J
â–
w
»Ktirf/-/--':-;..#';*2l
• 'f
OOGHEELKUNDIGE
UITGEGEVEN MET
HET JAARVERSLAG
NE 37.
UTRECHT
Typ. J. VAN BOEKHOVEN te Utrecht.
-ocr page 6- -ocr page 7- -ocr page 8-6. nbsp;nbsp;nbsp;30®'® Verslag van de Vereeniging tot het verleenen van
HULP AAN minvermogende OoGLIJDERS VAN Z.-HoLLAND, GEVESTIGD TE ROTTERDAM,
7. nbsp;nbsp;nbsp;Verslag der Vereeniging „Inrichting voor Ooglijders
TE Rotterdam,” gevestigd Jacodusstraat Nquot;. 25 te Rotterdam, over het jaar 1895,
8. nbsp;nbsp;nbsp;Nederlandsche oogheelkundige dijdragen, uitgegeven door
HET NeDERLANDSCH OOGHEELKUNDIG GEZELSCHAP, 1896.
9. nbsp;nbsp;nbsp;Discours d’ouverture de la Conférence internationale ,
CONCERNANT LES SERVICES SANITAIRES DES CHEMINS DE FER ET DE LA NAVIGATION,
10. nbsp;nbsp;nbsp;Over de vochtsreweging van de achterste naar de
VOORSTE OOGKAMER,
11. nbsp;nbsp;nbsp;De kleurtheorie van H. Erringhaus en de Dissociatie-
THEORIE VAN DoNDERS,
12. nbsp;nbsp;nbsp;Over de Beteekenis van het Staafjesrood voor de
GEWAARWORDINGEN VAN LICHT EN KLEUR,
omtrent het geldelijk beheer van de Yereeniging „HEï NEDERLANDSCH GASTHUIS VOOR BEHOEFTIGE Mnbsp;MINVERMOGENDE. OOGLIJDERSover het jaar 1895,nbsp;nitgehracht door den Rentmeester-Secretarisnbsp;Mr. D. Ragay, namens Regenten, ter Vergadering vannbsp;Bestnurderen op 4 Jnli 1896.
Onder overlegging der verschillende rekeningen over het jaar 1895, zullen wij Uwe Vergadering, ingevolge de bepalingen der statuten wederom een Verslag uitbrengen,nbsp;omtrent den fmantiëelen toestand der Yereeniging.
Een vorig jaar werd door ons medegedeeld, dat eene beoor-deeling van dien toestand moeielijk was, omdat eerst sedert een half jaar het nieuwe gebouw werd gebruikt, en evenminnbsp;voor de toekomst iets was te vei’zekeren.
Wel kon, op grond der bekende cijfers over dat half jaar, er op worden gewezen dat verschillende onderdeelennbsp;van de uitgaven belangrijk zouden stijgen.
Bij eene beschouwing der gewone rekening blijkt terstond dat dit bewaarheid is geworden.
Het onderhoud der gebouwen heeft meer dan f 3000.— boven het bedrag van verleden jaar geeischt.
-ocr page 10-In de eerste jaren zal dit Hoofdstuk belangrijke uitgaven blijven eischen, omdat het Gebouw inwendig nog moet wordennbsp;afgewerkt en verschillende muren zullen moeten wordennbsp;geschilderd.
De tractementen en loonen zijn ongeveer /quot;TOO.—^ hooger, en bij de uitbreiding van het getal patiënten, zoowel verpleegdennbsp;als bezoekers van de polikliniek, bleek het dringend noodzakelijk, dat het geneeskundig personeel wordt vermeerderd.
Het personeel voor de verpleging van de opgenomen patiënten is reeds sedert het vorige jaar telkens moetennbsp;worden uitgebreid.
Steeds waren wij zoo gelukkig pleegzusters te vinden, die bereid waren in ons Gasthuis werkzaam te zijn en hunnenbsp;niet genoeg .te waardeeren diensten te verleenen.
Als gevolg van het zooveel grooter getal verpleegdagen zijn de kosten voor voeding veel hooger dan in 1894,nbsp;maar een deel der verhooging moet ook aan de uitbreidingnbsp;van het vast personeel worden toegeschreven.
Voor verwarming werd alleen voor de centrale verwarming ongeveer f 1400.—¦ aan cokes gevorderd.
Kleeding en meubilair waren weinig hooger, doch daar met het oog op de geldmiddelen zeer spaarzaam met aankoopnbsp;van nieuw meubilair, vooral ook van bedden met toebehooren,nbsp;is te werk gegaan, zal door den grooten toevloed van patiënten,nbsp;dit Hoofdstuk in de toekomst belangrijke uitgaven vorderen.
Door het groot aantal zich aangemeld hebbende personen is voor chemicaliën en instrumenten meer moeten wordennbsp;uitgegeven: voor het geven van onderwijs naar den eisch isnbsp;het bezit van goede en voldoende instrumenten eene noodzakelijkheid.
Tegenover al deze verhoogde uitgaven zijn echter ook de ontvangsten gestegen.
-ocr page 11-De verpleeggelden bedroegen ongeveer f 7500.— meer.
Hoewel nog geen iOO personen meer dan in 1894 werden opgenomen, waren er toch 4000 verpleegdagen meer. Doornbsp;uitbreiding van het getal der opgenomenen tegen f 3.— ennbsp;f 2.— per dag, werd het hoogere cijfer van verpleeggeldennbsp;bereikt.
De bijdragen waren wederom verminderende. Het verschil is wel niet groot, doch daar het blijkt dat dit een jaarlijksnbsp;terugkeerend verschijnsel is, moet op deze omstandigheidnbsp;ernstig worden gelet.
Pogingen tot het verkrijgen van nieuwe bijdragen worden steeds gedaan en ook met succes bekroond, maar het bijkomende gedeelte houdt geen tred met datgene, wat door sterfte,nbsp;verhuizen of bedanken jaarlijks afvalt.
Bovendien mag niet worden uit het oog verloren dat het vragen van bijdragen of giften voor verschillende zaken metnbsp;den dag toeneemt. Schenkt daardoor menigeen onze Ver-eeniging niets, zoo wordt daarmede blijkbaar ook rekeningnbsp;gehouden door de nieuwe begunstigers, die, bij het vele dat zijnbsp;steunen, ook onze Vereeniging niet vergeten, doch meestal denbsp;plaats aanvullen van vroegere begunstigers, die grootere bijdragen gaven.
Niettemin wordt elke gift, groot of klein, door ons met groote ingenomenheid aanvaard, en zoo gaarne zouden wij wenschennbsp;dat, gedachtig aan het «vele kleinen maken één groot» talnbsp;van medeburgers door kleine bijdragen tot het doel van onzenbsp;Vereeniging wilden medewerken.
Eene poging om daartoe op te wekken stellen wij ons voor in den loop van dit jaar te doen, vooral in die gedeeltennbsp;van ons land waar tot heden weinig begunstigers worden aangetroffen.
In 1895 werd aan renten meer ontvangen dan in 1894.
i
-ocr page 12-In het einde van dit jaar werd — zooals U bekend is — het oude Gasthuis met het woonhuis aan de Voorstraat verkocht.nbsp;Een deel van de daarvoor ontvangen som van f 25000.—nbsp;kon worden belegd.
Van dit overblijvende deel is echter moeten betaald worden de laatste termijn voor het daarstellen der centrale verwarming.
Blijkt dus uit dit alles dat er reden tot tevredenheid is, zoo mag niet worden voorbijgezien, dat zonder de door het Gasthuis genoten subsidiën, onmogelijk aan de verplichte uitgavennbsp;kon worden voldaan.
De vermeerderde ontvangst door het grooter aantal ver-pleegdagen, betreft toch voor het grootste deel verpleegdagen die met ƒ 1.— daags worden betaald. Met dit bedrag vannbsp;ƒ 1.— nu kunnen de kosten, die een verpleegde per dag aannbsp;voeding, bewassching, geneeskundige hulp, verpleging ennbsp;geneesmiddelen vordert, niet worden voldaan.
Verhooging van dit bedrag zou voor behoeftigen en minvermogenden alsmede voor de Besturen, die de verpleging betalen, een groot bezwaar zijn.
Inkomsten buiten de verpleeggelden zijn daarom voor de betaling van de algemeene onkosten en van de kosteloozenbsp;behandeling op de polikliniek dringend noodzakelijk, en vooralnbsp;zulke waarop vast mag worden gerekend. Wij hebben dannbsp;ook ten zeerste gewaardeerd dat de Staten dezer Provincie,nbsp;eene subsidie van f 2000.— voor het Gasthuis hebben beschikbaar gesteld.
Zonder die bijdrage zou de Rekening, welke wij U over het jaar 1895 aanbieden, met een nadeelig Saldo van eennbsp;belangrijk bedrag hebben gesloten, hetwelk ten slotte uit hetnbsp;zeer verminderde kapitaal zoude moeten betaald worden, ennbsp;waarvan het noodzakelijk gevolg is: vermindering van hetnbsp;Hoofdstuk Renten.
-ocr page 13-Wij hebben ook voor het jaar 1897 aan de Provinciale Staten verzocht het subsidie van / 2000.— te willen verleenen ennbsp;onder overlegging van Rekening' en Tabellen over behandeldennbsp;en verpleegden betoogd dat, zal de Stichting aan haar doelnbsp;als tot heden blijven beantwoorden, onze finantiën dien steunnbsp;onmisbaar behoeven, terwijl door het groote getal personennbsp;die uit deze provincie tot de behandelden en verpleegdennbsp;behooren, de hulp der Staten allezins billijk mag wordennbsp;geacht.
Spraken wij zooeven van het verminderend getal van begunstigers, ondanks dat er vele nieuw zijn toegetreden, zoo moet wat deze laatsten betreft op nieuw aan Correspondentennbsp;en Commissiën dank worden gebracht voor hetgeen daarvoornbsp;door hen is verricht. Hunne belangelooze bemoeiingen voornbsp;onze Vereeniging worden door ons — en wij zijn er vannbsp;verzekerd ook door Uwe Vergadering — op hoogen prijsnbsp;gesteld.
De gewone Rekening en de Kapitaal-rekening, werden nagezien door de Heeren F. ’s Jacob, Dr. J. A. C. Oudemans en Jhr. Mr. Dr. A. D. van Riemsdijk, daartoe door U in het vorignbsp;jaar benoemd.
Deze Ileeren hebben bereidwillig deze taak volbracht en, onder bijvoeging van eenige wenken, waaraan door ons veelnbsp;waarde wordt gehecht en waarnaar zal worden gehandeld, denbsp;Rekeningen goedgekeurd en ten bewijze daarvan geteekend.
Wij hebben de eer die goedgekeurde Rekeningen thans in Uwe Vergadering over te leggen met verzoek die metnbsp;uwe goedkeuring te bekrachtigen en we stellen U voor aannbsp;de Commissie dank te zeggen voor hunne welwillende bemoeiing.
De algemeene rekening luidt, in totaal der verschillende Hoofdstukken, als volgt:
-ocr page 14-10
A. Verplegingskosten.
I. De ontvangsten bedroegen:
1894.
1895.
ƒ17484.29”
- nbsp;nbsp;nbsp;3618.15
- nbsp;nbsp;nbsp;1391.51quot;
- nbsp;nbsp;nbsp;7000.-
1. nbsp;nbsp;nbsp;Aan saldo van vorig jaar
5. nbsp;nbsp;nbsp;» diverse ontvangsten
6.
. f 882.54^ verpleeggelden .... -11009.52^nbsp;bijdragen van Begunstigers - 3746.40nbsp;renten van kapitalen .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;936.—
. . - 5000.— nadeelig saldo.....- nbsp;nbsp;nbsp;20.17^
II. ƒ21594.64quot; ƒ 29493.95quot; De Uitgaven bedroegen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
» |
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
* Waaronder ƒ 379.52 aan gedane voorschotten, en ƒ55.-pleeggelden met verschotten over 1893. ** Waaronder ƒ 412.29 aan gedane voorschotten. |
1. nbsp;nbsp;nbsp;Aan
a. nbsp;nbsp;nbsp;))
b. nbsp;nbsp;nbsp;))
5.
7.
9.
-ocr page 15-11
Deze rekening sluit derhalve met een voordeelig saldo van f 350.75^
Het aantal verpleegden was 93 meer dan in 1894: dat der verpleegdagen, waarvoor vergoeding werd genoten, 4029 meer.
De verpleeggelden zijn berekend tegen: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
In ons vorig Verslag deelden wij TJ reeds een en ander mede wat tot aan het tijdstip der algemeene Vergadering, innbsp;het jaar 1895 was voorgevallen.
Wij kunnen daaraan toevoegen dat ons Gasthuis voortdurend uitstekend blijft voldoen voor behandeling, verpleging ennbsp;onderwijs.
Het gebouw zelf heeft groote kosten gevorderd door de vereischte verandering van genoegzaam alle plafonds.
Hieronder waren 181 lijders amp; ƒ 2.— per dag, met 2868 verpleegdagen en 25 lijders k f 3.— „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 504
-ocr page 16-Hier en daar moest in de vertrekken die op het noorden en oosten gelegen zijn, voorziening worden getroffen voornbsp;indringende tocht.
De centrale verwarming is gebleken goed te werken, nadat eenige hinderlijke eigenschappen door den Heer Huijgennbsp;waren weggenomen.
De straat langs den Oosterspoorweg is gelegd geworden, zoodat de toegang ook van die zijde thans uitstekend is.
Door den aanbouw van huizen op de achtergelegen open terreinen zal die straat worden doorgetrokken en ook denbsp;achter het Gasthuis ontworpen straat zal worden aangelegd,nbsp;bestraat en verlicht.
Eindelijk moeten wij nog met ingenomenheid vermelden het Besluit van het Dagelijksch Bestuur dezer Gemeente, waarbijnbsp;de naam Bleijenburgstraat is veranderd ïn die van F. C. Don-dersstraat zoodat de toegang tot ons Gasthuis thans den naamnbsp;draagt van den Stichter onzer Vereeniging.
Als bijdragen van Begunstigers werden over 1895 ontvangen:
Als giften in eens. |
Als jaarlijksche giften. | ||
Dr. I. M. Ceoockewit, Amersfoort..... |
f |
56.— | |
Otto van der Yies, Amsterdam..... |
182.50 | ||
J. Ylaanderen, Geneesheer, Apeldoorn . . |
- |
11.— | |
JJr. 1. i. Homoet, Arnhem en omstreken . Mej. A. A. A. Yoorthuijsen, Baarn. . . . |
f 106.— |
- |
341.— |
- |
78.— | ||
Dr. J. Yeesteeg, Barneveld........ |
- |
2.50 | |
Mej. Helena Hinlopen, Beek....... |
- |
62.— | |
Dr. C. A. L. Jacobse Boudewijnse, Bennekom |
- |
7.50 | |
C. E. Kevers, Arts, Bergen op Zoom . . . |
- - |
- - | |
B. VAN DE Week, Zalt-Bommel...... |
- |
19.50 | |
Dr. A. H. Kxjijper, quot;s Bosch, Oosterhout. . |
- |
27.50 | |
J. J. SCHALY Notaris, Breukelen...... |
42.— | ||
Dr. I. A. Yisschee, Brielle........ |
- - | ||
J. H. Waszink, Arts, Delft....... . |
“ |
35.50 |
Arts W. H. Cox, Deventer Dr. W. C. VAN Lookhorst, Dierennbsp;Dr. F. Delhez, Dordrecht.
J. Kooman Azn., Geneesheer, Goes .
G. Prince, Gouda Dr. I. A. Moll , ’s Gravenhagenbsp;P. Brugsma, Groningennbsp;Jhr. Ch. van de Poll, Haarlemnbsp;Mr. D. VAN Meurs, Harderwijknbsp;Dr. L. P, Dbntz, Helmondnbsp;Dr. S. Stratingh Tresling, Hilversum .
I. nbsp;nbsp;nbsp;W. E. R. S. Kloppers, Arts, Kampen.nbsp;Mr. A. J. Andreae, Kollum
J. nbsp;nbsp;nbsp;Hooke Hoogehboom, Kuilenburg . . . .nbsp;Dr. Jac. Baart de la Faille, Leeuwarden
B. nbsp;nbsp;nbsp;J. Kruseman, Loenennbsp;I. H. Slot, Meppelnbsp;Mr. E. Fokker, Middelburgnbsp;Dr. D. DE Bruijn, Mijdrecht
G. nbsp;nbsp;nbsp;Beins, Geneesheer, Keedenbsp;Dr. F. J. Schut, Kunspeetnbsp;¦W. J. VAN Erkel, Kijkerknbsp;Dr. J. VAN Hoek, Kijmegennbsp;Dr. D. H. K. Adrian!, Oosterbeeknbsp;W. Kersten , Arts, Renkumnbsp;Dr. P. Boodt, Rhenen . .
M. J. M. Ruijchavbr, Rotterdam L. P. Romen, Roermond ....nbsp;......... Tiel. .....
I. nbsp;nbsp;nbsp;F. Jansen, Burgemeester, Tilburg.nbsp;Rentmeester-Seoretaris, Utrecht . . .
Dr. G. Fabius, Yelp........
H. nbsp;nbsp;nbsp;J. Thorbbcke, Vianen......
C. nbsp;nbsp;nbsp;M. Snellen, Arts, Yreeswijk, IJsselstein,
Schoonhoven ..............
............. quot;Wageningen . .
J. nbsp;nbsp;nbsp;C. Clotterbooke Patijn van Kloetinge ,
Zeist, Driebergen............
Dr. A. J. van Rhijn, Zutphen......
Dr. Th. a. Schaepman, Zwolle......
Met de grootste zorg wordt dit alles door Mevrouw de Directrice, bijgestaan door de adjunct-directrice, uitgevoerd ennbsp;het is ons een aangename plicht dit hier dankbaar in herinnering te brengen.
B. Eapitaalfonds.
De schikking omtrent het testament van wijlen den Heer W. E. DE KoninCi alhier, mocht ook in 1895 niet tot eennbsp;resultaat komen.
Wij kunnen evenwel mededeelen dat in den loop van dit jaar een geding voor de Rechtbank alhier is aanhangig gemaakt, waarbij onze Vereeniging zich aan het oordeel vannbsp;den Rechter heeft gerefereerd.
Na gedane nitspraak is de met de erfgenamen ah intestato gemaakte regeling tot stand gekomen en heeft onze Vereenigingnbsp;een bedrag van f 3000.— ontvangen.
Het legaat ons door den Heer W. J. van Heusde te Nieuwer-Amstel gemaakt ten bedrage van f 2500.— werd ontvangen.
Door tusschenkomst van Mej. M. Muysken te Amsterdam ontvingen wij de som van f 1000.— en van een onbekendenbsp;alhier eveneens f 1000.—.
Als Stichters werden ingeschreven de Heeren;
Dr. H. G. Dibbits, Hoogleeraar te Utrecht;
A. Prinzen te Helmond;
W. C. Schimmel te Utrecht;
Mr. A. A. Kolff te Amsterdam;
Mr. R. Veldwijk te Arnhem;
A. J. Smit, Vice-President der Znid. Afr. Republiek;
E. J. P. .Torissen te Pretoria;
de Algemeene Wielrijdersbond; terwijl wij verder verblijd werden met verschillende kleinerenbsp;giften.
-ocr page 19-Over het loopende jaar kunnen wij ü met ingenomenheid mededeelen dat, bij zijn vertrek van hier, de Heer Prof. vonnbsp;Eiselsberg zich als Stichter heeft doen inschrijven.
Uit de Kapitaalrekening werd betaald:
Aan Mr. C. de Wilde het laatste gedeelte der koopsom van den grond, waarop het Gasthuis is gebouwd, ad f 1250.—.
Aan de Firma Goettsch de laatste termijn der aanneming-som voor den gasaanleg, ad f 691.39, en aan den Heer C. A. Huijgen te Rotterdam, de laatste termijnnbsp;der centrale verwarming, ad f 3986.95.
De bezittingen van de Vereeniging bestonden, buiten de vaste goederen op 31 December 1895 uit:
/ 3500.— S'/i 7o Gemeente Utrecht. f 10000.—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Certificaten Werkelijke Schuld.
f 2000.— 3 nbsp;nbsp;nbsp;id.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;id. id.
f 700.— 3 7o Obligatiën Stad Amsterdam 1874.
Een Kapitaal Inschrijving Grootboek Werkelijke Schuld 3 7o ? groot f 5000.—.
Een idem 2V2 7o groot f 10500.—.
Een eerste hypotheek, groot f 10000.—, rentende 4 V4 7o •
-ocr page 20-betrekkelijk de verpleging en het onderwijs in HET HEDEKLANDSCH GASTHUIS VOOR BEHOEFTIGE ERnbsp;MINVERMOGENDE OOGLIJDERS, over het jaar 1895,nbsp;ter vergadering van Bestuurders, te Utrecht dennbsp;Juli 1896, lütgehracht door den Geneesheer-Directeur, Prof. Dr. H. Snellen.
Mij valt het voorrecht ten deel U het Verslag uit te brengen omtrent de verpleging en behandeling der lijders,nbsp;en het aan deze Instelling gegeven onderwijs.
Het is nu sedert twee jaren, dat het nieuwe gebouw is in gebruik genomen, en het ligt voor de hand dat we onsnbsp;thans de vraag stellen, hoe de met U overwogen plannennbsp;voor deze Inrichting, tot hiertoe, aan de verwachtingennbsp;hebben voldaan?
De beantwoording van deze vraag is een aangename taak, want onze tweejarige ervaring blijkt een aaneengeschakeldenbsp;bevestiging te zijn, van wat we ons hebben mogen voorstellen.
Eiken dag is het een hernieuwd genot deze ruime lokaliteiten binnen te treden,' en dubbel wordt de waardeering, als we daarbij in het geheugen terugroepen, hoe we in onsnbsp;oud bekrompen Gasthuis ons moesten behelpen; hoe bij denbsp;allengsche toeneming van het aantal patiënten de wachtkamer
-ocr page 21-17
te klein was geworden, zoodat de patiënten in de open lucht moesten wachten; hoe de verpleegde lijders in een hetzelfdenbsp;lokaal met de buitenpatiënten moesten worden behandeld,nbsp;hoe onze Assistenten bij het onderzoek en het behandelennbsp;der lijders elkander telkens in den weg waren, vooral alsnbsp;belangstellende Candidaten met gewaardeerde belangstelling,nbsp;tot eigen oefening, ons hunne hulp kwamen bieden.
Het opnemen van lijders, voor wie verpleging en operatieve behandeling werd vereischt, maakte destijds telkens een overleg noodig wie der verpleegden zou kunnen wordennbsp;ontslagen, om voor de nieuw-aankomenden plaats te maken.
Ook de operalie-kamer was te klein en te bekrompen geworden, en er was groote zorg noodig om de overvulde lokalen voor infectie en luchtsbederf te vrijwaren.
Toch is dat kleine en bekrompene Tehuis voor Oog-lijders eenmaal onze trots geweest, en Donders heeft daar den grondslag gelegd voor de invoering der nieuwere Oogheelkunde in Nederland.
«Ik aarzel niet», — zoo sprak Donders in 1859 (de Vestiging, blz. 8) te verklaren, «dat deze Instelling met denbsp;«beste in Europa bestaande Inrichtingen voor Ooglijders kannbsp;«wedijveren!»
Er ligt voor ons een ernstige gedachte in die tegenstelling van hooge ingenomenheid, waarmede, thans 37 jaar geleden,nbsp;het oorspronkelijk Gebouw werd aanvaard, en de klaagliederen , die later bij het hooger worden der eischen, en bijnbsp;de toeneming van hulpzoekende lijders en van belangstellendenbsp;leerlingen, deze lofredenen moesten vervangen.
Onwillekeurig sluit zich hier de ernstige vraag aan, wat zal voor dit thans zoo hoog geroemd gebouw de toekomst zijn?nbsp;Met overeenkomstige ingenomenheid zien we hier rond, en denbsp;woorden van Donders herhalende roemen we in ons nieuw
2
-ocr page 22-Gasthuis, en kunnen we ons thans niet anders voorstellen dan dat het ten allen tijde met de beste in Europa en eldersnbsp;zal mogen wedijvei’en.
Of, zal ook dit gebouw eenmaal te klein worden, en zal ook deze Inrichting eenmaal niet meer beantwoorden aannbsp;toekomstige eischen?
Ik spreek hier dezen gedachtengang uit, omdat ze ons voor den geest heeft gestaan, van den aanvang af, sedert we begonnennbsp;zijn de plannen voor dit gebouw te ontwerpen, en toen wenbsp;daarin aanleiding hebben gevonden om als eerste eisch vooropnbsp;te stelten, dat de ruimte voor langen tijd voldoende moestnbsp;zijn, — zelfs op gevaar af dat, wellicht voor het oogenblik,nbsp;die ruimte in enkele opzichten overmatig mag schijnen.
Te veelvuldig komt het voor dat een gebouw later moet worden vergroot en dat zulks dan moet geschieden ten kostenbsp;van de eenheid van het plan, dat aan het oorspronkelijkenbsp;ontwerp ten grondslag was gelegd. We hebben de voorkeurnbsp;er aan gegeven de groote lijnen breed te houden, en lievernbsp;te bezuinigen op het uitwerken van sommige onderdeelen vannbsp;het bouwplan, waar zulks zonder schade voor het geheel konnbsp;worden uitgesteld, om later, als de geldmiddelen het zullennbsp;toelaten, te worden aangevuld.
Ik stel deze opmerking op den voorgrond, omdat, bij een kritische beschouwing van ons Gasthuis, herhaaldelijk aanleiding zal worden gevonden voor hiermede in verband staandenbsp;opmerkingen.
We hebben ons mogen verheugen in tal van bezoeken van bekende Autoriteiten op dit gebied, die bepaaldelijk met hetnbsp;doel zijn gekomen om van ons gebouw nader kennis te nemen.nbsp;Het was ons een groote voldoening van allen de betuiging tenbsp;mogen vernemen van hooge ingenomenheid met de indeelingnbsp;en met de beginselen, die daaraan ten grondslag zijn gelegd.
-ocr page 23-19
We hebben het voorrecht U hier te ontvangen in onze Collegekamer.
Dit is het midden van het gebouw. De hoofdingang leidt direct tot dit lokaal, zoodat Docenten en Leerlingen, die hiernbsp;binnen komen, zich niet verder door het gebouw hebben tenbsp;bewegen. Onmiddellijk aan deze Collegekamer grenst de klinieknbsp;voor de in het Gasthuis verpleegden, met een afzonderlijkenbsp;wachtkamer. Aan de andere zijde bevinden zich de lokalennbsp;voor de behandeling der buitenpatiënten, met een afzonderlijkenbsp;kamer voor de kinderkliniek en eene zeer ruime wachtkamer.
Van uit de Collegekamer komen we direct in de beide oogspiegelkamers aan de eene zijde in die van de kliniek,nbsp;aan de andere zijde in die van de polikliniek.
Deze indeelitig voldoet aan alle eischen. Vooral de scheiding van de buitenpatiënten en van de verpleegden is niet genoegnbsp;te waardeeren.
Als ge nn echter met een kritisch oog rondziet naar gebreken, en naar aanmerkingen zoekt, dan zal U weldranbsp;opvallen dat alléén de Collegekamer geheel is afgewerkt. Denbsp;wanden en de zoldering zijn daar getint en gepolichromeerd,nbsp;op den vloer ligt een dik kurken-linoleum; het meublementnbsp;is compleet en doelmatig; er zijn stoelen van tweeërlei vorm,nbsp;de een voor de leerlingen, de andere voor de patiënten; innbsp;de verlichting is voorzien door 3 groote ramen op het noorden,nbsp;die door ondoorschijnende rolgordijnen genoegzaam geheelnbsp;kunnen worden afgesloten. Voor kunstlicht is door tal vannbsp;gaslampen gezorgd.
Daarentegen zijn in de belendende lokalen en in den ruimen corridor de muren nog slechts in de ruwe kalk, de vloerennbsp;zijn van ruw hout, met losse matten belegd, om het geluidnbsp;van het rondloopen te beperken.
Het meubilair is alsnog onvolledig, vooral in de beide
-ocr page 24-wachtkamers. Er beslaat aldaar dringend behoefte aan meer banken en tafels. Vooral in de wachtkamer voor de verpleegden laat deze onvolledige voorziening zich gelden; omdatnbsp;die kamer tevens dient voor de ontvangst der bezoeken, dienbsp;dagelijks tusschen 12 en 1 uur aan de verpleegden mogennbsp;gebracht worden. Op de beide verdiepingen blijft evenzeernbsp;nog heel wat aan te vullen, zoowel wat het meublement betreft, als ook de afwerking van muren en vloeren.
In het vorig verslag moest ik U mededeeling doen, dat de plafonds groote bezwaren hebben opgeleverd; ze waren zoonbsp;slecht afgewerkt, dat de kalk dreigde neer te vallen en inderdaad in groote stukken gevallen is. Gelukkig hebben wenbsp;deze gevaren tijdig bemerkt, zoodat er geen ongelukken zijnnbsp;voorgekomen. Hierin is thans voorzien.
De meeste plafonds moesten geheel worden vernieuwd, eenigen konden worden hersteld door gedeeltelijke vernieuwing.
Dit heeft groote kosten veroorzaakt; maar nog erger was de daardoor ontstane last van het stuiven, zoodat achtereenvolgens telkens een deel van het gebouw buiten gebruik moestnbsp;worden gesteld.
De inrichting der centrale verwarming is thans in orde gekomen.
Aanvankelijk hadden we veel stoornis door een heftig kloppen in de buizen, hetgeen ontstond op de plaatsen waar het afgekoelde condensatiewater mei de heele waterdamp in aanrakingnbsp;kwam. Door het aanbrengen van afzonderlijke buizen voornbsp;het terugvoeren van het condensatiewater naar den stoomketelnbsp;is daarin thans op volledige wijze voorzien.
Er is nog een zeer gewichtig belang dat voorziening ver-eischt: de afvoer van verontreinigde lucht en de aan voer van versche lucht zijn niet overal voldoende met elkander in overeenstemming gebracht, zoodat op sommige plaatsen de luchts-
-ocr page 25-verversching te wenschen overlaat, terwijl op andere plaatsen storende luchtsbeweging ontstaat. Ook hierin zal kunnennbsp;worden voorzien. Het komt mij voor dat we voor de luchts-afvoer met vrucht gebruik kunnen maken van de beide torens,nbsp;waar, reeds bij geringe windstrooming, sterke aspiratienbsp;ontstaat, en hel kan niet veel moeite kosten de buizen voornbsp;lucbtsafvoer daarheen te leiden.
Het denkbeeld om de zeer ruime corridors aan te wijzen voor het verblijf voor patiënten, die het bed niet behoevennbsp;te houden, voldoet ten volle aan onze verwachting.
De lange en breede gangen zijn gedurende den geheelen dag in gebruik. In het midden staan tafels en stoelen. Daarnbsp;wordt gegeten en voor allerlei bezigheid gezorgd.
Het bijeenbrengen der verpleegden in deze uitgestrekle ruimten maakt het mogelijk, dat ze meer voortdurend ondernbsp;toezicht zijn van de verpleegsters.
De inrichting aan de operatiekamer blijft ten volle aan onze verwachting voldoen.
Zooals Ge u herinnert, zijn de wanden, de zoldering en de vloer donker gehouden; dof zwart, afgezet met donkergrijs.nbsp;Het licht komt slechts van één zijde, tegenover het noordennbsp;door een groot venster, hetgeen door ondoorschijnende valgordijnen bij gedeelten kan worden afgesloten. Het kijkennbsp;naar een donkeren wand maakt hel den lijder gemakkelijkernbsp;de oogen geopend te houden, en de operateur ziet scherper,nbsp;nu alle storende reflexen op het hoornvlies worden vermeden.
Instrumenten en al wat er bij de operatiën wordt vereischt is hier ruimschoots voorhanden.
Terwijl we ten opzichte van het afwerken van het gebouw en van het meublement alsnog groote zuinigheid hebben betracht , dragen we wél zorg, dat er in de hulpmiddelen, waarnbsp;het op aankomt, niets ontbreekt. Onze eerste eisch is, dat
-ocr page 26-iiet Gasthuis voor ooglijders zijn roem handhaaft dat op de meest volledige wijze kan worden onderzocht en dat dit ooknbsp;in alle opzichten werkelijk geschiedt.
Meer nog dan in physische hulpmiddelen komt het aan op degelijke assistentie bij de behandeling der lijders. In denbsp;keuze van Geneesheeren zijn we in den regel zeer gelukkignbsp;geweest, en aan menigen Oud-assistent zijn we een blijvendennbsp;dank verschuldigd. Ongelukkig, bestaal er, uit den aard dernbsp;zaak aanleiding tot veelvuldige mutatie.
Wanneer een Assistent-geneesheer recht goed voor zijn taak berekend is geworden, zal hij lichtelijk naar eldersnbsp;worden geroepen, om hetzij in een doceerende betrekking,nbsp;hetzij ter uitoefening van eigen praktijk, meer zelfstandig tenbsp;gaan optreden. Ik waardeer het daarom hoogelijk , dal iknbsp;in twee zoons op meer blijvenden steun kan rekenen.
De oudste, die thans reeds tien jaren aan deze Inrichting verbonden is, werd door het College van Regenten aangewezennbsp;om mij eventueel als Geneesheer-Directeur te vervangen.
Volgens art. 10 van ons Reglement treedt de Directeur tevens op, hetzij als 1®'® Geneesheer, hetzij als consulteerendnbsp;Geneesheer.
Door de groote toeneming van werkzaamheden heb ik in den laatsten tijd in hoofdzaak mij tot de werkzaamheden vannbsp;consulteerend Geneesheer moeten bepalen. Overeenkomstignbsp;mijn wensch, is de titulatuur hiermede in overeenstemmingnbsp;gebracht, en hebben op mijn verzoek H.H. Regenten goedgevonden, dat de betrekking van 1®*® Geneesheer zal wordennbsp;overgedragen aan Dr. H. Snellen Jr.
Voor het overige verheugen we ons op dit oogenblik verder in de trouwe medewerking van de Heeren W. Snellen,nbsp;J. PiEKEMA, L. VAN LissA, Dr. J. P. VAN DER Brugh en
-ocr page 27-Or. E. Hummelsheim, uit Bonn, welke zich, voor korteren ol langeren tijd, aan onzen kliniscben arbeid hebben verbondennbsp;en tevens ook bij hel onderwijs willen behulpzaam zijn.
Yoor een geregelden gang van zaken is er behalve de geneeskundige hulp nog verdere assistentie noodig.
Het dubbele van den lijd zou voorzeker worden vereischt, zoo we niet konden rekenen op vriéndelijke pleegzustershulp.nbsp;Oe patiënten, die binnenkomen, worden ontvangen en ingeschreven, de gezichtsscherpte wordt bij voorbaat bepaald,nbsp;klachten en vragen worden aangehoord, en eerst daarnanbsp;wordt achtereenvolgend elke patiënt naar een der Genees-heeren verwezen. Dan worden geneesmiddelen of voorschriften uitgereikt; verbanden worden aangelegd; en overnbsp;terugkomst of over noodzakelijkheid van verpleging moetnbsp;worden gesproken. Dat alles geschiedt door de gewaardeerdenbsp;hulp van eenige jonge Dames, die gaarne elke gelegenheidnbsp;aangrijpen, om zich nuttig te maken. Bijgestaan door zusternbsp;VAN ScHAiK en zuster Krill is zuster Paula de ziel en hetnbsp;hoofd van dit gedeelte van den dienst. Overal waar hulpnbsp;noodig is, staat ze gereed. Alle bezwaren van patiëntennbsp;zooals die tegen opneming in het Gasthuis, of tegen operatieve behandeling, weet ze uit den weg te ruimen, en zij weetnbsp;den meest onbegrijpelijken patiënt zijne belangen duidelijknbsp;te maken.
Tot de eigenaardigheden in het beheer onzer Stichting behoort, dat directie en verpleging uitsluitend door zorgzamenbsp;vrouwenhulp worden bestuurd. Het huishoudelijk gedeelte,nbsp;de administratie, het toezicht op de keuken en de zorg voornbsp;hel gebouw geeft volop werk aan onze Directrice, Mevrouwnbsp;JaGER—van der Chijs, terwijl in de regeling der verpleging
-ocr page 28-24
voortreffelijk wordt voorzien door de toewijding onzer Hoofd-verpleegster Mejuffrouw Elisabeth Bosscha, die ter zijde wordt gestaan door 4 voortreffelijke pleegzusters: zusternbsp;Seeuwen, zuster Huijsman, zuster de Haan en zuster Enters.nbsp;Het is meer dan een ijdele klank, als wij hier aan allennbsp;onzen hartelijken dank betuigen.
Ook de patiënten weten de vriendelijke hulp te waar-deeren, en stellen op prijs dat in het eentoonig bestaan van patiënt-zijn eenige aangename afwisseling wordt verschaft.
Mejuffrouw Marie Termeulen heeft zich dit jaar weer beijverd niet-ziende patiënten bezig te bouden, en hetnbsp;onderwijs te regelen in het lezen van Brailleschrift en innbsp;verderen blindenarbeid, zooals netten knoopen en het vervaardigen van matten en borstels.
Verder vermelden we met ingenomenheid dat door eenige Dames, onder leiding van Mejuffrouw H. Boersema, kleinenbsp;muziekuitvoeringen zijn gegeven. Ook de Utrechtsche Muziek-club (.(.Euterpe)-) heeft, zich als zoodanig verdienstelijk gemaakt.nbsp;Muziek is een heerlijke tegemoetkoming voor hen die — zijnbsp;het dan ook tijdelijk — het genot van het zien moeten missen.
Een gebruikte piano of vleugel zou voor onze Stichting van onschatbare waarde zijn! Wie helpt ons daaraan?
Volgens een overeenkomst met de Regeering zal het universitair onderwijs in de Oogheelkunde aan ons Gasthuis worden gegeven, en zal, voor zooverre noodig, de Collegekamer, hetnbsp;Laboratorium en de verschillende hulpmiddelen daarvoor beschikbaar worden gesteld.
Het onderwijs in de Oogheelkunde is hier van tweeërlei aard, n.1. in zooverre dit voor den algemeen-geneeskundigennbsp;wordt vereischt en verder zooals dit zal kunnen dienen totnbsp;vorming van Specialiteiten in de Oogheelkunde.
-ocr page 29-Naar de eerste bedoeling is de Oogheelkunde een onderdeel der Geneeskunde en staat ze alle opzichten daarmede gelijk.nbsp;Het is mij altijd voorgekomen, dat het een verkeerde opvattingnbsp;ware, het onderwijs in de Oogheelkunde te beperken tot hetnbsp;laatste jaar. Juist door de rijke hulpmiddelen van onderzoek,nbsp;is de Oogheelkunde te beschouwen als de type van diagnostiek;nbsp;en nergens is het effect der theraphie zoo duidelijk aan tenbsp;toonen, als aan de doorzichtige weefsels van het oog. Evenzeer is de wijz^ing der function nergens met zóóveel scherptenbsp;aan te geven. Ik heb het daarom van belang geacht, dat denbsp;studie in de Geneeskunde worde aangevangen met dit ge-gedeelte der Oogheelkunde.
Voor de Candidaten in de Geneeskunde van het 1®*® jaar geven we een College over diagnostiek, waar zich bij aansluitnbsp;een cursus van practische toepassing der hulpmiddelen vannbsp;onderzoek. Dit laatste onderwijs eischt dat slechts een beperktnbsp;aantal toehoorders gelijktijdig daaraan deelneemt. Het is gebleken dat het doelmatigst is, dat de leerlingen verdeeld wordennbsp;in clubs van hoogstens 6 personen, waarbij dan de verschillende Assistent-Geneesheeren deel nemen aan de leiding dernbsp;oefeningen. Deze verdeeling is hier mogelijk, nu we overnbsp;een aantal lokalen disponeeren, zoodat de verschillende af-deelingen gelijktijdig werkzaam kunnen zijn.
In het tweede jaar krijgen de Candidaten een college, dat een overzicht geeft van de verschillende klinische ziektebeelden , zooveel mogelijk toegelicht door het voorstellen vannbsp;patiënten. In het derde jaar wordt vooral gewicht gelegd opnbsp;de therapie en op operatieve behandeling. Terwijl aan denbsp;semi-artsen gelegenheid wordt gegeven de operatiën bij tenbsp;wonen, kunnen zij zich zelve daarin oefenen door het herhalennbsp;dier kunstbewerkingen op in een masker geplaatste varkens-
2*
-ocr page 30-Op praktisch gebied is van het onderwijs stellig het meest vrucht te verwachten, als dit verbonden wordt met gelegenheid tot praktische oefening.
De beste leerschool om zich in een speciaal vak te bekwamen is gelegen in een assistentschap aan een goed bezette kliniek,nbsp;waar den Assistent-Geneesheer de gelegenheid kan wordennbsp;gegeven zelfstandig op te treden; vooral als hij daarbij magnbsp;rekenen op raad en toelichting van meer ervarenen. In allenbsp;opzichten verdient het dus aanbeveling het systeem van Assistent-Geneesheeren zoo ruim mogelijk toe te passen.
Een gewenschte uitbreiding krijgt dit systeem, indien aan de semi-artsen de gelegenheid wordt gegeven als assistentnbsp;achtereenvolgend de verschillende Geneesheeren behulpzaamnbsp;te zijn en onder hunne leiding aan het onderzoek en de behandeling der patiënten deel te nemen,
In de eerste plaats is daartoe noodig een ruime toevloed van patiënten. Met het oog hierop verheugen wij ons in denbsp;steeds toenemende cijfers, waartoe de doelmatige inrichting ennbsp;de beschikbare ruimte beeft aanleiding gegeven.
Sedert het nieuwe Gasthuis in gebruik is genomen klimt regelmatig het aantal van hen, die hulp komen vragen.
Evenzeer spreekt het toenemend gebruik, dat van verpleging aan het Gasthuis gemaakt wordt.
In het vorige Gasthuis waren gedurende de laatste dertig jaren de laatstgenoemde cijfers stabiel gebleven, eenvoudignbsp;omdat de beperkte ruimte uitbreiding onmogelijk maakte.nbsp;Thans, nu we over voldoende ruimte beschikken, komt ernbsp;dadelijk overeenstemming tusschen de toeneming der verplegingnbsp;en de toeneming van de polikliniek, zooals dit ook zal blijkennbsp;uit het statistisch overzicht, dat we, evenals in vroegere jaren,nbsp;over het afgeloopen jaren ü hier willen overleggen.
-ocr page 31-27
Er hebben zich 5497 patiënten aangemeld, en wel 3207 mannen en 2290 vrouwen.
Het aantal consulten bedroeg 19658, d. i., verdeeld over 310 werkdagen, ruim 63 per dag.
Er zijn 640 patiënten verpleegd geworden (334 mannen en 306 vrouwen) met 13482 verpleegdagen; bijgevolg gemiddeldnbsp;37 per dag, inet gemiddeld 21 verpleegdagen voor ieder.
Evenals in de vorige jaren vinden wij alle kerkgenootschappen vertegenwoordigd, ongeveer in dezelfde verhouding als hunne talrijkheid in den lande:
3369 Protestanten.
1942 Roomsch-Catholieken en Oud-Catholieken.
158 Israëlieten.
28 Onbekend.
Ten opzichte van de herkomst der lijders was de verdeeling
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verpleegdagen. |
28
In klasse A, d. i. a / i.— daags, 413 patiënten met 9824 verpleegdagen.
In klasse B, tegen betaling van f 2.— per dag, werden 179 patiënten opgenomen, met 2868 verpleegdagen; en in klasse Gnbsp;a f 3.—, 25 patiënten met 504 verpleegdagen.
Nu er in bet nieuwe Gasthuis meerdere afzonderlijke kamers beschikbaar zijn, is de opname in deze klassen allengs toegenomen.
Even als in het vorige jaar mogen we dit Verslag besluiten met de bètuiging dat Uwe Stichting in groei en bloei toeneemt, en in alle opzichten voortgaat te beantwoorden aannbsp;zijn doel en aan Uwe verwachting.
-ocr page 33-Ophthalmia catarrhalis............
n blemiorrhoica...........
// purulenta neonatorum.........
// nbsp;nbsp;nbsp;memhranacea............
// nbsp;nbsp;nbsp;diphtherina............
n nbsp;nbsp;nbsp;traumatica, (vulneranbsp;nbsp;nbsp;nbsp;et cicatrices, erosiones,
eauterisatio)............
Trachoma papillare.............
// nbsp;nbsp;nbsp;folliculare.............
n nbsp;nbsp;nbsp;difi'ormans.............
Irritatio conjunctivae.............
Ecchymosis n .............
Polypi nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• r..........
Ulcus conjunctirae..............
Lupus nbsp;nbsp;nbsp;// s. corneae .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. '......
Neoplasmata n // nbsp;nbsp;nbsp;//.........'.
Corpora aliena n n n..........
Symblepharon...............
Pterygium................
Ophth. scroph. (plyctaenulae et ulcera).......
Herpes zoster n. trigemini...........
Anaesthesia n. trigemini............
Hyperaesthesia (dolores)............
Keratitis diflusa (e lüe congenita).........
n nbsp;nbsp;nbsp;ulcerosa ..............
// nbsp;nbsp;nbsp;punctata..............
n infectiva.........,.....
Ulcus c. hypopyo..............
// rodens................
Keratosphacelus...............
Maculae cdrneae...............
Leucoma.................
Staphyloma corneae, kerectasia..........
-ocr page 34-Fistula corneae........
Cornea conica........
Incrustatio corneae.......
Iritis ...........
n tuberculosa.......
Synechiae posteriores; atresia pupillae
Synechia anterior.......
Prolapsus iridis........
Iridocyclitis.........
Chorioiditis.........
Cyclitis sympathica......
Tumor cysticus iridis......
Irideremia.........
Iridodialysis.........
Coloboma congenitum uveae . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Euptura chorioideae......
Albinismus.........
Glaucoma.........
Cataracta senilis completa .... //nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;// incipiens ....
// nbsp;nbsp;nbsp;mollis.......
// nbsp;nbsp;nbsp;diabetica......
// nbsp;nbsp;nbsp;consecutiva (secundaria) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
// nbsp;nbsp;nbsp;traumatica......
n nbsp;nbsp;nbsp;pyramidalis.....
Aphakia..........
// c. obsc. capsulari . nbsp;nbsp;nbsp;.
Dislocatie lentis........
Obscurationes corp. vitrei .... Haemorrhagia n n ....
Synchysis scintillans......
Eetinitis apoplectica......
Eetinitis diffusa........
// morbi Brighthii.....
// pigmentosa (hemeralopia) . Ablatio retinae........
12
-ocr page 35-Scotoma scintilians.........
Neuritis nervi optici........
Atrophia papillae.........
Vascularisatio papillae n. optici ....
Amblyopia toxica.........
// diabetica........
Hemianopsia...........
Anopsia.............
Simulatio............
Eetina leporina (Fibrae medullares retinae)
Emboli vas. retinae........
Glyoma retinae..........
Episcleritis, sclerotitis ant.......
Sclerectasia anterior s. aequatorialis . . .
Buphthalmos...........
Protrusio bulbi..........
Panophthalmitis..........
Neoplasmata bulbi s. nervi optici . . .
Morbus Basedovii.........
Ectopia bulbi...........
Atrophia //...........
Phthisis If...........
Microphthalmos congenita......
Anophthalmos..........
Tumor orbitae..........
Caries, periostitis orbitae......
Abscessus orbitae.........
Empyema sinus frontalis.......
Blepharadenitis...........
Hordeolum palp..........
Chalazion // nbsp;nbsp;nbsp;.........
Verrucae // nbsp;nbsp;nbsp;.........
Tumor nbsp;nbsp;nbsp;n .........
Abscessus // nbsp;nbsp;nbsp;.........
Traumata // nbsp;nbsp;nbsp;.........
Encanthus........... . nbsp;nbsp;nbsp;. .
Lagophthalmos..........
Ectropion............
2
11
36
32
4
20
1
1
1
12
3
7
5
2
3
2
80
3
79
3 2
179
38
21
1
1
6
66
4 19
Entropion, DystioMasis . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. •
Madarosis.........
Emptysema palp.......
Neoplasmata ........
Angiomata ........
Xanthelasma //......
Ptosis..........
Morbi gl. lacrymalis.....
Dacryocystitis, stenosis ductus lacr. Abscessus sacci lacrymalis . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Fistula // nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;...
Strabismus convergens......
// nbsp;nbsp;nbsp;divergens .......
// nbsp;nbsp;nbsp;deorsum- s. sursumvergens.
Blepliarospasmi clonici......
Nystagmos...........
Asthenopia muscularis.......
Paresis nbsp;nbsp;nbsp;n.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oculomotorii......
n nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;abducentis.......
n nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trochlearis.......
// nbsp;nbsp;nbsp;//nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;facialis........
Myopie met stoornis.......
Hypermetropie met stoornis . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Astigmatismus // n ...
Anisometropia gravior......
Paresis accommodationis......
Presbyopia...........
Asthenopia accommodativa ....
Operatiën.
Extractie van senile cataract . . . Extractie van geluxeerde lens. . .nbsp;Lineair-extractie van cataract . . .nbsp;Discisie van cataract of van nastaarnbsp;Capsulotomie en Iridotomie . . .
Iridectomie..........
Sphincterotomie.........
61
3
1
9
1
8
1
101
8
2
276
35
1
6
9
3
227
133
118
41
41
1275
388
81
16
114
6
95
6
Tridectomie van geprolabeerde iris.....
Parencenthesis corneae..........
Pteriginm-operatie...........
Sclerotomie wegens glaucoma.......
Tenotomie...............
Voorlegging van pees..........
Ptosis-operatie.............
Blepbaroplastiek...........¦ .
Symblepharon-operatie..........
Staphyloma-operatie...........
Blepbarophymosis-operatie........
Entropion-operatie...........
Eotropionnaden.............
Exstirpatie van oogbol.........
// n tumoren.........
Syndesmo-plastiek............
Exstirpatie van tumor..........
Trepanatie van sinus frontalis s. ethmoidalis
Galvanocaustiek ............
Keratotomie (Saemisch)..........
Sutura selerae.............
11
19
3
51
78
7
3
15
6
3
4 61nbsp;,8nbsp;45
4
6
4
1
32
2
1
620
De refractie werd bij 6254 oogen bepaald. Bij 1147 oogen bleek E; bij 262 M 2 of zwakker; bij 582 M sterker dan 2; bij 2613 H 2 ofnbsp;zwakker; bij 805 H sterker dan 2; bij 502 As 2 of zwakker; bij 848nbsp;As sterker dan 2.
(/» 1895 werden 8188 brillen voorgeschreven.)
-ocr page 38-«jSBgSaWBBi
VAN HET
VOOll
BEHOEFTIGE Ei\ MIIVVERMOGEIVDE
4 Juli 1896.
Onder begunstiging van
H. M. DE KONINGIN BEGENIBS DBB NEDBKLANDEN.
Prof. Dr. H. Snellen.
Dr. ïï. Snellen Jr.
Dr. E. Hummelsheim. Arts L. van Lissa.nbsp;Arts J. Piekema.
Dr. H. Snellen Jr.
Arts W. Snellen.
Dr. J. P. van der Brugh, Arts.
Prof. Dr. Th. W. Engelmann, Voorzitter. Mr. H. Boijaards van Scherpenzeel. Dr. M. Imans. Prof. Dr. D. Doijer. Dr. J. L. H. Haerten. |
Mr. D. Ragay. D. G. Bingham. Jhr. Mr. W. J. M. Bosch van Oud-Amelisweerd. Jhr. Mr. Dr. A. D. van Riemsdijk. H. J. E. Wenckebach. |
Aremberg, H. D. H. de Hertogin van......Brussel.
d’Aulnis de Bourouill, geb. Twiss, Vrouwe Baronesse. Utrecht.
Beaufort, Mejonkvr. O. de..........Utrecht.
Bingham, geb. J. Brain, Mevr. D. G.......Utrechl..
Boas, Mej. P...............’s Gravenhage.
Boetzelaar van Oosterhout, geb. de nbsp;nbsp;nbsp;Beaufort, Baronesse v. Driebergen.
Doijer, geb. Beinhold, Mevr. E.........Leiden.
Doijer, Jeannette Alexandrine . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•.....Leiden.
Doijer, Phoebe Elisabeth...........Leiden.
Doijer, Elisabete Catharina..........Ijeiden.
Engelmann, geb. Brandes, Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;E........Utreclit.
Engelmann, Paula Maria...........Utrecht.
Grandmont, geb. Hubrecht, Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;B.......Cortessem bij
Hasselt.
Grothe, geb. ïwiss. Mevr. A..........Hilversum.
Jansen, geb. Tichelaar, Mevr..........
Janssens, geb. Arriens, Mevr..........’s Gravenhage.
Merkus, geb. Calkoen, Mevr..........Utrecht.
Muijsken, Mej.‘ M. .............Amsterdam.
Panhuijs, geb. Looxma, Mevr. T. van......Groningen.
Pekelharing, geb. Doijer, Mevr. C. G. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Groningen.
Petit, Mevr. H. de.............Haarlem.
Quarles van Ufford, geb. Twiss, nbsp;nbsp;nbsp;Mevr......Maartensdijk.
Iloëll, geb. de Beaufort, Mevr. E........’s Gravenhage.
Snellen, geb. Bryan, Mevr. C..........Utrecht.
Snellen, Dames..............Zeist.
Spiering, Mejonkvrouwe E...........Tiel.
Sprenger, geb. Bijleveld, Mevr.........Zeist.
Twiss, geb. Aubin, Mevr...........de Bildt.
Twiss, geb. Suermondt, Mevr.........'. Utrecht.
Voorthuijsen, J. C. A. du Marchie van, Mej. . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. Driebergen.
d’Aulnis de Bourouill, Mr. J. Baron.......Utreclit.
Beaufort, Mr. J. P. de...........Utrecht.
Berlin, Prof. Dr. W.......... Amsterdam.
Bingham, D. G. (Beschermer).........Utrecht.
Boissevain, A. A. H.............Amsterdam.
Doijer, Prof. Dr. D.............Leiden.
Doijer, Hubert..............Leiden.
Doijer, Eduard.......... ... Leiden.
Doijer, Diederik ... nbsp;nbsp;nbsp;..........Leiden.
Eiselsberg, Ereiherr von...........Königsbergen.
Engelmann, Dr. Th. W. . '..........Utrecht.
Engelmann, Erans W............Utrecht.
Geuns, Mr. S. J. van..... ......Utrecht.
Greve, Dr. H...............Arnhem.
Grothe. Mr. J. A..............Utrecht.
-ocr page 40-Grot,he, A. L...................Hilversum.
Haerten, Dr. J. L. H...............Utrecht.
Hiele, P. W...................Utrecht.
Horst, B. A. P. J. ter..............Zwolle.
Hosei, Dr. Ito, Lijfarts vau den Mikado ......Tokei (Japan)
Insinger, H. A..................Baarn.
’s Jacob, Z. E, de oud-Gouverneur-Generaal van Ned.
Indie. E....................Utrecht.
Janssens, Jr. Mr. H. G. C. L. . ......... ’s Gravenhage.
Janssen, P. W., Directeur der Deli-Maatschappij. . . Amsterdam.
Knobbelsdorff, Baron van.............Wijhe.
Labouchere, Mr. C. B...............Zeist.
Luijken,-Dr. J. A.................Genderingen.
Maes, Dr. H. G..................Arnhem.
Moll, Dr. P. D. A. C. van............Hotterdam.
Pekelharing, Dr.................' . Groningen.
Quarles van Ufford, Jhr. E.............Maartensdijk.
Roëll, Jhr. Mr. J.................’s Gravenhage.
Iloijaards van Scherpenzeel, Mr. H.........Utrecht.
Roijaards van den Ham, Mr. W. J.........Utrecht.
Iloijaards, Mr. W. H. J..............de Bildt.
iloijaards, Mr. J. S................Utrecht.
Iloijaards, A...................Utrecht.
Iloijaards, H. J..................Utrecht.
Hoorda Smit, Prof. Dr. J. A............Cordova.
Salomons, Dr. A..............• Paramaribo.
Snellen, Prof. Dr. H................Utrecht.
I’wiss, Mr. J. E. W................de Bildt.
Voorthuijsen, H. E. J. P. du Marohie van.....Driebergen.
Wertheim, A. C.. . nbsp;nbsp;nbsp; Amsterdam.
Westhoff, Dr. C. H. A..............Amsterdam.
St. Anthonie-Gasthuis, College van H. H. Voogden
van het....................Leeuwarden.
Bestuur der Tentoonstelling 1894, Het.......Utrecht.
Eloijen-Gasthuis, Broederschap der Uegenten van het Utrecht.^ Enschedé en Lonneker, het Ziekenfonds van .... Enschedé.
Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij.....Amsterdam.
Nederlandsoli Tooneel” De Koninklijke Vereeniging „Het Amsterdam. Het Utrechtsch klein gemengd Koor a Capella. . . . Utrecht.
Orde, Balije van de Ridderlijke Duitsche......Utrecht.
Staatsspoorwegen, Maatschappij tot Exploitatie van. . Utrecht.
Teijler’s Stichting................Haarlem.
Utrechtsch Studentenkorps......... Utrecht.
Vereeniging tot bevordering der geneeskundige Wetenschap in Nederlandsch Indië...........Batavia.
-ocr page 41-Andel, Dr. A. H. van..............Medemblik.
Arntzeuins, Dr. A. K. W.............Amsterdam.
Andreae, Mr. A. J................Kollum.
Beijen, Dr. P. W. A...............’s Gravenhage.
Berns, Dr. A. W. O................Preiburg.
Bonvin, Dr. M. J.................’s Gravenhage.
Breesnee, Dr. ï..................Sommelsdijk.
Burg, Dr. C. L van der.............Laag Soeren.
Coster, Dr. P. H. Blom.............’s Gravenhage.
Eist, Dr. A. van der...............Ned. Üost-Indië.
Eijk, Dr. A. van.................Heusden.
Paille, Dr. Jac. Baart de.............Leeuwarden.
Feijffer, Dr. G. P de...............Woerden.
Gewin, Dr. M..................Delden.
Gunning, Prof. Dr. W. M.............Amsterdam.
Gutteling, Dr. C.............¦ . . . . Utrecht.
Hamer, J. P. X..................Leeuwarden.
Homoet, Dr. J. J.................Arnhem.
Horst, S. van der................Amsterdam.
Hulshoff, Dr. S. K................Utrecht.
Imans, Dr. M.................. Utrecht.
Juda, Dr. M...................Amsterdam.
Joachim, Prof. J.................Berlijn.
Koster, Prof. Dr. W................Utrecht.
Krol, Dr. W...................Dordrecht.
Knijper, Dr. A. nbsp;nbsp;nbsp;H................’sHertogenboseb.
Laidlaw Purves, Dr. W.............. Londen.
Ledeboer, Dr. L. JR. E..............Buitenzorg.
Loeff, Dr. W. Hutgers van der..........Amsterdam.
Maats, Dr. C...................Arnhem.
Manikus, Dr. J. P. ...............Pretoria.
Messehaert, J. M.................Amsterdam.
Moll, Dr. J. A..................’s Gravenhage.
Mulder, Prof. Dr. M. E..............Groningen.
Noorduijn, Dr. C.................Nijmegen.
Oudemans, Prof. Dr. J. A. C............Utrecht.
Pameijer, Dr. J. K................Tiel.
Place, Prof. Dr. Th................Amsterdam.
Prahl, Dr. J...................Amsterdam.
Roijaards, Mr. A. J................Amsterdam.
Röntgen, J....................Amsterdam.
Rijnberk, Dr. N. van...............Amsterdam.
Schmidt, Dr. P. J. J...............Rotterdam.
Schijff, P., Arts,................Rotterdam.
Snellen, Dr. K..................Zeist.
Strick van Linsehoten, Jhr. Mr. J. C........Maarssen.
Voogt, Dr. J. E. nbsp;nbsp;nbsp;de...............Pau (Frankrijk.)
Wely, Dr. D. L. van..............’s Gravenhage.
Wijnhoff, J. A., Arts...............Utrecht.
-ocr page 42-Prof. Dr. H. C. Dibbits...........Utree,lit.
Prof. Dr. Freiherr voa Eiselsberg........
Mr. E. J. P. Jorissea............Pretoria.
Mr. A. A. Kolff..............Amsterdam.
A. Prinzen................ Helmond.
W. 0. Schimmel..............Utrecht.
A. J. Smit, Vice-President der Zuid-Afrikaaiische B-epnbliek.
Mr. a. Veldwijk.....'.........Arnhem.
De Nederlandsohe Wielrijdersbond.
Bruijn, H. G. de.............Breukelen.
Blitz, L..................Amsterdam.
Bosch van Drakesteijn, Jhr. F........ ’s liertogenbosch.
Brumnnd, Mej. J. E.............Oosterbeek.
Brumnnd, Mej. H, dV............Oosterbeek.
Bruijn, Mr. J. G..............Beek.
Canter Oremers, G. G. G...........Kuilenburg.
Crena de Jongh, D.............Dordrecht.
Crena de Jongh, Mr. A. C...........Dordrecht.
Heusde, Mr. D. J. van...........Gouda.
Hondius, P. M. J..............Kuilenburg.
Hoytema, W. J. D.............Kuilenburg.
Idenburg, H................Jutfaas.
Kasteleijn, J................Breukelen.
Kasieleijn, A. M..............Breukelen.
Kasteleijn, C................Breukelen.
Kindel, H. C...............Nijmegen.
Korteweg, Prof. Dr. J. A............Amsterdam.
Koch, Dr. J. D- C.............Kampen.
Kloppers, J. W. B. li. 8...........Kampen.
Kruif, D. J. de..............Kampen.
Meuleii, A. F. M. van der..........Nuuspeet.
Meinsma, Mevr. de Wed...........
Nicolai, Dr................Nijmegen.
Plate, geb. Kehrer, Mevr. C. W.........Houten.
Schollen, Mr. Pli. AV.............Arnhem.
Sikkes, R. H. F..............Kampen.
Snel, Mevr................Breukelen.
ïermeulen, Mej. M.............Utrecht.
ïestas tot Olid wulven. Mevr..........Houten.
Veen, J. C. van der............Baarn.
Wolf, Ds. F. W. J.............Jiopik.
Voor de volledige lijst, zie het vorig Jaarverslag.
-ocr page 43- -ocr page 44- -ocr page 45-Jhk. Mr. F. HOOFT GKAAFLAND, Voorziiier. H. J. DE MAREZ OYENS, Penningmeester.
Dr. Jb. van GEUNS, Secretaris.
Prof. Dk. W. M. GUNNING, Geneesheer-Directeur. Mr. H. S. van LENNEP.
Mr. W. Baron ROÈLL.
Mr. A. J. van VOLLENHOVEN.
Me. J. F. WEETHEIM.
Mejuffrouw A. A. DEN DEKKER.
Consulteerend Geneeskundige: Dr. S. DE RANITZ. „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heelkundige: H. TIMMER, Arts.
Prof. W. M. GUNNING.
De. M. JUDA.
De. N. van rijnberk.
De. N. JOSEPHUS JITTA.
Dr. M. C. hammee—du SAAR.
B. P. VISSER, Offic. V. Gez. kl:
-ocr page 46- -ocr page 47-Terwijl de verslagen over den toestand der Inrichting, die ik de eer heb jaarlijks voor U uit te brengen, van hare oprichting afnbsp;schier regelmatig van gestadigen vooruitgang getuigden, wijst datnbsp;over het jaar 1895, zooals wij zien zullen, in sommige opzichtennbsp;achteruitgang aan. Die achteruitgang is voornamelijk toe tenbsp;schrijven aan de verplaatsing van de gemeentelijke oogheelkundigenbsp;kliniek uit de Inrichting naar het Binnen-Gasthuis, ten gevolge vannbsp;het aftreden van Uw rapporteur als hoogleeraar, in'September 1894.
Daardoor is het aantal patiënten zoowel op de Polikliniek als op de 3e klasse der Kliniek, op deze laatste zelfs belangrijk, afgenomen. Waarschijnlijk hebben ook de vage geruchten omtrent denbsp;Inrichting waartoe genoemde gebeurtenissen aanleiding gaven (zelfsnbsp;werd van hare geheele opheffing gesproken) daartoe mede bijgedragen. Gelukkig is die achteruitgang niet groot en bestaat er naarnbsp;ik meen alle grond voor de verwachting, dat de Inrichting, ondanksnbsp;de ingrijpende veranderingen in haren werkkring waarvan het volgendnbsp;jaarverslag zal hebben melding te maken, zich spoedig weder in toenemenden bloei zal mogen verheugen en met den steun van buiten,nbsp;die haar ook in de toekomst wel niet zal worden onthouden, ooknbsp;in hare flnantieele behoeften zal kunnen blijven voorzien.
Ik hoop dat de volgende mededeelingen die verwachting ook in uw oog zullen rechtvaardigen.
Het aantal personen dat op de polikliniek hulp zocht bedroeg 10641 tegen 11750 in ’94, dus 1209 minder. Trekt men echter vannbsp;dit cijfer dat der stads-patienten af, die tot dusverre op de poliklinieknbsp;werden behandeld en dat in ’94 914 bedroeg, dan is het totaal cijfernbsp;slechts met c. 300 verminderd.
-ocr page 48-Daarvan werden behandeld;
94
De vermindering was dus ’t sterkst in de Spinozastraat, ’t geen daaraan te wijten is, dat vroeger de stads-patienten, op enkelenbsp;uitzonderingen na, allen daiir werden behandeld.
Voor de eerste maal werden ingeschreven:
= 7471
6067 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4- 1414
Terwijl reeds vroeger ingeschreven waren:
„ nbsp;nbsp;nbsp; 936nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= 3070
Onder de ingeschrevenen behoorden dus:
2864 M. 3611 Vr. en 1826 K. = 8191 tot de Christenen L 984 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;796 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 670 „ = 2350 „ „ Israëlieten
3838” M. 4307 Vr. en 2396 K. =“1(3641
2134
Het aantal in ca. 300 dagen aan deze lijders gegeven adviezen bedroeg 37785, d. i. 3.6 per hoofd en ruim 126 per dag.
De ingeschrevenen kunnen in de volgende categoriën w'orden gesplitst:
1quot;. Leden van Ziekenfondsen......... 6829 nbsp;nbsp;nbsp;ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;64.8nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;%
Andere stedelingen...........1712 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16.2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Vreemdelingen............. 1529 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;14.5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Van de sub. 1 genoemde personen waren 4852, d. i. 71 % leden van het Alg. Ziekenfonds voor Amsterdam en 1977, d. i. 29 % ledennbsp;van 13 andere Ziekenfondsen.
Behalve de sub. 2 en 3 gemelde personen werden nog 251, d. i. 2 % kosteloos toegelaten.
De bruto-opbrengst der polikliniek bedroeg ƒ6006.—•. Aan brillen werd uitgegeven ƒ1699.74. Bij vergelijking dezer cijfers met dienbsp;over het vorige jaar blijkt dat de polikliniek, ondanks de vermindering van het aantal patiënten, toch na aftrek van de kosten voornbsp;verstrekte brillen nog ƒ64.72 meer heeft opgebracht dan in ’94.
-ocr page 49-Van de ingeschrevenen leden aan aandoeningen van het bindvlies
der oogleden in het algemeen (1)...... 2661 d. i. 25 nbsp;nbsp;nbsp;%
aan trachoma (2)............. 431 nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.08nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
„ nbsp;nbsp;nbsp;2 ..... 394 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16.7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
„2..... 37 nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.45nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Kliniek.
Op 1 Januari 1896 waren aanwezig:
Op nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ie klassenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;m.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kind.
ïj » 2e ,j A ,j nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j,
)j 2e „ B 3 jj nbsp;nbsp;nbsp;jj ~nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;=nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3
„ nbsp;nbsp;nbsp;j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ =nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11
In 1896 werden opgenomen:
Op de Ie klasse lm. 2 vr. — kind.= 3 *gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)) 2e ,, A 4 „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 ,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JJ = 11
93 m. 121 vr. 116 kind. = 330 Zoodat in ’t geheel werden verpleegd :
99 m. — 122 vr. — 123 kind. — 344 van deze werden heden ontslagen:
97 m. — 115 vr. — 119 kind. = 331
en bleven op 1 .Tan. 1896 in behandeling;
2 m. — nbsp;nbsp;nbsp;7 vr. —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 kind. = 13
waarvan 1 m. en 1 vr. op de 2® kl. Aj 2 vr. op de 2® kl. Bj 1 m.j 4 vr. en 4 kind. op de 3® klasse.
Het aantal verpleegdagen bedroeg op de Ie kl. 25, op de 2e kl. A 106, op de 2e kl. B 597 op de 3e kl. 6127, totaal 5855.
De-verpleging op de 3e klasse (ƒ1.25 daags) geschiedde bij:
Aantal pdt. van alle nbsp;nbsp;nbsp;,6ïeninï vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Aantal vet- 13. per
personen, verpleegden. nbsp;nbsp;nbsp;renenin,. vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pleegdagen. persoon.
287 nbsp;nbsp;nbsp;5127nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17.86
-ocr page 50-Het aantal verpleegden op de 3e klasse bedroeg dus 305, dat der verpleegdagen 6446 minder dan in 1894.
Van de verpleegden op de 3e klasse waren 165 (57.5 %) in en 122 (42.5%) buiten Amsterdam woonachtig.
Onder de 165 Amsterdammers waren 73(44.2%) leden van ziekenfondsen, van welke 68 d. i. bijna 80 % (met 960 verpleegdagen) voor rekening van de Vereeniging Hulp voor Minvermogende Ooglijders,
13 (bijna 18 %) met 106 verpleegdagen voor eigen rekening en 2 (ruim 2 „)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;23nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ rekening van liefdadige
instellingen werden verpleegd.
Het aantal grootere operatiën bij de verpleegden op de 3e klasse verricht, bedroeg 238, waaronder 46 cataract operaties, 49 tegennbsp;scheelzien, 51 ter vorming eener kunstpupil, 21 ter verwijderingnbsp;van het geheele oog enz.
Wat de exploitatiekosten der Inrichting betreft, de aanzienlijke vermindering van het aantal verpleegden op de 3e klasse deednbsp;verwachten dat deze, in verhouding tot de inkomsten, belangrijknbsp;zouden stijgen. De uitkomst heeft deze verwachting bevestigd.nbsp;Terwijl de inkomsten met ƒ 8600 afnamen, verminderden de uitgaven,nbsp;ondanks inachtneming van de uiterste zuinigheid, slechts met ƒ 5000.nbsp;Toch konden dit jaar de uitgaven nog door de gewone inkomstennbsp;(verpleeggelden en de opbrengst der polikliniek) en de jaarlijkschenbsp;bijdragen worden gedekt en bleef er zelfs nog een voordeelig saldonbsp;van ƒ126.26 over. Maar er bestaat aanleiding voor de vrees, datnbsp;in ’t vervolg het evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven, zondernbsp;versterking der flnancieële krachten der Inrichting, vooral doornbsp;vermeerdering van de (sedert 1881 met ƒ1600 verminderde) jaarlijksche bijdragen, niet zal kunnen worden gehandhaafd. Mochtnbsp;die vrees verwezenlijkt worden, dan zou het bestuur zich genoodzaakt zien om — na vele jaren — opnieuw een beroep op denbsp;hulpvaardigheid der ingezetenen van Amsterdam te doen. Laatnbsp;ons hopen dat het daartoe niet zal behoeven te komen.
Bij den geneeskundigen dienst werd als assistent in plaats van Dr. VAN DEK Mbulbn benoemd de heer B. P. Vissbe, off. v. Gez. 2e kl.nbsp;alhier, wien ik een woord van dank voor zijne trouwe en intelligentenbsp;hulp niet mag onthouden. In het overige daarbij werkzame personeel is geen verandering gekomen. Onze drie verpleegsters gaannbsp;voort hare gewichtige taak met ijver en toewijding te vervullen.
-ocr page 51-Dat wij onzen Gisser blijven missen-zal wie hem gekend heeft begrijpen. Maar ik ben dankbaar er bij te mogen voegen, dat de heernbsp;SoMERViL, van wien ik ten vorigen jaren kon getuigen dat hij deednbsp;wat in zijn vermogen was om ons dit gemis zoo weinig mogelijknbsp;voelbaar te maken, zijne veel omvattende en gewichtige werkzaamheden blijft verrichten op eene wijze, die van evenveel ijver alsnbsp;talent getuigt.
Met een woord van hartelijken dank aan allen, die ook dit jaar door geschenken zoowel in geld als onder anderen vorm van hunnenbsp;belangstelling in de Inrichting deden blijken, besluit ik dit verslag.
-ocr page 52-BEHANDELD OP DE POLIKLINIEK DER
Hordeolum....... Tumores palpebrae Eczemanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Blepharophimosis.. Symblepharon..... Lagophthalmos . .. Ptosis congenita .. (3.4 nbsp;nbsp;nbsp;pCt). . 360 II. Conjunctiva. Irritatio conjunctivae..... 486 961 141 101 3 1 238 I. Palpehrae. Abcessus palpebrae .... \. nbsp;nbsp;nbsp;64 1 3nbsp;3nbsp;1nbsp;1 Conjunctivitis mucipara.. n purulenta.. n neonatorum . .. „ nbsp;nbsp;nbsp;crouposa... // nbsp;nbsp;nbsp;diphtherina. t, nbsp;nbsp;nbsp;follicularis.. ,/ papillare...... nbsp;nbsp;nbsp;94 Conjunctivitis phlyctaenosa 377 Transporteere. .3618 |
Per transport.. .3618 Polypusnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . 4 Ecchymosis nbsp;nbsp;nbsp;nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . 31 Tumor cysticus subcon- (35 pCt.).. .3658 III. Cornea. Keratitis superficialis..... SIS I, nbsp;nbsp;nbsp;profunda....... nbsp;nbsp;nbsp;17 u nbsp;nbsp;nbsp;dendritica...... nbsp;nbsp;nbsp;1 ;/ nbsp;nbsp;nbsp;herpetica....... nbsp;nbsp;nbsp;7 // nbsp;nbsp;nbsp;bullosa......... 1 Herpes zoster ophth..... nbsp;nbsp;nbsp;1 Keratitis .ulcerosa........ 105 n nbsp;nbsp;nbsp;phlyctaenosa....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;175 n nbsp;nbsp;nbsp;interstitialisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;diffusa......... 89 Tumor dermoïd. ad marg. Staphyloma corneae...... nbsp;nbsp;nbsp;8 (7.3 pCt.). nbsp;nbsp;nbsp;762 IV. Sclerotica. (0.14 pCt.).. V. Iris. Iritis simplex........... // II glaucomatosa. II serosa............ Transporteere.. 15 48 1 76 |
76 7 1 1 '86 „ nbsp;nbsp;nbsp;zonularis. n nbsp;nbsp;nbsp;mollis .. . 6 7 3 6 3 10 1 1 1 Ts Per transport. . Synechia posterior....... 1/ anterior....... Coloboma Irid. congen. . . Iris tremulans.......... (0.8 pCt).. VI. Co?‘pus ciliare. Clioroidea. Atrophia Chorioideae .... nbsp;nbsp;nbsp;1 (0.84 pCt.)71 nbsp;nbsp;nbsp;89 VII. nbsp;nbsp;nbsp;Olmcoma. Glaucoma simplex....... nbsp;nbsp;nbsp;23 „ inflammat. acut. nbsp;nbsp;nbsp;7 „ nbsp;nbsp;nbsp;I, chron.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 (0.37 pCt.).'^ nbsp;nbsp;nbsp;39 VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Opticus. (0.62 pCt.)^ nbsp;nbsp;nbsp;66 IX. Retina. Hyperaemia retinae...... Apoplexia „ nbsp;nbsp;nbsp;...... Eetinitis syphilitica...... „ nbsp;nbsp;nbsp;albuminur...... „ nbsp;nbsp;nbsp;pigmentosa..... Solutio retinae.......... Glioma « nbsp;nbsp;nbsp;.......... Atrophia „ nbsp;nbsp;nbsp;.......... Corp. alien, in retina. ... (0.36 pCt.)77 |
X. Lens. Cataracta capsularis...... nbsp;nbsp;nbsp;4 ,! congenita...... IB 5 1 senilis ........ 149 „ punctata....... 2 n diabetica...... nbsp;nbsp;nbsp;2 „ glaucomatosa. . . nbsp;nbsp;nbsp;1 It secundaria..... nbsp;nbsp;nbsp;3 H complioata..... nbsp;nbsp;nbsp;1 Luxatio lentis congen. ... nbsp;nbsp;nbsp;1 (1.7 pCt.).. 184 XI. Corpus mtreum. Obscurationes corp. vitrei. 29 (0.29 pCt.).quot;^ nbsp;nbsp;nbsp;31 XII. Bulhus. Panopthalmitis......;... nbsp;nbsp;nbsp;2 (0.17 pCt.).quot;^ nbsp;nbsp;nbsp;18 XIII. Refractio. (29.3 pCt.).T3(m XIV. Accommodatio. Paraesis accommod...... nbsp;nbsp;nbsp;13 (19.4 pCt.).72046 |
1) Onder de 461 gevallen, die in de Spinozastraat werden Ijehandeld, waren 313 van hypermetr. en 138 van myop. Astigmatisme.
-ocr page 54-
Neuralgia Supraorbitalis.. 1 Paralysis N. facial...... nbsp;nbsp;nbsp;1 XVII. Organa lam/malia. Ectasia sacci lacrym..... nbsp;nbsp;nbsp;1 Stenosis ductus lacrymalis. nbsp;nbsp;nbsp;29 (1.5 pCt.).. nbsp;nbsp;nbsp;158 XVIII. Orhita. |
XIX. Amblyopia.nbsp;Amblyopia potatorum ....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26 n nbsp;nbsp;nbsp;e causa latentenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26 u nbsp;nbsp;nbsp;nervosa. .....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 n nbsp;nbsp;nbsp;ex influenza..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 (0.65 pCt.).quot;^ nbsp;nbsp;nbsp;^ XX. Amaurosis. XXI. nbsp;nbsp;nbsp;Achromatopsia. XXII. nbsp;nbsp;nbsp;Hemeralopia.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 XXIII. Traumata. Corp. alien, sub palpebra n ,1 in conjunctiva 1 Conjunctivitis traumatica .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;34 Corp. alien, ad corneam. . nbsp;nbsp;nbsp;231 Keratitis traumatica...... nbsp;nbsp;nbsp;47 // sclerae.......... nbsp;nbsp;nbsp;4 Combustio conjunctivae . nbsp;nbsp;nbsp;15 Haemorrhagia in camera Cataracta traumatica..... nbsp;nbsp;nbsp;14 Vulr. perfor. bulbi...... nbsp;nbsp;nbsp;4 ,1 palpebrae........ 8 |
INKOMSTEN.
Aan Jaarlijksche Bijdragen.
„ Verpleeggelden......,
„ Opbrengst kaarten polikliniek .............. .
„ Restitutie polikliniek van het Algemeen Ziekenfonds V. Amsterdam .nbsp;„ Restitutie poliklinieknbsp;van de Diaconieder Ned.nbsp;Hervormde Gemeente. .
„ Busgelden........... ,
„ Diverse Eestitutiën ... .
UITGAVEN.
, Water................
„ Drukloon en Boeken.. ,
,5 Onderhoud van het Gebouw.................
„ Onderhoud van denTuin „ Onderhoudvan het Huis-
„ Apothekersrekeningen. ,, „ Geneeskund. Voorwerpnbsp;„ BuitengewoneTJitgavennbsp;„ Voordeelig Saldo.... ,,
4323.59
4313.10 670.33nbsp;454.62nbsp;637.08
57.80
386.95
104.57
44.28
15.47
638.27
31.65
1055.54=
126.75
118.95=
589.60
1981.10 205.27=nbsp;125.26
2222,—
7852.75
4868.—
500.-
250.—
72.16=
115.28
f 15880.195
Per nbsp;nbsp;nbsp;Uitgaven..............ƒ nbsp;nbsp;nbsp;15754.935
„ nbsp;nbsp;nbsp;Belegde Gelden....... „ nbsp;nbsp;nbsp;7292.501)
„ nbsp;nbsp;nbsp;Saldo in Kasnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op 31 December 1895.......... „ nbsp;nbsp;nbsp;3672.18
ari 1895
Diverse inkomsten zie: Exploitatie-rekening... „ 15880.195nbsp;Giften en Legaten.... „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1530.—
Gekweekte Rente..... „ nbsp;nbsp;nbsp;1903.85
f 26719.615
/ 26719.615
Omtrent het cijfer ad ƒ7292.50 in uitgaaf geboekt als „Belegde G-elden” wordt de volgende toelichting bijgevoegd:
Voor de voldoening van het Recht van Successie, van kosten van boedelberedde-ring, enz. op de Nalatenschap van wijlen den Heer Arnold Fischel, die onze Inrichting tot zijne erfgename benoemde, werd, na aftrek van de in den boedel aanwezige
contanten, enz., uit onze kas betaald een bedrag van................ ƒ 6105.90s
waarvoor wij, zoo dit geld niet beschikbaar ware geweest, fondsen uit genoemde nalatenschap hadden moeten verkoopen.
Voorts verkochten wij eenige fondsen, voor wier opbrengst, gevoegd bij een deel onzer kasvoorraad, wfj andere eflecten aankochten, bfj welkenbsp;transactie meer werd uitgegeven dan ontvangen eene som, groot......... 1186.595
f 7292.50
-ocr page 56-25.—
Gift van Mevrouw Wed. E. Fuld, geb. Hecht te Parijs ƒ „ ff ’t Ziekenfonds, «Eendracht maakt Machtquot;
te Weesp...............
Legaat van wijlen Mejuff. Kegina Maria Gosschalk, „ ff ff ff ffnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gerritje l’Abée .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;• • „
Netto bedrag der nalatenschap van wijlen den Heer Arnold Fischel te Haarlem, na aftrek van betaaldenbsp;Leg.iten, Successierechten enz. enz. aan Effecten, ƒ 24644,51
Dengenen, die onze Inrichting bij Testament willen gedenken, wordt de volgende, formule aanbevolen.
„Ik verklaar te legateeren aan de Vereeniging tot Oprichting en „Instandhouding van een Gesticht tot behandeling van Ooglijders,nbsp;„inzonderheid Minvei'mogende, te Amsterdam, de Som van.......”
(Desverkiezende voege men hierbij: „Vrij van alle rechten en onkosten, ook van het recht van successie”.)
-ocr page 57-VAN DE
VAN
BEHOEFTIGE EN MIHTEBMOGENDE OOGLIJDERS
TE
Zuidersingelstraat S 232,
OVER HET JAAR 1895,
DOOR
P. NOORDHOFF. — 1896. — GRONINaER.
-ocr page 58- -ocr page 59-DERDE JAARLIJKSCH VERSLAG betreffende de verpleging en het onderwijs in denbsp;Inrichting tot behandeling en verplegingnbsp;van behoeftige en minvermogende Oog-lijders te Groningen, over het jaar 1895,nbsp;door den Geneesheer-Directeur Prof. Dr.nbsp;M. E. Mulder.
in 1880 , nbsp;nbsp;nbsp;. |
. 631 |
1888 . |
. . 835 |
1881 . . |
. 635 |
1889 . |
. . nbsp;nbsp;nbsp;774 |
1882 . . |
. 624 |
1890 . |
. . nbsp;nbsp;nbsp;745 |
1883 . . |
. 572 |
1891 nbsp;nbsp;nbsp;. |
. . 870 |
1884 . . |
. 665 |
1892 . |
. . 963 |
1885 . . |
. 646 |
1893 . |
. . 1172 |
1886 . . |
. 724 |
1894 . |
. . 1337 |
1887 . . |
. 831 |
1895 . |
. 1456 |
Het aantal behandelde patiënten bedroeg in het vorige jaar 1456, dus 129 meer dan in 1894.
Uit de hieronder volgende cijfers blijkt, dat het aantal patiënten vooral in de laatste jaren steeds stjjgende is.
Dit toch bedroeg:
terwijl het zich laat aanzien, dat ook dit jaar het vorige weer zal overtreffen.
Het geheele aantal consulten in 1895 bedroeg 10,128, dat is verdeeld over de 260 dagen, waarop de polikliniek werd gehouden, ongeveer 39 per dag. Rekent men echter, dat velenbsp;patiënten, in de stad woonachtig, 2 a 3 malen daags in denbsp;Inrichting worden behandeld, dan is dit cijfer nog belangrijknbsp;hooger.
-ocr page 60-Van deze patiënten waren afkomstig uit de:
Gemeente Groningen 938 ,
Provincie „ nbsp;nbsp;nbsp;368,
„ nbsp;nbsp;nbsp;Drenthe 110,
„ nbsp;nbsp;nbsp;Friesland 40.
Het aantal verpleegden bedroeg dit jaar 139, n.1. 72 mannen en 67 vrouwen, met 3726 verpleegdagen.
Uit de Provincie Groningen 83.
Provincie Drenthe 21.
„ Friesland 12.
Het aantal grootere operatiën bedroeg 125, n.1.
Cataract operatie. Extratio lentis nbsp;nbsp;nbsp;28.
Punctie van cataract nbsp;nbsp;nbsp;3.
Discisie van nastaar nbsp;nbsp;nbsp;10.
Iridectomie (vorming van kunstm. pupil) nbsp;nbsp;nbsp;14.
Operaties tegen scheelzien (tenotomie) nbsp;nbsp;nbsp;12.
„ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ (avancement musculaire) 4.
Tenotomie v. d. rectus inferior nbsp;nbsp;nbsp;1.
Staphyloma operatie nbsp;nbsp;nbsp;4.
Blepharophimosis operatie nbsp;nbsp;nbsp;3.
Plastische operaties en transplantatie v. huid nbsp;nbsp;nbsp;4.
Verwijdering van den oogbol (exenteratio bulbi) nbsp;nbsp;nbsp;8.
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ (enucleatio bulbi)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8.
Exenteratio orbitae nbsp;nbsp;nbsp;1.
Blepharo-sphincterectomie nbsp;nbsp;nbsp;7.
Extractie van lens uit voorste oogkamer nbsp;nbsp;nbsp;1,
Kleinere operaties, zooals paracentese van de cornea, operaties aan de traanwegen, verwijdering van vreemde lichamen uit hetnbsp;oog, operatie van chalazion enz., zijn niet afzonderlijk vermeld.
-ocr page 61-STATISTIEK DER OOGZIEKTEN IN HET JAAR 1895 BIJ 1456 PATIËNTEN.
Conj'unctivitis catarrhalis nbsp;nbsp;nbsp;218.
, nbsp;nbsp;nbsp;follicularisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;52.
, nbsp;nbsp;nbsp;epidemica (Schwellungs-catarrli)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8.
„ nbsp;nbsp;nbsp;neonatorumnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.
, nbsp;nbsp;nbsp;gonorrhoicanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
„ nbsp;nbsp;nbsp;phlyctaenosanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;75
Irritatio conjunctivae nbsp;nbsp;nbsp;2.
Ecchymosis subconjunctivalis nbsp;nbsp;nbsp;2.
Infarcten van de Meiboomsche klieren nbsp;nbsp;nbsp;3.
Trachoma papillare nbsp;nbsp;nbsp;\
^ granulare nbsp;nbsp;nbsp;!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;15.
Symblepharon nbsp;nbsp;nbsp;1 ¦
Lupus conjunctivae nbsp;nbsp;nbsp;1.
Corpora aliena nbsp;nbsp;nbsp;34.
Keratitis (phlyctaenulae et nbsp;nbsp;nbsp;ulcera)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;248.
., herpetica (herpes nbsp;nbsp;nbsp;corneae febrilis)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.
, neuro-paralytica nbsp;nbsp;nbsp;1.
parenchymatosa (e lue congenita) nbsp;nbsp;nbsp;13.
,, centralis profunda nbsp;nbsp;nbsp;5.
, dendritica nbsp;nbsp;nbsp;2.
Pannus corneae nbsp;nbsp;nbsp;3.
Ulcus serpens (ulcus cum nbsp;nbsp;nbsp;hypopyo)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17.
, nbsp;nbsp;nbsp;rodensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
Maculae corneae nbsp;nbsp;nbsp;39.
Xerosis corneae nbsp;nbsp;nbsp;1.
Sclerosis corneae nbsp;nbsp;nbsp;3.
Leucoma corneae nbsp;nbsp;nbsp;9-
Staphyloma corneae nbsp;nbsp;nbsp;5.
Fistula corneae nbsp;nbsp;nbsp;!•
Iritis nbsp;nbsp;nbsp;plasticanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;20.
„ nbsp;nbsp;nbsp;serosanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.
,, nbsp;nbsp;nbsp;tuberculosanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
„ nbsp;nbsp;nbsp;gummosanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.
-ocr page 62-Iris tremulans Prolapsus iridisnbsp;Synechiae anterioresnbsp;Occlusio pupillaenbsp;Irido-cyclitisnbsp;Irido-chorioiditisnbsp;Coloboma iridisnbsp;Ophthalmia sympathicanbsp;Miosis spinalisnbsp;Sclerotitis (episcleritis)
Vulnera scleroticae Staphyloma scleroticaenbsp;Buphthalmosnbsp;Chorioiditis disseminatanbsp;„ chronicanbsp;Atrophia chorioideaenbsp;Coloboma chorioideaenbsp;Chorio-retinitis lueticanbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ centralis
Bloeding in het glasvocht Troebeling van het glasvochtnbsp;Glaucoma simplexnbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;acutum
„ nbsp;nbsp;nbsp;secundarium
„ nbsp;nbsp;nbsp;absolutum
„ nbsp;nbsp;nbsp;haemorrhagicum
Atrophia bulbi Aphakie
Aphakia cum cataracta secundaria (nastaar) Cataracta senilis completanbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ incipiens
congenita (siliquata)
„ nbsp;nbsp;nbsp;zonularis (schichtstaar)
„ nbsp;nbsp;nbsp;perinuclearis
„ nbsp;nbsp;nbsp;complicata
„ nbsp;nbsp;nbsp;polaris anterior
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;posterior
„ nbsp;nbsp;nbsp;traumatica
Luxatio lends Verkalkte lens
2.
8.
15.
12.
6.
15.
3.
2.
1,
8.
5.
2.
5.
7.
8. 2.nbsp;3.nbsp;3.
7.
6.
8. 3.nbsp;2.nbsp;8,nbsp;2.nbsp;2.nbsp;2.
10.
8.
27.
24.
1.
3.
2.
8.
1.
1.
3.
5.
1.
Retinitis luetica , pigmentosanbsp;„ albuminuricanbsp;„ haemorrhagicanbsp;Torpor retinae acutus (hemerallopie)nbsp;Solutio retinaenbsp;Scotoma centralenbsp;^ seint illansnbsp;Papillitisnbsp;Atrophia papillaenbsp;Neuritis optica
„ retro-bulbaris Amblyopia congenita (gravior)nbsp;Daltonismusnbsp;Tumor orbitae
Abscessus palpebrae superioris Blepharitis ciliaris (Blepharadinitis)nbsp;Hordeolanbsp;Madarosis
Vernauwde traanpunten Vergroeiing van de traanpuntennbsp;Ectropion van de traanpuntennbsp;Verstopping van het traankanaalnbsp;Dacryocystitis acutanbsp;Fistula saccilacrymalisnbsp;Eczema palpebrarumnbsp;„ nasinbsp;p facieinbsp;Lupus palpebraenbsp;„ nasinbsp;„ facieinbsp;Chalazion
Trichiasis (distichiasis)
Entropion
Ectropion palpebrae inferioris „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ superioris
Blepharo-phimosis Blepharo-spasmusnbsp;Tic convulsifnbsp;Ptosis congenita
1.
2.
2.
1.
2.
7. 6.nbsp;1.nbsp;1.
4. 3.nbsp;2.nbsp;3.
5. 1.nbsp;1.
127.
26.
5.
5. 2.
8. 57.
9.
2.
16.
24.
n.
1.
3.
3.
7.
1.5.
6. 16.
1.
3.
2.
3.
6.
8
Strabismus convergens nbsp;nbsp;nbsp;49.
Insufficientie der recti intern! nbsp;nbsp;nbsp;2.
Paralysis oculomotorii nbsp;nbsp;nbsp;2.
„ nbsp;nbsp;nbsp;musculi trochlearisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.
„ nbsp;nbsp;nbsp;recti extern!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4.
, nbsp;nbsp;nbsp;facialisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
Paresis accommodationis nbsp;nbsp;nbsp;1.
Spasmus accommodationis nbsp;nbsp;nbsp;5.
Hypermetropic nbsp;nbsp;nbsp;397.
Anisometropia gravior nbsp;nbsp;nbsp;3.
Astigmatismus nbsp;nbsp;nbsp;135.
Presbyopic nbsp;nbsp;nbsp;138.
Asthenopia accommodativa nbsp;nbsp;nbsp;6.
Copiopia hysterica nbsp;nbsp;nbsp;2.
Anophtalmos (post enucleationem) nbsp;nbsp;nbsp;12.
„ nbsp;nbsp;nbsp;congenitus (microphtalmos)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1.
Exophthalmos nbsp;nbsp;nbsp;2.
Ten opzichte van deze statistiek moet worden medegedeeld, dat het aantal der vermelde ziekten grooter is dan het aantalnbsp;patiënten , daar op één oog verschillende ziekten kunnen aanwezignbsp;zjjn, maar ook beide oogen weer kunnen verschillen. Wij hebbennbsp;n.1. getracht bij iederen patient zooveel mogelijk de verschillendenbsp;ziektetypen weer te geven, vandaar dat de som daarvan aanmerkelijk grooter is dan het aantal patiënten.
In de behandeling der ooglijders werd ik trouw ter zijde gestaan door dr. K. Kijlstra, opnieuw benoemd assistent in de oogheelkunde , die ook gedeeltelijk de oefeningen in het oogspiegelen heeft geleid. Eveneens kan ik ten zeerste mijne ingenomenheidnbsp;betuigen met den heer Priem en de Gez. Antonijsen, die resp.nbsp;als controleur en als huismeesteressen aan onze inrichting zijnnbsp;verbonden.
HET BESTUUR.
Een groot verlies trof het bestuur in het afgeloopen jaar door het overlijden van twee zijner leden, de H.H. Jhr. Mr. W. H.nbsp;de Savornin Lehman en Mr. Th. a Th. van der Hoop.
De heer de Savornin Lehman, die sedert de oprichting lid was
-ocr page 65-van het bestuur, heeft door zijn ijver en toewijding veel bijgedragen tot den bloei van de Inrichting. Zijn helaas zoo vroegtijdig heengaan wordt door ons allen ten diepste betreurd en moeilijk zal het zijn een hem waardigen opvolger te vinden.
Ook in den heer van der Hoop, hoewel hij in de laatstejaren wegens vertrek naar elders en wegens langdurige ongesteldheidnbsp;verhinderd was zich zooals vroeger geheel aan de belangen dernbsp;Inrichting te wijden, verliezen wij een ijverig lid.
In plaats van dr. A. Peikema, die reeds het vorige jaar naar elders vertrok, werd gekozen de heer Prof. P. J. van den Ham,nbsp;terwijl de beide overleden bestuursleden werden vervangen doornbsp;de H.H. P. O. Cleveringa en Mr. J. A. Tellegen. Het bestuurnbsp;bestaat derhalve uit de H.H.
J. P. VAN WALREE, Secretaris-Penningmeester.
J. VAN HOUTEN,
Commissarissen.
Prof. P. J. VAN DEN HAM,
P. o. CLEVERINGA,
Mr. A. H. TELLEGEN,
Prof. M, E. MULDER, Genpesheer-Directeur.
FINANCIËELE TOESTAND.
Terwijl wij in de vorige jaren konden verklaren, dat de finan-ciëele toestand niet bepaald ongunstig was, kunnen wij dit thans tot ons leedwezen niet meer zoo volmondig beamen. Door grooternbsp;toeloop toch van patiënten wordt de tegenwoordige Inrichtingnbsp;langzamerhand te klein, zoodat zich meer en meer het gevalnbsp;voordoet, dat patiënten wegens gebrek aan plaats moeten wordennbsp;afgewezen of, om plaats te maken voor anderen, te spoedignbsp;moeten worden ontslagen. Zoodoende zal binnen niet te langen.nbsp;tijd tot uitbreiding moeten worden overgegaan. Eene uitbreidingnbsp;echter brengt noodzakelijk geheel andere verhoudingen te weeg,nbsp;allicht met grootere uitgaven gepaard gaande. Bovendien is hetnbsp;tegenwoordige gesticht, om zoo te zeggen, op een zuinigje gebouwd en zullen verschillende daaraan klevende gebreken tegelijkertijd verbetering behoeven. Intusschen, ofschoon thans denbsp;gelden voor eene eventueele uitbreiding en verbetering niet aanwezig zijn, gaan wij toch met eenig vertrouwen de toekomstnbsp;tegemoet, daar naar onze meening aan eene Instelling, die aannbsp;zulk eene talrijke schare ooglijders hulp verleent en tevens voornbsp;het onderwijs in de oogheelkunde aan onze Universiteit noodzakelijk is, wel de noodige hulp niet kan worden onthouden.
VERSLAG VAN nbsp;nbsp;nbsp;DEN PENNINGMEESTER. Rekening en Verant woording over 1895. | ||||
Ont-vsbngsten. |
Uitgaven. | |||
Subsidie van de Provincie Groningen..... |
ƒ 800 |
Brandstoffen.............. |
ƒ 206 |
08 |
„ nbsp;nbsp;nbsp;H.H. Curatoren der Rijks-Universiteit. . |
- 800 |
Licht................ |
- 126 |
80 |
„ nbsp;nbsp;nbsp;van de Gemeente Groningen..... |
- 800 |
00 Wegens administratie........... |
- 107 |
363 |
Contributie van leden en donateurs...... |
- 415 |
Aankoop en onderhoud van meubilair..... |
- 268 |
203 |
Restitutie wegens verpleging van 139 patiënten |
Voor de wasch............. |
- nbsp;nbsp;nbsp;104 |
973 | |
1 nbsp;nbsp;nbsp;(3726 verpleegdagen)......... |
- 2586 |
95 Werkloon en diverse uitgaven....... |
- 156 |
923 |
Maatschappij der waterleiding........ |
- nbsp;nbsp;nbsp;41 |
50 | ||
Aankoop, vracht en onderhoud van Instrumenten . |
- 173 |
723 | ||
Aankoop voor de bibliotheek........ |
- 337 |
85 | ||
Medicamenten............. |
- 241 |
65 | ||
Aan belastingen............ |
- nbsp;nbsp;nbsp;71 |
973 | ||
Traktement aan het personeel...... |
- 700 |
00 | ||
Rente van ƒ 13.500 (hypotheek enz.)..... |
- 600 |
00 | ||
Voor voeding............ |
- 1208 |
853 | ||
Buitengewone uitgaven . nbsp;nbsp;nbsp;......... |
- 308 |
963 | ||
Hout en steenen (verbouwen der veranda) . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. |
- 247 |
08 | ||
Voor aflossing van schulden........ |
- 500 |
00 | ||
ji J' |
ƒ5401 |
95 |
ƒ5401 |
95 |
Alberda van Menkema (Jhr. C.), nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
Alberda van Ekenstein (Jhr. Mr, W. C. A.), nbsp;nbsp;nbsp;,
Alberda van Ekenstein (Jonkvr.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Becker (A. H.), nbsp;nbsp;nbsp;^
Baart de la Faille (Mevr. de Wed.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Bahlmann en Co. nbsp;nbsp;nbsp;„
Calcar (MejufF. C. van), nbsp;nbsp;nbsp;„
Calcar (Mevr. de Wed. G. van),
Cleveringa (P. O.), nbsp;nbsp;nbsp;,
Dull (Mevr. de Wed. C. W.),
Doornbos (N. W.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Eisen (W. F. A.),
Enschedé (Prof. W.
Feith (Mr. E.),
Feith (Mr. J. A.),
Feith (Dames O. en E. M. C.), nbsp;nbsp;nbsp;^
Feitz (L. C. J.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Guyot (Mr. H. D.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Geertsema (Mr. C. C.),
Henkers (J, E.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Houten (J. van),
Hesseling (Mevr. de Wed. H.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Horst Jr. (E. B. ter), nbsp;nbsp;nbsp;„
Hoeth (Mejuffrouw) , nbsp;nbsp;nbsp;„
Hoop (Mevr. de Wed. van der), nbsp;nbsp;nbsp;„
Haakma Vos (A.), nbsp;nbsp;nbsp;,
Hoop (Mevr. de Wed. Th. a Th. van der), Leeuwarden. Houten (Mevr. de Wed. van),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
Hamel (Prof. A. G. van), nbsp;nbsp;nbsp;„
Ham (Prof. F. J. van den), nbsp;nbsp;nbsp;„
Hasselt (Mevr. de Wed. J. A. van) , nbsp;nbsp;nbsp;,
-ocr page 68-13
Juchter (G.), nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
Keiser (Dr. F. J.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Kooijker (Prof. H. A.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Kooij (Dr. K.) nbsp;nbsp;nbsp;„
Kruijf (Prof. E. F.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Lobman (Mevr. de Wed. W. H. de Savornin) „ Lobman (Fr. L. W. M. de Savornin),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Modderman (Dames C.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Mesdag (Mevr. de Wed. G.) , nbsp;nbsp;nbsp;„
Mees (Mevr. de Wed. A.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Meddens (B. J. R ), nbsp;nbsp;nbsp;^
Meihuizen (Mevr. de Wed. nbsp;nbsp;nbsp;S.),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Mulder (Prof. M. E.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Manger Cats (Mr. E.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Maclaine Pont (W.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Mössinger (J.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Mulder (Mevr. de Wed. H. nbsp;nbsp;nbsp;K.),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hoogezand.
Mulder (K. H.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Eoordboff (P.), nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
Oving (B.),
Offerbaus (Mr. J.) , nbsp;nbsp;nbsp;„
Panhuys (Jbr. Mr. J. E. A. van), nbsp;nbsp;nbsp;'s Gravenhage.
Quintus (Mevr. de Wed. W. J.), nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
Quintus (Mejuff. IJ.) nbsp;nbsp;nbsp;„
Quintus (Mr. 0. J.), nbsp;nbsp;nbsp;,
Rutgers van der Loefi (Mr. M.),
Romkes (Mr. A. W.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Roelfsema (E. J.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Ranneft (Dr. S. B.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Reiger (Prof. W. A.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Reilingb (Dr. H.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Roos (A. G.),
Roijen (Mevr. de Wed. H. nbsp;nbsp;nbsp;J. van),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Rikkers (C.), nbsp;nbsp;nbsp;„
Swinderen (Jbr. W. A. A. nbsp;nbsp;nbsp;de Marees van)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Swinderen (Jbr. Q. P. A. de Marees van) nbsp;nbsp;nbsp;„
Swinderen (Jbr. Mr. 0. Q. nbsp;nbsp;nbsp;van),nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Swinderen (Jbr. Mr. P. J. nbsp;nbsp;nbsp;van).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Assen.
Sicman (H. J.), nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.
-ocr page 69-14
Groningen,
de Punt. Groningen.
Sitter (Mejonkvr. L. de),
Sonius (C.),
Scholten (J. E.),
Steghgers J.Hz. (H. J.),
Stedum (H. G. van),
Tresliog (Mr. Th. Haakma),
Tellegen (Mr. J. A.),
Tellegen (Mevr. de Wed. B. D. H.), Trip (Mevr. de Wed. H. J.),
Tonella (A. Th. H.),
Thieme (Mr. H. C. A.),
Vissering (J. J. ten Cate)
Wouters Jr. (G.),
Walree (J. P. van),
Wermeskerken (Mevr. de Wed. van). Winter (J. E.),
Wiersum (K. F.)
Waalkens (N.),
Zwaag (Mevr. de Wed. W. J. van der),
Wanneer wij deze Ijjst van leden en donateurs vergeljjken met die van vroegere jaren, dan is het eenigszins ontmoedigend,nbsp;daarin een gestadigen achteruitgang te constateeren. Gedeeltelijknbsp;wordt dit veroorzaakt door overlijden en vertrek naar elders,nbsp;maar vooral door bedanken. Wij hopen ten zeerste, dat wij bijnbsp;een volgend verslag eene gunstige verandering kunnen constateeren , en ook dat aan onze Inrichting meerdere giften en legatennbsp;mogen ten deel vallen, dan tot dusver het geval is.
-ocr page 70-Art. 1.
De Inrichting heeft ten doel:
a. nbsp;nbsp;nbsp;de behandeling en verpleging van minvermogende ooglijders,
b. nbsp;nbsp;nbsp;bevordering van het onderwijs in de oogheelkunde aan denbsp;Universiteit.
Art. 2.
De gelden, tot dat doel vereischt, worden gevonden door jaar-lijksche bijdragen van corporation en particulieren, giften, legaten en vergoedingskosten van een deel der patiënten.
Art. 3.
Leden zijn zij, die eene jaarlijksche contributie van minstens ƒ5, of eene gift in eens van minstens ƒ 100, tot het instandhouden der inrichting bijdragen.
Donateurs zijn zjj, wier contributie minder dan ƒ 5 bedraagt of die eene kleinere som dan ƒ100 in eens aan de inrichtingnbsp;schenken.
Art. 4.
De Inrichting wordt bestuurd en vertegenwoordigd door eene Commissie van 5 leden en een geneesheer-directeur.
Art. 5.
De leden der Commissie worden door de leden gekozen, uit eene voordracht van 3 personen, door het bestuur opgemaakt.
Jaarlijks treedt één der leden van de Commissie af, maar is weder verkiesbaar.
Art. 6.
Geneesheer-directeur is hij, die belast is met het geven van onderwijs in de oogheelkunde aan de Universiteit.
-ocr page 71-16
Art. 7.
Het geheele inwendige beheer der Inrichting, zoowel als de verdeeling der werkzaamheden van het bestuur, wordt geregeldnbsp;door huishoudelijke reglementen door het bestuur vast te stellen.
Art. 8.
Eens in het jaar worden de leden ter algemeene vergadering opgeroepen. Bij die gelegenheid wordt een verslag gegeven vannbsp;den staat der inrichting gedurende het afgeloopen jaar en voorzien in de vervulling der vacatures in het bestuur.
Art. 9.
Het bestuur belegt, zoo dikwijls het dit noodig acht, eene buitengewone vergadering der leden, waartoe deze minstens 8nbsp;dagen vóór den dag, waarop z|j gehouden wordt, opgeroepennbsp;worden, met vermelding van het bijzondere doel der vergadering.
Art. 10.
De vergadering der leden besluit over de opheffing der Inrichting voor Ooglijders op voordracht van het bestuur.
Het voorstel tot opheffing moet minstens 8 dagen vóór den dag, waarop de vergadering, waarin bet behandeld zal worden,nbsp;gehouden wordt, aan de leden zijn rond gezonden.
In geval van ontbinding wordt aangaande het besteden der overgebleven gelden en bezittingen door de vergadering der ledennbsp;beslist, alles behoudens de bepaling van artikel 1702 B. W.
Art. 11.
De vereeniging wordt opgericht voor den tijd van negen en twintig jaren en elf maanden.
Goedgekeurd bij Zijner Majesteits besluit d.d. 9 Januari 1882 Stbl. no. 7.
De Minister van Justitie, (get.) A. E. J. Modderman.
-ocr page 72-TE
Er werden in het afgeloopen jaar 3732 patiënten ter behandeling op de Polikliniek ingeschreven. Deze 3732nbsp;personen, 1557 mannen en 2175 vrouwen, ontvingennbsp;16554 adviezen en daar het spreekuur op 307 dagen gehouden werd, was het gemiddeld aantal bezoekers 54 daags.nbsp;Dit aantal werd 146 maal overschreden. Iedere patiëntnbsp;ontving gemiddeld 4.4 adviezen. Evenals het vorige jaarnbsp;voeg ik hierbij de frequentie van het bezoek voor de verschillende maanden.
Januari 1456 consulten Februarinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1246nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Maart nbsp;nbsp;nbsp;1527nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
April nbsp;nbsp;nbsp;1461nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Juli nbsp;nbsp;nbsp;1530 consulten
Augustus nbsp;nbsp;nbsp;1044nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
September nbsp;nbsp;nbsp;1335nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
October nbsp;nbsp;nbsp;1343nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Meer dan andere jareu kregen wij in het afgeloopen jaar kinderen der scholen voor on- en minvermogenden ter onderzoeking , door den geneesheer, van wege het gemeentebestuur
-ocr page 73-belast om een onderzoek in te stellen naar het gezichtsvermogen der schoolkinderen, naar onze Inrichting verwezen. Inderdaad, het aanstellen van school-artsen vonden wij opnbsp;dit terrein althans van practische waarde, en het komtnbsp;ons voor, dat de belangrijkste afwijkingen die voor denbsp;ontwikkeling van het kind, nu op school en veelal laternbsp;in het leven, haren nadeeligen invloed doen gelden, verbeterdnbsp;of naar hun aard besproken konden worden. Laat ik unbsp;nader verklaren, wat ik met dat bespreken bedoel. Ernbsp;heerscht bij velen de-meening, dat wie slecht ziet altijdnbsp;met een bril verbeterd kan worden. Dikwijls is de bril hetnbsp;middel tot verbetering. Maar menig zwak gezicht, hetzijnbsp;door zelfs weinig zichtbare verduisteringen van het hoornvlies, hetzij door resten van ontsteking der inwendige deelen,nbsp;is door glazen niet te verbeteren, en zoo zal het meisjenbsp;eene achterlijke blijven op de naaischool, de jongen in hetnbsp;fijne ambacht. Er moet dus voor hen een anderen wegnbsp;gekozen worden, waarvan dikwijls eerst de overtuigingnbsp;gekregen wordt na bespreking met de onders in verbandnbsp;met het onderzoek in de kliniek.
Van de 3733 patiënten waren er 580 uit 40 andere Gemeenten van Zuid-Holland, o. a. 215 uit Delft, 23 uitnbsp;Loosduinen enz.; bovendien waren er 31 uit andere gemeenten van het Rijk.
Het aantal voorgeschreven brillen bedroeg 950. Op de polikliniek werden 140 maal vreemde lichaampjes van hetnbsp;hoornvlies of van het bind vlies der oogleden verwijderd.nbsp;Kleinere operaties, opening van abcessen, splijting vannbsp;traanwegen enz. hadden 132 maal plaats.
Ik mocht mij weder in de hulp verheugen der dames
-ocr page 74-3
Cl. Bienfait , M. Gallé en E. Holtius , welke het mij op de polikliniek mogelijk maakten in den daarvoor bestemden tijd de patiënten te behandelen. Dr. Beükema ennbsp;Dr. Faber hadden de vriendelijkheid dezen zomer gedurendenbsp;mijne vacantie de behandeling der patiënten op zich tenbsp;nemen.
Met zijne der Inrichting steeds betoonde vrijgevigheid, voorzag ook dit jaar de Heer J. F. F. Moet ons geheelnbsp;kosteloos van genees- en verbandmiddelen. Mag ik met eennbsp;woord van erkentelijkheid voor het genotene, onze Inrichtingnbsp;ook voor het vervolg in zijne gewaardeerde belangstellingnbsp;aanbevelen.
In de Inrichting werden ter behandeling en verpleging opgenomen:
107 mannen met 1421 verpleegdagen.
1932
104 vrouwen
totaal. . . 211 personen „ nbsp;nbsp;nbsp;3353nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
de gemiddelde duur der verpleging was dus bijna 16 dagen. Aan 65 personen met 1363 verpleegdagen werd de verpleging en behandeling geheel kosteloos verstrekt, terwijlnbsp;32 personen met 715 verpleegdagen slechts de helft of eennbsp;deel der verplegingskosten betaalden.
Het aantal grootere operaties bedroeg 184. Zij waren verdeeld als volgt;
24
5
2
15
2
Cataract-operatie
Punctie van aangeboren cataract
Lineair-extractie......
Punctie van nastaar .... Traumatische cataract. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
-ocr page 75-4
Iridectomio ............ nbsp;nbsp;nbsp;.36
Scheelzien-operatio.............62
Exstirpatie van den oogbol..........20
Staphyloma-operatic ... nbsp;nbsp;nbsp; 1
Voorts werd 3 maal in narcose een prolapsus der iris af'geknipt.
Het zoude te lang worden, hierbij nog een uitgebreid overzicht te geven van den aard der verschillende oogziekten. Mij schijnt het toe, dat de hevige vormen vannbsp;granuleuse ontsteking der oogleden, die vroeger hier —nbsp;in tegenstelling o. a. met Amsterdam — zeldzaam waren,nbsp;meer worden waargenomen, gelukkig zonder een epidemischnbsp;karakter te hebben.
Onze Inrichting was in het afgeloopen jaar weder een toevlucht voor zoo velen, die er hulp zochten en ik geloofnbsp;dat we met voldoening op de verkregen resultaten mogennbsp;terugzien. Zorgen blijven hoofdzakelijk van financieelen aard.nbsp;Waar het Bestuur echter op zoo duidelijke wijze dit ontvouwd heeft, verwachten we dat het volgende verslag vannbsp;belangrijke verbetering zal gewagen.
Dr. M. J. BOUVIN.
-ocr page 76-E. FABER, Arts.
Met genoegen valt ook nu weder een geregeld vrij druk bezoek dezer afdeeling te vermelden; aan 1022 patiënten werdennbsp;6485 consulten verstrekt, d. i. ongeveer 22 per dag en 6.3nbsp;per hoofd.
Met erkentelijkheid herdenk ik ook nu weer de goede hulp, die ik reeds 2 jaren mocht genieten, en breng ik dank aannbsp;Mejuffrouw A. Veeheijs, die weder de goedheid had de oogver-banden voor de polikliniek te verschaffen, alsook aan den heernbsp;Moulijn, instrumentmaker. Wagenstraat, voor de schenking vannbsp;eene volledige collectie proef brillenstellen.
Het instrumentarium is uitgebreid, o. a. met eene electro-magneet, waarvan ik reeds gebruik heb kunnen maken ter verwijdering van een stukje ijzer uit de diepte van het oog. De aanschaffing van vele noodige instrumenten voor onderzoek, alsnbsp;bv. astigmometer, volledige brillendoos, etc., wacht op een beterennbsp;staat van de financiën der A. H. P., die zou toelaten dat enkelenbsp;honderden guldens daarvoor werden uitgegeven.
OOGZIEKTEN, behandeld van 1 Oct. ’94 tot 30 Sept. ’95.
I. Palpebrae.
Madarosis
Tbrichiasis .
Entropion .
Blepharadenitis .
Hordeolum palp.
Abscessus „ nbsp;nbsp;nbsp;.
Cbalazion palp.
-ocr page 77-Molluscum contagiosum palp. Tumor palp.
Ecchymosis „
Blepharo-phimosis palp. Nictitationbsp;Combustio palp.nbsp;Intumescentia gland. Meyb.
2. Conjunctiva.
4
1
4
1
2
1
2
1
1
1
3
Conjunctivitis catarrh. Irritatio conjunctivae .nbsp;Conjunctivitis chronicanbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;purulenta
„ nbsp;nbsp;nbsp;follicularis
„ nbsp;nbsp;nbsp;granulosa
Trachoma deformans .
„ papillare Ecchymosis conjunctivaenbsp;Cauterisationbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„
Incrustatio Ophthalmianbsp;scrofulosa *
Epithelioma conj.
Corpora aliena ad conj.
128
31
17
3
7
6
9
3
3
7
6
1
2
1
137
1
17
neonat
ulcera et phlyct. corneae i et conj.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
3. Cornea.
Keratitis ulcerosa „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;infectiosa
„ nbsp;nbsp;nbsp;diffusa, e lue cong.
„ nbsp;nbsp;nbsp;profunda
Ulcus corn. c. hypopio Keratosphacelus .
Erosio corneae Vulnus „
Keratitis anaesthetica . Maculae corneae .
Leucoma
Incrustatio corneae Corpora aliena ad corneam
26
1
3
2
5
2
9
1
1
5
3
1
42
Episcleritis . Vulniis sclerae
Iritis luetica „ rheumaticanbsp;Iritis idiopathica.nbsp;„ serosa .
„ scrofulosa . Synechia anteriornbsp;„ posteriornbsp;Atresia j)upillae .nbsp;Prolapsus iridis .nbsp;Corpus alienum .
Cyclitis sympathioa Prolapsus corp. cil.
Chorioiditis disseminata
„ areolaris . nbsp;nbsp;nbsp;.
Chorio-retinitis .... Atrophia chorioideae (Myop grav.)
Retina leporina .... Apoplexia retinaenbsp;Retinitis albuminurica
„ pigmentosa (hemeralopia) Ablatio retinae ....
Congestio papillae Atrophia pap. e causa spin.
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ cerebral.
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ idiopathica
Amblyopia toxica
„ e causa latente. Heihianopsia ....nbsp;Anopsia.....
-ocr page 79-10. Lens.
Cataracta senilis incipiens .
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ completa .
„ nbsp;nbsp;nbsp;pyramidalis....
„ nbsp;nbsp;nbsp;traumatica ....
„ consecutiva . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
Aphakia ......
„ c. obscur. capsulae
II. Corpus vitreum.
Obscurat. corp. vitreï ....
12. nbsp;nbsp;nbsp;Bulbus.
Phthisis bulbi Contusio „
Anophthalmus Glaucoma acutum
„ chron. inflam.
„ simplex „ absolutum .
„ nbsp;nbsp;nbsp;secundarium
Irritatie Oculi
13. nbsp;nbsp;nbsp;Orbita.
Periostitis orbitae Tumor (cystis) orbitaenbsp;Tuberculosis „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
14. nbsp;nbsp;nbsp;Musculi.
Strabismus convergens „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;divergens .
Paresis nervi abducentis „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ oculomotorii .
Nystagmus.....
15. Organa lacrymalia.
Occlusie puncti lacrymalis .
Ectrop.
Stenosis duct, nasolacrymalis Dacryocystitis
Abscessus sacci lacrymalis .
Fistula „ nbsp;nbsp;nbsp;„
Epiphora ....
Simulatie, Aggravatie.
11
4
1
2
3
1
1
15
4
6
1
1
1
7
23
19
3
1
3
Extractio lentis .... Discisie van nastaar .
Iridectomie wegens glaucoma
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ geprolab. iris
Tenotomie.....
Voorlegging van pees . Ptosisoperatie ....nbsp;Enucleatie van oogbolnbsp;Verwijdering vreemd licli. uit oognbsp;Punctio sclerae (abl. retinae)nbsp;Paracentesis corneae .
-ocr page 81-E. FABER, Oogarts.
Op 27 Juli 1.1. vertoonde zich op mijn spreekuur de Heer R., oud 19 jaar, die wegens te geringe gezichtsscherpte was afgekeurd voor de militaire academie.
Bij onderzoek werd gevonden O.S. Vis. = 5/6 As. lev. O.D. Vis. = *lio Refr. M, 0.75 Ash. 1.5 dioptr. max. 60° tempor.nbsp;V. O, D. na correctie = hs (bewolkte lucht).
De meridiaan van zwakste breking was dus 30° nasaalwaarts, met refractie Hm. 0.75 dioptr.; de meridaan van sterkstenbsp;breking 60° temporaalwaarts met ref. M. 0.75 dioptr..
Er was den patient zeer veel aan gelegen goedgekeurd te worden en dit deed mij besluiten te trachten langs operatievennbsp;weg verbetering van visus te verkrijgen, ’t welk door patientnbsp;goedgevonden werd.
Het is nu reeds langs bekend, dat cataract-operatiën en iridec-tomiën eene afplatting der cornea in de richting der wond veroorzaken, zoodat bij toevallig aanwezig astigmatisme hiermee veelal rekening gehouden wordt. Reeds vroeger was naar aanleiding hiervan door Prof. Snellen de meening uitgesproken,nbsp;dat in de toekomst misschien eene operatieve behandeling vannbsp;astigmatisme mogelijk zou zijn.
Hoewel mij niet bekend is of deze theoretisch zeer eenvoudige en voor de hand liggende therapie ooit practisch is toegepast, meende ik in deze omstandigheden de operatie te mogen aanraden.
Op 30 Juli werd door mij, onder de noodige aseptische voorzorgen, na indroppeling van mur. cocaini en mur. pilocarpini (om iris prolaps te voorkomen) een lanssteek verricht van onge-
-ocr page 82-veer 6 m.M. op de corneo-scleraal grens, 60® temporaalwaarts, de lans instekende en voortschuivende parallel aan het irisvlak.
Onder antiseptisch verband en rust genas de wond zonder eenige irritatie. G-edurende de eerste drie dagen na de operatienbsp;werd de wond door mur. pilocarpin. nauw gehouden.
Op 16 Aug. bleek nu uit nauwkeurig onderzoek het volgende: Visus O.D. = ®/8, Eefractie Ash. 0.75 maxim. 30° temporaalw.,nbsp;Visus met glas == ^/g.
De visus zonder glas was dus tengevolge der operatie geklommen tot s/g, zoodat bij herkeuring op 17 Aug. te Breda de heer E,. goedgekeurd werd.
Volgens keuringsprotocollen werd te den Haag en te Breda, respect. °/,(| met fouten en «/g visus geconstateerd, zoodat ruimnbsp;1/4 vermeerdering van gezichtsscherpte tot stand kwam.
Het astigmatisme was van 1.5 dioptr. gereduceerd tot 0.75 dioptr., terwijl de meridiaan van sterkte breking zich van 60°nbsp;tot 30“ temp. verplaatst had.
Uit het bovenstaande blijkt, dat de aprioristisch opgevatte meening, dat astigmatisme en bovenal myop. astigm. voor operatieve therapie vatbaar is, door de praktijk bevestigd wordtnbsp;en het resultaat geeft m. i. recht, aan collega's voor dergelijkenbsp;gevallen bovenbeschreven behandeling aan te bevelen.
Dat het echter zeer moeilijk zal zijn bij deze behandeling den juisten graad van afplatting te verkrijgen, dien men wenscht,nbsp;behoeft wel geen betoog en de verschillende factoren, als:nbsp;grootte der wond, richting waarin de cornea geperforeerd wordt,nbsp;gebruik van myotica vereischen zeer zeker nadere bestudeering.nbsp;terwijl hierbij practische ervaring van den operateur eene grootenbsp;rol zal spelen.
's-Gravenhage, 28 Aug. 1895.
-ocr page 83- -ocr page 84- -ocr page 85- -ocr page 86-Dertigste Verslag v
AN HET BESTUUR DEE VEREENIGING TOT HET VERLEENEN VAN HULP AANnbsp;MINVERMOGENDE OOGLIJDEES VOOR ZUID-HOLLAND,nbsp;GEVESTIGD TE ROTTERDAM, LOOPENDB OVER HET
JAAR 1895.
Aan het einde van het dertigste Vereenigingsjaar onzer Inrichting gekomen, is het onze taak de gewone mede-deelingen ten opzichte onzer geldmiddelen onder Uwenbsp;aandacht te brengen.
Op het hoofdstuk: Jaarlijksche bijdragen valt eenevrij aanzienlijke vermindering op te merken: wij ontvingennbsp;toch f 3296.— of f 103.50 minder dan in 1894.
Aan giften — een hoofdstuk, dat uit den aard der zaak aan groote wisselvalligheden onderhevig is — werdennbsp;de volgende bijdragen geboekt:
vanN.N.(doortusschenkomstvanDr. J. H. deHaas) f 100.— „ N.N.( „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ 50.-
,, den heer H. J. vAN der Leeuw....... 50.—
„ het Burgerlijk Armbestuur te Ooltgensplaat . nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.—
„ den heer Dr. D. E. Siegenbeek van Heukelom
te Leiden..............„ nbsp;nbsp;nbsp;5.—
„ den heer Dr. J. C. van Beek......„ nbsp;nbsp;nbsp;5.—
„ de bussen aan de Inrichting......„ 107.25
-ocr page 87-— 4 —
De volgende legaten werden ons bij uiterste wilsbeschikking vermaakt :
van wijlen Mevr. de Wed. F. Browne—Van
Hoboken.............f 500.—
„ wijlen den Heer R. A. Faviee.....,, 1000.—
,, ,, Mej. J. C. Mees te Arnhem. . . . „ 1000.— „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Mevr. de Wed. Dr. H. L.Schepp—Lüliüs „ 3000.—
De eerste drie werden ons reeds uitbetaald: het bedrag van het laatste zal ons eerst in het jaar 1896 wordennbsp;uitgekeerd.
Verblijdend waren deze cijfers: allen, die ons in dit jaar, en gedurende ons dertigjarig bestaan gesteund hebben,nbsp;ontvangen onzen hartelijken dank. Gedurende dat langenbsp;tijdvak heeft onze Inrichting getoond, hoe nuttig zij innbsp;hare omgeving werkt; mogen velen haar verder welwillendnbsp;gedenken, hetzij door haar jaarlijksche bijdragen of nieuwenbsp;giften te schenken, hetzij door haar bij uitersten wil eennbsp;bijdrage te vermaken.
De volgende subsidiën over 1895 werden ons uitbetaald:
van de provincie Zuid-Holland.......f 3000.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ Gemeente Rotterdam.......,, 3550.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ Alblasserdam........ 10.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Delft.........„ nbsp;nbsp;nbsp;100.-
,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Giessendam.......„ nbsp;nbsp;nbsp;10.—
,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Heerjansdam......,, nbsp;nbsp;nbsp;5.—
-ocr page 88-— 5 —
van de Gemeente Kralingen.......f 100.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lekkerkerk.......„ nbsp;nbsp;nbsp;25.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Moordrecht.......„ nbsp;nbsp;nbsp;10.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eidderkerk......... 10.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schiedam........„ nbsp;nbsp;nbsp;100.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Schoonhoven......,, nbsp;nbsp;nbsp;10.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sliedrecht.......,, nbsp;nbsp;nbsp;25.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vlaardingen.......„ nbsp;nbsp;nbsp;50.—
,, nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwartewaalnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2.—
,, nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zwijndrecht.......„ nbsp;nbsp;nbsp;10.—
terwijl ons nog over 1894 werd uitgekeerd:
door de nbsp;nbsp;nbsp;Gemeentenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hillegersberg......,, nbsp;nbsp;nbsp;10.—
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ridderkerk.......„ nbsp;nbsp;nbsp;10.—*)
Van elke onzer geldleeningen (van 1881 en 1891) werd ééne obligatie van f 500.— uitgeloot.
Op 1 Januari 1896 bedroeg dus de geldleening van 1881 per resto nog f 6500.— en die van 1891 f 28500.—.
In de algemeene vergadering van Begunstigers op den 23en Maart 1894 gehouden, was de Heer J. H. Henkes Jr.
*•=) Na afsluiting der rekening werd nog voor het dienstjaar 1895 ontvangen van de Oremeente Hillegersberg f 10.— Dit bedrag wordt op het volgend dienstjaar verantwoord.
-ocr page 89-aan de beurt van aftreding; met algemeene stemmen werd hij als bestuurslid herkozen.
Er moest echter nog in een andere vacature voorzien worden; onze Voorzitter, de Heer Mr. J. Van Gennep, tochnbsp;had — wegens verandering van woonplaats — gemeend alsnbsp;Bestuurder te moeten bedanken. Toen door hem in genoemdenbsp;vergadering van dit besluit werd kennis gegeven, vroegnbsp;Dr. De Haas het woord en sprak hem ongeveer in denbsp;volgende bewoordingen toe:
„Het zij mij vergund een woord tot U te richten, „Mijnheer de Voorzitter! Sinds 1878 zijt gij lid van hetnbsp;„Bestuur geweest en bijna steeds de Voorzitter. Nu gij,nbsp;„om redenen, die wij moeten billijken, op het punt zijtnbsp;„af te treden, mag ik U dank zeggen voor al hetgeen gijnbsp;„voor de Vereeniging en voor mij geweest zijt. Mag iknbsp;„herinneren, hoe in 1881 uw steun er toe heeft bijgedragen,nbsp;„dat wij grond konden koopen, waardoor de uitbreidingnbsp;„van 1891 mogelijk gemaakt werd? Mag ik herinneren,nbsp;„hoe bijna zonder bezwaren de uitbreiding is tot standnbsp;„gekomen, en hoe, óók onder uw beleid en invloed, hetnbsp;„evenwicht onzer financiën ten naastenbij is bewaardnbsp;„gebleven?
„Als ik deze hoofdzaken heden in herinnering breng, „is het niet, omdat ik ze op andere dagen over het hoofdnbsp;„zie, of omdat ik de waarde van den invloed uwer mede-„bestuurders geringer schat; zij zullen mij gaarne toegeven,nbsp;„dat alleen bij een scheiding als deze de gelegenheid zichnbsp;„voordoet, om van onze gevoelens blijk te geven. Wat iknbsp;„tot U, aftredenden Voorzitter, zeg, meen ik tegenover alle
-ocr page 90-„bestuursleden: uw steun en uw invloed hebben het mogelijk „gemaakt, dat ik steeds het ideaal heb kunnen nader streven,nbsp;„om in mijn geboortestad een nuttige werkzaamheid tenbsp;„verrichten. Vergun mij, mijnheer Van Gennep, Unamensnbsp;„de lijdende menschheid, die bij ons hulp heeft gezocht,nbsp;„te danken voor hetgeen gij voor haar gedaan hebt. Denbsp;„Vereeniging en ik zullen U in dankbare herinnering houden.”
De Voorzitter bedankte, gevoelig voor dezen lof. Hij verklaarde steeds gedaan te hebben, wat de Geneesheer-Directeur voorstelde, in de wetenschap, dat dit altijd in hetnbsp;belang der zaak was. Bij den Directeur berust zij immersnbsp;in zoo goede handen. „Met leedwezen scheid ik” — zoonbsp;besloot hij — „van deze betrekking, maar ik geloof, datnbsp;„het in het belang der Vereeniging is, wanneer de Voor-„zitter niet woont in een andere gemeente.”
Het behoeft wel niet gezegd te worden, dat de overige leden van het Bestuur zich van ganseher harte aan denbsp;woorden konden aansluiten, door Dr. De Haas uitgesproken.nbsp;Gedurende zoovele jaren hadden zij den Heer Van Gennepnbsp;als werkzaam en belangstellend Voorzitter leeren waar-deeren, dat zij hem noode uit hun midden zagen vertrekken.nbsp;Hij mag zeker onder die leden van het Bestuur met eerenbsp;genoemd worden, aan wie de Vereeniging de hoogste verplichting heeft.
In zijne plaats werd met algemeene stemmen als Bestuurder de Heer J. H. Veder benoemd, dien wij gaarnenbsp;in ons midden zagen plaats nemen.
-ocr page 91-— 8 —
Als Voorzitter werd de Heer Mr. J. van Heükelom gekozen, terwijl het Penningmeesterschap en Secretariaatnbsp;in dezelfde handen bleef.
Met een woord van lof voor de voortreffelijke wijze, waarop Mej. Van Zelm hare betrekking blijft waarnemen,nbsp;sluiten wij ons Dertigste Verslag, terwijl wij ten slotte dennbsp;wensch uitspreken, dat allen, die Dr. De Haas in zijn zoonbsp;nuttige werkzaamheid willen steunen, ons daartoe op onbekrompen wijs mogen in staat stellen.
Rotterdam, 29 Februari 1896.
Mr. J. VAN HEÜKELOM, Voorzitter.
Mr. W. A. MEES, Penningmeester.
C. H. VAN DAM.
J. H. HENKES Jr.
W. J. KEAEMEE.
L. SANSON.
Dr. H. J. SLEDES.
J. H. VEDER.
HENDE. C. DE WOLFF, Secretaris.
-ocr page 92-Dertigste Verslag
VAN DE VEEBICHTINGEN VAN DEN DIEIGEEEENDEN GENEESHEER-OOGHEELKUNDIGEnbsp;DER YEREENIGING TOT HET VERLEENEN VAN HULP AANnbsp;MINVERMOGENDE OOGLIJDEES VOOR Z UI D-H O L L A N D,nbsp;GEVESTIGD TE ROTTERDAM, LOOPENDB OVER HET
JAAR 1895.
In den loop van het jaar meldden zich voor’t eerst aan: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Van deze patiënten woonden:
3499
1274
148
7
4928
in Rotterdam.............
in 114 andere gemeenten van Znid-Holland. nbsp;nbsp;nbsp;.
in 64 gemeenten van andere provinciën . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
in 7 plaatsen buiten Nederland......
Te zamen
i
-ocr page 93-— 10 —
Bij deze opgaaf is, evenals in den Staat onder Bijlage B afgedrukt, van de onderstelling uitgegaan, dat de gemeentennbsp;Charlois en Kralingen reeds met het begin des jaars in denbsp;nieuwe gemeente Rotterdam waren opgelost.
Het gezamenlijk aantal adviezen aan de ingeschrevenen gegeven bedraagt 33319 of gemiddeld 6.76 voor lederennbsp;patiënt.
Van deze adviezen komen 19749 op de polikliniek, 13570 op de kliniek.
De polikliniek — het spreekuur — werd 309 werkdagen gehouden, en wel van ’s morgens 8 uur af, om te eindigennbsp;als de laatste der te 9|- uur aanwezige lijders geholpennbsp;was. Dat het werkelijk einde meestal elf uur en later wordt,nbsp;kan weder blijken uit de mededeeling, dat 152 maal hetnbsp;aantal bezoekers boven het gemiddeld cijfer van 64 klom,nbsp;dat het maximum bezoekers op één dag 96 bereikte, ennbsp;dat op één morgen in September 32 patiënten zich voornbsp;’t eerst aanmeldden.
Tot de kliniek moeten gebracht worden 136 personen, aan hun huis of tijdelijk verblijf bezocht, en 285 lijders,nbsp;die in de Inrichting geheele verpleging erlangden.
Wij vingen het jaar aan met
17 mannen, 13 vrouwen, te zamen 30
255
285
1
249
35
opgenomen werden nbsp;nbsp;nbsp;167nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;88
in het geheel nbsp;nbsp;nbsp;184nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;101
overleden nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—
ontslagen werden nbsp;nbsp;nbsp;159nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;90
zoodat nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11
verpleegden op het aangevangen jaar zijn overgesohreven.
-ocr page 94-— 11 —
Gremiddeld werden 33 personen per dag verpleegd; het maximum op één dag bedroeg 49.
Het aantal verpleegdagen was 12073. Voor 75 lijders met 1890 dagen werd door henzelve, voor 15 lijders metnbsp;473 dagen door particulieren, voor 30 lijders met 1416nbsp;dagen door kerkelijke of burgerlijke armbesturen eenenbsp;tegemoetkoming in de kosten ad 60 centen daags gedragennbsp;of toegezegd; 8294 verpleegdagen van 165 lijders blevennbsp;geheel voor rekening der Vereeniging.
De gemiddelde verplegingsduur van 42.3 dagen vindt als altijd uitsluitend zijne verklaring in de omstandigheid,nbsp;dat slechts ernstige gevallen worden opgenomen. Hetnbsp;aantal der grootere operation en het cijfer der ernstigenbsp;verwondingen geven daarvan eenig denkbeeld. De in denbsp;Inrichting overledene had eene verwonding bekomen, doordien de punt eener vijl hem door ooglid en oogholte totnbsp;in de hersenholte was doorgedrongen. 14 dagen na denbsp;verwonding werd hij opgenomen en eerst na eene verpleging gedurende 49 dagen stierf hij.
Terwijl de geneeskundige behandeling en zoowel geneesmiddelen als verbandstukken zonder eenige vergoeding worden verstrekt, wordt voor de noodige brillennbsp;in den regel de kostende prijs terugontvangen.
Uitgereikt zijn in het afgeloopen jaar 1578 brillen aan 703 mannen en 875 vrouwen; 1303 werden tegen vergoeding door de belanghebbenden zelve, 261 voor rekeningnbsp;van derden, 14 voor onze rekening uitgereikt.
Op de polikliniek werden 46 vreemde lichaampjes van
-ocr page 95-- 12 —
onder de oogleden, 701 dergelijke voorwerpjes uit het hoornvlies of de andere voorste deelen van het oog verwijderd, en 192 kleinere operation verricht.
Op de kliniek staan 340 grootere operation opgeteekend. Zij waren verdeeld als:
,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nastaar......67
„ nbsp;nbsp;nbsp;„ vorming van een kunstmatigen oogappel 41
„ nbsp;nbsp;nbsp;tegen scheelzien...... .... nbsp;nbsp;nbsp;97
,, nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;misplaatstennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ooglidrand......12
„ tot verwijdering van een vreemd lichaam uit
„ nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;een vreemd lichaam uit
de oogholte .... nbsp;nbsp;nbsp;1
„ nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gezwellen.....5
,, nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;anderen aard..........2
Te zamen 340
Bij het verrichten der kleinere en grootere operatiën werd 8 en 13 maal algeheele bedwelming van den lijdernbsp;toegepast; in alle andere gevallen was plaatselijke verdoo-ving in staat de gewaarwording van pijn buiten te sluiten.
Verbranding door warmte is 26 maal, door kalk 19 maal waargenomen, terwijl verder onder behandeling kwamennbsp;168 gevallen van lichte, 77 van zware verwonding.
De bij gebrachte cijfers geven een veelzeggend beeld van den schat van ervaring, dien de vereischte hulp oplevert.nbsp;Nog telkens wordt iets nieuws opgemerkt. En telkens bestaat
-ocr page 96-i;-! —
/i
de gelegenheid om nieuw aangeprezen behandelingswijzen in toepassing te brengen. Dat hierbij met de grootste omzichtigheid wordt opgetreden, behoeft nauwelijks herhaald.nbsp;Alleen mag met zekeren nadruk worden verzekerd, datnbsp;omtrent als nieuw weder verschijnende methoden vannbsp;behandelen, die vroeger reeds als onnuttig of schadelijknbsp;zijn uitgevallen, dubbele behoedzaamheid wordt in achtnbsp;genomen. Nevens het: „onderzoek alle dingen en behoudnbsp;het goede”, of liever daarboven staat nog altijd: „eenvoudnbsp;is het kenmerk der waarheid.”
Onze Directrice Mej. Van Zelm heeft haar eerste lustrum in de Inrichting geëindigd; dat zij nog lang lust en krachtnbsp;zal hebben om door haar beleidvol optreden mijne taak tenbsp;verlichten, wensch ik de Vereeniging toe.
Ook het dienstpersoneel en de amanuensis, de Heer Logemann, gaven voortdurend stof tot tevredenheid.
In het afgeloopen jaar zijn de laatste zalen van het oude gebouw in overeenstemming gebracht met de nieuwenbsp;ordening; als nu nog magazijn, trapportaal en gangennbsp;de gedachte verandering hebben ondergaan, meen ik,nbsp;dat een doeltreffend, eenvoudig geheel zal verkregennbsp;zijn, welks bezichtiging ieder, die nog niet bijdraagtnbsp;tot instandhouding van onze liefdadigheidsinstelling, zalnbsp;aansporen tot haastige toetreding.
Ik zou daarin zien het bewijs, dat het gegoede deel der burgerij op prijs stelt wat door de Vereeniging voornbsp;het onbemiddelde zooveel grootere deel wordt gedaan.
Dr. J. H. DE HAAS.
Rotterdam, 10 Januari 1896.
-ocr page 97-Au'MAIiETISCHE StAAT,
AANWIJZENDE HET AANTAL PERSONEN, DIE UIT DE ONDERSCHEIDENEnbsp;GEMEENTEN VAN ZUID-HOLLAND IN 1895 BIJ DBnbsp;VEEEENIGING INGESCHREVEN ZIJN.
Bijlage C.
DER REKENING EN VERANTWOORDING VAN OlSTT'V-A.lsrGST XJITC3-A.-A.r VOOR DB VEREENIGING TOT HET VERLEENEN VAN HULP AAN MINVERMOGENDE OOGLIJDERS ^OOR ZÜID-HOLLAND, GEVESTIGD TE BOTTERDAM,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mr. J. VAN HEUKELOM, Voorzitter. Mr. W. A. MEES, Penningmeester.nbsp;HENDE. C. DE WOLFF, Secretaris. |
Bijlage D.
VAN 01\r'X''V^lgt;TC3-SX EN XJIXa-AAf’ nbsp;nbsp;nbsp;de VEREENIGING TOT HET VEELEENEN VAN HULP
AAN MINVERMOGENDE OOGLIJDERS VOOB ^UlD-HOLLAND, GEVESTIGD TE ROTTERDAM,
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mr. W. A. MEES, Penningmeester. HENDR. C. DE WOLFE, Secretaris. |
f |
1550 |
./ |
1550 |
GEWONE ONTVANGSTEN;
Jaarlijksche bijdragen............
Subsidie van de provincie Zuid-Holland . . . „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ gemeente Rotterdam ....
„ nbsp;nbsp;nbsp;,, andere gemeenten in Zuid-Holland
Restitutie van verpleegkosten.........
Renten en andere baten...........
Nadeeiig slot.................
BUITENGEWONE ONTVANGSTEN: Verkoop van effecten..........
-ocr page 101-Naamlijst
DER BEGUNSTIGERS DIE HUNNE JAAR-LIJKSCHE BIJDRAGEN HEBBEN VOLDAAN OVER 1895.
Arnieiifonds der familie Antbennis.
Burg-erlijk Armbestuur van Oud-€harlois.
Gereformeerd Burger-Weesbuis.
Gesticht van Gerrit de Koker. liOge de drie Kolommen.
Maatschappij de Maas.
Maria Catharina van Booren’s Troiiweii-Gesticht van Weldadigheid.
Nederlt;1uitsche Kervoriude Biaconie.
B. K. Parochiaal Armbestuur.
Zieken- en onderstandskas van het etablissement te Feyenoord.
Bonke (J. J.)
Bonn (H. J.)
Boogaard (W. H. van den) Boot (Mr. C. H. B.)nbsp;Borgman (P.)
Bosman (F. J. G.)
Bosman (Jacob S.)
Bonman (L.)
Bovenkamp (J. G. van den) Breukel (Mevr. de Wed. B.)nbsp;Broeksmit (Dr. J.)
Browne (de Dames) Browne (T. F.)
Bruijnzeel (C.)
Buck (V.)
Bunnekamp amp; Mabler Burger (de Dames)
Burger (E.)
Burkens (Dr. J.)
Bus (K.)
Cantzlaar (P. J.)
Castendijk (G. R.)
Chabot (A. S.)
Chabot (J. J. M. Taudin)
Aalten (J. S. van)
Abeele (Mej. E. A. van den)
Abeele (Mej. J. P. C. van den)
Abeelen (P. J. van den)
Arend (Mevr. de Wed. M. G. van den) Astro (Dr. W.)
Baartz (Mr. W.)
Baelde (Mr. P.i Baer (J.)
Bahlmann amp; Co.
Beekum (A. van)
Beest (Frans van)
Beheydt (A.)
Benedictus (W.)
Berger (L.)
Bergh (J. van den)
Besten (L. den)
Beusekom (Gr. van)
Bie (H. de)
Bladergroen (J. P.)
Blom (Mevrouw de Wed. G.) Blommestein (Mr. J. D. M. van)
Boden (E. F. H.)
Boer (Dr. S. den)
-ocr page 102-Chabot (J. Louis)
Cleeff Tz. (S. van)
Coert (.J.)
Criellaert (J. B.)
Critter (de dames de)
Crol (J. B.)
Grol (W. J.)
Dam (0. H. van)
Dam (H. H. van)
Dam (de dames van) Denekamp (Dr. M.)
Dixon (G. W.)
Dobbelmann (L. E. H. Dooremans (G. W.)
Dorp (W. A. van)
Driessen (A.)
Dupken (M. J.)
Dupont (J. M.)
Dutilh (Dr. J. M.)
Dijckmeester (Mr. J. H.) Ebbeler (E. J.)
Ebeling (F.)
Eek (P. E.)
Embden (H. J Meerkamp van) Embden (J. Meerkamp van)nbsp;Engel (P. J.)
Erp (W. A. van)
Es (Mevr. de Wed. G. L. van) Fauchey (H. A.)
Ficq (F. Joseph)
Florijn (A. G.)
Francois (J. J.)
Fuhri (Dr. A. D.)
Gazan (S.)
Geerling (Mej. H.)
Gennep (G. J. C. van) Gerretson Jr. (B. J.)
Gleichman (Jan J.)
Gogarn (J. H. A.)
Grewen (C.)
Groenewegen (Arts 0.)
Groot (Mevr. de Wed. H. de) Groot (Anton H. M. de)
Groot (Dr. J. de)
Haan (Dr. J. Vroesom de)
Haas (A. de)
Haas (Dr. J. H. de)
Halbertsma (Dr. S. J.)
Hansen (A. C. E.)
Hartevelt A.Hz. (A.)
Hartevelt (Dr. A. C.)
Hartog (W.)
Havelaar (C. G.)
Havelaar (Mej. G.)
Havelaar (Mej. J.)
Havelaar Jr. (P.)
Hazenberg (Mr. A. J.)
Heel (J. J. Marie van)
Hegge (S. J. van der)
Held Jr. (A. den)
Henkes (H.)
Henkes Hz. (J. H.)
Henkes Jr. (J. H.)
Hesselink (Dr. H. G.)
Heukelom (Mr. J. van)
Heus (H. de)
Heijbroek Jz. (C. W.)
Heijbroek (M. H.)
Hintzen (G.)
Hioolen (Alex.)
Hioolen (Chir. G.)
Hoeven (H. J. van der)
Hoeven (Dr. J. van der)
Hoeven Jr. (Dr. J. van der)
Hoffmann (Mej. C. F. G.)
Hoffmann van Hove (Mevr. deWed.H.M, J.) Hollertt (Mej. M. A.)
’t Hooft (A. J.)
’t Hooft (M. B.)
Hoog Jz. (H. de)
Hoogeweegen (Mevr. de Wed. J. H.) Hoogewerff (Mevr. de Wed. H.)
Hoop (Mejuffrouwen van der)
Hoos (N. J.)
Hoos (P. F.)
Horst (W. C. van der)
Houwens (H.)
Hoyer (Ed.)
Hoyer (H. F.)
Hudig (J.)
Ittmann (de Dames)
’s Jacob (F. B.)
’s Jacob (Mr. W. H.)
Jacobson (A. J.)
Jacobson (Alb. L.)
Jacobson (E. J.)
-ocr page 103-
Jacobson Lz. {E. L.) Jacobson (Mevr. de Wed. J. L.) Jacobson (L. J.) Jacobson (M. J.) Jager Jr. (A. de) Jansen (W. J.) Jonge (Alb. E. de) Jongb (H. de) Jongb (J. de) Jongb (Joseph de) Jongb (Louis de) Joode (J. E. de) Jurrewitz (J.) Kallenbacb (Dr. F. W. O.) Kam (G. M.) Kam (J. H. J.) Kesting (J. F.) Key (G.) Klüssener (H. G.) Klüssener (H. J.) Knegtmans (J.) Koch (Mevr. J. C.) Kodde (Arts C ) Kolff A-Qz. (C.) Kolff (G.) Kolff Sr. (G. C. M.) Kolff (Herman) Kors (G. van der) Kortlandt (P. H) Kraemer (W. J.) Kramers (J. H.) Kramers (W. J.) Krauss (W. A.) Kroner (J. F. A.) Kruidenier Hz. (L.) Lamaison van Heenvliet (P.) Lambert (G. H.) Lambert (H. J.) Lange (L. P. de) Lange (Cbr, S. J. W. de) Lange (Dr. W. de) Laurense (André) Lede (C. A. E. van) Ledeboer Jr. (F. W. C.) Leeuw Jr. (J. J. van der) Leeuw (M. A. G. van der) Let de Clercq (Mr. J. F. van der) Lent (H. P. van) |
Limburgb (G. van) Limburgb (Mej. J. C. van) Limburgb (Mevr. de Wed. P. van)nbsp;Limburgb Pz. (P. J, van)nbsp;Limburgb (W. J. van) Linden (A.) Linden Dz. (H. van der) Loon (Dr. W. M. van) Looy (Dr. C. H. van der) Lourens (H. W.) Lourens Jz. (M. M.) Lucardie (J. P. J.) Luti (J. J. L.) Lycklama a Nijebolt (Dr. T.) Manifarges (J. C.) Marcelis (Mevr. de Wed. P. A. G.) Marcells (W. M.) Maronier (H. P.) Marree (Mej. C. D. de) Marx (B.) Mees K.Az. (Dr. A.) Mees (Mr. B.) Mees R.Az. (G.) Mees (Mr. H. N.) Mees (J.) Mees (J. J. L.) Mees (Mr. M.) Mees (Mej. M. E. A.) Mees (P. R.) Mees (R.) Mees (R. M.) Mees R.Az. (Dr. R. P.) Mees (Mej. S. A. E. M.) Mees (Mr. W. A.) Metz (Jan) Meurs (J. H. van) Meijer (Aug.) Meyere (Cbir. J. D. de) Minderop (Dr. G. J. G.) Minderop J.Hz. (H. J.) Minderop (J. W. L.) Mispelblom Beijer (Mej. J. C.) Mohl (R.) Molenaar (Hugo) Molbuijsen (P. A) Moncby (A. de) Moncby Mz. (E. P. de) Moncby Rz. (E P. de) |
Monchy (Dr. H. W. de) Monchy (M. M. de) Monchy (S. J. B. de) Muller Sz. (H.) M. nbsp;nbsp;nbsp;Sz. (H.) q-q. Muller (Mevr. de Wed. Th. L. W.) Muntz (Mr. J. W'.) N. nbsp;nbsp;nbsp;N. Neurdenburg (Chir. M. G.) Nooijen (L. J.) Nijgh (H.) Nyman (N.) Obreen (C. M. C.) Obreen (Mevr. A.) Oerder (T. J. W.) Oppenheim (D. J.) Os (J. H. Grootenboom van) Pennink (J. J.) Peski (Mevr. de Wed. F. H. van) Philippi (G. Th.) Philippi (Mr. J, G.) Pieters (W. M.) Plantenga (J. H.) Polak (A. J.) Polak (J. J.) Polak (Arts M.) Poorter (Jos. de) Pot (G. van der) Raalte (David van) Raalte (Mr. E. E. van) Kaalte (M. van) Kaat (A. W. E. de) Rapmund J. Lz. (L.) Reballio amp; Zoon (A.) Remp (Alph.) Riebert (W.) Robbers (H. J. J.) Robertson Az. (W.) Roder (J. G.) Rombach (Dr. F. K. A.) Rooster (Jan) Rossein (de Dames van) Rossem (Mej. H. van) Rossem (H. A. van) Rossem (N. J. A. C. van) Rueb (Mej. A.) Rueb (Mevr. de Wed. P). Rutgers (Dr. J.) |
Ruychaver (Mejuffrouwen) Ruijs (D. T.) Rijkee (B. 0. A.) Rijken (J. F.) Rijn (P. C. J. G. van) Salm (W.) Sanson (L.) Sauveur (T. G. van de Ven) Schalkwijk (H. W.) Schalkwijk (M.) Schepp (Mevr. de Wed. H. L.) Schmasen (L.) Schmidt (Dr. F. I. J.) Schrauwen (D. J ) Schreuder (Justus) Schüller (L. J.) Senus (Chir. R. C. van) Sillevoldt (Mej. van) Sillevoldt (H. H. van) Sinkel (A.) SleuTs (Dr. H. J.) Smit (A.) Smit Jr. (P.) Snitman (E. H.) Spaapen (Louis) Sprecher amp; Co. Sterke (L. de) Stevens (W.) Stok Jz. (J.) Stokvis Jr. (S. R.) Stolk Jz. (A. van) Stolk (B. van) Stolk Az. (J. van Stoopman (G. B.) Storm Lotz (D. J. P.) Suermondt Wz. (B.) Sweerts de Landas Wyborgh (0. W. F. P. Baron) Swiindregt (Dames Montauban van) Sijn (D. van) Teixeira de Mattos (Jhr. A. L.) Teixeira de Mattos (Jhr. Dr. E.)nbsp;Thooft (Herman H.) Thooft (R. P.) Tienhoven (Mr. A. H. van) Toorn (Chir. A. van den) Vaandrager (H. C.) Veder Janz. (Hendr.j |
Veder (J. H.)
Veder (L. W.)
Ven (J. A. M. van der) Verburgh G.Dz. (Gr. J.)nbsp;Verduyn (W. W.)
Vermaas (P.)
Versteeven (J. F.)
Viehoff H.Dz. (C. D.)
Vinke (Ds. H. L.)
Virnly (C. M.)
Virnly Verbrugge (W. A.) Visser (Mevr. de quot;Wed. T. H.)nbsp;Vleuten (C. W. van)
Vogel (N. C.)
Vollenhoven (Mej. E. van) Vollenboven (E. van)nbsp;Vollenhoven Pz. (J. van)nbsp;Vollenhoven (P. C. van)nbsp;Voorhoeve J.Az. (J.)nbsp;Voorwinden (L.)
Waart (P. J. van der) Wachter (F. M.)
Wageninge (P. H. A. van) Wallen (P. van der)
Walsem (D. F. J. van) Wambersie (A. A.)
Wenk (W.)
Wetering (W. S. van de) Wierdsma (J. V.)
Willebeek Ie Mair (J.) Willigen (J. J. van der)nbsp;Wilton (B.)
Witkamp (J. J.)
Witkamp (J. T.)
Wolff (H. C. de)
Wolff (J. J.)
Wijlacker (K. J.)
Wijngaarden (A. C. van)
Wijt Cz. (M.)
Wijt (Willem)
IJsselsteijn (W. R. van) Zwartendijk (A.)
Alblasserdaiii.
Noort (F. S. op ten)
Ameide.
Berg (Arts F. J. van den)
lt;ï
Roessingh van Iterson (J. A.)
Kramers (H. A.)
Jantzon (Douair. Jhr. J. A. C. G.) van Erffrenten.
GasthnisfoiKls.
Boer (P. A. den)
Raadt (L. A, de)
Burgerlijk Armbestuur.
Haan (Chir. B. del
Groot ol Burgerlijk Armbestuur.
Kolfif (A. C.)
Biemond (C.)
Blink (Notaris van den)
Verschoor (W. L.)
Zaayer Pz. (J.)
Burgerlijk Armbestuur. £vaiigeiiscli-l«utliersclie Igt;ia-conie.
Bekkers (C. B.)
Boonen (Mevr. de Wed. H.)
Delhez (Dr. F.)
Gijn (Mevr. de Wed. H. van)
Hageman (A. J.)
Heemskerk (J. B.)
Hoyer (Herman)
Jong (Dr, W. F.)
Kat (Mevr. de Wed. O. B, de)
Kemp (Mevr. de Wed. M.)
Linden (Mevr. de Wed. J. R. van der Piizel (de Dames Th. en R.)
-ocr page 106-GEVESÏIÖD over Ke^ Jaar 1895.
i
-ocr page 111- -ocr page 112-VAN HET liESTUUB DEK
over het jaar 1895.
Het verslag over het jaar 1894 eindigde met den wensch, dat in het jaar 1895 zoodanige verandering in de middelen onzernbsp;Vereeniging mocht worden gebracht, dat wij iederen ongelukkige, welke zich tot ons wendde, zoude kunnen helpen.nbsp;Deze wensch is niet vervuld. Gelijk uit het verslag van onzennbsp;Geneesheer-Directeur Dr. van Moll blijkt, sluit het jaar 1895nbsp;met een nadeelig saldo ad f 123.95 en zulks ondanks de onsnbsp;door den nood opgelegde beperking van hulpverleening.
Toch laten wij den moed niet zakken, daar uit de steeds toevloeiende aanvragen om hulp blijkt, dat het streven onzernbsp;Vereeniging door de hulpbehoevenden wordt op prijs gesteldnbsp;en onzerzijds wordt bijgedragen tot het lenigen hunner rampen.
Wij twijfelen er dan ook niet aan, of naarmate onze Vereeniging meer bekend wordt, de bijdragen ruimer zullennbsp;vloeien.
In de samenstelling van ons Bestuur had in het jaar 1895 geene verandering plaats.
-ocr page 113-Ami jaarlijksclie bijdragen werd door onze Vereeniging ontvangen f 978.— en aan giften f 160.65. Deze bedragennbsp;stelden ons in staat 2321 })atienten kosteloos te helpen.
De (leneeslieer-Directeur Dr. van Moll stelde ook dit jaar kosteloos zijne diensten ter beschikking der Vereeniging.
Het personeel betoonde ijver en toewijding bij de verpleging der ooglijders.
En zoo gaan wij het jaar 1896 met vertrouwen te gemoet, in de hoop voldoende te zullen worden gesteund tot voortzetting van ons werk.
Het Bestuur,
K. Jf. L. MIRANDOLLE, Voorzitter.
Mr. C. E. HAVELAAR, Peuningmeester. J. M. A. BICKER CAARTEK.
J. ,T. M. BLANKENHEIJM.
JAN HUDIG.
ED. GOOSSENS.
Mr. M. TELS , Secretaris.
Rotterdam, Maart 1896.
-ocr page 114-VAN DEN
over het 21«te jaar zijner verrichtingen.
Zoo is (laii wederom een jaar voorbijgegaan sedert ik liet voorrecht bad U een verslag aan te bieden, omtrent dennbsp;toestand onzer Inricliting.
Het jaar 1895, het 21®*® mijner werkzaamheid, heeft wederom blijk gegeven van groot vertrouwen en van groote vruchtbaarheid. Zoowel wat het aantal en den aard dernbsp;ziekten als de bij de behandeling verkregen resultaten betreft.
Het aantal jiatieuten, die hulp zochten, het aantal verpleegden en groote operaties was weer nagenoeg even groot als het jaar te voren. Sedert 9 November 1874 werden innbsp;de ])olikliniek 33420 jiatienten, zonder onderscheid van r/ezindte,nbsp;ingeschreven; van af de oprichting der kliniek werden 2567nbsp;patiënten gedurende 32588 dagen verpleegd, terwijl in hetnbsp;geheel 2835 groote operaties werden verricht. (Zie bijlage A).
Onze Vereenigiug verloor door overlijden e. a. vier leden en begunstigers, maar had daar tegenover de belangrijke aanwinst van 26 leden en begunstigers te constateeren. Moge ditnbsp;feit voor anderen eeiie aansporing wezen om ook als lid toenbsp;te treden!
-ocr page 115-Het aantal on- en minvermogende patiënten, die in
dit jaar ingeschreven werden, bedroeg...... 2321
tegen 2369 in 1894.
Daarenboven werden voor de Hollandsche Ijzeren Spoorweg-Maatschappij gekeurd......... 49
Voor de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen .......... 74
Stuurlieden................ 45
Van de patiënten waren er 1612 te Rotterdam woonachtig en kwamen 709 van andere plaatsen, terwijl 983 tot hetnbsp;mannelijke en 1338 tot het vrouwelijke geslacht behoorden.
Alle lijders ivorden kosteloos behandeld, en wanneer zij te arm zijn om de nood.ige verbandstoffen en medicamenten tenbsp;betalen, worden deze hun ook zoo mogelijk gratis verstrekt.
Op het spreekuur werden 11188 adviezen gegeven, zijnde 5 per patient.
In de stationaire kliniek werden verpleegd:
1« klasse 10 personen met 127 verpleegdagen.
. nbsp;nbsp;nbsp;26nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;652nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
3® nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;119nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,__1829
Totaal 155 personen met 2608 verpleegdagen.
Dus iedere patient werd gemiddeld 17 dagen verpleegd.
In de stationaire kliniek werden circa 2200 adviezen kosteloos gegeven.
Het aantal operaties bedroeg:
1. nbsp;nbsp;nbsp;Vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oogleden........16
2. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;spieren........34
3. nbsp;nbsp;nbsp;, het hoornvlies.......15
4. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sclera.........3
5. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iris..........44
6. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lens.........42
7. nbsp;nbsp;nbsp;, den geheelen oogbol.....3
8. nbsp;nbsp;nbsp;Andere operaties........20
Totaal. ... 177
-ocr page 116-Paracentesen, klieving van het hoornvlies, splijting en dilatatie der traanwegen, suhconjunctivale injecties, verwijdering van vreemde lichamen van hoornvlies en oogleden,nbsp;operatie van chalazion, kleine kysten enz. worden niet afzonderlijk vermeld.
Bij de operaties werden de patiënten 23 maal gechloroformeerd, terwijl in de andere gevallen van plaatselijke verdoovings-middelen werd gebruik gemaakt.
Vergelijken wij deze cijfers met die van het vorige jaar, dan blijkt daaruit, dat er 48 patiënten minder werden ingeschreven, terwijl het aantal verpleegdagen en het aantalnbsp;operaties iets minder dan vroeger was.
Het personeel, dat dit jaar onveranderd bleef, beijvert zich steeds de opgedragen taak naar behooren te vervullen en heeftnbsp;daarvoor aanspraak op mijnen besten dank.
Hoewel het gebouw der Inrichting niet meer aan de tegenwoordige eischen van localiteit, ventilatie enz. voldoet, hadden er bij gebrek aan fondsen geene veranderingen plaats. Eennbsp;nieuw gebouw met tuin, behoorlijk ingedeeld met voldoendenbsp;ruimte, goed geventileerd en verwarmd, naar de eischen dernbsp;wetenschap ingericht, zou dringend noodzakelrjk zijn; dochnbsp;hoe krijgen we de daarvoor henoodigde gelden bijeen?
De heeren Doctoren Klinkert, Rombach en Polak traden nn en dan bij inwendige of chirurgische ziekten, die toevallig innbsp;de Inrichting voorkwamen, als consulent op, waarvoor ik hunnbsp;hier mijn hartelijken dank betuig.
De vrijwillige jaarlijksche bijdragen van leden en begunstigers bedroegen f 978.— en waren hooger dan verleden jaar. Ooknbsp;de cijfers der giften zijn iets gunstiger.
II
-ocr page 117-N. N..............f nbsp;nbsp;nbsp;100.—
De Heer J. H. Burgee.......- nbsp;nbsp;nbsp;25.—
„ J. VAN Kaalte.......- nbsp;nbsp;nbsp;5.—
De Heeren S. A. Yles amp; Zonen. ... - nbsp;nbsp;nbsp;2.50
Broeder Dominious.........- nbsp;nbsp;nbsp;1.—
Mevrouw P...........- nbsp;nbsp;nbsp;2.50
Mejuffrouw N. N., Vlaardiugen. ... - nbsp;nbsp;nbsp;2.—
, N. N.........- 12.50
Uit de bus...........- nbsp;nbsp;nbsp;10.15
f 160.65
Dat deze bijdragen, evenals de geschenken, die in verschillenden vorm ons nu en dan werden gezonden, onder hartelijke dankzegging werden aanvaard, behoef ik niet nogmaals uitnbsp;te spreken.
De afrekening over het afgeloopen jaar [zie bijlage B) geeft slechts tot enkele opmerkingen aanleiding.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Onder de uitgaven is een bedrag van f 269.46 aan voeding, medicamenten en verbandstoffen begrepen, welke aan onbemiddelde ooglijders, die deze niet konden betalen, werdennbsp;geschonken.
En omdat de door ons geschonken giften belangrijk hooger waren dan de aan ons geschonken giften, is het mij met allenbsp;zorg en overleg niet mogen gelukken de uitgaven met denbsp;inkomsten te doen sluiten en is er een verlies van f 123.95nbsp;te constateeren. Gelukkig hadden wij 779 verpleegdagen vannbsp;privaat-patienten, de daarbij verkregen baten werden in denbsp;kas der Vereeniging gestort en daardoor is een nog grooternbsp;verlies op de uitgaven voor min- en onvermogenden voorkomen.
De resultaten van de behandeling der ooglijders ga ik als gewoonlijk met stilzwijgen voorbij, en veroorloof mij alleennbsp;nog in uwe herinnering te roepen het leedwezen waarmedenbsp;in den aauvang van het jaar allerhande beperkende bepalingennbsp;omtrent behandeling, verpleging enz. werden genomen, omdat
-ocr page 118-onze Vereeniging finantieel te kort schiet om aan alle eischen te T(.)ldoen en onze pogingen zijn mislukt, om denbsp;tusschenkomst van Burgemeester en Wethouders te verkrijgennbsp;voor het verzoek eener jaarlijksche toelage aan den Glemeenteraad.
In het vorige verslag heb ik het vermoeden uitgesproken dat ik de volgende jaren wel niet meer van eene toenemingnbsp;der patiënten zou kunnen gewagen, omdat in de gegevennbsp;omstandigheden èn bij gemis aan personeel èn bij gebrek aannbsp;hulpmiddelen, ruimte enz. de grens der praestatie is bereikt.nbsp;Toch mag ik niet nalaten op te merken, dat de verminderingnbsp;van 43 patiënten meer aan den laat ingevallen winter dan aannbsp;onze maatregelen moet worden toegeschreven, wier effectnbsp;echter langzamerhand tot schade der ooglijders niet zal uitblijven.
Gelukkig echter verschijnen er lichtpunten aan den horizon; het steeds toenemend aantal leden en begunstigers geeft stofnbsp;tot vreugde, en de blijken van grootere belangstelling in onzenbsp;Vereeniging worden in verschillende kringen duidelijk zichtbaar.
De Gemeskeer-Directeur,
Db. F. D. A. 0. VAN MOLL.
liOTTERDAM, Maart 189(3.
-ocr page 119- -ocr page 120-Bijlage B.
ONTVANGSTEN. |
BEDRAG. |
UITGAVEN. |
BEDRAG. | |||
Verpleeggelden.............. |
f 3352 |
24 |
Nadeelig saldo 1 Januari 1895 .... |
f |
5 |
63 |
Medicam., verbandst., baden enz. . . . |
- nbsp;nbsp;nbsp;248 |
90 |
Huishuur................. |
- |
1080 |
— |
Kaarten en brillen............ |
- 1041 |
85 |
Voeding, bewassching enz....... |
- |
2487 |
49 |
Jaarlijksche bijdragen.......... |
- nbsp;nbsp;nbsp;978 |
— |
Waterleiding............... |
- |
37 |
42 |
Geschenken in eens.........• . |
- 160 |
65 |
Vuur en licht.............. |
- |
169 |
08 |
Diversen.................. |
4 |
50 |
Medic., verbandst., instrum. enz. . . . |
- |
226 |
73 |
Nadeelig saldo 31 December 1895. . . |
- nbsp;nbsp;nbsp;123 |
95 |
Brillen.................. |
- |
400 |
05 |
Salarissen personeel........... |
- |
776 | ||||
Kosten van onderhoud en inrichting. |
- |
303 |
80 | |||
Drukwerk en administratiekosten. . . |
- |
129 |
81 | |||
Diversen ................. Geschonken medic, en verbandst.. |
- |
24 |
62 | |||
voeding, bewassching enz...... |
“ |
269 |
46 | |||
f 5910 |
09 |
f 5910 |
09 |
De Geneesheer-Directeur,
Dk. F. D. A. C. VAN MOLL.
ROTTERDAM, 31 December 1895.
R. N. L. MIRANDOLLE , President.
Mr. M. TELS , Secretaris
Me. C. E. ha vel aar, Penningmeester,
-ocr page 121-Bijlage C.
VAN DE
ONTVANGSTEN. |
BEDRAG. |
UITGAVEN. |
BEDRAG. | ||
Verpleeggelden.............. |
f 3300 |
_ |
Saldo 1 Januari............ |
ƒ 123 |
95 |
Medicamenteu, verbaudstotteo , baden |
Huishuur................. |
- 1080 |
— | ||
euz.................... |
- nbsp;nbsp;nbsp;250 |
— |
Huishouding, bewassching, euz. . . . |
- 2450 |
— |
Kaarten en brillen............ |
- 1150 |
— |
Waterleiding.............. |
37 |
50 |
Jaarlijksche bijdragen der leden .... |
- nbsp;nbsp;nbsp;825 |
— |
Vuur en licht.............. |
- 180 |
— |
Vermoedelijk in te komen giften . . . |
- nbsp;nbsp;nbsp;500 |
— |
Medicam., verbandst., iustrum., enz. . |
- nbsp;nbsp;nbsp;250 |
— |
Diversen .................. |
- nbsp;nbsp;nbsp;25 |
— |
Brillen.................. |
- nbsp;nbsp;nbsp;400 |
— |
Salarissen personeel.......... |
- 800 |
— | |||
Kosten van onderhoud en inrichting. |
- nbsp;nbsp;nbsp;270 |
— | |||
Drukwerk en administratiekosten. . . |
- 160 | ||||
Diversen................. |
25 |
55 | |||
ïe schenken medicam. en verbandst., | |||||
voeding, bewassching enz...... |
- nbsp;nbsp;nbsp;273 | ||||
ƒ 6050 |
f 6050 |
— |
De Geneesheer-Directeur,. Dr. F. D. A. C. VAN MOLL.
E. N. L. MIEANDOLLE, President.
Mr. M. TELS, Secretaris.
. Mr. C. E. HAVELAAE , Penningmeester.
-ocr page 122-Algeineene Rotterdamsche Vereeniging voor Genees-, Heel- en Verloskundigenbsp;Hulp,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.
AL8BACH, C. G.,
„APOLLO” de Stearine Kaarsenfabriek, Schiedam.
BAARTZ, Mr. \V., BAHLMANN, J. W.,
BECKER, H. C. N.,
*BEESÏ, F. VAN,
BERGII, A. S. VAN DEN, *BERGH, SmON VAN DEN,nbsp;*BERKEL, W. A. VAN,nbsp;BICKER CAARTEN, J. M. A.,nbsp;*BICKER CAARTEN, Mr. G.,nbsp;KLANKENHEI.JM, J. J. M.,nbsp;*BLOM, Mr. P.,
*BONT amp; ZOON, E. DE, *BOUVIN, Mr. Pii. A. J.,nbsp;*BROEKSMIT, Dr. Jan,nbsp;*BROES-Van Dort, Dr.,nbsp;CAMINADA, Geur.,nbsp;CASTBNDIJK, G. R.,
Botterdam.
CLETON, J.,
COHEN, Wed. L., CRITTER, Dames DE,nbsp;DANTZIG, S. VAN,nbsp;^DELIIEZ, Dr. J.,
Rotterdam.
Dordrecht.
DORDTMOND-Van Moll, Mevr. C.VAN Kaatsheuvel.
*DROST-Drost, Mevr. Wed. R. U.,
Botterdam.
DRIESSEN, A.,
DRUIP, Dr.,
FRANgOIS, J. J., *GAASTRA, J.,nbsp;GODDARD, Dr. Q. J.,nbsp;*GODFROY, W. J.,nbsp;GOOSSENS, Ed.,
GROOT, Ant. H. de, HALBERTSMA, Dr. S. J.,nbsp;*HARTEVEDD, E.,
HA VELAAR, Mr. C. B., HA VELAAR, J. J.,
Deventer. Rotterdam.nbsp;Dordrecht.nbsp;Rotterdam.
IIAVELAAR, J. L., nbsp;nbsp;nbsp;„
De namen dor begunstigers zijn met een * aangegevon.
Artikel 3 der Statuten.
Leden der Vereeniging zijn allen, die door eene jaarhjksclie contributie van
minstens f 5.— of door eene gift in ééns van minstens f 100.— tot het doel der Vereeniging bijdragen.
Begunstigers zijn zij, wier contributie minder dan f 5.— bedraagt of die eene kleinere gift dan f 100.— aan de Vereeniging schenken.
*HAVERKORN VAN RIJSEWIJK, P., Rotterdam, L’HEUREUX, Mej. Wed. L. J., nbsp;nbsp;nbsp;„ HOBOKEN, A. VAN. nbsp;nbsp;nbsp;, *HOEUFFT, Jhr. W., HOFFMANN VAN HOVE, Mevr.H.W. Rotterdam. HOFMAN, Mej. C. F. O., nbsp;nbsp;nbsp;„ *HOOGEBOOM, Dr. C. M., Ylaardingen. HOOGEWEEGEN, Mr. C. F. A., Rotterd.nbsp;nOOGERHüIS, W. H. VAN ’T,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ HOEST, W. C. VAN DER, HÖTTE, A., HÜDIG, J., INSTITUUT St. LOUIS, Otidenhosch. *IVES BROWNE, Mej.M. J., Rotterdam,nbsp;JONGE, A. E. DE, JONGH, G. J. DE, JURREWITZ, .1., KAM, nbsp;nbsp;nbsp;G. M., KAN, nbsp;nbsp;nbsp;Mr. J. B.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ KLEY, Mr. P. D., KLINKERT, Dr. II., *KLüTGEN, J. C., KOOMAN-Lodder, Mevr. N., Dirhsland. KORTLANDT, P. H.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. KUIJPER, H. M. DE, nbsp;nbsp;nbsp;„ KUIJPER, J. DE, nbsp;nbsp;nbsp;'sllage. LIMBURGII PzN., P. J.VAN, Rotterdam. LOON, Dr. W. M. VAN,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ LOON, II. W. VAN, MADRY, Mevr. Wed. J., nbsp;nbsp;nbsp;„ MARCBLIS, J. W. M., nbsp;nbsp;nbsp;„ *MARCELIS-Geewen, Mevr. P. A. G., Rotterdam. |
MARSCH, Mevr. J. TER, Rotterdam. MARGRY, Mevr. Wed. E. J., MEES, Mzn., J., MEES, Mz., M., nbsp;nbsp;nbsp;, MEES, R., MESSCHAERT, Dr. N., METZ, Jan, nbsp;nbsp;nbsp;„ MEIJER, C. A., MILDBRS—IvEZ Browne, Mevr. M. J., Rotterdam. MINDEROP, Mej. A. J., *MINDEROP, J.Hzn., H. J., *MINDEROP-Geewen, Mevr. J. W. L., Rotterdam. MIRANDOLLE, R. N. L., nbsp;nbsp;nbsp;, MOLL, Dr. F. D. A. C. VAN, MONCHY Rzn., e. P. DB, MONCHY, Dr. H. W. DE, nbsp;nbsp;nbsp;„ MONCIIY, Mej. Ma. J. DE, , NAHUIJS, Dames VAN, NELISSEN, G. B., OBRBEN-Philippi, Mevr. A. G., nbsp;nbsp;nbsp;„ OMMEREN, Mevr.Wed. Pn.VAN, „ OOSTERZEE, N. VAN, OPHORST CzN., G. A., Dordrecht, PENNINK, J. J.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. PETERS, Hzn., D., PHILIPPUS, T. J., POLAK-De Jongii, Mevr. M., nbsp;nbsp;nbsp;„ *POLAK DANIELS, Mr. G., *POORTER, Jos. DE, *RAPMUND J.Lzn., J., RAVENSWAAY, M., REHM, Mej., nbsp;nbsp;nbsp;„ |
REïfIER, Mej. Wed. H. .T., Botterdam. RENSWOUD-v. D. Engh, Mevr. J. VAN, Botterdam. REÜCHLIN, Jhr. Otto, nbsp;nbsp;nbsp;, ROMBACH, Dr. F. K. A., RONDE, J. DE, nbsp;nbsp;nbsp;Kethel. ROSSEM, P. VAN nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. RUEB, C., nbsp;nbsp;nbsp;„ RUIJS, Dr. J. A., nbsp;nbsp;nbsp;Ileerjansdam. ?SANDERS, H. F., nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. SAUERBIER Gzn., .T. F., SCHAAIJ, W. A., SCHEPP, Mevr. J. C. L., SCHUÜRBECQUE-BOEIJE, Jhr. Mr. J., Dordrecht. SLÜIJS, B. VAN DER, Rotterdam. SNEBBELIE, Hoofdingenieur, 's-IIage.nbsp;STOLK Azs., J. VAN, Rotterdam.nbsp;8IJMONS, M., TEIXEIRA DE MATTOS, Jhr. A. L., Rotterdam. TELS, Mr. M., |
?THOMS, W. C., nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. THOOFT, R. P., VALK CzN., A. VAN DER, 's-llage. VEDER, L. W.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Botterdam. VEDER JzN., H., nbsp;nbsp;nbsp;, VEN, J. A. M. VAN DER, VERREIDT, H., nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht. VERSCHURE, Mevr. Wed. D. A., Rotterdam. VISSER, P., nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht. ?VOLLENHOVBN,JOAN VAN, Rotterdam. VÜRTHEIM, J., VIJVER, Mevr. Wed. C. L. H. VAN DER Botterdam. i WAART, P. J. VAN DER, WESTHOF, Mej. A., nbsp;nbsp;nbsp;„ I WILTON Sr., B., I I nbsp;nbsp;nbsp;IJSENDIJK, H. B.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;VAN,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ I nbsp;nbsp;nbsp;ZEEMAN, Prof.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Delft. I nbsp;nbsp;nbsp;ZWARTENDIJKnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Sr.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. |
Wanneer men onze Inrichting bij Testament wil gedenken, wordt de volgende formule aanbevolen;
,,Ik verklaar te legateeren aan de Vereeniging „INRICHTING VOOï\ OOGLIJDERS TE I\OTTERDAM”, gevestigd Jacobusstraatnbsp;25-27, de Som van........................................................................................................................................................................................
(Desverkiezende voege men hierbij: „vrij van alle rechten en onkosten, ook van het recht van successie.”)
-ocr page 126-UITGEGEVEN DOOR HET
OOGHEELKUNDIG GEZELSCHAP.
HAARLEM,
J. L. E. 1. KLEYNENBERG. 1896.
-ocr page 127- -ocr page 128-In de laatste Vergadering van het Nederlandsch Oogheelkundig •Gezelschap werd besloten, voortaan de verslagen ,dier Vergaderingennbsp;voor eigen relcening te publiceeren, in den vorm van een Tijdschrift,nbsp;dat minstens tweemaal ’sjaars zal verschijnen.
Behalve voor die verslagen worden zijne kolommen opengesteld:
1°. Voor oorspronkelijke stukken, welke op Oogheelkunde betrekking hebben;
oo
3°.
Voor referaten en critieken van Oogheelkundige werken, uitsluitend in Nederland of in zijne Koloniën gepubliceerd;nbsp;Voor de behandeling van Vragen van den dag, die tot denbsp;Oogheelkunde in betrekking staan.
Het Tijdschrift zal, dus een resumé geven van al hetgeen in Nederland op ons gebied wordt geleverd.
Het Oogheelkmidig Gezelschap stelt zich met deze uitgave ten doel, een overzicht te geven van het streven, het werken der Oogheelkundigen hier te lande.
De Redactie roept allen, die belangstellen in de Oogheelkunde, met aandrang op, om mede te werlcen aan het streven, dat hetnbsp;Ned. Oogh. Gez. met de oprichting van dit Tijdschrift beoogt.
Het Bestuur van het Ned. Oogh. Gez.
-ocr page 129-Men wordt verzocht, bijdragen en stukken, de Redactie betreffende, te willen zenden aan den Secretaris-Penningmeesternbsp;van het Ned. Oogh. G-ez. D. J. BLOK, Leuvehaven 95, Rotterdam.
-ocr page 130-I.
DOOE
Prof. W. KOSTER Gzn.
Omtrent de werking der Cocaine op het oog vindt men in de nieuwere handhoeken gewoonlijk aangegeven, dat het de accom-modatiebreedte slechts zeer weinig verkleint. De berichten omtrent hare werking op den musc. ciliaris, die in de litteratuurnbsp;voorkomen, luiden zeer tegenstrijdig; Kollee zelf gaf aan, datnbsp;de accommodatieparese aanzienlijk was, doch Holtzke (Klin-Mo-natsbl. 1884. Dec.) ontkende daarna eiken invloed der cocainenbsp;op den musc. ciliaris en verklaarde de waarnemingen van Kolleenbsp;voor onjuist; de groote pupil en de daardoor veroorzaakte mindernbsp;scherpe netvliesbeelden zouden de oorzaak der dwaling geweestnbsp;zijn; werd een diaphragma voor het oog geplaatst, dan kon nietnbsp;de minste accommodatie-parese geconstateerd worden.
Herhaalde malen heb ik mezelf voor verschillende doeleinden mur. cocaini ingedruppeld en telkens bemerkte ik wel degelijknbsp;eene belangrijke parese der accommodatie.
Onlangs heb ik nu de werking der cocaine van den beginne af nauwkeuriger nagegaan en vond, dat kleine hoeveelhedennbsp;(b.v. één druppel eener 5 % sol.) de accommodatie geheel intactnbsp;laten, de pupil echter wel verwijden; grootere quantiteiten (b.v.nbsp;drie druppels tegelijk eener 5 % oplossing) verlammen de accommodatie bijna geheel, zoodat van mijne 7 Dioptrien nog slechtsnbsp;iets meer dan één Dioptr. overbleef; hierbij werd vóór het oognbsp;een Diaphragma van 2 m.M. middellijn geplaatst, zoodat de restnbsp;van 1 D. veeleer nog te groot dan te klein is. De accommodatie-parese houdt echter slechts korten tijd aan, evenals de anaesthesie,nbsp;door de cocaine veroorzaakt: de maximale werking was na 20nbsp;min. aanwezig en duurde niet langer dan een 15 min. Om vergissingen te voorkomen, werd de oplossing der cocaine door mij
-ocr page 131-zelf versch bereid, zoodat eene verontreiniging met sporen Atropine uitgesloten kan worden. De waarneming van Kollee is dus juist geweest; de werking der cocaine bepaalt zich niet totnbsp;eene prikkeling der zenuw-uiteinden van den N. sympathicus;nbsp;ook op den musc. ciliaris oefent ze invloed uit, waarschijnlijk doornbsp;verlamming der uiteinden van den N. oculomotorius. In hoeverre echter vernauwing der bloedvaten in het corpus ciliarenbsp;medewerken kan aan het tot stand komen der parese moetnbsp;nader vastgesteld worden. Een uitgebreider onderzoek omtrentnbsp;dit veel gebruikte middel schijnt me zeer gewenscht.
W. Koster G-zn.
-ocr page 132-II.
DOOR
Prof. W. KOSTER Gzn.
Terwijl ik me in het laboratorium van Prof. Sattleb bezighield met de studie der Micropie en Macropie ontdekte ik een eigenaardigen vorm van scheelzien. Met het doel mijne musc. rectinbsp;interni door overmatige langdurige inspanning sterk te vermoeien,nbsp;droeg ik gedurende twee uren voor elk oog een prisma van 15°nbsp;met de basis naar buiten. Na eenige minuten gelukte het menbsp;zeer goed daarmede zoowel in de verte als dichtbij enkelvoudignbsp;en vrij scherp te zien; de beelden bleven natuurlijk eenigszinsnbsp;diffuus door de kleurschifting der prisma’s; ook werd voortdurendnbsp;de vervorming der voorwerpen, door stereoscopic veroorzaakt,nbsp;opgemerkt. Tijdens de twee uren, die ik de prismen droeg, moestnbsp;dus veel sterker geconvergeerd worden dan gewoonlijk voor den-zelfden graad van Accommodatie het geval is. In het begin veroorzaakte dit een gevoel van druk boven de oogen, doch op hetnbsp;einde van de proef kon heel gemakkelijk gelezen worden, zondernbsp;dat ooit neiging tot dubbelzien optrad. Toen de prismen afgenomen werden, verwachtte ik eene latente insufflcientie der convergentie te zullen hebben, doch was niet weinig verwonderd,nbsp;dat ik een manifesten strabismus convergens had van 7°, bijnbsp;latere proeven wel 10°. Bij bedekking van een der oogen werdnbsp;de scheelzienshoek nog grooter, zooals eveneens met de schaalnbsp;van Maddox gemeten kon worden. Hield ik de hand eenigennbsp;tijd voor het oog, zoo stonden de dubbelbeelden van eene kaars,nbsp;dadelijk nadat de bedekking verwijderd was, veel verder uitnbsp;elkaar, dan na eenige oogenblikken; de scheelzienshoek van 7°nbsp;verminderde eerst langzamerhand, zoodat na een paar uren hetnbsp;dubbelzien niet hinderlijk meer was; het latente convergeerendenbsp;scheelzien verdween eerst na 12 uren. Bij verschillende personennbsp;met normale oogen heb ik de proef herhaald, steeds met het-
-ocr page 133-zelfde resultaat. Van veel belang voor verschillende vragen was het, na te gaan, hoe de relatieve accommodatiebreedte zich bijnbsp;deze veranderingen verhield. Vóór en na het dragen der prisma’snbsp;werd met het Haploscoop van Heeing de Accommodatiebreedte bijnbsp;verschillende graden van convergentie gemeten en daarbij bleek,nbsp;dat deze aanmerkelijk naar de zijde der sterkere convergentienbsp;verschoven was. Op de beteekenis van deze waarneming hiernbsp;verder in te gaan, zou mij te ver voeren.
Bij een persoon met lichte Myopie en eene latente insufii-cientie der convergentie van 3° ontstond na het dragen van prisma’s van 10° voor de oogen, met de basis naar buiten, geen manifest scheelzien, doch een latente strabismus convergens vannbsp;5°, die eenige uren aanhield. Bij dezen zelfden patient beproefdenbsp;ik een strabismus divergens op te wekken, door gedurende tweenbsp;uren prismen van 8° te laten dragen met de basis naar binnen;nbsp;er ontwikkelde zich echter alleen eene sterkere insufficientie dernbsp;convergentie. Ook bij Emmetropen en Hypermetropen met normale spierverhoudingen kon geen manifest divergeerend scheelzien te voorschijn geroepen worden, door de prismen langen tijdnbsp;met de basis naar binnen te laten dragen; steeds ontwikKeldenbsp;zich echter eene insufficientie der convergentie daarna, zoodatnbsp;misschien na nog langoren tijd b.v. eenige dagen, toch een divergeerend scheelzien zou kunnen ontstaan. Voor de studie vannbsp;verschillende symptomen, die bij strabismus worden waargenomen,nbsp;alsmede voor de kennis van de oorzaak dezer afwijking schijntnbsp;het medegedeelde feit me niet zonder gewicht. Om op dezenbsp;kwesties nader in te gaan, ontbreekt hier tijd en ruimte.
W. Koster Gzn.
-ocr page 134-III.
DOOE
Db. NOYON, Zwolle.
(Voordracht bestemd voor de zomervergadering (1895) van ’t Ned. Oogheelk. Gezelschap.)
M.H. ’t Is geen nieuw onderwerp, waarvoor ik eenige oogen-blikken uwe aandacht vraag, ’t Is al haast zoo oud als de oogheelkunde zelf. Ook geloof ik niet bijzonder nieuwe inzichten te openen. Mijne bedoeling is alleen, mijn eigene ondervindingnbsp;mede te deelen en meer ervarenen dan ik er toe te brengen hunnenbsp;opinie ten beste te geven.
¦ Sondeeren, doorspuiten, behandelen met de tubussonde, alles wordt in de hardnekkige gevallen van dacryocystitis chronicanbsp;langen tijd toegepast, tot ontmoediging van patient en medicus;nbsp;beterschap treedt niet of in geringe mate in en ’t einde is, datnbsp;patient met een half succes min of meer tevreden verdwijnt om,nbsp;niet of elders weer terug te komen. — Geen leerboek, dat nietnbsp;eenige woorden aan de hopelooze gevallen wijdt, en een paar opmerkingen over ’t exstirpeeren of quot;t doen oblitereeren van dennbsp;traanzak geeft.
De literatuur kan ik u dan ook sparen en er alleen op wijzen, dat iemand van de groote ondervinding van Mooeen na 25 jarennbsp;practijk verklaart, dat in zijne kliniek „bei veralteten Blennorr-hoeen wie nicht minder bei Fistelbildungen die Obliteration desnbsp;Sackes das einzige Mittel angesehen wurde”.
Hoewel uit ’t oogpunt der conservatieve richting in de chirurgie niet licht te verdedigen, geeft ’t wegnemen van den traanzaknbsp;dikwijls een zeer bevredigend resultaat. — Heeft men met bijzonder hardnekkige gevallen te doen, b.v. met bijzonder harde
-ocr page 135-10
en lange stricturen of met blootliggend been, dan kan ’t wegnemen van den traanzak geïndiceerd zijn.
Xog is er eene, laat ik ze noemen, sociale indicatie als n.1. gebrek aan tijd of middelen den patient belet zich aan de gebruikelijke behandeling te onderwerpen.
Wanneer men dergelijken lijders duidelijk maakt, dat ze door een korte operatie bevrijd kunnen worden van de hinderlijkenbsp;etterafscheiding van den binnenooghoek en van ’t gevaar, dat dienbsp;afscheiding voor ’t oog medebrengt, maar hun daarbij ook voorspelt dat de tranenvloed niet, of misschien iets zal verbeteren,nbsp;dan zal dit laatste bezwaar hen niet van de operatie afschrikken-Zoo was tenminste mijne ondervinding. — Behalve de genoemde,nbsp;is er nog eene m.i. zeer streng geldende indicatie, n.1. ’t aanwezignbsp;zijn van chronische dacryocystitis bij éénoogigen, vooral als denbsp;traanzakaandoening zich aan de zijde van het bruikbare oog bevindt.
Hier zou ik weinig tijd willen verliezen met spuiten en son-deeren, maar al spoedig het dreigend gevaar voor de cornea radicaal zoeken weg' te nemen.
’t Zelfde geldt voor elk oog waarop een intraoculaire operatie moet gedaan worden. Viermaal deed ik de later te beschrijvennbsp;operatie bij cataractpatienten, 3 — 4 dagen voor den cataract tenbsp;opereeren en had in al die gevallen een volkomen succes.
Bij de zeldzaam voorkomende dacryocystitis bij pasgeborenen, heb ik den indruk gekregen dat de tijd hier de beste heelmeester is.nbsp;Ik zou hier niet gaarne den traanzak aantasten, hoewel Yossiusnbsp;in het 2e Heft der „Beitrage zur Augenheilkunde” er zich zeernbsp;duidelijk geen tegenstander van verklaart. In de weinige gevallennbsp;waarin mijne hulp gezocht, werd kwam de expectatieve behandeling mij ’t beste voor, hoewel in één geval na 6 weken vruch-telooze indifferente behandeling, eon enkele sondeering voorgoednbsp;genezing bracht.
Wat nu de epiphora betreft, die na ’t wegnemen van den traanzak achterblijven moet, hieromtrent kreeg ik aangename verrassingen. Geen der patiënten heeft zich later over hinderlijken tranenvloed beklaagd. In de open lucht en vooral bij wind traande ’t oog evenals vroeger en dikwijls minder. Binnenshuis bemerkten de meesten beterschap, wellicht verklaarbaar uit ’t feit, datnbsp;’t traanzaksecreet de conjunctiva niet meer prikkelen kon.
De traanzak kan op verscheidene wijzen geattaqueerd worden. CzEEMACK geeft den raad den traanzak geheel uit te pellen, wegnbsp;te nemen en de wonde met diepe hechtingen te sluiten. De na-
-ocr page 136-11
behandeling is dan zeer kort. De hevige bloeding in ’t kleine-operatieveld maakt deze operatie moeielijk; waarbij nog komt, dat de zieke traanzak dikwijls met de omgeving hier en daar vergroeid is en de operatie ten slotte neerkomt op een wegkrabbennbsp;met scherpe lepels.
Een gemakkelijke wijze tot ’t zelfde doel te komen is de volgende : Bij den in chloloform- (niet ether!) narkose gebrachten patient wordt door de huid de meestal uitgezette en gemakkelijk voelbarenbsp;traanzak ingesneden, ’t Uittreden van ’t secreet toont meestal aan,nbsp;dat men goed aangeland is. De snede wordt naar onder en bovennbsp;verlengd, waarbij ook ’t ligamentum internum gekliefd wordt.nbsp;Calleuze fistels worden omsneden en weggenomen. De traanzaknbsp;ligt nu over zijn geheele lengte open. ’t Slijmvlies wordt nu metnbsp;een scherpen lepel afgekrabd, de bloeding volkomen gestelpt ennbsp;ten slotte de geheele binnenvlakte van den zak met Paquelinsnbsp;instrument gecauteriseerd.
Daar vernietiging van ’t slijmvlies en niet een z.g. „Umstimmung’quot;^ doel is, neme men een niet te kleinen brander en cauteriseerenbsp;energisch en wachte vooral tot de bloeding geheel gestélpt is;nbsp;men loopt anders gevaar ’t aanwezige bloed tot een brandhorstnbsp;te verwerken en op ’t slijmvlies weinig invloed uit te oefenen.nbsp;De holte wordt nu met steriel jodoformgaas opgevuld en eennbsp;verband aangelegd. Yerbandwisseling om de 2 dagen. De brandhorst stoot zich weldra af. De holte wordt door granulaties gevuldnbsp;en na 2- 3 weken blijft een litteeken over, waarin’t ligamentumnbsp;internum dat gekliefd was, is opgenomen. Men houde de huid-wond zoo lang mogelijk open om retentie van wondsecreetnbsp;tegen te gaan. — Van eene „ontstellende haszliche Narbe” waarvan Knies spreekt had ik geen ondervinding, evenmin van ectro-pium partiale van ’t onderlid.
In één geval heb ik recidief gekregen en wel bij mijn eersten patient. Ik meende toen nog het ligamentum internum te moeten sparen ennbsp;heb stellig ’t bovenste deel van den traanzak niet voldoende gebrand.
In een ander geval, waar ik niet ’t oog op dé nabehandeling kon houden, is retentie van wondsecreet gebleven, doordat de huid-wonde niet werd opengehouden en aan zichzelf overgelaten zichnbsp;tot op een een klein flsteltje sloot. Na 2 maanden was bij druknbsp;uit deze opening altijd nog eenig secreet te drukken. Ik hebnbsp;dezen patient uit ’t oog verloren.
Van ’t cauteriseeren met chemische middelen heb ik geen ondervinding. Ik stel me voor dat men met Paquelin het locali-
-ocr page 137-12
seeren der werking beter in de macht heeft. Bezwaren tegen het litteeken heb ik niet vernomen. Dacryocystitislijders zijnnbsp;gewoonlijk niet ijdel genoeg om tegen het kleine litteeken datnbsp;zich vormt bezwaar te hebben. Het door Terson en v. Weokernbsp;aanbevolen uitkrabben van ’t slijmvlies zonder cauteriseeren heeftnbsp;volgens deskundigen eene onzekere uitwerking. Soms geneest ’tnbsp;slijmvlies, soms komt er recidief. Een eigenlijk vernietigen vannbsp;het slijmvlies is dit niet.
Guaita combineert ’t afkrabben van ’t slijmvlies met ’t inbrengen in ’t neuskanaal van een gedecalcineerd pijpbeentje. Ook bij hem is het doel niet, den traanzak te doen oblitereeren.
Bij veertien gevallen is door mij op de boven beschreven wijze te werk gegaan. Tweemaal zonder succes (zie boven). Tweemaal was er een scrophuleuze beenvliesaandoening en voelde iknbsp;met de sonde ruw been-oppervlak. Tweemaal was het een eën-oogige die hulp zocht en waarbij ik niet te veel tijd wilde verliezen. In vier gevallen cauteriseerde ik den traanzak, eenigenbsp;dagen voor een cataractoperatie, die gunstig verliep.
De overigen voldeden aan de door mij genoemde sociale indicatie en woonden te ver om geregeld behandeld te kunnen worden.nbsp;Vier jaar geleden paste ik de operatie voor de eerste maal toe.nbsp;De epiphora is gering. Bij de van cataract geopereerden is zenbsp;nog niet sterk genoeg om de cataractbrillen te doen beslaan.
Ten slotte nog een woord over de questie of op deze wijze inderdaad de geheele traanzak oblitereert. Gama Pinto die gewoon is den zak met lapis infernalis te vernietigen, meent datnbsp;’t oblitereeren onmogelijk is door anatomische verhoudingen vannbsp;de omgeving van den zak, waardoor niet een voldoende hoeveelheid litteekenweefsel zou gevormd worden en ook door ’t voortdurend uitvloeien van tranen door de traanbuisjes, die hij daaromnbsp;galvanokaustisch dichtbrandt. Blijft er dan een holte bestaan dannbsp;is die van de conj. ruimte afgesloten. Denzelfden raad geeftnbsp;Adamück. Mijn indruk was, dat bij voldoende cauterisatie metnbsp;Paquelin, vooral aan de inmonding van ’t traanbuisje in dennbsp;traanzak, ’t later zich samentrekkend litteekenweefsel de traanbuisjes voldoende afsluit. Na eenige maanden stootte ik altijd,nbsp;met een fijne sonde, ’t onderste traanbuisje indringende, op eennbsp;harde afsluiting. Of daar achter nu nog een kleine, geheel afgesloten holte is overgebleven is niet na te gaan en meer vannbsp;anatomisch dan van practisch belang.
-ocr page 138-IV.
DOOE
Prof. H. SNELLEN.
De operatieve behandeling van Keratoconus, voor zooverre daannede directe vormverandering van de cornea wordt beoogd,nbsp;heeft alsnog slechts onzekere uitkomsten geleverd.
Het bezwaar ligt in de groote dunheid van den top der cornea, die aan snelle genezing in den weg staat. Zoo al niet bij denbsp;operatie zelve, dan onstaat lichtelijk later, ten gevolge van opnieuw afvloeien van het waterachtig vocht, gevaar voor prolapsnbsp;van den Iris. En, afgezien van de misvorming, brengt synechia anterior, vooral wanneer deze meer centraal is gelegen, het oog innbsp;ongunstige conditie. Vroeg of laat wordt zulk een oog metnbsp;secundair glaucoma bedreigd. Zelfs na het wegnemen van telkens zeer kleine wig vormige stukjes hebben wij het gevaar vannbsp;syn. ant. of van storend cicatrix niet geheel kunnen ontgaan.
Ook de methode van Bowwman, (h om een centraal schijfje met een trepaan weg te nemen, vrijwaart daartegen niet. Evenmin de perforatie met gloeiende naald, zooals die veelvuldig isnbsp;aanbevolen; door Gaybt, Chbvallbbeau, Haltexhoff, Duebdoth,nbsp;Hirschbebg, Elschnig, Jones, Knapp, Jibon, R. Williams.
V. GtEaefe heeft beproefd door afpellen en opvolgende caute-risatie met lapis een contraheerend litteeken op te wekken; maar dit veroorzaakt een centrale verduistering, zoodat opvolgende Iridectomie noodig kan worden (2).
Uit de kliniek van Sohiess te Basel is laatstelijk eenmede-deeling gedaan over operatieve behandeling van keratoconus bij -5 personen. Bij 8 oogen werd eenvoudige insnijding van dennbsp;conus verricht, waarbij 4 malen vergroeiing van den Iris is ge-
[}) Congrès de Londres, Compte rendu P. 33. 1873.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Hirschberh (Centr. bl. f. Angenh. 1831, S. 245) deelt ceu geval mede, waardoor v. Gbaefenbsp;vóór 32 jaar deze methode op een oog was toegepast met opvolgende Iridectomie. Met dit oognbsp;konden alleen vingers worden geteld, terwijl met het niet geopereerde oog, dat ook destijds reed»nbsp;keratoconus had, nog gewone druk wordt gelezen.
(3) nbsp;nbsp;nbsp;Gustav SchlUfli. Fünf Falie von Keratoconus. Inaug—Diss 1894.
-ocr page 139-14
volgd. Voor sommige dezer oogen werd eenige verbetering van het gezichtsvermogen verkregen.
Bowman heeft ook beproefd door dubbele Irido-encleise een spieetvormige pupil te verkrijgen. Hierbij verbetert de gezichts-'Scherpte, maar men heeft daarmede de gevaren van opvolgendnbsp;glaucoma of van kyklitis.
Bij Keratoglobus hadden we gunstige resultaten gezien van herhaalde sclero-corneale sclerotomiën, tevens onder aanwendingnbsp;van myotica en van drukverband. We hebben dit ook eenigenbsp;malen bij cornea conica aangewend; echter, in die gevallen,nbsp;zonder een éclatant effect.
Toch komt het mij wèl voor, dat in gevallen van sterk progressief karakter, vooral als zich daarbij verhoogde drukking in de voorste oogkamer voordoet, deze wijze van behandeling innbsp;overweging mag worden genomen.
Bij toeneming van den conus vertoont de top der cornea een eigenaardige troebelheid, die niet onwaarschijnlijk is toe te schrijven aan onvoldoende sluiting gedurende den slaap. Met het oognbsp;daarop beveel ik in die gevallen altijd aan, het oog des nachtsnbsp;met een droog, elastisch verband ('), zacht drukkend af tenbsp;sluiten; gewoonlijk afwisselend voor eiken nacht op een dernbsp;oogen.
Bij sommige gevallen verbetert de gezichtsscherpte door verwijding der pupil, bij andere door vernauwing. In het laatste -geval is er een dubbele indicatie voor aanwending van myotica,nbsp;omdat bij progressieve aandoening veelal eenige verhooging vannbsp;tensie is te constateeren.
Door glazen is in den regel geene afdoende verbetering te verkrijgen. In het centrum der ¦ cornea is veelal myopie, zoodat vooral bij nauwe pupil een spherisch negatief glas wordt verkozen.
Door Raehlmann is met hyperbolisch geslepen glazen verbetering van het gezichtsvermogen verkregen. Alléén, daarbij moet
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Voor elastische vcrbandstof, dat door zijne groote elasticiteit zeer gelijkmatig drukt, voldoet ’t best het ongelsche »silk surgical braid” verkrijgbaar i»ij M. en A. Mohr, Lijumarkt 48nbsp;ite Utrecht. Het is een voortreffelijk materieel, maar kostbaar.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Klin, Monatsbl. f. Augenh. 1881. S. 303.
Berliner Klin. Wochenschr. 1880. S. 484.
Heidelberg. Ophtli. Vers. 1879. S. 50.
Vergelijk ook Angelvcci. Hyperbolische Glaser. Annali di Ottalm. 1883. XIII. P. .35.
-ocr page 140-15
steeds in een en dezelfde richting door het glas worden gezien, hetgeen vooral voor het ter zijde zien en bij convergentienbsp;overwegend bezwaar oplevert.
Met een stenopaeisch diaphragina kan belangrijke verbetering worden verkregen; men stuit hier echter op de beperking vannbsp;het gezichtsveld, en, wanneer de opening klein is, op vermindenbsp;ring van de verlichting en op den invloed van interferentie.nbsp;Het laatste geldt ook van nauwe spleten.
Na eenige proefnemingen is het mij gelukt hier aan den dubbelen éisch te voldoen, om een stenopaeische spleet te verkrijgen, die de diffusie-stralen afsluit, en tevens het gezichtsveld tochnbsp;voldoende groot laat blijven, om bij het lezen op gewonen afstand een geheelen regel te doen overzien.
Laat ik dadelijk mededeelen, dat hiermede bij een dame, die met de beste glazen een gezichtsscherpte had van eenenbsp;ruim 10 maal betere gezichtsscherpte werd verkregen, zoodat no.nbsp;1.5 op een palm afstands gemakkelijk kon worden gelezen; janbsp;zelfs werd na eenige oefening een gewone druk weder vlot gelezen, zoodat de patiënte in twee -dagen tijds de bekende romannbsp;van THEiLBY, een boek van ruim 400 bladzijden met groote voldoening geheel had uitgelezen, een ongewoon genot voor patiënte,nbsp;die sedert 3 jaar zich het lezen geheel had moeten ontzeggen.
Ik wil hier het geval in zijn geheel mededeelen.
Mejuffr. S., thans 45 jaar, no. 3, 1896, had zich hier reeds vroeger, het eerst in 1886, met allengs slechter zien ten gevolge vannbsp;toenemende cornea conica, vertoond. Destijds was er van operatieve behandeling gesproken; maar ik had op de gevaren gewezen, en, zoolang het gezichtsvermogen nog betrekkelijk gunstignbsp;mocht heeten, had ik alle risico ontraden. In dit geval werd bijnbsp;pupil verwijding beter gezien. Als mydriaticum werd homatro-pine voorgeschreven, maar spaarzame toepassing aanbevolen. Eennbsp;stel hyperbolische glazen werd ontboden. Heen daarvan gaf eclatante verbetering. Hoogstens kon door combinatiën met spheri-sche glazen een verbetering van tot op worden verkregen.nbsp;En dit nut woog niet op tegen den last van de zwaarte van hetnbsp;glas, en van de noodzakelijkheid om het glas steeds gecentreerdnbsp;voor het oog te plaatsen.
Allengs verminderde de gezichtsscherpte, de conus nam toe, en de top was diffuus troebel geworden. Sedert 3 jaar was hetnbsp;lezen niet meer mogelijk. Patiënte kwam nu terug op onzenbsp;vroegere bespreking van operatieve behandeling.
-ocr page 141-16
In verband met de hierboven aangeduide gevaren, aarzelde ik echter een ingrijpende methode toe te passen.
Daar de oogkamer diep en de cornea gespannen was, besloot ik de neiging tot tensieverhooging te bestrijden door herhaaldenbsp;sclerotomiën en vervanging van de homatropine door myoticanbsp;(ofschoon het zien daardoor ook thans nog iets minder werd);nbsp;bovendien afwisselend op een der oogen drukverband, ook desnbsp;nachts.
Op het linker, minst goede oog, werden, achtereenvolgens telkens in andere richting, vier sub-conjunctivale (*) sclerotomiën verricht.nbsp;Blijkbaar verbeterde het oog en werd het voor het gebruik allengsnbsp;meer aan het tweede gelijk, ofschoon de verbetering nauwelijksnbsp;in maat was uit te drukken. Op elk oog wordt met S—8 hetnbsp;beste gezien; ongeveer V = 2^0'
Het excentrische zien is taetrekkelijk beter dan het direct zien.
Met drukverband ’s nachts wordt voortgegaan. Geen mydriatica, geen myotica.
Zooals bij onregelmatig astigmatisme de regel is, bestaat er hier groot verlangen om beter te zien en aandrang om alle hulpmiddelen te beproeven. De goed verlichte netvliesbeelden worden,nbsp;ofschoon vertrokken en vervormd, helder waargenomen. Aannbsp;de patiënten schijnt het toe, dat er weinig ontbreekt om hetnbsp;lezen mogelijk te maken.
Door een stenopaeische opening worden, als deze op de juiste plaats voor het oog wordt gehouden, de enkele letters beter gezien; maar het beeld verdwijnt telkens en regelmatig lezen isnbsp;ondoenlijk.
Met een horizontale spleet wordt vrijer gezien, als deze wijd is, scherper als ze nauw is; maar beide voldeden niet als zoodanig.
Ik beproefde nu de beide principieele, voordeelen van de nauwe en van de wijde spleet met elkaar te verbinden, door de spleetnbsp;wijd te houden aan de periferie, en deze naar het centrum nauwer te doen worden, onder eindiging in een scherpe punt. Hetnbsp;bleek, dat hiermede het doel was bereikt; vooral als de spleetnbsp;van links naar rechts zich vernauwt. Een geheele regel kannbsp;diffuus worden waargenomen, maar het woord aan het einde vannbsp;de nauw toeloopende spleet teekent zich scherp af. Bij het lezennbsp;is het gemakkelijk het hoofd de beweging te laten meemaken,nbsp;nu door het wijdere gedeelte de richting wordt aangegeven.
(1) Subconjunctival treatment of operative and traumatic wounds of cornea and sclerotic, by Prof. Snellen. Edinburgb-Congres, 1894, P. 9.
-ocr page 142-17
Het vrije van het gezichtsveld werd, zonder overwegende stoornis, nog bevorderd door naar rechts, b.v. 3 mm. naar rechts van de punt, de spleet weer te doen continueeren.
Indien het stenopaeische diaphragma van het linkeroog evenzoo wordt ingericht, zoodat de spleet van links naar rechts nauwernbsp;wordt en indien de afstand van de puntvormige uiteinden der spleten in overeenstemming gebracht wordt met den afstand dernbsp;oogen, dan kan er na eenige oefening gemakkelijk binoculairnbsp;worden gezien.
links nbsp;nbsp;nbsp;rechts
Bij het onderzoek eener troebele cornea met focaal verlichting, vertoont zich de van het licht afgewende zijde altijd als de ’tnbsp;meest doorschijnende. Ten einde binnen- en buitenzijde met elkander te kunnen vergelijken, verlichtte ik daarom de cornea geheelnbsp;symmetrisch van de beide zijden met twee overeenkomstige lichtbronnen en met twee gelijke lenzen.
Hierbij vond ik, dat de top der cornea, evenals in normalen toestand, een weinig buitenwaarts van de gezichtslijn blijft, zoodatnbsp;m.a.w. ook hier de hoek « positief is. Yoor het linkeroog is dusnbsp;de kans van scherp zien iets grooter, wanneer de spleet zich van.nbsp;rechts naar links zou vernauwen, maar ten bate van het lezennbsp;verdient het de voorkeur, dat ook hier de spleet van links naarnbsp;rechts zich vernauwt, en dit te meer als quot;br binoculair zal worden gezien.
Van de werking dezer lansvormige spleet overtuigt men zichzelf gemakkelijk, als men ze voor het oog plaatst en het drukschrift houdt buiten de grenzen van duidelijk zien.
Een andere patiënte met cornea conica, mej. H. n°. 349/1896, had ik in 1894 en ’95 behandeld met herhaalde breede subcon-junctivale sclerotomiën, drukverband ’s nachts en pilocarpine.nbsp;Ik verzocht haar mij opnieuw te bezoeken, ten einde ook hiernbsp;het stenopaeische diaphragma te beproeven. Bij onderzoek bleeknbsp;dat sedert de operatieve behandeling de breking in een meridiaan
-ocr page 143-18
belangrijk was verminderd, zoodat er nu minder myopie en meer astigmatisme werd gevonden. Met behulp van een negatiefnbsp;cylinderglas kon gemakkelijk worden gelezen, zoodat. patiëntenbsp;onzen bril geheel overbodig vond. Hier werd bij kleine pupilnbsp;merkelijk beter gezien dan bij verwijding. We lieten dus voortgaan met pilocarpine en aanwending van het elastische druk-band des nachts, afwisselend op . een der oogen.
De top van den conus is hier alsnog geheel doorschijnend. Ik ben verlangend later te constateeren of, onder trouwe aanwending van het afsluitend verband, de troebeling zal kunnen voorkomen worden.
Mejuffr. ScH., oud 28 jaar, No. 341/1896, bezocht mij 24 Febr. 1.1. Reeds sedert geruimen tijd had ze opgemerkt, dat het linkeroog slecht zag; maar zij had daarvan weinig notitie genomen,nbsp;omdat het rechteroog geen stoornis opleverde.
Bij onderzoek bleek het rechteroog normaal, het linker typische cornea conica; Y — Glazen verbeteren niet. Met de lansvormige spleet verbeterde het zien aanmerkelijk, zoodat 0.8nbsp;vloeiend kon worden gelezen. Ik heb patiënte verzocht metnbsp;behulp van deze spleet, en met zwart plaatje voor het rechteroog,nbsp;dagelijks een kwartier te lezen, ten einde toezicht te doen houden op eventueele toeneming van het gebrek.
Deze stenopaeische diaphragma’s zijn in dun metaal of in hoorn voorhanden bij den opticien P. W. Hiele te Utrecht.
Naschrift. Bij het nagaan der literatuur vind ik, dat Heksen (i) in Kiel, van een eenigermate overeenkomstigen gedachtengang uitgaande, een stenopaeische spleet heeft aanbevolen, die, in tegengestelden zin, aan de periferie nauw is, en in het midden eenenbsp;ovalaire verwijding vertoont. Hensen plaatst de spleet verticaal;nbsp;waarschijnlijk, omdat hij deze ’t eerst ontwierp ten bate van eennbsp;muziekonderwijzer, die door onregelmatige breking geen bril konnbsp;vinden, waarmede hij in staat zou zijn muzieknooten te lezen.
(1) Hensen. Ueber eiae liueare Form der stenopaeischen Brille. Arcth./‘Ophth. XLT, III S. 258
-ocr page 144-DOOR
Dr. R. A. REDDINGIUS.
In het verslag van het 7**® Internat. Ophthalm. Congres (1888), vond ik onder den titel •; „Ueber die vollstandige Wirkung desnbsp;Tensor chorioideae” door Goccius het volgende vermeld:
„Wenn man junge Hypermetropen einen spitzigen Körper in „3 — 4 Zoll Entfernung scharf (binocular) fixiren lasst und alsdannnbsp;„diese Spitze in derselben Ebene der Entfernung hin und her-„führt und wieder kurz anhalt, so dauert es gar nicht lange, sonbsp;„gerath das hintere Linsenbild in ScMvankvng Diese Schwankungnbsp;„ist im Grade bei verschiedenen Individuen verschieden, bestehtnbsp;„aber in einer wahren Locomotion des hinteren Rildes . . . Ichnbsp;„untersuchte zunachst viele jugendliche Augen aller Refractionennbsp;„vom 10. bis zuni 30. und 40. Jahre (ausserdem auch Presbyopennbsp;„bis zum 60. Jahre), um zunachst statistisch zu entscheiden, obnbsp;„das Symptom des Linsenschwankens in der Nahaccommodationnbsp;„ein physiülogisches oder ein pathologisches sei. Hier fand ichnbsp;„nun das Schwanken fast bei allen Refractionen (auch, obwohlnbsp;„selten, bei Presbyopen), am hauflgsten aber (gleich 30—40 Pro-
„cent) bei den jugendlichen Hypermetropen..... Zu mei-
„nem grössten Erstaunen fand ich nach langen, aber zuletzt si-„cheren Einübungen in diesem schwierigen Theile der Ophthal-„mometrie (zuweilen unter Beihilfe von 1^2“^ procentiger Co-„cainlösung), dass die Krümmungen der vorderen und hinteren Linse „arich wdhrend des Schwankens der Linse sich gleichbleiben undnbsp;-„nicht gecindert wurden. Hun erst konnte ich zu einer Theorienbsp;„gelangen, deren Schwerpunkt in der Ophthalmometrie lag undnbsp;„welche ich unter folgendem Ausdruck zusammen fassen und be-„kannt geben konnte: „Wenn die Linse bei gleichbleibenden Krüm-.„„mungen in der Nahaccommodation Schwankungen oder geringe
20
„„Locomotionen zeigt, so können diese nicht von der Linse selbst „ „ausgehen, sondern sie werden durch den Tensor chorioideae her-„„vorgerufen, der eine geringe Menge von Flüssigkeit aus demnbsp;„„SoHWALBE’schen Lymphraume und Kanale austreibt, zugleichnbsp;„„den Druck auf den Glaskörper nach hinten vermehrt, nach vornnbsp;„„zu aber in der Peripherie der Oberflache des Glaskörpers undnbsp;„„der hinteren Kammer vermindert und hierdurch erst die ge-„„ringe Locomotion der Linse möglich macht”. Dass dem wirk-„lich so ist, konnte ich am besten mit dem Atropin beweisen^nbsp;„Welches (in einer Lösung von 0,03 : aq. destill. 4,0) in 15 Minutennbsp;,jdas ganze Experiment des Schwankens aufhebt durch Lahmungnbsp;„des Tensor chorioideae, und zwar auch im senilen Auge beinbsp;barter Linse.”
Naar mijne meening geven de resultaten van deze belangrijke proefnemingen volstrekt niet het recht, eene theorie, zooals dienbsp;door Coccius is opgesteld, bewezen te achten.
Waar we in het bezit zijn van een theorie over de accommodatie zooals die van von Helmholtz, geloof ik dat in de eerste plaats moet worden gevraagd of deze nieuwe feiten met die theorie,nbsp;zooals ze daar ligt, vereenigbaar zijn. En dat zijn ze m.i. volkomen.
Een denkbeeld, dat zich als van zelf bij het beschouwen van die nieuwe feiten aan ons opdringt, is namelijk dit, dat denbsp;door VON Helmholtz aangenomen verslapping van de zonulanbsp;ZiNNii bij accommodatie, de reden zal zijn van het schommelennbsp;van de lens.
Een tienjarige hypermetroop van 4D. kan met sterke inspanning op 1 d.M. (3 — 4 Zoll) afstand nog volkomen scherp zien; een 10.-jarige emmetroop of myoop heeft daarvoor zijn maximumnbsp;van accommodatie niet noodig. Een presbyopisch emmetroopnbsp;kan op dien afstand slechts zeer dilfuus zien, en zal daarom misschien den noodigen prikkel tot de sterkste accommodatie-inspan-ning missen. Cocoius vond zijn symptoom bijna bij alle refracties, ook, hoewel zeldzaam, bij presbyopen; het meest frequentnbsp;echter bij jonge hypermetropen.
Maar verder pleit vooral voor deze opvatting, dat het verschijnsel ophoudt te bestaan, wanneer atropine is ingedruppeld, dat immersnbsp;de ciliairspier verlamt en daarom de zonula doet blijven in dennbsp;gespannen toestand, waarin ze bij het in de verte zien verkeert.
Als een eenvoudige illustratie diene een bekend middel om een rauw van een gekookt ei te onderscheiden. Men tracht aan het
-ocr page 146-21
•ei met de vingers de beweging van een draaitol te geven, en ziet die poging gemakkelijk gelukken bij het gekookte, en bijnanbsp;mislukken bij het rauwe ei. Evenals het rauwe ei gedraagt zichnbsp;een ei waarvan de inhoud is uitgezogen en geheel vervangennbsp;door water. In de beide laatste gevallen komt de draaibewegingnbsp;niet tot stand, omdat de inhoud ten opzichte van de schaal innbsp;tegengestelde beweging is, door welke beweging de aan de schaalnbsp;meegedeelde wordt geremd. Is daarentegen de inhoud meer vastnbsp;aan de schaal verbonden, zooals bij het gekookte ei, dan komtnbsp;'deze tegengestelde beweging van den inhoud niet tot stand.
Zien we nu, bij een zelfde draaibeweging van het oog, in het eerste geval (bij het zien in de verte) geen beweging van eennbsp;zeker deel van den inhoud (de lens), en in het tweede geval (bijnbsp;het zien in het punct. prox.) wel, dan kunnen we concludeerennbsp;'dat in het eerste geval die lens vaster met den bulbuswand isnbsp;verbonden dan in het tweede; dat m. a. w. bij het sterk accom-modeeren voor de nabijheid de zonula minder sterk is gespannennbsp;dan bij het zien in de verte.
Daarin ligt m. i. de beteekenis van het phenomeen van Coccius, •en het bewijs dat de voorstelling van Tschebning, waar deze innbsp;zijne accommodatie-theorie zegt (Archives de Physiologie n. et p.nbsp;Janvier 1894 p. 47 en p, 50), dat bij de accommodatie de zonulanbsp;sterker wordt gespannen^ onjuist is.
Ontegenzeggelijk is echter de proef van Coccius zeer moeilijk. te nemen, zoodat ik meen, dat behalve Coccius zelf slechts zeernbsp;weinigen het bedoelde „Linsenschwanken” zullen hebben geconstateerd. Ik geloof dat het daarom van eenig belang is, een verschijnsel te vermelden, dat, in het nauwste verband met hetnbsp;phenomeen van Coccius staande, zonder eenige moeite bij enkelenbsp;personen kan worden geconstateerd, en dan bij hen dezelfde bewijskracht bezit.
Coccius zegt namelijk verder: „dass das Linsenschwanken sei-„nen pathologischen Ausdruck am meisten im hochgradig kurz-„sichtig gewordenen Auge, noch mehr in dem mit Solutio Ke-tinae behafteten Auge findet.” Een verdere eigenaardigheid van ¦die oogen is deze, dat ze dikwijls iridodonesis vertoonen. Tegennbsp;•de lens rust de vrije rand van de iris, en het is daarom niet tenbsp;verwonderen, dat in gevallen van sterk „Linsenschwanken” aannbsp;'de iris deze beweging, hetzij direkt (door de lens), hetzij indirektnbsp;i(door den inhoud van de achterste oogkamer) wordt meegedeeld,nbsp;-zoodat iridodonesis (iris tremulans) ontstaat. Wanneer bij een
-ocr page 147-22
oog in rust de normale lens hare normale plaats inneemt, en bij) de beweging van dat oog iridodonesis zichtbaar wordt, meen ik
te mogen besluiten tot het bestaan van „Linsenschwanken”.
Bij het bepalen van het punct. prox. van convergentie van eeni collega, den heer v. n. M., 27 jaar, die op elk van beide oogennbsp;eene myopie van 7 D., en gecorrigeerd een visus van bezit,,nbsp;merkte ik het volgende op.
lo. Wanneerjhij ziet naar mijn wijsvinger dien ik ongeveer in zijn punct. prox. heen en weer beweeg, dan treedt op beide oogennbsp;iridodonesis op.
20. Beweeg ik den vinger in zijn punct. rem., dan blijft het verschijnsel uit.
30. Accommodeert hij sterk zonder die zijdelingsche oogbewe* gingen, dan blijft het verschijnsel eveneens uit.
40. Is een der oogen een half uur te voren ingedruppeld met hydrobrom. homatrop. 2%, dan vertoont alleen het niet ingedruppelde oog' de iridodonesis.
Daaruit volgt, dat het optreden van iridodonesis hier in nauw verband staat met veranderingen in het oog bij sterke accommodatie, en bovendien, dat het niet kan worden toegeschrevennbsp;aan een daarbij optredende vormverandering van de lens. Iknbsp;meen uit het bovenstaande te mogen concludeeren dat de oorzaaknbsp;der iridodonesis ligt in een sterke schommeling van de lens.nbsp;Wanneer bij dezen myoop misschien ook bij het in de verte ziennbsp;„Linsenschwanken” aanwezig is, dan is ze daarbij in ieder gevalnbsp;niet zoo sterk dat ze iridodonesis kan geven, dan is ze m. a. w.nbsp;niet zoo sterk als wanneer in het punct. prox. wordt gezien. Ennbsp;daarvoor is de eenvoudige verklaring deze, dat bij accommodatie-verslapping der zonula intreedt.
Reeds de eerste myoop, dien ik na den heer v. n. M. onderzocht, de heer O. S., 27 jaar, rechter oog myopie 7 D., linker oog myopie 7.5 D, op elk der oogen (gecorrigeerd) visus = ^4,nbsp;vertoont eveneens op beide oogen, alleen na oogbewegingen, ondernbsp;sterke accommodatie iridodonesis, en bij ontspanning van denbsp;accommodatie blijft het verschijnsel uit. Ik onderzocht verdernbsp;nog eenige emmetropen en hypermetropen en nog 4 myopen,nbsp;resp. van ongeveer 3.5, 2, 7 en 4 Dioptrien. Onder hen vond iknbsp;het verschijnsel alleen bij den heer Sch., 28 jaar, rechter oognbsp;myopie 1.75 D., linker oog myopie 2 D. en op elk der oogennbsp;(gecorrigeerd) visus = 1.
Ik kan dus concludeeren, dat bij de heeren v. n. M., O. S. en
-ocr page 148-23
ScH. bij accommodatie verslapping der zonula intreedt, en heb nu verder de keus tusschen twee veronderstellingen: of bij denbsp;anderen die ik onderzocht treedt bij accommodatie geen verslapping der zonula op, of mijne methode is niet fijn genoeg om zenbsp;hij die anderen aan te toonen.
Ik geloof dat de lezer met mij zonder aarzelen die eerste veronderstelling als hoogst onwaarschijnlijk zal verwerpen, en verder zal vragen, waarom de genoemde methode bij sommigen wel, bijnbsp;anderen niet voldoende is.
Het antwoord op die vraag kan ik niet geven; ik vermoed dat voor het tot stand komen van het phenomeen, begunstigendenbsp;momenten moeten aanwezig zijn, die misschien alleen bij myopen,nbsp;maar misschien ook wel bij emmetropen of bij hypermetropennbsp;kunnen voorkomen.
In sommige pathologische oogen zijn die begunstigende momenten zonder eenigen twijfel aanwezig, en ze zijn zoo sterk, dat ook bij het in de verte zien, na beweging, iridodonesis optreedt. In die gevallen staan ze dus in geen betrekking tot hetnbsp;mechanisme der accommodatie. Ik meen eenig recht te hebbennbsp;datzelfde (het aanwezig zijn van begunstigende momenten) tenbsp;veronderstellen bij de door mij met positief resultaat onderzochtenbsp;oogen.
Binnengasthuis^ April ’96. nbsp;nbsp;nbsp;i
-ocr page 149-Op 16 Dec. 1895 te ’s-Gravenhage.
Eere-A^oorzitter: Prof. Dr. H. Snellen.
Aanwezig waren 27 leden.
De Voorzitter, Dr. Boijvin, opende de Vergadering' en gaf het woord aan Dr. N. Josephus Jitta, tot het houden eener voordracht:
M. M. H. H.
Ofschoon wij, dank zij den hulpmiddelen der nieuwere wetenschap een ruimer en nauwkeuriger blik gekregen hebben in het wezen der gonorrhoische aandoeningen, zoo blijft toch de conjunctivitis blennorrhoïca een der meest gevaarlijke en hopeloozenbsp;oogziekten. De ophthalmia neonatorum alleen geeft bij tijdig ingestelde behandeling een gunstige prognose, doch wanneer de ziektenbsp;zich op ouderen leeftijd vertoont, is onze therapie te eenenmalenbsp;onvoldoende, en zijn wij niet bij machte, de zoo gevreesde com-plicatiën te voorkomen.
Het is daarom onze plicht, bij eenzijdige blennorrhöe al onze zorgen te besteden, om te trachten het nog gezonde oog voornbsp;infectie te bewaren. De meest gebruikelijke wijze, om dit doel tenbsp;bereiken, is, het gezonde oog met een goed afsluitend verband tenbsp;bedekken, of, wanneer men hiervan eene nadeelige werking opnbsp;den moreelen toestand van den patiënt vreest, in navolging vannbsp;Snellen, .een doorschijnend bolglas te nemen en dit op een ofnbsp;andere wijze op het oog te bevestigen.
Doch er gaan hiertegen ernstige stemmen op: ten eerste is het nauwelijks mogelijk, een verband te vinden, dat te allen tijde
-ocr page 150-25
:goed blijft zitten, terwijl bij de minste verschuiving het gevaar voor infectie juist grooter wordt; ten tweede veroorzaakt dat afsluiten reeds spoedig een catarrh der conjunctiva, waardoor denbsp;praedispositie tot infectie zeker verhoogd wordt, en ten derde kannbsp;het gebeuren, dat wij een oog verbinden, dat reeds, doch latent,nbsp;besmet is, hetgeen de intensiteit van het proces moet doen toenemen.
Hoe voortreffelijk de methode van Credé ter voorkoming van •ophthalmia neonatorum werkt, behoeft niet meer bewezen tenbsp;worden; niet alleen geeft zij schitterende resultaten, doch hetnbsp;is ook gebleken, dat zij voor een gezond oog geheel onschadelijknbsp;is. Hiervan uitgaande, heb ik gemeend, op dezelfde wijze hetnbsp;nog gezonde oog bij blennorrhöe, prophylactisch met nitr. arg. oplossingen te behandelen en dit dagelijks te herhalen, tot hetnbsp;grootste gevaar voor infectie voorbij is. Ik deed dit slechts op denbsp;zoo sterk mogelijk geëctropioneerde oogleden, gebruikte meestalnbsp;een oplossing van 1% en spoelde met zout water na. Ik achttenbsp;dit voldoende, niet alleen, omdat de conjunctiva bulbi tot primairenbsp;infectie weinig geneigd is en buitendien voortdurend door tranennbsp;wordt afgespoeld, maar ook, omdat de hevigste vormen van conjunctivitis op deze wijze alleen tot staan gebracht worden. Innbsp;het geheel heb ik deze behandeling in 6 gevallen van gonor-rhoische conjunctivitis toegepast (telkens was het verband metnbsp;urethritis of vulvo-vaginitis specifica duidelijk, of werd de aanwezigheid van gonococcen geconstateerd). Het gezonde oog werdnbsp;niet verbonden, doch de overige voorzorgsmaatregelen werden innbsp;acht genomen. Geen enkele maal viel er eene nadeelige werkingnbsp;te constateeren, en bij alle 6 patiënten bleef het gezonde oog vrij.
Het nut dezer prophylactische behandeling is tweeërlei: ten eerste weten wij uit de onderzoekingen van Wildmabk, (^) datnbsp;bij latente infectie de gonococcen zich oorspronkelijk slechts innbsp;de epitheelcellen bevinden; nu wordt na het aanwenden van nitr.-arg. het epitheel afgestooten, waardoor tevens de gonococcen, alvorens zij dieper ingedrongen zijn, verwijderd kunnen worden.nbsp;Ten tweede heeft Bumm (-) aangetoond, dat bij beginnende afscheiding de gonococcen zich alleen in het secreet vermeerderen,nbsp;en het is bekend, dat nitr. arg. een krachtig antisepticum is, ennbsp;speciaal in sterke oplossing de gonococcen doet afsterven.
Het denkbeeld, om het gezonde oog met antiseptica uit te
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Beitriige zür Ophthalm. 1891.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Der Micro-organ, d. blenu. Sloimliauterk. 1888.
-ocr page 151-26
spuiten, is bij vele ophthalmologen opgekomen, doch, voor zoover mij bekend is, hebben slechts twee nitr. arg. daartoe gebruikt. WiLDMARK spuit herhaaldelijk het gezonde oog met een oplossingnbsp;van 2 % uit, eerst legde hij daarna een sluitverband aan, later nietnbsp;meer. Fraenkel (*) druppelt bij eenzijdige blennorrhoëa neonatorum dagelijks in het niet aangetaste oog een oplossing vannbsp;2 % en, ofschoon hij de.t weken achtereen doet, zag hij er nooitnbsp;nadeelige gevolgen van. Ook Schweigger (^) geeft den raad,nbsp;wanneer er infectie heeft plaats gehad, (bij het reinigen der patiënten of anderszins) onmiddellijk het besmette oog met nitr.nbsp;arg. 2 7o uit te spuiten.
Door toevallige omstandigheden heb ik voor korten tijd een patiënt onder behandeling gehad, bij wien ik meende het recht te hebben, de werking dezer prophylactische behandeling na te gaan:
W. S., oud 12 jaar, werd 15 Nov. j.1. in het Isr. ziekenhuis te Amsterdam opgenomen, lijdende aan trachoom. De oonjuctiva was sterk gezwollen, onregelmatig van oppervlakte en bevatte talrijke korrels, de cornea
Patient werd
(30-
was met een dikken pannus bedekt. Visus 0. D.
reeds 4 maal klinisch verpleegd, doch zonder succes. Na de ouders van het kind te hebben ingelicht en met hunne volkomen toestemming inoculeerde ik 25 Nov. specifieken pus in beide conjunotivaal-zakken. Een uurnbsp;later werd het linker oog lid sterk geëctropioneerd, met nitr. arg. 2 °/^ behandeld en daarna afgèspoeld. Hechts werd ter controle de conjuctivanbsp;met gewoon water uitgespoeld.
27 nbsp;nbsp;nbsp;Nov. was het rechter oog gezwollen, geinjiceerd, en was de pusafscheiding sterker; het linker oog, dat niet veranderd was, werd op denbsp;boven beschreven wijze behandeld.
28 nbsp;nbsp;nbsp;Nov. had zich rechts eene classieke acute blennorrhöe ontwikkeld;nbsp;op het linker oog, dat wel iets vuiler was dan anders, werd weer nitr.nbsp;arg. geappliceerd.
1 Dec., was ook het linker oog een weinig oedemateus, de secretie sterker, de conjunctiva op enkele plaatsen met een grauw beslag bedekt,nbsp;en de pannus toegenomen. Wij hadden dus ook hier met een blennorrhöe,nbsp;doch in zeer lichten graad, te doen. Het karakter der aandoening werdnbsp;ook daardoor bewezen, dat later, zoowel rechts als links, de conjunctivanbsp;een gladder aspect ging vertoonen, terwijl nu reeds de cornea belangrijknbsp;opgehelderd is.
A priori was het niet goed denkbaar, dat in dit geval het linker oog geheel vrij zou blijven. De secerneerende, gezwollennbsp;conjunctiva was een te goede bodem voor de ontwikkeling der
(1) nbsp;nbsp;nbsp;KI. Monatsbl. 1889.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Handbuch dor Augenheilk. 1893.
-ocr page 152-27
gonococcen, en hare onregelmatigheid moest eene grondige des* infectie onmogelijk maken. Toch was hier het verschil tusschennbsp;beide oogen duidelijk; links trad immers de aandoening veel laternbsp;en met minder intensiteit op, terwijl het buitendien uit het beloop nog. bleek, dat daar ook de secretie en de reactie spoedigernbsp;ophielden.
In 1893 hield Buechardt (*) in de „Berliner Ophthalmologische Gesellschafb” een voordracht over de behandelingswijze, die hijnbsp;bij blennorrhöe volgt, waarbij hij minder de ontsteking zelve, dannbsp;haar oorzaak, de gonococcen, tracht te bestrijden. Hij breektnbsp;met de traditie, verwerpt ijs, bloedonttrekkingen, scarificatiën,nbsp;sterke cauterisatie enz., doch spoelt 4 keer per dag den geheelennbsp;conjunct!vaalzak van het zieke oog met nitr. arg. oplossingennbsp;van 1 ad 1000 uit; hieraan verbindt hij nog een soort van massage van het boven-ooglid, waardoor dit weeker wordt, en denbsp;vloeistof de overgangsplooi bereiken kan.
Ik ben in de gelegenheid geweest deze methode in vijf gevallen, waarvan twee zeer hevige, toe te passen en kon de uitstekende werking ervan constateeren. IJscompressen werden niet meer aangewend. Zij dienen in hoofdzaak, om de ontstekingnbsp;tegen te gaan, doch dit therapeutisch effect is door niets bewezen.nbsp;Silex (2) onderzocht de werking van ijs, op de huid geappliceerd,nbsp;op de temperatuur der daaronder liggende weefsels en vond, datnbsp;hierdoor de temperatuur o. a. van den conjunctivaalzak verhoogd,,nbsp;terwijl ze daarentegen door warmte verlaagd wordt. Hij gebruiktenbsp;voor zijn onderzoekingen thermo-electrische elementen, waardoornbsp;hij temperatuursverschillen tot 1/40° kon controleeren. Bij eennbsp;meisje met blennorrhöe en ulcus corneae b. v. was de temperatuur in den conjunctivaalzak 1,2° lager dan in de mondholte;,nbsp;nadat hij 10 minuten lang ijs had aangewend, was zij 1,04° hooger.nbsp;Ook al zouden de proeven van Silex niet aan de werkelijkheidnbsp;beantwoorden, zijn ijscompressen te verwerpen, daar zij aanleiding kunnen geven tot necrose van conjunctiva of cornea, en innbsp;ieder geval beider weerstandsvermogen verminderen. Overigensnbsp;oefent ijs niet altijd een pijnstillende werking uit, en vele patiëntennbsp;worden met eenvoudig koude of lauwwarme compressen beter gebaat.
Van het grootste gewicht blijft het vlijtig uitspuiten van de conjunctiva; daardoor wordt de stagnatie van pus voorkomen, en
(1) Centralbl. für prakt. Aiigenheilk. 1893. Berlin. Klin. Wochensclirift 1893.
-ocr page 153-28
Worden de zich aan de oppervlakte der conjunctiva bevindende gonococcen verwijderd. Het is natuurlijk, dat men aan datnbsp;mechanisch effect ook door antiseptica een therapeutische werking verbinden wil, doch vele der gebruikelijke antiseptica hebben weinig invloed, andere, zooals b.v. sublimaat, zijn bepaaldnbsp;schadelijk. Mtr. arg. echter werkt bijna even sterk als sublimaatnbsp;(8 deelen nitr. arg. hebben dezelfde werking als 7 deelen sublimaat) (') en heeft het voordeel, in zwakkere oplossing onschadelijk te zijn. Buitendien weten wij uit proeven van Oppenhbimeb (nbsp;en a., dat sterkere oplossingen, b.v. 2%, bepaald doodend werkennbsp;'Op gonococcen, en onlangs deelden nog Steinschneidee en ScHar-EEE(^) mede, dat een oplossing van 2°/^ binnen 5 seconden, eennbsp;oplossing van 1% binnen 20 seconden gonococcen doodt.
Nu is wel uit de experimenten van Fingee, Ghon en Sohla-GENHAUFEE (*) gebleken, dat nitr. arg. oplossingen van 1 op 2000 on van 1 op 1000 geen invloed hebben op den groei van reinculturen van gonococcen (deze oplossingen zouden niet genoeg innbsp;‘de diepere lagen kunnen doordringen), doch hetzelfde geldt vannbsp;sublimaat, carbol en hypermanganas kalicus. In ieder geval verminderen ook de zwakke oplossingen de vitaliteit der micro-organismen, die zich aan de oppervlakte bevinden, en zij kunnen,nbsp;daar zij geen reactie veroorzaken, herhaaldelijk aa,ngewend worden.
Bij de gevallen, die ik te behandelen had, vond ik het raadzaam, den conjunct!vaalzak niet viermaal daags, maar alle 2 uur uit te spuiten. Ik deed dit met een gewone ballonspuit en gebruikte lauwwarme oplossingen van nitr. arg. 1 op 1000 en bijnbsp;lichtere gevallen 1 op 2000. Eerst na eenigen tijd ging ik, omnbsp;het proces te bekorten, tot cauterisatie met sterkere oplossingennbsp;over, doch ik stond niet meer voor de moeielijke vraag, of hetnbsp;juiste tijdstip hiervoor was aangebroken, daar ik in geval vannbsp;twijfel met een gerust geweten kon temporiseeren.
Een enkel m.i. frappant geval wil ik in het kort mededeelen:
J. M., oud 15 jaar, werd in het Isr. ziekenhuis verpleegd met urethritis gonnorrhoica. 1 Juli 1894 werd ik hij den patiënt geroepen, die beweerde,nbsp;dat hem hij het reinigen zijner urethra pus in het rechter oog gespotennbsp;was. Ik vond rechts sterke zwelling, chemosis, purulente afscheiding enz.,nbsp;links teekenen van beginnende blennorrhöe. De gewone klassieke behandelingswijze werd ingesteld. Twee dagen later vertoonde de rechter cornea
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Zie Stokvis, Voordrachten over Geneesmiddelleer, Ie. deel,
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Archiv f. Gynaecologie, Bd. XXV.
(3) nbsp;nbsp;nbsp;Berl. Kliii. Wochenschrift, ISüo.
0) Archiv f. Permat. imd Syphilis, Bd. 28.
-ocr page 154-29
boven een groot, serpigineus nlcns met perforatie, beneden een breede ul-ceratie met etterigen bodem. Op het linker oog had zich een echte blen-norrhöe ontwikkeld, terwijl de cornea nog gezond was. Ik besloot toen, beide oogen om de 2 uur met nitr. arg. 1 op 1000 uit te spoelen. Ditnbsp;werd tot dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juli voortgezet, de zwelling en de secretie waren toen
veel verminderd, de rechter cornea had een veel zuiverder aspect, de linker was nog intact. Van dien dag af werd eerst met nitr. arg. 1°/.,nbsp;daarna met 3% gecauteriseerd. Een voorste synechie rechts maakte laternbsp;een iridectomie noodzakelijk, waarna de visus op dat oog tot steeg,nbsp;links had de gezichtsscherpte niet geleden.
Ervaringen over conjunctivitis neonatorum heb ik niet, omdat ik geen enkel geval klinisch te behandelen had, en omdat iknbsp;geen reden vond, om de gebruikelijke therapie te wijzigen.
Misschien zullen andere antiseptica, als b.v. het door Kalt (') zoo geprezen hypermanganas kalicus, of wel naphtol, cyaankwik ofnbsp;formaldehyde hetzelfde effect hebben als zwakke nitr. arg. oplossingen, doch er bestaat m.i. geen reden, om van een middel af tenbsp;stappen, dat gebleken is even onschadelijk als doeltreffend te zijn.
Het ligt niet in mijn bedoeling, uit deze enkele gevallen een bewijs te willen putten voor de voortreffelijkheid der methodenbsp;van Buechardt bij blennorrhöe-behandeling, evenmin als hetnbsp;aantal der oogen, die bij de prophylactische behandeling gespaardnbsp;bleven, voldoende is, om een conclusie te rechtvaardigen.
Mijn doel is alleen, om anderen, waar zij tegenover een zoo gevaarlijke ziekte als de conjunctivitis blennorrhoica zullen staan,nbsp;aan te sporen, ook deze methode toe te passen, ten einde uit denbsp;gecombineerde resultaten eenig gevolg te kunnen trekken.
Discussie.
Prof. Snelles beschut het niet aangedane oog door een dop, voorzien van een glas, zoodanig bevestigd, dat er geen pus uit ’t ontstoken oog innbsp;’t gezonde kan binnendringen.
Prof. Stbaub zag zeer goede resultaten van een oplossing van perman-gan. kalic, 2 X daags geappliceerd, bij conj. neonat. Deze oplossing veroorzaakt geen pijn en is niet nadeelig voor ’t epitheel der cornea. Ook werkte ze uitnemend in 2 gevallen van absces. corn, bij volwassenen,nbsp;waar ze inderdaad ’t hoornvlies van den ondergang redde.
Dr. Westhofe vraagt, op welke wijze Dr. Jitta uitspuit.
Prof. Mulder zegt, dat de methode van Kalt te lastig is in hare toepassing. Hij bepleit ’t gebruik van uitras argenti.
¦ Prof. OuNifiNG meent, dat uitras arg. veel meer doet dan steriliseeren,
(^) Annales d’oeulistiquc 1894,
-ocr page 155-30
Tooral bij etterige infiltratie van de cornea, zelfs daar, waar geen conj. 'blenn. aanwezig is. Hij brengt eene 2 °/^ ’s oplossing van nitr. arg. directnbsp;in den conjunctivaal-zak en masseert daarmede de cornea. Nooit was dezpnbsp;behandeling pijnlijk.
Dr. VAN Rynberk volgt sinds jaren dezelfde methode met succes. Door ‘Oen toeval kwam hij tot hare toepassing.
DOOR
Prof. M. E. MULDER.
Zooals bekend is, steunt de theorie van Darwin voor een deel ¦op de aanname van de erfelijkheid van door oefening of doornbsp;¦omstandigheden verkregen eigenschappen. Langen tijd heeft dezenbsp;theorie voor eene bijna bewezen waarheid gegolden, totdat ze eennbsp;bestrijder vond in August Weissmann.
Ik wil mij hier onthouden van eene meer uitvoerige uiteenzetting dezer kwestie, maar wil er alleen op wijzen, dat men haar heeft trachten uit te maken door dieren opzettelijk te verminkennbsp;om te zien of bij de jongen ook dergelijke defecten zouden optreden. Zoo heeft onze landgenoot S. Ritsema Bos, om vannbsp;anderen niet te spreken, bij opvolgende generaties van rattennbsp;steeds den staart afgekapt, maar bij de jongen nooit een abnor-malen staart aangetroffen. Zoo langzamerhand heeft zich dan ooknbsp;bij de, meeste natuuronderzoekers de overtuiging gevestigd, datnbsp;speciaal-verniinkingen geen invloed uitoefenen op de nakomelingschap.
Zelf heb ik mij gedurende een 6-tal jaren met deze zaak beziggehouden door bij konijnen van generatie tot generatie onder aseptische cautelen steeds het rechter oog te enucleëeren met hetnbsp;doel, om te zien of ook bij de jongen abnormale verschijnselennbsp;aan de oogen zouden zijn waar te nemen, doch steeds met eennbsp;negatief gevolg. Geen enkele van de ongeveer 200 jonge konijnen, die in een tijdsverloop van bijna 6 jaren werden geboren,
-ocr page 156-31
vertoonde aan de oogen noch uitwendig, noch met den oogspiegel, eenig abnormaal verschijnsel. Met opzet heb ik mij beziggehouden met de oogen en niet met de staarten van ratten of konijnen,nbsp;omdat voor zulke proeven het oog een veel beter object is dannbsp;een staart. Een oog toch is veel samengestelder en de geringstenbsp;afwijkingen, die zich daaraan voordoen, hetzij aan de cornea, lens,nbsp;retina, chorioidea of nervus opticus kunnen gemakkelijk wordennbsp;waargenomen. Bovendien heeft enucleatie van een oog, vooralnbsp;hij jeugdige dieren, atrophie ten gevolge van de daaraan corres-pondeerende deelen van het centrale zenuwstelsel en men zounbsp;allicht geneigd zijn aan te nemen, dat onder deze omstandighedennbsp;zich eerder abnormiteiten aan de oogen der jongen zullen ontwikkelen. Doch, zooals gezegd is, mijne proeven waren tot dusver geheel negatief.
De vraag deed zich nu voor of niet een ander resultaat zou worden verkregen wanneer niet de bulbus werd geënucleëerd,nbsp;maar het oog opzettelijk werd geïnfecteerd. Reeds jaren langnbsp;heb ik bij talrijke konijnen tuberculeuze zelfstandigheden in denbsp;voorste oogkamer gebracht, zoowel ter wille van de diagnose alsnbsp;ook om de ontwikkeling van tuberculose in het oog na te gaan,nbsp;doch stelde mij nu tot taak, den invloed daarvan na te gaan opnbsp;de oogen der jongen. Een der eerste proeven leverde zeker alnbsp;heel toevallig, dadelijk een positief resultaat. Bij twee geheelnbsp;normale konijnen, een mannetje en een wijfje, had ik in de voorstenbsp;oogkamer gebracht een stukje iris van een vermoedelijk aan iritisnbsp;tuberculosa lijdenden patient, verloopende onder den vorm vannbsp;iritis serosa. De inenting gaf weinig reactie. De stukjes irisnbsp;gaven wel eerst eenige ontsteking en aanleiding tot iritis, dochnbsp;na verloop van ,3 weken waren de oogen, op enkele synechia na,nbsp;geheel normaal.
Zes weken na de inenting paarden de konijnen en kregen 3 schijnbaar geheel normale jongen. Na eenigen tijd echter vielnbsp;het op, dat ze zeer lichtschuw waren en moeilijk de oogen konden openen, en toen ze ongeveer 6 weken oud waren, bleken zenbsp;alle 3 te lijden aan cataracta polaris posterior, terwijl de oogennbsp;overigens in grootte, enz. normaal waren.
Een dezer konijnen is onlangs overleden en bij nader onderzoek bleek de cataract te bestaan uit eene witachtige, in het glas-vocht conisch uitpuilende massa. Overblijfselen van eene persis-teerende arteria hyaloidea, zooals in sommige gevallen is gevonden, kon ik hier niet constateeren. Een uitvoeriger microscopisch
-ocr page 157-32
onderzoek van deze cataracten hoop ik later mede te deelen.
Men zou hierbij allicht kunnen denken aan toeval, doch dergelijke gevallen staan niet op zichzelf. Zoo kreeg b.v. Samelsohn in 1880 bij 2 konijnen, die beide, na inenting in de voorste oogkamer, iritis tuberculosa hadden en waarbij van het eene konijnnbsp;bovendien de eene bulbus was geëimcleëerd, 3 jongen waarvannbsp;het eene normale oogen had, terwijl de twee anderen microphthalmos hadden op het rechter oog.
Korten tijd daarna deelde Deutschmann dergelijke uitkomsten mede. Een konijn, dat op het eene oog iritis tuberculosa had,nbsp;paarde met een ander, bij wie door herhaalde opening van denbsp;cornea kunstmatig cataract was teweeggebracht. Deze kregen 6nbsp;jongen, waarvan het eene op beide oogen vertoonde chorio-retinitisnbsp;disseminata met atrophie van den nervus opticus. Hetzelfdenbsp;mannetje, met iritis tuberculosa, paarde later met een konijn innbsp;wiens glasvocht op beide oogen indifferente stoffen waren gespoten,nbsp;gevolgd door heftige ontsteking. Van de 4 jongen hadden 3 normalenbsp;oogen, terwijl één op beide oogen had coloboma iridis et chorioideae.
Wij zien dus, dat, terwijl eenvoudige vermindering, in casu ennuleatie van een oog onder antiseptische cautelen, geen invloednbsp;had op de nakomelingschap, daarentegen het inbrengen van in-fectiestoffen in het oog, vrij dikwijls bij de jongen ziekelijke afwijkingen van het oog tengevolge heeft, (coloboma iridis et chorio-deae, microphthalmos, chorio-retinitis, cataracta polaris posterior)..
Reeds Weissmann heeft er op gewezen dat, terwijl hij eenvoudige verminkingen beschouwt als geen invloed te hebben op de vrucht, hij daarentegen niet ónwaarschijnlijk acht, dat wanneernbsp;bij die verminking infectie plaats vindt, dit ook een ziekelijkennbsp;invloed kan uitoefenen op de eicel en op deze wijze een abnormalenbsp;vrucht kan worden geboren.
Mijne proeven komen daarmee tot dusver goed overeen.
De vraag doet zich nu echter voor, of hetzelfde resultaat zou zijn verkregen, wanneer men de infectiestoflfen niet in het oognbsp;had gebracht, maar op een andere plaats van het lichaam hadnbsp;ingeënt, met andere woorden, of de gevondene aangeboren afwijkingen van het oog, moeten worden beschouwd als een gevolgnbsp;van infectie van het oog zelf, of van eene algemeene infectie.nbsp;Ofschoon dit laatste het waarschijnlijkst is, zou het toch zekernbsp;niet van belang ontbloot zijn, dit door eene lange reeks van vergelijkende proeven, zooveel mogelijk onder dezelfde omstandigheden, te trachten uit te maken.
-ocr page 158-33
Mocht het dan blijken, dat dergelijke oogstoornissen alleen voorkomen door infectie van de oogen der ouders, dan zou ditnbsp;niet overeen zijn te brengen met de theorie van Weissmann;nbsp;maar mocht het blijken, dat ze een gevolg zijn van algemeenenbsp;infectie der ouders, dan zouden we daarin eene verklaring kunnennbsp;vinden van tal van aangeboren oogziekten en gebreken.
Van syphilis zijn we daarvan reeds algemeen overtuigd, daar het eerste, wat we bij abnormale ontwikkeling van een of andernbsp;orgaan vragen, is, of de ouders ook syphilis hebben gehad. Denbsp;straks aangehaalde proeven wijzen er op, dat ook tuberculosenbsp;dezelfde rol kan spelen en niets staat in den weg om aan tenbsp;nemen, dat ook andere infectiezieken, als typhus, pokken etc.,nbsp;al is het dan misschien ook in mindere mate, hun invloed kunnen doen gelden.
Discussie.
Dr. VAN Moll maant tot voorzichtigheid aan bij het conclndeeren in dezen. Het »post hoe, ergo propter hoc” is hier zeer gevaarlijk.
Dr. VAN Hendeken Stokt zag bij cavia cobaya nooit erfelijkheid van opzettelijk teweeggebrachte oogziekten. Hij sluit zich aan bij den raad vannbsp;Dr. V. Moll.
Pyrozone, als diagnosticum bij conjuctiva-aandoeningen.
DOOR
Prof. H. SNELLEN.
In de tandheelkunde wordt als antisepticum veelvuldig gebruikt het Pyrozone, dat een oplossing is van H2 O2, en door de bekende firma Mc-Kesson amp; Eobbins te New-York als zeer'nbsp;constante oplossing, in goed gesloten flesschen, wordt in dennbsp;handel gebracht. De 3 7o-oplossing is neutraal en uitsluitend innbsp;water. Sterkere soluties kunnen worden verkregen maar dannbsp;onder toevoeging van zuren of van aether.
3
-ocr page 159-34
Het Dioxidum Hydrogenii heeft de eigenschap organische stoffen op te lossen, en wordt daarvoor ook in de histologie gebruikt.
Vooral etter- en lymph-cellen worden opgelost. Hierbij wordt het agens ontleed in water en vrij wordende zuurstof.
De goede resultaten, die de tandartsen daaraan toeschrijven voor het herkennen van ettervorming en het bestrijden daarvan,nbsp;noopten mij het ook op de conjuctiva aan te wenden.
De waterachtige oplossing van 3% wordt door het corneaal epithelium goed verdragen. Het is wèl prikkelend, ongeveer alsnbsp;1 % nitr. argenti, maar de irritatie duurt korter. Men doet wel,nbsp;vóór de aanwending, cocaïne in te droppelen. Bij slijmige ofnbsp;etterachtige conjunctivitis ziet men dadelijk bij indroppeling eennbsp;opbruisen van de vrij wordende zuurstof.
Indien men de voorzorg neemt de conjunctiva eerst droog te maken, ziet men een eigenaardig verschijnsel. De oplossing dringtnbsp;in het weefsel in, en, waar het daar lymphe of etter ontmoet,nbsp;decomponeert het peroxidum, en verdeelt zich de zuurstof in hetnbsp;weefsel en doet aldaar tijdelijk een helder witte kleur ontstaan.
Dit verschijnsel is nu bij de verschillende vormen van con-junctiva-aandoeningen ongelijk. Waar zich de lymphe of de etter het meest heeft opgehoopt, ziet- men het spoedigst de wittenbsp;kleur ontstaan. Al dadelijk kunnen we drie vormen onderscheiden. Bij de eenvoudige mucipara heeft de decompositie vooralnbsp;plaats in de fornix conjuctivae. Bij blepharitis en bij aandoeningnbsp;der Meijboomsche klieren ontstaat een fraaie teekening langs denbsp;binnenvlakte der ooglidsranden. In een derde rubriek ziet mennbsp;gedissimineerde witte eilandjes over de geheele conjuctiva, dienbsp;wèl in verband staan met onsteking van sommige slijmklieren.
In zijn werking als adstringens en als antisepticum schijnt de Pyrozone 3 % — volgens mijne aanvankelijke ervaring — metnbsp;die van Nitr. Arg. overeen te komen.
Maar van grooter belang schijnt mij dit middel als diagnosticum voor de verschillende vormen van chronische conjunctiva-aan-doeningen, die — dunkt me — zal kunnen leiden tot betere indicatie der in .te stellen therapie bij deze dikwijls zoozeer hardnekkige ziekten.
Discussie.
Prof. Mulder vraagt, of Spreker ook gunstig gevolg zag bij keratitis?
Dr. Westhopf merkt op, dat het H2 O2 niet zuur mag reageeren, anders werkt het schadelijk. Hij probeerde het zonder succes bij dacryocystitis.
-ocr page 160-35
DOOB
Prof. H. SNELLEN.
De tol van Benham bestaat uit een draaiende schijf, die half zwart en half wit is.
Op de witte helft bevinden zich zwarte cirkelvormige lijnen, •elk van 45° lengte, die opvolgende segmenten van de schijf innemen ; maar die zich op verschillenden afstand van het centrumnbsp;bevinden.
Bij draaiing van de schijf vertoonen deze lijnen verschillende kleuren.
Vanwaar komen die kleuren? Tevergeefs heeft men op allerlei wijze getracht die vraag te beantwoorden.
Geen der voorgestelde hypothesen geeft een afdoende verklaring. Het verschijnsel is stellig een samengestelde phenomeen, waar verschillende factoren samenwerken.
Ik heb mij voorgesteld deze proef te vereenvoudigen, ten einde het mogelijk te maken de beteekenis van eiken factor afzonderlijknbsp;te beoordeelen.
In plaats van den tol nam ik een draaischijf, die met de hand wordt gedraaid, zoodat de snelheid willekeurig kan worden gewijzigd.
Ik begin met een witte schijf, waarop één zwarte cirkelvormige lijn is getrokken van 60° lengte. Bij draaiing krijgen we eennbsp;doorloopenden grauwen cirkel, maar geheel kleurloos.
Bedekken we nu de helft van de schijf met zwart papier, dan vertoont bij .draaiing diezelfde lijn een kleur, die verandert, naarmate het uiteinde daarvan meer of minder verwijderd blijft vannbsp;de afscheiding van zwart en wit.
Indien men de cirkelvormige lijn geheel doortrekt, wordt deze evenzeer gekleurd.
Overeenkomstige verschijnsels verkrijgt men, als men op de zwarte helft van de schijf witte cirkel vormige, lijnen aanbrengt.
Alléén is daarbij de kleur van de lijn anders.
Het feit, dat een doorloopende cirkel vormige lijn bij draaiing
-ocr page 161-36
van de schijf ook gekleurd wordt, bewijst, dat men ten onrechte-de verklaring heeft gezocht in het verschil van duur van de nabeelden der verschillende kleuren, waaruit het witte licht zou zijn opgehouwd.
Trouwens een nabeeld van wit is altijd zwart; tenzij bij de inwerking van zeer sterk licht, waar nawerkingen van geheelnbsp;anderen aard onstaan, die als pathologische verschijnselen zijnnbsp;op te vatten.
Alléén door kleurschifting kan hier het witte licht in spectrale kleuren gesplitst worden. Inderdaad ziet men langs de cirkelvormige lijnen kleurspeling, die aan prismatische werking herinnert, en eveneens ziet men èn door het prisma, èn op de draaiendenbsp;schijf overeenkomstige verschillen van kleuring langs de wittenbsp;lijnen op zwarten grond en langs de zwarte lijnen op witten grond.
Maar het verschijnsel kan hierdoor niet geheel worden verklaard..
Het achromatisme van het oog is te gering om zoo in het oog-loopende kleuring teweeg te brengen.
De kleuring der lijnen zelve draagt het karakter van simultaan contrast.
Ze herinnert aan de kleuring van kleurloozè schaduwen op een gekleurd veld.
Indien het veld als gekleurd zou mogen worden beschouwd, dan ware het verschijnsel door simultane contrastwerking te verklaren.
Dit is te bewijzen, als men aan het wit van de schijf een helle tint geeft. We zien de cirkellijnen dan, bij draaiing, denbsp;antagonistische kleuring aannemen.
Evenzoo, indien men de witte en zwarte schijf met een geel-roode gasvlam verlicht, wordt de violette kleur der lijnen verhoogd.
Maar ook bij het witste daglicht verkregen we bij de draaiende schijf van een meest zuiver wit en zwart duidelijke kleuringnbsp;der cirkels.
Er moet dus naar een verdere bron van kleuring van het veld worden gezocht.
Keeren wij terug naar den eenvoudigsten vorm van de proef,, en nemen we een schijf, die enkel in twee helften verdeeld is,nbsp;de eene helft zuiver wit, de andere van het meest neutrale zwart.
Bij draaiing hebben we dan het volgende op te merken: het vlak heeft een duidelijk gevlamd, eenigszins gemarmerd aanzien.nbsp;Waarin dit gevlamde bestaat, blijkt ons spoedig, als we een deelnbsp;van het vlak, door een spleet of koker aanzien, zoodat de zijde-
-ocr page 162-37
ngsche beelden gedeeltelijk worden afgesloten. Men herkent dan 'duidelijk de netvliesvaten, het entoptisch netvliesbeeld vanPurkinjé.
Indien de schaduwen der vaten zichtbaar zijn, dan zal ook verder hunne kleur en waarschijnlijk bovendien ook de entop-tische waarneming van het gekleurde netvlies niet zonder invloed blijven. En, inderdaad, indien men het vlak vergelijktnbsp;met een neutraal grijs vlak, dan merkt men op, dat er een duidelijk verschil van tint bestaat.
Recapituleeren we onze waarnemingen, dan meen ik dat we de kleuring mogen beschouwen als simultane contrasthewerking.
De kleur der lijnen verandert, naarmate op het netvlies de cirkels meer samenvallen met het nabeeld van de zwarte dannbsp;wèl van de lichtere helft van de schijf, terwijl de draaiendenbsp;schijf in hoofdzaak haar tint ontleent aan het entoptisch beeldnbsp;¦van het netvlies en van de netvliesvaten.
Discussie.
Dr. DE Haas meent, dat de verklaring der verschijnselen, die de Ben-HAM-tol vertoont, langs anderen weg moet gevonden worden. Hij herinnert daarbij; hoe reeds in 1838 aan draaiende schijven, voorzien van witte ennbsp;zwarte sectoren. Meuren beschreven zijn, die in Helmholtz’ phtsiologischenbsp;Optik subjectieve, in Auberts’ Physiologie der Neizhaut Fechnersche kleuren genoemd worden.
Vervolgens herinnert hij er aan, dat door een momentaneelen prikkel van homogeen rood, groen, blauw, enz., licht het maximum van indruk nietnbsp;in denzelfden tijd verkregen wordt en het verzwakken van den indruk ooknbsp;niet door dezelfde kromme lijn wordt voorgesteld, en dat daarom momen-taneel wit licht ook niet terstond wit schijnt en bij het verdwijnen vannbsp;den indruk verschillende kleursgewaarwordingen elkander doet opvolgen.nbsp;Vervolgens moet nog nevens deze subjectieve verschijnselen aan de negatieve nabeelden gedacht worden, die zij nalaten en die voor iedere kleurnbsp;zoo verschillend in sterkte en duur kunnen zijn.
Wanneer men verder het oog houdt bij de draaiing van Benham’s tol, op de volgorde, waaronder de witlicht-prikkel der onderscheiden bandennbsp;inwerkt, en op de omstandigheid, dat die withcht-prikkel in de middelstenbsp;banden bij iedere omwenteling éénmaal, en dan nog wel niet in het midden,nbsp;afgebroken wordt, ofschoon de deelen te zamen even lang zijn — dat is:nbsp;even lang inwerken, maar daarom nog niet even sterken indruk maken —nbsp;als in den binnensten en in den buitensten band met onafgebroken prikkel,nbsp;komt men tot een bevredigende verklaring dezer subjectieve kleuren langsnbsp;¦den weg van bekende feiten.
A'dtoreeekaat.
-ocr page 163-38
DOOR
Dr. BOUVIN.
K. T. 10 jaar, komt 24 April met klachten over slechter zien en volgens de moeder was het linkeroog in den laatsten tijdnbsp;meer gaan uitpuilen. Een oorzaak was niet op te sporen, dan datnbsp;het meisje voor 3 weken met een breinaald in den linkerooghoeknbsp;gestoken had.
Linker-oogbol komt naar voren, beweeglijkheid beperkt naar alle richtingen. Lichte ptosis, huid-venale van de oogleden gezwollen.' Bij oogspiegel-onderzoek constateert men stuwingspa-pillen, uitgezette venae centrales retinae F=®/,2- Met den vinger op den bulbus drukkende vindt men nergens abnormalenbsp;zwelling, ¦ zoodat de oorzaak der protrusie diep in de oogholte-schijnt te zitten, waarschijnlijk absces of aneurysma.
Onder Jodkali en drukverband is de protrusie toenemende en 4 weken later is de beweeglijkheid naar alle richtingen geheelnbsp;belemmerd, behalve draaiing om de verticale as. (obliq. sup.nbsp;et infer).
Vermoedelijk is de zwelling dus gelegen om den n. opticus, uitgaande van het foramen opticum.
Prof. Snellen had de vriendelijkheid het meisje eenige weken ter observatie in het N. G. v. O. op te nemen en maakte eennbsp;proefincisie aan de beneden-buitenzijde der orbita en kon toen diepnbsp;doordringend noch tumor, noch etter, noch pulsatie constateeren.nbsp;Drie weken daarna vond hij een kleine tumescentie aan de bovenbinnenzijde onder de trochlea, waar pulsatie met vinger en stethoscope was waar te nemen, welke pulsatie ophield bij druk opnbsp;den carotis.
Hiermede was dus vastgesteld, dat het een pulseerende tumor was. De therapie bestond in druk met den vinger op den carotis,nbsp;permanent drukverband op het oog, inwendig jodkali.
Onder deze behandeling werd de protrusie niet alleen geringer, maar keerde de beweeglijkheid ook terug, zoodat nu (15 Dec.) het.nbsp;oog in alle richtingen beweeglijk is. Er bestaat nog neuritis op-
-ocr page 164-tica, maar de zwelling der venae centr. retinae is ook belangrijk verminderd.
Naar aanleiding van dit geval meent Dr. B., dat men, alvorens onderbinding van den carotis te doen, steeds, indien geen anderenbsp;dreigende symptomen optreden, de door hem gevolgde methodenbsp;moet toepassen.
Discussie.
Prof. Mulder houdt den goeden afloop van het geciteerde geval voor een toeval, zooals er meer voorkomen. Hoogstens zou de compressie diennbsp;afloop hebben kunnen bewerken, niet het Jodet. kalium. Hij meent nietnbsp;te lang te mogen wachten met het onderbinden van de Carotis.
Dr. Hillemans houdt ’t geval van Dr. Bouvin voor een aneurysma tus-schen art. en ven. ophthalm., niet voor een van den sinus, omdat de tumor ’t sterkst uitpuilde tegen ’t bovenooglid, terwijl bij aneur. van den sinus ’tnbsp;oog zelf uitpuilt. Is trauma de oorzaak geweest, dan geneest zulk eennbsp;aneurysma dikwijls gemakkelijk.
DOOR
Den 12'!“ November ’95 zag ik een patientje van 4^/2 jaar, dat wegens een caput obstip. dextr. hulp had gezocht bij collega Ja-GERiNK. Deze bemerkte bij zijn onderzoek, dat het linkeroog,nbsp;hetwelk bij den scheeven stand van het hoofd geen opvallendenbsp;afwijkingen vertoonde, direct ging strabeeren, wanneer het hoofdnbsp;rechtstandig op ’t lichaam werd geplaatst en wenschte daaromnbsp;eerst een onderzoek der oogen, alvorens met zijne therapie tegennbsp;’t cap. obstip. te beginnen.
Uit de anamnese bleek mij, dat het knaapje reeds zeer spoedig na de geboorte aan rachitis begon te lijden. Toen het 4 wekennbsp;oud was, bemerkte men bij het photografeeren, dat zijn hoofdje
-ocr page 165-40
naar rechts overhelde. Men schreef dit toe aan zwakte van de halsspieren, in verhand staande met de rachitis.
Sinds dien tijd is de scheeve stand van het hoofd toegenomen, vooral in den laatsten tijd, terwijl de rachitis van af het2‘^®jaarnbsp;begon te verbeteren, en tegen het 3'^® geheel verdwenen was.
De geboorte had plaats zonder kunsthulp en zonder eenige afwijking van het normale verloop, ’t Hoofd kwam ’t eerst. Gedurende de allereerste levensweken werd er niets abnorms aan den hals waargenomen.
Toen ik ’t ventje zag, had ’t hoofd een caput-obstipum-stand ; ’t gelaat naar links gewend, ’t hoofd overhellend naar rechts ennbsp;iets naar voren overgetaogen. Er bestond eene geringe asymmetrienbsp;van ’t gelaat, geene merkbare afwijking in de functie der gewrichten van den halswervelkolom, geene litteekenvorming aannbsp;den hals, evenmin in den rechter musc. sterno-cleido-mastoidens.
Wel is deze laatste gecontraheerd, en krachtiger ontwikkeld dan de linker.
Terwijl echter bij het congenitale of het traumatische caput obstipum ’t hoofd niet gemakkelijk of, in den eersten tijd, in ’tnbsp;geheel niet in den rechten stand is te brengen en direct terugveert, als men het in dien stand dwingt, geschiedde het redres-sement hier zeer gemakkelijk en had het patiëntje weinig moeite,nbsp;om het hoofd vrij langen tijd achtereen recht te houden.
Verkeert het hoofdje in den obstipum-stand, dan is er in de richting der gezichtslijnen van beide oogen, gedurende het ziennbsp;in de verte, geene opvallende afwijking te bespeuren. Zoodranbsp;echter men (of de patient zelve) ’t hoofd redresseert, wijkt ’t linkeroog naar boven en binnen af, welke afwijking toeneemt bijnbsp;het zien naar links en beneden. Liet men het redressementnbsp;langzaam geschieden, dan merkte men duidelijk op, dat de rad-draaiing van het linkeroog achterbleef bij die van het rechter.
Er bestond dus hier eene paralyse van den linker musc. obliq. superior.
De stand der dubbelbeelden kon bij zulk een jong ventje natuurlijk niet worden nagegaan. Pogingen, om ophthalmoskopisch te bepalen, hoe de richting van ’t verloop der retinaalvaten veranderde bij de verschillende standen van het hoofd, mislukten.
Ook was het ondoenlijk, on te onderzoeken, of er gezichtsveld-beperking aanwezig was, zooals Hübsohee (*) die waarnam.
(1) Beitriige zur Klin. Chir. X. S. 299. Hübscher zag symmetrisclie beperking der G. V. naar links bij rechtszijdig cap. obstipum en omgekeerd.
-ocr page 166-41
Skiaskopie leerde, dat er geene belangrijke afwijkingen in de refractie der oogen aanwezig waren.
Er deden zich nu de volgende vragen voor:
Is de paralyse oorzaak, of is ze gevolg van dezen scheefstand van het hoofd?
Of is ze er geheel onafhankelijk van?
De beantwoording dezer vragen is niet alleen van theoretisch belang, doch ook van gewicht voor de therapie. Was ze een gevolg dan zou de therapie van ’t caput, obstip. moeten voorafgaan en misschien reeds voldoende zijn, om de paralyse langzamerhand grootendeels te doen verdwijnen.
In beide andere gevallen zou het geïndiceerd zijn, met de therapie der paralyse, resp. ’t herstel van de afwijking in stand tus-schen beide oogen te beginnen.
Is dus de paralyse een gevolg van het caput obstipum?
Was dit ’t geval, dan zou ze eene parese moeten zijn, teweeggebracht door verminderd gebruik en zou ze relatief sterker voor den dag treden door ’t overwicht van den obliq. inf. sin. en reet.nbsp;sup. sin.: een overwicht ontstaan, doordat deze spieren steeds innbsp;actie zouden geweest zijn, om ’t oog zoodanig te plaatsen, datnbsp;zijn verticale meridiaan zooveel mogelijk samen kon vallen metnbsp;de verticale as van ’t lichaam, en dat de gezichtslijn bij het ziennbsp;rechtuit en in de verte loodrecht kwam te staan op ’t frontalenbsp;vlak van het lichaam. HüBScirEK toch merkte reeds op, dat bijnbsp;torticollis de oogen steeds een stand aannemen, die normaal isnbsp;met betrekking tot den stand van ’t lichaam, niet tot dien vannbsp;het gedraaide hoofd.
In het gesupponeerde geval zouden dus om denzelfden, zooeven genoemden reden ook aan het rechteroog relatief paretische ennbsp;hypertrophische spieren moeten voorkomen, en wel parese innbsp;hoofdzaak van den m. reet. inferior (in mindere mate van dennbsp;m. obl. inf.) en overwicht van den m. rectus sup. (en in veelnbsp;mindere mate van den oblie, sup.) Ook het rechteroog toch staatnbsp;bij cap. obstip. gedraaid in zijn kas (n.1. naar boven-binnen metnbsp;nasaalwaarts hellende as).
Bij ons patientje echter was er rechts geen enkele parese of paralyse van oogspieren te constateeren. Liet men hem met gesloten linkeroog en rechtopstaand hoofd naar een voorwerp grijpen, dan deed hij dit steeds in de goede richting, waar men ’tnbsp;voorwerp ook hield ten opzichte van zijn oog.
Sloot men daarentegen het rechter en liet men hem dan bij
-ocr page 167-42
rechtopstaand hoofd met het linkeroog zien en dan naar een voorwerp grijpen, dan deed hij dit steeds teveel naar buiten en beneden en wel ’t sterkst, als men ’t voorwerp naar buiten en beneden van ’t linkeroog hield. Dit misgrijpen werd echter gering, als men ’t hoofd in den obstipum-stand terugbracht.
Hieruit meende ik met recht te mogen besluiten, dat de linker m. obliq. sup. de eenige paralytische spier was en de paralysenbsp;dus geen gevolg kon zijn van den scheefstand van ’t hoofd.
Was ze er geheel onafhankelijk van?
M. a. w.: Bestond hier misschien èn cap. obstip. èn, toevallig, obliquus-paralyse ?
M. i. was dit evenmin aan te nemen. Was het wèl zoo, dan zouden er oorzaken gevonden moeten kunnen worden, waardoornbsp;de torticollis ontstaan was. Uit de anamnese bleek er niets van,nbsp;dat ze congenitaal was, evenmin dat ze traumatisch was, of eennbsp;gevolg van litteekencontractie, of secundair aan aandoeningennbsp;van halswervels of van halsspieren. De eenige mogelijkheidnbsp;zou zijn, dat spoedig na de geboorte, de linker musc. sterno-cleido-mast. door innervatie-stoornissen buiten werking gesteld was geworden. Van eene paralyse, zelfs van eene parese van die spier,nbsp;was hier echter in ’t geheel geen sprake. Wel was ze echternbsp;minder sterk ontwikkeld dan de rechter, ’t geen gevoeglijk uitnbsp;het verschil in gebruik van beide spieren in het gegeven gevalnbsp;kon worden afgeleid.
Bedenkt men:
10. dat het caput obstip. zoo gemakkelijk te redresseeren was en ’t hoofd zoo licht in den rechten stand kon gehouden wordennbsp;(’t geen pleit tegen een congenitaal- of traumatisch caput, obstip);
20. dat er buiten de obliquus-paralyse, geene enkele oorzaak voor den scheefstand van ’t hoofd kon worden gevonden;
30. dat de obliquusparalyse de eenige voorkomende paralyse was;
40. dat het caput, obstip is ontdekt en toegenomen in een tijdperk, waarin het bewuste zien en het fusievermogen zich begonnen te ontwikkelen en ’t kind dus langzamerhand meer en meer de behoefte ging gevoelen, om een gebrek in het juistenbsp;samensmelten der beelden, door beide oogen gevormd, te corri-geeren door ’t gebruik van buiten ’t oog gelegen spieren (welkenbsp;’t hoofd in dezelfde richting draaien, als die, waarin de verlamdenbsp;spier ’t oog zou moeten bewegen), dan kan men niet anders doen,nbsp;dan aan nemen, dat de scheeve stand van het hoofd een gevolgnbsp;was van de paralyse van den linker m. obl. sup.
-ocr page 168-43
De dwang, om dubbelbeelden te ontwijken, deed den patient aan zijn hoofdje den obstipum-stand geven, hierdoor den rechternbsp;m. sterno-cleido-mast veel meer gebruiken, ergo krachtiger ontwikkelen dan den linker, en zou, wanneer ’t linkeroog zijnen vi-cieuzen stand ten opzichte van ’t rechter bleef behouden, aanleiding moeten geven tot allerlei blijvende misvormingen in het,nbsp;been- en spierstelsel van den hals, waardoor de habitueele torticollis in eene statische zou worden veranderd.
De gevolgen der operatie, die ik deed, bevestigden bovendien ten volle mijne voorafgemaakte conclusie, zooals hieronder blijken zal.
In de mij toegankelijke literatuur over dit onderwerp vond ik slechts zeer weinige gevallen als ’t mijne beschreven.
Nieden(^) noemt ze bij gelegenheid van eene publicatie over een geval van cap. obst., dat hij toeschreef aan eene paralysenbsp;van den m. reet. sup. sin., maar dat door Alfeed G-raepe (2) laternbsp;als een gevolg van paral, van den m. obl. sup. dext. werd aangemerkt.
’t Zijn in ’t kort de volgende:
1873 Cuignet: nbsp;nbsp;nbsp;paral. m. obl. sup. sin. met torticollis.
1889 Wadsworth: torticoll.dextr. door paral. m. reet. inf.. sin. (tenotomie gaf genezing).
1890 Landolt : 1890 Morosow:
2 gevallen gelijk aan dat van Cuignet. Functioneele torticollis door aangeboren strab..nbsp;concomitans bij een gezonden man, die aannbsp;congenitale innervatie-stoornis van alle spieren van ’t rechteroog leed. '
(De gevallen, die Risley in ’t kort mededeelde bij de discussie over ’t geval van Wadsworth behooren niet rechtstreeks tot onzenbsp;categorie, omdat daar torticollis optrad na tenotomie van oogspieren.
Met het geval van Nieden (waarbij eveneens door operatief ingrijpen genezing werd verkregen) zijn er dus beschreven:
3 maal gevallen van torticollis door parese van den musc.. obliq. sup. sin.
2 maal door parese van den m. reet. inf.
1 maal door parese van den m. reet. sup. (Nieden).
In al deze gevallen werd slechts 2 maal operatief ingegrepen en genezing bewerkstelligd.
(1) nbsp;nbsp;nbsp;Centr. bl. f. Clugueb. (Herschb.) 1892, pag. 321.
(2) nbsp;nbsp;nbsp;Centr. Augenh. (Hirschb.) 1892 pag. 353.
-ocr page 169-¦’t Is, na de voorafgaande beschouwingen over oorzaak en ge-volg duidelijk, dat er, met ’t oog op de dreigende veranderingen in de samenstellende deelen van den hals, besloten werd tot ’tnbsp;langs operatieven weg ophelfen van ’t verschil in stand van beidenbsp;oogen en wel door tenotomie van den rechter musc rectus inferior. Deze werd uitgevoerd op 24 Nov. 1896. Het gevolg wasnbsp;dadelijk zeer goed, wat den stand der oogen betreft. Bij opgericht hoofd was er geen merkbare afwijking in den relatievennbsp;stand waar te nemen. Alleen bij sterk zien naar rechts wijktnbsp;¦O.S. in zeer geringe, nauw merkbare mate af naar binnen en boven. ’t Hoofd kon na eenige dagen reeds veel langer recht gehouden wórden. Gewoonte en ’t verschil in ontwikkeling vannbsp;beide, m. i. sterno-cleido-mast, deden ’t hoofd nog nu en dan innbsp;den ouden stand terugzinken. Door ’t hoofd in den goeden standnbsp;te steunen werd hieraan tegemoet gekomen, ’t Kind verzettenbsp;zich echter zoodanig tegen deze hulpmiddelen, dat de moeder,nbsp;vertrouwende - op het resultaat der operatie, die hulpmiddelen wegliet en zich bepaalde tot ’t herhaaldelijk aanmanen, om ’t hoofdnbsp;recht te houden. Nu, ];uim 2 maanden na de operatie, is ’t kindnbsp;zoo goed als geheel van ’t caput, obstip. genezen.
Door ’t voorgaande is ’t m. i. bewezen, dat de paralyse in casu werkelijk de oorzaak van den obstipum-stand vap ’t hoofdnbsp;is geweest.
DOOE
Mijne Heeren.
Het toestelletje, dat ik u hier vertoon, liet ik den heer Kage-NAAB vervaardigen, omdat ik behoefte had aan een instruhaent, waarmee het accommodatievermogen nauwkeurig kon bepaaldnbsp;worden. De gewone wijze, waarop in de praktijk het punctumnbsp;proximum gemeten wordt, door n.1. den afstand te schatten,nbsp;waarop de kleinste letters der letterproeven van Snellen nognbsp;in de nabijheid gelezen kunnen worden, was voor mijn doel tenbsp;onnauwkeurig.
-ocr page 170-45
Zooals gij ziet is het een zeer eenvoudig instrument; het be-: staat uit een plankje, waarop een sleetje heen en weer kan be-bewogen worden, en eene lens. Dat het zeer eenvoudig is, zultnbsp;gij mij moeten toestemmen, vooral als gij weet, dat men er behalve het acccommodatievermogen^ ook den visus^ en in de meestenbsp;gevallen, de refractie^ astigmatisme er onder begrepen, mede bepalen kan.
De lens, een positief glas van 10 D., is 9,3 c.M. van het met kurk bekleede gedeelte in het plankje bevestigd; haar brandpuntnbsp;valt dan, als men het toestel met het kurken eind tegen dennbsp;onderoogkuilsrand plaatst, ongeveer samen met het vereen igdnbsp;knooppunt van het oog. De onderoogkuilsrand toch bevindt zichnbsp;vrijwel vertikaal' onder den top der cornea, en het midden tus-schen de twee knooppunten ligt ongeveer 7 m.M. achter diennbsp;top. Kleine verschillen bestaan er bij verschillende personen,,nbsp;doch de fouten daardoor veroorzaakt zijn van geene beteekenis..
Plaats ik nu het voorwerp, dat ik bekijken wil, op een afstand van 10 c.M. achter de lens, dan vallen de stralen evenwijdig opnbsp;mijne cornea, en ik moet, als ik emmetroop ben, mijne accommodatie geheel ontspannen, wil ik dat voorwerp duidelijk zien.nbsp;Verschuif ik het sleetje met het voorwerp b.v. h c.M. naar denbsp;lens, dan moet ik mijne accommodatie inspannen om het object
J)
10
to.
nog duidelijk waar te nemen. Hoe groot die inspanning is, is
-ocr page 171-46
gemakkelijk na te gaan, als we gebruik maken, van de bekende
formule
a = AB = 5 c.M. b = BB z= X.
/¦ = 10 c.M.
- 4- - z=
5 ^ ic 10
De stralen schijnen dan te komen van een punt (D), dat zich bevindt op 10 c.M. vóór de lens, dus 20 c.M. {BB BG) vóórnbsp;het knooppunt. Wil ik het voorwerp in dien stand duidelijk zien,nbsp;dan moet ik mij 5 dioptrieën myoop maken, of m. a. w.-ik moetnbsp;5 B accommodeeren. Op deze wijze kan men nagaan, datnbsp;elke verplaatsing van het voorwerp van 1 c.M., eene accommodatie inspanning of ontspanning van 1 B vereischt.
Tot nog toe liet ik de grootte van het voorwerp, dat beschouwd wordt, buiten bespreking; het is echter duidelijk, dat die groottenbsp;niet willekeurig kan genomen worden. We weten, dat een normaal oog twee zwarte strepen nog als gescheiden kan waarnemen,nbsp;als hun afstand op het netvlies overeenkomt met een beeldj e vannbsp;0.004 m.M.
Door eene eenvoudige berekening 'vinden we dan, dat de witte streep tusschen twee zwarte 0.027 m.M., dik moet zijnnbsp;BE = 0.004 m.M.
AF ~ BH — X.
BG = m.M. ¦
CD = 15 m.M. (afstand knooppunt tót netvlies).
BE : BH = GB : GB.
0.004 : a; = 15 : 100.
15 a; = 0.4.
X == 0.027 m.M.
Uit die berekening blijkt tevens, dat de plaats van het object (AF) achter de lens geen invloed heeft op de grootte van het
-ocr page 172-4ï
netviiesbeeld, zoolang het brandpunt der lens met het vereenigd knooppunt van het oog samenvalt. Konden we het knooppuntnbsp;precies samen laten vallen met het brandpunt, dan zouden we metnbsp;ons toestel tevens kunnen uitmaken of zich het knooppunt tijdensnbsp;de accommodatie al dan niet verplaatst. Doch dit kunnen we helaas niet.
Als object vervaardigde ik nu een rechtopstaand kruis, waarvan het eene been uit drie, het andere uit vier zwarte strepen bestaat, die ten naaste bij 0.027 m.M. van elkaar verwijderd zijn.nbsp;Ik zeg ten naaste bij, omdat ’t zeer moeilijk is, die kleine afmeting precies weer te geven, ook al gebruiken we de photograflenbsp;als hulpmiddel.
Als ik nu het accommodatievermogen van een oog wil onderzoeken, plaats ik het instihiment tegen den onderoogkuilsrand, nadat ik eerst het sleetje met het kruis zoover mogelijk achteruit geschoven heb; het andere oog wordt bedekt. Ik verzoek dan dennbsp;patient door de lens naar het kruis te, kijken en vraag hem watnbsp;hij ziet; als hij niet sterk hypermetroop is zal hij antwoorden:nbsp;twee strepen dwars over elkander. Ik verzoek hem te blijvennbsp;kijken, terwijl ik de slee langzaam naar de lens verschuif, en mijnbsp;te waarschuwen zoodra hij in een der bundels meer strepen gaatnbsp;onderscheiden. Zoodra hij er 3 of 4 ziet heb ik zijn punctumnbsp;remotum gevonden (').
Ter bepaling van het punctum proxim. schuif ik het kruis steeds dichter naar de lens totdat de onderzochte persoon hetnbsp;punt- aangeeft, waar hij de 3 of 4 strepen nog even kan zien.nbsp;Ik heb nu het accomihod. gebied bepaald; ligt Pr b.v. 12 c.M.,nbsp;en Ppr 6 c.M.' achter de lens, dan bedraagt het accom.vermogennbsp;6 D; elke c.M, toch = 1 D.'
Behalve hek accom. vermogen heb ik nu bovendien bepaald of de onderzochte persoon hypermetr., myoop of emmetroop is, innbsp;gunstige gevallen, als het maximum van breking juist vertik,nbsp;of horizont, is, ook het astigmatisme.
De emmetroop ziet de strepen eerst als het kruis de lens tot op 10 c.M. genaderd is; daarom plaatste ik daar eene P op hetnbsp;instrument. Voor myopen moet het kruis dichter bij geschovennbsp;worden, terwijl de hypermetropen de strepen verder dan 10 c.M.nbsp;kunnen onderscheiden.
Ter bepaling van den visus en de asrichting bij astigmat. maakte ik photograflën van de letters en de sterfiguur van Snellen;
(1) Behalve in die gevallen, waar dc accommod. niet geheel ontspannen wordt.
-ocr page 173-de letters echter iets grooter, omdat ik met mijn photogr. apparaat de kleinste letters niet scherp genoeg kon krijgen als ik de vereischte grootte nam. Later is mij dit wel gelukt. Voornbsp;het bepalen van visus gebruik ik mijn instrument dan ook niet.
Bij onderzoek op astigmatisme beginne men met het sleetje naar achteren te schuiven, evenals bij het bepalen van het P. r.;nbsp;’t is opmerkelijk hoe nauwkeurig zelfs een geringe graad vannbsp;astigmatisme kan bepaald worden.
Men zal mij tegenwerpen, dat het toestelletje niet aan de verwachting voldoen zal, omdat slechts één oog tegelijk onderzocht wordt, ’t Is waar, dat ik bij vele jeugdige hypermetropie metnbsp;de schaduwproef meer hypermetropen vond dan met het apparaat, doch voor de bepaling van het P. proxim., waarvoor hetnbsp;instrument dan toch ook eigenlijk dient, is dit van geene betee-kenis. Bovendien komt de ware graad van Hm meestal te voorschijn, als men het kruis langzaam achteruit schuift, nadat denbsp;patient heeft aangegeven, dat hij de strepen duidelijk kan onderscheiden. Al flxeerende o^jtspant de onderzochte persoon zijnenbsp;accom. zonder het te weten.
Bij myopen en hypermetropen op ouderen leeftijd, vond ik dezelfde refractie als met de andere methoden.
Heel wat oogen heb ik met mijn instrument onderzocht en bij patiënten met asthenop.-bezwaren heeft het mij goede dienstennbsp;bewezen. Vooral omdat de gevallen van accommod.parese en ac-commod. verslapping nu zoo gemakkelijk te scheiden waren.
Met accom. verslapping bedoel ik die gevallen, waarbij het aantal Dioptrieën ace. niet verminderd is, doch waarbij wel de krachtnbsp;om eenigen tijd achter elkaar te accommodeeren is afgenomen.
-ocr page 174-49
DOOR
Dr. HILLEMANNS.
De vele ernstige oogverwonclingen, die ik als assistent in de kliniek bij Prof. Saemisch in Bonn gezien heb — in 93/94 warennbsp;bijv. van alle klinische patiënten 30 % en van de mannen zelfsnbsp;40 % lijdende aan verwondingen — gaven mij aanleiding mijnbsp;nader met de kwestie der dekbrillen bezig te houden.
Daar de meeste dezer verwondingen door steen- of ijzer-splinters veroorzaakt waren, hadden zij zonder twijfel voor een groot deel, kunnen vermeden worden, indien de werkman slechtsnbsp;een goeden dekbril had gedragen.
Sedert het „ TJnfallsversichenmgsgesetzquot; in ’84 in Duitschland in werking is getreden, hebben zoowel de overheid, als de zoogenaamde „Berufsgenossenschaften” (d. w. z., vereenigingen vannbsp;ondernemers van denzelfden tak ran industrie) op de veiligheidnbsp;der arbeiders hunne aandacht gevestigd.
Bij het verrichten van arbeid, waarbij de oogen gevaar kunnen loopen, is het dragen vgih dekbrillen verplichtend gesteld, en dezenbsp;moeten door den werkgever aan zijn arbeiders kosteloos wordennbsp;verstrekt.
Is door een verwonding een arbeider gedeeltelijk of geheel buiten staat in zijn onderhoud te voorzien, dan is de betreffende „Berufsgenossenschaft” verplicht tot schadeloosstelling. Verliestnbsp;hij door een dynamietontploffing beide oogen, dan heeft hij gedurende zijn verder leven recht op 2/3 van zijn vroeger loon. Verdiende hij dagelijks 2 M., d. i., het jaar op 300 werkdagen gerekend, jaarlijks 600 M., dan ontvangt hij verder van de „Berufsgenossenschaft” 400 M. per jaar.
Na het verlies van één oog wordt, al naar de hoedanigheid van den werkman, de vermindering van zijn vroeger arbeidsvermogen geschat op 25 tot 33 %.
Een schaduwzijde van deze heilzame verzekeringswet is, dat simulatie en aggravatie daardoor in de hand worden gewerkt.
-ocr page 175-50
Bestaat hierop verdenking, dan vinden wij veel nut in de bepaling van het gezichtsveld, bij verschil van afstand van het pro-jectievlak. Bij grooter worden van den afstand, plegen de simulanten veelal een kleiner worden van het gezichtsveld aan te geven.
Hoe groot wel het geldelijk belang is, dat de „Berufsgenossen-schaften” er bij hebben om het aantal verwondingen te beperken, blijkt bijv. hieruit, dat de „Steinbruchs-Berufsgenossenschaft”,nbsp;gedurende twee jaar, ongeveer 300.000 Mark als schadeloosstelling voor oogverwondingen moest uitbetalen.
Interessant is ook de volgende statistiek der Yereeniging van Duitsche Staal- en ijzerindustriëelen; in ée'n jaar kwamen op 77nbsp;werken met 55208 werklieden, ondanks het gebruik van dekbril-len, toch 361 ernstige oogverwondingen voor, door het afspringennbsp;van metaalsplinters; d. i. op iedere 1000 werklieden 6,5 ernstigenbsp;verwondingen.
Hoewel de onverschilligheid en onvoorzichtigheid der werklieden een groote rol speelt, zoo valt toch niet te ontkennen, dat haast geen enkele van de in gebruik zijnde dekbrillen aan dennbsp;eisch, absolute beschutting te verschaffen, kan voldoen, zondernbsp;dat ze tevens het werk bemoeilijkt, of den werkman hierbijnbsp;hindert.
Ik kan u hier 13 modellen toonen, door de IVlt;ie sectie (Keulen) van de „Steinbruchsberufsgenossenschaft” verzameld. De meestenbsp;hiervan zijn onvoldoende gebleken om verwondingen te voorkomen en in verschillende opzichten zijn ze allen ondoelmatig,nbsp;hetgeen ik op grond van mijn ondervinding nog nader zal bewijzen.
10. Dekbrillen van mica zijn ten eenenmale onbruikbaar; de groote lichtheid is wel een voordeel, evenzoo de onbreekbaarheid,nbsp;maar zij belemmeren het gezichtsvermogen, daar het mica nietnbsp;vlak blijft, licht barst en moeilijk te reinigen is. Bijna allenbsp;werklieden klaagden na het dragen van micabrillen, overnbsp;hoofdpijn en duizeligheid.
20. Het meerendeel der dekbrillen beschutten onvoldoende, daar zij niet verhinderen, dat ijzer- of steenstukjes tusschen dennbsp;bril en het gelaat indringen, of wei, omdat de mazen van hetnbsp;gevlochten draadwerk te groot of omdat de brilleglazen tenbsp;dun zijn.
30. Verschillende brillen zijn zoo hinderlijk bij ’t gebruik, dat de werklieden ze absoluut weigeren, daar de beschutting die ze
-ocr page 176-51
aanbieden, niet op weegt tegen den overlast, dien de drager ervan heeft. Hier is bijv. een model, dat ik ook in Nederland hebnbsp;zien gebruiken, hetwelk bestaat uit twee kleine bakjes van gevlochten ijzerdraad, met glazen bodem, verbonden door eennbsp;elastieken band. Aan dezen bril zijn ongeveer alle gedeeltennbsp;ondoelmatig. De bakjes zijn zoo klein, dat zij meer tegen hetnbsp;oog dan tegen de orbita aanliggen en dus na een langdurig dragen, of bij zwaren vermoeienden arbeid een ondragelijken druknbsp;uitoefenen; de glazen zijn te dun om de oogen tegen grootere .nbsp;¦stukjes steen of ijzer te beschermen en het elastiek rekt uit,nbsp;zoodat de bril scheef gaat zitten. Om dezelfde reden is hetnbsp;vastmaken van den bril om het hoofd, door middel van eennbsp;elastieken band, af te keuren. Het gebruik van den bril is hoogstens bij een kortdurenden, weinig gevaarlijken arbeid aan tenbsp;bevelen. Déze andere bril van gevlochten ijzerdraad ligt te dichtnbsp;tegen het oog aan, zoodat de beweging der oogleden belemmerdnbsp;wordt; bij een anderen weer, zijn de holten voor de oogen te weinig ruim, zoodat er te weinig luchtwisseling is.
Deze zelfde fout komt ook veel bij brillen met glazen voor, waarvan het gevolg is, dat deze spoedig beslaan en de arbeiders ook over warm worden der oogen klagen. Een bril metnbsp;dik glas, een gewicht hebbende van 65 gram is bij voortgezetnbsp;gebruik zeer lastig.
Dikke horlogeglazen zijn wel , sterker dan platte glazen van dezelfde dikte, maar ze hinderen door een onaangenaam spiegelen der oppervlakten.
Het bestuur van bovengenoemde IVde sectie heeft eenige jaren geleden twee brillen laten maken, die werkelijk een groote verbetering zijn; als No. 17 en No. 18 werden zij op de Berlijn-sche „Unfallsverhütungsausstellung” in 1890 ingezonden. Denbsp;fabrikant ervan is C. Schmidt te Niederlahnstein a. Rhein. Denbsp;bril No. 17 is bestepid voor werklui, die bij hun werk niet scherpnbsp;behoeven te zien; hij is geheel uit gevlochten ijzerdraad gemaakt,nbsp;en bestaat uit 2 deelen, ieder met een uitbochting van 20 inM.nbsp;vóór het oog.. Hij beschut zeer goed, zit gemakkelijk, weegtnbsp;slechts 25 gram, kost maar 35 pfenning, en belet de ventilatienbsp;niet, zoodat hij door de arbeiders gaarne wordt gedragen.
De andere bril No. 18, die voor werk dient, waarbij wel scherp gezien moet worden, onderscheidt zich van den vorigen, doordatnbsp;de top der uitbochting vervangen is door een rond glas, ter groottenbsp;van 4-5 tot 50 m.M. in middellijn, ter dikte van 4 — 6 m.M., of
-ocr page 177-52
door een bergkristal van 4-—5 m.M. dikte. Bergkristal heeft dit voordeel boven glas, dat het door zijn warmtegeleidingsvermogennbsp;minder spoedig beslaat, en tevens dat het sterker is. Door proeven is aangetoond, dat over het algemeen glazen van 4 m.M.,nbsp;dikte voldoende beschutting geven, bij smidswerk, bij werk innbsp;de steengroeven, enz. Bij ander werk waar de vreemde lichamennbsp;meer door hun hitte of chemischen prikkel te vreezen zijn, bijv.nbsp;in ijzergieterijen, chemische fabrieken enz., zijn dunnere glazen,,nbsp;bijv. van 2 m.M. dikte voldoende. Deze bril Mo. 18 is echternbsp;door haar gewicht (50—65 gr.) en door de minder goede ventilatie achter de groote dikke glazen hinderlijk. Ik liet daaromnbsp;bij den instrumentmaker Olland Jr. te Utrecht daaraan tweenbsp;veranderingen aanbrengen. Ten eerste werden in plaats dernbsp;groote ronde glazen, kleinere ovale van 4 m.M. dikte aangebrachtnbsp;met doorsneden van 30 en 40 m.M., hetgeen natuurlijk geennbsp;invloed heeft op de grootte van het gezichtsveld; maar wel hetnbsp;gewicht tot op 38 gram vermindert. Ten tweede liet ik, tennbsp;einde de ventilatie te verbeteren, aan den bovenrand van dennbsp;bril een uitbochting maken, waardoor een ruimte van eenigenbsp;m.M. tusschen voorhoofd en bril openblijft.
De prijs van den bril is 80 c. tot 1 fl. Ik zou het zeer op-prijs stellen, wanneer mijne collega’s in Nederland deze brillen No. 17 en de No. 18 met de aangebrachte verbeteringen zoudennbsp;willen beproeven, waartoe, bij de steeds toenemende industrienbsp;hier te lande, gelegenheid genoeg is te vinden. Ik wil er echternbsp;nog op wijzen, dat afdoend beschermende dekbrillen bij zwarennbsp;arbeid altijd . min of meer bezwaren opleveren. Cohn, deelt, innbsp;zijn leerboek over de hygiëne van het oog mede, dat de werklieden,nbsp;volgens een niet onjuiste vergelijking, het werken met een brilnbsp;'gelijkstellen met het dragen van handschoenen bij het werk..nbsp;Een meer uitvoerige beschrijving met photografiën zal later innbsp;het Archiv für Augenheilkunde verschijnen.
Discussie.
Dr. Westhoff gebruikt liever mica, dat aan dunheid sterkte paart.
Dr. Hilleiiawns antwoordt, dat glas van 4 m.M. dikte sterk genoeg is. Kristalglas is nog beter, omdat het niet beslaat.
-ocr page 178-53
¦a. De aetiologie der Descemetitis. nbsp;nbsp;nbsp;b. Ruptura Chorioïdeae.
DOOB
Dr. H. SNELLEN Jr.
Dr. H. Snellen Jh. komt nog eens terug op wat hij vroeger in deze vereeniging (vergadering van Mei 1894) over de aetiologienbsp;mn Descemetitis gezegd heeft en wel naar aanleiding van eennbsp;nieuw geval, dat hij van het begin der ziekte af heeft kunnennbsp;nagaan en van een stukje over het zelfde onderwerp van Ridleynbsp;(Ophth. Hospital Report oct. 95), waarin o.a. zijn meening wordtnbsp;bestreden. Wat dit artikel van Ridley betreft, bevat het eennbsp;tabellarische opsomming van 24 gevallen met korte annotaties.nbsp;Enkele dezer gevallen heeft hij anatomisch kunnen onderzoekennbsp;en komt op grond daarvan tot de conclusie, dat alle deze gevallennbsp;vormen van eenzelfde ziekte zijn; dat de descemetitis zelf geheelnbsp;secundair is en tot het wezen der ziekte niets afdoet, zoodat hijnbsp;zelfs een cyclitis zonder descemetitis tot deze zelfde ziekte, cycli-tis serosa, rekent. Alleen onderscheidt hij twee groepen, deeenenbsp;waarbij door het corpus ciliare een plastisch exsudaat gevormdnbsp;wordt, dat de mazen der zonula Zinii verstopt en dus aanleidingnbsp;geeft tot verhoogde tensie en ondiepe voorste oogkamer; de anderenbsp;groep waarbij alleen leucocythen uit het Corp. ciliare zouden treden, die door de' zonula heen konden dringen, maar de Fontaan-sche ruimte zouden afsluiten en dus verhoogde tensie veroorzakennbsp;met diepe voorste oogkamer.
Dr. H. S. Jr’s meening, dat de door hem op de membrana Descemetii gevonden bacteriën-kolonies wezen op een ziektenbsp;sui generis, die buiten ziekten van de diepere deelen van hetnbsp;oog kon bestaan, bestrijdt Ridley op grond dat de bacteriënnbsp;alleen met het voedingsvocht in de voorste oogkamer gevoerdnbsp;zouden kunnen worden, en daar het voedingsvocht van het corpus ciliare afkomstig is, zoude dit wijzen op een ontstekingnbsp;daarvan.
Wat het nieuwe geval van descemetitis aangaat, zoo verstrekte dit H. S. Je. in zijn meening. Even als bij de vroeger door hem
-ocr page 179-54
vermelde gevallen, ontstond de descemetitis over de geheele achter-vlakte der cornea, om daarna gedeeltelijk te worden geresorbeerd,. in dier voege, dat de driehoek ontstond aan het benedengedeeltenbsp;van de cornea, onder welken vorm de descemetitis het meest bekend is. Dit laatste geval betrof een oude vrouw, die van eennbsp;onrijpe cataract geopereerd was. Daar de resten uiterst langzaam resorbeerden, werd tweemaal een punctie gedaan. Eennbsp;week na de laatste punctie ontstond de descemetitis. Hiernbsp;is dus zeer zeker de mogelijkheid (die Eidley bestreed) dat buiten het corpus ciliare om een porte d’entrée voor bacteriën wasnbsp;en wel door het steekkanaal. Ook hier was, evenals bij de vorigenbsp;gevallen, geen ontsteking van diepere deelen waar te nemen ennbsp;was de visus ook niet minder dan door troebelheden tegen denbsp;cornea en in dit geval van de lensresten verwacht kon worden.,nbsp;H. S. Jb. heeft nooit ontkent dat Descemetitis bij, en misschiennbsp;ten gevolge van ontsteking van diepere deelen kan voorkomennbsp;(zie Ophth. Keview Aug. 1894) maar hij gelooft, dat in de doornbsp;hem medegedeelde gevallen de Descemetitis een op zich zelfstaandenbsp;aandoening is.
Verder spreekt hij over RiipHra Ghorioideae en deelt twee gevallen mede, die zich kort geleden op het Gr. v. O. hadden vertoond, niet als bijzonder zeldzame gevallen, maar om als illustratie te dienen bij de bespreking van de beteekenis van deze ruptaraenbsp;voor het zien.
In het begin van de ontdekkingen met den oogspiegel werd de ruptura chorioideae wel als zeldzaam beschouwd en werd iedernbsp;nieuw geval vermeld, totdat in 1870 Knapp door een statistieknbsp;aantoonde, dat zij lang zoo zeldzaam niet waren als men tot dusver gedacht had.
Van af de 2 eerste gevallen die v. G-baefe in 1854 (Archiv f. Ophth. I, p. 402) mededeelde, tot op heden is slechts een gevalnbsp;anatomisch onderzocht (Ammon. Arch. f. Ophth. I, 2 p. 127)nbsp;waarbij de chorioidea gescheurd was bij intakte retina en sclera.nbsp;Ophthalmoscopisch doen de rupturen zich voor als verticale (slechtsnbsp;in drie gevallen, Jaegeb, Mauthnee en Hughes, worden zij alsnbsp;horizontaal vermeld) lichte strepen, soms met gepigmenteerdennbsp;rand, meestal temporaal van de papil en in een flauwe bocht omnbsp;deze gebogen. Soms zijn het enkelvoudige scheuren, soms vertaktnbsp;of meerdere scheuren kort bij elkaar. In heel enkele gevallen
-ocr page 180-55
was de ruptuur meer naar voren nabij de ora serrata zichtbaar (Saemisch: Klin. Monatsbl, 1867 bl. 32).
De ruptuur der chorioidea ontstaat wanneer stomp geweld met voldoende kracht op het oog inwerkt. Hoe de scheuring echternbsp;tot stand komt, is nog een onbeantwoorde vraag. Sommige denken het door torsie veroorzaakt, waarbij dan de chorioidea juistnbsp;bij de papil zou inscheuren omdat daar ter plaatse de doortredenbsp;van den nervus opticus en het intreden der arteries de verschuiving der chorioidea onmogelijk maken, anderen door druk tegennbsp;het achter het oog gelegen vetweefsel en knikking van den oog-wand, weer anderen door rekking. Pogingen om deze vraag experimenteel op te lossen (Hillekamp, Caille) zijn niet gelukt.nbsp;Wat de visus aangaat, worden aan den eenen kant gevallen vermeld, waarbij de visus geheel tot het normale terugkeerde, aannbsp;den anderen kant wordt aangegeven dat de ruptuur voerde totnbsp;blindheid door solutio retinae, chorioiditis, atrophie van den nervus opticus en zelfs glaucoom.
Sprekers gevoelen is echter, dat deze aandoeningen het gevolg zijn niet van de ruptuur maar van gelijktijdig door het traumanbsp;ontstane laesies van andere deelen, als verscheuring van het netvlies, uitgebreide bloedingen, luxatie van de lens enz.
Dat een ruptuur kon bestaan zonder veel gevolgen voor den visus, bleek hem aan het eerste door hem medegedeelde geval.nbsp;Bij een knaap van 10 iaar was door een steenworp het rechternbsp;oog verwond. De lens was eenigszins naar achteren geluxeerd,nbsp;er was iridodonesis en mydriasis. Het oogspiegelbeeld vertoondenbsp;een lange verticale scheur die de maculair streek van de papilnbsp;scheen af te scheiden, daar naast nog eenige kleinere scheurennbsp;en in de maculair streek zelve weder een grootere scheur. Ennbsp;niettegenstaande deze rupturen gepaard met luxatie der lens ennbsp;myopie van 4 droptrieën, was de visus (na correctie) toch nognbsp;= ‘Vi8- In het tweede geval, bij een jongen van 13 jaar, eveneens met een steen verwond, was na de genezing van de daarbijnbsp;ontstane erosio corneae en de absorptie van het hyphaema slechtsnbsp;een kleine ruptuur in horizontale richting onder de papil te zien.nbsp;De visus bleef echter,-zelfs 3 maanden na de verwonding slechtsnbsp;(na correctie van gering As.). Bij zeer nauwkeurig onderzoeknbsp;met den oogspiegel bleek nu dat de macula en de streek tusschennbsp;macula en papil iets lichter van kleur was en dat er zich daarnbsp;uiterst kleine pigment vlekjes in de retina bevonden. Hier moetnbsp;men dus aannemen, dateer een verschuiving heeft plaats gehad
-ocr page 181-tusschen retina en pigmentcellenlaag, waarbij deze laatste laag en de staafjes en kegellaag gelaedeerd waren geworden en de pig-mentkorrels in de retina naar voren waren gevoerd.
De eenvoudige ruptuur der chorioideae heeft volgens Spreker slechts tot gevolg kleine scotomen, die beantwoorden aan de plaatsnbsp;der ruptuur en vindt men grootere afname van visus, zoo moetnbsp;de oorzaak hiervan gezocht worden in gelijktijdige andere laesies.
Tenslotte demonstreert Spr. een teekening van een congenitale luxatio lentis met gedeeltelijke vergroeiing van de iris met de cornea, welke afwijkingen geheel symmetrisch op beide oogennbsp;van een meisje waren waargenomen.
DOOR
De troebelheden van het hoornvlies kunnen het gevolg zijn 1° van ontstekingen van het hoornvlies zooals na zweren, verwondingen of interlamellaire ontstekingen en 2° voorboden van laternbsp;optredende ontstekingen in het overige gedeelte van het oog.
Over de eerste wensch ik niet te spreken, doch omtrent de tweede soort, waarvan slechts eene vorm bekend is, namelijk denbsp;door V. Gbaepe het eerst in 1869 beschrevene bandvormige hoornvliestroebelheid, wensch ik naar aanleiding van een geval, dat mijnbsp;een dezer dagen onder de oogen kwam, iets mede te deelen.
Mevrouw H. geb. B., oud, 71 jaar kwam mij den 27®*“ ISiovem-ber raadplegen daar zij sinds eenigen tijd bemerkt had, dat zich op beide hoornvliezen vlekken ontwikkeld hadden, welke het ziennbsp;belemmerden. Ik vond op ieder oog een volkomen symmetrischenbsp;troebelheid, gelegen in het binnen beneden segment van hetnbsp;hoornvlies.
De troebelheid, ongeveer 5 m.M. in doorsnede links en 4 m.M. rechts, is zeer scherp begrensd aan boven- buiten- en benedenzijdenbsp;en volkomen cirkelrond, de binnenzijde naar den top van hetnbsp;hoornvlies gericht, is min of meer diffuus uitloopend in het inter-
-ocr page 182-57
lamellaire hoornvliesweefsel. De buiten-henedenrand ligt 1 millimeter ongeveer van den limbus. Het epithelium looptnbsp;volkomen helder en glad over de troebelheid heen, welke eenenbsp;grauwachtige, iet of wat bruingetinte kleur heeft en gelijkmatignbsp;diffuus is met enkele streepvormige troebelheden. Door de troebelheid heen is niets te zien. Het overige gedeelte van hetnbsp;hoornvlies is kristalhelder, de iris reageert goed op licht, en ernbsp;bestaat hoegenaamd geen vaatinjectie van conjunctiva of sclerotica.nbsp;De visus bedraagt links rechts ‘‘/e, bij volkomen emmetropie.nbsp;De tensie is op beide oogen volkomen normaal. Pijn werd ennbsp;wordt niet waargenomen. Dat de visus links zooveel mindernbsp;bedraagt, heeft zijn oorzaak daarin, dat de troebelheid zich vernbsp;over den top der cornea uitstrekt en bijna den tegenovergesteldennbsp;irisrand bereikt, maar tevens daarin dat, zooais na pupilverwijdingnbsp;bleek, de lens belangrijke streepvormige troebelheden vertoonde.
Ptechts hadden de troebelheden den top even overschreden en kon men door den pupil nog zeer goed den fundus zien.
Bij sterk nbsp;nbsp;nbsp;licht,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b.v. tegennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de zon, zag patiënte echter zeer slecht
en somber nbsp;nbsp;nbsp;weernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;was haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangenaamste. Ha pupilverwij
ding bleek de lens tot in den uitersten omtrek volkomen helder. De fundus leverde hoegenaamd niets abnormaals op, hoogstensnbsp;eene onbeduidende physiologische excavatie.
De troebelheid was sedert nbsp;nbsp;nbsp;eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jaar ongeveer bemerkt, maar zij
zocht eerst nbsp;nbsp;nbsp;hulp, toen véél lichtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;haar begon te hinderen.
Haar vader had op 45jarigen leeftijd ook vlekken gekregen en was op 76jarigen leeftijd ongeveer blind gestorven.
Haar eenigste broeder, nu 67 jaar, zou voor ongeveer löjaren ook vlekken bemerkt hebben, welke het zien dermate belemmeren,nbsp;dat hij op straat bij veel licht zeer weinig ziet. Bij weinig lichtnbsp;is het zien zeer goed.
Wat ik ook nagezocht heb, om een analoog geval in delitera-tuui’ op te sporen: het is mij niet mogen gelukken. De zooeven reeds door mij genoemde Graofesche bandvormige hoornvliestroebelheid is toch iets geheel anders. In zijne Beitrage zur Pathologie und Therapie des Glaucoms in het Archiv für Ophthalmologic Bd. XV Abth. 3 1869 beschrijft von Geaepe voor het eerstnbsp;deze troebelheid. In het begin der ziekte bespeurt men bij vermeerderde gevoeligheid voor licht eene eigenaardige matheid vannbsp;het hoornvlies, zoowel aan de nasale als temporale zijde, metnbsp;scherp begrensde randen behalve aan de binnenzijde. De kleurnbsp;is grauw met iets geelbruins. Langen tijd kan de toestand zoo
-ocr page 183-58
blijven maar gaandeweg groeien de tegenovergestelde troebelheden naar elkaar toe, om eindelijk een ineenloopenden band te vormen.nbsp;De verduistering is zeer ondoorschijnend. Complicaties kunnennbsp;tot nu toe achterwege gebleven zijn, de pupil reageert volkomennbsp;goed. Gaandeweg echter begint de spanning in het oog toe tenbsp;nemen, de iris verkleurt en reageert traag, terwijl het oogkamer-water troebel wordt. Synechieën ontwikkelen zich en het beeldnbsp;van secundair glaucoom wordt volkomen. ,i
In mijn geval vind ik de troebelheid slechts aan de nasale zijde, geen spoor aan de temporaalzijde. Lichtschuwheid bestaat ernbsp;niet, want patiënte zoekt het donker op om daardoor pupilver-wijding te verkrijgen. Mogelijk is het evenwel, dat hier laternbsp;glaucoom optreedt en zou het dan eene afwijking van de Gi'ae-fesche ziekte zijn in zooverre, dat de band unilateraal begint ennbsp;zich uitbreidt.
Tot mijn groot leedwezen heb ik haar broer niet kunnen zien, maar volgens verklaring heeft deze, ofschoon het lijden reeds 15nbsp;jaren bestaat, geen pijn en is de visus bij donker weer bevredigend, dus zeker geen secundair glaucoom.
Bij diabetes nam ik eens eene dergelijke troebelheid waar, maar mijn patiënte is volkomen gezond en de urine bevat geen spoor suiker.
Discussie.
Prof. Snellen zegt, dat de bandvormige keratitis veelvuldig voorkomt. Ze zetelt in en onder het epitheel. Men verkrijgt groote verbetering, doornbsp;het veranderde weefsel tot op de Membr. Bowm. weg te krabben.
Dr. JiTTA vraagt, of Spreker later wil mededeelen, hoe ’t geval zich verder gedroeg.
Dr. Hillemans ontving op zijne vraag, hoe de sensibiliteit was van de cornea. (Antw. normaal). Dr. H. zag bij bandv. keratitis de troebeling beginnen onder de Membr. Bowm.; ze ontstond door voedingsstoornis. Inspuiting van kwik in ’t corp. vitr. had bandv. kerat. ten gevolge.
-ocr page 184-59
De Heer van Genderen Stort vertoont zijn dubbel-projector met afleeslampje tot kunstmatige verlichting van den Ophthalmometer:nbsp;Javal-Schiötz. (Model 1881).
Tot nu toe werd de verlichting aangebracht doorgasvlammen, (gewoon licht of Auerlicht), staande boven op het venster waarinnbsp;het hoofd van den te onderzoeken patient geplaatst werd. (Oorspronkelijk systeem (*)).
Deze verlichting heeft nooit voldaan.
Men heeft de verschuifbare reflectoren, die zich aan den horizontaal liggenden gradenboog van het voorste beweegbare gedeelte van den kijker bevinden, door transparante reflectoren (mat- of melKglazen, waarachter licht brandde) vervangen; ooknbsp;dit 'voldeed niet.
Kagenaar bracht een toestel aan, dat hij vóór het venster stelde, waarin het hoofd geplaatst werd; dit toestel bestond eigenlijk uit vier lampen. Om nu den te onderzoeken persoon te beschermen tegen het storende licht en de warmte dier lampen,nbsp;maakte hij gebruik van een zwart scherm van zeer eigenaardigennbsp;vorm.
In de zevende vergadering van het Nederl. Oogheelkundig gezelschap werd door mij een verlichtings-apparaat vertoond, bestaande uit een ring, waaraan twee electrische projectoren door middel van een scharniergewricht bevestigd waren. Deze ringnbsp;werd over het voorste gedeelte van den beweegbaren tubus geschoven en met een schroef vastgemaakt, waarna de projectorennbsp;naar de reflectoren gericht werden. Het kwam vooral aan opnbsp;voldoende lichtsterkte. Deze werd nu verkregen door het lichtnbsp;van electrische gloeilampjes van tien volts te brengen in kleinenbsp;metalen cilinders, die gedekt werden door plan-convexe lenzennbsp;van 14: dioptrieën. Het licht zelf werd verschaft door een batterij of accumulator met voldoende stroomsterkte.
In de achtste vergadering van ons Oogheelkundig Gezelschap
(1) Descriptions de 1’Oplithalmométre Javal-Schiötz par Ie docteur Sulzer jlage 23 dans: Mémoires d’Ophthalmomètrie par E. Javal, Paris, Masson Editour 1891.
-ocr page 185-60
vertoonde ik dit verlichtings-apparaat geperfectionneerd. Ten einde het aflezen van den stand der hoofdmeridianen op dennbsp;verticaal staanden gradenboog aan het vaste deel van den kijkernbsp;gemakkelijk te maken, bracht ik tusschen oculair en laatstgenoemden gradenboog een electrisch afleeslampje aan. Dit aflees-lampje werd door middel van een haak aan het scherm opgehangen, en kon door eene afzonderlijke, naar willekeur af tenbsp;breken geleiding, in werking^esteld worden.
Later hoop ik in de vakbladen een nadere beschrijving met afbeelding van het verlichtings-apparaat te geven.
Discussie.
Prof. Mulder demonstreert door middel van een sciopticon gekleurde pliotograpMën van verschillende ziekten van den fundus oculi.
, Bij een 48jarige vrouw werd dit oog door Prof. Snellen ge-exstirpeerd wegens pijnlijkheid, terwijl de visus toch ook verminderd was tot op het herkennen van handbewegingen. Andere anatomische onderzoekingen van dezen zeldzamen ziektevormnbsp;heeft Spr. in de literatuur niet gevonden.
Zooals men weet, werd het ulcus corneae rodens het eerst door Mooren in Dusseldorp 1867 beschreven. Yan alle andere vormennbsp;van ulceratie der cornea is het scherp onderscheiden, zoowel uitnbsp;een klinisch als.uit een anatomisch oogpunt'. In het te demon-streeren praeparaat was niettegenstaande alle therapeutische maatregelen, alléén nog maar voor een klein gedeelte der cornea denbsp;normale dikte behouden gebleven. Maar ook hierin vindt men,nbsp;in de oppervlakkige lagen, vaatwoekering, infiltratie met leuco-cyten, en de membrana Bowmanni is gedeeltelijk verdwenen.nbsp;Dit vrij wel normaal gebleven eilandvormige stuk cornea is vannbsp;het ulcus gescheiden door een steilen, ondermijnden rand, waarvannbsp;de omgeving etterig geinflltreerd is. Het overige grootste gedeelte
-ocr page 186-61
der cornea is door het ulcus tot op een derde deel der normale dikte verwoest. Men kan aan dit dunner geworden gedeelte de
volgende lagen microscopisch onderscheiden. Aan de oppervlakte een dikke laag nieuw gevormd epitheel, dat tot dicht aan dennbsp;ondermijnden rand reikt; dit stemt volkomen overeen met denbsp;klinische waarneming, dat hij het ulcus corneae rodens de plaatselijke genezing onmiddellijk door het steeds voortwoekerendenbsp;proces wordt achtervolgd. Onder dit epitheel ligt een laag nieuwnbsp;gevormd vaathoudend bindweefsel. Daarop volgt een zeer dunnenbsp;laag van normale cornea-lamellen. Het epitheel van de membrananbsp;Descemetii ontbreekt geheel ter hoogte van het ulcus. Een deelnbsp;van de oppervlakkige limbus — vaten vertoont hyaline — throm-bosen. De geheele uveaaltractus is atrophisch. In de oogkamernbsp;is een klein hyphaema. Bacteriën waren in de sneden door kleuring niet aan te toon en.
2° Verder demonstreert Dr. Hillemanns praeparaten van een eigenaardig geval, waarbij tijdens het leven door Prof. Snellennbsp;en Prof. Saemisch geen zekere diagnose gesteld had kunnen worden. Een krachtige, anders volkomen gezonde, 33jarige mannbsp;leed sedert ’93 aan een heftige ontsteking van het rechteroog,nbsp;die als episcleritis en iridocyclitis verliep met tijdelijke geringenbsp;tensieverhooging. In December ’94 werd het blinde oog door Dr.nbsp;Noyos te Zwolle geëxstirpeerd. Er bleek een vrij sterke tumorachtige verdikking te bestaan langs den geheelen omtrek van hetnbsp;voorste gedeelte der chorioldea en retina, aan den buitenkantnbsp;¦overgaande op het corpus ciliare en sclera, terwijl deze aannbsp;•den limbus externus het oog had geperforeerd.
Microscopisch bestaat de tumor uit ronde éénkernige cellen en iets kleinere leucocythen met meerdere kernen; deze laatste zijnnbsp;echter in geringer aantal aanwezig. Het overige gedeelte dernbsp;retina, de opticus en de verdere naar buiten voerende zenuwennbsp;en bloedvaten, zijn vrij van tumorcellen. De woekering blijktnbsp;van de Chorioidea aan de buitenzijde der ora serrata te zijn uitgegaan, en, hierlangs rondom woekerend, op de retina te zijn
-ocr page 187-62
overgegaan. Volgens het histologisch onderzoek hebben wij hier waarschijnlijk met een klein-rondceliig leucosarcoma chorioideae etnbsp;retinae te doen. Lues en tuberculose kunnen met voldoendenbsp;zekerheid worden uitgesloten. Hoogstens zou men nog kunnennbsp;aannemen, dat een chronische ontsteking van onbekende oorzaaknbsp;tot een tumorvormige granulatiewoekering heeft aanleiding gegeven.
Hiertegen spreekt echter, dat, niettegenstaande het langdurig verloop, nergens litteekenweefsel gevormd is. Hoogst merkwaardig is verder, dat ook het tweede, nu ook reeds blinde oog sedertnbsp;’94 een heftige ontsteking van het voorste gedeelte van den oogbol heeft vertoond. Hier is duidelijk ophthalmoscopisch geelwittenbsp;tumorachtige verdikking in den fnndus aan den buitenkant zichtbaar, die recht geeft met waarschijnlijkheid de diagnose „leucosarcoma” te stellen.
Weekbl. vjh Tijdschr. v. Geneesk. 1896 no. 2.
Prof. W. Koster Gzn. : De kleurtheohie van Ebbinghatjs en de dissociatie-
THEORIE VAN DonDBKS.
Ofschoon op zichzelf hoogst belangwekkend hebben de kleurtheoriën tot nog toe weinig bijgedragen tot het vermeerderen onzer kennis omtrentnbsp;licht- en kleurperceptie.
Haar grootste nut bestond tot nog toe daarin, dat ze het onthouden der verschillende feiten gemakkelijk maakte.
De meeste kunnen niet dan met de grootste moeite zich eenigszins aan de nieuwere ontdekkingen aanpassen. Ebbinghaus had beproefd de bezwaren tegen de kleurtheorie van Hebing ter zijde te stellen, en tevens hetnbsp;staafjesrood onder de „Sehsubstanzen” op te nemen; doch' bij die pogingnbsp;ontstond eene hypothese, die, wat de hoofdprincipes aangaat, niet van denbsp;Dissociatie-theorie van Dondebs verschilde, en die waar ze dit wel deed,nbsp;zulke onwaarschijnlijke veronderstellingen moest maken, dat slechts weinigennbsp;tot nog toe geneigd zijn hem op dien weg te volgen: de theorie dernbsp;„entgegengesetzte Ehytmisirungen” knoopt nergens aan bekende feitennbsp;op het gebied der Physiologie aan. Doel mijner mededeeling was, er op tenbsp;wijzen, dat het goede in de theorie van Ebbinghaus, die in den laatsten
-ocr page 188-tijd te zamen met andere theoriën genoemd werd^ door Donders reeds was uitgesproken, terwijl het nieuwe er in, hoewel van vindingrijkheid bewijsnbsp;gevend, niet op waarschijnlijkheid aanspraak kon maken. Tevens scheennbsp;het me plichtmatig en belangrijk de Dissooiatie-theorie, die eenigszins innbsp;vergetelheid geraakte, weer wat meer op den voorgrond te plaatsen. Innbsp;aansluiting aan de theorie van Donders, die zich over de partiëele dissociaties voor rood en groen, en die voor het geel in betrekking tot elkandernbsp;niet nader uitspreekt, werd de veronderstelling gemaakt, dat de partiëelenbsp;processen in het molecuul, die de sensaties rood en groen bewerken,nbsp;te zamen die partiëele dissociatie geven, waaraan de gewaarwording geelnbsp;gebonden is. Door deze uitbreiding der hypothese wordt het feit opgecomen,nbsp;dat niet rood en groen complimentair zijn, maar groen met purperrood, ennbsp;rood met blauwgroen, terwijl toch tevens het reine geel en blauwnbsp;complementair zijn. Door middel van eene schematische voorstelling vannbsp;het molecuul, aan wiens totale ontleding de sensatie wit gebonden gedachtnbsp;wordt, kan men de hier besproken verhoudingen zich gemakkelijknbsp;duidelijk maken.
Ook de theorie van Chr. Ladd. Franklin is' in hoofdzaak gelijk aan die van Donders.
Weekb. v. h. Ned. T. v. O. 2e ReeJcs 1896.1ste Deel tio. 5.
Prof. Straub: Vasomotorische neurose van ’t oog, opgp:wekt door
PRIKKELING VAN HET NEUSSLmiVLIES.
Dit geval werd oorspronkelijk beschouwd als eene episcleritis. Daar er geene veranderingen in cornea, iris, corp. ciliare of corp. vitr. te con-stateeren waren, werd patient in ’t eerst met schijnbaar succes behandeldnbsp;met sahcylzuur een acid arsenicos. Daar de aandoening telkens recidiveerde,nbsp;werd er een onderzoek van de neus ingesteld; hierbij bleek dat er linksnbsp;een volumineuze kam op T septum aanwezig was, die tegen den lateralennbsp;wand van den neus aandrukte. Beiderzijds was er hypertrophie van hetnbsp;slijmvlies der conchae. Sondeering van dat slijmvlies veroorzaakte sterkenbsp;congestie van de oogen. De behandeling der neusaandoening, gepaardnbsp;met spinotomie, bracht de oogaandoening spoedig tot genezing.
Ned. Weekbl. v. N. en Z. Nederland. 2de Jaarg. no. 44. Dr. W. J. A. Weetheim Salomonson en Dr. C. H. A. Westhoff ; Triamp;eminus-
P.iHALYSB EN TROPHISOHE .AANDOENINamp; VAN HET OOG.
Zie verslag van de Verg. v. h. Ned. Oogh. Gez.: Weekbl. v. h. Ned. Tijdschr. v. Geneesk.
-ocr page 189-64
Geneesk. Tydsch. v. Ned. Indië NNXV Afd. 5 en 6 P. H. Schoonheid : Filko-Sakcoma Sclerae ;
S. beschrijft eene reoidiveerenden tumor 0. D., die de grootte had van ¦een vuist, en welke voor 1 jaar reeds geopereerd was. Bij de wegnamenbsp;bleek de Tenon’sche kapsel vrij te zijn. Hij combineerde deze behandelingswijze met inwendige toediening van arsenik.
Verhand, d. Kon. Acad. r. Wetensch. te Amsterdam,
2e Sectie Deel IV no. 9.
Prof. Koster : Eene Methode ter bepaling van het draaipunt van het oog.
Elke methode, die de ligging van het draaipunt van het oog wil leeren kennen, moet, zoo mogelijk, uitgaan van het feit, dat niets omtrent denbsp;plaats van dit punt ten opzichte van het oog bekend is. De oudere methodennbsp;schieten in dit opzicht meestal te kort. De volgende eenvoudige bepalingsmethode voldoet daarentegen aan dit vereischte. Ze berust op het principe,nbsp;dat de loodrechte afstand van een vóór het oog gelegen pimt tot de hoofdvizierlijn, voor eenxelfden draaiingshoek des te grooter is, hoe verder hetnbsp;¦draaipunt van dit punt verwijderd is.
Met een doelmatig ingericht apparaat, dat door inbijten onbeweeglijk voor het oog is opgesteld, kan men dezen afstand meten voor een gelijkennbsp;draaiingshoek uit den primairen stand naar rechts en naar links, of naarnbsp;boven en beneden, .of wel in elk willekeurig blikvlak, en uit die tweenbsp;waarden laat zich gemakkelijk berekenen Ie den loodrechten afstand van hetnbsp;draaipunt, tot de hoofd vizierlijn en 2e den afstand van de projectie van hetnbsp;draaipunt op die lijn tot het onbeweeglijke punt in de hoofdvizierlijnnbsp;vóór het oog gelegen. Eene inrichting aan het apparaat stelt in staat dennbsp;afstand van dit laatste punt tot de voorvlakte der cornea te leeren kennennbsp;bij normaal geopend oog, en daarmede is de afstand bekend van de plaatsnbsp;'der projectie van het draaipunt tot de voorvlakte van de cornea.
Daar verder elke drie oogstanden, in één blikvlak gelegen, uitgevoerd kunnen zijn om één draaipunt, kunnen we voor verschülende draaiings-hoeken de plaats van dit punt bepalen en de uitkomsten vergelijken,nbsp;waaruit dan blijkt of er voor het oog één onveranderlijlc draaipunt magnbsp;worden aangenomen.
In de genoemde mededeeling zijn de resultaten samengesteld van de metingen,' uitgevoerd aan mijn linkeroog voor het horizontale blikvlak bijnbsp;gewoon en bij wijdgeopend oog en voor het primaire vertikale blikvlak,nbsp;bij gewoon geopend oog. Er blijkt daaruit, dat er nauwkeurig gemeten,nbsp;geen onveranderlijk draaipunt is; ten naastebij komt het echter overeennbsp;met het snijpunt der hoofdvizierlijnen. Ten einde de afwijkingen daarvannbsp;gemakkelijk verstaanbaar te maken werd de volgende voorstellingswijze
-ocr page 190-het meest geschikt geacht; men neemt een onveranderlijk vast punt inde orhita als draaipunt aan, en geeft daarna aan, welke verschuiving het oognbsp;in de orhita moet volbrengen om na de draaiing den juisten secundairennbsp;stand in te nemen; deze verschuiving kunnen we steeds uitdrukken doornbsp;afstanden op twee abscissen; daarvoor werden gekozen: de hoofd vizierlijnennbsp;in den primairen en in den secundairen stand. Daar de verschuiving op-de hoofdvizierlijn in den secundairen stand voor het directe zien van geeiinbsp;invloed is, scheen deze keuze van abscissen-systeem me het doelmatigst.nbsp;Voor de bizonderheden omtrent de afwijkingen bij grooteren en kleineren draai-ingshoek is het noodzakelijk, de oorspronkelijke mededeeling te raadplegen..
Graefe’s Archiv. Bd. XL. 4.
Prof. Koster: TJntehs. z. Lehre v. Paebensinne.
Omtrent de beteekenis van het staafjesrood voor de gewaarwordingen van licht en kleur zijn in de laatste jaren weer verschillende veronderstellingen gemaakt, die gedeeltelijk zuiver hypothetisch zijn, voor een andernbsp;deel echter door experimenteel bewijsmateriaal gesteund werden. In bovenstaand opstel wordt nagegaan in hoeverre deze theoriën vereenigbaar zijnnbsp;met de metingen omtrent het staafjesvrije deel van het netvlies in en omnbsp;de fovea centralis. De veronderstelling van Ebbixghaus, dat het staafjesroodnbsp;in de fovea en in alle kegels niet ontbreekt, doch onzichbaar is en wel doornbsp;de aanwezigheid eener tweede complementair gekleurde stof is op ’t oogen-blik niet direct te weerleggen, doch E. bleef in gebreke er eenig directnbsp;bewijs voor aan te voeren. De ontleding van het staafjesrood zou de gewaarwording geel, die van het restprodukt, het staafjesgeel, de sensatienbsp;blauw veroorzaken; en voorts zou de beginontleding der hypothetischenbsp;groengekleurde substantie de sensatie rood, de ontleding der resten die vannbsp;groen te voorschijn roepen. Eene gewrongen modificatie der kleurtheorienbsp;van Doitoees kan deze hypothesen in zich opnemen.
Volgens König ontstaat door de aanvankelijke ontleding van het staafjesrood eene kleurlooze lichtsensatie, terwijl de verdere ontleding van het staafjesgeel de sensatie blauw zou wekken. Het ontbreken van werkelijknbsp;blauwblinde centrale scotomeu pleit absoluut tegen deze theorie; het staafjesvrije gebied is daarenboven veel grooter dan Köihg volgens oudere gegevens meende te mogen aannemen.
VoiT Keies nam aan, dat de staafjes een monochromatisch perceptiesys-teem vertegenwoordigden, voor de gewaarwording van zwak kleurloos licht, naast het trichromatische, dat dan in de kegels gezeteld zou zijn.nbsp;Het daarvoor aangevoerde bewijs, dat zeer lichtzwakke gekleurde veldjesnbsp;in de peripherie kleurloos zichtbaar zijn, terwijl ze centraal niet herkendnbsp;of wel dadelijk gekleurd gezien worden, kon niet geheel bevestigd worden,nbsp;daar ook centraal eerst eene kleurlooze sensatie werd waargenomen, ter-
-ocr page 191-•wijl verder het verschijnsel, dat de peripherie van het netvlies gevoeliger is voor zeer zwakke lichtindrukken, reeds kon worden geconstateerd binnennbsp;het staaf] esvrije gebied om de fovea centralis, waaruit dus bleek, dat ditnbsp;niet met het staafjesrood samenhing. De blauwe stralen zouden het staaf-jesrood verder veel gemakkelijker ontleden dan de roode stralen, en hiermede kon het Phaenomeen van Purkinje verklaard worden; dan moestnbsp;echter ook in de fovea dit verschijnsel ontbreken; in tegenstelling met hetnbsp;¦ resultaat, door v. Kries medegedeeld, werd echter waargenomen, dat voornbsp;kleine veldjes het Phaenomeen ook centraal bestond. De theorie van v. Kriesnbsp;is dan nog niet met de feiten in strijd, doch ze wordt door niets meernbsp;waarschijnlijk gemaakt. In aansluiting aan deze proeven werden de experimenten van Hillebeand omtrent de adaptatie van het oog voor zwaknbsp;licht herhaald. In hoofdzaak werd dezelfde uitkomst verkregen; het spectrum, dat voor het niet geadapteerde oog nog juist zwak gekleurd was,nbsp;werd door het geadapteerde oog echter nimmer kleurloos gezien, terwijlnbsp;Hillebeand meedeelt, dat dit wel het geval was. Was het voor het nietnbsp;geadapteerde kleurloos, dan was het voor het geadapteerde oog eveneensnbsp;kleurloos, ofschoon veel helderder. Eigenaardig was het, dat de grooterenbsp;subjective helderheid van het beeld niet gepaard ging met toeneming dernbsp;gezichtsscherpte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;W. K.
In het huishoudelijke gedeelte der Vergadering werd op voorstel van 'het Bestuur besloten, de verslagen voortaan door het Ned. Oogh. Gez. zelvenbsp;te doen puhliceeren in den vorm van een Tijdschrift, waarin buitendiennbsp;gelegenheid zal gegeven worden tot het opnemen van oorspronkelijke bijdragen, de oogheelkunde betreffende, doch uitsluitend van Schrijvers uitnbsp;Nederland en zijne Koloniën; verder van referaten over ’tgeen in Nederland en zijne Koloniën op ons gebied word gepubliceerd, en van critieken.
Op deze wijze saamgesteld zal ’t Tijdschrift een zoo volledig mogelijk overzicht geven van ’tgeen op Oogheelkundig gebied in Nederland en zijnenbsp;Koloniën wordt gepraesteerd.
Voor ’t volgend jaar werden tot Bestuursleden gekozen:
Tot Voorzitter: Dr. M. Juba.
Tot vice-Voorzitter: Prof. M. E. Mulder, terwijl werd herkozen als Secr.-Penningm.: Arts D. J. Blok.
De volgende vergadering zal te Amsterdam plaats hebben.
’t Bestuur
Dr. Bouvin, Voorzitter Dr. JuDA, Vice-voorxitternbsp;D. J. Blok, Secr.-Penningm.
-ocr page 192-Oorspronkelijke Bijdragen.
Blad?.
Prof. AV. Koster Gzhquot;. Aanteekening over den invloed der cocaïne
op liet accommodatie-vermogen............. 5
Prof. W. Koster Gzn. Strabismus convergens artificialis.....7
Dr. J. Noyon. Over het vernietigen van den traanzak bij chronische
dacryocystitis...................9
Prof. H. Snellek. De nbsp;nbsp;nbsp;behandelingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;keratoconus.......13
Dr. E. A. Eeddingius. Iris tremulans bij sterke accommodatie... 19
Verslag der Vergadering van het Nederl.
Oogheelk. Gezelschap.
Dr. N. Josephus Jitta. Over de therapie by conj. blennorrhoïca . . 24 Prof. Dr. M. E. Mulder. Over erfelijkheid van verkregen oogziekten. 30nbsp;Prof. Dr. H. Snellen. Pyrozone, als diagnosticum bij conjunctiva-
aandoeningen....................33
Dr. Bouvin. Exophthalmos pulsans............38
D. J. Blok. Caput obstipum door paralyse v. d. musc. obliq. sup sin. 39 Dr. Nicolaï. Een eenvoudig toestel tot het bepalen van het accom-
modatievermogen..................44
Dr. Hillemanns. Iets over dekbrillen...........49
Dr. H. Snellen Jr. a. De aetiologie der Descemetitis......53
b. Euptura Chorioïdeae..........54
Dr. Westhoef. Een zeldzame hoornvliesverduistering......56
Demonstraties.
a. nbsp;nbsp;nbsp;Dr. VAN Genderen Stort. Dubbelprojector met afleeslamp tot
kunstmatige verlichting van den Ophthalmomètre Javal-Schiotz (Model 1881)...................59
b. nbsp;nbsp;nbsp;Dr. Hillemanns. Microscopische praeparaten van ulcus corneae
rodens en van lamp;ucosarcmna chorioïdeae et retinae......60
-ocr page 193-Referaten van Hollandsche Publicaties.
Weekblad v. h. Tijdschr. v. Geneesk. 1896 no. 2, Prof. W. Koster Gzn. :
De kleurtheorie van Ebbinghaus en de dissociatietheorie van Doioiers 62 Ibidem no. 5. Prof. M. Straub : Yasomotorisclie neurose van ’t oog
opgewekt door prikkeling van het neusslijmvlies.......63
Ned. Weekbl. v. N. en Z.Nederland, Dr. J. A, Wertheim Salmonson en Dr. C. A. H. Westhoef : Trigeminus-paralyse en trophische aandoening van het oog.................63
Gen. Tijdschr. v. Ned. Indië, P. ïï. Schoonheid : Fibro-sarcoma sclerae. 64 Verhand, d. Kon. Acad. v. Wetens ch. te Amsterdam. 2e Sectie Deelnbsp;IV no. 9. Prof. W. Koster Gzn. : Eene methode ter bepaling van
het draaipunt van het oog...............64
Graefës Archiv Bd. XL. 4. Prof. W. Koster Gzn. : Unters. zur Lehre vom Farbensinne.......'gt; • gt;........^5
-ocr page 194-DISCOURS D’OÜVERÏURE DE LA CONFERENCE INTERNATION ALE
COXCEKXAST EES SERVICES SASITAIRES DES CHEMISS DE EER ET DE LA NAVIGATION,
Pkésidest, le Pkofesseuk H. SNKLLEX.
Mesdames et Messieurs I
C’cst avec un sentiment de vive joie et de fierté (|ue je vais avoir l’avantage d’ouvrir cette conférence ct fjuo je voiis souhaite de tontnbsp;mon coeur la bienvenue.
Avant de passer aux occupations prescrites, il me resto l’agréable tiiebe d’exprimer ma reconnaissance pour la manière dont les effortsnbsp;du comité d’organisation ont éte appuyés.
Surtout, Mesdames! mes sincères remercimeuts a vous, qui, ve-nant de loin ou de pres, voulez bien apporter un double charme a nos reunions.
Nous considérons comme un grand privilege de saluer dans cette enceinte les illustres délégués des compagnies des chemins de fernbsp;et de navigation et de plusieurs corporations sodales et scientifiques;nbsp;surtout vous, illustres Collègues! qui n’avez pas craint les embarrasnbsp;d’un grand voyage, nous vous remercions de vouloir bien témoignernbsp;votre sympathie a notre conférence.
Pour la partie sérieuse de nos reunions nous trouvames d’abord l’hospitalité des locaux tranquilles de la Société Royale de Zoologie.
Nous vous remercions, M. le Directeur, de la grande amabilité avec laquelle vous nous avez aocueillis.
M.M. le Président et Secrétaire du comité exécutif de l’Exposition, a laquelle notre Conférence est étroitement liée, tant par la eonfor-
-ocr page 195-mité du but quo nous nous proposons, que par I’initiative et par le secours que vous nous ayez apporté.
M.M. le Président et Secrétaire de 1’Association médicale néerlan-daise, que nous avons trouvés immédiatement prêts a soutenir nos efforts.
M. le Délégué du Cercle des Journalistes néerlandais, représentant la presse, sans laquelle aucune idéé ne saurait être popularisée.
A vous tous, qui nous lionorez de votre presence,
Mesdames et Messieurs,
Salut et bienvenue!
Le Comité d’organisation est parti de ce point de vue, que les intéréts ici en cause, ne pouvaient être sufRsamment traités dansnbsp;les grands Congres de médecine et que, pour arriver a des résultatsnbsp;satisfaisants, il fallait le concours spécial de ceux qui ont fait unenbsp;étude de cette branche relativement nouvelle de la médecine. Cettenbsp;branche, qui jusqu’ici n’a été que trop negligee, doit se rattachernbsp;a un département spécial de l’administration des chemins de fer etnbsp;de la navigation.
L’usage que l’on fait des moyens de transport a augmenté dans une mesure prodigieuse.
Les occupations et le travail, autant que le besoin de repos qui en résulte, exigent que nous nous déplacions tous les jours. Nousnbsp;vivons de plus en plus en chemin de fer et en bateau a vapeur.
C’est surtout par l’augmentation de la rapidité et la multiplicité du transport, qu’une nouvelle surveillance devient nécessaire, pournbsp;conjurer les dangers menagants. Les voies, les ponts, les tunnels,nbsp;le matériel roulant, l’administration entière exigent une surveillancenbsp;continuelle des gouvernements, réglée légalement.
Mais il ya une cause principale de danger dont l’appréciation et la connaissance n’ont pas suivi Tindustrie et la mécanique dansnbsp;leur marche rapide.
C’est la surveillance de la validité et de l’acuïté des sens du personnel responsable.
Pourquoi ces exigences n’ont-elles pas suivi la mêine marche? Paree qu’elles réclament la coopération, la concurrence de deux divisions de la science qui ne sontpas voisines: d’une part la mécaniquenbsp;et l’administration, — de l’autre Thygiène et la médecine.
L’abord, ce besoin ne se faisait pas sentir.
Lans Ic temps, ou tout sc faisait sur une échclle restreinte, il était facile de contröler quel employé ne repondait pas aux exigences, et on n’avait qu’a remplacer ceux qui é talent incapables.
Mais'bientót on s’apergut qu’il fallait s’assurer nbsp;nbsp;nbsp;de l’aptitude
du personnel.
Et il y a déja plus de 50 ans qu’on a commence a exiger de
-ocr page 196-chaque nouvel employe, qu’il remette un certificat medical, faisant foi qiie le postulant a un état complètement normal de vue etnbsp;d’ouïe, qu’il possède la faculté de distinguer les couleurs et jouit d’unenbsp;bonne santé générale.
Pen a peu Dependant on remarqua que de telles declarations du premier médecin yenu ne donnaient pas des garanties suffisantes etnbsp;que 1’examen medical n’était nullement une question si facile et sinbsp;simple que l’administration se l’était d’abord imagine.
Souvent il arrivait qu’a un nouvel examen l’employé ne répondait pas aux exigences de la vue et de l’ouïe et qu’il fallait lenbsp;renvoyer.
D’un cóté il avait done existé une cause de danger sérieux pour les communications et, en outre, la Direction se voyait amenée a lanbsp;révooation de quelques employés du reste capables.
En Angleterre, c’est le docteur geoege wilson qui de 1853 a 1855 le premier attira l’attention sur ce point et qui examina nombrenbsp;d’employés des chemins de fer. Yingt ans après, la même chose senbsp;fit en Prance, grace au Dr. a. fabre. II s’occupa surtout du dalto-nisme, qu’il croyait pouvoir guérir par un exercice méthodique. L’expé-rience nous a appris qu’il se trompait.
Ce jugement précipité a eu d’abord une facbeuse consequence; car, dans les institutions et écoles préparatoires, on ne refusa plusnbsp;d’emblée les candidats affectés de daltonisme, puisqu’on s’attendait anbsp;les guérir par l’exercice.
Comme il arriva bientót qu’on eut besoin d’un grand nombre d’employés, et que les candidats parfaitement valides devinrent de plusnbsp;en plus rares et couteux, les Directions decidèrent de ne pas usernbsp;d’une trop grande sévérité quant a l’admission.
De la, une nouvelle question médicale; quelles sont les exigences minimales de validité, et quels légers défauts pourraient être tolérés ?
Ces questions ont été traitées avec beauccup de cbaleur en Scandinavië par Holmgren; aux Etats-Unis par Joy-Jeffries et cbeznous par Donders.
Tous, des hommes illustres, et qui, déja par ce qu’ils ont fait dans cette matière, se sont rendus immortels.
Vous trouverez quelques détails a eet égard dans la première partie de nos comptes-rendus, dout nous vous avons fait remettrenbsp;un exemplaire, afin que, vu le peu de temps dont nous pouvonsnbsp;disposer, nous n’ayons pas a nous y arrêter, désireux commenbsp;nous sommes d’entendre les communications de nos hótes.
En Angleterre c’est surtout la „British m,edical association'’, qui a attiré l’attention sur la haute importance de cette question.
Yous avons le privilege de voir cette célèbre association de méde-eins représentée dans cette enceinte.
En 1891, une Commission nommée a eet effet lui présenta un
-ocr page 197-rapport des plus importants, dans lequel, après un apergu histoi’iqne, elle décrit 1’état de la question en Angleterre ; elle y ajouta un apergunbsp;des stipulations, concernant l’examen des yeux dans les divers pays.
C’est avec une grande satisfaction que nous rappelons que notre illustre Mattre donders a été apprécié, dans cette circonstance a sa justenbsp;valeur, et c’est pour moi un vrai plaisir de vous citer la première phrasenbsp;de l’apergu historique du rapport dont je viens de parler: ^The ar-y,rangements for the control of railway-servants-eyesight are more com-„plete in Holland than in any other country.”
Le même jugement a été rendu a Buda-Pest par Ie Docteur emil GROSZ, dans son projet de réglementation pour la lïongrie; „Dassnbsp;„ich als Muster das Hollandische Reglement nahm, ist selbstver-„standli ch”.
Dans certains pays, surtout en Angleterre et aux Etats-Ünis, la lutte a été vive a ce sujet. Les questions n’y sont pas encore résolues.
On y exige a bon droit que les examens des employés, tant des chemins de fer que de la navigation, soient réglés par la loi,nbsp;et, oil cela n’a pas lieu, on en fait de grands reproches aux gouver-nernents.
En Amérique „être pour ou contre la réglementation légale du „service médical des chemins de fer” a même été la devise de maintenbsp;manoeuvre électorale.
Mais ici le législateur se trouve en face de grands griefs.
Les exigences des champions pour la réglementation se heurtent a d’autres intéréts; 1’exécution est en contradiction avec les regiesnbsp;existantes, et elle est tres couteuse. Les employés non-valides doiventnbsp;être renvoyés, ce qui donne lieu a des mesures en apparence injustesnbsp;et arbitraires.
L’argumentation principale contre le reglement légal, c’est que la science et l’expérience n’ont pas encore dit le dernier mot dansnbsp;la question.
En apparence, il y a des contradictions — et les adversaires en tirent parti. Je vous indiquais déja les consequences de l’opinion du Dr.nbsp;FABRE sur la curabilité du daltonisme.
En Hollande le Gouvernement s’est contenté de faire instruire les Directions des Compagnies de chemins de fer sur la haute importance des examens réiterés de leur personel par le Comité de Surveillance („Raad van toezicht”).
C’est a nous qu’ incombe le devoir de renseigner la pratique par la théorie et d’indiquer les méthodes des examens, et de précisernbsp;sévèrement les limites minimales des exigences pour la validité dunbsp;personnel.
Tl est certain (lu’il ne s’agit pas ici seulement de la vue; mais tout autqnt de l’ouïe et des autres conditions de validité.
-ocr page 198-Voila une nouvelle branche de la médecine, qui prépare uij département medical aux Directions des moyens de transport.
Cependant il nous faut d’abord la science et l’application expéri-mentale — puis la réglementation par la loi.
Holmgrèn en Suède est du même avis: „Fom will see”, écrivait-il en 1876 a joy jeffkibs, „we have been very practical. Without firstnbsp;„making any laws, we carried out the reform quite simply uuder mynbsp;„personal supervision. I still act as the head of the control of colour-„hlindness and now that we have gained a thorough experience, wenbsp;„shall this year establish laws to govern the railroads and the marine”.
A I’appui de ma these, j’en appelle aussi au jugement d’un com-patriote distingué, occupant une plac» éminente dans Tadministration et la legislature de notre patrie (Mr. w. h. db bbaufort) :
„Quand la science a dit son dernier mot, I’oeuvre du législateur „commence. C’est sa noble tache d’appliquer les vérités que vousnbsp;„avez découvertes, de les consolider par la pratique, d’en assurer lesnbsp;„bienfaits a 1’humanité par des lois et des mesures administratives”.
Bientot la réglementation par la loi deviendra une exigence im-périeuse dans tons les pays, et nous lui demandons des garanties pour qu’on ne s’écarte nulle part des stipulations qui ont été arrêtées.
En attendant, il parait — du moins dans ce pays — que les directions des Compagnies comprennent, qu’il est dans leur intérêt bien entendu d’assurer la validité de leur personnel responsable parnbsp;un service sanitaire bien organisé — y corapris I’examen et le ré-examen du personnel par des hommes compétents.
II s’en fciut pourtant de beaucoup qu e nous puissions nous vanter d’une sureté tout a fait satisfaisante. Empruntons par exemple desnbsp;données a la statistique des Etats Unis, oil Ton ne cache aucune-ment ces résultats.
On compte que les Etats-Unis ont environ un million d’employes de chemin de fer.
Pour I’annee 1893 le chiffre des morts, par accidents de chemin de fer, se montaif pour les employés a 2.727, pour les voyageurs anbsp;299, et celui des blessés parmi les employés a 31.529, et parmi lesnbsp;voyageurs a 3.229.
Le professeur william Thomson, médecin-expert pour les chemins de fer de la Pensylvanie, qui nous a fait part de cette statistique,nbsp;ajoute: „any effort to prevent this human suffering and financialnbsp;„loss, is to be commended, and is the motive of this communica-„tion.”
(Tout effort pour prévenir de telles souffrances humaines, et de telles pertes matérielles, doit être appuyé et c’est la la raison de cettenbsp;communication) [Correspondance du 1 Novembre 1894.]
-ocr page 199-Dans différents pays c’est grace a vous, Messieurs, qu’il a été fait des reglements, et que ces reglements sent suivis sous la surveillancenbsp;exclusive de medecins compétents.
En comparant les différents reglements et en traitant les diverses opinions existantes, nous espérons arriver a une entent3 sur lesnbsp;propositions a faire.
Sans doute la confiance du personnel administratif en sera aug-mentée.
D’ailleurs on prépare ainsi la voie aux conventions Internationales, qui de plus en plus deviennent inévitables, maintenant que les trainsnbsp;internationaux sillonnent les différents pays.
Dans la navigation aussi la sureté n’est qu’a moitié assurée, aussi longtemps que les mêmes mesures de sureté n’auront été prises pournbsp;tous les vaisseaux, qui se croisent.
Les conventions internationales sont encore en petit nombre, et sont limitées aux questions d’épidémies et de contagion.
Notre honorable collègue Mr. w. p. euysch, Conseiller médical du gouvernement hollandais, a bien voulu se charger de nous faire unnbsp;résumé de ces conventions.
En outre nous aurons a discuter les différents problèmes, qui nous seront posés par nos célèbres confrères que nous avons Ienbsp;privilege de voir réunis ici.
Puisse notre travail être fructueux et contribuer au bien public, par Ie progrès de notre science et par la préparation de stipulationsnbsp;légales et de conventions internationales!
(üvergedrukt uit bet Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg. 1896, 2de Deel).
-ocr page 200- -ocr page 201- -ocr page 202-OVER DE VOCHTBEWEGING VAN DE ACHTERSTE NAAR DE VOORSTE OOGKAMER,
DOOR
W. KOSTER Gzn. Utrecht. nbsp;nbsp;nbsp;*
Men is het er vrij algemeen over eens, dat het voedingsvocht van het oog hoofdzakelijk door het corpus ciliare wordt afgescheiden, ennbsp;dat het voor het grootste gedeelte zijn weg zoekt naar de voorstenbsp;oogkamer, om deze in de kamerbocht door de Fontaansche ruimtenbsp;weder te verlaten, waarbij het dan door overgang in den plexusnbsp;venosus langs den weg der bloedvaten zich buiten het oog begeeft.
Het was echter niet bewezen, dat de vochtbeweging van de achterste naar de voorste oogkamer door de pupil plaats vond. Integendeelnbsp;sedert de proeven van knies 1) vond de voorstelling vele aanhangers,nbsp;dat de vechtstroom, zoodra hij de achtervlakte der iris heeft bereikt,nbsp;zich dwars door deze heen een weg baant naar de voorste oogkamer.nbsp;Knies ging van de gedachte uit, dat men door ferrocyaankalium innbsp;het bloed van proefdieren te doen opnemen, in staat moest zijn dennbsp;weg van den lymph-stroom zichtbaar te maken, daar dit zout doornbsp;behandeling met een ferripreparaat een onoplosbaar praecipitaat geeftnbsp;van Berlijnsch blauw in het weefsel. Inderdaad kon hij aantonnen,nbsp;dat, indien de proefdieren op het juiste tijdstip gedood werden, nanbsp;fixatie met chloorferricum zich een blauw praecipitaat had gevormdnbsp;door de geheéle dikte der iris, op eenigen afstand van den iris-wortel,nbsp;en wel daar, waar het voedingsvocht, van het corpus ciliare afkomstig,nbsp;het eerst de iris kon bereiken. Knies meende hiermede bewezen tenbsp;hebben, dat de lymph-stroom niet door de pupil, maar dwars door denbsp;iris treedt. Ook met fluorcscine heeft men overeenkomstige resultaten verkregen; deze kleurstof levert het voordeel op, dat men zenbsp;gedurende het leven in het oog kan waarnemen en het oogenblik bespieden, waarop de kleuring in de peripherie der iris zichtbaar wordt.nbsp;Ulrich 2), ehrlich 3) en pflüger 4) hebben deze proeven herhaaldnbsp;en het resultaat kunnen bevestigen. Daarentegen konden ad. weber 5),nbsp;schöler en ijhthoff 6) zich niet van de juistheid der waarneming vannbsp;knies overtuigen. Het komt bij deze proeven wel voornamelijknbsp;daarop aan, dat men het dier doodt op het oogenblik, dat de overgang van ferrocyaankalium uit het bloed in de lymphe juist eenige
1) nbsp;nbsp;nbsp;Knies, Virchow’s Archiv, Bd. 66, (1876).
2) nbsp;nbsp;nbsp;Rich. Ulrich, von Graepb’s Arch., XXVI, 3, 1880.
3) nbsp;nbsp;nbsp;Ehrlich, Deutsche med. Wochenschrift, n®. 2, 1882.
4) nbsp;nbsp;nbsp;Pflüger, Zehendek’s Mmaisbl. 1882, pag. 81.
6) Ad. Weber, Transactions of the international med. Congress. VII. Sess. London 1881. Vol. Ill, pag. 76 ff.
6) ScFioEi.ER eii iiHTHOFF, .Tahreshericht der KUnii 1882, nbsp;nbsp;nbsp;¦
-ocr page 203-minuten is begonnen; doodt men het dier te vroeg, dan vindt meü natuurlijk geen blauw in de weefsels; en geschiedt dit te laat, zoo isnbsp;overal in het vocht van het oog ferrocyaankalium aanwezig. Bj eennbsp;enkel konijn, waar ik 10 pCt, ferrocyaankalium subcutaan injiciëerde,nbsp;trof il^’het zeer gelukkig; de door knies beschreven filtratie-streepnbsp;was daar duidelijk waar te nemen, hoewel niet in allo deelen van denbsp;iris even scherp omschreven.
Leber 1) heeft dikwijls op goede gronden bestreden, dat men met diffundeerbare zouten en kleurstoffen den weg zou kunnen leerennbsp;kennen, dien de vochten nemen in het oog, gelijk in het lichaamnbsp;in het algemeen. Zoodra een gemakkelijk oplosbaar zout zich innbsp;een weefsel of vloeistof bevindt, zal het trachten zich in alle richtingen te verspreiden; het voorkomen op een plaats duidt niet aan,nbsp;dat daarheen een vochtstroom heeft plaats gehad; de zoutmoleculennbsp;kunnen overal doordringen, zonder dat het vocht als zoodanig zijnnbsp;plaats verandert. Trillingen, zoo leert ons de physica, zijn op denbsp;verspreiding van zeer grooten invloed.
Nog meer dan met den invloed der diffusie hebben we bij de door KNIES genomen proeven rekening te houden met de werking der dialyse. Zoodra in een ruimte een dierlijke membraan aanwezig is,nbsp;en zich aan de eene zijde een zout-oplossing bevindt, terwijl aan denbsp;andere zijde de membraan wordt bespoeld door zuiver water, of doornbsp;physiologische keukenzout-oplossing, zullen de zoutmoleculen doornbsp;de membraan haar weg zoeken naar de zoutvrije ruimte, terwijlnbsp;watermoleculen den tegengestelden weg zullen volgen. Zulks heeft,nbsp;naar mijn meening, in het oog plaats, wanneer het corpus ciliare aannbsp;het vocht in de achterste oogkamer ferrocyaankalium heeft afgegeven.
De vloeistofstroom in het oog heeft veel te langzaam plaats om te kunnen bewerken, dat ook de voorste oogkamer weldra ferrocyaankalium kan bevatten; de iris scheidt wellicht eveneens iets van hetnbsp;zout uit, doch in allen geval is het gehalte in de achterste oogkamer veel grooter dan in de voorste. De iris vormt den scheidingswand tusschen deze twee ruimten, en het gevolg zal moeten zijn,nbsp;dat door deze dierlijke membraan de dialyse begint; het peripherenbsp;gedeelte der iris ligt vrij van de lensvlakte, het met ferrocyaankaliumnbsp;beladen voedingsvocht komt daar het eerst aan; het kan ons dusnbsp;niet verwonderen, dat bij fixatie met een ferrozout het Berlijnschenbsp;blauw voornamelijk in de peripherie der iris wordt aaugetroffen, opnbsp;de plaats, waar corpus ciliare en lens haar niet bedekken.
Voor het vermoeden, dat we bij de proeven van knies alleen met diffusie en dialyse te doen hebben, pleit nog het feit, dat men hetnbsp;Berlijnsch blauw ook dikwijls in de centrale gedeelten der corneanbsp;aantreft, naar buiten van de membrana Descemetii, terwijl de peripherie
1) Zie o. a. lebkr: Discussie over de voordracht van gheepf op de 23ste samenkomst der Ophth. Ges. te Heidelberg 1893.
-ocr page 204-der cornea geen blauw bevat. De moleculen ferrocyaankalinm kunnen daar alleen aangekomen zijn van uit de voorste oogkamer, en daar de membrana Descemetii voor een vloeistofstroom geheel ondoorgankelijk is, zooals de proeven van leber definitief bewezen hebben,nbsp;kan hier alleen dialyse of diffusie hebben plaats gehad.
De mogelijkheid eener vochtstrooming dwars door het irisweefsel niet ontkennende, zoo pleiten de proeven van kkies daar wel nietnbsp;vóór, doch ook het tegendeel is niet bewezen. Bij oppervlakkigenbsp;beschouwing schijnt de groote opening in de iris de meest natuurlijkenbsp;weg, dien het oogvocht zou kunnen nemen; doch gaat men nadernbsp;op de mechanische verhoudingen in, dan is het probleem niet zoonbsp;eenvoudig a!s het schijnt. Vooral ulrich 1) heeft er op gewezen,nbsp;dat do pupil door de bewegelijke lens geheel afgesloten zou kunnennbsp;worden; volgens ulrich 2) wordt' do lens nooit door de zonulanbsp;tcruggehoiulen, cn de iris met de lens vormen, naar zijn opvatting,nbsp;een beweeglijk septum, dat voorste en achterste oogkamer scheidt.nbsp;Daarom meent hij, moet de vochtstrooin dwars door do iris zijn wegnbsp;nemen; later kwam hij gedeeltelijk op deze uitspraak terug, en meendenbsp;hij, dat ook een klein deel van het vocht langs den weg der pupil denbsp;voorste oogkamer kon bereiken ; dit laatste leidde hij wederom af uitnbsp;proeven met ferrocyaankalinm genomen.
De mogelijkheid eener afscheiding van voorste en achterste oogkamer door het beweeglijk septum, bestaande uit lens en iris, kan niet bestreden worden. Indien de achtervlakte der iris zoo zacht, en denbsp;oppervlakte der lens zoo glad is, dat er geen fijne openingen tusschennbsp;deze beide oveiblijven, indien ze tegen elkaar gelegd worden, dan kannbsp;de vloeistof, van het, corpus ciliare uitgaande, onmogelijk den wegnbsp;door de pupil nemen; er zou in de achterste oogkamer een hoogerenbsp;druk ontstaan dan in de voorste, de iris zou eenigszins naar vorennbsp;gespannen worden, maar de lens zou steeds de pupil geheel afsluiten.nbsp;Om deze verhoudingen aanschouwelijk voor te stellen, kan men het volgende schema vervaardigen.
-ocr page 205-Men snijde uit een gummiplaat van ca. 1 mM. dikte een schijf van 15 cM. middellijn; centraal knipt men daarin een cirkelvormige opening van 2.5 cM. middellijn; een elastieken bal E met eennbsp;middellijn van 5 cM. wordt door een zeer kleine opening zoovernbsp;met water gevuld, tot hij juist in water zinkt; dan neemt men eennbsp;glazen trechter die een wijdte heeft van 13 cM., legt den gevul-den bal daarin, bedekt de opening met de gummiplaat en stelt daarover een trechter ü, die een wijdte heeft van 15 cM.; deze laatstenbsp;houdt de gummiplaat vast en grijpt over den rand van den trechternbsp;A heen; giet men de geul a om de trechters met lak vol, zoo is hetnbsp;schematische oog gereed. Door middel van 2 trechters i) en C, dienbsp;evenals A en J5 in statieven bevestigd, en door gnmmislangen metnbsp;deze verbonden zijn, kan men het geheel met water vullen, en dennbsp;druk regelen.
Bij gelijken druk in C en I) stelt men de trechters M B verticaal, en wel A naar boven; de gummiballen E rolt dan op de openingnbsp;è c in de gummi membraan d e. Door den trechter C hooger tenbsp;plaatsen, wordt dan de druk in A hooger gesteld dan in B; mennbsp;overtuigt zich, dat de ballon de opening afsluit, dat het verschil innbsp;druk zich niet meer vereffent. Is dit het geval, dan stelt men A Bnbsp;weer horizontaal; de ballon E blijft dan in de opening hangen. Denbsp;gummimembraan is naar de zijde van B convex gespannen; de spanning is natuurlijk gelijk aan het verschil in drukking in A en in B.
Brengt men nu den trechter D langzaam hooger, dan wordt het drukkingsverschil en daarmede de convexiteit der membraan d enbsp;geringer; de ballon hangt echter nog stevig aan de opening in denbsp;membraan. Eerst als het niveau in D de hoogte van dat in C bereikt heeft, valt de ballon naar beneden: de membraan d e is dannbsp;vlak geworden.
Men kan de proef ook anders nemen. Nadat zooals boven aangegeven is, in A een hoogere druk is teweeggebracht en de trechters A B weer horizontaal stam, klemt men de slang van D bij f af;nbsp;dit brengt in de verhoudingen geen verandering. Perst men nunbsp;echter, door de gummislang van f uit steeds verder centraal dichtnbsp;te drukken, meer vloeistof in B, dan wordt de membraan d e minder gespannen, en daarmede het drukkingsverschil geringer; denbsp;ballon E blijft zoolang aan de opening h c hangen, tot zooveel vloeistof ingeperst is, dat de membraan d e geen spanning meer heeft;nbsp;op dat oogenblik bestaat er geen drukverschil meer tusschen A ennbsp;B en de ballon verlaat de opening.
Zooals deze proef bewijst, en ook theoretisch gemakkelijk is af te leiden, is het mogelijk, dat de vechtstroom de pupil niet kan pas-seeren. Zooals gezegd, is, hangt alles af van de wijze, waarop iris ennbsp;lens zich tegen elkaar kunnen aanleggen. Graan we nu na, welkenbsp;bekende feiten vóór, en welke tégen deze opvatting spreken, dannbsp;hebben wc in de eerste plaats te vragen naar de verhouding tusschen de drukking in de beide oogkamers.
-ocr page 206-Zooals ik proefondervindelijk bewezen heb 1), is in het normale oog van het konijn geen verschil tussohen deze beide aan te toonen,nbsp;en ook bij het konijn bestaan dezelfde verhoudingen als bij dennbsp;mensch: iris en leus liggen tegen elkaar aan. Dit is een sterk bewijs tegen de afsluiting der pupil door de lens. Men zou echter nognbsp;kunnen beweren, dat de afscheiding van lymphe door het corpusnbsp;ciliare zoo langzaam plaats vond, dat nimmer een merkbaar verschilnbsp;in drukking tussohen de beide kamers kon optreden ; de weg dwarsnbsp;door de iris zou dan bovendien nog weinig weerstand moeten bieden aan den vechtstroom.
Om hiervan zooveel mogelijk zekerheid te verkrijgen, werd ten eerste onderzocht, in hoever het iris-weefsel voor vloeistof doorgankelijknbsp;is. Voor deze proeven werden ossenoogen gebruikt; de iris werdnbsp;in zijn geheel uit het oog verwijderd, en daarna ongeveer een vierdenbsp;gedeelte er van voorzichtig over de opening van een glazen buisjenbsp;gelegd en met een draad om het einde der buis vastgebonden ; denbsp;opening dor buis had een middellijn'van 3 inM. Vult men zulk eennbsp;buisje met physiologischo keukenzout-oplossing en stelt men hetnbsp;ondereinde met het stuk iris eveneens in deze vloeistof, om uitdroging te voorkomen, dan kin men nagaan, of filtratie door de membraan plaats vindt, en tevens kan de drukking gemeten worden. Iknbsp;heb me meerdere malen overtuigd, dat ook zelfs bij een drukkingnbsp;van 20 mM. Hg. nog geen filtratie plaats vindt; de iris houdt dezenbsp;drukking zelfs een kwartier lang uit, zonder te scheuren ; duurt denbsp;proef langer, dan begint het vocht in de buis zeer langzaam te vallen, vervolgens gaat het sneller en sneller, en weldra is het buisjenbsp;ledig. De iris is dan verweekt of veranderd; ofschoon geen verscheuring macroscopisch was te zien, moet deze toch hebben bestaannbsp;daar een emulsie van oost-indischen inkt in die gevallen zeer snelnbsp;door de iris heens'roomde, zonder dat ook maar een deel der kool-deeltjes teruggehouden werd.
Hetzelfde resultaat als met de iris verkrijgt men met do chorioi-dea; hierbij kan men eenigszins wijdere buisjes gebruiken, daar natuurlijk grootere stukken van dit weefsel voor de proef ten dienste staan.
Kleine drukkingen van keukenzout-oplossing verdroegen zoowel iris als chorioidea zonder scheuring te vertonnen ; ook na eenigenbsp;uren was geen filtratie waar te nemen.
Deze proeven bewijzen, dat in het oog, waar geen merkbaar drukkingsverschil tusschen de beide kamers bestaat, zeker geen filtratie door het iris-weefssl zal plaits vinden.
Deze buisjes, waarvan één opening met iris of chorioidea gesloten is, kunnen ook dienen om te bewijzen, dat filtratie en dialyse geheel
1) Ueber das gegen eitige Verlialten des Druekes iiii Glasköri'cv uiid in der vorderen Augenkainnier: v. onAErE’s Archiv, l!d. XLl, 2, H. 9i.
-ocr page 207-verschillende processen zijn. Vult men de buisjes zoover met een 2 pCt. oplossing van ferroo/aankalium, tot een drukking van 10 ¦nbsp;15 mM. Hg. bereikt is, en stelt men ze met haar ondereinde innbsp;een schaaltje met gedistilleerd water, dan ziet men het vocht in hetnbsp;huisje snel stijgen, terwijl in het gedistilleerd water reeds na 1 min.nbsp;ferrocyaankalium kan worden aangetoond. Hier heeft dus een snellenbsp;uitwisseling van zout-moleculen tegen water-moleculen, dwars doornbsp;het weefsel heen, plaats gevonden. Deze proef is een nieuw bewijsnbsp;voor de méening, dat de „Filtrationsstreifen” van KïfiES een kunstproduct is.
Dit alles znaakt het reeds waarschijnlijk, dat de vochtbeweging door do pupil plaats vindt. We kunnen echter op de volgende wijzenbsp;den weg van den lymph-stroom uit de achterste naar de voorstenbsp;oogkamer zichtbaar maken. In een versch konijnen- of varkensoognbsp;steekt men ongeveer aan den aequator een dikke metalen canulenbsp;door de sclera tot in het glasvocht; het lumen der canule moet eennbsp;middellijn hebben van ca. 1.5 niM. Men verbindt de canule met eennbsp;gummislang met trechter, die met een mengsel van karmijn- ennbsp;Eerlijnschblauw-oplossing in water gevuld is. De trechter wordtnbsp;zoo hoog geplaatst, dat de vloeistof onder een drukking van 25 totnbsp;30 mM. Hg. in het oog geperst wordt. Het Berlijnsch blauw heeft denbsp;eigenschap, dat het door dierlijke membranen teruggehouden wordt,nbsp;terwijl het door zeer fijne openingen passeert; het karmijn filtreertnbsp;met het vocht door alle filters en openingen ; bovendien diffundeertnbsp;het karmijn ook weder. Indien de voorste en achterste oogkamernbsp;door het septum van lens en iris volkomen gescheiden waren, en ernbsp;filtratie door de iris of langs een anderen weg plaats vond, moestnbsp;dus bet Berlijnsch blauw teruggehouden worden, en alleen het karmijn zou de voorste oogkamer kunnen bereiken. De vochtstroomnbsp;heeft' zeer langzaam plaats, daarom moet men de oogen met de inrichting tot injectie, minstens 15—20 uren rustig laten staan. Hetnbsp;karmijn wordt het eerst zichtbaar in de voorste oogkamer en ooknbsp;als een injectie der pericorneale bloedvaatjes. Het blauw is macroscopisch na afloop der proef niet aan te toonen; alleen is de kleurnbsp;van het karmijn meer purper geworden. Na verloop van de 15 ofnbsp;20 uren hangt men het oog voorzichtig in een 2.5 pCt. oplossingnbsp;van rockend salpeterzuur, terwijl men de canule in situ laat. Hetnbsp;salpeterzuur slaat zoowel het karmijn'als het Berlijnsch blauw neernbsp;en hardt tevens de weefsels. Na 7 uren harding wordt het oog innbsp;stroomend water gelegd en daarna verder behandeld en microscopischnbsp;onderzocht. Dit onderzoek leert dan, dat overal in de voorste oogkamer fijne blauwe korreltjes gelegen zijn; verder is overal, vannbsp;den pupil-rand tot aan het corpus ciliare, de blauwe kleurstof waarnbsp;te nemen, terwijl de iris geen blauwe korrels bevat. Het glasvochtnbsp;is natuurlijk donkerblauw gekleurd ; geen andoi’o weg dan die doornbsp;de pupil is door het blauw op den weg naar de voorste oogkamer
-ocr page 208-gevuigd. Dat het karmijn zooveel vroeger in het voorste gedeelte van het oog zichtbaar werd, hebben we ons weer als gevolg vannbsp;diffusie door de iris te verklaren; de roode kleur bleek door het ge-heele oog doorgedrongen te zijn. Indien door het sterven de mechanische verhoudingen in het oog niet veranderen — en dit is zeernbsp;waarschijnlijk — dan is door deze proef bewezen, dat tusschen lensnbsp;en iris fijne spleten en poriën openblijven, die den vochtstroom gelegenheid geven in de voorste oogkamer door te dringen.
Ook met het levende oog kan men experimenteeren om den loop, van den lymph-stroom te leeren kennen. Brengt men echter niet-diffundeerbare kleurstoffen, zooals Berlijnsch blauw, of korrelige, zoo-als den oostindischen inkt, in den vochtstroom van het oog, dan moetnbsp;men zeer voorzichtig zijn bij het beoordeelen der resultaten van zulkenbsp;proeven. Zoodra de proef n.1. eenigszins langer duurt, reageert he,tnbsp;weefsel op het vreemde lichaam, dat in het oog gebracht wordt; denbsp;leucocyten nemen de korrels der kleurstoffen op en voeren ze in allenbsp;mogelijke richtingen vetder, onafhankelijk van de vochtbeweging innbsp;het oog en zonder door weefsel of membranen te worden tegengehouden. Indien dus een dergelijke proefneming geen duidelijk resultaatnbsp;opievert in het eerste uur, kan men, uit hetgeen later volgt, geennbsp;conclusie meer trekken omtrent de vraag, die ons hier bezighoudt.nbsp;Bij albinotische konijnen heb ik verschillende proeven genomennbsp;met injecties van Berlijnsch blauw, van zure fuchsine en van mengsels van beide in de achterste oogkamer; de iris is bij deze dierennbsp;zoo doorzichtig, dat men nauwkeurig kan zien, waar men injiciëert.nbsp;De resultaten waren echter negatief; de zure fuchsine trad dikwijlsnbsp;dadelijk bij de injectie door de pupil in de voorste oogkamer; waarnbsp;zulks niet geschiedde, kwam ze naderhand in het geheel niet te voorschijn. Het oog reageerde met heftige ontst^kingsverschijnselen. Zooals gezegd is, meende ik uit deze proeven geen besluit te kunnennbsp;trekken omtrent de vochtbeweging.
Uitgaande van de clinische ervaring, dat totale achterste synechiën, of seclusio pupillae gepaard gaan met gewichtige storing in den tonusnbsp;en den voedingstoestand van het oog, werd verder beproefd langs ex-perimen!eelen weg de gemeenschap tusschen de voorste en achterstenbsp;oogkamer te onderbreken. Daartoe werd bij konijnen de geheele pu-pilrand der iris in een centrale cornea-wond tot vergroeiing gebracht;nbsp;door middel van zeer fijne haakjes kan men den sphincter in denbsp;spieetvormige wonde inklemmen. Ofschoon deze proef in enkele gevallen goed gelukt scheen, bleek later, dat in de Peripherie een kleinenbsp;iris-dialyse ontstaan was. Deze weg voerde dus niet tot het doel.nbsp;Daarna beproefde ik bij eenige andere oogen een seclusio pupillae tenbsp;doen ontstaan door den pupilrand der iris overal met een anatomischnbsp;pincetje te knijpen en te beleedigen. Het pincet werd door een centrale corneasnede in de voorste oogkamer gevoerd. Ook deze methodenbsp;bleek niet afdoende; wel ontstond seclusio en occlusio pupillae,doch
-ocr page 209-na een twintigtal dagen bleek, dat de pupil weer begon te reageeren, en het exsudaat geresorbeerd was, zonder synechiën achter te laten.
In zekeren zin weer tot de eerste methode terugkeerende, bracht ik nu den pupilraud met een overeenkomstigen ring der cornea totnbsp;vergroeiing door in drie séances telkens een aantal kleine irispro-lapsen te doen ontstaan. Zoodoende was het ook mogelijk door hetnbsp;centrale stuk cornea den fundus waar te nemen; de ring van denbsp;voorste synnechiën had een middellijn van ongeveer 5 mM. Gedurende de genezing van de prolapsen der iris bleef het oog week; denbsp;voorste oogkamer was bijna geheel verstreken; het centrale stuk cornea werd daarna troebel; verder scheen het doel volkomen bereikt.nbsp;Nadat de wonden der cornea geheel genezen waren, werd de tonusnbsp;van het oog niet verhoogd gevonden; de voorste oogkamer was steedsnbsp;bijna geheel ledig. Een sterke conjunctivaal-eatarrh, die in dezen tijdnbsp;ontstond, deed het litteeken weer in ontsteking geraken, en ondanksnbsp;lanadurige behandeling bleef de catarrh bestaan. In dit tijdperk tradnbsp;staphyloom van het centrale stuk cornea op, vooral sterk aan de onderzijde van het litteeken; de spanning van het oog scheen eenigszinsnbsp;verhoogd. Ik was niet in de gelegenheid deze proeven bij meerderenbsp;konijnen te herhalen.
Hoewel dit experiment ten gunste van de meening pleit, dat de lymph-stroom door de pupil de voorste oogkamer bereikt, kan mennbsp;echter steeds de tegenwerping maken, dat het staphyloom der in ontsteking verkeerende cornea door den normalen druk in het oog ontstaan is. Zeer hard was het oog in allen geval niet, wat men bijnbsp;totale afsluiting van den lymph-stroom toch eigenlijk had mogen verwachten. Daarom ben ik ook zelf van meening, dat deze proevennbsp;herhaald moeten worden, waarbij men dan tevens zal moeten nagaan,nbsp;waarheen de vochtbeweging zich richt, indien de weg door de pupilnbsp;naar de voorste oogkamer is afgesloten. Daarvoor kunnen dan denbsp;¦ boven beschreven injecties met mengsels van diffundeerbare en nietnbsp;dilfundeerbare kleurstoffen weder dienen.
De klinische ervaring pleit voor de strooming door de pupil; bij totale achterste synechie en seclusio pupillae treedt zeer dikwijlsnbsp;secundair-glaucoom op. Toch zouden aanhangers van de meening, datnbsp;de lymph-stroom dwars door de iris treedt met veel recht kunnennbsp;beweren, dat door de ontstekingen, welke vooral de iris doorgemaaktnbsp;heeft, het iris-weefsel zeer veranderd is, en dat daardoor juist denbsp;filtratie door de iris belemmerd moet worden. Hetzelfde zouden zijnbsp;kunnen volhouden ter verklaring van iris bombans.
Het resultaat dezer proeven samenvattende, meen ik bewezen te hebben, dat in het normale oog de vochtbeweging van de achterstenbsp;naar de voorste kamer door de pupil plaats vindt. Dat zulks echternbsp;onder alle omstandigheden het geval is, en dat bij afsluiting van dezennbsp;weg de lymphe langs geen anderen weg de voorste oogkamer kan bereiken, moet door verdere experimenten nader bewezen worden.
(Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg. 1896, 2de Deel).
-ocr page 210-DE KLEUKTEIEOKIE VAN H. EBBINGHAUSl) EN DE DISSOCIATIETHEORIE VAN DONDERS.
W. KOSTEK Gzn. Utrecht.
De dissociatietheorie van donders 2) neemt in de rij der kleur-theorieën niet de plaats in, die haar tnekomt. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan een uitspraak van donj)ERS zelf, waarbij do nieuwenbsp;theorie als een modificatie der YOUNQ’sche hypotliese werd voorge-steld. Voor donders was de basis der YOUNG-iiEDMHOLTz’sche kleur-theoric, het begrip der specifieke physiologische energieën zoozeernbsp;het wezenlijke der hypothese, de keus der „Grundempfiudungen” ennbsp;de voorstelling omtrent de wijze der perceptie zoo geheel en al bijzaak,nbsp;dat hij verklaarde in hoofdzaak aan de kleurtheorie van young vastnbsp;te blijven houden. Ook helmholtz was steeds deze meening toegedaan, en verklaart in de laatste uitgave zijner Physiologische Optil-de kleurtheorie van hering eveneens voor een modificatie der young-sche Hypothese „indem dieselbe durch die Wahl anderer Grundemp-„findungen sich dein, was sie für unmittelbare Thatsachen der innerennbsp;„Beobachtung ansehen zu mussen glaubt, besser anzuschliessen ver-„sucht”. Mijns inziens gingen donders en helmiioutz hierin te ver;nbsp;al hebben deze drie theorieën alle het begrip der physiologischenbsp;energieën tot basis, daarnaast blijven zoovele verschillen bestaan, dienbsp;het wezen der theorie betreffen, dat men*naar mijn meening deze
1) nbsp;nbsp;nbsp;Theorie dos Farbensehens von h. ebmnguaüs, ZeiMirift für Psychologienbsp;imd Physiologie der Sinnesorgane, Bd. V., 1893.
2) nbsp;nbsp;nbsp;F. O. Donders, Proeve eeiier genetische verklaring’van den kleurzin,nbsp;Ueber Farbensysteiue, Arch. f. Ophthaim., XXVII, 1, 1881, und Noch einmalnbsp;die Farbensysteme, Arch, ƒ. Ophthaim., XXX, 1, 1884,
-ocr page 211-door de uitdrukking „modificatie” veel te veel als bijzaken voorstelt. Hoe men hierover echter oordeelen moge, het is onbetwistbaar, datnbsp;de dissociatietheorie evenveel recht heeft als de theorie van heringnbsp;om aan de nieuwe feiten der kleur- en lichtwaarneming getoetstnbsp;te worden. Daar nu in den laatsten tijd de DONDERS’sche theorienbsp;eenigszins op den achtergrond is gedrongen, en daarenboven eennbsp;nieuwe kleurtheorie door ebbinghaus opgesteld werd, die de ideeënnbsp;van DONDERS zeer nabij komt, zonder dat op deze overeenkomst gewezen werd, schijnt het me niet overbodig de dissociatietheorie hiernbsp;kortelijk uiteen te zetten, waarbij dan tevens aangegeven kan worden,nbsp;in hoeverre ebbinghaus van de voorstelling door donders gegevennbsp;afwijkt.
Als grondstelling voor zijn theorie stelt donders voorop: dat gelijk de levensprocessen in het algemeen ook de psycho-physische processen der licht- en kleurge waar wording als niet omkeerbare dissocia-tieprocessen moeten opgevat worden. Aan de totale dissociatie vannbsp;de moleculen der lichtzinsubstantie beantwoordt naar de voorstelling van DONDERS de neutrale sensatie van het kleurlooze wit; dezenbsp;ontstaat in haar volle reinheid onder den invloed van het gezamenlijke zonnelicht. De resten worden geacht niet voor verdere dissociatie vatbaar te zijn op grond van het feit, dat bij matige intensiteit van het daglicht de sensatie van wit onveranderd voortduurt.nbsp;Wordt het licht afgesloten, dan gaat de sensatie allengs in zwartnbsp;over, zonder haren aard te wijzigen. Daarbij stijgt het aantal licht-zin-moleculen door overwicht der wording op het verbruik, en openbaart zich grootere neiging tot dissociatie. Blijft het objectieve lichtnbsp;afgesloten, dan kunnen vorming en spontane dissociatie der moleculennbsp;aan elkander gelijk worden, en wel met reductie der beide processennbsp;tot een minimum; de sensatie nadert dan tot zwart; volmaakt zwartnbsp;komt slechts plaatselijk voor onder den invloed van contrast, naarnbsp;de voorstelling van donders geassocieerd aan de bloote bewegingnbsp;der atoomgroepen en atomen der specifiek levende moleculen, genoegzaam zonder dissociatie. In dien toestand heeft de gevoeligheidnbsp;van het gezichtsorgaan voor licht haar maximum bereikt.
De hypothese verbindt verder de sensaties der enkelvoudige kleuren aan partiëele dissociaties derzelfde lichtzin-moleculen. De daarbij gevormde restmoleculen wekken door secundaire dissociatie de complementaire kleur, waarvan verbleoken der primaire klenr het gevolg is.nbsp;De secundaire dissociatie der restmoleculen komt gaandeweg spontaannbsp;tot stand; een deel der resten dient ook weder tot ophouw van nieuwenbsp;lichtzin-moleculen. Blijft een kleur inwerken, dan krijgen de restmoleculen meer en moor de overhand, waarvan het gevolg is, datnbsp;een evenwicht kan optreden tusschen de directe eu indirecte dissociatie, waaraan dan weer de neutrale sensatie gebonden is. Valt nunbsp;weder wit licht in het oog, dan doet onmiddellijk de complementairenbsp;kleur door ontleding der aanwezige restmoleculen zich krachtiger gel-
-ocr page 212-den, totdat met het verdwijnen van deze de oorspronkelijke toestand weer teruggekeerd is.
Volgens deze hypothese kunnen dus complementaire kleuren niet tegelijk in eenzelfde deel van het netvlies waargenomen worden, daar de partiëele dissociaties, waaraan ze gebonden zijn, zich verbindennbsp;tot een totale dissociatie, waaraan de gewaarwording wit gebondennbsp;is. Purperrood en groen, zoowel als geel en hlauw kunnen daaromnbsp;geen gemengde kleuren geven; ze vormen steeds wit, wanneer ze innbsp;gelijke intensiteit samenwerken. Daarentegen verbindt zoowel purperrood als groen, zich met geel en met blauw tot samengestelde kleuren,nbsp;daar de partiëele dissociaties te zamen geen totale dissociatie vannbsp;het lichtzin-molecunl veroorzaken kunnen; ze kunnen naast elkandernbsp;voorkomen.
De kleurblindheid vat donders op als een ontwikkelingsvorm; de kleurblinde heeft een minder ontwikkeld stelsel. Glenetisch opgevatnbsp;was de oorspronkelijke vorm van gezichtsorgaan, die, waarbij hetnbsp;lichtzin-molecunl alleen in zijn geheel door het samengestelde zonlicht ontleed kon worden; hieraan beantwoordde een enkele neutralenbsp;sensatie. Toen in de rij der ontwikkeling het lichtzin-molecunl vatbaar werd voor splitsing in twee moleculen, die onder den invloednbsp;van enkelvoudig licht zich eveneens dissocieerden, was een dichro-matisch stelsel ontstaan. Langs (hen weg vormde zich uit den neutralen lichtzin eerst de zgn. roodblindheid, en door verdere verandering van het molecuul de zgn. groenblindheid. Door verdere ontwikkeling werd nog een tweede splitsing van het lichtzin-moleeuulnbsp;mogelijk, onder den invloed van andere enkelvoudige stralen en daarmede was het stelsel van zwakken kleurzia en later het normalenbsp;kleurstelsel gevormd. Het dichromatisch systeem bestond waarschijnlijk uit de sensaties geel en blauw naast de neutrale; de rood- ennbsp;de groen-sensatie kwamen bij de verdere ontwikkeling tot stand.
Ha deze korte beschrijving der kleurtheorie van donders kunnen we de nieuwere theorie van ebbinghaüs nader in oogenschouw nemen.nbsp;Volgens deze hypothese zijn de kleursensaties gebonden aan de ontleding van drie substanties in de buitenste lagen der retina; deze zijn:
1®. de witsubstantie; zij wordt ontleed door stralen van alle golflengten; aan haar ontleding is de sensatie wit of grijs gebonden; ook spontaan, zonder inwerking van objectief licht, door „iunere Reize”nbsp;kan de substantie gedissocieerd worden. Zij wordt voortdurend nieuwnbsp;gevormd, doch aan het opbouwproces is geen licht- of kleursensatienbsp;gebonden;
2'’. de blauwgeel-substantie; deze is identisch met het staafjesrood en wordt verondersteld eveneens in de buitenste lagen van het netvlies voor te komen, zoowel in de kegels als in de staafjes. De aanvankelijke ontleding geeft de sensatie geel, de verdere die van blauw.nbsp;Deze kleursensaties worden verondersteld te bestaan uit een gewaarwording van wit (Helligkeit), waaraan echter een „Rhytmisirung”
-ocr page 213-gebonden is, die het karakter der kleur bepaalt. Werken geel en blauw op eenzelfde deel van het netvlies in, dan ontstaat de sensatienbsp;wit, door additie van het wit, dat in beide kleurprocessen verondersteld wordt aanwezig te zijn, terwijl de twee rhytmisirungen zichnbsp;niet met elkander verdragen, en elkaar opheffen;
iiquot;. eveneens is het bij de ontleding van de roodgroen-substantie gesteld, die verondersteld wordt alleen in de buitenleden der kegelsnbsp;voor te komen, en een objectief groene kleur te hebben, waardoornbsp;ze met het complementair gekleurde staafjesrood steeds een kleurloos onzichtbaar mengsel geeft. De aanvankelijke ontleding der substantie geeft roodsensatie, de ontleding der rest de sensatie groen,nbsp;en beide processen verbinden zich weer tot één, waaraan de gewaarwording wit gebonden is, daar de tegengestelde „Rhytmisirungen”nbsp;elkaar weer opheffen.
Vergelijkt men de beide kleurtheorieën met elkaar, dan blijkt, dat het verschil daarin gelegen is, dat ebbinghatjs drie substanties aanneemt,nbsp;terwijl voor de theorie van donders één substintie voldoende is.nbsp;Daar de partiëele dissociaties bij ebbinghaus niet in dezelfde stofnbsp;plaats vinden, wier totale dissociatie wit geeft, mist men hier ooknbsp;het natuurlijke verband tusschen de complementaire kleuren, en moetnbsp;EBBINGHAUS zijn toevlucht nemen tot de hypothese der antagonistischenbsp;„rhytmisirungen”. Verder echter zijn de theoretische grondbeginselennbsp;van beide theorieën volkomen gelijk, beide hebben tot basis, datnbsp;alleen de dissociatie van het levende molecuul licht of kleursensatienbsp;veroorzaakt, en dat de opbouw geen psychophysisoh proces is.
Ebbinghaus wilde het staafjesrood als een stof aanzien, wier ontleding kleursensatie opwekt, en werd daardoor tot deze modificatie der theorie van donders gedwongen; want kwamen de partiëelenbsp;processen in de witsubstantie tot stand, dan waren ook alle splitsings-producten in alle elementen der buitenste laag der retina aanwezignbsp;en kon het ontbreken (of volgens ebbinghaus het schijnbare ontbreken) van het staafjesrood in de fovea en in alle kegels nietnbsp;verklaard worden. De hypothetische groengekleurde roodgroen-substantie, die ebbinghaus in alle kegels aanwezig denkt, is nimmernbsp;door eenigen onderzoeker waargenomen; dat boel in de retina dernbsp;kikvorschen enkele groengekleurde staafjes waarnam, zal men welnbsp;niet als bewijs voor het bestaan dezer substantie willen aannemen.nbsp;En daar het niet zoo moeilijk moest zijn, deze stof in het netvliesnbsp;zichtbaar te maken, wanneer men de retina aan de inwerking vannbsp;geel of blauw licht blootstelde, komt me de juistheid der ebbingiiaus-sche hypothese zeer twijfelachtig voor.
De bezwaren door donders tegen de HERiNG’sche kleurtheorie aangevoerd, schijnen me ook nu nog steekhoudend; dat in hun wezennbsp;gelijksoortige sensaties als groen en rood, geel en blauw aan tegen-, gestelde processen gebonden zouden zijn, vond donders strijdig metnbsp;onze physiologische begrippen; dat verder rood en groen, geel en blauw
-ocr page 214-elkander zouden opheffen, terwijl wit en zwart, die herin^g eveneens aan twee tegengestelde processen verbindt, zich met elkaar vereenigennbsp;tot grijs, was eveneens een gewichtig bezwaar. Deze moeilijkhedennbsp;zijn door donders vermeden.
Het verband tusschen de partiëele dissociaties geel en blauw, en rood en groen is door donders niet nader aangegeven. Ik meen,nbsp;dat als men op de volgende wijze dit verband aanduidt, de disso-ciatie-theorie op de eenvoudigste wijze onze kennis omtrent de lichten kleurperceptie samenvat.
Zooals men weet, zijn het zuivere rood en groen niet complementair, ze geven te zamen geel, en wel een geel, welks intensiteit en saturatie in betrekking tot de samenstellende kleuren gering is.nbsp;Nemen we nu aan, dat evenals zuiver geel en blauw te zamen witnbsp;vormen, d. i. zich tot een totale dissociatie verbinden, het reinenbsp;groen en rood te zamen die partiëele dissociatie tot stand brengen,nbsp;die door het geel alleen teweeg gebracht kan worden, dan kunnennbsp;we als grondkleuren het reine geel, blauw, rood en groen aannemen,nbsp;terwijl dan tevens blijkt, waarom de complementaire kleuren nietnbsp;altijd enkelvoudige zijn.
Het nevenstaande schema maakt de voorstelling gemakkelijker.
In 1 zijn de partiëele atoom-groepen aangegeven, die bij de splitsing tot restmoleculen worden. Uit 2 blijkt, dat de complementaire kleur voor blauw,nbsp;geel is, en omgekeerd. Uit 3,nbsp;dat rood en blauwgroen en uit 4,nbsp;dat groen en purperrood complementair zijn en weder omgekeerd. Tevens zien we, dat indien rood en groen samenwerken, de atoomgroep geel ontleednbsp;wordt, en dat de complementaire van het mengsel weer blauw moetnbsp;zijn; dat de intensiteit van het geel in dat geval niet gelijk is aannbsp;de som der intensiteiten van het rood en het groen kan eveneensnbsp;door het schema verklaard worden.
Men zie in het schema niets meer dan een beknopte voorstelling der feiten, die zich aan de dissociatietheorie ongedwongen aansluit.nbsp;Zoolang een theoretische verklaring niets anders is dan een anderenbsp;uitdrukking voor onze door ervaring en experimenteel onderzoeknbsp;verkregen kennis, omtrent een of andere groep van verschijnselen,nbsp;maakt ze ons het onthouden der feiten gemakkelijker, doch zou ooknbsp;evengoed gemist kunnen worden; werkelijke waarde krijgt eennbsp;theorie eerst dan, indien daaruit nieuwe begrippen kunnen worden
-ocr page 215-afgeleid, die tot de ontdekking van onbekende feiten den aanstoot geven; dan eerst wordt de juistheid der hypothese ook eenigszinsnbsp;waarschijnlijk gemaakt.
De theorie van herikg, die uitgaat van de reine sensaties rood, groen, geel, blauw, wit en zwart en deze verbindt aan de tegengestelde processen van opbouw en ontleding in drie substanties, komtnbsp;reeds dadelijk met de werkelijkheid in strijd.
Helmholtz wees er herhaaldelijk op, dat het reine groen niet complementair is met het reine rood, doch met het purperrood, ennbsp;eveneens het reine rood niet complementair met het reine groen,nbsp;doch wet blauwgroen. Dit schijnen me gewichtige argumenten tegennbsp;de theorie van hering. De dissociatie-theorie kan deze feiten gemakkelijk met onze overige kennis der kleurmènging in verbandnbsp;brengen.
W. K o S ï E K Gzn. Utrecht.
De groote verwachtingen, die men omtrent de oplossing van het vraagstuk der licht- en kleurperceptie koesterde, nadat boll hetnbsp;staafjesrood in de menschelijke retina had aangetoond, werden nietnbsp;vervuld. Ofschoon men zonder twijfel een stof voor zich had, dienbsp;onder invloed van het licht ontleed werd, een werkelijk photo-chemisch proces dus, zooals men zich dit voor het veroorzaken dernbsp;licht- en kleursensaties reeds gedacht had, kon men geen der gewaarwordingen met de ontleding van het staafjesrood in verbandnbsp;brengen; want juist de gele vlek, en daarmede de plaats van hetnbsp;scherpste zien, de fovea centralis, vertoonde geen spoor van de genoemde stof. Uit overmaat van teleurstelling werd daarna langennbsp;tijd aan de studie van het staafjesrood minder aandacht geschonken,nbsp;totdat in de laatste jaren verschillende onderzoekers dit gebied opnbsp;nieuw betraden, met het gevolg, dat drie verschillende theorieën onsnbsp;op dit oogenblik komen verklaren, welke sensaties aan het photo-chemisch proces der ontleding van het staafjesrood in staafjesgeel,nbsp;en de verdere omzetting van dit laatste, gebonden moeten wordennbsp;gedacht.
In een vorig opstel 1) deelde ik in het kort mede, dat ebbinghaus 2) de sensatie geel gebonden acht aan de omzetting van het staafjesrood in staafjesgeel, en de verdere ontleding van het staafjesgeelnbsp;als oorzaak opvat voor de sensatie blauw. Als bewijs voor dezenbsp;meening, dient de absorptie-curve, die deze stoffen vertoonen voornbsp;licht van verschillende golflengte; het maximum der absorptie ligt voornbsp;staafjesrood in het geel en ze neemt naar beide zijden in het spectrumnbsp;tamelijk snel af; de absorptie voor enkelvoudig licht heeft bij het
1) nbsp;nbsp;nbsp;De kleurtheorie van ebbinghaus en de Dissociatie-theorie van donders ;nbsp;Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde
2) nbsp;nbsp;nbsp;Zeitschrift f. Psychologie und Physiologic der Sinnesorgane, Bd. V, 1893.
-ocr page 219-staafj esgeel haar maximum in het blauw en daalt eveneens snel naar beide zijden in het spectrum.
Uit het ontbreken van het staafjesrood in de macula lutea zou volgens deze theorie dus direct moeten volgen, dat geel en blauwnbsp;centraal niet waargenomen kunnen worden. Dit bezwaar overwintnbsp;EBBiNGHAUS daardoor, dat hij aanneemt, dat de blanwgeelsubstantienbsp;in de macula niet ontbreekt, maar eenvoudig onzichtbaar is, daarnbsp;de roode kleur daar door een groengekleurde stof wordt opgeheven,nbsp;aan wier ontleding, zooals we vroeger mededeelden, de sensatiesnbsp;groen en rood gebonden worden gedacht. Directe bewijzen, welkenbsp;deze vooronderstelling aanneembaar konden maken, werden doornbsp;EBBINGHAUS niet aangevoerd; tegen deze opvatting pleit ten zeerste,nbsp;waarop door v. kries gewezen werd, dat de sensaties geel en blauw,nbsp;zoowel in de staafjes, als in de kegels, d. i. in anatomisch geheelnbsp;verschillende elementen der retina gepercipieerd zouden worden; ennbsp;voorts, dat deze groengekleurde substantie nimmer werd waargenomen :nbsp;bij het onderzoek van oogen, die tijdens het leven aan licht vannbsp;verschillende golflengte blootgesteld zijn, moest het niet moeilijknbsp;vallen de groene kleur zichtbaar te maken.
Op grond van de waarneming, dat het absorptie-maximum van het staaijesrood voor verschillende kleuren samenvalt met het maximum der helderheid van het zeer lichtzwakke spectrum en dat, hetnbsp;absorptie-maximum van het staafj esgeel gelegen is ter plaatse vannbsp;de grootste saturatie van het blauw in het heldere spectrum, komtnbsp;KÖNiG 1) tot de conclusie, dat de ontleding van het staafjesrood denbsp;sensatie van zwak licht geeft, terwijl de omzetting van het staafjes-geel de gewaarwording blauw zou geven.
Ook hier wordt natuurlijk dadelijk weder het bezwaar te berde gebracht, dat het staafjesrood op de plaats van het duidelijkste ziennbsp;ontbreekt, en dus centraal geen blauw waargenomen zou kunnennbsp;worden; voor könig is dit echter geen beletsel; integendeel hij bevindt de theorie in overeenstemming met zijn waarnemingen ennbsp;verklaart de fovea voor blauwblind. Als bewijs worden eerstensnbsp;enkele proeven aangevoerd, die slechts bewijzen, dat de fovea voornbsp;blauw licht iets minder gevoelig is dan de peripherie, gelijk zulksnbsp;met vele kleuren het geval is; zoo ziet könig bijv. door een blauw-gekleurd glas naar de maan en neemt waar, dat deze centraal nietnbsp;zichtbaar is; voor de breedte der fovea wordt 0.2 inM. aangenomen,nbsp;het beeld der maan valt dan geheel binnen de fovea. Ieder waarnemer uit normale oogen (könig is zeer bijziende) zal dadelijk consta-teeren, dat de maan door een donkerblauw glas zelfs bezien welnbsp;degelijk centraal zichtbaar blijft; om de proef eenigszins te doennbsp;gelukken moet ik een laag blauwe glazen over elkaar leggen en
1) A. Koenig, Ueber den menschlichen Selipurpur und seine Bedeutung für das Sehen: Sitz. der K. pr. Acad. der B'iss., Berlin 1894, XXX, Juni 21.
-ocr page 220-:-l
düor lang lixeercn van het zeer verzwakte lichtbeeld kun ik het zoover brengen, dat de maan langzamerhand onzichtbaar wordt; ditnbsp;is echter niet aan centrale blauwblindheid, doch aan centrale vermoeidheid toe te schrijven. Daar nu verder de meeste onderzoekersnbsp;dadelijk beweren, centraal toch blauwgekleurde voorwerpen waar tenbsp;nemen, heeft könig een tweede hypothese opgesteld, n. 1. die van hetnbsp;vicarieerend fixeerpunt. Volgens deze zien we, indien we meen en eennbsp;blauw object centraal waar te nemen, dit excentrisch, met de omgevingnbsp;der fovea, doch daar we steeds gewoon zijn dit te doen, zijn we onsnbsp;dit excentrisch fixeeren volstrekt niet bewust. Indien een theorienbsp;door middel van zulke abnormiteiten staande gehouden moet worden,nbsp;moeten de redenen, die ons verleiden zouden de hypothese te aanvaarden, al zeer dringend zijn. Dit is nu mijns inziens niet het geval,nbsp;en ik offer wat mij aangaat könig’s hypothese omtrent de functienbsp;van het staafjesrood gaarne op voor de zekerheid, dat ik centraal denbsp;sensatie blauw kan waarnemen. Het onmogelijke van kösig’s voorspelling blijkt nog duidelijker, indien we voor de breedte der purper-vrije zone niet 0.2 mM. aannemen, doch 1.84 mM., dat is de breedtenbsp;van het centrale netvlies-gedeelte gemeten tot daar, waar de kransennbsp;van staifjes om de kegels beginnen. We mogen dit doen, daar KÜHSEnbsp;vond, dat de enkele staafjes, die meer naar de fovea toe gelegennbsp;waren, geen staafjesrood bevatten. Met een breedte van 1.84 niM.nbsp;komt een gezichtshoek van overeen en een hoek aan het draaipunt van ongeveer 10' en we zouden ons dus oogbewegingen vannbsp;5'’ uitslag volgens könig niet bewust zijn. Op een vlak op 1 Meternbsp;afstand van het oog geprojicieerd, komt die breedte vaii het purper-vrije netvlies overeen met een cirkelvlak van 123 mM. middellijn.nbsp;Zulke blauwblinde vlekken komen in geen normaal gezichtsveldnbsp;voor; dit strijdt met de dagelijksche ervaring en maakt könig’snbsp;hypothese geheel onaannemelijk.
De andere consequentie der theorie van könig was, dat de fovea minder gevoelig moest zijn voor zeer zwakke lichtindrukken, daarnbsp;de aanvankelijke ontleding van het staafjesrood de sensatie vannbsp;kleurlooze helderheid zou geven. Daar de volgende theorie eveneensnbsp;deze eigenschap aan het staafjesrood toeschrijft, kunnen we onzenbsp;bezwaren tegen deze opvatting daar tegelijk te berde brengen.
Een hypothese, die meer rekening houdt met de feiten, is door VON KRIES 1) medegedeeld. Volgens deze theorie bestaan in denbsp;buitenste lagen van het netvlies twee apparaten voor licht- ennbsp;kleur-perceptie naast elkaar: 1quot;. een trichromaiisch systeem, gezeteld innbsp;de kegels en 2'’. een inonochromatisch systeem gezeteld in de staafjes.
1) J. VON Kkibs, Üeber den Einfluss der Adaptation auf Licht-und Farben-empfindung, und ueber die Funktion der Stabchen, Ber. der naiurf. Oes. zu Freiburg i. B. Bd. 9, Hft. 2; und Ueber die Funktion der Netzhautstabchen,nbsp;ZeUechr. f. Psych, u. Phys. der Sinnesorg., Bd. IX, S. 81, 1896.
Het eerste geeft de gewaarwordingen van kleur en licht van elke saturatie en intensiteit, en kan voorondersteld worden in den zinnbsp;van de kleurtheorie van yoüNQ-helmholtz te zijn samengesteld;nbsp;het tweede geeft alleen de sensatie kleurlooze helderheid, is gevoeliger dan het trichromatisch systeem voor uiterst zwakke lichtin-drukken, doch brengt, ook zelfs bij groote intensiteit van het objectieve licht nimmer een andere sensatie te weeg, dan die van eennbsp;zwak kleurloos licht. Dit proces wordt gebonden gedacht aan denbsp;omzetting van het staafjesrood.
J. VOK Kribs baseert zijn theorie hoofdzakelijk op 3 feiten:
1®. het kleurlooze spectrum: Maakt men de objectieve intensiteit van het zonnespectrum steeds kleiner en kleiner, dan treedt een stadiumnbsp;in, waarbij het oog geen kleuren meer waarneemt, en het spectrum nognbsp;slechts den indruk geeft van een zwakken kleurloozen band,nbsp;terwijl de plaats der grootste helderheid meer naar het blauw verschoven is. We deelden reeds mede, dat het absorptie-maximumnbsp;van het staafjesrood voor spectraalkleuren ongeveer terzelfder plaatsenbsp;gelegen is. Het is dus een ongedwongen vooronderstelling, wanneernbsp;V. KRiES meent, dat deze sensatie bij uiterst zwak licht op de ontleding van het staafjesrood berust. Is dit echter zoo, dan moet ternbsp;plaatse, waar het purper in het netvlies ontbreekt, dit verschijnselnbsp;niet bestaan; een kleur moet daar bij afnemende intensiteit steedsnbsp;de kleursensatie blijven geven; dit meende vox kribs te kunnennbsp;aantonnen; voor mijn oogen is het echter niet het geval; ik keerde,nbsp;om zelfbedrog uit te sluiten de proef om en nam het oogenbliknbsp;waar, waarop een met enkelvoudig licht bestraald vierhoekje, welksnbsp;beeld geheel in de fovea viel, zichtbaar werd. Een assistent wisseldenbsp;de kleuren en steeds was het veldje reeds eenigen tijd centraalnbsp;zichtbaar, alvorens ik de kleur juist kon aangeven. Bij het roodnbsp;zou twijfel kunnen bestaan, doch in allen geval was ook hier denbsp;saturatie in het begin zeer gering. Deze proef pleit nu wel nietnbsp;direct tegen de theorie van vox kribs, daar ook het trichromatischnbsp;systeem eerst een kleurlooze sensatie zou kunnen geven, doch hetnbsp;phaenomeen van het kleurlooze spectrum valt als bewijs weg.
2®. de grootere gevoeligheid der neivlies-peripherie voor zwakke lichf-indrukken. Bij de vorige proef bemerkt men, dat het kleine vierkantje steeds vroeger peripheer waargenomen wordt dan centraal; in de Peripherie zien we het dan echter steeds kleurloos. Deze grootere gevoeligheid zou nu zeer goed door de omzetting van het staafjesroodnbsp;verklaard kunnen worden, indien het verschijnsel niet reeds te dichtnbsp;bij de plaats van het directe zien optrad. Nemen we drie veldjes,nbsp;die met wit of monochromatisch licht bestraald kunnen worden ennbsp;zijn deze in één lijn gelegen op een afstand van 1 cM. van elkander,nbsp;dan vallen ze, indien men het middelste op een afstand van één M.nbsp;fixeert, nog bijna geheel op het staafjes-vrije gedeelte der fovea.
-ocr page 222-Volgens mijne metingen 1) bestaat 0.5 mM. breedte der macula geheel uit kegels; op één M. geprojiciëerd geeft dit oen breedte van 33 mM.; daar de breedte der vierkantjes 5 mM. bedraagt is do afstandnbsp;der buitenzijden der beide uiterste vierkantjes 35 mM. Men kannbsp;nu de verlichting zoo kiezen, dat, wanneer de beeldjes alle met denbsp;Peripherie van het netvlies waargenomen kunnen worden, bij fixatienbsp;van het middelste dit dadelijk onzichtbaar wordt, tersvijl de tweenbsp;buitenste vierkantjes duidelijk zichtbaar blijven. Daar op een breedtenbsp;van 0.8 mM. der macula nog slechts enkele staafjes voorkomen, kannbsp;men de veldjes ook nog verder van elkaar verwijderen; het verschijnsel wordt dan nog sprekender. Er blijkt dus, dat deze grooterenbsp;gevoeligheid der Peripherie voor zeer zwakke lichtindrukken reedsnbsp;bestaat ter plaatse, waar het staafjesrood nog ontbreekt; we kunnennbsp;dit verschijnsel dus niet uit een ontleding van deze stof verklaren.
3'’. het phaenomeen van pürkinje. Zooals men weet, bestaat dit daarin, dat wanneer men de objectieve lichtsterkte van een blauwnbsp;en een roodgekleurd veld, die dezelfde helderheid hebben, allengsnbsp;gelijkmatig vermindert, het blauwe veel langzamer in helderheidnbsp;afneemt dan het roode, zoodat het laatste reeds onzichtbaar kan zijn,nbsp;terwijl men het blauwe nog zeer duidelijk kan waarnemen. Voornbsp;dit verschijnsel bestaat geen voldoende verklaring; met de theorienbsp;van VON KRiES ware het zeer geniakkelijk het phaenomeen begrijpelijk te maken, daar het blauwe licht het staafjesrood veel meer ontleedt dan het roode en dus bij zeer zwakke verlichting het aandeel,nbsp;dat dit proces aan de totale helderheid heeft bij het blauw moestnbsp;gaan overwegen; doch ook hier heeft de theorie dadelijk de proefnbsp;te doorstaan, of het phaenomeen van pürkinje ook geldt voor denbsp;staafjes-vrije fovea, von Kries heeft dit onderzocht door middelnbsp;van gekleurde punten, later eveneens met het spectroskoop en meentnbsp;dat inderdaad in de fovea dit sneller donker worden van rood nietnbsp;bestaat. Ik heb deze proeven herhaald en moet ten eerste opmerken,nbsp;dat men over de helderheid van punten moeilijk oordeelen kan;nbsp;daarom werd weer een vierkant van 5 mM. zijde genomen, dat doornbsp;een bijzondere inrichting voor de eene helft met rood en voor denbsp;andere met blauw spectraal-licht bestraald kon worden en dit op eennbsp;afstand van 0.5 M. gefixeerd. Ook hier was geen twijfel, dat hetnbsp;PüRKiNJE’sche phaenomeen voor de fovea geldig is. Men kan nog veelnbsp;grootere vierkantjes voor de proef gebruiken, zonder dat men in hetnbsp;gebied van het staafjesrood komt, de waarneming is dan nog gemakkelijker te maken. De theorie van von kries vindt dus ooknbsp;geen steun van deze zijde. Ik wil er echter nogmaals op wijzen,nbsp;dat de hypothese daarom nog niet onhoudbaar is; ze is niet met
1) Ned. Tijdschr. voor Geneesk. 1895, Deel II, n“. 8 en Archives d’Ophthalmo-hgie, .Tuillet 1896,
-ocr page 223-deze feiten in strijd, doch ze kan de drie beschreven verschijnselen niet als bewijs aanvoeren.
Onafhankelijk van ton kries heeft ii. parinaud 1) dezelfde theorie omtrent de functie der staafjes opgesteld; hij wijkt in ;ooverre van denbsp;meening van v. kries af, dat hij in het staafjesrood teven een agensnbsp;ziet, dat langs physischen weg de prikkelbaarheid der nerveusenbsp;elementen kan verhoogen, en eveneens in staat is de chemischenbsp;onzichtbare lichtstralen in zichtbaar licht om te zetten 2).
Wordt het resultaat mijner proeven bevestigd, dan zijn we ook nu nog niet gerechtigd in het staafjesrood een stof te zien, wier ontleding licht- of kleursensatie kan opwekken.
1) nbsp;nbsp;nbsp;H. Pamnaud, La sensibilité de l’oeil aux couleurs spectrales; fonctionsnbsp;des éléments rétiniens et du pourpre visuel. Annales d’Ocuhstique, ïm.CXII,nbsp;pag. 228, Oct. 1894.
2) nbsp;nbsp;nbsp;In het Zeitschr. f. Paych. u. Pkys. der Sinnesorgane, Bd. IV, beschrijft Chr.nbsp;LADD-FEANKLiN „eine neue Theorie der Lichtempflndungen”. Deze hypothesenbsp;¦wijkt slechts in zooverre van de kleurtheorie van dondees af, dat in plaatsnbsp;van vier, drie partiëele dissociatieprocessen voor het tot stand komen dornbsp;kleurperceptie worden aangenomen, en dat de aard der partiëele processennbsp;door een tweede hypothese aangeduid wordt. Verder vinden we ook daarnbsp;reeds de vooronderstelling, dat de staafjes slechts „Graumoleküle” en de kegelsnbsp;„Farbeninoleküle” zouden bevatten; experimenteele bewijzen zooals vonnbsp;KRIES die aangevoerd heeft, ontbreken echter. De Auteur is wel zoo vriendelijk er zelf op te wijzen, dat do kleurtheorie van donders „der vorliegendennbsp;„sehr iihnlich ist”.
(Overgedrukt uit het Ned. Tijdschrift voor Geneesk., Jaarg. 1896,1ste Deel).
-ocr page 224- -ocr page 225-' nbsp;nbsp;nbsp;- 'h^S
*â– â– ^ â–
k
-. ■» ■•; ' v‘' quot; ■' A. - • .• • gt;-'
t