-ocr page 1-

A.

Een onderzoek naar het vitamine C gehalte van het bloed in oorlogstijdnbsp;uit de algemeene praktijk

H. P. TEN CATE

-ocr page 2- -ocr page 3-




*-, ~ 1 V'^' •

* t I * nbsp;nbsp;nbsp;' -



-ocr page 4-

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK UTRECHT

4078 5150

-ocr page 5-

Een onderzoek naar het vitamine G gehalte van het bloed in oorlogstijdnbsp;uit de algemeene praktijk

ACADEMISCH PROEFSCHRIFT TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VANnbsp;DOCTOR IN DE GENEESKUNDE AANnbsp;DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHTnbsp;OP GEZAG VAN DEN WAARNEMENDENnbsp;RECTOR MAGNIFICUS PROF. L. VANnbsp;VUUREN HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DER LETTEREN EN WIJSBEGEERTE, VOLGENS BESLUIT VAN DENnbsp;SENAAT DER UNIVERSITEIT, TE VERDEDIGEN TEGEN DE BEDENKINGENnbsp;VAN DE FACULTEIT DER GENEESKUNDE OP 21 OCTOBER 1941nbsp;DES MIDDAGS TE VIER UUR

DOOR

HENDRIK POPKO TEN GATE

ARTS

GEBOREN TE STEENWIJK

MCMXLI


W. J. THIEME amp; CIE


ZUTPHEN


K 2647

-ocr page 6- -ocr page 7-

Aan mijn ouders Aan mijn vrouwnbsp;Aan mijn kinderen

-ocr page 8-

IPW

-ocr page 9-

VOORWOORD.

De mensch is wat zijn vorming betreft afhankelijk van zijn aanleg en van de inwerking van zijn omgeving.

Nu het dan zoover gekomen is dat dit proefschrift kan verschijnen weet ik, dat U, Vader, zonder mij ooit hiertoe aan te zetten, toch door Uw voorbeeld en werkkracht een grooten stootnbsp;hiertoe hebt gegeven.

Het verheugt mij Moeder en U op dezen dag aanwezig te zien.

Het verschijnen van dit proefschrift is voor mij een welkome reden U, Hooggeleerde Heeren Hoogleeraren en Oud-Hoog-leeraren, Heeren Docenten in de Faculteit der Geneeskunde,nbsp;van wie ik onderwijs heb mogen genieten, hiervoor hartelijknbsp;dank te zeggen.

Hooggeachte Promotor, Hooggeleerde de Langen, reeds eerder had ik het voorrecht met U over sociale vraagstukken tenbsp;mogen spreken en van Uw heldere kijk hierop te mogen genieten,nbsp;thans hebt U mij op wetenschappelijk terrein de behulpzamenbsp;hand willen bieden.

Dat U mij in de gelegenheid hebt gesteld thans deze werktijd met een proefschrift te bekronen, hiervoor is mijn dank groot.

Uw steun en tintelende discussie zijn steeds voor mij van groote waarde geweest.

Zeer geleerde Nieuwenhuizen, ik kan U niet dankbaar genoeg zijn dat U mij een zoo geschikt onderwerp aan de handnbsp;hebt gedaan. Als ik Uw hulp noodig had waart ge steeds bereidnbsp;mij te woord te staan en steeds weer kwam ik met nieuwen moed bijnbsp;U vandaan, gestimuleerd door Uw energie en enthusiasme.

Zeergeleerde Engelhard, U dank ik dat U er Uw goedkeuring aan hebt gehecht dat het bloedonderzoek in Uw laboratorium kon worden verricht.

Zeergeleerde van Esveld, dat U, indien ziekte of vacantie een spaak in het wiel dreigden te steken, steeds bereid waart hetnbsp;bloedonderzoek te verrichten, stemt mij tot groote dankbaarheid.

-ocr page 10-

Zeergeleerde van Eekelen, al komen wij niet tot dezelfde conclusies, toch zijn Uw raadgevingen mij van groot nut geweest.

Voor een zeer belangrijk deel, Mejuffrouw Kappon, was het slagen van dit proefschrift van U afhankelijk; de wijze waaropnbsp;U de honderden tijdroovende bepalingen hebt verricht heeftnbsp;mijn groote waardeering.

Ook VAN Stee bedank ik voor zijn hulp.

Haar die haar meerdere kennis van vreemde talen ter mijner beschikking hebben willen stellen ben ik hiervoor zeer dankbaar.

Zij die mij geholpen hebben met tikken en corrigeeren, waarbij ik denk aan de moeilijke hittedagen, hebben hiervoor mijn danknbsp;verdiend.

De vriendelijke medewerking welke ik van staf en personeel van de Utrechtsche Universiteitsbibliotheek heb mogen ondervinden, heb ik zeer gewaardeerd.

Tenslotte ben ik allen die, door hun bloed ter beschikking te stellen, hebben meegewerkt aan deze dissertatie zeer erkentelijk.

VI

-ocr page 11-

INHOUDSOPGAVE.

Biz.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Inleiding..................... 1

2. nbsp;nbsp;nbsp;Enkele grepen uit de Historie............ 3

3. nbsp;nbsp;nbsp;De Nieuwe Aera................. 7

4. nbsp;nbsp;nbsp;Chemische eigenschappen en structuur van het

Vitamine C.................... 9

5. nbsp;nbsp;nbsp;Chemische bepalingen van het Ascorbinezuur.....12

6. nbsp;nbsp;nbsp;Vitamine C in urine en bloed...........14

a. nbsp;nbsp;nbsp;Belastingsproeven................16

b. nbsp;nbsp;nbsp;Onderzoekingen in het bloed...........17

c. nbsp;nbsp;nbsp;Eu-, Hypo-, Hyper- en Avitaminose.......19

d. nbsp;nbsp;nbsp;De werking van het Vitamine C.........21

e. nbsp;nbsp;nbsp;Resorptie van het Vitamine C..........22

ƒ. nbsp;nbsp;nbsp;Is synthese van Vitamine C bij den mensch mogelijk?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24

7. nbsp;nbsp;nbsp;Voorkomen, verbreiding en toepassing van het

Vitamine C....................25

Eigen Onderzoek.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Voorbereidingen en technische moeilijkheden.....29

9. nbsp;nbsp;nbsp;Contrólebepalingen................33

10. De Vitamine C bepalingen in het bloed.......37

a. nbsp;nbsp;nbsp;Maandelijksche schommelingen van het Vitamine C 37

b. nbsp;nbsp;nbsp;Het Vitamine C-gehalte van proefpersonen in den

loop van het jaar................40

c. nbsp;nbsp;nbsp;Het Vitamine C-gehalte in verband met den leeftijd 50

d. nbsp;nbsp;nbsp;Welstand en Vitamine C-gehalte.........50

e. nbsp;nbsp;nbsp;Het vitamine C-gehalte bij verschillend geslachtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;52

ƒ. nbsp;nbsp;nbsp;Het Vitamine C-gehalte bij verschillende ziektennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;53

VII

-ocr page 12-

Biz.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Belastingsproeven met ascorbinezuur intraveneus ... 55

12. nbsp;nbsp;nbsp;Bestaat er antagonistische werking of synergistische

werking tusschen de vitamines B^ en C?......58

13. nbsp;nbsp;nbsp;Verband tusschen Vitamine G en de bezinkingssnelheid ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;61

14. nbsp;nbsp;nbsp;Oorzaken en therapie van de scheurbuik.......63

15. nbsp;nbsp;nbsp;Een geval van scheurbuik.............64

16. nbsp;nbsp;nbsp;Dreigt thans scheurbuik ?..............66

17. nbsp;nbsp;nbsp;Hoeveel Vitamine C heeft een mensch dagelijks noodig? 67

18. nbsp;nbsp;nbsp;Samenvatting en Conclusies.............70

19. nbsp;nbsp;nbsp;Literatuurlijst...................79

20. nbsp;nbsp;nbsp;Tabellen......................83

VIII

-ocr page 13-

INLEIDING.

Reeds jaren staan de vitaminen in het middelpunt van de belangstelling, maar vooral nu de vrede verstoord is en zichnbsp;tal van moeilijkheden voordoen met de voedselvoorziening, isnbsp;de questie, of er ook ondervoeding dan wel hypovitaminosenbsp;dreigt, urgent geworden.

In tal van couranten zijn advertenties verschenen, reclame-biljetten worden uitgereikt, nu is de leuze niet meer zooals vroeger: .,eet meer fruit”, maar: ,,Vit. G, gezondheid uit een doosje!”nbsp;of ,,Vit. C, de stof, die moeheid, lusteloosheid, prikkelbaarheidnbsp;en slapeloosheid voorkomen kan en de weerstand tegen infectieziekten als griep, angina, bronchitis verhoogt”. Zelfs is bedacht:nbsp;gt;gt;In plaats van thee. Vit. Cl”

Het publiek is niet in staat zich een oordeel hieromtrent te vormen, en meent goed te doen zich Vit. G tabletjes aan te schaffen.nbsp;Hit is een dure liefhebberij, die toch zeer in de mode is, geziennbsp;het feit dat in verschillende gezinnen van weinig financieelenbsp;draagkracht, mij doosjes hiermede getoond werden met de vraagnbsp;hoe ik hierover oordeelde.

In Duitschland is men van meening dat extra toevoer van Vit. C van groot belang is, en daar is van overheidswege de proefnbsp;genomen om alle kinderen van een bepaalden leeftijd Vit. G tenbsp;geven, terwijl ook het leger extra Vit. C krijgt.

In Frankrijk zijn, alleen in groote steden, vanaf 20 Maart 1941 door het ,,Nat. Hulpwerk” tabletten, bevattende Vit. A en Cnbsp;uitgereikt aan gravidae en kinderen onder de 5 jaar.

Hit alles uit vrees voor het uitbreken van scheurbuik. Zoo leek het mij zeker van belang om na te gaan hoe het bij gezonde menschennbsp;met de Vit. C-voorziening staat. Wolff en Van Eekelen meenen,nbsp;dat de bepaling van het Vit. C-gehalte in het bloed meteen eennbsp;goede indruk geeft van den voedingstoestand van een persoon,nbsp;omdat de producten die Vit. C bevatten, zooals aardappelen,nbsp;vruchten en groenten, tot de hoofdbestanddeelen van het menu

-ocr page 14-

behooren, zoodat indien die persoon tenminste niet op een bijzonder dieet leeft, hij ook wel andere bestanddeelen van het voedsel in dezelfde mate als Vit. G tot zich neemt. Indien dit zoo is, zounbsp;ik door mijn bepalingen van het Vit. C-gehalte in het bloed eennbsp;goeden indruk kunnen krijgen van den voedingstoestand in denbsp;algemeene praktijk, ware het niet, dat in dezen distributietijd denbsp;vetvoorziening zeer te wcnschen overlaat.

Een onderzoek in de algemeene praktijk om na te gaan hoe het gesteld is met de voorziening van vitamine A en vitamine Bjnbsp;werd respectievelijk door Wesly^) en Ogterop®) verricht. Zij kwamennbsp;tot de conclusie, dat er voor avitaminose A en tot dusverrenbsp;niet veel angst behoeft te bestaan. Met mijn onderzoek wil iknbsp;trachten na te gaan of oorlog en distributie ook aanleiding zullennbsp;zijn tot het optreden van scheurbuik.

We zullen zien dat hier voorloopig nog geen vrees behoeft te bestaan, maar dat het toch zaak zal zijn waakzaam te blijven.

-ocr page 15-

ENKELE GREPEN UIT DE HISTORIE.

Van de vele ziekten die we zoo door den loop der eeuwen heen beschreven vinden, is de scheurbuik wel een van de meest besprokene en gevreesde. Nu is het geenszins mijn bedoeling een mono-graphie te schrijven over de scheurbuik, maar ik wil mij bepalennbsp;tot enkele grepen uit de zeer uitgebreide lectuur hierover. Reedsnbsp;Hippocrates (430 v. Chr.) beschrijft een ziekte die zeer veel lijktnbsp;op scheurbuik, ook een ziekte, door Plinius vermeld (23 na Chr.)nbsp;moet wel scorbuut geweest zijn.

Dan vinden we in het boek van Joinville^) een verslag over het beleg van Damiate tijdens de kruistochten, waarbij ooknbsp;verschijnselen van scheurbuik optraden.

Zeer duidelijk en talrijk worden de beschrijvingen als de scheepsbouw zoover gevorderd is, dat de zee over groote afstanden bevaren kan worden en de ontdekkingsreizen beginnen.

Eenige eeuwen heeft de scorbuut toen huisgehouden onder de zeevarenden. Er waren reizen waarop de geheele bemanning aannbsp;scheurbuik leed en slechts enkelen het er levend afbrachten.

Willem Barentz en Heemskerk (1597) ®) die een weg naar China moesten zoeken om de Noord, waren gedwongen op Novanbsp;Zembla te overwinteren en hadden hier, toen in Januari denbsp;duisternis intrad en zij hierdoor geen beren en vossen meernbsp;konden bemachtigen, veel van scheurbuik te lijden. Heel ergnbsp;verging het den Hollandschen kapitein Munck^®^), die in 1619nbsp;voor den koning van Denemarken een weg naar Oost-Indië moestnbsp;zoeken tusschen Groenland en Amerika; slechts twee leden dernbsp;64 koppen tellende bemanning, die aan land onder de sneeuwnbsp;wat kruiden vonden en die opaten, genazen.

Ook op de reizen in zuidelijke richting had men met scheurbmk te kampen. Reeds vóór de oprichting van de Oost-Indischenbsp;Compagnie wisten de zeevaarders dat de zieken genazen indiennbsp;2^9 aan land werden gebracht en zuiver drinkwater en verschenbsp;vruchten kregen.

-ocr page 16-

Jacob van Heemskerk®) (± 1600) die het nut van versche groenten voor zijn zieken inzag, legde op zijn reis naar Indiënbsp;op verschillende plaatsen tuinen aan o.a. op St. Helena, waarnbsp;thans nog afstammelingen van Hollandsche tuinlieden uit diennbsp;tijd in dienst zijn tot onderhoud van deze tuinen.

Zoo heeft ook Kaapstad aan scheurbuik haar ontstaan te danken. Geleynssen legde hier in 1648 een prachtigen tuin aan.

Aangezien niet steeds tijdig land bereikt kon worden, kwam Hagenaer ®) in 1631 op de gedachte aan boord van zijn schipnbsp;een tuintje aan te leggen. In December uitgevaren, zaaide hij innbsp;Februari en kon zoo in Maart sterrekers, daarna sla, radijs ennbsp;een soort scurvy grass aan zijn bemanning geven. Helaas sloegnbsp;de tuin 21 April met een storm overboord, waarna weldra scheurbuik uitbrak.

In 1670 is dit idee door Padtbrugge, Natuurkundige, later Gouverneur van de Molukken, nog eens herhaald.

Rouppe '^), opperchirurgijn, geeft in zijn ,,dissertatie medico practica de morbis navigantium” een uitvoerige beschrijving vannbsp;verschillende ziekten, waaronder ook van de scheurbuik en hijnbsp;wijst erop dat ook bij de marine in dien tijd deze ziekte nognbsp;veel voorkwam.

Ook andere landslieden hadden op hun reizen met scheurbuik te kampen, zoo Anson ®) in 1765 bij zijn reizen rondom de wereld.nbsp;Een gunstige uitzondering maakte James Cook, ®) die op eennbsp;reis naar de Zuidpool van 1772—1775 slechts vier man verloor,nbsp;waarvan één aan ziekte.

Hij meende: behalve de Voorzienigheid is ,,de ongemeene zorg van de Admiraliteit het schip te voorziennbsp;van zulke artikelen, welke men óf door ondervinding óf bijnbsp;gissing oordeelde het best te zullen kunnen dienen om de zeelieden gezond te houden,” hiervan de reden.

Deze artikelen bestonden uit mout, waarvan ze bier maakten en waarover hij zeer enthusiast was en uit zuurkool. Verdernbsp;kocht hij, waar hij kans zag, versche groenten en fruit.

Ook te land heerschte de scheurbuik. Echthius (1541) zag het in een klooster optreden en meende dat het een gevolg was vannbsp;lues. Algemeen werd het in dien tijd voor een infectie gehouden.

Forestus“), een Delftsch arts, ook levend in de 16e eeuw, wijkt van de infectie-theorie af en meent het gebruik van bedorven

-ocr page 17-

water, drukkende temperatuur en eenzijdig dieet de schuld te moeten geven. Hij raadt aan appelmoes, kippesoep en verschenbsp;groenten en geeft verder stroop van lepelblad en beccabunga,nbsp;waarvan hij de werking aan een ,,vis occulta” toeschrijft. Omstreeksnbsp;1650 wordt algemeen gedacht dat dikte van het bloed de oorzaaknbsp;is en worden spijsvertering-bevorderende middelen voorgeschreven.

Van Beverwijck schrijft in zijn verhandeling over de scheurbuik (Dordrecht, 1642):

,,Helpt noch veel tot de blauwschuyt; de lucht, de gelegentheyt der landen, gestaltenisse der plaetsen, streckende tot koude,nbsp;vochtigheyt, brackigheyt ende onsuiverheyt, het water, datnbsp;bedorven ende vol wormen. Hierby komt noch de manierenbsp;van leven in oeffenen en stil zyn. Want degenen, die in ledigheytnbsp;haar tyt besteden, vergaderen veel overtolligheyt, die andersnbsp;door oelfeninge zouden verteren en daarom zyn de steêlings,nbsp;de vrouwen als de mans, meerder met de blauwschuyt gequeltnbsp;als de boeren. Waertoe het syne meebrengt, het ophouden vannbsp;gewoonlicke losinge, gelyck van stonden insonderheyt van hetnbsp;speen.”

Omstreeks het midden van de 18de eeuw heerscht er groote verwarring zoowel wat betreft de opvatting omtrent de oorzakennbsp;en symptomen als over de therapie van de scheurbuik.

Het is de groote verdienste van Lind (1750) geweest om alles wat tot dien tijd hierover bekend was te verzamelen en tenbsp;rangschikken, waarbij bleek dat de goede werking van sinaasappelen, citroenen en versch fruit reeds verschillende malennbsp;beschreven was. Lind zelf had een zeer interessante proef genomennbsp;door twaalf scheurbuiklijders met ongeveer dezelfde symptomennbsp;twee aan twee met verschillende, toentertijd geldende, geneesmiddelen te behandelen, waarbij bleek dat alleen sinaasappelennbsp;en citroenen genezing brachten.

Omdat het zoo moeilijk ging steeds voldoende van deze vruchten tgt;ij zich te hebben, besloot Lind het sap in te dampen en het zoonbsp;in flesschen mee te nemen. Hij schreef:

have some of the extract of lemon now by me, which was made four years ago and, when this is mixed with water or madenbsp;into punch, few are able to distinguish it from the fresh squeezednbsp;juice mixed up in the like manner, except when both are presentnbsp;and their different tastes compared at the same time.”

-ocr page 18-

Op precies dezelfde wijze als Lind zulks 200 jaar geleden deed, liet ik het sap van zes citroenen indampen om na te gaan of, al is de smaak dan ook nagenoeg dezelfde,nbsp;ook de anti-scorbutische werking is behouden, d.w.z. of met de titratiemethode nognbsp;reduceerende stoffen konden aangetoond worden.

Het sap, ingedikt 1 op 8, bleek bij directe titratie 1,52 mg reduceerende stof per gram te bevatten en na reductie met HgS 3,2 mg.

Aangezien een citroen 100 gram woog en hieruit 40 gram sap geperst werd, komt 3,2 mg reduceerende stof per gram ingedikt sap overeen met 16 mg hiervan per citroennbsp;en 40 mg per 100 cc sap.

Van Eekelen vond in 100 gram citroensap 42,3 mg.

Practisch is er door indampen niets verloren gegaan. Daar Lind meende dat dit sap jaren goed bleef en zijn werking behield, heb ik na vier maanden opnieuw denbsp;reductie nagegaan en vond na reductie met H^S 1,38 mg reduceerende stof per gramnbsp;ingedikt sap, zoodat toch wel een groot gedeelte is verloren gegaan.

Aannemend dat het gehalte aan reduceerende stof overeenkomt met het Vitamine C gehalte, zullen om scheurbuik te voorkomen ongeveer drie theelepels ingediktnbsp;sap gegeven moeten worden.

Als een ander remedie tegen scheurbuik door ondervinding deugdelijk bevonden, moeten we, met Wefers Bettink^®) denbsp;z.g. Meidranken beschouwen. Deze gemaakt van sap, geperstnbsp;uit verschillende in Mei versch geplukte kruiden, gemengd metnbsp;wijn, hebben in den tijd dat de aardappel nog geen volksvoedselnbsp;was, zeker een belangrijke rol gespeeld. Bij de recepten die innbsp;oude kruidenboeken genoemd worden, vinden we sommigenbsp;waarbij men het sap laat koken, wat de geneeskrachtige werkingnbsp;wel niet ten goede zal zijn gekomen. In de verschillende boekennbsp;wordt van de kruiden naast de bloedzuiverende ook de anti-scorbutische werking vermeld.

Scheurbuik bij kinderen.

Niet alleen volwassenen maar ook kinderen kunnen aan scorbuut lijden. De oudste vondst op dit gebied is een brief uit het jaarnbsp;1629, waarin verteld wordt, dat de prins van Baden Baden, 14nbsp;maanden oud, aan scheurbuik leed. In 1650 geeft Glisson reedsnbsp;een duidelijke beschrijving van scheurbuik; dan duurt het totnbsp;1859, als Muller vijf gevallen beschrijft onder de diagnose:nbsp;,,floride rhachitis” die duidelijk blijken scorbuut te zijn. In 1883nbsp;doet Barlow baanbrekend werk door nog eens duidelijk eennbsp;aantal scheurbuik gevallen te beschrijven. Met sectieverslagen ennbsp;teekeningen van pathologisch-anatomische praeparaten wijst hijnbsp;er op, dat scheurbuik als een aparte ziekte moet opgevat wordennbsp;en niets met rhachitis te maken heeft. Omstreeks 1900 kwamnbsp;men ertoe uit vrees voor bacteriën melk streng te steriliseeren,nbsp;waardoor veel vit. C verloren gaat, zoodat vele babies, die

-ocr page 19-

uitsluitend melk kregen, door scheurbuik aangetast werden.

In den tegenwoordigen tijd hooren we weinig meer van deze eens zoo gevreesde ziekte, slechts sporadisch worden gevallennbsp;beschreven. Een recente publicatie hierover is van Schoonhovennbsp;van Beurden^®) in het Ned. Tijdschrift van Geneeskunde.

DE NIEUWE AERA.

Als in 1897 Eijkman en Grijns de ontdekking doen dat de verschijnselen van Beri-beri (polyneuritis), die optreden bijnbsp;kippen, gevoed met gepelde rijst, berusten op het ontbreken vannbsp;een stof die met het zilvervliesje is verwijderd, beteekent dit eennbsp;ommekeer in de tot dusver geldende voedingsleer. Het is de grootenbsp;verdienste van Grijns geweest, dat hij de groote gedachtensprongnbsp;heeft gemaakt, dat het ontbreken van een stof oorzaak kon zijnnbsp;van het uitbreken van een ziekte.

Niet alleen eiwit, koolhydraat en vet zijn onontbeerlijke voedingsstoffen, maar er zijn nog meerdere stoffen noodig. In 1907 zijn Holst en Frölich ^®) bezig met een onderzoek om na te gaan hoenbsp;zoogdieren reageeren op een dieet van koolhydraten, zooalsnbsp;Eijkman dit voor kippen had gedaan. Als proefdier kozen zijnbsp;een marmot. Tot hun verbazing ontstonden hier niet de symptomen van beri-beri, maar wel de typische verschijnselen vannbsp;scorbuut. Belangrijke ontdekkingen waren gedaan. De meeningnbsp;was toen reeds, dat deze ziekte aan het ontbreken van een bepaaldenbsp;stof moest toegeschreven worden. Thans was het wachten opnbsp;iemand die in staat was alles uit één gezichtshoek te bezien ennbsp;het verband te leggen tusschen de verschillende vondsten.

Het was Funk, in 1912, die begreep dat er verschillende ziekten bestonden, die berustten op het ontbreken van bepaaldenbsp;voedingsstoffen. In een thans nog zeer lezenswaardig boek noemtnbsp;hij reeds scorbuut, pellagra, beri-beri en rachitis en meent datnbsp;er nog meerdere ziekten tot de deficientieziekten gerekend moetennbsp;worden. Deze ontbrekende stoffen noemde hij ,,vit-aminen”nbsp;(voor het leven noodzakelijke aminen of wel stikstofhoudendenbsp;stoffen).

Later zou blijken dat het niet alle aminen waren, maar de naam

-ocr page 20-

is gebleven. Oorspronkelijk waren er slechts drie vitaminen bekend, aangeduid met A, B, C, maar in den tijd van toen totnbsp;nu is dit aantal zeer sterk uitgebreid en vele letters van het alphabetnbsp;duiden een aparte stof aan, terwijl verschillende letters nog weernbsp;door cijfertjes onderverdeeld zijn om nog weer andere stoffennbsp;aan te duiden. Ongetwijfeld worden er thans stoffen als vitaminennbsp;beschouwd, waarvan de onmisbaarheid nog lang niet vaststaat;nbsp;andere worden er niet toe gerekend, die het eigenlijk wel zijn,nbsp;b.v. mineralen als ijzer, mangaan en koper.

Zooals het meer gaat, was door een toeval de oorzaak van de scorbuut ontdekt: gebrek aan Vitamine C.

Weldra waren de onderzoekingen hierover in vollen gang en aangezien de samenstelling van de stof nog niet bekend was,nbsp;moesten de proeven zich bepalen tot biologische methodes.

Hiervan kennen wij de praeventieve en de curatieve methode. Bij de praeventieve methode bepaalt men de hoeveelheid van eennbsp;te onderzoeken stof die aan een Vitaminevrij, maar overigensnbsp;volwaardig dieet moet toegevoegd worden om het uitbreken vannbsp;scheurbuik te voorkomen. Bij de curatieve methode bepaalt mennbsp;de hoeveelheid van een te onderzoeken stof, noodig om een avitaminose te genezen. De hoeveelheid toegevoegde stof is een maatnbsp;voor haar gehalte bijvoorbeeld aan Vit. C.

Harris en Mills geven aan eert cavia gedurende 10 dagen een basaal dieet. Dieren die hiermede 10 tot 20 gram afvallen zijnnbsp;geschikt voor de proef. Hierna geven zij de te onderzoeken stofnbsp;bij en gaan na of hiermede het gewicht weer stijgt. De Vit. waardennbsp;van de stof wordt beoordeeld uit het al dan niet stijgen in gewicht.

Höjer geeft ook de cavia een basaal dieet en voegt hieraan de te onderzoeken stof toe. Na elf dagen doodt hij de dieren en gaatnbsp;de microscopische afwijkingen aan de tanden na.

Een andere methode bestaat in het nagaan van de resistentie van de capillairen. Hierbij wordt een stuwband om de arm gelegdnbsp;om te zien of er ook petechieën ontstaan, zooals het eerst doornbsp;Rumpel in 1906 gevonden werd bij infectieziekten. Voor hetnbsp;onderzoek naar de scheurbuik werd deze methode het eerst doornbsp;Hess gebruikt. Verschillende onderzoekers wijzigden deze methode,nbsp;waarvan de meest bekende die van Göthlin^®) is geworden. Bijnbsp;deze methode wordt een bepaalden tijd gestuwd bij verschillendenbsp;druk en wel bij 33, 50 en 65 mm en telt men in een veld van

8

-ocr page 21-

6 bij 6 cm het aantal petechieën. Zoo vindt men verschillende graden van capillaire resistentie en meent hiermede te kunnennbsp;nagaan of scorbuut bestaat of niet.

Verschillende onderzoekers hebben met deze methode gewerkt; de meesten van hen kwamen tot de conclusie, dat de capillairenbsp;resistentie geenszins voor scorbuut pathognomonisch is, maarnbsp;ook voorkomt bij andere ziekten.

Göthlin meent dat de meeste landen, zoo ook Nederland, zich niet leenen voor deze proef omdat daar de Vit. C voorzieningnbsp;te goed is; de verminderde capillaire resistentie treedt pas op bijnbsp;zeer slechte voorziening van het lichaam van Vit. C, zooals innbsp;Noordelijke landen meer gevonden wordt. Göthlin heeft zijnnbsp;methode uitgebreid tot een curatieve; hij geeft Vit. C en bepaaltnbsp;hierna weder de resistentie. Als hoeveelheid, noodig om dezenbsp;constant te houden, vindt hij 20 tot 30 mg per dag. Van Dopnbsp;toonde bij een onderzoek bij 75 kinderen, die hij eens per maandnbsp;onderzocht, aan, dat er sterke wisselingen optraden. Hij vindt denbsp;meeste bloedinkjes in Maart, April en Mei, maar zoekt de oorzaaknbsp;hiervan niet in een Vit. G tekort maar in een verhoogde prikkelbaarheid van het vaatzenuwstelsel in deze maanden.

CHEMISCHE EIGENSCHAPPEN EN STRUCTUUR VAN HET VITAMINE C.

Reeds lang werd gezocht naar de samenstelling van de stof en, zooals het meer gaat, bleek deze reeds eenige jaren geïsoleerdnbsp;te zijn zonder dat bekend was dat dit de gezochte stof was. In 1928nbsp;had Szent Györgyi^®), bezig met een onderzoek over biologischenbsp;oxydaties, ontdekt, dat, als hij aan een alcoholische guajac. oplossing plus H2O2 in plaats van peroxydase, citroensap toevoegdenbsp;(wat ook peroxydase bevat) er geen groene kleur ontstond zooalsnbsp;bij toevoeging van enkel peroxydase het geval was.

De voor de reactie noodige zuurstof, zoo redeneert hij, moet dus door een andere stof gebruikt zijn. Deze stof noemt hijnbsp;..Reducing Factor”.

Hierna onderzocht hij verschillende weefsels op deze stof en hij kon haar in verschillende organen aantonnen. Het bleek hem

-ocr page 22-

dat bijnieren een zeer sterke reactie gaven, dus veel van deze ,,R. F.” moesten bezitten.

Na veel moeite gelukte het hem deze hieruit af te zonderen. Later lukte hem dit ook uit sinaasappels. De nieuwe stof bleeknbsp;alle koolhydraatreacties te geven, terwijl het moleculairgewichtnbsp;178 bleek te zijn, zoodat zij de formule CeHgOe moest hebben.

Dan vinden Tillmans c.s. dat het chemisch bepaalde gehalte van de stof aan reduceerende substantie en de vit. C werkingnbsp;van deze stof op caviae, parallel loopen. Zij opperen het idee:nbsp;Reducing Factor en vitamine C zijn identiek.

Szent Györgyi, die al vroeger dit idee geopperd had, maar door Zilva hiervan was afgebracht, omdat deze meende dat denbsp;overeenkomst op verontreiniging berustte, ging nu met zijn stofnbsp;de antiscorbutische werking op caviae na. Het lukte hem de dierennbsp;vrij van scorbuut te houden door aan het basaaldieet 1 mg R. F.nbsp;toe te voegen. De R. F. werd nu omgedoopt in: a-scorbinezuurnbsp;(zuur tegen scorbuut). Of deze stof nu identiek was met vit. C,nbsp;stond nog niet vast, maar toen het Reichstein in 1934 geluktenbsp;ascorbinezuur synthetisch te bereiden en het bleek dat dit productnbsp;antiscorbutische werking had, was alle twijfel opgeheven.

Door onderzoekingen van Euler en Martius en Cox, Hirst en Reynolds kwam de structuurformule tot stand.

OH

HO

c—

1

0 =

i

c

o =

11 o

c

—gt; nbsp;nbsp;nbsp;o =

G—

--

C —

H

HO —

HC-

2H

C — H^OH 1-ascorbinezuur


G —H*OH

dehydroascorbinezuur


Het ascorbinezuur heeft reduceerend vermogen en blijkt gemakkelijk te oxydeeren tot dehydroascorbinezuur.

10

-ocr page 23-

Zijn reduceerende eigenschappen zijn gebonden aan de endiol-groep

HO —C

II

HO —C

Verder is de bouw van het molecuul ook van belang, want het rechtsdraaiend ascorbinezuur heeft geen antiscorbutische werking.nbsp;Hoewel algemeen asc. zuur als identiek met Vit. C aangenomennbsp;wordt, bewandelt Rygh, een Deensch onderzoeker, een eenigs-zins afwijkend pad. Deze zag in 1930 het methylnarcotine alsnbsp;antiscorbutische stof aan; kwam in 1938 daar nogmaals op terugnbsp;en meent nu dat methylnarcotine tezamen met glycuronzuur, bijnbsp;gunstige verdeeling over den dag aan scorbutogeen-gevoedenbsp;caviae gegeven, deze lang in leven kan houden en tegen scorbuutnbsp;kan beschermen.

Bij narcotinevrij voedsel is, volgens hem, ascorbinezuur niet in staat tegen scorbuut te beschermen. Hij komt tot de conclusienbsp;dat ascorbinezuur niet identiek is met Vitamine G en meent datnbsp;narcotine samen met ascorbinezuur gegeven moet worden. Ditnbsp;is door andere onderzoekers nooit bevestigd kunnen wordennbsp;(Neuweiler).

Lund, Trier, Ottsen en Elmby^®) zien in ascorbinezuur een voorstadium van het Vitamine C, op grond van titratie met methy-leenblauw bij PH 2, 6 — 4 in serum.

Zij bepalen Vitamine C in serum en voegen dan ascorbinezuur toe. Zij vinden bij toevoeging hiervan vóór het onteiwitten hoogernbsp;waarden dan bij toevoeging na het onteiwitten. Beide keerennbsp;wordt echter maar een deel teruggevonden.

Zij meenen nu dat in het serum een stof aanwezig is, die ascorbinezuur omzet in Vitamine C.

Elmby en Warburg^®) zijn van oordeel dat synthetisch ascorbinezuur een covitamin noodig heeft om geresorbeerd te worden.

Buiten deze afwijkende meeningen wordt algemeen aangenomen dat ascorbinezuur en Vitamine C identiek zijn.

11

-ocr page 24-

CHEMISCHE BEPALINGEN VAN HET ASCORBINEZUUR.

Zooals in de geneeskunst: hoe meer middelen tegen een kwaal bekend hoe minder zekerheid in de werking ervan, zóó staatnbsp;het ook met de chemische bepalingen van het ascorbinezuur.

Zeker wel 15 methodes zijn beschreven om ascorbinezuur te bepalen en nog steeds komen er nieuwe methoden bij. Geennbsp;enkele kan de algemeene tevredenheid wegdragen.

De oorzaak hiervan ligt in het feit, dat geen van deze reacties specifiek is.

Allen toch berusten zij op het bepalen van één eigenschap van het vit. G en wel het reductievermogen.

Uit de formule blijkt, dat dit gebonden is aan een bepaalde groep, n.1. de z.g. endiolgroep. G — OH

II

G —OH

Bepalen wij nu het vit. G gehalte in een waterige oplossing, dan komen de uitkomsten van alle methoden vrij goed overeen.nbsp;Maar in bloed en urine, waar we met veel componenten te makennbsp;hebben, loopen de gevonden waarden vrij sterk uiteen. Zoonbsp;kan het ascorbinezuur voorkomen in zijn reversibel geoxydeerdennbsp;vorm en moet dan eerst gereduceerd worden eer het aangetoondnbsp;kan worden.

Verder kunnen andere stoffen in de vloeistof voorkomen, die ook een reduceerend vermogen bezitten (glutathion, cysteine,nbsp;ergotheine). Al deze stoffen moeten uitgeschakeld worden, willennbsp;juiste waarden worden verkregen. De eerste methode was die vannbsp;Tillmans, die met 2—6 dichloorphenol-indophenol titreerde,nbsp;een vloeistof, blauw in neutrale omgeving, rood in zuur milieu,nbsp;die tot zijn leukovorm wordt gereduceerd.

Aan deze methode kleven nog de fouten, bovengenoemd; later hebben verschillende onderzoekers wijzigingen aangebrachtnbsp;om deze fouten te ondervangen.

Zoo schakelt titratie in zuur milieu glutathion en ferrozoutén uit, terwijl door praecipitatie met mercuri-acetaat volgens Em-merie glutathion, ergothionine en cysteine verwijderd worden.nbsp;Asc. zuur wordt hierdoor geoxydeerd. HjS is in staat reversibelnbsp;geoxydeerd asc. zuur weer te reduceeren.

12

-ocr page 25-

Tegen deze methode zijn bezwaren ingebracht door diverse auteurs op verschillende gronden (Scarborough en Stewart^®),nbsp;Gabbe*®), Gaethgens Ferrand en Policard®®), Falke®®), Caffiernbsp;en Rieckhof®*) en Willstaedt®®).

Al is deze methode dan ook niet geheel specifiek toch wordt zij door de meeste onderzoekers gebruikt en geeft bevredigendenbsp;uitkomsten. De methode van Scheer®®) met een reagenspapiertjenbsp;met dichloorindophenol en de Rottersche intracutaanproef ®’) zijnnbsp;enkele van de vele variaties.

Naast de methode van Tillmans dient de methyleenblauw-methode van Martini en Bonsignore ®®) genoemd te worden, die berust op de ontkleuring van methyleenblauw door asc. zuur bijnbsp;sterke belichting. Deze methode die voor de meest specifiekenbsp;gehouden wordt, heeft het bezwaar dat zij bij een constante Ph.nbsp;dient te geschieden, hetgeen Ph. bepalingen noodig maakt, dienbsp;vrij ingewikkeld zijn en een apart instrumentarium vereischen.

Ook Lund en Lieck ®*) bedachten een methode met methyleenblauw.

Van Eekelen en Emmerie^®) vergeleken waarden, gevonden met de titratiemethode met dichloorindophenol, met die vannbsp;methyleenblauw en kwamen tot de conclusie, dat deze vrijwelnbsp;dezelfde waarden gaven.

Het phosphormolybdeen-wolffaamzuur heeft naam gemaakt als reagens, omdat Bezssonoff hiermede meende aangetoondnbsp;te hebben, dat zuigelingen asc. zuur synthetisch zouden opbouwen.nbsp;De methode wordt echter als weinig specifiek beschouwd, omdatnbsp;verschillende stoffen, o.a. urinezuur, ook deze reactie geven.nbsp;Hahn en Neuweiler *®) meenen aangetoond te hebben dat synthesenbsp;niet plaats vindt. Ook weinig specifiek is de titratie met jodium-oplossing, zooals Drigalski ^®), Bessey en King^), Stepp ennbsp;Schröder^®) toepassen.

Andere Methoden. Een spectographische methode werd uitgewerkt door Bowden en Snow *®): Asc. zuur geeft in neutrale omgevingnbsp;een absorbtieband bij 265 p. Deze methode is niet te gebruikennbsp;voor bloed en urine omdat hierin verschillende stoffen voorkomennbsp;met een absorbtieband in dezelfde streek. Wel is zij goed voornbsp;lumbaal- en glasvocht.

Photo-electrische methode.

Guthe en Nijgaard*’) bedachten een methode waarbij de reactie

13

-ocr page 26-

van ascorbinezuur met methyleenblauw photo-electrisch wordt geregistreerd; uit de zoo ontstaande curven kan dan de hoeveelheid ascorbinezuur afgelezen worden.

Een diastatische methode is uitgewerkt door Tauber en Kleiner *®). Volgens hen oxydeert een enzym, bereid uit de cucurbita maxima, uitsluitend asc. zuur.

Uit het verschil in titratie voor en na deze bewerking berekenen zij het werkelijk gehalte aan asc. zuur.

Het specifiek zijn van dit enzym wordt echter door Neuweiler **) en Zilva in twijfel getrokken.

Naast de biologische en chemische methode dient de histo-chemische methode, zooals die door Giroud en Tonutti wordt toegepast, genoemd te worden. De bedoeling is asc. zuur in denbsp;cel zelf aan te toonen. Hierdoor is het mogelijk de plaatsen na tenbsp;gaan waar Vit. C verbruikt wordt bij vermeerderde behoeftenbsp;hieraan van het organisme en tevens de Vit. C stofwisseling vannbsp;de afzonderlijke cel bij bizondere arbeidsprestaties na te gaan.nbsp;De weefsels worden hiertoe behandeld met 10 % AgNOa. Isnbsp;Vit. C aanwezig, dan slaat vrij zilver neer; bij scheurbuik verlooptnbsp;deze reactie negatief.

Asc. zuur blijkt niet diffuus in de cel verspreid te zijn maar in granulae gebonden aan het Golgi apparaat. Van hieruit gaannbsp;vertakkingen, die naar alle zijden in het cellichaam uitstralen ennbsp;waarvan zich granulae afsnoeren als de cel ze noodig heeft.

Tonutti komt tot de conclusie dat de optimale verzorging met Vit. C meer dan de behoefte kan dekken.

Het bezwaar van deze methode is dat ook zij niet specifiek is omdat het neerslaan van het zilver ook door andere stoffen veroorzaakt kan zijn.

VITAMINE C IN URINE EN BLOED.

Toen het Vit. G was ontdekt en men in staat was dit in urine en bloed aan te toonen, ook kwantitatief, kwamen verschillendenbsp;vragen naar voren;

Ie. Wordt bij gewoon dieet Vit. C in de urine uitgescheiden en neemt bij toevoer van Vit. C het gehalte hiervan in urine toenbsp;(belastingproef) ?

14

-ocr page 27-

2e. Hoeveel bedraagt het Vit. C gehalte in het bloed en is dit te beinvloeden door toevoeging van Vit. C?

3e. Bestaat er verband tusschen de hoeveelheid Vit. G uitgescheiden in urine en het gehalte van het Vit. G in het bloed? 4e. Hoe is de werking van het vitamine G?

5e. Hoe wordt het geresorbeerd ?

WORDT VIT- C IN DE URINE UITGESCHEIDEN?

Over het feit of bij gewoon dieet Vit. G in de urine wordt uitgescheiden heeft langen tijd onzekerheid bestaan. In de urinenbsp;vond men bij titratie reduceerende stoffen, maar zekerheid datnbsp;hierbij ook Vit. G was kreeg men eerst doordat Meuwisse ennbsp;Noyons in staat waren uit de urine een osazon te bereiden,nbsp;dat bij röntgenologisch onderzoek precies hetzelfde beeld bleeknbsp;te geven als een osazon van asc. zuur. Ook Drumm c.s. “) luktenbsp;het dit osazon te bereiden. Of ook met zweet en ontlasting Vit. Gnbsp;wordt uitgescheiden staat nog niet vast. Wat ontlasting betreftnbsp;meent Van Eekelen van niet, Martin van wel. In iedernbsp;geval zijn het slechts zeer kleine hoeveelheden die verwaarloosdnbsp;kunnen worden. De hoeveelheid reduceerende stoffen, uitgescheiden in de urine, bleek niet groot te zijn. Eerst meende mennbsp;dat men, door de hoeveelheid uitgescheiden reduceerende stoffennbsp;te bepalen, kon weten hoe het met iemands verzadiging metnbsp;Vit. G stond. Zulks is echter niet mogelijk, aangezien denbsp;reductie niet alleen veroorzaakt wordt door Vit. G maarnbsp;ook, normaliter zelfs voor het grootste deel, afhangt vannbsp;andere reduceerende stoffen, die ook sterk kunnen varieerennbsp;onder invloed van het dieet. Zoo is men gekomen tot belastings-proeven. Hierbij wordt een groote dosis Vit. G toegevoerdnbsp;en aangezien de verdere omstandigheden dezelfde gehoudennbsp;worden, moet de sterke stijging van het reduceerend vermogennbsp;wel berusten op Vit. G. Bij den een treedt deze stijging nanbsp;toedienen van een bepaalde dosis eerder op dan bij een ander.nbsp;Behalve van individueele factoren hangt het ervan af of denbsp;proefpersoon in de voorafgaande weken veel of weinig Vit. G

15

-ocr page 28-

tot zich genomen heeft; dat het jaargetijde hierop zijn invloed doet gelden, valt te begrijpen.

In d en zomer krijgen wij met het voedsel veel meer Vit. G dan in den winter, omdat de zomervruchten, als bessen ennbsp;aardbeien, zeer veel Vit. C bevatten en het meeste voedsel innbsp;verschen toestand wordt gebruikt, terwijl ’s winters geleefd moetnbsp;worden van de voorraden van den zomer, die door het liggennbsp;veel van hun Vit. G waarde hebben verloren.

BELASTINGSPROEVEN.

Het principe hiervan is een bepaalde hoeveelheid Vit. G toe te voeren om na te gaan, wanneer een groot deel hiervan weernbsp;in de urine is terug te vinden. Men zou zoo zeggen: iemand isnbsp;verzadigd, indien al het extra opgenomen Vit. G weer wordtnbsp;uitgescheiden. Nu wordt ook een deel van het Vit. G bij denbsp;stofwisseling verbruikt en wel, zooals Wacholder en Hamelnbsp;aantoonden, des te meer naarmate meer wordt opgenomen. Zijnbsp;spreken van specifiek-dynamische werking. Het verzadigingspunt wordt nu door verschillende schrijvers verschillend genomen.nbsp;Zoo vinden;

Johnson en Zilva ®®): Het organisme is verzadigd als bij constante dagelijksche toevoer van asc. zuur ook een constante hoeveelheidnbsp;in eenzelfden tijd wordt uitgescheiden.

Harris en Ray ®''); dat iemand verzadigd is, indien bij toediening van één dosis ascorbinezuur — voor volwassenen 600 mg — een duidelijke top in de 24 uurs curve van urine verschijnt.

Van Eekelen geeft 250 tot 400 mg en spreekt van verzadiging indien een duidelijke stijging optreedt (plusminus 30 mg bovennbsp;het gemiddelde).

Jeszler en Kapp eischen dat bij toevoer van 300 mgr. in de volgende twaalf uur minstens 50 % in de urine verschijnt.

Gander en Niederberger ®°) verlangen dat de urine, na toevoer van een groote, niet nader vast gestelde dosis, 3 tot 5 uur laternbsp;een reductie van minstens 5 % vertoont.

Baumann ®^) geeft kinderen dagelijks 50 mg, volwassenen 100 mg en spreekt van verzadiging indien met de urine 60

16

-ocr page 29-

tot 80 % van de toegevoegde hoeveelheid wordt uitgescheiden.

Oorspronkelijk meende men dat, indien iemand niet verzadigd was, dit iets pathologisch was. Voorjaarsvermoeidheid, prikkelbaarheid, verminderd prestatievermogen, werden als symptomennbsp;hiervan beschouwd. Toen echter bleek dat bij vrijwel iedereennbsp;een deficit aanwezig was, ging men, op instigatie van Gaethgens ®^),nbsp;onderscheid maken tusschen physiologisch en pathologisch deficit.nbsp;Ook hiervoor werden de grenzen zeer verschillend getrokken.

Wacholder ®®) beschouwt 1000 mg als grens, Kreuzwendedich von dem Borne ®^) 1500 mg en Meyer ®®) 1800 mg. AI deze beschouwingen berusten op gering materiaal. Diffs ®®) vond 20 tot 40 mgnbsp;per kg lichaamsgewicht noodig om iemand zonder eenige klachtnbsp;of afwijking te verzadigen; hij concludeert hieruit dat zulk eennbsp;deficit nog normaal kan zijn, hoewel nog natuurlijk mogelijknbsp;blijft, dat histologisch onderzoek praescorbutische symptomennbsp;aan het licht zou brengen. Ook Jeszler, Kapp en Ippen ®’) vondennbsp;nog deficits van 3000 mg bij volkomen gezondheid.

Rietschel ®®) en Drigalski willen van geen pathologisch deficit weten; volgens hen bestaat er geen hypovitaminose en dreigtnbsp;scorbuut slechts indien het Vit. G-gehalte in het bloed ,waarovernbsp;zoo meteen nader, geruimen tijd 0 bedraagt.

Nu wordt met de methode van Van Eekelen slechts zelden een waarde 0 gevonden en verschillende malen werden bij onmiskenbare scheurbuikgevallen waarden van 1 tot 3 mg gevonden.

Wördehoff ®®) meent dat dit een soort restreductie is. Bij rijke vitamine C voeding zag hij deze stoffen weer verdwijnen. Hijnbsp;meent zoo pathologische van physiologische gevallen te kunnennbsp;onderscheiden.

ONDERZOEKINGEN IN HET BLOED.

In 1935 begint Gabbe met onderzoekingen van Vit. C in het bloed. Hij doet dit met dichloorindophenol. Ook Martini ennbsp;Bonsignore, Lund en Lieck, Van Eekelen en Emmerie makennbsp;hun methodes geschikt voor het bloedonderzoek. Vrijwel allenbsp;auteurs werken met serum, van Eekelen is eigenlijk de eenigenbsp;die in het bloed zelf het Vit. C-gehalte bepaalt, hetgeen volgens

2 nbsp;nbsp;nbsp;17

-ocr page 30-

hem de voorkeur verdient omdat bij de andere methoden geringe haemolyse alle uitkomsten waardeloos maakt.

De onderzoekingen in het bloed leerden waarden kennen van 0 tot 17 mg per liter. Hoogere waarden worden normaliter nietnbsp;gevonden, doordat de nier bij een gehalte van het bloed aannbsp;Vit. C van 12 tot 17 mg per liter, deze stof gaat uitscheiden,nbsp;die blijkbaar in hooger concentratie schadelijk voor het lichaamnbsp;is. De weefsels worden dan geacht verzadigd te zijn. Wordt innbsp;het bloed een waarde van 0 mg per liter gevonden, dan is hierinnbsp;geen Vit. G meer aanwezig. De weefsels kunnen dan nog welnbsp;Vit. G bevatten maar op een gegeven moment kunnen wijnbsp;toch het uitbreken van een avitaminose G (scheurbuik) verwachten.

Tusschen verzadiging en avitaminose ligt een gebied van gedeeltelijke verzadiging, dat door diverse schrijvers verschillendnbsp;wordt beoordeeld. Van Hekelen vindt waarden in het bloed vannbsp;0 tot 4 mg/1 slecht, van 4 tot 10 mg/1 minder goed, van 10 totnbsp;12 mg/1 goed, hierboven spreekt hij van verzadiging.

Deggeler vindt 3 tot 5 mg/1 matig, 5 tot 10 mg/1 behoorlijk, hierboven goed.

Neuweiler vindt minder dan 4 mg/1 scorbuut, 4 tot 5,5 mg/I praescorbuut, 6 tot 7 mg/i krap, 8 tot 10 mg/I voldoende.

Geeft men iemand nu Vit. G, dan ziet men het gehalte hiervan in het bloed stijgen. Heinemann®®quot;) vond dat bij vergelijking van hetnbsp;Vit. G-gehalte in het bloed met de waarden, noodig voor verzadiging, hiertusschen een verband bestaat. Bij het Vit. G-gehaltenbsp;in het bloed van 4 mg/1 vond hij dat 2000 mg noodig waren ternbsp;verzadiging, bij 8 mg/1 1000 mg. Hij meent nu door één bepalingnbsp;in het bloed voldoende te kunnen beoordeelen in hoeverre iemandnbsp;met vitamine G verzadigd is.

Diffs®*), die een grondig onderzoek over het Vit. G in het bloed verrichtte, vond slechts een zeer grof verband. Bij eennbsp;waarde in het bloed van b.v. 1,1 mg/1 vond hij deficitwaarden,nbsp;uiteenloopend van 1200 tot 5600 mg. Volgens hem is het nietnbsp;geoorloofd een bepaalde waarde van het ascorbinezuur in hetnbsp;bloed als onderste waarde voor clinische gezondheid te fixeeren.nbsp;Hij meent dat beide methoden voorloopig naast elkaar gebruiktnbsp;behooren te worden.

Diffs werkt in serum volgens de methode van Farmer en Abt ’®).

18

-ocr page 31-

Heinemann en Van Eekelen meenen, dat er slechts een grof verband bestaat tusschen de hoeveelheid Vit. C in het bloednbsp;en die in serum en ook tusschen het vitamine C-gehalte innbsp;serum en de hoeveelheid noodig voor verzadiging.

EU-, HYPO-, HYPER- EN AVITAMINOSE.

Elke nieuwigheid is niet altijd een vooruitgang. Toen Seyder-helm’^) de begrippen Eu-, Hypo- en Avitaminose invoerde, stichtte hij hierdoor veel verwarring omdat deze woorden doornbsp;verschillende onderzoekers verschillend werden gebruikt. Hijnbsp;bedoelt hiermede respectievelijk algeheele gezondheid, een toestand waarbij beginsymptomen van scheurbuik optreden en echtenbsp;scheurbuik. Verschillende auteurs willen nu de mate van verzadiging vervangen door deze begrippen. Zoolang echter denbsp;beteekenis van de verschillende deficits niet vaststaat, is hetnbsp;beter beide begrippen niet door elkaar te gebruiken en alleennbsp;van hypovitaminose te spreken, indien bepaalde symptomennbsp;optreden. Hoe ontstaat nu een hypovitaminose?

Göth geeft hiervoor, naar analogie van Seyderhelm, de volgende indeeling:

Gebrek in de voeding (winter, voorjaar).

Absolute

Hypovitaminose

Stoornis in de resorptie (maag-, darm- en leverziekten).

' Vernieling van vitaminen (anaciditeit, bacteriën, toxinen).

' antagonistische werking van andere vitaminen en stoffen.

Relatieve Hypovitaminose — Verhoogde behoefte (groei,

graviditeit)

Wij zouden bij de absolute hypovitaminosen nog genoemd willen zien de te sterke uitscheiding door de nieren. Een onderzoek naar de drempelwaarde, waarboven het Vitamine C wordt

19

-ocr page 32-

uitgescheiden, is van groot belang en het zou zeer goed mogelijk kunnen zijn dat hier hetzelfde zou gebeuren als bij de suiker-stof-wisseling het geval is, waar we toch ook eenerzijds de renalenbsp;glycosurie, anderzijds de diabetes zonder uitscheiding van suikernbsp;in de urine kennen. Volgens onderzoekingen van Ralli, Friedmannbsp;en Rubin wordt het vitamine C uitgescheiden door de glomerulinbsp;en deels door de tubuli geresorbeerd. Bij ziekte van de nierennbsp;zijn dus stoornissen van Vitamine G te verwachten. Wel zijnnbsp;onderzoekingen over de drempelwaarde gedaan o.a. door Faulknernbsp;en Taylor ’®), waarbij zij tot de conclusie kwamen dat de drempelnbsp;ligt bij een gehalte van 11—14 mg Vit. C/1 in het bloed; maarnbsp;dit zijn slechts de eerste schreden op dit moeilijke pad. Vragennbsp;hoe de drempel onder pathologische omstandigheden verandertnbsp;o.a. bij nierziekten of hypophysaire afwijkingen, wachten nognbsp;op antwoord.

Wil men waarden van deficit in bloed in verband brengen met hypovitaminose, dan moet men, net als Neuweiler, voornbsp;de diagnose: ,,hypovitaminose” ook anamnestische gegevensnbsp;eischen, als b.v. eenzijdige voeding, gebrek aan vitamine Cnbsp;toevoer. Heeft men nu een hypo-, respectievelijk avitaminosenbsp;ontdekt, dan ligt het voor de hand Vitamine C toe te voeren,nbsp;hetgeen oraal, intramusculair of intraveneus kan geschiedennbsp;(subcutaan is te pijnlijk). Oraal is het eenvoudigst en dus hetnbsp;meest verkieslijk; zijn er echter resorbtiestoornissen dan is eennbsp;van de andere methoden te verkiezen.

De intraveneuze injectie ter bepaling van een deficit gebruikt, brengt gauw op een dwaalspoor, doordat de opname van Vitaminenbsp;C in de weefsels bij verschillende personen niet even snel gaat.

Wördehoff®quot;) vindt in sommige gevallen nog reduceerende stoffen in het bloed, in waarden van 0,8 tot 2,5 mg per liter,nbsp;nadat alle reduceerende stoffen in het bloed verwijderd zijn.nbsp;Hij meent dat dit producten zijn behoorende tot de suikerreeks.

Bij toevoer van Vitamine C verdwijnen deze producten weer.

Hij meent zoo Vitamine C hypovitaminose van euvitaminose te kunnen onderscheiden.

Baucke toonde aan dat de grondstofwisseling bij gebrek aan Vitamine G daalt. Brieger en Wacholder meenen datnbsp;het niet constant kunnen houden van de grondstofwisseling alsnbsp;een symptoom van hypovitaminose is op te vatten.

20

-ocr page 33-

Even goed als een gebrek aan vitamine C verschijnselen te voorschijn roept, zou het mogelijk zijn dat een teveel van dezenbsp;stof hiertoe ook aanleiding zou geven.

Altmann meent, na 28 intra musculaire injecties van dagelijks 150 milligram Vitamine C, afwijkingen te hebben waargenomennbsp;aan het Centraal-Zenuwstelsel; hij zag soms zwelling, somsnbsp;schrompeling van ganglioncellen.

Rietschel ’*) vond, na geruimen tijd dagelijks 500 milligram Vitamine G gegeven te hebben, een vermeerdering van de bloed-plaatjes en tevens optreden van slapeloosheid, terwijl enkelenbsp;menschen diarrhee kregen. De verschijnselen verdwenen onmiddellijk na het staken van de Vitamine G toevoer.

Alle andere auteurs zagen echter van een toevoer van groote doses nooit eenig nadeel, wat zij hieraan toeschrijven dat hetnbsp;lichaam het teveel óf snel verbrandt óf met de urine uitscheidt.

De algemeene regel is dan ook dat voor hypervitaminose G geen angst behoeft te bestaan.

De proeven met groote doses Vitamine G zijn echter nooit langer dan eenige weken voortgezet en het zou zeer wel mogelijknbsp;zijn dat er niet directe ziekte-symptomen (zooals bij hypervitaminose D, waar groeistoornissen optreden) zouden ontstaan,nbsp;maar bijv. geringe afwijkingen in de lichaamshuishouding, zooalsnbsp;deze bij hypervitaminose A aangetoond zijn in den vorm vannbsp;stoornissen in de leverstofwisseling.

DE WERKING VAN HET VITAMINE C.

De werking van het Vit. G is nog niet geheel bekend.

Men meent dat het werkt op oxydatie- en dehydreerings-processen. Het werkt remmend op de omzetting van adrenaline in een actief redox lichaam: adrenochroom. Het gaat zoo denbsp;oxydatie van pigmentvormende stoffen tegen.

Het heeft zijn aangrijpingspunt in het mesenchymale weefsel en wel de intercellulaire substanties.

Volgens Giroud en Leblond activeert het tal van fermenten; katalase, arginase, esterase e.a. Ook zou het een rol spelen bij denbsp;vorming van anti-lichamen. Met de ademhaling heeft het volgens

21

-ocr page 34-

Jung en Dalldorf^’) weinig te maken. Dit in tegenstelling met Szent Györgyi, die het voor ademhalingsferment aanzag.

Verder meent Szent Györgyi dat het een katalysator is, dienend bij bepaalde trappen van de celstofwisseling in samenwerkingnbsp;met koper en ijzer. Volgens Wacholder en Podesta is de goedenbsp;werking van de spieren afhankelijk van Vit. C.

Bij ontbreken van Vit. C krijgen we een beschadiging van het endotheel door onvoldoende vorming van kit-substantie. Ernbsp;ontstaat een verhoogde capillaire doorlaatbaarheid, waardoor snelnbsp;bloedingen ontstaan (Pojer en Jung). Het bot wordt breekbaarnbsp;door osteoporose.

Het tyrosine wordt niet normaal meer afgebroken, daar de splijting van de benzolkern niet meer mogelijk is, wat aanleidingnbsp;geeft tot stoornis in de pigmentstofwisseling. Het phosphor-kreatine en spierglycogeen dalen, waardoor melkzuur in spiernbsp;en bloed stijgt.

RESORPTIE VAN HET VITAMINE C.

Met het voedsel komt het Vit. C het eerst in de maag.

Vele onderzoekers meenen dat het Vit. C bij gebrek aan zoutzuur in de maag te gronde gaat, daar dit het geval is in vitro.

Van Nieuwenhuizen ’*) meent echter dat het zoutzuur van geen invloed is. Hij vond bij twee patiënten met totale achylienbsp;normale verzadiging.

Ook Kreuzwendedich von dem Borne ®^) en Drigalski vonden slechts geringe tekorten.

De resorptie vindt plaats over het heele gebied van de dunne darm. De Vit. C opname lijdt door afbraak bij abnormale floranbsp;van den darm en door gestoorde resorptie bij ziekte van dennbsp;dunnen darm (colitis). Van Ormondt^®^) vond bij een geval vannbsp;tropische spruw, gepaard gaande met scorbuut, een deficit vannbsp;8500 mg.

Bij een patiënte van vier en vijftig jaar, lijdend aan gestoorde darmfunctie van onbekenden oorsprong, vond ik in October eennbsp;vit. C gehalte van 2 mg/1.

Na toedienen van 400 mg Vit. C per dag gedurende 4 weken,

22

-ocr page 35-

langs oralen weg, was dit gestegen tot 3,6 mg/1; in de urine werd toen nog geen Vit. G uitgescheiden. Eerst na gedurende enkelenbsp;dagen 300 mg intramusculair gegeven te hebben, bedroeg hetnbsp;Vit. C gehalte in het bloed 10,2 mg/1, terwijl in de urine 49,5nbsp;mg vit. C werd uitgescheiden.

Het Vitamine G wordt uit den darm opgenomen in het bloed en zoo naar de verschillende weefsels getransporteerd. Het meestenbsp;Vitamine G wordt gevonden in de bijnier, voornamelijk in hetnbsp;schorsgedeelte, waar men meent, dat het ’t bijnierschorshormoonnbsp;beschermt tegen vernietiging. Ook in de lever komt het in vrij grootenbsp;hoeveelheden voor, waar het aan de esterasevorming deelneemt.

Verder zijn ook dunne darm, hypophyse en placenta er goed van voorzien, terwijl de spieren maar zeer weinig bevatten.

De hoeveelheid Vitamine G die de weefsels bevat is afhankelijk van de toevoer. Wordt deze gebrekkig dan daalt het Vitaminenbsp;G gehalte van de weefsels.

In welken vorm komt Vit. C in de weefsels voor?

De vraag doet zich voor of Vitamine G ook nog in gebonden vorm in de weefsels voorkomt. Hierover zijn de meeningen nog verdeeld.

Mac Henry, Graham ®®), Guha en Pal zijn van oordeel dat dit het geval is en wel gekoppeld aan eiwit. Deze verbindingnbsp;wordt ascorbigeen genoemd. Zij komen tot deze conclusie doordatnbsp;ze bij koken van weefsels soms hoogere waarden vinden dannbsp;daarvoor, wat volgens hun te wijten is aan het vrijkomen vannbsp;ascorbinezuur.

Holtz ®^), die weefsels behandelde met sulfosalicylzuur zag een neerslag ontstaan. Na dit afgecentrifugeerd en met een n.nbsp;HGL in koolzuur atmosfeer bij 100° gehydrolyseerd te hebben,nbsp;vond hij bij titratie een hooger reductievermogen, wat hij aannbsp;vrijgekomen ascorbinezuur toeschrijft.

Ook voor het bloed kon hij dit aantoonen.

Het ascorbigeen wordt als een soort reserve beschouwd.

Holtz meent dat zoo ook de proeven zijn te verklaren van ascorbinezuurvorming in weefsels van aan scorbuut lijdendenbsp;dieren; hier zou een verhoogde neiging bestaan van het weefselnbsp;om te ontbinden, waardoor ascorbinezuur uit zijn verbindingnbsp;zou vrijkomen.

23

-ocr page 36-

Van Eekelen vond nooit vermeerdering van ascorbinezuur na koken. Hij meent dat fouten in de techniek de vermeerderingnbsp;tengevolge hebben.

Volgens Wacholder, Baucke en Podesta bestaat er geen ascorbigeen. Zij meenen dat er synthese van ascorbinezuur mogelijk is.

IS SYNTHESE VAN VITAMINE C BIJ DEN MENSCH MOGELIJK?

De vraag, of synthese van vitamine C in het dierlijk organisme mogelijk is, is op het oogenblik in zooverre opgelost, dat aangenomen wordt dat alle dieren hiertoe in staat zijn met uitzonderingnbsp;van den mensch, de aap en de cavia. Over deze drie zijn de mee-ningen nog verdeeld.

Toen Bezssonoff in 1934 de reactie met phosphor wolfraam-zuur, dat volgens hem met vitamine C een paarse kleur geeft, bij kleine kinderen toepaste, zag hij dat deze hier anders verliepnbsp;dan bij volwassenen. Zette hij kleine kinderen, tot 9 maanden,nbsp;op een vitamine G vrij dieet, dan verdween de reactie niet, maarnbsp;werd juist sterker; dit berustte volgens hem op vermeerderdenbsp;vitamine C uitscheiding. Hij concludeerde hieruit dat kleinenbsp;kinderen het vermogen bezitten vitamine C te synthetiseeren.nbsp;Van verschillende zijden is critiek uitgeoefend, het reagens werdnbsp;als weinig specifiek geclassificeerd en op het oogenblik zijn dezenbsp;onderzoekingen op den achtergrond gedrongen.

Op geheel andere wijze kwamen J. en L. Melka **) tot de conclusie dat vitamine C S3mthese by den mensch mogelijk was. Zij legden hypertrophische tonsillen in een broedstoof en zagennbsp;het reduceerend vermogen toenemen. Zij meenden dat dit hetnbsp;gevolg was van synthese van vitamine C.

Wacholder en Podestè vinden bij het koken van aardappels en sommige groenten een vermeerdering van het reductiever-mogen, zij meenen dat dit het gevolg is van vitamine C. Zijnbsp;vinden dat afsplitsing uit ascorbigeen niet waarschijnlijk is omdatnbsp;dit dan ook moest plaats vinden indien voedingsstoffen, die nanbsp;koken verhoogde reductie geven, bewaard werden, hetgeen niet

24

-ocr page 37-

het geval is. Volgens Wieters hebben deze stoffen echter geen anti-scorbutische werking.

Huysmans ®®), die in de oogheelkundige kliniek in Utrecht een onderzoek instelde naar het vitamine C gehalte van het oog,nbsp;kon met zeer overtuigende proeven aantonnen, dat de lens vannbsp;het oog van een konijn in staat is vitamine C te vormen; ooknbsp;bij een ooglens van een mensch vond hij vermeerdering vannbsp;vitamine G indien deze in een Ringer oplossing werd gelegd.

Het lijkt mij dan ook heelemaal niet onmogelijk dat onder speciale omstandigheden ook andere organen hiertoe in staatnbsp;zouden zijn, zooals ook Rietschel meent.

VOORKOMEN, VERBREIDING EN TOEPASSING VAN HET VITAMINE C.

Wat het voorkomen van vitamine C betreft, dit komt, zooals wij reeds bij de resorptie bespraken, in verschillende weefselsnbsp;voor, het meest in de bijnier.

Als hoofdbronnen van vit. C in de natuur gelden hier vruchten (vooral bessen, sinaasappels, citroenen), aardappels en groenten.nbsp;Heele tabellen over de hoeveelheid vitamine C hierin zijn tenbsp;vinden in ,,Ernahrungslehre” (tabel van Vetter en Winter) terwijlnbsp;ook Van Eekelen in zijn proefschrift een uitvoerige tabel geeft.nbsp;Al deze waarden berusten op een chemische bepaling, uitgewerktnbsp;door Van Eekelen, waaraan dus ook het bekende bezwaar verbonden is, n.1. dat ze niet geheel specifiek zijn.

Feitelijk moeten alle uitkomsten getoetst worden door hiervan de antiscorbutogene werking op marmotten na te gaan.

Hoff®^) deed reeds in 1931 proeven op dieren om de werking na te gaan van spinazie in verschen, gekookten en geconserveerdennbsp;vorm. Hij kon aantonnen dat versche spinazie 18 maal sterkernbsp;scheurbuikvoorkomend werkt dan gekookte en dat geconserveerde beter resultaten geeft dan gekookte, maar minder dan verschenbsp;spinazie.

Hahn vond den invloed van koken van verschillende groenten zeer ongelijk. Zoo vond hij na koken van spinazie geen ascorbine-zuur meer. Wel bij andere groenten o.a. doperwten, terwijl

25

-ocr page 38-

Scheunert na 15 minuten koken van spruitjes 10 % van het vit. C in het kookwater, 60 % in de groente vond, terwijl 30 %nbsp;verloren was gegaan.

De wijze van koken is van grooten invloed: snel koken doodt het enzym, terwijl langzaam seuteren het activeert. Van Hekelen ®®)nbsp;toont dit aan door een aardappel te koken ; hij vond dan na reductienbsp;maar weinig verschil aan vitamine C gehalte tusschen een gekooktenbsp;en een ongekookte aardappel. Wreef hij de aardappel eerst fijnnbsp;zoodat het enzym sterker kon werken, dan vond hij zeer lagenbsp;waarden. Het ascorbinezuur was dan irreversibel geoxydeerd.

Verschillende onderzoekers, Guha en Pal, Scarborough en Stewart*®), Hoygaard en Rasmussen vinden na koken van de stof een hooger vitamine C gehalte dan voor het koken. Zij meenennbsp;dat ascorbinezuur is vrijgekomen uit ascorbigeen. Wacholder,nbsp;Baucke en Podesta **) meenen dat ascorbigeen niet bestaat ennbsp;dat de vermeerdering van vit. C berust op synthese hiervan.

Wat aardappelen betreft maakt het een groot verschil of deze met of zonder schil worden gekookt.

Moet, zooals in de ziekenhuizen vaak het geval is, het eten lang bewaard of weer opgewarmd worden, dan gaat er zeer veel vit. C verloren.

Ongeschilde aardappelen hebben na koken en twee en een half uur staan slechts een verlies geleden van 30 %, na koken zonder schil is het verschil 70%, na stampennbsp;85 % zooals van Eekelen aantoonde op verzoek van het Stads- en Academisch ziekenhuis te Utrecht en van de Willem Amtz Stichting. Dit was voor beide inrichtingennbsp;reden om vitamine G in te slaan. De zusters van het Stads- en Academisch ziekenhuis kregen op de dagen dat stamppot gebruikt werd 30 milligram vitamine Cnbsp;extra.

I. Verbreiding van het Vitamine C.

De hoeveelheden Vitamine G die in verschillende groenten of vruchten gevonden worden, hangen af van de bodemgesteldheid.

Hahn en Corbing (1934)®®) en later ook Ydo (1935) ®^) konden aantoonen dat, indien de bodem rijk was aan kalium en stikstof,nbsp;dit het vitamine G gehalte verhoogde; calcium bleek geen invloednbsp;hierop te hebben.

Ook de wijze van opslaan van de levensmiddelen is belangrijk. Van Leersum en Hogeboom ®®) kwamen tot de conclusie, datnbsp;een temperatuur van 1—4° G. het beste was, terwijl Ritt vondnbsp;dat bij een temperatuur van 15° het ascorbinezuur-gehalte nanbsp;verloop van 14 dagen daalde tot 0.

26

-ocr page 39-

III. De toepassing van het Vitamine C.

Als er weer iets nieuws onder de zon is, worden hiervan in den beginne wonderen verwacht. Ook met het Vitamine C isnbsp;het zoo gegaan. Er is vrijwel geen ziekte of Vitamine C werdnbsp;toegepast en successen werden gemeld. Nu de eerste stroomnbsp;van enthusiasme wat is geluwd, blijkt het dat eigenlijk alleen bijnbsp;scorbuut de werking met zekerheid is aangetoond, bij de anderenbsp;ziekten is het mogelijk, dat het verbetering brengt, maar deze isnbsp;dan op te vatten als een soort prikkeltherapie o£ als gevolg vannbsp;verbeterde weerstand (Szent Györgyi). Nu zijn alle berichtennbsp;over therapeutische werking onvolledig, in zooverre, dat vrijwelnbsp;geen van alle vermelden hoe het staat met de Vitamine C voorziening van den patient. De vele publicaties over bepalingen,nbsp;die er gedaan zijn bij verschillende ziekten, vermelden weernbsp;niets over het therapeutisch effect. Door vrijwel alle auteursnbsp;wordt aangenomen dat verschillende ziekten gepaard gaan met eennbsp;verhoogd verbruik van Vitamine C (koortsende ziekten, carcinoom,nbsp;tuberculose).

Vitamine C bij bloedziekten.

Naar analogie van het succes bij de bloedingen bij scorbuut, wordt Vitamine C beproefd bij alle soorten bloedingen en ziekten,nbsp;echter zonder succes. Vogt ®®) en Junghans **) zagen juvenielenbsp;genitaalbloedingen gunstig reageeren. Armentano en Bentsath®®)nbsp;zagen succes bij paroxysmale haemoglobinurie. Vervloet ®®) ennbsp;Engelkes ®’) waren enthusiast over de werking bij haemorrhagischenbsp;diathese. (Finkle ®®) vond bij deze ziekte een Vitamine C deficit.)

Kalk ®®) zag goede werking bij agranulocytose.

Walther ^®®) en Thiele ^°^) konden bij leucaemie geen werking van Vitamine C aantonnen. (De door verschillende onderzoekersnbsp;gevonden hooge Vitamine C-waarden zijn gevolg van den Vitaminenbsp;G rijkdom van de leucocyten.)

Bij pernicieuze anaemie vond Kreuzwendedich v. d. Borne ®^) geen tekort aan Vitamine C ondanks de bij deze ziekte steedsnbsp;bestaande achylia gastrica. Ook Drigalski, van Ormondt^®®),nbsp;Jeszler, Kapp, Ippen *'') en Van Nieuwenhuizen ’®) vonden bijnbsp;achylie geen tekort, i. t. m. Schroder, Stepp ^®®) en Einhauser ^®^).nbsp;Stepp meent dat Vitamine G t. g. v. anacide gastritis afgebrokennbsp;wordt in de maag en in het bovenste deel van den dikken darm.

27

-ocr page 40-

Volgens Schroder geeft mechanisch letsel van het darmslijmvlies een zweer indien er gebrek is aan Vitamine C (dierproeven).nbsp;Hij wil bij maagulcus Vitamine C parenteraal toevoeren.

Vitamine C bij Tuberculose.

Bij tuberculose is algemeen verhoogde behoefte aan Vitamine C gevonden. Heinemann toont aan dat subcutaan met tuberculose geïnfecteerde caviae eerder scorbuut krijgen als ze opnbsp;Vitamine C vrij dieet gezet worden dan niet geïnfecteerde dieren.

Een ontwikkeld proces ondervindt nauwelijks invloed van Vitamine C. Tbc van den darm ontstaat bij caviae alleen als tuberculeus sputum gevoerd wordt aan dieren die een dieet krijgennbsp;deficient aan Vitamine C. Dit Vitamine wordt (naast Vitaminenbsp;A en D) beschouwd als principieel beschermende factor voornbsp;darm tbc. Mac Conkey^**®) heeft gewezen op de uitstekendenbsp;werking van Vitamine C en D bij tbc. Ook Vos uit Hellen-doom vond dit; hij raadt aan tweemaal daags een lepel levertraan en tweemaal daags een sinaasappel.

Warns ^®®) kan geen genezende werking aantonnen bij been tbc. Hij verzadigt menschen gedurende vier maanden met Vitaminenbsp;C en vindt alleen een iets gunstiger algemeenen toestand.

Vitamine C in de chirurgie.

Herhaaldelijk is Vitamine C ook toegepast bij fractuur genezing, daar, zooals Roegholt^®^) mededeelt in den oorlog 1914/1918nbsp;door Vitamine C arm voedsel fracturen zeer slecht genazen ennbsp;oude fracturen weer gingen los zitten. Dit komt overeen metnbsp;wat omstreeks 1765 Anson verhaalt in zijn reisbeschrijving vannbsp;een man, bij wien, tengevolge van scorbuut, 20 jaar oude wondennbsp;weer opensprongen. Dit voedsel was echter ook in vele anderenbsp;opzichten onvolwaardig.

Vitamine C en prestatievermogen.

Volgens verschillende schrijvers heeft het Vitamine C invloed op het prestatievermogen van den mensch. Zoo merkte Hopkins “®)nbsp;dat de prestaties van verschillende leerlingen van een Engelschnbsp;internaat daalden; de oorzaak bleek gelegen in het opheflfen vannbsp;een winkeltje, waar de jongens van hun zakcenten vruchten kochten,nbsp;omdat ze deze in het internaat nooit kregen. Het daardoor

28

-ocr page 41-

ontstane Vitaminegebrek kon nu niet meer opgeheven worden; door het geven van Vitamine C werden de prestaties beter. Vannbsp;Lemmel^^) gaf de helft van een klas van een doofstommeninstituut extra Vitamine C, de andere helft niet. De kinderennbsp;die Vitamine G hadden gekregen, bleken betere vorderingennbsp;gemaakt te hebben dan de andere, hetgeen door de leeraren,nbsp;die niet wisten aan welke kinderen het Vitamine C was gegeven,nbsp;bevestigd werd. Matthes^^^) vond bij onderzoek van sport-leeraren dat, indien een deficit aan Vitamine C grooter dan 1000nbsp;milligram bestond, dit aanleiding was tot klachten over zwaartenbsp;in de ledematen, kuitkrampen en verminderd prestatievermogen.nbsp;Na opheffen van het deficit verbeterden de prestaties. Dit wijstnbsp;er op dat Vitamine C naast zijn antiscorbutische werking ook nognbsp;andere functies heeft te vervullen. Aangezien we hier echternbsp;met subjectieve factoren te maken hebben is groote voorzichtigheidnbsp;met conclusies geboden.

Bij deze kleine bloemlezing uit de literatuur over therapeutische toepassing wil ik het laten, aangezien bij volledigheid een heelnbsp;boekwerk zou ontstaan.

EIGEN ONDERZOEK.

I. Voorbereidingen en technische moeilijkheden.

In de algemeene praktijk stuiten onderzoekingen op grooter moeilijkheden dan in een ziekenhuis of laboratorium; kunnennbsp;daar bepalingen van Vit. C direct geschieden in aansluiting aannbsp;bloedafname of opvangen van urine, in de praktijk verlooptnbsp;geruimen tijd, soms wel 24 uur, eer het onderzoek kan plaatsnbsp;vinden.

Wat geschiedt er in dien tusschentijd met het Vit. C in bloed en urine? Blijft het behouden of gaat een groot of klein deelnbsp;verloren tengevolge van oxydatieve omzetting in een reversibel ofnbsp;irreversibel product?

Het is bekend, dat Vit. G in een waterige oplossing zeer snel te gronde gaat; ik vond bij een oplossing van asc. zuur 1/10000nbsp;na 4 uur slechts 5 % terug bij directe titratie en na reductie metnbsp;HaS 15 % van de oorspronkelijke waarde.

29

-ocr page 42-

Over het lot van Vit. C in urine bij laten staan zijn vele publicaties verschenen. Ook daar gaat bij bewaren een groot deel verloren, na enkele uren reeds meer dan 30 %.

Volgens Demole en Janco is de oxydatie afhankelijk van de uiterlijke factoren, te weten: tijdsduur, lucht, temperatuur, lichtnbsp;en in factoren, gelegen in de urine zelf, als daar zijn; fermentatienbsp;en oxydase werking. Zij raden aan, de urine koel weg te zettennbsp;in het donker, na hem aangezuurd te hebben, waardoor fermentatienbsp;en oxydase werking geremd worden.

Het bewaren onder paraffine, zooals door Hahn^^*) aanbevolen wordt, heeft volgens Wacholder en HameH^^) geen waarde.

Voor het aanzuren zijn tal van stoffen aangeraden: zoutzuur, ijsazijn, sulfosalicylzuur e.a.

Van Eekelen en Heinemann komen tot de conclusie dat nog geen afdoende methode gevonden is. Nu maakt het voor belastings-proeven niet zooveel uit, omdat nagegaan wordt wanneer plotselingnbsp;een sterke stijging optreedt. Hoeveel mg precies uitgescheidennbsp;wordt, doet weinig ter zake.

Wij hebben ons bepaald tot het aanzuren met 25 % zoutzuur, tot congopapier blauw kleurt, wel ervan bewust, dat zoo nog eennbsp;aanzienlijk deel verloren gaat.

Wat het bewaren van bloed betreft, hierover is in de literatuur niets te vinden, maar op het centraal laboratorium komt materiaalnbsp;uit alle oorden binnen, zoodat vaak ook 24 uur heengaat eer hetnbsp;onderzoek kan plaats vinden. Nu deelde Van Eekelen mij mede,nbsp;dat dit met de methode, zooals die door hem toegepast werd,nbsp;niet met groot verlies gepaard ging. Evenmin maakte het onderscheid of bloed in de ijskast bewaard werd of niet.

Bij het begin van mijn onderzoekingen heb ik mij overtuigd dat inderdaad de verschillen, indien na 24 uur onderzocht werd,nbsp;niet groot waren. Bij twee proefpersonen vond ik de volgendenbsp;waarden aan vit. C:

direct bep.

11,3 mg/1

7,3 mg/1


na 48 uur 10,5 mg/1nbsp;4,8 mg/1


na 24 uur 11,0 mg/1

7,3 mb/1


No. 6 No. 7

dus: 24 uur laten staan, heeft geen bezwaren, na 48 uur moet met verlies rekening gehouden worden.

Het doel van mijn onderzoekingen bestaat in;

30

-ocr page 43-

Ie. Na te gaan hoe het staat met het vit. C gehalte van het bloed bij een groot aantal normale personen, om hierdoor eennbsp;duidelijk beeld te krijgen van de gemiddelde waarden hiervan ennbsp;vergelijkingen te kunnen treffen met waarden bij verschillendenbsp;ziekten.

Wel zijn reeds vele Vit. C bepalingen over het jaar verdeeld gedaan. Zoo bepaalde Deggeler het bij 262 personen, deels zieken, deels menschen met verwondingen;nbsp;deze verkeerden echter onder abnormale omstandigheden, doordat zij in een ziekenhuis waren opgenomen. Eveneens is dit het geval met de onderzoekingen van vannbsp;Eekelen bij duizend vrouwen van werkenden uit de arbeidende stand en werkeloozen,nbsp;waar de onderzochten bovendien allen in zwangeren toestand verkeerden.

2e. Om, afgaande op het door Wolff en Van Eekelen gelanceerde idee, dat de Vit. C bep. in bloed een juist idee geven van den voedingstoestand van een mensch, na te gaan of in dezenbsp;oorlogstijden waar alles gedistribueerd wordt, de voedingstoestandnbsp;voldoende geacht kan worden.

3e. Om te zien of het zin heeft de menschen Vit. C toe te voeren ter voorkoming van de vooral door de chemici gevreesdenbsp;avitaminose.

4e. Om na te gaan, of de methode van Andreas Góth^®) om door inspuiting van Vit. G intraveneus en een bepaling in hetnbsp;bloed na twee uur, ook de voorkeur verdient boven een enkelenbsp;bepaling in het bloed.

Welke methode moest ik kiezen?

Veel moeite kostte mij deze keuze niet, want toen ik met mijn onderzoekingen begon, was feitelijk al een methode voor mijnbsp;uitgezocht. Aangezien ik mijn materiaal niet zelf kon onderzoeken, omdat werken met HzS in een kamer zonder zuurkastnbsp;practisch onmogelijk is, was ik aangewezen op hulp van een ander.

Toen mij werd aangeboden, mijn bepalingen te laten verrichten in het klinisch laboratorium van de Willem Amtz-stichting tenbsp;den Dolder, heb ik dit gaarne aanvaard.

Voor mij was dit een ideale oplossing, terwijl het onderzoek de Stichting interesseerde, omdat het voor haar van belang wasnbsp;een maatstaf te hebben, om de bij haar patiënten gevonden waardennbsp;hiermee te kunnen vergelijken, zooals zij deze reeds had voornbsp;vitamine A en B. (uit de onderzoekingen van Wesly en Ogterop)

De methode van onderzoek, die hier gevolgd werd, was de titratie met dichloorindophenol, zooals die door Van Eekelen en

31

-ocr page 44-

Emmerie^^^) is gewijzigd. Deze en de methyleenblauw-methode geven, zooals uit de literatuur blijkt, nog de meest betrouwbarenbsp;resultaten.

Bij vergelijking van deze beide methoden vonden Van Eekelen en Emmerie nagenoeg dezelfde waarden. De methode staat preciesnbsp;beschreven in de dissertatie van Van Eekelen, 1936, zoodat iknbsp;meen hiernaar te kunnen verwijzen. Aan alle methoden, zoo ooknbsp;aan deze, blijft het bezwaar kleven, dat zij niet geheel specifieknbsp;zijn. Opgemerkt dient, dat wij de bepalingen verrichtten in hetnbsp;volle bloed, omdat volgens Van Eekelen en Emmerie de verhouding van de hoeveelheden asc. zuur die erythrocyten bevat totnbsp;die van plasma, wisselt onder abnormale condities (Vit. C gebrek-anaemie). In bloed is asc. zuur constant, omdat het schijnt beschermdnbsp;te worden tegen irreversibele oxydatie door roode bloedlichaampjes.nbsp;Een ander bezwaar van de serumbepaling is, dat haemolyse invloednbsp;heeft op het gehalte van asc. zuur, wat bij het bloed niet hetnbsp;geval is. Alvorens tot de bespreking van mijn bepalingen overnbsp;te gaan, wil ik eerst enkele technische questies aanroeren, dienbsp;tot moeilijkheden aanleiding kunnen geven.

TECHNISCHE MOEILIJKHEDEN.

Bij de eerste bloedmonsters bleken telkens in enkele buisjes stolsels voor te komen; dit bleek hieraan te wijten te zijn, datnbsp;de reageerbuisjes de vorige avond met kal. oxalaath (goed fijngewreven) gevuld werden, en dat deze stof (blijkbaar hygroscopisch)nbsp;vocht tot zich trok en aan den wand kleefde. Zoo mengde het zichnbsp;niet met het bloed bij gewoon keeren van het buisje, maar moestnbsp;even goed geschud worden tot het oxalaath was opgelost. Ooknbsp;de door Van Eekelen gebruikte hoeveelheid van 50 mg werd watnbsp;laag gevonden; wij namen ongeveer 250 mg.

Eenmaal vond ik een waarde van 60 mg/1. Nu bleek het dat de naald bij een vorige bepaling gebruikt was voor een inspuitingnbsp;van asc. zuur intraveneus, en hoewel zij doorgespoten en uitgekookt was, bevatte zij nog zooveel hiervan dat dit, gevoegd bij 20nbsp;cc bloed, een dergelijke foutieve uitkomst gaf. 10 X doorspuitennbsp;met schoon water met een andere spuit, bleek voldoende omnbsp;verder dergelijke fouten te vermijden.

32

-ocr page 45-

Contróle bepalingen.

Tot staven van het onderzoek werden af en toe dubbelbepalingen gedaan (zie tabel I); gevonden werd het vrij hooge verschil vannbsp;gemiddeld 16 %, echter waren er drie bepalingen die resp.nbsp;50 %, 56 %, 62 % verschilden.

Deze groote verschillen werden gevonden bij een zeer laag vit. C gehalte. Bij titratie zijn hiervoor slechts een of twee druppelsnbsp;reagens noodig, zoodat één druppel reeds een fout van 50 % kannbsp;geven. Van Eekelen adviseerde de druppels te verkleinen, doornbsp;de kraan minder ver open te zetten, en als de druppel nog kleinnbsp;was, deze er af te kloppen tegen de rand van het glaasje met denbsp;te onderzoeken stof erin, en dan op de microburet af te lezennbsp;hoeveel reagens was toegevoegd.

Zoo werd de fout veel kleiner; laten we deze 3 hooge waarden eruit, dan bedroeg de relatieve fout 10 % hetgeen behoorlijknbsp;is. Nagegaan werd hoeveel teruggevonden werd van een bepaalde,nbsp;zeer nauwkeurig afgewogen hoeveelheid vit. C, toegevoegd aannbsp;20 cc bloed. Hierbij bleek, dat bij toevoeging van 2 mg hetzijnbsp;direct na afname van het bloed, hetzij eenige uren voordat hetnbsp;onderzocht werd, deze hoeveelheid geheel teruggevonden werd.

vit. G geh. bloed

4 nbsp;nbsp;nbsp;mg/1 — 2 mg

5 nbsp;nbsp;nbsp;mg/1 — 2 mg

456

437

103 mg/1

111 mg/1 (zelfs iets te hoog)

Bij toevoeging van lagere doses vond ik bij de eerste bepalingen veel te weinig terug; de oorzaak hiervan bleek mij te zijn: onvoldoende schudden.

No.

Vit. C in bloed

Toegev.

Vit. C

Vit. C in bl. na toevoegen

verwacht Vit. G in bloed

relatieve

fout

476-77

3,4 mg/1

0,120 mg

4,7 mg/1

9,4 mg/1

484-85

1,3 mg/I

0,145 mg/1

4,0 mg/1

8,5 mg/1

488-89

3,7 mg/1

0,174 mg

10,3 mg/1

12,4 mg/1

18 %

491-92

2,7 mg/1

0,199 mg

13,3 mg/1

12,6 mg/1

5 %

519-20

5,7 mg/1

0,271 mg

21,3 mg/1

19,2 mg/1

10 %

531-32

1,3 mg/I

0,267 mg

15,7 mg/1

14,6 mg/1

7 %

560-61

4,7 mg/1

0,210 mg

13,7 mg/1

15,2 mg/1

7 %

569-70

5,5 mg/1

0,226 mg

14,9 mg/1

16,8 mg/1

m %

625-26 17,0 mg/1

0,239 mg

26,0 mg/1

28,9 mg/1

10 %

33

-ocr page 46-

We vinden dus met uitschakeling van de twee eerste bepalingen een relatieve fout van 11 %.

Van Hekelen vond een veel geringere fout, maar hij onderzocht ook direct na toevoeging van het asc. zuur, terwijl bij mij 24nbsp;uur verliep, eer het onderzoek plaats vond.

Tabel I.

Dubbelbepalingen.

Nummer

Vitamine C

Vitamine C

Relatieve fout

7

9.6

10

4

%

19

4.5

5

10

%

125/126

5.2

4.8

8

%

132/133

4.8

5.5

14

%

139/140

4.1

2.6

50

%!

163/164

3.4

3.1

9

/o

171/172

4.9

6

18

%

175/176

2

3.6

56

%'•

177/178

3.4

2

62

%1

182/183

4.2

4.4

5

%

184/185

4.4

5.2

17

%

186/187

3.4

3.6

6

%

193/194

5.8

5.5

5.5

%

203/204

3.1

5.1

20

%

207/208

10.1

10.3

2

/o

221/222

4.1

4.5

8

/o

232/233

5.1

4.7

8

/o

242/243

4.0

3.0

29

%

260/261

5.8

5.5

5

%

272/273

8.1

8.9

9

/o

279/280

4.7

4.6

2

%

684/685

6.3

6.8

8

%

Voor intraveneuze injectie gebruikte ik ampullen van 3 cc asc. zuur bevattend 100 mg asc. zuur per cc, bereid door de Onderlinge Pharmaceutische Groothandel. Bij mijn eerste onderzoeknbsp;verdunde ik dit. Na het enkele uren verdund te hebben laten

34

-ocr page 47-

X

O

o

X o

X

X

X

X

X

X

K

X

x„

X

«xo

X

X

K

X

x'' Ox

“ xX ¦

^ X

X x*

X

X

x„„

XX

X

X

o

XX nbsp;nbsp;nbsp;X

XXgt;‘ '‘x x*^

xxxxx

xxox

y? oxxx Kr’‘°’‘x

X

X **

XX X

A

X

OK

XX

XXXK*

XXXX

xxxx

X

X

xx’x^

oo

)fXXO

XXX’Sc x*

yxg

Xo x

X X X

X

x„ X gt;xxO /x

o

X

XXXx

X

xxox Xo’^

qXX

o

xX ’'o

\x*Kx -

oxx* o

X„X „

X^ X xXnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X

OO o XX

X

° x°

o“x

K

ox*x

XxX gt;“gt;

nbsp;nbsp;nbsp;A

X x’'

X

x^ X K *

*Xï nbsp;nbsp;nbsp;*

X* *o

xK-

K , nbsp;nbsp;nbsp;o’**

k5 XX®....

o X

o

X

X

X

v-

X OX

''x

XX

October

November

December

Januari'

Februari

NaarJ

V

gt;6

IS

/V

/3

/^

//

/O

9

7

Ó

5quot;

4*

De kruisjes stellen iroor het vit. C gehalte bij gezonde personen „ nuUeiy'es »nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, zieke


2

-ocr page 48-

X ¦ nbsp;nbsp;nbsp;—I.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

i»H ........... '¦ '

X

X

X

N

e

K

XX

X nbsp;nbsp;nbsp;X

X ^

X

X

X X

X X

xo

K

X X

t^XX

x^

X

X

X ^

xxxx^

X

X

\{

X

o

X

X

¦x

o

o

X X oxxxx

x^

X

\

X

X o X

X

XXX

^XK

X

X

X

X

’Lxx „

X X

o

X

X

X X

O X

X

XX y

xox’'xx

X nbsp;nbsp;nbsp;^

X

o * x^s

XXX

XX X

X nbsp;nbsp;nbsp;X

XXX X

X

X xo xoxx

OXXXXXXXX

XXXx;lt;

X

x* X

X

xxxx

X

X

X

April

lie/

Juni

JuH

Augustus

Septemben

vIt.CmgJl.

•1 lb

IS

H

13

IZ

II

10

9

8

7

6

S

¥

3

2

/

0

-ocr page 49-

staan, vond ik slechts 1/10 van de waarde terug. Bij titratie, direct na verdunning, vond ik 100 % terug. Ook van een ampulnbsp;van Roche werd 97 % teruggevonden, dus practisch nog denbsp;volle waarde.

DE VITAMINE C BEPALINGEN IN HET BLOED.

Tijdens het onderzoek werden door mij verricht 714 bepalingen, welke men in de lijsten, afgedrukt achter in dit boekje, kan vinden.

De in de lengte afgedrukte lijsten bevatten de gegevens omtrent de gezonde personen; de in de breedte afgedrukte lijsten denbsp;gegevens omtrent de zieke personen. Tevens kan men op hetnbsp;hiernaast afgebeelde schema gemakkelijk een overzicht krijgen,nbsp;hoe de verschillende waarden over de diverse maanden verdeeldnbsp;zijn. Op de abcis zijn de maanden afgezet terwijl op de ordinaatnbsp;de mg Vitamine C zijn afgezet per liter. De kruisjes geven aan denbsp;afzonderlijke bepalingen bij gezonden, de nulletjes die bij zieken.

MAANDELIJKSCHE SCHOMMELINGEN VAN HET VITAMINE C.

Bezien wij de gevonden uitkomsten, dan blijken de waarden te varieeren van 1 tot 17 mg per liter. Direct valt op dat er eennbsp;duidelijke schommeling bestaat en in bepaalde maanden veelnbsp;hoogere waarden gevonden worden dan in andere. Maken wijnbsp;een tabel van de gemiddelden over de verschillende maanden,nbsp;dan vinden wij het volgende:

37

-ocr page 50-

Aantal bepalingen per maand en het maandgemiddelde.

Eigen waarden

Waarden door van Eekelen gevonden

Maand.

Aantal

Gemidd. Vitamine C

Gemidd. bij

Gemidd. bij

gehalte in mgr/1

werkloozen

werkenden

October

62

6.8

6.1

6.9

November

51

6.0

6.3

6.0

December

25

4.9

5.9

5.7

Januari

75

6.4

7.2

8.1

Februari

40

4.8

5.5

6.0

Maart

41

3.8

4.9

6.9

April

40

3.2

3.7

4.7

Mei

40

2.9

3.2

4.4

Juni

51

4.2

4.7

6.5

Juli

50

10.0

9.3

10.4

Augustus

43

10.6

10.9

9.4

September

33

9.0

8.1

8.4

In deze tabel heb ik de zieke personen en de bij hun gevonden waarden niet opgenomen, omdat deze aanleiding zouden kunnennbsp;zijn tot het vinden van te lage gemiddelden.

Ter vergelijking zijn naast mijn eigen cijfers de gemiddelden gezet die Van Eekelen vond bij een onderzoek in de jaren 1937nbsp;en 1938 bij duizend zwangeren; gedeeltelijk vrouwen van werke-loozen, gedeeltelijk van werkenden uit den arbeidenden stand.nbsp;Deze cijfers zijn te vinden in het rapport van de Commissie totnbsp;onderzoek van den gezondheids- en voedingstoestand der werke-loozen (Landsdrukkerij 1940).

Hoewel mij bekend is, dat het theoretisch niet verantwoord is een curve in lijnvorm uit te zetten, terwijl het over gemiddeldennbsp;gaat, daar een gemiddelde een waarde kan zijn, gevonden uitnbsp;zeer uiteenloopende cijfers en dat b.v. een weekcurve een geheelnbsp;ander beeld zou geven dan een maandcurve, meen ik dit toch ternbsp;wille van de overzichtelijkheid te mogen doen. De verschillendenbsp;waarden, per maand bekeken liggen toch betrekkelijk dicht bijnbsp;elkaar, een enkele uitschieter daargelaten, die op het grootenbsp;aantal geen invloed heeft, zoodat wij toch een tamelijk zuivernbsp;beeld krijgen.

38

-ocr page 51-

11


:

1

ï

X L

\

%

\\

i 1,nbsp;llnbsp;êInbsp;11

K

/\

\\

\\

1

1

lil

ll'

' / f r

II

\

\

\

1

t

t

t

i)

V

\

\

\

/'

1 1*

f li

1 II

1 [

1 f

\

A

Jl-*

N,

!/

m

i )

fï nbsp;nbsp;nbsp;/

'{\

i * *

\ V \

\

/

/

/

/

/

f

'

k

\

\

\

\

i

/

/

1 ƒ

1

/ /

• /

/

\ • Y

L

N

\

%

\

\

\

/

ƒ

t

!

f

tl

1

\

\

¦•'V,

i i

f / ' /

/ ^

//

V

Oct.

Nov.

Dec.

Jan.

Fébr.

Mrt.

Apr

Met

Juni

JuU

Aug.

^ethokken fijn: eiyen onderzoek

sfreepjes/ijn: onderzoek t'. Eeketen 6y zwsn^ere trrouu/en van werkenden •stip-streeplijn:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» werk/oozen


-ocr page 52-

De getrokken lijn geeft aan de door mij gevonden waarden, de stippellijn die, gevonden bij vrouwen van werkeloozen, terwijl de streepjeslijn aangeeft de waarden gevonden bij vrouwen van werkenden.

Hierbij valt op, dat de door mij gevonden waarden ongeveer overeenstemmen met die welke van Eekelen vond bij zwangerenbsp;vrouwen van werkloozen.

Indien, zooals Neuweiler (Klin. Woeh. schr 1935 1793) meent, bij zwangeren lagere waarden gevonden worden dan bij nietnbsp;zwangeren, wat m.i. nog niet vaststaat, dan is de vit. C voorziening toch wel iets minder gunstig dan in vóóroorlogstijd.

HET VITAMINE C GEHALTE VAN PROEFPERSONEN IN DEN LOOP VAN EEN JAAR.

Om na te gaan, hoe het ging met het Vitamine G gehalte in het bloed in den loop van een jaar bij verschillende willekeurignbsp;gekozen proefpersonen werd maandelijks bloed afgenomen. Zooveelnbsp;mogelijk precies om de maand.

I. Rustend arts van 65 jaar, die zich steeds zeer matig heeft gevoed. Daar de hoeveelheid gebruikt voedsel niet minder isnbsp;geworden, zal het verminderde vetgebruik, terwijl toch lichamelijknbsp;en geestelijk veel van de krachten gevergd wordt, wel de oorzaaknbsp;zijn van de sterke vermagering. Ook zorgen en ergernis zullennbsp;er wel een steentje toe bijgedragen hebben. De oorzaak van hetnbsp;feit dat het Vitamine C-gehalte in het algemeen lager is dan denbsp;waarden als maandgemiddelde gevonden, moet mijns inziensnbsp;gezocht worden in het vrijwel nooit gebruiken van vruchten ennbsp;in de ook voor de vermagering geldende oorzaken.

Datum

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

3X

6

11.3

6,8

75

18X1

145

4.9

6.0

71

21

224

6.2

6.4

66

3 III

356

3.6

3.8

65

10IV

422

3.0

3.2

63

5V

463

2.0

2.8

63

5 VI

507

3.5

4.2

62

7 VII

584

9.0

10.0

61

11VIII

641

9.3

10.6

61

7 IX

694

10.4

9.0

61

40

-ocr page 53-

II. Gepensioneerd 61-jarig administrateur uit N.O.I. die nog steeds ijverig tennist en fietst en den maaltijden alle eer bewijst.nbsp;Steeds zijn de Vitaminewaarden zeer hoog en ver boven hetnbsp;gemiddelde. Eigenaardig is de sterke daling in Mei, die ik nietnbsp;goed weet te verklaren, maar die mogelijkerwijs te wijten is aannbsp;het feit, dat in dien tijd ook voor gevulde beurzen geen Vitaminenbsp;C rijk voedsel te verkrijgen was.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

9X

19

9.8

6.8

78

27 XI

168

6.5

6.0

78

221

290

9.4

6.4

78

23 II

339

8.3

4.8

78

26III

392

9.4

3.8

78

30 IV

456

4.0

3.2

78

6 VI

519

5.7

4.2

78

16 VII

599

14.0

10.0

75

3 VIII

625

17.0

10.3

75

10 IX

701

7.5

9.0

75

III.

Echtgenoote van een arts. In het bezit van vier kinderen.

Sinds 1940 werden steeds aardappelen in de schil gebruikt, terwijl

aan de

wijze van

toebereiding van het voedsel de noodige aan-

dacht werd besteed om zoo min

mogelijk Vitamine C te doen

verloren gaan. Het Vitamine C-gehalte blijkt het geheele jaar

door zeer bevredigend.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit, C gehalte

Gew. in kg

3X

7

7.3

6.8

66

31 XI

157

5.5

6.0

66

21

227

6.2

6.4

65

2411

341

7.5

4.8

65

31III

402

4.0

3.8

65

30 IV

454

4.8

3.2

63

28 V

505

6.7

2.8

65

30 VI

568

8.7

4.2

64

28 VII

615

11.0

10.0

63

21 VIII

659

9.6

10.6

59

15 IX

708

7.3

9.0

59

41

-ocr page 54-

IV. 21-jarig meisje, dienstbode voor dag en nacht, bij No. III. Zij heeft dezelfde voeding als haar werkgeefster. Ook hier is hetnbsp;Vitamine C-gehalte goed op peil, uitgezonderd een lage waardenbsp;in Mei.

Datum

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

21

225

9.0

6.4

59

2411

343

4.8

4.8

58

31III

403

3.8

3.8

30 IV

452

4.7

3.2

59

28 V

502

2.0

2.8

30 VI

567

12.7

4.2

58

28 VII

616

15.0

10.0

55

21 VIII

657

12.3

10.6

54

15 IX

709

10.5

9.0

54

V. 16-jarig meisje, dagdienstbode bij No. III. Zij gebruik meestal de warme maaltijden bij haar Moeder thuis. Het Vitanbsp;mine C-gehalte is zelfs lager dan het gemiddelde.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

21

226

7.6

6.4

58

24 II

342

4.6

4.8

60

31III

404

3.0

3.8

61

30 IV

451

5.3

3.2

62

28 V

506

2.0

2.8

61

30 VI

561

4.0

4.2

61

28 VII

617

17.5

10.0

59

21 VIII

658

13.7

10.6

59

15 IX

707

11.5

9.0

58

42

-ocr page 55-

VI. 48-jarige man, werkzaam bij de Gemeente Reiniging, lijdend aan eczeem. Eet sinds jaren geen aardappels. Ook hiernbsp;worden lage waarden gevonden.

Datiim

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. G gehalte

Gew. in kg

24 X

61

4.9

6.8

82

28 XI

169

3.6

6.0

82

151

267

4.0

6.4

83

20 III

382

1.0

3.8

83

28 IV

442

3.7

3.2

80

26 V

493

2.0

2.8

78

26 VI

557

3.3

4.2

78

10 IX

696

8.9

9.0

77

VII. 34-jarige naar zijn zeggen.

winkelbediende. Een rustig persoon, die steeds, een gevarieerde maaltijd krijgt.

Datum

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. G gehalte

Gew. in kg

21X

55

3.6

6.8

63

20 XI

153

4.2

6.0

63

81

245

3.6

6.4

62

12 II

325

4.0

4.8

64

26 III

390

3.0

3.8

63

30 IV

450

2.5

3.2

28 V

499

2.8

2.8

62

26 VI

559

6.0

4.2

64

31 VII

619

9.0

10.0

64

27 VIII

668

10.0

10.6

62

17 IX

712

9.3

9.0

62

43

-ocr page 56-

VIII. Echtgenoote van No. VII, 31 jaar, in het bezit van 5 kinderen. Opvallend is dat ze tijdens graviditeit steeds hoogernbsp;gehalte aan Vitamine C heeft dan haar man, ondanks het feitnbsp;dat zij gravida is. De eerste maanden na de partus is haarnbsp;Vitamine C-gehalte zeer laag, waarschijnlijk doordat het kind

aan de

borst is.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in

21 X

50

6.8

6.8

20 XI

150

6.7

5.6

81

244

4.1

6.4

12 lï

322

4.4

4.8

III

partus

30 IV

449

3.0

3.2

28 V

501

1.7

2.8

26 VI

556

2.3

4.2

31 VII

624

12.0

10.0

27 VIII

671

12.3

10.3

53

17 IX

711

11.3

9.0

55

IX. Thans sinds 6 jaar werkelooze man van 65 jaar, vroeger werkzaam op de steenfabrieken. Levend van de steun, zijn denbsp;inkomsten slechts gering. Vruchten gebruikt hij niet. Het Vita-naine C-gehalte is, behalve in Februari, steeds onder het gemiddelde

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

11XI

117

2.8

6.0

74

18X11

212

3.8

4.8

72

3 II

310

7.5

4.8

74

3 III

352

2.5

3.8

72

7 IV

411

3.0

3.2

70

5V

460

3.6

2.8

68

23 VI

553

3.3

4.2

71

6 VIII

631

13.5

10.6

70

10IX

44

703

9.8

9.0

69

-ocr page 57-

X. Kantoorbediende van 39 jaar, lijdend aan psychische impotentie. Lichamelijk volkomen normaal. Krijgt alles wat zijnnbsp;hartje begeert. Toch wordt een laag Vitamine C-gehalte gevonden.

Datum

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Ge ar, in kg

4X1

99

6

6.0

84

11 XII

199

3.5

4.8

83

20 II

336

2.7

4.8

83

10 IV

420

2.0

3.2

82

30 IV

458

3.0

3.2

82

18 VI

539

2.7

4.2

81

30 VII

622

12.0

10.0

79

3 IX

687

5.3

9.0

75

XI. Politieagent, 34 jaar oud, lijdend aan psoriasis. Heeft afwisselend dag- en nachtdienst; hij gebruikt de maaltijden metnbsp;het gezin, krijgt dus geen opgewarmd eten, toch zijn de bij hemnbsp;gevonden waarden zeer laag.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

231

192

5.3

6.4

76

2411

240

2.3

4.8

75

26 III

391

2.5

3.8

74

28 IV

448

1.5

3.2

77

28 V

500

2.0

2.8

76

23 VI

553

3.7

4.2

75

30 VII

623

2.0

10.0

71

18 VIII

654

5.9

10.6

70

7 IX

693

6.5

9.0

71

45

-ocr page 58-

XII. 65-jarige kleermaker, goed gezond met flinke eetlust en weinig lichaamsbeweging. Het Vitamine C-gehalte blijft steedsnbsp;aan den lagen kant.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

13X1

131

6.7

6.0

78

21

218

4.4

6.4

78

10 II

316

7.5

4.8

78

26 III

397

3.5

3.8

77

28 IV

443

4.3

3.2

77

6 VI

508

2.4

4.2

76

2 VII

573

4.2

10.0

76

4 VIII

627

20.0

10.6

72

7 IX

689

6.5

9.0

73

XIII.

65-jarige echtgenoote

van No. XII, gezond.

De Vita-

mine C-waarden zijn iets hooger dan van haar echtgenoot.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. G gehalte

Gew. in kg

20X1

149

5.1

6.0

87

21

219

6.9

6.4

88

10 II

317

7.9

4.8

88

26III

398

3.0

3.8

87

28IV

444

4.0

3.2

85

6 VI

509

3.3

4.2

84

2 VII

574

6.7

10.0

84

4 VIII

628

17.0

10.6

82

7 IX

690

9.8

9.0

81

XIV.

34-jarige

gezonde badmeester. Een rustig type. Het

Vitamine G-gehalte in Februari.

; is vrij laag met een enkele hooge waarde

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

4 XII

182

4.2

4.8

55

3 II

313

8.0

4.8

55

2 IV

407

2.3

3.2

55

6 VI

523

2.7

4.2

55

8IX

699

7.3

9.0

55

46

-ocr page 59-

XV. 33-jarige gezonde postbode. Ondanks de groote afstanden, die hij dagelijks wandelt, wordt toch een hoog Vitamine C-gehaltenbsp;gevonden.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

14 XI

137

7.2

6.0

64

12 XII

207

10.1

4.8

64

12 II

326

8.7

4.8

60

23 IV

437

5.0

3.2

59

30 VI

563

4.3

4.2

58

4 IX

682

14.3

9.0

58

XVI.

81-jarige blinde man.

Ondanks de hooge leeftijd wordt

toch nog

een hoog Vitamine G-gehalte gevonden.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

4X1

101

5.5

6.0

3 IV

409

7.3

3.2

13 V

474

3.7

2.9

24 VII

614

11.0

10.0

IIX

681

7.6

9.0

XVII.

Gezonde, wat nerveuze jongen van 25 jaar.

Kleinzoon

van No.

XVI. Kan goed eten.

Het valt op, dat zijn Vitamine

G-gehalte lager is

dan dat van

zijn grootvader.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

4X1

103

5.1

5.6

61

239

4.7

6.4

3 IV

410

2.8

3.2

XVIII. 70-jarige dame lijdend aan hypertensie. Kan slecht zien tengevolge van bloeding in het oog. Zij gebruikt geregeldnbsp;alle Vitamines (Vit. V). Ondanks dat is haar Vitamine G-gehaltenbsp;slechts matig te noemen.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C

2 II

307

5.5

4.8

28 IV

445

2.8

3.2

26 VI

561

4.7

4.2

4 IX

684

6.5

9.2

Ite Gew. in kg

47

-ocr page 60-

XIX. 42-jarige los werkman, die het niet breed heeft en hard moet werken. Toch is het Vitamine C-gehalte vrij goed.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

9X1

191

5.3

6.0

71

81

241

5.2

6.4

69

10 III

364

3.8

3.8

69

9 VII

585

10.0

10.0

63

21 VIII

656

11.3

10.6

64

XX.

30-jarige

kerngezonde

man, werkzaam bij

de lucht

bescherming.

Datum

Nummer

Vit. C gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

12 XII

202

10.3

4.8

70

8V

469

12.0

2.9

70

16 VII

603

12.5

10.0

65

10 IX

700

10.5

9.0

67

XXL

40-jarige gezonde man.

werkzaam aan de gasfabriek.

Datum

Nummer

Vit. G gehalte

Gem. Vit. C gehalte

Gew. in kg

17 III

373

3.8

3.8

80

7V

464

2.0

2.9

80

7 VIII

635

7.0

10.6

77

15 IX

704

5.8

9.0

77

Aan de hand van deze gegevens dient opgemerkt te worden, dat de meeste proefpersonen een lager Vitamine C-gehalte innbsp;het bloed hebben, dan voor de verschillende maanden als gemiddelde gevonden wordt.

Toch zijn het op één na allen menschen, die zich van alles kunnen aanschaffen.

Een duidelijke reden waarom hier zulke lage waarden gevonden worden is er niet. (toeval?) Wel is te zien, dat de waarden bijnbsp;elke persoon gevonden, vrij regelmatig zijn, wat wel pleit voornbsp;een individueelen factor. Een enkele keer werd een ,,uitschieter”nbsp;gevonden, nu eens zeer hoog dan weer zeer laag.

48

-ocr page 61-

Bij twee families was ik in de gelegenheid bij respectievelijk vijf en drie gezinsleden op den zelfden dag het Vit. C-gehaltenbsp;te bepalen:

1. Fam. D.

No.

Datum

Geslacht

Vil. C

Datum

Vit. G

124

11 Nov.

vr. 35 j.

5.2

10 Juni

2.0

126

11 Nov.

vr. 62 j.

5.0

10 Juni

4.2

146

18 Nov.

m. 66 j.

12.5

10 Juni

2.0

147

18 Nov.

m. 28 j.

5.1

10 Juni

2.2

148

18 Nov.

m. 30 j.

6.6

10 Juni

2.0

2.

Fam. K.

274

9 Dec.

vr. 60 j.

4.3

6 Juni

2.7

298

27 Jan.

m. 60 j.

6.1

299

27 Jan.

m. 27 j.

11.6

6 Juni

2.0

300

27 Jan.

vr. 30 j.

5.6

6 Juni

2.0

Hier liggen de getallen betrekkelijk zoo dicht bij elkaar, dat dit er wel op wijst, dat de voeding invloed heeft op het Vit. G-gehalte. De uitschieters doen een extra grooten eetlust of eennbsp;constitutioneele factor vermoeden.

Conclusie: De voeding heeft invloed op het Vit. C-gehalte van het bloed.

49

-ocr page 62-

HET VITAMINE C-GEHALTE IN VERBAND MET DEN LEEFTIJD.

Heeft de leeftijd invloed op het vitamine C gehalte in het bloed? Bij het nalezen van de literatuur krijgt men de indruk van wel.nbsp;Zoo meenen Schneider en Widmann^^®) en Trier dat hetnbsp;Vitamine C-gehalte van het bloed afneemt met den leeftijd.nbsp;Uit mijn cijfers blijkt hiervan niets.

Leeftijden in jaren

10—20

21—30

31—^0

41—50

51—60

61—70 en ouder

October

7.7 (7)

7.3 (21)

6.6 (14)

6.2 (12)

6.1 (11)

6.7 (17)

November

4.4 (2)

6.0 (14)

6.7 (13)

4.8 ( 9)

4.6 ( 8)

4.9 (18)

December

4.3 (4)

7.4 ( 4)

5.0 ( 7)

5.2 ( 6)

5.0 ( 7)

4.1 ( 6)

Januari

7.4 (5)

6.8 (19)

6.3 (20)

5.8 (15)

6.2 ( 5)

5.5 (11)

Februari

4.6 (3)

5.0 ( 7)

4.8 ( 9)

4.5 ( 8)

4.4 ( 2)

4.3 (14)

Maart

4.6 (5)

3.5 ( 9)

4.0 (11)

3.2 ( 7)

3.6 ( 9)

4.2 ( 6)

April

5.3 (1)

3.0 (10)

3.0 (14)

3.3 ( 6)

3.0 ( 6)

3.8 (12)

Mei

2.0 (1)

2.4 ( 7)

3.4 (14)

3.2 ( 6)

2.8 ( 3)

2.7 (10)

Juni

3.8 (2)

4.8 (10)

4.3 (21)

3.3 ( 4)

4.4 ( 2)

3.7 (14)

Juli

13.8 (2)

10.7 (14)

10.0 (14)

9.2 (10)

8.2 ( 3)

9.4 (10)

Augustus

13.7 (1)

8.4 (10)

8.4 ( 7)

9.5 (13)

11.6 ( 3)

11.4 (14)

September

11.5 (1)

10.0 (10)

8.7 ( 8)

8.7 ( 6)

8.0 ( 8)

De getallen geven aan het Vitamine G-gehalte; de tusschen haakjes geplaatste getallen het aantal bepalingen.

Conclusie: Nemen wij in aanmerking de nauwkeurigheid van de methode van onderzoek, dan is er eigenlijk geen verband tenbsp;vinden tusschen het vitamine C-gehalte van het bloed en dennbsp;leeftijd.

WELSTAND EN VITAMINE C-GEHALTE VAN HET BLOED.

De welstand, die toch zoo in direct verband staat met de koopkracht en dus ook met het soort voedsel dat een menschnbsp;zich kan verschaffen, blijkt niet die verschillen in de waardennbsp;van het Vitamine G-gehalte in het bloed te geven, die men zou

50

-ocr page 63-

verwachten. Nu is het trekken van een welstandsgrens erg moeilijk en zeer afhankelijk van subjectieve indrukken omtrent een gezin.

Het zou een onderzoek op zich zelf zijn precies bij ieder persoon navraag te doen naar zijn inkomen en bovendien zoudennbsp;deze met moeite verkregen gegevens van vrij geringe beteekenisnbsp;zijn, omdat naast de welstand tal van andere factoren van invloednbsp;zijn op de keuze van het menu. De een zal zijn geld anders bestedennbsp;dan de ander. Wordt nu veel voor kleeren, snoeperij of luxe artikelen uitgegeven, dan blijft bij een beperkt inkomen mindernbsp;over voor het voedsel; bovendien is de samenstelling van hetnbsp;menu nog zeer afhankelijk van den smaak en het inzicht vannbsp;degene die er over gaat.

Ik heb mij daarom bepaald tot de uiterste grenzen van de twee groepen en daardoor slechts betrekkelijk weinig cijfers ternbsp;beschikking. De verschillen die ik vind zijn niet groot, maar zijnbsp;zijn over de geheele linie iets gunstiger voor de welgestelden.nbsp;Van Hekelen vond een iets grooter verschil tusschen de getallennbsp;bij werkenden en werkeloozen uit den arbeidenden stand, welkenbsp;twee groepen, wat welstandsgrens betreft, toch dichter bij elkaarnbsp;liggen dan de mijne. Ik meen dat een van de oorzaken hiervannbsp;kan zijn, dat in afgeloopen winter en voorjaar de zuidvruchten innbsp;veel mindere mate aanwezig en vooral duurder waren dan innbsp;andere jaren en dat aardappelen van eind April af gedistribueerd werden.

Maand

Goede welstand: gemidd. Vit. C Lage welstand: gemidd.

gehalte

Vit. C gehalte

October

8.2 ( 9)

5 nbsp;nbsp;nbsp;( 6)

November

6.1 ( 8)

4.7 ( 6)

December

4.9 ( 3)

2.9 ( 3)

Januari

6.5 (10)

6.6 ( 8)

Februari

6.3 ( 6)

4.8 ( 7)

Maart

4.8 ( 6)

4.3 ( 7)

April

3.9 (10)

3.8 ( 6)

Mei

3.3 (11)

3.0 (12)

Juni

5.6 (14)

4.0 ( 5)

Juli

12.8 ( 8)

8.5 ( 4)

Augustus

12.4 ( 5)

11.4 (10)

September

9.4 ( 5)

9,1 ( 5)

51

-ocr page 64-

De getallen tusschen haakjes geven aan het aantal personen, vallende onder de desbetreffende groepen.

Conclusie: De welstand doet slechts in geringe mate zijn invloed gelden op het Vitamine G-gehalte van het bloed.

HET VITAMINE C-GEHALTE BIJ VERSCHILLEND GESLACHT.

Men zou kunnen denken dat het geslacht van invloed kon zijn op het Vitamine-C gehalte van het bloed, zooals Trier meent.

Bij rangschikking van mijn cijfers naar de geslachten blijkt hiervan niets.

Maand

G e

; s 1 a c

tl t

Man

Vrouw

October......

6.2 (49)

7.3 (33)

November.....

5.5 (32)

5.6 (34)

December.....

5.1 (20)

4.8 (13)

Januari.......

6.4 (63)

6.2 (17)

Februari......

4.6 (32)

5.3 (11)

Maart.......

3.7 (35)

3.6 (11)

April.......

3.1 (34)

3.3 (16)

Mei........

2.8 (34)

3.3 ( 9)

Juni........

3.8 (35)

4.8 (19)

Juli........

9.6 (39)

10.9 (14)

Augustus......

10.2 (34)

10.3 (15)

September.....

9.0 (23)

9.0 (10)

De getallen geven aan het Vitamine G-gehalte in mg/1; de tusschen haakjes geplaatste getallen het aantal bepalingen.

Conclusie: Er bestaat geen verschil in het Vitamine G-gehalte van man en vrouw.

52

-ocr page 65-

HET VITAMINE C-GEHALTE BIJ VERSCHILLENDE ZIEKTEN.

Aan de hand van de bepalingen van het Vitamine C-gehalte bij verschillende ziekten, waarvan men de verschillende gegevensnbsp;kan vinden in de dwarse kolommen, afgedrukt achter in het boekje,nbsp;zou ik hieraan nog beschouwingen kunnen vastknoopen over denbsp;beteekenis hiervan. Aangezien ik bij deze menschen slechts eennbsp;of twee bepalingen heb verricht en dan nog op een volkomennbsp;willekeurig tijdstip, terwijl bijvoorbeeld alle ulcera in verschillendenbsp;stadia verkeerden, meen ik dat mijn getallen voor een conclusienbsp;te klein zijn.

Hetzelfde is het geval met de andere ziekten. Ook hier is een grondiger onderzoek noodig om gevolgtrekkingen te kunnennbsp;maken.

Ik meen dan ook op grond hiervan mij te moeten bepalen tot het noemen van de verschillende ziekten en de daarbij gevondennbsp;waarden.

Maagulcus

No.

Datum

Geslacht

Leeftijd

Vit. c

No.

Datum

Vit. C

4

3 Oct.

m.

51 j.

5.6

13

7 Oct.

m.

40 j.

3.2

375

17 Mrt

4.8

34

14 Oct.

m.

28 j.

13.9

56

21 Oct.

m.

62 j.

6.6

338

20 Febr.

3.3

75

28 Oct.

m.

38 j.

5.3

114

7 Nov.

m.

42 j.

4.5

177

2 Dec.

m.

52 j.

2.8

367

10 Mrt

3.3

190

9 Dec.

m.

59 j.

5.5

487

19 Mei

m.

37 j.

2.0

Portio carcinoom

No.

Datum

Geslacht

Leeftijd

Vit. C

368

12 Mrt

V.

59 j.

2.9

171

12 Mrt

V.

55 j.

4.5

53

-ocr page 66-

Maagcarcinoom

No. nbsp;nbsp;nbsp;Datum

Geslacht

Leertijd

Vit. G

No.

Datum

Vit. c

96 nbsp;nbsp;nbsp;3 Nov.

m.

71 j.

3.6

167 27 Nov.

V.

57 j.

3.1

416 nbsp;nbsp;nbsp;7 Apr.

m.

54 j.

3.0

513

5 Juni

4.0

The Pulmonum

No. nbsp;nbsp;nbsp;Datum

Geslacht

Leeftijd

Vit. C

No.

Datum

Vit. C

91 31 Oct.

V.

26 j.

4.8

141 17 Nov.

V.

25 j.

5.0

293

23 Jan.

9.7

541 18 Juni

V.

17 j.

2.7

542 18 Juni

V.

31 j.

5.1

Hartlijden

No. nbsp;nbsp;nbsp;Datum

Geslacht

Leeftijd

Vit. C

134 13 Nov.

m.

58 j.

3.5

306 30 Jan.

V.

61 j.

4.4

396 26 Mrt

m.

12 j.

4.8

184 nbsp;nbsp;nbsp;4 Dec.

V.

60 j.

4.8

Arteriosclerose

No. nbsp;nbsp;nbsp;Datum

Geslacht

Leeftijd

Vit. G

16 nbsp;nbsp;nbsp;7 Oct.

V.

72 j.

6.5

138 17 Nov.

V.

72 j.

3.4

139 17 Nov.

V.

70 j.

3.4

307 nbsp;nbsp;nbsp;3 Febr.

V.

70 j.

5.5

54

-ocr page 67-

BELASTINGSPROEVEN MET ASCORBINEZUUR INTRAVENEUS.

De verschillende belastingsproeven om na tegaan of een hypo-vitaminose bestaat, nemen vele dagen in beslag, zoodat voor de hand ligt dat een methode gezocht werd om sneller een indruknbsp;hiervan te krijgen. Nu meenen Neuweiler, Van Eekelen en Em-merie, Heinemann e.a. uit één bepaling in het bloed te kunnennbsp;zeggen of er verzadiging, tekort of een groot tekort bestaat.nbsp;Heinemann meent dat er verband bestaat tusschen de gewonenbsp;belastingsproeven en de Vitamine C-bepaling in het bloed. Hijnbsp;vond dat bij een Vitamine C-gehalte in het bloed van 4 mg/1,nbsp;ongeveer 2000 mg Vitamine C noodig waren voor verzadigingnbsp;en bij een Vitamine C-gehalte in het bloed van 8 mg/1 ongeveernbsp;1000 mg. Volgens Göth, Drigalski, Schneider, Widmann ennbsp;Dagulf^^*) bestaat geen samenhang tusschen de hoogte van denbsp;Vitamine C-spiegel in het bloed en de ernst van de ziekte, ennbsp;transporteert het bloed slechts het met de voeding opgenomennbsp;Vitamine G. Volgens hen bestaat er geen evenredigheid met dennbsp;verzadigingsgraad van het organisme. Het Vitamine C-gehaltenbsp;van het bloed is geen constante waarde maar hangt af van denbsp;constitutie en de hoeveelheid den vorigen dag opgenomennbsp;Vitamine G. Volgens Göth is bij een waarde van 4 tot 10 mg/1nbsp;niet te zeggen of er een hypovitaminose bestaat. Hij meent datnbsp;er gevallen zijn, waar bij 1.4 mg/1 het organisme verzadigd isnbsp;en ook gevallen, waar bij een waarde van 8 tot 10 mg/1 geennbsp;verzadiging bestaat. Göth bedacht nu de volgende belastingsproefnbsp;(hij bepaalt het vitamine G-gehalte volgens Berend en Fischer innbsp;serum): hij neemt bij een patient bloed af en spuit in aansluitingnbsp;daaraan 300 mg ascorbinezuur intraveneus in; na twee uurnbsp;wordt opnieuw bloed afgenomen en van beide monsters wordt hetnbsp;Vitamine C-gehalte bepaald.

Bij hypovitaminose zullen de depots snel Vitamine C opnemen en vinden we dus voor beide bepalingen dezelfde waarden. Bijnbsp;verzadiging vertoont het tweede onderzoek veel hoogere waarden.nbsp;Göth meent nu bij een stijging van minder dan 4 mg/1 hypovitaminose te moeten aannemen.

Ik deed dezelfde proef bij 20 personen, met dit verschil dat het bloed onderzocht werd volgens de methode van Van Eekelen

55

-ocr page 68-

en Emmerie. Tevens ging ik na, of in de urine, twee uur na de inspuiting geloosd, ook Vitamine C aanwezig was. (Bij het beginnbsp;van dit onderzoek liet ik eerst de patient de blaas ledigen.) Iknbsp;deed dit om een indruk te krijgen of werkelijk alle Vitamine Cnbsp;opgenomen wordt, indien een hypovitaminose bestaat en of eennbsp;deel uitgescheiden wordt bij verzadiging.

In het volgende staatje vindt men de waarden van de Vitamine G-bepaling vóór de inspuiting en twee uur er na, verder de hoeveelheid urine na twee uur uitgescheiden en de hoeveelheidnbsp;Vitamine C hierin aanwezig.

No.

Datum

Bep.

Vit.

No.

. C in

direct

bloed

na 2 uur

Urine

Hoeveelh.

Hoeveelh. Vit. G.nbsp;hierin

1

6 Oct.

8

en

9

10.1

11.1

urine

200 CC.

aanwezig

24.0

2

9 Oct.

17

»f

18

7.6

11.8

150 cc.

1.1

3

9 Oct.

22

f i

23

10.0

8.8

50 cc.

21.3

4

16 Oct.

44

II

45

10.7

10.3

100 cc.

15.1

5

24 Oct.

65

II

66

3.5

15.5

80 cc.

5.0

6

13 Nov.

135

11

136

7.0

5.3

150 cc.

0.3

7

17 Nov.

141

11

142

5.0

7.4

450 cc.

34.2

8

20 Nov.

154

II

155

9.7

14.8

125 cc.

44.0

9

25 Nov.

158

11

159

5.7

6.0

550 cc.

2.5

10

25 Nov.

160

II

161

11.0

8.2

350 cc.

1.5

11

2 Dec.

173

II

174

2.5

3.4

300 cc.

1.2

12

9 Dec.

195

II

196

6.3

11.3

150 cc.

90.0

13

12 Dec.

209

II

210

3.5

9.5

120 cc.

39.6

14

5 Mrt

358

»gt;

359

4.0

3.5

250 cc.

1.5

15

12 Mrt

368

11

369

2.9

3.8

200 cc.

1.1

16

19 Mrt

379

II

380

4.5

7.5

100 cc.

0.6

17

26 Mrt

392

II

393

9.5

9.3

150 cc.

12.0

18

17 April

426

11

427

6.0

8.2

75 cc.

12.0

19

6 Juni

521

II

522

4.7

4.7

500 cc.

1.8

20

11 Juni

534

II

535

2.3

3.3

400 cc.

6.4

Bij sommigen zien wij nu een lagere waarde na dan vóór de injectie. Drie ervan liggen binnen de foutengrens en kunnen dusnbsp;als gelijke waarden beschouwd worden; twee echter geven vrijnbsp;duidelijke verschillen, zoodat het mogelijk is dat dit verband

56

-ocr page 69-

houdt met de snelheid waarmede de weefsels het Vitamine G , opnemen. Gaat dit erg gretig, dan is te denken dat nog een deelnbsp;van het Vitamine C, dat zich vooraf in het bloed bevond, uitnbsp;het circuleerend bloed wordt meegesleurd in de weefsels. Ooknbsp;zou mogelijk zijn dat er zeer snel een verhoogde verbranding zounbsp;optreden, wat mij echter niet zeer waarschijnlijk lijkt.

Volgens Göth zouden nu verzadigd zijn de nummers 2, 5, 8, 12 en 13 en volgens Van Eekelen de nummers 1, 3, 4, 8, 10 ennbsp;15. Zooals men ziet is alleen nummer 8 volgens de beide onderzoekers verzadigd.

Het heeft weinig zin alle gevallen afzonderlijk te bespreken, zoodat ik mij wil bepalen tot enkele bijzondere gevallen. Opvallendnbsp;is geval nummer 5. Dit is volgens Göth verzadigd, volgens Vannbsp;Eekelen zeer onverzadigd. Het betreft een man van 76 jaar, lijdendnbsp;aan melancholie en hypochondrie, bij wien voor 15 jaar een ampu-tatio penidis is verricht wegens carcinoom en die sindsdiennbsp;steeds de angst heeft, dat in de stomp een recidief zal ontstaan. Hij is in een kosthuis waar hij zeker geen overdadige voedingnbsp;krijgt en slechts een enkele maal vruchten. De bepalingen zijnnbsp;verricht eind October. Al met al is het niet zeer waarschijnlijknbsp;dat deze man met Vitamine C verzadigd zou zijn. De verzadi-gingsproef door het geven van Vitamine C per os, die hieropnbsp;een antwoord zou kunnen geven, kon niet worden verricht, aangezien patient korten tijd later door verdrinking een eind aan zijnnbsp;leven maakte.

Dat ook nummer 13, een asthenische vrouw met maagklachten, die daardoor slechts weinig at, verzadigd zou zijn, lijkt mij nietnbsp;waarschijnlijk. Helaas werd toentertijd geen verzadigingsproefnbsp;met Vitamine G per os verricht.

Conclude: De methode van Göth om door intraveneuze injectie met ascorbinezuur de mate van verzadiging te bepalen, biedtnbsp;weinig voordeelen boven het éénmaal bepalen van het Vitaminenbsp;G-gehalte in het bloed.

57

-ocr page 70-

BESTAAT ER EEN ANTAGONISTISCHE OF SYNERGISTISCHE WERKING TUSSCHENnbsp;VITAMINE Bi EN C?

Over de werking van de vitaminen hetzij in synergistischen, hetzij in antagonistischen zin, zijn verschillende publicaties verschenen en wel voornamelijk over de betrekkingen tusschennbsp;de vitaminen A en C, tusschen welke men een antagonistischenbsp;werking meent te kunnen aantoonen. (Schroeder Balassa ennbsp;Szantó

Ook zegt men dat er een antagonistische werking bestaat tusschen Vitamine A en D eenerzijds en de vitamines van denbsp;B-groep anderzijds.

Over de werking van de vitamines B en G op elkaar, is slechts weinig bekend.

Kasahara, Yoshito en Nishizawa^®) deden proeven met duiven, ratten en marmotten.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Duiven op een dieet van gepolijste rijst en water kregennbsp;na twee tot vier weken beri-beri; zoodra de verschijnselen optradennbsp;werd de minimum dosis vitamine Bi bepaald, die genezing bracht.nbsp;Hierna werd de helft tot een twintigste van deze dosis gegeven,nbsp;waaraan toegevoegd 5 tot 60 mg Vitamine C. Genezing volgde.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Zij namen drie groepen ratten. De eerste groep kreeg 1 ynbsp;Vitamine Bi. Deze dieren groeiden goed. De tweede groep kreegnbsp;een vijfde y Vitamine Bi. Deze dieren stierven. De derde groepnbsp;kreeg een vijfde y Vitamine Bi en ongeveer 10 mg Vitaminenbsp;C. Deze dieren groeiden.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Marmotten, sinds drie weken op een Vitamine G-vrij dieetnbsp;levend, vertoonden alle verschijnselen van scheurbuik.

Werd hetzelfde dieet gegeven met toevoeging van Vitamine Bi, dan waren de verschijnselen veel minder duidelijk.

Uit deze drie proeven wordt nu de conclusie getrokken, dat er een synergistische werking bestaat tusschen Vitamine Bi en G.nbsp;Ook Guo en Djin-Yüan (Ghina)^*®) komen met soortgelijkenbsp;proeven tot deze slotsom. Delachaux beschrijft proeven metnbsp;Vitamine Bi bij gezonden en bij een patient met de ziekte vannbsp;Addison.

58

-ocr page 71-

Antognini en Riesch Miller, twee van zijn medewerkers, deden de volgende proef:

Een proefpersoon werd eenige weken op een zeer regelmatig leven ingesteld. De dagelijksche uitscheiding van Vitamine Bi,nbsp;en C werd nagegaan. Vervolgens dienden zij successievelijknbsp;toe Vitamine Bj (4 mg Benerva), Vitamine B2 (2 mg lactoflavine)nbsp;en Vitamine C (200 mg Redoxon) per dag intramusculair. Zijnbsp;belastten telkens drie dagen met tusschenpoozen van vier dagen.nbsp;De belasting met Vitamine Bj gaf direct op den eersten dagnbsp;een sterke uitscheiding van Vitamine B^ en B2. De Vitamine Cnbsp;uitscheiding bleef onveranderd.

De belasting met Vitamine B^ gaf direct een sterke uitscheiding van Vitamine Bi en aan het einde van den tweeden dag een vermeerderde uitscheiding van Vitamine B2. De uitscheiding vannbsp;Vitamine C bleef onveranderd. Belasting met Vitamine C gafnbsp;direct een verhoogde uitscheiding van Vitamine C met een duidelijknbsp;verhoogde uitscheiding van de Vitamines Bi en B2.

Uit deze proeven wordt nu de conclusie getrokken dat bij een gezond individu samenwerking bestaat tusschen de Vitaminesnbsp;Bi, B2 en C.

EIGEN PROEF.

Bij twee proefpersonen diende ik gedurende eenige weken dagelijks 400 mg Vitamine C toe en ging ik na of er ook een vermeerderde uitscheiding van Vitamine Bi plaats vond (bepaaldnbsp;volgens de trichroommethode van B. C. P. jfansen).

Aangezien ik als proefpersonen uitkoos een apotheker en een pleegzuster, mag aangenomen worden dat de voorschriften preciesnbsp;zijn opgevolgd. Dagelijks werd de urine van 24 uur verzameld,nbsp;aangezuurd met zoutzuur 20 % tot congopapier blauw kleurde.

Hierin werd het Vitamine Bi-gehalte bepaald en af en toe het Vitamine C-gehalte, om te zien of het lichaam met vitamine Gnbsp;was verzadigd. Uit de hieronder volgende tabellen kan men zien,nbsp;dat de samenwerking tusschen Vitamine Bi en Vitamine C nietnbsp;aangetoond kan worden.

De uitscheiding van het vitamine Bi blijft binnen normale grenzen.

59

-ocr page 72-

Aangezien de proefpersonen een normale voeding tot zich namen is aan te nemen dat ook de opname van Vitamine Bi normaalnbsp;is geweest.

Belasting met dagelijks 400 mg Vitamine C tot het nagaan van het gedrag van de Vitamine Bi-uitscheiding.

Datum

Belasting met Vit. C

Urine-

hoeveelheid

Vit. B]^ in urine

per 100 cc

Vit. G in urine per 1

15 Nov.

1000

cc.

16

16 ,,

950

i f

20.5

17 nbsp;nbsp;nbsp;,,

850

gt;gt;

16

18 „

400 mg

950

y y

16

8.3

19 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1050

y y

25.5

10.6

20 „

400 ,,

1250

y y

12.5

18.2

21 „

400 „

1450

yy

22 „

400 „

1250

y y

4.0

133.8

23 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1200

y y

17.5

235.4

24 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1200

y f

17

25 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1200

yy

17

199.4

26 „

400 „

1250

yy

22.5

180.6

27 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

760

gt;gt;

25.5

28 „

400 „

1100

yy

7.5

29 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1200

yy

5

30 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

850

yy

11

1 Dec.

400 „

1400

yy

11

2 „

400 „

1050

y y

22.5

3 nbsp;nbsp;nbsp;..

400 „

1050

yy

20

4 M

400 „

850

yy

22.5

5 „

400 „

1650

yy

14.5

h »

400 „

1100

yy

18.5

7 „

400 „

1100

yy

17

8 „

400 „

9 „

400

10 „

400 „

27

11

400 „

11

12 „

400

60

-ocr page 73-

Datum

Belasting met Vit. C

Urine-

hoeveelheid

Vit. B]: in urine

per 100 cc

Vit. C in urine per 1

19 Nov.

2000 CC.

8

20 „

2100 „

8

21 „

2250 „

1.5

22 „

400 mg

2250 „

25.1

23 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

2000 „

8

24 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

2500 „

4.5

25 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1900 „

6.5

26 „

400 „

2200 „

5

105

27 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

2100 „

12

156

28 „

400 „

1800 „

5

121

29 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

1800 „

8

30 nbsp;nbsp;nbsp;„

400 „

2100 „

6.5

Conclusie: Er is geen synergistische of antagonistische werking van Vit. en Vit. G waar te nemen.

VERBAND TUSSCHEN VITAMINE C EN BEZINKINGSSNELHEID.

Schneider en Widmannvonden dat het Vitamine G werkt op het eiwitgehalte van het bloed en wel zóó, dat toevoer vannbsp;Vitamine G een stijging geeft van het totaal eiwitgehalte, terwijlnbsp;de globuline-albumine verhouding gewijzigd wordt ten gunstenbsp;van het albumine.

Ook Hochwald vond bij toevoer van Vitamine G een daling van het globuline. Zij meenen nu dat ook de bezinkingssnelheid,nbsp;die toch ook afhankelijk is van de globuline-albumineverhouding,nbsp;in verband staat met het Vitamine G en wel door toevoer vannbsp;Vitamine G zou dalen.

Stepp deelde op het Intemistencongres te Wiesbaden in 1934 mede, dat bij haemorrhagische diathese een daling van het plasma-eiwit wordt waargenomen en dat de albumine-waarde lagernbsp;dan normaal gevonden werd. Bij parenterale toevoer van Vitaminenbsp;G zag hij het albumine stijgen.

Daar hooge waarden in het bloed aan Vitamine G samenhangen

61

-ocr page 74-

met een goede toevoer hiervan, terwijl lage waarden op slechte toevoer wijzen, bestaat er mogelijk een verband tusschen denbsp;Vitamine C-waarden in het bloed en de bezinkingssnelheid. In diennbsp;zin dat een hooge waarde van het bloed aan Vitamine C zou gepaardnbsp;gaan met een lage bezinkingssnelheid en omgekeerd. Dit zounbsp;kloppen met het feit dat bij ziekten in het algemeen een verhoogdenbsp;bezinking gevonden wordt, terwijl er groote deficits optreden.

Ik bepaalde nu bij 28 gevallen het Vitamine C-gehalte in het bloed en de bezinkingssnelheid, welke waarden men tezamennbsp;met de diagnose in de onderstaande tabel kan vinden.

Nummer

Vit. c

Bezinking in mg/1

Klachten

81

13.6

15/30

Climacterische bezwaren.

237

4.7

18/35

Vermagering.

318

4.6

20/40

Bloedopgeven na griep.

367

3.3

40/65

Maagulcus.

368

2.9

17/34

Carcinoma portionis.

384

1.5

17/31

Duizeligheid.

405

3.5

10/20

Vermagering.

408

3.0

4/14

Bronchitis.

428

3.0

45/70

Veretterde lymphklier a. d. hals.

429

2.0

58/98

Bronchiectasien.

435

2.8

14/20

Geen klachten.

436

3.5

50/70

Carcinoma mandibulae.

444

4.0

22/52

Geen klachten.

456

4.0

3/8

Geen klachten.

482

3.5

5/12

Bloedopgeven na trauma.

498

2.4

4/10

Maagklachten.

541

2.7

52/72

Tbc. pulmonum.

542

2.7

30/55

Tbc. pulmonum.

564

6.3

10/22

Ischias.

572

4.0

4/10

Geen klachten.

577

10.3

15/30

Vermagering.

610

10.0

4/10

Vage buikklachten.

646

13.7

8/15

Vage buikklachten.

650

6.9

57/87

Carcinoma mandibulae.

664

12.4

15/30

Myoma uteri.

670

5.4

20/45

Hypertensie.

672

11.3

8/24

Rheumatische klachten.

686

11.8

3/8

Vermagering.

62

-ocr page 75-

Conclusie. Hieruit blijkt wel dat een eng verband van het Vitamine C-gehalte in het bloed met de bezinkingssnelheid niet aanwezig is, wat wel klopt met de opmerking van Oelkers, datnbsp;de bezinkingssnelheid in vele gevallen afhankelijk is van tal vannbsp;andere factoren.

OORZAKEN EN THERAPIE VAN DE SCHEURBUIK.

Zooals reeds bij de historie is vermeld, was reeds in de zeventiende eeuw de therapie van scheurbuik empyrisch gevonden. Heden ten dage, nu vaststaat dat de scheurbuik een deficientie-ziekte is, is van alle medicamenten slechts het vitamine C overgebleven. Nog niet uitgemaakt is, of het ascorbinezuur volkomennbsp;gelijkwaardig is aan het in planten voorkomende vitamine G.

Verschillende schrijvers meenen dat het vruchtensap beter werkt dan het synthetische ascorbinezuur.

Szent Gyórgyi^^®) meent dat in het vruchtensap nog een vitamine voorkomt dat speciaal de doorlaatbaarheid van de vaten vermindert; hij noemt dit vitamine P (C2). Dat ook de osmotischenbsp;verhoudingen nog van invloed zijn lijkt waarschijnlijk, omdatnbsp;sommige menschen alleen maar genazen nadat eerst een bloedtransfusie was gegeven.

Slot^®“), die in Indië bij menschen, die op een volwaardig dieet leefden, toch scheurbuik zag ontstaan, meent dit te moetennbsp;toeschrijven aan het feit dat ze in kamers vertoefden waar nooitnbsp;daglicht kwam.

Ook Augustijn die een overzicht geeft van gevallen van scorbuut in Nederland van 1922—1932, beschrijft enkele scheur-buikgevallen bij mijnwerkers.

Gebrek aan zonlicht en deficiënte voeding, twee oorzaken, die juist vaak voorkomen in Noordelijke landen, beschouwt Slotnbsp;als de oorzaken van scorbuut. Op het oogenblik is de stand zóó,nbsp;dat velen (Van Eekelen, Seyderhelm, Neuweiler, Stepp, Schroder)nbsp;meenen dat gebrek aan Vitamine C alleen scorbuut kan verwekken.nbsp;Zij meenen dat, als de Vitamine C-spiegel in het bloed lagernbsp;is dan 4 mg/1, de ziekte kan uitbreken. Tot nu toe is het echternbsp;nog nooit gelukt bij een mensch scorbuut te verwekken, zelfs al

63

-ocr page 76-

is de bloedspiegel geruimen tijd 0. (Proeven van Vitamine C-vrij dieet; Van Eekelen 84 dagen, Mensching 100 dagen.) Alleen aannbsp;Widenbauer lukte het twee idiote kinderen scheurbuik te latennbsp;krijgen na 107 dagen Vitamine G-vrij dieet.

Rietschel, Wacholder en Wendt meenen nu dat geen scorbuut ontstaat omdat resynthese mogelijk is.

Hiervoor pleit, zooals Wüstmann schrijft, dat de Lappen die geen aardappels, vleesch en groenten gebruiken, geen scorbuutnbsp;krijgen, terwijl ze ook uit andere bronnen zeer weinig Vitamine Cnbsp;krijgen.

Wacholder vindt het zeer opvallend dat scorbuut bij menschen alleen ontstaat wanneer de geheele voeding deficient is. Het zounbsp;mogelijk zijn dat niet gebrek aan Vitamine C alléén scorbuutnbsp;geeft, maar dat er nog andere stoffen moeten ontbreken, b.v,nbsp;mineralen, waardoor resynthese onmogelijk wordt. Zijn ideenbsp;nadert dat van Kollath:

Een deficientie-ziekte ontstaat in het algemeen als de verhouding der bestanddeelen van het voedsel dermate verstoord is, dat hetzij een bepaald vitamine of synergisten ervan in tenbsp;geringe mate, hetzij andere vitaminen resp. antagonistischenbsp;bestanddeelen van het voedsel in te groote mate aanwezig zijn,nbsp;óf als de normale verhoudingen der verschillende vitaminen isnbsp;verstoord (b.v. door vergiftiging met lood of thallium).

De slotsom moge zijn dat, hoewel we een heel eind gevorderd zijn en Vitamine C zeker een leidende rol vervult bij het genezennbsp;van de scheurbuik, de preciese werking nog niet geheel opge-helderd is.

EEN GEVAL VAN SCHEURBUIK.

Dank zij de welwillendheid van Professor de Langen en zijn staf was ik in de gelegenheid een geval van scorbuut te volgen,nbsp;waarvan hier de ziektegeschiedenis.

M. V. L., een eenigszins debiel meisje van 17 jaar, werd opgenomen wegens een dikke knie, die sinds eenige weken bestond en tandvleeschbloedingen, waar zij weinig last van had. Bij onderzoek ; een graciel type met weinig secundaire geslachtskenmerkennbsp;(de menses heeft zij nog niet gehad). Het gebit is zeer slecht,

64

-ocr page 77-

het tandvleesch sterk gezwollen, blauwzwart van kleur. Verder is de linker knie dikker dan de rechter en kan slecht bewogennbsp;worden. Aan de onderbeenen zijn folliculaire bloedingen, aannbsp;de bovenbeenen grootere bloeduitstortingen te zien.

Haar dieet bestond sinds 2 jaren uit brood (14 boterhammen per dag), suiker, eieren, jam en soms wat spek. Groenten ofnbsp;aardappelen gebruikte zij niet,,omdat zij die niet weg kon krijgen”,nbsp;evenmin vruchten.

Bloedingstijd 3 minuten, stollingstijd 3 tot 11 minuten, throm-bocyten 264.000. Bezinkingssnelheid 64/100. Rumpel-Leede negatief, maagzuurwaarden normaal. Bij opname: Vit. C-gehalte in het bloed 2 mg/1.

Zij krijgt 3 maal daags 100 mg ascorbinezuur per os.

Na 7 dagen is het tandvleesch veel verbeterd, na 10 dagen genezen. Ook de folliculaire bloedingen zijn verdwenen, de knienbsp;was reeds na enkele dagen genezen.

Verzadiging na 14 dagen (uitscheiding in urine 36 mg. Vitamine G-gehalte in het bloed 13,8 mg/1).

Als hoofdsymptomen van de scheurbuik zijn te noemen;

Het gezwollen zwarte tandvleesch en de bloedingen, vooral aan de beenen, speciaal de folliculaire terwijl het eigenaardigenbsp;dieet en de debilitas als belangrijkste oorzaken gezien moetennbsp;worden. Het Vitamine G-gehalte bedroeg niet 0 doch 2 mg/1,nbsp;hetgeen er echter niet tegen behoeft te pleiten.

Bij het nagaan van 8 gevallen van scheurbuik die zich de laatste 6 jaren hadden voorgedaan in de kliniek voor Interne ziektennbsp;te Utrecht, vond ik waarden varieerend van 1,2 tot 2,4 mg/l.nbsp;Ook in de literatuur worden deze getallen herhaaldelijk gevonden.

Anamnestisch van belang, wat dit geval treft, zijn de debilitas en het eigenaardige dieet, welk laatste gedurende twee jarennbsp;gebruikt was. Ook bij de gevallen van vroegeren datum uit denbsp;kliniek en uit de literatuur, zijn steeds een langdurig volgehoudennbsp;eenzijdig dieet en een eigenaardige geestesgesteldheid aanwezig.nbsp;Ondanks de abnormale omstandigheden werd ook dit jaar slechtsnbsp;één geval van scheurbuik opgenomen, hoewel tal van patiëntennbsp;ingestuurd werden met de vraag, of zij ook aan scheurbuik leden.

65

-ocr page 78-

DREIGT THANS SCHEURBUIK?

Scheurbuik dreigt indien zeer lang een dieet wordt gebruikt dat geen of slechts zeer geringe hoeveelheden vitamine C bevat.nbsp;De eene mensch heeft eerder neiging hiertoe dan een ander;nbsp;zeer vaak zijn het debiele personen.

Volgens Wacholder berust het optreden van scheurbuik niet op het dalen van het Vitamine C onder een bepaald als kritischnbsp;te betrachten punt, maar op een te gering worden van de omzettingnbsp;ervan.

Hoelang duurt het eer scorbuut uitbreekt?

Bij de oude zeevaarders, die op den rand van scheurbuik leefden, had Ives reeds na zes weken gevallen hiervan aan boord; Lindnbsp;na twee en halve maand. Heemskerk eerst na acht maanden.

De scheepskost bestond in dien tijd uit scheepsbeschuit, tarwemeel met spek, krenten en rozijnen tot een pudding verwerkt, gezouten vleesch of visch en erwten. Verder nog zout, boternbsp;en kaas. Als dranken: bier, wijn, rhum en brandewijn. Een dieetnbsp;dus, practisch zonder vitamine G.

In den oorlog in de Gran Chaco (1936) werden na een jaar reeds verschillende gevallen waargenomen; na twee jaar leden zesnbsp;duizend menschen aan scheurbuik.

Het heerschen van de scheurbuik als volksziekte is eigenlijk pas goed bedwongen, toen in de negentiende eeuw de aardappelnbsp;ingevoerd werd en weldra een van de hoofdvoedingsmiddelen werd.

Hoe staan we er nu op het oogenblik voor?

Het afgeloopen jaar zijn we ondanks minder zuidvruchten en aardappeldistributie goed doorgekomen.

Wel werden in April en Mei zeer lage waarden in het bloed gevonden, zooals ze ook bij scheurbuik worden waargenomen.nbsp;In Juli echter, nadat aardbeien, kersen en nieuwe aardappelsnbsp;eenige weken waren gebruikt, waren alle menschen weer nagenoegnbsp;verzadigd.

Gaan we nog een jaar van distributie tegemoet, dan meen ik dat, indien de aardappelvoorziening niet nog geringer wordt ennbsp;ook nog maar wat zuidvruchten en tomaten verkrijgbaar zijn,nbsp;we geen angst hoeven te hebben voor het uitbreken van scheurbuik, wat niet zeggen wil dat er geen ondervoeding of anderenbsp;deficientie-ziekten zullen optreden.

66

-ocr page 79-

HOEVEEL VITAMINE C HEEFT EEN MENSCH DAGELIJKS NOODIG?

De vraag hoeveel Vitamine C een mensch dagelijks noodig heeft, heeft veel stof doen opwaaien.

De meeste onderzoekers meenen deze vraag te kunnen beantwoorden door middel van de belastingsproef.

Van Eekelen deed een proef op zich zelf. Hij gebruikte een Vitamine C-vrij dieet, waaraan in het begin dagelijks 250 mgnbsp;Vitamine C werd toegevoegd tot verzadiging was opgetreden.nbsp;Van dat moment af kreeg hij slechts Vitamine G-vrij dieet gedurende 40 dagen. Na afloop hiervan werd nagegaan hoeveel Vitaminenbsp;C noodig was tot verzadiging optrad. Het bleek dat 1850 mg hiertoenbsp;noodig was. Zoo kwam hij dus op een bedrag van 46 mg per dag.

Deze redeneering is niet geheel juist, want Van Eekelen verwaarloost hier dat het lichaam tijdens het onthouden van Vit. C heeft leeren ,,sparen”, en zich geholpen heeft met andere redox-oxydatieprocessen; verder wordt niet alle 1850 mg in de weefselsnbsp;opgenomen, maar een deel wordt verbrand.

Heinemann en Van Wersch^^) kwamen op een dergelijke wijze als Van Eekelen ook op een dagelijksche behoefte van 50 mg.

Neuweiler ging na hoeveel Vitamine G een mensch moet opnemen om een Vitamine G-gehalte van 8 mg/1 te behouden.nbsp;Hij vond zoo dat in den winter 30 tot 50 mg wordt opgenomennbsp;en in den zomer 50 tot 55 mg en dat dan het gehalte 8 mg/1 blijft.nbsp;Hij beschouwt een Vitamine G-spiegel in het bloed lager dannbsp;6 mg/1 als pathologisch.

Wacholder meent dat niet alle Vitamine G gebruikt wordt voor opstapeling, maar dat ook een gedeelte verbrand wordt.

Dit is bij verschillende individuen niet gelijk, de een verbrandt meer dan de ander. Wacholder spreekt hier van specifiek dynamische werking, en beschouwt zoo ook 50 mg als de meestnbsp;gewenschte dosis.

Ralli, Friedmann en Sherry^®®) kwamen, met belasting met verschillende doses Vitamine G, tot de conclusie dat 100 mg denbsp;ideale dagelijksche dosis is. Zij vonden dat 100 mg Vitaminenbsp;G-toevoer het gehalte in het bloed op peil kon houden, terwijlnbsp;bij hoogere doseering het meerdere nagenoeg geheel met denbsp;urine wordt uitgescheiden.

67

-ocr page 80-

Ook Beckman’^*) c.s. kwamen tot de dosis van 100 mg.

Göthlin, Dagulf en Rietschel zijn het hiermede niet eens; zij vinden de belastingsproef onphysiologisch en meenen dat alsnbsp;dagelijksche dosis 10 tot 15 mg voldoende zijn; zij willen nietsnbsp;weten van een pathologisch deficit en hechten geen waarde aannbsp;de door anderen gemaakte indeelingen en beoordeelingen vannbsp;de bepalingen in bloed.

Göthlin komt tot waarden van 19 tot 24 mg voor iemand van 50 kg en van 35 tot 43 mg voor iemand van 90 kg, zulks op grondnbsp;van de bepalingen van de capillaire resistentie van de bloedvaten.nbsp;Hij gaat na welke hoeveelheid ascorbinezuur noodig is om dezenbsp;resistentie normaal te houden.

Dagulf kan op grond van literatuurstudie geen enkel bewijs vinden dat ascorbinezuur nog andere beteekenis zou hebben dan alsnbsp;antiscorbutische factor. Hij bepaalde zelf bij 800 personen hetnbsp;Vitamine C-gehalte in het bloed (methode Farmer Abt.).

Als voorjaarsgemiddelde vond hij 2.2 mg/1, als zomergemid-delde 9.0 mg/1. Wil men nu zeggen, dat iemand met een Vitamine C-gehalte in het bloed lager dan 4 mg/1 hypovitaminotisch is,nbsp;dan zouden in het voorjaar 94 % en in den zomer zelfs nog 11 %nbsp;daaronder vallen.

Ondanks de lage waarden neemt de sterfte ten gevolge van acute en chronische infecties toch af, terwijl ook de kindersterftenbsp;daalt. Hypovitaminose kan best bestaan, maar zeker is dat ditnbsp;maar bij een klein gedeelte het geval is van hen, bij wie lagenbsp;waarden worden gevonden.

Rietschel heeft de laatste jaren herhaalde malen zijn stem laten hooren tegen de Vitamineangst en tegen de populair-wetenschappelijke artikelen in de dagbladen, waardoor een nog niet uitgevochten strijd vertroebeld wordt.

Hij weet vele bewijzen aan te voeren dat 20 mg Vitamine G per dag voldoende is:

1. nbsp;nbsp;nbsp;Lind genas zijn scheurbuikpatienten door ze gedurendenbsp;enkele dagen sap van één sinaasappel te geven.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Bij een scheurbuikepidemie in een Kindertehuis in Weenen,nbsp;gedurende den oorlog 1914—’18, was, zooals Tobler beschrijft,nbsp;alleen het toevoeren van versche melk voldoende om genezingnbsp;tot stand te brengen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Verschillende Poolonderzoekers leefden uitsluitend van rauw

68

-ocr page 81-

beren- en zeehondenvleesch, wat toch ook een Vitamine G-arme kost genoemd moet worden.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Bij de berekening van de dagelijks opgenomen hoeveelheidnbsp;Vitamine C per persoon in Duitschland, blijkt dit niet boven denbsp;30 mg te komen, terwijl toch geen scheurbuik is opgetreden.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Het is nooit gelukt door Vitamine C-vrije voeding gedurendenbsp;langen tijd, scheurbuik op te wekken (Van Eekelen, Mensching).

Volgens Rietschel is Vitamine C een katalysator, een stof die in kleine hoeveelheid in staat is bepaalde stofwisselingsprocessennbsp;te activeeren, waarbij slechts een zeer klein deel wordt gebruikt,nbsp;terwijl nog een deel hiervan weer wordt geresynthetiseerd.

De werkelijke gevarenzone begint volgens hem pas als de werkelijke bloedspiegel op 0 zinkt. Ook Lydia Bytch^®®), dienbsp;een scheurbuikepidemie meemaakte in een Internaat in de buurtnbsp;van Praag, waarbij het haar lukte met dagelijks 5 takjes bitterkersnbsp;(3 tot 5 mg Vitamine C) gedurende enkele weken gegeven, scheurbuik te genezen, meent dat resynthese mogelijk is.

Verschillende auteurs komen tegen de ideeën van Rietschel op.

Widenbauer meent dat daar scheurbuik pas ontstaat bij langen tijd volgehouden foutieve voeding, terwijl voor genezingnbsp;slechts kleine doses Vitamine G noodig zijn, dit een bewijs isnbsp;dat hypovitaminose bestaat. Zou de scheurbuik snel ontstaan,nbsp;dan behoefde men geen hypovitaminose aan te nemen.

Schröder meent dat Vitamine G behalve de antiscorbutische werking, nog andere functies heeft te verrichten; hij denkt hetnbsp;een aandeel toe in de fermentwerking en meent dat het samenwerkt met sommige hormonen (bijnier). Bovendien zou het ooknbsp;nog de kracht bezitten om infecties tegen te gaan of te genezen.nbsp;Het lichaam heeft daarom niet voldoende aan 20 mg, doch eischtnbsp;minstens 50 mg vitamine G per dag.

Van Eekelen is het ook niet met Rietschel eens. In de eerste plaats meent hij, dat het feit, dat klinisch in vele gevallennbsp;geen scheurbuiksymptomen worden gevonden, nog niet zegt datnbsp;ze er niet zijn, wat bij een histologisch onderzoek van de tandennbsp;zou kunnen blijken. Verzadiging is volgens hem de optimalenbsp;toestand, zulks op grond van de onderzoekingen van Giroudnbsp;die, bij een zeer groot aantal door hem onderzochte organen vannbsp;dieren, die in staat zijn het Vitamine G zelf te maken, dezelfdenbsp;waarden vond voor dezelfde weefsels.

69

-ocr page 82-

De marmot leeft in gevangenschap onder abnormale omstandigheden maar in haar vaderland Peru, waar ze volop groen voer kan krijgen, leeft ze wel in verzadigden toestand. Zoo meentnbsp;Szent Györgyi, dat ook de mensch in natuurstaat verzadigdnbsp;met Vitamine C moet zijn geweest.

Wij zien dat het essentieele verschil in de redeneering van Rietschel c.s. en die van de overige onderzoekers gelegen is innbsp;het feit dat Rietschel alleen een antiscorbutische werking van hetnbsp;Vitamine C aanneemt en zoo meent aan 20 mg per dag voldoendenbsp;te hebben, terwijl de anderen het nog meerdere werkingen toeschrijven en daarom hoogere doses Vitamine C noodig achten.

SAMENVATTING EN CONCLUSIES.

De historie van de scheurbuik wordt in het kort weergegeven en wordt gevolgd door een bespreking van de ontdekking vannbsp;het Vitamine, zijn isoleering en het opstellen van de stihictuur-formule. Ook de werking, resorptie, verbreiding en therapeutischenbsp;mogelijkheden van het Vit. C worden besproken.

Dan komt het eigen onderzoek aan de beurt. Na een vermelding van de technische moeilijkheden volgen de controleproeven,nbsp;waarna de uitkomsten worden vermeld van een onderzoek vannbsp;het Vitamine G-gehalte in het bloed bij 714 personen.

Het Vitamine C-gehalte blijkt sterk afhankelijk te zijn van den Vitamine C-rijkdom van het voedsel.

De in den loop van het jaar gevonden waarden blijken in de verschillende jaargetijden sterk te wisselen; in de zomermaandennbsp;Juli, Augustus worden vrij hooge waarden gevonden in verbandnbsp;met het gebruiken van zeer Vitamine G-rijk voedsel zooalsnbsp;nieuwe aardappelen, aardbeien en bessen; in September treedtnbsp;reeds een daling in, terwijl in den winter en in het voorjaar vannbsp;December tot en met Mei vrij lage waarden worden gevonden;nbsp;deze uitkomsten komen vrijwel overeen met de in de literatuurnbsp;gevonden waarden.

Bij vergelijking van mijn cijfers met die, gevonden door Van Eekelen bij een onderzoek in 1937 en 1938 bij duizend zwangeren,nbsp;vrouwen van werkenden en van werkeloozen, blijken de nu

70

-ocr page 83-

gevonden waarden de meeste overeenkomst te vertoonen met die van de vrouwen van de werkeloozen, hetgeen ik meen tenbsp;moeten toeschrijven aan de abnormale toestanden van heden,nbsp;waardoor groenten en zuidvruchten minder te verkrijgen waren,nbsp;terwijl in later maanden de aardappeldistributie en de hoogenbsp;kosten van vruchten zooals aardbeien en bessen, hun invloednbsp;deden gelden.

Een duidelijke invloed van den leeftijd op het Vitamine C-gehalte is niet aangetoond kunnen worden. Evenmin bestaat er veel verschil tusschen het Vitamine C-gehalte bij mannen en bij vrouwen.

Aan den welstand schijnt wel eenige waarde te moeten worden toegekend, aangezien bij welgestelden iets hooger waarden gevondennbsp;worden dan bij minder kapitaalkrachtigen.

Bij menschen van wie maandelijks het bloed onderzocht werd valt op, dat dit voor elke persoon afzonderlijk steeds hetzij ietsnbsp;boven, hetzij iets onder het gemiddelde bleef, wat wijst in denbsp;richting van individueele factoren. Bij verschillende leden vannbsp;een gezin, die steeds dezelfde maaltijden tezamen gebruiken, blijktnbsp;dat er toch nog groote verschillen worden waargenomen, watnbsp;volgens mijn inzicht op rekening van de constitutie gezet moetnbsp;worden.

Om door middel van intraveneuze injectie van Vitamine C, te trachten de graad van verzadiging te bepalen, blijkt geen voor-deelen te schenken boven één enkele bepaling in het bloed, watnbsp;aan de hand van 20 gevallen aangetoond wordt.

We komen tot de volgende conclusies:

1. nbsp;nbsp;nbsp;Het is opmerkelijk, dat de oorlogstoestand en de distributienbsp;tot dusverre blijkbaar van zeer weinig invloed zijn op hetnbsp;Vitamine C-gehalte van het bloed, van de door ons onderzochte personen, althans vergeleken met wat Van Eekelennbsp;vond bij zwangere vrouwen in den vóór-oorlogstijd.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Het optreden van zeer lage waarden in het bloed aan Vitaminenbsp;C behoeft nog geen reden te zijn tot het uitbreken vannbsp;scheurbuik.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Vrees voor scheurbuik behoeft voorloopig niet te bestaan;nbsp;er bestaat geen reden extra Vitamine C toe te dienen, wel isnbsp;doorloopende controle noodzakelijk.

4. nbsp;nbsp;nbsp;De methode van Göth om door intraveneuze injectie met

71

-ocr page 84-

ascorbinezuur de mate van verzadiging te bepalen, biedt weinig voordeelen boven het éénmaal bepalen van het Vitamine C-gehalte in het bloed.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Er is een duidelijke invloed van het seizoen op het vitaminenbsp;C-gehalte van het bloed waar te nemen; deze komt op dezelfdenbsp;wijze te voorschijn als bij het onderzoek, dat Van Eekelennbsp;deed in 1938 bij duizend zwangere vrouwen. Wel zijn ernbsp;kleine afwijkingen in de curves onderling; deze zijn echternbsp;van geen beteekenis.

6. nbsp;nbsp;nbsp;De leeftijd heeft geen invloed op het vitamine C-gehalte vannbsp;het bloed.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Er bestaat geen verschil in het vitamine C-gehalte van hetnbsp;bloed van man en vrouw.

8. nbsp;nbsp;nbsp;De welstand doet slechts in geringe mate zijn invloed geldennbsp;op het vitamine C-gehalte van het bloed.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Een verband van het vitamine C-gehalte van het bloed metnbsp;de bezinkingssnelheid is niet te vinden.

10. Van een synergistische werking van vitamine C en vitaminenbsp;Bj is niets gebleken.

72

-ocr page 85-

SUMMARY AND CONCLUSIONS.

The author begins with a review of the existing literature.

The history of scurvy is followed by a discussion of the detection of vitamin, its isolation and the deduction of its formula.

The activity, the resorption, the spreading and the therapeutical possibilities of vitamin G are also discussed. The author’s investigation comes next. After the record of the technical difficultiesnbsp;the checking experiments follow, after which the results of thenbsp;investigation of the bloodpercentation in 714 persons is mentioned.nbsp;The percentation of vitamin C appear to be very dependent onnbsp;the vitamin-riches of the food.

The values that are found in the course of a year appear strongly to fluctuate in the different seasons; in the summer-monthsnbsp;July, August and September rather high values are found innbsp;connection with the consumption of vitamin C rich food suchnbsp;as: new potatoes, strawberries and currants.

In winter and in spring rather low percentages are found.

These results pretty much tally with the ascertainments mentioned in literature. After a comparison of the author’s values with those, found by Van Eekelen in an investigation in 1937—’38 of anbsp;thousand pregnant women, the wives of working men, employednbsp;and unemployed, the now found values appear to correspondnbsp;best with those of the wives of the unemployed.

The author thinks this fact may be due to the abnormal condition of the present time now that vegetables and fruit are less abundant, the potatoes rationed, and fruit such as strawberriesnbsp;and currants are very expensive.

It has not been possible to determin a distinct influence of the age of the person on the vitamin C percentage. There is alsonbsp;not much difference between the vitamin C percentages of mennbsp;and women.

On the other hand it appears that some value must be attached

73

-ocr page 86-

to the individuals prosperity as somewhat higher percentages are found with the well-to-do than with the destitute.

It is a striking fact that when persons were examined every month, the vitamin G percentage of each single person alwaysnbsp;remained either somewhat above or somewhat under the average,nbsp;which points in the direction of individual factories.

When different members of a family, who always consume the same food, are examined it appears that great differencesnbsp;are observed.

The author is of the opinion that this must also be ascribed to the constitution.

To try, by intravenous injections of vitamin G to determin the degree of saturation, appears to give no advantages over anbsp;single determination in the blood, which is shown by some cases.

A S3mergism of vitamin G and vitamin Bi could not be demonstrated as is apparent in experiments on two very trustworthy persons.

Whether the velocity of blood settling stands in relation to the vitamin G percentage in the blood is answered negatively.

After a review of the statistics of the clinic of internal cases at Utrecht there are often found in scurvy patients percentagesnbsp;of about 2 mg/I.

These high values must be ascribed to the fact that this experimental method is not specific.

After having expounded that for the time being the cropping up of scurvy need not be feared, we invite the attention for thenbsp;disagreement between Rietschel, Göthlin and Dagulf on one sidenbsp;and the remaining investigators on the other side concerning thenbsp;quantity of vitamin G that man needs daily.

We come to the following conclusions;

1. nbsp;nbsp;nbsp;It is note-worthy that the war-conditions and the rationingnbsp;hitherto have apparently very little effect on the vit. G percentage of the blood of persons examined by us, at least innbsp;comparison with what Van Eekelen found with pregnantnbsp;women in time of peace.

2. nbsp;nbsp;nbsp;The occurring of very low values of vit. G in the blood neednbsp;not be a cause of the occurence of scurvy.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Scurvy need not be feared for the present; there is no reason

74

-ocr page 87-

to administer extra Vit. C but regular supervision is to be recommended.

4. nbsp;nbsp;nbsp;The method of Goth to determine the degree of saturationnbsp;by intravenous injection of ascorbic -acid shows little advantagesnbsp;over ascertaining once the Vit. G percentage of the blood.

5. nbsp;nbsp;nbsp;A distinct influence may be observed of the time of the yearnbsp;on the Vit. C percentage of the blood ; this occurs in the samenbsp;way as it did in the investigation which was performed bynbsp;Van Eekelen in the year 1938 on a thousand pregnant women.nbsp;Although there are small divergences between the curvesnbsp;between them, these are not significant.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Age has no effect on the Vit. C percentage of the blood.

7. nbsp;nbsp;nbsp;There is no divergence in the Vit. C percentage between mennbsp;and women.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Prosperity has little influence on the Vit. G percentage ofnbsp;the blood.

9. nbsp;nbsp;nbsp;A relation between the Vit. G percentage of the blood andnbsp;the settling velocity cannot be found.

10. A synergetic activity of Vit. G and Vit. Bi cannot be demonstrated.

75

-ocr page 88-

ZUSAMMENFASSUNG UND SCHLUSSFOLGERUNGEN.

Zunachst wird eine Literatur-Übersicht gegeben. Auf die Geschichte des Skorbuts folgt eine Besprechung des Vitamins,nbsp;seiner Isolierung und der Feststellung der Strukturformel. Auchnbsp;werden die Wirkung, die Resorption, die Verbreitung und dienbsp;therapeutischen Möglichkeiten des Vitamins C behandelt. Dannnbsp;kommt die eigene Untersuchung an die Reihe. Nach einer Erwah-nung der technischen Schwierigkeiten folgen die Kontroll-Versuche,nbsp;worauf das Resultat einer Untersuchung des Vitamin C-Gehaltsnbsp;im Blut von 714 Personen angegeben wird. Der Vitamin C-Gehaltnbsp;erweist sich als stark abhangig vom Vitamin C-Reichtum dernbsp;Nahrung. Die im Laufe des Jahres gefundenen Werte wechselnnbsp;in den verschiedenen Jahreszeiten deutlich ab; in den Sommer-monaten Juli, August und September werden ziemlich hohenbsp;Werte gefunden gemass dem Genuss sehr Vitamin G-reichernbsp;Nahrung, wie neue Kartoffeln, Erdbeeren und Beeren-Früchte,nbsp;im Winter und im Frühjahr jedoch, vom Dezember bis zumnbsp;Juni, ziemlich niedrige Werte; diese Ergebnisse stimmen ziemlichnbsp;überein mit den in der Literatur gefundenen Werten. Beimnbsp;Vergleich meiner Zahlen mit denjenigen, die Van Eekelen beinbsp;einer Untersuchung in 1937 und 1938 bei tausend schwangerennbsp;Frauen von Arbeitern und von Arbeitslosen gefunden hat, zeigtnbsp;es sich, dass die jetzt gefundenen Werte am meisten überein-stimmen mit denen der Frauen Arbeitsloser; dies glaubt dernbsp;Verfasser dem abnormalen heutigen Zustand zuschreiben zunbsp;müssen, wodurch Gemüse und Südfrüchte weniger erhaltlichnbsp;waren, wahrend in spateren Monaten die Kartoffel-Distributionnbsp;und der hohe Preis von Früchten, wie Erdbeeren und Beeren,nbsp;seinen Einfluss geltend machte. Es war nicht möglich einen deut-lichen Einfluss des Alters auf den Vitamin C-Gehalt festzustellen.nbsp;Ebensowenig besteht ein Unterschied zwischen dem Vit. C-Gehaltnbsp;bei Mannern und bei Frauen.

76

-ocr page 89-

Dem Wohlstand scheint man wohl einige Bedeutung zuschrei-ben zu müssen, da bei Wohlhabenden etwas höhere Werte gefunden werden als bei weniger Kapitalkraftigen. Bei Menschen,nbsp;deren Blut monatlich untersucht wird, fallt es auf, dass diesnbsp;für jede Einzelperson stets entweder etwas über oder etwas unternbsp;dem Durchschnitt blieb, was auf individuelle Faktoren hinweist.nbsp;Bei verschiedenen Mitgliedern einer Familie, welche stets die-selben Mahlzeiten zusammen einnehmen, zeigt es sich, dassnbsp;doch noch grosse Unterschiede wahrgenommen werden, wasnbsp;nach der Ansicht des Verfassers der Konstitution zugeschriebennbsp;werden muss.

Fs zeigt sich dass es keinen Vorteil bietet, um mittelst einer intravenösen Injection von Vitamin C den Sattigungsgrad fest-zustellen, verglichen mit einer einzigen Blutbestimmung, wie annbsp;Hand der Falie gezeigt wird.

Fin Synergismus von Vit. C und Vit. Bi konnte nicht erwiesen werden, wie sich aus Versuchen bei zwei sehr zuverlassigennbsp;Personen ergiebt. Die Frage, ob die Blutsenkungs-Geschwindig-keit in irgend einer Beziehung zum Vitamin C-Gehalt des Blutesnbsp;steht, wird im negativen Sinn beantwortet. Nach einer Übersichtnbsp;über die Ursachen des Skorbuts wird ein Fall von Skorbut be-schrieben, bei dem deutliche Symptome auftraten bei einemnbsp;Vitamin G-Gehalt von 2,0 mg/1; zwar war eine grosse Mengenbsp;Vit. C erforderlich, um Sattigung zu erreichen (4200 mg). Innbsp;der Klinik für Innere Krankheiten in Utrecht zeigte es sich beinbsp;den Status-Prüfungen, dass wiederholt bei Skorbut Zahlen vonnbsp;ungefahr 2 mg/1 gefunden wurden, Diese hohen Werte werdennbsp;dem Umstand zugeschrieben, dass die Untersuchungsmethodenbsp;nicht spezifisch war.

Nachdem wird klargestellt, dass vorlaufig keine Gefahr für das Auftreten von Skorbut droht, wird die Aufmerksamkeitnbsp;gelenkt auf den Kampf zwischen Rietschel, Göthlin und Dagulfnbsp;einerseits und den übrigen Untersuchern andrerseits, über dienbsp;Frage, welche Menge Vit. C ein Mensch pro Tag nötig hat.

Wir kommen zu folgenden Schlussfolgerungen;

1. Fs ist bemerkenswert, dass der Kriegszustand und die Ratio-nierung bis soweit sehr wenig Finfluss haben auf den Vit. C-Gehalt des Blutes von Personen, von uns untersucht.

77

-ocr page 90-

wenigstens im Vergleich mit was Van Eekelen fand bei schwangeren Frauen in Friedenszeiten.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Das Vorhanden sein von sehr niedrigen Vit. G-Gehalt imnbsp;Blut braucht noch kein Grund zu sein für Ausbruch vonnbsp;Skorbut.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Vorlaufig braucht keine Furcht für das Auftreten von Skorbutnbsp;zu bestehen; es liegen keine Gründe vor, extra Vit. C zunbsp;verabreichen wohl aber ist laufende Kontrolle erforderlich.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Die methode von Göth, um durch intravenöse Injection vonnbsp;Askorbinsaure das Sattigungsmass zu bestimmen, bietetnbsp;keinen Vorteil gegenüber der einmaligen Bestimmung desnbsp;Vit. C-Gehalts im Blut.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Man kann einen deutlichen Einfluss der Jahreszeit auf dennbsp;Vit. G-Gehalt des Blutes feststellen ; dieser kommt in gleichernbsp;Weise zum Vorschein, wie bei der Untersuchung, welchenbsp;Van Eekelen in 1938 bei tausend schwangeren Frauen ver-richtete. Zwar zeigen sich kleine Abweichungen in dennbsp;Kurven untereinander; diese sind jedoch nicht von Bedeutung.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Das Alter hat keinen Einfluss auf den Vit. G-Gehalt desnbsp;Blutes.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Es besteht kein Unterschied zwischen dem Vit. G-Gehaltnbsp;des Blutes bei Mann und Frau.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Der Wohlstand lasst nur in geringem Masse seinen Einflussnbsp;auf den Vit. G-Gehalt des Blutes geiten.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Ein Zusammenhang zwischen dem Vit. G-Gehalt des Blutesnbsp;und der Senkungsgeschwindigkeit ist nicht zu finden.

10. Von einer synergetischen Wirkung von Vit. G und Vit. B^nbsp;ist nichts zu bemerken.

78

-ocr page 91-

UTERATUUR.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Wolff L. K., N. T. v. Geneesk. 12 Dec. 1936, 5542, IV.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Wesly L. A., Academisch Proefschrift Utrecht 1940.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Ogterop C., Academisch Proefschrift Utrecht 1941.

4. nbsp;nbsp;nbsp;JoiNViLLE, Histoire de Louis IX.

5. nbsp;nbsp;nbsp;DE Veer, Gerrit, Reizen van Willem Barents, Jacob van Heemskerk, Jan Cor-nelisz. Rijp en anderen verhaald door : Linschoten Vereeniging Band I en II.

6. nbsp;nbsp;nbsp;ScHOUTE D., Occidental therapeutics in the Netherlands East Indies duringnbsp;three Centuries of Netherlands Settlement, 1937.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Pop G. F., De Geneeskunde bij het Nederlandsche Zeewezen, 1922.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Anson, Reize rondom de Wereld, Amsterdam 1765.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Cook, Reis naar de Zuidpool en rondom de Wereld, Rotterdam 1775.

10. nbsp;nbsp;nbsp;VAN Andel, De Scheurbuik als Ned. Volksziekte. Ned. T. v. Geneesk., 6 Aug.nbsp;1927.

11. nbsp;nbsp;nbsp;VAN Beverwijck, Van de Blauwschuyt, Dordrecht 1642.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Lind J., A treatise on the Scurvy, 1757.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Wefers Bettink, H., Vitaminen en Meidranken. Pharmac. Weekbl. 1915, bl. 657.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Barlow, Med. Chirurg. Transact. London. Herdrukt in Arch. Diseases in Childhood, 1935, 10. 223.

15. nbsp;nbsp;nbsp;Schoonhoven v. Beurden, Ned. T. v. Geneesk. 1941, 1039.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Holst en Frolich, Joum. Hyg. 1907, 634.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Funk C., die Vitamine, 1922.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Göthun, Klin. W. Schr. 1932, 1469.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Dop A. VAN, Academisch Proefschrift Utrecht 1937.

20. nbsp;nbsp;nbsp;SzENT Györgyi, Biochem. Journ. 1928, 22, 1387.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Tillmans, Z. Unters. Lebensm. 1932, 631, 21, 241, 276.

22. nbsp;nbsp;nbsp;SzENT Györgyi, Nature 1932, 129, 690.

23. nbsp;nbsp;nbsp;ZiLVA, Biochem. Joum. 1927 , 21, 689.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Rygh, Z. Vitaminforschung 1938—39, Heft 1, 166.

25. nbsp;nbsp;nbsp;Lund, Trier, Ottsen, Elmby, Klin. W. Schr. 1939, 80.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Elmby en Warburg, Lancet 1937, 1363.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Tillmans, Z. Unters. Lebensm. 1932, 631, 21, 24, 276.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Emmerie, Bioch. Joum. 1939. 28, 268.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Scarborough en Stewart, Bioch. Joum. 1939. 2232.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Gabbe, Klin. W. Schr. 1934. 1382.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Gaethgens, Klin. W. Schr. 1938, 724.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Ferrand en Policard, Klin. W. Schr. 1937. 347.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Falke, Klin. W. Schr. 1939, 818.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Caffier en Rieckhof, Z. Gynaec. 1937. 2490.

35. nbsp;nbsp;nbsp;WiLLSTAEDT, Klin. W. Schr. 1935. 1705.

36. nbsp;nbsp;nbsp;Scheer, Münch. Med. W. Schr. 1938. 256.

37. nbsp;nbsp;nbsp;Rotter, Z. Vit. Forschung 1938—39. 8, 24.

38. nbsp;nbsp;nbsp;Martini en Bonsignore, Bioch. Z. 1934. 273, 170.

39. nbsp;nbsp;nbsp;Lund en Lieck, Klin. W. Schr. 1937. I, 555.

79

-ocr page 92-

-10. Van Hekelen en Emmerie, Bioch. Joum. 1937. 2125.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Bezssonoff, Buil. Soc. Chetn. Biol. 1934. 16, 1107.

42. nbsp;nbsp;nbsp;Neuweiler, Z. Vit. Forsch. 1937. 75.

43. nbsp;nbsp;nbsp;Drigalski, Z. Vit. Forsch. 1935. 128.

44. nbsp;nbsp;nbsp;Bessey en King, Journ. Biol. Chem. 1933. 80, 281.

45. nbsp;nbsp;nbsp;Stepp en Schröder, Klin. W. Schr. 1935. 484, 933.

46. nbsp;nbsp;nbsp;Bowden en Snow, Nature, 1932. 129, 720.

47. nbsp;nbsp;nbsp;GuTHe EN Nijgaard, Acta Med. Scandinavice. 1939, CL.

48. nbsp;nbsp;nbsp;Tauber en Kleiner, Proc. Soc. exp. Biol. Chem. 1933. 80, 281.

49. nbsp;nbsp;nbsp;Neuweiler, Klin. W. Schr. 1936. 15, 856.

50. nbsp;nbsp;nbsp;Giroud, Bioch. J. 1936. 15, 856.

51. nbsp;nbsp;nbsp;Tonutti, Z. Vit. Forsch. 1939. 349.

52. nbsp;nbsp;nbsp;Meuwisse en Noyons, Acta Brev. Neerl. 1938. 85.

53. nbsp;nbsp;nbsp;Drum c.s., Biochem. Joum. 1937. 31, 1874.

54. nbsp;nbsp;nbsp;van Hekelen, Klin. W. Schr. 1936. 976.

55. nbsp;nbsp;nbsp;Martin, Klin. W. Schr. 1941, 287.

56. nbsp;nbsp;nbsp;Johnson en Zilva, Bioch. Journ. 1934, 128. 1393.

57. nbsp;nbsp;nbsp;Harris and Ray, Lancet 1935 1, 71.

58. nbsp;nbsp;nbsp;van Hekelen, Acad. Proefschrift 1936.

59. nbsp;nbsp;nbsp;Jeszler en Kapp, Ztschr. Klin. Med. 1936, 130, 178.

60. nbsp;nbsp;nbsp;Gauder en Niederberger, Münch. Med. W. Schr. 1938. 83, 2074.

61. nbsp;nbsp;nbsp;Baumann, Klin. W. Schr. 1937. 1246.

62. nbsp;nbsp;nbsp;Gaethgens, Klin. W. Schr. 1938. 724, 878.

63. nbsp;nbsp;nbsp;Wacholder, Z. Vit. Forsch. 1937. 38.

64. nbsp;nbsp;nbsp;Kreuzwendedich v. d. Borne, N. T. v. Geneesk. 1939. I, 1082.

65. nbsp;nbsp;nbsp;Meyer, Klin. W. Schr. 1938. 1111.

65a Heinemann, Joum. Clin Invest 1938, 670, 751.

66. nbsp;nbsp;nbsp;Diffs, Acta Med. Scand. 1940. Suppl.

67. nbsp;nbsp;nbsp;Jeszler, Kapp, Ippen, Z. Klin. Med. 1938, 133, 692.

68. nbsp;nbsp;nbsp;Rietschel, Klin. W. Schr. 1939. 923.

69. nbsp;nbsp;nbsp;WöRDEHOFF, Klin. W. Schr. 1939. 984.

70. nbsp;nbsp;nbsp;Farmer, Abt, Proc. Soc. exp. Biol. Med. 1935. 32, 1625.

71. nbsp;nbsp;nbsp;Seyderhelm, die Hypovitaminosen. Johann Ambrosius Barth. Leipzig 1938.

72. nbsp;nbsp;nbsp;Ralli, Friedmann, Rubin, Joum. Clin, invest. 1938. 504—670.

73. nbsp;nbsp;nbsp;Faulkner en Taylor, Journ. Clin, invest. 1938. 69.

74. nbsp;nbsp;nbsp;Baucke, Pflüger Archiv. 1940. 243, 216.

76. nbsp;nbsp;nbsp;Rietschel,, Klin. W. Schr. 1938. 1787. Dtsch. Med. W. Schr. 1938, 1382.

77. nbsp;nbsp;nbsp;Jung en Dalldorf, Journ. Americ. Med. Assoc. Ill, 1938. 1099.

78. nbsp;nbsp;nbsp;PojER, Schweizer Med. Schr. 1939, 872.

79. nbsp;nbsp;nbsp;VAN Nieuwenhuizen C. L. C., Ned. T. v. Geneesk. 1941. 167.

80. nbsp;nbsp;nbsp;Me. Henry en Graham, Bioch. Journ. 1935. 29, 2013.

81. nbsp;nbsp;nbsp;Guha en Pal, Nature 1937. 1, 843.

82. nbsp;nbsp;nbsp;Holtz, Hoppe Seyler 1940. 263, 187.

83. nbsp;nbsp;nbsp;WaCHOLDER, Baucke, Podesta, Pflüger Archiv. 1939. 241, 495.

84. nbsp;nbsp;nbsp;Melka J. en L., Klin. W. Schr. 1937. II, 1217.

85. nbsp;nbsp;nbsp;WiETERS, Merck’s Jahresbericht, 1937. 50, 65.

86. nbsp;nbsp;nbsp;Huysmans, Acad. Proefschrift Utrecht 1940.

87. nbsp;nbsp;nbsp;Hoff, Acad. Proefschrift Utrecht 1931.

88. nbsp;nbsp;nbsp;ScHEUNERT, Hoppe Seyler 1938. 252, 95.

89. nbsp;nbsp;nbsp;Scarborough en Stewart, Bioch. Joum. 1939. 2232.

90. nbsp;nbsp;nbsp;Hahn en Corbing, Z. Untersuch. Lebensm. 1933, 65. 601.

91. nbsp;nbsp;nbsp;Ydo, N. T. V. Geneesk. 1936 8 Febr. I, 598.

80

-ocr page 93-

92. nbsp;nbsp;nbsp;Leersum en Hoogeboom, N. T. v. Geneesk. 1930 18 Oct., IV, 5127.

93. nbsp;nbsp;nbsp;VoGT, Münch. Med. W. Schr. 1935, 263.

94. nbsp;nbsp;nbsp;Jtjnghans, Klin. W. Schr. 1935. 899.

95. nbsp;nbsp;nbsp;Armentano en Bentsath, Klin. W. Schr. 1936. 1594.

96. nbsp;nbsp;nbsp;Vervloet, N. T. v. Geneesk. 1937, 11 Sept. III, 4382.

97. nbsp;nbsp;nbsp;Engelkes, N. T. v. Geneesk. 1933 16 Febr. I, 679.

98. nbsp;nbsp;nbsp;Finkle, Proc. Soc. exp. Biol. Med. 1935. 32, 1163.

99. nbsp;nbsp;nbsp;Kalk, Deutsch. Med. W. Schr. 1939, 1624.

100. nbsp;nbsp;nbsp;Walther, Med. Klin. 1938. 34 , 260.

101. nbsp;nbsp;nbsp;Thiele, Klin. W. Schr. 1938. 250.

102. nbsp;nbsp;nbsp;A. V. Ormondt, Acad. Proefschrift Amsterdam 1936.

103. nbsp;nbsp;nbsp;Schröder en Stepp, Klin. W. Schr. 1935. 484.

104. nbsp;nbsp;nbsp;Einhauser, Z. Exp. Med. 1936. 98, 461.

105. nbsp;nbsp;nbsp;Heinemann, N. T. v. Geneesk. 1937. 29 Febr., 12 Juni.

106. nbsp;nbsp;nbsp;Mc. CoNKEY, Am. Rev. of Tbc. XXI, 1930.

107. nbsp;nbsp;nbsp;Vos, N. T. V. Geneesk. 1933 18 Nov. IV, 5181.

108. nbsp;nbsp;nbsp;Warns, N. T. v. Geneesk. 1938 10 Sept. III, 4426.

109. nbsp;nbsp;nbsp;Roegholt, N. T. V. Geneesk. 1930 5 Mrt I, 1028.

110. nbsp;nbsp;nbsp;Hopkins, Zie: Emahrungslehre. W. Stepp, pag. 385. Julius Springer, 1939.

111. nbsp;nbsp;nbsp;V. Lemmel, Münchener Med. W. Schr. 1938. 1381.

112. nbsp;nbsp;nbsp;Matthes, Med. Welt. 1940. 16.

113. nbsp;nbsp;nbsp;Demole en Janco, Schweizer Med. Wochenschr. 1937 . 67.

114. nbsp;nbsp;nbsp;Hahn, Zeitschr. Unters. Lebensm. 1931. 61, 369.

115. nbsp;nbsp;nbsp;Wacholder en Hamel, Klin. Woch. Schr. 1937. 10.

116. nbsp;nbsp;nbsp;VAN Eekelen en Heinemann, Journ. Clin. Invest. 1938. 293.

117. nbsp;nbsp;nbsp;Deggeler, Act. Brev. Neerl. 1936. 694.

118. nbsp;nbsp;nbsp;Göth, Zeitschr. Vit. Forsch. 1940. 10.

119. nbsp;nbsp;nbsp;VAN Eekelen en Emmerie, Bioch. Journ. 1939. 2125.

120. nbsp;nbsp;nbsp;Schneider en Widmann, Klin. Wochenschr. 1935. 1459.

121. nbsp;nbsp;nbsp;Trier, Klin. Wochenschr. 1938. 976.

122. nbsp;nbsp;nbsp;Dagulf, Klin. W. Schr. 1939. 669.

123. nbsp;nbsp;nbsp;Wendt en Schröder, Zeitschr. Vit. Forsch. 1935. 206.

124. nbsp;nbsp;nbsp;Balassa en Szanto, Zeitschr. Vit. Forsch. 1938. 233, 39.

125. nbsp;nbsp;nbsp;Kasahara, Yoshito, Nishizawa, Klin. Wochensch. 1939. 264.

126. nbsp;nbsp;nbsp;Guo, Djin, Yuan, Deutsch Med. Woch. Schr. 1939. 198.

127. nbsp;nbsp;nbsp;Delachaux. Helvet. Med. Acta. 1939. 6, 672.

128. nbsp;nbsp;nbsp;Hochwald, Klin. W. Schr. 1936. 897.

129. nbsp;nbsp;nbsp;SzENT Györgyi, Nature, 1936. II, 227.

130. nbsp;nbsp;nbsp;Slot, Acad. Proefschrift Amsterdam 1931.

131. nbsp;nbsp;nbsp;Augustijn, Acad. Proefschr. Amsterdam 1932.

132. nbsp;nbsp;nbsp;Van Eekelen, Heinemann en van Wersch, Ned. T. v. Geneesk. 1936. III, 3620

133. nbsp;nbsp;nbsp;Ralli, Friedman, Sherry, Journ. Clin. Invest. 1939. 705.

134. nbsp;nbsp;nbsp;Beckmann c.s., Journ. of Nutrition 1939. 17, 513.

135. nbsp;nbsp;nbsp;Bytch, L., Revue de Paed. 1937.

136. nbsp;nbsp;nbsp;WiDENBAUER, Klin. W. Schr. 1939. 18, 841.

137. nbsp;nbsp;nbsp;Van Eekelen, Voeding 1941. 1, 8.

139. Giroud, Ergebnisse der Vit. und Horm. Forsch. 1938. I, 68. Repartition de la Vit. C. dans 1’organisme.

81

-ocr page 94-

Geraadpleegde Proefschriften.

Banning C., De voeding te Zaandam in 1929 en 1930. Utrecht 1931.

VAN Hoff J., Vergelijkend onderzoek omtrent invloed van huishoudelijk koken en conserveeren in blik op het vitamine C-gehalte van groenten. Leiden 1931.

Slot J. A. C., A vitaminose en tropische spruw. Amsterdam 1931.

Augustijn A. H. P., De scheurbuik in de loop der tijden. Amsterdam 1932.

VAN Wijngaarden J. C., Caroline, vitamine A en C in koemelk. Utrecht 1935.

VAN Eekelen M., Over opname, verbruik en uitscheiding van vitamine C door den mensch. Utrecht 1936.

Deggeler o., Onderzoekingen over het vitamine C-gehaltevan het bloed. Utrecht 1936.

Verhoef D., Bijdrage tot de kennis der vitamine C. Utrecht 1936.

VAN Ormondt A., Over vitamine C stofwisseling onder normale en pathologische omstandigheden. Amsterdam 1936.

Simons Ch., Het vitamine C-gehalte van bloed en liquor bij geesteszieken. Utrecht 1938.

VAN Dop A., Over het opwekken van petechiën door stuwing bij kinderen. Utrecht 1937.

Huysmans J. H. B. M., Over herkomst en beteekenis van het vitamine C in het oog. Utrecht 1940.

Wesly L. A., Onderzoek in de praktijk naar de beteekenis van de vitamine A spiegel van het bloed. Utrecht 1940.

Ogterop C., De vitamine Bj^ uitscheiding in de algemeene praktijk. Utrecht 1941.

Boekwerken.

Emahrungslehre. Julius Springer 1939.

Lind J. A., A treatise on the Scurvy. 2e druk 1757.

Van Beverwijck, Van de Blauwschuyt. Dordrecht 1642.

JoiNViLLE, Histoire de Louis IX.

Linschoten, Werken van de Vereeniging band I en 11 en VIII.

Ansons, Reize rondom de Wereld. Leiden en Amsterdam 1765.

Cook J., Reis naar de Zuidpool en om de Wereld. Rotterdam 1778.

DE Veer G., Reizen van Willem Barentsz. Heemskerk.

Olivier van Noort, Beschrijving van de voyagie om de geheele wereldcloot ghedaen doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(1598—1601).

Hess A., Scurvy past and present.

Pop Dr. G. T., De Geneeskunde bij het Nederlandsche Zeewezen, Batavia 1922 (Geschiedkundige nasporingen).

ScHOUTE Dr. D., De Geneeskunde in den dienst der Oost Indische Compagnie in Nederlandsch-Indië. Amsterdam 1929.

ScHOUTE Dr. D., Occidental therapeutics in the Netherlands East Indies during three Centuries of Netherlands Settlement, 1937.

Funk C., Die Vitamine.

Harris, Vitamines in theorie en praktijk.

G. C. Hoff-Vermeer en E. G. van’t Hoog, De toepassing van vitamines in de Genees-kimdige praktijk. Amsterdam 1941..

Overzichten.

Willstaedt, Klin. Wochenschrift 1935. 1705.

Frank, Monatschrift für Kinderheilkunde, 1937. 69, 138.

Brahn, Voeding, 1941. Februari. 222.

VAN’t Hoog E., Over de behoefte aan vitamine G-voeding. Keesings Medisch Archief van’t Hoog E., Meeningsverschillen over de Behoefte van den mensch aan Ascor-binezuur. 1939, 3, 87.

82

-ocr page 95-

Nfu

ummer

Beroep of werkkring

rs,

d)

c3-S

M O

G

di c

Bloed

afname

l-H ^ w

Dieet

ü

G

Ê

(9

4-gt;

igt;

1

Kantoorbediende

17

61

2X

Geen vruchten

6.4

2

Oud lompenhand.

84

73

2X

5.2

3

Metselaar(werkel.)

55

70

2X

Voorn, brood

4.4

5

Dienstbode . . .

23

61

3X

7.3

6

Arts, rustend . .

64

75

170

3X

Geen vruchten

11.3

7

Huisvrouw . . .

34

66

3X

7.3

8/9

Scholier . . . .

21

65

6X

10.1

10

Schoenmaker . .

18

72

7X

8.1

11

Krantenbezorger .

58

62

7X

Weinig aardapp.

en groenten.

Geen fruit

6.0

12

Oud Koopman .

67

70

7X

Geen fruit

6.0

14

Sigarenmaker . .

56

57

7X

8.9

17/18

Kantoorbediende

22

65

9X

Geen melk

7.6

19/20/

21/22/

en 23

Gepens.Ind.Ambt.

61

78

9X

9.8

24

Huisvrouw . . .

46

46

9X

Geen fruit

6.2

25

Vertegenwoord. .

57

69

10 X

Weinig groenten

6.3

26

Kantoorbediende

31

68

14 X

7.6

27

Huisvrouw . . .

38

81

14 X

13.9

28

Oud timmerman .

70

60

14 X

7.0

29

Expeditieknecht .

63

63

14 X

11.8

30

Kolensjouwer . .

52

111

14 X

Geen zoetigheid

5.3

31

Huisvrouw . . .

27

60

14 X

5.9

32

Metselaar ....

28

70

14 X

5.0

33

Kantoorbediende

26

49

14 X

3.5

36

Naaister ....

62

75

14 X

8.2

37

Kantoorbediende

20

68

15 X

6.8

38

Radiomonteur . .

22

62

16 X

Sinds 2 mnd

geen aardappels

6.1

39

Huisvrouw . . .

15

70

178

16 X

7.5

42

Huisvrouw . . .

27

77

16 X

14.0

43

Künstlerin . . .

35

54

16 X

15.4

83

-ocr page 96-

Nummer

Beroep of werkkring

TJ

'ïJ*

o

1“

O-

O

Bloed

afname

00_ -0:17-

Dieet

O

¦gt;

44/45

Huisvrouw . . .

59

70

16 X

10.7

48

Waschknecht . .

43

64

21 X

2.4

49

Dienstbode . . .

14

44

21 X

4.9

50

Huisvrouw . . .

31

58

21 X

6.8

52

Chauffeur-Mont.

31

79

21 X

3.4

53

Oud politieman .

57

82

21 X

5.8

54

Portier.....

40

80

21 X

Weinig aardapp.

groenten, fruit

5.8

55

Winkelbediende .

31

63

21 X

3.6

58

Typograaf . . .

37

78

21 X

4.4

59

Slager.....

22

71

24 X

3.2

60

Expeditieknecht .

20

62

24 X

2.9

64

Huisvrouw . . .

30

67

24 X

Geen vruchten

4.4

65/66

Oud metselaar. .

76

96

24 X

3.5

69

Huisvrouw . . .

60

59

24 X

Geen vleesch

2.9

70

Bediende ....

28

52

28 X

5.3

72

Kellner.....

45

64

28 X

3.4

72

Verkoopster . . .

18

54

28 X

4.9

73

Arbeider ....

39

67

28 X

Geen vruchten

4.4

74

Onderwijzeres . .

23

54

28 X

6.1

76

Kantoorbediende

21

65

28 X

5.8

77

Huisvrouw . . .

51

82

28 X

Geen vleesch

6.3

81

Huisvrouw . . .

48

28 X

15/30

13.6

82

Hulp thuis . . .

13

44

29 X

12.5

83

Schilder ....

21

75

29 X

10.0

84

Huisvrouw . . .

48

75

31 X

6.3

85

Huisvrouw . . .

25

48

31 X

8.5

86

Dienstbode . . .

27

59

31 X

8.7

87

Petroleumventer .

47

80

31 X

8.3

88

Expediteur . . .

40

70

31 X

Weinig aardapp.

en groenten.

Geen vruchten

6.0

89

Fabrieksarbeider .

18

60

31 X

9.5

90

Grondwerker . .

37

70

31 X

4.8

84

-ocr page 97-

Nummer

Beroep of werkkring

y

'M

o

hj

cB-S

amp; o

¦J-S

Bloed

afname

tiD_

S N ^

Dieet

ü

O

.s

¦;gt;

93

Huisvrouw . . .

28

60

31 X

4.7

94/95

Oud Indischman .

74

3X1

Lacto vegetabiel

3.5

97

Bakker .....

19

67

4X1

5.5

98

Schilder ....

44

56

4X1

7.0

99

Kantoorbediende

39

84

4X1

6.0

100

Beeldhouwer . .

27

65

4X1

Geen vruchten

6.0

101/102

Blinden Inst. . .

76

4X1

Lacto vegetabiel

5.5

103

Bloemist ....

24

65

4X1

5.1

104

Expeditieknecht .

66

63

6X1

3.3

105

Huisvrouw . . .

39

60

6X1

10.5

106

Fabrieksmeisje .

18

64

6X1

3.3

107

Huisvrouw . . .

40

71

6X1

Weinig aardapp.

en vruchten

3.1

108

Huisvrouw . . .

64

70

6X1

4.5

109

Huisvrouw . . .

34

65

6X1

10.0

110/111

Huisvrouw . . .

52

78

6X1

Weinig vet

4.5

113

Kantoorbediende

33

66

7X1

Weinig vruchten

geen melk

6.0

115

Huisvrouw . . .

39

58

7X1

Veel vruchten

4.8

117

Werkel. sinds 4 j.

64

74

11 XI

Geen vruchten

2.8

118

Huisvrouw . . .

60

80

11 XI

Geen vruchten

3.2

119

Huisvrouw . . .

57

64

11 XI

Geen vruchten,

weinig groenten

5.5

120

Huisvrouw . . .

22

77

11 XI

4.2

121/122

Huisvrouw . . .

44

11 XI

Weinig aardapp.

en groenten.

Geen fruit,

wel pap

4.8

123

Timmerman . .

48

60

11 XI

6.5

124

Huisvrouw . . .

35

52

11 XI

5.2

125/126

Huisvrouw . . .

62

67

11 XI

5.0

127

Huisvrouw . . .

70

62

11 XI

Geen vruchten

6.7

128

Drukker ....

25

67

13 XI

Geen vruchten

6.5

129/130

Zandschepper . .

57

65

13 XI

4.5

85

-ocr page 98-

Nummer

Beroep of werkkring

T3

U

w e Ü*quot;

4) C

hJ -S

Bloed

afname

3 N ^

Dieet

O

s

s

(d

¦4^

gt;

131

Kleermaker . . .

65

78

13X1

6.7

132/133

Kantoorbediende

22

64

13 XI

5.2

135/136

Huisvrouw . . .

55

72

13 XI

7.0

137

Postbesteller . .

32

64

14 XI

7.2

143

Huisvrouw . . .

22

63

18X1

5.7

144

Werkelooze . . .

76

67

18 XI

5.5

145

Rustend arts . .

64

75

170

18 XI

Geen vruchten

4.9

146

Gep. fabrieksarb.

66

83

18X1

12.5

147

Mil. Dienst . . .

28

75

18X1

5.1

148

Kantoorbediende

30

67

18X1

6.6

149

Huisvrouw . . .

65

87

173

20X1

Veel appelen

5.1

150

Huisvrouw . . .

31

60

165

20 XI

6.8

151

Dienstbode . . .

21

52

20 XI

12.1

153

Bediende ....

31

63

179

20X1

4.2

154/155

Notariskantoor

38

69

178

20 XI

9.7

156

Huisvrouw . . .

20

63

21 XI

5.2

157

Huisvrouw . . .

34

65

165

21X1

5.5

158/159

Huisvrouw . . .

47

68

25 XI

5.7

160/161

Huisvrouw . . .

25

55

25 XI

11.0

163/164

Grondwerker . .

25

110

27X1

Weinig vruchten

3.4

165

Grondwerker . .

38

81

27 XI

Geen vruchten

4.9

166

Baker.....

48

74

27 XI

Geen vruchten

4.4

168

Gepens.Ind.Ambt.

61

78

181

27 XI

6.5

171/172

Bediende ....

59

71

28 XI

5.4

173/174

Huisvrouw . . .

56

69

160

2 XII

2 aardappels

2.5

180

Kleermaker . . .

27

61

4 XII

5.5

181

Huisvrouw . . .

42

57

4 XII

7.8

182/183

Badmeester . . .

34

55

176

4 XII

4.3

188

Huisvrouw . . .

4 XII

3.1

189

Reiziger ....

47

64

9 XII

7.0

191

Grondwerker . .

41

71

178

9 XII

Geen vruchten

5.3

192

56

65

9 XII

6.5

193/194

Schilder ....

33

69

9 XII

5.6

195/196

Verpleegster . .

29

52

9 XII

6.3

86

-ocr page 99-

Nummer

Beroep of werkkring

(ii

V

^.S

w *5 ggt; o

J-S

Bloed

afname

CQ N ^

Dieet

ü

O

.s

a

s

gt;

197

Huisvrouw . . .

60

65

160

9 XII

4.3

198

Kantoorjuffrouw .

18

55

11 XII

5.3

199

Kantoorbediende

39

84

165

11 XII

3.5

200

Huisvrouw . . .

81

11 XII

3.0

201

Grondwerker . .

19

50

167

12 XII

3.1

202

Verz. Agent . .

29

70

168

12 XII

10.3

203/204

Oud timmerman

75

11XII

5.1

205

Monteur ....

31

78

180

12 XII

4.3

206

Oud politieagent

83

3.6

207/208

Postbeambte . .

32

64

176

2 XII

10.1

209/210

Huisvrouw . . .

39

12X11

3.5

211

Nachtwaker . . .

31

57

18X11

4.3

212

Werkl. steenh. .

65

74

179

18 XII

Geen vruchten

3.8

213

Knecht.....

15

43

157

18 XII

5.5

214

Huisvrouw . . .

35

18X11

3.3

218

Kleermaker . . .

65

78

173

21

4.4

219

Huisvrouw . . .

65

88

165

21

6.9

220

Huisvrouw . . .

36

74

180

21

5.0

223

Grondwerker . .

27

63

178

21

5.3

224

Rustend arts . .

65

66

170

21

6.2

225

Dienstbode . . .

19

59

169

21

9.0

226

Dienstbode . . .

26

57

171

21

7.6

227

Huisvrouw . . .

34

65

164

21

6.2

228

Winkelier . . .

24

80

185

21

6.1

229

Grondwerker . .

48

70

170

21

4.2

230

W aschindustrieel

32

75

189

61

6.3

231

Drukker ....

30

59

173

61

6.3

233/232

Grondwerker . .

40

68

154

61

4.9

214

Geen.....

39

52

152

6 II

4.7

235

Reiziger ....

41

101

181

61

4.0

236

Timmerman . .

57

70

170

61

8.2

237

Kantoorbediende

38

66

173

61

18/35

8.2

238

Timmerman . .

43

68

171

61

7.9

239

Bloemist ....

25

66

175

61

4.7

87

-ocr page 100-

Nummer

Beroep of werkkring

•O

O

1^

ü-s

J -S

Bloed

afname

bO

1 cj 0

j2.Sgt;

CQ N ^

Dieet

0

C

1

gt;

240

Fabriekschef . .

41

81

176

81

4.7

241

Koopman....

41

69

178

81

5.2

242/243

Oud Smid . . .

66

74

171

81

3.5

244

Huisvrouw . . .

32

165

81

4.1

245

Kantoorbediende

32

62

179

81

3.6

246

Timmerman . .

29

74

174

91

5.1

247

Grondwerker . .

39

78

190

91

5.7

248

Winkelmeisje . .

28

66

175

91

3.5

249

Dienstbode . . .

23

72

175

91

3.2

250

Huisvrouw . . .

28

56

168

91

10.1

251

Grondwerker . .

27

79

192

91

4.7

252

Fabrieksarbeider .

25

78

185

131

8.7

253

Huisvrouw . . .

46

63

177

13 1

ml6*

iukt

254

Bakkersknecht . .

18

56

165

131

7.7

255

Los werkman . .

30

65

174

131

9.1

256

Kantoorbediende

20

73

189

131

7.4

257

Magazijnbed. . .

25

59

173

131

7.9

258

Grondwerker . .

26

77

189

131

7.7

259

Huisvrouw . . .

22

62

178

13 I

6.6

260/261

Gepens. kantoorb.

69

59

172

131

5.6

262

Luchtbescherming

53

92

181

131

4.4

263

Gepens. plant. .

63

68

169

13 1

5.3

264

Schilder ....

44

59

172

151

Geen vruchten

3.6

265

Fabrieksarbeider .

64

62

181

151

Geen vruchten

3.8

266

Brugwachter . .

49

65

171

15 I

Geen vruchten

3.5

267

Gem. Reiniging .

47

83

181

15 I

4.0

268

Huisvrouw . . .

50

60

170

15 1

Geen vruchten

7.8

269

Slager.....

16

61

164

15 I

6.6

270

Fabrieksarbeider .

16

51

170

151

5.9

271

Timmerman . .

31

76

185

161

5.4

272/273

Grondwerker . .

27

73

174

161

8.5

274

Magazijnknecht .

48

70

179

161

3.8

275

Looper .....

26

69

186

161

6.0

276

Arts......

35

77

178

191

|5.3

88

-ocr page 101-

Nummer

Beroep of werkkring

hJ

•M

Ü--

«I'S

S c

Bloed-

afneme

III

PQ^v..-

Dieet

ü

u

¦S

1

gt;

277

Huisvrouw . . .

26

54

165

191

5.6

278

Arts......

32

65

170

191

7.0

279/280

Grondwerker . .

57

69

175

191

4.6

281

Fabriek ....

35

57

162

201

6.9

282

Accountant . . .

38

76

172

201

6.9

283

Los werkman . .

41

59

170

201

6.2

284

Timmerman . .

56

78

167

201

6.6

285

Huisvrouw . . .

43

78

167

201

6.4

286

Huisvrouw . . .

30

54

172

201

4.5

287

Meubelmaker . .

49

73

173

201

8.3

288

Luchtbescherming

29

70

171

221

9.6

289

Huisvrouw . . .

60

62

176

221

6.4

290

Gepens.Ind.Ambt.

62

77

181

221

9.4

291

Timmerman . .

28

66

179

23 1

mis*

lukt

292

Agent.....

34

76

187

231

8.8

294

Chauffeur . . .

35

75

182

27 I

5.3

295

Kolensjouwer . .

29

64

178

271

9.4

297

Fabrieksarbeider .

20

53

169

271

8.9

298

Slager.....

60

70

178

271

6.1

299

Soldeerder . . .

27

70

174

27 I

11.6

300

Huisvrouw . . .

30

56

165

27 I

5.6

301

Kantoorbediende

25

64

180

291

6.0

302

Werkeloos . . .

30

78

172

291

7.5

303

Los werkman . .

35

75

174

291

7.9

304

Huisvrouw . . .

27

58

158

291

6.7

305

Expeditie ....

28

72

174

301

Weinig vruchten en kool. Veelnbsp;aardappels

4.6

308

Bankwerker . . .

20

65

180

3 II

mis*

lukt

309

Walser.....

18

53

170

3 II

Geen vruchten

4.5

310

Oud steenbakker

65

74

179

3 II

7.5

311

Kantoorbediende

22

57

160

3 II

7.0

312

Caféhouder . . .

40

71

169

3 II

6.5

313

Zwemmeester . .

34

55

176

3 II j

8.0

89

-ocr page 102-

Nummer

Beroep of werkkring

TJ • ïï*

gt;-4

o-“

bo o

c

Bloed

afname

U)

c O

o nbsp;nbsp;nbsp;bi)

o C ^

S*N é

Dieet

u

(U

c

S

S

gt;

314

Schoenmaker . .

37

79

183

10 II

3.3

315

Bankwerker . . .

57

71

173

10 II

6.0

316

Kleermaker . . .

65

78

173

10 II

7.5

317

Huisvrouw . . .

65

88

165

10 II

7.9

318

Kolensjouwer . .

20

68

¦173

10 II

20/40

4.6

319

Schilder ....

49

59

169

10 II

4.4

320

Expeditieknecht .

64

63

168

12 II

2.8

321

Winkelier . . . .

72

74

175

1211

4.2

322

Huisvrouw . . .

34

165

12 II

4.4

323

Timmerman . .

28

72

178

12 II

4.0

324

Sportleider . . .

34

93

177

12 II

4.7

325

Winkelbediende .

32

64

179

12II

4.0

326

Postbode ....

33

62

179

1211

8.7

327

Huisvrouw . . .

55

87

168

17 II

Geen koolsoort

2.7

328

Winkelier....

72

74

175

17 II

2.5

329

Kantoorbediende

23

70

181

17 II

3.2

330

Gep. Politoerder .

70

57

163

17 II

4.6

331

Timmerman . .

46

67

177

17 II

3.9

332

Grondwerker . .

27

80

190

17 II

3.9

333

Gep. Brugwachter

65

63

173

19II

3.5

334

Gep. Bakker . .

75

66

162

19 II

Geen vruchten

3.0

335

Zilversmid . . .

36

62

178

19 II

3.4

336

Kantoorbediende

40

83

165

20 II

2.7

337

Huisvrouw . . .

46

68

168

20 II

Geen vruchten

4.7

339

Gepens. Adm.

60

77

181

23 II

8.3

340

Politieagent . . .

34

75

187

24 II

2.3

341

Huisvrouw . . .

34

66

164

24 II

7.5

342

Huisvrouw . . .

16

60

174

24 II

4.6

343

Huisvrouw . . .

19

58

169

24 II

4.8

345

Gepens. klerk . .

67

72

168

2611

3.8

346

Gepens.....

73

50

160

27 II

3.9

347

Huisvrouw . . .

49

56

172

27 II

3.7

348

Kleermaker , . .

42

80

182

27 II

2.7

349

Huisvrouw . . .

45

77

172

27 II

7.5

90

-ocr page 103-

Nummer

Beroep of werkkriirg

O

.-I

1“ lt;u cnbsp;0--

bfi o

c

w G j—J

Bloed

afname

..ICO

.2.Sgt;

CQ N

Dieet

ü

lt;U

igt;

350

Bloemist ....

30

71

184

27 II

7.5

351

Huisvrouw . . .

51

58

167

3111

3.3

352

Werkeloos . . .

65

72

179

3 III

2.5

353

Oud petroleum

venter

78

63

167

3 III

3.1

354

Kantoorbediende

54

58

174

3 III

2.6

356

Rustend arts . .

65

65

170

3 III

3.6

357

Verhuizer ....

53

73

189

5 III

3.6

358/359

Huisvrouw . . .

33

74

165

5 III

3.7

360

Kapper.....

25

59

168

6 III

3.2

361

Drukker ....

18

55

180

6III

2.3

362

Huisvrouw . . .

54

65

167

9 III

2.4

363

Grondarbeider

48

63

170

9III

2.9

364

Grondwerker . .

41

69

178

10 III

3.8

365

Huisvrouw . . .

21

63

164

10III

3.1

366

Loopjongen . . .

23

50

164

10 III

3.1

370

Gemeentewerken

35

75

182

13 III

5.4

372

Kroegbaas . . .

44

119

180

13 III

2.9

373

Gasfitter ....

80

180

17 III

3.8

374

Loodgieter . . .

35

80

195

17 III

4.1

376

Gem. Reiniging .

21

69

176

17 m

2.8

377

Grondwerker . .

31

72

175

17 III

4.5

378

Huisvrouw . . .

42

83

177

17 III

3.0

379/380

en 381

Kantoorbediende

38

69

178

19III

4.5

381

Grondwerker . .

29

64

179

20 m

1.5

384

Grondwerker . .

55

75

180

24 III

17/31

Geen vruchten

1.5

385

Pensionhouder

54

47

160

24 III

Geen vruchten

8.0

386

Witkiel.....

31

65

168

24 III

2.0

387

Slager.....

25

64

167

24 III

6.0

388

Kantoorbediende

29

62

173

24 III

6.5

389

Fabrieksarbeider .

14

50

160

24 III

9.0

390

Winkelbediende .

34

63

179

26 III

3.0

391

Politieagent . . .

34

74

187

26III

2.5

91

-ocr page 104-

Nummer

Beroep of werkkring

'M

o

h4

o-s

a)

W) *0 cj

o c hJ ¦=

Bloed

afname

1 c3

na-S k: agt; 00nbsp;S.Bgt;nbsp;m Sjc.

JO

Dieet

u

agt;

c

1

•4^

gt;

392/393

394/395

Rentenier ....

62

77

181

26 m

9.5

397

Kleermaker . . .

65

77

175

26 III

3.5

398

Huisvrouw . . .

65

87

165

26 III

3.0

399

Electricien . . .

22

67

180

31III

2.8

400

Kantoorbediende

34

62

175

31III

3.0

401

Fabrieksarbeider .

25

82

179

31III

3.5

402

Huisvrouw . . .

34

65

164

31III

4.0

403

Dienstbode . . .

19

168

31III

3.8

404

Dienstbode . . .

16

171

31III

3.0

405

Kantoorbediende

50

65

180

2IV

10/20

3.5

406

Korenschoof . .

41

68

2 IV

Ulcus dieet

2.0

407

Badmeester . . .

34

55

176

2IV

2.3

408

Huisvrouw . . .

22

57

162

3 IV

4/14

3.0

409

Geen(blinde man)

81

3 IV

7.3

410

Bloemist ....

25

66

177

3 IV

2.8

411

Werkeloos . . .

65

70

179

7 IV

3.0

412

Fabrieksarbeider .

29

62

174

7 IV

3.0

413

Meubelmaker . .

31

75

177

7 IV

4.7

414

Timmerman . .

56

75

168

7 IV

3.5

415

Kantoorbediende

31

75

177

7 IV

3.0

417

Timmerman . .

67

63

177

9 IV

3.0

418

Oud fabrieksarb.

71

58

158

9 IV

Geen vruchten

4.0

419

Kantoorbediende

24

66

180

9 IV

3.0

420

Kantoorbediende

39

82

165

10 IV

Geen vruchten

2.0

421

Huisvrouw . . .

43

61

178

10 IV

Geen vruchten

2.0

422

Arts......

65

63

170

10 IV

Geen vruchten

3.0

423

Electricien . . .

30

63

177

10 IV

Geen vruchten

1.5

426/427

Huisvrouw . . .

45

16 IV

Geen vruchten

6.0

430

Hovenier ....

37

80

184

21IV

1.8

431

Postbode ....

21

73

184

21IV

1.5

433

Huisvrouw . . .

38

62

163

21IV

Geen vruchten

3.0

434

Huisvrouw . . .

29

57

156

21IV

Geen vruchten

2.5

435

Huisvrouw . . .

57

73

154

21IV

14/20

Geen vruchten

2.8

92

-ocr page 105-

Nummer

Beroep of werkkring

TJ • ZP

CJ

J

Is

cB-s

g, o J -2

Bloed

afname

bo

• c

^ T? ^

lt;ü nbsp;nbsp;nbsp;W)

gt;2 ^ gt; CQ N ^

Dieet

u

.1

437/438

Postbode ....

33

60

176

23 IV

5.0

439

Werkeloos . . .

70

67

168

23 IV

3.3

440

Huisvrouw . . .

48

57

152

23 IV

3.3

441

T ransportarbeider

32

57

173

23 IV

3.0

443

Kleermaker . . .

65

77

173

28 IV

4.3

444

Huisvrouw . . .

65

85

165

28 IV

22/52

4.0

446

Kantoorbediende

28

68

184

28IV

Geen vruchten

4.3

447

Automonteur . .

24

74

184

28 IV

Geen vruchten

2.5

448

Politieagent . . .

34

77

187

28 IV

Geen vruchten

1.5

449

Huisvrouw . . .

39

55

165

30 IV

Geen vruchten

3.0

450

Winkelbediende .

32

63

179

30 IV

Geen vruchten

2.5

451

Dienstbode . . .

16

62

169

30 IV

5.3

452/453

Dienstbode . . .

21

59

171

30 IV

4.6

454/455

Huisvrouw . . .

33

63

163

30 IV

4.3

456/457

Gepens. Adm. .

61

77

181

30 IV

3/8

Geen vruchten

3.5

458

Kantoorbediende

40

81

165

30 IV

Geen vruchten

3.0

459

Tuinder ....

31

85

184

5 IV

Geen vruchten

6.8

460

Werkeloos . . .

65

68

179

5 V

Geen vruchten

3.6

461

Timmerman . .

52

63

174

5V

Geen vruchten

4.1

462

Los werkman . .

35

72

173

5V

2.7

463

Arts......

65

63

170

5V

Geen vruchten

2.0

464

Gasfitter ....

40

80

182

7V

Geen vruchten

2.0

465

Los werkman . .

34

70

178

7V

Geen vruchten

5.5

466

Vertegenwoord. .

35

76

178

7V

3.8

467

Politieagent . . .

94

184

8V

4.1

468

Huisvrouw . . .

72

45

163

8V

2.0

469

Luchtbescherm. .

29

70

168

8V

2.0

470

Koopman ....

33

68

170

12 V

Geen vruchten

2.7

471

Oud metselaar .

66

75

165

12 V

3.4

472

Rondbezorger . .

32

72

170

12 V

2.0

474/475

Geen (blinde man)

81

12 V

3.7

476/477

Smid......

29

68

170

15 V

4.7

478

Huisvrouw . . .

44

14 V

4.0

479

Ploegbaas ....

68

75

176

15 V

2.7

93

-ocr page 106-

Nummer

Beroep of werkkring

rs,

d)

O'S

c

C

^ • =

Bloed

afname

bo

'él é ^ lt;nbsp;S 'n ^

Xi

Dieet

ü

0

c

1

480

Arbeider ....

44

64

172

15 V

4.4

481

Geen......

81

54

165

15 V

Geen vruchten

2.4

482

Grondwerker . .

38

67

175

18 V

5/12

3.5

483

Zetter.....

30

61

174

19 V

2.2

484/485

Huisvrouw . . .

60

68

165

19 V

2.7

486

Timmerman . .

25

65

172

19 V

2.0

488/489

Typist.....

45

67

178

22 V

7.0

490

Fabrieksarbeider .

30

65

175

22 V

Geen vruchten

2.0

491/492

Loodgieter . . .

43

75

177

22 V

13.3

494

Fabrieksarbeider .

51

70

180

26 V

2.0

495

Koopman ....

70

80

168

26 V

Weinig

aardappelen

3.0

496

Huisvrouw . . .

67

68

170

26 V

2.7

497

39

65

176

26 V

2.8

498

Arts......

52

26 V

4/10

Geen aardapp.

2.4

499

Winkelbediende .

32

62

179

28 V

2.0

500

Politieagent . . .

34

76

187

28 V

2.0

501

Huisvrouw . . .

34

55

165

28 V

1.7

502

Dienstbode . . .

21

58

169

29 V

2.0

503

Kantoorbediende

40

81

165

29 V

1.7

504

Huisvrouw . . .

26

169

29 V

2.2

505

Huisvrouw . . .

34

65

164

29 V

6.7

506

Dienstbode . . .

17

62

171

29 V

2.0

507

Rustend Arts . .

65

62

170

4 VI

3.5

508

Kleermaker . . .

65

76

173

5 VI

2.4

509

Huisvrouw . . .

65

84

165

5 VI

3.3

510

Slager.....

60

70

172

5 VI

2.7

511

Huisvrouw . . .

30

60

163

5 VI

2.0

512

Arts......

70

76

178

5 VI

3.3

513/514

Caféhouder . . .

59

5 VI

4.0

515

516

Dienstbode . . .

19

66

174

5 VI

3.7

517

Arts......

65

62

172

5 VI

Dag. 100 mg Vitamine C

8.0

94

-ocr page 107-

Nummer

Beroep of werkkring

O

vj

.1^ W C

Ü-H

ui

j -S

Bloed

afname

bo

w Ng.

Dieet

O

6gt;

G

'e

s

gt;

518

Arts......

35

75

178

5 VI

4.7

519/520

Gep. Adm. . . .

61

78

181

8 VI

5.7

523

Badmeester . . .

34

55

176

9 VI

2.7

524

Huisvrouw . . .

63

65

165

9 VI

4.2

525

Kantoorbediende

28

70

173

9 VI

2.2

526

Huisvrouw . . .

36

51

167

9 VI

2.0

527

Kantoorbediende

31

67

174

9 VI

2.0

528

Kantoorbediende

67

80

179

9 VI

2.0

529

Teekenaar . . .

35

78

176

9 VI

6.7

533

Huisvrouw . . .

27

65

173

11 VI

Geen vruchten

5.3

534/535

en 536

Vertegenwoord. .

38

63

172

11 VI

3.2

537

Arts......

28

62

182

11 VI

4.7

538

Melkhandelaar

28

69

174

11 VI

6.0

539

Kantoorbediende

40

81

165

18 VI

2.7

540

Monteur ....

34

68

178

18 VI

5.0

543

Winkelbediende .

27

48

175

18 VI

5.1

545

Steenkoolsjouwer

20

69

178

19 VI

2.1

546

Metaaldraaier . .

39

77

179

19 VI

6.9

547

Huisvrouw ...

30

69

178

19 VI

4.7

548

Huisvrouw . . .

24

48

159

19 VI

5.1

549

Buffetchef . . .

28

73

181

19 VI

4.0

550

Geen......

75

53

173

23 VI

2.0

551

Zilversmid . . .

25

67

167

23 VI

3.5

552

Werkel. Steenh. .

65

71

179

23 VI

3.3

553

Politieagent . . .

34

75

187

23 VI

3.7

554

Huisvrouw . . .

40

65

166

23 VI

Kan weinig

groenten koo-

pen. '1'e weinig

aardappels

4.0

555

Winkelbediende .

34

62

170

23 VI

2.7

556

Huisvrouw . . .

34

55

165

23 VI

2.3

557

Gem. Reiniging .

48

76

178

26 VI

3.3

558

Behanger ....

33

66

176

26 VI

4.0

95

-ocr page 108-

Nummer

Beroep of werkkring

o

p

Q.S

O

Bloed

afname

bo

' CO 'S ^ on

QQ N

Dieet

o

gt;

559

Huisvrouw . . .

22

64

179

26 VI

Extra Vit. A,

B, C en D

6.0

560

Huisvrouw . . .

70

68

26 VI

4.7

561

Winkelbediende .

32

64

179

26 VI

13.7

562

Kolensjouwer . .

33

74

174

30 VI

4.0

563

Postbode ....

33

59

176

30 VI

4.3

564

Huisvrouw . . .

39

77

173

30 VI

10/22

6.3

565

Kleermaker . . .

42

77

182

30 VI

2.0

566

Huisvrouw . . .

16

61

171

30 VI

4.0

567

Huisvrouw . . .

20

58

169

30 VI

12.7

568

Huisvrouw . . .

34

65

164

30 VI

8.7

569/570

Geen......

75

52

160

30 VI

5.5

571

Fabrieksarbeider .

59

67

179

2 VII

3.7

572

Geen......

76

67

163

2 VII

4/10

4.0

573

Timmerman . .

65

76

173

2 VII

4.2

574

Huisvrouw . . .

65

84

165

2 VII

6.7

575

Geen (blinde man)

81

2 VII

15.7

576

Teekenaar . . .

33

58

166

3 VII

11.0

577

Huisvrouw . . .

67

55

160

3 VII

15/30

10.3

578

Apotheker . . .

34

60

174

3 VII

3.0

579

Laborat. bed. . .

17

60

180

7 VII

Weinig aardapp.

10.0

580

Exped. knecht

24

64

179

7 VII

Geen vruchten

12.0

581

Grondwerker . .

21

62

176

7 VII

Geen vruchten

8.0

eens per week

groenten

582

Huisvrouw . . .

44

64

173

7 VII

Weinig groente

oude aardapp.

7.0

583

Grondwerker . .

26

173

7 VII

12.5

584

Rustend Arts . .

65

62

170

7 VII

9

585

Grondwerker . .

42

63

174

9 VII

10

586

Huisvrouw . . .

60

67

165

9 VII

16

587

Kantoorbediende

22

60

178

9 VII

9

588

Grondwerker . .

22

60

168

10 VII

9

589

Koopman ....

40

61

163

10 VII

Geen vruchten

4

96

-ocr page 109-

Nummer

Beroep of werkkring

P

ü-=

c

Bloed

afname

bo

-ril C! O

’ O * Va

CQ N ^

Dieet

ü

lt;U

c

e

cO

gt;

590

Badmeester . . .

34

53

176

10 VII

8

591

Metselaar ....

28

67

169

14 VII

6

592

Betonstamper . .

20

72

178

14 VII

11

593

Slager.....

29

64

174

14 VII

13

594

Schilder ....

44

55

168

14 VII

13

595

Controleur . . .

27

61

169

14 VII

9

596

Grondwerker . .

33

71

185

14 VII

14.5

598

Kantoorbediende

38

66

175

16 VII

15

599

Gepens. Adm. .

61

75

181

16 VII

14

600

Verpleegster . .

23

58

166

16 VII

18

603

Luchtbescherm. .

39

65

170

16 VII

12.5

605

Grondwerker . .

51

60

168

21 VII

15

606

Los werkman . .

23

183

21 VII

13

607

Politieagent . . .

45

85

181

21 VII

6

608

Huisvrouw . . .

30

66

174

21 VII

9

609

Sjouwer ....

33

70

170

24 VII

17

610

Portier.....

41

62

154

24 VII

4/10

10

611

Schilder ....

31

55

183

24 VII

12

612

Huisvrouw . . .

46

67

160

24 VII

12

613

Huisvrouw . . .

38

72

158

24 VII

3

614

Geen Blinde man

76

24 VII

11

615

Doktersvrouw . .

34

59

164

28 VII

11

616

Dienstbode . . .

20

55

169

28 VII

1.5

617

Dienstbode . . .

16

59

174

28 VII

17.5

618

Kellner.....

21

70

184

28 VII

2

619

Winkelbediende .

32

55

179

31 VII

9

620

Los werkman . .

26

63

172

31 VII

13

621

Huisvrouw . , ,

41

52

156

30 VII

9

622

Kantoorbediende

40

79

167

30 VII

12

623

Politieagent . . .

34

71

187

30 VII

2

624

Huisvrouw . . .

34

54

167

30 VII

12

625/626

Gepens. Adm. .

61

75

181

3 VIII

17

627

Kleermaker . . .

65

72

173

4 VIII

20

628

Huisvrouw . . .

65

83

165

4 VIII

17

97

-ocr page 110-

Nummer

Beroep of werkkring

V

lt;M C

ü-s

G

?J -S

Bloed

afname

CQ N S

Dieet

u

G

a

gt;

629

Fabrieksarbeider .

50

63

175

4 VIII

14

630

Chauffeur....

29

68

181

4 VIII

7

631

Werkeloos . . .

65

71

179

6 VIII

13.5

632

Huisvrouw . . .

60

55

155

6 VIII

12

633

Fabrieksarbeider .

53

48

155

6 VIII

15

634

Kellner.....

21

70

184

6 VIII

4.1

635

Gasfitter ....

46

77

182

7 VIII

7

636

Monteur ....

24

71

184

7 VIII

15

637

Oud wegwerker

66

85

168

11 VIII

8

638

Huisvrouw . . .

67

55

150

11 VIII

7.8

639

Huisvrouw . . .

43

67

167

11 VIII

9

640

Artist.....

61

74

170

11 VIII

6.4

641

Rustend Arts . .

66

61

170

11 VIII

9.3

642

Kleermaker . . .

25

66

170

13 VIII

8.1

643

Filiaalhouder . .

27

71

178

13 VIII

6.9

644

Bontwerker . . .

21

63

178

13 VIII

12.7

645

Kellner.....

21

70

184

13 VIII

4.9

646

Werkeloos . . .

40

65

173

14 VIII

8/15

13.7

648

Huisvrouw . . .

56

70

154

14 VIII

5.9

651

Fabrieksarbeider .

64

66

174

28 VIII

4.9

652

Fabrieksarbeider .

63

63

160

28 VIII

9.3

653

Grondwerker . .

27

55

170

18 VIII

9.8

654

Politieagent . . .

34

70

187

18 VIII

5.9

656

Los werkman . .

42

64

174

21VIII

11.3

657

Dienstbode . . .

20

54

169

21VIII

12.3

658

Dienstbode . . .

16

59

171

21 VIII

13.7

659

Huisvrouw . . .

34

59

164

21VIII

9.6

661

Huisvrouw . . .

30

66

178

21 VIII

4.2

662

Huisbewaarder .

75

52

170

25 VIII

13

663

Chauffeur....

40

80

178

25 VIII

9.1

664

Huisvrouw . . .

41

60

155

25 VIII

15/30

12.4

665

Kantoorbediende

28

68

184

25 VIII

10.8

666

Los werkman . .

33

78

183

25 VIII

12.8

667

Los werkman . .

40

67

175

25 VIII

10.8

98

-ocr page 111-

Nummer

Beroep of werkkring

T3 • S*

O

0)

c

ü-2

SP u J -S

Bloed

afname

Dieet

u

c

i

gt;

668

Winkelbediende .

32

61

179

27 VIII

10

669

Fabrieksarbeider .

54

73

189

28 VIII

11.8

671

Huisvrouw . . .

32

53

165

28 VIII

12.3

672

Huisvrouw . . .

44

58

162

28 VIII

8/24

11.3

673

Werkeloos . . .

40

65

173

28 VIII

14.2

674

Sjouwer , . . .

40

73

173

28 VIII

11

677

Huisvrouw . . .

25

57

170

IIX

9.8

678

Chauffeur....

32

75

172

IIX

9.8

680

Waschnaeisje . .

26

66

178

1 IX

6.1

681

Geen (blinde man)

76

IIX

7.6

682

Postbode ....

23

58

176

4 IX

14.3

683

Kellner.....

21

79

184

4 IX

5.0

684/685

Huisvrouw . . .

76

68

178

4IX

6.6

686

Timmerman . .

46

68

4IX

3/9

11.8

687

Kantoorbediende

40

75

165

4 IX

5.3

688

Fabrieksarbeider .

58

70

176

4 IX

14.0

689

Kleermaker . . .

65

73

173

7 IX

6.5

690

Huisvrouw . . .

65

81

165

7 IX

9.8

691

Kruier.....

28

55

171

7 IX

10.3

692

Dienstbode . . .

20

62

162

7 IX

10.3

693

Politieagent . . .

34

71

187

7 IX

6.5

694

Rustend Arts . .

65

60

170

7 IX

10.4

695

Reiziger ....

43

70

182

7 IX

8.0

698

Huisvrouw . . .

51

89

175

10 IX

7.3

699

Badmeester . . .

35

55

176

10 IX

7.3

700

Luchtbesch. . .

30

67

170

10IX

10.5

701

Gepens. Adm.

61

75

181

10 IX

7.5

703

Werkel. steenh. .

65

65

179

15 IX

9.8

704

Gasfitter ....

40

77

182

15IX

5.8

705

Winkelchef . . .

32

83

184

15 IX

7.3

706

Fabrieksarbeider .

31

64

172

15 IX

10.0

707

Dienstbode . . .

17

60

171

15 IX

11.5

708

Dienstbode . . .

21

59

169

15 IX

10.5

709

Huisvrouw . . .

34

59

164

15 IX

7.3

99

-ocr page 112-

Nummer

Beroep of werkkring

é-s

4)

W) o

G

^ d hJ --

Bloed

afname

• G O

¦SS a, o.Sgt;nbsp;m ge-.o

Dieet

ü

u

,s

gt;

710

Koopman ....

67

70

165

17 IX

6.3

711

Huisvrouw . . .

32

55

165

17 IX

11.3

712

Winkelbediende .

33

62

179

17 IX

9.3

713

Kleermaker . . .

29

53

163

18 IX

12.8

714

Typograaf . . .

26

64

173

18IX

12.5

100

-ocr page 113-

Nummer

Beroep of Werkkring

o

(Ü c

Bloed

afname

ÜO • c

l'-ii

S Tl ^

Klachten

Dieet.

ü

1

Ü--

hJ •=

igt;

4

Mach. Bankwerker

51

57

3X

Ulcus ventriculi

Vooral pap

5.6

13

Koopman ....

40

68

7X

Ulcus ventriculi

Geen fruit, sinds 8 mnd alleen brood

3.2

15

Zinkpletter . . .

45

71

7X

Nephrose

Zoutloos, vleeschloos

5.6

16

Huisvrouw . . .

72

7X

Arterio Sclerose

Zoutloos, vleeschloos

6.5

31

Rijwielhersteller .

28

75

14 X

Maagklachten

13.9

40

Hulp in de huish.

21

68

16 X

Epilepsie -

7.5

41

Magazijnknecht .

48

70

16 X

Duizeligheid

9.3

46

Huishoudster . .

54

48

16 X

Asthenie, rheuma-tische pijnen

3.3

47

Huisvrouw . . .

72

68

17 X

Herhaalde bloedingen

Geen vleesch, veel groenten, vruchtennbsp;en rauwkost

6.1

51

Grondwerker . .

23

62

21 X

Buikklachten

Geen vruchten, weinig middageten

3.8

56

Sluiswachter . .

62

87

178

21 X

Ulcus duodeni

Sinds 10 dagen pap, anders normaal

6.6

57

Huisvrouw . . .

61

50

21 X

Ulcus cruris

8.4

61

Gem. Reiniging .

47

82

178

24 X

Eczeem

Sinds 6 j. geen aardappelen

4.9

62

Oud verhuizer .

68

58

24 X

Angina pectoris

Geen aardappelen

4.9

65

Huisvrouw . . .

73

63

24 X

Ziekte v. Recklinghausen

2.7

-ocr page 114-

o

N)

O

OJ

'O

'B

Ü-S

u

o

c

1

gt;

Nummer

Beroep ol Werkkring

o

¦4

M IS c

^.s

afname

CQ N ^

Klachten

Dieet

75

Incasseerder. . .

38

71

28 X

Maagresectie

5,3

78

Huisvrouw . . .

56

55

28 X

Ulcereerend car-

cinoma mammae

4.9

79

Huisvrouw . . .

65

48

28 X

Ulcus cruris

8.3

80

Huisvrouw . . .

39

28 X

Tbc. peritonei

Geen aardappels, wel groenten, vruchtensap, rijst, beschuit,nbsp;thee

6.3

91

Huisvrouw . , .

26

31 X

Tbc. pulmonum et

renum

Veel vruchten

4.8

92

Huisvrouw . . .

68

31 X

Pernicieuze

Anaemie

3.8

96

Oud militair . .

71

3X1

Carcinoma

ventriculi

Zachte kost

3.6

112

Huisvrouw . . .

55

6X1

Colitis, hoofdpijn, braken, hardnekkige obstipatie

3.8

114

Expeditieknecht .

42

65

7X1

Ulcus ventriculi

Veel brood en pap, 7 aardappelen, geennbsp;vruchten, goednbsp;groenten

4.5

116

Huisvrouw . . .

51

83

11 XI

Eczeem, nervositas

2 aardappels, weinig groenten, geennbsp;vruchten

4.0

134

Gep. Postbeambte

58

83

13 XI

Hartbloc

Geen vleesch

3.5

138

^Huisvrouw . . .

V72

l

\

17X1

\

\

l

V

139/140

^Huisvrouw . . .

f 70

(

1

(17X1

j

^Hypertensie

f Diabetes dieet

f 3.4

141/142

Huisvrouw . . .

25

17X1

Tbc. pulmonum et

Veel fruit en

peritonei

groenten

5.0

152

Bediende ....

22

20 XI

Eczeem

3.3

162

Huisvrouw . . .

22

53

25 XI

Acuut eczeem

5.2

167

Oud fabrieksarb. .

57

60

27 XI

Carcinoma ventriculi

Ulcus dieet

3.1

169

Gem. Reiniging .

47

82

178

28 XI

Eczeem

Sinds 16 j. geen aardappelen

3.6

170

Vrouw zonder beroep .....

44

27 XI

Asthenie

4.4

175/176

Fabrieksarbeider .

45

2 XII

Nephrose

Zout-vleeschloos

2.8

177/178

Bloemenkoopman

52

2 XII

Ulcus ventricvili

Ulcus dieet

2.7

179

Huisvrouw . . .

55

2 XII

Hysterie colitis

Niet achter te komen

6.3

184/185

Huisvrouw . . .

60

4 XII

Hypertensie

myodegeneratio

cordis

4.8

186/187

Huisvrouw . . .

52

4 XII

Epilepsie

3.5

190

Winkelier....

59

71

9 XII

Maagklachten

5.5

215

Huisvrouw . . .

56

19 XII

Hysterie

10.2

216

Huisvrouw . . .

5

19 XII

T andvleeschbloe-dingen

3.3

217

Huisvrouw . . .

28

19 XII

Chronisch rheuma

7.5

221/222

Sjouwer ....

45

21

Rheuma

4.3

293

Huisvrouw . . .

26

231

Tbc. pulmonum et peritonei

9.7

296

Voerman ....

41

78

190

27 I

Purpura

15.6

306

Huisvrouw . . .

61

301

Myodegeneratio

cordis

4.4

307

Huisvrouw . . .

70

3 II

Hypertensie

Veel rauwkost

5.5

-ocr page 115-

o

Ngt;

O

ugt;

Nummer

Beroep of Werkkring

-O

o

1=2'

Ü-2

M 'o

c

^.s

Bloed

afname

U)

m go

jQ

Klachten

Dieet

u

o

c

1

•M

¦gt;

75

Incasseerder. . .

38

71

28 X

Maagresectie

5.3

78

Huisvrouw . . .

56

55

28 X

Ulcereerend car-

cinoma mammae

4.9

79

Huisvrouw • . .

65

48

28 X

Ulcus cruris

8.3

80

Huisvrouw . . .

39

28 X

Tbc. peritonei

Geen aardappels, wel groenten, vruchtensap, rijst, beschuit,nbsp;thee

6.3

91

Huisvrouw . . .

26

31 X

Tbc. pulmonum et

renum

Veel vruchten

4.8

92

Huisvrouw . . .

68

31 X

Pernicieuze

Anaemie

3.8

96

Oud militair . .

71

3X1

Carcinoma

ventriculi

Zachte kost

3.6

112

Huisvrouw ...

55

6X1

Colitis, hoofdpijn, braken, hardnekkige obstipatie

3.8

114

Expeditieknecht .

42

65

7X1

Ulcus ventriculi

Veel brood en pap, 7 aardappelen, geennbsp;vruchten, goednbsp;groenten

4.5

116

Huisvrouw . . .

51

83

11 XI

Eczeem, nervositas

2 aardappels, weinig groenten, geennbsp;vruchten

4.0

134

Gep. Postbeambte

58

83

13 XI

Hartbloc

Geen vleesch

3.5

138

^Huisvrouw . . .

^72

l

V

17X1

\

\

l

l

l

1391140

^Huisvrouw . . .

[ 70

f

f

f 17X1

1

^Hypertensie

^Diabetes dieet

( 3.4

141/142

Huisvrouw . . .

25

17 XI

Tbc. pulmonum et

Veel fruit en

peritonei

groenten

5.0

152

Bediende ....

22

20 XI

Eczeem

3.3

162

Huisvrouw . . .

22

53

25 XI

Acuut eczeem

5.2

167

Oud fabrieksarb. .

57

60

27 XI

Carcinoma ventriculi

Ulcus dieet

3.1

169

Gem. Reiniging .

47

82

178

28 XI

Eczeem

Sinds 16 j. geen aardappelen

3.6

170

Vrouw zonder beroep .....

44

27 XI

Asthenie

4.4

175/176

Fabrieksarbeider .

45

2 XII

Nephrose

Zout-vleeschloos

2.8

177/178

Bloemenkoopman

52

2 XII

Ulcus ventriculi

Ulcus dieet

2.7

179

Huisvrouw . . .

55

2 XII

Hysterie colitis

Niet achter te komen

6.3

184/185

Huisvrouw . . .

60

4 XII

Hypertensie

myodegeneratio

cordis

4.8

186/187

Huisvrouw . . .

52

4 XII

Epilepsie

3.5

190

Winkelier....

59

71

9 XII

Maagklachten

5.5

215

Huisvrouw . . .

56

19 XII

Hysterie

10.2

216

Huisvrouw . . .

5

19 XII

T andvleeschbloe-dingen

3.3

217

Huisvrouw . . .

28

19 XII

Chronisch rheuma

7.5

221/222

Sjouwer ....

45

21

Rheuma

4.3

293

Huisvrouw . . .

26

23 I

Tbc. pulmonum et peritonei

9.7

296

Voerman ....

41

78

190

271

Purpura

15.6

306

Huisvrouw . . .

61

301

Myodegeneratio

cordis

4.4

307

Huisvrouw . . .

70

3 II

Hypertensie

Veel rauwkost

5.5

-ocr page 116-

o

Nummer

Beroep of Werkkring

«iJ

o

hJ

P

«ü a

O’S

6)

S c

Bloed

afname

bo

1 c

t:

s sè

ja

Klachten

Dieet

ü

a

(0

gt;

338

63

85

178

2011

Ulcus duodeni

Geen koolsoorten

geen vruchten

3.3

344

Huisvrouw . . .

27

57

169

2411

Tbc. renis

5.0

355

Landbouwer . .

33

80

182

3 III

Vitium cordis

7.1

367

Bloemenman . .

52

65

173

10 III

40/65

Ulcus ventriculi

3.3

368/369

Huisvrouw . . .

59

76

175

12 III

17/34

Carcinoma portionis

2.9

382

Gem. Reiniging .

48

83

181

20 III

Eczeem

Geen aardappelen

1.0

416

Caféhouder . . .

54

7 IV

Care. ventriculi -f-

beenmetastasen

3.0

424

Los werkman . .

52

16 IV

Ulcus ventriculi

Geen vruchten

3.0

425

Huisvrouw . . .

55

16 IV

Asthenie

Geen vruchten

1.5

428

Huisvrouw . . .

72

16 IV

45/70

Lymphklierabces

a. d. hals

Geen vruchten

3.0

429

Schoenmaker . .

45

17 IV

58/98

Bronchiectasen

Geen vruchten

2.0

432

Prostituee....

37

59

173

21III

Tabes

3.0

436

Oud fabrieksarb.

80

69

172

23 IV

50/70

Carcinoma mandi-

bulae

3.5

442

Gem. Reiniging .

48

80

28 IV

Eczeem

Geen aardappelen

3.7

445

Huisvrouw . . .

70

28 IV

Hypertensie

Zeer Vit. rijk

2.8

473

Huisvrouw . . .

12 V

Nephritis

2.7

487

Verhuizer ....

37

77

197

19 V

Ulcus ventriculi

2.0

493

Gem. Reiniging .

48

78

178

26 V

Eczeem

Geen aardappelen

2.0

521/522

Huisvrouw . . .

41

9 VI

Asthenie

4.7

531/532

Geen......

67

11 VI

Hypertensie

Zoutloos, vleeschl.

1.3

541

Huisvrouw . . .

17

62

18 VI

52/72

Tbc. pulmonum et

\

l

\

\

l

^laryivgis

l

i^-7

542

/Huisvrouw . . .

f31

( 70

(166

(18 VI

{30/55

{Tbc. pulmonum

{

{ 2.7

544

Gep. postbode .

58

180

18 VI

Myodegeneratio

cordis

4.8

597

Geen......

74

70

173

16 VII

3

601

Fabrieksarbeider .

45

16 VII

Nephrose

9

602

Huisvrouw . . .

51

16 VII

Myasthenia gravis

6

647

Verhuizer ....

36

78

197

14 VIII

Ulcus Ventriculi

4.7

649

Huisvrouw . . .

46

50

170

14 VIII

Asthenie

7.1

650

Oud fabrieksarb. .

81

62

168

18 VIII

57/87

Carcinoma Man-

dibulae

6.9

655

Winkelbediende .

26

83

184

Ulcus Ventriculi

7.4

660

Huisvrouw . . .

44

55

172

21 VIII

Tbc. Abdominis

6.9

670

Huisvrouw . . .

62

62

152

20/45

5.4

675

Portier.....

41

64

154

IIX

Vage Buikklachten

7.4

676

Kantoorjuffrouw .

38

68

165

IIX

Geopereerd aan

Carcinoma uteri

13.7

680

Pensionhoudster .

55

1 IX

Chronisch darm-

4.9

lijden

696

Gem. Reiniging .

48

77

178

10 IX

Eczeem

8.9

697

Huisvrouw . . .

26

55

162

10 IX

Genezen v. tbc.

pulmonum

11.7

702

Caféhouder . . .

Diabetes

6.3

o

(JT

-ocr page 117-

Nummer

Beroep of Werkkring

hJ

4) ü

O-S

OO u

S c

gt;-J *5

Bloed

afname

bfl

1 c3

tu

s gè

Klachten

Dieet

ü

c

s

igt;

338

63

85

178

20 II

Ulcus duodeni

Geen koolsoorten

geen vruchten

3.3

344

Huisvrouw . . .

27

57

169

2411

Tbc. renis

5.0

355

Landbouwer . .

33

80

182

3 III

Vitium cordis

7.1

367

Bloemenman . .

52

65

173

10 III

40/65

Ulcus ventriculi

3.3

368/369

Huisvrouw . . .

59

76

175

12 III

17/34

Carcinoma portionis

2.9

382

Gem. Reiniging .

48

83

181

20 III

Eczeem

Geen aardappelen

1.0

416

Caféhouder . . .

54

7 IV

Care. ventriculi

beenmetastasen

3.0

424

Los werkman . .

52

16IV

Ulcus ventriculi

Geen vruchten

3.0

425

Huisvrouw . . .

55

16 IV

Asthenie

Geen vruchten

1.5

428

Huisvrouw . . .

72

16 IV

45/70

Lymphklierabces

a. d. hals

Geen vruchten

3.0

429

Schoenmaker . .

45

17 IV

58/98

Bronchiectasen

Geen vruchten

2.0

432

Prostituee....

37

59

173

21III

Tabes

3.0

436

Oud fabrieksarb.

80

69

172

23 IV

50/70

Carcinoma mandi-

bulae

3.5

442

Gem. Reiiüging .

48

80

28 IV

Eczeem

Geen aardappelen

3.7

445

Huisvrouw . . .

70

28 IV

Hypertensie

Zeer Vit. rijk

2.8

473

Huisvrouw . . .

12 V

Nephritis

2.7

487

Verhuizer ....

37

77

197

19 V

Ulcus ventriculi

2.0

493

Gem. Reiniging .

48

78

178

26 V

Eczeem

Geen aardappelen

2.0

521/522

Huisvrouw . . .

41

9 VI

Asthenie

4.7

531/532

Geen......

67

11 VI

Hypertensie

Zoutloos, vleeschl.

1.3

541

Huisvrouw . . .

17

62

18 VI

52/72

Tbc. pulmonum et

V

\

l

l

l

\

^laryngis

V

(3.7

542

(Huisvrouw . . .

/si

( 70

(166

(18 VI

{30/35

f Tbc. pulmonum

f 2.7

544

Gep. postbode .

58

180

18 VI

Myodegeneratio

cordis

4.8

597

Geen......

74

70

173

16 VII

3

601

Fabrieksarbeider .

45

16 VII

Nephrose

9

602

Huisvrouw . . .

51

16 VII

Myasthenia gravis

6

647

Verhuizer ....

36

78

197

14 VIII

Ulcus Ventriculi

4.7

649

Huisvrouw . . .

46

50

170

14 VIII

Asthenie

7.1

650

Oud fabrieksarb. .

81

62

168

18 VIII

57/87

Carcinoma Man-

/

dibulae

6.9

655

Winkelbediende .

26

83

184

Ulcus Ventriculi

7.4

660

Huisvrouw . . .

44

55

172

21 VIII

Tbc. Abdominis

6.9

670

Huisvrouw . . .

62

62

152

20/45

5.4

675

Portier.....

41

64

154

IIX

Vage Buikklachten

7.4

676

Kantoorjuffrouw .

38

68

165

IIX

Geopereerd aan

Carcinoma uteri

13.7

680

Pensionhoudster .

55

IIX

Chronisch darm-

4.9

lijden

696

Gem. Reiniging .

48

77

178

10 IX

Eczeem

8.9

697

Huisvrouw . . .

26

55

162

10 IX

Genezen v. tbc.

pulmonum

11.7

702

Caféhouder . . .

Diabetes

6.3

-ocr page 118- -ocr page 119-

STELLINGEN.

1.

Voor het optreden van scheurbuik behoeft voorloopig geen vrees te bestaan; het toedienen van Vitamine C, anders dan metnbsp;het voedsel is overbodig.

2.

Onderzoek, door den huisarts in eigen praktijk verricht, is een belangrijke schakel in de voortgang van de Medischenbsp;wetenschap.

3.

Het is gewenscht, dat vraagstukken de voeding betreffende, niet alleen door proeven op dieren doch in hoofdzaak en meernbsp;dan tot dusverre, ook door onderzoek bij den mensch geregeldnbsp;worden.

Hoewel het beschouwen van de iris veel kan leeren berust de oogendiagnostiek, zooals die door kwakzalvers wordt toegepast,nbsp;op fantasie.

5.

Een verloskundige polikliniek behoort een welstandsgrens te trekken, waarboven geen hulp wordt verleend.

6.

Bij de behandeling van de ziekte van Still behoort een goud-behandeling beproefd te worden.

7.

De bloedzuiger verdient meer belangstelling als therapeuticum.

-ocr page 120-

8.

Het inbrengen van lipiodol in de bronchi is bij dyspnoe en cyanose sterk af te raden.

9.

Polsverlangzaming na schedeltrauma met toenemende haard-verschijnselen is op zichzelf geen indicatie tot neurochirurgisch ingrijpen.

10.

Bij den asthmatischen mensch, in het bijzonder bij het asthma-tische kind, is in den aanvalsvrijen tijd ademgymnastiek een van de meest aanbevelenswaardige maatregelen.

11.

Bij patiënten lijdend aan carcinoom van huid of slijmvliezen verdient de behandeling met monochloorazijnzuur de voorkeurnbsp;boven de röntgenologische.

12.

Het is wenschelijk dat lijders aan epilepsie kenbaar zijn.

13.

De injectiemethode met chinine-urethaan bij hydrocèle funiculi spermatici geeft zeer fraaie resultaten en dient, zeer zeker bijnbsp;oudere menschen, verkozen te worden boven de operatievenbsp;methode.

14.

De bouw van een ziekenhuis worde onder toezicht van een Centrale instantie gesteld; het is wenschelijk het bouwen op tenbsp;dragen aan daarin ervaren architecten.

Op het platteland dient een uniform type te verrijzen.

15.

Het woord scheurbuik is een verbastering van het Oud Hol-landsche woord Scorbeck.

-ocr page 121- -ocr page 122- -ocr page 123- -ocr page 124-