-ocr page 1-

.HET

VIJFENTWINTIGJARIG BESTAAN

VAN HET

NEDERLANDSCH GASTHUIS

VOOR

OOG LIJDERS.

VERSLAG,

TER VERGADERING VAN STICHTERS EN AFGEVAARDIGDEN, GEHOUDEN DEN 27 OCTOBER 1881,

L'ITGEIJRACHÏ DOOR

F. C. DOJVÜERS,

liTHEGTKUH DKU INSTELT.ING.

Met het Negentiende Nummer der Wetenscliappelijke Bijbladen.

utrecht;

G. M E T Z E L A A R.

1885.

-ocr page 2- -ocr page 3-

VAN HET

NEDEELAND8CH GASTHUIS

OOGLIJDERS.

VERSLAG,

[/ny

TER VERGADERING VAN STICHTERS EN AFGEVAARDIGDEN, GEHOUDEN DEN 27 OCTOBER 1884,

UITGEBRACHT DOOR

DIRECTEUK DER INSTELLING.

Met het Negentiende Nummer der Wetenschappelijke Bijbladen.

UTRECHT,

G. M E T Z E L A A R. 1885.

-ocr page 4- -ocr page 5-

INHOUD.

Bladz.

Ygf-en-twintigste jaarlgkech verslag, door F. C. D onders. 1

Wetenschappelijke Bijbladen.

I. Kleurvergelijkingen, door F. C. Donders (vervolg van

het vorige jaar. p. 166)............ 1

III. nbsp;nbsp;nbsp;Grond van het verschil der beide kategorieën van

Rayleigh.............. 1

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Verklaring der individueels verschillen in de eerste

kategorie, die van normalen kleurzin.....6

V. nbsp;nbsp;nbsp;De kleinste merkbare afwijkingen van geel en van

daaraan grenzende kleuren bij normalen en ab-normalen kleurzin...........20

VI. nbsp;nbsp;nbsp;De verhouding der intensiteiten van mengsels tot

de som barer componenten (onder medewerking van Dr. Sulzer)...........27

-ocr page 6-

INHOUD.

Bladz.

II. Bewegingen der kegels van het netvlies onder den invloed van licht en duister, door A. G. H. van Genderen Stortnbsp;(medegedeeld door Prof. Th. W. Engelmann) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45-

III. Nieuwe uitkomsten betreffende de bewegingen van kegels en pigment in de retina onder den invloed van het licht,nbsp;door Th. W. Engelmann, verkregen in gemeenschapnbsp;met den Heer van Genderen Stort......4T

-ocr page 7-

VIJFENTWINTIGSTE JAARLIJKSCH VERSLAG, betrekkelijk de verpleging en het onderwijs innbsp;het Nederlandsch Gasthuis voor Ooglijders,nbsp;van den 1. Januari 1883 tot den 1 Januari 1884,nbsp;ter vergadering van Bestuurders en Afgevaardigden, gehouden te Utrecht, den 27 Octobernbsp;1884, uitgebracht door F. C. Donders, Directeur der Instelling.

Hooggeachte Heeren Regenten , Bestuurders en Afgevaardigden!

In grooteren getale dan op eene gewone jaarlijkeche vergadering, mag ik U heden te dezer plaatse begroetennbsp;en danken voor Uwe belangstelling.

Gij hebt verwacht, dat ik met U een blik zou terugwerpen op het tijdsgewricht, dat achter ons ligt, en ik zal die verwachting niet beschamen.

Vergunt mij echter, ter voldoening aan art. 11 der Statuten, te beginnen met een korte schets van de verpleging en het onderwijs in den afgeloopen jaarkringnbsp;van 1883.

Onderstaande tabel stelt U in de gelegenheid, de statistiek der behandeling en verpleging in 1882 en 1883 te vergelijken.

1

-ocr page 8-

Herkomstig zijn uit:

Behandelden.

1882. nbsp;nbsp;nbsp;1883.

Verpleegden. 1882.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1883.

de Stad Utrecht ....

1030.

1080.

15.

18.

de Provincie Utrecht . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

361.

409.

22,

35.

» nbsp;nbsp;nbsp;?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Friesland .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

17.

17.

9.

12.

s nbsp;nbsp;nbsp;snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Groningen .

2.

2.

2.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Drenthe .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

19.

17.

9.

9.

» nbsp;nbsp;nbsp;9nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Overijssel .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

65.

59.

38.

24.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Gelderland .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

242.

240.

68.

84.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noord-Holland .

250.

291.

33.

41.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Znid-Holland .

257.

220.

43.

32.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Zeeland .

48.

46.

34.

24.

» nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Noord-Brabant.

186.

188.

98.

79.

» nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Limburg .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

9.

9.

8.

6.

V reemdelingen.....

6.

3.

3.

2.

2491.

2581.

380.

368.

Daaruit zal U blijken, dat, terwijl het aantal verpleegden van 380 op 368 daalde, het aantal behandelden met 90 toenam, en dat de provinciën in de gewonenbsp;verhouding haar contingent leverden voor behandelingnbsp;en verpleging, in die mate, dat, wat de verpleging betreft , de provincie Utrecht bij sommige andere provinciënnbsp;zelfs achterstond. Het aantal verpleegdagen beliep 8551,nbsp;dat der kostelooze consulten steeg tot 20259.

De tegemoetkoming in de verpleegkosten werd verstrekt:

In 1882.

Lijders. Verpleegdagen,

In 1883.

Lijders. Verpleegdagen.

Uit

eigen middelen

. 202.

4097.

212.

4503.

door

Particulieren . nbsp;nbsp;nbsp;.

. 31.

565.

16.

306.

Diakonieën. . .

. 20.

841.

24.

613.

Gemeentebesturen

, 51.

1365.

39.

1016.

Armbesturen . nbsp;nbsp;nbsp;.

. 54.

1416.

56.

1541.

»

Liefdegestichten .

. 15.

713.

9.

338.

-ocr page 9-

Kostelooze verpleging werd op 12 lijders toegepast, met 234 verpleegdagen, in het geheel dus 368 verpleegdennbsp;'met 8551 verpleegdagen. De gemiddelde verpleegduurnbsp;was 23 dagen.

Uit de statistische bijlagen van het verslag blijkt, dat 280 groote operatiën werden verricht, waaronder 59 extracties van cataract, verwonding, enz. — De uitslagnbsp;van deze was, evenals die der behandeling, alleszins bevredigend.

Het onderwijs, naar het schema van 1882 voortgezet, vond steeds dezelfde belangstelling hij de studenten ennbsp;ontving dezelfde blijken van waardeering van vreemdenbsp;en vaderlandsche kunstgenooten. En niet alleen wierp denbsp;kliniek op praktisch gebied rijke leering af, maar ooknbsp;het wetenschappelijk onderzoek werd voortgezet en voerdenbsp;onzen tweeden geneesheer, den Heer A. G. H. vannbsp;Genderen Stort, tot de ontdekking van bewegingsverschijnselen in de elementen van het netvlies, die innbsp;hooge mate de belangstelling tot zich trok en het uitgangspunt voor verdere onderzoekingen geworden is.

Zoo bloeide in 1883 de Instelling, die 25 jaren geleden werd gesticht. Voor die stichting was het tijdstip alleszins gunstig. Elke tak van menschelijke kennis heeftnbsp;zijn tijdperken van hernieuwden bloei, meestal het gevolgnbsp;van groote ontdekkingen of nieuwe hulpmiddelen vannbsp;onderzoek. Zoodanig tijdperk was de kennis van hetnbsp;gezichtsorgaan en in het bijzonder de oogheelkunde kortnbsp;te voren ingetreden. Het jaar 1851 staat met guldennbsp;letteren in haar geschiedboek, als het jaar, waarin onzenbsp;Cramer den grond aanwees van het accommodatiever-mogen van het oog, en tevens het jaar, waarin Helm-

-ocr page 10-

h o_l t z ons met den oogspiegel een nieuw middel van onderzoek in de hand gaf.

Cramer’s ontdekking is zeker niet zonder invloed geweest op de onderscheiding tusschen de gebreken vannbsp;refractie en accommodatie, die de grondslag werd eenernbsp;meer nauwkeurige bewerking dier anomalieën, en denbsp;uitvinding van Helmholtz opende een geheel nieuwnbsp;veld, dat voor wetenschap en praktijk de schoonstenbsp;vruchten beloofde. Aan den ingang der nieuwe aera,nbsp;die hiermede was aangebroken, verheft zich de gestaltenbsp;van een Albrecht von Graefe, onder wiens bezielenden invloed zij weldra het toppunt van bloeinbsp;bereikte.

In dien tijd valt ook het begin mijner oogheelkundige loopbaan. Oorspronkelijk docent in anatomie en physio-logie, kwam ik door toepassing van resultaten, op datnbsp;gebied verkregen, ongezocht op den praktisch-oogheel-kundigen weg, waarop kunstgenooten mij gaarne werkzaam zagen, leerlingen mij met belangstelling volgden,nbsp;en waar het bij de ontluikende nieuwe periode een lustnbsp;was te verwijlen. En van alle zijden viel mij ondersteuning ten deel. Was er in de bekrompen zalen dernbsp;Akademische kliniek geen plaats voor inijne ooglijders,nbsp;lokalen en fournituren werden door Burgemeester ennbsp;Wethouders te mijner beschikking gesteld in het cholera-huis, en uit het stedelijk ziekenhuis werd aan mijnenbsp;lijders, tegen zeer billijke voorwaarden, voeding verstrekt. Zoo was ik voorloopig geholpen. Maar de gelegenheid was gebrekkig. Ik was dankbaar, maar mochtnbsp;niet voldaan zijn en — haakte naar iets beters.

In Engeland vooral had ik gasthuizen leeren kennen voor ooglijders, opgericht en in stand gehouden doornbsp;vrijwillige bijdragen. Zou Nederland daarvoor onderdoen?

-ocr page 11-

Een aanzienlijk huis, te koop aangeslagen, voor het doel alleszins geschikt, gaf aan mijn denkbeeld een bepaaldennbsp;vorm en bracht mij tot het besluit, om een poging tenbsp;wagen. En zie, mijn gelukkig gestarnte voert mij totnbsp;den man, dien wij ook thans nog als voorzitter van hetnbsp;College van Regenten in ons midden zien. Aan diensnbsp;bemoeiingen is het te danken, dat, weinig weken later,nbsp;in December 1857, de Heeren H. A. van den Wallnbsp;Bake, C. W. J. Baron van Boetzelaer vannbsp;Dubbeldam, Mr. J. A. Drotheen Mr. H. Royaardsnbsp;van Scherpenzeel, waarbij zich de Nestor der geneeskundige faculteit, de waardige S u e r m a n, had aangesloten , zich met een circulaire tot hunne stad- ennbsp;landgenooten wendden, om hunne medewerking in te roepen tot het oprichten van een Gasthuis, dat uitsluitend zounbsp;bestemd zijn voor de verpleging van behoeftige en minvermogende ooglijders, — met het resultaat, dat, weinigenbsp;maanden later, de oprichting verzekerd was. De Koningnbsp;gaf het voorbeeld, de natie volgde — de geheele natie:nbsp;men had zich gewend tot alle landgenooten, omdat denbsp;inrichting de eerste zou zijn van haren aard en voornbsp;alle Nederlanders zou openstaan, en overal vond mennbsp;een open oor. De tooverstaf, die hier werkte, was, iknbsp;ben er vast van overtuigd, het kleine werktuig, dat iknbsp;ü hier in zijn oorspronkelijken vorm vertoon, de oogspiegel van Helmholtz.

Wie wenschen mocht, de bijzonderheden te leeren kennen, die tot de oprichting betrekking hebben, raadplege de rede, den 2 Mei 1858 in de vergadering vannbsp;Stichters en Bestuurders gehouden, en, met het albumnbsp;der stichting en verdere bijdragen, in de „Yestiging”nbsp;opgenomen.

In de statuten werd het tweeledig doel omschreven:

-ocr page 12-

a. nbsp;nbsp;nbsp;het verleenen van geneeskundige behandeling aannbsp;behoeftige en minvermogende ooglijders, hetzij metnbsp;verpleging (als patiënten der stationaire kliniek),nbsp;hetzij zonder verpleging (als patiënten der polikliniek).

b. nbsp;nbsp;nbsp;het geven van onderwijs, theoretisch en praktisch,nbsp;toegankelijk voor iederen belangstellende, waaraannbsp;zoowel de polikliniek als de stationaire kliniek zouden worden dienstbaar gemaakt.

De stichting was dus in de eerste plaats eene instelling van liefdadigheid. De patiënten der polikliniek zouden kosteloos worden behandeld en van geneesmiddelen voorzien, en voor de verpleging zou slechtsnbsp;een betrekkelijk kleine tegemoetkoming worden verstrekt.

Nadat den 6 Nov. 1858 de polikliniek was geopend, werden den 20 December daaraanvolgende de eerste lijders opgenomen, en in het eerste jaarlijksch verslag,nbsp;zich uitstrekkende van den dag der opening tot 1 Januarinbsp;1860, dus over veertien maanden, was het aantal patiënten op de polikliniek reeds tot 873 gestegen, met nietnbsp;minder dan tienduizend consultatiën, en het aantal verpleegden tot 192 met 7455 verpleegdagen.

De uitbreiding der behandeling en verpleging over de volgende jaren wordt U op twee tafels (fig. 1 en 2) aanschouwelijk voorgesteld. Op de abscis zijn de jaren vermeld van 1859 tot en met 1883. Ter zijde leest gijnbsp;de cijfers af, die voor de rechtstandige lijnen (de verschillende jaren) gelden.

De bovenste kromme der eerste tafel stelt het aantal lijders voor, met kleine schommelingen regelmatig stijgende tot 1884, waarmee het cijfer van 2600 bereiktnbsp;wordt, dat ook dit jaar alweder zal worden overtroffen.

-ocr page 13-

De epidemiëen vaa cholera en pokken, die de lijders van

Utrecht verwijderd hielden, verklaren de kleine,dalingen

in 1860 en 1870, De gestippelde lijn ........... dezer tafel

vertegenwoordigt het aantal verpleegden. Gij ziet het, behoudens den invloed van pokken en cholera, ook regelmatig stijgend, van bijna 200 in 1859 tot 440 in 1872, waarnanbsp;het voortdurend zich om de 400 blijft bewegen. De volgendenbsp;lijn--— • — • — ¦ — . — stelt het aantal groote opera

ties voor, dat, in de eerste jaren betrekkelijk zeer aanzienlijk (zóó velen waren van hulp verstoken gebleven!), in 1872 ook nog meer dan 400 bedraagt, om allengs eenigszinsnbsp;af te nemen en om de 300 te schommelen, — eene kleinenbsp;vermindering, die hare verklaring vindt in gelijksoortigenbsp;gestichten, te Eotterdam, Amsterdam en elders verrezen,nbsp;en in de gelegenheid voor operaties, in de verschillende

Universiteitsklinieken geboden. De gebroken lijn---

geeft een overzicht van het aantal verpleegdagen, met

-ocr page 14-

dien verstande, dat de ter zijde aangeduide cijfers met 10 moeten worden vermenigvuldigd, en wij leeren daaruitnbsp;bijgevolg, dat de verpleegdagen in 1865 een maximumnbsp;van 10 X 1200 — 12000 bereikten, om andermaal, innbsp;1877 a 1878 , nagenoeg hetzelfde cijfer te vertoonen ennbsp;overigens in den loop der jaren betrekkelijk een weinignbsp;te dalen, — wat wij gaarne als bewijs van den vooruitgang onzer kunst zouden zien opgevat,

De tweede tabel maakt een splitsing tusschen de lijders en de verpleegden, herkomstig uit de stad en de provincienbsp;Utrecht en uit de overige provinciën. De beide bovenstenbsp;lijnen betreffen de behandelde lijders, de gestippelde Y die

dezer stad en provincie, de vergezellende lY--— • — • —

die der overige provinciën, waarbij het opmerking verdient, dat al spoedig de laatste de eerste overkruist, om voornbsp;de andere provinciën een hooger cijfer aan te wijzen dannbsp;voor Utrecht en eerst in 1877, op hare beurt, door Utrechtnbsp;te worden overtroffen: dit belet niet, dat toch ook dienbsp;der provinciën stijgende blijft en voor 1883 niet mindernbsp;dan 1100 lijders aanwijst.

Het volgend drietal lijnen, I, II, III dezer tabel (fig. 2), betreft de verpleging, en hier springt het in het oog.

-ocr page 15-

hoe weiiiig de onderste (gestippelde) lijn I, die de verpleging voor stad en provincie Utrecht voorstelt, zich verheft in betrekking tot II, de afgebrokene — • —---— • gt;

die der overige provinciën. Ge kunt er uit afleiden, dat ten aanzien der belangrijkste patiënten, die verplegingnbsp;en meestal een operatie behoeven, voor de overige provinciën ons gasthuis een niet mindere heteekenis heeftnbsp;dan voor stad en provincie Utrecht.

De doorloopende lijn van het laatst genoemde drietal geeft de som der verpleegden, zooals die reeds door denbsp;gestippelde lijn............op de eerste tafel is aan

geduid.

De feiten, die in deze graphische voorstellingen liggen opgesloten, vindt men in meer bijzonderheden op de tabellen vermeld, die als bijlagen aan dit verslag zijn toegevoegd. Ik zal daaruit alleen aan stippen, dat het aantal behandelde lijders in het tijdperk van 25 jarennbsp;41.525 bedraagt, waarvan 20.511 uit de provincie Utrecht,nbsp;20.607 uit de overige provinciën en 407 uit het buitenland; het aantal verpleegden 9017 (met 257456 ver-pleegdagen), ik zeg verpleegden 9017, waarvan 1025nbsp;uit de stad en provincie Utrecht, en niet minder dannbsp;7881 uit de andere provinciën, benevens 111 uit hetnbsp;buitenland. Voorts, dat in die jaren 7449 operaties zijnnbsp;verricht, waaronder 1540 extracties van cararact en bovendien 957 puncties en operaties van nastaar en nietnbsp;minder dan 2300 operaties op de iris, 900 op de spierennbsp;en pezen, 700 op de oogleden en meer dan 300 exstir-paties van den oogbol.

Zijn bij deze feiten verdere woorden niet overbodig?

Ook als inrichting van onderwijs heeft ons Gasthuis

-ocr page 16-

10

aan zijn bestemming beantwoord. De eerste voorwaarde voor een oogheelkundige school is de beschikking overnbsp;een voldoend aantal ooglijders, en hieraan was, zooalsnbsp;U zal gebleken zijn, geen gebrek. De kliniek won innbsp;belangrijkheid, doordien uit de afgelegen provinciën schiernbsp;alleen operatieve gevallen tot ons kwamen, of zoodanige,nbsp;welker genezing tevergeefs was beproefd. En wat in denbsp;tweede plaats de zorg voor de hulpmiddelen betreft, hetzijnbsp;tot opheldering van het onderwijs, hetzij bij een bepaaldnbsp;onderzoek gevorderd, lieten Heeren Regenten ons de vrijenbsp;hand en — wij gingen van de onderstelling uit, dat daaraan niets mocht ontbreken. Ook hadden wij het grootenbsp;voorrecht, voor de hier ontworpen instrumenten in denbsp;Heeren Olland en Kagenaar bekwame constructeurs tenbsp;vinden, steeds bereid ons ten dienste te staan.

En konden in een tijdsgewricht, waarin aller oogen op den vooruitgang der ophthalmologie gericht waren,nbsp;leerlingen haar ontbreken?

Wij vonden ze in de besten onzer studenten, voor wie de Inrichting in de eerste plaats bestemd was, en kunst-genooten, die in de vorderingen der oogheelkunde wensch-ten te worden ingewijd, stroomden ons van alle zijden toe.

De statuten plaatsen den Directeur aan het hoofd ook van de inrichting van onderwijs, maar bepalen tevens,nbsp;dat, op zijn voordracht, meerdere leeraars kunnen wordennbsp;aangesteld. Hij meende zich nu met het klinisch zoowel als met het algemeen theoretisch onderwijs te moetennbsp;belasten, terwijl onze tweede geneesheer, Dr. Snellen,nbsp;een cursus gaf in operatieve oogheelkunde en in ophthal-moscopie, en onze interne bij de polikliniek mede denbsp;oefeningen leidde. Zoo ontwikkelde zich al spoedig eennbsp;krachtig ophthalmologisch leven, waarvan sommigen ondernbsp;U getuigen waren. Middelerwijl onderhield ik op die

-ocr page 17-

11

nieuwe baan, ook door den aard mijner ophthalmolo-gische studiën, altijd de voeling met het breede veld der physiologic en zette ook mijn onderwijs in algemeenenbsp;physiologic en weefselleer onafgebroken voort.

Nu trof in 1862 onze Hoogeschool een gevoelige slag in den onverwachten dood van den waardigen Schroe-der van der Kolk, die een reeks van jaren den leerstoel voor anatomie en physiologic met eere had bekleed;nbsp;en Heeren Curatoren gaven den wensch te kennen, datnbsp;ik in het vak der physiologie het onderwijs in zijn ge-heelen om vang mocht op mij nemen. Bij het daarbijnbsp;geopende uitzicht op een nieuw physiologisch laboratorium , was het aanbod zeer verlokkend, ’t Glold het vaknbsp;mijner keuze, waaraan ik jaren lang mij had voorgesteldnbsp;mijn leven te zullen wijden. — Maar was het aanvaardennbsp;van dien leerstoel in overeenstemming te brengen metnbsp;de plichten, die ik bij de vestiging van ons gasthuisnbsp;had aanvaard.^

In onze stad had Dr. Snellen, onze tweede geneesheer, die mij bij ontstentenis aan ons gasthuis ook verving, zich als praktisch geneesheer gevestigd. Hij was een mijner beste discipelen, later mijn assistent geweest,nbsp;ervaren reeds in oogheelkunde, en ik wist wat onze Instelling van hem wachten kon. Hem sloeg ik voor, metnbsp;neerlegging zijner praktijk als gewoon geneesheer, zichnbsp;uitsluitend te wijden aan de oogheelkunde en bij denbsp;werkzaamheden in en ook buiten het Gasthuis mij ternbsp;zijde te staan, en hij nam mijn voorstel aan. Daarmedenbsp;nu, M. H., achtte ik mij gerechtigd aan den wensch vannbsp;Heeren Curatoren gehoor te geven. Ik zou geen ontrouwnbsp;plegen, Ik zou den arbeid aan onze Instelling metnbsp;Dr. Snellen deelen: hij zou, als de geneesheer van onsnbsp;gasthuis, zich voor het grootste deel met de behandeling

-ocr page 18-

12

der lijders belasten; hem ook zou ik het operatieve deel, waarin hij spoedig een meester werd, meer en meernbsp;overlaten — en intusschen mij blijven belasten met hetnbsp;onderwijs, het klinische zoowel als het theoretische.nbsp;En aldus geschiedde. En zoo ging ik voort, een reeksnbsp;van jaren, trots groote inspanning zeker niet zondernbsp;tekortkomingen; want de dubbele taak, de directie ennbsp;het onderwijs aan twee belangrijke instellingen, gingnbsp;mijne krachten te boven. Dr. Snellen had zich middelerwijl volkomen gevormd als ophthalmoloog en allenbsp;aanspraak verkregen op een leerstoel in de ophthalmo-iogie, die hem ook reeds te Leiden was aangeboden ennbsp;alleen werd afgeslagen, omdat ik den wensch te kennennbsp;gaf, hem voor Utrecht te behouden. Eindelijk, in 1877,nbsp;vond mijn rechtmatig verlangen gehoor, van Dr. Snellen tot Hoogleeraar in de Oogheelkunde aan onzenbsp;Universiteit benoemd te zien. Ik wenschte hem en onzenbsp;Stichting daarmee geluk, in het volle vertrouwen, datnbsp;hij zijne beste krachten aan onze Universiteit en in hetnbsp;bijzonder aan onze Stichting zou wijden. Meent evenwelnbsp;niet, dat ik van alle betrekking tot dat onderwijs zounbsp;afstand doen. Het was de wensch van Prof. Snellen,nbsp;en ik gaf daaraan gaarne gehoor, dat zekere gedeeltennbsp;der ophthalmologie, die in nauwe betrekking staan totnbsp;physiologie, door mij nog zouden worden gedoceerd,nbsp;en tot op den huidigen dag geef ik, naast het algemeenenbsp;onderwijs in physiologie, met onverflauwden lust en rijkenbsp;voldoening, een bijzon deren cursus in de physiologie dernbsp;zintuigen, waarbij die van het oog op den voorgrond staat.

Als den boom aan zijne vruchten — zoo kent men de school aan haar leerlingen.

Hoofddoel was bij den aanvang het vormen van oog-

-ocr page 19-

13

arisen, die overal ontbraken, en na weinige jaren waren in de voornaamste steden van Nederland éénnbsp;of meer oogheelkundigen ex professo opgetreden , allen,nbsp;misschien met een enkele uitzondering, kweekelingennbsp;onzer school of leerlingen van deze. Inderdaad mag iknbsp;aan ieder onzer Universiteiten een oud-leerling als mijnnbsp;ambtgenoot in het vak der oogheelkunde begroeten. Ennbsp;niet alleen in Nederland, maar ook in onze overzeeschenbsp;bezittingen werd uit onze school in de behoefte aannbsp;oogheelkundigen voorzien, ja, in vele hoofdsteden der oudenbsp;en nieuwe wereld mag zjj onder de ophthalmologen vannbsp;naam, onder de docenten ook der oogheelkunde, op harenbsp;discipelen bogen.

Wat den vreemdeling vooral aantrok, was de snelle ontwikkeling van de oogheelkunde dier dagen, waarmedenbsp;men niet overal gelijken tred hield, en niet minder denbsp;groote liberaliteit, waarmee de Instelling met al harenbsp;hulpmiddelen voor alle belangstellenden openstond.

De oude Himly (men vindt het vermeld in mijne rede bij de vestiging onzer Instelling) stelde een dubbelennbsp;eisch:

1“. ieder oogarts behoort arts te zijn;

2“. ieder arts behoort te zijn oogarts.

Is nu aan den eersten eisch voldaan, de tweede is, streng genomen, bij den groeten omvang der medischenbsp;studiën niet te vervullen. Wij moeten ons tevreden stellen , wanneer de gewone arts gewone gevallen , als dienbsp;van hoornvlies- en regenboogontsteking, weet te herkennen en te behandelen, de gevolgen van etterachtige oogontsteking, de meest gewone oorzaak van onherstelbarenbsp;blindheid, bij kinderen vooral, weet te verhoeden,nbsp;en gevaarlijke ziekten, als glaucoma, die het oognbsp;met ondergang bedreigen, tijdig te herkennen, om ze

-ocr page 20-

14

aan de zorg van een specialist aan te bevelen. Hu in de behoefte aan specialisten is voorzien, en gestadigenbsp;aanvulling van de zijde der assistenten te wachten is,nbsp;ligt hierin de voornaamste taak van iedere oogheelkundigenbsp;school. Men stelle zich niet voor, dat die taak gemakkelijk te vervullen is. Op de kliniek moet niet slechtsnbsp;gehoord., er moet ook gezien worden, en door iedernbsp;afzonderlijk moeten kleine handgrepen worden aangeleerd.nbsp;Al gedoogde het de ruimte, de hoeveelheid toehoordersnbsp;zou een matig cijfer niet mogen overschrijden. Bij het stijgend aantal onzer studenten, zag Prof. Snellen sedert eennbsp;paar jaren zich reeds genoopt de candidaten in tweenbsp;groepen te verdoelen, en in den jongsten cursus, waarbijnbsp;het aantal tot bijna 60 aangroeide, is verdeeling in drienbsp;groepen noodzakelijk geworden.

Die taak eischt dus groote inspanning; maar de uitkomsten zijn daaraan geëvenredigd. Wordt hier en elders, waar onze discipelen werkzaam zijn, aan inrichtingennbsp;als de onze , het doel bereikt, dan zal, in den beperktennbsp;zin, ook de tweede eisch van Himly vervuld zijn ennbsp;daarmede waarborg verkregen, dat ooglijders overal denbsp;gewenschte hulp vinden en dat door onkunde of verzuimnbsp;niet licht oogen onherstelbaar verloren gaan.

Wij brengen hulde aan het menschlievend doel, om in bijzondere instituten, door opvoeding en onderwijs, onherstelbare blinden verstandelijk en zedelijk te ontwikkelennbsp;en hun door eigen arbeid middelen van bestaan te verzekeren in de maatschappij, en wij zullen met grootenbsp;belangstelling vernemen, wat, bij het volgen der kwee-kelingen op hunne levensbaan, de ervaring zal hebbennbsp;geleerd omtrent de in beiderlei opzicht verkregen resultaten.

Wij betuigen onze groote ingenomenheid met de werkinrichtingen voor blinden, als in verschillende steden en

-ocr page 21-

15

ook te Utrecht gevestigd zijn, waarin, zonder ijdel vertoon , behoeftige blinden worden in de gelegenheid gesteld , bij gezellig samenzijn, door nuttigen, wèl gekozen arbeid in hun onderhoud te voorzien, onderling wedijverende, om, zoo min mogelijk, uit de liefdadige hand te ontvangen, die hun overigens, zooveel noodig, hier gereikt wordt.nbsp;Dat is de ware weg tot verbetering van het lot der blinden.

Maar onze Stichting beoogt nog iets hoogers: haar streven is blindheid te voorkomen. Er zijn verschijnselen,nbsp;M. H., die er op wijzen, dat het aantal dier ongeluk-kigen afnemende is, en gegronde hoop geven, dat binnennbsp;niet al te langen tijd de Instituten, misschien ook denbsp;werkinrichtingen, hunne eischen aan de liefdadigheid zullennbsp;bunnen beperken.

Helpt ons door milde gaven blindheid voorkomen, en Gij zult dat tijdstip verhaasten.

De Statuten onderscheiden, als doel onzer Instelling, liefdadige zorg voor ooglijders en onderwijs in oogheelkunde. Maar het behoeft voor U wel geen betoog, datnbsp;verbreiding van kennis, de vrucht van het onderwijs,nbsp;liefdadigheid kweekt, op hare beurt, in wijder en wijdernbsp;kringen.

Het onderzoek met nieuwe hulpmiddelen op nieuwe banen, waarmede de vestiging onzer instelling samenviel , verhoogde niet alleen de belangstelling in het onderwijs, maar wierp ook vruchten af voor de wetenschap.nbsp;Daarin lag een zeer aantrekkelijke zijde. Geen wondernbsp;dan ook, dat aan onze pogingen in die richting onze bestenbsp;studenten en vele kunstgenooten, ook uit den vreemde,nbsp;belangstellend deelnamen. Tien jaren slechts na de vestiging kon ik reeds wijzen op niet minder dan 24 proef-

-ocr page 22-

16

schriften over ophthalmologische onderwerpen tot het verkrijgen van den doctoralen graad in de Geneeskunde aan onze Hoogeschool. In later jaren werd dit getal nog metnbsp;ruim de helft vermeerderd. En velen dier proefschriftennbsp;waren belangrijk genoeg, om in vreemde talen te wordennbsp;overgehracht. De daarin vervatte onderzoekingen, benevens andere, uit onze Instelling gesproten, zijn voornbsp;het grootste deel neêrgelegd in de wetenschappelijkenbsp;bijbladen, die onze jaarlijksche verslagen plegen tenbsp;vergezellen en aan belangstellende kunstgenooten worden aangeboden. Zij betreffen voor een deel resultaten,nbsp;met den oogspiegel of bij anatomisch onderzoek verkregen,nbsp;behandelingwijzen of operatie-methoden , vooral onder denbsp;leiding van Dr. Snellen ontstaan, maar voor een grooternbsp;deel nog de toepassing der physiologie in het bewerkennbsp;der stoornissen van refractie en accommodatie, waartoenbsp;de bouwstoffen hoofdzakelijk door het onderzoek onzernbsp;jeugdige vrienden werden geleverd, om ten slotte ver-eeuigd te worden in een werk, dat, oorspronkelijk in hetnbsp;Engelsch door de Sydenham Society uitgegeven, in hetnbsp;Duitsch, Eransch en Italiaansch werd vertaald en aannbsp;talrijke geschriften in andere talen werd ten gronde gelegd. In verband daarmede werden de stoornissen onderzocht, uit de gezegde anomalieën voortvloeiende, in hetnbsp;bijzonder die der bewegingen van het oog, aan denbsp;hand der physiologie met veel zorg alhier bewerkt. Innbsp;de laatste jaren werd de keuring van spoorweg-personeelnbsp;het uitgangspunt tot uitvoerige onderzoekingen over hetnbsp;normale en de abnormale kleurstelsels.

Zijnerzijds vereenigde Dr. Snellen, die reeds vroeger zijne alom verspreide tafels voor de bepaling der gezichts-scherpte had in het licht gegeven, zijn uitvoerige studiënnbsp;over alle hulpmiddelen en methoden van onderzoek in een

-ocr page 23-

17

omvangrijk werk, uitgegeven in gemeenschap met Dr. L a n-dolt, een der leerlingen, waarop wij mogen roem dragen, dat als vijfde deel van liet encyclopaedische „Handbnchnbsp;der Ophthalmologie van A. Grraefe en Saemisch” verscheen en later door Landolt, die thans te Parijs denbsp;oogheelkunde uitoefent en doceert, ook in het Pransch werdnbsp;overgebraoht, — Nadere aanwijzing omtrent hetgeen onzenbsp;Instelling in het belang der wetenschap verrichtte zullennbsp;de bijlagen van dit verslag bevatten.

Hier moge nog met een woord vermeld worden, dat op de tentoonstelling van wetenschappelijke toestellennbsp;(Scientific Apparatus), vóór 5 jaren in het South-Ken-sington Museum te Londen gehouden, eene verzamelingnbsp;v'an alhier (voor een deel door Prof. Snellen) geconstrueerde werktuigen werd ingezonden, die voor hetnbsp;grootste deel tot de Ophthalmologie betrekking hadden.

Met het gesprokene trachtte ik zoowel de resultaten der beliandeling en verpleging, als wat voor het onderwijsnbsp;en de bevordering der wetenschap aan onze Instellingnbsp;werd verricht, in korte trekken te schetsen. Daarnaastnbsp;maken hare financiën, de materiëele voorwaarde van haarnbsp;bestaan, een belangrijk deel uit van hare geschiedenis.

Ik zal mij beijveren, Heeren Stichters en Bestuurders ook daarvan een overzicht te geven, dat, in verbandnbsp;met plannen, reeds vroeger ter sprake gebracht, hunnernbsp;aandacht overwaardig is.

Bij de vestiging onzer Instelling werd het bedrag der inschrijvingen bijna geheel aan den aankoop van hetnbsp;huis en zijn inrichting voor het bepaalde doel ten kostenbsp;gelegd. Zonder middelen van onderhoud werd zij geopend, in het volle vertrouwen, dat die zouden volgen.

2

-ocr page 24-

18

Wij hadden diet oog op twee bronnen van inkomst: een klein verpleeggeld van de opgenomen lijders en jaar-lijksche inschrijvingen. Doch, alvorens om deze te vragen,nbsp;wenschten wij op resultaten te kunnen wijzen. liet eerstenbsp;verslag stelde ons daartoe reeds in staat: daarmede wasnbsp;het bewijs gebracht, dat de Instelling hare belofte gestandnbsp;deed. Begunstigers zouden heoten zij, die zich tot eennbsp;jaarlijksche bijdrage verbonden van ƒ 2,50 of meer. Denbsp;meeste Stichters nu traden als zoodanig toe, en velenbsp;anderen, door de vaste commissiën daartoe aangezocht,nbsp;volgden hun voorbeeld. Zoodoende bereikten do jaarlijksche bijdragen in 1862 reeds ƒ 3200, om in 1865 totnbsp;haar maximum van ƒ 5560 te stijgen.

Inmiddels stelden enkele grootere bijdragen, vooral die van nieuwe Stichters en Bestuurders, ons in staat, het renteloosnbsp;voorschot ten bedrage van ƒ 6000 (door een onzer Regenten welwillend verleend) af te lossen, en op de rekeningnbsp;van 1862 kwam het eerste batig saldo voor van ƒ 200.nbsp;In verband met die grootere bijdragen was op de vergadering van Bestuurders 'in 1861 besloten, eenkapitaal-fonds aan te leggen, waarin alle bijdragen voor ééns zoudennbsp;worden gestort: kleinere giften, zoowel als de inschrijvingen van nieuwe Stichters en Bestunrders, voorts legatennbsp;en wat dies meer zij. Zonder kapitaal mocht de stichtingnbsp;niet voltooid heeten, was hare toekomst niet gewaarborgd.nbsp;Op de rekening nu van 1862 kwamen onder de ontvangsten voor het eerst renten van kapitaal voor, tennbsp;bedrage van ƒ 42—. Dat fonds bleef onaangeroerd,nbsp;vermeerderde dus gestadig en wierp in 1883 rentennbsp;af tot een bedrag van ƒ 3172.

Er was op gerekend, dat die renten op den duur zouden noodig zijn, om de kosten van verpleging te bestrijden: in den regel toch stijgen de uitgaven, on jaar-

-ocr page 25-

19

lijksche bydragen, -waaryan door overlyden eenige afvallen, zijn moeilijk op gelijke hoogte te houden.nbsp;Maar met het opnemea dier renten in het verplegingsfonds,nbsp;zagen wij het batig saldo met eenige fluctuatie dan tochnbsp;gestadig toenemen, om in 1881 een bedrag van ƒ 3700nbsp;te bereiken. Alléén de beide laatste jaren waren, in financiëelnbsp;opzicht;, minder gunstig. Het batig saldo maakte plaats voornbsp;een nadeelig van ƒ 2660. De uitgaven hebben in dienbsp;twee jaren de inkomsten dus met ƒ 6360 overtroffen.nbsp;Raadplegen wij de rekeningen, dan blijkt, dat die buitengewone verhooging der uitgaven voor het grootstenbsp;deel voortspruit uit kosten van onderhoud en van meubilair.nbsp;De eersten bedroegen in 1880 en 1881 ƒ 1360, in 82nbsp;off 83 ƒ 3994, een verschil van ƒ 2634; de laatste resp.nbsp;2886 en 5445, een verschil dus van ƒ 2559, te zamennbsp;van ƒ 5193. De hoogere kosten van onderhoud zijnnbsp;daaraan te wijten, dat grootere reparatiën, •— het leggennbsp;van vloeren, verven enz., waren nagelaten, bij de onzekerheid, of het gebouw nog lang in dien staat zounbsp;worden gebruikt. Men ihad toen verbouwing op het oognbsp;gehad: nu gebleken was, dat daartegen bezwaren bestonden, lieten Regenten de herstellingen uitvoeren, dienbsp;geen langer uitstel duldden. En, wat de hoogere kostennbsp;voor meubilair aangaat, zij betreffen hoofdzakelijk denbsp;totale revisie van het nachtleger, die alléén ƒ 2000 bedragen, een uitgaaf, die in de eerste jaren niet terugkeert.

Voor het grootste deel wordt dus door buitengewone uitgaven van het tekort der beide laatste jaren rekenschap gegeven. Maar wij mochten ons toch niet ontveinzen , dat ook de gewone uitgaven stijgende zijn.nbsp;Verschillende oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen: innbsp;oen oud gebouw vermeerderen de kosten van onderhoud;nbsp;van vele voedingsmiddelen is ook de prijs gestegen; de

-ocr page 26-

20

zich steeds uitbreidende polikliniek brengt klimmende uitgaven mede voor geneesmiddelen, verbanden, enz.; voortsnbsp;de kosten van inwoning en voeding en het overigensnbsp;matig salaris der inwonende Zuster, noodzakelijk geworden , doordien van de Moeder, bij het toenemen dernbsp;jaren, gebukt ook onder harde slagen, het opzicht op denbsp;ziekenzalen niet meer te vergen was. Over het geheel isnbsp;de dienst met een nieuw jeugdig personeel altijd mindernbsp;kostbaar. Ook zijn de tijden veranderd. In vroegerenbsp;jaren, toen in de behoefte aan oogheelkundigen nog nietnbsp;was voorzien, wedijverden de besten onzer studenten ennbsp;jonge Doctoren, om, onbezoldigd, assistent of interne tenbsp;zijn; thans moest het tractement van den 2'^®° geneesheer, van wien trouwens nu ook meer zou gevorderdnbsp;worden, evenals in de Universiteits-klinieken , op ƒ 1000nbsp;worden gebracht. En in ’t algemeen worden, in onzenbsp;dagen, hooger eischen aan de verpleging gedaan dannbsp;vroeger.

Met het oog op deze omstandigheden, besloten H.H. Kegenten gebruik te maken van de bevoegdheid, hunnbsp;reeds een paar malen op de Bestuursvergadering toegekend, om het verpleeggeld, desgevorderd, te verhoogennbsp;van ƒ 0,60 op ƒ 1,—. Noode werd daartoe ‘besloten.nbsp;Mijn ideaal was veeleer geweest bij ruimer middelen hetnbsp;verpleeggeld te kunnen verminderen en de kosteloozenbsp;verpleging ruimer toe te passen, waardoor de toevloednbsp;van patiënten nog zou zijn vermeerderd, de kliniek nognbsp;zou gewonnen hebben. Een principiëel bezwaar tegen dienbsp;verhooging bestond echter niet. Afgezien zelfs van denbsp;hulp, die bij de verpleegden zoowel als op de klinieknbsp;gratis geboden wordt, stijgen de verpleegkosten nog vernbsp;boven de verpleeggelden en blijft dus het liefdadignbsp;karakter der stichting bewaard. En wij hebben mo-

-ocr page 27-

21

gen constateereu, dat de verhooging geenerlei moei-lijklieid medebracht en geen merkbaren invloed op het aantal, den aard of de herkomst onzer lijders heeftnbsp;uitgeoefend.

Met die verhooging hopen nu Regenten het evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten te herstellen, en iknbsp;heb alle vertrouwen, dat de rekening over 1884 dienbsp;hoop niet zal beschamen, ’t Moet zelfs, naar ik meen,nbsp;hun streven zijn het nadeelig saldo te doen verdwijnen;nbsp;want het besluit der bestuursvergadering van 1861 laatnbsp;niet toe, gelden van het kapitaalfonds of giften in eensnbsp;daaraan ten koste te leggen. Jaarlijksche bijdragen ennbsp;inkomsten van verpleging, bij een zuinig beheer en vereenvoudigde dienstregeling, moeten er in voorzien. Iknbsp;vertrouw, dat dit blijken zal niet onmogelijk te zijn.

Intusschen kwam ook reeds voor jaren verbetering en uitbreiding van het gebouw onzer Instelling ter sprake.nbsp;Voor de polikliniek en het onderwijs was de ruimte nietnbsp;meer voldoende, een gebrek, dat zich met het klimmendnbsp;aantal toehoorders meer en meer deed gevoelen , en eennbsp;geschikte kamer voor mikroskopisch onderzoek en mi-kroskopische demonstratie was zeer gewenscht.

Ook is een deel der lijders niet zoo gehuisvest, als wij wel zouden verlangen.

Bovendien werd de behoefte erkend aan verpleging eener tweede klasse van lijders, waarvoor op billijkenbsp;voorwaarden de gelegenheid in de stad niet te vindennbsp;was. Aanvankelijk werd nu gedacht aan uitbreiding vannbsp;het bestaande gebouw; maar bij nader onderzoek blekennbsp;daartegen bezwaren te bestaan: voor een nevenbouwnbsp;ontbrak de ruimte en een derde verdieping zouden denbsp;muren niet kunnen torschen.

-ocr page 28-

22

Toen sloegen wij het oog op een huis, gelegen op de Plompetorengracht, door de aan elkander grenzende tuinennbsp;met ons gasthuis te verbinden; maar, terwijl wij in onder-handeling waren over den aankoop, werd de gemeentenbsp;eigenaresse en heeft er nu een school gebouwd. Overigensnbsp;zou, met uitbreiding op dezelfde plaats, een wezenlijknbsp;bezwaar niet zijn uit den weg geruimd : ik bedoel, denbsp;groote afstand van het Ziekenhuis, waarin het onderwijsnbsp;onzer candidaten overigens is geconcentreerd. Die overweging temperde de ondervonden teleurstelling, en wijnbsp;besloten om te zien naar een terrein, op een kleinennbsp;afstand van het Ziekenhuis gelegen, ten einde er, zoodranbsp;onze fondsen het zouden veroorloven, een nieuw gebouwnbsp;te stichten. Het stedelijk Bestuur, altijd welwillend,nbsp;kwam aan onzen wensch tegemoet en stelde een stuknbsp;gronds van het door de stad aangekochte „Puntenburg”,nbsp;voor het doel niet ongeschikt, in uitzicht. Plannen werden ontworpen. Maar onderhandelingen met derden, dienbsp;het Gemeentebestuur kon noch wilde afwijzen, dreigdennbsp;hier licht en lucht te betimmeren en noopten ons er vannbsp;af te zien. Nu kwam het Sterrebosch aan de orde. Denbsp;eerste voordracht van het Gemeentebestuur, om aan datnbsp;terrein eene bestemming te geven, waarbij ook ons eennbsp;gedeelte daarvan was toegedacht, werd door den Gemeenteraad verworpen. Intusschen verlangde de stadnbsp;blijkbaar niets liever dan ons te gerieven, en verderenbsp;onderhandelingen leidden tot een voordracht van verkoop,nbsp;die, door den Gemeenteraad aangenomen , terstond haarnbsp;beslag kon krijgen. Maar aan de voorwaarden ontbrak éénenbsp;door ons verlangde clausule, de waarborg, namelijk, vannbsp;licht aan de Noordzijde, en bij amendement was een anderenbsp;clausule toegevoegd, die, onder een ietwat duister geformuleerde poenaliteit, den aanbouw binnen een bepaalden

-ocr page 29-

23

tijd vorderde. Wij verkeeren nu in de phase, dat wij het antwoord wachtende zijn op daaromtrent gevraagde inlichtingen.

Ons verbinden tot bouwen kunnen wij niet, zoolang het daartoe gevorderde kapitaal ontoereikend is, en omnbsp;ons, als Collegie van Regenten, met hoop op goed gevolgnbsp;te wenden tot stad- en landgenooten, wordt het noodignbsp;geacht, dat de gelegenheid tot aanbouw verzekerd zij,nbsp;en plannen met begrooting voor de vestiging op eennbsp;terrein, waarover wij beschikking hebben, worden overgelegd.

Ik vertrouw, mijne Heeren, dat onderhandelingen met het Gemeentebestuur ons uit dezen vicieusen cirkel zullen verlossen.

Intusschen heb ik U den staat onzer geldmiddelen nog niet volkomen blootgelegd.

Uit de renten van ons kapitaalfonds hebt Ge het bedrag daarvan ongeveer kunnen afleiden: buiten en behalve het huis, waarin onze Instelling is gevestigd en oen kleiner huis hiernaast (met het oog op de mogelijkheid eener gewensohte uitbreiding naar die zijde reedsnbsp;vroeger aangekocht) bedraagt het kapitaalfonds ruim 63nbsp;mille. Dit is echter niet alles. In verband met onzenbsp;plannen, verkregen de geneeskundige leden van het Collegie van Regenten, de heeren Prof. L o n c q, Dr. I m a n s,nbsp;Prof. Doyer, Prof. Snellen en de Directeur in 1882 denbsp;machtiging, de tusschenkomst hunner kunstgenooten , iedernbsp;in zijn kring, in te roepen tot het verkrijgen van bijdragen , die moesten strekken tot oprichting van eennbsp;nieuw gebouw voor onze stichting. Die poging bleefnbsp;niet zonder gevolg. In het verslag over het jaar 1882nbsp;werd ü medegedeeld, dat, tot en met 12 Juli 1883,nbsp;voor bijna f 19000 was ingeschreven.

-ocr page 30-

24

Het komt mij voor, dat dit bedrag, overeenkomstig de bedoeling der schenkers, op geene andere wijze magnbsp;worden besteed dan voor aanbouw of uitbreiding, ennbsp;dat ook de renten daarvan geene andere bestemmingnbsp;mogen erlangen. Ik zou het daarom doelmatig achten,nbsp;ze als een afzonderlijk fonds, als bouwfonds, te adminis-treeren. Op versterking van dat fonds moet dan in denbsp;eerste plaats ons streven gericht zijn. De waarde der beidenbsp;huizen, in ons bezit, is in elk geval meer dan voldoende voor aankoop van het benoodigde terrein: ennbsp;wanneer ik bedenk, dat wij ons tegenwoordig Gasthuis zonder kapitaalfonds openden, en na 25 jaren,nbsp;buiten en behalve het aangekochte aan ons gesticht belendende huis, over ruim 63 mille beschikken, dannbsp;komt het mij voor, dat wij, zonder roekeloos te zijn,nbsp;zouden kunnen besluiten, daarvan 23 mille in hetnbsp;bouwfonds te storten, waarbij dit laatste tot 42 millenbsp;zou stijgen en nog 40 mille in het kapitaalfonds zounbsp;overblijven.

Wij mogen daarbij in aanmerking nemen, dat aan het kapitaalfonds te eenigertijd ook zal ten goede komennbsp;een kapitaal van 30 mille, vooralsnog met vruchtgebruiknbsp;bezwaard. En mogen wij niet hopen en verwachten, dat,nbsp;zooals 25 jaren lang het geval was, giften en legatennbsp;ons zullen blijven toevloeien, die alle in het kapitaalfonds worden gestort? Ik ben zelfs niet vreemd van hetnbsp;denkbeeld, dat het nieuwe gebouw, met eene nog meernbsp;uitgebreide bestemming, een nieuwe prikkel voor liefdadigheid zijn zal. Overigens, mochten de inkomsten,nbsp;toegevoegd aan de renten van het kapitaal, tot bestrijding der uitgaven niet voldoende blijken, onze stichtingnbsp;zou, daar met billijkheid, hier zelfs met eenig recht,nbsp;nog wel op ondersteuning uit andere bronnen hare aan-

-ocr page 31-

25

spraken kunnen doen gelden, waartoe wij echter noode zouden overgaan.

Aan de 42 mille van het bouwfonds zou, hij het stichten van een nieuw gebouw, nog de waarde der beide huizen toevallen — meer dan genoeg, zooals ik reedsnbsp;opmerkte, om de kosten van terrein-aankoop te bestrijden. Stellen wij ons nu voor, dat aanbouw en inrichting een ton gouds zouden vorderen, — tot dit bedragnbsp;leidde een zeer globale begroeting, — dan zou daaruit voortvloeien, dat wij nog 58 mille zonden behoeven, om denbsp;daaraan verbonden kosten geheel te bestrijden. Dit nunbsp;is een belangrijke som, maar, naar ik vertrouw, doornbsp;vereende krachten toch wel bijeen te brengen. Mijnnbsp;quot;denkbeeld zou zijn, dat het, onder medewerking onzernbsp;vaste Commissiën, moet beproefd worden, zoodra eennbsp;gewenscht terrein te onzer beschikking is en de plannen, met begroeting, de gevorderde som nauwkeurigernbsp;aanwijzen. Wordt dan ook niet onmiddellijk voor hetnbsp;volle bedrag ingeschreven, wat wij ontvangen stijft alvastnbsp;het bouwfonds, en door eigen rente en steeds bijkomendenbsp;giften, zal, ik zou het bijna durven voorspellen, binnennbsp;weinige jaren het gewenschte bedrag bereikt zijn.

Mij dunkt, bij deze vooruitzichten kan een ieder de bijdrage, die hij onzer Stichting heeft toegedacht, alvast in het bouwfonds storten. Ik heb het voorrecht, uit naamnbsp;eener even beminnelijke als eerbiedwaardige stadgenootenbsp;hier een bijdrage neer te leggen van ƒ 1000, eene tweedenbsp;som van ƒ 200, mij heden morgen van eene Bestuurderessenbsp;geworden, die ons nooit vergeet, en ƒ50 nog daarenboven , door tusschenkomst van onzen Bestuurder Dr. We s t-hoff, dien wij hier mogen aanwezig zien, van twee zijnernbsp;vrienden uit Java, door welke bijdragen het bouwfonds

-ocr page 32-

26

tot bijna 21 mille gestegen is en, met de ƒ23.000, die naar myne voorstelling het kapitaalfonds er aan kannbsp;afstaan, de nog vereischte som tot ƒ 56.000 wordt teruggebracht.

Mijne Heeren! Het tot U gesprokene had ten doel, U do vestiging onzer Instelling en de aanleiding daartoenbsp;voor den geest te roepen, U hare ontwikkeling te schotsen, te wijzen op de vruchten, die zij afwierp voor behandeling en verpleging, voor onderwijs en wetenschap,nbsp;en om U haren tegenwoordigen toestand voor oogen tenbsp;stellen, met hare aspiratiën voor de toekomst.

Het moge voldoende zijn, om U de overtuiging te geven, dat onze Instelling aan hare bestemming heeft voldaannbsp;en dat haar toestand meer dan bevredigend is.

Dat het mij' te beurt viel, door een samenloop van omstandigheden, die ik voor U heb blootgelegd, dennbsp;aanstoot te geven tot de stichting, is meer een dankbaarnbsp;te erkennen voorrecht dan een verdienste. De gemoederen waren voorbereid, de geest er mêe vervuld, de behoefte erkend, — er op te wijzen was voldoende. Eennbsp;tweede voorrecht, door mij hoog gewaardeerd, is, dat iknbsp;op dezen dag aan allen, die het denkbeeld ondersteundennbsp;of aan de Instelling hunne krachten wijdden, den danknbsp;brengen mag, die hun toekomt:

in de eerste plaats aan de leden der Commissie, die, mij vereerende met hun vertrouwen, de medewerking inriepennbsp;van stad- en landgenooten, — waarbij ik een eerbiedigenbsp;hulde breng aan de nagedachtenis van den waardigennbsp;S u e r m a n, wiens laatste levensjaar schier onverdeeld aannbsp;de belangen onzer Instelling gewijd was; en, in verbandnbsp;met de leden der centrale commissie, aan onze geweste-hjke en gemeentelijke commissiën, die steeds ijverig

-ocr page 33-

27

voor onze belangen werkzaam waren, — onder welker leden ik mijne vrienden W. Burger, ons reeds ontvallen, en Dr. Delhez, door ongesteldheid verhinderd aanwezig te zijn, de beide oude trouwe vertegenwoordigersnbsp;op onze jaarlijksche vergaderingen, met bijzondere erkentelijkheid gedenk;

aan alle Bestuurders, Stichters en Begunstigers, die tot hare vestiging en haar onderhoud door hunne mildenbsp;gaven bijdroegen, in het bijzonder aan zoovelen mijner geachte kunstgenooten, die, als bevoegde beoordeelaars, tennbsp;voorbeeld strekten aan anderen, daarbij vooral de leerlingen onzer school niet te vergeten, waaronder die innbsp;Oost- en West-Indië zich ook nooit onbetuigd lieten, ennbsp;quot; aan onze Regenten en den Secretaris-Rentmeester, dienbsp;met ons de belangen der Instelling voortdurend behartigden;

verder aan zoovelen, die ons trouw ter zijde stonden, den Heer Schoonhoven en zijn echtgenoote, dennbsp;Vader en de Moeder van ons gasthuis, door Suermannbsp;„eene gave Gods” genoemd, onze geneesheeren en innbsp;het bijzonder den oud-Officier van Gezondheid en Arts,nbsp;van Genderen Stort, dien wij nog gaarne langernbsp;behouden hadden, onze internen, die wedijverden innbsp;plichtsvervulling, onze uitnemende discipelen, die doornbsp;ijver, belangstelling en dankbare genegenheid onze zwarenbsp;taak verlichtten en veraangenaamden;

den Heer Guise, opvolger van Schoonhoven, die zich vooral als kundig administrateur verdienstelijk maakte,nbsp;en, onder onze bedienden, den braven Goenee, diennbsp;wij reeds bijna 23 jaren bij de polikliniek en bij hetnbsp;onderwijs als amanuensis behulpzaam zien;

eindelijk aan onze pleegzusters, Mejufvrouw Campagne, die, trouwens om redenen, die wij volkomen

-ocr page 34-

28

eerbiedigen,

ons te spoedig verliet, om geheel te verwezenlijken wat zij beoogde, en Mejufvrouw Brinkman, die op de ziekenzalen orde en zindelijkheid weet te handhaven en tevens de liefde der patiënten tenbsp;winnen, zoodat wij voor onze Instelling veel van haarnbsp;durven verwachten;

en, ten slotte , aan hem, die, van den aanvang af, met mij aan de Inrichting was verbonden, mijn leerling,nbsp;mijn vriend, mijn opvolger in het oogheelkundig onderwijs, Dr. Herman Sne 11 en, met wien'ik samenwerktenbsp;op ieder gebied en wien Kegenten ü in de eerste plaatsnbsp;zullen voordragen als mijn opvolger, aan het hoofdnbsp;onzer Instelling ; want, M. H. , zooals ik aan Eegentennbsp;te kennen gaf, heb ik besloten af te treden als Directeur.nbsp;Den wensch, het 25-jarig bestaan der Instelling met Unbsp;te mogen herdenken , heb ik meer dan eens uitgesproken,nbsp;en mag dien heden vervuld zien. Verder ging mijn verlangen niet. Het verleden is meer dan voldoende om hiermede dankbaar te eindigen. Ik acht het ook wenschelijk. Denbsp;statuten gebieden niet, maar onderstellen toch , dat denbsp;eerste Geneesheer Directeur zal iijn der Instelling: iknbsp;ben lang genoeg Directeur geweest zonder eerste Geneesheer te zijn, om de ervaring op te doen, dat het wijs isnbsp;zich aan die onderstelling te houden. Wie dirigeeren zalnbsp;moet alle bijzonderheden, de verpleging en het onderwijsnbsp;betreffende, dagelijks onder de oogen hebben en nauwlettend gadeslaan. Alle gezag toch moet berusten opnbsp;kennis, en het zou zelfs niet genoeg zijn de kennis werkelijk te hebben, men moet ook ondersteld worden ze tenbsp;kunnen hebben. Bovendien vordert, bij het stijgend aantalnbsp;onzer studenten, de leerstoel der physiologie al mijnenbsp;krachten. En wien anders als onzen Snellen zou iknbsp;hier als mijn opvolger kunnen wenschen of aanbevelen?

-ocr page 35-

29

Met Tolle overtuiging, te handelen in het belang der Instelling, die mij van alle Instellingen de dierbaarstenbsp;is op aarde, leg ik de Directie neder en verzoek dennbsp;President ü mededeeling te doen van het tweetal, dat,nbsp;krachtens de Statuten, door Eegenten aan de Bestuurders der Instelling moet worden voorgedragen.

Het tweetal bestaat uit Professor Snellen en Dr. Mulder, Leotor der oogheelkunde aan de TJniversiteit te Groningen. Prof.nbsp;Snellen wordt bij acclamatie benoemd.

En nu, mijn waarde Snellen, ontvang , met een laatste woord van dank, mijn hartelijken gelukwensch. Blijf uwnbsp;beste krachten wijden aan de Instelling, die U even liefnbsp;moet zijn als mij, omdat gij er voor geleefd en gewerktnbsp;hebt als ik, en houd vast aan de bestemming, dienbsp;haar in het leven riep, aan de beginselen, die haarnbsp;deden bloeien. Gods zegen ruste op U, op uw huis ennbsp;op uw werk!

-ocr page 36-

STATISTIEK DER LIJDERS EN VERPLEEGDEN.

HEBKOMSTIG UIT:

AANTAL

L IJ D E R S.

AANTAL YERPLEEGDEN.

1859-Co

186i-68

1869-73

1874-78

1879-83

1839-85

1859-65

1864-68

1869-73

1874-78

1879-83

1859-83

Friesland.........

118

183

138

75

84-

598

74

110

80

40

47

361

Groningen.........

15

34

34

46

14

143

6

7

17

30

5

65

Drenthe..........

102

47

63

68

85

355

48

11

38

44

42

183

Overijssel.........

104

195

264

404

454

1411

69

94

151

190

271

775

Gelderland........

616

882

1194

1091

1164

4947

315

281

440

388

391

1815

Utrecht..........

2786

2914

3654

4728

6429

20511

224

214

165

179

243

1026

Noord-Holland......

402

745

624

638

1053

3462

164

213

186

116

190

869

Zuid-Holland.......

853

1330

1170

1036

1144

5532

363

413

302

213

195

1486

Zeeland..........

70

189

146

222

220

847

33

98

84

160

167

532

Noord-Brabant......

277

425

623

1017

866

3208

139

203

400

651

468

1761

Limburg .........

13

29

13

16

33

104

6

8

7

7

27

54

het Buitenland......

98

165

78

37

29

407

23

25

23

19

21

111

Totaal . .

5454

7138

7981

9377

11576

41525

1453

1677

1893

1937

2067

9017

Recapitulatie.

Uit de stad en de provincie Utrecht.........

2786

2914

3654

4728

6429

20511

224

214

165

179

243

1026

Uit de overige provinciën .

2570

4069

4249

4612

5117

20607

1206

1438

1705

1739

1793

7881

-ocr page 37-

II.

STATISTIEK DER VERPLEEGDEN EN VAN HET AANTAL VERPLEEGDAGEN.

OP KOSTEN VAN:

VERPLEEGDEN.

VERPLEEGDAGEN.

1859-6Ö

1864-68

1869-73

1874-78

1879-83

1859-83

1859-63

1864-68

1869-73

1874-78

1879-83

1839-1883

Eigen ...........

694

767

986

1050

1113

4610

20198

18355

19330

23508^

22707

104098

Particulieren.......

80

123

133

156

158

650

2894

.5314

3775

4927

3891

20801

Diakoniën.........

136

130

136

115

114

631

4870

4829

4643

3796

3693

21831

Armbesturen.......

140

288

276

286

290

1280

5920

14807

10502

9835

8470

49634

Gemeentebesturen.....

204

183

176

221

259

1043

7371

7463

6854

6953

7034

34675

Commissiën........

22

25

2

49

807

856

39

1702

Liefdegestichten.....

27

114

75

90

306

1058

3450

1886

2744

9138

den Minister van B. Z. . .

68

»

68

3182

»

»

3182

het Eijk.........

»

1

)gt;

it

1

ii

33

it

it

33

Kosteloos verpleegd . . .

131

136

47

32

33

379

5273

3973

1293

710

1214

12462

Totaal . .

1453

1677

1893

1937

2057

9017

49707

56639

49703

51654

49753

257466

Gemiddeld getal verpleeg-

dagen..........

34

84

26

26

24

29

-ocr page 38-

III.

STATISTIEK der operaties, gedaan in het NEDEELANDSCH GASTHUISnbsp;YOOE OOGLIJHEES, van Novembernbsp;1858 tot en met 31 December 1883.

1859

tot

1863.

1864

tot

1868.

1869

tot

1873.

1874

tot

1878.

1879

tot

1883.

Totaal.

244

307

340

290

244

1425

168

194

207

109

51

729

3

35

JJ

43

34

115

3

15

65

93

62

228

gt;gt;

1

55

55

1

418

620

606

399

447

2290

10

5

53

5)

15

»gt;

53

55

1

1

»

5)

11

2

13

gt;gt;

55

2

1

3

14

27

36

36

40

152

2

3

2

55

7

»

1

55

55

1

..

55

2

1

3

3

2

2

3

16

25

igt;

M

2

55

3

6

igt;

1

1

55

2

2

8

28

33 ¦

»

M

55

1

55

1

107

237

217

141

167

869

OPEEATIE.

Extractie vae cataract.....

Punctie van cataract......

Lineair-extractie........

Discisie van nastaar......

Extractie corp. alieni.....

Iridectomie...........

Iriddesis............

Korelysis............

Iridotomie............

Extractie van iris-cyste.....

Staphyloma-operatie......

Operatie van hoornvliesfistel . .

Trepanatie van cornea.....

Operatie van cornea conica . .

Pterygium-operatie.......

Peritomie............

Verwijdering van polypus . . .

Sclerotomie...........

Paracenthesis scleroticae .... Tenotoiuie...........

-ocr page 39-

33


OPEEATIE.

Vorlagerung........

Ptosis-operatie......

Blepharoplastiek......

Blepharophimosis.....

Symblepliaron-qperatie . . Entropion-operatie ....nbsp;Ectropion-operatie ....

Exstirpatio bulbi.....

Exstirpatie van tumor . . Zenuwdoorsnijding ....nbsp;Incisio nervi optici ....nbsp;Doorklieving van netvlies

Sequestrotomie......

Epicanthus-operatie....

Totaal

1859

tot

1863.

1864

tot

1868.

1869

tot

1873.

1874

tot

1878.

1879

tot

1883.

Totaal

6

8

1

4

6

34

6

3

8

3

99

30

10

19

37

60

46

163

43

79

39

14

34

188

6

7

18

13

36

68

191

107

133

150

107

688

6

1

9

99

4

30

34

45

65

73

109

816

1

3

14

6

9

31

}gt;

3

3

1

5

99

1

99

99

1

9gt;

99

16

3

99

17

99

99

99

99

1

1

99

99

1

99

99

1

1363

1616

1693

1449

1439

7449

-ocr page 40-

IV.

INHOUD van de wetenschappelijke bijbladen tot de jaarlijksche verslagen van het Nederlandschnbsp;Gasthuis voor Ooglijders.

//

Bldi.

1858/59. A. H. Kuijper. Onderzoekingen betrekkelijk de

kunstmatige verwijding van den oogappel ... nbsp;nbsp;nbsp;1

F. C. Donders. Ameti'opie en hare gevolgen . nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63

C. Gutteling. De behandeling van de binnen-

waartskeering der oogleden.........206

H. Snellen. Praktische wenken betrekkelijk de behandeling der aandoeningen van bindvlies en hoornvlies ................253

1860. nbsp;nbsp;nbsp;F. 0. Donders. Paraesis, vooral van de inwendige

oogspieren en van het verhemelte, na diphtheritis

faucium............... 1

Dezelfde. Het liehtbrekend stelsel van het men-Bchelijk oog, in gezonden en ziekelijken toestand. 25

H. de Brieder. De stoornissen der accommodatie van het oog..............69

H. G. Maes. Over torpor retinae.......143

A. J. P. de Wilde. Benige gevallen van iritis en

irido-chorioiditis.............277

J. A, H. Half mans. Bgdrage tot de kennis van het glaucoma...............333

1861. nbsp;nbsp;nbsp;F. C. Donders. Astigmatismus en cilindrische glazen 1nbsp;J. H. de Haas. Geschiedkundig onderzoek omtrent

de hypermetropie en hare gevolgen......137

F. C. Donders en D. Doijer. De ligging van het draaipunt van het oog..........209

J. Vroesom de Haan. Onderzoekingen naar den invloed van den leeftijd op de gezichtsscherpte. . 229

H. Snellen. Iridesis...........280

Dezelfde. Entropion-naad.........284

Dezelfde. Test-Types for the determination of the acuteness of vision...........288

-ocr page 41-

85

^ nbsp;nbsp;nbsp;1862. P. ö. Donders, Kefractie anomalieen, oorzaken van

strabismus...............1

Dezelfde. De formule der accommodatie-breedte, getoetst aan de inwendige veranderingen van hetnbsp;oog.................105

H. Snellen. Over het Nieuwe Reglement op het geneeskundig onderzoek omtrent de geschiktheidnbsp;voor den krijgsdienst te landnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waternbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.119

^ nbsp;nbsp;nbsp;f863. J. Bloemert Schuurman. Vergelijkend onderzoek

der bewegingen van het oog bij emmetropie en ametropie............... 1

H. Snellen. Bijdrage tot de geschiedenis der oogziekten heerschende in de Rijksgestichten Veen-huizen en Ommerschans..........67

F. C. Donders. Het zien bij verschil van refractie der beide oogen, en de hulpmiddelen daarbij aannbsp;te wenden...............167

J. J. C. van Woerden. Bijdrage tot de kennis der uitwendige zichtbare vaten van het oog, in gezonden en in zieken toestand..........231

F. C. Donders. Omtrent de uitwendige vaten van het oog en den daarin waarneembaren bloedsomloop. Naschrift............260

1864. W. Koster. Twee gevallen van tumor cerebri, opmerkingen over den samenhang tusschen her-sengezwellen en aandoeningen der retina en vannbsp;den nervus opticus............1

-ocr page 42-

36

Bldi.

F. C. Donders. Reflexie-beweging der belde pupillen bij het invallen van nbsp;nbsp;nbsp;licht aan ééne zijdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;233

Dezelfde. Pupil-bewegiug nbsp;nbsp;nbsp;bij accommodatie .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;239

1865. H. Greve. Over gezwellen in het oog.....1

1'stuk. B. Bosow, uit Petersburg. Pathologisch-anatomisch

onderzoek van geëxstirpeerde oogen......77

F. C. Donders. Het binoculair zien en de voorstelling der derde dimensie..........101

B. Bosow en H. Snellen. Aaneengroeiing van niet correspondeerende zenuwvezelen, na inter-cranieële doorsnijding van het vijfde paar .... 155nbsp;Dr. John Green, uit Boston. Toetslijnen tot bepaling van astigmatisme...........

[ 2® stuk, nbsp;nbsp;nbsp;P. C. Donders. Myopie ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hare behandeling.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

1868. nbsp;nbsp;nbsp;J. J. G. M. van Dieren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De ontsteking vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

voorhoofdsboezem en de secundaire aandoening van het oog..............1

A. nbsp;nbsp;nbsp;J. W. Monnik. Tonometers en tonometrie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;55

F. C. Donders. Invloed der accommodatie op de

voorstelling van afstand..........111

Dezelfde. Yerminderde aocommodatie-breedte, oorzaak van strabismus convergens.......144

F. Arlt Jr., uit 'Weenen. Tijdsbepalingen ten aanzien der bewegingen van den oogappel.....116

F. C. Donders. Periodieke veranderingen van de middellijn der pupillen, zonder wijziging van

refractie of accommodatie..........137

L, H. R. Tries man. Afscheuring van het on-derooglid; geheele . genezing door hechting, afzonderlijk van conjunctiva en van huid.....140

H. J. A. C. Stemberg. Over den invloed vannitras argenti op denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;levende vaten ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het doordringen van bloedlichaampjes........143

H. Snellen. De richting der hoofdmeridianen van

het astigmatische oog..........151

1869. nbsp;nbsp;nbsp;S. J. Halbertsma. De operatie van het scheel

zien .................1

F. nbsp;nbsp;nbsp;C. Donders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De beweging vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oog, toegelicht met den phaenophthalmo troop (met plaat).nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;54

B. nbsp;nbsp;nbsp;Adamük. Over de innervatienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;oogbewegingen ................75

F. nbsp;nbsp;nbsp;C. Donders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over aangeborennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verkregen

associatie (naschrift op het voorafgaande stuk) . nbsp;nbsp;nbsp;. 80

P-

-ocr page 43-

/f

1872.

C'

1873.

37

Dldz.

A. nbsp;nbsp;nbsp;L. G-. van Gils. Bijdrage tot de behandeling

van sommige gebreken der oogleden......90

F. C. Donders. Over den steun der oogen bij bloedsaandrang door uitademingsdrukking.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.133

E. nbsp;nbsp;nbsp;Adamük. Bijdrage tot de physiologie van den

N. Oculo-motorius............160

B. nbsp;nbsp;nbsp;Adamük. Bijdrage tot het mechanisme der

accommodatie..............165

W. D obrowoloky. Waarnemingen omtrent den bloedsomloop in den bodem van het oog bij den

hond en bij den mensch..........170

B. Adamük. Over den invloed van atropine op de intra-oculaire drukking.........179

A. Skrebitsky. Bijdrage tot de leer der bewegingen van het oog............186

F. nbsp;nbsp;nbsp;C. Donders. De projectie der geziohtsver-

schijnselen naar de richtingslijnen.......1

Over oataracta senilis............55

Statistisch overzicht der operatiën van senile cataract, volgens von Graefe’s methode......89

F. O. Donders. Praktische opmerkingen over den invloed van hulplensen op de gezichtsscherpte .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 123

F. O. Donders. Over het verband tusschen licht

en lichtperceptie.............145

Th. Abrahamsz. Ifeuritis rami primi nbsp;nbsp;nbsp;trigemini.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

F. C. Donders. De lichtstreep op de netvlies-

vaten (Bladvulling)............29

J. Coert. De schijnbare accommodatie nbsp;nbsp;nbsp;bijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aphakienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;33

J. E. van der Meulen. Stereoscopie bij onvolkomen gezichtsvermogen..........85

J. B. van der Meulen en J. C. van Doore-maal. Stereoskopisoh zien, zonder correspondee-

rende half beelden............123

S. Talma. Over licht- en kleurperceptie nbsp;nbsp;nbsp;....nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;129

J. C. van Do or erna al. Over levende weefsels

en doode voorwerpen in het oog.......177

Herman Snellen. De lens van Stokes met

constante as..............202

Herman Snellen. Doorsnijding van ciliairze-nuwen, wegens aanhoudende pijnlijkheid van een

blind oog...............213

Th. Britten Archer. Proeven betreffende het tatouëeren der cornea........... 1

-ocr page 44-

38

Bldz.

F. C. Donders. De primaire standen van het oog. . nbsp;nbsp;nbsp;8

Landolt en Nuöl. Proeven ter bepaling van het knooppunt voor excentrisch in het oog vallende

lichtstralen...............14

Valdemar nbsp;nbsp;nbsp;Krenohel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Onderzoekingennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de

gevolgen van gezichtszenuw-doorsnijding nbsp;nbsp;nbsp;bijnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den

kikvorsch...............28

Valdemar nbsp;nbsp;nbsp;Krenchel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Over de werkingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van

muscarine op de accommodatie nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;op de pupil. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36

Valdemar nbsp;nbsp;nbsp;Krenchel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De theorie dernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;operatie

van scheelzien..............53

B. Baumeister. Klinische mededeelingen .... nbsp;nbsp;nbsp;65

F. D. A. C. van Moll. Over de normale incongruentie der netvliezen...........79

1875. nbsp;nbsp;nbsp;M. E. Mulder. Over parallelle rolbewegingen der

^ oogen.................1

i F. C. Donders. Naschrift, over de wet der lig-^ ging van het netvlies in betrekking tot die van het

blikvlak................68

F. C. Donders. Proeve eener genetische verklaring der oogbewegingen...........73

F. Küster. Die Directionskreise des Blickfeldes . nbsp;nbsp;nbsp;. 137

Herman Snellen. De Phakometer, ter bepaling van focus en centrum vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brilglazen......204

1876. nbsp;nbsp;nbsp;F. C. Donders. De grenzen van het gezichtsveld,

in verband met die van het netvlies...... 1

Grossman en Mayerhausen. Bepalingen betrekkelijk het gezichtsveld bij eenige zoogdieren ... nbsp;nbsp;nbsp;27

F. C. Donders. Een pankratische kijker.....51

Korte beschrijving van alhier geconstrueerde werktuigen ................63

F. C.( Donders. De quantitatieve bepaling van kleuronderscheidings vermogen........77

F. C. Donders. Naschrift op „een pankratische kijker”................87

1877. nbsp;nbsp;nbsp;F. O. Donders. Rapport aan den Heer Directeur-

Generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen , betreffende de keuring van het spoorwegpersoneel ............... 1

Horstman. Over de diepte der voorste oogkamer .................43

M. W. van Haaften. Het bepalen van astig-matisme................63

-ocr page 45-

zr


39

Bldz.

1880. F. C. Donders. Rapport aangaande het onderzoek van het gezichtsvermogen van het personeel dernbsp;Hollandsche Ijzeren Spoorwegmaatschappij. 1879.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. 144

P. nbsp;nbsp;nbsp;C. Donders. Over kleurstelsels.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1880.....1

Q. nbsp;nbsp;nbsp;C. Collard.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De oogen der studenten aan de

Rijks-Universiteit te Utrecht.........73

O. nbsp;nbsp;nbsp;Waelchli. Mikrospeotroscopische Untersuchungen

der gefarbten Kugeln in der Retina von Yögeln . nbsp;nbsp;nbsp;. 153

A. J. van der Weijde. Methodisch onderzoek der kleurstelsels van kleurblinden........ 1

P. nbsp;nbsp;nbsp;C. Donders. New Researches on the systems of

Colour-Sense..............57

H. Snellen. Symphathisohe ophthalmie. (Voordracht op het YII Intern. Gen. Congres te Londen) .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;73

P. C. Donders. Rog eens: de kleurstelsels, naar

aanleiding van Bering’s kritiek.......1

G. quot;VVaelchli. Zur Topographie der gefarbten Kugeln

der Vogelnetzhaut............127

P. C. Donders. Kleurvergelijkingen I nbsp;nbsp;nbsp;en II .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.159

P. C. Donders. Kleurvergelijkingen (vervolg van

1882. p. 166.).............. 1

Th. W. Engelmann, Bewegingen der kegels van het netvlies onder den invloed van licht en duister

(ontdekt door van Genderen Stort).....45

Th. W. Engelmann, Rieuwe uitkomsten betreffende de bewegingen van kegels en pigment in de retina onder den invloed van het licht (verkregennbsp;in gemeenschap met den Heer van Genderennbsp;Stort)................47


1881.


1882.


t

2r 1883.


ƒ lAt - ir


-ocr page 46-

V.

DISSEETATIES, betrekking hebbende tot de ophthalmologie, tot het verkregennbsp;van den graad van Doctor in de geneeskunde, verdedigd aan de Hoogeschool, resp.nbsp;Epks-Universiteit, te Utrecht,

1. nbsp;nbsp;nbsp;A. C. V a n Trigt. De speculo oculi. Gum tabulis. 1853.nbsp;Hollandeche uitgaaf in Nederlandsch Lancet y Hoogduitschenbsp;uitgaaf van Dr. Schauenburg.

2. nbsp;nbsp;nbsp;G. C. P. d e R u i t e r. De vi Atropae Belladonnae in iri-dem. 1854. Hollandsohe uitgaaf in Ifederlandsch Lancet.

3. nbsp;nbsp;nbsp;A. D o n c a n. De bouw van het glasachtig ligchaam. Met platen. 1854. Als dissertatie, en uitgegeven in het ïfed. Lancet.

4. nbsp;nbsp;nbsp;H. van W ij n ga a r d e n. Over stenopaeische brillen ternbsp;verbetering van ’t gezichtsvermogen, bij verduistering van ’tnbsp;hoornvlies. Met platen. 1854. Als dissertatie en uitgegevennbsp;in het Kederlandsch Lancet. In het Hoogduitsch uitgegevennbsp;in Archiv. f. Ophthalmologie. B. I.

5. nbsp;nbsp;nbsp;C. O. v o n R e e k e n. Ontleedkundig onderzoek van den toestel voor accommodatie van het oog, met platen. 1856. Alsnbsp;dissertatie, en bovendien overgedrukt in Red. Lancet.

6. nbsp;nbsp;nbsp;J. A. M o 11, Bijdrage tot de anatomie en physiologie dernbsp;oogleden. Met platen 1857. Hoogduitsch medegedeeld innbsp;Archiv f Ophthalmologie. B. II.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Th. H. Mac O i 11 a v r y. Onderzoekingen over de hoegrootheid der accommodatie. Met platen. 1858.

8. nbsp;nbsp;nbsp;A. H. Knijper. Over de kunstmatige verwijding van dennbsp;oogappel. 1859. Overgedrukt in de wetenschappelijke bijbladennbsp;van het Red. Gasthuis voor Ooglijders, 1858/59.

9. nbsp;nbsp;nbsp;C. G u 11 e 1 i n g. Over de behandeling van het entropiumnbsp;(onder medewerking van Dr. Snellen). Met platen 1860.nbsp;Overgedrukt in de bijbladen, N. G. v. O, 1858/59,

-ocr page 47-

41

10. nbsp;nbsp;nbsp;H. de B r i e d er. Over de stoornissen der accommodatienbsp;in het oog. 1861. Overgedrukt in de bijbladen van het N. O.nbsp;V. O., 1860.

11. nbsp;nbsp;nbsp;H. O. Mae 8. Over torpor retinae. 1861. Overgedrukt innbsp;de bijbladen van het N. G. v. O., 1860.

12. nbsp;nbsp;nbsp;J. H. A. Haffmans. Bijdrage tot de kennis van hetnbsp;glaucoma. Met platen. 1861. Overgedrukt in de bijbladennbsp;van het N. G. v. O., 1860. Hoogduitsch uitgegeven in Ar-chiv f. Ophthalmologie B. IV.

13. nbsp;nbsp;nbsp;A. J. P. de quot;Wilde. Gevallen van iritis en irido-cho-rioiditis. 1861. Overgedrnkt in de bijbladen van het ïl. G. v.nbsp;O., 1860.

14. nbsp;nbsp;nbsp;J. H. de Haas. Geschiedkundig onderzoek omtrent denbsp;hypermetropie en hare gevolgen. 1862. Overgedrukt in denbsp;bijbl. van het N. G. v. O., 1861.

15. nbsp;nbsp;nbsp;J. Vroesom de Haan. Onderzoekingen naar den invloed van den leeftijd op de gezichtssoherpte. Met platen.

1862. nbsp;nbsp;nbsp;Overgedrukt in de bijbl. van het N. G. v. O., 1861.

16. nbsp;nbsp;nbsp;H. A. Middelburg. De zitplaats van het astigmatisme.

1863. nbsp;nbsp;nbsp;Overgedrukt in de bijbl. van het H. G. v. O., 1862.

17. nbsp;nbsp;nbsp;J. Bloemert Schuurman. Vergelijkend onderzoeknbsp;der bewegingen van het oog bij emmetropie en ametropie.nbsp;1863. Overgedrukt in de bijbl. van het H. G. v. O., 1863.

18. nbsp;nbsp;nbsp;J. J. C. van quot;Woerden. Bijdrage tot de kennis dernbsp;uitwendig zichtbare vaten van het oog, in gezonden en zieken toestand. Met platen. 1864. Overgedrukt in de bijbl. vannbsp;het V. G. V. O. 1863, en opgenomen in het Nederlandsohenbsp;Archief voor Genees- en Natuurkunde.

19. nbsp;nbsp;nbsp;J. W. Verschoor. Optometers en optometrie. 1865.nbsp;Opgenomen in de bijbl. van het N. G. v. O., 1864.

20. nbsp;nbsp;nbsp;P. A. van der Laan. Over gezichtsstoornis bij albu-minurie. Opgenomen in de bijbl. van het N. G. v. O., 1864.

21. nbsp;nbsp;nbsp;J. J. Maats. De sympathische aandoeningen van het oog.nbsp;Met plaat. 1865. Opgenomen in de bijbl. van het N. G. v.nbsp;O., 1864, en opgenomen in het Med. Arch, voor Gen. ennbsp;Natuurkunde. D. II.

22. nbsp;nbsp;nbsp;H. Greve. Over de gezwellen in het oog. 1866. Opgenomen in de bijbl. van het N. G. v. O., 1865.

23. nbsp;nbsp;nbsp;J. J. G. M. van Dieren. De ontsteking van dennbsp;voorhoofdsboezem en de secundaire aandoening van het oognbsp;Opgenomen in de bijbladen van het N. G. v. O., 1868.

-ocr page 48-

42

Opgenomen nbsp;nbsp;nbsp;J1^;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tonometers en tonometrL.-----

25 g j nbsp;nbsp;nbsp;liet K. Q. v. O., 1868.

1869 (bijbl^ 1869™^' ^Peiatie van het scheelzien. Utrecht -A.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

gebreken deroogleden^lIbTislD)®

overzicht 1 ho f£ Over cataracta senilis, met een statistiseh

«i-aefe’s methXtbijbl.Tsnr””'’

2g J C nbsp;nbsp;nbsp;'*

1873 (bijhl, nbsp;nbsp;nbsp;accommodatie bij aphakie. Utrecht,

zichtsvemoeen^^Tff^v^^fó ®*®i'®oseopie bij onvolkomen ge-

g nbsp;nbsp;nbsp;Uliecht 1873 (bijbl. 1872).

(bijbl. 1872)' nbsp;nbsp;nbsp;licht- en, kleurperceptie. Utrecht. 1873

^1- J- O. van Un

voorwernpti Jr. nbsp;nbsp;nbsp;Over levende weefsels en doode

on ^ nbsp;nbsp;nbsp;1873 (bijbl. 1872).

der netvlt^vpP' h M o 11. Over de normale incongruentie

netvliezen. Utrecht 1874. (bybl. 1873).

Utrecht 1874 (bp’l isil) nbsp;nbsp;nbsp;rolbewegingen der oogen.

tr .


32.


33.


34.


35.


36.


37.


1868.


1878 *(bijUl'^”'87'^^'^*' diepte der voorste oogkamer. Berlijn

(bijbl. is'n) ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bepalen van astigmatisme

Universitei/m' i^® oogen der studenten aan de Bijks-«iversiteit te Utrecht. Utrecht 1881 (bijbl. 1880).

stelsels^ van tf*' nbsp;nbsp;nbsp;^®lbodisch onderzoek der klour-

«elsels van kleurblinden. Utrecht 1882 (bijbl. 1881).


De Instelling is verder i


®®iie bibliotheek


Hl het bezit van:

VI.


met katalogus.


-ocr page 49- -ocr page 50-

ALBUM

VAN HET

NEDERLANDSCH GASTHUIS

VOOR

BEHOEFTIGE EN MINVEEMOGENDE

OOGLIJDERS.

Onder begunstiging van Z. M. DEN KONING DEE NEDEELANDEN.

H. M. DE KONINGIN DEK NEDEELANDEN.

Z. K. H. PEINS PKEDEKIK DEE NEDEELANDEN. f H. K. II. PEINSES MAEIANNE DEE NEDEELANDEN. fnbsp;H. K. H. PEINSES HENDEIK DEE NEDEELANDEN.

Regenten.

Dr. B, F. Suerman. f

H. A. van den Wall Bake, f

Mr. C. W. J. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, t Dr. G. Munnicks van Cleeff. fnbsp;Dr. F. C, Donders.

Mr. J. A. Grot he.

Mr. H. Koijaards van Scherpenzeel.

Mr. W. M. J. van D iel en. f

J. C. Clotterbooke Patijn van Kloetinge. f

Prof. Dr. G. J. Loncq.

J. H. van Schermbeek. \

Mr. E. du Marchie van Voorthuijsen.

Prof. Dr. H. Snellen.

Dr. M. Imans.

Prof. Dr. D. Do ij er.

-ocr page 51-

45

Kentmeestei-Secretaris.

Mr. P. Ver Loren van The maat.

Directeur.

Prof. Dr. P. C. Donders, den 27 October 1881 afgetreden en vervangen doornbsp;Prof. Dr. Herman Snellen.

GeneesUeer.

A. G. H. van Genderen Stort, arts, oud olï. v. gez.

thans vervangen door de

Assistent-Geneesheeren

C. N i c o 1 a ï.

^ nbsp;nbsp;nbsp;W. Einthoven.

Stlcliters-Bestunrders.

Arenberg, H. D. H. de Hertogin van

Brussel.

Anthonie-Gasthuis, College van Heeren Voogden van

het St.

Utrecht.

Bake, H. A. van den Wall

Utrecht, f

Balveren , dhr. W. J. E. van

Nijmegen, f

Beest, Mr. C. W. van Voorst van

Utrecht, f

Berlin, Prof. Dr. W.

Amsterdam.

Boer, Mr. W. R.

Utrecht.

Boetzelaer van Dubbeldam , Mr. C. W. J. Baron van

Utrecht, f

Bogaers van Portenge, Jkvr. J. M. van

Rotterdam, f

Bois, Mr. H. C. du

’s Gravenhage. t

Borski, David

Amsterdam, f

Brakell, F, Baron van

Huize Eng bij Tiel. f

Brengel, Jhr. Mr. J. P. van

Utrecht, f

Bronkhorst, Jhr. L. van

't Loo.

Burger, Dz. W. S.

Rotterdam.f

Cleeff, Dr. G. Munnicks van

Utrecht, f

Clifford , Jonk vrouwe

’s Gravenhage. t

Cremer, J. J.

’s Gravenhage. t

Dielen, Mr. W. M. J. van

Utrecht, f

Donders, Prof. Dr. F. C.

Utrecht.

Doijer, Prof. Dr. D.

leiden.

Doijer, Huibert

Delft.

Doijer, geb. Reinheid , Mevr. E.

leiden.

Eloyen-Gasthuis , Broederschap der Regenten van het

Utrecht.

Enschedé en Lonneker , Het Ziekenfonds van

Enschedé.

Ewijck van de Bildt, Mr. D. J. van

Utrecht, f

Geropak, Dr. Ito

Tokei (Japan.)

Greve, Dr. H.

Soerabaya.

-ocr page 52-

46

Grothe, Mr. J. A.

Haerten , Dr. J. L. H.

Hardenbroek van Lookhorst, Douair. Baron van Harmsen, Dr. C. i.

Hetterscheij , Dr. J. J.

Hens. W. H. de Hodshon , Jonkvr. M.

Hoilandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij.

Horst, Dr. B. A. F. J. ter

Indie , Vereenigiag tot bevordering der Geneeskundige Wetenschap in Nederlandsch-Insinger, H. A.

Jacob, Z. E. de oud-Gouverneur-Generaal van Ned. Indië, F. ’s

Janssens , Jhr. Mr. H. G. C. L.

Janssen, F. W., directeur der Deli-Maatschappij Jonge van Ellemeet, Jhr. Mr. W. C. denbsp;Kattendijke , Mr. J. M. Baron Huijssen vannbsp;Knobbelsdorff, Baron vannbsp;Kom, Mej. M. C.

Labouchère , P. C.

Labouchère, S. P.

Loon, Jhr. Mr. J. W. van Lijnden van Sandenburg, Mr. C. Th. Graaf vannbsp;Lijnden van Lunenburg, de Jonkvrouwen Baronessen vannbsp;Luijken, Dr. J. A.

Maasz, H. H. W.

Maes, Dr. P. L.

Molière, Mej. A. M.

Onnen , Dr. P. L.

Oortman, geb. Brouwer Bosch , Wed. C,

Oosterzee, Prof. Dr. J. J. van Opzoomer, Prof. Mr. C. W.

Orde, de Ridderlijke Duitsche, Balije van Patijn van Kloetingen, J. Clotterbookenbsp;Pekelharing, Dr. A.

Pekelharing, geb. Doijer, Mevr. C. G.

Prinsterer, Mr. G, Groen van

Puttershoek, geb. M. J. Repelaar, Mevr. Douair. P.

H. van de Wall van Rees, Prof. Dr. R. van

Romondt, geb. Baronesse dWvoy, Douair. van Roijaards van Scherpenzeel, Mr. H.

Roijaards, geb. Swellengrebel, Douair. H. J.

Roijaards van den Ham , Mr. W. J.

Salomons, Dr. A.

Sinkei, A.

Snellen. Prof. Dr. H,

Spiering, Dames

Sprenger, geb. Bijleveld, Mevr,

Staatsspoorwegen, Maatschappij tot Exploitatie van Suerman , Prof. Dr. B. F.

Suermondt, Y. D. C.

Teijler^s Stichting,

Twiss, Mejonkvrouwe E.

Utrecht, Utrecht.nbsp;Utrecht, fnbsp;Amerongen. fnbsp;Utrecht, fnbsp;Utrecht, fnbsp;Amsterdam, fnbsp;Amsterdam.nbsp;Zwolle.

Batavia.

Baarn.

's Gravenhage, Amsterdam.nbsp;Oostkappelle.nbsp;Arnhem, fnbsp;Wijhe.

Rotterdam, f

Amsterdam, f

Amsterdam.

Amsterdam, f

Neerlangbroek.

Utrecht, f

Genderingen.

Rotterdam.

Arnhem.

Utrecht.

Soerabaija. f

Utrecht, f

Utrecht, f

Utrecht.

Utrecht.

Utrecht, f

Groningen.

Groningen.

*8 Gravenhage. f

Dordrecht, f. Utrecht, fnbsp;Zeist, tnbsp;Utrecht.nbsp;Utrecht.nbsp;Utrecht.nbsp;Paramaribo.nbsp;Utrecht, fnbsp;Utrecht.

Tiel.

Utrecht, Utrecht.nbsp;Utrecht, fnbsp;Utrecht, fnbsp;Haarlem.nbsp;Utrecht.

-ocr page 53-

Utrecht. Utrecht.nbsp;Utrecht,nbsp;den Haag.nbsp;Soerabaija. tnbsp;Arnhem, fnbsp;Amsterdam, fnbsp;Amsterdam.nbsp;Weltevreden.

47

Twiss, geb. Suermonclt, Mevr. de Wed. Utrechtsch Studentenkorps, hetnbsp;Voorthuijsen, Mr. E, du Marchie vannbsp;Voorthuijsen , Mr. G-. J. M. vannbsp;Vriesman, Dr. L. H. N.

Wilier, Mr. H. M.

Willink, Jz., W.

Wertheira, A. C.

Westhoff, Dr. C. H. A.

Honoraire BestuurderB.

Andel, Dr. A. H. van Arntzenius, Dr. A. K. W.

Beijen, Dr.

Bolsius, Dr. H. U. J.

Breesnee, Dr. T.

Burg, Dr. C. L.

Cornelissen, Dr. E. J.

Coster, Dr. E. H. Blom Costerman , G.

Crull, Dr. P. Hofstede Delhez, Dr. J. A,

Eist, Dr. A. van der Eijk, Dr. A. vannbsp;Eaille , Dr. Jac. Baart de lanbsp;Eeijffer , Dr. G. H. denbsp;Eock, Dr. H. C. A. Tgt;.

Gewin, Dr. M.

Gunning, Prof. Dr. W. M. Gutteling, Dr. C.

Haastert, Dr. J. K. van Hamer, Dr. J. F. X.

Heuvel, Dr. A. H. van den Homoet, Dr. J. J.

Horst, Dr. S. van der Imans, Dr. M,

James, Dr. G. E.

Juda , Dr, M.

Koster , Prof. Dr. W.

Krol, Dr. S. P.

Kuijper, Dr, A. M.

Laidiaw Purves, Dr. W. Ledeboer, Dr. L. R. E.

Leeuw, Dr. A. van der Loeff, Dr, W. Rutgers van dernbsp;Loncq, Prof. Dr, G. J.

Lubach, Dr. D.

Maats, Dr. C.

Molewater, Dr. J. B.

Moll, Dr, J. A.

Mulder, Dr. M. E.

Noorduijn, Dr. C.

Pameijer, Dr, J. K.

Place, Prof. Dr. Th.

Medemblik,

Samarang.

Ned. Oost-Indië.

Schijudel.

Sommelsdijk.

Batavia.

Buitenzorg.

’s Gravenhage. Zeist.

Meppel. t Dordrecht.

Ned. Oost-Indië. Heusden.nbsp;Leeuwarden.nbsp;Woerden.

Utrecht.

Delden. Amsterdam.nbsp;Batavia, fnbsp;Soerabaija.nbsp;Eraneker.

Utrecht, f Arnhem.nbsp;Amsterdam.nbsp;Utrecht.

Ned. Oost-Indië.

Amsterdam,

Utrecht.

Kampen.

's Hertogenbosch. Londen.nbsp;Samarang.nbsp;Amersfoort, fnbsp;Leiden.

Utrecht.

Kampen.

Arnhem. Rotterdam, fnbsp;*s Gravenhage.nbsp;Groningen.nbsp;Nijmegen.

Tiel.

Amsterdam.

-ocr page 54-

48

Poll, Jhr. J. W. M. van de

Haarlem.

Ramaer, Dr. G. A.

Zwolle, t

Ramaer , Dr. P. G.

Zwolle, t

Rijnberk, Dr. N. van

Amsterdam.

Schmidt, Dr. P. J. J.

Rotterdam.

Schneevoogt, Prof. Dr. D.

Amsterdam, f

Snellen, Dr. P. A.

Zeist.

Snellen , Dr. K.

Zeist.

Stemberg, Dr. N. J. A. C.

Rotterdam.

Strick van Linschoten , Jhr. Mr. J. C.

Maarsen.

Verbeek, Dr. W. J. L.

Wijk bij Duurstede.

Verschoor, Dr. N. J. P.

Goes.

Voogt, Dr. de

Pan (Prankrijk.)

Vos , Chir. P.

Breukelen. f

Vrolik, Prof. Dr. W.

Amsterdam, f

Wely, Dr. D. L. van

’s Gravenhage.

Wind, Dr. S. Dobbelaer de

Middelburg.

Ypeij, Dr. N.

Leeuwarden,

SticMers.

Akersloot van Houten, K. A. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Alewijn, M. F. nbsp;nbsp;nbsp;Beek. f

Alewijn , W. G. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Andreae , D. H. nbsp;nbsp;nbsp;Kollum. f

Antheunis, J. J. H. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam. I

Ariéns, Mr. A. W. K. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Arnhem, Het Burgerweeshuis.

Arntzenius, Dr. A. K. W. nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Athlone , Gravin van nbsp;nbsp;nbsp;Ellekom.

Aulnis de Bourouill, Mr. J. Baron d’ nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Aumale van Romondt, Jhr. Mr. O. d’ nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

B., C. (door Prof. Donders)

Backer, Jhr. Mr. C. nbsp;nbsp;nbsp;Zwolle, f

Baelde , R. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam,

Banga, Dr. nbsp;nbsp;nbsp;Franeker. f

Beaufort, Jonkvrouwe de nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Beelaerts van Emmichoven, Jhr. Mr. A. C. A. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht, f

Beer, S. J. de nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Beets, Prof. Dr. Nicolaas nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Berg, H. P. J, van den nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Berkhout, Jhr, Mr. P. J. Teding van nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Berkum, H. van nbsp;nbsp;nbsp;Nieuw Beerta. f

Bern, Mevr. de Wed. van nbsp;nbsp;nbsp;Zeist, t

Berns, Dr. A. W. C. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Bens , Mr. C, G. de nbsp;nbsp;nbsp;Soerabaya,

Beijen , Dr., dir. off. van gez. nbsp;nbsp;nbsp;Ned. Oost-Indië.

Bichon Visch , Jonkvrouwe M. J. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Bicker, Jhr. P. H. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Binsbergen, nbsp;nbsp;nbsp;J. vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Binsbergen, nbsp;nbsp;nbsp;Mevrouw vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Blankeuhagen, Mr. O. M. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Blussé van Oud-Alblas, Mevr. J. Heringa, Wed. A. Dordrecht, f Blussé van Zuidland, P.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Boelens van nbsp;nbsp;nbsp;Eijsinga, Jhr. Mr. vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Leeuwarden.

-ocr page 55-

49

Boelens, M. J. H. van Boer, Mr. W. R.

Boers, de Wit

Boeije, Jhr. L. M. Schuurbeqne.

Bolsüis, Dr.

Boon , Mej. L. B.

Boonen , J. Staats.

Borski, J.

Borski, Jonkvr. M. S. A.

Bosch, Jhr. F. van den Bosch , Donair. J. W. H.

Bosch , Mr. W. J. M.

Bosch van Drakenstein, Jhr. Mr. L. F. H. J.

Bosch van Drakenstein , Jhr. Mr. H. W.

Bosch van Drakenstein , Jhr. Mr. J. D.

Brakell tot den Brakell, J. Barones van Brandeler, Mevr. A. W. Vriesendorp, Wed.

-Mr. J. J. V. d.

Breesnee, Dr.

Breissing Rijk, Jonkvrouwe Broen, Jonkvr. A. C.

Bruins, L. de Bruin, Mevrouw denbsp;Buma, Mr. W. W.

Bunge , J.

Bunge, J. P. G.

Bunge,*J. W.

Burg, Djquot;. C. L. van den Burgerhoudt, Dr. J. J.

Bnrgerhoudt, geh. Jochems , Weduwe Buskes , H. J.

Buijs Ballot , Prof. Dr. C. H. D.

Bijlandt, Mr. O. J. E. Graaf van Bijleveld , Mr. F. P.

Canneman , E.

Cantzlaar , P. J.

Capellen van Berkenwoude , Vrouwe Douair. Baron v. d. Capellen , R. Baron van der

Gastro , geh. Teixeira de Mattos, Wed. M. Henriqnez de Chabot, J. A.

Chevalier, C.

Chevalier , Rodo Iphe Ie Christoffelse,

Citters , J hr. van Clercq, de

Cooth, Dr. L. T. W. van Cordes, F. W.

Cornelissen , Dr. E. J.

Coster , Dr. T. H. Blom Craeij vanger, Mr. L. C.

Craeijvanger , geb. van Loon , Mevr. Wed.

Grameriis, E. W.

Criellart, J. W. A.

Crommelin,

Danmiller, W.

Leeuwarden.

Utrecht.

Neerlangbroek.

’s Gravenhage.

Schijndel.

Dordrecht.

Amsterdam.

Amsterdam.

Amsterdam.

Driebergen, t

Utrecht, f

Utrecht.

Amsterdam.

Vechten, t

Utrecht, t

Arnhem.

Dordrecht, t Sommelsdijk.nbsp;Utrecht, tnbsp;Amsterdam, tnbsp;Beek.

Middelburg. Leeuwarden, tnbsp;Amsterdam.nbsp;Amsterdam.nbsp;Rotterdam.nbsp;Batavia.nbsp;Utrecht, fnbsp;’s Gravenhage.nbsp;Utrecht, fnbsp;Utrecht.

’s Gravenhage. Nijmegen.

’s Gravenhage.

Rotterdam, t

Zuilen, t

Middagten. f

Amsterdam.

Rotterdam.

Utrecht, f

Amsterdam, t

Enspeijk.

Twello.

Amsterdam.

Breda

Samarang.

Buitenzorg.

’s Gravenhage. Utrecht, fnbsp;Utrecht, fnbsp;Amsterdam.nbsp;Rotterdam.nbsp;Leeuwarden, fnbsp;Stuttgart.

-J'J


4

-ocr page 56-

50

Diepen, J. N.

Doorn, E. C. TJ. van Dorhout. Mr. B.

Doijer, geb. Vrijdag, Mevr. J. A.

Driessen , Mevrouw Driessen, ‘W. A.

Dupper, Wz. L.

Dassen , Jbr. E. van der Dussen, Jvr. H. E. A. van dernbsp;Dussen van Beeftingh, P. van dernbsp;Doijn , F. M. Baron van dernbsp;Eek , Mr. L. J. vannbsp;Eeghen, C. P. vannbsp;Eeghen, J. van

Eeghen, geb. A. C. Huijdecoper, Wed. P. van Eist, off. V. gez. 1® kl. Dr. A. v. d.

Eist van Bleskensgraaf, B. van der Eist, F. van dernbsp;Enschedé, Mr. J. J. C.

Etty, Th.

Evekink , H.

Everwijn , A. L.

Eijk, Dr. A. van F., E.

Faille, de kinderen van wijlen Dr. J. M. Baart Feijffer, Dr. 6. H. denbsp;Fock, Dr. H. C. A. L.

Fodor, C. J.

Fokker, Mr. G. A.

Gallois, J. G. A.

Geelen, J. W.

Gerlings, Mr.

Gerlings, Mr. J.

Gevaerts van Simonshaven, Jbr. P. O. H.

Gevers van Endegeest, Mevr.

Gewin, Ds. B.

Gewin, Dr. M.

Gey van Pittius, Luit. Kol. A. R. W.

Glaser , J. S.

Gobins, H. A. F.

Goldenberg, C. A. G.

Goldschmidt, H. B.

Goltz, geb. des Tombe; Douair. Gravin v. d. Grandmont, geb. Donders, Mevr.

Grohé, C. H.

Gunning, Prof. Dr. W. M.

Gutteling, Dr. C.

H., A. V. (door Dr. J. A. Moll).

H., F. B. G. (door Prof. Snellen).

Haastert, Dr. J. K. van Hacke van Mijnden, Dr.

Hacke van Mijnden, Henri Haeften , Jhr. C. G. vannbsp;Hamer, Dr. ,

Heeckeren, Mr. C. W. B. van

Tilburg, t Utrecht, tnbsp;Leeuwarden, fnbsp;Batavia, fnbsp;Leeuwarden, fnbsp;Soerabaija.nbsp;Dordrecht, fnbsp;’s Gravenhage.

’s Gravenhage. f Rotterdam.

’s Gravenhage.

Arnhem,

Amsterdam.

Amsterdam.

Amsterdam.

Batavia.

Dordrecht, t

Dordrecht, t

Soerabaija.

Arnhem.

Zutphen.

Arnhem.

Heusden.

Utrecht.

de la Leeuwarden. Woerden.nbsp;Utrecht.

Amsterdam., t Middelburg, fnbsp;’s Gravenhage. fnbsp;Utrecht, tnbsp;Soerabaija.nbsp;Utrecht, tnbsp;’s Gravenhage.nbsp;Endegeest.nbsp;Heemstede, fnbsp;Delden.

’s Gravenhage. Samarang.nbsp;Utrecht, tnbsp;Deventer.nbsp;Amsterdam.

’s Gravenhage. Luik. jquot;nbsp;Rotterdam, fnbsp;Amsterdam.nbsp;Batavia.

’s Gravenhage. Zeist.

Soerabaija.

Amsterdam, f

Amsterdam,

Soerabaija.

Fraueker.

Samarang.

-ocr page 57-

51

Heemskerk, Joukvr. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Heineken, W. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam,

Heuvel, Dr. A. R. van den nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Hinlópen , Mr. J. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Hoeven , Dr. P. Templeman van der nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Hogendorp, Mr. J. C. P. Graat van nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Holmberg de Beckfeldt, Jonkvr. Clara nbsp;nbsp;nbsp;’t Loo.

Hooft van Benthuizen , O. B. ’t nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Hooghwinkel, geb. Hooghwinkel, Mevr. M. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht, quot;jquot;

Hoogstraten, J. F. van nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Horst, Dr. van der nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Houthuijsen , B. van nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Hugenpoth tot .\erdt en Berenclauw, Baron van nbsp;nbsp;nbsp;Zevenaar.

Huydecoper van Nigtevecht, nbsp;nbsp;nbsp;Mr. E.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Hnydecoper, Jonkvr. G. M. nbsp;nbsp;nbsp;J.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Imans , Dr. M. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Insinger, H. A. nbsp;nbsp;nbsp;Baarn.

Insinger , J. H. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Ittersum, geb. Sandberg, nbsp;nbsp;nbsp;Baronesse vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Jacob , Mr. E. H. ’s nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Jacob, F. B. ’s nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Jacobson. Ednard J. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage. f

Jacobson , L. J. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

James, Dr. G. F. nbsp;nbsp;nbsp;Ned. Oost-Indië.

Janssens, geb. Arriëns, Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Janssens, Jbr. Mr. H. G. C. L. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Jantzon van Erffrenten van Capelle, Jhr. J. C. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht, f

Jochems, Mr. J. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Jochems, W. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Joncheere van Harmelen, A. de nbsp;nbsp;nbsp;Harmelen.

Jong, Dr. de, voor Mevr. A. de M., Dr. Ed. S. nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Jonge, Jhr. W. A. C. de nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Jongeneel, P. M. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Juda, Dr. M. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Jurgens, .1. nbsp;nbsp;nbsp;Oss.

Kaa, Jonkvrouwe A. G. van der nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Kardinaal, K. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Karsten, Prof. Dr. S. nbsp;nbsp;nbsp;ütrecht. f

Karthaus, Wed. F. W. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam, t

Kattendijke, geb. Gerken, Baronesse Huijssen van Arnhem, f Kattendijke , Ridder Huijssen van

Kattendijke, Mr. J. M. Baron Huijssen van nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Kempenaer van Poppenhuizen , de nbsp;nbsp;nbsp;Leeuwarden.

Kempenaer, Mr. J. M. de nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Kiestra, nbsp;nbsp;nbsp;Ee (Friesland),

Kleiweg, de Erven J. nbsp;nbsp;nbsp;Hillegersberg.

Kol, E. H. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Kolff, C. nbsp;nbsp;nbsp;G.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Kolff, C. nbsp;nbsp;nbsp;J. vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Santennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Kolif, D. nbsp;nbsp;nbsp;H. A.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Koopmans nbsp;nbsp;nbsp;, Mr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;R.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Haarlem.

Kooij, Jau nbsp;nbsp;nbsp;Bunschoten.

Korte, Jhr. F. L. W. de nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Korteweg , Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;Middelharnis.

Koster, Prof. Dr. W. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

-ocr page 58-

62

Kreenen, Dr.

Kuiper , Dr. A. H.

Kijmmell, Mr. P.

Laan , Mr. J. C. G. 0.

Laan , Mevrouw Labouchère , H. M.

Laidlaw Purves, Dr. W.

Langerhnizen, P.

Langerhuizen Lz., P.

Lankhorst, J H.

Lantsheer, Mr. W. N.

Ledeboer, Dr. L. R. E.

Ledeboers Bz. L. V.

Lels, Murk

Leutfrinck, Mevr. de Wed.

Lindeboom , L.

Litb de Jeude, Mevr. 0. C. H. van Loeff, Dr. Entgera van dernbsp;Loncq, Prof. Dr. G. J.

Loon, Jbr. P. van Loopnijt, A.

Luden, J.

Lunteren , S. A. van Lijcklama a Nijeholt, Jonkvr.

Lijcklama a Nijeholt, J. A.

Lijnden , Mr. R. W. Baron van Maats , Dr. C'.

Mackay, Douairière Maes, Dr. H. G.

Mandt, J. de

Mansvelt, Wed. G. J. van

Marienhoff, H. J. van

Martens van Seveuboven , Jhr. Mr. J. C.

Maseland, A.

Meerten, Mej. C. C. van Mees , J. R.

Mees , R.

Mees, R. A.

Mees , E. P.

Mendes , Mej. R.

Messchert, Jonkvrouwe G.

Meulman , Isaac

Meij van Alkeraade , geb. v. Ewijck , Mevr. Douair, Meijen , Mej. A. H.

Meijen , J. P.

Meijners , S.

Michiels van Kessenich, J. A. H.

Minderop, H. J.

Modern, Charles.

Molière, Jonkvrouwe A. M.

Moll , JBz., J.

Moll, Dr. J: A.

Monhemius, Wed. H. B.

Mnelen, van Marwijk, Mevr. de Wed. J. H. van Mnlder, Prof. Dr. G. J.

Zwolle.

’s Hertogenbosch. Leeuwarden.

Utrecht, f Utrecht, fnbsp;Amsterdam, fnbsp;Londen.

Amsterdam, f Huizen.

Amsterdam.

’s Gravenhage. f

Samarang.

Rotterdam.

Alblasserdam.

Doetinchem. -j-

Zwolle.

Tiel.

Leiden.

Utrecht.

Utrecht, f

Schiedam.

Amsterdam.

Utrecht, f Utrecht.

’s Gravenhage. Middelburg.

Arnhem.

Nijmegen, f Amsterdam.nbsp;Dordrecht, fnbsp;Utrecht, fnbsp;Wijk bij Duurstede, fnbsp;Utrecht, tnbsp;Utrecht, fnbsp;Gouda.

Rotterdam. Rotterdam.nbsp;Rotterdam.nbsp;Rotterdam, fnbsp;Amsterdam.nbsp;Rotterdam, fnbsp;Baarn. fnbsp;de Utrecht, fnbsp;Zeist.

Middelburg. Middelburg.nbsp;Roermond.nbsp;Rotterdam, fnbsp;Domburg.

Utrecht.

’s Gravenhage.

’s Gravenhage. Dordrecht, tnbsp;der Zeist, tnbsp;Utrecht, t

-ocr page 59-

53


Mulder, Dr. M. E.

Muller , Joan.

Muralt, Jhr. Mr, J, L. B. de Mijulief, Az., F.

Mijnlief, Az., 6. M.

Mijnssen, J. J.

Mijnssen , J. W.

N. N.

N. N., Mevr.

N. N., (door Dr.

N. N.,

N. N..

N. N.,

N. N.,

N. N


B 1 o m C o B t e r).

(door Prof. Donders).

(door Prof. Donders).

(door Prof. Donders).

(door den Heer de Haan Pieterson). ..., (door Prof. Loncq).

N. N., (door Dr. N o o r d n ij n).

N. N., (door Prof. Snellen).

N. N., door Prof. Snellen).

Naamen van Eemues , Mr. A. van Nagell, van Pallandt, Baronesse vannbsp;Nahuijs, Mr. Baronnbsp;Nassau,

Nauta , Star Nepveu, C.

Nepven, geb, van Loon , Mevr.

Neuteboom, P.

Nienhuis,

Nieuwenhuis, geb. Meijer, Mevr. Doinela

Nieuwe Tonge, Commissie van Heel- en Vroedmeesters te

Noordergraaf, L.

Notteboom , J. A.

Nijmegen, Eegenten van het Oud Burger Gasthuis te Nijmegen , de beide Weeshuizen tenbsp;Nijvenheim, G. F. W. Baron van Neukircheu genaamdnbsp;Otterloo , A. de Mol van

Oudermenlen , geb. v. Wickevoort Crommelin , Douairière Baronesse van dernbsp;Oudermeulen, F, van dernbsp;Oudheusden , vaunbsp;Oijens, G. H. de Mareznbsp;Pabst, Mr. B. G. A.

Pameijer, Dr. J. K.

Pauw van WielJrecht, Eidder C.

Pillera , W. A.

Place , Prof. Dr. Th.

Plate, Jr., J.'G.

Poel, Mr. J. D, van der Poelman, Jonkvrouwenbsp;Polak, J.

Potter, J. de Prahl, J.

Quarles van Dfford, Jhr. L. J.

Quarles van Uiford, Q. J. L. Douair.


Groningen.

Amsterdam.

Utrecht.

Nieuwerkerk aan den IJssel.

Nieuwerkerk aan den IJssel.

Amsterdam.

Amsterdam.

Amersfoort.

’s Gravenhage.


Oostbroek.

Maarssen.

Nijmegen.


Zwolle.

Zwolle.

Arnhem.

Assen.

Sappemeer.

Amersfoort.

Utrecht, f

Wijhe.

Amsterdam.

Amsterdam.

Botterdam, f Botterdam, t


Wieshaden. Amsterdam, t

’s Gravenhage. f Amsterdam, tnbsp;Woerden.nbsp;Amsterdam, fnbsp;Utrecht, tnbsp;Tiel.

Zeist.

Utrecht, t Amsterdam.nbsp;Samarang.nbsp;Ameide.

Utrecht, t Utrecht, fnbsp;’s Gravenhage.nbsp;Utrecht, j-Haarlem.

’s Gravenhage.


-ocr page 60-

54

R-, Dr- nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Kahusen, J. J. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Ram, geb. Taets van Amerongen, Douair. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Ram, Jhr. Mr. Ph. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Rau van Gameren, Mr. J. nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem.

Rhemeu van den Gelderschen Toren , A. Baron van Velp. f Bidder, Dr. C. C. J. denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Robert, O. N. J. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Rochussen , J. J. nbsp;nbsp;nbsp;'s Gravenhage.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;quot;f

Roëll, W. P. Baron nbsp;nbsp;nbsp;Gravenhage.

Roo, G. J. H. de nbsp;nbsp;nbsp;Dubbeldam.

Rosenthal, George nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Rueb, C. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Rijckevorsel, Hz. A. van nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam, f

Rijnberk, Dr. N. van nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

S., (door Prof. Snellen). nbsp;nbsp;nbsp;Zeist.

S., van J. Teixeira de Mattos. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Salomonsou, Herman nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Salomonsou , M. Wertheim nbsp;nbsp;nbsp;Almelo.

Sanderson , Mevrouw nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Santheuvel, Jhr. Mr. H. L. W. quot;v. d. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Santheuvel, Jhr. Mr. P. H. J. v. d. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Sarphati, Dr. S. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Sarraz, Z. Exc. Generaal J. A. R. de la nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Schadee , Adam nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Scheltinga, Dr. M. de Blocq van nbsp;nbsp;nbsp;Oranjewoud.

Schermbeek, Dr. E. A. van nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Schermbeek, J. H. van nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Schimmelpennincb, Jhr. Mr. E. J. C. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Schluiter, Mevr. de Wed. de la Eontaine nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Schluter, A. H. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Schmidt, Dr. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Schober, C. H. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Schober, Mr. J. H. nbsp;nbsp;nbsp;Putten.

Schroeder van der Kolk, Prof. Dr. J. L. C. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Schuurman, Dr. H. F. nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Arnhem, t

Schwartzenberg en Hohenlansberg, F. Baron' thoe nbsp;nbsp;nbsp;Zeist.

Siccama van Slochteren, W. Hora nbsp;nbsp;nbsp;Groningen.

Sillem, Mevr. nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Singendonck van Diedeu, Jhr. W. C. nbsp;nbsp;nbsp;Nijmegen, f

Smit, Jz., J. nbsp;nbsp;nbsp;Kinderdijk.

Smit, 1. nbsp;nbsp;nbsp;Kinderdijk.

Sneek, Voogden van het Old-Burgerweeshuis, te

Snellen, Dr. P. A. nbsp;nbsp;nbsp;Zeist.

Snellen , Dr. K. nbsp;nbsp;nbsp;Zeist.

Snouck Horgronje, nbsp;nbsp;nbsp;Middelburg.

Soesman, T. nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Spiering, Douairière nbsp;nbsp;nbsp;Tiel.

Spreekens , B. van nbsp;nbsp;nbsp;Velp. t

Stellingwerf Slagt. Mr. J. N. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, f

Stemberg, Dr. N. J. A. C. nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

Sterling, Mr. J. J. Uijtwerf nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Stoop van Zwijndrecht, A. nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht.

Straal, J. van der nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Straal, M. van der nbsp;nbsp;nbsp;Rotterdam.

-ocr page 61-

55

straal, N. van der Straalman , Baron

Straalman, geb. Hodshon, Mevr. Donair. Witsen Suermondt, B.

Swinderen, Jhr. Mr. van

Taeta van Amerongen van Natewisch, Baron

Tandheelkundig Genootschap , Ned.

Thiebout, Mr. J.

Tiedeman , J. M. ïienhoven , Mr. G. van

Tuijll van Serooskerken van Zuilen , Baron van Tuijll van Serooskerken , F. C. H. Baron vannbsp;Tuijll, Baron William vannbsp;Twiss, W.

tJtenhoven, Baron van Veeckens, van den Broeknbsp;Velden, Jhr. J. J. Lampsins v. d.

'Veldwijk, Mr. R.

Venning , J.

Verbreek, 6. J.

Verloren, Mr. G. J. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

Verschoor, geb. v. d. Muelen, Mevr. de Wed. Verscbuer, B. F. Baron vannbsp;Verstege, B. J.

Vies, B. van der Virulij , J. 1’.

Viruly van Vuren en Balen Visser, Gerritnbsp;Vogel, Mej. A.

Vollenhoven, geb. Snellen van Vollenhoven, Mevr. van Voogt, Br. de

Voombergh, geb. van Loon, Mevr. de Wed. A. H. Voorhoeve, Hz., J.

Voorhoeve, J. A. C.

Voorthuijsen, Jonkvr. G. M. van Vorden , Ed.

Vos van Hagenstein, A.

Vos van Nederveen Cappel, Mr. C. L. de Vos, Jz., Jb. denbsp;Voute, Mr. Caesar,

Vreede, Prof. Mr. G. W.

Vrolik , G.

Vrolik, Prof. Br. W.

Waal, E. de

Wal, Tadsen, Mevr. de Wed. J. van der Waller, Mr. H.

Warnecke,

Wassenaer Catwijck, Baron van Wassenaar , K. G. O. Baron vannbsp;Weddik, Mej. M. J.

Wallenberg, P. H. J.

Wely, Br. B. L. van Wessem, J. C. B. vannbsp;Westerbaan , B. W.

Willink, J. H.

Rotterdam.

Baambrugge.

Amsterdam.

Aken.

Rijs.

Utrecht, t Utrecht.

Zwolle.

’s Gravenhage. Amsterdam.nbsp;Zuilen, tnbsp;Utrecht, tnbsp;Zuilen, tnbsp;Utrecht, tnbsp;Utrecht, tnbsp;Samarang.nbsp;Utrecht.

Arnhem.

Utrecht, t Bordrecht.nbsp;Utrecht.

Utrecht, t Arnhem.nbsp;Brummen.nbsp;Amsterdam, tnbsp;Gouda.

Vuren, t Rotterdam, tnbsp;Utrecht.

Arnhem.

Pau (Frankrijk).

Zeist, t

Rotterdam.

Rotterdam.

Utrecht, t

Samarang.

Bordrecht.

’s Gravenhage. Amsterdam, fnbsp;Samarang.nbsp;Utrecht, fnbsp;Amsterdam, tnbsp;Amsterdam, tnbsp;’s Gravenhage.nbsp;Zeist, tnbsp;Utrecht.nbsp;Samarang.nbsp;Arnhem, tnbsp;Almen.

Arnhem, f Utrecht, fnbsp;’s Gravenhage.nbsp;Tiel.

’s Gravenhage. Oegstgeest.

-ocr page 62-

56

Willmk, W.

Wiltens , nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Winter, C. de nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht.

Witt, geb. Sloteiuaker, Mevr. de Wed. de nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Wood, Miss nbsp;nbsp;nbsp;Londen.

Wijk, H. H. van nbsp;nbsp;nbsp;Samarang.

Wijnmalen, J. C. L. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Wijnmalen , J. R. nbsp;nbsp;nbsp;Utrecht, t

Ypeij, Dr. N. nbsp;nbsp;nbsp;Leeuwarden.

Yvoy , Jonkvrouwe d’ nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Amsterdam.

Yvoy van Mijdrecht, nbsp;nbsp;nbsp;Mr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;D.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;M. M. Baron d’Hangest d’ ’s Gravenhage.

Zalt-Bommel, Het Groot Gasthuis te

Zuijlen van Nijevelt Douair. nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’s Gravenhage.

Zuijlen van Nijevelt, nbsp;nbsp;nbsp;P.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;A.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Baron vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dordrecht, t

Secretarissen Tan Commissiën en Coi'respondenten.

Dr. A. H. C. van Driel, Amersfoort. Otto van der Vies , Amsterdam.

Dr. 1. I. Homoet, Arnhem.

Dr. D. Voorthuijsen, Baarn.

Dr. W. Krol, Bergen op Zoom. Dr.A.J.W. van.Anrooij, Zalt-Bommel.nbsp;Dr. A. H. Kuijper, ’s Hertogenhosch.nbsp;Notaris Schaly, Breukelen.

Dr. I. A. Visscher, Brielle.

J. H. Waszink, Arts, Delft.

Dr. P. Delhez, Dordrecht.

Dr. G. P. E. Wedekind, Elburg.

J. P. X. Hamer, Praneker.

Dr. N. 1. P. Verschoor, Goes.

H. nbsp;nbsp;nbsp;W. G. Koning, Gouda.

Dr. H. J. P. Giesbers, Grave,

Dr. I. A. Moll, ’s Gravenhage.

I. nbsp;nbsp;nbsp;P. Israels, Groningen.

Jhr. I. W. M. van de Poll, Haarlem. Dr. S. Stratingh Tresling, Hilversum.nbsp;Ds. A. G. van Anrooij, Kampen.

Mr. A. J. Andreae, Kollum.

Dr. Jac. Baart dela Paille, Leeuwarden. B. J. Kruseman, Loenen.

I. H. Slot, Meppel.

Dr. S Dobbelaer de Wind, Middelburg. Dr. D. de Bruijn, Mijdrecht.

Dr. A. J. Thomas, Eenkum.

Dr. P. Boodt, Ehenen.

Dr. H. L. Braam, Rossum.

H. nbsp;nbsp;nbsp;J. Lambert, Rotterdam.

I. nbsp;nbsp;nbsp;P. Jansen, Tilburg.

Dr. D. G. Winkler, Vianen.

Dr. A. G. de Bruin, Vreeland.

Dr. Nolen, Vreeswijk.

Dr. G. H. de Feijfer, Woerden.

Dr. W. I. L. V erbeek, Wij k bij Duurstede. Dr, H. G. ter Haar, IJselstein.

W. C. Holm, Zeist.

Dr. A. J. van Ehijn, Zutphen.

Dr. Th. Schaepman, Zwolle.


-ocr page 63-

X.

OEWOlVE EEKEXING.

O^ÏTVAXGSTEIS 1859-1867.

1859

1860

1861

1862

1863

1864

1865

1866

1867

I. Saldo van vorig jaar . . .

?5

gt;)

gt;5

)gt;

gt;gt;

216

685

246

86

861

365

226

64’

460

82’

11. Verplegingskosten ....

3796

69^

6590

20

6066

05

4350

47

5229

35

6148

72

6867

01

6816

66

6167

29

III. Jaarlijksche Bijdragen . .

m

20

3214

70

4632

395

6160

385

6177

05

6279

36

5660

80

6311

60

6160

21

IV. Geleende Gelden.....

3873

51

2026

53

579

045

ii

gt;gt;

5)

gt;gt;

5)

n

gt;gt;

V. Eenten..........

gt;gt;

gt;gt;

JJ

)gt;

42

07

208

39

166

76’

70

88

168

145

211

36

VI. Huur van gebouwen. . .

)}

}gt;

J?

5J

55

225

gt;gt;

450

»

460

gt;«

7897

405

10830

43

10267j49

9552

925

10830

375

10830

69’

12575

05’

11962

05

12439

685

EITGAVEJr 1859-1867.

1859

1860

1861

1862

1863

1864

1865

1866

1867

I. Onderhoud gebouwen . .

106

35

708

135

984

10’

639

445

1184

76

487

94

1642

42’

1212

055

820

905

II. Grond- en andere lasten .

230

63

314

20

204

17

238

83

234

80’

325

42’

279

38’

293

51’

293

41*

III. Tractementen......

1211

94

1183

67

1263

60

1249

1425

91

1460

1552

1608

76

1609

»

IV. Voeding, verwarming, enz.

4947

40’

6188

89’

6904

40

4940

68

4938

67

6030

51’

5712

76

6563

15quot;

6744

435

V. Kleeding en meubilair . .

496

81’

848

42‘

690

375

726

90

909

22’

1037

31’

1161

02

970

09

1144

51’

VI. Kosten van beheer ....

75

24

452

455

327

49

497

42

403

88

643

66

657

24’

684

96

289

80’

VII. Chemicaliën enz......'

830

125

1134

66

993

45

1046

06’

1486

265

1084

48’

1463

67*

1168

70

904

865

VIII. Voordeelig saldo.....

?)

215

68’

246

86

861

365

226

64’

460

82’

1632

74’

7897j405

10830

43

10267

49

9552

92’

10830

375

10830j695

12675

055

11962105

1

12439

68,

-ocr page 64-

OlVTVAlVGSTESr 1868-18T5.

1868

1869

1870

1871

1872

1873

1874

1875

I.

Saldo van vorig jaar . .

1633

745

2034

54

1687

3044

545

2823

69®

1345

205

890

43

1276

19

11.

Verplegingskosten ....

6329

115

4990

67

4700

39

6848

68

6204

24

6664

56

5494

61

6612

225

III.

Jaarlijksche bijdragen . .

5337

655

6192

50

5136

9i

6287

90

4942

05

6008

80

4547

95

4971

80

IV.

Eenten..........

300

46

403

605

554

77

726

29®

876

90

1105

60

1164

90

1249

10

V.

Huur van gebouwen. . .

450

gt;3

450

450

3)

450

33

450

33

450

33

450

33

460

33

14049

975

13071

2H

12528

16

16367

42

16296

785

13574

06®

12647

79

13559

315

IIITGAAEX 1868-1875.

1868

1869

1870

1871

1872

1873

1874

1875

I.

Onderhoud gebouwen . .

1671

165

1008

91®

435

45

1074

19®

1724

28

1609

48®

1137

63

1329

24®

II.

Grond- en andere lasten.

293

32®

293

22®

244

35®

231

705

231

47®

232

66®

239

36®

233

63®

III.

Tractementen......

1609

y

1641

33

1660

1813

1800

1806

2105

2154

96

lY.

Voeding, verwarming enz.

6929

29®

5268

63

4956

275

6798

70®

6489

58®

6030

89®

6586

78

5346

78®

V.

Kleeding en meubilair . .

1105

60

1362

05®

728

77®

979

545

1725

49

1061

29

837

62

1194

84®

YI.

Kosten van beheer....

377

27

740

65

410

67®

334

07®

401

68

460

Ö5®

479

26

448

72

VII.

Chemicaliën enz......

1129

78

1069

84

1048

18®

1302

60

1579

07

1484

236

887

04®

985

10

YIII.

Voordeelig saldo.....

2034

64

1687

33

3044

54®

2823

59®

1345

20®

890

43

1276

19

1867

02®

14049

975

13071

21®

12628

16

15357

42

16296

785

13574

05®

12647

79

13559

31®

-ocr page 65-

OWTVAJVGSTEIV 1876—1883.

1876

1877

1878

1879

gt; 1880

1881

1882

1883

I.

Saldo van vorig Jaar . . .

1867

025

2809

97

2961

246

3470

21

3681

256

3685

42

3711

646

1063

696

II.

Verplegingskosten . , . . .

6989

05

7018

17

7189

99

6293

99

6636

99

6370

246

6546

42

7370

62

III.

Jaarlijksche Bijdragen ...

4762

65

4621

64

4599

40

4631

16

4602

40

4721

90

4632

65

4924

15

IV.

Eenten...........

1369

71®

1432

95

1663

98

1786

97

1904

066

2039

89

2163

606

2672

63*

V.

Huur van Gebouwen. . . .

460

576

500

600

600

500

500

600

Nadeelig Saldo......

2663

836

14428

44

16457

73

16914

616

16681

32

17224

71

17317

456

16644

22

19194

836

UITGAVEW

1876—1883.

-

1876

1877

1878

1879

1880

1881

1882

1883

I.

Onderhoud gebouwen . . .

698

896

964

426

608

236

1163

156

765

60

616

44^

2149

826

1844

046

II.

Grond- en andere lasten .

199

006

199

565

201

79’

205

25

211

626

213

18

213

18

213

24

III.

Tractementen .......

2161

88

2294

87

2374

58

2387

70

2394

21

2392

70

2632

13

3106

24

IV.

Voeding, verwarming, enz.

6918

626

7206

13

7152

165

6519

776

6892

626

7271

896

6763

12

7726

10*

V.

Kleeding en meubilair . .

1164

64

1210

446

1209

655

1181

676

1667

076

1219

53

1795

45

3649

87

VI.

Kosten van beheer ....

567

85®

666

615

641

905

614

836

426

205

632

16

753

555

1003

91

VII.

Chemicaliën enz......

928

17

956

436

1456

18

1087

676

1193

16

1360

91

1273

266

1661

42*

Vlll. Voordeelig saldo.....

2809

97

2961

246

3470

21

3681

256

3686

42

3711

645

1063

695

»gt;

91

14428

44

16467

73

16914

616

16681

32

17224

71

17317

466

16544

22

19194

836

-ocr page 66-

OVERZICHT DER KAPITAALREKENING.

JAAR.

LEGATEN.

VERSCHILLENDE

GIFTEN.

1860

Niliil.

ƒ 4311.78

1861

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;1040.796

1863

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;8499.98

1863

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;3966.366

1864

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;1780.88

1866

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;3748.836

1866

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;2136.876

1867

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;1677.36

1868

ƒ 701.38

„ nbsp;nbsp;nbsp;196.65

1869

„ 173.-

„ 1941.64

1870

„ 1199.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;439.57®

1871

„ 1099.376

„ nbsp;nbsp;nbsp;436.84®

1873

„ 1339.30

„ nbsp;nbsp;nbsp;1488.91

1873

„ nbsp;nbsp;nbsp;398.60

„ nbsp;nbsp;nbsp;1565.80

1874

„ nbsp;nbsp;nbsp;300.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;1893.10

1875

„ 3060.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;894.96

1876

Nihil.

„ nbsp;nbsp;nbsp;4064.68

1877

„ 1100.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;3366.—

1878

„ 1000.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;355.69®

1879

„ 3635.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;1004.93®

1880

„ 600.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;396.50

1881

„ 3500.—

„ nbsp;nbsp;nbsp;1693.70

1883

„ 6300.—

„ 15989.98

1883

„ 1100.—

„ 7393.48

1884

(tot 10 Nov.)

„ 750.-

„ 3306.50

ƒ 34134.666

ƒ 64993.39

Hiervan is /10.000 huis bclendeude huis.

gebruikt voor den aankoop van het aan het Gast-

-ocr page 67-

J. van Barneveld,

J. van Lakerveld Blanken, Dr. C. van der Boon,

G. A. van der Brugghen, Mej. B. M. B. Burger,

Dr. S. Breuning Doedes,

J. Fortuijn Drooglever,

W. J. Rortnijn Drooglever, W. Post Drost,

E. M. Fontein,

P. M. Franssen,

G. nbsp;nbsp;nbsp;J. 0. van Gennep,

Wed. G. B. van Goor,

J. M. Noothoven van Goor, Dr. J. van Hoek,

H. nbsp;nbsp;nbsp;W. G. Koning,

A. A. Land,

C. J. C. Prince,

G. Prince,

Dr. J. Reicher,

Mej. E. A. J. Roijaards, Mej. F. A. Roijaards,

Ambt-Hardenberg.

Gouda.

Meppel.

Nijmegen.

Rotterdam.

Franeker.

Gouda.

Gouda.

Gouda.

Franeker.

Oosterbeek.

Rotterdam.

Gouda.

Gouda.

Nijmegen.

Gonda.

Franeker.

Gonda.

Gouda.

Kampen.

Utrecht.

Utrecht.

-ocr page 68-

62

Meppel.

tjtrecht.

Utrecht.

Utrecht.

Vreeswijk.

Gouda.

Dr. van Setten,

Mejonkvr. A. C. Hora Siccama,

Douair. Hora Siccama, geb. Hora Siccama, Jhr. W. Hora Siccama,

D. J. Teljer, Med. Student,

M. A. G. Vorstman,

Legaten werden ontvangen van wijlen

de Wed. P. Bravenboer, te Hilligersberg, nbsp;nbsp;nbsp;f 250.-

Mr. W. N. Lantsheer, te ’s Gravenhage, nbsp;nbsp;nbsp;„ 1000.-

den Heer J. van der Veen Valck, te Kampen, nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;500.-

Giften vóór ééns.

Door tusschenkomst van den Heer C. J. van Beekum, te Noordeloos, f 22.—

„ Dr. H. Greve, te Palembang,

it

110.—

w

„ Dr. A. P. Ketting, te Bennekom,

M

35.—

n

„ Prof. Snellen, van A. B.,

tl

2.50

„ Dr. Teljer, te Vreeswijk,

»

23.50

M

Dr. D. L. van Wely, te ’s Gravenhage,

II

60.—

;/

„ Mej. X., te Barneveld,

10.—

het Blinden-Institnut, te Amsterdam,

25.—

M. F., te

Utrecht,

II

25.—

W. Hoogendijk Hz., te Gouda,

II

2.50

G. P. Kortenhorst, te Weesp,

ir'

5.—

Door den Heer T. de Rijk, eigenaar van het Badhuis aan de Catharijne-kade, werden 110 baden, ten behoeve van patiënten, gratis verstrekt.

Voorts werden giften van Mevr. de Wed. Dnpfer, te Gouda, N. N., te Utrecht en Mej. Taddel, mede aldaar, ontvangen.

-ocr page 69-

INHOUD.

Bldz.

Verslag................. 1.

BIJLAGEV.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Statistiek der lijders en verpleegden.......30.

II. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; verpleegden en verpleegdagen . . . . 31.

III. nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ operaties...........32.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Inlioud der wetenschappelijke bijbladen......34.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Dissertaties...............40.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Bibliotheek...............42.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;Collectie werktuigen............43.

VIII. nbsp;nbsp;nbsp;Collectie oogheelkundige instrumenten......43.

IX. nbsp;nbsp;nbsp;Album der stichting............41.

X. nbsp;nbsp;nbsp;Overzicht der ontvangsten en uitgaven......57.

XI. nbsp;nbsp;nbsp;Kapitaalrekening..............60.

XII. nbsp;nbsp;nbsp;Lijst der sedert het vorige verslag bij gekomen Bestuurders, Stichters en Begunstigers.........61.

-ocr page 70- -ocr page 71-

KLEURVERamp;ELIJKINGEN

F. G. DONDERS.

III.

GROND VAN HET VERSCHIL DER BEIDE KATEGORIEËN VAN RAYLEIGH.

Onder I i) bepaalden wij de verhouding, waarin het spectraal rood en groen Li en Tl (beantwoordende, res-pectievelpk, aan het rood en groen van het Lithium- ennbsp;Thalliumspectrum) een geel vormen Na', dat (bij mindernbsp;saturatie) in kleur en intensiteit met het spectrale geelnbsp;der Natrinmlijn Na gelijk staat, als x Li -L y Tl = q Na'.

In de eerste kategorie, die van normale oogen, bleek de verhouding x: y te kunnen verschillennbsp;van 69nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 31 = 2.3 : 1

tot 77.8 : 22,2 = 3.33 : 1 getnidd. 72.6 : 27.4 = 2.65 ; 1nbsp;In de tweede kategorie, in het algemeen gevallen vannbsp;zwakken kleurzin, was die verhouding een geheel andere.nbsp;Wij vonden hier:

van 51.3 : 48.7 = 1.053 : 1 tot 32.1 : 67,9 = 0.473 : 1nbsp;gemidd. 45nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 55 n: 0.82nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: 1

Op 1 Tl komt dus hij normalen kleurzin 2.65 Li, bij zwakken kleurzin slechts 0.82 Li, met andere woorden.

1) Zie Onderzoekingen. D. VIII. p. 170.

-ocr page 72-

bij normalen kleurzin wordt 1 Tl geneutraliseerd door 2.65 Li, bij zwakken kleurzin door 0.82 Li.

De vraag is, waarop dit enorme verschil berust.

In de eerste plaats dachten wij aan een verschil der betrekkelijke intensiteiten van Li en Tl. Bij groenblindennbsp;is werkelijk de intensiteit van het groen in het spectrumnbsp;relatief gering, en terwijl zwakke kleurzin op den wegnbsp;naar de groenblindheid ligt, was er grond om te vermoeden, dat de verhouding der intensiteiten tusschennbsp;Li en Tl ook daarbij ten nadeele van Tl zou uitvallen.nbsp;Het onderzoek leerde echter juist het tegendeel. Op tiennbsp;oogen met normalen en tien met zwakken kleurzin werdnbsp;de verhouding bepaald der relatieve intensiteiten van Na :nbsp;Li en Na : Tl en uit deze beide die van Tl: Li berekend.

Onderstaande tabel bevat de resultaten: voor normalen kleurzin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor zwakken kleurzin.

NAAM.

Na

= U

10

= T1

Tl 1

= Li

NAAM.

Na

= Li

10

= T1

Tl l

= Li

Engelmann . . .

54.6

25.5

2.1

Blonk.....

45

23.6

1.9

Donders ....

60.8

19.8

3

Van Dugteren.

68.8

204

3.4

BS.tz......

49.7

21.9

2.3

Snel......

77.4

32.8

2.3

Nolst Trenité. .

52.5

21.2

2.5

Van Andel . .

72

26

2.8

Dobberke ....

53.3

25

2:1

Schaefer ....

69.9

20.4

3.4

Cramer.....

60.5

30.6

2

s’ Jacob ....

81

27

3

Einthoven . . .

53

25.4

2,1

Van Persijn . .

61.1

19 5

3.1

Kagenaar....

26.9

17.3

1.6

Eraenkel . . .

77.5

22.5

3.4

Hamburger . .

32.4

19.1

1.7

Van Herwerden

66

26

2.5

Van Loon . . .

43.2

21.4

2

Wichmann . .

67

31.5

2.1

Gem.

48.7

22,7

2.14

Gem.

68.5

24.9

2.79

Wjj zien hieruit, dat bij normalen kleurzin de intensiteit van 1 Tl gemiddeld gelijkstaat met die van 2.14 Li , bijnbsp;zwakken kleurzin met die van 2.79 Li.—Voorts leert de

-ocr page 73-

tabel, dat het verschil tusschen de beide kategorieën niet zoozeer in de intensiteitsverhouding van Na : Tl als innbsp;die van Na: Li gelegen is.

De intensiteitsverhouding Tl: Li is, zooals wy zagen, op indirecte wyze verkregen, door nl. Li en Tl iedernbsp;afzonderlijk met Na te vergelijken. Daarbij scheen hetnbsp;kleursverschil minder bezwaar op te leveren dan bij eennbsp;directe vergelijking van Li en Tl met elkander i).nbsp;Intusschen is ons uit vergelijking met vroegere resultaten gebleken, dat bij normalen kleurzin de beidenbsp;methoden genoegzaam gelijke resultaten leveren. Bij 15nbsp;personen vonden wij

q Li :

q' Tl

Methode . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

min.

max.

gemidd.

m, 1)

Indirecte

1.94

3.3

2.53

0.44

Directe ....

1.8

3.7

2.64

0.52

Even als voor normalen en zwakken kleurzin, hebben wij de intensiteitsverhouding van Tl : Li bepaald bij tiennbsp;groenblinden en tien roodblinden , waarvan de uitkomstennbsp;ter onderlinge vergelijking hier worden medegedeeld:

1) nbsp;nbsp;nbsp;Op heterochromatische intensiteitsvergelijkingen, waarmedenbsp;wij ons veel hadden bezig te houden, komen wij later onder VInbsp;terug.

2) nbsp;nbsp;nbsp;m, heteekent do gemiddelde fout, d. i. de gemiddelde afwijking van de gemiddelde.

-ocr page 74-

Voor roodblinden.

Voor groenblinden.

NAAM.

Na

= Li

10

= Tl

Tl. 1

= Li

NAAM.

Na

= Li

10

=: Tl

Tl 1

= Li

Gladder .....

360

13.1

27.5

V. d. Sijp . . .

65.2

32.6

2

Gunning ....

232

16.4

14.1

Klinkert....

68.2

26.8

2.5

E. Hupkes . . .

327

11.1

29.4

B Snellen . .

66.9

37.1

1.8

H.W. N. Hupkes

283

14

20.2

Hollanders . .

62.5

26

2.4

Taalman Kip. .

277

15

18.4

V. d. Vlies . .

66.7

26.3

2.5

V. d. Weijde . .

295

8.7

33.9

V. Lier ....

65

19

3.4

Elfrinkhof . . .

240

8

30.

Hanlo.....

68 5

23.5

2 9

Wenckebach . .

296

10.4

28.4

Imans.....

59.5

17.5

3.4

Ising......

217

11

19.7

Beets.....

31.7

17.2

1.8

Hooing.....

240

14.2

16.9

V. Dugteren. .

84.2

19.6

4.3

Gem.

276

12.19

23.85

Gem.

63.84

24.56

2.7


Wij nbsp;nbsp;nbsp;vinden dus voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;roodblindennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Li: Tlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gemidd. = 23.8

„ nbsp;nbsp;nbsp;groenblindennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„ „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ = 2.7

Hieruit blijkt, dat voor groenblinden de intensiteitsver-houding zoowel van Na: Li als van Na : Tl, en dus ook van Tl: Li, met die bij normalen kleurzin tamelijk overeenstemt. Een sterke en constante tegenstelling leverennbsp;daarentegen de intensiteitsverhoudingen bij de roodblinden.nbsp;Denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;intensiteitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tl: Na stijgt hiernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het dubbele

en die van Li nbsp;nbsp;nbsp;: Nanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daalt tot j,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoodatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Li: Tl

bijna tienmaal geringer wordt dan bij normalen en groenblinden. Inderdaad zijn de betrekkelijke lichtintensiteiten van Li, Tl en Na voldoende, om de rood- en groenblindennbsp;te karakteriseeren en om het ontbreken van overgangsvormen , althans in de twintig hier medegedeelde gevallen , aan te toonen. Duidelijk genoeg treedt hieruitnbsp;ook te voorschijn, dat de gevallen van zwakken kleurzinnbsp;zonder uitzondering tot de groenblindheid naderen, geennbsp;van allen tot de roodblindheid.

-ocr page 75-

Is nu uit het bovenstaande gebleken, dat het verschil der gevorderde proportie Li: Tl, in de beide kategorieën,nbsp;niet afhankelijk is van een verschil in de intensiteits-verhouding, dan kan men de verklaring moeilijk in ietsnbsp;anders zoeken als in een betrekkelijk geringe ontwikkeling der groene valentie in het Tl, vergeleken met dienbsp;der roode in het Li. Van de betrekking dier valentiesnbsp;hangt het af, welke hoeveelheden Tl en Li elkandernbsp;neutraliseeren en, zoodoende, enkelvoudig geel te voorschijn brengen. Proefondervindelijk is mij dan ook reedsnbsp;gebleken (zie VI), dat de kleinste merkbare verschillennbsp;van golflengte aan de groene zijde van het geel bij zwakkennbsp;kleurzin sterker stijgen dan aan de roode zijde, vooral bijnbsp;groote lichtintensiteit. In verband hiermede moet nognbsp;worden onderzocht, in hoever bij zwakken kleurzin de lichtintensiteit invloed heeft op de in de Na-vergelijkingnbsp;gevorderde proportie Tl: Li.

Nadat mij gebleken was, dat de verschillen in de gevorderde proportie van Li: Tl voor oogen van de eerste kategorie met de ligging van het enkelvoudige geel in hetnbsp;spectrum in verband staat (zie IV), heb ik nog onderzocht,nbsp;in hoever die ligging ook bij zwakken kleurzin harennbsp;invloed mocht doen gevoelen, ’t Is mij echter gebleken,nbsp;dat tot verklaring der bij dezen gevorderde proportie dienbsp;niet of nauwelijks in aanmerking komt. De daarop onderzochte personen der tweede kategorie wijzen in dennbsp;kleurcirkel hetzelfde geel als het enkelvoudige aan en,nbsp;met een enkele uitzondering, in het spectrum een geel,nbsp;dat niet ver van de streep D verwijderd is.

-ocr page 76-

IV.

VERKLARING DER INDIYIDUEELE VERSCHILLEN IN DE EERSTE KATEGORIE, DIE VAN NORMALEN KLEURZIN.

De verschillen, die bij normalen kleurzin in de vergelijking X Li -t- y Tl = q Na' in de proportie x : y voorkomen, zijn zoo aanzienlijk, dat wij het noodig achtten,nbsp;te bewijzen, dat al die gevallen tot één en dezelfdenbsp;kategorie behooren en de verschillen dus als individueelenbsp;te beschouwen zijn l). Zij strekken zich uit van 69 : 31nbsp;tot 77.8 : 22.2, welke coëfficiënten nagenoeg tot elkander staan als 2 : 3.

Wij hebben nu te onderzoeken, waarmede die individueele verschillen in verband staan. De weg daartoe werd ons gewezen door die gevallen, waarin bij dezelfde personen voornbsp;de beide oogen een verschillende proportie werd gevonden.

Bovenal belangrijk was uit dit oogpunt het geval van Dr. Sulzer, wiens oogen, hoewel beide tot de eerstenbsp;kategorie beboerende, zooals gezegd, aanzienlijk vannbsp;elkander afwijken en zoodoende nagenoeg de uiterstennbsp;van den normalen kleurzin vertegenwoordigen.

Eig. 5.

-ocr page 77-

Wij reproduceeren hier in figuur 5, als o. s. en o. d., de krommen, die de proporties aangeven,nbsp;waarin Li-rood en Tl-groen gevorderd werden voor denbsp;vergelijkingen met alle tusschen de Li- en Tl-streep gelegen kleuren , en geven vervolgens het woord aan Dr.nbsp;Sulzer, die de goedheid had, de resultaten van zijnnbsp;onderzoek in een afzonderlijke nota samen te vatten:

a. Nota van Dr. Sulzer.

„Bei Herstellung der Glleichung x Tl y Li = q Na' zeigten sich für die beiden Augen wesentliche Abwoi-chungen der Grossen x und y, eine Erscheinung, dienbsp;vielleicht bei der Mehrzahl der normalen Beobachternbsp;verhanden war, jedoch bei keinem andern auch nur vonnbsp;Eerne ein so betrachtliches Mass erreichte, was einenbsp;vergleichende Untersuchung der beiden Augen vonWerthnbsp;erscheinen Hess.Wurden Spektralgelb und gemischtes Gelb,nbsp;die für das rechte Auge nach Tinte und Intensitiit voll-kommen gleich waren, mit dem linken Auge betrachtet,nbsp;so erschien das gemischte Gelb zwar etwas licbtschwachernbsp;und etwas weniger saturirt, aber von gleicher Tinte wienbsp;für das rechte Auge; das Spektralgelb aber contrastirtenbsp;durch deutlichen Orangeton auffallend mit dem gemisch-ten. Um die Gleichung fur das linke Auge herzustellen,nbsp;musste die Proportion 30.5 Tl -H 69.5 Li = 23.04 Na'nbsp;verandert werden in 19.8 Tl -f- 80.2 Li 19.95 Na'.nbsp;Ein ahnlicher Unterschied zwischen beiden Augen bestehtnbsp;in abnehmendem Masse nach beiden Seiten bin für dienbsp;Gleichungen aller zwischen Li und Tl gelegenen Parben,nbsp;welches Yerhaltniss durch die beiden Curven o. s. undnbsp;o. d. der Pig. 5 veranschaulicht wird.

Eine nahere Untersuchung zeigte, dass der Grund dieser Erscheinung darauf beruhte, dass im warmen Theil

-ocr page 78-

des Spektrums gleichen quot;Wellenlangen Empfindungen entsprechen, die in den beiden Augen nach Tinte, In-tensitat und Saturation verschieden sind, wahrend imnbsp;kalten Theil des Spektrums die Abweichung sich aufnbsp;Intensitat und Saturation beschrankt. Die gleiche Er-scheinung zeigte sich für die Flammen der entsprechen-den Metalle (Li, Tl, Na) sowie für durch entsprechendnbsp;gefarbte Glaser fallendes Licht guitig, wahrend gleichenbsp;undurchsichtige Pigmentfarben in beiden Augen gleichenbsp;Empfindungen hervorriefen.

Die in beiden Augen gleichen Empfindungen entspre-chenden respectiven Wellenlangen wurden auf drei Arten zu bestimmen versucht;

1) nbsp;nbsp;nbsp;Durch Bestimmung der Lage der einfachen Parben,nbsp;für jedes Auge., an dem einfachen Spalte des Doppel-spektroskops,

2) nbsp;nbsp;nbsp;Durch Bestimmung der, gleichen Mischungen vonnbsp;Tl und Li entsprechenden zwischenliegenden einfachennbsp;Spektralfarben, für jedes Auge, vermittelst des Doppel-spektroskops.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Durch Verschiebung zweier nebeneinander aufnbsp;einem Scbirm projicirter, durch ein in der Sagittalebenenbsp;befindliches Diaphragma getrennter gleicher Spektrennbsp;(eines entsprechend einem der gekoppelten, das andere demnbsp;einfachen Spalte des um 90° gedrehten Doppelspektroskops),nbsp;derer eines im rechten Auge, deren anderes im linkennbsp;Auge sein Bild entwarf, sowie durch Verschiebung dernbsp;übereinander liegenden Doppelbilder ein und desselbennbsp;Spektrums, die durch vor beide Augen gebrachte, mitnbsp;dem brechenden Winkel je nach oben resp. unten ste-hende gleiche Prismen hervorgebracht waren.

Die mittleren Werthe der durch die erste Versuchsreihe gewonnenen Resultate zeigt die folgende Tabelle;

-ocr page 79-

Einfaohes Gelb.

Einfacbes Griin.

Einfacbes Blau.

Kechtes

Liükes

Rechtea

Linkes

Rechles

Linkes

Ange.

Auge.

Auge.

Auge.

Ange.

Auge.

X 0,587

0.577

0 538

0.532

0.485

0.485

Die mittlere Abweichung von dem Mittelwerthe betrug dabei beim einfachen Gelb 0,0005 X fiir das recbte,nbsp;0,001 X fiir das linke Auge, beim einfachen Griin 0,002 Xnbsp;fiir das rechte, 0,0009 X fiir das linke Auge, beimnbsp;blau endlich 0,002 X fiir beide Augen.

Die mittleren Werthe der Yergleichung von ver-schiedenen Mischungen von T1 und Li mit den zwischen-liegenden Spektralfarben, fiir beide Augen gewonnen aus einer absteigenden und einer aufsteigenden Eeihe, gibtnbsp;die folgende Tabelle;

Recbtes Auge.

Linkes Auge.

T1 3 Li

Intensitat.

i.

Tnteusitat.

X

10

90

20.3

0.613

17.5

0.6085

20

80

15 3

0.602

16.7

0.593

30

70

22.0

0.5892

20.2

0.578

40

60

21.5

0.581

22.6

0.573

50 •

50

31.2

0.5745

29.5

0.563

60

40

31.0

0.567

35.0

0.5585

70

30

44.3

0.5585

44.6

0.5525

80

20

47.0

0.5525

53.1

0.547

90

10

53.5

0.547

65

0.543

Die Zahlen der dritten und fiinften Colonne zeigen das gegenseitige Verhalten der Intensitaten der Mischungen zu den ihnen nach Parbe gleichstehenden Wellen-langen fiir die beide Augen.

Die directe Yergleichung zweier nebeneinander ge-

-ocr page 80-

10

legener Spektra und die Vergleichung der Doppelbilder, vorgenommea für gleiohes Roth , Gelb, Grün und Blau,nbsp;ergab Eesultate, die die Ergebnisse der indirecten Ver-gleichungen bestatigten, jedoeh in Polge der wenigernbsp;genauen Messungsmethoden (directe Messung der erfor-derlicheu Einstellung zur Nebeneinanderstellung gleichernbsp;Farben) mit grosseren mittleren Pehlern behaftet waren.nbsp;Die Intensitat des spektralen Gelb ist für beide Augennbsp;annahernd dieselbe. Ven hier aus fallt sie für das linkenbsp;Auge nach beiden Seiten hin rascher als für das rechte,nbsp;und zwar nach der warmen Seite hin bis zum Ende desnbsp;Spektrums, nach der kalten bis zu ungefahr X 0.5325,nbsp;WO die Intensitaten für das linke Auge erst gleicheundnbsp;sodann um ein weniges grosser werden.

Für Tl und Li betragen die mittleren Werthe der 10 Na entsprechenden Quantitaten, gewonnen aus einernbsp;grosser Zahl zu verschiedenen Zeiten vorgenommenernbsp;Wahrnehmungen;

o. d. 10 Na = 12.5 Tl = 30.8 Li o. s. 10 „ = 14.3 „ = 56.6 „

Das Verhalten der Intensitaten im übrigen Spectrum zeigt die folgende Tabelle, aus welcher durch Reductionnbsp;das Yerhalten der verschiedenen Intensitaten gegenübernbsp;Na gefunden werden kann.

-ocr page 81-

11

10 Tl Ct 0.535) =

X

O.

D.

X S.

1

t

gem.

l

t

gem.

0.692

110.8

no.8

110.8

149.2

148.5

148.4

0 660

39.0

43.2

41.1

63.4

65.8

64.6

0.638

14.9

14.7

14.8

18.9

18.0

18.45

0.610

8.4

8.7

8.55

11.2

11.0.

11.1

0.5892

7.9

8.1

8.0

9.8

10.2

10.0

0.5884

7.5

7.8

7.65

8.9

8.9

8.9

0.5685

9.1

8.7

8.9

10.6

10.8

10.7

0.5495

8.5

8.3

8.4

9.0

8.3

8.65

0.5325

10.8

10.9

10.85

9.8

9.4

9.6

0.5195

17.2

16.1

16.65

13.1

12.7

12.9

0.506

23.9

24.2

24.05

19.8

21.1

20.45

0.495

48.6

46.2

47.4

41.2

38.1

39.65

0.485

74.1

78.2

76.15

64.1

61.8

62.95

Bis zum Grünblau besteht kein XJnterschied der Saturation für beide Augen; hier beginnt die Saturation fiir das linke Auge geringer zu werden als für das rechte,nbsp;um im Indigo auf | bis ^ der Saturation des rechtennbsp;Auges zu sinken.

Das Verhaltniss der Intensitaten einer Mischung Ton Tl und Li zur Summe der Intensitaten der Componentennbsp;ist für beide Augen ungefahr dasselbe, wie aus der in VInbsp;Seite 76 enthaltenen Zusammenstellung der Coëfficiëntennbsp;für die zwischen Tl und Li gelegenen Wellenlangennbsp;hervorgeht.

Bei gleicher Intensitat (einfacher Spalt des Doppel-spectroskops = 100 = 1 mM.) beginnt das Spectrum an dor warmen Seite für das rechte Auge früher sichtbar zunbsp;werden als für das linke. Der Unterschied betragt ungefahr 0,010 A. An der kalten Seite beginnt das Spek-

-ocr page 82-

12

trum mit derselben Wellenlange für beide Augen zu verschwinden.

Beide Augen besitzen, bei einer Myopie von 3.5 rechter-und 2 linkerseits, volle Sehscbarfe und zeigen auch im übrigen vollstandig normale Verbaltnisse.

Die Empfindlichkeit für geringe ünterschiede von Gelb und Grün ist für beide Augen grosser als gewohnlich;nbsp;mehrere Reihen von diesbezüglichen Prüfungen (mit dennbsp;doppetten Plüssigkeitsprismen, also nicht mit Spectral-farben, Donders) zeigen eine etwas grössere Empfindlichkeit des linken Auges für kleinste Ünterschiede, in dernbsp;Weise jedoch, dass bei binocularer Fixation die Unterschei-dung noch leichter wird als bei monocularer linksseitiger.

Die obenstehenden Untersuchungen zeigen uns, dass für die beiden Augen eines Individuums die durch gleichenbsp;Wellenlangen hervorgebrachten Lichtempfindungen nachnbsp;Ton, Intensitat und Saturation verschieden sein können.nbsp;Da sich dieselben Verschieden heiten in der Vergleichungnbsp;von TI und Li mit Na sowohl für diese Augen als fürnbsp;die Augen verschiedener Individuen zeigen, so ist esnbsp;wahrscheinlich, dass dieselben Abweichungen auch fürnbsp;die Augen verschiedener Individuen vorkommen.

DasVerhalten der beiden Augen von S u 1 z e r ist, kurz zusammengefasst, dieses: Das für das rechte Auge etwasnbsp;früher als für das linke beginnende Spectrum erreichtnbsp;bei der Lithiumlinie für das rechte Auge eine beinahenbsp;doppelt so grosse Intensitat als für das linke Auge.nbsp;Die Intensitaten werden ungefahr gleich bei der Na-triumlinie, wo sie zugleich ihr Maximum erreichen; vonnbsp;hier fallen die Intensitaten fur das linke Auge raschernbsp;als rechts bis zum Blaugrün, wo nach einer Zone vonnbsp;gleicher Intensitat das linke Auge die Parben etwas licht-starker empfindet. Das umgekehrte Verhaltniss hat für

-ocr page 83-

13

die Saturationen statt. Einem kleinen Unterschied zu Gunsten des rechten Auges im warmen Theile des Spek-trums steht eine vom Blaugriin rasch zunehmende und innbsp;der Umgebung der Strontiumlinie das doppelte der Saturation des linken Auges erreichende Saturation fiir dasnbsp;rechte Auge gegenüber. Das Ueberraschendste ist abernbsp;wohl der Unterschied im Ton, der das reine Gelb desnbsp;rechten Auges von X 0,589 dem linken Auge orangenbsp;erscheinen lasst, wahrend das reine Gelb des linken Augesnbsp;bei X 0,577 liegt.

Das Yerhalten des Tones in der warmen Seite des Spektrums des linken Auges, relativ zum Spektrum desnbsp;rechten, lasst sich kurz so charakterisiren, dass fiir dasnbsp;linke Auge die warme Seite des Spectrums nach dernbsp;kalten Seite hin verschoben ist, wobei die grösste Yer-schiebung bei der Na-linie liegt.

Das individuelle Spektrum des linken Auges zeigt bei der Yergleichung von gemischten Farben mit Spektral-farben in Bezug auf die erforderlichen Quantitaten dernbsp;Componenten, ein dem schwachen Farbensinn diametralnbsp;entgegengesetztes Yerhalten, ein Yerhaltniss, das sichnbsp;anch in der Empfindlichkeit fiir Unterschiede von Grünnbsp;nnd Gelb bestatigt findet.

b. De ligging van geel in het spectrum.

Yan de vier colores simplices van Lionardo da Yinci is geel het scherpst gekarakteriseerd en vormtnbsp;in het spectrum slechts een smalle streep , op het keerpunt tusschen rood en groen, i) De golflengte, die geelnbsp;geeft, laat zich dan ook nauwkeurig genoeg inzetten.

1) Ala keerpunten in den kleurcirkel kenmerken zich de enkelvoudige kleuren, in het algemeen.

-ocr page 84-

14

Verschillende methoden werden beproefd en vergeleken:

a. nbsp;nbsp;nbsp;Spectroscoop, met oculair, waarbij het oog ia denbsp;oculairspleet de aan beweging der lichtspleet verbondenenbsp;kleursveranderingen volgt.

b. nbsp;nbsp;nbsp;Spectroscoop, zonder oculair, het oog liggende aannbsp;de oculairspleet, hij beweging der lichtspleet de kleursveranderingen volgend van het correspondeerende halfrond (fig. 6 g. verg. D. VIIL p. 174).

Pig. 6. nbsp;nbsp;nbsp;c., als b, onder ver-

gelijkingmet het reeds bepaalde geel van hetnbsp;andere halfrond g', geleverd door één dernbsp;gekoppelde spleten,nbsp;(fig. 6 stelt beide geopend voor).

Aan b gaven wij de voorkeur; c isnbsp;omslachtiger, zondernbsp;veel nauwkeuriger tenbsp;zijn; a komt bjj zwakke lichtbron in aanmerking. Methode c diende om te onderzoeken, in hoeverre de intensiteit, die voor de beide halfronden in tegengestelden zinnbsp;kon gewijzigd worden, invloed heeft. Die invloed bleeknbsp;gering te zijn: een blij geel verkrijgt men alleen bijnbsp;vrij groote intensiteit; bij geringe wordt de toon grauw,nbsp;zonder eigenlijke kleursverandering; bij groote intensiteitnbsp;wordt de grens naar de groene zijde minder scherp.

Bij de bepaling der ligging van het geel komt het vooral aan op een neutrale stemming van het netvlies.nbsp;Een kort verblijf in het duister of in een grijze kamer,nbsp;die alléén langs matgeslepen wit glas licht ontvangt vannbsp;den bewolkten hemel, moet aan de bepaling voorafgaan.

-ocr page 85-

15

Alle vreemd licht, het licht ook van de gasvlam, die het spectrum levert, moet zorgvuldig uit de kamer geweerdnbsp;worden. Des avonds, in kunstlicht verkeerende, zet mennbsp;valsch (te rood) in.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Bij neutrale stemming dus wordt het gemiddelde geel (ongeveer l 0.581 in het spectroscoop vertoond. Velennbsp;noemen dit nu zuiver geel, anderen groen- of roodachtig.nbsp;Door langzaam heen en weer bewegen met kleinere ennbsp;kleinere speling vinden allen de grenzen, waar hetnbsp;eenigszins naar rood of groen zweemt, en zetten daar-tusschen hun geel in. Blijkt dan, na een halve minuutnbsp;rust, de gekozen kleur te voldoen, zoo wordt de bepaling aangenomen. Opmerkelijk is het, hoe sterk tijdensnbsp;de beweging het contrast zich hierbij doet gevoelen,nbsp;niet slechts tegenover het vaste vergelijkingsgeel vannbsp;methode c, dat dan beurtelings naar het groen en naarnbsp;’t oranje overhelt, maar ook als verandering der kleur —nbsp;geheel op zich zelve. Is ze groenachtig, en draait mennbsp;tot op geel, dan neemt ze een oranje-tint aan, om eerstnbsp;na een oogenblik toevens voor geel plaats te maken,nbsp;en omgekeerd een groene, wanneer ze oorspronkelijknbsp;tot oranje overhelde. Op een en ander heeft men achtnbsp;te geven, om nauwkeurig in te zetten. De hoofdzaaknbsp;is: langzaam draaien en, na eenige oogenblikken rustnbsp;of opfrissching aan het witte matte glas, controle.

Bepalingen, op deze wijze verkregen, geven slechts een kleine afwijking van de gemiddelde. Bij mij bedroeg zenbsp;in verschillende reeksen van l 0.0002 tot % 0.0009; bijnbsp;Engelmann van X 0.0004 tot 0.0008, bij anderen nietnbsp;veel meer. De op verschillende dagen verkregen gemiddelden loopen meer uiteen, blijkbaar, omdat gelijkenbsp;stemming op verschillende tijden niet bereikt wordt.nbsp;Ze lagen echter niet verder uit elkander dan bij mij

-ocr page 86-

16

van X 0.5885 tot I 0.5903, bij Engelmann van X 0.5795 tot X 0.5821, niet meer dan ^ 0.0012 tot ^ 0.0013nbsp;van de gemiddelde afwijkende, zoodat ze voor ons doelnbsp;alleszins bruikbaar zijn.

Veel grooter nu is de fout niet, die er kleeft aan de bepalingen ook bij de meeste minder geoefende waarnemers.

Op de beschreven wijze geschiedde de bepaling op 111 oogen van 76 personen. Als kleinste golflengte werd gevonden X 0.572, als grootste X 0.594, gemiddeld ^ 0.582.

Pig. 7.



Bovenstaande figuur 7 geeft een overzicht der resultaten. De abscis wijst de golflengten aan, de ordinaten hetnbsp;aantal gevallen, waarvan het maximum valt op ^0.579nbsp;terwijl de gemiddelde golflengte = X 0.5821 is. Blijkbaarnbsp;vormen ze eene enkele kategorie. Hierbij zij herinnerd,nbsp;dat bij Dr. Sulzer het geel voor het rechter oog opnbsp;X 0.589, dat voor het linker oog op X 0.577 gevondennbsp;werd, — voor de beide oogen dus niet ver van de resp.nbsp;grenzen der kromme.

c. Verband tusschen de ligging van geel en de proportie van Li: Tl.

-ocr page 87-

17

Na cle uitkomsten, door Dr. Sulzer verkregen (verg. a bl. 8), werd de ligging van geel in gevallen vannbsp;gelijken kleurzin der beide oogen bepaald, in de onderstelling, dat ook bier de tot vorming van Na'gevorderdenbsp;proportie Li: Tl met de ligging van geel zou in verbandnbsp;staan. Die onderstelling werd al dadelijk bevestigd bijnbsp;vergelijking der vroegere bepalingen van Li; Tl (zienbsp;Tabel. Deel VIII, bl. 178), bij eenige der beste waarnemers, met de thans door hen gevonden ligging vannbsp;geel. Zoo gaf bij

W a e 1 c h 1 i

Li

69 :

Tl

31.

geel op X

0.5911

Kagenaar

69 :

»

31.

n

V

0.5910

Donders

»

70.2

W

29.8

77

0.5892

Das

V

71.7

y)

28.3

y)

77

0.588

Engelmann

yt

74.3

w

25.7

»

7)

0.5797

Ecker

y)

74.8

7)

25.2

»

7)

77

0.5764

Nolst Trenité

V

77.1

y)

22.9

7)

7)

V

0.5761

Hoorweg

w

77.8

22.2

7)

7)

77

0.572

Onlangs werden nü nog een achttal personen, bij ieder van hen in een en dezelfde zitting, zoowel Li : Tl alsnbsp;de ligging van geel bepaald en gevonden (I en II):

NAAM.

Li C

I

:: Tl :

= Naf

II

Geel

X

Li C

III

; Tl =

geel

r

10

= Li

Na

= T1

Soesbergen. .

69.3

30.7

25.9

0.590

71.1

28.9

23.9

70

19.2

Huber ....

70.5

29.6

24.5

0,587

70

30

24

57

29.2

Van Loon . .

71.1

28.9

24.2

0.5845

68.3

31.7

22.6

45

25.5

Hamburger .

71.9

28.1

24,9

0.584

67.7

32,7

27.6

52.7

15.3

4'. Lngelniann

73

27

22.4

0.586

69

31

24.3

46

9.4

P. Engelmann

73.8

26.2

23

0.5825

69.1

30.9

26.6

67.5

16

Huijghens . .

75

24.8

21.1

0.585

71.8

28.2

22.9

?

13

D. Kagenaar .

76.3

23.7

23.7

0.583

72

28

23.4

29.7

12.7

-ocr page 88-

18

De kolommen I en II bevestigen op nieuw het verband in de Na-vergelijking tusschen Li ; Tl en de ligging vannbsp;geel. Oppervlakkig beschouwd, schijnt het noodzakelijk.nbsp;Hoe meer het geel naar de groene zijde ligt, des te meernbsp;zal het Na tot oranje naderen en des te minder Tl in denbsp;Na-vergelijking gevorderd worden. Zoo eenvoudig is echternbsp;de zaak niet. Wanneer bij de veranderde sensatie van Nanbsp;die van Li en Tl gelijk bleven, zou de redeneering opgaan. Maar op die gelijkheid is niet te rekenen. Integendeel, terwijl, zooals Sulzer vond, met geel tevensnbsp;groen van plaats verandert, zal de kleur van Tl, dienbsp;tusschen geel en groen ligt, evenmin aan haar plaatsnbsp;gebonden blijven, en eene verschuiving van Li, waarbij,nbsp;zoo niet de kleur, de intensiteit al spoedig verandert,nbsp;is evenzeer te wachten, wanneer het enkelvoudige geelnbsp;niet met Na samenvalt. En daaruit moeten afwijkingen innbsp;het verband voortvloeien, als de tabellen (bl. 17) aanwijzen.nbsp;Maken wij nu verder de geel-vergelijking d. i. Tl O Li =nbsp;geel, dan is het resultaat belangrijk genoeg. Blijkbaar nadertnbsp;daarbij de verhouding Tl: Li tot die, waar geel genoegzaamnbsp;met Na samenvalt, d. i. tot Tl 30: 70. Wij zien dit bijnbsp;Sulzer, die in de Na-vergelijking voor zijn rechter oognbsp;31, voor zijn linker slechts 21 Tl heeft, en, blijkens denbsp;krommen (tig. 5), in de geel-vergelijking voor zijn rechternbsp;(bij geel op A 0.588) 33.5, voor zijn linker (bij geel opnbsp;l 0.577) 33.2 Tl krijgt. — Hetzelfde leeren voornbsp;Donders en Engelmann de krommen Do on En vannbsp;fig. 3. Voor Na zijn de hoeveelheden Tl = 29 en 26,nbsp;voor hun resp. geel (A 0.589 voor Do^ 0.581 voor En)nbsp;=¦ 29 en 30: beperking dus van het verschil tot 1. Directenbsp;proeven, met afwisselende waarnemingen, onder gelijkenbsp;omstandigheden, gaven, als gemiddelden uit 5 bepalingen :

-ocr page 89-

Ti O Li

geel op

Tl C

Li

= geel.

Donders. . . .

29.71 70.29 = Na

0.589

29.71

70.29

Engelmann. .

25.75 74.25 = Na

0.581

30

70.

Zooals uit die cijfers volgt, zie ik in Engelmann’s Na-vergelijking het mengsel groen, tegenover het spectrale geel van Na, en in zijn geel-vergelijking het mengselnbsp;geel of, naast de voor mij groene spectrale kleur, zelfsnbsp;goudgeel, terwijl Engelmann in mijne vergelijkingennbsp;van Na en geel (beide aan elkander gelijk) het mengselnbsp;evenzeer geel en de spectraalkleur daarnaast oranjenbsp;noemt.

Gelijke getuigenis geven de waarnemingen (III vergeleken met I) op de tweede tabel van bl. 17, die op groote nauwkeurigheid mogen aanspraak maken. Zooalsnbsp;men ziet, loopen hier (bij een ligging van geel van 0.59nbsp;tot i. 0.5825 voor de Na-vergelijkingen de proportiesnbsp;uiteen van 30.7 : 69.3 tot 23.7 : 76.3, voor de geel-ver-gelijkingen (afgezien van Hamburger, met 32.7)nbsp;slechts van 31.7 : 68.3 tot 28 : 72 , en yerwijderen zichnbsp;niet al te veel wan 30 Tl, die ongeveer bereikt vror-den, waar geel nagenoeg met Na samenvalt.

Belangrijk nu is dit resultaat, omdat het voor een deel althans rekenschap geeft van het verrassende feit,nbsp;dat, in de eerste plaats, Sulzer, wien het Na voornbsp;het eene oog oranje, voor het andere geel was, ondoor-schpnende gele pigmenten met beide oogen zoo goed alsnbsp;gelijk zag, en dat voorts allen, ze mochten hun geelnbsp;in of zelfs boven Na, dan wel veel lager (de meestenbsp;oogen in het groenachtig geel) onder de spectraalkleurennbsp;zoeken, in mijn cirkel van pigmentkleuren, uit straals-wijze strooken van even merkbare verschillen gevormd,nbsp;zonder uitzondering dezelfde strook als het beste geel

-ocr page 90-

20

aaüwezen. Ik zeg — daarvan werd met de verkregen uitkomsten rekenschap gegeven: immers de genoemdenbsp;pigmenten bevatten betrekkelijk weinig spectraal geel, veelnbsp;meer een geel, uit mengsels van groen- en roodachtigenbsp;kleuren gevormd, en voor die mengsels hebben allenbsp;oogen, zooals de tabel aanwijst, nagenoeg gelijke, sommige (Huijghens en D. Kagenaar) zelfs eene denbsp;spectrale compenseerende roodachtige kleur.

Overigens, afgezien van de hier gevonden verklaring, wachten wij van geel-vergelijkingen, ook met anderenbsp;componenten als Li en Tl, nog nadere opheldering omtrent intensiteit en saturatie der aan verschillende golflengten eigene kleuren.

V.

DE KLEINSTE MERKBARE AFWIJKINGEN VAN GEEL EN VAN DAARAAN GRENZENDE KLEUREN BIJ NORMALENnbsp;EN ABNORMALEN KLEURZIN.

Zooals boven reeds met een woord werd gezegd, staat de coëff. Li : Tl, die de tweede kategorie kenmerkt,nbsp;niet in verband met de ligging van geel. Op den kleur-cirkel geven de tot deze kategorie beboerende, zij mogennbsp;meer of minder zwakken kleurzin hebben, dezelfde strooknbsp;als geel aan, als die der eerste. En als spectraal geelnbsp;kozen de door mij onderzochten, een enkele uitgezonderd,nbsp;(die in Tl zijn geel zocht), hun geel in de nabijheidnbsp;van D. De gemiddelde afwijking m, van de gemiddeldenbsp;is bij hen echter grooter, en ook de gemiddelde bepalingen op verschillende dagen loopen meer uiteen. Zoonbsp;vond ik bij Blonk, med. st., die, ondanks zijn vergelijking Li 46.7 -t- Tl 53.3 — Na', een vrij volkomennbsp;kleurzin heeft, op verschillende dagen van quot;k 0.595 tot

-ocr page 91-

21

1 0.583, gemiddeld I 0.590, en op denzelfden dag, voor een reeks bepalingen, = X 0.0022.

Dit alles geldt liet vrije inzetten van het zuivere geel. Een andere bepaling is die van het kleinst merkbarenbsp;verschil, waarmede wij ons hier zullen bezig houden.nbsp;Mandelstamm’) en Dobro wo 1 sky 2j tjepaalden hetnbsp;ieder voor zich zelf, en vonden, in breuken der respectievenbsp;golflengten, voor

Mande!

l s t a m m.

D 0 b r 0

1 w O j 8 k y.

C

1 ;

106

1

; 248

tusschen

C

en

D

1

: 331

D

1 ;

465

1

: 772

tusschen

D

en

E

1 :

139

1

: 246

E

1 ;

214

1

; 340

tusschen

E

en

F

1 :

400

1

: 615

F

1 :

409

1

: 740

G

1 :

270

1

: 429

tusschen

G

en

H

1

: 320.

Zooals men

ziet.

verkreeg

de laatste

veel

kleinere

waarden dan de eerste; maar de betrekkelijke komen toch tamelijk overeen. Beiden vinden de kleinste bijnbsp;D en bij F. Tot het verkrijgen der verschillen bediendennbsp;zij zich van de opbthalmoraeterplaten, met eigen handnbsp;onder den hoek gebracht, waarbij ze verschil tusschennbsp;de twee kleuren meenden te constateeren. — Mijn spee-troscoop voldeed voor dergelijke bepalingen uitnemend. Denbsp;vergehjkingskleur (b. v. Na of enkelvoudig geel) wordt

1) nbsp;nbsp;nbsp;Archiv f. Ophth. XIII. 2. S. 399.

2) nbsp;nbsp;nbsp;ld. XVIII, 1. S. 72, waar ook de gecorrigeerde cijfers vannbsp;Mandelstamm te vinden zijn. De bepaling van B , de juistheidnbsp;waarvan Dobrowolsky zelf betwijfelt, is weggelaten.

-ocr page 92-

22

ingezet met de enkelvoudige spleet (onderste halfrond), dezelfde golflengte met één der gekoppelde (de anderenbsp;blijft gesloten), en deze kan door twee mikrometer-schroeven, gemakkelijk bereikbaar voor den waarnemer,nbsp;én verschoven én vernauwd en verwijd worden. Overigens volgden wij de methode der juiste en onjuistenbsp;gevallen, bepalende het minimum, waarbij verschil herkend en het maximum, waarbij het niet herkend werd,nbsp;en uit beiden het midden nemende i). Daarbij werden denbsp;verschillen, waarover men had te oordeelen, door vreemdenbsp;hand ingezet, die , draaiende aan de andere schroef, ook telkens de intensiteit veranderde: zoodoende had de waarnemernbsp;eerst de intensiteiten gelijk te maken en dan over kleurs-verschil te oordeelen. De invloed der intensiteit op hetnbsp;oordeel laat zich niet elimineeren, wanneer men zelf ook denbsp;golflengte verandert, — wat bovendien minder wenschelijknbsp;is, wijl tijdens het veranderen der kleur contrast zichtbaar wordt (zie bl. 15), tengevolge waarvan men eennbsp;oogenblik later, bij de controle, ook nog minder onbevangennbsp;oordeelt. Naar deze methode verkreeg ik op verschillendenbsp;dagen als kleinste merkbaar verschil X 0.0004 tot X 0.0006 2).nbsp;In vergelijkende proeven met den heer Straub bepaaldennbsp;wij het beide voor ^0.589 en voor ^ 0.581, dat is voor zijnnbsp;en voor mijn enkelvoudig geel, en daarbij bleek voldoende, dat hij gevoeliger was voor verschillen van hetnbsp;laatste, ik voor die van het eerste. Het schijnt dus wel,nbsp;dat de grootste gevoeligheid bestaat voor het enkelvoudige

1) nbsp;nbsp;nbsp;Vgl. G. E. Müller. Zur Grundlogung der Psyoliophysik.nbsp;1881. S. 63.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Om de snelle kleursovergangen in het geel en elders tot hunnbsp;recht te brengen, moet, bij sterke lichtbron, de spleet nauw zijn:nbsp;bij wijdere spleet verdoelen de merkbare verschillen zich ook overnbsp;de aangrenzende kleuren.

-ocr page 93-

23

geel. In D, in elk geval dus in de nabijheid van het enkelvoudige geel,hebben énMandelstamm én Dobro*nbsp;wolsky, zoo als wij zagen, ook het kleinste merkbaarnbsp;verschil gevonden, en een tweede minimum in F, zeker nietnbsp;ver van het enkelvoudige blauw: hieromtrent zal ik eerstnbsp;later, in verband met de vergelijkingen , die daartoe betrekking hebben, onze uitkomsten mededeelen. Het isnbsp;niet vreemd, dat juist op de keerpunten, d. i. op denbsp;plaatsen, waar de enkelvoudige kleuren aan beide zijdennbsp;in onderling tegengestelde overgaan, de grootste gevoeligheid voor verschillen wordt aangetroffen. In het blauwnbsp;vonden ook König en Dieterici een minimum voornbsp;de fout m ^ en een tweede minimum König nabij D,nbsp;Dieterici op zekeren afstand van D, nl. op ongeveernbsp;% 0.670. Zou voor Dieterici wellicht het enkelvoudige geel in die richting verschoven zijn? Overigensnbsp;is m^ geen zuivere maatstaf voor het kleinst merkbarenbsp;verschil.

Evenals het oordeel over geel onvolkomen is bij personen, die tot de tweede kategorie behooren, zelfs wanneer de kleurzin nauwelijks daalde, de gevoeligheid voor kleinenbsp;verschillen afgenomen. Aldus bij

1. Blonk. Zoekende naar personen der tweede kategorie, gaf ik de anisochromatische tafels van Stiling te ontcijferen, en het kwam mij voor, dat Blonk daarinnbsp;bij normalen ietwat achterstond (verg. D. VIII. bl. 179).nbsp;In overeenstemming daarmede eischte de Natrium-vergelijking Tl 53.3: Li 46.7. Toch bleek later, dat hij alnbsp;de tafels van Stilling (tweede uitgaaf) kon ontcijferen,nbsp;dat hij ook met Holmgren’s proeven nauwelijks blijknbsp;gaf van verminderden kleurzin en met de dubbele vocht-prismen, die mengsels van geel en groen geven, niet ofnbsp;nauwelijks voor mij onderdeed. Ook acht hij zich in

-ocr page 94-

24

’t bezit van een voortreffelijken kleurzin. Maar met de spectrale kleuren, naar de zoo even beschreven methode,nbsp;vras het kleinst merkbaar verschil bij hem toch aanzienlijk grooter dan normaal. Terwijl zijn geel op X 0.5902nbsp;gevonden werd, bedroeg het kleinst merkbaar verschilnbsp;ruim 0.0013, voor mij, bij dezelfde gelegenheid bepaald,nbsp;slechts 0.00051.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Een overeenkomstig geval leverde de med. stud.nbsp;Van Dugteren. Met eenige inspanning ontcijfert hijnbsp;al de tafels van Stilling, weet echter, dat hij, vooralnbsp;bij avondlicht, groen en geel niet zoo gemakkelijk onderscheidt als anderen. De vergelijking Tl 51.6 Li48.4z=nbsp;Na 29.5 rangschikt hem in de tweede kategorie. Alsnbsp;enkelvoudig geel wijst hij X 0.5906 aan; 0.5926 is hemnbsp;te rood, 0.589 te groen. De gemiddelde fout m, bij denbsp;poging, om de beide kleuren volkomen gelijk te maken,nbsp;bedroeg X 0.0003. De kleinste merkbare verschillen vannbsp;zijn geel, naar de methode der juiste en onjuiste gevallen, steeg tot 12.5 schaaldeelen, terwijl het voor mijnbsp;zelven, die ze met hem afwisselend voor mijn geel bepaalde, slechts 4.8 bedroeg.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Veel grooter was het kleinste merkbaar verschil bijnbsp;Snel, med. st., die als Na-vergelijking Tl 48.7 -h Linbsp;51.3 = Na 26.8 gevonden had, maar de tafels van Stillingnbsp;moeilijk en slechts voor een deel ontcijferde, en wiensnbsp;zwakke kleurzin zoowel bij de proeven van Holmgrennbsp;als met de vochtprismen was aan den dag opkomen.

In den kleurcirkel wijst hij het juiste geel aan, maar uit de spectraalkleuren is zijn keus onzeker en wankeltnbsp;tusschen X 0.5736 en X 0.543 gemiddeld X 0.555.

Bij vergelijking met X 0.5892 Na vindt hij X 0.596 daarmee geheel overeenkomstig, maar X 0.6, bij gelijkenbsp;intensiteit, stellig roodachtig en, door contrast, 0,589

-ocr page 95-

25

naar het groene zweemend, voorts X 0.584 volkomen als Na, X 0.573 eerst even groen, 0.55 groener en bleekernbsp;en daarnaast, door contrast, 0.589 nu roodachtig.

Op de merkbare verschillen heeft de lichtintensiteit een grooten invloed. Bij spleetwijdte van 0.15 mM. isnbsp;i 0.589 geel, 0.58 reeds groenachtig, 0.578 duidelijk groen,nbsp;waarbij 0.589 door contrast weer roodachtig wordt; bijnbsp;spleetwijdte van 0.62 mM. is 0.578 nog volkomen gelijknbsp;aan 0.589 en is eerst 0.552 ontwijfelbaar bleek en groen.

De hier blijkbaar zeer groote invloed der intensiteit ontbreekt ook bij normalen kleurzin niet, waar bij grootenbsp;intensiteit het geel zich ten koste van het groen uitbreidtnbsp;(Chodin). Naar de zijde van het rood is, zoowel bijnbsp;zwakken als bij normalen kleurzin, de invloed der intensiteit veel geringer.

Men verlieze overigens niet uit het oog, dat verschillen van intensiteit, zonder verschil van golflengte, bij zeer zwakken veeleer dan bij normalen kleurzin alsnbsp;verschillen van kleur worden opgevat: men late dus,nbsp;om zuivere resultaten te verkrjjgen, bij verschillen vannbsp;golflengte eerst over kleur oordeelen, nadat de intensiteiten zijn gelijk gemaakt. En ook nu zou verschil innbsp;saturatie nog kunnen in ’t spel zijn. Er is dus, innbsp;gevallen als dat van Snel, wel aanleiding te vermoeden,nbsp;dat er meer dan zwakke kleurzin bestaat, dat men metnbsp;volkomen kleurblindheid, d. i. met een zuiver dicbro-matisch stelsel te doen heeft. Maar het tegendeel blijktnbsp;voldoende, wanneer, zooals in het onderhavige geval,nbsp;uit een mengsel van spectraal rood en blauw geennbsp;neutraal wit of grijs, maar alleen purper en rosa tenbsp;verkrijgen is, terwijl voorts in het spectrum de neutralenbsp;streep ontbreekt, — het groen door blauw in blauwgroen overgaat.

-ocr page 96-

26

De roodblinde, met zuiver dichromatisch stelsel, wijst in het spectrum ook nog zijn geel aan , — soms zelfs metnbsp;kleine gemiddelde afwijking.

Zoo kwam

4. de med. stud. W enckehach, een volslagen roodblinde:

bij matige intensiteit (spleet 0.2 mM.) op gem. ^ 0.5763 met m, = 0.005,

bij grootere intensiteit (spleet 0.8 mM.), op gem. X 0 5794 met m, = 0.005.

Uitgaande van X 0.589 als vergelijkingskleur noemde hij X 0.596 (bij gelijke J) daaraan volkomen gelijk,

„ 0.6 nbsp;nbsp;nbsp;iets krachtiger van kleur,

„ 0.62 nbsp;nbsp;nbsp;gloedrijker,

„ 0.63 tot X 0.65 rooder en rooder.

Werden de vergelijkingen bij veel grooter of veel kleiner intensiteit gemaakt, zoo waren de verschillen minder merkbaar.

Weder uitgaande van X 0.589, bij vergelijking met kleiner golflengten, luidde het oordeel:

X 0.584 daaraan volkomen gelijk.

„ 0.573 iets bleeker : 0.589 heeft meer gloed.

0.56 bleeker.

0.589 herkent hij weer terstond als gelijk.

„ 0.56 is bleeker.

„ 0.54 tot 0.52 steeds bleeker.

Bij groote intensiteiten worden de verschillen kleiner.

Den groenblinde laat ook het oordeel omtrent saturatie in den steek. Een voorbeeld:

5. Van der Vlies (med. st.) een groenblinde, met zuiver dichromatisch stelsel.

Uitgaande van X 0.589 worden vergelijkingen gemaakt

-ocr page 97-

27

met grootere golflengten, tot X 0.63, 0.66, 0.69: zijn de intensiteiten gelijk gemaakt, dan ziet hij de kleuren,nbsp;0.589 typisch geel en 0.69 typisch rood, volmaakt gelijk , — bij geringe intensiteit X 0.69 wellicht iets „kleuriger” (meer gesatureerd).

Bij vergelpking met kleiner golflengten is X 0.584 nog volkomen gelijk aan X 0.59, maar, te beginnen met 0.578,nbsp;wordt het wat bleeker en bij 0.52 spreekt hp van eennbsp;vuil wit, waarnaast X 0.589 hem door contrast roodnbsp;voorkomt. Zijne neutrale ligt op ongeveer X 0.497.

Toch wist hij in het spectroscoop het geel vrij wel aan te wijzen. In 10 bepalingen koos hij gem. X 0.594, alsnbsp;maximum 0.607, als min. 0.587, met gemiddelde afwijking van de gemiddelde m, = A 0.0053. Bij die bepalingen werd hij geleid door de intensiteit. Waar ooknbsp;de aanwijzing van deze ontbreekt, zooals bij het makennbsp;der vergelijking Li -k Tl = Fa, is ieder mengsel hemnbsp;even goed van kleur, terwijl hij Fa naar de intensiteitnbsp;richt.

Bovenstaande gevallen vormen een reeks, waarin de onderscheiding der kleuren in de warme zóne van hetnbsp;spectrum zich meer en meer verliest.

VL

DE VERHOUDING DER INTENSITEITEN VAN MENGSELS. TOT DE SOM HARER COMPONENTEN.

(Onder medewerking van Dr. Sulzer).

In de vergelijkingen der mengsels van Li Tl met Fa (of geel), bepaalden wij niet slechts de proportie vannbsp;Li ; Tl, maar tevens de intensiteit van het verkregen Fa.

-ocr page 98-

28

De vraag deed zich nu voor, welke de verhouding is der intensiteiten van dit mengsel jLiOTl tot die vannbsp;de componenten JLi en JTI, en meer bepaaldelijk totnbsp;hare som jLi jTl. Het gold de bepaling van dennbsp;coëfficiënt

jLiOTl : jLi 4- jTl.

De vergelijkingen zelven geven ons al dadelijk de intensiteiten van het mengsel als JLi O JTI = Q Na. Wijnbsp;hebben, om den coëfficiënt te vinden, nu ook slechtsnbsp;jLi en Jti als jNa te berekenen. Voor deze berekening werd gebruik gemaakt van de reeds vroeger bij denbsp;hier vermelde personen bepaalde

10 Na =3 X Li en 10 Na - y Tl.

In nevenstaande tabel vindt men de op die wijze verkregen resultaten, en wel voor gevallen van normalen kleurzin.

a, 6, c zijn de hoeveelheden, ontleend aan de groote tabel (Deel VIII bl. 178),

d, e, ƒ de correspondeerende intensiteiten: f gevonden, cü, e berekend als Na.

g de som van d en e.

De laatste kolom geeft den gezochten coëfficiënt.

-ocr page 99-

29

1

V

s

1

s

a ;

b

C

d

e

f

K

h

c

NAMEN.

Q Lie

QT1 =

Q Na'

JLi

JTl

JLicTl

JLi JTl

Lüëff.

1.

Ka........

69

31

27.7

20.8

17.5

27.7

38.3

0.72

2.

Wa........

68.9

31.1

24 8

19.5

24 5

24.8

44

0 564

3.

Ou........

69

31

23.5

14.1

19.2

23.5

33 3

0.706

4.

Su nbsp;nbsp;nbsp;0. D.. . .

69.5

30,5

23 0

20 7

23.6

23.

44.3

0.52

5.

Do 1).......

70 2

29.8

24.6

12.5 (?)

14.3

24.6

26.8

0.91 (?)

» ,

Latere bepaling ,

69.6

30.4

24 9

17 8

14.5

24 9

32.3

0.77

6.

Cr. ,.......

71.

29.

22.

20

17.8

22

37.8

0.582

7.

V» L........

71.1

28.9

26.2

17 7

20.8

26.2

38 5

0.68

8.

V. B........

71.2

28.8

23.2

14.8

13.5

23.2

28,3

0.82

9.

Hu........

71.7

28.3

19.6

17.7

11.8

19.6

29.5

0.664

10.

Ei........

73.

27.

21.4

15.2

18.8

21.4

34

0.63

11.

En........

74.3

25.7

21.6

17.4

13.

21.6

30.4

0.71

Latere bepaling .

75.4

24.6

22.3

16.7

18.2

22.3

34.9

0.64

12.

Tr.........

77.1

22.9

19.7

14.6

12.2

19.7

26.8

0.735

13.

Be........

77.1

22.9

19.3

15.5

10.5

19.3

26

0.742

14.

Su.....O.S

80 2

19.8

20.

17.3

13.9

20.

31 2

0.64

Gemiddeld ....

72.4

27.

22.6

0.687

17 bovenste

69.8

30.2

24 6

0.649

Uemiddplfl l

# 7 onderste

74.9

26.1

20.7

0.706

Deze tabel leert ons, dat de intensiteit van het mengsel (kolom c en f) constant kleiner is dan de som van denbsp;intensiteiten der componenten g: de coëfficiënt verschiltnbsp;van 0.52 tot (0.91.^) 0.82, is gemiddeld 0.678.

De gevallen zijn gerangschikt naar de hoeveelheid Li (a) in de Na-vergelijking; met het stijgen van Li

1) Bij de berekening der gemiddelden is de eerste bepaling van Do waarin kolom d blijkbaar onjuist is, en de tweede van Ennbsp;niet in aanmerking genomen.

-ocr page 100-

30

neemt nu blijkbaar de intensiteit van het mengsel (c) vrij regelmatig en betrekkelijk snel af, zooals ook denbsp;gemiddelden van de 7 bovenste en 7 onderste gevallen aan-toonen. Ook in den coëfficiënt (h) laat zich die invloed,nbsp;hoewel minder duidelijk, gevoelen: voor de 7 bovenstenbsp;bedraagt hij gemiddeld 0.649, voor de 7 onderste 0.706.

Tegen de voor de tabel gevolgde berekening van JLi en JTl (d en e) naar de uitkomsten, vroeger bij denbsp;vermelde personen voor 10D=:xLien 10D = xTlnbsp;verkregen, geldt intusschen die bedenking, dat op denbsp;verhouding der intensiteiten van Na tot Li en Tl denbsp;absolute intensiteit, waarbij de vergelijking geschiedt,nbsp;niet zonder invloed is. Wij besloten daarom, de hoeveelheden Na ook direct te bepalen door vergelijking metnbsp;de in ieder geval gevonden hoeveelheden Li en Tl, waardoor aan genoemd bezwaar wordt te gemoet gekomen.nbsp;Dit geschiedde in 9 gevallen. De uitkomsten zijn opgenomen in onderstaande tabel, — zoover dezelfde personennbsp;hier weder voorkomen, onder gelijke nommers als opnbsp;de vorige tabel:

a, 6, c zijn weder de cijfers der Na-vergelijking, voor deze tabel op nieuw bepaald (daarom eenigszins afwijkend van de vorige), en wel te gelijk met

d, e, /, de intensiteiten, — voor 6 en 10 alles te gelijk voor de beide tabellen.

-ocr page 101-

31

No.

NAMEN.

a.

QU C

b.

-QTU

e.

= QNiv'

d.

JLi

e.

JTl

f.

JLicTl

s-

JLi JTl

h.

coëff.

k.

Berekende coëff. dernbsp;vorigenbsp;tabel.

1.

Ka......

70.7

29.3

28.4

22.8

19.5

28.4

42.3

0.671

0.72

2.

Wa.....

69

31

25.6

30.5

21.2

25.6

51.7

0.50

0 564

4.

Su. O.D. .

70.5

29,5

25.8

22.7

28.7

25.6

51.4

0.502

0.52

5.

Do......

69.7

30.3

23.9

14.8

17.8

23.9

32.6

0.73

0.77

6,

Er......

71

29

22

18.9

19.2

22.

38.1

0.577

0.582

7.

V. L.....

71.1

28.9

27.

21.

22

27

43.

0.603

0.68

10.

Ei......

73.

27.

21.4

19.6

24.

21.4

43.6

0.49

0.63

11.

En. .....

75,4

24.6

20.4

16.72

18.2

22.3

349

0.64

0.71

14.

Su. O.S. .

80

20.

21.3

20.9

19.3

21.3

40.2

0.53

0.64

Gemiddeld . .

72.5

27.5

24.0

0.583

0.646

Het blijkt, dat op deze tabel de coëfficiënt, zonder uitzondering, nog kleiner is dan op de vorige:nbsp;hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;maximum hiernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.73 isnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.77

„ nbsp;nbsp;nbsp;minimum »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.49nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.52

„ nbsp;nbsp;nbsp;gemiddelde „nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.583nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0.687.

En in de beide tabellen valt de grootste coëfficiënt op D o, en komen in ’t algemeen ook de kleinere coëfficiënten op dezelfde personen voor. Dat het mengsel van Linbsp;en Tl in intensiteit ver onderdoet voor de som der intensiteiten van Li en Tl afzonderlijk, kan , bij die constantienbsp;der resultaten, wel aan geen twijfel onderhevig zijn.

-ocr page 102-

32

Evenals met Na, maakten wij vroeger de vergelijkingen van Li O Tl met al de andere tusschen Li en Tl gelegennbsp;spectraalkleuren S (Zie II bl. 13 en 14 fig. 2), waarbijnbsp;ook telkens de aan het mengsel beantwoordende intensiteit dier kleuren werd opgenomen. En, op gelijke wijzenbsp;als voor de Na-vergelijking, nu ook voor de vergelijkingen met de andere spectraalkleuren de intensiteitennbsp;der componenten bepalende, verkregen wij den coëfficiëntnbsp;jLiOTl: Ju -|- Jti voor iedere kleur, en wel bijnbsp;directe bepaling van JLi en JTI uit de in ieder gevalnbsp;gevondene q' Li en q Tl. Een voorbeeld daarvan geeftnbsp;de onderstaande tabel, betreffende mijn rechter oog.

a

b

c

d

e

f

g

Kleur S

QLi

c

QTl =

= Q»

JLi

JTI

JLi Tl

JLi-f

JTI CoëfF.

l

m.

0.6705

100

0

100

100

0

100

100

1

(Li)

0.660

99.5

0.5

70.2

1.1

70.2

0.654

99

1.0

62.7

57.4

1.9

62.7

59.3

0.642

98.2

1.8

38.1

37.1

3.6

38.1

40.7

0.936

0.633

96.6

0.3

3.4

27.7

27.8

6.5

27.7

34 3

0.808

0.610

87.6

1.15

12.4

20.7

16.7

10.3

20.7

27

0.767

0.590

70.7

1.7

29.9

23.9

14.4

19

23.9

33.4

0.716

0.5685

43.5

1.5

56.5

36

10.9

32

36

42.9

0.839

0.5495

20.7

0.1

79.3

59

8.2

60.4

59

68.6

0.86

0.542

3.8

1.4

96.2

78

1.7

77.8

78

79.5

0.981

0.535

0

100

100

100

1.000

(Tl)

Kolom o geeft de gofllengten aan der vergelijkingskleuren, beginnende met Li i 0.6705 en eindigende met Ï1 i 0 535.

Kolom /gt; de hoeveelheden der componenten Li en Tl, benevens m,. c die der gemengde kleur,

d de intensiteiten van kolom 5, uitgedrukt in intensiteiten van 6’, e de intensiteit van het mengsel.

-ocr page 103-

33

/ de som der intensiteiten , voorkomende onder d, en eindelijk g den verlangden coëfficiënt.

Voor l 0.660 en 0.654, waarbij in de vergelijking nog nauwelijks Tl voorkomt, verdient de coëfficiënt nog geennbsp;vertrouwen en is daarom weggelaten. quot;Wij zien hem nunbsp;dalen tot bij i 0.590, nagenoeg het Na-geel, om vervolgens weer te stijgen tot X 0.535, alwaar hij voor enkelnbsp;Tl, evenals boven voor enkel Li, gelijk 1 wordt. Denbsp;coëfficiënt is dus het kleinst, waar het rood van Li ennbsp;het groen van Tl elkander volkomen neutraliseer en ennbsp;slechts het geel overblijft.

Wil men, in overeenstemming met de abscis, de hoeveelheden (spleetwijdten) voor het interferentie-spectrum kennen, zoo heeft men de dispersie van Tl naar die vannbsp;Li te reduceeren en de som van Li en van het gereduceerde Tl weer op 100 terug te brengen. D Men

1) Zij Q1 de met het dioptrisoh spectrum voor een bepaalde kleur .5 gevonden Lithium-component;

Qt de daarvoor gevonden Thallium-component; de som Q1 -p Qt = 100.

Toorts, Jtl de intensiteit van het mengsel;

J1 die van Li,

Jt die van Tl, —

allen gevonden door vergelijking met S.

Zoo is de coëfficiënt;

Jtl : (J1 -f Jt).

Wij vinden echter, voor de dispersie van Li = 1, die van Tl = 1.9. Bij reductie van Tl op de dispersie van Li wordt dus de somnbsp;der componenten:

Q1 (Qt : 1.9) = X, en na vermenigvuldiging met 100 : x = nnbsp;n. Q1 (n. Qt : 1.9) = 100nbsp;of Q'1 Q't 100.

Aan deze hoeveelheden nu beantwooiden de intensiteiten:

3

-ocr page 104-

34

krijgt dan een andere verhouding van Li; Tl en kan ook op gelijke wijze de hoeveelheden (spleetwijdten)nbsp;van Na en van elk der andere kleuren, in verhandnbsp;met hare resp. dispersies, reduceeren. Met het oog op denbsp;abscis, — een deel van het interferentie-spectrum, — lagnbsp;die reductie in mijn plan gt; en is ze ook wel aan te bevelen.nbsp;Terwijl bij die reductie de coëfficiënt der intensiteiten (g)nbsp;echter dezelfde blijft, heb ik het hier overbodig geacht.

Van gelijke bepalingen bij andere personen vindt men de resultaten op onderstaande tabel:

II

III

IV

V

V

VI

u

.fi

0

ce

u

cS

es

fi

lt;1^

SP

eS

SP

u

SP

N

0

C

VU

es

fe:

a

xn

0

S

vn

iH

lt;o

•w

ca

o

n

«

ca

O.D.

O.D.

O.D.

O.D.

O.D.

O.S.

O.D.

0.6705

(Li)

1.000

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

0.633

0.808

0.858

0.93

0.77

0.88

0.88

0.96

0.93

0.8

0.68

0.62

0.79

0.88

0.610

0.767

0.783

0.75

0.B7

0.63

0.78

0.75

?

0.77

0.67

0.54

0.61

0.72

0.5895

0.716

0.712

0.63

0.64

0,66

0.44

0.45

0.54

0.50

0.49

0,61

0.93

0.85

0.5685

0.839

0.798

0.73

0.69

0.73

0.723

0.63

0.69

0.67

0.88

0.70

1.03

0.93

0.5495

0.86

0.833

0.81

0.89

0.88

0.833

0,78

0.90

0.79

1.—

0.90

0.92

0.86

0.542

0.981

0.951

0,95

0.96

0,96

0.996

0.92

0.87

0.90

0.98

1.01

0.89

0.97

0.535

(Tl)

1.000

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

1

n J1 = J'1 en n Jt = J't, die, gedeeld door de dispeisie d van S, gevennbsp;Jquot;1 = Jquot;1 : dnbsp;en Jquot;t = J't: d ,

welke de op het interferentie-spectrum gereduceerde waarden zijn van J1 en Jt, bij de waarneming gevonden.

-ocr page 105-

35

88

72

35

93,

86,

97|

In de eerste plaats vestigen wij de aandacht op I—V, allen met normalen kleurzin: (op VI en VII met zwakken kleurzin komen wij later terug). In alle vergelijkingen vinden wij den coëfficiënt lt; 1, he,t mengsel dusnbsp;van mindere intensiteit dan de som der intensiteiten vannbsp;de componenten. Met een enkele uitzondering (III) valtnbsp;de kleinste coëfficiënt op l 0.589, d. i. evenals hij mpnbsp;op het natrium-geel: hier wordt bij Dr. quot;VVaelchli ennbsp;op één der oogen van Dr. S u 1 z e r zelfs kleiner dannbsp;0.5; het maximum 0.716 wordt bij mij gevonden. Bijnbsp;I, III en V zijn de bepalingen tweemaal geschied, opnbsp;verschillende tijden: men zal zich overtuigen, dat ze betrekkelijk niet veel van elkander afwijken. Voor de beidenbsp;oogen van Sulzer geschiedden de bepalingen op éénnbsp;en denzelfden dag, later nog eens afzonderlijk voor hetnbsp;rechter oog: de overeenstemming der beide bepalingen opnbsp;het rechter oog zijn ook zeer bevredigend, ’t Is meer dannbsp;men verwachten zou, wanneer men in aanmerking neemt,nbsp;dat van de drie vergelijkingen, die den coëfficiënt moetennbsp;leveren, slechts ééne (qLi O q'Tl = Qs) isochromatisch,nbsp;twee (qLi = s en q'Tl — s) heterochromatisch zijn. Zoonbsp;blijkt dan op nieuw, dat men bij verschil van kleur nognbsp;tamelijk wel over gelijkheid van intensiteit kan oordeelen.nbsp;In het maken eener heterochromatische vergelijking ligt eennbsp;schijn van willekeur, ’t Is alsof men even goed een andere verhouding kiezen konde. Maar wijzigt men de intensiteit van een der beide kleuren, dan houdt spoedig allenbsp;twijfel op en heet het: nu stellig te donker, nu stellig te licht.nbsp;Tracht men zich van zijn sensaties rekenschap te geven,nbsp;dan vindt men de eene kleur van nature heller, denbsp;andere donkerder. Na bijv. heller dan Tl, beide hellernbsp;dan Li. Bij de vergelijking nu moet de helle als doornbsp;een floers getemperd worden — zoo wordt een befloersd

II

-ocr page 106-

36

geel gelgk aan een helder rood —, en aanvankelijk is men geneigd, den lichtindruk van het eerste te laag te schatten. Om juist te oordeelen, mag het oog niet op eennbsp;der beide kleuren verwijlen, moet veeleer met gelijkenbsp;tussohenpoozen telkens van de eene op de andere overgaan, en meermalen ook de grens tusschen de heidenbsp;kleuren, waar verschil van intensiteit door contrast hetnbsp;sterkst spreekt, heen en weer doorloopen. Vooral wachtenbsp;men zich voor vergelijking bij excentrisch zien: de resultaten zijn dan geheel andere, en om deze is het onsnbsp;hier niet te doen.

Bruecke i) onderwierp de heterochromatischevergelijkingen aan een zeer degelijk onderzoek. Ik vereenig mij geheel met zijn meening, dat de methode van D o v enbsp;in beginsel de beste is. Nu is het mij gelukt een wegnbsp;te vinden, om ze op de vergelijkingen van spectraal-kleuren in het spectroscoop toe te passen. 2) Maar denbsp;toepassing eischt groote zorg en de resultaten, bij directenbsp;vergelijking van aan elkander grenzende vlakken verkre-

1) nbsp;nbsp;nbsp;Sitzungsberichte d. K. Akad. d.Wiss. B. LXXXIV. 3‘'Alth. 1881.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Met een woord zij hier de wijze van toepassing vernield. Bijnbsp;de Maxwell’sche methode, — het oog aan de ooulairspleet, waarinnbsp;het spectrum zich vormt, — herkent men bij nauwe lichtspleet alnbsp;de oneffenheden van het als lichtbron gebezigde matte glas ennbsp;ziet, in den lichtcirkel van het netvlies, ondoorschijnende strepennbsp;als vrij scherp omschreven zwarte lijnen. Nu gelukt het een stelselnbsp;van strepen te maken, waarvan in het midden de ondoorschijnendenbsp;voor de beide gekoppelde spleten naast elkander vallen en denbsp;gekleurde dus met elkander afwisselen: bij de relatieve wijdtennbsp;der spleten, waarbij de strepen het minst zichtbaar worden,nbsp;kunnen nu, naar het beginsel van Dove, de beide kleuren geachtnbsp;worden gelijke intensiteit te hebben. Verg. Kon. Akad. vannbsp;Wetenschappen. Proces-verbaal van 27 October 1883.

-ocr page 107-

37

gen, schenen alleszins voldoende. Die uitkomsten, door Fraunhofer 1) hij directe vergelijking verkregen, gavennbsp;overigens geen hoogen dunk van deze methode. Maarnbsp;hij deed zijn proeven bij zonlicht, dat tijdens de bepalingen kan veranderen, en aan de constantie van zijnnbsp;olielampje, dat het gereflecteerd vergelijkingslicht moestnbsp;leveren, twijfelt hij zelf: in mijne bepalingen was denbsp;waarschijnlijke fout veel kleiner.

Om intusschen allen twijfel uit te sluiten, liet ik, naast de gewone, in de meeste gevallen ook zoodanigenbsp;vergelijkingen maken van Jli := Js en Jtl == Js, waarbijnbsp;de Intensiteit van s stellig verklaard werd te groot tenbsp;zijn, en telkens bleek, in de nabijheid van D, de coëfficiënt ook daarbij nog beneden 1 te blijven. Alléén innbsp;de nabijheid van Tl en van Li, waar bij de gewonenbsp;vergelijkingen de coëfficiënt reeds tot de eenheid nadert,nbsp;werd hij dan gt; 1.

Er zij nog bijgevoegd, dat altijd minstens twee volle reeksen van waarnemingen werden gemaakt, een opklimmende en een neerdalende, met vermeerdering vannbsp;het aantal, waar een groote nauwkeurigheid werd verlangd , en dat voor ieder afzonderlijk de coëfficiënt werdnbsp;berekend en uit de coëfficiënten de gemiddelde genomen.nbsp;Om een juiste voorstelling van de waarnemingen ennbsp;berekeningen te geven, zij het mij geoorloofd, hier eennbsp;enkele bepaling in haar geheel op te nemen.

1) Fraunhofer, in Astronomische Abhandlungen van Schumacher. 1848. S. 35.

-ocr page 108-

Hoeveelheden van

Intensiteiten van

Coëfficiënten van

Tl

Li

Gem.

Tic Li

Tl

lt; Tl

Li

lt; T.i

Tl Li

lt;T1

TIC Li

Gem.

TIC Li

Gem.

Tl

lt; Li

Tl Li

lt; Tl lt; Li

mj

0.660

1.0

99.0

73.5

6.4

83.2

89.6

0.823

0.8315

0.0085

1.0

99.0

67.3

7.2

6.5

73.8

62.4

81.0

68.9

0.840

0.976

2.9

97.1

37.1

5.5

23.0

38.5

0.963

2.9

97.1

29.3

9.0

6.9

28.5

28.1

37.5

35.0

0.781

0.838

0.633

3.0

97

2.88

0.C72

26.2

10.0

6.0

26.0

22.6

36.0

28.6

0.728

0.797

0.0826

0.917

0.864

0.027

2.9

97.1

28.7

9.8

6.9

32.0

26.9

41.8

33.8

0.687

0.850

2.7

97.3

23.2

8.7

5.5

23.3

21.8

32.0

27.3

0.725

0.849

0.610

12.7

87.3

12.3

29.8

15.9

24.1

40.0

0.745

0.769

0.0245

11.9

88.1

0.4

29.6

13.3

11.0

24.0

22.4

37.3

33.4

0.794

0.886

29.5

70.5

24.0

27.1

28.5

55.6

0.432

0.5892

29.8

70.2

29.5

0.2

26.3

30.1

19.4

19.5

16.1

49.5

35.5

0.528

0.503

0.047

0,741

0.733

0.0085

29.2

70.8

27.0

29.0

20.5

20.1

16.8

49.1

87.3

0.549

0.724

34.0

66.0

32.1

1.9

23.7

31.6

19.9

51.5

0.460

0.504

0.044

0.5884

30.2

69.8

26.9

28.1

21.9

20.9

18.1

49.0

40.6

0.549

0.662

57,2

42.8

37.9

41.4

19.0

60.4

0.626

0.5685

57.1

42.9

57.43

0.38

36.2

36.0

27.4

14.9

8.9

50.9

36.3

0.711

0.673

0.032

0.998

0.888

0.110

58.0

42.0

35.8

31.4

28.5

21.0

17.6

52.4

46.1

0.683

0.777

0.5495

84.2

15.8

4.4

58.9

62.3

13.6

75.9

0.776

0.791

0.015

75.5

24.5

49.8

56.0

57.6

48.7

11.9

8

69.5

56.7

0.806

0.988

91.1

8.9

79.3

82.1

3.7

85.8

0.924

0.896

0.028

0.541

91.3

8.7

91.2

0.1

88.0

91.5

68.5

9.6

4.8

101.5

73.3

0.867

1.2005

-ocr page 109-

39

Is de intensiteitscoëfficiëiit van het mengsel nauwelijks meer dan 0.5 bij S u 1 z e r (rechter oog) en bij vele anderen, dan moet de intensiteit van één der ..componenten soms grooter zijn dan die van het mengsel van beide.nbsp;Zoo leeren ook de cijfers :

Jmengsei

JTl

JLi

Voor Sulzer O.D. bjj A

0.5892

24

27.1

28.5

O.S.

*)

22.1

22.9

23.9

later nbsp;nbsp;nbsp;O.S.

it

21.3

19.3

20.9

Waelchli

tt

24,6

22.8

26 6

vroeger

i i

25.6

21.2

30.5

Voor anderen geldt zulks niet.

Zoo vonden:

Donders bij A

0.5892

24.88

17.1

Kagenaar „ „

JJ

30.25

21.4

Die uitkomst kan nu ook op meer directe wijze getoetst worden. Heeft men de Ha-vergelijking ingezet, dan sluit men de Li-spleet en brengt de enkelvoudigenbsp;op Tl, met gelijke Intensiteit als de Tl-spleet. Terwijlnbsp;die dus aan elkander gelijk zijn, wordt nu de Li-spleetnbsp;geopend. De eerste indruk bij S u 1 z e r, rechter oog, was,nbsp;dat het mengsel roodor en heller was dan het Tl; maar nanbsp;eenige seconden verdwijnt het roode en zinkt de helderheid tot en zelfs onder die van het Tl. Hetzelfde vonden Dobberke en vooral Waelchli. Ook voor mijnbsp;werd bij het openen der Li-spleet de kleur roodachtig, omnbsp;dan spoedig voor Na-geel plaats te maken, dat nu echternbsp;zeer bepaald lichtsterker was en bleef dan het Tl, ¦— innbsp;overeenstemming met mijn grooteren intensiteits-coëfficiëntnbsp;van het mengsel. Hetzelfde gold voor Kagenaar. .Maarnbsp;bij dezen komt het voor, dat de Li-component dien van het

-ocr page 110-

40

mengsel in intensiteit overtreft, nl. bij X 0.61, waarbij die van Li 26, die van het mengsel S 25 bedraagt, ennbsp;bij X 0.633, met respectieve intensiteiten van Li 35.5 ennbsp;S 31.5: Kagenaar had ook, zooals wij vroeger zagen ,nbsp;JLi; jNa bijzonder groot. Zooals de cijfers uitwijzen,nbsp;moet bij Sulzer en Waelchli ook de Li-spleet doornbsp;het toetrèdende Tl soms in intensiteit verliezen. Zeernbsp;treffend is de snelheid, waarmee het overwegende dernbsp;bijkomende kleur verdwijnt en daarbij tevens de intensiteit van het mengsel afneemt: het proces verdient eennbsp;nadere studie. — De proeven werden niet slechts genomen met de verhouding Li : Tl der Na-vergelijking,nbsp;maar voor al de overige vergelijkingen, op de tabellennbsp;vermeld. Van geringere hoeveelheden Li, bij het Tlnbsp;gevoegd, kon ik op het oogenblik zelf den invloed opnbsp;kleur en intensiteit nog duidelijk waarnemen, maar bijnbsp;het verdwijnen van den invloed op de kleur werd dienbsp;op de intensiteit ook twijfelaohtig. In het algemeen beantwoorden ook bij anderen de uitkomsten aan hetgeennbsp;zich uit de tabellen liet voorzien.

Het hier medegedeelde omtrent de relatieve intensiteit van kleurmengsels had alléén betrekking tot normalennbsp;kleurzin. Ter verlijking werden intusschen op de tabelnbsp;(bl. 34) ook Blonk en Snel opgenomen, waarvannbsp;de eerste een verminderden, de laatste een zeer zwakkennbsp;kleurzin heeft. Van beide bezitten wij twee reeksen vannbsp;waarnemingen, even uitvoerig als die van Sulzernbsp;(tabel, bl. 38); maar het zal voldoende zijn, hier denbsp;resultaten van de zuivere inzettingen en de gemiddeldennbsp;aan te geven.

-ocr page 111-

41

x

Blonk.

Snel.

Keeks 1.

Keeks 3.

gem.

Keeks 1.

Keeks 3.

gem.

0.633

0.68

0.62

0.65

0.79

0.88

0.835

0.610

0.65

0.54

0.595

0.61

0.72

0.665

0.5895

0.49

0.61

0.55

0.93

0.85

0.89

0.5685

0.88

0.70

0.79

1.03

0.93

0.98

0.5495

1.00

0.90

0.95

0.92

0.86

0.89

0.542

0.98

1.01

0.995

0.89

0.97

0.93

Men ziet, dat bij Blonk de vergelijkingen tameljjk met die van normalen kleurzin overeenkomen, in hetnbsp;algemeen met wat grootere coëfBciënten; maar dat zijnbsp;bij Snel zeer onregelmatig zijn en veel meer tot denbsp;eenheid naderen. Zij vormen daarmede den overgang totnbsp;de coëfficiënten bij rood en groenblinden, die zóó weinignbsp;van de eenheid verschillen, dat wij geen recht hebbennbsp;aan te nemen, dat de intensiteiten der mengsels niet aannbsp;die van de sommen der componenten zouden gelijk zijn.nbsp;Dit blijkt uit onderstaande tabel, die ons de coëfficiëntennbsp;geeft van één normale en vijf kleurblinden: terwijl dezenbsp;laatsten de kleuren niet onderscheiden, kon niet van Snbsp;worden uitgegaan, maar moesten bepaalde hoeveelhedennbsp;Tl en Li aan de vergelijkingen worden ten grondenbsp;gelegd.

-ocr page 112-

42

Tl C Li =

= S

Tl

= s

Li =

= S

Coëff.

V. Gen deren Stort.

nor-

90

10

34.1

90

33,9

10

2.4

0.944

maal.

30

70

26.1

30

21.7

70

19.1

0.638

V. Elfrinkhof . . .

rood-

90

10

67.0

90

67.4

10

0.8

0.982

'blind.

30

70

29.2

30

27.2

70

2.6

0.976

10

90

14.B

10

11.8

90

3.5

0 947

5

95

12.1

5

6.8

95

4.9

1.036

V. d. W e ij d e.....

5

95

11.06

5

7.62

95

3.94

0.957

Wenckebach . . . .

»»

5

95

6 88

5

38

95

3.4

0.955

5

95

7.98

5

426

95

3.3

1.06

V. d. Zijp.......

groen-

90

10

40.4

90

80.7

10

2.3

1.224

blind.

30

70

23.3

30

12.8

70

8.1

1.115

Klinker t.......

30

70

'22.8

30

12.1

70

11 2

0.978

Bij van Genderen Stort alléén, die nornialen kleurzin heeft, is de coëfficiënt van 30 Tl O 70 Li vernbsp;beneden de eenheid, nl. 0.638, dus overeenkomende metnbsp;dien van mij en anderen met normalen kleurzien.

Bij de drie volgende, allen roodhlinden, is de groote coëfficiënt alléén bij Li 90 en Li 95 van beteekenis, omdatnbsp;daarbij eerst de intensiteit tegenover die van Tl in aanmerking komt; daarbij nu verschillen de coëfficiëntennbsp;slechts van 0.947 tot 1.036 en bewegen zich dus omnbsp;de éénheid.

Bij de twee laatste, groenblinden, heeft men slechts op die van 70 Li O 30 Tl te letten, een combinatie,nbsp;die bij normalen een coëfficiënt van ongeveer 0.6 geeftnbsp;en hier in de heide gevallen gt; 1 is en dus althans alsnbsp;1 mag worden beschouwd.

Het ligt voor de hand, deze uitkomst bij kleurblinden

-ocr page 113-

43

met de gelijkheid van het karakter der beide kleuren Tl en Li, die beide voor hen tot de warme kleurnbsp;behooren, in verband te brengen.

Na al het medegedeelde kan er wel geen twijfel bestaan omtrent het resultaat, dat, wanneer rood en groen elkander neutraliseeren, de intensiteit aanzienlijk geringer is dan de som van die der beide.

Die uitkomst verraste mij.

Bij proeven, reeds vroeger met Dr. quot;Wnelchli genomen , was ons gebleken, dat het wit, uit geel en indigo of paars gevormd, de component van geel ver overtrofnbsp;en mocht geacht worden in intensiteit gelijk te staannbsp;met de som der intensiteiten van geel en paars. Tenbsp;voren had Weinhold i) bij soortgelijke proeven reedsnbsp;een gelijk resultaat verkregen, en ook Bruecke 2)nbsp;meende zich overtuigd te hebben, dat niet spectrale kleu-renparen (hij zegt het uitdrukkelijk van rood en blauw) eennbsp;mengsel vormen, dat in intensiteit gelijk staat met denbsp;som van die der componenten.

Over de beteekenis van het voor mengsels van Tl en Li thans wel geconstateerde feit zal ik niet uitweiden, alvorensnbsp;soortgelijke vergelijkingen voor de combinaties der verschillende spectraalkleuren, zoowel van de aan elkandernbsp;grenzende enkelvoudige, als van de verder uiteengelegenenbsp;met de vereischte nauwkeurigheid te hebben verricht.

Voorloopig moge gewezen worden op mijne mededee-ling dat, evenals voor mengsels van Li-rood en Tl-groen, de intensiteiten van mengsels van Na-geel (D

1) nbsp;nbsp;nbsp;Poggendorff’s Annalen B. II. N. P., 1877, S. 631.

2) nbsp;nbsp;nbsp;Sitzber. K. Akad. der W. 1882. B. LXXXIV, Abth. 3. S. 440.

3) nbsp;nbsp;nbsp;Kon. Akad. v. “Wetenschappen. Zitting van 29 Dec. 1883.


-ocr page 114-

44

van Fraunhofer) en blauwgroen {X 0.503) geringer zijn dan de som van de intensiteiten der componenten (W a e 1-chli, Straub, Donders), terwijl later gebleken is,nbsp;dat voor mengsels van Na en Li de coëfficiënt niet ofnbsp;nauwelijks van de eenheid afwijkt. Yoor mengsels vannbsp;rood en blauw of indigo (die in saturatie altijd vernbsp;beneden het violet blijven) gold dit evenwel nietnbsp;(Donders, Straub).

-ocr page 115-

BEWEGINGEN DER KEGELS VAN HET NETVLIES ONDER DEN INVLOED VAN LICHT EN DUISTER.

A. Q. H. VAN GENDEREN STORT.

(Medegedeeld door Prof. Engelmann: zie Proces-verb. van de Zitting der K. Akademie van Wetensch, te Amsterdam, Afd. Natuurkunde,

29 Maart 1884).

„Deze tot dusverre geheel onbekende verschijnselen werden in November 1883 in het physiologisch laboratorium te Utrecht door den Heer A. G. H. van Genderennbsp;Stort ontdekt, die zich sedert dien tijd met het verdernbsp;onderzoek er van bezig houdt. Zij kunnen in hoofdzaaknbsp;kort aldus geformuleerd worden:

De binnenleden der kegels verkorten zich onder den invloed van licht en verlengen zich in het duister.

Bij kikvorschen, die in gewoon daglicht hebben vertoefd, zitten de kegels met breede basis op de membr. limitans externa; na verblijf in het duister vindt men zenbsp;meer of minder dicht tot het pigment-epithelium genaderd, in maxime (na 1—2 dagen) tot zoover, dat denbsp;toppen der buitenleden bijna de cellichamen raken. Hetnbsp;basale gedeelte der overigens weinig van vorm veranderdenbsp;binnenleden is dan in een tot 0.05 m.m. lange, zeernbsp;dunne vezel verlengd, die aan de limitans zich ondernbsp;verbreeding op het kegelkorreitje voortzet.

Bij vogels (duiven) verkorten (respectievelijk verlengen) zich de hinnenleden meer over hunne geheele uitge-

i

Éi


-ocr page 116-

46

strektheid. De lengteverschillen kunnen ook hier meer» dere honderdsten van een millimeter bedragen. Allenbsp;soorten van kegels, op alle onderzochte plaatsen van hetnbsp;netvlies, ondergaan deze vormveranderingen. Benigenbsp;nadere aanwijzingen bevat de volgende door den Heernbsp;van Genderen Stort voor de kegels met roodenbsp;kogels opgemaakte tabel.

Afstand van het midden der roode netvlieskogels tot aan de m. limitans ext. bij de duif, na verblijf:

Deel

der retina.

11

gemid

delde.

^ HET LICH

Aantal

metingen.

p:

gemidd.

afwijking.

IN

gemid

delde.

HET DUISTE

Aantal

metingen.

B:

gemidd.

afwijking.

Het roode veld . .

16.

38

±0 46

31.3

54

±0.54

Fovea centralis . .

13.8

5

±0.64

1».4

16

±0.59

Vóór het pecten. .

14.6

20

± 0.59

30.7

46

± 0.54

Achter het pecten.

14.3

3

±0.43

30.9

32

±0.63

De in verscheidene opzichten analoge verplaatsingen van het pigment in de retina staan niet in een onmiddellijk causaal verband tot de bewegingen der kegels.

Spreker wijst op de groote beteekenis der door den Heer van Genderen Stort ontdekte verschijnselen,nbsp;als zijnde de eerste tot dusverre onder invloed van hetnbsp;licht waargenome physiologische veranderingen van denbsp;kegels, en daarmede uitgangspunten voor reeksen'jvannbsp;onderzoekingen, die voor de physiologie van het ziennbsp;veel beloven. Tevens wijst spreker op het verband tus-schen deze en andere tot dusverre in dier- en plantenrijknbsp;aangetoonde photomechanische werkingen, o. a. daarinnbsp;gelegen, dat ze op primaire wijzigingen van schijnbaarnbsp;kleurloos protoplasma berusten.”

-ocr page 117-

NIEUWE UITKOMSTEN BETREFFENDE DE BEWEGINGEN VAN KEGELS EN PIGMENT IN DE RETINA ONDERnbsp;DEN INVLOED VAN HET LICHT.

DOOE

Th. W. ENGELMANN,

verkregen in gemeenschap met den Heer

VAN GENDEEEN STORT.

Zie Proces-verb. der Zitting der K. Akademie van Wetensch. te Amsterdam, Afdeel. Natnurkunde, 28 Juni 1884).

Behalve bij kikvorschen en duiven, werden de bewegingen der kegels geconstateerd bij visscben (Abramis brama — zeer in ’t oog vallend) en reptiliën (Tropido-notus natrix — minder sterk sprekend).

Bij den kikvorsch bleek van de tweelingskegels degene, die geen sterk lichtbrekend kogeltje in het uiteinde vannbsp;het binnenlid bevat, niet bewegelijk, althans niet in vergelijking met den anderen tweeling (kogel-kegel). Eennbsp;derde, kleinere soort van kegels, tot dusverre onbekend,nbsp;gedroeg zich meer als de laatste. Er schijnen overgangennbsp;tusschen beiden voor te komen. Spreker houdt het voornbsp;niet onmogelijk, dat het jonge kogelkegels zijn, bestemdnbsp;de oude, die in het leven te gronde gaan, te vervangen.nbsp;Omtrent normale degeneratie en regeneratie in het netvlies zullen afzonderlijke onderzoekingen moeten wordennbsp;verricht.

Bij alle kegels is slechts het door Spreker als „proto-

-ocr page 118-

48

plasmatisch gedeelte” gekenmerkte bestanddeel van het binnenlid actief bewegelijk. Het „opticus-ellipsoïd” behoudt nagenoeg constanten vorm en afmetingen.

Het absoluut en relatief bedrag van de photomechanische reacties der kegels hangt, behalve van de diersoort, voornamelijk af van de intensiteit en den duur der verlichtingnbsp;en van de golflengte. Bij het klimmen van de intensiteitnbsp;en den duur, van nul af, neemt de lengte der binnenledennbsp;eerst snel, dan langzamer af. Reeds matig diffuus daglicht kan binnen 10—15 minuten (kikvorsch) nagenoegnbsp;maximale contractie voortbrengen: den toestand, waarinnbsp;de kegels tot nu toe bijna zonder uitzondering werdennbsp;afgebeeld en beschreven.

Proeven, waarin de dieren minuten tot uren lang achter rood of groen glas vertoefden, waarvan het absorptievermogen met behulp van Spr.’s mikrospectraalphotometernbsp;bepaald was, bewezen, dat de werking der meer breekbare stralen op de kegels gemiddeld grooter is dan dienbsp;der minder breekbare. Toch kunnen ook deze bij lan-geren duur eene maximale verkorting voortbrengen. Hetnbsp;pigment kon in rood licht, ook bij eene maximale verkorting der kegels, boven en buiten de kegellaag blijvennbsp;zitten, evenals in volkomen duister: een nieuw bewijsnbsp;van de betrekkelijke onafhankelijkheid van beide verschijnselen van elkander. Het daalde daarentegen achternbsp;groen glas betrekkelijk zeer sterk (reeds door Ange-lucci opgemerkt).

Ook met prismatische kleuren werden proeven genomen, waarover Spreker later uitvoerig hoopt te kunnen handelen.nbsp;Heden vermeldt hij ze slechts, in zooverre zij beteekenisnbsp;hebben voor de vraag naar de plaats in het netvlies,nbsp;van waar de prikkel tot contractie der binnenleden uitgaat. Het netvlies van vogels, wier kegel-binnenleden

-ocr page 119-

49

op de grens van het buitenlid, soms ook in het binnenlid, intensief gekleurde olierijke droppels bevatten, scheennbsp;eenig uitzicht op de beantwoording dezer vraag te openen.

Immers, hier kunnen slechts die golflengten de buitenleden bereiken, die door de gekleurde kogels worden doorgelaten. Indien nu uitsluitend dusdanige lichtstralennbsp;photomechanisch prikkelen, mocht men het voor bewezennbsp;houden, dat deze prikkeling niet in een der naar binnennbsp;van de buitenleden gelegen gedeelten van het netvliesnbsp;plaats greep. Spreker bepaalde spectrometrisch de lichtabsorptie in de gekleurde bolletjes der duif, waarbijnbsp;bleek, dat alle bolletjes alle stralen van ’t zichtbare spectrum laten passeeren. Door de intensief roode kogels,nbsp;die nog bet meest geschikt zijn, wordt op de plaats vannbsp;het maximum der absorptie (in ’t geel groen) steeds nognbsp;5—15 pCt. licht doorgelaten, van blauw en violet in dennbsp;regel veel meer. Spreker belooft hierover nadere mededee-lingen. Eeeds nu echter moet als boogstwaarschpnlijknbsp;gelden, dat het licht de hinnenleden direct pnklcelt. Immers, groen licht (intensiteit bij X 630 = 0, bij A 530nbsp;maximaal, bij X 462 = 4 pCt.) gaf eene maximale werking bij alle roode kegels, onder voorwaarden, waarondernbsp;rood licht bijna geen effect uitoefende, uitgezonderd dienbsp;gevallen, waar dè binnenleden over bare geheele lengtenbsp;roode droppels bevatten (rood veld). Hier was de werking van groen licht zeer zwak, die van rood betrekkelijk sterk.

Bij kegels met een ellipsoïde begint de verkorting — resp. de verlenging — steeds in de onmiddellijke nabijheid van deze en schrijdt bij klimmende prikkeling vannbsp;daar langzaam naar de basis voort.

Onder talrijke andere, de bewegingen der kegels betreffende punten (afhankelijkheid van electrische, mecba-

-ocr page 120-

50

nische, thermische en andere prikkels, van circulatie, enz., verband tot de galvanische door Holmgren ontdektenbsp;verschijnselen van het netvlies, enz.) zal Spreker hedennbsp;niet uitwijden. Alleen wenseht hij nog de aandacht tenbsp;vestigen op eene reeks van feiten, die voor het eerst hetnbsp;bestaan bewijzen van een physiologische associatie der heide

netvliezen en verder van een verhand tussohen den verlich-

%

tingsgraad der huid van het lichaam en den toestand van pigment en kegels der beide retinae.

Wanneer men bij een gedurende 12 uren of langer in ’t duister gehouden kikvorsch (,donkervorsch”) of duifnbsp;(„donkerduif”) slechts in één oog licht laat vallen, dannbsp;daalt het pigment en contraheeren zich de hinnenledennbsp;der kegels ook in het andere, niet door licht getroffennbsp;oog, en wel gelijktijdig en in denzelfden (in onze proevennbsp;dikwijls maximalen) omvang als in het verlichte oog.

Bij kikvorschen gebeurde dit ook nog na decapitatie, niet meer na vernietiging van den inhoud der schedel-holte. Het staafjesrood bleef in ’t bedekte oog bestaan,nbsp;ook wanneer het in ’t andere volkomen was verbleekt.

De bewegingen van kegels en pigment der retinae van beide oogen zijn dus geassocieerd, evenals die der beidenbsp;pupillen.

Hieruit, in verband met de tot heden bekende anatomische feiten, volgt, dat de nerv. opticus niet slechts als lichtpercipiëerende, centripetaal geleidende y maar ook alsnbsp;centrifugaal geleidende, motorische zenuw voor kegels ennbsp;pigment van het netvlies functioneert.

De zenuwvezelen, door welke de associatie van beide netvliezen tot stand komt, zouden reeds in ’t chiasmanbsp;nn. opticorum zich kunnen overkruisen, (fibrae arcuataenbsp;orbitales Arnold; vezelen der comissura arcuata anterior van Hannover?). In dit geval zoude de inter-

-ocr page 121-

51

retmale zenuw verbinding uit een zuiyer anatomisch oogpunt een interperipherische verbinding zijn, op bekende genetische gronden echter tot de intercentrale kunnennbsp;teruggebracht worden.

Een andere mogelijkheid is, dat de associatorische geleidingsbanen zich door de tractus optici heen naar denbsp;hersenen begeven, waar dan, vermoedelijk met tusschen-komst van gangliëncellen, de overkruising zoude plaatsnbsp;hebben. Spreker hoopt dit spoedig te kunnen beslissen.

Zeker is, dat ook van de hersenen uit, zonder de minste inwerking van licht ook op slechts éen der beide oogen^nbsp;pigment en kegels van beide oogen in beweging kunnennbsp;gebracht worden, evenals door directe verlichting van hetnbsp;netvlies.

Werden kop en voorste extremiteiten van eenen don-kervorsch met een geheel ondoorschijnende kap bedekt en alleen de rug en de achterste extremiteiten gedurendenbsp;ongeveer '/s uur aan een zeer helder dag- of aan zonlichtnbsp;blootgesteld, onmiddellijk daarna de oogen in ’t duisternbsp;geëxstirpeerd en op de gewone wijze verhard, dan blekennbsp;in beide oogen het pigment zeer sterk (tot tusschen denbsp;binnenleden der staafjes) gedaald en de binnenleden dernbsp;kegels verkort te zijn (in één geval maximaal). Hetnbsp;staaQesrood was niet merkbaar aangetast, zooals ooknbsp;niet te wachten was.

Door licht op de huid van den romp en de extremiteiten te laten vallen, kan men dus in de netvliezen van innbsp;absoluut donker gehouden oogen de typische photome-chanische reacties opwekken. Evenals hij de werking vannbsp;het ééne netvlies op het andere, hebben wij hier metnbsp;eene soort van reflex van sensibele (huid) op sensibelenbsp;(nn. optici) zenuwen te doen. Zouden dergelijke rapporten meer, misschien algemeen bestaan? Hoe vreemd

-ocr page 122-

62

ook voorloopig deze feiten mogen schijnen: het bestaan hij vele, ook gewervelde, dieren van een vermogen, omnbsp;door^ middel van de huid, ook na exstirpatie der oogen,nbsp;lichtstralen van verschillende intensiteit en goflengte tenbsp;percipiëeren (zie vooral Yitus Graber), de kleurs-veranderingen der huid van visschen, amphibiën, enz.,nbsp;onder den invloed van licht, dat op de retina valt (Lister, Pouchet e. a.), bewijzen althans reeds het bestaannbsp;van lichtpercipiëerende vezelen in de huid, en vannbsp;reflectorische zenuwwerkingen tusschen retina en huid,nbsp;al is het dan ook in een aan de door Spreker gevondenenbsp;tegenovergestelde richting.

Spreker belooft van tjjd tot tijd verdere mededeelingen te zullen doen omtrent de heden besproken feiten en de uitkomsten der daaruit voortvloeiende nieuwe onderzoekingen.

-ocr page 123-

i

-ocr page 124-