OOGHEELKUNDIGE.
1’ï,
TJITGBGEYEN MET
HET JAARVERSLAG
Typ. J. VAN BOEKHOVEN te Utrecht.
-ocr page 2-p'
-ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-Ot
OOGHEELKUNDIGE
UITGEGEVEN MET
HET JAARVERSLAG
NH 35.
UTRECHT 1894.
Typ. J. VAN BOEKHOVEN te Utrecht.
-ocr page 6- -ocr page 7-35®*® Jaarverslag van het Nederlandsch Gasthuis voor
OOGLIJHERS.
Verslagen van de 5 eerste vergaderingen van het Nederlandsch Oogheelkundig Gezelschap.
SuRCONJUNCTIVALE REHANDELING VAN OPERATIEVE EN TRAUMATISCHE VERWONDING VAN CORNEA EN VAN ScLEROTICA,
Een geval van Cvclopie ,
Over de Aetiologie van Descemetitis ,
Ontsteking van orrita en van aangrenzende holten,
Traumatische splijting der lens,
De vorming van schaduw en perspectief door kleurs-verschil ,
De perichorioidale ruimte in betrekking tot de lybiph-deweging in het oog. Anatomische bijdrage,
F. C. Donders. Autobiographie , entnommen aus der Eestrede voN 28 Mai 1888.
-ocr page 8- -ocr page 9- -ocr page 10- -ocr page 11-omtrent liet geldelijk beheer van de Vereeniging „HET KEDERLANDSCH GASTHUIS VOOR BEHOEFTIGE ENnbsp;MINVERMOGENDE OOGLIJDERS,” over het jaar 1893,nbsp;nitgebracht door den Rentmeester-Secretarisnbsp;Mr. D. Ragay, namens Regenten, ter Vergadering vannbsp;Bestunrderen op 7 Jnli 1894-.
Bij de Statuten is aan Regenten de verplichling opgelegd om U in de Jaarlijksche Algemeene Vergadering een Verslagnbsp;te geven omtrent den fmantieelen toestand der Vereeniging,nbsp;omtrent het geldelijk beheer en omtrent de in het laatstver-loopen jaar verkregen uitkomsten.
Geschieden deze mededeelingen dit jaar later dan anders, zoo is daarvan oorzaak de zooveel later uitgeschreven Alge-raeene Vergadering.
Is daardoor dus niet geheel voldaan aan de voorschriften onzer Statuten; de reden er voor is zoo bijzonder, dat zekernbsp;niemand legen deze minder nauwkeurige naleving onzernbsp;grondwet, voor een enkele maal, zal willen protesteeren.
Met Juli 1894 toch zou ons langverbeid, met zooveel zorg voorbereid en daarna met veel kunde afgewerkt «Nieuwenbsp;Gasthuis» worden opgeleverd!
Wat lag er anders voor de hand, dan dat Regenten, de eerste maal dat het gebouw zijne deuren zou openen, ge-
-ocr page 12-voelden dat dit moest geschieden voor U, die sedert langer of korter jaren, de Vereeniging hebt gesteund en medegewerktnbsp;tot het op heden bereikte doel. Op deze wijze zal door Bestuur-deren, als bet ware, bezit worden genomen van hun Gasthuis.
Het is dan ook een oprecht welkom, dat Regenten U aan deze plaats toeroepen, en daaraan paren zij den wensch, datnbsp;het nieuwe gebouw vele lange jaren der menschheid tennbsp;zege, der wetenschap tot licht moge strekken.
Overgaande tot ons Verslag hebben wij de eer in de eerste plaats over te leggen, de rekening en verantwoording dernbsp;verschillende fondsen over 4893.
Omtrent het Verplegingsfonds kunnen wij U mededoelen, dat de rekening dit jaar sluit met een voordeelig saldo.
Het bedrag is niet bijzonder groot — f 882.54’'’ —, maar wanneer mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nagaatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rekening over 4892nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sloot met
een werkelijk nbsp;nbsp;nbsp;nadeelig saldonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;over dat jaar, vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f 522.49-%
dan is de fmantieele toestand toch met f 4405.04 vooruitgegaan.
De uitgaven waren ongeveer dezelfde als in 4892: alleen voor «Kosten van beheer» is wat minder benoodigd geweest.
De ontvangsten waren ongeveer f 2000.— hooger.
Het bedrag', aan verpleeggelden ontvangen, is hooger.
Elke klasse heeft een hooger aantal verpleegdagen gehad, terwijl een nieuwe klasse, tegen fS.— daags, werd toegevoegd.
Ruim 4400 nbsp;nbsp;nbsp;dagennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a f — per dag, 208 anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f 2.— pei’
dag, kwamen nbsp;nbsp;nbsp;meernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dan innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4892 voor, terwijlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de nieuwe
klasse 29 verpleegdagen telde.
Het bedrag der bijdragen van Begunstigers is met ruim f 300.— verminderd, waarvan vooral sterfgeval oorzaak is,nbsp;terwijl de aanwinst van nieuwe Begunstigers hiermede geennbsp;gelijken tred heeft gehouden.
-ocr page 13-Uit enkele plaatsen zijn echter de bijdragen van eenige personen nog niet ontvangen, zoodat het geheele totaal dernbsp;bijdragen altijd iels hooger mag worden gesteld.
Wij herhalen ook thans weder dat de bijdragen een voorname factor zijn bij de vaststelling van het bedrag der verpleeggelden.
Uit de rekeningen toch blijkt jaarlijks dat de onkosten per patiënt belangrijk hooger zijn, dan het bedrag dat daarvoor wordt gevraagd.
Dat tekortschietende moet uit bijdragen en renten komen.
Hoe minder dus op die Hoofdstukken wordt ontvangen, des te hooger moeten de verpleegkosten worden gesteld, ennbsp;des te spaarzamer moet men zijn met kostelooze verpleging.
Ontegenzeggelijk zullen de kosten van ons Gesticht grooter worden in het nieuwe gebouw. De exploitatie moet in dienbsp;groote ruimte, alleen reeds aan personeel voor verpleging,nbsp;kostbaarder zijn.
De bijdragen behooren dus toe-, niet af te nemen en wij roepen U aller medewerking in om personen uit tenbsp;noodigen als begunstigers toe te treden.
Ook in het verloopen jaar deden Commissiën en Correspondenten wat in hun vermogen was, om het getal van begunstigers te versterken. De bijdragen kwamen geregeld binnen.
Met een woord van welgemeenden dank wordt dit hier herdacht, en worden de belangen van het Gasthuis bij vernieuwing aan hen aanbevolen.
,lingen Amersfoort
Een grooter aantal Begunstigers kwam voor in de Afdee-Baarn, Deventer, Haarlem en Vreeswijk,
Het Hoofdstuk «Renten» is belangrijk gedaald, ten gevolge van den verkoop, in 1892, van een deel van het kapitaal,nbsp;voor bouwkosten.
-ocr page 14-In de eerstvolgende jaren zal dit Hoofdstuk slechts een klein bedrag van ontvangst aanwijzen, omdat bijna het geheelenbsp;Kapitaal in den nieuwen bouw is opgegaan.
Versterking van kapitaal is daarom ook ten zeerste gewenscht en er zal het ernstig streven moeten zijn om, mi het grootenbsp;doel bereikt is, door groote zuinigheid en overleg te trachtennbsp;het kapitaal te doen aangroeien.
Wij moeten bij deze beschouwingen over het verminderen van het Hoofdstuk «Renten» echter terstond er bijvoegen datnbsp;voor een deel daarin wordt tegemoet gekomen door aan onzenbsp;Vereeniging toegezegde subsidiën.
Zonder deze ware het niet mogelijk eenig evenwicht in ontvangsten en uitgaven te bewaren.
Omtrent deze subsidiën, konden wij U reeds in ons vorig Verslag mededeelen, dat door de Regeering een jaarlijksch bedragnbsp;van f 5000.— op de Staatsbegrooting is gebracht, ingevolgenbsp;overeenkomst voor den tijd van vijf jaren en drie maanden,nbsp;in te gaan 1 October 1893, met bepaling, dat deze geachtnbsp;zal worden, onder dezelfde voorwaarden telkens voor vijfnbsp;jaren te zijn verlengd, zoo geen der contractanten, ten minstennbsp;twee jaren vóór het verstrijken van dien termijn, schriftelijknbsp;heeft te kennen gegeven, dat hij deze overeenkomst wenschtnbsp;te doen ophouden, ter gemoetkoming in de meerdere kosten,nbsp;die deze bouw ten behoeve van het onderwijs heeft geeischt,nbsp;en die aan het geven van onderwijs zijn verbonden.
Thans is het ons aangenaam in dit Verslag te kunnen mededeelen , dat de Provinciale Staten van dit Gewest, naar aanleiding van een door ons ingediend rekwest, op voorstel van Heerennbsp;Gedeputeerde Staten, in November van het vorige jaai-, voornbsp;het jaar 1895 een subsidie van f 2000.— hebben toegestaan.
In de algemeene Vergadering van het vorige jaar is door U een Commissie, bestaande uit de Heeren F. ’s Jacob,
-ocr page 15-Dr. J. A. C. OuDEMANS en Jhr. Mr. Dr. A. D. van Riemsdijk, benoemd om de verschillende Rekeningen na te zien.
Deze Commissie heeft die benoeming bereidwillig aanvaard; de Rekeningen zijn nagezien en met de bescheiden vergeleken,nbsp;en zijn ten bewijze barer accoord-bevinding geteekend.
Wij hebben de eer deze goedgekeurde Rekeningen in Uwe vergadering over te leggen, met het voorstel om ze ook metnbsp;Uwe goedkeuring te bekrachtigen, terwijl het ons een aangename plicht is der Commissie dank te zeggen voor harenbsp;welwillende bemoeiingen.
De Algemeene of Huisrekening is naar hare Hoofdstukken verdeeld, als volgt;
A. Verplegingskosten.
I. De ontvangsten bedroegen:
1893.
f 10619.47=
- nbsp;nbsp;nbsp;3778.85
- nbsp;nbsp;nbsp;2883.54
- nbsp;nbsp;nbsp;1250.—
1892.
i. Aan saldo van vorig jaar
, f 8631.78^-
)) verpleeggelden
bijdragen van Degunstigers renten van kapitalen . .nbsp;diverse ontvangsten . . .
4119.15
3814.97
1794.97
nadeelig saldo.
/'18360.87= f 18531.86=
II.
De Uitgaven bedroegen:
1893.
1794.97 440.77 =nbsp;194.66 =
1892.
1. nbsp;nbsp;nbsp;Aannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nadeelig saldo vorig jaar .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2217.46=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f
3. nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grond-en andere belastingennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;194.37nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
Transporteere . f 2907.65= f 2436.41
* Waaronder f 331.17^ aan gedane voorschotten, en ƒ 18,61 aan ver-pleeggelden met verschotten over 1891.
** Waaronder f 395 67= aan gedane voorschotten, en ƒ18.80 aan verpleeggelden met verschotten over 1892.
-ocr page 16-
Transport . |
f |
2907.65® |
f |
2436.41 | ||
4. |
Aan |
tractementen, loonen enz.: | ||||
a. |
» |
geneeskundig personeel. |
- |
1050.— |
- |
1400.— |
b. |
» |
administratief personeel. . |
- |
775.— |
- |
^ 775.— |
c. |
» |
dienstpersoneel . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
- |
1549.80 |
- |
1313.50 |
5. |
» |
voeding, verwarming enz. |
- |
7409.85 |
- |
7225.31 |
6. |
» |
kleeding en meubilair . nbsp;nbsp;nbsp;. |
- |
1649.98® |
1666.56 | |
7. |
)) |
kosten van beheer . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
- |
1354.32 |
- |
962.47 |
8. |
» |
chemicaliën en instrumenten |
- |
1610.56® |
- |
1816.06 |
9. |
» |
onderwijs...... |
- |
53.70 |
- |
54.— |
10. |
» |
voordeelig saldo .... |
- |
— |
- |
882.54 |
/’i8531.86--
Deze rekening sluit derhalve met een voordeelig saldo van f 882.545.
Het aanlal verpleegden was 60 meer dan in 1892: dat der verpleegdagen, waarvoor vergoeding werd genoten, 1662nbsp;meer.
De verpleeggelden zijn berekend tegen:
f 3.— nbsp;nbsp;nbsp;pernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dagnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verpleegdagen.
Gratis nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;216nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»
Alzoo te zamen 9950 verpleegdagen. 1
Van de verpleegdagen moeten alsnog worden betaald 53 dagen a f\,—. Over 1892 werd het bedrag van f 18.80 ontvangen.
-ocr page 17-
De kosten van verpleging kwamen ten laste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Totaal 504 lijders met 9956 verpleegdagen. |
Wij mogen bij het bespreken der huisrekening niet nalaten onzen vernieuwden dank te brengen aan Mevrouw de Directrice, voor de goede zorgen, niet slechts aan Patiëntennbsp;en aan het bestuur der inrichting, maar ook aan een deelnbsp;der administratie en boekhouding besteed.
Een woord van warme waardeering van de diensten van de Adjunct-directrice, de ziekenverpleging en het personeelnbsp;is mede bier op zijn plaats.
In de tweede helft van 1893, waren de werkzaamheden aan het nieuwe Gasthuis zoover gevorderd, dat aan het inwendig afwerken met kracht kon worden voortgegaan.
De centrale verwarming kwam gereed en bleek, na opname, aan de gestelde eischen te voldoen.
Bij deze opname was ons welwillend behulpzaam de lieer L. II. N. Dufour, Chef van dienst bij de Mij. t. Expl. van S.S.nbsp;Den dank, daarvoor reeds schriftelijk gebracht, wenschen wijnbsp;in deze Vergadering te herhalen.
Hoewel niet tot dit Jaarverslag behoorende, wordt ü reeds nu medegedeeld dat in den loop van dit jaar de aanbesteding voor den aanleg van de gas- en waterleiding volgde.
Hieronder waren 31 lijders a ƒ2.— per dag, met 460 verpleegdagen en 1 lijder a f 3.— „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
-ocr page 18-Bij het onderzoek naar de juiste verdeeling der gasleiding, hebben wij mogen profiteeren van de gewaardeerde aanwijzingen en hulp van den lieer D. van der Horst , Directeurnbsp;onzer Stedelijke Gasfabriek.
Wij brengen ook hem in uwe vergadering gaarne onzen dank voor zijne hulpvaardigheid.
Door zamenwerking van veler krachten is het nieuwe gebouw op den bestemden tijd gereed gekomen, en zal mennbsp;er weldra toe kunnen overgaan ora de verpleegden van hetnbsp;Begijnenhof naar de Bleijenburgstraat over te brengen.
Het oude gebouw is ü bekend; — straks, wanneer het nieuwe gebouw door ü zal worden bezichtigd, zult ge Unbsp;voor die verpleegden verheugen dat de tijd van verhuizen isnbsp;aangebroken, en evenzeer voor de Wetenschap, dat zij voor harenbsp;werkzaamheden een nieuw en zóó ruim veld heeft verkregen.
Het achtergelegen terrein wordt door een schutting afgescheiden , terwijl ook spoedig de bestrating aan de zijde langs den spoorweg gereed komen zal.
Wij' onthouden ons verder van een beschrijving van het nieuwe gebouw, ten einde niet het Verslag van den Genees-heer-Directeur vooruit te loopen.
Het aanwezige meubilair was natuurlijk onvoldoende voor de nieuwe zalen. Met zuinigheid is tot aanvulling overgegaan,nbsp;maar zelfs het hoognoodige heeft belangrijke kosten verooi’zaakt.
Ter tegemoetkoming in de daarvoor noodige uitgaven, hebben eenige Dames, die reeds vroeger hunne pogingen omnbsp;gelden bijeen te brengen met zulk een goed succes bekroondnbsp;zagen, zich op nieuw tot een Commissie vereenigd, voor hetnbsp;houden van een Tentoonstelling van Aquarellen, vereenigdnbsp;met een verloting.
Het is ons een dure plicht hier op nieuw onzen warmen dank daarvoor te betuigen.
-ocr page 19-Mevrouw Bar®®®® Schimmelpensinck van der Oije van Nijenbeek, geb. van Bronkhorst, Eere-presidente; Douairièrenbsp;Lampsins van den Velden, geb van den Bosch, Presidente;nbsp;Mevrouw Bingham, geb. Brain, Thesauriere; Douairièrenbsp;Gravinne van Limburg Stirum, geb. Bar®®®® Quarles denbsp;Quarles; Mevr. Roijaards van den Ham, geb. Bar®®®®nbsp;Taets van Amerongen ; Mevr. Bar®®®® van Ittersum, geb.nbsp;Sandberg; Mevr. van Pantiialeon Bar®®®® van Eck, geb.nbsp;VAN Maanen ; Mevr. Bar®®®® van Boetzelaer , geb. vannbsp;Schuylenburch ; Mevr. de Beaufort , geb. van IIaarsma denbsp;With; Mevr. Bar®®®® d’Aulnis de Bourouill, geb. Twuss;nbsp;Mevr. Huydecoper van Maarsseveen en Nigtevecht, geb.nbsp;Luden ; Mevr. van Beüningen, geb. Brain; Jonkvrouwe vannbsp;DEN Bosch; Jonkvrouwe A. van Oldenbarneveld, gen. Wittenbsp;Tüllingh; Mevr. Hooft, geb. de Pesters; Mevr. Boxman,nbsp;geb. Winkler, Secretaresse.
)) nbsp;nbsp;nbsp;)) F. A. Bisdom van Cattenbroek,
» nbsp;nbsp;nbsp;» P. F. Baron van Heerdt,
» nbsp;nbsp;nbsp;» Jhr. Huydecoper VAN Maarsseveen en Nigtevecht,
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jhr. Geisweit van der Netten,
)) nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Baron Mackay,
)) nbsp;nbsp;nbsp;» Jhr. VAN Bevervoorde tot Oldemeulen,
)) nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S. Roijaards ,
» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Roija.yrds.
-ocr page 20-Ter gelegenheid dezer tentoonslelling werd door Mevrouw Bingiiam—Brain aan het College der Regenten ten geschenkenbsp;aangeboden een album tot inschrijving van bijdragen voornbsp;het Gasthuis. Dit fraaie album, bewerkt in de fabriek vannbsp;den lieer Begeer is een waar kunstwerk, en bovendien vannbsp;nog grooter waarde door de inschrijvingen, waarmee hetnbsp;tijdens de tentoonstelling werd verrijkt. De rijkste bladzijdenbsp;bevat de inschrijving van den lieer D. G. Bingiiam alsnbsp;Beschermheer van het Gasthuis.
De ruime opbrengst dezer tentoonslelling met inbegrip van bedoelde inschrijvingen heeft opgebracht de belangrijke somnbsp;van f 15200,23c
Als een belangrijk deel van het in die week aangebodene moet met een woord afzonderlijk worden vermeld de soireénbsp;musicale, door de welwillende medewerking van Mevrouwnbsp;E Engelmann—Brandes en den lieer L. Veerman, gegeven,nbsp;onder gewaardeerde medewerking van de Heeren J. M.nbsp;Messciiaert en J. Röntgen, beiden Ilonorair-Bestuurdersnbsp;onzer Stichting.
De zaal was toen tot het laatste plaatsje bezet, en het publiek gaf daarmede blijk, hoezeer het inslemde met waar-deering van dit kunstgenot, en belangstelling in onzs nieuwenbsp;Stichting.
Als bijdragen van Begunstigers werden door tusschenkomst van heeren Correspondenten en Secretarissen van plaatselijkenbsp;Commissien of door den Rentmeester-Secretaris per quitantienbsp;ontvangen:
-ocr page 21-Als giften in eens.
Als
jaarlijksohe
giften.
Dl’. A. H. C. VAN Deiel, Amersfoort. . . .
Otto van der Vies, Amsterdam.....
J. Vlaasdeeen, Greneeslieer, Apeldoorn . . Dr. I. I. HoMOET, Arnhem en omstreken .
Mej. A. VOORTHUIJSEN, Baarn.......
Dr. J. Versteeö, Barneveld.......
Mej. Helena Hiklopen, Beek.......
Dr. C. A. L. Jacobse Boudewijnse, Bennekom
O. nbsp;nbsp;nbsp;E. Revers , Arts, Bergen op Zoom . . .
.............Zalt-Bomniel. .
Dr. A. H. Kuijper, ’s Bosch, Oosterhout. .
Votaris J. J. Schalt, Breukelen......
Dr. I. A, VisscHEE, Brielle........
J. H. Waszink, Arts, Delft........
Arts W. H. Cox, Deventer........
H. C. Anderson, Apotheker, Dieren ....
Dr. P. Delhez, Dordrecht.........
Dr. D. P. E. Wedekind, Elburg......
Dr. J. Koman , Does...........
H. nbsp;nbsp;nbsp;W. G. Koning, Gouda.........
Dr. I. A. Moll, ’s Gravenhage......
P. nbsp;nbsp;nbsp;Brugsma, Groningen..........
Jhr. Ch. van de Poll , Haarlem......
Ml’. D. van Meürs, Harderwijk......
Dr. L. P. Dentz, Helmond........
.......Hengelo (Overijssel).....
Dr. S. Stratingh Tresling, Hilversum . .
Ds. A. G. VAN Anrooij, Kampen.....
Mr. A. J. Andrea E, Ifollum.......
Dr. Jac. Baart de la Faille, Leeuwarden B. J. Kruseman, Loonen.........
I. nbsp;nbsp;nbsp;H. Slot , Meppel............
Mr. E. PoKKER, Middelburg.......
Dr. D. DB Bruwn, Mijdrecht . . ¦.....
G. Beins, Geneesheer, Keede.......
Dr. P. J. Schut, Kunspeet........
W. J. VAN Erkel, Kijkerk........
Dr. J. VAN Hoek, Nijmegen........
Dr. D. H. N. Adriani , Oosterbeek.....
Dr. A. J. A. Thomas, Renkum......
Dr. P. Boodt, Rhenen . . nbsp;nbsp;nbsp;.......
M. J. M. Ruijchaver, Rotterdam.....
L. P. Romen, Roermond.........
Dr. P. F. KüTHE, ïiel..........
I. F. Jansen, Burgemeester, Tilburg. . . .
Rentmeester-Secretaris, Utrecht......
Dr. G. Fabius, Yelp...........
f 56.—
- nbsp;nbsp;nbsp;162.50
- nbsp;nbsp;nbsp;395.50
- 10.—
/ nbsp;nbsp;nbsp;8.50
5.50
- nbsp;nbsp;nbsp;169.50
: 5oo;^ 8.—
- nbsp;nbsp;nbsp;150.50
- nbsp;nbsp;nbsp;33.—nbsp;onder Utrecht
- nbsp;nbsp;nbsp;113.50
7.50
onder Utrecht
- nbsp;nbsp;nbsp;983.90
- 10.—
Als giften in eens. |
Als jaarlijksche giften. | |
H. J. Thorbecke, Yianen......... C. M. Snblleït, Arts, Vreeswijk, IJsselstein, Schoonhoven .............. |
f 5.— | |
/¦ nbsp;nbsp;nbsp;4.— |
- nbsp;nbsp;nbsp;29.50 | |
AV. M. L. VAN Goudoever , Wageningen . . |
5.— | |
...........Wijk bij Duurstede . ,T. C. Clotterbooke Patijs van Kloetinge . |
onder Utrecht | |
Zeist, Driebergen............ |
- 169.50 | |
Dr. A. J. VAN Rhijn, Zutphen...... |
- nbsp;nbsp;nbsp;34.50 | |
Dr. Th. A. Schaepman, Zwolle...... |
- nbsp;nbsp;nbsp;28.50 | |
J. Hocke IIoogbnboom, Kuilenburg .... |
- 10.— |
- nbsp;nbsp;nbsp;17.50 |
Deze giften zijn van 1059 Begunstigers.
Tn 1893 werd een legaat groot f 1000.— ontvangen van wijle Mevrouw de weduwe H. J. van Westerkappel geb. Swa.vnnbsp;te Ilaarlem, terwijl onder vruchtgebruik werd gelegateerdnbsp;een som van f 100.— door Mej. P. I. Kalf te Amersfoort.
Het Gasthuis wmrd voorts bij testamentaire beschikking, onder bepaalde voorwaarden, tot erfgenaam benoemd vannbsp;% gedeelte der nalatenschap van wijlen den Heer W. E. denbsp;Koning, alhier overleden. Bijzóndere omstandigheden brengennbsp;echter in de afwikkeling dezer zaak vertraging. De bewoordingen van het testament geven aan sommigen tot twijfelnbsp;aanleiding. Een poging om de zaak door een schikkingnbsp;in orde te brengen heeft nog tot geen gewenscht resultaatnbsp;mogen leiden.
Dezer dagen werden wij verblijd met het bericht, dat wijlen Mejufvrouw C. M. Klijweg te ’s Gravenhage, Mevrouw denbsp;weduwe H. J. van Maurik geb. van Ulpiien te Arnhem en
-ocr page 23-15
de Heer F. Nieuwenhuijzen alhier, lesalen aan de Vereeniging hadden gemaakt, van f 1000.—f 1000.— en f 500.—.nbsp;Reeds nu maken wij daarvan dankbaar melding.
Als Bestuurderessen werden ingeschreven Mevrouw D. G. Bingham—Brain, Mevrouw Merkus—Calkoen, beide te Utrecht,nbsp;Mevrouw Janssens—Arriens te ’sHage en Mejuffr. M. Muys-KEN te Amsterdam.
Als Bestuurders de Heer Dr. A. J. van Rhijn te Zulphen, Mr. II. Waller te Utrecht en Mr. C. B. Laboughère te Zeist.nbsp;Als Slichteresse trad toe Mevrouw de Weduwe
L. S. Spanjaard te Borne........f 150.—
Nog werden giften ontvangen van:
Mevrouw Jansen—Tichelaar te Wiesbaden . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45.—
Dr. VAN Beekum te Noordeloos......» nbsp;nbsp;nbsp;25.—
Mevrouw de Weduwe Hartogii —Entiioven . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25.—
Dr. Maes te Arnhem.........» nbsp;nbsp;nbsp;25.—
Mej. P. Drost te Haastrecht.......» nbsp;nbsp;nbsp;10.—
Namens wijlen den Heer Dieudonné te Hilversum » 10.— Den Heer I. 1. 11. Borret te Klundert ...» 10.—
Dr. R. Schmidt, Londen........» nbsp;nbsp;nbsp;10.—
Ten bate van het Bouwfonds werd voor een kapitaal-waarde van f 57793.44, te gelde gemaakt.
Het bedrag van bet kapitaal op 31 December 1893 nog aanwezig, wordt opgegeven in een bijlage, welke achter denbsp;Rekening is gevoegd.
Door een overschrijving van de Kapitaalrekening naar die van het Bouwfonds is de ongelijkheid, die tusschen de ontvangsten en uitgaven bij die fondsen bestond, weggenomen.
Wij kunnen U thans reeds mededeelen, dat over dit jaar te vermelden zijn als:
Bestuurder; de Heer P. W. Janssen, Directeur der Deli-Maatschappij..........f 500.—
-ocr page 24-16
f
Bestuurderessen:
Dames Snellen te Zeist........f 260.—
Bestuur der Tentoonstelling.......- 316.—
Mevrouw H. de Petit te Haarlem.....- 300.—
Mej. P. Boas te ’sGravenhage.......- 250.—
Stichters of Stichteressen:
De Utrechtsche Begrafenis-Vereeniging. ... - 200.— Jhr. Mr. J. C. M. van Riemsdijk, opbrengst
uitvoering a Capella koor.........- 150.—•
Mej. M. Muijsken te Amsterdam van S. en M. . - 50.— Jhr. Rutgers van Rozenburg, idem .... - 100.—nbsp;alsmede verschillende andere giften.
Sedert eenige jaren hebben wij voor de Bestuurders onderscheiden een rubriek van Beschermers.
Deze titel zou worden toegekend aan hen die f 5000.— hebben bijgedragen tot uitbreiding en instandhouding dernbsp;Vereeniging.
Als Beschermer mogen wij den Heer D. G. Bingiiam, alhier, dankbaar begroeten.
In den loop van 1893, werd van de aannemingssom een bedrag van f 103425.— en aan opzicht f 1680.— betaald.
Over dit jaar is aan bouwkosten reeds weder een bedrag van /¦ 20312.43 uitgegeven, terwijl voor een gedeelte vannbsp;f 11126.25 der centrale verwarming is betaald geworden.
Vermoedelijk zal met het loopende jaar deze Rekening kunnen worden gesloten en het Bouwfonds ophouden eenenbsp;afzonderlijk beheer te zijn.
-ocr page 25-betrekkelijk de verpleeging en bet onderwijs in HET MDEBLANDSCH GASTHUIS VOOR BEHOEFTIGE ENnbsp;3IINYEEMOGENDE OOGLIJDEES, over bet jaar 1893,nbsp;ter vergadering van Bestnnrders, te Utrecbt dennbsp;7*^®“ Mi 1894, nitgebracbt door den Geneesbeer-Directenr, Prof. Dr. H. Snellen.
Bij de gevoelens van opgetogenheid en van dank, die mijn gemoed vervullen, nu ik in dit lang en vurig begeerd nieuwenbsp;gebouw voor de eerste maal U mag begroeten: bij de gewaarwording van trots en voldoening, dat ik hier alsnbsp;Geneesheer-Directeur van het grootste, naar ik meen, betnbsp;beste, van alle bestaande Gasthuizen voor Ooglijders magnbsp;optreden; bij de waardeering van al het voortreffelijke, datnbsp;ik, dank zij uwe goedheid, hier tot stand zie gebracht —nbsp;voegt zich een weemoedige gedachte, dat het Verslag, datnbsp;ik U heb uit te brengen, het laatste zal zijn, dat betrekkingnbsp;heeft op het oude Gasthuis voor Ooglijders, waarvan Dondersnbsp;eenmaal uitsprak, dat het hem lief was geworden als denbsp;appel van zijn oog, dat ook voor mij 35 jaren lang mijnnbsp;tweede «tehuis» «my house and my castle» is geweest.
2
-ocr page 26-18
Toen, vóór 35 jaren, door den' steun en de hulp van de lleeren B. F. Suerman, H. van den Wall Bake, Mr. C, W.nbsp;J. Baron van Boetselaer van Dubreldam, Dr. G. Munnicksnbsp;VAN Cleeff, Mr. J. A. Grotiie, Mr. II. Roijaards vannbsp;Scherpenzeel , onder medewerking van vele vrienden — naarnbsp;den wensch van DoNnERS — het ruime huis aan het Begijne-hof, doelmatig, alsof het er voor was gebouwd, werd aangekocht, viel mij het voorrecht te beurt, als eerste inwonend geneesheer aldaar te worden aangesteld. Aanvankelijknbsp;met eenige gehuurde meubels betrok ik het leegstaande gebouw en hei inrichten en tot stand komen der Stichting hebnbsp;ik in alle details mede doorleefd en mede gemaakt. Het isnbsp;mij een goede leerschool geweest tot de taak, waartoe iknbsp;thans word geroepen.
7 lustra aanéén, 35 jaren, van 1859 tot heden heh ik daar gewerkt en geleefd; het was de spil, waarom mijnnbsp;levensloop zich heeft gewenteld, de richtsnoer van mijnnbsp;roeping en van mijn streven.
Tal van geneeskundigen — schier alle Nederlandsche oogheelkundigen — hebben daar hunne opleiding gevonden,nbsp;en allen zien we met dankbare herinnering op deze leerschool terug.
Thans hebben we te berichten, hoe dat wijdvermaarde gebouw allenks te klein is geworden, oud en verouderd,nbsp;uitgewoond, onhygiënisch, ongeschikt, niet meer overeenkomende rnet de eischen van tijd en van wetenschap.
We zullen hebben toe te zien, hoe het oude, vroeger gevierde schip wordt onttakeld en weldra zal worden afgebroken. Van dit monument van de eerste geschiedenis dernbsp;nieuwe oogheelkunde zal niets blijven, dan wat in onzenbsp;dankbare herinnering daarvan voortleeft.
-ocr page 27-19
Een groot aantal lijders heeft in deze zeven lustra aan het Gasthuis hulp gezocht: Het aantal patiënten was en is nognbsp;steeds regelmatig stijgende.
Verdeeld naar tijdperken telkens van vijf jaren is de statistiek als volgt:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven. |
Verpleegd zijn er 13,214 personen met 345,214 verpleeg-dagen.
Omtrent de statistiek van het verloopen jaar heb ik te vermelden, dat zich 4221 patiënten hebben aangemeld, ennbsp;wel 2273 mannen en 1948 vrouwen.
-ocr page 28-Het aantal consulten bedroeg 25575, d. i., verdeeld over 310 werkdagen, ruim 76 per dag.
Er zijn 504- patiënten verpleegd geworden (290 mannen en 214 vrouwen) met 9945 verpleegdagen; bijgevolg gemiddeldnbsp;27 per dag, met gemiddeld 19 verpleegdagen voor ieder.
Evenals in de vorige jaren vinden we alle kerkgenootschappen vertegenwoordigd, ongeveer in dezelfde verhouding als hunne talrijkheid in den lande:
2704 Protestanten.
1337 Roomsch-Catholieken en Oud-Gatholieken.
173 Israëlieten.
7 Onbekend.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verpleegdagen. In klasse B tegen betaling van f 2.— per dag, werden 31 |
patiënten opgenomen, met 460 verpleegdagen; en in klasse C a f S.—, 1 patiënt met 29 verpleegdagen.
Nu er in het nieuwe Gasthuis meerdere afzonderlijke kamers beschikhaar zullen zijn, zal de opname in deze klassen allengsnbsp;toenemen.
In het algemeen was de toename van verpleging niet evenredig aan de toename van het aantal lijders.
De bewering dat zulks is toe te schrijven aan gebrek aan ruimte, zal thans, in het nieuwe gebouw, aan de ervaringnbsp;worden getoetst.
Is een ruim en doelmatig gebouw een der eerste vereischten om eene inrichting aan haar doel te doen beantwoorden, vannbsp;niet minder belang is het dat er over een voldoend personeelnbsp;worde beschikt, zoowèl om te voorzien in de geneeskundigenbsp;dienst als ook in de verpleging en in de bediening.
In de verloopen 35 jaren hebben we groote mutatie der geneeskundige hulp aan ons vooi’bij zien gaan.
Het meerendeel der in Nederland gevestigde oogartsen heeft behoord tot den geneeskundigen staf van ons Gasthuis;nbsp;maar ook vele buitenlanders hebben ons verdienstelijk ternbsp;zijde gestaan.
In het verloopen jaar werd Dr. W. C. H. Nahmmacher uit Mecklenburg vervangen door Dr. E. Krüger, die gedurendenbsp;twee jaren assistent aan de oogheelkundige kliniek te Bonnnbsp;was geweest. Dr. Nahmmacher vertegenwoordigt thans denbsp;Nederlandsche oogheelkunde in de Transvaal.
Dr. Krüger keert naar Duitschland terug, om zich daar als oogarts te vestigen. Zijne plaats zal hier worden ingenomen door Dr. D. Hillemans, die ook geruimen tijd assistent aan de oogheelkundige kliniek te Bonn is geweest.
Gelijktijdig en evenzeer met grooten ijver is bij ons werk-
-ocr page 30-zaam geweest Dr. W. Koster G^n. Tijdelijk heeft hij ons verlaten, omdat hem het voorrecht is te beurt gevallen tenbsp;worden aangewezen om, voor het Donders-fonds, buitenlandschenbsp;leerscholen te gaan bezoeken. Na een verblijf te Wiesbadennbsp;in de oogheelkundige inrichting van Prof. Dr. Pagensteciiernbsp;is hij thans werkzaam bij Prof. Leber te Heidelberg.
Wij hopen hem later hier weder hier te zien.
Sedert het vertrek van Dr. Koster is zijne betrekking aanvaard door Arts J. E. Musciiart, die ons echter, totnbsp;onzen spijt, spoedig moet verlaten, omdat hij als officier vannbsp;gezondheid aan het Nederlandsch leger is verbonden. Eennbsp;aanzoek, ook onzerzijds, bij den Heer Inspecteur der geneeskundige dienst, om hem nog eenigen tijd bij ons gedetacheerd te mogen zien, heeft tot geen resultaat kunnen leiden.
Is het voor mij een groot voorrecht met twee mijner zoons zamen te werken, te meer waardeer ik zulks, omdatnbsp;voor hen eerder aanleiding bestaat niet te spoedig een anderenbsp;werkkring te begeeren; terwijl toch de veelvuldige mutatienbsp;van assistentie eigenaardige nadeelen oplevert.
Als Volontair-geneeskundige was in het verloopen jaar bij ons werkzaam Dr. Lurman uit Bremen, die door ijver, talentnbsp;en groote welwillendheid ons Gasthuis zeer aan zich heeftnbsp;verplicht. Evenzeer waardeeren we de hulp, die vve thansnbsp;erlangen van de Volontair-assistenten R. A. Reddingius ennbsp;G. II. Hasewinkel, beiden artsen van de Groninger Univer-siteit, en Arts P. Vrijburg uit Leiden.
Het huishoudelijk beheer zal in het nieuwe gebouw de geheele toewijding eischen van onze verdienstelijke Directricenbsp;Mevrouw Jüger—van der Guus, geholpen door Mej. Johannanbsp;JaGER, als Onder-Directrice. Het toezicht op de eigenlijkenbsp;ziekenverpleging zal met J September worden aanvaard door
-ocr page 31-23
Mej. Clemense d’Engelbronner, thans pleegzuster aan het Burgerziekenhuis te Amsterdam. Tot 1 September zal dezenbsp;taak welwillend worden waargenomen door Mej. H. .1. Schagennbsp;VAN SoELEN, candidaat in de medicijnen der Leidsche Ilooge-school, die deze gelegenheid wil benuttigen om zich met denbsp;behandeling van ooglijders vertrouwd te maken.
Als tweede pleegzuster is aangesteld Mej. S. Polak uit Meppel, die ook op zich zal nemen de directie van denbsp;Israëlitische keuken, waarbij zij welwillend met raad en daadnbsp;zal worden bijgestaan door Mevrouw Blaauw—Oofiën hiernbsp;ter stede.
Als leerling-pleegzusters zijn bij ons werkzaam Mej. Henriëtte Bruline, Mej. Margaretha van Lee en Mej. Caroline Sciiol-TEN. De beide laatstgenoemden zijn kweekelingen van de hiernbsp;gevestigde school voor pleegzusters. Het verband met dezenbsp;instelling wordt door ons wél op prijs gesteld, maar de tenbsp;snelle mutatie zal op den duur overwegend bezwaar opleveren.
We zijn veel dank verplicht aan eenige jonge dames, die als Volontair-assistenten ons behulpzaam willen zijn, hetzij bijnbsp;de administratieve bezigheden des morgens aan de polikliniek,nbsp;hetzij door als voorlezeressen onze arme lijders bezig te houden, en hun dikwijls somber bestaan, tijdens de verpleging,nbsp;door een opwekkend woord te verlichten. We betuigennbsp;daarvoor ook namens de patiënten onzen dank aan Mej. E.«manbsp;Snellen, Mej. M. Snellen, Mej. P. Engelmann, Mej. Voet,nbsp;Mej. V. Mansveld, Mej. ter Meulen en Mej. M. van Herwerden. We blijven onze ooglijders in hare gewaardeerde sympathie aanbeveelen.
Verder wordt in de bediening voorzien door vier dienstboden en door het echtpaar ten Hafen, waarvan de man huisknecht is, en de vrouw de keuken beheert.
De voordeelen van een voortgezetten diensttijd vinden we
-ocr page 32-bij onzen trouwen P. Goenee, die'sedert 1862 als Amanuensis bij ons in betrekking is geweest. In het nieuwe gebouw heeft hij met zijne vrouw de woning voor den conciergenbsp;betrokken, en zal hij — naar wij hopen — nog lang belastnbsp;mogen blijven met de zorg voor de wachtkamer en de hulpnbsp;bij de polikliniek en bij de colleges. Zijne hulpvaardigheid,nbsp;toewijding en geschiktheid worden door alle leerlingen ennbsp;oud-leerlingen van ons gasthuis uit dit 32-jarig tijdperk erkendnbsp;en geroemd.
Bijzonderheden betredende de behandeling en de verpleging heb ik U ditmaal niet mede te deelen.
Geen epidemische ziekten hebben ons verontrust; alles, ook het onderwijs, volgde zijn geregelden gang.
Onze gedachten en onze overwegingen wei’den verder geheel ingenomen door de plannen van het nieuwe gebouw.
De bouw werd aanbesteed den 20®*®“ Augustus 1892 en gegund aan den'Heer Christiaan Wegerif voor de som vannbsp;/' 137.900, naar de plannen en het bestek, ten onzen genoegen opgemaakt door den Heer architect D. Kruyf, terwijlnbsp;het werk gesteld werd onder het toezicht van den Heernbsp;opzichter W. C. Bauer.
Tijdens het werk bleek verzwaring en vermeerdering van materieel noodig, inzonderheid voor het houtwerk aan dennbsp;kap der torens, zoodat de kosten van bouw met f 10.000nbsp;verhoogd moesten worden. Verder zal nog ongeveer f 6000nbsp;voor later besteld bijwerk benoodigd zijn. De gasaanleidingnbsp;werd na inschrijving gegund aan de firma J. J. Goetschnbsp;alhier; de waterleiding aan de firma C. P. J. van Berkel;nbsp;de aanleg van electrische schellen en spreekbuizen aan dennbsp;Heer J. Coenradie. Het leveren van gordijnen werd nanbsp;inschrijving opgedragen aan de firma Sinkel, alhier.
-ocr page 33-25
Na uitvoerig onderzoek naar de meest geschikte ledikanten werd onze keuze bepaald tot het model van ijzeren ledikantennbsp;met verkoperde voerende matrassen — model Lawson Tait —nbsp;uit de fabriek van Witfield te Birmingham,
De belangrijkste aanbesteding was die der centrale verwarming, die geleverd is geworden door de firma Kaiserslautern, vertegenwoordigd door den Heer Huygens te Rotterdam,nbsp;voor de som van f 14.835.
De belangstelling voor het Gasthuis blijkt uit talrijke geschenken , en verleende hulp door leveranciers hier ter stede, vooral ter gelegenheid van de inrichting der tentoonstellingen ten bate der verloting.
Tal van firma’s in deze stad hebben daaraan medegewerkt; ik noem hier in de eerste plaats de firma’s Sinkel voornbsp;decoratiewerk en draperiën, Goettsch voor extra gasleidingnbsp;ter tijdelijke verlichting; Dopheide door het leenen van prachtige gaskronen; den Heer Hamrurger voor het ter expositienbsp;afstaan van antieke Gobelins.
De geschenken voor de verloting zijn te veel en te velerlei dan dat ik ze hier kan opnoemen. De eerste prijs eennbsp;Engelsche roeiboot (Wherry) was geschonken door den Heernbsp;D. G. Bingham. De bezitster van het gelukkige lot stelde denbsp;boot ter mijner dispositie om daarover ten bate voor belnbsp;Gasthuis te beschikken. Ik heb ze verkocht voor f 250 ennbsp;die som onder dankbetuiging aan de vriendelijke geefster innbsp;ons album ingeschreven. Bizonder dient hier nog vermeld,nbsp;dat de Heer J. Viveen, decoratie-schilder. Nieuwe Gracht,nbsp;Regenten verzocht de Bibliotheek tevens Regenten-kamer metnbsp;imitatie-gobelin te behangen, een oud Utrechtsche kunst, dienbsp;door hem op uitstekende wijze wordt beoefend. Ongetwijfeldnbsp;zal ieder bezoeker met ingenomenheid hiervan kennis nemen.
-ocr page 34-In diezelfde kamer prijkt op de zware schoorsteenmantel de buste van Donders. Dit geschenk, ons gegeven namensnbsp;de Nederlandsche Maatschappij tot bevordering van Geneeskunst heeft thans hier zijn blijvende plaats ingenomen:nbsp;«Moge — zoo sprak de Voorzitter bij de aanbieding — doornbsp;«allen, die hier binnentreden, dit beeld steeds met eerbiednbsp;«worden aanschouwd, en moge het voor hen eene voort-«durende aansporing en opwekking zijn, om te trachten denbsp;«voetstappen van den grooten meester te drukken, en hem,nbsp;«zoo mogelijk (want slechts voor weinigen is dit weggelegd)nbsp;«te evenaren.»
Boven den ingang van de operatiezaal leest ge een bemoedigend woord uit Psalm CXLV ; 8, sierlijk gesneden in twee houten cartouches, aan het Gasthuis geschonken door Vrouwenbsp;Douairière Gravinne van Limburg Stirum, geb. Baronnessenbsp;Quarles de Quarles, die ons Gasthuis ook heeft vereerdnbsp;met eene fraaie buste van II. M. Koningin Wilhelmina.
Van vele geschenken in geld, die in het album zijn ingeschreven heeft de Rentmeesler-Secretaris te berichten.
Dagelijks nog ontvangen wij bewijzen van belangstelling in onze nieuwe Stichting.
Tot opsiering van den tuin ontvingen we een terra-cotta Flora-beeld op piëdestal, ons geschonken door den Heernbsp;Visser, Waterbouwkundig Architect alhier.
Reeds is in den toren voorhanden een zware bronsen klok, deel uitraakende van het uurwerk, een kostbaar geschenk,nbsp;dat ons is toegezegd door de Heeren P. VV. Hiele en Zoon.nbsp;Bij voorbaat zeggen we hun onzen hartelijken dank.
Straks ontvangt het Gasthuis het bezoek van de leerlingen en oudleerlingen dezer Stichting. Hunne vriendelijke belangstelling wordt door ons bovenal gewaardeerd.
Het zal ons een feest zijn hen en U allen het thans
-ocr page 35-voltooide gebouw te toonen en U te doen zien, hoe bij de uitwerking van het bouwplan streng is rekening gehoudennbsp;met de volgende beginselen, zooals die in het jaarverslagnbsp;bij de bespreking van het ontwerp op den voorgrond werdennbsp;gesteld:
De lokalen voor het onderwijs zijn in de beneden-verdieping, onmiddellijk te bereiken uit de hoofddeur. De collegekamernbsp;staat met openschuivende deuren in verbinding, eenerzijdsnbsp;met de zaal voor de kliniek, anderzijds met de zaal voor denbsp;polikliniek; evenzeer met de twee oogspiegel-kamers, die bijnbsp;deze zalen behooren.
De poliklinische patiënten komen binnen door een afzonderlijken ingang aan den westelijken vleugel. Van de wachtkamer komen ze door een voorportaal in de zaal voor de polikliniek.
De polikliniek is geheel gescheiden van het overige Gasthuis. Aan de wachtkamer is een afzonderlijke tuin en wasch-plaats verbonden.
Een afzonderlijke zijkamer is bestemd voor de behandeling der kinderen,
In den oostelijken vleugel van het gebouw is het dage-lijksch beheer gevestigd: het bureau en de woning van de directrice, keuken en kelders, een afzonderlijke keuken voornbsp;Israëlieten, waschkamer, binnenplaats en eetkamer, terwijlnbsp;er voor het dienstpersoneel een afzonderlijk gedeelte vannbsp;den tuin is gereserveerd, waar de patiënten niet wordennbsp;toegelaten.
De beide boven-verdiepingen zijn in drieën verdeeld, ofschoon niet scherp afgesloten; het westelijk gedeelte voor de mannen, het oostelijk voor de vrouwen, de oostelijke zijvleugel voor de kinderen. De middenzaal is zoo ingericht,nbsp;dat deze naar omstandigheden kan gerekend worden tot de
-ocr page 36-afdeeling der mannen of die der vrouwen. Aan de grootere ziekenzalen zijn waschkamers verbonden.
De slaapkamers der pleegzusters sluiten aan bij de grootere ziekenzalen. Voor de pleegzusters is een gezamenlijke zitkamernbsp;ingericbt, voor elk is daar een afzonderlijke kast ter beschikking gesteld.
Verder vindt men in dezen vleugel de Bibliotheek, tevens de Regentenkamer, de kamer van den Geneesheer-Directeur,nbsp;de woning van den inwonenden Geneesheer, welke tweenbsp;laatsten overeenkomstig hun bedoeling zijn ingericht en betimmerd.
De operatie-zaal ligt in het midden van het gebouw op de bovenste verdieping. Om zooveel mogelijk spiegelend lichtnbsp;op het hoornvlies te vermijden, zijn de wanden en het plafond donker geverfd. Het groote raam kan bij gedeeltennbsp;worden afgesloten. Het ziet uit naar het Noorden, zoodatnbsp;het directe zonlicht niet kan storen.
De verblijfzalen voor de operatieve patiënten zijn, zooveel mogelijk, beperkt tot de bovenste verdieping, opdat ze aannbsp;infectieve invloeden blijven onttrokken. Aan de Zuidzijdenbsp;langs het geheele gebouw zijn ruime corridors, waar denbsp;patiënten, die niet aan bed zijn gebonden en nog niet naarnbsp;buiten mogen gaan, zich vrijelijk kunnen bewegen. Aan denbsp;Nooi’dzijde zyn overdekte balkons, die bestemd zijn voor hetnbsp;luchten van het beddengoed.
Alle verdiepingen zijn door een lift met de keuken verbonden. Tevens zijn er kokers om hel wascbgoed naar beneden te werpen. Op de boven-verdieping en in de sous-terrains zijn ruime linnenkasten met linnenkamer.
De gevel is in strengen stijl opgetrokken, eenvoudig' maar ernstig, en met soberheid geornamenteerd.
De vooruitspringende middenbouw is gedekt door een
-ocr page 37-29
topgevel. De middenbouw wordt geflankeerd door twee ongeveer 40 M. hooge torens, die tot trappenhuis dienen.nbsp;Ze zijn voorzien van groote lichtramen met steenen raam-traceering en gevuld met gekleurd glas en lood.
Een sierlijk achtkantig torentje, gedekt door een slank torenspitsje vormt de aansluiting van den voorgevel met dennbsp;oostelijken zijgevel.
Het geheele gebouw draagt een monumentaal karakter. Men heeft dit gewenscht, opdat het, nevens zijn schoonenbsp;bedoeling, tevens moge strekken tot een blijvend gedenk-teeken, gewijd aan de nagedachtenis van onzen grooten leermeester, die de baanbreker is geweest op het gebied dernbsp;physiologische oogheelkunde, de grondlegger van het oogheelkundig onderwijs in Nederland, die aan de stichting van hetnbsp;Gasthuis ten grondslag gelegd heeft de saiuenwerking. ennbsp;wederzijdsche ondersteuning van liefdadigheid en van wetenschap.
-ocr page 38-AANBIEDING van de busten van v. Graefe V- Helmholtz en Donders door leerlingennbsp;en o ud I eerl Inge n aan het Nederlandschnbsp;Gasthuis voor Ooglijders, den 7*^®“ Juli 1894.
De Voorzitter van het college van Regenten, de Hoogleeraar Dr. Th. W. Engelmann, opende de plechtigheid met de mededeeling, dat eene verrassing zou worden aangeboden door oudleerlingen en leerlingen van hetnbsp;Ned. Gasthuis voor Ooglijders. Het was hem aangenaam, hen hier tenbsp;begroeten onder de bijzondere voorwaarden, waaronder men hier bijeennbsp;was, in het vooruitzicht, dat een bewijs van sympathie geschonken zalnbsp;worden, dat op den hoogsten prijs wordt gesteld.
Spr. gaf het woord aan den Hoogleeraar Dr. W. M. Gunning, uit Amsterdam, die de volgende toespraak hield:
Mijne Heeren Itegenten en Directeur van het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders.
Uit naam van een 100-tal leerlingen der Utrechtsche oogheelkundige school (hunne namen vindt gij in dit album opgeteekend), leerlingen innbsp;engeren en in ruimeren zin, uit vroegeren en lateren tijd, kom ik u bijnbsp;gelegenheid van deze feestelijke bijeenkomst met onze hartelijke geluk-wenschen een klein geschenk voor het pas voltooide Gasthuis aanbieden.
Vooraf echter een enkel woord, dat mij door de gedachte van die plechtigheid werd ingegeven. Een woord, dat uiteraard een persoolijk karakter draagt, maar waarmede ik toch hoop uitdrukking te zullen geven (al kannbsp;het dan niet anders dan op gebrekkige wijze zijn) aan de gevoelens vannbsp;hen, als wier vertegenwoordiger ik hier voor u sta.
Het feit, dat heden het nieuwe Gasthuis voor ooglijders wordt in ge-
-ocr page 39-bruik genomen, verplaatst ons als van zelve met onze gedachten in het oude, dat thans, na 35 jaren trouwen dienst, wordt verlaten — maarnbsp;dat zal blijven voortleven in de dankbare herinnering van allen, wienhetnbsp;ten zege is geweest.
En daartoe behooren ook wij.
Want het is in dat oude Gasthuis dat wij van Dondees een onderwijs genoten hebben, zooals het zelden te genieten wordt gegeven.
Een onderwijs, waarvan de strekking veel verder ging dan het aanbrengen van wetenschappelijke kennis en 25ractische bekwaamheid; dat tevens ons oog opende voor en het geloof versterkte in de groote waarheid: dat de beoefening der natuurwetenschap, evengoed als die dernbsp;humaniora, een leerschool worden kan van waarachtige humaniteit.
Humaniteit, die zich openbaart in liefde voor al wat waar, goed en schoon is, op elk gebied van het leven, ook in liefde tot den naaste.
Van die ware humaniteit heeft Dondees zelf ons in zijn leven en werken een indrukwekkend voorbeeld gegeven.
Zoo hebben wij Dondees in al zijn grootheid en goedheid leeren kennen, bewonderen, vereeren, liefhebben, en is zijn onderwijs ons ten zegen geweest — ook voor de vorming van gemoed en karakter. Wij zullen ernbsp;hem ons leven lang voor blijven danken.
En naast Dondees leefde en werkte in dat oude Gasthuis met en voor zijne leerlingen Snellen. — Snellen, wiens geniale blik op de dingen,nbsp;wiens rijke kennis en onovertroften kunstvaardigheid, wiens toewijdendenbsp;en rustelooze werkzaamheid voor de wetenschap en de lijdende menschheidnbsp;zoo heerlijke vruchten hebben afgeworpen. Wiens voorttreffelijk onderwijsnbsp;dat van Dondees op zoo gelukkige wijze aanvulde en uitbreidde. Wiensnbsp;gulle hartelijkheid en vriendelijke hulpvaardigheid ook binnen den kringnbsp;zijner leerlingen zoovelen tot zijne vrienden gemaakt heeft. Aan wien iknbsp;persoonlijk, gedurende onze meer dan 40-jarige vriendschap, zooveel tenbsp;danken heb gehad, waarvan ik hier niet gewagen mag!
Is ’t wonder, dat de gedachte van ’t geen ooh Jmj voor ons in dat oude Gasthuis geweest is ons hart met innigen dank vervult? Maar er is nognbsp;zooveel meer, waarvoor wij dat oude Gasthuis te danken hebben.
Daar zijn, bij en door het gemeensohapjoelijk arbeiden aan dezelfde taak, vriendschapsbanden gelegd voor het leven. Daar hebben wij doornbsp;den omgang met buitenlandsche studenten en oogartsen gelegenheid gevonden tot die „internationale wrijving”, waarvan het nut door Snellennbsp;in zijn laatste jaarsverslag zoo terecht wordt gereleveerd en waarvan ooknbsp;door Dondees met ’t oog op zijne eigen vorming met zooveel dankbaarheid gewaagt.
-ocr page 40-Daar . . . maar de voorafgaande aanduidingen zijn voldoende om verklaring te geven van den oprechten en diepgevoelden dank, die ons hart vervult, wanneer zij denken aan het oude Gasthuis en aan hen, die hetnbsp;ons onvergetelijk hebben gemaakt.
En daarmede zijn tevens de redenen aangegeven, waarom we ons zoo hartelijk met u verblijden, nu het nieuwe voltooid is.
Want dat nieuwe Gasthuis is niets anders dan het oude — alleen gewijzigd en uitgebreid in overeenstemming met de deels nieuwe, deels hoogere eischen des tijds. Maar de geest, die ’t geheel doordringt ennbsp;bezielt — hij is dezelfde gebleven, hij zal dezelfde blijven, zoolang denbsp;leiding van het geheel is opgedragen aan een bestuur als het tegenwoor-woordige, met een man als Engblnann aan ’t hoofd en een Directeurnbsp;als Snellen.
En het tegenwoordige geslacht, door hen met dien geest doordrongen, zal er voor zorgen dat hij, ook nadat zij zullen zijn heengegaan, van ditnbsp;huis niet wijken zal en dien op hunne beurt ongeschonden op de komendenbsp;geslachten doen overgaan. En daarom gelooven wij, dat het ook in denbsp;toekomst niet aan bekwame en brave mannen zal ontbreken, aan wiernbsp;handen de leiding dezer schoone instelling met volkomen vertrouwen kannbsp;worden opgedragen.
Daaraan te twijfelen zou ons reeds de eerbied voor onzen grooten meester verbieden, wiens geloof in de toekomst van het nieuwe Gasthuis, datnbsp;naar zijne overtuiging komen moest, onwrikbaar vast stond.
Maar ook daarvan afgezien, zijn wij volkomen overtuigd, dat niet alleen met het oog op de belangen van universitair onderwijs, op die van de wetenschap en de behoeften der maatschappij, het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders in zijne nieuwe gestalte meer en meer blijken zalnbsp;aan werkelijke en duurzame behoeften te voldoen.
En dat het aan de middelen om aan die behoeften te kunnen voldoen niet zal ontbreken, daarvoor staat ons de onuitputtelijke ofiervaardigheidnbsp;van ons volk, waar het een waarlijk schoone en goede zaak geldt, ennbsp;waarvan ook de geschiedenis van dit Gasthuis kan getuigen, ten waarborg.
En daarom, M. H.! wenschen wij u van ganscher harte geluk met de Itooiing van uwe Stichting.
Moge zij lang bloeien, ten zegen voor het lieve Vaderland!
En thans verzoek ik u het geschenk in ontvangst te willen nemen, waarvan ik in den aanvang gewaagde. Het bestaat uit dit 3-tal pleister-medailles van Dondehs, v. Gkaepe en v. Helmholtz, op ons verzoeknbsp;vervaardigd door Mej. Georgine Schwautze van Amsterdam, die zich
-ocr page 41-van hare taak gekweten heeft op eene wijze, die van groot talent getuigt en haar aanspraak* geeft op de hulde en den dank, dien ik haar bij dezennbsp;gaarne toebreng.
ilt dan, M. H.! ons geschenk aanvaarden in den geest, waarin het wordt aangeboden: „als eene oprechte en dankbare hulde aan de nagedachtenis van onzen grooten en goeden meester, wiens lievelingswensohnbsp;thans, eerder dan hij het zelf had durven hopen, vervuld is. Eene huldenbsp;tevens aan den man, wiens volhardende energie de belemmeringen, dienbsp;de vervulling van dien wensoh tegenhielden, uit den weg heeft w^eten denbsp;ruimen; aan den tegenwoordigen Directeur, den hooggeschatten leermeester, ook van het tegenwoordige geslacht, wiens naam onafscheidelijknbsp;met dien van Donders aan het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijdersnbsp;verbonden blijven zal — aan Snellen.
Na den Hoogleeraar Gunning trad namens de tegenwoordige leerlingen op de Heer C. D. Ceameb, Praeses der medische faculteit, wien alsnbsp;zoodanig was opgedragen het woord te voeren, en zeide ongeveer hetnbsp;volgende:
„Geachte Dames en Heeren! Het zij mij vergund, eenige woorden toe te voegen aan ’tgeen zooeven door den Voorzitter der commissie. Prof.nbsp;Gunning is gesproken. Van harte wil ik mijne sympathie betuigen metnbsp;’tgeen door hem hier gezegd is. En als ik het woord-vraag, doe ik datnbsp;in naam van die deelnemers, die het voorrecht hebben zich te mogennbsp;rekenen tot de leerlingen van Prof Snellen.
Vooreerst wensoh ik tot u een woord van dank te richten, hooggeachte Professor Gunning en Dr. Juua, op wier initiatief dit zoo schoon ennbsp;sprekend huldeblijk is tot stand gekomen. Ten zeerste appreoieeren wijnbsp;de goede gedachte, ook voor de tegenwoordige leerlingen de gelegenheidnbsp;open te stellen, om op deze wijze uiting te geven aan het gevoel vannbsp;blijdschap, dat hen heden op dezen feestdag vervult. Ontvangt hiervoornbsp;onzen welgemeenden en oprechten dank.
En ü, hooggeachte Prof Snellen wenschen we van harte geluk met de voltooiing van dit fraaie gebouw, dat tevens de bereiking is van hetnbsp;schoone idiaal, waarnaar gij met zoovele andere energieke mannen zoovele jaren met zooveel kracht hebt gestreefd.
Toen ik voor eenige jaren een jaarvergadering der Eegenten mocht bij wonen, werd voor mij een klein tipje van den sluier opgelicht, dienbsp;al de bezwaren en moeielijkheden voor ’toog der buitenwereld bedekte.nbsp;Deze zijn alle overwonnen; en voor ons is dit geen wonder, daar wenbsp;wisten, dat Gij het waart, die uwe werkkracht gaaft om datgene te
3
-ocr page 42-¦vervullen, wat een stille wensch van duizenden in ons land was, omdat we wisten, dat als men hiervoor de hulp der liefdaiigJieid inriep, ditnbsp;niet tevergeefs zou zijn, en deze in dat geval de beste en zekerstenbsp;dag was van 't geheel.
’tSpreekt wel van zelf, dat al die momenten het in kracht moesten winnen van elk schijnbaar onoverkomelijk bezwaar. Dat de blijdschap,nbsp;die nu de grondtoon is van uw hart, ook ons vervult, behoef ik u welnbsp;niet te zeggen. Vooral wij, jongeren, verheugen ons, die ’t zij voornbsp;korteren, of voor langoren tijd het genotvolle voorrecht zullen smaken unbsp;hier werkzaam te zien, in de kracht van uw leven, met uwe ons bekende praotische en humane toewijding aan die ongelukkigen, wier edelstenbsp;zintuig wordt bedreigd.
Zoo wensch ik ook, dat dit gebouw, evenals het vorige door onze voorgangers, niet tevergeefs door ons, de spes scientiae, zal worden betreden, en dat wij, geplaatst in onzen werkkring, de vruchten zullennbsp;toonen, opgekomen uit het door u gestrooide zaad. En zijn wij door dienbsp;vruchten velen ten zegen, dan hebben mannen als Donders , Helmholtz ,nbsp;Gbaeee en Snellen niet te vergeefs voor ons geleeft. En met dankbaarheid zullen wij ons later herinneren de uren in dit gebouw, onder uwenbsp;leiding doorgebracht; maar grooter zal tiwe blijdschap en dankbaarheidnbsp;zijn, zoo gij ziet dat wij, met onze zwakke krachten, u in uwe wetenschap, practisohe toewijding en humaniteit zullen trachten te volgen.”
Het geschenk is aangeboden namens een 70-tal oud-leerlingen en een 30-tal leerlingen, wier namen vermeld staan in een fraai album met denbsp;volgende opdracht, in fraai schrift, met goud en kleuren vervaardigdnbsp;door den heer Anth. Gbevenstdk, te Amsterdam.
„Aan het Bestuur van het Ned. Gasthuis voor Ooglijders zijn ter gelegenheid van de inwijding van het nieuw gebouw op VII Juli 1800 vier en negentig, als blijk van dankbare vereering der nagedachtenis vannbsp;prof. E. C. Donders en van oprechte hulde aan prof. H. Snellen, denbsp;medaillons van Donders, von Geaefe en ton Helmholtz ter plaatsingnbsp;in de groote gehoorzaal aangeboden door
(volgen de handteekeningen).
In woorden, die van hooge waardeering getuigden werd dit geschenk aanvaard door den Geneesheer-Direoteur prof. H. Snellen , en namensnbsp;het College van Eegenten door den Voorzitter, prof. Engelmann.
,,Van U” — zoo eindigde de Hoogleeraar Engelm.vnn — „die als
-ocr page 43-mannen van wetenschap den roem onzer instelling hebt helpen verbreiden en van u, jongeren, die, naar wij van u hopen, eenmaal in het voetspoor der anderen zult treden, heeft voor ons dit bewijs van symjiathienbsp;bijzondere waarde.”
„Gij hebt terecht ingezien, dat de beeltenis dier drie mannen bier niet mocht ontbreken, die later, als men zich hunner en hunne werken nietnbsp;meer zoo goed herrinnert als wij, wier onmiddellijke voorgangers zijnbsp;waren, zullen worden geëerd als de aartsvaders der ophthalmologie;nbsp;VON Gkaepe, de klinikus bij uitnemendheid, wiens practisohe bekwaamheid zoovelen lijdenden ten goede kwam, dat men hem den Heiland dernbsp;menschheid noemde; von Helmholtz, den grooten natuurvorscher, dienbsp;door zijn physiologische optiek de voornaamste wetenschappelijke basisnbsp;der ophthalmologie schiep en door de uitvinding van den oogspiegel dennbsp;grond gelegd heeft voor heel de nieuwere oogheelkunde; Dondeus, dienbsp;de genialiteit van beiden vereenigde, even groot physioloog en weten-.schappelijk man als von Helmholtz, en voor von Gkaefe niet onderdoende in practisohe bekwaamheid, als redder der lijdende menschheid.nbsp;Hun beeltenis moet hier prijken, omdat hun geest hier zal voortleven,nbsp;hun geest, ook die van den hoogleeraar Snellen, den leerling, vriendnbsp;en waardigen opvolger van Donders.”
In deze bijeenkomst werd verder een bewijs van erkentelijkheid uitgereikt aan de Heeren D. Kruiep, W. O. Eauer en Che. quot;Wegeeip voor de uitstekende wijze, waarop zij het plan hebben uitgevoerd en verwezenlijkt, bestaande in een fraai gecalligrafeerde oorkonde van den volgendennbsp;inhoud:
„Het gebouw voor het Nederlandsoh Gasthuis voor Ooglijders, naar de voortrefi'elijke plannen van den heer Architect D. Krdifp, onder denbsp;zeer verdienstelijke medewerking van den heer Opzichter W. C. Bader,nbsp;met getrouwe nakoming van het bestek door den Aannemer Chr. Wegerifnbsp;monumentaal opgetrokken, alles tot groote tevredenheid van het Collegenbsp;van Regenten en van den geneesheer-directeur, werd op heden dennbsp;7 Juli van het jaar 1800 vier en negentig opgeleverd. En daar ditnbsp;bewijs der bekwaamheid van genoemde heeren op hoogen prijs wordtnbsp;gesteld, is besloten aan elk hunner onder dankbetuiging eene oorkondenbsp;te overhandigen, ten dage en jare voormeld.”
Nog maakte de heer Engblmann met een hartelijk woord melding van een blijk van hulde ook van buitenlandsohe oogheelkundigen, be-
-ocr page 44-staande in een door den heer E. D. Swanzy, Hoogleeraar der oogheelkunde te Dublin, gezonden lerensf^root photographieportret van den Hoogleeraar Snellen — „wien we intusschen gelukkig ook nog levend innbsp;ons midden hebbenzeide Spr. onder luide toejuiching der aanwezigen: —nbsp;voorts was nog een goed geslaagd portret van Dondebs ontvangen, naarnbsp;een photographie, geteekend door den Heer W. van Leer , te Wageningen.
Nadat de aanwezigen het gebouw hadden bezichtigd, werd deze feestdag, die voor allen lang in aangename herinnering zal blijven, geëindigd met een feestdisch, waar nog menig hartelijk woord werd gesproken,nbsp;getuigende van wederzijdsche waardeering en van gehechtheid aan hetnbsp;Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders.
-ocr page 45-De feestelijke opening van de TENTOONSTELLING, ter gelegenheid der voltooiing van het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders.
Den Oden Mei 1894, tegen 1 ure, stroomde een aantal genoodigden naar het nieuwe gebouw in de Bleijenburgstraat, om getuige te zijn vannbsp;de opening der tentoonstelling. Euim half twee waren daar verzameld:nbsp;de Commissaris der Koningin en de leden van Gedeputeerde Staten, denbsp;Burgemeester en eenige Wethouders, Curatoren en Hoogleeraren dernbsp;Hoogeschool, Eegenten van het Gasthuis, Eector en Ab-Actis van dennbsp;Senatus Veteranorum en het lofwaardige Dames-Comité, waaraan we dezennbsp;sohoonen dag te danken hebben, en een uitgelezen schare van Dames innbsp;keur van toiletten.
Verder merkten wij op den bouwmeester van het gebouw, den opzichter van den bouw, den aannemer en tal van andere belangstellenden.
Toen allen gezeten waren, nam de Hoogleeraar Snellen het woord, en sprak als volgt;
Hooggeëerde Dames en Heeren!
Gretig en zonder aarzeling heb ik de vereerende uitnoodiging aan vaard, namens onze edele Gastvrouwen den dank uit te spreken, dat door unbsp;gevolg is gegeven aan het verzoek, om door uwe hooggewaardeerdenbsp;tegenwoordigheid den luister dezer feestelijke bijeenkomst te verhoogen.
Een nieuw bevvijs voor de belangstelling in het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders is, dat we ons mogen verheugen in de tegenwoordigheidnbsp;bij deze bijeenkomst van zoovele gevierde Stadgenooten, van Leden der
-ocr page 46-hooge Eegeering, van liet Bestuur vjin stad en gewest, van de militaire Autoriteit dezer provincie, van Curatoren, Professoren en Studenten dernbsp;universiteit hier ter stede.
Verder, van de hooggewaardeerde Mannen, die mede gewerkt hebben tot het ontwerp en den bouw van het Gasthuis, dat door de hulp innbsp;raad en daad van velen, is geworden meer dan onze stoutste voorstellingnbsp;had mogen verwachten.
Het Gasthuis zal spoedig gereed zijn, om in zijn ruime zalen de lijders op te nemen, die hier hulp komen zoeken, maar daarvoor is meer noodignbsp;dan een gebouw, en met een dankbare hulde begroeten we ook hiernbsp;geneesheeren en assistenten, de voortreffelijke directrice van het Gasthuisnbsp;en de haar tér zij staande verpleegsters.
Bovenal is hier dank uit te spreken aan het college van Eegenten dezer inrichting, die ten allen tijde hunne krachten en kostbaren tijdnbsp;aan het Gasthuis hebben gewijd. Namens het comité der Dames Be-stuurderessen dezer tentoonstelling heb ik u bijzonderen dank te zeggennbsp;voor de welwillendheid, waarmede door u werd voldaan aan dennbsp;wensch, om gedurende eenige dagen over dit aldra voltooide gebouwnbsp;te mogen beschikken, ten einde op krachtige wijze te kunnen medewerken tot het schoone doel, dat reeds gedurende 35 jaren door u werdnbsp;beoogd.
Te meer welkom was mij de uitnoodiging in deze feestvergadering als eerste spreker op te treden, omdat zij mij de gelegenheid geeft hier uitnbsp;te spreken de gevoelens, die mijn gemoed vervullen. Waarheen ik mijnbsp;richt, naar de eene en naar de andere zijde, in hetgeen voor mij en innbsp;hetgeen achter mij ligt, zie ik niet dan stof tot dank. Heb ik niet 35nbsp;jaren lang, onder de beste leiding, mij mogen voorbereiden tot de gewichtige taak, waartoe ik, in deze Stichting, mij thans zie geroepen?
Bovenaan staat daarbij het beeld van Dondees, die de roem en de trots van Nederland zal zijn, onveranderd en blijvender dan dit gebouw,nbsp;ook al is het bestemd om eeuwen te trotseeren.
Voor mij persoonlijk is Dondees meer geweest, dan de man van wetenschap; mij was hij ten allen tijde en blijft hij, ook in zijne nagedachtenis, de leidsman en vriend.
Ik verzoek ü met mij terug te zien op de geschiedenis van het ontstaan dezer Stichting.
Met de ontdekking van den oogspiegel ontstond de nieuwere oogheelkunde. Dondees leerde die kennen, toen hij in Engeland was, in het leerrijk samenzijn met Geaefe en Bowman. Dadelijk rijpte toen in hemnbsp;het plan om die nieuwere oogheelkunde ook naar Nederland over te^
-ocr page 47-brengen. Maar daartoe was noodig een gelegenheid voor Onderwijs, een Kliniek en een Gasthuis.
Destijds was van dê zijde der Eegeering de vereischté hulp niet te wachten. Maar Dondbes had in Engeland gezien, hoe daar schier bovennbsp;elk Gasthuis staat geschreven:
.,Gesticht en onderhouden door vrijwillige bijdragen.”
Verpleging van zieken is in Engeland slechts ten deele de zorg van staat of gemeente. En terecht, want ziekenverpleging is een eigenaardignbsp;onderdeel der armenverzorging. Personen toch, die in den regel geennbsp;aanspraak op ondersteuning kunnen of willen doen gelden, zullen bijnbsp;ziekte met graagte de hand aangrijpen, die door particuliere mildheidnbsp;hun wordt aangeboden.
Een tweede eigenaardigheid der ziekenverpleging in Engeland is, dat al deze particuliere ziekenhuizen aan het onderwijs worden dienstbaarnbsp;gemaakt. In schier elk grooter hospitaal is een „college'^ gevestigd,nbsp;waar studenten of jonge geneesheeren gelegenheid vinden de geneeskundigenbsp;wetenschap te beoefenen.
Het door Dondees gestichte Nederlandsoh Gasthuis voor Ooglijders is hier te lande de eerste inrichting van dien aard geweest.
Donders vond dadelijk medewerking en ondersteuning van de zijde van den oud-hoogleeraar Prof. Suerman, ons beider leermeester, die alsnbsp;voorzitter van de Eegenten het leeuwendeel heeft gehad in de zorg voornbsp;het bijeenbrengen van de noodige fondsen: „Ik ben een oud man geworden ,” zoo beantwoordde hij de uitnoodiging van Donders , „en iknbsp;,,had mij voorgenomen de dagen, die God mij nog zal willensparen, mijnbsp;„van bijzondere bemoeiingen in de maatschappij te onthouden, maar hetnbsp;,,voorgedragen plan der Commissie schijnt mij zóó weldadig voor denbsp;„menschheid en voor de wetenschap, dat ik mij gelukkig achten zalnbsp;„daaraan nog eenige krachten te kunnen besteden. Ik neem het voor-„stel aan.” (De vestiging Bladzijde 6).
Toen, na 3 jaren, deze waardige Nestor der Geneeskunst op 77-jarigen leeftijd het hoofd neerlegde, werd het voorzitterschap welwillend aanvaardnbsp;door den heer Eoijaabds van Sciierpenzeel , aan wuen, reeds van dennbsp;aanvang af, onze instelling de duurste verplichting heeft gehad. i
Gedurende 23 jaar heeft onze Stichting onder zijne zorgen gebloeid. Toen in 1884 Donders het directeurschap aan mij overdroeg, werdnbsp;door Eegenten verlangd, dat hij zich met het voorzitterschap zou belasten. Na den dood van Donders heeft Prof. ENGELMiTNN diens plaatsnbsp;ingenomen, met dezelfde warme liefde, als Donders voor zijne Stichtingnbsp;had gekoesterd. Ten allen tijde werden wij krachtig bijgestaan door
-ocr page 48-een reeks Geneeskeeren en Assistenten, aan wie wij de grootste verplichting hebben, en zonder wier' hulp het Gasthuis niet zou zijn geworden, wat het is.
Allengs en zeer regelmatig heeft het Gasthuis zich ontwikkeld. Wij begonnen met duizend zieken per jaar, thans is het getal verviervoudigd.nbsp;Het gebouw voldeed aanvankelijk aan alle eisohen, maar allengs werdnbsp;het klein en bekrompen. Het is met het Gasthuis gegaan, als met hetnbsp;levend organisme, dat van klein opgroeit tot volwassen ontwikkeling ennbsp;dan, door opname van bouwstofien en kracht, allengs senile achteruitgangnbsp;en eigen dood voorbereidt.
Het oude gebouw werd meer en meer ontoereikend. De o vervulling der lokalen bij gebrekkige ventilatie beperkte de mogelijkheid van hetnbsp;succes, vooral bij operatieve behandeling. Inderdaad zóó kon het nietnbsp;langer. Een nieuw gebouw werd onvermijdelijk noodig, of we zouden onsnbsp;genoopt hebben gezien, het Nederlandsch karakter er aan te ontnemen,nbsp;en ons te beperken tot het dringend noodige, dat voor het universitairnbsp;onderwijs wordt gevorderd.
Intusschen liet vertrouwen op Neêrlands mildheid heeft gezegevierd, „Door stelselmatig vast te houden” zoo schreef Dondeks in 1883 (33. verslag, blz 38), „aan de beginselen, die tot dusver onze richtsnoer waren,nbsp;moet die toekomst eenmaal aanbreken. Mij zou het dan niet meer gegeven zijn, de vervulling mijner, wensohen te aanschouwen, maar als troostnbsp;kan ik de overtuiging medenemen, dat de vervulling niet uitblijven zal”.
Ten slotte heeft het verlies van Dondebs de vervulling zijner wenschen bespoedigd; allerminst is op Dondeks van toepassing geweest, dat hetnbsp;genie gedurende het leven niet wordt geëerd, toch trad na zijn doodnbsp;meer op den voorgrond het verlangen, om door een monument zijne nagedachtenis te eeren. En kon dit een ander zijn, dan een nieuw gebouwnbsp;voor de Stichting, waaraan hij het beste deel van zijn leven en zijne bestenbsp;krachten had gewijd?
In 1890 heeft een comité van weldadige Dames, èn door het houden van een fanoyfair, èn door het verzamelen van inschrijvingen de hoogstnbsp;belangrijke som van ruim f 47.000 bijeengebracht. Deze som, gevoegdnbsp;bij het sedert een dertigtal jaren voor dit doel gespaarde kapitaal, gafnbsp;den doorslag tot het besluit om tot den langgewenschten en lang voorbereiden bouw over te gaan. Het ontworpen plan bleek echter nog kostbaarder dan men dit aanvankelijk had geraamd. Behalve het aanheste-dingsbedrag zijn er nog zoo vele posten: daar is de verwarming, denbsp;verlichting, het verdere af werken, de meubileering.
Schoon wij te dien opzichte over de uitstekendste adviezen en hulp
-ocr page 49-hadden te beschikken, — waarvoor hier onze hartelijke dank wordt herhaald — is de slotsom, dat, met de voltooiing van het gebouw, ook de bodem van de schatkist zal zijn gezien.
Bovendien, de zorg voor de meerdere kosten der exploitatie van de steeds toenemende uitbreiding eener hoogst nuttige, maar zeker nooitnbsp;rentegevende onderneming.
Voor een gedeelte, voor zoover de nieuwe uitbreiding ten bate van het onderwijs zal komen, is van regeeringswege hierin voorzien. Het collegenbsp;van Kegenten heeft met de regeering een contract gesloten, waarbij eener-zijds localiteiten, hulpmiddelen en materieel voor onderwijs beschikbaarnbsp;worden gesteld, terwijl anderzijds jaarlijks eene som van f 5000 als vergoeding zal' worden betaald.
Terwdjl onze Stichting zooveel mogelijk eep algemeen Nederlandsch karakter tracht te handhaven, zullen uit den aard der zaak de behoeftige en minvermogende lijders uit den naasten omtrek daardoor het meestnbsp;worden gebaat. Met het oog hierop heeft het college van Eegenten zichnbsp;gerechtigd geacht bij het gewestelijk Bestuur de belangen onzer Stichtingnbsp;te bepleiten. Dank zij de warme behartiging dezer aanvragen in de eerstenbsp;plaats aan den hooggesohatten Voorzitter van Provinciale Staten, alsooknbsp;door de welwillende ontvangst der aanvrage bij Gedeputeerden, is ons voornbsp;het komende jaar de belangrijke tegemoetkoming van ƒ 2000 verzekerd.nbsp;Ook hiervoor op nieuw onzen dank, met aanbeveling voor de toekomst.
Zal de inrichting haar liefdadig doel in den waren zin blijven handhaven, dan is een exploitatie-kapitaal onvermijdelijk noodig, en ware van het grootste belang dat de meubileering thans uit nieuwe fondsen konnbsp;woorden bestreden.
De Nederlandsclie mildheid, die ons in 1890 heeft geholpen, biedt ook thans de behulpzame hand.
Het is mij een groot voorrecht, u edele Gastvrouwen, onzen dank te betuigen, den dank van allen, wien de voltooiing van dit Gasthuis nanbsp;aan het harte ligt.
De goede uitslag uwer pogingen was verzekerd, toen het Eere-Voorzitterschap door U, Vrouwe Baronnesse van Schtmmelpenninck werd aanvaard. De vriendelijke toewijding van U, Vrouwe Lampsins van dennbsp;Velde, als Presidente, Mevrouw Boxman—Winkleb als Secretaresse ennbsp;Mevrouw Bingham—Ek.ain als Thesaurière, gesteund door de zeer gewaardeerde hulp van het Comité van Dames en dat der Eere-Commissa-rissen, bevestigd het welslagen van dit werk van weldadigheid. De velenbsp;geschenken, die van alle zijden worden toegezonden, de hulp, die ons
-ocr page 50-van velerlei leveranciers wordt geboden, geven zoovele bewijzen van de sympathie onzer burgerij met uw streven.
Een wondersohoone verzameling van aquarellen, het beste, wat de nieuwere kunst produceerde, en velerlei kunstvoorwerpen beloven een onschatbaar genot. Aan eene opsomming van al wat tentoongesteld wordt, wil ik hier mij niet wagen. Het zij ons allen eene verrassing, wanneer wij de rijknbsp;georneerde zalen van dit nog nauwelijks voltooide gebouw zullen betreden.
Daar is intusschen één geschenk dat mijn gemoed diep heeft getroffen, waarvan ik niet zwijgen kan, en dat ik zelfs hier U mag toonen.
De statuten van het Gasthuis voor Ooglijders schrijven voor, dat zij, die door liefdegaven ten behoeve van instandhouding en uitbreiding dernbsp;Stichting zich aan het Gasthuis verbinden, in een Album zullen wordennbsp;vermeld.
Tot hiertoe was dit Album een gewoon register, waarvan slechts de namen, die het bevatte, en niet het aanzien de waarde bepaalde.
Mevrouw de Thesaurière van het Damescomité heeft mij medegedeeld, dat het haar wensoh was ons een Album te schenken, waarvan de vormnbsp;en het uitwendige meer in overeenstemming zouden zijn met den belangrijken inhoud.
Zij wenscht, dat dit Album op deze plaats zal blijven, opdat menig belangstellend bezoeker opgewekt worde, zijn naam daarin te schrijven.
Gedurende de tentoonstelling zal het hier ter inzage liggen, zoo even is het in mijne handen gesteld.
Het uitwendige is inderdaad schoon. In zilver gedreven, ziet men op den omslag de symbolische voorstelling der hoogste menschenliefde, waar,nbsp;geleid door den goeden geest, den blinde het licht wordt gegeven.
Ik ben gemachtigd het Album hier te openen.
Het titelblad geeft de afbeelding van het gebouw, op de tweede blad de cartouches, die den voorgevel versieren, met de inscripties: „Neder-landsch Gasthuis voor Ooglijders” en de woorden door Dondees geïnspireerd: ,,Liefdadigheid, de grondslag van het geheel.”
Dan volgt de lijst der vroegere en tegenwoordige Eegenten, en die der tegenwoordige Stichters-Bestuurders.
Eindelijk staat daar ook een nieuwe inschrijving van Beschermers, waarvan heden de rij geopend werd.
Collega Engelmann , aan U als President van het College van Eegenten , reik ik dezen schat.
U allen noodig ik uit dien straks nader te beschouwen, want het past bij het vele schoons, dat aan ons oog zal worden geboden.
-ocr page 51-Het. was een vriendelijke gedachte dat in dit huis, dat gewijd zal zijn aan zorg voor het oog, te zien zal worden gegeven, wat het goed .ontwikkeld oog het meest gaarne ziet.
Zoo werken wetenschap en kunst tot één doel hier te samen.
Ik eindig met den wensch, dat de dagen, die volgen, ongestoord genietingen mogen geven voor het oog en het oor, — en voor het hart het nog hoogere genot, berustend op daden van liefde, die de grondslagnbsp;is, waarop dit Gasthuis werd gebouwd.
Prof. Engelmann antwoordde ongeveer het volgende;
Ik mag dit kostbaar geschenk niet aanvaarden, zonder namens Eegenten van dit Gasthuis een woord uit te spreken van diep gevoelden dank aannbsp;de edele Vrouwen, die de voltooiing van dit gebouw op zoo luisterrijke,nbsp;op zoo indrukwekkende wijze hebben willen vieren.
Toen eenige tijd geleden de vraag tot Eegenten werd gericht om eenige zalen van het nieuwe Gasthuis tijdelijk voor deze tentoonstellingnbsp;beschikbaar te stellen, hebben zij zeer gaarne toestemmend geantwoord.nbsp;In die vraag toch moesten wij een treffend en hoog te waardeeren bewijsnbsp;van sympathie met onze Inrichting begroeten.
„Liefdadigheid de grondslag van ’t geheel” zijn de woorden vanDoNDEES, op den voorgevel van dit gebouw geplaatst. De waarheid van die woorden wordt heden opnieuw bevestigd.
Even als bij de geboorte van een menschenkind vrouwelijke zorg en liefde het jonge organisme ontvangen, wakende dat niets ontbreke, watnbsp;tot een voorspoedig levensbegin en een ongestoorde, gelukkige ontwikkeling wordt vereischt, zoo zien wij deze onze jonge schepping, reeds vóórnbsp;zij nog begint te ademen, te leven, te werken, door vrouwelijke zorg ennbsp;liefde omgeven, bewaakt en begroet.
Onwillekeurig komt mij het beeld voor den geest van het koningskind uit het oude sprookje, aan de wieg waarvan vriendelijke Godinnen harenbsp;milde gaven en heilwenschen kwamen brengen.
Ik mag niet allen afzonderlijk danken, die ons dit feest hebben bereid, een feest, waarvan wij zeker zijn, dat niet slechts de gezonde zintuigennbsp;van belangstellende bezoekers, maar ook de zieke oogen van vele hulpbehoevende lijders zullen genieten. Toch moet ik uitspreken, wat onsnbsp;geheel in ’t bijzonder heden tot dankbaarheid stemt.
Wij zijn er trotsch op en beschouwen het als een veelbeloovend, gelukkig voorteeken, dat aan het hoofd onzer vriendelijke Beschermsters de echtgenoote heeft willen staan van een nakomeling van den grooten man,nbsp;die terecht als de vader der moderne geneeskunde in Nederland, ja in
-ocr page 52-Europa wordt geroemd. Het is al^of door haar tegenwoordigheid een lichtstraal van den onsterfelijken geest van Boeehave op ons jong gebouwnbsp;neerdaalt.
Dankbaar worden wij gestemd, wanneer wij in het bestuur dezer tentoonstelling tal van uitnemende vrouwen zien vertegenwoordigd, die met den grooten stichter onzer Yereeniging, met Donders, door vriendschapnbsp;innig waren verbonden en hem steeds met offervaardige trouw ter zijdenbsp;hebben gestaan, waar de belangen zijner schepping dit mochten eischen.
Dank eindelijk bezielt ons heden bovenal tegenover de beminnelijke vrouw, de dochter van het liefdadige en praktische zusterland aan denbsp;overzijde van het Kanaal, aan wier initiatief en onbegrensde vindingrijkenbsp;werkzaamheid het tot stand komen dezer tentoonstelling in de eerstenbsp;plaats is verschuldigd. Zij heeft het Gasthuis op nieuw ten hoogste aannbsp;zich verplicht.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
Maar wat zijn woorden van dank naast de daden, die wij hier aanschouwen? De beste dank zal het zijn, als onze Inrichting door on vermoeiden, stillen arbeid voor het welzijn van behoeftige zieken en voor de belangen van wetenschap en onderwijs zal toonen de sympathie waardignbsp;te zijn, die haar heden in zoo overrijke mate ten deel valt.
Dat die wensch niet onvervuld blijven zal, daarvoor staat ons borg de man, die nu reeds gedurende meer dan het derde eener eeuw zijnegrootenbsp;krachten belangeloos aan onze Vereeniging wijdt, en haren roem, doornbsp;Donders gevestigd, in binnen- en buitenland weet te handhaven. Uitnbsp;uwe handen, waarde Snellen, ontvang ik gaarne dit kostelijke Album,nbsp;waaraan mijne Mederegenten zeker eene eereplaats in het nieuwe Gasthuis zullen willen aanwijzen.”
De heer Omnmissaris der Kmingin nam nu het woord en sprak ongeveer aldus: Na de indrukwekkende toespraken der Hoogleeraren Snellen en Engelmann wenscht ik een kort, eenvoudig woord te richten totnbsp;beiden. Op zijn gewone, hartelijke, vriendschappelijke, wegslepende wijzenbsp;heeft de heer Snellen door het woord, dat hij tot het Dames-comiténbsp;richtte, waarvan mijne echtgenoote de eer heeft Eere-voorzitster te zijn,nbsp;mij de aangename gelegenheid geschonken, daarop te antwoorden. ïoennbsp;de Dames haar uitnoodigden als Eere-voorzitster op te treden was hetnbsp;niet als plichtpleging, maar vol geestdrift, dat zij dit aanvaardde,nbsp;omdat zij voor het practisohe doel van dit monumentaal gebouw sympathienbsp;had en begreep wat Donders er mee beoogde.
De taak was bovendien gemakkelijk, speciaal ook door de toewijding «n het beleid van de Voorzitster en de leden van het Dames-comité.
-ocr page 53-De Hoogleeraar Snellen heeft het woord tot mij gericht als Voorzitter van Prov. Staten, als Hoofd van dit gewest. Als Voorzitter van dat Collegenbsp;begroette Spr. daarom vooral het besluit der Staten met de grootstenbsp;ingenomenheid, omdat hij in deze Inrichting met den Hoogleeraar Snellennbsp;ziet eene zaak van uitnemend provinciaal belang.
Bij het binnentreden dacht spreker „Tandem,'quot; „Eindelijk.” 85 jaren geleden was Spr. ook hier, als student, en mocht hij Dondees dagelijksnbsp;bezoeken, en hij herinnert zich hoe Dondees met zijn zeggingskracht,nbsp;met het wegslepende, dat reeds in zijn stem lag, hem mededeelde watnbsp;zijn ideaal was. Hoewel nog jong, dacht Dondees reeds toen, dat hijnbsp;de verwezenlijking daarvan niet zou beleven, maar met het oog op dennbsp;man, die naast hem stond, was hij op de toekomst gerust.
Wat is het geheim van Snellen’s kracht; niet alleen zijn genie, niet zijn groote operatieve vaardigheid, maar dit, dat hij een hart heeft; hijnbsp;leeft voor zijn zieken, leeft voor de kranke maatschappij, die hier innbsp;dit gebouw hulp zoekt. En omdat het groote werk van Dondees wordtnbsp;voortgezet door Snellen , verheugen wij ons heden, — is dit een feestdag.
Spr. is getroffen, ja geroerd door het woord van prof. Engelmann, dien hij als landgenoot beschouwt, omdat hij ondanks de schitterendstenbsp;aanbiedingen uit zijn vaderland er den voorkeur aan schenkt hier tenbsp;blijven werken; hij, die als physioloog de evenknie van Dondees magnbsp;heeten.
Met Snellen en Engelmann kan men de toekomst gerust tegengaan, terwijl het woord van Donders door Snellen aangehaald, „liefdadigheidnbsp;de grondslag van het geheel,” bewaarheid is geworden.
En hiermede verklaar ik, namens de Eere-voorzitster, deze tentoonstelling geopend.”
-ocr page 54-Oplithalmia catarrhalis . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
n nbsp;nbsp;nbsp;blennorrhoica
// nbsp;nbsp;nbsp;purulenta neonatorum
// nbsp;nbsp;nbsp;inembranaeea. .
n nbsp;nbsp;nbsp;diphtherina
// nbsp;nbsp;nbsp;traumatica, (vulnera
cauterisatio)
// vernal is Tracboma papillarenbsp;n follicularenbsp;n difl'ormansnbsp;Irritatio conjunotivaenbsp;Eccliymosis //
Ulcus conjunctivae .
Lupus nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;s.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eorneae
Neoplasmata n quot; nbsp;nbsp;nbsp;»
Corpora aliena n n nbsp;nbsp;nbsp;quot;
Symblepbaron.....
Pterygium......
Opbth. scropli. (plyctaenulae et Herpes zoster n. trigemini
Anaesthesia.....
Hyperaesthesia (dolores) . Keratitis diffusa (e lue congenita)nbsp;// ulcerosanbsp;// punctatanbsp;n infectivanbsp;Ulcus c. hypopyonbsp;// rodens.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Keratospliacelus .
Maculae eorneae.
et
cicat nee
rosiones
379
1
7
16
1
1
119
123
4
ulcera)
177
9
6
308
23
42
26
7
209
Leuooma........
Stapliyloma oorneae, kerectasia .
Fistula corneae ......
Cornea conioa......
Incrustatio corneae.....
Iritis ...........
// tuberculosa.......
Synecbiae posteriores; atresia pupillae
Synechia anterior.......
Prolapsus iridis........
Iridocyclitis.........
Chorioiditis.........
Cyclitis sympathica ....
Tumor cysticus iridis......
Irideremia.........
Iridodialysis.........
Coloboma congenitum uveae. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Ruptura chorioideae......
Albinismus..... ...
Glaucoma..........
Cataracta senilis completa . . nbsp;nbsp;nbsp;.
// nbsp;nbsp;nbsp;// incipiens .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
// nbsp;nbsp;nbsp;mollis......
// nbsp;nbsp;nbsp;diabetica.....
n nbsp;nbsp;nbsp;consecutiva (secundaria) .
// nbsp;nbsp;nbsp;traumatica.....
H nbsp;nbsp;nbsp;pyramidalis.....
// nbsp;nbsp;nbsp;zonularis (congenita)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Aphakia.........
'! nbsp;nbsp;nbsp;0. obso. capsulari .
Dislocatio lentis.......
Coloboma //.......
Obsourationes corp. vitrei Haemorrhagia w //nbsp;Cysticerci quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;
Synchysis sointillans . nbsp;nbsp;nbsp;.
Retinitis apoplectica .
41
9
1
2
2
73
2
53
23
16
4
43
1
1
1
1
2
1
54
98
170
4
6
27
8
16
34
4
6
10
1
I
-ocr page 56-Eetinitis difiüsa................
n nbsp;nbsp;nbsp;morbi Brightbii . . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;........ 4*
// nbsp;nbsp;nbsp;pigmentosa (liemeralopia)......... 8
Ablatio retinae................ 27
Scotoma scintillans............... 1
Neuritis nervi optici.............. 13
Atropbia papillae............... 64
Yascularisatio papillae n. optici ..........
Amblyopia toxica............... 55
// diabetica..............
Hemianopsia................. L
Eetina leporina (Eibrae medullares retinae)......
Emboli vas. retina...............
Glyoma retinae................ 3
Episcleritis, sclerotitis ant............. 15
Sclerectasia anterior s. aequatorialis......... 1
Buphtbalmos................. 3
Protrusio bulbi................ 3
Panopbthalmitis............... . nbsp;nbsp;nbsp;3
Neoplasraata bnlbi s. nervi optici..... 2
Morbus Basedovii.......... | nbsp;nbsp;nbsp;1
Ectopia bulbi.................i
Atropbia n.................i
Phthisis t! nbsp;nbsp;nbsp;¦.........j
Microphthalmos congenita............ 3
Anophthalmos................ 51
Tumor orbitae................ 3
Caries, periostitis orbitae............ 1
Abscessus orbitae............... 2
Empyema sinus frontalis............. 1
Blepbaradenitis................ 128
Hordeolum nbsp;nbsp;nbsp;palp................ 37
Chalazion nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 30
Verrucae nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 1
Tumor nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 2
Abscessus nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 5
-ocr page 57-Traumata palp........
Enoanthus.........
Lagopthalmos........
Ectropion..........
Entropion, DysticEiasis.....
Madarosis..........
Emphysema palp........
Neoplasmata //.......
Angiomata //.......
Xanthelasma ».......
Ptosis...........
Morbi gl. lacrymalis......
Dacryocystitis, stenosis ductus lacr. Abscessus sacci lacrymalis . . . .nbsp;Eistula //nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
Strabismus convergens......
n nbsp;nbsp;nbsp;divergens.......
// nbsp;nbsp;nbsp;deorsum- s. sursumvergens.
Blepharospasmi clonioi......
Nystagmos...........
Asthenopia muscularis.......
Paresis nbsp;nbsp;nbsp;n.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ooulomotorii......
// nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;abducentisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......
n nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;troohlearis.......
n nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;facialis........
Myopie met stoornis.......
Hypermetropie met stoornis . . . . Astigmatismus //nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . . .
Anisometropia gravior.......
Paresis accommodationis......
Presbyopia...........
Asthenopia accommodativa.....
61
3
1
11
80
2
1
1
1
1
9
86
2
5
273
3
25
7
3
8
4 1
192
128
91
41
3
898
366
Extractie van senile cataract.......
Extractie van gelaxeerde lens.......
Lineair-extractie van cataract.......
Discisie nbsp;nbsp;nbsp;n //nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.......
// van nastaar...........
Iridectomie..............
n van geprolabeerde iris.....
Parencenthesis corneae ..........
Pterigium-operatie............
Operatie van fistula corneae
Sclerotomie wegens glaucoma.......
Tenotomie...............
Voorlegging van pees..........
Ptosis-operatie.............
Blepliaroplastiek............
Symblepharon-operatie..........
Stapliyloma-operatie...........
Blepliarophymosis-operatie........
Extractie van vreemd licliaam......
Entropion-operatie...........
Ectropionnaden.............
Exstirpatie van oogbol.........
// nbsp;nbsp;nbsp;n tumoren.........
Syndesmo-plastiek............
Exenteratio bulbi . ...........
Neurotomie..............
Exstirpatie van Tumor..........
Exstirpatie van Fistula lacrymalis.....
Trepanatie van sinus frontalis s. ethmoidalis
519
De refractie werd bij 5652 oogen bepaald. Bij 999 oogen bleek E; bij 272 M2 of zwakker; bij 504 M sterker dan 2; bij 2427 H 2 ofnbsp;zwakker; bij 636 H sterker dan 2; bij 486 As 2 of zwakker; bij 328nbsp;As sterker dan 2.
{In 1893 werden 2339 brillen voorgeschreevenij
-ocr page 59-VAN HET
VOOR
BEHOEFTIGE EIV MHVVERMOGENDE
*
7 Juli 1894.
Onder begunstiging van
H. M. DB KONINGIN BEGENIBS DEB NEDEKLANDEN.
Prof. Dr. H. Snellen.
Dr. H. Snellen Jr., Arts. | IT. A. Reddingius, Arts.
W. Snellen, arts. nbsp;nbsp;nbsp;| C. H. Hasewinkel, Arts.
A. Baron Schimmelpenninok van der Oye van de Poll en N ij e n b e e k.
Prof. Dr. Th. W. Engelmann, Voorzitter.
Mr. H. Ro ij aards van Scherpenzeel.
Dr. M. I m a n 3.
Prof. D. D o ij e r.
Dr. J. L. H. H a e r t e n.
Jhr. Mr. J. C. M. van R i e m s d ij k.
Mr. D. R a g a y.
D. G. Bingham.
Mr. D. R a g a y.
Mevr. J a g e r—v an der Chys.
Mej. C. E. d’Engelbronner.
-ocr page 60-t
Aremberg, H. D. H. de Hertogin van......Brusael.
d’Aulnis de Bourouill, geb. Twiss, Vrouwe Baronesse. Utrecht.
Beaufort, Mejonkvr. O. de..........Utrecht.
Bingham, geb. J. Brain, Mevr. D. G.......Utrecht.
Boas, Mej. P...............’s Gravenhage.
Boetzelaar van Oosterhout, geb. de Beaufort, Baronesse v. Amersfoort.
Doijer, geb. Beinhold, Mevr. E.........Leiden.
Doijer, Jeannette Alexandrine . nbsp;nbsp;nbsp;•.....Leiden.
Doijer, Phoebe Elisabeth...........Leiden.
Doijer, Blisabete Catharina..........Leiden.
Engelmann, Paula Maria...........Utrecht.
Grandmont, geb. Hubreoht, Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;B.......’s Gravenhage.
Grothe, geb. Twiss, Mevr. A..........Hilversum.
Jansen, geb. Tichelaar, Mevr..........Wiesbaden.
Janssens, geb. Arriens, Mevr..........’s Gravenhage.
Merkus, geb. Calkoen, Mevr..........Utrecht.
Muijsken, Mej. M..............Amsterdam.
Panhuijs, geb. Looxma, Mevr. T. nbsp;nbsp;nbsp;van......Groningen.’
Pekelharing, geb. Doijer, Mevr. 0. nbsp;nbsp;nbsp;G.......Groningen.
Petit, Mevr. H. de.............Haarlem.
Quarles van Ufford, geb. ïwis. Mevr......Utrecht.
Koëll, geb. de Beaufort, Mevr. B........’s Gravenhage.
Snellen, geb. Bryan, Mevr. C..........Utrecht.
Snellen, Dames . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,..........Zeist.
Spiering, Mejonkvrouwe E...........ïiel.
Sprenger, geb. Bijleveld, Mevr.........Zeist.
Twiss, geb. Aubin, Mevr...........de Bildt.
Twiss, geb. Suermondt, Mevr..........Utrecht.
Voorthuijsen, J. C. A. du Marchie van......Utrecht.
d’Aulnis de Bourouill, Mr. J. Baron.......Utrecht. ,
Beaufort, Mr. J. E. de...........Utrecht.
Berlin, Prof. Dr. W............ . Amsterdam.
Bingham, D. G. (Beschermer).........Utrecht.
Boer, Mr. W. K..............Utrecht.
Boissevain, A. A. H.............Amsterdam.
Doijer, Prof. Dr. D............ . Leiden.
Doijer, Hubert..............Leiden.
Doijer, Eduaad.......... ... Leiden.
Doijer, Diederik ... nbsp;nbsp;nbsp;......' . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Leiden.
Engelmann, Dr. Th. W............Utrecht.
Engelmann, Erans W............Utrecht.
Geuns, Mr. S. J. van..... ......Utrecht.
Greve, Mr. H., Parkstraat, 72......... Arnhem.
Grothe. Mr. J. A..............Utrecht.
Grothe, A. L...............Hilversum.
Haerten, Dr. J. L. H....... .... Utrecht.
Elorst, B. A. E. J. ter...........Zwolle.
-ocr page 61-Hosei, Dr. Ito, Lijfarts van den Mikado.....ïokei (Japan)
Insinger, H. A..................Baarn. .
’s Jacob, Z. E, de oud-Gouverneur-Generaal van Ned.
Indië. E....................Utrecht.
Janssens, Jr. Mr. H. G. O. L...........’s Gravenhage.
Janssen, P. W., Directeur der Deli-Maatsohappij. . . Amsterdam.
Knobbelsdorff, Baron van.............Wijhe.
Labouchère, Mr. C. B...............Zeist.
Luijken, Dr. J. A................ Genderingen.
Maes, Dr. H. G..................Arnhem.
Middelburg, Dr. H. A...............Leeuvrarden.
Moll, Dr. É. D. A. C. van............Rotterdam.
Pekelharing, Dr..................Groningen.
Quarles van Ufford, Jhr. E.............Utrecht.
B.oëll, Jhr. Mr. J..................’s Gravenhage.
Roijaards van Scherpenzeel, Mr. nbsp;nbsp;nbsp;H.........Utrecht.
Roijaards van den Ham, Mr. W. nbsp;nbsp;nbsp;J.........Utrecht.
Roijaards, Mr. W. H. J..............Utrecht.
Roijaards, J. S..................Utrecht.
Roijaards, A...................Utrecht.
Roijaards, H. J..................Utrecht.
Roorda Smit, Prof. nbsp;nbsp;nbsp;Dr. J. A............Cordova.
Salomons, Dr. A.................Paramaribo.
Snellen, ]?rof. Dr. H................Utrecht.
Twiss, Mr. J. E. W................de Bild.
Voorthuijsen, H. E. J. E. du Marchie van.....Utrecht.
Dialler,* Mr. H.................Utrecht.
Wertheim, A. O..................Amsterdam.
Westhoff, Dr. C. H. nbsp;nbsp;nbsp;A..............Amsterdam.
St. Anthonie-Gasthuis, College van H. H. Voogden
van het....................Leeuwarden.
Bestuur der Tentoonstelling 1894, nbsp;nbsp;nbsp;Het.......Utrecht.
Eloijen-Gasthuis, Broederschap der Regenten van het Utrecht. Enschedé en Lonneker, het Ziekenfonds van .... Enschedé.
Hollandsclie IJzeren Spoorwegmaatschappij......Amsterdam.
Nederlandsoh ïooneel” De Koninklijke Vereeniging „Het Amsterdam. Het Utrechtsch klein gemengd Koornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Capella. . . . Utrecht.
Orde, Balije van de Ridderlijke nbsp;nbsp;nbsp;Duitsohe......Utrecht.
Staatspoorwegen, Maatschappij tot Exploitatie van. . . Utrecht.
Teijler’s Stichting..................Haarlem.
Utrechtsch Studentenkorps.............Utrecht.
Vereeniging tot bevordering der geneeskundige Wetenschap in Nederlandsch Indië...........Batavia
Engelmann—Brandes, Mevr. E............ Utrecht.
¦ In 1894 overleden.
-ocr page 62-Andel, Dr. A. H. van..............Medemblik.
Arntzenius, Dr. A. K. W.............Amsterdam.
Beijen, Dr. P. W. A...............’s Gravenliage.
Berns, Dr. A. W. C................Preiburg.
Bouvin, Dr. M. J.................’s Gravenliage.
Breesnee, Dr. ï..................Sommelsdijk.
Burg, Dr. C. L van der.............Laag Soeren.
Coster, Dr. P. H. Blom.............’s Gravenliage.
Costerman, G...................Zeist.
Eist, Dr. A. van der...............Ned. Üost-Indië.
Eijk, Dr. A. van.................Heusden.
Paille, Dr. Jao. Baart de.............Leeuwarden.
Peijffer, Dr. G. P de...............Woerden.
Pook, Dr. H. C. A. L...............TJtreebt.
Gewin, Dr. M..................Delden.
Gunning, Prof. Dr. W. M.............Amsterdam.
Gutteling, Dr. C.................Utrecht.
Hamer, J. P. X..................Leeuwarden.
Homoet, Dr. J. J.................Arnhem.
Horst, S. van der................Amsterdam.
Hulshoff, Dr. S. K................Utrecht.
Imans, Dr. M..................Utrecht.
Juda, Dr. M...................Amsterdam.
i ['
i;:
Joachim, Prof. J.................Berlijn.
Koster, Prof. Dr. W................Utrecht.
Krol, Dr. W...................Dordrecht.
a er, Dr. A. H................’s Hertogenbosoh.
aw Purves, Dr. W..............Londen.
Ledeboer, Dr. L. R. E..............Buitenzorg.
LoefP, Dr. W. Rutgers van der..........Amsterdam.
Maats, Dr. C...................Arnhem.
Manikus, Dr. J. P................Pretoria.
Messohaert, J. M.................Amsterdam.
Moll, Dr. J. A..................’s Gravenhage.
Mulder, Dr. M. E.................Groningen.
Noorduijn, Dr. C.................Nijmegen.
Oudemans, Prof. Dr. J. A. C............Utrecht.
Pameijer, Dr. J. K................Tiel.
Place, Prof. Dr. Th................Amsterdam.
Prahl, Dr. J...................Amsterdam.
Roijaards, Mr. A. J................Amsterdam.
Röntgen, J....................Amsterdam.
Rijnberk, Dr. N. van...............Amsterdam.
Schmidt, Dr. P. J. J...............Rotterdam.
Schijff, jP., Arts, Off. v. Gez. . . . .-.......Batavia.
Snellen, Dr. K..................Zeist.
Strick van Linsohoten, Jhr. Mr. J. C........Maarssen.
-ocr page 63-Yoogt, Dr. J. E. de...............Pan (Erankrijk.)
Wely, Dr. D. L. van..............’s Gravenhage.
Wijnhoff, J. A., Arts..............Utrecht.
d’Ablaing van Moersbergen, Mevr. de Douairière . . ’s Gravenhage.
Athlone, Gravin van...............Ellekom.
Beaufort, Jonkvrouwe de.............Utrecht.
Beaufort van Eeghen, Mevr. W. nbsp;nbsp;nbsp;H.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de.......Leasden.
Beuningen—Brain, Mevr. van...........Utrecht.
Beeck Vollenhoven, Mejufvr. van..........Amsterdam.
Bichon Yisch, Jonkvrouwe M. J..........’s Gravenhage.
Boetzelaar—van Schuijlenburg, Mevr. de Baronesse van. Maartensdijk.
Brakell tot den Brakell, J. Barones van ......Arnhem.
Bruin, Mevrouw de............... Middelburg.
Bouvin—Boddaert, Mevr..............’s Gravenhage.
Burger, Dames H. en B..............Botterdam.
Castro, geb. ïeixeira de Mattos, Wed. M. Henriquez de. Amsterdam.
Crommelin—Sytzama, Mevr. G. A. A.........Yelp.
Dijk, Mejufvr. B.................
Dijckmeester, geb. Evekink, Mevr. O........Tiel.
Gaastra, Mejufvr. Yffke..............Workum,
Gevers van Endegeest, Mevrouw..........Endegeest.
Goltz, geb. des Tombe, Douairière Gravinne v. . . . ’s Gravenhage. Hacke van Mijnden, geb. Deking Dura, Mevr. . . . Loosdrecht.nbsp;Hardenbroek van Lokhorst, geb. de Geer van Rijnhuizen, Baronesse van.............Jutfaas.
Herz, Mevrouw Pauline.............Keulen.
Holmberg de Beckfeldt, Jonkvrouwe Clara.....’tLoo.
Huyssen van Kattendiike, Mevr...........^Arnhem.
Ittersum, geb. Sandberg, Baronesse nbsp;nbsp;nbsp;van......Utrecht.
Jansen, geb. Tichelaar, Mevr. de Wed S.......Apeldoorn.
Janssens, geb. Arriëns, Mevrouw..........’s Gravenhage.
Kaa, Jonkvrouwe A. G. van der..........Dordrecht.
Kneppelhout, geb. van Braam, Mevr........(Dosterbeek.
Korteweg, Mevrouw...............Middelharnis. •
Lanschot, geb. Kraemer, Mevr. de Wed. H. E. M. van. ’s Hertogenbosch.
Leeuwen—Matthes, Mevr. van...........Amsterdam.
Lidth de Jeude, Mevrouw de Wed. O. C. A. van . . Tiel.
Lijklama a IMijeholt, Jonkvrouwe.........Utrecht.
Lijnden—de Bruijn, Mevr. de Gravinne van.....Koudekerke.
Meerten, Mejufvrouw C. C. van..........Gouda.
Mendes, Mejufvrouw R..............Amsterdam.
Muller—van Rijckevorsel, Mevr..........Rotterdam.
Oppenheim, geb. H. E. Soholten, Mevrouw.....Rotterdam.
Pot, Mejufvr. Nancy...............Utrecht.
Quintus, Mejonkvr. Agnes.............Groningen.
Ragay—van Lidth de Jeude, Mevr.........Utrecht.
Schermbeek, Mevr. de Wed. van.........Utrecht.
Sillem, Mevrouw.................Amsterdam.
-ocr page 64-Sirtema van Grovestins, Mejonkvrouwe nbsp;nbsp;nbsp;8.......’s Gravenkage.
Spanjaard, Mevr. L. S.....t..........Borne.
ïaets van Amerongen, Mejonkvr. M. A. Baronesse. . Utrecht. Welderen Rengera—Looxma, Mevr. de Baronesse van. Leeuwarden.
Wertheim, Mejufvr. M..............Amsterdam.
Yvoy, Jonkvrouwe d’...............Amsterdam.
Zuijlen van Nijevelt, Vrouwe Douairière van .... ’s Gravenhage.
Akersloot van Houten, K. nbsp;nbsp;nbsp;A............’s Gravenkage.
Andreae, D. H..................Kollum.
Aulnis de Bourouill, Prof. nbsp;nbsp;nbsp;Mr. J. Baron d’.....Utreckt.
Baelde, B,....................Rotterdam.
Baert, Mr. J. P. B................Utreckt.
Beaufort, Jkr. Mr. B. Pk. nbsp;nbsp;nbsp;de...........Baarn.
Beaufort, Mr. A. J. de..............Leusden.
Beaufort, J. B. de................Woudenberg.
Beer, S. J. de..................Utreckt.
Beets, Prof. Dr. Nicolaas.............Utreckt.
Berg, H. P. J. van den.............Samarang.
Blauckenkagen, Mr. O. M.............Zeist.
Blussé van Zuidkolland, P.............Dordreckt.
Boelens van Bijsinga, Jkr. nbsp;nbsp;nbsp;Mr. van.........Leeuwarden.
Boers, de Wit..................Neerlangbroek.
Boeije, Jkr. L. M. Sckuttrbecque..........’s Gravenhage.
Bosch, Mr. W. J. M...............Utrecht.
Bosch van Drakenstein, Jkr. nbsp;nbsp;nbsp;Mr. L. P. H. J.....Vechten.
Bruins, L. de..................Beek.
Bunge, J.....................Amsterdam.
Bunge, J. W...................Rotterdam.
Burger, A. J. P.................Rotterdam.
Bijlandt, Mr. C. J. E. Graaf nbsp;nbsp;nbsp;van.........’s Gravenhage.
Bijleveld, M. P. P................Nijmegen.
Canneman, E...................’s Gravenhage.
Carp, J. A....................Helmond.
Chabot, J. A...................Rotterdam.
Christoffelse...................Euspeijk.
Citters, Jhr. van.................Twello.
Cordes, P. W...................Samarang.
Criellart, J. W. A................Rotterdam.
Driessen, W. A................. . Soerabaya.
Dussen, Jhr. E. van der.............’s Gravenhage.
Eeokhout, Mr. P. J................Zwolle.
Eeghen, J. van.................Amsterdam.
Eeten, Dr. J. C. van...............Utrecht.
Ekker, H. J...................Hengelo.
Enschedé, Mr. J. J. nbsp;nbsp;nbsp;O...............Soerabaya.
Etty, Th.....................Arnhem.
Eijsinga, Jhr. Mr. ï. J. J. nbsp;nbsp;nbsp;van..........Leeuwarden.
-ocr page 65-Gaastra, Simon.................Worknm.
Geer, C. W. E. E. Baron de...........’s Gravenijage.
Gevaerts van Simonshaven, Jlir. P. O. H......’s Gravenliage.
Gey van Pittius, Lnit. Kol. A. R. W........Ned. Oost-Indië.
Glaser, J. S...................Saraarang.
Goldenberg, C. A. G...............Deventer.
Haoke van Mijnden, Mr. Henri..........Amsterdam.
Haeften, Jhr. C. G. van.............Soerabaya.
Haerten, Dr. J. L. H...............Utrecht.
Heeckeren, Mr. C. W. B. van...........Samarang.
Hoeven, Dr. P. Templeman van der........Utrecht.
Houthnijsen, B. van................Samarang.
Hugenpoth, tot Aerdt en Berenclauw, Baron van . . Zevenaar.
Hnijdecoper van Nigtevecht, Jhr. Mr. J. E.....Utrecht.
Imans, Dr. M..................Utrecht.
Jacob, Mr. E. H. ’s, oud-Oommissaris des Konings
in de Provincie Utrecht.............Amersfoort
Jacob, E. E. ’s.................Utrecht.
Jacobson, L. J..................Rotterdam.
Joohems, Mr. J..................’s Gravenliage.
Jolles, A. R...................Arnhem.
Joncheere van Harmelen, A. de..........Harmelen.
Jong, Dr. de, voor Mevr. A. de M., Dr. Ed. S. . . ’sGravenliage.
Jonge, Jhr. W. A. C. de.............’s Gravenliage
Jnrjens, J....................Oss.
Kessler, Dr. H. M. O.. Off. van Gez........Soerabaya.
Kielstra, Off. v. Gez. O. I. L............Haarlem.
Kleiweg, de Erven J...............Hillegersberg.
Kol, H. E....................Utrecht.
Kolff, C, G....................Rotterdam.
Kolff, C. J. van Santen..............Rotterdam.
Kolff, D. H. A..................Rotterdam.
Koopmans, Mr. R.................Haarlem.
Kooij, Jan...................Bunschoten.
Kreenen, Dr...................Zwolle.
Kymmell, Mr. P.................Leeuwarden.
Langerhuizen, Lz., P................Huizen.
Ledeboer, Bz., L. V...............Rotterdam.
Leis, Murk...................Alblasserdam.
Lindeboom, L..................Zwolle.
Loopuijt, A...................Schiedam.
Lijcklama a Nijeliolt, Jhr.............Beesterzwaag.
Lijcklama a Nijeholt, J. nbsp;nbsp;nbsp;A.............’s Gravenliage.
Lijnden, Mr. R. W. Baron van..........Middelburg.
Lijnden, Mr. R. Melvil Baron van.........Utrecht.
Lijnden, U. Baron van..............’s Gravenhage.
Mansvelt, Dr. A. P. van.............Utrecht.
Mees, J. R....................Rotterdam.
Mees, R.....................Rotterdam.
Mees, R. A...................Rotterdam.
Meijen, J. J...................Utrecht.
Michiels van Kessenich, J. A. H..........Roermond.
-ocr page 66-Moll, J.Bz., J..................’s Gravenhage.
Muller, Joan........'..........Amsterdam.
Mijnlief, Az., G. M................Nieuwerkerk aan
den IJssel.
Naamen van Eemnes, Mr. A. van.........Zwolle.
Nauta, Star...................Sappemeer.
Nellesteijn, Mr. W. van.............Utrecht.
Nepveu, C....................Amersfoort.
Neuteboom, P..................Wijhe.
Nienhuis....................Amsterdam.
Nispen van Sevenaar, Jhr. L. van.........Arnhem.
Noyon, Dr. J...................Zwolle.
Oppenheim, D. J.................Rotterdam.
Oudheusden, van.................Woerden.
Pallandt van Oud-Beijerland, W. Baron van .... Arnhem.
Pauw van Wieldrecht, Ridder C..........Zeist.
Pelletier, B...................Utrecht.
Pierson, Mr. N. G................’s Gravenhage.
Pit, Mr. A. A..................Utrecht.
Plate, Jr., J. G..................Samarang.
Poel, Mr. J. D. van der.............Ameide.
Potter, J. de..................’s Gravenhage.
Pijnappel, M. J..................Amsterdam.
Quarles van Ufford, Jhr. L. J...........Haarlem.
Reiger, B.................... Utrecht.
Ribbius Peletier, G..............: . Utrecht.
Riemsdijk, Jhr. Mr. Dr. A. D. van........Utrecht.
Riemsdijk, Jhr. Mr. J. 0. M. van.........Utrecht.
Roëll, W. P. Baron...............’s Gravenhage.
Roijaards, Mr. A. J................Amsterdam.
Rosenthal, George................Amsterdam.
Rueb, 0.....................Rotterdam.
Rutgers van Rozenburg, Jhr............Amsterdam.
Salomonson, Heaman...............Samarang.
Salomonson, M. Wertheim............Aimeloo.
Sandt, Pinna G. H. van der...........Utrecht.
Santheuvel,'Jhr. Mr. H. W. L. van den......Dordrecht.
Santheuvel, Jhr. Mr. P. H. J. van den......Dordrecht.
Scheltinga, Dr. M. de Blocq van.........Oranjewoud.
Sohimmelpenninok, Jhr. Mr. P. J. C.........Amsterdam.
Schimmelpenninck van der Oye van Nijenbeek, A. Baron. Utrecht.
Schlüter, A. H..................Utrecht.
Schober, Mr. J. H................Putten.
Schwartzenberg en Hohenlansberg, P. Baron thoe . . Zeist.
Smit Jz., J....................Kinderdijk.
Smit van Meuw-Lekkerland, L........... Kinderdijk.
Snouck Hurgronje.....i..........Middelburg.
Soesman, T....................Samarang.
Stoop van Zwijndreoht, 1 A............Dordrecht.
Overleden den 17 Januari 1894.
-ocr page 67-stork, J. J5....................Hengeloo.
Straal, M. van der................Kotterdam.
Straal, N. van der................B-otterdam.
Suermondt, B...................Aken.
Swinderen, Jhr. Mr. van.............Rijs.
ïliiebout, Mr. J..................Zwolle.
ïiedeman, J. M............... . . . ’s Gravenhage.
Tienhoven, Mr. G. van............. . ’s Gravenhage.
Veeckens, van den Broek.............Samarang.
Veldwijk, Mr. R.................Arnhem.
Verbroeok, G. J. J................Dordrecht.
Versolmur, Mr. W. nbsp;nbsp;nbsp;A. Baron...........’s Gravenhage.
Viruly, J. P...................Gouda.
Voorhoeve Hz., J.................Rotterdam.
Voorhoeve, J. A. C................Rotterdam.
Vos van Hagenstein, nbsp;nbsp;nbsp;A..............Dordrecht.
Vos van Nederveen nbsp;nbsp;nbsp;Cappel, Mr. C. L. de .... . ’s Gravenhage.
Voute, Mr. Caesar................Samarang.
Voute , Ed....................Zeist.
Waal, E. de..................’s Gravenhage.
Waller, 1 2 Mr. H.................Utrecht.
Warnecke....................Samarang.
Wassenaer....................Almen.
Wertheim, A. C..................Amsterdam.
Wesselman van Helmond, Jhr. A. G........Helmond.
Wessem, J. O. D. van..............ïiel.
Willink, J. H..................Oegstgeest.
Winter, 0. de..................Utrecht.
Yvoy van Mijdrecht, Mr. D. M. M. Baron d’Hangest d’. ’s Gravenhage.
Het Burger-Weeshuis...............Arnhem.
Commissie van Heel- en Vroedmeesters.......Nieuwe Tongeren
Regenten van het Oud Burger-Gasthuis.......Nijmegen.
De beide Weeshuizen................ Nijmegen.
Voogden van het Old Burger-Weeshuis....... Sueek.
Het groot Bommelsoli Gasthuis...........Zalt-Bommel.
Nederlandsch tandheelkundig Genootschap......
Utrechtsche Begrafenis-Vereeniging.........Utrecht.
Assen, H. van..................Zwolle.
Beaufort, Jhr. Mr. W. H. de...........Driebergen.
Beelaerts van Benthuizen, G. C. O.........Arnhem.
In 1894 overleden.
Zie de volledige lijst in het 30ste jaarverslag, 29 Juli 1889.
-ocr page 68-Beijma, Jhr. Mr. C. L. van............Leeuwarden.
Bogaers en Zonen......,..........Helmond.
Brakell Doorwerth, J. W. B. Baron van......A.rnliem.
Brakell Doorweerth., J. G. W. Baron van......Arnhem.
Brakel, A. Baron van..........¦. . . . Renknm.
Cambier van Nooten, N. B.............Lopik.
Carp, C....................Helmond.
Carp, J. A....................Helmond.
Chijs, L. P. van der...............Amsterdam.
Court van Krimpen, Mr. M. G. del........Haarlem.
Daendels, L. J..................’s Gravenhage.
Damen, J....................Cothen.
Diemont, Z. B. C.................Putten. .
Helden, P. van.................Hengelo (O.)
Dommer van Poldersveld, Jhr. G..........Beek.
Dommer van Poldersveld, Jhr. J...........Beek.
Dooremaal, Dr. van...............’s Gravenhage.
Dooren, Adolphe van...............Tilburg.
Druif, Dr. W...................Kampen.
Dijk—Koster, Mevr. van.............Apeldooru.
Eijk, Dames van.................Baarn.
Eindhoven....................Leiden.
Ekker, H. J...................Hengelo (O.)
Ekker, E.....................Hengelo (O.)
Engelen, Douairière Jhr. Mr. W. A........Zutphen.
Engelenberg, P. H. C...............Kampen.
Geer, Lodewijk de................Velp.
Gerhngs, Mr. C..................Utrecht.
Gladbeek, A. Henri van.............Helmond.
Gladbeek, Mejufvr. Wilheltnina van........ Helmond.
Grevesteijn—van Heijst, B. M...........Zutphen.
Groeningen—Boelofz, Mevr.............Delft.
Haaren, B. van.................Beek.
Hamster, A. J..................Noordbroek.
Herzveld, Mr. L.................Arnhem.
Hinlopen, Mejufvr.................Beek.
Hoijer, A. H. . . . ...............Wijk bij Duurst.
Hoytema, D. van................Kuilenburg.
Jaoobse Boudewijnse, Dr. C. A. L.........Bennekom.
Jager, G.....................’s Gravenhage.
Jong, G. J. de.................Gouda.
Koeken, Emile.................Arnhem.
Lanscliot, B. A. van...............’s Hertogenbosch.
Lefebure, A...................Amsterdam.
Libourel, Notaris................Beek.
Lockeren Campagne, D. van...........Helmond.
Lugt, Arts...................Renkum.
Mandele, Mejufvr. J. van der...........Delft.
Maritz van Craijensteijn, B. W. H.........Beek.
Maritz van Craijensteijn, Mejufvr..........Beek.
Monohy, D. A. de................Hengelo (O.)
Muralt, Breules de................Utrecht.
-ocr page 69-Numan, Harbrink................Baam.
Pesters, C. C. G. de...............Groesbeek.
Pesters, Jhr. G. J................ Beek.
Polak, S. H...................Gouda.
Pool, Meijer..................Rotterdam.
Post—van der Burg Merk, Mevr..........Delft.
Prince, G....................Gouda.
Prinzen , A....................Helmond.
Prinzen Pz., W..................Helmond.
Rietstap, Mr. T. M. T...............Rotterdam.
Rovers, Dr. M. A. N.............. . Beek.
Rijckevorsel, Jhr. A. J. A. van..........’s Gravenhage.
Santman, H. H..................Hengelo nbsp;nbsp;nbsp;(O.)
Santman, L...................Hengelo nbsp;nbsp;nbsp;(O.)
Sehellwald, J. H.................Zwolle.
Schuurbecque Boeije, Jhr. nbsp;nbsp;nbsp;Mr. M. J.........Zierikzee.
Selle, P. E. G..................Utrecht.
Servatius, A. H..................Terwolde.
Snellen, C. M., Arts...............Vreeswijk.
Snellen, Dames.................Zeist.
Steijns, H. M. J. E................Helmond.
Stork, J. B....................Hengelo.
Surie—Brender a Brandis, Mevr. G. J.......Amsterdam.
Swalme, Dr. A. van der.............Middelburg.
Tienhoven, P. van................Arnhem.
Thurkow, Mr. 0. T. nbsp;nbsp;nbsp;P..............’s Gravenhage.
Veen, Mr. van der................Beek.
Veeren—de Jong van Beeck nbsp;nbsp;nbsp;en Donk, Mevr.....Helmond.
Voogt—Van der Chijs, Mevr. N. A. de.......Wageningen.
Vlissingen, H. L. P. van.............Helmond.
Wehry, George.................Valkenburg.
Wellenberg, H. J.................Oosterbeek.
Wesselman van Helmond, Jonkvr. A. H.......Helmond.
Wulfften Palthe, R. nbsp;nbsp;nbsp;van.............Almelo.
Wulfften Palthe, W. van...........' . . Hengelo.
Brinkerink, Mej. D. A..............Neede.
Eijsselsteijn, Offlo. v. Gez., G............Utrecht.
Esohauzier de Hertogh, Mevr............Baarn.
Everts Lamme, Mevr...............Beek.
Everwijn Lange, Mr. G. C.............Haarlem.
Paber, E., Arts.................. ’s Hage.
Goseling....................Baarn.
Laan, Mej....................Baarn.
Leeuwen, Eerstens van.............. Tilburg.
Loenen, Mej. G. G. van............, Nunspeet.
Pitlo......................Beek.
Paine Strieker, Mevr. Dudok de Wit.......Baarn.
Paine Strieker, W................Baarn.
-ocr page 70-Spruijt Jz., M..................Gouda.
Voort, Mej. V. van der..............Tilburg.
Voorthuijsen, Dr. ~W. J. . nbsp;nbsp;nbsp;. .’..........Baarn.
Umbgrove, Mr. J. H. B..............Arnhem.
Adriani, Dr. D. H. N...............Oosterbeek.
Bos, J......................Baarn.
Bosson, A. J. A. de...............Dordrecht.
Blussé—Crena de Jong, Mevr. de Wed. A......Dordrecht.
Benjamins, J. J..................Dordrecht.
Benninck, Mevr. de Wed. nbsp;nbsp;nbsp;H............Vreeswijk.
Dr. Boomsma..................Oosterbeek.
Creutz, Baron..................Dordrecht.
Cramer, Mej. A. M................Baarn.
Clercq, Dames van der Leoq de..........Zierikzee.
Oop—Schollen, Mevr. de Wed. H. van der.....Deventer.
Dam van Brakell, H. van.............Vreeswijk.
Eist, J. W. van der...............Zalt-Bommel.
Eist, Mr. W. van der..............Dordrecht.
Elias, Mej. Eaas.................Baarn.
Eek, Mej. H. H. van...............Arnhem.
Gijn—Stoop, Mevr. van..............Dordrecht.
Grevink, G. J. J.................Arnhem.
Huijghens Backer, K. C..............Roermond.
Horst, G. van der................Baarn.
Heijse, J. H. C..................Zierikzee.
Hoogen, E. J. van der..............Dordrecht.
Hasselt, van...................Dordrecht.
Kool, Mr. E. G. .................Dordrecht.
J. Lebret ....................Oosterbeek.
Mosselmans, B. J. C................Beek.
Dr. Merkus Doornik...............Oosterbeek.
Peletier, L. P. . . ................Zalt-Bommel.
Rosenthal, B. van................Dordrecht.
Rouffaer, B. H..................Zalt-Bommel.
Ronssel—Wouters, A. van.............Tilburg.
Reohteren Limpurg, Graaf nbsp;nbsp;nbsp;van...........Dordrecht.
Schollen, Mej. M.................Deventer.
Smits, I. A. H..................Dordrecht.
Volker, A. C...................Dordrecht.
Visser, Mej. M. ^.................Dordrecht.
Voorthuijsen, Mej. A. A..............Baarn.
Voorthuijsen, Mej.- M. D. nbsp;nbsp;nbsp;J............Baarn.
Vliet, P. W. van der...............Zalt-Bommel.
Werndly, Dr...................Dordrecht.
Buurman, L...................Jutfaas.
Braauw, Jhr. Mr. W. M. nbsp;nbsp;nbsp;de...........Hilversum.
-ocr page 71-Blijdenstein, Mej. H...............Hilversum.
Bouman, J. H. L.................Kuilenburg.
Boas, Mej. P...................’s Gravenhage.
Gate, G. J. ten.................Jutfaas.
Drost, Mej. P...................Haastrecht.
Deterding, P. L..................Haastrecht.
Dunné, J. P. van................Middelburg.
Ederveen, G. J..................Zeist.
Eek, J. H. van.................Kuilenburg.
Greven, Mej, C. A.................Kuilenburg.
Greven, Mej. G. G................Kuilenburg.
Geelkerken, van Hijssen Mevr. de Wed.van.....Middelburg.
Heijer, J. K. den................’s Gravenhage.
Harst, J. G. van der...............Middelburg.
Hoogenboom, J. Hocke ; nbsp;nbsp;nbsp;_.............Kuilenburg.
Houwer, J. E. Mulook . nbsp;nbsp;nbsp;’.............Goes.
Kruijff, D. J. de.................Jutfaas.
Kersbergen, G..................Jutfaas.
Kruijthoff, C. D. ïielenius............Kuilenburg.
Meulman, J. J.................. Baarn.
Petit, Mevr. H. de...............Haarlem.
Bomer, Mr. H. G.................Jutfaas.
Scliimmelpenninck, Mr. P. D. Graaf........Amersfoort.
Sillevis, H. A...................Kuilenburg.
Vliet, Dr. J. van der..............Utrecht.
-ocr page 72- -ocr page 73-VERSLAGEN
EEESTE VEEGADEEING VAN HET NEDEELANDSCH OOGHEELKUNDIG GEZELSCHAP, OP 12 Juni 1892,
TE BOTTERDAM.
Ten gevolge eener uitnoodiging van Dr. E. D. A. C. van Moll te Eotterdam Ladden 32 Nederlandsche Ophthalmologen bericht dat zijnbsp;gaarne zouden medewerken tot de oprichting van een Gezelschap vannbsp;Nederlandsche Oogheelkundigen. Dr. van Moll schreef' daarna de Vergadering uit, waarvan hier verslag wordt gegeven, en opende ze met eennbsp;rede, waarin werd opgesomd wat door de Nederlandsche Ophthalmologennbsp;tot de oogheelkundige wetenschap en kunst is bijgedragen. Deze redenbsp;werd op een verzoek der vergadering, waartoe Dr. Jdda het initiatiefnbsp;nam, aan het Nei. Tijdschrift voor Geneeskunde aangeboden en door denbsp;Eedactie geplaatst in het nommer van 18 Juni 1892.
Dr. VAN Moll bracht nu het door hem, in overleg met eenige leden ontworpen reglement in behandeling, dat met enkele kleine wijzigingen alsnbsp;volgt werd aangenomen:
Art. L. Ieder bevoegd geneeskundige, zoowel Nederlander als vreemdeling, kan zich als lid van het „Nederlandsch Oogheelkundig Gezelschap” bij het Bestuur aanmelden, dat omtrent de toelating beslist.
Art. 2. Ieder lid betaalt jaarlijks een nader vast te stellen contributie en ontvangt kosteloos het gedrukt verslag van het in de vergaderingennbsp;behandelde.
-ocr page 74-66
Art. 3. Minstens tweemaal ’sjaars vergadert het Gezelschap. In de zomervergadering worden uitsluitend wetenschappelijke vraagstukken behandeld.
Art. 4. De vergaderingen zullen gehouden worden op een der Zondagen van de maanden Mei en December. In deze laatste vergadering wordtnbsp;de plaats der samenkomsten voor het volgende jaar vastgesteld.
Art. 6. Het Bestuur bestaat uit drie leden, een Voorzitter, Plaatsvervangend Voorzitter en Secretaris-Penningmeester, van welke alleen de laatste herkiesbaar is
Art. 6. De Voorzitter is met de leiding der vergaderingen belast.
Art. 7. De Secretaris-Penningmeester houdt de notulen, beheert de financiën en zorgt voor de redactie en het drukken van het verslag.
Art. 8. Het Gezelschap kan een Eere-Voorzitter benoemen.
De verkiezingen voor het Bestuur hadden tot resultaat, dat tot Voorzitter werd verkozen Prof. Dr. W. M. Gunning, tot Vice-Voorzitter Dr. J. H. DE Haas, en tot Secretaris-Penningmeester M. Stkaub.
Bij acclamatie werd tot Eere-Voorzitter benoemd. Prof. H. Snellen.
De Heer M. Steaub deelt mede, dat door de jongere ophthalmologen, een oogheelkundig leesgezelschap is opgericht, dat in bloeienden toestandnbsp;verkeert. Namens dit leesgezelschap noodigt hij, onder rondgeven vannbsp;het reglement, de leden van het nieuw opgerichte Gezelschap uit, toenbsp;te treden.
Alsnu wordt pauze gehouden en daarna de Vergadering heropend door den benoemden Voorzitter, Prof. W. M. Gunning, die in de eerste plaatsnbsp;den dank der Vergadering brengt aan Dr. van Moll , die een denkbeeld,nbsp;dat allen reeds voor den geest gezweefd heeft, verwezenlijkte, en in denbsp;tweede plaats dank zegt voor zijn benoeming tot Voorzitter van hetnbsp;Gezelschap, dat zijn hartelijke en onverdeelde sympathie heeft. Hij verwacht van de Vereeniging veel goeds in wetenschappelijk en maatschappelijknbsp;opzicht. In een wetenschappelijk opzicht, omdat mondelinge mededeeling,nbsp;demonstratie en debat voor het vruchtbaar maken van het nieuw waar-genomene meer beloven dan de publicatie door druk; in een maatschappelijk opzicht, omdat onderling overleg eerder den goeden weg zal leerennbsp;vinden voor de behartiging van de belangen der duizende hulpbehoevendenbsp;medeburgers, waarmede wij door de armen-poliklinieken in betrekkingnbsp;komen. Schoolwezen, armenzorg en hygiëne behoeven mede de voorlichting van den ophthalmoloog in moeielijke vraagstukken. Waar denbsp;ophtbalmoloog zelf armen verzorgt, is te bedenken dat ook hier metnbsp;het systeem van eenvoudige liefdadigheid moet worden gebroken en.
É
-ocr page 75-nevens de zorg voor directen nood, moet staan de zorg voor gelegenheid voor den arme om zich zelf uit den nood tot zelfstandigheid op te heffen.
Na het uitspreken dezer toegejuichte rede, geeft de Voorzitter het woord aan Dr. Westhofp, voor een voordracht; Over trachoom-behandeling.
Spreker geeft een volledig overzicht van de nieuwe methoden van behandeling, die in de laatste jaren zijn voorgeslagen, deels chemischenbsp;behandeling (sublimaat in sterke oplossing, Soott zelfs 4 pCt., oarbolzuurnbsp;(treaohee collins), kreolin (pdrtschee), jodoform, calomel-bepoedering,nbsp;invrijving met boorzuur), deels meclmnische 'behandeling (afwrijven metnbsp;puimsteen, scarificatie, borstelen met een borstel van metaaldraad, exscisienbsp;van conjunctiva tarsi en overgangsplooi, uitknijpen der follikels), deelsnbsp;combinatie van beide methoden.
Spreker geeft voor vele gevallen de voorkeur aan het uitknijpen der follikels', zoo noodig met Himly’s pincet, opgevolgd door afgeven dernbsp;conjunctiva met ‘/,ooo sublimaat. Hij ziet pannus en ulceratie’s na dezenbsp;bewerking snel afnemen.
Aan de geanimeerde discussie werd door vele leden deelgenomen.
Dr. Küipee vertolkt het gevoelen, door den Spreker gedeeld, dat radicale genezing nauwelijks verwacht kan worden, en geregelde observatie van den betrekkelijk genezene noodig is. Dr. van moll spreektnbsp;uit dat eenzelfde methode niet in alle gevallen toepasselijk kan zijn.nbsp;Prof. Gunning doet opmerken dat de door Dr. Westhofp geprezennbsp;methode slechts een beperkte toepassing heeft, en dat het uitdrukken innbsp;geschikte gevallen van groot nut kan zijn. Dr. Juda verklaart , datnbsp;(wat Dr. Westhofp niet toegeeft) de cornea kan lijden onder de behan-daling met sterke sublimaat-oplossingen en toont zich nog steeds ingenomen met het aloude sulphas cupri, waarmede belangrijke verbeteringnbsp;is te verkrijgen.
Tot veel gedachtenwisseling gaf de mededeeling van Dr. W'^esthofp aanleiding omtrent de exscisie van de overgangsplooi en de conjunctiva.nbsp;Deze door Dr. Jacobson aanbevolen radicale operatie wordt door diensnbsp;opvolger te Koningsberg, voN Hippel, in een slecht daglicht gesteldnbsp;wegens de leelijke ectropia, die hij na deze operatie zag ontstaan.nbsp;Dr. Goei pastte de operatie toe, na Dr. Jitta’s mededeeling in hetnbsp;Tijdschrift, met een aanvankelijk succes, dat echter na eenige maandennbsp;teloorging. Prof. Gunning zag daarentegen gedurende drie jaren denbsp;door Dr. Jitta met exscisie behandelde gevallen zich goed houden.nbsp;Steaub meent, dat indicatie voor de exscisie behoort te zijn het weg-
-ocr page 76-68
nemen van wat voor chemische behandeling niet of moeilijk bereikbaar is en dat, wat bereikbaar i^ — overgangsplooi en conjunctiva tarsi —nbsp;met de oudere of nieuwere antiseptica moet worden bestreden.
Dr. Westhopf had zich vooral gericht tegen de exscisie van de conjunctiva tarsi; wat de overgangsplooi aangaat, geeft hij echter ook de voorkeur aan uitknijpen, omdat dit procédé de gezonde gedeelten dernbsp;plooi bewaart en alleen het zieke verwijdert.
Daarna spreekt Dr. van Moll: Over de plaatselijke behandeling der niet oppervlakkige weefsels van het oog. Van langdurige bevloeiing der conjunctiva en cornea met antiseptica zag hij voor de dieper gelegen weefsels niet veel resultaat, hoewel de atropine onsnbsp;leert dat chemische stoffen haar weg tot de diepte kunnen vinden. Veelnbsp;meer succes had hij in sommige gevallen van de subconjunctivale inspuiting van antiseptica, sublimaat en salioylas natricus, gecombineerd metnbsp;cocaïne. Hij kreeg met sublimaat (“/^o mgr. met 6 mgr. cocaïne) in tweenbsp;gevallen van beratitis diffusa snelle genezing, onder 8 gevallen van iritisnbsp;enkele gunstige resultaten, met salioylas sodae (25 mgr. met 5 mgr.nbsp;cocaïne) tweemaal bij soleritis snelle genezing, onder drie gevallen vannbsp;keratitis diffusa éénmaal blijvend gunstige werking. Hij durft derhalvenbsp;de methode aanprijzen, mits zij voorloopig slechts daar worde uitgevoerd,nbsp;waar de meer gebruikelijke methoden werkeloos blijken. Schadelijkenbsp;gevolgen zag hij niet, soms treedt een snel voorbijgaande chemosis op;nbsp;eenmaal vreesde hij voor necrose der conjunctiva, maar gelukkig bleek denbsp;vrees ijdel te zijn.
Dr. Ktjipee vraagt of wellicht de cocaïne, die den bloedstee voer vermindert, de oorzaak is van het nuttig effect. Dr. Juda kan dit ontkennen. Door subconjuctivale injectie van cocaïne nam hij de pijn bij een rheumatische iritis weg, doch het proces bleef zijn gang gaan.nbsp;Dr. VAN Moll verkreeg een deel zijner resultaten met het antisepticumnbsp;zonder cocaïne, doch voegde het alkaloid later aan de injectie-massa toenbsp;wegens de pijnlijkheid der injectie’s. Nicolai injiciëert sublimaat zondernbsp;cocaïne in zeer kleine dosis doch op talrijke plaatsen en kreeg een goednbsp;succes zonder groote pijnlijkheid.
De Heer Nicolai spreekt: Over het mechanisme der accommodatie. Hij vestigt de aandacht op een verschijnsel der accommodatie , het terugtrekken van de peripherie der iris, dat Helmholtz reeds opmerkte, en dat naar zijn meening voor het tot stand komen der accommodatie van gewicht is. Daardoor krijgt het door de boller wordendenbsp;lens verplaatste humor aqueus gelegenheid om te ontwijken. Hij meent,nbsp;dat het plaats maken voor humor aqueus geen gevolg, maar ten deele
-ocr page 77-69
oorzaak van de vervorming der lens is en verdedigt deze zienswijze door een beschouwing over de verandering der intraoculaire drukking gedurende de accommodatie.
M. Steaub wenscht het zwijgen der vergadering niet als toestemming te beschouwen. Het vraagstuk is hem te moeilijk voor een oogenblikkelijknbsp;debat. Hij ziet echter geen bezwaar om de vervorming der iris alsnbsp;secundair te beschouwen, als een gevolg van het wegdrukken van humornbsp;aqueus. De ruimte, die aan de polen der lens verloren gaat, wordt aannbsp;den acquator gewonnen.
M. Steaub spreekt; Over asthenopia museularis, d. w. z. asthe-nopie ten gevolge van vermoeidheid der uitwendige oogspieren, een door VON Geaefe het eerst herkend ziektebeeld, dat thans vooral door Ameri-kaansche schrijvers wordt bestudeerd. Deze hebben het in dien zinnbsp;uitgebreid, dat zij niet alleen de convergentie, maar in het algemeen hetnbsp;binoculair zien der patiënten bemoeilijkt achten. Wegens deze zienswijzenbsp;zoude het klinische onderzoek vooral het binoculair zien moeten gelden.nbsp;Dit is niet het geval. Men onderzoekt den ruststand der oogen bij hetnbsp;zien in de verte en nabij en leidt daaruit af, of er grond is voor bemoeilijking van het binoculair zien. Spreker demonstreert zijn toestelletje omnbsp;den ruststand te bepalen, beschreven in het Tijdschrift mw Geneeskunde,nbsp;loopende jaargang. Deel I, dat tevens een goed hulpmiddel is voornbsp;objectief onderzoek van het binoculair zien. Daarnevens onderzoekt hijnbsp;het binoculair ziennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met den valtoestelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Heeing innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zijnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oorspronke-
lijken vorm, en ziet nbsp;nbsp;nbsp;daarin een manier om de hechtheidnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het hinocu-
laire zien quantitatief te bepalen. Want er zijn graden van binoculair zien. Wie bijv. bij goeden visus van de 40 valproeven er 5 mist, staatnbsp;verre achter bij een normaal persoon, maar heeft toch nog binoculairnbsp;zien. Men kan door dit hulpmiddel de bemoeilijking van het binoculair-zien herkennen en tevens den invloed der therapeutische middelen ernbsp;mede nagaan. Omtrent het laatste merkt Spreker op, dat een nauwkeurige correctie der anisometrie hem is gebleken in vele gevallen hetnbsp;binoculaire zien te hulp te komen. Omtrent den invloed van prismatische brillen roeptnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hij de voorlichtingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der vergaderingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mocht het
tot operate komen, nbsp;nbsp;nbsp;dan verkiest hij denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;versterking dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m. interni door
„avancement capsulaire”, volgens de Weokee, boven de tenotomie der ni. externi.
Aan de discussie wordt deelgenomen door de heeren Goei , Küipee , DE Haas, van Moll en Nicolai.
De laatste acht het woord „ruststand” hier niet goed geplaatst, omdat de physiologen reeds een anderen stand ruststand hebben genoemd.
ii
-ocr page 78-Dr. VAN Moll doet opmerken, dat deze ruststand der physiologen, de primaire stand, een denkbeeldige is, welke naam niet gelukkig gekozen is, terwijl het wootd „ruststand”, door Stilling het eerstnbsp;gebruikt voor een stand, die zeer nabij komt aan dien der niet fixèe-rende, rustende oogen, onder de ophthalmologen reeds burgerrecht heeftnbsp;verkregen.
Dr. Gobi meent, dat het de moeite zou loonen den ruststand en het binoculair zien te onderzoeken bij zijdelingsche, boven- en benedenwaartschenbsp;fixatie en dat daarvoor het toestelletje van Steaub zeer wel geschikt zounbsp;kunnen worden gemaakt.
ür. Kuiper vraagt of de correctie der anisometrie door de ongelijke grootte der netvliesbeelden niet hinderlijk wordt voor de patiënten.nbsp;Stradb antwoordt, dat hij zich over dit theoretisch bezwaar heeft heennbsp;gezet, en dan hem is gebleken dat de patiënten over de brillen aanvankelijk niet altijd tevreden zijn, maar er zich weldra in schikken. Hijnbsp;citeert het voorbeeld van een jongen gymnasiast, wiens accommodatie-spasmus op het goede oog werd opgeheven door de correctie van hetnbsp;anisometrope amblyope oog, waardoor blijkens Hering’s proef binoculairnbsp;zien werd mogelijk gemaakt. Patiënt had aanvankelijk metamorphopsie,nbsp;doch dit ging voorbij.
Dr. DB Haas corrigeert met succes zelfs een anisometropie van 6 dioptrieên.
Hij schreef bij myopen wel 600 prisma-brillen voor en was tevreden over het resultaat. De asthenope patiënten vinden soelaas en kunnennbsp;weldra het prismatische glas niet meer ontbeeren. Hij en Dr. van Mollnbsp;maken ook gaarne gebruik van de prismatische werking van gedecen-treerde brilglazen.
Nicolaï deed tenotomie der m. extern! met goed gevolg en verkiest daarom deze eenvoudige operatie boven de gecompliceerde „Vorlagerung”nbsp;der interni.
Als plaats voor de volgende vergadering wordt Amsterdam aangewezen. Verder wordt vastgesteld dat schriftelijk ingekomen mededeelingen vannbsp;afwezige leden niet zullen worden gelezen, en dat de Eedactie van hetnbsp;Tijdschrift zal worden uitgenoodigd de verslagen van het Gezelschap opnbsp;te nemen.
Tioeede Vergadering mn het Nederlandsche Oogheelkundig Gezelschap, gehouden op 18 December 1892 in de ,,Inrichting voor Ooglijders”nbsp;te Amsterdam. Voorzitter: Prof. W. M. Gunning, Secretaris: M. Steaub.
-ocr page 79-71
Tegenwoordig 23 leden en 4 geïntroduceerden.
De Voorzitter opent de vergadering met een welkomstgroet aan Prof. H. Snellen , den Eere-Voorzitter van het Gezelschap, die heden voor denbsp;eerste maal de vergadering bijwoont. Zijn benoeming was een daad vannbsp;piëteit en dankbaarheid.
Prof. Snellen spreekt zijn dank uit voor de benoeming tot Eere-Voorzitter, welke hij als een vriendschapsbetuiging aanvaardt. De leiding der vergadering, welke Prof. Gunning aan hem wilde overdragen, laat hijnbsp;gaarne in diens handen.
Nadat de contributie op f 1.— is bepaald, erlangt Prof. Snellen het woord, die de plannen demonstreert, naar welke het nieuw Nederlandschnbsp;Gasthuis voor Ooglijders, als een gebouw Donders’ nagedachtenis waardig,nbsp;is ontworpen.
In een gevelsteen zal een dedicatie aan Donders worden gegrift, wiens lievelingsdenkbeeld door dezen bouw werkelijkheid wordt.
Dr. Blok spreekt over de aetiologie van het chalazion. In den laatsten tijd is dit ooglid-gezwel voor een tuberculose gehouden, ten eersten opnbsp;grond van de aanwezigheid van reuzen-cellen, ten tweede omdat daarinnbsp;tuberkel-bacillen zouden voorkomen. Dit laatste is intusschen alleen doornbsp;Tangl geconstateerd, terwijl Dedtschmann, Meier, Weiss, Da Gamanbsp;PiNTo deze bacillen in de door hen onderzochte chalazia niet terugvonden.nbsp;Daarenboven slaagden zij er niet in bij dieren door enting met de ge-zwel-massa tuberculose op te wekken, en zagen zij geen invloed vannbsp;'Kooh’s middel.
Spreker heeft eenige in hun geheel geëxstirpeerde chalazia microscopisch onderzocht. Hij vOnd geen tuberkel-bacillen. De op reuzen-cellen gelijkende vormsels, die hij aantrof, moeten veeleer als producten van regressienbsp;van klier-acini worden beschouwd. Vermoedelijk heeft Tangl een tuberculeus infiltraat van een ooglid onderzocht, dat ten onrechte als een gewoonnbsp;chalazion was beschouwd.
Dr. Josephus Jpita heeft de door Jacobson en anderen aanbevolen exscisie van de overgangsplooi der conjunctiva bij trachoma toegepast. Hijnbsp;vat de bovenste overgangsplooi met een pincet in den buitenhoek, ennbsp;maakt met de schaar een knoopsgat. Van deze opening uitgaande kniptnbsp;hij de plooi over de geheele lengte van het ooglid los. Hij hecht nietnbsp;en laat reeds den tweeden dag het ooglid zonder verband. Slechts innbsp;twee gevallen sneed hij ook den tarsus in, doch werd door het resultaatnbsp;niet aangemoedigd daarmede voort te gaan.
Spreker paste de kleine operatie op 76 van 1000 trachoom-lijders toe, in het geheel op 114 oogen.
-ocr page 80-Het resultaat was in 68 gevallen gunstig,
iu 37 gevallen aanzienlijke verbetering, in 13 gevallen geen genezing,nbsp;in 6 gevallen onbekend.
Het ongunstig resultaat in enkele gevallen schrijft hij toe aan het wegnemen van een te groot deel der conjunctiva. In het algemeen is hij tevreden over het verkregen resultaat. Spreker demonstreert een reeksnbsp;van patiënten, die op deze wijze zijn behandeld.
In de discussie merkte Dr. Westhopf op, dat uitknijpen der zieke conjunctiva met het rolpincet van Knapp de voorkeur schijnt te verdienennbsp;boven het wegsnijden, wegens het sparen der gezonde conjunctiva.
Prof. Gunning doet opmerken dat het moeilijk is een objectief oordeel te vellen over therapeutische methoden. Hij kan verklaren, dat zijn indruknbsp;van het succes der exscisie een gunstige is. Met nane acht hij de vreesnbsp;voor hinderlijke verkorting der conjunctiva, die velen van de methodenbsp;terughoudt, ongegrond. Hij vraagt, hoelang Dr. Jitta zijn patiënten nanbsp;de operatie heeft waargenomen?
Dr. .IiTTA deelde mede, dat het jongste der gedemonstreerde gevallen een jaar geleden is geopereerd; er zijn er van S'/j jaar her. Yelen zijnnbsp;geheel uit de behandeling ontslagen en zonder recidief gebleven.
Ih
Dr. Keüger uit Bonn, sedert korten tijd assistent van Prof. Snellen, en door dezen geïntroduceerd, spreekt over opJdJialmia nodosa, veroorzaaktnbsp;door het binnendringen van haren van rupsen in de weefsels van het oog.
De haren van sommige rupsen bevatten in een centraal-kanaal een scherp vocht, dat ontsteking maakt. Deze haren bewerken tweeërlei soort vannbsp;reactie.
Soms wordt een acute, slijm vormende conjunctivitis waargenomen. In Eisleben werd daarvan een epidemie gezien bij schoolkinderen, die metnbsp;processie-rupsen hadden gespeeld.
Zeer merkwaardig is de tuberculeuse vorm, waarbij zich rondom de haren knobbeltjes in conjunctiva, hoornvlies en iris ontwikkelen. Dezenbsp;ophthalmia nodosa wordt door haren van Bombyx-soorten teweeggebracht.nbsp;Eerst na 1 of 3 jaren geneest ten slotte de ziekte. In de infiltratennbsp;worden ook reuzen-cellen aangetrofiën. Als de stukjes der haren uit denbsp;coupes gevallen zijn, is het microscopisch beeld licht met gewone tuberculose te verwisselen. Spreker nam in de kliniek te Bonn vier gevallen waar.
Dr. H. Snellen Jr. demonstreert praeparaten van twee gevallen van tuberculose van het oog\ een geval van tuberculosis iridis bij een jongennbsp;van 9 jaar, die tevens tumor albus had, en een geval van tuberculosenbsp;der chorioïdea, die een zoogenaamd amaurotisch katten-oog had gevormd.
-ocr page 81-73
In dit geval was de tumor op sclera en conjunctiva overgegaan, zoodat dit laatstgenoemde vlies een tuberculeus ulcus vertoonde. In bet versclienbsp;weefsel zijn bacillen aangetoond.
Prof. Doijee heeft een tuberculeus gezwel der chorioïdea waargenomen, dat met den oogspiegel te zien was. Na de exstirpatie van den bulbusnbsp;recidiveerde het proces in de oogholte. De patiënte leed tevens aannbsp;tuberculose aan een der handwortels.
M. Stbaüb heeft een geval van tuberculose der chorioïdea waargenomen, waardoor het geheele vlies diffuus was aangedaan. Het proces had zich langs de scheede der arteriën op den n. opticus voortgezet. Hetnbsp;oog werd wegens sympathische ophthalmie van het andere oog geënu-cliëerd. Spreher beschouwt dit geval als belangrijk voor de verklaringnbsp;der sympathische ophthalmie.
Dr. Snellen Jr. merkt op, dat een dergelijk geval door Jüng is beschreven.
Dr. JüDA demonstreert een kind van 2'/, maand, dat hij wegens dacryocystitis behandelde. Een inscisie van den traanzak leidde spoedignbsp;tot genezing.
Dr. Westhofp vertoont een patiënt, die aan een tumor van de rechter oogholte en de rechter wang had geleden, met belangrijke verplaatsingnbsp;van het oog naar boven. Na extirpatie van het gezwel keerde het bino-culaire zien terug. Het gezwel was, naar het onderzoek van Dr. ebddin-GiDS, een lymph-angioom, dat een sarcomateus karakter had aangenomen.nbsp;De kwaadaardigheid van het gezwel wordt door het aantasten van hetnbsp;been bewezen.
M. Steaüb heeft een scherp omschreven lymph-angioom met groote holten onderzocht, eveneens op den bodem der oogholte gezeteld, hetgeennbsp;door Prof. Snellen werd geëxstirpeerd. Later heeft hij gezien, dat doornbsp;andere onderzoekers meermalen dergelijke tumoren op dezelfde plaats zijnnbsp;waargenomen.
Na een pauze werd tot verkiezing van een nieuw bestuur overgegaan , met den uitslag dat Dr. de Haas tot Voorzitter, Prof. Doijee tot Ondervoorzitter en M. SlEADB tot Secrataris-Penningmeester werden benoemd.
Daarna verkrijgt Dr. de Haas het woord voor twee mededeelingen. In de eerste plaats spreekt hij over de contact-hrillen van Pick en Solzee.nbsp;Twee van deze gewelfde glazen plaatjes demons!reerende, herinnert hij ernbsp;aan dat zij zijn aanbevolen om den invloed van slecht gevormde corneae opnbsp;den gang der lichtstralen te corrigeeren. Zij worden op de cornea gelegd,nbsp;nadat deze met physiologisohe keukenzout- of suiker-oplossing is bevochtigd. Spreker zag van deze brillen in één geval van snel voorbijgaand
-ocr page 82-74
succes; doch na eenige uren was de visus weder gedaald, den volgenden dag zelfs door heleediging van het hoornvlies zeer gering geworden.
Dr. Snellen Jr. heeft van'‘SuLZER persoonlijk vernomen, dat deze de glazen niet op den duur wil laten dragen, doch den patiënt in staat wil'stellen,nbsp;dagelijks gedurende korten tijd, bijv. een half uur, zijn visus te verhoogen.
Daarna spreekt Dr. de Haas over de aanwending van cocaïne.
Hij wenscht de chloroform alleen voor exenteratie, wegneming van groote gezwellen, en voor operaties van jonge kinderen en van zeernbsp;onrustige patiënten te behouden. Met name doet hij exstirpatio bulbinbsp;onder cocaïne-anaesthesie. Hij spuit daartoe 9 pCt. opl. van cocaïnenbsp;achter het oog, in het geheel 90—136 mgr. zoutzure cocaïne.
Prof. Snellen acht de toepassing der cocaïne voor anaesthesie van het oog de grootste aanwinst, die de oogheelkunde in de laatste acht jarennbsp;heeft gedaan. Hij brengt hulde aan Dr. Koller , zijn vroegeren assistent,nbsp;die dadelijk op zoo volledige en afdoende wijze het effect der cocaïne opnbsp;het oog heeft uiteengezet, dat daaraan later maar weinig kon worden toegevoegd. Plij stelt voor Dr. Kolleb tot Eerelid van het Gezelschap tenbsp;benoemen. Dit voorstel wordt oogenblikkelijk met toejuiching begroetnbsp;en aangenomen.
Dr Hamer acht de hoeveelheid cocaïne, die Dr. de Haas aanwendt, te groot. Hij zag van 100 mgr. belangrijke vergiftigings-verschijnselen.nbsp;Ten einde den invloed der cocaïne te localiseeren lost hij ze in carbol-oplossing op, dat de resorptie tegengaat door coagulatie der weefsels.
M. SfTBADB wijst op de keurge en uitvoerige beschouwingen door Eeclds in de Société de Chirurgie over dit onderwerp medegedeeld. Plij meent,nbsp;dat men geen sterkere dan 2 pCt. opl. mag gebruiken en dat men gedurende het inspuiten de canule moet terugtrekken, opdat niet de geJieelenbsp;hoeveelheid in een bloedvat worde gespoten. Hij heeft een geval waargenomen, waarin zonder twijfel de intoxicatie aan de inspuiting vannbsp;60 mgr. in een bloedvat moest worden geweten.
Dr. Westhopp meent, dat talrijke inspuitingen van zwakke oplossingen hoven weinige van sterke oplossingen moeten worden verkozen.
Prof. Snellen spreekt over Conservatieve therapie in de oogheelkunde. Plij herinnert aan een woord van Prof. Poland, lang geleden in diensnbsp;oratie uitgesproken, dat de chirurg er naar moet streven zooveel mogelijknbsp;organen en functies te behouden. Eeeds zijn heden voorbeelden aangegeven, die aantonnen, dat de oogheelkundigen zich gaarne naar dezennbsp;regel richten. Spr. wil nog eenige voorbeelden noemen en bespreken.
1quot;. Een tijd lang heeft de vrees voor sympathische ophthalmie het aantal exstirpatiën van den bulhus belangrijk vergroot, veel meer dan
-ocr page 83-75
1 ater gebleken is noodig te zijn. Thans geeft een ciliair-wond, op zichzelf, geen indicatie voor exstirpatie Er dient nog te worden aangetoond, dat er cyclitis, progressieve oyclitis is, of dat door den aard van hetnbsp;trauma een infectie van het oog zeer waarschijnlijk is. Zoo men totnbsp;behouden van den bulbus besluit, dient het verwonde oog tegen secundaire infectie te worden beschermd. Spr. bedekt de wonden van corneanbsp;en solera daarom gaarne door lappen der conjunctiva.
2. Voor het vernielen van ziekelijke weefsels, die de genezing tegenhouden, verdient in beginsel de lepel van Volkmann de voorkeur boven de thermooautère of de galvano-caustiek, omdat zij in staat stelt alleennbsp;het zieke weg te nemen en het gezonde te sparen. Na het afkrabbennbsp;van het zieke weefsel appliceert Spr. dikwijls, met uitnemend gevolg,nbsp;(na cocaïne) tinct. jodii. Het jodium dringt in de aangrenzende weefselsnbsp;en vormt er een antiseptisch neerslag.
3“. De toepassing van het gegeven beginsel leidt er toe, zoo mogelijk bij glaucoom- en cataract-operatie de iris te sparen.
Keeds vóór 25 jaar heeft Spr. gezien, dat men bij glaucoom soms door inscisie van de corneo-scleraalgrens, sclerotomie zonder iridectomie,nbsp;volkomen zijn doel bereikt. Hij vermoedt, dat de vervorming, die hetnbsp;oog door de operatie ondergaat, en die door de afplatting der corneanbsp;duidelijk wordt gedemonstreerd, de oorzaak is van de genezing. In hetnbsp;aan één zijde uitgezette oog wordt de perilentale ruimte plaatselijk vergrootnbsp;en daardoor de afvoer van vocht hersteld. Deze vervorming kan doornbsp;de eenvoudige sclerotomie worden verkregen. Echter is de iridectomienbsp;niet altijd te ontgaan.
4**. Voor den geopereerde van cataract is het niet onverschillig, of hij zijn iris heeft behouden. Vooral op afstanden, waarvoor het oog niet isnbsp;ingesteld, zal hij beter zien met kleine ronde pupil. Om deze en anderenbsp;redenen is Spreker voor vele gevallen tot de operatie zonder iridectomienbsp;teruggekeerd. Men moet dan echter de operatie, in haar geheel, andersnbsp;verrichten. De oogleden moeten met de haken, niet door den blepharo-staat worden opengehouden, de hoornvlies-wond moet ruim zijn, denbsp;kapsel-wond horizontaal of cirkelvormig.
Dr. Blok heeft na een groote, subconjunctivale verwonding der sclera de conjunctiva geopend, de hernia van oog-inhoud afgeknipt en daarnanbsp;de conjunctiva weer gehecht, met uitstekend succes.
Dr. JuDA vindt het bij de gunstige resultaten der operatie met iridectomie voor hen, die niet zeer veel opereeren, ongeraden om tenbsp;veranderen. Hij vreest ook dat de operatie zonder iridectomie meernbsp;nastaren zal opleveren.
-ocr page 84-76
Prof. Gunning heeft meer iritis na de operatie zonder uitsnijding van iris waargenomen.
Prof. Snellen geeft toe dat, bij sparing der iris, de kapselresten somtijds minder gemakkelijk te verwijderen zijn. Prikkeling der irisnbsp;moet worden vermeden. Vooral kan daartoe het maken eener grootenbsp;hoorn vlieswond bijdragen.
Ten slotte spreekt Dr. van Moll over metastatiscJie conjunctwitis. Hij meent, dat door infectie van binnen de conjunctiva secundair innbsp;ontsteking kan overgaan; dat een conjunctivitis zich hij gonorrhee kannbsp;voegen, op dezelfde wijze als een arthritis daarbij optreedt. Hij heeftnbsp;in een dergelijk geval met den Heer Poels culturen gemaakt en staphy-locoocen gekweekt. Een suspensie van deze bacteriën werd in het bloednbsp;van een hond gespoten, die na enkele dagen conjunctivitis kreeg; hetnbsp;secreet bevatte de in het bloed gezaaide coccen.
Dr. VAN Gendeeen Stoet doet opmerken dat de gebruikte voedingsstoffen voor de kweeking van NEissEE’sche coccen niet geschikt zijn, en dat het vinden van staphyloooccen de gelijktijdige aanwezigheid van denbsp;diplococcen der gonorrhee niet uitsluit.
Dr. VAN Moll acht het wenschelijk, dat een debat worde geopend over de eischen, die voor het gezichtsvermogen van candidaten vow verschil-lende StmtshetrehMngen, worden gesteld en moeten worden gesteld. Opnbsp;verzoek van den Voozitter neemt hij op zich, dit debat op de volgendenbsp;vergadering in te leiden.
De samenkomsten zullen in het volgend jaar te Botterdam worden gehouden.
Berde vergadering van het Nederlandsch Oogheelkundig Gezelschap, gehouden op Zondag 28 Mei 1893 in de Inrichting voor Ooglijders te Botterdam.
De quot;Voorzitter, Dr. DE Haas, opent de Vergadering met een korte toespraak, waarin hij een levensbericht geeft van Geeaed ten Haapfnbsp;(1720—1791), die te Botterdam aan de Wijnhaven woonde en chirurgienbsp;uitoefende. Deze was de eerste, die in Nederland de cataract-extractienbsp;beschreef (1761), zooals zij door hem, naar de toen voor weinige jarennbsp;gepubliceerde methode van Davibl gewijzigd, werd uitgevoerd. Een fraainbsp;portret van ten Haapf en een afdruk van zijn verhandeling over denbsp;cataract-extractie worden aan de leden getoond.
Prof. Snellen verkrijgt het woord voor eene voordracht „Over de na-heliandeling der cataract-operatied Hij heeft vooral het oog op de operatie
-ocr page 85-zonder iridectomie. Fuchs heeft deze onlangs een „weelde-operatie” genoemd^ die men zich slechts in zeer gunstige gevallen mag veroorloven. Füchsnbsp;is in de eerste dagen na de operatie er steeds op bedacht dat hij wellichtnbsp;een iris-prolaps zal hebben af te snijden. Daar in Sprekers kliniek, waarnbsp;zonder iridectomie wordt geopereerd, prolaps van de iris na de operatienbsp;zeer zeldzaam is, heeft Spreker zich afgevraagd of aan de wijze van ope-reeren, dan wel aan de nabehandeling dit verschil van resultaat zij toenbsp;te schrijven.
Bij de operatie houdt hij de ooglidspleet open met losse haken en niet met den blepharostaat, waardoor hij drukking op het oog met grooternbsp;zekerheid kan vermijden. De nabehandeling wordt aangevangen met hetnbsp;indruppelen van pilocarpine, dat door zijn krachtige werking op den in-tacten sphincter iridis meer waarborg tegen prolapsus geeft, dan wanneernbsp;met iridectomie is geopereerd. Wel-is-waar heeft de werking der pilocarpine de schaduwzijde, dat ze iritis bevordert, vooral als er lensrestennbsp;zijn nagebleven, doch dit is een nieuwe aansporing om zulks met grootenbsp;zorg tegen te gaan. Hiertoe is geduld noodig. Men moet het waterachtignbsp;vocht zich laten herstellen, en dikwijls zal men er dan in slagen de lensresten te verwijderen.
Na 34 uren moet het oog nagezien worden. Dan heeft de sphincter-kramp zijn dienst gedaan, en kan atropine worden ingedruppeld. Het oog is nu gewaarborgd voor prolaps, mits beleediging van het oog wordenbsp;voorkomen, die de wond zou kunnen openen. De monoculus geeft hiertegen geen waarborg. Door het verschuiven van het verband kan gevaarnbsp;ontstaan. Een verband van pleisterstrooken zonder windsel is veel beter.nbsp;Bij de enkele patiënten, waar de salicyl-pleister erytheem geeft, moetnbsp;tusschen salicyl-pleister en huid Engelsohe pleister worden aangebracht.-
Ter voorkoming van verwonding legt Eüchs over het pleisterverband een kap van gevlochten ijzerdraad, die aan een muilkorf doet denken.nbsp;Spr. heeft ditzelfde doel op eleganter wijze bereikt, door het aanwendennbsp;van schelpen van aluminium, waarvan hij exemplaren aan de leden aanbiedt. Het aluminium wordt aangetast door sublimaat. Zoo men echternbsp;vaseline op de randen der schelp aanbrengt, is deze daartegen voldoendenbsp;beschermd. De schelp wordt door een tweede laag pleisterstrooken overnbsp;het eerst beschreven verband bevestigd.
Pilocarpine en atropine geven beide wel eens irritatie der conjunctiva, en eveneens de antiseptica en de vochtigheid van het verband. In datnbsp;geval wordt de aanwending van adstringentia aangewezen. Daarvoor beveelt Spr. alumnol in 1 pCt. oplossingaan, dat in nuttige werking geheelnbsp;met nitras argenti overeenkomt, maar zonder de daaraan gebonden nadeelen.
-ocr page 86-Dr. VAN Moll vermoedt, dat de grootte der wond invloed heeft op het tot stand komen van prolapsgg, en vraagt daarover Sprekers meening.nbsp;Deze luidt, dat een groote wond met conjunotivaal-lap minder kans opnbsp;prolaps geeft dan een kleine.
Prof. Doijbr wil door kokers om de ellebogen den patiënt beletten zich zelf te schaden. Prof. Snellen heeft zulke kokers beproefd, maar zijnbsp;zijn den patiënten onaangenaam en geven geen voldoenden waarborg.
Dr. VAN Gendeeen Stoet bereikt met een gewoon klepje de bedoeling van de schelp. Hij meent, dat het bersten der wond niet zelden wordtnbsp;veroorzaakt door seniel entropion van het onderste ooglid. Prof. Snellennbsp;erkent, dat seniel entropium enkele malen voorkomt, begunstigd doornbsp;een slecht verband. Hij acht van groot belang dat daarop steedsnbsp;worde gelet.
Dr. VAN Dooeemaal zag goede resultaten van het uitspuiten der voorste oogkamer, ook in Prof. Doijee’s kliniek. Deze stemt toe, dat hij innbsp;sommige gevallen daarin een voordeel ziet.
Daarna doet Dr. D. J. Blok mededeeling van een geval van reflecto-riscJie adJiempie. Spreker wenscht voor een oogenblik de attentie te vragen voor genoemd onderwerp, naar aanleiding van een geval, dat opnbsp;overtuigende wijze aantoont, welk een nauw verband er bestaat tusschennbsp;enkele aandoeningen van den neus en van die der oogen. Spreker bedoeltnbsp;hiermede niet de verschillende ontstekingachtige oogziekten, welke hetnbsp;gevolg zijn van gelijksoortige aandoeningen van het neusslijmvlies; dezenbsp;zijn meestal voortgeleid, zooals algemeen bekend is en doen zich te frequentnbsp;voor om ze opzettelijk te vermelden.
Maar hij doelt hier op een geval van zuivere reflectorische astenopie, en Spreker achtte dit des te meer der vermelding waard, omdat Maxnbsp;Knies , in zij n in dit jaar verschenen boek over de betrekkingen, die ernbsp;bestaan tusschen oogziekten en elders in het lichaam zetelende aandoeningen,nbsp;met een soort van „mépris dédaigneus” over deze reflexen spreekt. Hijnbsp;zegt o. a.: „Daas nervöse Augenleiden der oben genannten Art (Asthenopienbsp;„etc.) bei der nahen Nachbarschaft der erkrankten Gebilde bei Nasener-„krankungen gelegentlioh vorkommen, ist ja weiter nichts wunderbares.nbsp;„Eine weitere Bedeutung haben sie indess nicht: bei Zahnweh oder jedernbsp;„Art heftigeren Schmerzes wird gar Aehnliches gesehen und verschwindetnbsp;„mit Aufhören der Schmerzen von selber”.
Iets meer waarde hecht hij aan de gezichtsveldbeperkingen na operaties aan den neus, welke hij afhankelijk stelt van een lichten graad van hysterie, een ziekte, die ook ons, vakgenooten, zoo menigmaal last ennbsp;zoo zelden genoegen verschaft, maar wier diagnose in die lichte graden,
-ocr page 87-79
waarvan Knies spreekt, dikwijls meer gemaks- dan zekerkeidshalve wordt gesteld.
Het door Spreker waargenomen geval is het volgende:
Een ventje van 8 jaar klaagde over snel vermoeid-zijn bij het lezen en schrijven, met daarbij optredende pijn in en boven de oogen. In Julinbsp;1892 schreef een oogarts hem daartegen een bril van 1.5 D, en laternbsp;een van 2.6 D, echter telkens met even weinig succes.
De voor zijn leeftijd lichamelijk en geestelijk flink ontwikkelde knaap bleek beiderzijds een visus te hebben = 1.
Ophthalmosoopisch en skiascopisch bepaald, bleek er een Hm. = 0.76 a 1 D. te zijn. Corneaal-astigmatisme beiderzijds = 0.6, maximum vannbsp;kromming verticaal. Cylinder-glazen werden verworpen. Accommodatienbsp;en convergentie normaal; geen insufficiëntie der musc. recti int., nochnbsp;een of ander soort van strabismus. Conjunctivae en traankanalen normaal.nbsp;Irides reageeren flink en vlug op licht en accommodatie. Eundus O.D.S.nbsp;zonder afwijkingen. Gezichtsvelden, ook voor kleuren, normaal; speciaalnbsp;niet vernauwd in de peripherie. Geen verschijnselen van anaemie; geennbsp;malaria. Geen bewijzen voor neurasthenie of hysterie. Op vermes wasnbsp;herhaaldelijk zonder gevolg gereageerd. Maagdarmkanaal, op een matigenbsp;dilatatio ventriculi na, normaal. Ademhalings-organen en bloedvaatstelselnbsp;normaal. Urine normaal van kleur, van spec. gew., enz.; geen eiwitnbsp;of suiker aanwezig. Er was een bilaterale retentio testis in abdomine.
Het eenige wat verder te constateeren was, bestond in een zwelling van beide conchae inferiores, welke den jongen echter nooit pijn deed ennbsp;hem geen andere stoornissen opleverde, dan dat hij spoedig en dikwijlsnbsp;verkouden was.
Het lag dus voor de hand verband te zoeken tusschen de objectief gevonden afwijkingen in den neus en de subjectieve klachten. Patiëntnbsp;werd daarom naar een neus-keel-arts gezonden, die hem in den loopnbsp;van ongeveer 20 dagen eenige malen in den neus cauteriseerde, met ditnbsp;gevolg, dat de asthenopie tegelijk met de zwelling der conchae verminderde en verdween, en patiënt nu sinds 6 maanden zijn oogen flinknbsp;gebruikt en nooit meer over asthenopie klaagt.
Bedenkt men dat het lijden meer dan een jaar onveranderd had beslaan, ondanks een anti-anaemische therapie en ondanks de brillen (welke ongelukkig een afstand der glazen hadden, welke den pupillair-afstand van den patiënt met '/j cM. overtrof, en die dus, èn in hetnbsp;geval dat insufïic. der reet. int., èn in het geval dat accommodatie-paresenbsp;oorzaak waren geweest van ’s lijders klachten, deze hadden moeten doennbsp;toenemen); — bedenkt men, dat de jongen direct bij de behandeling der
-ocr page 88-80
oonchae baat vond en na 20 dagen totaal was genezen; dan meent Spr. recht te hebben, deze asthenopie van de zwelling der conchae afhankelijknbsp;te stellen, en ze als een reflex van den trigeminus op den oculomotoriusnbsp;te mogen opvatten, die niet ,,gelegentlich bei Nasenkrankheiten mit vor-kommt”, maar als een asthenopie, die het eenige subjectieve symptoomnbsp;daarvan was (afgezien van de lichte verkoudheden), en dus de geringschatting van Knies niet verdient.
Het is in den laatsten tijd mode geworden die reflectorische werkingen op het oog van uit den neus en zijn aangrenzende holten (waarondernbsp;gevoegelijk ook mond en oor gerekend kunnen worden) op te sporen ennbsp;hun de schuld te geven van veel, waarvan de oorsprong niet voor denbsp;hand ligt.
Men overdrijft ook hierin, getuige de talrijke niet boven (allen twijfel verheven gevallen, die daaraan worden toegeschreven. Vooral is hetnbsp;dikwijls het astigmatisme, dat wordt voorbij gezien en dat, in zeernbsp;geringe graden, aanzienlijke asthenopische klachten kan veroorzaken, welkenbsp;door het gebruik van zwakke cylinder-glazen, bijv. van 0.25 en 0,5 D.,nbsp;geheel en bij voortduring kunnen worden opgeheven.
Maar menigvuldiger nog is daarbij in het spel de neurasthenie en vooral de hysterie. Zijn daarvoor bewijzen aanwezig — ja, dan zou mennbsp;bij asthenopie door het behandelen der gezwollen conchae evengoed succesnbsp;kunnen verkrijgen, als men vroeger had bij andere hysterische verschijnselen door het branden van clitoris of van het oorlelletje ^ welke behandelingswijze vooral daar goede gevolgen had, waar men de patiënten ernbsp;groote verwachtingen van wist te doen koesteren. Spreker heeft dan ooknbsp;getracht de suggestie buiten te sluiten door in het bijzijn van het patiëntjenbsp;de mogelijkheid van een verband tusschen zijn neus- en oorlijden geheelnbsp;onbesproken te laten en hierover alleen tegenover den vader te sprekennbsp;met opgave van redenen en met verzoek tot medewerking.
Het blijft echter de vraag, of de zwelling der conchae bij een daartoe voorbeschikt persoon niet de aanleideride oorzaak kan zijn voor het uitbreken van hysterische verschijnselen, bijv. van een verhoogde reflexprik-kelbaarheid, die door het verdwijnen der oorzaak eveneens geneest.
Prof. Doijer spreekt over een geval van embolie der centrale netvlies-slag-ader bij een man van 66 jaar, zonder waarneembaar hartsgebrek, doch met albuminurie. Het oogspiegelbeeld kwam eprekend overeen met de bekendenbsp;afbeelding van Liebbeich. De fundus herkreeg langzamerhand het normale aspect, doch de functie keerde slechts in een klein excentrisch deelnbsp;van het gezichtsveld weerom.
Dr. Westhoff vraagt ol ook massage is toegepast.
-ocr page 89-81
Dr. Steadb merkt op dat, volgens de literatuur-berichten, deze slechts in de eerste uren na het optreden der emboli kan helpen. Dr. van Mollnbsp;heeft ll uur na het blind worden noch door massage, noch door pilocarpine genezing kunnen verkrijgen.
Dr. H. Snellen Jr. erlangt nu het woord voor eenige kleine mede-deelingen.
1“. Een geval van een epilepticus, die in het vuur gevallen was en bij wien hij een plastische operatie heeft verricht. Er was o. a. een excessiefnbsp;ectropion van het bovenste ooglid. Een ongesteelde lap stierf af. Volgensnbsp;de methode van Thieesch evenwel werd een beter resultaat verkregen.nbsp;Na repositie der oogleden en temporaire dichtnaaiing der ooglidspleetnbsp;werd het defect met een THiEuscHE-lap van den arm gesloten. Kleinenbsp;defecten, die aan boven- en onder-ooglid openbleven, werden later aangevuld door gesteelde lappen, waarbij van het behaarde hoofd met succesnbsp;materiaal voor de wenkbrauw genomen werd. Spr. geeft een kortenbsp;beschrijving van de wijze van genezing en van de uitvoering der transplantatie volgens Thiebsch. Hij bedekt de lappen met Jodoform-poedernbsp;in dikke laag, en laat het eerste verband 6 dagen zitten.
Omtrent het door Eabhlman aanbevolen seopolaminwm TiydrocMoricum deelt Spr. mede dat het een zeer bruikbaar mydriaticum is, maar dat het,nbsp;naar zijn meening, wel wat veel ten koste van het atropine is geprezen.nbsp;0.2 pCt. er van staat in werking met 1 pCt. sulph. atrop. gelijk. Nadeelennbsp;constateerde hij niet; doch ook atropine berokkent maar hoogst zelden schade.
30. In zijn skiascoop heeft Spreker thans de volgende glazen geplaatst: 1, — 2, — 4 en — 8;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-|- 2, -1- 4 en 8 D, waardoor alle combinaties
van 1—15 D, zoowel positief als negatief, te maken zijn.
Naar aanleiding dezer mededeelingen merkt Dr. Bouvin op, dat hij, bij een patiënt met atropine-deliriën, scopolamine met onmiddellijk succesnbsp;toepnste. Dr. de Haas zag daarentegen van 1 druppel der gebruikelijkenbsp;oplossing van het nieuwe alcaloïd delirium, zooals dat bij oude lieden ooknbsp;na atropine zoo licht optreedt.
Dr. Stbaxib wenscht te hooren of het bindweefsel van het corpus papillare, dat mede wordt getransplanteerd, voor het tot stand komennbsp;der transplantatie van belang is. De Spreker antwoordt, dat het medegenomen bindweefsel wordt geïnfiltreerd met lymphcellen en te gronde gaat.
Daarna spreekt Dr. Bouvin over de beJiandéling van dipMlieritis conjtmctivae.
Hij heeft 8 oogen van 4 patiënten met diphtheritis na mazelen behandeld door massage der omgekeerde oogleden met unguentum flavum, na afkrabben van het exsudaat. De oogleden werden bovendien vele malennbsp;daags met slappe sublimaat-oplossing gewasschen. Het resultaat was
-ocr page 90-82
uitstekend; de zwelling der oogleden ging telkens door de massage voor een groot deel terug en de ontsteking herstelde langzamerhand met behoud der oogen.
De vele decepties, welke de behandeling dezer ziekte geeft, nopen Spreker van dit gunstig resultaat melding te maken.
Dr. WESTHorF betwijfelt of de door Spreker behandelde gevallen, wel de echte, gevreesde diphtheritis geweest zijn.
Prof. Snellen herinnert er aan dat voN Geaepè den totalen en den partieelen vorm van diphtheritis onderscheidde. Als er een gedeelte vannbsp;de conjuotiva vrij gebleven is van schijnvliezen, zou de prognose gunstignbsp;zijn. Deze heeft Spr. met tinct. jodii behandeld.
Dr. Bouvin zegt, dat in zijn gevallen de geheele conjunctiva met diphtheritiach exsudaat was bedekt.
Prof. Doijee heeft na mazelen diphtheritis der conjunctiva gezien. In een epidemie zag hij van 10 personen 20 oogen alle tot bersting komen,nbsp;zonder dat echter één voor het zien geheel verloren ging.
Dr. VAN Dooeemaal zag een meisje in een tusschenruimte van 3 jaar beide oogen door diphtheritis verliezen.
Dr. VAN Moll nam in de kliniek van Pagenstechee een geval waar, dat op croup of diphtheritis der conjunctiva geleek, doch chronisch verliepnbsp;en blijkens bacteriologisch onderzoek op invasie van strepto-coccen berustte.
Daarna spreekt Dr. Steaüb over spienersterMru/ door spierplooiing, volgens Lagleyze. Hij heeft de door Lagleyze voorgeslagen wijzigingnbsp;van DE Weckee’s avancement capsulaire vier malen gedaan en begroetnbsp;de gewijzigde operatie als een groote aanwinst. Een praeparaat, ontleendnbsp;aan een op het cadaver verrichte operatie, demonstreert haar mechanisme.
Prof. Snellen heeft sedert vele jaren een studie der „Vorlagerung” gemaakt. Een zijner resultaten is, dat de naar voren gelegde spier zooveel mogelijk in samenhang moet worden gelaten met de haar omgevendenbsp;weefsels. Zoo hij de spier geheel vrij gemaakt had, werd een zeer geringnbsp;resultaat verkregen, al was de pees aanmerkelijk naar voren gebracht.
Ten slotte leidt Dr. van Moll een discussie in over de eücJim, die aan aspirant-ambtenaren, wat het gezichtsvermogen betreft, bij de keuringnbsp;worden gesteld. Yoor vele catagorieën van ambtenaren worden dezenbsp;niet of niet nauwkeurig omschreven, zooals Spreker door voorbeeldennbsp;toelicht (kadaster, ambtenaar bij den waterstaat en het boschwezen innbsp;Neerl. Indië, belastingen, posterijen). Hij stelt voor, dat het Gezelschapnbsp;deze zaak ter harte neme, aan een Commissie opdrage na te gaan, welkenbsp;eischen zouden kunnen worden gesteld, en zich hieromtrent tot denbsp;Eegeering wende.
-ocr page 91-83
Aan de discussie wordt deelgenomen door Prof. Doijer , Dr. Snellen Jr., Dr. Straub en Prof. Snellen.
In het algemeen meende men, dat het Gezelschap zich bepalen moet tot de wetenschappelijke behandeling der vraag, welke afwijkingen vannbsp;de norma het uitoefenen eener betrekking als ambtenaar in verschillendenbsp;diensten in den weg staan. Prof. Snellen noemde als criteria o. a. ofnbsp;de ziekte progressief is, en of door de bedoelde betrekking het dragennbsp;van een bril kan worden toegestaan.
Het ontwerpen van reglementen rekende men niet tot den werkkring van het Gezelschap. Dr. van Moll wil de beginselen van beoordeelingnbsp;eerst bespreken en daarna aan de verschillende. ministers het verzoeknbsp;richten om deze zaak te regelen. Hij stelt voor een Commissie te benoemen, die tot taak zal hebben den bestaanden toestand te onderzoeken ennbsp;de beginselen, die aan elke keuring moeten ten grondslag worden gelegd,nbsp;te formuleeren. Dit voorstel werd aangenomen.
In deze Commissie worden benoemd Prof. Snellen, Dr. van Moll en Dr. Ste.\.ub, die de opdracht aannemen.
Nadat Dr. van Dooremaal een kort bericht heeft gegeven van de verwonding van een oog door een slaghoedje, onder opmerkelijke omstandigheden, en Prof. Doder den Voorzitter voor de uitnemende leidingnbsp;der discussie en de gastvrije ontvangst van het Gezelschap in de „Inrichting” heeft dank gezegd en Prof. Snellen de sprekers (en in hetnbsp;bijzonder den Voorzitter) heeft opgewekt om hun voordrachten aan hetnbsp;Ned. TijdsoJtrift voor Oeneenkmde af te staan, sluit de Voozitter de
Vergadering.
Vierde Vergadering van het NederloMdsch Oogheelkundig Gezelschapt gehouden in de Inrichting voor Ooglijders, Nadorststraat te Eotterdam,nbsp;op Zondag 17 December 1893.
De Voorzitter Dr. de Haas opent de vergadering met een woord van herinnering aan het sedert de laatste vergadering overleden lid Dr. J. C-VAN Dooremaal. Aan Mevr. de Wed. van Dooremaal-Rietveld werdnbsp;door het Bestuur een brief van rouwbeklag gezonden, waarop een antwoord werd ontvangen, dat door den Secretaris wordt voorgelezen.nbsp;Mededeeling wordt gedaan van het toetreden van Dr. Greve tot hetnbsp;Gezelschap, die als zoodanig door den Voorzitter wordt welkomnbsp;geheeten.
Prof. Snellen demonstreert namens Dr. H. Snellen Jr., die door ongesteldheid verhinderd werd de vergadering bij te wonen, een patiënte.
-ocr page 92-84
lijdende aan enipyeem der celMae ethmoïdales, De patiënte kwam onder beiiandeling met een beenigen tumor aan den nasalen wand der oogholte,nbsp;welke orepiteerde. In den nenS- was een polyp, die verwijderd is geworden.nbsp;Na incisie van den tumor stroomde slijmige etter uit de wonde, ennbsp;bleek het, dat er een zeer ruime holte kon worden gesondeerd. Daarnbsp;de afscheiding bleef bestaan, werd de wond verwijd en communicatienbsp;naar de neus gemaakt en een drainagebuis aangelegd, die telkens wordtnbsp;doorgespoten en verschoven. De gesondeerde holte, waarin het empyeemnbsp;voorkwam, is blijkbaar de sinus ethmoïdalis.
Het is niet onwaarschijnlijk dat de ziekten der aan de orbita grenzende holten een grootere rol spelen in de pathologie van het oog, dat gewoonlijk wordt aangenomen. Er werd in de Utrechtsche kliniek een gevalnbsp;waargenomen van tumor achter het oog, met drukkingsverschijnselen opnbsp;den n. opticus, welke na een rijkelijke afscheiding uit den neus verbeterde. Wellicht had ook deze tumor zijn uitgangspunt in den genoemdennbsp;sinus. Anatomisch onderzoek leert, dat de sinus ethmoïdalis zich in hetnbsp;wiggebeen voortzet en slechts door een dunnen beenwand van den n.nbsp;opticus is afgescheiden. Aandoeningen, die zich tot in den sinus sphenoï-dalis voortzetten, kunnen den n. opticus lichtelijk schaden. Bij atrophienbsp;van den n. opticus, wier oorzaak duister is, moet aan deze omstandigheidnbsp;worden gedacht.
Aan de discussie wordt deelgenomen door Dr. de Haas, Dr. Bouvin en Dr. Blok. Prof. Snellen resumeert, dat ontstekingen van den sinusnbsp;frontalis, alsook van het antrum Highmori, veelvuldig worden waargenomen, die van den sinus ethmoïdalis worden zelden geconstateerd. Hetnbsp;is echter mogelijk, dat de laatste somtijds kunnen voorkomen, zondernbsp;dadelijk herkend te worden.
, Daarna is aan de orde het rapport der Commissie, die in de vorige vergadering werd benoemd, tot onderzoek van de oogheelkundigeeischen,nbsp;welke worden gesteld aan de adspiranten voor burgerlijke betrekkingen.nbsp;Na het uittreden van Dr. Straub is, in overleg met het Bestuur, denbsp;Commissie tot twee leden beperkt gebleven: Prof. Snellen en Dr. vannbsp;Moll. Prof. Snellen deelt mede, dat de Commissie reeds een aantalnbsp;voorschriften heeft verzameld, en stelt voor de verkregen gegevens,nbsp;inclusief het Beglement voor de spoorweg-ambtenaren en de Voorschriftennbsp;op het aannemen van miliciens en vrijwilligers bij het leger, tezamen tenbsp;laten drukken en uitgeven voor rekening van het Gezelschap.
Dit voorstel wordt aangenomen.
Dr. VAN Moll spreekt over de heJumdeling van solutio retinae met electrolyse.
-ocr page 93-85
Eeeds sedert 6 Nof. 1891 heb ik mij bezig gehouden met de behandeling van solutio retinae door electrolyse; ik zou dat onderwerp zekerlijk nog niet besproken hebben, indien niet onlangs Prof. Schoelee in Berlijnnbsp;en Abadie 2) in Parijs gevallen hadden medegedeeld, die zij door electrolyse genezen hadden.
Het ligt niet in mijne bedoeling de theorieën, die omtrent het wezen der solutio ratinae gelden en die men gevoeglijk de secretie-theorie, denbsp;retractie-theorie en de diffusie-theorie zou kunnen noemen, als grondslagnbsp;voor de medicatie ter sprake te brengen, maar, mij op klinisch standpunt stellende, wensch ik twee vormen te onderscheiden: a. ontstekingnbsp;van choroidea en retina met plastisch exsudaat, h. glasvooht-ontaardingnbsp;met sub-retinaal-transsudaat.
zoo dacht mij, ook de anderenbsp;proces te
De eerste vorm komt weinig voor, doch geeft bij antiphlogistische behandeling en jod. kal. enz. de gunstigste prognose — en daarin lag,nbsp;een vingerwijzing der natuur, op welke wijze misschiennbsp;gevallen zouden te genezen zijn. Kon men datzelfdenbsp;weeg brengen, kon men een adhaesiove ontsteking tussohennbsp;retina en choroidea opwekken met resorptie van het transsudaat, dannbsp;werd misschien genezing bereikt. En zoo verder redeneerende, meendenbsp;ik, dat die ontsteking mogelijkerwijze door electrolyse te verkrijgen zoudenbsp;zijn, omdat deze een osnsclireven cTiemisclie destructie met resorptie ennbsp;litteeken-weefsel geeft.
Voor en aleer de methode bij den mensch toe te passen, begon ik haar invloed na te gaan op het konijnenoog en stelde mij de vragen:
a. hoe wordt intrabulbair de electrolyse verdragen;
h. welke stroom-intensiteit mag men bezigen;
c. is de werking van positieve en van negatieve pool dezelfdè.
Om de electrolytische werking te verkrijgen, gebruik ik een Stöheek batterij van 30 elementen en bezig voor de ééne pool een met zeemleernbsp;overtrokken koolelectrode, voor de andere een platina-naald; tussohennbsp;batterij en platina-naald zijn een galvanometer van Edelmann en eennbsp;graphit-rheosaat van Eeinigee ingeschakeld. Terwijl de galvanometernbsp;ten doel heeft de gebezigde intensiteit in milliampères af te lezen, dientnbsp;de rheostaat om deze niet alleen te reguleeren, maar ook door den weer-
1) nbsp;nbsp;nbsp;Klin. Monatshl. 1893, S. 215.
2) nbsp;nbsp;nbsp;Recueil d’Ophth., Juillet 1893.
-ocr page 94-86
stand in de geleiding te doen af- of toenemen, de stroomsterkte langzaam te doen stijgen of dalen, waardoor bij de toepassing onaangename gewaarwordingen en pijn worden voorkomen. Het is bekend, dat bij langzamenbsp;stijging of daling sterke intensiteiten veel gemakkelijker worden verdragen.
Het bleek mij nu, dat bij een stoom-intensiteit van 10 milliampères de negatieve pool in het oog gebracht, aanleiding geeft tot vorming vannbsp;gasblazen (waterstof) in het glasvocht, (schuimend glasvooht) en tot eennbsp;geringe reactieve ontsteking, zwelling en exsudaat in het netvlies. Denbsp;randen om het steekkanaaltje zijn met eenig bloed geïnfiltreerd, watnbsp;mogelijk alleen door het trauma is veroorzaakt, De verschijnselen verdwijnen na 2 a 3 dagen; daarna neemt men ophthalmoscopisch slechtsnbsp;een litteeken in het netvlies waar.
Bij een zelfde stroomintensiteit van 10 M. A. heeft de positieve pool een veel grooter effect. De vorming van luchtblazen (zuurstof) en schuimnbsp;is geringer, maar de ontsteking van het netvlies, de bloeding, de zwelling en het exsudaat zijn veel sterker en verdwijnen eerst na 8 dagen;nbsp;het litteeken, dat overblijft, geeft blijk van een dieper ingrijpen.
Om te beginnen met een stroomsterkte van 10 M. A. kwam mij onvoorzichtig voor; ik besloot met 5 M. A. aan te vangen.
Ten einde nu een behoorlijk inzicht te hebben in de waarde der electrolytische behandeling, meende ik mij in den aanvang tot verouderdenbsp;gevallen te moeten beperken.
M. I., 31 jaren oud, op 7-jarigen leeftijd van cataract geopereerd, is sedert 4 jaar nagenoeg blind tengevolge van solutio retinae. De visusnbsp;is '/20, de gezichtsveldbeperking niet op te teekenen.
Op 26 Oct. 1892 wordt, na indruppeling met cocaïne en onder de noodige antiseptische voorzorgen, met een GUAEFE-mesje de sclera gekliefd;nbsp;eenig geelachtig sereus vocht vloeit af; de platina-naald (positieve pool)nbsp;wordt ingevoerd en gedurende 3 minuten een stroom van 0 tot 5 M. A.nbsp;stijgende doorgevoerd, terwijl de goed bevochtigde negatieve pool aannbsp;den slaap is geplaatst. De stroom wordt langzaam tot 0 teruggebracht,nbsp;de naald uitgetrokken en een verband gelegd, dat 8 dagen blijft liggen.
Pijn bij de operatie onbeteekenend, reactie zeer gering, visus na 8 dagen tot Vn'i verbeterd, het netvlies ligt echter nog los. Een maandnbsp;daarna was de visus nog dezelfde.
W. S., heeft voor 2 jaar O. S. gestooten, kon in den beginne nog goed zien, heeft later opgemerkt, dat de visus sterk afgenomen was.
De visus was ^/eo vingers.
15/11. Electrolyse pos. pool gedurende 3 minuten, in het oog stroomsterkte 6 M. A.
-ocr page 95-Op 19/11 visus 5/^0 letters.
19/11. Electrolyse neg. pool gedurende S'/j minuten, in het oog stroom-sterkte 2% M. A.
Op 31/11 visus “/go letters. Gezichtsveldbeperking is afgenomen; zij blijft later stationair. De retina ligt niet vast.
Vrouw V. Electrolyse met bipolaire electrode in het oog, 3 minuten zwakke stroom 3 M. A. Gezichtsveldbeperking is veel verbeterd, denbsp;visus is van op 8 Juli tot op 19 Juli gekomen; langzamerhandnbsp;neemt de visus weer af en de gezichtsveldbeperking toe, zoodat op 15nbsp;Sept. 1893 de visus nog slechts '/eo V was.
Jufvr. G., D., heeft O. D. voor V/^ jaar gestooten, totale glasvocht-verduistering is het gevolg.
Op 15/3 is visus “
Op 34/11 is visus '/coi gezichtsveld beperkt naar boven; solutio retinae aanwezig. Electrolyse O. D. met een stroom-intensiteit van 3 M. A.nbsp;gedurende 3 minuten neg. pool goud en pos. pool platina, beide innbsp;het oog.
3/13 is de visus '/so en 17/13 quot;/jooo-
(Spreker laat eenige gezichtsveldopnemingen zien).
Wanneer we nu de waarde der verkregen resultaten beoordeelen, dan is het effect niet beter geweest dan men met verband, rugligging, enz.nbsp;kan verkrijgen.
In het eene geval H. is de visus veel verbeterd en ook beter gebleven, maar de retina ligt niet vast en daarop komt het toch aan. De anderenbsp;gevallen zijn hetzelfde gebleven.
Zou het gemis aan beter resultaat in den niet sterken stroom moeten gezocht worden? Hel is niet waarschijnlijk. Schölbr geeft de intensiteitnbsp;van den door hem gebruikten stroom niet aan, doch ik nam proeven ternbsp;vergelijking en meen te mogen vermoeden, dat hij een stroom van 3—6nbsp;M. A. heeft gebruikt.
Wie meermalen met electrolyse heeft geëxperimenteerd, weet dat met deze methode herhaaldelijk moet toepassen om zijn doel te bereiken ennbsp;dat is dan ook de weg, die tot het volkomen ongevaarlijk maken dernbsp;behandeling moet worden ingeslagen.
Blijkt het succes niet beter, ook wanneer meer recente gevallen van solutio retinae daarmede behandeld worden; dan kan men de methodenbsp;als nutteloos verklaren en moet men zijn doel langs nieuwe wegen zoekennbsp;te bereiken.
Op heden kan ik dus nog niet beslissen of deze methode al of niet aanbevelingswaardig is en ik herhaal dat ik U er nog niet over zou ge-
-ocr page 96-wanneer ze niet elders als nieuw en vol succes was
sproken hebben, medegedeeld.
Aan de discussie nemen deel'Prof. Snellen, Dr. Pabee, Dr. Westhoff, -Dr. DE Haas en Dr. Steaüb.
Op een vraag van Prof. Snellen , of Spreker producten van ontsteking als gevolg der electrolyse heeft zien ontstaan, antwoordt Dr. van Moll,nbsp;dat hij ontstekings-produoten bij konijnen heeft waargenomen, niet bijnbsp;zijn patiënten, die echter gedurende de eerste drie dagen niet ophthal-moskopisch werden onderzocht.
Dr. Westhoff schrijft den gunstigen invloed meer toe aan de wond, die in de sclera wordt gemaakt, en die het sub-retinale vocht gelegenheidnbsp;geeft om af te vloeien, dan aan de werking van den stroom. Hij heeftnbsp;met stroomen van 5 milliampères geëpileerd, doch zag geen ontstekingnbsp;in de haar-follikels.
Dr. Pabee verwacht niet veel van de behandeling van oude gevallen en zou liever de methode bij recente soluties van het netvlies beproeven.
Het doel der behandeling kan slechts
verdere losscheuring te verhoeden.
Dr. Steaüb meent dat vooraf repositie van de retina zou moeten worden bewerkt, en dat eerst daarna, door het opwekken van adhaesieve ontsteking , nut kan worden gesticht. Herstel van de functie der gereponeerdenbsp;retina kan niet worden verwacht,nbsp;zijn.
Prol. Snellen brengt, nu gebleken is, dat Schoelee’s inspuitingen van tinot. jodii in het oog niet zonder gevaar zijn, door inspuiting ondernbsp;de conjunctiva, tinct. jodii op de buitenvlakte der sclera. Plij zag bij denbsp;behandeling van ulcera corneae met dit middel, het jodium diep in denbsp;weefsels dringen en verwacht, dat het door de sclera heen ditfundeerd denbsp;verlangde adhaesieve ontsteking aan de grens der solutie zal kunnennbsp;teweegbrengen. De proefnemingen zijn echter nog te jong om over resultaten te spreken.
Dr. DB Haas vestigt de aandacht op een dissertatie van Dr. Müchlich te Marburg, die uit de literatuur alle gevallen van solutio retinae heeftnbsp;samengezocht, die zonder operatieve behandeling genezen zijn.
Nadat Dr. van Moll nog heeft opgemerkt dat hij voor proefnemingen liever oude, verloren geachte gevallen verkoos, en chemische destructienbsp;met resorptie van een klein deel van het weefsel met zijn electrolysenbsp;beoogt, verkrijgt het woord:
Dr. Blok, om te spreken over een geval van keratitis Jilamentaris, hetgeen hij heeft waargenomen bij een S5-jarige vrouw, die, tengevolgenbsp;van een tumor cerebri, behebt was met dubbelzijdige stuwingspapillen ennbsp;een zeer duidelijk verminderde gevoeligheid der beide corneae. Afgezien
-ocr page 97-89
van zware lioofdpijnen, nu en dan voorkomende aanvallen van coma en zeer frequent optredende epileptiforme, convulsieve aanvallen, die nietnbsp;gepaard gingen met verlies van bewustzijn, waren er, behalve de vermindering van de sensibiliteit der corneae, overigens geen andere stoornissen (speciaal in motiliteit of sensibiliteit) aanwezig. De keratitisnbsp;filamentaris vertoonde zich op O. D., terwijl tegelijkertijd op O. S. eennbsp;atonisoh, oppervlakkig, halvemaan vormig ulous optrad. Yisus O. D. S. = 0.nbsp;Gedurende een krachtige inwrijvingsknur met ungt. hydrarg. herstelde zichnbsp;de gevoeligheid van beide corneae, namen de stnwingspapillen af, verdweennbsp;de ker. filam. op O. D. tegelijkertijd met het ulcus op O. S., terwijl denbsp;epileptiforme, convulsieve aanvallen zeer zeldzaam werden.
Naar aanleiding van dit geval vertoonde de Heer Blok eenige microscopische praeparaten dezer kerat. filam. en besprak hij dit proces in verband met de laatste onderzoekingen van C. Hess, die het beschouwt als eennbsp;gevolg van een abnormaal regeneratie-proces in de nabijheid van defectennbsp;in het epitheel. De feiten, dat hier links een ulcus, rechts een kerat-filament., op beide oogen een sterk verminderde gevoeligheid der corneaenbsp;aanwezig was, dat èn de kerat. èn het ulcus gelylctijdig verbeterden, toennbsp;na het instellen der kwikkuur, de gevoeligheid der corneae terugkeerde,nbsp;zonder dat er een andere therapie was toegepast, brachten Spr. er toenbsp;om de kerat. filam. als een gevolg der voedingsstoornis in de hoornvliezennbsp;te beschouwen. Dat op het eene oog een kerat. filam. en op het anderenbsp;een ulous zich ontwikkelde, zou beiderzijds een gevolg zijn van voedingsstoornis, die links een ulcereerend, dus degenereerend proces had doennbsp;ontstaan, terwijl het rechts (waarschijnlijk door het uitblijven van infectie)nbsp;bij erosies bleef, die veel neiging hadden om te genezen, waarbij dus denbsp;regeneratie op den voorgrond trad. Door de slechte geleidbaarheid dernbsp;corneaal-zenuwen werd het normale regeneratie-proces gestoord (trophischenbsp;stoornis) en veranderd in dien vorm, welken Hess bij de kerat. filam.nbsp;het eerst beschreef. In de gevallen van Hess was, ondanks de talrijkenbsp;erosies, bijna zonder uitzondering weinig tranenvloed en lichtschuwheidnbsp;aanwezig, hetgeen Spr. tot de vraag bracht, of wellicht ook in dienbsp;gevallen de gevoeligheid verminderd was, wijl juist daarbij erosies vannbsp;normale corneae veelvuldig voorkomen.
De ongevoeligheid der corneae, welke verdween tegelijk met het afnemen der stuwingspapillen en der andere hersen-symptomen, wordt door Spr.nbsp;toegeschreven aan den druk, welke door de bij stuwingspapillen zoo dikwijls voorkomende zakvormige uitzetting van de opticus-soheeden op denbsp;plaats, waar ze met den bulbus samenhangen, werd uitgeoefend op de mm.nbsp;ciliares, die dicht bij den opticus in de sclera indring’en; het kleiner wor-
-ocr page 98-¦i
90
den dier zakvormige uitzetting vermindert natuurlijk den druk op de nn. ciliar., waardoor liun geleidbaarheid hersteld en de vermindering der gevoeligheid (en daardoor tegelyk de stoornis in de voeding der corneae)nbsp;wordt opgeheven.
Uit de discussie blijkt, dat de keratitis filamentaris hier te lande slechts zelden wordt waargenomen.
Dr. Westhofp zag e'én geval van keratitis filamentaris. Het hoornvlies was in dit geval niet gevoelloos.
Vervolgens demonstreert de Heer Uaber een ophthalmo-diaphanoscoop, een gloeilampje met afkoel-inriohting, dat voor de doorlichting van hetnbsp;voorste gedeelte van het oog kan worden aangewend.
Dr. VAN Molu deelt mede, dat hij dit toestel in twijfelachtig geval van tumor achter solutio retinae te vergeefs heeft gebruikt om de diagnose te toetsen.
Dr. Westhoff deelt de ziektegeschiedenis mede van een meisje, lijdende aan opldlialmoplegia externa dextra en paresis van den n. facialis sinister,nbsp;ontstaan tengevolge van trauma bij een luetisch individu.
Dr. Straub spreekt over mjmpatidscJie opMhalmie. Hij wijst er op, dat niet voldoende onderscheid wordt gemaakt tusschen hyalitis ennbsp;chorioiditis. Bij de eerste groeien de microben in het glasvocht, bij denbsp;tweede in de tunica uvea zelve aangedaan, in twee door hem onderzochtenbsp;gevallen uitsluitend. Daarom moet men bij experimenteel onderzoek overnbsp;sympathische ophthalmie zich niet tot injecties in het glasvocht bepalen,nbsp;doch de chorioïdea zelve met bacteriën infecteeren. Spreker zag in aldusnbsp;verrichtte proeven het oiitstekings-prooes op den n. opticus overgaan.
Dr. DE Haas laat een instrument zien, vervaardigd door Giroüx te Parijs, genaamd ChromatopJioLoineter van Colardeaü, Izaen en Dr.nbsp;ClliBRET.
Het is een kijker van 20 cM. lengte, waarin als objectief een Nicol’s prisma en als ocalair een dubbelspaath geplaatst zijn, terwijl tusschen beidenbsp;in is aangebracht een dun plaatje kwarts, loodrecht op de kristallogra-phisohe as gesneden.
Het geheel komt overeen met de opstelling van dubbelbrekende kristallen, zooals die gebruikt wordt om circulaire polarisatie objectief zichtbaar tenbsp;maken. Nadat de door zulk een opstelling verkrijgbare beelden warennbsp;vertoond, werden ook de beeldjes van een instrument van Chibbetnbsp;geprojecteerd.
Omtrent de inrichting van het instrument werd opgemerkt, dat objectief en oculair onafhankelijk van elkaar elk 46 graden, het eerste naar links, het laatste naar rechts kunnen gedraaid worden, terwijl het kwarts-
-ocr page 99-91
plaatje loodrecht op de as van den kijker kan gekanteld worden, zoodat het ruim de dubbele dikte aanneemt.
Als iemand er door ziet naar eenige lichtbron, kan zijn lichtzin en zijn kleurenzin er mede gemeten worden in graden, die op den omtrek dernbsp;buis zijn afgeteekend. Ter bepaling van den lichtzin wordt het oculairnbsp;op O en het kwartsplaatje op zijn dunst gesteld; daarna wordt het objectief zoo gedraaid, dat de voorste opening zich .beurtelings als één ongekleurd schijfje en als twee ongekleurde schijfjes van gelijke lichtsterktenbsp;voordoet; men leest dan af, wanneer een minimum van licht verdwijnt,nbsp;en wanneer twee beelden gelijke lichtsterkte vertoonen.
Blijft vervolgens het objectief in den stand, waarin de twee beelden der opening gelijke lichtsterkte bezitten, dan worden deze beelden doornbsp;draaiing van het oculair complementair en allengs intensiever gekleurd.nbsp;Het begin der waarneming van kleur wordt afgelezen. Voor iedere kleurnbsp;afzonderlijk wordt dit gedaan , doordien de kleursveranderingen, die eennbsp;veranderde stand van het kwartsplaatje te voorschijn roept, ter zijde vannbsp;den kijker aangegeven zijn.
Ten slotte worden eenige huishoudelijke zaken afgedaan.
Dr. Bouvin rapporteert, de verantwoording van den Penningmeester in orde te hebben bevonden.
Prof. Snellen stelt voor, de Sprekers uit de noodigen om aan den Secretaris een schriftelijk verslag toe te zenden van het door hen gesprokene, om als bouwstoffen voor de notulen te dienen.
Dr. DE Haas voegt daaraan toe, dat de leden revisie van de drukproeven van het door den Secretaris opgemaakte verslag zullen ontvangen, zoowel wat hun voordracht, als wat hun aandeel in de discussie betreft,nbsp;dat de manuscripten der leden binnen 14 dagen na de vergaderingnbsp;moeten worden ingezonden.
De vergadering vereenigt zich met deze voorstellen.
Als Bestuursleden voor het volgende jaar worden verkozen: Prof. Dover , Voorzitter, Dr. Boüvin, Onder-Voorzitter, en Dr. Steaüb, Secretaris-Penningmeester.
De volgende vergadering zal in 1894 te Leiden worden gehouden.
Nadat Prof. Snellen den Voorzitter den dank der vergadering heeft betuigd voor zijn beleidvol bestuur, sluit de Voorzitter de vergadering.
-ocr page 100- -ocr page 101-— Vijfde vergadering van het Nederlandsch Oogheelkundig Gezelschap, gehouden, op Zondag 27 Mei 1894 in het Ziekenhuis der Rijks-TJniversiteit te Leiden.
De Voorzitter Prof. doijee opent de vergadering in zijn vriendelijke poli-cliniek-kamer met de volgende toespraak:
Voor ik de vergadering open, zij het mij vergund, met U een blik te werpen op BOEEHAAVB, die twee eeuwen geleden als jong man van 26 jaren hier in Leiden als Doctor in de geneeskunde optrad. In 1693 is hij gepromoveerd te Harderwijk op een dissertatie, ten titel voerende: De utilitatenbsp;explorandorum in aegris excrementorum ut signorum.
Met het geven van lessen in de mathesis moest hij in zijn onderhoud voorzien. Hij had reeds een heele geschiedenis achter zich, want hij was aangelegd voor predikant.
Geboren 31 December 1668 werd hij door zijn vader, die predikant was, bestemd voor den predikdienst en ontving reeds op jeugdigen leeftijd vannbsp;dezen onderwijs in het Latijn, Grieksch en Hebreeuwsch.
In 1690 heeft hij te Leiden zijn studiën volbracht en is daar gepromoveerd in de philosophie op een dissertatie, getiteld: „De distinctione mentis acor-„pore”, in welke dissertatie hij epicubus, spinoza en hobbes mannelijk ennbsp;met grond weerspreekt. Reeds had onze jonge geleerde de aandacht geti’ok-ken door de openbare verdediging van een stuk, ten titel voerende: „Denbsp;„summo bono”, waarin hij bewees, dat ciceeo het gevoelen van epicukusnbsp;aangaande het hoogste goed volmaakt gekend en juist weerlegd had. Denbsp;verdediging van dat stuk was met goud bekroond.
Waaraan is het te wijten, dat hij zijn voornemen, om de kerk als leeraar te dienen, heeft laten varen? Bij gelegenheid van een tocht met de trekschuit, de toentertijd gebruikelijke wijze van reizen, was een dispuut gerezen over de leer van spinoza.
Een der reizigers had zich z.eer warm gemaakt over de mathematische gevolgtrekkingen van den philosoof, waardoor alle godsdienst onderste bovennbsp;gekeerd werd.
Boekiiaave, die in de trekschuit zat, was opgestaan en had ernstig gevraagd
-ocr page 102-of hij soms de wej-hen van hem, dien hij zoo uit de hoogte veroordeelde, gelezen had. Er volgde geen antwoord, maar algemeene stilte.
Er werd geïnformeerd, wie wel de vrager geweest was en toen het bleek, dat het niemand anders was dan boerha4ve, werd onze jeugdigegeestelijkenbsp;eenvoudig uitgekreten als spinozist. Hij begreep onder deze omstandighedennbsp;de godgeleerdheid te moeten laten'varen en wijdde zich aan de geneeskunst.
Volgen wij thans onzen jongen doctor, die, zooals gezegd, door het geven van lessen in de mathesis in zijn onderhoud moet voorzien.
Langzamerhand ontwikkelt hij zich. Herhaaldelijk komen aanbiedingen van den kant van Willem III, Koning van Engeland, waarbij hem een lucratieve betrekking aangeboden wordt in Den Haag, welke aanbiedingen hijnbsp;geregeld van de hand slaat.
Eindelijk in 1701 wordt hem bij den dood van Prof. dkelincouet het lectoraat in de geneeskundige theorie opgedragen, welk lectoraat hij aanvaardt met een rede getiteld; Oratio de commendando studio Hippocratico habitanbsp;quum publicum institutiones medicas praelegendi munus in Academia L. B.nbsp;inchoaret.
Keeds het volgend jaar wordt hij benoemd tot Professor in de geneeskunde te Groningen, doch hij bedankt. Zijn traktement werd door Curatoren verhoogd, hem het eerste professoraat, dat ojien zou komen, toegezegd; opnieuw hield hij een rede over den invloed der werktuigkunde op de geneeskunde. Intusschen vloeien hem van alle kanten leerlingen toe en geeft hijnbsp;in 1708 zijn institutiones medicae in usus exercitationis annuae domesticosnbsp;en in 1709 zijn aphorismi de cognoscendis et curandis morbis in usum doc-trinae domesticae digesti uit, welke boeken gedrukt en herdrukt en in allenbsp;Europeesche talen, zelfs in het Arabisch, vertaald worden.
In 1709 eindelijk sterft iiotton, de botanicus, en wordt boerhaave in zijn plaats tot Hoogleeraar benoemd. Hij aanvaardt het Hoogleeraarsambt metnbsp;een redevoering, ten titel voerende: Oratio qua repurgatae medicinae facilisnbsp;asseritur simplicitas, een uiteenzetting zijner geliefkoosde spreuk: Simplex verinbsp;sigillum.
Terwijl hij zich met kracht op zijn nieuwe werkzaamheden toelegt, wordt zijn taak gaandeweg meer omvangrijk. In 1714 bij den dood van bidloonbsp;wordt hij belast met een cliniek en in 1718 bij den dood van le morï metnbsp;het geven van onderwijs in de chemie. Hij aanvaardt deze betrekking metnbsp;het geven van een redevoering: De chemia suos errores expurgante.
Boerhaave is thans met werkzaamheden overladen, het aantal leerlingen steeds klimmende en de praktijk evenzeer.
In hot laatst van 1722 wordt hij door een ernstige rheumatische ziekte aangetast, die hem maanden aan het ziekbed kluistert.
Groot was de vreugde over zijn beterschap. Den llden Januari 1723 werd die gevierd door algemeene vreugdeteekenen en door de verlichting van denbsp;geheele stad. Deze ziekte herhaalde zich in 1727 en 1728, zij het ook telkensnbsp;minder hevig en sneller voorbijgaande. De behoefte aan rust deed zich voornbsp;den thans 60-jarigen boerhaave dringend gevoelen, en hij droeg de botanienbsp;en de chemie over op zijn beide collega’s van roijen en gaubius.
Intusschen is hij in 1728 lid geworden van de Koninklijke Academie van
-ocr page 103-Weteuscliappen Ie Paiijs; iii 1730 wordt liij lid vau de Royal Society in Londen. In 1732 wordt hij voor de tweede maal Rector en houdt hij eennbsp;oratie: „De honore medici servitute”, waarin hij er op wijst, dat het navolgen der natuur het eenige is, dat de geneesheer kan en moet in het oognbsp;houden. In 1738 overlijdt hij, na tot het laatste trouw zijn plicht vervuldnbsp;te hebben.
Zóó groot was zijn roem, dat Czar petee, dat de Hertog van Toscane te Leiden kwamen, om hem te bezoeken ; dat ballek, linnaeus en anderennbsp;hier kwamen, om van hem te leeren.
In 1710 huwde hij op 42-jarigen leeftijd met de eenige dochter van drolen-VAUx, Schepen der stad Leiden, een zeldzaam gelukkig huwelijk, ’s Zomers bracht hij op Poelgeest door, in de nabijheid van Leiden. Het vermogen,nbsp;dat hij zijn eenige dochter naliet, wordt geschat op twee millioen.
Over den toeloop van studenten leze men maïtiiieu maty, een zijner leerlingen, Essai sur Ic cctraclère du grand médenn ou êloge critique de uekman boeehaave, p. 100.
„L’afhuence de ses disciples justilia Tempressement de ses Mécènes; et il „n’est presque plus besoin de dire que boeehaave eut des Etudians, desnbsp;„divers, des plus reculés, et même des plus barbares climats de l’Europe.nbsp;„Le lieu, oü il donnoit ses legons contenoit a peine ceux qu’un désir d’in-„struction ou un simple motif da curiosité y attiroit. On étoit oblige de senbsp;„presser et de venir une demi-heure 1’avance, pour s’assürer une place,nbsp;„et ceux qui étoient nioins diligens, étoient obliges de se tenir dobout.nbsp;„C’étoit a un tel Auditoire, que boeehaave donnoit ses leyons les quatrenbsp;„premiers jours de la semaine. Cet homme, si plein d’idées sublimes, savoitnbsp;„lil se mettre il la portée de tous ses Auditeurs, fournissant une preuve il-„lustre, que les sciences ne sont épineuses que par la manière dont ellesnbsp;„sont enseignées. Jamais il ne se servoit de cahiers, et cependant, jamais ilnbsp;„ne se trouvoit embarrassé; jamais il ne devenoit obscur. Ses legons étoientnbsp;„toüjours parfaitement liées, et tous les ans, les mêmes pour les choses,nbsp;„quoique variées pour le tour et l’expression. II commenyoit par los chosesnbsp;„les plus simples, y conformoit ses termes et ses gestes, et varioit continuel-„lement son stile selon la nature des sujets. II suivoit avec exactitudenbsp;„1’ordre de ses matióres, et paroissoit ainsi apprendre lui-même avec ceuxnbsp;„qu’il instruisoit. II s’insinuoit dans leur esprit, et par la gravité de sonnbsp;„action, et par le tendre intérêt, qu’il paroissoit jn'endre a leurs progrès.nbsp;„On comprenoit facilement, et on jwuvoit retenir longtemps ce qui sembloitnbsp;„ne lui rien couter a digérer ni a énoncer. Les applications fréquentes etnbsp;„d’ordinaire justes, qu’il faisoit de Poëtes anciens, ne contribuoient pas peunbsp;„a éclaircir ou du moins a égayer ses sujets. II ne manquoit non plus ja-„mais de comparaisons familières, ou d’histoires particulières, qui, en luinbsp;„servant d’exemples ou de preuves, réveilloient 1’attention de ses auditeurs,nbsp;„et leur rendoit faciles et 1’intelligence et le souvenir de ses lemons. Je puisnbsp;„assurer, que jamais on n’en sortoit, sans se sentir pénétré d’une satisfactionnbsp;„intime, fruit de l’augmentation des connoissances, qu’on venoit d’acquérir”.
Het aantal studenten in de medicijnen bedroeg volgens subingae van 1700—1750 gemiddeld 26G, van 1750—1800 gemiddeld 145 per jaar.
-ocr page 104-üit AT.HHlX'HT iiadek’b 'J’ogiLüchcr miner Hcisen nach Dcutmhland, Holland und England 1723—1727, dat in 1883 liet licht zag, neem ik het volgende over:
„Naoh dem ich mich zwey Tage zu Amsterdam aufgehalten, ginge so fort „nach Leyden, wohin meine Eeise gerichtet ware.”
„In diesem Lande, das in allem inir neu orkame, fande ich alies verhotfte „Vergnügen. Das Land an sich sèlber ist höchst angenehm. Auf beydennbsp;„Seiten derer gerade gezogener Fahrwassern, sind entweder weite und mitnbsp;„fettem Viehe besezte Wiesen, oder schone und dicht aneinander gelegnenbsp;„Dörfer, prachtige Grilrten, angenehme Vorwerke. Kein Baum wachst innbsp;„diesem Lande aussert der Sclmur und kein Fuss breit Boden ist ohne Auss-„beute. Die Stiltte sind gross, meist ziemlich befestigt, mit Wassern durch-„zogen, von langen geraden, saubern Gassen angebauet. Die Einwohner sindnbsp;„zahlreich, beschiiftigt und begütert. Nirgend wird so kommlich gereiset.nbsp;,,Zur angesetzten Stunde trittet man in die Scbuyte und liisst seine Sachennbsp;„drein tragen, unbestellt, und ohne markten. In einer sichern Stunde langtnbsp;„man, wann man will schlafend, an und darf keinen Augenblik seinennbsp;„Geschaften der Reise wegen abbrechen.
„Leyden in’s besondere scheint mit Fleiss zum Nutzen der Lernenden „bequem gemacht zu sein. Man lebt in veiliger Freiheit und geht unange-„fochten im Schlafrocke durch die Strassen; man findet keine Gesellschaftnbsp;„als von gleichem Stande, dann die Hollander sind kalt und ihr Frauen-„zimmer vor denen sogenannten Studiosia verschlossen, welcher Umstandnbsp;„alleine einem Menschen dess Jahrs viel Geld und manche Stunde erspahrt.nbsp;„Einer frischt den andern mit seinem Beyspiel an, und wer nicht arbeitennbsp;„will, muss lange Welle und verdrüsslichen Müssiggang erwarten. Keinenbsp;„Art der Wollust wird leicht gemacht. Der Wein und alle Mittel dernbsp;„Ueppigkeit sind theuer. Endlich sind die Anstalten, derer Professorennbsp;„Eifer, und die Einrichtung der hohen Schule unvergleichlich und wer hitrnbsp;„nicht zu etwas werden will, muss nirgend wozu geboren sein.
„Die Hollander, bey denen über zwei Jahre zugebracht, haben mir über-„haupt aufrichtig, gerade denkende, arbeitsame und dabey sinnreiche Leute „geschienen. In unserer Wissenschaft batten wir alles, was wir wünschennbsp;„mochten. Boeehaave, der noch tiiglich 3 biss 4 Stunden hielte, zoge aussernbsp;„Welt Leute an sich und albinus konte in der Zergliederungskunst so gut einennbsp;„anführen, als kein andrer. Jener war ein Landpfarrers Sohn, solte zumnbsp;„Geistlichen werden, legte sich aber auf die Feuer-Arbeit (chemie), wurdenbsp;„Candidate Doctor, und anquot; 1702 Lector, zoge sogleich alle angehende Aerztenbsp;„an sich, die auch nicht ruhten, bis ihm der erste ledige Lehrstubl verspro-„chen ward. Aber le mokt der damahlige Chymicus war viel zu eifersüchtignbsp;„auf dieseii angehndeii Gelehrten, als dass er mit seinem Tode ihm zu dienennbsp;„begehrt. Der erste der starbe, war der gute noTTOU, und verliesse boek-„iiAAVEN seine Stelle, und den Garten. Niemand kam im ein fremderes Landnbsp;„als diesel' neue Professor, der in denen Krautern sehr wenig erfahren,nbsp;„und in allem andern besscr ware. Er legte sich aber mit solchem Ernstenbsp;„drauf, dass nach dem herben Winter 1709 er zwey Jahre nach seinem An-„tritt anno 1710 ein Verzeiclmiss seiner Pflanzen aussgeben konte, das rei-„cher war als alle die vorhergehenden; doch er bat seitlier selbst erkennet.
-ocr page 105-„(lass (Hose Frncht etwas früHzeitig imd desswegen unvollkommen gewesen, „wie auss dem Vergleich mit dem luivergleiclilichen Werke von 1720 gemignbsp;„erliellet. Hierauf verlieyralitete er sicli mit einem reiehen Frauenzimmer,nbsp;„das er auss einer soliweren Krankheit errettet hatte, anno 1718 wnrde ihmnbsp;„anch die chymisclie Stelle gegeben, so dass er in alien Theilen der Arzneynbsp;„lehrete. Sein Kuf wnchse auch so sehr dass auss alien Liindern liauflgenbsp;„Sehiiler ihm zuliefen, nnd kein Kranker von hohem Stande mehr ware,nbsp;„der nicht seinen Rath gesucht. Ich habe selbst den lierrn fénélon, Bot-„sohafter im Haage, ihm besnchen, nnd auf den Aussgang seiner zweynbsp;„Lohrstunden warten geselin. TJiisre Anzalil belief sich auf 120, davon einenbsp;„Hiilfto fromd waren, ich glaube auch nicht, dass demand sein Lehrzimmernbsp;„in nusrer Wissenschaft so wohlbemannt sehe, als bokkhaavb. Dor Eeicb-„thum floss ihm nunmehr aller Orten zu, und wnrde seine einige Tochternbsp;„auf etliche Tonnen geschiizt. Mit dem Tage stund er auf, und that imnbsp;„Sommer Anstalt im Garten, im Winter bey denen Scheid-Oefen. Urn sie-„ben Uhr war unsre Stunde da er im Garten die ICrauter wiese, wo er danrnbsp;„moist beij hundert Pflanzen alle Morgen mit ihren vielen Be3'nahmen olmenbsp;„einige Aufzeichnung hersagte. Von zehen Uhr biss zwölfe besuchten ihnnbsp;„die, wo seines Rahts begehrten, dann seine Geschafte litten niclit, dass ornbsp;„melir in die Hiiuser wandelte, diese hielbm ihn so lange auf, dass oft ihnnbsp;„die Stunde nnsrer Gegenwart rufte, eh er zu Tische sizen konte. Um 3 Uhrnbsp;„kamen wieder die Kranken, die übrige Zeit musste er unter den weitlanfl-„gen Briefwechsel, und seine bestiindige Arbeit an denen Griechischeirnbsp;„Aerzten v(!rtheilen, wo nicht ein vornehmer Kranke ihm auch diese Stnn-„den wegniihme. Konte er entrinnen, so brachte er manchmal etliche Stundennbsp;„in seinem weitliiufigen Vorwerke zu, wo er die Pflanzen, die der gemoinenbsp;„Garten nicht herbergen konte, mit grosseni Kosten erzoge. Sonst war diesernbsp;„Manu, aufrichtig, ohne Geheimniiss, ohne Einbilciung, dienstfertig, guther-„zig, freundlich und wuste Niemand etwas an ihm auszusetzen, als seinenbsp;„geringen Kleider und darauss scliliessende Sparsamkeit, die man an einemnbsp;„Hollander eben nicht tadeln solte. Wie wol auch seine gemeine Lebensnbsp;„Art, mehr auss Verachtung der Kleinigkeiten dess Prachtes, als auss Liebenbsp;„zum Gelt zurückspringen schiene”.
Deze HALLEK, die in 1735 professor te Gottingen werd, is boekhaave trouw gebleven. Toen hij in 1740 uitgaf: „hekmakni boeehaave praelectiones pu-„blicae do moi-bis oculorum, waartoe hem een manuscript in het bezit vannbsp;Prof zwiNGEH uit Bazel in staat stelde, welk manuscript afkomstig was vannbsp;een hoorder van de lessen van eoekiiaave in 1708, deed hij dit in dankbarenbsp;herinnering aan zijn grooten leermeester, en toen hem in 1750 door zekerennbsp;LAUEEKS HEISTEE 6611 tweede eigenhandig geschreven manuscript werdtoet^e-zonden, waaraan veel zorg besteed wa.s, gaf haleee zijn Editio Gottingensisnbsp;altera uit onder den titel van; „heemanni boeehaave de morbis oculorumnbsp;„praelectiones publicae ex codicibus auditorum editae”. De lezing van ditnbsp;boekje kan ik U aanbevelen. Onvolkomen als het is naar ons tegenwoordignbsp;standpunt, zal het U toch in menig opzicht boeien. Het zal U treffen blz.nbsp;98 te lezen, dat de gezichtszenuw door druk, door niezen, hoesten, lichtge-waarwording doet geboren worden en ge zult wanen overgebracht te zijn
-ocr page 106-naar 1826, toen johannes müller de wet der specifieke zenuw-energieën uitsprak. Het zal U treffen blz. 211 te lezen, dat de lioofdoorzaak der myopie gelogen is in te lange oogas: nimia oculi longitude facit myopiam, waarvannbsp;ons het anatomisch bewijs eerst in 1854 door arlt geleverd is.
Ik heb getracht U een blik te doen slaan in üoeriiaave’s leven en werken, ook als ophthalmoloog. Vergun mij thans U welkom te heeten in dezelfdenbsp;stad, waar hij geleefd en gewerktdieeft. Ik verklaar de vijfde vergaderingnbsp;van hot Noderlandsch Oogheelkundig Gezelschap geopend.
Yan de volgende leden is bericht ingekomen van verhindering om de vergadering bij te wonen: Prof. gunning, Drs. faber, dbntz, jiiddelburg en van
GENDBREN STORT.
Dr. WESTiiOFP demonstreert een patiënte, die een zeer zeldzaam oogspiegel-beeld vertoont. Haar historia morbi luidt als volgt:
Catiiabina DB Vr. L., geboren den 16den October 1876 te Nieuwendam, stamt uit een gezonde familie. Haar vader is scheepstimmerman, haar moeder is een gezonde vrouw. Zij heeft 5 broers en 3 zusters, welke allen gezondnbsp;zijn. Geen van allen heeft ooit over slecht zien geklaagd.
Voor een half jaar bemerkte patiënte toevallig, dat zij met haar linker oog sleclit zag, reden waarom zij in de Polikliniek hulp zocht. Het is eennbsp;gezond, krachtig, 17-jarig meisje. Dr, wertiieim sai.omonson, die de goedheidnbsp;had h.aar te onderzoeken, vond geen enkele afwijking van de zijde van hetnbsp;centraal of peripheer zenuwstelsel. Bij onderzoek van het liart vond liijnbsp;Inido tonen aan de basis. Normale frequentie. Geen afwijkingen vannbsp;longen, enz.
-ocr page 107-Uitwendig valt aan geen der oogen of oogleden iets bijzonders waar te nemen. De beweeglijkheid is naar alle richtingen volkomen normaal.
Het linker oog neemt alleen beneden handbewegingen waar, verder geen perceptie. Met den oogspiegel onderzocht, blijkt bij overigens volkomennbsp;heldere media hier een uitgebreide loslating van het netvlies te bestaan.nbsp;Over dit lo,sgelaten gedeelte loopen zeer dikke sterk geslingerde venae. Innbsp;het bovenste gedeelte van het netvlies is niets bijzonders te zien.
Het rechter oog, dat ter vergelijking ook onderzocht werd, leverde een in alle opzichten merkwaardig oplithalmoscopisch beeld op. Het oog iseinme-tropiseh. De visus bedraagt Kleuren worden normaal waargenomen. Bijnbsp;bet onderzoek met den perimeter blijkt er een wigvorming defect in het gezichtsveld te bestaan, waarvan de top in de blinde vlek is gelegen. De medianbsp;zijn volkomen helder. De papilla n. optici is niet scherp begrensd, vooralnbsp;niet aan de nasaalzijde. Van de papilla strekt zich naar binnen en iets naar boven een wig vormig coloboma uit. (Zie Fig. 1). Aan de bovenzijde is dit colobomanbsp;zeer scherp begrensd, aan de henedenzijde minder. Naar de papilla loopennbsp;van boven, binnen en beneden sterk geslingerde, enorm verbreede venae,nbsp;welke op de papilla dikke knobbels vormen. Over het coloboma ongeveernbsp;recht naar binnen, loopt een vat, hetgeen zeer merkwaardige eigenschappennbsp;vertoont. Op de papilla vormt het een doedelzakvormige verwijding, buigtnbsp;dan naar binnen om eii verwijdt zich op meer dan de dubbele breedte, omnbsp;spoedig daarna weer drie naast elkaar gelegen variceuse verwijdingen tenbsp;vormen; dan volgt nog een insnoering en bet vat loopt dan als dikke venanbsp;verder over het coloboma naar de peripherie toe. Boven dit vat 'oopt eennbsp;dunner vat, lietgeen ook enkele variceuse verwijdingen heeft.
In do mij toegankelijke literatuur heb ik geen dei'geüjk geval beschreven gevonden. Bij glaucoma worden hoogst zelden rozenkransvormige insnoc-
ringen der venae waargenomen. LiEBREicn geeft in zijn bekenden ophtlial-moscopischen atlas hiervan een af beelding, en Pagenstechee beschreef ze in guaeke’s Archiv. Schleicii beschrijft een geval van anenrysma arterio-venosumnbsp;retinae van bet rechter oog, met volkomen blindheid van dit oog.
In ons geval echter bestaat er sleclits een gezichtsveld-defect overeenkomende met het coloboma, terwijl overigens de gezichtsscherpte normaal is.
Daarna erlangt de Eere-Voorzitter, Prof. n. snellen, het woord om verslag nit te brengen namens de Commissie, benoemd in de vergaderihg van 28nbsp;Mei 1893, tot het verzamelen der eischen, die aan de oogen en het gezichtsvermogen worden gesteld voor de verschillende maatschappelijke betrekkingen.
Aan de verschilleirde besturen zijn inlichtingen gevraagd. Een vrij volledige verzameling is bijeen; alleen ontbreekt het reglement van keuring voor de posterijen en de telegraphie, omdat dit nog in bewerking is.
ïe vergeefs is getracht een uitgever te vinden. De vergadering machtigt de Commissie om de opgaven voor rekening van het Gezelschap te latennbsp;drukken en in den handel brengen.
Prof. SNELi.EN vraagt en verkrijgt van de vergadering de vergunning om van de verslagen der vergaderingen van het Oogheelkundig Gezelschapnbsp;afdrukken op te nemen in de bijbladen van de Verslagen van het Neder-landsch Gasthuis voor Ooglijders.
Vervolgens spreekt Prof. snellen over de belmndeling van het glaucoma infan-tum, dat tut huphthalmos leidt.
Spreker herinnert er aan, dat er twee vormen van glaucoma zijn te onderscheiden : het glaucoma met ondiepe oogkamer, en dat met diepe oogkamer, of liever het glaucoma posterius en het glaucoma anterius.
Indien belemmering van absorptie uit de voorste oogkamer primair de verhoogde tensie zal veroorzaken, dan moet noodzakelijk een diepe oogkamernbsp;ontstaan. Deze vorm vindt men bij iritis, bij keratitis diffusa, bij desceme-titis; het meest typisch bij het buphthalmisch glaucoom.
Inderdaad hebben anatomische onderzoekingen aangetoond, dat bij dezen laatsten vorm de voor de absorptie vereisebte bouw der Eontaansche ruimtenbsp;congenitaal mindere ontwikkeling vertoont.
De gewone operatieve behandeling van het glaucoom door iridectomie of ruimere sclerotomie faalt hier, omdat, bij de groote diepte der oogkamer,nbsp;do bulbus te zeer collabeert, en de wond bezwaarlijk tot sluiting komt.
Spreker heeft beproefd, door achtereenvolgend naast elkander een reeks van kleine pericorneale lanssteken, bijv. alle 3 dagen, te doen, onder krachtigenbsp;aanwending van myotica, een uiteenwijken van de peripherie der m. descemetiinbsp;te verkrijgen.
In drie gevallen heeft Spreker, door telkens herhaalde toepassing, afneming van den buphthalmos verkregen, en thans reeds sedert eenige jaren denbsp;verdere ontwikkeling tegengegaan.
Terwijl Spreker voor het gewoon glaucoom met ondiepe oogkamer de nut-
-ocr page 109-tige werking der sclerotomie zoekt in de sclerale ectasie, waardoor verwijding der perilenticulaire ruimte kan worden verkregen, zou voor dezen bijzonderen vorm, meer gepreciseerd, de algemeene voorstelling van de wecker kunnen dienen; dat de werking der sclerotomie te zoeken is in bevorderingnbsp;der filtratie door eigenaardige litteekenvorming {Ann. d’Oculist., Mei 1894,nbsp;CXI 5, p. 321).
Dr. H. SNELLEN JR. Spreekt over descemetiiis. Terwijl tegenwoordig veelal aangenomen wordt, dat descemetitis wordt gevormd door het neersjaan vannbsp;ontstekingsproducten van iritis serosa of van cj'clitis, vond Spreker bij tweenbsp;gevallen, dat deze aanslagen hoofdzakelijk uit levende bacteriën bestaan.nbsp;In het eerste geval waren het bacteriën zonder bijmenging; in het tweedenbsp;geval (waarschijnlijk een later stadium) vermengd met fibrine en leucocyten.nbsp;Hij gelooft de ontwikkeling dezer bacteriën en de afzetting uit het waterachtig vocht tegen de membrana descemetii als de primaire aandoening tenbsp;moeten beschouwen. De toxische stoffen, daarbij ontwikkeld, zouden dannbsp;de sereuse ontsteking van de iris te weeg brengen. (Zie uitvoerige mede-deeling in het nummer van 2 Juni van dit Tijdschrift, blz. 849).
Discussie;
Dr. VAN MOLL heeft opgemerkt, dat bij descemetitis eerst pericorneale injectie met weinig bewegelijke pupil en later de neerslagen tegen de cornea zich vertoonen, en blijft bij de meening, dat het als een cyclitisch procesnbsp;is te beschouw'en.
Prof. MULDER meent, dat steeds een algemeene infectieve aandoening voorafgaat. De patiënten zijn langen tijd lusteloos en vermoeid en daarna openbaren zich de verschijnselen van het oog. Hij had bij de behandeling het meestenbsp;succes van inwendige toediening van salicylas natricus gehad.
Dr. H. SNELLEN JR. aiitw'oordt aan Dr. van moll, dat hij geenszins de ciliair-streek van deze aandoening wil uitsluiten. Hijzelf heeft ook overeenkomstige plekken op de iris gezien, en houdt het niet voor onmogelijk, dat zij ook opnbsp;het corpus ciliare kunnen voorkomen, maar dan aan de oppervlakte, eji nietnbsp;in het weefsel. De meening van Prof. mulder, dat een algemeene infectienbsp;hier vooraf kan gaan, wil hij gaarne deelen. Van de behandeling met salicylas natricus had ook hij goede resultaten gezien.
Prof. SNELLEN geeft aan Spreker de vraag in overw'eging, of wellicht afkoeling of inwerking van licht van invloed kan zijn op het neei’slaan der bacteriën en het zich ontwikkelen tot conglomeraten — in den regel —nbsp;slechts tegen een gedeelte der m. descemetii ? Naar de vroegere voorstellingnbsp;heette het, dat de fibrineuse praecipitaten, volgens de wetten der zwaartekracht, bij voorkeur tegen het laagstgelegen gedeelte neerslaan. Maar innbsp;vele gevallen bepaalt de descemetitis zich niet daartoe, maar komt zij eerdernbsp;voor op die gedeelten van de achtervlakte der cornea, die door de oogledennbsp;het minst worden bedekt.
Dr. II. SNELLEN JR. vei’toont een stempel, om schema’s af te drukken voor het registreeren van gezichtsvelden. Naar aanleiding hiervan gaat hij na,nbsp;op welke wijzen het opnemen van gezichtsvelden kan geschieden. Door denbsp;¦WECKER werd het eerst een bepaald instrument hiervoor aangegeven:. den
*
-ocr page 110-Om dit bezwaar te ontgaan, bediende aubeet zich van een boog, terwijl het te onderzoeken oog in hot middenpunt wordt geplaatst.
Door FOEKSTEE word deze boog, onder den naam van perimeter, voor de praktijk ingevoerd. Hierbij deed zich echter een nieuwe vraag voor, namelijk,nbsp;hoe het gezichtsveld graphisch op een plat vlak zal worden geregistreerd ?nbsp;Project|erde men den boog, van het middenpunt uit, op het tangentiaal vlak,nbsp;dat den boog in het fixeerpunt raakt, dan doet zich daarbij hetzelfde bezwaarnbsp;voor als bij den campimeter van de weckbe, namelijk, dat de tangens vannbsp;een hoek van 90quot; oneindig groot is.
Projecteert men van een punt uit, dat verder gelegen is dan het middenpunt, zoo worden de projecties der buitenste deelen ten opzichte van die der binnenste kleiner, naarmate dat punt verder verwijderd is. Op eennbsp;bepaalden afstand — (1.7 x den straal) — van het middenpunt vindt mennbsp;een punt, van waaruit de projecties van gelijke boogdeelen het minst verschillen. Dit is de equidistantiale projectie, die voor de schema’s doornbsp;FOEKSTEE werd aanbevolen, en thans het meest wordt gebruikt.
Op deze schema’s wordt wel de afstand van twee punten op denzelfden meridiaan juist aangegeven, maar de breedte op de verschillende meridianen is te groot, en wel te meer, naarmate zij meer peripheer zijn gelegen.
Dit bezwaar ontgaat meii bij de door inKSciiEERG aanbevolen ortographi-sche projectie door evenwijdige lijnen, dus van een punt uit op oneindigen. afstand. Daarbij worden echter do intervallen van de concentrische cirkels
-ocr page 111-11
miar de peripherie toe meer en meer verkleind. De meest nauwkeurige wijze is wel, den halven bol in radiaire segmenten te verdeelen, en deze op eennbsp;plat vlak af te rollen. In de ophthalmometrologie van snbllex en landoltnbsp;{Traité complet d’ophthalmologie van de weckbr en landolt, T. I, p. 609) wordtnbsp;zoodanig schema aangegeven, maar met een, naar het mij voorkomt, minder rationeele meridiane verdeeling.
Met den hier voorgestelden stempel worden schema’s verkregen, die zooveel mogelijk aan de verschillende eischen voldoen. De verticaal is als 0 aangenomen en van daar gaat de verdeeling naar links en rechts tot 180°.nbsp;De halve bol is in segmenten van telkens 30“ verdeeld en de intervallennbsp;zijn zwart aangeduid.
Deze stempel is bij den Heer jiarius te Utrecht te verkrijgen.
De Heer blok demonstreert fraaie praeparaten van het geval van keratitis jilamentaris, waarover hij in de vorige vergadering heeft gesproken en doetnbsp;daarna mededeeling van het volgende geval van hysterische amblyopie met centraal scotoom;
Mej. J. L., 25 jaar oud, werd begin Februari 1894 geopereerd voor een cholesteatoom in de rechter uitwendige beenige gehoorgang, dat doorgedrongen was tot in het antrum mastoïdeum, waarvoor dus het antrum opengebeiteld moest worden. Direct na de operatie ontstond sterke verminderingnbsp;van den visus op O D en een geringe góne bij het zien met O S.
Na 5 weken kwam ze onder mijn behandeling. De wond achter het rechter oor was nog niet gesloten. De hoofdpijnen en duizelingen, waaraan patiënte vóór de operatie had geleden, waren verdwenen. Ze vertoont sterk geprononceerd hysterische verschijnselen; anaesthesieën enhyperaesthesieënnbsp;van huid- en slijmvliezen, paraesthesieën, krampen; ’savonds blepharospas-mus en tranenvloed vooral rechts. Tijdens het onderzoek was er geen anaesth.nbsp;van de conjunct, of cornea (en evenmin later). Verder leed ze aan clavus,nbsp;globus, palpitaties enz. Geen paresen of paralysen.
270
-ocr page 112-12
Visas O S zz Vs, Emmetropie. In fundo niets abnonns. Visas O D= s/sj 1, ex-centr. Geen conjunctivaal- of corneaal lijden. In fando niets abnorms (geen verkleuring der papil, geen veneuse of arteriëele hyperaemie of anaemie).
De gezichtsvelden waren echter beiderzijds vrij sterk peripheer beperkt. Kr bestond een flink uitgedrukte vermoeibaarheid der netvliezen. Rechts echternbsp;was er bovendien een centraal scotoom, dat niet gemakkelijk juist te bepalennbsp;¦was, daar het in grootte variëerde. (Fig. 4).
Latere opnemingen bevestigden de resultaten van deze eerste; nu eens was het gezichtsveld -wijder, het centraal scotoom kleiner, dan weer het gezichtsveld nauwer en het scotoom grooter, onafhankelijk van de ingestelde therapie, die bestond eerst in joodkali, later applicatie van den galvan. stroom,nbsp;nog later van strychnine-injecties in den rechter slaap.
Blijkbaar hebben wij dus hier te doen met een hysterische gezichtsveld-beperking op beide oogen. Of deze geheel door het trauma is opgewekt, is niet uit te maken; blijkens het afnenien van den visus ook op O S, direct na hetnbsp;trauma, is dit wel voor een gedeelte waarschijnlijk. De dubbelzijdigheid dernbsp;beperking, haar veranderlijkheid, de vermoeibaarheid der retinae tijdens denbsp;opnemingen der gezichtsvelden en de aanwezigheid der overige hyst. verschijnselen bevestigen de diagnose.
Moeilijker is jjet echter te beslissen, waarvan het centraal scotoom afhankelijk is. Blijkens de opgave van patiënte moet het in direct verband gebi'acht worden met het trauma. Maar hoe ? M. i. vindt het zijn oorzaak niet innbsp;•een organische aandoening van den opticus, daar de plaats, waar geopereerdnbsp;is, er te ver van af ligt om een directe laesie te kunnen aannemen. Mennbsp;zou aan een bloeding kunnen denken, die den opticus gedeeltelijk heeft vernield. In elk geval zou de vernieling vóór of hoogstens vóór in het chiasmanbsp;moeten hebben plaats gegrepen, omdat de maculair-bundel, die in den tractus
-ocr page 113-13
verloopt, het oog van de andere zijde verzorgt. Heeft er nn vernietiging van den macnlair-bundel in den nervus opticus zelf plaats gehad, dan zou nn,nbsp;3 maanden na het ontstaan, zeker wel een pai'tiëele atrophie van de papilnbsp;zichtbaar zijn. Dit i.s niet het geval en dus kan ik aan geen organische aandoening van den macnlair-bundel denken.
liet ligt dus voor de hand aan een functioneel lijden toe te schrijven, dat er rechts een centraal scotoom aanwezig is. Hoewel zeer zeldzaam, komtnbsp;dit bij hysterie toch voor [Traité de l’hystérie van gilles de la toüsbttk).nbsp;Eu dat dit hier ook het geval is, hiervoor pleit, dat het scotoom niet steedsnbsp;dezelfde grootte heeft, maar dat het in omgekeerde reden variëert met hetnbsp;gezichtsveld, of liever evenredig is aan de periphere gezichtsveld-beperking.nbsp;Dat het zoolang bestaan blijft, is geen bewijs tegen zijn functioneelen aard,nbsp;daar men gevallen kent van hysterische amblyopie, die jaren lang onveranderd bestonden, om ten slotte toch nog en soms plotseling te verdwijnen.nbsp;Ons geval komt hierin met de hysterische overeen, dat de therapie er meestalnbsp;weinig bij uitwerkt. Zelfs suggestie, die mij bij hysterische ambl. soms uitstekende diensten bewees, bleef hier zonder succes.
Prof. MULDER spreekt over operatieve behandeling van keratitis trachoma-tosa, bestaande in het wegnemen van de op den tarsus liggende spiervezelen van den orbicularis, aan welke operatie hij voorstelt den naam te gevennbsp;van sphincterectomie. De operatie heeft ten doet de drukking van hetnbsp;bovenste ooglid, veroorzaakt door contractie van den musculus orbicularis,nbsp;te verminderen en tevens de ptosis op te helfen, die bij trachoom steedsnbsp;in meer of mindere mate bestaat, daar beide momenten een groote rol spelennbsp;bij het ontstaan van de trachoom-keratitis aan den bovenrand der cornea.nbsp;De operatie kan bij volwassenen meestal onder cocaïne-anaesthesie wordennbsp;gedaan. Na aanlegging van den blepharosphaath van snellen, worden metnbsp;een grooter of kleiner ovaal stukje huid alle spiervezelen, die op den tarsusnbsp;liggen, verwijderd en de wond met een paar suturen gesloten. Spreker beveelt deze operatie, die hij gedurende reeds een twaalftal jaren verricht, aannbsp;in bijna alle gevallen van trachoom, ook wanneer er nog geen complicatiesnbsp;zijn opgetreden:
1quot;. omdat daardoor de ptosis en de druk van het bovenste ooglid wordt verminderd, de patiënten veel minder last hebben van de ziekte en hetnbsp;conjunctivaal-lijden onder aanwending van de gewone topica veel gemakkelijker geneest;
2quot;. omdat daardoor het ontstaan van keratitis in de meeste gevallen kan worden voorkomen, een bestaande keratitis veel gemakkelijker geneest ennbsp;rocidiveu daarvan veelal uitblijven;
3quot;. omdat veel minder entropion van het bovenste ooglid zal ontstaan, daar dit niet alleen wordt veroorzaakt door atrophie van de conjunctiva,nbsp;maar voor een groot gedeelte ook door contractie van den dikwijls sterknbsp;gehypertrophiëerden musculus orbicularis.
Mocht wegens atrophie van de conjunctiva een blepharophimosis-operatie noodig zijn, dan acht hij het wenschelijk, deze te combineeren met sphincterectomie, om zoodoende de cornea nog meer te ontlasten en de ptosis opnbsp;te heffen.
-ocr page 114-14
Behalve bij trachoom werkt de sphincterectomie gunstig bij alle vormen van keratitis, die met meer of minder blepharospasmus gepaard gaan, maarnbsp;vooral bij keratitis pblyctaenosa. Wanneer bij dergelijke patiënten op denbsp;gewone middelen de blepharospasmus niet spoedig verdwijnt, is spbincter-eotomie aan te bevelen en de resultaten zijn dikwijls verrassend. Wanneernbsp;na een jjaar dagen het verband wordt verwijderd, beginnen de patiëntennbsp;weldra de oogen te openen eft de keratitis geneest of vanzelf, of na aanwending der gewone midde],en.
Ook recidiven treden na de sphincterectomie veel minder op.
De Heer p. vrijburg spreekt over verwijdering der lens Vjij myopie;
M.M. H.H.! Het onderwerp, dat ik de eer heb onder uwe aandacht te brengen, is zeker niet van practisch belang ontbloot.
Op twee ophthalmologische Congressen, nl. die van 1892 en 1893, is het uitvoerig besproken en het zijn voornamelijk de verslagen daarvan, welkenbsp;ik bij de samenstelling dezer voordracht geraadpleegd heb.
De operatie schijnt het eerst practisch toegepast te zijn door fukala en VAciiEE, later door schweiggee, pflüger e. m. a.
De resultaten luiden over het algemeen vrij gunstig. ïhibr deelt een geval mede van een 15-jarigen patiënt met een myopie van 16 en visus, dienbsp;na de operatie een Hm. van 5 had met vollen visus; een ander van eennbsp;24-jarigen patiënt met een myopie van 20 en '’,'30 visus, die nagenoeg E werd.nbsp;Ppi.üGER kreeg ook in den regel een aanmerkelijke verbetering van dennbsp;visus, gewoonlijk van het dubbele tot het viervoudige.
Hiertegenover staan enkele gevallen met ongunstigen afloop. Zoo deelt VAi.UDE een geval mede, waarbij 2 maanden na de operatie totale solutio retinae gezien werd, gevolgd door phthisis bulbi.
Zeker zijn echter door de operatie vele personen geschikt geworden voor een beroep, die het vóór dien tijd niet meer waren of nooit waren, en neemtnbsp;men verder in aanmerking, dat de sterke negatieve glazen, voor de correctienbsp;vereischt, uiterst slecht verdragen worden, dan kan het nut der operatienbsp;niet betwijfeld worden.
Behalve een verbetering van den visus, bereikt men volgens fukala nog iets anders: nl. een stilstand in de progressie van de myopie. Bij patiënten,nbsp;die hij meerdere jaren in observatie hield, bleef de refractie gelijk en hetnbsp;ophthalmoscopische beeld evenzoo. Zeer sprekend viel dit op bij patiënten,nbsp;die aan het ééne oog geopereerd waren; de progressie hield aan dit oog op,nbsp;terwijl ze bij het andere bleef.
De rusttoestand van de chorioïdea, die niet meer door de radiaire vezels van den musculus ciliaris uitgerekt wordt, zooals dit volgens hem bij sterkenbsp;accommodatie en accommodatie-kramp geschiedt, zou dezen weldadigen invloednbsp;uitoefenen.
De bezw'aren, die tegen de operatie zijn ingebracht, gronden zich vooral op de praedispositie voor solutio retinae bij myopen, die door haar verhoogdnbsp;zou worden, de path, aandoeningen van chorioïdea en retina, die bij sterkenbsp;myopen menigvuldig voorkomen en het verlies van de accommodatie.
Wat het laatste betreft, is evenwel op te merken, dat met do accommodatie
-ocr page 115-16
ook de accommodatie-krainp is uitgesloten, hetgeen ongetwijfeld als een voordeel mag worden beschouwd.
Lichte aandoeningen van chorioïdea en retina behoeven niet als contra-indicatie te gelden. Pflüqer verkreeg ook bij oogen met chorioiditis gunstige re.sultaten. Op hooger leeftijd treedt een bijzondere contra-indicatie op in de verhoogde praedispositie voor interne oculai.-e bloedingen. Een belangrijke quaestie is zeker, of men op één, dan wel op heide oogen zal opereeren,
ScHWEiGGEK en PFLÜGBR opcreereii uil een consciëntieus oogpunt gewoonlijk op één oog, en zoo er verschil bestaat, op dat met de sterkste myopie.
Fükala raadt bij zeer sterke myopie de dubbelzijdige operatie aan. Er blijft dus nl. later zooveel myopie over, dat de puncta remota op eenige dM.nbsp;afstand van de oogen liggen en onder deze omstandigheden binoculair ziennbsp;(gewoonlijk pas na eenige oefening) mogelijk wordt op een afstand, die voornbsp;de grove beroepsbezigheden geschikt is; ongetwijfeld een groot voordeel.
Voor grootere afstanden krijgen deze patiënten slechts kleine verstrooiing.s-cirkels, waarvoor ze niet eens een negatief glas willen dragen. Bij minder sterke myopie (fükala neemt als grens 18 D. aan), acht hij de operatie op éénnbsp;oog het meest gewenscht. Dit wordt dan ongeveer E en kan gebruikt wordennbsp;voor het zien in de verte, terwijl het andere voor de nabijheid geschiktnbsp;blijft en, desnoods door lichte correctie, dienstbaar kan worden gemaakt aannbsp;beroepsbezigheden.
Binoculair zien zonder bril is bij dezen graad van myopie door de operatie niet te verkrijgen. Als een andere contra-indicatie voor het opereeren opnbsp;heide oogen bij de lichtere graden van myopie, mag m. i. ook het verliesnbsp;der accommodatie in aanmerking komen.
Hoe verder bij myopie het punctum remotum van het oog ligt, des te grooter is de accommodatie-breedte, des te meer wordt de afstand tot hetnbsp;oog bruikbaar voor beroepsbezigheden ; hoe grooter waarde de accommodatienbsp;voorden patiënt heeft, des te bedenkelijker het wordt, haar op te offeren.
Tiiieu raadt operatie op beide oogen aan, omdat de op één oog geopereerden bij het zien in de nabijheid van dat oog niet geheel kunnen ahstraheeren.nbsp;Dit geeft aanleiding tot asthenopische stoornissen, die bij dubbelzijdig geopereerden bijna nooit voorkomen.
AVat de operatie zelf betreft, zoo passen de meeste ophthalmologen, die haar uitgevoerd hebben, discisie toe.
Deze behandeling schijnt gunstiger prognose te geven, dan de primaire extractie. In het geval van valude was aan het eene oog primaire extractienbsp;gedaan, aan het andere discisie, gevolgd door extractie ; op het eerste oognbsp;kwam later solutio retinae, op het andere niet.
Er rest ons nog een belangrijke vraag ter beantwoording, n.1. deze: welken invloed heeft de operatie op de refractie ?
Het zij mij vergund dienaangaande eenige woorden van fükala aan te halen, op het Congres van 1893 door hem gesproken: „Die Linse hat bei allennbsp;„Fiillen hochgradiger Myopie einen viel höheren Brechungswerth als beinbsp;„Emmetropie; dies ist zu ersehen aus den hohen Graden von 15 bis 18 D,nbsp;„welche nach Beseitigung der Linse zur Emmetropie werden. Alle Ojtera-„teure haben dies übereinstimmend gi^funden, dasz nicht, wie man aus die
-ocr page 116-16
„Analogie nach Staaroperationen schliessen würde, M3^opie von 10 D, sondern „diirchschnittlich die von 16 D zur Emmetropie wird ; es ist lüermit directnbsp;„erwiesen, dasz ein erhohter Brechwertli der Linse mit der Ursaclie hoch-„gradigor Myopie in directem Zusammenhang steht”.
Het heeft mij verwonderd, dat hij deze conclusie heeft kunnen maken, zonder dat een der aanwezige ophthalmologeii in de discussie daartegen te veldenbsp;is getrokken, nadat pfi.ügkr en schweigger op het Congres van 1892 ernbsp;op gewezen hadden, hetgeen ook duidelijk is, dat een positief glas, voornbsp;correctie op eenigen afstand van het oog geplaatst, een sterkere hyperme-tropie kan compenseeren, sterker, naarmate het verder van het oog afstaat.
Zal een oog na verwijdering van de lens E. zijn, dan moet de lengte van de gezichtsas ten naastenbij gelijk zijn aan den afstand van de cornea totnbsp;haar hoofdbrandpunt, waarin zich n.1. evenwijdige stralen van buiten ver-eenigen. Als wij n.1. afzien van de geringe afwijking, die de lichtstralen innbsp;een aphakisch oog ondergaan door den overgang van humor aqueus in corpus vitreum (aangenomen, dat zij een verschillenden brekings-index hebben)nbsp;dan is de cornea in zulk een oog het eenige brekende vlak. Zullen evenwijdige stralen dus op de retina vereenigd worden, dan moet de gezichtsasnbsp;een lengte hebben van ongeveer 31 mM.
Denken we ons echter in dit oog nu weer een lens geplaatst, met de gewone brekende kracht van ongeveer 21 D, met de hoofd vlakken op den normalen afstand van de voorvlakte der cornea (n.1. 5.7 en 6.9 mM.), dan zal een lichtend punt, gedacht in het snijpunt van gezichtsas en retina, eennbsp;beeld geven ongeveer 49 mM. voor de cornea.
Dit moet dus de afstand zijn van het punctum remotum van dit myopisch oog, beantwoordende aan een myopie van ruim 20 D. Volgens deze beschouwing zal dus een myopie van ruim 20 D door de operatie tot emmetropienbsp;kunnen worden gereduceerd. Dit stemt niet geheel overeen met de uitkomsten en ervaringen der practijk, volgens welke een myopie van 16—18 Dnbsp;gemiddeld tot emmetropie wordt teruggebracht. De rekening is uit den aardnbsp;der zaak niet volkomen juist, doch de gemaakte fouten zijn te gering, omnbsp;zulk een groot verschil te verklaren.
Een sterkere brekende kracht, die door pukala aan de lens wordt toegeschreven, zou het verschil nog grooter maken, en is dus al zeer onwaarschijnlijk.
Misschien speelt hierbij de verandering, die de cornea ten gevolge van de operatie ondergaat, een rol, en het zal dus zaak zijn te onderzoeken, waarinnbsp;deze bestaat. Dat trouwens in deze niet altijd theorie en practijk met elkander in strijd zijn, bewijst het geval van thier, waarbij vóór de operatie eennbsp;myopie van 16, er na een hypermetropie van 5 bestond, dus een verschilnbsp;van 21 D.
Is het cijfer van 60.6, dat landolt op grond zijner onderzoekingen aanneemt voor den brandpuntsafstand der lens, zooals die zich in het oog bevindt, juist, en neemt men met donders den afstand van het punctum remotum tot het 1ste hoofdpunt van het oog, dat 1.7 mM. achter de voorvlakte der cornea ligt, als maat voor de myopie aan, dan vinden wij volgens onzenbsp;berekening, dat een niyoop van 18.6 D door de operatie erametroop wordt
-ocr page 117-17
de resultaten, in de practijk verregen, wordt dus
en liet verschil met aanmerkelijk kleiner.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Mij dunkt, dat bet met het gog op de vrij gunstige resultaten, die ons van bevoegde zijde ter oore gekomen zijn, aanbeveling verdient, de operatienbsp;bij voorkomende gelegenheden toe te passen.
Dr. STRAUB heeft, geïnspireerd door de discussie over solutio retinae op de vorige vergadering, een patiënt met solutio retinae, dien hij geruimen tijdnbsp;had geobserveerd, geopereerd en wel met succes, in zooverre, dat thans sedertnbsp;5 maanden de vroeger flotteerende retina op baar plaats is gebleven.
Hij maakte met de stoplans twee evenwijdige incisies in de sclera ter plaatse van de loslating en verwijdde de wonden eenigszins met een vlaknbsp;stilet. De sclera was te voren vrij gepraepareerd en de bulbus gefixeerd ennbsp;.geroteerd door een scheelzien-haakje onder den m. rectus inferior te brengen.
Daarop werd de conjunctivale wond gesloten en nu door de wondlippen heen met een spuitje van pbavaz in de orbita, z joveel mogelijk ter hoogtenbsp;van de scleraal-wonden, eenige druppels sublimaat-oplossing '/siuo met watnbsp;cocaïne, ingespoten. Deze inspuiting werd na 3 dagen herhaald. J^a eennbsp;week werd het verband afgenomen en geconstateerd, dat do retina op haarnbsp;plaats was. Er werd eerst nog rust voorgeschreven, gaandeweg meer vrijheid gelaten en thans werkt de jongen in den winkel van zijn vader mede,nbsp;zonder zich bijzonder in acht te nemen.
Het rechter oog van den 16-jarigen, 15 D. bijzienden knaap was blind, toen hij onder behandeling kwam. Het vertoonde een solutio retinae, die eerstnbsp;partieel was en zelfs terugging, doch later totaal werd.
Het linker oog werd 5 Mei 1893 het eerst met solutio retinae gezien (ge-zichtsveld-opneming tig. 5). De solutio wisselde in omvang, soms strekte
18
zij zich uit tot iSii de papilla ii. optici, een andere maal bleef zij daarvan eenige papillen-diameters verwijderd. Van 1 Juni—7 Juli was er geensolutionbsp;retinae. In dezen tijd nam de patiënt zóó volkomen rust, als iemand zichnbsp;op kan leggen, met zeer gunstig resultaat. Daarna moest hem wat meer vrijheid worden toegestaan met het gevolg, dat hij 25 Augustus terugkwamnbsp;met loslating tot aan de papilla. Deze nam sedert wel eens toe en welnbsp;eens af, doch bleef altijd bestaan, zoodat het dringend noodig werd iets tenbsp;doen.
De discussie der December-vergadering deed Spreker beslissen. 2 Januari 1894 werd de jongen geopereerd. Het beginsel der operatie is, dat als doornbsp;de scleraal-wonden het subretinale vocht kan afloopen, een mobiele retinanbsp;door het secreet van het corpus ciliare gaandeweg op haar plaats zal wordennbsp;geduwd, terwijl de sublimaat-injecties, zonder een groot deel der retina tenbsp;kunnen schaden, op een klein omschreven gebied een adhaesieve ontstekingnbsp;der retina aan de wondranden zullen bew’erken.
A80
^240
i?70
___________________
bloH'W_____________
Tot zijn verbazing constateerde Spreker, dat het gezichtsveld na do operatie grootendeels terugkeerde, dat dus de staafjes- en kogellaag der losgelatennbsp;retina niet was verloren gegaan voor de functie (zie tig. 0). Een onderzoeknbsp;naar den peripheren kleurzin toont wel aan, dat vooral op de plaats, waarnbsp;vroeger paracentraal een scotoom was, de retina geleden heeft, doch overalnbsp;in het gebied van dit scotoom is thans licht-perceptie aanwezig, zooalsnbsp;Spreker nauwkeurig heeft nagegaan.
Prof. MüLDEE is over het herstel van het gezichtsveld niet zoo verbaasd als Spreker. Hij heeft meermalen na spontane genezing van solutio retinaenbsp;het periphere zien w'eder aangetrofleu. Er zijn ook zulke gevallen in denbsp;literatuur vermeld; het meest treffend een door nurouB en doe waargenomen
-ocr page 119-19
geval van tutale solutiu retinae op beide oogeii, dat te Lourdes door de kracht van het geloof plotseling genas met herstel van het gezichtsveld.
Prof. EiNïiiovEN houdt een demonstratie van een methode van kleurmemjing.
De methode bestaat in een wijziging van de methode van heking. Deze plaatste voor één dor ruiten van een vensterraam een gekleurd glas, voornbsp;een andere ruit van hetzelfde raam een ander gekleurd glas en liet het licht,nbsp;dat ieder der gekleurde glazen doorliet, op een scherm samenkomen. Innbsp;plaats van daglicht wordt door Spreker deummond’s kalklicht gebruikt. Eennbsp;achromatische lens A vormt een omgekeerd, reëel beeld van het gloeiendenbsp;stuk kalk op een tweede lens B, terwijl B zoodanig geplaatst is, dat zij eennbsp;scherp beeld van A werpt op een scherm. Hierdoor wordt het scherm volkomen gelijkmatig verlicht. Met behulp van een iris-diaphragma, dat zoo dichtnbsp;mogelijk bij B geplaatst is, kan men de lichtsterkte van het scherm naarnbsp;willekeur regelen, waarbij vooral dient te worden opgemerkt, dat de gelijkmatigheid der verlichting steeds behouden blijft. Dit laatste is eveneens hetnbsp;geval, wanneer men het iris-diaphragma vervangt door een recht afgesnedennbsp;zwart vlak, dat van boven of van onderen, van rechts of van links vóór lensnbsp;B geschoven wordt. De lichtbundel, die door lens B gebroken wordt, kannbsp;een willekeurig deel der lens passeeren, willekeurig zijn van vorm en groottenbsp;— de gelijkmatigheid van de verlichting van het scherm blijft steeds gewaarborgd.
Het bovenbedoelde zwarte vlak stelde Spreker in staat, zwart en wit te mengen in iedere verhouding. Door in de plaats van een zwart vlak eennbsp;gekleurd glas te nemen vertoonde Spreker ons de menging van een kleurnbsp;met wit ; met behulp van twee verschillend gekleurde glazen werd de menging van twee kleuren onderling gedemonstreerd, en het is gemakkelijk tenbsp;begrijpen, hoe naar deze methode iedere kleur in elke verhouding gemengdnbsp;met iedere andere kleur, in elke saturatie en in elke intensiteit verkregennbsp;kan worden.
De methode leent zich in het bijzonder tot de demonstratie der contrast-verschijnselen, zoowel die van het successieve als die van het simultane contrast. Van de laatste heeft de proef met de gekleurde schaduwen nognbsp;een practische beteekenis. De schaduwen, die men verkrijgen kan, wanneernbsp;men het scherm tint met een mengsel van rood en blauw en bovendien nognbsp;verlicht met behulp van een afzonderlijke bron van wit licht, zijn purper ennbsp;groen gekleurd. Door de verhouding, waarin rood en blauw gemengd zijn,nbsp;te wijzigen, komen alle verschillende purpertinten voor den dag, waardoornbsp;* ook de compylementaire schaduw alle tinten van groen, — van geelgroennbsp;tot blauwgroen, — verkrijgt. De rood- en groenblinden hebben een neutralenbsp;lijn in het groen. Geeft men aan een der heide schaduwen de juiste tint dernbsp;neutrale lijn, dan zal do kleurblindo de fraaie complementaire kleuren beidenbsp;grijs zien worden.
Van de voordeelen, die de methode boven de oorspronkelijke van iiering aanbiedt, vermelden wij hier slechts twee. In de eerste plaats heeft mennbsp;over een grootere lichtsterkte te beschikken en kunnen de proeven aannbsp;een grooter auditorium worden vertoond. In de tweede plaats kan men
-ocr page 120-20
op gemakkelijke wijze de effecten van zeer kort durende verlichting demon-streeren.
Prof. DOiJBK toont een meisje, thans 21 jaren oud, een toonbeeld van gezondheid met rechts en links nog ietwat troebele corneae als rest van doorgestane keratitis parenchymatosa. Beide corneae blijken bij nauwkeurig onderzoek uiterst fijce vatende bezitten, terwijl het overige oog niet is aangedaan. Zij werd opgenomen in het begin van 1892, na een aanval van influenza te hebben doorstaan. Het rechter oog was toen reeds volkomennbsp;blind en 5 weken ziek, het linker volkomen gezond. Zorgvuldig werd onderzocht op lues. Daarvan geen spoor. Geen tanden van hütchinson. Zijnbsp;is het 2de van 7 kinderen, die allen in leven zijn, van gezonde nog levendenbsp;ouders. Toen zij in Juni 1892 ontslagen werd met een nog troebele corneanbsp;met de diagnose keratitis parenchymatosa, volgden wij haar met belangstelling en verzochten haar uit Haarlem zich nu en dan hier te vertoonen,nbsp;in afwachting van den aanval op het linker oog. Deze is niet uitgebleven.nbsp;Twee jaren later, in het begin van 1891, volgde het linker oog en werd innbsp;korten tijd blind. Het is thans weder tamelijk helder geworden en zij dientnbsp;opnieuw in Haarlem. Dat zij behandeld is met duboisine, aangezien zijnbsp;lijdend is aan atropinismus, zij hier ten slotte bijgevoegd.
Daarna werd de vergadering met dankbetuiging aan de Sprekers door den Voorzitter gesloten.
Oezien :
Dr. D. DOIJBK, Voorzitter. nbsp;nbsp;nbsp;Dr. -m. straub, Üecreiaris.
(Ovei'gedrukt uit het JVcct. Tijdechrift toor Gcnmk- Jaarg. 1804, 2de Deel).
-ocr page 121-S0BCONJUNCTIVALE BEHANDELING VAN OPERATIEVE EN TRAUMATISCHE VERWONDING VAN CORNEAnbsp;EN VAN SCLEROTICA.
-ocr page 122- -ocr page 123-SUBCONJUHCTIVALE BEHAI^DELINa VAK OPERATIEVE EN TRAUMATISCHE VERWONDINH VAN CORNEAnbsp;EN VAN SCLEROTICA,nbsp;{Voordracht^ gehouden op het VIII. Internationaal Oogheelkundignbsp;Congres te Edinburg., 7 Augustus 1894),
DOOR
Prof. H. SNELLEN.
Subconjunctivale verwondingen van de sclerotica, ook die van grooteren omvang, vertonnen veelal een opvallend gunstig beloop.
Daarentegen zijn het bij voorkeur de wonden aan de grens van cornea en sclerotica, die aanleiding geven tot infectieuse processen,nbsp;waardoor etterachtige ontsteking kan ontstaan, maar ook cyclitiskannbsp;volgen, die het andere oog met sympathische aandoening bedreigt: hetnbsp;droevig proces, waartegen, als dit eenmaal zijn gang heeft genomen,nbsp;onze hulpmiddelen ten eenenmale onmachtig zijn, het gevreesde ziektebeeld, dat niet kan worden gestuit, maar dat alléén door ingrijpendenbsp;behandeling van het eerst aangedane oog kan worden vóórkomen.
Het gevaar en de vrees voor deze sympathische affectie staat zóózeer op den voorgrond, dat — bij de discussie over dit onderwerp op het IV. Oogheelkundig Congres te Londen 1), door warlomosïnbsp;voorgesteld werd om als grondregel vast te stellen, dat elk verwondnbsp;oog, waarbij de wond zich tot in de ciliair-streek uitstrekt, dadelijknbsp;tot vrijwaring van het tweede oog, zou moeten worden geëxstirpeerd.
Het is een belangrijk vraagstuk, na te gaan langs welken weg er uitzicht kan bestaan om aan deze categorie van verwondingen hetnbsp;zóó dreigende karakter te ontnemen of althans het gevaar daarvoornbsp;te beperken.
Te meer van gewicht is deze vraag, omdat sommige oog-operatiën onder bepaalde omstandigheden tot deze precaire verwondingen moeten worden gerekend.
1) Gompie rendu 1872, p. 28.
-ocr page 124-Vooral was zulks het geval met de vroegere cataract-operatie door periphere lapsnede. Wie onzer — uit den rei der ouderen — herinnert zich niet de spanning en angstige zorg, waarmede elk symptoomnbsp;werd waargenomen, dat zou kunnen duiden op gevaar van wondette-ring of van kyklitische irritatie, zooals men ze soms zag ontstaan ooknbsp;na do meest regelmatige en kunstvaardige cataract-operatie doornbsp;lap-extractie.
Het was dan ook een blijde mare, toen de groote klinische waarnemer, onze gevierde leermeester vox grabfe, wiens uitspraak als een orakel mocht gelden, ons meldde, dat hij door een nieuwe methode van cataract-operatie de gevaren belangrijk wist te verminderen.
vox GtRABfb’s gewijzigde cataract-operatie vormt een gewichtige phase in de geschiedenis van dit deel der operatieve heelkunde, ennbsp;haar historisch gewicht zal ten allen tijde blijven bestaan, ook als denbsp;methode zelve voor een andere zal hebben plaats gemaakt. En, inderdaad, reeds thans moet worden erkend, dat de twee hoofdbeginselen, waarop deze methode berustte, de liniaire wondrichting en denbsp;daaraan onafscheidelijk gebondene iridectomie, geen afdoenden waarborg kunnen geven tegen alle gevaar voor ontsteking. Wél werdnbsp;door de nieuwe methode het gevaar voor corneaal-versterving merkelijk verminderd; maar er bleef een wond, die aan inlectie blootstaat en nog te veelvuldig aanleiding kan geven tot slepende kyklitis,nbsp;die zelfs het tweede oog met ernstige gevaren bedreigt.
Het is te voorzien, dat vox graefe’s éénmaal zóó hooggeroemde liniaire extractie weldra tot het verledene zal behooren, en dat daarvan, behalve het historisch belang, niets zal zijn overgebleven dannbsp;het liniaire mes, dat, zooals we zullen aantonnen, ook bij nieuwerenbsp;inzichten zijn gewaardeerde toepassing blijft vinden.
Traumatische infectie ontstaat op tweeërlei wijze: tijdens de verwonding, door onzuiverheid van instrument of van omgeving, of wèl door secundaire infectie van de niet dadelijk op voldoende wijzenbsp;afgeslotene wond.
Het licht, dat van uit Edinburg — dank zij lister — elk operatiegebied thans beschijnt, en ons de wetten der asepsis onthulde, maakt het mogelijk alle infectie tijdens de operatie te voorkomen. Maarnbsp;juist het oog levert eigenaardige moeilijkheid op aan het buitensluiten van latere infectie. Onder het meest afdoend aseptisch verbandnbsp;blijven het traankanaal, de plooien der conjunctiva, de klieren aannbsp;den lymbus van het ooglid elke gapende wond met infectie bedreigen.
Onze opgaaf is dus om op de meest snelle en meest afdoende wijze elke wond tot sluiten te brengen.
Bij de cataract-operatie gelden daartoe twee eischen: het voorkomen van iris-prolaps en het bedekken van de wond met conjunctiva.
Worval van iris kan door iridectomie niet worden voorkomen. Integendeel ziet met daarbij veelvuldig zijdelingsche adhesie aan de
-ocr page 125-wond. Kaar onze ervaring is het juist de intacte sphincter pupillae, vooral als deze door aanwending van myotica wo.dt gespannen, dienbsp;de iris op haar plaats doet blijven. Gedirrende de operatie mag denbsp;iris niet naar voren worden gedrukt. Daartoe moet elke drukkingnbsp;op den oogbol worden vermeden : vooraf ruime en langdurige aanwending van anaesthetica, geen ooglidshouder, die bet oog zou kunnennbsp;drukken, de wond groot, zoodat de grootste afmeting samenvalt metnbsp;den diameter der pupil.
Aan de hiertoe vereischte lapvorniige wond, die weder naar vroegere regels de helft der cornea omvat, is gemakkelijk de vorming van een conjunctiva-lap te verbinden. Het van rand tot rand,nbsp;vlak doorgestoken smalle mes wordt daartoe bij het voortzetten dernbsp;snede een weinig om zijn lengte-as gedraaid, zoodat de snede ietsnbsp;meer naar achteren wordt gericht. Het waterachtig vocht vloeit dannbsp;onder de conjunctiva en licht deze op, waarbij de gewenschte vormnbsp;en grootte van conjunctiva-lap gemakkelijk kan worden verkregen.nbsp;Wordt nu geen iridectomie vereischt, dan kunnen alle verdere phasennbsp;der operatie — de opening van de kapsel, het uitdrukken der lensnbsp;en, indien noodig, het uitlepelen van resten — sub-conjunctivaal,nbsp;d. i. onder den conjunctiva-lap worden verricht.
Men kan zich telkens overtuigen, hoe bijna onmiddellijk deze lap aan het onderliggende weefsel vastkleeft. Indien gedurende de operatie de iris niet buiten het oog is geweest, dan is secundaire prolapsus nauwelijks te vreezen, tenzij door uitwendigen druk of geweld.nbsp;En deze is te vermijden door de aanwending van doelmatig verband-sublimaatwatten met pleister-verband, en daarover onze alumini-um-doppen, ook met pleisterstrooken bevestigd, onder vermijdingnbsp;van alle verschuifbare windsels of banden.
Bij een dadelijk afgesloten wond is infectie niet meer te vreezen, en wordt ongunstige afloop tot de gevolgen van operatie-fouten beperkt 1).
Ook voor andere oog-operatiën is met vrucht gebruik gemaakt van de subconjunctivale methode. Alhier noemen we in de eerste plaatsnbsp;de Engelsche subconjunctivale tenotomie. Deze levert het grootenbsp;voordeel op, dat men daarbij nooit het lastige granuloma ziet ontstaan, dat bij het blootleggen der solera, volgens voN graefe’s methode, niet zeldzaam aan het sclerale einde der afgesneden pees zichnbsp;ontwikkelt. Kaar een gewijzigde methode hebben we sedert eennbsp;25-tal jaren 2) ons dezelfde voordeelen verzekerd. In plaats van de
D Eventueele lensresten in het pupil-vlak, die niet geheel zijn te vermijden, worden naar onze ervaring het best, gemiddeld 14 dagen na de extractie, door discisie verdeeld; hetgeen zonder bezwaren kan geschieden, mits men zorge met de naald in te gaan door het aan de wond tegenovergesteldenbsp;gedeelte der cornea.
1) Zie: s. j. halbektsma, De operatie van het scheelzien, Dissertatie, Utrecht 1869.
-ocr page 126-snede in conjunctiva en TEUON’sche kapsel langs de spier, wordt in de richting van de lengte-as van pees en van spier de conjunctivanbsp;meridionaal ingeknipt; dan een boutonniere in de pees, en, vanhiernbsp;uit, worden in beide richtingen achtereenvolgens de beide helftennbsp;der pees van de sclera gescheiden.
Deze wijziging heeft het voordeel, dat men zich beter kan overtuigen, dat pees en kapsel beiderzijds symmetrisch en evenveel worden losgemaakt. En door sluiting van de wond met een naad behoudtnbsp;men alle voordeelen van de subconjunctivale operatie.
Evenzeer beoogt de hechting van den conjunctivaal-zak na exstir-patie van den bulbus een volledige bedekking der wondvlakte met conjunctiva. Ook hier wordt daardoor het anders veelvuldig ontstaannbsp;van granulatie-weefsel altijd voorkomen.
Ook bij de glaucoom-operatie kan de snbconjunctivale methode met vrucht worden toegepast; vooral indien, waartoe meer en meer denbsp;inzichten neigen (stellwag von carion, quaglino, de wekker), wenbsp;het nut en het doel der operatie meer in de scleraal-wond, dan innbsp;het afsnijden van iris willen zoeken. Ik vond deze voorstelling bevestigd bij het onderzoek van glaucomateuse oogen vóór en na denbsp;operatie met den astigmometer van javal. Zoowel na iridectomienbsp;als na sclerotomie is mij gebleken, dat het effect der operatie is gebonden en ongeveer evenredig blijkt te zijn aan den graad van hetnbsp;corneaal-astigmatisme, dat door de operatie ontstaat. De verklaringnbsp;ligt voor de hand: het astigniatisme ontstaat door scleraalectasie ennbsp;deze op haar beurt kan aanleiding geven tot verzuiming van de pe-rilenticulaire ruimte, die bij glaucoma met ondiepe oogkamer afgesloten moet zijn (priestley smith).
Ik verricht de subconjunctivale sclerotomie op de volgende wijze: nadat rijkelijk anaesthetica en tevens myotica zijn aangewend, wordtnbsp;een insnede in de conjunctiva gemaakt, 3 a 4 mM. van den corneaal-rand verwijderd en evenwijdig daaraan. Een breede lans wordt,nbsp;onder den conjunctivaal-lap, door den scleraalrand in de voorste oogkamer gestoken.
De voordeelen dezer voorafgaande wond zijn, dat men den scleraalrand beter ziet, dat de lans niet de conjunctiva heeft te doorsnijden en, vooral, dat de wond dadelijk met conjunctiva is bedekt.
Eindelijk loopt hierbij het waterachtig vocht onder de conjunctiva, zoodat men aan het subconjunctivale oedema kan beoordeelen, of denbsp;wond, al dan niet, geheel is afgesloten.
Bij het glaucoma met diepe oogkamer, zooals voorkomt bij iritis serosa en bij het glaucoma infantum of buphthalmos, wordt dezenbsp;methode in zooverre gewijzigd, dat de lanssteek veel kleiner is, zoodatnbsp;slechts een deel van het waterachtig vocht — bij voorkeur subconjunc-
-ocr page 127-tivaal — afvloeit, terwijl deze kleine operatie achtereenvolgens op de verschillende punten rondom den corneaal-rand, bijv. alle drie dagen,nbsp;in den regel acht malen, wordt herhaald. Het doel is hier, door denbsp;herhaalde insnijdingen van de peripheric der m. descemetii onder aanwending van myotica, blijvende uiteenwijking van het endotheliumnbsp;te verkrijgen, teneinde absorptie mogelijk te maken, die door dege-slotene of onontwikkelde fontaansche ruimten was belemmerd.
De belangrijke voordeelen, die we hebben gezien van de subcon-junctivale behandeling der operatieve wonden, deed bij ons de vraag rijzen, of ook bij traumatische verwonding van de sclero-corneaal-streek deze met vrucht door conjunctiva-verschuiving zou kunnennbsp;bedekt en aan uitwendige invloeden onttrokken worden.
Dit denkbeeld is reeds uitgesproken en bij gevaarlijke ulceraties in toepassing gebracht door da gama pinto 1); het komt mij voor, datnbsp;deze behandeling veel meer van belang is bij wonden in de ciliair-streek. In een aantal gevallen ontstaat daarbij eerst na langeren tijdnbsp;de zóó gevreesde kyklitis, die ook bet tweede oog kan bedreigen.nbsp;Wanneer in dergelijke gevallen de ontstekingsverschijnselen eerstnbsp;later optreden, mag men aannemen, dat in die gevallen de infectienbsp;niet direct bij de verwonding, maar eerst later heeft plaats gegrepen.nbsp;Elke gapende sclero-corneaalwond, die het corpus ciliare ontbloot,nbsp;moet dus zoo spoedig mogelijk tot sluiting worden gebracht. Het aaii-leggen van naden door de sclera brengt eigen gevaren met zich, en denbsp;aangelegde naden kunnen een nieuwe por te d’entrée voor de infectienbsp;vormen. Het doel kan echter worden bereikt door het bedekken dernbsp;wond door conjunctiva-verschuiving.
Wij gaan hierbij op de volgende wijze te werk: uitgaande van de wond aan de sclero-corneaal-grens, wordt naar beide zijden de conjunctiva langs den rand der cornea ingesneden. Dan wordt langs denbsp;beide zijden der wond in meridionale richting de conjunctiva los gemaakt. Men verkrijgt hierdoor twee conjunctivaal-lappen, waarvannbsp;de grootste nog meer achterwaarts wordt los gemaakt en dan overnbsp;de wond heen getrokken, om aan den tegenovergestelden wondhoeknbsp;te worden vastgehecht. Naarmate men de conjunctiva verder langsnbsp;den corneaal-rand heeft losgemaakt, kan men een grooter gedeeltenbsp;van de cornea met conjunctiva bedekken.
Indien de wondranden nog versch zijn, ontstaat daarop spoedig vasthechting van de conjunctiva. Op de verdere bedekte gedeeltennbsp;van het intacte hoornvlies groeit de conjunctiva niet vast; en zietnbsp;men, dat het zich allengs meer naar de peripherie terugtrekt, zoodatnbsp;het gezonde gedeelte der cornea binnen weinige dagen weder ontbloot is. Wil men, tot meerderen waarborg, de conjunctiva verdernbsp;rondom de wond vastleggen, dan kan men dit verkrijgen, door langsnbsp;de wondranden het corneaal-epithelium te voren af te krabben.
1) Klin. Monatsbl. f. Augenh. 1887, S. 1.
I
-ocr page 128-Langs dezen weg brengt men op meest afdoende wijze de sluiting van de gapende wond tot stand, en is deze voor verdere, infectie vannbsp;buiten gevrijwaard. Er is echter bovendien nog een ander gezichtspunt, van meest antiseptischen aard, waaruit deze wijze van behandeling kan geacht worden nuttig te werken: tusschen de wondvlaktenbsp;en de daarop vastgroeiende conjunctiva vormt zich een nieuwe lymph-stroom, die talrijke lymphoïde cellen aanvoert, zooals men bij proevennbsp;op oogen van dieren overtuigend kan aantonnen. Zoo ontstaan hiernbsp;de gegevens voor een phagocythen-strijd tegen bacteriën- en coccen-invasie, waar de eersten de overwinning kunnen behalen, zoolangnbsp;het ziekteproces nog oppervlakkig en niet te ingrijpend is opgetreden.nbsp;Is eenmaal een ernstige traumatische kyklitis ontstaan, dan zal ooknbsp;deze behandeling niet baten, en blijft niet anders over, dan doornbsp;tijdige exstirpatie het tweede oog voor sympathische affectie te vrijwaren.
In een tal van gevallen, inderdaad in de laatste jaren in alle voorkomende verwondingen van de ciliair-streek, hebben we deze behandelingswijze toegepast. Vele oogen hebben we daarbij zien herstellen, waar men, naar vroegere opvatting, zou hebben geëxstirpeerd, uitnbsp;vrees voor het met sympathische affectie dreigende schrikbeeld dernbsp;progressieve kyklitis.
(üvei’gedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg. 1894, 2de Deel),
-ocr page 129-EEN GEVAL VAN CYCLOPIE,
BLOK.
Oogarts te Rotterdam.
Voor eenige dagen was ik in de gelegenheid, om een geval van cyclopie te zien bij een pasgeboren kind, dat volgens de ouders nognbsp;5 a 6 uren na de geboorte had geleefd. Hoewel het mij niet geluktnbsp;is, het monstrum in mijn bezit te krijgen, en het voor de wetenschap te behouden, komt het mij toch nuttig voor, datgene er vannbsp;te beschrijven, wat ik bij uitwendig onderzoek heb kunnen constateeren.
Het was een voldragen, flink ontwikkeld kind, dat behalve aan hetlioofd, geen afwijkingen vertoonde. Zooals uit bijgaande schets blijkt, was de schedel
smal en klein. De wand- en voorhoofdsbeenderen waren onderling onbewegelijk verbonden. Groote fontanel niet te voelen. Van de naden waren alleen deH^mbda-naden door de huid heen voelbaar en wel als eenigszinsnbsp;verheven lijsten, die naar voren en naar achteren zachtjes af helden, respect,nbsp;naar het os front, en naar de oss. pariëtalia. Het achterhoofdsbeen was alleennbsp;voor zijn bovenste helft te vinden en dit gedeelte was niet te verschuivennbsp;tegen de wandbeenderen. Geen kleine fontanel te voelen. De beide deelen,nbsp;die de onderhelft van bet os occip. moesten vormen, waren niet te vinden,nbsp;hoe diep ik ook indrong, maar vervangen door een vliesvormigen zak, die
-ocr page 130-een weeke massa (kleine hersenen) insloot. De bovenhelft van het achter-hoofdsbeen eindigde in een vrij scherpen rand. De ooren waren vrij groot, normaal gevormd, maar relatief te hoog geplaatst. De meat, audit, ext. n.1.nbsp;stonden op één lijn met de éénige oogspleet, die zelf weer bijna dubbel zoover van den mond afstond, als dit normaliter het geval is. De oogspleet wasnbsp;aan de bovenzijde begrensd door één eenig ooglid, dat geen traanpuntennbsp;vertoonde en in het midden een kleine uitbochting had. Er was geen slurfvormig aanhangsel. De randen van dit ooglid waren bezet met zijde-achtigenbsp;ciliae (lanugo). Het onderste ooglid bestond duidelijk uit de saamgegroeidenbsp;linker en rechter onderoogleden. Üp hun vereeniginspunt was een inkeping zichtbaar. Op de plaatsen, waar de inkeping begon, zag men duidelijke traanpunten. Ook dit onderlid droeg lanugo-achtige wimpers. Opendenbsp;men de oogspleet, dan zag men juist in het midden van de eenigszins ruitvormige eenige orbita een oog, dat in niets afweek van het normale. Conjunctiva ])alpebr. et bulbi normaal.
Omtrent de aanwezigheid van traanklieren kon ik geen zekerheid krijgen. Cfewoonlijk bestaan ze beide wel. De rand der orbita vertoonde nergens eennbsp;insnijding, ook niet in de mediaan-lijn. Boven de oogspleet zag men duidelijk de wenkbrauwen.
Direct grenzende aan de mediane inkeeping van het onderooglid was een vlak, rond litteeken in de huid te zien, ter grootte van een stuivertje, datnbsp;in zijn onderhelft onbewegelijk verbonden was, met het onderliggende been.nbsp;Bij betasting voelde men, dat het been hier een uitsteekseltje vormde, datnbsp;naar beneden toe in een V2 cM. lang kammetje uitliep en zich dus juist bevond, op de plaats, waar de in de middenlijn samenkomende bovenkaaksbeenderen aaneen gegroeid waren. Deze bovenkaaks-beenderen vormden dusnbsp;samen één vast beenstuk, dat noch aan zijn boven-, noch aan zijn onderrandnbsp;incisuren vertoonde. Aan de mondzijde was het bedekt door normaalnbsp;slijmvlies, dat in de middellijn een raphe vertoonde, als bewijs, dat hiernbsp;Brmengroeiing der beide helften had plaats gehad. Ondiepe, naar boven toenbsp;concave huidplooien, die links en rechts uitgingen van het bovenbeschrevennbsp;litteeken, begrensden het onderooglid, en een andere, naar onder toe concave huidplooi begrensde de bovenlip. De mond was klein, met goed gevormde lippenzoomen, maar stak ongeveer 1 cM. ver, snuitvormig uit. Omtrent den toestand van het verhemelte kon ik wegens de lijkstijfheid, waardoor de kaken vast opeengeklemd waren, geen onderzoek doen.
Het is zeer te betreuren, dat men geen nader onderzoek van het kind toeliet, daar de wijze van ontstaan der cyclopie nog vrij wel innbsp;het duister is gehuld. Een zuiver geval, als het onderhavige, zounbsp;zeer zeker belangrijke afwijkingen in de hersenen hebben aangetoond.nbsp;In allen gevalle blijkt duidelijk, dat in ons geval geen spoor vannbsp;een proces, front, aanwezig moet geweest zijn; zelfs het slurfvormignbsp;aanhangsel van het bovenste ooglid, dat bij cyclopie het huidvormignbsp;deel van den neus representeert, ontbrak. Terwijl men soms in éénnbsp;enkele orbita 2 rudimentaire oogen zag, of in andere gevallen innbsp;het eenig aanwezige oog toch door een dubbeldoorboorde iris, of door
-ocr page 131-een dubbele lens, of door een mediaan tusschenschot in bet glasvocht, enz. duidelijke bewijzen kon vinden voor het plaats gehad hebbendnbsp;samensmelten, van de 2 primaire oogblazen, was hier niet de minstenbsp;aanduiding daarvan. Het is trouwens mogelijk, dat er zich slechtsnbsp;één primaire oogblaas tot een oog kon ontwikkelen, doordat de anderenbsp;in haar ontwikkeling gestoord is, zooals dit het geval was bij de doornbsp;BOCK beschreven cyclopie. Bij dit laatste geval was alleen de rechternbsp;opticus aanwezig. De linker ontbrak, evenals beide n. olfactorii,nbsp;trochleares, abducentes en recurrentes.
Of die stoornis in de ontwikkeling van de andere primaire oogblaas te wijten is aan een praemature sluiting van de rugsleuf van hetnbsp;embryo (Eückenfurche of Primitivrinne), waardoor de twee primitievenbsp;oogblazen meer of minder innig samensmelten (darbste), of dat ze hetnbsp;gevolg is van een ontstekings-proces, of van een druk, die door am-nion-brides wordt uitgeoefend op de „Kopfkappe” van het zichnbsp;ontwikkelend embryo (taranetzky) is nog onbeslist. Smelten de primaire oogblazen samen, dan moeten per se de nn. olfactorii verdwenennbsp;zijn (makz). Duesy ziet de oorzaak van de cyclopie in een stoornisnbsp;in de ontwikkeling van den proc. frontalis. Panum en ahlfelbnbsp;schrijven haar toe aan een gebrekkige ontwikkeling van het osnbsp;ethmoid. Zeer zeker moet de ontwikkelingsstoornis zeer vroegtijdignbsp;ontstaan. In ons geval schrijven de ouders haar toe aan een hevigennbsp;schrik, dien de moeder ondervond in de 3de week barer zwangerschap.
Rotterdam, 20 Augustus 1894.
(Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg 1893, 2de Deel).
-ocr page 132-'/'''^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ••^;' ■' •■^'■' ' . '■* quot;■•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■•' 'y:-^-' ’•'• ' ''■' 'V-' 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'! ■' •
:;:#V *'
'’■■■lt; ba::!ifi^.5;'l i. / :
, nbsp;nbsp;nbsp;v.l)
â– JV)
'?;,gt;togt;'i:rï -r- nbsp;nbsp;nbsp;â–
Y'i [Ir: ■J :^'r. t'-iv.l. syi-!;''';!’)
.- T.
•'b!r!i.;ni)j:iti
quot;i;ii’ih’I T^
â– gt;
- .'1 i;quot;'' ![■'■• ^:‘i•
wr ’b v'ino uo
., â– â– â– *.: nbsp;nbsp;nbsp;' :{fy'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â– nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
.. '. AJI.iyrr' gt;.
'■/. vjKjM .yÜ’;: - . nbsp;nbsp;nbsp;■;
. ' : nbsp;nbsp;nbsp;;;iuLd^iv/jnonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
■-.• nbsp;nbsp;nbsp;'j. jOl^ i-liii'i'''}nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■) ii •.; ‘ 7b -
' :'gt;•' nbsp;nbsp;nbsp;:-■quot;'.K' iiYY ■ij:JslL Y'iyi'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■' y'il’jb
; «9- ■;. nbsp;nbsp;nbsp;,.; yI';-,- ,v -rb j'n ],!:■: / { ■'.-■y
k‘'-‘
Öilt;' â–
OVER DE AETIOLOGIE VAK DESOEMETITIS, voor gedrag en op de vergadering van het Ned. Oogheelkundignbsp;Gezelschap van 27 Mei 1894,
Dr, H. SNELLE N ,Tr.
Descemetitis is op het oogenblik een verouderde naam, dien men gemakshalve nog gebruikt voor een bekend ziekte-proces, waarbijnbsp;nederzettingen tegen de achtervlakte der cornea voorkomen.
De naam stamt uit den tijd, toen men dacht, dat de membrana Des-cemetii het orgaan was, dat het waterachtig vocht afscheidt (vanwaar ook de naam capsula aquae en hydromeninx) en men de neerslagen hield voor ontstekingsproducten dezer membraan.
Toen echter bleek, dat de membrana Descemetii een structuurlooze membraan was en de neerslagen in het begin vrij los op het en-dotheel lagen, hetwelk aanvankelijk geheel normaal blijft, moest mennbsp;wel aannemen, dat in het endotheel evenmin als in de andere lagennbsp;d er cornea de oorzaak van het ziekte-proces zetelt, en vervielen hiermede ook de benamingen van keratitis punctata, descemetitis, aquanbsp;capsulitis en hydromeningitis.
Men zocht de oorzaak dus elders en meende deze gevonden te hebben in de iris, die veelal min of meer bij dit proces ontstokennbsp;is, echter in den regel niet in die mate, dat vergroeiingen het gevolgnbsp;er van zijn. Vrij algemeen beschouwt men thans het proces als eennbsp;iritis serosa, en ook in de handboeken wordt het als zoodanig beschreven.
Alleen fuchs komt in zijn handboek tegen deze benaming op, daar hij het tegenstrijdig vindt hier van een iritis serosa te spreken, als er tochnbsp;plastische neerslagen het gevolg van zijn. Hij gelooft ook niet, dat hetnbsp;proces als een iritis is te beschouwen, maar houdt het voor een cyclitis.
Hij stemt met de meening der andere schrijvers overeen, dat de praeci-pitaten uit fibrine en leucocythen bestaan, terwijl slechts bij langoren duur het endotheel en zelfs de diepere lagen der cornea worden aangetast.
Voor eenigen tijd was ik in de gelegenheid een zoogenaamde iritis serosa met descemetitis nauwkeuriger waar te nemen. De patiënt,nbsp;in casu een jonge dame van 25 jaar, had sedert 5 maanden ontsteking op het rechter oog. Er was een geringe pericorneale injectie,nbsp;de achtervlakte der cornea was over de benedenhelft bedekt metnbsp;een aantal, van speldepunt- tot speldeknop-groote grauwe plekjes;nbsp;voorste oogkamer diep; tensie afwisselend, maar meestal verhoogd.nbsp;Toen wegens deze verhoogde tensie paracenthese der cornea werd
-ocr page 134-verricht, liet een van deze plekjes los en wérd op de lans naar buiten gebracht en dadelijk onder liet microscoop onderzocht. Het bleeknbsp;mij een conglomeraat van bacteriën te zijn, een zuiverenbsp;kolonie zonder andere grovere best anddeelen.
De bacteriën, die den vorm hadden van korte staafjes, vertoonden, voor zooverre zij vrij waren, flinke beweging.
Ter verder onderzoek en kweeking wendde ik mij tot den assistent der path, anat., den Heer n. de la. faille, die met de meeste bereidwilligheid mij hierbij behulpzaam was.
Uitgezaaid op agar-agar kwamen zij uiterst langzaam op; over-zaaiingen op dezelfde en op andere voedingsbodems bleven zonder resultaat, zoodat ik mijn plan om met de cultuur op konijnen tenbsp;experimenteeren niet kon uitvoeren.
Korten tijd daarna vervoegde zich op het Grasthuis voor ooglijders een andere lijder met geheel overeenkomstige aandoening. Daar ooknbsp;hier wegens verhoogde tensie paracenthese gedaan moest worden, werdnbsp;tevens getracht een van de neerslagen naar buiten te brengen.nbsp;Hier bleek deze evenwel vaster aan het endotheel te adhaereerennbsp;en kon slechts met den lepel van daviël verwijderd worden. Ondernbsp;het microscoop vond ik eveneens soortgelijke bacteriën als in lietnbsp;eerste geval; hier echter vermengd met fibrine en leucocythen.
Uitzaaiingen hiervan kwamen niet op. quot;Wij stellen ons voor, een volgend maal te beproeven ze onder afsluiting van zuurstof te kweeken.
Voor deze twee gevallen blijkt het overtuigend, dat de zoogenaamde descemetitis geen fibrineus neerslag is ten gevolge van iritis of, zoonbsp;als FüCiis meent, van cyclitis, maar bacteriën-colonies, waarvan mennbsp;wol kan aannemen dat zij, na infectie van het waterachtig vocht,nbsp;diiar zich ontwikkelen. Ik voor mij hcud het proces op de mem-brana Dcsccmctii voor primair. Daarmede is niet uitgesloten, dat dezenbsp;bacteriën-kolonies ook kunnen voorkomen op de iris 1) en misschien ooknbsp;op het corpus ciliare, maar wel dat het ziekte-proces in het weefselnbsp;van iris of corpus ciliare zou zetelen.
De toxische stoffen, door de bacteriën in het waterachtig vocht ontwikkeld, wekken de sereuse ontsteking van iris en waarschijnlijknbsp;van de geheele uvea op, waarvan de hyperaemische toestand en denbsp;diepe oogkamer de symptomen zijn.
Hiermede wordt dan verklaard, hoe bij langer bestaan der descemetitis het endotheel vernietigd en de diepere lagen der cornea aangetast kunnen worden, hetgeen zeer vreemd zou zijn, indien het eenvoudig een fibrineus neerslag was.
Wat de naam aangaat, zou ik de oude benaming van descemetitis of als men wil epidescemetitis willen handhaven, daar de ziekte tochnbsp;voornamelijk op de membrana Descemetii zetelt.
1) In het tweede door mij aangehaalde geval wai'en er soortgelijke prae-cipitaten op de iris alsook op de lens.
(Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg. 1894, 1ste Deel).
-ocr page 135-DOOB
Dr. H. S N E L L E N J K.
Als aetiologische momenten van ontsteking der orbita (orbitaal-absces) gelden syphilis, tuberculose, infectie-ziekten, metastase van ontstekings-processen elders iii het lichaam en infectie langs trauma-tisclien weg. Echter komen er veel gevallen voor, waar men denbsp;genoemde oorzaken met zekerheid kan uitsluiten, zoodat men dannbsp;naar een andere porte d’entrée voor de smetstof moet nitzien,
De orbita wordt aan boven-, nasaal- en onderzijde begrensd door hoken en is slechts door dunne beenplaten daarvan gescheiden.nbsp;Deze holten communiceeren alle met de nensholte, en staan dusnbsp;van die zijde steeds bloot aan infectie. Yerkeeren zij eenmaal innbsp;ontsteking en wordt de uitvoergang door zwelling van het beklee-dend slijmvlies, door polypen of anderszins gesloten, dan hoopt zichnbsp;slijm en etter binnen de holte op ; er ontstaat een empyeem, hetwelk, meestal na voorafgaande uitzetting der holte in de orbita kannbsp;doorbreken en aldus de oorzaak wordt van het orbitaal-absces.
Ik stel mij voor hier na te gaan, in hoever elk der verschillende sinussen in deze processen kan betrokken zijn.
u. Sinus maxillaris. De grootste der aan de orbita grenzende holten is de sinus maxillaris, s. antrum Highmori; zij neemt hetnbsp;geheele lichaam van het os maxillare in. De bovenwand, een naarnbsp;buiten en naar voren afhellende beenplaat, vormt den benedenwandnbsp;der orbita. De verbinding met de neusholte bevindt zich in dennbsp;binnenwand en mondt uit onder de middenste concha. Het beklee-dend slijmvlies, hoewel een voortzetting van het neusslijmvlies, isnbsp;hier, evenals in sinns frontalis en ethmoïdalis, veel dunner; denbsp;klieren zijn er veel minder in aantal en korter van vorm. Ook hetnbsp;epitheel vormt slechts een enkelvoudige laag van cylindervormigenbsp;trilhaar-cellen.
De kennis van de ziekten van dezen sinus dateert eerst van de tweede helft der vorige eeuw, nadat rtjnge (1750 Heidelberg) innbsp;een kort en bondig werkje een overzicht gaf der verschillende aandoeningen. Spoedig daarop volgde jouedain (1760) in Frankrijknbsp;met een uitvoeriger werk, en ook bokdenate (1768); terwijl ongeveer in hetzelfde tijdperk in Engeland john hunter zich aan dezenbsp;studie wijdde. Sedert dien tijd zijn talrijke boeken over dit onderwerp gepubliceerd.
Een lichte ontsteking van het slijmvlies wordt gewoonlijk niet herkend, en wordt somtijds toevallig postmortaal aangetroffen, zondernbsp;dat er ooit over geklaagd was geworden; zelfs een etterige afscheiding geeft dikwijls geen andere symptomen, dan dat enkele malen,nbsp;vooral bij het liggen, de etter zich in den neus ontlast.
-ocr page 136-Werkelijke ophoopingen van etter, empyema, met uitzetting der wanden komen zeer zelden voor; bij zulke gevallen moet men, volgens KösiG, altijd bedacht zijn op tumoren of cysten. Toch kan,nbsp;hetzij door eenvoudige zwelling van het slijmvlies, hetzij door poly-pen, de uitvloeiing van den etter belemmerd worden. Komt het totnbsp;doorbraak naar buiten, dan kan dit in het gelukkigste geval plaatsnbsp;hebben door den oorspronkelijken doorgang naar den neus, waar dannbsp;de etter of vrijelijk afvloeit, of met een krachtige snuitbeweging, ofnbsp;allengs en in kleine hoeveelheden naar buiten komt. Behalve opnbsp;deze plaats kan de pus zich door elk der andere wanden een wegnbsp;banen. Heeft zulks plaats door den onderwand der orbita, dan veroorzaakt dit gewoonlijk een absces van het ondergedeelte der orbitanbsp;en van het onder-ooglid. He bulbus wordt daarbij naar boven ennbsp;naar voren gedrongen, welke exophthalmos met den dag toeneemt,nbsp;totdat ten slotte de pus door de huid van het onder-ooglid doorbreekt. Hierbij kan echter ook, als de opening dicht bij den orbitaal-rand voorkomt of ook als de perforatie langzaam geschiedt, de etter,nbsp;zonder veel reactie, zich in het onder-ooglid ophoopen.
Een dergelijk geval zag ik onlangs bij een patiënte aan het Ked. Gasthuis voor Ooglijders. Het was een meisje van 4 maanden (n®.nbsp;1919/93). Toen zij zich het eerst vertoonde, had zij zwelling van hetnbsp;linker onder-ooglid met lichte chemosis. De diagnose was hier gemakkelijk, doordien het verhemelte reeds een fistel vertoonde, die naarnbsp;het antrum voerde. Eenige dagen later was er een duidelijke ophoo-ping van pus in het onder-ooglid te constateeren; deze werd geïnci-deerd en gedraineerd. Ka 4 weken was de wond weer gesloten, ennbsp;had er geen afscheiding meer plaats door de fistel naar den mond.nbsp;Daarna heeft het patiëntje zich niet meer laten zien. Van den meernbsp;fiilminanten vorm zijn verscheidene gevallen in de literatuur te vinden.nbsp;Maik {Edinb. nied. Joiirn. 1866) beschrijft een geval, waarbij de sup-[)uratie niet alléén op orbita en andere holten, vooral othuundaal-cellen, overging, maar zelfs tot in het cranium doordrong en dennbsp;dood ten gevolge had. Boeseck en Toucjier vermelden eveneensnbsp;gevallen met doodelijken afloop.
G.-\t,ezowski ( Archiv. de méd. XXIII, 1830) geeft (sen geval aan met complicatie van het oog. Het gold een man van 30 jaren, die, nanbsp;een paar maanden heftige eenzijdige aangeziehtspijnen te hebbennbsp;gehad, het gezichtsvermogen aan die zijde verloor. Eenige maandennbsp;later kwam er pus door het onder-ooglid te voorschijn. De diagnosenbsp;werd toen gesteld op absces van sinus maxillaris, en oin den pus tenbsp;laten afvloeicn werd een carieuse kies getrokken. Aan den wortelnbsp;dezer kies vond men als vermoedelijke oorzaak van hot zickte-proccsnbsp;een lioutsplinter blijkbaar een afgebroken stukje van een tandenstoker.nbsp;Patiënt herstelde volkomen ook wat het gezichtsvermogen aangaat.
Eveneens worden er door sai.ter {Medico-chirurgical Transactiom 1862), BRücK toASPEu’s Wochemchrift 1851), gaine (Journ. of' Dental science^ 1806) gevallen met amaurose medegedeeld, waarbij echter
-ocr page 137-de amaurose blijvend was. In de laatste jaren is door le fokt {Ëe-cueil d'Ophthalmologie 1876) weder een geval van herstelde amaurose vermeld; een 52-jarig man, die zich met klachten over hevige pijnnbsp;in de wang, met zwelling der oogleden en exophthalmos bij hemnbsp;aanmeldde, had, evenals in de bovenvermelde gevallen, amaurose metnbsp;wijde en onbewegelijke pupil. Den 6den dag kwam er bij het snuiten van den neus etter te voorschijn, waarop de diagnose gesteld ennbsp;ter ontlasting van den etter een kies werd uitgetrokken, hetgeen totnbsp;genezing voerde.
Over de oorzaak der amaurose laat saltbr zich in dien zin uit, dat hij deze zoekt in ontsteking der orbita en druk op den nervusnbsp;opticus. Delestre bestreed in een mémoire, in de Académie de Méd.nbsp;1869, deze meening en schreef het proces toe aan reflex langs dennbsp;trigeminus. Wij komen nader op deze quaestie terug.
h. Sinus frontalis. Evenals bij den sinus maxillaris begint de geschiedenis van de studie van den sinus frontalis met het werkje van RUNGE in 1750. Op dit gebied werd hij echter niet dadelijk door zoonbsp;velen gevolgd en moeten wij tot 1839 (dezeimeris) gaan om weernbsp;een eenigszins uitvoeriger werk hierover te vinden.
In den laatsten tijd heeft guillemain {Archives cf Ophthalmologie 1891, nquot;. 1 en 2) dit onderwerp uitvoerig behandeld.
Terwijl in de eerste helft dezer eeuw do ontsteking van den voor-hoofdsboezem als zeer zeldzaam wordt voorgesteld, zoo worden in lateren tijd van alle kanten gevallen medegedeeld, en kon guille-MAiN uit de literatuur tot 65 gevallen bijeenbrengen. Daar de sinusnbsp;frontalis eerst gedurende de jeugd ontstaat, en op 7-jarigen leeftijdnbsp;nog slechts de grootte van een erwt heeft, om bij volwassenen uit tenbsp;groeien tot een holte, die in verschillende afmetingen 3 cM. en daarboven kan bereiken, is het duidelijk, dat abscessen voornamelijk bijnbsp;ouderen zullen te wachten zijn. Volgens statistische opgaven vannbsp;GUILLEMAIN ligt het maximum tusschen 25- en ,30-jarigen leeftijd.nbsp;Volgens denzelfden auteur zijn de sinus bij mannen grooter dan bijnbsp;vrouwen en zijn de sinus-abscessen ook talrijker bij mannen (19 tegennbsp;12). De aandoeningen van den linker sinus zouden driemaal meernbsp;voorkomen dan die van den rechter, waarvoor hij geen reden kannbsp;vinden. Bij twee van de vier schedels, die ik op sinus frontalis onderzocht, vond ik den rechter sinus door een tusschenschot in tweeënnbsp;verdeeld en h.ad ieder onderdeel een eigen uitloozingsbuis. In hoevernbsp;dit van invloed is op het verschil der frequentie, durf ik vooral bijnbsp;het gering aantal van de alsnog hierop onderzochte schedels nietnbsp;beslissen.
Zeldzaam is het, dat beide sinus tegelijkertijd aangedaan zijn, terwijl het echter wel voorkomt, dat het dunne tusschenschot doorbreekt en de sinus aan de andere zijde daardoor secundair wordt ontstoken.
Behalve dit tusschenschot kan men aan den sinus frontalis drie wanden onderscheiden, namelijk: den bovenachterwand, die de holte
-ocr page 138-Van de hersenbolte scheidt; den beneienwand, tevens bovenwand van de orbita, en den voorwand. De beide eerste worden gevormdnbsp;door dunne beenplaten, terwijl de laatste een aanmerkelijke diktenbsp;kan hebben, zoodat het duidelijk is, dat uitzettingen of doorbraaknbsp;bij etterophoopingen voornamelijk in een der beide eerste richtingennbsp;zal plaats hebben.
Doorbraken naar de hetsenholte, die meestal letaal verloopen, zijn uiterst zeldzaam. Veelvuldiger zijn de gevallen van orbitaal-oomplicatiën. Hierin overtreft de sinus frontalis ver het antrumnbsp;Highmori.
Aan het Hasthuis voor Ooglijders had ik in de laatste drie jaren twee gevallen ter observatie.
Het eene geval was een man van 65 jaar, M. G. (nquot;. 742/1891). Sedert 8 jaar had, volgens zijn opgave na een stoot, onder het nasaalnbsp;gedeelte van den orbitaal-rand zich een zwelling ontwikkeld, dienbsp;langzamerhand in dikte toenam. Bij zijn aanmelding had hij sedertnbsp;drie dagen roodheid en zwelling van het boven-ooglid.
Bij onderzoek bleek, dat de bovenwand der orbita over een uitgestrektheid van 3 cM. sterk naar beneden was gedrongen. Het been was geheel geatrophiëerd, zoodat de tumor bij het aanvoelennbsp;zich als een fibreuse cyste voordeed. Aan den rand was echter eennbsp;beenige kam te voelen, die bijna loodrecht op den normalen orbitaal-rand stond.
Door een snede onder en evenwijdig aan den orbitaal-rand werd de sinus geopend. Hierbij ontlastte zich een groote hoeveelheidnbsp;dikke, groene, slijmige pus.
De veranderde orbitaal-wand werd weggeknipt, de opstaande beenige kam weggebeiteld en de andere wanden met een scherpen lepel afgekrabd en met antiseptica gereinigd. De wond werd daarop ruimnbsp;gedraineerd. Dit leidde in drie en een halve maand tot volkomennbsp;genezing met obliteratie van de holte.
Het litteeken, vlak onder de wenkbrauw, was weinig zichtbaar en de bewegingen en functies van het oog volkomen intact.
Het goede resultaat, hiermede verkregen, gaf mij aanleiding een volgend geval op dezelfde wijze te behandelen.
Een vrouw van 51 jaar (n'*. 3417/92) had sedert 4 dagen een absces aan het rechter boven-ooglid. In de laatste twee jaren had zij af ennbsp;toe etterige uitvloeiingen uit den neus gehad. Toen na de incisienbsp;de zwelling verminderde, kon een communicatie van het absces metnbsp;den sinus frontalis geconstateerd worden, waarop de incisie werdnbsp;verlengd, de carieuse orbitaal-wand ruim weggebeiteld en de anderenbsp;wanden met scherpen lepel schoongemaakt. Deze patiënte was ooknbsp;in ruim drie maanden genezen.
Van Duitschen kant wordt als therapie aanbevolen bij aandoeningen van dezen sinus de canalis frontalis van den neus uit te son-deeren en, als zulks niet mogelijk blijkt (en dit is meestal het geval), jia opening van den sinus met een troicart van den sinus uit door
-ocr page 139-het ethmoïdaal been een kunstmatige verbinding met de neusholte te maken. Lawsoït verrichtte deze operatie met hamer en beitel.nbsp;Panas zoekt van den sinus uit de oanalis frontalis te sondeerennbsp;en geeft daarvoor een bijzondere sonde aan.
Güillemain vond bij de 65 gevallen, die hij verzamelde, slechts één geval, waarbij de visas in het halve gezichtsveld ontbrak (i.awson)nbsp;en noemt den visus bij de andere gevallen normaal; hij ziet daarbijnbsp;echter een door hem gerefereerd geval van richet, waarbij totalenbsp;amaurose bestond, over het hoofd.
Maar er zijn meer gevallen van complicatie- met amaurose bekend.
Beer (1817) vermeldt drie gevallen met totale amaurose. Benedict één geval, dat, met doorbraak naar binnen, letaal eindigde. Mackenzie, in zijn Treatise (1854), zegt zelf „it will not appear strange thatnbsp;„the pressure of a diseased and dilated frontal sinus should deform thenbsp;„orbit, displace the eyeball, destroy vision etc.”
Ook uit het Gasthuis voor Ooglijders werden door van dieren in een dissertatie over dit onderwerp (1867) twee gevallen medegedeeld, een met abscessus orbitae, infiltratie en loslating van netvlies,nbsp;later atrophie van nervus opticus; het andere eveneens met orbitaal-absces, perforatie van cornea en panophthalmitis. In graepe-saemisch,nbsp;Y, S. 804, wordt een geval van .teaffreson aangehaald, waarbij, nanbsp;sterke uitvloeiing van pus uit den neus, dubbelzijdige blindheid ontstond, gevolgd door atrophie van de nervi optici. In hoeverre ditnbsp;echter een lijden van den sinus frontalis geweest is, blijkt niet overtuigend.
Ten slotte in 1882 een geval, uit 4 gevallen van higgins (guy’s IIosp. Rep.), waar sedert 1 jaar op het linker oog verminderde visusnbsp;en ptosis, sedert 5 maanden lichte exophthalmos door een gezwel aannbsp;den biiinenhoek der orbita bestond. Bij incisie kwam higgins in dennbsp;sinus frontalis. Genezing volgde.
Dat de eenvoudige uitzetting van den sinus, zooals Mackenzie dacht, de oorzaak van de amaurose niet kan zijn, bewijzen reeds de 65 (zijnbsp;het dan in werkelijkheid ook maar 63) gevallen zonder complicaties,nbsp;vermeld door güillemain. Neemt men de door mij vermelde gevallen er bij (zonder het geval van jbafpreson), dan verkrijgt men eennbsp;totaal van 9 complicaties op 74 gevallen, of ongeveer 12 pGt.
Wanneer men ook nagaat, aan den eenen kant, den groeten afstand tusschen sinus frontalis en nervus opticus, aan den anderen kant, dat (voor zooverre dit in de beschrijving der gevallen is op tenbsp;sporen) do amaurose altijd gepaard gaat met meer of minder heftigenbsp;abscessus orbitae, dan behoeft men bij de verklaring niet, zooals de-LESTRE, tot reflex zijn toevlucht te nemen, maar kunnen wij metnbsp;VAN dieren aannemen, dat de ontsteking aanvankelijk op het orbitaal-weefsel en eerst daarna op den nervus opticus of het oog overgaat.
c. Sinus efhmo'idalis en sphenoïdalis. De sinus ethmoïdalis wordt door een aantal tusschenschotjes in kleine holten verdeeld en heetnbsp;daarom met meer recht „cellulae ethmoïdales.” Er zijn gewoonlijk
-ocr page 140-drie of meer uitvoergangen; de voorste bevindt zich tusschen die van sinus frontalis en inaxillaris. De verwijde uitmondingen dezernbsp;drie vormen gezamenl jk een geutvormige verdieping met dikkenbsp;randen, „infundibulum” geheeten.
De middenste cellen hebben soms een eigen uitvoergang en monden dan boven het infundibulum uit, terwijl de achterste cellen onder en boven de concha 'superior haar opening hebben. Van denbsp;orbita worden de cellen gescheiden door een uiterst dunne beenplaat, de lamina papyracea.
De sinus sphenoïdalis ligt achter den sinus ethmoïdalis en vormt met dezen een rij achter elkaar gelegen cellen (zie figuur). De uitmonding bevindt zich in het bovenste gedeelte der neusholte. Denbsp;bovenwand van den sinus vertoont aan de buitenzijde een sulcusnbsp;voor den nerviis opticus, de laterale wand vormt tevens den wandnbsp;van het foramen opticum en van de fissura orbitalis. Verder scheidtnbsp;een mediaal schot den rechter van den linker sinus.
Absces-vorming van deze sinussen schijnt zelden in verband met oogziekten voor te komen, of misschien zelden als zoodanig herkend te worden. In de literatuur heb ik geen andere gevallen vermeldnbsp;gevonden dan die, welke secundair bij maxillair (mair, toucher) ofnbsp;frontaal absces (VAïf dieren) voorkwamen.
-ocr page 141-Ik heb echter het voorrecht door eigen waarneming een geval te kunnen mededeelen.
Maegaeetha S., oud 25 jaar (2111/93), vertoonde zicli in Juli in het Gasthuis voor Ooglijders met beenigen tumor aan den nasalen wand der linker orbita, welke driejaar bestond. Als vermoedelijke oorzaak werd verkoudheidnbsp;genoemd, die bij schaatsenrijden was opgedaan. Visus, na correctie vannbsp;Asm., normaal. Traanwegen gemakkelijk door te spuiten. De huid vertoondenbsp;niet de minste zwelling of roodheid. Dij nader onderzook bleek de tumornbsp;op één plaats indrukbaar te zijn, waarbij crejiitatie was te voelen, hetgeennbsp;wees op een dunnen beenigen wand. Op grond hiervan werd de diagnosenbsp;gesteld van tumor of empyeem van sinus ethmoïdalis.
Bhinologisch onderzoek, alsmede „Durchleuchtung”, welwillend door Dr. zwAAEDEMAKEK verricht, gaf geen aanwijzing omtrent den aard van het gezwel, Den 2den Angnstus werd tot incisie overgegaan ; deze werd verrichtnbsp;onder den biunen-ooghoek, waarbij zorg werd gedragen de traanwegen nietnbsp;te raken. Er ontlastte zich slijmige etter, zooals men die gewoonlijk bijnbsp;sinus-empyemen vindt. De holte bleek zeer ruim te zijn; met een stiletnbsp;kon men 7 cM. in horizontale i'ichting naar achteren indringen. Meet mennbsp;dezen afstand op een schedel uit, dan komt men tot aan den achterwandnbsp;van den sinus spbenoïdalis, zoodat wij hier niet alleen een samenvloeiingnbsp;hebben van alle ethmoïdaal-cellen, maar ook van sinus spbenoïdalis, tot éénnbsp;absces-holte.
De holte werd gereinigd en gedraineerd, daarna, eerst dagelijks, later wekelijKs, met antiseptische oplossing geïrrigeerd.
Toen ik na de zomer-vacantie terugkeerde, vond ik, dat hoewel weinig pus afgescheiden werd, deze moeilijk afvloeide, daar de opening zich sterk verkleind had. De fistel werd daarop verwijd en tevens een communicatie gemaakt met de neusholte onder de middelste concha een drainage-buis ingevoerd. Deze communicatie functioneert thans goed en ik meen mij te mogennbsp;vleien, dat op deze wijze dit geval tot genezing zal worden gebracht.
Dat ten slotte nog abscessen van den traanzak kunnen iiitgaan, behoef ik slechts volledigheidshalve te memoreeren.
Uit het bovenstaande meen ik te mogen concludeeren dat de holten, grenzende aan de orbita, een gewichtig moment zijn in de aetiologienbsp;van orbitaal-abscessen; bij opening van zulk een absces moet mennbsp;altijd naar communicatie met een sinus zoeken. Echter behoeft, volgensnbsp;PANAS, deze opening niet te bestaan, maar kan een ontstoken sinus,nbsp;zonder doorbraak, ontsteking in de buurt opwekken, hetgeen door hemnbsp;abscès circonvoisins wordt genoemd.
Wat de complicatie met amanrose aangaat, deze hebben wij, voor zoover het den sinus maxillaris en frontalis betreft, reeds besproken, en gezien, dat ze slechts middellijk een gevolg is van het emjtyeemnbsp;en meer direct een overgang van de orbitaal-ontsteking op nervnsnbsp;opticus (retro-bulbaire neuritis van VON graefe), gevolgd doornbsp;atrophie. Andere compliceerende oogaandoeningen zijn eveneens alsnbsp;gevolgen van orbitaal-absces aan te merken. Voor den sinus eth-rooïdalis en spbenoïdalis kan ik mij, vooral voor zooverre de butste
-ocr page 142-sinus er in betrokken is, voorstellen dat er meer direct verband kan bestaan. Door uitzetting van den sinus zou de nervus opticusnbsp;in het foramen door druk tot atrophie gebracht kunnen worden,nbsp;maar eerder nog zal de ontsteking van den sinus-wand op de zenuw,nbsp;die over meer dan 1 cM. hiertegen aanligt, kunnen overgaan. Datnbsp;dit bij het door mij beschreven geval niet heeft plaats gehad,nbsp;moet ik toeschrijven aan de weinige virulentie van de ontstekings-oorzaak, waarvoor ook pleit, dat het empyeem drie jaar kon bestaan,nbsp;zonder eenige irritatie te hebben gegeven.
De volgende gevallen intusschen zijn, naar mijn meening, wèl als zoodanig te beschouwen:
Arnold R., oud 48 jaren, heeft sedert Nov. 1892 vermindering van visus van het linker oog bemerkt. In 1889 bad hij bij herkeuring voor s.s. op beidenbsp;oogen v=:‘’/6- Sedert geruimen tijd heeft patiënt periodieke etter-uitvloeiiugnbsp;links uit den neus. Terwijl de visus op het rechter oog normaal is, heeft hijnbsp;op het linker een atrophie van den nervus opticus met een visus van Vso.-
Mevr. B., oud 49 jaar meldde zich 2 Januari op onze privaat-kliniek aan, met klachten van neuralgie in het gebied van den linker nervus infraorbitalisnbsp;en supraorbitalis. Behalve hypermetropie van 1 d. was er geen afwijking vannbsp;de oogen te constateeren, en was de gezichtsscherpte op beide oogen normaal. Sedert 8 jaren had zij etterige en bloederige uitvloeiingen uit den neusnbsp;gehad, waarvoor zij bij een vroeger consult al naar een rhinoloog was verwezen. Den 13den October vertoonde zij zich met een sterke protrusie vannbsp;het linaer oog en vermindering van visus tot op quot;''/so. Den 20sten Oct. v —nbsp;0. Den oden Nov. protrusie weder minder v ='/g , na belangrijke afscheidingnbsp;en bloeding uit den neus. Patiënt klaagt óver slaperigheid. Na een maandnbsp;was de protrusie onder het gebruik van groote hoeveelheden joodnatriumnbsp;verdwenen en de visus verbeterd tot ' gj, met nasale beperkingen van het gezichtsveld.
In beide gevallen hebben wij uitvloeiingen uit den nens, die het karakter dragen van uit een sinus afkomstig te zijn. In het tweedenbsp;geval exophthalmos, die na een etterige ontlasting uit den neusnbsp;spontaan ternggaat. Waarschijnlijk is dit een retrobulbair absces geweest, dat zich door den neus een nitweg gebaand heeft. In dit geval is de amaurose wèl aan retrobnlbaire ontsteking van den nervusnbsp;opticus toe te schrijven; in het eerste zonde men ook aan drnk-atrophie kunnen denken.
In beide gevallen blijven het voorshands waarschijnlijkheids-dia-gnosen en ware slechts absolute zekerheid te verkrijgen bij autopsie of bij uitgebreide operatie, zoolang niet de resnltaten van meerdere studienbsp;dezer ziekteprocessen de waarde der diagnostische verschijnselen meernbsp;in het licht hebben gesteld.
(Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift roor Gcneesk. Jaarg. 1894, 1ste Deel).
-ocr page 143-27 —
TRAUMATISCHE SPLIJTING DER LENS, MET BEPERKING DER RESORPTIE, TEN GEVOLGE VAN AFSLUITINGnbsp;DER LENS WOND DOOR GEPROLABEERDEnbsp;GLASVOCHT-MEMBRANEN.
Waar eene lens verwond wordt, zal zij, naarmate de wond aan de voorzijde of aan de achterzijde ligt, door het waterachtig of door het glasachtig vochtnbsp;worden geïmbibeerd, en binnen niet al te lang tijdsverloop geheel of gedeeltelijknbsp;tot resorptie komen, terwijl de snelheid en volledigheid van dit proces hoofdzakelijk afhankelijk zal z|jn van den leeftijd van het individu.
Het eifect van de discisie der lens, ter behandeling van aangeboren cataract berust hierop.
Grijpt deze verwonding plaats door de voorste lenskapsel, dan verloopen im-bibitie en resorptie in den regel snel, door de achterste lenskapsel langzamer; onder bepaalde omstandigheden eehter kan het effect zich tot eene circumsoriptenbsp;lenstroebeling bepalen.
Ik was in de gelegenheid eene verwonding der lens waar te nemen, waarbij, niettegenstaande de voorste en achterste lenskapsel en de geheele lens warennbsp;gekliefd, geene of slechts geringe resorptie heeft plaats gegrepen, alhoewel denbsp;patiënt ten tijde der verwonding zeer jong was, en dus in alle opzichten denbsp;voorwaarde voor resorptie zoo gunstig mogelijk scheen.
Als oorzaak van dit bijna onveranderd blijven van het volumen der lens vind ik, als meest voor de hand liggende verklaring, de afsluiting der lenswondnbsp;door de vliezen uit het glasachtig lichaam.
Sedert eenigen tijd weten wij 1) dat in het glasvocht membranen voorhanden zijn, die van de ora serrata ontspringen en aldaar zeer vast verbonden zijn metnbsp;het epitheel en de onderliggende lamina vitrea choroïdeae. Deze membranennbsp;richten zich ten deele achterwaarts, om zich ter plaatse der papilla n. opt. tenbsp;insereeren, doch veel minder hecht dan aan de ora serrata; anderdeels verloopen zij voorwaarts, de bocht der zonula zinnii volgend; krommen zich langs denbsp;achtervlakte der lens, om allengs meer evenwijdig aan het CLOQUEi’sche kanaalnbsp;eveneens de papilla n. opt. te bereiken.
Deze membranen, corpus vitreum, sensu strictiori, zijn door zijdelingsche dunnere vertakkingen of splitsingen onderling verbonden, en laten zoodoende tus-achen zich kamers ontstaan, opgevuld met lymphe, humor vitreus.
Verder zien we, dat bij verschillende pathologische toestanden van het oog
1) SiBAUB, Bijdrage tot de kennis van het glasaoUig lichaam. DoNDEBS-buudel.
-ocr page 144-— 28 —
iet glasachtig lichaam samenvalt (waarbij de humor vitreus zich begeeft naar de ruimte, welke tusschen de retina en buitenste glasvocht-membraan open komt)nbsp;daarbij steeds aan de ora serrata bevestigd blijvende, terwijl de achterste insertienbsp;der membranen aan de papilla nerv. opt. meestal loslaat en dus de membranen vóór in de glasvochtruimte in het vlak der ora serrata komen te liggen,nbsp;de voorste tegen de achtervlakte der lens. Bij uitgebreide verwondingen van hetnbsp;oog, die tot verlies der lens en tot prolaps van het corpus vitreum in de wondnbsp;aanleiding geven, ziet men gewoonlijk een dergelijke collaps ontstaan: collapsusnbsp;corp. vitrei traumaticus. By de genezing blijven de glasvochtvliezen in hetnbsp;hoornvlies-litteeken geklemd, en vormen tegen elkaar aangedrukt een min of meernbsp;vaste kegelvormige massa, wier basis door de ora serrata begrensd wordt ennbsp;wier top in de cicatrix ligt.
In het te beschrijven geval was het middelste gedeelte der lens bij het trauma verloren gegaan, doch het periphere gedeelte en de verscheurde lenskapsel achtergebleven. Het gecollabeerde en prolabeerende glasachtig lichaam bekleedde denbsp;lenswond en vrijwaarde de zijdellingsche lensresten voor den oplossenden invloednbsp;van omringende lymphe. Daardoor werd het mogelijk, dat in een oog, dat innbsp;de prilste jeugd werd verwond, de resorptie eener over eene groote oppervlaktenbsp;verwonde lens, gedurende twintig jaar, tot op het tijdstip der exstirpatio bulbinbsp;uit kon blijven. De beschrijving van dit geval volge thans.
Bulbua u». 417, uit de collectie van het jaar 1886, vau het Nederlaudseh Gasthuis voor Ooglijders, stond ingeschreven als te hebben toebehoord aan J, H. in ’t v., oud 27nbsp;jaar, landbouwer van beroep, die sedert zijn 7de jaar, na verwonding door een riet op hetnbsp;linker oog blind was.
In bovenvermeld jaar, vervoegde hij zich aan de polikliniek met klachten over hinder van het licht, irritatie en congestie van het rechter oog, hetgeen de indicatie was totnbsp;eistirpatie van het linker oog, met V. z:: 0 en Tensi e 1.
Dit oog vertoonde uitwendig eene liniaire cicatrix corneae met synechia anterior in het verloop der cicatrix, doch niet over de volle lengte. Na den bulbus aeqnatoriaal doorgesneden te hebben constateerde men, dat de retina aan de onderzijde had losgelaten,nbsp;de lens verkalkt, het corpus ciliare licht gezwollen, de iris atrophisch was, terwijl denbsp;choroïdea eene atrophische plek vertoonde. Thans dus 2 jaar rnim in MüLLSR’sch vochtnbsp;bewaard, is aan het praeparaat nog slechts duidelijk te zien de cicatrix corneae, reikendenbsp;van een punt van den corneo-scleraal-grens, bijna door het midden der cornea, tot op ongeveer 2 mM. van den schuins daartegenover liggenden oorneo-scleraalrand. Ondoorschijnend verkleind glasvocht onttrekt de achtervlakte der lens, of wat zich ter plaatse der lensnbsp;mocht bevinden, aan de waarneming. De voorste helft van den bulbus sneed ik door innbsp;eene richting loodrecht op dia van de cicatrix en zag nu ter weerszyden der oogas gelegen twee stukken der lens, die door eene van achter de lens komende, tot aan de corneanbsp;reikende en met deze versmolten streng, gescheiden zijn.
Elk dezer beide lichamen heeft een afgeronden vorm, hetgeen bedriegelijk den in-drnk teweeg brengt alsof er twee afzonderlijke lensjes waren. De beide helften werden in toto gekleurd, de eene in lithiou-carmijn, de andere in haematoxyline, en ingesmolten in parafiue. Van de serie coupes, die ik hiervan vervaardigde moge een vyftal,nbsp;als de meeat sprekende, hier beschreven worden.
1®. De meest periphere coupe, naar de zijde, waar het litteeken den rand der cornea niet geheel bereikte, heeft vrijwel een normaal aanzien.
2°. Een weinig meer naar het centrum, doch nog niet in het pupilvlak, krijgt men 2 lensstnkken te zien, het een zeer groot in vergelijking tot het andere. Van deze viel
-ocr page 145-— 29
in de vorige eoupe blijlcliaar slechts het grootste stuk iu het snijvlak. Beide stukken iijn geheel met kapsel omgeveu, uitgezonderd aan de zijden, die naar elkaar toegekeerdnbsp;zyn, waar de kapsel vrij eindigt. De kapsel van de kleinste helft strekt zich nog uitnbsp;halverwege over den afstand tusschen beide stukken; hier is dus een gedeelte der lensnbsp;verloren gegaan, en het epitheel, dat van de kapsel losliet daar, waar zij open lag, heeftnbsp;zich tegen de hier vrij liggende lensmassa aangelegd, zoodat deze rondom door epitheelnbsp;omsloten is. Nu ziet men dnidelijk het glasachtig lichaam zich voorwelven tusschen heidenbsp;lenshelften, echter niet tot aan do achtervlakte der iris, doch ver genoeg, om het vryenbsp;einde der achterste lenskapsel voortstuwend, zich tegen het open gedeelte der grooterenbsp;lenshelft aan te leggen. In dit glasachtig lichaam zijn de spaarzaam met leucocythennbsp;geïnfiltreerde en gevasculariseerde membranen duidelijk waar te nemen, terwijl het dichtstnbsp;tegen elkaar gedrongen zijn die, welke ter plaatse van het ontbrekende lens-gedeeltenbsp;gelegen zijn. De roNTAKA’sche hoek is merkbaar verkleind.
3». Weer verder naar het centrum, dicht bij den rand van het pupilvlak is de grootte der lensstukken ongeveer gelijk, is de lenskapsel der helft, correspondeerende met hetnbsp;kleinste stuk der vorige coupe, niet meer zoo ruim, en liggen beide naar elkaar toegekeerde zijden der lensmassa’s tegen het glasachtig lichaam aan, dat nu verder voorwaartsnbsp;reikende, de achtervlakte der iris bereikt en hiermede vergroeid is. Tevens ziet mennbsp;de voorvlakte der iris en achtervlakte der cornea overbrugd door een massa, die geheelnbsp;het aspect heeft van de evengenoemde glasvochtstreng. In het cornea-weefsel is geennbsp;onderscheid meer te maken tusschen litteeken en normaal weefsel, alleen is ter plaatsenbsp;der gewezen wond het corneaal-epitheel verdikt. Ook in deze eoupe is de roNTANA’schenbsp;hoek zeer klein en oogkamer ondiep.
4°. Eene conpe, even in het pupilvlak vallend, stelt ons in staat de glasvochtstreng te vervolgen, zooals deze voorwaarts loopt, en tusschen de irisranden, die hier een gemeenschappelijke synechie vormen, de cornea bereikt. Hier nu is juist de andere lenshelftnbsp;kleiner; haar kapsel is gedeeltelijk zonder leesinhoud, doch opgevuld met glasvocht-mem-branen, die zijdelings voordringen, scherp tegen de lensresten aanliggen en deze afsluiten,
5®. Deze coupe eindelijk, midden in het pupilvlak vallend, toont de iris weder vrij van de cornea, doch te eener zijde nog verkleefd aan de streng van glasvliezen; hetglasaehtignbsp;lichaam begeeft zich als eene vrije streng naar de cornea, in haar voorste gedeelte doornbsp;teruggeslagen m. Descemetii bekleed; de lenskapsel is op beide helften een weinig ruim.nbsp;In het voorste gedeelte dicht bij de cornea is deze streng duidelijk gevasculariseerd.
Dit gedeelte van het praeparaat toont zeer veel overeenkomst, met een door alt 1)
1) Weckeb et LAMDOLT, Traité complet. Tome II, pag. 201.
-ocr page 146-— 30 —
beschreven geval, waarin, na perforatie der cornea en nittreding der lens door de wond, het glasachtig lichaam zich vereenigt met de cornea, waarbij de membrana Descemetiinbsp;zich aan den wondrand terugslaat en zich een eiudwcegs tegen de glasTochtstreng aanlegt.nbsp;De streepen, die in de teekening in de richting der streng verloopen, zijn ongetwijfeldnbsp;dezelfde glasvochtmembranen.
Evenzoo geven fagensteches en genth 1) een geval te aanschouwen, hetgeen een soort-gelykeu toestand voorstelt als dat van alt, met dien verstande, dat behalve de lens hier bovendien de iris gemist wordt, en dat de overgang van het corneaal weefsel in dat dernbsp;glasvochtstreng hier duidelijk te onderscheiden is.
De verdere conpes toouen allegt;- duidelijk twee lenshelften, waarvan de onderlinge verhouding minder juist was na te gaan, daar ze bij het sngden nit het praeparaat vielen en de teruggebleven kapsel niet duidelijk meer hun vorm aangeeft.
In geen der conpes heb ik woekering van het kapsel-epitheel knnnen waarnemen en evenmin het zoo karakteristieke bnitenwaartsche omkrullen der lenskapsel, die daar waarnbsp;zy vrij was, gestrekt of golfsgewijze, als een wimpel in den wind, lag. Tevens vertoondennbsp;de lensstukken op hun voorvlakte overal pigment-resten van de iris, die zelve zeer dnnnbsp;bleek te zijn. Op de glasmembraan der choroïdea zijn menigvuldige glaskogels waar tenbsp;nemen.
Trachten wij ons thans een voorstelling te maken van de wijze, waarop de verwonding tot stand is gekomen en hoe het proces tot den beschreven eindtoestand is kunnen geraken.
Het riet, dat het trauma teweeg bracht, heeft een klieving der cornea en splijting der lens veroorzaakt, terwijl door de sterke drukking op het oog,nbsp;het waterachtig vocht en het gekneusde gedeelte der lens snel uit het oognbsp;zijn geperst, zoodat het glasachtig lichaam in de ontstane ruimte drong en innbsp;de hoornvlieswond werd geklemd.
Zoo konden dus twee periphere stukken der lens in het oog achterblijven, die naar den aequator toe nog door normale lenskapsel begrensd bleven en naar denbsp;oogas toe door de naar voren gedrongen glasvochtmembranen bedekt werden,nbsp;waardoor zij voor resorptie zijn behoed. Het ligt voor de hand, dat daarbij denbsp;membranen, welke in normalen toestand de achtervlakte der lens volgen, voornamelijk in het spel waren; zij moeten het eerst in de wond gedrongen worden tengevolge der verhoogde spanning, die door het inwerkend geweld werdnbsp;veroorzaakt.
Het nabij de cornea gelegen gedeelte van het glasachtig lichaam heeft geheel het aspect van bindweefsel aangenomen en gelijkt bij onze wijze van behandelingnbsp;in doorsneden op cornea-weefsel; zelfs is de overgang van het eene weefsel innbsp;het andere niet scherp te onderkennen. De in de glasvochtstreng verloopendenbsp;vaten, ontnemen er zoo mogelijk nog meer het gewone aspect aan, en alleennbsp;haar overgang in de achter de lens liggende membranen doen haar ontstaannbsp;uit glasachtig lichaam ontwijfelbaar herkennen.
Utrecht, Juni 1889. nbsp;nbsp;nbsp;H. M. c. kesslee.
1) Pagensiecheb und genth. Atlas, plaat II, fig. 4.
-ocr page 147-DOOR
W. EINTHOVEN.
Verschil van kleur kan de oorzaak zijn van een schijnbaar verschil in afstand i). Men kan zich hiervan gemakkelijk overtuigen, wanneer men verschillend gekleurde figuren, bijv. letters van rood en blauw papier op een met zwart fiuweel bekleed scherm plakt en zich op een doel-matigen afstand recht vóór het scherm plaatst. In deze omstandigheden zien vele personen de roode letters vóór denbsp;hlanwe staan.
Het eigenaardige verschijnsel kan niet verklaard worden door verschil in accommodatie, daar er ongeveer evenveelnbsp;personen zijn, die de blauwe letters vóór de roode zien alsnbsp;omgekeerd de roode vóór de blauwe. Bovendien verdwijntnbsp;het schijnbare afstandsverschil, dat bij het binoculaire ziennbsp;zeer duidelijk is, zoo goed als geheel, wanneer men éénnbsp;oog sluit.
Ben nader onderzoek kan leeren, dat het verschijnsel be
ll Donders. Wetensch. bijbladen, v. h. Ned. Gasth. v. Ooglijders, 1868.
-ocr page 148-rust op stereoscopie i). De netyliesbeelden van verschillend gekleurde punten^zijn onderling verschoven, hetgeen opnbsp;voortreffelijke wijze door een eenvoudige proef van B r ü c k enbsp;wordt gedemonsteerd. Met één oog naar een rechte, verticale streep ziende, boven en onder rood, in het middennbsp;blauw, op zwarten grond, merkte hij op, dat het blauwenbsp;stuk naar de eene, de beide roode naar de tegenovergesteldenbsp;zijde zijn afgeweken. Afwisselend het eene en het anderenbsp;oog bedekkende kan men gemakkelijk een verschuivingnbsp;der blauwe en roode gedeelten in tegengestelden zin waarnemen, en ziet men nu met beide oogen, zoo ontwikkeltnbsp;zich uit de half beelden een verschil van afstand, waarbijnbsp;de mediaanwaarts verschovene het voorste, de temporaal-waarts verschovene het achterste beeld vormen. Alléén hetnbsp;stereoscopisch effect komt met de letterteekens duidelijkernbsp;en meer overtuigend te voorschijn.
De oorzaak der relatieve verschuiving van de verschillend gekleurde beelden is gelegen in den excentrischen stand der pupil, hetgeen gemakkelijk experimenteel kannbsp;worden aangetoond. Want men kan de pupil opzettelijk ennbsp;in sterke mate excentrisch maken door haar gedeeltelijk tenbsp;bedekken. De partieele bedekking aan de slaapzijde staatnbsp;gelijk met de verplaatsing per pupil naar de neuszijde ennbsp;omgekeerd, de bedekking aan de neuszijde met de verplaatsing naar de slaapzijde. Bij nasaal excentrische pupil zalnbsp;men een verschuiving der verschillend gekleurde beeldennbsp;in de eene richting, bij temporaal excentrische pupil in denbsp;andere richting waarnemen.
Verrassend is het effect van het kunstmatig verplaatsen der pupil bij het binoculaire beschouwen der gekleurde
1) nbsp;nbsp;nbsp;W. Einthoven. Stereoscopie door kleurverschil. Ibid. 1886.
2) nbsp;nbsp;nbsp;Vorlesungen über Physiologie. Wien, 1884. 3. Aufl. II, S. 95.
-ocr page 149-187
letters. Wie de roede letters vóór de blauwe ziet, behoeft slechts zijne pupillen symmetrisch van de slaapzijde te bedekken, om de roode te zien terugtreden, en weldra achternbsp;de blauwe te zien wijken, en bedekt hij zijne pupillen vannbsp;de neuszijde dan treden de roode meer en meer naarnbsp;voren, — bij het nemen der proef op een afstand van 4nbsp;of 5 meters, ten slotte tot verscheidene decimeters. En wienbsp;de blauwe letters vóór de roode ziet, bedekke de pupillennbsp;van de neuszijde en hij zal de blauwe eerst in het vlaknbsp;der roode zien wijken en het vervolgens zien overschrijden.
Doch vóór eenigen tijd schreef Augustus D. Waller ons, dat hij, met een schijnbaar geringe wijziging de proefnbsp;herhalende, in staat was, om ook met één oog blauw achternbsp;rood te zien terugwijken en omgekeerd. Hij keek naar gekleurde ringen op een anders gekleurden grond en vond, dat,nbsp;wanneer men door de nasaal excentrisch gemaakte pupil vannbsp;het linker oog kijkt, dezelfde illusie van afstandsverschil wordtnbsp;in het leven geroepen, als wanneer men door de temporaalnbsp;excentrisch gemaakte pupil van het rechteroog ziet.
Deze opmerking heeft ons aanleiding gegeven het verschijnsel nauwkeurig te bestudeeren.
Wij beginnen met het verschijnsel nader te beschrijven en de voorwaarden te noemen, waaronder het zich zoonbsp;duidelijk mogelijk vertoont.
Ziet men met het rechteroog en temporale pupil naar een blauw vel papier met roode ringen, dan zal men, alsnbsp;men het vel aan zijn linkerzijde houdt en nog bovendiennbsp;naar links doet hellen, de roode ringen boven op het blauwnbsp;meenen te zien. ’t Is als ziet men tegen de donkere randennbsp;van een dikken rooden ring aan, die boven op het blauwenbsp;papier is vastgehecht.
-ocr page 150-188
Bij nasale pupil schijnen de roede ringen tot op zekere diepte in het hlauv te zijn ingezonken.
Het verschijnsel is des te treffender, naarmate de kleuren zuiverder en helderder zijn. De pupil moet in voldoendenbsp;mate en naar een vooraf bepaalde richting excentrischnbsp;worden gemaakt met behulp van een zwart scherm, datnbsp;haar van ééne zijde half bedekt, of liever nog met behulpnbsp;van een stenopaeisch toestel. Zij mag niet al te nauw zijn,nbsp;en het geheele oog moet goed zijn geopend en juist gericht,nbsp;opdat niet reeds de neus, een ooglid of de oogharen haarnbsp;gedeeltelijk bedekken. Wij vermelden ten laatste dat hetnbsp;hoven alles wenschelijk is, om, terwijl men de gekleurdenbsp;ringen bekijkt, de excentriciteit van de pupil niet te langnbsp;constant te houden. Want staart men met onbewegelijkenbsp;pupil langeren tijd achtereen op de ringen, dan gaat, zooalsnbsp;in zoovele gevallen van zien met één oog, alle voorstellingnbsp;van afstand verloren en schijnen de ringen soms zelfs plotseling in een vlak te liggen, dat het vlak van het blauwenbsp;papier loodrecht snijdt. Verschuift men daarentegen nu ennbsp;dan het scherm of het stenopaeisch toestel, dan ziet men denbsp;ringen zich verheffen en inzinken, en in de genoemde omstandigheden is hij temporale pupil de verheffing, bij nasalenbsp;de inzinking waarlijk bijna evenzoo duidelijk, alsof zijnbsp;stereoscopisch werden waargenomen.
De verklaring van het verschijnsel ligt in het voor den dag treden van schaduwen.
Wanneer men met één oog en excentrische pupil naar een rood en een blauw licht kijkt, zal men wegens denbsp;chromatische aberratie van het oog beide kleuren ten opzichtenbsp;van elkaar vefplaatst zien. De richting van verplaatsingnbsp;hangt af van den stand der pupil, hetgeen door fig. 1 en 2nbsp;kan worden verduidelijkt. In fig. 1 stelt S een scherm voor,nbsp;dat de pupil van oog O half bedekt, en P is een blauwe
-ocr page 151-189
lichtbron. In fig. 2 heeft S dezelfde beteekenis, doch is P rood. Op de retina wordt rood naar de tegenovergestelde, blauw naar dezelfde zijde van het scherm ver-
naar
schoven, dus projecteert men het rood naar buiten, alsof het naar het scherm toe, het blauw, alsof het van hetnbsp;scherm af was verplaatst. Wanneer men met één oognbsp;blanwe en roode strepen ziet, die, zooals fig. 3
Fig. 3.
róod\Maüu\rood\Mmiit\
A \l m \?i B
tracht aan te geven, aan elkaar grenzen, dan zal men bij plaatsing van een scherm vóór de pupil aan de zijde van
-ocr page 152-iS
190
A, rood in de richting van A, blauw in de richting van B verschoven zien. Bij m schuiven de strepen dus overnbsp;elkaar heen terwijl zij bij Z en w van elkaar af schuiven.nbsp;Bij m zal hierdoor een randje zichtbaar worden, dat denbsp;kleur vertoont, die door menging van rood en blauw ontstaat, en dat een lichtsterkte heeft gelijk aan de som vannbsp;de lichtsterkten van een roode en een blauwe streep, terwijlnbsp;bij Z en w een donkere rand voor den dag zal komen.
Wordt het scherm aan de zijde van B vóór de pupil geschoven, dan zijn l en n licht en is tn donker.
Wat voor de roode en blauwe strepen geldt, geldt natuurlijk ook voor roode ringen op een blauw veld of blauwe ringen op een rood veld. Door een excentrische pupil gezien, zullen zij donkere en lichtere randen vertonnen.
Stappen wij thans een oogenblik van de kleuren af en wijden onze aandacht aan de schaduw, die wordt gezien,nbsp;wanneer zich op een gelijkmatig verlicht (ongekleurd) ennbsp;vlak veld een kleine maar steile verheffing of inzinkingnbsp;bevindt. In de eerste plaats vragen wij naar de schijnbarenbsp;helderheid van het vrije veld, zonder een opstaanden kantnbsp;en naar die van de opstaande kanten zelve. Valt het lichtnbsp;in evenwijdige stralen loodrecht op het veld, dan zullen denbsp;steile randen a en 5 (zie de figuren 4 en 5) donker blijven.
Valt het licht schuin, dan kunnen zij óf meer óf minder
-ocr page 153-191
zijn verlicht dan het vlakke veld; valt het licht schuin van den kant van A (zie fig 4) of van de zijden vóór ofnbsp;achter het vlak van teekening, dan zal a donker blijven bijnbsp;iederen graad van helling der stralen. En zelfs als de stralennbsp;van den vierden kant B komen, zal a, minder verlichtnbsp;worden dan het veld, wanneer slechts hunne helling grooternbsp;is dan 45°. Alleen als zij van B komen en hun helling
45° is of minder, zal a evenveel of meer verlicht kunnen zijn dan het vlakke veld. Evenzoo zal een opstaande randnbsp;a oi h van fig. 5 bij verreweg de meeste richtingen waar-
-ocr page 154-192
langs het veld kan worden verlicht, donkerder zijn dan het vlakke veld zelf. Met andere woorden, de richtingen waarlangs de lichtstraleru. vallen, die een bepaald deel van dennbsp;rand meer verlichten dan het vlakke veld zijn binnen zeernbsp;enge grenzen beperkt.
Wij laten hieronder een nadere wiskundige ontwikkeling volgen.
In het midden M van een hol (zie fig. 6) denken wij ons een vlak veld met een kleine verticale verdieping als innbsp;fig. 7, terwijl het oppervlak van den bol oneindig grootnbsp;moet worden gedacht ten opzichte van het vlakke veld.nbsp;Dit laatste ligt in den horizontalen grooten cirkel ACBD.nbsp;De verticaal opstaande kant VV ^ (fig. 7) ligt in den ver-
Fig 7.
ticalen grooten cirkel CPDE.
Wij gaan van de veronderstelling uit, dat de lichtstralen, die van een enkele richting invallen, volkomen diifuusnbsp;worden teruggekaatst, zoodat de intensiteit van het teruggekaatste licht of de schijnbare helderheid slechts afhankelijk is van de intensiteit van het invallende licht en vannbsp;den invalshoek.
In de eerste plaats zij gevraagd, hoe groot de kans is, dat het vlakke veld meer wordt verlicht dan de opstaandenbsp;kant, wanneer de stralen langs een enkele richting invallennbsp;en alle richtingen even waarschijnlijk zijn.
-ocr page 155-193
Beschrijf den groeten cirkel CGDH, die den rechten twee-vlakshoek ECDB midden door deelt en trek van een willekeurig punt P, aan het oppervlak van den bol onder genoemden cirkel gelegen, den straal PM. Trek verdernbsp;PP, loodrecht op vlak ACBD en PPg loodrecht op vlaknbsp;CPBE. Stelt PM de intensiteit voor van het inval-
voor van
lende licht, dan geeft PP, de intensiteit aan, waarmede het vlakke veld, PP3 die, waarmede de opstaande kant beschenen wordt.
Breng een vlak door PP, en PP^. Dit snijdt den horizontalen groeten cirkel ACBD volgens de lijn P, Q, en den verticalen grooten cirkel CEDE volgens de lijn Pj Q. P P, Q Pjnbsp;is een rechthoek, die door vlak CDDH volgens QS gesnedennbsp;wordt. De lijn QS deelt den hoek P3 Q P, midden door.nbsp;Daar het punt P aan de oppervlakte van den bol ondernbsp;vlak CGDH genomen is, moet het snijpunt S tusschen Pnbsp;en Pg zijn gelegen, dus is PP^ langer dan PP,, d. i.: denbsp;opstaande kant wordt sterker verlicht dan het vlakke veld.
Was P aan het oppervlak van den bol in cirk. CGDH gelegen, dan was de schijnbare helderheid van beide vlakkennbsp;gelijk; lag het hoven dien cirkel, dan zou het vlakke veldnbsp;sterker verlicht zijn dan de opstaande kant. De kans, datnbsp;dit laatste geschiedt, wordt uitgedrukt door de verhoudingnbsp;van de gebogen oppervlakken der boltweehoeken ACDHnbsp;en BCDH d. i. = 3:1.
Nemen wij in aanmerking, dat de hoeveelheid licht, die door het veld diffuus wordt teruggekaatst, niet onder een bepaaldenbsp;waarde mag dalen, indien wij uit de afwisseling van licht ennbsp;donker nog het onwillekeurige besluit zullen trekken, dat ernbsp;zich op een vlak veld een steil opstaande kant bevindt, dannbsp;dient P bij de berekening steeds op zekeren afstand van dennbsp;horizontalen cirkel ACBD te worden genomen, waardoor denbsp;kans, dat het vlakke veld sterker verlicht is, nog wordt vergroot.
-ocr page 156-194
In de tweede plaats zij gevraagd naar de intensiteit van de verlichting van het horizontale en het verticale vlak, alsnbsp;het licht gelijktijdig van alle richtingen invalt, en wel vannbsp;iedere richting in even sterke mate. Het is gemakkelijk innbsp;te zien, dat in dit geval het horizontale veld verlicht zalnbsp;worden door het oppervlak van een halven bol, terwijl eennbsp;opstaande kant slechts stralen ontvangt van een kwartnbsp;holoppervlak; de schijnbare helderheden zullen zich dusnbsp;verhouden als 2:1.
In werkelijkheid zal de verlichting van een veld meestal een combinatie zijn van een sterke verlichting van éénenbsp;zijde met een zwakkere van alle zijden. Terwijl dus bijnbsp;éénzijdige verlichting de kans, dat het vlakke veld helderder Bchijnt dan de opstaande kanten, reeds grooter isnbsp;dan 3:1 zal in het algemeene geval die kans nog aanmerkelijk zijn vermeerderd.
In den regel zal dus een waarnemer, die den steilen kant van een inzinking of een verheffing op een vlak veld bekijkt, dezen als een donkere schaduw op een lichten grondnbsp;zien. Omgekeerd zal hij in bepaalde omstandigheden reedsnbsp;alleen uit het voor den dag treden van een donkeren randnbsp;het onwillekeurige besluit gaan trekken, dat hij tegen eennbsp;steilen kant aanziet.
Dat dit het geval is, wanneer men onder de beschreven voorwaarden roode ringen op een blauw veld of blauwenbsp;ringen op een rood veld bekijkt, en ze nu eens als heuveltjes dan weer als kleine verdiepingen ziet, kan gemakkelijk worden bewezen, door met een zelfde excentrischenbsp;pupil de ringen nu eens van de eene dan weer van denbsp;andere zjjde te bekijken. Bij de op bl. 187 beschreven proef,nbsp;waarbij men met het rechteroog en temporale pupil naarnbsp;een blauw vel papier met roode ringen ziet, is het rood
-ocr page 157-schijnbaar naar links, het blauw naar rechts verplaatst, waardoor de ring aan zijn buitenrand rechts (zie fig. 8 a), aan zijn binnenrand links (d) een schaduw vertoont.
Het vel papier werd aan de linkerzijde gehouden, hellende naar links, en het rood scheen boven op het blauw te liggen. Verplaatst men thans het papier naar zijn rechterzijde en doet men het naar rechts héllen^ dan sullen hij deselfdenbsp;temporale pupil, op dezelfde plaatsen schaduwen worden ge-
vormd, die thans echter van een andere richting worden he-
-ocr page 158-196
keken. En het rood ml in plaats van sieh boven het blauw te verheffen, daarin schijnen in te sinken. Ter nadere opheldering strekken de -figuren 9 en 10.
Kiff. 10.
Wordt het vel papier aan dezelfde zijde en in dezelfde helling gehouden, dan ziet het linkeroog met nasale pupilnbsp;wat het rechter met temporale ziet; de pupil moet immersnbsp;niet naar de symmetrische maar naar de gelijknamige zijdenbsp;zijn verplaatst om de verschuiving der kleuren op het netvlies in dezelfde richting te doen plaats hebben.
Met bovenwaarts of benedenwaarts verplaatste pupil behoeft men het gekleurde papier slechts recht voor zich uit te houden en het achter- of wel vóórover te doen kantelennbsp;om dezelfde illusie te doen ontstaan en met even gunstigennbsp;uitslag kan men de pupil ook naar iedere andere richtingnbsp;excentrisch maken, wanneer men het vel papier slechts innbsp;dezelfde of in een recht tegenovergestelde richting verplaatstnbsp;en het om een as wentelt, welke, in het vlak van het papiernbsp;gelegen, die richting loodrecht snijdt.
Zooals op hl. 190 is opgemerkt, neemt men aan de gekleurde ringen behalve de donkere randen, ook purper getinte, lichte
-ocr page 159-randen waar. Deze scliijnen, als zij niet te zeer in het oog vallen, door tegenstelling de illusie te versterken. Met eennbsp;half rood, half blauw getint papier experimenteerende,nbsp;waarop slechts ééne rechte grenslijn te zien was, vond iknbsp;onder dezelfde voorwaarden als bij de gekleurde ringen roodnbsp;vóór blauw en omgekeerd, doch alleen, wanneer er op denbsp;grenslijn een donkere rand voor den dag trad; bij het tenbsp;voorschijn treden van een lichten rand werd geen sprekendnbsp;afstandsverschil zichtbaar.
Staan wij ten slotte een oogenblik stil bij de vraag, in hoe verre de schaduw, die van een opstaanden kant op hetnbsp;vlakke veld wordt geworpen, op de beschreven illusie vannbsp;invloed kan zijn. Hierbij kunnen die lichtstralen slechts innbsp;aanmerking komen, welke van twee aan elkaar tegenovergestelde zijden invallen, daar wij immers bij den juistennbsp;stand en de juiste helling van het gekleurde papier denbsp;schaduwen om de ringen zich of recht naar ons toe ofnbsp;recht van ons af zien vormen. Schijnt het licht van denbsp;ééne zpde, dan zal de geworpen schaduw de donkere streepnbsp;van den opstaanden kant zelven verbreeden, den indruknbsp;van dezen dus versterken en schijnt het van de andere
richting, dan is de geworpen schaduw voor het oog van den waarnemer in den regel onzichtbaar.
Een uitzondering ^ hierop vinden wij in den stand van het oog en de richting der stralen, afgebeeld in fig. 11,nbsp;waar bovendien ook He opstaande kant sterker verlicht isnbsp;dan het vlakke veld. Wij hebben nagegaan hoe hij zoodanignbsp;invallend licht de gekleurde cirkels op het anders gekleurdenbsp;veld als verheffingen of inzinkingen worden beoordeeld. Mennbsp;kan de proef licht nemen. Wij deden haar met direct zonlicht en vonden, dat zoowel de inzinkingen als de verheffingen juist op dezelfde wijze worden gevormd, als bij hetnbsp;gewoon invallende licht.
Zij kan dus leeren, dat, niettegenstaande wij weten, langs welke richting het licht in een buitengewoon geval zijnnbsp;stralen zendt en de plaats nauwkeurig kennen, waar zichnbsp;in die bijzondere omstandigheid de schaduw zou moetennbsp;vormen, een gezichtsindruk toch beoordeeld wordt, alsof denbsp;schaduw aan stralen te danken was, die langs de meestnbsp;voorkomende richtingen het gezichtsveld beschijnen.
-ocr page 161-IN BETREKKING TOT
Anatomisclie bijdrage,
H. M. C. KESSLER.
I)e Fonlaansche ruimten en het losse weefsel tusschen ciliairspier en sclera, dat het begin der perichorioidalenbsp;ruimte vormt, levert een betrekkelijk ruimen lymphwegnbsp;op, die voor de voorste oogkamer een afvoerweg kannbsp;vormen naar de perichorioidea en evenzeer naar hetnbsp;Schlemm’sche kanaal en den Leberschen plexus.
Fig 1 is afkomstig van een oog, geëxstirpeerd wegens daarachter gelegen malignen tumor, die den oogbol naarnbsp;voren drong, zonder nadeeligen invloed op de geziehts-sclierpte, terwijl hoogstens slechts eenige stuwing wasnbsp;waar te nemen.
Fig. 2 is afkomstig van patiënt met lens ver wonding, waar het centrale deel der lens was goresorbeerd.
In beide praeparaten splitst zich het Schlemm schc kanaal en staat blijkbaar in verbinding met den verderennbsp;plexus.
In fig. 8, de coupe van een oog, waar vroeger, wegens glaucoma, iridectomie en daarna solerotomie was verricht,nbsp;is de weg door de lymphspleten van het ligainentumnbsp;peotinatum (d. i. het caverneuse weefsel, waar iris, cornea,nbsp;solera en corpus ciliaro samenkomcn) al zeer ruim.
-ocr page 162-Bij alle oogen, waar de tensie lager is dan normaal, wordt de perichorioidale ruimte grooter en kan zich totnbsp;de gezichtszenuw uitstrekken.
Mg. 3 is afkomstig van een kind, eenige maanden oud, met uitpuilend oog, tengevolge van tumor, met stuwings-verschijnselen en retinaal bloedingen.
Fig. 4 is een specimen van sclero-cborioidites anterior met overvulling der perioliorioidea met leucocjthen.
Oogen met kyklitis leveren, na kleuring der leucocvthen, een gereed hulpmiddel om de hoofdrichling der lymph-stromen na te gaan.
Fig. 6 is de doorsnede van een oog, geëxstirpeerd wegens glauöomateuzen toestand, met stapliyloom dernbsp;cornea on synnocbia anterior. Tengevolge van kyklits zijnnbsp;de ruimten tussclicn de zenuwvczelon opgevuld met leu-ooeytlien, en wordt hierdoor de richting der zonula vezelennbsp;duidelijk aangotoond.
Fig. 6 toont tevens een ophooping van leucooythen in den hoek tussohen lenskapsel en achterste zonulavezelen.
Fig. 7 is een microsoopisch praeparaat van flg. 3, en toont duidelijk den weg dien de leueocyihen, van de processus oiliares afkomstig, volgen.
Indien de perivascnlaire scheden der venae vorticosae als afvoerweg voor de in de perichorioidea aanwezigenbsp;lymphe mogen worden beschouwd, dan zal de voortdurende beweging van den oogbol een uilstekend middelnbsp;zijn, om deze lymphe door T losse weefsel der Ténonschenbsp;kapsel weg’ te stuwen naar ’t orbitaalweefsel, vanwaar zenbsp;verder gemakkelijk kan worden verwijderd.
-ocr page 163- -ocr page 164-C.Mooy.Lith.
entnorameii ans der Festrede vom 28. Mai 1888.
Als ich i. J. 1835, im Alter von 17 Jahren, an der Utrecht’schen Hochschule eingeschrieben wnrde, battenbsp;ich noch wenig gelernt; von Ueberbürdung war sicherlichnbsp;keine Eede. Von meinem 7. bis zu meinem 13. Jahre warnbsp;ich in Pension bei dem Lehrer Panken in Duizel, einemnbsp;Haidedorf in Brabant. Ich habe bei ihm gut rechnennbsp;imd ziemlich gut Hollandisch schreiben gelernt, und sovielnbsp;Französisch wie Meister Panken und ich aus dem „Agron“nbsp;— der in damaliger Zeit allgemein gebrauchlichen Pran-zösischer’ Grammatik — lemen konnten. Friihzeitig lerntenbsp;ich auch Musik, wozu in Eersel, eine Viertelstunde weitnbsp;von Duizel entfernt, Gelegenheit war.
Die beiden letzten Jahre, vom 11. bis zum 13., ward ich als Unterlehrer verwen det und verdiente dabei meinnbsp;Kostgeld. Meine Studiën sollte ich in Lüttich fortsetzen,nbsp;WO meine iilteste Schwester verheirathet war. Allein innbsp;Belgien kam es damals zum Aufruhr, und meine gutenbsp;Mutter hatte durch die in den Feldzug an die Belgischenbsp;Grenze ziehenden und bei ihr einquartirten Studentennbsp;und Ofhciere Vorliebe für die Hollander gewonnen; sonbsp;kam ich in meinem 13. Jahr vorlautig auf die Französischenbsp;Schule in Tilburg. Französisch war hier für mich nichtnbsp;zu lemen (denn ich kannte meinen Agron); aber glück-licherweise lernte ich etwas Englisch von meinem Mit-
-ocr page 170-schiller Henry Collier, der bis zum heutigen Tage inein Freund geblieben ist.
leb batte Freude am Lemen und wurde darum nach Boxmeer a.uf die Lateinschule geschickt; lernte dortnbsp;Lateiniscb nicht uur schreiben, sondern auch reden, undnbsp;überdies noch etvT^s Griechisch aus Jacobs. Das warnbsp;aber auch Alles, und damit wurde ich nach 3 Jahren aufnbsp;die Hochschule geschickt. Von lateinischer Litteratur wusstenbsp;ich wenig, von der griechiseben absolut nichts undnbsp;ungefahr ebensoviel von der Niederlandiscben und vonnbsp;der Litteratur anderer Liinder. Man begreift leicht, dassnbsp;es mir nicht an Zeit gefehlt batte, urn an der Maasnbsp;spazieren zu gehen, zu jagen und zu fischen.
Wie gross aber der Mangel an Kenntnissen bei dein jungen Studenten war, ebenso gross war auch sein Mbssens-durst. Collegien boren war mir ein wahrer Genuss. Einennbsp;unbeschreiblichon Eindruck machte auf mich die Chemie,nbsp;die von Hicolas de Fremery in seinen mit Experimenten verbundenen Vorlesungen in wahrhaft aus-gezeichneter Weise vorgetragen wurde. Als ich die erstenbsp;Vcustellung davon erhielt, dass alles Bestellende innbsp;seiner unendlichen Verschiedenheit aus einer verhaltniss-raassig kleinen Anzahl von Elementen zusammengesetztnbsp;ist, die sich in bestimmten Verhaltnissen verbinden undnbsp;wiederverbinden, war mir, als ob mit der Scböpfung dernbsp;Elemente die ganze Natur gegeben sei, und ich phantasirtenbsp;darüber in meiner eigenen Art. Spater erfasste mich vornbsp;allem Anderen die Physiologie eines Sc broeder vannbsp;der Kolk, des Enthusiasten, welcher Liebe batte fiirnbsp;die Natur und welcher Liebe dafür einzuflössen verstand.nbsp;Als ich mein Tentamen in der Physiologie abgelegt hatte,nbsp;gab er mir ein Buch und einen Rath; das Buch warnbsp;Tiedemann’s „Bau und Bntwicklung des Gehirnsquot;, einnbsp;Buch, welches wohl geeignet war, schon damals einenbsp;Ahnung zu geben von der Descendenzlehre, wovonnbsp;vielleicht auch schon et was in Schroeder van dernbsp;Kolk’s Phantasie lebte, wie sehr dieser im IJebrigen
-ocr page 171-Vollblut-ïeleologe war. ünd sein Kath: „Versanme nicht, wenn Du Gelegenheit dazu hast, Autopsien zu maclien;nbsp;diese sind meine Schule gewesen;“ so sprach er.
Nicht am Wenigsten lernte ich inzwischen in dem üm-gang mit meinen Comrnilitonen. Wir bezogen die Universitiit mit einer grossen Zahl Mediciner, iinter denen ein giiternbsp;Geist herrschte; aber ich nahm Interesse an Allera undnbsp;suchte und land meine Freunde in allen Facnltaten. Inzwischen musste ich mich beeilen, meine Studiën zu absol-viren; denn ich sollte nach 4 .lahren Utrecht als Militararztnbsp;verlassen. Ich machte denn auch nach AYeihnachten desnbsp;2. Jahres mein propiideutisches, nach Ostern des 3. Jahresnbsp;raein Candidats-Examen und wollte am Ende meines 4. Jahresnbsp;mein Doctorat bestehen, allein die Facultat wandte dagegennbsp;ein, dass das Gesetz zwei klinische Studienjahre fordere.nbsp;Nun hatte ich zwar 2 Jahre lang bei Al e.x an der, welchernbsp;lintei' dem Titel eines Honorar-Professors klinischer Lehrernbsp;der Militarschnle war, die Klinik besucht, oder wenigstensnbsp;Kranke gesehen; die Facultat wollte dies aber nicht geitennbsp;lassen und Alexander rieth mir, nach Leiden zu gehen,nbsp;um zu vernelimen, wie man dort dariiber denke. Nachnbsp;drei Tagen kehrte ich als Doctorandus zuriick. Meinnbsp;Boxmeer’sches Latein — ich sprach es wie Wasser —nbsp;hatte Eindruck gemacht. Meine Kenntnisse waren ab-gerundet aber sehr oberflachlich, und meine allgemeinenbsp;Bildnng liess viel zu wünschen übrig.
lm Februar 1840 wnrde ich Militararzt und als soldier nach Vliesingen geschickt.
Yliesingen war in damaliger Zeit wahrlich kein Ver-bannungsort; jetzt zeigt es sich mit einem priichtigen Hafen ohne Schiffe; damals mit priichtigen Schiffen ohnenbsp;Hafen. Prinz Heinrich war gerado mit einer Schiffs-Schwadron eingelanfen und es wimmelte dort von See-Officieren und Officiers-Aspiranten; dazu die AVerft damalsnbsp;in voller Bliithe, mit ihrem Commandanten, mit Schiffs-bauern und Beamten, Mannern, von denen viel zunbsp;lemen war. Dazu kam noch ein Director des Geniecorps,
-ocr page 172-— 4 —
ein Stab von Genie-Officieren, Seesoldaten, die nothige Festungs-Artillerie nnd ein paar Bataillone Infanterie.nbsp;TJeberall suchte nnd fand icli Anschluss. Ich hatte dortnbsp;Dienst in der Kaserne, ein paar Krankensale im Hospital,nbsp;machte alle Autopsien, schrieb meine Dissertation, promo-virte dann in Leiden, praktisirte und inusicirte nndnbsp;fand im Umgange mit ausgezeichneten Mannern undnbsp;liebenswiirdigen Frauen Gelegenheit zu vielseitiger Aus-bildung. IJngern verliess ich denn auch das abgelegenenbsp;Yliesingen, als der Inspector mich im August des folgen-den Jahres (1841) in die Residenz berief. Ich hatte abernbsp;alle Ursache, mit dem Wechsel zufrieden zu sein; dennnbsp;die Gelegenheit zu lernen und zu vielseitiger Bildungnbsp;stand hier weit offen. Meinem Chef, dem Oberarztenbsp;Rodi de Loo, einem Manne von Kenntniss undnbsp;Bildung, machte es ganz besonderes Yergnügen, dennbsp;Wünschen seiner Untergebenen entgegen zu kommen.nbsp;Eingedenk des von Schroeder van der Kolk mirnbsp;gegebenen Rathes machte ich auch hier wieder allenbsp;Autopsien, und kam durch diese oder jene llittheilungnbsp;in der Zeitschrift „Boerhaave“ in Beriihrung mit demnbsp;Redacteur Dr. van de Kasteele, einem Manne vonnbsp;Kopf und Herz, der leider zu friih aus dieser Welt ab-berufen wurde. Durch ihn wurde ich in das Lesemuseumnbsp;eingefuhrt, wo ich, nachdem ich Mitglied desselben geworden,nbsp;in fast iibertriebener Weise mich der Lectüre, sowohl litte-rarischer Avie auch naturwissenschaftlicher und medi-cinischer Zeitschriften hingab.
Durch meinen Dniversitatsfreund Schroder, spater General-Secretar für innere Angelegenheiten, wurde ich innbsp;einen für mich sehr lehrreichen Kreis junger Juristennbsp;eingeführt, von denen einer, der Exminister Wintgens,nbsp;mir Freund geworden und geblieben ist. Ja, es ist kaumnbsp;zu glauben, welche Auswahl von Mannern der Zufall annbsp;unsere Tafel von Officieren ohne Wappen führte. Sie zahltenbsp;nicht mehr als 8 Mitglieder; darunter war ein Reut her,nbsp;spater Kriegsminister, ein Sypesteijn, ausgezeichneter
-ocr page 173-Historiker, ein Ortt, der als wissenschaftlicher Ingenieur Mitgliéd der Akademie der Wissenschaften geworden ist,nbsp;ein Hess ink Jansen, spater Professor in Groningen, einnbsp;Ellerman und — last notleast — ein Aikema, eine dernbsp;feinsten Naturen, die ich je in meinem Leben kennennbsp;gelernt habe. In einem Jahre wurde er Ingenieur-Lieutenant,nbsp;Lieutenant beim Generalstab und, auf den Vorschlag desnbsp;Generals N e p v e u, vom Könige einberufen als Gouverneurnbsp;des noch jugendlichen Kronprinzen Wilhelm vonnbsp;Granien; sein frühzeitig erfolgter Tod war ein un-berechenbarer Verlust für das Yaterland.
ünser Zusammensein war nicht nur gemeinschaftliches Mittagsmahl; auch die Abende brachten wir gemeinsamnbsp;zu, entweder in der danials ausgezeichnet besetzten Oper,nbsp;Oder in unseren resp. Zimmern mit Plaudern und Karten-spiel bei einer Tasse Chocolade. Kann man. sich bèsserennbsp;Umgang wünschen? Dass ich Bekanntschaft machte mitnbsp;dem Hofleben, dass mir das Staatsleben nicht ganz fremdnbsp;blieb, dass ich dieses und jenes von Politik hörte undnbsp;von Kunstwerken sah — versteht sich Alles von selbst.
Es war in der That ein entzückendes Leben! Dazu kam, dass unser General-Inspector Beckers auf meinnbsp;Urtheil hörte. Er wünschte die Militar-Arzneischule zunbsp;reorganisiren und fragte dabei mich um Rath, ver-langte von mir Nachweisungen bezüglich des Lehrer-Personals und endigte damit, mir zu sagen,' dass er michnbsp;zum Docenten der Anatomie und Physiologie bestimmtnbsp;habe. Ich hatte hierauf gehofft und erklarte michnbsp;auch sogleich dazu bereit, obwohl der Verzicht auf dienbsp;Residenzzulage mein Gehalt von 1000 auf 800 El,nbsp;herabminderte.
lm September 1842 trat ich mein Amt an, leicht verzichtend auf die Genüsse der Hauptstadt; denn Lehren — das fühlte ich — Lehren war mein Beruf. lind dabei dasnbsp;Bewusstsein, im 24. Jahre beauftragt zu sein mit dem IJnter-richt in der Anatomie, Histologie und Physiologie, 18 Vor-lesungen in der Woche, 46 Wochen im Jahr, neben
-ocr page 174-Freunden wie van Hasselt, Jansen und Ellerman? — was konnte man mehr verlangen?
So kam ich wieder nach Utrecht, um es nun nicht wieder zu verlassen, und zwar gerade in der Zeit, alsnbsp;Herrit Jan Mulder dort als Professor der Chemie auf-getreten war undvmit dem Zauberstab seines Genies neuesnbsp;Leben weckte und Jung und Alt um sich versammelte.nbsp;Er empfing mich mit grosser Zuvorkommenheit. Ichnbsp;arbeitete in seinem Laboratorium soviet meine Zeit esnbsp;erlanbte und erwarb mir bald seine Freundschaft. Diesnnbsp;Freundschaft schatzte ich hoch und batte dazu alle Ursache.nbsp;In seinem Hause lernte ich Heije kennen, den Arzt undnbsp;Volksdichter, ein eigenartiger und nicht minder merk-würdiger Mann, den man um so höher schatzen musste,nbsp;je tiefer man in den Kern eindrang, und seinen unzer-trennlichen Freund Voorhelm Schneevoogt, dennbsp;Arzt und Menschenfreund, einen Mann von Tact und Hildungnbsp;und seltener Liebenswürdigkeit, welcher bald mein Busen-freund wurde. Wie viel ich ihm schuldig geworden bin, habenbsp;ich an anderer Stelle gezeigt^). Und vor Allen^ Jacobnbsp;Moleschott, der warme Freund, der damals schon vonnbsp;deutscher Philosophie und Physiologie durchdrungen, mitnbsp;seiner kraftvollen Anregung mir unschatzbar wurde. Undnbsp;bald darauf Opzoomer mit seinem glanzenden Talent undnbsp;seinen unübertroffenen Kenntnissen und Robert Fruin,nbsp;sein Universitats-Freund, der ihm nach Utrecht gefolgtnbsp;war; beide gehörten bald zu meinem tiiglichen Umgang.nbsp;Unter dem Eintluss soldier Manner kommen alle Keime,nbsp;die in uns schlummern, zur Entwickelung.
In der naturwissen schaftlichen Facultat, der eigentlichen Lehrschule des Physiologen, neben Mulder noch Mannernbsp;wie van Rees und Wenckenbach, wie Miquelnbsp;und Har ting, und diese mit j tingeren Freunden vereinigtnbsp;zu einem Kreise, in welchem wir regelmassig einander
’) Voorhelm Schnee vo og t’s Lebensskizze; in den Jahrbb. der Köni Ak. der Wissensch., 1872.
-ocr page 175-Mittheilung machten über die neuesten Fortschritte •der Wissenschaft, jeder von uns auf seinem Gebiete.nbsp;Konnte es unter solchen Verhaltnissen anders kommen, alsnbsp;dass der Physiologe hier immer und immer wieder nenenbsp;Anregung fand zu neuen Untersuchungen auf seinemnbsp;eigenen Felde?
Und welch’ interessante Zeit! Nie zuvor batte die Biologie solche Perioden erlebt. Grosse Entdeckungen aufnbsp;allen Gebieten! Leben und Bewegung überall!
Karl Ernst von Baer hatte das Siiugethier-Ei entdeckt; Bischoff hatte auch bei Saugethieren dienbsp;Eurchung des Dotters untersucht und dargethan, dass dernbsp;Embryo ausschliesslich aus Zellenspaltung hervorgeht. Innbsp;der Zelle selbst hatte TheodorSchwann die Einheit desnbsp;Lebens erkannt und den Ursprung aller Grundformen ausnbsp;Zeilen betont. Henle init seinem „Handbuch der allge-meinen Anatomie“ hatte ein Organon der Gewebelehrenbsp;geliefert. Und das Leben der Gewebszelle —nbsp;Form und Anordnung in Verbindung mit Mischung undnbsp;Function — war die Grundlage geworden der allgemeinennbsp;Physiologie, welcher nun weiter die Untersuchung dernbsp;niederen Thiere dienstbar gemacht wurde.
Auf dem Gebiete des Nervenlebens war durch die Entdeckung eines Charles Bell der erste Anstoss aus-gegangen, den wir fortwirken sehen in den Experimentennbsp;von Magendie, von Johannes Müller, von unseremnbsp;van Deen, meinem freundlichen Führer auf diesemnbsp;Gebiete, und von so vielen Anderen. Zugleich brachtenbsp;•Johannes Müller in seinem „Handbuch der Physio-logie“ die Physik wieder zu ihrera Kecht; aus seinernbsp;Schule ging jene unvergleichliche Dreizahl; Helmholtz,nbsp;Du Bois-Eeymond und Brücke als würdigste Ver-treter dieser Eichtung hervor, und nachher Claudenbsp;Bernard, deruns immer mit unerwarteten Entdeckungennbsp;überraschte, und ein Karl Ludwig, der eine Schule fürnbsp;«experimentelle Untersuchung stiftete, mit der sich keine
-ocr page 176-andere messen kann. Mitten in dieser Welt batte ich das Verrecht, mich bewegen zu diirfen.
In denselben Jahren wurde, neben Liebig und Dumas, auf den ven Berzelius gelegten Grundlagennbsp;der physiologischen Chemie, ven Mulder fortgebaut. Hier,^nbsp;an der Arbeitsstelte unseres grossen Mulder, sahen wirnbsp;die im Werden begriffene physiologische Chemie. Ich warnbsp;hiervon taglicher Zeuge. Dabei taiischten wir unserenbsp;Gedanken aus über allerlei Dinge. Ganz besonders be-zogen sich unsere Gesprache auf den Zusammenhang vonnbsp;Form und chemischer Zusammensetzung der thierischennbsp;Gewebe. Mulder ist vielleicht der Erste, der klar ein-gesehen hat, dass die Chemie erst da mit Erfolg beginnennbsp;kann, wo die Morphologie ihr Ende nimmt. Nicht vonnbsp;einem zusammengesetzten Gewebe, sondern von jeder nochnbsp;erkennbaren Form muss die Untersuchung der chemischen
Zusammensetzung beginnen. Dieser Einsicht verdanke ich, dass Mulder mir vorschlug, die thierischen Gewebenbsp;chemisch zu untersuchen, sowie er mit Harting die-Pflanzengewebe untersucht hatte. Begierig ergriff ich diesennbsp;Vorschlag. Bei Tage legte ich die Praparate in allerleinbsp;Agentien und jeden Abend kam der grosse Mann, dienbsp;Studentenmütze auf dem Kopf, in meine Stube, bei Denbsp;Lang am Steinweg, um gemeinschaftlich mit mir dinnbsp;Praparate zu durchmustern und um zu constatiren wasnbsp;da zu sehen war, und dies unmittelbar mit kurzenWortennbsp;aufzuschreiben. Buchstablich sind diese Notizen, durchnbsp;Zeichnungen erlautert, zu tinden in seiner „Proeve eenernbsp;algemeene physiologische scheikundequot; (1843 bis 185Gnbsp;p. 539 u. fig.). Sie enthalten einen Eeichthum von neuennbsp;Thatsachen, auch in morphologischer Hinsicht (vergl. meinenbsp;Arbeit in den „Hollandische Beitrage zu den anatomischennbsp;und physiologischen Wissenschaftenquot;).
AVelch ein Glück, beim Betreten des experimentellen Gebietes einen Mulder zum Führer gehabt zu haben!
Inzwischen war ich zum Professor extraordinarius in der medicinischen Facultiit ernannt, obwohl keine Vacanz aus-
-ocr page 177-zufüllen war — „a la suitequot;, wie man es nannte. Aber in einer Facultat von nicht mehr als vier Mitc^liedern musstenbsp;wohl etwas zu thun übrig bleiben, und ich versprach mirnbsp;da ein Arbeitsfeld zu finden, ohne mit meinen Collegennbsp;in Collision zu kommen.
Ich batte mich nicht geirrt; ich kannte ja die bestehenden Lücken! Die gerichtliche Medicin warnbsp;disponibel; sie wurde in der medicinischen Facultat nichtnbsp;gelesen. Das königliche Eeglement über den höherennbsp;Unterricht verlangte auch medicinische Polizei; ich las sienbsp;in Yerbindung mit Gesundheitslehre. Anthropologie (unternbsp;diesem Namen begriff ich eine populare Anatomie undnbsp;Physiologie mit Psychologie auf physiologischer Grundlage)nbsp;schien mir als Einleitung in die gerichtliche Medicin einnbsp;Bedürfniss fur Juristen, und auch für Theologen nichtnbsp;zu verwerfen. Die Studenten waren effenbar derselbennbsp;Ansicht; sie kamen — ich erkenne dies dankbar an —nbsp;angeregt durch die Professoren der resp. Faculfaten. Für diesenbsp;Vorlesungen zeigte sich damals grosses Interesse. Einmalnbsp;wollte ich für ein Jahr die Vorlesung ausfallen lassen, abernbsp;eine Adresse der Theologen brachte mich davon zurück.nbsp;Die Gewebelehre und die Lehre vom allgemeinen Stoff-wechsel vereinigte ich unter dem Namen „Allgemeinenbsp;Biologiequot;; das Wort „Physiologicquot; vorsorglich vermeidend,nbsp;um auch den Schein der Concurrenz nicht aufkommennbsp;zu lassen; ferner trug ich unter dem Namen vonnbsp;„Ophthalmologicquot; die Physiologie des Gesichtssinnes vor,nbsp;mit Berücksichtigung der Pathologie. Auch übernahm ichnbsp;die Autopsien im Krankenhause, denen die Studenten fleissignbsp;beiwohnten. Was an Zeit übrig blieb, wurde der Unter-suchung und den Uebungen im Laboratorium gewidmet.
Die ersten Jahre lebte ich ganz mit den Studenten; mit einzelnen sogar fast den ganzen Tag.
In dieser Weise fuhr ich fort, bis meine Vorlesungen über „Ophthalmologicquot; meinem Leben eine andere Wendungnbsp;gaben. Ich hatte Methoden zur Untersuchung von Augen-krankheiten an die Hand gegeben; meine Freunde verlangten
-ocr page 178-10 —
Die Folge davon
nun in schwierigeren Fallen nieinen Rath.
war, dass die Patiënten bald auch allein den Weg zu mir fanden. Mich interessirten manche Falie als physiologischenbsp;Probleme, aber Augenarzt verlangte ich nicht zu sein. Ichnbsp;wies deshalb auch die moisten Kranken zuriick. Aber
V
einzelne meiner Freunde beredeten mich, dass ich mich der Praxis nicht entziehen moge. Einen Augenarzt, dernbsp;das allgemeine Vertrauen besass, gab es dazumal innbsp;den Niederlanden nicht, und ein soldier war dochnbsp;erwiinscht. Ich meinerseits erwog, dass, um mit Frau undnbsp;Kindern leben zu können (mit 1600 Gulden Einkommennbsp;und Abzug von 20 ®/y), ein Extraordinarius sich immer nochnbsp;ein paar 8tunden des Pages mit Uebersetzen beschaftigennbsp;muss, und dass mit einigen Augenkranken in kürzerernbsp;Zeit dasselbe erreicJit werden könnte. Ich schwaukte. Undnbsp;was geschah?
In meiner Vorlesung liber Antliropologie sass eine Anzahl Kaplander, meistens Studenten der Theologie. Mir ist,nbsp;als ob ich auf dem nie leeren Platz der vordersten Banknbsp;das freundliche Gesicht unseres sympathischen Freundesnbsp;Burgers, dessen Andenken mich jederzeit mit Wehmuthnbsp;ertullt, nodi vor meineii Augen sehe. Eines Pages bemerktenbsp;ich zwischen den Kapliindern sitzend einen kraftigen, vor-nehmen Mann in mittleren Leboiisjaliren, mit einem klugennbsp;Kopf und ausdrucksvollem Gesicht. Nach der Vorlesungnbsp;wird er mir vorgestellt als Simpson, der beriihmte Gyna-kologe von Edinburg (Entdecker des Chloroforms als Anaesthe-ticiims), begleitet von Dr. Va 11 der Bijl, einem Kaplandernbsp;der in Edinburg proniovirt war. Simpson reiste nachnbsp;einigen Pagen wieder ab; van der Bijl, derHollandischnbsp;spracli, blieb nodi mehrere Monate. Er sah mich Augen-kranke untersuchen und redete mir zu, nach London zunbsp;kommen, um dort die grossen Kliniken zu besuclien.nbsp;Dies war im Jahre der ersten 'VVeltausstellung, 1851.nbsp;Ich war danials 33 Jahre alt! Sehr verlockend! Dernbsp;Extraordinarius prufte seine Kasse und zuckte dienbsp;Achseln. Aber van der Bijl meinte, er wolle fur mich
-ocr page 179-11
ein Zimmer üiiden in einem Privathause; er kenne die Wege; das werde sclion gehen.
Diese Eeise wurde für mein spateres Leben voii grosser Bedeutung. Ich besuchte dort die Physiologennbsp;und befreundete mich mit Sharpey uiid mit Jamesnbsp;Paget. Aber von weit grösserer Bedeutung für meinenbsp;Zukunft wurde meine Bekanntschaft mit 'Williamnbsp;Bowman, damals schon überall bekannt durch seine fürnbsp;alle Zeiten klassischen üntersuchungen über den Ban dernbsp;Eieren und über das Muskelgewebe, zugleich vorzüglichernbsp;Augenarzt, wissenschaftlich über alle Anderen hervorragend,nbsp;und ausgezeichneter Operateur, wie vielleicht vor und naclinbsp;ihm kein Anderer. Er batte meinen Namen wohl schonnbsp;gehort, und das genügte ihm, um sich mit mir in quot;V^er-bindung zu setzen. Nach einigen Tagen waren wirnbsp;befreundet. In deni grossen Moorfields-Hospital, wo ernbsp;in hohem Ansehen stand, wetteiferten all’ die anderennbsp;Herren in Bereitwilligkeit, mir gefallig zu sein. Warnbsp;ich nicht ein Glückskind ?
Die Ausstellupg batte auch Friedrich von Jaeger, den Wiener Professor der Augenheilkunde und weit-berühmten Operateur, nach London gelockt. Durch seinennbsp;Freund White Cooper wurde ich ihm vorgestellt; ich gingnbsp;in das Ophthalmic-Hospital von Guthrie, um ihn operirennbsp;zu sehen. Gerade batte ich ihn, auf einem Stuhle sitzend,nbsp;am linken und rechten Auge desselben Patiënten abwech-selnd mit rechter und linker Hand den Staar extrahirennbsp;sehen, als ein junger Mann hereinstürmte und seinemnbsp;Lehrer, dein Freunde seines Vaters, in die Arme flog. Es warnbsp;Albrecht von Graefe, der auf seiner wissenschaftlichennbsp;Reise London zum zweiten Male besuchte. Jaegernbsp;meinte, dass wir Beide wohl zu einander passen müssten,nbsp;und wir wurden bald mit ihm gleicher Meinung.
Es folgten unvergessliche Tage! Bei Alleni, was wir sahen und horten, war A. von Graefe mein Führer aufnbsp;praktischem Gebiete, und auf wissenschaftlichem Gebietnbsp;lauschte er gerue und fasste begierig jede geringste Kleinig-
-ocr page 180-— 12 —
keit auf. Einen Monat lang lebten wir mit einander, urn alsBrüder von einander zii scheiden. William Bowmannbsp;und Albrecht von Graefe als Ereunde zu gewinnen,nbsp;ward mir ein unschatzbares Gliick auf meinem Lebenswege.nbsp;— Noch einmal: war ich nicht ein Glückskind?
Empfohlen dufch A. von Graefe, der überall un-verwischbare Eindriicke zurückgelassen batte, kam ich nach Paris zu den grossen Augenarzten, auf die Klinikennbsp;von Sichel und Desmarres. Gleicher Empfang wie innbsp;London ! Znvorkommenheit in höchstem Maasse, Bereitwillig-keit mir Alles zu zeigen und mich liber Alles zu belehren!
Auf einem anderen Terrain, in der Société de Biologie, hörte ich mich als Ehrenmitglied proclamiren, und als ichnbsp;mir die Ereiheit nahm, mich dem Prasidenten Bay ernbsp;vorzustellen, begrüsste dieser mich freundlich und sagte:nbsp;„Prenez done place parmi les membresquot;.
Die physiologischen Mitglieder Claude Bernard, Charles Kobin, Brown-Séquard, Lebert u. A.nbsp;kamen, um mich zu begrüssen, nöthigten mich, mit ihnennbsp;zu Tische, verwunderten sich, dass ich Eranzösisch sprachnbsp;und Whist spielte, und — ich gehorte zu dem Kreise dernbsp;jungen Physiologen von Paris.
So nahm Eortuna mich immer in ihren Schütz!
In die Niederlande zurückgekehrt, liess ich bekannt werden, dass Patiënten nun zu mir kommen könnten, und sienbsp;kamen — ja, bald aus allen Provinzen. Kein Wunder, dennnbsp;einen Monat zuvor batte Helmholtz die Augenheilkundenbsp;mit dem Augenspiegel bereichert, und die ganze Weltnbsp;sprach da von. Den Augenspiegel wollte man sehen, mitnbsp;dem Augenspiegel wollte man untersucht sein, welchernbsp;langst verlorene Hoffnungen wieder aufleuchten lassennbsp;sollte. Und bei mir fand sich dazu die Gelegenheit.
Ich hatte aus eigenen Mitteln eine Poliklinik fiir die Bedürftigen errichtet. Aber für Unterbringung der Krankennbsp;fehlte mir die Gelegenheit. Ein Wort — und das Cholera-hospital mit seiner ganzen Einrichtung, mit dem Hausmeister
-ocr page 181-und seiner Frau als Dienstpersonal, wurde mir zur Verfügung gestellt, und die Directoren des stadtischen Krankenhausesnbsp;sorgten unter sehr annehmlichen Bedingungen für dienbsp;nöthige Beköstigung. So war mir vorlaufig geholfen.nbsp;Aber siehe da! Neben deni Cholerahospital wird einnbsp;grosses Haus zum Verkauf angeboten; ich werfe begierignbsp;die Blicke darauf. An der Ecke von Drift und Janskerhofnbsp;klopfte ich au und kehrte zurück mit der Dewissheit, dassnbsp;das betreffende Haus eine Augenheilanstalt werden solle.nbsp;Fünf Monate spater steilte mir die Commission, welche dienbsp;Sache mit Warme in die Hand genommen hatte, mehr alsnbsp;40000 Gulden zur Verfügung, eine Summe, die für den An-kaufund dieEinrichtungvollkómmenausreichend war. Diesesnbsp;gesegnete Resultat ist erreicht worden unter dem Einfluss dernbsp;Erfindung des Augenspiegels und dem Auftreten A. vonnbsp;Graefe’s in Berlin — zwei Ereignisse, von denen dienbsp;ganze Welt erfüllt war. In jenen Tagen — ich darf nun wohlnbsp;sagen, was ich bis jetzt verschwiegen habe — erhieltnbsp;ich von der medicinischen Facultat in Bonn eine Berufungnbsp;als Hachfolger von Helmholtz. Es war — so schrieb mirnbsp;derDecan — der einstimmige Wunsch aller Mitglieder dernbsp;Facultat, wie auch von Helmholtz selbst, der im Begriffnbsp;stand, Bonn' zu verlassen. Das Anerbieten hatte ver-führerisch sein können, aber mit einem Geschenk vonnbsp;40000 Gulden in der Hand für einen von mir selbstnbsp;angegebeneu Zweck, bedurfte es keiner Bedenkzeit.
Die Stiftung sollte eine Heilanstalt für mittellose Augenkranke sein und zugleich eine Anstalt für dennbsp;ünterricht, vollkommen frei und unabhangig, Jedoch innbsp;erster Linie der Hochschule dienstbar. Für den ünterrichtnbsp;und für Untersuchungszwecke wurden mir alle Mittel,nbsp;welche Wissenschaft und Praxis fordern, herbeigeschafft.nbsp;In solcher Weise hatten wir über Vieles zu verfügen,nbsp;was anderswo nicht gefunden wurde — und die Folge
Herrn M. H. Koij aards van
0 Die Wohnung des Seherpenseel.
-ocr page 182-— 14 nbsp;nbsp;nbsp;—
davon war, dass nicht nur unsere Studenten hiervon Gebrauch machten, sondern dass auch fremde Kunst-genossen kamen und sich anmeldeten, um unsere Anstaltnbsp;zu sehen und theilzunehmen an unseren Untersuchungen.nbsp;Ganz besonders beschaftigte uns die Lehre von dennbsp;Eefractions- und Ahcommodationsanomalien. Zehn Jahrenbsp;iang wurde daran eifrig gearbeitet. quot;Was man beimnbsp;Betreten eines neuen Terrains zur Ansicht bekommt,nbsp;hangt davon ab, von welcber Gegend man, beim Betretennbsp;dieses Terrains, ausgegangen war. Ich kam aus demnbsp;Lager der Physiologen, daher mussten mir die Liickennbsp;unserer Kenntnisse der genannten Anomalien ganznbsp;besonders in die Augen fallen. Wie diese Liicke auszu-fiillen war, lag auf der Hand. Hat die TJtrecbt’sche Scbulenbsp;das Verdienst, das betreffende Capitel auf bessere Grund-lagen gestellt zu haben, so ist dies dem Umstande zunbsp;verdanken, dass ich Physiologe war, bevor ich Ophthal-mologe wurde, und dass ich Mitwirkung fand, bei unserennbsp;Studenten sowobl wie bei fremden Besuchern.
In jenen Jahren babe ich meinen Kraften wobl etwas viel zugemuthet. Eine Heilanstalt fur Augenkranke undnbsp;ein physiologisches Laboratorium, eine ausgebreitete Praxisnbsp;und Vorlesungen iiber mancberlei Pacher, dazu nochnbsp;Untersuch ungen im Laboratorium und unter der Peder einnbsp;Werk fur den Druck — ich lief Gefahr, der Last zunbsp;erliegen.
Das Ableben des Professors Schroeder van der Kolk im Jahre 1862 bewirkte abermals eine neue Wen-dung in meinem Leben und bot mir zugleich einige Arbeits-erleichterung. Ich hatte mich schliissig zu raachen, obnbsp;ich den Unterricht in der Physiologic in ihrem vollennbsp;ümfange auf mich nehmen wolle. Physiologic, meinenbsp;erste Liebe; ich war ihr nicht untreu geworden! Nachstnbsp;der Augenheilkunde hatte ich unter dem Namen „Allgemeinenbsp;Biologiequot; immer noch Vorlesungen gehalten über Gewebe-lehre und physiologische Chemie und hatte mit der speciellennbsp;Physiologic stets Pühlung behalten. Ich konnte mich
-ocr page 183-15
also befugt erachten; mid mein Beschluss war gefasst, als die Herren Curatoren mir Aussiclit auf ein neuesnbsp;Laboratorium eroffneten, und als Dr. Snellen sicb bereitnbsp;erklarte, mir in der Augenheilkunde zur Seite zu stehen.nbsp;Zuerst mein Schiller, dann mein Assistent, sollte er nunnbsp;mein Mitarbeiter sein, um spater mein Nachfolger zunbsp;werden. So wiinschte ich es und so ist es geschehen.nbsp;Snellen, das ivusste ich, wiirde nicht nur in meinernbsp;Richtung fortschreiten, — einen glanzenden Beweis davonnbsp;gab er in seiner, gemeinschaftlich mit Landolt, heraus-gegebenen Arbeit „Ophthalmometrologie“ (im dritten Bandenbsp;von Graefe - Sa emisch’s gesammter Augenheilkunde,.nbsp;Leipzig 1874); — aber sein genialer Bliek und seinnbsp;praktisches Talent sollten ausserdem — so liess sichnbsp;erwarten — eine neue Seite, fiir die ich keinen be-sondere Berufung hatte, besser zu ihrem Recht bringen,nbsp;und der Erfolg hat gelehrt, dass ich micli nichtnbsp;getauscht habe.
Inzwischen kam das neue physiologische Laboratorium zu Stande und wurde ein neuer Quell von Freude undnbsp;Gltick. Von dem alten habe ich die besten Erinnerungennbsp;behalten; es war klein und die Hulfsmittel waren kiimmer-lich. Aber es geniigte vollkommen fiir die damalige kleinenbsp;Zahl der Studenten. Mein Freund und damaliger Assistentnbsp;Brondgeest wird sich der dort zugebrachten Tagenbsp;gewiss mit Befriediguug erinnern.
Ich wende mich nun an K age naar, der beinahe dO Jahre lang mein Amanuensis gewesen ist: Als Jungenbsp;war er in der Lehre bei A.merongeu, dem Amanuensisnbsp;meines Collegen Hart in g. Der Lunge gefiel mir undnbsp;ich fragte Amerongen, ob er ihn mir überlassennbsp;wolle. ,,Das will ich mir erst noch einmal iiberlegen“,nbsp;antwortete dieser. Am folgenden Tage aber sagte er mir:nbsp;„Professor, ich will Ilmen den Jungen geben, aber Sienbsp;miissen gut fiir ihn sorgen, denn er ist es werth“. — Ichnbsp;versprach dies dem gewissenhaften und sorgsamen Maune,nbsp;und ich habe Wort gehalten; — nicht wahr Kagenaar? —
-ocr page 184-— IG —
Aber Sie mein Freund, Sie haben mehr gethan! —¦ Ich stelle Ihnen, meine Herren, unseren Kagenaar vor, alsnbsp;einen gewandten Mechaniker, der alle von uns entworfenennbsp;Instrumente construirt, fast alle verbessert, und durch dienbsp;ganze Welt verschickt bat. Er war meine rechte Handnbsp;bei allen meinen Yorlesungen; ohne ihn ware meinnbsp;ünterricht in mehr als einer Beziehung beschrankt gebliebennbsp;und nicht das geworden was er gewesen ist. Habe ichnbsp;viel und vielerlei zugleich thun können, so habe ichnbsp;es Kagenaar zu danken. Kagenaar hatte immernbsp;Alles besorgt; ich hatte zu den Demonstrationen nur nochnbsp;die erforderlichen Worte zu sprechen. — lm Laboratoriumnbsp;war er immer und überall, stand Jedein zu Diensten, hattenbsp;für Alles Zeit. Nie erhöhte er seine Stimme und dochnbsp;wurde ihm von den ihm Untergebenen Gehorsam geleistetnbsp;wie keinem Anderen. — Und, wollen Sie ein Bild hauslichernbsp;Freude und hauslichen Glückes sehen? Dann treten Sienbsp;ein in sein Haus und sehen Sie ihn da sitzend zwischennbsp;seiner Frau und seinen acht Kindern!
1st es nicht ein üebermaass von Glück von solchen Menschen umringt zu sein?
In dem neuen Laboratorium hatte ich bald die Freude, Engelmann an meiner Seite zu sehen. Albert vonnbsp;Bezold, sein vielgeliebter Schwager, der leider nur zu frühnbsp;aus dem Leben scheiden musste, hatte uns mit einandernbsp;in Berührung gebracht. So kam Engelmann nachnbsp;Holland. „Was er hier für die Universitat und für dienbsp;Wissenschaft gewesen ist“ — so sprach Donders zunbsp;seinen Zuhörern — „branche ich Ihnen nicht zu sagen;nbsp;was er mir war — welche Erinnerungen treten mir vornbsp;die Seele! Ich habe den Muth nicht, mich zu ihm zunbsp;wenden, weil ich fühle, dass sein Anblick mich verhindernnbsp;würde, weiter zu sprechen . . . ich kann es nicht sagen“.
Glückliche Tage habe ich in diesem Laboratorium zu-gebracht. 1st Lemen im Allgemeinen ein Genuss — hier schöpft man seine Kenntnisse unmittelbar aus dem Urquellnbsp;aus der Natur selbst. Grössere Freude kenne ich nicht!
-ocr page 185-17
ünd zu dem Lemen tritt hier noch das Lehren; ich habe dieses Lehren nur als eine Lust, nie als eine Last gekannt.nbsp;Nannte ich Lemen Genuss, so wird das Sammeln vonnbsp;Kenntnissen einem Schatze gleich, den man verborgennbsp;halt. Er schlaft; aber beim Lehren wird er geweckt!nbsp;Interessant ist es, diesen Process an sich selbst zu ver-folgen. Man beginnt mit einem gewissen Zaudern; so wenignbsp;ist man sich seiner Kenntnisse bewusst. Aber der einenbsp;Gedanke weckt den anderen; die Ideen-Associationswegenbsp;werden gebahnt, und unter dem Einfluss meist inibewussternbsp;in- und auswendiger Impulse entwickelt sich eine ganzenbsp;Eeihe von Ideen: neue Combinationen entstehen undnbsp;neue Begriffe tauchen auf!
Man sagt — gewiss mit Recht — nicht in dem Besitz, sondern in dem Erwerben von Kenntnissen liegt der Genuss.nbsp;Aber noch grosser ist der Genuss, die latenten Kenntnissenbsp;zu wecken und als plastische Masse zu etwas Besseremnbsp;umzuformen. So tragt das Lehren seine Belohnung jederzeitnbsp;schon in sich selbst. Ich versaumte auch kein einzigesnbsp;Jahr, meinen Zuhörern dafür zu danken: Es ist wie dienbsp;Bankbarkeit eines Sammlers, der seine Mappen vor seinennbsp;Kreunden öffnet und dabei seine Zeichnungen noch einmalnbsp;zu Gesicht bekommt, um neue Schönheiten darau zu ent-decken. Und ich war glücklich, ihnen dabei danken zunbsp;können für ihr stetiges Interesse. Darin liegt ein Reiz undnbsp;eine Genugthuung, die der Docent nicht entbehren kann, undnbsp;zugleich eine Biirgschaft, dass die Getreideaussaat in gutenbsp;Erde gefallen ist. Ich meinerseits verlange eine anderenbsp;Korm der Dankbarkeit nicht. Aber auch an Dankbarkeits-bezeugungen bat es mir nicht gefehlt; ich fand sie überallnbsp;auf meinen “Wegen; sie haben mich noch mehr bestarktnbsp;in der Ueberzeugung, dass ich keine bessere Laufbahnnbsp;batte wahlen können. Eür einen Docenten ist Wissennbsp;— genaues Wissen — nöthig. Aber dies ist noch nichtnbsp;Abes’, er muss auch herausfühlen, wie er es sagen soil,nbsp;um von den Zuhörern verstanden zu werden. Das ist die
-ocr page 186-— 18 —
wahre Kunst desLehrens! War mir eine Gabe angeboren, so war es wohl diese. .
Sie sehen, wie viel Dank ich fortdauernd einerntete, und nun, da meine officielle Wirksamkeit ihreni Endenbsp;entgegengeht, wird dem Allem die Krone aufgesetztnbsp;durch die mir zugedachte Ehre, meinen Namen verbinden zunbsp;diirfen mit einem Fonds, welcher, durch Aufforderug einernbsp;Commission von Studenten, Dreunden und hervorragendennbsp;Landsleuten, aus dem In- und Auslande zusammenfloss. Ichnbsp;bin tief gerührt durch diesen ergreifenden, trefflichen Beweisnbsp;von Hochschatzung und Yertrauen. üeber die diesemnbsp;Fonds zu gebende Bestimmung habe ich reiflich nach-gedacht. Bei meiner allgemein bekannten Vorliebe fürnbsp;die Niederlandische Heilanstalt für Augenkranke, zu derennbsp;Stiftung ich vor 30 Jahren den Anlass gab, hat mannbsp;erwarten können, dass ich dieser Anstalt, die nicht nurnbsp;der Philanthropie, sondern auch der Wissenschaft und demnbsp;Unterricht dient, diesem Fonds zuweisen würde.
Dies war in der That aucli mein erster Gedanke; aber ich bin davon zurückgekommen. Die Anstalt kaun, umnbsp;auf dem gegenwlirtigen Fusse fortzubestehen, diesen Fondsnbsp;entbehren. üni zu werden, was sie werden muss, dazunbsp;ist dieser Fonds ungenügend, dazu wiire selbst eine Tonnenbsp;(100 000 Gulden) nicht genug und würden zwei Tonnennbsp;nicht zu viel sein. Die Anstalt findet aber Sympathie genug,nbsp;um hoffen zu dürfen, dass genügende XInterstützungnbsp;anderswoher kommen wird. Kleine Beitrage sind nichtnbsp;genügend; nur von Vermachtnissen ist ausreichende Hülfenbsp;zu erwarten — und sie wird nicht ausbleiben, wenn mannbsp;zu der Einsicht gekommen sein wird, dass die Heilungnbsp;und das Verhitten der Erblindung und die Sorge fürnbsp;die Erhaltung der Augen der Menschheit sicher nichtnbsp;weniger Heil bringen wird, als die Erziehung und dernbsp;Unterricht von Blinden, wofür der Wohlthiitigkeitssinn hiernbsp;so grosse Summen zur Verfügung gestellt hat. Aber, wienbsp;dem auch sei, es war doch wohl die Absicht, dass die zu-sammengebrachte Summe, deren Bestimmung mir überlassen
-ocr page 187-19
wurde, einen selbststandigen Zweck verfolgen solle. Was mir dabei im Geiste vorschwebt, ist die Sicherstellung einesnbsp;gründlichen Unterrichts in Ophthalmologie und Pliysiologie,nbsp;den beiden Fachern, denen ich mit Yorliebe mein Lebennbsp;gewidmet habe. Bei entstehenden Yacanzen liört man oftnbsp;genug klagen, dass keine genügende Auswahl da ist vonnbsp;Mannern, die Bürgschaft dafür leisten, dass sie in würdigernbsp;Weise die Stellen ausfüllen werden. Die ürsache davon istnbsp;nicht weit zu suchen. In den jSTiederlanden fehlt, besonders innbsp;den medicinischen Fachern, die sogenannte gelehrte Carrière.nbsp;Bei der geringen Zahl von Universitaten sind die Aussichtennbsp;unsicher und das System der Privatdocenten kann sichnbsp;schon darum nicht ebenso entwickeln wie anderwarts.nbsp;Nun denn, ich wünsche, dass in den ISiiederlanden wohl-geeignete Candidaten für die Lehrstühle der Physiologicnbsp;und Ophthalmologie gebildet werden. Ich habe aus-gerechnet, dass aus den Zinsen des Fonds alle 8 Jahrenbsp;zwei jungen Mannern Gelegenheit geboten werden kann,nbsp;sich in den besten Schulen auszubilden. So erhalten dienbsp;Niederlande alle 8 Jahre einen Ophthalmologen und einennbsp;Physiologen — das ist genügend! Ich nehme an, dassnbsp;Diejenigen, welche erste Assistenten an dem physiologischennbsp;Laboratorium der Utrechter üniversitat und an der Heil-anstalt für Augenkranke sind oder gewesen sind, in ersternbsp;Linie dabei in Betracht kommen. Aber auch auf dienbsp;Schüler anderer Universitaten soil Rücksicht genommennbsp;werden. Man soil — so denke ich — von den Facultatennbsp;der anderen Mederlandischen Universitaten Empfehlungennbsp;verlangen und auch bei der Ernennung sollen diese nichtnbsp;ausgeschlossen sein. Das soil alles genau bestimmtnbsp;werden in den Statuten des Fonds, mit dessen Entwurfnbsp;ich mich beschaftigte, um diesen nachtraglich dernbsp;Beurtheilung einer Commission zu unterwerfen, innbsp;welche, nachst den Mitgliedern der Festconimission,nbsp;geeignete Personen gewahlt werden rnögen; wahrendnbsp;dann der Fonds durch einen notariellen Act als Stiftungnbsp;anerkannt werden soil. Die Stiftung wird upbedingt dazii
-ocr page 188-beitragen, die Entwicklung der ophthalmologischeu und ph3^siologischen Wissenschaften in den Mederlanden zunbsp;sichern. Ich kann mir keine schonere Genugthuungnbsp;meiner Arbeit denken und sage allen Denen innigennbsp;Dank, die zur Herstellung des Fonds beigetragen haben.
„Ich habe alle Ursache, dankbar zu sein für das Leben,^ welches mir gescheukt worden ist. Ich stehe hier nochnbsp;kraftig und auch bereit, meine Lebensaufgabe weiter zunbsp;erfüllen. Ich habe nieinen Lebensgang erwogen undnbsp;ich habe gesehen, wie viele Vorrechte mir zu Theil geworden sind. Dies Alles drangt mich zur Dankbarkeit,nbsp;zur ehrerbietigen Dankbarkeit, insonderheit gegen dennbsp;ewigen ürsprung aller Dinge, wovon es dem Menschen alsnbsp;einem Pünktchen in dem unendlichen Eaum, einemnbsp;Athemzug in der unendlichen Zeit, nicht gegeben ist, sichnbsp;eine Vorstellung zu machen. Nur soweit kann er esnbsp;bringen, dass er sich ehrerbietig und in vollkommenernbsp;Unterwerfung davor niederbeugt. Auch mir ist mehrmalsnbsp;diese Unterwerfung auferlegt worden. Ich hoffe die Kraftnbsp;zu haben, mich Allem zu unterwerfen, was mir dienbsp;Zukunft auferlegen wird.“
Wiederabdriiok aas den „Klin. Monatsbl. f. Augenheilkunde“. 1889.
Universitsits-Buchdruokcrei von Adler’s Erben in Rostock.
-ocr page 189-