l/tCoz4^
lOüden voor de ZouaYen-Broederschap „FIDEI EI VIRTÜTl” te Rollordam, op haar heriiinerings-feesl der vestiging van den St. Petrus-Stoelnbsp;te Rome, den D Februari 1872,
BOOB
RIJKSUNIVERSITEIT UTRCnHT
0512 5780
-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6- -ocr page 7-Zeer Geachte Toehoorders!
Wij zijn hier gekomen om feest te vieren...... maar
hoe kunnen wij feest vieren? Hoe zal, bij het aandenken der vestiging van den St. Petrusstoel te Rome, de ware feestelijke stemming ons bezielen, wanneer wij denbsp;oog en om ons slaan? Wanneer wij zien hoe het wettignbsp;erfdeel der Kerk aan onzen Heiligen Vader ontroofdnbsp;geworden is; hoe hij-zelf, de Vorst der Vorsten, eennbsp;gevangene is binnen de muren van het Vaticaan, ennbsp;Rome, de heilige stad, in de macht der booswichtennbsp;is overgeleverd? En nog schijnt het ergste niet gekomen te zijn. Zelfs het leven des Heiligen Vaders isnbsp;eiken dag bedreigd. De woede van het internationalenbsp;moordenaarsrot, waaraan Mgr. Darboy en zoo vele martelaren ten offer gevallen zijn, is niet verzadigd — zijnbsp;hunkert naar een edeler prooi. En wie zal haar tegenhouden? Zeker geen ongelukkige Koning, de speelbalnbsp;der revolutie, de slaaf van den zoogenaamden volkswil,nbsp;de medeplichtige aan de misdaden wier straf hij reedsnbsp;op aarde in de wroeging van zijn geweten draagt. Zekernbsp;geen papieren waarborg, die niets dan een ellendig be-deksel van den gepleegden roof, of liever een nieuwenbsp;beschimping van den beroofde verdient te heeten. Zekernbsp;niet de bende der kameraden van Garibaldi, aan welke
-ocr page 8-6
thans de post die U toekwam, wakkere Zouaven, is toevertrouwd. Helaas, weerloos is hij, onze Vorst ennbsp;onze Vader, in de hand zijner vijanden — niemandnbsp;beschermt hem dan God alleen!
God alleen..... en wie durft zeggen dat God het stot
hiertoe en niet verder!” waarnaar wij reeds zoo lang smachtend uitzien, nu uitspreken zal? Schijnt het nietnbsp;alsof Hij het kwaad, voor een poos althans, onbelemmerd wil doen heerschen op aarde, alsof Hij de men-schen wil overgeven aan de vrije werking hunner razernij ?nbsp;Was er ooit een tijd zóó somber, zóó geheel van lichtnbsp;en troost beroofd als de tijd dien wij beleven? Wordtnbsp;niet de Kerk met een algemeenen afval bedreigd, en isnbsp;er niet overal in Europa een samenzwering in gang tus-schen de mannen der macht en de mannen der wetenschap om het katholiek geloof te verdelgen? Ja, hoeren wij niet van vele zijden den triomfkreet aanheffen,nbsp;dat de éénige Paus, wien het in den loop van achttiennbsp;eeuwen is gegeven geweest de jaren van den eerstennbsp;der Pausen te vervullen, tevens de laatste der Pausennbsp;zal zijn?
En alsof dat alles niet genoeg ware om onzen geest, in plaats van met feestvreugde, met weemoed te vervullen, bestaat er voor ons, Nederlandsche katholieken,nbsp;nog een bijzondere oorzaak van smart. Ik bedoel hetnbsp;beschamende feit, dat ons dierbaar vaderland de eerste ,nbsp;en tot nu toe de éénige der Europeescbe Staten geweestnbsp;is, die aan den roof van Rome zijne sanctie beeft verleend , door de verbreking der gemeenschap met Rome’snbsp;wettigen Koning. Hoe kunnen wij, dubbel rouwdragen-den, dan heden blijde feestvierders zijn?
En toch ben ik bier gekomen om, met vertrouwen op uwe welwillendheid, de taak eens feestredenaars tenbsp;vervullen, die uwe vereerende keus mij opgedragen
-ocr page 9-heeft. En toch zal die taak mij niet te moeielijk zijn. Want wel is het waar — een donkere nacht omringtnbsp;ons van alle kanten, alles schijnt tegen ons gekeerd, denbsp;hand van alle sterken is opgeheven tegen den Stoei vannbsp;den Heiligen Petrus wiens vestiging wij heden herdenken, niemand beschermt hem dan God alléén..........
Maar Gon alleen! En wat de Heer van hemel en aarde, in Zijn ondoorgrondelijk raadsbesluit, ook aan den geestnbsp;des kwaads veroorloven moge, ééne zaak zal Hij nietnbsp;veroorloven. Hij zal niet dulden dat Zijn woord: »Gijnbsp;zijt Petrus, en op deze petra zal Ik Mijne Kerk bouwen, en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen” te schande worde gemaakt.
Wat ik u aantoonen wil, Z. G. T., is dit: yiIMien wij bedrogen zijn, dan zijn wij door God bedrogen.'quot;nbsp;En wanneer ik slaag in het bewijs dat wij die moedigenbsp;taal eens kerkvaders zonder vermetelheid op ons geloof aan de eeuwigheid van het Pausdom toepassennbsp;mogen, dan voorzeker zal het ons licht vallen den kommer van het oogenblik te vergeten, en met een goednbsp;geweten feest te vieren zelfs in 'ons rouwgewaad. Wantnbsp;waar was ooit de mensch te vinden dien God bedrogennbsp;heeft? En wat beteekent het ras voorbijgaande hedennbsp;voor hem die zeker is van de eeuwigheid?
Ik zou kunnen volstaan met een beroep op Gods onfeilbaar woord, in de Heilige Schrift vervat. Gij kent ze, die plaatsen, waarin op de krachtigste en ondub-belzinnigste wijze — als voorzag Christus de tegenspraaknbsp;die eerst na vijftien eeuwen komen zoude — aan Simonnbsp;Peti'us de voorrang boven de andere Apostelen wordtnbsp;toegekend; waarin de macht om te binden en te ontbinden,nbsp;elders aan allen gezamenlijk verleend, aan hem afzonderlijk wordt gegeven; waarin uitsluitend voor zijn geloof eene onwrikbare vastheid door den Heer afgebeden
-ocr page 10-8
en derhalve verkregen wordt; waarin de weiding der lammeren en schapen, d. i. het opperbestuur der ge-heele Kerk, aan hem alléén wordt toevertrouwd. Gij kentnbsp;ze, zeg ik, en Gij weet dat die plaatsen der Heiligenbsp;Schrift de steenrots zijn, waarop de katholieke leer vannbsp;het Pausdom is gebouwd, en waarop de ketterij al harenbsp;wapenen van aanval en vernieling heeft stomp geslagen.nbsp;Ik ga zeker niet te ver door te verklaren dat er nietsnbsp;staat in den Bijbel, wanneer de voorrang van Petrusnbsp;als opperbewaarder des geloofs en opperherder der Kerknbsp;van Christus er niet in te vinden is. En even zeker isnbsp;het voor iederen denkenden Christen, wiens geest nietnbsp;of door booze hardnekkigheid of door ingekankerd vooroordeel beneveld geworden is, dat Christus niet kannbsp;bedoeld hebben een zoo gewichtig voorrecht te verlee-nen voor weinige jaren, aan den mensch Petrus dienbsp;weldra sterven zoude, maar dat hij het voor eeuwig heeftnbsp;willen geven aan den Petrus, die bestemd was om hetnbsp;Hoofd der Kerk te blijven tot het einde der wereld.nbsp;Laten zij, die dit loochenen, ééne voor de rechtbanknbsp;van het gezond verstand bevredigende reden opgeven,nbsp;waarom een zichtbare bevestiger des geloofs en een zichtbare weider der schapen wel tijdens het leven van Petrusnbsp;en niet na zijn verscheiden is noodig geweest! Latennbsp;zij aantoonep dat de Heer Christus gewoon was instellingen voor éénen dag te maken, in plaats van instellingen voor de eeuwigheid! Laten zij, voor Gods aangezicht , durven volhouden dat een hoofdartikel der Christelijke Grondwet, in den plechtigsten vorm en met driedubbele herhaling afgekondigd, niets dan een persoonlijknbsp;gunstbewijs, eene zinledige caprice is geweest!
Doch genoeg hierover, Z. G. T., genoeg althans voor ons, die zoo gelukkig zijn de leer der Heilige Kerknbsp;behouden te hebben in al bare zuiverheid. Ik heb den
-ocr page 11-grondslag van ons geloof in de goddelijke instelling van het Pausdom slechts willen aanwijzen; reeds die aanwijzing is voldoende om ons te doen uitroepen: «Indiennbsp;wij bedrogen zijn, dan zijn wij door God bedrogen.”nbsp;Maar ik wil het terrein der Heilige Schrift verlaten omnbsp;mij met u te begeven op het terrein der geschiedenis.nbsp;Daar liggen ze vóór ons, de jaarboeken van achttiennbsp;eeuwen — laat ons, tot versterking van ons vertrouwennbsp;en tot vuriger aanbidding van Gods Voorzienigheid, ooknbsp;van hen vernemen wat het boek der Openbaring ons zoonbsp;krachtig verkondigd heeft!
Het is in het jaar onzer tijdrekening, den Juni. Wij zijn te Rome, in de schitterende hoofdstadnbsp;der heidensche wereld, onder de regering van Keizernbsp;Nero. Welk vreeselijk schouwspel treft daar onze oogen?nbsp;Wij zien Simon Petrus, den eersten Paus, aan hetnbsp;kruis genageld, met het hoofd naar beneden, den doodnbsp;des verachtelijksten misdadigers stervende onder de ver-wenschingen en spotternijen zijper vijanden. Vijf-en-twin-tig jaren vroeger was hij te Rome aangekomen om er dennbsp;Stoel te vestigen des Stedehouders van Christus — en ziedaar het loon, ziedaar de vrucht van zijn streven 1 »Zoo verga het elk die het waagt zich Opperpriester des Heeren tenbsp;noemen waar, in den persoon des Keizers, de Oppet-priester der wereld gezeteld is!” roept het zegevierendenbsp;heidendom uit. En inderdaad, het spreekt de taal dernbsp;menschelijke wijsheid. In Petrus is, naar allen schijn,nbsp;het Pausdom ten dood gebracht. Wie zal wenschen hemnbsp;te vervangen op zulk een troon, als waaraan zijn verminkt en onkenbaar lichaam is vastgehecht? Wie zalnbsp;den moed hebben de opvolger te zijn van zulk een spot-majesteit? «Uit is het, nu reeds, met Uwe instellingnbsp;van een stedehouderschap op aarde, o Christus! Uw Kerknbsp;IS zonder hoofd. Uw schapen zijn zonder herder. Uw
-ocr page 12-geloof heeft zijn bevestiger verloren; Keizer Nero heeft Uw Grondwet der eeuwigheid na weinige jaren verscheurd en vernietigd, want keizer Nero is machtigernbsp;dan Gij! Daar hangt de eerste en laatste Paus der Christenheid — leve Paus Nero!”
Het heidendom had, van zijn standpunt, recht zóó te spreken en dit te verwachten bij het kruis van Petrus — het had ook recht zich te verwonderen dat zijnnbsp;verwachting geen dadelijke vervulling vond. Want, zonderling genoeg, de Bisschopszetel van Petrus bleef nietnbsp;ledig; er werd een vermetele gevonden die het waagdenbsp;hem op te volgen in zijn rang. »Welnu, brulde het heidendom, dat hij hem ook volge in den marteldood!” Ennbsp;zoo geschiedde het, Z. G. T.! En zoo bleef het geschieden, niet tweemaal, niet vijimaal, niet tienmaal, maarnbsp;dertigmaal, drie eeuwen lang, bijna zonder uitzondering — slechts twee Pausen stierven te spoedig om hetnbsp;gemeenschappelijk lot van al hun voorgangers en opvolgers te ondergaan. Het was als een onafgebroken duelnbsp;tusschen den Keizer en den Stedehouder van Christus;nbsp;telkens behaalde de Keizer de overwinning, en telkensnbsp;bleek die overwinning vruchteloos te zijn. Nauwlijks hadnbsp;hij den Paus der Christenen omgebracht, of de Pausnbsp;der Christenen stond weder levend voor hem. Petrusnbsp;werd gekruisigd, onthoofd, verbrand, door wilde dieren verscheurd, onder de gruwelijkste pijnigingen doodgemarteld — en Petrus stierf nooit! En toen die ontzettende worsteling eindelijk beslist geworden was, ennbsp;van de twee Romeinsche Opperpriesters de één voornbsp;den ander het veld had moeten ruimen — toennbsp;was de verslagene niet de Opperpriester der Christenen, de Paus Petrus, maar de Opperpriester der heidenen, de Paus Nero! Konstantijn de Groote verlietnbsp;Rome als overwonneling, en de Heilige Sylvester bleef
-ocr page 13-te Rome als overwinnaar. En nu vraag ik U; is de katholieke Christen, die de bloedige geschiedenis dezernbsp;drie eerste eeuwen doorleest; die overweegt hoe denbsp;marteldood van dertig achtereenvolgende Pausen onmachtig is geweest om het Pausdom te dooden; hoe denbsp;herdersstaf van Petrus den schepter der Romeinschenbsp;Keizers verbroken, hun troon omvergeworpen, en hennbsp;zelve uit Rome verdreven heeft — is hij niet gerechtigdnbsp;te zeggen: sindien ik in mijn geloof aan de eeuwigheid van het Pausdom bedrogen ben, dan ben ik doornbsp;God bedrogen”?
Laat ons verder gaan, en een blik werpen op de geschiedenis der vijf volgende eeuwen. Zij omvatten een tijdperk van geweld en van maatschappelijke verwarringnbsp;zonder wederga. Het reusachtige Romeinsche Rijk stortnbsp;ineen, de oude wereld valt overal in puinhoopen. Talnbsp;van barbaarsche volken, zelve nauwlijks wetende vanwaar zij komen, onwetende en onverschillig waarheennbsp;zij gaan, op niets dan roof en verwoesting tuk, verdringen en verslinden elkander, en vernielen het werknbsp;en de beschaving der Oudheid. Al wat groot was wordtnbsp;omvergeworpen, al wat sterk en machtig was wordtnbsp;vernietigd, al wat één was wordtvaneengescheurd. Denbsp;wereld is een chaos geworden, waarin de onkenbarenbsp;stukken en brokken van al hetgeen bestond in hope-looze wanorde dooreengeworpen zijn. Ten laatste ontfermde zich God over de kermende aarde, en deed Zijnnbsp;»Er zij licht!” ook over dezen chaos hooren. De oudenbsp;wereld was voorbijgegaan, de nieuwe wereld was gekomen; de laatste Keizer Konstantijn was vervangennbsp;door den eersten Keizer Charlemagne. En toen men ,nbsp;bij het aanbreken van den dag, zocht wat de stormnbsp;van dien langen nacht in wezen gelaten had van hetnbsp;oude — toen was het ónmogelijk iets anders te vinden
-ocr page 14-dan den Stoel van St. Petrus te Rome, maar dien sterker gegrondvest en van grooteren luister omgevennbsp;dan te voren. De Heilige Petrus was ook nu de Bisschep der Bisschoppen die hij vroeger was, en hijnbsp;zetelde tevens als Koning in de eeuwige stad, omdat het God niet behaagde dat het Hoofd Zijnernbsp;Kerk de onderdaan eens menschen zou wezen. Zoo wasnbsp;dan een tweede ark uit dezen tweeden zondvloed gespaard gebleven; en hoe zou de katholiek, die ditnbsp;wonder aanschouwt, niet bevoegd zijn te verklaren:nbsp;»Indien ik in mijn geloof aan de eeuwigheid van hetnbsp;Pausdom bedrogen ben, dan ben ik door God bedrogen”?
Wederom dooiioopen wij een tijdperk van zes eeuwen; en al zien wij de instelling van het stedehouderschapnbsp;des Heeren nu niet langer door den heid en de wildenbsp;beesten van Nero, noch door de woeste horden vannbsp;Attila en Genserik bedreigd — wij zien haar bestormdnbsp;door een nog gevaarlijker vijand, door eigen bedert ennbsp;scheuring. Er wordt gekuipt en gevochten om dennbsp;Stoel van Petrus, die nu van een martelaarszetel eennbsp;zetel van wereldsche macht en grootheid geworden is;nbsp;en het zijn niet altijd de waardigsten die den prijs behalen. Wel blijft God getrouw aan Zijn woord bij denbsp;ontrouw der menschen; het gebed des Heeren voor hetnbsp;onwankelbaar geloof van Petrus blijft ook voor den zondigen Petrus van kracht, en op geen enkelen zijnernbsp;opvolgers kleeft de smet van vervalsching der oudchristelijke leer, maar het kan niet ontkend worden,nbsp;Z. G. T., dat de Pioomsche Bisschopsstoel door eenigenbsp;— Goddank weinige — slechte Pausen ontreinigd geworden is. God, die het kwade ten goede leidt, heeltnbsp;voorzeker ook deze allerkrachtigste bevestiging aan onsnbsp;geloof in de eeuwigheid van het Pausdom niet willennbsp;onthouden. Want had het kunnen vallen, dan was het
-ocr page 15-toen geweest. Of dan was het, toen de Pausen zelve de onafhankelijkheid des Heiligen Stoels aan de Duit-sche Keizers schenen prijs te geven, tot Gregorius VIInbsp;door God gezonden werd voor de bevrijding der Kerk.nbsp;Dan was het, toen Rome zeventig jaren achtereen vannbsp;de aanwezigheid der Pausen verstoken bleef, en allesnbsp;moest doen vreezen dat de Stedehouders van Christusnbsp;tot de gehoorzame dienaren der Koningen van Frankrijk zouden worden vernederd. Dan was het bovenal,nbsp;toen Paus tegenover Paus op den rang en de rechtennbsp;van den Heiligen Petrus aanspraak maakte, en toen denbsp;verdeelde kudde niet wist wie van beiden de warenbsp;herder was, wiens roepstem zij te volgen behoorde.nbsp;Dat waren bange, sombere tijden, waarin de Christennbsp;begon te wanhopen aan den Hemel, en waarin de helnbsp;zich gereed maakte haar triomflied aan te heffen overnbsp;den val van het werk des Heeren! Beide voorbarig ^nbsp;beide zonder grond — de wanhoop werd in vreugde^nbsp;het triomflied in een kreet van machtelooze woede veranderd. Op het Concilie van Constants kwam een eindenbsp;aan de scheuring der Kerk, en onder de toejuichingnbsp;van alle geloovigen werd Paus Martinus V als «de Engel des vredes”, als »het algemeen geluk” gehuldigd.nbsp;De schijnbaar onmogelijke hereeniging der Christenheidnbsp;onder haar éénigen rechtmatigen Opperherder was werkelijkheid geworden, en de katholiek, voor wiens oognbsp;dit tafereel van menschelijke zwakheid en van goddelijkenbsp;kracht in de geschiedenis wordt ontvouwd, kan nietnbsp;anders dan herhalen: «Indien ik in mijn geloof aan denbsp;eeuwigheid van het Pausdom bedrogen ben, dan bennbsp;ik door God bedrogen.”
Eene eeuw later, en Luther staat op. Luther verheft zijne machtige stem — en die stem vindt weerklank bij duizenden, bij tienduizenden, bij millioenen, bij
-ocr page 16-de Koningen en groeten vooral die de volken met zich slepen; de geheele aarde schijnt tot afval vannbsp;Rome te neigen. Ditmaal heeft de duivel al zijn krachten ingespannen, en zich in de gedaante van een engel des lichts getooid, die een nieuw — neen, een gezuiverd evangelie aan de menschheid komt verkondigen.nbsp;«Pausen, gij zijt geen plaatsvervangers van Christus,nbsp;gij zijt de onderdrukkers der Christelijke vrijheid, denbsp;tyrannen van het Christelijk geweten, de vervalschersnbsp;der Christelijke leer geweest! Gij, Paus van Rome,nbsp;zijt de antichrist, en het uur van uw ondergang is gekomen! Gij zijt een dienaar der duisternis — wee u, wantnbsp;het Rijk der heiligen is aangebroken. Luther zal u doo-den, Zwingli zal u begraven, Galvijn zal een vloekredenbsp;houden op uw graf! De Heilige Petrus is ontzet vannbsp;zijn ambt als weider der schapen; Christus zelf zal dienbsp;taak weder op zich nemen — weg met Rome, weg metnbsp;den Paus!”
Zoo brulde de woede der dusgenaamde kerkhervormers, en het liet zich aanzien dat zij naar hartewensch verzadigd worden zoude. Inderdaad werd aan de Kerknbsp;van Christus een zware wond geslagen, die niet geheeld, die altijd bloedende is. Een aanzienlijk deel dernbsp;Christenheid werd afgescheurd van het door God gestelde middelpunt der éénheid, en hield op naar denbsp;stem van den Heiligen Petrus te hooren. Maar ik vraagnbsp;het u, Z. G. T., ik vraag het onze verdoolde broedersnbsp;zelve — aan wie heeft deze voor alle ware Christenennbsp;zoo droevige scheuring tot verderf gestrekt? Wie hebben het geloof behouden, ongeschokt en onverminderd;nbsp;wie hebben het verloren, eerst ten deele, later bijnanbsp;geheel, zoodat thans geen enkel hoofdartikel der Christelijke leer meer is aan te wijzen waaromtrent aannbsp;hunne zijde eenstemmigheid bestaat? Helaas, wij zeg-
-ocr page 17-gen het niet als triomfeerenden, maar met innige smart en waarachtig mededoogen: het protestantsche Christendom is geen Christendom meer! Christus werd doornbsp;onze broeders verlaten, omdat Petrus door hen verlaten was. Ik weet dat er nog ware Christenen zijn buiten de Kerk van Christus, Christenen voor wier trouwnbsp;en onverbreekbare hoop wij, meer bevoorrechten, onsnbsp;in ootmoed moeten nederbuigen — maar van die heldennbsp;zelve kunt Gij het vernemen dat hun aantal dagelijksnbsp;kleiner, dat de vaan die zij omhoog houden dooreenenbsp;steeds aangroeiende meerderheid hunner zoogenaamdenbsp;geloofsgenooten gehoond en verloochend wordt. Godnbsp;helpe en redde hen, edele strijders voor een verlorennbsp;zaak, in welke zij ter goeder trouw, hoezeer ten onrechte , de zaak der waarheid meenen te dienen. Dochnbsp;hun zaak is verloren: het protestantisme, als een posi-tief-Christelijk geloof, holt naar zijn ondergang.
En het Pausdom? Ook uit dezen allerhevigsten strijd kwam het onverzwakt en ongeschonden ten voorschijn.nbsp;De Kerk betreurde den afval van een deel barer kinderen, maar in zich zelve en in hare gehechtheid aannbsp;den Stoel van Petrus was zij krachtiger dan ooit. Hetnbsp;is ontwijfelbaar dat het geestelijk gezag der Pausen alsnbsp;opperherders der Christenheid, waartegen de hervorming hoofdzakelijk is gericht geweest, door de hervorming is versterkt geworden. Aan zich zelven en zijnnbsp;volgers heeft Luther groot kwaad, aan het Pausdomnbsp;heeft zijn opstand meer goeds dan kwaads gedaan. Hetnbsp;was niet mogelijk dat het nut, dat de noodzakelijkheid vannbsp;den grondslag der katholieke éénheid helderder konnbsp;uitblinken dan in de geschiedenis der scheuringen vannbsp;het protestantisme; Luther zag het nog bij zijn leven,nbsp;en trachtte — meer door nood dan door heerschzucht gedrongen — zelf Paus te zijn. De katholieke Christen
-ocr page 18-16
heeft van niemand beter dan van hem geleerd met welk doel Christus een Stedehouder op aarde heeft aangesteld; en het resultaat der kerkhervorming is voor hemnbsp;een nieuwe bevestiging van het woord: «Indien wij innbsp;ons geloof aan de eeuwigheid van het Pausdom bedrogen zijn, dan zijn wij door God bedrogen.”
Nog één blik in de jaarboeken der menschheid, Z. G. T., en onze schets is voltooid. Eén blik op dat vreeslijk drama der Fransche omwenteling, waarvan ik nietnbsp;weet of ik het een tooneel der wrake Gods of eennbsp;meesterwerk van Satan moet heeten — waarschijnlijknbsp;zijn beide namen rechtvaardig. Geene bladzijde uit denbsp;geschiedenis is zoo verheven schoon, geene zoo afschuwelijk als deze, geene voorzeker wekt in zoo hoogenbsp;mate onze vurige en onverzadelijke belangstelling op.nbsp;Hoe nietig zijn de staatkundige en maatschappelijke beroeringen onzer dagen, wanneer men ze bij be omwenteling van 1789 vergelijkt! De Commrae-mannennbsp;zijn paillassen bij de mannen van het schrikbewind.nbsp;Wij hebben stormen bij gewoond, maar wat beteeken-den zij bij den orkaan, die in het laatst der vorigenbsp;eeuw over de Maatschappij is losgebarst?
Met donderend geweld rukte hij aan, en met on-weêrstaanbare kracht wierp hij alles omver wat groot, wat verheven, wat heilig was. Natuurlijk de vereeringnbsp;van den God der Christenen in de eerste plaats —nbsp;een «godin der rede” en een «opperwezen” der wijs-geeren mochten staande blijven. Nu, de God der Christenen liet haar razen, de groote omwenteling, tot zijnbsp;verzadigd w'as van gruwelen en bloed, en om een verlosser van zich zelve smeekte. En ook dien verlossernbsp;gaf God haar in Napoleon, den geesel der volken ennbsp;den vernederaar der Koningen — want God stelde hemnbsp;tot meester over de machten der aarde. Doch Napo-
-ocr page 19-17
leon vergreep zich in zijn overmoed aan een meer dan aardsche macht; hij maakte den Paus tot zijn gevangene, en schonk, als een stuk speelgoed, aan zijnnbsp;zoon des Pausen koningstitel. Weldra trof de bliksemnbsp;des Hemels den vermetelen heiligschenner; hij, debe-heerscher der wereld, stierf als een verlaten balling,nbsp;maar met ware grootheid van geest zijne dwaling erkennende van een hooger gezag dan het zijne te hebben aangerand.
De omwenteling had uitgewoed, haar bedwinger zelf was bedwongen en geketend, vrede en rust keerdennbsp;op de aarde weder — en haar aanschijn was vernieuwdnbsp;geworden. Veel van het oude was voor altijd ondergegaan, niets was hetzelfde gebleven. Niets dan hetnbsp;Pausdom'! Het Pausdom alleen had niets van dennbsp;orkaan geleden, hoeveel ook Pius VII persoonlijk geleden had. De revolutie was als een schaduw heen-gegleden over den zetel van Petrus; en de katholiek,nbsp;die bij de gedaanteverwisseling van alle zaken deze éénenbsp;onveranderd zag, moest wel uitroepen: «Indien ik innbsp;mijn geloof aan de eeuwigheid van het Pausdom bedrogen ben, dan ben ik door God bedrogen!”
Wij hebben de geschiedenis van achttien eeuwen met groole schreden doorloopen, Z. G. T., en zoonbsp;dikwijls wij rust hielden om een barer tijdperkennbsp;te overzien en het door haar verkondigd Godswoordnbsp;te vernemen, is dat woord telkens hetzelfde geweest. En wanneer wij thans met een blik des geestesnbsp;het geheele tafereel omvatten, dat wij in gedeelten hebben aanschouwd, dan zien wij alles komen, alles vergaan , maar één beeld zien wij blijven als het vastenbsp;middelpunt. Bat beeld is de bark van Petrus, en opnbsp;die bark de Heer Christus! Neem dat beeld weg —
-ocr page 20-en de geschiedenis der menschheid heeft geen zin, geen samenhang meer. Houd de oogen op dat beeldnbsp;gevestigd — en Gij vindt de oplossing der raadselennbsp;van het Godsbestuur, zoover het den mensch gegevennbsp;is haar op aarde te vinden. De geschiedenis is eennbsp;ijdel vertoon van dwaasheden en rampen, waaraan voornbsp;het arme menschdom geen ontkomen mogelijk is — ofnbsp;zij is de leiding der Kerk van Christus onder de onzichtbare boede des Heeren en de zichtbare hoede vannbsp;Zijn Stedehouder Petrus. Voor ons, Christenen ennbsp;katholieken — och dat het nog noodig is twee woordennbsp;te bezigen waar één moest volstaan! — kan zij nietnbsp;anders dan het laatste zijn. Welnu dan. Toehoorders,nbsp;kunt Gij u voorstellen dat God in onze dagen hetnbsp;werk zou verloren geven waaraan Hij achttien eenwennbsp;lang — wat zeg ik, waaraan Hij sinds het begin dernbsp;wereld gearbeid beeft ? Kunt Gij u voorstellen dat God,nbsp;de Eeuwige, ongeduldig; de Almachtige, moedeloos;nbsp;de Onveranderlijke, weifelend zou geworden zijn ?...nbsp;Weest dan ook Gij niet ongeduldig noch moedeloosnbsp;noch weifelend; rekent op God, want Hij zelf heeftnbsp;u het recht daartoe gegeven. Het is waar, deze tijdnbsp;is slecht, doch er waren slechtere tijden dan deze. Hetnbsp;is waar, de nacht is donker, de storm woedt hevig,nbsp;doch er waren donkerder nachten en heviger stormennbsp;dan deze. Het is waar, een bange twijfel komt somwijlen op zelfs in het hart van den onversaagdennbsp;krijgsman des- Heeren — doch werpt hem van u ennbsp;weest zonder vreezen ! Want zoo waar er een God isnbsp;die ons regeert, zoowaar de Heilige Schrift Zijn woord
en de geschiedenis der menschheid de spiegel is Zijner
wijsheid, zóó waar mogen wij zeggen : sindien wij in ons geloof aan de eeuwigheid van het Pausdom bedrogen zijn, dan zijn wij door God bedrogen!”
A
-ocr page 21- -ocr page 22-