•f-i .
V-
¦' 1^
f- ,-'- f
:* l' I. vl
T'-' -^.i^-. V' ¦
»~r •lt;. r
/-glSquot;
Jf^
.gt;
t-- S'*
E Luchtpomp, in 't midden omtrent 4ei^, voorige eeuw uytgevonden , is geen gerinjgnbsp;.^hulpmiddel geweejl ter bevordering der ken*nbsp;nijje in de Matuur kunde; omdat men doornbsp;dezelve niet alleen de eigenfchappen dernbsp;pf Lucht heeft kunnen ontdekken; maar ooknbsp;zommige der andere lighaamen, wanneer zy in eene plaatrnbsp;zonder lucht, en dus als aan zich zelfs overgelaaten, gejlo*nbsp;ten waren.
Bevonden zynde derhalven het overgroote nut van dit werktuyg, zoo hebben veele groot e Wysgeeren zich toege^nbsp;legt, om 't zelve te brengen tot het toppunt van volmaakt-*nbsp;heid, op dat men vaardig, gemakkelyk, en zo zuyver alsnbsp;mogelyk was, de lucht uyt de vaten en glazen, en anderenbsp;Ughaamen zoude kujtneit uythaalen. Op veele en verfchei-den manieren zyn zo door myne Voorouders, als my. Lucht»nbsp;pompen gemaakt ; doch deze beide foorten, welke ik hiernbsp;befchry've , zyn , naa verfcheiden veranderingen en -verèe»nbsp;teringen, onlangs uytgevonden door den zeer Wydberoemdennbsp;Wysgeer, den Heere J. J. 's Gravezande.
De ondervinding heeft my geleerd, dat men met dezé foorten, gemakkelyk, en zeer net de Lucht uyt alle glazennbsp;pompen kan, 'vooral zeer fchielyk met de dubbelde pomp.
Maar alzo op alles zeer wel dient gelet te worden, en deze werktuygen uyt verfcheiden f ukken bef aan , wier ge--bruyk 7nen grondig dient te kennen, om'er zich met vruchtinbsp;nut en vermaak van te bedienen, ben ik te rade gewordennbsp;alles omfandïg in plaat te laaten verbeelden, opdat de be-
M 2, nbsp;nbsp;nbsp;fchry-
-ocr page 8-Jihryvtng des te klaarder en ver ft aanbaar der zoude kunnen zyn; en dat men ,fchoon afwezig, en zich van zodanig eenenbsp;hebbende doen voorzien, zonder eenige zwarigheid zichnbsp;zelven zoude kunnen helpen, en alleen te recht komen: Op -dat ook die geenen, welke zoo ervaren niet zyn in de Latyn-fchepfonduytze Schryvers, die van de proeven, welke metnbsp;de Luchtpomp genomen kunnen worden , gefchreven hebbeji,nbsp;van al het nut en gebruik der Tomp niet zouden misge*nbsp;deeld hlyven, heb ik 'er by gevoegd eene Verzameling vannbsp;vee Ie proeven, welke men met dezelve doen kan, befchry.*nbsp;vende, hoe men die moet werkftellig maaken: by de mee ft ennbsp;zal men by gevoegd vinden korte Verklaringen of Aanmerkingen 5 omtrent het geeri tot opheldering, en kennis van datnbsp;deel der Natuurkunde ftrekken zoude mogen; ook V nut, datnbsp;men uyt de proevefi haaien kan.
Alle de werktuygen worden tot klaarder begrip mede in. plaat vertoond; zo ik vinde, dat dit de Liefhebbers nietnbsp;mishaagt, zal het mogelyk vervolgd worden door meerdere,nbsp;en andere proeven met de Lomp , welke nut en aangenaam ^nbsp;en nu nagelaten zyn, of die met den tyd ontdekt worden.
• Gebruyk ondertujfchen, Lezer, dit tot uw gemak, of nut.. Vaar wel.
BE-
-ocr page 9-Pag. f
VAN DE
^ Ci’0
eibeelt een houten kas , rondom open gezet, op piaat i. dat het binnengeftel der pomp, ’t geen ’er in va!lnbsp;l-^J^ ftaat, beter vertoond zoude kunnen worden 5 hy
'word hier van agteren ingezien, en openftaande verbeeld, en kan rondom toegefloten worden met deurtjesgt; dus fluycnbsp;de deur d. d. de opening a. a. en word met de wervel k. vaftgezet;'nbsp;De andere zyde e. e. word met twee deurtjes toegefloten, Wclkt dannbsp;eeneopeningoverlaaten, waar door de fpil gaat, en uytfteekt, op dafnbsp;der zelver handvat N. N. echter daar zoude kunnen opgelèoken worden , en men dus de Lucht uyr de glazen pompen. De derde zyde'nbsp;der kaft ^., ten deelen mede open, heeft haar byzonder deurtje : Denbsp;vierde zyde h. der kaft heeft eene fleuf, om het getweearmde yzer F,nbsp;door te laaten, welke fleuf iriede met een fchuyf gefloten kan worden.-Deze laatftedricdeurtjes konden niet gevoeglyk verbeeld worden, Zonder eenige duydelykheid, in de figuur wegtenemen waarom zy ’érgt;nbsp;afgelaatep zyn.
Deze geheele kaft ftaat op eenenhouten voet, waar op zy met twee; Ichroeven wederzyds word vaft-gemaakc, waar van een ter zyden by-ƒ. te zien is.
Van onderen aan de regter zyde van' dezen voet is een plankje met een fleuf,- in welke een tafeltje P. (op den grond ter zyden afzonder--Jyk te zien) met het eind n. word gefteken, het geen op verfcheiden .nbsp;hoogtens, door de fchroef i. kan worden vaftgezet, dienende om een-glaasje met ouik op te zetten.; Dit zelve tafeltje kan ook in de fleuf; '
3. nbsp;nbsp;nbsp;vaat
-ocr page 10-m. van het rcgt van vooren ftaande plankje yii. gefteken, cn hoogef en laager, naar vereifcli, gefchoven worden} het word op deze plaatsnbsp;gebruykt, als de glaze quikpyp VZ. niet ter zydeii by X. maarnbsp;onder in t’ midden dcr bovenfte plaat by Q. is aangefchroefd, gelyk innbsp;Ibmmige proeven gefchieden moet, wanneer mende gemeenfchap dernbsp;pomp met de glazen, op de plaat MN. ftaande, wil wegneemen,
De Luchtpomp beftaatuyt twee buyzen A. a. welke gevat worden, en vaftgefoudeerd zyn in een bovenplaat B. b. De bodems C. c. vallen met uytftekken in twee holtens van t’ onderftuk D. d. Dit ftuknbsp;D, d. heeft onder aaneen dikken rug, welke in den bodem der houten kaft is ingelaaten j deze rug is doorboord, zo dat een gat van hetnbsp;eene hol D. tot in het andere d. doorgaat, opdat dus de pomp A. ge-meenfehap zoude kunnen krygen met de pyp T.j welke in ’t hol d.nbsp;haar oorfprong heeft.
De onderplaat D. d. word op den bodem der kaft vaft gezet door middel van de twee kopere pilaaren O. o. welke onder den plank metnbsp;fchroeven wel vaft worden aangehaald. Deze zelve pilaaren O. o. gaannbsp;door de ooren van het bovenftuk der pomp B. b., en dienen, zoonbsp;om dit ftuk vaft te houden, als door middel van de fchroeven S. f. denbsp;buyzen fterk tegen de onderfte plaat D. d. aan te drukken.
In den bodem der pompen C. c. zyn de twee kraanen E. e. welker zwengels gekoppeld zyn aan een dwars ftuk G., zoo dat, als d’eenenbsp;kraan draait, d’andere evenveel, en evenwydig aan d’eerfte bewogennbsp;Word. In ’t midden van G. is een yzertje H. draajende om een pin,nbsp;die door G. heen gaat, en agter met een fchroefje word vaft gezet.nbsp;H. heeft aan beide einden een koper rolletje I. en K. welker gebruyfcnbsp;ftraks zal volgen. L, is een yzer ftuk in d’ onderplank inzinkendc, ennbsp;door twee fchroeven vaft gemaakt, op den uytgeholdeu halfmaans-wyzen kant van dit yzer ruft of loopt het rolletje K.
F. is eerr getweearmd yzer, dienende om de kraanen te beweegen^ wiens werking ftraks zal befchreven worden. Dit yzer F. is vaft aannbsp;de fpil, waar op het rad met tanden zit j deze fpil met het yzer F.,nbsp;en koper rad daar aan vaft, word gelegd in de fleuven van de tweenbsp;ftaande ftukken 1.1., waarnaze gedekt worden door twee pannen, en
vaftgeïxt door de dekftukjes k. en met fchroeven gefloten.
g. g. Zyn twee ringen op de bovenplaat B. b. gefoudeerd, dienende voor bakjes om water te houden, dat boven op de zuygers word gegoten. Deze bakjes worden met dekfeltjes gefloten, laatende dooreen gat doorgaan de fleelen der ziuygers. De tanden der zuygers worden in de tanden van ’t rad gehouden door de ftukjes h. h., en deze worden met pennetjes vaft gezet in de flukken 1. 1. Men ziet,
dat de tanden van ’t rad, als ook die der zuygerfteelen getekend zyn5 men dient wel te letten, dat de tanden in getal overeenkomende elkander vatten , opdat het werk behoorlyk gaa.
Van der zuygers inwendige gedaante zal terflont gefproken worden.
De pyp T. in ’t hol, d. haar oorfprong hebbende,ligt in de onderplank , en naa een weinig uytgeftrekt gelegen te hebben, gaat zy met eene bogt naar boven tot aan Y. alwaar zy dwars gefoudeerd is innbsp;een rond flulcjej dit valt met een uytftek in het ftuk Y, aan ’t welknbsp;cene andere pyp r. is aabgefoudeerd} de voeging van deze twee Hukken, naa wel met wafch befmeerd te zyn ,. word door een koper raam-tje, en’t fchroefje,r. vaft gezet, gehouden, en digt gemaakt. Dusnbsp;worden depypen T. en t., even als éénedoorgaande pyp, .welke zichnbsp;tuflehen de kraanen R. en S. boven het dekfel der kaft nytftekendenbsp;komt te voegen in ’t ftuk, dat aan den blaker of bovenfte plaat M.nbsp;ter Zyden aan is, en waarin ook de kraanen R. en S. zynj welk ftuknbsp;ook doorboord zynde loopt tot f. met één eind naar beneden, alwaarnbsp;de glaze quikpyp VVZ. aan word 'gefchroefd.
De blaker, of plaat M. word op het dekfel der kaft met drie fchroeven vaft gefchroefd, twee ’er van zyn te zien by W. W. In ’t midden dezer plaat M. is een gat N. doorgaande tot by Q., ’t geen gefloten word door het fchroefftuk P. is een ander klein gat, binnen gemoerd} dit loopt onder de plaat verborgen , en heeft gemein-fohap met de kraan R. en dus ook met de pyp Tt. Door deze kraan word de gem^nfehap tulTchen de pompen ende glazen op de plaat o-pen gezet, of gefloten: door de kraan S. krygt de glaze quikpypnbsp;yV.Z. gemeenfehap met de pomp j of dezelve kraan dient om de buy--
-ocr page 12-De kraan R., gezet ftaande als in de plaat verbeeld word, zo is de gemeenfchap der plaat M. met de pompen afgefloten} maar de kraannbsp;S. Haat op deze manier opeiij zo dat de kopere pyp t. T. met denbsp;quikpyp VVZ. gemeenfchap heeft: Indienelke kraan een vierde deelsnbsp;eens ronds word omgedraaid, dan is R. open, en S. toe; doch S.nbsp;Haande met dit eindhet digfte naar R. toe, en R. open gezet zyhde,nbsp;kan men door ’t opligten van ’t pennetje der kraanS.de buytenlucht innbsp;de glazen op de blaker M. ftaande in laaten: Maar de kraan S. andersnbsp;omgedraaid zynde, zo dathet bovenfle pennetje het verftevanR.afis,nbsp;kan men de lucht in de quikpyp in doen vallen, met het lelvepenne-»nbsp;tje op te ligten.
Opdat men het geftel der zuygers beter begrypen zoude, word ’er een ter zyden verbeeld, uytgetrokken uyt de pomp, en geheel uytnbsp;een gedaan.
De zuyger beftaat, eerft uyt eenen Haart of heugel met 14. tanden A. B. z°. uyt het fchroeffluk C., en ’t dwars pennetje D. 3°. De bovenplaat van de zuyger E. met zyn op werk F., en holle pen G. 4°,nbsp;De onderplaat H.met zyn pen, van vooren iets hol, en gemoerd om tenbsp;kunnen vatteiihet fchroefjeM. y®. EenHukkorkK. lt;5°. Een ring vannbsp;kalfsleer L.
De Haart onder de tanden by B. is rond, en ’t laager gedeelte daar van b. veel dunder als t’ andere, en op t’ laatH gemoerd; Men Heekcnbsp;dit eind b. in F. en dan het fchroefflukje C. ’er aan, ’t geen met hetnbsp;gefchroefd pennetje D., dwars ’erdoor gaande, voor ’t losgaan verzorgd word ; dus kan de pen b. in F. | gedeelte van een duym kngtenbsp;vry fpelen, en rond draajen: over de holle pen G. word de kork ge-fleken, cn het leder L. aan de pen I. deze I. daar na in G. waar naanbsp;door M. de onderplaat tegen de bovenplaat word aangefchroefd, ennbsp;dus de kork en Iedere ringvall gezet. Men haalt hetfchroefje M.aannbsp;door middel van’r fleuteltje N., het geen-wederzyds gaten heeft, welker vierkamen dwars over elkanderen Haan} want door dien men maarnbsp;ontrent ecuacht Hevaneen rond het fleuteltje in de opening van t’werk
ü. kan: omdmijen, moet men nu met liet eene vierkante gatdan? met; het andere den kop van’t fchroefje M. v.atlen^ en. vpoxtzettentnbsp;Het leder van den zuyger word met olie wel doorvet, en c^rnaai?ianbsp;t’ water gezet om te doorweeken. Laat ons nu weder tot de pompen keeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
De beweegiog der kraanen E. e. gefchiedt door ’t omdraaijen varr ’t yzer F., aldus.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:
Het handvat N. N. beweegt de fpil, aan deze is.vafl: het twee*^ armd yzer F. , dus kan F. ginrs en herwaarts bewogen worden. -' inbsp;Zo men in den {land, welke in de plaat verbeeld word, bet eind©nbsp;i. van ’t yzer F. beweegt en omdraait naar I. toe, tot dat het het rolletje I. raake, draait H. om zyne pen, en I. zakt zo ver, totdat'denbsp;punt z. daar over, en voorbyfnappc) danryft I.wederop, enH.krygtnbsp;zynen vorigen ftand. (Vooronderfleld zynde, dat de tanden van ’tratinbsp;en de zuygers elkaar raaken, zo als ’t behoort,) is bet werk zo gefchifct,'nbsp;dat, zohaafthet einde z. over I.omtrent een halven duym is heen gegaan, en de zuyger van de pomp A. op zynen bodem ftaat, men ge-noodfaaktis den anderen weg te rug te draaijen, dus komt het eind 2;nbsp;weder tegen I., en tracht het naar de andere zyde om te zetten, dochnbsp;dit kan niet gefchieden, ten zy het rolletje K. tegeneen fchuynfenop-gaanden kant van L.worde gedrongen, onderwylen dwingt z. de rol»nbsp;I. naar boven, en G. word opgeligt, en met een de zwengels der kraanen E. e. naar d’ andere zyde omgezet, en dus zo laag ncergedrukt,nbsp;dat het eind z. over I. heen fnappej ’t geen zo ras niet is gefchiedïnbsp;of 1. nu los zynde, rigt zich weer op, door dien K. neervalt op dennbsp;laagften kant van L. Doch terwyl de kraanen omgezet worden, be-weegen de zuygers niet, omdat de pen van de zuygerlleelen in ’t gatnbsp;F. fpeelen kan, maarzo ras zyn de kraanen niet omgezet, of dc zuygers begionen ook te werken.
Als het einde r. van ’t yzer F. tegen de rol I. aanftoot, en ’er over heen i§ gegaan, is de zuyger van de pomp. a. op den grond, en die innbsp;A. is opgehaald.
De gaten in de kraanen E. e, zyn 7^0 .gcfchikt, dar als de zuyger in. a. naar boven gaat, de kraan. e. open haat, en de pyp T. roet de
¦S nbsp;nbsp;nbsp;pe»mp
-ocr page 14-pomp^ap^meenfciiap .heeft riter zdvertyid de z^uyger inA. naaf ben^» dongaamk^ 'vrord deluioh.tf dodfeea^t in de kraan E. naaar vocstenuyt-fcóraende^beii Jnvi-inGt een iedc* blapije gedektj ^yytgeftoetèn:: ’'' ¦ ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•
A'bdélcraanchi'naajreai anderen -weg zyn.omgezet j ^als de plaat vér* beelü, gaat E. open, en krygt door middel van den doorgeboorden rugnbsp;tmvdej^derplaat'D^ d:. gémeoOfphap raiet T. en'door .,e. .'wo-rd de luchtnbsp;uyt.a. gelooft naarvooren, even als in E. gezegd is, zynde dasi'géenge-B^nfckap’ttiffiahea^a-en. Tf !ilt;jk : ' v :ib .V'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
De Jfieh^es', opr’dcze dwars/uyfgangen dei kraahen'gebdriden, zyn ^öïBaafcil 4a£fhoejjfDeer men de 'lacht üyt de glazen heeft^ gehaald,nbsp;Kien zo: vedl Jte ligocij werktj anders werkt me.n zonder leertjes altoosnbsp;efeen:iEwaart.-:j7 or :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;; ' '^ï .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
? ¦ ManMetd^tagtèrde. kraan Si naar beneden uytftêek't eéh'kopef ftuk,i jJ^iiet.'wdk em'glaze pyp-iV V. met Jcoper beflaagen', wórd aange.-*nbsp;ifeh'toefd: Deze pyp is wederzyds open, onder hangtze in het glaasjenbsp;Z„Jt geen op: P. ftaande, half vol meLquikzilver is gevuld.
-tX.::}* een; hout rydtjhv in Rhynlandfehe düymen en derzelver acht-fte!doelen gedeeld, losiaan de YV. ^hangende door twee kopere l^ing^tjesjjcbet dryft met-zyn onderfte fehyfje.dp de quikin Z. dit ryd-tje yyft en da^lt, naar maate de qui’k uyt Z. in de pyp VV. klimt,,nbsp;.¦wyzendedus net aan delioogte van de quik in de pyp boven de opper-
yjaklte,i0. Z. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;- j . ¦
zal aanfchroeven, .moet men haar eerft door dc' r'tpge^^yan hecitftceken,, en dus te zamen door ’c gat van de on-'nbsp;derplank der bonton kaft. Dé pyp zynde aangefchroefd, ligt men hernbsp;tafeltje met het quikglaaje Z. zoo hoog op,, dat de onderkant der pypnbsp;y V. ^en vjerde deel .eens duyms omtrent vaq dèn grond van ’t glaasje Z. koTOe,waar.-na.®en het tafeltje P. vaftfehrocft.
Het zelve neeme men in acht, als P. in de fleuf m. word ge* 4.ekcn} gelyk nien te vooren gezegd heeft, dat fomtyds gefchiedt.
. Door middel van de hoogte der quik in de pyp VV. ondekt men,, hoe ver de lucht uyt de glazen is uytgehaald, dezelve nament-lyk vergelykende met de hoogt? der quik in eene gemeene barometer pp dien- tyd.
...
-ocr page 15-tn
t'K'jAIs.fcejïidè. p’inripizalr^pïöl' gel^uykep, fti^ii!iVei;?ek^r4 igyr?» lt;Jat:dè bxDderas-jC\,Q;':5fwi «ge^r dje prtderplaat; D'':dv^f)'nf!S»PgP^.inbsp;•en:: de .Tódgiiig: wel Mat] vtlafeb, i$;V^r5iQr'g!d geen eep3;ged»ftti,ïyj^nbsp;lt;ilt;;:j;lang daa,bfy«en ftaati j ’efl goed zpi :. Als men hel .öp .niouwnbsp;nfoili.dbeni, ina^kt:tóenr^de;[föhj'oeven .Sj f. dpr öyleo-Q-jPj -Josk daamp;nbsp;45*n'men bec. gthieelegeftel;der pompenitóetibaaiif ihetv^JtpJ^tiiBinbsp;«a bDdcni»;G.tC,'.en.'kar^nen. .teig-eijik afligtep ^nipe^iSft'desplaamp;trDK^nbsp;Men maakt deJtaiAen: yan|.C^«.xWD.id. iwddtizyd^/fcboörtideö’ïy?,nbsp;kélyk .^rr'wafch-opkggendei j. welke meji ini.de-rhflpd'cerit.aJa'ge-¦kneed en zagt gemaakt heeft y gt;200 fchroeft naen de fchfoeven £-jfInbsp;.Wedcrzyds egaal ,.en''weï!fl:yf aaii. inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;./ j:r,y ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0., :. ... naar
,. De Iedere- ringen.^dcr'.zuygcTS mootencoo^ inet!t])lie;ïsxl.-:dbQJ?y^j: worden.. Als men dit doen wilc„’ moetcmen •.de:2;ny^ers-uy.t:ideaji0«i7nbsp;pen hiuilen, ’'t geen diii gefchiedt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fjo 1.0 /1: n;;L oib tcoL»
. Maak een van de ftukken h. h. los, en trekt het uyi, draai.'daai den znygerfteel om, zo dat de tanden niet vatten, dan-kami meadEnnbsp;anderen'iuygel- doof ’t Omdraaijert vanj’t rad naar-boVêB b^dftgeri'^ :eönbsp;’t ftuk h. uytgetrokken hebbende den zuyger uythaalen gt; daai::nlt;j';tï^^nbsp;men den eerftlosgemaakten zuyger naar boven en uyt de pomp, denbsp;tanden nu weer in die van ’t rad doende vatten.
om.
Men befmeert de Ieders mee boom-olie, en zetze dan in ’t water: men iteekc eerft den ceneii zuyger in de pomp , men draait diennbsp;I, dan kan men den anderen ook infteeken, waar naa men zorg
draagt, om de getekende tanden Van ’trad in die der Zuygerfteelen net elkaar te doen vatten. Men lette, dat de dekfeltjes over denbsp;zuygerfteelen worden gefchoven, eer men deze in de pompen inllceke.
Voorts moet men de kraanenE. en. e. R. enS. wel befmeeren: ten dien einde maak de fchroefjes , welke de kraanen E. e. vafthouden,^nbsp;losj de kraanen zelfs vaft laatende a-an het ftuk G. trekze te Zamen uyt,'nbsp;vryfde oude wafch met een be-olieden doek, om een fchuynaanlopendnbsp;houtje gewonden , van binnen uyt de hollen, als ook van dc tappen der kraanen ter deeg af, opdat -alles zuyver zy: Terpentynolienbsp;dient beft, als de voorige wafch lang om de kraanen geweeft is: kneednbsp;een weinig kraanenwalch tulTchen de vingers, op datze lenig werde,nbsp;. 7 -i*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-B 2-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;mot
.1^
«öët'ÓéZe WOrdert dunnetjes, eh egaal de tappen beftrekeni fteek die dan -in hunne gaten, beweeg G. wat gints en herwaarts, haal de tap-peti dan wederom uyt, en bezie, of wafch in de gaten is blyvcn zitten, Welke dezelve verftoppen zoude kunnen j zojaa, fteek dé gaten doof mee éen pennefchaft van zyvederen ontbloot, fteek dan denbsp;-tappen weder in htinne hollen, en maakze vaft met hunne fluytplaat-jeskm-fchfoefjes,- déze laatfte een weinig aanhaaiende,, opdat dus dcnbsp;iucht'belet worde tuffehen de kraan en tap in te dringen, 'rnbsp;• Op diergelyke 'manier befmeert men dc kraanen R. en S. Ditnbsp;•beüneeren der kraanen E. e, is altoos nodig op nieuws te doen, eernbsp;men met de pomp gaa werken j jaa zelfs moeten in wai'm wedernbsp;Öeze kraanen onder ’t pompen wel ten twedemaal befmeerd worden,nbsp;omdat oaa veel pompens de wafch uyt de kraanen verflyt, waarnbsp;door die dan te veel op elkander vryvende, in ’t kort bedorven zouden zyfi. . Eenige verdere waarnemingen, welke men moet in achtnbsp;tieemen in ’t gebruyken van deze pomp , zullen volgen achter dcnbsp;ibefchryving van de enkelde pomp, omdat zy aan de beiden pompen gemgen zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i
; .1-
-ocr page 17-ENKELDE luchtpomp. nbsp;nbsp;nbsp;iï
VAN EENE NIEUWE
A. TTerbeelt de Luchtpomp, 2.0 als %y iti haaien waaren ftand is,;
V wanneer men met dezelve Experimenten zal doen.
Zy ligt fchuyns tegen het houce bord B. B, waar op zy vaft ge-fchroeft is, met twee fterke kopere fchroeven, die aande andere zy-de van het houte bord Itomen, en in defe plaat niet kunnen gezien worden.
Dit houte bord B. B. fchuyft beneden tuflchen twee hoofden S. des drievoets aOeOl waar op de ganfche toellel ftaat, en wordnbsp;met yzere fchroeven d. d, aan den drievoet vaft gefehroefd.
Boven aan dit zelve houte bord zyn twee yzers W. W, welke dc boventafel 1.1. onderftcunen, en opdat deze tafel ganfeh onbeweeg-,nbsp;lyk zoude zyn, word ’cr in ’t midden by i. een houte ftyl i. j. aan-gefchroefd, ftaande van onderen met een pen op den drievoet bynbsp;Vaftgemaakt: Men heeft het midden dezes ftyls maar met flippen aan-geweezen, en als afgebroken verbeeld , opdat men dns te gemakt-kelyker alle de deelen van de Luchtpomp zoude kunnen zien.
Binnen in de Luchtpomp A. is een zuyger valt aan den heugcl-met tanden C, waar door de zuyger op' en neder in de pomp kan bewogen worden. Aan eene yzere fpil K. zyn vafl twee yzers, bet
midden der fpil vaft, is D- hebbende aan zyn eynde den-boog eenes cirkels, wiens tanden paften in die des heugels, zo dat, alsgt; men de twee handvatten F. F. gints en herwaart beweegt y mén dennbsp;heugel C. met zynen zuyger in de pomp open neer doed gaan.. Aaa^nbsp;het einde dezer fpil by K. word vaftgemaakt het groote dwingyzen'nbsp;G, het welk dient om de kraan R, onder aan de pomp te openen en.nbsp;tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het geen op deze wyze gcfchiedt. H. i?de kraan onderr
cene, aan t
-ocr page 18-vat ƒ. aan.zyn eiiiie .eynde heeft; eerw nbsp;nbsp;nbsp;aan zyn ander
einde een rolletje 4. De uytftekken b. b, van het dwingyzer G. dienen om het rolletje 4. te vatten., zo'dat G./nö, gints en herwaartsnbsp;bewogen wordende, het handvat des taps 4. f. ook gints en herwaartsnbsp;qffldraait, waar door de pomp van onderen geopend of'geilöteh worJ.
De uyterfte eyndens c. c. van het dwingyzer G.’ftdó'ten*tég?n dè yzere pen y. als het uytftek. b. over het rolletje 4. gepafleert is, waarnbsp;door 4. zo veël ryft, dat als G. naar den anderen kint bewogen word,nbsp;het andere uytftek. b.^ tegen het rolictje 4. ftpo.t j:en,dus den tap R.nbsp;der kraan H. naar de;andére zyde om zett.inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ¦ ¦
¦ Men lette in het gebftuyk vaa deze Laéhtpojnp i jdat het handvat des taps ftaa in zodanigers:ftand,;als,in dezb ftgiltul.Yei'beeld word,nbsp;wanneer men den zuyger van den bodem der pomp zal ophaaien jnbsp;want als dan ftaat de tap zodanig' in de kraarn H, dat;men de luchtnbsp;uytde glazen , uyt Welke ze^móet. gepompt wqrdpn;, dn de ppmp.nbsp;ophaak : ih tegen déél als betnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ftaat aan ,de’ linker -zyde
der pohip^ ko kan men den zuygef neferduwei-Kle, ,alle de Ipebt uyt de pomp dfy#n door' het gat', mi’t middenvanden rap R. te zien. On-;nbsp;der aan de kraalt H^gt;is vaft-eenkopere hollepyp’L. L. omgebogen naarnbsp;boven, wiens inWelidige opening gemeènfebap beeft met de holtenbsp;in ’t ftük Y, en door de kraait, S. tbt.in bet gat. p., van de koperqnbsp;plaat M, waar op alle glazen gezet worden5 Zo dtit de^l,uch.t uytnbsp;de glazen, door kgat. p, loopt in pyp L. L, en aldus'in de luchtpomp. Het boveneinde van de pyp L. L, is yaftgefoudeerd in eennbsp;rond koper ftukje, k geen een platten kant heeft, welke tegen dennbsp;platten kaht van ’t- ftuk Y., wond gezet, en door middel van een raampje gekoppeld aan k zélve' ftUk Y j en vaa;Qndcren valk tegen een,nbsp;gefchtoéfd ,ngt;et het fcbroelje. ri , i
Doch
M. is de kopere plaat met zyn opftaandé rand vaft liggende op de tafel I. I. in deze plaat zyn twee gaten ieder met een binnenfchroef,nbsp;hét sett is in k midden by.n.^ het andér ter zyde by.p,,k welk klein-;nbsp;dér is, doek'middel van k zelve worden verfcheiden glazen, en andere ififtfürnehten - aan de pomp g$fchroefd, opdat men.’er de loch^
Oyt-zoude kunnen pompen.^
-ocr page 19-Doch;het middelgat. n. word gefloten met een fchroefftuk onder de plaat, en word alieen in fommige gevallen gebr.uykt, welke higrnbsp;onder zullen- gemeld worden. S, is een kraan, dienende om, de ge-meeirfehap der'-pomp metfde glazen, die op de plaat ftaan, aftefliiyf*nbsp;ten, wanneer ze leeg zyn gepompt: deze kraan S heeft bovcïfreeanbsp;gaatje, ’t geen met een pennetje aan een kettingje vafl, kan gefloptnbsp;Worden , door dit gaatje kan men de lucht wederom in de uy-tge*
pompte glazeii doen komen,namentlyk als het handvat des tap^ event wydig ftaat aan het koperftuk Y j edoch als het handvat dwars overnbsp;dit ftukkomtte liaan, kan dc lucht uyt de glazen, op. p. gefchroefd,nbsp;gaan-door deze kraan in de pyp L. L. als men het handvat des tapïnbsp;anders omdraait, zo dat het parallel ftaande met Y. het gaatje in ^Sinbsp;verft van de plaat afftaat, kan de lucht ook door dit gaatje komennbsp;tót in het üyterfte ftuk T, blyvende dan de gemeenfehap der ledigenbsp;glazen met de pomp afgefloten.
¦ Y. T. is een koper'holftuk, naar beneden omgaande, van binnen by T. met een fchroef,- waar aan gefchroefd kan worden een -glazenbsp;pyp V.Z, deze is aan beiden zyden open: boven by V. wordze ge-febtoefd aan T, onder wordze gezet in het glaasje Z. Dit glaasjenbsp;ruft op een boute tafeltje P, en word half gevuld met quikzilver.nbsp;Het-tafelrje P. kan hooger en laager gefchroefd. worden j het moetnbsp;altoos Zo hoog ftaan, dat het onderfle dezer pyp V. byna kome tenbsp;ijaaken den bodem van het glaasje, op dat ’er quik genoeg in zy ómnbsp;de pyp te vullen, en de lucht noyt tuflehen de quik kome, die dusnbsp;in de pomp zoude loopen.
X. is een hout lydtje, in duymen en limen verdeeld, los aan de p3’p V. hangende door twee kopere ringetjes, het dryft met zyn on-dcrile platfchyfje op de quik, in het glaasje Z. ryzende en dalendenbsp;met de quik in het glaasje; dewyl nu de quik uyt dit glaasje in denbsp;pyp V. geperft word door de zwaarte der buytcnfle luchtals men^nbsp;de glazen, op de luchtpomp gezet v.an haare lucht ledigt, zo kannbsp;men dooi middel van dit verdeelt rydtjc, zynde een nette maatftaf,nbsp;altoos zien, hoe hoog de quik in de pyp V. geperft is; hier doornbsp;weet men, hoe vene de lucht uyt de glazen uytgepompr is, te we^l
ten^,
-ocr page 20-I6 BESCHRYVING van de
ten, als men de hoogte des quikzilvers in de pyp vergelykt ixjet welke op dien tyd in de gemeene barometer word waargenomen.
' Als men deze pyp V. aanfchroeven zal, moet dezelve cerft geftc-'fcen worden door de ringetjes van ’t houte rydtje X, daar na V. aan-gefdhroefd, ligt men ’c tafeltje P. met het quikglaasje op zyne be-hoorlyke hoogte, en fchroefd het tafeltje dan vaftgt; .
Deze pyp kan ook gefchroefd worden door middel van een kopei fchroefftuk (zie de 5de plaat fig,. Z.) in ’t midden van de plaat Mjnbsp;als; wanneer haar ondereind ter zyden van den voprften poot Q, valt,nbsp;aan deze word dan het tafeltje P. vaftgemaakt (het weggenomennbsp;hebbende, daar nu is) om ’t quikglaasje op te zetten. Wanneer ditnbsp;nodig is, zal hierna gezegd worden.
In dit geval, of in alle andere, wanneer men de pyp V. by T.niet gebruykt, moet het gat aldaar met een fchroefftuk gefloten wortnbsp;den.
De heugel C. word gehouden tegen ’t rad jy, door ’t ftuk E, dat een klein weinig in de plank B. inzinkt, en meteen pen’er doornbsp;gaat , die agter met een moer op de plank word vafl: gemaakt:nbsp;Alsmen denzuyger uyt de pomp wil nemen, moetze eerft zo hoog-gebragt worden met den heugel, als men doen kan j fchroef dannbsp;hetftuk E. agter wat los, duuw het naar vporen, opdat het zo .veelnbsp;uytwaarts kome, als het te vooren in’t hout B. inzonk, dus word hetnbsp;beweeglyk om zyne pen, dit fluk E. moet dan omgedraaid worden,nbsp;tot dat de heugel uyt de kerf, die hem nu houd , vallej als dan zalnbsp;men kunnen met de hand den zuyger verder uyttrekken: Als mennbsp;den zuyger infteekt, moet ook het ftuk E. los gemaakt en omgedraaid worden, dan fteekt men den zuyger, zittende aan den heugelnbsp;vaft, zo diep in de pomp, tot dat men de getekende tanden van dennbsp;heugel doe vatten in de getekende tanden van ’t rad D. draai E. dannbsp;om, opdat de heugel in de fleuf valle, en zet E. dan vafl: agter doornbsp;zyne moer.
De fpil word te gelyk met het rad D, en dwingyzer G. ’er aan vafl:, gelegd in de kopere pannen, en boven door twee lofle ftukjes o. o.nbsp;gedekt, welke vaflgehoudcn en neergezet worden met de fchroeven.
Die
-ocr page 21-È7
De ïuygcr is even] eens van t’famenftel, en gemaakt, gelyk die in de dubbelde Pompen, welke uytvoerig befchreven zyn bladzydc 8,nbsp;waaromwe het zelve hier niet herhaalen.
Als men de Pomp gebruyken zal, dient het leer van den zuyger met olie wel doorvet gemaakt te worden.
Ten twede. Men moet de kraanen H. en S. wel befmeeren met
Wafch, ’c geen op de volgende wyze gefchiedc. Maak den tap R,
van de kraanH. los, trek hem uyc, vryf met een beolieden doek, om een fchuynsagtig houtje gewonden, d’ oude wafch zo van den rap,nbsp;als binnen uyt de kraan wel ter deeg af, op dat alles Zuyver zy,nbsp;kneed dan een weinig zo genaamde kraane-wafch tuffchen de vingers , op dat zy lenig worde 5 bellryk met deze dunnetjes en egaalnbsp;den tap. Heek dien dan in de kraan, draai hem wat om, bezie, hemnbsp;uythalende, of ’er wafch in de gaten is blyven zitten, welke dezelve verftoppen zoude kunnen, en dus den doorgang van de lucht be*nbsp;letten, wordende in zulk een geval de gaten met een pennefchaft, vannbsp;zyvederen ontbloot, doorgcfteken , dan word de tap door zyn blaatjenbsp;en fchroefje agter vaftgezet, zo vaft men begeert, waar door beletnbsp;word, dat de lucht tuffchen den tap en de kraan niet doordringe. Opnbsp;dezelve wyze word de kraan S. ook befmeerd.
Dit befmeeren der kraanen is altoos nodig op nieuw te doen, eer men met de pomp gaa werken i jaa zelfs moet in warm weder denbsp;kraan R. onder ’t pompen wel ten twedemaal befmeerd worden, alsnbsp;men wat veel gewerkt heeft, omdat na veel omdraaijen van den tapnbsp;de wafch uyt de kraan verflyt, of weggaat, waar door de kraan ennbsp;tap gevaar zouden loopen van, met op elkaar te veel te vryven, bedorven te worden.
Als de pyp V.byT.is aangefchroefd , en een glas op de plaat ftaan-de luchtledig is gehaald, en men de lucht’er weder wil laaten inkoo-men, zo moet door ’t omdraaijen van de kraans tap S.,de lucht eerft; gelaten worden in ’t glas, geevende aan S. den ftand, welke nu in denbsp;plaat verbeeld word, en het pennetje uyttrekkende 5 Het glas weggenomen zynde, moet men het handvat des taps een halve keer om-dmijen, W^^rr door de lucht in de pyp V. zal komen, en de quik
iS
vallen tot beneden in ’t glaasje Z., op welke order wel gelet dient, dewyl anderfints de quik in de pyp V. zoude kunnen naar boven ge-perft worden, en in de pomp komen *, en die bederven.
Ook moet het tafeltje P. nooit ncdergelaten,noch het glaasje Z. met quik weggenomen worden, voor dat de quik uyt de pyp V. nederge-laten, en deze vol lucht zy, om mede niet in ’t ongeluk, zo evennbsp;gemeld, te vallen.
Als men onder ’t pompen wat wil ophouden , zonder dat men juyft aanftonds de kraan S. omdraait, dewelke de gemeenfchap metnbsp;de pomp aflluit, is het nodig, dat men altoos aan de kraan van denbsp;pomp beneden by H., den ftand geeve naar de andere zyde, als nunbsp;verbeeld word j dat is, dat de kraan zo ftaa, dat de pomp met denbsp;pyp L.L. geen gemeenfchap hebbe, want dus is’er geen vrees, datnbsp;eenige lucht, terwyle men niet pompt, tulTchen den zuyger en denbsp;pomp door kome, en alzoo tot in ’t glas op de plaat ftaande voort-loope.
1°. Men moet in’t(algemeen opmerken, dat, als een fchroefftuk aan een ander ftuk word gefchroefd, de borft der fchroefflukken,nbsp;welke op elkaar fluyten, digt gemaakt word, of door een geoliednbsp;leertje ’cr tuflehen beiden te leggen, of, ’t geen beter is, de plattenbsp;borft van de vaarfchroef te befmeeren met kraane wafch, die dan innbsp;’t aanhaaien rondom uytgeparft word, blyvende zo veel tuflehen beiden, als tot digtbouding nodig is: op deze manier blyven de fchroe-ven ’t langfte ook digt.
Als men twee glazen op elkaar Zet, of ook een glas op de plaat van de pomp , om de lucht ’er uyt te haaien, gelyk ook als eennbsp;dekfel boven opeen glas word gelegt, moet de voeging verzorgdnbsp;worden tegen’t inkomen van de lucht: Dit kan op driederlei wyzennbsp;gefchieden.
De eerlle en gereediie manier is, dat men een breeden ring van
fchaa-
-ocr page 23-fchaapen leer nefme, rykelyk zo groot met zynen buytefttten raö3, als lt;k opening is van ’t glas j dezen ring moet. men wel doornatnbsp;maaken, en daar’t glas opzetten, en rondom ’er wat water omgie*nbsp;ten, naadat men een weinig luchts uyt het glas heeft gehaald.
De twede wyze is, dat men dezelve Iedere ringen wel met olie doorvette, daarnaa ze een weinig in water laate liggen, ’t geeft
s’winters laauw zyn moecgt; als dan worden zy doorweelc, en hunne
holligheden gevuld tegen ’t doordringen van de lucht: na dat zy ge-bruykt zyn , kan men ze vry lang bewaaren, als menze met een droogen doek afgeveegd weglegt.
De derde en befte wyze is, dat men de plaat der pomp eer ft wel droog maake, dan ’er het glas op zette, rondom befmeere met kraa-newafch, tot lange rolletjes in de hand gekneed, en lenig gemaakt.nbsp;Op dezelve wyze legt men de wafch ook om het glas, ’t welk boven open is, en met een koper dekfel word geöoten.
Dus kan men een langen tyd een glas luchtledig karen ftaan, en bewaaren op de plaat van de pomp j ook dient deze manier gebruyktnbsp;te worden , wanneer men zeer naauwkeurige proefondervindingennbsp;wil doen, of indien de minfte vocht ofvettigheyd fchadelyk zoudenbsp;zyn aan de proeve, welke men doen wil, gelyk zulks dikwyls gebeurt.
3°. In ’t klein gaatje p. van de plaat M. word gemeenelyk een klein pypje gelchroefd (zie de 3de plaar, Gg.y.) die belet, dat nochnbsp;water, noch quik, noch eenige vuyligheid in de pomp onder ’t pompen kome , als men water of quik op de plaat, en onder ’t glasnbsp;heeft ftaan.
4o. Een koper ftukje, wederzyds met een fchroef voorzien, (zie de derde plaat figuur x.) word in ’t zelven gat p. van de plaat M. ge-febroefd, dienende, om als men een glas, of eenig ander ftuk, datnbsp;met een fchroef voorzien is, aan de pomp wil vaft maaken, en waarnbsp;uyt men de lucht zal uythaalen , gelyk by voorbeeld, als men dcnbsp;twee kopere halve bollen, (3de plaat fig. ly.) wil op de pomp zetten,nbsp;om die luchtledig te haaien, en in andere diergelyke gevallen.
Een ftuk met een moer, en dikke vaarfthroef (zie derde plaat
C z nbsp;nbsp;nbsp;fig.
-ocr page 24-Hg. Z.) dient om onder aan de plaat in ’t middelgat te fchroeven, als men de pyp V. in eenige gevallen aan de plaat zelfe wil aandoen j ofnbsp;een kopere pyp, of iets anders aldaar aanfchroeven.
6°. Boven op de zuygers word altoos een weinig water gegoten, opdat tuflchen den zuyger en de pomp de lucht niet door zoude ko-inca.
-ocr page 25-2r
VAN
W E £ K E M E T DE
KUNNEN GEIgt;AAN -WrO-RDEN.
Om te toonen de uytzettende of veerende kracht der lucht, gemeenelyk genoemd, d* ELafticiteit van de lucht,
I. P R O E F N K Al I N G;
Neem een blaas , druk de Jiicht ’er uyt , ‘to veel Iiaare piaat IIE vouwen toelaaten , zoo dat ’er weinig lucht in blyve, Afbeeidinbsp;bindze toe, dat niets van de ingebleven lucht ontfnappen^’nbsp;kan, het geen beft gefchiedt met den hals van de blaas eennbsp;weinig nat te maken, en beneden den hals haar digt toe tenbsp;binden: Hang de blaas aan een haakje in dé knop van denbsp;glaze klok A. gecimenteerd; trek de lucht uyt de klok, zo
zal de blaas door de uytzettende kracJit van d’ingebJeven' lucht tot barftens toe opzwelleny dewyl zy nu niet meernbsp;door de buytenlucht van rondom naar binnen gedrukt word,nbsp;gelyk voorheen, wanneer zy in de lucht hong, of-eerft innbsp;de klok gedaan wierd: Zo ras men de lucht wederom innbsp;de klok laat, krygt de blaas haare oude gedaante weder,',nbsp;wordende haare. binnenfte lucht door de buytenfte wederomnbsp;iheengedrukt.
Aanmerking op de bovengaande 'Eroefnemmg',
De lucht,.een lighaam zynde, heeft by gevolg die eigénfchapperij,
¦welke aan alle hghaamen gemeen zyn , dus is zy onder andere zwaar^
’t geen hier naa door proeven bewezen zal worden*
Doch?
r ^
-ocr page 26-zz.
Doch zy heeft nogh eene andere eigenfchap, die haar voornament™ iyk alleen eigen is, welke is, dat zy in een veel kleinder plaats doornbsp;periling kan gebragt worden, welke zoo ras niet ophoudt, of denbsp;lucht zet zich weer uyt, zoo dat zy de voorige plaats op nieuwsnbsp;vult.
Deze eigenfchap word haare veerende, of uytzpttende kracht genoemd, men ondervindt en betoont dit, neemende een fpuyt, wiens zuyger werde uytgehaald , dan de bodem geftopt, zoo zal men voornbsp;een gedeelte den ftamper naar binnen kunnen induuwen, wykendenbsp;de lucht, en zich laaiende brengen in eene veel kleinder plaats gt; dochnbsp;zo ras men den ftamper loslaat, word hy van de lucht te rugge gefloten , en weder op zyne voorige plaats gezet j want de kracht, waarnbsp;mede de lucht den ftamper te rug floot, is net even groot als die,nbsp;met welke hy naar den bodem wierd gedrukt, dewyl dit eene vaftennbsp;regel is in de Natuurkunde, alle ‘werking aan haare tegenwerkingnbsp;gelyk is ¦, by voorbeeld, ik druk met myne hand op een tafel die valtnbsp;ftaat , de tafel drukt even flerk tegen myn hand weder aan : Eennbsp;paard trekt een wagen daar aan gebonden met een touw, het touwnbsp;trekt den wagen, en het paard met dezelve kracht j dit zal begry-pelyker voorkomen, zo men onderfteld, dat in ’t eerfte geval iknbsp;met myne hand tegen eens anderen hand aandrukke, zoo wy beidennbsp;even fterk drukken , blyven onze handen onbeweeglyk , hier zietnbsp;men, dat de tegenwerking eene waare kracht is, ’t geen in de handnbsp;op de tafel te leggen, zoo ras niet bleek, maar in dit geval is denbsp;zwaarte van de tafel, of van den grond, waaropze ftaat, eene tegen-11 and, wiens uytwerking net het zelve doet, en veroorzaakt, als ofnbsp;’t eene waare levende kracht wasj dus moet zy voor ’t zelve, ten op-zigt van de tegenwerking, gehouden worden.
Zoo ook als men in plaatze van een wagen en paard begrypt twee menfehen, elk zittende in bootjes, beide even groot en fwaar, ennbsp;dat de menfehen door een touw malkaar trekken, men ziet dus ras,nbsp;dat het touw wederzyds even fterk gefpannen is, want d’een moetnbsp;zo fterk trekken als den ander, wil hy op zy-n'plaats blyven zitten,nbsp;en de booten zullen op de helft van den afftand byeenkomen.
de VEEREM DE KRACHT DÊR LUCHT. 2?
Even eens is ’t ook met de lucht gelegen j hoe fterker men haar peril, hoe llerker zy te rug flootgt; dit wel begreepen zynde zalnbsp;veel opening tot het verfland van veele proeven geeven.
Welke de reden en oorzaak van deze uytzettende kracht in de lucht zy, is zoo gemakkelyk niet te zeggen} want fchoon ’t waarnbsp;zy, dat de lucht door de flerke beweeging der vuurdeelen geweldignbsp;kan worden uytgezet, kan men echter die andere uytzettende krachtnbsp;gew^aar worden, Zonder dat men de minfte verandering van warmtenbsp;in de lucht ziet gelchieden. De groot wysgeer D’ Hr. Newtonnbsp;heeft geoordeeld, dat de deeltjes van de lucht met die eigenfchapnbsp;van den Schepper begaafd zyn, dat, zoo twee elementelc deeltjesnbsp;van lucht in eikaars nabyheid komen , zy met kracht van elkaarnbsp;vlugten , of gedreven worden welke kracht groeit, naarmatenbsp;deze nadering mindert.
De bovenfte lucht drukt door haare zwaarte die, welke onder haar is, en brengt die in een kleinder plaats , even gelyk de zuyger in denbsp;pomp, door kracht aangezet, het deed: Dus moet men begrypen,nbsp;dat de ludit hier op ’t oppervlak van onzen aardbol zich even gedrukt en ineengeperfl bevindt , als of zy van een Hamper in eennbsp;fpuyt hetwkrd gedaan} en nadien men rondom dé blaas de buytenflenbsp;perlTende kracht weg neemt, als men de lucht uyt het glas pompt, Afb. i.nbsp;zoo herftelt zich de lucht in de blaas, en zet zich uyt om tot haarenbsp;natuurlyke grootheid te komen.
II. PROEFNEMING.
Dat de lucht ïïch zeer veel kan uytzetten, ziet men dus.
Neem een glaze bolletje met een langen hals A., vul het Afb. met water, alleenlyk een zeer klein belletje lucht daar in laaiende; keer het om, en fteek het pypje in een hoogachtignbsp;glaasje met water, zet ’er dan eene klok B. overheen, treknbsp;hier de lucht uyt; zoo zal de kleine bel lucht zich uytzet-ten, en ’t water uyt de bol perffen : vergelykende nu denbsp;bel 5 2,00 als zy eerft was, m^t die, na dat zy is 'uytgezet^nbsp;zal men kunnen opmaaken, hoe Veel de lucht zicli heeft uytgezet. Het is beft hier toe water te neemen, dat eerft van
lucht
-ocr page 28-14
lucht gelzuyverd is, door kooken jofhet onder eene klokte zetten, en die lucht ledig te pompen ; opdat onder hetnbsp;pompen geene luchtbellen uyt het water opkomende, dennbsp;eerft ingelaaten bel vermeerderen zoude, en dus de uytre-kening onzeker maaken.
jianmerking de vvorige proefneming.
Men beeft waargenomen, dat de lucht , welke rondom ons is, door de kracht van de zwaarte der geheele bovenlucht gedrukt zyn-de, zoo ras als die drukking minder is, zich zodanig uytzet, dat denbsp;plaats, welke zy beflaat, groeit,naar maate, dat de perfing mindert.nbsp;Zo ook, dat de perffende kracht groeijende, de lucht gebragt wordnbsp;in kleinder plaats, welke verrrdndert, naar maate de perffende krachtnbsp;grooter is.
Doch dit laatfte kan niet tot in het oneindige plaats hebben, want als op ’t laaft de perlTende kracht zoo groot was geworden, dat denbsp;lucht deeltjes elkaar raaken, zoude waarichynelyk de lucht niet verdernbsp;kunnen inééngedrongen worden. Doch hoe ver men de lucht in éénnbsp;perflen kan, is tot nogh toe onbepaald: by ondervinding meent D.nbsp;Hr.Boyle, datmen haar in een dertienmaal kleinder plaats kan brengen, als zy natuurlyk befloeg.
Hoe verre de lucht, van alle buytenperlïing ontbloot, zich Zoude uytzetten, is insgelyks noch niet wel bepaald.
Als men de lucht uyt het water in een hoogachting glas haalt, zullen zich op den grond meenigmaal kleine belletjes, niet grooternbsp;als een zandtje, vertoonen, welke naar boven komende, hoe langernbsp;hoe grooter worden, zo dat zy fomtyds op het oogenblik, waar innbsp;zy in de ledige plaats boven ’t water ftaan te verdwyncn, de groottenbsp;van één duym hebben. Laat ons onderftellen de eerfte zichtbaarenbsp;middellyn ‘ss van een duym te z.yn, zo is deze tot dien duym, wanneer de bel uyt het water gaat, als i. tot 600. en naardien de bollennbsp;tot elkaar zyn als de taarlingen der middellynen, is d’ eerfte bel totnbsp;de laatfte, als de taerling van i, tot die van 600. dat is, als i., totnbsp;^idooopoo. ,dus meer als I. tot twee honderd millioenen. Zoo dat dus
blykt.
-ocr page 29-blykt, 4at de lucht zich geweldig kan uytzctten; maar naardien mea met eenige waarfchynlykheid zoude kunnen giffen , dat zulk eennbsp;klein belletje lucht in ’t pafféren door ’t water van onderennbsp;naar boven , onder weg ontmoet diergelyke, of kleinder deeltjesnbsp;lucht, tuflchen de waterdeeltjes verborgen, welke zich met het belletje vereenigen , blyft het eenigfins onzeker j of wel de bel, welkenbsp;boven breekt , alleen uyt die deeltjes beftaat , welke eerft: op dennbsp;grond zichtbaar waren, endusfchynt het niet bewezen, dat de lucht,nbsp;zich'ZO fterk zoude kunnen uy tzctten, tenzy men lette op de bellen, welke uyt het water, bynaa ganfch gezuyverd zynde van luchtnbsp;uytgaan. D’ Hr. Mariotte heeft dus dit anders onderzocht, en opnbsp;die manier, als Plaat III. Afb. z., verbeeld word.
Als men de bol A. onderfteld te zyn van één duym middelyn, en de bel lucht er in gelaatcn van een duym, zoo zal op het uythaa-len van de lucht uyt de klok, die bel zich zoover uytzetten, dat zynbsp;al het water uyt den bol zal drukken j de taerlingnu van lö. is 4op5,nbsp;dus als men een bel lucht laat in een bol, wiens middelyn is vannbsp;des bols middelyn, zal die bel zich zoo ver uytzetten, dat zy den ge-heelen bol zal vervullen, en ’t water van den bol tot beneden hetnbsp;water, in ’t glas zynde, drukken, tot teken , dat zy nogh krachtnbsp;had op ’t water, opdat men niet denken zoude, dat het water doornbsp;zyne zwaarte alleen uyt den bol A. was gevallen: uyt deze proevennbsp;blykthet, dat de lucht, fchoon 4000 maal uytgezet, nogh eenigenbsp;kracht heeft.
Deze uytzettende eigenfchap van de lucht is de grond en reden van de werking der luchtpomp, want de zuyger gehaald wordendenbsp;van den bodem der pomp, welke met de lucht in een glas gemeen,nbsp;fchap heeft, zoo zet zich de lucht aanftonds uyt, en vervult Zowel denbsp;pomp, als het glas: Wanneer men de buys zoo groot onderftelde alsnbsp;het glas, en den zuyger tot boven toe te zyn uyt gehaald, zoo zal dcnbsp;helft van de lucht zich nu maar bevinden in ’t glas, en als men dcnbsp;buys van dc lucht, welke zy in zich bevatte, ontlafl:, en den zuygernbsp;ten twedemaal van den bodem doet afgaan, zal de helft van de overgebleven lucht zich ook weder in de buys bevinden, tot dat naa
D nbsp;nbsp;nbsp;dik-
-ocr page 30-16
dikwyls pompen, de lucht zo verre in ’t glas zich heeft uytgezet, dat zy byn aa geene uytwerking doen kan: dus ziet men wel, dat mennbsp;volftrekt nooit een glas luchtledig kan haaien met de luchtpomp,nbsp;maar ’t weinige, dat ’er overblyft, word als niet gereekend. ’t Zynnbsp;derhalven de befte pompen, welke de minfte lucht overig laaten, ennbsp;Zoo men de buys zuy ver van al de lucht, die ’er in is, wiftte ontlede-en, zoude men ’t naafte, en radfte, hier toe komen j doch dit isnbsp;niet wel mogelyk te verkrygen, want tuflchen den bodem en dennbsp;zuyger, en ’t gaatje van de kraan, waardoor men de lucht ontlaft^nbsp;blyft altooseenigewanfluyting, dewyl alles,hoe zorgvuldig gemaakt,nbsp;zoo net niet tegen een voegen kan. Zo ras men dan met pompen zoonbsp;ver gekomen is, dat de lucht, welke uyt het glas in de pomp zichnbsp;bevindt, tot haare natuurlyke verdikking gebragt zynde , net dcnbsp;plaats van deze wanfluyting beflaat, kan men met langer te pompen niets vorderen. Zo men onderftelde, dat het hol van de pompnbsp;en van ’t glas even groot waren, zou ’er altyd zo veel lucht overignbsp;blyven, als dc grootte van de wanfluyting} dog het glas ongelyk vattnbsp;grootte zynde met de pomp, is de menigte van d’ overgebleven luchtnbsp;in ’t glas, tot die van de wanfluyting, als de grootte van ’t glas, totnbsp;de grootte van de pomp.
Dus ziet men, dat men in grooté of kleine glazen de lucht even zeer verdund kan krygen met dezelve pomp, dat is, de quik in de
pyp Vi PI. I. en z. zal even hoog kunnen opgehaaki worden. Doch zoomen wyder pomp gebruykende, te gelyk de grootte van de wanfluyting kon verminderen, won men iets, dochmeeft groeit de wanfluyting naar maate van de wydte der buys} fchoon hier ook nochnbsp;eene andere reden meeft plaats heeft , ontftaande uyt zekere uyt-zetende ftoffe, welke men ondervind op ’t laaft voor den dag te komen, doch dit breeder uyttehalen zoude ons te^verre afleiden.
Netter luchtledige plaats word gevonden boven in de ledige ruym-tc van eene omgekeerde en welgevulde quikpyp, maar het is al tc mpeilyk eenige proeven hier in te neemen.
XII. PROEF-
-ocr page 31-PE VEERENDE KRACHT DER LUCHT. 27 III. PROEFNEMING.
Neem een zeer verfcli hoender-ey: fny aan ’t dunne eind Plaat in, omtrent een derdedeel van het ey af, hort het om, en den^^'^- 3-doyer ’er uyt, zoo zal men onder op den bodem een kleinnbsp;belletje lucht verfcholen vinden liggen tuffchen de fchaal ennbsp;het vlies, zet het ey op een hol glaasje A., en een kleinenbsp;glaze klok C. ’er over heen op de plaat; onder ’t uytpom-pen der lucht zal dit luchtblaasje aan de fchaal zich uytzet-ten, en het vlies zoo opblaazen, dat het de geheele fchaalnbsp;zal vullen, en het de gedaante krygen van een volkomen ey.
ÏV. PROEFNEMING.
Of maak in het dunne eind van ’t ey een klein gaatje keer het om, zet het binnen ’t voorgemelde glaasje A., en^^^'quot;^’nbsp;een klok ’er over heen, zoo zal de lucht in ’t ey, onder ’t uyt-pompen zich uytzettende, al het wit en den doyer doennbsp;uytloopen door ’t gemaakte gaatje: de lucht ingelaaten zyn-de, en het ey geklemd ftaande onder A. tegen de plaat, zalnbsp;’t uytgeloopen wit en de doyer weder geheel in ’t ey te rugnbsp;keeren. Vertoonende dus het eerhe uytloopen de uytveeren-de kracht van de lucht.
V. PROEFNEMING.
Neem het glaasje A., wiens hals met koper heilagen is,PMir. vul dit met quik een duym of meer hoog, fchroef’er aan dequot;^^^*nbsp;glaze pyp C. wederzyds open, het onderfte eind van dezenbsp;'pyp komt dan by kans tegen den bodem van ’t glas A. tenbsp;ftooten. Zet dit glaasje in het glas D., en daar op hetnbsp;dekfel met de lange pyp E., den rand van ’t dekfel metnbsp;wafch befmeerende: Zooras men de lucht begint üyt te haaien , zal men de quik zien ryzen in ’t naauwe pypje naarnbsp;maate zich de lucht in ’t glaasje A. B. uytzet, en als de luchtnbsp;uyt D. geheel is weggehaald, zal men bevinden , dat denbsp;quik in ’t pypje C. weinig in hoogte verfchillen zal van dienbsp;in eene ordinaare barometerpyp.
2) z
-ocr page 32-PROEFNEMINGEN OMTRENT
Aanmerking op de voorige proefneming,
De lucht, welke ia’t glaasje A. boven de qulk ftaat, word ge-drukt door de geheele zwaarte van onzen dampkring , eer ’t glaasje wierd toegedaan, dus trachtte zy zich uyttezetten met esne kracht,nbsp;welke gelyk was aan die zwaarte j haare werking word’ ook zichtbaar, ZO ras de lucht word weggenomen boven uyt het pypje C. Zonbsp;het nu mogelyk was, dat tqet het opklimmen van de quik ih C., denbsp;ruymte in ’t glas A. niet grootcr wierd , zoude volflagen de quik zoonbsp;hoog ryzen , als die geene, welke zich ophoudt in eene gemeene barometer op dien tyd: Hoe meer nu de'ruymte in ’t glaasje A. eveneens blyft, door ’t pypje C. zeer naauw te neemen, boe minder ditnbsp;vcrfchil van de hoogte der quik, in de twee voorgemelde pypen zynnbsp;zal.
FI. m. Afb. 6.
Neem ghie bolletjeswelke een halsje aan Imn een eind hebben, en holle glaze mannetjes, doe hen in een hoognbsp;glas met water, zet’er een klok B. over heen, en deze opnbsp;de plaat, trek quot;^er de lucht een weinig uyt, zoo dat eenigenbsp;belletjes lucht uyt de mannetjes en bolletjes komen, laat denbsp;lucht weder in de klok, zo zal in plaats van de uytgefnaptenbsp;lucht zo veel water binnen de mannetjes en belletjes gaan,nbsp;waar doorze zwaarder zullen worden, en ’er dient zoo veelnbsp;lucht uytgehaald, dat het plaatsvullend water hen even totnbsp;op den bodem van ’t glas A, doe zinken; trek dan wedernbsp;de lucht uyt de klok, zo zullen door de uytzettende kragtnbsp;der lucht de mannetjes en bolletjes zo ver weder van ’t water ontledigd, en dus zo ligt worden, datze boven op zullen komen dryvea, doch op- ’t inlaaten van de lueiit in denbsp;klok zinkenze aanftonds weder naar beneden, en zy komen telkens op ’t uythaalen van de lucht weder boven,
PMil. Afb. 7*
ETE VEERENDE KRACT DER LUCHT.
ludit gelaaten, en toegebonden zynde, door aangebonden gewigt zo zwaar gemaakt is, dat zy tot op den grond evennbsp;uoorzinkt; want zo ras men de klok, waar onder bet glasnbsp;met water en blaas ’er in, wat van lucht ontledigd, zweltnbsp;de blaas, en komt boven op dry ven j zinkende t’elkens weder op ’t inlaaten der lucJit.
Zoo men aan een ftuk kork lood aanliangt, ’t geen maakt, dat de kork even door ’t %vater zinkt, komt op ’t uyttrek-ken van de lucht, even als in proef: VI. en VIL gezegd is,,nbsp;de kork boven dryven. Want de lucht in- de poren der kork-verborgen, zet zicbuyt, en.doet dus de kork zwellen; mennbsp;bindt een ftuk lood aan de kork, om dat de kork zeer traagnbsp;doornat word, en dus vol lucht zynde, ligter is als water,nbsp;doch d’ Heeren Defaguliers en Hales toonen , dat als korknbsp;met water wel doortrokken is , ’t zelve, daar in doorzinkt,nbsp;en dat dus haare fubllantie, gelyk. ook van alle houten, op’nbsp;zich zelfs aangemerkt, zwaarder als water zyn.
Hoe. fterk deze veerendè kracht der lucht zy ondervind Pt nE-men, neemendè een houte doos B., waar op gelegd word ^ een dekfel van lood met een kopere pen A. die dekfel gaatnbsp;een duym binnen in de doos B. Leg in de doos eene weltoe-gebonden blaas, waar uyt de lucht voor ’t grootfte gedeeltenbsp;is gedaan, Leg op het dekfel eenige platte looden fchyvennbsp;G. C., hebbende in.’t midden een gat, om haar dus door denbsp;pen A. heenheekende vafl te doen liggen. Zet alles ondernbsp;een fmalle hoogachtige klok D., trek de lucht ’er uyt, denbsp;blaas zich uytzettende zal het looden dekfel, en de. bovennbsp;opgelegde gewigten opligten.
AAnmeTking op de vorige proefneming.
Qm omtrent te rekenen, hoe veel gewigt de kichtin de blaas zoude
D 3 nbsp;nbsp;nbsp;kun-
-ocr page 34-50
icunnen opligten, laat ons onderftellen, dat de doos 4. duymen wyd zy, dat hetdekfel zoo fluyte in de doos, dat de blaas, en de luchtnbsp;’er in gelaacen, het hol van de doos net vuile, zonder nochtans datnbsp;de lucht in de blaas door het dekfel geperft worde. De kracht dannbsp;van de lucht in de blaas om ’t gewigt op te ligten is gelyk aan denbsp;Zwaarte van een kolom lucht, welke op de blaas ftaat te drukken.nbsp;Nu weet raen uyt andere proefnemingen, dat een kolom lucht, welke een duym dik is, en de hoogte heeft van onzen dampkring, ge-ineenlyk ontrent 12. ponden weegt, gelyk wy op d’ XXI. proefneming ftaan te bewyzen.
Dus (laat op een doos, welke 4. duymen wyd is, eene perffing van felHenmaal Èwaalfpond, of ipi. ponden j zooveel gewigt zoude dusnbsp;de lucht in de blaas opligten kunnen, als al de lucht uyt het glas wasnbsp;weggchaald. Maar naardien men gemeenelyk veel minder lucht laatnbsp;in de blaas als welke de doos, wanneer het dekfel ’er op ligt, vult,nbsp;moet de lucht zich reeds al veel uytzetten, eer zy tegen ’t dekfelnbsp;aanftoot, waar door zy veel van haare kracht verliellj want onder-ftellende, dat de lucht de helft maar van de plaats inde doos befloeg,nbsp;zoude zy ook maar half zo veel gewigt, dat is p6. ponden, kunnennbsp;opligten.
X. PROEFNEMING.
Pi ni. AfJj.
Neem een glaasje zeer dun van glas, en met platte kanten A., ftop den mond met een kork, en befmeer deze rondomnbsp;met ciment, opdat de lucht uyt het glas niet mooge ontfnap-pen. Zet het glaasje A. op de plaat, en een gevlochten netje van koperdraad B. ’er over heen, bedek dit met een kloknbsp;C.; als de lucht hier uytgehaald word, zet zy, die binnennbsp;het glaasje A is, zich uyt met die kracht, dat indien ’tglasnbsp;dun genoeg is, het zelve -aan ftukken zal vliegen, dewyl nunbsp;de tegenftand van de buytenfte lucht is weggenomen.
Aanmerking op de vorigeproefneming.
Men heeft onderzocht, wat gedaante een flesje moeft hebben vaa eene gegeeven zwaarte, en grootte, opdat het de grootfte tegen-
fland
-ocr page 35-DE VEERENDE KRACHT DER LUCHT, p
ftnnd zoude kunnen bieden aan de binnen ingefloten lucht, tfn dus-het oHgemakkelykfte aan ftukken geflagen worden, als de buytenfl:c lucht wierd weggenomen.
'Zonder toevlucht te nemen tot hooger deelen der Wiskunde, zoude men dus het eenvoudig kunnen nagaan.
De kracht van de uytzettende lucht groeit in eene t’ fameii'-
r.
gcftelde reden van ’t getal der deeltjes,, en eene omgekeerde rcdeiï van der zelver afftand van elkander.
z. De kragt van ’t glas groeit naar maate het dikker is. Dus als, tnen van twee klompen glas, even zwaar, twee glaasjes maakt, welkenbsp;van de zelve grootte en inhoud zyn, doch van gedaante verfchillen,.nbsp;zal dat glaasje dikker van ftof zyn, ’tgeen onder den zelven iuhoud denbsp;kleinfte oppervlakte heeftj Nu is ’t bekend in de Wiskunde, dat eennbsp;bol of kloot, de kleinfte oppervlakte, en te gelyk den grootften in-Boud heeft, welke van dezelve ftoffe, of uytgeftrektheid kan gemaaktnbsp;worden.
Dus een flesje, ^t welk een bol is, zal van den zelvcn inhoud het dikfte ook van glas zyn, dat van die zwaarte van ftoffe kan gemaaktnbsp;worden. Hoe verder men nu afgaat van die figuur , hoe dundernbsp;het glas zal worden. Daarom een rond flesje van een rolachtige:nbsp;gedaante, dat zoo hoog als dik is, zal fterker zyn als andere, welke’nbsp;van den zelven inhoud veel langer of hooger gemaakt worden, al-200 zy veel verder van de klootfe figuur afloopen, en. dus dunder vanglas vallen.
Men ziet uyt de eerfte regel , dat de kracht van de uytzettende* lucht in alle flesjes van den zelven inhoud even eens isj alzoo de na-by heid der deeltjes, en ’t getal in alle gevallen dezelve zyn-, wantnbsp;men onderfteld, dat de flesjes op den zelven tyd toegeftopt zyn ,, en*nbsp;dus even verdikte lucht in zich befluyten.
XI. p R O E F N E M I N G.,
Als men een diergelyk flesje als in 9., met een netje ’erp, jt. over heen, zet in een glas met water D., en een klok C. Afb. 1®,.nbsp;^er over heen, zal op ’t uytiiaalen van de lucht het glaasje
-ocr page 36-PROEFNEMINGEN OMTRENT.
ook aan ftukken flaan, met een fchok, dat de pomp ’er af dreunen zal.
:xiL proefneming.
Neem een gerimpelden appel, hoe meer gerimpeld hoe beter 5 leg hem op de plaat, zet ’er een klok over, de lucht uytgetrokken wordendej zwelt de appel, en word glad, ennbsp;gaaf, als of hy verfch was ; laat de lucht weder in denbsp;klok, zoo zal de appel weder tot zynen voorigen Hand komen.
XIIL PROEFNEMING.
i’l. III. Neem een glaasje A., doet ’er wat verfch bier, wyn of Af-b. II. brandewyn in, bedek het met de klok B., trek hier de luchtnbsp;uyt, zo zal de lucht, in ’t bier of andere vochten verfcho-len liggende, voor den dag komen, zich uytzetten; hetnbsp;bier zal geheel in fchuym veranderd worden, welke zo rasnbsp;men de lucht weder in de. klok laat, verdwynt; de wyn ennbsp;brandewyn, zullen groote bellen uytgeeven , enfehynen tenbsp;kooken. Deze vochten geproefd, naa dat zy eenen kleinennbsp;tyd in de luchtledige plaats gehaan Jiebben, tegen anderenbsp;verfche van dezelve lbort, zullen bevonden worden zeer ver-
fchaald te fmaaken.
XIV. PROEFNEMING.
Als men water zo warm maakt, dat een thermometer daar in gezet op po. graden ryze, zal ’t zelve op ’t uythaalennbsp;der lucht zeer geweldig beginnen te kooken, en te bewee-gen op ’t uythaalen van de lucht, ’t geen op ’t inlaaten dernbsp;lucht terllond ophoud. Allevochten, voor al welke gegiftnbsp;hejbben, ook bloed, gal, pis en verdere dierelyke vochten,nbsp;kunnen dus onderzocht worden, of zy lucht in zich hebben,nbsp;en hoeveel graden verdunning van lucht vereift worden, voornbsp;dat in deze de luchtbelletjes te voorfchyn koomen, ’t geennbsp;door de hoogte van de quik in de pyp.V. plaat i. en 2.nbsp;word ontdekt.
-ocr page 37-Meeft alle vochten, aan de open lucht bloot gefteld, trekken een gedeelte der lucht naar en in zich, zo dat vochten, gelykals fpongiénnbsp;of vloeipapier, fchynen te zyn dorftig naar lucht.
Deze kracht is haar onderling gemeen} want eveneens trekt ook dc lucht water naar zich, gelyk overvloedig bekend is, en het blykt,nbsp;dat zeer veel water zich meeft altyd bevindt en onthoudt «n de lucht}nbsp;want fluyt wynfteenzout, of potas, hoe droog ook gemaakt, innbsp;een droog glas vol lucht, en wel gefloten, naa eenigen tyd gellaan tcnbsp;hebben, zal ’t zout gefmolten gevonden worden, ten minden voornbsp;een gedeelte.
Men bewyft zeer ligt, dat het water de lucht in zich haalt: Neem hier toe een glas metlaauw water, zet het onder eene klok, trck’erallcnbsp;lucht uyt, zo zal men zien, hoe de lucht uyt het water in zeer kleine belletjes van onderen opkomende, in groote blaazen zich naar boven opgeeft} laat het zoo wat fl:aan,tot dat men geene blaazen meer zie opkomen i laat de lucht dan weder in de klok, en het water eenigen tydnbsp;Uil en in de open lucht ftaan, zet het weer onder de klok, en treknbsp;’er de lucht uyt, men zal ondervinden, dat ’er weer bellen lucht uytnbsp;het water naar boven opkomen} Zoo men de lucht fchielyker,- en innbsp;meerder overvloed , ’er wil laaten inkomen, giet het water, na hetnbsp;van onder de klok is weggenomen, maar eens over in een ander glas,nbsp;dan is het ten eerften weder met lucht vervuld.
De lucht, welke zich in de vochten indringt, verdeelt zich zeer evenmatig door de geheele flolFe, en f. hynt zich te voegen tuflehennbsp;dc hokens, welke de elementccle deeltjes van de vocht onderling hebben, en ter plaatfe daarze malkaar niet kunnen raaken.
Dus is de lucht mede oneindig klein verdeeld, en mogelyk ook in” haareelementeeledeeltjes van een gefcheiden, waardoor’t komt, datnbsp;de vochten, als by voorbeelt, water, fchoon dus van lucht voorzien,nbsp;door geene kracht in kleinder plaats kan geperft worden,’t geen echter de koude zeer ligt doet gefchieden .• indien nu de lucht de elc-menteele deeltjes van ’t water zoo vulde} dat deze vaneengefcheidcanbsp;waren, zoude dit noodzaakelyk dienen te gebeuren.
14
De lucht, dus in haare elementeele deeltjes gefeheiden, worddoo? de waterdeeltjes fterk ’erin gehouden, en getrokken, en zy fchyntnbsp;in dien ftaat veel van haare veerende kracht verlooren te'hebben, welkenbsp;“niet eer weer komt, voor dat twee zulke kleine luchtdeeltjes in elkandersnbsp;nabyheid komen , wanneer haare veerende kracht weer wakker en alsnbsp;geboren word , die door de tuflchenbeiden zittende waterdeeltjesnbsp;als fcheen belet te zyn van te kunnen werken y even als men medenbsp;ziet, dat zouten de yzere deeltjes omvangende, de trekkende kraciitnbsp;lt;3er zeilfteen veel flapper doen zyn., welke veel llcrker te voorfchyn^nbsp;komt, zoo ras de yzere deeltjes van de zouten bevryd zynj gelyk.nbsp;myn Broeder uytvoerig betoond heeft, in zyn boek over de. zeil-lleen.
Dat tïu die deeltjes vry fterk door de waterdeeltjes worden v ftge-Tiouden , en dus hunne uvtzettende kracht veel verminderd word, fchynt te blyken, dewyl uyt water,fchoon laauw,gezet onder eenenbsp;klok op de pomp, de luchtdeeltjes, alhoewel de perfling van de bovenlucht al vry veel word weggenomen, echter niet zullen te voor-fchyn komen, voor dat men de quik in de pyp V., Plaat i. en z.,nbsp;al omtrent op 24. duymen ziet ftaan, dus drukt ’er dan maar omtrentnbsp;ï gedeelte van de voorige lucht op de vocht, eer die luchtde^kjes,. ianbsp;water verborgen, hunne veerachtigheid beginnen te krygen.
In de vochten trekt maar een zeker bepaald gedeelte van lucht,
welke dan onzichtbaar zich verdeelt j zoo men het minfle meer ’er im doet, zal ’t zich nooit mengen, maar altoos onder de gedaante van ee~nbsp;ae zichtbare bel onvermengd blyven.
D’ eene vocht echter trekt meer lucht na zich als de andere.
Alle evenwel maar weinig.
Deze drie zaaken ziet men by ondervinding dus.
Neem een glazen bol met een langen hals ’er aan, vul dien wei iiaauwkeurig met water, zet hem omgekeerd met den hals naar beneden in een glas met water , zo dat geen lucht zichtbaar in de bolnbsp;2yi Naa dat merf dit te famen onder eene klok op de pomp heeft gezet,., en de lucht uytpompt, zal men ’t water uyt de bol zien vallen,nbsp;«a bovgnieene. ledige plaats maaken, onderwylen zullen 'er oneindige
belletjes lucht te voorfchynJtomen in ’t water, welke zich boven in de ledige plaats gaan zetten j na dat nu ten laatften geene bellen luchtnbsp;zich meer opgeeven, maar alle de lucht van ’t water der bol zich boven by een bevindt, en dus de lucht uyt de klok is»uytgehaald-, opentnbsp;men de kraan en laat het glas weder met lucht, hier op ryft het water in de bol aanftonds, door de periling van deze inkomende lucht)nbsp;cn vult dien weder geheel, behalven dat zich boven inden bol een belnbsp;waare lucht verzamelt.
Dat dit waare lucht is, blykt, alzo zy ergens door warm wordende gemaakt, zich uytzet, en door koude inkrimptjZO men de lucht weder als vooren wegnam, zoude die bel zich weder uytzetten, naarnbsp;maate de lucht wierd weggenomen: Dat zy uyt het water van de bolnbsp;is gekomen, is immers zeker, en blykt verders, om dat men op dezenbsp;wyze verfcheiden andere vochten onderzoekende zal zien, dat op denbsp;eene vocht grooter bel zich zal vergaderen, ^Is op de andere j want dusnbsp;dezelve bol met quik, wyn,bier, brandewyn telkens vullende, en denbsp;bel, welke zich na ’t in komen van de lucht, en vol worden van denbsp;bol vergadert, meetende, zal men ras onderfcheid zien, en dat d’eenenbsp;vocht meer lucht in zich heeft als d’ andere j behalven dat ’er ecnigenbsp;vochten zyn, welke geene bellen lucht zullen uytgceven, gelyk alsnbsp;olie van wynfteen i ook fterke geeft van fal ammoniak zal zeer weinignbsp;lucht uyrgeeven.
Deze bel lucht, die uyt het water van de bol boven by een vergif derd was, zal in korten tyd geheel weer in dat zelve water trekken.
D. Hr. Mariotte heeft deze proeve genomen met water, dat eerft lang gekookt had , opdat het van zyne lucht zoude gezuyverd worden, en hebbende met het zelve eene bol gevuld, en omgekeerd in eennbsp;glas gezet, liet hy ’er inkomen een belletje lucht ter grootte vannbsp;een kleyn nootje, en hy vond, dat naa een dag of 5, dit belletjenbsp;voor’t grootfte gedeelte verdwenen was, enin’t water ingetrokken,'nbsp;doch het overige trok ’er veel langzamer en moeilyker in.
Dus trekt in t begin de luchtbel veel fchielykcr weg, en eene volgende er ingelaaten t’ elltens al langzamer, tot dar op het laaft een bel ’er in gelaaten, en dagen, wecken, jaa maanden blyvende ftaan^nbsp;aiet het minften vermindert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;E 2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Uyt
-ocr page 40-%6
PROEFNEMINGEN OMTRENT
Uyt de geheele fom der bellen, daar dus in getrokken, ziet men, hoe yeel elke vocht omtrent nodig heeft. Zo dat gelyk het zout het waternbsp;naar zich trekt, en ’er in fmelt, en hoe meer ’er in gefmolten is,nbsp;boe langzaamer de fmelting voorcgaar, tot dat zy op ’t kaft ophoudt.nbsp;Zoo is ’t ook met de vochten gelegen in opzicht van de lucht, welkenbsp;zy maar trekt in zekeren bepaalden maat.
Om te foonen de zwaarte van de tucht, en de uyfwer-kingen, welke door dezelve gefchieden.
XV. PROEFNEMING.
PI. irr. Neem eene gla2;e bol met koper heilagen A., aan deze Afhiz. \vord een kraan B. aangefchroefd, en dus vol lucht gewo-
fen in eene zeer nette fchaal, dan aan de pomp gefcfiroefd, oor middel van het Eiikje Afb. X. Plaat IIP, de lucht netnbsp;uytgehaald zynde uyt de bol , en die dan weder wegendenbsp;zal men de bol veel ligter bevinden te zyn geworden; alsnbsp;men naderhand de kraan B. opent, en de lucht wederom in.nbsp;de bol laat, bekomt zy haar voorig gewigt.
XVI. PROEFNEMING..
Als men de voorlchreven bol A. nu luchtledig heeft gewogen , en. men dezelve onder water geheel indompelten dan de kraan opent, zal de bol met water vol loopen, voornbsp;zoo verre de lucht ’er uyt is; dan veegt 'menze droog af,nbsp;en weegt ze weder, de kraan fluytende , opdat geen water ’er uytloope; uyt het verfchil van ’'t gewigt tuüchen denbsp;bol luchtledig, en nu met water gevuld, zal men kunnennbsp;weeten, hoe veel het water zwaarder zy als de lucht.
Aanmerking op de voorige proefneming.
Om deze proeve w’el te neemen, is ’t nodig een groot vat vol met ‘water onder eene klok te zetten, al de lucht ’'er uyt te trekken, hecnbsp;ïoxy eenigen tyd te katen ft'aan, en met dit water de bol te katennbsp;yoi loopen, wel lettende, dat de holte van de moer onder de kraau
B.. eer ft
-ocr page 41-0. cerft met water wel gevuld zy: want zo men geen water neemt dat van lucht gezuyverd is, maar gemeen water, kemt ’er zeer veelnbsp;lucht te voorfchyn in ’t water, dat in de bol vliegt5 deze lucht ver-cenigt zich boven met die lucht, welke in de bol overig is gebleven jnbsp;en welke maakt door haare veerendc kracht^ dat ’er veel minder wa^nbsp;ter in de bol komt, als 'er moeft.
Noch is hier aan tc merken, dat als men deze proeve neemt in zeer warm of zeer koud, zeer nat of zeer droog weder, dat ’er al vrynbsp;wat onderfcheid zal gevonden worden in de onderlinge zwaarten vannbsp;de lucht en ’t water: En hierom zal men by veelefehryvers deze maatnbsp;zeer verfchillende vinden j ftellende d’een, dat de lucht is tot het water als I. tot 1000. andere als i. tot 800. andere als i. tot ó8o.,. ofnbsp;minder: Het geen ligt tebegrypen isj want het weer W'arm zynde,nbsp;is de lucht meer uytgezet, dus is ’er minder lucht in dezelve bol, algnbsp;in ftrenge koudegt; in zeer vochtig weer zal de lucht, uyt de bol gehaald , ook veel meer weegen, als in droog weer. De quik in de barometer hoog of laag ftaande kan ook eenig verfehil geeven in dezenbsp;proportie.
Gemeenclyk word de lucht tot water gefield te zyn als r. tot Soef.: of 8f0.
Zet eene glaze klok, welke boven rondacJatig is, op efe plaat, trek de lueJat ’er uyt, zy 2,al zoo llerk op de plaat ge-perft worden door de zwaarte van de lucht, dat zy met de.nbsp;hand ’er niet is af te trekken.
Zoo ras de lucht ’er weder ingelaten, word, ftaat 2y weder los op de plaat.
Het gl^ ®P de plaat ftaande is los, omdat de lucht’er binnen in-' gefloten, door haare veerende kracht het glas zo fterk naar boven dj uktynbsp;als de buytenlucht door haare zwaarte het op de plaat perft, maarnbsp;200 ras deperffing van dc lucht binnen in ’t glas is weggenomen, door
-ocr page 42-jS PROEFNEMINGEN OMTRENT
het weghaale»! van de lucht, word het glas ongelyk gedrukt, cn buytenperfling toont met wat-kracht %y te vooren drukte.
In de XXI. Proeve zal getoond worden, dat op eiken vierkanten duym van des glas bovenfte oppervlakte ftaat te drukken een krachtnbsp;van if. pond gewigtj dus zoo veele vierkante duymen als de boven-Ite oppervlakte van ’t glas groot is, zo veele if.ponden draagt het,nbsp;en dus ilaat op een glas van vyf duymen in ’t vierkant groot, denbsp;kracht van ly maal vyftien ponden te drukken , als de lucht ’cr isnbsp;uytgehaald.
XVIIL PROEFNEMING.
PI. Iir. nbsp;nbsp;nbsp;Als een glas boven vlak was, en even breed als de klok
Afb. 13. nbsp;nbsp;nbsp;(jg XVII. Proefneming, draagt het dezelve zwaarte van
lucht, doch het breekt; ’t geen dus getoond word.
Neem een koper bekertje A, wederzyds open, leg een rond ftiikje glas, dat niet te dik is, op de wydfte kant vannbsp;A, alwaar een rand is; deze befmeert men met wafcli, ennbsp;bier op legt men ’t glaasje. Op ’C uythaalen der lucht llaatnbsp;het glas met eenengrooten flag naar binnen, en aan Hukken.
In dit geval moet men het pypje,(fig. y. plaat iii.) op het gat p, van de plaat der pomp fchroeven, opdat geen gruysnbsp;van ’t gebroken glas in de pomp kome ; ook is het goed
een breed rond leer, of een ftiikje lood met een kleine opening in ’t midden , voor den doorgang van ’t pypje y, op de plaat te leggen, opdat men in eens al bet glas zoudenbsp;kunnen wegneemen, en opdat het glas naar binnen flaan-de, het koper van de plaat nietquetzen zoude.
Aanmerking op de voorgaande Troefneming.
*t Glaasje, ’c geen op het koper bekertje gelegd kan worden, is gemeenelyk duym groot, dus zoude het moeten draagen eene perf-fing van 60. ponden omtrent, waar toe het, zoo ’t dun is, niet innbsp;ftaat is.
DE ZWAARTE DER LUCHT. XIX. PROEFNEMING.
Als men eene dunne fcliaapenblaas natgemaakt bind om den rand van ’t 2elve bekertje, of liever om een glas, datnbsp;4. a f. duymen wyd is, en die laat droogen; zoo breektnbsp;de blaas, wordende zeer naar binnen gedrukt, wanneer mennbsp;de lucht uyt het glas of bekertje pompt; of zo men een zeernbsp;dun fchyfje lood op den rand legt, in plaats van glas ofnbsp;de blaas , word het heel hol, en llaat naar binnen door denbsp;periling der buytenopilaande lucht.
XX. PROEFNEMING.
Indien men de hand legt op het bekertje A, zal men voelen hoe ilerk dezelve ’er op word gedrukt, op ’t uythaalen tan de lucht; te gelyk ook hoe de hand van onderen zwelt,nbsp;door dien de lucht in ’t bloed zich uytzet, en de perlTendenbsp;kracht van’t hart, als de lucht is weggenomen, geen te-genlland hier ontmoet, en dus het bloed met geweld’er nanbsp;toe peril.
XXL PROEFNEMING.
Neem eene glaze pyp, aan ’t eene einde toe, 3 voeten lang, vul haar met quik, iluyt het open eind met den vinger, deze niet wegnemende, voor dat het omgekeerde eindnbsp;onder de oppervlakte van de quik in een glaasje zy geilo-ken; men zal op ’t wegnemen van den vinger de quik uytnbsp;de pyp zien vallen voor een gedeelte, en blyven ftaan opnbsp;de hoogte van omtrent 29. Rhynlandfche duymen.
Aanmerking of de voorige Proefneming.
Dat de quik in de pyp blyft ftaan door de perffing van de lucht,, bewyll men door redeneering dus.
De perffing, welke door de zwaarte van de lucht veroorzaakt word,, Haat te drukken op de quik in ’t glaasje E., doch de kolom die zoo’nbsp;wyd is als het gat van de pyp C. , word nier gedrukt van de bovenluchtt
maaïi'
-ocr page 44-maar van een kolom quik, 200 lang als dezelve pyp C., deze quik-koloni nu is veel zwaarder, als een kolom lucht van dezelve dikte, als die der pyp, en zoo hoog als onze dampkring is, dus is deze quikko-lom met haare naaftaangelegen in geen evenwigt, maar de zwaarfte,nbsp;dat is de quikkolom in de pyp, valt zoo verre, tot dat de overigenbsp;quik met haare hoogte van 29 duymen, waar op zy op haare middel-baare hoogte omtrent flaar, in zwaarte net evenaart aan die van cencnbsp;evendikke kolom lucht, en zoo hoog als onzen dampkring.
Of de pyp, welke men hiertoe neemt, naauw of wydzy, blyft echter de quik even hoog ftaan, om dat dan eene zoo veel dikker of nauwer kolom lucht met de quik in evenwigt is.
Laaten wy onder Hellen, dat de pyp vierkant, en één duym wyd zy, zo zullen 29. duymen quik, welke omtrent veertienmaal zwaarder is als water, en dit Soomaal omtrent zwaarder als lucht, weegennbsp;ruym if. ponden. Want een taarling voet water weegt ontrent lt;54.nbsp;pond, dus weegt een taarling duym , en beide gedeeld door 54,nbsp;geeft t^pond: dit i4.maal genomen, zoo is de zwaarte van een taarlingnbsp;duym quik i*, of rykelyk i pond, en dit 29-maal is of 1 ypond.nbsp;Nu alzoo een vierkant tot een rond in ’t zelve ingefchreven is als 14.nbsp;tot II. is dus een ronde kolom quik van één duym dik, en 29. duymen hoog ,11. pond 28 4 lood, of fcharp 12. ponden zwaar.
Plaat III, Afb. 14.
Om te toonen, dat de redenering in de voorige proeve goed is, en dat de quik in de pyp alleen blyft hangen doornbsp;de perfTende zwaarte van de lucht blykt dus.
Zet de pyp C., met quik gevuld,als gezegd is, onderbet glas D., ’t geen hetzelve is, als in de y de Afbeelding wordnbsp;gebruykt, haal de lucht uyt D., de quik in de pyp C. zalnbsp;aanftonds zakken, en weg vallen by kans tot dezelve laagte,nbsp;als de quik in ’t glaasje Ê. zo ras men de lucht inlaat, zalnbsp;de quik weder tot haare voorige hoogte klimmen.
DE V-EERENDE KRACHT DER LUCHT. 4t
Aanmerking o-p de voarige proefneming.
Eer fnen de pyp C. onder het glas D. zet, is openbaar uyt bet Voorige gezegde, dat de perflendc zwaarte van de lucht op bet quik-ibakje de quik in C. ophoudt, maar zo ras men het glas D. ’er overnbsp;heen zet, ftaat niet meer de géheele zwaarte van den dampkring opnbsp;’t quikglaasje re drukken; echter vindt men niet, dat de quik in C.nbsp;het minltc daarom zakt, dit gefchiedc, omdat dc lucht in ’t glas, tcnbsp;vooren geperft zynde geweelldoor de zwaarte van den geheelen dampkring, in ’t glas zich nogh bevindt in den zei ven ineen gedruktenflaatjnbsp;dus heeft zy door liaare veerendc kracht, welke gelyk is aan de pets-fende zwaarte, de magt om net dezelve uytwerking tc doen op dcnbsp;quik in ’t glaasjeC., als te vooren de zwaarte deed, waarom ’er ook,nbsp;geen bet minfte verfchii in hoogte van de quik in de pyp befpeurdnbsp;Word.
XXIII. PROEFNEMING.
2:0 men in midden van de plaat M. aanfdiroeFt de pyp pi. iii, V.., en het tafeltje P. (zie PI. 1. en 11.) met het quikglaasje *4*nbsp;X. j in Plaat ii. aan den poot van den drievoet Q., of ianbsp;plaat i.in de fleuf, m. van’thout /3y, en men dus een geitelnbsp;van glazen onder en boven de plaat maakt, als in PI. iii.
Afb. 14.. vertoond word, en op de xxnK proeve gezegd is, ten opzigtvan ’tgcflel boven de plaat, zalmen, beginnende denbsp;glazen en D. leeg te pompen , bevinden, dat de quik in C.nbsp;zakken, en in de pyp V. ryzen zal, en op ’t inlaaten dernbsp;lucht, de quik iö C. ryzen, en in V. zakken.
XX iV. PROEFNEMING.
Neem de twee halve bollen A. A., zet hen op een, en leg Pi. ni. tuflehen beiden een ring van nat fchaapeu leer; of befmeer ‘f*nbsp;de randen met kraanewafch; of zet hen droog op een, ennbsp;befmeer de voeging rondom van buyten dik met dezelvenbsp;wafch, fc'hroef ’er dan aan de kraan B., en deze op de pompnbsp;door nüdddel van'’t ftukje %. x. PI. ui. Trek ’er de lucht
A’ nbsp;nbsp;nbsp;uyt,
-ocr page 46-uyt 5 draai de kraan toe, w dat alle gemeenfchap met de pomp .afgefloten zy; fchroef hen van de pomp, en doe’ernbsp;de ringen C. C, wederzyds aan. Hangtze aan den yzerennbsp;haak E. van den drievoet. Deze haak kan hooger en laagernbsp;gefchroefd worden, door ’c omdraaijen van de vleugelmoernbsp;K, op dat de effe G. ¦ van’t houten blad H., wanneer zynbsp;aan den onderfteii ring van den uytgepompten bol is aange-harigenéén duym óf drie van den grond af komen te hangen : aan dezen onderften ring C.. word een touw I. gedaan,nbsp;’t geen by F. vaft zynde verhindert, dat de halve bol, innbsp;’t los en nedervallen, niet tegen den grond komc te raaken;nbsp;’t' isibefl dien halveu bol naar boven te hangen, aan welkennbsp;de Tiraan'B. vaft is. Op het houten blad H. zet men hetnbsp;gewigt, tot zoo veel toe, dat de halve bollen ’er door van.nbsp;een raaken.
1 tJyt het geen gezegd is op de XXI. proefneming,kan men ras rekenen, hoe veel lucht op eenen halven bol ftaat te drukken, gegce-yen zynde de middellyn van den bol, en bekend Hellende de hoogte-van de barometer op dien tyd gt; daar Haat nu op eiken halven bol zodanige periling, omdat de lucht, een vloeibaar lighaam zynde, zoo wel naar boven, als naar beneden peril, en dus de onderfte halve bol tegennbsp;debovenfte word aangedrukt met de zelve kracht, als debovenfteopnbsp;den onderften, derhalvcn als de bol is opgehangen, en vaneen wordnbsp;gehaald, draagt de haak de helft van de kracht, en men ontdekt maarnbsp;de periling op den onderften halven bol j want zo men deze twee halve bollen tuftchen twee katrollen fielde, zo dat de touwen aan de ringen vaft wederzyds over de katrollen liepen , en men door gewigten,,nbsp;aangehangen aan beide kanten,, dien van een trachtte te haaien, zoude men wederzyds het zelve gewigt nodig hebben, dat vercifcht wordnbsp;6p de fchaal H.j alwaar men den éénen halven bol maar aftrekt.
De Heer Otto Guerike, de eerfte, welke deze proef genomen heeft liet hen door paarden wederzyds aangelpannen van een trekken, waarnbsp;door. zy fterker Icheenen te houden.
XXV. PROEF-
-ocr page 47-41
XXV. PROEFNEMING.
Zo men deze twee halve bollen luchtledig, niet een Plaat lil. nat leer tuflchen beiden aaneengezet, hangt in .een glaa^^^’
A., en aan ’t dekfel B., dat het glas dekt, een haak worde aangefchroefd, en op de plaat zet een houten ring C, ioonbsp;Z,ullen de halve bollen, als ’t glas van lucht ontledigd is»nbsp;van zelfs vaneenvallen.
De ring C. dient om den vallenden halvenbol te vangen* opdat hy niet befchadigd worde.
Aanmerking lt;ygt; de voorige proefneming.
Tot meerder beveiliging dat de periling van onzen dampkring de,
halve bollen alleen op elkaar doed lluyten, haeft men in een llerk glas,-of wel in een metalen klok, de lucht ingeperft, ééns, twee,endrie-maalen meer als ’er natuurlyk in was, wanneer deze halve bollen ook céns, twee, of driemaalen zo veel gewigt hielden, eer zy van malkan«?nbsp;der los raakten.
Zet een hoogeklok A. op de plaat der luchtpomp, fchróef aan de kraan B. een naauw pypje C, en aan ’t andere eind^ 'nbsp;van B. de lange pyp D., en dus de kraan en pypje C tamp;nbsp;faamen onder in het middelgat der plaat M., fchrocf ook innbsp;’t naaiiwe gat van de plaat het langer pypje ,E. trek, dan dpnbsp;lucht uyt A., de kraan B. toegefloten zynde: zet het einddnbsp;van D. in een bekken met water, open B, zo zal de pers-iing van de lucht eenen aangenaamen waterlprong doen komen binnen in ’t glas A., welke zoo lang duurt, tot dat hetnbsp;glas' tot aan den bovenkant van ’t p.ypjé B. met watgr göi Enbsp;vuld raakt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'
Aanmerking op de voorige proefneming.
7k)0 men ’t glas hoog genoeg had,'zoude.men eert fprong water van .JJ. voeten kunnen krygen,. of van.zr). duymen quik, want de
F 2. nbsp;nbsp;nbsp;buy-
-ocr page 48-PROEFNEMINGEN OMTRENT
buytenluchtperftmet eene zoo groote kracht, als uytde XXIfte proef blykt.
Men laat het water niet hooger als ’t pypje E. in ’t glas ooit komen, opdat de pomp niet met het zelve gevuld raakej. want zoo ras het water boven de pyp C. komt, houdt defprong op y doch det vobnbsp;loopeh van ’t glas A. zoude volharden.
XXVII. PROEFNEMING.
Pi. UT. Neem een glaze fonteintje B, keer het om , en zet het Af,b. i8. met zyn pypje in een glaasje met water, ftel een klok Vr o-ver, trek de lucht ’er een weinig uyt, zo dat eenige luchtbellen uyt het fonteintje komen, laat dan de lucht weder innbsp;de klok, zoo zal het fonteintje met water ten deelen gevuldnbsp;worden ; keer het dan'ora, en zet het, zo als verbeeld w'ordnbsp;in de i8. Afb. onder een hooge klok A. , trek de luchtnbsp;fchielyk uyt de klok, zoo zal een ftraalvan water beginnennbsp;te fpringen uyt B, door dien de lucht ^ich in ’C fonteintjenbsp;uytzet.
Aanmerking.
Deze flraal zoude insgelyks zeer hoog kunnen komen, maar nadlem
het water al begint uyt te fpringen, eer al de lucht is weggehaald
en dat het water ook ih ’t bolletje daar door vermindert, en dus dC lucht grootcr plaats krygt, is de fprong veel laager, als die in dezAllenbsp;proeve i ook verzwakt de lucht geftaadig door grootcr uytzetting,nbsp;Welke door het uytfpringen van her water veroorzaakt wordi
PI ITT. Afb. 19.
Neem eenfpuytA., maakdat dezuyger zeer ]igtgaagt; en tnct 'weinig vryving in de ijoiiyt kan bewogen worden, dusnbsp;befmeert men- den zuyger wel met olie, en men haalt de fpuytnbsp;eenige reizen met water vol, ftop dan het voorfle gat daarnbsp;van met een fcliroefitukje b., hang ’er aan een gewigt G.nbsp;van omtrent lt;5. a 7. pond, zoo zal' de periling van de luchtnbsp;beletten , dat znyger niet van, den botlem der fpuyt zal
4f
DE ZWAARTE DER LUCHT.
afkomerijen men kan’t gewigt vertwaaren ronder dat iulks gefchiedt, tot dat het gewigt zwaarder worde als de pers-Hng der buytenludit.
Aanmerking op de voorigeproefneming.
Dewyl ’er geen lucht tuflchen den bodem en den zuyger is, word door de bovenperflende zwaarte der lucht de zuyger flerk tegen dennbsp;bodem aan gedrukr, zoo dat, indien de fpuyt | duym wytte heeft,nbsp;omtrent p. ponden periling op den ftamper ftaan, als uyt de XXIftenbsp;proef blykt, en dus als ’er maar 7. pond aanhangt, is dit gewigtnbsp;ligter, en niet in Haat den ftamper van den bodem der fpuyt aftö»nbsp;trekken:
XXIX. nbsp;nbsp;nbsp;PROEFNEMING.
Als men aan deze fpuyt A. een hgtgewigtje G. aandoet, Pi. iii. cn’t voorfte gat met een fchroefje ^ flopt, en de fpuyt op-Afb. a».nbsp;hangt binnen’c glas B., aan een haak van ’t dekfel; dan denbsp;lucht uyt het glas uythaalt, zal het gewigt met de fpuyt neder zakken, en dus de zuyger als uyt de fpuyt uytgehaaldnbsp;worden; zo ras men de lucht weder inlaat, gaan fpuyt ennbsp;gewigt weder naar boven,; door de perJGTing van de buyteiv-fee inkomende lucht.
Aanmerking.
Her ligt gewigjè word alleen aan de fpuyt maar aangedaan, om dc vryving van den zuyger tegen de fpuyt te overwinnen.
De lucht weggenomen zynde uyt-het glas, ftaat geen lucht meer op den ftamper te perflen, dus zoude de zwaarte van de fpuyt zelfe.nbsp;den Hamper nu van den bodem kunnen doen afvallcn , indien’er geennbsp;vryving was.
XXX. nbsp;nbsp;nbsp;P' R o E F N E M l N G:
Neem dezelve fpuyt A. den zuyger nu een w'-einig flram» Pi. uj, mer doende gaan, ’t geen verkregen word, ofmeteentwee-^ Afb. iunbsp;de leer 3. of andere dikker leertjes aan den zuyger te. doen.
^3. nbsp;nbsp;nbsp;Scliroef
4»
-ocr page 50-PROEFNEMINGEN OMTRENT
Schroef aan defpuyt het glaze pypje Cj dan de fpuyt aan het dekfel E., zet dit op een hoog en naauw evenwydig glasnbsp;B., en binnen ’t zelve een glaasje met water D, zo dat hetnbsp;onderfte eind van ’t pypje C. beneden ’t water kome; denbsp;znyger der fpiiyt opgetrokken wordende , volgt aanftondsnbsp;het water door de perfllng der lucht, maar als de lucht welnbsp;is uyt het glas B. tiytgeliaald, zal ’t water uyt D., fchooanbsp;des fpuyts hamper werde opgehaald, in ’t pypje C. niet, alsnbsp;maar een weinig volgen.
’t Is beft in deze proefneming , den rand van ’t glas A. onder en boven met wafch te befineeren, opdat alles beternbsp;gelukke j want men moet tot deze proef zoo naauwkeurig,.nbsp;als mogelyk is , alle lucht uyt het glas B. pompen.
XXXI. PROEFNEMING.
PI. Hl. Afb. 2z.
Neem de twee kopere vlakke plaaten A. A, fchroef ’er de ringen B. B. aan , maak Ze op ’t vuur zeer warm, laatnbsp;’er dan kaarsfincer op ftnelten, vryfze wel fchoon af, laatnbsp;’er v/eer Ziiyver kaarsvet op fmelten, zet haar dan op een,nbsp;cn driikze een weinig, draai de drie pennetjes C.C. terzy-den om, opdat zy wel regt op elkaar blyven ftaan, laatzenbsp;dus koud worden. quot;Wanneer zy dan gehangen worden aan
den drievoet van de i6de Afbeelding, even als in de Proeve der twee halve bollen, met het touw I. aan den onderftennbsp;ring, zoo zullen zy eenigehonderd ponden houden, eer zynbsp;van een vallen.
Zoo men haar met wafch, pek, of harft op een zet, en laat koud worden, zullen zy veel meer gewigt houden.
Aanmerking Op de voorigeproefneming.
Dat d’ oorzaak van ’t fterk aaneenhouden van deze twee vlakke plaaten niet moet toegelchreven worden aan de periling van de buy*nbsp;tenlucht, blykt ras, dewyl de plaaten met kaarsvet, drie of vier*nbsp;maal fterker aaneenhouden, als de periling van debuytenlucht boven op haar is ; Dus hebben anderen hun toevlucht genomen, tot.
eene
-ocr page 51-eene veel fynder ftofFe als de grove lucht, welke zulks door haarc periling veroorzaaken zoude gt; doch behalven dat deze door geenenbsp;proeven kan bewezen worden, waarlyk ’er te zyn, kan men nogbnbsp;veel minderde kracht bepaalen, welke zy zouden hebben, ook zoudenbsp;het weinig of geen verfchil moeten geeven , met wat fmeerfel denbsp;plaaten op elkaar wierden gezet j ’t geen tegen de ondervinding is.
Dus is het veel waarfchynelyker, dat de reden alleen te zoeken is In die zelfde wet der natuur, welke in de kleine deeltjes plaats beeft,nbsp;eh waar door zy elkander raakende, of naderende met groote krachtnbsp;zich onderling trekken, en t’ laamenhouden , welke ook de redennbsp;fchynt te zyn van de hardheid, of vaftheid der lighaamen; Hoe meernbsp;getal deeltjes, en hoe nader zy elkaar in dezelve oppervlakte raaken,nbsp;hoe vafter de famenkleving isj dit ziet men fraay, als men neemtnbsp;twee fpiegelglazen, wel vlak en glad gepolyft, leg deze op elkaar,nbsp;cn drukze wat j als men die tracht loodrecht van een te haaien,zalnbsp;men ondervinden, dat ’er eenig geweld moet gedaan worden j zoonbsp;dc fpiegcls minder gepolyft waren , zullen zy ook minder houden jnbsp;’^t zelve zoude ook gebeuren, zomen ’er tuflehen legt een dun kottoe»nbsp;draadtje, want de famenhouding mindert, naar maate meer of dikkernbsp;kottoentjes ’er tuflehen liggen.
Hoe glad men ook de oppervlakten maake, is het echter zeker, datze in zich zelven nogh zeer ruuw zyn, gelyk men in veelc door de
Vergrootglazen nogh dikwils de ruwigheden en ongelykheden ontdekt gt; derhalvcn raaken twee oppervlakten elkaar zelden, als maar in weinige punten, en op veele plaatzen'niet, als alleen op de wederzyd-fche üytftekken, alwaar dan de diepfels van elkaar iets afflaan, dusnbsp;is hier de aantrekking veel minder, doch hoe klcinder die ruwighs-den en üytftekken zyn, hoe de diepfels minder van een ftaan, en bynbsp;gevolg dc deden elkaar meer trekken-
Wat doet men nu met het befmeeren der vlaktens, anders, als de' ruwigheden weg te nemen, of liever de holtens en poren te vulknnbsp;jpet de deeltje der fraeerfels?'
Hier van daan is het, dat water , olië, en verder alles dat vloeibaar kan gemaakt, en op de vlaktens gefmeerd wordendè lamen-
hegting,
-ocr page 52-hegting ïccr bevorderen •, want nu trekken niet alleen de deeltje? dcï lighaamen, welke elkaar raaken, maar in de holtcns zitten ook deel'nbsp;tjes, die als zoo veele zeilfteenen de wcdcrzydzc deeltjes derlighaa-men'trekken, en de lamenhouding helpen bevorderen.
Het fchynt ook, dat, hoe meer de gedaante der deeltjes met dit van de holtcns overeenkomen, hoe fterker houding ’er ook is.
Dus vind men groot onderlcheid, als men fwee tfven grootc pka-t»n van vcrfcheiden foort van lighaamen op elkaar zet met het zelvo fmccrfel, en alles even heet is gemaakt.
Dus'dc kopere plaaten zoo warm gemaakt als kokend water is, en met kaarsfmeer dan befmeerd, zullen wel een derde minder houden,nbsp;als wanneer men die plaaten zeer heet maakt, zo dat het vet ’er opnbsp;fherkt, dewyl het vet dus in fynder deeltjes word gefcheiden, cn donbsp;holtens cn paren van ’t koper ook veel meer geopend worden, waarnbsp;in ’t vet dan dieper, en netter kan inzinken, cn dus de vereenigingnbsp;der twee lighaamen beter bewerken.
Als dc vloeiitof, daar men de plaaten raede befmeert, digter van fübftantie, en dus zwaarder is, bevordertze mede inzeker opzicht denbsp;famenhouding, want nadien dc deeltjes maar trekken, voor zo verrenbsp;ze lighamelyk zyn, en hunne poreusheid niet werkt, trekt dus datnbsp;gene iiaeer , dat meer ftoffelykheid in dezelve grootte in zich bcyat,nbsp;hy gevalg dat het zwaartfte is: Doch dit heeft maar plaats, als allenbsp;andere 'hoedanigheden gelyk zyn, dat is, dat de deeltjes even groot,nbsp;cn van gelykvormige gedaanten zyn, want zo beide dezeverfchillen,nbsp;is ook veel verfchil in ’t hegten. Daarom is het , dat water tuffehennbsp;de plaaten gedaan, haar veel minder doet aan ren houden, als wanneer ’er olie tudehen is , kaarsvet , wafch , of hars, doet ze veelnbsp;meer houden, fchoon deze ligter als water zyn, zeer lierk houdenzenbsp;met gefmolten pek vallgezet, dat ook z\yaarder als water is.
XXXII. PROEFNEMING.
Pi. III. Afb. 24.
Neem een matig glaze klokje A, veeg het droog en zuy-
ver
-ocr page 53-49
VERSCHEIDEN AART.
veraf, het op de plaat, pomp de lucht’er een weinig uyt; houd eene brandende kaars aan de ander zyde van ’tnbsp;glas, als daar ’t oog C. ftaat, 20 zal het oog eene halo,nbsp;of zonnering met koleuren in ’t glas zien, ’t welk alleennbsp;gezien zal worden op ’t begin van ’t uytpompen, want alsnbsp;’t glas meer luchtledig word, zyn alle de koleuren weg,nbsp;welke op ’t inlaaten van de lucht wederkomen : dit kan mennbsp;t’elkens herhaalen.
De lucht is nodig tot het leven van alle vogelen, dieren, en ook veele vilTchen,
Want zet vogelen, ofaardfche dieren onder een klok op de plaat, zo herven zy op ’t weghaaien van de lucht.
Als men de vilTchen de lucht wil benemen, doed men die Pi. ly. in een groot glas met water B, ’t geen dan op een hout Afb. 24.nbsp;fchyfje C., op de plaat gelegd, dient gezet te worden. Ditnbsp;fchyfje heeft een gat in ’t midden, ’t welk dient om doornbsp;te laten het ftukje, x, Plaat iii.*, ’t geen nu aan de plaatnbsp;word gefchroefd , ten einde om te beletten, dat ’er geennbsp;water in de pomp kome, ’t geen de vilTchen door hunnenbsp;beweeging uyt het glas B. mogten komen te Haan. Overdek B. met de klok A, men zal bevinden, dat de vilTchennbsp;op ’t uythaalen van de lucht aanllonds boven komen te dry-ven, en niet, als zeer moeilyk, weer naar den grond kunnen komen, door dien een luchtblaasje, ’t welk zy binnennbsp;in hun lyf hebben, zich uytzet, waar door zy dikker, ennbsp;dus ligter worden: zo ras de lucht wederom in het glas wordnbsp;ingelaten, zinken zy als van zelfs naar den grond, vooralnbsp;zo zy onder ’t uythaalen van de lucht eenige luchtbelletjesnbsp;zyn quyt geraakt.
Aanmerking op de twee voorige proefnemwgen.
Alle dieren, welke op dezeh^e wyzc adem haaien als de menfch,
G nbsp;nbsp;nbsp;fter-
-ocr page 54-PROEFNEMINGEN OMTRENT
llerven in eene luchtledige plaats by kans op dezelve wyze, en met dezelve toevallen.
Dus zal men by voorbeeld zien, dat een Iconyntje, onder een klok gezet, op ’t uytpompen van de lucht begint benauwd te worden,nbsp;naar de lucht om te zoeken, te zwellen, en uytpuylende oogen tenbsp;krygen, vervolgens zich van vuyligheid te ontlaften, te zoeken, ofnbsp;het nergens kan uytkomen, zich dikwyls op terigten, te beweegen,nbsp;te hygen, en flaauw te worden, ftuypen te krygen, op zy te vallen,nbsp;en eyndelyk komt het te fberven: dit alles gefchiedt meefl binnennbsp;den tyd van een halve minuut, zoo men de lucht in dieti tyd uyt hetnbsp;glas haaien kan: Als mende lucht wederom in ’t glas laat komen,nbsp;Hinkt het lighaam, zoo men de boril opent, vindtmen de longennbsp;kléin, fiets, en van zoo zwaren zamenftel, dat zy in ’t water gelegdnbsp;doorzinken.
De oorzaak dat zy fterveii is, omdat by gebrek van lucht in dc long, het bloed, dat van de regter holligheid van ’t hart door denbsp;long moet loopen, eer het in de linker holligheid komt, inzynenloopnbsp;door de fyne vaatjes belet word j dus komt’er geen bloed in de harfle-nen, en de levensgeéften ontbreeken j zy zwellen ook alle door denbsp;lucht, welke binnen in ’t lyf, als in de ingewanden en bloedvatennbsp;verborgen , zich uytzet.
Doch zo de dieren zeer jong, en eerft geboren zyn, nadien deze een opening, het ovale gat genaamd in’t hart hebben, ook een buys, welke door den tyd toegroeit, waar door het bloed uyt d’eene holligheidnbsp;van ’t hart, naar d’andere loopen kan, zonder de long aan te doengt;nbsp;kunnen zy het lang in eene luchtledige plaats iiythoudenj zy zullennbsp;Wel zwellen, braaken, benauwd worden, zenuwtrekkingen krygen,nbsp;mdar niet ligt fterveii, gelyk alsmen onderzoeken kan met jonge katten. Doch dit gat en deze buys in’t hart door den tyd toegroei]ende,nbsp;fterven zy dan even ras als de andere dieren in een luchtledig glas.
..X
Hier is opmerkelyk, dat de dieren het niet veel langer als een halve minuut uythouden kunnen, omtrent even zó lang, als wanneer menze onder het water met het hoofd houdt.
Want fchoon men dikwyls liet, dat endvogels lang met het hoofd onder
-ocr page 55-fï
der water kunnen blyven, is ’t ondervonden, dat zy bet niet wel langer als een minuut kunnen uythouden,en zoomen hen onder een klok zet, en de lucht begint uyttepompen , zal men bevinden, dat van ’tnbsp;begin van’t pompen, tot aan derzeiverdood omtrent twee minuuteanbsp;Zullen verloopen zyn.
Men heeft ook onderzocht, of de beeften konden leeven in eenc lucht dunder en fynder, als wy gemenelyk inademen, dus floot mennbsp;hen in een glas, waar uyt men de lucht voor een gedeelte maar trok,nbsp;zy leefden hier in langer als in ’t eerfte geval, maar eindelyk ftiervennbsp;zy. De vogels hebben hier eenig voori'echc boven de dieren, welke op aarden zyn, want zy kunnen eene verdunde lucht beter verdraa-gen, als zynde gewoon dikwyls zeer hoog te vliegen, alwaar zy zo-danigen lucht ontmoeten j doch ’t is bevonden, dat, zoo men f dee-len van de lucht uyttrekt, zy in zulk eene verdunde lucht niet kunnen leeven. Dus zyn zy bepaald in hunne vlucht, want te hoognbsp;vliegende, zouden zy zich niet kunnen ophouden, of zy zouden benauwd worden , gelyk reizigers ook wel ondervinden , welke zeernbsp;hooge bergen beklimmen, als de Piek van Canarien, gelyk de aantekeningen melden.
Met de vifTchen en dieren, welke onder ’t water leven, is het cenigfins anders gelegen, alzo deze een ganfch ander famenftel vannbsp;iiart hebben, en het bloed ook in hun op eene andere wyze omloopt.
Dus heeft men bloedzuygers in eene luchtledige plaats gezet, welke daar in een geruymen tyd bleeven leven.
Kikvorfchen kunnen ook lang blyven leven zonder lucht, fommi-ge zullen ’er wel zes uuren, andere fomtyds wel twintig uuren in
leven.
Verlcheiden viflchen echter llerven redelyk fchielyk in eene luchtledige plaats, palingen nochtans houden ’t fomtyds nogh al lang uytj de meefte zwellen, vallen op haar rug, de oogen puylen uyt, en zynbsp;komen boven dryven, maar zo ras de lucht word ingekten, zinkennbsp;zy door tot op den bodem, ’t geen gefchiedt, door diende viflchen^nbsp;welke naar boven, en beneden in ’t water kunnen Zwemmen, in hun
G z nbsp;nbsp;nbsp;in-
-ocr page 56-ingewand een zeker blaasje hebben, waar van die geeae, welke aï-tyd op den grond van’t water biyven, verftèken zya, gelyk daarzyn de platvifTen, of die met een harden korft of kraakbeen zyn bekleedjnbsp;buy ten allen twyffel dienthunditbkasje,omin evenwigt met het water te zyn, op wat diepte zyzig onthouden: want zoo dit luchtblaasje kleinder word, fliïikt de vis, en word dus jn ’t water zwaarder,nbsp;en kan als dan naar beneden zakken, en daar in balans biyven hangen;nbsp;integendeel, zo dit blaasje zich uytzet, word de vis ligter: Als dusnbsp;de vifch naar beneden tracht te komen, kan hy een klein luchtbelletje uyt dit blaasje laaten uytgaan, door de fpier, welke het blaasjenbsp;heeft, of hy kan door de fpier van de buyk het blaasje ineendruk-ken, dus Hinkt hy, en word kleinder, en zwaarder: Om naar bovennbsp;te komen zet hy de buykfpieren uyt, aanftonds zwelt het blaasje,, ennbsp;hy word ligter, doordien de lucht in het blaasje geduurig ook doornbsp;minder hoogte van water, en dus door minder zwaarte word geperft-,nbsp;hier om zet de lucht zich geduurig in ’t naarboven. komen meer ennbsp;meer uyt: De viflehen, welke altoos op den grond liggen, hebben ditnbsp;niet nodig, en zyn daarom ook ni.ee voorzien van een diergelyk blaasje, of omdat zy het blaasje niet hebben, moeten zy altoos op den grondnbsp;biyven liggen.
De bloedelooze diertjes kunnen ook lang leeven zonder lucht, fom-tyds ftervenze, fomtyds na de lucht is ingelaten,,komenzeweder op, doch fchynen zeer te quynen in eene luchtledige plaats.
Dus blykt het dat eenige dieren fterven, zooras zy geene lucht hebben.
Dat andere de lucht wel eenigfins ontbeeren.kunnen, maar nietge-heel en al,, of altoos.
Dat andere zonder lucht kunnen leven.
’t Zy my geoorloofthier by te voegen, dat men ondervonden heeft, dat de dieren in eene en dezelve lucht niet kunnen biyven leven, tennbsp;zy zy t’eikens vernieuwd worde. Dus een mays in een glas wel toe-geflooten, ftierf na eenige uuren , zoo ook vogeltjes.
^ Hetfchynt, dat de dieren in dezelve lucht niet lang kunnen biyven leven, omdat de lucht vervuld en befmet, word door de uytwaallc-
min?
-ocr page 57-fï
VERSCHEIDEN AART.
mingen, z-oo uyt de long, als de lighaamcn def dieren zelfs, waar door zy veel van haare veerende kracht vei lieft j want men heeft ondervonden, dat een muys gefloten in een glas, dat 50. ponden waternbsp;kon bevatten, na een uur tyds benauwd wordende, in 7. uren tyd daarnbsp;na dood was, en dat in’t glas een dertiende gedeelte van de lucht fcheennbsp;verloren te zyn.
Dus befchryfe d’ Hr. Hales in zyne Groejende Weegkunde diergely-ke proeven , waar uyt het blylk, dat dieren,- terwyl zy ingefloten^ blyven, voor dat zy fterven, een groot gedeelte lucht verteeien , ofnbsp;»t geen het zelve is, dat die zelve lucht zich zoo veel minder uytzct--ten kan.
Hy zelfs ondervond ,, als hy lucht uytademde in eene blaas ,,en deceive weer inhaalde, dat hy in eene halve minuut zeer benauwd wierd,, en verre te kort fchoot,. om de blaas door zyne uytademing met luchtnbsp;vol. te maaken.
Die Heer heeft, ook getracht de lucht te zuyveren,-dewelke be--dorven was geworden door’t dikwyls inademen, met haar te laaten; gaan door middelfchotten, in loog cn potas nat gemaakt en gedroogd, ,nbsp;waar mede hy toen bevond het vyf minuten te kunnen uythouden.
Alsmen de dieren fluyt in een vaten meer lucht’ér in perft, als ’er natuurlyk in is, kunnen zy langer leven , evenwel fterven zy naanbsp;cenige uuren, dus nu niet uyt gebrek van lucht, noch: om datze haar'nbsp;veerachrigheid verloren heeft, of dat’er lucht verminderd is. Dusnbsp;fchynt het hier te gefchieden, omdat hunne eigen uytwaaflemingennbsp;aan hun leven fchadelyk zyn; Dierhalven de waterduykers in eeij;nbsp;tonj waar lucht is ingeperft, gefloten om langer te kunnen het uythouden, moeten evenwel dikwyls nieuwe lucht ontfangenj en daarom maaktmen, dat in de mynen op d’eene of d’andere wys nieuwenbsp;lucht kan ingebragt worden.
XXXV. P R o E F N E M I N G.-
AJle vochten, welke fermenteren of giften kunnen, hcb~-ben lucht nodig, want voor zy beginnen te giften, in eene. luchtledige plaats gezet zal ’er geene gifting te. voorfchyn,nbsp;komen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;G 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XXXVL.
-ocr page 58-f4 nbsp;nbsp;nbsp;PROEFNEMINGEN VAN
XXXVr. PROEFNEMING.
Alle planten en 2:aaden hebben om te groeijen lucht nodig, want zoo men pottjes met aarde en gezaaid zaad zet onder een glas, of eenige welker zaad reeds begint iiyt tenbsp;fpruyten, de lucht uyt getrokken zynde, houdt alle groe-jing op.
XXXVII. PROEFNEMING.
IV.
,Afb.
Plet geluyd word door eene luchtledige plaats belet door te gaan; want neem het ftuk lood A., aan wiens twee llylennbsp;door een fnaartje een klokje hangt, zet het op de plaat,- dochnbsp;leg ’ertnlTchen beiden een kuffentje, gevuld met wol B., zetnbsp;’er overheen een glas C. , boven open , en gefloten metnbsp;een dekfel D. waar aan gefchroefd zy een doosje F., gevuldnbsp;met eenige geoliede leertjes, door welke een koperdraadnbsp;E. heen gaat, die dus bewêeglyk is, zoo nogtans, dat denbsp;lucht langs den draad en leertjes niet door fnappen kan.nbsp;Aan dezen draad E. word onder aan geileken een armtje G.,nbsp;door wiens middel men den draad E. omdraaijende het omgebogen armtje 1. aan ’t klokje wat zoude kunnen bewegen,nbsp;en ’t klokje geluyd doen geeven.
Eer men begint te pompen, beweegt men het klokje, dus
hoort men het klinkend geluyd, daar na de lucht fchoon uyt-getrokken zynde, beweegt men het klokje als vooren, als dan zal men niets hooren.
Aan den draad E. is boven een koper ftnkje II., ’t welk hooger en laager kan gefteld, en vafl gefchroefd worden, dienende om te beletten, dat de lucJit op den draad E. perflen-de, hem niet onder ’t pompen geheel naar binnen flaa, ooknbsp;opdat hy in ’t omdraaijen op dezelve hoogte, als men begeert, blyve flaan.
Het doosje F. heeft boven een dekfeltje, ’tgeen ’er op gefchroefd word, door het aandraaijen van ’t zelve, word de draad E. meer geklemd, en zyn loop flrammer gemaakt,nbsp;om dat de leertjes ’er dan beter om fluyten, en den doorgang
-ocr page 59-gang van cïe lucht verhinderen, xo het nodig is; ook giet men wel een weinig olie boven op dit dekfeltje, waar dooide lucht afgeweerd, en gemakkelyker beweeging van dennbsp;draad E. verkregen word.
Deze aanmerkingen over dit doosje F., en den draad E. zyn hier wat breder aangetekend, omdat in ’t vervolg dec
zei ver gebruyk zeer dikwyls te paffe komt.
Aanmerkingen op de voorige proefneming.
Het geluyd is in de lighamen eene zekere beweeging der deeltjes-5 welke aan de lucht, hen omringende,, word medegedeeld, en voorc-gaat, tot datzy ons oorvlies raakt, wanneer wy eigentlyk gezegd worden te hooren.
Dus worden tot het geluyd vereifcht harde lighaamen, en lucht,. Alle beweeging in vafte lighamen veroorzaakt juyft geen geluyd. Een^nbsp;gefpannen fnaar, welke door eene harde pen geflagen word , en Opnbsp;welk men een zagt bol lighaam laat vallen, houdt op van te klinken, maar niet van te beweegen, want laat’er weder tegens aanftoo-ten een hard lighaam, aanftonds hoordmen weder nieuw geluyd:nbsp;fchoon door dit ihooten de beweeging der fnaar eer verminderd alsnbsp;vermeerderd zoude worden. Dus word ’er nogh eene andere foorcnbsp;van beweeging der deeltjes vereifcht, die eigentlyk oorzaak van denbsp;klank zyn , welke hier in fchynt re beftaan, dat elk deeltje in ’t klinkendnbsp;lighaam eene fchielyk drillende en uytfpringende beweeging hebbe.
De lucht nu deze beweeging der deeltjes ontfangende, word, om dat zy veerachtig is , in diergelyke beweegingen, en gelyk als innbsp;baaren of golven geroerd, welke golfjes zich wyd en zyd verfpreidennbsp;naar alle kanten, maar deze zyn niet als de golven in ’t water, doornbsp;het inwerpen van een Heen verwekt, welke alleen in de oppervlaktenbsp;gezien worden, door de uytzetting der luchtgolven naar alle zyden,nbsp;hoort men het geluyd van eenen geflagen klok alom in ’t ronde evennbsp;eens.
Men ziet ras, zoo ’er geen lucht is rondom de lighaamen, welke geflaagen worden, en drillen,, dat deze drilling niet tot ons oorvlie
kan
-ocr page 60-f6
kan overgebragt worden., en by gevolg , dat wy ook niet het minftc geluyd kunnen hooren 5 Echter is ’t waar, dat de lucht vry zuyvernbsp;dient weggenomen uyt het glas, daar ’t klokje in hangt, of mennbsp;hoort evenwel nogh iets, en nooit zoude men het geluyd beletten doornbsp;te gaan, zoo men niet alle drilling , die in ’t geftel komt, waar aan ’tnbsp;klokje hangt, als men luyd, weet weg te nemen, door ’t zelve opnbsp;een zagtgevuld kuflèntje te zetten, want hier door belet men, dat dienbsp;drilling niet tot in de fchotel , waar op alles ftaat , doorgaa, nochnbsp;dat deze de lucht 'beweege, en men alzo ’t geluyd van’t klokje noghnbsp;blyve hooren.
XXXVIIL PROEFNEMING.
Als men eene brandende kaars onder een klok ,2et, ea de lucht fchwlyk uyttrekt, gaat de kaars aanftonds uyt, ennbsp;de rook blyft hangen boven in’t glas; doch als men’t glasnbsp;wat ledig haalt, valt de rook naar beneden, doordien zynbsp;eerft ligter zynde als de lucht, in ’t glas nu zwaarder wordnbsp;dan de lucht, welke verdund is.
XXXIX. PROEFNEMING.
Verfcheiden brandende lighaamen gaan uyt in eene luchtledige plaats, als brandend lont, tontel, houdskool of gloei-
Het is bekend, dat het vuur in de aardfche lighaamen voedfel no-•dig heeft, opdat het blyve duuren onder de gedaante van gloed, of van vlam..
Dus een gloeijend yzer; uyt het vuur genomen verliell:, zyn gloed, en word koud. Eene brandende kaars, het fmeer verteerd zynde ^nbsp;houdt op van branden: maar fchoon het fmeer niet ontbreekt, gaatnbsp;de kaars in verfcheiden gevallen evenwel uyt: Dus opdat het voedfelnbsp;van’t vuur tot rechte voeding en nut aan ’t lighaam moge flrekken isnbsp;het nodiggt; Eeril, dat de lucht ’er vry bykomen kan, die de ftoffe
tot
-ocr page 61-r7
tot voeding bequaam, door haare kracht drukke met eenc nette ver-cifte maate,niet te veel, noch te weinig. Ten twede : dat de rook, en de ftofFe, welke onnut is, verre van de vlam en ’t vuur worde verdreven, anderfins zal ’t vuur niet behoorlyk gevoed worden.
Het gezegde blykt, dewyl noch eene glimmende kool, van wat hout het zy, noch ook die van turf, noch brandend lont, noch ee-nige kaars, ’t zy van wafch of fmeer, noch eene brandende lampjnbsp;voorzien van wat olie het zy, of van voorloop, geen van deze allennbsp;zeg ik, zullen blyven branden in eene plaats wel afgefloten van denbsp;buytenlucht, maar zy gaan»in weinige minuten uyt.
Hoe kleinder het glas zy, of hoe beter de lucht belet word ’er by te komen, of de rook verhinderd uyttevliegen, hoe eer zy uytgaan.nbsp;Daarpra hoe meer rook de vlam geeft, hoe eer dan ’t licht uytgaat jnbsp;hoe minder rook, hoe langer de vlam van de brandende ftoffe wordnbsp;gevoed, gelyk men ziet in hout, of glimmende kooien van turfvuur-Maar noch veel raflèr gaat de vlam uyt, als men de lucht, welke innbsp;het glas zich bevindt, door ’t uytpompen wegneemt j ’t welk hoenbsp;men fchielyker doet, zo veel te eer gebeurt} want dus word alle perf-fing van de lucht tegen de vlam weggenomen, en de deeltjes van ’cnbsp;voedzel niet tegen dezelve aangedrukt, en als eenigen tyd ’er in gehouden, want de vlam door haare hitte in eene geduurige uytzetten-de beweeging zynde, en de lucht daar door gebracht wordende nunbsp;in kleinder, dan, door haare veerende kiacht,in grooter ruymte ofnbsp;fpatie , is als een Ihaar in eene geduurige drillende beweeging j ditnbsp;fchynt volftrekt vereifcht te worden tot de geduurzaamheid van ’tnbsp;branden in de lighaamen.
Zo men in een grootachtig glas deze brandende lighamen zet, en ’er de lucht in peril , blyft de vlam en ’t vuur wel een weinig langer duuren, als wanneer men dezelve befloten had in ’t glas alleennbsp;met de natuurlyke dikte der lucht: echter gaan zy in ’t kort uyC.nbsp;Hier uyt blykt, dat de gezegde lighaamen niet te veel noch te weinig van de lucht moeten gedrukt worden.
De rook bevat in zich mede veele deelen, die aan de vlatn hinder-lyk nbsp;nbsp;nbsp;voornamelyk zyn het water, ook het zout, en de
tS
aarde gt; want niets kan de vlam voeden als de olieachtige deelen in de lighaaraen zittende.
Hoe VIy de lucht ’er ook dient by te kunnen komen,kan tnen op-maaken uyt deze volgende proeven. Zo men een glas neemt, ’t geen Pf. cilindrique daymen groot is, en ’t zelve op een vlakke tafel ofnbsp;plaat zei, en die glas een rond gat boven heeft van z. duymen tnid-delyn, zo Zal een kaars i duym dik binnen ’t glas zeer levendig bly-ven branden tot den einde toe, ja zelfs fchoon men ’t gat boven ver-naauwt, tot dat het i duym zy, doch dan niet zo luflig j vernaauwtnbsp;men het tot dat het van een duym zy*, gaat de kaars binnen éénnbsp;minuut uyt, met een gat van -l duym vierkant brandt zy iets langer,nbsp;’tgat|. wydzynde brandt zy zeer droevig,zodat het fmeer naauwlyknbsp;fmclt. Een wafchlicht weinig rook geevende blyft dus branden metnbsp;een gaatje van \ duym, maar ’t gat vernaauwd zynde, mindert denbsp;vlam , zo dat zy uytgaat, als ’t gat duym groot is. Een dun kot-toentje door voorloop brandende blyft maar z. minuuten vlam houden met een gat van r duym vierkant j zo men grooter vlam verwektnbsp;in ’t glas, duurt zy maar lo. fecunden.
Zo dat, wat voedende brandftoffe men ookneeme, de vrye toegang van de lucht altoos nodig is. Sluyt dus eene kaars in eene lange pyp,nbsp;Zo dat zy onder in ’t gat van de pyp klerame, indien deze pyp 6. voeten lang is, zal de kaars, fchoon de pyp boven open zy, in ’t kort
«ytgaan.
Dat de rook ook van de vlam moet weggenomen worden, ziet mea niet onaardig op de volgende wyze.
Steek boven door een groot glas, dat wederzyds open i», een lange open pvp, ZodtiC het eind, dat binnen ’t glas komt, bykans tot dennbsp;grond toe doorfteeke, zet in ’t glas eene brandende kaars, en allesnbsp;op de plaat van de pomp-, trek langfaam de lucht weg, zo dat t’eikens nieuwe lucht in 't glas kome door de pyp, die boven met watnbsp;wol gedekt word, opdat de lucht, fchielyk anderllns door de pypnbsp;invallende, de kaars niet uytblazegt; Evenwel zal de kaars- uytgaan,nbsp;want fchoon mende lucht t’elkens vernieuwt, de rook, rondom denbsp;vlam te veel blyvende hangen, belet het branden, om dat de verfche
VERSCHEIDEN AART.
lucht niet digt genoeg kan komen by de vlam, of by ’t gefmolten fmeer j waarom eenige Geleerden gegift hebben, of niet wel in denbsp;lucht eenige deeltjes hingen , tot noch toe ons onbekend' , welkenbsp;dienden tot het maken der vlam in de brandende ftofFen, en dat, zonbsp;ras als deze verteerd waren, het zoude met de vlam gedaan zyn: totnbsp;deze gedachten zyn die Heeren gekomen, omdat in eenige der voo-rige proeven bleek , fchoon de lucht niet te veel verdund of verdiktnbsp;ware, noch rook belet was weg te vliegen, dat echter de vlam uyt-ging, dus fcheen alleen over te blyven het verteeren van die deeltjes, welke alleen in ftaat waren de vlam te voeden.
XL. PROEFNEMING.
Pliofphorus 5 welke van pis gemaakt word, blyft lichten, en brandend in eene luchtledige plaats.
Deze proef neemt men in den donker.
Schryvende dus op een zwart, of bruynblaauw papier eenige ftreepen met een fluk Pliofphorus, en het papier leggende op een ander dat droog is, en onder een glazen klok, zullen de ftreepen lichtend blyven onder het uytpompen dernbsp;lucht, ja op ’t laatft zal ’er eene lichte wolk opgaan van denbsp;uytwaalTemende Pliofphorus, en tot boven in den top van’rnbsp;glas zich verheffen. Zoo men het papier, waarop men metnbsp;de Phofphorus gefchreven heeft, by kleine plekken wat natmaakt, zal het als blikfemen, in plaats van als een verlichtenbsp;wolk optegeven, wanneer de lucht word uytgehaald.
Aanmerking op de voorige proefneming.
Schoon in de XXXIXftc Proefneming gezien wierd,dat meeft altoos tot het branden der lighaamen lucht nodig was , worden ’er echter eenige weinige gevonden, welke zonder lucht branden j dusnbsp;blyft de Phofphorus zelfs beter lichten in eene luchtledige, dan innbsp;eene met lucht gevulde plaats j want de damp, welke altoos van hemnbsp;afgaat, en hem als met eene dikken nevel bezwalkt, vliegt in eenenbsp;verdunde lucht ten eerften van hem af, zodat hy veel beter nu lichten kaU' ‘Zoude miflehien in de open lucht te veel ftoffe te gelyknbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aan-
-ocr page 64-6si
aangeftoken worden, en dus zo veel rook maaken, en in een verdunde lucht veel minder ? dus ziet men, als ’er te veel brandftoffe ia andere lighaamen word losgemaakt, dat’er veel meer rook uyt de vlamnbsp;uytgaatjdoch dat de vlam zuyverder word,als maar zo veel word losgt;-gemaakt, als tot vlam kan gemaakt, en in brand geftoken worden.
Indien men een ftukje Phofpborus legt in een flesje, en de lucht’er uytgetrokken zynde het toefluyt, ’t flesje, dan warm gemaakt zyndenbsp;tot 110 graden op de thermometer, zoo vliegt de Phofphorus aannbsp;brand.
Dus zoude ook' geeft van falpeter, na Glaubers manier gemaakt, ea gegoten by olie van karwy, tot omtrent een half dragma van elk, innbsp;eene luchtledige plaats aan brand vliegen, en ’tglas aan ftukken flaan.nbsp;Dit fchynt van een by zonder geftel der deeltjes te komen, die wynbsp;nogh niet kennen.
In eene luchtledige plaats word ook dikwyls licht verwekt op andere manieren, en wel in die gevallen, daar men het in de open lucht zoogemakkelyk niet zoude kunnen doenjgelyk als, wanneer men glasnbsp;tegen glas aanvryft, of amber tegen wol, of een luchtledigen glazennbsp;bol fnel omdraait, en dan met de hand vryft,, of ook. een luchtledigenbsp;glaze pyp met de hand fterk vryft.
XLL PROEFNEMING.
FIaatU^ Afb. 2 6.
Neem het vuurllöt A., het geen vafl: gemaakt is aan een hout, waar aan een fchroefltuk is, door wiens middel hetnbsp;op de plaat in ’t gat N. word gefchroefd.
Aan den tuymelaar B..is een yzertje X. en koperdraad dy meteen oogje, welke draad opgetrokken wordende na datnbsp;de haan gefpannen is, den zelven doet over-en afllaan, ennbsp;vuur geeven, als na gewoonte.
Doe dus kruyd op de pan, fpan den Ijaan, zet een groot glas C. boven open’er over heen, en op ’t zelve het deklèl
D. nbsp;nbsp;nbsp;met het voorgemelde doosje F., en draad E. , doe I. vatrnbsp;ten in ’t oog van d., zet het ftukje H. op zyne behoorlykenbsp;lioogte vaA, haal de lucht uyt de klok, trek dan den draad
E. nbsp;nbsp;nbsp;naar boven,, opdat men, ’t flot doe afgaan j damp; fteen te
XLII. PROEFNEMING.
Om kruyd aan te fteeken in een glas, waar uyt de lucht Pi. iv., is uytgehaald, dient het glas A., dit heeft in zynen hals by Afb. sy;nbsp;A. eene korke doos , de bodem ’er van heeft een gat, waarnbsp;door men een vierkantig koperdraad B. fteekt, ’t geen aannbsp;zyn einde B. eene langwerpige fleuf heeft, evengelyk ft oognbsp;van een naaide: De draad'B. door den bodem geileken zynde, vult men de doos met buspoeder, ’tgeen men van bovennbsp;’èr in giet. Het doosje met een beweeglyken draad E. word'
’er dan opgefchroefd , en de draad E. in de pen B.j zet F. vaft op zulk eene hoogte, dat de draad E. neer geduuwd kannbsp;worden tot zoo verre, dat het oog B. rykelyk door den bodem van de doos A. fcome door te fteeken. Dit dus zyndenbsp;klaar gemaakt, en de pen B. zoo hoog als kan in A. zynde op-gehaald 3 word een yzer D. wel gloeijend op een Huk fteen G..nbsp;op de plaat gezet, of liever word D. in een fteen verglaaft:nbsp;potje gezet, ft geen de gloed van ’t yzer belet zich rondom,nbsp;te verfpreiden, en.ft glas fchielyk.aan te doen, zet dan het.nbsp;glas A. ’er over heen,’t zelve eerft wat warm maakende, opdat de fchielyke hitte van ’t yzer het glas niet zoude fchaa-den, trek ’er de lucht wat Ichielyk en te deeg uyt, duuwgt;nbsp;den draad E. naar beneden, zoo zullen eenige korreltjes kruyd.
naar beneden op ’t yzervallen, enfmelten, damp geven,' de quik in de barometerpyp V., aan de pomp gefcJiroefd, fterknbsp;doen zakken y maar als de lucht fchoon iiyt het glas is uytge-haald, zullen de korlen niet vlammen, of indien het yzer nochnbsp;zeer heet is, zal hetkruyd by korreltjes ’t een naa het andernbsp;aangaan. Als men de lucht weder inlaat, moet zulks zeer langhaam gefchieden, opdat het glas niet te fchielyk koud worde.
Als men dikwyls agter een het buspoeder op het yzer laat vallen, moet men de lucht ’er onderwylen uythaalen, wantnbsp;daar word door ’t aanheeken veel lucht geboren: anderfinsnbsp;zou het latere kruyd aangaan, en het glas kunnen aan Hukken Haan.
In de XLfte proeve zagen wy, dat het kruyd niet aangong, maar de Natuuronderzoekers zyn hier niet in blyven beruften. Veelen hebben kruyd droog onder een glas gelegd, en na de lucht ’er uyt was getrokken , met een brandglas door de Zon het aa'ngefteken, als de Zonnbsp;helder fchynt, en ’t brandglas groot genoeg is, doet het brandpuntnbsp;elk korreltje fmelten, en eindelyk vlam vatten, maar het een korreltje zal het ander niet ligt aanfteekenj Zoo het glas klein is, of denbsp;Zon flaauw fchynt , fmelten de korreltjes maar. Edoch dewyl de Zonnbsp;te zeldzaam fchynt; en men dus weinig gelegentheid heeft om dezenbsp;proeve te doen, ook omdat men op deze manier geen groote plaats kannbsp;heet maken, heeft men uytgedacht het liever met een gloeijend yzernbsp;te doen, ’t geen , zoo maar matig gloeijend is, het kruyd zal doennbsp;fmelten, en een rook ’er van doen opgaan. Zo het heet genoeg is,nbsp;vat eindelyk de gelmolten Itolfe eenen blaauwen vlam, en de quik zaktnbsp;in de glaze pyp zeerzichtbaarlyk. Zoo men fchielyk, etly ke ry zen naarnbsp;een, een gedeelte kruyd door beweegen des draads B. doet neervallen,nbsp;vat de geheele ftolfe niet alleen vuur, maar flaat ook, en zoude zeernbsp;ligt het glas doen breeken.
Alzoo men bevond , dat het kruyd, vlam vattende ’er eene zekere ftolfe geboren wierd , welke door haare uytzettende kracht de quik deednbsp;zakken, heeft men getracht te ontdekken, of deze ftoffe dezelve eigen-
-ocr page 67-VERSCHEIDEN AART. nbsp;nbsp;nbsp;05
gcnfchap had als onze lucht, of ook andere: ten dien einde hebbende gewogen, hoe veelkruydt’elkens neerviel, en bevonden zynde dit rykelyk één gryn in zwaarte te zyn, zoo dat, naa dat men zómaal kruydnbsp;had laten vallen, en dus 31. grynen had aangeftcken, waar door denbsp;quik omtrent 13. duymen was gevallen, zag men, alles zoo laatendenbsp;liaan, dat na zeven minuuten tyds de quik duym was gerezen, denbsp;Volgende f. minuuten rees zy ii duym, en zoo vervolgens minder,nbsp;tot dat naa een uur en 17. minuuten de quik f. duymen gerezen was-'nbsp;doch nadien het yzer toen nogh niet koud was, liet men het nogh eennbsp;dag oftwee Haan,zoo dat men verzekerd was, dat het yzer even koudnbsp;was, als de buytenlucht; doen was de quik 6\ duym gerezen, zoo datnbsp;het fchyntdat de quik 6\ duym laager was gezakt alleen door de voort-gebragte uytzettende nieuwe ftolFe j zynde dit gewceft een vierde partnbsp;van den gehelen inhoud van ’t glas.
Deze ftoffe zette zich uyt, zoo ras het glas door de hand wierd warm gemaakt, en kromp door de koude weder in, geen aan de quik innbsp;de pyp V. bleek.
Zoo dat het blykc, dat het vlammen, en ’t flaan van ’t buspoeder, niet afhangt van de drukking der lucht, als eenige gemeend hebben.
XLIII. PROEFNEMING.
Men kan met dit gloeijend jzev en ’t gellel van de volgende proefneming, zwavel, dun iiout, en veelerlei andereflof-fen verbranden, in eene luchtledige plaats, dienende hetge-ftel tot meer andere zaaken.
XLIV. PROEFNEMING.
'W'^ant twee poeders, of een poeder by eene vocht, wor-piaat iv. den gemengd in eene luchtledige plaats op de volgende wy- Afb. 2amp;nbsp;ze.
Schroef het ftyltje, waar aan het plaatje A. is, door middel van het ftukje x. PI. 111. op de plaat van de pomp vall.
Dit plaatje A., in gedaante als een vierde deeleenes ronds,
lieefc
-ocr page 68-proefnemingen van
heeft aan itynen ommetrek eene diepe holle lleuf, en in het midden een gat, in de fleuf word het poeder gelegd, hetnbsp;geen men mengen wil.
Zet over dit alles heen het glas met ^yn dekfel en doosje ‘F., aan den draad E- moet nu zyn een dwarsarmtje G., hebbende een rond blad, dit word op den draad E. wat verdernbsp;van ’t eind vaft gemaakt als de voorige armtjes, opdat hetnbsp;einde desdraads wat doorfteke, en zoude kunnen gaan doornbsp;’t gat, ’t geen in ’t middenpunt van de plaat A, is, waar doornbsp;E. omgedraaid wordende, net op zyn plaats blyft; H. is eennbsp;glaasje met vocht, waar mede men het poeder mengen wilnbsp;De lucht nu uytgetrokken zynde, draai E. om, en vat metnbsp;G. zo veel poeder of ftofte,in de lleuf A.liggende, als gy begeert; dit doe men vallen in ’t glaasje H., of op’t gloeijendnbsp;yzer van de voorige proefneming, zo men dit wil gebruykennbsp;Dus kan men of alles in eens affehuyven, of zoo weinig mennbsp;wil, en t’eikens zien wat gebeurt.
Aanmerkmg op de twee voorige proefnemingen.
Als men dus zwavel kat vallen op het yzer D., en ’t zelve zeer gloeijend is, vat de zwavel eene blauwen vlam, doch welke zeer rasnbsp;uytgaat, en ’t glas word vol rook , ook zakt de quik in de pyp V.,nbsp;omdat ’er eene zekere uytzettende ftoffe geboren word door ’t aan-fteeken. Op dezelve wyze kan men allerlei drooge lighamen probeeren,nbsp;als lleenkoolen tot poeder gedampt, barndeen, Campher, en wat diesnbsp;meer.
Als men dunne houtjes, of linnen op het gloeijend yzer wil verbranden, bind men deze vad door een draad aan ’t koperdraad E. en kat die dan neerzakken, dus een zwart lindtje of dun houdeje op ’tnbsp;yzer latende vallen, rookt het derk, en fchynt weinig te veranderen,nbsp;de lucht ’er ingekaten zynde, ziet men, dat het echter geheel verteerd is.
f 1. rv. Afb. 29.
Om twee vochten, of vöcht by iets anders temengen,
bin-
-ocr page 69-VERSCHEIDEN AART.
binnen een glas, dient het flesje A., hangende in ’t koper mikjeB., dit word mede als ’t vorige geftelletje door ’t fluk-je X. PI III. aan de pomp gefchroefd, men zet ’er ondernbsp;een glaasje D. waar in vocht, of iets anders, wat men wil,nbsp;kan gedaan worden, waar by men de vocht uyt het flesje A.nbsp;wil gieten.
Zet een klokE.’er over heen, met een dekfel en doosje F., de lucht uytgehaald zynde, duuw E. naar beneden, tot datnbsp;het armtje G. het flesje A. omzette, en de vocht dus uytloo-pe by dat geen, ’t welk in het glaasje D. is; dus ziet mennbsp;wat ’er gebeurt, en of de menging grootebeweegingveroorzaakt, en meer of minder, als in de open lucht.
Ook, als men in ’t glaasje D. een thermometertje heeft ftaan, kan men ontdekken, of ’er koude of hitte op het mengen veroorzaakt word, en hoe groote; ook of’er lucht word geboren , ’t geen door de quikpyp V. van de pomp ontdektnbsp;word.
Als men twee vochten drupswyze by een wilde mengen; zoude men twee dusdanige flesjes nevens een, of tegen elkaar over, moeten doen komen, en dus het geftel een weinig veranderen. Ook kan men op dezelve wyze, in plaatsnbsp;van ’t glaasje D., een gloeijend yzer zetten, en dus de vochtnbsp;’er op laaten vallen.
Aanmerking op de voorige proefneming.
Men heeftop een gloeijend yzer, als in de 2,7. figuur verbeeld word, allerhande oliën laaten vallen, ook voorloop, en zouten,om te ziennbsp;wat ’er gebeuren zoude; Elk geeft zyne byzondereopmerking, geencnbsp;van die vlammen in de luchtledige plaats; fommige doen de quik zakken,nbsp;andere niet, mogelyk om dat ’er noch grooter hitte vereifcht word, onanbsp;zodanige veerachtige ftoffe voort te doen komen; want zo lang de dee-len vaft aan een hangen, merkt men niet, dat ’er zulk eene ftoffe is,nbsp;maar wanneer de fyne deeltjes door hitte of gifting ten allerfynfte vannbsp;elkaar worden gefcheiden, en op zekeren afftand raaken, beginnenzenbsp;van malkander met eene groote kracht weg te vlieden. Deze kracht
/ nbsp;nbsp;nbsp;noemt
-ocr page 70-66
noemt men de uytzettende kracht j zodanige deeltjes te famen genomen, zyn juyft geen lucht, even als die is, welke ons omringt, maar zy verfchillen ’er van in yeele eigenfchappen ; want daar de luchtnbsp;door eene dubbelde kracht in eene halfzoogroote plaats maar kannbsp;gedrukt worden, heeft men bevonden, dat zodanige deeltjes uyt giftnbsp;van bier, en meel voortgebracht, door eene evengroote kracht alsnbsp;de voorige in wel driemaalkleinder plaats konden worden geperft,nbsp;daar andere uyt eene verfcheiden ftofFe voortgebragt, niet in eenenbsp;halfzogroote plaats, als zy te vooven befloegen, gebragt konden wordennbsp;door die kracht. Andere wederom verfchilden in eene andere redennbsp;Van veerachtigheid met de lucht, welke wy inademen. Ten twedc,nbsp;is de lucht uyt de meelle ftoffen voortgebragt zeer fchadelyk aan ’tnbsp;leven der menfehen en dieren, onze lucht in tegendeel zeer nodig,nbsp;en gezond.
Maar men heeft een ruym veld, als men op deze wyzc twee vochten byeenbrengt in eene luchtledige plaats; of dat men haar eerft mengtnbsp;in een glas in de open lucht, en daarnaa de menging doet in hetnbsp;glas van lucht ontledigd zynde, om ’t veifchil van de uytwerking tenbsp;zien.
Dus Zal men vinden*, Eerft, dat als twee vochten met elkaar niet willen mengen , dat de menging ook geen verfchil inde warmte aanbrengt. TenTwede, Dat fomtyds hitte in’tmengfel komt, fchoon
de vochten nier fchynen met elkaar op te brtiylTen, of eenige bewee-ging te maaken. Ten Derde, dat vecltyds op ’t mengen groote bewee-ging ontftaat, ook grooter hitte ontdekt word , als te vooren in de vochten was. Ten Vierde, fomtyds wel minder hitte, jaa zoratyds grootenbsp;koude. TenVyfde, dat fomtyds een poeder, gefmeten by een vocht,nbsp;beter menging en fmelting geichiedt, fomtyds minder, als in eene luchtledige plaats. Ten Sesde, dat de quik in de pyp op het mengen fomtyds zal zakken, fomtyds niet, fchoon het mengfel warmer word.
Het zoude ons te verre afleiden, zo men een verhaal deed van alle de proeven, welke gedaan zyn als twee vloeibaare,of eene vloeibaarenbsp;cn vafteftoiFe,by eene andere word gegoten gt; Het zy genoeg te zeggen, dat men geen vloeibaare of vafte lighaamen bedenken zal, welke
-ocr page 71-ör
ke geen onderwerpen van deze menging zouden kunnen zyn. Alleen moet men voorzichtig zyn, als men zoramige oliën gieten zoude bynbsp;den geeft van falpeter, dewyl ’er eenige aanftonds vlam vatten , ennbsp;dus niet als met veel voorzichtigheid in eene luchtledige plaats kunnen gemengd worden, opdat het glas niet aan ftukken fpringe.
Deze proeven doed men mceft, naadat men eerft de ftoffe, welke men mengen zal, afgewogen heeft , toe één once, of een half oneej men laate haar ftaan in 'het zelve vertrek, benevens een thermometer, opdat zy alle even warm zyn zouden als de lucht, ’t vertrek dient zelfs zonder vuur te zyn.
Somtyds kan men eene thermometer gebruyken , welke maar tot 110. graden klimt, veeltyds moet zy wel tot öoo. graden kunnennbsp;klimmen, na de hitte, die op ’t mengen ontftaat, groot zal worden , deze thermometers worden gezet in ’t glaasje D, en moerennbsp;volgens een en dezelve fchaal gemaakt zyn, opdat men zich 'er metnbsp;vrucht van zoude kunnen bedienen. De befte, met quik gevuld, zynnbsp;zoo gemaakt, dat op de tweeëndertigfte graad het begin van vorft is,nbsp;en op ziz, de hitte van kookend water.
XLVI. PROEFNEMING.
Alsmen een glaasje wil toe/loppen binnen in een glas, waar uyt de lucht is gehaald, gefchiedt 2,ulks aldus. Neemnbsp;een flesje als A, ’t geen een glaz,en flop B beeft op dennbsp;mond van A wel net paffende, en ’er op gellepen; maaknbsp;de flop in het open flukje C vaft met een fchroefje, d,fleeknbsp;dit fluk aan den draad E, zet het glas D over A, en hetnbsp;dekfel met het doosje F ’er op, dus kan men na’tuythaalennbsp;van de lucht met het neerdrukken van E het flopje B in Anbsp;fleeken , zonder dat ’er lucht bykome, en ’t flesje B daarnbsp;na wegneemen en bewaaren.
Op deze wyze, doende een weinig zuyvere quik in een zuyver flesje A, en de lucht uythaalende, en daar na’tflesjenbsp;toefloppende, maakt men de Pholpiiorus van quik, of denbsp;lichtende quik als ’t flesje gefchud word.
De flop B word een wWdg met kraanewafch befiiieerd,
58
PROEFNEMINGEN VAN
ook dient het weer, als men dit doed, droog, en het een iz-uyvere heldere lucht te 2^yn.
Ook kan men een flesje met water gevuld dus ftoppen, naa dat de lucht’er isuytgehaald,om te zien, of water, daarnbsp;geen lucht in is, radder of langzaamer bevrieft, als gemeennbsp;water.
In ’t begin van deze eeuw ondekte de groote Wysgeer d’ Hr. Ber-nouille de manier om de quik lichtende temaakenj eerft dooreen pyp met zuyvere quik te vullen, en dus een barometer te maaken, welke, als de quik gefchud wierd,lichc gaf bovenin de luchtledige plaats,nbsp;20 ras de quik daalde. Men befloot in ’t begin, dat het volftrekt nodig was, dat ’er boven in de ledige plaats van de pyp geen de mindenbsp;grove lucht gevonden wierd, en dat deze zeer fchadelyk voor ’t lichtnbsp;geeven was; naderhand heeft men gevonden, dat voor al vereifchtnbsp;word,dat de quik wel zuyver en droog zy, gelyk ook de glaze pyp,nbsp;om eene fraai lichtende quikphofphorus te hebben j maar ’t is ’er verre van daan, dat het afw-ezen van eenige lucht boven in de pyp volftrekt vereifcht wordj dewyl men integendeel heeft bevonden, dat,nbsp;zoo zulks gebeurt, zodanige barometer niet zal lichten , als na datnbsp;eerft een klein belletje lucht, als’t hoofd eener kleine fpelde, bovennbsp;worde ingelaaten: Dus zoo men de pyp met zuyverc'quik, en van luchtnbsp;ontbloot, vult op eene manier, dat de quik in ’t vullen der pyp doornbsp;de lucht niet kome te vallen, kan men wiskunftig verzekerd 'zyn, datnbsp;zoodanige barometer geen licht zal geven j maar zoo men de quik nietnbsp;van lucht zuyvert, fchoon men de vulling op de voorige wyze ver-rigt, gebeurt het niet zelden, dat in’t begin de quik niet licht, maarnbsp;de gemelde pyp eenige dagen zynde blyven ftaan , en eenige maaiennbsp;gefchud, zal de quik licht beginnen te geeven, door dien de lucht ihnbsp;dc quik verfcholen zich enigfins in die ledige plaats van de pyp begintnbsp;te ontlaften j dit gefchiedt eer, als de pyp wat wyd word genomen.
D’ Hr. Hauksbee heeft gevonden, dat de quik begint te lichten ih «eaglas, aaadat ’er omtrent de helft van de lucht is uytgehaald, worden-
-ocr page 73-6p
dende het licht helderder, naar maate men de lucht verder uytpompt.
Men verwondde dus zich, niet, dat een flesje met quik door de pomp van lucht ontledigd, altoos lichtende quik in zich zal bevatten,nbsp;fchoon alle andere voorzorgen zyn waargenomen, dewyl ’t verre af is,nbsp;dat dit glas door de luchtpomp* geheel zuy ver van lucht zou zyn onledigt.
De Hr. Bernouille vond ook d’ eerfte uyt de manier van lichtende quik in een flesje te maaken, fchoon in ’t begin ’t glas zoo verzekerdnbsp;niet wierd geflopt, als nu door een glaze flopje: op deze wyze kannbsp;men nu quikzilver zeer ryn en zuyver zonder eenig vlies eenige jaarennbsp;bewaaren, en altoos lichtende doen blyven. Als men ’t flesje, waarnbsp;in maar een weinigje quik moet zyn, zeer luttel beweegt, ziet mennbsp;alleenlyk licht ter plaatze, daar de quik het glas raakt: zo ’t glas nietnbsp;bewogen word, licht de quik niet.
XLVIL PROEFNEMING.
Om eene vuurig.e quikregen te maakenv
Neem eene Jaooge kelk of cilindris glas A., :z;et ’er bin-pi, r.fc nen in een fmal glas B.,. ’t welk boven toe is, en onder op Afb. jr.nbsp;een hout C. ftaat. Neem een groot dekfelD., fchroef’er aannbsp;een kraan, en in deze een pypje b., fchroef D. aan de plaatnbsp;van de pomp. Zet op D'. het hout G., en de twee glazennbsp;A. en B.: Neem een ander dekfel E., zet het boven op A.,nbsp;fchroef’ér aan een glaze trechtertje F. met koper beflagen,nbsp;waar in een fyn pypje is gecimenteerd, het gat van ’t pypjenbsp;word geftopt door een,pen G. vul F. met quikzilver, welkenbsp;droog en zuyver zy, trek de lucht uyt het glas A., ligt dannbsp;de ffop G.in het trechtertje op , opdat de quik binnen in A..nbsp;kome, en met een ftraal valle op het glas B., welke liraalnbsp;en afvallende quikdroppen een groot licht zullen geeven innbsp;eene donkere plaats, doch ’t weer dient droog te zyn, denbsp;quik en de glazen zuyver, anders mislukt deze pr-oef welnbsp;eens.
Men neemt alles voorzichtig weg , het dekfel D. eerfl af-fchroevende, opdat geene quik in de pomp kome, of op dè plaat valle.
7©
Het iioiit C. dient om de quik te vangen, en ’t pypje B., ^atgeene quikweglope onder ’t aflcJiroeven, of in de pompnbsp;kome onder ’t neervallen uyt F.
Aanmerkmg op de voorige proefneming.
Dus ziet men, dat het evenveel isjhoe de quik in eene plaats,waar «yt de lucht voor ’t grootlle gedeelte is, komt, of bewogen word.
In de qdile proeve Hond de quik in eene luchtledige plaats zelfs, nu komt zy van buyten in, en valt van boven naar beneden, als men haarnbsp;met eene fprong van beneden naar boven in glas doet opkomen, (’tnbsp;geen met een ander foort van geitel word verricht) geeft het geencnbsp;verandering in de verfchyning.
Uyt deze manier ziet men, hoe men in andere gevallen fomtyds een klok op een plaat kan zetten, en dus aan de pomp voegen, daar na alles te famen wegneemen, en bewaaren, om te zien,wat’er in vervolgnbsp;van tyd in eene luchtledige plaats gebeurt, ’t geen, als men fomtydsnbsp;verfcheiden zaaken te gelyk wil onderzoeken, en daar toe verfcheidennbsp;glazen nodig heeft met diergelyke dekfels, als lolTe blakers dienende,nbsp;van veel nut en gemak is.
XLVIIL PROEFNEMING.
Pi IV. Neem een hoog cilindris glas A., of zéfer twee op een, Afb. 32. om dus nochgrooter hoogte te hebben; zet A. op de plaat,nbsp;fchroefaan een dekfel het doosje F., en aan de andere zydenbsp;van het dekfel eene kopere veer D., heek den draad E.nbsp;door, tot dat zy binnen de veer D. kome, maak ’er dan aannbsp;vah een ovaal plaatje C.,fteek tuffehen de veer D. een dukaatnbsp;en een veertje van een pen, of pluympje, zet het dekfel metnbsp;alles op het glas A., trek ’er de liiclit fchoon uyt, draainbsp;de draad E. om, 2,00 zal het ovaale plaatje met zyne lang-fte middelyn de twee kanten van de veer vaneenftooten,nbsp;cn dus de veer en dukaat losraaken, te gelyk neervallen, ennbsp;op denzelveiO tyd op den grond komen.
7ï
VERSCHEIDEN AART, XLIX P K O E F N E M I N G.
Neem een Ttukje plat hout, wat holaclitig aan d’ eene ^y-de iiytgedraaid, weeg het,leg het op de plaat, vul het hol, met wat quik ’er in te doen, zet ’er een klokje over heen,nbsp;trek ’er de lucht uyt, en laat haar ’er dan weder inkomen;nbsp;het hout, daar na gewogen zynde, zal men veel zwaardernbsp;bevinden, door dien de lucht, in’t glas inkomende, de quiknbsp;perft in de poren van ’t hout, waar uyt de lucht nu wasnbsp;weg gegaan.
L. PROEFNEMING.
Neem een kompas, zet het op de plaat onder een glas, trek ’er de lucht uyt, houdt van buyten een zeilfteen aan:nbsp;het glas, deze zal het kompas trekken, en ’er op werken,,nbsp;even als in de open lucht, ’t Zelve gebeurt ook, als raeiïnbsp;den zeilfteen in ’t glas fluyt en ’t kompas ’er buyten aanhoudt.
Aanmerking op de voorige proefneming.
Sommigen hebben gemeend , dat de lucht de oorzaak V7asvan dè werkingen des zcilfteens •, maar de kracht van den zeilfteen is zoo fyn,,nbsp;dat ’er niets gevonden is, uytgenomen eene yzere plaat, ’t geen hetnbsp;allerminfte beletten kan den doorgang van deze krachti zodat, watnbsp;voor metaale plaaten men tuffehen een kompas en den. fteen houd,nbsp;aanftonds zonder de minfte belemmering de werking doorgaat. Ditnbsp;heeft fommigen doen in twyfel trekken , of het gemeene gevoelennbsp;wel zonder de minfte bedenkelykheid zo ftraks moeft aangenomennbsp;worden , dat namelyk lighaamelyke fyne ftofjes öf deeltjes , welkenbsp;uyt den fteen zouden uytgaan, de oorzaak van alle deze uytwcrkin-gen zynj daar het licht en het vuur,de fynfte zaaken, welke,wy tornbsp;noch toe kennen, en bykans begrypen, echter zo fehielyk niet kunnen door plaaten , of andere lighaamen heengaan , maar een bepaalden, en zigtbaaren tyd van noden hebben, eer de werking’er vannbsp;ondervonden word, doorgegaan te zyn.
LE
-ocr page 76-7i nbsp;nbsp;nbsp;PROEFNEMINGEN VAN
LI. PROEFNEMING.
Pi. IV. Afb. 33.
Neem een glas A, dek het met een dekfel en kraan, waar aan een lange pyp B is, trek de lucht uyt A, ontfluytnbsp;de kraan van ’t dekfel, en laat de lucht zeer langhaam in ’tnbsp;glas A komen , doch zoo, dat zy eerll moet gaan doornbsp;brandende en glimmende houtskoolen, of door brandendnbsp;turfvuur, waar in ’t eind van de pyp B fteekt: Als het glasmet deze lucht gevuld is , licht dan het dekfel op, fteeknbsp;met haaft een levend diertje in ’t glas, en het dekfel ’er tennbsp;eerften weder opzettende , zal men zien , dat deze luchtnbsp;vergiftigd is, en het diertje zeer ras| doet fterven.
Indien eene brandende kaars of wafchlicht word neerge-laaten in het glas,met zodanige luclit gevuld, gaat het licht aanilonds uyt, maar het zuyvert de lucht zo diep, als ’t innbsp;geftoken word, en blyft branden : dus kan men t’elkens, hetnbsp;kaarsje aanlleekende, dieper komen eer het uytgaat, tot datnbsp;op het laatfl de geheele lucht gezuyverd zy.
Het is reeds in de voorgaande proeven gebleken , dat dikwyls eenc uytzettende holfe onder den naam van lucht gevonden word, zeer ver-fchillende in eigenfchappen met die, welke wy inademen : Als mennbsp;het glas A ter degen beziet, wanneer het met deze lucht, door brandende kooien gaande, gevuld is, word op ’t oog geen het minfte on-derfcheid’er in befpeurd van gemeene lucht, ’t glas zelf blyft koudjnbsp;maar hoe weinig komt deze ftoffe overeen met de lucht, die bequaamnbsp;is om ons leven te voeden ? Hier is zekerlyk eene overvloed vannbsp;zwaveldeelen, welke aanftonds de vaten in de long toetrekken, ennbsp;den omloop van het bloed verhinderen. Diergelyken lucht vind mennbsp;dikwyls in oude putten, waar in wérkluyden, op zekere dieptennbsp;neergelaaten, in een oogenblik verftikt zyn geworden.
-ocr page 77-75-
LIL PROEFNEMING.
Neem een glas A, dek Jiet met een dckfel B, en ftopftufc Pi- IV. C, hang’er aan liet balansje D j en aan een der armen het 3^nbsp;Ruk wafch E j aan d’anderen een loodtje F, welke in denbsp;lucht even zwaar zyn , trek de lucht uyt A, men zal hetnbsp;Ruk wafch E zien doorflaan, en zwaarder worden.
Nieraant is onbewull, dat een fteen , een Ruk yzer, of iets, dat zwaarder is als water, onder water ligter weegt als’er buyten. De wa^nbsp;terweegkunde leert ons, dat een lighaam zwaarder als water, ondernbsp;'t zelve zo veel net vaii zyne zwaarte veidieft, als een klomp water ,nbsp;zo groot als het lighaam zelfs is, zwaar weegt: dus als een taarlingrnbsp;duym van lood onder ’t water aan eenen draad hangt, en door denbsp;hand word gehouden, behoeft men maar alleen vaft te houden diernbsp;zwaarte van lood, welke meer weegt, als een taarlingduym water.
Zoo men het ftuk lood indompelt in brandewyn, en vervolgens in voorloop, die beide veelligter zyn als water, (datis, waar van denbsp;grootte van eene taarlingduym, minder weegen als een taarlingduym:.nbsp;water) zal men t’eikens meer en meer gewigt vinden aan de handnbsp;te hangen} dus zo men in plaats van die ligte voorloop, het glas be-grypt alleen vol te zyn met lucht, dewyl deze een van de ligtftenbsp;vloeiftofFen is, welke wy kennen, zal men ook het lood in de lucht,nbsp;houdende, het zwaarfte van allen vinden te zyn.
Men ziet derhalven , dat, als men iets in de lucht weegt, mem niets anders doet, als maar te ondervinden., hoe veel zwaarder hetnbsp;lighaam is , als eene evengroote uytgebreidhcid van lucht. Een ftuknbsp;wafch dienvolgens en een ftuk lood in de lucht even zwaar zynde,. isnbsp;het een teken dat het verfchil der zwaarte dier twee lighaamen,.. elk:nbsp;met eene uytgebreidhcid van lucht zo groot alsze zelfs zyn, net evennbsp;eens isj. Dus zo ras de lucht word weggenomen, komt dit verfchiPnbsp;met de lucht niet meer te pas, en elk toont nu hoe veel ftoffelyk-heid het in zich bevat j en alzo de klomp wafch veel grooter is als ’t
iE nbsp;nbsp;nbsp;lood
-ocr page 78-lood, en dus de evengroote uytgebreidheid van lucht ook grooter en zwaardei' is geweeft als die van lood , toen zy beiden in de luchtnbsp;hingen, blykt het, waarom de meerder grootte van wafch, die mennbsp;in de lucht nodig had tot evenwigt met het lood, nu het lood overhaalt. Maar met wat kracht flaat E door? met het verfchil namely k der zwaarte van eene uytgebreidheid van lucht zo groot als E,nbsp;boven die van F, ’t geen men wel ziet dat niet groot is, dus moetnbsp;de balans zeer net zyru Laat ons eens onderftellen, cfat het lood F.nbsp;een taarlingduym groot zy, zoo weegt dit omtrent in de lucht 3iz8nbsp;grynen. Eene uytgebreidheid van een taarlingduym lucht zal omtrent I gryn weegen, De wafch omtrent elfmaal ligter als lood, z.iinbsp;dus elf taalding duymen groot zyn, (of een taarling zyn van bynanbsp;duym) en de lucht zo groot als de wafch ‘4 grynen, dus byna 4.nbsp;grynen. Daarom, als de lucht uyt het glas is gehaaldzoo is hecnbsp;overwigt, waar mede de wafch doorzinkt, rykelyk 3. grynen.
-ocr page 79- -ocr page 80- -ocr page 81- -ocr page 82- -ocr page 83- -ocr page 84- -ocr page 85-*
i
\
'quot;'¦i'emmim,
quot;•tiflivtVS
/ r
f/ii I'
..... *'
Hl
jh
H
Ö
'Y-*
'r*
ANATOMISCHE, en CHIRURGISCHE
WELKE BY
JAN VAN MUSSCHENBROEK,
TE VINDEN ZVN TE LEYDEN.
/^p ’t einde van meeft ieder ftuk in de Natuurkunde, ^^vihdmen T. Tab. Fig. ’t geen te kennen geeft, datnbsp;men het werktuyg afgebeeld kan vinden , in het Boeknbsp;van den Hooggeleerden Heere G. J. ’s Gravefande, genaamdMathematica i of Beginfekn dernbsp;Natmrkunde Leiden 1725.
Als ’er ftaat Befchryv. beduyd het de befchryving der Luchtpompen door my uytgegeven, Leiden 1735.
De naalie prys van elk ftuk, ftaat mede op den kant ’er by.
-ocr page 89-- 10 -12 Verfcheide foorten van Luchtpompen; voor al deze twee volgende, nieuwlings uytge-vonden door den Wydberoemden Hoog-leeraar, en Wysgeer de Hr. ’s Gravefande.nbsp;Alseerft, Eene dubbelde Luchtpomp, gl. ft-waar mede men zeer ras, en netnbsp;werken kan. Befchryv. pl. i. 300- onbsp;Eene kleinder enkelde Luchtpomp,nbsp;zeer gemakkelyk in haar gebruyknbsp;Belchryv. pl. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;110 - o Een zeer eenvoudig hand Luchtpompje, waar mede men eeuige proefjes doen kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;36-0 De toeftel, welke tot de enkelde luchtpomp behoort, beloopt. nbsp;nbsp;nbsp;100-0 Verfcheide van de volgende nbsp;nbsp;nbsp;werh^ygen kunnen ook by de Luchtpompen te pas komen. Een glas om te zien de uytzèttendc kracht van de lucht. 1.1. tab. 58 f. 6. y - y Om een waterfprong in eene lujthtle-dige plaats te maaken. Bercbf yv. pl. 3. fig. 17. nbsp;nbsp;nbsp;10 - o Een zeer fijn balansje, met zyn toe-behoren , om te doen zien, hoe twee lighamen in de lucht evennbsp;zwaar, in eene plaats van lucht ont-ledigd, hun evenwigt verliezen. Befchryv. pl, 4. fig. 34.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;li Een glas, en ’t nodig geftel om kruyd of eenige andere poeders, in het zelve, luchtledig zynde,aan te (leken,nbsp;en te zien, w'at dan gebeurt. Befchryv. pl. 4 fig. 37.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12 Een geftel om een vuurflot af te fchie-teu in eene luchtledige glaze klok. Befchr. pl. 4. fig. 26. nbsp;nbsp;nbsp;y - 10 2. Glazen om eene vuurigequikregen temaken. Befchr pl. 4. fig. 31.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12-0 Om een vuurigequikfprongte maken t. 2. tab. 1. fig. 4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I f - o Een glas met nodig toeftel om een veer en Ituk goud in eene luchtledige |
plaats te gelyk te laateti vallen, en te toonen, dat even ras beneden komen. Befchr. pl. 4. fig. 32.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10 - ® Men kan lomiyds wel twee glazen op een zetten om de vorige proef innbsp;meer hoogte te nemen; dus dan ly - onbsp;Als men 4. glazen op een zet, rot denbsp;even gemelde proeve, gebruykt mennbsp;boven op een geftel, waar door mennbsp;ómaal na een de veer en’t goud kannbsp;laaten neervallen,zonder op nieuwsnbsp;de lucht uyt te haaien, ’t geen zeernbsp;gemakkelyk is , alles dan te fa-inen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;70 Een geftel op een glas, om te toonen, dat de dieren fterven in eene lucht,nbsp;door de dampen van glimmendenbsp;kooien befmet.Befchr.pl.4.fig. 33. 3nbsp;Een fpuyt om de lucht ergens in tenbsp;perlfen. torn. i. tab, 42. fig. 6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13 Een k oper fontein; waar uyt men door ingeperfte lucht een zeer hoogennbsp;draal water kan doenfpringen, metnbsp;eenige fprongpypen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o Een dito veel grooter. nbsp;nbsp;nbsp;lynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö Een dik glas om proeven in te doen als de lucht ’er ingeperft is. 1.1.nbsp;tab. 42 flg. y.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3y - o Als men ’er de twee halve bolletjes ook wilinhangen.t. I. t.42.fig. ly. yo - 0nbsp;Een kopere cilinder, wederzyds metnbsp;glazen, om’er binnen in te zien, watnbsp;’er gebeurt, na dat de lucht zeernbsp;fterk ’er is ingeperft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;63nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;© Als men’er daarenboven de twee halve bollen in wil hangen. nbsp;nbsp;nbsp;S2 - o Een glaze bol, en draaibank, waar dorir deze bol, van lucht ontledigd,nbsp;fnelword omgedraaid,wanneer opnbsp;’t aanraaken der hand de bol eennbsp;groot licht geeft. Of ook op anderenbsp;manieren behandeld, zyne aanlok-kende kracht vertoont op lighamennbsp;van buyten ’er omtrent gelegen, t. 2.nbsp;t. I. fig. 2. 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3Ö - o L 2 nbsp;nbsp;nbsp;Als |
Een geftel om te doen zien, war fneN ten twee lighaamen krygen vallendenbsp;van verfcheideu huogtens.M. t. i z.nbsp;f. i.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13
Een geftel om tebewyzen, dat een lig-haam,in een cycloïde rollende,in korter tyd valt van een punt tot eennbsp;ander, als in een rechte fchuynfenbsp;leiding loopende. 1.1.1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13.
Een geitel om te doen zien, dat een lighaam,ineene fchuynfe leiding geworpen,eene kromme lyn, die mennbsp;parabola noemt, befchryft. t. i.t.
13. f. 4. nbsp;nbsp;nbsp;13
Een geftel, om te toonen, dat een üg-haam op den arm van eene kromme balans liggende, of’eraan hangen-dezeer verfcheiden zwarrten heeft,nbsp;t I. t. 9 fig 7. 8.
Een kopere doos, en verder toebehoo-reii, dienende tot verfcheiden ei-genlbhappen der vloeillofïen aan te toonen in de waterweegkunde, onder andere, om te doen zien , datnbsp;de vloeiftof den bodem van een vatnbsp;niet drakt naa haare menigte,maarnbsp;alleen naa haare hoogte boven dennbsp;grond. t. I. t. 28. fig. I, 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;56
Een gellel,het geen-aan de voorzeide doos aangedaan , aantoont, hos
fterk deïydenvan een vat met wa'gt;
ter gevuld ’er door naar buyten gedrukt worden-. 1.1. t. 28. f. 4. i-ó Eenfoort van blaasbalk, met eene lange pyp ’er op, om te doen zjen, hoenbsp;een weinig water in een naanwe pypnbsp;ftaande, een zeer zwaar gewigt kannbsp;opHgten. t. 1.1.19. f. I.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17
Een foort van water of voebtwegertje van koper.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6
Een kopere rol, benevenseen dito emmertje,’t geen de rol xeer net bevat-, en verder toebehoren, om verfcheiden proeven in de waterweegkundenbsp;te doen. 1.1. t. ayf.y. t.30. f. i, z. 7 -Een kopere taarling om zeer net denbsp;tyzondere zwaarte van water tenbsp;wegen.
Een zeer net balansje, met een glaze emmertje,en andereglazen,en kopere gewigten, om zeer gemakke-
- nbsp;nbsp;nbsp;o- lyk ,cn naauwkeurig de byzondere
z waarten te wegen van al let lei foort van lighaamen,zoovafteals vloei-ftoffen. 1.1 t. 30. f.3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16 - 10^
Een gellel om een zwaar gewigt op
- nbsp;nbsp;nbsp;o ’t water te doea dry ven» t. I.t.30.
f- 3. nbsp;nbsp;nbsp;10 - O
Twee vlakke fpiegels , om de aantrekkende kracht der zelve te zien, en hoe ’r water ’èr tuflehen beiden
- nbsp;nbsp;nbsp;o Daarboven klimt,en eene kromme
lyn maakt. t. r. t. 2. f. 7. nbsp;nbsp;nbsp;3 - ic?
Een werktuyg om te doen zien dete-genftand der vloeiftofFen tegen vade lighaamen, die’er in bewogen wor-' o den. t. i.t. 3y..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;60 • o
Een werktuyg, om aan tetoonen, hoe veel een fliuger vertraagt, die in ’tnbsp;water fchommelt. t. i.t. 3i,f.6nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;26 - o
Een werktuyg, om te vertoonen, hoe de vloei doffen fchuyns epfpringen-de eene kromme lyn befchry ven, ’tnbsp;geen ook degrondflag is van de bus-fchietcry kond , en ’t werpen der
- nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boniben. 1.1.1. ^z. f. i .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30 - 0
Eene groote waterbak,met kraanen,,
koperwerk, en pypen , en verder toebehooren »om de tiatuur van denbsp;fpringende fonteinen te onderioe-•onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ken. t. 1.1.33. f r.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;60 -0
Een hevel tot een fontein gemaakt. 7 - 10 Eene diergelvke op eene andere manier. 1.1. t. 45-. f. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12*0
Een hevel, wiens armen wederzyds e-
- nbsp;nbsp;nbsp;o ven lang zyn; door Reiffelius uyt-
gevonden. nbsp;nbsp;nbsp;3 - o-
- nbsp;nbsp;nbsp;o Een toverfonteintje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i - 10
’t Zelve wat grooter , engt;verbeterd. 3 - 10 Hetzelve, en grooter, en van koper.
10 a J 2 - «gt;-
Een glas met watermannetjes,. welke 10 men naar beneden en naar boven
kan doen beweegen in ’t W'ater. y. - rtgt; Een windbal, om water in wind tenbsp;9 - a veranderen, t. 2. t. 3. f. 2.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4: - o
L 3 nbsp;nbsp;nbsp;Eeu,
-ocr page 92-Een grootcr, en fierker windbal, op een wagentje, met groot geweld ennbsp;fnelheiil voortloopende door denbsp;waa/ièm van iiiwendig kookendnbsp;water. t. 2.’t. f. 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9
Phofphortls van pis, een drachma. 4 ¦ Piholpftbrus van quikzilver.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 ¦
Zeer accuraate thermometers na de fchaal van d’ tlr. Fharenheid , zonbsp;met vocht of met quik gevuld, ennbsp;van verfcheiden langten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n.if.
D ezelve in een glaze pypje gefloten, om dezieken in de hand te geven fnbsp;Een barometer van Amontons, ofnbsp;een zeebarometer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;13
Een barometer op een notebome plank.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ló
Een fontein van Hero.
Een zelve van koper, doch tot cene dubbelde hoogte fptingende. 1.1.1.
Een langefpraakhoorn van6 voet. 1.1.
Een üerke kopere pot van Papin, om beenen, en andere zaaken in kortennbsp;tyd zeer murwnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te kooken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fó
Een groote toverlantaarn; op de befte en keurlykftemanier gemaakt, metnbsp;verfcheiden groote vergrootglazen,nbsp;brandfpiegel, en zeer zindelyk ge-fchilderde figuren, t. 2.1.14. fig. i.nbsp;zonder figuren yy. met figuren. 100nbsp;Een houten voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’ernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;toe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 y
Eene diergelyke,maar veel kleinder, met yo, figuurtjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4y
Verfcheide beweeglyke figuuren, tot de voorfchreven lantaarns, als eennbsp;maaiende molen, een neigende Juffrouw amp;c. het ftuknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3 -
Een prisma van wit glas, om de ko-leuren van den regenboog te vertoo-nen. nbsp;nbsp;nbsp;2
Eene andere foort, van beft glas, en net geflepen, wederzyds met koper bs-l]agen,omte kunnen dienen tot het
- 9 10nbsp;10
if-
9.9.
10
doen der proeven omtrent de koleu-ren, na de uytvinding van den Hr. Newton, t. 2. t. ty. f. 3,4.
Geftcllen om de voorfz. prifmaas op te zetten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3- 4 a-
Een groot glas op een houten voet, dienende mede tot het doen vannbsp;proeven omtrent de koleuren. t. 2.
1.17. f. 1,2. Mp’. f. 2. nbsp;nbsp;nbsp;,
Een hol leprisma van glas, om, als met vochten gevuld is, mede te dienennbsp;tot de proeven der koleuren.
Een glaze bakje , om verfcheiden vootftellen in de gezichtkunde tenbsp;bewyzen, omtrent de breking dernbsp;Hchtllraalen door vochten,of door*nbsp;zigtige lighamen heen gaande, t. 2.nbsp;t. 4. f. 2,6.
Eenige andere bakjes met holle, en • bolle glazen, om de werking dernbsp;lichtftraalen, door vergrootglazennbsp;gaande, te vertonen, t.2. t. y. f. 2,3.nbsp;t. 6. f. 2, 4,y. t.7. f.i,2,4, y. t.8.
f.j,4.
Brandfpiegels.
Een dito van ly. duym middelyn op een voet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yo
Een dito van 12. duym. nbsp;nbsp;nbsp;26
zonder voet. nbsp;nbsp;nbsp;20
Een van 9. duym zonder voet. nbsp;nbsp;nbsp;12
Een holle cilinderfpiegel, die de figuren zeer wanftaltig verbeeldt. nbsp;nbsp;nbsp;II
Een metale cilinderfpiegel met 6. figuren. nbsp;nbsp;nbsp;10
Een dico kegelfpiegel met 6. figuren. 10 Eenboekfpiegel, uyt 3.platte fpiegelsnbsp;beflaande , waar mede men eenenbsp;zaak ten minfte loomaal verbeeldnbsp;ziet, met veelerlei figuren. 14 a 17nbsp;Een kasje met twee fpiegels, waar mede men aan d’ eene zyde van eennbsp;muur ontdekken kan wataand’ andere zyde omgaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 -
Een glas tot eene donkere kamer nbsp;nbsp;nbsp;2 -
Een kasje met fpiegels en glazen, die-
8-0
6-0
nen-
nende tot ecne draagbaare donkere kamer.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i8 - o
Op eeneandere manier, om in te tekenen. nbsp;nbsp;nbsp;van 30 tot ƒ3 - o
Een groote kas, van gedaante eener draagkoetsje, waarin men,indon'nbsp;ker zittende, verbeeld ziet de voorwerpen, die’er buyten zyn, en welke men dus kan natekenen, en af-fchilderen, en in perfpeöief brengen, op eene zeer gemakkelyke wy-ze.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;160-0
rirfchelderki aart van MIerofcopia.
Als een ltd fel met 9. vergrootglazen, om door één of twee glazen gelyknbsp;tezien, met al zyn toebehoren voornbsp;allerlei foort van voorwerpen. yz - onbsp;Een ftelfei na den zelven aart, maarnbsp;iets eenvoudiger,alleen met6.glazen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;37-0
Ook nog/impelder, met drie glazen, if - o Een nreu-we foort van een dubbeldnbsp;ftelfel,zynde hoogagtig, en ondernbsp;met een fpiegel, waar mede mennbsp;door 3. glazen te gelyk de voorwerpen, ook d’omloop van ^t bloednbsp;beziet, zeer gereed en gemakke-Jyk in zyn gebruyk , zoo in A-natomie, als Botanie, met ƒ. vergrootglazen , en verder toebehoo-
rert , nbsp;nbsp;nbsp;-^o. of ook - o
of met 6. glazen en meer toeftel.
ƒ o. of yi
Een zeer ffmpel ftelfel,dfenendealleen om den omloop van ’t bloed te ziennbsp;in een paling.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦
Allerhande foorten van vergrootglazen, brandglazen, leesglazen.
Allerbede foorten van brillen in fchil-pad van allerlei vergrootingen. i Blokbrillen, voor dien die de oogennbsp;_ geligt zyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3
Een roedtje om een bril aan te hangen zonder ze op de neus te doen klemmen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ly
Een geftel met een bril om ze aan ’t hoofd te deken, zonder op de neusnbsp;te zetten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ó - o
Alleilei bede foorten van vcrreky kers,
10
- 16
10
met 2. of met 4. glazenjvan^llerlei langtens, en in fraije kokers.' ^nbsp;Eetie zeer ftaije Gregoriaanfe kyker ' 'nbsp;van nieuwe uytvinding van 16.nbsp;duym, op een fraije voet, welkenbsp;zoo veel doet als een gemeene kyker met gl.izen van 10. voet. 70nbsp;Eene dito 27. duym lang, met eennbsp;voet en driebeeiilge dok, om ze zeernbsp;geinakkelyk te dellen , tot hemel-fche obfervatjen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;140
Glaze dropjes, en bolletjes: de 6.
Een onweer machine, om het hagelen na te doen.
Een wekker met een horologie.
Een wekker, waar aan men een zak horologie deekt, om het te doennbsp;gaan.
Een repeteer werk, gaande door een zakhorologie ’er aangedeken. 3ynbsp;Een zeer fraije graadboog, na eenenbsp;ganfch nieuwe uytvinding van dei»
Hr. Hadley, waar mede men zeer ras en net, tot op eene minuut,nbsp;de hoogtens neemen kan van yo. tot 7f •nbsp;Zeer nette Aard- en Hemel-globen ,nbsp;van verfcheiden grootten, na denbsp;nieuwde w'aarnemingen.
Mathematifche Inflrumenten.
Zeer zindelyke kasjes, bequaam om by zich te dragen , met het geenenbsp;meed nodig is, om op ’t papiernbsp;te tekenen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;30
Of andere, met minder ’er in, nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;24
Eenpaflèrmet y,punten, metdaale charniercn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y ¦
jpf ook met nbsp;nbsp;nbsp;kopere. y -
2 nbsp;nbsp;nbsp;-4 -4 -
10 -
y -
r -
2 nbsp;nbsp;nbsp;-
o*
o
o
it -
Een ordfnare paffer.
Een hairpalfer.
Een triangel palTer.
Een winkelhaak.
Een tranfporteur.
Een proportionaal paflcr.
dito van yvoor.
Een trekpen,
Höute parallel liniaal.
/
•'/
= 1
Anatomische en Chirurgifche Injlramenten^ Een (puyt oni de vaten van ’c lighaamnbsp;op te fpuyten, met 8. pypen, ennbsp;. verder toeftel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2t - o Een dito wat kleinder. nbsp;nbsp;nbsp;18-10 Blaaspypenvan verfcheiden wyttens. 0-10 Bjaaspypen met klapjes.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2-0 dito wat kleinder. nbsp;nbsp;nbsp;,2-10 Yzere pypjes om met quikzilver de vaten te vullen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i - o Styletten vanbalyn, lood, koper. 234-0 Kromme en regte naaldens. 3,4 a 6 ft.nbsp;Een drilbankje met 6. drillen, omnbsp;een Iquelet op te zetten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y - 10 Meffen en fcltaaren tot d’ Anamotie noodig. Een kasje met’t geenemeeft nodig is •tot het ontleden. Als 2. fchaaren,nbsp;meffen, haakjes , tangetjes, Ele-vatorium, naaldens, een beene-fchaar ,een zaagje ,bytel, wetfteen,nbsp;ftiletten, Anatomifche fpuyt, drilbankje, blaaspypen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;60-0 Een Chiturgyns fpuytje, met zyn pypjes. nbsp;nbsp;nbsp;12-12 Een dito wat kleinder. nbsp;nbsp;nbsp;9-9 Een heel klein, meti. pypje. nbsp;nbsp;nbsp;4-0 Een beweeglyke zilvere Caterer voor een man. nbsp;nbsp;nbsp;y - 10 voor een kind. nbsp;nbsp;nbsp;4 - to Een gewoone zilvere flyve mans Caterer. nbsp;nbsp;nbsp;4-10 Een met een knopje van vooren, om ’t water af te tappen. nbsp;nbsp;nbsp;4 ' to Een zilvere voor kinderen. nbsp;nbsp;nbsp;3 - o Een zilvere voor een vrouw. nbsp;nbsp;nbsp;3*3 voor een $ftel in de traanklier. 2-10 |
Verfcheiden foorten van tourniquets. 2-10 Een Machine om breuken te fnyden. 14 - onbsp;Een geftel om te koppen, met eenenbsp;flag etiyke infiiydingen maakende,nbsp;met fpuytje, en glazen, om’t bloednbsp;verders uyt te trekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;21 - o Een balyntje om de keel door te fte-ken. nbsp;nbsp;nbsp;1 - y Een klyfteer,waarmede men zich zelfs zeer gemakkelyk klyfteren kan. nbsp;nbsp;nbsp;9 - o Een pyp, en doos om met de rook van toebak, of andere kruyden tq,nbsp;klyfteren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y - ro Een Canul voor eene zecre keel nbsp;nbsp;nbsp;? - o Trocards van verfcheiden aart. nbsp;nbsp;nbsp;4-0 Een knipje voor die lek gaan. nbsp;nbsp;nbsp;z - o Een waterbakje voor ’t zelve quaal. 1-8 Zilvere dopjes voor die fcheel zien. 2-10nbsp;Een geftel om een gebroken kniefchyfnbsp;te verbinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7 -10 Horentjes voor de doofheid. nbsp;nbsp;nbsp;4 - 10 dito, om onder een paruytte dragen. nbsp;nbsp;nbsp;4 - .0 Nagemaakte tanden, waar van men ’t Zelve gcbruyk heeft, als van na-tuurlyke.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-0 Allerhande foorten van breukbanden, ' waar van men zich met gemak bedient , inhoudende, en geneezendenbsp;de breuken, ook^die der navel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9-9 Yzere ryglyven om fcheve lighamen te helpen. nbsp;nbsp;nbsp;31-10 Laarsjes voor fcheve beenen. nbsp;nbsp;nbsp;9 - o En veelerlei diergelyke Machines. |