS-

/20

L.

2210

M.

54

D.

— 5°

Asm 1/30

'7-20

red./sgt; € — 1/33'

S '/41, /.—

S.

— 5°

id.

id.

id. i.oquot;

id. nbsp;nbsp;nbsp;i 5°^

W.v.R,2332

M,

24

D.

vert.

Asm 1/33

'720

red.

S.

E.

1

platglas

R.

2344

M.

41

D.

10°

Ash 1/24 C Hm '/j.4

'7,0

red.

S.

vert.

Ash '/12 ^ Hm Vi2

'720

red.

S.

2364

M.

19

D.

hor.

Asm 1/36 ~ ^ ^

'730

C-'/so

cs —

'll

s.

vert.

Asm V.24 quot; ^ ^

id.

C-1/.44

H.

2388

V.

12

D.

vert.

Ash 1/.44

'740

red.

S.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;i

id.

id.

D.

2446

V.

25

D.

— 75°

Asm '/sd M 1/43

1

C-'/.,o

1

1

1

S

i

— 80°

Asm i/jo _ M 1/43

id.

id.

1

i

Initiaal

en

JyJO.

1

O

7^

0

O)

O.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

V oorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën.

d.H. 2536

M.

20

D.

20°

Asm 1/(2

20/

red. nbsp;nbsp;nbsp;1

S.

25°

Asm 1/10

id.

red. nbsp;nbsp;nbsp;i

K. 2610

M.

13

D.

15°

Ash Vii,

red.

S.

— 10°

id.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;1

N. 2648

V.

16

P.

vert.

Ash 1/36

1

c ‘A„

s.

E.

1

S Voo

W. 2730

M.

13

D.

20°

Ash 1/23

'V30

red.

S.

— 10°

Ashi/,3

id.

red.

v.A. 2756

M.

25

D.

— 10°

Asm l/i3

“Ao

red.

S.

45°

Asm 1/24

red. nbsp;nbsp;nbsp;1

S. nbsp;nbsp;nbsp;2790

M.

30

D.

vert.

Asm Vo CM 1/12

'730

red.LC-Vo 1-

S.

id.

Asm 1/15 CM 1/24

'730

red.).- C —Vi51'I

K. 2828

M.

51

D.

hor.

Asm i/it ~ M'/,

'Von

C-'/3oCS-Vs

S.

M'/o

id.

led.

rs-Vs!quot;

B. nbsp;nbsp;nbsp;2830

M.

17

D.

vert.

Asm 1/40

quot;730

C-V40 nbsp;nbsp;nbsp;!

S.

id.

id.

'7-20

id.

W. 2894

M.

8

D.

vert.

Ash 1/30

'Vso

red.

s.

id.

Ash 1/.24

id.

red.

S. nbsp;nbsp;nbsp;2930

M.

31

D.

30°

Asm 1/12

'Vao

red.

S.

— 10°

Asm Vio

'740

C-Vo «

V, d. G. 2932

V.

30

O.

hor.

Ash 1/43

'720

red.

s.

id.

id.

id.

id.

d.G. 2974

V.

27

D.

— 15°

Asm 1/48

'7-20

red.

s.

15°

id.

id.

id nbsp;nbsp;nbsp;i

S. nbsp;nbsp;nbsp;2976

V.

17

D.

vert.

Ash V(o

1

red. nbsp;nbsp;nbsp;1

S.

E,

id.

platglas.

E. nbsp;nbsp;nbsp;3024

V.

34

P.

vert.

Asm 1/30 C M 1/24

^7,0

red. nbsp;nbsp;nbsp;!

s.

id.

id.

id.

id.


-ocr page 135-

Anno 1874.


Initiaal

en

N*’.

A

U

w

0)

O

O

0)

0.

Richting

van

maxim.

Refractiën.

V.

met

glazen.

V oorgeschreven

bril.

d.H. 2536

M.

20

D.

20°

Asm Yi2

20/

red.

S.

25°

Asm Vio

id.

red.

K. 2610

M.

13

D.

15°

Ash Vii,

red.

S.

— 10°

id.

id.

id.

N. 2648

V.

16

D.

vert.

Ash Vae

1

C V'lO

S.

E.

1

s Vsa

W. 2730

M.

13

D.

20°

Ash 1/20

'Vaa

red.

S.

— 10°

Ash V16

id.

red.

v.A. 2756

M,

25

D.

— 10°

Asm Vj6

“Ao

red.

S.

45°

Asm */.j4

red.

S. nbsp;nbsp;nbsp;2790

M.

30

D.

vert.

Asm Vs C MV,2

‘Vao

red.l^C-Vs 1-

S.

id.

Asm V15 _ MV.24

»Vao

red.j.-C-VisIquot;

K. nbsp;nbsp;nbsp;2828

M.

51

D.

hor.

Asm Vit ~ M 1/9

‘Vao

C-VasCS-i/s

S.

MV.

id.

led.

B. nbsp;nbsp;nbsp;2830

M,

17

D.

vert.

Asm Vfi

^quot;/30

C-V40

S.

id.

id.

«V.20

id.

W. 2894

M.

8

D.

vert.

Ash Vae

‘Vso

red.

S.

id.

Ash 1/24

id.

red.

S. nbsp;nbsp;nbsp;2930

M.

31

D.

30°

Asm 1/1-2

“/ao

red.

S.

— 10°

Asm Vio

gt;V40

c-V,,

V, d. G. 2932

V.

30

D.

hor.

Ash Vid

“‘/20

red.

S.

id.

id.

id.

id.

d.G. 2974

V.

27

D.

— 15°

Asm 1/48

'V20

red.

•S.

15°

id.

id.

id

S. nbsp;nbsp;nbsp;2976

V.

17

D.

vert.

AshVis

i^L

red.

S.

E.

id.

platglas.

E. nbsp;nbsp;nbsp;3024

V.

34

D.

vert.

Asm Vss C M 1/24

red.

S.

id.

id.

id.

id.

Verdere

anomaliën.


¦%k^-yu\

'S-Vsi


-ocr page 136-

Anno 1875.

Anno 1875.

Initiaal

Richting

V.

Voorgeschreven

en

CS

Ch

O.

van

Refractiën.

met '

'in

glazen.

bril.

1

N».

o

maxim.

!

B. nbsp;nbsp;nbsp;188

I

M.

20

D.

1

— 10° 1

Ash ‘/^o

1

red.

S.

10°

Ash i/j.j

'Vao

red.

M. nbsp;nbsp;nbsp;39é

M.

46

D.

20°

Ash t/iu C Hm Veo

^730

C Vi4CS-h Vso'

S.

35°

id.

/so

v.d.H. 490

M.

20

D.

Hm levior.

“/so

zwart nbsp;nbsp;nbsp;i

S.

vert.

Ash Vis C Htn i/a(,

1 1

C ‘/.2oCS V20!

E. nbsp;nbsp;nbsp;654

M,

11

D.

vert.

Ash V-M

“/301

C */30

S.

— 10°

id.

¦

id. nbsp;nbsp;nbsp;i

S. nbsp;nbsp;nbsp;666

V.

19

D.

hor.

Asm Vso

“/.so

red.

S.

id.

id.

id.

id.

B. nbsp;nbsp;nbsp;674

M.

20

D.

— 30°

Asm Vso C M Vso

‘V.40

C-

-‘/soCS —‘/so

S.

30°

Asm V48 — ^ Hs

id.

s ‘/a

d. W. 790

V.

20

D.

S.

vert.

10°

“/40

id.

red.

red.

V. O. 802

M.

52

D.

— 60°

Asm 1/24 C M V4

‘Vso

c

-‘/24CS-~‘/,

S.

V200

s - Vi

v.d.P.1070

V.

30

D.

— 80°

Asm i/jo

‘V20

red.

S.

80°

Asm V20

‘V20

red.

V. 1106

V.

20

D.

^ 2 Vs

1 Vloo

s- 1

3'/.!

S.

-i- 70°

Asm V12 ^ M 1/41,

“/30

^ ’Vlo nbsp;nbsp;nbsp;1

S. nbsp;nbsp;nbsp;1174

V.

25

D.

— 75°

Ash VsB

‘Vao

red.

S.

75°

id.

id.

id. nbsp;nbsp;nbsp;j

V. 1218

V.

16

D.

vert.

Asm i/oe C M i/g

. ‘750

c

z;fccs-v.j

S.

id.

Asm Via _• M Vs

‘Vso

c

G. nbsp;nbsp;nbsp;1248

V.

12

D.

20°

Asm V12 ~ M Vo

‘7iü

c

-Vis'S-'/a

S.

— 30°

id.

‘°/ioo

id.

R. nbsp;nbsp;nbsp;1412

M.

36

D.

15°

Asm V12 C; M’/a

‘Vso

c

-‘/i-sCS-Vis

S.

— 10°

id.

id.

id.

K. 1452

M.

12

D.

vert.

Asm V40

“/so

red.

S.

id.

i nbsp;nbsp;nbsp;id.

id.

id.

P. nbsp;nbsp;nbsp;158(

V.

21

D

__

i nbsp;nbsp;nbsp;MVa

‘Vso

s-‘A. .

S.

— 10°

‘ Asm Via ^ Vv2

'Vso

C ‘/la

x—‘

in mac lut.


Initiaal

y

0.

Richting

V.

Voorgeschreven

Verdere

en

_

a

van

Refractiën. nbsp;nbsp;nbsp;; met

N».

0

Qgt;

maxim.

! glazen.

I

bril.

anomaliën.

1


V. d.S.164C

M.

:

1

D.

1

vert.

A-sm 1/42 C M Via

1

C-V40

s.

id.

Ash VioCHmlev

‘Vso

C V10

B.

1701

M.

48

D.

— 85°

Asm Vso C M V-

‘Voo

C-

- ‘/soCS-'/l4

1

i

S.

vert.

Asm

“/20

platglas.

V. d. S. 1822

j M.

56

D.

10°

Ash i/jo

4/18

red.

S.

vert.

Asm lev. 3 ^ '/o

S-'/l2

S.

1912

1 M.

45

D.

! —

M'/a

“/200

s—

VolrpHtglas) _

S.

vert.

Asm V16 C M Via

“/50

red. \°C~'/]ois

C.

1936

1 M.

11

D.

S.

vert.

1 id-

7i8

id.

C V.'io

C '/2o

d. B.

1978

M.

36

D.

— 57°

7o

C Vso / - red. ) -

S.

-4- 65°

id.

C '/.lolquot; id.

d. W.

1986

M.

14

D.

~

Asm V-M C M gt;/i.

‘/eo

C-V24

S.

M‘/6

7o

zwart.

J-

1990

V.

30

D.

— 20°

Asm i/sr. C M‘/o

7i8

C-

-‘/so CS-Va

S.

vert.

Asm V16 C M Vo

7o

C-

-'/10CS-V12

E.

2120

V.

61

D.

20°

Asm Vso

“/.so

C Vso nbsp;nbsp;nbsp; Via

S.

25°

Asm Vso C M Vso

“/40

red.

S.

2278

M.

16

D.

vert.

Ash V48

Vo

red.

S.

id.

id.

id.

id.

B.

2380

V.

23

D.

25°

A.sm gt;/,„ Mlev.

Vo

C —‘/lo

S.

— 10°

Asm ^/g

id.

C-V12

B.

2382

M.

11

D.

— 10°

Asm */j5

Via

red.

S.

10°

Asm Vso

Vso

red.

B.

2384

M.

7

D.

S.

— 10° vert.

Asm Vta ivj 1 '“CM lev.

Vl-2

C~‘/,8

id.

B.

2386

V. ;

44

D.

30°

Ash Vso

Via

^ ‘/so nbsp;nbsp;nbsp; Vso

S.

vert.

id.

id.

id.

S.

2420

M. i

35

D.

45°

Ash 1/43

Vo

red.

;

S.

Hm Voo

id.

S ‘/4s

Q.

2462|

M.

25

D.

vert.

Asm 1/30 C

Asm 1/30 C M '/J

Vo

C —

'/3oCS~gt;/,o

S.

id.

id. j

c-‘/s„ nbsp;nbsp;nbsp;;

Mac. corn.


-ocr page 137-

Anno 1875.

Anno 1876.

Initiaal

en

.s

U

-S

in

lt;ü

O

u

(U

Richting 0.1 van

1 maxim. ,

i V.

Refractiën. nbsp;nbsp;nbsp;met

1 glazen.

1

V oorgeschreven

bril. nbsp;nbsp;nbsp;!

Verdere

en

anomaliën.

V}

a

O

lt;u

0)

O

Richting

van

maxim.

Refractiën

V.

met

glazen

Voorgeschreven

bril.

Verdere

anomaliën

K. 2572

1

V. 1

50

D.

S.

1

]

—10°!

1

M2

Asm 2 C M 2 i

Vs

Vl8

S 0,5 1 zwart j ¦ platgias ( C—2 j

A.

465

V.

36

D.

S.

vert,

id.

Asm 3

Asm 1,5

Ve

id.

C —1,5 id.

v.D. 2588

M. j

i

24

D.

S.

vert. id. i

Ash 1 3 Hm 1 Ash 1.5 C Hm 1.5}

red.

red. nbsp;nbsp;nbsp;j

T. \V. 47c

V.

30

D.

S.

45° — 45°

Asm 1,5 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id.

V18

id.

red.

id.

C. nbsp;nbsp;nbsp;2661

V.

11

D.

S.

vert. id. !

Asm 1,75 3 M1 Asm 0,25

1

1

C —1,75

platgias

W.

536

M.

30

D.

S.

25°

Asm 1,5 3 M 4,5 Asm 1,5 3 ^ ^

Ve

id.

c —1,535 — 4

id.

0. 2620

V.

53

D.

S.

75°

Asm 1 3 1

;Vs

’Ven

C 1

Sfictitatio. nbsp;nbsp;nbsp;H.

680

M.

22

D.

S.

H- 70°

vert.

Asm 1 3 M 7 Asm 2

Vs

Vs

S — 6

C —1

v.L. 2766

V.

11

D.

S.

vert.

10°

Ashl nbsp;nbsp;nbsp;'|

id. nbsp;nbsp;nbsp;j

Vi.

id.

red.

id.

T. H. 692

M.

40

D.

S.

- 80° 20°

Asm 1,5 quot; M 3,5 Asm 1 3 M 6

1

1

C-l,5cS-2,5 C—1~S—3

Anno 1876.

L.

854

M.

17

D.

.S.

10° id.

Ash 4 id.

'%

id.

C 3,5 id.

d. B. K 112

V.

42

D.

S.

25°

Ash 1,25 C Hm 0,5 Hm 0,75

Vl2

Vl2

:c 1,25 C S li

1 nbsp;nbsp;nbsp;s 1,75

V. d.

D. 968

M.

20

D.

S.

10°

M8

Ash 2 C M1

Ve

id.

S —4

C 2

V. nbsp;nbsp;nbsp;132

M.

10

D.

S.

20° — 20°

Ash 3 3

ld.

quot;/s

id.

red,

1 nbsp;nbsp;nbsp;id.

s.

1000

V.

18

D.

S.

20° — 20°

6;

'6

Vs

C 0,75

C 1,25

R. nbsp;nbsp;nbsp;162

M.

17

D.

S.

hor.

id.

Asm 1 3 nbsp;nbsp;nbsp;^

id.

Vs

%

1 c — 1 quot; S — 2,5

id.

K.

1012

M.

43

D.

S.

— 80° 75°

Asm 2 C M 3 id.

Vs

Vs

c—23s—2

id.

Z. nbsp;nbsp;nbsp;216

M.

19

D.

S.

30° 15°

Asm 3 3 nbsp;nbsp;nbsp;2,5

Asm 2 ~ M 2

^In

%

i nbsp;nbsp;nbsp;C —3

i nbsp;nbsp;nbsp;C —2

M.

1276

M.

15

b.

s.

vert.

Ash 0,76 3 Hm 2 M0,5

Vt8

Vs

red.

zwart.

d. V. 320

V.

23

D

S.

vert.

id.

iAsm 1,5 3 Hm 1,5

1 nbsp;nbsp;nbsp;id.

Ve

id.

! nbsp;nbsp;nbsp;red.

i nbsp;nbsp;nbsp;id.

T.

1280

V.

51

D.

s.

hor.

id.

Asm 1 id.

l

id.

c ics i

id.

d. W. 348

M.

14

D.

S.

— 15° 45°

1 Ash 1,5 C Hm 5

! nbsp;nbsp;nbsp;id.

1

Vs

j nbsp;nbsp;nbsp;red.

id.

M.

1362

M.

30

D.

S.

25°

nbsp;nbsp;nbsp;5°

Asm 1,5 3 M 5 Asm 2 M 4

1

id.

C —1,5 C S — 4 id.

V. E. T. 354

M.

22

D.

S.

vert.

; nbsp;nbsp;nbsp;M7

Asm 1,5 ^ M 3

Vs

S —5 C-1,5

V.

1428

V.

32

D.

S.

vert.

id.

Asm 2,5

Asm 2

Vis

Vl2

c —2

id.

B, nbsp;nbsp;nbsp;358

V.

41

D.

S.

vert.

45°

Asm 1,6

Asm 1

Vs

V6

C —1,5lt;.C 1,5(_ C_1 V’C l i?'

M. B.

1448

M.

9

D.

S.

vert.

id.

Ash 1

Ash 1,5

Vs4

Vis

red.

red.

Mac, com. id.

H. nbsp;nbsp;nbsp;40C

V.

51

D.

S.

vert.

45^=

1 nbsp;nbsp;nbsp;Ash 2,5

1 nbsp;nbsp;nbsp;Ash 3

61

9

V24

C 2'~S 2 C 33S 2

V. W,

1590

M.

14

D.

S.

vert.

id.

Ash 2 C Hm 6 id.

Vso

Vl-2

red.

ld.

M. nbsp;nbsp;nbsp;41f

V.

23

D.

S.

20° — 20°

1 nbsp;nbsp;nbsp;Asm 3

id.

V24

1 id.

i nbsp;nbsp;nbsp;red.

id.

Congestie nbsp;nbsp;nbsp;o.

papillae.

1714

V.

41

D.

S.

25° — 30°

Asm 2,5 ~ M 2,5 Asm 2,6 C M 2

Vs

id.

C_2,5

id.

-ocr page 138-

Anno 1876.

Initiaal

en

Nö.

V}

a

O

•a

lt;u

0)

O.

Richting

van

maxim.

Refractiën

V.

met

glazen.

Voorgeschreven

bril.

A. nbsp;nbsp;nbsp;468

V.

36

D.

vert.

Asm 3

Vs

C —1,5

S.

id.

Asm 1,5

id.

id.

T. W. 476

V.

30

D.

45“

Asm 1,5

“/is

red.

S.

— 45“

¦ nbsp;nbsp;nbsp;id.

id.

id.

W. nbsp;nbsp;nbsp;536

M.

30

D.

nbsp;nbsp;nbsp;5“

Asm 1,5 3 M 4,5

Vfi

C —1,533 —4

S.

25“

Asm 1,5 M 4

id.

id.

H. nbsp;nbsp;nbsp;680

M.

22

D.

70“

Asm 1 C: M 7

Vs

S — 6

S.

vert.

Asm 2

Va

c —1

T. H. 692

M.

40

D.

- 80“

Asm 1,5 M 3,5

1

C —1,5-^3—2,5

S.

20“

Asm 1 M 6

1

C—13S—3

L. nbsp;nbsp;nbsp;854

M.

17

D.

10°

Ash 4

Ve

C 3,5

S.

id.

id.

id.

id.

V. d. D. 968

M.

20

D.

_

M8

%

S —4

S.

10°

Ash 23^1

id.

C 2

S. nbsp;nbsp;nbsp;1000

V.

18

D.

20“

Asm0,75^^ n 'JK

c 0,75

S.

— 20“

Asml,25“““quot;’'®

Vs

C 1,25

K. nbsp;nbsp;nbsp;1012

M.

43

D.

— 80“

Asm 2 C M 3

v,

C—23s—2

S.

75“

id.

Va

id.

M. 1276

M.

15

b.

vert.

Ash 0,75 3 Hm 2

Vw

red.

s.

~

M0,5

Vs

zwart.

T. nbsp;nbsp;nbsp;1280

V.

51

D.

hor.

Asm 1

1

C I3S I

s.

id.

id.

id.

id.

M. 1362

M.

30

D.

25“

Asm 1,5 M 5

1

c —1,5 3 S — 4

S.

5“

Asm.2 C M 4

id.

id.

V. nbsp;nbsp;nbsp;1428

V.

32

D.

vert.

Asm 2,5

Vn

c —2

S.

id.

Asm 2

Vl2

id.

M.B. 1448

M.

9

D.

vert.

Ash 1

red.

S.

id.

Ash 1,5

V18

red.

v.W. 1590

M.

14

D.

vert.

Ash 2 ^ Hm 6

Vso

red.

S.

id.

id.

Vr-r

id.

S. nbsp;nbsp;nbsp;1714

V.

41

D.

25°

Asm 2,5 ~ M 2,5

%

C~2,5

S.

1 — 30°

Asm 2,5 C M 2

id.

id.

Verdere

anomaliën.

Mac. com. id.

-ocr page 139-

Anno 1876.



Anno 1877.


K.

R.

G.

H.

F.

S.

G.

L.

A.

B.

T.


180

182

238

240

306

368

394

408

426

502

580


V.

V.

M.

V.

M.

V.

M.

M.

V.

V.

M,


vert.

vert.

10° vert.

— nbsp;nbsp;nbsp;5°nbsp; 30°

— nbsp;nbsp;nbsp;80°nbsp;hor.

vert. 15°

vert.

vert.

— 80° 80°

hor.


vert.


40° vert.


Ash 2 C Hm 2 id.

Asm 1 3 M 0,5 Asm 0,75

Asm 2,5 Asm 1

Asm 1,25 Asm 1

Ash 2,5 „ TC Ash 3

Ash 1 3 Hm 5 id.

Asm 1 nbsp;nbsp;nbsp;3 M 0,5

Asm 1,26 M 0,5

Asm 1,5 3 M 1,5 M14

Asm 3 M4

Ash 1,5 yT o Ashl

M14

Asm 2,5 3 M 1,5


id.

Vs

%

Vl8

Va

Va

id.

1

1

Vq

Vn

Va

Vs

Via


Va

id.

Vo

id.


red.

id.


C-

C-


-1

-0,75


red.

red.

red.

red.

red.

id.

C —1 C —1,25

c 1 3 S 1

platglas

red.

red.

C 13S 1

id.

platglas

C_2,5


10°

-ocr page 140-

Anno 1877.


Anno 1877.



Initiaal

2

’X3

Richting

V.

V oorgeschreven

en

N».

rS

lt;u

o

V

O)

1-1

O.

van

maxim.

Refractiën.

met

glazen.

bril.

C. nbsp;nbsp;nbsp;1042

M.

7

D.

vert.

Ash 1,5 ~ Hm 2

Vs

red.

S.

vert.

id.

Vs

id.

B. 1072

M.

36

D.

15°

Asm 1,5 3 M 1,5

V24

C —1,5

S.

M5

Va

B.S. 1198

M.

11

D.

30°

Asm 1,5 CM 2

%

C —1,5

S.

— 20°

id.

id.

id.

K. 1320

M.

69

D.

vert.

Asm 1

V12

C 1CS2,25

S.

vert.

id.

'*/6

id.

H. 1368

M.

31

D.

80°

Asm 1,5 C M 6

Vs

c —1,5CS—4,5

S.

80°

Asm 1 C M 5

id.

C —1 CS—4,5

H. 1402

V.

21

D.

vert.

Ash 0,75

Vs

red.

S.

vert.

Ash 1

id.

red.

N. 1406

M.

27

D.

vert.

Asm 0,75

Vs

red.

S.

30°

id.

id.

id.

d.G. 1454

V.

13

D.

hor.

Asm 1,5 nbsp;nbsp;nbsp;g c

Asm 1 nbsp;nbsp;nbsp;- “

V12

C-l,5_c g

S.

hor.

Vs

v.T. 1668

V.

30

D.

— 20°

Asm 1 C M10

V18

platglas.

S.

— 35°

Asm 2,5 C M 2

Vo

C —2,5

R. 1692

M.

7

D.

S.

vert.

10°

Ash 4 _ u- 1

A,h2^Hml

V18

%

C 4-'S l

J. nbsp;nbsp;nbsp;1818

V.

21

D.

10°

Asm 1

Vo

red.

S.

— 10°

id.

V12

id.

V. nbsp;nbsp;nbsp;1832

V.

23

D.

30

Asm 3 C M lev.

V24

red.

S.

— 40°

Asm 3

Vo

id.

t. B. 1921

V.

29

D.

— 15°

Asm 1 C M1

Vo

c —1

S.

E.

1

platglas.

v.V. 2000

M.

18

D.

- 10°

Asm 1 C M 0,75

Vs

C —1

S.

M3,5

id.

S —2.75

R. 2166

M.

30

D.

— 20°

Asm 2 M 3

Vs

C —2CS-2,5

S.

15°

Asm 2 C M 2

id.

red.

H. 2188

V.

32

D.

vert.

Ash 1,25

V24

red.

S.

— 85°

Ash 0,5

red.

Verdere

anoma’iën.

Scotoma.

Strab. conv.


-ocr page 141- -ocr page 142- -ocr page 143- -ocr page 144- -ocr page 145- -ocr page 146- -ocr page 147- -ocr page 148- -ocr page 149- -ocr page 150- -ocr page 151- -ocr page 152- -ocr page 153-

UITTEEKSEL UIT DE STATUTEN.

Stichters zijn allen, die 50 gulden of meer tot stichting, inrichting of instandhouding der instelling bijdragen ofnbsp;bijgedragen hebben. Zij worden onder dien naam in hetnbsp;album der stichting vermeld.

3.

Onder den naam van Bestuurders worden in het album opge-teekend, al diegenen, welke 250 gulden of meer tot stichting, inrichting of instandhouding bijdragen of bijgedragen hebben.nbsp;Als begunstigers worden aangemerkt al diegenen, welkenbsp;zich tot eene jaarlijksche bijdrage van minstens / 2.50nbsp;verbinden.

Bewijs van inschrijving w’orde verzonden aan Prof. DONDERS of aan den Heer Mr. VERLOREN VAN THEMAAT, Secretaris der iDstelIing, bij verkiezingnbsp;ook aan den Secretaris van een der Plaatselijke Coinmissiën (verg. Album, fienbsp;Jaarlijksch Verslag hl. 10).

AANWIJZING ¥OOE 006LIJDEES.

Behoeftige en minvermogende ooglijders, die geneesknndigehulp verlangen, moeten zich ’s morgens vóór tien nre aanmelden. Zij ontvangen de geneeskundige adviezen kosteloos. Er wordt gezorgd, dat brillen en dergelijke behoeften tegennbsp;falrielsprijs kunnen verkregen worden.

De verpleegkosten zijn voor dit jaar vastgesteld op 60 cents per dag. Hieronder zijn alle verplegingshehoeften (verzorging, voeding, huisvesting, hewassching, enz.) begrepen.

De verpleging wordt alleen toegestaan, indien de ooglijders voorzien zijn van:

a. nbsp;nbsp;nbsp;Zindelijke kleeding en het noodige ondergoed ter verschooning (van elk dernbsp;onderkleederen minstens één stuk),

b. nbsp;nbsp;nbsp;Reisgeld voor de terugreis naar de woonplaats.

c. nbsp;nbsp;nbsp;Het bedrag der verpleegkosten, of eene verklaring door wieu de verpleegkosten zullen betaald worden.

Brieven moeten franco ingezonden worden; wordt antwoord verlangd, zoo moet een postzegel of briefkaart .worden ingesleten.

Deze inrichting is uitsluitend ten dienste van behoeftige en minvermogende, ooglijders, die niet wel in staat zijn de geneeskundige behandeling te bekostigen.nbsp;Belles van onvermogen kan worden gevorderd.

MODEB VAN VERKLARING.

Door Ondergeteekende wordt ter verpleging in het Xcdcrlandsch Castliliis voor behoeftige en minvermogende ooglgders aanbevolen de ooglijder

De verpleegkosten en kleine voorschotten voor brillen of dergelijke behoeften, I benevens eventueele kosten van correspondentie of incasseering, zullen dadelijknbsp;I na afloop der verpleging, voldaan worden door...........................................

V-