■ ■■}’■■•'./ T'.' ■
' 5
J'
,r
v; j;.
' 'i .
öi
•5
'ïi
c-.
Si
;■*
■ -';V . '
gt;
I
4
■■ ,.•;. '' ,
I
-i‘S-
\
r..
■'t
m
' \
/'~4
, Kv •
. ■ •-
f
' \ ■ •■ gt;
-ocr page 6-/ '
if '
:
-y\
.^.^.lyERSIJEIT UTRECHT
%
2959 825 1
IN
DOCTOR WILLEM BOSCH EN ZIJN INVLOED OP DE GENEESKUNDEnbsp;NEDERLANDSCH OOST-INDIE
-ocr page 8- -ocr page 9- -ocr page 10-Reproductie naar een familie portret.
// /^//
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AAN DEnbsp;RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT, OP GEZAG VAN DEN WAARNEMENDEN RECTORnbsp;MAGNIFICUS L. VAN VUUREN, HOOG-LEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTERENnbsp;EN WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUITnbsp;VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEITnbsp;TEGEN DE BEDENKINGEN VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE TE VERDEDIGENnbsp;OP DINSDAG 2 DECEMBER 1941, DES NAMIDDAGS TE 4 UUR
DOOR
GEBOREN TE UTRECHT
KEMINK EN ZOON N.V.
- DOMPLEIN 2 1941
UTRECHT
Aan de nagedachtenis van mijn Vader. Aan mijn Moeder.
Aan mijn Vrouw.
-ocr page 14-r*it' .//'^
bSj
'■i: ■'■ ;■? tr- ■
■v-A
Gaarne volg ik de gewoonte om bij de verschijning van dit proefschrift de gelegenheid aan te grijpen, U, Hoogleeraren,nbsp;Oud-Hoogleeraren en Docenten van de Medische en Philoso-phische Faculteit der Utrechtsche Universiteit mijn dank tenbsp;betuigen voor het van U genoten onderwijs. Met weemoednbsp;gedenk ik mijn overleden leermeesters.
Uw bereidwilligheid, Hooggeleerde B o e k e, om als mijn promotor te willen optreden, stel ik zeer op prijs. Uw belangstelling voor mijn werk, dat niet onder Uw leiding werd verricht, heeft mij aangenaam getroffen.
Zeergeleerde S c h o u t e, mijn grootste dankbaarheid geldt U. Reeds van het eerste moment af, waarop ik Uw hulp inriepnbsp;voor het bewerken van dit proefschrift, heeft U mij het werknbsp;tot een genoegen gemaakt door het enthousiasme, waarmeenbsp;U mij wist te bezielen. Nooit was U ietSi te veel om mij ter-wille te zijn en Uw groote kennis op het gebied van de geschiedenis der geneeskunde heeft U steeds gaarne ter mijnenbsp;beschikking gesteld. Dat ik met zooveel interesse dit werknbsp;heb kunnen volbrengen, dank ik in de eerste plaats aan Uwnbsp;bezielende leiding.
Hooggeachte Mr. Beyerman, U dank ik voor de hulp, ondervonden bij het aanvragen van de litteratuur; U en Uwnbsp;personeel van het Gemeentearchief te Dordrecht stonden steedsnbsp;voor mij klaar.
Zeer ervaren Hagen, ik kan niet nalaten ook U hier mijn groote erkentelijkheid te betuigen voor de leerrijke en aangename wijze, waarop U zich mijn opleiding in de chirurgienbsp;tot taak stelt; Uw critischen zin en uigebreide litteratuurken-nis komen hierdoor mijn vorming steeds opnieuw ten goede.
Tenslotte betuig ik mijn hartelijken dank aan allen, die mij op eenigerlei wijze bij de bewerking van dit proefschrift behulpzaam zijn geweest.
-ocr page 16-.....
INHOUD.
Biz.
Portret van Dr. W. Bosch............
HOOFDSTUK I.
BOSCH jeugd en opleiding..........2
HOOFDSTUK II.
BOSCH' eerste Indische periode........13
HOOFDSTUK III.
De tweede Indische periode ..........27
HOOFDSTUK IV.
De Nederlandsche periode van 1840 tot 1845 .... nbsp;nbsp;nbsp;59
HOOFDSTUK V.
De derde Indische periode..........84
De bestrijding der geslachtsziekten......90
Het ziekenhuiswezen...........91
Krankzinnigenverzorging.........92
Het ontstaan der Inlandsche artsenschool . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;95
De school ter opleiding van Inlandsche vroedvrouwen ..............120
De bevordering der Wetenschap......121
BOSCH' particuliere leven in Batavia.....130
HOOFDSTUK VI.
BOSCH' laatste levenstijdperk.........134
-ocr page 18-•'quot;A;
•' ■■■ ':-Vv’
• ÏV ■-. v-quot;
' ■ ■ ‘‘ M
’’ A
I ^ nbsp;nbsp;nbsp;,,,
-ocr page 19-INLEIDING.
Opmerkzaam gemaakt op den persoon en het werk van Doctor WillemBosch, die ongeveer dertig jaren werkzaamnbsp;was als officier van gezondheid in Nederlandsch Oost-Indi,nbsp;in die betrekking den hoogsten rang bereikte en als zoodanignbsp;voor Indi zeer belangrijk werk verrichtte, was het voor mijnbsp;als officier van gezondheid van het tegenwoordige Indischenbsp;leger een aangename en interessante taak, een levensbeschouwing samen te stellen van dezen bijzonderen persoon.
Daar een belangrijk gedeelte van die beschrijving een ambtelijke periode beslaat in Nederlandsch Oost-Indi, moest een groot deel der gegevens, benoodigd voor dit werk, gezochtnbsp;worden in de archieven in Indi. Een gelukkige omstandigheidnbsp;was het, dat Dr. D. S c h o u t e, tijdens zijn studiereizen naarnbsp;Indi, een gropt deel, van wat belangrijk was voor de geschiedenis der geneeskimde aldaar, uit de verschillende archievennbsp;verzamelde en er afschriften van meenam. Door diens welwillendheid was het mij mogelijk, ook ondanks de verbrokennbsp;communicatie met Indi, de officieele gegevens te raadplegen.nbsp;Mijn groote erkentelijkheid voor dezen belangrijken steun bijnbsp;mijn werk moge ik ook hier uitspreken.
Daarnaast bleek Dr. Bosch zelf een uitgebreid archief te hebben aangelegd van bijna alles, wat zijn werk betrof. Hijnbsp;bewaarde manuscripten van zijn monographien, officieelenbsp;briefwisselingen met de regeering, brieven van zijn ondergeschikten, stapels couranten uit dien tijd. Zeer veel verplichtingnbsp;heb ik dan ook aan Bosch kleinzoon, den Hoogedelgestren-gen heer K. F. L. Bosch, gepensionneerd hoofdofficier vannbsp;het Koninklijk Nederlandsch-Indische leger, die zoo vriendelijknbsp;was, mij deze belangrijke historische gegevens van zijn grootvader ter beschikking te stellen en ze ook verder ten alge-meenen nutte te bestemmen door ze ten geschenke te gevennbsp;aan de Geneeskundige Hoogeschool te Batavia.
1
-ocr page 20-HOOFDSTUK 1.
Bosch' jeugd en opleiding.
Den 27en April 1798 werd te Amsterdam geboren Willem Bosch, als zoon van Abraham Bosch, mr. timmermannbsp;en aannemer enHendrikaWanscher. Deze Abrahamnbsp;Bosch was geboren te Deventer en uit een genealogischenbsp;studie over Bosch afstamming blijkt, dat hij behoorde totnbsp;een oud Veluwsch geslacht, welks leden, voor zoover konnbsp;worden nagegaan, tot in de 14de eeuw grondbezitters warennbsp;in de streek van Twello en Wilp.
Wille m's moeder stierf den 29en Juni 1807 en in een autobiographie, begonnen in 1874 en door zijn dood ontijdignbsp;beindigd, schrijft hij, dat hij in zijn jeugd de moederliefdenbsp;zeer heeft gemist. Hij beschrijft zijn vader als een oprecht,nbsp;braaf, eerlijk en vroom man, die zijn kinderen zeer streng opvoedde, zoodat in het gezin slechts sprake was van plicht ennbsp;straf en er geen plaats was voor kinderlijk gekeuvel, spel ofnbsp;uitspanning. Ook nadat zijn vader in 1808 was hertrouwd metnbsp;AaltjevanSijp, bleef dezelfde geest in het gezin bestaannbsp;en B o s c h schrijft dan ook: ,,Harteloos en streng werden wij,nbsp;kinderen, behandeld; spelen was ons niet vergund, in bijbellezen, het leeren van catechismus en psalmen mochten wijnbsp;ontspanning zoeken, al het andere was zonde. O, hoe innig hebnbsp;ik die vroomheid vervloekt, die aan de jeugd ontsteelt, watnbsp;haar behoort en rechtmatig toekomt, kinderlijk genot en zor-gelooze blijheid.
Op negenjarigen leeftijd Werd Bosch naar de zoogenaamde Fransche school gezonden, doch in 1811, op dertien-jarigen leeftijd moest hij die school weer verlaten, omdat de finantieele toestand van zijn vader, die door de maatregelennbsp;van Napoleon zijn geld grootendeels had verloren, nietnbsp;toeliet, dat hij langer de school bezocht. Hij zegt: ,,Ik had
-ocr page 21-niets geleerd dan slecht schrijven, rekenen tot aan de regel van drien, een heel klein beetje Fransch en aardrijkskunde,nbsp;geen Hollandsche taal of geschiedenisquot;.
Nadat hij van school was genomen, kwam Bosch in de leer bij den chirurgijn Logeman, ten einde zich voor ditnbsp;vak, dat hem sterk aantrok, te bekwamen. Deze leermeesternbsp;echter, een gezocht chirurgijn met een groote praktijk, gebruikte Bosch slechts voor zijn armenpraktijk, doch leerdenbsp;hem niets. Bosch zag dat spoedig in, maar daar zijn vadernbsp;hem bij diens dood, den len Maart 1814, niets had nagelaten,nbsp;bleef hem slechts de keus tusschen het weeshuis of het aanbod van zijn patroon om tegen kost en inwoning plus f 60.nbsp;per jaar geheel in zijn dienst te treden; hij koos van dezenbsp;beide wegen den laatsten. Hij schrijft over dezen tijd:
,,Van 's morgens 7 uur tot 's avonds 8 uur, soms tot n uur in den nacht, moest ik Amsterdam door draven van de eenenbsp;armenvdjk naar de andere, steeg in, steeg uit, afdalende in denbsp;sombere, funsige kelders, dan weer veertig of meer trappennbsp;hoog klimmen naar dompige zolderkamertjes of vliering, waarnbsp;gebrek en armoede regel was, om wonden en vuile beenzweren te verbinden, die afkeer en walging wekten en kwam iknbsp;dan 's avonds afgemat, nat geregend of besneeuwd thuis, dannbsp;vond ik een ledig kamertje zonder vuur of licht, dat nooit verstrekt werd, waar ik maar zelden goed gedroogde kleerennbsp;vond om mijn natte pak te verwisselen; veelal moest ik 's morgens de doorwaterde schoenen van den vorigen dag wedernbsp;aantrekken, daar mijne f 60. in 't jaar mij niet toelieten denbsp;noodige kleeding, vooral schoenen, aan te schaffen, welke iknbsp;zoo spoedig versleet. Er kon geen kwartje overschieten om eennbsp;koffijhuis of andere plaats van ontspanning te bezoeken, omnbsp;de avonduren iets gezelliger door te brengen dan bij de meidnbsp;in de keuken, dat geen geschikt gezelschap is voor een jongeling van 18 jaren om hem te beschaven en goede manieren tenbsp;leeren; en toch was die keuken en haar warme haard mijnnbsp;eenig toevluchtsoord als ik bibberde van de koude, of lezennbsp;wilde bij de lamp, die wel aan de meid maar niet aan mij toegestaan werd. Slechts een doorgaand stroef gelaat, nooit een
-ocr page 22-welwillend woord maar slechts berisping had hij voor mij over en meestal onverdiend.quot;
Begrijpend, dat hij op deze wijze niets zou bereiken, zocht Bosch naar middelen om zich verder te bekwamen. Er wasnbsp;in Amsterdam een chirurgijn B r u n j e s, die college gaf in denbsp;genees- en heelkunde voor de opleiding tot plattelands-geneesheer, aan welke functie in dien tijd minder eischen werden gesteld dan aan die van stadsgeneesheer. De kosten voor hetnbsp;volgen van die lessen bedroegen slechts f 8. per half jaar,nbsp;doch zelfs dit geringe bedrag was voor Bosch nog te veel.nbsp;Van een oom kreeg hij toen f 25., waarvan hij, naast het betalennbsp;der lessen, zich de hoogst noodige boeken kon aanschaffen.nbsp;Terwijl hij overdag werkte voor zijn patroon, studeerde hij nunbsp;'s avonds en 's morgens vroeg en dank zij de welwillendheidnbsp;van zijn leermeester B r u n j e s, die hem boeken ter leen gaf,nbsp;wist hij zich de benoodigde kennis bij te brengen om examennbsp;te kunnen doen voor scheeps-heelmeester. In September 1817nbsp;legde hij dit examen met goed gevolg af, zooals blijkt uit eennbsp;diploma van de Provinciale Commissie van Geneeskundignbsp;Onderzoek en Toevoorzigt in Noord-Holland, zitting houdendenbsp;te Amsterdam. Hierin wordt verklaard, dat, na gehouden examen, Willem Bosch, geboren te Amsterdam en twintig jarennbsp;oud, bekwaam was bevonden te dienen als Scheepsheelmeester. Dit diploma was onderteekend door Rauwenhoff alsnbsp;president en Lauwerenburgh als secretaris en gedateerdnbsp;10 September 1817.
Dit examen voor scheepsgeneesheer bestond eerst sinds korten tijd. Tevoren waren er geen bepaalde voorschriften, waaraan heelmeesters moesten voldoen om ter koopvaardij te mogen varen. Daarom was in 1816, als voorlooper van de algemeenenbsp;geneeskundige regelingen, die eerst in 1818 gereed kwamen,nbsp;verschenen een ,,Wet op de uitoefening der Genees- en Heelkunst, aan boord van koopvaardij- of visschersschepenquot;. Dezenbsp;wet was gedateerd 28 Juni 1816 en verschenen in het Staatsblad van 1816, No. 32. Zij luidde:
Wij, Willem, bij de gratie Gods, Koning der Nederlan-
-ocr page 23-den, Prins van Oranje-Nassau, Groothertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen die deze zullen zien of hooren lezen, salut!
doen te weten:
Alzoo Wij in overweging hebben genomen de noodzakelijkheid, om door gepaste voorzieningen, aan de zeelieden van dit Rijk, die op hunne reizen, door ziekten mogten worden aangetast, eene behoorlijke hulp en verzorging tenbsp;verzekeren, en daar, bij het herleven der nationale scheepvaart, de regeling van dit onderwerp niet wel kan wordennbsp;uitgesteld tot dat de algemeene geneeskundige verordeningen zullen zijn aangenomen en in werking gebragt;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bijnbsp;deze:
Art. 1. Niemand zal als Scheeps-Heelmeester mogen varen, ter koopvaardij of visscherij, dan de zoodanige, alsnbsp;welke tot de praktijk der Heelkunde, volgens de op datonbsp;dezes, zoowel in de noordelijke als zuidelijke provincinnbsp;des Rijks in vigueur zijnde geneeskundige verordeningennbsp;in 't algemeen, bevoegd zijn, en daarenboven een afzonderlijk bewijs kunnen produceeren, door eene daartoe gekwalificeerde geneeskundige autoriteit afgegeven, van genoegzame kennis in de pharmacie en de behandeling vannbsp;inwendige ziekten der schepelingen.
Art. 2. De bovengenoemde Kunst-oefenaren, welke, op dato dezes, van zoodanig een afzonderlijk bewijs van bevoegdheid, om als Scheeps-Heelmeester te fungeeren, nietnbsp;voorzien zijn, zullen zich, ter verkrijging daarvan, moetennbsp;adresseeren aan eene provinciale commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt, of aan eene commissienbsp;van drie leden der geneeskundige juries, door de respective Gouverneurs, te dien einde, te benoemen, welke bijnbsp;deze tot het afnemen van dat speciaal examen worden gekwalificeerd; zullende hun voor hetzelve aan vacatin betaald worden de som van f. 20 : 0 : 0.
-ocr page 24-Art. 3. Zoodanige personen, die zich ongexamineerd en onbevoegd als Scheeps-Heelmeesters bij schippers ofnbsp;reeders van schepen hebben laten aannemen, zullen vervallen in eene boete van F. 50 : 0 : 0 en zullen met eene gelijke boete gemulcteerd worden, zoodanige schippers ofnbsp;reeders van schepen, die, zonder speciaal getuigschrift vannbsp;bekwaamheid en afgelegd examen, als Scheeps-Heelmees-ter, personen in die kwaliteit in hunnen dienst genomennbsp;zullen hebben.
Art. 4. Geen Scheeps-Heelmeester zal van hier mogen vertrekken, dan na dat deszelfs Scheepskist zal zijn gevisiteerd en goedgekeurd, zoo ten aanzien der instrumenten als medicamenten, op eene boete van f. 25 : 0 : 0, en denbsp;schipper of kommandeur, die toestaat, dat zulks geschiede,nbsp;zonder een behoorlijk bewijs van die visitatie, zal in eenenbsp;gelijke boete vervallen.
Art. 5. Tot die visitatin worden bij deze gekwalificeerd de plaatselijke commissin van geneeskundig toevoorzigt,nbsp;en in plaatsen, waar dezelve niet aanwezig zijn, de provinciale commissin van geneeskundig onderzoek en toevoorzigt of de bij Art. 2 benoemde commissin uit de geneeskundige juries, welke twee leden uit haar middennbsp;daartoe zullen committeren; zullende aan deze voor dienbsp;inspectie naar discretie, volgens de sterkte van de bemanning der schepen, worden betaald van zes tot tien guldens.
Art. 6. Dezelve zullen bij die visitatie toezien, dat de in de scheepskisten voorbande geneesmiddelen van eenenbsp;goede kwaliteit en goed bereid, en naar de voorschriftennbsp;der kunst zamengesteld zijn, en zal door den Scheeps-Heelmeester voor elk voorwerp, hetwelk bevonden wordt ondeugdzaam, vervalscht of niet naar behooren zamengesteldnbsp;te zijn, verbeurd worden eene boete van zes guldens. Gelijke boete zal verbeurd worden voor elk instrument, hetwelk niet in orde bevonden wordt.
Art. 7. Gemelde commissin zullen de door haar gevisiteerde en goedgekeurde scheepskisten verzegelen, en
-ocr page 25-zullen deze alzoo door den Scheeps-Heelmeester aan den schipper of kommandeur moeten worden vertoond.
Art. 8. De boeten, volgens deze wet te infligeren, zullen komfen, voor een derde, ten behoeve van den aanbrengernbsp;en voor twee derden, ten behoeve van de kas der commissie, die de calange gedaan heeft, des echter, dat wanneer er geen aanbrenger is, de geheele boete zal komennbsp;ten behoeve van de kas van gemelde commissie, en hetnbsp;gebruik daarvan tot bevordering van het geneeskundignbsp;onderwijs of andere voor de maatschappij nuttige eindennbsp;moeten worden aangewend.
Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden genfereerd en dat alle ministerile departementen, autoriteiten, kollegin en ambtenaren, wiennbsp;zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering denbsp;hand zullen houden.
Gegeven in 's Gravenhage, den 28sten Juny des jaars 1816, het derde van Onze Regering.
(geteekend) WILLEM.
van wege den Koning (geteekend) A. R. FALCK.
Tijdens de debatten in de Tweede Kamer over dit wetsontwerp werd slechts bezwaar gemaakt tegen art. 8, waarbij de meening naar voren werd gebracht, dat het beloonen van aanbrengers niet strookt met de goede zeden. De wet werd tenslotte aangenomen, omdat zij slechts een tijdelijk karakter zounbsp;dragen, en met het tot stand komen van de algemeene wetten,nbsp;die voor de uitoefening der geneeskunst op komst waren, zounbsp;vervallen.
Uit het feit, dat deze wet verscheen twee jaren vr de algemeene wetten op de geneeskunde, mogen wij zeker besluiten, dat tevoren de geneeskundige voorziening der uitvarende schepen veel te wenschen overliet, niet alleen, doordat onbevoegden zich als scheepsheelmeester verbonden, doch ook,nbsp;doordat van den kant der reeders de voorziening van geneesmiddelen te wenschen overliet.
-ocr page 26-Wanneer wij de wijze, waarop Bosch tot geneesheer werd opgeleid, vergelijken met de verschillende andere mogelijkheden, die in dien tijd bestonden ter bereiking van die bevoegdheid, dan kunnen wij zijn opleiding zeker de minst goedenbsp;noemen. Wilde men zich voor dit vak bekwamen, dan kon mennbsp;zich in de eerste plaats doen inschrijven aan n der Academiesnbsp;in het land. De oudste Academie was gevestigd te Leiden, aannbsp;deze stad geschonken in 1575 door Prins Willem I als beloo-ning voor het moedige gedrag der inwoners tijdens de belegering door de Spanjaarden. Chronologisch hierop volgend werdnbsp;in 1585 het Athenaeum te Franeker gesticht en in 1614 de Hoo-geschool te Groningen. In 1632 ontstond het Athenaeum illustrenbsp;te Amsterdam, waaraan in 1659 de eerste hoogleeraar in denbsp;geneeskunde werd aangesteld. Utrecht kreeg haar Hoogeschoolnbsp;in 1636 en tenslotte werd de bestaande illustre school te Harderwijk in 1648 omgezet in een Academie. Gedurende korterennbsp;of langeren tijd hadden ook in andere plaatsen opleidingsscholen voor geneeskundigen bestaan, zooals te 's Hertogen-bosch, Middelburg, Deventer, Breda en Nijmegen, doch dezenbsp;alle waren in den tijd, waarover wij spreken, reeds lang opgeheven.
De opleiding tot geneesheer aan al deze inrichtingen geschiedde hoofdzakelijk langs theoretischen weg. Wel werd aan de verschillende hoogescholen ook onderwijs aan het ziekbednbsp;gegeven, doch van een practische opleiding, zooals wij dienbsp;thans kennen gedurende den studietijd na het doctoraal-exa-men, was toen geen sprake.
Naast dezen opleidingsvorm bestond nu een hoofdzakelijk practische wijze om zich tot geneeskundige te bekwamen. Mennbsp;ging hiertoe in de leer bij n der chirurgijns, heelmeesters,nbsp;zooals die overal door het geheele land praktijk deden en dienbsp;zelf het vak weer geleerd hadden bij oudere kunstbroeders.nbsp;Deze heelmeesters, ontstaan uit het gilde der barbiers, die zichnbsp;van lieverlede ook waren gaan toeleggen op wondbehandelingnbsp;en het verrichten van de voor hun tijd mogelijke heelkundigenbsp;ingrepen, hadden zich door studie, speciaal van de anatomie,nbsp;wel boven het niveau van baardscheerders verheven, doch
-ocr page 27-er bestond bij hen een groot individueel verschil in kennis en kunde. Dit vond zijn oorzaak in het feit, dat er geen voorgeschreven uniforme opleiding tot chirurgijn bestond. Wanneernbsp;men in staat was in de leer te gaan bij een goeden en bekendennbsp;chirurgijn en tevens over voldoende geld beschikte om zichnbsp;de noodige boeken aan te schaffen en daarenboven aan dennbsp;Stads-heelmeester f 75. te betalen, waarvoor men, bijvoorbeeld te Amsterdam, werd toegelaten in het Gasthuis en patinten kon zien, dan droeg de opleiding nog een zekernbsp;wetenschappelijk cachet. Was men hiertoe niet in de gelegenheid, zoo moest men eerst leerling, later knecht worden bijnbsp;een minder bekend chirurgijn, in wiens winkel men zichnbsp;hoofdzakelijk had bezig te houden met scheren en haarsnijden,nbsp;de hoofdbron van inkomen voor de minder bekende chirurgijns.nbsp;Al deze chirurgijns-leerlingen werden dan na eenige jaren,nbsp;zoolang het gildewezen nog bestond, na het afleggen van eennbsp;examen ten overstaan van de Overlieden van het Chirurgijns-gilde, tot Meester-chirurgijn bevorderd. In den laatsten tijd dernbsp;gilden noemde het Chirurgijns-gilde zich ook wel deftiger Collegium Chirurgicum tegenover het Collegium Medicum, waarinnbsp;de universitair opgeleide doctoren waren vereenigd.
Zoolang de Collegia Medica en de Chirurgijns-gilden bestonden, waren de regelingen voor de examens der chirurgijns en de verdere geneeskundige bemoeienissen van de overheidnbsp;zuiver plaatselijk. Toen echter in 1795 de revolutie kwam ennbsp;de Bataafsche Republiek ontstond, werden met de overige gilden ook het Chirurgijns-gilde en de Collegia Medica opgehevennbsp;(1798) en werd een centrale regeling voor de geneeskundigenbsp;verzorging ontworpen en gesteld onder den Agent der Nationale Opvoeding. Het duurde eenigen tijd alvorens deze centralisatie begon door te werken. De Agent der Nationale Opvoeding benoemde namelijk een commissaris tot de zakennbsp;der geneeskundige Staatsregeling, die verschillende verordeningen ontwierp. En zoo werd dan tenslotte op 20 Maartnbsp;1804 gearresteerd de Publicatie van het Staatsbewind der Bataafsche Republiek, houdende verordeningen omtrent het geneeskundig onderzoek en toevoorzigt. In elk Departement
-ocr page 28-10
der Republiek werd een Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt ingesteld, met dien verstande, dat voor het belangrijkste Departement, namelijk Holland, drie van dergelijke Commissies zouden dienen, te weten te Amsterdam, 's Gravenhage en Dordrecht.
Den 25en October 1804 verscheen in de Staatscourant de publicatie van het Departementaal Bestuur van Holland, houdende een ,,Reglement, betrekkelijk de oeffening van alle Takken der Geneeskunde binnen dit departement, hetwelk in aanmerking genomen aan de eene zijde de gebreken en misbruiken,nbsp;welke van tijd tot tijd, in de uitoeffening der differente Takkennbsp;der Geneeskunde zijn ingeslopen en nog plaats hebben, en aannbsp;den anderen kant het belang, hetwelk er voor de ingezetenennbsp;van dit Departement in gelegen is, dat in eene zaak, waarinnbsp;het behoud van leven en gezondheid betrokken is, die gebreken en misbruiken zooveel mogelijk door gepaste Verordeningen en een behoorlijk en wel ingericht Geneeskundig toeverzigtnbsp;worden tegengegaan, en na ingenomene consideraties en advies van de Medicijnsche Faculteit aan de Hooge Schole tenbsp;Leijden, werd vastgesteld.quot;
Amsterdam kreeg zoo zijn Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt voor Amsterdam en derzelver jurisdictie, ondergeschikt aan de Commissie van Oppertoevoorzigt. Hierin werdnbsp;reeds in 1806 weer een kleine wijziging aangebracht. Er werdnbsp;namelijk nu ingesteld een Stedelijke Commissie van Geneeskundig Toevoorzigt voor Amsterdam en derzelver jurisdictie,nbsp;ondergeschikt aan de Departementale Commissie van Onderzoek en Toevoorzigt. Bij deze Commissie berustte alleen hetnbsp;recht tot examineeren van hen, die wenschten toegelaten tenbsp;worden tot heelkundige, vroedkundige of apotheker.
Na de inlijving van ons land bij Frankrijk werden deze Commissies weer opgeheven en naar Fransch voorbeeld Jury'snbsp;gevormd, die haar taak overnamen, doch direct na den val vannbsp;Napoleon, reeds bij besluit van den Souvereinen Vorst vannbsp;29 Januari 1814 werden de Fransche ,,wetten en inrigtingennbsp;betrekkelijk het Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigtnbsp;wederom afgeschaft en de Commissies van vr 1810 weer in-
-ocr page 29-11
gesteld, in afwachting van een geheel nieuwe wet inzake de uitoefening der geneeskunde, welke eerst in Maart 1818 totnbsp;stand kwam.
Hoewel dus het afnemen van het examen voor chirurgijn in dien tijd door Commissies onder een centraal hoofd wasnbsp;geregeld, de geneeskundige opleiding zelf was geheel gelijknbsp;gebleven aan die, zooals ze reeds in den gildentijd bestond. Ernbsp;waren al lang stemmen opgegaan om tot een betere opleidingnbsp;te geraken, doch het zou nog tot 1823 duren, alvorens hierinnbsp;verandering werd gebracht. Toen werden namelijk, zij het ooknbsp;als noodmaatregel, Geneeskundige Scholen opgericht en welnbsp;te Amsterdam, Rotterdam, Haarlem, Middelburg, Maastricht,nbsp;Alkmaar en Hoorn.
Ter vergelijking van de gebrekkige opleiding, zooals Bosch die genoot, met een betere, doch eveneens extra-universitaire,nbsp;opleiding, willen wij den studietijd beschrijven van een tijdgenoot van hem, namelijk CornelisHelenus Burger s-dij k, die leefde van 1803 tot 1840. In het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde van 2 Maart 1940 lezen wij in eennbsp;monographie van Dr. D. Schoute over dezen Burgers-d ij k, dat hij op vijftien-jarigen leeftijd in de leer ging in dennbsp;Haag bij Professor P. deRiemer, lector in de ontleed-, heel-en verloskunde. Na vijf jaar legde hij zijn examens af voornbsp;heel- en vroedmeester en begaf zich daarop naar Parijs, waarnbsp;hij de lessen van groote mannen op geneeskundig gebied, alsnbsp;Cuvier, Dupuytren, Lisfranc, Larrey, Roux ennbsp;Lannec volgde, Hij bleef acht maanden te Parijs en vestigde zich toen als heelkundige, eerst te Alphen aan den Rijn,nbsp;later te Leiden. Hoeveel beter toegerust dan Bosch begonnbsp;deze man zijn praktijk, na een opleiding te hebben gehad, dienbsp;weinig of niet onderdeed voor de toenmalige academischenbsp;leerschool.
-ocr page 30-LITTERATUUR VOOR HOOFDSTUK I.
J. BANGA, Geschiedenis van de Geneeskunde en van hare Beoefenaren in Nederland; 1868.
CORN. BAX, notaris te Dordrecht, Wetgeving voor de Genees-, Heel-, Vroed- en Artsenijmengkunde in het Koningrijk der Nederlanden, ofnbsp;Verzameling van al de thans in vigueur zijnde wetten, reglementennbsp;en instructin, daartoe eenigszins betrekkelijk, of met dezelve innbsp;verband staande; 1818.
Dr. C. C. DELPRAT, De wording en de geschiedenis van het genootschap ter bevordering van natuur- genees- en heelkunde te Amsterdam,nbsp;17901915.
GOSSES EN JAPIKSE, Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis.
J. TER GOUW, De gilden; 1866.
Dr. D. SCHOUTE, Het Geneeskundig Nederland vr de stichting der Maatschappij, uit: het Gedenkboek der Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, uitgegeven ter gelegenheid van haarnbsp;vijfenzeventig-jarig bestaan.
Dr. D. SCHOUTE, CORNELIS HELENUS BURGERSDIJK, uit; het Neder-landsch Tijdschrift voor Geneeskunde, jaargang 84, No. 9.
W. WIJNAENDTS VAN RESANDT, Dr. Willem Bosch en zijn voorgeslacht, uit; De Nederlandsche Leeuwquot;, maandblad van het Koninklijknbsp;Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde.
-ocr page 31-HOOFDSTUK II.
Bosch' eerste Indische periode.
Zooals wij in het vorige hoofdstuk zagen, had Bosch in 1817 het diploma voor scheepsheelmeester behaald en terstondnbsp;zocht hij een gelegenheid om nu ook naar zee te kunnen gaan.nbsp;Hij vond deze gelegenheid aan boord van een klein scheepje,nbsp;de Wilhelmina, dat veertig soldaten naar Batavia moestnbsp;brengen en voor deze passagiers een dokter noodig had.nbsp;Bosch werd voor deze functie aangenomen tegen een salarisnbsp;van f 30. per maand.
Den 16en December 1817 embarkeerde hij te Amsterdam en zag zich tusschendeks een hut toegewezen te samen met dennbsp;twfeeden en derden stuurman. Het schip vertrok, doch moestnbsp;wegens voortdurenden tegenwind voor den Helder overwinteren en eerst op 25 Maart 1818 werd de reis van daar voortgezet. Na 98 dagen varen was men bij Kaap de Goede Hoopnbsp;aangekomen. Dezen langen reisduur verklaart B o s c h uit hetnbsp;feit, dat de zeevaartkunde van den kapitein en den stuurmannbsp;slechts zeer gering was en er maar op goed geluk werd gezeild. Gedurende een week bleef men te Kaap de Goede Hoopnbsp;en de leden van de Hollandsche kolonie te Kaapstad poogdennbsp;Bosch over te halen zich daar te vestigen als arts, omdat ernbsp;slechts Engelsche doktoren waren. Niettegenstaande de gunstige voorwaarden, die met dit aanbod vergezeld gingen, durfdenbsp;Bosch het niet te aanvaarden, zooals hij zelf zegt, uit gebreknbsp;aan zelfvertrouwen, omdat hij niet de minste praktische ervaring aan het ziekbed had. Dus voer hij met het schip doornbsp;naar Batavia, Waar men den 18en Augustus 1818 aankwam.nbsp;Van den commandant van het detachement soldaten, dat aannbsp;boord was, den luitenant L o o m a n, kreeg B o s c h de schriftelijke verklaring, dat ,,de scheepsdoctor Willem Bosch zichnbsp;tijdens de reis deed kennen als een man van veel kunde,nbsp;ijver en een voorbeeldig zedelijk karakter.
-ocr page 32-14
Den eersten nacht, dien Bosch aan land doorbracht, werd hij zoodanig door muskieten gestoken, dat hij den volgendennbsp;morgen, door de zwelling van zijn geheele gelaat, de oogennbsp;bijna niet kon openen. Hij begaf zich weer aan boord en werdnbsp;eenige dagen later ziek. Zooals hij zelf beschrijft, leed hij aannbsp;heete koorts met vergrooting van lever en milt, zoodat wij alsnbsp;vaststaand kunnen aannemen, dat hij een malaria-aanval had.nbsp;De toestand verergerde zoodanig, dat de kapitein van het schipnbsp;hem naar het hospitaal te Batavia liet vervoeren. Hij kwamnbsp;hier in het officiers-paviljoen te liggen in een kamer voor vijfnbsp;patinten en gedurende den tijd, dat hij daar verpleegd werd,nbsp;stierven er verscheidene kamergenooten van hem aan dysenterie. Hoewel nog lang niet hersteld, verliet hij, uit angst zelfnbsp;ook niet levend er vandaan te zullen komen, op eigen verzoek het hospitaal om te ontdekken, dat zijn schip intusschennbsp;afgevaren was. Niet wetende, wat te beginnen, besloot hijnbsp;pogingen in het werk te stellen om zich bij den militair geneeskundigen dienst te verbinden. Hiervoor moest hij een examennbsp;afleggen en tot zijn verbazing slaagde hij, terwijl zijn examinatoren zelfs zeer tevreden bleken te zijn.
Bij Gouvernements-besluit van 17 November 1818, geteekend door den Gouvernements-Secretaris P. 1 e C 1 e r q, werd hij benoemd tot chirurgijn der 3de klasse aan het Hospitaal te Weltevreden.
Volgens welke reglementen het door Bosch afgelegde examen was af genomen, konden wij niet zeker nagaan. Wel kunnen wij vermoeden, dat dit examen vrijwel gelijk zal zijn geweestnbsp;aan het in Holland afgenomene, gezien den toestand op medisch gebied in die jaren in Indi.
Om dezen toestand te overzien, moeten wij trachten ons een beeld te vormen van den algemeenen gang van zaken in Indinbsp;sinds het uitbreken van de groote omwenteling in Europa.
Nadat op 1 Maart 1796 de bestuurders der Bataafsche Republiek in Holland het bestuur over de Oost-Indische Compagnie aan de Heeren XVll hadden ontnomen en dit bestuur haddennbsp;opgedragen aan een Comit tot de zaken van de Oost-Indischenbsp;Handel en Bezittingen, waarvan de leden door den Staat
-ocr page 33-15
werden benoemd, werden in 1798 door den Staat alle bezittingen en schulden van de Compagnie overgenomen, na beindiging van het loopend octrooi (31 December 1799). Hiermee had het particulier beheer over Indi, dat hoofdzakelijk opnbsp;handel gebaseerd was, een einde genomen en was Indi eennbsp;voorwerp van staatsbemoeienis geworden.
De geneeskunde, zooals die zich onder het bewind van de Oost-Indische Compagnie had ontwikkeld, was in de eerstenbsp;plaats gericht geweest op de geneeskundige verzorging vannbsp;haar dienaren. Van eenig pogen om ook de oorspronkelijkenbsp;bewoners van den Archipel in deze verzorging te doen deelen,nbsp;was nauwelijks sprake.
De eerste jaren na de opheffing der Compagnie kon hierin geen verandering komen. Dit laat zich begrijpen, daar door denbsp;Engelsche blokkade tengevolge van den oorlogstoestand innbsp;Europa, het contact met het moederland praktisch uitgeslotennbsp;was. Slechts gedurende de korte periode van den vrede vannbsp;Amiens, in 1802, was eenige communicatie mogelijk. Wij lezennbsp;dan ook, dat er in dien tijd een 24-tal chirurgijns in Indi aankwamen. Regeeringsmaatregelen, welke dus mede een naderenbsp;regeling van den geneeskundigen dienst hadden kunnen brengen, bleven echter uit, totdat den 5en Januari 1808 Mr. H e r-man Willem Daendels met regeeringsopdrachten uitnbsp;Nederland in Indi aankwam.
De hoofdopdracht uit D a e n d e 1 s' instructie was, te trachten zooveel mogelijk van de, nog niet door de Engelschen in bezitnbsp;genomen, gebiedsdeelen tegen dezen te verdedigen, terwijl hemnbsp;daarnaast was opgedragen om het lot van slaven en inlandersnbsp;te verzachten, Batavias gezondheidstoestand te verbeteren ennbsp;toezicht te houden op een eerlijk en zuinig beheer van 's Landsnbsp;gelden.
Wij weten, dat Daendels verreweg de meeste aandacht heeft geschonken aan het eerste punt van zijn opdracht, namelijk het weerbaar maken van Indi. Het leger werd geheelnbsp;gereorganiseerd; tevens werd een militair geneeskundigenbsp;dienst in het leven geroepen. De in Indi werkzame chirurgijnsnbsp;konden bij dien dienst te werk gesteld worden na een examen
-ocr page 34-16
te hebben afgelegd. Met dit examen werd het niet al te nauw genomen, want uit rapporten uit dien tijd blijkt, dat ook welnbsp;werd geadviseerd om chirurgijns, die reeds tot tevredenheidnbsp;in Indi hadden gediend, zonder meer in den militairen dienstnbsp;over te nemen. Men diende in den rang van chirurgijn der 1ste,nbsp;2de of 3de klasse 1).
De reglementen, die werden ingesteld voor dien militair geneeskundigen dienst, hadden voornamelijk betrekking op de hospitalen, die nog steeds de voornaamste plaats in de gezondheidszorg in Indi innamen, evenals dat gedurende den Com-pagniestijd het geval was geweest. Reeds twaalf dagen na zijnnbsp;aankomst in Indi had Daendels een besluit uitgevaardigd,nbsp;waarbij werd bepaald, dat alle militairen gratis moesten worden behandeld in elk hospitaal, dat in Indi aanwezig was ennbsp;kort daarop werd het bevel gegeven, dat deze hospitalen innbsp;de eerste plaats voor militairen bestemd waren. Wat er nognbsp;aan burgerlijken geneeskundigen dienst bleef bestaan ennbsp;dat was voornamelijk in de drie groote steden op Java, Batavia, Semarang en Soerabaya kwam rechtstreeks ondernbsp;toezicht van den militair geneeskundigen dienst. De geheelenbsp;geneeskundige organisatie in dien tijd stond derhalve ondernbsp;den ,,Chirurgijn en Chef, het Hoofd van den militair geneeskundigen dienst, waartoe door Daendels was aangesteld denbsp;chirurgijn J. Heppener.
Op den 16en Mei 1811 droeg Daendels het bestuur over aan den generaal J. W. Janssens, aangezien Napoleonnbsp;hem het zelfgevraagde ontslag had verleend. Dit ontslag hadnbsp;Daendels om gezondheidsredenen in 1809 aan Koning Lo-d e w ij k gevraagd, doch het was hem geweigerd. Daendelsnbsp;was hierop later niet meer teruggekomen, doch na de inlijvingnbsp;van Holland bij Frankrijk maakte Napoleon van dit motiefnbsp;gebruik om zich van hem te ontdoen. De beschuldiging, bij
Uit een tabellarisch overzicht van het personeel van den geneeskundigen dienst in Nederlandsch-Indi sedert 1816, afgedrukt in het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi van 1880, blijkt, dat de betiteling van chirurgijn tot 1840 werd gehandhaafd, daarna sprak men van officiernbsp;van gezondheid.
-ocr page 35-17
Napoleon tegen Daendels ingebracht, als zou hij het plan hebben gehad om Java van het Keizerrijk los te maken,nbsp;zal aan dit besluit niet vreemd zijn geweest.
Het Gouverneur-Generaalschap van Janssens was te kort om eenigen invloed op den geneeskundigen dienst in Indi tenbsp;kunnen uitoefenen. Reeds in hetzelfde jaar 1811 landden denbsp;Engelschen op Java. De Hollanders trokken zich oostwaartsnbsp;terug en waren, mede door de onbetrouwbaarheid van de hulpnbsp;der Javaansche vorsten, genoodzaakt om op 17 September 1811nbsp;te Toentang in Midden-Java de capitulatie te teekenen, waarbijnbsp;Java en alle gebiedsdeelen, die nog in onze handen waren, aannbsp;Engeland kwamen.
Thomas Stamford Raffles werd tot Gouvemeur-Generaal benoemd en deze liet zich, wat betreft de geneeskundige aangelegenheden, bij staan door zekeren Dr. William Hunter. In de organisatie van den geneeskundigen dienst kwam w'einig of geen verandering en er werd zooveelnbsp;mogelijk van de aanwezige Nederlandsche chirurgijns gebruiknbsp;gemaakt.
Aangezien Raffles groote plannen koesterde met betrekking tot het invoeren der algemeene vaccinatie en het bestrijden der geslachtsziekten onder de bevolking, leek het, alsof de burger-geneeskundige dienst meer naar voren zou komen.nbsp;Met deze plannen kwam hij in 1815 voor den dag en hij steldenbsp;zich voor om intelligente Javaansche jongelieden te doen opleiden tot vaccinateurs, die tevens venerische ziekten kondennbsp;behandelen. Dezen wilde hij dan onder toezicht der Holland-sche artsen te werk stellen. Zelfs tot een begin van de uitvoering van deze plannen is het nooit gekomen. Raffles vroegnbsp;het advies van de Residenten in de verschillende afdeelingennbsp;over de mogelijkheid van het invoeren van deze maatregelen.nbsp;De antwoorden liepen nogal uiteen en het verder uitwerkennbsp;der plannen bleef achterwege, aangezien Raffles reeds innbsp;het voorjaar van 1816 wegens ziekte naar Engeland vertrok.
Van zijn plannen op dit gebied kwam dus niets tot stand, doch reeds de geest, die hieruit sprak, was iets geheel nieuwsnbsp;voor Indi. Voor het eerst zien wij namelijk een streven ont-
2
-ocr page 36-18
staan om iets te doen ten nutte van alle bewoners van dat gebied, dus ook van de Inheemschen. Tot dat humane inzichtnbsp;waren de Hollanders nooit gekomen. Gelukkig is dat strevennbsp;niet met Raffles uit Indi verdwenen en al heeft het nognbsp;lang geduurd, alvorens de toestand ontstond, zooals wij diennbsp;nu in Indi kennen met zijn uitgebreide zorg op ieder gebiednbsp;voor de belangen der Inheemschen, toch zien wij na Rafflesnbsp;steeds meer het denkbeeld doorwerken, dat wij een plicht hebben tegenover de oorspronkelijke bewoners van dat land.
R a f f 1 e s' opvolger, SirJohnFendall, moest reeds na enkele maanden, op den 19en Augustus 1816, het bestuur overnbsp;Indi aan Nederland teruggeven, volgens de bepalingen van denbsp;Conventie van Londen, 13 Augustus 1814 geteekend. Hoewelnbsp;de drie Commissarissen-Generaal, die uit Nederland waren gezonden om het bestuur over Indi van de Engelschen over tenbsp;nemen, Mr. C. Th. Elout, G. A. G. P. BaronvanderCa-pellen en A. A. Buyskes, deels reeds in April, deels innbsp;Mei 1816 in Indi waren aangekomen, duurde het dus nog totnbsp;Augustus van dat jaar voor F e n d a 11 tot de bestuursover-dracht overging.
Al spoedig bleek men ook in Nederland tot het inzicht te zijn gekomen, dat Indi op andere wijze moest worden bestuurd, dan tot dusverre was geschied. Op velerlei gebiednbsp;werden derhalve de maatregelen, zooals die door de Engelschennbsp;waren genomen en die getuigden van meer verlichte denkbeelden dan vroeger onder ons bestuur hadden bestaan, nagevolgd.
De organisatie van den geneeskundigen dienst werd opgedragen aan Professor Gaspar George Carl Reinwar d t, een geboren Duitscher, die met de Commissarissen-Generaal voor dit doel was meegekomen. Op jeugdigen leeftijd naar Holland gekomen, had hij zich speciaal toegelegd op denbsp;studie der plantkunde; aan de Hoogeschool te Harderwijk, waarnbsp;hij in 1801 tot professor in de natuurlijke geschiedenis was benoemd, had hij het eeredoctoraat in de medicijnen ontvangen.nbsp;Hij begon de organisatie van den geneeskundigen dienst metnbsp;het instellen van allerlei commissies naar Nederlandschennbsp;trant. Zoo ontstond o.a. een Commissie van Geneeskundig On-
-ocr page 37-19
derzoek en Toevoorzigt voor Batavia en Ommelanden. Aan deze commissie werd het examineeren van gegadigden voornbsp;heelmeester opgedragen, gelijk zulks ook in Holland het geval was.
Reeds in 1820 werd een geheel andere regeling ingesteld, waarbij een splitsing werd gemaakt in een militair- en eennbsp;burgerlijken geneeskundigen dienst, elk onder een eigen Inspecteur, terwijl een derde Inspecteur werd aangesteld, speciaalnbsp;voor den vaccinatiedienst.
Wat betreft den militair geneeskundigen dienst, deze werd reeds dadelijk na overname van het bewind officieel geregeldnbsp;van het moederland uit, waar een ,,Reglement op den Geneeskundigen Dienst bij de troepen in, of bestemd voor, de Neder-landsche koloninquot; was vastgesteld. En de band met Nederlandnbsp;sprak nog sterker uit de opdracht, dat de chirurgijns in Indinbsp;ziektegeschiedenissen moesten maken, welke door het Indische Gouvernement naar het ministerie van Koophandel ennbsp;Kolonin werden opgezonden, waarna ze ter inzage en beoor-deeling werden gegeven aan Professor Brugmans tenbsp;Leiden. Deze beoordeeling van Indische ziekten door iemand,nbsp;die het land en de toestanden daar niet uit eigen aanschouwingnbsp;kende, doet wel vreemd aan, hoewel de naam van Professornbsp;Brugmans op militair-geneeskundig gebied een uitstekende klank had. Deze had namelijk in dien tijd een schoolnbsp;voor militaire artsen opgericht, waar het onderwijs ver uitstaknbsp;boven de normale opleiding tot chirurgijn in Nederland, terwijlnbsp;hij ook de sociale positie der militaire artsen aldaar belangrijknbsp;had weten te verbeteren. Deze school, gesticht te Leiden, werdnbsp;in 1823 o ver geplaatst naar Utrecht en aan deze ,,Kweekschoolnbsp;voor Militaire Geneeskundigen ontvingen vele officieren vannbsp;gezondheid bij het Indische leger in latere jaren hun opleiding.
Intusschen wettigen deze gegeven over den toestand op geneeskundig gebied in Indi ons inziens wel de conclusie, dat het door Bosch afgelegde examen om in den militairennbsp;dienst te worden toegelaten als geneeskundige, niet veel zalnbsp;hebben afgeweken van het Hollandsche examen. Daarnaast
-ocr page 38-20
was het tijdstip, waarop hij solliciteerde naar die betrekking, bijzonder gunstig voor hem, aangezien er een tekort aan militaire artsen bestond, welk tekort nog grooter werd, omdat mennbsp;den dienst ook buiten Java ging uitbreiden.
Het hospitaal te Weltevreden, waaraan Bosch werd te werk gesteld, was het oude Buitenhospitaal, dat in 1777 door denbsp;Oost-Indische Compagnie was ingericht naast het veel ongezonder gelegen Binnenhospitaal in de benedenstad Batavia.nbsp;Hier kreeg hij ruimschoots gelegenheid zijn gebrek aan zelfvertrouwen, ontstaan, doordat hij, hoewel geslaagd voor chirurgijn, nog niet in de gelegenheid was geweest patinten tenbsp;behandelen, te overwinnen. Het hospitaal te Weltevreden teldenbsp;400 bedden en de dienst werd er verricht door vier geneeskundigen, namelijk n chirurgijn der 1ste klasse, n der 2denbsp;klasse en twee der 3de klasse. Gebrek aan patinten was ernbsp;voor deze artsen dus zeker niet. Naast deze goede praktischenbsp;oefening besteedde Bosch zijn vrijen tijd aan de theoretische studie van zijn vak, waarbij hij zich in de eerste plaatsnbsp;toelegde op de bestudeering van het Fransch, Duitsch en Latijnnbsp;om de geneeskundige boeken te kunnen lezen. Zelf schrijft hij,nbsp;dat deze taalstudie hem zeer moeilijk viel en veel inspanningnbsp;kostte, omdat hij voor talen den aanleg miste. Hij woonde innbsp;dien tijd met drie collega's in n huis. Het salaris, grootnbsp;f 83. in de maand plus vrij wonen, veroorloofde de heerennbsp;geen rijk bestaan en Bosch, die hard studeerde, had geennbsp;gemakkelijk leven bij zijn collegas, die er andere opvattingennbsp;op na hielden en hun vrijen tijd op loszinnige wijze doorbrachten. Zijn ijver werd echter beloond, want reeds den 19en Januarinbsp;1820 legde hij met goed gevolg het examen voor chirurgijn dernbsp;2de klasse af. Zoolang Bosch in Indi werkte, bleef de instelling, dat men steeds weer een examen moest afleggen omnbsp;bevorderd te kunnen worden tot een hoogeren rang, bestaan.nbsp;Zooals wij later nog zullen zien, leverde deze regeling voor denbsp;officieren van gezondheid vaak groote moeilijkheden op.
Hoewel dus nu geschikt voor den hoogeren rang, kon Bosch niet worden aangesteld tot chirurgijn der 2de klasse,nbsp;omdat men uit Holland, wegens het tekort aan officieren van
-ocr page 39-21
gezondheid, personen met dien rang naar Indi had gezonden en dezen vr de in Indi aanwezige artsen moesten wordennbsp;geplaatst. Bosch bleef dus als chirurgijn der 3de klasse tenbsp;Weltevreden werkzaam en in 1821 werd hij aangewezen omnbsp;deel te nemen aan de tweede expeditie tegen Palembang. Denbsp;eerste expeditie tegen dit district had plaats gehad in Octobernbsp;1819. De aanleiding hiervoor was het feit, dat de Sultan vannbsp;Palembang had geweigerd aan de leveranties, waartoe hij verplicht was krachtens contracten, die hij reeds met de Oost-Indische Compagnie had gesloten, te voldoen en het Neder-landsche garnizoen uit de stad Palembang had verjaagd. Hijnbsp;rekende hierbij op hulp van de Engelschen van Benkoelen uit,nbsp;dat nog in Engelsche handen was en waar Raffles, die innbsp;1817 naar Indi was teruggekeerd, als Gouverneur was geplaatst.
De in 1819 gezonden expeditie was van te geringe sterkte en liep op een mislukking uit. Terstond besloot men in Batavianbsp;een tweede expeditie uit te rusten en nu zoo sterk, dat mislukken uitgesloten was. Den 4en Mei 1821 vertrok deze expeditie uit Batavia. Bij de door Bosch nagelaten papierennbsp;vonden wij meerdere geschriften, waarin hij het verloop vannbsp;dezen tocht vertelt. Ook troffen wij een staat aan, die de sterktenbsp;van de expeditie opgaf en hieruit blijkt, dat er aan deelnamen:nbsp;116 oorlogsvaartuigen van verschillende grootte en soort, bemand met 1218 Europeesche en 1362 Inlandsche zeelieden.nbsp;Daarnaast waren er nog 14 transportschepen voor het overbrengen van troepen van de landmacht, waarop in totaal 1679nbsp;man werden vervoerd, waarvan slechts 112 Inlanders. In hetnbsp;geheel namen dus aan de expeditie 2785 Europeanen en 1474nbsp;Inlanders deel, te samen 4259 man 1).
Verder lezen Wij, dat Bosch was ingedeeld op het transportschip Henritta Elisabethquot;, dat 143 Europeesche soldaten aan boord had. Reeds enkele uren na het vertrek brak op ditnbsp;schip de cholera uit, welke ziekte zich in April, dus in de
Dit is hetzelfde aantal als wij opgegeven vinden in De krijgsgeschiedenis van Nederlandsch-Indi van 1811 tot 1894quot;, door ( B. HOOYER.
-ocr page 40-22
maand vr het vertrek, te Batavia had vertoond. Bosch had deze ziekte dus reeds in het hospitaal leeren kennen ennbsp;zelfs de eerste obducties verricht op de aan deze aandoeningnbsp;overleden patinten.
Wij willen de beschrijving, zooals Bosch die zelf geeft, hier laten volgen:
Na weinige uren brak de vreeselijke Cholera-epidemie onder de troepen en scheepsequipage uit, waarvan denbsp;scheepskapitein, de eerste stuurman en eenige militairennbsp;in de eerste vierentwintig uren de slagtoffers werden,nbsp;waarbij het tot mijne groote ontsteltenis bleek, dat de mijnbsp;verstrekte geneesmiddelen met den scheepsvoorraad verrenbsp;van toereikend waren om in dezen nood te voorzien. Onzenbsp;rampvolle toestand werd nog vergroot door het vastrakennbsp;van ons schip op de klippen der Duizend-eilanden en hetnbsp;geheel vergaan van een ander transportschip, waardoornbsp;wij verpligt werden nog 150 Europeesche militairen overnbsp;te nemen, waarvoor de ruimte van ons schip geheel ontoereikende was. Weder vlot geraakt, woedde de choleranbsp;hevig onder de opeengepakte menschen-massa en bragtnbsp;eene vreeselijke slagting onder haar. In minder dan 24 urennbsp;waren er reeds 15 overleden en mijne geneesmiddelennbsp;waren geheel verbruikt. De arts alleen zal zich een denkbeeld van mijnen toestand onder zoo vele, van alles ver-stokene, lijders kunnen maken. Zonder hulp, verschooningnbsp;of lafenis, smeekten zij aan mijne knien om redding en verzachting van hun lijden en ik was geheel magteloos, zondernbsp;eenig hulpmiddel; het was een verschrikkelijken toestand.nbsp;Wat medelijden en eene algeheele toewijding vermogt,nbsp;werd aan de ongelukkigen besteed! Uitgeput door gemisnbsp;aan slaap en verpoozing werd ik op den achtsten dag dernbsp;reize zelf door de Cholera aangetast, doch wonderbaarlijknbsp;gered door n onzer passagiers, den luitenant D enbsp;S t u r 1 e r, die een gedeelte van zijn voor eigen behoudnbsp;mede genomen, Cholera-mixtuur ten mijnen behoeve aanwendde. Weder tot mijzelven gekomen vernam ik, dat denbsp;scheepsgeneesheer, toen hij mij had zien vallen, uit wan-
-ocr page 41-23
hoop over boord gesprongen en weinige uren daarna overleden was. Gelukkig nam nu de ziekte in hevigheid en uitgebreidheid af en bereikten wij in de laatste dagen der maand Mei onze bestemming in de rivier van Palembang.
Bosch beschrijft dan verder de wijze, waarop Palembang werd aangevallen, bij welke aanvallen hij meerdere malennbsp;over land met de troepen meetrok. Tijdens een pauze in hetnbsp;gevecht kreeg hij de opdracht het transportschip de ,,Horsenbsp;Racequot; tot ambulance-schip in te richten. Met 64 zwaargewonden aan boord werd de terugtocht naar Batavia aanvaard.nbsp;Slechts met hulp van een apotheker moest Bosch deze gewonden verbinden en hij smaakte het genoegen hen allennbsp;levend in het hospitaal te Batavia te kunnen afleveren. Zijnnbsp;hoop op een officiele onderscheiding voor zijn werk gedurendenbsp;deze expeditie, die tot een glansrijk einde werd gebracht, gingnbsp;niet in vervulling. De geneeskundige chef der expeditie, chi-rurgijn-majoor W. van Raalten, diende geen schriftelijkenbsp;opgaven omtrent het werk zijner ondergeschikten in en wasnbsp;alzoo zelf de eenige geneeskundige, die werd onderscheidennbsp;en wel met het Ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw.
Bosch heeft nog meerdere malen over de cholera geschreven en is vooral in latere jaren bestreden om de, tot zijn dood toenbsp;volgehouden meening, dat deze ziekte niet besmettelijk was.nbsp;In het volgende hoofdstuk zal dit nader besproken worden.
Kort na zijn terugkomst te Batavia werd Bosch aangesteld tot chirurgijn der 2de klasse, n.1. den 24en Augustus 1821 ennbsp;benoemd tot garnizoensarts te Palimanang in de buurt van Che-ribon. Door ziekte was hij eerst in November in staat daarheennbsp;te vertrekken. Ook daar woonde hij weer met den chirurgijnnbsp;der 3de klasse en den apotheker gezamenlijk in n huis, staandenbsp;op het terein van het hospitaal. Wij vonden uit dezen tijd eennbsp;beschrijving van Bosch, die wel een zeer schril licht werptnbsp;op de wijze, waarop Indi toen van geneeskundigen werd voorzien, waaruit wij hier iets willen citeeren. De chirurgijn der 3denbsp;klasse in Palimanang stierf aan delirium tremens en Boschnbsp;zegt:
In zijn plaats kwam een vroolijke Pruis, vlug, levendig
-ocr page 42-24
en hoogst beschaafd, maar zonder kennis van de geneeskunde en chirurgie, maar desalniettemin was hij als officier van gezondheid in Nederland aangesteld en had daarvoor examen af gelegd; men zag in die dagen zoo nauw niet. Is het wonder, dat de sterfte der Europeanen toen hetnbsp;dubbele bedroeg van het tegenwoordige cijfer?
Toen ik mijn aide mijne meening omtrent zijn volslagen gemis aan geneeskundige kennis onder het oog bragt, bekende hij openhartig, dat hij daarvoor ook geene opleidingnbsp;genoten had. Wat ik ervan weet, zeide hij, is niet veel ennbsp;heb ik terloops opgedaan door nu en dan eene les in denbsp;anatomie, physiologie en geneeskunde bij te wonen, toennbsp;ik aan de academie de krijgskunde bestudeerde in de verwachting als officier bij den Generalen staf geplaatst tenbsp;worden. Dat mislukte en men raadde mij aan naar Hollandnbsp;te gaan, destijds het land van belofte voor vele Duitschers,nbsp;waar men om officieren voor het Indische leger verlegennbsp;was. Bij mijne komst te 's Gravenhage, zag ik mijne hoopnbsp;bedrogen; men wilde mij wel als sergeant naar Indinbsp;zenden, niet als officier. Ik had inmiddels een paar oudenbsp;Academie-vrienden ontmoet, die als officier van gezondheid naar Indi gingen. Zij vroegen mij waarom ik dat ooknbsp;niet deed, daar het examen heel gemakkelijk was en professor Harbouer, een Duitscher, die toen chef van dennbsp;geneeskundigen dienst was, zeer welwillend en goedgezind was jegens zijne landgenooten en hen gaarne voorthielp. Ik ontving mijn diploma en aanstelling en nu ben iknbsp;hier overgeleverd aan Uwe genade. Ik bid U, maak mijnbsp;niet ongelukkig, help mij, ik wil gaarne leeren en mij bekwamen voor mijn tegenwoordig vak en ik beloof U ijverignbsp;te zullen zijn en geen reden tot klagen te geven.
Er werd door ons beiden vlijtig gestudeerd; ik deelde hem, wat ik van mijn vak wist, mede, wees hem den wegnbsp;voor zijne studin en wederkeerig leerde hij mij Hoog-duitsch.
Tijd voor deze studie was er genoeg, want Bosch schrijft, dat er te Palimanang slechts tien tot vijftien patinten per dag
-ocr page 43-25
te behandelen waren. Vermoedelijk heeft deze Duitscher dus nog wel iets van de geneeskunde in theorie kunnen leeren,nbsp;doch na deze beschrijving is het wel begrijpelijk, dat de Neder-landsche chirurgijns de buitenlanders, die in dien tijd uit Holland kwamen en vaak nog vr hen bevorderd werden, nietnbsp;al te vriendelijk gezind waren.
Bosch kwam tot het inzicht, dat hij zijn studie onder betere leiding moest voortzetten en vroeg hiertoe verlof naar Nederland voor twee jaar. Dit verlof werd hem verleend op een trac-tement van f70. per maand. Den 20en Februari 1824 vertroknbsp;hij uit Batavia met het schip ,,Auroraquot;, waarop hij de betrekking van scheepsgeneesheer had gevonden tegen vrije passagenbsp;en f 500. salaris. Eerst 173 dagen na het vertrek, dus half Julinbsp;1824, kwam dit schip te Hellevoetsluis aan. Bosch ging naarnbsp;Amsterdam, waar hij de lessen in de ontleed-, natuur- en heelkunde van professor H. Bosscha volgde. Kort nadat hijnbsp;was aangekomen, werd hem bij ministerieele beschikking vannbsp;30 Augustus 1824 medegedeeld, dat zijn tractement gehalveerdnbsp;werd. Gelukkig had hij in Indi wat geld kunnen oversparen,nbsp;zoodat hij de studie kon voortzetten en wij vonden een getuigschrift van professor Bosscha, gedateerd 4 October 1825,nbsp;waarin deze verklaarde, dat W. Bosch de lessen in anatomie, physiologie en chirurgie bij hem gevolgd had. In dienzelfden tijd, namelijk den 22en September 1825, kreeg hij vannbsp;den heer G. J. P e i t s c h, hoofdofficier bij den militair geneeskundigen dienst in Indi, eveneens met verlof, een certificaat van vlijt en uitstekend moreel gedrag gedurende dennbsp;tijd in Indi door gebracht.
Wij weten nog, dat Bosch tijdens dit verlof zijn toekomstige vrouw, Dina Christina Jonker, leerde kennen. Aangezien zijn a.s. schoonvader er bezwaren tegen maakte zijnnbsp;dochter mede te laten gaan naar Indi, deed Bosch pogingen om aan de Leidsche Universiteit den doctorstitel te verwerven, zoodat hij zich in Nederland als geneesheer zou kunnen vestigen. Er bleek echter een Koninklijk Besluit te bestaan,nbsp;waarbij verboden was officieren van gezondheid tot de promotie toe te laten, voordat zij zich schriftelijk hadden verbon-
-ocr page 44-26
den het land nog tien jaar te dienen. Hoewel dit plan dus niet verwezenlijkt kon worden, werd toch tenslotte in het huwelijknbsp;toegestemd. De voltrekking hiervan vond plaats op den 17ennbsp;November te Amsterdam.
In December 1825 vertrok Bosch met zijn echtgenoote met het schip ,,Rotterdams welvaren wederom naar Indi.
LITTERATUUR VOOR HOOFDSTUK II.
Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi, Deel XX, 1880.
GOSSES EN JAPIKSE, Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis.
G. B. HOOYER, De Krijgsgeschiedenis van Nederlandsch-Indi van 1811 tot 1894.
Dr. D. SCHOUTE, De Geneeskunde in Nederlandsch-Indi gedurende de negentiende eeuw.
Dr. F. W. STAPEL, Geschiedenis van Nederlandsch-Indi.
W. WIJNAENDTS VAN RESANDT, Dr. Willem Bosch en zijn voorgeslacht, uit; ,,De Nederlandsche Leeuw, maandblad van het Koninklijknbsp;Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde; 1939.
-ocr page 45-HOOFDSTUK III.
De tweede Indische periode.
Den 3den Mei 1826 kwam de Rotterdams welvarenquot; te Batavia aan. Bosch werd wederom aan het Militair Hospitaal te Weltevreden geplaatst. In December 1826 diende hij eennbsp;verhandeling in over de Cholera, waaruit blijkt, dat de opdracht voor de militaire geneeskundigen, om ziektegeschiedenissen te maken (zie blz. 19) nog werd gehandhaafd.
Bosch begint dit referaat, dat wij in zijn geheel terugvonden, op de volgende wijze:
Daar het een verpligting is voor de officieren van gezondheid, met de behandeling van zieken belast, om van tijd tot tijd een historia morbi of eene bijdrage tot de praktische en theoretische Genees- en Heelkunde te leveren,-en het doel van dit gedeelte van den Geneeskundigennbsp;dienst waarschijnlijk de strekking heeft om over duisterenbsp;en minbekende ziektens een meerder licht te verspreiden,nbsp;zoo is de stof daartoe echter niet altoos voorhanden, ennbsp;wordt het somwijlen moeijelijk, op een geschikte wijze aannbsp;die verpligting te beantwoorden.
Daar ik mij thans in dit geval bevind, koomt het mij niet geheel ongepast voor, om mijne denkbeelden over dennbsp;alhier nog steeds heerschende vreeselijke Cholera morbusnbsp;in te dienen, en wensch hiermede slechts eene bijdrage tenbsp;leveren, over deze, nog steeds zoo duistere, ziekte, daarnbsp;ik in dit jaar weder in de treurige gelegenheid was eennbsp;groot aantal lijders te behandelen.
Hij geeft daarop een beschouwing over de oorzaken dezer ziekte, welke voornamelijk werden gezocht in bovenmatigenbsp;hitte en droogte, sterke temperatuurswisselingen, uitdampingnbsp;van lage moerassige streken, plotseling onderdrukte huiduitwaseming en dergelijke vage begrippen.
-ocr page 46-28
Reeds dadelijk van het begin van het optreden van deze ziekte af, waren de meeningen over de besmettelijkheid verdeeld. Bosch meende, dat men na een vijfjarige ondervindingnbsp;gerechtigd was, ,,de besmettelijkheid der ziekte door overdra-ging van het eene voorwerp 1) op het andere (contagium pernbsp;contactum) volstrekt tegen te mogen sprekenquot;.
Ondanks deze positieve uitspraak kan Bosch geen verklaring geven van het feit, dat slechts n-vierde gedeelte der artsen aan het hospitaal te Weltevreden in 1821 van denbsp;ziekte verschoond bleef, terwijl van de overige officieren innbsp;het garnizoen slechts n op de twintig ziek werd, terwijl ooknbsp;tijdens de expeditie naar Palembang aan boord van het schip,nbsp;waarop hij was ingedeeld en waarop de cholera heftig woedde,nbsp;slechts hijzelf als eenige officier cholera kreeg. Hij zegt; ,,Isnbsp;hieruit nu het besluit te trekken, dat deze lijders den dampkring in hunnen omtrek, door hunne uitademing bederven, ennbsp;daardoor de gezonden, die in dezen omtrek leven moeten, aansteken? Of zoude het aan de buitengewone vermoeijenis, dienbsp;de officieren van gezondheid in het algemeen, met de grootstenbsp;inspanning van krachten moesten doorstaan, en de daaropnbsp;volgende uitputting te wijten zijn? Of was de onafgebrokennbsp;beschouwing van zoo veel lijden en ellende, die den geest innbsp;den hoogsten graad nederdrukte en moedeloos maakte, in staatnbsp;de sensibiliteit en receptabiliteit zoodanig te verhoogen omnbsp;den aanval voort te brengen? Ik waag hier niet te beslissen.quot;
Voorts constateert hij, dat de ziekte geen immuniteit achterlaat, want de ondervinding leert, dat dezelfde persoon kort na elkaar meerdere malen aan de ziekte leed; zelf had hij dezenbsp;binnen vier maanden tweemaal te doorstaan.
Er volgt dan een beschrijving der ziekte, welke begint met een lichte buikkramp, kort daarop gevolgd door ,,veelvuldigenbsp;waterachtige ontlastingen zonder eenige stof; deze ontlastingennbsp;hadden het aanzien van een afspoelsel van vleesch, het afkooksel van rijst, gerst, of iets dergelijksquot;.
Zeer uitvoerig worden nu alle verschijnselen verder beschre-
Toen een gebruikelijk woord voor; persoon.
-ocr page 47-29
ven op een levendige wijze, die ons het geheele beeld van deze zeer snel letaal verloopende ziekte duidelijk voor oogen stelt.
Als ,.barometer der prognosis noemt Bosch den terugkeer van de normale stem, die op het hoogtepunt van de ziekte op eigenaardige, voor iederen lijder gelijke, typische wijze veranderd is.
Ook de bevindingen bij de obductie van gestorven patinten worden in extenso medegedeeld, als resultaat van een vijftigtalnbsp;lijkopeningen door hemzelf verricht.
Komende tot de aetiologie van deze ziekte, zegt Bosch, dat men de waarheid het meest nabij zou komen, indien mennbsp;bekende hieromtrent niets met zekerheid te weten. Overtuigd, dat door hierin te berusten, men de wetenschap nietnbsp;verder zou brengen, wil hij dan zijn eigen denkbeelden hieromtrent mededeelen, deze zelf slechts ziende als een hypothese. Wij willen deze hypothese, die zich in zijn ingewikkeldheid niet goed kort laat weergeven, in zijn geheel overnemen.
Hoe verschillend de gevoelens over den naasten oorzaak der ziekte ook geweest zijn, heeft toch het beste en grootstenbsp;gedeelte der geneesheeren dezelve in een miasma in dennbsp;dampkring gezocht, zonder echter over den aard en werkingswijs van dit miasma eenige opheldering te geven.nbsp;Dit meest algemeen gevoelen aannemende, vermeen ik, datnbsp;dit miasma zijn oorsprong verschuldigd is aan een trapsgewijze en langzaam voortgaande verandering in het ma-crocosme, waarvan het product een uitvloeisel (Effluvium)nbsp;van een ons onbekende natuur uit de aarde is, welk uitvloeisel zich met den dampkring vereenigend, op het levend menschelijk ligchaam op een bijzondere wijze vijandig inwerkt.
Voor dit gevoelen heb ik geen andere gronden als de niet te loochenen verandering, zints de uitbarsting dernbsp;Cholera morbus alhier, in de weersgesteldheid waargenomen, waarbij het niet te ontkennen valt, dat de alhiernbsp;endemische ziektens. Hepatitis, Dysenteria, Febris ende-mica Bataviae, veel zeldener zijn als vroeger en ook lang
-ocr page 48-30
zoo kwaadaardig niet meer worden waargenomen; daar en tegen vertonnen zich nu meer koortsachtige ziektens.
Iets stoffelijks (materieels), door onze zinnen waar te nemen, heeft dit miasma zeker niet, doch welke stoffelijkenbsp;eigenschappen heeft dan Electriciteit, Galvanismus, Mag-netismus en zoo menig andere miasmatische en conta-gieuze prikkel in ziekten, die wij toch niet dan door harenbsp;uitwerkselen kennen en evenwel aangenomen worden?
Hoe dit miasma nu werkt is niet minder moeijelijk te bepalen. Ik stel vast, dat het in eene bijzondere betrekkingnbsp;staat met het zenuwstelsel van het organisch of inwendignbsp;leven en het bloedvatenstelsel en bijzonder het arterieelenbsp;systeem, waardoor de decarbonisatie des bloeds verhinderd wordt, en er dus geen telkens vernieuwde oxydatienbsp;plaats vindt, en het bloed eindelijk in eene doode, van allenbsp;levenskracht beroofde en de geschiktheid, de vaste dierlijke vezel opwekkende prikkel, missende vloeistof veranderd wordt. Dit gevoelen zal ik trachten uit de verschijnselen te bewijzen.
Veronderstellende, dat er thans geen twijfel over de levenskracht van het bloed als de algemeene bron, waaruitnbsp;onze vaste deelen gevormd, onderhouden en de levenskracht hersteld wordt, meer bestaat, zoo neem ik ook vooraf als bewezen aan, dat de scheikundige verandering bijnbsp;de ademhaling geen bloot chemisch, maar wel deugdelijknbsp;een dynamisch chemisch proces is, en de oxydatie van hetnbsp;bloed niet geschieden kan, zoo zij de invloed der levenskracht, de zenuwinvloed, mist, gevolgelijk, dat de onbelemmerde functie van het zenuwknoopenstelsel volstrektnbsp;noodzakelijk is, zal er bij de ademhaling scheikundige verbinding en uitscheiding tot stand komen. Geen geneesheer, die de ziekte kent, zal wel in twijfel staan, dat zij bijzonder het principium vitale in deszelfs eerste bronnennbsp;aangrijpt en onderdrukt. Deze onderdrukking bepaalt zichnbsp;hoofdzakelijk tot de zenuwen van het organische leven;nbsp;het zenuwstelsel der hersenen is toch zelden aangedaan ennbsp;zoo dit in enkele gevallen plaats vindt, kan men zulks als
-ocr page 49-31
secundaire aandoening beschouwen. Door deze onderdrukking van de vrije werkzaamheid van het zenuw-knoopenstelsel mist het hart en arterieele systeem deszelfs habitueele prikkel en zoo noodzakelijke opwekking en hetnbsp;gevolg hiervan is, dat de voortstuwing van het bloed nietnbsp;meer met de noodige energie geschiedt. Is er wel ietsnbsp;noodzakelijker voor de ademhaling en een goede vrijenbsp;circulatie dan de zenuwinvloed; brengt mechanische beschadiging van den nervus sympaticus magnus niet onmiddellijk ophouding van de circulatie der ademhaling ennbsp;plotselijken dood voort? Zien wij niet dagelijks een deel,nbsp;van deszelfs zenuwinvloed beroofd, vermageren, de circulatie en ontwikkeling van dierlijke warmte verminderen en zien wij eindelijk het leven in zulk een deel nietnbsp;geheel uitgebluscht?
Het bloed, dat nu zonder genoegzame kracht door de regter hartkamer in de longen gedreven wordt, is sterknbsp;met koolstof bezwangerd, doch kan nu, door den geheelnbsp;of gedeeltelijk opgeheven zenuwinvloed, in de longennbsp;hiervan niet gezuiverd, geoxydeerd worden. Hierdoor isnbsp;dit aan levenskracht zoo arme bloed, in de linker hartkamer gekomen, niet prikkelend genoeg, om dit deel behoorlijk op te wekken. Het gevolg hiervan is, dat het,nbsp;reeds onder den gebrekkigen zenuwinvloed lijdende, hartnbsp;zich met moeite en slechts flaauw zamentrekt om het bloednbsp;in de aorta te drijven, en zoo is dit weder een vermeerderde oorzaak van de gebrekkige werking van het geheelenbsp;arterieele systeem. Door dit gebrek aan zuurstof in hetnbsp;bloed, gepaard met den belemmerden zenuwinvloed, kannbsp;er ook geene ontwikkeling van dierlijke warmte plaatsnbsp;vinden (zooals bewezen is door de bekende proeven, opnbsp;dieren genomen, waar men, na vernietiging van dennbsp;zenuwinvloed door onthoofding, de ademhaling eenigennbsp;tijd kunstmatig onderhield). En dus is het gevolg ongeregelde en onduidelijke circulatie en hooggaande koude.nbsp;Blijven deze oorzaken eenige tijd aanhouden, zoo wordtnbsp;de som van koolstof in het bloed steeds vermeerderd. Het
-ocr page 50-32
verliest hierdoor eindelijk alle levenskracht en kan als eene doode vloeistof worden beschouwd, buiten staat hetnbsp;hart en de slagaderlijke vaten tot werkzaamheid aan tenbsp;sporen. Het hoopt zich in de longen op. Van hier hittenbsp;in de borst door de ontoereikende aanstrenging dernbsp;levenskracht om deze buitengewone massa voort te stuwen, moeijelijke ademhaling, benaauwdheid, enz. Het doornbsp;de vena cava ad- en descendens aandringende bloed vindt,nbsp;door de overvulling der longen, tegenstand, moet zich dusnbsp;in de hersenen en de buikholte aanzamelen, daar het in denbsp;fijnste vaatjes dezer deelen minder tegenstand vindt ennbsp;is dus in de buik oorzaak der hooggaande drukking ennbsp;benaauwdheid. Deze groote aanvoer van een zoo sterknbsp;met koolstof bezwangerd bloed naar de lever, wordt daarnbsp;weder oorzaak van de sterkere galafscheiding. Door denbsp;voortdurende belemmering in de longen bekomt de linkernbsp;hartkamer eindelijk geheel geen bloed meer en dus vindtnbsp;men na den dood deze holte en alle slagaderen ledig. Denbsp;gebrekkige oxydatie van het bloed wordt dan ook ongetwijfeld voor het zenuwstelsel weder een bron van verschillende anormale werking, even als het zenuwstelselnbsp;vroeger de waarschijnlijke eerste oorzaak van deze gebrekkige oxydatie was. Wordt dit stelsel primair aangedaan, dan moet noodzakelijk deze abnorme toestand, doornbsp;den vernietigde en zoo noodige opwekking van een metnbsp;levenskracht behoorlijk voorzien bloed, steeds vermeerderen. Men kent toch algemeen de uitkomst, die volgt,nbsp;wanneer men dn slagaderlijken toevoer naar een afzonderlijk deel belet. De zenuwen van zulk een deel lijdennbsp;het eerst; het wlordt gevoel- en werkeloos en eindelijk geheel verlamd. Door deze steeds toenemende abnorme toestand van het zenuwstelsel volgt verhoogde of verminderde en omgestemde af- en uitscheidingen (buikloop,nbsp;braking, bovenmatig zweet, ongeregelde of gebrekkigenbsp;afscheiding der urine, enz.). De krampen schijnen eenzelfde oorzaak te hebben, daar de prikkelbaarheid in denbsp;spiervezels uit gebrek aan opwekking door den zenuw-
-ocr page 51-33
invloed en behoorlijk geoxydeerd bloed aangezameld wordt en in staat van indirecte zwakte geraakt, die spoedig in uitputting en directe zwakte overgaat.
Dit een en ander schijnen mij geene onwaarschijnlijke gronden voor de eerste inwerking en oorzaak der ziektenbsp;te zijn. Meer bevredigend schijnt mij toch deze theorienbsp;op de verschijnselen der ziekte gegrond, dan de door velenbsp;schrijvers opgegevene locale en primaire aandoening vannbsp;een of ander bijzonder orgaan, zooals de hersenen, denbsp;maag, het darmkanaal, de lever, enz.
Heden ten dage is het onbegrijpelijk, dat een zoo vage beschrijving der aetiologie van een ziekte zelfs maar bevredigend heeft kunnen schijnen.
Komende tot de therapie, moet Bosch bekennen, dat geen enkele van de vele beproefde medicamenten eenig resultaatnbsp;kon boeken. Hij besluit zijn referaat, met op theoretischenbsp;gronden, voortgekomen uit zijn hypothese omtrent het ontstaan der ziekte, de waarde van het toedienen van zuurstof aannbsp;de patinten aan te bevelen.
Zooals begrijpelijk is voor een geneesheer, die meerdere epidemien van cholera meemaakte, heeft Bosch steeds belangstelling voor deze ziekte gehouden. Wij vonden nog eennbsp;monographie van zijn hand in manuscript, waarin zeer uitvoerig de verspreiding der cholera over Indi tusschen 1821 ennbsp;1834 wordt beschreven, met opgave van aantal zieken en overledenen. Dit manuscript w:as gedateerd 26 Mei 1849. Boschnbsp;was toen Chef over den geneeskundigen dienst. Nog tijdensnbsp;zijn ambtsperiode, namelijk in 1851, stak de cholera in Indinbsp;opnieuw den kop op. Bosch kwam met zijn ondergeschiktennbsp;tot de volgende conclusies;
Ie. Aangezien de ziekte niet besmettelijk is, dienen algemee-ne maatregelen ter wering van de ziekte achterwege te blijven. Hierdoor zou immers een paniekstemming ondernbsp;de bevolking ontstaan, v/elke de epidemie eerder zou bevorderen dan tegenhouden.
3
-ocr page 52-34
3e.
4e.
2e. Er moet voldoende rijst als voedsel voor de bevolking verstrekt worden, want ondervoeding werkt de ziekte in de hand. Tevens moeten eenige malen per dag in de kampongs vuren worden gebrand ter zuivering van de lucht.nbsp;Er moet overal in voldoende hoeveelheid cholera-mixtuurnbsp;voorradig zijn. Deze bestond uit pepermunt-olie, cajaputi-olie, suiker, alcohol, water en vinum opii aromaticum 1).nbsp;Op de plaatsen, waar de ziekte hevig woedt, verdient hetnbsp;aanbeveling tijdelijke ziekenbarakken in te richten.
Wij laten in het midden, of het een gevolg van deze maatregelen was, dat de epidemie licht verliep en snel was verdwenen.
Nog in zijn laatste levensdagen, reeds lang in ruste in Nederland, streed Bosch fel voor zijn overtuiging, dat cholera niet besmettelijk was. In ,,het Vaderlandquot; van 16 October 1872nbsp;verscheen een ingezonden stuk van hem, getiteld: ,,Is choleranbsp;besmettelijk?, omdat een wetsontwerp op de besmettelijkenbsp;ziekten was ingediend, waarin de Cholera Asiatica als besmettelijk was opgenomen. Steunende op zijn ervaring in Indi ennbsp;de gunstige resultaten in 1851 verkregen, door de voorstellen,nbsp;zooals wij die hiervoor beschreven, doet B o s c h in dit artikelnbsp;een poging om deze voorgestelde maatregel niet te doen aannemen. Als voornaamste bezwaar van deze, naar zijn meeningnbsp;noodelooze bepaling, geeft hij aan, dat de ongelukkige ziekenbsp;door ieder zal worden geschuwd en dus in verzorging te kortnbsp;zal komen, als wordt aangenomen, dat deze ziekte, die een zeernbsp;ernstig lijden is om te aanschouwen, besmettelijk wordt verklaard. Met ziekte- en sterftecijfers uit statistieken van Indinbsp;in cholera-epidemietijden tracht hij zijn meening te verdedigen.
Dit ingezonden stuk viel in het oog, want reeds in de zitting van de Tweede Kamer van 17 October 1872 haalde Dr. I d z e r-d a het artikel aan en zegt: ,,Ik geloof, dat Dr. Bosch en anderen niet genoeg onderscheid maken tusschen het karakter
Nog in den tegenwoordigen tijd wordt deze buikdrank in de afgelegen streken van Indi ais zeer werkzaam beschouwd en aan den arts gevraagd.
-ocr page 53-35
van de cholera, die van tijd tot tijd Java bezoekt en van de cholera, die soms hier te lande heerscht.quot;
Den 24en October d.a.v. plaatste Bosch wederom in ,,het Vaderland een ingezonden stuk, waarin hij dit een parlementaire handigheid noemt, om verder debat af te snijden. Dochnbsp;aan den medicus I d z e r d a vraagt hij, een wetenschappelijkenbsp;argumentatie te geven van deze uitspraak, opdat hierover gediscussieerd kan worden.
Den 26en October antwoordt I d z e r d a hierop, eveneens in ,,het Vaderland, op diplomatieke wijze. Hij beroept zich opnbsp;Bosch zelf om te bewijzen, dat de cholera in Indi anders isnbsp;dan in Nederland. Bosch is immers op grond van zijn ervaring overtuigd, dat de cholera in Indi niet besmettelijk is, ennbsp;de medici hier te lande zijn, op grond van hunne ervaring hier,nbsp;van het tegendeel overtuigd, met als gevolg het bedoeldenbsp;wetsontwerp. Zijn deze beide ervaringen juist, dan moet ernbsp;dus verschil in de ziekte bestaan. Hij geeft Bosch eenige innbsp;Holland verschenen verhandelingen over de cholera aan ennbsp;sluit daarmee zijnerzijds de discussie.
Bosch van zijn kant is echter nog lang niet bevredigd. Hij gaat aan het verzamelen van cijfers en als resultaat verschijntnbsp;opnieuw een ingezonden stuk in ,,het Vaderland op 6 November 1872, onder het hoofd: Nog iets over de cholera. Metnbsp;cijfers over de cholera-epidemie in 1866 in Nederland toont hijnbsp;aan, dat de morbiditeit en mortaliteit toen veel geringer warennbsp;dan tijdens pest-, gele koorts- of pokken-epidemien. Zeer speciaal heeft hij de epidemie in de stad Groningen bestudeerdnbsp;en komt tot de conclusie, dat, zonder speciaal genomen maatregelen, 19/20e gedeelte der bevolking gespaard is voor denbsp;ziekte. Er waren 1753 ziektegevallen geweest, verdeeld overnbsp;1325 huizen, waaruit blijkt, dat in het overgroote gedeelte pernbsp;woning slechts n zieke was aangetroffen, die de medebewoners dus niet had aangestoken. En zoo gaat hij door, steedsnbsp;terugkomende op zijn voornaamste reden tot deze publicaties,nbsp;namelijk dat het funeste gevolgen zou hebben voor de lijdersnbsp;aan cholera, als .zij, uit angst voor besmetting, aan hun lotnbsp;werden overgelaten.
-ocr page 54-36
Overtuigend zijn de argumenten niet. Hoogstens zou er uit kunnen worden geconcludeerd, dat er ziekten voorkomen, dienbsp;in heviger mate besmettelijk zijn dan de cholera. Het is, onsnbsp;inziens, dan ook niet te verwonderen, dat in de ,,Nieuwe Rot-terdamsche Courantquot; van 9 November 1872 een sarcastischnbsp;ingezonden stuk verschijnt van ,,een statisticus a la Dr. Boschquot;nbsp;onder het opschrift: Roodvonk is niet besmettelijk. Dit artikelnbsp;begint: ,,Ten onrechte beweren de geneeskundigen, dat roodvonk besmettelijk is. Hoe kunnen zij zoo dom wezen! Het tegendeel blijkt zonneklaar uit het volgende: In 1870 stierven in Nederland 266 personen aan roodvonk. Dat is 1 van de 13.729).nbsp;Deze 266 kwamen voor in 85 gemeenten. Van de 1136 gemeenten, wier ingezetenen ongehinderd met elkaar verkeerden,nbsp;bleven 1051 gemeenten van sterfgevallen aan roodvonk bevrijd. De geschiedenis van pest-, gele koorts- en pokken-epi-demien geeft vrij wat andere cijfers.quot; Geheel in B o s c h' betoogtrant gaat dit artikel door.
Bosch beantwoordt dit stuk in de ,,Nieuwe Rotterdamsche Courant van 18 November. Hij vindt deze caricatuur over eennbsp;zoo ernstig onderwerp, nog wel door iemand, die niet voornbsp;zijn naam durft uitkomen, een lafhartige handeling. Volgensnbsp;hem is de vergelijking van roodvonk, waaraan betrekkelijknbsp;weinig lijders sterven en cholera, dat een hooge mortaliteitnbsp;heeft en dus zeer gevreesd wordt, in deze zaak niet mogelijk.
De cholera werd in de wet op de besmettelijke ziekten opgenomen en terecht, zooals de ontdekking van de cholera-bacil bewees. Bosch meening was dus fout, doch deze polemiek van een man van 74 jaar geeft ons een goed beeld van zijn karakter, de vechter, die met alle kracht van zijn emotio-neelen aard zijn inzichten verdedigt, speciaal wanneer hijnbsp;meent op de bres te moeten staan voor het welzijn van zijnnbsp;medemenschen. Een koeler mensch zou zijn meening gefun-deerder, doch zeker niet met zooveel vasthoudendheid hebbennbsp;voorgestaan.
*) Hieruit zou blijken, dat ons land toen slechts 3,65 millioen inwoners telde.
-ocr page 55-37
Dat B o s c h de belangrijkheid van dit vraagstuk heeft ingezien, blijkt uit het feit, dat hij alle bovenaangehaalde couranten bij elkaar bewaarde, omgeven door een band, waarop hijnbsp;schreef: ,,moet voor de geschiedenis bewaard worden.
Keeren wij thans terug tot ons uitgangspunt. Bosch was dus in December 1826 weer te Weltevreden. Wat betreft zijnnbsp;volgende standplaatsen, hieromtrent werden geen duidelijkenbsp;gegevens gevonden en wij kunnen slechts uit allerlei brieven,nbsp;requesten, Indische residentie-verslagen, enkele zeker vaststaande plaatsen aangegeven, daarbij de mogelijkheid opennbsp;latende, dat hij ook nog elders werkzaam is geweest.
Zoo weten wij, dat hij in November 1827 geplaatst was in Rembang en daar een moeilijken tijd doormaakte, omdat ooknbsp;daar in dien tijd de cholera heerschte, terwijl juist toen denbsp;Java-oorlog, die sinds 1825 in Midden-Java woedde, zich hadnbsp;verplaatst naar de residentie Rembang en er dus vele gewondennbsp;te behandelen waren. Door deze vele medische werkzaamhedennbsp;is Bosch daar vastgeloopen met zijn administratie, zoodatnbsp;hem het betalen van een finantieel tekort werd opgedragen.nbsp;Van zijn volgende standplaats, Pasoeroean, uit schreef hij eennbsp;request om hiervan te worden ontslagen, waarin hij wijst opnbsp;het drukke werk in Rembang met een groot tekort aan hulpkrachten. Dit request had succes en Bosch werd onthevennbsp;van de betaling van dit tekort, groot f 309,14.
Intusschen zagen wij dus, dat B o s c h na Rembang te Pasoeroean geplaatst was. In het residentie-verslag van deze residentie over het jaar 1828 lezen wij, dat de nieuwe dokter Bosch heeft gezegd, dat de aanwezige pokstof onwerkzaam isnbsp;en daarom de resultaten der inenting aldaar zoo slecht zijn.nbsp;Het verslag over 1829 meldt, dat er nieuwe pokstof is aangevoerd en de vaccinatie met ernst is aangepakt. Er zijn in hetnbsp;verslagjaar 5465 jongens en 4986 meisjes ingent. Tevens ziennbsp;wij uit dit verslag, dat de toelage voor de vaccinatie, die f 50.nbsp;per maand bedroeg, thans in verband met de algemeene bezuiniging, is teruggebracht op de helft. Er waren geen hospitalen in de residentie. Zieke militairen werden in het fort be-
-ocr page 56-38
handeld; werd hun toestand erger, dan werden zij naar Soera-baya vervoerd.
Een interessanten kijk op de moeilijkheden bij de vaccinatie in dien tijd geeft nog een brief van den Resident van Pasoe-roean aan den Gouverneur-Generaal, gedateerd 13 Novembernbsp;1830. Er zijn pokkengevallen geconstateerd en door dokternbsp;Bosch is een onderzoek ingesteld. Hierbij is gebleken, datnbsp;n der vroegere vaccinateurs, bij gebrek aan pokstof, zelf eennbsp;vocht heeft vervaardigd en hiermede ingent, waarbij op pok-puisten gelijkende erupties optraden. De man deed dit om zijnnbsp;betaling niet mis te loopen. Er werd namelijk aan de vaccinateurs per ingent kind zeven duiten betaald. Helaas kon denbsp;man niet gestraft worden, want hij was intusschen reeds wegensnbsp;andere vergrijpen naar Amboina gedeporteerd.
In een begeleidend schrijven adviseert Bosch om alle kinderen beneden vijftien jaar, die geen duidelijke teekenen eener met goed gevolg doorstane vaccinatie vertoonen, opnieuw tenbsp;doen inenten.
Uit het feit, dat deze brief was gedateerd 13 November 1830, mogen wij besluiten, dat Bosch van Pasoeroean uit examennbsp;deed voor chirurgijn-majoor. Wij vonden namelijk een diplomanbsp;van dat met zeer goed gevolg afgelegd examen te Soerabaya,nbsp;geteekend door PeitschenVanHaasterten gedateerdnbsp;23 Augustus 1830.
Sinds 1827 was er een nieuw reglement in werking, volgens hetwelk de verschillende examina aan geneeskundigen werdennbsp;afgenomen.
Wij willen dit reglement hier in zijn geheel laten volgen, om een indruk te geven van hetgeen in dien tijd werd geischt omnbsp;te worden toegelaten tot de medische praktijk en ook, omdatnbsp;dit reglement en zijn toepassing later veel verbittering in hetnbsp;corps officieren van gezondheid verwekte.
-ocr page 57-39
Landsarchief
Batavia.
Reglement over het afnemen der examina der officieren van gezondheid en civiele geneeskundige ambtenaren in Nederlandschnbsp;Oost-Indi.
Daar bij bevordering tot hoogere rangen in den geneeskundigen dienst vooral wetenschappelijke kundigheden en talenten in den vervolge in aanmerking zullen wordennbsp;genomen en ancinniteit alleen een voorregt ter bevordering kan geven, bij gelijkstaande bewjzen van kundigheden en verdiensten, zoo heeft de ondergeteekende 1) hetnbsp;noodig geoordeeld omtrent de leerstukken, welke het onderwerp der examina voor de onderscheidene rangen dernbsp;officieren van gezondheid zullen uitmaken, een reglementnbsp;daar te stellen, ten einde hetzelve aan de officieren vannbsp;gezondheid tot rigtsnoer hunner oefeningen te doen dienen.
De aanvragen tot het afleggen der examina geschieden, evenals alle andere aanvragen, met voorkennis van dennbsp;eerstaanwezend officier van gezondheid, welke dezelve,nbsp;na den kandidaat te hebben getenteerd, met zijne conside-ratin voorzien, zal inzenden. Het proces-verbaal der examina, als ook het daarvan afgegeven diploma, maken melding van de blijken van kunde door de kandidaten aan dennbsp;dag gelegd, die in voldoende bekwaamheden, vele, ofnbsp;buitengewone bekwaamhedenquot; worden onderscheiden. Denbsp;graad van buitengewone bekwaamheden verkregen, komtnbsp;bijzonder in aanmerking bij verdere bevordering, en vooralnbsp;bij het examen van chirurgijn-majoor en bij de bevordering tot dirigeerend officier van gezondheid, voor welkenbsp;rang geen verder examen wordt afgelegd.
Bij het afnemen van examen zullen de door den kandi-
Dit reglement was onderteekend door G. J. PEITSCH, Chef over den Geneeskundigen Dienst en goedgekeurd te Buitenzorg, den 28en Juli 1827nbsp;door den Commissaris-Generaal L. P. J. DU BUS DE GISIGNIES.
-ocr page 58-40
daat ingediende ziektegeschiedenissen ter tafel worden ge-bragt, en vooral in aanmerking worden genomen.
Het examen voor chirurgijn-majoor zal alleen worden afgenomen in het hospitaal te Weltevreden en wel doornbsp;den Chef over den Geneeskundigen Dienst, den dirigee-rend officier van gezondheid en een chirurgijn-majoor.
De kandidaat zal:
Ie. Schriftelijk beantwoorden twee physiologische en twee pathologisch-therapeutische vragen, en n vraag overnbsp;de gerechtelijke geneeskunde.
2e. Aan het cadaver zal hij eenige anatomische praepara-ten maken en een sectio cadaveris doen, hetzij ter opheldering van bestaan hebbende ziekten of gebreken, of tot gerechtelijk geneeskundig einde, met de daartoenbsp;betrekkelijke schouwingsrapporten.
3e. Zal hij aan het cadaver ten minste vier belangrijke operatien moeten doen, in presentie van allen, welkenbsp;den rang van chirurgijn-majoor hebben, met breedvoerige uiteenzetting der verschillende methodes.
4e. Zal hij in het hospitaal te Weltevreden, onder toezigt van den dirigeerend officier van gezondheid, gedurende vier weken acht lijders, en w:el twee belangrijkenbsp;chirurgische en zes internisten behandelen, en indiennbsp;n derzelve te overlijden komt, eene naauwkeurigenbsp;beschrijving der gedane sectio cadaveris leveren.
5e. Zullen hem bij het mondeling en laatste examen onderscheidene vragen worden gedaan over Anatomie, Physiologie, Pathologie, algemeene en specieele Therapie, theoretische en praktische Chirurgie, Materianbsp;Medica, Pharmacia, Toxicologie, Medicina Legalis ennbsp;Politia Medica; in welke takken hij eene algemeene,nbsp;uitgebreide kennis moet bezitten; zullende hij in Chemie en officinelle Botanie in zoo verre onderrigt moeten zijn, als dezelve tot de Pharmacie betrekkingnbsp;hebben.
-ocr page 59-41
6e. Hij zal in het bijzonder nog ondervraagd worden over geneeskundige beoordeeling van de aanleg en de ziekten, welke tot den militairen stand ongeschikt makennbsp;en over de gebreken, welke tot reform aanleidingnbsp;geven.
Het examen van chirurgijn der 2e klasse zal, als hetgene voor chirurgijn-majoors, in het hospitaal te Weltevredennbsp;worden afgenomen, hetzij dan dat de Chef over den Geneeskundigen Dienst bij zijne inspectiereis de kommissin,nbsp;daartoe benoemd, bijwone, of wegens bijzondere omstandigheden, op daaromtrent ontvangen voordragt, door dennbsp;Chef over den Geneeskundigen Dienst met overeenstemming van den Generaal, Kommandant der Troepen, het afnemen van zoodanig examen aan den dirigeerenden, metnbsp;de twee overige oudste aanwezende, officieren van gezondheid worde opgedragen. Bij het afleggen van hetnbsp;examen zal de kandidaat, zooals bij het examen van chi-rurgijn-majoor:
Ie. Benige schriftelijke vragen beantwoorden over Phy-siologie. Pathologie, Therapie;
2e. Zal hij ook eenige demonstratien aan het cadaver maken, en een visum repertum over eenige geregtelijke lijkopeningen uitbrengen;
3e. Zal hij aan het kadaver eenige, meest in het veld voorkomende, operatin maken, daarbij de indicatin,nbsp;welke dezelve kunnen noodzakelijk maken, en de behandeling na de operatie, beschrijven;
4e. Zal hij in het hospitaal, gedurende veertien dagen, zes lijders, vier met inwendige en twee met uitwendigenbsp;ziekten, op de boven aangegeven wijze, behandelen;
5e. In het mondeling examen zal hij blijken moeten geven van grondige kennis te bezitten in Anatomie, Physio-logie. Pathologie, algemeene en specieele Therapie,nbsp;theoretische en operatieve Chirurgie, Materia Medica,nbsp;Recepteerkunst, Medicina forensis en der ziekten en
-ocr page 60-42
gebreken, vooral ten opzigte der voorgegevene of schijnbare, welke voor den actieven dienst ongeschiktnbsp;maken.
Het examen voor chirurgijn der 3de klasse zal kunnen worden afgenomen in ieder groot militair hospitaal doornbsp;de twee oudste aanwezige officieren van gezondheid.
De lves of anderen1), welke tot het examen worden toegelaten, moeten:
Ie. Alle deelen des menschelijken ligchaams anatomisch kunnen opnoemen en aan het cadaver, praeparaten ofnbsp;platen kunnen beschrijven;
2e. Moeten zij bekend zijn met het voornaamste en algemeen aangenomene der Physiologie en Pathologie; 3e. Moeten zij bekend zijn met alle enkelvoudige en te-zamengestelde geneesmiddelen, welke in de militairenbsp;apotheken worden nagehouden, vooral aangaande denbsp;doses en het gebruik derzelve;
4e. Het gedeelte der artsenybereidkunde, om dezelve te kunnen bewaren, kiezen en de voorgeschrevene recepten te kunnen gereedmaken;
5e. Algemeene ziektekunde en behandeling der ziekten, vooral der in dit klimaat voorkomende ziekten; ooknbsp;moeten dezelve reeds goede progressen in de theoretische Chirurgie gemaakt hebben;
6e. De kunst van de noodige verbanden voor groote chirurgische operatin gereed te kunnen maken, en alle onderscheidene verbanden voorkomende te kunnennbsp;aanleggen;
7e. Moeten zij verstaan doelmatige hulp aan te brengen bij het uitvoeren van chirurgische kunstbewerkingen;
Als candidate!! hiervoor vond men in dien tijd vaak soldaten van andere wapens, als koloniaal in Indi gekomen, die zich daar op de geneeskunde hadden toegelegd. Soms gingen Nederlandsche chirurgijns naar Indinbsp;als soldaat of matroos, om overtocht te krijgen; in Indi hervatten zij dannbsp;hun handwerk.
-ocr page 61-43
8e. De zoogenaamde kleine kunstbewerkingen zelf kunnen verrigten en aan het cadaver bewijzen kunnen geven, dat zij genoegzame kunde tot het praepareerennbsp;en openen der cadavers bezitten.
Het examen voor stadsgeneesheer zal op dezelfde wijze als dat voor chirurgijn-majoor, en het examen voor stede-lijken heelmeester als dat van chirurgijn der 2de klassenbsp;Worden gehouden, met dat onderscheid, dat bij hetzelve,nbsp;instede van een chirurgijn-majoor als derde persoon, nnbsp;der stadsgeneesheeren van Batavia de kommissie zal bijwonen.
Bij het opmaken van dit reglement heeft zeker als leidraad gediend het reglement voor de examina der officieren van gezondheid in Nederland, zooals dit werd gevolgd aan de opleidingsschool voor militaire geneeskundigen in Utrecht. Dit reglement was in 1825 door den Inspecteur-Generaal Bernard1)nbsp;vastgesteld. Er zijn echter duidelijke verschillen te bespeuren.nbsp;Theoretisch werd in Utrecht, met name van scheikunde en botanie misschien nog iets meer gevraagd, doch het practischenbsp;gedeelte was in Indi zeer belangrijk uitgebreider. Zoo werd bijnbsp;het examen voor chirurgijn-majoor te Utrecht slechts het verrichten van n of meer kunstbewerkingen vereischt, terwijlnbsp;ook het examen op patinten daar slechts veertien dagen duurde. Het lijkt ons goed gezien, dat in Indi, waar de artsen vaaknbsp;ver verwijderd van eenigen collega hun werk moesten verrichten, zeer speciaal aandacht werd besteed aan de praktische bekwaamheid. Daarnaast moet de parate kennis van alle theoretische vakken, opgesomd bij de exameneischen voor chirurgijn-majoor, niet worden onderschat, wanneer men bedenkt,nbsp;dat deze menschen minstens tien jaar in de praktijk waren.
Bosch slaagde dus in 1830 met de beste aanteekening voor chirurgijn-majoor, doch ook thans wordt hij niet direct als zoodanig aangesteld.
Vermoedelijk in 1832 wordt hij overgeplaatst naar Padang
J. C. B. BERNARD, te voren hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden.
-ocr page 62-44
als waarnemend dirigeerend officier van gezondheid. Nog in 1831 waren er te Padang slechts n chirurgijn der 2de klassenbsp;en n der 3de klasse. Doch in verband met de op Sumatra'snbsp;Westkust uitgebroken Padri-oorlog, werd de legersterkte ennbsp;ook de geneeskundige dienst aldaar uitgebreid.
Toen Bosch eenmaal als oudste officier van gezondheid te Padang was, deed hij een verzoek aan den Gouverneur-Generaal om nu ook bevorderd te mogen worden tot chirur-gijn-majoor. Hierop ontving hij ten antwoord, dat op datnbsp;oogenblik geen plaats als chirurgijn-majoor in de formatienbsp;vacant was. Hem werd echter aangezegd, dat hij bij de eerstvolgende gelegenheid zou worden voorgedragen voor een ridderkruis van den Nederlandschen Leeuw op grond van bewezennbsp;diensten. Den 26en Augustus 1833 werd hij dan ook benoemdnbsp;tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw. Een jaarnbsp;tevoren was hij, bij verklaring van den Commandant van hetnbsp;Indische Leger van 19 Juni 1832, gerechtigd tot het dragen dernbsp;medaille voor den Java-Oorlog.
Eindelijk werd hij bij K.B. van 10 Juli 1834, Nr. 45 bevorderd tot chirurgijn-majoor. Deze bevordering was vertraagd doornbsp;moeilijkheden, welke Bosch had met den toenmaligen Militairen Commandant van Sumatra's Westkust, den luitenant-kolonel E 1 o u t.
Bij schrijven van 21 September 1832 meldde Bosch aan dezen Commandant, dat er enkele gevallen van pokken warennbsp;geconstateerd bij uit Nias overgekomen personen. In verbandnbsp;met het feit, dat de vaccinatie in dat gewest nog niet wasnbsp;doorgevoerd, had hij deze zieken gesoleerd en aan den Assi-stent-Resident van Politie de quarantaine van alle van Niasnbsp;komende personen aanbevolen. Voorts wilde hij wegens gebreknbsp;aan pokstof, deze stof van koeien trachten te verkrijgen, omnbsp;zoodoende een uitgebreide vaccinatie te kunnen bewerken1).
Ruim zes weken later, namelijk den 4en November 1832,
Helaas is van het verloop van deze poging, die eerst veel later in Indi met succes werd bekroond, niets gevonden. (Zie ook Hoofdstuk V, ondernbsp;Vaccinatie).
-ocr page 63-45
kreeg Bosch van den Commandant een berisping over dit schrijven. Hij zou veel te veel aandacht hebben besteed aannbsp;de verschijning van een niet zeer kwaadaardig soort vannbsp;kinderpokken en de genomen maatregelen werden bespottelijk genoemd.
En nu krijgen wij voor het eerst een bewijs van Bosch' vurig karakter. Reeds denzelfden dag, den 4en November 1832,nbsp;schrijft hij den volgenden brief terug:
Betrekkelijk het in UEdG. missive dato 4 dezer voorkomende nopens de kinderziekte, zij het mij geoorloofd UWEdG. op te merken,
dat er tusschen mijne kennisgeving aan UEdG. van de genomene voorzigtigheidsmaatregelen tegen de pokbe-smetting en UWEdG. afkeuring van dezelven een tijdvaknbsp;van zes weken ligt;
dat het verre af is van bewezen te zijn, dat de pokken bij de daarmede besmette Niassers van geen kwaadaardigenbsp;soort waren;
dat het oordeel daarover, als ook omtrent de belangrijkheid der daartegen door mij genomen maatregelen, tot de attributen van geneeskundigen behoort en waarover te beslissen den Chef over den geneeskundigen dienst de bevoegdheid toekomt, wiens goed- of afkeuring voor mij belangrijk is;
eindelijk, dat het oordeel der wereld geen invloed kan noch mag hebben op de handelingen eens geneesheers, dienbsp;volgens eigene overtuiging zijn pligt vervult, vermits denbsp;bekwaamheid ter beoordeeling zijner daden buiten dennbsp;kring van algemeene kennis ligt.
De heer E 1 o u t was door dit schrijven zoo verbolgen, dat hij een geheim schrijven aan den Gouverneur-Generaal richtte.nbsp;Zonder de kwestie, waar het om ging, aan te halen, zeide hij,nbsp;dat Bosch een ongeschikt dirigeerend officier van gezondheid was, die moeilijk aan subordinatie was te gewennen ennbsp;dien hij nooit in uniform had gezien. Het gevolg was, datnbsp;Bosch, onverhoord, werd veroordeeld, waarbij zijn bevordering werd uitgesteld. Hiertegen reclameerde hij, en bij een
-ocr page 64-46
onderzoek door een krijgsraad ingesteld, werd hij in het gelijk gesteld en kwam zijn bevordering eindelijk af.
Uit dezen tijd vonden wij nog een persoonlijken brief van den Chef over den geneeskundigen dienst P e i t s c h, namelijk van 23 December 1832. Hij vermaant den onstuimigennbsp;Bosch toch voorzichtig te zijn met zijn processen, die hijnbsp;toch zal verliezen en eindigt met de woorden: ,,Dus vriendje,nbsp;pas op!quot;
Tenslotte vonden wij uit dezen tijd nog een bericht van den Raad van Indi van 7 April 1834, waarin wordt medegedeeld,nbsp;dat er te Padang een Raad van Justitie is ingesteld en dat W.nbsp;Bosch tot lid van dien Raad is aangewiezen.
Niet lang heeft Bosch in den rang van chirurgijn-majoor op Sumatra's Westkust gediend, want uit latere publicaties vannbsp;hem blijkt, dat hij in 1835 verbonden was aan het Militair Hospitaal te Weltevreden. Hier bleef hij werkzaam, tot hij in Februari 1838 werd over geplaatst naar Semarang als eerstaanwezend officier van gezondheid in de tweede groote militairenbsp;afdeeling. Bij K.B. van 1 Maart 1839, Nr. 92 werd hij dan bevorderd tot dirigeerend officier van gezondheid der 2de klasse.
Gedurende den tijd zijner werkzaamheid te Weltevreden, schreef Bosch een verhandeling over den Indischen spruw.nbsp;Deze verhandeling werd in 1837 in Amsterdam bij C. G. Sulpkenbsp;uitgegeven in boekvorm, onder den titel: ,,Over de Indischenbsp;Sprouw (aphthae orientalis)quot;.
Bosch begint dit boek met te zeggen, dat over deze chronische aandoening z weinig is geschreven, dat het voor pas in Indi gevestigde artsen uiterst moeilijk is, deze te behandelen op het juiste tijdstip en de juiste wijze, hetgeen toch zoonbsp;belangrijk is voor de lijders aan deze ziekte. Om hierin te voorzien schreef hij dit boekje. In Europa wordt de spruw steedsnbsp;beschouwd als een secundaire aandoening, voorkomende innbsp;het verloop van verschillende ziekten. Doch de hier bedoeldenbsp;ziekte is een primaire ongesteldheid van het spijsverterings-apparaat, die met de in Europa voorkomende spruw niet veelnbsp;meer dan in naam overeenkomt. Daarom zou Bosch ooknbsp;eigenlijk liever een anderen naam voor dit ziektebeeld inge-
-ocr page 65-47
voerd willen zien, waarvoor hij eventueel zou willen noemen Phlegmasia membranae mucosae gastro-pulmonalis.
Hij verdeelt de ziekte in drie tijdperken,
Eerste tijdperk, gekenmerkt door gebrekkige spijsvertering, veranderde afscheiding der spijsverteringsvochten en onregelmatige darmontlasting.
Tweede tijdperk, dat zich onderscheidt door al die teekenen, welke de ziekte met gelijksoortige zouden kunnen doen verwarren, en waarin zich een ontstekingachtige toestand ontwikkelt.
Derde tijdperk, waarin colliquatie en krachtverlies aanmerkelijk en snel toenemen, en de ziekelijke gevoeligheid der eerste wegen hare uiterste hoogte bereikt.
Wij kunnen niet nalaten de zeer duidelijke beschrijving van de verschillende ziektestadia, welke in een modern leerboek,nbsp;afgezien van den stijl, niet eens zeer verouderd zou lijken, hiernbsp;in zijn geheel te doen volgen.
Verschijnselen.
Eerste tijdperk. De beginselen der ziekte maken zeer langzaam vordering en vertonnen zich het eerst onder dennbsp;vorm van Dyspepsie en eene bijzondere stemming des ge-moeds; lusteloosheid, tegenzin in anders aangename bezigheden, en treurige gesteldheid, waarvoor de lijder zelfnbsp;geene oorzaak weet, gaan de aannadering der Sprouwnbsp;vooraf. Er heerscht echter eene groote onbestendigheid innbsp;alle verschijnselen, dan eens geheel verloren, dan wedernbsp;goede eetlust, doch waarbij het genotene maagdrukking,nbsp;ontwikkeling van lucht, zuur, en somwijlen walging ennbsp;braking veroorzaakt; de tong blijft meest zuiver, in enkelenbsp;gevallen bekomt zij een geelachtig beslag, dat zeer vast,nbsp;als een vlies, op haar schijnt te liggen, en zich door eenenbsp;bijzondere glad- en effenheid van hetzelfde ziekteteeken,nbsp;bij andere ongesteldheden, onderscheidt; veelal bekleedtnbsp;dit vliesachtig beslag niet meer dan de helft van dit deel,nbsp;gewoonlijk de regter zijde, terwijl de andere helft zuivernbsp;en onveranderd blijft. Bij eene naauwkeurige beschou-
-ocr page 66-48
wing, en deze is van het hoogst gewigt, vertoonen zich de tepeltjes aan den wortel der tong gezwollen, ruw en meernbsp;verheven dan gewoonlijk, al spoedig eene hoogere gevoeligheid aannemende,- ook ziet men dan reeds aan de puntnbsp;en ter wederzijde eenige roode stippen, die zich later meernbsp;uitbreiden en in getal vermeerderen. Het aangezigt behoudt deszelfs natuurlijke uitdrukking, bij een glanzendnbsp;helder oog, waarvan het wit eene lichtgele tint heeft; denbsp;huid is zacht, natuurlijk, doch de uitwaseming gering; dennbsp;pols heb ik somtijds iets trager, maar meestal vrij natuurlijk gevonden; de darmontlasting is ongeregeld, dan eensnbsp;traag en kleiachtig, dan weder te veelvuldig en vloeibaar,nbsp;graauw bontverwig met enkele groene strepen of licht geelnbsp;gekleurd; de overblijfselen van onverteerde spijzen zijnnbsp;duidelijk in dezelve te ontdekken; de buik is daarbij opgezet, en de bovenbuikstreek, vooral in den hartkuil, eenigs-zins gevoelig en mist hare gewone zachtheid; eene roodgekleurde pis wordt spaarzaam afgescheiden en verwekt,nbsp;bij de ontlasting, een ligt brandend gevoel.
De duur van dezen toestand is onbepaald, en hangt voornamelijk af van de leefwijze der lijdenden. Velen,nbsp;daarin niets bespeurende dan eene gewone maagonge-steldheid, trachten zich door onthouding en dieet te herstellen, en niets is ook doeltreffender, daar dit werkelijknbsp;eenige verbetering te weeg brengt; jammer maar, dat zij,nbsp;niet genoeg volhardende, de onthouding te spoedig latennbsp;varen, en door eene enkele maaltijd, hun spijsverterings-vermogen te boven gaande, alles weder bederven. Anderen wanen hunne maag verzwakt, en gelooven haar tenbsp;moeten versterken door het gebruik van wijn, en geestrijke, vooral bittere dranken, doch ondervinden alras denbsp;uitwerkselen van dien schadelijken maatregel, door hetnbsp;gevoel eener aanmerkelijke prikkeling en branding innbsp;maag en slokdarm, en vermeerdering van alle ziekelijkenbsp;aandoeningen.
Het is zeer te betreuren, dat de meeste lijders niet reeds in dit tijdperk hulp komen vragen, waarin zij hunne kwaal
-ocr page 67-49
van weinig beduidenis beschouwen, maar, gewoonlijk eerst in het volgende, bemerken, dat deze ongesteldheidnbsp;van eenen meer ernstigen aard is, en daardoor het oogen-blik, dat zij het gemakkelijkst zouden te helpen zijn, latennbsp;verloren gaan.
Tweede tijdperk. Alle opgenoemde verschijnselen klimmen nu met een zekere snelheid, de ziekte begint zich geheel te ontwikkelen en komt in hare onmiskenbare gedaante ten voorschijn; dit geschiedt doorgaans na gebruiknbsp;van prikkelende geneesmiddelen of belangrijke misslagennbsp;in de dieet; het lijden der ziel is aanmerkelijk; eene onwe-derstaanbare lusteloos- en vadzigheid voert de vervelingnbsp;en ontstemming van het gemoed ten hoogsten top; denbsp;minste inspanning, van welken aard ook, heeft eene onevenredige vermoeijing ten gevolge; vroeger genoegelijkenbsp;bezigheden hebben al het aantrekkelijke verloren ennbsp;worden tot last; knorrig, luimig, korzelig en ontevreden,nbsp;vinden de lijdenden in alles stof tot berisping, waardoornbsp;de anders gezelligste en tevredenste menschen ondragelijk in den omgang worden; aangename gewponten wordennbsp;nu hinderlijk, het tabak rooken prikkelt mond en tong tenbsp;zeer dan dat zij daarin langer behagen kunnen scheppen;nbsp;de koffij is gedurende het gebruik aangenaam en brengtnbsp;zelfs eenige, doch voorbijgaande verligting aan, maar denbsp;gevolgen zijn eene ongewone verhitting en hoogst lastigenbsp;gisting in het bloed, geestrijke dranken kunnen niet meernbsp;gebruikt worden uit hoofde der sterke prikkeling; de eetlust wordt zonderling gestemd, groote trek tot sommigenbsp;geregten, vooral van vaste spijzen, gaat gepaard met tegenzin en walging tegen andere; is de maag ledig, zoo veroorzaakt dit eene pijnlijke aandoening, ligte branding, ennbsp;verlangen naar voedsel; is dit eenigen tijd genoten, zoonbsp;ontstaat een ondragelijk bezwarend gevoel van volheid,nbsp;alsof een hard ligchaam in dit ingewand lag, bijzonder isnbsp;dit het geval, wanneer aan den trek tot zwaar te verterennbsp;voedsel is toegegeven, hetwelk de drukking, spanningnbsp;van winden en benaauwheid vermeerdert; eene boven-
-ocr page 68-50
matige verzameling van zure vochten is oorzaak eener hevige branding in maag en slokdarm, waarbij een grootenbsp;hoeveelheid lucht ontwikkeld wordt, die als heete dampen,nbsp;tegelijk met de ontaarde vochten, of afzonderlijk opwaartsnbsp;stijgende, alle kenmerken van Gaz hydro-sulfuricum oplevert en eenen ondragelijken stank geeft, schijnende ditnbsp;niet alleen van de gebrekkige gesteldheid der spijsverte-ringsvochten, maar tevens van den ziekelijken toestandnbsp;der lever en derzelver afscheidingsproduct af te hangen,nbsp;daar dit orgaan tot een verregaande werkeloosheid is vervallen. Na dat eenige uren op het genot van moeijelijk tenbsp;verteren spijzen en hiertoe kan men bijna al het gewoonnbsp;dagelijksch voedsel brengen in groote onrust zijn door-gebragt, wordt het onverteerde, meestal door braken, metnbsp;een menigte scherp zuur ontlast, en brengt eenige verlig-ting aan; een gevoel van volheid blijft echter nog altijdnbsp;over, het Epigastrium is opgezet, en de maag kan men alsnbsp;eene gespannen blaas duidelijk voelen, en zelfs zien liggen,nbsp;de drukking op de Pylorus is pijnlijk, en men gevoelt aldaarnbsp;eene meer of min aanmerkelijke verharding; ook de levernbsp;is opgezet en gevoelig; de buiksontlastingen wijken geheel van de natuurlijke af; en, bij het gebrek aan zamen-trekkingskracht van het geheele darmkanaal, hoopen zichnbsp;stoffen in het Colon tot harde klompen op, die, bij gebreknbsp;van gal, waarschijnlijk een anders gewijzigd chemischnbsp;proces ondergaan, waardoor de wanden der fijne vatennbsp;geprikkeld, eene menigte vochten derwaarts gelokt en dan,nbsp;tegelijk met deze harde klompen, die kleiachtig, wit ofnbsp;graauw gekleurd zijn, ontlast worden, welke soort vannbsp;buikloop, uit zich zelven, in dit tijdperk weder ophoudt,nbsp;zoo men maar naauwkeurig op de dieet let, en ook doornbsp;geneesmiddelen het voedingskanaal niet te zeer prikkelt.nbsp;Deze gebreken in de spijsvertering gaan verzeld van allerlei belemmeringen in de afscheiding en uitwerping: het isnbsp;twijfelachtig of er wel eenige gal wordt afgescheiden, daarnbsp;noch in de ontlasting naar boven, noch in die per anumnbsp;eenige sporen daarvan te vinden zijn; de lever schijnt ge-
-ocr page 69-51
heel werkeloos, welligt ook uit gebrek aan toereikende grondstoffen, tot bereiding der gal, in het bloed, daar mennbsp;toch anders, zoo deze in hetzelve, zoo als gewoonlijk,nbsp;voorhanden waren, en werden teruggehouden, daarvannbsp;eenige blijken zoude moeten ontdekken, zoo als dit in andere ziekten het geval is, waarin de lever hare functinnbsp;gebrekkig vervult.
Eveneens is het met de pisafscheiding gelegen; dit vocht wordt zelden en spaarzaam ontlast, is hoogrood, en laatnbsp;een overvloedig bezinksel, rijk aan piszuur, vallen; ditnbsp;is echter niet bestendig, er komen dagen, waarin zij heldernbsp;en kleurloos is. De huid wordt drooger en de uitwasemingnbsp;geringer, waardoor de dierlijke warmte eene gebrekkigenbsp;afleiding vindende, een hoogst lastig gevoel van hitte doetnbsp;gewaar worden, vooral bij eenen uitwendig aanmerkelijknbsp;verhoogde warmtegraad.
De tong biedt ons nu een z zeker teeken aan, dat het onmogelijk is, de ziekte eens gezien hebbende, haar te miskennen; de roode stipjes aan de punt breiden zich meer uit,nbsp;vloeyen te zamen, en geven dit deel eene glinsterende roodheid even als die van eenen spier, die van zijn bekleedselnbsp;is beroofd. Deze roodheid wordt na het gebruik van warmenbsp;of prikkeleil|ie dranken nog verhoogd, aan de randen verheffen zich kleine, door het vergrootglas alleen zigtbarenbsp;en zeer gevoelige, blaasjes, ook het zachte gehemelte, denbsp;huig, amandelen en alle deelen van het slokdarmshoofdnbsp;zijn hoogrood, gevoelig en gezwollen, eene gewaarwording als van eene in de keel zittende bal, veroorzakende;nbsp;de tong kleeft bij den nacht aan het gehemelte met een gevoel of hetzelve met ranzig vet bedekt ware. Het aangezigtnbsp;is niet veranderd, de pols traag en meestal uitgezet, dochnbsp;zeer afwijkend met betrekking tot zacht- en hardheid.
Bij dit alles behouden de lijders nog een tamelijk goed aanzien, en, hoezeer hun vleesch slap wordt, en de spierkracht afneemt, kunnen zij bij een naauwgezet dieet, zeernbsp;lang in dezen toestand verkeeren, een ellendig leven lijdende, zonder dat men, in hun uiterlijk voorkomen, groote
-ocr page 70-52
veranderingen kan bespeuren; houden zij echter geen zorgvuldig dieet, of tracht men hen door prikkelende middelen te versterken, dan stijgt alras de irritatie en ontstekingachtige aandoening aan het voedingskanaal, ennbsp;neemt het
Derde tijdperk eenen aanvang, waarin alle verschijnselen van gevoeligheid en prikkelbaarheid den hoogsten graad bereiken. De eenvoudigste dranken, het zuiverenbsp;water niet uitgezonderd, veroorzaken prikkeling en branding op de thans vuurroode tong en in den slokdarm, dienbsp;geheel van zijn natuurlijk slijm schijnt beroofd; heete,nbsp;stinkende dampen van een hepatisch gaz stijgen, met eennbsp;scherp zuur, aanhoudend, onder hevige branding, naarnbsp;boven; de maag verdraagt niets meer dan slijmachtigenbsp;zelfstandigheden, sago, arrow-root en goed oudbakkennbsp;brood, in kleine hoeveelheden; al het andere wordt, nanbsp;verloop van n of twee uren weder uitgebraakt; de maagnbsp;is daarbij zeer uitgezet en, bij de betasting, hoogst gevoelig; de buik rommelt bestendig en men kan, met eenigenbsp;oplettendheid, de verplaatsing der door lucht en waterachtig vocht sterk uitgezette darmen, door de nu, tengevolge der vermagering, zeer verdunden buikwand zien.nbsp;Drie, vier en meermalen daags, doch bijzonder gedurendenbsp;den nacht, wordt door den stoelgang eene hoeveelheidnbsp;melkachtig, citroen-geel of graauw vocht ontlast, ten bedrage van eenige pinten; ik heb meermalen in eenen nachtnbsp;% van een wateremmer daarmede zien vullen, waardoornbsp;de buitengewone verzwakking en vermagering snel toenemen; ook de longpijpsvliezen worden nu aangedaan, denbsp;ademhaling is niet meer vrij, en van tijd tot tijd klagen denbsp;zieken over stekende pijnen in de borst, branding, en eennbsp;gevoel als of alles raauw en geheel van slijm beroofd was.nbsp;Het vaatstelsel begint ook blijkbaar in den algemeenennbsp;Erethismus te deelen, dagelijks vermeerdert de snelheidnbsp;van den pols, in eene minuut tot 120 en 130 slagen klimmende, die daarbij klein, hard en ongelijk is; de dierlijkenbsp;warmte wordt niet in het geringste verhoogd, terwijl de
-ocr page 71-53
zieken in tegendeel over eene ongewone koude in de onderste ledematen, die verdoofd en minder gevoelig zijn, klagen. Alle zintuigen nemen als nu eene verhoogde gevoeligheid aan; oor en oog worden, even als de smaak-organen, uiterst hevig, door hunne gewone prikkels, aangedaan; koortsachtige verschijnselen vertonnen zich echternbsp;nimmer. Het aangezigt krijgt eenen, niet wel te beschrijvennbsp;pijnlijken trek, de huid verliest hare glans, zacht- en zuiverheid, zij wordt vuil-graauw en schrompelt om de vannbsp;vleesch en vet ontbloote deelen met vele plooijen in elkander; zeer afmattend is een plaatselijk, overvloedig, ondragelijk stinkend zweet, vooral gedurende den slaap. Denbsp;pisafscheiding is zoo spaarzaam, dat zij zelden meer dannbsp;eens in 24 uren, en dan nog in geringe hoeveelheid, wordtnbsp;geloosd, zij is hoogrood en zoo brandend, dat de urethranbsp;daardoor gevoelig aangedaan, en hare uitwendige opening rood en ontstoken wordt.
Bij de zoo zeer ontstemde zielsgesteldheid blijft, even als in de longtering, de hoop op herstel behouden, en ongeloofelijk is het, hoe lang het leven, bij zulk een geheelnbsp;gestoord voedingsproces, en dagelijksche, uitputtende ontlastingen, nog bewaard blijven, en zelfs genezing volgen kan.
Na deze beschrijving van de symptomen, komt Bosch tot het wezen der ziekte. Hoewel hieromtrent nog zeer weinignbsp;bekend was, meent hij toch, dat het zenuwknoopen-stelsel, hetnbsp;vegetatieve zenuwstelsel, primair is aangedaan. Als voornaamste oorzaak voor het ontstaan der ziekte geeft hij op het heete,nbsp;vochtige klimaat, waardoor de slijmvliezen zoo goed als denbsp;huid gevoeliger worden voor temperatuurswisselingen. Omdatnbsp;het klimaat nog van zooveel andere ziekten de oorzaak is,nbsp;moeten er dus nog andere factoren zijn, die juist de spruw doennbsp;ontstaan. Misschien moet hiertoe gerekend worden het nuttigen van veel aardappelen. In Padang, waar deze in groote hoeveelheden en onrijp werden gegeten, zag Bosch ook veelnbsp;spruwgevallen en hij oppert de veronderstelling, dat er in
-ocr page 72-54
deze onrijpe aardappelen een narcoticum zou voorkomen, dat, een nadeelige werking op de maagzenuwvlecht zou hebben.nbsp;Ook zag hij daar de ziekte optreden bij menschen, die andersnbsp;veel van furunculosis of miliarium tropicum (roode hond) hadden te lijden, welke aandoeningen dan bij het uitbreken dernbsp;spruw verdwenen waren. Hierdoor meende hij een zekere correlatie met de huid te moeten aannemen.
De prognose der ziekte stelt hij quoad vitam niet ongunstig; wel echter wat de genezing betreft. De beste kans op genezingnbsp;hebben de zieken, als ze naar Europa kunnen vertrekken.
De rest van de verhandeling wordt ingenomen door een uitgebreide beschrijving van de behandeling der ziekte. Hier staat het dieet verreweg bovenaan en moet zeer nadrukkelijknbsp;aangeraden worden, daar de geringste fout in de leefregel direct een ernstigen terugslag geeft. Van het plantaardige voedsel zijn alleen slijmachtige meelspijzen, zooals katella, rijst,nbsp;sago, arrow-root en oudbakken brood aan te bevelen; wortelennbsp;zijn de eenige groente, die geen klachten geven. Wat vleeschnbsp;betreft is duiven- en kippenvleesch het beste; ook mager var-kensvleesch en kalfsvleesch is nog toegestaan. Voorts kunnennbsp;eieren als eiwitvoeding gebruikt worden.
Water, goed gezuiverd, is de beste drank; ook mineraalwater wordt vaak goed verdragen, terwijl goed uitgegist bier eveneens kan worden gebruikt.
Naast dit dieet is een matige lichaamsbeweging, bijvoorbeeld een wandeling in de vroege morgenuren, zeer aan te bevelen.nbsp;Ook het koude bad, dat moet beginnen met een begieting vannbsp;het epigastrium, is zeer heilzaam en aangenaam voor dennbsp;zieke. Zoo mogelijk moeten de lijders in een koel klimaat gebracht worden.
Wat de verdere therapeutische maatregelen betreft, zoo heeft Bosch, bij gebrek aan litteratuur over dit onderwerp eennbsp;eigen geneesplan uitgestippeld, berustende op de volgende drienbsp;gronden:
Ie. Wegruiming van de prikkelende stoffen, die de eerste spijsverteringswegen bezwaren.
-ocr page 73-55
2e. Beperking van de verhoogde gevoeligheid en verbetering der afscheidingen.
3e. Herstelling van het samentrekkingsvermogen in het darmkanaal en bevordering eener goede spijsvertering.
Emetica prikkelen te veel en als laxans geeft hij 't liefst kleine doses rhabarber in ossengalpillen. Voorts geeft hij vele middelen aan, die steeds tastenderwijs moeten worden geprobeerdnbsp;onder voortdurende controle. Wij willen deze middelen en hunnbsp;indicaties niet alle opsommen. Ook inlandsche kruiden, door denbsp;geneeskundigen onder de bevolking aanbevolen, heeft hij beproefd, doch zonder werking bevonden.
Hij eindigt tenslotte het boek met te zeggen:
,,De toekomst, meerdere ondervinding en naauwkeurige waarnemingen, zullen ons, hoop ik, eenmaal in staat stellen, deze verdrietige ziekte gemakkelijker en met meerdernbsp;vrucht te bestrijden.quot;
Het heeft nog zeer lang geduurd voor een omkeer in gunsti-gen zin bij de behandeling van deze ziekte, door de leverthe-rapie, bekend werd.
Wij zagen, dat Bosch in 1838 eerstaanwezend officier van gezondheid in de tweede groote militaire afdeeling werd, metnbsp;standplaats Semarang. Later zullen wij nog zien, dat hij daar,nbsp;hiertoe als chef van een groot hospitaal in de gelegenheid gesteld, vergelijkende proeven deed in verband met behandelingnbsp;van dysenterielijders.
Uit een brief van zijn opvolger M. J. E. M 11 e r wieten wij, dat B o s c h in die functie geen particuliere praktijk uitoefende.nbsp;Deze schreef namelijk, dat hij Bosch' voorbeeld had gevolgdnbsp;en ook geen particuliere praktijk had gedaan. Dit was reedsnbsp;toen een strijdpunt, waarbij Bosch zich dus stelde aan denbsp;zijde dergenen, die dit ongeoorloofd vonden. Tegenwoordig isnbsp;de particuliere praktijk voor hoofdofficieren officieel verboden.
Den laatsten tijd te Semarang schijnt Bosch in minder goede gezondheidstoestand te hebben verkeerd. Door welkenbsp;ziekte hij was aangetast, is niet duidelijk geworden, doch welnbsp;werd een verklaring aangetroffen van drie ofifcieren van ge-
-ocr page 74-56
zondheid, de heeren J, B. d e C a 1 o n n e, C. V o i g t en E. W. Mller, waarin deze mededeelden, dat zij een verlof vannbsp;twee jaar voor Bosch noodig achtten tot herstel van gezondheid. Deze verklaring was niet gedateerd, doch er stond metnbsp;potlood bij geschreven: verlof 20 Novemer 1839.
En van Bosch' laatste daden voor zijn vertrek met verlof naar Europa, is geweest een poging om belangstelling te wekken voor het oprichten van een wetenschappelijk tijdschriftnbsp;voor de geneeskundigen. Hij heeft hiervoor een plan uitgewerktnbsp;en aangeboden aan den toenmaligen Chef over den geneeskundigen dienst, P. J. G o d e f r o y. In het begeleidend schrijvennbsp;vraagt Bosch diens medewerking om de officieren van gezondheid tot bijdragen aan te sporen. Ook verzoekt hij, gebruiknbsp;te mogen maken van de op het bureau van den chef aanwezigenbsp;monographin, reeds vroeger door sommige artsen ingediend,nbsp;waarbij zeker vele belangrijke artikelen zouden te vinden zijn.nbsp;Ook van hemzelf moeten daar eenige casuistische mededeelin-gen berusten, die hij zelf niet meer heeft, doordat in 1834 zijnnbsp;huis en daarbij deze papieren zijn verbrand.
Hij vraagt de volgende vijf monographin van zichzelf terug: Ie. Eene beschrijving van een zeer gecompliceerd en hoogstnbsp;merkwaardig aneurijsma van de dijslagader (1826).
2e.
3e.
4e.
Eene beschrijving der Cholera morbus (1827).
Verslag van eenige belangrijke ziekten en kwetsingen in den oorlog te Rembang (1828).
Beschrijving eener amputatie en opvolgende onderbinding der arteria iliaca uit hoofde van de anomale verdeelingnbsp;dezer slagader (Padang 1832).
5e.
Beschrijving eener epidemie onder de bevolking van Lin-toer (Sumatra 1833).
Helaas hebben wij deze mededeelingen niet terug kunnen vinden.
Tenslotte verzocht Bosch den Chef het bijgevoegde plan, zooals hij zich het tijdschrift voorstelt, bij de officieren vannbsp;gezondheid te doen circuleeren. In dit stuk, door hem van hetnbsp;motto: ,,quelle belle vocation que celle de travailler sans cessenbsp;au soulagement de l'humanit souffrantequot; voorzien, spoort hij
-ocr page 75-57
alle artsen aan, hun rijke ervaring in dienst te stellen van allen, door publicatie in een eigen, nieuw op te richten, tijdschrift.nbsp;Indi moet in deze niet achter blijven bij andere landen. Daarnaast heeft de mogelijkheid te kunnen publiceeren voor dennbsp;arts zelf het voordeel, dat hij niet vergeten wordt, als hij vernbsp;van de centra is geplaatst, zooals dat in Indi zoo vaak gebeurt.nbsp;Uitvoerig geeft Bosch dan aan op welke verschillende gebieden publicaties van belang zijn.
Door zijn vertrek naar Europa is B o s c h in de gelegenheid de belangen van het tijdschrift, dat in Nederland gedrukt moetnbsp;Worden, te behartigen. De bedoeling is om iedere drie maanden een aflevering te doen uitkomen. De prijs zal niet meer dannbsp;twaalf gulden per jaargang bedragen, zoodat dit geen belemmering behoeft te zijn om in te teekenen. Gaarne wil Boschnbsp;een opgave ontvangen van hen, die willen meewerken, omdatnbsp;dit de eerste voorwaarde voor het bestaan van het tijdschriftnbsp;is. Bijdragen kunnen in het Hollandsch, Fransch of Hoog-duitsch worden ingediend.
Dit lofwaardige streven is gestrand. Nergens vonden wij eenig spoor van dit tijdschrift; zelfs de poging om tot de oprichting ervan te komen, konden wij nergens vermeld vinden.
Het denkbeeld om tot een eigen geneeskundig tijdschrift te komen, heeft Bosch echter niet losgelaten en zooals wij laternbsp;zullen zien, is zijn volgende poging op dit gebied een grootnbsp;succes geworden.
Met het schip ,,Canton vertrekt de familie Bosch naar Europa. Tijdens deze reis overleed Mevrouw Bosch, den 26ennbsp;Februari 1840, nog in den Indischen Oceaan.
-ocr page 76-LITTERATUUR BIJ HOOFDSTUK III.
W. BOSCH, Over de Indische Sprouw (aphthae orientales) 1837.
G. B. HOOYER, De Krijgsgeschiedenis van Nederlandsch-Indi van 1811 tot 1894.
L. S. A. M. VON RMER, Historische schetsen, 1921.
Dr. D. SCHOUTE, De Geneeskunde in Nederlandsch-Indi gedurende de negentiende eeuw.
Dr. F. W. STAPEL, Geschiedenis van Nederlandsch-Indi.
ARNHEMSCHE COURANT van 23 Januari 1873.
NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT van 22 October 1872;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 9 November 1872;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 18 November 1872.
HET VADERLAND van nbsp;nbsp;nbsp;16nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;October 1872;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;October 1872;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;October 1872;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;November 1872.
-ocr page 77-HOOFDSTUK IV.
De Nederlandsche periode van 1840 tot 1845.
Den 6en Juni 1840 komt Bosch dus in Nederland terug met ziekteverlof na een onafgebroken diensttijd van ruim dertien jaar in de tropen.
Uit den eersten tijd van zijn verblijf in Holland is ons niet veel bekend geworden. Dat het met zijn ziekte niet zoo ernstignbsp;was, dat hij hiervoor het bed moest houden, blijkt o.a. uit eennbsp;schrijven van het ministerie van Kolonin aan Bosch, waarbijnbsp;hem verzocht werd zich op het ministerie te vervoegen om tenbsp;confereeren over een nieuw ingevoerde hospitaalvoeding innbsp;Indi. Dit schrijven, gedateerd 1 Juli 1840, was gezonden naarnbsp;Amsterdam, waar Bosch dus klaarblijkelijk verblijf hield.nbsp;Nog meerdere brieven over deze kwestie werden gevonden,nbsp;waaruit blijkt, dat Bosch hierin inderdaad van advies diende.
In April 1841 ontving Bosch wederom een schrijven van het ministerie van Kolonin, ditmaal naar Parijs geadresseerd,nbsp;om te komen praten over zijn voornemen een Indisch geneeskundig tijdschrift uit te geven. Zooals reeds in het vorigenbsp;hoofdstuk is gezegd, is van verder resultaat dezer plannen nietsnbsp;bekend gewtorden.
Op zijn verzoek wordt Bosch bij K.B. van 28 September 1841, no. 64 gepensionneerd.
Het eenige, wat van Bosch uit 1842 kon worden gevonden, was het feit, dat hij in dat jaar is hertrouwd. Uit een extractnbsp;uit het Huwelijksregister van de stad Arnhem blijkt, dat
Willem Bosch, Weduwnaar van Dina Christina Jonker, oud drie en veertig jaren, geboren te Amsterdam en wonende alhier, gepensionneerd dirigeerend Officier van gezondheid van het Oost-Indische Leger, Ridder der orde vannbsp;den Nederlandschen Leeuw; en
-ocr page 78-60
Maria Emalia Dorrepaal, oud twintig jaren, geboren te Voorschoten en wonende alhier, zonder beroep, dennbsp;eersten Maart achttien honderd twee en veertig alhier doornbsp;een Wettig huwelijk zijn verbonden.
Hieruit zien wij dus, dat Bosch toen ter tijd te Arnhem woonde.
Van 1843 af treffen wij weer meer gegevens aan. Den 7en Januari van dat jaar wordt aan Bosch, blijkens een berichtnbsp;van den Minister van Kolonin Baud, verlof verleend, opnbsp;grond van bewezen diemsten, den titulairen rang van dirigee-rend officier van gezondheid der eerste klasse aan te nemennbsp;en de daarbij behoorende uniform te dragen.
Kort daarop besluit Bosch de geneeskundige praktijk te gaan uitoefenen te 's Gravenhage. 18 April 1843 geeft oe Provinciale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht in Zuid-Holland, resideerende te 's Gravenhage, aannbsp;W. B o s c h het recht in haar ressort de stedelijke geneeskundenbsp;en heelkunde in haar vollen omvang uit te oefenen. Dit diploma was geteekend door C. G. O n t ij d en F. H. K 1 e s z e-n a a r. Eveneens werden aangetroffen twee patenten der gemeente 's Gravenhage tot het uitoefenen der geneeskunde,nbsp;namelijk voor 1843 en 1844.
Bosch woonde te den Haag aan de Bierkade No. 69.
Hoewel in dien tijd dus als algemeen medicus hier te lande gevestigd, behield hij toch zijn belangstelling voor den militairen dienst. Er waren toen ter tijd moeilijkheden omtrentnbsp;de geneeskundige behandeling van gepentsionneerde militairen; de Staat meende zich hiermee niet te hoeven belastennbsp;en reeds meerdere malen was hierover geschreven. In ,,denbsp;'s Gravenhaagsche Nieuwsbodequot; van 3 Januari 1844 vindennbsp;wij een open brief van Bosch, waarin hij aanbiedt om gedurende het jaar 1844 gepensionneerde militairen van allenbsp;rangen gratis te behandelen en dit te willen voortzetten, zoolang hierin niet op de gewenschte wijze zal zijn voorzien. Ennbsp;hij voegt hierbij: ,,opdat zij, die tot dat einde over mijnenbsp;diensten mogten willen beschikken, hierin geen vernedering
-ocr page 79-61
voor zichzelven mogen vinden, voeg ik er gaarne de verklaring bij, dat ik mij dit dienstbetoon ten pligt en aangename taak jegens mijn voormalige wapenbroeders toereken.quot;
Eveneens in 1844 verscheen Bosch' meest bekende boek, uitgegeven te 's Gravenhage bij P. H. Noordendorp, getiteld:nbsp;,,De dysenterie tropica, benevens een vlugtig onderzoek aangaande de vraag of de meiisch de natuurkundige geschiktheidnbsp;heeft, om zijn geboortegrond te verlaten, en elk klimaat tenbsp;gaan bewonen, door berekening der sterfte in Oostindien we-derlegd.quot;
In een voorbericht wijst Bosch erop, dat een verhandeling over een Oostindische ziekte in .de Nederlandsche taal eennbsp;zeldzaamheid is. Dit heeft verschillende redenen. In de eerstenbsp;plaats is het gering aantal medici, in Indi werkzaam, overstelpt met werk, terwijl het klimaat afmattend werkt. Is ernbsp;bij sommigen nog lust tot wetenschappelijken arbeid, dan nognbsp;is er geen gelegenheid tot publicatie en dus blijft, wat er nognbsp;geschreven wordt, in het archief van den Chef over den geneeskundigen dienst begraven. Er zou daar zeker veel belangrijks te vinden zijn. Tenslotte wordt activiteit in die richting,nbsp;waardoor eventueel iets aan de sleur in den gang van zakennbsp;zou veranderen, eerder tegengewerkt dan gestimuleerd.
Dat echter de medici in Indi ,,eiken dag met onlust, gemelijkheid en ligtvaardigen spoed over hunnen gewigtigen arbeid heen loopen, zooals een anoniem schrijver in het 3e Deel vannbsp;het Archief voor Geneeskunde meende te moeten schrijven,nbsp;bestrijdt hij zeer heftig. ,,Ofschoon ook wij twintig jaar innbsp;Oostindi verbleven, zijn wij nog niet genoeg door de keer-kringszon van buiten en van binnen uitgedroogd, om onsnbsp;onder de droomerige Oudgasten te rangschikken, maar bezitten nog rustigen moed genoeg, om den schrijver uit te tartennbsp;de algemeenheid zijner gezegden en stellingen door bewijzennbsp;te stavenquot;, zegt hij.
Dit boek nu heeft de bedoeling de jonge medici, die naar Indi vertrekken en vaak meteen op afgelegen plaatsen komen,nbsp;eenig houvast te geven en tegemoet te komen aan het gebreknbsp;aan litteratuur over specifiek tropische ziekten. Wat hij schrijft
-ocr page 80-62
zijn zijn eigen ideen, aan het ziekbed bij hem opgekomen en aan de ervaring getoetst.
Wat betreft het eerste gedeelte van het boek over den invloed van het klimaat, dit moet beschouwd worden als hetnbsp;aangeven van enkele oppervlakkige denkbeelden, afwijkendnbsp;van de algemeen aangenomene, met de bedoeling een nadernbsp;onderzoek naar den juisten invloed van het klimaat uit tenbsp;lokken.
In dit eerste gedeelte bestrijdt Bosch dan de meening, die groote geleerden reeds lang verkondigden, dat de menschnbsp;het voorrecht heeft boven de dieren om ook ver van zijn geboortegrond, op elk gedeelte van den aardbol te kunnen leven,nbsp;daar zijn geslacht voort te planten en in stand te houden.
Reeds uit den bouw van den mensch in de verschillende deelen der aarde blijkt, dat deze stelling niet kan opgaan.nbsp;Immers aan de Noordpool zijn de menschen kort, met breedenbsp;borst en sterk gespierd. Zij hebben een groot longvolume ennbsp;kunnen dus per ademhaling veel zuurstof uit de lucht, dienbsp;daar rijk aan zuurstof is, opnemen om de verbranding zeernbsp;intensief te doen zijn. Het voedsel, dat zij gebruiken, bestaatnbsp;hoofdzakelijk uit dierlijk vet, traan en spek, waarin veel koolstof zit, waardoor het oxydatieproces volkomener zal zijn. Omnbsp;dit voedsel te verkrijgen moeten zij onophoudelijk hun uiterstenbsp;krachten inspannen. Hierdoor weer wordt hun ademhalingnbsp;versneld, dus meer zuurstof opgenomen en hun eetlust vergroot, waardoor meer koolstof kan worden opgenomen. Zoonbsp;wordt, door deze samenwerkende oorzaken, de warmteproductie verhoogd. Om aan al deze factoren te voldoen, moet denbsp;bodem in die streek een geringe voortbrengende kracht hebben, en dit treffen wij daar in het Noordpoolgebied dan ooknbsp;aan. Was de grond daar echter rijk en productief, dan zou denbsp;mensch er zijn voedsel te gemakkelijk verkrijgen en zoodoende zijn warmte niet op peil kunnen houden.
Hiertegenover wordt dan de tropenbewoner gesteld; deze is slank, heeft een dunne huid, met weinig vet, geringer ontwikkeld spierstelsel. Hij heeft een smalle borst en dus een kleinernbsp;longoppervlak. De omgevende lucht in de tropen is heet, dus
-ocr page 81-63
weinig dicht, bevat veel waterdamp en dus minder zuurstof dan in de koudere noordelijke streken. Wij zien, dat de grondnbsp;daar zeer vruchtbaar is; er is dus weinig inspanning noodignbsp;om rijkelijk te kunnen oogsten. De tropenbewoner eet veelnbsp;fruit en groenten en hoogstens een mager kippetje, zoodat hijnbsp;slechts weinig koolstof binnen krijgt.
Wil nu de mensch onder een ander klimaat gaan leven, dan dient hij, door zijn verstand en verkregen kennis geleerd, zichnbsp;aan te passen aan de voor het andere klimaat noodzakelijkenbsp;verhoudingen en dan nog zal er door zijn physiologische gesteldheid een wanverhouding in zijn stofwisseling ontstaan.
Na eerst uiteengezet te hebben, dat Indi als zoodanig geen ongezond land is voor de daar wonende inboorlingen, wordtnbsp;deze ontwikkelde theorie getoetst aan statistieken van denbsp;sterfte op Java. De aangehaalde statistieken zijn gedeeltelijknbsp;afkomstig van de militaire sterftestatistieken, gedeeltelijk uitnbsp;de stad Semarang. Uit deze statistieken blijkt dan, dat van denbsp;Europeanen in Indi er jaarlijks 20 /o overlijden, dus 1 op denbsp;5, terwijl van de inlanders slechts 1 op 52,2 sterven.
Bosch eindigt dit eerste gedeelte van zijn boek aldus:
Wij houden ons dus volkomen van de gegrondheid onzer stelling overtuigd, dat de mensch door den Heer dernbsp;Schepping eene bepaalde plaats, zijn geboortegrond, opnbsp;den aardbol is aangewezen, alwaar zich alles vereenigt,nbsp;om den aan zijn ras eigenen natuurkundigen toestand innbsp;stand te houden, en dat hij deze voor hem bestemde hemelstreek niet op een aanmerkelijken afstand overschrijdennbsp;kan, zonder groote schade voor zijn gezondheid en grootnbsp;gevaar voor zijn leven, of liever, dat hij van Europa naarnbsp;Oostindi verhuizende, daar, met mathematische gewisheid, niet die gezondheid geniet, niet dien levensterm bereikt, welke hem op zijn geboortegrond zou zijn te beurtnbsp;gevallen; neen, hij verkort die daardoor aanmerkelijk, hijnbsp;offert, indien hij militair is, er vijf-zesde, en ingeval hijnbsp;civiel persoon is, er drie-vijfde van op. Neen, ook denbsp;mensch is, even als de plant en het dier, aan een bepaalde
-ocr page 82-64
luchtstreek gebonden en staat op den vreemden grond gelijk met onze van elders aangebragte broeikasplanten,nbsp;die groote zorg en naauwlettende kweeking vereischen,nbsp;en toch maar kwijnende en armelijk voortkomen; eenenbsp;enkele slechts, die wortel schiet en welig tiert; zoo ooknbsp;is het met de mensch. Indien hem deze gunst te beurt valt,nbsp;dan heeft hij die oneindig meer aan zijn vernuft, dan aannbsp;zijne physiologische gesteldheid te danken, hetwelk hemnbsp;leert, zich voor den nadeeligen invloed des klimaats zoonbsp;veel mogelijk te hoeden, of denzelven zoo min schadelijknbsp;mogelijk te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,
In de tweede afdeeling van het boek begint Bosch eerst met te trachten de noodzakelijke acclimatisatie te verklaren.nbsp;Doordat de lucht in de tropen minder zuurstof bevat dan in denbsp;gematigder streken, heeft er een onvoldoende verbranding vannbsp;koolstof plaats met als gevolg een sterkere venositeit van hetnbsp;bloed. Om het teveel aan koolstof te verwerken moeten tweenbsp;andere gewichtige organen te hulp komen aan de longen,nbsp;namelijk de huid en de lever. Vooral de huid is een machtignbsp;hulpmiddel, niet alleen als verkoelings-, maar ook als zuive-ringsorgaan, doch het vereischt een zekeren tijd, voor dit aannbsp;zijn gewijzigde functie is aangepast en, nmaal aangepastnbsp;zijnde, kunnen verschillende oorzaken het evenwicht weer verstoren, waarvan dan allerlei ziekten het gevolg zijn, doordatnbsp;er een andere chemisch-vitale menging en binding der stof totnbsp;stand komt en andere producten ontstaan, welke als vreemdenbsp;prikkels, ernstige verschijnselen veroorzaken.
Onder de verschillende ziekten, die zoo kunnen optreden, is de dysenterie de veelvuldigste en kwaadaardigste. Watnbsp;haar wezen betreft, verwerpt Bosch de meest gangbare opvatting, dat het een locale aandoening van den darm zou zijn,nbsp;doch wil hij de meening ingang doen vinden, dat het is eennbsp;,,alteratie van het bloedquot;, waarbij de dikke darm bestemd isnbsp;om dit bloed uit te scheiden. Dysenterie was volgens hem eennbsp;algemeene ziekte met een plaatselijke reactie. Hij schaart zichnbsp;daarmee dus onder humoraal-pathologen.
-ocr page 83-65
De ziekte zelf verdeelt hij in drie hoofdgroepen:
I. Dysenterie Inflammatoria;
II. Dysenteria Venosa (Vulgo Hepatica);
III. Dysenteria Typhosa-Septica.
Van elk dezer vormen, waarvan het ziektebeeld en de prognose in dezelfde volgorde in ernst toeneemt, geeft hij zeer uitvoerige beschrijvingen, waarbij alle uitwendig waarneembare verschijnselen zeer nauwkeurig worden weergegeven en verslag wordt uitgebracht over eenige honderden lijkopeningen,nbsp;door hemzelf of onder zijn leiding verricht.
Vergeleken bij onze huidige kennis van het dysenterie-vraag-stuk kunnen wij deze beschrijvingen hoogstens bewonderen om de nauwgezetheid, waarmee alle mogelijke voorkomende bijverschijnselen worden uiteengezet. Een scheiding tusschennbsp;amoeben- en bacillaire dysenterie, toen nog geheel onbekend,nbsp;is nergens duidelijk te vinden, al voelen wij misschien bij denbsp;beschrijving van de tweede groep, de dysenteria venosa (vulgonbsp;hepatica), hier en daar een grooter verband met de amoebendy-senterie. Daarnaast kunnen wij op sommige plaatsen ons nietnbsp;onttrekken aan het gevoel, dat een verwarring met anderenbsp;ziekten, zooals typhus abdominalis en malaria, in het spel is.
Als voornaamste oorzaak van het ontstaan der ziekte wordt opgegeven de vijandig op den vreemdeling inwerkende invloednbsp;van het klimaat. Daarnaast spelen voeding, psychische toestand, geestrijke dranken en kleeding een groote rol.
Het voedsel moet deugdelijk zijn en niet te zwaar, waarbij echter zorg gedragen moet worden, dat de overgang van denbsp;gebruikelijke voeding, zooals die ook op reis naar Indi aannbsp;boord nog wordt verstrekt, naar de zoo anders van samenstelling zijnde Indische kost, geleidelijk plaats heeft.
De invloed van den psychischen toestand acht hij zeer groot. En de geheel andere omgeving in Indi, waar de pas aangekomene vaak zoo vreemd tegenover staat, zonder iemand, dienbsp;hem eens opbeurt en over den eersten moeilijken, eenzamennbsp;tijd heen helpt, brengt deze nieuweling in een sombere, gedeprimeerde stemming, die hem vatbaar maakt voor de ziekte.
5
-ocr page 84-66
Daarbij zal hij in di stemming zijn gedachten trachten te verstrooien door het drinken van jenever, hetgeen in de tropen al een zeer slechte gewoonte is, die vele ziekten op haar gewetennbsp;heeft. Bosch houdt dan een krachtig pleidooi voor het drinken van zuiver water. Tot nog toe had dit in Indi als vergifnbsp;gegolden, doch gelukkig kwam men meer en meer tot het inzicht, dat niets minder waar was.
Fel gaat hij vervolgens te keer tegen de voor het klimaat zeer ondoelmatige kleeding van dikke stof met gesloten kraag ennbsp;geen schaduwgevend hoofddeksel, zooals in dien tijd werd gedragen. Hoeveel wijzer zijn dan de Chineezen, die in nergensnbsp;knellende, wijde kleedingstukken van luchtige stof, met eennbsp;groote hoed op het hoofd rondloopen. Bij zijn eerste aankomstnbsp;in Indi in 1818 was ook de kleeding in het leger, nog ondernbsp;den invloed van den Engelschen tijd, veel doelmatiger geweest,nbsp;doch inplaats van hieraan de nog mogelijke verbeteringen aannbsp;te brengen, heeft men al het goede daarvan nog laten varen.
Bosch raakt hier een voor Indi zeer belangrijke kwestie aan. Ook in den tegenwoordigen tijd is het kleedingvraagstuknbsp;nog niet naar genoegen opgelost en ziet men den soldaatnbsp;tijdens de veldoefening met geheel losgemaakte uniformkraagnbsp;rondloopen, daarmee ten duidelijkste demonstreerende, dat denbsp;uniform met nauw om den hals sluitende kraag niet het juistenbsp;kleedingstuk voor dat klimaat is.
Ook de indeeling der dagtaak voor den militair wordt dan door Bosch besproken in verband met den invloed hiervannbsp;op het ontstaan, of liever het voorkomen van ziekten, waarbijnbsp;hij tevens wijst op de noodzakelijkheid, dat door de autoriteitennbsp;ook buiten de diensturen iets voor den soldaat wordt gedaan,nbsp;waaraan het in dien tijd ten eenenmale ontbreekt.
Komende tot de therapie der dysenterie, begint Bosch de beschrijving hiervan, met er op te wijzen, dat de arts in denbsp;eerste plaats de terneergedrukte stemming moet trachten te bestrijden door vriendelijkheid en medeleven te betoonen. Denbsp;volgende aanhaling uit dit hoofdstuk van het boek moge eennbsp;voorstelling geven van zijn karakter en de wijze, waarop hijnbsp;zijn ambt zag:
-ocr page 85-67
De treurige gemoedsstemming, waarin de meeste nieuwelingen, die vaderland, familie en vrienden verlaten hebben, verkeeren, is misschien n der meest vermogende ziekteoorzaken in dat klimaat. Doch niets is ernbsp;zwaarder, dan om den, in zijne verwachting en hoop te-leurgestelden, mistroostigen mensch, zonder een vast ennbsp;bepaald vooruitzigt op eene aanmerkelijke verbetering innbsp;zijnen toestand, in eene gunstiger gemoedsstemming tenbsp;brengen; en in dit geval bevinden zich hoofdzakelijk onzenbsp;militairen in Oost-indi, die, ziek wordende, dikwijls allenbsp;morele kracht om zich boven hun lot te verheffen, verlorennbsp;hebben, die in eene soort van apathie vervallen, welke denbsp;genezing hunner ziekte verhindert en door geene geneesmiddelen overwonnen kan worden. Velen sterven ernbsp;minder uit hoofde van de hevigheid hunner ziekte opnbsp;zichzelve, dan wel ten gevolge van dezen morelen invloed.
De taak van den geneesheer, om den lijder uit deze gemoedsstemming op te beuren, is zwaar en moeijelijk;nbsp;het is hier niet genoeg, doelmatige middelen tot het herstel van het physieke lijden aan te wenden, maar hijnbsp;moet tevens door zijne handelingen den schadelijken invloed pogen weg te nemen, die deze gemoedsstemmingnbsp;op de ziekte uitoefent; vooral in dit opzigt is zijn standpunt grootsch; zoo de arts diep doordrongen is van dezenbsp;zijne verhevene roeping, dan zal het hem meestal gelukken, door liefderijke toespraak, door menschelijke,nbsp;hartelijke behandeling, door betoon van medegevoel ennbsp;belangstelling, de toeneiging en het vertrouwen zijnernbsp;zieken te winnen, en hun bedrukt gemoed op te beuren,nbsp;hunne gezonkene hoop te verlevendigen! En wien is hetnbsp;onbewust, van hoeveel belang zulk een stemming voornbsp;de genezing is? Wie zal het ontkennen, dat het daardoornbsp;opgewekte en versterkte vertrouwen menigmaal meernbsp;uitwerkt dan de anders beste voorschriften, met koudenbsp;onverschilligheid gegeven. En deze onverschilligheid isnbsp;eene onvergeefflijke eigenschap bij sommige geneesheeren,nbsp;die, onze wetenschap tot een gewoon handwerk ver-
-ocr page 86-68
lagende, zich verbeelden hunnen pligt gedaan en hunne taak vervuld te hebben, wanneer zij de voorschriften,nbsp;welke de beste regelen der kimst en ervaring aan de handnbsp;geven, op den lijder met dezelfde afgemeten- en stroefheidnbsp;toepassen, als waarmede men in de werktuigkunde denbsp;kracht van den moteur berekent en bepaalt, die de machine in beweging brengen moet. En het is, helaas! bijnbsp;militaire artsen, die aan het veelvuldige zien van hetzelfde lijden, aan het hooren van zoo menige klagt gewoonnbsp;zijn, niet zelden het geval, dat zij die liefderijke stemmingnbsp;missen, en vergeten, wat een soldaat, van zijn land ennbsp;betrekking gescheiden, al niet ontbreekt. En toch is het,nbsp;vooral op den militair in Oostindi, dat een meewarigenbsp;toespraak zoo weldadig werkt, daar hij zelden iets andersnbsp;hoort dan den korten ernst der bevelen, waarmede hij totnbsp;pligt, orde en tucht wordt gedreven. De officieren kunnennbsp;zich met geene andere belangen, dan die de dienst voorschrijft en waarnaar hunne ondergeschikten moeten handelen, inlaten, en toch klopt ook in de borst van den mindere een menschelijk hart, waarvan hij de gewaarwordingen zoo weinig in zijnen stand kan uitboezemen. Vindtnbsp;hij nu in zijnen geneesheer niet slechts het werktuig vannbsp;zijn herstel, maar tevens den warmen menschenvriend,nbsp;die hem met liefde, zachtmoedigheid en belangstelling bejegent, dan zal ook in hem het gevoel, waaraan hij sindsnbsp;lang ontwend en hetgeen hem als vreemd geworden was,nbsp;ontwaken; het besef zijner menschheid zal daardoor worden opgewekt, en met al de kracht van dit vernieuwdenbsp;gevoel, zal hij zich nu aan hem hechten, die deze men-schelijke waarde heeft weten te schatten; zijn geheelenbsp;hoop zal hij op den arts vestigen, en hij zal het levendignbsp;beseffen, dat de man, die hem z tracht te helpen, ook alnbsp;zijne vermogens zal inspannen om hem te redden. En feilen dan ook dikwijls onze beste pogingen, dan toch zalnbsp;een dankbare blik en een erkentelijke handdruk van dennbsp;lijder bij het verscheiden, het door geen goud op te wegennbsp;loon zijn, dat wij van het sterfbed wegdragen; de eenige
-ocr page 87-69
vergoeding, die bij het gevoel van ons gering vermogen, bij onze zoo menigmaal bedrogene hoop in staat is, omnbsp;ons in onze werkkring te troosten, en die in ons hart eennbsp;wonderbare zachte herinnering, als belooning teruglaat,nbsp;tegenover zoo menige zwarte ondankbaarheid van hen,nbsp;die meenen met geld onze zorgen te hebben betaald.
We zien uit dit aangehaalde gedeelte, dat Bosch een sterk ontwikkeld gevoel voor de ethische waarden van het geneeskundig beroep bezat. Wij zullen ook in het vervolg nog menigmaal zien, dat zijn liefde tot den mensch, of deze blank ofnbsp;donker was, hem aanspoorde tot daden, die, hoewel niet altijdnbsp;even diplomatiek uigevoerd, steeds tot doel hadden zijn mindernbsp;bedeelden medemensch ten nutte te zijn.
Wat nu de therapie in engeren zin van de dysenterie betreft, blijkt Bosch geen voorstander te zijn van de emetica ennbsp;laxantia, welke in Europa met succes tegen de dysenterienbsp;werden gegeven en ook in het begin van zijn Indischen tijdnbsp;veel werden gebruikt. Als motief geeft hij aan, dat het ziekenbsp;slijmvlies zeker niet nog eens extra geprikkeld dient te worden.
Het lijkt hem dan ook rationeeler om verzachtende, antispas-modische middelen voor te schrijven.
Door gebrek aan wetenschappelijk werk wordt in Indi slaafs de uit Engelsche school overgebrachte methode van Johnsonnbsp;gevolgd, die zuiver empirisch is en waarbij calomel, en dan innbsp;zeer groote doses, het hoofdgeneesmiddel is. De enkeling, dienbsp;naar eigen inzicht een andere behandelingswijze volgt, blijftnbsp;onbekend wegens gebrek aan statistieken en gelegenheid totnbsp;wetenschappelijk verkeer. Hierdoor is vooruitgang dus uitgesloten.
Zelf heeft hij ook lang groote doses calomel gegeven, echter voornamelijk, zooals hij zegt, omdat het een groote verantwoording oplegt bij een zoo ernstige ziekte een algemeen erkende autoriteit als J o h n s o n te wederstreven. Toen hijnbsp;echter in 1838 in Semarang daartoe gelegenheid kreeg, heeftnbsp;hij in een vergelijkende behandeling bij twee groepen lijders
-ocr page 88-70
de resultaten nagegaan en gezien, dat calomel zeker geen betere genezingskans biedt.
Zelf geeft hij slijmachtige dranken en clysmata, warme baden, kleine giften ipecacuanha en chamomille thee, aderlating. Blijken afvoermiddelen noodig te zijn, dan geve men dienbsp;liefst als lavement. Voor de tenesmi kunnen eenige bloedzuigers rond de anus verlichtend werken.
Wordt de toestand erger, dan moet wel kwik gegeven worden om een afleiding op het klierstelsel te bewerken, maar altijd in zoo klein mogelijke dosis om bij eventueel recidiefnbsp;de kans, dat de werking van dit middel faalt, te ontloopen.nbsp;Immers Johnson zelf heeft gezegd, dat de groote calomel-doses de lijders tegen dit middel refractair kunnen maken.
Het dieet moet zeer spaarzaam en licht verteerbaar zijn. Indien eenigszins mogelijk geve men de patinten niets per os. Hier zien we Bosch als voorlooper van de tegenwoordig welnbsp;algemeen als juist erkende starvation-therapie.
Bij den zwaarsten vorm, de dysenterie typhosa, is calomel geheel uit den booze, althans per os. Daar hier de darmaf-wijkingen zeer heftig zijn, is iedere medicatie met inwendigenbsp;middelen te ontraden. Men kan soms nog iets bereiken met denbsp;applicatie op de huid, bijvoorbeeld wrijvingen met wijn ofnbsp;azijn. Ook kwik op de huid aangebracht is te probeeren.
Het boek wordt dan besloten met de beschrijving van een groot aantal ziektegeschiedenissen, terwijl achteraan als aanhangsel een elftal gekleurde platen van pathologisch-anato-mische darmpreparaten zijn bijgevoegd, geteekend door Dr.nbsp;Steenstra-Toussaint, stadsgeneesheer te Semarang.
De verschijning van dit boek deed nogal stof opwaaien, speciaal over het eerste gedeelte. In de ,,Algemeene Konst-en Letterbodequot; van 29 November 1844, No. 51, verscheen eennbsp;afbrekende kritiek van een zekeren Dr. G o b e, die beweerde,nbsp;dat Bosch' statistische gegevens stampvol cijferfouten stonden en dus van alle waarde ontbloot waren. In een antwoordnbsp;hierop in de ,,Algemeene Konst- en Letterbodequot; 1845 No. 2,nbsp;weerlegt Bosch deze insinuatie en toont aan, dat inderdaad
-ocr page 89-71
twee reken- en zes drukfouten in zijn statistieken te vinden zijn, die echter op de einduitslagen nauwelijks eenigen invloednbsp;uitoefenen. Hij hekelt de wijze, waarop collega G o b e hemnbsp;aanvalt, als onwetenschappelijk.
Intusschen verscheen in het Algemeen Handelsbladquot; van 28 December 1844 een hoofdarikel onder het opschrift: Oost-Indi is niet ongezondquot;. Dit artikel begint; Hedendaags zietnbsp;men, niet minder althans dan in vroegere dagen, menschen,nbsp;die door een verregaande zucht gedreven worden om zich eennbsp;naam te maken, of ten minste van zich te doen spreken; welke,nbsp;wanneer zij hun doel al op geene andere wijze kunnen bereiken, hunne toevlugt tot absurditeiten of paradoxen nemen.quot;nbsp;Als een zoodanige wordt dan Bosch beschreven, omdat hijnbsp;meende te moeten betoogen, dat de mensch ongeschikt is omnbsp;een ander klimaat te gaan bewonen. De redactie is bang, datnbsp;hierdoor een afkeer zal ontstaan om zich naar Oost-Indi tenbsp;begeven, zoodat dit door vreemdelingen zal moeten wordennbsp;bestuurd.
Ook in dit artikel wordt gezegd, dat de gegeven cijfers onnauwkeurig zijn, zonder dat echter betere worden gegeven. Er wordt getracht om het tegenbewijs tegen de ongezondheid tenbsp;leveren, door te wijzen op de vele in Holland levende personen, die een groot deel van hun leven in Indi hebben doorgebracht en het eindigt met een geruststelling aan degenen,nbsp;die het plan hebben zich naar Indi te begeven.
Tegen dit artikel is Bosch in een ingezonden stuk in de ,,Arnhemsche Courantquot; van 12 Januari 1845 zeer fel in 't geweer gekomen, omdat hij dit, terecht, als een aanranding vannbsp;zijn persoon beschouwde. Er worden hier, zegt hij, aantijgingennbsp;gedaan, zonder n poging deze te bewijzen en hij looft eennbsp;bedrag van f 100. uit voor de armen, als de redactie van hetnbsp;Handelsblad met deugdelijke bewijzen kan aantoonen, dat zijnnbsp;cijfers valsch zijn.
Hij begrijpt niet, waarom men een wetenschappelijk vraagpunt in een dagblad voor het publiek ter sprake brengt. Eerst hierdoor verkrijgt dit werk een bekendheid, die hij noch beoogd, noch gewenscht heeft. Hij heeft een geneeskundig werk
-ocr page 90-72
willen schrijven en hierin een meening geuit, waarvan hij zelf in het voorwoord van het boek heeft gezegd, dat zij de bedoeling had, door tegenspraak uit wetenschappelijken kring eennbsp;grondiger onderzoek uit te lokken. Van Engelsche geneeskundigen zijn sterftestatistieken verschenen over Britsch-Indi, dienbsp;nog veel grooter sterfte aantoonen, doch niemand heeft daarnbsp;kwade bedoelingen achter gezocht, noch den schrijvers verweten hun vaderland schade te hebben gedaan. Het is ooknbsp;te dwaas om aan te nemen, dat deze cijfers menschen zoudennbsp;afschrikken om naar Indi te gaan. Immers ieder weet, dat hetnbsp;Werk in arsenicum-, kwik-, lood-, en andere mijnen zeer ongezond is. Toch zijn hier arbeiders voor te vinden. En watnbsp;doet het Handelsblad zelf? Bijna dagelijks deelt het verhalennbsp;van schipbreuken mee en maakt slachtoffers bekend, die hunnbsp;dood in de golven hebben gevonden. Hiermee zouden ze dannbsp;ook de Nederlanders afkeerig maken van de zeevaart.
Hij wendt zich dan tot zijn landgenooten en zegt, dat dit boek juist is geschreven in hun belang en het belang van hun zonen.nbsp;En als bewijs, dat deze stellingen niemand behoeven af tenbsp;schrikken, zegt hij, zelf binnenkort weer, gehoor gevend aannbsp;den oproep tot een bestemming, hem door Z.M. den Koningnbsp;aangewezen, met vrouw en kinderen naar Indi te vertrekken. 1)
Eenmaal in Indi terug, wordt hij nogmaals over hetzelfde onderwerp aangevallen en wel in het ,,Tijdschrift van Neder-landsch-Indiquot;, 8e Jaargang, 9e Aflevering, door Dr. F. A. C.nbsp;W a i t z.
Deze Dr. W a i t z, een Duitscher van geboorte, was een scherpzinnig, doch ongemakkelijk mensch, die het gouvernement in de jaren, dat hij bij den burgerlijken geneeskundigennbsp;dienst werkte, veel moeilijkheden veroorzaakte. In 1836 teleurgesteld uit Indi vertrokken, was hij daar in 1844 teruggekeerdnbsp;als particulier geneesheer en wijdde zich aan de, toen nieuwe,nbsp;hydrotherapie. In een scherp artikel valt hij Bosch aan, wederom over het eerste gedeelte van diens boek.
Dit slaat op zijn pas afgekomen benoeming tot Chef over den geneeskundigen dienst in Indi.
-ocr page 91-73
In het sinds kort uitkomende Natuur- en Geneeskundig Archief voor Nederlandsch-Indiquot; (zie later), derde jaargang 1846, beantwoordt B o s c h dit artikel. Hij begint met te zeggen, datnbsp;kritiek, bedaard, kalm, redelijk en vrij van hartstocht geuit,nbsp;de wetenschap ten goede komt, doch onregtmatige aanmatigingnbsp;haar verlaagt. Ook Waitz wijst in zijn artikel op de velenbsp;menschen, die het wel in Indi uithouden, doch Bosch noemtnbsp;dit geen bewijs en verlangt statistieken, die de zijne kunnennbsp;weerleggen. De prijs van f 100., aangeboden aan het Handelsblad, wil hij thans .verdubbelen, als het Waitz lukt zijnnbsp;statistieken door betere te vervangen.
Ook in dit artikel geeft Bosch opnieuw statistieken, waaruit blijkt, dat een veel grooter aantal vreemdelingen van verschillend ras per 1000 sterft, dan inlanders. Hiertegen moeten wij aanvoeren, dat zelfs zeer veel later het juiste aantal inlanders volkomen onbekend was en de gegevens hieromtrentnbsp;werden ontleend aan schattingen, verricht door incompetentenbsp;en vaak onbetrouwbare personen, zoodat aan deze statistiekennbsp;geen waarde mag worden gehecht.
Waitz heeft in zijn artikel gezegd, dat er veel minder Europeanen zouden sterven, indien ze:
Ie. op de bergen gingen wonen;
2e. in Indi kwamen met het voornemen er te blijven;
3e. afstand deden van de Europeesche kleeding;
4e. niet in gesloten vertrekken sliepen;
5e. 's middags rustten en s morgens en 's avonds wandelden;
6e. een vlijtig gebruik maakten van het koude bad.
Bosch hekelt dit voorschrift door te zeggen:
In Nederland zou de sterfte veel minder worden, als men:
Ie. niet in Zeeland, of een andere bekende ongezonde streek ging wonen; niet in steden, maar op het land in de frisschenbsp;lucht;
2e. zijn kinderen niet vertroetelde, doch een meer Spartaan-sche opvoeding gaf;
-ocr page 92-74
3e. alle nadeelige ambachten, als leerlooien, kwik-, lood-, en arsenicbewerkingen liet varen en in plaats van op kantoornbsp;te zitten, ging zwemmen, paardrijden, enz.;
4e. matig was, geen sterke drank dronk, geen feesten vierde. Weg met koks en pasteibakkers!
5e. vooral zorgde geen armoede te lijden, want dat is de kweekster van tallooze kwalen.
gt;
Zoo zien wij dus, dat dit boek kritiek en bijna uitsluitend afbrekende kritiek opleverde, waarbij Bosch goede bedoelingen, die hij zeker had bij het schrijven ervan, neer werdennbsp;gehaald.
Doch gelukkig was dit niet het eenige. De Universiteit van Utrecht vond, naast zijn andere verdiensten, in het verschijnennbsp;van ,,De dysenteria tropicaquot; een aanleiding hem het eeredocto-raat in de genees- en heelkunde aan te bieden.
In de notulen der Senaatsvergadering van 10 Mei 1845 staat vermeld:
Suasore et auctore Medicorum Ordine, Senatus Guiliel-mum Bosch, Amstelodamensem, nuperrime publica aucto-ritate Indiae Orientalis Neerlandicae Medicis militaribus praefectum, Medicinae Doctorem honoris caussa crearenbsp;decrevit. Cum praesertim et aliis rationibus et edito unonbsp;alteroque optimae frugis libro, de arte salutari bene meruis-set vir experientissimus.
En denzelfden dag schreef de Decanus der Geneeskundige Faculteit, Prof. G. J. L o n c q aan Bosch een brief om hemnbsp;te vragen of het hem aangenaam zou wezen door den Aca-demischen Senaat honoris caussa tot Medicinae Doctor tenbsp;worden bevorderd?quot;
De promotie vond plaats op den 14en Mei. Dat deze plechtigheid reeds zoo snel na de genoemde senaatsvergadering werd voltrokken, vond zeker zijn oorzaak in het zeer kort opnbsp;handen zijnde vertrek van Bosch.
-ocr page 93-75
In het Album Doctorum staat onder het jaar 1845 opge-teekend:
Di 14 Maji Guilielmus Bosch, Amstelodamensis, nuper-rime publica auctoritate Indiae Orientalis Neerlandicae Medicis militaribus praefectus, honoris caussa et Medi-cinae et Chirurgiae Doctor creatus est, Promotore cl. Suer-man.
In B o s c h' persoonlijk archief vinden wij dan nog een brief van Prof. Suerman van 25 Mei 1845, waarin deze mededeelt, dat het diploma met het dubbele doctoraat verzonden is.nbsp;Hij verzoekt voorts aan Bosch om toezending van zijn verdere uitgaven en van wat onder zijn leiding in Indi zal wordennbsp;uitgegeven. Ook het diploma zelf werd aangetroffen.
Wat de andere verdienstenquot; betreft, vermoedelijk slaat dit ook op geschenken van Bosch aan de Medische faculteit.nbsp;Wij vonden namelijk nog een brief van Prof. H. C. S c h r o e-der van derKolk van 9 April 1845, waarin deze Boschnbsp;namens de faculteit hartelijk dankt voor de toegezondennbsp;schedels en andere specimina, die in het museum zijn geplaatstnbsp;en zeer gewaardeerd worden, aangezien dit museum arm isnbsp;aan praeparaten van Indische volken.
Ook aan de Universiteit te Groningen zond Bosch praeparaten ten geschenke, zooals blijkt uit een brief, gedateerd 29 April 1845, van Prof. A. A. Sebastian aldaar, die zijnnbsp;dank uitspreekt voor de gezonden visschen, vogels en schedels,nbsp;benevens een verhandeling over penetreerende buikverwon-dingen 1).
Vermoedelijk heeft Bosch een verzameling praeparaten, door hem meegebracht uit Indi, nu hij, tegen zijn verwachting,nbsp;weer daarheen terugkeerde, op deze wijze een nuttige bestemming willen geven.
Reeds eenige malen werd aangeduid, dat Bosch wederom naar Indi vertrok. Inderdaad was hem eind 1844 door dennbsp;toenmaligen minister van Kolonin, J. C. Baud in overwe-
Deze verhandeling konden wij helaas nergens terugvinden.
-ocr page 94-76
ging gegeven om te solliciteeren naar de vrijkomende betrekking als Chef over den Geneeskundigen Dienst in Indi. Bosch weigerde echter zelf hier naar te solliciteeren, dochnbsp;werd bij K. B. van 22 December 1844, No: 71 toch benoemd ennbsp;tegelijkertijd aangesteld tot dirigeerend officier van gezondheid der Ie klasse met ancinniteit van 29 December 1842 af,nbsp;denzelfden datum waarop hij, wegens speciale verdiensten, totnbsp;denzelfden titulairen rang was bevorderd. Hiermede eindigdenbsp;dus zijn carrire als Haagsch medicus.
Reeds in dit vierjarig tijdvak vinden wij op verschillende plaatsen de bewijzen, dat hij te velde trok tegen allerlei toestanden, welke door hem als onrechtvaardig en onbillijk werden gezien. Zijn licht ontvlambaar gemoed en zijn groot gevoelnbsp;voor rechtvaardigheid deden hem niet schromen zelfs de Re-geering aan te vallen, indien hij van meening was, dat er onrecht werd gepleegd. Wij zullen deze eigenschap later, als hijnbsp;eenmaal voorgoed in het vaderland is weergekeerd, nog sterker tot uiting zien komen.
Dat de betreffende onderwerpen voor het meerendeel op Indi betrekking hadden, laat zich begrijpen. Er werd in Nederland vaak door geheel onbevoegden over Indische aangelegenheden geschreven en aan Bosch, die Indi kende, moestnbsp;hierin wel het onware opvallen.
Zoo was in het ,,Algemeen Handelsblad van 16 Maart 1841 een artikel verschenen, waarin werd betoogd, dat het een geluknbsp;was, dat aan het hoofd van den geneeskundigen dienst innbsp;Indi thans een Hollander stond. In hetzelfde blad schreefnbsp;Bosch nu een ingezonden stuk, den 24en Maart 1841, waarinnbsp;hij zeide, dat hij er natuurlijk ook een voorstander van was,nbsp;een Hollander aan het hoofd van dien dienst te zien, doch datnbsp;dit dan ook de juiste man moest zijn en dat men daarom denbsp;verdiensten van buitenlanders, die deze betrekking hadden bekleed, niet mocht kleineeren. Immers van 1821 tot 1826 warennbsp;er twee Hollanders chef geweest 1) en deze hadden, met voorbijgaan van ook de geschikten onder de aanwezige Neder-
Dit moeten geweest zijn de heeren J. BOWIER en R. RADIJS.
-ocr page 95-77
landsche artsen, buitenlanders voor de hoogere rangen naar Indi laten komen en daardoor den geest in het corps verbitterd. In 1826 was de Duitscher G. J. P e i t s c h chef gewordennbsp;en alle officieren van gezondheid uit dien tijd denken nog metnbsp;dankbaarheid terug aan het vele goede, ook wetenschappelijk,nbsp;door dezen rechtschapen mensch voor den dienst gedaan. Hijnbsp;stelde de Hollanders zeker niet achter bij zijn landgenooten.nbsp;Ook diens opvolger, Dr. E. A. F r i t z e, eveneens een Duitscher, werkte in denzelfden geest. En nu is er dan weer eennbsp;Hollander; helaas, moge het zoo kort mogelijk duren. Nooitnbsp;zijn de vreemdelingen zoo bevoordeeld geworden. Gelukt hetnbsp;nu nog een paar Hollanders uit den weg te ruimen, dan is hunnbsp;de heerschappij over den geneeskundigen dienst, door de goedenbsp;diensten van den tegenwoordigen Chef, voor de eerste vijfentwintig jaren verzekerd, daar zij alleen dan de vijf hoofdoffi-ciersplaatsen zullen vervullen. De hier bedoelde Chef was Dr.nbsp;P. J. G o d e f r o y, waarover in het volgende hoofdstuk nognbsp;sprake zal zijn.
In het ,,Algemeen Handelsblad van 23 Januari 1844 vinden wij nog een ingezonden stuk van Bosch den geneeskundigennbsp;dienst in Indi betreffende. Er is in de Arnhemsche Courantnbsp;een artikel verschenen, waarin verschillende tekortkomingennbsp;van dien dienst worden aangewezen. Bosch zegt nu, dat ernbsp;inderdaad tekortkomingen zijn, doch dat het voorstel, eennbsp;buitenstaander, bijvoorbeeld een hoogleeraar uit Holland, alsnbsp;chef over dien dienst te benoemen, hierin zeker geen verbetering kan brengen. De chef over den dienst moet iemand zijn,nbsp;die zelf in dien dienst is opgegroeid en dus geheel met de omstandigheden op de hoogte. Hij houdt verder een pleidooi voornbsp;het behoud van de examens voor den hoogeren rang, omdatnbsp;het afschaffen hiervan den doodsteek zou toebrengen aan allenbsp;verdere oefening en wetenschappelijke ontwikkeling.
Behalve deze artikelen, rechtstreeks den dienst, waartoe Bosch zoo lang behoorde, betreffende, vinden wij ook nognbsp;artikelen op ander gebied.
Zoo staat in het Algemeen Handelsblad van 5 Juli 1842 een ingezonden stuk, als protest tegen de ingevoerde korting op de
-ocr page 96-78
Indische weduwe-pensioenen, klaarblijkelijk noodzakelijk geworden door een tekort in het pensioenfonds. Bosch verdedigt ook zijn eigen aanspraken op wat door de gepension-neerden tijdens hun diensttijd is betaald en zegt, dat het eigenmachtig optreden der regeering in deze het vertrouwen op den staat als werkgever niet ten goede komt en zeker ook in hetnbsp;werk van de thans in Indi werkzame gouvernementsambtenaren zijn terugslag zal hebben, als zij niet zeker kunnen zijn,nbsp;hun gezin verzorgd achter te laten, indien zij onverhoopt hunnbsp;zwaren arbeid met hun bloed moeten betalen.
De . maatregel om korting op de weduwepensioenen toe te passen werd wederom ingetrokken, doch kort daarop, namelijknbsp;in 1843 verschenen in de dagbladen berichten, dat de Indischenbsp;pensioenen, bij de noodzakelijk geworden belastingheffingen,nbsp;ook aan belasting onderhevig zouden zijn.
Bosch schreef hiertegen een fel artikel, dat hij bestemd had om in het Handelsblad te verschijnen, doch, dat hij niet ternbsp;plaatsing inzond, n omdat een goede vriend er hem op wees,nbsp;dat dit geschrift de Regeering in minachting bij het publiek zounbsp;brengen, hetgeen geenszins zijn bedoeling was, n omdat hijnbsp;kort daarop vernam, dat andere voorstellen door de Regeering zouden worden gedaan. Hij diende het echter in aan dennbsp;minister, opdat deze bij het uitwerken van de nieuwe voorstellen de grieven van een belanghebbende mocht leerennbsp;kennen.
Dit artikel, dat in manuscript gevonden werd bij Bosch' geschriften, geeft zoon interessanten kijk, niet alleen op zijnnbsp;fel karakter, als ook voornamelijk op de wijze, waarop in diennbsp;tijd, met voorbij zien van de belangen van Indi en zijn ambtenaren, slechts Nederland's welvaart in het brandpunt van denbsp;belangstelling stond, dat het ons geoorloofd leek het in ex-tenso te beschrijven, ja hier en daar te citeeren.
Bosch begint met te zeggen, dat een maatregel, bedoeld om de Indische pensioenen te belasten, in strijd is met alle beginselen van recht en billijkheid; immers, als de onderdanennbsp;van een staat op gelijke wijze de lasten ten behoeve van diennbsp;staat moeten dragen, dan moeten zij wederkeerig ook op ge-
-ocr page 97-79
lijke wijze profiteeren van de rechten en voordeelen, die zij biedt. En kan worden aangetoond, dat een deel der onderdanennbsp;zich grootere opofferingen voor den staat moet getroosten, dannbsp;moet dit deel ook hiervoor worden schadeloos gesteld. Nu isnbsp;het reeds sinds lang, dat Nederland al de voordeelen van denbsp;Oost-Indische bezittingen heeft getrokken, die bezittingen daartegenover al de moeilijkheden hebben moeten lijden, voortvloeiende uit de schrikbarende geldbehoeften van het moederland. Tot dat moment waren de belangen van de Indischenbsp;ambtenaren, zeer tot hun nadeel, steeds gescheiden gehoudennbsp;van die van het moederland, doch nu er buitengewone belastingen aan Nederland's ingezeten moesten worden opgelegd,nbsp;wilde men hier ook de Indische gepensionneerden bij inschakelen.
Hij toont dan aan, dat de Indische ambtenaar en militair, die het mogelijk hebben gemaakt, dat Nederland al die jaren denbsp;millioenen uit zijn bezittingen heeft kunnen trekken, al sindsnbsp;1826 op allerlei wijzen door gouvernementsbeschikkingennbsp;groote finantieele slagen hebben gekregen.
Dit begon, toen in 1826 de Indische ropy, de algemeen gangbare munt in Indi, gelijk verklaard werd aan den Holland-schen gulden in waarde. Wie dus vr 1826 in Indi was aangesteld op een salaris van 5000. ropyen 's jaars, dit is f 6000., want de Indische ropy was 120 cent waard, kreegnbsp;na 1826 plotseling f 5000. salaris en derfde dus met nnbsp;pennestreek f 1000. 's jaars. Daarbij kwam, dat de handelaren in Indi vasthielden aan het oude muntstuk en men zijnnbsp;noodzakelijke levensbehoeften dus duurder moest betalen.
En dit was nog niet alles; kort daarop werden namelijk de salarissen slechts voor 1/3 deel in zilver uitbetaald en voor 2/3nbsp;in koperen munten. Hierdoor steeg de agio in korten tijd totnbsp;40 */o en nog hooger. Voor een eenvoudige berekening neemtnbsp;Bosch deze stijging aan tot 30 */o en komt dan tot de volgende conclusie. Iemand met een salaris van 5000. ropyennbsp;vr 1826, dat is dus 6000. gulden, krijgt nu f 5000.. Hiervan krijgt hij 2/3 in koper, dat is dus f 3333., inwisselbaarnbsp;tegen zilver met een verlies van 30 /o agio, dat is dus
-ocr page 98-80
f 2563.1). Daarbij komt 1/3 deel in zilver uitbetaald, is f 1667.. In totaal dus f 4230.. Dit geeft dus een verlies vannbsp;f 1770. 's jaars, nog ongerekend de tekortkomsten op denbsp;zakken koperen duiten.
Ook dit is echter nog niet alles. Immers door de ongelukkige maatregelen ten aanzien van de Indische aangelegenhedennbsp;genomen, is de wisselkoers zoodanig veranderd ten nadeelenbsp;van Indi, dat voor 100 centen slechts 73 in wissel worden gegeven. In wissel heeft men dus inplaats van de gecontracteerdenbsp;f 6000. salaris slechts f 4230. tegen den koers van 73 cent,nbsp;is f 3087., terwijl de uitgaven hooger zijn dan vroeger.
Bosch gaat dan voort:
Waarschijnlijk zullen onze financiers, die zooveel beter kunnen rekenen dan wij, ons ook hier willen toevoegen,nbsp;dat men zoo niet behoort te rekenen, vermits een guldennbsp;nominaal immer een gulden blijft, onverschillig welkenbsp;waarde hij heeft. Het zij ons vergund daartegen aan tenbsp;voeren, dat het wel ongelukkig voor ons is, dat noch denbsp;weinig beschaafde Chinees, noch de onnoozele Javaan,nbsp;zulk een argument begrijpt; de eerste vordert voor zijnennbsp;arbeid f 100. zilver of zooveel koper meer als de agionbsp;bedraagt; de Javaan eischt voor de noodwendige behoeften, als rijst, pluimvee, vleesch, enz. koper geld, plus hetnbsp;verschil van zilver en koper-, en zoo ondervonden wij innbsp;de praktijk en zeer ten onzen nadeele, dat het niet onverschillig is. Welke waarde de gulden heeft.
En heeft men nu al die opofferingen geduldig geleden, en in weerwil daarvan ten koste van vele ontberingen eennbsp;spaarpenning opgelegd, in de hoop om na jaren zwoegensnbsp;in een afmattend klimaat, het vaderland weer te zien, omnbsp;in den schoot zijner familie en landgenooten de vruchtennbsp;te plukken van zijnen arbeid, dan eerst ondervindt mennbsp;al het drukkende van zulk een verderfelijk muntstelsel,nbsp;want dan is men verpligt den zuurgewonnen spaarpenning
De berekeningen laten wij voor BOSCH verantwoording.
-ocr page 99-81
naar Nederland over te maken; doch op welke wijze? Zilvergeld bezit men niet en is ook niet verkrijgbaar; het 1/3, dat ons zoogenaamd in zilver werd uitbetaald, bestondnbsp;in onwisselbaar bankpapier, dat in Nederland geen waardenbsp;heeft. En gemund koper? Ja men zoude zich getroostnbsp;hebben, daarvan eenige kisten vol mede te voeren, indiennbsp;de gestempelde koperen plaatjes, waarmede men ons betaalde, de nominale waarde hadden bezeten, doch honderdnbsp;daarvan, die ons voor een gulden werden aangerekend,nbsp;waren niet meer dan 77 centen waard! Wat zouden wij innbsp;Nederland met zulk een munt doen? Wie zou die hier,nbsp;anders dan tegen de waarde van metaal willen aannemen?nbsp;En dit zoude met vracht en assurantie ten minste een verlies van 40 /o hebben veroorzaakt.
En zoo is ons vermogen, de vruchten van zoo vele jaren verblijfs in die gloeyende gewesten, de vruchten van zoonbsp;vele opofferingen, vlijt en spaarzaamheid daarhenen! hetnbsp;fortuin, hetgeen ons een genoeglijken ouden dag en onbezorgde toekomst voorspelde, het middel om onze kinderennbsp;eene goede opvoeding en eenmaal eenen stand in de maatschappij te bezorgen, is verloren.
En al deze rampen hebben wij te danken aan eene wijze van betaling, die om het zacht uit te drukken in een geordende staat onbehoorlijk en onverdedigbaar is. En nu wilnbsp;men ook nog ons pensioen, dat eenig overgebleven middelnbsp;van bestaan, belasten.
Bosch betoogt dan verder, dat het risico van hen, die naar Indi gaan, toch al zeer groot is en noemt als bewijs hiervoornbsp;fantastische getallen. Hij zegt, dat wie tusschen zijn 20e en 30enbsp;levensjaar naar Indi vertrekt, volgens de ondervinding nognbsp;slechts gemiddeld 4V2 a 5 jaar te leven heeft. Van 1000 militairen, die om hun volle pensioen te verdienen twintig jarennbsp;moeten dienen, zijn er aan het eind van die twintig jaren nognbsp;slechts 13 over, terwijl van deze menschen, waren ze in Europanbsp;gebleven, er nog 700 in leven zouden zijn. En deze menschennbsp;nemen dat risico, in de overtuiging, dat zij, als ze tot de enkele
6
-ocr page 100-82
gelukkigen behooren, die aan hun pensioen toekomen, dit pensioen dan ook ongestoord zullen kunnen genieten. Indiennbsp;echter twijfel over de zekerheid van dit pensioen komt te bestaan, zal dit dan geen zwaren slag aan het moreel van hetnbsp;leger in Indi toebrengen? Moeten wij niet vreezen, dat denbsp;beste krachten den dienst zullen verlaten om een betere kansnbsp;te zoeken, waardoor het leger blijft zitten met de minderwaardige elementen, die nergens anders een bestaan kunnen vinden? Wat moet er dan in tijd van nood van de verdedigingnbsp;onzer bezittingen, die goudmijn voor Nederland, terechtnbsp;komen? Doch in Nederland is men er alleen op bedacht, denbsp;aanzienlijke Indische baten slechts ten voordeele van hetnbsp;moederland aan te wenden, zonder zelfs te onderzoeken, of zij,nbsp;aan wie zij al deze enorme voordeelen verschuldigd zijn, welnbsp;zoodanig worden behandeld, dat zij een redelijk bestaannbsp;hebben. De Indische ambtenaar heeft voorwaar niet bijgedragen tot de vergrooting der staatsschuld, nooit meegenoten vannbsp;de weelde in het moederland. Zij behooren dus nu ook niet innbsp;de noodzakelijk geworden inkrimping te deelen.
Hij verzoekt dan den volksvertegenwoordigers te onderzoeken, of zijn genoemde grieven juist zijn en spoort hen aan te bedenken, dat het geringe bedrag, dat op deze wijze bijeennbsp;gebracht kan worden, nooit opwegen kan tegen het verlies vannbsp;de sympathie van den Indischen militair voor het vaderland.nbsp;Men moet niet uit het oog verliezen, dat Oost-Indi wel zondernbsp;het moederland, maar Nederland niet zonder Oost-Indi kannbsp;bestaan.
Hoewel bij Bosch natuurlijk ook een zekere mate van eigenbelang in het spel is, kunnen wij ons niet losmaken vannbsp;het idee, dat deze aanklacht voornamelijk werd geuit, omdatnbsp;hij het bestaande onrecht niet kon verkroppen. Hij had in diennbsp;tijd zijn praktijk in den Haag en zal dus met zijn pensioennbsp;zeker niet in financiele moeilijkheden hebben verkeerd.nbsp;Later zullen wij nog zien, dat hij, vaak soms wel degelijk metnbsp;gevaar voor zijn betrekking, stelling neemt tegen de funestenbsp;wijze, waarop Nederland zijn kolonin uitbuitte.
-ocr page 101-LITTERATUUR VOOR HOOFDSTUK IV.
W. BOSCH, De dysenteria tropica, benevens een vlugtig onderzoek aangaande de vraag of de mensch de natuurkundige geschiktheid heeft, om zijn geboortegrond te verlaten en elk klimaat te gaan bewonen,nbsp;door berekening der sterfte in Oostindin wederlegd. 1844.
G. F. VAN DOMMELEN, Geschiedenis der Militaire geneeskundige dienst in Nederland, met inbegrip van die zijner zeemagt en overzeeschenbsp;bezittingen. 1857.
NATUUR- EN GENEESKUNDIG ARCHIEF voor Nederlandsch-Indi; 1844 tot 1847.
Dr. D. SCHOUTE, De Geneeskunde in Nederlandsch-Indi gedurende de negentiende eeuw.
Dr. F. W. STAPEL, Geschiedenis van Nederlandsch-Indi.
HANDELSBLAD |
van |
17 Juli 1840: |
Idem |
van |
21 Januari 1841; |
Idem |
van |
24 Maart 1841; |
Idem |
van |
5 Juli 1842; |
Idem |
van |
26 Juli 1842; |
Idem |
van |
30 November 1843; |
Idem |
van |
1 December 1843-, |
Idem |
van |
23 Januari 1844; |
Idem |
van |
28 December 1844. |
ALGEMEENE KONST- EN LETTERBODE No. 2, 1845. ARNHEMSCHE COURANT van 12 Januari 1845.
DE 's-GRAVENHAAGSCHE NIEUWSBODE van 3 Januari 1844.
-ocr page 102-HOOFDSTUK V.
De derde Indische periode.
Den 11 den Juni 1845 vertrok Bosch met zijn gezin uit Hel-levoetsluis en kwam 11 September van dat jaar te Batavia aan, thans als chef van den dienst, waarbij hij reeds zoovele jarennbsp;gediend had. Hij aanvaardde den dienst als dirigeerend officiernbsp;van gezondheid der 1ste klasse en werd bij K.B. van 25 Februarinbsp;1846, nr. 74 bevorderd tot kolonel.
Zooals wij reeds in het tweede hoofdstuk zagen, was deze dienst als zoodanig ontstaan onder het bestuur van Daendelsnbsp;en wel hoofdzakelijk als militair-geneeskundigen dienst. Na hetnbsp;herstel van ons gezag aan het einde van het Engelsche interregnum werd de dienst gesplitst in een militairen en een burgerlijken geneeskundigen dienst, doch ook deze indeeling bleefnbsp;slechts kort bestaan. Met de komst in Indi als Commissaris-Generaal van den burggraaf Du Bus de Gisignies, dienbsp;in opdracht van de Nederlandsche Regeering strenge bezuinigingen kwam invoeren om de steeds grooter wordende schuldnbsp;van Indi te kunnen dekken, werd ook de geneeskundigenbsp;dienst besnoeid. Er kwam weer in hoofdzaak een militairenbsp;dienst, met slechts in de drie groote steden, Batavia, Semarangnbsp;en Soerabaya een burgerlijken geneeskundigen dienst, allesnbsp;echter onder een nhoofdige leiding. Buiten de drie genoemdenbsp;plaatsen werd de B.G.D. opgedragen aan de officieren van gezondheid. Deze toestand heeft verder de geheele negentiendenbsp;eeuw door stand gehouden en toen Bosch dus zijn functienbsp;als chef aanvaardde, werd hij chef over den geheelen medi-schen dienst in Indi.
Wij zagen reeds in het voorgaande hoofdstuk, dat Bosch de werkwijze van zijn voorganger, Dr. P. J. G o d e f r o y, nietnbsp;bewonderde. Deze had gedurende den tijd, dat hij chef overnbsp;den dienst was, voortdurend meeningsverschillen met een
-ocr page 103-85
zijner hoofdofficieren, Dr. C. vanHaastert, welke tot een z hoogloopende ruzie werden, dat zelfs de Regeering in Nederland erin gemoeid moest worden, met als gevolg, dat beidenbsp;heeren kort na elkaar werden gepensionneerd. Van H a a s-t e r t beschuldigde Godefroy van partijdigheid bij denbsp;examens, waarbij hij ancinniteit en praktische kennis achter-stelde bij theoretische kennis en daarnaast sommigen der officieren van gezondheid op de groote centra hield, zoodat zijnbsp;gemakkelijk in de gelegenheid waren zich vr te bereidennbsp;voor de examens voor den hoogeren rang, terwijl degenen, dienbsp;op eenzame buitenposten werden geplaatst en daar lang gelaten werden, door gebrek aan wetenschappelijk verkeer,nbsp;praktisch niet in staat waren ooit het examen af te leggen.
Dat er tegen Godefroy inderdaad in het corps vele grieven waren, bleek ons uit een aantal brieven, door Boschnbsp;bewaard en afkomstig van verschillende officieren van gezondheid. Onder het opsommen van grootendeels dezelfde bezwaren als bovengenoemd, schrijven zij aan Bosch bij zijnnbsp;aankomst in Indi, zichzelf feliciteerende met zijn benoeming,nbsp;de ouderen, omdat zij hem kennen en zich dus zijn striktenbsp;rechtvaardigheid herinneren, de jongeren, hopende door hemnbsp;een verbetering in hun toestand te verkrijgen.
Deze brieven, een pakket van ver over de honderd stuks, allen particulier aan Bosch gericht, geven een interessantennbsp;kijk op diens karakter en zullen nog meerdere malen aangehaald worden. Nog nadat Bosch reeds voorgoed naar Nederland is teruggekeerd, krijgt hij brieven van zijn oud-onderge-schikten. Vele zijn afkomstig van mannen, die later in den geneeskundigen dienst zelf hooge posities hebben bekleed ennbsp;zeer veel goed werk hebben verricht, b.v. P. B 1 e e k e r, A. E.nbsp;Waszklewicz, J. Munnich, A. C. H. Schreuder,nbsp;G. W a s s i n k. Uit de brieven blijkt dat Bosch steeds trachttenbsp;rekening te houden met billijke wenschen en vaak lezen wij,nbsp;dat, hoewel een wensch niet is vervuld, de schrijver overtuigdnbsp;is, dat dit niet aan Bosch' medewerking heeft gelegen. Ooknbsp;zien wij uit de dankbetuigingen, dat Bosch steeds alles in hetnbsp;werk stelde om voor zijn ondergeschikten, die belangrijk werk
-ocr page 104-86
hadden verricht, de officieele erkenning der regeering en eventueel een belooning te verkrijgen. De vele vragen omnbsp;advies, ook zelfs voor zuiver particuliere aangelegenheden,nbsp;doen duidelijk worden, dat Bosch een sterke belangstellingnbsp;had voor hen, die onder hem werkten.
Uit den aard der zaak had Bosch, als chef over den ge-heelen geneeskundigen dienst in Indi, bemoeienis met alles, wat met dien dienst samenhing, verstrekte hij adviezen aannbsp;de regeering, maake hij inspectiereizen en bracht hiervannbsp;rapport uit, eventueel voorzien van aanwijzingen voor verbeteringen. Voor zoover deze werkzaamheden rechtstreeks denbsp;geneeskundige verzorging betreffen, vinden wij deze uitvoerignbsp;behandeld in het handboek van Dr. D. S c h o u t e, De geneeskunde in Nederlandsch-lndi gedurende de negentiende eeuw,nbsp;hoofdstuk IX. De voornaamste onderdeelen zullen wij kortelings aangeven en in het bijzonder Bosch' maatregelen daaromtrent speciaal aanstippen.
De Vaccinatie.
Reeds in 1804 was de eerste pokstof, deze grootsche ontdekking van den Engelschman E. Jenner in 1798, op Java aangekomen, grootendeels over land aangebracht. Van eennbsp;algemeene vaccinatie kon echter nog lang niet worden gesproken en de moeilijkheid om de pokstof levend te houden wasnbsp;zeer groot. Heel lang had de methode om het te vervoerennbsp;door steeds overenten op, daartoe speciaal meegenomen kinderen, stand gehouden, omdat de verzending tusschen hermetisch gesloten glaasjes steeds weer zeer hachelijk bleek tenbsp;zijn. Wij lezen dan ook, dat slechts hier en daar, in strekennbsp;waar een arts zat, die belangstelling voor de inenting had, opnbsp;eenigszins grootere schaal deze prophylaxe werd toegepast.
Ten tijde van R a f f 1 e s' bestuur werd er iets meer aandacht van hoogerhand aan dit vraagstuk geschonken en wij weten,nbsp;dat in dien tijd in sommige streken de Regenten een aantalnbsp;Javanen in dienst hadden, die deze kunstbewerking kondennbsp;uitvoeren. Van Raffle s' plannen om overal dergelijke vac-
-ocr page 105-87
cinateurs te doen opleiden, is echter niets gekomen. Eerst na het vertrek der Engelschen kwam, onder Reinwardt, in 1820nbsp;een centrale vaccinatiedienst onder een eigen Inspecteur totnbsp;stand en werd een aanvang gemaakt met de verspreiding dernbsp;vaccinatie over den geheelen Archipel. De artsen werden alsnbsp;plaatselijke opzieners aangesteld, die in hun plaats van vestiging de inenting moesten verrichten en voorts Inlandschenbsp;vaccinateurs moesten opleiden om in de verderaf gelegennbsp;streken zelfstandig te kunnen werken. Zij moesten deze vaccinateurs regelmatig controleeren. De Inspecteur zou de noo-dige pokstof toezenden. Aan de verschillende volkshoofdennbsp;werd verzocht hun medewerking te willen verleenen. Vooralnbsp;dit laatste stuitte op weerstand, want de Inlanders waren nognbsp;lang niet overtuigd van het nut van de vaccinatie. Het succesnbsp;van deze grootsch opgezette organisatie voldeed dan ook langnbsp;niet aan de verwachtingen, niet het minst door de blijvendenbsp;moeilijkheid om de pokstof werkzaam te houden.
Bij de algemeene bezuiniging in 1826 werd ook op den dienst der vaccinatie beknot en kwam ook deze rechtstreeks ondernbsp;den chef over den geneeskundigen dienst, terwijl het aantalnbsp;vaccinateurs belangrijk werd ingekrompen. Dat dit het toch alnbsp;geringe succes niet verbeterde, laat zich begrijpen. De onsnbsp;reeds bekende Dr. C. Waitz zond in 1831, als opziener dernbsp;vaccine te Semarang, een rapport in, waarin hij, naast dennbsp;tegenzin der bevolking tegen deze kunstbewerking, de onvoldoende opleiding der vaccinateurs als hoofdoorzaak der mislukking aangaf. Verbetering hierin zou ook den tegenzin geleidelijk doen verdwijnen. Verbetering kwam er echter niet.
Zoo bleef de toestand, met ups en downs, afhankelijk van plaatselijke interesse, voortduren tot B o s c h als chef over dennbsp;geneeskundigen dienst, tevens Inspecteur over de vaccinatie,nbsp;in Indi aankwam.
In 1846 verscheen van zijn hand een rapport over dezen tak van den dienst, waarin hij als voornaamste oorzaak voor hetnbsp;geringe succes de bezuinigingen van 1826 onder Du Busnbsp;noemde. En hij wees nu de richting aan, waarvan hij verbetering meende te mogen veronderstellen. Als voornaamste punt
-ocr page 106-88
gaf hij aan, dat de artsen moesten worden ontheven van hun bemoeienis met de vaccinatie. Hiervoor in de plaats zoudennbsp;moeten worden aangesteld n Hoofd-Inspecteur en drie Inspecteurs, wier uitsluitende taak het zou zijn om de vaccinatienbsp;te organiseeren en te controleeren. Het aantal vaccinateursnbsp;zou sterk moeten worden verminderd, doch die bleven, zoudennbsp;betere betaling moeten krijgen en voor de toekomst een betere opleiding. De kosten voor deze reorganisatie zouden jaarlijks 30.000 gulden meer bedragen dan tot nog toe werd uitgegeven.
Deze voorstellen werden naar Nederland gezonden, doch het duurde tot 1850 vr hierop gunstig beschikt werd.
Vr deze beschikking afkwam hadden reeds meerdere artsen gesolliciteerd naar de betrekking van Inspecteur overnbsp;de vaccinatie. Bosch stelde echter zeer hooge eischen aannbsp;deze toekomstige functionarissen, omdat zij, behalve een lichamelijk zeer zware taak te vervullen, ook op de juiste wijzenbsp;moesten kunnen optreden tegenover zoowel de Europeeschenbsp;bestuursambtenaren als de Inlandsche hoofden, zoodat ze nietnbsp;alleen een sterk gestel, maar ook een diplomatennatuur moesten bezitten.
Toen dus eenmaal de toestemming uit Nederland was verkregen, werd, op advies van Bosch, de officier van gezondheid der 1ste klasse Dr. A. E. W a s z k 1 e w i c z, voorloopig als eenige Inspecteur benoemd. Onder diens leiding werd begonnen met de invoering van het nieuw uitgewerkte systeemnbsp;der vaccinatie, het straalsysteem. Hiertoe werd, voorloopignbsp;alleen Java en Madoera, verdeeld in een groot aantal overnbsp;elkaar heen grijpende kringen, zoodanig, dat nergens de bevolking verder dan 5 paal 1) zou behoeven te reizen om een in-entingscentrum te bereiken.
Dat de taak, welke aan Waszklewicz werd opgedragen, inderdaad geen aangename en gemakkelijke was, bleek wel uit de uitgebreide correspondentie, die hij in dien tijd metnbsp;Bosch onderhield en welke door Bosch werd bewaard.
1 Java-paal = 1507 meter.
-ocr page 107-89
In de zeventien brieven, die wij aantroffen, steeds uit een ander deel van Java gezonden, komt duidelijk tot uiting denbsp;groote tegenstand, die bijna overal werd ondervonden. Nu denbsp;zaak werkelijk met ernst wordt aangepakt, vraagt dit ook meernbsp;toezicht van de zijde van het bestuur en deze nieuwe taaknbsp;wordt niet enthousiast begroet. Overal moet hij spreken opnbsp;vergaderingen en wijzen op het groote nut van dezen maatregel. Daarbij eischt het voortdurend trekken ontzettend veel.nbsp;Meerdere malen moet hij 20 van de 24 uur te paard zitten. Innbsp;n der brieven schrijft hij zijn betrekking te gunnen aannbsp;ieder, die hem nog benijdt. En daarnaast komt steeds weernbsp;eenzelfde, groote grief naar voren, namelijk, dat nog maarnbsp;steeds niet is voorzien in de vacature van de drie andere Inspecteurs, welke bij de organisatie waren voorgesteld. Doornbsp;deze laksheid der regeering kan de zaak niet tot een goednbsp;einde gebracht worden en dit zou hem voornamelijk spijten,nbsp;omdat Dr. Bosch heeft gezegd, dat zijn al of niet aanblijvennbsp;als chef aan deze zaak verbonden is. Deze benoemingen lietennbsp;echter steeds op zich wachten, want ook in zijn laatste brievennbsp;aan Bosch, toen deze reeds in Nederland was teruggekeerd,nbsp;blijft deze klacht de voornaamste.
Al gaf dan ook de nieuwe wijze, waarop de vaccinatie werd aangepakt, niet een direct zichtbaar succes, langzaam groeidenbsp;toch van dat moment deze dienst uit en uit statistieken hieromtrent kunnen wij opmaken, dat in steeds grooter getale denbsp;inenting verricht werd, zoodat tenslotte de Inheemschen hunnbsp;kinderen gaarne en uit eigen beweging deze kunstbewerkingnbsp;lieten ondergaan.
Ter zelfder tijd werd begonnen met herinentingen, waaraan vroeger nimmer aandacht was besteed. Het verkrijgen van denbsp;koepokstof zelf bleef nog lang een moeilijkheid. Boschnbsp;schreef in 1846 naar Nederland om nieuwe pokstof, omdat sindsnbsp;1804 geen nieuwe aanvoer zou hebben plaats gehad. Hij vergiste zich hierin, want zoowel in 1819 als in 1823 was uit Londen pokstof gezonden en werkzaam gebleken. In 1846 werd nunbsp;onverwacht een nieuwe werkzame zending uit Weenen ontvangen, doch meerdere pogingen om ook uit Holland deze
-ocr page 108-90
stof aan te voeren, mislukten. Zoodoende moest men steeds weer uit streken, van waar bericht kwam, dat de stof nog goednbsp;was, deze overbrengen naar minder gelukkige gedeelten.
Merkwaardig is het, dat in Indi, waar de vaccinatie in verband met het veelvuldige voorkomen van pokken zoo belangrijk was, eerst in 1879 een eigen Pare Vaccinogne tot stand kwam. Te meer merkwaardig, omdat het reeds in 1853 aan dennbsp;officier van gezondheid A. Feldman in Wonosobo geluktnbsp;was om bij koeien pokken te verwekken en de hieruit gewonnen pokstof voor de inenting werkzaam was gebleken, zooalsnbsp;de Resident aan de Regeering berichtte. Ook in n der brievennbsp;van Waszklewicz vonden wij deze ontdekking aangehaald 1). Al heeft Bosch van dit feit, dat ongeveer in den tijdnbsp;van zijn vertrek uit Indi viel, niet meer op de juiste wijzenbsp;gebruik kunnen maken, dan had toch zijn opvolger, G. W a s-s i n k, hiervan het groote nut dienen in te zien.
De bestrijding der geslachtsziekten.
Het was wederom Raffles, die voor het eerst in Indi pogingen in het werk stelde om de uitbreiding der venerischenbsp;ziekten te beperken. Er werden plannen uitgewerkt om de metnbsp;deze ziekten besmette vrouwen, hoofdzakelijk in de ziekenhuizen der groote steden, te behandelen en daarnaast eennbsp;regelmatige controle uit te oefenen op allen, die verdachtnbsp;konden worden de besmetting over te brengen. Ook hierbijnbsp;echter kwam het slechts hier en daar tot een verwezenlijkingnbsp;van deze plannen en tot 1850 vinden wij slechts in sommigenbsp;residenties melding gemaakt, dat in deze richting nog ietsnbsp;werd verricht. In ieder geval was er van een ordening vannbsp;hoogerhand op dit gebied geen sprake. En waar eenige activiteit werd gevonden, daar was de wijze, waarop werd gewerkt, zeer onvoldoende. Meestal was de ruimte, beschikbaarnbsp;gesteld voor de behandeling van besmette vrouwen, veel tenbsp;klein voor het groot aantal zieken, dat er plaats moest vin-
Zie in dit verband ook bldz. 44.
-ocr page 109-91
den. Zoo schreef Bosch, in een inspectieverslag over Soera-baya in 1851, dat hij meerdere vrouwen op n krib aantrof.
Om deze zaak te reorganiseeren, vroeg en kreeg Bosch in 1852 toestemming om 20.000 gulden meer te mogen uitgeven dan tevoren. Er werd nu overgegaan tot een reglemen-teering van de prostitutie. Alle prostitues werden in een register ingeschreven en kregen een kaart. Wekelijks werden zijnbsp;gecontroleerd en bleken zij besmet, dan werd de kaart ingehouden en de patinte naar een daarvoor aangewezen ziekeninrichting verwezen. Bij de controle werd het politie-apparaatnbsp;ingeschakeld en zelfs bij het wekelijks onderzoek der vrouwennbsp;moest een politieambtenaar aanwezig zijn. In de drie grootenbsp;steden werden de artsen van den burgerlijken geneeskundigennbsp;dienst met onderzoek en behandeling belast.
Het resultaat van deze Gouvernementsbemoeienis was praktisch nihil, hetgeen voor iemand, die met den toestand in Indi op de hoogte is, zeer begrijpelijk zal zijn. Reeds de controle alleen over een zoo groot aantal menschen, die zoo gemakkelijk van woonplaats kunnen verwisselen, was ondoenlijk, waar alle registratie der inlanders ontbrak. Hoe mooi denbsp;poging, om ook in deze van Gouvemementswege iets te doen,nbsp;ook was, zij was reeds tevoren gedoemd te mislukken.
Het ziekenhuiswezen.
Op dit gebied, waarvan wij in het aangehaalde boek van S c h o u t e een uitgebreide beschrijving vinden, heeft Boschnbsp;geen ingrijpende veranderingen aangebracht. Wel vinden wijnbsp;in allerlei door hem ingediende rapporten over inspectiereizennbsp;tekortkomingen aangewezen, voornamelijk wat betreft de inrichtingen van den civielen geneeskundigen dienst en zien dannbsp;uit latere verslagen, dat voorgestelde verbetering eventueelnbsp;zijn aangebracht, doch dit alles betreft slechts kleinigheden.
Slechts op n punt, het ziekenhuiswezen betreffende, kwam op B o s c h voorstel en tijdens zijn bewind als chef iets nieuwsnbsp;tot stand. In 1848 werd te Oenarang, gelegen in een mooie,nbsp;gezonde streek boven Semarang, het daargelegen oude fortnbsp;ingericht tot ziekenhuis voor herstellende militairen uit het
-ocr page 110-92
hospitaal te Semarang. Het voorstel hiertoe was van Bosch, die het echter wel iets anders had gewild. Hij had daar namelijk een nieuw ziekenhuis willen laten bouwen, gelegen tenbsp;midden van mooie tuinen met wandelwegen, om patinten, dienbsp;na een of andere ziekte niet snel genoeg op krachten kwamen,nbsp;in de mooie natuur de verdere genezing te doen vinden ennbsp;tevens zoodoende het ziekenhuis in de stad te ontlasten. Dezenbsp;plannen waren waarschijnlijk bij hem opgekomen tijdens zijnnbsp;verblijf te Semarang als eerstaanwezend officier van gezondheid in de tweede militaire afdeeling in 1838 en 1839. Toen hijnbsp;daarop naar Holland was vertrokken en gepensionneerd was,nbsp;heeft hij toch deze plannen nog uitgewerkt en voorgedragen,nbsp;want wij vonden een antwoord van den minister van koloninnbsp;Baud, gedateerd 12 October 1844, op een schrijven vannbsp;Bosch, betreffende de oprichting van een gezondheids-eta-blissament te Oenarang. Volgens dit antwoord had de Koningnbsp;hiervoor de noodige fondsen toegestaan. En toen Bosch zelfnbsp;weer in Indi was, in 1848, kwam dit etablissement dus totnbsp;stand, zij het ook in bescheidener vorm dan hij gewild had.
In 1853 werd ook voor het hospitaal te Soerabaya een dergelijke dependance opgericht en wel te Malang, vermoedelijk gelegen op de plaats van het tegenwoordige militaire hospitaal aldaar. Dat deze etablissementen aan de verwachtingennbsp;voldeden, bleek uit het feit, dat in 1869 ook het hospitaal tenbsp;Batavia de beschikking kreeg over een dergelijke instelling,nbsp;gelegen aan den weg naar Buitenzorg, bij kampong Makassar.
Kiankzinnigenveizoiging.
Hoewel Bosch, gezien zijn menschlievendheid, zeker de wijze, waarop in Indi toen ter tijd de zieken van geest werdennbsp;opgeborgen, moet hebben tegengestaan, zijn toch onder zijnnbsp;leiding hierin geen verbeteringen kunnen worden aangebracht.nbsp;Het eenige, wat men op dit gebied deed, was zoo mogelijknbsp;de gevaarlijke krankzinnigen, meestal eerst wanneer zichnbsp;reeds ongelukken hadden voorgedaan, te isoleeren. Hiertoenbsp;was omstreeks 1850 slechts op enkele plaatsen gelegenheid,nbsp;namelijk in het Chineesche hospitaal te Batavia en in kleine
-ocr page 111-93
bijafdeelingen van het militaire hospitaal te Batavia en te Semarang. Deze krankzinnigen-inrichtingenquot; bestonden uitnbsp;een aantal kleine hokjes met vaste steenen brits, waarin denbsp;zieken aan zichzelf werden overgelaten en zoo althans geennbsp;verder kwaad konden stichten. In verschillende rapporten heeftnbsp;Bosch wel degelijk doen blijken, dat hij het met deze wijzenbsp;van doen niet eens was. Gaarne zou hij een nieuwe inrichtingnbsp;hebben zien verrijzen, waar de noodige aandacht aan den psy-chischen toestand der patinten kon worden gewijd. Immersnbsp;de voortgezette studie van de mentale alteratiequot; had geleerd,nbsp;dat deze opsluiting de kans op verbetering in den geestestoestand zeker niet ten goede kwam. Wij mogen gelooven,nbsp;dat Bosch met belangstelling kennis had genomen van hetnbsp;baanbrekende werk op dit gebied in Nederland van S c h r o e-der van der Kolk, die in de jaren vr het midden dernbsp;negentiende eeuw ijverde voor verbetering van het lot dernbsp;krankzinnigen.
Voor wie echter eenig begrip heeft van de uitgestrektheid van onzen Oostindischen Archipel, moet het duidelijk zijn, datnbsp;daar de moeilijkheden op dit terrein praktisch onoverkomelijknbsp;waren. Tot in de verste uithoeken en meest afgelegen strekennbsp;kwamen krankzinnigen voor, die door de bevolking zelf, alsnbsp;zij gevaarlijk bleken, werden gesoleerd. In de meer geciviliseerde streken werden deze gevaarlijke zieken soms opgeslotennbsp;in de kleine gevangenissen, die in de plaatsen, waar het bestuur zetelde, aanwezig waren. Zelfs al was het de bedoelingnbsp;om deze menschen op te zenden naar n der genoemde inrichtingen, dan was meestal de mogelijkheid om hen te vervoeren ten eenen male uitgesloten, nog afgezien van de veelnbsp;te geringe plaatsruimte, die beschikbaar was. En deze bezwarennbsp;doen zich zelfs in den huidigen tijd nog steeds gevoelen, zoo-dat zelfs nu nog op het gebied van krankzinnigenzorg toestanden voorkomen, die, vergeleken bij de moderne Europeeschenbsp;psychiatrische verzorging, onbegrijpelijk moeten worden geacht. Persoonlijk heb ik, in het vorige decennium, meerderenbsp;malen krankzinnigen, opgenomen in het ziekenhuis, waaraannbsp;ik verbonden was, moeten doen overbrengen naar de plaatse-
-ocr page 112-94
lijke gevangenis, omdat zij in het ziekenhuis, door hun agressiviteit, niet te houden waren. Daar zaten zij dan soms jaren lang in afwachting van de gevraagde opzending naar een inrichting. En toch bezit Indi thans meerdere groote, goed ingerichte krankzinnigengestichten, waaraan bekwame specialisten werken, terwijl overal verspreid doorgangshuizen zijn,nbsp;bedoeld om van de periferie uit de doelmatige voorloopigenbsp;isolatie mogelijk te maken. Zoolang echter het juiste aantalnbsp;krankzinnigen slechts moeilijk kan worden bepaald, omdatnbsp;deze overal in de kampongs door de bevolking nog vaaknbsp;worden verstopt, het aantal inrichtingen niet belangrijk wordtnbsp;uitgebreid en het moeilijke vraagstuk van het vervoer dezernbsp;zieken voor de praktijk niet bevredigend wordt opgelost, zalnbsp;de verzorging der krankzinnigen in Indi niet het peil kunnennbsp;bereiken, waarop het hier in Europa staat. Toch moet alles innbsp;het werk worden gesteld om hierin zoo goed mogelijk verbetering aan te brengen, opdat er een eind komt aan de soms on-menschelijke wijze, waarop deze zieke menschen door hunnbsp;rasgenooten worden behandeld. Persoonlijk zag ik eens eennbsp;man, door de politie in een kampong aangetroffen in een houten hokje, nog geen kubieke meter groot. De ongelukkige hadnbsp;hierin meer dan tien jaar doorgebracht en het gelukte dan ooknbsp;op geen enkele wijze om de sterke flexie-contracturen innbsp;heupen en knien op te heffen. Gelukkig stierf de man, die geheel dement was, binnen enkele weken.
Gezien deze moeilijkheden mag het ons niet verwonderen, dat het aan Bosch niet mogelijk was om in zijn tijd op ditnbsp;gebied verbeteringen aan te brengen. Daarnaast mogen wijnbsp;ook niet uit het oog verliezen, dat in Nederland in het middennbsp;der vorige eeuw op het gebied van zieken- en krankzinnigenverpleging eveneens slechts weinig werd geboden, dat verheffend was en hem dus als voorbeeld had kunnen strekken.
Het aandeel, dat Bosch gehad heeft in de, in het voorgaande besproken, geneeskundige verzorging, moeten wij zien als logisch gevolg van het feit, dat hij toen als chef over den geneeskundigen dienst was aangesteld. En er is hierin niets, wat
-ocr page 113-95
niet in de gegeven omstandigheden, zij het misschien op eenigs-zins andere wijze, door ieder ander, tot deze positie geroepen, had kunnen worden verricht.
Er zijn echter in den tijd, waarin Bosch aan het hoofd stond van den geneeskundigen dienst, eenige instellingen totnbsp;stand gekomen, die voor Indi zeer belangrijk zijn gebleken.nbsp;Voor het tot stand komen van deze instellingen ging het ge-heele initiatief van Bosch uit en ondanks vaak ernstigennbsp;tegenstand, ook van regeeringszijde, heeft hij met taaie volharding gestreden om zijn plannen, zooals hij die meende tenbsp;moeten nastreven, te verwezenlijken.
Deze instellingen waren: een school ter opleiding van In-heemschen tot geneeskundigen en een school ter opleiding van Inheemsche vrouwen tot vroedvrouw.
Het ontstaan der Inlandsche artsenschool.
In het begin van het jaar 1846 brak in Midden-Java, in de residentie Semarang, onder de bevolking een ziekte uit metnbsp;als hoofdverschijnsel koorts, waaraan snel een groot aantalnbsp;lijders stierf. Op den 25en April van dat jaar berichtte Bosch,nbsp;als chef over den geneeskundigen dienst, aan den Gouverneur-Generaal, dat hij van den officier van gezondheid te Salatiganbsp;bericht had gekregen van het uitbreken van een catarrhaal-gastrische koorts, met neiging tot overgang in typhus. Alsnbsp;oorzaak noemde hij de aanhoudende hevige regens, ongeregelde winden en voorts slechte huisvesting, armoedige voedingnbsp;en kleeding en gebrek aan rationeele geneeskundige hulp.
Deze ziekte, die zich tot een epidemie uitbreidde, verspreidde zich gedurende het jaar 1846 steeds verder over Midden-Java en bij den chef over den geneeskundigen dienst kwamen steeds meer brieven van officieren van gezondheid binnen,nbsp;die om meerdere hulp en toezending van sulfas chinini vroegen.nbsp;Uit het feit, dat van deze kinine gunstige resultaten werdennbsp;gemeld, moeten wij wel besluiten, dat deze koortsende ziektenbsp;een opflikkering van een malaria-epidemie zal zijn geweest.
Als de ziekte in het begin van 1847 nog meer verergert, dient Bosch opnieuw bij de regeering een rapport in en geeft
-ocr page 114-96
daarbij een stel maatregelen in overweging om de ziekte te bestrijden, zooals deze hem uit de brieven van zijn ondergeschikten algemeen gewenscht bleken te zijn. Met nadruk wijst hij in dit rapport van 14 April 1847 No. 841, wederom op denbsp;,,algemeene misre onder de bevolking als voornaamste oorzaak van de uitgebreidheid van deze epidemie.
De voorgestelde maatregelen bevatten:
Ie. Het doen oprichten van tijdelijke ziekenbarakken in de verschillende centra der ziekte, bij voorkeur op de hoofdplaatsen bij de woningen van de inlandsche hoofden. Behalve het voordeel, dat de zieken gesoleerd werden, werdnbsp;het hierdoor aan het gering aantal beschikbare artsen mogelijk gemaakt om snel een groot aantal patinten te ziennbsp;en te behandelen. Uit deze overweging hadden de officieren van gezondheid dan ook op meerdere plaatsen dezenbsp;centralisatie reeds met goed gevolg ten uitvoer gebracht.nbsp;2e. Het doen verstrekken van afgekeurde militaire dekensnbsp;ten gebruike voor de zieken. Deze dekens zouden na afloop der ziekte wederom teruggegeven kunnen worden.nbsp;3e. Het doen betalen aan elke zieke, in de centrale ziekenbarakken bijeengebracht, van 10 duiten per dag, ter voorziening in de kosten voor hun voeding.
4e. Het doen uitdeelen op gouvernementskosten van rijst aan de bevolking der aangetaste streken.
5e. Het ter beschikking doen stellen van voldoende sulfas chinini voor de zieken.
Dit rapport van Bosch verwekte het ongenoegen van de regeering, die meende, dat door het aangeven van de armoedenbsp;onder de bevolking als voornaamste oorzaak der epidemie, hetnbsp;regeeringsbeleid ten aanzien van de levensomstandighedennbsp;onder die bevolking werd aangeklaagd. Daarom werd een onderzoek ingesteld naar de waarheid van Bosch' veronderstellingen omtrent de oorzaak der epidemie.
In een scherp tegenrapport van 5 Juni 1847, No. 1751/26, spreekt de Directeur der Kultures de mogelijkheid van armoede en honger tegen en verklaart, dat er geen sprake van
-ocr page 115-97
gebrek aan rijst is geweest in 1846. Zoo was de felle strijd ontbrand.
Voor een juist begrip van den toestand zullen wij eerst een overzicht geven van de wijze, waarop de exploitatie van onzenbsp;kolonin zich had ontwikkeld.
Ten tijde van den Oostindischen Compagnie, toen deze haar macht over de geheele archipel had uitgebreid, was er eennbsp;monopoliestelsel ontstaan, dat maakte, dat alles, wat het landnbsp;opleverde, in handen van de Compagnie kwam, die er zeer lagenbsp;prijzen voor betaalde, doch pogingen van de producenten omnbsp;hun producten aan anderen te verknopen tegen een hongerennbsp;prijs, streng strafte op grond van ,,contractbreukquot;. Van vrijennbsp;handel was er dus geen spoor en de bevolking werd op dezenbsp;wijze ernstig benadeeld. Immers, wat de Compagnie nog betaalde voor de producten, betaalde zij aan de hoofden, dienbsp;tevens nog gunstig voor de Compagnie werden gestemd doornbsp;premin en jaargelden. Deze vorsten hadden dus uiteraardnbsp;geen bezwaren tegen de contracten met de Compagnie ennbsp;dwongen hun ondergeschikten tot nakomen der verplichtingen.
Dit stelsel, dat in het begin rijke vruchten voor de Compagnie afwierp, ondervond ten slotte zelf de gevolgen van de onrechtvaardigheid, waarop het berustte. Om de tot armoede gebrachte bevolking te controleeren op het nakomennbsp;der contracten, moest zij een veel te groot ambtenarencorpsnbsp;in stand houden, terwijl meermalen de recalcitrant gewordennbsp;producenten hun boomen, die de specerijen moesten leveren,nbsp;vernietigden, omdat zij voor hun producten toch niets kregen.nbsp;Het gevolg hiervan was, dat de Compagnie voor langeren tijdnbsp;haar leveranties moest derven. Daarbij kwam, dat de bevolkingnbsp;zoodanig verarmde, dat zij niet meer in staat was om de producten, eveneens door de Compagnie uit Europa ten verkoopnbsp;aangevoerd, te koopen.
Door al deze omstandigheden ging het batig saldo van de Compagnie over in steeds groeiende schulden. Niettegenstaande dit, keerde zij in Holland hooge dividenden uit, waarvoornbsp;geld moest worden geleend. Deze wantoestand was mogelijk,
7
-ocr page 116-98
doordat slechts de Bewindhebbers der Compagnie hiervan op de hoogte waren en niemand anders inzage der boeken kreeg.nbsp;Door de hooge dividenden leek naar buiten de zaak geheel gezond. Zoo was het mogelijk, dat bij de overname door dennbsp;Staat in 1798 de schuld der Compagnie 134 millioen guldennbsp;bedroeg.
Gedurende den eersten tijd na den overgang der kolonin in handen van den Staat, veranderde er slechts weinig. Ditnbsp;vond zijn oorzaak in de moeilijke, vaak onmogelijke communicatie met het moederland ten gevolge van den algemeenennbsp;oorlogstoestand in het begin der negentiende eeuw. Wel werden de betalingen der producten wat verhoogd en werd zorgnbsp;gedragen, dat de landbouwer zelf het geld voor zijn productennbsp;in handen kreeg. Onder Daendels werden de verplichte cultures weliswaar nog uitgebreid, doch nauwlettend ernbsp;op toegezien, dat de producent zijn aandeel in de betalingnbsp;ook zelf ontving. De producten werden, wegens de onmogelijkheid deze naar Europa te vervoeren, in Indi zelf verkochtnbsp;en de opbrengst kwam ten bate van de Indische schatkist.
Gedurende het Engelsche bestuur over Indi kwam er een geheele wijziging in den bestaanden toestand. De verplichtenbsp;cultures en ook de heerendiensten, werkzaamheden, die denbsp;bevolking moest verrichten ten behoeve van het gouvernement zonder betaling, als een soort belasting, werden afgeschaft. In plaats hiervan moest als belasting een landrente worden opgebracht. Uitgaande van de veronderstelling, dat allenbsp;grond behoort aan het gouvernement, werd aan den bebouwernbsp;van dien grond de betaling van een jaarlijksche huur opgelegd.nbsp;Deze huur bedroeg gemiddeld twee-vijfde deel van de opbrengst, op te brengen naar verkiezing in natura of in geld.nbsp;De bevolking behield dan de vrije beschikking over zijnnbsp;product.
Dit nieuwe stelsel was nog slechts gedeeltelijk ingevoerd, toen reeds, na den val van Napoleon, Nederland weer innbsp;het bezit van zijn kolonin werd gesteld. De Commissarissen-Generaal, uitgezonden om het bestuur in Indi te regelen, bevonden, dat dit Landrente-stelsel goed was en besloten het te
-ocr page 117-99
handhaven. De regeling hiervan werd in de Landrenten-or-donnantin van 1818 en 1819 vastgelegd. Bepaald werd, dat de opbrengst dessa's-gewijs zou plaats hebben, aangezien hetnbsp;opmeten van alle velden afzonderlijk te veel tijd zou vergen.nbsp;In de Preanger bleef echter de verplichte koffiecultuur, die ooknbsp;onder Raffles niet was opgeheven, bestaan.
Als tweede goede maatregel werd bepaald, dat de geheele archipel werd opengesteld voor de schepen van alle landennbsp;en ieder er dus kon komen handeldrijven.
Zoo was men dus geleidelijk begonnen met het maken van regelingen, waardoor de bevolking van Indi een redelijk bestaan werd mogelijk gemaakt.
Ondertusschen had men in Nederland gehoopt, dat door het opnieuw opleven van handel en scheepvaart, speciaal op Indi, wederom betere tijden zouden ontstaan. Doch al spoedignbsp;bleek, dat de Nederlandsche scheepvaart niet kon concurree-ren tegen de veel beter toegeruste Engelsche. Om hieraan tegemoet te komen werd besloten tot oprichting van een grootnbsp;handelslichaam. De Koning toonde zijn belangstelling hiervoornbsp;door persoonlijk voor een bedrag van vier millioen gulden innbsp;te teekenen. Weldra was meer dan voldoende kapitaal bijeengebracht. Zoo ontstond de Nederlandsche Handelmaatschappijnbsp;ter bevordering van den nationalen handel en scheepvaart.nbsp;Zij kreeg uitsluitend het recht de gouvernementsproductennbsp;van Indi uit naar Nederland te vervoeren, daar op te slaannbsp;en te verkoopen.
In Indi was men hierover slechts matig te spreken, want een groot gedeelte van de inkomsten van particuliere handelaren en reeders aldaar ging op deze wijze verloren. De medewerking in Indi was dan ook slechts gering en het verwachtenbsp;succes dezer maatschappij bleef voorloopig uit.
In plaats dat Indi het moederland baten bezorgde, werd het, vooral toen in 1825 de Java-oorlog uitbrak, die veel geldnbsp;kostte, zelfs noodzakelijk, dat Nederland Indi finantieel moestnbsp;steunen, waarvoor geld moest worden geleend. In dien tijdnbsp;kwam de Belgische edelman L. P. J. du Bus de G i s i g-n i e s als Commissaris-Generaal in Indi met de opdracht om
-ocr page 118-100
op de meest drastische wijze te bezuinigen. Deze diende in 1827 een Kolonisatie-rapport in, waarin hij aanraadde omnbsp;Europeanen naar Indi te doen gaan om met Europeesch kapitaal en Europeesche kennis de beschikbare, doch onbebouwdenbsp;gronden tot meerdere productie te voeren. Dit principe vondnbsp;oorspronkelijk een gunstig onthaal, doch de inmiddels tot Gou-verneur-Generaal benoemde graaf J. van den Bosch gafnbsp;in 1829 als zijn meening te kennen, dat op deze wijze nietnbsp;snel genoeg voordeel voor 's Lands schatkist zou ontstaan.nbsp;Wilde men direct baten zien, dan was naar zijn oordeel alsnbsp;beste middel aan te wijzen het wederom invoeren van verplichte cultures.
Hoewel tegen het wederinvoeren van een dwangstelsel wel degelijk bezwaren werden gevoeld, werd toch besloten om denbsp;plannen van Van den Bosch te verwezenlijken, speciaalnbsp;met het oog op den zeer benarden toestand der schatkist. Zoonbsp;ontstond het Cultuurstelsel, dat op het eerste gezicht slechtsnbsp;weinig afweek van het Landrente-systeem. Immers, er werdnbsp;bepaald, dat, wederom dessa's-gewijs, n-vijfde van den grondnbsp;ter beschikking van de regeering moest worden gesteld metnbsp;de bepaling, dat hierop producten moesten worden verbouwd,nbsp;die het Gouvernement eischte. Het overige vier-vijfde gedeelte kon de Javaan dan bebouwen zooals hij wilde, hetgeennbsp;hoofdzakelijk neer komt op rijstbouw. Het Landrente-stelselnbsp;vroeg twee-vijfde van de opbrengst. Nu echter werd n-vijfdenbsp;van den grond plus den arbeid gevraagd, doch tevens aangewezen, wat moest worden verbouwd. Hiervoor werd een kleinenbsp;vergoeding, het plantloon, betaald. Er was dus opnieuw eennbsp;dwangstelsel gekomen en al zeer spoedig zou blijken, dat hieraan voor de bevolking zeer groote nadeelen waren verbonden.nbsp;De baten voor het moederland kwamen echter in ruime matenbsp;en aangezien de oorlog met Belgi toen veel geld kostte, werden deze gaarne aanvaard en die nadeelen voor de Inheemschenbsp;bevolking op den koop toe genomen. Deze nadeelen vloeidennbsp;voor een groot gedeelte voort uit de vele misbruiken, die ditnbsp;stelsel mogelijk maakte. Om het toezicht op de uitvoeringnbsp;ervan zoo streng mogelijk te doen zijn, werden door de re-
-ocr page 119-101
geering aan de Europeesche zoowel als aan de Inlandsche bestuursambtenaren cultuurprocenten toegekend, terwijl al spoedig bleek, dat de ambtenaar, wiens ressort een groot rendement gaf, zich in de speciale waardeering der regeering mocht verheugen. Zeer begrijpelijk is het, dat die ambtenaren zich inspanden om de opbrengst zoo groot mogelijk te doen zijn.nbsp;Helaas werkte dit ook in de hand, dat de voorschriften, zooalsnbsp;het Cultuurstelsel die aangaf en welke op zichzelf niet zoonbsp;onbillijk waren, niet werden nageleefd. Vaak v/erd over meernbsp;dan het n-vijfde deel van den grond beschikt en werd denbsp;beste grond voor het gouvernement uitgezocht, zonder rekening te houden met hierdoor ontstane transport-moeilijkhedennbsp;door soms groote afstanden tot de leveringsplaatsen. Ook ditnbsp;transport behoorde namelijk tot de verplichtingen van de bevolking. Daarnaast werd het plantloon slechts betaald bij aflevering der producten, niettegenstaande de regeling zelf uitdrukkelijk voorschreef, dat een misoogst, buiten de schuld vannbsp;de bevolking, voor rekening van het gouvernement zou komen.nbsp;Door Van den Bosch was bepaald, dat de werktijd voornbsp;de bebouwing op de afgestane gronden per man 66 dagennbsp;per jaar maximaal zou bedragen. Ook deze werd gedwongennbsp;uitgebreid, terwijl nog steeds heerendiensten werden geischt,nbsp;zoodat den Javaan te weinig tijd voor het bewerken van zijnnbsp;eigen akkers overbleef. En tenslotte werd, geheel tegen denbsp;beginselen van het stelsel, voortgegaan met heffing der landrente, ook van de gronden, waarop gouvernementsproductennbsp;werden verbouv/d.
Door deze misstanden ging de welvaart der Javanen zien-deroogen achteruit en in streken, waar door overstroomingen of droogte de oogst mislukte, waren de menschen aan dennbsp;hongersnood prijsgegeven. Voor het moederland waren echternbsp;gulden tijden aangebroken. Reeds zeer spoedig kon Indi mil-lioenen gulden overmaken. Deze werden gebruikt om de voornbsp;Indi gesloten leeningen af te lossen, vervolgens werden denbsp;schulden, overgenomen van de Compagnie, afbetaald, welke metnbsp;de renten toen ongeveer 140 millioen gulden bedroegen. Tot zoover zou men dit stelsel nog kunnen goedpraten, omdat tenslotte
-ocr page 120-102
Indi er de vruchten van plukte. Doch als dit alles betaald is, gaat men voort de gelden, uit het Cultuurstelsel voortvloeiende, naar Nederland over te maken; ook de schulden van hetnbsp;vaderland worden hieruit bestreden, evenals de kosten vannbsp;den oorlog met Belgi en tenslotte gebruikt men het voor hetnbsp;aanleggen van spoorwegen en het bouwen van vestingen innbsp;het moederland. Niets ervan kwam toen meer ten goede aannbsp;het land, dat deze rijkdommen produceerde. Ook de Handelmaatschappij, die immers het monopolie van vervoer van gou-vernementsproducten had, beleefde door het Cultuurstelsel eennbsp;gouden tijd.
Dit Cultuurstelsel, dat het Nederlandsche Rijk, zoowel als zijn ambtenaren in Indi persoonlijk, zooveel winsten opleverde, beschuldigde Bosch, toen hij als voornaamste oorzaaknbsp;van de epidemie in Midden-Java de ondervoeding en slechtenbsp;levensomstandigheden der bevolking aangaf. En al was dezenbsp;beschuldiging niet openlijk als aanklacht tegen het Cultuurstelsel geuit, de regeering voelde het toch als zoodanig. Zijnbsp;informeerde bij haar residenten in de betrokken afdeelingennbsp;en de Gouverneur-Generaal deed tijdens een inspectie-reis doornbsp;die gebieden persoonlijk navraag naar den toestand en de mogelijkheid van uitvoering der door Bosch voorgestelde maatregelen.
Bosch zelf zat ook niet stil, onderhield een levendige correspondentie met zijn officieren van gezondheid in het epi-demie-gebied werkzaam en als antwoord op het rapport van den Directeur der Kultures diende hij opnieuw een rapportnbsp;in, waarin hij de gegevens, verstrekt door zijn ondergeschikten, die unaniem van meening waren, dat de slechte levensomstandigheden de hoofdoorzaken voor het voortduren der epidemie waren, verwerkte. Tevens meldde hij, dat in streken,nbsp;waar het bestuur ter plaatse meewerkte en op particulierenbsp;landerijen, waar de landheeren de door hem voorgesteldenbsp;maatregelen reeds ten uitvoer hadden gelegd, de ziekte eennbsp;gunstige wending had genomen.
In een nader rapport van 11 October 1847, No. 134 gaat
-ocr page 121-103
Bosch, wat betreft die maatregelen, nog een stap verder en stelt aan de regeering voor om een zeker aantal geschiktenbsp;jongelui van Javaanschen bloede in een tweejarigen cursusnbsp;aan de groote militaire hospitalen te Batavia, Semarang ennbsp;Soerabaya, op te leiden tot geneeskundigen, opdat dezen, nanbsp;met gunstig gevolg dezen cursus te hebben afgeloopen, teruggekeerd naar hun geboortestreek, de bevolking geneeskundigenbsp;hulp zouden kunnen verleenen.
Intusschen heeft de regeering haar standpunt bepaald en bij besluit van den Gouvemeur-Generaal van 10 November 1847,nbsp;No. 2 wordt toegestaan, dat de afgekeurde dekens van hetnbsp;Militaire Departement ter beschikking worden gesteld en innbsp;Nederland tien pond sulfas chinini wordt besteld. Alle overigenbsp;maatregelen, door Bosch voorgesteld, worden afgewezen alsnbsp;zijnde onuitvoerbaar wegens de te hooge kosten. In een schrijven van den Algemeen-Secretaris van denzelfden datum, No.nbsp;2557a, wordt aan Bosch op nadrukkelijke wijze het misnoegen der Regeering overgebracht. Hierin wordt gezegd, dat eennbsp;uitvoerig onderzoek bij de plaatselijke autoriteiten heeft uitgewezen, dat geenszins bevestigd kon worden, dat algemeenenbsp;misre onder de bevolking de oorzaak der ontwikkeling vannbsp;de epidemie is geweest. Juist de koffie-cultuur heeft veel geldnbsp;onder de bevolking van die streek gebracht en nimmer de verbouwing van rijst belemmerd. Het stuk gaat dan voort;
Uit dit alles is de overtuiging erlangd, dat in de districten, waar de ziekte gewoed heeft, geen gebrek of ellende bestond en dezen dus de oorzaak van gene niet kunnennbsp;zijn en der halve dat de bewering van UWEdg., dat de epidemie in de algemeene misere der bevolking eene ruimenbsp;bron van ontwikkeling vindt, geheel onjuist is.
Daarom heeft de Regering met ongenoegen bespeurd, dat UWEdg. eene zoo gewaagde stelling, uit welke zulknbsp;eene gewigtige beschuldiging tegen de werking van hetnbsp;Regerings- en kultuurstelsel was af te leiden, heeft kunnennbsp;aanvoeren, zonder zich vooraf van derzelver gezondheidnbsp;te verzekeren, zijnde het ongenoegzaam toegeschenen als
-ocr page 122-104
grond daartoe aan te voeren de vroeger in een ander gewest waargenomene schaarste, door misgewas en zamen-loop van plaatselijke oorzaken ontstaan.
De Regering is altijd genegen de waarheid te vernemen, ook dan wanneer ze Haar grievend mogt wezen, en bereidnbsp;om zoodanige maatregelen aan te wenden, als met de beginselen van een Christelijk- en menschlievend Staatsbestuurnbsp;strooken; doch dezelve behoort niet bemoeijelijkt tenbsp;worden met de mededeeling van onjuiste of ongegrondenbsp;berigten en op het hooge Standpunt, waarop UWEdg. geplaatst is, had UWEdg. dubbel voorzigtig en behoedzaamnbsp;moeten zijn in het uiten van dusdanige gewaagde stellingen.
In een uitvoerigen brief van 22 November 1847, No. 196 trekt Bosch te velde, zoowel tegen het Gouvernementsbesluit als tegen de persoonlijke afkeuring. Hij neemt deze moeilijke en onaangename taak op zich, omdat de geneeskunde denbsp;toegestane maatregelen als onvoldoende beschouwt en opdatnbsp;later, noch hemzelf noch de geneeskunde het verwijt van hetnbsp;gouvernement kan treffen, niet voldoende te hebben gewezennbsp;op de noodzakelijke maatregelen om een epidemie te voorkomen of tot staan te brengen. ,,Dat is heilige, dure ver-pligting jegens de regering en de Indische bevolking, wier geneeskundige belangen mij zijn toevertrouwd, waarvoor iknbsp;verantwoordelijk ben en niet zal ophouden mijne krachten ennbsp;het mij geschonken vermogen aan te wenden.
Punt voor punt weerlegt hij dan het in het besluit vermelde. Zoo staat hierin, dat hij zou hebben voorgesteld om de kleeder-dracht en de huisvesting van de geheele Javaansche bevolkingnbsp;te veranderen. Met een citaat uit zijn desbetreffend rapportnbsp;van 14 April 1847, No. 841, bewijst hij, dat hij juist gezegdnbsp;heeft, dat deze wijziging totaal onmogelijk is, al behoort denbsp;onvoldoende kleeding en huisvesting mede tot de oorzakennbsp;van de epidemie, hetgeen blijkt uit het feit, dat Europeanen,nbsp;Chineezen en hunne Inlandsche bedienden in de aangetastenbsp;gebieden niet ziek werden, omdat zij beter gehuisvest en gekleed waren.
-ocr page 123-105
Wat betreft het verzamelen van de zieken in daartoe bestemde zalen, van welken maatregel de bevolking, zooals door sommige residenten aan de regeering werd medegedeeld, zeernbsp;afkeerig zou zijn, evengoed als van het aannemen van geneeskundige hulp door Europeanen, deelt hij mede, dat dergelijkenbsp;maatregelen reeds in 1821, tijdens de cholera-epidemie doornbsp;het gouvernement zelf werden bevolen en met veel succesnbsp;werden uitgevoerd. In tegenspraak met de aan de regeeringnbsp;hieromtrent verstrekte gegevens, haalt hij een vijftientalnbsp;brieven van bestuursambtenaren en officieren van gezondheidnbsp;aan, die allen verklaren, dat de bevolking zich gaarne verzamelde en als het ware smeekte om de medicijnen. Weliswaarnbsp;kostte dat in het begin hier en daar eenigen zachten dwang,nbsp;doch door het succes, dat er van werd gezien, was dwang alnbsp;spoedig niet meer noodig.
Komende tot de voorgestelde uitbetaling van tien duiten per dag aan eiken zieke, maakt hij een berekening, waaruit blijkt,nbsp;dat dit het gouvernement f 7500. per maand zou hebben gekost. Mede hierdoor zou echter het gouvernement vele duizenden arbeidskrachten hebben kunnen sparen, die thans zijnnbsp;overleden door de ziekte. Toen het jaar tevoren in Amsterdamnbsp;een epidemie heerschte, legde de stad f40.000 per maand tennbsp;koste aan de bestrijding hiervan. Zou dan het Indische Gouvernement hiervan niet het n-vijfde gedeelte kunnen betalen,nbsp;waar het ging om een tienvoudige bevolking, verdeeld overnbsp;vijf residenties?
Hij hoopt, dat uit dit alles moge blijken, dat zijn voorgestelde maatregelen niet ,,overdreven en onmogelijk uit te voeren uit ontoereikendheid der beschikbare middelen zijn en verzoekt den Gouverneur-Generaal door een openlijke goedkeuring van zijn werk, de eveneens openlijke afkeuring te vervangen en zoo den ongunstigen indruk, die velen van hemnbsp;hebben gekregen, uit te wisschen.
Dit schrijven van Bosch werd zonder meer opzij gelegd, althans wij vonden nergens teekenen, dat dit werd beantwoord.
Wel echter vonden wij een schrijven van den Gouverneur-
-ocr page 124-106
Generaal Rochussen aan den Minister van Kolonin Baud van 26 December 1847, No. 12212, waarin de geheele gang vannbsp;zaken betreffende de epidemie uitvoerig uiteengezet wordt ennbsp;waaruit blijkt, dat Bosch' verweer niet den minsten indruknbsp;heeft gemaakt. Wij lezen:
De voorstellen, welke de Chef over den geneeskundigen dienst in zijnen ijver, om zich de belangen der bevolkingnbsp;aan te trekken, geraden oordeelde aan het Gouvernementnbsp;in te zenden, getuigden echter weldra van zoodanige overdrijving, dat de beschikbare middelen op verre na nietnbsp;zouden hebben toegereikt, om zijne denkbeelden te verwezenlijken.
Hierna worden dan de door Bosch voorgestelde maatregelen opgesomd en weer lezen wij daarbij het voorstel over de kleeding en huisvesting, hoewel toch duidelijk uit Bosch'nbsp;schrijven is gebleken, dat het aanbrengen van veranderingnbsp;hierin niet zijn bedoeling is geweest. Na de door de regeeringnbsp;genomen maatregelen, welke uitvoerbaar werden geacht, tenbsp;hebben medegedeeld, weidt de G. G. uitvoerig uit over Boschnbsp;laatste voorstel, namelijk om Javaansche jongelieden tot praktische geneeskundigen op te leiden. Dit voorstel acht hij zeernbsp;wel uitvoerbaar en het zal hopelijk een groote verbeteringnbsp;brengen in de geneeskunde onder de bevolking, die tot datnbsp;tijdstip bijna uitsluitend door volkomen onkundige inlanders,nbsp;doekoens, wordt uitgeoefend en waardoor veel schade wordtnbsp;aangericht, zooals den Minister uit zijn Indischen loopbaannbsp;wel bekend is. Ook de Raad van Indi is van meening, dat hetnbsp;voorstel tot de goede en uitvoerbare plannen behoort. Welnbsp;zullen er verschillende moeilijkheden te overwinnen zijn, dochnbsp;de G.G. is van meening, dat deze alle op te lossen zijn. Hijnbsp;zegt daarbij, de overtuiging te hebben, ,,dat Dr. Bosch, die,nbsp;hoezeer hij somwijlen in zijne denkbeelden en redeneeringennbsp;faalt, toch immer eenen grooten ijver en de meeste gemoedelijkheid aan den dag legt in de behartiging der aan zijne zorgen
-ocr page 125-107
toe vertrouwde belangen, van zijne zijde alles zal doen, wat mogelijk is, om aan de onderwerpelijke aangelegenheid denbsp;meeste belangstelling en medewerking van het personeel dernbsp;geneeskundige dienst te verzekeren.quot;
Voor de tegenwoordige officieren van gezondheid moet het vreemd aandoen, dat als hoofdbezwaar werd gevoeld, dat ernbsp;onder de artsen slechts zeer weinigen zijn, die de Maleischenbsp;taal machtig zijn, in welke taal het onderwijs zal moeten wordennbsp;gegeven. Dat ook de heer Rochussen dit fout vond, blijktnbsp;uit het feit, dat hij en passant den Minister het denkbeeld aanbeveelt om reeds in Nederland de uit te zenden artsen op tenbsp;dragen, zich in die taal te bekwamen.
Voortgaande op zijn eigenlijke onderwerp meent de heer Rochussen te mogen opmerken, dat dit plan zeer nauwnbsp;samenhangt met hetgeen hij reeds in 1846 had voor gesteld betreffende de opleiding van geschoolde vaccinateurs, waaropnbsp;nog geen antwoord was ontvangen. Hij stelt dus nu voor omnbsp;deze opleiding tot vaccinateurs uit te breiden tot een opleidingnbsp;voor praktische geneeskundigen en dezen na afloop van dennbsp;tweejarigen cursus als vaccinateur aan te stellen, zoodat zondernbsp;verdere finantieele consequenties voor het gouvernement dezenbsp;maatregel kan worden beproefd op zijn deugdelijkheid. Ernbsp;blijven dan slechts de onkosten, aan de opleiding verbondennbsp;en deze zijn geraamd op f 5400. per jaar.
Voor Bosch was dit een moeilijke tijd. Om als hoofdambtenaar het misnoegen van de regeering te moeten ontvangen was zeker een ernstig feit, doch hij bleef zijn meening handhaven, waardoor de stemming tegen hem steeds ongunstigernbsp;werd, zoodat zelfs in n der rapporten over dit onderwerpnbsp;Bosch, gezien zijn gedragingen, als een vijand van het Gouvernement werd bestempeld.
Uit het hoven aangehaalde rapport van den Gouverneur-Ge-neraal Rochussen blijkt echter wel, dat deze hoogste functionaris in Indi de goede bedoelingen van Bosch wel aanvaardde en hem, al was hij dan door zijn emotioneelen aard in zijn uitingen vaak te fel en in zijn conclusies niet altijd juist,nbsp;als mensch kon waardeeren. En gelukkig zag deze Gouverneur-
-ocr page 126-108
Generaal ook het goede in Bosch' plannen, anders had het vele rumoer rondom den voorsteller der plannen de verwezenlijking hiervan weleens kunnen verijdelen,
De voorstellen om te komen tot een opleidingscursus voor Inlandsche geneeskundigen waren dus nu aan de moederland-sche regeering, met gunstig advies van het Indische Gouvernement, doorgezonden en men diende thans af te wachten.
Bosch echter bleef zich intusschen in zijn recht te kort gedaan voelen. Bij schrijven van 13 September 1848, No. 423 wendt hij zich wederom tot den Gouverneur-Generaal. Hij beklaagt zich hierin, dat zijn verweer op de afkeuring der regeering van 10 November 1847 bij Gouvernementsbesluit no. 21),nbsp;geheel ter zijde is gelegd, en zegt, dat hem nu ter oore is gekomen, dat de Gouverneur-Generaal bij schrijven van 26 December 1847, No. 722/2 1) aan den minister van kolonin heeftnbsp;geschreven en in dit schrijven geen enkel punt van dat verweer, dat gedateerd was 22 November 1847, No. 1961), heeftnbsp;gememoreerd. Uit dit schrijven is hem gebleken, ,,dat de Regering persisteert bij hare ongunstige meening ten aanzien mijnernbsp;ambtsverrigtingen in de zaak der Epidemie, en van de door mijnbsp;voorgeslagen maatregelen eene voorstelling geeft, die getuigtnbsp;van eene onbekwaamheid, onberadene dwaasheid en onuitvoerbaarheid, welke niet anders dan eenen zeer ongunstigennbsp;indruk op ieder kan maken en hoogst krenkend is voor mijnenbsp;eer en reputatie.quot;
Hij zegt, nog steeds van meening te zijn, dat zijn verklaringen omtrent de oorzaak der epidemie de toets des onderzoeks kunnen weerstaan en zijn voorgestelde maatregelen wetenschappelijk verantwoord zijn. Niet alleen voor zichzelf moet hij zichnbsp;verdedigen tegen de verkeerde wijze van voorstellen der zaaknbsp;door de regeering, doch ook terwille van den thans afgetreden.nbsp;Minister van Kolonin Baud, die hem indertijd, zonder eenigenbsp;poging van zijn kant, had aangezocht voor deze hooge betrekking. Uit erkentelijkheid voor dit vertrouwen moet hij nu bewijzen, dat de heer Baud zich niet zoo zeer heeft kunnen ver-
Zie boven.
-ocr page 127-109
gissen om een zoo belangrijke betrekking aan zoo onbekwame handen toe te vertrouwen.
Hij zegt dan, dat door hem de algemeene misre en honger onder de bevolking als oorzaak was opgegeven van de epidemie, in het midden latende hoe die honger was ontstaan. Denbsp;Directeur der Kultures verklaarde daarop, dat in dien tijd vannbsp;misoogsten geen sprake was en Java juist meer rijst produceerde dan eenige jaren te voren. Hoe verklaart men nu dezenbsp;tegenstrijdigheden, als men de rapporten van alle officierennbsp;van gezondheid ziet, die melden, dat de bevolking in de betrokken streken zich voedde met minderwaardig voedsel alsnbsp;katella, djagong, ja zelfs boombladeren en murw gekloptenbsp;boomschors? En wat is de oorzaak, dat de rijstprijs in dien tijdnbsp;van gemiddeld f 3. per pikol is gestegen tot f 16. a f 20.nbsp;per pikol, terwijl toch voldoende rijst aanwezig heette te zijn?nbsp;En wat moet men denken, als men hoort, dat bij de suiker- ennbsp;de indigo-cultuur in Pecalongan in 1846 de ruim 19000 aldaarnbsp;werkzame huisgezinnen slechts f 14. per gezin hebben verdiend, terwijl zij bij den toenmaligen rijstprijs per gezin f 54.nbsp;zouden hebben noodig gehad om dit voedsel in voldoende hoeveelheid te kunnen koopen? En in Pecalongan stierven in, 1846nbsp;6000 menschen! Naar Bosch meaning is een grondig onderzoek naar de juistheid van deze gegevens, die hij garandeert,nbsp;een gebiedende eisch.
Te midden van al deze narigheid vindt Bosch nog lust en gelegenheid om de aandacht van de regeering te vestigen opnbsp;het moeilijke en belangrijke werk door de officieren van gezondheid in de betrokken gebieden voor de bestrijding dernbsp;epidemie verricht en doet hij voorstellen om deze geneeskundigen te beloonen voor hun onverpoosden ijver en toewijding.
Bij schrijven van de regeering van 12 Januari 1849, No. 24 worden, zoowel Bosch' laatste verweer van 13 Septembernbsp;1848, No. 423, als zijn voorstellen tot belooning van zijn ondergeschikten beantwoord op de volgende wijze:
Gezien, gelet, gelezen, enz. enz. is goedgevonden en verstaan, aan den Chef over den geneeskundigen dienst te kennen te geven:
-ocr page 128-110
dat zijne bekwaamheden en goede bedoelingen tot bevordering van de belangen der lijdende menschheid en van de wetenschap evenzeer erkend worden als zijn ijver ennbsp;goede trouwj
dat de beoordeelingen te zijnen opzigte, voorkomende in een schrijven van den Minister van Staat Gouverneur-Generaal aan den Minister van Kolonin, hetwelk niet bestemd was om te zijner kennis te komen of eenige soortnbsp;van openbaarheid te erlangen, dus geacht moeten wordennbsp;alleen het gevolg te zijn van den te warmen ijver, waardoor geleid, hij. Chef, op het aannemen van zijne meeningnbsp;en overtuiging meer aandringt, dan vereenigbaar is metnbsp;algemeene aangelegenheden of met de beschikkingen vannbsp;het Bestuur;
dat van hem met vertrouwen wordt verwacht, dat hij in zijnen belangrijken werkkring het Bestuur zal schragen,nbsp;vooral in de moeijelijke tijdsomstandigheden, welke het gevolg zijn, of verder kunnen worden van de gebeurtenissen in Europa; behoorende tot zoodanige medewerking hetnbsp;vermijden van alles, wat de overigens ongegronde gevolgtrekking zoude kunnen doen ontstaan, alsof het Bestuur achterlijk ware in hetgeen strekken kan tot het welzijn der bevolking;
dat de wensch om verbeteringen in te voeren daar waar zulks, in verband met de beschikbare middelen en de bevoegdheid van het Indische bestuur, mogelijk is, hem. Chef,nbsp;gebleken moet zijn uit de veelvuldige inwilligingen vannbsp;zijne voorstellen; hoedanige voorstellen ook voortdurendnbsp;met welwillendheid en belangstelling zijn en verder zullennbsp;worden ontvangen en behartigd;
dat de minister van staat Gouverneur-Generaal intus-schen overtuigd blijft, dat de epidemische ziekte, over welke in de onderwerpelijke stukken wordt gehandeld,nbsp;niet is toe te schrijven aan eene beweerde algemeenenbsp;ellende, en zulks te meer omdat de streken, waar denbsp;ziekte het meest gewoed heeft, tot de welvarendste vannbsp;Java behooren;
-ocr page 129-Ill
dat evenwel, indien de Chef alsnog termen mogt vinden om voorstellen aan te bieden, strekkende tot leniging ofnbsp;afwending van epidemische ziekten als die van 1847 opnbsp;Java, met doelmatige middelen en in verband met het karakter en de gewoonte des volks, die voorstellen zullennbsp;worden tegemoet gezien;
en dat alsmede door hem zal kunnen worden ingediend eene algemeene voordrag! tot belooning van die geneeskundigen, die bij de laatste epidemie zich bijzonder onderscheiden hebben door gepasten ijver en goede resultaten.
Uit dit schrijven blijkt dus wel een teruggekeerde welwillende houding tegenover Bosch en zijn werk, dat duidelijk gewaardeerd wordt, doch wordt hem niet gegund, dat zijnnbsp;visie op de kwestie als de juiste wordt erkend.
Hij geeft echter ook nu den moed nog niet op, verzamelt een groot aantal gegevens en schrijft een boek, getiteld: ,,De vermeerdering van Javas bevolking, beschouwd als de grootstenbsp;bron van rijkdom voor Nederlandquot;. Dit boek werd gedrukt bijnbsp;M. Wijt en Zonen te R'dam in 1851 en bevatte 145 bladzijden.
In een vergelijking, berustende op het werk van den arts, geeft hij de reden aan, waarom dit boek verschijnt. Wanneernbsp;een medicus bij een zieke ingrijpende maatregelen noodzakelijknbsp;acht en de zieke en zijn familie zien den ernst van den toestand niet in en willen zijn advies niet opvolgen, dan kannbsp;de medicus zich terugtrekken en den zieke aan zijn lot overlaten. Dit zal hem echter niet bevredigen en daarom zal hijnbsp;anderen er bij vragen en hun de kwestie uitleggen om daardoornbsp;zijn inzicht misschien beter duidelijk te kunnen maken. Dezelfde bedoeling nu heeft dit boek. Dat men in Indi, door nietnbsp;voldoende aandacht te besteden aan de eigenlijke veroorzakersnbsp;van de groote welvaart, die het oplevert, namelijk de Javanen,nbsp;op den verkeerden weg is, heeft Bosch, zegt hij, reeds opnbsp;allerlei wijzen betoogd, doch men heeft dit niet willen inzien.nbsp;Nu wil hij door dit boek allen, die het lezen, van de juistenbsp;feiten op de hoogte stellen, zoodat zij mede kunnen oordeelen.
Het verkrijgen van juiste gegevens over de toestanden onder de Javaansche bevolking is zeer moeilijk. Slechts de ambte-
-ocr page 130-112
naren in het binnenland zouden die gegevens kunnen verschaffen, doch dezen durven dit niet te doen, omdat ze bang zijn door hun inlichtingen de regeering te mishagen, als dezenbsp;inlichtingen soms minder aangenaam voor het heerschende stelsel mochten blijken. Door deze meening onder de ambtenarennbsp;blijft de regeering onkundig van veel kwaad en wordt zij eenzijdig ingelicht. Naar Bosch meening kan dit niet de bedoelingnbsp;der regeering zijn, daar deze, om op de juiste wijze te kunnennbsp;handelen, gaarne ook andere berichten zou onvangen.
Tegenover de velen, die propaganda maken voor behoud van het huidige stelsel, omdat dit vele millioenen in de schatkist van Nederland brengt, staan slechts enkelen, die meenen,nbsp;dat een andere koers moet worden ingeslagen, aangezien opnbsp;de bestaande wijze onrechtvaardig wordt gewerkt en slechtsnbsp;het moederland voordeel heeft, doch Java verarmt. En ditnbsp;moet op den duur leiden tot het opdrogen van de bron, dienbsp;nu nog zoo rijkelijk vloeit.
De bewijzen, dat Nederland nog steeds wel vaart bij de verbintenis Nederland-Indi, zijn voor iedereen zichtbaar; dat Java bij deze verbintenis voortdurend meer verarmt, wordt doornbsp;niemand aangewezen. Bosch wil dit nu in dit boek aantoonennbsp;om zich later, als de catastrophe eenmaal is gekomen, nietnbsp;schuldig te voelen, omdat hij deze catastrophe had zien aankomen en niets had gedaan om haar te verhinderen. In vroegere jaren heeft hij, als opziener der vaccine, door rechtstreek-sche aanraking met de bevolking en haar hoofden, een goedennbsp;kijk op het bestaan van deze menschen kunnen krijgen. En innbsp;zijn tegenwoordige betrekking heeft hij geen persoonlijk belang bij eenig speciaal stelsel, zoodat hij onbevooroordeeldnbsp;zijn meening kan zeggen.
Uit statistieken bewijst hij nu, dat in dichtbevolkte streken per hoofd meer wordt geproduceerd dan in de minder bevolktenbsp;gebieden, waar dus voor eiken arbeider meer grond ter beschikking is. Hieruit concludeert hij, dat de vermeerdering dernbsp;bevolking, waardoor dus overal de bevolkingsdichtheid zounbsp;toenemen, ook de productie belangrijk zou doen stijgen.
De oorzaak nu, dat Java's bevolking niet in dezelfde mate
-ocr page 131-113
toeneemt als dit in andere landen het geval is, wordt voor een gedeelte veroorzaakt door het feit, dat de levensstandaardnbsp;daar nog zeer primitief is en er een nijpend gebrek aan geneeskundige verzorging bestaat. Daarom is het noodig, dat Nederland zich eindelijk het lot der Javanen gaat aantrekken en denbsp;oude politiek verlaat, die het mogelijk heeft gemaakt, dat denbsp;Javaansche bevolking nog op hetzelfde primitieve peil staatnbsp;als 250 jaar tevoren, toen de Hollanders er voor het eerstnbsp;kwamen. De Javaan zal door het oprichten van scholen innbsp;staat gesteld moeten worden om op uitgebreide schaal kennisnbsp;te maken met de Westersche beschaving en hygine. Dit nunbsp;moet de regeering stimuleeren en financieren. Door de meerdere ontwikkeling zal de Javaan ook meer behoeften krijgennbsp;en dan harder werken om deze te bevredigen. Hierdoor zal dusnbsp;de productie stijgen ook zonder dwangcultuur. Door, dit stelselnbsp;van dwangcultuur, zooals het op dat moment bestaat, is ernbsp;een groote sterfte onder de bevolking ontstaan door allerleinbsp;epidemien. Dit heeft een zeer duidelijken achteruitgang in denbsp;bevolkingstoename, vergeleken bij vroegere jaren, ten gevolgenbsp;gehad. Was van de groote inkomsten van de laatste jaren ooknbsp;een gedeelte ten voordeele van den Javaan zelf bestemd geworden, dan zou daarentegen de bevolking sterk zijn toegenomen en de verdiensten nog veel grooter zijn geweest.
Met uitgebreide becijferingen, betreffende het verminderde verbruik van zout en rijst door de bevolking, het achteruitnbsp;loopen der veestapel op Java, enz. toont Bosch aan, dat denbsp;bevolking steeds armer is geworden en niet meer in staat isnbsp;om in haar noodzakelijk levensonderhoud te voorzien. En kannbsp;dit anders dan de schuld van het regeeringsstelsel zijn, als mennbsp;weet, dat de grond op Java z vruchtbaar is, dat reeds weinignbsp;arbeid voldoende zou zijn om rijkelijk in de behoeften van denbsp;bevolking te voorzien?
Wij moeten bewondering hebben voor het zeer uitgebreide cijfermateriaal, dat door Bosch in dit boek bijeen gebrachtnbsp;is om te bewijzen, dat op elk gebied de welvaart der Javanennbsp;steeds is achteruit gegaan en dat er, als dit zoo voortgaat,nbsp;binnen afzienbaren tijd geen sprake meer zal zijn van een batig
8
-ocr page 132-114
saldo, omdat er een tekort aan arbeidskrachten zal zijn ontstaan om de producten te leveren, die voor dit batig saldo noodig zijn. Verbetering kan hierin slechts komen als de re-geering eindelijk eens aandacht gaat besteden aan de positie van den Javaan en zorg gaat dragen, dat deze in dusdanigenbsp;omstandigheden komt te verkeeren, dat hij met lust en opgewektheid zijn werk kan verrichten. Dan zal de bevolking vannbsp;Java zich weer uitbreiden en deze uitbreiding zal op den duurnbsp;de vermindering van inkomsten, ontstaan door afschaffing vannbsp;het Cultuurstelsel, ruimschoots compenseeren en daarenbovennbsp;de dan ontstane inkomsten duurzamer doen zijn, omdat zij opnbsp;gezonder basis rusten.
Dit boek, in Nederland gedrukt, kwam natuurlijk ook naar Indi en was in zeer korten tijd bij den boekhandel uitverkocht. Wij vonden verscheidene brieven van officieren vannbsp;gezondheid aan Bosch geschreven, waarin deze heeren hunnbsp;groote instemming betuigen met den inhoud van het boek ennbsp;n van hen schreef: Dit boek zal U in Indi vele vrienden,nbsp;doch zeker ook vele vijanden bezorgenquot;.
Terugkeerende tot het eigenlijke onderwerp van dit hoofdstuk, zien wij, dat intusschen uit Holland bericht is ontvangen, dat de voorstellen van den Gouverneur-Generaal, in zake hetnbsp;doen opleiden van intelligente inlanders tot praktische geneeskundigen, zijn aangenomen en na overleg met den Raad vannbsp;Indi verschijnt het volgende Gouvernementsbesluit van 2 Januari 1849, No. 22.
Gezien, gelet, gelezen, enz.
Is goedgevonden en verstaan:
Eerstelijk
te bepalen:
a. nbsp;nbsp;nbsp;dat aan een dertigtal jongelieden uit de Javaansche bevolking bij 's lands militaire hospitalen de gelegenheid zalnbsp;worden verschaft, om zich kosteloos te bekwamen voornbsp;het vak van Inlandschen geneeskundige en vaccinateur;
b. nbsp;nbsp;nbsp;dat tot dit einde bij voorkeur in aanmerking zullen komen
-ocr page 133-115
jongelieden van fatsoenlijke Javaansche familien, die de Maleische en liefst ook de Javaansche taal kunnen lezennbsp;en schrijven, eenen goeden aanleg hebben, en genegen zijn,nbsp;om na gedurende twee jaren onderwijs te hebben genoten,nbsp;te worden geplaatst als vaccinateur na zich zooveel mogelijk te hebben bekwaamd, om aan de bevolking in denbsp;districten, uit welke zij afkomstig zijn, geneeskundige hulpnbsp;te verleenen;
c. nbsp;nbsp;nbsp;dat aan de lves, die zulks verkiezen, van 's lands wegenbsp;zal worden toegelegd eene bezoldiging van f. 15. (vijftien gulden) 's maands, benevens vrije woning;
d. nbsp;nbsp;nbsp;dat te dien einde zullen worden toegelaten in het jaar 1849nbsp;te Weltevreden twaalf lves, in het jaar 1850 te Weltevreden nog zes en ook te Semarang zes en te Soerabaya zesnbsp;lves, terwijl, nadat het bepaalde getal van dertig lvesnbsp;zal zijn aangevuld, de aftredenden door een gelijk getalnbsp;nieuwaankomenden zullen worden vervangen, zoodat nietnbsp;meer dan dertig lves gelijktijdig tot het onderwijs zijnnbsp;toegelaten;
e. nbsp;nbsp;nbsp;dat de regeling en leiding van dit onderwijs zal zijn opgedragen aan den Chef over den geneeskundigen dienst, dienbsp;mitsdien wordt gemagtigd om uit de officieren van gezondheid, die zich tot dat einde mogten aanbieden, eenen officier van gezondheid der 1ste klasse, en twee van de 2denbsp;klasse met dit onderwijs bijzonderlijk te belasten;
f. nbsp;nbsp;nbsp;dat deze lves, na voldoende bekwaamheden te hebbennbsp;verkregen, bij voorkomende vacature, door den Chef overnbsp;den geneeskundigen dienst zullen worden voorgedragennbsp;tot vaccinateurs.
Ten tweede
Magtiging te verleenen, om voor kosten van onderwijs van inlandsche lves voor de geneeskunde en vaccine, op hetnbsp;Ve hoofdstuk, 5e afdeeling der algemeene begroeting vannbsp;1849 en vervolgens jaarlijks eene som van f. 5400. (vijfnbsp;duizend vier honderd gulden) uit te trekken met bepaling;
Ie. dat uit dezelve zullen worden bestreden de bezoldiging
-ocr page 134-116
van dertig lves, en voorts de aanschaffing en het onderhoud van onmisbare benoodigdheden, voor het onderwijs en verdere uitgaven op dat gebied betrekkelijk;
2e. dat deze lves zullen worden betaald door de directeuren van de hospitalen, bij welke zij zijn toegelaten.
Ten derde
De residenten van Bantam, de Preanger Regentschappen, Cheribon, Tagal en Pekalongan en den adsistent-residentnbsp;van Buitenzorg uit te noodigen, om hunnen zedelijken invloed en goede diensten aan te wenden tot verkrijging vannbsp;jonge lieden, zooals bij artikel I van dit besluit worden bedoeld, aanvankelijk uit elke residentie twee, en om in January 1849, en voorts op den len January van elk volgendnbsp;jaar aan den Chef over den geneeskundigen dienst in tenbsp;zenden nominatieve opgaven naar een door dien Chef tenbsp;geven model, ten einde deze kieze de noodige lves, dienbsp;voorts op zijne aanschrijving door de betrokkene residenten naar de aangewezene hospitalen zullen worden bestemd.
Alles leek nu vlot te zullen verloopen. Het besluit sprak van beginnen met de opleiding in 1849. Doch te voren was nog veelnbsp;te regelen. In de eerste plaats moest woongelegenheid voornbsp;de toekomstige leerlingen worden gereed gemaakt. Met hetnbsp;maken van plannen hiervoor ging bijna het geheele jaar 1849nbsp;verloren, want wij lezen in een brief van 28 November 1849nbsp;aan den Raad van Indi gezonden, dat de plannen en kosten-begrooting voor deze woongelegenheden worden aangebodennbsp;en den Raad wordt verzocht met spoed te beslissen, aangeziennbsp;de Chef over den geneeskundigen dienst op spoedige voorziening had aangedrongen.
Bij gouvernementsbesluit van 14 Januari 1850, No. 3 werd eindelijk machtiging verkregen tot opbouw der voor de leerlingen benoodigde woningen, eerst te Weltevreden, later ooknbsp;te Semarang en Soerabaya. In October 1850 was men met dennbsp;bouw te Weltevreden klaar. Er was een blok van 18 kamertjesnbsp;gebouwd, elk groot 4 bij 5 Nederlandsche el met een voorgalerij van 2 ellen diep. De kosten hiervan hadden f. 6978.
-ocr page 135-117
bedragen. En tenslotte werd 1 Januari 1851 te Weltevreden het onderwijs aangevangen. De leiding van de school aldaarnbsp;was door Bosch opgedragen aan den officier van gezondheidnbsp;P. B 1 e e k e r, een man met een sterke wetenschappelijke ambitie, die de rechterhand van Bosch was bij diens pogingennbsp;tot verheffing van het wetenschappelijk peil der geneeskundenbsp;in Indi, zooals wij later nog zullen zien.
In Augustus 1851 waren ook de woningen te Semarang en Soerabaya, elk uit 6 kamertjes van bovengenoemde afmetingennbsp;bestaande, gereed. De kosten hiervoor hadden respectievelijknbsp;f. 3648. en f. 4791. bedragen.
Doch nog vr het onderwijs in deze plaatsen was begonnen, kwam Bosch met wijzigingen in de plannen. Bij schrijven van 8 Mei 1852, No. 389, gericht aan den Gouverneur-Gene-raal1), zegt hij indertijd tot het voorstel om op drie verschillende plaatsen scholen op te richten te zijn gekomen, omdatnbsp;hem uit besprekingen met bestuursambtenaren was gebleken,nbsp;dat deze heeren van meening waren, dat de jonge Javanennbsp;uit ver van Batavia gelegen streken, niet zouden zijn over tenbsp;halen om voor opleiding naar Batavia te komen. Hoewel hijnbsp;zelf deze meening niet was toegedaan, had hij op de meerderenbsp;ervaring van ter plaatse gevestigde ambtenaren vertrouwdnbsp;en daarom noode besloten voor te stellen om het onderwijsnbsp;op drie plaatsen te doen geschieden. Door een toevalligheidnbsp;was zijn oorspronkelijke meening onlangs weer versterkt ennbsp;hij had nu de residenten uit de andere afdeelingen geschreven,nbsp;met verzoek om bij de voor Semarang en Soerabaya aangenomen jongelui te informeeren of zij bezwaren zouden hebbennbsp;tegen een opleiding te Batavia. En uit dit onderzoek bleek,nbsp;dat zijn meening de juiste was geweest, want negen van denbsp;elf aspiranten hadden zich bereid verklaard hun opleidingnbsp;te Batavia te ontvangen. Nu stond dus niets het centraliseerennbsp;van het onderwijs meer in den weg en de voordeelen vannbsp;deze centralisatie waren vele. In de eerste plaats waren mindernbsp;docenten noodig, terwijl het moeilijk zou zijn om voor de an-
Mr. A. J. DUYMAER VAN TWIST was toen G.G.
-ocr page 136-118
dere plaatsen een zoo bij uitstek geschikten leider te vinden als de heer B1 e e k e r had bewezen te zijn. Verder zou slechtsnbsp;n stel leermiddelen noodig zijn, waardoor voor het beschikbare geld veel meer kon worden aangeschaft. Hoewel Boschnbsp;zeer wel begrijpt, ,,dat in het terugkomen op zijne eigene, bereids goedgekeurde voorstellen en in de onbewimpelde erkenning van in dwaling te zijn gebragt, voor het gemoed eensnbsp;ambtenaars iets onaangenaams gelegen is, waartegen de eigenliefde zich verzet, bij het gevaar, dat hem zulks door de Regering euvel zal worden geduid,quot; meent hij toch een beterenbsp;overtuiging niet te moeten verzwijgen. Hij stelt dus voor omnbsp;het geheele onderwijs te Batavia te doen geven. De reeds gereed gekomen gebouwen te Semarang en Soerabaya kunnennbsp;zeer goed bij de hospitalen aldaar worden gebruikt, terwijl bijnbsp;het hospitaal te Batavia juist eenige ruimten zijn vrijgekomen,nbsp;die met geringe kosten voor het vermeerderd aantal leerlingennbsp;aldaar kunnen worden ingericht.
Het pleit voor de flinkheid van Bosch' karakter, dat hij, na alle moeilijkheden, die hij over deze kwestie heeft ondervonden, de kans aanvaardt om zich belachelijk te maken, innbsp;de overtuiging, dat de voorgestelde verandering van voordeelnbsp;is voor de zaak, waar het om gaat. En dit voordeel was zekernbsp;onmiskenbaar.
Gelukkig zag ook de Gouverneur-Generaal dit in en er werd reeds in Juni 1852 goedgunstig op Bosch' nieuwe voorstellen beschikt.
En zoo was dus een begin gemaakt met de opleiding van geneeskundigen uit de bevolking van Indi zelf. De jongenbsp;school zou nog vele wijzigingen ondergaan en vele moeilijkenbsp;tijden doormaken, alvorens zij was uitgegroeid tot de thansnbsp;bloeiende en in aanzien staande Medische Hoogeschool. Wijnbsp;moeten eerbied hebben voor den man, die het buitengewoonnbsp;groote nut van een zoodanige opleiding begreep en hieraannbsp;ook een begin wist te maken. En de verdiensten van dezenbsp;daad groeien nog aanmerkelijk, als wij nagaan hoe de standnbsp;van zaken betreffende het onderwijs in het algemeen in Indinbsp;in dien tijd was. In 1845 waren in Indi in totaal 24 scholen.
-ocr page 137-119
bestemd om lager onderwijs te geven aan Europeesche kinderen, waarop ook inheemsche kinderen konden worden toegelaten. Gouvernementsscholen voor onderwijs aan Inlandsche kinderen waren er niet en eerst in het Regeerings-reglementnbsp;van 1854 werd aan dit onderwerp eenige aandacht besteed,nbsp;hoewel reeds in 1848 door de Indische regeering 25.000 guldennbsp;'s jaars was uitgetrokken voor inlandsche scholen. In 1851nbsp;werd de eerste kweekschool voor inlandsche onderwijzers tenbsp;Solo geopend. Eerst toen hegon dus de mogelijkheid van eennbsp;meer uitgebreid onderwijs aan de bevolking. Hoe praematuurnbsp;moet een school ter opleiding van artsen, hoe gering ook vannbsp;opzet, toen hebben geschenen.
Nog tijdens de periode, dat Bosch chef over den geneeskundigen dienst was, werd het eerste eindexamen van de school afgenomen, namelijk op 23 en 24 Maart 1853. Boschnbsp;schrijft hierover op enthousiaste wijze, waarbij hij mededeelt,nbsp;dat alle elf candidaten zijn geslaagd en wel n met buitengewoon voldoende, en drie met zeer voldoende bekwaamheden. Wij moeten tegenover dit enthousiasme wel zeer sceptisch staan, als wij weten, dat in den tweejarigen cursus onderwijs was gegeven in de volgende vakken:nbsp;beginselen van het Nederlandsch,nbsp;rekenen,
meetkunde (waaronder vormleer), aardrijkskunde (Europa en Indi),nbsp;sterrekundige aardrijkskunde,nbsp;anorganische scheikunde (geheel),nbsp;natuurkunde (geheel),
werktuigkunde (bewegingsleer, enkelvoudige werktuigen),
geologie (hoofdomtrekken),
plantkunde (grondbeginselen),
dierkunde (geheel),
anatomie,
physiologie,
algemeene beginselen der pathologie, verloskunde (zwangerschap en ei),nbsp;chirurgie (luxatin, fracturen en herniae).
-ocr page 138-120
Daarenboven had het onderwijs ten doel, het aanbrengen van zoodanige kennis, ,,dat in veelvuldig voorkomende ziektegevallen (koortsen en buikziekten) doeltreffende hulp zou kunnen worden verleend.quot;
Voorwaar geen eenvoudig programma voor een tweejarigen cursus van menschen zonder eenige vooropleiding. Bosch'nbsp;enthousiasme zal dan ook wel meer gegolden hebben het feit,nbsp;dat de zaak marcheerde, dan de persoonlijke kennis en geschiktheid der jonge artsen.
De school ter opleiding van inlandsche Vroedvrouwen.
Gelijktijdig met de voorbereiding van de school tot opleiding van Inlandsche artsen werden door Bosch voorstellen ingediend om te komen tot een verloskundige inrichting, te Batavia of Semarang, alwaar inlandsche vrouwen zouden wordennbsp;opgeleid tot vroedvrouw. Het plan hiertoe was bij hem opgekomen door de vele mededeelingen van de officieren van gezondheid, dat onder de Inheemsche bevolking zoovele ongelukken bij bevallingen moesten worden geconstateerd, veroorzaakt door den volkomen onoordeelkundigen bijstand, verleend door de vrouwelijke doekoens. En waar de adat nietnbsp;toestonden, dat een man bij de bevalling hulp verleende, konden de officieren van gezondheid zelf niets hierin verbeteren,nbsp;nog afgezien van het feit, dat deze heeren, voor zoover zij hunnbsp;opleiding aan de school voor militaire geneeskundigen tenbsp;Utrecht hadden genoten en dit waren de meesten zelfnbsp;niet in de verloskunde waren onderwezen.
Vergeleken bij de vele moeilijkheden, die overwonnen moesten worden vr de Inlandsche artsenschool tot stand kwam, ontstond de vroedvrouwenschool eigenlijk zonder opmerkelijke bezwaren. Dit hield echter niet in, dat de oprichting snelnbsp;van stapel liep. Bosch deed het eerste voorstel hieromtrentnbsp;in October 1847; in Januari 1850 was men zoover gevorderd,nbsp;dat aan den Raad van Indi toestemming werd verzocht omnbsp;een lokaal van bamboe te mogen bouwen te Batavia, voor ditnbsp;doel bestemd. In Augustus 1850 wordt aan de regeering in
-ocr page 139-121
Nederland verzocht om een gummi-phantoom voor deze opleiding te zenden, waarop in Juli 1851 geantwoord wordt, dat een zoodanig phantoom door Charrire te Parijs zal worden geleverd.
Intusschen was reeds bepaald, dat het aantal leerlingen hoogstens twintig zou bedragen, die elk f. 12. per maand toelage zouden krijgen. De leiding van de school werd opgedragen aan Mevrouw H. J. Z e m b s c hD e K1 e m p, een vroedvrouw, uit Nederland naar Indi gekomen, terwijl het toezichtnbsp;berustte bij den dirigeerend officier van gezondheid G. W a s-s i n k.
Nog in 1851 begon de eerste cursus en 17 October 1853 deden de eerste tien vroedvrouwen met goed gevolg examen.
Met het oprichten van deze school heeft Bosch den eersten steen gelegd voor den zeer goed georganiseerden verloskundigen dienst, zooals die thans te Batavia bestaat en zooals dienbsp;met vallen en opstaan uit dit bescheiden begin is gegroeid.
De bevordering der wetenschap.
Vr 1840 werd in Indi op wetenschappelijk gebied en speciaal, wat betreft de geneeskrmde, slechts weinig verricht.nbsp;Dit zal zijn oorzaak wel hebben gevonden in het feit, dat hetnbsp;grootste gedeelte der daar werkzame artsen, wier aantal naarnbsp;verhouding van het aantal inwoners veel te gering was, naastnbsp;hun uitgestrekte praktijk geen tijd overbleef om zich aan wetenschappelijke studin te wijden. De eenige wetenschappelijke vereeniging, die in Indi bestond, was het op 24 Aprilnbsp;1778 opgerichte Bataviaasch Genootschap voor Kunsten ennbsp;Wetenschappen. Hierin kwam tusschen 1846 en 1856 eennbsp;groote verbetering. In die jaren werden successievelijk opgericht:
een maatschappij voor toonkunst;
een vereeniging voor letterkunde en pozie;
een natuurkundige vereeniging;
een vereeniging voor taal-, land- en volkenkunde;
een maatschappij tot nut van 't algemeen;
-ocr page 140-122
een vereeniging tot bevordering der geneeskundige wetenschappen.
Zooals wij reeds zagen in hoofdstuk IV had B o s c h in 1839 pogingen in het werk gesteld om te komen tot de uitgave vannbsp;een tijdschrift voor geneeskunde, welke pogingen echternbsp;waren gestrand. In 1844 was, onder mede-redacteurschap vannbsp;den toenmaligen chef over den geneeskundigen dienst P. J.nbsp;Godefroy, begonnen met de uitgave van een tijdschrift, hetnbsp;Natuur- en Geneeskundig Archief voor Nederlandsch-Indi,nbsp;waarin verschillende officieren van gezondheid medische artikelen publiceerden. In 1846 kwam Bosch, toen chef geworden en uit Nederland in Indi teruggekeerd, in de redactienbsp;van dit tijdschrift en wij vinden in de 3de jaargang van 1846nbsp;van zijn hand ook een artikel, getiteld: ,,Eene bijdrage tot denbsp;kennis der ziekten van de Ruggegraat, het Ruggemerg ennbsp;deszelfs bekleedselen.quot;
In dit 67 bladzijden groote artikel worden een groot aantal ziektegeschiedenissen uitvoerig weergegeven, waarin, naastnbsp;allerlei andere verschillende symptomen, steeds wordt beschreven een ,,algemeene uitzetting van de ruggegraat, vergrootingnbsp;en verdikking der doornachtige uitsteeksels met sterke gevoeligheid.
Bosch spreekt van een chronische myelitis en wekt in dit artikel op om meerdere aandacht te besteden aan de wervelkolom als de zetel van velerlei ziekten. De voornaamste behandeling van deze aandoening moet bestaan in het zettennbsp;van bloedzuigers en het branden van moxa *) langs de wervelkolom.
Bij het doorlezen van dit artikel kregen wij sterk den indruk alsof de symptomen van allerlei ziekten werden beschreven,nbsp;die echter, ondanks de uitgebreidheid der beschrijving, nietnbsp;duidelijk waren te herkennen, hoewel soms de indruk werdnbsp;gewekt, dat luetische aandoeningen in het spel waren. Voornbsp;de tegenwoordige wetenschap heeft dit artikel geen enkelenbsp;waarde en het steeds weer gezochte verband tusschen ziekte-
) Een in Japan toegepaste therapie.
-ocr page 141-123
verschijnselen en wervelkolom maakt den indruk sterk voor bestrijding vatbaar te zijn.
In 1847 stierf dit tijdschrift uit. Dit moet voor Bosch een groote teleurstelling zijn geweest, want uit alles blijkt, dat hijnbsp;naar Indi terug was gekeerd, bezield met het voornemen dennbsp;vooruitgang der medische wetenschap ook daar zooveel mogelijk te bevorderen, zooals dit in dien tijd in Europa aller-wege en op schier elk gebied der geneeskunst het geval was.
Uit een rapport van Bosch' voorganger Godefroy dd. 20 November 1844, No. 1 zien wij, dat reeds in 1837 vannbsp;militaire zijde was aangedrongen op het bevorderen van verrichten van wetenschappelijk werk en van het uitgeven vannbsp;publicaties door de officieren van gezondheid, zooals dit ooknbsp;bij de andere wapens en dienstvakken werd vereischt. Tevensnbsp;bleek echter uit dat rapport, dat het militair departement innbsp;1843 zijn bevreemding uitspreekt, ,,dat nog niets openbaarnbsp;wordt, dat van werkzaamheid tot uitbreiding der praktischenbsp;geneeskunde getuigt. Vermoedelijk is het ontstaan van hetnbsp;Natuur- en Geneeskundig Archief in 1844 mede het gevolg geweest van dezen drang, door het militair departement op dennbsp;Chef over den geneeskundigen dienst uitgeoefend.
Zoo was de stand van zaken, toen Bosch den dienst overnam. En reeds in de ,,Omschrijving van het Sumniier Ziekenrapport over Java en Maduraquot; over het eerste halfjaar 1846, in het Ille hoofdstuk bericht hij over verschillende aangebrachte verbeteringen.
In de eerste plaats is te Batavia in het hospitaal een inrichting in het leven geroepen, waarvan het nut reeds lang overal is erkend, namelijk een kliniek, waar in het bijzijn en ter leering van de ondergeschikte officieren van gezondheid, de belangrijkste zieken werden behandeld. Hierdoor was zorgvuldige waarneming mogelijk, terwijl de vorderingen van de wetenschap konden worden toegepast. Bosch prijst den ijvernbsp;van den leider dezer kliniek, den dirigeerend officier van gezondheid S. L. H e y m a n n.
Ten tweede is er, ook te Batavia, een Medisch Conservatorium ingesteld. Iedere week wordt op een, door alle officieren
-ocr page 142-124
van gezondheid bij gewoonde, bijeenkomst, mededeeling gedaan van bijzondere gevallen, resultaten van bepaalde behandelingen besproken, over moeilijke gevallen van gedachte gewisseld en van deze besprekingen aanteekening gehouden, zoodat ze ten algemeene nutte kunnen worden geraadpleegd.nbsp;Alle deelnemers aan deze bijeenkomsten waren het over hetnbsp;nut eens en de belangstelling ervoor is zeer groot. Nog in dennbsp;tegenwoordigen tijd hebben aan alle groote militaire hospitalen in Indi deze wekelijksche conferenties plaats.
In de derde plaats worden in Batavia regelmatig gezamenlijke oefeningen in microscopie gehouden, waarvoor in dit jaar twee voortreffelijke microscopen van Obenhauser zijnnbsp;ontvangen. De officier van gezondheid J. R. A. Bauer, denbsp;eenige, die dit vak beheerscht, heeft echter blijk gegeven dennbsp;ijver voor de lessen verloren te hebben. Bosch heeft nu dennbsp;officier van gezondheid P. B1 e e k e r, die steeds groote wetenschappelijke belangstelling heeft getoond, uitgenoodigd omnbsp;zich in dit vak te bekwamen en hij maakt hierin reeds zeernbsp;goede vorderingen.
Vervolgens is een Pathologisch-anatomisch Kabinet ingericht, waar alle bijzondere praeparaten, bij secties gevonden, worden geconserveerd en bewaard. De officier van gezondheid A. C. H. Schreuder toont hiervoor zeer groote belangstelling en verzorgt de verzameling met groote liefde.nbsp;Bosch spreekt de hoop uit, dat deze interesse beloond zalnbsp;worden.
Als volgend punt bespreekt Bosch de Geneeskundige Bibliotheek. Deze is door hem ingericht, waarvoor hij uit Europa voor f. 1700. boeken heeft mogen meebrengen en waarvoornbsp;een tweede zending voor f. 1340. is nagezonden. De officieren van gezondheid te Batavia maken van deze bibliotheek eennbsp;ruim gebruik en het spijt Bosch alleen, dat alle andere ge-neesheeren, buiten Batavia geplaatst, niet in de gelegenheidnbsp;zijn van deze nuttige instelling gebruik te maken. Naast dezenbsp;bibliotheek bestaat er nu ook een Geneeskundig Leesgezelschap, dat jaarlijks ongeveer f. 1000. uitgeeft voor het aanschaffen van tijdschriften. Deze tijdschriften worden ook naar
-ocr page 143-125
Semarang en Soerabaya ter lezing doorgezonden. Hierdoor blijven de officieren van gezondheid dus op de hoogte van dennbsp;vooruitgang in de geneeskunde. Aan het eind van elk jaarnbsp;komen de tijdschriften in de bibliotheek, die ze voor de helftnbsp;van den inkoopsprijs overneemt.
Tenslotte blijkt Bosch, zoowel ter bevordering van nheid en regelmaat in de waarnemingen, als voor eigen oefening dernbsp;artsen, aanbevolen te hebben om ziektekundige tabellen dernbsp;patinten te maken, die dagelijks aan het ziekbed dienen tenbsp;worden ingevuld, ziektegeschiedenissen dus, zooals die thansnbsp;algemeen in gebruik zijn. Hij zegt hiervan: de nuttigheid vannbsp;zulke aanteekeningen, waarbij aan het zoo menigmaal ontrouwe geheugen weinig wordt overgelaten, is buiten allenbsp;kijf!quot; Hij heeft echter dezen maatregel voorloopig weer moetennbsp;intrekken, omdat de officieren van gezondheid het nut vannbsp;den maatregel niet inzien en er niet den noodzakelijken tijdnbsp;en nauwkeurigheid aan geven. Alleen de heer P. Bleekernbsp;heeft de waarde ervan begrepen en trekt daaruit voor zich ennbsp;de wetenschap belangrijke gevolgen,quot; zegt hij.
Aan het eind van het rapport uit B o s c h de wenschelijkheid om nog te komen tot een boekenfonds, waaruit boeken uitnbsp;Europa kunnen worden gekocht, omdat de hooge kosten hiervan voor de officieren van gezondheid persoonlijk vaak onoverkomelijk zijn.
Vatten wij al deze punten samen, dan moeten wij consta-teeren, dat onder Bosch' leiding een belangrijke vooruitgang in het wetenschappelijk werk van het corps Indische genees-heeren valt te bespeuren.
Ook animeerde Bosch steeds bij zijn ondergeschikten het beproeven van elders gedane uitvindingen. Steeds vermelddenbsp;hij dan dergelijke proeven, met den naam van dengene, die zichnbsp;daarvoor verdienstelijk had gemaakt, in de Summiere Ziekenrapporten. Wij vonden bij de, door Bosch bewaarde, brievennbsp;van officieren van gezondheid, een brief van W a s s i n k uitnbsp;Soerabaya, waarin hij mededeeling doet van zijn eerste pogingnbsp;tot narcotiseeren met aether en in het Summiere Ziekenrapport van 1848, eerste halfjaar, treffen wij deze beschrijvihg.
-ocr page 144-126
door Bosch vermeld, aan. In 1846 had Ch. T. Jackson in Boston ontdekt, dat aether bij inademing bedwelmt en de tandarts W. Morton paste deze behandeling voor het eerst toe.nbsp;Dr. W a s s i n k nu schrijft 2 December 1847 aan Bosch, datnbsp;hij op den 29en November 1847 zijn pas uit Holland ontvangennbsp;zwavelaether-toestel heeft beproefd, dat in B o e r h a a v e'snbsp;Nieuwe Serie, 6e jaargang, 10e aflevering beschreven wordt.nbsp;De proef werd genomen tijdens een bovenbeensamputatie bijnbsp;een inlandsch fuselier, wegens uitgebreide caries patellae etnbsp;tibiae. Na veertien maal inademen openbaarden zich teekenennbsp;van bedwelming en na zeventien maal inademen was de patintnbsp;z gevoelloos, dat hij bij het maken van de lappensnede geennbsp;pijn aangaf. Het doorzagen van het bot was niet geheel gevoelloos en de man steunde hierbij eenigszins, doch, ,,gaf over hetnbsp;geheel die smart niet te kennen, welke men anders bij hetnbsp;doen van dergelijke operaties gewoon is te hooren. W a s-s i n k zegt verder: ,,In alle geval ben ik over den uitslag zeernbsp;voldaan en ik durf mij overtuigd houden, bijaldien patintsnbsp;mond niet breeder geweest ware dan het mondstuk van hetnbsp;aethertoestel, zoodat hij bij het inademen tevens dampkringslucht inzoog, de bedwelming volkomener en langer van duurnbsp;zoude geweest zijn. Intusschen beschouw ik de Amerikaanschenbsp;uitvinding als een weldaad* voor de lijdende menschheid en denbsp;aanwending als zeer aanbevelenswaardig''. De patint was hersteld en in een brief van Was sink van 31 December 1847nbsp;schrijft deze, dat hij hem een kunstbeen wil laten maken, zooalsnbsp;er in Indi nog geen in gebruik is. In latere brieven vannbsp;B 1 e e k e r worden dan meerdere narcose-gevallen beschreven, eveneens te Soerabaya uitgevoerd.
Kort na het eerste geval van narcose te Soerabaya berichtte ook de officier van gezondheid W. H e s t e r uit Batavia overnbsp;een operatie in narcose en verzocht den Chef over den geneeskundigen dienst dit geval te publiceeren. Het betrof een koelienbsp;van een suikerfabriek uit Bekassi, wiens arm in een machinenbsp;tot aan den schouder was verbrijzeld. De man werd over eennbsp;afstand van twintig paal gedurende twaalf uur naar het hospitaal gedragen. Terstond werd geopereerd in narcose met het
-ocr page 145-127
toestel, dat door den dirigeerend officier van gezondheid Mller uit Europa meegebracht was. Na gedurende AVznbsp;minuut de aether te hebben ingeademd, was de man geheel bewusteloos ,,en een doode gelijkquot;. In vijftien minuten werd denbsp;geheele operatie verricht en eerst aan het eind van de bewerking gaf de patint weer eenige teekenen van leven. Helaasnbsp;is hij enkele dagen na de operatie overleden, zooals aangegeven, tengevolge van het bloedverlies tijdens het transport.
Zien wij dus uit dit alles, dat er een duidelijk streven was ontstaan om den opbloei der medische wetenschap, zooals dienbsp;overal in dien tijd merkbaar was, te volgen, Bosch zelf wasnbsp;nog niet tevreden en het plan een eigen geneeskundig tijdschrift voor Indi op te richten, liet hem niet los.
De Vereeniging tot bevordering van Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indi.
In alle beschikbare litteratuur vonden wij als oprichtingsdatum van de Vereeniging tot bevordering van Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indi genoemd den 19ennbsp;Maart 1851. Zelfs in de feestrede, uitgesproken ter gelegenheidnbsp;van het vijfentwintig-jarig bestaan der vereeniging door Dr C. L.nbsp;vanderBurg vinden wij aangegeven, dat op den 19en Maartnbsp;1851 's avonds ten huize van Dr. W. Bosch door een twintigtal doctoren deze vereeniging werd opgericht en dat Boschnbsp;haar eerste voorzitter werd. Uit de brieven, door Bosch bewaard, bleek ons echter, dat deze algemeen aangenomen datumnbsp;op een vergissing moet berusten. Wij vonden namelijk eennbsp;schrijven, gedateerd 20 Januari 1851 en onderteekend door A.nbsp;J. D. Steenstra Toussaint en C. Swaving, waarbijnbsp;aan Dr. Bosch officieel bericht werd gezonden van zijn benoeming tot beschermheer van de Vereeniging tot bevordering van Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indi, welke vereeniging op den 18en Januari 1851 door de tenbsp;Batavia vergaderde geneesheeren en pharmaceuten opgerichtnbsp;was. Hoe het zij, vermoedelijk mogen wij aannemen, dat meerdere vergaderingen plaats vonden alvorens de jonge vereeni-
-ocr page 146-128
ging volledig tot stand kwam en waarschijnlijk moeten wij den 19en Maart dan wel beschouwen als de datum, waarop de voornaamste bepalingen haar beslag kregen. Als voornaamste besluit van de vereeniging naast het houden van wetenschappelijke vergaderingen mogen wij noemen het plan tot uitgevennbsp;van een tijdschrift, dat te Batavia zal verschijnen. De eerstenbsp;jaargangen van het tijdschrift werden gedrukt bij de firmanbsp;Lange en Co. te Batavia.
Ook over het tijdstip, waarop het eerste nummer van dit tijdschrift verscheen, bestaat geen eenstemmigheid, doch ook hiervoor vonden wij in de reeds vaker aangehaalde brievennbsp;duidelijke gegevens. Dr. J. M u n n i c h, officier van gezondheid, werkzaam op het Hoofdbureau van den geneeskundigennbsp;dienst, schreef in een brief, gedateerd 23 Augustus 1851, aannbsp;Bosch, die op inspectiereis was, dat het eerste nummer vannbsp;het tijdschrift van de pers was gekomen en dat er tot datnbsp;moment 81 inteekenaren waren. Wanneer wij het eerste nummer van het tijdschrift zelf nagaan, dan blijkt hierin uit nietsnbsp;op welken datum het is verschenen en zoo kunnen wij begrijpen, dat hiervoor verschillende data worden opgegeven, totnbsp;zelfs in het jaar 1853 toe.
Zoo was dus de wensch, die Bosch reeds zoo lang koesterde, vervuld en een geneeskundige vereeniging met een eigen tijdschrift ontstaan. Toen na een jaar bleek, dat de nieuwe vereeniging voldoende levensvatbaarheid bezat, werd haar erkenning aan den Gouverneur-Generaal verzocht en verkregen dennbsp;2en Maart 1852.
In de eerste aflveringen van het tijdschrift verschenen hoofdzakelijk casustische mededeelingen en topografische studin over verschillende Indische plaatsen. Bosch maakte van denbsp;gelegenheid gebruik om de Militaire Summiere Ziekenrapporten, half jaarlijksche verslagen over den geneeskundigen dienst,nbsp;die reeds sinds 1832 werden ingediend, nu te publiceeren innbsp;het tijdschrift, dat hiervoor een subsidie van het gouvernementnbsp;kreeg, eerst van f 900., later zelfs tot f 2000. per jaar.nbsp;Bosch begon de publicatie van 1846 af en ook uit deze Summiere Rapporten zien wij weer, dat hij den vooruitgang der
-ocr page 147-129
wetenschap op hoogen prijs stelde en speciaal de statistiek als zeer noodzakelijk voor de bevordering der medische wetenschap zag. In de Rapporten over het eerste halfjaar van 1846nbsp;geeft hij eerst een overzicht van de voorafgegane dertig jarennbsp;en hij zegt, dat helaas in dien tijd het nut van statistieken nietnbsp;voldoende werd begrepen. Hierdoor is veel voordeel verlorennbsp;gegaan van de geschiedenis der geneeskunde, die toch zoo belangrijk is voor den vooruitgang in deze wetenschap. Gelukkignbsp;is men thans tot een andere overtuiging gekomen, zegt hij, ennbsp;worden nu uitgebreide statistieken aangelegd over allerleinbsp;ziekten, die in de tropen voorkomen. De verdere Rapportennbsp;zijn dan ook vol statistieken op elk gebied. Wij zagen reeds,nbsp;dat Bosch in deze Rapporten tevens het goede werk, doornbsp;zijn officieren van gezondheid verricht, beschreef. Door de publicatie der Rapporten in het tijdschrift werd ook dit werk nunbsp;meer algemeen bekend.
Door ruiling van de uitgaven met andere geneeskundige ver-eenigingen in de verschillende landen deed de jonge vereeni-ging pogingen om een bibliotheek te krijgen. Hiertoe wendde zij zich ook tot de, in 1849 opgerichte, Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst. Uit het antwoord,nbsp;dat zij van deze, nauwelijks twee jaar oudere, zustervereeni-ging op haar verzoek ontving, blijkt weer eens te meer, dat mennbsp;in Nederland weinig begrip had omtrent Indi en zijn verlangens. Dit antwoord luidde: Een tijdschrift geven wij niet uit,nbsp;maar wilt gij onze verslagen hebben, ge kunt ze immers koopen,nbsp;zooals wij de uwe kunnen doen; of gij zoudt Uwe vereenigingnbsp;als een afdeeling onzer Maatschappij kunnen doen inlijven,nbsp;hoewel daartegen groote bezwaren bestaan1). Welk een verschil in waardeering blijkt uit deze houding, vergeleken metnbsp;de Smithsonian Institution te Washington, de Academia Fre-dericiana te Kopenhagen, de Acadmie de medicine de Belgique, de Kaiserlich-Leopoldinisch-Carolinisch Deutsche Aka-
9
Het eerste Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde, verscheen 2 Januari 1857, nadat hiertoe in 1856 was besloten en een fusie was aangegaan tusschen vijf verschillende, in Nederland verschijnende, geneeskundige tijdschriften.
-ocr page 148-130
demie der Naturforscher in Dresden, die alle zelf ruiling van tijdschriften aan de nieuwe Indische vereeniging voorstelden.
En zoo had dus Indi, dank zij de volhardende pogingen van Bosch, zijn eigen geneeskundig tijdschrift gekregen. En dit tijdschrift is blijven bestaan tot heden toe, al zijn er ook moeilijkenbsp;jaren geweest, zoo zelfs, dat er soms in een heel jaar geennbsp;aflevering uitkwam. Doch steeds leefde het weer op en thansnbsp;is het een bloeiend weekblad, waarin alles, wat in Indi opnbsp;medisch-wetenschappelijk gebied wordt gedaan, gepubliceerdnbsp;wordt en dat zeker tot de beste medische tijdschriften magnbsp;worden gerekend.
Voordat dit tijdschrift was opgericht, waren in Indi geneeskundige artikelen, als ze niet als apart werk werden uitgegeven, verschenen in de volgende tijdschriften:
Ie. In de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Hierin verschenen vrnbsp;1852 26 medische artikelen.
2e. In het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi. Hierin verschenen van 1838 tot 1848 39 artikelen.
3e. In het Indische Magazijn (1844 en 1845). Hierin worden 16 medische artikelen aangetroffen.
4e. In het Natuur- en Geneeskundig Archief voor Neder-landsch-Indi (1844 tot 1847), waarin 65 artikelen werden gepubliceerd.
5e. In het Indisch Archief, waarin in 1849 n artikel was verschenen.
Behalve deze tijdschriftartikelen waren vr 1852 in Indi 19 boeken op medisch gebied uitgekomen.
Bosch' particuliere leven te Batavia.
Gedurende den tijd, dat hij als chef over den geneeskundigen dienst te Batavia woonde, heeft Bosch zich ook op andernbsp;gebied bewogen. Het was in dien tijd, dat overal in Europa, dusnbsp;ook in Nederland, de liberale gedachte zich begon baan tenbsp;breken. Dat Bosch, wiens handelwijze, zooals uit het voor-
-ocr page 149-131
gaande duidelijk blijkt, van liberalisme was doordrenkt, deze richting van harte van toegedaan, is niet te verwonderen. Hijnbsp;was een groot vriend van Dr. W. R. baron van Hovell,nbsp;den Bataviaaschen predikant, die in 1848 een berisping van denbsp;regeering ontving, omdat hij daadwerkelijk had deelgenomennbsp;aan de protestvergadering op den 22en Mei, belegd om te pro-testeeren tegen het door minister Baud aan de opleidingsschool te Delft geschonken monopolie voor het opleiden vannbsp;Indische ambtenaren. Toen Dr. van Hovell hierop ontslagnbsp;vroeg en naar Nederland terugkeerde, kwam hij al spoedig,nbsp;namelijk in 1849, in de Tweede Kamer der Staten-Generaal ennbsp;heeft daar jarenlang gevochten voor een betere positie vannbsp;den Inlander. Voor zijn redevoeringen in de Kamer kreeg hijnbsp;belangrijke inlichtingen uit Indi. En uit het door Bosch nagelaten archief bleek, dat vele van deze inlichtingen van hemnbsp;afkomstig waren. Wij vonden namelijk acht brieven van Vannbsp;Hovell aan Bosch uit de jaren 1850, 1851, 1852 en 1853,nbsp;waaruit blijkt, dat er een geheime briefwisseling tusschen dezenbsp;beide mannen bestond, waarbij Bosch allerlei gegevens overnbsp;den werkelijken toestand in Indi onder de bevolking mededeelde. Dat Bosch het gevaarlijke van deze handelwijze begreep, moge blijken uit n van zijn brieven aan Vannbsp;Hovell, waarin hij dezen verwijt iets te hebben medegedeeld, waarvan men moet begrijpen, dat het van niemand andersnbsp;dan van Bosch afkomstig kan zijn. Geheel onbedenkelijknbsp;was deze handelwijze van Bosch zeker niet; dat een hoofdambtenaar van de Indische regeering aan de politieke tegenstanders van die regeering gegevens verschafte, die voor dienbsp;regeering vaak compromitteerend moesten zijn, is zeker nietnbsp;goed te praten, al hebben de uitkomsten bewezen, dat het doelnbsp;goed was. Maar, aangezien deze houding van Bosch natuurlijk niet geheel onbekend bleef, kunnen wij dan ook begrijpen,nbsp;dat de verhouding van hem met de Indische regeering langennbsp;tijd zeer gespannen is geweest.
Ook in de oprichting van een Bataviaasch departement van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, welk departementnbsp;in Juli 1851 werd opgericht, had Bosch een werkzaam aan-
-ocr page 150-132
deel, hetgeen moge blijken uit zijn benoeming tot Eerelid van deze Maatschappij na zijn repatrieering. Deze benoeming werdnbsp;hem bij schrijven van 21 Augustus 1854 medegedeeld.
Van de oudste Indische wetenschappelijke vereeniging, het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen,nbsp;was Bosch tijdens de laatste jaren van zijn verblijf in Indinbsp;voorzitter. Vele jaren had hij zitting in de hoofdcommissie voornbsp;het onderwijs in Indi en ook heeft hij met eenige andere hooggeplaatste heeren een onderwijs-inrichting in het leven geroepen, de school Herwijnen, welke gelijk stond met het middelbaar onderwijs in Nederland, en waardoor het mogelijk werd,nbsp;dat de kinderen van Europeanen in Indi langer onder denbsp;hoede van hun ouders konden blijven. Helaas ontstonden ernbsp;al spoedig moeilijkheden met den directeur van deze inrichting, waardoor de school verliep.
Tenslotte weten wij nog, dat Bosch als medebestuurder van het Parapattan-weezengesticht te Batavia zich zeer heeftnbsp;ingespannen voor verbetering van het lot van de Indo-Euro-peesche kinderen.
Uit dit alles blijkt wel, dat Bosch ook in de Europeesche samenleving te Batavia een vooraanstaande plaats innam.
In de laatste helft van het jaar 1853 ging zijn gezondheidstoestand wederom zoodanig achteruit, dat hij genoodzaakt was ziekteverlof aan te vragen. Dit verlof werd toegestaan en dennbsp;17en Januari 1854 verliet hij voorgoed het land, waar hij bijnanbsp;dertig jaar had gewerkt. Met het Nederlandsche schip ,,Cort-gene vertrok hij van Batavia.
Reeds vr hij in Nederland aankwam, verscheen er een on-geteekend ingezonden stuk in de Nieuwe Rotterdamsche Courantquot; van 25 April 1854. Hierin werd zijn vertrek uit Indinbsp;medegedeeld en zijn groote verdiensten voor dat land gememoreerd, terwijl de hoop werd uitgesproken, dat Bosch, metnbsp;zijn groote kennis van de Indische toestanden, spoedig in denbsp;Tweede Kamer naast VanHovell zou worden geroepennbsp;om de Indische belangen te behartigen. Hiertoe is het echternbsp;nimmer gekomen.
-ocr page 151-LITTERATUUR VOOR HOOFDSTUK V.
Dr. W. BOSCH, De vermeerdering van Java's bevolking beschouwd als de grootste bron van rijkdom voor Nederland, 1851.
Dr. C. L. VAN DER BURG, Overzicht van de geschiedenis en de werkzaamheden der Vereeniging tot Bevordering van Geneeskundige Wetenschappen in Nederlandsch-Indi gedurende de eerste vijfentwintig jaren van haar bestaan.
Redevoering, uitgesproken in de Algemeene Vergadering van den 2den Maart 1877.
Dr. H. T. COLENBRANDER, Koloniale Geschiedenis.
Dr. C. C. DELPRAT, De geschiedenis der Nederlandsche Geneeskundige Tijdschriften van 1680 tot 1857.
Dr. C. C. DELPRAT, De geschiedenis van de eerste 50 jaren van het Neder-landsch Tijdschrift voor Geneeskunde.
G. F. VAN DOMMELEN, Geschiedenis der Militaire geneeskundige dienst in Nederland, met inbegrip van die zijner zeemagt en overzeeschenbsp;bezittingen, 1857.
FEESTBUNDEL 1936, uitgegeven ter gelegenheid van het verschijnen der 75e jaargang van het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi.
GENEESKUNDIG TIJDSCHRIFT VOOR NEDERLANDSCH-INDIE, Ie, 2e en 3e Jaargang.
GOSSES EN JAPIKSE, Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis.
NATUUR- EN GENEESKUNDIG ARCHIEF voor Nederlandsch-Indi, 1844 tot 1847.
J. L. PAGEL, Einfhrung in die Geschichte der Medizin, umgearbeitet von Karl Sudhoff.
L. S. A. M. VON RMER, Historische schetsen, 1921.
Dr. D. SCHOUTE, De Geneeskunde in Nederlandsch-Indi gedurende de negentiende eeuw.
E. P. SNIJDERS, academisch proefschrift Amsterdam 1922, Bijdragen tot de kennis van het typhoied-paratyphoied-vraagstuk in de tropen.
Dr. F. W. STAPEL, Geschiedenis van Nederlandsch-Indi.
A. DE WAART, Ontwikkeling van het Geneeskundig Onderwijs te Weltevreden, 1851 tot 1926, uit: Vijfenzeventig jaren Medisch Onderwijs te Weltevreden.
? nbsp;nbsp;nbsp;, Een onpartijdig woord uit Indi, betrekkelijk de gebeurtenis
van den 22en Mei 1848 te Batavia.
GENEESKUNDIGE COURANT voor het Koningrijk der Nederlanden, van 14 Maart 1852;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 21 Maart 1852;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 28 Maart 1852.
NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT van 25 April 1854.
-ocr page 152-HOOFDSTUK VI.
Bosch laatste levenstijdperk.
In het voorjaar van 1854 kwam Bosch weer in Nederland terug en vestigde zich als ambteloos burger in Arnhem. Bij K.B.nbsp;van 15 Juni 1856, no. 56 wordt hij ten tweede male gepension-neerd en nu voorgoed. In dit besluit werd met geen woordnbsp;gerept van eenigen dank of onderscheiding. Het pensioen bedroeg f 2000. per jaar, het maximum, wat hem kon wordennbsp;toegekend. Hiermee is een einde gekomen aan zijn werkzaamheden als medicus, in welke functie hij voor zijn tijd zeer belangrijk en vruchtbaar werk verrichtte. Doch het beteekendenbsp;zeker niet, dat Bosch de laatste twintig jaren van zijn levennbsp;in werkeloosheid en rust, als vergeten burger van Arnhem,nbsp;doorbracht. Dat zou niet hebben gestrookt met zijn groote vitaliteit, die hij te voren steeds had getoond. Zijn warme belangstelling bleef uitgaan naar alles, wat op Indi betrekking had.nbsp;En aangezien er in dien tijd in de verhouding tusschen Nederland en zijn kolonin vele wantoestanden heerschten, vond zijnnbsp;felle pen keer op keer op allerlei wijzen gelegenheid om op dezenbsp;wantoestanden opmerkzaam te maken.
Een groot aantal courantenartikelen en ingezonden stukken verschenen van zijn hand in allerlei verschillende Nederland-sche bladen en steeds weer kwam hij hierin op voor een betere,nbsp;meer menschwaardige behandeling van de Inheemsche onderdanen van ons groot koloniaal rijk. Zelfs richtte hij speciaalnbsp;voor dit doel een vereeniging op, die een eigen maandschriftnbsp;uitgaf, hetwelk grootendeels door Bosch werd geredigeerd.nbsp;Al deze publicaties bij elkaar ziende, kregen wij den indruk tenbsp;doen te hebben met een tweede ,,pak van Sjaalmanquot; en hetnbsp;heeft ons dan ook zeer verwonderd, dat wij nergens iets kondennbsp;ontdekken van eenige relatie van Bosch met Multatuli,nbsp;die in denzelfden tijd zijn ,,Max Havelaarquot; uitgaf en eveneens
-ocr page 153-135
streed voor betere bestaansmogelijkheden van den Inlander. Dat Bosch in Indi Douwes Dekker niet ontmoette,nbsp;is te begrijpen; dat er geen contact is geweest in Europa tus-schen twee zulke vurige voorvechters voor nzelfde doel,nbsp;kunnen wij niet aannemen, al vonden wij hiervan nergens ietsnbsp;vermeld.
Wij willen een greep doen uit deze vele publicaties en de reacties, die er van allerlei zijden op verschenen. Wij moetennbsp;daarbij in het oog houden, dat in Nederland omstreeks dien tijdnbsp;de belangstelling voor Indi en niet alleen voor zijn ,,batignbsp;saldo, steeds groeide en er ook in de volksvertegenwoordiging steeds sterker stemmen klonken voor verbetering van denbsp;toestanden aldaar, zoodat zoo nu en dan onderzoek naar gerapporteerde misstanden werd bevolen. Doordat dit onderzoeknbsp;dan vaak werd ingesteld door menschen, die persoonlijk belangnbsp;hadden bij het voortduren van den bestaanden toestand,nbsp;waren de antwoorden, waarop de Regeering haar houding bepaalde, slechts zelden betrouwbaar. En ziedaar een vruchtbaarnbsp;terrein voor Bosch om zijn eigen ervaringen uit Indi tegenover te stellen.
In een ingezonden stuk in de ,,Arnhemsche Courant van 24 November 1862, getiteld; ,,De schandalen van den officieelennbsp;dwangarbeid in Indi, geeft Bosch een beschrijving van denbsp;verschillende wijzen, waarop de bestuursambtenaren misbruik maakten van hun gezag. Zoo zegt hij, dat de residenten,nbsp;door gouddorst gedreven, hun kultuurprocenten verhoogdennbsp;door de bevolking te dwingen om n-derde gedeelte en somsnbsp;wel de helft van den grond te bebouwen met voor de Euro-peesche markt bestemde producten, inplaats van het voorgeschreven n-vijfde gedeelte. Dat zij voorts eigenmachtig vannbsp;het door de regeering beschikbaar gestelde plantloon kortingennbsp;inhielden en boven de verplichte cultuur nog belastingen instelden voor het aanleggen van allerlei onnuttige werken, ja zelfsnbsp;van lusthoven, bij hunne huizen. Ook dwongen zij de bevolking om een escadron, op n zelfde wijze gekleede, ruiters tenbsp;leveren, alleen om hen bij hunne inspectie-reizen voor de siernbsp;te vergezellen. Door al deze volkomen willekeurige hande-
-ocr page 154-136
lingen kwam de bevolking tijd te kort om de eigen sawahs te bewerken, zoodat de rijstoogsten te gering waren en hongersnood ontstond. Ook, schreef hij, werden de landrenten steedsnbsp;hooger opgedreven, terwijl de inlandsche hoofden daarnaastnbsp;het, aan den landarbeider toekomende, plantloon gedeeltelijknbsp;inhielden. De bevolking werd op deze wijze gedwongen omnbsp;hun buffels, zoo noodig voor het bewerken der velden, te verknopen om te kunnen blijven leven 1). En al deze wantoestanden bleven bestaan, niettegenstaande de hoogste regeering ernbsp;van in kennis was gesteld. Bosch haalt een geschrift van dennbsp;oud-Gouverneur-Generaal Rochussen aan, waarin dezenbsp;zegt, dat men zijn lastgevingen ter verbetering niet uitvoerdenbsp;en dat zelfs veel van wat geschiedde voor hem verborgen wasnbsp;gehouden.
Dat een dergelijke publicatie van schandalen, door bestuursambtenaren bedreven, den schrijver hiervan bij een bepaalde categorie personen niet geliefd deed zijn, is zeer begrijpelijk.nbsp;Zoo beschuldigde een oud-resident uit Midden-Java, de heer J.nbsp;D. vanHerwerden, Dr. B o s c h en ,,zijn vrienden van dennbsp;vrijen arbeidquot;, dat zij thans meesterlijk gebruik weten te makennbsp;van de rampen op Midden-Java, veroorzaakt door de epidemienbsp;van 1846 tot 1850, in hun kruistocht tegen het Cultuurstelsel,nbsp;doch dat Dr. Bosch als chef over den geneeskundigen dienstnbsp;in zijn officieele rapporten aan de regeering ten tijde van dezenbsp;epidemie, hiervan niets had doen blijken.
In een zeer fel artikel in de ,,Nieuwe Rotterdamsche Courantquot; van 15 December 1862 verwerpt Bosch deze beschuldiging. Hij had wel degelijk in zijn rapporten over die epidemie melding gemaakt van de armoede en hongersnood der bevolking als voornaamste oorzaak van de ziekte. Ook had hij ernbsp;op gewezen, dat Europeanen, Chineezen en hun bedienden vannbsp;de ziekte verschoond gebleven waren.
De heer van Herwerden antwoordt hierop in het ,,Nieuwe Dagblad van 's Gravenhagequot; van 28 December 1862,nbsp;dat inderdaad in de rapporten deze gegevens voorkomen, doch
Zie bij MULTATULI in Max Havelaar; Sadjahs vader had een buffel.
-ocr page 155-137
dat nergens het woord Cultuurstelsel wordt genoemd en nergens dit stelsel wordt beschuldigd. En hij zegt, dat de schuld van de groote sterfte tijdens die epidemie wel in den hongersnood kan hebben gelegen, doch dat deze was veroorzaakt doornbsp;misoogsten, onafhankelijk van eenig stelsel van cultuur.
12 Januari 1863 dient Bosch van repliek. Ironisch zegt hij, dat er een misverstand heeft bestaan tusschen hem en den heernbsp;vanHerwerden. Natuurlijk heeft deze gelijk, als hij zegt,nbsp;dat in de officieele rapporten niet voorkomt, dat de algemeenenbsp;verarming moest worden toegeschreven aan de overdrijvingnbsp;van het Cultuurstelsel. Maar hoe kon men ook verwachten,nbsp;dat hij het beleid van die regeering aanklaagde? Bosch hadnbsp;gewezen op de algemeene armoede en hongersnood en het wasnbsp;de taak van de regeering deze feiten te onderzoeken. Dat denbsp;regeering in dien tijd wel degelijk den ondergrond van zijnnbsp;opgegeven oorzaken had begrepen, blijkt uit het feit, dat hijnbsp;een ontevredenheidsbetuiging kreeg over zijn rapport.
Met officieele gegevens uit de regeeringsverslagen bewijst hij dan, dat niet een misoogst de schuld van den hongersnoodnbsp;was, want in de jaren der epidemie was de totale productienbsp;van rijst op Java belangrijk hooger dan in de eraan voorafgaande jaren, terwijl de bevolking in die jaren in plaats vannbsp;te vermeerderen, verminderde. De rest van dit artikel is nognbsp;weer gevuld met beschrijvingen van dit stelsel, dat Nederlandnbsp;verrijkt ten koste van den Inlander, zoodat ,,Javaansche moeders hare kinderen, die ze liefhebben als wij, moesten te koopnbsp;veilen voor een weinig voedsel.
Wij zouden van dergelijke artikelen nog meerdere kunnen citeeren. Alle komen zij neer op hetzelfde: bestrijding van hetnbsp;Cultuurstelsel, stelling nemen tegen verkeerd gebruikte citatennbsp;en statistieken, die steeds weer worden aangehaald om denbsp;Nederlandsche politiek ten opzichte van Indi goed te pratennbsp;en die het courantenlezende publiek niet kan verifieeren. Elders weer bestrijdt Bosch de meening, dat de Javaan lui isnbsp;en zegt hij, dat het tegendeel waar is, als hij maar overtuigdnbsp;is, dat hij ook wordt betaald voor hetgeen hij verricht. In een
-ocr page 156-138
ander artikel lezen wij de aanklacht, dat bij de millioenen, door Nederland uit Indi verkregen, onder andere ruim vijfnbsp;en tachtig millioen gulden zijn, opbrengst van tien jaren opium-monopolie, dus van een stelsel, dat ten gerieve van de schatkist duizenden inlanders vergiftigt en geestelijk en lichamelijknbsp;tot wrakken maakt. Het is zeer interessant om dit alles doornbsp;te lezen en wij kunnen begrijpen, dat Bosch door al dezenbsp;publicaties bekend werd. Zijn artikelen worden dan ook steedsnbsp;weer aangehaald in de verschillende groote bladen bij hunnbsp;beschrijvingen over de koloniale politiek, soms in goedkeurenden zin, doch meer nog wordt hij heftig bestreden en zelfsnbsp;vaak worden zijn goede bedoelingen miskend en hem eigennbsp;belang en persoonlijk voordeel in de schoenen geschoven.nbsp;Steeds weer beantwoordt hij dergelijke artikelen op heftigenbsp;wijze, daarbij soms het bewijs leverende, niet altijd particulierenbsp;belangen gescheiden te kunnen houden van de zaak, waar hetnbsp;om gaat en scherpe critiek op het streven, dat hij voorstaat,nbsp;op te vatten als persoonlijk tegen hem gericht. Dat inderdaadnbsp;insinuaties niet uitbleven moge blijken uit een ingezonden stuknbsp;in de ,,Nieuwe Rotterdamsche Courant van 2 Februari 1867.nbsp;Bosch toont zich hierin zeer verontwaardigd over een artikel uit de ,,Locomotief' van 2 November 1866, waarin stond:nbsp;,,Zou Dr. Bosch wel een zoo hevig bestrijder van het Cultuurstelsel geworden zijn, had men hem een fiksch suikercon-tract, natuurlijk met gedwongen arbeid, gegeven, waarom hijnbsp;gevraagd had?quot; Pertinent verklaart hij, dat dit een leugen is.nbsp;En nogmaals haalt hij aan, dat hij, nog werkzaam in Indi,nbsp;steeds zich tegen het Cultuurstelsel betoonde, ja zelfs in 1850nbsp;een brochure uitgaf, waarin hij de oorzaken van de ellendigenbsp;toestanden op Java uiteenzette1). Hieraan was zeker geennbsp;voordeel voor hem verbonden geweest, want de brochurenbsp;kostte hem f. 160. met daarnevens het gevaar zijn betrekkingnbsp;erdoor te verliezen. ,,Ik deed dit in het belang van den Ko-ning, die misleid werd, van ons volk, dat men in dwalingnbsp;bragt!quot; zegt hij.
De vermeerdering van Javas bevolking, beschouwd als de grootste bron van rijkdom voor Nederland.quot; (zie bldz. 111).
-ocr page 157-139
In 1866 richt B o s c h de Maatschappij tot Nut van den Javaanquot; op en vereenigt in deze maatschappij allen, die met hem de meening zijn toegedaan, dat de oorspronkelijke bewonersnbsp;van ons Indi aanspraak mogen maken op een rechtvaardigenbsp;behandeling. Van deze Maatschappij, waarvan overal in hetnbsp;land afdeelingen werden gesticht, was Bosch voorzitter totnbsp;een jaar vr zijn dood. Om gezondheidsredenen moest hijnbsp;toen het voorzitterschap aan anderen overdragen, doch alsnbsp;eere-voorzitter bleef hij tot het laatst zooveel mogelijk werkzaam en schreef hij in het maandblad, dat de Maatschappijnbsp;uitgaf onder den titel: ,,Nederland en Javaquot;. Jarenlang heeftnbsp;hij praktisch alleen dit maandblad gevuld en het gebruikt alsnbsp;spreektrompet voor zijn idealen.
Bosch was niet tevreden met gedeeltelijke resultaten. Toen in 1869 de minister van kolonin, E. d e W a a 1, bij de Staten-Generaal een wetsontwerp indiende, dat tot strekking had omnbsp;te komen tot afschaffing van de verplichte suikercultuur, wasnbsp;dit een stap in de goede richting. Dat het noodig geoordeeldnbsp;werd om deze cultuur trapsgewijze te verminderen, zoodanig,nbsp;dat de algeheele afschaffing eerst in 1890 zou zijn bereikt,nbsp;moge te betreuren zijn geweest, het feit blijft, dat thans doornbsp;de regeering officieel het einde van de gedwongen cultuurnbsp;werd aangekondigd en in uitzicht gesteld. Doch reeds voor ditnbsp;wetsontwerp door de Tweede Kamer was aangenomen ageerde B o s c h hiertegen in zijn ,,Nederland en Javaquot;. Hij betoogde,nbsp;dat een wetsvoorstel, dat nog twintig jaar dwangarbeid tolereerde, onrechtvaardig en onaanvaardbaar was. Door Koningnbsp;Willem 1 zijn in 1818 de Javanen als vrij volk erkend, zooalsnbsp;blijkt uit de lastgeving aan de Commissarissen-Generaal: Wijnbsp;(commissarissen-generaal) hebben uitdrukkelijk in last van dennbsp;Koning om de inlandsche bevolking tegen alle willekeur te beschermen, haar lot te verbeteren, haar genot van eigendom ennbsp;van de vruchten van haren arbeid te verzekeren en haar denbsp;gelukkige gevolgen Zijner vaderlijke regering te doen deelen.quot;nbsp;Wat er van deze opdracht is terecht gekomen, weet een ieder.nbsp;En nu de regeering langzamerhand is gaan inzien, dat denbsp;dwangcultuur uit den booze is, komt een liberaal minister met
-ocr page 158-140
een wetsvoorstel, dat deze dwangcultuur nog twintig jaren wil doen voortbestaan.
De Tweede Kamer neemt in Mei 1870 dit wetsontwerp aan en dat is voor Bosch aanleiding om in het Juni-nummer vannbsp;1870 van Nederland en Javaquot; een scherp verwijt tot de natienbsp;te richten, dat men hem in zijn strijd tegen deze onrechtvaardigheid alleen heeft laten staan. Hij zegt, dat in 1829 zelfs denbsp;Koning zich niet het recht toekende aan veroordeelde misdadigers op Java dwangarbeid bij de cultures op te leggen. Hijnbsp;noemt de aanneming van de Suikerwet dan ook een stap achterwaarts, waardoor Nederland thans achter staat bij Spanje,nbsp;dat juist kort geleden ,,de boeyen slaakte van de Cubaanschenbsp;slavenquot;. En aan alle leden van de Maatschappij tot Nut vannbsp;den Javaan verzoekt hij met klem, ,,nu de Tweede Kamer doornbsp;de wet op de suikercultuur een m_illioen onzer vrije medemen-schen bij vernieuwing veroordeeld heeft om in de suikerrietvelden te werken en overgeleverd aan de grofste willekeurnbsp;der drijversquot;, een petitionnement aan de Eerste Kamer tenbsp;richten om dit wetsvoorstel niet aan te nemen.
Dit artikel in ,,Blaadje No. 6quot; verwekte een storm van verontwaardiging in de pers. In vele couranten wordt het besproken en ,.opgewonden en overdrevenquot; genoemd, hetgeen Bosch doet verklaren, dat het artikel dan misschien wel opgewonden en overdreven mocht zijn, maar dat het hem wasnbsp;ingegeven door de groote teleurstelling, dat de Tweede Kamernbsp;deze Suikerwet had aanvaard. En hij verheugt zich, dat nu tenminste in het geheele land bekend is geworden, dat er tochnbsp;nog menschen zijn, die deze nieuwe wet niet als een vooruitgang beschouwen en dit misschien aanleiding zal zijn voornbsp;velen om zich voor de directe afschaffing der dwangcultuurnbsp;te verklaren.
De Suikerwet werd ook door de Eerste Kamer aangenomen en bleek later een goede stap te zijn geweest in de richtingnbsp;van afschaffing der gedwongen cultuur.
Dit is B o s c h' laatste politieke strijd geweest. In het derde hoofdstuk zagen wij, dat hij in 1872 nog een polemiek voerdenbsp;over de besmettelijkheid van de cholera. Daarna vinden wij
-ocr page 159-141
nog slechts artikelen van zijn hand in Nederland en Javaquot;. Zijn gezondheid wordt gaandeweg minder en op den 19en Meinbsp;1874 overlijdt hij in zijn woning te Arnhem.
Nog nmaal komen in de couranten in Nederland berichten over Bosch. Zijn overlijden wordt gemeld en overal wordtnbsp;hij gekenschetst als een felle strijder met ijzeren volharding innbsp;zijn, zichzelf opgelegde, taak om Nederland beter in kennisnbsp;te brengen met zijn overzeesche bezittingen en een rechtvaardig bestuur voor die gewesten te verkrijgen. En veel is al innbsp;die richting, mede door hem, verkregen. Het geheele voorbladnbsp;van het Maandblad der Maatschappij tot Nut van den Javaannbsp;van 1 Juni 1874 is aan een ,,in memoriam gewijd en hierinnbsp;lezen wij; De naam van Willem Bosch zal door het nageslacht genoemd worden als de naam van een man, die metnbsp;Multatuli en van Hovell de natie het eerst tot hetnbsp;besef heeft gebracht, dat ook de Javaan aanspraak heeft opnbsp;rechtvaardige behandeling, ontwikkeling en beschaving. Watnbsp;zijn arbeid heeft gewrocht, laat zich niet met den vinger aanwijzen, maar lost zich op in een milder geest van het moederland tegenover de kolonin, zich inzonderheid openbarendenbsp;in meer liberale regeeringsmaatregelen. Al blijft er op Javanbsp;nog zeer veel te doen, veel is toch reeds verbeterd. Is de veronderstelling zoo gewaagd, dat vele hervormingen achterwegenbsp;zouden zijn gebleven, indien Bosch niet als Javanenkam-pioen was opgetreden?
Den 22en Mei 1874 werd Dr. W. Bosch op het kerkhof te Rosendaal bij Arnhem begraven.
-ocr page 160-LITTERATUUR VOOR HOOFDSTUK VI.
Dr. W. BOSCH, Indi zooals het geweest is en men het weer zou willen hebben, uit: het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indi, 1859.
Dr. W. BOSCH, De vermeerdering van Java's bevolking beschouwd als de grootste bron van rijkdom voor Nederland, 1851.
Dr. H. T. COLENBRANDER, Koloniale Geschiedenis.
GOSSES EN JAPIKSE, Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis. MULTATULI, Max Havelaar.
Dr. F. W. STAPEL, Geschiedenis van Nederlandsch-Indi.
ALGEMEEN DAGBLAD VAN NEDERLAND van 4 Juli 1870.
ALGEMEEN HANDELSBLAD van 24 Mei 1866:
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30 Mei 1866;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26 Juni 1870.
ALKMAARSCHE COURANT van 10 Juli 1870.
ARNHEMSCHE COURANT van 24 November 1862;
Idem |
van |
12 |
Februari 1863; |
Idem |
van |
16 |
Februari 1863; |
Idem |
van |
17 |
Juni 1864; |
Idem |
van |
18 |
Juni 1864; |
Idem |
van |
29 |
September 1864; |
Idem |
van |
25 |
October 1864; |
Idem |
van |
9 |
Januari 1865; |
Idem |
van |
22 |
April 1865; |
Idem |
van |
24 |
April 1865; |
Idem |
van |
19 |
Februari 1868; |
Idem |
van |
25 |
Juni 1870; |
Idem |
van |
2 |
Juli 1870; |
Idem |
van |
6 |
Juli 1870; |
Idem |
van |
28 |
December 1870; |
Idem |
van |
18 |
Maart 1871; |
Idem |
van |
21 |
Mei 1874. |
NIEUWS VAN |
DEN DAG |
van 3 Juni 1874. |
HET NOORDEN van 6 Juli 1870;
Idem van 11 Juli 1874.
HET VADERLAND van nbsp;nbsp;nbsp;14nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;25nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Meinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Julinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Julinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Julinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1870
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juninbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1874.
-ocr page 161-KAMPER COURANT van 8 Januari 1865.
NEDERLAND EN JAVA van November 1869;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Januari 1870;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mei 1870;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juni 1870;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Juni 1874.
NIEUW DAGBLAD VAN s-GRAVENHAGE van 29 November 1862;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 9 December 1862;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 28/29 December 1862.
NIEUWE ROTTERDAMSCHE COURANT van 8 December 1862;
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
Idem
van 15 December 1862; van 12 Januari 1863;nbsp;van 5 Januari 1865;nbsp;van 2 Februari 1867;nbsp;van 14 Februari 1868;nbsp;van 20 Juni 1869;nbsp;van 27 Februari 1870;nbsp;van 22 Mei 1870;nbsp;van 8 Juni 1870;nbsp;van 22 Juni 1870;nbsp;van 1 Juli 1870;nbsp;van 7 Juli 1870;nbsp;van 19 Maart 1871;nbsp;van 31 October 1926.
TIJDSPIEGEL 1874.
ZAANLANDSCHE COURANT van 18 Juni 1870;
Idem nbsp;nbsp;nbsp;van 3 September 1870.
-ocr page 162-NASCHRIFT.
Wanneer wij het hiervoren beschrevene overzien, worden wij doordrongen van het gevoelen, dat Dr. Willem Boschnbsp;een zeer bijzondere persoonlijkheid was. Op de meest eenvoudige wijze opgeleid tot geneesheer, wist hij zich, bewust vannbsp;zijn gebrekkige opleiding, door zelfstudie op te werken totnbsp;een zoodanige hoogte, dat zijn medische bekwaamheid doornbsp;de Utrechtsche Universiteit met een eeredoctoraat werd bekroond.
Naar Indi vertrokken, klom hij aldaar als officier van gezondheid op tot de hoogste rangen en hoewel zijn fel karakter hem meerdere malen in botsing deed komen met zijn chefs,nbsp;werd hij toch, reeds gepensionneerd zijnde, aangezocht omnbsp;als chef over den geneeskundigen dienst in Indi op te treden.nbsp;Als zoodanig bewees hij de juiste man te zijn in dien tijd, doornbsp;den algemeenen opbloei op medisch gebied, die overal merkbaar was, ook in Indi te bevorderen. Als tastbaar bewijs vannbsp;zijn succesvol streven om de medische wetenschap op hoogernbsp;peil te brengen, staat te Batavia de Geneeskundige Hooge-school, gegroeid uit de door hem in 1851 gestichte School totnbsp;opleiding van Inlandsche artsen. Daarnaast moge de Vereeni-ging tot bevordering der Geneeskundige Wetenschappen innbsp;Nederlandsch-Indi, eveneens door hem in 1851 opgericht, hetnbsp;bewijs leveren van de levensvatbaarheid van zijn plannen.nbsp;Ook deze vereeniging bloeit nog steeds en haar tijdschrift verdient een plaats onder de beste medische weekbladen.
Eenmaal gepensionneerd, streed hij met al de vurigheid van zijn aard voor verbetering in de koloniale politiek van Nederland en betoonde zich als n der zeer weinigen in ons landnbsp;in zijn tijd een voorstander van een regeeringsbeleid, zooalsnbsp;heden ten dage algemeen als juist wordt erkend en nagestreefd,nbsp;terwijl zijn groote liefde voor den Javaan hem steeds op heftige wijze deed strijden voor een menschwaardig bestaan vannbsp;deze menschen.
-ocr page 163-145
Gelukkig het volk, dat zijn verdienstelijke mannen eert en hunne nagedachtenis heilig bewaartquot;, scheef het Nieuws vannbsp;den Dag van 3 Juni 1874 in haar In memoriam Dr. W.nbsp;B o s c h.
En daarom meenden wij voldoende verantwoord te zijn om het licht te doen vallen op het leven van dezen Dr. Willemnbsp;Bosch.
-ocr page 164-REGISTER VAN NAMEN.
De nummers verwijzen naar de bladzijden.
Daendels, Mr. H. W., 15, 16, 17, Douwes Dekker, 135.
84, 98. Delft, 131. Deventer, 2, 8. Dordrecht, 10. Dorrepaal, Maria Emalia, 60. |
Dresden, 130. Duizend-eilanden, 22. Dupuytren, 11. Duymaer van Twist, Mr. A. J., 117. E. |
Elout, Mr. C. Th., 18. |
Elout, luitenant-kolonel, 44, 45. |
Falck, A. R., 7. Feldman, A., 90.nbsp;Fendall, Sir John, 18. |
Franeker, 8. Fritze, Dr. E. A., 77. |
Haarlem, 11.
Haastert, C. van, 38, 85. Harbouer, 24.nbsp;Harderwijk, 8, 18.nbsp;Helder, den, 13.nbsp;Hellevoetsluis, 25, 84.nbsp;Heppener, J., 16.
's Hertogenbosch, 8.
Herwerden, J. D. van, 136, 137. Hester, W., 126.
Heymann, S. L., 123.
Hovell, Dr. W. R. Baron van, 131, 132, 141.
Hoorn, 11.
Hunter, Dr. W., 17.
Idzerda, Dr., 34, 35. Indisch Archief, 130. |
Indische Magazijn, 130. |
Jackson, Ch. T., 126. Janssens, J. W., 16, 17.nbsp;Java-oorlog, 37, 44, 99.
Jenner, E., 86.
Johnson, 69, 70.
Jonker, Dina Christina, 25, 57, 59.
Kaap de Goede Hoop, 13. Kaapstad, 13. |
K.Kleszenaar, F. H., 60. Kopenhagen, 129. |
Lannec, 11. Larrey, 11. Lauwerenburgh, 4. Leiden, 8, 10, 11, 19, 25. Lisfranc, 11. |
Lodewijk Napoleon, 16, Logeman, chirurgijn, 3.nbsp;Loncq, Prof. G. J., 74.nbsp;Londen, 18, 89. Looman, luitenant, 13. |
Maastricht, 11. Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, 121, 131. Maatschappij tot Nut van den Javaan, 139, 140, 141. Malang, 92. Makassar, kampong, 92. Max Havelaar, 134, 136. |
Medisch Conservatorium, 123. Middelburg, 8, 11. Morton, W., 126. Mller, E. W., 56. Mller, M. J. E., 55, 127. Multatuli, 134, 136, 141.nbsp;Munnich, J., 85, 128. |
Napoleon, 2, 10, 16, 17, 98. Nederlandsche Handelmaatschappij. 99, 102. Ned. Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, 129. |
Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, 129. Nias, 44. Nijmegen, 8. |
Oberhauser, 124. Oenarang, 91, 92.nbsp;Ontijd, C. G., 60.
Oost-Indische Compagnie, 14, 15, 97, 98, 101.
Padang, 44, 46, 53, 56. Padri-oorlog, 44. Palembang, 21, 23, 28. Palimanang, 23, 24.nbsp;Parapattan-weezengesticht, 132.nbsp;Pare Vaccinogene, 90. |
Parijs, 11, 59, 121. Pasoeroean, 37, 38. Pecalongan, 109, 116. Peitsch, G. J., 25, 38, 39, 46, 77. Prins Willem I, 8. |
87, 91, 92, 93, 95, 103, 115, 116, 117, 118, 120, 125. Smithsonian Institution, 129. Soerabaya, 16, 38, 84, 91, 92, 103,nbsp;115, 116, 117, 118, 125, 126.nbsp;Solo, 119. |
SteenstraToussaint, A. J. D., 70, 127. Sturler, luit. de, 22. Suerman, Prof., 75. Swaving, C., 127. Sijp, Aaltje van, 2. |
Toentang, 17. Twello, 2.
Tijdschrift voor Ned.-Indi, 130.
Utrecht, 8, 19, 43, 74, 120, 144.
Voigt, C., 56.
Voorschoten, 60.
Waal, E. de, 139. Waitz, Dr. F. A. C., 72, 73, 87. Wanscher, Hendrika, 2.nbsp;Washington, 129. Wassink, G., 85, 90, 121, 125, 126. Waszklewicz, A. E., 85, 88, 90. |
Weenen, 89. Weltevreden, 13, 20, 27, 28, 37, 40, 41, 46, 115, 116, 117. Wilp, 2. Wonosobo, 90. |
Zembschde Klemp, Mevr. H. J.,
121.
-ocr page 168- -ocr page 169-4''3
': nbsp;nbsp;nbsp;V 'v,-
gt;1
' '?';'-4'.-
m-Ati'- -
It^''
'ft. .' -
W ' nbsp;nbsp;nbsp;'
'
. gt; lt;
.. J.''
' -y
STELLINGEN.
Bij patella-fracturen verdient partieele of totale knieschijf-exstirpatie de voorkeur boven de hechting der fractuurele-menten.
Bij de behandeling van het acuut toxisch longoedeem (b.v. bij phosgeenvergiftiging) worden de beste resultaten verkregennbsp;door onderhuidsche zuurstof-injecties; de algemeen aanbevolennbsp;zuurstof-inhalatie daarentegen doet het longoedeem nog meernbsp;toenemen.
III.
Bij de dieet-behandeling der zwangerschapstoxicosen komt aan het melkdieet een ruimere plaats toe dan het hier te landenbsp;de laatste jaren heeft gehad.
IV.
Indien behandeling van hyperostosis frontalis interna noodzakelijk is, moet deze behandeling chirurgisch zijn.
V.
De anticarcinogene werking van het dichloordiaethylsulfide (mosterdgas) berust waarschijnlijk op een vernietiging van denbsp;in de epidermis aanwezige lipasen.
-ocr page 172-Het nemen van Rntgenfotos van den pols op consultatie-bureaux voor zuigelingen is niet alleen nuttig ter controle van rhachitis, maar ook voor het diagnostiseeren van andere ziekten, zooals hypothyreoidie.
De injectie-therapie van haemorrhoiden en fistula ani, zooals die door Blond is uitgewerkt, verdient een ruimere navolging.
Herhaalde traumata, gepaard gaande met een locale indivi-dueele gevoeligheid, zijn vermoedelijk de oorzaak voor het ontstaan van de zoogenaamde knuckle pads of Fingerknchel-polster.
De infecie der galwegen na ontstekingen in de tractus intesti-nalis vindt overwegend plaats langs haematogenen weg.
X.
De provocatie-methode door middel van cardiazol-injectie voor de diagnose van epilepsie is niet alleen gevaarlijk, maarnbsp;ook diagnostisch onbruikbaar.
De tonsillectomie a chaud bij het bestaan van een periton-sillair absces dient slechts te worden toegepast in speciale gevallen.
-ocr page 173-XII.
De fantasische verhalen, welke bij de bevolking van Neder-landsch-Indi de ronde doen over de Rheungas-boom, zijn terug te brengen tot een door het renghol veroorzaakte progressievenbsp;necrotiseerende dermatitis.
-ocr page 174-..'3
r 4
X'-H- ■
r-’‘'l‘'-' '■
.'’x
'i'V'
■•f ; ;1 '■'
quot;■'- t •■
-ocr page 177- -ocr page 178-lt;1