I
DOOR
J.
J. ÏÏ,
Prijs f O IS.
AMSÏEKDAM,
H. H. HÜI8MAN. 1872.
-ocr page 2- -ocr page 3-Op den llden Februari dezes jaars beb ik aan pastoor VAN den Beug te Deventer gemeld, dat iknbsp;voor het vervolg begeerde niet meer te wordennbsp;aangemerkt als een zoon der Katholieke Kerk. Yrij-willig; (want ik was bg mijne aanneming 11 jarennbsp;oud!) zooals men mij zeide, ben ik toegetreden totnbsp;dat kerkgenootschap — welnu, dan maakte de vrijwillige daad van opzegging ook een einde aan mijnnbsp;lidmaatschap. Ik ben overtuigd, dat mijn brief eikennbsp;band verbrak, die mij aan de roomsche kerk hechtte.
Natuurlijk heb ik zeer wel overwogen, wat het beteekende dien stap te doen. Tot mijne schaamtenbsp;moet ik bekennen, dat ik niet alleen de stem mgnsnbsp;gewetens aanhoorde, die tot mij zeide: »Wanneernbsp;»gij de waarheid verloochent, dan zijt gij een ellende-»ling” — maar ook bij wijlen de stem van het eigenbelang liet spreken: »Bedenk, wat vervolging gij unbsp;»op den hals zult halen, welke beleedigingen gijnbsp;»zult moeten verduren, wat koelheden gij zult moetennbsp;»slikken, zonder te toonen, dat gij ze opmerkt, watnbsp;»handen de uwe flauwtjens zuilen drukken en alsnbsp;»met blijdschap weer loslaten, — en dat alles nietnbsp;»alleen bij hen wier godsdienst gij verzaakt, maarnbsp;»ook bij andersdenkenden, wier banier gij niet zultnbsp;»volgen.” Goddank was de inspraak van mijn hartnbsp;het krachtigst
En is het nu noodig, dat ik deze bladen schrijf? Moet ik noodwendig aan de wereld verkondigen, hoenbsp;ik mij van het Katholicisme heb losgemaakt en waar-
-ocr page 4-om? Ik weet het niet, maar dit weet ik, dat er moed behoorde tot myne daad, en dat moed — moednbsp;opwekt. O ware er één enkele onder myne katholieke broeders of zusters, bij wie mpn geschriftnbsp;geestdrift deed ontwaken, ik zou met vreugde dennbsp;dag herdenken, waarop ik het voleindigde!
Is het bovendien niet altpd prijselpk om der wille van de waarheid rekenschap van zpne dadennbsp;te geven?
’t Zpn drie redenen van overwegenden invloed, die mp noodzaakten buiten de Roomsche Kerk te treden,nbsp;'k Heb die Roomsche Kerk leeren kennen uit dennbsp;Katechismus, dien ieder kind dier Kerk in handennbsp;krijgt, ’k Heb nooit aan eenig seminarie mpne opleiding ontvangen, en haal noch teksten, noch uitspraken van kerkvaders aan, ten eerste, omdat zpnbsp;niet noodig zijn, daar men de Katholieke Kerk buitennbsp;deze zeer goed kan kennen en beoordeelen; ten tweedenbsp;omdat ik schrpf voor ieder, die met een eenvoudignbsp;verstand is bedeeld, en niet uitsluitend voor geleerden,nbsp;'k Zal mij dus bij de veroordeeling van den roomschennbsp;godsdienst houden aan de leer van het gezonde verstand, en aan mijn begrip van recht. De drie redenen, die mp aanzetten tot mijne daad zpn:
1“. de ontaarde zedeleer der Roomsch Katholieke Kerk,
2*^. haar nadeelige invloed op de geloovigen,
3“. de wijze waarop zij naar buiten werkt.
’t Spreekt dus van zelf, dat ik evenzeer het kwaadspreken als het schelden zal vermijden, omdat ik alleen den godsdienst zal bespreken en niet harenbsp;bedienaars.
Van kanonieke wetten en besluiten mag ik geen gebruik maken omdat die den leeken nooit in handennbsp;worden gegeven.
Elke godsdienst is gegrond op eene zedeleer. Als die zedeleer niet rein is, kan onmogelijk de eeredienstnbsp;rein zijn. Wanneer dus de toepassing van de zedeleernbsp;van Christus in eenig kerkgenootschap verkeerd is, dannbsp;is het genootschap verwerpelgk. Ik zal gaan bewp-
-ocr page 5-zen, dat in de Katholieke Kerk Christus’leer verkeerd wordt uitgelegd — ik zal dan tevens hebben aangetoond, dat die Kerk haren aanhang niet waardig is.
Op onderscheiden plaatsen geeft Christus te kennen: dat noch de vrees voor straf, noch de hoop op belooning, de drgfveer moet zpn voor eene goedenbsp;daad, maar alleen eerbied voor hetgeen poet? is. Daarinnbsp;komt hp met bpna alle oostersche en westerschenbsp;wpsgeeren vóór en na hem overeen. De Katholiekenbsp;Kerk kent de laatste edele drpfveer evenzeer, maarnbsp;verloochent haar in de toepassing geheel en al. Zp leert:
»Om tot een staat van hoogere gelukzaligheid te geraken moeten wg Gods wet volbrengen.
»Wat Hg van ons vordert, moeten wg om Hem doen.
gt;0m God kan men een werk op drie wgzendoen.
»1“. Uit vrees voor Gods straffen.”
»2o. Uit begeerte iets aangenaams van Hem te ontvangen,”
»3o. Uit eerbeid en liefde jegens God.”
’t Schijnt wel, dat hier spot onder schuilt, nu men de twee eerste verdoemelijke oorzaken voorop stelt,nbsp;en de laatste, die zooveel meer verheven is, laat volgen.
Later wordt als beweegreden nog »dankbaarheid” vermeld; maar wat indruk de beide lage drijfveerennbsp;op het gemoed van den eenvoudigen geloovige maken,nbsp;naast de beide verhevene laat zich gemakkelgk denken.
Volgens de Katholieke leer moeten wij Gods wil volbrengen, maar niet alleen dan, wanneer het ons goeddunkt, maar immer. Men onderscheidt echter twee soorten van dienst welken men God bewijst. De eenenbsp;noemt zij willekeurig'' de andere ygt;plichtmatig.quot; Doornbsp;de eerste dient men God in meerdere mate dan zijnnbsp;plicht voorschrijft, en heeft daarvoor later een billijknbsp;loon in den hemel te verwachten, alsof het mogelijknbsp;ware God meer te dienen dan door den plicht wordtnbsp;voorgeschreven 1
Men oordeele of het volgenderechtvaardig is,danniet.
»Wie de Katholieke geloofswaarheden niet onderzoekt., zondigt.”
-ocr page 6-»Vloek over hem die de Katholieke geloofswaar-»heden kent, en ze niet aanneemt.
’t Is dus onmogelyk dat een niet-Katholiek een rein geweten bezit, want door zgne volharding in hetnbsp;ongeloof, althans in een ander geloof, leeft hij voortnbsp;in ééne groote zonde van ketterij; hem is dus onverbiddelijk de toegang tot den »Hemel” afgesloten.
Nog meer. Uitdrukkelijk verklaart de Kerk, dat de »goddelijke deugd der hoop” op eene helooning voornbsp;_(te veel) beoefende deugd noodig is tot zaligheid. Mennbsp;'wachte zich dus wel een verhevener zedeleer aan tenbsp;kleven, ten einde niet verdoemd te worden.
• Eene zoogenaamde »acte van geloof, hoop en liefde verwekken,” heet in de Katholieke taal een gebednbsp;uitspreken, waarin men deze gevoelens uitdrukt.
Het noemen dier woorden maakt den »Christen” waardig tot het ontvangen der drie deugden... mits...nbsp;hij gedoopt zij, en vooraf èiec/iie. Beide ceremoniën zijnnbsp;dus even zeer noodig om een zedelijk mensch te zijn.
Apropos van biecht. Wanneer ik eene theologische verhandeling schreef, zou ik haar ongerijmd noemen,nbsp;thans noem ik haar onzedelijk. Vindt gij het nietnbsp;een vreeselpk obsceen denkbeeld, dat een man, whennbsp;zijn stand verbiedt te huwen, met vrouwen of meisjes een gesprek voert, dat zelfs onder echtgenootennbsp;vaak wordt vermeden, en dat voor eene maagd hoogstens in het diepste geheim tegenover hare moedernbsp;is geoorloofd. Moet niet ieder Katholiek echtgenootnbsp;zijn geliefde vrouw met schrik naar den biechtstoelnbsp;zien gaan, en heeft de verloofde na de belijdenis dernbsp;zonden voor den uitverkorene van haar hart niet zeernbsp;veel van hare reinheid verloren?
Om het Katholiek geweten nader te doen kennen is eene aanhaling noodig.
sKan men ook eene zonde begaan, ofschoon men
iets doet, wat in zich zelf geoorloofd is?
voor ongeoorloofd
»Ja, als men het geooi'loofde »houdt, en het niettemin, tegen zijn geweten doet.’
-ocr page 7-— Zeer juist.
Mag men dan niets doen, wat met het geweten in strijd is?
»Neen nooit, — wat niet volgens het geweten is, is zonde.
«•Handelt men altijd recht wanneer men naar de stem van zijn geweten handelt?
»Ja, wanneer men een juist oordeelend geweten heeft; men kan echter ook een dwalend geweten hebben.
«Wanneer hebben MÜj een dwalend geweten?
»Als wij het ongeoorloofde voor geoorloofd, of dat wat een groote zonde is voor een kleine aauzien, ofnbsp;omgekeerd.
»Is het ook gevaarlijk een dwalend geweten te hebben?
»Ja, want dan kunnen wij wel doodelijk zondigen, ofschoon Ons geweten zegt, dat wij in het geheel nietnbsp;zondigen....
Ik voeg er bij, dat ik dit juist aanhaal, anders zoudt gij mij niet gelooven.
En na deze verzekering hoor ik u vragen, of de Roomsche Katechismus ook door krankzinnigen isnbsp;geschreven.
Het geweten is ons eigen hart, terwijl het onze daden beoordeelt. Wanneer ons geweten ons zegt, datnbsp;eene daad goed is, hoe is het dan, bij God, mogelijk,nbsp;dat wij door haar zondigen?
Het Katholiek leerstuk der genade is strijdig met het begrip van recht,
Het zegt:
«Zonder de genade van God (dat wil zeggen zonder den bijstand (van God) kunnen wij niet eens eene goede gedachte vormen”,
Krijgt men die gedachte dan is men deugdzaam.
Wordt zij ons niet geschonken, dan zijn wij verloren.
Wij zijn in staat gesteld die genade te verkrijgen door de genademiddelen der Kerk.
Maar wanneer men zonder genade niet eens «eene goede gedachte kan vormen” —• hoe is het dan mogelijk, dat men zonder reeds genade te hebben ontvangen, tot de genademiddelen zgne toevlucht neemt?
-ocr page 8-Hier yindt men hetzelfde onrechtvaardige denkbeeld terug, wat men elders predestinatie noemt.
Myn Katechismus beweert, dat de Kerk geen aflaten verleent, dan voor bedreven kleine zouden, niet voor toekomstige. Nu bestaat er onder de Katholieken eene broederschap, waaraan onder andere dezenbsp;gunst verbonden is, dat zoo een broeder of zuster nanbsp;den dood in het vagevuur belandt, slechts van af zynnbsp;sterfuur tot den eerstvolgenden Zaterdag daarin behoeft te verwplen.
Als dat geen aflaat is voor toekomstige zonden, weet ik het niet.
En zulke dingen werken nadeelig op de zedelpkheid.
De tweede reden waarom ik de Kerk vaarwel zei-de, was de schadelpke invloed dien hare leer op de geloovigen uitoefent. Zy werkt nadeelig op hun verstand, op hun gevoel en op hun wil. Welke gevolgen zy heeft op hunne zedelykheid, is reeds duidelijknbsp;geworden door het voorgaande.
Zy heeft een schadelijken invloed op het verstand door de heerschappij, die zy er over voert. De denkkracht wordt verlamd door belachelijke wonderen geschiedverhalen, door ongerijmdheden in stoffe-lijken zin, byv. de pijniging der verdoemden doornbsp;middel van vuur — terwijl nota bene hunne lichamennbsp;nog onder de herhhofzoden vertoeven!
De Katholieke kerk beweert zoo gaarne, dat zij immer de beschermvrouw der wetenschap (en dernbsp;kunst) is geweest, en wijst om dit te staven, op dennbsp;tijd, toen de Kloosters de eenige kweekplaatsen dernbsp;wetenschap waren. Maar dan ook heeft men allenbsp;recht te vragen, wat die Kloosters in dat tijdperk hebben voortgebracht — en het antwoord is, — grooten-deels ellenlange verhalen van heiligenlevens, en legenden, benevens knutselachtige haarkloverijen overnbsp;scholastieke twistpunten.
Tevens mag men vragen waarom er eene renaissance
-ocr page 9-noodig was en hoe deze zoo spoedig aanleiding gaf tot een zuiverder Kerkleer.
De Katholieke wetenschap heeft niet ten doel hulde te brengen aan de waarheid, maar bevorderlik te zpnnbsp;aan de bloei der Kerk; zulk eene wetenschap verlichtnbsp;niet maar boeit, verheldert het verstand niet, maarnbsp;maakt dof.
Dat het bovenstaande paradoxaal schijne — bij het opslaan van ’t eerste 't beste wetenschappelijk Roomschenbsp;werk verliest het dien schijn. — De woorden: ad majo-rem Dei gloriam staan tusschen elk paar regels geschreven.
En welke heillooze gevolgen hebben die honderden wonderverhalen op het ontvankelijk hart, — vooral datnbsp;van de vrouw; zij, die zoo gestadig in zich zelve, inwendig leeft en leeft om te aanbidden — wie en watnbsp;dan ook, moet immers door dat bovennatuurlijke onwillekeurig worden meêgesleept in den draaikolk vannbsp;een vernietigend ascetisme. De vrouw en het kind,nbsp;ziedaar het eerste en voornaamste doel der kunstenarijen.nbsp;In mijne prille jeugd dweepte ik met den aureool vannbsp;heiligheid, en zou den marteldood gaarne gestorven zynnbsp;om haar uit de hand van mijn toenmaligen God tenbsp;ontvangen.
Maar ik dweepte niet enkel met legenden en verhalen en mirakelen — ook de zelfkastijding, zoo na aan zelfmoord verwant, trok mij aan met onweerstaanbare kracht. Ik schaam mij niet te vertellen, dat iknbsp;blootvoets op dorens liep, en eene doornenkroon vlocht,nbsp;om die 's nachts op mijn hoofdkussen te leggen, tennbsp;einde de smart van Christus’lijden mede te gevoelen.
Welk een dweepzucht! Wie verklaart my den glimlach, waarmede ik dit neêrschrijf?
Welke liefde hebben
van onze echtgenooten
WIJ
en verloofden te verwachten, wier ziel vervuld is met liefde voor het bovennatuurlijke, en die in den biechtstoel, tegenover den ongehuwden man leeren elk vrouwelijk schaamtegevoel ter zyde te stellen?
-ocr page 10-My dunkt het huwelijk met eene Kootusche vrouw moet ongelukkig zijn.
Naast zooveel fraaie redeneeringeu blijft men toch hij het punt: wie Rome’s leer niet onderzoekt, zondigt,nbsp;en wie haar niet aanneemt, na haar te hebben onderzocht, is verdoemd. Wat zijn de noodzakelijke gevolgen hiervan met betrekking tot den omgang vannbsp;roomsch met onroomsch? Is daar vriendschap mogelijk? Neen, want zij zal in den hemel niet voort-leven.
Is daar achting denkbaar? Neen, want verdoemden acht men niet.
En geloof mij, lezer, de oogenschijnlijk zoo minzame verhouding tusschen de twee voornaamste gezin-ten hier te lande is niets anders dan wramp;Zomiie/mat.^
Alle werken der roomsche Kerk van de laatste dagen leiden tot scherpe 'onderscheiding der godsdienstige meeningen. De Kerk wil een hecht, aaneengesloten geheel, en begeert al wat niet rechtstreeks met haar overeenstemt, uit te werpen. Met genoegen zullen wij apostelen der vrije gedachte, haar den triomfnbsp;van de berekening van haar doel laten. Ook wij durvennbsp;thans luide te verkondigen: wie niet met ons is, isnbsp;tegen ons.
Maar dit laatste daargelaten om er straks op terug te komen.
Wat moet er van onze maatschappij worden, bij zoo een heftige tegenstelling? Zal in het vervolg nietnbsp;haat te voorschijn treden, waar ten minste tot nog toenbsp;eene schaduw van eensgezindheid woonde ? Moet hetnbsp;kind in zijn ontvankelijk gemoed, niet nog meer dan innbsp;mijne leerdagen het geval was, begrippen van verkettering en verdoeming van andersdenkenden opnemen?
Treurige overpeinzing, die ons doet verzuchten, — och, waren toch alleen »binnenkamers” tot kerkennbsp;gewijd!
Wat zal het einde zijn, als de bijzondere school hare gevolgen laat ondervinden?
-ocr page 11-Alleen de kunst is Toor een luttel deel gebaat met de Roomsche dweepzucht — en nog dat kleinnbsp;gedeelte Terliest veel van zijne belangrgkheid doornbsp;den ophef welken men er van maakt. Katholiekenbsp;geschriften zpn gewoon die ascetische kunst als denbsp;kunst voor te stellen, met voorbijgang van de hei-densche en de profane van de ideuwere tijden. Zijnbsp;werkt geweldig mede tot het aanwakkeren van dennbsp;hartstocht, die zware slavenketenen om de polsennbsp;bindt van allen die er mede behebt zijn. En daaromnbsp;zijn we geen enkelen kunstenaar in hunnen geestnbsp;dankbaar omdat zijne kunst in verkeerde richtingnbsp;werkt, — omdat zij neerdrukt in plaats van te verheffen, omdat zij verwildert, in plaats van te veredelen.
Mijne hartelpke groete voor n, vrije denkende, en vrijdenkende broeders! Gij verstaat de kunst vannbsp;huichelen niet, gij kunt zelfs niet veinzen, tot welke misdaad eene leer van onderwerping zoo lichtnbsp;aanleiding geeft. Och wij weten 't immers allen, hetnbsp;hart dat geen moed, de pen die geen kracht en denbsp;arm die geen stoffelijken steun bezit, verlamt, ennbsp;trekt zich terug. En 't zal moeilijk vallen dennbsp;Roomschen schaapstal van die honderdduizendennbsp;schapen te zuiveren — daarvoor is meer noodigdannbsp;een onfeilbaarheidsdogma, daartoe is niets ter wereldnbsp;in staat. O, kregen die harten moed, hun arm zounbsp;niet zwak zijn!
De katholiek is een uurwerk, waarvan de kerk het gewicht in de hand houdt. ITeft zij het op, dannbsp;staat het stil; trekt zp het naar beneden dan gaatnbsp;het met dubbele snelheid voort. De wil der katholieken ligt begraven op het Vaticaan.
Bij den katholiek mag geen schaduw van zelfstandigheid wonen .»lk wil” is hem een heretiek woord. En is er nogthans heerlijker woord denkbaar, waarbijnbsp;de jnensch te gelijk zijne nietigheid en zijne hoogenbsp;waarde gevoelt.
Hadden de bisschoppen op het vaticaansch concilie dat mannelijk woord durven spreken, er zou eeu
-ocr page 12-nieuwe godsdienst meer en eene nieuwe ongerijmdheid minder zijn.
Maar laten hovenal zg, wier geest vrij is, aan den katholiek toonen, welke kracht tot elke zedelijkenbsp;daad in het kleine woord ligt opgesloten. Laat hetnbsp;nimmer gezegd mogen worden: de vrijdenker toontnbsp;door zijne daden dat hg alle zedeleer veracht.
»Ik wil weten” zegt de vrge mensch. »Mag ik weten?” vraagt deemoedig de geloovige. En het antwoord op de vraag is eeuwig en onveranderlijk: neen!nbsp;al leedt gij den dorst van Tantalus. En de uitslagnbsp;van het fiere: ik wil, is immers voldoening die verkwikt en vroolijk maakt.
»Gij moogt niet, non possumus” ziedaar het on-veranderlgk thema der kerk. Arme gevangene, ruk toch uwe traliën vaneen en treed in de frissche, levende natuur.
van het
De derde reden voor mijne opzegging lidmaatschap der Roomsche Kerk was: de schadelijkenbsp;wijze waarop zij naar buiten werkt. Daarvan sluit iknbsp;den invloed van het geloovig individu op de maatschappij uit, omdat ik dat punt bij de uitzetting mijner tweede reden heb opgemerkt.
De Kerk en vooral de nieuwe Roomsche Kerk, die het beginsel van absolute alleenheerschappij voor zichnbsp;zelve huldigt, kan in geen enkelen staat, ofschoonnbsp;het voortdurend van katholieke zgde wordt beweerd,nbsp;instemmen met het beginsel van zelfregeering vannbsp;het volk. De katholiek is aan geen enkelen regee-ringsvorm gebonden, heet het, ofschoon toch permanent het staatkundig liberalisme wordt gedoemd. Zeernbsp;natuurlijk mist een bestuur, naar die leest geschoeid,nbsp;den steun der biechtvaders van den vorst; nietwaar?
Alles wat goed en edel is, maar juist Rome niet bevoordeelt, wordt verworpen en bestreden. Men behoeftnbsp;slechts aandachtig de hoofdorganen der partij te lezen.
-ocr page 13-De wetenschap, en met name de geschiedenis wordt verdraaid en verknoeid naar een toonbaar model,nbsp;omdat niet alle tydvakken loffelijke herinneringennbsp;opwekken. In alle partpdige geschriften, en voornamelijk die aan de katholieke zijde geschaard staan,nbsp;stuit mij de hatelijke toon tegen de horst, waaropnbsp;men feiten, die men niet mag nalaten te vermelden,nbsp;onder bedekte termen binnensmokkelt. Men bespeurtnbsp;zoo licht, dat die woorden met uiterst nauwkeurignbsp;overleg en conscientieuse berekening gekozen zgn.
Revolutie heet elke verandering, ook die ten goede, in de staatsinrichting, en met bewonderenswaardigenbsp;behendigheid wordt elke partgnaam tot een scheldnaam gemaakt.
»Beter dom ten hemel, dan geleerd ter helle” houdt men zijn volgeling voor, en deze knikt gedweenbsp;toestemmend, niet begrppende, dat weten, kennen opnbsp;zich zelf reeds de hemel is, en niet weten de hel. Laatnbsp;hem kennen, weten en begrijpen, hij zal naar de helnbsp;der Katholieken vurig verlangen, zelfs al kon hp hunnbsp;hemel met domheid koopen.
Wie aan een Schepper gelooft, zondigt tegen diens Almacht wanneer hp eene heerlpke gave, als die dernbsp;rede, ongebruikt laat en miskent.
De roomsche Kerk is de vijandin van de ontwikkeling des volks. Volgens haar mag ieder slechts datgene weten, wat hem tot de uitoefening van zpanbsp;bedrijf onontbeerlpk is, — het overige is weelde, ennbsp;alle weelde veroordeelt zij, uitgenomen die, welkenbsp;strekt »tot meerdere eer en glorie van God,” — ennbsp;die omschrijving is zeer rekbaar. Nu weet ieder, datnbsp;geen enkel middel beter de reeks onzer maatschappelijke kwalen kan genezen, dan onderwijs voor hetnbsp;volk; — als het zpne eigene ziekte kent, zal hetnbsp;die zelf het gemakkelpkst genezen.
De ultramontanen vragen boudweg: Maar waartoe die ontwikkeling voor het volk. Kan het niet rustignbsp;en gelukkig leven? Gelukkig, dat mag betwpfeldnbsp;worden en rustig — ja, een rustig volk is meestal
-ocr page 14-gelyk aan de natuur een oogenblik vóór den orkaan. De geschiedenis leert dat juist op de dagen van denbsp;diepste rust, de buitensporigste uitspattingen van dennbsp;geest zijn gevolgd.
De afschaffing van den doodstraf was eene revolutionaire daad, de bescherming van den Javaan was eene revolutionaire daad, en de invoering van hetnbsp;staats-onderwijs een stuk welks wederga in tirannieke wreedheid niet te vinden is.
’t Is niet genoeg te beweren: de Kerk bemoeit zich met geene staatkunde, en die bewering dag aannbsp;dag te herhalen, wanneer de onpartijdige dagelijks innbsp;de gelegenheid is zich van het tegendeel te overtuigen. Nu de Paus in de plaats van de Kerk is getreden, is die feitelijke leugen een wettelyke geworden, want elk zijner manifesten met name encyclieknbsp;en cyllabus, bewijst, dat hij de vrije staatswetenschapnbsp;verdoemt, en er voor zijne Kerk eene voor eigenenbsp;rekening op na houdt, die ieder denkend mensch metnbsp;verachting veroordeelt.
En hiermede meen ik nitvoering te hebben gegeven aan het plan, dat ik mij had voorgesteld. Mijne stofnbsp;is verre van uitgeput; maar de ruimte, waarover iknbsp;te beschikken heb, maakte het moeilijk meer tenbsp;doen, dan de hoofdpunten te effleureeren. Voorzekernbsp;zullen vele vlekken mijn werk ontsieren, maar zijnbsp;zullen het gevolg zijn van ijver en niet van kwadenbsp;trouw.
’k Heb voor mijn afval geen enkelen tekst noodig gehad — ik had er by mijne verdediging evenminnbsp;behoefte aan. Bovendien kan men elders op overtuigende wijze aangetoond vinden, door middel vannbsp;teksten en aanhalingen, welke ongerijmdheden denbsp;Roomsche Kerk voor waarheid leert, ’k Heb enkelnbsp;willen doen uitkomen, dat de gewone leek, in dennbsp;regel even dapper voor zijn geloof strijdende als denbsp;geestelyke die zyne sofismen uit de eerste hand heeft
-ocr page 15-verkregen, bedrogen wordt en misleid in wat voor hem de hoogste waarde heeft.
Had ik enkel en alleen willen zeggen, waarom ik de Katholieke leer verzaakte, ik had niet zooveelnbsp;woorden behoeven te besteden — ik kon volstaannbsp;met de verklaring: Ik geloof niet; de openharing isnbsp;mij een letterkundig product van twijfelachtige schoonheid; en zou genoeg mgn afval hebben gebillgkt.nbsp;Voor het geloof staat de overtuiging der roomschenbsp;kudde stil. Dat was my voor dit oogenblik echternbsp;niet voldoende, om redenen, die ik vroeger heb op-gegeven.
’k Heb my zooveel in myn vermogen was, gewacht voor hatelykheden, eensdeels om mynen vijanden eennbsp;wapen te minder in handen te geven, ten anderenbsp;omdat hatelykheden niets bewijzen of afdoen en innbsp;geen fatsoenlijk schrift te huis behooren.
Hogelijk zal er na mijn dood geen zes voet aarde te vinden zijn, die mijn lijk wil ontvangen, omdatnbsp;ik tot dat groote, heerlijke kerkgenootschap behoor,nbsp;dat geene tempels bouwt, dan in eigen boezem, ennbsp;geene priesters erkent, maar waarbij ieder zijn eigen priester, biechtvader en toediener van alle Sacramenten is.
Spot niet met deze mijne apologie, mijne broeders, beschouw haar niet als onnoodig voor u zelven en nutteloos voor anderen.
Ik wensch geen godsdienst te bestrijden, en allerminst den Katholieken, zoolang het menschdom behoefte heeft aan een anderen band dan een zede-lijken.
Allerminst den Katholieken godsdienst, zeg ik, omdat hij de eer heeft van eene verdienste: dat hij wellicht meer dan een andere ’t gevoel voor hetnbsp;verhevene opwekten levendig houdt; maar alleen zounbsp;ik hem willen gezuiverd zien.
Voor de vervolging, waarmede men mij bedreigt, vrees ik geenszins. De dweepers en hunne onder-
-ocr page 16-danige dienaars, alweder uit dweepzucht, mogen het weten, dat ook den vrpdenker hetzelfde gevoel kannbsp;bezielen, waarmede de ketters ten brandstapel, denbsp;Roomsche martelaren ten kruisdood gingen, en denbsp;Indiër zich onder den zwaren Djaggernauth werpt.
Op het thans ingeslagen pad zal ik voortgaan, trots alles wat mp tartend in den weg treedt. Iknbsp;zal het doen, enkel en alleen ter wille van hetgeennbsp;ik voor waar houd.
Goddelpke waarheid! Zie hier voor eeuwig mpne rechterhand.
J. H. SüüEBAGH.
',rn