-ocr page 1- -ocr page 2-




etK



ïl.

[

I

i!


UTRECHTS

UNIVERSITEITS

MUSEUM


4



-ocr page 3-

Jit nbsp;nbsp;nbsp;U-OL.^^

^ ^

' f ^ Pu^-^-

/ïpp'^- /f

UTRECHTS

UNIVERSITEITS

MUSEUM

No.^-Z- j 3

-ocr page 4- -ocr page 5- -ocr page 6-

i

h


ii


Sf- V-


:»•lt; • ■ y'






' ■ nbsp;nbsp;nbsp;^ ''^' i-.^-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

-ocr page 7-

B. NIEUWENTYT

REGT GEBRUIK

DER

W E R E L T

BESCHOUWINGEN.


-ocr page 8-

VERKLARING

DER

TYTEL-PRENr

I^Jatüur-kunde onbefchroomt door ’tonbetwift’lyk waak, Der On derytodin-s, pronkt hier veiligh op ’t Altaar.

Sy ligt den Philofooph, die door figh felfs bedrogen

Op fyn Verbeelding ruft, den blind-doek van fyn oogeiï.,

’tVeelvuldigh konft-tuigh, dat beneden haar omringt,

ILeert , hoe ’tregt onderfoek der dingen dieper dringt In ware wond’ren van Natuurs verborgentheden;

D^n’t vleyende Verstant ’t bloot Dbnkbeelt of de Reden Die als EiRVarenth eit ontbreekt, hoe trotsalleennbsp;Rykin’gedagten fyn en arm in faak’lyk heên.

Sy wyft met d’^andre hand; waar ymand met vertrouwen-En eerbied ’theerlyk ligt derW a ar heit kan befchouwen. Ter wyl een Sterke Geest, die ’t onderfoek veragt,,

Op defen gl^ns vergrimt, ih’^t duift’re van fyn nagt.

Een ftraal der God heit vergefelfchapt defe kennis Der fchepfelen , in fpyt der ftoutfte Heilig-fehennisnbsp;Engt; toont in ’t groot H e e l - a l , ’t onloochenbare merknbsp;Des Sprekers in fyn Woort.,, des Makers in fyn Werk.

-ocr page 9-

/

i-



-ocr page 10- -ocr page 11-

o NiB OOJgt;

HET

REGT GEBRUIK

DER

WERELT

BESCHOUWINGEN,

ter overtuiginge van

ONGODIST^fï

EN

O N G E L O V I G g N

AAN G E T O O N T, door

Bernard Nieuwentyt, M, D,

Afef kofure Platen.

DEN DERDEN DRUK.

fi



-ocr page 12-

4

Utrechts Universiteits Museum

-ocr page 13-



-ocr page 14- -ocr page 15-

VAN HET

P R I V I L E G I E.

De staaten- van hollandt ende westvrieslandt,

doen te weten: Alfoo ons vertoont is by Joannes Pauli, Burger en Boekverkoper binnen Amfterdam, hoe dat by hem gedrukt was, feker Boek genaamt Het recht gebrmk der W^ereldhefchouwmgen ter overtuiginge van Ongodijlen, en Ongelovigen, aangetoont door. 'Bernard^ Nieuvjentyt, in Quarto met f laten-, waar toe door hemnbsp;feer fwaare onkoften aangewent waren, dogh beducht fynde , dat mogelyk ymandnbsp;hier te lande ’t felve Boek ’t fy in ’t geheel ofte ten deele tot deffelfs grootefchade,ennbsp;nadeel mochte willen nadrukken, lbo keert den Suppliant lich tot ons, verfoeken-de hem te willen begunftigen met een Privilegie foo voor lich felfs, als fyne aöienbsp;verkrygendc voor den tyt van vyftien achter een volgende Jaren,om ’t felve Boek alleen hier te lande te mogemdrukken, uytgeven, ende verkopen in fodanigen formaatnbsp;ende taaie, als den Suppliant het voor lich het raadfaamfte foude vinden, op feekerenbsp;grotepoenedaar toe tellatueren. Soo ill, dat ijvy defaake,ende’t verfoek voorfchreve overgemerkt hebbende, ende genegen weiende ter bede van den Suppliant uyt onfe rechtenbsp;wetenfchap, fouveraine macht, ende authoriteyt den felven Suppliant geconfenteert, ge-accordeert ende geodlroyeert hebben , confenteren , accorderen , ende oftroyerennbsp;hem mids delen, dat hy gedurende den tyt van vyftien eerfl: achter een volgendeJarennbsp;het voorfi. Boek gtuzamt Het recht gebruik der iVereldbejchouwtngen ter overtuiginge vannbsp;Ongodijien en Ongelovigen, aangetoont door Bernard Nieuwentyt in Quarto met flaaten,nbsp;binnen de voorfz. onfen landen alleen fal moogen drukken, doen drukken, uitge-yen, ende verkopen ; verbiedende daarom allen, ende een ygelyken het felve Boeknbsp;in ’t geheel ofte ten deele te drukken, naar te drukken, te doen naardrukken, tenbsp;verhandelen ofte verkopen, ofte elders naargedrnkt binnen den felven onfen landenbsp;te brengen , uit te geeven, ofte verhandelen en verkopen, op verbeurte van alle de naar-gedrukte, ingébrachte, verhandelde ofte verkoghte Exemplaren, ende een boete vannbsp;drie duifent guldens daar en booven te verbeuren, te appliceeren een derde part voornbsp;deii Officier , die de Calange doen fal, éen derde part voor den Armen der plaatlènbsp;daar het Cafus voorvallen fal , ende het refterende derde part voor den Suppliant,nbsp;ende dat telkens en foo menigmaal, als defelve fullen werden achterhaald; alles in diennbsp;verftande nogtans dat wy den Suppliant met deefen onfen Üftroye alleen willende gratificeren tot verhoedinge van fyne fchaade door het naardrukken van het voorfz.nbsp;Boek, daar door in geenigen delen verftaan den inhouden van dien te authoriferennbsp;ofte te advoueren, ende veel min het felve onder onfe protexie, ende befchermin-ge eenigh meerder Crediet. aaniien, ofte reputatie te geeven, nemaar den Suppliantnbsp;in Gas daar inne iets onbehoorlyks foude influeren, alle het felve tot fynen lallennbsp;fal gehouden weefen te verantwoorden , tot dien einden wel expreffelyk begeeren-de, dat by aldien hy defen onfen Oétroye voor het felve Boek fal willen llellen,nbsp;daar van geen geabrevieerde , ofte gecontra'eerde mentie fal mogen maakeh ; ne-maar gehouden weefen , het felve Oftroy in ’t geheel , ende fonder eenige omif-fie, daar voor te drukken ofte doen drukken , ende dat hy gehouden fal fyn eennbsp;Exemplaar van het voorfz. Boek gebonden en wel geconditioneert te brengen in de

* nbsp;nbsp;nbsp;Bi-

-ocr page 16- -ocr page 17-

AAN DEN

L E S E R.

[Et ooghmerk, waar mede defe Befcheuwlif \gen gefchreven fyn, is om Ongodiflen vannbsp;de Wysheit, Magt en Goedheic van harennbsp;' GODT, den aanbiddelyken Maker en Beftier-der van het Geheel-Al; en Ongelovigen^ die wel eenennbsp;Godt, dogh geenhnts het gefagh der H. Schriften erkennen, van deBovenmenfchelykeafkomftderSCHRIFTU-RE te overtuigen : en dus aanhaar beide hetregtgebruiknbsp;der Werelt-Befchouwmgen

De wyfe, die wy om dit te betogen gebruikt hebben, is enkel uit de hedensdaagfche Nacuur-kundige waarnemingen en biykeiyke ondervindingen gcnomeu j fondernbsp;dat wy ons vaneenigeblooteonderftellingen tot dien eindenbsp;bedient hebben. Dewyl men dogh in Natuur-Kundige fakennbsp;geen meerder grond om wel te redeneerenheeft, als mennbsp;ondervindelyk betoonen kan. Men fie daar over de fchriftennbsp;en het voorbeelt van de Koninklyke Academiën en Sociëteiten, en der voornaamfte Wis-kundigen na.

Waarom ik de Afetaphy//ea met andere hier toe niet gebruikt hebbe, kan uit nbsp;nbsp;nbsp;§. Z7. gefien werden.

Terwyl ik dit fchreef, quam my het boek van den

Aarts-'

-ocr page 18-

aan d e n l e s e r.

Aartshljfchop van Kamer^k ter han.dj en onder het fa-menftellen van defe Voor-reden dat van de Heer in het Frans overgefet fynde : en werdeik berigt, (dewylnbsp;ik die tale niet verfta) dat ook de Heer Derhamo'^nbsp;gelyke gronden in het Engels hetaanwefen vaneenGodtnbsp;in het brede betoogt heeft. Het was my aangenaam tenbsp;fien en te vernemen, dat by foo groote Mannen defe be-wys-maniere, die ik altyd voor de kragtigfte gehoudennbsp;hadde, ook voor goed gekeuit wierde. Welke na allesnbsp;wat daar over gelchreven is, nogh een overvloet vannbsp;ftoffen om de volmaaktheden van den grooten Scheppernbsp;van alles aan ongelukkige Philofophen te doen hen, ook'nbsp;aan de laatfte nakomelingfchap overlaten fah.

De maniere om de Goddehjkloeh van het H. Woord nit nataurlyke verfchynfelen aan te toonen , welke wynbsp;hier aan U vóórhellen, weet ik niet dat oit op defe wy-fe daar toe aangewent is. ik hoope egter dat defelve vannbsp;vrugt by 'Ongodtjien en Ongelovigen welen fal j om datnbsp;defe gewoon fyn meeh: alle in de Natuur-kunde hgh tenbsp;oeffenen.

De algemeene betoog-wyfe van defe beide, werd 'm het voor berigtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2^,30,31. breder aangetoont.

Ik hebbe in het Nederduits gefchreven om ook aan myne Vaderlanders dienftigh te kunnen fyn; infbnder*nbsp;heit dewyl der heiver Tale ook tot het fchryven van veelnbsp;Atheiftifche boeken misbruikt werd.

De order die gehouden is kan uit defummieren eenig-fints,afgenomen werden: hoewel ik my aan diein deNa-tuur-kunde by veele gevolgt werd, nice heer nauw be. paalt hebbe,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Die

-ocr page 19-

AAN DEN LES er;

Die dit werk om de daar ih aangeh^alde hedensdaag-Iche ondervindingen voor een ondervmdelyy Natuur-kun-^ de Tullen willen leien, gelieven figli aan de overtuigingennbsp;niet te ftooten j dewyl men geen voornemen hadde omnbsp;een enkele Ph'yfica te befchryven, maar om dwalendenbsp;te regt te brengen,* en Tyn gedagten op defe vvyl’ein denbsp;Natuur-kunde te leiden aan yder nut kan fyn.

GeoelFende Mathematkt ¦ nbsp;nbsp;nbsp;mii^chien oordee-

len , dat ik de ondervindelyke betogingen (gelyk die van de. kragt der 'opteren en van de wet der hoogte in denbsp;Vloei-floffen enz.) meer wiskundigh behoorde voorge-ftelt, of die faken alleen Tonder bevvyTen bygebragt tenbsp;hebben ,• om dus met minder omllagh en fonder lbo veelnbsp;figuren het Telfde belluit daar uit op te kunnen maken.nbsp;Maar deTe gelieven te weeten, dat ik de betogingen loonbsp;veel ray mogelyk was, uit ondervindingen, en niet (gelyk de Wis-kundigen doen) uit een gefielde Natuur-wet,nbsp;by gevolgen alleen afgeleidt hebbe, om ook aanToodani-ge, die in de Mathefis niet ofweinigh ervaren lyn , Verftaan-baar te welen.Ontrent het laatfte was ik in het eerfle van de-Telfde gedagten met haar, en hadde het ganfehe Werknbsp;fonder bewyfen (waar van men de gronden dogh by Wiskundigen vinden kan) en fonder figuren opgemaakt. Doghnbsp;wyl Teker geleert Heer en daar na andere my geliefdennbsp;te gemoed te voeren , dat ik op defe wyfe by veele Tou-de fchynen,meer het geen ongelooffelyk als dat waar was,innbsp;fommige gevallen te befchryven j en dat ’er in foogroo-te Taken daarom ten minften Too veel bewys van nodennbsp;was, als tot bevefliginge van de waarheit van het geTei-

^ nbsp;nbsp;nbsp;¦ de

-ocr page 20-

AAN DEN leser;

de konde dienen; hebbe ik dit opgevolgt. ’t Geen ook die reden geweeft is, waarom dit geheele Werk op meeftnbsp;alle plaatfen moetende vermeerdert en verandert werden ,nbsp;eenige jaren later in het ligt gekomen is; nadien mynenbsp;andere befigheden my een dagelyks beletfel gaven.

Die eenen Godt en den Goddelyken ooifprongh der H. Schriften met grond erkennen, fullen hier proef-be-wyfen van hare belydenilTen vinden; en diefwakker fyn,nbsp;foo ik hoope, tegen verfbekingen ontrent dele waarhc!-den gefterkc werden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Dogh eer ik defe Aanfpraak eindige, moet ik UL nogk dit verfoeken, ongelukkige Philofophen^ onfekere Tw^f-felaars y Ongelovigen y en beklagelyke Efpr'its I^arts,nbsp;voor wie dit werk voornamelyk gefchreven is j dat gynbsp;dogh niet foo (eer met fcherpfinnig als wel met een ern-ftigh verftand en behoorlyk ontfagh voor foo gewigtighnbsp;een onderfoek tot het lefen gelieft te komen ^ en nietnbsp;foo leer te letten wat fwarigheden gy tegen eenige byfon-derheden foudt kunnen maken,als weI,of’er nicts onder foonbsp;veel bygebragte faken is, dat ü van de volmaakthedennbsp;van uwen Maker en het gefagh van Syn Woord kan o-vertuigen. Indien gy de eerfte wegh inflaat, kunnendenbsp;bondigfte bevvyfen U fonder overredingh laten; en ingevalle gy U op de laatfte wyfe gedraagt, kan een ee^nbsp;nige fake met ernft en een leerfaam gemoed overdagtnbsp;fynde, (onder den légen Godts) een dwalende tot beternbsp;gedagten brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De nbsp;nbsp;nbsp;wyfe, die tot de betogingen in defen alleen

gebruilct. is, kome ü niet onvolmaakt voor j als of

de-

-ocr page 21-

AAN DEN LESER.'

defelve Uwe gevoelens niet regt wederleide. Maar ver* gelyk defe by Uwe gronden; en oordeeld felfs of eennbsp;bewys, dat uit fekere en fakelyke ondervindingen ge-baalt is (gelyk in defen gefchiet) niet meer overredendnbsp;moet fyn, als het geen op bloote denkbeelden gegrondnbsp;is; welke men fonder eenige fakelyke ervarentheit tenbsp;kunnen bybrengen , na fyn believen tot denkbeelden vannbsp;waarlyk beftaande faken ftelt: en dat Uwe Philofbphienbsp;alleen op dit laatlle ruft, fult gy felfs weeten. Ook fynnbsp;'er reeds voorname mannen geweeft, die de mis-rede-neeringen van Ongodiften, en de valfche niet alleen,nbsp;maar ook verfchrikkelyke gevolgen uit hare gevoelensnbsp;vloeijende, bredelyk aangetoont hebben. Het welke bynbsp;haar kan na gefien werden.

Indien ’er yets onder dit alles mogte fyn, waar in ik na uw oordeel gemift, en de eigenfchappender natuurly-ke verfchynfelen niet regt na uwe gedagten mogte getroffen hebben , flaat die bylbndere plaatfe over; gy fultnbsp;dit van alle het andere niet kannen fèggcn. ingCVallc

maar een eenigh bewys by U bondigh moet gehouden werden, onder foo veele dk hier by gebragt fyn, en waarnbsp;van de verdere Be/chouwwgenciernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö (eïfs ecu

nogh veel grooter meenigte verfchaffen kan ; fal dit en* kele alleen magtigh fyn om yder, die redelyk oordeelt,,nbsp;van fynen Godt, en de hooge afkomft van fyn Woord-te overreeden , dewyl eene goede betoginge foo vaft be--wyft, als- veele,- hoewel meerder de overtuiginge ver-fterken.

.Laat ook de in defe Befchouwingen aangehaalde Schrif-

\ nbsp;nbsp;nbsp;EllUlgt;

-ocr page 22-

AAN DEN LESER.

tuur-texten U dit allcsni'etongelefendoenverwerpen,ge-lyk veele van U defelve in een gefchrift ontmoetende de gewoonte hebben : dewyl der felver Goddelykheit in defennbsp;niet onderftelt, maar bewefen werd; en eenige dienen om denbsp;wysheit en doordringende Natuur-kenniflfe van haren In-gever aan te toonen; dogh andere ook om ü te doennbsp;hen, dat geen menfche hoe wys, geen bedrieger hoenbsp;loos hy magh geweeft fyn, het fy dan om redenen van Politie of andere, oit magtigh is geweeft om in die tydennbsp;foodanige dingen voort te brengen , als men in defelvenbsp;befchreven vind. Op dat gy daar uit felfs moogt afnemen , van wie het moet afgekomen fyn.

Laat U ook dit Boek niet hatelyk voorkomen, dewyl niet alleen den Tytel U toont, maar ik U ook met alle opregtigheit verfekeren kan, dat het niet met denbsp;minfte haat en veragtinge U , maar met een hert-rakende medelyden over uwen ongelukkigen toeftandt,nbsp;alleen Ur overtutginge van ü gefchreven is. En dit isnbsp;de reeden, waarom ik U meeft in alle gemaakte beflui-ten felfs Regter gemaakt hebbe. En verfoeke ik daaromnbsp;hier alleen, dat gy dogh (onder dat beklagelyk voornemen,nbsp;van met veele Efprhs Forts Godt te willen erkennen,nbsp;dit oordeel t’elkens velt, als het aan U geftelt werd.

Een van beiden fonder dat ymand een derde ftellen kan, is immers ontegenfprekelyk waar j of dat volgensnbsp;Uw gevoelen alles in de Wereldt by geval, of door geennbsp;verftand beftierd werdende en nootfakelyke wetten toegaat;nbsp;en dat dér Chriftenen Bybel een (amenftel is van bedriegers welke enkel haar voordeelen beoogt hebben:of anders,

dat

-ocr page 23-

AAN DEN LE SER.

dat dit H. WoordvaneenenGodt ingegeven is, die de Wereld beftiert, en van die Schepfelen welke Hy met ver-ftand begaafc heeft, eens rekeningh afvorderen fal, hoe fy het lelve gebruikt hebben. Denkt dat wat ’er U aannbsp;gelegen is in defenniet bedrogen te werden, waar vanÜnbsp;geluk-of rampfaligheit in alle eeuwigheden afhangt. Etinbsp;Oordeel felfs, indien het alleen foo waar is, dat een wy-fen Godt de Wereld en U gemaakt heeft ,• als het waarnbsp;is dat een Horologie of ander welgemaakt Konft-werknbsp;fynen verftandigen Maker bewyft; of gy ernftigh op ditnbsp;allés denkende voor uwe eigen gevoelens niet moet lid-deren. En dewyl het fakelyk,en nietblotelykdenk-beel-dighis, dat hier in verfchil ftaat en onderfogt moet werden ; of het voor Ü niet nootfakelyk is de faken felfs,nbsp;en niet alleen uwe bloote, en enkel om de Atheifteryenbsp;voor te ftaan, geformeerde denkbeelden te onderfoeken.nbsp;Hier toe fyn defe Befchouwingen gefchreven. Den Al-magtigen Godt die alleen overreeden kan, raakedefèennbsp;andere fakelyke bewyfen, waar van de geheele Wereld^nbsp;vol is, kragtigh op uwe verftandcn cn gemoederen.

-ocr page 24-

BLAD-WYSER


DER


beschouwingen.


VOORBERIGT.


Pag.


Fan de Ydeïheit. van al het TVereldffhe. Pag. 3 inbsp;Fan al het Sienlykeenvan XVII.


XIII.

XIV.

XV.

XVI.


ons felfs in V gemeen.

Fan eenige hyfonderheden in de lylond.

Fan den Slok-darm, Maagh en Darmen.

Fan de Meïk-vaten en

. \ .Chyl-voerder. .

Fan het Hert.

Fan het Adem-halen.

Fan het Ader ge ft el.

Fan de Zenawen.^en korte-lyk van de Water-va-ten .^-Klieren en Fliefen. 11 f Fan de Spieden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12.8

Fan de Beenderen. nbsp;nbsp;nbsp;i6f

Fan eenige Saken in opftgt van fekere Schriftuurplaat [en.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18 f

F%n het Geftgt. nbsp;nbsp;nbsp;zo 3

Fan het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;Z27

Fan de Smaak, nbsp;nbsp;nbsp;Reuk en

Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;zf4

Fan de vereeniginge van Ziel en Lichaam y de


37

46

ff

66

v

8f

97


Ferheeldinge en Qeheu- ¦. genijfe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z71

Fan de Menfchelykepaffen of driften en kor-telyk van de Foort-tee-linge. ' ¦ nbsp;nbsp;nbsp;z8 3

Fan de Lugt. ' nbsp;nbsp;nbsp;31^*

Finde Meteora ofLugts-verhevelingen. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3f5

.Fan het Water. nbsp;nbsp;nbsp;388

F%n dg Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;4^.4

Fan het Fyer. nbsp;nbsp;nbsp;4P7

Fan Dieren.) Fogelen en Fijfchen.

Fan de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;fö7

Fan den fgtbarenHemel.Si.^^ Fan de 'onnoemeljke veel-heit en onverbeeldelykanbsp;kleinheit der Deeltjes ^nbsp;uit welke het Geheel-Alnbsp;beftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;720

XXVII. Fan eenigeNatuur-voetten.’j^z 'KKVlW.Faneenige Chymifche Na-

tuur-wetten. nbsp;nbsp;nbsp;827

XXIX. nbsp;nbsp;nbsp;Fan de Mogelykheitder

Opftandinge. nbsp;nbsp;nbsp;8ff

XXX. nbsp;nbsp;nbsp;Fan het Onbekende.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8p3^

V O O R-


XVIII.

XIX.

XX

XXI.

XXII. XXIII.

XXIV.

XXV.

XXVI.


-ocr page 25-

VOO R-B E R I G T

TOT DE VOLGENDE

WERELD BESCHOUWINGEN.

§• !• TJI £# wsLre verfchil tujfchen Ongo~ dijleft en die Godt vrefen.

2. Om de Eerfte te regt te brengen zyfi de Oorfaken van, en Hulpmiddelen tegen denbsp;Ongodijlerye te onderfoeken.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Eerfte eorfaak, verkeerde eigen liefde.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Middel daar tegen.

f. Tweede Gorfaak verkeerde cerlugc.

lt;5. Middelen daar tegen.

¦7. Het uiteinde van Spinoza.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Derde Oorfaak; Onwetenheit.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen daar tegen.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Vierde oorfaak, te grooten inbeeldin-ge van wys te zyn.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Spinoza kortelijk viederleit.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen tegen defe vierde oorfaak.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Eerfte Aanleidinge tot Ongodijlerye :]nbsp;Voor oordeelen.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen daar tegen.

ly. Tweede Aanleidmge'. verkeerde manier van de Natuurkunde te befchry-ven.

16. Ook alles uit een onderftellinge te willen afleyden.

17* Middelen daar tegen.

18. Nogh een Middel.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Onderftellingen waar toe dienftig.

20. nbsp;nbsp;nbsp;Derde aanleidinge : geen Eind- OOr*nbsp;faken.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen daar tegen.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Vierde Aanleidinge : Difputen.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen daar tegen.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Misbruik van Academifthe Difputen.nbsp;2f. Vijfde Aanleidinge : Onoplettent-

heit.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Middelen daar tegen.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom hier alleen bewijfen uit denbsp;Natuurkunde gebruikt fijn.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Ook om dat Godtjigh van die wijfe ianbsp;fijn woort gelieft te bedienen.

29. nbsp;nbsp;nbsp;De bewijs-maniere dafer een Godt is,nbsp;in het algemeen voorgeftelt.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Een byfandere wtjfe, om aan defel-ve in fommige omftandigheden nadruknbsp;te geven.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Bewijs-maniere in het algemeen voorgeftelt, dat de H. Schriften van Godde-f’ke afkomft zijn.

32. nbsp;nbsp;nbsp;En geenjints den Alcoran van de

Mahometawen.

33- Ëort vertoogh van het geen in het volgende te doen ftaat.


§. I. nbsp;nbsp;nbsp;At’er oyt ecnige menfchen, die haar verftant niet ge

heel verloren hadden, foo dwaas fouden geweeft zyn, dat zy een Eeuwigh en uit zyn eigen kragt beftaandcnbsp;wefen, fouden geloochent, en ftaande gehouden hebben,datter oyt een volkomen niet,fonder dat’er Schepper of Scheplel was, foude geweeft zyn, is niet welnbsp;gclooffelyki felfsdevoornaamfteonder de Oude, ennbsp;Spinoza onder de Hedensdaegfche, hoewel fy met regt onder de Ongodiften geilek werden, hebben een eeuwigh wefen erkent.

Het groote verfchil dan tuffehen defe, en die eenen Godt erkennen en vrefen, en is niet of’er een foodanigh Wefen is, dat van alle eeuwigheituytfigh felfs beftaan heeft j het welk fy alle, immers foo vcele my bekent zyn,toe-

A nbsp;nbsp;nbsp;ftaan:

-ocr page 26-

2 nbsp;nbsp;nbsp;VOO R-B E R I G T.

Haan: maar of dit eeuwigh Wefen, ook TVys^ Machtig en Goedertieren is, cn na het welbehagen, van fynen wille alles tot fekere einden gemaakt heeft,nbsp;en nogh beftiert.

Het is wel waar, dat defc ongelukkige, deflelfs magt eenigfints fouden kunnen toeftcmmen , alleen, om dat fy foo grote gevaartens, met foo ondenkelyfc fnclle bewegingen, in den Hemel dagelyks met hare oogen fien voort gevoertnbsp;werden; enfoudenfyookdeffelfs goedertierenheitmiffehienerkennen, wanneernbsp;fy felfs dit woort mogen uytleggen, en é.ckgoedertierenheytYmdL\tVJtkvuü-ken mogen toefchryven aen de geluldcige Eygenfehappen der faken; daar innbsp;geholpen werdende door haar eygen verllant, het welk fy menen maghtighnbsp;tezyn,, om het meelde, dat haar in de werelt ontmoet, voor haar ten nutte tenbsp;kunnen maken, en tot haar nootlakelykheden en vermaak te doen dienen»nbsp;Maar bcfwacrlyk fallen zy, behoudens hare gronden engcruftheyt, kunnennbsp;toeftaan, dat dit Eeuwige Wefenis, en alles nazyn welbehagen doet jnbsp;vermits dit volkomen overHaat en Hrydig is, foo wel tegen een los geval,,nbsp;als tegen alle onbewufte natuur of nootlots wetten: ook is dit den eenigennbsp;gront van haar gedurige ongeruflheyt en fchrik j als die, indien dit Welennbsp;if^yi is, en weet dat men het fclve lafterlyk van fyne volmaaktheden tragt te-beroven,, ligtelyk kunnenbeüuytcn, wat haar deel enverwagtingeeenmaalnbsp;wefen moet.

Dat dit ook de oude vrage in devoorledeneeeuwcnalgeweeftisjkanmea afnemen, uyt het opfchrift, van het geen Cicero daar over gefchreven heeft:nbsp;alwaar de redentwiftingen van de daar ingevoerdenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet foo feerzya

over de Wefentlykheyt van èen God, (een foodanigh Eeuwigh wefen daar door verftaan zynde) als wel de N AlfU RA D EO RU My of van welkenbsp;nature defe Godtheyt was.

Indien ymant van zyn jonkheyt af nu foo gelukkig geweeftis, dathymet ©vertuyginge van Godsaanbiddelykevolmaaktheden,denlêlvenaltytvoorfy-aen vrymagtigen Heer, zynen Maker en Onderhouder erkent en gc-eert heeft,nbsp;ial het aan hem milTchien vremt voorkomen, dat’er menfehen kunnen gevonden werden, die een eeuwigh wefen, of eenen Godt indeflelfs aanwefent-fteyt erkennende, hem egter kunnen aanmerken, als van alle de voorgenoera-de eygenfehappen ontbloot zynde. Dat egter en de voorledene cn de tegenwoordige tyden een menigte van fodanigebeklagelyke verllandcn uyt gelevercnbsp;hebben, is al te wcreltkundigh, om met de hillorien der fclver dit boek tenbsp;vergrooten. Ditfeggen wy hierallecnlyk, dat defe volgendebefchouwingeanbsp;tot dien eynde geright zyn, om, foo het mogelyk is, dele ongelukkige tot beter gedagten te brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

§, Z'., Op dat wy dan tot dit groot ooghmerk den reghtenwegh mogen in-flaan;; fchynt het nootlakelyk eerll met ernft naa.^c fpeuren, welke de wa-ï!e oorfaken mogen wefen ,. waar doorveeleinfoe^mplaligeenverkeerdege-dagixn.van dit gedugt en eeuwigh Opperwefen gallen fyny en dat men

dclè

-ocr page 27-

VOO R-B E R I G

defe wetende, bequame hulpmiddelen daar tegen tragte te vinden.

Men gelieve egter niet te denken, dat wy met alle die uytvoerigheid, waar mede defe ftofFe foude kunnen verhandelt wqrden, alhier van de felve fullennbsp;fprcken. Het fal ons genoeg fyn alleen foodanigeoorCiken van de Hedensdaag-fe Ongodifterye by te brengen j welke aan ons by ervarenheitgeblekenfyn,nbsp;in veele van defe onfalige redeneerders plaatfe te hebben: en daarby diemid-delen voor te ftellen, welke de felve ondervindinge ons geleert heeft, metnbsp;Vrugt en fegen, tegen dit beklaagelyk quaad in fommige gebruikt te wefen:nbsp;latende andere oorfaken, van welke nogh, behalven de aangehaalde, menigvuldige kunnen fyn, overig om hier by te doen, aan foodanige, die van dcnbsp;felve de droevige uitwerkfelen, of in haar felfs, of in andere ondervindelyknbsp;beproeft of gefien hebben.

§. 3. De eerfte oorzaak dan, en die wel meell in allevannature gevonden wert, is veeltyds een drift van een te verre gaande en verkeerde eigenliefde.

Door defe gaat hare begeerte alleenlyk daar toe, dat fy aan hare genegent-heden mogen voldoen, en aan niemand onderworpen fyn of indien fy dit laat-fte niet kunnen ontgaan, dat defe dog geen ander mogte wefen, als die hare vleeflchelyke driften goed keurde. Waarom, horende, dat’ereenGodtis,dicnbsp;Regtveerdig en Heilig isj die van haar in alles wil gehoorfaamt fyn, en eennbsp;Schepfel, het welk hem weigert in erkentenifle te houden, fekerlyk ftraffennbsp;lal; wenfchen fy buiten fyne magt te fyn.

Dit fet haar aan om hare oren, voor alles, dat haar van foodanig eenen Godt overtuigen kan, te fluiten; en dewyl haar confcientie, in weerwil van alle ha-re pogingen, aan haar geen rufte laat, dringt dit haar onophoudelyk om be-wysreedenen te foeken; waar door fy het tegendeel aanfigeenigfintsfoudennbsp;kunnen wys maken; om alfoo de laftige neepen van defe gedurigtegenfpre-kende gewifle te kunnen ontvlugten. Om defe reden heeft het blinde Heidendom gelykformige driften, als fy felfs gevoelden, aan hare Goden toenbsp;gefchreven: en verhert dat de felve in dronkenfehappen, hoereryen, over»nbsp;fpelen, en nog erger ongeregeltheden vermaak fchepten.

Om geen verder bewys van dit gefeide op te foeken; laat elk, die ooit foo ?erre ellendig is geweeft, dat hy redenen voorgedaan en gefogt heeft, wel-dienen konden, om dc kennelykheit van de deugden van fyne Scheppernbsp;benevelen en uit te wifTchen, by fig felfs gaan en onderfoeken :nbsp;^ len het geene by de Chriftenen voor Gods Woord aangenomen wert, ennbsp;aai m fynen wille vervat is, aan hem tocliet, in dit leven fyne driften onban-ig volgen; en beloofde hem dit vermaak in eeuwigheid te doen genie-r ^ r 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t bewyfen foude tragten op te fpeuren ,

1 f'* nbsp;nbsp;nbsp;anderen te betogen, dat’ereen Godt, en

en Bybel lyn geopenbaarde woort is; als hy nu poogt fig felfs en anderen wys emaaken, dat ditvalfchis. Aan ydernatuurlykmenfche is dog ingeboren eennbsp;itgeftrekte begeerte om gelukkig te fyn. Denkt hy dit in de kennifle van

A i nbsp;nbsp;nbsp;een

-ocr page 28-

4 nbsp;nbsp;nbsp;VOO R-B E R I G T.

een Godt te Tullen vinden j Tal fynebetragtinge daar henen gaan*, maarfiende, dat door de erkentenifle van een Heiligh Opper Heer, hy volgens dit woortnbsp;verpligt werd, fyne fondigc veymaken te verloochenen •, Tal hy wenfehen, datnbsp;^erfoodanig een Godt niet en ware; fchoon hy fulx fwygt, om voor hetnbsp;geen hy waarlyk is, dat is voor een ongelukkig Atheift, by andere menfehennbsp;niet gehouden te werden.

Ik beroepc my, ontrent de waarheit van dit gefeide, op die geene felfsj welke oit in defe onfekerheit en droevige verwarringen geleeft, en ondertuf-fchen hare palïien. Too veel fulx Tonder ftraffe van de wereltlykenRegter, ennbsp;Tonder verlies van haar eer en goet gefchieden konde, opgevolgt hebbende,nbsp;daar na tot beter gedagten gekomen fyn. GetuigenilTen van foodanige by tenbsp;brengen, die na hare bekeeringe, dit openhartig beleden hebben, is niet no-digh i hoewel ik dit foude kunnen doen.

§.4. Dewyl nu defe gantfchedwalinge niet anders is, als een haar wegh dependen drift, die niet den minden fchyn van reden ten grond heeft} werden van defe foort verfcheidene te regtgebragt} als Godt (die in allen defen, als Op-per-oorfaak, moet erkent werden) deaangewende middelen gelieft te fegenen.nbsp;Welke behalven het aanwas der jaren, het welk de driftige woeftheden dernbsp;jonkheit dikwils doet bezadigen, ook fomtydsdaarinbeftaan-, dat men haarnbsp;brenge tot eenregt en verftandig letten, op Godswy3heit,magt,engoedt-heit i welke hg in de befchouwinge der werelt en de regeringe van alles aannbsp;yder, die niet moetwillens blint wil bly ven, op veelvuldige wyfen onloochenbaar vertoonen. Infonderheit, dat men haar doe fien haar eigen en aller menfehen vergankelylf heit, ende de ydelheid van al het gene fy met den naam vannbsp;vermaak gewoon fyn te noemen} dogh wel voornamentlyk den ongelukkigennbsp;flant, waar in het ganfche menfehendom figh bevinden foude, ingevallcamp;fsnbsp;na haare gedagten de wereld of door een los geval, of door onverftandige noot-wetren beftiert \yierde. Eindelyk hoe veifchrikkelyk alles aan haar moetnbsp;voorkomen } indien hare beklagelyke opinie (beter naam kan men daar aan nietnbsp;geven, om dat fy van niemand kan bewefen werden) geheel valfchis. Doosnbsp;welke confideratien, een minder agtinge van het tegenwoordige , en een vree-fe voor het toekomende in haar verwekt werd} die de voorige driften tegengaande de felvc tot meerder bedaartheit, en haar tot nadenken doet komen.nbsp;Het welke laatfte in veele alleen genoegfaam geweeftis, om haar van gedagten te doen veranderen.

§. y. De tweede oorfaak vanOngodiftery, \s-ten andere driftvan verkeerde Eerfugty die mede uit de felve grond van Eigenliefde voortkomt door welkefom-migBy eem tot het voorftaan van foo rampfalige gevoelens vervallen fyndoy f^hnbsp;inbeelden y dat fy daarom by de meufehen voor dosrfigtiger en groter verftandan be-ëoren. gehouden te werdenen aan mallcandercn daarom den naam van Efpritsnbsp;Farts of fterke Geeften gewoon fyn te geven y willende daar door quanfuis vertoo-jacrij, foodanige te wefen, die ligh door geen y dele vrees, of blaas met boonen

(ge-

-ocr page 29-

VOO R-B E R I G T. nbsp;nbsp;nbsp;f

(gelyk fy die noemen) met het gemeene, en niet beter wetende volk, als kinderen, laten vervaart maken.

Dit is een van de hoogtte trappen, waar toede Atheifterycfleigerenkan} hoger fchynt fy niet te. kunnen klimmen: om dat defecensfoo verre gekomennbsp;fynde, niet alleen alle oveituigingcn verwerpen 5 maar foo lange defe paffie ennbsp;verkeerde eerfugt duurt, die nootfakelyk gedwongen fyn te verwerpen,'ennbsp;dus volkomen ongeneeflelyk te willen blyven. Want daardeeerftefoorte vannbsp;Ongodifteryc, die alleen op het genot van vermaken gegrond is, inftiltekannbsp;tegen gegaan werden 5 foo ras eenige overredingc van het tegendeel begint vannbsp;nadruk te fyn: heeft defe laatfte, boven dien nogh dit beletlèl om weggenomen te kunnen werden j dat die de fclve voorgeftaan hebben, indien fy vannbsp;andere gedagten wierden, vrelèn de eere van een alles te bovengaande wysheitnbsp;en onvertfaagtheit, en haar ingebeelde agtinge te fullen verliefen. Soo datnbsp;fy voortaan, by die haar kennen, voor ongelladige en lafhartige niet alleen,nbsp;maai- ook voor verwarde verftanden denken te fullen moeten doorgaan: vermits het gemeenlyk by defe gewaande ƒ Geeft en de gewoonte is, van alle,nbsp;die hare dwalingen beginnen te fien en de lelve te verlaten, opdefewyfèver-agtelyk te fpreken. Nu hoe veel de vrefe van Ideinagtinge by fommige ver-magh, die ligh eenigfints genereus wanen te fyn, leert in veele gevallen de da-gelykfe ondervindingej foo verre felfs, dat men dit ongelukkig foort van men-fchen, meermalen in verlchrikkelyke lafteringen heeft lien uitberften j allecn-lyk om een bewys van haar meerder doorligtigheit en onvervaartheit te geven,nbsp;cn in dat nadenken by niemand te vervallen, dat fy tegen haar confeientiefpre •nbsp;ken en hare vrefe ontveinlèn,

§. 6. Tegen defe die felfs niet willen overtuigt fyn, hebbe ik felden eenige menfchelyke middelen, met vrugt fien gebruiken: nadien ditnbsp;theifteryc meeften tyt met een groot onverltand gepaait gaatj cn dele ellendige felden daar toe kunnen gebragt werden, dat fy CenS regt letten op hetnbsp;gene haar te gemoete wortgevoertgt; gewoon fynde, de befte en kragtigfte-bewyfen niet anders, als met veragtinge, en dikwilsalleen met eenfehimpi-ge lagh te beantwoorden gt; als quanfuis voor een grooterverftantgeentegen-redenen waardig fynde. Immers, welke ook de oorfaken van defe boven allenbsp;uitmuntende hartnekkigheit en onbekeerlykheit fyn mogen, het is blyke-lyk j dat een verfchrikkelyk oordeel van een foo onweerdiglyk gelafterdennbsp;Godt op haar legt; en voor foo veel menuitdeomftandigheden dikwilsvre-fen moet, ten einde toe op haar verblyft: foo dat’er weinig vanteregtege-bragt Werden, tenfy het den barmhertigen Godt gelieve figh haarder tenbsp;ontfermen, en de felve tot onbegrypelyke mirakelen van fyne genade tenbsp;maken.

Onder defe heb ik’er een gekent, die van een vriend geraden werdendc (dwyl hy tegen andere bewyfen verh-art fcheentefyn) opfighfelfs, fynkiel,,nbsp;cn lichaam, en al het gene hy in de werelt rontom fighfaghgefchieden,ern~

A 3 nbsp;nbsp;nbsp;ftelyfe.

-ocr page 30-

VOO R-B E R I G T.

llelyk te letten •, daar door begon te fien, dat het niet wel mogelyk was te geloven, dat hy felfs en dit alles fonder eenige wysheit gemaakt was en be-Itiert wierde. Soo dat hy ontrent veertien dagen voor fynendood, defenfy-nen vriend voor defen gegeven raad bedankte, enfyne voorigerampfaligege-dagten met een vloed van de alderbitterile tranen verfoeyende, dien Godt,nbsp;welke hy in al fyn leven niet hadde willen erkennen, tot fyn einde toe omnbsp;vergiffenilTe badt j lovende op het laatfte deffelfs ondenkelyk groote barmher-tigheit i waar door hy, op foodanigh een affchuwelyk, en niet anders, dan fy-nen toorn en wraake verdienende fchepfel, met oogenvan genade hadde gelieven neder te fien. Andere weet ik van defe foorte, dat op een ongelukkige wyfe door haar eigen toedoen in het water, door felfs ingenomen vergilF,nbsp;en op haar bedde, in de naarfie wanhopen, haar leven geeindigthebben.

§. 7. By dele gelegenthcit van het flerven der Ongodiften, kan ik niet nalaten hier aan te halen, het geen van Spinoza, en ook, voor foo veel ik heb-be kunnen vernemen, met waarheit gefegt wert: namelyk, dat by in eenig-heit en een groote ftilheit fonder uiterlyke tekens van ongeruftheit te tonen, fyn leven geeindigt heeft. Dit wete ik, dat eerft aan eenige fwakke Godt-vrugtige met veel bevremdinge voorgekomen is jom dat fy wel geheel anderenbsp;en feer vreeflelyke werkingen Godts ontrent fyne loochenaars of gefien of ge-hoort hadden. En ten anderen dat dit aan de volgers van defen Spinoza gele-gentheit gegeven heeft, om daar uit te oordeelen, dat lyn gevoelen foo ongegrond niet geweefl; is.

Om aan defe beiden te antwoorden, gelieven de eerfte figh te erin-neren, dat Godt,als vrymagtigh werkende, niet altytallefonden foo blykelyk in dit leven ftraft.

En de laatfte, indien fy in fyne fchriften ervaren fyn, fullen daar uit kunnen af nemen, dat Spinoza niet foo feer voor een verftandig redeneerder, als wel voor foodanig een Ongodift te houden is) die het fy met, het fy tegennbsp;overtuigingen, de Atheifterye enkel wildeaaanhangenj om dat delêlvehemnbsp;na fyne gedagten, met meer vrolykheit konde doen leven.

Men gelieve niet te denken, dat ik dit uit drift tegen hemfchryve,maar alleen fyne eigene woorden in den XXXIV. brief aan JV. V. Blyenberghmx.cnbsp;fien. Alwaar hy eerft fegt, dat hy de Heilige Schrift niet verftaat, en gan-fchelyk ruft op het geene het verftant hem aanwyftj en daar na (in plaatlcnbsp;van de fekerheit daar van te bewyfen, het geen een waar Philofooph in defen gepaft zoude hebben,) op eene volkomentlyk aan ymand, die na waarheit foekt, onwaardige wyfe dus voortgaat j En indien het geen, dat ik alreenbsp;lt;van het natuurlyk verfiand hehbe, eens valfch bevonden wierd, foo maakt hetmynbsp;egter gelukkig, tervoyl ik P geniet, en myn leven niet met tranen en fugten, maarnbsp;gerufielyk, blydelyk, en vrolyk doorbreng 8cc. Of nu defe woorden een waarheid foekend Philofooph bewyfen, of een halfterrigen Ongodift, die om fynnbsp;Vrolykheit niet te verliefen niet wil overtuigt fyn, kunnen verftandige oordeelen.

-ocr page 31-

VOO R-B E R I G T. nbsp;nbsp;nbsp;7

deelen. Nu dat Godt een hartnekkigen Lafteraar foo verre kan laten verval--len, dat hy eindelyk na langen tyt daar in volhart te hebben, fo lange volkomen blint blyft, tot de tegenwoordig fynde Wrake Godts aan hem de 00-gen opent, lal niemant kunnen tegen fpreken.

tweeden., is het ook feker, dat om niet ontrull te werden, hy met memant op fyn fiek-en doodbeddeeenigeredenwiflelingen,overdenftaatdernbsp;menfchen loa dit leven, en de lêkerheitofonfekerheit van fyne gevoelens heeftnbsp;willen houden5 het geen ook weinigh na regte overtuiginge vaneen waar-agtige Philolbphie gelykt. Want fchoon fyn verft-ant door de kragt van denbsp;fiekte alfoo verfwakt mogt geweefl: fyn, dat hy niet op alle tegenwerpingen,nbsp;om die reden, na fyn genoegen foude hebben kunnen antwoorden j was hetnbsp;egter waar, volgens fyne eigene gronden, dathydaaromnafyndoodnieton-gelukkiger foude geweefl; fyn: maar alleen, dat hy figh niet langer metnbsp;de eere van tmfterker Geeft als andere te fyn j foude hebben kunnen vleyennbsp;cn behagen.

Eindelyk, moet ik hier by voegen, dat een van fyn alderbyfonderfte vrienden en Leerlingen aan my van naby in myne jonkheit is bekent geweeft, die fyne gedagten altyt aangchangenhaddejcndefelvemetfeerveelfcherpfinnig-heit, vermits hy in verftand uitflak , wanneer’er vryheit was, gewoon wasnbsp;ftaande te houden: welke in fyne fiekte na het voorbeeld van fyn Meefier fighnbsp;langen tyd ftil gehouden hebbende, eindelyk in defe verfchrikkelyke woorden uitberftede, dat hy nu geloofde al wat hy te ‘voren geloochend hadde, doghnbsp;dat het nu te laat was om genade te hoopen. Welk erbermlyk uiteinde feker geleerdt Heer, aan my met alle omftandigheden geliefde bekent te maken; dewyl hy fêide te weten, dat ik, defen na allen fchyn ongelukkigennbsp;over veel jaren in fyne gevoelens gekent hebbende, fynafflerven horende, nietnbsp;konde nalaten begerign te fyn om de wyle daar van te vernemen.

Of nu na dit alles overdagt te hebben, het uiteinde van Spinoza ceni-gen grond van gerullheit, aan fyne beklagelyke navolgers geven kan , fal ik aan haar felfs, indien fy fonder pafiie oordeelen willen, overlaten.

§. 8. Een derde oorfaak van defe erbarmelyke gevoelens fchynt infommige een enkele onwetenheit te fyn.

Soo fynder my ontmoet,dienoit haarverllanttothetnafpeurcnvaneenige ^ken geoeffent hebbende, hare genegentheden in alles opvolgden , fo veelnbsp;haar gelegentheit, die geringh genoegh was, toe liet j. en gevraagt fynde,nbsp;wat fy van de wereld en haren oorfprongh dagten,. een Godt, die defelvenbsp;hadde , volmondigh loochenden.

Van dit foort is my eene voorgekomen, die na lange jaren aan dronken-ichap ten uiterften overgegeven te fyn , in defen verderffelyken waan fyn onwetend en genoegfaam beeftelyk leven door gebragt hebbende, indiegedag-fyn geflorven is: immers voor foo veel aan die fyn uiterlle by gewoonten my fulx berigt hebben, konde blyken,.

-ocr page 32-

VOO R-B E R I G T.

Belialvcn dcfe, is my nogh een ander, die men ook met regt onder de onwetende ftcllen kan, bejegent}welkeuiterlykganfch gereguleerten ingetogen levende, egter, als hy meende by foodanige te fpreken, door welke fyn gevoelen niet al te rugtbaar fouden werden, niet fchroomde regt uit te feggen, datnbsp;alles uit de Nature (dit was lyne uitdrukkinge) foo was, als het is} en wanneer men met hem wat nader fprak, geen andere reden bybragt, als dat ditnbsp;hem foodanigh toefcheen, en hy het anders niet kondebegry pen rvertoonen-de egter in defe dikke duifternifle van onkunde, nogh een fekere grootsheit,nbsp;als of fyn verftand verder reikte, als dat van anderen.

§. p. Om defe te regt te brengen} de wyl de befte Metaphyfifche Argumenten op haar geen kragt doen, nadien fy defelve niet begrypen, en geen moeite daar toe luften aan te wenden: fchynt my niet dienftiger, als haar foodanige bewyfen voor te houden} die alleen in de gemeene ondervindingen, van het geen yder voor fyn oogen fiet, haargrondhebben. En weet ik, dat defenbsp;laatfte, welke anders niet ligtelyk gewoon was eenigefwakheitoftwyfièlin-ge ontrent fyn gevoelen te laten blyken, daar door gedwongen wierdetebc-kennen, dat hy in defen tot ongeruftheit gebragt was.

§. lo. De vierde oorfaakwim. Ongod\ü.tryQ^ voor foo veel my door opmer-kinge en ervarentheit kenbaar geworden is, fpruit in andere, \iit een alt e groten inbeeldinge van wys te fyn} en het al te blindelyk voor waarheit aannemen, van het geen fy uit haar verftand of denkbeelden gevooon fyn af te leiden. Welkenbsp;fy foo wel ontrent de Goddclyke Eigenfehappen, als ontrent het minfte ver-fchynfel in de fchcpfelen, kortom niets uitgefondert, in alles tot een onfeilbare regelmaat van mogelykheit cn onmogclykhcit, waarheit en valsheit,nbsp;goet en quaat, met een groote trotsheit gewoon fyn te ftellen.

Dit is de fchadelykfte foorte van allen. Eerftelyk.^ omèamp;tiy loochenen, alles wat fy niet begrypen} en daarom alle Goddelyke openbaringe (die haar be-gryp te boven gaat) by haar verworpen en gcnoegfaam befpot werd. ften anderen j om dat defe de meefte bequaamheit hebben, om hare dvvalinge met fpitsvinnige redeneringen voor te ftaan} en de kragt van de argumenten, dienbsp;tegen haar gebruikt werden, te ontwyken; waar van fy flgh aanftonts bedienen, foorasymand, die haar tegenfpreckt, maar in de minfte onvoorfigtigcnbsp;of dubbelfinnigc uitdrukkinge vervalt, ’ften derden.^ omdatveelevandefe, innbsp;haren ommegan^h een uiterlykenfchynvanborgerlykheitenfedelykheit ver-toonende, by onervarene; fomtyts een fekere agtinge verkrygen} die aan on-vafte aanhoorders gevaarelyk is. Te meer, nadien verfcheidene van defelve,nbsp;de beginfelen van Euclides.^ de Algebra., en andere alleen fpeculative delen dernbsp;Mathefis geXeerthehhende, daar door by onwetende voor groote Wiskundige gehouden werden} welke egter aan haar niet meerder toekomt, als dcnbsp;naam van een groot Philofooph aan ymant, die niet anders als de Logicanbsp;verftaat; nadien men, in defe, of denkbeeldige wetenfehappen, leernbsp;geoefFent kan fyn} en egter ontrent het gene wefentlyk is en gelchict, ofnbsp;gantfeh gene of ten minften een feer kleine kenniffe hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men

-ocr page 33-

VOO R-B E R I G T. nbsp;nbsp;nbsp;p

Men gelieve hier uit niet te befluiten, dat defe Heerlyke Studiën uit figh felfs, dcfc ongelukkige tot foo verkeerde gedagten fouden leidenj die in veel gevallen,nbsp;de waaragtige wegen openen, om de anderfints geheel onnafpeurlyke wysheidnbsp;Godts, indefcheplelen aan te toonen. In tegendeel fyn defelve feer nut,tennbsp;fy een verkeerde opgeblafentheit, waar door men meent alles te weten, defe halve Philofophen tot het misbruik der felve vervoerde; en andere met veelnbsp;'yaanwiisheid deden veragten, die juill haar vèrllant tothetonderlbekenvannbsp;linien en grootheden niet aangelegt hebben: hoewel fy het felve ontrent andere voorwerpen met veel oordeel wyflêlyk gebruiken.

§. II. Dus bevint men tegen woordigh, dat om felfs Atheiftifche fchriften voor onbet wiftelyke waarheden te doen doorgaan, derfelver Autheurende gedaante van wiskonftige betogingen daar aan hebben tragten te geeven. Eennbsp;voornaam vöorbeelr fietmen in het Boek van B. de Spinoza •, het welk ooknbsp;daarom by veele ongelukkige foo veel naams verkregen heeft; overmits dienbsp;de Mathefis niet regt verdaan; uit den uiterlyken toeftel van de faken tenbsp;behandelen, denken, dat het geene daar in gefegt wert, uit regte wiskundigenbsp;redeneringen volgt.

Miflchien fal numaals gelegentheit gegeven werden, om de misdag daar in begaan wat meer uitvoerighlyk te doen lien, door de aldaar genoemde betogingen met die van ware Mathematici te vergelyken.

üm’er alhier een woort in het voorby gaan van te zeggen :

/. Twee voorwerpen fynder, ontrent welke de Mathematici lig beligh houden; namelyk denkbeelden, die ly alleen als denkbeelden aanmerken.nbsp;F n ten anderen, foodanige, die fy voor denkbeelden der waarlyk bellaandenbsp;faken houden.

Dat is om klaarder te fpreken.

De Mathematici redeneren of alleen ontrent hare denkbeelden; of anders ontrent faken, welke bulten hare denkbeelden wefentlyk beftaan.

II. De eerfle maniere liet men in dcGeometria Speculativa-^ gelykdebegin-felen van Euclides., de Jlgebra amp;c. alwaar men een punt begrypt, alsyetsdat geen delen heeft; een linie, als een lengte fonder breedte; en foo voort.nbsp;Soo onderfoekt men hier ook grootheden, die meer als drie dimenlien hebben. amp;c. welke alle een yder weet, dat alleen fekere wyfen van onfc bestippen fyn, fonder dat ly buiten de felve eenigc wcfentlykheit hebben.

De tweede maniere liet men, in de j4fironomia.f Optica amp;c; alwaar ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^i-iitcn onfe denkbeelden beftaan, onderfogt werden.

T\ f. '• .^^gtont van de eerfte redeneringen, behalven de Axiomata.^ fyn de epnitien, xvelke fy hare denkbeelden befchryven; fonder ligh te bekommeren , of’er yets in de faken wefentlyk is, dat op defelve paft; waai vannbsp;Itrax voorbeelden gegeven zyn. En foo is het by haar een waarheit, dat dcnbsp;due hoeken in een driehoek, gelyk aan tweeregtenfyn;alwarcnalledir!gennbsp;ront en geen eenen driehoek wefentlyk in de werelt.

B nbsp;nbsp;nbsp;V. Dc

-ocr page 34-

to

V O O R-B BRIG T.,

De katAe maniere van haai' redeneren heeft fyncngroi^f in de ervarent-heit en ondervindinge, die fyfelfsofandere, diegeloofwaardighfyn, vandc faken hebben, welke buiten hare denkbeelden beftaan, engecnlHitsiaharenbsp;begrippen alleen. Soo ftelt een goet fterrekundige ten gront van fyne we-tenlchap, het geen hy, of andere die hy gelooft, byerrarentheitondervon^nbsp;den hebben: namentlyk, dat’erecnenaartktoot,eenefonne, eene metoogennbsp;figtbare mane; vyf planeten, waar van eenigc omloopers hebben, en eennbsp;groote menigte vafle Herren waarlyk fyn: dogh geenlints fyn begrip ennbsp;verbeeldinge, waar door hy een werelt van een andere gedaante aan figh foudenbsp;kunnen voorftellen j by voorheek, mettienfonnen, hondert manen, duifentnbsp;planeten en feer weinige vake fterren. Van welke ingebeelde werelt hy eg-ter veele betogingen foude kunnen makonj die na de eerfte manier van redeneren wel wiskundigh waar, dogh tot de kkenfelfstoegepakfynde, volkomen yalfch foude wefen.

Die nu Spinoza gelefen heeft en verftaat, weet dat hy alleen fyne denkbeelden en verftand ten grond van alles ftelt, het geen hier derhalven geen verder bewys van noden heeft. Waar uit aan yder blyken kan, dat hynbsp;die maniere van waarheden te vinden, verkeerdelyk op wefentlyke faken toepaft j van welke ware wiskundige figh noit, als enkel ontrent hare denlcbeel-:nbsp;den, bedienen. Waaromme den ganfehen reex van foo veel voorftellen, ertnbsp;foo genaamde betogingen, in het Boek van Spinoza (fchoon hy al bondighnbsp;uit defc gronden redeneerde, waar van egter het tegendeel in veele gevallennbsp;bewefen kan werden) aan niemant yetwes anders toonen kan, dan alleen de ei-genfehappen van die verbeeldingen en begrippen j welke defen ongelukkigennbsp;Autheur in figh felfs geformeert heeft: londer dat ymant daar door van de laken felfs yets meerder kan befluiten, als een Aftronomus foude kunnennbsp;doen, wanneer hy fyne verbeeldinge wilde houdenvoor de ware gefteltbeit dernbsp;Hemelen.

II. Soo dat uit defe misgreep alleen, de onvafthelt van alle de Redeneringen van Spinoza met eenen op llagh te fien is j en hoeweinigh fyne manier van bewyfen met die van de regte Mathematici overeenkomt.

12. Dogh orn na defen aftred weder voort te gaan. Dewyledefe ongelukkige Philofop hen lbo veel aan haar verftand toefchryven, en alle fcherp-llnnigheit gewoon fyn in te fpannen, om de kragt van alle Metaphyfifchc argumenten, fchoon fy al op goede raifonnementen lleuncn, te kunnen te-

fengaan; is het eenigfte, dat ik oit geilen hebbe van vrugt te wefen, om aar dien yerderffèlyken trots van alles te begrypen, te ontnemen j en van denbsp;kleiuheit van haar verftant te overtuigen, {’t geen tot haarbekeeringevoor-naraelyk nodigh is) dit infonderheit ge weeft j dat men haarin eenChymifchnbsp;Laboratorium bretrge, of een andere piaatfe, daar men gewoon is Phyfi'lche ennbsp;niet aan yder bekende experimenten te doenj en haar te vragen, indien ditnbsp;of dat gcfchiede, wat fy volgens haary erftant en denkbeelden louden meine.n,

daar

-ocr page 35-

V o o R-B E R I G T. nbsp;nbsp;nbsp;u

daar uit te moeten volgen? Waar in miïïende, en contrarieexperimenteaan haar getoont wordende, geen uitvlugtenvan eenighgewigtoverighblyven,nbsp;om de bekentenifle te kunnen ontworftelen, dat haar vérftantfighfeerwei-nigh tot wefentlykc kxken uitftrekt. Om niettefpreekenvan fodanige experimenten, die men aan haar kan doen fien, indien fy niet tegen de alder-klaarfte begrippen van de befte redeneerders aanloopen, dat l'y ten minftennbsp;tot noch toe, defelve te boven gaan. En ingevalle fy felfs in de onftervin-delyke Natuurknnde ervaren fy n, moet men haar verfoeken de wyfe van alles,nbsp;dat fy fien gefchieden, fonder vooroordeel te willen befchouwen; en te denken , of de raagt en wysheit des Makers cn Beftierders daar in foo onbe-twiftelyk niet te bemerken is, als het verftant en konft vaneenig konftenaarnbsp;in het werk, dat hy gemaakt heeft.

Tck foude hierexcmpelenkunnenbybrengen; waar in defe middelen, (wanneer veele andere langen ty t te vergeefs aangewent waren,) alleen gefegeiit fyn geweefti ten fy de aangelegentheid der fake ons in defen langh genoegh opgehouden hadde.

§ I Boven defe gemelde vier oorfaken, fyn my ook andere aanleidingen tot Ongodifterye voorgekomen; welke wel niet foo eigentlyk als de voorige,nbsp;onder de oorfaaken van defelve getelt kunnen werden j maar die egter aan ver-fcheidene een trap daar toe verftrekt, cn haar, foo niet altyt tot looche-ningc, ten minften tot twyftelingen aan de hoogfte waarheden, gebragtnbsp;hebben.

De eerfte dan van defe foorte, fyn de Vooroor declen-, waar van fommige met ons geboren werden, ofuit verflaaftheit aan onfc uitcrlyke finnen haren oorfpronknbsp;hebben. Soo verheelt men figh (om een voorbeclt te geven) de fonne, nietnbsp;grooter als een tafelbort of kleine fchoteljen fyne afftant van ons leer klein te lyn.nbsp;Op defelve wyfe komen ons de planeten als gering en veragtelyk in groot-heit voor. Dit inonsgeprentlyndegecftaanleidingeomvandegrootewerkennbsp;Godts met te weinigh ontfag te denken j nadien fy ons op defe wyfe voorkomende, weinigh magt fchynen van noden te hebben, om gemaakt en ge-regeert te werden: daar indien men de werelt in fyn onmetelyke uitgeftrekt-heit, de fonne als een vyerkloot van foo vcrfchrlkkelyk een grootheit, ennbsp;de planeten, waarvan eenige, duifenden van malen den aartkloot fouden kunnennbsp;bevatten, na hare ware geftalte aanmerkte j defelve ons geheel andere ‘gc.rnbsp;^gten fouden doen maken, en reden geven, om ons over de gedugtenbsp;i^^°S*^^theit des aanbiddelyken Makers en Beftierders verwondert te doen

Een ander Vooroordeel, dat ons te weinigh wysheit en beftieringe inde figt-oare wereft doet bemerken, is dat, alwaar wy niets licharaelyksofgeenbe-weginge fien, gewoon fyn te oordeelen, dat’er ook niets, en geen bewegingc vvaanyk is. Want denkende, dat het geen in ruft is, altyt wel in ruft bly-ven fiü, fonder dat daar toe yets anders vereifcht werd, komt ons alles te vo-

B a nbsp;nbsp;nbsp;ren.

-ocr page 36-

ïi

VOO R-B E R I G T.

ren, als of’er geen magt nogh beftieringe daar in van noden was. ’t Geen ons fagtjes leit, om de Goddelykc voorfienigheit in defe üiken en plaatfen,nbsp;of geheel niet 5 of immers fecr weinigh re erkennen. Soo beelden ligh veelenbsp;in, dat in een kamer, die vol ligt en Ingtis, alles ftil en ruitende, en by gevolge, dat’er geen niagt, om ons voor ongeval te bewaren, aldaar nodig is.nbsp;Dogh indien men aan haar dede fien het ongelooftelyk geweld van de lugt,nbsp;die haar omringt; en ten fy een hoogcrwysheit en beftieringe delTelfswoeltenbsp;kragten, door een geduurigetegenkragt breidelde, die haar ineen oogenbliknbsp;vei bryfelen foude; en men haar dede begrypen de gruwfttme bewegingen desnbsp;ligrs; het welke, indien het aan geen wetten gebonden was, waardoor hetnbsp;figh van een verfpreit, den ganfehen aartkloot in weinigh minuten tyds in denbsp;alderverteerenfte vlammen foude fetten; wiekantwyfteien, indien hy eenig-ftnts redelyk is.^ dat defe daar door reden fouden vinden, om de grootheit,nbsp;wysheit en magt van een Godt te danken en te verheerlyken; die alleennbsp;haar in alle defe gevaren bewaart, en belet op foo ellendige wyfen om tenbsp;komen.

§. 14. Om van defe nbsp;nbsp;nbsp;genefen te werden; leert ons het gefeide,

dat het nodigh is, dat men de ware geftalte der faken ondervindelyk tragte te onderfocken, en fyne verbeeldinge daar na regt te vormen,, door de be-Wvlèn, welke ons een ontegenfprekelyJce ervarentheit leert, dikwils te overdenken ; het geen ons meenighmalen de Mogentheif des grooten Regeerders als met handen fal doen taften, indien men maar op de felve behoorlyknbsp;merkt en let.

§ ly. Het twede van defe laatftefoorte, datwelinvelegelegentheden van een goeden en nodigen dienft is, maar onvoorfigtigh gebruikt fynde veelenbsp;verftanden bedorven en aanleidinge tot vallen gegeeven heeft, is een’verkeerde mmiere van Philofephsrenj. of liever, van de Natuurkunde aan ymant te onder-’wyfen.

Tor defe brenge ik eerfi dat foort van boeken , welke wel met geenquaat oogmerk gefchreven fyn; maar die eigt;ter, indien men hare fchryvers gelovennbsp;wil, van het ganfehe gebouw des wcrelts, van fyn geheel famcnftel, vannbsp;alle fyne figtbare en onfigtbare deelcn , niets uitgefondert, ondernemen eennbsp;regt begrip te geven; toonende na hare wylemet foo veel verfekertheit, alsnbsp;of de makers defer boeken,tegenwoordigh en geheirafchryvers waren geweeft,nbsp;dóe Godt de wereld fchiep, hoe alles geilek is, bewogen en onderhoudennbsp;wert;- en (’t geenmy dikwils verwondert heeft, datik hetvananderfintsver-llandige Heeren lag gefchieden) felfs, hoe alles in den beginne geworden is,nbsp;het gene tuflehen den omtrek des Herren Hemels en delTclfs middelpunt gevonden wert.

Indien nu iemand foo ongelukkiglyk vervalt, dat hy , het geene in dele boeken gefegt wert, voor de regte waarheit begint te houden; hoe kan hetnbsp;anders lyn? of hy moet denken, dat, om dit Heerlyke Hcel-Alinfyncierly-

kc

-ocr page 37-

IJ

V o o R-B E R I G T.

ke Ordrc te brengen en te bewaren, niet meei'wyshcitvan noden is geweeft, als defen Autheur van dit boek gehadt heeft. En hoe verre dit veele jongenbsp;en weelderige verhanden van de verwónderingh en aanbiddinge van Godtsnbsp;oneindige wysheit met der tyt kan afleiden, fallen veele ligt kunnen oordee-len, en eenige weren het by ondervindinge.

§• 'rot defe verkeerde wyfe van fynegedagten te leiden behoort ook ir//e Tnaniere ^ voigens welke men uit eene onder [Ie Hinga' alle verfchynfelen der Nature wilnbsp;afleiden. Hoe veel aanleidinge nu defe imaginaire maniere van Philofopherennbsp;geeft (wanneer men defclve eens voor de ware begint te houden) omtotonbe-tamelyke gedagten van Gods albeftierende voorfienigheit te vervallen, is nietnbsp;moeyelyk tetoonen: vermits foramigc verhanden, bevindende, dat het haarnbsp;meer arbeit koft, een voorname Mathematifchepropofitieteverhaan, of eennbsp;Algebra'aifche quehie te ontbinden gt; als figh de oorlakenen werkingen, vannbsp;al wat tot de hgtbaare wereld behoort, volgens defe onderhcllinge te verbeelden; komt haar het groote werk van al het gefchapenevoor ,als geinak-kelyker te begrypen, dan fommige uitvindingen vanquot;Wiskonhenaars. Waarnbsp;uit dan een hil gevolgh allenxkens voortfpruit, dat tot de Ordonnantiën desnbsp;Hemels en deraardenminderwijsheitisvereifchtgeweeh, als veele menfehenjnbsp;welke fy voor groote Mathematici houden, befitten; weshalvenaan haardennbsp;gedugten Schepper in fyne wysheit foo feer verwondcrlyk ook niet voorkomt.nbsp;En is dit verlies van fchuldige eerbiedt en agtinge voor den grooten Makernbsp;van alles; meermalen den eerhen heen van aanboot geweeh; waar over eeni-gc, die my bekent fyn geweeh, eerh gehruykelt, en daar na gevallen fyn.

Die in defen doolhof dwalen fyn gewoon yverighaarbehtcdoen,om ilgh felfs nogh verder te verwarren; en tegen alle overtuigingen van contrarie experimenten hare onderhcllingen, foo veel mogelyk is, ftaande te houden ;nbsp;nadien het aan haar een hil genoegen geeft, figh rc kunnen wys maken, dat,nbsp;ionder foo veel moeite en koften aan ervaringen te moetcnbcfteden, hare on-llerhellinge aan haar tot een ware fleutel verftrekken kan, vandeverborgen-fte geheimen der nature. En om in geen twyffelinge daar ontrentgebragttenbsp;werden, uit defe aanmerkinge, dat’er meer als een Hypothefts kan bequaamnbsp;fyn, om defelve efteften daar uit af te leiden, gelyk inde Ahronomie en andere gevallen kennelyk is; fyn veele gewoon defen grontregel te hellen: Datnbsp;onder ft diinge daarom vnligh voor de mee ft ware kan gehouden worden omdatnbsp;Jy de eenvoudighfte ïs. Welk bewys ontrent van defelve kragt is, als ofymantnbsp;^^”^'^i‘wyfer in een kamer fiende omgaan, wilde oordeelenregt bewefen tenbsp;nebben, dat defelve door een gewigt en niet door een Veer bewogen wierdc,nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het eenvoudighe voorquam.

is defe Hypothetifche Philofophie daarom te fchadelyker, om dat fy nootlakelyk vereifobt, (het geen wederom niet fonder een al te gering gevoe-leii van de werken des grooten Scheppers, en gevolgelyk ook van Hem felfsnbsp;gefchieden kan.) dat men figh inbeeide een grondige kenniflc te hebben van

B 3 nbsp;nbsp;nbsp;alles gt;

-ocr page 38-

14

VOO R-B E R I G T.

alles, imtTicrsvan het voornaamfte ^ dat’er in de Nature gefchiet:.mdlen yder fig felven volftrektclyk voor dwaas foucic moeten houden, indien hy ligh wildenbsp;vermeten een onder ftelUnge te vinden, die bequaamv;as om redenen van ver-fchynièlen te geven, welke aan hem geheel onbekent waren; overmitsver-anderingh in de verfchynlelen, ook verandcringh in de Hypothells nootlakely knbsp;medebrengt.

Om uit defe verwarringe te geraken, is meer arbeit van noden, alsymant, die het noit befogt heeft, milTchien denken foude: infonderheit, indien wynbsp;eenigfints verre in defe lludien gevordert fyn. Een yder, die het oit ondervonden heeft, weet, hoeverdrietighhetis, een onderftellinge te moeten verlaten; welke men lange Jaren voor waar gehouden en aangehangen heeft ,nbsp;daar men foo veel nagten over geftudcert, foo veel papier over befchreven,nbsp;foo veel meditatiën over gehadt, foo veel boeken over geleien heeft; en waarnbsp;door men ligh inbedde by na ten top van alle wysheit of gekomen te fyn, oftennbsp;minllenhaall te fallen komen. En die een voorheek hier van wil lien, gelieve denbsp;Voorreeden van de Anatomie der Herflenen van de Heer/i^i/Z^^rnatelefen.

§. 17. Om dan door defe manisre, van uit onderftellingen alleen te Philofo-pheren, niet verleit te werden, iseerftnodigh; dat men aan defe fpeculative ftudien niet al te veel hange, hoe feerfyonsookdoor devrugtbaarheitderfel-ver onderrtellingen en de vertoninge van de grootheit van onsyerllant, ftil-fwygende vleyen; maar dat men figh tot dadelyke experimenten begeve, nietnbsp;de gedagten van menfehen, maar de faken inde Naturefelfsonderfoekendc.nbsp;Hetwelkdekleinheitvan onfe kenniflè in ontelbare gevallen fal doen blyken,nbsp;en ons van de magt en wysheit des aanbiddely ken Makers, op een geheel andere en veel nadrukkelyker wyfe, overreden en tonen , hoe groot het on-derfcheit is, tullchen yets te weten by ondervindinge, en yets te gilfen by onderftellinge.

§.18. Het andere, waar van men figh voor de quade gevolgen van defe foorten van ftudien in veiligheit ftellen kan, is, wanneer men na fakenge-vraagt wert, welke voor ons niet klaar genoegh fyn, ruftigh en fonder Ichaam-te defelve te beantwoorden met een Nefcio of ik vjeet het niet-, geenfints hunkerende , om door defe of gene onfekere of onbewefen Hypothefis daar van reden te willen geven; op dat men fyn agtbaarheit moge bewaren. Dit befchermtnbsp;ons, dat de natuurlyke hóog-gcvoelentheit van ons eigen verftant, geen fintnbsp;aan ons in de bogen werpe; en is het ware middel om ons needrigh van opsnbsp;fclvcn te doen denken, en de werken des groote Scheppers met verwonderingnbsp;te befchouwen.

Ik weet wel, hoe moeyelyk ymant, die eenige opinie van den roem van fyn geleertheit heeft, en defe ftudien aanhangt, daar toe te bewegen is, dat hynbsp;ront uit foude \i^htxit\tt\yetsnuttenveeten-, temeer,dewyldeeeneofdeanderenbsp;onderftellinge aan hem altytfchynt een weg open te laten, waar door hy dit ant-woort ontvlugtén kan, Dogh die figh anderfints ftilfwygende daar aan mogt

floten,

-ocr page 39-

V o OR-B E R I G'T. nbsp;nbsp;nbsp;r^-

iloten, indien hy waarlyk gelecrt is, falcgter wel willen toeftaan, dat’erook een gekeft niet'weten [ermUtum nefciré) gevonden wertj namelykinymand,dienbsp;cerlt wetende, wat veele groote verllanden van qen faak feggen, nogtansnbsp;ondervindelyk kan aan tonen, dat defe gedagten voor geen waatliéit te houden fyn j en félfs daar over gevraagt fynde, fonder cenige agterhoudentheitnbsp;fyne onwetenheit bekent. Het welk aan niemant tot nadeel van de.igtinge,nbsp;die hy door fyne geleerthcit verkregen heeft, van ee.nigh verftandigh inen-fchekantoegerekentworden; en ondertuffehendievrugtgeeft, datinenheclnbsp;anders, als veele ongelukkige Ongodiften, die dooreentegrootenw aan vannbsp;alles te weten ge^^allcn fyn, de Goddelyke wysheit, die in de verfchvnfelcnnbsp;der Werelt uitblinkt, verre boven de 1'yne liet en erkent te gaan.

§. ifgt;. Uit dit alles gelieve egter niemant te oordeelcn, datwy het maken van onderftellingen voor geheel onnut houden; nadien fy bchoorlyk gebruikt fynde, in veel gevallen van een inerkelyken dienft fyn; nietalleen., omdatfydènbsp;gedagten van een ondcrfocker dikwils wat beter bepalen, en dcfel vë beletten alnbsp;te wildt te fwerven; maarookvoornamelyk,omdatfy vaneenbyfonderenut-tigheit fyn, om jonge verftanden te leiden, en aan defelve een voorbeelt tenbsp;geven, hoe fy daar na uitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;moeten redcnecren; als het maar met

Eer ik tot

die voorfigtigheit gefchiet, dat men haar leere tullchen defe entuffehen onderftellingen het behoorlyk onderfcheit te maken. Waarom figh van dcfelvc te bedienen voor lbodanige Heeren piyflelyk is, welkers pHgt cn oogmerknbsp;vereifcht de Jonkheit in de cours van ftudien te beftieren; maar fulx gedaannbsp;Nverdende by andere, die het formeren van jonge verftanden tot haar laftcnbsp;niet hebben, alleen om de grootheit van haar geleerthelt te toonen, fchynt bynbsp;niemant, als die meer begeerigh is om de gedagten van defe fchry vers, als denbsp;waarheit van de faken te weten , - (indien ik myn oordeel hier mereerbiedig-loggen magh) veel goetkeuringe te kunnen vinden.

der het lefen van de fchriften deler nbsp;nbsp;nbsp;¦ Uefchryvcnjtnaarfelfson-

Al tot fyn minfte deelen toe met foo veel verfeek nbsp;nbsp;nbsp;werelt bekent te

dernemen het oorfpronkelyk werden en begin v nbsp;nbsp;nbsp;van te denken; inmaken, ickmy meermalen niet hebbe kunncinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weten, hoe een

dien defe Heeren niet meer gclegentheit nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoedewerelten

menfeh geboren of voort gebragt wert; ais nbsp;nbsp;nbsp;ondorftellino-en door haar

naitkloorgeworden fyn; hoe wondcriyk nbsp;nbsp;nbsp;fender dat eene

tot dien einde miffehien foudenaandendaghgeb_ nbsp;nbsp;nbsp;niet tegen-

daar van, hoe veelfy ook waren, ‘^^^'^Sjf^^^b ^oorgeftaan werden,.

ftaande fy egter alle met foo veel redenen nbsp;nbsp;nbsp;Hcel-Alge-

als nu by fommige Philofophen de ingebeelde nbsp;nbsp;nbsp;welke een menfeft

fchiet. Om niet te feggen, dat mdien de wa nbsp;nbsp;nbsp;Philofophenvoorge-

fyn wefen krygt, voor foo verre fy nbsp;nbsp;nbsp;gevonden werden, welke

fteltwierde,buiten twyfteleemgc onderhaal fou nbsp;nbsp;nbsp;amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meinen-

- y ets anUera ovei-ga, kan ik nict nalatcn hicrby te voegen; dat on-

' nbsp;nbsp;nbsp;’¦ niet alleen het Geheel-

-ocr page 40-

l6

VOO R-B E R I G T.

meineu fouden een veel eenvoudiger,en daarom veel waaragtiger onderftellinge, daar ontrent te kunnen uitdenken j en andere figh fouden inbeelden, onbe-tvviftelyk te kunnen tonen, datymant, die de ware maniere voor aannemelyknbsp;onderftelde, fonder grond fprak ¦, nadien dcfelve vereifcht, dat een menfeh loonbsp;veel maanden, als een Vifch in het water, in’s moeders lichaam moet leven.nbsp;Het geen fy fouden geloven by baarblykelyke ervarentheit te kunnen weder-leggen overmits niemant eenige weinige minuten in het water fonder te derven duren kan. Die dit met my overdenkt oordeele hier uit, hoe weinighnbsp;men op bloote, fchoon anders fcherplinnigh uitgedagte, ondcrltellingen bouwen kan.

§. zo. lek wete niet, of (om weder onfen draat te hervatten) ick defen gront-regcl, 'welke by eenige aangenomen en voorgllaan weit, namelyk; dat men in de Philofophië op geen Eind-Oorfaketi of voorgenomen oogmerken agt moet geven ^nbsp;ook voor een Jerde afgefonderde amïeidinge tot ongelukkige gedagten nemen j of anderfints by de verkeerde manieren van Philofopheren dellen moet.

Ick befchuldige alhier die Philofophen niet, welke feggen, dat in de Natuurkunde, alwaar men onderfoekt, hoe alles is, werkt, en bewogen weit, de befchouwinge van Eind-oorfaken eigentlyk geen pkatfc heeft} en da gecr-nc toe, als men vraagt hoegefchiet dit'i Dat men verkeerdelyk antwoort,/ö?nbsp;dat einde gefchiet dit. Maar dit is egter waar, dat defe regel dus onbepaalde-lyk opgenomen fynde , fommige tot een ruw begrip leit, dat alles fonder oogmerk gemaakt is, en een los geval of onbewude oorfaken in de wereltnbsp;plaatshebben. Immers, dat d.c vnxgQ waarom yets gefchiet, o? tot wat eindenbsp;yets dienfiigh d,- als aan groote verdanden onweerdigh, uit de gantfehePhi-lofophie niet behoort gebannen te werden gt; fchoon men al toe daat, dat dienbsp;eigentlyk tot dat deel van de Phyf.ca niet behoort, het welk de werkendenbsp;oorfikcn befchout j fal, foo ik gelove, by yder toegedaan wmidenj die oitnbsp;in het onderfoeken der natuurlykc faken met vermaak de gebruiken der fel-ver gefien heeft, en den dienft, die fy aan het Geheel-Al, en aan de men-fchen doen.

Het is wel waar, dat in de hedensdaagfche Philofophië, dit niet affondcr-lyk van andere faken geleert wert j maar gelyk in de Pneumatica de eigenfehap. pen der gecdelyke wefens, in de Phyftca die der lichamelyke, in de Mecha-de be wegingen, in de Aftronomiahctgccadit Hemelligten fmdcOpticahttnbsp;geen het ligt en gefigt aangaat, verhandelt wert; komt het my voor, en icknbsp;mcenc niet fonder reden, indien men in een ander byfonder deel figh bevly-tigde, om de oogmerken en wyfe einden des Scheppers, uit de gefieltenis dernbsp;ftken, en hare gebiuiken aan te toonen j dito. éde. Scopologiaoioogmerks-kundenbsp;een van de alderverhevenfte deden derPhilofophiefoudeuitmakenjenbequaamnbsp;fyn niet alleen om veel, anderfints Godt vergetene menfehen van haar verplig-tinge enfchuldige dankbaarheit aan haren grooten Maker te kunnen overtuigen: maar ook om die in het uitvinden van nieuwe gebruiken, felfs van lang

be-

-ocr page 41-

17

VOOR-BERIGT.

ÏSekende (aken, neerftigh en gelukkigh fyn geweeft, by de nakomellngfchap vermaart te maken. Soo fict men dat Harveus in het vinden van den omloopnbsp;lt;Jesbloets, een noit te voren bekent gebruik van het hart, van aderen ennbsp;ü'A.giió.cien'^MalpighiHS vcrfcheidene van de deelen der dieren en planten j .Sore/-lus een van de werktuigen der bewegingen uitgevonden hebbende , daarnbsp;door by het volgende gcflagte haaren naam met veel eer hebben doen ge-lt;ienken.

§•¦2.1. Hoe veel nu het ondervindelyk onderfoekder fchepfelen dient,om de qua-de gevolgen, van delen onvoorligtigh opgenomen lyndc grontregel, te kunnen inyden, toonen ons de naukeurigfte onderfoekers van delen tyt, infonderheidnbsp;dc Anatomici; die de oogmerken toe de laken dus gemaakt lyn, of hai enbsp;gebruiken, uitdrukkelyk gewoon fyn by alle de befchryvingen derfelver tenbsp;voegen ¦, en menighmalen ligh uit dien grond in den lof der wysheit en goe-dertierenheit des Formeerders uitlaten gt; waar van by de te voren met eerbiedtnbsp;genoemde, Harveus^Malpighius^ Borellus en een menigte van feer veed andere doorlugtigc voorbeelden te vinden fyn.

§. Zi. Voor hex. vierde van de laatllgenoemde foorte, het welke in ligh felfs wel niet altyt de Godtloocheningh mede brengt, maar dat cgterveeleon-gevoehgh daar toe geleid, immers belet heeft, om van de gewigtigfte enGod-delyke waarheden overtuigt te werden j kan men Hellen , de foo menighvul-welke,fonder dat fy nogh een einde hebben, over defelve ge-

voert fyn.

Dit behoeft men niet te bewyfen,aan die de oude eil hedendaagfene onee-nigheden onder de Philofophen bekent fyn-, welke, fchoon fy al wederlijdts de volmaaktheden Godts tegen de Atheillen tragten te befchermen, egter o-ver en weder, eenigc van malkanders daar toe by gebragtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

fyilx niet bewyfende, verwerpen. Door welke geduurigc vei fchulenthcden, uifondei'lieid als Hgli ook lieviglicdcn daai' in mengen tUviCncn gclccrdc Hcc-ren, de onvafte tot verdere twyffelingh gebragti en aan de Godtloochenaarsnbsp;te veel voet gegeven weit, om met eenigenfchynftaandete houden, dat alles,nbsp;wat hier van gefeit en gelooft wert, de behoorlyke fekerheit niet heeft.

§. 13. Om aan defe difputen niet onderworpen te wefen , en die der fyn, te eindigen-, foude men hier wel een middel kunnen voorftellen, het welkenbsp;daar toe bequaam foude wefen j dat is met ernll het onderfock aan te vangen,nbsp;waar in het regte kenteken van de waarheit of valsheit van een voorllel ofnbsp;Emndatie beftaat. Want als men in dit eenige overeen gekomen was,nbsp;foude men van een propofitie, fonder verder difputen, altyt met zekerheitnbsp;kunnen weten, indien fy het regte kenteken van waarheit hadde, dat fy waarnbsp;was gt; contrarie tekens hebbende, dat fy valsj en de tekens wederfyds noghnbsp;duifter fynde, dat fy nogh twyffelagtigh en onfeker was.

Dogh nadien het meer te wenlchcn , als te verwagten is , dat onder de Philofophen , het verfchil over de kentekenen van waarheit oit in die

G nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 42-

i8

VOOR-BERIGT.

vereifchte volkomentheit fal afgedaan veerden} is het befte middel, datmy oitr om difputen te myden of te eindigen, voorgekomen is, foodanige bewyfennbsp;van de waarheit of valsheit van een voorftel te gebmilcen j die met foo Teernbsp;in raifonnementen, als wel in onloochenbare ondervindingen haren grond hebben j wanneer fulks gefchieden kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

In dit gefeide moet men feer beveftigt werden , nadien men in de heden-daagfche Natuurkunde daar van een blykelyke preuve heeft. Overmits aan yder bekent is, immers alle de verftandigfte daar in overeenkomen dat omnbsp;t^an de waarheit der ftellingen in defe wctenfchap verfekcrt te fyn, men de-fclve met experimenten bewefen moet fien. En heeft men bevonden, dat denbsp;ondervindingen voor de ecnigfte kentekenen van waarheid , in defe laat-fte eeuw, by de grootfte verhanden aangenomen fynde , ook feer veel'dif-puten ten einde fyn gebragt; en dat’er feer weinige in de natuurkunde opnbsp;nieuw voorkomen, welke niet haaft door nader ondeiwindingen beliegt werden. Soo is al het verfchil, of het bloed omloopt of nietj óf het water in denbsp;pompen opryft door perflinge van de lugt, of om dat de Natuur geen ledigenbsp;plaatfe lydenkan^ en feer veel andere, daar te voren foo langh over gereden-twift is, dooi ontegenlprekelyke ervaringen volkomen weggenomen} en denbsp;waarheit van het eeifte, en daarom de valsheit van het andere, oogenlchvnlvknbsp;getoontj en nadien het lopen of ftilftaan van de fon, door geen ondervindenbsp;lyk bewys nogh heeft kunnen bepaalt werden, blyft dit (immerstotnoghtoe)nbsp;by de voomaamfte fterrekundige onder de onfekere faken getelt Waar vmnbsp;hier na breder onder hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ waarvan

§. Z4. Eer ik van de difputen afga , vinde ik my verpligt om aan die Heeren, m welkers magt het is dit misbruik te verbeteren (indien dit boeknbsp;oit de eer mogte hebben van door ymand van defelve gelefen te werden) vetsnbsp;rnet alle eerbied voor te ftellen: het welke wel toteengoet einde , en opfeher-pinge der verhanden, op eenigc Academiën ingeftelt en gebruikelyk fvnd^nbsp;egter aan vcele een groote aanleidinge, om ontrent de gewigtigfte waarhedennbsp;te ftruikelen , gegeven heeft j ende daar in beftaat, lat menlildaar met foonbsp;weinigh ontkigh en ootmoedigheit m publyke disputen , dikwils dlt;? ofnbsp;Godt hoort redentwiften , als van de alderydelfte Entia rationis o£ her[fenver-fierfeh; ftende fomtyts het eene Corollarium van dengrooten Godt van Hemelnbsp;en Aarde} en een ander in de naaft volgende regel De Vacuo oi de fhatiisnbsp;imaginariis fpreken; over welke beide, fonder eenigh onderfcheit van ë^bienbsp;digheit voor en, na malkander fomtyts gedifputeert wort. Op defe wyfo ver-valt^enongevoehgh, in een gruwfame gewoonte van den Vreeftelvken name Godts ontelbare malen, fonder hetminfte ontlagh, ydelvkte gebruikennbsp;en dat Alderheerlykft en aanbiddelyk Wefen, het lelk^men fonfer ontroe-nnge noitbehoorde ingedagten te nemen, veel minder te noemen, alleen totnbsp;een voorwerp van meermalen dertele fpeculatien te doen ftrekken. Hoe veelnbsp;quaat dit nu in fommige veroorfaakt heeft, fullen die geene ftghkunnenerin-

neren.

-ocr page 43-

VOOR-BERIGT. nbsp;nbsp;nbsp;ip

neren, welke ondervonden hebben, hoe veel de natuurlyke klcinagtinge, die yder tegen alle reden van het Goddelyke in figh bevint, daar door vermeerdert weit.

Ik laate aan die Heeren, aan welke het opfight over Academiën toeveitrouwt is, een. middel tot voorkominge van defe misbruiken na derfelver hoge wys-heit te beramen; alleenlyk aan Haar Edelheden met nedrigh refpedt in conll-deratie gevende, of niet het gewigt van defe groote fake hoognodigh ver-eifcht? Eerfi^ dat men belette, dat den gedugten en alleen aanbiddelykcnnbsp;Godt voortaan meerder tot een middel ftrekke, om alleen jonge verftanden tenbsp;oeflfenen, en tot ftoffê van diiputen te dienen: van welke de Philofophie buiten dit meer als genoegfaam Vol is. 'Een anderen-^ dat de waarheden, welkenbsp;men van Godt en fyne volmaaktheden, mAt Metaphyftca en Pneumatka aan denbsp;Jeugt onderwyft, niet meer in openbare difputen; maar alleen in byfonderenbsp;Collegien, en wel, gelyk in de Godtgeleertheit gefcliiet, na eeil tot Godtnbsp;uitgeltort gebedt, met die behoorlyke ootmoedigheit cnontfigh, Welke mennbsp;aan foo Grooten Heer van alles fchuldigh is, verhandelt werden. Te meernbsp;dewyl het meeft'jonge lieden lyn, in welke de verdorventheden van verdantnbsp;en driften, figh op het kragtigfte doen gevoelen, die om dit ondervvys tenbsp;horen gefonden werden. Op welke wyfe foude fchynen te hoopen te fyn,nbsp;dat dit gevaar, anderfints door defe oneerbiedige manier van difputerenin denbsp;jeugt wortelen fchietende, foude kunnen voorgekomeri werden gt; en ydernbsp;door de Godvrugtige voorbeelden van hare Heeren onderwyfers, en eerbiedige behandelingen defer faken, mogte ondei-vindeil , dat ook geleerde Heeren Godt vrefen: welkers tegendeel by Veele Atheifterljomhaartegenfpreken-de confeientie te ftillen, voor waar gehouden weit.

§. zy. Behalven dit voorengéleide is’er rtogh yets,het geen de menfehen wel niet tot een volftrekte Godtloocheningh aanfet; maar egter veele belet een Godtnbsp;in fyne werken te fien: Too dat niet weinige daat door, ontrent defe hoog-wigtige Taak als onagtfaam, ten minften onovertuigt henen leven. En dit is,nbsp;een natuurlyke traagheid., om op de faken., in welke des Makers volmaakthedenuit~nbsp;Hinken, met een behoorlyke aandagt te letten.

Wy fyn alle begeerigh om onfe weetgierigheit te voldoen; en daarom alle faken, welke wy voor wonderen agten, om dat de wyfe op welke fy ge-fchieden ons onbekent is, meer van naby te befchouwen; en dikwils derfelver oorfaken na te fpeuren. Als’er eens een Comeet verfchynt, Parhelia ofnbsp;Byfonneri figh vertonen, de fonne of mane eclipfeert; met hoe veel nau-keurigheitwert dit van verftandige en onverftandige aangefchouwt ? en egternbsp;fienwy dagelyksde fonne opgaan,de maan enfterrenfigh vertoonen, de veldennbsp;en bomen hare bloemen en vrugten dragen , de menfehen en dieren voort-teelen, en duifent andere wonderen meer ; en blyven even koel ontrent ditnbsp;alles, fonder yetwes genoegfaam daar van met eenige gevoelige opmerkingenbsp;te befchouwen, of onfe gedagten over de eerfte oorfaak en Autheur daar vannbsp;te laten gaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;C znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Men

-ocr page 44-

zo

VOOR-BERIG

1; t..

i .1.'

Men fchynt te moeten vaft ftellen, dat het dikwils herhaalde gefigt van elke in figh (elfs verwonderlyke faak, een foo veel fterker aandoeninge in ons foude moeten verwekken gt; en wy Ijevinden veeltyds het tegendeel. Dat ditnbsp;in onwetende plaats'heeft:, is foo groot een wonder niet; maar beklagelyk,nbsp;dat defe onoplettentheit ook meermalen in foodanige gevonden wert, die'hetnbsp;aan geen verftant ontbreekt, en die voor Philofophen willen gehoudennbsp;werden.

ii

En foude men dit nogh kunnen toegeven, aan die de kennifle van een God of de ware oorftak van alles niet veel gewoon fyn te agten;, maar dat andere,nbsp;in dit point foo onagtfaam fyn, aan welke dit onderfoekfoogewigtighvoorkomt, dat het haar niet toe en laat daar van te fwygcn, en by de minfte ge-Icgentheit geduurigh dwingt daar over te raifonneeren, (foo dat ik meermalen de twvffelingen, daar fommige in waren of geweeft waren, daar doornbsp;ontdekt hebbe gefien) is een fake, die aan yder verwonderlyk moet voorkomen.

Iquot;

Men gelieve aan de waarheit van dit gefeide niet te tWyflFelen; nadien’er my bekent fyn, die eertyts foo onoplettende, -cn ontrent de werken van den.nbsp;Grooten Maker van alles, ganfeh ongevoeligh geweeft fynde, daar na tot-meerder opmerkinge gebragt,over haar felfs verbaart geftaan hebben; dat dienbsp;felve faken, welke haar nu een wyfen Formeerder en Magtigen Befl:ierder,alsnbsp;met handen deden taften, aan haar te vooren foo langh bekent warengeweeft;nbsp;dat fy die menighmalen in hare ftudien overdagt, by anderen daar van gele-fen, en met verfcheidene daar van gefproken hadden, fonder nogtans daarnbsp;door op die tyt tot een Godt opgeleit geweeft te lyn, en de miilfte overtuigingcnbsp;daar van gevoelt te hebben.

Indien de gewoonte daar oorfaak van is ^ die, omdat wy foo veel'wonderen dagelyks ficn, ons daar ontrent fonder indruk doet blyven; kan men niet anders-feggcn,als dat men door defe gewooüte volkomen blind werd,en geheel ongevoeligh.

§ 26. Het ecnige natuurlyke middel , dat ik oit gefien hebbe van vrugt, te fyn , om ons op alles oplettender te maken, is fightebegeventothetveel-viildigh doen van.nieuwe ondervindingen; welke onst’elkens als yet« ongewoons voorkomende, ons daar door gelcgentheit geven, om op de wysheit,magcnbsp;en goetheid van die dit alles foodanigh beftiert, met verwonderingh te merken. Infonderheit, indien (het geen hier ook nodigh is) wy ons, tegen on-fc natuurlyke traagheit aan, pogen te gewennen, om defe opmerkinge by hetnbsp;nemen van onfe ervareniflen gedurigh te voegen.

Het is hier de plaatfe niet, om een andere en de ware oorfaak van defe blint-heit by te voegen; waar door wy de fchepfelen dagclyles fonder eenige aandoeninge, en de volmaaktheden des Scheppers in defelve nimmermeer fien;, namentlyk de algemeene verdorventheit van alle menfcheii; om dat defe niet,nbsp;als door gebeden en de genade Gods felfs, en gccnfintsdoor natuurlyke middelen

-ocr page 45-

2,1

VOOR-BERIGT.

delen te boven gekomen weit. Van welkelaatfte wy hier voornamelyk voorgenomen hadden te fpreken.

§. 27. Uit al het gene nu gefegtis, fal kunnen afgenomen werden, dat het naukeurigh en ondervindelyk waarnemen, van het geen men in de werelt liet,nbsp;een beproeft middel is, niet alleen om foo veel oorlaken en aanleidfelen totnbsp;Atheifterye tegen te gaan; maar ook om een Godt in fyne volmaakthedennbsp;uit deffclfs werken te leeren kennen. En gelieve niemant vremt te vinden,nbsp;dat ik my van defen wegh in ’t Volgende, en niet van een ander foort van argumenten , welke men gemeenlyk Metaphyfifche noemt, bediene.

De redenen, die my hier toe bewogen hebben, fyn defe:

Eerftelyk^om. dat veele geleerde Heeren,op een Metaphyfifche wyre,dat is foodanigh eene, die op de raifonnementen fteunt, uitvoerighlyk de Ongodif-ten wederlegt hebben. Waarom de bewyfen van die foorteinderfelverfchrif-ten in veel overvloed kunnen gevonden werden. ¦

Ten anderen, om dat my de ondervindinge, en ommegangh met fommige van defe ongelukkige Philofophen, geleert heeft, dat de befchouwingen van denbsp;werken Godts, als men haar daar toe brengen konde, eenige vandefelvevannbsp;gedagten heeft doen veranderen, die Jaren langh tegen andere bewyfen verhard gebleven waren j om dat de fcherpfinnigheit van haar verftant, aan haarnbsp;altyt reden van difputen tegen Metaphyfifche bewyfen fcheen te kunnen ver-fchaflfên, en fy daar dooronovertuigt bleven.

Eindelyk fill defe wyfe, foo niet by volftrckte Ongodiflen , ten minften by onvafte en twyffelende verftanden, die nogh foo verre niet vervallen fyn, datnbsp;fy de Goddelykheit van de H. Schrifture volkomen derven looclienen, ooknbsp;voor kragtig- gehouden worden; om dat Godt felfs in fyn woort figh niet vannbsp;konftiglyk uitgedagte , en daarom geflepen verftanden vereifchende Philofo-phifche raifonnementen, tot het bewyfen van fyne aanbiddclyke volmaakthedennbsp;gelieft te bedienen j maar ten meeftcr tyd, enkel langs defen effenen en voornbsp;yder gebaanden \vegTi,döDr fyne werken, de menfchen Van defelve wil overtuigen : openbarende daar in fyne liefde en gunfte tot haar; dat, niet tegen-ftraandc defe werken door de groote wonderen, diefybehelfen, aandefcherp-finnigfte redeneerden in veel gevallen magtigh zyn te doen bekennen, dat fynbsp;maar tot de uyterfte einden fyner wegen en een klein ftuksken der fiike hebbennbsp;kunnen komen5 egter een yder, en felfs de alderfwakfte in verftant, alleennbsp;fyne oogen heeft om hoge te heffen, om ontegenfprekelyk overredet te wer^nbsp;den van een Aanbiddelyken Maker en Beftierder van alles j fonder daar toe eenige menfchelyke Philofophie verder van noden te hebben.

§. 28. Aan ditgefeide kaïv het Woord Godts op veelvuldige plaatfcn getui-geniffe geven.

Soo hoort men Paulus een bewys van Godts eeuwige jlunwefentheit of kragt, Waar door hyuit figh felfs beftaat , uit de fchépfelen nemen : Ront: 1. 20.nbsp;Want fyne onfienlyke dingen worden van de Scheppinge der werelt aan^ uyt de

C3


Schep-


-ocr page 46-

VOOR-BERIG

Schepfelen verft aan en doorften, heide fyn eeuwige Kragt en Goddelykheit.

|: li

Opdefelve wyfe, na dat in den CIV. Pfalm in verfcheidene verièn de wef*» l;cnGodts,opeen Iioogdravenden en zielroerenden trant, verhaalt fyni wertnbsp;Godts Wysheit uit defelve bewefenwr^ 24. Hoe groot fyn uwe werken lt;^0 Hee-re, gy hehtfe alle met wysheit gemaakt.

Soo gebiedt den Godt des Hemels om fyne Magt te fien, geen argumenten uit het dicpfte der Philofophie op te foeken j maar alleen de oogen tot fync werken op te heffen. Jefaice XL: z6. Heft uwe Oogen om hoogeennbsp;fiet wie defe dingen gefchapen heeft j die in getale haar heyr voortbrengt j die fe ahnbsp;Ie by name roept van wegen de grootheit fyner kragten j en om dat hy fterk van ver~nbsp;mogen is, daar word'er niet een gemift.

Ook wert insgelyks fyne goedertierenheit uit fyne daden in CVII. Pfalm aangetoont. En liet men (om niet meer aan te halen) den Almagtigen felfs, omnbsp;fyne alles overtreffende Heerlykhcit by yder te doen erkennen, XXXVHLnbsp;XXXIX. XL. en XLI»een bewys van fyne werken alleen genomen fynde gebruiken : Manende in veelplaatfen van fyn H. Woort de menfchenop hetalderna-drukkelykfte aan,om infbnderheit op defe wyfe fyne volmaaktheden in fyne werken te befchouwen. Soo hoort men Pfalm CFlI. 43 , den Geeft Godts na eennbsp;omftandigh verhaal van fyne daden , eindelyk dit befluit maken: Wie is wys ?nbsp;Die neme defe dingen waar', en dat fe verftandelykletten op de goedertierenheden desnbsp;Heer en. Waar uit met alle klaarheit blykt, dat tot dit ver fandighletten geennbsp;verflerde onderflellingen, maar oenwaarnemen der dingenitiïs^ het geen alleennbsp;door ondervindinge daar van gefchieden kan, vereifcht wert. Waarom mennbsp;de naam van waarnemingen (in het Latyn Ohfervationes) ook nogh te defernbsp;lyd gewoon is te geven, aan het geene aan ymant by ervarentheit bekentnbsp;wert.

En gaat felfs defe aa'nmaninge om Godt uit fyne werken te kennen foo verre , dat die fulx niet in agt neemt, voor onvernuftigh en dwaas gehouden wert. Pfalm CVII: 6, 7. d Heere hoe grooot fynuwe werken! feer diepe fyn uwe ge-dagten. Een onvernuftigh man en weet daar nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nogh een dwaas en nserftaat

dit felve niet. Waarom ook het niet onderfoeken der felver, door den Geeft Godts, onder de oorfaken der Atheifterye geftelt wert, Pfalm X.y^, De Godt-ioofe en onderfoekt niet.y alle fyne gedagten fyn dader geen Godt en is.

Om

§. ip. Nu foude men na dit alles begrepen té hebben j tot de Befchouwin-gen der werelt, en der volmaaktheden Godts in deffelfs famenftel, deelen en bewegingen uitftralende, kunnen overgaan5 ten fy hetgene volgt nogh fcheennbsp;te vereifchen, dat men te vooren toonde, op hoedanigh een maniere, uit denbsp;ftgtbare werelt ^ en’t geen men in defelve fiet gefchieden, een bewys kan opgemaakt Worden, waar door men geruft en verfekert kan fyn; Eerf, dat’ernbsp;een Godt, dat is, een Wys, Magdgh en Goedertieren Maker en Beftierdernbsp;van alles is. En ten anderen, dat den Bybel (fyn geopenbaarde woort) van eennbsp;boven-menfehelyk en Goddelyke afkomft is.


-ocr page 47-

VOOR-BERIGT. nbsp;nbsp;nbsp;^5

Om een Bewys-maniere van het eerfle ter prcuve teftellcn, fal ik fonder my in enigen verderen omflagh van diepfinnige fpeculatien, na de wyfb van fbm-mige Philofbphen, in te laten, aan een yder, wie hyook wefèn magh, ver-fbekenj dat hy, met een bedaart gemoet, fyne driften en vooroordeelen af-leggende, by figh felfs in flilte gelieve te gaan nederfittcn, en met ernft nanbsp;te denken j Eerji'.

Indien hy fagh dat

I- Niet eene, maar fèer veele,

2.. En;verfcheidene,

3. nbsp;nbsp;nbsp;Van alles, en dat meer is, van haar felfs geheel onbewufte faken,

4. nbsp;nbsp;nbsp;Yder dikwilsop een byfondere maniere,

y. Dogh egter, geduurighlyk onveranderlyk, en na den felven regel,

6. nbsp;nbsp;nbsp;Niet eenmaal, maar in een menigte van gevallen en tyden, werken ennbsp;bewogen werden j

7. nbsp;nbsp;nbsp;En fonder dat een eenige van die alle, defè bcweginge aan figh felfs geven kan,

8. nbsp;nbsp;nbsp;Ook fonder dat fy uit figh felven dus kunnen te famen komen, eenuit-werkfel buiten haar eigen kenniffe voortbrengen j

p. Het welke, als alleen eenige weinige, of dikwüs maar een eenige van defelve ontbrak,, of niet in die volmaaktheit, of wel geheel niet foude kunnennbsp;voorgebragt werden;

ïo. Schoon het felve uitwerkfel in figh felfs , van een grooten dicnft en nuttigheit, en dikwils van een feer gewigtigh gebruik is:

Of hy anders fouden kunnen oordeelen, als dat alle defe faken tot dat einde gemaakt, en met dat ooghmerk te famen gebragt warén, om, het geen men door haar fiet gefchieden, uit te werken?

En ten anderen. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, r

Indien dit eerfte waar is; dewyl defè faken in figh felfs van alles onwetende en onkundigh fyn; of niet yder moet toeftaan, dat defe alle door een wys en figh des verftaande Maker, voort en te famen gebragt fyn, die ditnbsp;einde daar door beoogt heeft ? En of ymant figh foude kunnen wys maken ,nbsp;dat in dit alles alleen een los geval, of andere oorfaken, en figh onbewuftenbsp;natuurwetten, die fonder verfiant werken, plaatfe gehadt hebben; en defenbsp;faken in al haar omftandigheden en bewegingen tot dit einde hebben kunnennbsp;beftieren ?

, Om hier van op een klaarder, en niet min fekerc wyfe, overredet te werden; laat ons het geene ftrax in het gemeen, en eeniglints in het afgetrok-kene voorgeftelt is, tot yets by fondcrs toe paffen, en onderftellen: dat in het midden van fandige duinen, of op een andere eenfame en woefte plaatfe, daarnbsp;weinigh raenfchen gewoon fyn te komen, ymant een Sak-Horologie vint,nbsp;het welke de uuren, minuten en dagh der maand aanwy ft. Dit examinerendenbsp;fiet hy, dat foo verfcheidene radertjes en rontfels,net met hare tanden op den

ar.»

-ocr page 48-

Z4 -

VOOR-BERIG

i 1:'

anderen paffen •, en dat de eene niet kunnen bewogen werden, fonder ook dc andere en het geheele werk te doen voortgaan. Hy bevind verder, dat defe,nbsp;raderen ,van vergult koper gemaakt fyn , waar door het roeften beletnbsp;wert 5 dat de veer van ftaal is, die uit eenigh ander metaal beftaande, tot ditnbsp;gebruik foo bequaam niet folide fyn dat boven de wyfer een helder glas ge-plaatft is jalwaar,indien eenige andere niet doorfchynende ftoffe defe plaatfenbsp;vervulde, dcfelve aan hem het ongemak foude geven,van t’elkens,om de wyfernbsp;te zien, hetHorologie te moeten openen. Buiten dit alles verneemt hy in hetnbsp;felve een gaatje; en regt daar over een vierkant fpilletje j aan dit Horologienbsp;fiet hy ook een fleuteltje hangen,het geen uit tweeftukjes, regthoekighopnbsp;malkander ftaande fimen geftelt is j waar van elk einde een vierkante hollig-heit heeft; foodanigh dat de eene juift paft op het fpilletje , dat onder hetnbsp;gefeide gaatje ftaat; en dat, als hy met dit fleuteltje dit fpilletje omdrait, dcnbsp;kettingh opgewonden en de veer gefpannen wert: waar door het werk, hetnbsp;welk anders ftilftaan foude, in fyn loop continueert. De andere vierkantenbsp;holligheit aan het einde van het fleuteltje, vint hy te paffen op een ander asje ; het welke daar door of dus of anders omgedrait fynde, den wyfer fneldernbsp;of trager doet omgaan. Aan het ander einde van dit fleuteltje is een plat hant-vatfeltje, het geen daar in kunnende drajen, aan hem het gemak geeft, dat,nbsp;als hy het opwint, hy niet t’elkensfyne vingeren behoeft te vervatten. Voortsnbsp;merkt hy, als’er yets in de raderen, rontfels, veer, of yets anders ontbrak, ofnbsp;alleen anders gemaakt was, dat dc reft by na fonder gebruik en onnut fyn, ennbsp;het gehele Horologie niet wyfen foude.

Nu is de vrage , om hier uit een foort van demonftratie op te maken. £er/^, of ymant figh foude kunnen verbeelden, dat dit Horologie niet ondernbsp;andere oogmerken , waar toe het miflehien meerder foude kunnen dienen,nbsp;ook tot dat einde gemaakt was, op dat het de uuren, minuten, en dagh dernbsp;maand foude aanwyfen ? En anderen; 'of hy de minfte ongeruftheit foudenbsp;vinden ? om voor de waarheit aan te nemen , dat het felve van eenen ver-ftandigen Werkmeefter, tot dit einde geformeert en famen geftelt was; dienbsp;als hy het rhaakte, felfs wifte, dat,, en tot wat einde hy het maakte.

Eindelyk^ of hy ook magtigh is om aan figh wys te kunnen maken? dat dit Horologie met alle fyne byfonderheden, en de nette gefchiktheit, groot-heit en figure van foo veel deelen om de uuren te wyfen, alleen door een losnbsp;geval, hetwelk foo ligt dus als anders , en ibnder eenige regel of beftieringenbsp;werkt, (ynwefen en maakfcl verkregen heeft.

Of anderfints, of hy nogh denken foude kunnen voor verftandigh te kunnen doorgaan ? Indien hy dit Horologie op een eenfame plaatfe gevonden hebbende, feide vaftelyk te geloven, dat niet een verftandigh konftenaar het felve gemaakt en delTelfs delen met oordeel by een gebragt hadde; maar dat’er een onverftandige, dogh nootfakelyke, natuurwet in het Heel-Al figh bevont,nbsp;welke al hetgeen, waar uit het Horologie beftaat, en elk van die menigvuldige

faken

-ocr page 49-

If

VOOR-BERIGT.

taken, in fyn gepaftheit tot dit gebruik van uuren te wyfen gefcbikt en in die be-hoorlyke geftelthelt te famen gebragt hadde : en quot;VVel infonderheit, dat dele natuumct, niet alleen onbewuft en onwetende was, van alles dat fy dede ofnbsp;te wege bragt j maar ook dat geen wefen, dat eenige wysheit of verftandnbsp;hadde, die wet of in den beginne ingeftelt en vooitgebragt •, ofinhetiamen-ftellen van dit Horologie defelve eenigfints, en in het minfte beftiert hadde,nbsp;om Van al de verfcheidene ftukken, een Machine, die de uuren bequaam wasnbsp;£ian te wyfen, te maken.

Ik verfoeke noghmaal een yder, die eenige aangelegentheit meent^te hebben in te weten, of’er een God is, dat hy dit in ftilheit enernft aan figh fel-ve gelieve te vragen, en te denken, wat ymand,die fonder driften en vooroor-deelen is, daar op foude en behoorde te antwoorden?

Wy hebben dit alhier wat breder behandelt, op dat als meninhetvolgcn-de ons van onbewufle oorlaken, onverlfandige noodwetten, onwetende natuurwetten , amp;c. fal horen fpreken, men altyd gedenken mag, dat wy daar door fodanige, als boven befchreven fyn, verdaan 5 namelyk, die niet alleennbsp;in figh felfs geen bewuftheit hebben (dat niemand ligt fal weigeren toe te liaan)nbsp;maar ook die, fonder eenige bellierende wysheit van ymand, haar beginnbsp;verkregen hebben, en al hare werkingen uitregten. Het geen te voren alnbsp;gefegt is het voorname verfchil te fyn tuflehen ongelukkige Ongodiften ,nbsp;en die eenen Godt erkennen, liefhebben, en vrefen gt; welke niet alleen allesnbsp;na fyn welbehagen gemaakt heeft, maar ook na fynen wille vrymagtigh regeert en onderhoud.

Men gelieve ook niet te denken, dat defe vrage alleen op een Horologie, als yets bylbnders toepaflelyk isj nadien defelve ontrent alle konftwerken,nbsp;met gelyke nadruk kan gefchieden. En is het onnodigh daar toe in andeienbsp;voorbeelden, van Molens, Schepen, Sluilên, Huiiên, Schildeiyen, en watnbsp;dies meer is, brcedtfprakeiyk te toonen, dat elk van haar de wysheit enver-lland van fynen Maker bewyft.

Om ook door die uitvlugt, dat dit foorte van bewys de Mathematifehe forme niet en heeft (gelyk my wel vootgekomen is) in fyne toeflemminge niet opgehouden te werden 5 behalven dat men ligtelyk de uiterlyke manierc Vannbsp;quot;Wiskundige betogingen hier in foude kunnen opvolgen j laateen goed Mathematicus, (die van de eerlle rangh niet uitgefondert) lyne gedagten met opmer-kinge vellen op het maakfel van een Horologie, op het fainenllel van hetnbsp;Stadthuis van Amllerdam, en duifent andere door konll gemaakte werken:nbsp;en indien hy de opfigtelykheit van haar delen op malkander, en den dienll,nbsp;die fy daar door aan de menfehen doen, te regt en in den gront begrypt j ennbsp;daar by figh te binnen brengt, dat niets van al het gene, waaruit fybellaan,nbsp;eenig verftand of de alderminlle wetenfehap heeft; laat hy figh hier opregte-lyk verklaren j of hy niet foo ontwyffelyk,metfoo veel geruftheit enverfekert-heit overtuigt is , dat defe alle niet by geval of door onbewufte oorlaken voort-

D nbsp;nbsp;nbsp;gekomen

-ocr page 50-

Zlt;5

V O O R - B E R I G Tr.

gekomen, maar door figh des verftaande Konftenaars, Archireéten of Inge-* nieurs gemaakt fyn gt; als hy door een demonftratie van Euclides overreedt is 5.nbsp;van het gene de propofitie fegt. Selfs ingevalle hy fyn leven tegen dit Stadthuis, ofdeflelfs waardye, gedwongen wierde by weddenfchap te fctten, (’tnbsp;geen anders geen proportie heeft) eli aan te nemen, te feegen, welk van beide waar wasj of dat het felve gevalligh, immers fonder heftier van eenigewe-tenfchapin al fyn delen by een gekomen j of dat het van een verftandighnbsp;Bouwmeefter met ooghmerk om dienft te doen gemaakt was j ibude hy welnbsp;ecnige fwarigheit maken om het laatfte te derven vaftftellen ?

Kan men dan foo overtuigende bewyfen in de fakenfelfsvindende, daarfoo geruft niet op fyn, als op die men wiskundige noemt? Hoewel fy inomftan-digheden wat van den anderen vcrfchilleni En wie foude kunnen geloven?nbsp;Dat yemand (wyhy ook fy) opregtelyk Iprekende, en dit alles verftaande,nbsp;fonder tegenfpreken van fyn gewiife, foude kunnen feggen, alleen om dat ditnbsp;bygebragte bewys de Wiskonftige forme niet en hadde, dat het aan hem e-ven aannemelyk voorquam, dat dit Horologie, of dit Stadthuis by geval ofnbsp;door eenige nootfakelykheit van natuurwetten, die nogh door een verftandi-ghe magt ingeftelt waren, nogh onderhouden worden, iamen gegroeitj alsnbsp;dat fy, door konft van menlchen, die met oordeel en oogmerk gewerkt hebben, gemaakt waren 5 , en dat hy niet en fagh nogh gevoelde, waarom hy hetnbsp;cene niet foo waarfchynelyk foude houden, als het andere. Indien’er nu alnbsp;foodanigh eenen mogte gevonden werden j ik twyffele niet, of al wie re-delyk is, foude oordeelen, dat hy tegen fyn eigen overtuiginge (prak..

Om nu eindelyk,. het geene foo verre van dit bewys gefegt is, tot het gene wy voorgenomen hebben, namelyk de betoginge van eenen Wyfen, Mag-tigen en Goedertieren Godt toepaflelyk te maken. Indien men dan met foo veel (om niet te léggen, met veel.meerder) lékerheit en overtuiginge uit hetnbsp;faraenftel der fienlyke werelt, en’t geen men daar in liet gebeuren, kan bewyfen, dat’ér een Godt en groot Formeerder is,, die defelve met Wysheic gemaakt heeft i als menuit het maakfel van een Horologie, of van het Stadthuis van i^fterdam, endedienften, die defelve doen, een yder, die metnbsp;redelykheit en billykheit oordeelt, kan overtuigen, dat defe beide een verftandigh werkmeefter gehadt hebben, die haar toebereidt en gebouwt heeft.

Het geen wy in de volgende Befchouwingen, met devereifchtcldaarheit,

verhoopen te doen.,

Late ik aan al die ongelukkige, welke tot nogh toe van de volmaaktheden hares Aanbiddelyken Makers niet hebben kunnen, of willen overreedt werden, felfs te oordeelen i of fy niet, in defe gedagten fynde, ook in de alder-gevaarlykfte dwalinge geleeft, en reden hebben om te vrelén, dat fy , foonbsp;lange het aldervreeffelykfte en volmaakfte Wefen veragt, geloochent, enge-laftert hebbende, eenmaal dellélfs regtveerdige wrake fuUen gevoelen j ten warenbsp;fy ligh van defe Ongodifterye, en te regt genoemde Goddeloosheit bekeeren: en

gevolglyk

-ocr page 51-

VOOR-B ERIG

gevolgelyk, of het niet hooghtyt is, om de werken, waar in defen Godt wil gefogt, gevonden en gekent wefen, inernftiger befchouwingete nemenj ofnbsp;het Hem mogte gelieven hare oogen te openen, om den alderheerlykften Schepper in (yne fchepfèlen te kunnen fien.

§. ?o. Andere bewys manieren,die om de ongegrontheit der beginfelen van deic waarlyk beklagens waardige redeneerders aan te toonen, in eenige byfondercnbsp;voorvallen in het volgende gebruikt worden, fullen wy om dit voorberigtnbsp;pist te langh maken, hier niet alle ophalen. Die defelve op fommige plaat-len vint, gelieve op andere, alwaar hy fe denkt van kragt te wefen (fchoon fynbsp;kortheitshalven aldaar niet bygebragt fyn) figh daarvan te dienen, cn die,nbsp;tot fyn meerder overtuiginge en geruilheit, felfs toe te paflèn.

Om’er een voorbeeld van te geven: indien hy van het geen men van dieren, planten, van het geftel des Hemels, en wat dies meer is, geiègt heeft, nietnbsp;genoegh geraakt, nogh overreedt wertgt; gelieve hy figh felfs voor teftellen,nbsp;dat hy defe in het klein na gemaakt fiet, en dat fe, hoe wel onvergelykelyknbsp;meer onvolmaakt, eenige werkingen van denatuuriykenabootfen. Om watnbsp;klaarder voor eenige te fpreken, hy verbeelde figh, dat hy een houten paait,nbsp;door raderwerk, fiet lopen j een houten vogel vliegen (gelyk men in Hifto-rien dit verhaalt vint gt;) of hy ftelle figh voor, dat hy in een kleine Machinenbsp;een vergulden kloot fiet, die de fonne vertoontgt; en andere kleine bollen,nbsp;die, gelyk de planeten, rontom delêlve loopen: en hy vrage dan figh felfs,nbsp;of hy ook van figh foude kunnen verkrygen, dat hy integenwoordigheitvannbsp;verftandige menfchen foude durven feggen, dat hem alle defe faken voorqua-men, als door geval, of figh van alles onbewufte natuur-wetten dus famenge-groeit fynde en of hy geen réden heeft om te geloven, dat hy ook by onwetende met groot regt over dit gevoelen foude belagt werden En daar nanbsp;gelieve hy felfs te oordeelen, met hoe veel minder gronc, hy van de ware,nbsp;natuurlyke, en in alles onUenkelyk volmaakter fakcn , dlC dagclylcs indewe-

relt aan hem en alle menfchen voorkomen , fodanige , van alle verftandige ver-fchillende gedagten voed.

Ik hebbe dit in het volgende niet overal aangedróngert, daar het miffchien wel dienft foude hebben kunnen doen, om dewyl dit werk reets groot ge-poegh is, het felve niet te verre uit te doen lopen: maar hebbe egter geoor-deelt, dat het van myn pligt was, dit hier by te voegenden aan een Atheift,nbsp;die dit leeft of anders de faken in de werelt met ernft befchout, delen raadt tenbsp;geven i nadien ik het meermalen bévonden hebbe van vrugt, en een bequaamnbsp;middel geWeeft te fyn, óm'fodanige, die anders op difputen al vry afgeregtnbsp;waren , tot éen foort van te rugge wykinge, en voor 'een tyt tot ftylfwygennbsp;te brengen.

§. 51. Het tweede tiu, het geene, eer wy tot de befchouwingen der werelt felfs overgaan, nogh vereifcht wierde alhier ter onderfoek voor geftelt te werden, isfekere bewys-manierej die wy hierna in eenige gevallen fullen aan-

D z nbsp;nbsp;nbsp;dringen

-ocr page 52-

28

VOOR-BERIGT.

dringen, om te toonen, dat den Bybel (foo by de Chrillenen genoemt) doot een Ser groote en meer als menfchelyke wysheit gefchreven, en van eenGod-dclyk gefagh en af komft is.

Om hier ycts in het gemeen van te feggen, dew}d ontrent bylonderheden in het volgende gefprokenfal worden: verfoekeik, die dit leeft, metaandagtnbsp;in opmerkinge te nemen. :

Indien hem een boek voorkomt, het welk om voorname redenen, by anderen, en onder die by feerveele, aan welke hy den roem van feerverftandigh te lyn niet weigeren kan te geven , voor Goddelyk gehouden wertj en hy ii^nbsp;het lefen en onderfoeken van het felve bevint;

Eerftelyk^ dat dit boek van natuurlyke faken, hoewel met een ander oogh-merk en alleen in het voorby handelende, meermalen foodanige hoedanigheden daar van by brengt gt; die niet als aan voorname , wyfe en emrene natuurkundige bekent fyn.

Of hy niet moet befluiten, in opligt van dit gefeide, dat dit Boek met een voorname wysheit gefchreven is ?

“Een anderen, indien hy daarenboven nogh door ontegenfprckelyke preuven overtuigt wert, dat dit Boek met de alderklaarfte woorden, fekere eigcnfchap-pen van natuurlyke faken voorfteltj welke op die tyt, als het befchreven is,nbsp;(immers foo veel ons uit alle gedenkfchriften blykcn.kan) aan geen levendighnbsp;menfche bekent geweeft fyn^ nogh bygebrek van-de daar toe vereifehte werktuigen, bekent hebben kunnen wefen} om welke reden fy , eerfl na veel eeuwen, aan de alderneerftlgde onderfoekers hebben kunnen openbaar werden:nbsp;ofhy ook eenigen twyffel daar a;m kan liaan, dat dit boek met een veel meerdere, dan menfchelyke wysheit, befchreven moet fyn ?

En dit moetende toegeftaan werden, van wie kan men het redelyker wyfe agten afgedaalt te fyn,, dan van den Alwetenden Schepper van alles? Aan wie alleen bekent is geweeft, het geene in die tydctt voor het ganfche men-fchendom nogh verborgen was.

En ingevalle men dit laatfte nogh kragtigcr wil beveftigt fien, kan men voor het derde daar by voegen: dat men dit Boek op eenige plaatfen yets uit-drukkelyk liet feggen, van de palen der menfchelyke kennifte in het toekomende j waarvan de waarheit niet andere, als aan het volgende nageflagte, kon-de blyken, en tot nogh toe,felfs.tegen het vermoeden van de aldergelecrtftenbsp;aan, gebleken is.

Nu dit fynde, gelyk het lèlve hier na getoont fal worden, kanookymant, die geen Godt is, den uitval der faken, by een duidelyke voorlègginge, totnbsp;na veele eeuwen bepalen ? en fulks door dit woort gefchiedeadc, moet nietnbsp;yder erkennen, dat het van geen andere dan Goddelyke oorfpronk kan fyn ?

Wat uitvlugten nu, (gelyk men die op alles maken kan) hier tegen inge-bragt mogen werden; indien ymant alleen oordeelt, dat’er hem aangelegen is.te weten, of dipfchrift voor Goddelyk, dan of het voor een uitvindinge

der

-ocr page 53-

2p

VOOR-BERIGT.

der .nienfchen met regt moet gehouden worden: laat ik aan hem lêlfstcdcn-ken, of dit voorgaande bewj^s niet van die nadruk aan hem behoort voor te komen? dat het ten minften hem de moeite weerdigh moetwefen, dekragtnbsp;van andere bewyfen, welke men by een menigte geleerde fchryvers in over-vloet vint, met ernft te overwegen. Het geen ikgelovevanniemantte kunnen gefchieden, fonder van de Goddelykheit van dit fchrift overredet te moeten worden: indien anderfints het quaat niet ten vollen overhembefloten,ennbsp;het aan hem onmogelyk is, ook in het ligt van den alderhelderften dagh, hetnbsp;alderminfte te kunnen fien, of gewaar werden.

§. 32. Ik foude het geen wy lbo aanftonds van de verwonderlykc wysheit, die in de H : Schriften uitblinkt,gefegt hebben,met groote reden in veel gevallen tegen den Alcoran der Mahometanen hebben kunnen aandringen. Ennbsp;dewyl de Goddelykheit van een fchrift ook daar in gehen wert, dat het vannbsp;natuurlyke faken fprekende , derfclver foodanige eigenfehappen met klarenbsp;woorden te kennen geeft, die ten tyde als het gelchreven wierde aan geennbsp;fterffelyk menfche bekent konden fyn 5 foude men alhier hebben kunnen aantonnen, hoe heldere ftralen en ontegenfpre.kelyke bewyfen van deflehs boven-menfchely ke {if komfte, in den Bybelder Chriftenen, in fóo grooten menigte gevonden worden, die men in den Alcoran, ook als die van de geftelteniffedernbsp;werelt fpreekt, te vergeefs foude Toeken.

Dogh vermits wy niet lbo leer tegen Mahometanen, als in het gemeen ter overtuiginge van Ongodiften en ongeloovigen fchryven, hebbe ik gedagt,nbsp;dat het genoegh foude fyn, dit hier alleen met een woord aangeroert te hebben , fonder het felve telkens in het vervolgh aan te dringen-.

Indien egter een Chriften, van twyftelagtigheden over de Goddelykheit van hetH; Woort, in vergelykinge van defen Alcoran mogte verfogt wc en,nbsp;om dat foo veel duifenden van Turken cn Perfenen defelve voor een Godde-iyk liöelc houden j en hy de kragtigo bewyfen 5 WcIkC by (jOUtgeiCerdcn tCnbsp;vinden fyn, of niet en weet, of aan figh fells met volkomen overtuiginge nietnbsp;kan voorftellen j falhy alhier ook uit de befchouwinge der werelt, van denbsp;waarheit van fyn belydenifle overreedt kunnen werden j indien het den Groten Ingever der H: Schrifture, op defe fyne onderfoekingen, fchynfel en legen fal gelieven te geven. Waarom ik dan de tocpallinge van het geene opnbsp;lyne plaatfe hier toe dienende fal gefeitwerden, aan die dit leeft, en de lelvenbsp;voor hem nodigh agt, fal overlaten.

§•33- Om dan nu eindelyk al ditgefeide tot fynooghmerk te brengen, en van de volmaaktheden Godts en het Goddelyk gefagh van fyn woort, eennbsp;yeder, dieredelyk is, te overtuigen, is derhalvcn alleen dit voorname o-verigh:

Eerfl, dat men tragte te doen blyken, dat in de fienlyke werelt, of liever in dat weinige, het welke ons in defelve tot nogh toe met volkomen feker-heit by ondervindinge bekent is, foo veel wysheit, foo veel magt, fob veel

D 3 nbsp;nbsp;nbsp;goct-

-ocr page 54-

30 nbsp;nbsp;nbsp;VOOR-BERIGT.

goedheit, en verwonderlyke beoogde einden figh opdoen; dathetaldergroöc^ llekonil-ftuk, het welk door menfchen toedoen oit gemaaktis, niet in de al-derminfte vergelykinge daar by kan gebragt werden.

En ten anderen ^ dat men in overredende voorbeelden de onloochenbare waarheit poogt te doen hen, van het geene van de H: Schrifture in het evennbsp;voorgaande geiêgt is.

Ik weet wel, dat een Ongodift tegen dit laatfte in fommige gevallen kan inbrengen: datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ten tyde, als den Bybel befchreven is, de Verrege~

xigten^ en Mtcrofcopia al in gebruik fyn geweeft, en mogelyktotüogrooten^ indien niet grootervolmaaktheit gebragt waren, als ly in defetyden bekomennbsp;hebben. Soo dat Ty het bewys, het welk wy uit de later Uitvindingen vannbsp;defelve op eenige plaatlèn genomen hebben, daar door fullen tragten te ont-wyken.

Om hier op met een woord te antwoorden, gelieve defe figh voor te Hellen.

Eer ft ^ dat, fchoon men Aftronomifche obfemitien van feer oude tyden, en ook daar nevens de befchryvinge van veel daar toe gebruilcte werktuigennbsp;heeft, men egter geen gewagh van defe Verregefigten ^ar in vint; nogh ooknbsp;dat by de Oude Natuur-Onderfoekers de Kkingefigten oit genoemt fyn.

Een anderen^ dat van defe beide de Uitvinders, die in de voorgaande eeu-we geleeft hebben, by alle wiskundige bekent fyn: fonder datymantuit alle gedenkfchriften eenige, die Ouder fyn , heeft kunnen aantoonen.

Een derden-, of fy kunnen geloven, dat de Oude yiftronomi en Phyfid , indien ly kennifle gebadt hadden van het geen daar na door defe gefigt-tuigen ondervonden is, haar gebrekkelyk en veeltyds verkeert begrip van faken,nbsp;aan de Nakomelingen louden hebben willen nalaten.

Eindelyk,^ het gene hier wel van het grootfte gewigt is, gelieven fy dogh ernftelyk te overwegen j of fy voorfigtigh genoegh fyn in een laak, daar eennbsp;gelukkige of eindeloos ramplalige Eeuwigheit aanhangt, tot een fteunfel vannbsp;hare gevoelens yets te nemen, het welke alleen op eenmijjfchienof mogelykge-gront is, en daarenboven alle het geene uit de Hiftorien blyken kan, tegennbsp;figh heeft.

lek hebbe nodigh geoordeelt diteens voor af te laten gaan, om niet ver-pligt te fyn het felve overal te herhalen , alwaar gelegentheit daai'toe figh aanbieden foude.

t BÉ-

-ocr page 55-

1. BESCHOUWING E.

Van de Ydelheit van al het Wereltfche.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Der is hier fonderfyn toedoen gefet.

2 En moet overtuigt Jyn van de onzekerheit van fyn leven.

3- Ook van de ydelheit van al het wereltfche ten opjigte van hem.

4. Selfs geduurigh en gefont hier te leven is niet wenjchelyk.

5', Ellendige ftaat der Atheifien.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Het geluk van die eenen Godt vrefennbsp;en lief hehhen.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Het is dan nodigh de bewvfen van eenennbsp;Godt te foeken.

Pfalm XIV. I.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Overgangh tot het volgende.


§. i./^Mdaneen begin te maken, en niet alleen ymant, die nogh twyffelt (hy fy dan onder het uiterlyke Chriftendom gerekent, of niet.) maar felfsnbsp;ccn beklagelyk en havtnekkigh Godtloochenaar, eer wy verder gaan, te o-vertuigen van devolftrektenootfdtelykheit, die der is omvandealdergewig-tigfte waarheden regt verfekcrt te fynj en de millagen, welke men tot noghnbsp;toe ontrent defelve begaan heeft, te verbeteren: gelieve elk van defe figh felfsnbsp;in opfigt van de faken, die hem de ondervindinge leert dagelyks rontom hemnbsp;te gebeuren , met een aandagtigen ernft te befchouwen, en fyn eigene gewif-fe te vragen, of (om fonder vooroordeelen en vleyerye daar op te antwoorden) hy ligh niet bevint in defe wereld te (yn, en Ibnder dat het door fyn toedoen gefchiet, of dat hy het in fyn magt heeft te beletten, nu gelukkigh,nbsp;gefont en fterk, dan ongelukkigh, fiek, en pynelyk te wefen? Of niet dennbsp;eenen dagh, fonder dat hy daar eenigh feggen in heeft, den anderen volgt?nbsp;In welke hem verfcheidene dingen, fommige met, fommige tegen fyne wilnbsp;en finnelykheit ontmoeten : hoewel hy m ligh een gcduutlge begeerte gevoelt , die alle fyne betragtingen beftiert, om het goede deelagtigh te mogen fyn,en het quade van hem af te kunnen weren: het welk hem fomtyts gelukt gt; en fomtyts door ontmoetingen, die hy niet voorkomen kan, ganfehnbsp;anders uitvalt, als hy beoogt of gewenfeht hadde.

Of hy niet bemerkt, dat het geene hem overkomt hy met andere menfehen gemeen heeft ? Maar voornamelyk, of hy niet liet, dat dagelyks veele menfehennbsp;llerven,en dat’er zeer weinigh rekeningh op de dood fchynen te maken,immersnbsp;foo langh fy gefont fyn ? hoewel de fiekten en ongemakken, die haar wegnemen, dikwils weinige weken, fomtyts v/einige dagen, ja uren van noden-hebben, om haar van Iterke en gefonde menfehen in doode te veranderen.nbsp;§.z.Vorder, of hy niet gelykallemenfchen,ookin defelve onfekerheit leeft,.nbsp;wanneer de doot hem felfs treffen fal ? immers, als een jaar ten einde is gelopen, fiet hy dat yeele,die in het begin dedelfs Icvendigh en gefont waren,,nbsp;en waar van fommige fterk er fchenen, dan hy is, even als of fy uit het groot

-ocr page 56-

V

I. BESCHOUWING E.

getal van alle menfchen, met voordagt uitgekipt waren, al begraven fyn: en dat niemant eenige ordre of wet tot nogh toe heeft kunnen uitvinden, waarnbsp;door men foude kunnen vaft Hellen, dat dele of die aan de doot eerft onderworpen lal fyn, ten fy milTchien eenige ftok-oude of dootkranken j waar vannbsp;men wel kan leggen, dat haar doot niet verre is^ maar ook blyft dit waar,nbsp;dat hy niet en kan weten , hoe na fy ook aan haar einde mogen fchynen tenbsp;fyn, of hy fclfs haar niet voorgaan en de eerfte ftervende wefen fal. Soo datnbsp;ydcr gedwongen is toe te Haan, dat fyn einde na by kan fyn, foo wel alsnbsp;van die gene, welke hy geilen heeft voor hem geftorven te wefen, en dienbsp;gefont fynde foo weinigh daar van wiften , als hy tegenwoordigh van fynnbsp;Iterven weet.

§. 3. Dewyl nu de doot aan yder foo feker, en de tyt foo onfeker is; nadien de felve ons van het gebruik en genot van al het geene, dat in de werelt is, berooft; moet niet ymant, die dit alles aanmerkt overtuigt fyn van denbsp;grote ydelheit, die in hem folfs, en in al het wereltfche ten opligt van hem,nbsp;gevonden wert? vermits hy nogh voordeel, nogh vermaak daar van kan genieten, als zoo langh hy leeft j en hoe langh, of hoe kort dit lerv'en durennbsp;fol, weet hy niet. Dit weet hy, als hy tot eenige jaren gekomen is , dat hetnbsp;niet feer langh fal fyn j en tot hogen ouderdom te komen , indien hy allesnbsp;regt befeft, kan hy niet feggen dat feer wenfehelyk is, alfoo de felve hemnbsp;by na, als een andere doot, van alles berooft j fy beneemt hem de voetennbsp;om te gaan, de ogen om te flen, de oren om te horen , de tanden om tenbsp;cetenj en foo wert hy nog levende allenskens uit de verkeeringe der menfchennbsp;uitgefloten, en genoegfaam een levend lyk.

§. 4. Indien men nu by dit alles dede, dat ymant, die langh leeft niet alleen, aan de fwakheden des ouderdoms, maar dikwils aan feer droevige qua-len van fiekten en pynen onderworpen is j waar van eenige of geheel of by na ongenceflyk fyn; by voorbeelt, indien een teringe hem uitgemergelt ennbsp;kragteloos rnaakte; -een onhelpelyke jigt pynigde ; een fteen in de blaas quel-de j een kankei eus gefwel verteerde 5 een vallende lickte fomtyts in het vyer,nbsp;fomtyts in het water dede vallen j om van duilènt andere jammeren niet tenbsp;{preken, die hy vreefen moetj om dat hy de felve aan foo veel andere menfchen liet overkomen: foude hy niet haaft de tyt beleven ? dat hy veel redennbsp;foude kunnen hebben , om te v.mnfchen, dat een barmhertige dood hem vannbsp;dit alles en van fyn ellendigen ouderdom mogte verloflen.

En ingevalle men nu al Helde, het geen byna aan niemant gebeurt, dat de qualen des ouderdoms het leven aan hem niet verdrietigh maakten, en fynnbsp;verHant en kragten, foo langh felfs, als de werelt Haat, gelyk in fyne jonk-heitjby hem blevenj wanneer hy alles met bedaartheit aanmerkt,moet defennbsp;Hant, ik laat Haan, dat hy, gelyk veele foude mcinen, wenfehelyk foudenbsp;fyn, hem byna onder de aldeivreellelykHe voorkomen. W'ant indiennbsp;fyn Vaderlant door Aardbevingen , Watervloeden, of door den Oorlogh

ver-

-ocr page 57-

Van dg Tdeïheid van al het TVereltfchil

verv/oeft wierde j kan hy niet ontgaan met alle anderen, ongelukkig en arm te worden. En hoe veel paren verdrietigen arbeits waren ’er niet vannbsp;noden, om foo veel weder te vergaderen, dat hy eenigh gemak in fyn volgende leven, daar van foude kunnen hebben? en dit al weder met moeitenbsp;verkregen hebbende, moefte hy, die foo lange foude leven als den Aartklootnbsp;ftaat, niet altyt weder met veel fchroom te gemoet fien , dat hy dit ver-kregene, op defelve , of miflehien nogh ellendiger wyfe , weder verhelennbsp;ibude? ten minften als de werelt aan die veranderingen onderworpen bleef,nbsp;¦Vvelke alle Hiftorien ons leren, dat hgh van alle tyden in deflclfs omwentelingen vertoont hebben. Hoe weinigh Republyken fynder geweeft , dienbsp;cenige eeuwen hebben ftant gehouden, en daar de inwoondens niet uit hetnbsp;haarc verjaagt of verdelgt lyn ? en in tegendeel hoe veele fynder op te tellen,nbsp;die fchoon tot een groten trap van grootheit opgeklommen fynde, egter in denbsp;uiterfte verwoeftingen hare einde gevonden hebben? foo dat felfs dit lange ennbsp;gefonde leven niet dan een ellendige omfwervinge voor hem foude fyn j innbsp;welke nauwelyks het eene quaat voorby , of het volgende weder te vreefennbsp;foude wefen.

En defe ongevallen, al mede aan hem niet overkomende, (’t geen niet te denken was) welke vermaken fynder in de werelt, die duurfaam fyn ? foo datnbsp;hy niet anders befluiten kan, als dat het gene aan hem, nieuw fynde, aangenaam en lieffelyk was, of door een langduurigh genot (gelyk alles door denbsp;gewoonte wert) eerft onverfchilligh, en daar naa oirfmakelyk foude werden jnbsp;of, op het beft genomen, door de onftanrvaftigheit, welke men in alle fakennbsp;befpeurt, hem haaft verlaten foude. Hadde hy een Vrouw, Kinderen, ennbsp;goede Vrienden, die de drie aldervcrheugelykfte faken der werelt fyn-, fynbsp;fouden alle voor hem ftervenjen hy ten eiken male die hartklemmende droel-heit onderworpen wefon, van het gene aan hem het aldeidierbaarfte Was,nbsp;quot;Weder te moeten rtiiflèn ^ Bleven iy langh in het leven j konden (y 3,11e ri\n3pennbsp;van een hogen oud^dom onderhevigh fynde, aan hem niet anders, dan gedurige voorwerpen van medelyden, en daarom van droefheit fyn. Immer?nbsp;alle dertigh of veertigh,ten langften alle vyftigh jaren,foude hy een ganfehnbsp;nieuwe,en daarom voor hem een geheel vreemde werelt beleven 5 en genoot-faakt fyn telkens met andere menfehen kennis en gemeenfehap te maken, ofnbsp;met onbekende te moeten omgaan: welkers genegentheden hy genootfiaktnbsp;joude fyn te onderfoekeu, en op nieuws te leren kennen, om de fyne daar na,nbsp;t ly met lief, ’t fy met leet, te leren buigen} indien hy eenigh gemak ennbsp;Vnentfehap van haar wilde genieten, en niet als een weerbarftigh humeurnbsp;van yder verftoten werden. En fchoon hy al eehige kinderen hadde gehadnbsp;en nu nogh felfs een menigte van nakomelingen , wat vrientfehap en liefdenbsp;konde hy figh van defe alle beloven ? dewelke,fchoon van hem nederdalende,nbsp;hem egter niet, als in een feer verren graat van maagfehap, beftaan fouden;nbsp;vermits de ervarentheit leert, hoe ras alle bloetverwantfchap na eenige ge-

E nbsp;nbsp;nbsp;boortens

-ocr page 58-

54 nbsp;nbsp;nbsp;I. B E S C H O U W I N G .

boortens vervreemt.En menighmalen hebbe ik wel gedagt, indien Adam, on-fèr aller Vader, eens weder ter werclt quam, om eenige eeuwen hier te leven i of hy by ymant van fyne nafaten, wel met eenige vrientfchap ontfan-gen foude werden? infonderheit, wanneer hy fyn regt, het geen hem alleen Heer en eigenaar van alles maakt, wilde gebruiken; foude niet de meefte,nbsp;lbo niet een yder meinen,dat haar ongelyk gefchiede,en banghfien,alshybynbsp;haar fyn verblyf wilde nemen? Indien nu de eerbiedigheit en liefde , die elknbsp;met foo veel reden aan hem fchuldigh is, foo veel niet foude kunnen doen,nbsp;dat fe een vader onder fyn nagellagte foude kunnen gclukkigh maken 5 watnbsp;was’er in foo grooten, hoewel Herken en gefonden ouderdom voor ymant anders te wagten? die niet als een Vader, maar als een verre en alle rekeninghnbsp;van maagfchap te boven gaande bloedverwant, of felfs als een vreemde by denbsp;meefte moeft aangemerkt worden.

§. y. Nadien dan felfs een langh en gefont leven, het geen anders het al-derwenfchelykftc op aarden fchynt te wefen, foo ydel voor een menfche is, dat hy niet gclukkigh daar door gemaakt kan worden •, Iaat ymant, die aannbsp;de volmaaktheden van een Godt twyffelt, of delèlveloochent, fynegedagtennbsp;verder laten'gaan, en Hens Eerft^ hoe verfchrikkelyk alles daarenboven voornbsp;hem foude moeten lyn, ook dan, wanneer hy volgens fyne ellendige Philo-fophie geen Godt te ontfien haddej en alles of door een los geval, of reden-loofe, en figli van alles onbewufte nootfakelyke oorfaken beftiert wierde.

Immers fal hy op defe gronden moeten toeftaaiij indienhyongelukkigh is, dat hy niet als by geval daar van verloft kan werden j is hy gclukkigh, de-wyl de oorlaak daar van gevalligh is, en niet en weet, wat fy doet, moet hynbsp;in een geduurige vreefe leven, dat elk ogenblik dit geval veranderen fal. Ennbsp;om alle byfonderheden,die dit kunnen bewyfen, niet op te halen} wat is’ernbsp;in de wereld, van-het welke hy het minfte geluk of voorfpoet, meteenigennbsp;grond van een redelyke hoope, wagten kan, en waar in hy eenige genegent-heit of liefde tot hem oit kan ftellen te wefen, hoe hy figh ook magh gedragen ?nbsp;en fonder van ymant gelieft te wefen , kan het leven niet als ellendigh fyn. Isnbsp;ymant een Vorft, die andere regeert gt; moet hy niet fchrikken te denken, datnbsp;het alleen gevalligh is dat men hem gehoorfaamt? Is hy een borger, die onder een ander leeft j moet hy niet Adderen? als hem voorkomt, dat het alken by geval is, foo het niet gefchiet 5 en egter yder fonder andere ftraffe,nbsp;als van eene grooter menfchelyke magt te vrefen, fyn goederen magh roven 5nbsp;fyne Huifen verbranden gt; fyne Vrouwe en Dogteren verkragtenj fyn Soonennbsp;in flavernye vervoeren, of vermoorden j en fyne Kinderen, indien fy by geval quaadaardigh worden, fonder haar gemoet te belwaren, indien hy langhnbsp;leeft, hem om de erlfenille mogen vergeven. En dewyl’er dogh in geennbsp;faak, als men dit vaft Helt, eenige regeeringe of voorfienigheit is, en hetnbsp;geval, als geval, foo. wel het eene als het andere ten allen tyde kan ver-©orlalcen, moet hy niet beven, als hy de aarde aanfiet? die foo alles van her

geval

-ocr page 59-

Van de Tdelheid ’van al het Wereïtfche.

gevaUfhangt, foo aanftonts onder hem kan beginnen te branden, figh openen , en hem verfwelgen ¦, als hy de lugt aanfiet, moet hy niet denken, dat het alleen gevallighis, dat niet alle delTelfs gruwfame tempeeften figh ftraxnbsp;openbaren, de donder hem niet verplette, de blixem hem niet verteere, dennbsp;regen fyn gewas, en de wint allefynebefittingennietverwoefte? En om nietnbsp;alles hier in het byfonder op te halen, moet niet al het figtbare voor hem totnbsp;een reden van eene nare fchrik en de aldei;benautfte vrefe voor een alle oogen-blik aanftaanden ondergang verftrekken ?

Te vergeefs ook fal hy tragten, alle defe benautheden met die gedagtente ontvlugten, indien hy geen los geval, maar een bnverftandigh nootlot ftelt,nbsp;dat volgens noodfakelyke wetten het Heel-Al beftiert: want dewyl hy volgens defe onderftelde wetten, veel tegens malkanderen aanlopende werkingennbsp;in de natuure fiet gebeuren gt; wyl hy de wind nu fiet ftil fyti, dan ftormen jnbsp;np na het Noorden, dan na het Suiden wajen j en Zee ebben en vloeijen} nunbsp;een brandende hitte, dan een ftrengc koude gewaar wertgt; en ontallyke andere; moet hy niet bekennen, fchoon hy dit alles ftelt by nootfakelykheitnbsp;voort te komen, dat het felve aan hem, die niet en weet wanneer een contrarie werkinge, ook volgens defe felve wetten,, ligh vertoonen fal, imrnersnbsp;foo vervaarlyk moet voorkomen, als het geval felfs? van wfelk geval ftrax nietsnbsp;gefegtis, het geen hy niet van de verftandeloofe noodwetten, met defelvcnbsp;fchrik te vrefen heeft.

§. 6. Eindelyk, laat hy ons opregtelyk fcggen, oFm aanmeikinge van al dit gefeide, hy de foodanige niet ondenkelyk gelukkiger moet noemen; dicnbsp;overtuigt lyn,dat ly van een aanbiddelyken Malter fyn ;wienswysheit haar totnbsp;lbo verwonderlyk een famenftel gemaakt heeft; wiens magt foo veel van hetnbsp;gefchapene tot haar onderhout en verquikkinge doet dienen gt; dic aan aar enbsp;bequaamheit geeft, om dit alles met vermaak en dankbaaiheit te kunnen genieten j die wys en magtigK tyndc, haar bcwarcn Icao, en goedertieren fyn-de haar bewaren wil, dat fonder fyn welbehagen, geen van de voorige qua-len haar overkomen; foo dat, als hy met haar is, niets tegen haar kan fyn; dienbsp;boven het goet, dat hy in de nature over haar uitftort, aan haar fyn woordnbsp;bekent maakt; en om haar van twyffelingen te bewaren, onwederfprekelykcnbsp;tekens van dellblfs Goddelyke af komft daar in gelegt heeft; die daar in fy-nen wille openbaart, volgens welke hy van haar gefogt, gedient, gedankt,nbsp;geprefcn, en aangebeden wil fyn; diefyniiefde, welkealleverftand te bovennbsp;gaat, daar in aan haar betuigt; en haar belooft ook na de dood eeuwigh ge-ïuklaligh te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

en ineen

§.7. Dewyl nu geen Ongodift lal kunnen ontkennen , indien hy fyn eigene gronden niet wil verloochenen, dat fy hem ongelukkighmaken.

------------p---- ^ J

aan welkers wysheit hy met twyffelen

niet tegenftaande hy een meen^te van andere,

E z

-ocr page 60-

56

I. BESCHOUWINGE.

twyfïelen kan, het tegendeel fiet ftaande houden, egter alle moeiten aanwend, om figh wys te maken, dat’er geen Godt en is. En of daarom den Schryver van het I. Vers van den XIF. Pfalm, den foodanige niet metnbsp;veel redennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;noemt ? die, Ichoon fyn gevoelen nimmer kan bewefen wer

den, egter met fyn hert en genegentheden alle kragten infpant, om figh el-lendigh te maken, en in een Haat vol jammers en fchriks, dat is, in die van een Atheift, te werpen.

Ik foude ten bewys van de waarheit van dit gefeide , hier kunnen bydoen, dat ik een van defe ellendige, wiens verftant tot alles bequaam fcheen, be-halven tot eenen Godt te erkennen, dit ongeluk van fynen ftaat, in Vryheitnbsp;tegens my op de alderhartbrekenfte wyfe hebben horen beklagen, fonder egter, foo veel my bekent is, tot andere gedagten oit gekomen te fyn. Ennbsp;kan ik niet nalaten alhier te feggen,datdit verhaal mynoghlèlfs in dit fchry ven,nbsp;foo lange na fyn overlyden, ontroert.

Immers om voort te gaan, indien ymant figh felft regt bemint, en alleen hoort, dat het by veele voor een onbetwiftelyke waaihcit gehouden wert,nbsp;dat’er een wys, magtigh en goedertieren Maker van het Heel-Al is: welkenbsp;alle die hem foeken te kennen, te dienen, en lief te hebben, in tyt en eeu-wigheit gelukkigh, en fyne loochenaars en veragters rampfaligh kan doeanbsp;fyn j fal hy al feer verre vervallen moeten wefen, ingevalle hy het van de al-deruiterfte noodfakclykheit niet en oordeelt, de kragt van die bewyfen tenbsp;onderfoekenj op welke foo veel verllandige figh in leven en doodt vertrouwen.

§. 8. Inhoope dan, dat’er onder die ongelukkige,nogh cenige zullen gevonden werden i die om uit defe droevige onfekerheden te geraken (want feker-heit heeft noit een Ongodift van fyn erbarmelyk gevoelen gehadt) het haren arbeit weerdigh lullen agten te fyn, de betogingen daar toe llrekkende met ernftnbsp;te overwegen i verfoeken wy aan de lêlve,dat fy met ons tot de volgende be-fchouwingen willen overgaan, of het den Grooten Godt des Hemels en dernbsp;Aarde mogte gelieven ( daar wy Hem van herten voor haar om bidden) hare oogèn te openen, om fyne ontfachelyke en beminnelyke volmaaktheden innbsp;de Heerlykheit van fyne werken met overredinge van haar gemoette kunnennbsp;fien.


11. BE-

-ocr page 61-

57

II. BESCHOUWING E.

Van al het fienlyke en van Ons felfs in ’t gemeen.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Dejielehewejen

8. nbsp;nbsp;nbsp;Tderisniet van Jigh felfs ^ nogh van fynnbsp;Ouders, maar van een Ander.

9. nbsp;nbsp;nbsp;En wert van een ander onderhouden.

10. nbsp;nbsp;nbsp;En die is fyner daden bewufl of niet.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Onfen Maker en Onderhouder is vjys ,nbsp;magtigh en goedertieren,

12. nbsp;nbsp;nbsp;Overgangh.

§• I. C^odt in den beginne aan te roepen is 'nootfakelyk.

jrfJT^fs eeuwige aanwefentheit uit de f^epfelen bewefen.

3- nbsp;nbsp;nbsp;Romein I. 20.

4- nbsp;nbsp;nbsp;Befchou winge vanfigh felfs in 't gemeen.

5- nbsp;nbsp;nbsp;Van fyn lichaam, dat aarde is.

6. Dit lichaam denkt niet.

§• I. Er wy nu tot de fake felfs komen, en uit het fienlyke der werelt Xltragten aan te toonen gt; dat in het famenftel van defelve des groten Makers wysheit, magt en goedertierenhcit, met veel meer luifter ennbsp;glans afftraalt j dan dat men de aldervernuftigfte konftwerken, dieoitdoornbsp;menfchen handen gemaakt fyn, daar by in eenige vergelykingefoudekunnennbsp;brengen: laat het niemant vreemt voorkomen, datwy in dit onderfoek, hetnbsp;welk aan veele enkel natuurlyk fchynt, het egter feggen een volkomen noot-fakelyke laak te fyn; dat wy den gedugten Schepper en Regeerder van alles,nbsp;eerft met de nedrigfte ootmoedigheit bidden i dat het hem gelieve, niet alleen ons in figh felfi duifter verftant te verligten, om fyne wonderen en volmaaktheden in fyne werken te kunnen aanfehouwen en verftaan j maar ooknbsp;dat fyne goctheit onfe herten, van alle ftrydigc paffien, en daaruit ontftaan-de redenlofe overleggingen gelieve te fuiveren: nadien het aan niemant, dienbsp;HU defc genade verkregen heeft, dat hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ontelbare fakenderfclvcr sanbiddc-

lyken Maker, met volkomen overturgingc van fyn gemoet, byna tallen en vinden kan, onbewuft kan wefenj dat vele van defelve aan hem te voren me-nighmalen voorgekomen, by hem verftaan en regt begrepen fyn, fonder dat ditnbsp;alles aan hem de minfte opleidinge,totde waareOpper-oorfaakderlèlver gegeven heeft. Soo dat hier uit ondervindelyk blykt, dat nogh de doorfigtigheid vannbsp;fyn verftand, nogh de faken felft, bequaam fouden geweeft fyn, om hem totnbsp;een regte befchouwinge te brengen j ingevalle geen andere hulpe buiten dele allenbsp;was. En indien een Atheill defe betuiginge vanfoodanige ,nbsp;verllandige en geloofwaardige moet houden,, alleen maar voornbsp;een hiltorifche waarheit aanneemt j fai hy ten minllen moeten toeftaan, datnbsp;m een faak van foo grooten gewigte als defe, waar aan een falige of onfaligenbsp;eeuwigheit hangt, het volgens fyne eigen gronden, aan hem niet Ichadelyk:nbsp;wefen kan, indien hy den by hemjtot nogh}toe onbekendenGodty met die vannbsp;Athenea , tot fyn hulpe aanroept.

E 3 nbsp;nbsp;nbsp;OiTii

-ocr page 62-

P nbsp;nbsp;nbsp;II beschouwing Ë.

§. z. Om dan tot het voorgenomene over te gaan: nadien wy in het volgende alleen de bewyièn van de volmaaktheden Godts, dat is, vaniynewys-heit, magt en goedthcit, fullen tragten, op een overtuigende wyfe, aan ongelukkige Atheiften, en twyffelcnde gemoederen voor te ftcllengt; cnnietfoo feer deflelfs Eeumge Aanwefentheit aan te toonen; dewyl deièlvemyns wetensnbsp;by geen Ongodiften geloochent wert , die alle een Eeuwigb erkennen,nbsp;gelyk in ’t voorige reedts aangehaalt is.

Indien’er egter ymant onder haar, foo blint mogte wefen, dat hy nogh twyffelde of ook dit uit de werken Godts aangetoont konde werden j fullennbsp;wy aan hem ook in defen tragten te voldoen, en een overredend bewys daarnbsp;van op dcfe plaatfê te geven, eer wy tot het andere overgaan.

Hy vrage dan aan figh felfsj indien’er geen Eeuwigh-Welen was, dat is, indien’er oit een volkomen Niet geweeft ware gt; fonder dat ofSchepper ofSchep-fdj of Yetwes, wat het ook fyn mogte, eenige welèntlykheit gehadt had-dej of hy niet overtuigt moet fyn, dat ’er in alle eeuwigheden niet het alder-minfte foude kunnen wefentlyk geworden fyn j en dat dit Niet, in alle oneindige eeuwen, een enkel Niet foude hebben moeten blyven.

Nu dit ontegenfprekelyk fynde, volgt immers met volkomen‘fekerheit j dewyl’er niet eene, maar foo veele en groote faken wefentlyk fyn j dat’er nimmer een volftrekt Niet, maar ten allen tyden yets wefentlyks, dat is een eeu-wigh wefen geweeft is, en nogh is.

Soo dat niet alleen uit defe foo wydt uitgeftrekten Hemel, enfyne onfache-lyke groote ligtcn cn lichamen, maar felfs uit het aldertederfte grasje, uit de alderveragtften ftecn, daar men op trect, uit het alderkleinfte fantje defe be-toginge onbetwiftelyk kan op gemaakt werden. Nadien, ingevalle oit een volkomen Niet geweeft was, niet het alderminfte van dit alle, in aller eeuwennbsp;eeuwigheden oit foude kunnen voorgebragt en wefentlyk geworden fyn.

§.3, Op defelve wyfefiet menden nbsp;nbsp;nbsp;aulusomGoótsEeuwigeKragt,

waar door liy uit figh felfs van alle eeuwen beftaat, en fyne Goddelykheit, door ny V3.n sllc ichepfclcnj die een begin gebiidt hebben 5 daarom verquot;nbsp;fchilt, aan te tonen, in de reets voor aan geroerde plaatfe. Rom. /. zo fynnbsp;bewys op maken j feggende: dat defe heide van de fcheppinge der werelt aan uitnbsp;de fchepfelen verfiaan endoorfien worden: En te gelyk toonende dat metdelchep-fele'nin het gemeen te noemen, hy niets van defelve uitfondert, hoe geringhnbsp;het ook welen magh jhet welke door fyn wefentlykheit niet bequaam%, omnbsp;yder, die nogh niet geheel redenloos is, Godts Eeuwige Kragt en Goddelykheit, dat is ook onder andere van fyn Eeuwige aanwefentheitmetvoYkomennbsp;fekerheit te overreden.

§. 4. Gelyk nu defe befchouwinge van alle fchepfelen in het gemeen, op de voorfeide wyfe aan yders confeientie getuigeniflè geeft, dat’er een Eeuwignbsp;Godt is: foo fal ook een ygefyk, die figh felfs alleen in fyn famenftel belchouwt,nbsp;en let wiehy is, en waar uit hy beftaat j hoe hyhiergekomen is en onderhouden

wert.

-ocr page 63-

Van al het JlenJyke^ en van ons felfs in't gemeen.

wert, daar door ook, fonder byna op eenige andere byfonderheden agt te geven, (het welk wy na delen verhoopen te doen) van de wysheit,magt,ennbsp;goedheit van defen Godt, kunnen overtuigt worden.

Die dan tot nogh toe aan foo gewigtigh een waarheit getwyffêlt, of de-felve gelpochent heeft, fla lyneoogeriengedagten, eerft, allecnopfighfèlfs: wanneer hy niet fal kunnen ontkennen, dat hy een lichaam heeft j het welknbsp;gefont fynde^ in fommige van fyne deelen, als handen, voeten,oogen amp;c. opnbsp;en na fyne wille bewogen wert: op andere deelen wederom (dat feer opmer-kelyk is) heeft defe wille in het geheel nogh eenigen magt nogh invloet: foonbsp;klopt fyn hart i fyn bloedt loopt omj fyn maagh en ingewanden bewegennbsp;figh; fyne vogten, die foo groot een deel van fyn lichaam uitmaken,' hebbennbsp;verfcheide werkingen in hem; fonder dat hy magtigh is dele bewegingen, of di-reét voort te brengen , of te fluiten. Voorts bevint hy dat hy verllaat, wil,nbsp;redeneert, bemint, haat, vreeft, hoopt, en (met een woord, hetwelk bynbsp;vele Philolbphen in defen gebruikelyk is) dat hy denkt.

§. y. Syn lichaam nu eerfl: onderlbekende, liet hy by een gewifle eiwarent-heit, dathetfelve beftaat, uit het voedfel, dat hy gebruikt i als kraiden, gewalTen, of tarw en rogge, water, vleefch, vifch en diergelyke. Nu allenbsp;dieren nemen ook haar voedfel j ’t geen, hoewel de eene wel de andere eet,nbsp;in de laatfte egter weder gewalTen en water is: wantbergftolFen, als metalen,nbsp;en diergelyke, weet men niet, dat nogh tot fpyfe van eenigh dier gebruiktnbsp;werden. En fchoon dit al was, foude egter het volgende bewysinfynkragtnbsp;verblyven.

Nu alle defe gewalTen fpruiten uit de aarde vooit, en gefait fynde fchynen haar ganfche lichaam, uit aarde en water te verkrygenj boven het geene denbsp;lugt, het ligt,en wat nogh andersmogte wefen,daar toe geeft. Welkmeng-fel van dit alle , om dat men de felve in alle vrugtbai-e “arde vint, wynbsp;kortheitshalven , hier na met de gemene naam van .Aards nOCmennbsp;fullen.

Waar uit hy dan eindelyk fal moeten belluiten, dat de ftolTe, daar fyn lichaam uit beftaat, niet anders is, als het water, dat hy in fynen drank gebruikt, en verder een veranderde Aarde i die eerft toe gewaflèn, cn daar na tot fyn lichaam wert.

Indien nu dit alles nogh aan hem niet met génoegfame klaarheit mogte voorkomen: laat hy figh een menfche voorftellen, die te vooren vet en fwaar fynde, eenige ponden door fiekte verloren heeft. Ingevalle nu dele gefont geworden fynde, en niet anders als water en brood tot fyn voetfol gebruikende, weder fyn voorgaande fwaarheit krygtj waar is al dit vlees van daan gekomen, als van dit water en broot ? dogh infonderheit, als hy de tederheit van fyn beginfel aanmerktgt; het welk, als fyn moeder van hembevrugtwierdnbsp;nauwelykseen klein gedeelte van een loot gewigts foude hebben kunnen ophalen gt; fchoon het felve daar na, eerft door het voetfcl van fyn moeder,en vervolgens.

-ocr page 64-

ÏI. BESCHOUWING Ë.

gens door Eet geen hy felCs genomen heeft, (’t geen men beide niet dan aarde ten opfigt van derfelver ftoffe noemen kan) tot een man van foo veel pondennbsp;opgegroeit is. Enfal hy dannogh kunnen twyffelen,dewylal ditvoetfelalleennbsp;uit water en aarde beftaat, dat fyn lichaam volkomen een veranderde aarde ennbsp;water in alle fyne grootheit is ?

§. 6. Dit nu ontrent fyn lichaam ondervonden hebbende, (om wat verder te gaan) indien hy figh verheelt met een ander aan tafel te fitten, om te ee-tenj foude hy ook kunnen denken? dat het brood, vleefch, vifch, bier,wynnbsp;gcc. dat op defelve aangeregt is, en gegeten fynde cerft tot fyn voetfel, ennbsp;daarna tot fyn lichaam werden falj of liever, dat een hoop aarde, waar uitnbsp;al dit voetfel voorgekomen is, (men gelieve vry de lugt en alles, waar het lichaam boven defe uit kan beftaan, hier byte doen.) de bequaamheitheeft, omnbsp;van lyne en eens anders redenen te oordeelen, en die te verftaan j of een De-tnonftratie van een propofitic van Euclides te kunnen begrypen: of ook dat denbsp;konfligfte Chymift en natuur onderfoeker, figh oit met regt foude kunnen vermeten, dat hyeenvloeyende of vaft lichaam (buiten welke twee geen derde kannbsp;getoont werden) uit dit voetfel foude kunnen doen voortkomen, het welknbsp;denken,en gelyk een menfeh doet, redeneren kan.

Nu foo verre gelove ik niet, dat ymant, die nogh eenigfints figh gelegen laat om de naam van verftandigh onder de menfehen te behouden, oit fal kunnen komen, en geruft tegens een aanftaande eeuwigheit, op dit gevoelennbsp;blyven.

§. 7. Uit dit alles dan bchoorlyk overdagt fynde, fal ymant ook een ander befluit kunnen maken ? als, dat fyn voetfel, het welk aarde en water is, fynnbsp;lichaam uitmaakt j en dat geen van defe, of alles wat daar uit ^oortgebragtnbsp;kan werden, en by gevolge ook niet fyn lichaam yets verftaan p redenerennbsp;of denken kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

Nogtans moet hy wel verfekert, en figh klaarlyk bewuft fyn, dat hyver-ftaat,redeneert en denkt; waarom dan dit een onwederfprekelyk bewys is, dat’er yets anders, behalven fyn lichaam in hem is, het welk verltaat, redeneert, en denkt; foo dat hy daar door foo verre aan figh felvenbekent kan fyn,nbsp;dathy uit twee verfcheidene laken beftaat; namelyk uit een lichaam dat aardenbsp;is j en uit iets anders als fyn lichaam; het welke andere, verftaat redeneert ennbsp;denkt. Dit laatfte noemt mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en daarom weet hy, dat hy uit een Z,;-

chaam en Ziek beftaat.

§. 8. Soo verre dan wetende, wie hy is, laat eenTwyffelaarof Ongodift, met ons verder voortgaan, en tragten te onderfoeken; hoe hy hier in de we-relt gekomen is, en wie hem onderhout.

Om hier over volgens ondervindinge fyne gedagten te leiden; laat hy fierfi fclfs onderfoeken en vragen , of hy ook keure gehadt heeft, of hy h?ernbsp;wildewefen ofiiietPOf hy gefont of fiek,blint of liende,welofqualyk gefor-jneert wilde wefen ? Op dit alles en fal hy immers niet anders als Neen kunnen

ant-

-ocr page 65-

Van al het Jlenlykey en van ons zelfs in V gemeen. nbsp;nbsp;nbsp;41

antwoorden. In tegendeel, laat hy figh by eigen bevindinge onderfoeken, of hy niet, fonder het minfte toedoen van figh felfs en ganfch buiten lynennbsp;wille, hier neder gefet is, foodanigh als hy isgt; fonder dat hy aan figh felfsnbsp;meer of minder gaven of voordeelen heeft kunnen geven. By gevolgenbsp;dan, moet hy overreedt fyn, dat hj niet van figh felvcn, maar van eennbsp;ander is.

Maar fal ymant, die onvaft en twyffelend is, of die aan dit gcfcidc, om geen Godt daar door te moeten erkennen, niet geerne fyne toeftemmmgenbsp;'vd geven, mifichien hier tegenwerpen j dat fyn Ouders , by manier vannbsp;Voorteelinge, de ware oorlakenfyn, dat hy figh hier bevint: het geen ternbsp;eerfter opflagh met wat fchyns voorkomt. Dogh indien hy de fake wat dieper gelieft in te fien, fill hy niet wel kunnen weigei en te geloven, dat fynenbsp;Ouders, gelyk Andere, mede uit die luft, welke alle menlchen in figh bevinden tot die daat, waar door hy het beginfcl van fyn wefen verkregen heeft,nbsp;gekomen fynj fonder de minfte fekerheit te hebben, of hy daar door voort-gebragtibuden werden of niet. En moet hy ook daarenboven niet erkennen, datnbsp;niemant van haar, ook als hy al ontfangen was, magtigh is geweeft om tenbsp;feggen, of hy man of vrouw, mismaakt of welgeftelt, foude wefen? en datnbsp;meeris, als fyn moeder, al hoogh fwanger van hem is geweeft, heeft fy,nbsp;behalven dat fy alleen konde hoopen een gefonde vrugt te dragen, felts welnbsp;geweten, wat en hoedanigh het was, dat in hare ingewanden groeide:? Janbsp;felfs, als hy reets geboren was, js het als dan aan eene van fyn Ouders welnbsp;bekent geweeft, hoe fyn lichaam geftelt was, in fyne adei en, zenuwen, vleefch,nbsp;beenderen,vogten,en andere deelen?

Indien dan dit alles fonder weten van fyn Ouders is toegegaan j indien zy felfs van fyn geheele famenftèl onkundigh geweeft fyn; hoe kan hy haar alsnbsp;de regte oorfiiak van fyn beftaan en weien aanmerken ? Kan men ymant mctnbsp;regt een konftenaar noemen, of de ware oorfaak van Cenigh WCrk, het geen

hy moet bekennen niet te weten hoe het geftelt, en tot foodanigh een werk geworden is? Maar dat vry verder gaat, die niet en wifte, of hy het maakte, als hy alles daar toe dede, wat in fyn vermogen w^as?

En dewyl hy niet kan oordeelen, dat fyn Ouders yets meerder tot hem toegebragc hebben, als andere, in welke het voorgefeideeenvolkomcnwaar-heit heeft, tot hare kinderen doen-, fill hy niet moeten toeftaan? dat uit ditnbsp;gefeide volgt, dat hy volkomen fonder fyn toedoen, en alhier geftelt is,fon-der dat hy fyne Ouders verder aanmerken kan, als die onwetende werken,nbsp;en by gevolge geen ware,maar ten uiterften alleeninftiiimenteleoorfiikenvannbsp;hem fyn.

Dogh om alle uitvlugten wegh te nemen, enonwederfprekelyktebewyièn, dat hy van fyne Ouders, als fyne ware oorfiiken, niet kan voortgebragt fyn; laat hynbsp;figh erinneren, dat, behalven fyn lichaam, hy ook uit eene ziele beftaat; welkenbsp;te vooren al getoont is geheel van fyn lichaam ondcrfcheiden te wefen. Nu al

F nbsp;nbsp;nbsp;wat

-ocr page 66-

II. B E S C H o U W I N G E.

wat van fyne Ouders tot fyne voorbrcnginge heeft kunnen gefchiedcn, (chynt alleen opfigtelyk op het lichaam te fynj en beftaat niet, als in de mededeelin-ge van een lichamelyke zaadvogt3 die dan ook uit de ftofFe van het voetfelnbsp;fyn oorfpronlc heeft; en daarom, volgens het boven getoonde, niet dan eennbsp;veranderde aarde en water is. Nu defe aarde en water, noghyetwes dat daarnbsp;uit voort kan komen, verftaan, nogh denken niet; en dit doet hy nogtansnbsp;beide; waarom hy feker genoegh fchynt overtuigt te moeten fyn, dat hy,nbsp;voor fooveel hy een menfche ,dat is ook verftaande, redeneerende, en denkende is, van fyn Ouders geenfints kan Voortgebragt lyn. En dewyl hy ook van.nbsp;figh felfs geen oorfaak is, dat hy derhalven van een ander, als hy felfs en fynenbsp;Ouders fyn, alhier geftelt moet wefen.

42

r-i‘

Ik hebbe,om in den beginne niet te fcherplinnig te redeneren,die hedens-daagfe waarnemingen voorby gegaan, welke mede brengen, dat het men-fchelyk lichaam fyn begin uit een grontformeerfel heeft; waar in de leden, als in een kluwen, op een gerolt fyn, welke daar na door het by komende voedfelnbsp;tot het fienlyke lichaam van een menfche opgevult en uitgerolt worden. De reden is,om dat het bewys,het welke wy hier be-oogen,in defelve kragt hlyh.Eerfi,,nbsp;nadien dit grontbeginfel hoe klein het, nogh onuitgerolt fynde, ook wefennbsp;mag, egter waarlyk yets lichamelyks is. Tennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fchoon men alhier deui-

terlte ftrengheit van redeneren gebruiken wilde, is het nogh nietbewefen, dat dit grontbeginfel van de volgende menfeh niet uit de vogtenvan de voorgaande Vader of Moeder of van Beide, en daarom ook uit een veranderde aardenbsp;beftaat. Ten derden^ door wat oorfaak dit grontbeginfel ook voorgebragt is,nbsp;kan niemant loochenen, dat, als het al tot een figtbaar lichaam uitgerolt is,nbsp;het felve insgelykseen lichamelyke ftoffe is en blyft. Dat nu defe redeneren ofnbsp;denken kan, fal niemant ligt ftellen, die nogh by verftandige voor wys wilnbsp;doorgaan; en gelove ik ook niet, dat oit ymant fal gevonden worden, dienbsp;ifaande fal willen houden, dat men de regte en ware oorfaak van de formatienbsp;van fyn eigen grontbeginfel,of dat van eenigh ander menfehelyk lichaam, aannbsp;fyne 'Wetenfehap of die van fyne Ouders moet toefchryven. Nu die yets onwetende doet, kan men (gelyk ftrax gefegt is) niet verder,, als de inftrumen-tele, en geenfints als de ware oorfaak daar van aanmerken; foo dat nogh wynbsp;nogh onfe ouders daarom kunnen gefegt worden de ware , dat is met wetenfehap en kennifie werkende oorfaken, van ons eigen grontbeginfel te wefen.nbsp;Waar uit volgt, indien men defe fake al ophetfcherpfinnigftebetwift, dat hetnbsp;befluit het felve met het voorige blyft, namelyk, dat wy nogh van onfe Ouders nogh van ons Selfe,als van onfe ware oorfaken,alhier geftelt fyn. Doghnbsp;dit laatfte in het voorby gaan, en om aan hartnekkige Atheiftendit grontbeginfel tot geen uitvlugt over te laten.

§, p. Nu na dit alles ondervonden te hebben, fil het met weinigh moeyte verder aan yder konnen blyken, dat, gelyk hy figh felft hier met gefteltnbsp;heeft, hy ook figh felfs hier niet onderhouden kan. Want dit fynde, foude

hy

-ocr page 67-

Van cd het fienlyke, en van ons felfs in 't gemeen. nbsp;nbsp;nbsp;43

hy ten minften fynvoedfel aiin figh felfsmoeten kunnen befchikken. Nu kanhy de Sonne doen opgaan, die hetfelve uit de aarde doet voortkomen? kan hyeennbsp;druppel regen van den Hemel doen nederdalen, die het Aardryk vrugtbaarnbsp;maken,en aan hem tot drank dienen moet? kan hy aan een eenigh terwcnbsp;graan, aan het minde grasje, om hem en die dieren, welke hy tot fpyfegebruikt, te voeden, het wefen en de daar toevereifchteeigenfehappengeven?nbsp;maar, om yets meerder te feggen, als hy nu al leeftogt in overvloet hadde,nbsp;weet hy wel,op welk een wylè defelve fyn lichaam in dant behout? en foudenbsp;hy ons kunnen feggen, waar het gene fyn lichaam herdeden lal, verblyft,nbsp;foo ras het fyn mage en darmen doorgegaan is? en op wat wyfe dit voedfelnbsp;tot bloet en andere vogten, en defe weder tot lbo verfeheiden deelen, daar fynnbsp;lichaam uit bedaat, gemaakt werden? foo dat hier wederom niet anders voornbsp;hem te beduiten valt, als dat dit alles boven fyne magt gaat, en dat hy met

figh felfs, nraar een ander hem hier onderhout.

§• lo. Soo verre dan nu uit dit voorgaande verfekert fynde, dat hynietvan figh Selfs, nogh van fyn Ouders, maar van een Ander hier gedelt is, en dat eennbsp;Ander hem hier onderhout} laat ik aan hem felfs te oordeelen, of hy metnbsp;een volkomen gerudheit leven kan} indien hy niet tragt te weeten,nbsp;hoedanigh defen Maker en Onderhouder is. Dewyl ik niet denke, datnbsp;ymant foo ongevoeligh ontrent fyn eigen geluk of ongeluk wefen kan ,nbsp;dat hydit niet, als een faak van de alderuyterde aangeleegentheid aan zalnbsp;fien.

Indien hy dan met ons dit wil tragten te onderfoeken, wat ook aan ongelukkige verdanden twyffelagtigh magh voorkomen, fal hy tenminden dit als een onbetwidelyke waarheit, moeten toedaan : dat de oorfake, waar doornbsp;hy hier gedelt is en onderhouden weit, figh van hare daden bewuft, en dienbsp;Verdaandc} of geheel onbewud is geweed. Dat is, hy moet rnet het verltan-digfte deel der werelt erkeni'ien, dat een Godt hem gemaakt hccrt5 CD Oil*

derhout} die weet, wat hy in defen gedaan heeft, en nogh dagelyks doet: of anderfints moet hy, volgens het noit bewefen gevoelen van ongelukkigenbsp;Godtloochenaars, figh tragten wys te maken, dat hy door een los,en van alles onkundigh geval, of door een noodfakelyk gevolgh van figh onbe-'vude Natuui-Wetten hier gezet is. Een van defe beide is ontwyfièlyknbsp;quot;Waar.

§-it Om dan, indefe foogewigtigtefaak, verleidende driften, metregten ernft te overwegen, welk van dezenbsp;men, met een geruft en verfekert gemoet, voor de regte waarheit Houden kan.

buiten alle vervoeringe van van

.gt;1.4

cn

Laat hy aan figh voorftellen, dat aan hem verfcheidene welgemaakte, t.i nu al een langen tyt wclgelopen hebbende, en noghwellopcndeHorologien,nbsp;in een kamer getoont werdenjcndan daar op figh felven vragen; of hy oir foudenbsp;kunnen denken, dat alle defelve, fonder dat eenige wysheit, van een figh des

ver-

F z

-ocr page 68-

44

II. BESCHOUWING E.

vcrftaanden konftenaar, daar ontrent oit bellgh was geweeft, alleen, door figh van alles onbewuftc oorfaken, als een los en onwetend geval, of de ge-fcide onverdandige N at'uur-Wetten , haar wefen, en bequaamheit tot den-dienft, die fy doen,verkregen hebben? en of hy een redeneerder,die dit uitnbsp;fyn Philofophie wilde afleiden, felfs niet foiidc oordeelen aan yder, die noghnbsp;eenigfints redelyk was, ganfcli buitenfporigh te moeten voorkomen ? In-fonderheit, wanneer aan hem de maniere, op welke defe Horologien in alnbsp;hare byfondere deelen gemaakt en famen gebragt waren, uit dcrfelvcr geftelnbsp;bekent was. En in tegendeel of hy niet heel geruftelyk foude toeftaan, datnbsp;elk van die, door een verfranfligh konftenaar, met ooghmerk, om door denbsp;felve de uuren, en wat dies meer is, te doen aanwyfen, toebereit is.

Na dit alles regt overdagt te hebben, gelieve hy dan verder te gaan; en, in plaatfe van op defe Horologien, de oogen te flaan op fyn eigen geftel;nbsp;en buiten dar, op foo veel Mcnfchen, Dieren, Vogelen, Viflehen, Planten, en andéi’e wonderen der Natunre: endenken, nadien een goet uurwerknbsp;fynen verftandigen Maker ontwyffelyk bewyft, of niet in yder van defe laat-fte een onvergelykelyk grooter konftwerk figh vertoont als in het alderbeftenbsp;Horologic ? vermits het buiten alle twift volkomen feker is, dat den alder-grootften Konft-Werker in de ganfehe werelt, geen Muis, geen Mugge, geennbsp;een Plantje of Bloempje, hoe geiingh het ook fchynen magh, bequaam isnbsp;voort te brengen; in die volmaaktheden, waar medewydefelvedagelyksfiennbsp;voortgebragt te wefen. En laat hy derhalven in ftilheit figh verder onderfoe-ken, of alle fyn Atheiftifche raifonnementen, hem met een geruft gemoet ennbsp;fonder een geduurigh tegenfpreken van fyne confeientie, dit rampfaligh gevoelen kunnen doen voor waarheit houden; dat die dit alles, en ook fyn lichaam,nbsp;op foo verwonderlyk een wyfe, uit een foo onbequame ftoffe, als de aarde totnbsp;dit ooghmerk fchynt te fyn , toebereit heeft; foo verre fonder verftant ennbsp;wysheit foude geweell fyn ? dat als hy hem tot foo konftigh een famenftelnbsp;maakte, hy niet wifte, op welk een wyfe en tot wat einde hy hem maakte.

Nadien nu uit dit alles een ongelukkigh Ongodift nootfakelyk fchynt tc moeten overtuigt werden, dat fynen Maker verwonderlyk wys is; te meer,nbsp;als hy daarenboven aanmerkt, hoe weinigh dit met eenige reden overeenkomt,nbsp;dat een verftandigh, wys, en redenerend Wefen, gelyk hy felfs en allemen-fchen fyn, van een verftandelofe en figh harer werken onbewufteoorfaakkannbsp;voortgebragt fyn. Nadien daarenboven de manier , op welke hy onderhouden wert, heni fchynt te moeten doen fien,dat defe fynen Onderhouder nietnbsp;alleen wys,maar ook magtigh en goedertieren is: dcwyl defelve eene foo grote Sonne om hem toe te ligcen, een den ganfehen aartkloot omringende lugtnbsp;om tc ademen, foo veel water om fyn dorft te laven, foo veel planten en dieren om fyn honger te verfaden en hem te verquikken , en een, menigte vannbsp;andere faken tot andere gebruiken, aan hem fonder fyn toedoen mildadiglyknbsp;verfchaft; en foo verwonderlyke bcquaamheden om dit alles te kuiijien genieten

-ocr page 69-

Fan al hetfienlyks^ en van ons feJfs in't gemeen. nbsp;nbsp;nbsp;4^

ten , in hem gelegt heeft : laat hy eyndclyk by figh felft overleggen, wat hem van de regtveerdigc ongenade van defen fynen Formeerder en Onderhouder , ook na fyn eygen oordeel, te vcrwagten moet fynj mdien hy voortgaat fyne wysheyt te loochenen , fyne magt niet te willen ontlien, en lymcnbsp;goedertierenheyt niet te willen daneken 5 en om in defen allen geen veiplig-tinge te moeten erkennen , lafterlyk , en genoegfaem met befpottinge vannbsp;defe Heerlyke volmaaktheden,alles aan geheel verftandclole en onwetende oor-

faken poogt toe te fchryven. nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j r r u

§• u. Het fchynt my naulyks mogelyk te wefen, dat na op defe wyfe by %h felfs, metbehoorlykenernft, al het voorige overdagt te hebben , noghnbsp;eenigh Godtloochenaar ioo beklagelyk hartnekkigh foude kunnen blyven ynbsp;dat hy nogh foude durven feggen, hier door met ontruft te fyn. En in gevalle al eemge figh foo verre aan haare verleydende driften ovemegeven mog-ten bevinden; is het niet te denken, dat fy alle foo feer alle redelykheyt verloochent fullen hebben; dat niet andere het de moeyte waardigh fullcn agten,nbsp;om met ons tot de befchouwinge van de werken des groten Scheppers m hetnbsp;volgende over te gaan : of uit foo veel aldaar aangehaalde byfonderheden ennbsp;wonderen , een eenige (dat genoegh is) mogte bequaam fyn, om aan haar,nbsp;hare dwalinge, en een overtuigend bewys van een daar in met foo veelklaar-heit uitblinkende Godtheit te doen fien._ Dit kan ik met ondervindingenbsp;feggen ;dat voornamentlyk door de overdenkmge van het geen m defe twee ecritenbsp;befchouwingen gefegt is, een ongeluckige,aan wie ik te voren m fyne gefont-heit meermalen verfogt hadde dit in ernft by figh f^s te overwegen, en dienbsp;tot feer weinigh weken voor fyn doot toe, alle die een Godt erkenden ennbsp;dienden, gewoon was, al waar hv met vryheyt konde fpreken, te belachen,nbsp;door Godts goetheit tot beter gedagten, en overtuigmge van een Godt ge-bragt is, volgens fyne aan my met eygen mont m fyne laatfte fiekte gedanenbsp;bekentenifle.

H L B E-

-ocr page 70-

BESCHOUW INGE.

Van eenige byfonderheden in de Mont.

*7 Strottenhooft.

8. üvertuiginge up Toet te voren gejegde. ¦9, Su 'tgen, m lugtledige plaetfe.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Selfs door Tiinderen gemaakt.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefegde.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Pfalin,. VIII. 3.

OM dan een begin'te maken.

Laat ons eerll ons eigen lichaam in fyne wonderheden befchou-wen. ’t Geen,hoewel onfe meefle fpyfen,als broot,vleefch,virch, enz: vafte lichamen fyn, egter niet door defelve foo lange fy foodanigh blyven, en nietnbsp;eerft tot vogten gemaakt fyn , gevoed wert j waarom dan eerlt een middelnbsp;van noden was, om defe vafte lichamen tot vloeybare ftoffen te doen werden 5 en wel fulkc, die de bequaamheit hadden, om aan onfe lichamen, totnbsp;onderhoud te dienen.

Tot defen einde hebben wy in onfen mont Tanden ftaan , waar van de voorfte fcharp en fnydende fyn, om een gedeelte van die fpyfen, die men nemen fal, af te by ten; verftrekkende , door de rondte , die fy te famen maken, tot een gepafte maat van de grootheit der beete, die wy met het mee-fte gemak daar na kunnen kauwen ; ’t geen yder kan ondervinden, als hy ly-ne beete grooter of klcindei maakt. De tweede foort fyn, die menHontstan~nbsp;den noemt, meer puntigh als fnydende, infonderheyt fehynende te dienen,nbsp;om iets dat tayer is, en niet wel door de eerfte door gefneden kan werden,nbsp;daar mede vaft te houden, en foo van den anderen te kunnen trekken.

Is hier nu geen wysheit in, die dit beoogt? waarom fyn de volgende tanden , Kiefen genaamt, niet van defelve figure ? Waarom fyn fv plat en breet, en met heuveltjes en holligheden oneffen; als om ’t geen de voorftenbsp;afgebeten hebben, als ftampers, te kunnen klein maken? Tot het welke hare oneffenheden dienen, gelyk in Ibmmige molenftenen, die men, om beternbsp;te bryfelen , ook oneffen maakt. Is dit by geval, waarom ftaan de kiefennbsp;niet voor , en de tanden niet agter in de mont? ’tWelk ons het afbyten ennbsp;kauwen feer moeyelyk foude maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Hoe komt, dat meeft alle andere beenen met een teer gevoeligh vlies om-kleet , en de tanden, foo verre fy buiten het tantvlees ftaan, daar van ontbloot fyn ? Als om dat het gebruik van defelve ons geen pyne veroorfaken foude, wanneer door het bycen dit vlies eenige drukkinge foude lyden.

§. z. Kan

-ocr page 71-

Van eenige hjfonclerheden in de mont,

§. z. Kan nu iemant denken dat het fonder wysheit en oogmerk gefchiet is , wyl dogh het blote been de lugt felden fonder verdervinge verdraagt, ennbsp;een bedekkend vlies hier van geen gebruik kan fyn gt; dat de tanden met eennbsp;harde ftoflFe ( 'Email genoemt in de Hijiorie van de Franjfche yicademie^nbsp;ui. 1699, p. 48, ^ omgeven fyn? Die haar als verglaaft of Emailleert rontom,nbsp;foo verre {y aan de lugt bloot liaan gt; van welke llolFe fy berooft fynde bedorven werden. Men kan in de Tab. i. Fig. i. ook een afbeeltfel daar af hen.

linie ACFH, is het bovenlle van de beene tafelen,tuflehen welke de tanden Haan j AEC, en FGH fyn de wortels der tanden j de delen ADCBnbsp;cn FLHII vertonnen het Emailleerfel, of verglaaft, dat bellaat uit kleinenbsp;draatjes , die nevens malkanderen gefchikt fyn, en boven fomtyts famenge-voegt, doglr beneden van den anderen gefcheiden fyn y en bedekt dit verglaaft de gantfche tant, foo verre fy uit het tantvlees fteekt. MM lyn denbsp;gaatjes, daar de Zenuwen doorgaan in de wortel der tanden van jonge men-fchen j welke in oude, als in NN, toegdlocen werden; waar door dit gedeelten der Zenuwen, die anders in de tanden fyn, van de overige Zenuwenbsp;afgefcheiden werden.

Ik late nu aan verftandige oordeelenof men. door de huit der tanden. Job. XIX. zo. ook dit Emailleerfel, dat de tanden,als een huit bekleet, verftaannbsp;moet. Alwaar Job fyne uiterfte magerheit fullende befchryven, fegt; iMynnbsp;gebeente kleeft aan myne buit en aan myn vleefcb ; ende ik ben ontkomen met denbsp;buit myner tanden. quot;^Nu dat in teeringen en andere grote vermageringen, alsnbsp;felfs de huit des lichaams hartwert, en lydt, de tanden dikwUs in fommigcnbsp;nogh fpierwit en blinkende fyn,, ondervint men dagelyks: en dien volgens,nbsp;dat dit verglaaft of defe buit der tanden kan in ftaat blyven, als veele anderenbsp;delen door magerheit verteert lyn. Het geen ook daar uit blykt , om dat denbsp;Heer La Hire de Soon , aan wie men dele ontdekkinge Ichuldigh is, legt,,nbsp;waargenomen te hebben, dat her been der tanden lèlfs in Oude incnfchen, ge-lyk andere beenen,fyne kragt van wafien verheft; maar dat dit verglaaft egternbsp;ook in den ouderdom de wafdombehout. Uit al het welke dan, hetgeennbsp;Job met dit woort wil betekenen, ook openbaar fchynt te wefen.

Een Yder kan dit, met het geen andere daar over gedagt hebben, vergely-ken, en verkiefen het gene hy beft met de omftimdigheden oordeelt over een tc komen.

Immers, defe uitlegginge wettelyk zynde, dewyl het waarfchynelyk is, dat dit Emailleerfel of buit der tanden als doe niet bekent is geweelt, om datnbsp;de waarneminge daar van eerft A. 1699. voor yets nieuws aan de geleerdenbsp;Werelt isvoorgeftclt; fchynt dcfelve tot een bewys te kunnen ftrekken ,datnbsp;den Ingever van dit woort, al in die tyden, van foodanige faken heeft kennilTenbsp;gchadt, die eerft na veele jaren en eeuwen aandemenfehen by onderzoek openbaar fouden werden: En gevolgelyk, dat hy meerder als een menfche geweelt is.

Waarom fyn, de tanden, merkelyk harder, als alle andere beenderen , en

van.

-ocr page 72-

48

III. BESCHOUWING E.

van fommige daarom voor fteenagtigh gehouden , als om dat fy door haar afflyten, tot haar dienft niet onbequaam foude werden ? En daar andere bee-ncn met de mannelyke jarcn ophouden van groeyen , waiTen defe (immersnbsp;haar verglaaft wert groter) om het gedurigh afflyten te vergoeden, tot dennbsp;hoogen ouderdom toe ’t geen blykt, om dat een tant in het eene kakebeennbsp;uitgevallen fynde , de overflaande in het andere, veeltyts langer wert, alsnbsp;die nevens hem ftaan.

§. 3. Om nu alle verdere gebruiken der tanden niet op tehalen', die fyaan de fchoonheit van het aangefigt , en infonderheit aan de fprake geven, omnbsp;defelve verftaanbaar, gemakkelyk en onderfcheiden te maken.

Wie kan het maakfel der , fonder verwondert te fyn,aan{ien?die figh op foo veelvuldige wyfen bewegen 5 die een openingh tuflehen haar maken,nbsp;om het voedfel te laten doorgaan; die haar felfs weder fluiten, om de dranknbsp;en fpyfe te beletten, onder het kauwen, uit de rnont te vallen; die der men-fchen fpraak formeren, en een voornaam werktuigh fyn, waar door de kin-ders hare moeders fuigen; en nevens de tonge en wangen dienen om de fpyfe,nbsp;door het kauwen, niet kunnende onder de kiefen en tanden blyven, daar weder t’eikens onder te brengen , tot dat defelve klein gemaakt en van het quylnbsp;genoegh dooiwogtigt is.

§. 4. Is het nu ook by geval, nadien de fpyfe droogh blyvende niet als met veel moeite doorgefwolgen foude kunnen werden , dat ’er in de mont foonbsp;veel ^yl-fontcinen lyn? Welkers vogt figh door ontelbare openingen, ondernbsp;het kauwen , met de fpys vermengt ; en felfs ook door lange daar toe dienende buifen, uit verre-gelegen klieren, derwaarts gebragt wert, niet alleennbsp;tot het bovengefeide einde ; maar (dat nogh meer is) om aanleidinge te geven , dat de valte fpyfe, darir mede gemengt fynde in de mont, in dc raaaghnbsp;ligter tot een voedende vogt magh gemaakt werden. Wy fullen hier vannbsp;deffelfs eigenfehap om veele laken te doen gillen , en van ’t geen men verdernbsp;by de onderfoekers vinden kan, niet fpreken, om niet te langh te werden.

Kan iemant nu defe ordrc van foo veel fiken, foo net tot den dienft, wel-Ice ly doen moeten, paflende, aanfien, als van een oorftak voortgebragt, die dit alles foodanigh ordinerende, niet en wift, wat fy, nogh felfs dat fy ditnbsp;dede ? Daar elk van die foo nootfakelyk tot ons gemak, tot onfe onderhou-dinge, tot onfe gefontheit, en tot ons leven is; en is het een Godt die dit alles doet, wee! die fync volmaaktheden loochenen.

§. y. Eer wy de mont verlaten, kan ik niet voorbygaan, nogh iets daar in aan tc merken; het welk ieder, die de uitwerkfelen daar van fiet, fchynt in ver-wonderinge te moeten opneraen. Dit is het verbaaft makende geftel van dcnbsp;tonge van een menfeh. Laat hier vry alle Konftenaars ter Werelt gevraagtnbsp;werden , of iemant van haar foodanigh een Machine foude kunnen makennbsp;(op dat ik niet fegge , figh die met gedagten voorftellen) welke fonder beennbsp;of eenige leden fynde , foo ontelbare verfcheidenheden van bewegingen kan

ver-

-ocr page 73-

V%n eenige lyfonderheden in de mont. nbsp;nbsp;nbsp;4P

vertoonen \ makende (igh nu langh en dun, dan weder kort en dik3 en in een ogenblik op foo veel byfondere wyfen figh roerende en vormende , dat-’er byna niets fchynt aan te gebreeken, om alles te kunnen doen in haar bewegingen, dat ymant met fyn gedagten denken kan.

Kan ymant oordeelen, dat hier toe geen verftant nogh wysheit van deflelfs Maker gebruikt is 3 die een foo wonderlyk lichaam, behalven eenige klieren ,nbsp;diehetdroogh lynde bevogtigen, alleen uit het famenvlegten van eenige fpier-draden gemaakt,en op die plaatfe geleit heeft,daaral die bewegingen haar gebruik konnen hebben '? Den hartnekkigllen en beklagelyktten Ongodilt,nbsp;denke by figh felfsj of hy met eenige ovcrredinge van de waarheit van fynnbsp;gevoelen, dit van een los geval, of fonder eenigh verftant werkende nootfa-kelyke natuurwetten kan afleiden ?

Defe tonge leit in de mont,daar het geluk uit het ftrotten hooft komende doorgaat 3 het Avelk de tonge bewogen fynde, onderfcheiden maakt 3 formerende alfoo alle talen en fpraken, waar door dit groote wonder, dat eennbsp;menfch de gedagten van fyn fiel aan een ander door dit bewegen der folvernbsp;kan bekent maken, uitgewrogt wert 3 daar foo fy op een ander geplaatfl; ofnbsp;van defe bequaamheit en geftel niet en was, de ganfche werelt in de groot-fte verwarringe foude fyn. Dit kan men fien in: die geene, welke doornbsp;dootheit, of andere ongevallen, het ongeluk hebben van haar tonge niet welnbsp;te kunnen gebruiken 3 met hoe veel moeite en fwarigheden fy haar gedagtennbsp;aan andere moeten doen verftaan. Om kort te fyn , yder kan figh gemak-kelyk verbeelden, welk een confufie het baren foude, indien alle menfehennbsp;ftom fynde, andre gebeerden moeften gebruiken om met malkanderen verbonden te tnaken, koopmanfehap te dryven of anderfints te onderhandelen:nbsp;op dat ik van het nadeel niet en Ipreeke, dat het leeren van alle wetenfehap-pen, en byna fonder ondcrfcheit,alles, wat onder de menfehen gewoon is tenbsp;gefchieden, daar door lydcn foude.

Defelve tonge legt ook op die plaatfe, daar de fpyfe en drank doorgaat3 en is boven dit alles ook een voornaam inftrument van onfc fmaak. Haddenbsp;de tonge defe eigenfohap niet, hoe veel menfehen fouden met minder lullnbsp;enplaifierhaarvoerfelnemen? en aan vele foude foo nodigh een werkverdrie-*^gt;gh vallen.

Kan ymant nu weder oordeelen, dat hy geen verpligtingh aan de wysheit en goedertierenheit van fynen Formeerder heeft? die defe tonge in de montnbsp;gelegt, en aan haar alle defe bequaamheden gegeven heeft. Heeft ymant oitnbsp;in het befte konftwerk, foo veel wonderen in deflelfs maakfel, foo veel wysheit m het felve te plaatfen, foo veel nuttigheden in delfelfs gebruik kunnennbsp;aantonnen. en kan men een verftandigh Maker uit het geftel van eei.i minder konftwerk bewyfenj hoe ongelukkigh blint moeten fy fyn? die in dit totnbsp;verbaaftmakinge toe verwonderlyk famenftel der tonge, geen wyfen, magti-gen, en goedertierenen Schepper konnen fien; en nogh ftaande willen höu-

G nbsp;nbsp;nbsp;den)

-ocr page 74-

ƒ0

in. BESCHOUWING E.

den, datditallcsof by geval, ten minften fondereenigewetenfchapfoodanigh toebereit is.

Om hier nu niet uitvoerighlyk te fpreken, van dien dienft dertonge, die alle menfchen in het leven bewaart, namelyk, die fy doet in de fpyfe, welke in de mont gekauwt is, agterwaaits na de keele te ftootenj fonde hetnbsp;welke het fwelgen of niet of feer bekommerlyk foude gefchieden i daar denbsp;droevige ellenden, van die door gefwellen het gebruik der felver verlorennbsp;hebben, yder van moeten overtuigen.

§. 6. Indien men nu tot deJwelg-keeï.yd-samp;r de Ipylè de mont entonge ge-pafleert fynde ons na toeleit, overgaan, en deflelfs geftel aanmerkengt; kany-mant figh verbeelden, dat dit fonder wysheit foodanigh geordineert is, dat des flqkdarms openinge, als de tonge de fpyfe of drank derwaarts floot, opnbsp;dat het fwelgen dogh fonder moeijelykheit foude voortgaan , door drie paarnbsp;verfcheiden fpieren {Tab. /.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i.) BB, CC, DD, als een lak door fes

handen open gehouden wert agter foo veel hooger door de fpieren D D opgetrokken fynde, op dat de fpyfe, voor over de lager boord deflelfs hcenen gaande, en tegen het agterfle aanfluitende, niet foude kunnen miflen den reg-ten ingank des flokdarms te vinden. Daar foo dele fpieren hier niet waren,,nbsp;defelve van een vogtigh vlies gemaakt fynde, foude toevallen, immers aan hetnbsp;fwelgen beletfel geven.

§. 7. Maar daar in het ooghmerk en de wysheit van den Werkmeefter, als met handen getaft wert,is,als de fpyfe na de flokdarm gaat, dat fy hovendenbsp;opening der flrot pafleren moet.Nu fooyets in de flrot valt ,(het geen men noemtnbsp;in de verkeerde keel fchieten) weet elk wat benautheit fulx geeft, fynde felfsnbsp;foo het veel was, gevaar van flikken. Waarom het dan nodigh is, lal eennbsp;menfeh met gemak eten en levendigh bfyven, dat het ftrotten-hooft of fyn o-peningh in het fwelgen gefloten, en daarna ftrax om weder adem te kunnennbsp;halen, geopent wordt. Kan ymant nu foo dom fyn, dat hy dit beoogt einde des Wyfen en Goedertieren Makers niet merken kan? als hy maar de moeite doet van het bovenfte van de flrot van eenigh geflagt dier in de hant te nemen} alwaar hy fien fal, klaarder als men hem in eeneFigurevertoonen kan,nbsp;dat een krakebeentie , Epiglottis genaamt, gelegtis} ’t geen van de doorge-fwolgen wordende fpys neêr gedrukt moet worden, en alfoo de onder fighnbsp;fynde'openingh der flrot bedekken-, foo dat de fpyfe daar over, als over eennbsp;daar toe gemaakte brugge, na de flokdarm gaande, belet werdt in denbsp;flrot te vallen, en dikwils hoeften engrooter ongemakken te veroorfaken.

Nu indien dit krakebeentje dus op die openingh leggen bleef, foude den adem belet worden, en het dier flrax verflikken. Kan men dan hier wederomnbsp;geen wysheit nogh ooghmerk fien, dat defe Epiglottis alfoo gemaakt is, datnbsp;fo na het overgaan der fyyfc van felfl, gelyk een gedrukte veer weder op-fpringt, of gelyk andere willen , door fpier-velelen opgetrokken wordt?nbsp;onx indien defe wederom Ipringende kragt, door te veel gebruik eens

ver-

-ocr page 75-

enen.


Van eenige hyfondsrheden in de ment, nbsp;nbsp;nbsp;f i

verflapte j altyt de paflagie van den adem, na het fwelgen, ftrax te kunnen op

§. 8. Laat ymant nu dit alles eens by malkanderen nemen, ’t welk figh in fbo klein een plaatfe,alshet holle des monts is, vertoont. En kaïihydannoghnbsp;denken, dat alle defe dingen, foo veelvuldigh in getal, foo nootPakelyk totnbsp;het leven en wehvefen van een menfch,’(onder ooghmerk van den Maker, ennbsp;by geval of door onwetende oorfaken,in(bonauwen omtrek, malkander ontmoet hebben? kan hy daar in geenwyshcit, magt, engoedertierenheitklaarnbsp;genoegh aanfchouwenj die dit einde van den menfch te onderhouden, hemnbsp;voor een fchielyke dood door (likken te bewaren, en al het geene voor ge-fegt is, beoogt heeft? laat om hier geen herhalinge van het geen eens getoontnbsp;is, te maken, hy het voorgaande nogh eens aandagtelyk herlefen, en denken, of het by ymant, die alle redeiykheit niet uitgetogen heeft, aannemfc-lyk kan (ynj daar men (óo veel dilpofitie, van (oo veel verfcheidene (aken,nbsp;om foo gewigtige einden te bereiken, gewaar wort, in een plaatfe, geennbsp;fpanne langh (ynde gt; dat dit alles door een van fy n eigen werk onwetende oorlaaknbsp;kan te wege gebragt wefen.

§. p. Eer wy hier aftreden,moet ik hieriets by voegen,’t geen foo menigh-maal het my voorgekomen is, telkens een nieuwe verwonderinge in my verwekt heeft,

De ganfche geleerde werelt weet, welken lof men met regt aan de Hee-Torricelli^ Guerike^Boyle, en andre gegeven heeft, die de eerde vinders fyn geweeft, om op den gront van Barometers door het nederfakken van quik-filver, of anders door lugtpompen, een foo genoemt Vacuum of lugtledigenbsp;plaatfe te maken, daar (bo veel natuur geheimen door ondekt fyn. En kannbsp;men dan den (onder figh over des grooten Scheppers alles bevattenck Wys-heit te verwonderen, dat hy de mont van alle mcnlchen tot een bequaamnbsp;werktuigh tocbereit heeft, om dit fcive te doen? Een klaar bcwys geeft daarnbsp;van dieAdlie, welke men fuigen noemt} en gefchiet,onder andere manieren,nbsp;als men de tonghen de lippen of tegen malkander aanlegt, of anderfints niet alsnbsp;een kleine holligheit tülfchen de felve eerft open laat} en daarna de tonge tenbsp;rugge trekkende, of een holligheit die der niet en was, tulTchen de tonghennbsp;lippen maakt, welke dan ledigh van lugt is; of anders met het felve te rug-ge trekken der tonge of andere deelen, de holligheit, die der gelaten was,nbsp;grooter makende , aan de lugt, die figh in defelve bevint, een wydernbsp;plaat(è geeft} en al(bo haar perlfingh en tegenftant in die plaatlè vermindert. Waar door dan de vogt, daar een pyp in. (leekt, welke met lynnbsp;ander einde in defe lugt-ledige plaatle des monts uytkomt , door denbsp;uyterlyke lugt geperft fynde, en in de mondt of geen of minder te-tegenflant vindende, derwaarts opgedrongen werdt. Het felve zietnbsp;men in het opzuygen van de rook, by die geene, die tabacknbsp;bruiken.

G z nbsp;nbsp;nbsp;§. 10. Maar

-ocr page 76-

f2.

III. BESCHOUWING E.

§. lo. Maar ’t geen een yder niet alleen verwondert, maar veibaafl moet doen daan, is,dat dit foo konftigh maken van tcnFacuum, door ccrftgebo-ren kinderen, en felfe door foo veel domme dieren, ftrax na haar geboortenbsp;gefchiet welke alle hare moeders fuigende, daar door een begin van haar leven te onderhouden maken. Weeten defe ook, dat de lugt een uitfettendenbsp;kragt heeft ?dat fe alle dingen met foo grooten gewigt peril;dat om door dienbsp;perffinge de melk uit de boriten te doen voorkomen, men voor dcopeningennbsp;der tepels een lugtledige plaatfe moet maken ? dat die plaatfe foo digt van alle kanten moet fyn j dat, fchoon de lugt tot ademhalinge door de neusgaten gaande, door de minfte openingh kan henen dringen, egter defelvenbsp;moet belet worden in dit Facuum te komen ? nadien ftrax - het fuigen of hetnbsp;volgen van de vogt foudc ophouden ? welke dingen alle, foo men een werk-tuigh tot het fuigen bequaam fynde maken fal, moeten in agt genomen werden, en hier foo net in agt genomen fyn; hoe v/el men onkundige kinderen,nbsp;en de botfte dieren, defe konftige Machine ftrax fiet formeren, en na alle denbsp;ve]-eifchte regulen gebruiken.

§. 11. Laat nu hier de ongelukkige voorftanders van de rampfalige gevoelens van EpicurusenLucretius^ met ons dit alles inernftigeopmerkingenemen; enfien, of haren ftokregel ook hier plaatfe hebben kanj namelyk, dat allenbsp;dingen fonder een beoogt einde des Scheppers geformeert fyn, en alleen denbsp;menfehen defelve foo gemaakt vindende, daar van haar gebruik gemaakt hebben. Is het gelooflelyk,dat dit van eerft geboren kinderen, van naulyks vannbsp;hare moeders afgekomen beeften foude kunnen gefchieden? Die felfs niet eensnbsp;en weten,dat ’er een lugt is, veel minder, hoe fy defelve tot dit einde foudenbsp;kunnen gebruiken. Kan cenigh menfeh, die nogh reden heeft, denkenjnbsp;dat de domfte en onwetenfte Schepfels onder alle, die leven hebben, fooda-nigh een Machine foude kunnen ftrax tot een regt gebruik aanleggen? daarnbsp;voorname verftanden, en geleerde Heeren geerne fullen bekennen moeite tenbsp;hebben moeten doen, om defelve te leeren verftaan, en wel te kunnen gebruiken. Een yder, die eene lugtpomp voor de eerftemaal van fyn leven innbsp;de handen krygt, fal daar van getuigenis kunnen geven.

En om een overredende preuve te hebben, dat de werktuigen, die tot het fuigen in kinderen en jonge dieren gemaakt fyn, van een alles overtreffendenbsp;wysheit tot dit einde voorgebragt fyn j behoeft men het verwonderlyk fpier»nbsp;geftel der lippen en tonge, dat alle uit een foort van vleesdraden gemaakt is,nbsp;niet met veel arbeit te onderfocken, of by goede jLnatomici na tc fien. Mennbsp;kan het ten genoegen, als men aan de redelykheit plaatfe geeft, in dit eeni-ge vinden;dat wyl in het fuigen de paflagie,daar den adem anderfints doorgaat, geftopt is, den aanbiddelyken Schepper en grooten Onderhouder vannbsp;al wat leeft, de neusgaten foodanigh gemaakt heeft, datfe, geduurendehetnbsp;fuigen, dienen kunnen om doortogt aan den adem te geven; op dat dit grotenbsp;werk, foo nodigh voor foo veel eerftgeboorene dieren, niet telkens foude

belet

-ocr page 77-

Vin eenige byfonderheden in de mont. nbsp;nbsp;nbsp;f ^

bclet Worden. Een bewys fiet men daar van in de Minnemoeders, die wallende, dat hareri (uigeiingh van het fuigen ophoude, deOelEs neusgaten mctde hand toeiluiten; waar door den ademtogt geftuit fynde, fy om de felvc dooide mont te halen, aanftonts van fuigen adaten.

Ellendjgh blindt moet hy fyn, die in dit alles geen Hoogb-wylen Maker lien kan, wdke dit Coo groote, dit foo nodige ooghmerk, om alles wat geboren is, niet ftrax by gebrek van voetfel te laten verlooren gaan, op foonbsp;wonderlyken wyfe heeft gelieven ten einde te brengen; fclfs in die tyden,nbsp;als de ganfche maniere, op welke dit gefchiet, nogh aan alle menfchen on-bekent was. Want dat aan niemant der oude Philoiophen, (immers foo veelnbsp;Uit alle fchriften openbaar is) de ware maniere,op welke het (uigcngefchiedt,bekent is geweeft, voor dat in de voorleden Ecuwe, de eigenfchappen der lugtnbsp;ontdekt fyn, behoeft men, als al te klaar fyndc, aan vcrftandige niet meernbsp;uitvoerighlyk te betoogen.

§. iz. En kan dan nogh ymant fonder verwonderingh hen? dat in die dui-ftere tyden , wanneer de perflinge der lugt , en de wyfe , hoe men een plaatfe van defelve ontledigen kan, in een diepe onwetenheit nogh verborgennbsp;lagen, de grooten Ingever van den /^///. Pj^/rn, in het 3. Pers, (dus luidende :nbsp;uit denmond der kinc'erkens^ ender fuigelingen^ hebt gy fterkte gegrontvefl, om u-'wer tegenpartyen wille) het fuigen der kinderen niet alleen in den rangh dernbsp;grootfte Wonderen des Scheppers geftelt heeft, die in het voorga.ande ennbsp;volgende Fers opgehaalt worden, rnaar het felve ook heeft gelieven te gebruiken tot een kragtigh bewys , Otn de Loochenaars en Befpotters van de Goddelykenbsp;Regeeringe te bejehamen : Gelyk fulx de geleerde Kantekenaars met de ftraxnbsp;gefeide uitdrukkinge op de laatfte woorden deflelfs aanmerken. Nu te denken,nbsp;dat foo grooten ophefF liier van te maken heeft kunnen gefchieden van ymant,nbsp;die de werkinge van de mont der fuigelingen in defe adtie niet vcrftaajn heeft,nbsp;fchynt heel ongerymt te fyn. En nadien geen levendigh natuurlyk tnenfchcnbsp;in die tyd ter werelt was, (foo veel aan de nakomelingen blykt) die de wyfe,nbsp;op welke het fuigen gefchiet, verftontjwat kan men dan hier anders uit befluimn,nbsp;als dat den Autheur van defen Pfalm, die dit verftaan heeft (fchoon het aannbsp;den Schryver felfs, voor foo veel hy een gemeen menfche geweeft is, onbe-kent magh geweeft fyn) een meerder als menfchelykc kennillè van het geennbsp;tot fuigen vercift wierde, moeft gehadt hebben ?

Men gelieve niet te meinen, om dat den Salighmakcr der Werelt dele Matth.XXL.\6j op het Hofanna roepen der kinderen, met regt heeftnbsp;geheven toe te paflen;dat daarom het wonder in de mont der fuigelingen ftraxnbsp;aangetoont, daar door niet verftaan moet worden; nadien de Heerc Jefusnbsp;alhier op het woord Kinderen^ waar van vers if gefproken word, en niet foonbsp;(eer op dat van SnigeUngen hier by gevoegt, fchynt ge-oogc te hebben; de-wylaande eerfte alleen,en gcenfints aan de laatfte,als nogh fprakeloos fynde,nbsp;het roepen van Hofanna kan toe gefchreven worden. Soa dat,dewyl ook de-

G J* nbsp;nbsp;nbsp;fe a

-ocr page 78-

^4 nbsp;nbsp;nbsp;III. B E S C H O U W I N G E.

fen text fonder bepalinge fprekende, geen maniere uitfluit, op welke Godt uit den mont der Kinderen en ( dat aanmerkelyk is ) der Suigelingen fynnbsp;fterkte kan grontveften enfynen lof toeberciden, ook die waarlyk verwonder-lyke wyfe, op welke het fuigen door de mond gefchiet,daar onder met reden fchynt tc moeten getelt worden.

Vermits het niet denkelyk is, dat ymant regt fal kunnenverftaan, hoe het Suiggn gefchiet, en daar in geen verbafende wysheit erkennen, van die (omnbsp;van de borften der moeders niet te foreken) de monden der kinderen tot hetnbsp;uitvoeren van een foo grooten Konft-Werk bequaam gemaakt heeft. Soudenbsp;ymant ook eene Machine, om een Vacuum of lugt-ledige plaatfe te makennbsp;niet uit vafte ftofFen, als Koper, Ylêr of glas (waar uit de lugt-pompen ennbsp;Barometers beftaan) maar alleen uit flappe vliefen en buigfame by een gevoegde draatjes, (welke de fpieren uitmaken) toebereid fynde, kunnen lien ditnbsp;wonderlyk werk doen, en nogh denken, dat defelve fonder eenige kcnnilTenbsp;van de Mechanica^ enkel by geval, immers fonder eenige Wysheit te famennbsp;geftelt was? Den hartnekkigllen Ongodift, fchoon felfs een groot Mathematicus fynde, ftclle figh dit werk-ftuk om op te lollèn voor j en fie of hynbsp;magtighis, met al fyn verftant yets diergelyks in die volmaaktheit, uit foonbsp;feer onbequaam daar toe fchynende ftoffen, voort te brengen. En indien ditnbsp;al op een vry onvolmaakter wyfe by hem gefehiet was, foude hy niet denken, door defe uitvindinge, ook by de grootfte Beweeg-Kundigedenlofvannbsp;verftandigh te fyn verdient te hebben? en kan hy dan figh noghoordeelenre-delyk te fyn j wanneer hy aan den Heerlyken Maker, die dit konllwerk innbsp;alle menfehen, en foo veel dieren gelegt heeft, den lof van wys te fyn, weigert te geven?

IV.

-ocr page 79-

rr

IV. BESCHOUWING E.

Van den Slokdarm, Maagh, en Darmen,

$• I ^Lokdarm.

Z Dejfelfs regt en rontloopende

3' Andere rokken des Slokdarms.

4- Overtuiginge uit het te voren gefeide. f. Mare.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Deffelfs vogt en Jluitjpier,

7. nbsp;nbsp;nbsp;De fpier-vefelen der Mage.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Slym in defelve.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Honger.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Gebruiken van het gedarmte~

11. Het fcheyl.nbsp;iz. Darm-klieren,

13. nbsp;nbsp;nbsp;Rimpels., fchotdeur, endeldarm,

14. nbsp;nbsp;nbsp;IVerkinge der fchuinflè en dvvarflcnbsp;Buik-fpieren.

I f. Gebruik der Pyramidalen.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Rn der regte.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Openingh m de [pieren voorde faat-vaten.

18. nbsp;nbsp;nbsp;IVillige en hmtenvjillige bevaegingenbsp;des endeldarms.


§. I. T Aat ons nu voortgaan, en het verdere geftel en werk des

X-/in befchouwinge nemen j welke de Swelgpjp is, die van de keel tot de mage ftrekt.

Wanneer nu de gekauwde fpyfejdoor de tongh en wangen voort geftoten fynde,door de openingh defTehsjin het begin des Slokdarms-E Tab. i. Fig.z. gekomen isjindieii defelve door haar fwaartemoefte nederlaklcen,foude fy niet,alsnbsp;met feer veel tyt, door defe pyp, die vliesagtigh cn vogtigh fyndc aan mal-kanderen kleeft, na de mage kunnen dalen.' Te meer, wanneer de brok,nbsp;wat groot en vaft fynde,den Slokdarm ter plaatfe daar fy was,wat uitlpande,.nbsp;en onder en boven haar defelve daarom nauwer maakte j fonder hier by tenbsp;doen, dat in dieren, in welke den Slokdarm Horizontaal legt, of ook, alsnbsp;ly gras plukken, na boven gaat, het doorgefwolgene geen VOOl'tgangh in hetnbsp;geheel fbude hebben.

Om dan alle defe fwarigheden voor te komen, heeft bet den goedertieren Schepper gelieft, een fpier AA (die hier doorgefneden. vertoont en van fommi-ge voor twee gehouden wert) aldaar te leggen j welkers vefelen den Slokdarmnbsp;omringende, en figh korter makende, daar door defelve toeknypen en fluiten,,nbsp;doende alfoo de fpyfe na beneden gaan: want uit wat oorfaak het ook gelchie-den magh, het is by ondervindinge waar, dat alle fpieren des lichaams,doornbsp;het verkorten van haar fpierdraden werken.

§. 2. Kan men nu verder de wonderlyke Ordre, op welke defe pyp gemaakt is, aanfien, fonder daar in een wysheit, die het voortftoten der fpylè na de mage beoogt heeft, te erkennen? nadien het buiten vlies E daar afgenomen , en in « ter fyden gelegt fynde (welk ter fyden leggen in defe figuurnbsp;by al de letters a verftaan moet werden) figh fpier vefelen F opdoen j die ianbsp;het lange,volgens de gehele uitgeflrektheit des Slokdarms,na benedengaanj,

eru

-ocr page 80-

fTT

¦i' 1


f6

IV. BESCHOUWING E.

cn andere,als in G. onder haar hebben, welke rings-wylè den Slokdarm omvatten. Laat ons nu ons verbeelden, dat defe beide, foo de in het lange ge-ftrekte F, als de in het rontloopende draden G, in figh lèlfs korter worden j foo fal men fien, dat defe laatfte ringdraden figh agter en boven de Ipyfe toe-knypende, dcfelve van boven na beneden voortlluwenj op die wyle als denbsp;worft makende Vrouwen gewoon fyn, de ftofih met de hant, die fy ook agter defelve toeknypen, voort te doen gaan. Terwyl ondertuflehen, de langsnbsp;lopende fpierdraden, figh mede korter makende, de plaatfe, dievoordebroknbsp;is daar door verwyden} op dat defelve gemakkelyker voor de famentrekkingenbsp;van de rontlopend’c vefelen foude kunnen wyken.

Dat nu defe beweginge der fpyfe na de magc dus door kragt en niet door haar fwaarte gefchier, is blykelyk; om dat in de Kinderen op het hooft ftaandc,nbsp;het doorgefwolgenc na de mage opwaarts gebragt wort. En is een yder innbsp;dit geval ten hoogften aan de Goedtheit fyns Makers verpligt j dewyl ander-fints geen menfeheyets foude kunnen leggende tot voetfel nemen: ’twelk vannbsp;hoe grooten ongemak het fyn foude, infonderheit in fieken , pynlyke, beroerde, enz. men niet wyder behoeft uit te breiden.

§. 3. Een dingh fcheen’er tot de gemakkelyker doorgangh der fpyfe nogh ver-cifcht te worden, namelyk, dat defe pyp om te bequamer tot defen dienftte fyn, geduurigh gladt mogte gehouden werden: nadien de fpyfe fomtydts tenbsp;droogh zynde, defielfs beweeginge als dan met meer moeyte en trager foudenbsp;gefchieden.

Kan men nu hier in geen wysheit fien? dat om dit einde uit te werken, den felven Slokdarm een rok heeft, die vol bloet-vaten, dat is vol flagh-aderen ennbsp;aderen is, H. {Tab. i.'Fig. ^.) en onder defe een ander I, die men klieragtigenbsp;noemtgt; om dat fe vol kliertjes is, waar door een vogt, als een quyl, uit denbsp;flagh-aderen afgefcheiden wort, die de onderleggende ¥gt;.,fènuwagtige genoemt,nbsp;gladt en flymerigh maakt, om bequaam te fyn tot het gefeide gebruik. Mennbsp;gelieve hier ook aan te merken, dat dcfe klieren in defen rok, ook daaromnbsp;juift tuflchqn vleefige fpierdraden geplaatll fyn, om daar door meer of mindernbsp;na vereifch Van faken, te famen gedrukt te kunnen worden, om hare vogtnbsp;uit te geven j waar toe defe laatfte rok ook met een fagte wolagtigheit (immers op fodanigh een wyfe) van binnen bekleet is, welke de gladmakendenbsp;vogt eenigfints vaft hout, en belet, dat fe niet te ras, fonder dienft te hebben gedaan, na beneden vioeje.

Defe vogt te weinigh cn de flok-darm te droogh fynde,fchyntin ons onder andre, ook dorfi te veroorfaken, en aan te maanen, dat’er vogt aldaar noo-digh is

§. 4. Kan ymant nu denken, dat al dit wonderlykgeftel van defen fweJgpyp by geval fonder eenigh einde of oogmerk in die Ördre, en bequaamheit totnbsp;fyn gebruik te famen gekomen is ? die, behalven de foo konftige werktuigennbsp;om de fpyfe te dwingen na de mage voort te gaan, het fy haar iwaarheit daar

toe


-ocr page 81-

Vm den Slokdarm ^ Maaghen darmen. nbsp;nbsp;nbsp;f 7

toe helpen kan of niet, behalven de aderen, die defelve voeden, en door haar in de klieren afgefchciden vogt gladt maken, ook felfs de eigenfchap heeft,nbsp;om ons tewaarfchouwen, wanneer wy defelve behoren te bevogtigen; foo anders delfelfs Vogt, om de droogte der fpyfe, of by andere toevallen niet genocg-faam daar toe was. En indien ymandt al feide dit fonder tegenfprake vannbsp;fyn eigen gemoet te kunnen ftaande houden, waarom Ibudc hy van een pyp,nbsp;die het water van het dak in een regen-bak leid, daar in vergelykinge van ditnbsp;famenftel des Slok-darms, geen de minfte konft in te fien is, figh fchamennbsp;leggen, dat hy geloofde, dat fe by geval, en fonder tot dit einde geoidineert te fyn, op die plaatfe gegroeit was ?

§. f. Indien nu de Mage DCDT 'Tab. i. Fig. 3. foo nauw was, als de Slok-rdarm E A, of als de darmen G H H11 enz. welke beide met de Magenbsp;een en deièlfde voortgaande pyp uit makenden de fpyfe door defe, met even veelnbsp;kragt en veerdigheit, voortgedreven wierde; was het niet mogelyk, dat defelve regttoebereit, of (gelyk men fegt) verteert, en uit een vaft lichaam innbsp;een vogtiger ftoflfe, die ons voeden kan, verandert wierde.

Kan men nu weder hier geen einde beoogende wysheit fien, dat de maagh foo veel holder is, om al de fpyfe en drank van een maal te kunnen bevatten gt;nbsp;en daarenboven van dat geftel, dat fy defelve foo ras niet toelaat door haar tenbsp;palieren j als wel in alle andere deelcn van defe groote darm-pypen Slok-darmnbsp;gefchiet?

Dus liet men, dat de fpyfe, uit defe laatfte E A in de Mage B nederdalende , belet wert voort te gaan j nadien de uitgangh des Maaghs C foo veel hooger is, als de fpyfe, die op de gront dellèlfs gelegen isj waar door fyge-nootfaakt is daar in feil te blyven, en te vertoeven j om geduurende die tytnbsp;tot een pap, die men Chylus (andere Chymus) noemt, gemaakt te worden ^ ofnbsp;(foo eenige willen) op dat uit delèlve een extraft getrokken werde.

En ’t geen ik hier, fonder dit metverwondcringh aan tc tckcnen, nietvoor-by kan gaan, is, dat volgens het waarnemen van den grooten Anatomift Vn'he'^en, den fclven uitgangh C tot defe hoogte niet opgeheven wort, dannbsp;juift op die tyt, wanneer de Maagh vol is, en uitgefpannenwortj en fydaarnbsp;door kan beletten, dat de fpys niet te ras door haar henen palleert; daar ander-fints, wanneer de Maagh ledigh is, fy vry meer na benedenfakt. Kanymantnbsp;dit fien, fonder des grooten Makers oogmerk om de fpyfe eenige tyt in denbsp;mage te houden, te moeten erkennen ?

§. 6. Hetfy nu dat het verteeren der fpyfe op de eene of de andere wyfege-fchiede, tot beide was het nodigh, dat in de Mage meerder vogt figh met de Ipyfe vermengde, die defelve of doen geiden of uittrekken, of anderfints totnbsp;een vloeibare ftoffe, of Chylus, maken konde.

Kan men het nu oordeelen by geval gefchiet te fyn, dat in defe Mage foó veelvuldige Slagh-aderen DD dd.^ en tot vei'wonderens toe, veelfenuwen uitnbsp;Een F, als een menigte takken, voortkomende, gevonden werden j diede-

H nbsp;nbsp;nbsp;fc

-ocr page 82-

IV. BESCHOUWING

fc vogt en fenuw-fap, door daer toe dienende klieren daar in ftortcnj oifi te famen met de quyl, die onder liet kauwen metdefpyfe getnengtis, een nieuwnbsp;mengfel, tot het verteren der fpyfe bequaam fyndc, uit te maken ? en op datnbsp;defelve tyts genoegh daar in mogte blyven, dat des Maaghs uitganghB(?«i^.

I. iv^.4)gelykalsmetcenfluit-rpier, die defelve omringt entoeknypt, geflotennbsp;weit, en daarom niet, als met een grooter aandrangh en kragt,;kan geopentnbsp;werden.

§. 7. Defe fpyfe nueenige uren in de maagh, om verandeit te werden, verbleven hebbende, moet egter weder haren wegh vervolgen, om den dienft van het voeden aan het lichaam te kunnen doen. Kan nu ymant denken,nbsp;dat dit fonder wysheit gefchiet is, dat men in de Maagh alle den toeftelvint^nbsp;die op de befte wyfe bequaam is om fulks te bevorderen ?

I. nbsp;nbsp;nbsp;Om dat de wegh van haar gront na haar uitgangh C [Tah. i. Fig. 5) fbonbsp;lagtjes fchuin opgaat •, daar indien dele openingh foodanigh geftelt was, als dienbsp;in A, waar door de fpyfe in de Mage komt, men ligtelyk fien kan, dat denbsp;ontloffinge der felver, niet dan met feer groote moeyte, foude kunnen ge-fchieden.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Doet hier by, dat de buitenfte vefelen der Mage, na de lengte des felft harennbsp;loop hebben j welke korter werdende in haar werkinge, de Maagh ook foonbsp;veel korter maken gt; en om meerder kragt te kunnen doen, by beide de o-peningen A en C, als ook by de gront der Mage fpieragtigh werden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Verder {Fah. iFig- 4.) dat andere fterker vefelen D, de Maagh rings-wyfe omvatten en de eerfte kfuiflen i welke figh famentrekkende de geheelcnbsp;Mage nauwer maken.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Onder welke nogh een andere rangh van vefelen legt, (7^^.i. Fig. y. )nbsp;diefchuins loopen A ,en van het bovenfte der Mage tot delfelfs gront figh uit-ftrekken. Soo dat fe in die fchuinheit door haar werkinge korter wordende,nbsp;te gelyk deflelfs gront na boven, en het einde M fchuinsna het begin N toenbsp;trekken.

Laat ymant nu figh verbeelden, dat hy (Fab. i Fig. 3) dele Mage CT, die met een vogt, als een dikke bry, gevult is, in de hand heeft j en dat defelvenbsp;in defe ftant, ten opfigt van de hoogte van fyn-uitgangh C moet blyven jnbsp;foude hy om defe ftoftè door defe openinghC te doen uitgaan, wel gepafternbsp;middelen kunnen bedenken? als eerft de openingh A toe te fluiten j en daar-'nbsp;na de Mage, met de gront na het opperfte toe te knypen, nauwer te maken jnbsp;'en verder defelve in de lengte van C na A na malkander toe te drukken j waarnbsp;door de ingefloten ftoffe,, tegen het linker einde T van de maagh aan ftuiten-¦de, nootfakelyk dóór het regter, daar de openingh C is, foude moéten uitge-perft worden.

Hoe byfonderlyk nu de fterke fpier-vefelen B [Fab. i. Fig. y.) daar toe dienen, is blykclyk, Eerft ^ om dat fy de linker openingh des Maags I, omringende, defelve daar door juift op die tyt, als de fpyfe door de andere openingh

-ocr page 83-

Fan de Slokdarm j Maaien Darmen nbsp;nbsp;nbsp;j’p

ningh K uitgedrukt wert, toefluiten j op dat de Chyl niet weder door de Slokdarm IPj na de keel opwaarts gedrongen werde. Ten anderen^ om datnbsp;dele draden langs B loopende, in de regter uitgangh K des Maags ingeplantnbsp;worden} en defelve, als fy korter worden, na figh trekken j ook met defenbsp;eene werkinge, te gelyk en de Maagh van M na N korter makende, en denbsp;eene openingh I fluitende, en de andere K eenighfints verwydende: Ido datnbsp;het niet mogelyk is, dat de Chyl, wanneer alle defe gefeide fpierdraden ennbsp;velêlcn verkort werden, en haar werk doen , door de opening KK niet uitnbsp;en berfte.

Hoe komt het nu, foo dit alles by geval gemaakt was, dat defe fpier-dra-den der Mage foo verfcheiden loop hebben, met die van den Slokdarm , en die van het gedarmte, het welk hier na fal volgen ? en hoe komt, dat elk foonbsp;net op debequaamfte manier tot fyn regt gebruik, en tot den vereiften dienfl:nbsp;gepall is? kan men yets gevallighs van dit wondere draad-geftel geloven?nbsp;waarom derft men lulx niet feggen van de fchikkinge van de touwen, die omnbsp;een Heiblok op te halen gebruikt worden? daar dogh in vergelykinge van ditnbsp;feer weinigh wysheit in befpeurt weit.

§. 8. Boven dit alles, hebben tot het wel verteercn van eenige fpylèn, fom-mige menfchen dikwils fcherpe dingen van noden j en fyn veel Medicamenten ook van die natuurgt; gelyk Afyn , Verjuis, Limnenfap, Moftart, Peperwortel , en meeft alle Speccryen , alle de fouten , als het gemecne , de vlugtige en andere; welke alle fcherp, en nogtans in fommige gelegenthedennbsp;feer nootfakelyk fyn. Nu nadien de Maagh vliesagtigh, en de vliefen feer ge-voeligh fyn, was’er gevaar, dat delèlve door defe fcherphedcn ofpynlyk, ofnbsp;tot braken en andere onordentelykebewegingen mogte aangelèt worden. Kannbsp;men dan ook hier fonder dankbaarheit en verwonderinge fien, dat het dennbsp;Goedertieren Schepper gelieft heeft, daar tegen na fyne Wysheit forge tenbsp;dragen, en het binnenfle der Mage en Darmen met een dikke en taycflymte

bekleden? die defelve voor het byten der fcherpe ftolFen befchermtj en welke, op dat ditflym van het doorgaande voctfel niet ftrax foude wegh ge-veegt worden, van kleine vefeltjes, die op het binnenfle der Maagh, gelyk de fyde vefelen in fluweel, regtftandigh ftaan, vaft gehouden wert.

Kan ymant nu, het geene hier van de Maagh gefegt is (hoewel ik, in voornemen om niet te langh te fyn, niet alles ophale) by malkander voegende, onovertuigt blyven, dat een Grooten Maker, die fyne Wysheit en Goeder-tierenheit aan de menfchen betoonen wilde, dit alles foo ordentelyk heeftnbsp;voortgebragt ? En foude hy met geruflheit defen geheelen toeflel aan on-verflandige oorfaaken kunnen toefchryven ? te meer , dewyl yets van,defe ontbrekende , feer droevige ongemakken, ja de doodt zelfs, ftontte vol-gen.

§. p: En om nogh yets van de Maagh te feggen, ’t geen het ooghmerk van deflelfs Maker klaarlyk fchynt aan te wyfen ¦, fyn wy niet verfchuldigt den

H i nbsp;nbsp;nbsp;felven

-ocr page 84-

6o

IV. BESCHOUWING E.

felven daar voor infonderheit te danken, dat hy in dit geftel , ’t welk tot (bo veel nodige gebruiken dient, daar en boven nogh defe eigenfchap heeft gelieven te leggen? dat het felve aan ons, Aoor Atn Honger te doen gevoelen,nbsp;kan bekent maken, dat wy weder nieuw voetfel en verfterkinge van nodennbsp;hebben. Sonder defe waarfchuwinge foude men dit dickwils niet gewaar worden,voor dat wy reeds door flauwte ten delen fwak, enonbequaarnnbsp;gemaakt waren.

Ellendigh blint fchynt hy te moeten fyn, die in dit alles geen Goeden en Wyfen Maker erkennen kan, en aan wie het aannemelyk voor kan komen , dat alle defe faken van foo veel aangelegentheit, en foo ordentelyk totnbsp;haar einde bequaam gemaakt, dooreen los geval, of redenlofe oorfaak foudeilnbsp;voort gekomen fyi^, en haar konftige fchikkinge verkregen hebben.

§. 10. Laat ons nu met de fpyfe tot het Gedarmte overgaan. Om welkers geftel te wceten, kan men Tab. i. Tig. z. de pyp , welke aldaar dennbsp;Slok-darm vertoont, nu voor een Darm aanmerken. Dewyl deflelfs vliefennbsp;en rokken met die der darmen in het meefte overeenkomen j gelyk ook def-felfs beweginge, waar door fy het geen in haar is voortftuwen. Om welkenbsp;redenen wy bet felve hier niet weder fullen herhalen.

Defe groote gebruiken heeft den darm-pyp gt; 1. dat fe ’t geen bequaam is om te voeden van het onnutte fcheid,en in de mclk-aderenuitperft. II. datfenbsp;het geen van het voetfel overblyft na den Endeldarm toebrengt, om na buiten uitgeworpen te tverden.

Om nu van het laatfte eerft te fpreken, behoeft men na de befchryvinge des Slok-darms, niet te feggen , dat dit ook door in het langh geftrekte en rings-wys loopende vefelen gefchiet ; die ook hier, als fy figh intrekkende korter worden, een voortftuwendebeweginge maken, welke men motus feriflaUnbsp;ticus noemt.

§. II. Hoedanigh nu defe darmen in het lichaam geplaatft fyn, ftetmen in de IIIFig. Tab. 1.

Indien nu defen darmpyp kort was, foud’er gevaar fyn,dat de ChyJusoïhet voedende fap der fpyfen, met het onnutte ook ten grooten deele foude uitgeworpen werden. Is het dan fonder oogmerk des Makers, dat defelve in foonbsp;veel bogten omgeflingert weit, dat fe bynafes-malendc lengte van een menfehnbsp;kan bereikenPen infonderheit,dat niet tegenftaande alle dekeeren, die fedoet,nbsp;defelve foodanigh aan de rant van het Scheyl vaftgemaakt isj dat het nietmo-gelyk is, dat Ie óf om haar lengte verwarren kan, of eenigen draai kry gen jnbsp;waar door de wegh aan ’t geen daar doorgaat, geflopt foude werden : gelyknbsp;men Tab. i. Tig- 6. liet, daar de letters G G het Scheyl of Mefenterium,nbsp;en LL den darm-buis, die daar aan gehegt is, dogh beide uitgefpannenfynde,nbsp;vertonnen.

Kan rtu ymant ook hier fonder verwonderingh aanfien, dat in dit vlies (’t geen alleen plat en rondt fyndc, te groot foude moeten fyn, om in den Buik

ge-

-ocr page 85-

yan de Slokdarm ^ Madghy en:Darmen.

gcmakkelyk bevat te werden, indien het in fyn omtrek defe groote lengte der darmen foudevaft houden.) foo verwonderlyk een manier tot dit einde van dennbsp;Hoog Wyfen maker gebruikt isPnamelyk met het felve aan den rant, op de wy-fe,als men de hals-lobben in oude tyden alhier plcegh te doen, op en nederwaartsnbsp;te buigen: van het welkede V 1.Figuur Tah.I. een voorbeeltin het deel dernbsp;darms P QR S kangefien worden; en te regt in de II Figuur van de XVIII. tafelnbsp;van Ferheyen in den gelobden rant BB van dit uitgefpannen Scheyl-, waar toenbsp;• wy 1 om de figuren niet te veel te vermenighvuldigen, ymant, die nieusgie-righ is om dit in fyn waren ftandt te fien, verfenden. Hier door is het, dat dit felve,nbsp;fchoon het niet meer als ontrent twee fpannen middellyns of breedte heeft, innbsp;een menfeh van een middelmatige grootheit, egter door defe bogten en {lingers foo veel lengte verkrygt, dat het aan den foo veel langer darm-pyp eenge-noegfame plaats kan verfchafièn om daar aan gehegt te werden.

Indien dit werk-ftuk {froblema) aan een groot en ervaren Mathematicus voorgeftelt wierde; foude hy niet meinen eenige eer verdient te hébben, alsnbsp;hy het op defe wyfe opgeloft hadde? En kan nu ymant figh imagineren,nbsp;dat dit by geval of fonder wysheit alfoo gemaakt is ?

§. ii. Dewy-i nu van defe fpyfe, in het gedarmte, geduurigh de voedende vogten affeheiden, en door openingen,dic in der felver vliefen fyn, na buiten gaan, ( gelyk men hier na nogh frl aantoonen) foo fchynt niet wel te kunnen ontgaan wérden, dat het overgeblevene van defelvc fpyfe, daar door droger geworden fynde, in defen pyp belet werde met het felve gemak fyn weghte vervolgen. Om defe fwarigheit dan weder wegh te nemen, heelt het dennbsp;Aanbiddelyken Formeerder gelieft, verfcheide klieren in het gedarmte tenbsp;plaatfenj uit dewelke een vogt fypelt, die de excrementen bevogtigtgt; be-halven de andere, die uit de klierige rok van het gedarmte fclfs komenr-de, dcfelve flibberigh en gladt en foo tot haren dienll: bekwaam maakt.

i 13 Op

Is nu dit niet tot dit einde gefchict.? Waarom fyn defe klieren kleinder en minder in de dunne darmen OHH 11 (Tab. i. Fig. ^.) die naall aan de Magenbsp;fyn? alwaar het geen in defelve is, nogh veel Chyl en Vogt by figh heeft.nbsp;En waarom fyn defelve na het einde van defe dunne darmen meerder gt; als omnbsp;dat de ftoffe alhier, door het affeheiden des Chyls drooger geworden fynde,nbsp;meerder vogt van noden heeft, om foo vloeibaar te blyven, en op dat hetnbsp;geen van de Chyl daar in nogh overigh was, daar uit foude kunnen gedruktnbsp;worden? egt;en gelyk in dé Apotheken, als men lap uit kruiden, die eenigh-fintsdrooghfyn, wilperfiên, men een andere vogt onder het llampen daar bynbsp;doet; die llrekt om het fap, het welk anders om fyn weinigheit niet foudenbsp;willen volgen, te voorfchyn te brengen. Eindelyk, waarom fyn dele klierennbsp;in defe dikke darmen, M N N N O, die verft van de mage af iyn, en daar denbsp;, uit te werpen ftoffe nu meeft van alle hare chyleufe fippigheit ontbloot is, denbsp;grootfte van allen j als om dat aldaar, om fe niet te hart te doen werden, denbsp;meefte vogtigheit van noden is?

-ocr page 86-

6l

IV. BESCHOUWING E,

§. 13. Op dat ik niet en fpreke van de rimpels derdunnc darmen, dienende om de verteerde fpyiên , die de Chyl nogh by figh hebben, niet te ras voor-by de openingen, door welke de Chyl fyneii wegh moet nemen, te laten voorbygaanj nogh van de groote 'iïvula of Schot-deur K, aan het einde defer dunne darmen} belettende dat de ftolfe, die nu byna van geen meerder gebruik is, niet weder te rugge kan keeren. Waarom fyn de dikke darmennbsp;wyder en met foo veel afgefonderde plaatfen verflen ? als om dat het onnuttenbsp;daar by malkander kan vergadert worden, en een menfche niet al te dikwilsnbsp;gedwongen fy figh daar van te ontlaften. ¦

Kan men nu in defen endeldarm O P niet fien, dat fe tot afgangh gemaakt is ? waarom gaat fe regt uit na beneden ? foo het niet is, op dat de excrementen met geen bogten en kromtens in het uitwerpen, fouden belemmertnbsp;worden.

Is dit alles met dit ooghmerk niet gemaakt? 'waarom legter een ronde fluit-fpier P, die als een ringh defen darm toeknypt, aan het einde ? dewelke de onreine dcelen belet ten allen tyde uitgedrukt te worden, doordefegedurighnbsp;voortlluwende beweginge of Motus Periflahicus der darmen. En dewyl innbsp;veel afgangen, als de ftoffe hart is, den endeldarm OP nederwaarts finkt ennbsp;geperft wort} kan men niet fien, dat om dit te verhoeden de twee fpierennbsp;Q_P, QJ* daar geftelt lyn ? die den fluit-fpier en den cndel-narm, infonder-heit na een fwaren afgangh te rugge kunnen trekken} en in haar vleefige draden korter wordende, defelve wederom hooge doen ryfen.

§. 14. En nadien nu de voortlluwende bewmginge der darmen, niet kragh-tigh genoegh fomtyts foude wefen, om alleen lynde de uitwerpfelfs na buiten te dwingen} moet men niet dc alles overtreffende wysheit des Makers hier innbsp;aanbidden ? die nevens het middelrift het ganfehe dekfel des buiks tot een hulpmiddel daar toe, op foo vcrwonderlyk een wyfe gemaakt heeft} waar doornbsp;men dele kragt van uitperllen onvergelykelyker kan grooter maken} wanneernbsp;dit in eenige gevallen vereifcht wert.

Hier toe ismen gewoon eerft fynen adem flerk in te halen, het welk doende, het middel rift, even boven de Maagh leggende, alle de ingewanden na beneden peril met foo veel kragt} dat, wanneer men figh niet willens daarnbsp;tegen fet, den ganfehen buik daar van opryll, om dat de darmen daar doornbsp;digter op malkanderemgedrongen werden. Indicnnudefetefamengeperlle darmen , die, vermits boven de plaatlê aan haar benomen wert, na buiten in den buiknbsp;uitpuilen, weder door de nu uitgefpannen dekfelen des buiks, met een llerke kragtnbsp;vanrontom, na binnen konnen geperll werden} is het aan yder klaar, dat defelve van alle kanten, behalven beneden, alwaar den Endel-darm open is,metnbsp;foo veel gewelt benaauwt fynde, het geen in den Endel-darm is, doordelTelfsnbsp;openingh moet uitgedrongen werden.

Hoe wonderlyk nu defe ftmendrukkende kragt, door de fpieren, die de dekfelen des buiks uitmaken, uitgewrogt wert, is aan yder die het geitel derfel-verweet, openbaar. nbsp;nbsp;nbsp;Om

-ocr page 87-

Van de Slokdarm^ Maagh^ en Darmen. nbsp;nbsp;nbsp;6^

Om hier van eenigh begrip te geven, op dat wy hier niet {preken van de gewoone dckfelfs, die den buik met veel andere deelen gemeen heeft, (Ta^,nbsp;z. Fig. !•) A het oppervel, B het vel, C het vet, D het vleefagtigedek-fel: {iet men dat het buitenfte deiTelfs beflaat wederfyts j /. uit een fpierGv welkersnbsp;draden fchuin neder gaan,van de wervelbenen der lendenen tot de wi tte linie KICjnbsp;die van het bor (t-been tot het fchaam-been, door de navel L nederwaarts loopt,nbsp;en van een fterk en peesagtigh famenllel is, om door het gewelt der wederfyts tegen malkander aantrekkende fpieren niet verbrooken te werden. Denbsp;fpier van dcfelve naam en foort, tot de andere fyde behoorende is in O opge-flagenj om’t geen daar onder is te doen fien. 11. Uit een ander paar fpieren,nbsp;onder defe leggende, welkers draden van de wervelbeenen fchuins opwaartsnbsp;na defèlve witte linie KK lopende, die van de eerfte fpieren kruiden. Ge-lyk M aan de eene fyde, onder een gedeelte van de eerde fpier, die opgeligtnbsp;is, alhier gefien wertgt; en aan de andere {yde P, alwaar defclve geheel afge-fcheiden en overgedagen is. IIL uit een paar fpieren dat onder defeive legt,nbsp;(als V aan de regter fyde) welkers draden regt dwars, en niet ichuins, ooknbsp;van de wervelbeenen tot aan de witte linie KK gedrekt fyn ; de dwars-fpiernbsp;van de linker fyde is door de boven leggende fpieren niet figtbaar in defe figure , men noemt fe de dwarjfe.

Laat ons nu ons verbeelden, dat defe twee onderde dwarlTe fpieren als V, den buik rontom omringen, en op defe wys eenen pyp uitmaken, welke denbsp;darmen omvat j en verder, dat alle de draden, waar uit fy bedaan korter werden. Soo is blykelyk, dat defe pyp daar door van minder omtrek, en daarom:nbsp;nauwer werden moet j en alfbo de daar in omvatte ingewanden van alle kanten te famen gedrukt worden.

Dogh nadien defe fpieren niet alleen tot ontlaftinge van dc darmen dienen, maar mede van de blaas, en {elfs in de vrouwen, ook van de lyf-moedei'jnbsp;waarom (y in het foo gewigtigh werk van baren aan haar van groot gebruiknbsp;fyn: was het nodigh, dat defe drukkinge met een feer gfoote kragt moeftenbsp;gefchieden: waar toe den Wyfen Formeerder het ander paar fpieren, (waarvan M eene is) op de dwarjfe geplaatll heeft gt; welkers draden ichuin van onder na boven gaande (als gefegl is) en in de witte linie KK eindigende, wanneer fy werken en korter worden, den buik insgelyks vernauwen j maar ooknbsp;met een (gelyk de Mathematici weten) door hare van onder na boven firek-kene fchumigheit, de ganfche witte linie KK eenighfints na beneden trekken. Om nu het ongemak, dat hier uit voortkomen foude, te verhoedenj,nbsp;loopen de draden van de boven op defe leggende fpiei-en G, met een regtenbsp;contrarie fchuinte van boven na beneden j die ook wederom met een nieuwenbsp;kragt niet alleen de buik nauwer maken, maar ook door defe tegenloopendenbsp;fchuinigheit de witte linie KK weder na boven trekken.

§. ly. Indien nu elk paar van defe laatfbeyr^a)'»^ fpieren,metgelykekragt op dc witte linie wrogten, en de felve door het eene paar foo veel opwaarts,

al*

-ocr page 88-

64 nbsp;nbsp;nbsp;IV. B E S C H O U W I N G E.

als doorliet ander nederwaarts getrokken wierde, fouden fy in defen malkander balanceren, en defe witte linie K K in fyn plaatiê blyven, fonder opwaarts of nederwaarts te gaan. Maar dewyl defe laatfte en buytenfte neergaande fpieren G veel grooter en fterker fyn, als de onder haar leggende M; foo moet volgen, als fy te gelyk werken om den buyk te ontledigen,nbsp;dat door defe overwigt van kragt, defe pees of witte linie K K altyt watnbsp;na boven foude getrokken werden.

Kan het nu by geval toe gekomen fyn? dat men onder aan het fchaambecn. een paar fpieren vint, als S en T, (waar van de laatfte T hier afgefchei-den, en buiten fyn plaats na beneden hangende vertoont wert. ) Welkenbsp;men Pyramidale noemt van haar figure j en waar van de pees alleen langs denbsp;witte linie tot K of ontrent tot de navel na boven gaat ¦, foo dat {quot; of fy ooknbsp;yets anders doen, laat ik aan de verfcheide gedagten der Jnatomici.) immersnbsp;aan yeder blykelyk is, dat fy in S korter en haar pees daarom na benedennbsp;getrokken werdende, de witte linie, waar aan dele pees verknogt is, ooknbsp;na beneden'volgen moet j en daarom defe Pyramidale fchynen te ftrekken,nbsp;tot een tegenwigt van die kragt, met welke de neergaande fchuyne fpieren Gnbsp;de opgaande fchuyne M overtreffen j en waar doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Pyramidalen

de witte linie opwaarts foude bewogen werden. Dit wert beveiligt, om dat in veel lichamen men alleen eene, en juift altyt geen twee van defe Pyramidale fpieren beyint: dewyl een die groot genoegh is defen gefeiden dienftnbsp;volkomen doen kan. Gelyk de felve ook niet nodig fyn,wanneer de op ennbsp;neergaande fchuine fpieren in kragt niet verfchillen, het welk fomtyts waargenomen wert.

§. i6. Maar boven dit alles fcheen nogh dit ongemak over te blyven j dat den buyk met foo groten gewelt alleen van .ter fyden, door defe fpierennbsp;nauwer werdende gemaakt, de ingewanden hier door foo wel op als nederwaarts geperft fouden werden, en tc veel kragt ook na boven tegen het mid-delrift doen j foo dat het buygzame geftel der krakebenen opwaarts foude ge-ligt werden: waar door het uitdringen, van het geen na beneden moet ge-loft werden, foude vermindert werden. Om dit voor te komen j op dat aannbsp;dit grote werk niets mogte ontbreken, fchynt de alles doordringende wys-heit des Heerlykcn Makers twee andere fpieren ^Q_Q^, de genoemt,nbsp;by Saan het fchaambeen gehegt te hebSen, zoodanigh dat ook hare anderenbsp;einden by Y. Y. aan en ontrent het borft-been vaft fyn. Waaromme defenbsp;in haare vefelen of draden korter wordende de ribben met hare krakebeenennbsp;(die in het borftbeen eindigen ) na beneden trekken j waar door fy nietnbsp;alleen de plaatfen, daar het neergebogen middelrift aan gehegt is, vaft houden; maar ook defelve beletten door het fterk perffen van de ingewandennbsp;tegen dit middelrift, opwaarts te buygen;, wanneer defe door de vooifeidenbsp;omringende fpieren des buiks na onder en boven gedrongen werden.

Ook fiet men in defe regte fpieren nbsp;nbsp;nbsp;3 of4 dwarfle witte pefen R R R

lopen

-ocr page 89-

Vtn de Slok'dam, Maagh, en Darmen. nbsp;nbsp;nbsp;6f

lopen j die eiken regten fpier daaroni in vier andere (meeften tyt) deylen, welke na malkanderen volgen; op dat hier door defe fpieren met mindernbsp;¦Verkorten en na proportie met minder op te fwellen, en fonder een grotennbsp;bult te maken, haar werk mogten doenj ’tgeen anders, indiende vleesdra-den van het fchaam-been tot hét borft-been figh uitftrekten, met meer ongemak en Wangeftake foude moeten^gefchieden.

De andere gebruiken, die de ontlcders aan defe regte en de Pyramidale^^ic-ren toefchryven,kan yder by haaf nafien, en overwegen. Wy fyn hierreets langh genóegh géweeft.

§. 17. Kan nu ymandt figh op eenige wyfen tevreden keilen, als hy kaande hout, dat dit alles gevalligh en fonder wysheit gemaakt is ? En moet een yder, die dit verkaat, hier geen beoogt einde en een wyfè uitvoeringc daarnbsp;vanerkennen? laat hylyne oogen verder kaan, ‘tab. z. Fig. i. op de gemaakte openingen als I, die in drie paar ipreren gevonden worden} waar door bynbsp;de liekeneen pyp W henen gaat, door welke in de Mannen de faat-vaten ennbsp;in de Vrouwen de ronde banden des lyfmoeders doorgaan. Syn defe tot foonbsp;nodigh een gebruik by geval geworden ?

§. 18. Om nogh iets anders hier by te voegen, het geene my fchynt niet alleen een twyffelend gemoed te kunnen geruk keilen, maar felfs een hart-nekkigh Atheik te moeten overreden. Laat elk die van defe ongelukkige is,nbsp;by figh felfs in ernkige bedenkinge nemen, dat in die groote lengte van dennbsp;darm-buis, van de Maagh tot den Endel-darm toe, niemant de toeknypingennbsp;en wringingen derfelve kan cenigfints fagter of harder doen gaan} foo dat allenbsp;defe bewegingen, waar door ’t geen in het gedarmte is, voortgewrongennbsp;wort, ganfeh buiten het gebied van fyne wille fyn: ’t geen foo het in het on-derke Van den Endel-darm ook plaats hadde} de menfehen noit ontrent denbsp;ontloflinge van haar natuurlyke onreinigheden fouden kunnen eenigc magtnbsp;oeffenenj om deielve, daar het de cerbaarheit vereike, Op tehouden, enop

fyn tydt te laten gefchieden. En kan hy dan nogh twyffelen, of’er een Godt is, die alles met een Goedertieren en Wys Ooghmerk gemaakt heeft} wanneer hy liet, kat den Endel-darm alleen onder alle het geheele Darm-gekcl,nbsp;fenuwen uit het rugge-mergh ontfangt} immers dat alleen deflelfs bewegin-geaan onfe wil onderworpen is, om foo veel onaangenaamheden, die andersnbsp;voor geen menfche te myden fouden fyn, te kunnen voorkomen ? Kan y-mant in dit alles geen Wys, geen Magtigh, geen Goedertieren Maker, dienbsp;figh infonderheit in ditlaatke, by na takelyk vertoont, erkennen? Wat kannbsp;men anders, als fyn ongeluk beklagen?

V. BE-

-ocr page 90-

V. BESCHOUWING E,

Van de Melk-vaten: en Chyl-voerder-

^.l,f^vergamh.

2. Melk-aderenen Chylbak in eennbsp;hont.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Delaatjle in menfchen.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Des Chyls -uiegh na het Hert.nbsp;ƒ Job. XXL 23, 24.

6, Schotdeurtjes in den Chyl-voerder,.

melk-aderen, en vjater-vaten.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Hoortftuvjinge des Chyls,

8. nbsp;nbsp;nbsp;Het Schot-deurtje in de onderjleutel-

benige ader.

Q. Overtuiringe uit het te voren gefeide. 10. Pfalm. CXXXIX. 14.


Na dat wy nu het groffle gedeelte der fpyfe na beneden gevolge 1 ” ’

§• I

hebben; kat ons nu weder te rugge na de Mage keeren, om voort te fien, welke wegen onfen Goedertieren Onderhouder voor het voedende fap of Chylus, dat uit de ipyfe voortgekomen is, heeft gelieven te bereiden } om het felve verder, tot herftellinge van het verval onfes lichaams,nbsp;bcquaam te maken. .

Om nu niet op te halen het konftigh geftelvan de Gal-hlaas\ endepypen, die, daar uit en uit de lever voortkomende,, geduurigh een groote quantiteitnbsp;Galle, met het voetfel, dat uit de Maagh komt, doen famen komen; in-fonderheit foo meenighmalen, met het inhalen des adems, het middelrift ne-dergaande de lever, en de daar in leggende Gal-blaas drukt, en de Gallenbsp;door een pyp, die van defè blaas tot het gedarmte reikt, in het felve doet uit-loopen. Om ook hier niets te feggen van het fap , dat uit de buis van hetnbsp;Pancreas, (een groote klier onder de Mage leggende) komt, en figh vier ofnbsp;vyf vingeren beneden den uitgangh der mage, meelt door defelve openingh,nbsp;als die van de Gal-blaas, met de uitgeftorte galle vermengt. Om hier ook.nbsp;niet te onderfoeken de gebruiken van defe beide; of fy namelyk te famen dienen , om de Chyl van de uitwerpfelcn tefcheiden; of defelve door de bitter-heit der galle van verdervinge te bewaren; om die vloeibaarder te maken;nbsp;om hare'anderlints onmengbare deelen, als vette enwateragtige-, toteengoetnbsp;men^fel te brengen; om de bitterheit van deeene door het andere wegh tenbsp;nemen; of tot andere faken, welke dagelyks op nieuw door verder nafpeu-ringe van haar afgeleit worden; dewyl de menfchelyke kennis dit nogh nietnbsp;volkomen buiten difputen heeft kunnen Hellen; fullen wy ons alleenlyk aannbsp;’t geen men eenigfints met fekerheit kan befluiten, tragten te houden; alsnbsp;meer dan overvloedigh genoegkam fynde, om de volmaaktheden van onfennbsp;Maker te bewyfen:Terwyl het tot nogh toe onfekere, voor ons een geduurighnbsp;voorwerp van onderfoek en verwonderinge over fyne foo verre boven de onfenbsp;uitftekende wysheit., blyft.

Laat

-ocr page 91-

lt;5;

Vm de Melk-vdien en Chyhoerder.

§. z. Laat oiis dan vooitgaan.

Indien nu de pyp van het gedarmte, gelyk de Slokdarm en Mage, in hare vliefen, nergens openingen hadde; moeit het voedende Lp, met het onnuttenbsp;daar doorgaande, tc gelyk uitgeworpen worden, en den menfcheuitteerendenbsp;en by gebrek van voetfel derven. Kan men nu denken , dit ook by gevalnbsp;te fyn? dat om dit voorte komen Tab.I. Fig. 6. in hetfcheyl GG,bchalvendenbsp;bloet-vaten II, en de fenuwen m, m, die door het fêlve loopcn, ooknbsp;een ander Ibort van leer nauwe buisjes 11 gelegt fyn j welke, als een dier innbsp;langen tyd niet gegeten heeft, figh geheel onfigtbaar, maar het felve wei-tiigh uuren na het eeten geopent fynde, gelyk adertjes vol witte (toffe, alsnbsp;melk, vertoonen j waar van mén haar ook de naam van Mclk-aderen of Melkvaten, (Kafa lasted) gegeven heeft. Dc(è pypjesfyn open in de darmen LLdienbsp;door de bewegingen, waar door (y toegeknepen werden, en ’t geen in haarnbsp;is voortwringen, ook het dunde van de (pyfe of bereide Chyl in dele Melk-aderen, onder de gedaante van een witte melk uitperden: welke dan cerd,nbsp;(in honden, volgens welke defe figure door de H' Ferheyen geteekent is) nanbsp;een groote klier K, dogh in menfehen na verfcheide andere kleinder klierennbsp;haren wegh nemen •, dewyl volgens den felven Ferheyen in de menfehen defenbsp;groote klier niet gevonden weit. Die de aftekeningh van het Mefenteriumnbsp;van een menfeh wil fien, gelieve in de XVIII Tafel van den felven Autheur,nbsp;de II. Figuur en de Letters , welke de klieren in het felve aanwyfen , nanbsp;te daan.

V'^an^defe klieren, alfoo men over haar gebruik nogh niet volkomen overeen heeft kunnen komen, fullen wy daarom ook niet feggen. Alleen weet men,nbsp;dat defe Chyl door de verder gaande Melk-vaten, n, Tah. i. Fig. 6. van defe klier komende in een wyde vergader-plaats O geftort wert j a.an welkeorit-fangh-plaatfc des Chyls in het latyn den na.am van Receptacudum Chjli of denbsp;Gyl-bak, en Cifierna dat is de Regen-hak by andere gegeven is.

§. 3. Men moet hier weder onthouden, dat in defe figure, den loop der vaten gelyk fyin honden gevonden weit, afgetekent is; om dat fy in menfehen, dewyl men die foo ras na haar doodt felden opent, ook feer feldendaarom ge-toont kan worden. Die egter een regte befchryvinge van defe deelen, foo-danighals fy in een menfche fyn, gelieft te fienj kandefelve vinden in de Aki.nbsp;Lips:pag. fy. A°. 1699.getrokken uit een Engels fchrift vanG: Cowper, in’tnbsp;byfonder hier in van defe verfchillende; I. dat de groote ontfangh-bak van denbsp;Chyl, alhier onder de letter O afgebeelt, in de menfehen uit drie groote py-pen en deelen beftaat, II. datter meerder en verlcheiden kettingh-fchakels,nbsp;gelyk hier een in/ getekent is, infie pyp O/, die opwaarts loopt ennbsp;der of Duhlus 'thoraciem geheten wert, in de menfehen gevonden worden. Rohault maakt ook gewagh van eene, die in een menfche gevonden is.

§. 4. Om weder onfen draad te hervatten :

I 2, nbsp;nbsp;nbsp;lil

-ocr page 92-

ö8

V. BESCHOUWING E.

In defe Chylbak O, mengt llgh dit voorgaande voedfel met een andere vogt, water of wey, lympha genoemt; welke na fyn dienft aan het lichaamnbsp;gedaan te ]x€lt;ohtr\^ éooxdc Water-vaten,qq^{yafa}ymphatica) gedui'igdemaartsnbsp;gebragtwert. Waar na dele Chyl en Lympha tc (‘Amtn opwaarts haren wegnbsp;vervolgen, door de buik en borft, langs het ruggebeen uit de Chylbak O,nbsp;door den Chylvoerder rr, en eindelyk in in dcvena fuhclavia o? onderjleu-tel-hecnige ader uitkomcnj welke ader dus genoemt wert, om dat fy- onder het fleutel-becn gelegen is.

In defelve loopt het wederkeerende bloet van- u m x gt; en van daar door X jB, de neergaande holle ader genoemt, na het-hert A; waar heen de Chylusnbsp;en Lympha^ ligh met het bloedt in u vermengende, door dedèlfs droom ooknbsp;gebragt, en voort met het felve door het ganfche lichaam, om het felve tenbsp;voeden, omgevoert wei'den.

Kan nu alle defen toeftel van foo veel buifen van de Melk-vaten //, den Chylbak O, en deiïèlfs Voerder rr- aan ymant 'voorkomen, als by gevalnbsp;foo geworden lynde? is het fonder ooghmerk, dat de Water-vaten , ennbsp;tit figh in de wee laatfte ontladen, om een geduurigen droom temaken,nbsp;die deChyl met meer gemak na het bloedt inde ader ax voeren kan ? van welknbsp;alles foo iets ontbreekt, dcmenfche van fyn dierbare leven drax gevaar loopt.nbsp;Is het fonder wysheit, dat den Schepper in de menfchen den Chylbak O ,nbsp;die in honden en ook andere dieren maar een. en groot is heeft gelieven in drienbsp;pypen te verdoelenop dat in het overeinde gaan der folver,degroote menigte der vogt, het vlies, het welk den bak 0-uitmaakt, en boven gedagtentee-der is, niet ligtelyk foude doen berflen.

Indien dit alles iemandt nogh niet en mogte overtuigen ; laat hy ophetgeeneftraksvan defchotdeurtjes volgenfal,letten j’tgeen alsmetdehandnbsp;o,p . een Magtigen , en tot verbaad maken, toe - Verdandigen-Scheppernbsp;wyfen fal.

§. f. Dogh eer wy daar toekomen, en van dele voor aan getoonde Melkvaten [vafa laSlea) tot iets anders oveitredcnj fullen wy hier in het voorby gaan aanmerken, dat defelve van cenen Gafpar ^felUus eerd in de voorledennbsp;eeuwe in den Jare 1622 ondekt fyn: fonder dat men eenigh teken heeft, datnbsp;fe te VQoren by eenigh menfeh waar genomen waren: alleen dat eenen Era-defelve fchynt by geval gefien te hebben, fonder egter haar eigen-fchappen en gebruik te weeten., En kan dan ymandt fonder verwonderingenbsp;deplaatfe lefen, waar in den geed Godts foo veel eeuwen te vooren daar vannbsp;foo uitdrukkelyk gefproken heeft? Joh, XXL 23 , 24, Defe flerft m de kragtnbsp;fyner volkomenheit ^ daar hy ganfeh ftille en geruft was y fym Melk-vaten warm^nbsp;vol melks^ en het mergh fyner be enen was bevogtigt.

Dat nu hier om niets naders als om defe Melk-buifjes //, ftah, I. Fig. 6. gedagt moet werden, is volgens het gevoelen van verfcheidc uitleggers, bynbsp;Ffilus aangehaalt, feer aannemelyk. Die hpewel ly van defe Melk^vaten

foils.

-ocr page 93-

V%n de Melk-vaten en Chyl-voerder. nbsp;nbsp;nbsp;6p

/èl6 geen byrondere kennifle fchynen gehadt te hebben, egter ftellen, dat men door het woordt, Melk-valen vertaalt, niet die vaten verflaan moet,nbsp;waar in de Melk van Schapen, Koeyen, en andere dieren vergadert wordt jnbsp;maar eenige Ingewanden of deelen binnen in een menfeh fynde.

Boven het welke defc uitlegginge ook daar in fyngront fchynt te kunnen

hebben.

I. Dewyl het woord, dat hier Mdk uitdrukt, by andere anders gelefen wort; wanneer het een woort geeftdat Feitigheit betekent, of bet vette,nbsp;enwel foodanigh ccx\ Vettigjoeit ^ die uit het beihe en keurlykfte vanhetvoed-felbeftaat. Soo \^zxx.h.ctXc\vc Deuteron: XXXU. 14. overgefet met to wi-te dernkren van tarwe. Genef: LXd. 18. het vette des ïanisom te eeten. Pfahnnbsp;LXXXI. 17. en CXLVU.xa^.^ het vette der tarwe. Dat nu defe laatfte lefin-ge van Cheeleh of het vette voor Chaalaab of Melk niet fondergrontis,blyktnbsp;om dat de Gonfonanten in beide defelve fyn, en de, Vocalen der Hebreennbsp;by vecle van weinigh gefagh gehouden worden : waarom, dewyl veel By-bels fonder defe vocalen, of pundfcen, (foo men fc noemt) gedrukt fyn, de Ic-finge op beide defe wyfen kan gefchieden;, en over fulks, dit by malkandernbsp;nemende , de aangetrokken plaats defe fin foude hebben : fyne ingewanden,.,nbsp;en wel die Melk-vaten genoemt werden, waven vol van een vet voedfel, dat Melk-agtlgh of Melkgelyk is. Kan nu de witte Ghylus in fyn Melk-vaten lynde klaarder befchreeven werden ? Waar by nogh komt, dat in defe tydt veele meernbsp;nen, dat defe Chyl de eigen ftoffe des Melks is; ’t geen wy, als nogh nietnbsp;volkomen bewefen fynde,, hier nietbetwiften nogh vafl Hellen.

tot Ipylê gehadt en die genomcir heeft; dat de en darmen volkomen

fynde , lull ^^

der Mage en darmen volkomen in haar behoorlykc ftandt Zyn waar by men volgens degedagten van eenige natuurkundige, foude kurinennbsp;doen, dat hier de tyt uitgedrukt wert, wanneer een menfehe voor een uurnbsp;oftwee gegeeten heeft; op welke tyt de Anatomici waarnemen, dat defcnbsp;Melk-vaten vol fynde, beft getoont kunnen werden; en die byfonder defenbsp;is, op welke de menfehen veel verfterkinge van de genomen fpyfe gevoelen , eer fy nogh geheel onder het bloed gemengt fynde haar (gelyk eenigenbsp;willen) daarom flaperigh maken kan.

III. Men behoeft ook niet te denken, dat hier deMelk-vaieninóevYroMr wen borften gemeent werden; dewyl alhier van Mannen, gefproken word,:nbsp;cn een foogende vrouwe niét wel daarom in de kragt van haar volkornenheitnbsp;kan gefegt worden te fyn.

Kan men nu netter befchryvinge van defe.Melk-vaten, kan men meerder omftandigheden, om dit alles blykelyker temaken, van ymand met regt afvor-ten?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jk

Tl. Dewyl hier gefproken wert, van ymant, dieilerft, gefont fynde, en in fyn volkomen kragt, of volgens de Hebreen, in de kragt fyner volkornenheit.nbsp;Nu is yder, wiens Melk-vaten vol van dit melkagtige vette of voetlêl fyn, .nbsp;aan te merken in defen Haat te, wefen; nadien het een teken is, dat hy fris

werkinge

-ocr page 94-

V. B E S C M o U \V I N G E.

Ik ktchet gefagh engeleertheit van alle voorname Uitleggers alkicr in volle agtingc. Maar ddeUitlegginge van ymand toegeftemt fynde, dewylnbsp;fy aan foo veel eigenfchappen voldoet, fal hy dan ook kunnen loochenen,,nbsp;dat dit H. Woord,’ fynenl aller menfchen wetenfchap in die tyden overtref-fenden , en daarom waarlyk fynen Goddelyken Ingever in defen vertoont ?nbsp;Want dat nogh taal nogh teken in de Hiftorien te vinden is, waar uit mennbsp;foude kunnen afnemen, dat ten tyde van Job by eenigh Onderfoeker, defcnbsp;Melk-vaten bekent geweeftfyn, in dit haar gebruik, is by yder openbaar,nbsp;die de Oudheden eenigfints onderfogt heeft: veel minder dan, dat eenighnbsp;menfche iets als doe met foo veel natuurlyke verwen foude hebben kunnennbsp;afmalen, het geen eerll in de laatft voorleden eeuwe, aan de Werelt bekentnbsp;geworden is. En boven dit alles, kan ymand,fonder een wonderlykbeftiernbsp;van de Voorfienigheit daar in te befchouwen, alhier aanmerken, dat dit H.nbsp;Woord aan defe buisjes, foo veel honderden van jaren, voor haar ontdek-kinge, juift defelve naam van Melk-vaten gegeven heeft? Waar mede denbsp;de volgende Anatomici daar na defelve, buiten twylfel fonder in het min-fte op defen text te denken, genoemt hebben. Waardoor foo niet on-twyifelyk, ten minften voor den grootften Twyffelaar hecfeerwaarfchynelyknbsp;moet wefen, dat aan den grooten Autheur van dit Woord, defeuitvindingenbsp;der navolgende eeuwen, tot de minlle eigenfehappen, en tot de namen toe,nbsp;die als dan gebruikt fouden werden, bekent geweelf is. Het welk ik nietnbsp;gelove, dat y mant, die eenigfints redelyk is, aan de magt van eenigh menfche oit fal kunnen toe fchryven.

§. 6 Om dan weder ter lake te komen. Kan men niet oogenfchynelyk een vaft voornemen fien, om de Chyl na het bloct, en het hert te doen gaan?nbsp;dewyl anders fcheen te moeten volgen, dat, Tab. I. Fig. 6. defe met denbsp;Lympha in den Chyl-voerder rr, door het overeinde gaan der menfchen,nbsp;na beneden fouden fikken, opToo wonderlyk een wyfe daar tegen voorfiennbsp;isi namelyk, met Valvula of Schot deurtjes in defe pyp te maken •, die fighnbsp;openen door de Chyl, alsfy van O na u opwaarts, en alfoo den regte weghnbsp;gaatgt; en door defelve gefloten werden, als fy te rugge en na beneden foudenbsp;willen dalen i even gelyk men in de fluis-deuren fiet, dewelke het water vannbsp;de eene fyde komende, fonder moeite open doet j dogh van de andere fydenbsp;daar tegen aan vloeyende figh felven de wegh flopt jen grooter geweld doende, defelve valler toefluit.

En dewyl in de Melk-vaten // en Watcr-vaten yy, defelve vrees is, dat de vogt daar in fynde door fyn fwaarte te rugge foude keeren jnbsp;werden in defe beide ook op de felve wyfe gelykformige fchot-deurtjesnbsp;gevonden.

Onder defe watervaten moet men den Ghylvoerder rr felfs rekenen j nadien hy altyt van dit water ook vol is, wanneer geen Chyl figh daarnbsp;onder mengtj en als boven gefegt is, ook fyne fchotdeurtjes heeft, welke

-ocr page 95-

Van de Meïh-vafen en Chyl-voerder. nbsp;nbsp;nbsp;jt

in hare forme Tah. IL Fig. 2. eenighfints te fien fyn by ce, cc^ en door de vogt van a na d lopende kunnen (gelyk fluis-deuren) opengedaan, maar indien defe vogt van d na a te rugge liep, daar door louden gellooten worden.

§. 7. Indien men nu in aanmerkinge neemt, dat defe buis feer teeder is, waarom hy ook van het Ribbe-vlies, {Pleura) bedekt word} dat hy ook vannbsp;genoegfame fpier-vcfelen, om fyn begrepen vogt na den eifch voort te Huwen, ontbloot is, welke tot dien einde in de darmen en flag-aderen gevonden worden} dat egter den voortgangh van defe vogt foonootfakelyktothetnbsp;leven is, dat dit laatfte fonder die haalt een einde fouden hebben : moet mennbsp;figh niet weder op nieuws over de Wysheit des grooten Makers verwonderen,. die in dit geval een byfondere maniere heeft gelieven te gebruiken, omnbsp;defe vogt opwaarts te dringen? doende 'ïah. /. Fig. 6 tot dien einde de groo-te flagh-ader C nevens defelve loopen, de tulTen-ribbige ac , gelyk ook denbsp;Nier-llagh-ader D, boven op en dwars over defelve plaatfende} welkenbsp;door het ingedrongen bloet, met eiken pols-llagh opfwellende, defe pyp telkens drukken} waarom delTelfs vogt, door defe fchot-deurtjes belet wordende te rugge te gaan, nootfakelyk voorwaarts en na boven geperft moet werden. Waar toe ook de peefen des middel-rifts, die in het ademhalen opgetrokken worden, en defe pyp ook drukken, fchynen veel hulp te geven.

Siet men nu hier niet, dewyl de beweginge op defe wyfe gefchiet, hoe nodigh defe Valvullt;£ fyn? nadien de drukkinge de vogt fonder defe Ichot-deurtjes foo wel na beneden, als na boven foude doen gaan. Ook blykt het,nbsp;waarom defelve foo digt by malkander gelegen fyn} en in meerder getal alsnbsp;in de aderen, alhier vereift en ook gevonden worden} namelyk, op dat denbsp;vogt te rugge willende loopen, ftrax foude gefluit worden j daarhy anders,nbsp;indien de pyp tuffehen v^nceFalvula feer langh was, defelve, orahaarteder-heit en lengte,ligt foo verre door dele drukkinge foude doen Opfwellen,datnbsp;daar door, boven het gevaar van breeken, de voortgangh der vogt te tragernbsp;foude fyn.

§. 8 Hier by komt nogh een ander,en hoe wel de faakklein fchynt, een verwondcrens-waardige blyk van de Goddelykc Wysheitj namelyk dat de-fen Chyl-voerder rr fyn vogt hyu \n^tVgnafubclavia.iUxdeflelfs o-peningh met een vlieligh en half maans wyfe klapje bedektis. Het geen eerflnbsp;belet, dat hetbloet uit defe ader «X niet in Dudlusthorackus rr nederloopt.nbsp;En ten anderen oorfaak is , dat dit vliesje juift na de fyde van x, werwaartsnbsp;het bloed loopt, alleen open fynde, daar door de Cbylus hier uitkomende,nbsp;flrax met de Aroom van het felve voortgedreven wert: daar, foo het na de andere fyde open was, het bloed door fyn flerkeloop in defe buisrr indringen,,nbsp;en alfoo den Chyl belettende voort te gaan, den menfehe foude doen flerven.

Ik kan niet nalaten, dit laatfle in de Tab. 11. Fig. a. welke uit den nauw-keurigen nbsp;nbsp;nbsp;genomen is, alhier, te vertoonen.. d b^ c.a. Is hier den

Chylf

-ocr page 96-

72 nbsp;nbsp;nbsp;V. BESCHOUWING E.

Chyl-voerder; cc de Valvulie of Schotdeurtjesj welke daarom te figthaar-der fyn, om dat de Chyl met de vinger van d na b te rugge geftreken fyn-detegen defefchotdeurtjes aan, de pyp by defelve doetfwellcn; terwylhec deel ledigh is. Maar’t geen voornamelyk in defe Figure aan te mer-ten llaat,is.het kleine half-maans-wyfe klap-vUesje-Z , het welk deopeninghnbsp;h van den Chyl-voerder, in de Fena fubclaviaf foodanigh bedekt; dat hetnbsp;bloet van ƒ na^ , en voort na het hert vloeyende belet wert in de Chyl-buisnbsp;da te dringen; en egter aan de Chyl en Lympha van a na h lopende, oenen vryen uitgangh toelaat. e Is de ftrot-ader, welkers bloet vanboven innbsp;de ader fg ftortende, dit klap-vliesje i foo veel nodiger maakt.

§. p. Behoeft men nu meerder bewys van de aanbiddelyke Wysheit des Scheppers, als het geen nu ftraks getoont is ? en kan ymant foo verre vervallen , dat hy dit alles aan het geval of onredelyke oorlaken foude toefchry-ven.^ en foo dit elk niet tot dat einde gemaakt is, om hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Lympha

opwaarts na het bloet te brengen, en de menfch in het leven te behouden,; Waarom fyn de Schotdcurtjes daar.^ waarom fyn fy alle na defelve lyde o-pen? foo dat, indien onder foo meenighvuldige een eenige mifte fyn werknbsp;te doen, het leven ftrax een einde foude nemen. Noghmaal; kan ymandnbsp;dit alles aan een geval alleen oordeelen te hangen ? waarom kan hy het vannbsp;geen Sluis-deuren, in molens, of op andere plaatfen fynde, geloven? wantnbsp;ikdenkeniet, dat ymant van een fchut-lluis, die egter maar het geftelnbsp;van twee van defe Fdvul^ heeft, dit foude derven ftaande houden, dat fenbsp;fonder wetenfchap gemaakt was; ik late ftaan, foo hy een famenftel van bynbsp;na ontelbare fluifen agter den anderen fagh volgen, en te famcn tot een gemeen gebruik dienen, gelyk in defe pypen gefchiet.

f. 10. Na dit alles, indien men ernftigh denkt; dat aan het geftel vanlbo teeder een buis, als de Chyl-voerder ad Lab. II. Fig. t is, aan het ontftel-len van foo kleine en niet min tedere FalvuÏ£ cc\ aan het doorbuigen na denbsp;verkeerde fyde van defe fchotdeurtjes, die alleen van een dun en vogtigh,nbsp;dat is, eenflapvliesjc gemaakt fyn; infonderheit aan foo een in hetoogenic-tigh werk-tmgje, als hét klap-vliesje i is, bet welk de opcningh h desnbsp;Chyl-voerders, daar hy in de ader fg ingcplant is, bedekt; dat cindelyknbsp;niet aan de ontfteltenilfe van alle defe te famcn, maar van elk van defe foonbsp;kleine, en in het uiterlyk aanfien veragtelyke deeltjes ons foo dierbare levennbsp;hangt; en foo maar een van defe allen manqueerde in fyn werk tedoen, datnbsp;foo groots, foo hoog-gevoelend een dier, als dc menfch is, ftraxaandevcr-rottinge foude overgegeven worden; moet yder niet bekennen, dat hy opnbsp;een verfchrikkelyke en Vreejfelyke wyfe gemaakt is? en hebben wy onfengroten Onderhouder niet dagelyks, met de alderdankbaarfte erkentenifle te ontmoeten? dat hy foo tedere, en tot ons leven foo volftrektelyk nootfakelykenbsp;inftrumenten foo lange heeft gelieven in ftant te bewaren. Soo dat dennbsp;Pfalm-Sangcr Ifraels met groote reden gefegt heeft, F [alm. CXXXlX. 14.

^ Ik

-ocr page 97-

V%n de Melk-vaten^ en Chyl-merder.

lek hove u, om dat ick^ op een heel vreejjelyke wyfe ^ 'wonderhaarlyk gemaackt ¦hen.

Meermalen is my defe fpreek-wys voorgekomen, als een hooghdravende en Rethorifche manier van (preken : want het menfchelyk lichaam in fynnbsp;uiterJyk en aan yder/blykelyk geftel, in fyn kragtige fpieren, harde beenderen, valleingewanden, taijepelen, banden en vliefen, enz.aangemerkt fyiade, fchynt wel foo heel vreeflelyk boven andere natuurlyke dingen niet gemaakt telyn. Maar op defe even te vooren aangehaalde faken, en op andere die nogh hierna fullen aangeroert worden lettende, en overwegendenbsp;haar nootfakelykheit tot het leven, die in dele veel grooter is, als inde mee-He andere van ouds bekende valte deelen, heeft my dit defe kragtige uit-drukkinge voor geenfints grooter, als waarlyk de faak felfsverdiende, doennbsp;aanfienj en daaren-boven de Goddelykheitvandit Woort nietduiftcraange-toont: nadien het felve ook in die tyden van defe faken, die cerll: voorwei-nigh jaren fyn ondekt geworden, met foo veel nadruk fpreekendc, een y-der moet overtuigen, dat dcfelve aan den Ingever van dit Woord al moeten bekent geweeft fyn, doe zy nogh voor alle menfehen verborgennbsp;waren.

Laat ook niemand vreemd vinden, dat den Geeft Gods hier den lof aan Godt in dit geval foo plegtelyk toefchryftj nadien geen tweede oor-faken,nogh onfc eigen of anderermenfehen kennilTe of konft, in het onderhouden van defe foo tedere deelen in haar bequaamheit en ftant, het alder-minfte kunnen toebrengen.

Een ygelyk weet, hoe nodigh dit alles, niet by gevolgh, maar uit figh felfs is, om een menfeh of dier te doen leven. En wie is’er onder alle denbsp;Mcdecyn-meeftcrs derwerelt, welkers kennilTe foo verre doordringt, dat Ienbsp;de tekenen van de onfteltenifle defer deelen, aan ymandleeren kan? niet eennbsp;iffer, myns wetens, die in de geneeskunde, van der lèlver herftellinge oitnbsp;yets gefproken heeft gt; of (om verder te gaan) miflehien oit yets, dat vanee-nigh nut is, daar ontrent fal kunnen uitdenkken. Indien een eenige van denbsp;klapvliefcn des Chyl-voerders figh niet konde openen, en den menfehedoornbsp;vermageringe dede ftervenj wat middel is’er in eenigh fchryver te vinden,nbsp;waar door eenige redelyke hoope van genefinge fouden kunnen gegeven worden? Js dat niet op een vreejjelyke heel vreeffelyke wyfe gemaakt te lyn,nbsp;fodanigh gemaakt te fyn, dat de tederfte deelen, die ligtft kunnen ontfteknbsp;worden, indien het gefchiet, onherftelbaarfyn, en een onvermydelykedoodnbsp;nafighflepen? waar by nogh komt, dat men noit kan weten, of defelvcnbsp;in gevaar fyn van ontftelt te fullen worden j om foo het mogelyk was, noghnbsp;in tyds te kunnen tragten het felve voor te komen. Is het niet wonderhaar-hk gemaakt te lyn? (om hier foo veel faken over te flaan, waar van elders gc-Iproken wert)dat men foo kleine,foo fwakke,foo tedere werktuigjes,alsdefe/^^/-^uJte fyn, haren dienft 60,70,80 Jaaren fonder verlieten of onbequaara re wér-

K nbsp;nbsp;nbsp;den

-ocr page 98-

V. B E S C H o U W I N G E.

den, fiet continneeren ? Daar niemand, aan wie haar krank geitel bcwuft is, tenfyhydefe ondervindingen in oude Menfchenfagh, foudederven valtnbsp;flellen, dat fy in haar gebruik lbo veel maanden fonder onllelt te werden ,nbsp;fbuden kunnen volduren.

Hoe menighmalen hebben Horologien, Molens, en andere bewegendo konft-werken, een meefter van noden, die fe herltellen moet? en moet ditnbsp;dan een yder niet leeren, dat een groot Beftierder dit allesinfyne vereiltebe-quaamheit onderhout? daar immers alle Schepfelen, alle de ervarende Medi-cyn-mcelters,de geleerdfte Philofophen,de verftandiglteKonlt-werkers nietnbsp;het alderminite toe kunnen doen. En kan ymant nalaten figh van de uiter-lle onredelykheit te befchuldigen, diefoogrooten en gewigtigen werk, alsnbsp;het leven van alle Dieren en Menfchen is, door foo veragte middelen uit-aevoert fiendc, egter volhart in dit alles aan een geval, of verftandelofe oor-laak toetelchryven? En wetende hoe grooten weldaat daar door in hemfelfsnbsp;alle dagengefchiet, daar over hy moet bekennen, noit eenige beltieringe,.nbsp;en dat meer is, niet het minde gevoelen daar van te hebben, moet hy fighnbsp;lêlfs niet ftratbaar en ondankbaar oordeelen, wanneer hy foo gocdertierenennbsp;Weldoender niet alleen niet en dankt, maar felfsinalledefe wonderen weigert,,nbsp;als eenige wysheit hebbende te erkennen?

-ocr page 99-

IS

VI. BESCHOUWINGE.

Van het Hert.

!• A Lgemeenen dienfi van het hert.

¦^¦^2. Syn hefchryvinge.

3- Het heuveltje in de holle adergt;

4. Oortjes van het hert^ y. U^erkinge des herts.

lt;5. Loop der Jhier-vefelen,

7. Jeremise IV. 19.

S, hfWk der fchotdéurtjes der aderen,

9. nbsp;nbsp;nbsp;Oi^ertuiginge uit het te voren gej'e/de,

10. nbsp;nbsp;nbsp;Schotdeurtjes der Slagh-aderen.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Dwars-pejfen in het hert.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Des Herts kragt door gelykeniffen ge=

13. nbsp;nbsp;nbsp;Pericardium ef Herte-fakje.{toont.:

14. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefeide.


§ I. T Aar ons nu wat verder voortgaan, en het voedfel met het bloed JL/gemengt fynde, na het Hert volgen: in wiens maakfel foo veelnbsp;verwonderlykc dingen te famen komen, dat het fchynt, dat niemant, alsnbsp;een feer ongelukkige of hartnekkige, de famenftellinge van het felve fiendenbsp;en begrypende, kan nalaten overtuigt te fyn van de wysheit des grootennbsp;Formeerders j en van het einde, dat hy figh daar in voorgellclt heeft, omnbsp;het bloed voort te ftuwen: (offer ook andere gebruikenfyn van het hart, be-twiftc ik hier niet) op dat het door defe beweeginge fynen omloop door dcnbsp;longh, en door een andere buis na alle deelcn deslichaams, volbragt, enopnbsp;verfcheiden plaatfen tot verfcheiden gebruiken gedient hebbende, weder tenbsp;rugge na het begin {yns omloops, dat is na het Hen, en Longe, keerennbsp;foude.

§. 2,. Dit hert dan (om ter fake tc komen) heeft tWCe holligheden, doof een dik vlceffigh tuffchen-fchot van malkander afgefcheiden-, ’t geen yder^nbsp;als hy de moeite nemen wil, van dat van een geflagt dier dwars door tefny-den, fien kan. Het is Tab. 11. Fig. 3. boven by A dik, beneden by B veelnbsp;dunder,gelyk een ftompe verkeerde Pyramide jen het hangt vaft aan fyne a-^nbsp;deren en flag'aderen EFGHIj E is de holle ader, waar door hel bloednbsp;van boven j F waardoor het van onderen in de regte holligheit des hartsnbsp;komt) G is de Longh-flagh-ader, waardoor het uit defe holligheit in dcnbsp;longh gaatj en H is de longs-ader, waar door het felve bloet weder uit dcnbsp;longh na de linker holligheit des Herts keert; uit dewelke het door degro-te flagh-adcr I {Aorta) na alle deelcn des lichaams gevoert wert; C is hetnbsp;regter Oortje {Auricula) van het hart; daar in het bloed uit E en F inkomt,nbsp;eer het in de regter holligheit valt: Dis de linker Auricula^ welke aan dcnbsp;linker holligheit den felven dienft doet, KK fyn de Kroon-aderen^ die hetnbsp;hert voeden en van bloet verfien.

Ka nbsp;nbsp;nbsp;§ 3 Maar

-ocr page 100-

7lt;S'

VI. BESCHOUWING

§, ^. Maar hier fchcen nu gevaar te fyn, dat het. bloed in de holle ader van, boven in E, en van onder in F op malkander by het hert aanloopende, hetnbsp;nederdalende in E, door fyn fwaarheit geholpen fynde, en daarom meerdernbsp;kragt hebbende, foude beletten, dat het andere, ’t geen van F opkomendenbsp;daar tegen aanloopt, fyn ftroom kon vervolgen; en alfoo den omloop desnbsp;bloeds, en met defelve het leven daar door niet alleen belemmert foude wer--den , maar haaft een einde verkrygen.

Om defe ongemakken, die anders foo gevaarlyk fouden fyn, voorte koo-men, vint men, dat tuffchen defe twee aderen E en F,,we]kc7aè. //. in AA beide op gefneden vertoont werden, een hoogte B van het onderleg-gcnde vet gemaakt is; op welke het bloed uit E van boven komende fluit,nbsp;en waardoor aan het felvealfoo de wegh na het regter Oortje C van hetnbsp;hert gewefen wert: dewyl het bloed uit F van onderen opkomende, doornbsp;defelve hoogte B van den tegen-loop des nederkomenden bloeds bcvryt, ooknbsp;genoodfiiakt wert fyn cours ter fydcn uit na het hert te nemen.

Laat ons hier aanmerken; dat defe hoogte B in een menfcb, in welke,als hy ftaat, het bovenllebloed inEregt nederwaarts llroomt, veel grooter is,nbsp;als in Honden, Paarden, OfTen en foodanige Dieren; waar in de bewegingenbsp;van het bloed in EF wederfyts alleen Horizontaal is , en daarom met foo on-gelyken kragt niet op malkander aandringt.

Nogh eens;

Hoe Freejfelykiyn wy gemaakt? en kan ymant fonder fchrik aan fien, datgelykons lieveleven,inden Chyl-voerderaan foo teedereklap-vliesjes,het-fclve alhier aan foo klein een heuveltje, als B is, volflrektelyk hangt? Indien hier geen oogmerk des aanbiddelyken Makers is; waarom is dit bultjenbsp;juift op die plaatfe? waarom in een menfeh grooter, daar het grooter wefervnbsp;moefle, om de overwigt van kragt in het neerdalende bloed; en kleindernbsp;in, die foort van dieren, daar het kleinder fynde den felven dienft kondenbsp;doen ?

§. 4. Behalvendit, fcheen de loop van het bloed, diegeduurigh isdoor defe aderen A A, te vereifchen; dat het een andere verblyf-plaats hadde alsnbsp;het hert, gedurende de tyd , in welke het hert figh toetrekkende figh vannbsp;bloed ontlall, en de fchotdeurtjes van de openingh der regter holligheicnbsp;(waar van hier na) gefloten fyn; op dat het daar in middelerwyl mogte vergadert, en als de fchotdeurtjes weder open gaan, gefwint in het hert uitge-flort worden; waar toe aan het hert dit oortje Caan de regter fyde dient, ennbsp;Daan de linker fyde,r^i^.///.F/^.3 .welke,terwyl de pafTagie door de fchotdeurtjesnbsp;geflopt is,door het toelopende bloed vol worden,en op een wonderlykewy-fe pelen en werk-tuigen hebben , waar door elk figh, als het tyd is, veerdighnbsp;kan toe trekken, en dit bloed, om geen tyt te verliefen, fchielyk in de regter en linker holligheit des herts uit werpen.

§. y. Het bloed nu daar in gekomen fynde, wanneer het hert figh gelyk als

lo»


I

-ocr page 101-

77

Van het Hert.

los laat en open weit, (of hier toe ook een kragt van het hert vercifcht werd, betwifte ik nu niet) trekt figh het felve fchielyk en met een groote kragtnbsp;weder tot malkander j foo dat de fyden van defe regter holligheit, door delenbsp;toedrukkinge den anderen naderende, en de onder en boven einde dellèlfs ooknbsp;na malkander toe getrokken wordende, dele ganfche holligheit byna tot nietnbsp;toegeknepen werdj waarom het bloed met een groote fnelhcit daar uit in denbsp;longh moet Ipringen door deLongs-flagh-aderG,7(?^. ILnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verder door de

longs-ader H na de linker holligheit van het hert, nadat het door delongh is verfpreitis geweeft, voort gaan.

Men kan van defe werkinge des hert.$ een grof begrip maken} als men figh een blaas verheelt, die vol water is, en waar in boven twee ronde gatennbsp;fyn j van welke de cene, als de blaas toegeknepen wert, met een klap gefloten werd; en de andere alleen open blyft. Indien nu in defe blaas fchielyknbsp;en met een geweldige kragt, de fyden na malkander, en tegelyk hetonder-fle na het bovenfte deel toegedrukt werd, en foo dat in een oogenblik of innbsp;de tyd van een pols-flagh, byna de ganfche holligheit des felfs geheel weggenomen wert; kan yinant ligtelyk figh voorftellen, met hoe grooten fnel-heit het water uit defe blaas door defe overgelaten openingh fpringen moet.nbsp;En dit is in het ruw de wyfe,op welke het bloed uit de regter holligheit vannbsp;het Hert in de Longh uit gedrongen wert.

§. 6. Om nu defe foo fterke en fchielyketoeknypinge des Herts uitte werken, loopen de fpier-vefelen, welke het hert uitmaken, foovcrwonderlyk, en foo eigen aan dit oogmerk ; dat die niet moetwilligh blint, of andersnbsp;rampfaligh genoegh is, hier in de hand van een Wyfen en dit beoogendennbsp;Schepper nootfakelykfchynt te moeten befpeuren. Dat dit immer niet fondernbsp;gront gefegr is, fal aan yder klaar genoegblyken, die op dcrfelver loopnbsp;gelieft te letten.

Soo liet men eerft 7algt;, IJ. Fig. f. de fpier-draden A en B van boven Ichuins cn na beneden dalen ; en behalven defe weder andere Gen D ,die kruiflinghsnbsp;aan de eerfte lopen. Defe beide fchuinc draden, korter werdende in haar be-weginge, kan men merken, dat de holligheden van het hert moeten nauwernbsp;maken, en te gelyk fyn punt en boven einde eenigfints na malkander toe trekken. Behalven defe fynder andere, die boven defe leggen, regt opwaartsnbsp;gaande vefelen, Tab. II. Fig. 6. welke alleen tot de regter holligheit behoren; die figh intrekkende, defclve ook van onder na boven korter maken.nbsp;Maar den loop der felver, die in de linker holligheit het felve doen, is, totnbsp;verbaaft makens toe wonderbaarlyk; welke vefelen A, B, Tab. II- Fig. jnbsp;vanboven na beneden wederfijts gaande, met een omflagh de punt G van hetnbsp;hyrt omvatten; en korter wordénde defelve opwaarts na A trekken. Defenbsp;draaden onder aan de punt wat uitgefpreidt zynde vertonnen figh, alsnbsp;II. Ftg. 8.

Om nu het tocknypen van ter fyden van de fchuinc Ipierdraaden te

K 3 nbsp;nbsp;nbsp;hulp

-ocr page 102-

78

VI. BESCHOUWING E.

hulp te komen, fiet men een ftreek vefelen ACB , Tah. II. Fig. 9. onder de fchuine lopen, welke het hart byna dwars omringende en haar intrekkende daar toe dienft doen. Soo dat hier in veel faken ontrent een gelyk-for-migh fpiergeftcl is, als boven by de fpieren des buiks aangewefenis, die de-felvc famen drukken. Menfiedit alles breder in het kleine, doghdoorwrog-te gefchrift van Lowerus.

Laat nu ymand, die dit verftaat, by figh felfs met aandagt overleggen; of hem als gelooflyk kan voorkomen, dat foo verfcheiden rangen van fpier-draden, te famen foo grooten gcwelt doende, als bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nagefien kan

werden, en alle tot het einde dienende, waar toe het hert alleen fchyntgemaakt te fyn, dat is om het ontfangen bloed, door de toeknypinge van het hert, daar uit in de aangehegte flagh-aderen te perflen, fonder wysheit ofnbsp;beoogt einde dievvonderlyke fchikkinge kunnen verkregen hebben? en ofnbsp;men dit alles aan een geval of onwetende oorfaken kan toe fchryven?

Dewyl nu in het ganfche hert tot nogh toe geen andere fpieren ondekt fyn, als die het famen trekken, en fyn holligheden nauwer maken j het mennbsp;geen wysheit ook hier in ? dat dcffelfs eens ingetrokken fpier-draden niet innbsp;die ftant verblyvenj maar ftrax figh weder felfs los latende de hollighedennbsp;openen, om het volgende bloed in defelve weder te ontfangen uit de aderen :nbsp;opdat het felve, doorbet weder famen trekken van het hert,op nieuws na denbsp;longhen anderedeelen,foo langh het leven duurt, vooregefondenfoudeworden-

§. 7. Ik latenu, in het voorby gaan, aan verftandigeoordeelcn; ofdoor dit mengiel van foo veiTcheidentlyk lopende fpier-draden, (het welke mennbsp;ten meefte dele de ganfche ftoffe van het Hert, en ook de vleefche Wandenynbsp;die beide de holligheden formeeren, en als door een tuflehen-wandt of muurnbsp;van malkander fcheiden, fiet uit maken) ook verftaan moeten werden, denbsp;Wandendeshcrten,'^2t‘\rv^nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Cap. IV. v. ip. in

defc woorden:» myn Ingeivant! myn Ingewant! Ik hehbe harens weey ó Wan~ den mynes herten! Myn herte maakt getier in my.ik en kan nietfwygenywantgymynfielenbsp;hoort het geluid der bafuine en het krygs-gefchrei.

agtfte paar,en van die men tujfchen-ribbigge{intercojiaks)notxax.ymex.\.zkke.n irfien werden; waar van nogh iets by dc driften, die het gehoor veroor-

Dc reden welke dit eenighfints waarfchynelyk maakt, fchynt defe te kunnen wefen; namelyk dat de Propheet, alhier een tot het hoogfte gaande gemoets ontroeringe en fchrik vertoonende, over die deelen meeft in fynenbsp;uitroepinge klaagt, welke in die gevallen gewoon fyn het meefte te lyden,nbsp;en het fterkfte figh te bewegen. Soo weet een ygelyk, die debewegingennbsp;des lichaams yerftaat, dat in groote paffien, en infonderheit in verfchrikkin-gen,die deelen meeft onordentclyk bewogen worden,welke van de fenuwen vannbsp;het at 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

voorl

faakt, fal gefegt werden.

Nu defc deelen fyn eerft en voornamelyk, de inge’wandenè.t^.hxxdfs^ en die

van


I

-ocr page 103-

Van het Hert.

van de borft gt; of anders de ingewanden in het gemeen: welke in verrukkende ontftelling^J’) gewoon fyn door fchielyke lamentrekkingen (Cc«'y^/^f^ge-feet) en andere onordentelyke bewegingen, als bevingen en kloppingen en dkrgelyke beroert te werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De eerfte, die de buik aangaan, fehynt den Propheet uit te drukken dooide woorden: Ik hebbe harens weêy vermits defe infonderheit in convulfien van de ingewanden en andere deelen des buiks beftaan j foo dat een fchriknbsp;defelve veroorfakende, ook aan ymant een benautheit en roeringe doet gevoelen, gelykende na defe harens weên, en alleen in oorfaak met defelve verrnbsp;fchillcnde, en in eenige andere omllandigheden, die enkel aan het barennbsp;eigen fyn.

De andere onordentelyke of convuljive beweginge van de ingewanden der borft, vertoont figh in defe uitdrukkinge, myn herte maakt getier in my ^ ofnbsp;beweegt figh met gedruis y en woelt in my, nadien het woort Hamah alhier doornbsp;getiermaken verduitft,ook defe vertalingen lydtjgeiyk in het Lexicon van Coc-eejusy de Concordantie van TrommiuSy en by Robbertfion te fien is; welkelaat-fte het overfet met het woord Lumuïtuari, dat op een kragtige wyfe onordentelyke bewegingen fegt.

Nu dcwyl alle de bewegingen van defe en fecr blykelyk die van het hert,, gefchieden door de fpieren delfelfs-, en de Propheet over het geen de wandennbsp;van het hert lyden foo bitter en uitdrukkelyk klaagt j fehynt het klaar te lyn,nbsp;(om dat defe uit foodanige fpieren alleen beftaan) dat door de hier genoemdenbsp;wanden des herten y defe hert-fpieren, die als wanden deftelfs holligheden ennbsp;kameren formeeren en bepalen, met regt moeten verftaan werden.

Het is waar, dat groote uitleggers, door defe wanden des herten do. pracor-diay of de ribben met hare fpieren en vliefen, ook in het gemeen alles wat de holligheden des borft uitmaakt, en voor foo veel ook het hert omringt,,nbsp;verftaan. ’t Geen ik met veel eeibiedr in fyn waarde late j te meer, omdut.nbsp;men exempelen heeft,dat in fware hartkloppingen defe deelen wel fomtyts veelnbsp;geleden hebben j als fynde daar door (foo men fegt,) wel ribben uit hare plaatfcnbsp;gebragt.

Dogh gelieven defe Heeren in opmerkinge te nemen.

/. Dat defe uiterlyke deelen, meer eigentlyk, wanden der borfi o?vtsndt'[-felfs holligheit, als wanden des herten^ fchynen genoemt te moeten werden j. van welke laatfte egter hier met eigen name gefproken wert.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat in defe Ichrikken en gemoets ontroeringen altyd wel Het hert ennbsp;anderemaar felden de ribben, immers de laatfte noit foo gevoc-ligh, nogh foo onordentelyk, en foo feer tegen de wil van die het lyd, be-Wógen werden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat den Propheet in het begin , tweemaal met foo veel nadrufc;nbsp;cn kragtover fyn, ingewand uitroepende , in het navolgende, denbsp;voornaamfte lydingen, die door een fchrik in defelve. veroorfaakt werden

fchynu

-ocr page 104-

So

VI. BESCHOUWING E.

fchynt uitdrukkelyk te noemen. Soo dat defe klagtc alleen op de ingewand den,van buik en borft, en geenfints, immers niet foo fcer över een komendenbsp;in alle omftandigheden, op de borft fclfs, en de wanden diedehollighcit desnbsp;felfs formceren, fchynt toegepaft te kunnen worden.

TF'. Ten minften, indien ymant door de uitdrukkinge van ivanden des herten in dit geval, de Ribben en tuflehen-ribbige fpieren met hare vliefen gelieft te verftaanj fchynt het egter, dat men de fpieren desherten^ foowel als defe voorigc ook door defelve woorden met reden kan agten aangewefen tcnbsp;werden. Tc meer, om dat het geen door defe Hert-fpierennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wert,

by voorname Ontleders , defelve nbsp;nbsp;nbsp;wanden des herten draagt. Men

lie Ph. Verheyen^ (om geen andere op te halen) in debefchryvinge van ds 4, pig. in de XIF.^ en de 10 Fig. in de XF.Fafef ook pag. 248 in Oëlavo-, daarnbsp;hy defelve Parietes, eygentlyk wanden beduidende, noemt. Soo dat mennbsp;alhier, de eigene betekenifle van het woorc houdende, de plaatfeindefenlinnbsp;verftaan kan.

Dogh om weder voort te gaan.

§. 8. Nu was in het gebruik van dit Hert, nogh een andere fwarigheit overigh} namelyk, dewyl elke holligheit twee openingen heeft, eene waarnbsp;door het bloed daar in komt, en een andere waar door het daar uit moetnbsp;gaanj fcheen te moeten volgen, dat het hart foo veerdigh en kragtigh toegeknepen fynde, het bloed door beide foude uitfpringen; en foo weder tennbsp;dcele tc rugge gaan, door die openingh, waar door het in defe holligheitnbsp;gekomen was.

Om het welk te beletten figh hier weder het wyfèvermogendesverwonder-lyken Makers openbaart} die tot dien einde hier weder een ander foort van Schot-deuren of Vtlvul^e (om hare driehoekige Figure ook myteragtige genoemt.)nbsp;heeft gelieven te ftellen, in die beide plaatfenofaderen,doorwelkehetblocdnbsp;in het hert valt} welke, als het Hert figh famendrukt, en het bloet na denbsp;openingh , in welkers omkringh defe Valvulue geplaatft lyn, toegeperftnbsp;wort, vaft en digt toegefloten worden. Defe Schot-deurtjes ( ’t geen mennbsp;op defe Voorfigtigheit des Scheppers denkende, niet wel fonder on troeringh.nbsp;kan aanfchouwen)fietmenmet feerveel pees-draden,die feer fterk fyn,aandcnbsp;wanden van de holligheden' vaftgehegttewefen }om deFa/w/^,alsfy toe gefloten fyn,als foo veel ketens en touwen, tegen te houden} op dat hetgewdtnbsp;\ geen het bloed, dat uit gedrongen wert, op haar doet, defelve met for-cere, en na de andere fyde doende uitbuigen, alfoo weder openingh alhiernbsp;aan het bloet geve: nadien fy alleen van flappe vliefen en niet van been ofnbsp;andere harde ftoft-e gemaakt fyn.

Welke Pees-draden ook daarenboven nogh defe opmerkclyke gebruiken hebben: Eerjl, dat als het Hert na fyn toeknypen, weder figh los latendenbsp;langer wert, en by gevolge de opwaarts gcligte wanden van het hert wedernbsp;na beneden gaanj defelve Pees-draden dan, vermits fy aan defe wanden vaft

fyn,

-ocr page 105-

Van hei Hert. nbsp;nbsp;nbsp;8 ï

fyn, dere {chotdcurtjes weder open trekken (gelyk men de deuren van fom-mige fluifen met touwen doet) orn een vryen doorgangh voor het weder inkomende bloed te maken. Ten anderen., dat dcfe peesdraden foodanigh aan eenige uitfteekfeltjes van de wanden van het hert, en felfs aan haar tegenover lyde vaft gehegt fyn; dat fe in flaat fyn om te beletten, dat defe ichot-deurtjes figh vlak en rakende op de wanden van het hert, als fy opengaan,nbsp;nederleggen ; aldus te wege brengende, dat defelvc beneden altyd eeni-gen afftand van de fyden van het hert behouden, opdat het bloed inliet toe-knypen van de holligheit, tegen defe fchotdeurtjes altyd van onderen foude 'nbsp;kunnen aanperfleh, en defelve aldus opwaarts ligten, om haar openingh tenbsp;fluiten.

§. p. Ik hebbc het voornaamfte van defe faken alleenlyk woordelyk hier geilek fonder Figuren daar by te doen; om dat ik by de aldernaukeurigkenbsp;yinatomkinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de belle en nctll na het origineel gemaakte Figuren,

om de veelheit van het geen daar in waar te nemen is, niet bequaam fyn om veel ligt te geven aanyrnant, die dit alles noit in een hert van een diernbsp;geilen heeft; maar meer Iludie vereilTchen om verllaan te werden, als hetnbsp;lien van de gefteltenilTe van een hert fclfs; die hier van ondervindingc gelieftnbsp;te hebben, kan figh van de 4. Figuur in de XIF. Fafel van de Heer V’erbejentnbsp;en van de i. Fig. in de V. Fafel van dc Heer Lower bedienen.

Indien verder eenigh bekent konll-werk te vinden ware, ’t geen met de werkinge van het hert eenige gdyk-formigheit hadde; foude defielfs geflclnbsp;alhier te befchryven, miflchien eenige klaarheit kunnen toebrengen; maarnbsp;nogh pompen, nogh geen foort van fpuiten, felfs de hedcnsdaagfe brand-fpuiten, fchoon fy in het fluiten en openen vau haar klappen, eenigfints hetnbsp;hert fchynen na te bootfen, nogh iets, dat men weet tot noch toe door konltnbsp;voortgebragt te fyn, is op verre na bequaam, om de wysheit, waar medenbsp;dele wonderlyke Machine van het hert geformecrt is, eeniger Wyfete vertonen. Soude men dan dit groote werk-Huk kunnen denken by geval dusgeworden te fyn? Daar niemant dit van defe andere konft-werken foude dervennbsp;llaande houden.

Menighmalen is my dit gefeide befchouwende weder in gedagten gekomen, diC heel vreejfelyke m’a.nievop welke wy gemaakt fyn; waar van te voren nu in twee andere gevallen gefproken is: namely k, indien een van defe fehot-deurtjes ontflelt wierde, en onbequaam, om fyn werk te doen; fclfs foodie kleine peesdraden, die fc vall houden en open trekken, of braken, of alleennbsp;een weinigh te langh of te kort waren of wierden; fouden defe deurtjes nietnbsp;kunnen gefloten worden; als niet konnende op malkander komen, wanneer defenbsp;draden te kort; of niet konnende by malkander blyven, en na de andere lyde door de kragt van het bloed moetende doorbuigen, als de pefente langhnbsp;Waren. Soo dat aan elk van defe fchotdeurtjes niet alleen, maar ook (datnbsp;Verfchrikkelyk is) van de v'erfcheiden lengte van defe peesdraatjes, het leven

L nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 106-

VI. BESCHOUWING E.

van Too konftigh een werk-ftuk als de menfchc is, van Koningen (elfs en Vorften, van groote en kleine volftrcktelyk afhangt.

§. 10. Dit nu van de openingen, waar door het bloed in beide de holligheden van het hert komt, geleid lyndej was’er nogh te vrefen, wanneer het bloed uit de regter holligheit in de Longs-llagh-ader en uit de linker innbsp;de groote Slag-ader geperll; was, dat als het hert weder figh opende ennbsp;de kragt van uitperflen ophielde, het bloed dan weder door fyn fwaarheitnbsp;te rugge, na de holligheden van het hert, foude fakken, waar uit het gekomen was, en alfoo de circulatie belettende, ftraks de dood veroorfaa-ken.

Dogh hier, heeft de Goedertierenheit des Heerlyken Makers , forge voor gelieven te dragen, door in het begin van defe beide Slagh-aderen weder andere Schotdeurtjes te ftelleni welke een regt contrarie werk doen,nbsp;als de voorgaande; foo dat gelyk de eerfte toegedaan werden , door hetnbsp;bloed, dat opwaarts uit het hert tragt te gaanj defc door het gene, dat aldaar na het hert te rugge nederfakt, gefloten werden: en daar de eerfte doornbsp;het inftromende bloed geopent werden, gefchietfulx in defe door het uit-Ipringendc bloed.

Om dit figh te kunnen verbeelden, is Tab.II. 'Fig. lo. aa het geopende gedeelte van de linker holligheit des herts, c vertoont de in de lengte opgefne-den groote fiagh-ader, bbb^ de drie halfmaanswyfe fchotdeurtjes, die figh door het weêrkerende bloed fluiten. Men fietfehier in ’t plat leggen en uitgefpreit,nbsp;daar fe anderiinrs de ronde openinghvan de flagh-ader vervullen, fyn hiernbsp;de driehoekige fchotdeurtjes of myterwyje^ waar van te voren gefproken isnbsp;ter wederfijds omgeflagen, op dat men de andere bbb beter foude kunnennbsp;hen} en aan defe^fiet men de peesdraden^ nogh hangende, welkers einden gg alhier van de wanden van het hert afgefneden vertoont werden; waaraan fy anders, gelyk boven gefegt is, in haar natuurlyken ftand vaft gehegtnbsp;fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

Hoedanigh defe klapvliesjes bbb door het te rug gedrongen bloed figh. fchikken, en den Slagh-ader fluiten; kan men Tab. II. Fig. 11. onder de letters C C C fien; ’t geen ook gebeurt, als men in de flagh-ader A blaaft. BBnbsp;fyn de Kroon-flagh-adcren, die het hert voeden, en haar bloed derwaartsnbsp;brengen} welkers openingen in de groote Slagh-ader in de fab.IlFig. lo.nbsp;met de letters even boven deiênbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangewefen worden.

§. 11. Al het gene men verwonderlyk in het hert waarnemen kan, foude te veel fyn, om alhier naukeurigh te onderfocken. Soo fiet men, om veelnbsp;andere over te flaan, infonderheit in de regter holligheit, dwarlTe pefen ofnbsp;fpicren; die de fyden des herts famen houdende, beletten, dat fe door hetnbsp;invallende bloed niet te verre opgelj^annen werden; en verftrekkenalfoo tornbsp;een maat van ’t geen ten elke male in haar moet geftort werden: ook dienen fy om defe fyden in het toetrekken na malkander te doen naderen. Soo

liet

-ocr page 107-

Vm het Hert. nbsp;nbsp;nbsp;8j

fiet men ook dat de linker holligheit, als men het hert dwars doorfnyt , met veel fterker fpieren en wanden omringt is, als de regter; om dat defe laatftenbsp;het bloet alleen door de longh moet doen gaanj dat een korte wegh is, innbsp;vergclykinge van die verheit, tot welke de linker holligheit het bloed, ’tnbsp;geen fy uit figh dringt, of alleen, of met hulp der Slagh-adercn, moetbren-genj welke figh niet alleen tot de uiterfle teenen, en afgelegenfte plaatfen,nbsp;maar ook felfs wederom te rugge tot het hert toe iiitflrekt. Kan men in ditnbsp;alles geen oogmerk van den Formeerder fien, foo is men wegens fyne blind-heit te beklag en.

Immers moet yder figh niet verwonderen, die een fagt vleesagtigh werk-tuigh, foo veel fnclheit aan het bloed liet geven, om foo grooten omloop lbo veerdigh te volbrengen ?

§. iz. Die nu twyffelt of de toeknypinge van het hert ook een genoegfamc oorfaak daar van fyn kan, (om geen wiskonflige demonftratien hier by tcnbsp;voegen) kan Tien, hoe grooten kragt en fnelheit de famendrukkinge vannbsp;twee lichamen te weegh kan brengen j -als hy een kerfie fteentje, tulTen dcnbsp;duim en voorftc vinger houdende, defelve fchielyk famendrukt: wanneer hetnbsp;met meer fnelheit, als ymant die het noit gefien heeft geloven foude, daarnbsp;uit vliegt. Een diergelyk voorbeeld heeft men, als men fyn hant vol natte kleinbsp;neemt j en defelve, gelijk in het hert gefchiet, fchielyk toeknypt: wanneernbsp;men fien fal met hoe grooten veert defelve over al waar ly openingh vint,nbsp;tufichen de vingers uitberft. Het welk, nu veeltyds door vyf palTages, (drienbsp;tuflehen de vingers en twee onder en boven de hand) gefchiedende,indien’ernbsp;ook maar een openingh was, en de hand in defelve tyd toegedaan wierde,nbsp;met vyfmaal grooter fnelheit foude gefchieden: Of men kan hetfelve op eennbsp;feer gelykende wyfe fien, in het voortftoten van een vogt, in die maniernbsp;van doen , welke by de tabak-rookers veel gebruikelyk is, en qaatten ge-noemt wordj wanneer ly het qnyl met een groote gefwinthcid uit dc mondnbsp;doen fpuiten, met het felve cerll in een befloten holligheit tuflehen de tonghnbsp;cn lippen te bevatten, en daarna door de tongh tegen de lippen aan te ftoo-ten, defe holligheit weg tc nemen, en foo de quyl na buiten te dringen.nbsp;Meer andere foude men kunnen bybrengen, maar defe fullcn genoeg fyn omnbsp;het gefeide ceniger wyfe te toonen.

§ 15. Men gelieve hier nu by tc doen, dat dit hert in een vliefigc fak, gcnocmt bewaart ligt .• welke uit fyne kliertjes, (fiet hier vannbsp;Bergerus ^Malpighius ^ amp;c.) eenvogt uitlatende, het hert daar door gedurigh.nbsp;glad en bequaam houdt tot fyne gedurigekragtigebewegingenj belettende,nbsp;dat deflèlfsDuitenfte vlies wegens droogte eenige rimpels verkryge, de daarnbsp;aan palende fpier-vcfelen haar vereifte vogtigheit verliefcn, cn foo dit groote werk-tuigh in fyn foo nodigen dienfi belemmert weide.

§. 14. Om nu niet meer te feggenj indien men dit hert in alle fyne voren verhaalde omftandigheden bcfchouwt , foude een orgelukkigh Philo-

L z nbsp;nbsp;nbsp;fooph,

-ocr page 108-

84 nbsp;nbsp;nbsp;VI. BESCHOUWING E.

fooph , fclfs den hartnekkigften en quaataardigften Atheift, kier infighfelfs kunnen geruft ftellen, als hy ftaande hielt, dat dit alles fonder wysheit, fonder eenigh oogmerk, door ügh van alles onbewufte oorfaken gegroeit was ?nbsp;nadien het aan hem niet onbckent kan fyn, dat hy byallemenfchen, en buiten twyffel ook by figh felfs voor ganfch onredelyk foude moeten doorgaan,nbsp;in gevalle hy maar derfde feggen, dat een enkele brand-fpuit, die op ver nanbsp;met de konft,waarmede het hert famen geftelt is,niet te vergelyken is,foo-danigh een oorlpronk en geen verftandigh meefter gehad hadde. Laat hynbsp;nu hier by doen, dat een ander defe Machine gemaakt heeft, en een andernbsp;¦ die beweegti foo dat dit alles in fyn lichaam niet alleen buiten fyn wil, maarnbsp;fclfs buiten fyn weten en gevoelen gefchietj en kan hy dan nogh niet lien,nbsp;dat fyn foo dierbaar, foo koftelyk leven van een ander onderhouden wert,dienbsp;fulx met foo veel wysheit doet? Hoe is het voor ymant te begrypen ? daarnbsp;defe beweginge van het hert, volgens de rekeningh van den voornamen wis-konftenaar Borellus^ in elke pols-llagh meer kragt moet doen, als vereiftnbsp;werd om een tegenftant van eenige duifent ponden te overwinnen j dat het meernbsp;als tweeduifent maal in een uur dit uit kan voerenj fonder in fo,60,70 Ja-ren oit, het fy wy ftapen of waken, eenige ruft te hebben. En infonderheit,nbsp;daar onfe andere fpieren, na een veel minder arbeid, en foratyds maar vannbsp;eenen dagh, foo leer vermoeit en onmagtigh kunnen worden,dat in defpic-ren van dit kleine hert in foo veel Jaren fulx noit gefchiet? en fal dan foonbsp;grooten faak, door foo wonderlykc werktuigen, op foo eenverbaaftmaken-de wyfe te wege gebragt, eenyder, die redelyk is, niet moeten doen metnbsp;fekerheit belluicen, dat cen alle menfchelyke overtreffende wysheit en magtnbsp;ligh daar vertoont: Hoe kan men anders, als foo men fyn hartnekkigheitnbsp;niet kan befchuldigen, ligh over dcfeondenkelykeonverftandigheitverwon-deren?

Immers kan niemand loochenen,dat, volgens het gene wy itraks getoont hebben, foo menighmalen wy onfe hand opdeborft leggen, en daar ons hertnbsp;voelen liaan , een yder gedwongen is of met of tegen fyn wil te bekennen jnbsp;dat defe beweginge, in ons, fonder ons toedoen, en gevolgelyk door eennbsp;ander gewrogt wert. En dewyl wy daarenboven, in het voorgaande geftclnbsp;van het hert en meerder deelcn gelien hebben, da,t deefen Beweger en Maker wysis,enons leven aan defe door fyne magtveroorfaaktebewegingenge-heelyk hangt: moet na dit alles regt overdagt te hebben, een fodanige metnbsp;beven, die defen Magtigen Wyfen en Goedertieren Onderhouder van fynnbsp;leven, niet alleenlyk weigert fyne dankbaarheit te betooneni maar open-baarlyk hem derft lafteren, en alle defe deugden en volmaaktheden loochenen?

yii BE,

i

-ocr page 109-

VIL BESCHOUWINGE.

Van het Adem halen.

$ I. *rN A Imt is nodigh hy het bloed. ^ 2. Bloet-vaten en lugt-pyp innbsp;de longh.

3- nbsp;nbsp;nbsp;Klieren in de lugt-fyp.

4- nbsp;nbsp;nbsp;Hondert fpieren dienen tot de ademinge.

5- nbsp;nbsp;nbsp;Sonder lugt is aldien toejlel te vergeefs.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Eigenfchappen der uitfettende lugt.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Gelykenifje van een blaasbalk.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment, longh in een lugt-ledige

flaatfe.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment, met een flesje met -water.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXFII. ^.Inademinge. ^

II. Experiment, een ffluitin een lugtledi^nbsp;ge plaatfe.

12 Ador. Xl^II. 27.

Jefaite. XLII. j-,

13. nbsp;nbsp;nbsp;üvermiginge uit het te voren zefeide.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXFII. 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

17. Overtui'gtnge uit het te voren gefeide'

16. nbsp;nbsp;nbsp;Gebruik der ademinge.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Geftel der lugt in fefl-tyden.nbsp;Experiment van L : Schagt..

18 nbsp;nbsp;nbsp;Experiment, de lugt laat iets in het bloed.

19 nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefleide.


§ 1. TT Et fal ymand, die het voorige gelefcn heeft, nogh bekent fyn j JTxdat ‘Tab. II. Fig. 3. het bloed uit de aderen E en F in de regternbsp;holligheit van het hert komende, door een andere G (welke men de Longs-Jlagh-ader noemt) in de Longh , door het famentrekken van het hert, ingedrongen fynde, door een andere H weder in de linker holligheit uit geftortnbsp;Word.

Of het bloed nu van defe eene pyp in de andere onmiddelyk overgaat; dan of het de blaasagtige ftoffe der longe felfs pafleert, betwiften wy hier niet 4nbsp;dit is waar, dat dc ingeademde lugt in de Longh, daar dit bloet in is, loO’nbsp;langh het leven duurt, indringt en weder uitgelaten weit. En welk fynnbsp;gebruik ook wefen magh, het is foo groot, dat geen menfehe, fonderItraxnbsp;te fterven, defelve voor een ganfeh korten tyd milTen kanj en blykelyk, datnbsp;de werk-tuigenom defe lugt inde Longh te doen komen, feer konftelylcnbsp;gemaakt fyn.

§-i. Die hieraan twyfFclt,laathy vaneen geflagtlam of ander dier,deLongh en Strot in de hand nemen, en letten. I. dat de bovenile openingh derStrot ,mct eerinbsp;klein krake-beentje {Epiglottis genaamt) bedekt kan worden; als de fpylenanbsp;de Slok-darm gaat, die daar agter gelegen, en waar van ook te voorennbsp;yets gefegt is, i/.Dat daar de takken der llrot, die figh in de Longh verfpreiden ,nbsp;krakebenigh enrontfyn, om altyd open te kunnen blyven; egter de ftrotnbsp;felfs, daar.fyop de Slok-darm ligt, van voren, om geen door-togt aan de Lugt tenbsp;Weigerenj door fync krakebeenen alleen een gedeelte van eenronduitraaakt;

L 3 nbsp;nbsp;nbsp;en

-ocr page 110-

8(5

VIL BESCHOUWING E,

en van agteren vlicsagtigh is, om iiKdien het harde krake-been ook aldaar voortgingh, de Slok-darm niet te perflen, en den doorgangh van de fpyfenbsp;te belemmeren. III. Hoe wonderly k een famen-ftel gegeven is aan de lugt-py pennbsp;A^'Tab.n.Fig. iz.of rakken der Strotjdie overalin deLonghingaandetuf-fchen de twee bloed-vaten BE en CE gelegen fynj waar van BE aan hetnbsp;bloed, dat in de longh ingaat, en CE aan dat weder uit de felve na de linkernbsp;holligheit van het hert toegaat, tot een doorgangh dient. Het felve het mennbsp;in. dele fyd-takjes geduurigh te gebeuren j in welke de bloed-vaten alhiernbsp;kleinder en de lugt-pypjes in het midden van defc leggende, afgefneden vertoont werden'

§ 3. Dogh indien ergens in het lichaam forge moefte gedragen werden, fcheen het alhier te fyn , om defe pyp, welke foo langh wy leven, hetnbsp;fy wy waken of flapen, van een geduurige wint van inkomende en uitgaande lugt doorgewaait werd, niet te droogh daar door te doen werden. Sietnbsp;men dan hier geen ooghmerk in? dat den alles-wetenden Maker defelve,nbsp;niet alleen met een klieragtigh vlies, waar uit geduurigh eenige vogt fypelt,nbsp;van binnen bekleet heeft j cn om de ftrot-pyp felfs te bevogtigen, behalvennbsp;de klieren,die men jpnandeUn noemt,nogh twee andere Fhyroidea genaamt,nbsp;van een merkelyke grootte tot dit gebruik daar heeft gelieven te pla-atfenjnbsp;maar ook boven dit, om fyn voorgenomen einde klaarder te toonen, aan alle plaatfen, daar de lugt*ader in takken verdeelt wertganfchaanfienlyke klieren heeft gelieven te leggen, tot bevogtigingh der felver. Of fy ook anderenbsp;gebruiken boven defe hebben onderfoeken wy hier niet. Ende om dat denbsp;(het krakebeentje, ’t welk de openingh der ftrot dekt) door hetnbsp;gedurigh heen en weder doorgaan der daar tegen aan ftotende lugt by na on-ixiogelyk fchynt vogtigh te kunnen gehouden werden gt; en droogh fynde nietnbsp;foo bequaam tot fynen foo gewigtigen dienft foude W'cfen : Kan ymand fonder verwondcringh aanfien, dat deffelfs Hoogh-Wyfen Ordineerder dit kra-kebcentje, boven foo veel andere, met kliertjes om het te bevogtigen, ondernbsp;cn boven voorfien heeft?

§ 4 Om nu niet te fpreken van de verdeelingc der ftrot, in foo veel kra-kebeenige ringen j van de vliefen en fpicr-vcfelen, daar fe mede aan malkan-deren gehegt worden j van het wonderlyk geftcl des ftrotten-hoofts, het welk uit foo veel krakebeentjes famen gettelt is, en van veertien fpieren bewogen wort: op dat door dit alles de ftrot en fyn openingh, op verfcheidennbsp;wyl'en, langer en korter, wyder en nauwer gemaakt fynde, deftemme daarnbsp;door geformeert fouefe werden, en grover of fynder klinken. Welke faaknbsp;nu het voorwerp van de onderfoekinge van eenige grootc Natuur-Befchou-wers geworden fynde,fullen wy hier alleen by het ademhalen verblyvenj cnnbsp;ymand, die nogh aan de wysheit van fynen Maker twyffelt, alleen vragen,nbsp;of hy de werk-tuigen, welke behalven de longe, daar toe dienen, foudenbsp;kunnen geloven fonder verftandt en oogmerk by den anderen gekomen te fyn?

infonderheit


-ocr page 111-

Vin het Adem-halen. nbsp;nbsp;nbsp;^7

infonderhcit als men hem aantoonde, hoewel tot een ademhalinge het mid-delrift alleen genoegfaam is, dat egter, op dat dogh dit noodfakelyke werk niet ligt mogte belet worden, tot defc adem-halinge ontrent hondert ver-fcheiden Tpieren kunnen dienfl: doen. En hoe ligt den adem ook mag fchy-nen te gaan, dat in een groote ademinge, (als men alle fpieren, die daar toenbsp;kunnen gebruikt werden, te werk fielt) eer den adem ingehaalt en uitgedreven is, dit groot getal haar kragt daar toe befleet heeft.

By de Anatomici is dit kenbaar genoegh , en om een kleine fchets daar van te geven: in het inhalen des adems werden om de ribben en borfl-beernbsp;op te ligten, en de ruimte der borfl grooter te maken, te werk geftclt,aannbsp;de cene fyde een Subclavius^ elf intercofiales externi^ elf Levatores Cojia-Tum^ en nogh de Serratus anticus minor.) dc Serratus anticusmajor^ deSerra~nbsp;tuspofticusfuperior) en dtCervicalis defcendens Diemerbroekii: behalven drie,nbsp;ózzrom gemene genoemt, om dat fe ook andere bewegingen doen, namelyknbsp;de PeêioraliS) Scalenus en Levator Scapulie. Welke te famen 30 fpieren,ennbsp;foo veelc van de andere fydedaai by gerekent fyndc, over het geheel 60 fpieren uitmaken j die in de in-ademingh alleen werken, als wy alles doen watnbsp;wy kunnen.

Tot de uitademingh dienen ook aan elke fyde 19 fpieren, als elf Intercof-tales interni) de Lriangularis, de Sacrolumbus en de Serratus pofticus inferior y en met defc ook vyf gemene, namelyk de fpieren des buiks. Indien men dannbsp;die ip van de andere fyde hier by doet , fullen in de uit-ademingh 38 fpierennbsp;gebruikt werden: welke by de bovenfte 60 geaddeert, te famen een getalnbsp;van p8 uitmaken. Doet hier nu by het Middelrifty fynde het voornaamftenbsp;werk-tuigh van defe allen: welke volgens het feggen van den grooten Ana^nbsp;tomicus L •. Ferheyennix.X'^ee oi {foo het fchynt) uit drie fpieren bcilaat, ’tnbsp;geenwy hier nictbetwiflen. En fullen op defe wyfè, eer een groote ademhalinge volgens al ons vermogen gcfchiet is, 100 fpieren ten minften tot ditnbsp;cenige werk gebruikt fyn. Defe aanmerkinge vint men aangetekentindeyfffi*nbsp;van Leipfig , Anno 1707 van I. G. Pauli over van Horne.

Ik fal nu wederom vragen, of defe ordonnantie ook aan ymand kan voorkomen, als by geval, of fonder verftant gemaakt te fyn, daar foo veel fpieren van foo verfcheiden loop van vefelen, toe kunnen dienen? en of ymand kan denken, dat dit groote famcnflcl, fonder het oogmerk van de meni'chennbsp;te doen ademen kan voortgebragt fyn? elk ga allecnlyk in flilte by figh ièl-ve, befchouwe dit ernftigh, en onderfocke, of hy ook met eenige redenennbsp;daar aan kan twyffelen.

§ y. Maar indien dit gefeide foo verwonderens waardigh aan ymand moet voorkomen j fal hy niet met verbaaflheit de wysheit des grooten Albcftier-ders moeten aanbidden? als hy liet, dat alle de werk-tuigen, hoe konlhghnbsp;fy ook tot het ademhalen, gemaakt mogen fyn, geheel te vergeefs, en nietnbsp;van het aldcrminlle gebruik fouden wefenj indien de menfehen en alle a-

dem

-ocr page 112-

8!?

VIL BESCHOUWING E.

dcm-halende dieren jpiet van een ftoffe, gelyk de lugt is, omringt Waren j Welke infyne deelen,ondcrandere eigenfehappen een uitfettendeofveerige kragt {Fisnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;benevenseene fwaarheit, heeft die defelvewerkfaamen veerdiger

maakt, waar door, foo ras de borft door het werk der voorgefeide fpieren wy-dergemaaktwert,defelugtaanftondsinde ilrot enlonghinberft. Van welkeci-genfehapder lugt,(die wy alhieronderftcllen) indcllelfsbefchouwinge hierna •'breder fal gefproken, en by ondervindinge getoont werden , dat in een lugtnbsp;van defe uitfettende kragt maar ten deele ontbloot fynde, by na alle dierennbsp;ftraks bevonden werden te ft erven.

§ 6. Om egter alhier cenigh begrip van het adem-halen tegeven, ishetno-digh dit volgende voor af te toonen : namelyk, I. wanneer de plaatfe, in welke eenige lugt befloten is , wyder wert gemaakt; dat defe lugt, nu eennbsp;grooter plaatfe vervullende, in haar uitfettende kragt fwakker wert, //. foonbsp;defe verlwakte lugt , op eenige wyfe, met een andere, die fterker is ,nbsp;gemcenfehap heeft , en fy beide op malkander kunnen werken ; dat dcnbsp;llerkerlugt in de vcrwyderde plaatfe, waar in de fwakker lugt is, terftónt fal indringen.

§ 7. Om dit beide by gelykenifle te fien, behoeft men alleenlyk figli een blaasbalk , AEF, Tab. lil. Fig. I. te verbeelden : waar in men weet, datnbsp;niet anders behoeft te gefchieden, om de lugt door de mont A of pypA Bnbsp;daar in te doen komen j als dat men de fyden ED en FG van malkander afnbsp;trekt, en alfoo dc ruimte EDGE wyder maakt: waarom de lugt, die indenbsp;felve was, verfwakt werdende, en niet magtigh fynde om de buiten lugtnbsp;(met welke fy door de pyp AB gemcenfehap heeft) te balanceren, de laatftenbsp;nu de fterkfte fynde, door haar uitfettende kragt in de blaasbalk door de pypnbsp;A B in gedreven wert.

Het felve foude gefchieden gt; wanneer men figh voorftelde, dat aan de pyp AB , een blaas BC binnen in den blaasbalk vaft gebonden was; wanneernbsp;de ruimte K grooter gemaakt werdende: de lugt aldaar ook tc fwak foude werden om de lugt, die door de pyp A B het hol van de blaas BC vervult , tegen te ftaan : waarom defe blaas door die fterker indringende buitenlugt moetnbsp;uitgefpannen en opgeblafen werden.

Indien men nu, defe pyp AB als de ftrot, dc blaas B C als de longh, het ruim des blaasbalks EDGF, als dat van de borft aanmerkt; fal men de reden ften, waarom de lugt door de ftrot in dc longh, die gelyk defe blaas aan dc-felve hanght, indringt; wanneer men door het middclrift neder te drukken, ennbsp;door de andere fpieren dc borft wyder en ruimer maakt.

Die nu gelieft te fien, dat de longh aan de ftrot hangende, ook door de lugt kan opgeblafen werden ; behoeft maar de moeite te nemen van in dcnbsp;ftrot van een eerftgeflagt dier met kragt te blafcn;als wanneer hy de longnbsp;door defe wint, gelyk een daar aan hangende blaas, fal fien opfwellen.

§ 8. Ik hebbe dit in het ruwe hier nedergeftelt omymant, die geen ge-

legent-

-ocr page 113-

Van het A^em-halen. nbsp;nbsp;nbsp;Sp

legenthelt heeft van cen lugtpomp te gebruiken, daar van ecnige bevattingc te doen krygcn ; maar die van dit voorname , en tot de onderfockingen vannbsp;de werken des grooten Scheppers, foo nuttige werktuigh gedient is, kannbsp;figh het felve op een veel klaarder en ondcrfcheidener wyfe doen vei-

toonen.

Laat op het glas OPF , Tab. lil. Fig. z. op de lugtpomp ftaande, het delcfel op met fijn wafch gelegt wordengt; het welk een pypje A N B heeft,nbsp;dat door deflelfs middelpunt gaat, en met een kraantje in N verfien is; datnbsp;nu open is, en toe kan gedrait werden. Onder dit dekfel is aan het uiterftenbsp;van het pypje AN, een ander BC gefchroeft} het welk met fyn einde innbsp;lt;ie Lugt-pyp van een flukje longh D gefloken, en defe longh om het felvcnbsp;vaft toegebonden is.

Wanneer nu de Hamper LM der liigt pomp, in IK of foo verre inne-waarts Haat, als mogelyk isj fiet men dat de longh D in een ruimte E hangr, welke figh niet verder als van O P tót 1K uitflrekt; als de Kraan G H opennbsp;fiaatj in welke ruimte de daar in fynde lugt befloten is. Het kraantje in Nnbsp;dan toegedaan hebbende, trekt de ftamper te rugge van IK tot LM j foonbsp;is de ruimte, waar in de befloten lugt is, van IK tol L M grooter als te voren, en de lugt figh uitfettende vervult die beide j waarom defelve veel vannbsp;lyn uitfettende kragt verheft: ’t geen blyken fal, als men het Kraantje Nnbsp;weder open maakt i wanneer de buiten lugt door de pyp AB in het ftukjenbsp;longh D indringt, en het felve opblaaftj om dat defe van haar uitfettendenbsp;kragt niets verloren hebbende, de longh D fterker uitwaarts kan perflen,nbsp;als de befloten lugt in E, die defelve inwaarts perft, omfyiifwakheitkante-genftaan.

Dat dit waar is fal blyken j om dat, als men den ftamper LM weder inwaarts tot IK, en de befloten lugt weder in cen nauwer plaats brengt} de-felvc in E figh weder fterker uirfttten fal, en de longh D meerder perlTèll en daarom kleinder doen werden} doende de lugt, die in defelve W'as, we-derdoor depypBA nabuiten gaan:en fal men met deftamper eerft vanIK nanbsp;LMjCn dan weder te rugge tebrengen,telkensalsdebcflotenholligheit grooternbsp;wert, de longh fien oplwellen en de lugt van buiten daar inkomen} en alsnbsp;menfc kleinder maakt, de longh ook kleinder en de lugt daar uitgedrevennbsp;worden. Het welke als men de pyp AB voor de ftrot, de ruimte O PKInbsp;voor de borftjfinden ftamper LM voor het middel-rift neemt, eengrootege-lyk-formigheit met het ademhalen heeft en alleen daar in verfchilt, dat daarnbsp;de ruimte, in welke de longh hangt, in de borft ook door hare fpieren ennbsp;door andere werktuigen grooter en kleinder gemaakt wert, het felve alhiernbsp;in de lugt-pomp alleen door de fuiger gefchiet.

Dienu ofte veel moeite agt, of niet wel gelegentheit heeft, om een ftukje longh van een klein dier hier toe te gebruiken} kan figh van een le-digh blaasje D aan het felve pypje B C gebonden fynde bedienen, ’t Geen

M nbsp;nbsp;nbsp;alles

-ocr page 114-

50 nbsp;nbsp;nbsp;VIL BESCHOUWING E.

alles leer aangenaam en gemakkelyk vertoont. Soo dat met den draiboom van de lugt-pomp een halven flag heen cn weder om te drajen, men het blaasjenbsp;vol lugt en weder ledigh maken kan.

§. p. Indien nu ymant met fyn oogen ook wil fien, met welk een kragt, cn op welk een wyfe de lugt, als de ruimte der borft grooter gemaakt is, innbsp;de longc dringt j die gelieve in plaatfe van de longh of blaasje, een kleinnbsp;flesje van een once, of diergelyke, vol water fynde, aan het pypje BC tenbsp;bindeni foo dat dit pypje foo verre het mogelyk is, in het water kome: daarnbsp;na de kraan N toe te doen jen de ruimte alsvooren tot L M,methetterug-ge trekken van den Hamper, grooter te maken5 eindelyk in defen ftant hetnbsp;kraantje N te openen j wanneer hy fien fal, dat de lugt van buiten, diedoornbsp;fyn fterker uitfettende kragt innewaarts berfi, het water met feer veel kragtnbsp;en op defelve manieren beroeren fal ¦, gelyk door ymand de mond in Afctten-de, en door de pyp AC in het felve water na fyn magt blafcnde,gefchiedennbsp;foude.

§. 10. Indien ymand nu figh verheelt, dat de lugt op defe wyfe, by forme van een foo fterk geblaas, door de neusgaten of de mond in de longein-gevoert wert) moet hy niet overtuigt fyn, dat den geeft Gods by Caj?. XXVII. i. de regte eigenfehap van het ademen op het aldernet-fte uitgedrukt heeft ? wanneer hy hem van fynen adem fprekende, dezenbsp;woorden doet gebruiken: Soo lange als mynen adem in myfalfyn.^ en het geblaas Godts in myneneufeIXm men figh hier genoegfaam over de wysheit van dennbsp;Ingever van dit woord verwonderen? dieinfooduiftere tyden,als nógh niets vannbsp;de uitfettende kragt der lugt aan eenigh menfche bekent was, den ademnbsp;niet alleen een Geblaasmaar foo nadrukkelyk een Geblaas Godts heeft gelieven te noemen } en de felve van zynen adem, die in hem was, te onder-fcheiden.

Om nu hier ook niet te feggen, dat (Genes: II. 7) Godt in des eerflen mtn-fches neusgaten gehlafen hadde den adem des levens', dewyl Job hier niet foo feer van het begin des levens aller menfehen fchynt te fpreeken: hoewel andersnbsp;dit ook hier toe foude kunnen gebragt werden. Weet een ygelyk dienbsp;hier in ervaren is, ten ware de buiten-lugt door de magt Godts in dienbsp;ftaat geduurigh gehouden wierde, dat fe door haar fwaarheit en uitfettende kragt figh altyt na alle kanten tragt uit te breiden j dat fchoon den menfche alle fyne kragt daar aan te koft leide, en fyn borft ten uiterften ruimnbsp;maakte, in feer vele gevallen niet de minfte lugt of adem,die hem in het leven foude kunnen houden, in fyne longe foude komen: en dat daarom ooknbsp;van dit laatfte de menfche niet meer oorfaakis, als hy die een deur open doet,nbsp;tegen welke een ander aandringt, oorfaak kan geheten werden, van het innbsp;huis komen van de laatfte 5 het welk blykelyk is, als defe geen kraghtnbsp;gebruikte, om door de geopende deur te gaan, dat geenfints gefchieden foude.nbsp;^V'aarom dan, dewyl het geblaas der lugt in fyn ingaan in de longh alleen van

dc


-ocr page 115-

PI

Van het Adem-haJen.

de veerige kragt derfelverlugt door de fwaarheit aangefet, en defe van niemand als van Godt afhangt, de inademingli met reght het Geblaas ^ niet der men-fchen, maar genoemt wert.

§. II. En om by ondervindinge te toonen, dat wy in dit feggen niet tc verregaan: en te doen fienaan yder, fchoon men een ruimte grooter maakt,nbsp;gelyk in de borft in her ademhalen gefchied, of felfs fchoon men een ruimtenbsp;maakt, daar fy nieten wasj gelyk in een fpuit, wiens damper men optrekt } dat’er egtcr gevallen fyn, in welke foo defe ftoflfcn, die anders innbsp;defe fpuit opryfen , geen uitfettendc of elaflique delen in figh hebben,nbsp;of op andere wyfe bewogen en geperft worden, fy geenfins in defe ledige ruimte fullen ingaan om de felve te vervullen. Laat ymandmaar deoogennbsp;flaan, op die kleine Machine F Hl Tab. IIL Fig. 3. welke by de lugt-pom-pen ordinaris verkogt wert, en hy fal fien, indien men in het fpuicje AB,nbsp;door het optrekken des dampers FA, een ledige ruimte maakt j wanneernbsp;men eerd de lugt by G, uit de glafen klok HBI, door de lugt-pomp uitgelaten heeft} dat het water} in het glaasje DE, waar in de pyp BC vannbsp;het fpuicje deekt’, die inC open is, geenfins daar door op Cal ryfen,noghdenbsp;ledige plaats in de fpuit (als gewoonlyk gefchiet) vervullen} dewyl het water DE in figh felfs niet merkelyk veerigh of uitfettende is, en van geen ander uitfettend lichaam geraakt wert} ’t geen in defe omdandigheit daar toenbsp;vereid was. Waar uit niet dniderlyk af te nemen is, ’t geen wy van den a-dem gefegt hebben, namelyk, dat fchoon ruimte in de borft wiertgemaaktnbsp;Om in te ademen, in veel gevallen geen lugt, als fy gelyk het water niet e-ladicq nogh ook fwaar was, daarin foude komen. Vv(clk alles daar doornbsp;nogh meer blykelyk is} dat, foo ras men de lugt weder in de klokH IB inlaat, defelvedoor fyne uitfettende kragt het water in DE perflende, hetnbsp;felve ftrax na de gemaakte ruimte in AB, door de pyp BC (in welke, omnbsp;dat geen lugt daar nu in is, geen tegenftant is) doet op ryfen.

§. 12. Die dan dit voorgaande alles regt verftaat, en daar uit weet hoe bet ademhalen gefchiet} moet die niet op een ganfeh byfondere wyfe overtuigt lyn, dat den Adem een eigentlyke Gifte Gods is; en wel op een volkomen gelyke wyfe, als van een bedelaar, die yets ontfangt van een ander,nbsp;die het aan hem van de menfehen genoten wert? Want gelyk defenbsp;fyne hant open doet, en ledigh vertoont om yets te ontfiingcn, verwagten-de tot het den Gever gelieve daar iets in te leggen, om dcflelfs ledigheit tenbsp;vervullen} fonder dat hy felfs yets meerder daar toe doen kan: alfoo ook allenbsp;dieren, en felfs de foo groot van figh gevoelende menfehen, kunnen maarnbsp;alleen haar borft opendoen en defelve ledigh aan den groeten Gever des Ademsnbsp;vertonnen} fyndeook, gelyk den bedelaar, gedwongen te wagten, tot hetnbsp;den Aanbiddelyken Onderhouder van alles, in wiens hand volgens het feggennbsp;van den üf. Daniel Cap. V. 1500k der Koningen Adem is., behage defelvenbsp;longc,met lyn lugt, door middel van baar uitfettende kragt te vervullen} het

M 2 nbsp;nbsp;nbsp;welke

-ocr page 116-

9Z nbsp;nbsp;nbsp;V I I. B E S C H O U W I N G E,

welke alleen van des Scheppers Magt afhangt, en waar toe de magtigfte onder de menfchen niet het minde kan doen. Is’er dan ook een kragtigeruit-drukkinge by ymand te bedenken, als die den H. Paulus in dit geval gebruikt?nbsp;u^£lor. XVII. if -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.fdatGodt aan allen het Uven^ en den ademden alle din

gen NB. geeft. Welke maniere van feggen men ook vint JeJaiie ^XLII. f- die-den volkcydat [op der aarden] /r, den adem geeft.

gen? als datfe by ymant, die maar de minfte billykheit en eenige genereus-

§. 13. Laat hier nu dat hoveerdige en trotfe dier, het welk men Menfche noemt, eens met aandagt op figh felfs letten en fien, of hy ook eenigennbsp;uitvlugt kan vinden j waar door hy figh foude kunnen bevryden van te moe--ten erkennen, hoe opgeblafen hy ook wefen magh, dat hy genootfaakt is,nbsp;als de geringde Bedelaarineiken adem,dien hy inhaalt, aan fynen Scheppernbsp;fyn armoede te vertoonen, en fyn onmagt om figh een minute in het levennbsp;te behouden : op dat het Hem dogh mogte gelieven, fyne geopende en ledige Bord en Longe, met een verfche, goede , en gefonde lugt te begif-tipen, en alfoo van oogenblik tot oogenblik hem in het leven tc bewaren.nbsp;En kan dan ymant defe nietigheit van hem felfs en fyne af hankelykheit in eiken adem van fynen grooten Onderhouder, en de foo veel duifenden jamil-lioenen malen, op welke defen bermhertigen Gever aan hem den adem ennbsp;daarin het foo dierbare leven, geduurende foo veel jaren, goetwillighlyknbsp;gegeven heeft, met eenige aandagt befchouwen, en nogh aan dien goedertieren Weldoender niet alleen ondankbaar blyvenj maar felfs alle fyne foonbsp;aanbiddelyke, foo feer hem vcrpligtende deugden en volmaaktheden loochenen, en was het mogelyk hem geheel vernietigen? Wat fal men van defenbsp;onbedenkelyke, ja foo onredelykc en Godtloofegedagtcn anders kunnen feg

heit, om een genoten weldaat te willen erkennen, nogh in figh heeft, verfoei jelyk moeten fyn.

§. 14. Dit nu alles van de in-ademinge gefegt fynde, kan ik niet nalaten hier by te doenj dat het my meermalen met veel eerbied en verwonderinghnbsp;voorgekomen is, dat den H. Job in de vooraangehaalde plaatfeXXVlI.nbsp;3. even voor het geblaas in fyne neufe., het welke hy aan Godt toerchryft,ooknbsp;van een anderen adem fpreekt, die hy fynen adem noemt. S 00 lange als mjnennbsp;adem in my fal fn. Het geen ons reden geeft om te denken, dat in defe woorden op de uit-ademinge en in het byfonder op de lugt, die reets in de lon^enbsp;ingegaan is, gefien wort. Eerflom dat de lugt in de longe in-geademtnbsp;fynde, èt fyne kan genoemt werden j dewylfe niet alleen, gelyk alle anderenbsp;dingen, die wy van Godt ontfangen, maar felfs op een byfondere wyfe,,nbsp;fonder eigen toedoen aan hem. gegeven \s. Een anderen.^ fchynt het gefeidenbsp;daar uit eenigfints klaarder te fyn j om dat hy hier niet van een geblaas, dat eennbsp;voortgangh des lugts betekent, maar vaneen adem die in hem «fpreekt •, ’t geennbsp;niet beter, als van de in de longe reets ingeademde en daar in fynde lugtnbsp;verftaan fchynt te kunnen werden j welke hy ook daarom te regtT^w^adem

noemt


I

-ocr page 117-

Van het ^dem-halen. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^5

aoemt, om dat het aan fynen wille fchynt te ftaan dcfelve daar in te houden,of we * der uit te dryven-, fonder dat foo feer daar toe, gelyk tot het inademen,eennbsp;andere kragtj die van hem foo oogenfchynelyk niet af enhanght, vereifl:nbsp;wert.

§. if- Ingevalle men nu alle defe aangehaaldcplaatfen by malkander neemrgt; moet niet yder bekennen, dat den Autheur van dit woord, hier na denetflenbsp;ondervindingen van de keurigfte Natutir-Onderfoekers fpreekt ? moet hynbsp;niet toeftaan, foo hy eenigfints in de fchriften van de Ouden ervaren is, datnbsp;hier de nieuwfte ontdekkingen van onfen tyt blykelyk met de vinger aangc-wefen werden? dewyl niemant van de Oude,, de in-ademingh met regt eennbsp;Geblaas heeft kunnen noemen j als aan welke de ware oorfiak daar van, ofnbsp;de uitfettende kragt der lugt nogh volkomen onbekent was. En ook niemantnbsp;van haar daarom dit ware onderrcheit,tuffchen de lugt die in-geademtwert,nbsp;en tufichen die nu in-geademt is, en weder ftaat om uit-gcademt te worden,nbsp;heeft kunnen maken j welke daarom ook geen reden hebben gchadt,omaannbsp;de eerlte de naam van een Geblaas en een Gifte Gor/rr ,en aan de laatfte die vannbsp;desmenfchen adem^die in hem is te kunnen geven..

Indien dit alles nu aldus gefchreven, en in een tyt gefchrevcn is gt; in wcE ke het buiten alle twifl is, dat der menfchen kenniiTe tot alle defe dingennbsp;ligh nogh niet uirgellrekt heeft; kan yraant giet reden weigeren, dit gefchriftnbsp;aan te nemen, als iets, dat van een wysheit en kennilTe der natuurlyke'faken,nbsp;die alle menfchelyke te bovengaan, fynen ooiTprongh heeft?

§. i6. Hoedanigh nu het nut is, dat defe adcmhalinge, waar van wy de wyfe, op welke fygefchiet, tot nogh toe verhandelt hebben,aan demcnl'chcnnbsp;geeft, fullen wy hier niet breder, onderfoeken: dewyl de geleerdfte Natuur-Befchouwers nogh niet geheel daar in over een komen, of fy dient toenbsp;verkoelinge van het bloed;, of om het felve alleen door de nauwe pypjesdernbsp;longegcmakkelyker tedoen doorgaan, en foo aan het bloed een beter mengfelnbsp;te geven; of eindelyk, om een lalpeteragtigen geeft uit de lugt aan het felvenbsp;in de longe mede te deilen; ’t geen veele afnemen, om dat het bloed uit eennbsp;ader op in water gefmolten filpeter fpringende, fyn bruine couleur in eennbsp;glinfterende rode verandert; cn een wey vanfigh laat foo helder als water,nbsp;hoe wel egter ftoffelyk voedfel genoegh bevattende: gelyk men met eenigenbsp;droppen fure geeft van falpeter, of fterk-wat.er, daar by te doen vernemennbsp;kan; dewelke uit defe wey een fpier-witte wrongel doet affeheiden. Defenbsp;eigenfehap nu heeft het flag-aderlyk bloed insgelyks, dat bruin is , eer hetnbsp;in de longh gekomen is; dogh na defelve doorgegaan , en daar in de wer-kinge des lugts (welke die ook fyn magh) geleden te hebben, een helderenbsp;Tode couleur in de linker holligheit des herts en verder in de flag-aderep vertoont. En’t geen nogh tot meerder waarfchynlykheit by fommigeaange-merkt wert; is, dat de lugt falpeteragtigh fynde, over al waar fy opeennbsp;bloed ftaat j dat bruin uit de ader gekomen in een kom gcftolt is, het

M 3 nbsp;nbsp;nbsp;felve.'

-ocr page 118-

P4

VIL BESCHOUWïNGE.

felve insgelyks blinkende rood maakt } en een verwe geeft, na die volkomen gelykende, welke het door by doen van gefmolten falpeter bekomt. Dit alles laten wy om de veelvuldige difputen hier over aan de tyd en de on-dekkingen van volgende eeuwen, om ondervindelyk te kunnen bepalen,nbsp;welke van de voorgefeide nuttigheden, of welke andere de regte is, die mennbsp;ftellen moet, dat het bloed van de lugt ontfangt.

Dit is egter buiten twift, en waar, dat de in-ademingh der lugt van foo grooten aangelegentheit is, dat niemant defelve langh fonder fterven miflennbsp;kan: en dat ons hert en ganfche ader-gcflel door den Al-wyfen Maker foo-danigh geformeert is3 dat ons ganfche bloed, ettelyke malen in een uurnbsp;de longh palTeert , en aldaar aan de werkinge der lugt bloot gefteltnbsp;wert.

§. 17. Hoe veel nu, behalven deflelfsuitfettendekragt en fwaarheitaande welgeflcltheit der lugt gelegen is, om menfehen en dieren in het leven tenbsp;behouden, fict men in die tyden3 tils de lugt bedorven fynde, peftilentialenbsp;fickten veroorfaakt, enVorften en Onderfaten, grooteen kleine, totduifdïl-den toe door defelve wegh rukt. En gelievé niemant defe foorten van allenbsp;menfehen treffende fiektenaan yets anders toe te {chryven3 nadien defelve aan alle hooge en laage ftants-perfoonen gemeen fynde, ook een gemene oorfaakver-eiffehenj welke niet anders als in de lugt, die aan allen gemeen is, gevonden kan werden. Een fchrikkelyk exempel van defe peftilentiale vergiftin-ge der lugt, heeft den vermaarden ProfeJJor L. Schacht in de laatfte peft-tydnbsp;tot Leiden getoont;namelyk met een emmer vol water een nagt langh,fclfsnbsp;in huis, te latenftaan5 wanneer des morgens figh een uit de lugt gevallenenbsp;Room, met veel verfcheiden couleuren vertoonde5 welke met het boven-fte water fagjes meteen lepel afgefchept, en aan een hond re drinken gegevennbsp;fynde, defelve binnen weinigh uuren dede fterven. En heeft ook de fchade».nbsp;lykhcit van een bedorven lugt, preuven in overvloed uit die droevige ondervindingen, waar door men foo meenighmalen gezien heeft, dat menfehennbsp;ineen lugt, waar in fy gewoon waren te leven, op een ellendige wyfe verflikt en geftorven fyn, als fy met den rook van glimmende dove kolen vergiftigt was.

§. 18. Het gevoelen nu, dat de lugt in-geademt fynde, yets in de Longc laat, (waar en wat het ook wefen magh) en niet weder met defelve geftelt-heit daar uitkomt, fchynt ook eenige waarfchynelykheit te ontfangen, uit feke-re ondervindinge, die ik onder myn aantekeningen van den Jare' i6pf vin-de3 welke fchynt gelooffelyk te maken, dat de lugt dat foort van deelen innbsp;de Longh laat verblyven, door welke fy te vooren de, vlammen onderhielde. Men kan hier over de § p van de XXII Befchouwinge van het Vyer, nanbsp;fien3 alwaar dit Experiment in fyn omftandigheden te lefen is. Behalvennbsp;dit vind men in de Memorien van de Franfche Academie Jnno 1707 pag\nbsp;213 een aanmerkinge van de Heer Hombergh-, in welke fyn E fegt, dat y-

mant


-ocr page 119-

Van het Adsm-halen.

mant figh in een plaats bevindende, daar een fterke reuk is van clye van Therebintyn , en daar na fyn water makende, gewaar werden fal, datnbsp;het defelve violette reuk heeft,als of hy Therebintyn ingenomen hadde.De-wyl nu de delen van defe Therebintyn olye niet anders in fyn lichaam gekomen fchynen te fyn,als door ademhalinge;en het uit de reuk van het waternbsp;ganfch waarfchynelyk is, dat fy eerft met het bloed gemengt fyn geweeft;nbsp;befluit defe Heer daar uit, dat de lugt eenige delen in de longe,by het bloednbsp;laat. Dogh het is hier de tyd niet, oiri ’t geen nogh onfeker by veele gehouden wert, te bepalen-

§. lp. Kan nu ymant na dit alles begrepen te hebben,nogh niet fien,hoc fecr fyn waarde leven in de hand van een ander is? en hoe veel wy aan fynenbsp;goedheit voor de continuatie van het felve verpligt fyn onfe dankbaarheit tenbsp;toonen? die foo groot een lugt-zee, waar in demenfchen als vitTchen leven,nbsp;in die flaat onderhout;dat fe bequaam is om aan het ganfche menfehelyk ge-flagt, en foo veel dieren dien gvooten dienfttedoen, van haar in het leven tenbsp;behouden, en ter ademingh te flrekken. Kan ook eenigemenfchelykehulpnbsp;defelve herftellen, als fy bedorven, en aan ryke enarmedoodelyk is? En foonbsp;alles by geval, en fonder voorforge van een Magtigh en Goedertierennbsp;Regeerder gefchiet; waarom is in foo veel duifenden van Jaren onder foo veelnbsp;veranderingen, die fy door ftormen en blixem-vyeren lydt; die fy doornbsp;foo veel vergiftige dampen, als in defelve, uit onderaartfche bergh-holen,nbsp;uit verrotte dingen en op foo veel andere wyfen uitwafemen, moet ondernbsp;gaan,nogh niet eene geweeft, die haar de geftcltheit,waar door fy allesnbsp;in het leven bewaart, heeft doen verliefen ? Dewyl foo het alles gevalligh is ennbsp;geen verflandige beflieringe heeft, het een foo ligt gelchieden kan,als hetnbsp;andere.

Dogh van defe en andere eigenfchappen der lugt fal hier na met voordagt, pp

lyn plaatfe gefproken werden.

Ondcrtuflchen laat een yder, die figh aan de kennifTe van fyn Maker en Onderhouder yets laat gelegen fyn, dit alles, dat van de adem-halinge ge-fegt is, met ernft herdenken; en figh felfs in flüte afvragen, of hykanooi--deelen met reden te handelenals hy fegt, dat het aan hem aannemelyknbsp;voorkomt, dat defe lugt ook niet tot dien einde onder andere gemaakt 'is,nbsp;om al wat ademt, in het leven te behouden?nadien defelve alleen, en nietsnbsp;ter wereld anders de daar toe vereifte hoedanigheden heeft. Gelyk ook datnbsp;al het verbaailmakend fpier-geftel van deborft op die wyfc gevalligh kan geworden fyn, fonder dat het groote einde van de lugt in en uit te ademen,,nbsp;daar doorbe-oogtwas;daar foo eengroot getal van fpieren in foo een wonderly-ke Ordre gefchikt fynde, dit oogmerk alleen, en by na niets anders bequaamnbsp;fyn uit te voeren. Kan hy geloven, dat de longh lender verftant gemaakt,,nbsp;en in de borlt op de getoonde wyfe geplaatlt is? daar foo fy een andernbsp;geftcl hadde» alle de eigenfchappen der lugt, alle de fchikkingen van loo

fpieren,

-ocr page 120-

p6 nbsp;nbsp;nbsp;VII. B E S C H O U W I N G E.

fpieren, die nu tot dit werk dienen, ganfch vergeefs fouden fytl^cn dengan-fchen Aartkloot ftraks ontvolkt wefen. Souden foo veel ribben en krake-bec-nen die de borft uitmaken,foo veelfpierendie fe bewegen, het middel-riften de longh infoo kleinen plaatfe by geval malkanderen gevonden hebben, ennbsp;de lugt fonder eenigh voornemen, dit alles omringen; daar een van allennbsp;ontbrekende, het groote werk der ademhalinge, en met het felvc hetlevennbsp;van alle menfchen en dieren flrax op foude houden ? Kan foodanigh ymandnbsp;denken, daar foo veel en foo verfcheiden faken tot een einde famenloopen,nbsp;dat defelve niet met dat voornemen, op dat fy malkanderen daar toe dienen fouden, gemaakt fyn? Die figh fchamen foude als hy een konftigh flotnbsp;van een geld-kift fagh met een fleutel, die het felve alleen kon openen,nbsp;om by eenige verftandige menfchen te feggen,dat hy geloofde, dat defebeide in dit opfigt tot malkander, door een figh des verltaande Werk-meefternbsp;niet gemaakt, maar by geval en fonder eenigh overlegh alfoo geworden waren j en dat fy gevalligh of noodfakelyk, egter fonder wysheit, malkanderennbsp;ontmoet hadden. Ellendige menfchen! die na foo veel en foo heerlyk eennbsp;verftand betoonende wonderen in de fchepfelen, en in haar felfs dagelyx tcnbsp;fien, nogh in foo ongelukkige gedagten blyven kunnen.

VIII. BE-

-ocr page 121-

VUL BESCHOUWINGE.

Van het Ader-geftel.

§ f~'^erganzh tot de Aderen.

\_/ nbsp;nbsp;nbsp;2. Loojj der Slag-aderen.

3' Loop der Aderen.

4. Overtuigmge uit defe heide. y, Bloets omloop., rtiVJ aangewezen.nbsp;Experiment in een Aal.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe dikwils het bloed in een uur omloopt

7. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefeide.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Byfonderheden.

I. Openingen voor defyd-takken.

9. nbsp;nbsp;nbsp;II. SUgh-aderen werden nauwer.

10. nbsp;nbsp;nbsp;III. En knypen Jigh toe.

11. nbsp;nbsp;nbsp;IE- De pols-jlagh wert niet gevoelt,nbsp;iz. Job. XXX. 17.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Job. IF. Jf.

14. nbsp;nbsp;nbsp;F. Samenloopinge der Aderen.

Ij-, FI. Slagh-aders verdeelinge in Hair-pypjes.

16. Nauwheit derpypeu mindert de fnelhek.

Experiment dit betonende.

17 l^IL Aderen werden wyder. j8. Fill, Schotdeurtjes in de aderen.

19, IX. Beweeg-draden,in Slag-aderen ea

aderen.

zo. Overtuiginge uit het gefeide. zi. Gebruiken des hloeds tn 't gemeen,

21. Ferfcheiden vogten opgeteJt.

23. nbsp;nbsp;nbsp;IVegh van de Urina.

24. nbsp;nbsp;nbsp;De borflen der vrouwen.

2y. Het faad-gejlel.

26. Overtuiginge uit het te voren gefeide, Z7. Foedinge en beweginge nogb niet volkomen bekent.

28. Genef: XXXF. n.

I Kon: Fill. 19.

2. Chronic: VI, 9.


§. i.TTEt voorgaande fcheen meer als genoegfaam te fyn, niet alleen X J. om een twyfFelende te regt te brengen, maar felfs ook om het alderhardnek kigfte ongeloof, daar van te overreden, dat ons lighaameenenwy-fen Maker moer gebade hebben} en dat niet minder, als aatl een lofleengC-vallige, of figh felfs onbewufte oorfake deflelfs oorfprongh kan toegefchre-ven worden. Indien eg ter nogh ymand overigh was, die of door niet welnbsp;op het gefeide gelet te hebben, figh van dit alles nogh ongeraakt, en daarom onovertuigt gevoelde} of fchoon dit alles verftaan hebbende, nogh weigerde fyn toellemminge tot het daar uit gemaakt befluit te geven} laat hynbsp;met ons nogh een trede verder gaan, en lien, ofhy fonder tegenfpreeken vannbsp;fyn eigen confcienüe, hetverwonderlyk ,entotfoo veel oogmerken dienendenbsp;gcftel van de pypen, door welke het bloed omgevoert word, kanbefchou-wen } en nogh denken , dat den Formeerder van het felve met regt foo-danigh een by hem kan gehouden worden, die dit makende, geen einde fighnbsp;voorgeftelt hadde, waarom hy dit maakte} en die niet en w ifte, wat hy felfsnbsp;Was, of wat hy gemaakt hadde.

Want indien een ongelukkigh (felfs een wreveligh en hartnekkigh) God-

N nbsp;nbsp;nbsp;loochenaar

-ocr page 122-

p8

VIII. BESCHOUWING

loochenaar alleen maar fighbevint foo verre overtuigt te fyn, dat hy het flrax gefeide, tegen de beginfelen der overredinge, die hem ook in lyn weerwilnbsp;fomtyds boe weinigh het ook fyn magh ontroeren, niet en derft met gcruft-heit van fyn gemoet ftaande houden j en alleen figh op foodanigc tyden ge-nootfaakt vint, om by figh fclfs te denken, dat het wel eenigfintsgelooffe-lyk fchynt, dat fyn lichaam met wysheit gemaakt is j fynder geen fubtilitei-ten meer van noden, om hem foo verre te brengen, dat hy fidderen moet,nbsp;denkende dat hy foo Wyfen, foo Magtigen, foo Goedertierenen Maker,in wiensnbsp;hand hy volkomen is, niet alleen tegen foo groote bewyfen aan, niet heeftnbsp;willen erkennen, maar felfs tot nogh toe foo lafterlyk geloochent heeft j ennbsp;fyn eigen geweten fal hem de ftraffe , die hy te vreefen heeft, haaftfchrikke-lyk genoegh voorftellen, zonder eenige verdere redeneringe van noden tenbsp;hebben.

§. z. Op dat hy dan verfekert moge werden van de onredelykheit van fyn gevoelen*, laat hy met ons in ernftige overweginge nemen, ofhet te denken is, dat de buis I, T’ab.II. Fig.'^.'^cïkcïatvi Aorta^Arteriamagnao£grote Slag-ader noemt, fonder verftant en oogmerk fyn forme gekregen heeft,nbsp;foo als iy F’ah. III. Fig.^. vertoont wert uit P. Verheyen^ in de byibnderenbsp;gedaante, die fy in een menfche heeft.

Boven andere wonderen, die wy hier niet aanraken, weet men dat’er niet een eenigh deel des lichaams nogh bekent isj of men bevint, dat het bloed doornbsp;de takken van defè groote flagh-ader daar heenen gevoert wert totvoedinge,nbsp;beweginge, ook wel affcheidinge van andere noodige vogten, en meerder gebruiken. Sal ook ymandt dit ganfche Slagh-ader-geftel dan kunnen deneken by gevallige of figh van alles onbewuftc oorfaken dus gewordennbsp;te fyn ?

Om nu van defe Figuur, die anders aan onervarene wat verwart foudc fchynen, in het ruw eenigh begrip te geven j laat ons hier het begin A Onbsp;van defe Slagh-ader ons verbeelden, als by O van het hert afgefneden fyndejnbsp;foo (al men fien , dat uit defelve \gt;y a a twee kleine Slag-adertjes,nbsp;ren genoemt, na het hert figh wenden 5 die wat grootcr met de letters BB af-gebeeltfyn, Fah. II. Fig. ii.

Dan eenigfints regt op gaande Fah. IIL Fig.A^. fiet men uit defe buis, de Carotides hb fpruiten, welkers pols-flagh men met de vinger ter fyden denbsp;(Irot voelen kan j defe verder in het voorby gaan eenige takken aan de ftrot, ennbsp;naby gelegen deelen gegeven hebbende, fcheiden figh elk in twee takken,nbsp;waar van de eene ee na binnen in het hoofd, na het dikke Herfen-vlies, denbsp;Slym-klier, de oogen, het binnenfte van het oor, en na de Herfenennbsp;gaat} en de andere tak dd., na de deelen, welke het hooft van buitennbsp;uytmakenj en is mede die, welke men in de flaap van hethoofd voeltbewe-gen.

Wyders fiet men, daar defe groote Slagh-ader by A figh begint te krommen.

-ocr page 123-

V%n het Ader-gefiel.

men om in de linker fyde na beneden te gaan dat’er wederfyds twee groo* te takken D en L figh vertoonen, Subclavite geheten j welke gclyk in F, innbsp;twee groote takken weder gedeelt worden, waar van de eene by de elleboog hnbsp;fchynt IS, eindigen, en de andere, E aan de verderen arm, en de ganfehehantnbsp;tot het uiterlle der vingeren toe, bloed verfchaft. Doch voor defe verdelin-gein F, Laat defe Subchvia. verfcheiden takken uit fighj als na beneden dennbsp;tak die na de borften ,en:gt;?, die door fynfyd-takkendebovenfte/a^ri^^w-r/i'^z^e uitmaakt: verder gaan na boven toe de Cervkales cc ^ ^étrs p'ertebra-genoemt} welker fyd-takken in «in een anderen gemeenen buis ^ , dienbsp;langs de rugge-graat,kettingswyfe na beneden loopt, haar bloed uitftorten;nbsp;eindclyk gaan defe Fertebrales na de herflenen. Om nu van alle de kleine takken , ^ na de fpieren van den hals., o en ^ na het fchouderblad van buitennbsp;en van binnen, en al die men uit de Slagh-aderen van den arm fiet uit komen, niette fpreken.

De groote Slagh-ader figh nu in B en C na beneden wendende, (alwaar weder defelve letters tot aanwyfinge gebruikt werden) geeft eerft de Bronchia^nbsp;lis die de longh fchynt te voeden j defe volgen deonderftetuflehen-ribbi-ge f^-,die hier dwars en afgefneden uit defelve komen j en daar onder,fomtyts wederfyds, een tak na het middelrift d'y onder welke de Caliaca «voortkoratinbsp;die figh in twee takken verdeelt, waar van de regte na de maagh, na hetnbsp;net, na het pancreas, na de eerfte darm by de maagh, na de galblaas en lever gaat 5 en de linker na eenige kleine takken aan de maagh, het net ennbsp;het pancreas gegeven te hebben , met fyn grootfte gedeelte in de miltnbsp;eindigt.

Onder defe Caliacauit de groote Slagh-ader,debovenfteil/^ra/V^? «, in het fcheil na de dunne darmen lopende, gelyk de Slagh-ader u ondernbsp;na de dikke darmen doet.

SS Syn die na de nieren, en/'/ die na de lenden gaan } W fyn dc faad-flagh-aders.

Na alle defe takken deelt figh de ganfche groote Slagh-ader in w in twee groote takken, die men Iliad noemt; welke na de onderfte ingewanden desnbsp;buiks, als blaas ,de lyfmoeder, en andere teeldeelen, denendel-darm, enz.nbsp;takken gefonden te hebben, aan beide de fyden verder na de beenen gaan, totnbsp;de tiiterfte einden der teenen toegt; ontrent op die wyfe als de oxel-ader by Fnbsp;na de armen doet.

§. 3. Gelyk nu defe groote Slag-ader na alle deelen des lichaams fyne takken fent, kan men denken , by geval te fyn , dat niet een van defe, hoe klein fy fyn mogen , gevonden wert; voor voor welke niet weder eennbsp;ader-tak gemaakt is , die het bloed, het welk door de Slagh-ader vannbsp;het hert na de deelen gevoert is, weder van defe delen te rugge na het hertnbsp;brengt ?

Laat dan ycmandt, die hier eenigh begrip van begeert te hebben, de 00-

N z nbsp;nbsp;nbsp;gen

-ocr page 124-

100

VIII. BESCHOUWING E.

gen (laan op de 'Tah.III.Fig.f. en fien hoe in fyn lichaatn defe aderen loo-pen, die het bloed na fyn gedane dienften weder na het hert voeren. Soo dat het geen in de vierde Figure (om een voorbeeld of twee te geven) door denbsp;^rteria Subclavia D na de uiterfte einden der vingeren in 7.8. p. heenen gebragtnbsp;is, weder in kleine takjes der aderen, als NN in ée vyfde Figurenbsp;word} waar door het door Q^, O, M, G, weder te rugge loopt} ennbsp;door een grooten buis E, (die men Fena Subclmior noemt) na de holle ader Cnbsp;gebragt, en foo voort door de opcningh A weder in het hert geftort werd.nbsp;Welk hert men moet begrypen, dat hier ook by de openingh A, van defenbsp;Ader afgefneden is, en daarom hier niet vertoont wert.

Soo fiet men ook hier de ftrot-aderen Fig- f. iV?najugulares) dd,ee^en de Fer-tebrales ff, welke het bloed, dat i%.4-door de Slagh-aderen en rr, (aldaar Carotides en Fertcbrales, genaamt) in het hoofd en andere deelen gebragt was, weder te rugge voeren en als vooren (iv^.f) door defelve holle ader Gnbsp;na het hert in A de wegh wyfen.

Op defelve wyfe moet men begrypen, dat het bloed, *t geen door de flag-ader T {Fig- 4.) na beneden gevoert, en (gelyk in den arm) tot de einden der teenen doorgedrongen is, aldaar eerft in kleyne adertjes, om het te rugnbsp;te brengen , ontfangen wert} en verder door de ader IG, y.langsE,B,nbsp;(die de benedenfte Holle-ader, of wel de Opgaande, om dat het bloed daarnbsp;door opwaarts gaat,genoemt wert) in A komende in het hert uitgeftort werd.nbsp;De aderen, die uit de voeten opwaarts komen fyn hier, gelyk ook denbsp;Slagh-aderen,die het bloet derwaarts brengen, niet vertoont in de figure om de-fclve niet te groot te maken} en fyn ook onder en boven defelve wys-letters.

§. 4. En foo voort in alle Aderen en Slagh-aderenfigh het gefeide verbeeldende , kan ymant denken, dat dit groote Slagh-ader-en Ader-geftel, fonder verftant gemaakt is} en dat fy niet elk, tot' haar byfonder oogmerk van het bloed heen en weder te rugh te voeren, alfoo geformeert fyn? die ditnbsp;nogh ftaande derft houden} waar mede fal hy overtuigt kunnen werden? Ennbsp;laat hy figh felven vragen, of hy in een fontein-werk de leidingen van het water fiende, (die op het duifenfte deel foo veel konft niet bevatten, als defenbsp;leidingen van het bloed)’ wel foude derven feggen, dat hy waarlyk geloofdenbsp;dat fy fonder eenige wysheit of voornemen , fonder een meellers overlegh ,nbsp;•foodanigh gefchikt waren} en of hy dit doende nogh foude kunnen denken,nbsp;dat hy by eenigh verftandigh menfeh voor redelyk foude gehouden werden?nbsp;Een Atheift fal al feer moeten verblint fyn, indien hy na defe twee figurennbsp;gefien, en figh dit Buis-gefl;el,dat foo wonderlyk op malkanderpalljvoor-geifelt te hebben, nogh ftaande kan houden, dat des Makers wysheitnbsp;en ooghmerk daar door niet bewefen wert. Hy herdenke by figh felfs,nbsp;of dit waar is of niet.

§. y. üp dat dan een onervarene, van alles dat hier ontrent boven ge-fegt is, en van den omloop des bloeds eenigh famen-hangende begrip moge

for-

-ocr page 125-

Vanhet Ader-geflel. nbsp;nbsp;nbsp;lOI

formeren; laat hy figh verbeelden dat in de Tab. II. Fig. 3. de pypen of aderen E en F defelve fyn, die in de Ttb. III. Fig. f. met Cen B vertoont werden i waar door het bloed van onderen en van boven in deregterhollighcit vanhctnbsp;hert komt j uit weike het door de pyp G Tab. II. Fig. 5. weder uitgaat , innbsp;dc longKj en van daar door een andere ader H in de linker holligheit vannbsp;het hert geftort wertj welke twee buifen H en G in de Tab. II. Ftg. iz-.nbsp;door CE en BE, die alryd een lugt-pyp der longe A Etuflchen haar beidennbsp;bevatten, te voren vertoont fynj eindelyk ftelle hy figh voor, dathetbloeCnbsp;uit defe linker holligheit door het toeknypen des herts uitgewrongen werdnbsp;in de groote Slagh-ader I Tab. II. Fig. 3. die gelyk fy in haar takken voortgaat in de Tab. III. Fig. 4 ftrax vertoont is.

Soo dat hier door de wegh van de foo vermaarden omloop des bloets, ee-nigfints aan ymant, die dit in agt genomen heeft, kanblyken; bet welke uit het hert door de Slagh-aderen na de deelen gaande, door deaderen weder na het hert keert. En als dan delongh, tuflchcn beide de holligheden desnbsp;herts,doorgegaan lynde, weder door de groote Slagh-ader den felven weghnbsp;begint.

Van defe beweginge (al figh yder wel te regt kunnen verlèkeren} die om hier geen andere bewyfen, die menigvuldig fyn, op te halen, oit door eennbsp;vergroot glas in de ftaart vaneen Aal delTelis loop waar genomen heeft; Ennbsp;de groote fnelheit daar van fal hy niet fonder verwonderingh kunnen aanfchou-wenj indien hem oyt het fpringen van het bloed uit een gequetfte Slagh-ader'nbsp;voorkomt.

§. 6. Om nu verder te onderfoeken,hoe dikwils hetbloedinhetlichaam: van een menfch fynen omloop op een dagh volbrengt; laat ons I. met den grotennbsp;Harveus vaft Hellen, dat de linker holligheit van het hert, ontrent tweenbsp;oneen bloets bevatten kan; hoe wel den naukeurigen Lo-werus defèlve dik-wils gi'ooter bevonden heeft.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat in elke toeknypinge van het hert,de(ê holligheit genoegfaam geheel le-digh gemaakt wert-, en derhalven t’elkens twee oneen bloets in de groote'nbsp;Slagh-ader ingedrongen werden: die daar door opfwellende, den pols-flaghnbsp;veroorfaakt.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Indien men nu onderftelt, dat defe pols-flagh de tyt van een feconde vannbsp;een uur, (andere ftellen defe tyd vry minder) van noden heeft, ofeenfeftig-fte deel van een minutej het welk yder in figh fclfs kan waarnemen, ennbsp;tegenwoordigh by veele dus gemakshalv'en genomen wert} fullen alle urennbsp;3600 pols-flagen gefchiedeuj en daarom' tweemaal foo veel,dat is 7100 on--een in een uur door het hert gaan gt;

ir. Welke dan te famen 600 ponden bloeds (met de Medicyns elk pond van iz oneen nemende) fullen maken, die in een uur het hertnbsp;pafleeren.

F’. Nu is het gemeen gevoelen van de Amtomid-i dat een menfch feP

-ocr page 126-

101 nbsp;nbsp;nbsp;VIII. BESCHOUW INGE.

den meerder bloed als 14 van defe ponden, en minder als if in fyn lichaam heeft} maar hier met Lotverus, het felveop ip defer ponden nemende, blyktnbsp;het dat het ganfche bloed in een uure 14 malen door het hert fal gaan, datnbsp;is yyö malen in een etmaal van 24 uren.

Indien men nu met Liflerus, Ach, dzt in een minute 75 of in een uur 45-00 pols-flagen gefchieden, en dat het roode bloed, het welk door het hertnbsp;fyn omloop doet, (andere vogten, als gal, fpogh amp;c. die daar afgefcheidennbsp;worden , en niet omlopen, uitgefondert fynde) alleen 7 ponden , gelyknbsp;fommlge willen, bedraagt} fal het felve alle uurenruim 80 malen door het hertnbsp;pafleren , nemende het pont alhier voor 16 oneen} en voor la, gelyknbsp;boven, meer als 100 malen: dit is waar, hoe veel verfchil daar in magh welen, dat het feer veele malen gefchiet.

§. 7. Laat nu een ongclukkigh .Godtloochenaar eens by hgh felfs neder gaan fitten, en fyn gedagten op defe verbaaftmakende fnelheit vellen} Iaatnbsp;hy denken hoe groot de kragt van het hert en Slagh-aderen moet fyn, dienbsp;foo fnellen llroom van fyn bloed, fyn leven langhgedurende, in hem veroor-faaken} laat hy figh de gepallheit van foo ontelbare kleine takjes der Aderennbsp;en Slagh-aderen voorllellen, door welke het vloeit} en waargenomen hebbende de ongevallen, die een menfeh overkomen, als defen omloop gefluitnbsp;wert, felfs in de kleinfle takjes-, en infonderheit, dat dit alles fonder eenigcnbsp;magt van fyn wil, en felfs fonder fyn gevoelen of weten in hem gefchiet} laatnbsp;hy figh felfs vragen, of hy met een toeftemmend gemoed kan flaande houden, dat dit ganiche geftel van hert, longh, aderen en flagh-aderen geennbsp;wyfen Werk-meefler gehadt heeft? en of dit bloed 40, yo, 60 en meer ja-ren lang foo veel duifenden vanmalen kan omgevoert, en door foo nauwe buisjes fonder oit flil te Haan, kan voortgedreven worden,fonder dat een Mag-tigh en Goedertieren Bellierder dit alles regeert, en hem buiten alle hulpnbsp;van eenigh werkend ichepfel in het leven behoud.

§. 8. Ontelbare byfonderheden (laan v/y over om niet te langh te fyn} die een Magtigh, Wys en Goedertieren Godt, ook aan de blindfte menlch fou-de kunnen aantonnen: eenige weinige fullen wy tot verder overtuiginge vannbsp;defe beklagelyke Philofophen ophalen.

I. Snyt eens een Slagh-ader en ader in fyn lengte open} en fiet met hoe veel order de openingen in beide gemaakt fyn} waar door uit de eerfte hetnbsp;bloed in de daar uitfpruitende takken uitgaat} en in de laatfte, uit deflèlfsnbsp;takken, in de ader ontfangen wert.

§. p. //. Infonderheit is het te denken, dat het by geval toe gekomen is, dat de Slagh-aderen wyder by het hert fyn} en na de delengaande, allengs-kens nauwer, en in kleinder takken verdeelt worden? op dat het bloed,metnbsp;foo Herken voortgangh uit het hert komende,defyd-takken nietvoorby fou-den loopen, en fyn wegh alleen in de wyde vervolgen} waar door de ter fy-den leggende delen, van haar voedend bloed niet genoegh voorfien wordende.


-ocr page 127-

Van het jider ge ft el. _ nbsp;nbsp;nbsp;loj

de, verdorren fouden. Want alleen door dit nauwer werden der Slagh-ade-ren gefchiet het, dat het bloed uit het hert voortkomende, ’t geene in de Slagh-ader is, om plaatfe daar in te vinden, voortll;ootgt; het welk door denbsp;engrens van de uiterfte takken niet kunnende foo ras palTeeren , rontom tegen de fyden des flagh-aders aanperftj en defelve opfpannende, foo dat daarnbsp;door de Poh-ftagh veroorfaakt wert, in de fyd-takken met meerder kragt indringt, als of de Slagh-ader over al defelve, of in het vervolgh een meerdernbsp;wydte hadde, als in fyn begin.

En moet niet yder bekennen, dat des grooten Makers oogwit in defe o-peningen, die in de Slagh-aderen fyn, en waar uit hare fyd-takken fpruiten, als met handen by na getaft kan worden? die het geen den netten Anatomiftnbsp;Loiverus waargenomen heeft, in de Tab. HL Figuur 6. befchout. Alwaarnbsp;in ö^c^dc groote Slagh-ader uit het hert by o komende, endedaar uit voort-fpruitendetakken^,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;deCervicalesenOxel-Jlagh-aderxa.'ek.tndie^vertoont

werden. Nu als het bloed van o door h cn c na. d gedreven wert, foudehet om de wytheit des flagh-aders, defe takken voor by vloeijen j immers min-derbloed, als van noden is, daar in geperfl: worden j waarom dan den groten Formeerder in c befeyden hare openingenfoodanighuitftekendehoogtensnbsp;geftelt heeft, dat fy het bloed van o voor by c na i vloeyende, eenigfints innbsp;fyn voortgangh fluiten, en den wegh na defe takken doen inflaan. Kan ooknbsp;ymant dit ooghmerk alhier mede loochenen? endenken, dat dit alles fonder voornemen gefchiet is? Waarom wert dan dit in alle andere takkenfoo-danigh niet gevonden, daar het foo nodigh niet en is ?

§. 10. IIL Maar fchoon het uitgaande bloed, door het aanftuwen van het hert, wel een behoorlyke fnelheit verkrygt j fcheen’er egter gevaar, dat hetnbsp;hert figh los latende om nieuw bloed te ontfangen, twee fchadelyke dingennbsp;gebeuren fouden ; namelyk eerftdat als dan het bloed weder te ruggeinhetnbsp;hert foude takken door fyn fwaarheit, /e» t'weeden^ dat dc VOOrtlluWCnde

kragt of het toeknypen van het hert ophoudende, den omloop des bloeds dan ook ftil foude liaan.

Hoe het eerfte door Vdlvulte of fchot-deurtjes voor gekomen wert, is te vooren, daar men van defelve gefproken heeft, getoont. En wat het tweede belangt ; kan ymand nu denken dat dit by geval of fonder voorgenomen eindenbsp;gefchiet is ? dat in de Slagh-ader felfs, daar fy eenige grootheit hebben, denbsp;vliefen, die fe uitraaken, omtrent gelyk inde Slok-darm gefegt is, behal-ven A Tab. IH. Pig. j. den rok, daar debloed-vaten tot haar voedinge en fe-nuwen infonderheit doorlopen V cn B daar veel kliertjes in fyn, nogh een anderen rok C hebben, die van veel op malkander leggende rings wyfefpiervelè-len beflaat} en onder delen de vierde D, die vliesagtig,cnmetregtuiteninsnbsp;het langhloopende vefelen voorfien is, welke by het hert dikker en gelyk als-vleefliger fyn.

Wanneer na de Slagh-ader, door het bloed, uit het hert Icomende, vervult;

-ocr page 128-

Ï04

Vin. BESCHOUWING E.

vult isjop dat deflelfs loop niet op foude houden,trekken defe rontlopende vlcefl-ge draden figh felven toe jen maken daar door den Slagh-ader van alle kanten nauwer j foo dat het bloed niet te rugge na het hert kunnende wyken, omnbsp;dat l^ah. II. Fig. 11. de fchotdeurtjes het felve boven het hert tegen houden,nbsp;nootlakelyk voor en fydwaarts uit moet berlten; waar door op defe wyfèdennbsp;omloop van het bloed, ook terweyl het hert figh open doet, en het bloednbsp;niet Voorfloten kan, fonder eenige ophoudinge geduurigh gemaakt wert.

Toont niet alle defen toeftel der werktuigen,die de Slagh-aderen uitmaken, ^at fc een verftandigh, en tot fyne wyfe einden alles bequaammakendenWerk-meeller gehadt hebben ?

§¦ I I. IF. Boven dit alles, nadien defe Slagh-aderen door ons geheel lichaam figh verfpreiden, ent’elkens op elke toeknypinge van het hert met foo kragtigh een geweld opgefpannen werden jen foo fterke kloppingen, als mennbsp;uit de polflen gewaar word, nagt en dagh veroorfaken j wie kan begrypen,nbsp;hoe het bykomt, dat wy noit eenige van defelve door ons gevoel gewaarnbsp;werden, als wy gefont fynj niet tegenftaande fy figh, op foo veelplaacfen,nbsp;aan een opgeleide vinger foo kragtigh doen gevoelen?

Het is waar, dat fommige voor een regel Hellen: De confuetis nonjudicat anima j dat is, onfe ftel oordeelt niet, van het geen men gewoon is, Dogh indiennbsp;dit waar was, moell onfe fiel foo weinigh van onfekunnenoor-deelen, als van de Pols-jlagen-, dewyl de eerfte foo gewoon aan ons is, alsnbsp;de laatlle: en egter bevind men, fchoon men dikwils fonder gedagten daarnbsp;op te maken ademhaalt, dat men daar oplettende, den loop van de lugt innbsp;onfen mond, neusgaten, ftrot en Jonge gevoelen kanj en uit het werkfelfsnbsp;weten, dat men ademhaalt: daar noghtans in tegendeel een gefont menfche,nbsp;hy lette foo veel op den fiagh vaij fyn Hert,en kloppinge vanfynSlagh-aderen, als hy wil en kan, het minlle daar van niet fal gewaar worden,

Is dan hier in op een byfondere wyfe, de wysheit en goedheit van onlên grooten Maker niet openbaar? die om onfen aandagt, welke wy op anderenbsp;faken hebben, door dit geduurigh geklop niette turbeeren, aan ons geennbsp;gevoel daar van heeft gelieven te geven. En fchoon een Atheift dit hier uitnbsp;niet fien en kan, ten minfte fal ymand die eenen God erkent, hier uit leren, dat het fyn pligt is, fyn aandagt op fynen Schepper en deflelfs werkennbsp;te vellen j die op dat defelve door de geduurige beweginge der Slagh-aderennbsp;niet geduurigh louden afgetrokken werden , dit wonder in hem gelegcnbsp;heeft.

Ook en kan nieraant dit aan eenige llofïelykc eigenfehap der Slagh-aderen felfs toe fchryvenj nadien, als in koontfen of door andere oorfaken hare ve-felen llerker, als na gewoonte, door het bloed uitgefpannen werden, eennbsp;yder defe kloppingen met ongemak telkens gewaar word. Het felve bevintnbsp;men, wanneer inlbnderheit in grootc alteratien en verfchrikkingen, derfel-ver rings-wyfe fpicr-draden, nauwer als behoord , op een krampigeraaniere

werden


-ocr page 129-

Van het Adn-gefteh nbsp;nbsp;nbsp;tof

werden toegeknepen, door de onordentelyke beroeringen van de fenuw-vogten, welke de Slagh-aderen bewegen j foo dat defe buyfen enger geworden fynde,het ge\velt,’t geen fy van het bloed, dat uitbet hert komt, ly-den, meer als gewoonelyk gevoelt werd. Dit weten die gene, welke de klagten van fommige vrouwen gehoort hebben, die (gelyk men fègt) aan op-en op het minfte voorval fchieiykeonftelteniffen onderworpen fyn-de, hare Slagh-aderen meermalen door haar ganfehe lichaam voelen kloppen.

§• tz. En fchynt dit ook de reden te fyn, dat den H :'Joh Cap. XXX. 17. na te vooren vers iy,i5,en 17 fyne verfchrikkingen en lichaamelykequa--len opgehaalt te hebben, dit voorname teken en groote uitwerkfel van fynenbsp;ziels ontroeringen, daar op in defe woorden laat volgen; en mynepols-aderennbsp;en ruften niet', want ten fy hier door verftaan wierde, dat door defeontftel-teniffen, hy het geklop fyner Slagh-aderen buiten gewooRte gevoelde, omnbsp;te voren gegeven redenenj fchynt dit niet wefentlyks toe te kunnen brengen, omnbsp;fyn cngclukkigen ftaat uit te drukken; dewyl anderfints in allegefondemen-fchen, foo langh fy leven, de Pols-aderen niet en ruften.

Indien men hier nu by doet, dat het woord {gnorekim) hier Pols-aderen vertaalt, ook Senwwen betekent, als by Buxtorftus te fien is; blykt hier uitnbsp;de hooge wysheit des Ingevers van dit befchrevene woord; die hier ook denbsp;oorfake van dit. onruftigh gevoel der Pols-aderen in het (clve woort begrypt:nbsp;nadien, gelyk in de laatfte jarenby de geneeskundige waargenomen is, denbsp;fenuwen de oorfaak van defe beweginge en toetrekkinge der Slagh-aderennbsp;fyn: gelyk ftraks al eens gefegt is.

§. 13. Ik weet niet of het nut is hier by te doen , dat de famentrekkinge der Slagh-aderen, en andere delen in ons lichaam, dooreenverfchrikkinge,nbsp;ook eenigfints fchynt beveftigt te worden: om dat in groote en hert rakende ontftelteniflên , meernaalen een koud cn nat fweet OVCl' hct gchecle lichaam uitbreekt dat bekent is van het famen trekken der klieren, die in denbsp;huid fyn , en daarom hare vogten uitgeven , foo fchielyk voort te komen.nbsp;En indien’er in eenige van defe kliertjes, of foo eenige willen kliftertjes, hai-ren ingeplant fyn, kunnen fy niet anders, als door de toeknypinge der fel-ver over einde ryfen: gelyk men in defe gevallen door fchrikin figh felvcn,nbsp;en ook in getergde en ontftelde dieren waarnemen kan. Soo ftet men, alsnbsp;ymant het einde van een pen , in een lolTe en nier nauw toegeflotene handnbsp;houd, dat defelve wel op fyde kan leggen; maar als de hand fterk toegenepen word, dat het geen buiten de hand is, over einde ryft.

Of nu dit de eenige oorfaak is van dit opryfen des hairs, dan offer ook yets aan de vogten, die het hair voeden moet toegefchreven werden, on-derfoeken wy hier niet. Dit fcheint egter te volgen, dat de woorden vannbsp;Eliphaz denTemaniter., Job. IV. if.foo niet geheel, immers ten dele, haar ver?nbsp;klaringe hier uit kunnen hebben; als hy fullende degrootheit vanfynen fchrik

O nbsp;nbsp;nbsp;iiitdruk-

-ocr page 130-

TOÖ

VIII. BES C-H O U W I N G E.

uitdrukken j in hem door een nagt-gefigte veroorfaakt, legt J Hy de de bet hair mynes vleefches te berge ryfen. Daar mede beduidende de grootefamentrek-kinge, die defe fchrik in fyn lichaam, en felfs in de uiterfte knobbeltjes, daar het haar ingewortelt is, veroorfaakte. Dogh dit in het voorbynbsp;gaan.

§. 14. Soo het nu niet en is door de wysheit des Scheppers, dat’cr geen deel in het lichaam is, tot welk het bloed niet komen, en waar hetnbsp;niet van daan te rugge vloeyen kanj waarom is het dan, dat de Slagh-adcrcnnbsp;met Slagh-aderen, en Aderen met Aderen, 'foo dikwils famen komen, ennbsp;haar bloed in malkander Horten? op dat, indien een van alle door affny-dinge, verftoppinge ofanderfints onbequaam wierde, het bloed een anderennbsp;weg, na of van defelve plaats foude kunnen nemen.

§1. if. VI. Twee dingen ontrent den loop-des bloeds door fyne vaten kan ¦ men nogh aanmerken. Waar in niet minder, als in het vorige, des aanbidde-lyken Formeerders Wysheit middag-klaar uitblinkt.

Het Eerfte is, datter uit den kragtigen en foo fnellen loop des blocdsindc Slagh-aderen, die eenige grootheit hebben, fcheen te vrelèn te fyn, datdénbsp;veert deflelfs te groot foude wefen om tot voedfel van de buifen , door hetnbsp;welke het foo gefwint voort gedreven wert, te kunnen ftrekken. Kan mentnbsp;dan foiïder verwonderinge aanfehouweti ? dat om dit voor te komen, heSnbsp;den grooter Maker-gelieft heeft de Slagh-aderen, ter plaatfe daar fy defennbsp;dienft van voedinge doen moeten, in een ondenkelyke menigte, van foonbsp;nauwe en ten uiterften enge pypjes te verdeeleni welke de Anatoraici omnbsp;haarkleinheit vafa capillaria of vafa minima., gewoon fyn te noemeni dat isnbsp;raten, die als een hair dun, feer klein, of de klcinfte fyn, en daarom onder denbsp;Slagh-aderen Tab: III. Fig. niet konden afgebeeld werden: op dat door hetnbsp;fchuren tegen defe engtens, en het kleven aan de kanten van foo nauwe buisjes, het bloed fagcer voortgaan foude, ter plaatfe daar fulx vereiil wierdj ter-wyl het geen dooi' een weinigh wyder vaatjes vloeit, mct meerder fnelheitnbsp;tynen loop na de' aderen vervolgt.

§. 1(5. Dat nu een vogt met delclvckragtvoortgedrevenlynde, doornau-we buifen langhfamer loopt, als door v/yde, om de gefcide reden, weten de fonteinmakers gt; welke haar pypjes, door welke fy het water leiden, foo nauw*nbsp;foude kunnen maken jdat,door het kleven des waters aan derfclver kan ten,de uit-*nbsp;fpringende ftraal water bp verre tot de hoogte, die door wyder pypen geleidnbsp;fynde bereikt, niet opryfen foüde. En foo ymand hier aan nogh mogtetwyf-felen , kan hy door dit volgende feer ligte experiment daar oogenfchynlyk.nbsp;van verfekdrt werden..

Hy neme drie glafe pypen E, F, G, van verfcheiden wy dten, . IV. Fig. r. Van die wy gebruikt hebben, foo ik in mynaantekeningen vinde, Was de eene E,,nbsp;€cn nauwen hals van een gebroken Thermometer,die met brandewyn wyft j denbsp;tweede Fhadde wat meerder wydte, ontrent als de pyp van een Barometer,

' nbsp;nbsp;nbsp;Qf

-ocr page 131-

Vanhet Ader-gejlel. nbsp;nbsp;nbsp;lo^

of als de fchagt van een pen j in de derde G kon een vinger van een man in-geftoken werden. Hy binde daar na om elk van defe een draat je in H, K, M, lbo dat hare deelen Hl,KL, MN, foo net mogclyk is,dcfelvelangteheb-bcnj en dat,als defelve in een hoog fuiker-glas A B C D, hèt welke toe A Bnbsp;vol water is, geftoken fyn, haaronderfte einden I,L,N,byna dogh nietnbsp;geheel, tot den bodem DG raken j als de draatjes H, K, M, mét het boven vlak des water gelyk fyn. .Wanneer hy nu defe pypen met den vingernbsp;in E, Fj G toeftoptj en defelve ledig, of liver vol lugt fynde, regt nederwaarts tot hare omgebonden draatjes toe, een voor een in het waternbsp;fteekt, en den vinger als dan fchielyk daar af ligt j fal hy in de naufte pyp E,nbsp;het water tot even, en nauwlyks merkelyk boven H, ofhet vlak des buitennbsp;Waters lien oprylên: daar in de pyp F, het felve Water in Oj en in de pypnbsp;G nogh hooger tot P toe oplpringt. Nu weten de Hydrojlatici ^ dat gcly-ke delen van het water, in het horizontaal vlak QR, dat onder de drie o-peningen der pypen I, L, N, doorgaat, leggende metgelykekragtnabo-ven geperft worden gt; en daarom dat de minder kragt, die hetinhetopryfennbsp;in de naufte pypen betoont, aan de meerder engheit derfelver alleen moet toenbsp;gefchreven worden.

Of nu de kromheit en hoeken, die defe takjes der Slag-adercn maken, of ook hare menighvuldigheit, foo dat fc te famen genomen fynde, om haarnbsp;vcelheit een meerder wydte hebben, als de grootc Slagh-ader alleen, yetsnbsp;tot den trager loop van het bloed doen, fullen wy hier niet verder on-derfoeken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

§. 17. FIL Het fweede is: Indien nu het bloed j dat door wat wyder buifen fncllyk voortloopt in de Slagh-adcren, defe groote gefwintHeit behielt ooknbsp;in de Aderen, door welke het te rugge na het hert gevoert werti dat dit eennbsp;gevaar foude veroorfaken , van ^het hert met te veel bloeds te overftromenjnbsp;en fyn reghter hoiiighcit lbo feer te vervullen, dat dcfe belet foude Werdennbsp;figh felfs genoegfaam te konnen toeknypen.

Om nu defe fchadelykcveerdigheit alhier weder voor te komen, kan ymand '

een wyfer middel uitvinden, als defe Aderen, door welke het van de deelen na het hert loopt,sedurigh wyder en wyda' te doen werden?gely k 2quot;%b.lll. Fig.^. tenbsp;fien is; regt anders als in de Slag-aderen,dic,gelyk Tab. III. Fig. 4. toont, van hetnbsp;hert na haar einden toe, volgens den loop van het bloed gedurigh nauwer werden.

Dat nu een vogt uit een nauwer buis in een wyder komende, in defelve tyt minder lengte afleid, dat is langfamer voortloopt, is, fonder een experimentnbsp;daar byfonder toe te geven, aan yder klaar genoegh: foo hy egcer wil hetnbsp;felve ondervindelyk fien, Iaat hy een fpuit, die met water gevult is, met fynnbsp;opening in een emmer, die ook tot eenigc hoogte vol water isj ftekenjnbsp;en het water uit de fpuit met veel fnelheit doen fpringen; en hy fa] bevinden, dat het water in den emmer in defelve tyd maar tot een feer kleinenbsp;hoogte fal opryfenj fchoon dat in de fpuit was, in die tyd de geheelelengte

O z nbsp;nbsp;nbsp;der

-ocr page 132-

io8

VIIÏ. BESCHOUV/INGE.

der fpuit nederwaarts gedaalt is; waar uit blylrt, dat het feire Water in dc nauwe fpuit met veel meer fnelheit,als in den emmer die wyderis,bewogennbsp;is. Dogh hier van is om deflelfs klaarheit niet alleen genoegh, maar reetste

veel gefegt. nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

§. i8. VIII- Maat dewyl nu het bloed in defeaderen7^1^. III. F;^-f-fagquot; ter voortgaande, door fyn fwaarte, immers in diegene, welke h :i ugt nanbsp;boven voeren, foude tragten neder te fakken; en alfoo in langepypen, de-fen fagter loop met veel kragt tegenftaan: Het men hier niet wederom de bynbsp;fonder figh vertoonende voorforge des Makers? die in defe aderen Schot-deurtjes, fomtytseen,als Ayl’ab. IF. Fig- a.fomtytstweebyeen,alsBB,ge-legt heeft; dienende om, als het bloed te rugh wil loopen, het felve te fluiten , en te beletten, dat het door fyn fwaarte het volgende niet te veel neder-drukke, en in fyn loop belette.

Is dit by geval en fonder voornemen? waarom fyn fy in de aderen, daar fy dienft kunnen doen, en niet in de Slagh-aderen, daar fy niet van nódennbsp;waren en fchadelyk fyn fouden ?

§. ip. IF. Een dingh fal ik nogh hier by voegen, en daar mede een eind van defe aanmerkingen maken; die men anders, gelyk die het verflaannbsp;genoegfaara weten, tot een ongelyk grootcr getal foude kunnen doen op-rylen.

Kan eenigh rcdelyk menfeh oordeelen, dat den groten Maker geen oogmerk gehadt heeft, of dat het by geval gefchiet is, dat in de Slagh-aderen, daar het bloed meer kragts van doen hadde, om tot de nauwe engtens vannbsp;haar uiterfle takken te kunnen indringen, de fpie^vefelendiefetoeknypen,nbsp;feer fterk fyn; en in het tegendeel in de aderen, die gedurigh wyder worden , en daar te grooten fnelheit en toeknypinge fchadelyk foude fyn,defelvenbsp;op verre na nogh foo fterk, nogh foo veelvuldigh gevonden werden. Maarnbsp;’t geen een gedugten en hooghwyfen Formeerder, als met handen doet taf-ten , is dat in de Poort-ader {Fena portF) defelve fpier-vefelen weder llerkernbsp;als in de andere Aderen, hoewel minder als in de Slagh-aderen, fyn; omnbsp;dat defe dc eenigfte onder alk de aderen des lichaams is, welkers rakken irxnbsp;de lever ingaande in haren voortgangh nauwer werden; waarom fy meernbsp;kragt als andere aderen vereift, om gelyk de Shgh-adcren, het bloed in dcnbsp;nauwe engtens en de klieren des levers te doen voort gaan.

§. zo. Indicn nu iemant, dit laat lie en het geen alleen van dit ader-gellel des lichaams gefegt is, om van het andere niet tefpreken, onderfogt en verflaan heeft; kan hy nogh twyffelen, of fyn lichaam met wysheit gemaaktnbsp;is ? En fchynt het uit defen allen niet klaar genoegh, dat om overtuigt tcnbsp;fyn, datter een Godt is, men (als hy het gelieft tefegenen); nier andersbehoeft te doen, als fyne werken tot de minfle vefeltjes toe te onderfoeken?nbsp;quot;Welk onderfoek na te laten en tc veragten, een ongetwyffelde oorfaakis,

dat foo veele in het midden van foo blinkende ftralen van Godts wysheit, nogh

-ocr page 133-

Vmhet Ader-gejleh nbsp;nbsp;nbsp;'ïOjj.

in het duiftcr-wandelen. Ik weet wel, dat by trotfe Atheiden alledefeaanmerkingen van weinigh gewigt lullen geagt werden te wefen j als verre beneden haar hooge fpeculatien, en aan, die de beginfelen der genees-kunde alleen geleert hebben, genoegfaam bekent fynde: maar ook weet ick,dat hoenbsp;nietigh fy aan defe hooggevoelende verflanden mogen fchynen, het aannbsp;haar niet mogelyk is te denken, veel minder te tonen, dat fy alle haar forme by geval gekregen hebben.

§• ii. Om dan verdere byfonderheden het bloet en aderen betreffende, waar in wy nu reets ovcrvloedigh genoeghgeweeftfyn, overteflaan,fchyntnbsp;onfen draat in het vervolgh ons nu tot de gebruiken van dit bloet, en vannbsp;fyn beweginge te leiden.

Drie fynder infonderheit, die men weet, dat van het bloet onder anderen of geheel of ten deelc afhangen

I. De affeheidinge van foo verfcheiden yogten •, die of tot het lichaam no-digh fyn, of anders aitgeworpen moeten werden.

z. De voedinge des lichaams.

De beweginge derfpieren.

Terwyl wy nu in defe order van het eerfle fpreken-, gelieve niemant tC' denken, dat wy dc verfcheidene gevoelens van veel geleerde mannen hiernbsp;fullen op haleni re vreden fynde den uitterlyken toellel van eenige, foonbsp;ver fy bekent is, aan te toonea: nadien de menfehen tot nogb toe nietnbsp;magtigh fyn geweefl;,, tot ’t geen hier toe behoort, door te dringen: ooknbsp;dit alles alhier af te willen handelen, was verre buiten ons beftek en magenbsp;te willen gaair. De ruwe optellinge en dc nuttighei; van defe afgefcheidennbsp;vogten, faltot ons oogmerk meer als genoegfitam fyn, om een twyffelendnbsp;gemoet te overtuigen, dat hy van een üodt vol wysheit engpedertierenheitnbsp;geformeerc is. En kan dan ieraant nogh aan onkundige oorfaken, die felfsnbsp;niet en weten, hoe fy, oft dat fy werken, toefchryverij dat doOf foo won-»nbsp;derlyke werktuigen, als boven gemelt fyn, een bloet en moeder-vogt rufte-loos omgevoert wert, door' het ganfehe lichaem ; om op foo veel plaatfennbsp;flolte tot het foo nodigh affeheiden van foo een menigte verfcheiden vogtennbsp;te geven? wat fal hy dan niet kunnen tegen alle billykhe'rt vaft ilellen..

§. zz. Om nu de Lympha , die op foo veel plaatfen j dc Gal, die in de: lever afgefcheiden weit •, het fap uit het Pancreas en ontelbare andere klieren , in de mage en darmen , oogen, neus, ooren., mont, en andre decleninbsp;leggende, voor by te gaanj dewyl ontrent defelve en haar grootllc gebruiken nogh veel veri'chillen fyn j kan hy flen, dat in de Herfl’enen een foonbsp;magtige en gceflryke vogt gefiiort wert, die tot foo veel en foo grote dienftenynbsp;door de fenuwen na alle deelen des lichaams voortgaat gt; en de grootllcnbsp;oorfaak van alle onfe bewegingen isj dat de fweetgaten van. de huit, eonbsp;door den adem een onifigtbaren damp geduurigh (fal den menfche gefoncnbsp;blyven} in foo grooten menigten en veelheit uitwafemt, dal den netten

O 5 nbsp;nbsp;nbsp;rim

-ocr page 134-

%io

VIII. B E S C H O U W INGE.

yius die bevonden beeft, eiken dagh alle de andere grover en figtbare ont* laltigen te fatnen genomen lyndc, tc boven te gaan ? en kan hy dan nogh denken, dat dit alleen fonder oogmerk, en van onbewufte oorfaken dusdanighnbsp;-toebereit is.^

Kan iemant geloven,dat het fonder voornemen van èen groot Onderhouder, om het menfchelyk geflagt op de aarde in hun kinderen te doen over-blyven, gefchiet is, dat het zaad tot de voorteelinge der felver, van het bloet afgefcheiden wert} en dat de melk uit der vrouwen borftenvoorkomt,nbsp;om de tedere fuigelingen te voeden ? kan iemant de fchikkingen van denbsp;water-loopen, als het bloet figh van fyn fouten in de nieren affeheit, metnbsp;aandagt aanfien, cn den aanbiddelyken Maker in dit alles niet befchouwen?

§. 2}. En op dat al dit gefeide niet voor een Rethorifche verheffinge en grootfpreken by eenige mogte doorgaan: laat ons, om in dit weynige eennbsp;preuve te geven, den toeftel, die tot dele drie laatfte vogten in de vafte delen gemaakt is, wat nader in fien: fonder het groote wonder, waar door elk van defonbsp;vogten fyn eigenfehap verkrygt,hetwelktotnoghtoeonderdegeheyraenvannbsp;den Groten Schepper bewaart wert, alhier dieper te onderfoeken.

Om dan hier van eenig begrip aan ongeoeffende te geven. Men verbeelde figh Tal/. IV. Fig. 3. dat het bloet van D na », door de groote flagh-adernbsp;D u van het hert nederdaalt j cn om dat defelve flaghader by «, en in de verdere voortgaande takken geduerigh nauwer wert, dat dit bloet gedwongen is,nbsp;in de fydtakken uit te berflenj waarom het ook door een van de felveF,nanbsp;de nier B, fynen loop moet nemen i alwaar het fyn foutigheden van figh gelaten hebbende, door de nier-ader W wederom keert j om door C, langhsnbsp;de holle ader, weder opwaarts na het hert fynen wegh te nemen.

In defe nier, welkers binnen-geftel Fab. IV. Fig. 4. getoont werr, fohynt de vogt, die de TJrina uitmaakt, in de buitenfte klieragtige fubftantienbsp;AA afgefcheiden te werden. Siet men nu hier in niet verder het wonder-lyk uitwerken van het oogmerk des Aanbiddelyke Makers? die de felvenbsp;door foo nauwe buisjes BB doet nederfakken, welke figh in een foort vannbsp;tepeltjes {Caruncula papillares) te famen vergaderende, defe wateragtigenbsp;ftoffe met haare fouten laten nederdruppen in wat groter vliefige buisjesnbsp;ccc-y welke het geen ly ontfangen weder loffen, meermalen in twee grótenbsp;ruimtensi die dan famen komende eene groooten C uitmaken, het bekkennbsp;{pelvis) genoerat-, door welkers openingh defe vogt verder in de pyp Dnbsp;{Ureter of pisleider genaamt) nederdaalt j waar toe defe met het bekken tenbsp;famen gevoegteen volkomen tregter en fyn pyp verheelt j die by YY Fab.nbsp;IV. Fig. 3. in de blaas H ingeplant fynde , aan eiken fyde een buis GYnbsp;maak, om het geen in haar is, daar henen te geleiden.

Twee faken fchenen hier nogh vereifl tc werden, Eerft dat de Urina in de blaas fynde konde na buiten gedreven werden, en het ander, dat dit,nbsp;om alle onreinigheit voor te komen, niet gedurig en fonder wille van dennbsp;menfeh gefchieden nfogte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kan

-ocr page 135-

l^an het jider-geJieL\ r nbsp;nbsp;nbsp;UI

Kan yraant nu foo verre komen, dat hyfoude kunnen denken, dat het fonder eenige wetenfohap gefchiet is, dat de blaas ook fpier-vefelen heeft,nbsp;die hem toetrekken, en het water na buiten perlTen} behalven de fpierennbsp;des buiksj die hem drukken kunnen gt; en infonderheit, dat fchoon de blaasnbsp;te famen getrokken fynde, ’t geen daar in is . na alle kanten fchynt tenbsp;moeten'uitberfte'n, men de felye egterdoo gemaakt bevint, dat defe.vogtnbsp;geenfints weder door,de openingeii by YY, waar door fy uit de üriteres. Gnbsp;in de felve gekomen was , te rugge kan gaanj maar .alken de daar tocgcor'snbsp;dineerde wegh na buiten leidende moet houd,en?

Soo (iet men , dat men den blaas H » door een van fyn pisleiders G Y, kan opblaafen gt; dogh door de pyp, waar door de Urina uitloopt, vol wintnbsp;geblafen fynde,.weten de kinderen, dat de lèlve door de openingen des pis»nbsp;leiders geen lugt uitlaat.

Ea wat het Hneede- aangaat} .Het men, dat ooicom het lekken van dele Vogt te beletten, de blaas met een Itcrke {ktiefpier by fyn uitgangh verfiennbsp;is, die de fèlve fluit, tot fe voor een grootcr kragt, als men figh ontlafterï:nbsp;wil, gedwongen is te wyken, en de vogt te laten doorvloeijen.

Doet hier by,, op dat dit affcheidfel, datraeeftaltyt foutendikwilsfcherp is: het binnenfte vlies der blaafe, dat feer gevoeligh is, niet en foudebytetrnbsp;en pyn -veroorfaken} dat den ¦ goedertiérenen Reforger van alles, het felvenbsp;met een foort van een taje vogt, van binnen daar tegen heeft laten befcher»nbsp;men.

Laat uit dit alles,den hartnekkigften Atheifl: felfs de conclufle opmaken y, of hy een wys en goedertieren Godt en Formeerder erkennen moet of niet.

§. Z4. De felve wysheit en gefchiktheit der faken tot hare einden, foude men, in de pypen der quyl-klieren , infonderheit in ’t geitel van de leiders der galle uitdeleverendegal-blaasnahetgedarmtejeninandercplaatlen,nbsp;daar vogten van het bloed algcfcheïdeh werden, kunnen tOOnCli.

' En die alleen in het vrouwen borft.i, fah. IV. Tig. y. daar de buitenftr dekfels afgenomen fyn, de kliertjes A A.fret, in welken de melk afgefchei-den wert‘, en de pypjes -daar ze in vloeit en tot gebruik bewaartnbsp;wert, om door de tepel C, waar in fy open fyn en eindigen, te fyner tytnbsp;gefogen te kunnen werden: kan die denken, dat dit eenigedeel, om uitnbsp;allé andere geen bewys te nemen, geen Maker gehadt heeft, die het totnbsp;foo riodigh een dienft, als het .aan alle menfehen inhaare jonkheit doet, ge»nbsp;formeert heeft lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

g. zf. Op dat nu een'ygelyk verder magh'overtuigt fyn, dat, al wat in; ens lichaam is, tot fekere einden met wysheit gefchikt is} dewyl defe felvenbsp;Tah. IV. Tig. 5. ons daar toe dienen kan. Laat men in agt nemen.

I. D^t de zaad-flag-aders PP:-Wederfyds; uit den :groten flag-ader D fpruitendé, elk na. de tefticuü of ballen van een man nederdailen} om uitnbsp;tót blged dat fy.’voereti:*.. de ftoffe ,- die fy tot hetzaad geven ,, aldaar van lig,

¦ - nbsp;nbsp;nbsp;te

-ocr page 136-

iiz nbsp;nbsp;nbsp;VIII. B E S C H O U W I N G E.

te laten. Het overige nu des bloeds wort van de nbsp;nbsp;nbsp;te ruggena het hert

gcbragt, door twee aderen hier O en rr gctekent: met hoeveelbuigingenen keeren defe na boven lopen, kan men aan de linker fyde in o o ficn, alwaar fy uitgefprek vertoont werden j terwyl de flagh-ader P regt uit na beneden gaat in een menfch; gelyk P. Verheijen aanmerkt.

En op dat yder raogte llen, dat de wysheit des Makers fightothecminfte uitftrekt,behoeft hy alleen hier in aanmerkinge tc nemen j dat meeften tyt,nbsp;de llag-aderen P P- onmiddelyk uit de groten llag^ader D « fpruitenj maarnbsp;dat de daar toe behorende aderen O en », niet beide,maar alleen de regtcrnbsp;O, in de holle ader C u figh ontlail ¦, terwyl de linker «, in de nier-ader Wnbsp;ingeplant wertj om dat, als fy haar weg na de holle ader C u nam, het tenbsp;vrefen was, dat door het gedurigh geklop van de grote flag-ader, (overnbsp;welke fy als dan nootfakelyk moeke henen gaan, gelyk in de figuur blykt )nbsp;den loop van haar bloed in elke oplwellinge des fiagh-aders ioiide tegengehouden werden; foo dat door deze leidlnge van het bloed uit » na W , ennbsp;van W na C, (die anders lopende gelyk in O, korter konde fyn,) dit ongemak, door de alles beforgende voorfienigheit voorgekomen vvert gt; ennbsp;kragtelyk bewefen, dat de felve in foo kleine faken, als het lopen van delenbsp;aders is, haar regeringe heeft. .

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat om het zaad, van het bloed in dc tejiiculf afgcCcheiden, na fynnbsp;geordineerde plaatfcn te brengen, twee pypen RR offaad-leiders [yafa de-ferentia) van de tefticuU opwaarts gaan j waar door het felve in de faad-blaas-jes, die ter fyden agter de blaas in X X vertoont werden, gebragt fynde,nbsp;tot den tyt des gebruiks bewaart Wèrt.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de uitgangh van defe faad-blaasjes met kleine kliertjes geflopt is,nbsp;die het beletten van felfs uit te fygen, en als de uitwerpingen van noden is,nbsp;geen beletfel geven.

If^. Dat in elk der liefTeii een byfonder daar toe dienende pyp, van het vlies, dat de buik binnen bekleet, (pmVo«^£'a';?ï) gemaakt wort j waarnbsp;door de faad vaten O P na beneden, en de faad-Ieiders RR na boven doorgaan, gelyk tefien is Tab. II. Fig. i. by W W.

infonderheit dat om te beletten, dat het gedarmte daar indringende geen darm-breuk make, defe pypen in een menfche met een vlies bedekt worden j daar in honden, die niet regt op gaan, gelyk de menfehen, en daaromnbsp;foo veel gevaar daar van niet hebben, fonder cenigh dekfel dcfelve volkomen open fyn.

§. z6. Geheele boeken fynder gefchreven, om de byfonderheden van defe delen alleen aan te toonen j wy fullen niet verder gaan en alleen aan eennbsp;yder die dit leeft en verftaat, overlaten figh felfs t’onderfoekengt; of hy denken kan, dat in dit alles, ’t geen van het faad, de blaas en borften gefegtnbsp;is 5 geen wyshèk van een Formeerder heeft plaatfe gehad ? en of het aan-aeraelyk is, ^at onder duifenden van verfcheideaheden,die,indien het alles gcval-

ligh

-ocr page 137-

Van het Ader-gefteU nbsp;nbsp;nbsp;115

ligh of fonder vcrflant (amen gekomen was, hier even ligt Ibude hebben kunnen voorvallen, juiftdefe alleen tevoorfchein gekomen lyn, welke in ditnbsp;alles rot foo groote en nodige oogmerken , foo gepaft een gefchiktheit heb-^nbsp;ben? Elftiidigh blint en beklagelyk fchynen my foodanige te fyn j welke hiernbsp;in geen Goddelyke en alles tot fyn wyfe einde beftierende handt kunnen fienjnbsp;en ongelukkigh genoegh fyn om ftaande te houden (of fy daar van na gc-nioede fpreken, laat ik aan haar) dat al defen foo wonderlyken en foo net totnbsp;fyne gebruiken gefchikten toeftel, van oorfaken is voortgekomen, die niet ennbsp;wiften wat fy deden. Soude ymand de water-bakken en buifen van een fontein, fyn kranen, fyn kommen , en verder geftel fiende , ook twyftelen ofnbsp;defelvc een verftandigh Maker gehad hadde ? wat fal men dan van dusdanigenbsp;feggen? die een foo veel grooter konft-ftuk befchouwende, nogh voortgaannbsp;in des Werk- meefters Wysheit, en, (konden fy) deflclfs Wefen te loochenen.

Ik kan niet laten ook alhier een woort tot fommige anderePhilofophen te fpreken, en aan te merken j wyl, gelyk ftraks getoont is 'ïah.IV.Ftg. 3,denbsp;zaad-aderen n in de linker fyde de kortfte en eenvoudigfte wegh niet ennbsp;neemt na de holle Ader C gelyk die in de regter fyde in O lt;loet j maarnbsp;een orawegh makende figh.eerft in de Nier-ader W inplant en ontloft : datnbsp;men te vergeefs die onderftellingen ftelt de meeftewaarheit te hebben, welke aan ons fchynen de eenvoudigfte te fyn , en alles op de kortfte wyfe uitnbsp;te rigten nadien’cr onbekende redenen kunnen wefen, gelyk hier de gele-gentheit van den grooten Slagh-ader D », waarom den alderwyften Bouw-meefter, om ook te gelyk aan andere fyne einden te voldoen , gelieft af tenbsp;wyken van het gene anderlints korter en eenvoudiger foude wefen , om datnbsp;eene einde te bereiken.

§. 27. Nu was het tyd om tot de andere gebruiken dcsbloeds over tegaan, namentlyk de voedinge en hewegingc. Dogh nadien de wegen des grooten Scheppers, nogh tot defe tyd toe genocgfaam alhier oitnalpeurlyk bly-ven voor de menfehen ; en felfs den toeftel van derfelver vafte deelen nognbsp;niet volkomen bekent en feer vol difputen is-, agten wy het veiliger daar vannbsp;hier te fwygen,als gillingen en onfekerhedenof ftellingen, die nogh niecge-noegfaam by alle verftandige aangenomen fyn , hoe waarfchynlyk fy wefennbsp;mogen, met voordagt voor te ftellen. Den aanbiddelykenGodt heeft lIghnbsp;dogh in ontelbare andere faken , waar van de fekerheit niet kan in twyffèlnbsp;getrokken werden, aan yder die hem foekt, niet onbetuigt gelaten.

§. z8. Ondertufl'chen is uit het voren gefeideeenighlintsblykelykj met hoe groot een regt den Schepper in de H. Schrifture van de voorttelinge fprekende,nbsp;fegtdat de kinderen uit de lendenen der Vaderen voortkomen Gen: XXXV.nbsp;11. Koningen fulhn uit mve lendenen voortkomen. I. Kon: VIII- i p, en z. Chron:nbsp;VI. p. Uwen foonedie uit uwe lendenen voortkomen fal. Nadien lab. IV.Fig.nbsp;3. de laad-aderen P P uit den algemeenen ftroom des bloeds in- den grootennbsp;Slagh-ader D ligh in de lendenen en onder de Nieren A en B affonderen •,

om

P

-ocr page 138-

II4

VIII. B E S C H O U W I N G E.

om alfoo de ftoffe des' faads, welke fy met haar voeren , na de daar toegc-fchikte plaatfe re brengen, om aldaar afgefcheiden te worden. Bchalveti dat óiC. Heer Ferheyen fegt in mannen en vrouwen een merkelyke Ader en Slagader (hier met pp getekent) waargenomen te hebben j die uit het onderllenbsp;deel der nieren uitkomende figh by de faad-vatcn voegde.

Defe fpreekwyfe heeft fyne volkomen klaarheit eerft verkregen, federt de groote ontdekkinge van den omloop des bloeds en toont met hoe net eennbsp;kennis dit woort van defchepfelen fpreekt, felfs in die tyden, wanneer noghnbsp;foo weinigh voortgangh in de kenniflè van de lichamen der dieren gemaaktnbsp;was; immers fonder te weten, dat het bloed door de Slagh-aderen O en Pnbsp;omliep, was’er niemant die met eenige reden, de voorttelinge uit de lendenen kon afleiden. Dat nu defe in die tyden aan geen Philoibphen of Geneeskundigen bekent geweeft is, fchynt al te klaar om alhier bewyfen daarnbsp;van by te brengen. Kan dan ook ymand denken, dat dit woort, het welknbsp;het felve foo uitdrukkelyk fegt, van eenigh menfche fynen oorfpronk hebbennbsp;kan? en foo al ymant hier op eenige vitteryen fogt temaken, lalhy tenmin-ften niet kunnen ontkennen, dat het felve met volkomen kennilTe van fakennbsp;alhier fpreekt, en defelve na waarheit befchryft.

IX. BE-

-ocr page 139-

Ilf

IX. B ES CHOUWINGE.

Van de Zenuwen, en kortelyk van de Water-vaten, Klieren, en

Vliefen.

I, ^ /'quot;^^ersrngh tot de Zenuwen.

V^2,- Ferfchédengedagten uan't geen door defelve loopt.

3. Experiment tot bewys van een z,enuvj~ zap.

Overtuiginge uit het te voorengefeide^ Experiment ontrem de beweginge.

y. Mare. VII. 34-

6. nbsp;nbsp;nbsp;Gehoor-zenuvjen gaan ook na de tongh,

7. nbsp;nbsp;nbsp;Smaak-zenuwen.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Zenuwen die volgens., en buiten onfen

wil werken.

9. nbsp;nbsp;nbsp;De dwalende en tujfchen - ribbige ze

nuwen.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het gefeide.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Job; VI. 9

12. nbsp;nbsp;nbsp;Ongelukkigen Jlaat der Ongodiflen.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Zenuwen van het middel-rift,

14. nbsp;nbsp;nbsp;En van den Endel-darm.

!ƒ. IVaier-vaten.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Klieren.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Vliefen.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Het dikke Herffen-vlies.

16. Buigfaamheit der vliefen.


§. i.tjY de voorfeide affeheidinge der vogten van hei bloed, was het igt; wel de regte tyd geweeft , om die van dc Hcrflen-en zenuw-vogten, als een foort daar van, kortelyk te verhandelen, dogh in opfigt op hetnbsp;oogmerk dat wy alhier hebben,is het foo gewigtigh gebruik derfelver, hetnbsp;foo verwonderens waardige maakfel van het ganfche Zenuw-geftel, ’t welknbsp;aan dele vogt, (gelyk de Slagh-aderen aan het bloed) tot builen dient onanbsp;door te pafleeren, veel te groot om alleen in het voorby gaanaangemcrkt tC

werden, fonder yets in het by fonder daar van te feggen.

Om dan een ongelukkigh Philofooph van de Volmaaktheden, en de wy-fe Oogmerken van fynen Maker te overtuigen, fchynt’er niet meer vereift te werden, als hem daar toe te bewegen j dat hy de nafpeuringen en waarnemingen der Jnatomiciinfonderheit van deHetYenWilliftus cnFieuJfemnbsp;na fla ¦, en van den famen-hangh van dit wonder-geftel, van de ontelbarenbsp;menigte van zenuw-takjes, waar van niet een fonder eengrootenootfakelyknbsp;heit tot den dienft van het lichaam gemaakt is, een net begrip tragte te kry-gen. En dit gefchiet fynde, voor foo veel het tot defetyd toe,aandemen-lchen uit haar genomen ondervindingen mogelykisjfchoonnogheenige,ja vele faken niet volkomen bekent fyn, fchynt egter genoegfaam te fullenwefennbsp;om een yder, die nogh eenigfints na de Waarheit zoekt, en niet hart-nekkighlyk weigert overreed te werden, de wysheit van fynen Formeerder te doen erkennen.

P z nbsp;nbsp;nbsp;Om

-ocr page 140-

I ld'

IX. BESCHOUWING E.

Om hier yets van te toonenjkat hem de oogen o'^Tab.lV.Fig.6. flaanjcn denken foo elk van defe fyne takjes fyndienftdoe^en fommigefoodanig een dienft,metnbsp;welkers ophoiidinge het leven ophoud j of defe op het oogh van een onervarene foo verwarde, dogh in fighfelfsfoo wel geordineerde mengelingh,nbsp;waar van nogtans niet een, ja niet het minfte fpruitje fonder gebruik is, bynbsp;geval kan geworden fyn. Die nogh meer reden van overtuigingh begeert, kan de groöte Figuren van de Heerna fien.

Latende nu de verdere byfonderheden, die hier by gcvoegtfouden kunnen werden, over, aan de Iludien van die’t geen de voorfcide Schryvers daar vannbsp;gefeit hebben, fullen gelieven na te hen; (lillen wy alleen eenige weinigenbsp;faken, om niet te langh te fyn in opmerkinge nemen.

§. z. vanouds is wel bekent geweeft, dat alle de zenuwen een (bort van buifen moefïen fyn j waar door fekere ftoffe van de herllênen in de fpiefennbsp;nederdalende, of een volllrekte, of een mede oorfaak was van der (elver be-weginge: om dat een Zenuw afgefneden, verdopt, of anderfints hier toenbsp;onbekw'aam fynde, de fpier, daar defelve na toe loopt, tegen alle pogingen aan, fonder eenige beweginge blyft.

Defe doffe is by allen wel vloeibaar, maar by eenige onder de gedaante van een wint, of geed begrepen v tw di-iaxoTa dierlyke Geeflen [Spiritus jfni~nbsp;maks) genoemtj die met een groote. fnelheit door de zenuwen, alsecnblix-era gelooft wjerden voort te vliegen j vermits men anders de onbedenkelykenbsp;veerdighe.it der bewegingen, die men in de dieren det, in die tyd niet welnbsp;konde met een traagh voortlopende vogt over een brengen. Op defen grontnbsp;wierden Valvulf of Schot-deurtjes in de fpieren, en veel andere faken ondcr-delt} welke gécdryk genoegh waaren, indien fe met een, waarheits genoeghnbsp;gehad hadden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ .

Dogh defe gedagten lyn weder in twyffel getrokken j als eerfi^ de Chy-mifche experimenten ten vollen betoonden j dat tot veerdige en gewéldige bewegingen, niet akyd een (oo (eer vlugtigedoffe nodigh was. Soo (aghnbsp;men door defe, dat olye van koperrood, en zout van wyndeen, waar vannbsp;het eerde weinigh , en het andere by na geen vlugheit hadde, te famen gegoten, een geweldige en Ichielyke opbruifinge maakten. Soo leerde ooknbsp;de ondervindinge, dat de falpeter, fwavel en kolen, die men onder foofeernbsp;vlugtige niet tellen kan, in het buskruit te famen gemengt, bewegingennbsp;veroorfaakten, die in veerdigheit en gewelt nogh geen gclyk gevonden hebben. Soo bewees ook het glas van Antimonie, dat een doffe die foo vadnbsp;of weinigh vlugh is, dat fe foo langen tyd (als aan de Chymici bekent is)nbsp;een (eer derk vuur heeft kunnen uitdaan, bequaam is om foo grote roeringen en trekkingen in het men(chelyk lichaam te wege te brengen j ennbsp;felfs in foo klein een quantiteit, dat die het ondervonden hebben dit voor eennbsp;wonder moeten aan(iengt; behalven dat vecle andere de beweginge der fpierennbsp;uit Hydroflatifche gronden afleiden; welke dan ook foo grooten vlugtigheitnbsp;m de zenuw-lappen niet behoeven te dellen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ifen

-ocr page 141-

Fan de ZeHuWen^ Water-vaten^ enz.

^en anderen-, de loop der zenuwen door de Anatomic! meer bekent wordende, bevonden de PraSlici., uit de klagtenvan de lydersj dat het waar-fchynelyk was, dat een langfaam bewogen ftofFedoordefelvevloeidej’tgeen eenigfints fcheen meerder gelooflykheit te krygen, als men fagh, hoe wei-nigh bekwaamheit de vogtige ftolFe, waar uit de herflenen en zenuwen gemaakt fyn, vertoonde, om aan yets, ’t geen als een wint, met foo onden-kelyk een fnelheit daar door wayen moefte, een vryen doorgangh te geven.

§. 3. Dogh infonderheit fcheenen de ondervindingen, daar na genomen door de Heeren Bellims en Malpighius-, buiten gifUngetellellen; dat’ereennbsp;taeje vogt [fuccus nerveus of zenuw-fap genaamt,in tegenftellinge vanded’/f-ritus animales of dierlyke Geefien) door de zenuwen liep.

Want indien men aan een, nogh een weinigh levendigh , of evengeftor-ven dier de borlf opfnyt, en de zenuw van het middelrift met de vingers van de eene hant toedrukt j foo dat ’er van de herflenen niets na het raiddel-rift:nbsp;door defe buis neder kan dalen: en men nu verder langs het deel defer zenu-we, het welk tuflehen de perfende vinger en het middel-rift is, de vingersnbsp;van de andere hand doet met een drukkinge voortgaan, foo dat ’t geen in denbsp;felve beflocen is, na het middel-rift voortgedreven wert; fal men Hen datnbsp;het felve fyn nagelaten bewegingen weder hervat: tot dat dit einde der ze-nuwe ledigh gemaakt fyndevaniyn zenuw-fap, defe beweging volkomen ophoud.

Indien men egter nu de eerde vingers ook los laat, en een nieuwe door-togt geeft aan ’t geen van de herflenen komtj fal men na eenigen tyd bevinden, dat men dit zenuw-fap als te vooren, weder na het middel-riftvoort-ftrykende, het felve op nieuw fal doen bewegen. Siet hier van ook dc H'. Bergeruspag. z6o. En op dat men eenigen vallengrontfoudehebben,dat

het geen in de zenuwen is, van de natuur van CCn VOgt^ GD tilGt VSn CCll

geeft of wint is 5 heeft den grooten Onderfoeker M: Malpighhis, de eerllc getoont; hoe men de einden der groote zenuwen, die in de ftaarten der Qflennbsp;lopen, drukkende, defelve voor de vinger kan doen opfwellenj en een ope-ningh gemaakt hebbende een taje vogt, als therebinthyn daar uit perlTemnbsp;Welk Experiment van den Heer Bergerus meermalen na gevolgt en op defenbsp;wyfe bevonden fynde, het gefeide ganfeh aannemelyk maakt, en buiten alle twyflfel ftelt.

§. 4. Ik vrage nu aan ymand, die dit verftaat, wie hy ook lyn magh j of het aan hem kan gelooffelyk voorkomen, dat het alleen gevalligh of fondernbsp;verftant te wege gebragt is j dat een vogt, die in de herlTenen van het bloednbsp;fcheid, door foo veel en ontelbare kanalen en pypen, na by na elk deelnbsp;van het lichaam geleid wert, om daar eenige beweginge vereift wert,defelve te veroorfaken? Om hier van de giftinge der fpyion, devoedingejcnfoo.nbsp;veel andere gebruiken, die den loop van dit zenuw-fap nootfakelyk makeni

P 3 nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' niet


-ocr page 142-

ti8

BESCHOUWING E.

niet te fprekenj is het fonder oogmerk, dat defe vogt eenfoo Wonderlykc eigcnfchap heeft, (meerder kan men hier nogh met geen fekerheit van leggen) dat fe bekwaam is om met het bloed der Slagh-aderen dele bewegingennbsp;in de fpieren te doen gefchieden ?

Want dat dit bloed hier ook feer veel toe doet, blyktuithet Experiment van de Heer Bartholinus j waar door men liet, dat een lidt lbo wel lam en fonder beweginge wert, als men de Slagh-ader toebindende, het bloed belet innbsp;de fpieren re komenj dan Wanneer men lulks aan de zenu we doet.Enfoudcymantnbsp;dit niet in een, maar in alle menfehen en dieren op eenfoo verbaaft-makendenbsp;wyfe kunnen fien gebeuren, en foo veel wonderen daar door gefchieden,alsnbsp;de bewegingen der dieren , in haar gaan, fwemmen, vliegen, in de roeringen van baar Hert, Slagh-aderen, Maagh en Darmen, en foo veel andere delen, die tot haar onderhout en voorttelingen dienen, in een ontelbare menigte vertoonenPen dan nogh dit alles aan een losgeval en onvcrllandigeoor-faken toe fchryven, fonder te denken, dat hy by alle verftandige voor blind,nbsp;of onredelyk en hartnekkig foude moeten doorgaan?

§¦ f. Om hier nu met een woort yets anders tuflehen te voegen : is dit ten minften onbet widely k waar, en by veelvuldige ondervindingen bekent}nbsp;dat zenuwen afgefneden of toegebonden of anderlints verdopt fynde, de delen na welke haar vogt anders henen moede vloeyen, buiten daat lyn omnbsp;haar vereide diend te kunnen doen: welke, foo men fe herdeden wil,denbsp;zenuwen weder moeten geopent, en defe verdoppingen ofbeletfelen in defel-ve weggenomen weiden.

op.

voedinge en betragtlnge dit aan hem niet konde geleert hebben j gchou

Menighmalen fyn my derhalven, de woorden F'//. 34.van denaan-biddelyken Zalighmaker der Werelt, in het genefen van een doven en dom-men oihefwaarlyk fprekenden uitgefproken, voorgekomen , als op de verdoppingen fiende, die in de zenuwen tot het gehoor en beweginge der fpraak-delen dienende, in dit geval fchenen te wefen: wanneer hy alleen feggendc Epphatah of wort geopent aan dien ellendigen lyn gehoor en fprake geliefdenbsp;weder te geven. Toonende met het felve dat aan hem, als den Scheppernbsp;van alles, het innigde gedel der zenuwen,infonderheit degemeenfehap,dienbsp;de gehoor-zenuwen met andere hebben,welke na de tongh en andere fpierennbsp;loopen die de fpraak formeeren, (waar van hier na draks nogh yets gefegtnbsp;fal werden) en ook de oorfaak van defe fware quale, grondigh entothetbin-nenlle toe volkomen bekent was. Dat nu de verdoppingen in de zenuwennbsp;boven andere fwaar fyn om te genefen, weten alle, die defelve oit behandelt hebben. Waarom defe wonderlyke herdellinge foo veel kragtiger kon-de dienen, om de Aanfehouwers van de Godelyke Magt van delen grootennbsp;Genees-Heer te overtuigen} fchoon hy by allen voor ymant .i wiens

den wierde.

, of het groote einde des

§. 6 Laat nu verder yder by figh fcifs overleggen

-ocr page 143-

Vm de Zenwwen, Water^vaten, enz. nbsp;nbsp;nbsp;np

des Makers, om den menfchc tot alle vereifte noodwendigheden vol-maaktelyk toe te ruften, figh hier niet blykelyk in vertoont.

I. Dat, (om maar eenige weinige ftaaltjes aan te halen) de gehoor-zenuwen ook takken geven na de fpieren, die het oor bewegen j op dat als het ge-luit ons door de gehoor-zenuwen waarfchout, ftrax de andere werk-tuigen in ftaat mogen fyn, om het oor op te regten, en beter te kunnen luifteren;nbsp;’t geen men in het opregten der ooren in veel dieren, als men haar roept,nbsp;gewaar werden kan. Om defe redenen gaan ook takken na de oogen, omnbsp;op het gehoor van yets ongewoons ftrax rontom te kunnen fien 5 en ook alsnbsp;’er antwoord, of hulproepinge van noden fyn, fonder vertoevinge gereer tenbsp;kunnen wefenj waar toe defelve gehoor-zenuwe, met die van het vyfdenbsp;paar, en de delen die de fpraak formecren, geraeenfchap heeft.

§. 7. II Dat de zenuwen j die tot de fmaak dienen, en het f. en 6. paar volgens Willijius uit maken , om alle werk-tuigen , die tot het kauwen ver-eift worden, op de aandoeninge der fmaak, Icvendigh en gereet te houden,nbsp;ook takken aan haar fenden j gelyk mede na de neus en oogen, om op denbsp;fpyfe, die men tot figh nemen lal, met reuk en gefigt te kunnen letten. Datnbsp;eindelyk, als defe voorige alle in adtie fyn, op dat’er dogh niets ontbrekennbsp;foude, andere takken na de quyl-klieren toegaan , om dele vogtinovervloetnbsp;by der hant te hebben, en onder het kauwen en fmaken, de mont en keelnbsp;te bevogtigen.

§. 8. Ill Kan yraant fonder verbaaftheit aanfien, dat zenuwen, die uit defelve ftoffe gemaakt fchyucn, en uit defelve fpys en drank onderhoudennbsp;werden, foo verfcheidentlyk haren dienft kunnen uitvoeren? dat de eerfte,nbsp;die uit het rugge merg,’t welk uit de voor-herflenen komt, haaroorfpronknbsp;hebben, in het veroorlaken van haar beweginge, in armen, beenen, enz.nbsp;volkomen na onfen wille luifteren} en volgens deiTelfs begeeite de fpierennbsp;doen werken, oF van naar wericingc ophouden. Ociar dc andere 5 die uit de

agter-herflenen {Cerehellum) haaren oorfpronk hebben, fonder datonfe Ziel daar over eenigh gebiedt heeft, onophouddyk en rufteloos voortgaan metnbsp;de deelen, na welke fy toegaan, foo langh het leeven duurt, te bewe-gen.

§• 9. Een kleine preuve fullen wy hier ^ab.lV.Fig.6. doen fien, die ons alleen yets weinighs daar van toonen kan om hare kleinheit. A B is de dwalende zenuwe,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt by de Oude, om dat fe na foo veel dee

len ftrekt , by Williftus het agtfte paar. Waar van A de bovenftc zenuwknoop , en B de. volgende vertoont. Na eenige affetfels aan de fpieren van den Slok-darm en den hals, gaat uit Aeentaklt;?nahetbovenftedcr/rojf. UitBnbsp;komen verfcheidene, die figh na het //er?,fyn omringend vWes{Pericardium)nbsp;en de oortjens en bloed vaten delTelfs ftrekken,en nogh eene die grooter is C,nbsp;welke na de Hert-zenuw knoop F toe gaat. Uit defe knoop B Tpruit ook denbsp;wederkerende zenuwe D in de regter fyde, en E uit de zenuw-ftamfelfsaannbsp;de linker fyde, die de Jtrot bewegen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Be..

-ocr page 144-

ïiö nbsp;nbsp;nbsp;IX. B E S C H o U W I N G E.

Bchalven defe komt in c een grootetak na de Lon^-ader nbsp;nbsp;nbsp;Hert \x\

en uit defe Hert-zenuw-knoop F, komt een tak e na ÓlCLongs-Jlagh-ader cn feer veele ƒ na het hert.

Verder kómen uit defe zenuw veel fpruiten^ na de Longh .ftndiC Aderen tn Slagh-aderen en Lugt-pypen in de felve, en eenige h na de Slok-darm.

Eindelyk deelt figh defe zenu we wederfyds in twee takken G en Hj welke daar na weder /amen komende, in I in de Maagh een feer groote en ontelbarenbsp;menigte van takken verfpreidenj en na eenige fpruiten na de zenuw-knopennbsp;in de buik leggende gefon den te hebben, aldaar voor foo veel men heeft kunnen nafpeuren, eindigen.

Het vyfde en fesde paar der zenuwen (f, en 6, getekent) waar van het cerfle byna alle delen des aangefigts en des monts met zenuwen voorfict,nbsp;maken door haar uitgefonden takken een groote zenuwej welke men gewoon isnbsp;(hoewel niet feer eigentlyk) de .tujjchen-rihhige iintercoflalis) te noemen; delenbsp;na een knoop boven in i gemaakt, én uit die een tak na de Jluit-fpier dernbsp;Slok-darm gefonden te hebben, gaat voort na een twede knoop K j die in dennbsp;hals legt, en eenige vefclen k na de Slok-darm en Strot uit figh gelaten heb-bendcjverder groote takken L na de hert-zenuw-knoop F fend. Wyders defe ze-nuwe een derden knoop in N gemaakt hebbende,gaat nederwaarts door de borft,nbsp;daar eenige zenuwen «, », uit de rugge graat in defelveingcplant werden j ennbsp;in den buik komende, fend twee groote takken PP na beneden j die in S,nbsp;T, V, u andere knopen maken, en daar uit zenuwen aan al de ingewandennbsp;des buiks geven, gelyk rr hier na de darmen gaan.

Om een einde hier te makenjniet een ingewand is ’erin de borft,nogh buikjhet welk Van defe twee zenuwen, die hier befchreven fyn, (de dwalende en tu(fchen~nbsp;ribbige) geen takken ontfangt. Alwie defelve tot het minftc toe befchrevennbsp;cn afgetekent wil fien, kan het voorname werk van de Heeren IVilUs ofnbsp;Vieujens nafien; welkers figuren van tak tot tak, met de loop der zenuwennbsp;in een lichaam, voor het uitgeven, felfs door een ander daar toe verfogt grootnbsp;Anatomicus, vergeleken} en na het openen van meer als 400 lichamen innbsp;!ƒ jaren tyds, eerft gemeen gemaakt fyn.

Ontelbare aanmerkingen foude men hier kunnen maken,over elke leidin-ge van defe zenuwen, over haar in-plantingen in malkander, over de ver-fcheiden delen, die van delèlve takken haar zenuwen ontfangen} over de knopen, die men in haar vintj welke uit den famenloop van veel zenuwennbsp;van verfcheiden oorfpronk beftaan} gelyk in F, die te gelyk van de fpruitennbsp;van het dwalende en tujfchen-ribbige paar gemaakt is j op dat het hert, ’tnbsp;geen daar door bewogen wort, foo eenige zenuwen onbekwaam wierden,nbsp;door de andere zyn toevloedt van zenuw-zap ontfangen mogte. En omnbsp;niet meer te feggen, kan ymand ook dele fchikkinge oordeelen fonder eenige wysheit gefeWer re fyn l

§, I o. Een dingh kan ik niet nalaten nogh te vragen, aan ymand, die foo ongeluk-

-ocr page 145-

ïiï

fan de Zenuwen, Water-gt;vaten, enz.

lukkigh is, dat hy uit dit alles fynes Makers Wysheit niet heeft kunnen Ie-ren kennen} namelyk, of hy fonder beven daar aan denken kan, dat al dit groote famenftel van defe dwalende tujfchen-ribbige zenuwen, die fyn hert,nbsp;longh, aderen, inaagh, darmen, lever, nieren, en verder alles, wat totnbsp;onderhout van fyn foo dierbare leven behoort, bewegen, ganfch bulten fynnbsp;wil en toedoen werkt? en dat aan hem by na alleen het gebied over de zenuwen, die tot fyn uiterlyke daden dienen, overgelaten isj fonder dat hy innbsp;ftaat is, om die zenuwen, waar door hy leeft, een oogenblik in haar wcr-kinge te doen volharden. Soude hier den alderhartnekkiglle Godtlooche-naar, den alderllerkften Geeft ( U Effrit Ie plus fort, gelyk fy figh noemen) eeni-gen uitvlugtvoor fyn ongerufte confcientie kunnen vinden, om defelve wysnbsp;te maken, dat hy niet volkomen in de hand van een ander is, van wie fynnbsp;leven ten allen tyden afhangt ? daar hy by oiidervindinge moet bekennen,nbsp;dat alle bewegingen, die daar toe dienen, fonder en buiten fyn wil, doornbsp;zenuwen, welkers werldnge hy nogh diredt ftuiten , nogh voort kan doennbsp;gaan, in hem gewrogt werden.

Indien nu defen grooten Beweger, Wys en Magtigh isgt; ’t geen alleen uit den loop en werkingen der zenuwen, uit haar fchikkingen tot haredien-ften, uit de noodfakelykhelt tot ons leven en onderhoud, onwederfprekelyknbsp;fchynt; kan hy, fonder dat een koude fchrik fyne leden bevangt, daar .aannbsp;gedenken^ dat hy alles aan een geval , of yets dat fonder Wysheit en Weten-fchap is, toefchryvende, aldus fynen gedugten Maker, foo veel in hem is,nbsp;van fyne volmaaktheden berooft, en was het mogelyk Hem met voeten ver-treet? moet hem fyn eigen gewifle niet voorfeggen, dat hy defe Magt, welke volkomen eens anders is, en die hy tot onderhoudinge van fyn wefen foonbsp;nootlakelyk bevint , eenmaal regtveerdighlyk tot fynerampfaligheirenftrafiènbsp;fal ondervinden ? waar van hem foo weinigh eenigh Schepfel, of hy fêlfsnbsp;lal kunnen verloflèn , als hy nu bekwaam is fyne dood VOOl' tC komCn, Wanneer het defen grooten Onderhouder gelieven mogte , de machine fyns lic-haams niet verder in haar beweginge te laten voortgaan j en de zenuwen,nbsp;die alleen door fyne handt haar werkinge doen, daar van te doen ophouden.

de met hem te Wierde.

§. II. Veel beter hadde den Geeft Gods dk aan den H. fob doen begry-pen} als hy om de dood wenfehende, Cap. fl. pgt;. in defe woorden figh uic-drukte: Ende dat het Godt geliefde dat hy my verbryfelde, en op wat wyfe? Liete fyne hand los, en een einde met my maakte. Siet men hier niet een vol-ftrektc belydenifie, dat alles, waar aan ons leven hangt, alleen en onmidde-lyk de werkinge des Alraagiigen ten oorfaak heeft ? die defe beweginge ennbsp;de daar toe dienende zenuwen , daar wy ftraks van gefproken hebben,nbsp;als met fyne handt, onderfteunt en vaft hout gt; foo datter om een ein-maken niet anders , als het loslaten der felve , vcreifcht

Kan

-ocr page 146-

nz- nbsp;nbsp;nbsp;IX.. B E S C H ö U W I N G E.

Kan ook de grootfte Philofooph, en Anatomicus figh oit korter, krag-tiger en met meer waarheit uitdrukken, ontrent de oorfaak van dele bewegingen, die hem'doen leven , als in dcfe woorden gcfchiet is ?

§. iz. Hoe veel gelukkiger is dan foodanigh een! die uit debefcbouwin-gc van ’t geen uit het geftel van fyne zenuwen volgen moet , fi-g-h foö verreP heeft leeren kennen gt; dat hy ondervindelyk overtuigt is, dat fynen Goeder-'nbsp;tieren Formeerder, alle zenuwen, welke tot fyns lichaams onderhoud, tot het'nbsp;bewegen van iyn hert, longh, maagh, enz, tot den omloop en affcheidin-'nbsp;ge van fyn vogten en verdere levens noodwendigheden dienen, dooreennbsp;onmiddelyke kragt, en niet alleen fonder fyn wil, maar felfs buiten fyn weten,nbsp;cn buiten fyn gewaarwordinge en gevoelen, doet tot dit einde werken? ennbsp;die verder waargenomen hebbende, hoe veel zenuwen aan hem door desnbsp;grooten Scheppers wyfe ordonantie overgelaten fyn, om andere leden daarnbsp;door na het gebiedt van fynen wille te bewegen, figh verpligt oordeelt,nbsp;om defe alleenlyk tot verheerlykinge van fynen Aanbiddelyken Maker tc'nbsp;gebruiken ?

En hoe veel gerufter'(om dit nogh eens te herhalen, dewyl het noit ge-noegh overdagt kan werden.) moet foodanigh een defe fyn eigen gefteltheit, fyn leven, en fyn dood, die hy fiet volkomen in de hand van defen Godt tenbsp;fyn, kunnen aanwerken ? wanneer hy uit het eene foort van zenuwen, waarnbsp;door hy leeft, en die buiten fyn magt alleen van fynen Onderhouder bewogen worden, fyne gedurige afhankelykheit leert jen door de andere, die ee-nigfints in hare werkingen aan fynen wille hangen, fynen pligt van dienftnbsp;en dankbaarheit aan fynen grooten Heer tragt te volvoeren} als ter contrarie , wanneer hv tegen alle defe bewyfen, die op foo onwederfpreekelyk een'nbsp;maniere toonen, dat’er een Godt is^ tegen alle defeoverredingenaan,inhctnbsp;eene des grooten Scheppers Magt, oVer ’t geen hy gemaakt en tot nogh toe'nbsp;onmiddelyk onderhouden heeft , onbefchaamdelyk loochent : en in het andere, fyn tonge, en andere leden, in plaatfe van die tot eere van foo Heer-lyk een Godt te gebruiken, tot fyne veragtinge lafterlyk befteet. Och,nbsp;dat een beklageiyk Ongodifl:, dit dogh te reght verftaan en bedenkennbsp;mogte!

§. 13. Eh kan dit alles ymand niet overreden, om de oogmerken van een W yfenen Goeden Maker in het géftel der zenuwen te fienjfoo gelieve hy dan denbsp;oogen'op de Tah.IV.Fig.-j.x.e liaan*, Welke wy tot defen einde alleen hier hebben laten aftekenen 3 en het middel-rift vertoont.

Om nu defielfs'rontlopende fpier A A , en een andere B, deflelfs peesag-tigh gedeelte C, de doorgangh van den Slok-darm D, en voor de holle a-der E, ook deflelfs bloed-vaten die het voeden, G, H, I, hier niet aan te merken j ¦waar van anderfints om het voornemen en'wyle uitwerkinge désnbsp;grooten Formeerders te toonen , yder, die derfelver gebruiken verhaat,nbsp;meerder kan feggen, Soudc ymand foo blind en ongelukkigh gevonden kunnen


-ocr page 147-

de Zenuwen^ Wamp;ter-vaten^ enz.

nen werden? die wetende hoe noodfakelyk het is, dat dit ons middel-riftna onfe wil in lyn bewegingen luiftere, wanneer een buiten-gewoone adem-halinge, in fingen, in fpreken en in andere gevallen vereift wort, hier het;nbsp;dat twee zenuwen KK, fpruitende uit de nek-zenuwen (die uit het rugge-mergh konaen) en daarom onder die aan onfen wil onderworpen fyn behoo-rende, aan dit middelrifc daar toe gegeven fyn. En daarenboven overtuigtnbsp;fynde, dat het niet min nodigh is, dat het groote werk van onfe adem'ha-liiige, altyd,en ook felfs in den flaap, lynen voortgangh hebbe'j enhoeon-gemakkelyk het wefenfoude, dat als wy waken, en onfe aandagt op andere faaken geveftigt houden, men telkens gedwongen foude fyn om op hetnbsp;haleu van onfen adem te letten, en alfoo geduurigh onlè gedagten derwaartsnbsp;te wenden, en van het voorgaande af te keerenj foude hy, fonder dit goedertieren voornemen des Makers te moeten erkennen kunnen fien} dat tweenbsp;andere zenuwen LL aan het middel-rift gegeven fynj die het felve (gelyk denbsp;Darmen, Hert, enz:) fonder ons toedoen, wanneer wy felfs daarom nietnbsp;denken, in fyn beweginge doen volharden j en daar toe uit de tujfchen-rihhi-ge, die hier toe gemaakt fyn, haren oorfpronk hebben?

§. 14. Het felve liet men, bchalven in andere deelen, ook in den Endeldarm j die een beweginge uit figh .felfs, en fonder onfen wil van noden had-de, om ’t geen indelêlve is voort te fetten} en nogh een andere, die opon-fè wil volgt, om ten tyde van ontloflinge ons daar van met meerderkragtte kunnen bedienen.

De woorden van den naukeurigen AnatomicusP.^ffi/(fye« fyn daar ontrent aanmerkelyk, feggende.' De darmen hebben onder anderen haar zenuwen vannbsp;de groote zenuwe knoop, in het fcheü, en dienen alle tot bewegingen, die buiten onfennbsp;wil gefchieden, (Eundfiones involuntaria:) maar den Endeldarm, en-waarfchyn-lyk puk het deel des kronkel-darms, V 'welk naaf d0ar aanpaalt, heeft ook Zenuwen uit het onderfle ¦van hgt rugge-mergh, door welkers hülpe WJ de Ontlaaiimennbsp;des buiks met onfen wil (voluntariè) bevorderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'' *

einde,

dan niet moeten fyn j het geen hy niet met meer reden fouden kunnen oordelen, fonder eenigh Werk-meeller geworden te fyn?

§• ï5. Gelyk nu het bloed, dat door de Slagh-aderen na de deelen gaat, door de aderen weder te rugge gevoert wertjfoo hebben ook de Natuur-Onder-foekers niet fonder groote waarfchynlykheit valt gellelt, dat de vogt in denbsp;herfienen van het bloed afgefcheiden, en door de zenuwen na alle delen ge-bragt fynde j weder door een ander foort van buifen {Watervaten ofVafanbsp;lymphatka geuoemt) te rugge na het bloed loopt j en alfoo gelyk een anderen omloop volbrengt,

Qfnudefel/jw/’'^^? of heldere vogt uit de kleinfte fyd-takskens van de Slagaderen voortkorntj in elk van welke figh te gelyk een zenuw fpruitjeontlall,

^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;fullen

Kan ymand denken, dat dit alles by geval, fonder voornemen vaneenigh en fonder wysheit dus gelchikt is? Welk een konft-werk foude het

-ocr page 148-

rx. B E S C H o U V/ I N G E.

fullen wy hier niet nader onderfoeken, en die fulks begeeren te doen, tot het tweede werk van de H' Fieujfens, wyfen. Ten minllen is dit waar,,datnbsp;men defe Water-vaten byna uit alle deelen der dieren, (de herflenen, daarnbsp;men nogh aan twyfelt, daarom uirgefondert) fiet voortkomen: gelyk ooknbsp;dat de loop van haar vogt in qq van de deelen l'ah.I. Fig.ó.m de duüusTho-raceus O rr en foo na de Vena: Subclavia ux, en op andere plaatfenregt nanbsp;de aderen gaatj dat fy ontelbare fchotdcurtjcs hebben, om het teruggegaannbsp;van de vogt te beletten; en foo als geknoopte kettingkjes fighvertoonen^finbsp;dat fe in haar loop veel klieren aan doen, of ook uit fommige voortkomen.nbsp;Die hier afeenige verbeeldinge wil tragten te verkrygen, bede èeFab. IF. Fig.%.nbsp;die vertoont, hoe dele Water-vaten LLL enz. uit de Nieren BB , en vannbsp;andere deelen des lichaam.s komende, met de Klieren F , G, H, I, K gc-meenfchap hebben, en fighdn de ontfangplaatfe des Chyls D ontlailen; omnbsp;haar vogt verder door den Chyl-voerder E, (die hier afgefneden vertoont-weit) na het bloed te brengen; en ondertulTchen, als boven al gefek is, totnbsp;een ftroom , die de Chyl voortvoeren kan, te dienen.

Hoe veel nu nogh onbekent maghfyn ontrent den waaren oorfpronk defer buifen ;, dewyl de meefte ondervindingen in dieren gedaan fyn, en volgensnbsp;defelve afgebeeld worden, nadien feer felden gelegentheit is, om menfehennbsp;foo kort na haar dood te openen, dat defe vaten (die flrax onfigtbaar fyn)nbsp;trogh kunnen gefien werden; waarom voorname o-ntleders der felvcrloopnbsp;met het opfpuiten van een daar toe bereit Quik-filver hebben tragten te vervolgen. Ten minften is dit waar, dat al haar vogt flgh in het aderlykebloetnbsp;ontlaft , en den ft.raks gefeiden dienll aan de Chyl doet; waarom het feker-genoegh fchynt., dat onder redelyke menichen, die na billykheit oordelen,nbsp;weinigh. fullen gevonden werden, die eenigfints twyfFelen, of fy ook ditnbsp;ganfche foo teder en foo nodigh buis-geftel, aan een onwetende oorfaak, ofnbsp;aan een.wys Formeerder fullen moeten toefchryven.

§. i6. Het Klier-geftel^ als in voorname laken nogh te veel vcrfchillenon-derwo,rpen,llaan wy hier over;het welke miflehienaan de Nakomelingen nogh nieuwe middelen, om hares Formeerders Wysheit aan ongelovige te kunnen toonen, verlchaffen fil. Het fchynt ten minften met geen los geval,nbsp;of onverftandinge oorfaak over een te komen; dat defelv'e tot foo veel affehei-dingen .van vogten, foo niet tot alle, gebruikt werden; en dat dit tot noghnbsp;toe onbekende wonder in haar gefchiet; dat een bloed, het welk van weinigh fraaak is, door de bloed-vaten daar gebragt werdende, de daar afge-fcheidene vogt met foo verfcheide fmaken en eigenfehappen uit defe klierennbsp;te voorlchyn komt. Soo is het geen in de nieren fcheid, fout; gelyk ook de-tranen en fweet, die uit de klieren der oogen en die van de huitvoortvloe-jen; uit de lever komt een bittere gal; uit de klieren der vrouwe borften,nbsp;een foete Mglkj, uyt d.e Qnyl*klieren, een onfmakelyk Q.nyl, en fop .

¦vftpiti.

-ocr page 149-

Van de Zenuwen^ Water-vaten, ehz.

Nil weet yder, dat een van defen allen ophoudende, fware fiekten cn fomtys de dood na figh fleept: en dat fe meeft alle, hoe verfcheidcn ly ooknbsp;wcfen mogen, tot een gefont leven nodigh fyn. Kan ymant dan dcfe foonbsp;konftryke werk-tuigen, als gevalligh en fonder eenigh oogmerk gemaaktnbsp;aanmerken ^ En leeren ook de zenuwen en flag aderen, die na defelvebloednbsp;en zcnuw-{ap toevoeren j of figh daar in ontladen j de aderen en watervaten , die het bloed en lympha, of't geen daar van affcheid uit Haar te rug-ge brengen j en de in foo veele reets gevondene byfondere buifen, die aannbsp;3e afgefcheiden vogt na de plaatfe, daar fy dicnfl doen kan, tot een weghnbsp;verftrekken, niet overvloedelyk} dar fy tot een byfonder einde geformeert,nbsp;en juift op die plaatfen, daar fy van gebruik kunnen wefen, gelegt fyn ? tenbsp;meer, dewyl de Ontleders ondervinden, (fiet Vieujfens innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Z38) dat,

fchoon fy weinigh beweginge en gevoel hebben, egter in opfigt van haaf grootheit, meer zenuwen in defelve famen komen , als in eenigh ander deelnbsp;van het lichaam.

§. 17. Veel foudc men hier van de nbsp;nbsp;nbsp;kunnen feggen, dat tot ons voor

genomen einde kragtelyk foude dienen j indien men alle de hedensdaagfche ontdekkingen, die als nogh in haar geboorte fchynen te ilaan, en harenbsp;volkomenheit nogh niet bereikt hebben, hier wilde voorftellen. Dit is^nbsp;waar.

Dat fe haar gebruik hebben, /. om eenige delen te bekleden} gelykmen in de borfl: van de Pleura^ in den buik van het Peritoneum fiét gefchieden,nbsp;JI. Om vaten en builen te formeren, als in de Bloed- en Water-vaten en denbsp;Darmen te fien is, IIL Om eenige deelen aan malkander te hegten} foo,nbsp;werden door het Schyl de darmen aan malkanderen en fy alle te famen aannbsp;de rugge vafl: gehegt. IV. Om holligheden in meei-der delen te fcheiden j,nbsp;foo fcheit het Mediajlinum de borfl: in twee ruimtens gt; waar toe men Ook denbsp;vliefige klap-vliesjes in het Hert, Aderen, W^ater-vatcn, en dicrgelykenbsp;brengen kan. Om nu niet te feggen, dat fe V. by veele voor de regte Werk-vnbsp;tuigen van het gevoel, en miffehien der andere uiterlyke finnen , gehouden,nbsp;werden j is 'txxtnVI. nogh een grooter dienfl: die fy doen} namelyk, dat;nbsp;veele van haar uit vefelen beflaan , die door haar toeknypinge , wanneer fynbsp;buifen of andere holligheden maken, bequaam fyn om het geen in defevfie-fen befloten is, voort te doen gaaiij dit fiet men in de Mage, de Darmen,,nbsp;de Blafe, de Slagh-aderen en andere.

§. 18. Délè bequaamheit toont de H' Pdcchionusdat men volgens A-natomifche en Pradlifche obfervatien reden heeft, om aan het dikke herfen-vlies ook toe te eigenen, die de voortftuwingen van de afgefcheiden vogt in de herflênen , na de zenuwen, aan het fêlve toefchryft. En dewylquot;’nbsp;dit vlies alle de zenuw-takken, hoe menigh fy ook fyn mogen, rontom als ‘.nbsp;een buis, bekleet-, is het by hem feer aannemelyk, dat door een lamen-trek-kinge van deflelfs vefelen (gelykformigh aan de Motusperijlalticus, die iade-

Q.3,


-ocr page 150-

X2.6

IX. BESCHOUWING E.

darmen gefchiet) het zenuw-fap in de zenuwen voortgedrongen Wert.. Ik late defe Taak overig aan een nader ondcrfoek} dogh foo men hier yets volgens waarfchynelykheit feggen magh,fchynt het, dat, tenfyyetsdiergclyksnbsp;den voortgangh van het zenuw-iap veroorfaakte, men dele kragt niet welnbsp;van de beweginge des herts, alleen foude kunnen afleiden: vermits de ftofFe,nbsp;daar het riigge-mergh en de zenuwen uit beftaan, aan een taejeentherebin-tynagtige vogtigheit (dusdanigh ondervint fenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet ligt een genoeg

yeerdigen doorgangh fchynt te kunnen toelaten. 'T’enandenn^ fcheen het te moeten volgen, indien het hert alleen of ten grooten dele oorfaak vande-ifen voortgangh des zenuw-faps was, dat eenzenuwe toegebonden lynde (ge-lyk de Slagh-aderen en Aderen doen) tegen de band moeite opfweUen,’t geennbsp;veele, die dit befogt hebben, klagen, dat niet gefchiet. Maar indien denbsp;toeknypinge van het harde herflen-vlies, het welk de zenuwen omvat, fonder merkelyke hulpe van het hert, alleen door fynetoetrekkinge defe vogtnbsp;voortperftj fal het yder bekent fyn, dat het geloofFelyk is, dat defe Motusnbsp;perijialticus o?voortftuwende bewegingehet knypen van een nauwenbantnbsp;gedwongen foude werden llil te liaan 5 waar op dan , ’t geen men bevint,nbsp;volgen foudei namelyk, dat de zenuwen tegen den bant, niet foude kunnen door de voortgeperlle vogt opfwellen en uitgefet werden.

Ik foude hier tot nader opheldcringh eenigc Pradtifche gevallen kunnen bydoenj die fonder dat men defe beweginge in de zenuw-vliefen Itelde,nbsp;onverllaanbaar fcheenen •, en egter op defe gront in haar genefinge behandelt werdende, door den Zegen des Almagtigen, als verfcheiden anderenbsp;middelen te vergeefs aangewent waren, een gew.enften uitflagh gehadt hebben. Dogh van defe faken te fpreken is hier ter plaatle de tyd nietj een y-der overlcgge maar by fighfelven, of hy de bekende en on wederfprekelyke gebruiken der vliefen fiende, van de wysheit v.an fynen Schepper niet overreednbsp;moet werden.

§. ip. Om ’er yets van te feggen j dewyl het nodig was lot het onderhoud van ons leven, dat het bloed en zenuw-fap door het lichaam na alle delen en weder te rugge gevoert wierde j was het ook nodigh, dat daar toe buifen, als de Slagh-aderen, Aderen, Z,enuwcn, en Water-vaten gefor-meert wiejden: maar dewyl boven dit, het lichaam bewogen moeite werden, en daarom in fyne leden buigen moeite en hoeken maken; fclieen hetnbsp;vereilt te werden,dat deie py pen te gely k buigfaam moeiten fyn; op dat by voorheek , de Slagh-aderen in den arm en hand foo wel voor een door-gangh aan hetnbsp;bloed konden veritrekken, wanneer men den Arm in den Elleboogh buigende, en fyne Handt, door het buigen van de Vingers in alle haare Leden tot een Vuilt forrnecrende, defe Slagh-adei'cn f90 veel hoekennbsp;en bogten verkrygen; dan .wanneer men den Arm en Handt rechtnbsp;uititekende, defe pypen oock in een byna rechte linie uitgeftrecktnbsp;leggen.

Laat

-ocr page 151-

Van de Zenuwen ^ V^ater-vaten, enz. nbsp;nbsp;nbsp;127

Laat niïcen yder figh felverr vragen, als hy ditgefeidemoefte obferveren, en pyperi tot alle defe gebruiken bequaam fynde uitvinden 5 of hy wel denken-foude, dat het genoeghfoudewefen, niet anders hier in waar te nemen, als het'

geen een lofle en onverftandigc oorfaak mede bragt ? En of in tegendeel de groot-fte Konftenaar niet veel overleghs’ en Iludie foude moeten aanwenden, om alle defe einden te gelyk te bereiken? En foude hy dan, fiende defe pypen,nbsp;van foo digte en fterke vliefen gemaakt, en dat fc op alle wyfen buigende,nbsp;niet alleen egter haar dienft, als buifen, kunnen doen; maar ook bequaamnbsp;fyn, om ’t geen fy omvatten gedurigh voort te perllèn, nogh kunnen voornbsp;aannemelyk houden, dat defelve by geval en fonder verftant gemaakt waren? En felfs niet moeten toeftaan, dat fyn onredelykheit ligh hier onwe-derfprekelyk toonde? als die moetende bekennen, dat totdeuitvindingedernbsp;felvcr een groote wysheit vereift wierde, nogtans wanneer hy fe op de bellenbsp;wyfe uitgevondenen gemaakt Het, hartnekkighlyk ftaande houd, dat ditnbsp;alles fonder wysheit gefchiet is.

Andere aanmerkingen ontrent defe vliefen en klieren Haan wy hier over, als reets langh genoegh geweell fynde, gelyk ook al het gene men verdernbsp;van een menigte andere faken, als de Ligamenten oi^ die de been-,nbsp;deren aan malkander hegten, van het,vet, van het vel,en fynoppervlies,ennbsp;foo voort hier foude kupnen by yoegen. Die gelieft te onderfoeken, hetnbsp;geen daar van ontdekt is, fal oorfaak genoegh vinden om de wysheit ennbsp;goedheit van fynen Schepper te verhecrlyken; indien hy niet geheel in eennbsp;verkeerden lin overgegeven is.

X. BE-

-ocr page 152-

•¦I zij.

X. B E S C H O U W I N G E.

Van de Spieren.

21,

22.

^3'

.24,

Overtuiginge uit de/eplaat/e. Job. XVIII. 13.

§• I • nbsp;nbsp;nbsp;'rgangh- tot de fpierett.

Vv2. Spieren in het gemeen.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Sefchryvinge der Jpieren.

4, nbsp;nbsp;nbsp;Sterkte der /pieren in veel draden,

¦p. Dubbele /pieren,

6. nbsp;nbsp;nbsp;Nogh meer verdubbelde.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Spieren na de vingeren.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Gewrigten.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren ge/ei de.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Inplantinge van pe/en.

ï I. Die alle ongemakken voorkomt.

12. nbsp;nbsp;nbsp;E,en /pier oeffent een grooter kragt te

gen een kleinder gevjigt.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Dit ge/chiet om met meer /nelheit te

kunnen werken

14. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren ge/eide,nbsp;15*. Seer groote kragt der Jpieren.

16, nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit de /elve.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Overgangh tot de betoginge der kragt

der Jpieren.

15. nbsp;nbsp;nbsp;De BETOGINGE felfi.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren ge/eide.

20. nbsp;nbsp;nbsp;JTer/chetden loop der /pier-draden.nbsp;Overtuiginge uit het voorgaande.nbsp;Pfalm. CXXXIX. if.


§• I

ren

gedwongen heeft, hare overredinge van de Heerlykheit Godts in defe fync werken in hare fchriften te betuigen. Ten voorbeelt onder feer vele andere,nbsp;behoeft men alleen de opdragt, van het Boek van de Heer.Söre///over de bewegingen der dieren, na te ilen.

Ora

INdien nu (dat egter voor die alEet getoonde welbegrepen heeft,niet te denken is.) het voorgaande nogh niet genoegfaam by yernandtnbsp;fcheen te fyn, om hem van de groote oogmerken fyns Makers, en deflelfsnbsp;alderwyfte maniere van die uit te voeren, ten vollen te ov'ertuigen , fchyntnbsp;ten minften defe groote waarheit buiten alle bereik van twyfFelingen gefteltnbsp;te worden , door het enkel onderfoeken van het meer als verwonderlyk fa-menftel der fpieren des menfehelyken lichaamsj die de werk-tuigen van bynbsp;na alle deflelfs bewegingen fyn. En ingevalle yemand, haar inplantinge ofnbsp;vafthegtingc aan de beenen, (die ook foo net gefchikt fyn om leden en gewrigten te maken, door welke de beweginge onbelemmcrt voort kan gaan)nbsp;haar wonderlyk maakfel, en de kragt van het verbaaflr-makend gewclt, dienbsp;in haar gelegt is, uit hoe tedere draatjes fy ook mogen beftaan, en anderenbsp;faken met een verllandigh oogh befchouwt •, kan hy met eenige reden nalaten, in dit alles den Hand van een Grooten, Magtigen, Wyfen en Goedennbsp;Schepper te erkennen? te meer, nadien hy daar in de grootite Philofopbennbsp;en Wis-konftenaars tot voorgangers heeft j welke het lien van dele wonde-en het onderfoeken van de wysheit, die daar in uitblinkt, meermalen

-ocr page 153-

Vtn de Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;i zp

§. z. Om nu niet te vragen, of ymand, die derfelvergeftcleenigllntsver-ftaat , foude kunnen geloven, dat de Tongh, en Spieren, die de handen van een menfeh bewegen, (om van nier meer tefpreken) fonder oogmerk, en fondernbsp;wysheit, alleen by geval gemaakt, en dat alle die foo nodige en nuttige dien-ften, die fy aan het menlchelyk geflaet doen, alleen vanonverftandigeoor-faken afgedaalt fyn ?

Soude yraant wel kunnen denken , dat des Groten Formeerders Magt en Goedheit figh foo verre foude uitgelfrekt hebben j dat de Spieren tot de voeten behoorende in een menfehe, bequaam fyn om defelve, in de plaats vannbsp;handen, te kunnen doen dienen^

Hoe vreemt dit ook fchynt, heeft men het egter by ondervindinge onlangs kunnen fien in ymand, die fonder Armen geboren fynde, men de voeten totnbsp;genoegfaam alles fag gebruiken} en onder andere eenitaliaanfeh fchrlft metnbsp;defelve fchryven, met foo veel nettigheit en veerdigheit, als men van eennbsp;goed Schryver verwagten konde •, om nu van feer veel andere bewegingennbsp;niet te fpreken, als verfchicten van Speel-kaarten en Speelcn met defelve, ennbsp;foodanige in een groot getal, die men, als fy met handen gefchiet waren,nbsp;niet foude kunnen nalaten, feer konftige te noemen. Indien nu de Spierennbsp;die de Voeten bewegen, van geen bekwaam maakfel daartoe waren, falnie-mant konnen ontkennen, dat dit alles door de voeten niet foude kunnennbsp;uitgewrogt werden. En leert derhalven ook de minfte billykheit niet aannbsp;een yder} dat hy fiendehet vervvonderlyk Konll-werk van foodanige leden,nbsp;die wy niet, als tot fteunfel van ons lichaam, tot gaan, lopen en anderenbsp;geringe dienllen gewoon fyn te gebruiken, verpligt is, om fynen Maker tenbsp;danken} die het geftel van onfe Spieren van foo veel meer nuttigheden gemaakt heeft, als yraant, en ook de grootfte Philofophen, oyt fouden hebben willen geloven, ten fy de ondervindinge folfs die aan yder hadde doennbsp;fien.

§. X. Om egter een weinig nader de geftelteniflc der Spieren te onder-foeken,en in eenigheaanmerkingen des Aanbiddelyken Makers overvloeyen-de wysheit te doen fien} laat ons dtTab. F. Fig. i. z. 3. befchouweii} die een fchets van het uiterlyck gellel van fommige Spieren vertonnen}nbsp;welcke de groote en voorname Werk-tuigen van alle des menfehen be-wegingen fyn, en waar door fy alleen hare kragt, defelve zy dan groot ofnbsp;klein, kunnen oclfenen.

I. Een Spier dan (om hier niet te fpreken van fyn Slag-ader, Ader, Ze-nuwe, en Water-vaten} welke hier 71?^. F. Fig. z. 'mahchj malkander gebonden vertoont werden) beftaat uit een menigte vleesagtige draden B, e-venwydigh meeft aan malkander lópende, en die onderen boven aan een taeynbsp;en pecs-agtigh lichaam A en C valt gehegt fyn.

Dwars over defe vlees-agtige vefelen B gaan andere als EF} die ook pecs-agtig , zenuw-agtigh of vlics-agtigh , immers hoe dun fy mogen wefen,

R nbsp;nbsp;nbsp;ook

-ocr page 154-

X. B E S C H O U W I N G E.

ook ganfcli taeien niet ligt te breken, en met de vleefige draden ordentelyk als door een geweven fyn.

Indien nu de pees A, wiens vefelen hier wat van den anderen gefcheiden vertoont werden, aan een been dat onbewegelykgt; en de andereG, aan eennbsp;dat bewegelyk is, en oin fyn gewrigt drajende volgen kan, vaft gehegtis-,nbsp;en daar na elk van defe fpier-draden B dooy een kragt, welke die ook fynnbsp;inagh, korter gemaakt wert; is het blykelyk, dat de pees C het been dat volgen kan, en waar aan hy vaft gemaakt is, na de andere pees A toe fal trekken, en alfoo een lidt, of gewrigt, dat tuffchen A en C is, doen buigen.

By de Anatoraici is men gewoon, de pees A , die aan het onbeweeglyk been vaft gehegt is, waar na toe de bewegingen gefchiet, Het Hoeft desnbsp;fpiers i en de andere C , die vaft is aan het deel dat bewogen weft, l}enbsp;Staart‘y en de vleefige draden B met de dwarfl'e vefelen FE, Den Buik vannbsp;de fpicr te noemen.

§. 4. II. Hier uit blykt,hoe meerder draden in Bof de Buik van de Spier fyn, die korter wordende trekken, hoe fterker fyn werkinge moet fyn: hetnbsp;welk men ook foodanigh bevint te wefên.

§. f. III. Om dat nu, als een Spier een groot gewelt moet doen, hyook eengroote menigte van draden B van noden heeft} die hem in de dikte fècrnbsp;fouden doen aanwaflen, en alfoo de plaatfe wegh nemen, waar in anderenbsp;Spieren, tot andere gebruycken dienende,, fouden kunnen gehuisveft worden.

Kan dan ymant fonder verwonderinge aanichouwen de alder-konftigfte maniere , welke den Wyfen en Goedertieren Schepper heeft gelieven tenbsp;gebruiken, om veel meer beweeg-draden in defclve plaatfe te leggen, en dénnbsp;Spier foo veel fterker te maken,fonder egter veel meer ruimte van noden tenbsp;hebben, om defe draden te plaatfen? Namelyk, als men een foort van Spieren, tot fterker bewegingen moetende dienen, als anders de wydte, diefènbsp;bevatten fal, wel foude toelaten , op defe wyfe als Tab. V. Fig. i. gemaaktnbsp;fiet. In welke ABC des Spiers Hooft of Pees is gt; in A onbeweegelyk vaftnbsp;fynde, en in defe figuur als van een gefneden vertoont wertj E,D is denbsp;Staart of andere Pees , die het lidt na hem trekt; tuflehen defe beide fietnbsp;men twee konftige rangen van Spier-draden, als F en G; vaft fynde aan hetnbsp;Hooft ABC, en met een dwarslopende fchuinte in de Staart-pces ED iri-geplant; waar uit blykt, dat dele Spier-vefelen F en G met kragt verkortnbsp;werdendcjde Pees EDen het been, dat aan defelve vaft i§ en volgen kan,nbsp;na A moet getrokken werden.

Hebbende dit voordeel boven die even te voren Tab. V. Fig^ i. vertoont is ; dat alhier, Tah. F. Fig. z. veel meer Spier-draden als F, G, in defelvenbsp;ruimte kunnen te werk geftelt werden, als fy op defe wyfe fchuins en ee-nigftnts dwars lopen, dan wanneer fy, gelyk in de vorige i. Figure alleennbsp;gelyk-wydigh regt uit geftrekt waren..

§. 6. Nogh

-ocr page 155-

Van de Spieren, nbsp;nbsp;nbsp;j ^ j

§. 6. Nogh fiet men in de tab. V. Fig. 5. dat defe fpier-draden in fom-mige gevallen, veel meerder op een wonderlyke wyfe verdubbelt werden j daar A het Hooft, en B de Staart des Spiers isj welke laatfte B door tweenbsp;pees-agtige takken na A toe ftrckkende, gelegentheit geeft,datter een veelnbsp;grooter getal vleefige vefelen, in foo net een order geplaatll kunnen werden : foo dat de vefelen C en D aan G A H of het Hooft des Spiers, datnbsp;onbewegelyk geflelt wort, vaft gehegt fynde , wanneer fy in haar lengtenbsp;door een kragt verkort werden,elk haren tak F,en defe twee takken F en Fnbsp;den Staart-peesB en ’t geen daar aan vaft fynde volgen kan, na A toe trekken. Het welke, indien het door regt uit loopende \'efelen van A tot B,nbsp;als in de Fab. V. Fig. i. moefte gefchieden, door het groote getal derfclver,nbsp;een Spier foude uit maken, welke byna foo veel dikte daar en boven foudenbsp;moeten hebben, als defe fpicr Fob. V. Fig. 5 lengte heeft. Indien hier noghnbsp;yetwes overbly ven mogte, dat niet genoegfaam verklaart was: kan de volgende betogingc van. de kragt der Spieren §. 18. nagefien werden.

Sal nu eenigh redelyk menfeh kunnen oordeelen, dat dit alles by geval of door onwetende oorfaken tot foo groote einden foo net gefchikt is ^ en kannbsp;hy hier geen Wysheit des Makers fien? die niet, als hy voor wysfelfs wilde gehouden werden, foude derven loochenen, dat het toeftel van een grootnbsp;Hey-blok, daar veel menfehen met touwen aantrekken j metverftantgeor-dineert was.

§. 7. IV. Om tot grooter overtuiginge maar een eenige aanmerkinge op fommige fpieren, die de vingers buigen, te maken 5 laat ons Fab. F. Fig. 4.nbsp;den fpier A B bfchouwen i die met fyn hooft-pees, ontrent den ellebooghnbsp;K vaft gehegt is, en welkers beweegh-draden of vleefige vefelen, van Bnbsp;na A figh uirftrekkende in C den ftaart-pees maken gt; die in vier deden be-ftaande, een rak na elk van de uiterfle leden der vingeren gevende j in dc-felvc by D ingcpiant wert. Nu als de vleefige draden AB koi'ter wcrdcnnbsp;dewyl de fpier K onbeweeglyk is, kan men ligtelyk fien, dat de derde ledennbsp;der vingeren D, D, D, D, daar door na B toegetrokken werden, en allenbsp;de vingers figh buigen: te meer , als men daar by onderftelt, dat de fpiernbsp;GF (die hier uit fyn plaats vertoont wert, en boven op AB ligt) ook in fynnbsp;draden F G korter wert, en door fyn vier peefen G E het twede lid der viernbsp;vingeren voorwaarts over trekt.

Laat nu een yder fig felven vragen, ofhy denken kan, dat het buiten oogmerk en by geval, of fonder eenigh verftant des Makers kan by gekomen fyn? Eerjl^ dat defe fpieren A B en GF, die de uiterfte leden der vingeren buigen, foo verre buiten de hand felfs na boven in den arm geplaatrtnbsp;fyn, en egter met haar lange pefen GD en GE tot defe leden, die fy bewegen moeten, reiken} nadien, indien fy in de hand gelegen waren, defelvenbsp;tot het naukeurigh behandelen van faken, feer onbequaam foude werden:nbsp;Vermits defe fpieren, die veel kragt moeten doen, ook veel vlees-draden

R 2 nbsp;nbsp;nbsp;moeten

-ocr page 156-

Ijl nbsp;nbsp;nbsp;X. B E S C H o U W 1 N G E.

moeten hebben: welke, wanneer fy werken en korter worden, de hand tot een groote dikte van vlees fouden moeten doen opfwellen.

Want dat defe en andere fpieren, als de beweegh-vefclen AÖ ingekort worden, ook te gelyk een meerder dickte verkrygen, kan yder gewaarnbsp;worden} als hy de legter hand Iterk toedoende} en tot een vuift makende,nbsp;met de linker hand, den regter arm beneden den elleboog omvat} wanneernbsp;hy de daar leggende fpieren merkelyk lal voelen opfwellen. Welkedickte,nbsp;ingevalle die van foo groote fpieren in de hand leggende gedurigh gemaaktnbsp;wierde, ieder kan weten, dat in veel faken den dienll defer hand veelfoudenbsp;belemmeren.

'Ten anderen of hy niet bekennen moet, dat dit boven alle werkingen van een los geval, of een onverftandige oorftak gaat ? dat de pefen G E van denbsp;fpier FG in E een foort van poorten en openingen maken} waar door denbsp;pefen C D van de fpier A B, als het eene touwtje door het oog van eennbsp;ander, doorgaan} om defe laatfte in foo menighvuldige beweginge , alsnbsp;de vingers in veel gevallen doen, te beletten} dat fe door verplaatlïnge ofnbsp;andcrlints fouden kunnen ontftelt, immers, de beweginge door al de nevensnbsp;een, of op malkander leggende pefen niet foo onfeker en los foudc we-fen.

^en derden-) ora dat de fpier A B ligh intrekkende, gevaar foude wefen, dat de pefen CD, die over alle de gewrigten van de vingers gaan, door hetnbsp;buigen der fclver innewaarts daar af fouden wyken, en het vel te feer uit-foannende, ongmakken veroorfaken. Kan ymant fien, dat elk van defe pelen , als van een vliesagtige en feer llerke fcheede omringt is} die haar fonder eenigh beletlêl aan haar beweginge te geven, vaft aan de beenen vannbsp;de vingers doet blyven} fonder de wysheit en voornemens des Grooten Makers daarin re erkennen.^ Om nu niet te fpreken van dien grooten bant, e-ven boven de hand, die als een ring de arm aldaar omvat, en te gelyk allenbsp;de pefen van defe fpieren, die na de uiterfte vingers gaan, te famen bind,nbsp;en belet, dat fe in groote buigingen figh niet te verre van haar plaatfe vcrvvy-deren.

§. 8. Op feer veelvuldige andere en verbaaftmakende wyfen vertoont figh de Heerlykheit Godts in de lichamen der dieren en menfehen tot foo, veelvuldige bewegingen toe te ruften.

Om nogh eenige preuven daar van te fieii} fchynt ’er voor ymand, die tragt van de grootfte en gewigtigfte waarhcit,en van de volmaaktheden vannbsp;fynen aanbiddelyken Formeerder overtuigt te fyn, niet meer nodigh te wefen, als dat hy de Werk-tuigen, daartoe dienende, wat naderonderfoeke.nbsp;Ten welke einde het voor onervarene wat klaarheit fchynt te fullen geven,nbsp;foo wy alhier het generaal geftel der gewrigten in het ruwe cerft vertoonen jnbsp;latende de byfonderheden daar van , tot die plaatfe, daar wy yets van denbsp;beenderen fullen feggen.

Dc


-ocr page 157-

Vm de Spieren.

De gewrigten dan in een menfch, dienende om de bewegingen tiiffchen twee beenen C G E en IB 'Tah. V- Fig. f. te doen gefchieden, Tyn in hetnbsp;gemeen van dit maakfel: dat in het eene CG E, een grooter of- kleinder hol-lighcit C D E gevonden wcrt, waar in het uitfteckfel C D EF, ofI van hetnbsp;ander been geveftigh isj foodanigh dat fy beide in malkander palTen, cnbe-Avógen kunnen werden. Indien nu dit uitfteekfel CDEFA , bolront ofnbsp;fpliiErifch fynde, volkomen in de holligheit C DE paftj is het ligt te fien,nbsp;dat het been BA werwaarts men wil, dat is op en nederwaarts en na de reg-ter en linker fyde bewogen kan worden. Maar foo het uitfteekfel I nietbol-tontis, maar cylindrifch of gelyk een ronde ftok, opeengemccnedraybanknbsp;gedrait, en dan in fyn holligheit paftj blykt het dat het been B A wel opwaarts en nederwaarts, dogh niet na de fy'den kan bewogen werden.

Een gelykformige beweginge aan de eerfte, liet men in de fchouder en heupcj en de andere in de elleboogh en knye, eenige kleine omftandighe-den uitgefondert, die de fake in den gront niet veranderen, maar tot anderenbsp;verbeteringen dienen.

Kan nu den beften Ingenieur, een gewrigt op een andere wyfe famen-ftellen, waar mede met loo veel gemak en foo weinig gevaar van door ordinaire bewegingen ontftelt te worden, foo grooten geweld kan gefchieden? Immers weet men, foo het eene been met een fcherpe punt op het andernbsp;draidci dat het eenige kragt doende, in veel gevallen ftraks fyn fteunfelfoudcnbsp;miflenj en de punt ligt gevaar lopen van gebroken, of ontleedt te werden.nbsp;Ook was het op defe wyfe onmogelyk , dat een been van eenige dikte, metnbsp;een andei-, foude kunnen een foo fcherpen hoek maken, als den elleboogh met den armpyp •, nogh en foude het een op het ander niet kunnennbsp;nederleggcn op die wyie, als men den ganfehen arm na beneden op de fydenbsp;des lichaams en na boven op de fyde des hoofts, figh fiet evenwydighaan denbsp;lengte van een mcntch nederleggcn. In andere gedaanten Van SSWrigten

behalven die men in de dieren vint, fal men lien dat andere ongevallen figh opdoen.

Om alle defe ongemakken dan te verhoeden, hoe kan men veiliger wegFt inflaan ? als Tab. V¦ Fig- f. de beweginge der twee beenderen te doen gefchieden, niet om een uiterfte punt der felver, dat feer ligt foude kunnennbsp;breken of onftelt werden gt; maar om een middel punt I, ’t geen men fighnbsp;verbeelden moet in het midden van het bolront uitfteekfel C D E F A van hetnbsp;been A B te fyn; of indien het felve cylindrifch is; om de linie die door denbsp;lengte deffelfs in het midden gaat, en waar vanIhet uiterfte punt isj ge-lyk menfulks in onfe gewrigten fiet gefchieden.

§. p. Ik ben in defe een weinigh breder getveeftj om , feo oyt dit Boek in handen van foo ongelukkigh een Philofooph mogte komen , die van denbsp;Wysheit van fyn Maker uit fyn geitel nogh niet overreed heeft kunnen werden , hier door hem op te wekken, dat hy fyn verftand , fyn natuurkunde,

R I nbsp;nbsp;nbsp;fyn

-ocr page 158-

*?4

X. B E S C H O U W I N G E.

fyn wiskunde cn wat gaven van geleertheit hy meerder mogtc hebben j te werk ftellej dat hy alle, die hy kent bekwaam hier toe te fyn, te hulpenbsp;nemej en fie, of hy buyten defe gewrigt-geftellen, ook een eenigh andernbsp;uitvinden kan, dat van foo veel dienft en foo weinigh gevaar is ,als het geennbsp;hy in figh felfs gemaakt het gt; en wanneer hy de moeite neemt van grootcnbsp;W iskunftcnaars (by voorbeeldnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IX.) daar over na te lien , lalhy.be-

vinden, dat defe hier in de wysheit des Makers erkent. Ingevalle hy dan nogh door dit alles niet overreed kan werden, en voortgaat te denken, datnbsp;foodanigh een maakfel,’t geen nogh hoor fyne, nogh door aller menfchennbsp;wysheit op gene maniere kan verbetert worden,als het tot dien einde dienen lal,en het geen van de groolle Mathematici voor een aldcrwyll gewrogtnbsp;gehouden wert, nogtans fonder eenigh verllant, of by geval fyn wefen verkregen heeft 5 wie kan de oorfaak van defe rampfalige gedagten aan yets anders tocfchryven? als, of aan fyn omwetenheit, waar door hy het niet ver-ftaatj of aan een vei borgen en verfchrikkelyk oordeel, waar door fyne ge-dugten Maker, nu moede fynde,om van fyn Schepfelfoolangh lbolallerlykenbsp;gedagten te verdragen, hem, in foo groot een ligt, nogtans in fyne ellendige blintheit laat volharden.

§. lo. Om voort te gaan.

Laat ABen FG twee beenen fyn, tab. V. Fig.6:xamp; famen gevoegt, en in A F een gewrigt makende j indien men nu het been A B in A H wil buigen, en daar toe gebruiken alleen het korter worden en trekken van den fpiernbsp;D R E, die in D onbeweeglyk vall is gt; gelyk men de onderlle pypen desnbsp;arms, door het buigen in het lidt van den ellebpogh, na de bovenfte arm-pyp of fchouder beweegt. Laat ons eerll Hellen, dat de pees van defe.fpiernbsp;ingeplant fy in E, of digt by de hand in het uiterfte van het been ABj foonbsp;fal men dele twee beenen, alsdefpier DE korter wert, wel in het lidt, bynbsp;A F doen buigen: maar het been A B in A H gebragt lynde, fal figh in ditnbsp;geval de fpier D E tot de kortheit van M D moeten intrekken. Dogh foonbsp;men voorgaat, om door defelve fpier, het deel H nogh verdernaD te doennbsp;naderen, foude de ganfche fpier DE, die nu eerll in DM verkort was, bynbsp;na fyne geheele lengte verliefen, en als een kloot by de fchouder D op eennbsp;gepakt worden. Behalven dat, als het been A B in A H opgerefen was, hetnbsp;vel foo ruim foude moeten fyn j dat het den ganfchen driehoek A H D weder-fydts konde bedekken: indien anders de fpier niet bloot en los van den arm,nbsp;gelyk fy in defe figuur vertoont wert, foude werden.

Wanneer nu fulks op veel plaatfen in het lichaam gefchiedc , en ook in andere fpieren, die grooter cn op defen wyfe in de beenen ingeplant fynde,nbsp;nogh meer ruimte van het vel vereifchen foudenj en te gelyk grooter bulten maken, op die plaatlen, daar fy door haar verkorten, in een gepakt louden fynj fomoefte in elke beweginge het lichaam door defe bulten en uitfpan-ningen van het yel fyne figure verliefen: en als de fclve weder ophielt, en

de

-ocr page 159-

Vandf Spieren.

dè fpieren in haar lengte uit geftrekt wierden, foude met een volgen, dat een foo ruim vel,als fakken vol rimpels, rontom het lichaam foude hangen jnbsp;om daar na in de beweginge figh weder genoegfaam uit te kunnen geven.

Hét is wel waar, dat defe manier van inplantige, om de fchoonheit van het heerlyk geftel van een menfchelyk lichaam foo veel niet te benadelen,nbsp;fchynt te kunnen voorby gegaan, en by R een bant of ligament geleit werden j die de afwykinge des fpiers van het been befetten foude. Soo dat hetnbsp;lichaam der fpier felfs als dan niet verder als tot D R reikende, een langenbsp;pees ER figh alleen tot E foude uitftrekken, en door den bant R aan hetnbsp;gewrigt ook in de buiginge verknogt blyven, gelyk in de fpieren Tah. V.nbsp;Fig. 4. getoont is te gefchiedenj alwaar een byfondere nootfakelykheitnbsp;daar toe was, namelyk , om de handt niet met te veel vleefch te vullen

Maar in dit geval kan ook niet gcloochent werden, dat foo alle de pefen aan deuitterfte einden E van debeenen AB Tab. F. Fig. 6. geveftigt waren,nbsp;datfy, fchoon door den bant R nedergchouden, egter om hare lengte, eennbsp;veel grooter gedeelte van het lichaam maken , en meer plaatfe beflaan fou-den, als fy nu in de lichaamen der menfehen doen; het geen niet alleennbsp;onnodigh fyn, maar ook de plaafe vanyets anders benemen foude.

Om nu niet te feggen, dat in defe faraenftellinge, de pees R E of cvenwydigh aan beide de beenen GF en AB lopende, of in E een fcer nauwen offeher-pen hoek met het been A B makende, in het begin foo lang dien hoek foonbsp;klein blyft, fchoon metgroote kragt getrokken, egterweinighgeweltfoude kunnen doen, om het been op te ligten.

Dat dit in de fchuinc trekkingen foodanigh toegaat, weten de J\Fech^idy ook is het ligt te ondervinden, ÏÏah. V^Fig.j- Iho aan een hef-boóm B C,nbsp;die in C om een bout draejen kan , een kragt A volgens de Ichuinelinie B Anbsp;trekt i dat defelvc den hef-boom, daar een gewigt D aanhangt, foogemak-kelyk niet fal kunnen opligtenj als wanneer defe kragt met een mindernbsp;fchuinte volgens de linie BE, den hef-boom en ’t gewigt na boven trekt.nbsp;Waarom Tab.F.Fig.6, den fpier, met den hoek DMC op het been innbsp;H werkende, met de felvc kragt, miflehien 8 a 10 maal meer geweldtnbsp;fal doen, als in den beginne met den hoek DECj dat beide fecrongemak-kelyk foude fyn.

Met hoe veel meer voordeel dan heeft het den grooten Formeerder der menfehen gelieft defe inplantinge der pefen in de beenen te ordineren ?nbsp;als foodanigh fynde, dat daar door alle defe ongemakken niet alleennbsp;voorgekomen, maar ook de ruimtens, die andersquot; door de overvloedigenbsp;lengtens van foo verre uitgeftreckte Peefen bdlagen zouden wefenj metnbsp;groot gemak tot plaatfingh van andere delen, die tot meerder gebruiken •nbsp;dienen, kunnen befteet werden.

Tot


-ocr page 160-

i3lt;S

X. BESCHOUW INGE.

Tot defen einde heeft het fyne wysheit gelieft, in de uiterfte einden der beenen kleine hoogtens tcleggen; en daar door defelve aldaar fterker en dikker te maken, en de pefen van de fpieren by of in defe hoogtens der benen,nbsp;of na by de gewrigten in te planten op defewyfe:

Laat weder AB en FG , 1‘ah. V.Fig.%. twee benen fyn, een gewrigt in A F K makende, dat om het punt C bewegelyk is j foo dat fy beide by harenbsp;einde in 1 K AF bultigh, en dikker fyn als hare pypen. Den fpier nu D Enbsp;K I fiet men, dat inl, digt by de grooihe bult des beens BA ingeplant is jnbsp;foo dat defelve om de hoogte KI, als een touw om een katrol loopt ¦, omnbsp;een grove gelykenilTe te geven.

§. II. ïn defe maniere nu behoeft men niet veel moeiten om te toonen, dat alle de voorgemelde ongemakken weggenomen worden , vermits denbsp;pees by C Fab V.Fig.6 .zn niet by E ingeplant fynde,als fy naDverkort wert,geennbsp;driehoek als M CD kan maken 5 en daarom ookfoogrootenfakvanhetvel totnbsp;haar beweginge niet vereift. Fen anderen, de fpier DE KI, Fab.V.Fig.'di.nbsp;in of by de dikte van het been ingeplant fynde , om het uiterlle B van hetnbsp;been AB een groote beweginge, als van B tot M, te doen maken, behoeftnbsp;alleen het punt I een feer kleine boogs lengte na Kte doen drayen j waaromnbsp;ook de fpier feer weinigh nodigh heeft ingekort te werden} foo dat in defennbsp;delTclls ganfehe lengte niet in een kloot op malkander behoeft gepakt te we-fen} waar door terwyl defe fpier door defe kleine verkortinge alleen een weinigh dikker Word, het lichaam niets van fyn figure en fchoonheit verheft;nbsp;daar anders als hy (gelyk Fah. V. Fig. 6.) in het uiterfte einde des beens,nbsp;by E ingeveft was, het zelve lichaam, foo dit over al dusdanig gelchiedc, omnbsp;beide dele redenen leer m onftreus foude werden. Fen derden fiet men hier ook, datnbsp;de ganfehe lengte Fob. V. Fig.'è. van I tot B vry blyft, fonder van de peesnbsp;van defe fpier D E KI behagen te werden} en alfoo plaatfe laat voor anderenbsp;delen, die van verder dienft kunnen fyn. Fen vierden weten deWis-kon-ftenaars, dat de fpier in K, daar hy van den been-knoop F AIK affeheit,nbsp;lyn kragt doende, op de wyfe van een touw om een katrol } de linie KC,nbsp;die van het middel-punt G tot K figh uitftrekt, om de rontheit van dennbsp;felve been-knop, altyt ontrent even langh is} en daarom als de fpier metnbsp;gelyke kragt ingetrokken wert, doet fe in het opligten van het been ABnbsp;voortgaande, altyd ontrent het felve geweld} waar in om de verandcringhnbsp;van de Ichuinte der hoeken, te voorenbyJö;^. V. d-en 7. een groote on-gelykheit getoont is te fyn.

§. 11. Het is wel waar, dat de fpier DK nbsp;nbsp;nbsp;8. aan een korter hef

booms arm C K, en een gewigt daar tegen aan een langer C B werkende, de fpiers kragt loo veel grooter moet fyn, als die van het gewigt} en dat het tegen de menfchelyke gewoonte fchyntteftryden,datroen werktuigen maakt, om met een grooter kragt een kleinder op te ligten; nadiennbsp;haar uitgevonden Mechanica'vci al haar beweegh-tuigen, alsbalancen, hefbomen ,


-ocr page 161-

Van de spieren. nbsp;nbsp;nbsp;'137

boomen, catrollen, raderen, fchuine vlaktens , fchroeven of vyfels, êcc. een contrarie ooghmerk fchynt te hebben j naraelyk, ommetecnkleiiidernbsp;kragt een grooter gewigt te bewegen j het welk fy daarom aan den kleinftennbsp;arm hangen.

Maar ook fal niemant kunnen ontkennen : my?, dat in de beweginge der fpieren alle de ongemakken, die te voren fyn opgehaalt, doordefege-fteltenilTe, die een grooter kraght in de fpieren vcreift, vermydt werden.

Sden anderendat in de gemeene Mechanifche werk-tulgen, daar een groter gewigt met een kleinder kragt opgeligt wert, debewegingevanhetge-\vigtaltyt veel minder fnelheit heeft, als die van de trekkende kragt; en dat als men met meerder fnelheit het felve gewigewil opheffen, men de kragt,nbsp;-om de minfte omOagh te maken, aan een kleinder arm moet doen werken,nbsp;en defelve als dan na proportie vermeerderen, alleen in grootheit, fonder datnbsp;het nodigh is deffelfs fnelheit op een byfondere wyiè veel in dit geval ook tenbsp;vergrooten, ’t geen anders vereift foude werden.

§. 13. In het welke foo ymanc nogh eenige duifterheit mogt hebben; laat hy figh inbeelden, dat de fpier DKI Sdah. V. Fig. 8. door fyn kragt,dennbsp;been-knop KI A F doet omroilen van V tot K; foo fal in de felve tydt hetnbsp;punt B, tot M opgeheven fyn, en daarom foo veel meer fnelheit hebben,nbsp;als het punt V of 1, daar de kragt des fpiers op werkt; als deboogh BM ofnbsp;denarm BC malen langer is, alsdeboogh KVofdenarmKCjenlaldefpiernbsp;felfs daarom niet als feer weinigh ingekort wefen ; gelyk aan yder die ditnbsp;overweegt, blykelyk is.

§. 14. Kannuymand, die in eenige billy kheit oordeelt, hier niet fien, dat veel minder , als dat de groote kragt der fpieren, die in haar beweginge opnbsp;defe wyfe vereift wert, tot nadeel van de wysheit des Scheppers te duidennbsp;¦iS5 dat in tegendeel een oorCaak van danltbaarheit aan ydei’, die tedclylc IS,

^eeft; dat het den Goedertieren Formeerder heeft gelieft, met het vermeerderen van der fpieren kragt, defelve foo fagtjes in haar felfs met foo weinige inkoitinge re doen werken; en ondertuflehen daar door de bewegingen der leden, die fy roeren met een foo ongelyk grooter veerdigheit te doennbsp;gefchieden? En kan een ongelukkigh Atheift dit nogh al voor geen w;ysheitnbsp;en goedertierenheit aanften , en alles aan onverftandige ofgevalligeoorfakennbsp;toefchryven? gewill'clyk fal hem een yder, die onpartydigh oordeelt, of voornbsp;quaadwiUigh, of voor fteekeblint moeten houden.

Veel meerder fchynt door dit alles een tot nogh toe door twyffelingen om-geflingert verftant, onwederfprekelyk overreedt te moeten werden; niet alleen, dat hier toe eens Makers wysheit nodigh was, maar dat ook eennbsp;magt, ja felts een aller menfehen overtreffende en Goddelykemagt fighhiernbsp;in met de alderhelderfte ftralen kenbaar maakt.

§. ly. Vraêgh een Godcloochenaar , vraagh een Twyffelende, vraagh

S nbsp;nbsp;nbsp;een


-ocr page 162-

ijg nbsp;nbsp;nbsp;X. B E S C H o U V/ I N G E.

een groot Wis-konftenaar en Philofooph, vraaghalle menfchen fonder on-derfcheit, en laat fe ons feggen, op wat wyfe in die foo teere draatjes der fpieren, die het vlees der menfchen en dieren uitmaken, een middel kangc-legt werden; waar door fy ligh inkortende een foo verbaaftmakendegeweldnbsp;kunnen doen, als men haar in haar bewegingen fict uitvoeren.

En niemant meene, dat wy hier in by grootfprekinge ons uitlaten, om verwonderingh te verwekken; want

Eerfi^ foude ymand kunnen geloven, indien het by den grooten Wis-konftenaar Borellus %. LXXXVII en LXXXVIlIen CXXVII nietgetoonc was, wanneer een menfeh een gewigt van by na 2,00 ^, dat aan een touwnbsp;agter in den mond over de kiefen hangt, met de mond opligt, (’tgeenfom-mige volgens fyn feggen tot 500 ffi toe gedaan hebben) dat de wederfydfenbsp;{pieren de Temporalis en de MaJJeter, daar men mede kauwt en die dit werknbsp;doen, een kragt moeten oefFenen van meer als vyftien duifentponden?

Ten tiveden-i kan ymand fonder verbaaftheit aanfien, Tab. F- p. alseen gewigt R van tg, aan den elleboogh B van denarm A B, door een menfehnbsp;(gelyk Borelü ondervonden heeft) opgehouderi wert in evenwigt, dat hetnbsp;niet en valle; dat de fpier Deltoides genaamt D C, die alleen den arm A B opligt in defe geftalte, een kragt doet van meer als feftigh duifent ponden? Sietnbsp;hier van Borelli §. CXXIV in het einde.

denderden., indien den elleboogh regtnederhangende,ymant aan het derde of uiterfte lidt van fyn duim een gewigt van 2,0 ponden ophout; moet het ymancnbsp;met geen ontfettingh voor komen, dat de fpier, die den duim buigt en het gewigt hier draagt, een kragt doet van ontrent drieduifentponden.Dietwyf-felt kan .Soreffi §. LXXXVl en CXXVl na fien.

Maar die ten vierden fiet, dat de Mufcuü glutai^ die famen het meefte deel van het bil maken, en het felve om de knop van het heupe-been na ag-teren doen bewegen, een kragt doen van meer als driemaal hondertduifentnbsp;ponden; wanneer fy, als de heupe en het fcheen-been beide waterpas gehouden werden, een gewigt alleen van 6 y pond (volgens het experiment van^o-rellus ) aan de hiel regt uit fonder vallen ophouden; laat ik noghmaal feggen, foonbsp;ymand ditfieten verftaat,en weet,dat fulks niet verre vande waarheit is, ofhynbsp;nogh fonder om geen Verftandigh en Magtigh ja Goddelyk Maker te denken dit alles aen figh felven kan voorftellen } liet Borelli §. CXXV.

Soo men ten vyfden hier by doet, dat rekenende te famen dekragtenvan de fpieren , die een menfeh doet, als hy óp de voeten ftaande opfpringt,ofnbsp;twee voeten hoog drebbelt (gelyk men het noemt) dat de fpieren; die daarnbsp;toe werken , als een man ifo pond fwaar is, meer als 2000 maal meer kragtnbsp;moeten dpen, dat is een van 300000 ponden. Borellus rekent §. CLXX Vnbsp;nogh meerder.

En ten fesden., dat het hert in elkeflagh of toeknypinge, waar doorbet felve het bloed tot buiten de flag-aderen in de aderen voortlet, een kragt

doet

-ocr page 163-

Van de Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;15 p

doet van meer als rooooo ponden. {Borelli § LXXXVI. p. ii.)

Wy hebben hier liever met ronde getallen willen fpreken, als de juiftc uitrekeningh van Burellidie over al grooter is, opvolgen, otn in fooeennbsp;tot verbaallmakens toe verwondcrlyke Taak, geen knibbelen over kleinigheden onderworpen te fyn.

§. 16. Immers,foo defekragtder fpieren alvry minder nogh ware, moet niet yder hier door egter ontfet wefen, en de Goddelyke kragtfyns Makersnbsp;in figh felven gewaar werden? fiende fulke groote faken met foo veel fagtig-fieit, door het vlees van dieren, dat foo teer is, in foo klein een plaatfealsnbsp;de fpieren beflaan,uit voeren, en al die geweldige kragten foo net dienen totnbsp;bare einden j fiende fyne wysheit daar toe fchikkingen ineen menfehelyk lichaam maken j de gewrigten formeren} gedurige olye en water fonteinennbsp;doen vloeyen, die haar tot de bewegingen glad houden (waar van hier na)nbsp;boven dit alles fiende foodanigh een gedugt gewelt in veele fpieren, aan denbsp;wille van den menfeh gehoorzamen gt; dat is, na dcfelvegefchieden en ophouden, en andere, die fyn leven onderhouden, buiten fyn wil voortgaan} daarenboven ondervindende, dat in de fpieren felfs, fchoon ftil fynde, een bewegende of haar felfs korter makende kragc gelegt is,die door een andere tegenwerkende , foodanigh gebalanceert weit, fonder de vermoeyinge der men-fchen, dat haar lichaam in fyn nette geftaltc blyft; gelyk men bevint, ooknbsp;aan de mond, die door twee tegen malkander aantrekkende fpieren, regr.nbsp;midden in het aangefigt gehouden weit: het gene blykt om dat de eenenbsp;by beroerte kragteloos geworden lynde, de andere de mond na fyne fydenbsp;toetrekt, en het aangefigt van fyn regelmatige fchoonheitberooft.

Kan om dit te befluiten, ymand dit alles aan een geval en werker toelchry-ven, die niet wifte, dat hy yets maakte alshy dit maakte? en moet hem de groote kragt, die de fpieren oeffenen, niet tot een Almagtig Maker op-leiden? en de beftierlnge diaar van tot fyn wysheitj engoedhcit? Cnkanliy

het by na onuitfprekelyk gewelt, dat fyn lichaam foude doen, als alle fpieren die bekwaam daar toe waren, te gelyk haar kragt deden, aanmerken5 en niet verbaall fyn, dat fulks in fyn lichaam plaats kan hebben?

Die nogh door dit alles geen Godtheit in fyns felfs befchouwinge kan gewaar worden ¦, wat fal men van foo ongclukkigh, foo rampfaligh een men-fche kunnen feggen ?

§¦ 17. Terwyl ik dit fchryve, komt my van fekergeleert Heer te vooren, dat het gefeide van de kragt der fpieren, aan alle lefers niet foo feerverwonder-lyk, als wel ganfeh ongeloofièlyk moet voorkomen: dewyl het niet ligt fonder nader onden igtinge by ymand fal kunnen aangenomen werden j dat eennbsp;geweld van foo veel duifenden, ja hondert duifenden ponden door een menfehelyk lichaam, en wel infonderheit door het vlees deflelfs kan uitgevoertnbsp;werden. En om aan geen verkeerde Philofophen occafie te geven van tenbsp;denken dat wy hier meer yets ongemeens, als yets dat waar is hebben trag-

ten


-ocr page 164-

140 nbsp;nbsp;nbsp;X. B E S C H O U W I N G E.

ten te fëggen ; dat het daarom feer nodigh was, eenigfintsdengrontvandk gefeide te toonen: dat het wel waar was, dat ikdetwyfFelendetotde Heernbsp;en fyn geleert werk verfonden haddej maar dat fulks niet wel, alsnbsp;van ervarene Mathematici kon gelefen en verftaan werden ;,nu dat onder die,nbsp;als ly de N atuure onderfoeken, ook fomtyts verfcheiden oneenigheden waren jnbsp;waar door een ongelukkigh Atheift de kragt van dit heldere bewys vaneennbsp;Groot, Magcigh, Wys en Goedertieren Maker foude kunnentragten,omnbsp;lyn confcientie in rulle te houden, te ontwyken.

En derhalven , foo het gevoeglyk gefchieden konde, het alhier van groot nut foude wefen; indien men dele foo veeler menfchen geloof te bovengaande kragt der fpieren koude tonen, uit foodanige grondenj die van eenver-ftandigh lefer, fchoon anders foo verre in de wiskonll niet ervaren, kondsnbsp;begrepen werden.

Dit is dan het gene my verpligt heeft, dele korte digrelEe (welke tot een klaarder verllant van het geen de Heer Borelli daar ontrent gevondennbsp;heeft, voor minder ervarene dienen kan) hier in te voegen jen de grootheitnbsp;van dit geweld der fpieren foo klaar het my mogelyk geweell is,aan yder te doennbsp;hen. Latende de Mechanifche gronden , die wy hier toe nemen , en welkenbsp;by de Mathematici een volkomen fekerheit hebben, aan yder over, om der-felver waarheit by ondervindinge te onderfoeken j fonder de aan veele verdrietige en voor veele andere on verllaanbare wiskonftige demonllratien hier bynbsp;te doen. Alleen vereilTchende dat yraant die dit leeft,, boven de kenniflenbsp;van eenige weinige en gemeene Mechanifche werktuigen, het gebruik dernbsp;Sinus tafelen, en het uitrekenen van platte regthoekige driehoeken (ook maarnbsp;een weinig) verllaat: het welk met goed onderwys by ymand, die verftan-digh is, in een week en minder tyd genoegfaam kan geleert werden: in^-dien hy raoght denken, dat dit groote en overtuigende bewys van de volmaaktheden fyns Scheppers voor hem defc moeite waardig was. Ingevalle egternbsp;ymand weinigh genegentheyt daar toe heeft, kan hy defe betoginge voor.nbsp;by, en tot het volgende overgaan..

K O R-

-ocr page 165-

141

KORTE BETOGING E

Van de

KRAGT DER SPIEREN.

§. iS. I. /^M dan van de grootekragt derfelver,van trap tot trap,eenigfintseen Vy klaar begrip aan ymand te geven; laat ‘Tab FI.Fig. i. de fpier 1Cnbsp;D Q P den Deltoides fyn; waar van te vooren §. ly gefproken is,die den elleboogh opligt.

X. Defe is volgens Bore///§. LXXXII, een Itraalagtige fpier of van verfcheiden penvormige fpiereiT, als HZQL en G V P Wte famen gefet. (Siet beneden iy4)

3. nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons nu gemaks en klaarheitshalven alhier, onderüellen , dat defen fpier uitnbsp;defe twee penvotmige fpieren alleen beftaat.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe men de kragt berekenen moet, wanneer de fpier uit meerder pen-vormige,nbsp;als twee famen geftelt is, fal hier na met een woord aangeroert werden.

y. Defe fpieren werden pen-vormige genoemt; om dat in GVPW de bewege-lyke pees DGP, wederfyds een groote meenigte van vleefige beweeg-draden, als GVPW in ügh ingeplant heeft, die alle, gelyk de veer-vefelen van een pen,nbsp;evenwydigh aan malkander lopen,en aan de andere pees V PW, dieonbewegelyknbsp;is, en niet volgen kan , vatl gehegt fyn.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer nu defe vleefige beweegh'draden,geyk G V en GW,in V enWvallennbsp;onbeweeglyk fynde, elk door een kragt, welkedieook fyn magh, korter gemaaktnbsp;werden, en tc famen het punt G na N opwaarts trekken;

7. nbsp;nbsp;nbsp;En ook op defelve wyfe in de andere pen-vormige fpier HZQL het punt H na

O opgetrokken wert, door het inkorten van alle de 2yds beweegh-draden, gelyk HZ en HL;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

8. nbsp;nbsp;nbsp;Siet inen dat de punten tl en G, of liever de pcien x) H CH DG, ïiaOctl ]Sf

opgehaalt werdende, het punt D en daar mede de pees K.D regt na X noodfake-lyk volgen moet, en opgetrokken werden. nbsp;nbsp;nbsp;^ nuuaiaKe

9. nbsp;nbsp;nbsp;Immers, iudien de kragten, welke de punten H en G opwaarts na Q en P trek^nbsp;ken, en ook de fchuinheden of hoeken HDX en GDX gelyk fyn; het geen wynbsp;hier Hellen dusdanigh te wefen.- gelyk ook in de vorige kragten der fpier-velelen,nbsp;als G V , en G W , en HZ, en H L, enz., als mede in hare fchuinheden of hoeken N G M, N G R, en O H L, O HZ die defe en alle andere draden met harenbsp;bewegelyke pefen H Q en GP maken.

*0-^^'^^^Hshalven fuUen wy defe hoeken HDX en GDX, als ook V GN, ea WGN, en in de andere fpier ZHÜ en LHO, die de direólien derfchuintrek-kende kragten DG of DH met de dire£lie der regt opwaarts trekkende kragt.nbsp;D X; cn de fpier-velelen GV, GW of HZ,HL met haar bewegelyke pefennbsp;GP en HQ maken, voortaan Hoeken der fchuinheit noemen.

II. Om nu voort te gaan, laat B den elleboogh fyn, daar het gewigt T aanhangt;, BI A den bovenflen armpyp; KEF A deflèlfs beenknop, die in de holte EF oinnbsp;delfelfs centrum C in den fchouder draejen kan; en eindelyk , laat den peesnbsp;D KI in dit been in 1 ingeplant fynde, in K den been-knop op het uiterile raken;

S 3 nbsp;nbsp;nbsp;IX. Soo

-ocr page 166-

,41 nbsp;nbsp;nbsp;KORTE BETOGINGE

12,. Soo fal aan yder blykeii, als den pees DKI (8) na X volgens de linie KX opgetrokken wert, dat het ganfche been 1B A om het centrum C fal moeten drae-jen, en K na » en B na bewogen;en daar door het gewigt T door het trekkennbsp;van de twee penvormige fpieren opgeligt werden.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Dit is dan weder een korte befchryvinge van de werkinge van den fpier Dehoidesnbsp;genoemf. als hy het gewigt T, aan den clleboogh B hangende, opligt; of lievernbsp;in evenwigt ophout.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu de kragt van defen fpier te onderfoeken; laat ons van het gewigt T beginnen en opwaarts na de fpier gaan.

ly. Dit gewigt T dan (om een aanvangh te maken) bevint Borelli § LXXXIV te wegen niet minder als yy pond; hetwelk (het gewigt den arm daar onder gere-kent fynde,) aan den elleboogh hangende kan opgehouden werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

16. nbsp;nbsp;nbsp;Nu dewyl het gewigt T den armpyp BAI nederwaarts; en den pees IK D doornbsp;de kragt des fpiers DQP, den felven opwaarts trekt:

17. nbsp;nbsp;nbsp;Is ligttefien, en tevoren ook aaiige merkt, dat hier defe twee kragten, gelykaannbsp;een hef-boom of hoekige balance BGK, tegen malkander aanwerken.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Ook iiet men, dat de armen van defen hef-boom, BCenKC, vanfeerongelykenbsp;lengten fyn.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Nu‘weet yder, dat een gewigt, als hier?, trekkende met een touw ?rDK, aannbsp;den kleinften arm CK, veel grooter moet fyn, als het gewigt T; het welk aannbsp;den grootrten arm C B w'erkt, indien fy malkander in evenwigt fallen houden.

20. nbsp;nbsp;nbsp;En daarom fiet men dat door defe ongelyk-armige balance BGK, de kragt vannbsp;de fpier DQP, die den arm K G trekt in plaatfe van het gewigt t , grooter moetnbsp;fyn als de kragt der fwaarheit van het gewigt T of van yy pond. (ly)

21. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu te toonen, hoe veel grooter defe kragt des fpiers moet fyn, als dit gewigt , is in de Mechanica of beweegh-kunde defen regel bekent : Indien aannbsp;een balance van ongelyke armen in C draejende (die of reght uit Icght, Tab. VI.nbsp;Fig. 2. oïTub. VI. Fig. 3. een hoek in C maakt) twee gewigten T en ? trekken,nbsp;elk regthoekigh in K en B aan haren byfonderen balans-arm; moet om een evenwigt te maken, het gewigt ?, dat aan den kortften arm KG trekt, foo veel malennbsp;grooter fyn, als het gewigt T, dat aan den langflen arm werkt; Als den langdennbsp;arm BC malen langer is, als den korden arm KG.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Een yder die twyffelt, kan dit met het maken van foodanige balancen ofhef-bo-men ondervinden: als hy de fwaarte der armen felfs, foodanig onder het gewigtnbsp;brengt; dat hy met de Wis-konftenaars defelve kan aanmerken , als geen fwaarheit hebbende.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Stellende nu defen regel (21) waar te fyn, gelyk fy is; vint Borelli by meetin-ge § LXXXIV, de lengten van den elleboogh BC Tab. VL Fig. i. van B, daarnbsp;het gewigt T aan hangt, tot C het midden van den been-knop, (welkelengte Bnbsp;C alhier den langden balans-arm uitmaakt) 14 malen foo langh te wefen, als Knbsp;C de halve dikte van den felven been-knop KÉFA; welke halve dikte den kort-flen arm defer balance is.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom dan volgens den Regel (21) de pees K D aan den kortden arm KGnbsp;trekkende, 14 malen foo veel kragt moet doen, als het gewigt T fwaar is, indiennbsp;alles in evenwigt blyven fal.

Nu dit gewigt T weegt volgens (ly) en de ondervindinge van Borelli yy pond; foo is dan de kragt , vvaar mede de pees KD , om dit in evenwigt te houden,nbsp;door de fpier of het gewigt t opwaarts moet getrokken werden, gelyk aan 14 malen yy of eens 770 pond.

2y. En dus fiet men dan , hoe veel de kragt, die de fpier DQP doen moet, het

ge-

-ocr page 167-

%n de Kmgt der Spiereft.

gewigt T datïy oplight, moet overtreffen; alleen uit hoofde vandenhef-bootn B C K, om dat fy aan deflelfs konden arm K C trekt.

26. nbsp;nbsp;nbsp;En indien men de pees KD verlengde tot in r, en om de aldaar fynde catro-l nanbsp;beneden tot m t liet lopen; dat het gewigt t, het geen men van noden foude hebben om een evenwigt met T te maken, 770 pond foude moeten wegen.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Dogh indien men defekragt van 770 ponden; nu niet door een gewigt r, dat volgens ^ regte linie KDr werkt;maar door twee andere kragten, die fchuins volgens pG en DH werken, wilde uitvoeren: gelyk men fiet, dat defe twee penvormige fpieren HZQ L en G V P W in dit famenlfel doen,door hare bewege-lykepefen DQen DP.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Soo is klaar ^ dat elk van defetwee pen-vormige fpieren HZQL en GVPWnbsp;de helft van defe 770, dat is gSy pond, moet opligten, om dat foo de kragten,,nbsp;als ook de hoeken der fchw.nte H D X en GDX (ro) van elke pen-yormige fpier,nbsp;onderftelt werden gelyk aan malkander te fyn.

29. nbsp;nbsp;nbsp;En foo doet figh hier in dit fpier-geftel weder een andere Machine op, of lievernbsp;een-touw gewigt; het geen ons verder leren fal, dat den peji-vormige fpieren ,001nbsp;hare fchuine trekkingen, elk meer kragt, als van 38.; pond moeten doen ; of te-famen meer als 770pond, welke fy met een regte trekkinge konden ophouden.. '

Ook fal men hier uit flen, hoe veel defe kragten om haar fchuynheit moeten vergroot werden; als den koek der fchuinheit X D G of XDH bekent is.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Om dit te weten, laat Tab.Vl.Ftg./^. een gewigt K van 770 pond, aan een touwnbsp;KDr hangen, dat om de catrol r loopt, en waar aan een ander gelyk gewigt tnbsp;van 770 pond hangt, het welk het eerde K kan ophouden.

3t. Indien men nu dit gewigt t wilde wegnemen; en het gewigt K in evenwigt ophouden, door twee andere gewigten P en Q; welkers touwen P »DenQi'I)oi» de catrollen b en n loopende, beide aan een touw KD in D vaft gehegt fyn,ennbsp;met D X dehoeken »D Xen èDX maken.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Soo is blykelyk, als de gewigten P en Q even fwaar, en de hoeken van hare-fchuinten (10) GDX en ^ DX gelyk fyn; dat fy elk de helft van het gewigt K»nbsp;of van 770. pond, dat is 385' pond , fullen moeten opligten

33. nbsp;nbsp;nbsp;Het welk (28) al aangemerkt is, met dit onderfcheid alleen, dat de kragten van de

pen-vormige fpieren, alhier door twee gewigten P en Q afgebeeld werden, om te meer verflaanbaar te fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i .

34. nbsp;nbsp;nbsp;Hu is in de JVlechanicu weder een andere bekende waarhcit:

Indien twee gelyk fware gewigten P en Q, een derde gewigt K, met het hier Tub. FI.Fig,-^. vertoonde en (31) befchreven touw-gellel in evenwigt houden;nbsp;dat elk van delë twee gewigten P en Q foo veel malen fwaarder moet fyn, als,nbsp;de helft van K , of als 385- pond:

Als de linie D G malen langer is, als D X.

Sf. Hier by'in agt nemende; dat de reden (of opfigtelyke grootheit tot malkande-ren) der linien DG en DX gevonden wert, als men in de voortgetrokken K D; een punt na believen neemt, als X; en men uit het felve de linie XGnbsp;trekt, fbodanigh dat den hoek DXG reght, of (gelyk men fegt) in de winkel

fy*

36. Om dan te weten, hoe veel malen de gewigten P en Q elk grooter fyn, als. de helft van K, of als 38y pond; behoeft men alleen te onderfoeken, hoeveelnbsp;malen D G grooter is als D X.

¦37. Dit vint men, wanneer, boven dat men weet, dat den hoek D GX winkel-reght is, ntett ook den boek der fchuynte GDX in fyne grootheidt bekend heeft,

38. Waasr


-ocr page 168-

144 nbsp;nbsp;nbsp;K O R T E B E T O G I N G E

aS. Waar na een linie dx ‘Tab. FL F'‘g- 5'. believen langh nemende Csf) en ge-noegfaam, om die door een palier in delen (gelyk dit voorbeeld mede brengt) •te kunnen deilen; men uit x een linie ;v»2 trekt, een regten hoek dxm met dxnbsp;makende- en uit d een andere linie dn., die xm in ^Inyt, en metnAt«1 den bekenden hóek der fchuinte maakt.

39. nbsp;nbsp;nbsp;Wanneer men de linie dg met defelve openingh des palTers meeten kan; enfien,nbsp;hoe veel foodanige deelen (waar van 385- in dit exempel de liuie uitmaken)nbsp;in defelve linie dg begrepen werden; en men lal vinden, dat dele laatlle deelennbsp;van omrent 441 in dit geval lullen welen.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Soa weet men dan, dat dx ftaat tot dg', oiTab. VI.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;DX tot DG Haat;

als 385- tot 442.

£n volgens den Regel (34) dat het gewigt P of Q , elk ook van 442 pond fal moeten fyn; en daarom de helft van K, fynde 385- pond, foo veel te bovennbsp;gaan.

En dit is de wyfe op welke ymand die geen Mathefis verftaat, figh in delen kaa

. behelpen. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

41. nbsp;nbsp;nbsp;Doch die alleen in de cerfle beginfelen delTelfs eeriiglints ervaren is, en in dere-

¦ keningh der platte regthoekige driehoeken maar yets gedaan heeft; fal fonder

dit lalligh meeten, of maken van eenen nieuwen gelykformigen driehoek dxg Tab VI. tig. 5. daar toe de Sinus Tafelen (dus in ’t gemeen genoemt) metnbsp;lbo veel gcmack kunnen gebruyken; als of de linie DX Tab, FI. tig. 4.nbsp;in locooooo doelen met de paffer waarlyk verdeeldt was; of in foo-veel minder als men wil , indien men foo grooten nauwkeurigheit niet nodigh oordeelde.

42. nbsp;nbsp;nbsp;Want foekende in defe Tafelen den fny-lyn olSecans van foo veel graden, alsnbsp;den hoek der fchuinte GDX begrypt; fal men het getal der deelen vinden, welkenbsp;de linie DG als dan fullen uit maken,

43. nbsp;nbsp;nbsp;En defe locooooo dan met dit gevonden getal der fny-lyn vergelykende, falnbsp;men d.e proportie van DX tot DG hebben; of weten hoe veel malen DG groo-ter is, als DX; en hoe veel malen het gewigt P grootex is, als de helft van hetnbsp;gewigt K.

£11 defen regel vindem: nbsp;nbsp;nbsp;,

44. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk den radius, of looooooo ftaat tot den fny-lyn van den hoek der fchuintenbsp;GDX:

Alfoo ftaat DX tot DG, of (36) de helft van het gewigt K tot het gewigt P.

4y. Om dit nu tot ons geval t’huis te brengen, vine Borelli § LXXXII de fchuinteii van de pefen DG en HD Tab. FI. Fig. x. op de pees KDX, dat is de hoekennbsp;X D G en X D H elk van 30 graden.: defer graden üiy-Iyn is uit de voorfeide tafelen 115-47005'.

4Ó. Nadien nu defe getallen voor het gemak te groot fyn, en een rekeningh, aisdefe, foo veel naukeurigheit niet vereifcht; kan men, om egter da proportie genoegh-faam uit te drukken, van defe twee getallen loojooo,00 en-i 151470,05 foo veelnbsp;letteren van agteren affnyden, als men denkt tot fyn gemak te dienen. En ingevalle men vyf der felver wegh neemt, fal de proportie uit gedrukt werden innbsp;de getallen van 100 en 115: welke laatlle voor DG komen foude, als men DXnbsp;in 100 delen gedeelt hadde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

47. Dit laatlle dan hier nemende, is volgens (34)

100 Of den radius, tot 115 of fny-lyn van 30 graden, of DX, tot GD gelyk 385 ponden, of de helft van het regt opgetrokkenegewigt K , tot 442 pond, of het fchuin trekkende gewigt P T^ab. FI. Fig. 4.

48. Nu

-ocr page 169-

V%n de Kragt der Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;I4jlt;

4$- Nu dit gev/igt P» ^^eld af de kragt van de pen-vormige fpier G V P W, Tak VI. Fig. I. die dan in dit geval van 441 ponden fyn moet.

49. t'n dus men hoe veel de fpiers kragt, die te voren (14 en 25-) om de kort-heit van den balans-arm vergroot was, nu verder om de fchuinheit van defe trek-kinge volgens DG, weder moet vergroot werden, namelyk van 385 tot 44zponden,

jo. Soo dat, indien men de pees DP tot in s verlengde, en om een aldaar fyndeca-trol dede loopen; een gewigt ^ van 44Z pond aldaar foude moeten gehangen werden, en ook een van defelve grootheit de pees D Q foude moeten trekken, om alfoo te famen 884 pond uitmakende, de pees D K door haare fchuine trekkingennbsp;met een kragt van 770 ponden, volgens de diredlie DX, reght opwaarts te trekken.

Maar indien men nu als voren het gewigt q weder wilde wegh nemen, en de pees DG volgens de diredlie DP met defelve kragt van 44a pond opwaartsnbsp;bewegen ; dogh weder door middel van twee fchuius werkende kragten volgensnbsp;G V en G W.

fz. Siet men hier weder het felve touw-gewigt, als (19 SiLC.)Tab.VI,Fig.^.vertooat is , en van defelve eigenfchappen in alles.

5'3, Én volgt (gelyk gz en 33) dat de kragten volgens G V en GW Tak VI. Fig, 1. werkende, elk de helft van 44Z, dat is zzi ponden, moeten opligten.

54. Als mede, dat de kragt volgens G W werkende, om dit te doen, foo veel malen groüter moet fyn als, zzi ponden, of de helft van het gewigt, q: als G W malen langer is als GS , flellende (als 35') den Hoek GS W weder reght tenbsp;fyn.

jy. Welker beide GS en GW proportie gevonden wett, als daarenboven den hoek der fchuinte SGW bekent is, op defelve wyfe als van (35' tot 44) aangewefennbsp;is.

56. Dat is door defeii regel (als 44} gelyk den radius of 100,000 tot fny-lyn van den hoek der fchuinte SGW, alfoo GS tot GW;of(34) alfoo de helft vannbsp;44Z of zzi ponden tot de kragt, die volgens G W werken moet.

S7- Om nu in dit geval de grootheit van defe laatde kragt te foeken; vint Borelli § LXXXII, dat den hoek der fchuinheit SGW, die de trekkende vleeichige fpier-draden G W met haren bewegelyken pees G P maken, yan 8 graden is;nbsp;cn deflelfs fBy-Iyn f tweenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van agtvrvn afthydcndC,} Uit de XafcfS bWft

lOOpSz. nbsp;nbsp;nbsp;^

58. En daarom (volgens 47)

Gelyk 100000 of den radius (laat tot den fny-lyn van 8 graden of 100982: Alfoo een kragt van zzi ponden, die regt uit trekt, tot zz3 ponden ;of de kragt jnbsp;die fchuins volgens GW trekkende, defe zzi ponden volgens de direSie GSnbsp;regt op kan ligten.

5-9. 80b doet dan de vleefchige fpier-draat GW een kragt van 223 ponden ia dit geval; als fy alleen werkt, en de pen-vormigc fpier GVPw niet meerder als defe eenige vleelTchige beweegh-draadt , gelyk GW, aan defe fydenbsp;hadde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

60. Dit laatde fullen wy om te beter by onervarene verdaan te werden , alhier on-derftellen; en daarna kortelyk aantoonen, hoe men dit te paffe brengen kan, als ’cr in elke helft GP W van de penvormige fpier GVPW foo veel vleefljge trek-vefelen fyn, als men goed vint daar te ftellen.

él. Ondertuffchen, dewyi ’er by defe onderdellinge twee pen-vormige fpieren fyn, als G V P W en H Z Q L, die defen grooten fpier of den Deltoides D Q P uytma-

T nbsp;nbsp;nbsp;ken;

-ocr page 170-

'146 nbsp;nbsp;nbsp;K o R T E B E T o G t N G Ë

ken ; en dewyl elke pen-vormige fpier twee fyden heeft , die (volgens yp) élk een kragt van 223 ponden doen, en te fainen eenj/an ,^46 ponden; dat dan denbsp;kragt is van eenen gehelen pen-vornrligen fpier G V P W.

62. nbsp;nbsp;nbsp;Soo liet men dat defen gehelennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uit twee van defe Pen-vormige fpieren, ofuit

vier halve fyden derfelver'beltaande, foo uit kragt van den hefboom BCK(25-)als uit kragt van de eerüe fchuine trekkingen der pelen DH en D G (49) en eindelyknbsp;uit kragt van defe twede fchuine trekkingen der fpier vefelen, als GV, GW,nbsp;en HZ, H L, een kragt moet doen van 4 malen 223 of van 892 ponden.

Soo dat, als in plaatfe van de kragt van elke vleefchige draat, gelyk GW, een gewigt p van 223 ponden aan elk van defelve hingh; defe vier foodanige gewig-ten defelve kragt fouden doen, als de vier fyden van de twee pen-vormige fpieren ; en daar' door het gewigt quot;T aan den elleboogh B hangende in evenwigt houden.

63. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu verder over te gaan tot een groote vermeerdering der kragt der fpieren, uit het maakfel der vleefchige beweegh-draden, GV, GW, ZH, ZL, amp;c.nbsp;en het verder geitel der fpieren fpruitende,

64. nbsp;nbsp;nbsp;Bevind men na alle mogelyk enderfoek defe fpier-draden W G Tah. VII. Fig.^ r.nbsp;te bellaan uit verfcheiden kleine holle, of in het lange leggende deeltjes A, B, C,,nbsp;D, E, die, gelyk hier, in een regte linie iritgeftrekt fynde, defelve, als fy buiten beweginge fyn , a)s hier in WG, ifitmaken.

Êy. Indien nu defen vleefch draat WG in W onbewegelyk fynde, een gewigt, als X, aan hem hangende fal opligten; bevind men dat den felven, dóór een kiagtnbsp;(welke die ook fyn magh) opfwelt in dikte en vermindert in lengte.

¦ Soo dat de deelen A, B, C, D, E, verwydert werdende, de figure a, b, c, d, e, verkrygende, de lengte des fpier-draats WG in, wg,verkort,en alfoohetnbsp;gewigt T tot in,t, opgetrokken wert.

66. nbsp;nbsp;nbsp;Dit opfwellen der fpier-draden , die het Hphaam des fpiersuitmaken, bevint mennbsp;hand-taltelyk, als een fpier werkt en korteft wert, in veel plaatfen en bewegingen onfes lichaams. Men omvatte met de eene hand, den anderen arm even beneden den elleboog , en doe de vingeren van de andere hand open en toe metnbsp;eenige kragt; en men fal de fpieren in den arm voelen fwcllen en korter werden. Gelyk ook wanneer men de kiefen fterk op malkander bydt, en de handnbsp;legt op het kakebeen na agteren toe; wanneer men de fpier, die werkt, aldaarnbsp;foo merkelyk fal voelen opfwellen,dat niemand aan het geleide eenigen twyffelnbsp;fal behoeven te flaan.

67. nbsp;nbsp;nbsp;Of nu de figuur van defe lange delen of holligheden ABCDE, ront wert, alsnbsp;in a,b,C,d,e, dan of men fe veiligh als vierkantigh kan aanmerken, als \n abcnbsp;de, om hare kragten uit te rekenen met andere; laten wy hier over, als tegen-woordigh buiten ons oogmerk fynde.

68. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk wy dan ook hier niet onderloeken, op welke wyfe, of door welke oor-faken de holligheden ABC amp;c. dikker worden, of ook, hoe defe deelen de vor-me van abc, amp;c. verkrygen. Waar ontrent wy aan elk fyne gedagten laten;nbsp;tot dat de ware wyfe volkomentlyk en onbetwillelyk aangeto^t is.

69. nbsp;nbsp;nbsp;Dit is waar, daar het alhier op aankomt, dat eiken vleefchigen fpier-draat, alsnbsp;WG uit een mei igte van kleine werk-tuigen. als A, B, C ,D, È ,bcltaat ;die elk innbsp;’t byfonder, als’er beweginge gefchiet, dikker en korter werden.

70 V/elk laatfte boven ondervindelyk (66) is aangeioont. Dogh om te doen fien, dat Tab, Vil. -Fis;. 2., defe kleine werk-tulgjes a, h, c, d, e, f, g, h, i, k,

amp;c. in eiken draat a p, die dikker en korter wert, feer veel in getal, en elk van, amp;en.uitftekende kleinbeit fyn.

71. Laat

-ocr page 171-

Vin de Kragt der Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;147

71. nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons fteileil, Tah. Vip Fig.^. dat ae een hollen fpier-draat is; die eerft totnbsp;e toe uitgeftrekt fynde, de lengte ae heeft; aan welkers pees een gewigty in e-venwigt hangt, het welk, als ae tot ingekort wert,van q tot/gt; opgeligt wert,

72. nbsp;nbsp;nbsp;Dit kan gefchieden, als defen fpier-draat ae maar uit eene Mactiine bcftaat,nbsp;welke l’g^t tot a d inkortende foo veel dikker wert, en de-figure abed ver-krygt.

73. nbsp;nbsp;nbsp;Dogh dat dit in de fake geen plaatfe heeft, blykt;

¦Eetyï, om dat de dikte bc, wanneer de Machine ae foo langh is, ongelyb grootcr foude moeten fyn , als men inde fpieren, die verkort werden, bevint.

7lt;j. Want indien een dubbele fpier-draad a e twee duimen lang was, en defelve door opfwellen in een rond abde veranderde; foude defen omtrek abde van viernbsp;duimen moeten fyn; en deffelfs dikte of diameter b c meer als van 1^ duim: gelyknbsp;die gene weten, aan welke bekent is, dat den omtrek van een 9irkel is tot iynennbsp;diameter na genoegh, als 22 tot 7.

7S- Wy hebben hier een langhwerpigh vlak voor denuitgeftrekten,eneen^irkelvoor den opgefwollen fpier-draat, liever genomen; als een holle pyp en kloot, daar fynbsp;meerder gelykheit mede hebben, om voor yder verftaanbaarder te fyn.

76. nbsp;nbsp;nbsp;Ten anderen., indien den ganfchen fpier-draadt uit een eenige Machine als abdenbsp;bellont, en men defelve in bc doorfneed, foude de trekkende kragt van defennbsp;gehelen fpier-draad buiten ftaat fyn om te werken, en figh na a toe te rugge tenbsp;kunnen trekken: ten minften, indien de trekkinge door vervullinge van denbsp;Machine , of opfpanninge door een figh uytfettende en daar in beflotene ftof-fe gefchiede; welke werkeloosheit ineen doorgefneden fpier niet ondervondennbsp;wert.

77. nbsp;nbsp;nbsp;Indien nu de fpier-draad uit twee Machines akgm tnghdi htQ.ont', foude alsnbsp;defelve 'm be door g van een gefneden wierd, wel de eerfte Machine na a en denbsp;andere na trekken, als nu beide van malkander los gemaakt wefende,

78. nbsp;nbsp;nbsp;Maar dewyl fulx in yfgefchiedende, het deel als doorgefneden fynde,nbsp;figh niet na a foude kunnen trekken, om van de al te groote dikte km m niet weder te fpreken, loopt dit ook tegen de ondervindinge aan.

79- Welke leert, dat Tab. VIL Fig. 2. wanneer de fpier-draat doorgefneden werd, by b of^ of k of/, of waar het anders wefen magh, elk deel /igh te rugge nanbsp;fyn pees, daar het aan vafl is, dat is -aa. a en p, toetrekt; by voorbeeldt, alS denbsp;fnede by p gerchiet, trchriten ae iviaciifiics van a tot/figh na lt;?; en die vail g totnbsp;l nap; en dus fiet men, dat hier door de fnede, die eenige fpier-draden door-fnyt, merkelyk wyder wert, als het mes, daar fy door gefchiet is.

80. nbsp;nbsp;nbsp;Waar uit men dan befluken kan, dat ’er aan weder fyde van dé plaatfe daar denbsp;fnede gefchiet is, het fy by gbk., of elders nogh eenige Machines altyd overighnbsp;blyven; die ongequeft, en bequaam fyn , om figh te verkorten, en den Vleefch-draad na figh te trekken.

81. nbsp;nbsp;nbsp;Want indien ’er aan eene fyde, géene die geheel en on-door-fneden warennbsp;overbleven , fouden fy in geen ftaat fyn, om ’t geen haar doet opfwellen,nbsp;in figh te behouden, en daar door den vleefch-draad aan die fyde na fyn peesnbsp;toe te trekken.

gi. Nu dewyl het by na niet mogelyk is, een vlees-draat, foo na aan a of aanp ,als by m ” gt; door te fnyden; dat de ondervindinge niet doet fien, dat de weder-fydfe ftukken figh te rugge elk na fyne kant toetrekken.

83. Volgt dan hoe kleinen ftuk, als a of /men van den fpier-draat aan eene fyde affnyd; dat, vermits her figh te rugge trekt, het altyd eenige of ten minften eenenbsp;ongefchondene Machine in figh begrypt,

T 2 nbsp;nbsp;nbsp;S4. En

-ocr page 172-

t48 nbsp;nbsp;nbsp;KORTEBETOGINGE

84. En gevolgelyk is het hier uit klaar af te nemen, dat de Machines, waar uit de fpieiv draden beftaan, elk altyd kleinder als het afgelneden öukjen moeten fyn; en daarom Van een verwonderlyke kleinheit wefen.

Sj'. Waar uit dan met eene volgt, dat haar getal in elke fpier-draad, als hy van ee-nige lengte is, fSer groot moet fyn.

86. nbsp;nbsp;nbsp;De Heer Borelli § CXV (by wlen men de bewyfen van kleinheit en veelheitnbsp;defer werk-tuigjes kan na fien) fielt, nadien elke vleefchlge vefel dunder is, alsnbsp;cenigh vrouwen-hair, dat elke holligheit, als A, B, C, D, E, ‘ïab. FIL Fig.

. I. die opfwellende, een Machine maakt, alsa, b, c, d, e , overfulx ooknau-wer moet fyn, als dit vrouwen hair.

87. nbsp;nbsp;nbsp;Indien fy nu foo langh als breed fyn, fal elke fpier-draat in fyn lengte foo veelnbsp;Machines hebben; als defe lengte de breedte van een hair of fpiervefel, malennbsp;bevatten kan.

88. nbsp;nbsp;nbsp;Nu volgens de metinge van den felven Borelli § CXV maken yo fpier-draden,nbsp;nevens malkander gelegt, geen eenen duim in hare breedte uit.

89. nbsp;nbsp;nbsp;En foude volgens defe rekeningh, dan in de lengte van eiken duim van een fpiervefel, yo van defe Machines gaan.

90. nbsp;nbsp;nbsp;Dogh om voorfigtigh te fyn, en niet te veel aan figh te nemen, field defennbsp;Autheur, dat ’er alleen 20 Machines in eiken duim vaneen fpier-vefel begrepennbsp;werden.

91. nbsp;nbsp;nbsp;Het geen wy ook met hem Gillen onderftellen, om dat als dan ook alle Machine 2| malen foo langh kan fyn als fy breed is; indien ymand dit 100 gevoegelykernbsp;of nootfakelyker mogte oordelen te wefen.

92. nbsp;nbsp;nbsp;üm dan nu weder tot de kragt der fpieren te treden; toont figh nu alhier in elke fpier-vefel, een nieuw werk-tuigh van dit volgende geftel; namelyk:

Eerjl , fiet men , Tab. VU. Fig.i. een groote Machine WG , beftaande uit veele andere, die kleinder fyn, als A, B, C, D, E, amp;c.

Ten anderen., foodanigh gemaakt fynde , dat elke kleine Machine A of B door een byfondere kragt, of ront, of ruits-wyfe of anderfints verkort, of uiigefpan-nen wert, als in a of b amp;c. of wel in a of h amp;c.; en tot het opheffen van het ge-wigtT het fyne toebrengt.

Ten derden, ook dat fy aan malkander gevoegt fynde, ma, b, c, d, e, amp;c, malkander kunnen helpen in dit gew'gt T op te heffen.

Ten quot;vierden, wanneer defe Machine uitmeer of weiniger kleine als a,b,c, amp;c., beftaat, die in defen te gelyk werken; het gewigt T in defelve tyt tot meernbsp;of minder hoogte opgeheven, en daarom met meer of minder fnelheit bewogennbsp;wert: hy voorbeeld, indien ’er tien-malen meer kleine en figh verkortende Machines fyn ; dat het gewigt T in defelve tyd tot tien malen meer hoogte, dat isnbsp;met tien maal meerder fnelheit fal opgevoert werden.

93. nbsp;nbsp;nbsp;Alle defe eigenfehappen, foo nodigh en dienftigh tot de beweginge der fpieren,nbsp;welke uit dit gefiel volgen, en by de Mechanici op een andere maniere bewelennbsp;werden, lullen wy alhier in een ontrent gelykformige Machine, tragten aan tenbsp;toonen ; welke onder andere, die de beweegh-kunde kan uitleveren, alhier totnbsp;de meefte klaarheit fchynt te fullen ftrekken.

94 Laat ons tot dien einde het katrol-gewigt nbsp;nbsp;nbsp;N^'4-aan ons voorflellen,

waar in een gewigt t aan een touw hangt; het welk om de catrolien i a, i a See, en 1 b , 2 è amp;c. omgeleit fynde, op de wyfe als in de figuur te fien is, aan eennbsp;fpyker in d eindigt.

Voorts laat aan elke catrol beneden, \ b, ^b, ^b, a^b , een gelyk gewigt, als h, m, n, gehangen werden, die alle te famen na beneden trekkende, het

ge-

-ocr page 173-

Vm de Kragt der Spieren.

gewigt T, het welke daar door opwaarts moet bewogen werden , in evenwigt houden,

95:. In dit catrol-gewigt flet men nu al hetfelvedat (91) vandefpier-vefelen gefegtis; namelyk dat dit ganfche werk-tuigh, beftaat uit veel kleine Machines , die doornbsp;haar kragt elk het fyne tot het opligten van het gewigt t toebrengen, en te famennbsp;gevoegt lynde, malkander daar in helpen.

96. Want indien men het touw van t door i a tn i h loi m e toe leidt, en aldaar een fpyker ftelt; heeft men eene Machine, die door de kragt_g-werkt, enropligt.nbsp;En ingevalle men voor den fpyker e een catrol 2 a ftelt, en het touw om de ca-trollen 2. a c\\ z b verder geleit fynde, in ƒ aan een fpyker vaft maakt; is dit denbsp;twede Machine, die door de kragt ^ werkt, en by deeerftegevoegt,diehclptomnbsp;het gewigt t op op te ligten.

97quot; Indien men defe Machines en gewigten vermenighvuldigt, leidende dit touw al Wederom verder, door 3 0 en 3 ^ tot , en van daar door 4 a en 4 ^ tot

d, nbsp;nbsp;nbsp;en foo voort , aan eJlï een byfondere kragt of gewigt, als »?, », hangende,nbsp;die fe na beneden trekt:

Sal men hier een groote Machine uit'alle defe kleine te famen gefteltjGen, waar in de drie eerfte faken (92) uitgedrukt , en (py) herhaalt, te vindennbsp;fyn.

98. nbsp;nbsp;nbsp;Ook fiet men, dat de vierde (92) befchreven, en daar het in defen meeft op aannbsp;komt, hier plaatfe heeft; namelyk,hoe meer kleine Machines en byfonderekrag-ten in defe groote Machine fyn, met hoe meer fnelheit het gewigtrfalopgevoertnbsp;werden.

99. nbsp;nbsp;nbsp;Dit is by yder, fonder veel omflagh van demonftraticn ligt na eenige aandagt tenbsp;begrypen: want indien g alleen werkt aan de eerfte Machine, die in e eindigt, (pd)nbsp;en men het middel-punt van de catrol i b\ eerft in r fynde, van r tot 1 è na beneden trekt, de lengte van i b, r in een bepaalde tyd van een pols-flagh, eennbsp;feconde, of diergelyke; fal het gewigt t in TT opryfen in defelve tyd, de lengtenbsp;van t T; die gelyk is aan tweemaal i b, r.

Om dat de catrol 1 b dus uit r in i ^ nederdalende , het ganfche touw i i b,

e, nbsp;nbsp;nbsp;door de catrol i a geloopen is; het geen men fiet, dat aan elke van defwee

fyden t a, i b, en J b, e, de lengte van 1 b, r heeft, cn daarom het dubbelt van

lb,r is. nbsp;nbsp;nbsp;.

jfoo veel touw, nbsp;nbsp;nbsp;«I« ofitrol * lOOpt ^ ITlOCt hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;V^n ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

in lengte opryfen, en by gevolg de lengte van tweemaal i b r.

100. nbsp;nbsp;nbsp;Indien men nu de twede Machine, die met fyn touw aan een fpyker in ƒ eindigt, daar by voegt, met fyn byfondere kragt h, (96) is ligt af te nemen, alsnbsp;beide de kragten ^ en ^ werken, om de twee catrollen i b en zh uit r en r, dienbsp;boven fyn, defelve lengte van i r, of (die gelyk aan malkander fynj nanbsp;beneden te trekken; dat in dit geval viermaal de lengte j ^,r, door den catrol innbsp;defen tyd gelopen is, gelyk uit de vier touwen A, B, C, D, gefien kan werden, en by gevolge, dar het gewigt t tot T viermaal foo hoogh, als r, innbsp;defelve tyd moet opgeheven fyn.

lOi- Ingevalle men dan defe Machines en kragten m, n, h.c, meerder vermenigvuldigt; en alle de gewigten in de tyd van een pols-flagh te gelyk nedergetrokken werden; kan men lien, dat telkens na de meerder menigte der Machines ennbsp;kragten; het gewigt t tot meerder hoogte in defelve tyd, en daarom met meerder fnelheit moet opgeheven werden.

En dus is het geen (92,) voor het vierde van de fpier-vefelen gefegt is, in defe^ Machine aangetoonr.

• nbsp;nbsp;nbsp;T 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loz Na—

-ocr page 174-

KORTE BETOGÏNGE

102. Nadien nu dit catrol-geftel op defe wyfe werkt, weten de Meehatiici dat het volgende eigenfchappeti heeft ;

Eerfl^ dat , fehoon men de'byfondere kleine Machines, en daar aan werkende kragten h,m, w, meerder in getale neemt, men egter geen grooter ge-wigt,als/of T, in evenwigt.houden kan, of opligten.

7e« tvjeden , maar dat daar door alleen de Ihelheit, daar het gewigt t mede op-geligt wert, foo veel grooter gemaakt weft.

Ten derden, waar uit volgt, indien duilent Machines en kragten, z\s dit gewigt T in evenwigt ophielden; dat eene eenige, als^ alleen het felve, foonbsp;wel als die alle, ook in evenwigt foude kunnen houden.

Te® vierden, gelyk ook in tegendeel, indien het gewigt T van de eenige kragt en Machine van g in evenwigt kan opgehouden werden, dat looo diergelykenbsp;Machines en kragten, in dit geüel geen meerder gewigt, als defe eenige T fou-den kunnen evenaren.

Maar alleen dat defe tot looo malen vermenighvuldigde kragten en Machines dit gewigt T, en niet meerder, tot lOOO maal meer hoogte indefelve tyd, datnbsp;is looo maal fnclder fouden opligten.

Gelyk ook het getal van defe kragten ^ m, n, amp;c. vermindert lynde, het gewigt T daarom niet foude moeten vermindert werden, om een evenwigt te maken ; maar alleen in defelve tyd tot foo veel minder hoogte als r T, dat is, metnbsp;.minder fnelheit, opgevoert werden.

Ten Tyfden, dat dit catrol-geftel boven veel andere Machines defe byfondere eigenfchappen heeft ; dat , om het gewigt t met meerder fnelheit te doen op-ryfen , men niet van noden heeft, alhier gelyk in andere dikwils vereifcht wertnbsp;de fnelheit van de gewigten m, n, na beneden grooter te maken; maarnbsp;-alleen het getal van defe gewigten en Machines te vermenigvuldigen, latendenbsp;elks fnelheit defelve blyven.

Ten fesden, dat om de grootheit der kragt van de geheele Machine, of van alle de kleine Machines te famen, te weten; men (nadien elke byfondere kragt gelyk aan elke andere geftelt wert) alleen de kragt van elke kleine Machine foonbsp;veel malen te nemen heeft, als fer kleine Machines fyn, die het gehele catrol-gewigt uitmaken.

303. Indieii nu ymand dit catrol- en touw-gedel Tab. VII. Fig, 4. niet wel met het maakfel der fpier-vefelen Tab. VIL Fig. !, getoont, konde overeenbrengen, hoenbsp;wel dit juift niet nodigh is, als men maar weet, dat de groote eigenfchappennbsp;(92 en 102) opgetek overeenkomen: die kan defe gehelenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Tab. VIL Fig.

4. om fyn verbeeldinge te hulp te komen, begrypen als de helft , of de eene fy-de van een fpier-vefel.

En om defelve in fyn geheel te vertoonen , figh verbeelden, dat twee van dele catrol-gewigten (niet met de catrollen, gelyk ftrax water-pas leggende, maat wederfyds op de wyfe van de Tab. VIL Fig, y. op en nederwaarts ftrekkende)nbsp;aan malkander gevoegt fyn; en het gewigt tt of TT te famen opligten, doornbsp;de kragten^, h, m, n, die aan wederfyden de touwen uitwaarts trekken.

Welke kragten alhier vólkomen het felve gefien werden te doen , het geen door andere kragten fouden gefchieden, die van binnen in de kleine Machinesnbsp;werkende, de touwen d, 4^, 4®, wederfyds van r na4ó, of van binnen nanbsp;buiten uitfetten; gdyk vele niet fonder groat oordelen, in de fpier-vefelen tenbsp;gebeuren.

En dus fal men in defe dubbele Machine, een ruwe affehaduwinge fien van ¦een volkomen fpier-vefel,

Waw

-ocr page 175-

Van ds Kragt der Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;r fi

Want ftelientJe, dat de- catrollen 4 nbsp;nbsp;nbsp;3 ^, 2 i elk wederfyds tot in rrrr

innewaarts gebragt fyn, mei het gewigt TT in tt neder te trekken ; foo dat de catrollen aan elke fyde, namelyk i a, 2 tz, 3^,4 met de andere inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^,4^ ,in

eene geineine regte lyn d Q figh bevinden; fal men in QQ den fpier-draat, als hy in het langh uitgeftrekt is en niet en werkt, -afgebeelt lien; en elke ruimte dd RH, RRSS, SSBB., BBQQ een werkelol'e Machine daar- van ver-

loonen.

Maar als nu de fyde d R wederfyds uitgeftrekt is tot dDK, fal de ruimte «/DRRDi^ een opgefwollcn en ('door dien het touw, daar het gewigt T T aanhangt, foo vee! met dit uitfetten opgetrokken, en beneden verkort wert, eennbsp;werkende en verkorte kleine Machine cenigfints doen lien ; eneengrofbegrip vannbsp;die der fpier-vefelen kunnen geven.

XO4. Om dat nu in dit dubbele catrol-gewigt, en ook in eiken fpier-draat, defelve. eigenfchappen (102) opgetelt plaatfe hebben, kan men ook het fesde aldaar aaii-gemerkt op de vefeltn der fpieren toepaflen,

loy. Namelyk, dat om de kragt van een vleefchige fpier-vefel Tab. VII. Vg. i. m't te rekenen , men volgens het llrax geleide, de kragt van een Machine in defennbsp;fpier-vetel, met het getal van alle delfelfs kleine Machines moet multipliceren.

106. nbsp;nbsp;nbsp;Nu heeft Burelli §. CXXIT. gemeten , dat elk der vlecs-draden van den öe/-loides Tab. VI. Fig. 1., als GW, de lengte van twee duimen heeft.

107. nbsp;nbsp;nbsp;En elke duim volgens (90) bevat een getal van 20. kleina Machines, van v/el-ke hier vyf in GW, ten voorbeelt afgetekent fyn-; foo bevat dan den ganfehennbsp;fpier-draat GW 40 derfelver.

108. nbsp;nbsp;nbsp;Van defe kan elke Machine GM (yp) een kragt van 223 ponden in het ophouden van het gewigt T van yy ponden aan den elleboog.hangende, uitwerken. Vermits (102 en 104)'eene eenige Machine als GM in het maken vaneennbsp;evenwigt foo veel doen kan, als.alle de veertigh.

109. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat, wanneer men de kragt van 223. ponden, of van eene Machine, met.

het getal der, kleine Machines, of met 40 multipliceert’, men de kragt bekomt van den geheelen fpier-draat GW; die. dan is van 40 malen 223. of van 892-0nbsp;ponden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .r 2

I I o. Nu dewyl Tab. VI. Fig. i . defen DehoUc-shy onderltellinge vjer fyden Vnn tWCC pCn-vormige fpieren G V p cn H z L heeft; waar van elke fyde (als G P W) door ee-nen fpier-vefel GW in defen geprefenteert wert; foo moet men om dekraat van den gehelen Dehoides te hebben,.defe 8920 (10.9) viermalen nemen, hetnbsp;welk een kragt fal maken van 3y68o ponden.

111. Hoe wel nu dit een kragt in defen fpier bewyft, welke milTchien aan yder, die de demonftraiie niet begrypt, op.geloofelyk foude voorkomen; endittotons-oogmerk meer als genoegh was, fallen wy egter de gronden, op welke de Hquot;quot;..nbsp;Bor^//,’defe kragt nogh verdubbelt, hier by voegen. Welke defe fyn :

JJ2. Het is by de Mechanici bekent; indien een touw KT, aan welkers eene einde men een gewigt VI. tig.6. als K gehangen heeft , met fyn ander einde aan een fpykerin T vaft gebonden, en aldaar onbewegelyk is, dat hetgewelt, dat ditnbsp;touw T K lydt, lbo groot is, in dit gewigt Kalleen op defewyfe op te houden, als oi:nbsp;het tweemaal defwaarte van K droegh.

’«3. Dit is af te neemen ;omdat deSpyker T foo veel doet in het ophouden van het gewigt-K, als of er aan het felve touw K.T om de catrol r gelegt fvnde, een ander gewigt als • van gelykefwaarte als K, gehangen was; nadien dit laafde K fooweldoordefpy-ker.j als door het andere gewigt»», in evenwigt en lUl gehouden wert,

ii4,Diec

-ocr page 176-

15-2 nbsp;nbsp;nbsp;KORTE BETOGTNGE

I14. Die hier van breeder betogingen wilfien,kan den felven/^.Bsr^ffiinfynboekvan de beweginge der dieren, in het 1. deel het X, Capittel na liaan; het is ons ge-noegh dit alleen verllaanbaar, fop veel mogelykis, voor die in de wis-kundenbsp;niet leer ervaren fyn, voorgeftelt te hebben.

iiy. Om dit nu tot de fpieren Fl. tig. i. over te brengen; ishetuithetvoor-gefeide blykelyk, dat delelve een foort van touW'gewigt vertonnen; waar van de eene einden, namelyk van de fpier-vefelen GV, G w, ZH, HL, gehegtnbsp;fyn aan de pefen VPW en ZQL, die onbeweegelyk aan benen, gelyk aannbsp;fpykers, figh vaft houden: terwyl de andere, en bevv'egelyke einden van defe fpier-vefelen , GV, GW, ZH, HL (6i) elk een kragtdoen, ineen gewigt reghtnbsp;op te ligten van 223, of defe vier te famen van 892 ponden.

116. nbsp;nbsp;nbsp;Indien men nu dele kragt volgens (112) verdubbeld, fal de kragr, die defennbsp;Deltoides in het geftel van elk van defe fpierdraden doet, 446; en die defel-ve in alle vier doet. 1784 ponden bedragen; buiten de vermeerderisge , waar vannbsp;wy ( 63 ) en in de volgende gefproken hebben.

117. nbsp;nbsp;nbsp;En dewyl men tot nogh toe eiken fpier-draat onderftclt heeft , in dit geval uitnbsp;eene Machine G M te btftaan ; en overmits volgens ( 102 , en IG4 ) defe eenenbsp;Machine foo veel gewigts in evenwigt kan ophouden , als alle de 40 Machinesnbsp;van den ganfchen fpier-draat G W: fal blyken, nadien elke Machine defelfdekragtnbsp;doet, dat om de gehele kragt van den gehelen Deltoides of van de vier fpierdra-den GW, G V , en HZ , HL in eene fomme te hebben , men dit getal 1784nbsp;met het getal der Machines of 40 multiplicerende bevinden fal, defelve 713Ó0nbsp;ponden te bedragen ; volgens 102 en 104.)

118. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu de kragt van de fpieren G/utai genaamt, daar ecn gewigt aan de hielnbsp;hangende mede opgeligt wert, in het kort te toonen uit de voorige gronden;nbsp;kan defelve T‘ab. FI. fig. 1. ook eenigfints dienen.

119. nbsp;nbsp;nbsp;Defe fyn volgens Borelli $ LXXXlll ook van' pen-vormige famen geflelt.

120. nbsp;nbsp;nbsp;Laat nu 13 de hiele, d de knye, KEF A den bovenften been knop vanhetdye-been fyn; foo is het gewigt T, dat aan dén hiel B opgehouden kan werden, volgens Borelli §. LXXXV , van óy ponden.

121. nbsp;nbsp;nbsp;En ter felver plaatfe liet men, dat de lengte van het fcheen-en dye-been tenbsp;famen of BC de halve dikte van den been-knop KG 31 malen begrypt.

122. nbsp;nbsp;nbsp;Soo’moet dan, indien de pees DKI een evenwigt met het gewigt T makennbsp;fal, defelve pees opwaarts na X getrokken werden met een kragt van 31 malennbsp;óy, dat is van 201 y ponden.

1,23. Indien dit nu door twee andere pefen DH en DG gefchieden fal, vermits elk de helft dragen moet;^ en fy elk fchuins op de diredtie DX trekken; fal denbsp;kragt, daar DH of DG dus fchuins mede opgetrokken wert, de helft van 20ij'nbsp;of looyi foo veel moeten te boven gaan, als DG malen grooter is als DX.

124 Nu om dit te onderfoeken, fegt Borelli §. LXXXlll dat de hoeken derfchuin-te XDG en XDH elk fyn 45- graden._

jjy. En daarom volgens dedrichoeks rekeninge vyf letteren agter afgefneden hebben-quot;^de, gelyk den radius loo tot fny-lyn van 43 graden 141;

Alfoo 1007A tot 1420 ponden.

126. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat de pefen DG en DH elk om haar fchuinte met een kragt van 1420nbsp;ponden, volgens DP en DQ moeten opgetrokken werden; als fy KD volgensnbsp;de diredie KX te famen fullen ophouden.

127. nbsp;nbsp;nbsp;Als men nu dit in DG weder met twee fchuine fpier-draden GW en GVwilnbsp;doen; moet elk de helft van 1420 of liever 710 ponden regt opligten volgensnbsp;GP.

128. Maar

-ocr page 177-

Van de Kragt der Spieren .

Ii8. Maar om lt;lat fy fchuins trekken, moet de kragt, die volgens GW trekt, foo veelmalen grooter fyn, als G W malen grooter is als GS.

129. nbsp;nbsp;nbsp;Nu volgess Borelli is den hoek deler fchuinte WGS, §. LXXXIII. ook vannbsp;8 graden.

130. nbsp;nbsp;nbsp;En derhalveti om reden als boven (y8).

Gelyk den radius 100000 tot fny-lyn van 8 graden 100981:

Alfoo 710 tot 7lóf3 ponden.

131. nbsp;nbsp;nbsp;welk dan elke fpier-draad, GW, die alhier de gehele cene fyde G F Wnbsp;defes pen-vormigen fpiers reprefenteert, in dit geval moet opligten.

132. nbsp;nbsp;nbsp;Maar defe fpier-draden, als GW, fyn volgens Borelli metinge , gerullelyk opnbsp;de lengte van drie duimen te nemen §. CXXV: waarom elk uit 60 kleine Machines beftaat.

133. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat over lulks de kragt, die ftrax (130) gevonden is, óo malen moet vermeerdert werden.

134. nbsp;nbsp;nbsp;Die dan 60 malen yióföOf 43014 bedraagt; welke defeeene fpïer-draat GW,nbsp;die de gehele eene fyde des pen-vormigen fpiers alhier onderftelt wert te vervatten, opligt.

135'. nbsp;nbsp;nbsp;men alhier ftelt, dat den fpier DQP uit twee van defe pen-vormige

G W P V en HG Q Z beftaat, en elk van defe twee fyden heeft; foofullendefe vier fyden famen een generale kragt doen van vier maal 43014 of 172056 poa*nbsp;den.

136. nbsp;nbsp;nbsp;Maat dewyl defe fpier aan de eene fyde door fyn onbewegelyke pees, aan eennbsp;been, als aan een fpyker, vaft gehcgt, en alleen aan fyn ander einde bewegelyknbsp;is, en een gewigt draagt j moet defe kragt verdubbeld werden .-nadien het faWn-ftel der fpier daar door in figh felfs even veel uit Haat, of de defelve aan de andere fyde een gelyk gewigt droegh.

137. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom dan nu defe groote kragt des fpiers lyzoyó dubbeld genomen fyndenbsp;men 3441x2 ponden verkrygt, die de kragt van de MuJcuU glutcei in haar volko-menheit uitdrukken.

138. nbsp;nbsp;nbsp;Enditfal, foo wy meenen, genoegh fyn_, om een grof begrip defer faken te ver-krygen; die naukeuriger alles verhandelt wil fien, kan het boek van de HeerBa-relit na lefen. In dit laatfte voorbeeld hebben wy korter geweeft , en de redenen van de werkingen na gelaten daar by te voegen ; om niet het gene in de

Dehoides getoont is, oihicr woordciyk wcuer te moctcn herhalen. Het fal onk niet nodigh fyn hier by te doen, fchoon ymant yets, dat wy hier ten grondnbsp;gefteit hebben, al wilde tegen fpreken ; en vitteryen foeken op dejuidheit dernbsp;getallen; dat het egter onwederfprekelyk is,dat defe fpieren een verbaaftmakendenbsp;en gelyk boven gefegt is, voor die de betoginge niet verftaat, een ongeloofFc-lyke kragt doen,-

J39. Wy fouden defe betoginge van de Kr^gt der fpieren hier by kunnen laten beruf-ten; ten fy eenige in de Beweeg-kunde niet ervaren fynde (voor welke wy voor-namelyk dit fchryven) nogh door eenige fwarigheden miflehien fouden kunnen belet werden, hare toeltemminge tot het geleide met volkomen geruflheit te geven : w-elke wy hier by wyfe van Aanmerkingen fullen tragten wegh tenbsp;nemen.

140. Het nbsp;nbsp;nbsp;waar in milTchien ymant fwarigheit mogte maken, fs, dat wy in

dtT'ab.Fi. P’g. I. een eenigen fpier-draat GW voor ontelbare andere, die de ganfche fyde van een pen-vormige fpier GWP uiimaken , genomen hebben-welk ook dikwils niet alleen uit twee vlakke fyden , als GWP en G V P be-^nbsp;üaat , maar waar van de vlees-draden in cen meenigte uit elk punt als G,

V nbsp;nbsp;nbsp;ge^

-ocr page 178-

ïf4 nbsp;nbsp;nbsp;KORTE BETOGINGE

gelyk uit den top van een omgekeerden kegel GVW , figh verfpreiden; het welk uit alle punten, als G, N, amp;c. van de middel-pees GP gefchiedendenbsp;defe vlees draden geen vlakken, maar een volkomen lichaam of SoUdummi-maken.

141. nbsp;nbsp;nbsp;Om hier op te antwoorden, en te doen fien, dat defe onderftellinge, welke

wy alleen gemak s-hal ven , om beter verftaanbaar tefyn, alhier gebruikt hebben de betoginge, nogh de grootheit van des fpiers kragt niet verandert: en dat alles het felve foude blyven ; fchoon men de rekening, in plaats van op tweenbsp;fpier-draden GW, GV, op een groote menigte andere opfigtelyk gemaaktnbsp;hadde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Gelieve die dit leeft, eerft te letten; gelyk wy voor de twee fyden des*fpiers G P W en G P V „(het fy defelve lichamelyk of plat fyn) alleen twee fpier-ve-felen GW en GV genomen hebben;'dat wy ook alfoo de helft van de kragtnbsp;des gehelen Spiers GVPW aan elk van defe twee fpier-draaden toegefchre-ven hebben; als (61 3 alwaar de kragt van den vleefchigen draat GW, die(5-93nbsp;op 223 ponden gevonden was, verdubbeld fyndetot44ó, de kragt van den gehelen fpier GVPW gegeven heeft, en foo voort in het gehele vervolgh diennbsp;gront gehouden is.

142. nbsp;nbsp;nbsp;Dat nu de kragt van de fpier in alles defelfde foude bevonden werden, indiennbsp;men dit gewelt niet door twee als GW en GV, maar door ontelbare fpier-draden in het ruim GVPW vervat, ftelde te gefchieden; kan dus by rekc-ningh , voor onervarene blyken. Dé 'Wis-kunde betoont dit op een andere wyfe.nbsp;Laat Tab- FII, Fig. 6. een gewigt D (ais (48) Tab, Fl. Fig. 4.) van 442 ponden'nbsp;aan een touw ÜÜS, door een ander gelyk gewigt y opgehouden werden, omnbsp;den catrol S. Nu wil m.en dit gewigt q wegh doen, en het felve gewigt D,nbsp;in evenwigc houden, door een meenigte andere khuins trekkende touwen innbsp;G, A, P valt geknoopt fynde, yder een gewigt m, h,, g^ p, n, amp;c. totdefennbsp;emde dragende.

Indieti rt^n nu defe fchikkinge der touwen aldus begrypt, dat’er 100 punflen fyn, als G, A, P, in dc lengte van dit touw GO, aan welke de fchuin trekkende touwen, GW, GQ, AB, AE, amp;c. van gebonden fyn.

En verder, dat om elk punt, als G, of, A, of P amp;c. geen tweetouwen, gelyk hier in G en A, maar 10 touwen in het ronde ftaan, en trekken; gelyk h%r in P vier der felver afgebeeld fyn , P V, PT, P H, P R.

Eindelyk Iaat men ftellen, dat de gewigten g, h, w, », 0, elk aan den an-^ren geljk tyii; en dat de hoeken der fchuinten, als MGN, BAP, RPO, TPU, EAP,QGN, die yder fchuin trekkende touw met G O maakt, elknbsp;ook gelyk-, en van agt graden fyn.

Men wil weeten, hoe groot de gewigten, die fchuins trekken, ^, nbsp;nbsp;nbsp;^

/), moeten fyn. En hoe veel haar kragt te famen moet doen, om dit gewigt D in evenw^gt op te houden ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

143. nbsp;nbsp;nbsp;Om dit te vinden, is het blykelyk , dat (volgens defe onderftellinge) het gewigt D van 1000 verfcheidengelyk fw'are gewigten opgeligt wert: (142) vermits aan elk punt als P, tien derfelver fchuins trekken, en defe punten, als P,^nbsp;onderllelt vverdeii too in getal te fyn.

144 Dérhalven fil elk kléin gewigt g o'i h oï m amp;c. een duifenfte deel van het ge-vvigt D opligten ; of volgens (142) een fwaarte van pond, enfulxdoen, volgens de regt opgaande linie GÓ.

145-. Maar dewyl fy fchuins trekken, fal élk gewigt als ???, foo veel malen fwaarder moeten fyn, ais van D of alsifij; als de linie MG raaien langer is als N G.

146, Nu

-ocr page 179-

V%n de Kragt der Spieren. nbsp;nbsp;nbsp;ï j-j-

ï4lt;S. Nu om dat den hotk-der fchuinte N S M , in elk, volgens 'BoreJU (57) 15 van 8 graden, en daarom volgens (ƒ8) als GN 100000 is , dan GM. loopSz falnbsp;wefen, volgt dat werkende na proportie, gelyk GN flaat tot GM, alToo ooknbsp;ftaat tot _

147. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat elk klein gewigt,als w, een fwaarte moet hebben van 4115 pond, hetnbsp;geen het eerde is, dat men (142) onderfoeken wilde,

148. nbsp;nbsp;nbsp;Nu is het verder klaar genoegh, dat om te weten, boe veel kragt alle defcnbsp;kleine gewigten te famen moeten doen, om D of 441 ponden in dele fchuintenbsp;op te ligten; men niet anders behoeft te doen ; als de kragt van een als m of

met het getal van alle de kleine gewigten, dat is met 1000 te m.ultipH-ceeren ; wanneer voor haar aller fwaarte, weder fal komen 446 pon* den.

149. nbsp;nbsp;nbsp;Nu onder alle defe gewigten en touwen kunnen alle de kragten en fpicr-vefe-ien van een pen-vormige fpier GVP W, T^ah. FL tig. 1. vertoont w'crden.

IƒO. Die daarom volgens defe ftellinge van 1000 vefelen, juilt van defclve groot-heit van 446 pondengevonden wert j als defelve te vojen, wanneer men niet meer als twee ipier-vefelen GW en G V, in den fpier G V PW onderftelt hadde te wefen, (61) gevonden is.

lyi. En kan hier uit aan ydtr na een weinigh opmerkrnge blyken, het geen wy (141) geft^gt hebben ; dat fchoon het getal der fpier-vefelen, die een Ipier uit-maken 100000, of 1000,000, of anders foo groot genomen wert, als ytnandnbsp;wil, men in defen altyd by uitrekeningh defelve gemeene kragt van de fpier falnbsp;verkrygen.

lyz. Indien men nu een fpier , Tah. Fl. Fig. i. niet uit twee pen-vormige fpieren G VP W en HZQL , die aan tw'ee pefen H D en GD trekken, alleen fteltnbsp;te beilaan, maar in tegendeel dat veel meerder van defe pen-vornrige op gely-ke wyfe in dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;begrepen werden; fal yder ligtelyk fien, dat de reke-

ningh van de kragt derfelver, op de voorfeide jnaniere, die nu te vooren , en ook in defe aanmerkinge op de fpier-vefelen gefchiet is, gemaakt werden-de , men insgelyks defelve kragt van den grooten fpier daar uit verkrygennbsp;fal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

ïy3. En dus is defe tegenwerpinge volkomgn weggenomen, die met reden hier tegen l'cheen gedaan te kunnen werden; waar ‘ilt;]or .^mmige ^mogten deilkcn, aat het niet aannemdyK waS, Cat iwcc fpicr-VClClen ^ VV Cll G V . Cllc cJc hclftnbsp;van 446 pond foude kunnen dragen: vermits dit alleen onderftelt is om metnbsp;meer gemak de gehele kragt van den fpier te kunnen uit rekenen ; en het defelve uitkomft geeft, als of men in den fpier een millioen vefelen onderftelt hadde te wefen, gelyk fy ’er waarlyk feer veel en miffehien feer veel duifendennbsp;fyn.

Immers hoedanigh defe fpieren geformeert fyn, dat fomtyds verfcheidentlykj's, fal defè wyfe tot een voorheeft kunnen ftrekken, om derfelver kragt,uit te rekenen.

j ƒ4. Ondertuffehen is de aanbiddelyke Wysheit des grooten Formeerders ook itifon-derheit kennel yk, uit de groote menigte der fpier-draden, en byfondere pen-vormige Mufculen , welke fy fomtyds formeeren. Tot een bewys van dit laatfte gelieve men Ta6. F. Fig. 10. na te fien; alwaar hetgeftel van den Deltoides, foonbsp;defelve van de Ht S(e»oin fyn Ed Myologia, ofSpiers-befchryvinge algetekent is,nbsp;geilen wert.

Waar uit blykt , dat defelve uit 12 enkele fpieren, dat is uit 6 wederfyts pen-YQrmige beftaat; en men kan figh de menigte der Ipiervcfel verbeelden,

V 2 nbsp;nbsp;nbsp;als

-ocr page 180-

betoginge

als men (ïgh voorfteJd, dat de ledige en witte piaatfen boven en beneden ook vol vleefchige draden fyn; gelyk den Autheur in deflelfs befchryvinge Paginanbsp;5’3 fegt: welkers kragt na defe form, als fy SS pond (gelyk ly) aan den elle-boogh hangende ophoud, om de meerder inplantingen der fchuine trekkingennbsp;der pefen in en op malkander, ten minden niet minder, als de gefeide wefcnnbsp;kan. Wy hebben defelve op de wyfe van de Pab. PL Fig. vvillen vertoonen;nbsp;om dat de rekeningh van Borelli daar toe met meerder gemak voor onervarenenbsp;in de beweegh-kunde, konde toepadèlyk gemaakt werden,nbsp;lyy. Om nu verder het gebruik van defe veelvuldige fpier-draden , en daar in hetnbsp;verwonderlyk oogmerk des Wyfen Makers te den, behoeft men alleen te merken, (om by de Tab. VI, Fig. i. te blyven) dat de twee fpier-draden GW ennbsp;GV, elk 223 ponden, {S9) bevonden lyn in evenwigt op te houden; dat is tenbsp;famen 446 ponden, als fy beiden den geheelen pen-vormigen fpierG VP W vervangen.

Indien men nu (lelt, dat defen fpier geen twee, maar, (143 amp;c.) 1000 vefe-len heeft, fal elk van een pond, dat is nogh geen half pond te dragen hebben.

En indien het getal der vefelen grooterwas,nogh veel minder; gelyk ook, indien de pen-vormige fpieren van den waren Deltoides Tab. V. Fig. 10. in plaat(e van defe twee (volgens 15-4) fes in getal waren, fal eiken fpier mar f van 446nbsp;of nogh geen lyo ponden , en de daar in onderftelde 1000 vleefchige vefelen elknbsp;niet meer als nriB of Is van een pond tot fyn lalt hebben,nbsp;iSS. Wie kan nu denken, dat ymant dit fpier-geftel foude kunnen met verftant be-fchouwen, en de overgroote Wysheit van den Formeerder der fpieren, daar innbsp;niet erkennen? die de pefen derfelver taey genoegh gemaakt hebbende, opdatnbsp;het geweld, het geen hy voorgenomen hadde, door de fpieren uit te werken,nbsp;niet telkens defelve foude doen breken; en om aan de tederheit der fpier-vefelen tenbsp;gemoed te komen, een foo groote menigte der felver daar toe heeft doen dienen;nbsp;dat elk niet dan een klein gewigt, het welk na derfelver kragt en geftel gepropor-tioneert was, te dragen heeft.

lyy- Welk gewigt feer veel minder fal fyn, als defe (lyy) gevondene van een pond; indien de fpicr-vefelen in het gehele lichaam van eiken pen-vormigennbsp;fpier, veel meerder fyn, als de 1000 die wy (lyy) onderftelt hebben , in defelve

te wefen.

Het was om defe reden de moeite weerdigh, om het getal derfelver foo na doenlyk was, na te vorfchen, voor ymand die daar toe in menfchelyke lichamen gelegentheit heeft; dogh dat het feer groot is, kan uit het vlees van dieren argenomen werden, en uit de onderfoekinge van Borellus, die§. CXV. fegt,nbsp;dat vyftigh nevens den andere geleide vlees-draden, geen eenen duim kunnennbsp;uitmaken.

lyS. Ten anderen, fal ook de verwonderingh ophouden; hoe Tab. VI. Fig. t. men heeft kunnen onderftellen , dat een eenige kleine Machine , als G M van dennbsp;fpier-draat GW, nevens eene diergelyke van den anderen fpier-draat GV, eennbsp;gewigt van 446 ponden op kan houden:

Nadien uit het voorfeide bekent is; vermits elke Machine , als GM , niet meer .als haren fpier-draat GW dragen moet; dat fy met feer wynig, en on-gelyk veel minder, als of ontrent twee en een half once belaft fal fyn.nbsp;lyp. Ten derden, fd het ook foo onaannemelyk niet voorkomen; dat de kleinenbsp;Machines, die een fpier-draat uitmaken, als A, B, C, D, E, Tab, VIL Fig, i.nbsp;wanneer elk van defe in a, b, c, d, e, verkort is, aan het gewigt T, dat aan

den


-ocr page 181-

Van de Kragt det Speren, nbsp;nbsp;nbsp;lyy

den fpier-draat hangt, foo grooten fnelheit in het bewegen geven kunnen; vermits een yder, van een fpier-draat, die fonder gewigt ligh verkort, dat ligt fal toeftaan; en door het vorige, hetgewigt, dat daar door waarlykopgeligtwert, foonbsp;klein is, dat het geen twyffelingen daar over veroorfaken kan ; nadien men nunbsp;al getoont heeft, dat het groot gewigt van 223 ponden , het welk eenige fwaa-righeit konde maken, en (yp) aan eenen fpier-draad toegefchreven wert, enkel by onderftellinge en gemaks-halven dus gevonden is, fonder de ware reke-ningh daar door te benadelen,

160. nbsp;nbsp;nbsp;Dewyl nu te voren (109) de fpier-kragt door de menigte van defe kleinenbsp;Machines foo feer vermeerdert is, en egter defpier daarom niet een pond meer-‘isr aan den clleboogh opligt ; maar defe alleen dienen om de beweginge metnbsp;meer fnelheit te doen gefchieden:

Sal het aan ymand, die de wetten der beweegh-kunde niet verflaat, miiTchien eenigfints twyffelagtigh voorkomen; of men de kragt van defpier al met regtnbsp;daar mede vermeerdert heeft; nadien het opgeligte gewigt niet vergroot wert.nbsp;Maar defe gelieven te weten, dat een meerder fnelheit in dc beweginge vannbsp;een gewigt te maken, foo wel een meerder wefentlyke kragt yereilt; als eennbsp;meerder gewigt met defelve fnelheit op te iigten ; dat by de Wis-kundige bekent is.

En uit het catrol-geftel Tah. VIL Fg, 4. fal dit. ook kunnen blyken; daar het vermeerderen, van de fnelheit, waar mede het gewigt T opgevoert wert, telkens meerder kragt en nieuwe gewigten vereifcht , als w , w , of diergelyke.nbsp;Men fie daar over na het vyj'de (101) aangemerkt.

161, nbsp;nbsp;nbsp;Dat dit ook in andere beweegh-kundige Werk-tuigen plaatfe heeft, kan ligte-lyk ondervonden werden, en is by alle mechanici kennelyk: Want laat een Balance of Hef-boom in A B fyn. Tab. VI. Fig. 7. in D drajende ; waar van denbsp;armen AD en DB gelyk fyn , gelyk ook de gewigten A en B; foo weet y-der, dat den Hef-boom AB, in den llant MK gedraic fynde, hetgewigt A dennbsp;boogh AM , en B den boogh B K in defelve tyd afgeloopen heeft; en dat fy ,nbsp;om dat de boogen even groot fyn, ook even fnel bewogen fyn geweeft.

Nu is ook blykelyk, als men het gewigt B, driemaal foo groot, of door twee gelyke fwaartens G en H verfwaart fynde, wil in evenwigt houden , dat mennbsp;het gewigt A ook driemaal grooter moet maken, of de even fware gewigten fc.

en K daar by doen.

Gelyk mede , indien men B met driemaal meer fnelheit wil bewegen moet men het van B tot G brengen, foo dat DC driemaal foo langh fy%ls DB-waarom als^de Machine drait, en A den boogh AM befchryft, het gewigt’nbsp;C den boogh C L in defelve tyd befchryveu fal; die drie-maal foo groot isnbsp;als AM; en daarom‘met drie-maal meer fnelheit door het gewigt C afgelopen wert.

Nu om dit gewigt in C in evenwigt te houden, wanneer het drie-maal foo fnel, als in B fynde, bewogen foude werden, weet men, en kan yder bevinden, dat het gewigt A, foo wel drie-maal foo groot moet genomen, of metnbsp;E en F vermeerdert werden; als tevooren, wanneer het een drie-voudigh gewigt van B , of B, G, H, moefle opligten, fonder de fnelheidt te veranderen.

Waar uit dan de (160) gemaakte twaarigheit zal weggenomen wefen.

162 Ik moet hier, eer ik eindige, aan ervarene ATa/iiiewöAA vergiffenilTe verfoeken; dat ik in defe Betoginge van de Kragt der fpieren , infonderheit in de oploflirigenbsp;van eenige door onkundige van de Mechanica gemaakte fwarigheden , foo breed

V 3 nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 182-

K O R T E B E T O G I N G E

geweeft ben ; het geen aan geleerde Heeren met regt fal vervelen; maar il hope, dat defelve defe , voor haar waarlyk te grooten omllagh , lia hare be-leeftheden ten goeden Tullen hóuden; indien fy gelieven te denken, dat dit alles voor geen voorname Wiskundigen gelchreven is, welke dit onderwys niet yan noden hebben ; maar alleen voor foodanige, die wienigh in 6.^ Mathefn gg.nbsp;oefFent fynde , niet gewoon fyn een menigte van Lemmata of voorbewyfennbsp;eeril tc lefen, voor dat het wefentlyke der fake volgt; en om een faak van defe nature te verdaan, wat meer uitbreidinge van ftyl en befchryvinge vereifchen;nbsp;aan welke ik daarom gelove, dat defe manier klaarder voor fal komen; immers dit is myn oogmerk in defen geweeft.

En indien ymand dit alles uitvoeriglyker wil betoogt en verhandelt fien, kan hy het door-wrogte werk , tie Motu Animalium van den grooten Wis-konftenaarnbsp;Borellf daar over na lefen; wiens gronden en waarnemingen wy hier gebruikt,nbsp;en wiens betogingen wy hier gecragt hebben, aan die anders wetnigh in Mathe-matifche ftudien ervaren fyn, op een gemakkelyke en korte wyfe, verftaanbaarnbsp;te maken.

, Emde de Betoginge van de Kragt der Spieren»

§, 19. Om

-ocr page 183-

Vm de Spieren nbsp;nbsp;nbsp;I

§. 19. Om dan dit alles tot het ooghmerk,, waar toe wy het gefchreven hebben toe te pal^n,

/. Daar defe Tpieren foo wonderlyk tot het volbrengen van de bewegingen die fy doen, gefchiktfynj in opligt van hare pefen, en gewrigten der beenderen.

//. Daar, op dat de tedere vlees-draden, door het gewelt dat fy doen, niet van een gefcheurt mogten werden, de fpieren uit een foo ontelbare menigtenbsp;dei'felver geformeert fyn •, dat elk naulyks vets, en niet als een feer klein gedeelte van een gewigt te dragen, of op te houden heeft.

III. Daar fy elk uit foo veel kleine Machines gemaakt fynj die alleen dienen , op dat fy, het geen fy doen, met een groote veerdigheit en fnelheit fouden Icunnen doen j het geen wy in de bewegingen van vingers entongh, en innbsp;foo veel andere gevallen, met groote reden verwonderen.

JF’. Daar onder een foo ontelbai-e menigte der vlees-draden, die foo klein ¦fyn , dat fy geen vrouwen hair in dikte kunnen ophalen, niet een eenigeion-der verwarringe, verkeerdelyk geplaatft kan fyn.

Soude ook ymant dit geftel en werkingedeferfpierenregtverftaandc,fonder het tegenfpreken van fyn gewiffe in figh gewaar te werden, het felve kunnen oordeelen, fonder eenige wysheit of verftant dus gemaakt te fyn?nbsp;En hy fchynt my al leer verre van alle redelykheit te moeten ontbloot we-fen, die van een Wind-as en andere Werk-tuigen, welke by Timmerliedennbsp;dagelyks gebruikt werden, figh foude fchamen te denken, (indien hy nietnbsp;belagt foude Willen werden) dat fy by een los geval of van lighfelfs en vannbsp;’tgeen fy deden, geheel onbewufte oorlaaken haar famen-llcl gekregen,ennbsp;tot haar gebruiken gefchikt waren 5 en egter van dit fpier-geftel, om fyn A-theifterye te onderfteunenj^dit figh niet onfiet te feggen. Beklagefyk Ongo-diftendom! Het welke, op dat die het lelve aanhangeu, geen Wyle, janbsp;Wonderenden £oo erootenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ciei'en in haar cigcnC liclltmrn UOCllclc CxodC

gedwongen fouden fyn in defe fyne werken te erkennen,foo onbillyke,on-redelyke , en van alle verftandige verfchillende en verfoeide faken nootfake-lyk moet ftaande houden. Want dat het geen door de fpieren gefchiet met groot regt onder wonderen moet geteltwerden, engenoeghfaani ongeloofFe-lyk voorkomen, aan die de vorige betogingen niet verftaatj fal daar uit kunnen afgenomen werden j om dat de draden vandeneenigenfpier (Z)r/#02V«)nbsp;volgens het gene §.18(110) getoont is, foo verbaafend een gewelt magtigh fynnbsp;te doen,en waarlyk foo veel doen,in het voorige gevafials offy alle aan den eenennbsp;arm van een gelyk-armigc balance te gelyk werkende, den anderen arm,nbsp;welkers fchaal met fyn ingefette gewigt ^yöSo ponden fwaar was , in evennbsp;wigt hielden; en een weinigh fwaarte, al was die maar van een once of minder,nbsp;daar afgenomen fynde, een loofchromelykefwaarheit fouden kunnen opligten.

Boven dit fiet men (§. 18. van i ii tot 117) dat dcfefeiwevlees-cnfpier-vefc-ien, hoe teeder fy ook fchynen, te famen genomen fynde, foodanigh een vaftig-

hcip

-ocr page 184-

ïöo nbsp;nbsp;nbsp;X. B E S C H o U W I N G E.

heit van geftelt hebben, dat indien wederfydts ditgrootegewlgtvan jytfBd ponden aan haar alle gehangen wierde, fy door defe beide of door 713Ö0nbsp;ponden niet en foude kunnen van een gefcheurt worden.

Een Ongodift gelieve dit te overdenken, en ook het gebruik, dat de fpie-ren in een inenfche ondervonden werden te hebben en dan lelfs te oordelen , ot hy nogh gerullelyk kan loochenen, dat fynen Aanbiddelyken Maker Magtigh en VVys is?

Na dit alles, kan nogh ymant verder fonder verftomt te ftaan, over des Scheppers wonderen iïgh voorftellen, dat al het vlees, ’t welk aan dieren ennbsp;menlchen is, en bevonden were verre het meefte gedeelte van haar lichaamnbsp;uit temaken, alleen uit defe vefelen en beweegh-draden beftaat ? die elk,nbsp;hoe teer en dun fy ook fyn, haar bepaalt gebruik hebben j en in welkers foonbsp;menighvuldige ftrekkingenen fchikkingen, in fooveelverfcheidenfpicren,nbsp;men foo veel verfcheiden oogmerken des Wyfen Makers, als met lynenbsp;handen tallen kan } ’t geen foo het fchynt, magtigh moet fyn, omdealder-domfte (f90 niet met een de hartnekkigfte) daar van met volkomen overtui-gingh te overreden, dat defe grootenFormeerder inhetfooverfcheidentlyknbsp;leiden van defe fpier-draden , de foo menighvuldige bewegingen, diefy doen,nbsp;ten ooghmerk gehaat heeft: en daarom dat hier geen geval of onredelyke oor-faak inhetminftc, felfsnietinhetfchikken van een cenigh foo teder en fynnbsp;vlees-draatje kan plaatfegehadt hebben. Een Ongodift, (op dat ik dit noghnbsp;eens herhale) hoe beklagelyk en hartnekkigh hyook wefenmagh, leereditnbsp;getoonde eerft regt begrypen j en overlegge dan in ftilheit by figh fclven,nbsp;wat een redelyk menfeh daar uit befluiten moet.

§. zo. Die hier eenigh begrip van wil maken, befiede?«^. VIII.Fig. i. en Z. alwaar den verfcheiden loop van dele fpi«'-ve(elen afgebeeld, en metnbsp;cenen klaarlyk vertoont wert, hoe defe draden korter werdende, het deel,nbsp;dat volgen kan en in welke fy ingeplant fyn, na haar andere einde, dat aan on-bevveeglyke benen vaft gehegt is, moeten toe trekken j en aldus elk lyne bc-weginge in een menfeh veroorfaken.

Om dat dan in eenigc weinige te doen lien:

- Is het klaar, dat de Deltoides A, Tab. VIIL F/g. i. wiens draden boven op den fchouder C onbevvecgelyk, en aan den arm-pyp,drajcndc aan het lidcnbsp;des fchouders , in D onbeweeglyk vaft gehegt fyn, den arm, als hier, na beneden fal laten hangen , als hy niet werkt, en alle fyne draden op het langftenbsp;uitgeftrekt fyn. Maar foo defe draden tulTchen C en D met eenige kragtnbsp;korter werden gemaakt, gelyk men in B op den anderen fchouder Hen kan,nbsp;dat als dan den arm gelyk in B E, moet opgeheven werden. Syninnerlyknbsp;en verwondcrlyk konft-geftel hebben wy boven getoont.

De PeBoralis K alhier ook met het eene einde fyner draden in F in het borft-been onbeweeglyk j en met haar andere ookinD, indenbewecglykennbsp;arm-pyp ingcplant lyndcj blykt het, foo defe draden ook korter werden,

dat

-ocr page 185-

Van de spieren. quot; nbsp;nbsp;nbsp;*

dat fy den arm óm het fchouder gewrigt drajcnde, voof-waarts na dc borft moeten trekken.

In dc nbsp;nbsp;nbsp;dorji A, A ^ Tah. VUL Fig. i. aan wederfyden, indien men den

loop van bare vefelen befchout, doen defelve fien, dat fy den arm na agteren en na beneden trekken, waarom hy by veele den naatn van Ani-Scalptor of Aan-krau'wer heeft.

Van de Gafirocnemii BB, die in dc kult van het been gelegt, en boven ontrent de knye vaftfynde,met haar andere einde door een Iterke pees C aannbsp;het hiel-been verknogt fyn, fiet men,dat de draden regt nederwaarts lopen;nbsp;waarom defelve korter werdende, het Hiel-been agterwaans en opwaartsnbsp;bewogen,en de voet nederwaartsmoetuitgelfoken werden. Menligtehethiel-been op, en legge de hand op de kuit van dat been, en men fal defe fpierennbsp;voelen opfwellen, en korter in een gedrongen werden.

Dit fy in defe exempelen genoegh, om ymant uit den loop van defe getekende fpier-draden een ruw begrip van de bewegingen der fpieren, die defelve uitmaken, te geven.

§. 21. Dit wonder-geftel van de fpieren, fcheen my te groot, om niet door defe twee Figuuren 7^2^. Fill. Fig. i. enz. eenmenfeh, gelykhyvannbsp;voren en agteren gcftelt is, aan het gefigt van een onervarene in de Anatomie, uitnbsp;de Hr. Browne, tot defen einde te vertoonen j en feer dienftigh om gelegentheicnbsp;aan alle tvvyffelende Philofopen te geven, om figh felfs te vragen, of eennbsp;werk-ftuk als ons lichaam (dat uit foo veel verfcheiden, en foo verwonder-lyke Machines als’cr fpieren in hetfclve fyn, en welke alle tot een byfon-der nodigh gebruik dienen, famen geftclt is) ook by hem kan gedagt worden, fonder verftant, en alleen by geval gegroeit te fyn?

En dat meer is, of fy niet een doorgrondende Wysheit hier in moeten

erkennen? daar foo veel duifcnden der duifenden .van diaatjes, elk tot fyn

einde, fyn bequamc plaats cn maaKici moctcn hebben j dat dit alles met loo veel order, in een vogt van een ey (waar uit dogh de meefte, foo niet allenbsp;dieren voortkomen) fyn ftellinge en gedaante heeft verkregen. En voor!nbsp;namely k, betuigt dit geen verftant van den Formeerder? dat dit niet in een,nbsp;(Het welk miflehien een Ongodift, hoe wel met geen reden, foude feggennbsp;gevalligh te fyn, als hy het dogh foo wilde ftaande houden) maar in foonbsp;veel millioenen voorwerpen met foo netten ordre gefchiet?

§.22. Meermalen heeft my ontfachelyk gefcheenen dc doorgrondende ken-nifl'e, wi^aarmcde den Geeft des Almagtigcn in fyn Woord van fyne ichepfelen doetfpreken, onder andere, ook infonderheit Fjaim CXXXIX. ly. daarnbsp;' men dit volgende leeft: Myn gebeente was veor Uniet verholen, als ik in het verborgene gemaakt lengende aïseenBerduurfelgewrogt ben. In het welke een volmaakte befchryvingh der gedaante, die de Spieren met malkander vertoonen , fchynt begrepen te fyn j wanneer van een BorduurJel alhier ge-fproken wert.

X nbsp;nbsp;nbsp;Laat

-ocr page 186-

Xöz. nbsp;nbsp;nbsp;X. B E S C H o U W I N G E.

Laat ymant, die hier aan twyffelt, noghmaalde oogen opdcfelaatflcFiguren 'Tab. Fin. Fig. I. en flaan} en oordeclen, of fy niet volkomen een Borduur-werk op de befte wyfe vertonnen? en of’er ook een gepafter uit-drukkingc om defc fpieren af te beelden kan gevonden werden, als in defennbsp;hetwoort Rukkamti te gebruiken? ’t geen hier vertaalt wert: Ik ben als eennbsp;Bordmrfel gewrogt, en in kragt betekent, Ik hen met de naaide tot een Bor-duurfelgemaakt. Nadien, hoe hoewel de Hebreen meer woorden hebben, dienbsp;Borduren kunnen overgefet werden, egter dit grontwoord Rakam een lbonbsp;danigh borduuren, dat nnet de naaide gefchiet, betekent. Siet hier van denbsp;Woorde-Boeken van Bmtorfius en Coceejus., die het met Jeupingere vertalen.

Die nu de moeite neemt van een Borduurfel, dat met de naaide gemaakt is, naukeurigh te beften fal bevinden, dat het uit veel op het ooge cven-wydigc, nevens malkander leggende en op verfcheiden plaatfcn na verfcheidennbsp;oorden figh uitftrekkende draden beftaat gt; even op defelvewyfe,alsmen indefenbsp;Figuren, in de daar in afgetekende fpieren liet. Soo datderfelver famenftclnbsp;met veel regt een Borduurfel met de naaide genaamt wert.

Maar ook kan hier uit werden afgenomen} dat in defc plaats van de fpieren onder de naam van dit Naald-Borduurfel gefproken wert} als men op de voorgaande woorden let: Myngebeente was voor U nietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;toonende,

dat al het oogmerk waar toe defefpierengemaakt waren, vergeefs foudelynj indien fy met het gebeente geenover een komende fchikkingh van hare fpicr-draden hadden. Vermits het aan niemand, die het vorige gelcfen en verftaannbsp;heeft, onbekent kan fyn, dat indien de fpicr-draden niet een juifte lengte ennbsp;netten cours ten opfigt van de beenderen hadden, al dit foo konftigh fpicr-geltel genoegfaam van geen gebruik foude wefen.

Dogh aldernadrukkely kft fiet men door defe fprcekwyfejdc fpieren vertoonen: als men het woord hier myn gebeente vertaalt, met Buxtorfius en na hem Rob-hertfon overfet myn kragtmyn geweld-, te meer, dcwyl dit gront-woordnbsp;hier in het een-getal gevonden wert, daar de beenen noghtans menigvuldighnbsp;(yn, en daarom meeften tydt in het veel-getal op andere plaatfen uitgedrukt

werden.

Soo dat de fin van de plaats dusdanigh foude fyn : Myn kragt ,oï het gewelf, dat in myn lichaam is, was voor u niet ver holen, als mynefpierenvanü ,gelykeen

natuurlykNaald-Borduurfel , gemaakt fyn. '

Indien men nu ügh erinnert, ’t geen voren gctoontis, niet alleen, datdc fpieren de eenige Werk-tuigen van kragt in ons lichaamfyn j maarinfonder-heit figh te binnen brengt, het overgroote én by na ongeloofièlyk gewclt,nbsp;dat fy in een menfehe doen. Moet niet al wie redelyk en onpartydigh is,nbsp;overtuigt fyn, dat den Ingever van het Hciligh Woord, die den Koninghnbsp;David dus heeft doen fpreken, kennilfe moet gchadt hebben van beide defenbsp;faken; als men fiet met hoe veel ophef en nadruk defe woorden uitgeboe-

femt


-ocr page 187-

Van de speren.

icmt werden? cn foude ymand, die nu van dit beide volkomen onderrigt is, en Godtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loven over de wonderen, die des felven Magc en Wysheit

op een foo heerlyke wyfe in fyn lichaam en fpieren vertoonde, figh kragti-ger kunnen uitdruken? om met een te toonen, dat hy van aan hem welbekende faken fprak, als met de woorden van defen Sanger te gebruiken derlykfyn uwe werken^ ook {NB) weet het myn Jielefeerwel,myrt kragtdiegy innbsp;j'oo verbaalimakend. een gr ootheit in myne fpieren gekgt hebt., fchoon fenoghbyallenbsp;fftenfehen op die tyd in het geheef en nu nogh ten deele onbekent is^ was voor C/,nbsp;mynen Wyfen en mnbiddelyken Maker niet verholen , als gy myne fpierdraden gemaakt , en defelve als een Borduur fel met de naaide gefchikt hebt.

§. Z3. Kan nu ymant denken dat cenigh menfeh in die tyden regte ken-niffè van dele twee faken gehadt heeft ? nadien men nogh lange tyden daar na, de kragt der beweginge niet van het geftel der fpier-draden, maar vannbsp;onbekende vermogens en Facultates heeft willen afleiden: en nogh meer, de-wyl men fiet hoe verkeerden wegh de grootlle Phiiofophcn in het onderfoe-ken van de kragt der fpieren, ingeflagenfyn; die alle van gedagten fyn ge-weeft, dat den Schepper inde beweginge der Dieren Machines gebruiktenbsp;welke door een kleine kragt groote gewigten kunnen opligten. Onder de-k t.e\t Borellus ielüAriftoteksLucretiusGalemis., en ook in later tyden Gi?/-fendust meer andere} daar in tegendeel den Grootmagtigen Formeerder,nbsp;dien het aan geen kragt te geven ontbrak ,gelyk het ons menfehendoer , omnbsp;een minder gewigt op te ligten, dikwils een Machine gebruikt, die looonbsp;malen meerder kragt doet. De redenen, waarom de Goddelyke Wysheitnbsp;dit foodanigh heeft goed gevonden , om een menfche geluklcigh te maken,nbsp;fyn in het voorige, foo verre de menfchclyke onderfoekingtn tot nogh toenbsp;doorgedrongen hebben , eenigfints aangchaalt ; waar van de voornaamftenbsp;fchynt, om dc beweginge door de fpieren met de nodige fhclheit te doen ge-fchieden.

Om dan dit alles te befluiten, indien het niette geloven is, dat defe ei-gcnfchappen der fpierdraden , ten tyde als defen Pfalra befchreven is, aan cenigh menfche nogh fyn bekent ge weeft j en wanneer men egter den gan-fchen famen-hangh defer woorden daar op fiet doelen, en feer aanneraelyknbsp;maken, dat defelve niet fonder kennifle van de groote kragt, die dc, als innbsp;een Borduurfel nevens malkander leggende, fpierdraden doen, gefchreven fyn jnbsp;foude niet een billyk gemoet,en’tgeen fonder tegendiift defc faak overlegt,nbsp;redelyker wyfe moeten overtuigt werden, dat dit woort alhier yets fegt,nbsp;het welk in die tydt nogh aan al wat op Aarden leefde verborgen was,nbsp;en daarom dat het zelve van een hooger geeft, en aan wie meerder alsnbsp;aan alle menfehen bekent was, fyn afkomft moet hebben?

§. Vetfeheiden malen is my de plaatfe 'Joh. XVIIL 13. wel voor gekomen, als ook mede van de fpieren fprekende in dcl'c woorden: de Eerf-gebooren des doods frl de grendelen fyneshults'vertcsren ^f/ne grendelenfalhyvertee-

X z nbsp;nbsp;nbsp;rev.

-ocr page 188-

1(54

X. B E S C H O U W I N G E.

ren. Ais kunnende defelve een feer goeden fin ontfangen, wanneer het woort Baddim^ h\tï grendelen., Exod. XXVIE 6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;door hand-hoomen^

daar den Altaar mede opgeligt en gedragen wierde, in die betekenilïcgenomen wert, die hetdoorhet Latynlche woordverkrygen kanj waar mede het by Buxtorfius en Coccejus ook overgefet wert: en men dan het fcl-ve ook voor een foort van Hef-boom., of Hef-werk-tuigh, dznr menyets medenbsp;oplieft, alhier neemt. En foo foude de fin defer plaatfe fyn, de eerfi-gehoorennbsp;des doots, of een voorname dood,y2s^ de Hef-hoornen of Op-heffers van fynhuitnbsp;verteeren.

Nu weet een ygclyk, die de Anatomie vcrftaat, dat in eeneigentlykefin, geen andere Hef boomen of Op-heffers des huits fyn, als de fpierenj hetgeennbsp;door haar gefchiet als fy werken, en hare fpierdraden , die verkort werden,nbsp;ook dikker werden en daar door den huit opheffen.

Een yder ,'gelyk al eens te vooren gefegt is) die twyifelt, als hy fyn Hiel oplight, legge de hand op de kuit van fyn beenj of als hy fyne vingers op ennbsp;toe doet, omvatte met fyn andere hand den arm beneden den elleboogh,nbsp;ook als hy met de kiefen op malkander een fterke kragt met byten doet,nbsp;voele met de hand op fyn wangh aan het einde van het kakebeen» en hy falnbsp;in alle defe adtien, door het dik-worden van die werkende fpieren genoeg-faam overtuigt werden, dat fy Opheffers of Hef-werk-tuigen fyn, daar denbsp;huit door opgeligt wert.

Nu dewyl de fpieren in een menfche al het vlees uitmaken j foude de plaats eindelyk, dit feggen: Een ellendige dood fal de fpieren, die fyn huit opheffen, ofnbsp;fyn vleefch vertteren.


XI. BE-

-ocr page 189-

lóf

XI. B ES CHOUWINGE.

Van de Beenderen.

Job, XL. 13.

ló. Overtuiginge uit het te Voren gefeide.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Job. X. II.

Ezechiel. XXXVII. 6, 8.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Benen fonder zenuwen.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Mergh.

zo, JVater en Olye dienen te famen om gladt te maken.

21. Komen beide in de gewrigten.

ZZ. Overtuiginge uit dit gefeide,

23. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XX.;!,3,24.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginze uit defe plaatfe,nbsp;zy. Job. XXi. 30.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. III. 7, 8.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Jefai®, LVIII. ii.


§• I


Ver^angh tot de Beenderen, Bekkeneel en Hooft-been-


O

deren.

gt;J nbsp;nbsp;nbsp;OO _0nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ . .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 f' t

4. Gebruiken nm deJJeljs rnaakjel, ƒ. IV^rvel-beenen.

6, Ribben. y. Heupe-beenen.

8. Dye-been. p. Tanden,

10. nbsp;nbsp;nbsp;Prediker XI-Jquot;.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Beenderen in ongeboren kinderen.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Beenderen uit vogten oorfpronkelyk.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Pfalm. CIX. 18.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Job.XLI. 3.


'Z.


§.i.Tj'Oe veel konft en wysheit figb nu vertoont, in het geen van Irlhet lichaam gefegt is, cn met hoe veel glans die daar in uitblinken maghi van hoe grooten nuttigheit ook de Aderen, Zenuwen, Spierennbsp;en andere deden fyn mogen j foo foude egter al dien verbaaftmakenden toe-ftcl geheel vergeefs wefen, en het ganfche lichaam, gelyk een natten lak opnbsp;rnalkandci* nederiygei-»,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5 niet in ftaaC Tyilj OITl byri'^ Cene bc*

weginge.met order te doen,nogh een voet Verre uit fyn plaats te kunnen komen i waarom het wel een feer konftigh te famen geilelden, maar egter ook een feer onnutten, feerellendigcnen medelydenswaardigenweereloofenrompnbsp;vertoonen foude: ten fy het den goedertieren Stigter gelieft hadde , hetnbsp;felve door de ilevigheit der beenderen te orgt;derfteunen,en tot fynpligt en be-dryyen bequaatn te maken.

Kan nu een ongelukkigh Atheift, dit al mede, als by geval foo geworden, aanmerken? of denken, dat defè beenen met al de wonderen,dieligh daar in veertoonen, juift op die plaatfen daar fy dienft kunnen doen, en in dienbsp;forme die vereill wèrt, fonder eenigh oogmerk des Formeerders, vaneennbsp;onverftandige oorfaak geftelt en gemaakt fyn ?

§. 2. En om hier maar eenige aanmerkingen op de beenen te maken j dewyl ontelbare , uit het geen de Jnatomici ontdekt hebben, kunnen afgeleid werden.

X 3 nbsp;nbsp;nbsp;I. Kan

-ocr page 190-

166

XI. BESCHOUWING E.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Kan men denken, dat ’er geen wysheit gebruikt isgeweeft, als mennbsp;liet, dat de herflenen, die van foo fagt een ftofFe fyn, dat Ce ligtelyk tennbsp;kolle van het leven, van yets van buiten kunnen gequetft of gekneuft worden, om dit gevaar voor te komen, van een bekkeneel, dat hart en van beennbsp;gemaakt is, omkleet fyn?

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat dit bekkeneel niet uit een ccnigh hart ftuk beftaat,maar van lbonbsp;veel delen famen gcfet is, welke door een foort van tuflchen-loopendenadennbsp;vancengefcheidenfynj op dat fy in ongeboren kinderen} bewegelyk ontrentnbsp;malkander wefcn, en figh niet tegen haren uitgangh in het baren ftcllennbsp;foudeni e» alfoo menighrnalen aan Moeder en Vrugt, den dood veroorfa-ken.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat defc bewegelykheit, met het waflen der jarenophout, wanneernbsp;fy fchadely k foude werden •, en dc naden alleen voórnamclyk behoeven te dienen,nbsp;om gemeenfchap te onderhouden tuflehen de vliefen, die de herllèneu en hetnbsp;bekkeneel omvatten.

Een groot bewys liet men hier van, dewyl boven op het hoofd, daar en pyl-naad , en kroon-naat malkander kruiflen , een openingh tuflehen denbsp;beenen , en in de eerftgeboren kinderen alles met een vlies bedekt , gevonden wert: waar op men de vinger leggende, het geklop der deden, innbsp;het hooft leggende, voelen kani en die met de jaren door een vaft beenver-vult en geftopt wert.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dat in het bekkeneel over al van foo vaft een fubftantie lynde, egternbsp;aan alle plaatfen, daar fulxs vercift wierdc, gaten gemaakt fyn, omhetrug-ge-mergh uit dc Herflenen en Bloed-vaten enz. door te latengaan. Infon-derheit dat men by de ooren, foo veel winkelagtige holen in lbo harde boenen , als in rotfcn,met die konft uitgehouwen Het, die vereift wort, om denbsp;wonderlyke werktuigen des gehoors in die ordre te plaatfen, daar men fenbsp;in bevint.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Dat ’er door hot opper kakebeen, een openingh gemaakt is 5 langs wel

ke de lugt door de neus in dc longe kan komen ^ londor welke geen kind gemaakkelyk fuigen, en by volwaflene felfs geen vogtofvogtieefpvfelan^hnbsp;hl de mond konde gehouden werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;b

Om hier niet meer van te feggen, aan yder fal bekent fyn, welk een ongcmack het toebrengen foude , wanneer een menfeh alleen metnbsp;de openingh des Mondts, cn niet door de Neus konde adem halen.

Die nu verder dc moeite neemt van de beenderen des hoofts tot haar min-fte omftandigheden te befchouwenj en figh uit de Anatomie, hergebruik, welk der Onderfoekeren neerftigheit tot nu toe ontdekt heeft, daar van Iaatnbsp;iceren; on liet dat’er onder al die menigte geen uitftcekfeltje, geen hoHig-heitje, geen gaatje, foo klein is, of het heeft lyn nodigh gebruik j niet alleen tot het wei wefen en gemak, maar menigmalen felfs tot het onder-

hou-


-ocr page 191-

V%n de Beenderen.

houden, van onsfoo geliefde leven. Kan foodanigh ymand dit alles nogh oordelen , fonder ecns Makers voornemen en wysheit, fy n wefen en foo wondei'lyk tot alles dienende gedaante gekregen te hebben ?

§. 3. Maar gelyk nu de herflenen, om niet ligt van bulten ongemak te lyden, als-met een beenc kas, omvat fynj fchcen dit befchutfel tegenuiter-lyk gewelt niet minder vcreill te werden, voor het ruggemergh, het welkenbsp;uit der Herfcnen fagte ftoife beftaande, nederwaarts dalen raoefte, om doornbsp;het uitfenden van zenüw-pypen na veelc delen, de geeftryke herlTen-vogt totnbsp;defelve te voeren.

Aan dit oogmerk fcheen een holle beene pyp, gelyk een fchinkel, te kunnen voldoen; die wel bequaam was om het felve te omvatten, envooruiter-lyk gewelt te befchermen. Dogh wederom konde, wanneer dit dus gefchic-de, niet voorgekomen werden, dat het lichaam, als op een llok, onbewe-gelyk foude moeten ftaan, en ganfeh buiten ftaat fyn, om ligh op eenige wyfe te kunnen buigen.

Indien nu weder hier toe in defen pyp, die het rugge-mergh omringt, ge-wrigten gemaakt wierden, als in den elleboog en in de vingeren; was weder dit nadeel daar in;

£er/fj dat de deelen defer pyp met malkander nauwe hoeken makende, of geheel tot malkander neder gebogen werdende, het rugge-mergh defe buigingen foude moeren volgen, en alfoo den loop van het zenuw-fap in deCenbsp;fcherpe hoeken gefluit werden; ’t geen van hoegrootengevoigh het is, weten, die door den beletten loop deffelfs, lammigheden, niet alleen, maar felfsnbsp;het koude vier, bedervinge der beenderen, en een ellendige dood hebben flennbsp;veroorfaken.

TV® anderen^hoe wel al geen van defe ongemakken volgde; foude het lichaam door defe foort van gewrigten; wel voor over en eenighfints agter o-ver 5 dogh op gencï-ihanclc -manid crn foo wcl iydquot;Wil3.rCS OV^Cl* kuDnCn OfC*

bogen werden; ’t geen men in den Elleboogh en Vingeren dus fiet gebeuren. nbsp;nbsp;nbsp;°

Indien verder de Articulatien gefchieden, gelyk men fe in den fchouder cn heup bevind; en dat (gelyk ftrax nader fal getoont werden) den knopnbsp;van de cene pyp in de holligheit van een ander bewogen wiei de, is ligte-lyk te fien, dat de buigingen na alle kanten fouden kunnen gefchieden :nbsp;maar ook met een is het waar, dat in geen geftel het rugge-merg meer lyden foude;nadien het felve door de dikte van de been-knop heen moetende lopen, niet konde ontgaan,om doordeflclfsbewegingefeerbenauwtengeperftnbsp;en haafl onbequaara tor fyn gebruik te werden.

Om dan alle defe ongemakken voor te komen, en het lichaam na alle fy-den buigfaam te doen te fyn, cn nogtans met het maken van eenige nauwe hoeken het kreuken van het ruggemergh te vermyden, en boven dit allesnbsp;het felve rontom tegen alle bejegeningen te befchermen; laat denverftandig-

ften

-ocr page 192-

l68

XI. BES C H O U W I N G E.

llen Ingenieur, of den grootftcn Wis-konftenaar figh bedenken, en ons fcg-i^ gen j of hy dit groot Problems Mechanicum beter Solveren^ en alle dele oogmerken in een conftruótie volmakter foudc konnen bereiken, als de gedug-tc Wysheit des Grooten Makers alhier gedaan heeft.

Die nu hier eenigh kort begrip van gelieft te ontfangen,be{iedefi«^./X'. pig. I. alwaar den rugge-graat vertoont wort, beftaande uit een menigte vannbsp;kleine wervel-beenderen op malkander gefteltj waar van elk in-het middennbsp;een groote openingh heeft, om het rugge-mergh door te laten j foo dat fe.nbsp;daar, door alle de openingen te famen, een hollen pyp van boven tot beneden formecren: welke voor over of anderfints gebogen fynde, om de kleinheitnbsp;der wervel-beenen , by na gene hoeken, ofimmers veel minder nauwe hoekennbsp;maakt: op defelve wyfe by na, als men in een veelhoek A E B F C G D, 1‘ab. IX.nbsp;Fig.t.ttn allenxkens fighbuigende kromte lietjdie,als men defyden nogh kleinder, of voor A E weder twee ol meerder andere fyden nam, feer na foude komennbsp;aan de rondte van den cirkel) welke fonder eenigc hoeken is, immers dienbsp;van menfehen kunnen waargenomen werden.

Dewyl nu hieruit blykt,dat als men in een girkel een veelhoek infchryfc, van weiniger en grooter fyden , als AB , BC, CD, de hoeken ABC,nbsp;BCD amp;c. veelnauwer en Icherper fyn, al de hoeken A EB, EBFamp;c.dienbsp;gemaakt werden, als men den omloop des veelhoeks uit meerderen kleindernbsp;deelen doet bellaan: liet men ook dat, om de nauwe hoeken voor te komen,nbsp;het alhier nodigh was, de wervel-beenen feer klein, en daarom menigvul-digh in getal te maken.

§. 4. Kan ymant nu denken, dat het verdeden van defe pyp in foo kleine deeltjes, als elk wervel-been is (het geen juift alhier van noden was, en niet op andere plaatfen) fonder eenigh overlegh van een eind beoogende Maker ook juiil alleen hier, en op geen andere plaatfe foodanigh geordineertnbsp;is?

^^•(der om dat defe rugge-graat, niet door gewrigten bewogen werden, Jïiaar fonder hoeken te maken buigen moeftej op dat dit nabehoren gcfchie-den, en met een des Stigters Wysheit getoont mogte werden j fiet mence-niglints ook in de figure, hoe Iiy elk wervd-been, aan elk van dat onder ennbsp;boven naatt aan hem is, met een tuflehen-komend krakebpen vaft gehegt

heeft.

Het geen defe drie hier foo nodigh vereifte gebruiken heeft:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het door fyn tulTchen-komftehetwryvenenfoohetflytenvantweenbsp;wervel-beenen op malkanderen belet.

II, nbsp;nbsp;nbsp;Wyl nu in het buigen der rug-graat, (by voorbeeld naderegterfyde)nbsp;de wervel-beenen aan de felve fyde nader aanmalkander moeten gebragt werden) en aan de tegen over ftaande linker fyde, op defelve tyd, verder vannbsp;malkander afwyken; dat dit krakebeen defe eigenfehap heeft, dat het totnbsp;dit beide dienen kan) en tociaten, dat het aan de regter fyde wat meer,

door

-ocr page 193-

Van de Beenderen, nbsp;nbsp;nbsp;'tlt;55

'door de malkander In de buigingh naderendewervel-beenen, kan ineengedrongen, en alfoo dunder gemaakt, en aan de andere linker fyde, ter felver tyd wat uit gerekt,en gelyk als dikker werden.

III. En ’t geen infonderheit alhier vereiftwierde, dat dit krakebeen ook een

Blater , dat is een ‘veertge kragt heeft i die het felve aan de regter fyde in een gedrongen fynde, weder uit fet, en aan de linker uitgerekt fynde, weder

intrefct,

Soo dat defe krakebeenen, gelyk fy bequaam fyn om het buigen van den jaigge-graat gemakkelyk te maken, alfoo ook dienen om een merkelyk geweld te doen, tot de herftellingevandefelve, na de buiginge, in fync voorgaande regtheit.

Beklagelyk is hyjwiens vooroordeel of driften hem niet toe en laten in allen defèneen verftandigh Maker te kunnen befchouwen: endiefoo verwonderlyknbsp;een geftel voor een by geval of fonder eenigewysheit en door figh van figh felfsnbsp;en van haar doen onbewufte oorfaken, te lamengekomen hoop kan houden:nbsp;het welk by feer groote Mathematici, die het felve met veel verwonderinghnbsp;on vlyt onderfogt hebben, met regt voor een konft-ftuk aangefien wert.nbsp;Borellus^ §. LVIII. de Motu Animalium noemt het Artificium flrudiurafpnanbsp;dorjiy of het konfi-Tverk van het geftel des rugge-graats y en begint deflelfs onder-foek, met defe en meer faken aan de Wysheit des Goddelyken Bouw-meeftersnbsp;toe te fchryvem

Ik weet wel, dat in het difputeren tegen Godt-loochenaars authoriteiten fèer weinigh kragt tot overtuiginge hebben. Maar wanneer men grootenbsp;mannen, juift dit oogmerk in het fchryven van haar boeken niet hebbende,nbsp;egter hoort foodanigh fpreken j is het immers feer gelooflfelyk, dat men ditnbsp;niet anders, als aan een onwederftandelyke overredingh van haar gemoed kaanbsp;toefchryveni en daarom fchynt ten minften een ongelukkig^ philofboph,

indien hy nogh aan nbsp;nbsp;nbsp;on billykhcit plaatfc geeft, doOT hct

felve daar toe te moeten gebragt Aderden, dat hy, ’t geen aan foo groote verftanden tot overtuiginge gelfrekt beeft, met een regtenen behoorlykennbsp;ernft onderfoeke j en by figh felfs overlegge, of niet meer, het gebrek vannbsp;onderfock on van kennifie, als een bondige redeneringe aan hem gront totnbsp;fyne gevoelens, met die van feer geleerde W is-konftenaars foo feer ftrydignbsp;fynde, oorfaak gegeven beeft.

En dit is ook het einde, dat wy met het fchryven van defe befchouwingea beoogen; in hoope dat het dien gedugten en Goddelyken Stigter van dit alles mogte gelieven figh haarder te ontfermen, en haar onder dien vloek nietnbsp;te laten, dat fy het onderfoek, van het geen een Godtheit aan haar kanbe-wyfen, halfterrighlyk verwerpen, foo datfyoqgenhebbendenogtansniet ennbsp;£en.

§. f. Wy flaan nu over de wonderen, die men foude kunnen aanmerken in deuitfleekfels derwervcl-bcenderen, in welke de fpieren tot de bewegingen

Y nbsp;nbsp;nbsp;'ia-


-ocr page 194-

XL B E S C H O U W I N G E.

ingeplant werden; en in de gaten, die daar in fyn, om bloede vaten door te laten j gelyk ook de openingen, die tulFchen elke twee wervel-beenderennbsp;fyn, en waar door de zenuwen uit het rngge- merk Ipvuitende j na haar be-fcheiden delen toe gefonden werden: fchoon het minfte van die alle geennbsp;geringe ftoflFe tot verwonderingh over des Scheppers wyfe oogmerken ver-fchaffen kan.

Infonderheit is wonderlyk het maakfel van detweehoogftewervel-beenen van den halsj die, om dat het hier foodanigh vereift wierdc, indien debe-weginge des hoofts onbelemmert voort foude gaan, elk van een byfondernbsp;maakfel en verfchillende van de anderen fyn. En waar van de tweedeeenuit-fteekfel heeft, dat voor een fpil verftrekt, om het hooft, door middel vannbsp;het eerfte wervel-been, gemakkelyk daar op te doen drajen.

Die hier van verder gelieve onderrigt te fyn, kan de boeken der Ontlcders ^ in yders handen fynde, na flaan: en indien aan hem het ondeifoeken vannbsp;fyn Makers Grootheit en Hecrlykheit ernfl is , daar fyn gebruik vannbsp;maken.

§. 6. Om onshier nunietuit te breiden,over het gebruik der ribbenjdie de ruime holligheyt van de borfl formerende, om aan het hert en longe plaats tot derfelver bewegingen te geven, meteen, tot een befchuttinge voor hetnbsp;uiterlyk gewelt aan defe laatfte dienen. Laat ymand figh felvcn vragen, ofnbsp;hy denken kan, dat het by geval is, dat defe ribben, ten dele, daar fy aannbsp;het krakebenigh borll-been gehegt fynj ook van krakebeenen gemaakt fyn jnbsp;welke in het bewegen der ribben, in de inhalinge des adems, door de fpie-ren gemakkelyker kunnen gebogen werden, en door den Elater of veerigenbsp;kragt, die in haar is, na dat de fpieren ophouden te werken, haar felfsweder in dien flant herftellen, daar fy te voren in geweeft waren j en door ditnbsp;middel tot de uit-ademinge feer veel helpen.

Van hare werkinge en kragten, kan men fien, wat den geleerden Bord-hts gefchreven heeft, in fyn II. Deel.

§. 7. Om de beenen in het ruwe over teloopen, en de heupe-beenen o-ver te flaan; welkers nodigen dienft alleen genoegfaam foude betaalt wefen, als fy niet anders deden, als in de vrouwen de lyfmoeder, waar in alle men-fchen het begin van haar wefen ontfangen, te bewaren en vaftigheit daar aan tenbsp;geven; en in alle, foo wel mannen als vrouwen, eenonbeweeglykfteunfeltenbsp;verfchaffen aan de dye-, fcheen-benen en voeten, die het lichaam dragen.

Soofchynt nu alleen oveiigh het geftcl van armen en beenen, van welke als eok van virtkuhtien tn gewngten reets yets gefegt is by de Spieren ynbsp;dewyl defe laatfte fonder eenige kennifle van de eerfte, met de vereifte klaar-heit niet wel konden verhandelt werden; het welke dan aldaar weder kan na-gefien werden, indien iemand dit nodigh vint.

§ 8. Laat dan verder een waarheit in defen foekend Philofooph Tah. TX. Fig. 3. een dye-fcheiikel AË hide handmemenj waar op men foo dikwik

op

-ocr page 195-

tjt

Van de Beenderen.

op kerk-hoven cn been-huifeti fyn oogen fonder opmerkingc flaat; en fien in dit alleen des grooten Scheppers verwonderlyke fchikkinge, tot foo veelnbsp;nutte gebruiken.

Soo fal hy bevinden :

/. Dat defelve feer ftevigh is, om het lichaam te kunnen dragen; egter hol, om door fyn fwaarheit geen moeyelykheit in de beweginge te geven;nbsp;en met een om een voorraad van het foo nodige mergh te kunnen bewaren,nbsp;en tot den dienft die het doen moet, by der hand te doen fyn: waar vannbsp;hier na.

//. Dat 7^:^. IX. Fig. 4. den been-knop A ront is; enindeholte van het heupe-been (Os Ifchn) B foo net paifende, dat fy in defelve in het ronddra-jen kan, en na alle kanten bewogen werden.

III. Om ditgewrigt, dewyl de figuur daar toe dient, enigfintstebefchry-ven; fiet men hier geen wysheit in? Dat eerfldefen kop A rontom, gclyk als met een gladt gepolyfi krakebeen omkleet is, op dat de beweginge def-felfs fonder tegenftant en pyn foude kunnen gefchieden. Fen anderendatnbsp;om vaftigheit aan dit gewrigt te geven, defen been-knobbel Amet een Herken band die egter de beweginge niet belet, als met een pees of touw,nbsp;in de holligheit vaft gehegt is. En eindelyk, dat een rontom het gehele gewrigt loopende breden band a, die in defc figuur doorgefneden vertoontnbsp;wert, dit alles (noghmaals behoudens de vryheit der beweginge) by dennbsp;anderen hout.

Soude nu ymand kunnen denken, dat hy voor wys doorgaan foude, die ftaande wilde houden, dat die ftelfels van kleine Microfcopa^ welke doornbsp;kopere klootjes in paffende holligheden bewogen werden, als hy eenige innbsp;een konft-winkcl fagh, alle by geval daar gegroeit, en fonder verftand vannbsp;een Meefter foo toebereid waren? en hoe is het dan te begrepen; dat anders

ymand, die redclyk vcrftandign is, die van delegCWrigtCn, die 111 allemCU-

fchen op defelve wyfe gevonden werden, foude kunnen denken?

IF. Om nu in de befchouwinge van ditdye-beenT^i^./X ivg. 3. voort te gaan; daar het met het fcheen-been, onder in de knye een gewrigt maakt,nbsp;heeft het felve twee uitfteekfels D D, of hoofden; die ook rontom, om tenbsp;gemakkelyker en gladder te kunnen glyen, beide met krakebeenen befet fyn.nbsp;Defe twee hoofden DD of in de Fab. IX. Fig. y. hebben tuffehennbsp;haar een vry diepen inham en paffen beide in tweehollighedenrir, die boven in het fcheen-been K fyn : het welk weder een verheffinge heeft, leggende tuffehen defe dieptens die in den inwaarts fpringende hoek^, tuffehen de hoofden h b van het dye-bcen gemaakt, insgelyks paft , en in-gaat.

Behoeft men nu meer tefeggen, om het oogmerk des Goddelyken Bouw-tneefters klaar te kunnen fien? en die eenigfints dit begrepen heeft, moethy niet overtuigt wefen, dat dit gewrigt op een verfcheiden wyfe, als dat van

Y 4 nbsp;nbsp;nbsp;het


-ocr page 196-

XL B E S C H O U W I N G E.

hct dye-been, enwelopdefewyfeTiioeftfamengefteltfyn? alfoo dcknycfigfe alleen voor en agterwaarts moelle bewegen en geenfints uitwaarts na de fy-den, gelyk het dye-beenj, het welk een feer wankelbaren gangh foudever-oorfaken.

V. Om mi niet te Ipreken van de banden j dié (ontrent, gelyk in het ge-wrigt des dye-beens met het heupe-been) dit alles voor ontledinghbewarcm Nogh ook van de knie-fchyvc, wiens noodfakelykheit die beft weten, welke by ongeluk defelve gebroken hebbende, daar door van de meefte kragcnbsp;van dit gewrigt berooft fyn.

Soude ymand kunnen fien, dat die kleine bultjes B en C Tab. IX. Fig. 5. van foo veel noodfekelykheit waren, om te dienen tot inplantingh van pe-fen van voorname fpieren? en nogh figh kunnen inbeelden, dat dit been fonder voorgenomen einden fyn forme verkregen hadde ? waar in niet een uit-fteekfeltje, niet een in-hoekje gevonden wertj ’t geen op een andere wysnbsp;gemaakt fynde, niet foude nalaten aan de menfehen eenmerkelyk ongemaknbsp;te geven. Soude hy dit wel van de uitfteekfels en in-hoeken, of de tanden van een eenigh radt in een welgaande Uurwerk derven ftaande houden;

Nogh meerj indien fóo een lidt te WeinigH is, om een Godtloochenaar te overtuigen, en hy dit gevalligh kan agten^ laat hy de oogen op de elle-boogh, op alle de leden der vingeren, en teenen flaan: endenken, of hetnbsp;cenigfints aannemelyk is, dat onder foo veele, elk een diergelyk maaklel,nbsp;waar toe foo veel moet famen komen, om een vafte en onbelemmerde bc-weginge te maken, by geval en fonder verfland verkregen heeft?

Indien ymand een foodanigh ftelfel met gemak gelieve te fien j behoeft hy alleen in een poot van een hoen, het dye-bcen, en’tgeen daar het met beidenbsp;fyne einden aan vaft gehegt is, tebcfchouwen: alwaar hy aan het gefeideeerrnbsp;vry gclyk-formigh maakfel vinden fal. En laat hy, dit te regt in alle defe om-ftandigheden met oplettinge fiende, oordelen j of het niet foo billyk is, desnbsp;Makers wysheit bier te erkennen, als wanneer het van koper of ander metaal gemaakt was? ’t welk hoewel het voor defe dieren van dat gebruik nietnbsp;föudé fyn, egter minder tegen-fpreken van dat foort van Philofophen foude lyden;

Dat dit laatfte waar is, weten die met haar omgegaan hebben j maar ook, dat dit vreerat en wonderlyk is, dat fy in een minder konft-werkeenmeef-ters verftant erkennen, cn fulx weigeren in een grooter, fal niemant kennen loochenen. Wat kan men dan hier van feggen ? als dat haar ftaat bekla»nbsp;gelyk is, en fy de ongenade van een foo onredelyk verloochende Godt-heit, tot nogh toe hartnekkigh en blint fynde, fekerlyk dragen.

§. p. Te defer plaatfe fouden kunnen by gevoegt werden de byfondere ei-

f enfehappen van de beenen, die de tanden uitmaken} en waar in fy van an-ere beenen verfchiUen moeten, om tot haar gebruiken bekwaam tc fynt

In-

-ocr page 197-

Van de Beenderen. nbsp;nbsp;nbsp;*7^

Ifidien nu een geval of oorfaak fonder verftant werkende defe hadde voort-gebragt, waarom fynfy, die vereifcliten andere hoedanigheden te hebben, juift met defelve voorfien ? en wel foodanige als van noden waren, omhaartotdennbsp;dienfl die fy doen moeten, bekwaam te maken? en waarom komen iyfeldennbsp;in de eerfte maanden na de geboorte te voorfchyn? wannéér fy ongemakke-lyk in het fuigen voor dé kinderen, en pynlyk aandemoedersfoudenwefeninbsp;en beginnen figh te vertoonen, als der fuigelingen maagh bekwaam wert,nbsp;om eenigfints vafter fpyfe tot voetfel te nemen?

Die meer hier van gelieft te fien, kan bet geen te voren by de mond en het kauwen aangemerkt is, na Haan.

§. 10. De neerlligheit der ontleders,- heeft vele laken in de beenderen der kinderen voor haar geboorte, ontdekt i en het onderfcheit, dat’ertuflchennbsp;die van nieuws-geborene en van bejaarde menfehen is, in verfcheidengevallen klaarlyk aangetoont j egter is het tot nogh toeonbekent gebleven, vannbsp;welcke ftofFe fy in den beginne en vervolgens in haar veranderingen fa-mengeftelt fyn j tot dat fy hare hardigheit en reghte wezen verkregen hebben : en infonderheit welke de ware oorzaken van dit allesnbsp;lyn.

Soo dat het niemand , die de Goddelyke afkomft van het Hquot;. Woord gelooft, wonder fal geven; dat den Aanbiddelyken Geeft, waar door het ingegeven is, dit felve heeft gelieven tot een bewys en voorbeeld te gebruiken , om aan de menfehen de geringheit van haar wetenfehap te toonen, m de woorden Predik. XI. f. Gelyk ghy niet en weet^ welke den wegh des Wints:nbsp;fy.f of hoedanigh de beenderen fyn in den huik van. een fwangere vrouwe^, alfoo ennbsp;weet ghy het werk Godts niets.) die het alles maakt..

§. 11. En op dat dit feggenaan die by inbeeldinge alles denken te weten , (want foo ongelukkige fynder) niet als ongegront voorkomen magh cn alleen toepafïelyic op lt;Jic cyjcm j itn -wellcc clc PliilofoplllC 100 nOO^Cn topquot;

nogh niet bereikt hadde: laat die dit in kragt wil bewaarheit fien de on-derfoekingen van den neerftigenM?/p%/;mnalefen; daar men niet fonder ver-wonderingh de vormingh derbeenderenvaneenkuikenineeneifalfien.Dogh) om niet foo verre te gaan; de weinige waarnemingen, die mem in menfehen heeft kunnen doen, tonen klaar genoegh de ondervindinge van defenbsp;woordcniS',^/o?Kcgt;»j3 wanneer men den grooten en wegens fyne beroemde ontdekkingen by allen vermaarden{de ord: part: in gener at 1) aldus by er-varentheit hoort fpreken; Inde eerfte maanden fyn eenige heenenfagt^^andere krake-heenigh, de armen fyn korter, als dat de vingeren op de hor ft geleit, tot malkan*nbsp;derfouden kunnen raken-, en de heenen op de huik geleitfynde, reiken niet tot de naveltoo'.nbsp;JLn dit is van dat de vrugt naulyks de lengte, van een nagel van een vinger heeft.jnbsp;tot dat fy ontrent die van een vorfch of muis bereikt.

In het cerft werden in een ftym dikke vefelen geformeert, die daar na zenuw-* agtigh j verder krakebeemgh, _ en. eindelyk harde beenderen werden, In de iweei*-

Y % nbsp;nbsp;nbsp;#

-ocr page 198-

174

XI. BESGHOUWINGE

de maandfyn de nienfchelyke vrugtjes, (volgens des genoemden Antheurs ver-fcheiden ondervindingen) feer groot van hooft, en fier kort van voeten-, en haar gehele ftoffe foo fagt en jlymerigh, dat fy met geen handen kan behandelt, en omnbsp;te onderfoeken, in water moeten geleid wordenen [onder eenige hardigheit vannbsp;heenen fyn.

Soude nu ook de meeft van fyn verftand gevoelende Philolboph, hier derven denken, niet alleen, dat het aan hem bekent was, maar, dat het aan hem oit te regt bekend foude werden, hoedanigh de beenderen in den buiknbsp;van een fwangere vrouwe fyn? en fal hy eenigfints redelyk fynde, niet o-vertuigt fyn, dat defe fbellinge, om totbewysvandekleinheitdermenfche-lyke wetenfehap te ftrekken, volkomen doorgaat en met wysheit tot dit oogmerk uitgekofen is? En om dat defelve niet alleen aan de Philofophen vannbsp;die tyd, maar felfs aan die foo veel eeuwen daar na fouden leven, toont waarnbsp;harc kennifle bepaalt engebrekkelyk is, en foodanigh in weerwil van al haarnbsp;weetgierigbeit en rufteloos onderfoeken blyven falj fal hy niet moeten erkennen, dat aan den grooten Ingever van dit Woord, den toeftand der laken, en de palen der menfchelyke wetenfehap, ook in de volgende eeuwennbsp;bekent fyn geweefti en gevolgelyk, dat hy meerder als cenmenfehe, ennbsp;met anders als Godt kan geweell fyn, aan Wie alleen het toekomende bekent is?

§. iz. Eer wy voortgaan, laat ymand die dit leeft, by figh denken j of het te geloven is, dat hier geen beftierende magt en voorllenigheit plaatfenbsp;moet hebben; wanneer uit een flymerige vogt, die uit eenvoetfel, enkel uitnbsp;water en brood beftaande, fyn oorfpronk alleen hebben kan, foo harde nietnbsp;alleen, maar ’t geen nogh meer verwonderlyk is, tot foo veel gebruikennbsp;gefcbickte beenderen kunnen voortkomen, en foo meenighmalcn kunnen voortkomen , in al haar, tot de minfte kleinigheden toe , vcrciftenbsp;maakfel.

• Wantdatdebeenenuitvogten, hoe hart fy ook mogen fyn, voor een mer-kelyk gedeelte beftaan, leert ook de Chymieovervloedigh; die uit defelve, droog en fonder eenigh toefet van de minfte vogt gediftilleert lynde, eennbsp;groote menigte olye, en nogh meer wateragtigevogtigheit (waar in haarvlughnbsp;fout gefmolten is, en die daarom htax geefi genoemt wert) doet te voor-fchyn komen; gelykbyyder, die eeniglints daarineivarenis, genoegh bekent is,

§. Met hoe nauwkeurigen kennifle nu, felfs van defe innerlykc ge-fteltenifle der beenderen, dit H. Woord op andere plaatfenfpreekt, falyder middagh klaar kunnen fien; die uit de Chirurgifche ondervindingen weet,nbsp;dat.’er genoegfaam niet fchadelyker voor een bloot gebeente is, als olyen ofnbsp;vogtigheden op defelve te leggen, die een ellendige bedervinge daar in ver-oorfaken. ’t Geen de reden is, waarom de ervarenfte Heel-meefters innbsp;het behandelen van de ongemakken der beenderen dickwils haar Leefers

daar


-ocr page 199-

Vin de Beenderen.

daar voor met alle forghvuldigheit waavfchuwen.

Om hier van een voorbeeld te fien, behoeft men de woorden van Q: F: Hildanus, alleen te lefen: Ah omnibus autem humidis oleaginofts in denudatisnbsp;offibus in luucunqiie corporis parteplmè ut abjiineat Chirurgus necejje efi^ {Pag,nbsp;8ilt;50 dat IS, een Chirurgyn^ moet Jigh motfakelyk in alk ontblopte beenderen^nbsp;welke fy ook fyn mogenvan alle vogtige en olyagtige dingen vo'agten. Ook vannbsp;A- Pare.^ i^tig. föo.) Voorts foo konnen de beenderen ook hefmet worden,, doornbsp;onbehoorlyke application van eenige Olyen, of door eenige vogtige Medicamentnbsp;ten.

Ik hebbc het getuigeniflc alleen van dele twee Heercn alhier by gebragt, otn dat fè van yder onder de alderberoemfle en ervarenftc in defe konil metnbsp;veel reden geftclt worden.

Want lelende (om weder ter fake te komen) Pfaint CIX. i8. de volgende woorden; My fy bekleet met den vloek, als met fyn kleet, en dat die gad tot innbsp;het binnenfte van hemals water.y en als olye in fyne beenderen-, falymant, dienbsp;defe caries Qffium of verrottinge der beenderen in eenigen trap van grootheitnbsp;in een levendigh menfche oit gefien heeft, en weet dat defelvc, door vogtige en olyagtige middelen kan, of veroorfiakt, of verergert worden, nietnbsp;moeten toeftaan, dat, omdewoede des vloeks Godts af te malen, geen meernbsp;gepalle gelykenifle kan gegeven werden? als fynde beide de bederffelykftenbsp;faken voor het gebeente, water en oly alhier te gelykin het felve vers aan-gehaalt. En by gevolge, dat fonder kennifle van defe byfondere gefteltheitnbsp;der beenderen, 'defe woorden foo niet konden ter neder geftelt fyn, in eennbsp;geval, waarin gelyk uit het voorgaande 17*^® vers blykt, aan ymand hetnbsp;verderf door den vloek, toegcwenfcht weit.

§. 14. En tot meerder vertooninge van de hooge wysheit,diejnditGod-delyfc W^oord gevonden wert. Inat ymant fïgli weder in gedagtCn brengen , het geen tc voren, in het geitel der Spieren van de beenderen gefegt is: na-melyk, dat men fe ondervint in de bewegingen der gewrigten, een foortnbsp;hoekige Handboomen, te fyn; gelyk fy Fab. VI' Fig. i. 5. vertoontnbsp;werden.

Dde noemen, met den Wis-konftenaar Borellas, vecle andere van de-lèlve fprekende , by na geduurigh, met het Latynfchc woord Veeiisi dat ook een Handboom, op de wyfe van een Balance werekende, betee-kent.

Wanneer nu den Alwyfen Tngever van dit Woord, deen gewrigten, in de heilige Taal, willendeaanwyfen, het woord Baddim (dat Veitis, in’tnbsp;Latyn, en in het Neder-duis een Hand-boom, of Hef-boom fegt) gebruikt,nbsp;(van welke laatdc eigenfehapvandit woord, te voren by dc fpieren ookyetsnbsp;gefegt is) laat ik aan yders overdenkinge, of dit kan gefchiet fyn, fondernbsp;dat aan den grooten Autheur daar van delèfamen-ftellinge der leden bekentnbsp;geweeft fy ?

Soogt;

-ocr page 200-

tj6

XT. BESCHOUWING

Soo fict men in die hcerlykc befchryvinge van de leden des Leviathans,’ yob.XLI. ¦^.hefwoordledendooYBaddimo^’’Mesy Hand-boomen uitgedruktjnbsp;welke woorden dus luiden: Ik en fill fiyne leden niet verfikvygen nogte hetnbsp;haal fiyner ft er kt en ^ nogte de bevalligheit fiyner geftalteniftc.

Dat defe nu de meninge van die dit fegt, ge weeft is; fchynt men te kunnen afnemen., uit de volgende woorden j alwaar fterkten in het meerder getal {gebouroot) gemeld werden die eigentlyk, of op de kragten van defe Hand-boomen in defe Leviathans gewrigten, of anders, op die van fynenbsp;groote en fterke fpieren, fchynen te fien, gelyk in de Betoginge der Rragtnbsp;der Spieren (t4-) aangetoont is. Want indien hier alleen van dc Iterktenbsp;4ies Leviathans in het gemeen gelproken wierde, foude een enkel een-getalnbsp;daar toe genoegh geweeft fyn; en fchynt van defe laatfte eigentlyk in hetnbsp;einde van dit vers gefproken te werden, nadien het woord Chjin^ met be~nbsp;noaïligheit vertaalt, by Robbertfion met het latynfche Rohur oiRragt overgefetnbsp;wert, cn het woord Gmer/», hietGeftalteniJfie, medeendikwils Difipojitio ofnbsp;betekent. Soo dat de fin defer plaatfe dan de volgende foude fyn:

Ik fial de Hef-boomen [fyner groote leden en gewrigten] niet verfiwygen: nogte het verhaal faller fyner] fterkten, nogh de fdaar uit voortkomende]

'uan fiyn geft.el. Want dat hier infonderheit op een verhevene manicre van des Leviathans fterkte gefproken wert, is uit meer als een van de volgende ver--fen openbaar.

§. I f. Dogh op dat men geheel niet twyffelen foude, of dit woord ook alhier met dit oogmerk gebruikt was gt; liet men dat in dit felve Boek, defe plaatsnbsp;door een andere genoegfaam verklaart, ende uitdrukkelyk de beenderen felfenbsp;by Peebles oïHand-boomen vergeleken werden. Soo fpreekt den grooten Schepper Job. XL. 13. van de kragt des Behemoths^ en dclelve befchryvende,nbsp;fegt hy; fiyne gebeentens fiyn alsyfiere Hand-boomen, V^bles Ferrei. Soude men hetnbsp;gene te voren in het geftel der gewrigten van de beenen gefegt is, met meerder kragt en eigener woorden kunnen uitdrukken? temeerdewyl hierfelfsnbsp;een ander woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat men in geen andere betekenifle, als Hand-boomo£

Veltis vertaalt vint, daar toe gebruikt wert.

En om volkomen overtuigt te fyn, dat hier uitdrukkelyk van het maaklèl der beenen gefprooken wert, behoeft men alleen de even voorgaande woorden te \dtx\, fiyne beenderen fijn als vaft koper, ’t geen de Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;met regt

uit de kragt vanhetgrontwoord (dat ook diepe kolken Pfialm. XFHI. 16. betekent) met holle buifien van koper vertaalt j fchoon het ook vaft betekent,nbsp;’t geen ook een voorname eigenfehap der beenderen is. Soo dat de plaats alsnbsp;dan dus foude luyden; fiyne beenderen fiyn, als diepe kolken en vafte buifien van ko-per, fiyne gebeenten fiyn als yfiere Hand-boomen.

Dit nu dus opgemaakt fynde, denk ik niet, dat ymand meerder bewys fal vereifchen, om toe te ftemmen, dat de drie voornaamfte faken, die vannbsp;de beenderen gefeit kunnen werden, in dit vers begrepen fyn.

Eei'

-ocr page 201-

177

Van de Beenderen.

§, 16. Eer ik hier afgaa i nadien alle Ouden , en de verlVandigfte onder haar, waar van een reex bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangetekent is,debeenen noit als Hand-

hoornen hebben kunnen begrypen j enindefelveregttegendehedensdaagle ervaringen aan,gclyk ook indefpieren,altydeenana^erfoortvan\verk-tuighnbsp;hebben onderfteltj dat met weinigh kragt van figh (elfs een groot geweldnbsp;konde doen, waar toe de menfchelyke onderfoekingen meertaltydgeftrektnbsp;hebben. En indien het waar is, dat men in defe laatrte eeuwe, eerrt rechtnbsp;• ondekt heeft, dat ly een foortc van ware Hand-hoomen fyn : Laat eenydernbsp;redelyk (hoewel tot nogh toe ongelovigh) Waarheit-Soeker fonder drift innbsp;overweginge nemen gt; dewyl dit gefchrift yets fegt met klaai e woorden, datnbsp;in dietyden aan alle niet alleen onbekent was; maar dat ook felfs daar na.nbsp;Van die voor de grootrteverftanden gehouden wierden,^ geheel anders te we-fen begrepen is; of een text een ondervindinge, na foo veel eeuwen eerrtnbsp;aan de menfehen fullende bekent werden, foo duidelyk leggende, ook vannbsp;eenigh menfehe kan voortgekomen fyn en daarom of fy niet van ymand,nbsp;die meerder kennilTevan defe gerteltheit der beenen, dan alle menfehen, ge-hadt heeft, en daarom van Godt moet afgedaalt wefen.

§. 17. Uit hoe verfcheiden deelen ons lichaam, behalven fyne vogten, by de Ouden wierd gelooft famen geftelttc fyn, weten, die hare fchriftennbsp;geleien hebben. De nader ontdekkingen van defe tyden, hebben fe alleen innbsp;vloeibare en vafte doen onderlcheiden; én het H. Woord van de vafte delennbsp;fprekende fchynt te rtellen, dat defe alle alleen uit zenuwen en-beenen bc-ftaan. Soo leert men X. ii. Met vel en •vlees hebtghy my bekleet\ metnbsp;beenderen ook, en met fenuwen hebt ghy my famen gevlo\ten.

Over de eerfte uitdrukkingen is geen verfchil, dewyl het aan het oogc van yder openbaar is;maar de laatrte fchynen eerrt nu tertydinde ontleedkundige ondervindingen haar klaarheit te krygen.

Om hier van yets cc leggen ; is hcc beleent, dat al hCt gCCnC Uit WlttC , tacjc

ofbuigfame draden (of buisjes,indien men foo wil) in het lichaam beftaat in het gemeen zenuijv-agtigh genoemt wertjindien men nu hier by doet, dat alleennbsp;de Beenderen in figh felfs onbuigfaam en daarom niet zenuwagtigh fyn, heeftnbsp;het feggen van den H.Job in defe lyn volkomen waarheit;fchoon het niet waar-fchynlyk is,dat dit in die tyden aan de menfehen is bekent geweert; dewyl hetnbsp;fpuiten en andere behandelingen van de hedensdaagfe OncIeders,en hetgeennbsp;men in tenuitcrftenvermagerdelichaamcnna de dood bevonden heeft,in denbsp;Jaatfte tyden eerrt heeft aan den dagh gebragt; dat die delen, welke de Oudenbsp;Smguineas partes oïuit bloed geworden noemen, als het vlees, amp;c. of die de naamnbsp;van Parenchymata dragen, als de lever amp;c., foo wel als de andere uit wittenbsp;vlies- en zenuw-agtige delen beftaan; wanneer men defelve van haar bloed ennbsp;andere vogten gefuivert heeft.

En dus fiet men, dat het woord nbsp;nbsp;nbsp;in defe betekenifie genomen fyn-

de, de Schrifture hier iets fêgt, ’t geen felfs in latere eeuwen nogh aan de

Z nbsp;nbsp;nbsp;On-


-ocr page 202-

J78

XL BESCHOUWING E.

Onderfoekei^s der menfchelykc lichaamcn is onbekentgeweefticn dat fy dcr-halven ecn ygelyk, die haar leeft, om een hoger dan menfchelykc af komft moet doen denken.

Maar in nauwer fin heeft men daar na het woord zenuwen genomen, als men het felve alleen bepaalt heeft, tot die witte lichamen; welke uit de herlle-nenen rugge-mergh haar oorfpronknemende, ook van binnen Merghagtigbnbsp;cn van buiten met de verlengde vliefen van de herftenen omringt fynde, fighnbsp;na de meefte oorden des lichaams touw- oftacks-gewyfe uitftrekken.

En heeft het later onderfoek der lichaams delen,by dedoorligtigftever-ftanden felfs, leer aanneraelyk gemaakt, dat alle vafte delen uiteenfamen-weeffel van defe, ook in dien nauwen fin genomen, zenuwen beftonden.

Ik foude hier (’t geen ik nu kortheitshalven voorby gaa ) meer, als een vermaart Heer kunnen bybrengen, die niet alleen alle de vliefen, en by ge-volgh alle buyfen die van defe vliefen gemaakt werden, en daarom ook vlees,nbsp;klieren en delen, uit defe vliesagtigcpypjesofblaasjesfamengefteltwerden,nbsp;na vergelvkinge van alle hedensdaagfe ondervindingen, uit de zenuwennbsp;ftellen te beftaan; maar iêlfs ronde-uit feggen, dat alle vafte delen in ons lichaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Boerhuve, inftitut. 5 J9,Sc 258., 507,

508. Scc.

• Dat nu defe ukdrukkinge by den Geeft Godts op meer plaatfen gebruik-lyk is, blykt Ezech. XXXVIl. 6.8. Alwaar Godt aan den Propheet in een ge-figte willende vertoonen, hoe hy fcer dorre beenderen foude tot levende lichamen en menfehen maken, doet vers 6.tot defe beenderen feggen: Ikfal zenuwen opu leggen^ en vleefch op u doen komen ^ en een buit over u trekken^ ennbsp;den Geeji in Ugeven. Waar op vers 8 volgt,wierden zenuwen op defel’ve.pn daarnbsp;yuam vlees op , en by trok eenen buit hoven over haar. Uit al het welke blykt jnbsp;dat de dorre beenderen daar fynde,de zenuwen alhier het eerft geftelt wer-^nbsp;den, op haar geleit te werden; die , gelyk de hedensdaagfche Anatomicinbsp;bevonden hebben,vliefen maken, gelyk de huit en de meefte pypen;van welkenbsp;vliefige of zenuwagtige pypjes eenige vol bloed fyirde, het vlees en Ipier-draden uitmaken. Siet P. Perheyen van de Circulatie van het hloed.

§. 18. En dit dusdanigh fynde, kan ymand fonder verwonderingh fien, dat den H. Schryver hier toont, dat de beenen alleen daar van uitgenomennbsp;moeten werden? Welke volgens den feer geleerden }AttïVerheyen.^ fondernbsp;gevoel fyn, en daarom van zenuwen ontbloot fchynen; die dogh (wy be-twiften hier niet, of dit door haar mergh, haar vogt, of haar vliefen die fenbsp;omvangen , gefchiet) by alle voor werk-tuigen van het gevoel gehoudennbsp;Werden: het welk van den voorname Ontleder Clopton Havers , (hoewel ontrent het gevoel der beenderen eenigfints met het voorgaande verlchillendc)nbsp;in fyn nieuweBeen-befchreyvinge niet duifter onderfteunt wert, pag.%9. léggende, dat hy alles op het aldernaukeurigftonderfogt hebbende, inde beenderen geen zenuwen heeft kunnen ontdekkenj maargetragttetoonea,hoe

dit


-ocr page 203-

^79

Van ie Beenieren'.

dit afwelen der zenuwen kon vervult werden, gèlyk hy ook pag. loz. van de zenuwen der tanden fprekende, fegt, dat andere beenderen geen zenu*nbsp;wen aan haar fchynen te kunnen toc-eigenen.

Ik hebbe dit niet konnen voorby gaan, otntetoonen,methoeveeldoor-dringentheit tot het minfte toe, dit H. Woord van de Schepfelen fpreektj als netter het lichaam en de vafte delen, daar het uit beftaat, befchryvende,nbsp;dan vele van de naukeurigfte hedensdaagfc Genees-Heeren. Welke, indiennbsp;ly willen, dat ymandt in haar fchritlen lefende, dat alles uit een famen-vlegtingh van zenuwen beftaat, hy egter de beenen daar onder niet tellennbsp;cn moet, evenwelj foo veel my bekent is, dit foo nodigh onderfcheitnbsp;daar niet altyd by gedaan hebben gt; immers vei fcheidene van haar, hebben foo naukcurigh niet geweeft , dat fy , gelyk het H. Woord alhiernbsp;fooj uitdrukkelyk doet, de beenderen daar van met name uitgefondert hebben j dat egter volgens de ftraks aangehaalde ondervindingen gefchiedennbsp;moet.

§. tp. Om dan,eer wy defe aanmerkingen op de beenenbefluiten, nogh yets van het Mergh te feggen.

Kan ymand ook denken, dat de beenen fonder oogmerk hol gemaakt fyn ? die daar door als tot bewaarplaatfcn dienen van een mergagtige vetcig-neit, of fmecr gt; het welke de leden in haar bewegingen gladt kan houden,nbsp;en beletten, dat de krakebeenderen in de gewrigten, die op malkandernbsp;glyen, door een gedurigh wryven, als fy droogh waren, niet verhit of verlieten mogten werden i gelyk men in de affen van Wagens en Molens liet,nbsp;die daarom gefmeert werden.

Om hier niet te feggen, dat door het fclve Mergh de beenen felfs, die anders te droogh fyndc, brofch fouden werden, en ook mede de Ligamenten ofnbsp;bintfclen door dit bevogtigen met defe olyagtige in haai Itant gehouden wei-dcngt; men ifcc , dat by dc Snaren-fpeclders OlyC gCDruikt WCftnbsp;om voor te komen, dat de fnaren in het gebruik door te veel droogheit nietnbsp;cn breken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

Toont figh dan boven alle het vorige des gedugten Scheppers Wysheït alhier niet middagh-klaar? dat’er tot dien einde in foo hard een ftoffè, als denbsp;beenen, palfages cn leidingen gemaakt fyn, door welke dit olyagtige Merghnbsp;uit de pyp-agtige holligheden der beenderen inde jundturen of gewrigten uitnbsp;kan fypelen.

Die dit feer vaft en ondervindelyk bewefen wil zien, leefe de vooraangehaalde nieuwe Been-Befchryvinge van Clopton Havers Pagina zo 5,

204.

Het fchynt my toe, dat men alhier geen andrangh van verder redenen behoeft om een redelyk menfeh te doen toeftemmen gt; dat defe tóo nodigenbsp;fchikkingh van dit alles door geen geval nogh onverftandige oorfaken op defe wyfe haar maakfel en wefen verkregen heeft. Daar de laak felfs fchynt tc

Z z nbsp;nbsp;nbsp;fprekca

-ocr page 204-

i8o

XI. B E S C H O U W I N G E.

fpreken. Wat kan ynunt hier meerder, als behoorlyke aandagt cnregt opletten, ftellen van noden te wefen?

§. zo. Die de lugtpompen handelen , (welke men, om hier voor onervarene wat klaarder te fyn, in haar maakfel, gelykgrootefpuiten, begrypen moet) weten, dat men den fuiger derfelver eer ft in water legt,om die tot fyn ver-cifte dikte en fagtigheil te doen uitfwellen j daar na , dat men, om defelve gladtnbsp;en veerdigh te doen heen en weder gaan, die met wat olye beftrykt. Hiernbsp;uit is blykelyk, als defen door water opgefwollen fuiger in de pyp des lugt-pomps, die wat nauwer is, met eenige kragt ingedrongen v/ert, dat hetnbsp;water uit dit geperfte leder uitfypelen, en figh met de van buiten opgeftrekennbsp;olye vermengen moet.

Soude nu ymand, die noit ondervindingen daar van gehadt heeft, wel geloven, (om hier yets feer aanmerkens waardigh by te doen) dat dit meng-fel van olye en water veel bequamer is, als de olye alleen, om twee op malkander wryvende lichamen, gladder en veerdiger over malkander te doen lopen? en dat dit nogtans waar is, leert defe gefeide ondervindinge: waarom het ook veel nut geeft, den nu met olye beftreken ftamper of fuiger, eernbsp;men hem in de pyp des lugt-pomps indringt, eens even in het water te dopen.

Den eerften Waanieeraer daar van is den grooten cn noit genoeg wegens het onderfoeken der Schepfelengeroemden \r\ccx Robbert Boyle j die in het voorbe-rigt {Procemium) vanfync Experimenta Phyjico-Mechanica ipucg-j. in de Keulfchenbsp;van dit menglèl van water en olye, om de bewegingen fyner lugt-pompnbsp;veerdigh te vc\eiy^T\^-3\A\^%{^xc.€kv.By welkegelegentheit^menbiernietmoet voorby-gaan^['want het fchynt een ¦wonder) als nogh waternogh olye ^alleen gebruikt ^kondenbsp;tewege brengen', dat de fuiger gemakkelyk bewogen wier de-, dat een mengfel uitnbsp;beide^{verf heiden male to) onfe vermnderinge) defe begeerde uifwerkinge. ge^-hadt heeft.

Dus'fiet men, dat foo niet den grootften, immers in den rangh den alder-grootften by yder geftelt werdende Pbilofooph , by redeneriijge , volgens genoegfame eigen bekenteniffe, dit niet foude uitgevonden hebben ten ware de ondervindinge, aan hem (tot fyne verwonderingc, dat hier wel aan tenbsp;merken is) fulks geleert hadde.

§.zi. Laat nu den alderhoogft vanfyn verftantgevoelenden Atheift,ofden. alderftcrkften Geeft, (gclyk fy figh noemen) alleen,fonder aan enkclehart-nekkigheit en driften plaats te geven,by figh felfsoverleggenjofhy dit alles ooknbsp;met eenigen fchyn van reden aan een los geval of onverltandigc oorfakenkartnbsp;toefchryven wanneer by met zyn oogenïiet, dat om de gewrigten met gemaknbsp;te doen bewegen, en dat daar toe vereifte water en olyagtigh mengfel uit tenbsp;maken, inenby defelve gedurige Spring-bronnen gevonden werden; uit welke cene foort de olye van het merg, (waar van wy boven gefproken hebben) en uit de andere een taeje flymerige vogt {Mucilage noemt Ie deu Vinr

dcr

-ocr page 205-

iSi

Van de Beenderen.

der Clopton nbsp;nbsp;nbsp;defe gewrigten, tuflehen de twee op malkander wry-

vende krakebeenderen gedurig uitvloeit. Want dat fe niet t’onregt ivater-agtigb genoemt wert,bcwyft den felven Autheur by ondervindingeygt;«^. daar hy ftgt, dat na het water, nauwelyks een dertigfte deel inhetuitdam”nbsp;pen de/Telfs overblyft.

Laat (om ditnoghraaal tefeggen) foodanigh een ongelukkigh Godtloo* chenaarin eenigheit by fighfelfsgaan, (daar defchaamte van een langh-voor-geitaan en by hem vaft-gehouden gevoelen te moeten herroepen, hem nietnbsp;wederhouden fal) en overleggen , of hy denken kanj dewyl defeflymerigenbsp;en Wateragtige vogt van foo grooten nuttigheit is, dat al dien toeftel van foonbsp;veel klieren , die in de gewrigten gevonden werden, endoordebewegingenbsp;der beenderen fagt gedrukt fynde,dcre vogt, als geperllc fpongien, uitgeven, ook by geval en fonder eenigh beoogt einde daar gemaakt is; en

tegendeel, of hy geen Wysheit nogh voornemen des Makers daar in Hen kan.^

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat defe klieren (waar van de Figure Tab.IX. Fig. 6. eene uit het lidtnbsp;van den elleboogh, en de Fig.j.die uit de knyein«^j«,bydeknyc-fchyveGnbsp;leggende,raei het vlies aldaar in ^Wfyndevertooni)juiftfoogeplaatftfyn,datfynbsp;door het drukken der beenderen geenfehade kunnen lyden. W aar toedengroo-ten Formeerder eene komme of een holligheit, die defelve omvat, en in grootenbsp;bewegingen en andere gevallen voor vcrbryfelingc bewaart, voor haar gemaakt heeft.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Soodanigh nogtans,dat als ’er groote buigingen en veel werks door de

gewrigten gedaan moeten werden, fy fagjes om haar vogt, die als dan meerder vereid wert, overvloediger uit te geven, kunnen geperft werdengt; cn als de leden in rulle fyn, defelve meer in figh kunnen bewaren, om fcnbsp;niet vergeefs te vei fpillen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r • j i i i i i •

Dfc van dit alles ccx-i iccr naiifceurige cn op onCICJ'VJndClylCC OntClCKKirt*

gc fteunende onderrigtinge begeert, Iele de meer gemelde Ofieologia No^'a^ van den te voren geroemden Schryver, vanpag. iij tofpag. 2.51.

§. tl. Hoe veel overtuiginge nu van de Wysheit en Goedtheitonfes grooten Makers, de belchryvinge van dit Mergh en Klier-gellelaan ymant mag-tigh is te geven, kan rnen uit de woorden van den Ontdekker derfelve/gt;iï^, Z38 afnemen. Welke ik hier fal by voegen, op dat een ongclukkigh Phi-lolooph magh verfekert wefen, dat indien hy niet overtuigt wert, fulksnbsp;niet aan de geringbeit der fake, maar of aan h.artnekkighek, of redeloolenbsp;driften, of’t geen hier verfchirikkelykll is, aan de door fynelafteringen getergde , en nu op hem rullende wrake des Almagtigen toe te fchryven is},nbsp;die hem laat fiendeblint, en onder foo veel overredende bewyfen ongegt;nbsp;voeligh bly ven.

De woorden des Autheursfyn dan defe, pag. f^S:

Mn hier kunnen quot;wy niet afwefen om de ftgtbare en tajklyke tekenen.enveetJlap~

Z 5 nbsp;nbsp;nbsp;pem

-ocr page 206-

XI. B E S C H o U W I N G E.

fen van een oneindige Reden ie erkennen •, dewelke ¦,gelyk fy op het diepfte in het Geheel-jfl fyn ingedrukt, foo fyn fy foodanigh mgh veel meer en hyfonderder in deft foo redelyke beweeg-kundige werkingenwelke fgh in de dieren vertoonen. En noitnbsp;fullen wy ons weerdighlyk genoegh kunnen verwonderenover de JVysheit enVoor-ftenigheit van onfen aldergoedertierenden en aldcrgrootllen Schepper, dis aan allenbsp;delen van defe levende We fens niet alken foodanigh een famenftel gegeven heeft\nbsp;waar door fy alle nootfakelyke heweginge.) en de werkingen waar toe fy gefchiktnbsp;fyn, bequamelyk volbrengen kannen: maar die daarenboven aan haar f wdanige Weldaden en Foorregten verleent heeft, waar doorfj en figh felfs onderhouden, en 't geennbsp;haar te doen flaat., op de. ügtfle wyfe kan uitgerigt werden.

Ik late dele betuiginge fonder meer aandrangh van redenen te gebruiken, aan de aandagtige overlegginge van yder.

§.23. Indien nu op het vertoonen van alle defe wonderen,nogh ymand foo ongelukkieh gebleven is,dat hy in dit alles genen Godt kan fieni laacnbsp;hem, hoe blind en ongevoeligh hy ook fyn magh, hier komen, cn fien ofnbsp;fyn verhardinge ook foo hoogh gaat, dat fy hem beletten kan de voetftap-pen van den Geeft defes grooten Scheppers te erkennen, in de woorden vannbsp;fob. Cap. XXL 23 , 24. die te vooren tot een ander oogmerk nogh eensaan-gehaalt fyn. Alwaar dien Man Godts, fullende een menfehbefchryven,dienbsp;in de kragt fymr volkomenheit, dat is volgens der Hebreen fprekwyfc, in fynnbsp;•volkomen kragt, en daarom gefont, gefwint en veerdigh in fyne bewegingenbsp;wasj eerft, laat voorgaan defe woorden, fyne Melk-vaten waren vol melk:nbsp;’t geen wy ter voorfeider plaatfe getoont hebben, dat een van voetfel verfa-digt, en by gevolgh een met de nodige vettigheit verciert lichaam kan betekenen. In het welke uit de ondervindingen van Clopton Havers pag. zofnbsp;blykt , dat het vette des Merghs in meerder overvloet,cn hetfèlvedaarom,nbsp;in beter ftaat is, om in kragtiger bewegingen, die dit merg in grooternbsp;veelheit vereifchen, de gewrigten gladder en bekwamer tot haar gebruiknbsp;te maken.

Maar, daarwy in hctbyfonder hct ooge op hebben, Is als men voortgaande dele woorden leeU, het mergfyner beenen was bevogtigt. Welke wel uit-drukkelyk volgens de eigenfehap der Hebreeufche tale mede brengen, niet dat het Mergh in figh lelyen vogtigh of vloeibaar was j ’t geen ook wel ver-eift wierd, om uit de holligheden der beenderen door nauwe paflages in denbsp;gewrigten te kunnen komen: maar byfonderlyk, dat dit Mergh lydelyk door

een andere vogt, bevogtigt was.

Nu heeft men uit het voorgaande gefien,dat in de gewrigten doordclê wateragtige llym {Mucilagó) uit die klieren tot gefwinder bewegingen ditnbsp;Mergh bevogtigt wert.

Kan ymand nu eenigfints twyffelen, of dien Grooten en Aanbiddelyken Geeft, die den H. Job daar heeft doen fpreken, ook onwetende van defenbsp;klieren en van defe bevogtigende flym geweeft is j die in foo uitgedrukte

woor-

-ocr page 207-

Van is Beenderen. nbsp;nbsp;nbsp;i g j

woorden van defelve fpreekt? En fchynt het daaruit niet blykelykgenoegh tc fyn, dat dit gefchrift van een hooger wysheit, als van menfchelyke af-gedaak moet weien ? nadien te voren getoont is, dat de werkinge van ditnbsp;gladmakende mengfel van olie of Mergh en een water ofwateragtigeftofïe,nbsp;nogh in een orwolmaakrer trap by een foo groot Philofooph, als JSöy/s, ondervonden fynde, defelve meer als eens fyne verwonderingh daar over doetnbsp;bekennen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Maar het geen nu hier toe van de mcefte kragt is, is dat defe klieren, die dit olyagtige Mergh door haar wateragtigh llym bevogtigen, voornbsp;ontrent het einde van dc laaft voorgegane eeuwe , aan geen menfchennbsp;bekent gewceft fyn. En, foo veel aan Clopton Haven kan blyken,nbsp;fy van niemandt waargenomen , nogh van ymandt befchreven fyn , ftetnbsp;pag. zip.

§. Z4. Indien nu dit H. Woord voor foo veel duifenden van iaren ontegen-fprekelyk van defelve gewagh maakt, wanneer nogh geen levendigh men-fche van defe eenige kennifle gchadt haddej kan ook ymand ontkennen met overredinge van fyn gemoed , dat in dit gefchrift alhier ftraalennbsp;van deffelfs Goddelykheit, als den helderen middagh blinkende, figh opdoen ?

Want de ontdekkingen defer klieren foo nieuw en jongh fynde, fchynt een van beiden onbetwiftelyk te moeten volgen j of dat defe woorden, hetnbsp;Merg fyner beenderen was bevogtightvmyets anders, als van defe bevogtigingenbsp;door dit klier-iap fprekenj of dat defelve van geen fterffelyk menfehe kunnen voortgekomen fyn.

Dat nu van het eerfte dit niet kan gefegt werden, hoopen wy dat yder, dieredelyk is, als hy wil, met ons fal kunnen fien. Ofanderslaat hy to^nbsp;nen, welke andere bevogtiginge van bet Mergh tmdevolkomcne gelwitld»nbsp;licit onfcr leden nodig/^ cii ixi ons licjhaaixi pl33tfc

Waarom in defen korten onttrek van woorden in het 14,vers,(te meer als men het te voren ontrent de Melk-vaUn gefeide daar by doet)Voo groo-ten bewys van de Wysheit en Goedertlerenhcit Godts, en van de Godde-iyke Afkomft van fyn Woord, fchynt opgefloten te fynj dat, om van defelve overtuigt te werden, men aan den beklagelykften, en felfs den al-derhartnekkigften Atheift (ten fy hy volkomen aan iigh felfs overgelaten ennbsp;het quade daarom over hem ten vollen befloten was) niet anders fchynt no-digh te hebben, om te recommanderen, als dat hy met aandagt op defelvenbsp;en op de fake, die fy bevatten, gelieve te letten.

§. zy. Dat nu op defe bevogtiginge der beenderen, in meerandere plaatfen der H. Schrifture geoogt wert, fal cerft uit Job. XXX. 30. eenigfints kunnen afgenoraen werden; daar hy over fyne ma.gevheit ^uit de fwarlheitJynernbsp;huit^ en andere ellenden k.h.gende (egt: Myn gebeente is ontfieken van derrig^nbsp;'heit. Welk laatfte woord, (gelyk in de Concordantie te lien is) ook doop

-ocr page 208-

iS4

XI. BESCHOUWING E.

droogte en hitte meermalen vertaalt wert. Waarom hier in kragt fchynt van de beenderen gefegt te werden, dat de vogten door magerheit ontbrekende ,nbsp;nogh merg nogh klicr-vogt tot de bewegingen genoegh is, en derhalven,nbsp;dat fy dor^ droogh ^ en daar door verhit moeten werden.

§. z6. Soo hoort men ook Salomon, Proverb.UI.ydea Heere en wykt af van het quade. 8. Het fal een Medicyne voor mven navelJyn,nbsp;en een bevogtiginge voor uwe beenderen. Welk laatfte letterlyk genomen fynde,nbsp;ook uit het vooren gefeide fyn verklaringe fchynt te kunnen verkrygen.

§. zy. Maar ganfeh nadrukkelyk vint men de bevogtiginge der beenderen in haar omflandigheden ook afgemaalt; Jefaiee LVIII- 1De Heere fal uwenbsp;ftele verfadigen in groot e droogten-, en uwe beenderen veerdigh maken-,ghyfultfyn.,nbsp;als een gewatert hoff-, als een fprink-ader der wateren , welkers wateren niet ennbsp;ontbreken. Welke, hoe wel dit by gelykenifle op andere voorfpoeden kannbsp;toegepaft werden, fal niemand kunnen loochenen, wanneer men dit van denbsp;natuurlyke welgefleltheit des lichaams verftaat, die fonder de veerdigheitnbsp;der beenderen van weinigh vrugt kan fyn dat het geen de neerlligheit dernbsp;Onderfoekers van onfen tyd, daar ontrent ontdekt heeft, hier als in eenen bon-del te famen fchynt gebragt te wefën. Immers, dewyl hier van verfadingenbsp;en wel der fieU, of dat de hele felfs niet meer begeren foude, gefproken wert,nbsp;nadien defe verfadinge de moeder van de vettigheit,en daarom ook(volgensC/o/gt;-/o;?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarnemingen) van de veelheit des merghsisjbly kt dat daar door de

beenderen foo veel veerdiger kunnen gemaakt werden. Waar by , indien men voegt, de voorige waterige Ilym-klieren, die ülsCooveeleSprink-adersnbsp;der wateren in de gewrigten fyn; fullen foodanigc menfehen met regt bynbsp;een gewatert hoff kunnen vergeleken werden. Te meer, wanneer men aan-.merkt, dat door de verfadinge ook een veelheit der vogten veroorfaakt wer-dende, het een goed gevolgh is, dat van defe fprink-aderen der wateren ofnbsp;klieren geen water ontbreken fal.

Soo dat de Schrifture, eerfl fbo uitdrukkelyk Job. XXI. ij, 24. fpreken-lt;Je, en daar na op meer als eene plaatfe toonendej dat defe bevogtiginge der beenderen i en de kenniflb van de oorfaak en wyfe, waar door en hoe defel-ve gefchiet, by haaren Ingever foo veel eeuwen, eer het van menfehen uitgevonden was, bekent is geweeft, een voornaam hoofd-bcwys van harenbsp;Goddelykheit geeft.

XII. BE-

-ocr page 209-

tgjf

XII. BESCHOUWINGE.

Van eenige faken in opfigt van fekere Schriftuur-plaatfen.

§• I» ^Pieren werden door hloed en ^ zenHW-fap bewogen.

Een menfch vertoont een Machine va» ahyd-durende beweginge.

3. Ook als men de vïtefen tot bewegers fielt.

4 Overtuiginge uit het gefei de.

f, IVaarom egter de rnenfihen fierven na foo weinigh tyds geleeft te hebben.

6, nbsp;nbsp;nbsp;Rom.V.ia.

VI. 23.

Genes. II. 17.

7, nbsp;nbsp;nbsp;Prediker. XII. 6.

8, nbsp;nbsp;nbsp;Schynt op den omloop des bloeds en desnbsp;Zenuw-faps te fien.

^.Defe beide kortelyk, befihreven.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Silvere koorde; eerfie betekenijfe.

11. nbsp;nbsp;nbsp;DeJJ’elfs Katnm.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het gefeide.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Sin van defe woorden.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Silvere koorde; tweede beteekenif-fe; en daar uit volgende fin,

ly. Guldene fchale in ftukken gefloten: eerfie beteekenijfe en fin daar van.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Twee werkingen va» het dikke Herfinbsp;fen-vlies.

17. nbsp;nbsp;nbsp;De eerfie bewefen.

18. nbsp;nbsp;nbsp;De twede bewefen.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Tweeden fin defer woorden,

20. nbsp;nbsp;nbsp;Alle beteekenijfe» by een genomen, ennbsp;fin daar uit voortkomende.

2.1, De twee volgende uitdrukfelen van Predik. XII. 6.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Kruikè , de regte holligheit van hetnbsp;Hert.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Worflelt tegen de Long-fiagh-ader aan.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Het radt aan de Born-put; beteernbsp;kenijfe.

Z-y. Qnordentelykepols-fiagh.

26. nbsp;nbsp;nbsp;De fin van de laatfie uitdrukkingen.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit dit alles.


§. I.

T7Er \vy van het aeen natuurlyk in het lichaam gefchlCt , tOt dc jTluitcrlykc finncn cn andere faken overgaan, lal IK nier nogh tweCnbsp;aanmerkingen laten volgenj of, indien fy al geen Ongodiftkonde overtuigen , defelve mogren bequaam fyn, ora foodanige ongelukkige tor nadenken tenbsp;brengen; welke wel eenen Godt en Hoog-wyfen Maker uit fynewerken erkennen, maar die egter ontrent de Goddelykhcit van fyn Woord noghon-feker henen leven

Om dan een begin te maken.

In de voorige verhandelinge der Spieren, hebben wy ’t geen men by ondervindinge in defelve gewaar wert, alleen in agt genomen jnbsp;namelyk , dat hare draden in derfelvcr werkinge korter en dikker werden.nbsp;Hoe dit gefchiet, hebben wy nagelaten te toonen, om dat de neerftigheitnbsp;der onderfoekers, hoeverre iy ook gevorder waren , dit niet buiten twillnbsp;tot nogh toe heeft kunnen Hellen. Dit alleen heeft men by ervarentheit,nbsp;dat tot defe üitfettinge en verkortinge der fpier-draden vereill w orden;

A a nbsp;nbsp;nbsp;lt;• Eerfie

-ocr page 210-

\u nbsp;nbsp;nbsp;XII. beschouwing E.

Eerfi^ een vogt die door de zenuwen loopt, of het foo genoemde zenuw fap waar van te voren in de verhandelinge der zenuwen een ondetvindelyknbsp;bewys by gebragt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, j f

Ten anderen ook het bloed felfs, dat door de blagh-aderen na de Spieren loopt} volgens het nu byalle bekende experiment, toonende, dat indiennbsp;den Slagh-ader , na een of meer fpieren het bloed voerende, toegebondennbsp;wert, defe fpieren haar beweginge verliefenj en dat fy die wederom oeffe-nen, na dat defen band los gemaakt fynde, weder aan het bloed een vryennbsp;toeloop derwaarts gegeven wert.

§. z. De gemaakte onderftellingen, endeverfcheidenegedagtenvan veel geleerde Heeren, ontrent de wyfe, opwelkedetweevQgten,hetzenuw-lapnbsp;en het bloed, tot de beweginge der fpieren dienen, fullen wy hier niet ophalen. En of het door werkinge defer vogten op malkander , of door eennbsp;enkele vervullinge van de holligheden der fpier-draden, volgens water-wigtige wetten , of wel op een andere manier gefchiet \ laten wy, als tenbsp;defer plaatfe buiten ons ooghmerk fynde, tegenwoordigh onaangeroertnbsp;blyven.

Dit weten wy, dat fonder de beweginge defer beider vogten geen beweginge van fpieren gefchiet.

Nu het hert is een fpier j in het welke dan den loop van het bloed en des zenuw-faps de beweginge veroorfaakt. En in tegendeel, veroorfaakt defenbsp;beweginge van het hert ook weder den omloop van het bloed en fenuw-fapjnbsp;foo dat a^ler in dit werk-tuighde oorfaak tyn uitwerkfel, cn dit uitwerk-fel weder fyn oorfaak voortbrengt. Het welk hetregte geftel is, dat in eennbsp;P erpetuum Mobile of in een machine, die figh fonder op houden bewegen fou-demoeten, vereifchtwerd. Soodatmenof het hert, of (ommet watmeer-der ruimte tefpreken) het menfehelyk lichaam voor foodanigh eenwonder-ftuk moet aanfien i hoe weinigh men ook van de oorlaak van dellclfsbewe-‘gingen verftaan magh. En kan yder, die eenGodc, als delTelfs Maker erkent, uit des herts of des lichaams maniere van werken gcruftelyk toeftaan,nbsp;dat het tot een eeuwighdurende beweginge gemaakt is.

Te meer, dewyl dagelyks blykt, dat in defe machine van ons lichaam de delen anderfints door foo veel en langduurende roeringen fullende verfletennbsp;cn onbequam werden, gedurigh door jongere, die in der felver plaatfe komen, vernieuwt werden, door middel van de Voedingej welke infgelyksnbsp;ook door dit bloed en zenuw-fap gefchiet.

§. 3. Indien men nu met veel geleerde Mannen in de laatfte eeuwe, het hert alleen ten oorfaak ftek van den omloop en voortgnngh van het bloed,nbsp;en van alle vogten, die daar afgefcheidenwerden} fchynt het voorgefeidenbsp;een onbet wiftelyke waarheit te hebben; en ook felfs, indien men met andere latere Onderfoekers, niet fonder veelaantiemelykheit, fielt, dat het dikke herilen-vlies, (het welk behalven de Herffenen ook de zenuwen overal

omvaO.

-ocr page 211-

Fan eenis^ faken in opfgt van fekere Schriftuur-pUatfen. 187 omvat) of de Voorname bewegende oorlaak in ons lichaam isj of ten min-llen, dat delTclfs toeknypingen aan de anderfintsdoor het voortftoten van hetnbsp;hert traagh lopende zenuw-fappen, een meerder fnelheitbyfetten,ingeval-Icn, daar defelve vereift wert.

De reden is, om dat alle Ontleders weten, dat dit dikke Herffen-vlies fy-ne bloedvaten heeft jen de Heer Fieujfens mex. andere, ook de zenuwen def-felfs aangewefen heeft. Pacchionus heeft ook in het ièlve verfcheiden lopen van fpier-draden gevonden, en brengt veel ondervindingen by.

Soo dat ’er veel waarfchynelykheit is j dat het felve, gelyk de vliefen der darmen en der flagh-aderen,enkel door het loopen van bloed en zenuw-fapnbsp;bewogen wert.

Hoe dit in figh felven beftaat j kunnen wy nogh in volkomenheit niet bepalen j dewyl in het onderfoek van het eerftbewcgendeonfeslichaams,men altyd in den felven cirkel fchynt te vervallen; namelyk dat de vliefen aannbsp;de voorieide vogten, en wederom defelve vogten aan de vliefen de be wegin-ge geven. Het geen wederom om defelve reden, als boven gegeven is, onsnbsp;tot de gelleltheit van een altyd durende beweginge leitj te meer, nadien hetnbsp;onwederfprekelyk waar is, dat der vogten loop ophoudende, de bewegingenbsp;van de vliefen, van het hert, en andere vafte delen en defe ook niet meerder bewogen werdende, die loop der vogten insgelyks ophout.

§. 4. Is het nu nogh nodigh, (om eerll een woord tot een Atheifttelpre-ken) aan een ellendigh Godtloochenaar, meerder preuven, niet alleen van de wysheit, maar felfs van de ondoorgrondclyke wysheit fyns Makers te geven?nbsp;wantfiendeen ondervindende een famenftel van foodanigh een machine,die,nbsp;hoe onbekent fy magh fyn , egter op een altyd-duren de beweginge wyft,nbsp;en telkens fyne werk-tuigen van onbequaam te werden bewaart; die vannbsp;geen menfche nogh oit in een van defe beide omllandigheden heeft kunnen

nageinaalct werden 5 hoewel Fy tot nogh toe het voorwerp van lOO VCClC WCCt**

gierige verftanden geweeft is, fonder dat ymand tot het regte maakfel en

het ware beginfel van hare bewegingen nogh heeft kunnen doordringen : kan hy dan nogh denken, dat de felve fonder wysheit, en door van figh felfs ennbsp;van al haar werkingen onbewufte oorfaken, of van een los geval haar innbsp;figh felven foo feer verwonderlyk wefen verkregen heeft? wat fal men vannbsp;foodanigh een kunnen feggen, als dat hy ineenlaak, die, volgens overcui-ginge van alle verflandige, alle menfchelyke wysheit te boven gaat, geennbsp;wysheit vinden kan ? En of foodanigh ymant voor redelyk kan doorgaan,nbsp;behoeve ik hier niet verder te vragen. Dit rade ik aan defe ellendige en be-klagelykc of blinde en hartnekkige; dat fy dogh wel gelieven te onderfoe-gen, of hierin lbo veel andere gevallen, de onmagt van niettekunnen, ofnbsp;de onwil om niet te willen fien, dc ware oorfaak daar van is; het gewigtenbsp;der fake is immers groot genoegh,ommetaandagtdaaropteletten.Ishetbynbsp;geval, wat fchade lal het wefen ? maar heeft dèn grooten Maker van alles

Aaa nbsp;nbsp;nbsp;dit

-ocr page 212-

i88 nbsp;nbsp;nbsp;XII. B E S C H O U W'I N G E.

dit wondcrftuk toebereid,om figh bovenal het tnenfchelykeaanbiddelyken verwonderlyk in fyne werken te toonen j wee hem! die delen gedugtennbsp;Schepper op foo kfterlyk een wyfe tragt te vertreden, en was ’t hem mogelyk,nbsp;van alle wysheit te beroven.

§. f. Maar om verder tot foodanigh een yets te feggen , die uit het maakfel van een menfchelyk lichaam wel deflelfs verftandigen Maker ennbsp;ecnen Godt erkent j maar egter van het gefagh van fyn H. Woord nietnbsp;overredet is.

Indien hy uit het voorfeide overtuigt is, dat het onderfoek van een menfch hem tot een onophoudelyke beweginge leit j immers, dat het een konll:nbsp;die noit nogh van eenigh menfche ten vollen heeft kunnen nagefpeurt werden, in fyn famenftel en werkingen vertoont: en hy egter liet, dat niet alleen door ouderdom (het geen hy aan de vergankelykheit van alle faken innbsp;de wereld foude kunnen toefchry-ven} hoewel de gedurigh in dit lichaamnbsp;door voedingh vernieuwt wordende werktuigen daar tegen fchynen te ftry-den.) maar ook door peftilcntialelugten, en door fiektcn , en ontelbare duifen-den van andere oorfaken, (foo dat ’er niets foo geringh by na fchynt te we-fen, het welk hier toe nietonbequaamis.)ditgrootewonderfl;ukvanlboaan-biddelykcn Maker menigmalen llrax onherfbelbaar onthelt,_ en aan de ver-rottinge overgegeven wert.

Om een voorbeelt te geven, indien hy aan de wysheit van eenigh verwonderlyk Werkmeeller niet konde twylFelenj en hy fagh, dat denfelven,ee-nige boven gemeen konftige Horologicn gemaakt hebbende, die alle op een uitftekende wyfe haar werk deden, en nogh langh daar in konden volharden,nbsp;egter veele en de meefte daar van met de voet vertrapte, enmetonweerdig-heit verwierp •, fonder dat hy van een eenige dat gebruik wilde nemen, waarnbsp;toe dcrfelver geftel bequaam gemaakt wasjfoude hy niet moeten denken,dat hetnbsp;al een verwonderlyke reden moefte lynj welke foo wys een Werk-meefternbsp;op foodanigh een maniere met fyn werk dede handelen? en by gevolge,nbsp;moet hy niet toeftaan, dat’er ook een onbekende reden in de Nature moetnbsp;fynj waarom den alderwyften en grootften Maker, foo voorname proef-ftukken van fyne wysheit, als der menfehen lichamen fyn, en die tot eennbsp;eeuwigheit gemaakt fcheenen te wefen, foo meenighmalen na foo weinigh.nbsp;jaren,fomtyds dagen en uuren, verwerpt; en aan de wormen tot fpyfegeeft.

felve aan hem onbekent was

Sal hem de ganfche kennifiè der gehele Nature de oorfaak ook daar van mag-tigh fyn aan te toonenPom met de wysheit van den grooten Godt,die alles tot fyn eere gemaakt heeft, en door fyne Voqrfienigheit beftiert en onderhoud,tenbsp;kunnen over een brengen, het geen hy ontrent de menfehen op defe wyfonbsp;fiet gebeuren; en indien men den groothen Philofooph na de reden daar vannbsp;vraagde 5 die nu foo verre gekomen is, dat hy geen los geval nogh figh on-bewufte natuurwetten, maar alleen een Goddelyke magt en regeringc tennbsp;oorfaak van alles ftelti foude hy yets anders kunnen antwoorden, als dat de

§. 6 In-


-ocr page 213-

Van nbsp;nbsp;nbsp;in opfigt van fekere Schriftuur-pUatfen. i8p

§. 6. Indien men nu in alle défe twyfïelingen aan hem fegt, dat ’er een boek is, den Byhel genaamt, waar in defen aanbiddelyken Maker de redenen vannbsp;dcfe fyne handelingen ontrent dc menfchen geeft j en dat men hem daar innbsp;doet Icfen. Bom. V. it. Dat door de fonde de dood in de wereld is gekomen ^eanbsp;tot alle menfchen door gegaan is ^ en op een andere plaatfe, Rom. VLt\.tgt;atnbsp;de hefoUinge der fonden de dood is.

Eo verder , al eer den menfche oit gefondigt hadde, en wanneer hy nogh het voordeel genoot van fyn gefegent maakfel, het welk fonder te fterven,nbsp;magtigh was in alle gelukfaligheit cn in fynen ftantte volduren-, datGodtnbsp;aan hem den dood al gedreigt hadde, indien hy fondigde en aan fyn Scheppernbsp;ongehoorfaam was. Genef. II. 17. llen dage als ghy daar van (van den verboden boom) eet, fult ghy den dood fterven. Sal hy niet moeten bekennen ,nbsp;dat alle waarfchynelykheden hem leiden, om te geloven, dat in dit woord,nbsp;de ware oorfaak gegeven wert, waarom de menfchen op defe wyfe fler-ven? nadien ymand onpartydigh defe gefteltenis, die nu nogh toont, datfcnbsp;gemaakt is om onfterffelyk te fyn, befchouwende, niet kan na laten te denken, dat het feer waarfchynelyk isj dat foo niet alle menfchen,immersee-nige daar van, indien niet fonder einde, ten minfteneenige eeuwen langh,nbsp;heel anders als nu gefchiet, fouden leven j ten ware den Maker felfs figh tegen de ongehoorfaamheit van dit Schcpfel aankantende, aan het felve denbsp;dood tot ftraffe opgeleit hadde. En by gevolge, foo het hieruit niet volkomen bleek, dat dit Woord geheel Goddelyk wasj dat het ten minftennbsp;cenigh ligt fchynt te geven in yets, waar inde natuurlyke reden tekortfehietjnbsp;en daarom dat het een verder cn ernftigh onderfoek, vanwatgefaghhetfy,nbsp;ten vollen weerdigh is.

En kan nu door dit alles behoorlyk te overwegen, een twyffelend ver-ftant-, alleen tot. dit onderfoek bewogen werden, lal de beloomnge van dien Sirbeid groot genoegh fyn , vermits het na laren van neerftig ClClC lOOft V3;U

faken en andere bewyfen van de Goddelykheit der H. Schriften na te fpeuren, de fterkfte banden fyn ^ die ongelukkige Redeneerders over defe alder-ge-wigtigfte waarheden in twyffcl houden.

§. 7. Om nu tot yets anders over te treden, by defe gelegentheit.

Ik hebbe langh in twyffel geweeft, of, om te toonen, hoe verre de wys-heit van het Hciligh Woord gaat, ik ook hier by moefte voegen, de gedag-ten van eenige Uitleggers, over de woorden, die men Pred. XII.6. leeft: Eer dan de filvere koorde ontketent werde ende de guldtnefchale in ftukkengeftotennbsp;werde^ ende de kruike aan den fprink-ader gebroken voert, en het radt aan dennbsp;horn-put in ft ukken geftoten wert. Welke hoe wel de plaats in feer hoogdravende en oncigentlyke fpreekwyfen fchynt uit gedrdkttefyn,uitdefelvenbsp;niet fonder reden befluitenj dat al ten tyde van Salomon, den Geeft Godtsnbsp;daar door den omloop des bloeds, ook heeft willen te kennen geven; hoewel defelve eerft foo veel eeuwen daar na, door de gelukkige neerftig-

Aa 3 nbsp;nbsp;nbsp;heit

-ocr page 214-

ïpo nbsp;nbsp;nbsp;XII. BESCHOUWINGE.

heit van Harveus ondervonden, en aan dc 'Menfchen openbaar gemaakt is.

Hier over kan na gefien werden, het geen Polus over dcfelve uit D- Sch~ 'Midi met veel goedkeuringe aanhaalt j en ’t geenc in de werken van C.Bon-tekoe in het II. deel p. IP7. daar van gefegt is.

Of nu dc vertalinge van de woorden, die by defen laatften Schryver van den Hebreeufchen text gegeven wertj met dc eigenfchap van die taal overnbsp;een komt, laat ik aan meer ervarene. Egter dit is waar, dat de fin, metnbsp;die van Polus aangehaalt is, het felve oogmerk heeft j en dat fy beide nietnbsp;fonder waarfchynelykheit meenen vaftte ftellen, dat in de gcfeidcplaatfeopnbsp;den omloop des bloeds gefien wert j ten minften fchynt het woord Gcjgal^nbsp;’t geen radt vertaalt wert, een finne-beeld van yets dat omloop, of ook oor-faak van het omlopen van anderen is, feer bequaam uit te drukken j gelyknbsp;de H. Schmidt wil.

§. 8. Indien het nu geoorloft is myne gedagten ook hier by te doen, moet ik feggen dat het my voorkomt of den Geeft Godts door.defe finne-beeldi-ge manieren van feggen, fyne wetenfehap, niet van den omloop des bloedsnbsp;alleen, maar ook van het zenuwfap en lympha heeft willen te kennen geven.nbsp;De Redenen, die in defe duiftere faak van eenigh ligt fchynen te fyn, dunken my onder verbeteringe, de navolgende te kunnen v/efen.

§. p. Hoewel de Circulatie van het bloed, demoeder-beweginge van alle andere fchynt te wefen j foo dat alle vogten, { bebalven haar byfondere hulp-middelen) door dele in een voortgaande beweginge gehouden werdenjnbsp;is het egter aan alle, die de ontdekkingen van defe tyden of gefien of gele-fen hebben genoegfaam bekent; dat men den, loop der vogten tot tweenbsp;voorname brengen kan: waar van de eerfte die des bloeds, endetweede^ dienbsp;des zenuw-faps en lymph a is.

Van de eerjie^ die van het hert weder tot het felve door de Slag aderen en Aderen gefch iet, is te voren gefproken. Detweede, begint van de herf-fenen, daar het zenuw-fap affeheit, en gaat voort door het ruggemergh ennbsp;zenuwen} welke figh tot de meefte deelen uitftrekken, en in de Watervaten, oiVafa Lymphatica inplantende, hare vogt, met die in defclve is ennbsp;uit de Slagh aderen komt, vermengen. Waar over de waarnemingen vannbsp;Vïeujfens kunnen na gefien werden , de Syfiemate Vaforum.

Dit mengfel dan onder dcfelve onveranderde naam van lympha in grooter vaten qq. d. Fig. 6. of LLLL Fah. IV. Fig. 8.) voort vloeyende,ont-laft figh in den Chyl-bak O (of Dnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8,) en opwaarts gaande

Fig. 6. die wy nu alleen verder fullen gebruiken) door den DuSius Tho-racicus of Chyl-voerder rrr, mengt figh in«in de F'ena Suhcla’viaQ^onds.x-fleutel-beenige Ader ux met het bloed} waar mede het langsvjSnahetherc A, en van daar weder, door de Slagh-aderen na andere delen, ennadeher-fènen toegaat} om aldaar weder afgefcheiden te werden, en een nieuwennbsp;omloop te beginnen.

§. 10. Dit

-ocr page 215-

Van eewg* nbsp;nbsp;nbsp;opfigt van fekere Schriftuur-plaatfen.

10. Dit- yoor af vafl geftelt fynde, ora ter fake te komen.

ipi

Kan men nu door defe koorde met veel andere verftaan , eerfi het Rugge-merg en de Zenuwen, die als couwjes en koordetjes fyn , en om haar wit-heit filvere kunnen genoemt werden.

Waar by men hier doen kan, dat de vaten, door welke het voedende bloed, en waai'fcbynlyk eenige zenuw-lappen in het rugge-mcrgh geftort worden,nbsp;op het volipaakfte in haar maakfel een keeten veitoonen. Soo verre dat harennbsp;eerften Ontdekker Tfillifius Anat. nerv.pag. 163 defe woorden daar van in dernbsp;felver befchryvinge gebi'uikt: Soo dat alle defe Slagh-aderen in deganfche lengte van het rugge~merghnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als fchakels van een keten ^malkander volgen. Nu

is het niet te denken, dat dien Heer op defe Schriftuur-text eenige de min-fte gedagten als doe gehadt heeft; en egter is het klaar genoegh, dat defelve Woorden hier aan yder, die het verftaat, by cengoedenfekergevolgh too-nen-, dat als dele. keten der rugge-mergs aderen en flagh-aderen fynen pligtnbsp;niet kan doen, en dtL'XXOm.t als defe filvere koorde onketent is.^ de doodinwei-nigh tydts daar £al fyn, en het fierven felft begint.

§. 11. Die nu hen wil, dat defen Autheur figh niet te onregt van defe gelykenifle bedient heeft, gelieve alleen by hem na te fien de figuren, waarnbsp;in de Slagh-aderen en Aderen van het rugge-mergh afgetekent fyn. En opnbsp;dat niemant hier eenige uitvlugt mogte ioeken, daar in, dat defe afbeelt-fels uit Wülifius den loop defer vaten in de heeften vertonnen, hebben wynbsp;de volgende figure uit Vieufens Neurographia\i\tx.IX.

8. welke dé Slagh-aderen van her rugge-mergh van eenmenfchafbeelt. Waar in men by SSS mede een nette gelykeniffe van keien-fchakels fiennbsp;kan i die ook in de Aderen , by den Autheur kunnen gevonden werden.

§. iz. En fal nu ymandt dit kunnen lefen (met hoe ongemeene fegh-ma-nieren het ook uitgedrukt tna^fyn ) die niet fien kan,(oo men het lUgge-mcrgll voor dejii-vere koorde neemt, dat den Geeft, die Salomen hccft docnfchry-

ven,van defe ketens kenniffe gehadt heeft? en by gevolgh, dat in defe fpreek-wys yets met klaare woorden gefegt wert, tot het welke aller Ontle-deren neerftigheit in veele eeuwen daar na niet heeft kunnen doordringen.

En daarenboven, dewyl defe ketenen alleen haar gebruik in het heen en weder voeren, dat is in het omlopen des bloeds hebben j fal ymand, aannbsp;wie het ftrax gefcide aannemelykt voorkomt, dan ook kunnen oordelen, datnbsp;die geheel buiten de waarheit fpreck, die defe woorden tot een bewys fielt,nbsp;dat aan den felven Geeft, den omloop des bloeds moet bekentgeweeftfyn?nbsp;aan wie het gebruik van defe ketenen foo verre openbaar was, dat hy aannbsp;het onbequaam werden derfelver tot haar gebruik, de dood ontwyffelykhcgt.nbsp;Te meer, dewyl oude en nieuweOntleders bevinden,dat het rugge-mergh,nbsp;foo wel als de herflenen ook uit een afch-verwige ftoffe ten dele beftaat} innbsp;de welke het zenuw-fap (gelyk in die yan de herflenen) van het bloed door

defe-

-ocr page 216-

r^i nbsp;nbsp;nbsp;Xir. BESCOUWINGE.

defe flagh-aderlyke keten derwaarts gcvoert fynde, afgefcheiden wertj *t

geen ophoudende, de dood volgt.

De befluiten nu, die van dit gefeide afgeleid kunnen werden, fullen uit het geen te voren nu meenigmal gedaan is, by yder kunnen gemaakt werden, ontrent de boven-menlchelyke wysheit van dit Woord.

5, 13. Om dan voort te gaan, en defe te eindigen.

Siet men dan, dat, alles in defe betekenifTen nemende, en diooxdejihere koorde het rugge-mergh, en door de keten defleUs keten-wys lopende Slagh-aderen en Aderen verllaande, in defe woorden eer dan de Jilvere koorde ontketent werde^ defen fin legt. 'En dan de nodige toevloed des bloeds aan het rugge-mergh onthreke^ en daarom de affcheidinge defer tot het levenfoo nodige zenuw-fap-pen ophoude.

§. I f. Maar een timede aannemelyke betekeniflb, fchynt te volgen, Indien men met de Jilvere koorde^ den Chyl-voerder verllaat.

Om hier van eenigh ligt te geven} is het bekent: I. Dat Tab. I. Fig. 6. de Fafa Lymphatica qq in den Chyl-bak O fighontlall hebbende, defen Ghyl-voerder rr voor een buis verftrekt, waar door dena de bloed-ader uknbsp;opgevoert wert.

JI. Dat delen Chyl-voerder, ten fy de Chyl felfs na den eeten daar ook door-vloeye, een foort van de water-vaten is.

HÏ. Datdefelve, gelykde Water-vaten yy, fighdoorfynmenighvuldige klapvliesjcs, als een geknoopte koorde vertoont j fiet ook L L L L Fab. IF.nbsp;Fig.. 8.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dat fy in tyden, dat geen nieuw voetfeldaar doorgaat, vandefelvenbsp;vogt als de F*/« Lymphatica vervult is. Waar van Ph. Ferheyen dele be-fchry vinge geeft, Cap. F'.Tr.I. De fFatervaten fyn kleinepypjes, bejlaande uit eennbsp;feer dunne en doorfchynende rok of vlies., brengende een feer klare en heldere vogt nanbsp;het bloed toe. '

V. nbsp;nbsp;nbsp;Waar door defe Watcrvaten in yders oogh een fecraangename en fil-veragtige verwe vertoonen.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;En foo fiet men dan, dat de eigenfehap van een en wel van eennbsp;filvere koorde in het famenftel van defen Chyl-voerder en Water-vaten klaar-

lyk uitblinkt.

VIL Boven dit alles, foo men Fab. I. Fig. 6. let, hoe defen pyp in/, gelyk een fchakel van een keten formeert} welke men in een hont meeltennbsp;tyd èen eenige,maar volgens het voren gemelde getuigenifle van Ceaw/er, innbsp;een menfche meerder in getal bevint: Ichynt men met reden te kunnen feg-gen, dat defen buis des Chyl-voerders, of door het voorige, defe filverenbsp;koorde in een wel geftelt rnenkhs geketent is.

VIII. Bebalven dat elk Water-vat LLL Fab.IF.Fig S. door lyn Ichot-deurtjes en tufichen-plaatfen, ook een foort van kettingh oxgeketende koerde, kan geagt werden te vertoonen j indien ymand ook dit wil.

IX. Waarom

-ocr page 217-

Van eettig^ faken in öpftgt van fekere Schrifiuur-f laat fen, nbsp;nbsp;nbsp;lp|

IX. nbsp;nbsp;nbsp;Waaromnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a^les In defebetekeningh genomen fynde, de woorden,

Eer dan de nbsp;nbsp;nbsp;koorde ontketent werde , ons tot defen gemeenen fin

leiden: Eer den Chylvoerder^ waar doorbet voetfel na het bloed gaat, on~ bequaam tot fynen pligt veerde.

X. nbsp;nbsp;nbsp;Nu is het aan alle die deflelfs gebruik verftaan, kennelyk, dat dezenbsp;fdvere koorde ontketent, of onbekwaam fynde , een gewifle dood volgt, erinbsp;reers in fyn aankomfte is.

Wy laten verder aan yders oordeel, die het affonderlyk nemen wil, welk geval hy denkt hier met de woorden beft over een te komen. Maar hetnbsp;Ichynt een meerder wysheit van den Schryver te toonen, indien men defel-ve in beide betekeniften te famen neemt.

Nadien beide defe faken daarin eenige overeenkomft fchynen te hebben} dat het rugge-mergh het begin is van den wegh, die het zenuwfap,indeherf-fenen van het bloed afgefcheiden fynde, neemtj enden Chyl-voerder hetnbsp;einde deflelfs, daar het fclve, na lynen omloop door de leden des lichaamsnbsp;gedaan te hebben, figh weder in het bloed ftort.

En nogh meerder fchynt dit aannemelyk te fyn jdewyle de volgende woorden : ende de guldene fchale in ftukken gefloten werde, na de nature der He-breeufehe tale ook twee verfcheidene vertalingen lyden kunnen j waar van elke eenigfints opfigtelyk op een van de voorgaande fchynt te wefen.

§. ly. Om dan van de eerfle een begin te maken. Indien wy in aght nemen,

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het dikke Herflen-vlies niet alleen het rugge-rriergh en groote Zenuwen omringt; maar infonderheit, dat het de herflenen felfs, ontrent opnbsp;defelve wyfe als de herflen-pan, (die daarom ook\fdHerflen-fchalegenoemtnbsp;Werd gelyk een fchale omvat.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat dit felve vlies, (volgens het geen Pöamp;j uit Z). Smit^ anntekeni)

in fyne couleur meerder met nbsp;nbsp;nbsp;over een komt, als eenigh ander gedeelte

van ons lichaam.

Soo fullen wy hier (met de meefte Uitleggeren) ten fchale, cn in het byfonder een goudene fchale in defe gelykenifle gevonden hebben.

Wy gaan andere gedagcen, waarom defe fchale een ^oar^e«egenoemtwert, voorby, als by andere kunnende gefien werden.

Nu twyftelc niemandt, dat defe fchale in ftukken geftooten , of tot lyn gebruik onbekwaam gemaakt fynde, de dood niet verre kan wefen.

Maar infonderheit is hier nadrukkelyk, het woord Taruts (hier door aanflukken floten overgefet) als men het van het grontwoord Ratfats doet afdalen; ket'freXke. Concutere, ^ajjare dzth fchudden, en ftotighof hortighbewegen betekent. In welk geval het woord ^aruts een wederkerende finnbsp;oiSenfus reciprocus kan hebben; waarom de Ho Coceejus in fyn Woorden-Boek het felve dus vertaalt. Et fe quaffet hnticula awea, dat is, ende denbsp;goudene fchale flgh hortigh en flotigh bewege.

Bb

-ocr page 218-

ÏP4 nbsp;nbsp;nbsp;xri. B E S C H o U w I N G E.

En in defen fin fchynt het de convulhen en trekkingen der Iceden en peefen, gelyk men in de llervende, en dikwils by de plaats van de pols innbsp;den arm, gewaar wort, met een waren nadruk te betekenen: lbo dat de finnbsp;dusdanigh foude wefen: Eer het dikke her£en-vlies figh fonder order ^ en hor-tigh en ftotigb be'wege-,en de doodts-trekkingen^daar uit voortkomende ,fgh openharen.

§. \6. Om dit Avat klaar te doen fien, aan die in de hedensdaagfe ontdekkingen der Anatomie niet ervaren fyn; fullen wy kortelyk defe twee faken tragten aan te toonen.

Eerfi^ dat het dikke lierllen-vlies tot de voortftuwinge van het zenuw-fap, ontrent gelyk het hert tot die van het bloed, een groot werktuigh is.

fen t'weeden.i nbsp;nbsp;nbsp;felve ontflclt fynde, oorfaak van foodanige trekkin

gen is.

§. 17. Om van het eerfte eenigh bewys tehebben, behoeft men alleen de l^eurographia van de H' Vieujfens na te Hen, pag.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, zjr^{ino£lavo)

alwaar hy na te voren gefeit te hebben , dat het niet alleen de hcrlTenen, tnaar ook het rugge-mergh omvat, verder het felve bcfchryft j als in fynenbsp;binnenfte fyde, daar het naaft aan het rugge-fpler is, uit foo veele en foanbsp;groote vleelige draden beftaande (die de voorname werk-tuigen van de bewegingen onfes lichaams fyn) dat het by na de ganfche couleur en hetmaak-fel van vlees vertoont: en onder fyne gebruiken ook defe heeft, dat het aannbsp;het zenuw-{ap,in het afchverwigegedeelte des ruggemerghs van het bloednbsp;afgelcheiden fynde, eenige fnelheit toebrengt, het voortiiuwt in de zenuwen, die uit het ruggemergh fpruiten.

Seggende verder van dit felve vlies, daar het de herflenen omvat, (pag 6.) dat de draden van beide de vliefen , daar het uit beftaat , met een fchuinennbsp;loop malkander kruiffen, en foo wederfyds, alseenhalvcn kloots oppervlaknbsp;om de her (Tenen maken.

Die te voren nu het gebruik van de twee fchuin op en nedergaande {pieren des buiks verftaan heeft, fal fien, hoe fecr dit geftel dient om de-Herffenen famen te knypen, en het fap, dat daar in is, te doen voort-gaan.

Maar die verder het Tx^Sc^zX.vznPacchionusvtmèiidikkeher£'en-vlies7f[eamp;n handelende,, en andere Ontleders van defen. tyd gelefen heeft gt; fitl niet alleennbsp;verfcheide nieuwe uitgevonden fpier-draden in het dikke hcrlTen-vlies tot defen einde dienende daar in afgebeelt, maar ook feer veel Anatomifche ennbsp;Ghirurgifche waarnemingen en aanmerkingen daar in by gebragt lien , dienbsp;om dit te bewyfcn j alleen daar verhaak fyn. Waarom wy hier niet verdernbsp;gaan.

§. 18. Het tweede §. ilt;5. gemelt is meerder.bekent, en kunnen alle er-TarekC Chirurgyns getuigeniffe geven, aan het geen den fclven Pauhionus,

-ocr page 219-

Van eenlgi faken in opfigt mn fekere Schrlftuur-pUatfen. ïsgt;f pag. pifegt; en'wy leeren by ondervindinge^ dat uit de quetfingenvanhetdikkenbsp;herjfen-vliesveroorfaakt‘Werden^ braken^ Jwaarheit van ademhalinge^hert-klop-pingen, en opfpringinge der ledematen (Membrorum fuhfaltus, waar ondernbsp;ook de geleide trekkingen fyn) en andere toevallen^ beide defoortenvanbe’we*nbsp;ginge (dat is, die op en buiten den wil gefchieden) rakende.

Het geen anders ook alleen uit het eerfte foude kunnen aigeleit worden. Want Hellende, dat het herlTen-vlies, door figh onidcheidTenen, rugge-merghen zenuwen toe te knypen, de vogt in defelvefyndenaalleplaatfen,nbsp;daar ly openingh vint, doet voortlopen} en dat defe vogt in de fpierennbsp;uitgedrukt fynde, in defelve en hare pefen, trekkingen en werkingen ver-oorfaakt •, behoeh’er niet veclfcherpfinnigheit om te fien, als defe bewegingennbsp;van het herllcn-vlies onordentely k of hortigh en ftotigh, en als Ichuddcnde, gefchieden, dat de pefen der fpieren, die daar door bewogen werden, defenbsp;onordentelykheitin haar trekkingen moeten opvolgen. En by gevolge, datnbsp;het geen §. ijgefegt is, niet fondergrond ter neder gefteltis.

En foo verre van de eer JlebetekenilTe defer woorden, die op de ƒ/‘uere/^ööf'-de van het ruggemergh en deflelfs ader-kettingen opfight kunnen hebben.

§. rp. De betekenilfe nu van defelve Hebreeufche woorden, die hier vertaalt fyn: Ende degoudenefchale aanftukkengefloten voerde} en opfigt hebbennbsp;op den Chyl-voerder voor defe filvere geketende koorde genomen fynde, is denbsp;volgende.

Indien men met andere Uitleggeren, die ook by Polus gemclt werden, en met de Hr Coceejus het woord Gullah.,ce.xikfchaleverteait ,nuoverfetdoornbsp;JVelUnge of JVater-ioellinge ,ge\yk het in het meerder-getal gevonden wert,nbsp;Judic. /. if. en Jofua XF. ip. (hoe wel ook den fel ven Heer Cyfrijyar het fel-ve dus in het een-getal overfet} het geenikhier by doe, opdat niemant foude tegenwerpen, dat dit alleen In het veel-getal gevonden werdende,daarom innbsp;het een-getal niet wel vertaalt wJerde) en verder het woord TdrUtS , nU niCC

als boven van Rat fats maar van Routs afleidende, met de Hi nbsp;nbsp;nbsp;daar door

verftaat, diffluatdu h wegvloeit ^ weg-loopt. Sullen defe woorden dit volgende fchynen te feggen, Ende de guïdene water-weUmge, of de wellinge des gouds weghvloeye ofweghlope.

Of anders nemende her woord Routs voor lopenmetfnelhehm^yntigmht-tekenilTe ; Ende de guldene water-wellinge fnejlyk voortlope. Het welke beide hier toe met eenige overeenkominge fchynt te kunnen gebragt werden.

Om nu het oogmerk van defe uitdrukkingen te toonen : Indien menfigh (het geen nu meermaalen aangeraakt is) weder voorllelt, du dit lympha ^nbsp;doox dc Fafa Lymphatica qq Tab. I.Fig. 6. ligh in den Chylbak O vergadert jnbsp;cn van daar door den Chyl-voerder rr opwaarts loopt, en'in de ader unnbsp;figh in « ontlaft: vindt men hier een foort van wellinge van een Wa-ter-gelykende voght, die uit den Chyl-voerder , als fyne Sprink-ader, innbsp;« gedurigh, foo langh een menfehe leeft, opwelt.

Bb z nbsp;nbsp;nbsp;Een

-ocr page 220-

xp5 xir. beschouwing E.

Een weïlinge des gouds foude fy kunnen genaamt werden, (tot dat men mif-fchien een meer eigene verklaringe gevonden heeft) Indien men het bloed, door de Ader ux lopende, om fyne roode verwebygoudvergelykt, (datbynbsp;fommige in andere gevallen gefchiet) nadien dit bloed door de vloed van de-fe lympha opwaarts in een gedurige weïlinge gehouden wert.

Maar wanneer men figh voorhek, Eerft^ fchoon defe /j«/gt;^^,(gelykbekent is) door de vliefen van hare buisjes doorfchynende, fighfilveragtigh \ er-toont, dat egter den grooten Anatomift Verheyen. Tr. /. Cap.F.pdg-2,4. van defelve als fy buiten hare vaatjes gefien nbsp;nbsp;nbsp;Defevogtiseenig-

ftnts Jlymerigh en geelagtijs ^ voor de reji aan waterfeergelyk. Door welke geel-heit fy eenigfints de couleur van het goud na by komt, Er\ ten anderen defe lympha met haar eigen, en door de vliefen van hare vaatjes geenfintsinnbsp;het uiterlyk aanfien veranderde, dat is met een geelagtige couleur figh meenbsp;het bloed mengt. Sal men in defe weïlinge even boven de openingh u in denbsp;ader een mengfel van twee vogten, het bloed en Aelymphanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waar

van de eene rood en de andere geelagtigh in figh felven is; het welke ons eenigfints tot de ver we van het fynfte goud fchynt te leiden; waarom dannbsp;de weïlinge ook een guldene weïlinge kan genaamt wei'den Immers dat hetnbsp;woord Goudt of Guldene alhier in een eigen betekenifie niet kan genomen werden , en men alleen op de couleur moet fien, is klaar genoeg.

Waarom den fin defer woorden in defe laatke betekenifie genomen fynde -defe dan foude wefen; Ende de lympha^ die anders in deVcnaJ'ubclaviauitdennbsp;Duelus 'Thoraciciis ^ als een gedurige Springh-hron opwelt ^ en in het voor by vlietende bloed., een niet voor de dood eindigende weïlinge veroorfaakt, weghvloeye, ofnbsp;•UOeghlope, immers van haren gewonen loop ophoude.

Of wel defe} en de lympha in den Chyl-voerder hortigh voortgedreven worde, en alfoo eenigfintsfinellyk lope ¦, nadien lympha in gefoniheit,dewyl de vliefen van deflelfs buifen daar te teeder toe fyn,voornamently kook door hetnbsp;perlïen der na by gelegene deelen i n haar loop voortgedreven wert v die dan doornbsp;de onnatuurlyke doods-trekkingen derlelver delen ook ongeregelder en fneldernbsp;fchynt te moeten werden. Nu is het blykelyk genoegh} dat in het kerven ,nbsp;als het zenuw-fap en lympha van fyn loop ophöuc j of op defe wyfe fncllyknbsp;vooftgedreven wert, ook defe water-welUnge een einde neemt, en met defelvenbsp;het leven.

Ik late weder aan ydersverkiefingheen vandefebetekenilTenvoordewaar-

fchynlykfte te nemen.

§, zo. Maar op een heerlyke wyfe, als men fc alle by den anderen neemt, fchynt hier de Wysheit van den grooten Ingever defes Woordsuit teblin-ken } die om foo veelvuldige eigenfehappen van het ienuw-fap in een kervende, alleen in twee uitdrukkingen te bevatten, daar toe foodanigegelyke-aifien en woorden heeft gelieven uit te kiefen ; die in de betekenifien ennbsp;vertalingen, welke fy Ijden kunnen, genomen fynde, die alle begrypen^

bOQ

-ocr page 221-

Vm eenlge fi'ken in opfight -van fekere Schriftmr-pUaffen. tpj Soo dat in ciefelve een geheele reex en menigte van omftandigheden eri denbsp;volgende fin te fien fchynt te wefen.

Eer dan nbsp;nbsp;nbsp;koorde (die in het ruggemergh, water-vaten en Chyl-

voerdcr beftaat, om dat het zenuw-fap in de eerlle fyuen loop even onder de jbeiHenen begint, en in de laatfte, by de onder-fleutcl-beenige Ader met denbsp;lympha eindigt) ontketent 'iserde.y (dat is van den toevloed desbioeds,dieooknbsp;zenuv'’‘lappen in het rugge-merg door de tom-wy/f lopende flagh-aderennbsp;^oi't, door hetftil ftaan desfelvenbloets, berooft werde; waar door te gelylcnbsp;den Chyl-voerder fyne doorlopende lympha en vogt begint te miflen, en al-foo minder opgefpannen fynde, fyne knoopen en keten-fchakels niet meerdernbsp;vertoont, en daarom ook op fyn vvyfe ontketent wert) Ende eer (het harde herll'en-vlies) de goudene fchale (die de herfTenen rugge-mergh en zenuwennbsp;omvattende, door (yne natuurlyke en ordentelyke bewegingen en toeknypin-gen de innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hortighenfiotighbewogenwer'^

de-, en alfoo de fpieren en pefen, daar dit zenuw-fap lbo hortigh en ftotigh na toe geperft werd j daar door ook onordentelyk doe bewegen; endedoods-trekkingen en doods-lluipen (die in flervende figh laten Hen) vertonnen.-Waar door te gelyk, (nadien door defeconvulfive bewegingen van het herf-fen-vlies, het zenuw-fap door de zenuwen nietgedurigh na behoren voortgedreven wert; om van het affeheiden der lympha uit de flaghaderen nanbsp;niet te fpreken) de foo nodige en guldcne 'water-'wellinge van dein de onder-fleutel-beenige ader (foo langhhet leven duurt) opwellende, ook 'wegJo-loopt of ophout te hopen op fyn vereifte noyfe. Of wel ook anders door de trekkingen van de naaft den Chyl-voerder leggende deelen (die den felvcn perf-fende, de lympha en het daar in fynde zenuw-fap in gefontbeit ordentelyfc.nbsp;en fagtjes doen vloeycn) nu hortigh en ftotigh voortgeperft werd, en gelyknbsp;als veerdigh loopt meteen fbort van ongeregelde fchielykheir en fnclheit.

IDic laatfte loo kort geftelt fynde, hadde voor ervarene in de AnatomiC'

miftchien genoegh geweeft. Maar ik hoope, dat hare redelykheit ftghaangt;. defe anderfints te grooten uitbreidinge niet ftooten fal; nadien het ooghmerknbsp;hier is, gelyk ook in het volgende, om voor minder in defe foort van ftudieanbsp;geoeffende verftanden oek met eenige klaarheit te fchryvenhet geen wacnbsp;meerder omflagh vereift.

§• zï. Om voort te gaan.

Gelyk nu de voorgaande op de zenuw-lappen, foo fchynende twee volgende uitdrukfelen, en de kruike aan den Sprink-adergehrokenwert,enhetradP aan den Bornput in fiukken gefloten iverde, wel hetmeefte op den omloop desnbsp;bloeds te fien; en wel infonderheit op deflelfs voornamen voortlluwcr, na-melyk het herte.

Soo weet men dat het hert twee holligheden heeft, de regter en de linkep’ genoemt; en men fiet ook dat alhier van twee holligheden gefprokenwert^nbsp;namclyk y de Kruike en den Born-put.

Bb $ nbsp;nbsp;nbsp;S, ix. Dei-

-ocr page 222-

5p3 nbsp;nbsp;nbsp;xn. beschouwinge.

§. Zi. Defe regter holligheit van het herte fchynt ƒ. wel dietefyn, wel-Ice hier een kruike genoemt wert; Soo, om dat fe het bloed, uit de aderen •daar in gegoten werdende, ontfangt; als wel voornamentlyk, om datfy nietnbsp;foo feer een holligheit van het hert felve gelykt, als wel de linker , die innbsp;het lichaam van het hert uitgeholt is j maar eerder yets, dat als eennbsp;ke van buiten aan het hert gevoegt is. Den Profeflbr Blaftus in fyn aantekeningen op de Anatomie van Vejlingius pag. ifi.fcgt, dat defe regter holligheitnbsp;.eer een hyvoegfel van de linker holligloeit fchynt te fyn , dan een ware holligheit.nbsp;Waar uit het geleide niet alleen blykt, maar het is ook aan yder, die ee-nighfints op het maakfel van een hert let, genoegfaam openbaar.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Indien men figh nu verbeeld, dat de Longs llagh-aderGTiï^.//. 5.nbsp;als een pyp, op defe regter holligheit AA ftaat j waardoor, als defelve holligheitnbsp;figh toeknyptjhet bloed met kragt uitgefpuit wert,gelyk het water uit een fon-tein-kraanj lal men hier een fontyn of(want foowerthet woordnbsp;Mahhouang vertaak; afgebeelt Hen } en ook de reden waarom defe regternbsp;holligheit de kruike by den Sprink-ader kan genoemt werden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Indiennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gebroken wert., of tot haar gebruik onbekwaam gemaakt

werr, is bekent genoegh dat de dood tegenwoordigh is.

IF. Den D'. Smith , volgens het uittrckfel van Polus, verftaat door dele kruike de aderen felfs die het bloedbevattenjenindcregterholligheituitgie-ten. Ik late in foo fware en duifteretexten aan elk die daar dooruit te leggen,nbsp;waar door hy meent de kragt van de woorden, en het oogmerk beft te voldoen.

§. zj. Maar dewyl hier een menfche niet als reets dood, maar indentyd en ftryd van het fterven felfs fchynt aangemerkt te werden. Eerft, om dat

in de voorgaandcuitdrukkingendaar dedoods-trekkingenenconvulfienfchy-nen afgemaalt te werden, fulx fchynt plaats te hébben. Ten anderen, om dat van het lyk dat geftorven is, het volgende 7. vers eer ft fpreekt j daar hetnbsp;Jlof genoemt wert, dat weder tot aarde keert, gelyk het geWeefi is.

Schynen my defe woorden de omftandigheden van het fterven felfs met veel kragt uit te drukken, het geen eeniglints blyken fal: I. Indien mennbsp;het woor Tifchaher (hier -verbroken -werden) met den geleerden Coceejus over-fet door Luélari dat is worftelen, flryden dicn felven Heer dit woord innbsp;Ifiphalstx^i'ia.x., met een by gedane text Ezech.VI. ej. welke hy ook meintnbsp;foo te kunnen vertaalt werden gt; inplaatfc van dat hetnadegemeenftebete-kenille des grond-woorts by onle overfetters, door verbroken hen verduitft is.nbsp;En verder, H- men het woord Gnal (’t geen hier of By betekenende gevonden wert) alhier ook door fegen uitdrukt j op welke wyfe hetnbsp;eene groote menighte van malen in den Bybel voorkomt, als uit de Concordantie van frommiU'S te Hen is. Want als dan fullen defe woorden ook delennbsp;fin kunnen hebben : Ende de kruike tegen den fontein aanworftélt. Waardoornbsp;de laatfte bewegingen van defe regter holligheit van het hert ineen fterven-de feer cigentlyk fchynen verheelt te werden; ¦

Het

-ocr page 223-

Van nbsp;nbsp;nbsp;van feker Schriftuur-plaatfen. rpp»

Hct Welle op defe maniere te begrypenis. Dewyl de k ragt, waar door de-fe holligheit figk toeknypt om het bloet in de longh te dringen, door het ontketenen van de 'foon^eifilvere koordei^en door het vei'rainderen van den toevloetnbsp;van het veryft^ 'ienuw-fap, allenxkens fwakker wort-,en dcr nogtans ee-nigh gev'clt van noden is,om dit bloet door de nauwe engtens van de bloet-buyfen in, longh te doen paflereiT, kan ymant figh ligtelyk verbeelden,,nbsp;met hoe veel moeyte en ivorfielingen dit door een hert, dat nu begint te be-fwyken, moet uytgevoert werden j en dat men met defe vertalinge van denbsp;Ijetckeniire des woorts, (namelyk, worfieJen) niet behoeft af te wykenj,nbsp;daar, foo men die van gebroken 'werden behout,devvylindedoot het hert ow'tw-broken bly ft, defelve weder een oneygentlyke uy tieggingc verreyllchen foude.-

Den hier uyt volgenden fin foude dan dusdanigh wefen: ende de regter hol~ lijheit des herts^ door den verminderenden toevloet van het zenuw-fap^ die totnbsp;fyne toeknypinge vereyfl voert ^ infynekragt hefwykende^ tegendenlongs-Jlag-adernbsp;wet veel moeite aangevüorfielt yom het bloet door deUngefynenloop fVoaar aanhet leven hangt, te doen volbrengen.

Uyt welken gront de Genees-kundigen weten, dat ook het foo genoemde reutelen der borft of liever der longe, kan afgeleid worden j het welk in fier-vendc foo veelmaalen gehoort wert.

§. 14. De laatfte uitdrukkingen is eindelyk dus o'tcx^t^ctendehetradtaan^ den bornput in ftukken gefloten voorde.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Het woort bornput is in bet Hebreeuwfeh Boor y een Waterbak of bornput beteekenendc} en (dat aan te merken ftaat) wel foodanigh een, als denbsp;ouden in fteenen of rotfen of miflchien andere ftoffen gewoon waren voornbsp;figh, by wyfevan uythouwen te maken. Sooveon Deuteron. FI. ii.gefegt,.nbsp;dat Godt aan de Ifraeliten in Canaan geven foude, uitgehouvoen bornputteny.nbsp;die fy rnct uitgehouvoen hadden; en Jerem. II. 13. werden fy gefeyr, haarnbsp;felven hakken uyt te houwen j daar de woorden bornpuiien en bakken het lelv 6nbsp;grontwoort hebben als het voorgaande.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Defe aanmerkinge fchynt ons in defe plaatfe, op een feernadrtikkely-ke wyfe, tot delincker holligheyt van het hert telyden j om dat defe niet, gelykrnbsp;van de regter gefeyt is, naeeny^mi^eof byvoegfel vanhet hert gclykt; maar in;nbsp;het Vleefch van het heit felfs fchynt uytgehoIt,en als uitgehouwen tefymflrek--kpde figh (heel anders als de regter) tot aan deonderftefprtfe van het hert toe..nbsp;Siet hier van Fi?r/a?y(?»Anaiomia, pag. 2,48.2» Oflavoy en andere.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Met het woort Galgaly hier Radt vertaalt, en komende van het wor-

telwoort Galaly dat omvoentclen of mrofe» betekent (dewyl fyn voorname eygenfehap is om te lopen)nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Buxtorfius^yetsdatrontom.

gedreven, of bewogen voert y foo vertaalt hy dit woort, Pfalm LXXXIII. gelyk flof dat van een draywint omgedreven voort-y en meent ook met Ahen—nbsp;Ezra, dat het Pf LXXFII. ip. voor den Hemel gebruikt wert, omdat dienbsp;imhet ronde bewogen wert,.

Vil- In’!quot;

-ocr page 224-

100 nbsp;nbsp;nbsp;XII. BESCHOUWING E.

IVquot;. Indien wy nu ook hier met het woort Qalgal yets diergelyks, dat in hetront gedreven were, willen betekenen, fal het ons alleen tot het bloed ley-denj dewyl ’er, behalven het (elve, niets is in het ganfehe lichaam, hetnbsp;welk foodanigb volkomen in het ronde loopt j dat het fyn loop weder ternbsp;felver plaatle eindigt, daar die begonnen was. Soo is bekent, dathetaandenbsp;linker hollighcit des herts beginnende eerft door de flag-aderen; en doornbsp;de aderen in de regter hollighcit des herts, en verder door de longe omgedreven fynde, weder in defelfde linker hollighcit figh inftort, en eindigt;nbsp;en gedurigh, foo langh het leven duurt, daar weder een nieuwen omloopnbsp;begint.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Ik en betwifte hier weder aan niemant de vryheit van het woortnbsp;Galgal voor den rontom beweger van het bloet, dat is, voor het hert, en hetnbsp;ganlche famenilel der flagh-aderen en aderen te nemen, uyt aanmerkinge, datnbsp;men ook fomtyts raderen het gebruyken, om andere fiiken te doen rontlo- .nbsp;pen. En foo fal ook volgen, dat dit aan jiukkengefloten, dat is onbequaam tot fynnbsp;pligt geworden fynde, de doot niet verre kan wefen.

’t Geen egter om dat ’er in het fterven (foo veel men nogh weet) niet.svan dit alles verbroken wert, wederom nootfakclyk maakt, dat men het woortnbsp;Venaroots, dat in Jiukken floten betekent, eenigfints oneigentlyk verlfa.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Maar in fyn eigene beduidenifle fchynt dit woort alhier feer nadruk-kelyk te wefen. Als men het felve als boven, van het wortel-woort Rat^nbsp;fats^ weder af doet dalen i dat, (gelyk als tevooren gefegtis)

cutere of hortigh en flotigh bevjegen betekent. En infonderheit, als men volgens de eerllc eigenfehap van een rad^ met Galgal^ yets dat lydelyk omgedreven wort, en door het woordeken el niet alleen aan of by, (gelyk het mede te regt vertaalt wert) maar ook door verhaat •, gelyk het felve Jeremia; XXXIII,nbsp;4. gevonden wert, daar het een inllrumentele oorfaak betekentj alsbydennbsp;Hb ‘trommim te fien is.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat de fin dandefefoudewefen j ende hetomgedrevene aan endoornbsp;den bovMput hortigh en flotigh bewogen werde.

§. zy. En op defe wyfe fchynt alhier van een tweede foori van onorden-telyke en hortigc bewegingen , namelyk van de trekkingen of ftotingen in de pols i die men , behalven de voorgemelde in de peefen, ook in de fter-vende gewoonlyk ondervint, klaar genoeg gefproken te worden.

Om dit te doen fien.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Weet yder, dat de linker holligheit van het hert (of defen bornput)nbsp;figh toeknypende, door het bloet, dat daar door in den grooten flag-adernbsp;gedwongen wort in te gaan en inhetronte;ag^lt;i/r^z'f»wertjdenfelvcnllagh-ader doet fwellenj en den pols of den flagh der flag-aderen veroorfaakt.

II. nbsp;nbsp;nbsp;En dat die gedurende de gefontheit een geréguleerden trant houdt,nbsp;fonder oneffenheden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Nu wanneer (gelyk te vooren getoont is) het hert, door het gebrek van

fenuw-

-ocr page 225-

Van eentge(ipfigt Van fekere Schrlftuur-plaaffen. nbsp;nbsp;nbsp;10 i

zenuw-fappen en Iiortige toeknypingen van hethevffen-vlies, fyn bewegingen, niet nbsp;nbsp;nbsp;met veel ongelykheden uitvoeren, en figh tefamcn

trekken kan; is bet blykelyk, dat 00k her bloed, bet welk Joer en di^^^de linkerholligbeit {oiBorn-put) anderfintsordentelykomgedrevenwierd, nunbsp;door defe bewegingen ook hortigh en ftotigh moet bewogen werden.

IV. den flagh-ader alfoo op een hartige en7?o//^ewylctclkensuitrpan-nende, een foort van een pols-ot ader-flagh verooifakenj die de Dodloren cnefen^ inisquaUs^ oïconmulftf cn onordentelyk ^ dat is, trekkigh en hörtighnbsp;noemen.

Welke in de meefte ftervende alfoo waargenomen kan werden.

§. Z6. Soo dat dele woorden by een genomen fynde, het volgende fcbynentc feggen: Eer het bloed (. dat aan en door de linker holHgheit des herts omgedreven werf)nbsp;ongeregelt bewogen werde, ende den Slagje-ader hortigh en flotigh doende opfwellen^nbsp;de laatjle, en de nahyheit des doods vertoonende onevenhe den des fols ver oor fake-

§. 27. Indien nuymand al het geene vandefe geheelen Schriftuur-text in de voorgaande, en nu van de laat{l:e§. 26. gefegt is,by malkander gelievennbsp;te voegen, (het geen wy om het meermalen gefeide niet weder te feggen,nbsp;alhier nalaten,) gelieve hy felfs te oordcelen , of ymand, een ftervendeofnbsp;zieltoogend menfche lullende befchry ven, ook ligt infoo weinigh woordennbsp;foo veelvuldige omftandigheden, die figh op de laatlle tyd in hem bevinden,nbsp;foude konnen begrypen: en of het ook waarfchynlyk is (indien den fin innbsp;defe uitlegging eenigfints getroffen is) dat, nadien de twee eerfte uitdrukkingen een kennifle van de eigenfehappen des zenuw-ftps fchynen mede tcnbsp;brengen, de twee laatfte, fonder die van den omloop des bloeds, foude kunnennbsp;befchreven fyn.

Ik verfoeke vergiffenilTe aan die dit leeft, dat ik hier foo langh indeop-helderinge van delen eenigen text geweefi: ben. De reden eenigfints tC

voren §. 2.0. gegeven, JEn verder dcwyl Cy door dCH Geeft GodtS tOt OHS

onderfoek, en verwonderinge over de veelvuldige wysheit des Aanbiddely-ken Ingevers nagelaten is •, en hare ware uitlegginge buiten twyfïèl uit de ondekkingen der Ontlecd-kunde en Medeeyne alleen afgeleid fchynt te moeten werden.-hebbe ik geoordeelt defelveindefeBefchouwingenniet wel te kunnen voor by gaanj te meer, nadien fy het voorwerp van de ftudienvanfoonbsp;veel geleerde Uitleggeren, al op eenernftige wyfe, van over lange geweeftnbsp;is jCn overmits by na alle woorden te onderfoeken ftonden, daarom met.denbsp;geweiifte kortheit niet wel klaar genoegh konde verhandelt werden. Immers hoope ik, dat yder ons daarom in defe nfalregtveerdigen, nadien geennbsp;kleine bewys-reden tot het grooteooghmerk, datwyin defen hebben, dienende hier in gevonden wert, ingevalle defe uitleggingen eenigfints aanne-melyk fyn: niet tegenftaandc de eene kragtiger en klaarder magh voorkomen, als de andere.

Want indien een Heiden of ander Ongelovige hier cenige redenen vinr,

C c nbsp;nbsp;nbsp;om

-ocr page 226-

zoz nbsp;nbsp;nbsp;XII. B E S C H O U W I N G E.

om na behoorlyk onderfoek te kunnen toeftemtnen , dat in defc woorden van den loop van het zenuw-fap en lympha, van de Vafa Lymphatica en dennbsp;Chyl-voerder, van haar klap-vlielèn of keten-knoopjes, van de ketens*v/y-fe fchakels in de laatfte, en ook in de flagh-aderen en anderen opderugge-mergh, van foo veel eigenfehappen van het hert, en infonderheit van dienbsp;groote uitvindinge van den omloop des bloeds, gefproken weit.' immersnbsp;foodanigh, dat het geloofFelyk is, dat fonder kennifle van dit alles te hebben, defe woorden in defe omftandigheden niet wel foude hebben kunnennbsp;feggen, het geen/y nogtans feggen. Sal die figh niet met veel redenen getrokken vinde om te geloven, dat dit woord van een meer als raenfchcly-ke en waarlyk Goddelyke Afkomft is? waar in hy foo veel faken uitgedruktnbsp;fiet,duifendenvan jaren te voren, eer dat de ondervindinge dieaandemen-fchen gelcert heeft; en eer ymand wiffc, dat’er zenuw-fap, dat’er Fafa Lym-phatka^èu'er een Chyl-voerder,dat’er keten-fchakels in de rugge-fpiers a-derén, dat’er een omloop van die vogten, en infonderheit des bloeds was.nbsp;Sélfs, indien’er maar een van defen alleen klaar en bondigh bewefen was,nbsp;geeft het niet bewys genoegh van het Goddelyk Gefagh van dit H. Woord ?

En foo’er egter nogh ymand foo ongelukkigh mogte wefen 5 die, om fyn pnredelyk gevoelen ontrent al het Goddelyke ftaanae te houden, met defenbsp;nitlegginge (of die van andere geleerdeHeeren, welke tothetfelfde oogh-merk kunnen dienen) figh niet voldaan feide te wefen} om dat het geen innbsp;finne-beeldige manieren van feggen neder-geftelt ftaat, noit foo dirceb be-wyft, immers een onwillige niet foofterk tot hettoeftemmenvanyetsfchyntnbsp;te kunnen dwingen; fal hy egter met foo veel geruftheit, als hy figh inbeelt,nbsp;dit niet in het geheel kunnen verwerpen} nadiende werk-woorden (Verhd)nbsp;alhier, terwyl fy defe groote faken ontdekken, alle in bare eigenebetcke*nbsp;nilfen kunnen genomen werden.

En dit alles, by defe al te vergeefsfynde, fal ten minften cen twylFelend en opregt na waarheit foekend gemoed, na deminfteoverredinge, dit Boeknbsp;lyns naderen en ernftigen onderfoeks weerdigh agten gt; cn die geloven, fullennbsp;nogh meerder, door het fien van de Wysheit Gods in fyn woord, in haarnbsp;cerbiedt ontrent het felve beveiligt werden.

XIII. B E-

-ocr page 227-

i'öj

XIII. BESCHOUWINGE.

Van het Gefigt

ZO,

ZI

2.2

12.

13-

14.

If

5' ï • nbsp;nbsp;nbsp;tat het gefigt,

V-/ 2 Uiterlyk gefiel va» het Oogh‘,

3- nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge tiit dit gefeidelt;

4- nbsp;nbsp;nbsp;Ligts eigenfihappen.

y. Refraétie ofbrehngh der Jiralen,

6, Uit lugt ia uister. Experiment.

•j. Uit 'water ia de lugt. Experiment,

8, nbsp;nbsp;nbsp;Regt-hoehgh vallende Jiralen breeken

niet. Experiment.

9, nbsp;nbsp;nbsp;Divergente Jiralen Convergent en een

verkeerde beélteniJJ'e te maken.

10, nbsp;nbsp;nbsp;Experiment dit betoonende.

11, nbsp;nbsp;nbsp;Tlvjeede. Experiment in een donkerenbsp;kamer.

Overtuiginge uit dit gefeide.

Het Oogh is een donkere kamer.

Geen beeltenijfe door Divergente Jiralen.

,, Doorfchynentheit vanhetlsiootVi-vW^S. 16. PUateragtige vogt.nbsp;ly. CryJlalTyae vogt.

18. Gtas-vogt.

ip, Hoe de beeltenijfe in fiet Ooge gefor-meert -wert.

En overtuiginge uit het te varen ge*

feide,

Eerjie Aanmerkinge , hetquot; Oogh is van binnen fwart,

‘Tweede Aanmerkinge, Cryjlallyne vogt is een Microicopium.

En overtuiginge daar uit.

Derde Aanmerkinge, op het verre en na by Jien,

Experiment.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Vierde Aanmerkinge, op de opening

en Jluitinge van bet oogh-fwart.

Experiment.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uitbet gefeide.

2f. Son dienfiigh aan het Gejigt.

En overtuiginge uit dit alles,

26. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. I. 17.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Ezra. III. 12.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Numer. XIV. 14.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Levitic. XIII. ƒ. en 37.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Hebreen. IV. 13.

XI. 3-

31. nbsp;nbsp;nbsp;I. Corinth» 11. p.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefeide.


§. I. TNdien wy nu tot de uiterlyke finnen overgaan, cn daar in ccrll xde Werk-tuigen van het geEgt aanmerken j fchynt het bynaon-geloofFelyk te lyn, dar ymand, wie hy ook magh wefen, eenigfints föudcnbsp;kunnen denken., dat alle defe, tot foo grooten faak als hetgefigtis, foono-digh veicift wordende omftandigheden, infoo grooten getale, in foo klein eennbsp;plaats by geval of nootfakelyke oorfaken, fonder eenigh het minlle oogmerk des Makers, malkanderen fouden ontmoet hebben.

Om nu van den uiterlyken toeftel van Ooge yets kortelyk te feggen: kan ymand het fonder beoogt einde agten te gefchieden?

§. 1. I. Dat (dewyl het Ooge foo teedcr is en van het minlle gekwetfl; kan Werden) het oogh-lidt als eengordyne; meteen onbedenkclyke fnelheit.

Cc 2, nbsp;nbsp;nbsp;in

-ocr page 228-

104

XIII. BESCHOUW INGE.

in tyden van nakend ongeval, daar over kan gefchoven werden , om het felve te befchermen , ea om ten tyde des flaaps de werkingen van het ligtnbsp;op het felve te belettenj op dat de rulle, die foo nodigh is, daar doornbsp;niet mogte verhindert werden. En weder dat even gefwint, om het oogenbsp;open te doen, het felve oogh-lidt kan opgeligt, en boven tefimengeploitnbsp;werden.

En dat infonderheit ook tot dien einde fpieren te dier plaatfe gelegt fyn.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat, (het geen in foo klein een Taak vei wonderly k is) op dat de ooge-le-den niet los en vadfigh op het oogh fouden hangen, en om te gefwinderinnbsp;haar bewegingen te wefen, defelve met een krakebeenigh boogje, juill ennbsp;net op de bultigheit des Oogs palTende, in haar zoom uitgefpannen fyn.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het felfde Ooge rontomme tullchen beenen bewaart is, om geennbsp;geweld van buiten te lyden: nadien het door de minlle perffinge van figurenbsp;veranderende, aanftonds (om van de pyn nietrefpreken)eengrooteverwar-ringh in het gefigt foude veroorfaken.

Die hier aan twyffelt, gelieve het eene Oogh toe te houden, en op het andere met de vinger eenige kleine drukkingen te doen, om door ’tfehyn-bare bewegen van het geen hy fiet, op elke perffinge daar van overtuigt tenbsp;werden.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dat boven defelve een hair-ftreek van winkbrauwen geftelt is, omnbsp;het nederdalende fweet van het voorhooft te beletten in de oogen neder tenbsp;lopen.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Op dat het buiten vlies der oogen door de lugt niet te droogh en rim-peligh werden, en alfoo niet alleen de bewegingc der ooge-leden , maarnbsp;ook het gefigt belemmeren foude j dat klieren in deneenen hoek van het Ooge en boven het felve geplaaft fyn i die door verfcheiden pypjes een gedurige vogt op het ooge Horten, om het felve glad te maken, en de vliefennbsp;voor te veel droogte te bewaren.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;En,op dat niet gedurigheenmenfcheeenbetraantGelightfoudever-

toonen, dat ’er paffages fyn, waar door defe vogt op gewone tyden fighin de neusgaten loflen kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

In buiten gewoonc gevallen , die defe vogt in veel overvloed tot tranen doen werden , bevint men de gefeiden loop na de neusgaten op een gevoelige wyfe.

Vil. Dat, op dat men met gedwongen foude fyn, na yets anders willende fjen, gedurigh het hoofd derwaarts te dra jen,foo verfcheiden fpieren aan het ooge gehegt fyn, die het na alle kanten in een Hip des tyts kunnen toe wenden.

VIII. Dat,opdatditkonftighfpier-gefl:el niet vergeefs foude wefen, het Qogh genoegfaam bolrond gemaakt isj om in een daar op gepafte holligheicnbsp;na mie kanten fonder onderfcheit te kunnen gekeert werden. En dathet agter,nbsp;om deffelfs bewegingen gladder en veerdigcr te doen gaan, met foo veel vet-tjgheit befet is.

§. 3. Hoe

-ocr page 229-

Van het Geftgt. nbsp;nbsp;nbsp;zoy

§.3. Hoe geringh nu alle defe lbo kleine byfonderhcden aan ymand mogen toefchynenj hoe weinigh verpligtinge een ongelukkige, die fyn Makers Wyshcit niet kennende , alles aan een geval of domme oorfaken toé-(chryft, ook hierin Hellen magh j indien hy egter figh van het gebruik van een van allen berooft bevont,fouds hy niet kunnen nalaten de ongemakkennbsp;daar van te gevoelen: en foo hy al nogh te hartnekkigh bleelT om de Goe-dertierenheit Godts in het geven van defelve te erkennen j foude hy evenwel, ten fy hy alle redelykheit geheel uitgetogen hadde, aanfoodanigh eennbsp;denken groote dankbaarheit fchuldigh te fynj die, indien hy het mille,nbsp;het felve aan hem kondc en geliefde weder te geven.

Met veel medelyden, en verwonderingh over de Goedertierenheit des liefhebbenden Makers, hebbe ik den den ellendigcn Haat vanfeker Heeraange-fienj die, voor het overige redelyk gefontfynde, alleen het gebruik van die twee foo kleine fpieren, welke de oog-leden opligten, en daar door hetnbsp;meefte gebruik van fyn gefigt verboren hadde j wefende, foo lang dele lam-migheit duurde, t’elkens gedwongen, om te kunnenfien, fyncooge-ledennbsp;met de hand opwaarts te fchuiven.

Is het alleen gevalligh, dat defe foo kleinefpiertjcsaldaargeplaaftfyn?de-wyl tot haar bevveginge foo veel faken, als boven eenigfints by de fpieren ge-toont is, moeten famen komenj koe komt, dat men dit ongemak niet in milliocnen menfehen gewaar wert? dewyl het geval foo ligt het eene als hetnbsp;andere uitwerkt 5 en ’er millioenen manieren lyn, op welke de deden, dienbsp;den toellel van defe fpiertjes maken, fouden kunnen c’famen komen, van denbsp;welke nogtans niet eene wefen foude, die haar tot dit gebruik foude bequaamnbsp;maken.

Soude een Atheill wel foo verre kunnen komen} dat hy de enkele banden , die men om glas Gordynen op te halen gebruikt, foude derven feg-gen by geval geworden te fyn, en tot dit gebruik haren bekwamen tOC-Hel verkregen te hebben ?

§. 3. Indien nu dit alles nogh niet overtuigende genoegh was, fal ook y-mand , die met ons het volgende befchouwr, kunnen gevonden werden j die niet volkomen fal gedwongen fyn te bekennen, dat aan den Maker vannbsp;het Ooge, de verborgenfte wetten der Gefigt- en Wis-kunde bekent moeten fyn geweèfl, eer foo groot een Wonder-lluk te voorfchyn isgebragt^

Om hier van aan ymand , die in de Optifche lludien onervaren is, ee-nighfints een klaar begrip te geven , fal nodigh fyn benige eigenfe happen van het ligt, waar door wy üen , voor af te laten gaan. En is het dannbsp;kennelyk;

ƒ. Dat het ligt, ofvandeSon7ij^.X)^i|;. i.ofkaarsK, opeenftipofpunt van een naaide P (om een gelykeniflc te geven) vallende , het felve aan eennbsp;oogh CCC amp;c. en R, waar het felve ook wefen magh figtbaar maakt.nbsp;Soo dat men daar uit bevint, dat het ligt fyn ftralen P C, PC amp;c. kloots-

C c 3 nbsp;nbsp;nbsp;wyfe

-ocr page 230-

ioö nbsp;nbsp;nbsp;Xlir. BESCHOUWING E.

Avyfe na alle fyden van malkander, of liever als een rond enboluitlprelt. En derhalven, dat ’er in het ganfche opper-vlak defes Bols geen punt alsnbsp;C, C , C, R , amp;c. genomen kan werden} tot het welk geen ligt-ftraal alsnbsp;PC figh uitftrekt, na een oogh in CGC amp;c. of elders in defen kloot ge-plaatft.

En gefchiet dit wel t’elkens in een regte en genoegfaam ongebogen lyn j ’t geen men daar uit kan af nemen, om dat een donker lichaam S, tuflchennbsp;het oogh in Ren het punt P, in de regte lyn PR gehouden fynde, aan hetnbsp;felve Oogh het gefigt van dat punt P belet.

JI. Dit gedurigh verder aflopen van de ftralen PC, P C6cc. van malkan* deren, noemt men Divergeren. En foo fiet men , ’t geen de Optici feggen,nbsp;dat alle ligt-ftralen PC PC amp;c. ten opligt van malkanderen, als fy uit het felve punt P komen. Divergerende fyn.

En fegt men in tegendeel die ftralen Convergerende te welen j als ly by vooibeclt uit verfcheiden punten C C amp;c. na een punt P lopen j daar toenbsp;door Optifche middelen, als Brand-glafen en andere, gedwongen fynde.

///. \)'it ó.\t Divergeren vo\gx., ‘^ah. X. Fig. 3. indien van een linie A Buit alle de punten, als A, N, L, M, B, (of liever uit foo veele en ontelbare, als ’erin een linie AB fyn.) de ligt-ftralen op een andere linie ST vallen 5nbsp;dat de ftralen van alle de punten van AB komende, tot elk en yder punt dernbsp;linie ST, niet fonder een groote fchynbare verwarringe, figh uitftrekken.

IF. Waarom, indien defelveop vtyk Divergerende, na de plaats van het oogh, alwaar fy het gefigt moeten maken regt uit toe liepen j de ftralennbsp;uit elk punt van het figtbare voorwerp AB komende, de gehele vlakte deler plaatle gonoegfaam beflaan, en in een groote coniufie onder malkandernbsp;vallen foudej gelyk inS, T, O, te fien is.

F. Nu is door het onderfoek van de kennèlyk} dat,omdiftin6tte fien, alle de ftralen van een punt des voorwerps f by voorbeeld B) komendenbsp;weder op de gront van het Oogh in een punt ^ , (en foo die uit A en andere punten delTelfs voorwerps komen , infooveel andere punten, alsiïdcc.)nbsp;moeten vergadert werden: makende alfoo op de gront van het Oogh in « énbsp;de Schilderye of beeltenifle van het voorwerp A B j dogh verkeert of het on-derfte boven ftaandc.

Fl. Dewyl dit nu niet kan gefchiedenj ten fy de ftralen, die volgens den natuurlyken loop des ligts uit het punt B Divergent en wyder van den anderen lopen , weder na het punt h Convergerende gemaakt werden •, heeft hecnbsp;den grooten Schepper (want dit fegge ik, om dat het voor een redelyfcnbsp;menfeh by na ongclooffelyk fchynt, dit aan onverftandige ofgevalligeoor-faken toe te fchryven.) gelieft de beweginge des ligts, ten opfigt van de ftof-fen, door welke het ^an andere wetten te binden, waar door hy dienbsp;groote werk doet gefchieden.

§. ƒ. Defe wetten fyn die geene, welke men in de Gefigt-kunde, die

der


-ocr page 231-

V%n het Gejtgt. nbsp;nbsp;nbsp;toy

der RefraSli (dat is brekinge of liever buiginge der ligl-ftralen) gewoon is te noemen j en veri^^ont figh defe:

Rerft^ -wanneer defe ftralen uit de cene doorfchynende ftoffe , als de lugt (by voorbeeld) in een andere, als water, glas, cryftal, of een diergelykcnbsp;die dikker of dunder is, komen.

yegt;} anderen^ als fy op defe tweede met cenige fehuinheit vallen j om dat regthoekigh (of na de loot-lyn) op defelve vallende, menbevint, dat fynbsp;regt doorgaan en niet breken, of elders henen gebogen werden.

§• ö. Indien men dit by ondervindinge gelieft te llen, laat een kaars in een anderfints donkere kamer, l'ah. X. Ftg. z-opeentafel, en een ledige witte kom N KLM een weinigh van defelve gefet werden jfoodanigh, dat denbsp;fchaduwe van den rant ML figh in dele kom van M tot Duitftrekt rfooisnbsp;blykelyk, dat de llraal AMD die in D de fchaduwe van het ligt fcheit,nbsp;de laatlfe ligt llraal is, welke in de verligte plaats N B D valt.

Legt dan een blinkent ftuk geks E (by voorbeeld een fchellingh) even binnen de fchaduwe, foo dat het met fyn rant fêcr na aan Dkomt. Danbefor-gende, door yets, dat hem nederhout, dat defen penningh van plaats niet verandere j laat de kom tot B C vol water gegoten werden ¦, foo fal men,.nbsp;als dit van fyn beweginge ftilftaat, bevinden, dat de fchaduwe figh niet verder als tot F fal uitllrekkcn, en de penningh E buiten defelve ineen volkomen ligt fien leggen; foo dat HF de laalfte ligt ftraal nu is, die onderfcheicnbsp;tuflehen het ligt en fchaduwe maakt.

Nu is blykelyk, dat van A tot F geen regt uitlopende draal AF kan komen om dat fe in P van de kom belet wert voort te gaan.

En egter fiet men het ligt van A in F komen.

Waar uit dan volgt;dat, als de kraal van A tot H in de lugt regt uitge--lopen heeft, fy in plaats van regt na D voort te gaan, figh breekt en buigt en een hoek A HF in H bj? het oppervlak des waters maakt, en dus Van.nbsp;H na F loopt.

En fiet men daar door een voorheek, hoe een ftraal A H uit een dundef ftoffe of de lugt, in een dikker gely k water, komende Refringeert, of breekt; en wel •nbsp;foodanigh, dat Ie na de loot lyn G HCJ^toewykt; die op het vlak BG, datnbsp;beide de kofien, als lugt en water, van den anderen fcheid, regthoekigh getrokken is.

§• 7- Om dit nu te toonen, als de ftraal van een dikker Hof in een dun.kr,, of van Water in de lugt komt.

Laat den felven penningh E, in een ledigh vat NKLM Fab, X. Fig-é^. gelegt werden;, foo dat ymand in AS ftaande, even door den rant des vatsnbsp;LM belet werd defen penningh in E le fien: dewylvan Etcthct oogh A om»nbsp;defen tufichen geftelden rand ML, geen regt uitlopende ftraal als AE komen kan.

Dan met een uokjeden penningh E wel vaft neder gehouden fynde, op dat fy

dóorr


-ocr page 232-

io8 nbsp;nbsp;nbsp;XIII. beschouwing E.

door het ingieten des waters niet van plaats verandere, laat het vat, door y-mand anders; tot B C met water gevult werden j waar na ,die in A S ftaande geble^^en is, als dan bevinden lal, dat hy den penningli feer klaar ontrent Fnbsp;kan fien leggen.

Nu weet men uit dit alles,dat den penningh waarlyk in Egclegenis, en dat hy door geen regt-uitlopende ftraal E A kan gefien werden.

En egter wert hy leer klaar in F gefien.

Soo dat hier uit volgt, dat hy moet gefien werden, door het buigen of de RefraSlie van de ligtftraal EH j die in plaats van na T regt uit te lopen,nbsp;den Hoek EH A maakt, en foo tot het ooge A komt.

Het welk (om dat wy gewoon lyn ons te verbeelden, dat alles dat wy fien, in een regten lyn, van ons oogh tot het voorwerp ftrekkende,gelegennbsp;is) defien penningh als in F leggende liet.

En op dat het blyke, dat dit alleen door defe Refractie of Straal-buiginge gefchiet, laat een ander in lO geftelt werden; die ook met fyn ooge 1 dennbsp;penningh E in het ledige vat leggende, om den rant N K. met een regte ftraalnbsp;1E niet fien en kan; en egter als het vol water gegoten is, lal hy den felven ontrent P kunnen fien leggen, door de in R gebroken ftraal E R I: foo dat dennbsp;felven penning aan het oogh A fal fchynen verplaalt te fyn uit E in F, ennbsp;aan het oogh 1 uit E in P, en foo twee ftrydende bewegingen te doen: hetnbsp;welke plaatfe heeft, al was ’er een ganlchen ringh van blenders rontomnbsp;het vat geftelt.

Hier uit blykt dan, dat een ftraal, alsEH, uit een dikker ftoffe of uit water, in een dunder, gelyk lugt, komende breekt ; en niet regt-uit van H nanbsp;T, maar na A lopende figh van de loot lyn GHQjifwaarts buigt.

8. Dat nu een ftraal, die regthockigh op een tweede doorfchynende ftoffe valt, geen brekingc nogh'Refraaie lydt, gelyk de voorgaande,nbsp;die fchuins daar op komen, is ook blykelykj als men door een nauwe ennbsp;regt nederwaarts hangende pyp D V na den penningh E, regt onder dennbsp;felv^en in een ledigh vat leggende, fietj en daar na het vat tot B C met water vult, foo dat den penningh op fyn plaatfe blyft; wanneer men vinden fal,nbsp;dat den pyp in defelve ftant blyvende, den penningh door dclèlve egter kannbsp;gefien werden, ’t Welk als men door de pyp in HT fchuins leggende , dennbsp;penningh E in her ledige vat fagh, niet volgen foudc} vermits om den felven, als’er water in het vat gegoten was, te kunnen fien, men den pyp uitnbsp;HT in ha, om de brekinge der ftralen in dit geval foude moeten nedernbsp;laten: het gene yder met ons ondervinden kan.

§. p. Uit defe twee wetten volgt nu een algemeene regel; die door het ligt, foo veel by ontelbare ondervindingen blykt, in deflelfs bewegingen altyd waargenomen wert, namclyk; dat ‘Tab. XI. Fig. i. de ftralen B Hnbsp;]3 H, uit een punt B divergerende, door Refradlie na malkanderen toe gebogen kunnen werden, om weder in een punt als b Convergent te famen komen.

-ocr page 233-

Van het Qefigt. nbsp;nbsp;nbsp;iop

I. Als fy uit cen dunder ftofFe op een dikker, die bultigh ront is, ko* men. En ook.

JI. Als fy uit een dikker, die bultigh ront is, in een dunder gaan.

By voorbeeld, laat K F een wedcrlyds geflepen glas fyn •, waar van dc fyden KMF en KN F bultigh ront fyn. Soo nu de ftraal B H uit delugtnbsp;op het felve valt, fal hy niet na R voortgaan j maar na de loot-lyn GH toebuigen, en volgens HP fynen wegli nemen. Indien hy nu in P weder uit hetnbsp;glas in de lugt komt, fal hy niet volgens H P na S voortlopen, maar van denbsp;loot-lyn PQ^afwykende, fynen wegh na h vervolgen.

En dit van alle de ftralen gefchiedende, die uit B op het glas tuflehenH H vallen , fullen fy alle by b weder ontrent op defclve plaatle kunnen vergadert werden.

Alleen loopt de middel ftraal B M N ^, om dat hy regthockigh t’clkens op de volgende ftoffè komt, regt-uit en fonder breken door.

Soo dat, indien men 'Tab. X. Fig. 3. fighverbeeld, dat’erinSTeenfoo-danig glas ftaat, al de ftralen uit A in uit B in en uit de andere punten N, L, Min», /, te famen fullen komen} en in een verkeert ftaan-de beeltenifte van A B maken.

§. 10. Die hiervan een fcer ligt experiment wilfienj gelieve des avonds in een kamer een eenige kaars te fettenj en eenige treden daar afgegaan fyn-dc, defelve door een bril-glas fyn fchynfel op een wit papier te laten geven :nbsp;foo fal men met het papier nader of verder van het bril-glas te houden, cennbsp;plaatfe vinden j alwaar de nette beeltenifte van de brandende kaars ftgh hetnbsp;onderfte boven vertoonen fal op het papier.

’t Geen de plaatfe ba 1%^ alwaar alle de ftralen uit elk der punten van dc kaars in AB komende, figh in foo veel andere punten verfamelen door denbsp;twee refradiien, die fy, (gelyk Tab. XI. Fig. i.) door het wederiyds bul-

tigb geflepen bril-glas lyden, terwyl fy altbo defê beclrenille malccn.

§. 11. Een andere by veele bekende ondervindinge heeft men hier van in de foo genoemde donkere Kamersals men in een kamer rontom duifterfyn-de,in een venfter een ront gat maakt, wat kleinder als een bril-glas. Voornbsp;dit gat ftelt men het felve bril-glas, foodanigh dat’er geen ligt, alsdoorhetnbsp;felve, in de kamer toegangh heeft.

Indien men nu een wit linnen laken of papier hangende houd, enhetfel-ve nader en verder van het glas brengt-, wanneer men die veerheid van het glas treft, dat de ftralen uit elk punt van die voorwerpen atkomende,, weder elk in fyn punt vergadert werden} fal men gewaar werden, dat de beeltenifte van alles, wat buiten de kamer is, figh op dit papier, als de alder-volmaakfte fchilderye vertoont, met alle fyn verwen en lineamenten} infon-derheit, als de faken buiten van de Sonne befchenen werden, en het glas innbsp;de fchaduwe is} gelyk ook gefchiet, wanneer by voorbeeld de Son in het zuiden is, en het venfter, in welke liet glas is, afwaarts van defelve of eenig-

D d nbsp;nbsp;nbsp;ftnta


-ocr page 234-

zro XIII. BESCHOUW INGE.

Eats noordwaarts ukfiet, foo dat het glas felve niet befcheenen kan werden.

§. 12. Nadien nu de ftralen, die uit een punt komende figh uit haar ei-genfehap van malkander verfprei den en divergeren, in een punt weder moeten vergadert werden, om alfoo een beeltenis van het voorwerp te maken, en daar door de menfehen diftinét te doen fienj foude ymand kunnen geloven , dat alle defe wetten in het ligt geleit j alle defen toeftel in het oogenbsp;(hoe geringh het aan otvervarene voor magh komen) gemaakt, en alle nodige omftandigheden daar toe waargenoomen fyn ? en hy dan nogh kunnen denken i dat fonder eenigh voornemen of wysheit des Makers dit alles malkander, en by geval in foo klein een plaatfe als het Oogh is, ontmoetnbsp;heeft.^

§. 13. Om dit gefeide ten genoegen aan ymand te toonenj enhenatedoen Een, dat waarlyk de beelteniflcn der figtbare voorwerpen door het ligt op denbsp;grond van het ooge, als in de ftrax gemeldenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ff door een bril glas,

geformeert werden.

Behoeft men alleen (dusdanigh bevinde ik het den 6en 27 0£tober i6p5 gefchiet te (yn) een oogh CGRH van een verfchgeflagenKoe-beeft, 'Tab.nbsp;XI. Fig. z. dat nogh wai‘m is, agter van fyn vlees en vet te ontbloten, totnbsp;niet anders, als de vliefenengefigtzenuwe, overblyft. Dan ontrent i-of^ïnbsp;agter in het oogh een kleine openingh met een punt van een fcherpraes,innbsp;het omkledende vlies te maken j en verder met een fyn puntighfehaartje, eennbsp;by na rond Huk van ontrent een vinger breed, daar uit te fnyden ¦, latende hetnbsp;felve in X daar aan vaft gehegt blyveni foo dat men met het felve Huk, alnbsp;hier in X/ verbeeld, het oogh kan vaft houdenj en fyn openingh CCN,nbsp;Werwaarts het vereiil wert, bellieren.

Dan de vlam van een kaars,die alleen in de kamer{anders duifter fpdc)ont Heken is, in A B Hellende voor het oogh, fal men de nette beeltenis van defcl-ve, het onderfte boven, ma b feer diftin£l,en gelyk nederwaarts brandende vertoont fien.

Ddgh om dit experiment na behoren te doen, ishetnodigh ,eenfeer dun en teer vliesje, dat de glas-vogt agter 'm a b inftuit, niet te befchadigen.nbsp;Want,, daar men anders de glas-vogt felve helder en blood Eet, falfioh welnbsp;eenigh ligt, dogh de beeltenis foo net befneden niet vertoonen. °

Egrer in dit geval, dat feer ligtelyk gebeurt, kan men met een dun en wit papiertje den bloten glas-vogt agter in d; bedekken j en men fal de nette figuur en beweginge der vlamme, en ook het bovenfte der kaarfe felfs,nbsp;daar op naukeurigh afgcbeelt fien.

De ondervindingen op defe wyfe te nemen is gemakkelyker als het oogh voor de openingh van een donkere Kamer te ftellen j en de beelteniflcn vannbsp;de daar buiten fynde voorwerpen daar in te ontfangenen wert het felfde dusnbsp;met minder moeite bewefen.

Want

-ocr page 235-

Vm het Gejigt. nbsp;nbsp;nbsp;zi i

Want foo fal ni'^” ook ligtclyk kunnen fien. 1. Dat het oogh nader aan de kaars gebragt fynde, dc beeltenis merkelyk grooterj en verder daar afgehouden werdende, detelve weder kleinder werd. II. Dat de kaars ternbsp;regtcr of linker hand bewogen werdende , de beeltenifle felfs ook een contrarie bevyegingc doet, namelyk, ter linker of regter hand.

Waaruit het fchynt aannemelyk te wefen; dat onfen grootenMaker de-fe middelen gebruikt, om door het vergrooten en verkleinen vandebeelte-nilTe, aan ons kennifle te geven ,en te doen oordeelen, als de grootheitder voorwerpen bekent is, van haar veerheit of nabyheitj of als defe laatile bekent is, van haar grootheitj gelyk hy ons de bewegingen der faken, dienbsp;verre van ons gelegen fyn , doet kenbaar werden door dc beweginge vannbsp;defe beeltenifle.

Want dat dele beelteniflen niet fonder eenige indrulckingenopdievlielèn te maken, in ons oogh geformeert werden j fchynt af te nemen te fyn uitnbsp;het geene yraand gevoelt, die langh in het duifter geweefl: is jals hy in eennbsp;groot ligt fchielyk gebragt wert, en fyn oogen opent om te fien.

§. 14. Soo verre nu getoont fynde, dat ons oogh ecnvfAxt donkere Kamer fiet men ook met een defe waarheit j dat defe beelteniflen van een voor

is

werp A B op de gront van het ooge in ^ ^ niet konnen geformeert werden doorftralen, die, by voorheek, uiteen punt B komen j foo langh fy gelyknbsp;BC, BG nogh divergerende fyn, en wyder van den anderenfighverlprci-den: maar dat nootfakelyk daar toe vereifl: wert, dat fy weder na malkande-der door refraftie toe-gebogen werden,om in een punt b te kunnen vergaderen, en aldaar delTelfs beeltenifle te maken. Gelyk mennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;donkere

Kamers met bril-glafen fiet gebeuren Tab.XIFig.i. op die wyfe als § p, lo, en 11 gefegt is.

Nu gelieve een Philofooph die nogh twyffelt aan de wysheit van fyn Maker, hier met ons het wonder geftel van fyne oogen te befchoUWen jCndaU

by figh felfs in eenigheit te denken j of hy defen grooten en foo veel byfon-derheden vereifchenden toeftel, die hier toe nodighwas, kan denken,fonder eenige wysheit en voornemen des Makers, alhier foo geworden en ge-plaatll te fyn.

. §. ly. Om dan alleen eenige defer omftandigheden, die tot overtuiginge dienen kunnen, hier aan te toonenjen een in de Anatomie onervarenenDefer met het verfcheiden getal der namen, die de Ontleders aan de vlielènnbsp;van het oogh geven, niet te verwarren :dewylmenbyPè.Feri)fye» fien kan,nbsp;dat by eenige alleen drie, by andere vier, vyr, fes, feven, agt janegenvannbsp;defe vliefen getelt werden.

Laat ons Tab.xl.Ptg. 2. den Bol GCHR weder voor het oogh nemen. Nu fal niemand betwiften willen:

I, Indien alle dc vliefen die het Oogh omvatten , foo wel als de andere die in het lichaam fyn, ondoorfchynende waren j dat het ligt

D d 2 nbsp;nbsp;nbsp;daar


-ocr page 236-

iït nbsp;nbsp;nbsp;XIII. BESCHOUWING E.

daar door of geen of weinigh toegangh tot het Oogh foude kunnen kry-

gen.

Kan men het dan denken fonder oogmerk te wefen? niet tegenftaandc, het ganfche oogh rontom van een ondoorfchynent vlies in GR H omringt is,

(het welk figh buiten ook als het wit van het oogh vertoont) dat egter op die plaats, daar het ligt op het felve in N CC valt, eenrontlopende, dun,nbsp;helder en feer klaar doorfchynend vlies, gelyk het alderhelderfte Hoorn ofnbsp;Glas, gevonden wert, om alfoo aan het ligt doorgang te geven j daaromnbsp;ook Cornea 'of Hoorn-vlies genaamt.’

§. i6. II. Indien nu de ligt-ftralen BC, BC uit de lugt en her punt B komende, (om dit tot een voorbeeld te nemen) en dit vlies G N C H doorgegaan fynde, inde ruimte des oogh G S D T H C G weder defelve lugt geplaatflnbsp;vonden j gelyk in de holligheden van het oor, om dat fe daar van gebruiknbsp;is, gefchiet} fouden fy voortgaan in figh van malkander af te fpreiden, ennbsp;alfoo aan het maken van een beeltenifle in b nadeligh fyn j die om het puntnbsp;B diftindt te fien, vereift wert. Kan ymand nu weder denken, datditfon-derwysheit en voornemen gefchiet? dat defeholligheitGS DT HC Gvan eennbsp;vogt vervult is, die alle de hier vereiftehoedanigheden heeft j namelyk,datnbsp;lë eerfi ganfeh helder en doorfchynende is, om het ligt door te laten. 'Tennbsp;tweeden^ dat fe dikker als de lugt is, en ontrent na water daar in gelykt:nbsp;¦waarom fy de Wateragüge vogt genoemt wert. fen derden^ dat fy bultighnbsp;ront is, gelyk aan het ooge van buiten gefien wert} doorliet welke (volgensnbsp;S. 9) biyken kan, dat beide de uit B divergerende ftralen BC, BC nietnbsp;voort kunnen gaan na ggi maar, door de wetten der Refractie aldaar ge-toont, figh na malkander moeten toebuigen,en haar wegh na DD volgensnbsp;de linien C D, C D vervolgen.

§. 17. III. indien men nu figh verheelt, dat defe ftralen volgens C D, CD weder regt uit na liepen, fal men met een ook fien, dat fy of niet,nbsp;of niet eer fullen famen komen, als in een punt j dat feer verre agter hetnbsp;oogh gelegen is.

Waar uit dan blykelyk is, daCer weder een nieuwebrekinge oiRefraElie gefchieden moet, die fe, om haar in b of in een foo veel nader punt by malenbsp;kander ,te doen komen, weder na malkander moet toebuigen.

Indien dit nu op het netfte gefchieden fal, moet weder een andere ftoffe ST D ES volgen} die eerft doorfchynende, ten anderen dikker alsdewater-agtige-vogt, en ten derden eenighfints bultigh is.

Nu dit vintmenhier wederinalle defevereifte omftandighedendusdanigh te fyn} want de openinge van een oogh fal yder doen fien, dat de volgendenbsp;vogt S DTE S niet alleen helder is j maar ook dikker van ftoffe is als de water-agtigc, waarom fy Cryftallyne genoemt wert} vertoonende meereen vafr-agtigh lichaam als een vogt, Ook dat nogh overigh was, is fy innbsp;:S. D D T bultagtigh.

Dcfe

-ocr page 237-

'Fan het Gefigf. nbsp;nbsp;nbsp;'xjj

Defe hoedanigheden dan fyn die geene, die deftralen voIgensCD, CD komende, (gelyh §. p- getoont is) beletten regt uit r\2. dd te. gaanj ennbsp;defelve verphgtcnj (door de wetten der refraSlie) na malkander figh toenbsp;te buigen voor de twedemaal gt; en haar wegh langhs DE, DE te nemen.

§. i8. IV. Nu wederom, indien nu defe ftralen haar cours regt uil vervolgden na e, e, fouden fy wel in een punt k te famen komen gt; maar dit fbude weder te verre agter het ooge gelegen fyn j en op den gront van hetnbsp;oogh komende, fouden fy in een groote ruimte beflaan^ en het eenigenbsp;punt des voorwerps B alhier met een groote vlakte gerêprefenteert worden. Het welk dusdanigh door alle de punten van het objedl: A B gefchie-dende, fouden de ftralen van verfcheiden na by malkander gelegen punten,,nbsp;den gront des oogh op defelve plaatfe ftotenj en foo een verwardebeelténif'nbsp;fe, en een verwart geftgt maken.

Die dit niet begrypt, kan in een donkere Kamer Tab. X. Tig. 3-dooreen ’ bril-glas in ST geftelc, van een voorwerp AB de beeltenifte ab op een witnbsp;papier rr, met behoorlyke netheit figh eerft laten vertoonen: en dan hetnbsp;papier van rsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of nader aan het glas ST brengende, fal hy de coa-

fufie der beeltenifle gewaar werden, om de redenen die ftraks gegec-ven fyn.

Om dit dan Tab.Xl.Tig.%. voor te komen in het ooge, was hetnodigh-, dat’er nogh eene te famen buiginge ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gefchiede j die defelve, in

plaats van in het punt in het punt h dede vergaderen.

Dit konde gefchieden opdebefte ennutftewyfe, als defe Cryftallyne-vogt S T in S E T weder bultigh, en de daar aan volgende in S G R H T E S we-^er dunder van ftoffe, en ook doorfchynende was.

Nu vint men dit hier weder in alle dele byfonderheden j vermits de Cryf-tallyne-vogt (gelylc men aan Uefelve uit het ooge genomen fyilde, lieil kau)

agter in SEE T niet alleen bultigh, maar vry meer bultigh is, als in fyn voor-fte gedeelte S D D T} ook is de ganfche holligheit des ooghs S G R H T E S agter de Cryftalyne-vogt ST geheel met een feer klare en heldere vogt vervult i die ontrent de dikte heeft van gefraolten glas, of volgens andere vannbsp;¦wit van een eij immers dat hier vereift wierde , die dunder van ftoffe is,nbsp;als de Cryftallyne-vogt} werdende daarom de Glas-aghtige-vogtgem'xtat.

Dienu het vorige §. P- verftaan heeft fal ook weten, dat dit allesfooda-nigh fynde, de ftralen volgens DE lopende , niet door enz k regt uit kunnen lopen j maar in E weder gebroken fynde, na malkander toe moeten gebogen, en volgens E^, EJ- haren wegh nemende, in b moeten vergadert werden.

V. §. IP- Op defe wyfe nu gefien hebbende, hoe de ftralen uit een punt Bdes voorwei'ps AB divergerende, op den gront van het ooge in een puntnbsp;b te famen moeten komen j indien men figh verheelt, dat dituit elk ander

Dd 3 nbsp;nbsp;nbsp;punt


-ocr page 238-

Xlir. B E S C H o U W I N G E.

putlt Van AB komen, ook op defelve wyfe'in een opligrclyk punt van ah verfamek werden j fal men bok fien, op welk een wyfé de voren getoondenbsp;beelieniflèn der figtbai'c faken door het ligt op de gfond van het oogh, ge-lyk in een donkere Kamer ^ afgefchildert werden.

Soud’er nu ook by ymand, die opregtelyk na waarheit foekt meer Icon-'nen vereift werden, om tot een bewys van de Wysheitfyns Makers te moe-llrekken; als dit wonderlyk Oogh-geftel, en defe driemaal herhaalde

ten


na malkander buigingc der kralen? Die anders van een verwyderende, om defe Divergentie niet alleen ganfeh onbeqüaam in figh felven fyn , om eennbsp;beeltenis en net gefigt te formeren j maar felfs een beweginge hebben, dienbsp;met hel geen een gefigt vereift, regt ftrydigh is.

§. zo. Ontelbare aanmerkingen fouden op de groote Wonderen, welke in de oogen figh in menigte openbaren, kunnen gemaakt werden.

/. De oogen moeften van binnen duifter fyn, fouden fydebeeltcnillenin kragt, gelyk de donkere Kamers doen , vertonen j enfynfy foodanighniet?nbsp;felfs foo verre, dat hare vliefen, ten grootendeele tot defen einde, als metnbsp;een fwarte, figh daar altyd vindende verwe gelyk beftreken fyn. Is dit alnbsp;mede by geval, dat in defen foo nodigh tot dit oogmerk is?

§. z I. //. Moeft ’er in de oogen, (indien de bcelteniflen net en befneden fouden fyn'niet een doorfchynend lichaam wefen j het welk aan wederfyden bol-rondigh, en het dikfte van ftofFe onder alle was ^ en vint men dit beide in de Chryftallyne-vogtniet? die de figuur van een wederfydsgcflepenrontnbsp;glas voor en agter heeft, en ook alle deflelfs eigenfehappen.

Neemt defe vogt uit een vers geflagen beeft j houd daar een brandende kaars voor, en een wit papier agter j en men fal fien, dat dit foo net een verkeerde beeltenillè van de vkm daar op fal maken,als eengeflepenglas j houdde-felve voor u oogh, en de knop van een fpel of yets anders daar kort agtetinbsp;en men fal daar door fiende bevinden , dat fy de werkinge van een waar M-crofcopium of vergroot glas doet: ’’t geen men ook daar toe aan beide de fy-den gewoon is bolront te flypen.

Heeft ymand oit gedagt, dat een goed Mkrofcofium fyn figure,fynklaar-heic uit een duiftere ftoffe, fyn geftel om dienft te doen by geval offender oogmerk des Makers verkregen had de? en waarom houd hy dit ftaande van defe vógt,daar dit alles op veelverhcvender wyfe ingevonden wertPfoude ook denbsp;befte Konftenaar, dit van Brood, Vlees, Vifch en andere Spyfèn, daar het lelvenbsp;uit voortkomt,kunnen maken ? En kan een ongelukkigh Philofooph hier geennbsp;Konft nogh \Vetenfchap in-fien? als hy fulks niet eens (dat by geval raogtnbsp;fchynen) maar in foo veel millioenen oogen van Menfchcn cn Dieren fietnbsp;gefchieden.

§. zz. ƒ//. Nogh meer:

Men kan by ervarentheit fien in eén donkere Kamer^ étityTab. X. Fig. 3. als de afgelegentheit van een voorwerp AB niet te groot is, denafftant van

het

-ocr page 239-

Van het Gejigt, nbsp;nbsp;nbsp;iï|«'

het objeét AB van het papier r s en van het glas ST een felcere enbepaalde diftantie vereiftj om een diftinflre beeltenis mab ie maken: Soodathec papier va.fq en nader aan het glas S T, of in Je en verder van het glas afgehouden fynde, als het objeft AB en glas ST op fyn plaats blyft, de heel te-nilTen feer verwart werden. Dewyl de ftralen uit elk der punten A of Bnbsp;komende j niet weder in een punt a b vergadert werden j maar in plaatsnbsp;van dit een groote wyte oppf of beflaan. Soo dat die uit verfcheideanbsp;punten komen , daar door onder eengemengelt moeten werden.

Waar uit blykt j, dat geen beelteniffe wel en behoorlyk kan geformeert werdenj wanneerjde verfaraelingh der llralcn, die uit AB komen,in a ofnbsp;b gefchiedende;, defe vergader- plaatfe ab oï voor het papier als dan in J ^ fynde,

' of agter het felve, als het papier inpq i's, figh bevint.

'TenanderenSxei men ook, indien het objeftAB (in niet te groote verheden) verder van het glas ST, of het glas ST felfs ronder is, als wanneer door defe in ianbsp;^een diftindle beeltenifle gemaakt wierde^dat de nette beeltenilfe digter aan hetnbsp;glas, by voorbeeld inpq vallen fal: en daarom, dat men om defe reden het papier uit rr inpq moet voorwaarts brengen, en nader aan het glas.

Het tegendeel gefchiet, als het objea A B digter aan het glas ST ge-bragt, of dit glas platter in rontheit genomen wert. En fal men dan niet, als het papier in Je agterwaarts brengende, en de diftantie des felfs met hetnbsp;glas grooter makende, de nette beeltenifle vinden.

¦ Dewyl nu dit alles ook in onfe oogen gefchiet, foude ons gefigt met alle defen grooten toeftel nogh van weinigh gebruik en ganfeh onvolmaakt ontrent naby gelegen faken welen: lbo dat men (by voorbecltlymand op een roede af-fl;.ant diftina fiende, opdediftantievaneenhalve,ofander-halveroede,ofnbsp;andersyets nader of verde fyndc,den felven niet foude kunnen onder kennenjteanbsp;fy men in de donkere Kamer van ons ooge, . figh van defelve hulpmiddelennbsp;konde bedienen i namelyk:. met, of de roudigheit van een der vogtenbul-tiger of platter, of de dirtantie tufTchen dc Cryftallyne vogt endegrontvannbsp;het ooge (die de plaïitfe van het papier vervult) klcinder of grooter te ma-kenj na fulks door de veerheit van het objed vereift wierde.

Soo aan ymandjdie van de Optifche Experimenten geen ondervindinge heefr, dit alles duifter voor mogte komen; die gelieve figh in een donkere Kamerynbsp;yan een platter en bultiger of (om met de glafe flypers te fpreken) van eennbsp;jónger en ouder bril-glas, en van een meerder of minder veerheit van hetnbsp;voorwerp te bedienen; en de ervarentheit fal hem na weinigh oplettenshetnbsp;gefcide blykclyk genoegh toonen.

Om dit alles nu ter fake te brengen; kan y mand fonder figh over dewy s-heit en goedertierenheit fynes aanbiudelyken Makers met ontlagh te verwonderen, aanfien; dat in de oogen, niet een van defe hulpmiddelen, dat alleen genoegh was, maar die beide te gelyk gevonden werden .' Want als een ob-jed verre van het oogh is, en daarom Tab, XI, Tig, 2. hctpuntgelyk/^of^

(daar

-ocr page 240-

it(S nbsp;nbsp;nbsp;XIÏI. B E S C H o U w I N G E.

(daar de ftralcn uit een puht\A of B komende ffgh kruiffen, of by malkander vergadert werdcnl den'gront des öoghs X niet raakt, maar nader aan de Ciyftallyne vogt ST valtgt; foude fulks, gelyk voren gefegt is, een verwarde beelteniffe maken op den grond des ooghs, engeen onderfcheidengc-figt. Soo dat om dit voor te komen nodigh is, dat of de wydte tülTchen dennbsp;gront des ooghs X m en de Cryftaliyne vogt S T kieinder j of (indien de wyd-re tulTchen defe twee defclfde blyft) een van de vogten des ooghs wat plat ternbsp;gemaakt,werdc, om de beeltenifle verder na te doen vallen.

Nu bevint men, dat om dit beide gelyk te doen, daar toe fchynen te dienen, de vier (hier uitgellrekte) fpieren des Oogh ÉFGH, Tab.X.Fig.nbsp;f. Die het felve, als fy in het byfonder een voor een korter werden, op ennbsp;nederwaarts, en links en regts doen keerenj en wanneer fy alle gelyk werken, het voorfte des ooghs en alfoo ook de Cryftaliyne vogt moeten nanbsp;agteren trekken, verminderende alfoo de diftantie, die tuflehen defelve ennbsp;den gront des ooghs is. Maar infonderheit is ook blykelyk, dat fy alsdannbsp;de buitenfte figure des ooghs, die vry bultigh bolrond is, veel platter moeten maken *, en alfoo de famelingh der flralen daar doormecr na agteren doen

vallen, om den gront des ooghs te bereiken.

Dat nu de ftralen van e^i objedt komende, en op een platter bril-glasval-leitde, haar beelteniffe verder daar agter maken, als wanneer het glas ronder is, is ftraks al getoond, hoe men door een donkere Icamer bcwyfen kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Indien nu het objeft AB Fah.XI.Fig. z. te na by aan het oogh is, en de famelingh der ftralen uit het punt B komende, niet in ^ maar in/é foude vallen agter den grond des ooghs X /z?; is klaar genoegh, dat, om dit voor tenbsp;komen het tegendeel nodigh is, namelyk, dat de wydte tuffehen de Cryftaliyne vogt en den gront des ooghs X m grooterjof (defewydcedefelfdebly-vènde) de wateragtige vogt des ooghs inN CC wat ronder gemaakt werde.

Want dat een ronder glas dcbeeltenille korter en nader aan figh formeert,kan by ervarentheit, met groot gemak ook in een donkere Kamer getoontnbsp;werden.

Om nu ditbeide weder te gelyk te doen}vintmenindeAnatomier^.5.Jr.

' Fig. f. tweefpieren IN en K M, welke men fchuine fpieren noemt, geplaatft j die korter wordende, elk het oogh na hare fyden omdrajenj maar te gelyknbsp;werkende, het ooge als met een omgordende touw te famen trekken, en op-fwellende aan de fyden perffen waar door de wateragtige vogt voor uitpuilende, het oogh in N CC Fab.XI.Fig-'^- ronderjende glasagtige vogtnbsp;agterwaarts gedrongen fynde , den affiant tuflehen de grom van het oogh,nbsp;en de Cryftaliyne vogt grooter maakt.

Ik weet wel, dat eenige geleerde Hccren, het eigentlyk gebruik van defe fpieren tot dit oogmerk nogh niet volkomen feker agten, fonder nader bcwys; in welk verfchil wy ons alhier niet breder fullen in laten, nogh ook

on-

-ocr page 241-

Vanhet Gefigt. nbsp;nbsp;nbsp;x\y

bnderfoeken, of defe alleen na de juifte waarhek fpreken, die ftellen, dat devcfelengelyk GSenHT(welkedeOntledèrsProcejfusCiliaresnoemen) eennbsp;geftel hebben om deCryftaUynevogt ST felfs, navereifchvandefeomftan-digheden , van figure te doen veranderen, dat is ronder of platter tenbsp;maken i of nader of verder van den grondt des Ooghs te brengen.

Het een of het ander fehynt egter ondervindelyk gevoelt te werden, in het ongemak of fomtyds ook pyn, welke het ooge lydt j wanneer men figh

fewelt doet,om een voorwerp, dat feer verre van het ooghis,ondeifchei-entlyk te fien j of een gefchrift, dat al te na by aan het felve is, te leien.

Maar dit is ontwiftelyk waar, dat het oogh yets doet in het befchou-Wen der faken, die op verfcheidene afftanden daar van iyn, fonder eenigh toedoen en kennifle van onsj het geen de grootfte Mathematici in haar ge-figt-Tuigen nogh niet hebben kunnen werkftelligh maken \ die, als den af-llant van een voorwerp merkclyk grooter of kleindcr wert, ook in haarnbsp;geftel moeten verandert werden. En is dit het geene, dat, fchoon men alnbsp;niets van de maniere wift, op welke dit gefchiet, aan ons oogmerk genoeghnbsp;isj en een Godt, die ons geformeert en een einde be-oogtheeft,aantoont.

§. 15. IV¦ Kan dit groote wonder-geftel (het fy dan, hoedanighhetis) waar door wy bcquaam gemaakt werden, om op foo verfcheiden en foo veelnbsp;afftanden (’t geen in geen konftwerk nogh oit getoont is) met foo veel gemak diftinét te kunnen fien, een tot nogh toé twyffelend Onderfoekerdannbsp;mede niet van de wysheit van fy n Maker overtuigen ? laat hy verder gaan, en

voor het laatfte (dcwyl alles in agtinge te nemen een heel Boek van het Ooge alleen handelende vcreifchen foude) met ons dit volgende aan figh felfs voor-lleücn;

Eerft^^zx. een te kleinen openingh in een donkert Kamer gemaakt ^nde,

om de Weinigheit der ftralen , de beeltem’flen flauw Ibndcr haat VCtCifte Ig-

vendigheit en kragt vertoont.

Ten anderen^ dat de openingh te groot fynde , het ligt ook te groot isj en daarom uit een andere reden defc beelteniflè flauwer doet fchyncn. Soonbsp;dat’er juift een nette mate van openingh, daar de ftralen door werden ingp-laten vercift wert, om alles kragtigh te doen fyn, en de ftralen nogh tewei-nigh nogh te veel te maken. En hoe veel werk het vinden van de nettenbsp;grootheit defer openingen, in Verrckykers, Microfcopia ^ en ander Gefigt-kundige Werk-tuigen aan de Makers daar van dik wils geeft, wetendiefulksnbsp;befogt hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Dat nu in het ooge, als ook een donkere kamer fynde, folks mede plaat-fe heeft, en dat te weinigh ftralen een flauwgefigtmaken, is ligtelyk te ondervinden i als men in een wit papier met een fpelde een gaatje maakt, dat veel kleindcr is, als dat fwarte cirkeltje of openingetje, hetwelk men innbsp;het midden van yders oogen fict, by de LatyncnP^i’^V'^^^gcnaamtj en waar

E e nbsp;nbsp;nbsp;door

-ocr page 242-

IIS XIII. B E S C H o U W I N G E. door de ftrallen van de voorwerpen in gelaten werden. Wanneer men nanbsp;door dit gaatje, (infonderheit in een plaatfe,_ daar het ligt niet te fterk is) nanbsp;een gemarmêlt papier, daar veel couleuren infyn, met het eeneoogefiet jnbsp;weet men, als het digt op het ooge gehouden wert, dat’er geen ftralen alsnbsp;door dit gaatje in het ooge kunnen komen i en dat fy daarom veel minder innbsp;getal fyn, als of men die fonder dit gaatje in een grooter openingh van dennbsp;oogh-appel ontfingh. Maar ook met een fal men bevinden, dat de couleuren van dit papier figh door dit gaatje veel flauwer en duifterder , als aatinbsp;het bloote oogh vertoonen.

Indien nu ook defe openingh of Pupilla te wydt fynde, te veel ftralen inlaat; gelyk fy doet, als men langh in een groote dikke duifterniflegeweeft fynde, fchielyk in een helder en kragtigh ligt komt; bevint men mede, datnbsp;ook het fien om defe reden, in het eerlte begin, feer moeyelyk valt.

Om nu wederom een bewys van Godts wonderen doende Wysheit en Goc-dertierenheit uit dit laatfte op te maken; foude nu ymand wel kunnen denken, dat het geen hier in door alle Konftenaars met foo veel moeite in de Optifche inftrumenten gedaan wert, het ooge fonder weten, felfs van dennbsp;menfehe, in welke het gefchict, dit uit figh felfs en alleen door de Ordonnantie des groóten Makers doetj en daarenboven opeen foo verrcalle konft-werken overtreffende wyfe; dat geen menfehe nogh oicfyneuitvindigenrotnbsp;die volmaaktheit heeft konnen brengen.?

Soo fiet men, dat de paflagie FF Pab. XI. Fig. z. alwaar de ligt-ftralen doorgaan, of liever dat ronde fwarte kringetje in het vlies, (na welk vliesnbsp;men de oogen fwart of grauw of anders noemt) in het gemeen het/iü^jr/-i;^önbsp;het Ooge geheten, in een gefont menfehe in meerder ligt kleinder, en in eennbsp;minder ligt ftraks grooter wert, otn alfoo na het de omftandighedenvereif-fchen, meerder of minder ftralen door te laten.

Ik weet wel, dat niemantdie het niet gefien heeft,dit ligt geloven kan; maar om by ervarentheit daar van overtuigt te fyn ; brengt ymant in de Sonne-fchynnbsp;of ander helder ligt, of doet hem in een kamer tegen het ligt der glafen en eennbsp;klaren dagh aanflen. Indien men dan let op het fwart fyns ooghs, fal mennbsp;hst felve bevinden in dit groote ligt feer klein tefyn; op dat door de kragtnbsp;deffelfs het ooge niet befchadigt werde. Doet hem dan daar na in een donkeren hoek van een kamer gaan, en fyn gefigt na het duiftere flaan;foo falnbsp;men aanftonds het felve fwart fyner oogen foo merkelyk grooter fien, omnbsp;meerder ligt te kunnen inlaten;dat niemand aan het geen gefeit is, fal kunnen twyffelcn.

Siet men nu infonderheit daar in geen groote Goedertierenheit Godts, dat dit alles, fonder ons medc-weten, in onfe oogengefchiet,om onfeaan-dagt niet van het geen wy befchou wen af te trekken? het welke gedurigh ge-Ichieden foude, indien wy t’elkens moefte denken, om het fwart van onlenbsp;oogen na de kragt van het ligt te voegen.

% 24. In-

-ocr page 243-

VanhetGeji^^ nbsp;nbsp;nbsp;2.1^

§. 24. Indien nu ymant eenige redelykheit heeft, en al het voor gefeide van het ooge begrypt j foudc hy figh niet moeten verwonderen ? dat ’er, ge-lyk onder de oude Lucntm^ ook te defer tyd nogh menfchenfyn, die fighnbsp;Philofophen en Waarhcit-foekers noemen 5 welke in het maaklel van allede-fe faken die tot een goed Gefigt dienen, geen wysheit nogh oogmerk desnbsp;Makers kunnen fien.

Wanneer defe een goed Microfcopium of eenftel van Vergroot-glafen,een welgcmaakten Vcrrékyker, een donkere Kamer met fyn toeftel gefien hebben j heeft ymant van haar oit foo fporelofe gedagten gehadt, dat hy foudenbsp;hebben durven (éggen j dat het hem daar in voorquam , of alle de dingen,nbsp;die daar toe behoren, malkander fonder eenige Makers Wysheit, aldaar enkel by geval gevonden hadden} en dat fonder eenigh ander beoogt einde,nbsp;dit faraen-lfel gevalligh geworden was, het geen het is? enkan hy dit dannbsp;van het ooge (eggen, ’t geen hy felfs willens of onwillens, immers fal moeten bekennen, dat alle gefigt-kundige Kond-werken ondenkelyk verre te boven gaat ?

Hy fy dan foo grooten Mathematicus^ foo groeten Obticu^s^ foo grooten Mechanicus als hy wil j vraagh hem, of hy een donkere Kamer kan maken ,nbsp;die men foo ligtals de oogen, verwaarts men wil, drajenkanj die, alsfynbsp;na verre gelegen objedten gekeert is, figh felfs korter en fyn glas platter jennbsp;na digter by fynde voorwerpen gewent fynde, figh felfs langer en fyn glasnbsp;ronder fonder eenige andere hulp van noden te hebben, maken kan; Immers , het fy dan uit welke oorfaak het wefen magh, die uit figh felfs be-quaara is, om na de verfcheiden aflfanden der voorwerpen figh tefchikken,nbsp;en t’elkens een onderfcheiden beelteniffe te formeren: die als het ligt te wei-nigh isjfynopeningh wyderjenals het te veel is,die felfs nauwer maken kan/on-

anders, als eigen lamcnftel en ordonnantie, daar toe van noden tc nGuben. Sal hy (om niet meerder van het vorige op te halen) IllCt moCtCtl

bekennen fulks in fyne magt niet te fyn ? en indien hy het van een menfchc gemaakt, en dit Konft-werk alleen uit enkele vogten, die uit foo veel verfcheiden voetfels beftaan, dus toebereit fagh, dat het alle Menfchen en Dieren konde doen fien en gelukkigh maken, foude hynietgewillightoeftaan,nbsp;dat men delTelfs Maker voor verftandigh en totverwonderenstoeverftandighnbsp;foude moeten houden ?

Wat fal men dan van foodanigh een moeten feggen, die dit alles op de Hcerlykfte wys uitgewrogi fiende,nogtans voortgaat om des Makers wysheit te loochenen ? kan men hem anders, als blint en ongelukkigh , of anders Godloos en hartnekkigh noemerf?

§. 2f. Om nu niet meer te feggen, heeft men geen reden , om de Goe-dertierenheit en Magt des grooten Scheppers te danken? die foo onverbeeldely k groote lichamen, als de Son is, hier toe dienftbaar maaktj om van denbsp;Sterren enMane alhier te fwygen: Die om aan dit oogmerk te voldoen, cn

Ee 2 nbsp;nbsp;nbsp;het


-ocr page 244-

lio nbsp;nbsp;nbsp;XIII. BESCHOUWING E.

het ooge van nut te maken, het ligt van daar in foogrooten menigte doet afda-Icnjdat het een foo onmetelyken ruimte tuflchen ons en het Firmament, immers tot de Planeet Saturms toe, vervult} welke men niet fonder redenen vaft-ftelt, dat van de Sonne verligt wert; Die het ligtfelfs, om aanonfeoogen niet te onbreken, met een foo onbedenkelykc fnelheit gedurig voortdryftinbsp;dat, indien fy niet bewyflelyk was, die aan yderongeloolFelyk foude we-fen. Van alle het welke het ligt betreffende, hier na nogh yets gefegt falnbsp;werden.

Kan ymand, alle defe groote faken, die vereift werden om ons te doen fien, en foo in, als buiten het ooge, malkanderen daar toe moeten behulp-faamfyn, aanfehouwen; en niet de minfteverpligtingeagten te hebben, aannbsp;die hem defe groote weldaden bewyft.'die hem daar door foo veelc faken,welke hem voordeeligh of fchadelyk kunnen fyn, van verre doet gewaar worden; die hem het vermaak geeft van foo veel aangename couleuren, innbsp;Velden, Boomen, Bloemen, en wat dies meer is te kunnen aanfehouwen.nbsp;En om nogh eens met een woord alles te feggen, die hem doet S IE N. Ennbsp;verre van, dat dit gevalligh en fonder oogmerk desHeerlyken Makers foude wefen; die hoe geringh onfe oogen mogen fchynen in vergelykingevannbsp;Aardfche en Hemelfche lichamen, nogtans defelve op eenverbaaftmakendcnbsp;wyfe tot een volmaakt fchouwtoneel van alle fyne wonderen gemaakt heeft;nbsp;makende fyn ligt tot foo verwonderlyke Pencelen (foo noemende Wis-kon-ftenaars I'ab. X. Fig. 3. het famen-ftel der ftralen BS T ^ook F’ab.Xl.Fig. z.nbsp;met B, CC, DD, EE, b vertoont j die van een punt als B uitgaande na de behoorlyke refraftien, weder in een ander ^ vergadert fyn.)nbsp;waar door hy fyne groote en vreeflelyke werken. Son, Maan, Sterren,denbsp;Aarde, Zeen, Bergen, ook Bomen, Bloemen, Menfchen, Dieren, ennbsp;wat’er verder lichamelyk en figtbaar is, op de grondt van defe oogen,nbsp;met haar Verwen en Lineamenten op een onnavolgelyke,wyfe doet af-fchilderen.

Die een gelykeniffe hiervan wil fien, befchouwe, ’t geen op de felve wyfe in een donkere Kamer door fbodanige Ligt-pencelen gefchiet.

Heeft oit ymand, Avie hy ook fy, een welgelykent afmaaldfel van een menfeh en andere faken, die men fegt na het leven gefchildert te fyn, immermeer gedagt aan een gevalligen famen-loop van VerAven te kunnen toe-fchfyven? en kan hy dan nogh denken dit men waarheit te kunnen feggennbsp;van het aldervolmaakfte afbceldfel der faken,dat oit ooge befchouAA^enkan?nbsp;Blykt het in tegendeel niet uit het foryiceren van dcfealderkonfligfte fchouw-plaatfe van het gehele groote lichamelyk Avefen, in foo kleine oogh-bollen;nbsp;dat onder de waardige einden, die figh den gedugten Maker A-oorgefleltnbsp;heeft, ook dit voornamelyk is, dat wy hem daar voor met een dankbaar her-te eere geven fouden; en fyne Magt en Wysheit, die alle fyneSchepfelen,nbsp;OP foo onbegrypelyk een wyfe in onfe oogen, en daar door in onfegedag-

ten


-ocr page 245-

Vm het Gejigt. nbsp;nbsp;nbsp;IZl

ten moeten indrukken, in verrukkingc over foo veel wonderen, ootmoe-diglyk aan fouden bidden? Blint en ellendigh, noghmaal beklagelyk Ijlinc en erbarmelyk ellendigh fyn fy, die dit alles befchouwende haren pligt hiernbsp;in niet befchouwen kunnen.

Onmogelyk fchynt het by na hier af te fcheiden, eer men denkt,dat een dwalend Philofooph een anderen indruk van hem felfs, en van degrootheitnbsp;fyns Makers verkregen hebbe. Al was’er in het Gehele-Al niet bekent, alsnbsp;het geene men van het Gefigt moet toeftemrnen waar te fyn j fchynt’er nie-mant onovertuigt te kunnen blyven van de aanbiddelyke Volmaaktheden vannbsp;fynen Formeerder. Laat een ongelukkigh Atheift by figh felfs alleen gaan,nbsp;en met ernft overdenken, of hy de wyfe, op welke het Gefigt gefchiet, oit on-partydigh onderfogt heeft j is dit niet gefchiet, dat hy het doghftrax beginne; dewyl hier anders niet als eenernftighonderfoek tot overtuiging fchyntnbsp;nodigh te wefen van fyne fyde: en vint hy figh felfs nogh onbekwaam ofnbsp;ongenegen hier toe; laat hy dien Godt, dien hy nogh niet erkent, maarnbsp;dien hy fiet dat van andere, welke hy voor Wys en Vevftandigh moet houden, foo klaar in alle fyne werken, dogh infonderheit in het maakfel van hetnbsp;ooge gefien wert; met gebogen knien ootmoedig bidden; in hoope, datnbsp;die de beelteniflc van fyneSchepfelen foo verwonderlyk in fyne oogen ingedruktnbsp;heeft, ook de kenniflevan fyne deugden in fyn gemoed wil indrukken; en datnbsp;die hem de oogen verligt, ook fyn duifter verftant wil verligten.

Kan hy nogh geloven, dat het by geval is, (dewyl het ligt alslyne ftralen van malkander verfpreidende, in figh felfs onbekwaam was om een goed gefigtnbsp;aan ymand te veroorfaken) dat’er nogtans alleen om de menfehen cn Dieren gelukkigh te maken, v/eltcn van RefraSlie aan dit ligt voorgefebrevennbsp;fyn; waar door delTelfs Itralen van Divergent, na malkander toebuigende ennbsp;Convergent moeten werden? en dat het fonder wysheit is, dat die grooteen

Onmetelyk ligt-zee, in alle fyne minflre deeltjes, ioilcJer hCC IXlinltC dilST

af te wyken, aan defe wetten gehoorfaamt? waar van meerder hierna.

Kan hy denken dat het fonder wysheit is? daar alle faken in alle leden van een menfehe, van een kint tot een man gedurigh na proportie walTen,nbsp;en grooter werden; dat alleen de Cryftallyne vogt des oogs, omdat aan denbsp;figure dellelfs het gefigt hangt, fonder te wafienengrooter te werden,altytnbsp;defelye forme cn grootheit in Kinderen en Mannen behoud. (Siec defe aan-incrkinge by Bergerus pag. 407)

Indien dit voorgaande hem nogh de wysheit fynes Makers niet volkomen kan doen fienjen hy egter door het getoonde eenigfintSjhoeweinigh het ooknbsp;fys begint te 001‘declen, of maar te vermoeden, dat fyn gevoelen wel fonder gront. mogte wefen; en dewyl het van niemandt oit bewefen is, dat’ernbsp;wel valsheit in mogte fchuilen ; temcer,radienhy het contrarie van een menigte fiet erkennen , die hy moet denken foo doorfigtigh enfoo vry van vooroordelen te fyn, als hy hem felfs hout te wefen: Laat hy denken, foo hy maar

Ec j nbsp;nbsp;nbsp;ceni-

-ocr page 246-

i22 nbsp;nbsp;nbsp;XIII. B E S C H O U W I N G E.

eenige billykheit in al fyn blintheit overgehouden heeft, of de ondenkelyice grootheit van foo een weldaad, als het gefgt is, hem niet bewegen moetnbsp;tot dankbaarheit} laat hy figh voorllellen, als hy het gefigt mifte, wathynbsp;daar door met eenen miflen foiide } dit met woorden regt uit te drukken isnbsp;niet alleen niet nodigh, maar felfs niet mogelyk.

Infonderheit, kan ymand figh die confufie wel verbeelden j daar alles in 'de wereld figh inbevinien foude, indien alle menfehen en dieren van haar gefigt berooft en llcke-blint waren ? Wat was anders te verwagten, dan datnbsp;den ganfehen AarCkloot binnen het leven van een menfche en veel korter ontvolkt; en van alle deflelfs Dieren, de Lugt van Vogelen, de Zee en Rie-vieren van Viflehen ontbloot foude wefen? Dewyl binnen weinigh tydsniemand , nogh door figh fclveh, nogh door andere, om te kunnen leven, voet-fel foude kunnen vinden. Dit uiterfte quaad en de ruïne van alles weet mennbsp;nu dat door het gefigt en het begiftigen der menfehen met daar toe bekwame oogen voorgekomen wert. Indien nu maar ymand uit het vorige ee-nigfints gelooffelyk bevint, dat die eenen Godt erkennen, en hem voorfoo-danigh een onuitfprekelyke weldaat danken, niet geheel al buiten redennbsp;doen ; moet hem fynenatuurl}fkegenereusheit (die nogh in eenige van defe ongelukkige fchynt gevonden te werden) niet aanferten, om dit alles dikmaal tenbsp;overwegen, en met een gedurigen ernft weder en weder teonderfoekenPopnbsp;dat, foo hy in fyn noit by iemand bewefen en alleen op fync begrippennbsp;fteunende gevoelen ook mogte dwalen; hy figh niet aan de voor een eer-lyk gemoet onwaardigfte en verfoeyelyklle ondankbaarheit tegen foo grootnbsp;een Weldoender mogte fchuldigh maken. En moet hy daarom felfs niet overtuigt lyn van een volkomen nootfakelykheit, om dien Godt, die noghon-volmaaktelyk en met veel twylFelingcn van hem in fyn werkengefien wert,nbsp;nederigh tefmeken , dat het hem behagen mogte tot alle fyne verwondei lykenbsp;werken, ook dit nogh in fyne gunfte toe te doen; dat hy hem van fynennbsp;pligt en afhankelykheit verder en volkomen geliefde te overreden. Wanttennbsp;minften fal hy voor een waarheit moeten houden, indien defegroote voordelen, die hy door fyn gefigt en oogen geniet, hem daar toe alleen gegevennbsp;fyn, op dat hy defen grooten Gever lovc en dankbaarheit bewyfe: dat aan hemnbsp;fulks niet alleen naktendc, maar felfs defen Wyfen, defen Magtigen,defennbsp;Goedertieren Godt, op de onwaardigfte maniere, indien het in fyn magcnbsp;was, vertredende, verfchiïkkelyke ftraffen en meerder ellenden, als hy oitnbsp;in eenige menfehen gefien heeft, regcveerdighlyk over het hooft hangen :nbsp;foo dat ingevalle alle het vorige hem tot geen onderwerpinge heeft kunnennbsp;brengen, miflehien de vrefe voor fyn eigen rampfaligheit'hem fal doen denken; (dewyl hy dogh niet loochenen kan, dat , indien ’er een Wyfen ennbsp;Regtveerdigen Godt leeft, hy een ongehoorfaara en een laflerend Schepfelnbsp;fekerlyk ftraffen fal) dat defe faak gebeden en onderfoek waardigh is; welkenbsp;beide het alleen fyn, waar door de regte overtuiginge te hopen is.

In-

-ocr page 247-

Vm het Gejlgt. nbsp;nbsp;nbsp;zzj

Indien nu cgteralle defê wonder-daden, die in fyn ganfche lichaam en op dc alderheerlykfte wyfe in héc maakfel der Oogen uitblinken; indienfynedel-moedigheit, indien de vrefe van een vertoornden en verfmadenGodt, hemnbsp;dan (om nu niet te feggen tot het erkennen van fyn Maker) tot geen gebeden en een daar op begonnen neerftig en verllandigh Onderfoek kunnen bewegen van al het gene, dat tot de volmaaktheit van het geftel en gebruik des oogsnbsp;en foo veel andere wonderen behoort; wat is’er anders overigh ? als een on-mydelyke ncxitfakelykheit, om (fioewel met een innerlyk medelyden met haarnbsp;onverftant en dwaasheit) dat fcherp verwyt, het welk den Almagtigen Makernbsp;van alles en ook van het Ooge in fyn woord Pfalm XCIV. 8,9. aan haar doet, tenbsp;Kloeten regtveerdigen: Aanmerkt gjoy ONVERNUFTIGE onder den vol-he ^enghy D V/ A S^yivanneerfult gyverftandig'worden? Soude die de oore plant,nbsp;niet horen? die de ooge formeert, niet aanfehouwen?

Indien ymand mogte oordeelen dat dit laatfte befluit te kngh uitgebreid was; hy gelieve te denken, dat wy alleen hier foo breedgeweeftfyn, omnbsp;een ongelukkigh Philofooph, foo hy dit leeft, ernftigophetgefeidetedoennbsp;agt nemen; nadien het my noghmaalonmogelykfchynt, dat ymand dit ver-ftaanfoude, en geenen Godt erkennen.

§. 25. Ik late nu aan het oordeel van verftandige; hoewel de regte manier, op welke het gefigt gefchiet, voor de wrmaardfte Philofophen foo langh is verborgen geweeft, en elk foo verfcheidentlyk daar van gevoeltnbsp;heeft; of egter den aahbiddelyken Geeft des Makers in fyn H. bcfchrevennbsp;Woord; al in die tyden, wanneer nogh alle menfehen daarvan onwetendenbsp;waren, felfs in het voorby gaan van het gefigt fprekende, aan yder die denbsp;Wyfe van fien en de eigenfehap der tale verftaat, niet feer groote reden gegeven heeft, om uit de vergelykinge van die beide met gront te denkennbsp;dat de nu in de laatfte eeuwen eerft ontdekte gefigt-wy/è en eigenfehap dernbsp;oogen aan hem volicoi'ncn uefcene geweeit is: teweten, datinhetoogn vannbsp;ymand die fiet, alle adtien en bewegingen van het voorwerp , dat hy fietnbsp;ook in deflclfs beeltenifle gefchieden; gelyk men dit in een donkere Kamernbsp;kan hen gebeuren.

En fchynt dit uit de woorden Proverh.1.17. ook afte nemen telyn; welke na de kragt en voornaamfte betekenifle der grond-tale genomen fynde, dus luiden; Sekerïyk het net ivert te vergeefs gefpreit IN de^oogenvan alder lei Gevogelte. Het is waar, dat in de treffelyke Nederduitfe vertaalinge gelefcnnbsp;wert, voor de oogen \ dogh die eenige kennifle der Hebreeufehe tale heeft,,nbsp;weet dat Begneenee in fyn eigentlyke beduidinge niet foo feer Wör, als wel in{nbsp;de oogen •, overmits de , die hier-uoor overgefetis, hoe veel beteke-nifien de Joden ook daar aan geven, verre demeefteenindenBybelmeeralsnbsp;yooo malen met In vertaalt wert.

• Die nu het.vorige, dat wy van het ooge gefegt hebben, verftaanheeft, fal weten, dat als het net felfs buiten voor de oogen vaneen Vogelgefpreit

wert

-ocr page 248-

XIII. beschouwing E.

wcrt, het felve ook in de beeltenifle, op de gront van deffelfs ooge, cn daarom in het ooge mede gefchict.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r ir •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Yemand foude hier kunnen tegenwerpen, dat het net felfs met m, maar voor de ooeèn nerpveit wertj maar, ingevalle hy de maniere van het^^Vw ver-ftaat Uil hy ook moeten toeftemmen, dat het Ipreaden van het net in de beel-tenilTe Chet welk in de oogen gefchiet) eigentlyk dat geene is j het welknbsp;voor de naafte oorfaak van het gefigt moet erkent werden. En daaromnbsp;die in opfigt van het gefigt felfs fpreken wil, foo eigentlyk de betekeniller»nbsp;als voor gebruiken kan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, , _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, j - i i

« 17 Op het felfde fchynt den Geeft Godis ook het ooge gehadt te hebben Ezra III II. Alwaar hy willende defen fin te kennen geven; Dit huis in fyne grontkgginge van haar gefitn fynde , weder defe felve uudrukkmge innbsp;de grom-taal tot dien einde gebruikt: Dtthms tnfyne grontïeggznge IN harenbsp;oonn Dnde Welk een fin nu, als men alhier de Beth in haar eigen beteke-nifle van In wilde behouden, was aan defe woorden te geven ? indien met defe dat dit huis van haar gefien werdende, in fyn beeltenis In hare oogennbsp;wis En op dat niemand mogte twy fFelen j dat een ervaren Optuus, indiennbsp;hy juift de maniere, op welke het gefigt gefchiet, wilde uitdrukken, defenbsp;fprcekwyfe moefte gebruiken: behoeft hyt vol ge ns het voren gefeide) alleennbsp;een donkere kamer te befchouwen, in welke een huis vertoont wertj nade-

maal nu by ondervindinge bekent is, datfulxopdefelvc wyfeinonfeoogen, als wy een huis fien, gefchiet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

§. z8. Hoe menighmaal nu defe manier van fpreken, tn de oogen^ in de Heilige Bladeren in de gront-tale gevonden wert, isuithet Woorden-boeknbsp;van Robbertfon en de Concordantie van frommius bekent genoegh.

Soo fiet men, Numeri XIV. 14. (alwaar het woord Sien in waarheit feer nneieen- maar in selykenifTc van vrienden, die malkander fien, feerkrag-

tigiffdefe woorden: datghyHeere, ooge aan ooge geften wortindegront-

dat ghy Heere, ooge in ooge gef en wort.

§. Z9. En aanmerkelyk fyn de f en 37. verfftn van het XlII.Captttelvan Leviticus ^ alwaar van den Priefter de plage offehurftheitbefiende, gefpro-ken wert op defe wy fc: En de plage (oifchurftheit) nadat hy fien kan, isfiaan-de gebleven. De grondt-taal fegt, Ende de plage in fyne oogen isftaande geble

ven.


Nu is het bekent by alle die de Gefigt-kunde verftaan, dat een Priefter om defe reden alleen konde verfeekerC fyn, dat de plage was ftaande gebleven }nbsp;om dat de beeltenifle deflelfs, die door de ligt-pencelen op den gront vannbsp;fyne Oogen geforraeeit wierde, aldaar onverandert, en daarom ook gelyknbsp;ftaande gebleven was.

§. 30. Boven dit alles, felfs mede in de Griekfe tale, in welke dienfelven Ingeverhet Nieuwe Verbond heeft latenbefchryven, fietraen^, datdenal-wetenden Geeft Godts van het fien der oogen Iprekcnde, uitden groeten o-

vervloct

-ocr page 249-

Van het Gefigt. nbsp;nbsp;nbsp;z.zf

vcrvloet der woorden, waar mede het fien in defe fprake anderllnts bete-iient wcrt, ook foodanigc in nadrukkelyke plaatfen heeft gelieven uit te Jcicfen; die een cigenfchap van een donkere Kamer blykelyk mede brengen.

Soo brengt het gene Hebr. IV. 13. ftaat, daar is geen Schepfel onf.gtbaar lt;voor hentt in de gront-tale defe vertalinge inde kragt der woorden mede: daarnbsp;is geen Schepfel.^ het welk geen verfchynfel geeft in de oogen van hem.

Dat dit waar is, weten die defelve verftaan j vermits eerfi het woord aphanees (hier onfigtiaar) komt van het woord Phaino., dztmcm^m^diverfchynennbsp;overgefet wort, als in de Concordantie blyken kan.

lt; Ook werden Hebr. XL 3. de dingen die gefien werden in de gront-taal uitgedrukt, met Phainomena.) oï dingen die eenverfchynfelgeven, oiinverfchyn-felen vertoont werden. Pen anderen.^ het woord hier voor hem overgefet is in het Grieks Enopon autou j dat de taal-kundige weten in kragt te feg-gen, en opi autou of in fyn ooge j van het wellee het ook afgeleid wert.

Dewyl nu hier van het geligt, als van een verfchynfel, en wel in de ooge gefproken wert gt; fchynt daar uit op een redelyke wyfe af te nemen te fyn}nbsp;dat het ooge hier donkere Kamer in welke de figtbarc faken haar verfchynfel geven, aangemevkt wertj en den Geeft, door wiens leidingehetnbsp;felve gefchreven is, op al het geen van het gefigt in defe omftandighedennbsp;gefegt is, gcoogt heeft.

§ 31. Op gelyke wyfe fchynt den Kcndcr van alles in de plaatfc/. Corinth. 11.9- in die woorden, het gene de ooge niet en heeft ge fien {vaveeWee ookge-lyk te voren, van de eigentlyke en bekende wyfe van fien gefproken wert)nbsp;figh , om dcflclfs waremaniere uit te drukken, te hebben willen dienen vannbsp;het woord Eido, dat metfien vertaalt wert. Het geen daarom alhier te meerder nadruk heeft, om dat van dit woord het woord .£rVo/öw af komt, datnbsp;CCTi gelykeuifie, afmalinge , cn daarom ook oen ylfgodthetckent. Soo komtnbsp;ook van dit felve Eldo, dar Jfen beduid, het andere WoOrd EidoS dat

cas III. zz .fè^oot gedaante of afbeeldende gelykenifie overgefet isjgelykook Idea of

wel Eidea: Toonende dat met het woord/e?2 alhier foodanigh een aólie moet begrepen worden, daar afbeeldfels en gelykeniffen der faken, gelykopdcnnbsp;gront van het ooge gefchict, van voortkomen.

§. 31. Omnuaanloodaanigeindefenookte gemocttegaanjdiefouden mogen denken, dat de Hebreeufehe fpreekwyfc in nbsp;nbsp;nbsp;meerder aan het ge

woon gebruik van de tale in die tyden, omyets, dAtvoorcnbuitenéeoogen

fefchict, te betekenen, toegefchreven fchynt te moeten werden; alsaairde enniflê, die den Schryver of ingever als doe van de ware maniere van fiennbsp;gehadt heeft gelievendefen fighteerinneren, eerfi, dat hierin goedt en eigennbsp;Hebreeuws gevonden wert inde oogeni en dat niet wel eenigen voldoendennbsp;fin aan defe dus luidende uitdrukkingen kan gegeven worden buiten de voorgaande. Pen anderen .y fchoon in de aangehaalde plaatfen uit het Oude Tef-tament niet uitdrukkelyk van een beeltenijfe in de oogen gefproken wert, dat

F f nbsp;nbsp;nbsp;egrer

-ocr page 250-

Zis nbsp;nbsp;nbsp;xni. B E S C H o U w I N G E.

cgter, die uit het Nieuwe in het Grieks bygebragt fyn, onswoordelykop

defe heeltenijfe in de eogen fchynen te wyfen •, en van den fclfden Tngeverfyn.

Indien dan ymand alle defe texten by den anderen neemt j en daar in fiet, dat die der fchryveren penne beftiert heeft, met veel reden moet gehoudennbsp;werden regte kennifle van het gene de oogen tot het gefigt toebrengen, alnbsp;in foo langh voorleden tyden gehadt te hebben} als niet duifterlykindefel-ve te kennen gevende, dat het gefigt door middel van een fchilderje, diemnbsp;het oogh geformeert wert, gefchict.

En verder, om nbsp;nbsp;nbsp;Mathematicihovtny.Gregorius met

welke klagen, dat by de Oude de Optica of Gefigt-kunde onder alle dc Wis-kon-ftige Wetenfehappen meeft veronagfaamt en van de minfte onderfogt isj (Siet de Voorreden van de Optica Promota) Indien ymand in de Optifchenbsp;fchriften van den grooten en onder de Mathematici en befte Aflronomi (bonbsp;vermaarden KepIerus\cc%d^2.‘^ J. Baptifia Porta deeerfte Vinder van de donkerenbsp;Kamer geweeft is, pag. f i .prop. VU. en dat hy felfs,pag. i ö8. fegt de eerfte tenbsp;fyn, die getoont heeft, dat op de gront van het ooge eenfehilderyevandenbsp;figtbai e faken geformeert wert} daar toe tot178. fynondervindinge, ennbsp;pag. 2.03. de verfchillende gedagten van die voor hem geweeft waren , by-Hrengende : fal hy hier nu uit geleerde hebbende, dat het geen in hetnbsp;Heilig Woordt, over foo veel eeuwen met genoegfaam klare uitdrukkingen is aangetoont, eerft by de Wiskonftenaars in de twee laatfte Eeuwen is begonnen uitgevonden te werden, ook kunnen denken, dat dienbsp;Woord van eenigh Menfche fyn afkomft heeft? En niet in tegendeel 0-vertuigt moeten fyn, als men yets befchreven fict in een tydt , innbsp;welke het geen men leeft, aan alle Menfchen nogh onbekent was,,nbsp;dat den Autheur daar van onder de Menfchen vergeefs gefogt wert? ender-halven, dat daarom defe H. Schrifture van een hoger en meer-weten-den Geeft, dan een Mcnfchelyke, met veel reden kan geagt werden af-gedaalt te wefen? Ik late dit aan yeders redelyke ovcrlegginge. En ingevalle hy nogh tegens dit' alles yets met grondt meint te kunnen feg-gen } gelieve hy figh de ook omtrent andere faaken hier aangehaaldenbsp;Schriftuur-bewyfen, die het gefeide ook tegen de alderhartnekkigfte (indien hy eenige billykheit heeft) kunnen zeker maken, in gedagten tenbsp;brengen j en figh voor te ftellen, dat het den felfden Inge ver is, dienbsp;hier van het Gefigt fpreektj van wiens doorgrondende Natuur-ken-nifie foo veel preuven in het voorgaande en volgende te vinden lynjnbsp;tegen welke laatfte foodanige uytvlugten en tegenwerpingen uit het gebruik der Tale, dat op die tydt mogte geweeft fyn, geenfints kunnennbsp;ingebragt werden, by ymand, die aan de reddykheit nogh plaatfe geeft.nbsp;Immers, indien een Ongelovige figh door dele plaarfen niet wil laatennbsp;overreden } fal egter een Chriften de felve fyne opmerkinge waardighnbsp;agten} en in defe fpreek-wyfen yets meerder fien, als het geen van y-Biandt, die van de manierc van Sm ganfeh onkundighis, kan verwagt werden.

XIV. BE-

-ocr page 251-

XIV. BESGHOUWINGE.

Van het Gehoor,

IZ

13

§. I. /^NbekeKthcit der Gehoor-tui-V-/ ge»-

2t Sy» egt er ¦ magtigh om Godts IVyt' heit te toonen.

3, nbsp;nbsp;nbsp;Uiterlyk Oor-gejlel.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Geboor-pyp e» ‘Trommel-'vlies.

¦y. Trommel-Holligheit, gehoorbeentjes en fitaartje.

6. Hare ie’wegingen.

y, Openingen in den omtrek der ’trommel-Holligheit.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Doolhof

9. nbsp;nbsp;nbsp;Gehoor-zenuwe.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Gehoortuigen by malkanderen.

ÏI. Gehoor-pyp vermeerdert hetgeluit.

Experiment.

Geluit doet het Trommelvlies heven.

Experiment.

Andere daar toe dienende Experimenten.

14. Trtlbnge der gehoor-heentjes,

EVz der vliefen in het Dool-hof.

JÖ» nbsp;nbsp;nbsp;titt e€Hi^e hy/otaeierhe-^

den.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Onderfcheit der gehoortuigen in Kin

deren en Bejaarde.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefeide.

19. nbsp;nbsp;nbsp;IVat door Geluit verjiaan vjert.

ZO. Jofua. VI. f.

Job. XXI. 12.

Pfalm. LXXVII. 19,

I Samuel. IV. lt;.

Exech. XXVII. 28. al. Genes. XX. 8.

Genes. XXIII. 10, 13, 16.

XLIV. 18.

D. nbsp;nbsp;nbsp;4.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Lucas. I.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Gehoortuigen onnut fonder lugt.

En overtuiginge daar uit.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Zenuw-fnaartje beweegt in het Ge

hoor.

25'. Gebruik dejfelfs.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Het vyfde paar zenuwen dient tot ge-

moeds ontroeringen.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Ook het dikke He^en-vUes.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Als mede het agtfte paar.

29. nbsp;nbsp;nbsp;En de Gehoor-zenuwe.

30. nbsp;nbsp;nbsp;De zenuw-fnaars beweginge veroor-

faakt ook driften.

31. nbsp;nbsp;nbsp;IVaarom het Gehoor boven alle ande

re finnen daar toe bekwaam is.

2. Corint. V. il.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Rom. X. 14. enz.

Deuter. XVIII. i/.

Lucas. IX. 3S-

^datth. xvii. y.

Galat. III. 1,2.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Bejluit en overtuiginge uit het gefei

de.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Kr^t der Muzyke.

Experimenten.

35'. Ook van andere geluiden.

5ó. Overtuiginge uit het gefeide.

37. I. Samuel. Ill, ii.

2'. Koning. XXI. 12.

Jeremi®. XIX. 3.


§. I. TNdien wy nu van het Gefigt tot het Gehoor overgaan om tefien, Xhoe weinigh nogh der Onderfoekcrenarbeidgevordertheeft,omnbsp;tot de ware maniere, op welke het laatlle gefchiet, door te dringen; falnbsp;het alleen nodigh fyn defe eerftc woorden van den foo beroemden Anato-

Ff z nbsp;nbsp;nbsp;mift

-ocr page 252-

XlV. BESCHÖUWinGE.

mift du Verney^ in de voorreden van fyn by yder geprefen fchrift over de werk-tuigen van het Gehoor, natefien: Onder alle de Werk-tuigen\^%t:clke denbsp;Dieren tot hare dienfien gebruiken .y fyn aller minft bekent die van de uiterlykejin»nbsp;nen j dogh geen van allen noghtans is met foo veel duiflerheit omringt, als het werk-'tuigh des Gehoors-, ’t geen ook na defen van Valfalva erkent wert. Men behoeft dan niet te denken, dat men de Wysheit des aanbiddelyken Makersnbsp;of geheel, of felfs foo verre als ontrent het gefigt gefchict! is, hierifal kunnen voorftellen. Dit falnogh een aangename befigheydt wefen voor de volgende eeuweni wanneer het den grooten Schepper falgelieven, dit raadfelnbsp;voor haar te ontvouwen en haare nafpeuringen, na meer ontdekidngen ontrent Gehoor,Geluid en Muzyk-Inftrumenten, verder te fegenen,

§. z. Om egter te toonen, niet tegenftaande der menfehen wysheit nogh niet magtigh geweeft is door te dringen tot de regte gebruiken van allesnbsp;dat in de Gehoor-tuigen voorkomt; dat egter het Gehoor-geftel bekwaamnbsp;is om aan een Soeker der waarheit, des Makers verwonderlyke wysheit tenbsp;doen Hen; en een Godtloochenaar, indien hynietmeerhartnekkigh als onwetende is, te overtuigen; nadien wy alhier niet voorgenomen hebben, eennbsp;volkomen Anatomie van defe delen te befchryven, fal het niet ondienftighnbsp;fyn dele volgende Figuren uit de Tafelen van V^alfalva hier over tebrengen;nbsp;welke het famen-ftel van de Inlfrumenten die tot het Gehoor dienen, innbsp;derfelver opligt ontrent malkander na het leven eenigfints vertoonen»nbsp;Soo dat uit defe, nevens eenige andere, welke wy tot meerder klaarheitnbsp;hier by fullen voegen, een. ruw begrip daar van fal kunnen gemaalu wet-den,

§. 3. Laat ons van het uiterlyk geitel van het Oor, datelk In anderen fien, kan, beginnen.

Kan ymand denken, dat het fonder ooghmerk en gevalligh , of by een nootfakelyk en onverftandigh gevolgh van oorfaken, toegekomen is j dat aannbsp;het hoofd van alle menfehen twee ooren gemaakt fyn ? welke dienen, omnbsp;de geluid brengende lugt in te vangen: het geen in veel Dieren gefien wert;nbsp;die, als het gcluit van fekcre plaatfcn komt, gewoon fyn de holligheit vannbsp;hare ooren derwaarts te keren; en ook in menfehen, die als ly een oor miFnbsp;fen, het gebrek deffelfs met de holle hand daar agter te houden tragten tenbsp;vergoeden. En kan hy fonder een voornemen des Makers daar in te erkennen, fien; dat als de gduit-dragende lugt in de holligheid van het buitenftenbsp;oor gekomen is, fy by de mont vandeGehoor-pypcenbewegelykuitfteek-fel ontmoet, {fragus by de Ontleders genoemt) waar door defelve lugt belet wert defen ingangh des Gehoor-pyps voor by te gaan; cn gedwongennbsp;in delTelfs openingh in te lopen.^

Nadien nu het oor uit een lagte flappe fl:ol?c,gelyk de vliefen lyn, alleen beftaande, over dc openingh van de Gehoor-pyp nederhangen foude, CU het gehoor belettenj of van een harder, gelyk been fyndc, in het leg-

gcQ

-ocr page 253-

Van het Geheor. nbsp;nbsp;nbsp;zip

gen cn andere gevallen ongemak geven j met het beoogde eindedeS Makers aan yder daar uit niet openbaar fyn , dat het felve ganfehe oor uit vliefen,nbsp;met krakebeen gevoert, bellaat ? op dat dit krakebeen een veerige en te rtiggc-fpringende ‘kragt hebbende, (dat yder gewaar werden kan, als hy het oornbsp;van boven na beneden met de hand nederbuigt en weder los Iaat) figh in alle gevallen in fyn ftant foude kunnen herftcllenj, cn mifl'chicn ook (gelyknbsp;foinmige willen) de trillingen van de geluid-raakehde lugt foude kunnen opnbsp;volgen, en voort doen gaan. Immers dat de gehoor-pyp, in den beginne,nbsp;uit het felve krakebeen van het oor ook gemaakt wert, dogh verder inne waart snbsp;alleen uit been beftaat, is by de Ontleders bekent genoegh.

§. 4. Om van defe verder yets te feggen: Laat Vab.XI.Fig. 3. den randt van het buitenfte oor fyn LL,enKde rontagtige holligheit,diein het felvenbsp;f]o-h vertoont {Concha of Schelp genoemt) en van buiten gefien kanwerdenjnbsp;waar in ook de opening is van eenpyp AC, die muewaartsin het hooft flrckt,nbsp;Gehoor-pyp genoemt.

Defe by het oor, ontrent A van krakebeen, en daar na totC toe van enkel been beftaande, is van binnen met een vel of vlies bckleetj het welk in defe figure alleen fonder het been cn krakebeen vertoont is: en wert defe pypnbsp;aan het einde by F met een vlies, dat ront, droogh, dun, vaft,en door-figtighis, het Trummel-vlies gewoonlyk genoemt, gefloten. Hoewel eeni-ge feggen, dat dit vlies een kleine openingh heeft; het geen eenighfinysnbsp;waarfchynlyk fchynt gemaakt te werden, om dat men menfehen vint, dienbsp;den rook van-tabak uit de mond door de ooren kunnen doen uitgaan.

En dus fiet men dan, dat de geluit-makende lugt,: doorbetbüitenfleoor LL gevangen, en in deflelfs fchelp K vergadert fynde, in de gehoor-pyigt;nbsp;ingaat i en van A tot C gekomen fynde, aldaar tegen het Trommel-vlies Fnbsp;aanloopt en het felve beweegt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t. rj

§. J', Agter dit Trommcf-vlies, volgt na Binnen in hCt nOOlQ CCH IckcfC

holligheit, by de Ontleeders dm Trommel of Tympanum genoemt j op welk© men figh moet verbeelden, dat dit Trömmel-vlics gelegen is, ontrent (omnbsp;em grovegelykenifle te geven) gelyk het vel op een ketel-trom.

In defe Tromrael-holligheit merken de Ontleders verfcheiden wonder-lyke faken aan; waar van eenigebinnen defelve begrepen fyn, en anderein deflelfs omtrek gefien werden. De eerfte die in defelve begrepen werden,.nbsp;fyn de vier gehoffr-beentjes, en een zenu wtje, defnaar van de Frommel of Chorda Fympani genoemt; om hier van de fpieren en andere daar fyndefeldlaam-heden nu niet te fpreken. De andere faken beftaan meeft in openingen,,nbsp;die in het been van des Trommels omtrek fyn; waar door deflelfs holligheidnbsp;met andere, het fy met of fonder tuflehen-koraende vliefen genaeenfebap-houd.

Defe Gehoor beentjes Fab.XI.Ftg.^.vjetdien vier in getal bevonden, CS dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;genoemt; BP het aambeeltjPV denftyghbeugel, gelyk by die

Ff 3 nbsp;nbsp;nbsp;IC

-ocr page 254-

2.3Ö nbsp;nbsp;nbsp;XIV. BESCHOUWING E.

'te peerde ryden gebruiktwert,geheten; tuflèhen welk aambeeld en ftygh-.beugel in P een fecr klein rondagtigh beentje gelegen is, het welk het vierde in getal maakt.

Tuffehen twee van defc Gehoorbeentjes, fiet men in de Tab. XI. Fig. het klein zenuw* takje EO of de Trommel-fnaar lopen.

§. 6. Indien men figh nu veibeelt, dat de fteelS van den Hamer CS vaftge-hegt is aan dit Tromraêl-vlics,het welk men daar onder fiet j foo fiet men met een,dat dit Trommel-vlies door het geluit, dat in deGehoor-pyp ACnbsp;komende daar tegen aanfluit, bewogen fynde den Hamer CS, en defenbsp;het aambeek BP bewegen moet; door welk laatfte, en het vierde beentjenbsp;P Tab. XI. Fig. 4. den ftygh-beugel V P mede bewogen moet werden; Ooknbsp;moet het zenuw-fnaartje EO Tab. XI. Fig. 3. als den Hamer CS en het aam-beelt BP door het Trommel-vlies geroert werden, der felver bewegingennbsp;altyd opvolgen, en tvan gelyken bewogen werden.

Soo dat hier door blykt,dat tot alle defe beentjes,en tot dit Zenuw-fnaartje EO, de beweginge van het Trommel-vlies over-gaat.

§. 7. Om van den omtrek van de holligheit des Trommels (die een onervarene wel van het Trommel-vHcs moet onderfcheiden) een goed begrip te maken, dewyl de Heer F'alfal'ua dit niet in fyn geheel heeft laten afteke-nen, maar alleen de openingen die in defelve fyn; kan men defelve figh alsnbsp;een hol dat agter het Trommel-vlies volgt, Tah.XLFig.^. en defe beentjesnbsp;bevat, vöorflellen; ontrent of een halve neute dop op dit papier nedergeleitnbsp;was: en kan ymand daar over de figuren van de H*^ Vermy.^ die daar toenbsp;dienen, nafien; welke hier alle op te halen te veel uitleggingen verreiflehennbsp;foude.

In defen omtrek van defen Trommel-holligheit bevinden dc Ontleedcrs dan:

I. nbsp;nbsp;nbsp;De openingh van het innerlyklle van den Gehoor-pyp ACnbsp;3. welke met het Trommel-vlies F geflopt is.

II. nbsp;nbsp;nbsp;De openingh H van den pyp H GI, debafuin van Euftachius genoemt,nbsp;welke in I in het agterfte van het Verhemelte des mondts eindigt; foo datnbsp;de lugt door defe uirde mondt van I tot H gaande, in de holligheitnbsp;des Trommels komen kan; en ook daar door uit defelve uitgelaten wer-den.

Wonderlyk is de Wyshet des Formeerders hier geweefl; die de openingh jn het Verhemelte foodanigh gemaakt heeft, dat aan de vcrfche lugt doornbsp;de Neufe ingeademtwerdende, de wegh door een klein uitfleekfeltje derwaarts gewefen wert; en als fy vol dampen uit delongekomt, defelve daarnbsp;door gemakkelyker defe openingh voorby, als ingaat.

De Heer Falfalva toont by ondervindinge, dat decze geflopt fynde, het oor aan die fyde flraks doof is; en geopent fynde, men weder hoort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

En

-ocr page 255-

Van het Gehoor, nbsp;nbsp;nbsp;231

En is defe pa alle waarfchynlykheic de doorgangh van het geluid, waar doormen ook volkomen dove menfchcneenmuzyk-Inftrumentfomtydsfiecnbsp;©p fync tooncn brengen, en eenige door de mond fiet hooren i waar.toe dik-wils een kleirgt; ftokjc tulTchen de tanden genomen met het eene einde, of tegen de tanden aangpfet veel dienft doet j dewyl het ander einde op het In-llrument ruftende, daar door drillende bewogen wert.

Ook fchynt men hier de wegh vandcTabaks-rook uit de mondnahetooï te kunnen afnemen j waar van te voren yets gcfegt is.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Is het gedeelte van het been D een fyde van een inham, die de trom-mel-holligheit groter maakt, en van defe tot de holligheden van een been,nbsp;(^Apophyfis Mammillarh of Maftbules genoemt) figh uitftrekt. In de eerftcnbsp;mond van defen inham ruft het fpitfe einde van het ambeelt, gelyk byD tenbsp;fien is.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;In het bovenfte van defen inham heeft de Heer Valfalva, verfcheidenenbsp;gaten gevonden j waar door tuflehende holligheit van den Trommel, en dienbsp;van het bekkeneel felfs gemeenfehap onderhouden wert: waar van defennbsp;Autheur breder kan nagefien werden.

V Nogh twee openingen fynder in den omtrek des Trommels: de ecr-ftewert genoemt het ovale venfter. Tab. XI. Fig' f .metogetekent, en wert defe openingh met den ftygh-beugel geftopt.

VI. De andere wert genoemt het rende nbsp;nbsp;nbsp;, alhier p getekent; het

welk met een vlies, gelyk het Trommel-vlies, gefloten is. Men moet figh voorftellen dat de beide openingen o eny», of beide het ovale en ronde venfter,’’nbsp;alhier in een been fynj het welke een deel van den omtrek des Trommel-holligheits uitmaakt. En dat alle defe drajen en pypen i, 3,4, geheel buitennbsp;deTrommel-holligheit fynj die, om het gefigt van defe niette beletten,nbsp;Wegh-gevylt of wegh-geflepen is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j j r 1

§. 8. Defe twee (^het ovale co i-onde venller) openen aan dc v/IldCrlOCKCrSuC

weg tot de laatfte en binnenfte holligheit van het oorden wert defe holligheit om fyne wonderlyke gedaante het Dool-hof gtnotmi. Sy vertoont figh van hetnbsp;omleggende been ontbloot fynde, gelyk in de figuur j alleen dat het eindenbsp;of de punt van defeflakken-hoorns-trek4,watopreyfenduithet papier moe-quot;nbsp;fte getekent fyn, en niet in het feilde vlak met alle fyne drajen leggen j even gelyk men inde flakken-hoorns de punt allenxkens fiet opryfen. Ik doe defe aan-merkinge hier by, om dat de Hn Valfalva die gedenkt. Men kan defelvenbsp;beter getekent fien Tab. XII. Fig. i. dogh met defelve ioniTab.XI.Fig. 6.nbsp;Ook fyn, om alles beter te toonen, defe doolhoven verfcheidentlyk gekeert.

Defe delen Tab. XI. Fig.f. van defe laatfte holligheit nbsp;nbsp;nbsp;werden^

gemeenlyk in drie onderfcheiden*, namelyk, I. indiedriehalfrondloopendé' buifen i,z,3 gt; H in den flakken-hoorn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45 enin een holligheit

Veftibulum of het Portaal genoemt) die tuflehen defe twee is, en die men tot meerder klaarheit geopent fiet fab. XL Fig- 6. Om van elk yets te feggen:

Men-

-ocr page 256-

XIV. BESCHOUWINGE.

Men fiet , dat defe half circulare buifen i , 2, 3, in het portaal aan elk einde een openingh hebbeni dogh dat twee van defelve i, enz, inp, 5,

in eenen buis tequot;famen komen; en daarom dat geen fes,maar vVf onnin-

gen van haar alle fyn. nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ k

anderen -, fict men aan de tegen over fydevan het portaal den hoorn 4- Defe wort met eenfoort van een fchelp-trekkige plaat, volgens^'nbsp;ne langte en kromte, in twee byfondere pypen gedeelt ; welke plaat ooicnbsp;volgens fync lengte, uit twee verlcheiden foorten van Itoffen beftaat.^ Denbsp;eene is vhes-agtigh, welke Valfalva (fret by fyn Tab. Vlll^pig, 7 8)nbsp;meent Teer waarfchynelyk te beftaan, uit een tak ^ vandefagtegehoor-zènu-¦we, in een vlies uitgebreid, Tab.XI.Fig.j. en de andere van defe ftofFenisnbsp;droogh, dun, en brofch volgens Ferney, en ontrent in vaftigheit tuflehennbsp;krakebeen en vlies, gelyk Falfaha daar van fegt.

Dit fchynt waar te fyn, dat defe ftofFe defen fchelp-trekkigen plaat feer bekwaam maakt, om de drillinge van het geluit op te volden *

Van de twee pypen, die door defe plaat in denllakken-lioorn4gemaakt werden , wert de eene met een vlies geHotenj en is het ronde venfttrp,daarnbsp;boven r«^.X/.F/^.y.van gefproken is,dc openingh delTelfs: foodattuffkernbsp;defe pyp, of licv^er tuflchen de halveholhgheit vandenflakken-hoornlwiens

lengte door de gefeidc fdrelp-wysloopende plaat in twee holligheden ofpvnen

gedee t weit) en de Trommel-honigheic niet als dit vlies gevonden wert Ook IS r fab.:^LFig.6. de openingh van de andere pyp, die in het por-'

taal open is. nbsp;nbsp;nbsp;^

Men noemt beide defe pypen, daar dcholligheit des llakken-hoorns 4in, gedeelt is, Scala trappen-, by de Ontleders.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Ten nbsp;nbsp;nbsp;bcviirt men, dat het portaal (behalven de vyfFopeningen van

de half circulare buifen, een van den flakken-hoorn, en nogh vyf andere waar door de gehoor-zenuwen in defelve ingaan, en daar door defe openin*nbsp;gen floppen) nogh eene heeft Fah.XLFig. 5. met o, en Fig.S. met /eere'nbsp;kent, namelyk het voorgemelde ovale venfter} welke door het eene Lhoornbsp;beentje, den flygh-beugel genoemt, geflopt wert j nogtans foodanShSnbsp;het vlies, het welke tuflehen het felve beentje en den rand van defe^ovalenbsp;openingh of venfter is, toelaat, dat den flygh-beugel op en neder kan bewogen werden.

Peggengt; welkers fagte gedeelte cd Fah.XLFig.p invyfftakken gedeeltfyn-door de voorfeide openingen in het portaal ingaat, die, daar het vlies

S- nbsp;nbsp;nbsp;glt;=l'oor-ze„uw= nogh

de, door oe voot.^.»—

van dit portaal uitgebreid fynde maken j ^irwcU'lhS lèn voortkomen, die m de half circulate hni’lbn inn-,o,or) ^ ^.^^^/^'quot;yfvlie-

raalkander van wederfydts komende, tot een vliesv1;repn^ ’

felve in defe figure fien, dieuitdeF;gt; «5 figh eenoeah Meirkande-

ij-ni alsmen nmrin pk»ts v»n de p/pe„, de amp;fcnf di^dw in r)n ren

van


I

-ocr page 257-

Van het Gehoor'.

Tan de uitgebreidc gehoor-zenuw gemaakt werden, figh verheelt te fien. Soo geeft ook (voolgens Falfalva )het zenuw-takje lt;f in den ilakken hoorn hetnbsp;vlies^i het geen wy te voren gefegt hebben de eene fyde te maken van denbsp;fchulp-trekkige-plaat, die den gehelen flakkcn-hoorn in twee pypenfcheidc.

§. lo. Om nu na dit alles yraand het gellel van deGehoor-tuigeninver-bandt met malkander te doen fien j en met een kortelyk de gedag-e van voorname Ontleders ontrent het gebruik derfelver, (sXét'Tab.XILFig. / .dienen: welke wel te geloven is, d^at aan de H'. Falfalva.^ om fe dus in de fakennbsp;felfs tot een voorbeeld te toonen, niet weinigh moeite gekoft heeft j gelyknbsp;lyn Elt;*. daar van fegt.

Men vint dan hier het Oor in defelve vertoont, foo als het van voren, of daar het na het aangefigt ftrekt gefien wert; nogtans een weinigh na hetnbsp;agterhooft gebogen, om alle andere faken klaarder voor het ooge te bren-gen.

AA is dan het Oor, dat het gekit vangti en B de fchelp daar defe gekit-makende lugt in vergadert wertj die daar uit in de gehoor-pyp CC komende, tegen het Trommel-vlies r^oaanloopt, en doorfynbewegingehet fêlve vlies doet beven.

II. Men gelieve niet te denken, dat men dit fonder gront légt} nadien het feer waarfchynelyk is, dat de lugt door de fchelp Ben gehoor-pyp CCnbsp;( die te famen een natuurlykc gehoor-noorn in defen maken) doorgaande,nbsp;het trommel-vlies, het welk de laatfte fluit, veel fterker aandoet, alsnbsp;of defelve fonder door, defe pypen te gaan tegen het gefeidc vlies aankwam

Het geen blykelyk is in die doof fynj en fomtyds om beter te hooren een kromme of regte pyp, die voor wydt is, en agter nauw toeloopt, tegen het oor aanfettenj wasir door fy ymand, dievoordefelvcipieeitt, ver-ftaan kunnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

En indien ymand, die niet doof is, dit insgelyks ondervinden wil, kan hy een van defe in de voorgaande eeuw uitgevondene roep-pypen Anbsp;XII. Fig. 1, met de openingh ofmond-llukAophetoorfetten; enymandnbsp;in E, of aan het andere wyde einde feer fagt doenfprekenj en hyfal bevinden, fchoon defe pyp ontrent fes voeten langh is, gelyk de myne, dat hy dennbsp;Spreeker feer klaar horen en onderfcheidendykverftaanfal} ook dan wanneernbsp;andere perfonen, die veel nader aan des Sprekers mondt ftaan, en met veelnbsp;aandagt luifteren, den felven om de fagtheit van fyn flem in ’t geheel noghnbsp;horen nogh vetftaan fullen.

Op die wyfe fiet men ook, dat het gekit, het welk door het blafen op een Trompet, Bafuin, of Hoorn gehoort wert, door defe pypen onglyknbsp;grooter wertj als het welk ymand op het monddldt alleen, fonder verdernbsp;pyp, blafende maken kan.

6. iz. Om nu verder te toonen,dat dekgt door defe natuurlykegehoor-

Gg nbsp;nbsp;nbsp;pyp


-ocr page 258-

m nbsp;nbsp;nbsp;XIV. B E S c FI o U w I N G E.

pyp AABCCT^^.X//. F/g. I. met meerder kragi op het trommel-vlies werkende, het felve bevende of trillende doet bewegen j foudemai eerftdenbsp;maniere kunnen bybrengen,op welke alle geluidc-makende lichamen bewogen werden j die fnellyk heen en weder gaande, dat is ook bevende, tegen de rontom lynde lugt-delen aanftoten, en dele trillinge daar in overfet-ten.

Dele felfde trillende bewinge kan men in klokken, en fnaren, en andere faken, met de hand, vinger, of yets anders daar op te leggen gewaar werden, als fy geluit maken.

En fèer uitdrukkelyk flet men dit, in die bekende ondervindinge van het geluid, dat een wyn-glaasje of kelkje, daar een weinigh water in is, geeft jnbsp;als men het op een tafel fet, en met een nat gemaakte vinger romtom langsnbsp;denrantgaatmeteenigedrukkinge: v/anneerraen, als het geluit geeft, doornbsp;de andere hand, met welke men den voet van dit kelkje op den tafel neder-houd, de drillinge daar van fal gewaarwerden.

En om eenige gelykenifle te amp;n van de maniere, op welke delugtdoor dit geluid-makend glas bewogen wert j heeft men alleen het water in het fel-ve lbo hoog te gieten, dat het maar weinigh beneden den rand ftaat, wanneer men als het glas door het omgaan des vingers geluit maakt, de dril-lingen door het glas veroorfaakt, oogpnfchynlyk in het water fienfal j welke anders, als het water wat minder in het glas en lugtin defe plaatfe was,nbsp;de lugt op gelyke wylê bewegen fouden.

$• X j. Om egter alhier over de nogh niet ten vollen bekende Nature des geluits niet te diep. en tc langh te redeneren gt; het is feker genoegh, datnbsp;hoedanigh de beweginge der lugt wefen magh, als fy geluit maakt , defèl-Ve bequaam is, om lichamen, tegen welke fy aankomt, tc doen beven.

Men wert (om hier niet te fpreken van die beweginge der lugt, die het

Seluitvan een kanon doet horen, en deuren en glafenjUiet meer andere vare lichaamc'ndoet beven en trillen) dit fèer klaar gewaar, als men op een Mu-lyk-Inftrument, by voorbeeld een Vioolc, een fnaarmet de vinger doet ge-klank gevenj wanneer men deffelfs boute geftel met de hand vattende,ondervinden fal, dat het felve door dit geluit eenigfints bevende wert.

Dogh om fulks in eenige gelykformighcit, met het oor,waar van wynu fpreken te doen lien laat het mond-ftuk A, B, C, van de fpreek-trompetnbsp;TaF XIL Fig- t- afgenomen, en in deffelfs plaats een droge dunne ver-kens blaas over deopeningh gladt en ftyf gefpannen werden:en indien,ge-lyk in fommige,denrantBCmet een loort van tanden tot cieraad gemaaktnbsp;is,enmenvreeflden blaasin het overlpanncn daar door te brekeni kan mennbsp;een vierdubbelt papier, in welkers midden een grootc ronde openingh is,nbsp;onder defclve op defe tanden leggen. Dit gedaan fynde , laat de pyp metnbsp;fyn wytfle openingh D F op de kant van twee ftoelen gefet werden,foodatnbsp;regt opwaarts ftaat en de blaas in BC boven is,

In-

-ocr page 259-

P'an het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;2 3 j-

In gevalle men nu op defe blaas 3 of 4 vefekjes vancenpennc, dienogh cenigfiïits aan malkander kleven, legti en men ymandopderuggc,methctnbsp;liooui tuflchen defe twee ftoelen en met de mond rcgt onder het midden dernbsp;pyp E op de vloer leggende, doet roepen of hartfprekenj fal men fien,datnbsp;bet geluit tegen defe blaas aanlopende, dcfelve, en dc pen-vefclrjes daar opnbsp;leggende doet bewegen j welke bewegingeofbevinge ook gevoelt wert, alsnbsp;men den pyp inde handt hout, of de vinger in B G op de blaas legt, wanneernbsp;ymand, wiens Mond in E is, fpreekt.

En dus liet men dan, nemende de fpreek-trompet voor de Gehoor-pyp A ABCG Tah. XII. Fig. i. en de blaas voor het troramel-vlies, het welksnbsp;in ego over den gehoor-pyp gefpannen isj dat het felve vlies door het in hetnbsp;oor komende geluit al bevende moet bewogen werden, gelyk ook den Hamer », wiens fteel aan het trommcl-vlies vall gehegt is.

§. 14. Nu door defea Hamer moet het zenuwtje C 7 figh alhier tuf-fchen den Hamer », en het Aambeeld m vertonende ook bewogen werden j waar van wy hier na nogh yecs feggen fullen. Dogh infonderheit is blyke-lyki dat den Hamer » door de drillinge van het Trommel-vlies ook bevende, defe bevinge aan het aambeeltmoet overgebragt, en daar door dennbsp;ftygh-beugel ook bewogen-werden.

Den ftygh-beugel p, welke alhier de ovale openingh j in het poitaal 4, door figh iêlfs en een dm figh lopend vlies ftopt, ( defe openingh wert hiernbsp;niet wei geilen, maar Tah XI. Fig. y. met 0, en Fig. 6. metyaangêwefcn)nbsp;nu doorbet geluit, endoor de drillinge van het Trommel-vlies en verdere ge-hoorbeentjes, mede dus drillende, fiet men ook dat de lugt in het portaalnbsp;4, en verder in de drie halfronde buifen r, 2,, 3. en in dc eene pyp, of de helft vannbsp;den flakken-hoorn f bewogen moet werden gt; cn ook de ronde openinghnbsp;p Fah. XI. Fig. f. de lugt in dclTelfs andere pyp, niet gelyk als de vorige,nbsp;li'db. XII. Fig. I. door dc gchoor-becncjcs, of door den Hamei' ti , aambeclc

m, en ftygh-beugel/», maar door de bewegingevandelugtindentrommel-hollighcit, die tuflchen het Trommel-vlies, en defe ronde openingh figh bevint; welke lugt bewogen fynde door het Trommel-vlies, ook het vlies,nbsp;'dat de ronde openingnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XL Fig.^. fluit, en dc lugt Fab. XIL Fig. i daar

agter in dc anderen halven pyp van den flakken-hoorn y fynde, bewegen moet. Dit is de gedagte ontrent het ronde venfter van de H'.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarvande

Hf Falfaha in defe eenigfintsverfchilt: die lull heeft kan fe beide nafien, of wagten tot nader ondervindingen de onfekerheit van het gebruik van defe ronde openingh wegh nemen. Om dan voort te gaan:

§. ly. Defe lugt nu in dit ganfchc Dool-hof, i, 2, 3, 4, P\Fah.XIl. Fig. I- bewogen werdende, moet noodfakelyk de vliefen (die in defelvefynnbsp;cn Fab.XI.Fig.j. yortoontwerden) oflievcrdegehoor-zenuwedbewegeninbsp;Welke Fab. XL Fig. i. door y openingen, waar van drie op defe fyde vannbsp;het portaal als punften gefien werden, tot in dit Doolhof i ngaat gt; en daar

Gg 2 nbsp;nbsp;nbsp;quot;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bin-


-ocr page 260-

236 nbsp;nbsp;nbsp;XIV. B E S C H o U W I N G E.

binnen fyndc , cn fyne zcnuw-takken tot vliefen uitbreidende (wanneer dequot; felve door de lugt bewogen werden) foo in het portaal, £vls in de drienbsp;half-ronde buifen, enden flaldcen-hoorn, daar door het Gehoor veroor-faakt.

Soo dat eigcntlyk defe zenuw-vliefen in alle de holligheden en pypen van dit Dool-hof I, z, 3, 4, f, de werk-tuigen fchynen tefyn, waar doorjnbsp;en dit Doolhof de plaatlê, alwaar het gehoor geformeert wert: om dat innbsp;het felve, de beweginge van het gelurdt de gehoor-2.enuwe, of de vliefennbsp;door deflelfs uitbreidinge gemaakt fynde, aandoec.

Dat nu dit niet fonder gront by veele dus geftelt wert, fchynt eenigfints bewefen te werden , door een waarneminge van de Vdfalva in het lylcnbsp;van een dove gedaan ; Gap. II. §. X; alwaar het vlies, dat rontom den ftygh-beugel is, en met hem de ovale openingh fluit, bevonden wierdganfchbeennbsp;geworden , en daarom den ftygh-beugel onbewegelyk te fyn j ’t.geen bynbsp;hem de oorfaak van defe doolheit gehouden wiert te wefen. Waar by mennbsp;nogh doen kan, dat het trommel-vliesgebroken fyndc, het gehoor nietnbsp;ftraks ophoud, maar alleen naveel tydj wanneer de andere gehoor-tuigennbsp;aan de lugt te veel bloot geftelt fynde, miflehien bederven. Soo dat eigent-]yk het Trommel-vhes, voor het naalte werk-tuigh van het gehoor, nietnbsp;Ichvnt te kunnen gehóuden werden.

§. 16. Ik laate nu felfs aanhet oordeel van een Atheift, hoe veel faken nogh ontrent de gebruiken van defe gehoor-tuigen mogen verborgen fyn; ofhetnbsp;geen daar van bekent is, en het maakfel der felve, als het aandagtigh nage*nbsp;fpeurt wert, hem kan toelaten, dat hy figh daar in geruft ftelle, dat dit alles fonder eenigh oogmerk en wysheit, dus op die plaatfc, daar het alleennbsp;dienft kan doen, by malkander gekomen is.

Heeft hy oit het maakfel van en gehoor-hoorn, daar een dove figh van bedient, aan een los geval of onverftandigeoorfakenderventoefchryven?ennbsp;fal hydefe, die in aller menfchcn oore LL, gemaaktis,endoordefchelp Knbsp;Tab. XI. Fig. 3. en gehoor-pyp ABC vertoont wert, en fonder welke denbsp;gehele wereld,als lender gehoor fynde,in de uiterfte verwarrincre figh fou-de bevinden met een gerufte gewiffe voor foodanigh kunnen agurnj en metnbsp;eenigen fchyn van reden dit gevoelenftaande houden?

Te meer als hy weet, welk een ongemak kleine faken ofdiertjes in de ge-hoor-pyp gekomen fynde, kunnen veroorfaken; en daar by fiet, dat defe buis by A met een menigte kleine kliertjes omringt is, die eigen buisjes hebben, uit welke een taje en geele ftoffe gedurigh uitfypelt, niet alleen om de-fen pyp in een behoorlyken ftant van vogtigheit te houden, op dat lydoornbsp;de lugt niet te droogh, nogh indien de vogt dunder was, tc flapentevog-tigh foiide werden. Maar infonderheit, om den wegh nahetbinnenftevannbsp;het oor, voor vliegjes en andere diertjes ,door defe tayheic en dealdaarooknbsp;uitwaflende hairtjes te belemmeren j en die in het begin der felver mogten

in*


-ocr page 261-

Van het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;zyj

ingedrongen fyoj ‘door de bittere fmaak van dcfe ftofFe van verder te gaan af tc Ichrikkcn.

De wonderen van dit gehoor-geftei voor foo veel de kleine daar geplaat-fte fpiertjes'aangaat, kan men by die daar over geleerdelyk gefchreven hebben, alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Verney en andere nafien. ^/Iseenderrelver2«^.X7/.i%. l.die

Jjier van de beene-pyp, in welke fy gelegen is, ontbloot vertoont wcrtj welke ook dient,om den hamer tetrekken,endaardoorhetTrommel-vliesmeerofnbsp;minder te fpannenj ook om met den anderen fpierjftc famen, de pyp H I,die vannbsp;de Trommel-hollighcit na het agterfte van het verhemelte loopt, na behoren ennbsp;op fyn tyden te openen: by g fiet men een fpieit je, dat in het hoofd van den ftyg-¦ beugel vaft is; en het vliesje dat rontom den felven de ovaleopeningh fluitnbsp;oolrmeerder of minder fpannen kan; om beter aan de geluics bewegingennbsp;dienfl; te doen. Dogh dit gaan wy hier voor by.

§. 17. Immers, of de wysheir des Makers uit dit alles niet handt-taftelyk uitblinkt, laat ymand , die redelyk is, oordeelenj als hy fiec,datX//.nbsp;Fig- I. de gchoorbeentjesm, p, en diehetDoól-hof i, 2,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4, yuit-

maken, in een klein kint en een menfeh van jaren defelvegrootheit hebben-; daar nogtans alle andere beenen meell met het lichaam aanwaflen; tot diennbsp;einde, foo het fchynt, op dat,als de gchoor-tuigen veranderden, deftem-men van de kinderen fclfs, van hare ouders,en andere geluiden, die aan kinderen bekent waren, met het gfooter werden defer Inftrumcnten nier aannbsp;haar ongewoon en onbekent fouden werden, en dus vciwarringe veroor-

En om te fien, dat dit met ooghmerk en alleen door des Makers wysheit gefchiet is, behoeft men alleen te letten, dat, alwaar in een kint en ineennbsp;bejaarde alles'het felve moefte blyven tot een beter gebruik, fulks alhier innbsp;defe beentjes gefchiet: dogh daar met nuttigheit eenige veranderingh vei entnbsp;wierde, dat men dcfblve daar vint: foo is het in bcjaardC DOdlgll , dat ds

gehoor-pyp BCC, tot aanhetTrommel-vlies r, ^5 o, ganfchopen,en het Tromrael-vlies felfs droogh en niet te flap fy; maar indien dit in de kinderen dusdanigh plaatfe hadde, foude de vogt, waar infy voor haar geboorte leven, tegen het Trommelvlies aanftaande, het felve te vadfigh en tenbsp;flap maken, om na haar geboorte te kunnen dienen : Waarom de Ontle-ders bevinden, dat in eerfl-geboren kinderen de gehoor-pyp nauwer , ennbsp;door eenige andere ftoffen geflopt is; foo dat de vogt des lyf-moeders tot hetnbsp;Trommel-vlies niet geraken kan; welke floppende floffe binnen eenige weinige dagen na de geboorte bevonden wert van felfs weggenomen te werden,nbsp;om de kinderen allengskens tot de bewegingevande lugt tegen het Trommel-vlies en alfoo rot het gehoor te gewennen: het welke fy even na haarnbsp;geboorte,foo langh defe verfloppinge van haar Gehoor-pyp duurt, mif-lén.

§. 18. Een ongelukkigh Godtloochenaar vrage nu figh felfs, of dit ook

G g 3 nbsp;nbsp;nbsp;aaa

-ocr page 262-

23S nbsp;nbsp;nbsp;XIV. BESCHOUW INGE.

aan nootfakclyke, en van alles onbewufte oorHiken (een geval geloof ik niet dat iemant hier foude derven ftaandc houden) kan toegefchfeven werden?nbsp;dat daar het Gehoor in oude en jonge gehoor-tuigen vereifcht, die ooknbsp;van defelve grootheidt en maakfel fynj en daar nodigh was dat eenighnbsp;verfchil figh bevondt, men niet alleen daar een verfchil (iet, maar felfsnbsp;foodaanig een , dat het alder-nutfte voor Kinderen en Bejaarden was.

Immers, die niet alle billykheit verloochent heeft, fchynt dit alleen van des Formeerders Goedheit en Wysheit te moeten afleiden j en (wat ook y-mand daar tegen mogte willen feggen) van de aanbiddelyke kentekenen ennbsp;¦ voetllappen van eenGoddelyken Schepper verfekert te moeten fynj foodatnbsp;voor den alderhartnckkigften Atheift met meer van noden fchynt te wefen,nbsp;als defe eerfté figure 'Tab. XII. met ernft te befchouwen} en daar by te denken, dat dit het verwonderlyk famen-ftelis,het welk jgelykeenBeek-hou-wers werk , in het alderhartfte been, in alle menfeheu als uitgehouwen is ,nbsp;¦cn al wat leeft doet horen en gclukkigh maakt.

Het eenige dat aan defe beklagelyke Philofophen overig kan fyn om een uitvlugt op te maken,is dan alleenlyk, dat de gebruiken, waar toe allenbsp;Ie byfonderheden eigentlyk dienen, niet ten vollen aan de Onderfoekers nröghnbsp;bekent fyn: foo dat alleen defe gedagten aan haar nogh eenige hoop foudenbsp;kunnen geven, van een verfchrikkelyken en by haar foo veel malen gelafter-den Godt, in der roenfehen gehoor-geftel niet te moeten vinden, als of hetnbsp;geen fy niet volkomen verftaan, wel by geval of fonder wysheit gemaaktnbsp;konde wefen.

Om hier op te antwoorden; hydenke folfs, of niet al wie redelyk was, defe manier van uit fyn onwetenheit alleen, foo ongcrymt een befluit te maken, foude moeten als een volkomen fpoi-eloosheit veroordeelen j en hem feggen , dat verre van fyne eigen begrips fwakheit tot een gront te nemen, omnbsp;te befluiten, dat dit fonder wysheit gemaakt was; de grootenuttigheit vannbsp;het gebruik defer faak felfs hem ontegenfprekelyk moelle leiden om daarnbsp;uit vafl: te ftellen, dat den Maker niet alleen Wys, maar in veel grooter trapnbsp;Wys was, dan hy die dit oordeel van foodanig een wondcr-ftuk velt; en het pryf-felyker foude fyn, figh met yver te beneerftigen om dit alles te verftaan, ennbsp;die voor hem nogh verborgene, dogh daaróm niet minder voor yder ver-wonderlyke wysheit na te fpeuren.

Weet hy nogh wel regt cn klaar; Hoe een Schalmei, hoe een Trompet, een fpreekpyp werkt ; en als het geluit daar in foo merkelyk vergroot wert, hoedanig oe bewegingen der lugt daar door gefchieden ? Syn hem nevens de alderbtilePhilofophen met ontelbare faken, ontrent de werktuigen,nbsp;die het geklit maken, deficits tonen veranderen, en wat meerder daar aanhangt, nogh onbekent? En foude hyhaar maakfel, als hy haar gtbruiknbsp;fiel, wel van een onverftandige oorfaak of een geval derven afleiden, ennbsp;'Vaft ftcllcn, dat fy op foodanigh een wyfe geworden waren ?

Als

-ocr page 263-

Vm het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;2.'?p'

Als hy dan een foo leer aan alle menfehen nodigh gcftel der gehoor-tuigen, en dat in foo grooteen menigte vandefelve fietj ichoonhy,nogh yemantdietotnbsp;nogh toe regt verftaat j laat hy om tot beter gedagten te komenjfigh felfs onder-foeken} indien hy een menfche, welke hy niet te vrefenhadde, tot ooriaak daarnbsp;van met eenigen fchyn konde Hellen j of hy dit wonder-maakfel aan de wysheitnbsp;van defc, niet met veel minder tegenfpreken van fyn gewiflê, als aan een figh on-bewulle of gevallige oorfaak foude kunnen toefchryven, en daarom, of hetnbsp;niet meerder is de vreefe, van een Aanbiddely ken Regtveerdigh maker tegensnbsp;lynen wil te fallen moeten erkennen, die hem wedei hout j dan het ware getui-geniire van fyn gemoet; hoe feer hy voorgeeft, dat dit hem aanfet om in dit alles ynbsp;alle oogmerk en wyshet te moeten loochenen.

Laat, feghik noghmaal, een foo ongelukkigh Philofooph dat te regt en foo veel mogelyk is, nauw onderfoeken j vermits aan het felve, niet al-leen fyn ecu wich wel wefen, daar hy nogh fchynt mede te fpotten, maar felfsnbsp;al fyn genoegen, vermaak en geruftheit ook in dit leven volkomen hangt.nbsp;W ant de fake foodanign fynde, dat hy meer uyt vreelc, om een groot ennbsp;voor fyne Vyanden foo verfchrikkelyken Godt hier in te ontmoeten,als uytnbsp;overredinge van fyn oordeel weigert fynen gedugten Maker te erkennen j ennbsp;egter voortvaart in hem en fyne volmaaktheden, fooveelinhemis,onwaar-delyk te lafteren, en was het mogelyk te vernietigen? hoe werthy immer vannbsp;defe vrefe ontflagenHoe komt hy oit tot eenige geruftefekerheit in fyn levennbsp;Daar hy niet alleen in eene voorkomende faak, maar in duifenden andere, lêlfsnbsp;in alles wat hy hoort, liet, ruikt, fmaakt, gevoelt, gedurig defelve be-wysrcdenen fal moeten focken, om fyn gemoet tegen de daar in uitstralende' wysheit, magt en goedheit des groten Formeerders geruft te ftellen: ennbsp;waar van elk, indien hy maar iets van defe volmaaktheden daar in befchouwt,nbsp;hoe duifter het hem ook nogh fchynen magh, aan lietn een oorfiiak rot eennbsp;nieuwe 5 en foo tot een gedurige fchrik moet flrclclcen. iLn QCWyl ny {yn

gevoelen, dogh met geen andere redenen bewyfen katij als dat hy onover» tuigt blyft in een ftak, daar foo veele verftandige belyden van overreet,,nbsp;en daar door alleen gelukkigh tefynj moethy nietopdebefchouwingevannbsp;het minfte fchepfel, in defe fyne onfekerheit, of niet wel die een Godtnbsp;erkennen en dienen, de waarheit aan haar fyde mogten hebben, gevoelcnj.nbsp;dat een gedurige twyffelingh figh in weerwil van al fyn pogingen telkens verheft jen hem,indien fyne gedagten ongegront fyn,met het uiterfte verderfnbsp;en ongenade van den Schepper van alles dreigt? Soo datter niet overblyft,nbsp;als noit figh tot befchouwinge van iets, hetfyGodtofScheplel, in te larennbsp;fchoon een gedurige befchouwinge van alles (die haar als rot een geftadigenbsp;ftraf van hare Godtloosheden fchynt teftrekken) nogtanshetgewoone werknbsp;van veele Atheiften is ,orn iets te kunnen vinden, dat haar geruft ftelt: ofnbsp;anders indien fy oit figh tot eenigh onderfoek begeven, altyt ineen tegenwoor»nbsp;dige vreefe en fchrik voor het toekomende te leven.

Ik,

-ocr page 264-

XIV. BESCHOUWING E.

Ik laateaan haar felfs te oordee]cn,ofdit gefeide geen waarheit is; en hoe bcklagelyk haren ftaat moet fyn. Immers ot deiySchepper felfs niet met feernbsp;groöte reden ook de oore gebruikt, om foodanige te overtuigen , in de nunbsp;by het gefigte boven gemelde plaatfe , F/alfti. XCIV, 8, 9. Aanmerkt ghynbsp;ONVERNUFTIGE onder den volke ^ en gby DWASEj 'wanneernbsp;fult ghy verftandigh 'worden ? Soude die de oore plant , niet horen ? die de oogenbsp;formeert^ niet aanfchou'wen-, bidde ick dele ongelukkige, dat fy dog gelievennbsp;in regten ernft by haar felfs te overleggen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

§. ip. Of nu den Geeft Godts in fyn woort , ook de voorname eigen-fchappen des gehoors gelieft heeft aan te raken , is , om dat defelve in de nature nogh niet volkomen openbaar fyn,als nogh niet bekent:dit is waar,nbsp;dat het gene tot nogh toe feker is, daar in fchynt gevonden te worden.

Om hier iets van te leggen.

Het is blykelyk, dat het geen gehoort wert, alleen een foorte van geluit is. Dit hebben wel eer de oude natuur-onderfoekers , als een hoedanigheitnbsp;van het lichaam aangemerkt; dogh het nader en onderfcheidentlyker na-fpeuren der Schepfelen heeft aan de latere eeuwen bekent gemaakt , datnbsp;me.x.htx gelmt een tweederhande fttke in het gemeen verftaan moet worden.

Eerflf een beweeginge, die in de gcluit-gevende lichamen is j welke de lugt beweegt,die weder de gehoor tuigen doet trillen, door het Trommelvliesnbsp;daar ly eerll tegen aanftoot. En defe foort, die niet anders als in de bewegingen beftaat, mzïtxtnff Sonus Primus^ oï\\tx eerflegeluit. Sietnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en

Bergerusy in hetgeen ly van het gehoor feggen.

fen anderen, vyert met het \foongeluit verftaan dat gevoelen, het welk wy door defe bewegingen in ons gewaar werden j waar in ons horen van geluitnbsp;beftaat. Soo dat men niet moet meinen, dat foodanigh iets als wy Horen,nbsp;in de lichamen of lugt rontom ons isj waar in niets als een fekere foort vannbsp;beweginge bevonden wert te fyn j even geiyk men door de bewegingc van hetnbsp;fteken van een fpelde, niet kan denken, dat’er een foodanige pyn, als wynbsp;gevoelen, buiten ons in de fpelde of ander lichamen is, die defe pyn in onsnbsp;veroorfaken: maar dat het geen wy het gevoelige of hoorbare geluit noemen,

wel inonfè.oorcn door dele beweginge der lugt aangevangen wert j dogh infonderhéit van de ziele ,¦ die aan ons lichaam op een onbegrypclyke wvfenbsp;vereenigl is» waargenomen fynde, de ware cigenfehappen van dit gelu’dtnbsp;verkrygt. En wert dit bonus Secundus of t'weede Qeluidt geheten.

Soo dat’er,om hier over het werk der ziele nu niet teredeeren,fooveele hetliehamclykeïi^i''n^^^, een geluide is, dat inde lichamen; en een ander geluit,nbsp;dat in het oore eu wel infonderheit in den Doolhof, door de vlielên, dienbsp;van deuitgebreidegeuuoi'-zenuwe gemaakt,en in defelvefyn;maareygentlyknbsp;door de aandoeningen 3 «ie Ziele daar van lydt, geformeert wert en fynnbsp;wefcnkrygt.

In»


-ocr page 265-

z^ï

Van het Gehoor.

IniHien ymand nu met andere wilde ftellen, dat dit alles te Tarnen tot hen lêlve geluit behoort, die kan dat, met alleen de namen te veranderen, Tonder misflagh doen. Ten minften is het waaVj niet tegenftaande het allesnbsp;moet by den anderen komen,om een volmaakt geluit in al fyn omftandig-heden voort te brengen •, dat egter de naam van geluidt aan beide by de he-densdaagTc Philofophen gegeven, en daar door veele cigenfchappen deflelfsnbsp;met veel gemak en kortheit befchreven worden.

2.0. Om nu het gcfeide ook iu de H. Schrifture te fienj

Dat alle defe eigenfchappen aan den Grooten ïngever van het H. Woord bekent geweeft Tyn, is uit de Tpreekwyfen by de Tclve gebruikt, gcnoegh-Taatn af te nemen.

Soo wert de bewegingeder geluit-makendelichaamen meermalen genoemt, het geluit-der Ba fuine ^ desOrgels^ des Donders ^c. yofua. VI. f ^ Job. XXLnbsp;ïi, en Pfalm LXXVII. lp. Om niet meer op te halen.

Dat nu de beweginge deTesgeluits , als voorerf gecoont is, eenbevingeen drilling^ in de omleggende lichaamen veroorfaakt , liet men uit de plaatfe,nbsp;I Samuel. IF. ^. Soo juigte ganfch Ifraél met een groot gejuich, alfeo dat de aardenbsp;dreunde: En Ezech.XXFII. 2,8. Fanhet geluit des gefchreeuUos uwer [chippers,nbsp;[uilen de voorfteden beven.

§. 21. Maar dat’cr ook een geluit in ons geformeert wert, en dit aan den Autheur des Bybels niet en is verborgen geweeft, fchynt blykelyk af te nemen uit veel plaatfen, daar fpreeken FOOR de Ooren in de NedcrduitTchenbsp;overfettingegelefenwert, als Genes.XX. XXIII. 10, i?, 16. XLIF. 18.nbsp;L. 4. alwaar in de gront-tale weder de Both,die In betekent, in fyn regtenbsp;beduidenifte gevonden wert. Soo ftaat’er Genes.Cap.XXIII. 1 j.inhetHe-breculch na de eigcntlyke betekeniftc, En hy[prak totEphronindeoorenvannbsp;het ‘volk des lants , en loo in de andere plaatfen. Herwelk hier lyneigeneen

woovclelyke betekenifle kan hctgt;bcnj om dat alïccn hCt gcIuit ^ Ot hct frre*

ken van Abraham (het welk een foort van geluit ftelt) in de ooren of in

den doolhof van het oore des Volks van een enkelebeweginge tot een hoorbaar geluit wierde.

Om niet meer te feggen. Ik hebbe defe plaatfe uit het eerfte Boek Mo-fes en oudfte Schrift boven andere verkoren-, op dat men te beter fien mogte, dat den aanbiddelyken ïngever van dit Woord dit van geen menfehennbsp;geleert haddc; als rcets dit feggende voor alle tydcn,in welke men weer,,nbsp;dat eenige Philofophen van dele gedagten geweeft (yn.

§. zt. Insgelyks TchyndhetfelveookindeGriekfe taleZ0r./.44-nietdui-fter af teneinen te Tyn, uit die woorden: als de flemme uwer groeteniJ[e in my~ ne ooren gefchiede. Eigcntlyk fegt het woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;[XXitrfiemme) een geluit

fbnderjuifteonfekere ftemmevan gearticuleerde woorden te beduiden j gc-lyk het i Cor.XIF. 7. aldus, en Xpoc. X/.p. met^^^fr^n vertaalt wert.

Nu het woord nbsp;nbsp;nbsp;alhierbetekent ook Fio .iNa[cor ^ dat is

H h nbsp;nbsp;nbsp;wordeu

-ocr page 266-

24Z: nbsp;nbsp;nbsp;XIV. B E S C H O U W 1 N G E.

'worden, ge formeert of geboren 'werden j waaromme de plaatfe dusdanigh genomen fynde, alfoo foude luiden ; ^Is het geluk u'wer groetenijfebinneninrny~^ ne ooren een quot;wefen kreeghofgeformeert'wierie., om dat het \JooxAEisook Intretnbsp;of Binnen betekent. Siet Scapula tnErommius. Uit welken fin ten minftennbsp;fchynt te blyken , , dat die onder foo groot een overvloet van Griekfe Woorden defe heeft gelieven uit te kiefen , niet onkundigh is gcweell op welkenbsp;maniere het geluit in de oore gefoi meert wer't. Men paffe hieu.toe, het gene in dc voorgaande Befchouwinge over doTexten, die van het gefigtfpreken, gefegt is.

§. Z3. Gelyk nu het ooge fonder ligt 5 alfoo is dien foo fecr verwonderly-ken toeftel der gehoor-tuigen by na fonder eenigh gebruik j ten fy het den groeten Beforger van fyne Schepfelen gelieft hadde, de aarde waar op fy leven, met een Zee van lugt tc omringen. Sal dan dit ook pnymaridgeennbsp;reden geven om hier in fyn Scheppers Wysheit en Goetheit te loven? dienbsp;defe werk-tuigen des gehoors, foodanigh heeft gelieven te maken gt; dat fy,nbsp;wyl de menfehen in de lugt leven, juift de bequaamheit hebben om defe be-wcgingederfelver, by middel,van een aandoeninge die het geluit inonsver-oorfaakt aan ons op foo wonderlyk een wylè bekent , te maken j en tot ditnbsp;gehoor in defen alleen opfigtelyk fyn.

Heeft ymand oit derven feggen, als hy een wel toegetakelt Schip fagh zeilen 5 dat de Touwen, Zeilen, Blokken, enwat’er verder vcreifcht wort, om defelve gepaft na den Windt te fetten, by geval offonder einde te beoogen,nbsp;in haar ftand gekomen waren, en dat dit alles figh alleen gevalligh na allenbsp;Winden fchiktcj en egter op alle die wylèn fyn groot gebruik hadde in hetnbsp;Schip te doen voortgaan? En is dan de ongerymtheit niet immer foo groot jnbsp;als men dit van'defe vry meer verwonderlyke, en tot nog toe in haar manier van werken voor alle nafpeuringe onderfoekelyke faken, ftaandenfoektnbsp;te houden? die figh niet na een grove en aan het gevoel openbare bewegin-ge der lugt, gelykdeWint is, maar na een veel meer verborgene roeringenbsp;des fclfs gedurigh fchikken, door verfcheiden fpieren, die defelve fpannennbsp;en los laten: wanneer men ondertuffehen moet bekennen,dat hier uit Veel groo-ter nuttigheit als het voortgaan van een Schip , niet alleen by eenige weinige,nbsp;gelyk op een Schip gefchiet ,maar by hondert duifenden,ia by alle ménfehen opnbsp;de gemakkelykfte wyfe en fclfs fonder eenigh toedoen of moeite van ymandnbsp;genoten wert.

§. 24. Om nu over te gaan tot het gene, waar van wy in het voorgaande gelègt hebben oogh yets te fullen quot;by brengen.

Te voren Tab. XI.Fig. 3, is getoont, het kleine zenuwagtigh lichaamtje EO, {dL'XtTab. XII. Fig. \.met cy, is getekent.) Dit fiet men tulTchendenbsp;twee gehoor-beentjes, den Hamer CS en het aanbeeldBP, dwars over hetnbsp;Trommel-vlies lopen j en dewyl de Hamer CS aan hetfelvcTrommel-vliesnbsp;vaft is, is het openbaar genoegh, dat het Trommel-vlies door het gelüit be-

wogen

-ocr page 267-

het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;i4|

'Wogen werdende, defe beweginge tot den Hamer en ook nootfakelyk tot dit zenuwagtigh ftrengetje EO moet overgaan tSoo dat in alle bewegingen vannbsp;dit Trommel-vlies, dat is, elkerhaal, als een menfehyetshoort,ditzenuw-fnaartje EO naoet trillen en bewogen werden.

§. if. Over het regte gebruik van het felve fyn verfcheiden gedaghten by de Ontleeders., die het genoeghfaam voor yets dat duyfter is aan-Een.

By de Oude is het de fnaar des Trommels genoemt, (Chorda 'Tympani) en gehouden als of het defelve dienft dede, welke defnare inde Oorlogs-trommelen doet.

De Heer Joann Maurit. Hofmannus in fyn E'* Idea Machina Humanre.,p. 2-3^ brengt over dit zenuw-fnaartje, de verfcheidene gedagten van geleerdenbsp;Mannen by. Tallopus fegt hy was onfeker, wat het was gt; B. Euftachïus namnbsp;het voor een zenuwtakje van het vierde paarj en dit niet tegenftaande,bekent de H'. Cafpar Hofmannus openhertigh, dat hy niet en will, welk eennbsp;lichaaiiuje dit was , en tot wat einde en waar het ingeplant wierd; endagtnbsp;dat het felve een onfeker werk van een fpelende Nature was, en dat veelenbsp;daar ontrent bedrogen waren. Waar op naderhand Riolanus antwoordende,nbsp;fegt, dat het een zenuw-draad is van de gehoor-zenuwe afkomende. Einde-lyk heeft de Heer /^^^«^yontegenrprekelykgetoonr, datdit zenuw-Ihaar-tje ook een tak is, van het vyfde paarj welke verder gaande, figh metnbsp;de harde gehoor-zenuwe te famen voegt.

Deflelfs gebruik Helt den fel ven H'. du Verney (de Organ. Jludit.) pag, 12, r dat het felve aan defpiertjes, van de gehoor-beentjes, en ’t geen meer indenbsp;Trommel-holligheit is, takjes tot beweginge geeft.

De Heer 7. M. Hofmannus., meent dat het dient, om hetTrommel-vIies te bewegen en te doen gevoelen, immers het felve behoorlyfc gefpannen tcnbsp;houden.

Over dit fnaartje kan men fien, dat de H'. Falfalva., die na defe voorgaande Heeren gefchreven heeft, in fyn naukeurigcbefchryvingevanhetoor Cap. 11. §.XZ//.al met veel ernft fyn gedagten heeft laten gaan. Dit fyn denbsp;woorden welke men aldaar vint: ,, Voorder ,dat ditzenuw-takje, foo blootnbsp;,, en ongedekt, foo enkel en alleen, foo regulier, en foo ten allen tyden,nbsp;,, do^ de holligheit des Trommels henen loopt , en voornamelyk, dat hetnbsp;,, tunèhen de gehoor-beentjes foodanigh is, dat het in hare bewegingen ooknbsp;j, aanftonds moet bewogen werden •, nadien defe alle faken fyn, die toonen

dat in dit takje eenige verborgentheit der Nature {aliquodNaturieMyfle-rium) verholen is.} foo hebben fy my angefet, om het felve dik wils met „ oogen en gedagten te befchouwen j fullende tragten} of milTchien yetsnbsp;,, nieuws ontrent deflelfs ontledinge, often minllen de oorfaken van hctfel-„ ve uit te vinden. Waar opfynElt;^. fegt, welke gedagten wel over het felve gemaakt, cn wat daar ontrent hadde beginnen te onderfoeken } en daar

Hb -2 nbsp;nbsp;nbsp;na

-ocr page 268-

244 nbsp;nbsp;nbsp;XIV. BESCHOUWING E.

na eindigt met dcfe woorden ; „ Maar nadien ik nogh geen gelegcnthcitge-,, hadt hebbe,om tor dele fake foo veel moeite, als ik wilde en nodigh was, „ te doen; fal ik my te vreden houden met rayn begeerte en voornemennbsp;5, hier bekent gemaakt te hebben, en voor tegenwoordigh niet meer daarnbsp;3, van feggen.

Defen Heer erkent ook, dat dit takje tuflehen het vyfde paar en de harde gehoor-zenuwe legt; dogh fegt niet te kunnen fien, waarom men het foonbsp;wel niet voor een tak van defe gehoor-zenuwe na het vyfde paar, als van hetnbsp;vyfde paar na defelve gehoor-zenuwe gaande moet nemen; dogh hetfymennbsp;het eerllc of het laatfte met de Hh Vermy ftelt, het is feker, dat het felvenbsp;zenuw-fnaareje ook met het vyfde paar gemeenfehap hout; en dat het felvenbsp;door het geluit bewogenfynde, defe bewegingeligh nipt kan nalaten tot hetnbsp;vyfde paar en defe gehoor-zenuwen ook uit te ftrekken.

Ik hebbe hier in het ophalen van de gedagten der voorname Ontleders wat breder geweeft; op dat aan yder blykcn mogte, dat dit zenuw-fnaartjefeernbsp;ernllige befpicgelingen by verfcheidene veroorfaakt heeft; en dat veele yetsnbsp;wonders en dat buiten het gemcene is, daar in vermoedt hebben te welen.nbsp;En foude ik myne gedagten ontrent het werk, dat dit fnaartje doet, en hetnbsp;einde waar toe het Ichynt te kunnen dienen, alhier niet voortgebragt hebben ; ten ware defe beide aan yder van dien nadruk fchynen te moeten voorkomen, dat, indien door het geftel en oogmerk van het felveeen Atheiftennbsp;Ongelovige niet volkomen figh wil laten overtuigen (hoe wel daar in tegennbsp;hare gevoelens een groot bewys fchynt te leggen, indien fy maar de moeitenbsp;gelieven te doen, van defelve in ernlfige aanmerkinge te nemen) egter een Chri-ilen enfwak-gelovige buiten twylFel daar yets in vinden fal, dat niet alleettnbsp;verwonderlyk, maar in fynen Aucheur aanbiddelyk is._

Om dan ^it konelylc voor te ftellen

35

35

33

33

§. iö. Hoe veel het vyfde zenuw-paar doet tot het opwekken van de paf-licn en driften der menfehen, in opligt van de tujfchen-nbbige zenu'we-y die dikwilsinet een dubbelen tak uit dit vyfde paar fpruitende, genoegfaam aannbsp;alle delen onfes lichaams rakken geeft, én bewegingen daarin veroorfaakt;nbsp;is uit de woorden van dengrooten zenuw-Onderfoeker Vieujfens ) pag. z^6innbsp;Fin eerji af te nemen, léggende: „ Dat het felve niet alleen nadeOogennbsp;„ Neus, Verhemelte, Tongh,Tanden, en alle delen des MondtsenAan-„ gefigts figh uitllrekt; maar dat het ook na alles wat in de Borll en Buiknbsp;is, fyne takken fent, en fells, door de tulTchen-ribbige tot de voeten nederdaalt. DoQViéQ pag. 52.7 daar by, dat, defe gemeenfehap van detakkennbsp;van bet vyfde paar, onder anderen ook oorfaak is,waarom vólgens de-verfchtidene bewegingen, die in de herlïenen voortgebragt werden, allenbsp;de deelen des lichaams en infonderheit der borfl vcrfcheidentlyk aangedaan, en de tekenen van onfe driften in het aangefigt ingedrukt werden,nbsp;hetwelk na die pallisn geheel gevorrat wert i nadien het felve door ver-

„ anderingen

-ocr page 269-

Van het Gehoor, nbsp;nbsp;nbsp;247

», anderingen van en vcrwe, verfcheiden gemoets ontroeringen van lief-„ de en haat, van blydfchap en droef heit, van grootmoedigheit en vrefe

klaarlyk uitdrukt.

§. 27. ‘hen anderen y hoe veel ook om defe lydingen en veel onftclde gc-dagten in ons te verooriaken, de bewegingen van hetdikkeherflcn-vliestoc-brengen, het welk alle zenuwen omringt, is uit het aanraken deffelfs in de Chirurgie bekent j gelyk ook in de Geneesdcunde; diemenighmaal getoontnbsp;heeft in de fiekte Phreniiis genaamt, dat een ontftekinge van dit vlies (waarnbsp;door deflelts fpanninge vermeerdert, en de manier van beweginge verandertnbsp;wert) verwarde gedagten en fporeloofe paffien, nu tranen van droef heit,nbsp;dan fchielyk uitbarften in lagchen, nu vreesagtigheit, dan ftoutheit en gram-fchap , en ontelbare andere onordentelyke bewegingen in daden en woor-dtn in den felven ellendigenlyder, fomityds en fonder,cenige uiterlyke redennbsp;voortbrengt.

Nu dit groote werk-tulgh van foo veel aérien, dit dikke herflen-vlies heeft feer veele van fyne zenuwen uit dit vyfde paar gt; gelyk by den felvennbsp;opmeer dan een plaacfeaangewefen isj foo dat het doordcfelve ook bewogen wert.

. §. 28. derdendat nu in vele gevallen de zenuwen van het agtftepaar by de ouden dwalende genoemt, die van het ’vyfdepaarmh^xewevkingamp;nnbsp;vervangen j en daarom op veel plaatfen, door het tuflehen komen van zenu w-takjes, die van het agtfie in de tujj'chtn-ribbige (yetikeththetvyfde paarnbsp;voortkomen) ingeplant werden, kan by Vieujfenspag. 547 gehen worden.nbsp;En hoe feer daarom die van het agtife paar ook dienen om driften te veroor-faken blykt uit den felven Autheur 347, 348, alwaar hyfegt: „De-„ wyl dit agtlle paar ontrent dehelfs oorfpronk, raetdegehoor-zenuwege-

,, meenfehap heeft 5 dat de reden blykt, waarom na de veifcheidemheden „ der geluiden , niet alleen'verfc Jieiden patllen in de ziele opgCWCkt WOt-

„ den; maar ook waarom daar door het Hert en andere deelen, ja hetge-,, heele liehaam verfcheideotlyk aangedaan worden.

§. 2p. Ten vierden hoort men, pag. 339. den voorgeprefen Heer Vieujfens ook van de gehoor-zenuwen fpreken opdefewyfe; „Defe gehoor-zenu wennbsp;fpruiten digt by de wortel van het agtfte of dwalende paar, met het welkenbsp;den fagter tak \van defe gehoor-zenuwe) famen loopt j waar door het ge-fchiet dat’er foo grooten medclydencheit, {Sympathia) tuflehen het oor en,nbsp;de ingewanden is, wélke van dit agtfte paar verfien werde. Dat na dcnbsp;verlcheidenheden der klanken , niet alleen in de herftenen, maar ook ianbsp;deborft, en dikwils in het gehele lichaam Verfcheidenebewegingen voort-gebragt, en daar door (namelyk by gelegentheit van defe bewegingen)nbsp;verfcheidene begrippen in de Ziele verwekt werden.

Boven, dit alles bevint rrieh ook, dat de harder gehoor-zenuwe behalven de takken, die defelve na het gehoor-geftel geeft en andere, ook in het agt-

' Hh 3 nbsp;nbsp;nbsp;ifc

-ocr page 270-

z4rs nbsp;nbsp;nbsp;XIV. B E S C H O U W I N G E.

fte en vyfde paar ingeplant weit, en, mede een tak na het harde herflen-vlics

Tent. {Fieujjens pag. ‘^40 ^ 441.)

§. 30. Uit al het welke dan blykelyk is, dat door de beweginge van het vyfde paar, en door die van de gehoor-zenuwen paffien in de menfehen opgewekt werden: en dat bet vyfde fulx doet foo uit figh felfs ( §.26.) alsnbsp;ora dat het verlcheiden takken na het dikke herflen-vlies (§. 2.7) en feer vele na het agtfte paar fent, het welk uit figh felven ook driften veroorfaakt,nbsp;(§• 2^0 gelyk ook de gehoor-zenuwe daar toe dient, om dat defelvein hetnbsp;vyfdeen agtfte paar, als mede in het felve Herflen-vlies ingeplant wert. (§.29.)

Dewyl nu §. 24. en zf. getoont is, dat het trommel-vlies,het welk op elk geluk bewogen wert, geen beweginge kan ondergaan} tenfy degehoorbeen-tjes, en daar door het te voren gemelde zenuw-inaartje EO Tab.XI.Fig. 3. en C7. 'Tab. XII. Fig. i. te gelyk bewogen werden. En r\-adi\cnFerneyeunbsp;Falfalva dit beide een tak hebben getoont tefyn, die tuflehen het vyfde paarnbsp;cn de harde gehoor-zenuwe gelegen fynde in beide ingeplant is} foo blykt ,datnbsp;dit fnaartje , door het hooren altyt bewogen fynde, ook daardoor defe beide zenuwen aan defe beweginge moeten deelagtig fyn; waarom dan openbaar is , dat het werk van dit zenuw-fnaartje ook onder andere daar in be-ftaat, om het lichaam, door dele zenuwen in gemoedsbewegingen of paffiennbsp;te brengen,, of daar toe gereet cn bekwaam te maken.

§.31. Meermalen is my met veel verwonderingh voorgekomen, daar het

gefigte de verhevenftc der finnen in het gemeen geagt wert; endeondcr-vindinge felfs tot een fpreekwoord gemaakt heeft, dat een getuige,die yets gefien heeft, meer te agten is, als tien die het gehoort hebben; welke de reden dan mogte wefen, dat aan het gehoor, ook felfs boven het gefigte, een be-kwaamheit en toeftel in fyn maakfel gegeven is,om driften engemoets-roe-ringen in de menfehen te verwekken.

Maar denkende, dat het den grooten Godt na fync oneindige Bamhei^ tigheit cn Wysheit goed gedagt hadde, het Saligh-makcndeGeloveinSy-nen Aanbiddelyken Soone, door middel van het Gehoor voort te planten.;nbsp;foo wel, eer hy in den vleefche gekomen, als voornamelyk, na dat hy denbsp;wereld verlaten hebbende, in fyne Heerlykheit ingegaan was; fcheen het mynbsp;toe, (indien men van de einden des Almagtigenyets magh feggen, wanneer fy niet ten vollen openbaar fyn) of wcl de gehoor-tuigen om defe reden , een foodanigh van alle andere finnen verfcheiden famen -ftel mogten ont-fangen hebben. Want om het lêlve tot foo ondenkelyk groot een werknbsp;bequaam te maken, waren defe eigenfehappen daar in nootfakelyk:

Eerft, dat het Gehoor onder alle finnen die bekwaamheden hadde om afweefende faken, dat is toekomende of voorledene, door middel van hetnbsp;geluit der woorden aan ons indagtigh te maken, en als aanwefende te doennbsp;begry pen; daar het gefigt en andere finnen niet als door het tegenwoordige aangedaan werden.

ïï’en

-ocr page 271-

Van het Gehoor. nbsp;nbsp;nbsp;247

'Ten anderen.^ dat ook deilelfs werk-tuigen daarenboven dit byfondermaak-fel hadden, om abe onfe driften te ontroeren en onfe kragtenen vermogens op te wekken, en allbo ook (de woorden onder andere betekeniffen die fynbsp;hebben, ook in defe genomen fynde) door denfchrikdesHeerendemenfehentotnbsp;het geleve te beween j gelyk den grooten Apottel Paulus 2 Corinth. V. 11.nbsp;fegt te doen. Want dat het gehoor op een byfondcre wy(ê, boven anderenbsp;finnen daar toe moefte bequaamwefcn,kanuitdcvcrvolgingen,diedeChri-llcnen ondergaan raoeften, afgenomen werden.

De eerfte eigenfehap is by ondervindinge openbaar. De laatftc isuic het zenuw-fnaartje, en de gehele gehoor-tuigen in het vorige aangetoont. Bynbsp;het welke miflehien nogh foudc kunnen als een andereooifaakgevoegt werden. Eerji .y dat het Trom mei-vlies lèlfs uit de famen-voeginge van twee andere vliefen beftaat 5 'waa*' van het eeheket vel vandegehoor-pypisj en hetnbsp;andere een gedeelte van het dikke herffen- vlies felve, het welk figh tot daar toenbsp;uitftrekt. Ten Pweeden ^ dat de lugt, die van het geluk geroeitwert, door denbsp;gaten in de Trommel-holligheit, en door de pyp, die van defelve tot hetnbsp;Verhemelte ftrekt, dit harde herflen-vlies onmiddelyk kan aandoenj welkenbsp;beide ontdekkingen men aan de Heer Falfdva fchuldigh is. Dogh dit latenbsp;ik aan verder overdenkingen van geleerde Heerengt; het fyhiergenoegh, datnbsp;het vorige, waar door getoont is, dat het gehoor bekwaam is, om driftennbsp;in ons voort te brengen, een behoorlyke fekerheit hecift.

§. 32.' Alleen was het nü nogh nodigh te toonen , dat Godt het gehoor als een middel heeft willen doen dienen, om het gclove onder het JVienfeh-dom voort te planten. Voor ervarene Chriftenenwert dit niet veveifcht jdoghnbsp;avie hier van niet ten vollen overtuigt is, gelieve Rom, X. 14. natellen hetnbsp;geen de H. Geeft, door Paulus lègf, Hoe [uilen fy dan [heni]' aanroepen, ihnbsp;“Welken fy niet gelooft en hebben? En hóe [uilen fy [in henf] geloven., ^anivelkehnbsp;fy niet gehoort en hebben ? -En /^oeyntienyy honen, ybndcr die haarpredike, eh be^nbsp;fluit daar na vers 17, Soo is dan het Gelove uit het gehoor.

Dat nu dit door de gehele Heilige Schrifture volftandigh beveiligt wert, is daar uit onder andere blykelyk af te nemen gt; dat de ganfche leere der Salig-lighcit door het Woord, en delTelfs onderwys door Prediken foo veelvuldigenbsp;rnalen in defelve uitgedrukt wert; waarover die dit Hen wil, Concordantie “uan Trommim kan na-llaan. Nu dat de namen van het Woord en Prediken, alleen oplightelyk op het Gehoor fyn, kan aan niemandt onbekentnbsp;wefen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Ook fchynt een groot bewys daar in te leggen van het gefeidc, dat den Godt des Hemels, als hy dedoorlugtigfte blyk van des Heeren Jefu Majc-lleir, die oit gegeven is, aan der Difcipelen oogen op den Bergh geliefde tenbsp;yertooneh, niet gefegt heeft ( het geen anders om defeligtbareHeerlykheitnbsp;hier infonderheit fcheen te pafte tc komen) SIET HEM. Maar Matth.nbsp;XFIL f. en Luc.lX. 3f, HOORT HEM.Sooverredatfclfsdengrooten

Godt


-ocr page 272-

248 nbsp;nbsp;nbsp;XIV. beschouwinge.

Godt ook inde tyden,als hy foo veel wonder-daden geliefde te doen, Xfin.iS- aan de Joden gebood, dat fy den Prophiet, die hy haar verwek-leen loude, fouden HOREN.

En op dat niemand (het geen anders met de reden wel foudefchynen over een te komen Ihjcrmogte denken, dat foo wel door de Heere Jefusen fy-ne daden af te fchilderen, en daarom door het gefigtdefe HeiligegeloofslLnbsp;re kondevoortgefet werden, als door het gehoor j Tiet men dien i'elven ero-ten A po (lel, door den Geeft Godts fprekende, GaUt. III. i 2. naderfoonbsp;nen, dat de predikinge, die niet het geftgt maar het gehoor raakt alleennbsp;het legte middel is, om den Heere Jefus af te fchilderen, feggende Oriiynbsp;üitfinmge GdUten, 5cc. dm welken Jefus Chrijlus voor de oogentevorenleéilnbsp;dert IS geweeji, jinder u gekruifl fyndtl tot hier toe fchynendefe woorden hetnbsp;gefigte te raken} maaar op dat men weten mogte, datdefefpreek-wvfcon-eigentlyk en alleen m opfigte van de klaarheit, waar mede de Heere Jefusnbsp;onder haar gepredikt was, moet opgenomen werden, doet hyaanftonts daarnbsp;op volgen: Dit alleen wil ik van u keren ^ heht gy den Geeft ontfanren uyt denbsp;werken der wet, of uit de predikinge des geloofs? Het welke ook daa? na vers rnbsp;xierhaalt wert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J

feifquot; dit meenen wy dan tot tot ons ooghmerk alhier genoeghfaam tewe-

§.35. Om dan eindelyk een befluit te maken.

Die nu ftet, m dit alles gele.ftn en verftaan te hebben, dat foo veel Chri-ftenen, die hy felfs met weigeren kan voorverftandigh te houden, met den {Hand.XF. 18.) belyden, datGode fyne werken van eeu-wighett ekent fyn-, en dat aan hem dishalven ook is bekent ge weeft, dat eenmaal door fyne wyfe ordonnantie, het gehoorfoude ftrekken, om het gelo-ve onder de menichen voort te fetten j waar van in het Goddelyke Woordnbsp;foo veelvuldige herhaalde bewyfcn te vinden fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Kan -hy dan, fchoon hy nogh fwak in het gelove mogt fyn, als hv her geen de ochifture van het gehoor fegt, met defe byfonderheden dieTn dnbsp;werk-tuigcn des gehoors aangetoont fyn, vergelykt na

En is hy een Atheift of Ongelovige j moet hv nier nbsp;nbsp;nbsp;i,

billjkhcit verloochent heeft, erkennef waar te fyn’ love^ gelyk dat der Chtiftenen is, tegen alle “ogngeS’dnbsp;tegen foo veel vervolgingen, tegen de alderongehoorfte wreedLden^^ ’nbsp;nelykfte dooden aan, in de wereld voortgeplanf rnoeftet^^^^^^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

menfehen van niet de minftc aanftcnlykheit of magtj en die meeMe den opnfchyn op een elhnAgc wyfe om dit gefove felfi of als W ngênnbsp;omgrfwotten hebben, of aan haar einde gekomen fynsdat om diteindf tenbsp;bererken nodigh was , een foodanigh middel daar toe legebruiten,hetwelk

een

-ocr page 273-

24pv

P'an hei Gehoor.

een fterken nbsp;nbsp;nbsp;van dit alles te moeten ondeftgaan overwinncrf

Iconde bekuaam was in den menfche te verwekken.

En Ten nbsp;nbsp;nbsp;gt; indien den Bybel de waarheit fpreektjdie fegt dat dit al

les door het gehoor foudegefchieden (het geen ook de ondervindingeinallc Kerkelyke Hiftorien onwedcrfprekelyk getoont heeft, door de predikingenbsp;des woorts, en daarom door het gehoor, in veel eeuwen alleenlyk gefchietnbsp;te fyn) hy niet moet bekennen, dat het als dan ontwiftelyk vereifchtnbsp;wierde, dat dit gehoor boven alle andere linnen eenbequaamheithadde,omnbsp;fje gemoets-bewegingen van ymant, die hooit, gaande te maken j en doornbsp;een ware grootmoedigheit en onvertfaagtheit hem alle dreigende gevaren te

doen verasten. nbsp;nbsp;nbsp;n jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n

Nu indien hy overeenkomende met dit alles verder moet toeftemmen, dat seen der uiterlyke Tinnen in fyne werk-tuigen een Too Teer dienende ge-fteltheit daar toe, als het gehoor in defen heeft, volgens het gene boven getoont is} falhy dit alles overdenkende, met een geruft gemoet kunnen voortgaan de belydeniffe van het Chriftendom, en de Goddelykheit van het hei-lieh Woord te veragten en te belagchen , volgens de gewoonte van veelenbsp;van defe ongelukkige ? En Tal hy, (alles met malkander vergeleken hebbende)nbsp;kunnen loochenen, dat tuflehen 'dit Too byfonderegeftel der gehoor-tuigen ennbsp;tuffchendewyslieitvan eenGodt, die infynewerkenTe.lfs,eniHhetmaakTejnbsp;van aller menlchengchoor-gefteljgetuigenifle aan de waarheit van Tyn woortnbsp;hoeft willen geven, ten minften een feer grootc en blykelykc oyereenkomftenbsp;is • en een bewys, dat men foodanige, die een Godt en fyn Wood erkennen enbelyden, voor Too geheel en m alles ongegrondt met en kan aan-

IkblddederebcklangclykeenongeluIdugeRcdencerdcrsditaaijhaarrelfim

„„igcluft».onde,rc«k hAbcn.dctragt.dic het gehoor {infonderheit der muzyke en van het gefpeel der Tnaren) opdege-moets roeringen van yder doet, aan haar niet onbekent kan weienj nanbsp;dien Tulks van Oude en Nieuwe aangemerkt is. Een menigte daar van kunnen by PoluSi over de plaatTe i Sam.XFL \6 gevonden werden. Ook fietnbsp;men z Kon.III. 15. dat den Almogenden felfs het fnaren-fpel heeft gelievennbsp;tot een middel te laten gebruiken, om de Lichaam en Ziels-vermogens vandennbsp;Propheet Elifa bekwaam te maken ,om fyne Goddelyke openbaringen te kunnen ontfangen.

k)ogh dewyl dit by Godtloochenaars van geen ge\yigt is, kunnenfydele kragt van het gehoor op de gemoets-bewegingen en lichaams-geftelteniüen,nbsp;met veel ondervindingen, by andere bewaarheit Tien. Sooyint men in denbsp;Jlcla van de Franjfche Academie in den jare 1707, (onder dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vanO^-

Cervatien over de generale Nat uur-kunde) een verhaal van een giootMuZykantj en T-7n8 nosh een van een Dansmeefter gt; waar van de ecrite van een gedurigenbsp;uonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;koort-


-ocr page 274-

ip nbsp;nbsp;nbsp;XIV. B E S c H o U W I N G E.

koortfe, en waken met een groote rafernye bevangen j en den laatftendoor cen feer fterke koonfe, met eenfoortvandoodflaap, {Lethargus)endzzrmnbsp;met eengrooteen domme dulligheitverfek, aangetalt was. Endatfy beide

dc eerfte door eenMuzyke, en de andere door hecfpeelen opeen Vioole volkomen hcrftelt wierden.

Insgelyks fyn tegenwoordigh ook bekent verfeheiden waarnemingen van menfehen, die van de 1’arantula dierkennis een groote fpinne in Italien).nbsp;geftoken warenjwelke in haar verdant,bewegingen,en levens kragten deuiter-de verwarringe lyden j dikwils met fwartwerdingc van aangefigt, handen ennbsp;voeten, alsberoerdeendoode, fonder fprake leggende} ofganfchdroevighnbsp;lynde dc eenigheit en begraaf-plaatfen foekende; fomtyds kuilen gravendenbsp;en water daar indragende, in welken flyk fy figh als verkens rontom wentelen jeindelyk na ontelbare ellenden uit gedaan te hebben, hare qualennietnbsp;dan met haar leven verliefcndc.

Ik fal over dc oorfaken daar van niet redeneeren j maar dc ervarentheit leert, dat dit groote kwaad, daar nogh geen andere hulp-middelen voor bekentnbsp;fyn, door niet anders, dan door het geluit van fnaren-fpel genefen wert: hetnbsp;welk een verfeheiden wyfe oftrantvereifchtj na dat de dieren, dicgeftokennbsp;hebben , van verfeheiden aart en couleuren fyn.

Die meerder hiervan gelieft te weten, gelieve het geen de BagUvus daar over gefcbreven heeft, na te fien.

Terwyl ik dit fchryvc geeft my feker geleert Heer, ook feer ervaren in deMuzyke fynde,de cere van fyn befoekj welke byjoccalie , dat het dif-cours op defe floffe viel, aan myn geliefde te feggen, dat den voornamen Ita-liaanfchen Mufykant Angelo Fitali aan fyn Ea. verhaalt hadde een wareHi-florie te fyn: Dat feker LuirPpeeldcr te Venicten figh beroemt hebbende,nbsp;dat hy een Toehoorder door fyn fpeelen buiten het gebruik, van fyn verftancnbsp;foude kunnen brengen*, daarom by den Dogue, die ook een Beminnerdernbsp;Muzyke was, ontboden wierdejen belaft infyntegcnwoordigheitdiekonftnbsp;in het werk te ftellen. Waar op hy na eenigen tydt fêer aangenaam en totnbsp;verwonderingh gefpeek te hebben, eindely k begon een klagende wyfe of Airnbsp;(gely k men die noemt) te laten horen, met ooghmerk, om foo veel hem mo-gelyk was, fynen Toehoorder tot droef heit te difponeven; en dit wal geduurtnbsp;hebbende, ft'raks een andere om den fclven tot vrolykheit en danlTen te bewegen; wanneer na by beurte dit eenige malen herhaalt te hebben, hy vannbsp;den Dogue, die defe ftrydige be wegingen, welke hy in figh gevoelde, nietnbsp;langer fcheen te kunnen verdragen, gelaft wierd op te houden.

Dat nu defe fchielyke veranderingen van een dicrgclyke maniere van fpe-len, waar door men het eene miiuitc tyds hartklemmende droevigh, en het andere uitgelaten en boven gewoonte vrolyk gemaakt wert, aleenfeerwon-derlykuitwerkfelopymand moeten doen; iullen figh die wel kunnen verbeelden, die de kragt vaneen wel uitgevoerde Muzyke oit ondervonden hebben.

lm-

-ocr page 275-

Van het Gehoor.

Immers, hoe veel het gehoor tot het verwekken van paffien doet, is hier uit en uit ontelbare diergclyke voorvallen openbaar.

Selfs by de Hovelingen van Saul den Koningh Ifraels was het reets bekent i dat het geklank van fnaren-fpel in gedurige fchrikkingenverligtinge geeft, en de ontroeringen des gemoeds flilr. Want daar Haat i Sam. XVI.nbsp;14. Een hofe Gcefi van den Heere verfchrikte hem.

Of nu de ongeflalte van Saul, daar hem defe bofe geeft niede plaagde, van dat foort is geweeft, het welk men te defer tyd Melancolia Hypochondriacsnbsp;noemt j die meermalen een onnatuurlyke fpanninge en krampagtige geftelt-heit van zenuwen, vlicfen, en andere deelen by figh heeft: welke op denbsp;trillingen door het gcluit van een aangenaam fnaren-lpel in degehoor-zenu-wc, en die van het vyfde en agtfte paar (die dogh in dele fiektens bekentnbsp;fyn het meeefte te lyden) veroorfaakt fynde, fagtelyk weggenomen weit,nbsp;betwiften wy hier niet. Dit is ten minften waar, dat het Hebreeufehenbsp;woordalhier gelyk meermalen vertaalt, Nehem.II.l ^ Z, doornbsp;treurigh, en Geues. XL.j. door q^ualyk geftelt ofgelyk uit het voorgaande versnbsp;blykt, ontjhit overgefet weit. Waarom dan een ongefteltheidt dienbsp;den Koningh droevigh en ontftelt maakte, hier fchynt aangewefen tenbsp;werden.

§. Uit dit allesgelievc egter niemand te denken, dat om defe ontroeringen en paffien, in een menleh te verwekken, altydeenwelgeordineerde Muzyke vereifchf wertj dewyl men ook het felve van enklc andere geluiden fiet gefchiedenj het gehoor van trommelen, weet yder, dat een tnen-fche ontrocrenkanj en wat het geluit van musquetterie, en kanon in defennbsp;magtigh is te doen, om die het gedurigh horen, ineenongewoonedriftennbsp;gemoeds-roeringe te brengen, weten, die Belegeringen en Velt-ofZee-fla-gen naby bygewoont hebben.

Ook kan de ondervindïngc in c3e Gcnces-Jktjndc vecl diergclykc VOOf-

beelden geven. Soo fict men Vrouwen, die gelyk men fegtmetopftygingc gequelt {Hyfteric^e) fyn, meermalen op het toellaan van een deur, het valltnnbsp;van een boek, of eenigh ander fchielyk geluidt , aanftonds feer ontroertnbsp;werden, en tot opfpringens toe verfchrikkenj het welk aan alle, die harenbsp;klagten over defe ongeftelthcit gehoort hebben, by ervarentheit kenne-lyk is.

Soo fyn’er my voorgekomen, die van defe droefgeeftige fiekten aangetaft fynde, met alleen vol vrefc figh geduurigh bevonden; maar uitdrukkelyfcnbsp;klaagden, dat felfs eengewoone ftemrae van een menfeh, die met haar fprak,nbsp;aan haar als een fwaar en doordringend geluidt van een groote kloek, innbsp;de ooren klonk j en haar lichaam met veel benautheit dikwils ontfteldc.

§. 36. Ik denkc dat wy hier langh genoegh geweeil fyn, om de Uragt, Welke het gehoor heeft om driften in een menfeh te verwekken,buiten twy-fel te ftcllen, by verhaalde ondervindingen-, het welke wy te voren, al-

li z nbsp;nbsp;nbsp;leen


-ocr page 276-

Zfz nbsp;nbsp;nbsp;XïV. B E S C H Ü u W I N G E.

leen door het gefhgh van de fchrifteii van beroemde Ontleders en andere be-

wefen hadden.

Indien nu eén Atheift het geen wy boven van de overcenkomftevandese-hoor-tuigen met het geen den Bybel ontrent het gelovefegt, voorgeltelt hebben, niet- voor gcnocghiaam bewefen wil agten j laat hy ons een anderenbsp;reden geven, die met foo veel gefchiedeniffen en met de gehele Kerkelykcnbsp;Hiftorie overeenftemt; waarom het gehoor boven andere linnen tot hetnbsp;ontroeren van onfe paffien foo feer dienliigh,endaar toe van de nodige werktuigen alleen verfien is: en by figh felfs overwegen, of ten minden dan denbsp;waaifchynelykheit van het voorgefeide niet gewigtigh genoegh by hem behoort te wefen, om hem aan te fetten, dat h^y de andere gronden, waar opnbsp;die een Godt in alle fyn volmaaktheden en Goddelyke afkomd van dennbsp;Bybel erkennen , hare belydeniflc veden, eens met ernd onderfoeke. Hetnbsp;welke alleen aan fommige tot gclegentheit van verdere volkomen overtui-ginge gedrekt heeft.

§. 37. Hier foude ik eindigen, ten ware uit hetgcne§.z8, zp,en ^oge-fegt is, namelyk, dat dc gehoor-zenuwen met het agtde en vyfdepaarge-meenfehap door inplantinge en tulfchen-komende takken met malkander hebben, en door dcaandoeningh van de eene de ander moet aangedaan werden, de plaatfe l Samuel III. ii. eenigh ligt fchcert te kunnen ontfangen.nbsp;De woorden fyn, Ende de Heers feide tot Samuel., Siet ik doe een dingh inl-fra'él dat al wie het horen fal., [dien] fallen fyne beide ooren klinken. Diergc-lyke uitdrukkinge vint men z Kon. XXL i z. en Jerem.XIX. 3.Den Almag-tigen wil hier blykelyk dc grootheiten geweldige ontroeringe van een fchriknbsp;en benautheit in die het hoort op hetkragtigde uitdrukken: nu in defege-Vallen wert , gelyk by alle Ontleders en uit de vorige aangehaalde getuige-nilTen derfelver blykelyk is , het vyfde paar met fyn daar uit voortkomendenbsp;tujfchen-ribbige zeuuwe en het agtjie paar voornamelyk aangedaan.

Om dan de grootheit van defe fchrick te toonen, wort ’er by gelegt dat de-fe zenuwen foo kragtigh daar door fullenbewogen werden j dat ook defe beweginge tot de takken van andere, gelykdegchoor-zenuwe, die (gelyknbsp;boven getoont is) in de voorgaande ingeplant wert, fal overgaan, en foo eennbsp;klinken der ooren veroorfakenj dat in opdyginge en fchielyk fchrikken vannbsp;vrouwen om defelve reden ook veelmalen waargenomen wert. Waar by noghnbsp;gevoegt kan werden, dat defe fchrik en benautheitfoogrootfalfyn,datniecnbsp;een gedeelte, maar defe zenuwen in al haar uitgeftrektheit daar door beroertnbsp;fullen wefen 3 en alfoo niet eene gehoor-zenuwe aan de eene fyde, maar dienbsp;beide wederfyts fullen aangedaan werden 3 en daarom ook niet eene, maarnbsp;' de de ooren fullen klinken.

Die de famenhangh van defe zenuwen fien wil, kmécTab.JF.Fig.ó.m-foeken, of anders de XXIIl. Tafel van Fieuffens en^r////ar,Enhy faldaar door een goet begrip van de kragt van defe fpreekwyfe kunnen verkrygen.

Het

-ocr page 277-

Van het Gehoor.

Het is wel waar, dat het aan veels en in'bndcrheit aan die eenige erva' rcntheit in de geneeskunde, en het geftel der zenuwen hebben, genoegfaamnbsp;'bekent is j dat het klinken van de ooren en wel van beide de ooven door eennbsp;fchrik cén gewis bewys geeft, dat defelvc feer ontroerende is: en daarom datnbsp;het gene hier gefegt weit, foo veel uitlegginge niet vereifcht. Om hiernbsp;Qp tc antwoorden, gelieven, die figh hier aan floten, te weten , dat onsnbsp;oogmerk geweeft is, defc plaatfen ook aan ongeoefFende in haren gront te doennbsp;vcSaan. Dogh inronderheit,indieny mant van die gecTagtenmetfommigetnogtnbsp;fyn,dat de Schrifturc de natuurlyke faken watruw en dikwilsalleennadegevoelens van het gemene volk behandelt, fonder figh aan de juifte waarheitnbsp;in defen foo veel te binden-, om dat deflelfs oogmerk yet anders is, als denbsp;Namnr-kunde te onderwyfen: was het voorgenomen einde ook alhier omnbsp;aan defelve te toonen , dat men egter uit defe plaatfen kan fien , dat defenbsp;H. Schrift na haar gewoonte, ook overeenkomende met de waarnemingennbsp;der naukeurigfte Anatomie fpreckt, fchoon fy alleen van faken handelt,dienbsp;of gemeen en aan veele bekent fchynen gt; of by fommige niet dan voor eennbsp;Hyperhlifche dat is, een vergrootendc wyfe van fpreeken fou gehoude werden.

XV. B E-

-ocr page 278-

XV, BESCHOUWING E.

Van de Smaak, Reuk, en Gevoel.

yerfcheiden tuigen.

Smaaks werk-tuhen.

Job. XX.

XII. II.

XXXIV. 3.

Pfalm. CXIX. 103. HoogeÜet. II. 3.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Gehemelte proeft. Experiment,

7. nbsp;nbsp;nbsp;Ander Experiment.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit hetgefeide.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. XXVII. 7.

I. ^Elyk nu den grooten Schepper wonderjyk is in ons bekwaam ij te maken tot het fien en horen, is hy ook foodanigh niet minder in die wyfe, waar door hy aan ons, de fpyfe en drank, twee foonoot-fakelyke ftcunfels van ons ander fintsbouw-vallige leven, doet aangenaam fyn.

Het fchynt wel van alle reden en billykhcic vereift te werden; dat nie-mant in bet nemen van vocdfel figh naUtigh betonc. Maar ten fy het de liefhebbende Goedertierenheit onlls Aanbiddelyken Makers behaagt haddenbsp;ook de Smaak aan ons te geven ; en daar door de moeite van eeten en drinken aan ons felfs lieffelyk te doenlyn; fchcen het te vrefen,dat byveeledicnbsp;als een laft en Ilaverneye aangefien, en daarom dikwils verfuimt foudc werden ; immers veel malen niet genoeghfaam en behoorlyk gcfchieden foudc.nbsp;En fal dit niemant vreemt dunken, die oitgefien heeft, met hoe veel tegenfin,*nbsp;en meermaal walginge, fommigc tot het gebruik van Genees-middelen,dienbsp;meenighmaal in nootfakelykheit de Ipyfe felfs te boven gaan, moeten gebragt

werden.

§, z. Kannu yniant denken 5 dat het fonder wysheit des Makers gefebiet is; dat de fmaak juift in de inont,in welke alle voetlêleerllgenomen,doornbsp;kauwen klein gemaakt , en met fpeekfel doorvogtigt wert, en nergens anders geplaaft is r en dit denkende niet gevoelen, dat fyne gewifie hem in-nerlyk legt, dat h^feerongerymdeentegenalleredelykhcitftrydendegedag-ten maakt, als hy in lyne Ongodillerye voortgaat

§. ?. In

-ocr page 279-

an de Sniaak^ Reuk, ed Gevoel.

§. 5. In hoe veel duifterheit nu de rcgte werktuigen, waar doordity»?^?-ken en proeven in ons gefchiet, by de Oude geweeft hebben j en met hoe veel twyffclingen en verfchillenJe gsdagten ook de hedensdaagfehe Onder-foekers daar nogh van fehryven^kan uii den Brief van Malpidom de Linguanbsp;of van de Tonge geilen werden; Terwyl eenige het opper-vliesder.tonge, andere deflclfs fpongieus vlies, die van een derde foort fyn, de zenuwen in denbsp;gehele tonge verfpreit} fomtnige boven defe de Amandel-klieren, en haarnbsp;vliefige uitltrekkingen j nogh andere de flockdarra-, weinige het verhemelte} welk laatfte felfs nogh voor weinige jaren van den voornamen Hnnbsp;nius Circul. Jnat.pag. yjp- volkomen verworpen wert 5 tegenwoordigh vee-le_ de ultftcekfeltjes, by haar tepeltjes {Papilla) genoemt, het ware werk-tuigh der .Proeve oïSmaak Hellen te wefen.

§. 4. Wy fullen ons in defe faak, die milTchien door meer experimenten namauls meer opgehcldert fal werden, alhier niet verder inlaten, en alleennbsp;feggen,dat het laatfte by de hedensdaagfehegrootfteNatuur-Onderfoekers,nbsp;voor waarheit gehouden wert. Men fiet dan, dat het geftel van defe tepeltjes,alsnbsp;een byfonder werk-tuigh, in de tonge buiten andere deelen figh fchyn tenbsp;vertoonen-, en dit maakfel eenigünts te hebben, het welk tot een vannbsp;de uitcrlyke linnen fchynt vereift te-werden: nadien het gelooffelykis, datnbsp;in de dekfels der tonge, die openingen expreftelyk gemaakt fyn , om de deelen des dranksender fpyfen door het quyl bevogtigt fynde, door te laten,nbsp;en defelve tot de daar onder fynde tepeltjes te brengen, om defe te kunnennbsp;aandoen, en de fmaak te veroorfiken.

Ten welken einde de naukeurige ontleiinge van denhoven geprefenA/i«/-pighius en andere getoont heeft, dat de zenuwen van het vyfde en negende paar, die men voo^ de proef zenuwen hout, in defe tepeltjes op eenby-fondcre wyle ingeplant fyn, en dit ganfche zenuw en tepeJagrigh lichaam ten grooteu dele Ichyncn tc fbi mccren , na die maniere , V'olgCnS WClkc mCH ^Ooknbsp;na de aanmerkingc van den felven Malpighius de Lingua, p. ïöjbevint datnbsp;de zenuwen, die tot een van de uiterlyke fmnen gefchikt fyn, eindelyk innbsp;een plat en vliesagtigh lichaam uitgefpreit werden.

Hoedanigh nu dit alles tot de Smaak dienen magh, ten minften fiet men ook hier in de verwonderlyke Wysheit des Formeerders} die in de deelennbsp;der rnont foodanige werk-tuigen heeft gelieven te leggen, waar door defenbsp;Smaak in ons te wege gebragc wert. Welke, niet tegenftaande fy, inallenbsp;haar maakfel, volkomen aan ymant by onderfoekingebekent waren, egter dennbsp;beften Anatomift niet en foude kunnen, op het duifentfte deel na, doennbsp;denken of giflèn, welck een foort van aandoeninge defelve in hem foiidennbsp;veroorfaken} tenfy hy te voren, door gedurige ondervindinge geleert had-de, wat het was, yets te ftnaken of te proeven. En foude nu ymant kunnen denken, dat dit foo nodige, dit foo wonderlyke famenftcl, een losgeval of onwetende Natuur-weuen ten oorfaak hadde? '

ff. Dit

-ocr page 280-

XV. B E ‘S C H o U w I N G E. f. Dit kan ik niet nalaten hier by te doenj dat, daar eenyderonder-

y f nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

vindslyk weet, dat de tonge een werk-tuigh van de Sinaakis,deH.Schrif-turc nauwelyks meerder (indien ik anders niets overgeflagen hebbe) als in eene plaatfe de Smaak aan de tonge in het voorby gaan toefchryft. Job.XX. iz.nbsp;Indkn het quaat in fyne mond foot is, hy dat verbergt onder fyne tonge, oiopdenbsp;plaatfe van fyne tonge) gelyk dit woord fachat z Samuel. 7/. z 3. en anderenbsp;plaatfen (liet de Concordantie) vertaalt wert.

Daar men , noghtans in de felve aan het gehemelte meermalen de Smaak tocgeëigent vint: Joh. XII. 11. Sal niet de oore de ¦woorden proeven, gelyk hetnbsp;gehemelte voorftgh defpyfe[maakt. Soo ook Job. XXXIX.’^.Pfalm.CXIX. 103.nbsp;Hoe foet fyn uwe redenen myn gehemelte geweeft I meer dan honingbmynen monde:nbsp;Ilogeliet. II. 3. Syne vrugt is myn gehemelte foet, en op meer andere plaatfen :nbsp;en dit alles niet tegenftaande by feer veel Oude en eenige nieuwe Natuur-kun-dige dit aan her gehemelte geweigert, en de tonge alleen voor het Inllru-ment der Smaak gehouden wert.

6. Meermalen heeft dit eenige verwonderingh in my verwekt) totdat den foo vci-maarden Onderfoeker der Noxnm-GehdimonMalpighius, Itellcndenbsp;de oorlaak der Smaak mede in dat voorgeleide tepelswyle lichaam te welen,nbsp;my voorgekomen is ontdekt te hebben, dat defe tepeltjes ook in het gehemelte en wangen gevonden werden. {Malpigh.de Ling. p. iö)Soo dat volgens

defe onderllcllinge ook het gehemelte, als met het regtcSmaak-tuighverhen fynde, nootwendigh moet proeven.

Waar by komt, dat de jongeren federtdenjare 1700uitgegevengefchrif-tcn van de ProfelToren Bergerus en Hofmannus, volmondigh de Smaak ook aan het gehemelte toefchry ven) feggende wel fulks ook door P/w/W in fynnbsp;natuizrlyke hillorie gefchiet te fyn; m.aarinlbnderheit bewogen door de voor-fchrevene aanmerkinge van Malpigbiusi en daarenboven door het geene innbsp;het UI. Jaar van Ae Ephcmer. Germ, aangehaalt is, van een jongen van iVeTlrr-Poiamp;eu van 8 of p jaren: die in de kinder pokjes, fyn ganfche tonge doornbsp;het koude vyer verlooren, en by hukken uitgcfpogen haddc ¦, foodanigh datnbsp;’er geen teken overgebleven was, dat ’er oit eentongegeweeft was. Welkenbsp;jongen niet alleen Tprak, uitfpoogh,de fpyfe in de mond famen brengen, ennbsp;fwelgen, maaroojc, (onder defe tonge proeven konde, door het overige ge-ilcl lynes monds) en (gelyk den Autheur fynde een Chirurgyn van Saumurnbsp;en uit hem den Overfetter fegt Gap. VII) alle gewoone foor ten van fmak en,nbsp;feer wel {quam optme)ionüeï tongh onderkennen ) daar uit verder afleidende, dat oock de Smaak, met Plinius, tot het gehemelte moet behoren.

§. 7. Maar dewyl dit een faak is, in welke de ondervindinge gelyk in allen anderen voor de waare regcereflê behoort, en feer ligt kan genomennbsp;werden. Laat ymand alleen een weinigh gepoeyerde fuiker, fyroop, dropnbsp;van Ibethout of diergelyk op dc tonge leggen foo fal hy , foo ras defelve

vog-


-ocr page 281-

Fan de Smaak ^ Reuk^ en Gevoel.

vogtlgh geworden fyn, die beginnen te proeven 5 waarfchynlyk, om dat fy als dan door de opeoi’^g^n vat] het boven dekfel der tonge, metdevogt vanhetnbsp;quyl op de daar onder gelegen zenuwagtige tepeltjes nederfakken.

Maar indien hy dan verder dele foete vogt tragt door de fwelgen, cn tot dien einde de tongh figh met defelve tegen het agterfte van het gehemeltenbsp;aandrukt j Tal hy, fonder daar aan te kunnen twyffelen de fmaak des fuikersnbsp;aan dit agterfte van fyn gehemelte gewaar werden :en infonderheit, als hynbsp;na dit fwelgen de tonge weder ftraks van het gehemelte aftrekt, en neder-houd, dat fe het fclve niet verder raken kan, bevinden i dat, wanneer daarnbsp;na weder de fuikcr fmaak op de tonge weinigh meet der waar te nemen is,nbsp;fy haar nogh in een merkelyk meerderen trap agter aan bet gehemelte voornbsp;een tyd laat proeven. Waar uit ten minften, van hoe weinigh aanfienditnbsp;experiment ook is,alle defe vcrfchillende gedagtenfehynen tc kunnen weggenomen en vaft geftelt te moeten werden ,dat ook het gehemelte fmaakt.

§. 8. Ik foude niy in een figh felfs foo gcringh fchynende fake, foo wyd niet uitgebreit hebben jten ware een ongeloovigecn Atheift hierdoorfcheennbsp;bewogen te kunnen werden om te merken, met hoe grootc en door grondend een kennille dit H. Woord van de Schepfelen fprcckt * gebruikende,nbsp;om figh te meer verwonderlyk te maken, ontrent de fmaak foodanige uit-drukfelenj die defelve aan het gehemelte mecrmaalen , en op verre foo veelmalen niet aan de tonge, diedogh by yderdaar voor bekent was, tocfchry-ven; om klaarder en onwederfprekelyker, daar door tetoonen, dat hetgee-ne nogh duifenden van jaren daar na by de grootfte Phyjiolögi betwift ,nbsp;en by veele van haar ontkent, en niet als na vcele eeuwen door foo extra-ordinaar een geval,als van dit tongelofe kint aangehaalt is, by de nakomelingen ten vollen foude aangenomen werden, als doe reets aan dien bekent

geweefl: is, die dit H. Boek heeft doen ichryven.

Behalven dat hier geen duifter bewys fchynt in te leggCH , tCgCn dlC geCttC ,

die de fchriften van beroemde Natuur-onderfoekers, tot nadeel van hetont-fagh desGoddelykenwoords, fomtyds gewoon fyn aan tc halen j als hier uit kunnende leeren, hoe verwonderens waardigh het is, dat alle diegeene,nbsp;welke de fmaak aan het gehemelte geweigert hebben toe te fchryven, ennbsp;dien volgens (fchoon fonder opfet) dit H. Gefchrift tegen gefproken hebben, hoe wel men anders in het ontdekken van andere faken met veel redennbsp;lof aan haar verfchuldigt is, niet cens gedagt hebben, o ra foo klein een experiment , als ftraks van de fuiker verhaalr is, ter hand te nemen 5 het geencnbsp;yder vandewaarheit der fake, en te gefyk ook van die des B) beis in dit gevalnbsp;foude hebben kunnen overtuigen, en foo veel onnodigh fchryven over defe ver-fchillen voorkomen.

Laat dan hier uit , fbonietde Atheiften, immer dat foort van ligt-gelovi-gcPhilofophen, die uit de onderftellinge, welke fy van hare^meefters,’tfy door mondelyk onderwys,het fydoor boeken geleert hebben,met foo veel

K k nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 282-

Zf8 nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H O U W I N G E.

verfekertheit in fommige faken, dit woord oftegenfpreken of een andere lln rragten te geven, met ons lecren, voor hoe fwak een fteunfel de fchriftennbsp;van anderfints geleerde Heeren fomty ts moeten gehouden werden in de bepa-linge van gcfchillen, die de Wysheit van het Woord des groeten Scheppersnbsp;raken: het welk niet alleen in dit geval, maar in fooverfcheidene, die te voren aangehaalt fyn en nogh volgen fullen, daar in de ftralen van fyn Godde-lykc afkomftvertoont j dathetuitdrukkelyk fakengefegtheeft, die nietal-leen buiten het bereik der gedagten van degrootftePhilofophen, maarfelfsnbsp;• tegen delelvercgt aangekant geweeft fyn i tot foo veel eeuwen en jaren langh gt;nbsp;als den grooten Formeerder van alles heeft willenlatenvoorby gaanj eerhynbsp;door byfondere experimenten, die aan vecle als gevalligh fomtyds fcheenennbsp;voorgekomen te fyn, haar de oogen heeft gelieven te openen, en vandeaan-biddelyke Wysheit, die in fyn Woord verborgen is, op defe wyfe te overtuigen.

§. p. Het gene nader uit de woorden Prov. XXVII. y. Een hangerige ziek is alle bitter J'oet, afgenomen foude kunnen werden : in welke dit felve H.nbsp;Wpord alhier toont het geen de hedensdaagfche Philofophen , boven dcnbsp;Oude, ontrent de uiterlykc finnen met foo veel reden en onderfcheitv aft hellen ; narriely k , dat tot de defelvc niet alleen dcbeweglnge der lichamen buiten

ons, en de aandoeningh vanonfe vliefenofzenuwenbehoort5 maarook'datde ziele om defe laatfte gewaar te worden in een menfehevereiftwertienbynbsp;gevolge de linnen voor foo verre aan defelve ziele toegefchreven moeten werden: heel anders als die van de voorleden eeuwen, by welke dit alles reuk ,nbsp;fmaak, couleur, enz. voor een hoedanlgheit in de lichamen fynde gehoudennbsp;wielt. Het geen nu verder uit dit alles foude kunnen afgeleid Werden, falnbsp;ik hier niet aandringen, om dat het woord ziele hyvnz.\-)L\cx:cvm.vernoemmgenbsp;meermalen voor den gehelen menfehe genomen wert. Egter is dit waar ,nbsp;dat een regtP^y/ïö/ffg^r moet erkennen, dat defe fpreekwyfê hier foo oneigennbsp;niet is, als fy aan veele miffehien voor foude komen ,dic van het oude Phi-1 ofopifche gevoelen fyn ; en dat alhier de woorden der Schrifture (gelyk meermalen) in een eigentlyken fin genomen fynde, yets feggenj dat als doe bynbsp;de Natuur-kundige niet regt aangemerkt, en eerfl in de navolgende eeuweanbsp;fyn volkomen ligt gekregen heeft.

§. 10. Kan, om nu tot Reuk ovQ.r tc gaan, ymand fonder een goe-dertierene wysheit Godts te erkennen fien, daar het been van het hooft anders foo hart is, dat de reuk-zenuwen een been voor figh hebben, hetnbsp;welke om haar doorgangh te geven, met veel gaatjes, als een feef door-booft is.? (daarom ook het fpongiagtigh en feefagtigh beengenoemt) waarnbsp;door defelve zenuwen haar kleine draatjes en takjes, van het dikke herf-fen-vlies aldaar omringt fynde, na het tepelagtige vlies of vlees, (foo hetnbsp;eenige noemen) roe fenden j het welk de hollen beklcet, die in dit feefagtigh;nbsp;beeil, eifhetopperile der neusgaten fyn jen welke zenuwen daarin uicgcipreic

wer-

-ocr page 283-

V%n de Smaak^ Reuk, en Gevoel.

werden, om nbsp;nbsp;nbsp;waarfchynelykheit, het werk-tuigh van de Reuk te

maken.

Want dflC reuk-veroorfakcnde werk-tuigh niet beneden, maar om hoogh in de neusgaten is, kan daar uit blyken; dat om te ruiken cenigein-ademinge vereift weitj die de deelen der reuk-ftoflFc met de lugt gemcngtnbsp;fynde, niet eenige kragt tegen dit tepel-agtigh bekleecfel moet doen aanlopen, om reuk te maken. En kan yder, die lyn adem ftil hout, Hgt bevinden, dat fchoon hy ycts riekende voor fyn neus brengt, hycgter geen reuknbsp;daar van fal gewaar werden, eer hy weder inademt.

En fcheen ook dit experiment te geringh en te bekent, om hier aange-haalt te werden j ten ware feker voornaam en geleertAutheur dit geloochent hadde. Waar uit weder als boven by de Imaak, de fwakheit van al het men-fchelyke,te fien is.

§. II. Verder, kan ymand die redelyk is, hier geen wysheit in bemerken, dat, wyl de lugt de reuk-deelen voert, juiftdereuk-inftrumentengf-vonden werden ter plaatfe , daar de lugt gedurigh door den adem heen en weder gaatPdatfyjuift boven de mond geplaatft fyn, om ons door de reuk eerft kennifle van de hoedanigheden der Ipyfen en dranken,diewygebruikenful-Icn, te geven ? dat de neusgaten beneden breder fyn, om foo veel meer reuk-deelen te kunnen bevatten, en na boven enger worden; om door defelve reuk-deelen foo veel digter op een gepakt fynde, en daarom met foo veel meernbsp;geweld het reuk-vliesen deflelfs zenuwen te kunnen aandoen.

§. iz. Ik weet wel, dat de plaatfe nbsp;nbsp;nbsp;lo. Ik hebbe de flank uwer

heirlegeren, felfs in uwe neufe doen opgaan, eigentlyk ten oogmerk niet en heeft,ons de plaatfe der reuk-inftrumenten in den neufe aan tewyfen:maarnbsp;die nu weet, dat defelve boven in den neufe gelegen fyn, foo dat geen lianknbsp;geroken kan werden, fchoon hy beneden het ruim der neusgaten vervult;nbsp;en dat daarom, lal men fc gewaar werden j dcfclvt ook in de neusgaate'fl felfs

moet opgaanmoeten benuitcn,dat de Woordenookinditoogmerk genomen fynde een dubbelen nadnik geven, als m defen fuifeggende: leknbsp;hehbe den flank uwer heirlegeren in de lugt rontom doen opgaan, enniet alleen totnbsp;uwen neufe doen komen, maar'felfs tot het hoogfle uwer neusgaten,daar de reuk-tuigen geplaafi fyn, doen opklimmen.

Dat nu de kragt van de gronttale fulks ook mede brengt, is daar uit bly-kelyk •, om dat het woord, felfs alhier vertaalt, met een Hebreeuws woort ou, dat ende en ook in fyn voornaamfte beduidenifle betekent, uitgedrukt wert.nbsp;Soo dat de eigentlyke woorden aldaar de volgende fijn: Ik hebbe doen opgaannbsp;den flank uwer heirlegeren, ende ook in uwe neufe die doen opgaan. Hoe wel ditnbsp;nu een hartnekkigh Atheilt en weerftrevend ongelovige, als al te verre ge-fogt, miffehien niet en foude overtuigen j fullen fy egter niet konnen loochenen, dat dit alhier ook van het opgaan der ftank in de neusgaten kan verdaannbsp;werden i en de eigentfehap der tale felfs, ymand, die dit juift niet wil tegen-

Kk i nbsp;nbsp;nbsp;fpreken


-ocr page 284-

z6o nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H O U W I N G E.

fpreken, daar toe kan leiden. Immers fiet men, dat dit een byfondete tia-druk aan het oogmerk der plaatfe foude geven, en by gevolge,dat het niet buiten waarfchynelykheit is, dat defe manier van ruiken, diein-dclaatfteja-ren eer ft fchynt ontdekt te fyn,en de waare plaatfe der reuk-inftrumeriten aannbsp;hem, die den Propheet heeft doen fpreken,nier onbekentenisgeweeft. Tenbsp;meer, om dat’er andere texten fyn, daar den grootenAutheurderSchriftu-re onwederfprekelyk toont, dat hem al voor een menigte van eeuwen, klaarnbsp;en kennelyk is geweeft, het geen door de hedensdaagfche ontdekkingen eerftnbsp;aan de wereld is openbaar geworden5 het welke uit veele, op verfcheideanbsp;plaatfen, aangehaalde bewyfen ontwiftelyk blyken kan.

§. 13, Boven de voorgaande vier linnen, die elk op een byfondere plaatfe Imr werk-tuigen geplaaft hebben,is’er nogh een,to Gf'utogenoemti welke by na aan het gehecle lichaam is medegedcelt; indien men onder dit woordnbsp;ook gevoelen vcrihut, het welke wy pyn lydende in ons bevinden. Maarnbsp;indien men het lèlve niet verder uitftrekt, als tot die magt, waar door wynbsp;eenige buiten ons fynde lichamen aanrakende, in defelve de oneffenheden ofnbsp;haar gladheit, vaftheit en vloeybaarheit, en andere hoedanigheden gewaarnbsp;werden; kan men dit alleen in het vel fyne plaatfe oordeelen te hebben. Soonbsp;weet men, dat in het Latyn fcer onderfcheldentlykdelclaatfte7b£?«5of«ï(2«-

rakinge genoemt wert, en dat, als men van het gevoelen van pynfpreekt, die met het woord van Senfusj en niet ^a5lus doloris uitgedrukt wert.

§. 14. Dat nu het laatfte, alleen in het vel,’tgeen voor deaanrakingen van buiten ons fynde faken bloot is,fyne fitplaatfe heefr, is by de Ontleeders van delenbsp;tydenkennelyk genoegh i en ook, dat eengelylcformigegeftekeniffeaan dienbsp;der tonge in het vel gevonden wert. Het welke den neerftigen Malpighius, ennbsp;andere vinden te beftaan, behalven de bloet en andere vaten, uit klieren, welke yder een buisje hebben, datuitwaartsopenis, enhetfweetendcuitwafc-mingen doorlaat. Waar by komt, dat uit het felve vel naald wyfe of pyramidalenbsp;kleine hoogten als tepeltjes, na buiten opryfen; welke van eennet-vormighnbsp;lichaam, her welke tuffehen de huit en het oppervel gelegen is, omringt ennbsp;famen gebonden werden ; door welkers openingen en tuffehen-plaatfen defe tepeltjes nevens de fweetgaatjesdoorgaan, tot dat fy in het oppervel eindigen,

Defe'tepeltjes fyn, het gene men nu federt eenige jaren voor het werktuigh van het gevoel, met veel waarfchynelykheit gehouden heeft; om dat de Ver-grootglafcn fciiynen te leeren, dat defelve uit de zenuwen voortfprui-ten; welke in leer grooten getale in de huit ingeplanc werden; en meerdernbsp;fyn na proportie, als die na de fpieren of eenige andere delen lopen.’ gelyknbsp;uit de waarnemingen van den grooten zenuw-Belchryverindef-.felfs; Voorreden geilen kan werden. Ook is het hier uit openbaar, dat doornbsp;een Vtogrootglas blykt, dat defe tepelagtige heuveltjes het opperv'cl opnbsp;veel plaatlcn doen opryfen , om foo veel beter door de aanrakingen der buiten.ons fynde lichamen te kunnen aangedaan werden.

§. ly-Ho^

-ocr page 285-

V«B de Smaak, Reuk, en Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;t61

§. I f. Hoe veel dienfl nu dit Gevoel in ontallyke faken aart de menfchen doet, is kennelyknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en te meer, dewyl yder die het felve mift, in veel

voorvallen onbequaam is,ora fyn verderf voor te komen: gelykfulx in ymand, die in de eene lyde des lichaams met de beweginge ook het gevoel verloorennbsp;hadde, betoont wierdj wanneer hy te na aan het vier gelegt fynde, fondernbsp;fulks in het minlle gewaar te worden, ellendiglyk gebrant,en by na gebraden wierd. Kan nogh al een Godiloochenaar feggen, dat hy voor foo groten weldaat, als .die magt is, om door het gevoel het begin vaneenilerkcnbsp;hitte llraks te kunnen vernemen,ert foo fwaar een ongeval en veel andere voor tenbsp;komen,geen dankbaarheit fchuldigh is; en dat het een enkele figh onbewuftenbsp;oorfaak wefen kan, die dit gevoel niet aan een, maar aan alle menfchennbsp;inedegedeelc heeft y en fuks niet in eene, maar in alle plaatfen van het oppcr-vel ?

§. i6. Is het fonder oogmerk,dat in die delen, waar mede wy de faken buitens ons raken cn betaften, dit gevoel veel tederder is, als andere, welke wy niet als felden daar toe gebruiken? Soo weet een ygelyk, dat men innbsp;het hol of palme van de hand, en het uiterlle der vingeren naukeuriger voelt,nbsp;als in veel andere deelen.

En dit is een van de redenen, waar uit men befluit, dat dit tepelagtigh lichaam, tuflchen de huyd en het oppervlies gelegen, het ware werktuighnbsp;van het Gevoel is: vermits door ondervindingeblykt (volgens het getuigenif-fe van Malpighiusna hetaBohniusBergerus en andere) dat indefeplaatfen, als de palme der hand cn de toppen der vingeren, welke infonderheit totnbsp;het gevoel boven andere dienen , ook een veel grootcr toeftel van defe tepeltjes of uitfteekfeltjes gevonden wert, als in andere deelen,die tot voelingenbsp;en betaftinge foo gewoonelyk niet gebruikt werden. Ook mexkt Bergerusnbsp;aan, dat dele tepels in meerder grootheit en getal op het einde van de tonghnbsp;en in de lippen gevonden werden ¦, en dele daarom een fect naukcurigh gC-

voel hebben, het welke op die plaatfe van noden was, om te weten of de fpyfe te heet of anders fchadelyk mogte fyn.

§. 17 Laat nu ymand, die nogh niet genoegh overtuigt is vandeGodde-lykheit van de H. Schrifture, met ons hier in aanmerkinge nemen, dat defe meerderheit der gevoel-tepekjes in de palm der hand en het uiterfte dernbsp;vingeren, en by gevolge de reden van derfelver naukeuriger gevoel, alleennbsp;indelaatfte eeuwe aan de Onderfoekers is bekent geworden. En indien mennbsp;dan verder aan haar toonen kan, dat in die plaatfen alwaar het H. Woord,nbsp;van dit betaften en aanraken, waar door het'gevoel geoeftene wert, in hetnbsp;voor by gaan fpreekt, niet duifterlyk op defe faken geoogt is; intydenfelfs,nbsp;als van dit alles by na nietsbydePhilofophentevinden,endegcheIeleerevannbsp;het gevoel der menfchen nogh in een dikke donkerheit begraven was; Laatnbsp;hy by figh felfs overleggen, ol het niet ganfchwaarfcbynly kis, dat dit Woorcnbsp;van een verhevener als menlchelyke af komft is.

K k 3,; nbsp;nbsp;nbsp;Say


-ocr page 286-

xQt nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H O U W I N G E.

Soo fict men Luc. XI. 4(5- dat den grooten Salighmaker der werelt de Wetgeleerde Joden bellraft, dat fy fware latten aan de menfchcn opleiden;nbsp;en vervolgt defen waren Natuur-kender, En ghy en raakt die lajïen niet aannbsp;met een van uwe vingeren.

Schync nu defe plaatfe niet een blykelyken nadruk daar door te krygen ? dat de Heerejefus, willende toonen, dat fy niet hetaldermintte,hoewci-nigh het ook fyn mogte daar toe deden, eerft het woord Prospfmein gebruikt jnbsp;(’t geen by Scapula vertaalt wert, in fupcrficie leviter t anger e ^d'XX. halleennbsp;uiterlyk en ligt aanraken) maar om dit verder te be wy fèn, daar by doet met eennbsp;van uwe vingeren: Eerft om te toonen, dat fy niet het alderminftc tot hetnbsp;dragen van de laatfte wilden doen j nadien men met geen minder vingers alsnbsp;eene yets kan aanrakengt; Qwten anderen.^ niet met eene der 'z;«^«-e»,omdatfynbsp;felfs van defen harden pligtvolkoraen ongevoeligh wildenblyven; want indiennbsp;door een vinger maar alleen de mintte aanrakinge gefchiet was, foudc haarnbsp;eigen bewuftheit dit haar hebben moeten leeren 5 vermits fchoon de aanrakinge op een andere plaatfe des lichaams al onipetkelyk geweett ware; dienbsp;van de vinger, als door fyn maakfel het naukeurigfte gevoel hebbende,nbsp;haar dit op een feer kragtige wyfe, foude hebben doen gevoelen.

Soo dat hier door blykt, dat op defemaniere, deten aanbiddelyken Her-te-kenner (gclyk hy meermalen gewoon was te doenj met het by brengen van dit voorregt des vingers in het voelen , haar met veel regt tot haar eigennbsp;confeientie en gedagten, die hem volkomen bekent waren, ook in dd'c plaat-'nbsp;fe als tot hare regters gewefen heeft.

Uit het welke ten minften openbaar is, indien defe woorden in haar mce-fte kragt genomen werden om te toonen, dat dc Wetgeleerde niet het min-fle deden nogh wilde doen tot het dragen defet latten; dat aan die defelve fprak,het geflel der vingeren en haar andere deelen overtreffende gevöels-te-derheit moet bekent geweett fyn, in tyden, als fulks nogh door geen men-fchen ondekt fchynt geweett te fyn.

§. 18. Dat nu niet alleen dit voorregt der vingeren, mdar ook des hants, in het nauwkeurigh voelen boven andere deden, aan den Ingever van defe H.nbsp;Schriften is kennelyk geweett, fchynt niet duifter af te nemen te fyn, uitnbsp;het ooghmerk der woorden; die men vint Exod. XIX. 13. alwaar denont-fachelyken Wetgever !fraëls, fullerfde in foo gedugten Majetteit op den berghnbsp;Sinai voor de oogen des ganfehen volks af komen, op het alderftrengfte gebiedt, dat niemandt niet alleen op denfdven klimmen, maar ook den fèlvennbsp;geenfints, ja tot het mintte toe felfs, aanroeren foude; feggende daaromnbsp;¦eertt vers it. fXagt « op den bergh te klimmen en fyn einde aan te roerenal wienbsp;den bergh aanroert frl fekerlyk gedoot worden. Waarom om te toonen, datnbsp;hier felfs de aldeiminfte rakinge, hoe weinigh die ook fyn mogte, verboden was, vers 13 daar op volgt, geen handt fal hem aanroeren.

Kan nu dit met een bedenkelykkragtigerfpreckwyfe uit gedrukt werden

als

-ocr page 287-

Smaak^ Reuk, en Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;z6|

als met tc verbieden, dat felfs de hant, die boven alle andere deelcn met een bequaamheit van voelen bevoorregt is, defelve niet aanroere,ofom eigent-lyk met de Hebreeufche woorden tc fpreken,o/’r/(?y^/t;^ (in de gronttale) nietnbsp;en rakel

Heeft nu defen grooton Autheur van dit woord geenkenniflegehadt,dat de hand bet maakfel en de bequaamheit hadde, om het ligtfte onderalleli-chaams deelen door het gevoel aangedaan te kunnen werden ; waarom word'nbsp;hier de hand onder die alle uitgekoren? waarom wort’ernietgefeit^erwwefnbsp;fal hem aanroeren? Daar dogh de reden leert, dat de Ifraëliten eerder defennbsp;bergh met haar voeten, als met hare handen, die hier anders van weinighnbsp;gebruik fchecnen,fouden aangeroert hebben. Soo dat hier uit ten vollen bly-kelyk fchynt, dat aan den gevreesden Spreker van defe woorden , al in dienbsp;tyd, het maakfel der hand en deffelfs uitftekender toeruftinge van Gevoel-Inftrumenten moet bekent geweefl; fyn. Nu die is eerft in de naaft-voor-gaande eeuwe by de Onderfoekers ontdekt gewoi'den j en te voren vooralle,nbsp;foo veel ons blyken kan, geheel verborgen geweeft. Behoort dit dan een ^nbsp;twyffelende niet op te leiden,om (fiende hier 3'etsfeer waarfchynelykaangc-haalt, dat in die tyden voor al wat leefde bedekt was,en in foo veel anderenbsp;plaatfen boven dit een menigte van dicrgelyke en nogh klaarder voorbeeldennbsp;vindende) ten minllendit alles met neerftigheit te overwegen, en te onder*nbsp;foekenj of, foo een eenige hem niet kan overreden, de menighvuldigheitnbsp;der lelver,len boven die de foo heerlyke uit andere gronden door veel geleerde Heeren bygebragte bewyfen, hem eenmaal konden van fyn ongeloof ennbsp;twyffelinge, onder den Zegen Godts, verlofien j en een fake, aan welke een;nbsp;eeuwigheit van Geluk of Rampfpoet hangt,met een toeftemmend gemoet doen,nbsp;aannemen.

IP- Laat nu hier, bidde ik, alle die aan de Wysheir, Goedheit en

ï ''^an Iiaaren grooten Maker tot nogh toegetwyffêlt hebben, felfs dc

ongelukkigfte en hartnekkigfte Godtloochenaars, indien fy nogh eenigfints willen en kunnen onderrigt werden, dit foo ganfeh verwonderlyke finnen-gellel,ende weldaden, die daar door niet aan een, maar aan alle menfehen,nbsp;die gelont fyn, gefchieden, met ons in ernftige opmerkinge nemen : en dannbsp;feggen, of fy met ware overtuigingevan haar gewillë,nogh kunnen blyvennbsp;ftaande houden , dat de grootheit en goetdadigheit van haren Formeerdernbsp;in allen defe niet foo kennelyk en kennelyker is, als het vernuft van eennbsp;werkraeefter in het maken van een konftigh uurwerk.

Wanneer hy denkt, dat de Reuk en Smaak ook dienen, niet alleen, om ons van de goede en quade hoedanigheden van ons voedlël te onderrigtenjnbsp;maar.dat het vermaak, het welk \vy daar door in ons gewaar werden,onsnbsp;tot een fpore ftrektjom dien dagelj'kfen en gedurigen arbeit en nioeitevan;nbsp;fpyfe en drank te nemen, met lull en aangenaamheit te ondergaan j kan hynbsp;denken, dat het by geval gefebiet, en geen dankbaai heit in het geheel

fchuN

-ocr page 288-

i64 nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H O U W T N G E.

fchuldigh is voor dit alles?voor fooheerlykeparfumen enreuk-wafemingen, die in foo veel gewalTen, gommen, kruiden, Ijloemen, fpeceryen, en andere faken gclegt fynj voor foo veelderhande en verkwikkende fmaken,alsnbsp;hy in foo grooten menigte van fpyfen en dranken die tot ons voedfel en ver-fi'iffinge dienen, dagelyks ondervint.

Als hy liet, dat verfcheiden deelen in ons , als beenen , nagels, hairen tanden foo verre fy bloot fyn, en meer andere, geen gevoel hebben j en eg-ter ons ganfche lichaam van buiten, met een dekfel en buit omringt is j dienbsp;de bekwaamheit heeft, om van alles watvannabydefelveeenigfintsnadruk-kelyk aanraakt, aan hem kennilTe en onderrigtinge te geven. Kan hy denken , dat dit fonder eenigh wys voornemen dus gemaakt is, en amp;1 niet ydernbsp;verftandige dit onbegrypelyk agten?

Als hy bemerkt, dat het groote wonder van fyn gefigt, aan hem de in foo ondenkelyk een verheit afgelegene Zonne, de Mane , en boven dit de Sterren doet aanfehouwenj en bekwaam is, om hem de grootheit en bewegingen van foo doorlugtige, Schepfelen te doen onderfockenj en hare wetten ennbsp;eigenfehappen te doen opmerken j dat hem dit gefigt van veel faken , daarnbsp;geene der andere linnen toe kunnen reiken , kennille geeft j dat het, als voren getoonc is, op foo wonderlyk een wyfe, in fyne werk-tuigen gemaaktnbsp;isi dat, op dat dogh aan het gebruik van het gefigt nietmogteontbreken,nbsp;de onmetelyke Herael-ruimte, meteen ligt, over al vervult is: maarinfon-derheit, op dat dit ook in de menfehen fonder aangenaamheit nietenfoudcnbsp;gefchieden, dat defe onverbeeldelyke menigte van ligtftralen in foo veelnbsp;loorten ’t fy van forme, ’t fy van bewegingen verdeelt fyn j omdeXakendienbsp;wy lien, aan ons met lbo veel liffelyke verwen te doen voorkomen. Kannbsp;hy nogh denken, dat in dit alles geen beoogt einde is; en dal defe feo v'^r-wonderlyke order van alles onder malkander, defe gepaftheit van het ligt tofnbsp;het oogh envanhetoogh tot het ligt, alles door onbewufteengcvallighfonder eenige order werkende oorfaken,fyn wefen gekregen heeft?Hyvrageditnbsp;in een ernftige eenfaamheit nogmaal aan ligh felven.

Te meer, als hy gewaar wert, dat het gehoor, om de beweginge en bollingen der lichamen onderrigt-, waarvan wy door andere finnen, en felfsnbsp;door ons gefigt dikwils geen kenniffe kunnen verkrygen: dat daarom, tcr-wyl het ligt ons alleen het geen voor ons is , doet fien,om dat het alleen innbsp;regte linien bewogen wert j het gehoor ons van de faken, die rontom ons,nbsp;en felfs fomtyds voor het gefigt bedekt fyn, waarfchouwt} om dat hetge-luit, door alle bedenkclyke kromtens doorgaat. Sonder dit gehoor, watnbsp;moeite foud’er fyn, om onfe gedagten aanmalkanderentedoenverllaan? watnbsp;fwarigheden louden yder ,in het leeren van Wetenfehappen en Kontten, innbsp;Koopmahfehap, in Raadplegingen , en andere faken der werelt niet ontmoeten.? Kan nogh ymand in een Uurwerk, in een Molen, in het geftel van eennbsp;Huis, en duifent andere door konll-gcmaakte faken overtuigt fyn van het

voor

-ocr page 289-

ym de Smaak, Reuk, en Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;x6f

Voofoemen des Konftenaars? en fal hy met overredinge van fyngewiflèden foo verbaaftmakenden toeftel der gehoor-tuigen aan een los geval kunnen toe-fchryven? Te meer, als hy den aartkloot met foo uitgefterkt een lugt-zeenbsp;omringt fiet, die ook dienen moet om het geluit tot onfe ooren te voeren.

Laat hier den van fighfelfshooggevoelcnftenPhilofooph, dennafynege-dagten alderfterkllen geeft, of liever alderbeklaagelykften Atheift ons feggen i indien hy een van fyne finnen, by voorheek het gefigt, altyt ge-mift hadde, of hy door alle fyne Philofophie ook foudc kunnen weten, ofnbsp;lecren, welke een foort van aandoeninge het was 5 die vvy Jien noemen.

Laat hy ons bekent maken, daardoghde lichamelyke werk-tuigen van alle onfe finnen, alle uit het felve Brood, VVater en andere voedfels beftaanj hoe het bykomt, dat fyn hand foo wel niet fiet, als lyn oogh j lyn voetnbsp;foo wel niet hoort, als fyn oorj fchoon men het ligtenlugtmetdefêlvebe-weginge en forme daar op kan doen vallen. Kan ymand denken, dat haar ver-fcheiden figure dit mede brengt ? laat hy ons toonen wat die daar toe doenkan.nbsp;Laat hy fyn fpyfe en drank op alle hem denkelyke wyfen onderfoeken •, ennbsp;ons de reden feggen, waarom het felve brood , in de ooren een werk-tuighnbsp;Van het gehoor} in de tongh dat van de fmaakj in de neufe, dat van dcnbsp;reuk i en in de hult het gevoel-inftrument werden kan: Indien het niet isnbsp;de volftrekte wil van den in defe fyne wegen onbegrypelyken en aanbiddely-ken Maker i die onfe fiele op foo wonderlyk een wylê daar van doet ken-nilfe nemen. Volkomen blint moet hy wefen, die hier geenen Godt fien ennbsp;kan.

Is in allen defen geen beoogt einde te merken ? laat aan ons een ongluk-kigh Godtloochenaar feggen , indien hy figh felfs of een ander gelukkigh wilde maken, of hy , die magt hebbende, niet alles wat van de linnen ge-legt is, daar in loudc lamendoen komen; en ingevalle hy al yCtS dicrgclyks,

hoe wel in een Iber verre minderen trap van volmaaktheit, hadde kunnen door lyn konfte voortbrengen, of hy niet foude meinen, dat hem veel on-gelyk gefchiedc als een ander van dit fyn konft-werk oordeelde, dat innbsp;het felve ganfeh geen wysheit des Makers te fien was. En kan hy dan noghnbsp;defe fyne blintheit niet gewaar werden, die dit in foo verbaaftmakend eennbsp;wonder-ftuk weigert te erkennen? Temeer, dewyl hyfiet, dat, om aan defenbsp;finnen haar volmaaktheit te geven, lugt,ligt,gcwaflen, dieren, en by nanbsp;het ganfche Geheel-Al dienen moet.

Indien dan de befchouwinge van dit alles hem niet bewegen kan omfynes Makers Goedertierentheit en fyne verpligtinge daar voormeedankbaarheittenbsp;erkennen; laat hem overdenken, in welk een nare geftaltc een yder figh felfsnbsp;cn alles bevinde foude j indien dc menfehen van defe uitwerkfelen van denbsp;Scheppers gunfte, die figh in hare finnen vertoonen , berooft waren jen daarnbsp;toe eens ouderftellen, dat’er een menfche fy, die geen van defe uiterlykc

L1 nbsp;nbsp;nbsp;fia-

-ocr page 290-

166 nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H O U W I N G E.

finnen hebbende, nogh fiet, nogh hoort, nogh ruikt, nogh fmaaïct) nogh gevoelt. Kan men, fchoon hy leefde, de ellende van foodanigh een genoegh-faam uitdrukken? die dit regt befeft, wie en wenfchte niet liever doodt of nimmer geboren, of felfs een blok of fteen fonder een igh leven te wefen, dannbsp;in foodanigh een ftaat te fyn? en foudc nu, fonder defe goetheit des Scheppers , de ellende van elk in het byfonderfoo groot fyn 5 waar by kan mendienbsp;van het groote getal dermenfehen, welke gefamentlykde volkeren des aart-kloots uitmaken, vergelykenj indien niet anders als blinde, dove, ongevoelige en foo voort, figh op defelve bevonden? Enfoude niet een yder,felfsnbsp;onder een ontelbare menigte van andere menfehen, indiebangeftaatfyn, vannbsp;niets meerder tot fyn nootdruftigheden of vermaak dienende te kunnen ver-krygenj dan of de ganfche werelt woel!;, en tot een verwarden klomp geworden, en hy alleenigh was overgebleven.

Hebben wy nu aan ons felfs defe volmaaktheden der linnen gegevcnpge wilTe-lyk neen. Heeft een los geval dit kunnen doen ? ook niet} dewyl het geval foo gereet is op de eenc als op de andere wyfe te werken} enmenegter verre de meefte, immers alle gefonde, daar mede begaaft fret geboren werden.

Saleindclyk een ellendigh Godtloochenaartyntegenfprekendeconfcicntic hier mede kunnen in llaap wiegen} dat hy figh felvenwys maakt, dat allesnbsp;en ook defe linnen, uit figh onbevvulle en nootfaJtcIyke natuur-wetten moeten volgen, en voortgebragt werden? Laat hy ons feggen, of hy niet bekennen moet, dathy niet alleen onwetende is, maar ook voor altyt blyvennbsp;lal van de wyfe, op welke onle linnen in ons gewrogt fyn en werken. Innbsp;alle is een beweginge vanbuiten onsfynde lichaamen} in alle is eenbewegïu-ge en lydinge vaneenigedeelcnvanons lichaam j inallebellaande wcrk-tui-gen uit defelve fpylèn en dranken} uitditalleskanvollegensdebcftePhilofo-phie niet anders dan een beweginge van defelve lloffe begrepen werden te ont-Ilaan. Waar komendande vetfcheidenebegrippen, welke wy in het fien, horen, fmalcen, ruiken, gevoelen in ons bevinden van daan? Moet nu een A-theift, om dat’er geen andere uitvlugt is, hier dan toeftaan , dat yets on-llofièlyks, in ons daar de oorfaak van is ? Laat dit foo wefen; maar is het on-lichaamlyk , hoe wert het door yets lichamelyks bewogen? want buiten datnbsp;is’er niet als lichamen en bewegingen, foo in de llolFenromtomons, als innbsp;de werk-tuigen van onfe linnen: of fegt hy dat de ziele niet bewogen kannbsp;werden , om dat fy onlichamelyk is} hoe gefchict het dan, dat defelve, die nietnbsp;bewogen, nogh door bewogene lichamen geraakt kan werden, egteropofnbsp;door (dat wy hier niet bet willen) de bewegingen der lichamen aangedaannbsp;wert, en fiet, hoort, fmaakt, ruikt en gevoelt? want dat fulkswaariskannbsp;by niet loochenen.

Ik denke dat ik my niet verder behoeve uir te breiden, om een Athei 11 te dringen, dat hy moet erkennen van dit alles onwetende te fyn. En is hy

dan

-ocr page 291-

Vm de Smaak, Reuk, en Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;i6f

dan daar van onwetende, gdyk hem Tyn eigen mede-weten wel leerenfal, hoe kan hy, foo hy eenigfints vqor verftandigh wil doorgaan, figh daar op verlatennbsp;dat het waar i» ? dat een fake , die aan hem onbekent is, hoe Cy gefchiet,nbsp;door nootfakdyke en figh onbewufte natuur-wetten fonder wysheit gefchiet.

Om nogh yets tot fyne verbeteringe te feggen : kan hy figh felfsenalle menfehen op een onbegrypelyke wyfe begiftigt fien met foo wonderlykenbsp;werk-tuigen , en een magt om door defe alles, wat buiten haar is en gefchiet, te kunnen gewaar werdenj en dan nogh denken, dat hy, diodennbsp;Gever en Autheur daar van is, felfs defe volmaaktheden geenfintsfoudebe-fitcen, en van het geene buiten hem gefchiet, en ook van de lafteringen ennbsp;gruwelen van Godtloofe Ongodiften onwetende fyn ?

Hy herdenke dogh dit alles in ernft by figh felfs, eer hy tot yets anders voortgaat.

F

fv


Indien dan fulks alleen aan een Magtigh, Wys en Goedertieren Maker toe te fchryven isy wie kan, ingevalle hy een natuurlykraenfcheis,ennoehnbsp;eenige de minfte edelmoedigheit in figh overigh heeft, nalaten defe weldaden met een dankbaar herte te beantwoorden.^ en indien hy een Atheiftis,nbsp;wanneer hy een Godt, die hem met foo veel weldaden overftroomt, voorraat te lafteren, en alle defe volmaaktheden, felfs ook fyn wefen, was het innbsp;yn magt, te loochenen, wie moet nietvrefen, dat hy eindelyk de wrakenbsp;van een langh getergde Mogentheit gevoelen fal ?

§. zo. Meenigmalen fyn my niet alleen de voorgeroerde wonderlyke ge-fteltheit, en onwaardeerlyke dierbaarheit en nuttigheit van onlê uiterlyke finnen, maar felfs de by den grooten Maker gehoudene wegen , en daar in gefielde palen aanbiddelyk voorgekomen. Ongelukkige Philofoophen foudennbsp;miflehien meinen eenige fchuilplaats voor het vervolgen van hare prikkelendenbsp;gewifle hier in te fullen vinden 5 indien foo magtigh een Midcer, met foo yeeinbsp;gunfle foo veel volmaaktheden aan de menfchen heeft willen mededeelen,nbsp;in haar met de vermogens van haar uiterlyke finnen te vergieren j waai'Otnnbsp;hy defelve in dien trap van volmaaktheit in alle menfchen niet gelegt heeftjnbsp;tot welke wy fien, dat fe naderhand door uiterlyke middelen onderfteuntnbsp;fynde, opgeklomraen fyn.

Om hier op te antwoorden, fullen wy ons hier niet ophouden met te tonen , dat het geenfincs met den Haat van yraand die niet als een bchepfel is, overeenkomt, aan fynen Schepper wetten voor te fchryvenj en indiennbsp;een pot tot fynen Pottebakker feide waarom hebt gy my alfoo gemaakt, datnbsp;fy dit felfs van de uiterfte dwaasheit fouden oordeelentefyn. Immers is hetnbsp;feker gonoegh, dat niemand van haar magtigh is het minfte, dat na eenignbsp;bewys gdykt, by te brengen, dat het niet redelyker is met de Chriftenennbsp;te belyden, dat het des grooten Scheppers Souverainen wille alleen geweeftnbsp;is, dat de vermogens der menfchen in dit leven tot den hoogften top van vol-niaaktheit niet fouden verheven werden j en dat fyne wysheit dit alleen voor

LI 2, nbsp;nbsp;nbsp;die


-ocr page 292-

zóS nbsp;nbsp;nbsp;XV. BESCHOUWING E.

die geene bewaart gt; welke hy in een toekomende eeuwigheitbequame voorwerpen wil doen fyn, om fyne deugden in den grootllen trap van heerlyk-heit aan haar te kunnen bekent te maken: als te denken dat dit aan de magt van die men reets in’tgeenhy gedaan heeft,moet bekennen onbegrypelyknbsp;te fyn, foude ontbreken.

Dogh laat ons alleen aan defeTegenwerpers vragen, om ter fake te antwoorden, of fy niet moeten toeftaan, dat het een onwederfprekelyk teken van de verfoeyelykfte ondankbaarheit foude wefenj indien ymand vaneen ander,nbsp;welke hem niets ter wereld fchuldigh is, meer weldaden ontfangen hadde,nbsp;als hy magtjgh was met gedagten felfs voor figh uit te vinden j en fiendcnbsp;daar na, dat de wysheit van dien Goedertieren Gever nogh veel verder ging,nbsp;en fyn magt oneindigmaal grobter was, om hem met meerder volmaaktheden, foo hy wilde te begaven i dat hy daaruit niet alleen dit onredelyk be-fluit tragtede te maken, dat hy aan die hem dit alles gegeven hadde, geennbsp;de minfle dankbaarheit voor het gegevene fchuldig was j maar ook, dat hynbsp;dit tot een reden nam om te bewyfen, foo hy konde dat defen grooten ennbsp;milden Gever Wys nogh Magtigh nogh Goedertieren in figh fel ven, noghnbsp;ontrent hem was geweeftj en het geene nogh het meeftc is, dat hy daar doornbsp;fogte vaft te maken, dat hy dit alles niet van hem, maar alleen van een losnbsp;geval of een figb.van alles onbewufte oorlaak ontfangen hadde. Ik late aannbsp;yder, die in cenige billykheit wil oordeelen, of yets meer onredelyk kannbsp;voortgebragt werden.

Maar om in defen, of’er nogh cenige overtuiginge plaats mogte hebben, een ftap verder te gaan •, en te doen fien, dat ook felfs de palen, tuflehennbsp;welke de uitftrekkinge der magt van onfe uiterlykc linnenbefloten is, in-fonderheit ook dienen om ons gelukkiger te maken j dan indien fy tot allesnbsp;foo verre uit figh felfs doordrongen,als men bevint dat fy door andere werktuigen geholpen fynde , nu te defer tyd beginnen te doen.

Laat ons onderftcllen, dat onfe oogen de eigenfehap hadden van de he-densdaagfe Microfcopia of klein-gefigten : het is waar, datfy wel aan ons een wereld vol nieuwe Schepfelen fouden doen fien; dat fy een droppel peper-Avater, of afyn, en het fiiat van dieren, als vis-rykc vyvers; het fchimmelnbsp;van verrottende faken, als velden vol kruiden en bloemen de myt van kaasnbsp;als gehairde fpinnekoppen, en aliboduifent andere faken meerder aan ons fou-deiA doen voovkotnen. Maar ligtelyk fal ymant kunnen denken, welk eenaf-fchuwelykheit in veele, anders ganfeh nutte faken in haar felfs,dit veelvuldige gewemel van levendige diertjes in ons foude veroorfaken, Het geen hemnbsp;miffehien klaarder foude voorkomen, indien hy immer gefien hadde, daty-mand de mvt van kaas door een vergroot-glas befchouwende, op het afvallen van een d'.’fe ftof-kleine diertjes, menende, dat hetfelveopfynhandnbsp;foude nederkornen met een Ichrik defelve fchielyk Aveghhaaldc; het geen eennbsp;gelagh om de kleinheit van dit mytje in veel daar tegenwoordige, maar in andere


-ocr page 293-

Van de Smaak ^ Reuk, en Gevoel. nbsp;nbsp;nbsp;169

re een opmerkinge deed opryfen van de Wysheit des Scheppers} die dcfe dingen wel niet aan de oogen van alle onwetende, die daar door ontroertnbsp;mogten werden, heeft gelieven bloot te fliellen; maar egter de ontdekkingen der menfchcn in bet uitvinden van nieuwe gefigt-tuigen,foo verre doornbsp;fyn voorfienigheit te fegencn j dat aan die, welke ook defe fyne wonderen trag-ten te onderfoekcn, de vereifte, hulpmiddelen niet ontbreken.

Maar om nogh wat nader te komen, fouden defe Philofophcn aan haar oogen de eigenschappen van de alderbefte Microfcopia, felfs wel derven toe-wenfehen, indien fy defelve in haar gront en in haar nature verftonden?nbsp;En fouden fy haar gelukkiger oordelen, als fy al het geen foo klein is, in foonbsp;danigh een grootheit lagen ? wanneer ondertuhchen al het geen haar gefigtnbsp;bevattede , in een minder breedte, als die van een fantjebepaalt wasjenfynbsp;ntet konden met onderfcheit befchouwen , als het geen naulyks een of tweenbsp;duim van hare oogen afllont: het geen verder alles, wateeniglints van onsnbsp;afgelegen is, als menfehen, dieren, bomen, bloemen, kruiden, op dat iknbsp;niet fegge, Son, Maan Sterren, die ovcrheerlykc Schepfelen, ofganfehnbsp;onfigtbaar voor haar foude maken, olten minften dit alles haar verwarde-lyk doen voorkomen. Immers foo dit al was, en het gefigt foo diep tot alles doordrongh, als de alderberoemfte Vergroot-glafen,falniemand,dieoitnbsp;ondervindinge van defelve gehadt heeft, kunnen loochenen, dat men noghnbsp;altyd uit duifenden van deeltjes famen gefielde faken door defe liet j en by gevolge, dat’er om alles regt en in fynoorfpronkelyke of laatfte deelen aan tenbsp;kunnen fchouwen, het gefigt boven defe figh nogh by na ondenkelyk verdernbsp;foude moeten uitfirekken.

Waren nu in tegendeel de oogen als de groote Verre-gefigt en-, die ons in den Hemel foo veel nieuwe Sterren, in Son in Maan en Planeten foo veelnbsp;nieuwe ontdekkingen hebben doen gewaar werden j fouden ly weder dit ongemak hebben, dat ly tot faken, lt;iie ontrent ons fyn , van weinigh gebruiknbsp;fouden wefen, en daarenboven bequaara door het vertoonen der uit de aarde op-ryfende dampen,om aan een yders aandagt in het befchouwen van andere by onsnbsp;op den aartkloot fyndc faken, geen geringh beletfel te geven} het welk ook, bynbsp;die haar gebruik weeten, bekent is.

Indien den reuk foo naukeurig was als by vcele jagt-honden fchynt te wefen} geen raenfch, geen dier foude aan foodanigh een oit kunnen tegen komen, geen voetfiap van defe foude hykonnenvoorby gaan, fonder figh dooide uitwafeniingen der felver op een fterke wyfe aangedaan te bevinden : ennbsp;fyn aandagt, die dikwils verhevener voorwerpen of hadde, of hebben moe-fie, derwaarts willigh or onwilligh te moeten keeren.

Indien de tongh aan yder de fagtlle fpyren,ract foo hoogheenfmaak,als nu de kragtigfie geven, dede voorkomen} behoeft’er geen verder bewys,nbsp;om elk te doen toefiaan,dat dit aan haar de raeeftc ftrax feer onaangenaam,nbsp;na eenige weinige malen dic genomen te hebben, foude maken,

L1 3 nbsp;nbsp;nbsp;Kon


-ocr page 294-

zjo nbsp;nbsp;nbsp;XV. B E S C H o U w I N G E.

Kon het gehoor aan haar alle geluiden foo nauw doen 'waarnemen ; als men nu het felve bevint te doen , wanneer rnen een lange Roep-pyp opnbsp;het oor houdende , ymand aan de wyde openingh van deflclamp; ander eindenbsp;hoort fagtelyk fpreken. Hoe weinigh aandagt foude men op eenige fakennbsp;konnen maken ? immers niet meerder , als nu ymand foude doen , die onder een verwart gedruis en geroep van veelerhande ftemmen, en een gedu-rigli gekraak van Trommelen en Schiet-geweer figh bevint. Die de betuigingen van de grootheit van dat ongemak , dat men door al tc fnel vannbsp;gehoor te fyn lydt, oit by fieken vernomen heeft jfal figh hier vanligtelyknbsp;laten overreden.

Was het Gevoel over al foo teder en naukeurig, als men het nu op de gevoeligfte plaatfen en in de vliefen van de oogen bevint j moet niet ydernbsp;bekennen, dat dit hem ongelukkig foude maken, en pynlyk op het aairra-ken van het minfte vefekje ?

Kan om nu tc eindigen , ymand dit alles nadenken , fonder daar in de goctheit van fyn Maker te erkennen ? die hem niet alleen met foo heerlyke volmaaktheden , als de uiterlykc finnen lyn, heeft voorfien, fonder welkehy nietnbsp;beter als een blok foude 'wefen: maar die defelve met een aanbiddelyke Wys-heit binnen die palen van vermogen heeft gelieven te befluiten j buiten welke fy aan ons niet dan laftigh en in het aandagtighbefchouwen van andere ennbsp;gewigtiger faken hinderlyk fouden welen.

Idien het aan fommige mogte toefchynen, dat wy wat langer als haar miflehien behaaglyk is, in defe ftoffen mogten geweeftfynidie gelieven tcnbsp;denken, dat het ons voorname oogmerk in allen defen is, aan ongelukkigenbsp;Godtloochenaarsdewysheit en goedheit van haren Formeerder tedoenfienjnbsp;welke figh in de uiterlykc finnen der menfehen, en haar onbegrypelykenbsp;eigenfehappen , ook aan die fulx vrelên gewaar te werden, foo glansryk vertoont j en waar in de aanbiddelyke oorfaak van dit alles, figh van een losgeval, en verder van alle van figh felfsonbcwufte nootwetten, of van eene fonder eenigh verftand werkende Nature, op een doorlugtige manierc onder-fcheiden tc fyn op het alderklaarfte bewefen heeft.

Om hier van onwederfprekelyk overtuigt tc fyn, fchynt niet meerder ver-cift te werden} als het geene van defe finnen alhier en by andere geleerde Hee-ren gefegt is, in ftilheit fonder vooroordeelen na te denken} of het den groten Gever der fêlve mogte gelieven, dit middel tot overredinge van die tot nogh toe aan foo hooge waarheden getwyfFelt hebben, kragtigh tc maken.

XVI. B E-


-ocr page 295-

271

XVL BESCHOUWING E.

Van de Vereeniginge van Ziel en Lichaam, de Verbeeldinge, en Geheugenidè.

§. I. Ereenigiwge van Zielen Li-V chaam is onbekent.

En overtwiginge daar uit.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Palen van defe vereeniginge.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge daar uit.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Ador. XVII. z8.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Ephes. III. 20.

ö. Overtuiginge uit de eigenfchap der Ziele.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Pfalm. XCIV. 10.

Job. XXXV. 10, iiT

8. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVIII. 36.

p, Overtuiginge uit het hetgefiide,

10. IZerbeeldinge en Geheugenijfe. n. Overtuiginge uit dezelve.

12. En uit de sn de Ziele ingefiha^en be^ wuflheit van een Godtheit.


§. I. 'pvEwyle nu elk van defe uiterlyke Sinnen ons tot de Ziele oplei-1 7den j kan ook eenigh menfche foo ongelukkigh fyn, dat hy dit, alle begrippen derPhilofophen te bovengaande wonder , die verbaaftmaken-de wyle op wclke het Lichaam met de Ziele vereenigt is, te regt foude kunnen aanmerken, fonder daar door overtuigt te werden vandeonbegrypely-kemagten wysheitvan die hem gemaakt heeft ^ die figh gelyk in veele,foonbsp;in dit geleide, op een doorlugtige maniereverwonderiyk enaanbiddelyk betoont i dcwyl hy hier op een voor alle onbegrypclyke wyfe werkende, ooknbsp;fyne vyanden dwingt daar van getuigen te moeten fyn.

En Ichoon andere daar al eenigh begrip van meenden te maken , lal ten minftcn een Atheifthicr in yets, dat voor hem volkomen onvei'itaanbaar is jnbsp;moeten erkennen.

Want het fy (op dat hy dogh de voor hem foo verfchrikkclyke gedag-ten van foo grooten Godt, die in fyne magc en wysheit onbegrypelyk is,, mogte ontvlieden) hy ftaande tragt te houden; dat de lichamelyke ftol-fe, waar in hy ons niet als bewegingen toonen kan, egter bekwaam kannbsp;worden om te denken en tc verdaan. Laat hy ons nu feggen, en toonen,nbsp;welk een famen-ftel der deelen , welk een kragt, welk een fnelheit,nbsp;welk een bepalinge van cours en direétie volgens regte of kromme linien ,nbsp;in defè bevvogene doffe vereidwert, om defelve tot redeneeren, en hetnbsp;verdaan van een Mathematifche demondratie bequaam te maken. En men-fal hem niet behoeven te vragen, of dit boven het bereik van fyn verdantnbsp;gaat.

Het zy dan ook dat hy volgens, reden en ondervindingedclt,dat fyne ziele onliehanielyk isj hy toone ons hoe hec gfehieden kan, dat eene Ziele,

on-

-ocr page 296-

^¦y^ nbsp;nbsp;nbsp;XVI. BESCHOUWING E.

onftoffelyk in haar wefen fynde, en die volgens alle denkbeelden , welke men gewoon is daar van te maken, geen lichaam kan raken nogh daar vannbsp;geraakt werden, egter op of na of door het bewegen des lichaams (dat wynbsp;nu niet betwiften, om dat het tegen een Atheift niet nodigh is) kan aangedaan werden-, en van hare zyde wederom het lichaam aandoet en beweegt,nbsp;of gelcgentheit daar toe geeft; het welk wy ook om voorgaande reden nunbsp;niet behoeven te onderfoeken: foo dat op fyn enkel willen, fynlichaam ge-font fynde, by voorbeeït ^ het uitfteken van de hand ftraks volgt, en hy opnbsp;het branden der felve aanftonds pyne gevoelt. Was nu dit alles by hem foonbsp;fekcr niet, als het alderfekerfte, om dat hy alle oogenblikken door nieuwenbsp;ondervindingen daar van verfekert kan fyn;foude hy volgens defe foo ver-fchillende en geen de minfte gemeenfehap hebbende denkbeelden, dit niet voornbsp;een loutere onwaarheit en ydel herlTen-fraeetfcl moeten houden? Waarom,watnbsp;ook by een Ongodift geilek magh werden, de wyfe van de vereenigin-ge des Lichaams met de Ziele voor hem onverftaanbaar en onbegrypelyknbsp;blyft.

Ik weet wel, indien wy niet verder gaan, dat het grooteverfchil ontrent de wyfe op welke het lichaam op de wille bewogen wert, het welke ondernbsp;voorname en geleerde Mannen al veel fchryvens en beweginge verooriaaktnbsp;heeft, by ons onbepaalt gelaten wert: maar ook is het alhier'de plaatfe noghnbsp;tyd niet om daar over yets te feggenj dewyhvy in defen alleen totovertui-ginge van Ongodiften fchryven, en defe verfchillende Heeren beide eenennbsp;Godt erkennen. En agten wy het hier genoegfaam te wefen getoonttehebben, dat, wat ook een ongelukkigh Philofooph die geenen Godt erkent,nbsp;hier ontrent magh denken en feggen, het alles in het onbegrypelyk eindigt;nbsp;indien hy aan fyne denkbeelden en onbetwiftelyke ondervindingen voldoennbsp;wil : het welk voor dele tyd alleen ons oogmerk was.

Een Atheift leere dan met fchrilc fynes herten hier uit, dat in het geene hy in figh felfs onloochenbaar bevint, een ontegenfprekelykbewyslegt,datnbsp;fyne reden en denkbeelden, hoe feer hy ftghdaar op mogt vertrouwen, ganfehnbsp;onmagtigh fyn, om hem van de ware gefteltheit magt en manierc van de werkingen van alle buiten hem wefentlyk beftaande faken na Waarheitteonder-rigten; en denke dan, of hy daarom het kan oordeelen veiligli voorhem tenbsp;fyn, nogh in het loochenen en lafteren van een foo onbegrypelyk magtigennbsp;Godt foo onbefonnen voort te gaan.

Immers kan hy of ymand, het geen hy moet bekennen in de wyfe, op welke het gcfchict, niet te verftaan, met reden en geruftheit van ly« gemoed feggen van een los veroorfaakt te fyn? enfoudeyets, dat vannbsp;figh felvcn en fyne daden onbewuft is, en fonder eenigen wet of regel werkt,nbsp;faken, die van foo veel gewigt en voor de doordringenfte verftandenonbegrypelyk fyn , foo menigmalen., met foo veel order en foo ftantvaftclyknbsp;altyt kunnen uitvoeren? En wat kan yder, ook degrootftc Philofooph daar

van

-ocr page 297-

Vm de Vemniginge van Ziel en Lichaam, de. Verbeeldingen en Qeheugeniffè. 175 van feggen, als dat hy dagelyks in hem felfs yets ondervindende tegefchie-den, het geen hy buiten dat foude denken onmogclyk te fyn, in dit regtnbsp;genaamde wonder, den ftcmpel van Godts Almagt, die Hy op hem ennbsp;ook op alle, die hem loochenen en haten, felft in haar weerwil gefteltnbsp;heeft, ontegcnfprckelyk moet erkennen: en datymandmiflehiennietkwa-lyk befluit, die vaft ftelt, dat wy nogh onlcZiel nogh ons lichaam in haarnbsp;regte wefen en eigenfehappen volkomentlyk kennen. Want indien defe beide foo volftrektelyk aan ons bekent waren, als fommige Philofophen fighnbsp;wel verbeelden i hoé was het mogelyk, dat’er foo blykelykenontwyffelyknbsp;yets tulfchen die beide foude gefchieden, en van yder ook in figh felfs ondervonden werden? het welknoghtans aan alle die dit onderfogt hebben, foonbsp;onverftaanbaar in demanierevan uitwerken voorkomt; dat niemant daar vannbsp;nogh yets heeft kunnen feggen, het geen niet in een volkomen onbegry-pelykheit eindigt.

§. z. Niet alleen is defe vereeniginge van Ziel en Lichaam verwonderlyk in figh felfs, en in de wyfe, waar op fy gefchiet: maar ook in de palen, welkenbsp;men aan defelve voorgefchieven fiet. Dusbevinimeneerftelykj dat de Ziele door haar isjil niet ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(hoedit ook wefen magh) op ons gehele lichaam^

onliever nd^t ons gehele lichaam aan de ziele niet gehoorzaamt in dejfelfs bewegingen. Maar foo het fchynt alleenlyk die deelen, welke haar zenuwen van de voor-herflenen en rugge-graat ontfangen. Waarom alleenonfe armen,handen, beenen, en alle leden, waar mede wygefeit werden vrywilligh te werken, na den wille der ziele bewogen werden ; terwyl andere deelen, dienbsp;hare zenuwen van de agter-herlfenen hebben, en alleen tot ons leven en onderhout dienen, als het hart, mage , darmen , llagh-aderen , ingewandennbsp;enz. na defen wille gcenfints luifteren, nogh gelyk de vorige op onfe willenbsp;^^wtgt;gen of ftil gehouden kunnen werden.

Ten ftnderen 5 gevoelt ook. onfe Ziele niet op de adzndoeningp onfhs g^ftjchsnli^

chaams. Soo bevint men, dat behalven ons hair en uitwalfende nagels, ook de beenen felfs ongevoeligh fyn, welke foo grooten deel van ons lichaamnbsp;uitmaken: om niet te feggen, dat men fonder pyn de longe in veel menlchennbsp;fict wegh fweeren; en dat de Chirurgifche waarnemingen onsleeren,datdenbsp;Herflen-ftofFe felfs fecr veel lyden kan, fonder fulks met eenigh gevoel aannbsp;de ziele bekent te maken.

§. 3- Sal ook nu eenbeklagelyk Godtloochenaar nogh foo veel reden mei-nen te kunnen hebben, om de Chrillenen van ligt gelovigheit tebefchuldi-gen ? als hy haar uit het ftraks gefeide dit befluit fict maken, dat, wyl niemand dit alles inet reden aan een los en nu dus dan foo werkende geval kan toefchryven, hier in een waar en overtuigende bewysgelegen is, om ydernbsp;te doen fien, dat het ook uit geen nootfakclykgevolgh van altyd op defelvenbsp;weife werkende natuur-wetten kan voortgekomen fyn, dat de Ziele tot hetnbsp;lichaam het voorgefeide opfigt heeft: dewyl den gedugten Maker willende

‘M m nbsp;nbsp;nbsp;aan

-ocr page 298-

XVI. beschouwing E.

èan yder tooncn, dat hy nogh by geval, nogh door noot-wetten gedwongen en bepaalt fyndc, maar vrymagtigh en na fyn welbehagen werkt, eenigcnbsp;deelen aan de wille der Ziele doet gehoorfamen} en andere volkomen onaf-hankelyk daar van doet bewegenj egter defe laatfte ook met de eerfte, foo verrenbsp;aan de Ziele onderworpen, immers opfigtigh makende, dat de eenc foo welnbsp;als de andere, gedurende dat de Ziele aan het lichaam verecnlgt blyft, ennbsp;niet langer, bekwaam tot haren dienft fyn, en buiten verrottinge blyven.

En wel infonderheit fchynt een Atheift, die figh nogh doorcenigeredc-lykheitenbillykheit leiden laat, een Chriften in het voórfeidebefluit te moeten regtveerdigcn: nadien juift die deelen, welke tot onderhoud van ons leven dienen, gelyk ons hert, mage, en verder te voren genoemde ingewanden , alleen aan onfe wille niet gehoorfamen j en door de kragt des grooten Onderhouders buiten dcfelve willebe wogen werdcn,om aan ons onfe af hanke-lykheit van hem te doen fien. Daar in tegendeel de beweginge van fooda-nige ledematen, gelyk tonge, handen en wat dies meer is, ter difpofiticnbsp;van onfe wille overgelaten fynj welke dienen kunnen om onfen grootennbsp;Weldoender ook in onfe lichamen te verheerlyken en te danken} het welkenbsp;by met foo veel billykheit van ons eifcht.

§• 4. Ik late aan het oordeel van Taal-kundige Godtgeleerden, of men de plaatfe A^or. XVII. 28. te onregt verftaat} wanneer men ftelt, dat aldaarnbsp;ook op beide defe bewegingen gefien wert. Vermits, om dat het woordnbsp;Kinoumetha foo wel tot hel Medium tot hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;behoort, defen text

daarom by eenige (fiet nbsp;nbsp;nbsp;vertaalt wert.: In hem leven wy^werden wy

lewogen^ en fyn wy. Alwaar op de bewegingen van ons hert en andere ingewanden fchynt gefien te werden, die buiten onfen wille en ge\’oelengefchie-den. Dogh met anderen, gelyk in onfe Duitfe overfettinge, vertaak lynde, In hem leven wy , bewegen wy ons, en fyn wy , fchynen hier de daden vannbsp;onfe tonge en handen , en andere leden, welke wy na onfen wille kunnennbsp;fchikken, gemeent te werden: foo nogtans, dat beide defe bewegingennbsp;autoo^ dat is In hem, of door Godts Kragt, op een wyfe gefchieden, welkenbsp;by ons niet verftaanbaar is: omdat, hoehetook wefen magh, die door eennbsp;onlichamelyken Geeft op een lichaam werkende uitgewrogt wert} en waarnbsp;van aan ons alhier ontrent het Hoe ook geen onderrigtinge in defe plaatfenbsp;gegeven wert.

Immers is hetbewys, dat Godt niet verre en is van een ygelyk van ons, het geene den Hoogverligtcn P««/»r daar uit opmaakt,uit defe reden aan alle,nbsp;die op haar felvenletten, ondervindelykopenbaarenontegenfprekelyk.De-wyl niemand figh felven als oorfaak van de bewegingen van fyne ingewandennbsp;met eenige billykheit ftcllen kanj nadien hy niet alleen in veeleonbewuftis,nbsp;i/o?, maar (het geen hier de voornaamfte kragt van het bewys is} datïy gefchieden. Waarom ook defe Heidenen (fymogten dan foodanigh ecnPhilo-fophie volgen, alsymand wil) gcenfints konden ontkennen, dat’er een andere

-ocr page 299-

P'an de Vemniginge van Ziel en Lichaam, de VerheeUinge, en Geheugenijfe. vjf re kragt cn oorfaak in haar werkfaam was, welke fy aan geen menfchc konden , en daarom alken aan Godt mocften toefchryven.

^en anderen j om dat defe plaatfe in klare woorden fegt, dat wy fbo wel ons bewegen als bewogen werden door de Kragt Godts (in welke bcteke-niflèhet Grickfe voor-woordcken en meermalen genomen wert) endewylon-fe ondervindinge ons het eerllein onfe uiterlyke leden, en het laatftcinon-fè ingewanden leertj fal een yder kunnen afnemen, met hoe veel onregtdefe plaatfe, als overeenkomende met het gevoelen van Spinoza in fyn XXI. brieftnbsp;en by fyne volgers in de Voorreden op fyne werken bygebragt wert. Daarnbsp;integendeel van de Aanbiddelyken Maker, omtetoonen, dathyrcdelykenbsp;Schepfelen konde voortbrengen, die niet als Horologien uit de notfakelyk-heit van haar Samen-ftel, maar na de vryheit van haar wille konden werken,nbsp;geen kragtiger ondervmdelyk bewys gecifcht konde werden, als hy in denbsp;menfehen felfs heeft gelieven te leggen : doende in het felve menfehelyk lichaam beide de(ê foorten van bewegingen op een onbegrypelyke wyfe plaatfe hebben ? op dat de eene akyd tegen de andere konde gcflelt, cn dus eennbsp;ygclyk daar van met een overtuigende gewisheit verfekert werden.

§. y. Dogh om voort te gaan, noghmaal bidde ik alle, dienoghfooon-gclukkigh fyn, dat fy haren Godt en Maker uit fyne werken niet hebben lecren kennen, dat fy al het gefeide van haar Ziele en Lichaam dogh inern-ftiger overweginge gelieven te nemen; en hoe vreemt ook de plaatfenbsp;fen. III. 2,0 (alwaar Godt gefegt wert, meer ah overvloedig} te kunnen doen ^nbsp;boven het geen vuy niet alleen bidden., maar ook verjlaan-, want dit laatflcfegtnbsp;ook het Griekfe groniwoordiVö«»)in haarc oore maghklinken; omdatfynbsp;gewoon fyn alles,ja felfs haar eeuwigh geluk en ongeluk op de agtinge, welke fy voor haare denkbeelden hebben,met foo veel onvoorfigtigheic te wagen; dat fy dogh haar felven gelieven te onderfoeken, offy uitdeondervin-clinge, die fy van de daden en lydingen van haar eigen Ziel Cn Lichaam tCO

allen tyden nemen kunnen ^ dewyl het hoe daar van altyd voor haar onver-ftaanbaar blyft) niet moeten overtuigt fyn , eerfi.^ dat haren Maker yets in haar doet, dat onbegrypelyk voor haar is; en by gevolge dat fy daar doornbsp;figh verpligt moeten agten, om de waarheit van defefoovcele malen by haarnbsp;met fpot aangehaalde plaatfe en een groote wysheit in dit woord te erkennen. En ten anderen dat het feker genoegh is, dai’er faken en daden waar-lyk wcfentlyk fyn en beftaan; van welke fy dc ware en in alles volkoraenenbsp;denkbeelden nogh hebben nogh milTchien oit verkrygen fullen: foo dat ’ernbsp;eenen anderen wegh gefógt moet werden,als blooteredcneringcn,(diedoghnbsp;fullen fy waar wefen, alleen qp ware denkbeelden gegront moeten fyn) omnbsp;yets uit te vinden, het welke met volkomen fekerheit van defelve in defenbsp;omftandigheden feggenkan. En is dan haren Maker onbegrypelyk in eeni-ge van fyne weiken; hoe fullen fy verfekerd kunnen fyn, dat hy lbodanighnbsp;in fyne 'wefen en eigenfehappen niet en is? en dit fynde, wat grond van ge-

M m i nbsp;nbsp;nbsp;wis-

-ocr page 300-

175 nbsp;nbsp;nbsp;XVr. BESCHOUWING E.

wisheit fal’cr voor haar overblyven, in alle het gccne, dat fy uit defe onvolmaakte denkbeelden, ook fclfs met een uiterlyken fchyn van fgelyk in de laatfte Befchouwingc getoont fal werden) kwalyk toegepafte wiskunftigc de- -monftratien met denongelukkigen Spinoza afleiden.

p. Laat ons dit alleen van de ziele hier by voegen, het welk te voren nogh eens aangeraakt is} dewyl het den alderhartnekkigften fchynt te moeten overtuigen, ten fy hy volkomen verlaten, en aan figh felven overgeve-ven was: en hem vragen j of hy nogh kan denken de naam van een redelyknbsp;menfch by onpartydige te kunnen behouden, als hy ftaande hout, (gelyknbsp;hy volgens fyne gronden moet doen) dat een foo wys, foo verftandigh, innbsp;veele gelegentheden foo net redenerende wefen, gelyk de Ziele is, dewyl fynbsp;haar felven niet gemaakt heeft, van een oorfaak, die nogh verftandt noghnbsp;wysheitnogh reden hadde, kanvoortgekonien fyn ?

Een Ongodift herdenke dit en bevc; dewyl dogh hier dealderminfteuit-vlugt niet meer overigh is, niet alleen om te kunnen loochenen, maarfelfs om alleen voor onfeker te kunnen houden, dat een Maker van een verftandigh welen ook verftandigh moet fyngt; enditeenigeaan hem onloochenbaarnbsp;of ( om nogh meer toe te geven ) maar waarfchynelyk voorkomende, hoenbsp;fal hy figh (elfs aan figh lèlfs oit fonder die nare fchrik kunnen voor ftcllen,

dat lynen gedugten Maker, die wys is enfynelafl:eringenwcet,hem namaals de regtveerdige wrake daar over fal doen gevoelen.

§. 7. Ik late nu aan een Heiden en ongelovige felfs te oordelen; of den Ingever der Scbrifture dan niet bondiger redeneert, als hy de wysheit desnbsp;Makers uit het verftand, dat in de Ziele is, bewyft, Pfalm XCIF. i o. Alwaarnbsp;na het bewyfen,‘ü?ri p. dat Godt alles hoort cn liet, uit het formceren vannbsp;oogen en oorenj hy verder voortgaat om fyne wysheit cn wetenfehap daarnbsp;uit te toonen, dat hy de menfehen verftandigh gemaakt heeftnbsp;de Heidenen tugtigt^ nietpraffen? Hy die de menfehenwetenfehapleert?Opèeix.nbsp;nu dit aan niemand eenigfints duifter in defe woorden mogte voorkomen (isnbsp;het bekent, dat het woord hier tugtigen overgefet ook vertaalt wert door 0»-derrigten Jefaia XXVIII. z6. en door ondermy/èn Jolgt;. IP'. 3. en dat het woordnbsp;praffen ook overreden Joh. XXXII, iz.cnby dcli^. Coceejus^ he'wyfen.^ demon'^nbsp;preren, dat is tekenen van verftant in een hoogen graad geven, betekent.nbsp;Soo dat de fin van defe plaatfe als dan is: Soude hy.^die de volkeren onderrigt\nbsp;en daar door verpandigh maaktniet tenhoogPenverpandighfyn?hydiedenmen-fche nvetenfehap leert ?

Soo fiet men Job. XXXV. 10, n. de dwaasheit en blintheit van dit foort van Atheiftcn overtuigt, die uit haar eigen verftant dat van haren Maker,nbsp;niet fien of willen lien .v Niemand feit waar is Gedt mynen Maker; die Pfalmennbsp;geeft in der nagt? Eie ons geleerder maakt dan de beefien der aarde-y dieonsviy-fer maakt dan de vogelen des Hemels.

%. 8. Door dit felve bewyft de Jehovah felfs lyne uitftekenthedeh boven

alle,


-ocr page 301-

Van Vereeniging^ Ziel en Lichaam ydeV^rbeeldinge, en GeheugeniJJe. 277 alle, ook de i»ct wysheic mecfl: begaafde Wefens, Job. XXXVIIL jö’.nbsp;alwaar hy na een optcllinge van fyne boven alle Schepfelen verhevene volmaaktheden, om haar felfs Rigters in defe fake te maken, defe vrage laatnbsp;volgen:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de wysheit in het binnenfte gefit ?of wie heeft den fin ( Cocce-

jus en andere vertalen dit mcthcc woord il/w, dat de ZrV/e ook betekent) het •verftand gegeven ?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Laat nu een Atheift, een ongelovige zelve, op defe vrage antwoorden; lal hy anders kunnenfeggen, als dateenhoogh-wys, en onbegrypelyk Godtnbsp;dit alleen moet gedaan hebben; en dat fulks te doen, niet alleen de magt, maarnbsp;ook het begrip van de verftandigfte menfehen o neindigh te boven gaat? Immers dat dit woord, fchoon hy het felvc al niet voor Goddelyk hielde,eg-ter alhier tot bewysvan Godts Wysheit, foo overtuigende redenen bybrengt jnbsp;dat niemand, als die enkel Godtloos is en foodanigh blyven wil, defelvenbsp;kan gedagt werden oit tegen te fullen fpreken, behoeft geen verder bcwys.

Ik bidde, die nogh hier van niet overreedet fyn, dal ly dogh ernftigh by lighlêlft gelieven over te leggen; of haar gevoelen niet op een ganfeh fwak-ken en valfchen gront moet geboutfyn; alleen daarom, fchoon’er geen andere bewys-redenen waren; om dat, foo het ftaan fal,men moet valt ftel-Icn, dat der menfehen Vcrltand en Ziele van yets , dat in figh felfs van alles onwetende is, fynen oorfpronk moet gekregen hebben.

§. 9. Eer wy van defe verftandige Ziele, dat groot en onwaardeerlyk ge-fchenk, afgaan; waar door het den oneindigh goedertieren Formeerder gelieft heeft de menfehen gelukkigh te maken • Indien een podtloochenaar nogh niet genoegh heeft kunnen lien, hoe ellendigh hy felfs en met hem allenbsp;andere fouden fyn; indien Godt aan haar geen uiterlykeflnnenmedegedeeltnbsp;hadde, omme daar door tot dankbaarheit aan fynen Maker bewogen te werden. Laat hy, Ichoon felfs Godt niet vrefende, figh nu eens voorflellen,nbsp;welk den ftaat der menlchen fbude weten, indien geen vanhaarverftaildighnbsp;was. Wat was den menfche voor Gghfelven ? en wat waren al de rykdom-men van het Geheel-Al voorden menfche? een doorlugtigh voorheek, levert ons daar van uit, de Hlftorie van dien gevreesden Alleen-Beheerfchernbsp;des ganfehen te dier tyd bekenden Aardbodems, Atngxooicn Nebucadnezarinbsp;die met het verliefen van fyn verftand niet alleen van de menfehen , maarnbsp;van foo hoogen en alles gebiedenden troon tot de heeften felfs door fyne onderdanen verftoten wierde.

En ingevalle de ganfche wereld, vol beeftelyke, rafende, en dulle, vol fotte cffimpcle, of’t geen in een woord dit alles dik wils begrypt, vol dronken gefopene menfehen, die haar verftand verloren hadden, en was en bleef;nbsp;kan ymand figh den onuitfprekelykcn, (hoe fai menfc noemen?) den droe-vigen en erbarmelyken, of fchrikkelyken en gruwfamen ftand van alles welnbsp;verbeelden, fonder, indien dit foodanigh mogte fyn , eerder om dè doodnbsp;dan om een leven onder fulke te wenfehen? Nudefenovy-dieibarenfchat,

Mm3


-ocr page 302-

ij8 nbsp;nbsp;nbsp;XVI. B E S C H O U W I N G E.^

dit cierlyk juweel van fyn verftant, weet elk, dat hy aan figh felfs niet heeft kunnen geven. En kan hy denken, dat die hem buiten fyn toedoen daar mede begiftigt heeft, voor foo groot een weldaad niet gedankt fal willen wc-fen ? Sal hy ook ooit meinen rufte voor fyn gemoed en gewilTe te kunnennbsp;vinden? als hy de kragten van dit fyn ver ftandalleenlyk aanleid, om den goedertieren G^ver van foo onbedenkelyk een goed, met eenigen fchyn vannbsp;reden, te kunnen lafteren, en in alle fyne volmaaktheden te verloochenen}nbsp;en fyn confeientie tragt te dwingen, dat fe, om doghgeen verpligtingeaannbsp;foo goed-doenden Godt te moeten erkennen, liever alles, en ook de oor-fpronk van dit fyn verftant aan een ydel en los geval ofonverftandigeoorfa-ken, als aan eenen Godt tocfchryve.

Na dit is den ftant van veele beklagelyke Atheiften, fy gelieven danfelft te oordeelen, of dit met de mcnfchelykheit, ik laatftaan ,metdeminftere*nbsp;ddykheit of edelmoedigheit over een kan gebragt werden.

§. 10. Dogh hoe heerlyk ook defe gifte van den Schepper magh welen, fcheen nogh yets aan de volmaaktheit te ontbreken. Indien de menfehennbsp;haar verftand niet konden oeffenen, als alleen ontrent faken, die wefentlyknbsp;en tegenwoordigh fyn. Ook louden lyne oordeelen, en redenerings-befluitennbsp;van nier veel gewigts wefen,indien hy dc tegenwoordige met geen andere(voor-ledene of toekomende) faken vergelyken kondc.

Hoe foude hy (om een voorbeelt te geven) ontrent de wetten der fonne-loop yets, dat van eenigh nut was, ontdekken kunnen.^ Indien, buiten het geen hem het tegenwoordige leerde, niets daar van aan hem bekent was}nbsp;want van het geen niet wefentlyk nogh tegenwoordigh is, gelyk toekomende en voorleden faken fyn, kunnen fynuiterlykelinnen, fchoondeeer-fte hulpmiddelen lynde om al het Hchamelyke te onderfoeken, hem nietnbsp;het geringfte leeren. Selft het gehoor, het welk anders daar toe eenigebe-quaamheit fchynt te hebben, foude fonder andere tot dit oogmerk dienende vermogens, waar van wy nu fpreken fullen,tot dit einde volkomen onnutnbsp;en onbequaam lyn.

Nu heeft dengoetdadigen Schepper, om ons in alles gelukkigh en lyne wonderen aan ons veele te maken, ook dit gebrek gelieven tcvervullen}ennbsp;een magt in ons geleit, om felfs toekomende, felfsafweefigeenookvoorle-dene faken voor ons verftand te brengen. Defe eerfte wert by de Phüofo-phennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of verbeeldinge, de laatfte MenioTte ofgeheugenille genoerat»

Het ly nu dat dele haren oorlpronk hebben, om dat eenige be weginge van gceften of vogten of vliefen,door onlè uiterlykelinnenofdooronfegedagtennbsp;veroorfaakt, voetftappen en tekens in de herflenen nalaten} die aan onfe zielennbsp;gelegentheit geven ,'om op delclve wyfe te denken} als of de verbeelde of aan dcnbsp;geheugenifle vertoonde laken, tegenwoordigh waren} het fy dat’er een andere oorfaak fy} immers dit is waar, dat loodanigh een magt in de menfehennbsp;te leggen, aller f ja. der aldcrwyften, uitvindingen verre te bovengaat. En indien

-ocr page 303-

Vm de Vereeniginge van Zielen Lichaam, de VerheeUmge, en Geheugenijfe. 275 dien wy daar van uit de oadei vindinge niet verfekert waren j wie foude kunnen geloven, dat het aanyraand mogclyk was, faken, die in figh fclfs geennbsp;wefentlykheit hebben, als wefentlyke; en doode, als levende figh voor tenbsp;ftellenj en aldus, ’tgeen niet en is of afwelènde', voor figh te vertegenwoordigen.

§. II. Kan nu, om op dit alles een befluit te maken, ymand denken,* dat foo verbaallmakend een wonderftuk, door een oorfaak, die fonder ee-nigh overlegh, verftand, of oogmerk werkt, in ons gewrogt is ?Soude ymand,nbsp;wie hy ook fyn raagh, met waarheit kunnen feggen, dat het aan hem ge-loofFelyk en aannemelyk voorkwam, dat een los geval, of anders yets,datnbsp;nogh denkt, nogh geheugenifle heeft (felfsdat niet weet dat het felfs isnbsp;of yets doet, als het dit doet) een denkende wefcn, gelyk onze Ziel, eennbsp;Verbeeldingh van afwefende, en een Geheugenifle van voorleden tyden ennbsp;faken, in ons te wege Ibude kunnen brengen, om ons in het tegenwoordigenbsp;daar van te kunnen bedienen ? Sekerlyk, foo dit niet Goddelyk,cn van eennbsp;Alraagtige, Alwyfe,cn Goedertieren Hand en Magt is voorgekomen;latennbsp;defe Philofophenofeenigh Schepfel ons de wyfe verklaren, op welke foonbsp;groot een wonder gefchieden kan-, dewyl alle gemaakte onderftellingen,nbsp;als taftingenmhet duifter, wel onderfogrfynde, altyd nogh veel, dat on-begrypelyk is, overlaten. Is dan nogh de blintheit, foo men niet beter fei-de de hartnekkigheit, in fqmmige loo groot, dat fy uit dit alles geenwys-heit van haren Maker kunnen fien; wat kan men daar anders van feggen,alsnbsp;dat haren ftand erbarmens waardigh is ? En kanhy uit dit alles nogh geennbsp;verpligtinge tot dankbaarheit fien, voor de groote weldaden, waar medenbsp;fynen Goedertieren Maker hem heelt gelieven te begaven laat hy figh eennbsp;Wereld voorftellen, in welke alle menlchen van defe bekwaamheit van yetsnbsp;te herdenken ontbloot fyn: en hyfal die alle ftraks een woeften hoop moetennbsp;erkennen, tc wefen j in wellce nogh eenige wysloeit oF geleCl thcit, nOgh

de minfte gronden van voorügtighcit, nogh forge voor het toekomende, nogh vrefe van ftralFe over voorledene misdaden , nogh dankbaarheit overnbsp;genotene weldaden, eenigeplaatfe kan hebben:daar dogh defe twee laatftenbsp;de voornaamfte teugelen fyn, waar door een ongetoomd natuurlykmenfchenbsp;binnen de palen van eerbaaraeitjCn borgerlyke deugd gehouden wert. Immers, die oic foodanige gefien heeft, welke door ongefteltheitdeslichaamsnbsp;haar Memorie verloren hebben, en al het gebeurde ftraks weder vergeeten}nbsp;fal het geluk, dat hy door defe GeheugenilTe befit, niet ten vollen konnennbsp;roemen, en ue ellende van dele andere beklagen. Heeft hy nu dele wcldaatnbsp;niet van hem ftlfs, rnaar van een ander; hoe kan hy de minfte genereus-heit in hem agten te wefen? als hy daar voor aan den Gever geen dankbaarheit en liefde niet alleen betoontjinar ook derft voortgaan, om den lelven,nbsp;als onwetende van alles en onbewuft van figh felven en fyne daden fynde tenbsp;lafteren; ook dan, wanneer hy dit voor hem en andere onbegrypelyk werk

V moet

-ocr page 304-

tSo nbsp;nbsp;nbsp;XVI. B Ë S C H O U W I N G E.

moet bekennen in hem foodanigh gewrogt te fyn} dat daar door fyn geluk verre fyne eigen gedagten en begrip moet te boven gaan.

En gelieve niemand te denken, dat wy van dit wonder met een al te groten opheff fpreken. Want hoe hoogc gedagten hy ook van fyn verftand magh hebben, laat hy onderftellen, dat alhetlichamelykedatindcnHemelenopnbsp;'Aarden gevonden wei t, foo verre onder fyne magt geftelt fy, dat het op fyn enkele wil foodanige forme, beweginge,famen-hanginge,en voeginge van deelennbsp;en andere foodanige hoedanigheden konde verkrygen, als het mogelykwas,nbsp;en hy dicnllig foude oordeelen: Soude hy aan ymand de manierc konneanbsp;toonenj op welke dit alles yets gelykformigh aan een menfehe dieeenmagtnbsp;van afwefende faken figh te verbeelden, en voorledene,by herdenkinge fighnbsp;te vertegenwoordigen befit,foude kunnen vóórtbrengen; en daar door be-wyfen, dat, om aan foo groot een fake een wefen te geven, geen wysheit innbsp;den Maker nodigh was, die oneindigh grooter is als de fyne?

En by aldien het dan waar is, dat dit alles door de verftandigheit van foodanig cenen Formeerder, die onbegrypelyk fynde, daarom te regt aanbiddelyk in fyne wegen moet erkent werden, aan hem gegeven is;dewyl doghdegeheu-geniffe van ontfangene weldaden, ymand die eenigfints billyk en redflykis,nbsp;tot dankbaai heit moet verpligten: Laat hy in figh felfs gaan, en fonder voor-oordeelen overleggen; of dit ooghmerk des Goedertieren Scheppers figh

hier niet fonneklaar in vertoont; dat hy van die geene,welke hy met foo groote en wonderlykc weldaden aan figh verbonden heeft, daar door gelooftnbsp;cn gedankt wil fyn. Te meer, dewyl hy in het woord, het welk te vorennbsp;getoont is foo veel tekenen van fynGoddelyke afkomft met figh te dragen,nbsp;dit op foo mcnighvuldige plaatfen met foo veel kragt aangedrongen fict.

§. 12. Maar infonderheit lal delen pligt by hem daar uit ontwyffelbaaraf te nemen fyn; om dat hoe wild, hoe barbarifch eenige volken mogen weien,

hoe weinigh tekenen van een welredenerendcverftand en oordeel men in haar befpeuren magh, egter alle hiftorien Iceren, dat in hare ziele (om aanhaarnbsp;by alle defe weldaden van verllant; wille, verbeeldingh cn gehcugenillè,nbsp;ook geduriglyk tc toonen, aan wie fy voor al dit goede dankbaar moetennbsp;fyn) een bewullheit en kennilTe van een Godtheit, hoe duifter defe ooknbsp;wefcn magh, gevonden wert en in gefchapen is.

Ik beroepc my hier in ook op de alderhartnekkiglle Athciften, of veele van haar dit in figh felfs niet ondervinden; en of defe gedurigh opwellendenbsp;gedagten van een gevreesde Godtheit niet alleen de oorfaak lyn, waarom fynbsp;figh foo hevighmet alle fcherpfinnigheden tegen de bewyfen van delTelft volmaaktheden aankanten. Want indien ymandaanhaarbewyfen wilde, dat eennbsp;paard vleugels hadde, dat’er een groote bergh van enkel gout, of cenighnbsp;ander ibt herilèn-verdigtfel {Chimara) wefentlyk was; fouden wel een ce-nigc van haar oordeelen, dat dit te wederleggen foo veel moeite aan hemnbsp;Tvserdigh was, gis de Ongodiften nu nemen om waar fy fyn, en het maar eenigfints

-ocr page 305-

Van de Verecniginge van Ziel en Lichaam, de Verheeldinge, en Geheugenijfe. 2,S f

fints met ftilheit gefehieden kan, defe waarheit, dat’er een Godt is, die in hare,foo wel als aller menfchen zielen ingeplant gevonden wert, te beftryden?nbsp;En moet dan defe hare gedurige woelingefelfstegen defebewullheit aan, eennbsp;yder van haar, die nogh redelyk is, niet doen denken, dat in defelve watnbsp;anders, als in een los veriicrlel en herflen-fmeedfel, gevonden wert?

Indien fy egter loochenen, dat fydebewuflheitvandefen Godtinhaarver-ftand ingeboren vinden. Ik kan wel geloven , dat door gedurigh foo veel te doen, als haar mogelyk is, om defelve uit te wilfchen, fy defe ken-nilTe foo verre verduiftert kunnen hebben ; dat fy die naulyks in haarnbsp;meerder bevinden kunnen, fonder van veel tegenftiydige begrippen omringt te fynj welke laatftefy met meer genegentheit en drift omhelfen, als datnbsp;van een foo onwaardigh gelafterden Godt, die niet als vreeffèlyk voor haarnbsp;wefen kan.

Dogh om te toonen, hoe fwak defe uitvlugt is; foude den aldermeeft in defe Godtslaftciiykeredeneeringen geoeffenden Ongodift, wel met waarheitnbsp;kunnen feggen; dat hy in fyn jongere jaren, eer hy figh tot defe rampfaligenbsp;ftudien begeven hadde,foodanigheenbegrip van Godt, gelyk alle menfchen,nbsp;niet gehadt en in figh bevonden hadde ? hy magh het dan daar na, fonder on-derfoek, uit een daar tegen ftrydende paffie, met de naam van een kinder-lyk vooroordeel of anders noemen, foo hy wil, om de prikkelen van fynenbsp;confeientie te ontvlugten.

Immers, dit fal hy fekerlyk moeten bekennen; en hy oordeele dan felfs, of al het bewys, dat hy tegen defe aan alle volkeren ingeborenebewuftheit ofnbsp;kenniffe (dat hy geen volkomen denkbeelt van foo onbegrypelyk een Wefennbsp;heeft nogh hebben kan, ftaan wy hem wel toe) uit fyn tegenwoordige ge-ftekeniflebybrengen kan, ook meervaftigheit heeft; als of ymand, die innbsp;iyne jonkbeit fiende geweeft was, gelyk alle menfchen, daar na fyn eigen oo-gen verblint en onbekwaam tot fien gemaakt hebbende, wilde bewcereil,nbsp;dar, om dat hy nu niet en koudefien, andere menfchen in het gemeen ooknbsp;fonder gefigt waren, en foodanigh geboren wierden.

Laat dogh noghmaal een ongelukkigh Atheift dit alles, dat van de ziele en deflelfs kragten gefegt is, by figh in ftilheit in ernftige overweginge nemen-, endenken, ingevalle hy felfs uit delen allen voorgenomen hadde, ymandnbsp;van de grootheit van fyn Maker en fyn pligt ontrent den felven te overreden ;nbsp;of hy het niet voor de alderbeklagelykfte hartnekkigheit houden foude, indien hy daar door niet overtuigt konde werden.

Wy fullen miflehien in veeler gedagten alhier wat te langh geweeft fyn ; dogh de klaarheit en kragt van dit bewys, en infonderheit het gewigt dernbsp;fake felfs, het welke een ygelyk, diefy n eeuwigh wel-wefen ter harten neemt,nbsp;fchynt te moeten gewaar-werden en gevoelen, fullen, foo wy hoopen, aannbsp;yder toonen, dat men dit niet fonder eenigen ernft en aandrangh moeftsnbsp;Ycorby gaan: en die weet, hoe veel de langhdurigheit van fyn gedagten op

N n nbsp;nbsp;nbsp;yets


-ocr page 306-

XVI. BESCHOUWINGE.

yets te veften, tot een fterker overtuiginge geeft j fal de nodigheit vanhier wat breder te fyn, ligtelyk konnen afnemen: te meer, dewyl het defe on*nbsp;gelukkige Godtloochenaars daar veel aan gebreekt, dat uit vrees van fooge-dugt een Maker te fullen moeten vinden, ly de opkomfte, ik late haan dcnbsp;continuatie, van defe gedagten gewoon fyn te haten.

XVII. B E-

-ocr page 307-

XVII. BESCHOUWINGE.

Van de menfchelyke Paflien of Driften, en kortelyknbsp;van de Voort-teelinge.

19.

20.

24.

2J.

2,0.

2

2

29.

I, Xy Affien en Driften. a. Haar verfcheidenheit-2. Haar overeenkomjie.

4. Liefde fot fyn Faderland.

5'. Feragten van gevaren.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Overtufginj'e uit het te vorengefeidt»

7. nbsp;nbsp;nbsp;Jeremt*. X 23.

Proverb. XVI. 9.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Lf0 tot Foort-teelinge.

Genes. I. a8.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Genes. III. ló.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Liefde.

Matth. XXII. 37, 38, 39.

VI. 9.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Matth. XI. 29.

I 2. xarom in het vorige van dc voort., teelinge ntet breder gejprokcn is.

13, Grontformeerfels der dieren.

14 Overtukinge uit het gefeide.

4. Pfalm. CXXXIX. 16.

16. Ephes. I. 22, 23.

IV.. u. tot 16,

ColoIT. II. 19.

Wegneminge van eenige fwarigheden. Overtuiginge uit het voorgaande,nbsp;Ovgrgangh tot een hevuys tegen het ge*nbsp;vat.

Tafel der gedoopte kinderen tot Loa* den.

, Gedagten op defelve,

Eerfte wiskundigh hevjys, dat de wereld niet h') geval beftiert wert. Swarigheden, die by fotnrnige daar 0^nbsp;ver jouden kunnen gemaakt werden ynbsp;weggenomen.

Tweede en naukeuriger whkunjligh bewys van het felve.

Uitgerekent na de gemeens manier. Verkortwegh in defe verdrietige reke-

Overtuiginge uit het gefeide. Uitdrukkinge van het gevonden getal i»nbsp;gemeene bewoordingen.

Geen onkundige natuur-wetten hebben hier plautfe.


§• nbsp;nbsp;nbsp;U fcheen den Menfche, van al dit vorige door de goedheltfy-

nes Scheppers foo mildélyk voorfien fyndc, op een hoogen trap van geluk geplaatft te fyn. Syne verftandige fide op foo wonderlyk eennbsp;wyfe aan fyn lichaam vereenigt, oefFent haar begrip en oordeel ontrent allenbsp;voorkomende lakenj fyne uiterlyke finnengevenhemkenniflevanalhctftof-fblyke j fyne verbeeldinge en gcheugenifle ftellen hem afwefende en voorlede-ne faken te voren j fyn hart en flaghaderen flaan ¦, fyne ingewanden, en v/at meernbsp;tot fyn leven nodigh is, werken gedurigh door de magt van fynen Schepper,

N n a nbsp;nbsp;nbsp;'^en


-ocr page 308-

'2.^4

XVII. B E S C H O U W I N G E.

en fonder in al fyn levens-tyd hem het minfte te vcnnoeyenj de andere leden Juifteren na fyn wil; en maken hem bekwaam om fynen Maker met dank-baarheit te verheerlyken, en aan figh felvcn en fynemede-menfchenbehulp-kiam te fyn.

Dit laatfte nu foude aan hem eenigilnts fchynen laftigh te moeten werden i als de eenige be\^gt;egiuge fynde, waar door hy vermoeit werr. Dogh op dat hy in fyn eigen geluk en dat van anderen, die hy lief heeft, te bevorderen, nieten foude verflauwen j maar het felve tragten voort te fetten doornbsp;alle bekwaamheden, welke door den goeden Schepper aan hem gegeven fyn :nbsp;heeft het den felven gelieft alle des menfehen kragten, daar toe niet alleennbsp;werkfaam, maar, dat meer en weder een byfondereweldaat is, ook met vermaak werkfaam te houdenj en daar toe verfcheiden Driftene.npaffienmhcmnbsp;te leggen, die hem, tot hetgeennodighis, met veel y ver aanfetten.

Soo bevinden wy in ons, een begeerte of verlangen en hoop na het goede, dat wy als toekomende aanllen ; een blydfcbap ^-xhvty het verkregen hebben jnbsp;¦een liefde daar toe, als wy het befitten: en in ’t tegendeel, een vrefe voor hetnbsp;toekomende kwaad j een droef heit als het ons overkomt j en een haat tegennbsp;die oóflaken, welke het felve ons doen byblyven. Om fe nu alle hier by namen niet op te halen, kan y mand fcher per fpooren voor figh bedenken , ortlnbsp;voor ligh felfs, en voor die men liefheeft, het goede na te tragten, en hetnbsp;kwade af te weeren ? En hoe feer een menfche daar door kan aangedrevennbsp;¦werden, leert ons de dagelykfeervarentheit j en dedikwilstreurigeexempe-ïen van die ongelukkige, welke dooreen verbyftert oordeel goed voor quaadnbsp;ofquaad voor goedaanliende, van defefoo nutte pailien een verkeert gebruiknbsp;maken.

Kunnen (oni dit al weder te vragen) van een los geval of yets dat nogh ¦wetenfehap nogh verftand heeft, defe prikkelen in ons geleit wefen ? die, omnbsp;ons gelukkiger te maken j aan ons niet alleen ome aöien 'met foo veel yvernbsp;doen uitvoeren i maar die ook de werk-tuigen van onfe bewegingen in veelenbsp;gevallen, felfs buiten onfen wille, werkfamer en levendiger maken. Of legtnbsp;'hier voor alle redelyke menfehen geen reden van dankbaarheit in, aan de goe-dertierenheit des Formeerders? die in ons, als het hooft-ftuk van fynewerken fynde, niets heeft willen laten ontbrekengt; waar door wy ons, enonfernbsp;even-menfehen wel-iyn, felfs met vermaak en genegentheit kunnen bevorderen.

§. 2. En indien iemand mqgte denken, dat defe vragc te veel onderflcl-de , om vafltebewyfen, datindefepalllendewysheitengoedheit des Scheppers alleen , en geen gevaliige of van ligh felfs en alles onbewufte oorfaken plaatfe hadden gt; die gelieve met ons alleen defe twee ofdrie volgende laken innbsp;aanmerkinge te nemen: waar uit de regeringe Godts, en het uitvoeren vannbsp;fyne wyflelyk beoogde einden, foo klaar fchynen uit te blinken j dat een on-gcloovigh Heiden of een ander die hier aan twyftelt, wanneer hy alleen innbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;rede-

-ocr page 309-

P^an lie Driften en Voorl-teelmge- nbsp;nbsp;nbsp;zSf

redelykheit wil oordeclen, geen breder bewys daar van met eenigen grondt fchynt te kunnen vorderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Want, g“cn Godt, die alles na fyn voorfienigheit beltiertj hoe komt het by, dat de menfchen, welkerslichamen en vogten uit defelfdevoed-fels, en daarom uit defelfde ftofFen bellaan, egter in gevallen, daar het nut vannbsp;de menfchelyke famen-wooninge folks vereitl, fooverfcheiden van driften cnnbsp;genegentheden fyn ¦, dat fe elk met lull yets byfondersby de hand vatten, oninbsp;met de beooginge van haar eigen vermaak en profyt aan haar mede-menfchennbsp;dienftigh te fyn, en gemak te kunnen toebrengen?

Dewyl nu niemands leven langh genoegh, nogh ymants gelegentheit of magt groot genoegh is, om alles voor figh felven te beforgen, ’t geen totnbsp;fyn onderhout en wel-wefen nodighisgt; kan men hier geen bcftiermge in merken, op dat de menfchen aanmalkanderen, in’tgeenhaargebreektfoudentenbsp;hulpe kunnen komen j dat elk , uit een drift en veikielinge, die hemnbsp;aanport, ook als hy fyn eigen winlle ten doelwit heeft, het lyne daar toe by-brengt? Soo liet men in dele genegentheit tot lludienj waar van deeenedenbsp;Godtgeleertheit 5 een ander het onderfoek der Wetten en Regten j eendei-de de Genees-kunde verkieft; een vièrde vint figh door fyn genegenthedennbsp;aangefet tot het onderfoek der Schepfelcn en der werken Godtsj andere totnbsp;het lefen der gefchiedeniffen der wereld, en der veranderingen, diein voor^nbsp;gaande eeuwen voorgevallen fynde, tot een voorfigtige beleidingederfaitennbsp;in haren tyt kunnen verllrekken. Veele wederom vinden figh tot ganlchnbsp;andere befigheden aan gedreven 5 die de ftudien lbo veel niet beminnende meer-'nbsp;der vermaak in handel en koopmanfchappen vinden; welke weder na de vci^nbsp;leheiden palfien der inenlchcn verfoheidentlyk verkoren werden. Andeie begeven figh tot konden, fchilderen, bouwen, en handwerken, waar van de

loorten insgelyks verfcheiden en meenighvuldigh lyn. nbsp;nbsp;nbsp;11nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Kan nu ymand dit by geval oordcelen te fyn? dat mcniclicnn V^Tl ftllc uCquot;

welke men om de gelykheit van haar geitel en van haar voedfel, niet als het felve fchynt te kunnen verwagten, foo verfcheidentlyk aangefet werdennbsp;om hare faken te doen? enhoewonderlyk dit ook aan yder, die het ter eer-fter opflagh aanmerkt, magh voorkomenleert de bevindinge niet, dat dienbsp;van een voltlrekte noodlakelykheit is voor het ganfche menfchdom? en indien fy alle genegentheit tot het felfde hadden, en by voorbeclt niet als lieden van defelfde Iludie, niet als kooplieden in defelfde waaren, niet als konlle-naars van het felfde handwerk gevonden wierden, dat het gemak en genoegen van de ganlche wereld niet alleen gebrekkelyk, maar volkomen wegge*nbsp;nomen foudc fyn?

Kan men in dit alles geen Regeeringe van een Opper-Beftierder fien uir-blinken ? welke, om alle menfchen van fyn goedertierenheit te overtuigen elk tot dienft van anderen doet leven; en aan yder, ’t geenhy voor figh lèlfsnbsp;onietbeforgen foudekunnen, door andere laat toedienen3 en tot dien einde,

Nn 3 nbsp;nbsp;nbsp;op-

-ocr page 310-

ü86

XVII. BESCHOUWING E.

op dat men fyne wonder-werkende hand te klaarder hen, en foo nut een laak niet ligtelyk aan een los geval of onverftandigenatuurlykeoorfakenfou*nbsp;de toefchryven, foo verfchillende genegentheden, in menfchen, die in haarnbsp;manier van voortkominge, in haar cfnderhoudinge en maaklël, foo weinighnbsp;verfchillen, geplaatft heeft.

§. 3, Tegen dit alles foude milTchien een ongelukkige, dieniet meerder vreeft, als gedwongen tefyneen Regeerder van alles, en by gevolge de ge-willë wrake deffelfs over fyne lafteringen en Godtloocheninge te moeten vinden, defcn uitvlugt foeken te makenj dat de ondervindinge leert, dat foonbsp;grpote verfcheidenheden van driften aan alle menfchen ingeboren fyn, ennbsp;daarom uit derfelver maakfel alleen afvloeyen.

Maar om aan defe klaarlyk te doen hen, dat dit alles meer een uitwerk-fel van een wyfe beftieringe is, als van een geval, of hghonbewuftenatuurwetten j laten fy met ons verdergaan, en hgh felven vragen: indien dele ver-fcheidenheit van driften uit het maakfel der menfchen alleen voortfpruit, hoe het komt, dat het tegendeel plaatsheeft in foodanige faken, daardcverfchei-denheit der genegentheden aan het gemeen fchadclyk foude fyn. Waaromnbsp;hebben alle menfchen een en dcfelfde lull om fpyfe.mct vermaak te nemen?nbsp;Waarom werden menfchen en lelfs heeften, alle mét defelfde en een dikwilsnbsp;toomclofe drift, tot de voorteelinge aangevoert? Waarom hebben fy defelfde liefde tot hare kinderen ?

Immers fal niemand ontkennen j ten fy defe pahien in alle menfchen bevonden wierden defelfde te fyn, en indien hier foo veel verfcheidenheit, als inde andere plaatiè haddej of, om by de aangehaalde faken te blyven, indien denbsp;lull: tot fpyfe alleen in weinige gevonden wierde, dat het voedfel by veele nietnbsp;anders als een medicament tegen de dood, die op den honger volgt, foudenbsp;genomen werden. Nu met hoe veel walginge dit in veele gefchiet, ook alsnbsp;de fiekten defe geneesmiddelen nootfakelyk maken is bekent genoegh j ennbsp;daar uit ligt te befluiten, dat veele te langh met het nemen van voedfel wag-tende, haar kragten en bekwaamheit om faken te doen fouden verliefen. Indien er ook foo weinige tot de voorteelinge genegen waren, als men’er liet,nbsp;die defelve levcnswyfe en befigheden verkoren hebben j moet men niet bekennen, dat de aaide haalt van haar meeftebewoonders ontbloot en ontvolktnbsp;foude welen? Was insgelyks de liefde der ouderen tot hare kinderen foo fcld-ftam, als de lull by de menfchen om defelfde Icvensmaniere en beroep te aanvaarden 5 hoe veel kinderen, fchoon reets geboren fynde, fouden by gebreknbsp;van vereift gemak weinigh tyd na haar begin haar einde vinden?

En om dit alles met een woord te befluiten, laat een hartnekkigh Atheifl aan figh felfs op dcfê vrage antwoorden; of daar in geen wysheit van eennbsp;groot Beflierder te fien isjen of hy,fonder dat fyn medeweten hem tegenfpreekt,nbsp;in volkomen overtniginge feggen kan, d.at het hem voorkomt alleen toeval-ligh te wefen, dat in de menfchen een verfcheidenheit van driften gevonden

werd,

-ocr page 311-

Vtn de Driften en Voort-teelïnge. nbsp;nbsp;nbsp;2S7'

werd, daar defe verfcheidenheit van nut voor het menfchelyke geflagt isj en ter contrarie dat fy daar alleen derelfde in alles fyn, daar dcfc ecnfelvig-heit nodigh is, cn de verfchillende paffien den Aartkloot geheel woeft fou-den maken. Ten minften laat hy ons feggen, indien hy ten beften van hetnbsp;menfchdom, dit door alle fyne wysheit ordinecren moefte, of hy wel eennbsp;beter en dienftiger wegh tot dien einde foudc kunnen inflaan; en wanneernbsp;hy dit aan een los geval, indien’er foodanigh een gevonden wierde, overliet , of hy felfs wel denken foude, dat een foo voordeclige aan hem en allenbsp;menfchen, en foo nutte gefchiktheit van driften, daar uit oit foude voortkomen.

Dogh om dat rnen aan veele Godtloochenaars felden met vrugt een vrage • doet, die fy niet kunnen beantwoorden ; dewylfy, immers veele onder haar,nbsp;ongelukkigh genoegh fyn om liever alles, hoe lafterlyk het wefen magh,nbsp;ftaande te willen houden j als eenige gelegentheit te geven, waar door denbsp;menfchen denken fouden , dat fy van gevoelen veranderden: op dat fy doghnbsp;dien ingebeelden roem van flerker geeften te lyn, als het gemeen (gelyk fy *nbsp;het noemen) niet en mogten verhelen: bidden wy haar derhalven, dat fy ditnbsp;dogh in eenigheit, met het geene hier verder tot haar overtuiginge byge-bragt is, in ernftige overweginge gelieven te nemen: dewyl’er na dit levennbsp;nogh een eeuwigheit volgt; en haar confeientie, hoe feerfy figh daar tegennbsp;wapenen, aan haar niet nalaat te feggen, dat het niet veiligh is, ftgh foonbsp;(gelyk de Franlche (eggen) Defte haiff'ée of met de hoet in de oogen te trekken, als wanhopende, in defelve neder te werpen. Ten minften, ol ditnbsp;met foo groote verftanden, als fy vermeenen te wefen, overeenkomt; laatnbsp;alle, die redelyk fyn, oordeelen.

§. 4. AVat nootlakelykheit kan men uit eenige natuurlyke onwetende ooi--

laken afleiden gt; uit welke het volgen moet , dat alle menfchen een foo hecr-

fchende genegentheit tot de landen, in welke fy geboren fyn, gevoelen? en hoe is het mogelyk, dat die koude, dorre, Noortfche deelen der Wereld, ,nbsp;daar boven dit alles een groot gedeelte des winters niet als een nare duifter-nifle is, tot nogh toe van haar inwoonders niet ontbloot fyn; en defe fighnbsp;niet na Zuidelyker landen, daardelugtfagter, en alle levens-nootfakelykhe-den en verquikkingen overvloediger fyn, al overlangh begeven hebben : ennbsp;dat meeris, dat veele, na de aangenaamheden van de laatfte gefmaakt te hebben, figh weder na de cerfte kunnen begeven; indien het den wil des groten Beftierders niet en is, dat het Aardryk ook daar van menfchen bewoontnbsp;werde.

§. y. En kan dit alles ymand nogh van geen verftandiger Règeeringe der wereld, als die onwetende nootwetten of een geval ten oorlaak heeft, overtuigen; laat hy voor het laatfte fien, ofhy uit defen grond kan afleiden,nbsp;die roemwaardige en verbaaftmakende drift, welke alle eeuwen in de dadennbsp;Van hare Helden met ontroeringe befchouwt hebben; en die de menfchen x

aan-.-

-ocr page 312-

zm

XVir. BESCHOUWING E.

annfet, om de grootfte gevaren te ondergaan 5 en de dood felfs, welke dogh voor een natuuiiyk menfche by na het alderverfchrikkelyklle is, dat Iiy fighnbsp;voorftellen kan, meteen onvertfaagt gemoet, als van na by onder de 00-gen te fien en te tarten.

Om nu niet te fpreken van foodanige, die uit noot gedwongen fyn den aorlogh te volgen j kan yraand fonder verwonderingh denken, hoe het mo-gelyk is, dat groote Mannen en doorlugtige Perfonages (die anderfints innbsp;Itaat fyn, om door hare befetene rykdommeh alle de vermaken des ganfehennbsp;WereJds in overvloet te kunnen genieten, en ondertuffohen een langfaraenbsp;dood in een hoogen Ouderdom af te wagten) met foo veel edelmoedigheitnbsp;en yver figh aan ontelbare gevaren des oorlogs bloot Hellen; alwaar fy dage-lyks door een verfchrikkelyke ondervindinge in anderen dat lot fien, het welke haar milTchien morgen of eerder fal kunnen treffen, van gedoot, of anders door verminkinge ellendigh te werden.

Tndien men hier op andwoord, dat de adelyke fugt tot eer al de tegenftry-dige bewegingen in defe overwint 5 betoont dit egter een hooge beftierin-ge, die door het leggen van defe genereusheit in foo groote voorwerpen, lyne wyfe einden en voornemens uitvoert. Nadien dogh dele paffie, hoenbsp;fterk fy ook die brave Helden kan aandoen, in figh felfs daar ganfeh onbe-kwaem toe is: overmits niemand van haar oit figh vleyen kan, dat dit fire-ven na eer haar van een kogel of ander doodelyk wapen-tuigh befchermennbsp;falj en, hoe aangenaam den lof van kloekmoedigheit en bravoure haar ooknbsp;in de oogen magh blinken, moet het egter by haar feker fyn, dat ffervennbsp;fterven is, en daarom in figh felfs verfchrikkelyk ; immers hoe hoogh mennbsp;de roemrugtigheit van een krygs-glorie ook magh verheffen, datfyna haarnbsp;dood voor haar felfs het minfte genoegen daar van niet kunnen genieten. Tenbsp;meer, dewyl aan haai' niet onbekent kan fyn, dat de eer, die men llerven-de in den oorlogh behaalt, meeft, foo niet alleen, de naam vaneenige weinige vergefelfchapt, die de hooglle Bevelhebbers fyn geweeftj terwyl andere, die tot foo hoogen trap nogh niet opgefiegen fyn, fchooninhaar levennbsp;edelmoedigh en manhaftigh, terwyl hare Vrienden, hare bedrukte Weduwen en Weefen alleen haar ontydigh fferven beklagen, na haar dood in eennbsp;eeuwige vergetelheit, ,foo wel na haar naam en glorie, als na hare lichamennbsp;begraven werden.

En dit alles niet tegenffaande, fier men veele en die aan de verkregen ee-re in een battaille, indien fy daar in vallen en fncuvelen, weinigh deelffillen hebben , en anderfints met gemack en vermaak haar leven fchynen tenbsp;kunnen eindigen, figh aan de gevaren des oorlogs overgeven.

Aan een los geval en onwetende natuur-wetten de oorfaak van foo roemwaardige kloekhertighedentoetefchryven, is foo groote Mannen, welkers wysheit niet minder als haar moedigheit, aan de wereld foo veel ftoffe vannbsp;firerwonderingh gegeyen heeft, al te ondankbaar cn onwaardiglykhandelen.

Van

-ocr page 313-

P'an de Driften en Voort-feeliitge. nbsp;nbsp;nbsp;z8p

Vanfterker driften dit af te leiden, is ook, als ftraks aangek aalt is, niet mo-gclyk, om dat in al wat leeft de vrefe voor de dood, als maar het leven fonder fchandegefchieden kan, de fterkfte drift van allen is. Wat reden is’er dan van dit alles uit te vinden j alsderegcringe en albehecrfchcnde Wil desnbsp;Opper-Beftierders?die aan eenige, welke fyne Voorfienigheit tot foogroo-tc faken wilgebruiken,deregtegrondcn vaneen waregenercusheit en kloek-moedigheit inftort gt; haar doende fien, dat hy haar uit een oneindigh getalnbsp;van andere verkoren heeft, en dien pligtop haar gelegt, van dewreedheitnbsp;der dwingelanden en verwoefters tegen te gaan, en haar vaderland en bondge-nooten by hare Vryhcit en Godtsdicnft , felfs met gevaar van haar eigen leven, te befchermen en voor teftaan. Endie andere wederom, fchoon alleennbsp;het uitvoeren van haar eigen genegentheden beoogendc, en geen ander einde als Rykdommen en Glorie, gelyk vecle Heidenen, figh voorftellende,nbsp;op een voor yder onbcgrypelyke wyle, de dood en gevaren doet veragten jnbsp;en'daar door defelveongevoeligh dwingt aan fyne Voorfienigheit en Aanbid-delyke voornemens dienftbaar te fyn.

§. 6. Laat ymand, die tot nogh toe aan Godts Rcgecringe getwyffclt heeft, dit groote wonder met ernft overdenken j en fien, of hy het geennbsp;van den loop defer driften in dc menfehen by ondervindinge blykt waar tenbsp;fyn, uit een gevalligc famen-loopvan vefclcn, en de wetten van een domme, en niet het minfte ooghmerk in al hare werken figh voorftellende Nature kan afleiden} en ons feggen, op wat wyAeTret gcfchieden kan,dat opnbsp;defen grondt foo wonderlykcenaanhct mcnfchelyke geflagt foo nutte en nodige faken foo ftantvaftelyk kunnen uitgevoertwerden} en in alle eeuwen,nbsp;ionder dat eenige ongeftadigheit , die dogh aan het lofte geval in alles enal-tyd eigen is, figh oit daar in vertoont heeft.

§• 7- Eh foo een ongelovige, die, hoewel een Godt erkennende, nog-tans van de Goddelyke Wysheic van het H. Woord nieten is OVCltuigt gC-

geweeft, egter de waarheit in dit gewigtigh ftuk met ernft tragt te weten* laat hy overleggen., ofdeervaventheit in alle het voorgeroerde hem niet onwe-derfprekclyk toont, dat de Schrifture defe fake,welke fonder ondervindingenbsp;niemand ligt foude geloven, tot haarregie,hoevrecmdry ook aan yder maghnbsp;voorkomen, en haar ware oorfaak brengt} als men daar in defe uitdrukkingennbsp;vint, Jerem .X.ZT^. Dat by den rnenfehefyne wegh niet is, en dat het niet en is by ee-tten man die 'wandelt,dat hy fynenganghrigte. En laat hy fien, of dit alles overdenkende, men een andere doorgaande reden daar vangevcnkan,aisdcnvannbsp;Godts Geeft gedreven en in wysheit foo beroemden SA.\omonProverb.XVI-K}. in defe wonder-fpreuke doet. Het herte ( of de aanporrende p.aftieen ge-negenthcit)r/(?r menfehen over denktfynen'wegh ^maar deHeere fiiert fynen yangh,nbsp;Laathierook tegen in vergelykinge geftelt werden,al her geene dc ganfche menigte der Philofophen daar over geredeneert heeft} en een verftandigeover-denke dan, of tegen de meiningcen gevoelen, van die dit alles alleen van onver-

O o nbsp;nbsp;nbsp;ftandigc

-ocr page 314-

ipo

XVII. BESCHOUWINGE.

flandigc ooifaken, of van het overwigt van andere hcerfchcndc driften willen doen afdalen, niet akyd een onoploflelykc menigte van kragtigetegenwerpingen overblyft: en of’er ook in alle de fwarigheden, die fouden kunnen voortgebragt werden, een eenige foo voldoende reden oit gegeven is,nbsp;als die de Schrifcure in de ftraks bygebragte plaatfen leert.

§. g. Kan uit alle dit gefeide ymand nogh niet fien, dat de driften,die men in de menlchen gelegt vint, hoe feerïy ook verdorven iyn en tot verkeerde oogmerken dikwils aangeleit werden, haren oorfpronk aan eene hogernbsp;dan menfchelyke wysheitverfchuldigt fynPwclke defe tot havegroote oogmerken willende doen dienen, tegen alle hinderpalen aan, die doet plaatfe houden 5 en ten dien einde de bitterfte faken, die uit haar felfs niet alsvrefeinnbsp;yder,die fe ondergaan moet, fouden kunnen veroorfaken, met de bcgeerlyk-fle aanlokfeleu, om onfe paffien daar toe niet tegenftaande dit alles te doennbsp;llrekken, als met een aangename faufle, heeft gelieven fmakelyk te maken.nbsp;En om dit volkomen buiten twyffel te ftellcn , laat hy boven ’t geen wynbsp;flraks van het veragten van alle gevaren in den oorlogh gefeit hebben, metnbsp;ons de oogen flaan op die drift, welke de menfehen tot dc voor-teeliiigenbsp;in haar gevoelen.

Indien het nu dc wil niet geweeft is van een grooten Al-Bcfticrdcr, dat

het menfchelyke geflagt,het welk ander fints in yederderfelver een einde nemen, en met de Iceftyd van een eenigh menfche geheel uitfterven raoclle, in de nakomelingen foude onderhouden werden; hoe komt het, dat men bynbsp;na alles wat leeft, met een genoegfaam alle andere overtreffende paffe daarnbsp;toe aangedreven vint: Maar om verder te gaan, hoe is het bedenkclyk,nbsp;daarin het dragen en baren van kinderen, dc vrouwen niet alleen foo veelnbsp;ongemakken cn pynen, maar telkens een merkelyk gevaar van haar levennbsp;moeten uitllaan, dat’er nogh een eenige gevonden kan werden, die na denbsp;benaude ervarentheit daar van gehadt te hebben, nogh wederom daar toenbsp;kan komen? Wat vrouwe leeft’er, die na eens by andere gclegenthcdennbsp;foo veel pynen uitgeftaan en op den oever van de dood foo blykelykgc weeftnbsp;te hebben , defelve niet foo veel haar mogelyk was voor akyd foude vlieden? En hoe komt her dat fulx in defen niet gcfchiet, ten fy het den groten Regeerder geliefde het eens inden beginnegefproken WoordGï«f.c./.z8.nbsp;JVeeft wugthaar en vennenighvuldigt te doen Hand houden, en foo dc waarheitnbsp;van fyn H. Woord doorondervindingete Haven. Te vergeefs foekt men hiernbsp;andere redenen van. Dit aan een geval ofonwetendeoorfakentoetefchryven,nbsp;fchynt de onredelykheit felts te wefen voor ymand, die dit alles in fyn om Handigheden aanmerkt. Kan y rnand oordeelen (om niet alles hier op te halen) datnbsp;het fonder eenigh oogmerk is, dat’er juiH tweederhande menfehen gevondennbsp;werden; in alles met malkander over een komende, en alleen in die deelennbsp;verfchillende, welk tot Voort-teelinge vereiH werden; cn dat men buiten dele twee genoeghfaam gene oic weet gevonden te werden. Aan de wcl-

luH

-ocr page 315-

Van de Driften en Voort-teélinge.

lufl; dit alles in het geheel toe te fchryven is onmogelyk, voor ymand die weet hoe groot een beletfel van defc herrstogt de vreefe is: en kan oireennbsp;vrouwe fonder defclve aan het vóórtbrengen van kinderen regt en ernftighnbsp;denken? daar een gedurige en dagelykie ondervindinge haar moet Iceren,nbsp;hoe doodelyk menighmalen de gevolgen daar van fyn.

§. p. Aan Wie is het onbekent, met hoe veel pogingen alle menfehen de mintte o,ccafien, daar fy denken fmerten en de dood tc lullen ontmoeten, gewoon fyn te ontvlugten? En egter liet men, dat niet tegenftaande dit alles,nbsp;de vrouwen door eigen drift en paHic ligh daar toe begeven. Kan foo grootnbsp;een kloekmoedigheic in foodanige, die men onder de menfehen voor de vrecs-agtigfle houden moet in andere faken, by geval en uit de wetten van een onwetende natuurloop voortgekomen fyn? en ondertufi'chcn de wp'e oorfaaknbsp;cn de eenigfte welen, waar door foo groot een einde, als het is het gan-fche nienfchclyk gcllagte van een gerneenen ondergangh te bewaï en, opnbsp;foo onbegrypelyk, hoewel een gewoonelyke wyfe uitgevocrt wert; en innbsp;alle eeuwen fonder op cenige andere wyfe oit gefchiet te fyn ,uitgcvoertis?

Wonderlyk fyn de woorden Gem. Ill- iiï- alwaar tot de vrouwegefegt wert: Alet fmerte fuU ghy kinderen baren .^en tot uwen man fal uwe begeerte fyn,nbsp;Soude wel oit eenigh menfehe foodanigh een taal derven voeren ? en nietnbsp;denken , dat hy by al de nakomelingen voor- dwaas altyd foude gehoudennbsp;quot;Werden? feggende, dat in volgende eeuwen voor altoos plaatfe foude heb-benj dat vrouwen, foo kleinmoedige Schepfclen, ligh aan foo veel moeite,nbsp;lbo veel pynen en gevaren, ja aan de dood felfs, met een alle andere te bovengaande feerts togt fouden bloot ftellen} en fulksnicteens, maar meermalen; ook felfs nu dat fy dit dik wils in andere gefien en in haar felfs ondervonden hadden. Hoe is dit met eenige waarfchynclykheit over een te brengen?nbsp;Laat hier een ongelovige ons felfs feggen, als hy defe wonder-fpreuk merdenbsp;gedurige ondervindinge vergelykti oKin dele woorden 5 niet yetS VOOrfegt

is, het welk tegen fyn en aller menfehen geloof foude flryden, ten fy ons dit een noit afgebroken ervarentheit beveiligde; en of over fulks, die defclve woorden over foo veei duifenden van jaren getproken hoeft, cn dei'elvcnbsp;tot defe tyden toe heelt doen Hand houden ook alleen een enkel menlchcnbsp;kan gewecll fyn? Immers , indien ’er oit een teken van de Goddelykheit vannbsp;een Gefchrifr kan gevordert worden, ofmen de voorfeggirige van foodanigh

een ongelooffelyk, en egter dagclyks blv kende wonder, daar voor niet houden moet ? nbsp;nbsp;nbsp;^ o j j

§. 10. Een ganfeh boek foude men kunnen fchryven, dat alleen vervult was met veidere tekenen van de Goddelykheit der H. Schrilture; als het alhier de tyd en plaatfe was om die wysheit voor te {lellen, wedte indef.-lvenbsp;ontrent het reguleeren van onfe paffien foo veebuldigh gevonden wert,nbsp;om die tot ecre des grooten Makers, en tot ons eigen geluk tc doen dienen.

Om

-ocr page 316-

zpa nbsp;nbsp;nbsp;XVir. B E S C H o Ü W T N G E.

Om ’cr alleen een eenigh voorbeeld van te geven, dewyl dit uitvoeriglyk te doen tot een andere verhandeling behoort: Ikberoepe my op denonge-lovjgften Heiden en onder haar op de wy ftc Philofooph, indien hy voorgenomen hadde hem felvcn en alle menfehen fonder onderfcheit op het hoog-fte gelukkigh te maken j of, dewyl dogh het grbotfte geluk van yder na-tuurlyk menfehe ten grooten decle in het gevoelen van liefFelyke en aangename palTien beftaat, hy daar toe een dicnlliger regel aan haar in het gemeen foude kunnen voorfchryven, ^hdlcMatth. XXII. 58, jp.gele-fen wert,' namelyk, Goit lief te hebben met geheel fynherte .^met geheelfyn zit-le, en geheel fyn ver [tand, en fynen nmfien lief te hebben, als figh felven. Hoenbsp;vreemd dit nu aan ymand, die het gevolgh daar van niet liet, raagh voorkomen, kan egter niemand loochenen, indien dit van allenbetragtwierde,nbsp;dat ’er geen gelukkiger ftaac als defc,voor alle menfehen kan bedagt werden, Want behalven dat de liefde een onuitfprckelykefoetighcitfclfs geeftnbsp;aan yminl, die tè betoont-, indien men aan het gefcidenogh cenigllntsmog-tc twyffel'n, laat ons aan ons felven verbeelden, dat yder van alle menfehennbsp;in de wereld ons lief hadde, ah iigli felven: foude niet om ons gelukkigh te maken e'k fyn uitcrlle vlyt aanwendenj foo welen nogh vry meerder, alswynbsp;nu bevinden, dat onfc licthebbende ouders van kinderen , en die met'ons innbsp;een huwclyk vol liefde gcpaavt fyn,daar toe,al het geen haar mogelyk is,nbsp;tragten toe te brengen 1 Wat rykdom, wat eerc, wat voorfpoed, wat andere fegeningen, hoe dierbaar fy mogten wefen, foude yraand ter wereld be-ficten? waar van wy ons deel niet foo veel als de meefte fouden genieten,nbsp;indien wy aan yder foo lief waaren, als elk aan figh felfs is.

Maar ’t geen dit alles oneindigh en tot in het onbegrypclykc te boven gaar, dewyl Godc lief heeft die hem liet hebben, en hy meer als ovcrvloedelyknbsp;doen kan boven al het geen wy biddcn,ofdenkcn j is’erookymanddiemag-tigh is figh voor te ftellendcgelukfalighcit van alle menfehen, indien fy hare liefde geheel en al op hem konde vellen j

Siet men dan hier geen ovcrtrelFendc wysheitin ? dat den groote SoonC Godts, de eenige ooi fauk van alle Heil voor alle menfehen, fync DilcipeJen,nbsp;als Hy haar leerde Godt om ’t geen haar nodigh was te bidden, Hem beval

aan te fprceken'met den naam van 0«yè nbsp;nbsp;nbsp;VL p. V/aar van het

woord XadsT iedeis liefde tot Godt, en het woord onfe die van elk tot lyn naallen medebrengt, als erkennende haar voor broeders en fullers, cn die alle voor kinderen Godts.

Indien nu defen grooten Lecraar en fyn woord , alby een Heiden niet gehouden wiert van Goddelyke Authoritcir te fyn*, moet hy ''gter, nadir alles te verllaan, niet bekennen ? dat allePhilofophen,die foo veel ophef van haarnbsp;Zedc-kunde en het hoogde goed der menfehen gemaakt hebben, niet eennbsp;cenige lede oit gedagt hebben na te laten gt; die het ganfche menfchdom totnbsp;foo hoogen trap van Geluk cn Zaligheit konde opvoeren, als defe; cn dat

defe

-ocr page 317-

V%n de Drifttn en VoorMeelinge.

dcfe Bybelfche Philofophie alle menfchelyke oneindigh tc boven gaat j indien des felfs voovgefehrcven rcgulen alleen by haar konden gehoorlaamc werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

§. II. Dogh nadien de verdorventheit en verkeerde eigen liefde van yder, de volkomen oeffeninge daar van onmogelyk heeft gemaakt; en wy, ge-lyk vvy anderen niet als ons felfs beminnen, ook van onfe medemenfehen dienbsp;liefdc-pligten niet te verwagten hebben: op dat de fyne egter niet in gedurige en laftigc ontroeringen wegens’tgeen haar dagelyks ontmoet, foudcanbsp;leven, heeft het dien grooten en goedertieren Leeraar een andere beftie-ringe van hertstogten gelieven aan haar aan tc wyfen: welke alle, die fighnbsp;volgens dcfelve dragen, in alle voorkomende gevallen in een gerufte en gelukkige kalmte des gemoets bewaren kanj in gvolge van welke de nodigenbsp;rufte van hare ftelen, 'niet van andere, maar door fynehulpealleen van haarnbsp;felven afhangt; ftellende figh felfs tot het volmaaktfte voorbeclt om na tenbsp;volgen, Matth. XI. zp. Leert van my dat ik fagtmoedigh ben ^ en nedrigbnbsp;van herten.y en ghy fult ru-lle vinden voor uvoe ftelen. Sonde ook den grooftennbsp;Zedenformcerder aan ymant in korter woorden, een vafter en beter middelnbsp;konnen voorfchry ven, om geruft en gelukkig, te leven, als den toorn, dienbsp;dogh in den boefem der dwafen ruft j en by de oude Heidenen al voor eennbsp;korte dulligheit aangefien is, tc mydcny en van figh felfs , fyne ydclheit,nbsp;fyneonwaardigheit nederigh te denken ? ende daar door overtuigt tefyn ,dacnbsp;al het goede, het welk hem ontmoet, verre boven fyne verdienllcn gaat jnbsp;ende dat hy het quaat, het gene hem met regt bejegent gt; om dat hy ineennbsp;gedurige ondankbaarheit tegen fynen Godt en groten weldoender leeft,nbsp;dubbelt waardigh fyndc, grootc reden heeft om figh te verwonderen, datnbsp;hem niet veel Iwaarder ongevallen overkomen? Welke gedagten alleen bekwaam fyn, om ymant ten hoogften,ja mecrals vergenoegt in lynen ftaactcnbsp;rnaken : het geen alleen fchynt vercift te werden , , om ymant in ds WCfClCnbsp;gelukkigh tc doen fyn.

Laat uit her aanmerken van defe twee dirediien en Icflen een twyflfe-lende aan de Goddelykhek van dit Woord felfs oordcelcn i ofhetfclvc, dat in de natuurkunde des grooten Ingevers wysheit foo aanbiddelyk vertoont, ook hier in zedeicft'en alle het menfchelyke niet en overtreft, ennbsp;daarom, of dit alles by een genomen fynde , defe groote faak fyn onder-fock op alle manierc niet waardig, is, namclyk, of dit woord van God-delyke afkomft. is,, of niet. En dit alleen by hem in onverweginge komende en met ernft uit alle blykcn, die daar van alhier en by andere tc vinden ¦nbsp;fyn, nagefpeurt werdende , fal hy door dit eenigcreets daar in verre ge vormden wefen.

§, 11. Het fill mifichien aan ymant,.dieditleeft,meteenigebevretndinge

voorkomen, dat wy van de voort-teelinge der roenfehen, in al het voorgaande genoegfaam niets gefegt hebben, hoewel in de fclve dc voorfienig.

O o ? nbsp;nbsp;nbsp;heitt

-ocr page 318-

ZP4 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. BESCHOUWING E.

heit, wyshelt, en‘magt des groten Makers figh op een blinkende, en byna ontegenfprckelyke wyfe vertoont. Dogh defe gelieve te weten, datnbsp;de fclve oorfake, welke ons te voren van vecle faken, (als de manierc, opnbsp;welke de affeheidinge der vogten, de fwellinge derfpieren, de wyfe van denbsp;uiterlyke finnen te oefFenen, of de bepalinge van het foo genoemde /efi/o-riim commune^ en ft-er veel andere) heeft doen fwygen, ook alhier plaatfcnbsp;heeft: namelyk, om dat de waarheit door ondervindingen nogh foo verrenbsp;niet heeft kunnen vaft geftelt werden, dat niet nogh veele verichillen daarnbsp;ontrent onder de grootlle mannen overgebleven fyn.

§. 13. Het fy nu dat het eerfte beginfel van een Menfche moet gefogt werden,, onder de diertjes, of fonder leven fynde en bewogene deeltjesnbsp;(want dus verfcheidentlyk werden defe by voorname Natuur-Onderfoekers ge-noemt) welke de vergrootglafen in het zaat van alle mannelykc dieren, dienbsp;nogh onderfogt fyn, doen lien; het fy het fclve in de eyeren van de vrouwen te vinden is, gelyk andere willen: het fy defamenvoegingevanbeydenbsp;de fexen tot de formeringe van dit beginfel nootfakelyk vereifcht wert^nbsp;alle het welke wy hier niet en bepalen: dit egter heeft fekerheit genoegh,nbsp;cn is by alle hedensdaagfehe Naauur-Befchouwers , na foo veel onderfoeksnbsp;¦aangenomen j dat alle dieren uit een beginfel of grontformcerfcl voortkomen, in welke de leden van hetlichaam, als in een opgerolt kluwen, op eennbsp;gepakt en in een gerolt fyn: welke door een werkinge van by komende ftof-fen en vogten, als opgevulc en uitgerolt werden gt; tot het nimenftel van allenbsp;de leden de grootheit van een volwalTchen lichaam bereykt heeft.

Men kan om hier van overtuigt te fyn , de waarnemingen van den groten Harveus nafien, foo in raenfchen,als in dieren, die niet alleen levendige jongen, maar ook eyeren voortbrengen, Iraêl. de Generatione animalium. cn nanbsp;defen den naukcurigen Malpighius, daar hy van cenbebroeit ey, en over denbsp;formeringe van een kuyken in een ey fyne ondervindingen belchryft.

Dus vint men by den ecrllen, Exercitat.quot;%N. dat het grontformeerfeltjefyns •wetens, eer hy dit waargenomen hadde by niemant voor de eerjle oorfpronk vannbsp;het kuyken aangefien is: en laat Maïpighius in de laatftgcnoemde verhande-lingh , by de i cn 1 Figure, na ’t geen hy waargenomen hadde befchrevennbsp;te hebben, defe woorden volgen: waarom menmoetbekennen^ datheterond-fomeerfel {ftamim) eigentiyk de fcheeringe (gelyk die van her linden a!s hetnbsp;tot fyn volmakinge door den wever, niet -anders als eenifoffetotinflaghennbsp;opvullinge van noden hcch.)van een kuyken reets Poor het broeyen in het eyisjnbsp;en daarom een hoger oorfpronk verkregen heeft ^ op de felve wyfe^ ah in de eyerennbsp;van planten. Dus noemt hy,om de volkomen gelykformigheit met de be-ginfelen der dieren, de zaden der gew^affen. in welke laatftc hy ook omnbsp;defelve reden, foiumigc deelen met de naam van Uterus oilyfmoeder, vannbsp;placenta of nageboorte.^ cn foodanige, die aan dieren anders alleen eigen fyn,nbsp;gewoon is te noemen.

Het


-ocr page 319-

Fm de Driften enVoort-teelinge.

Het fal hier genoegh fyn, defe twee grootc Mannen tot beveftigingh van de waarheit van het voorgemelde bygebragt te hebben j die de ecrftenafpeur-ders daar van fchynen geweeft te fyn: en dat alle voorname Natuurkundigenbsp;van defen tyt, door der felver en haare eigene verder ondervindingennbsp;overtuigt fyn geweeft, dat het begin van alle dieren in een grontformecrfel,nbsp;gelyk boven befchrcven is, beftaat, fóude men hier met ontelbare plaatfennbsp;kunnen aanwyfen j die hier van feker wil fyn, kan felfs de fchriften vannbsp;defe Heeren nalefcn.

Ik foude hier ontrent wat breder op defe plaatfc fyn, die anders de regtc fchynt te wefen, om dit te verhandelen ; maar dewyl de opgroeyinge dernbsp;dieren, vilt defe grontformeerfcltjes, een groot ligt verkrygen kan uit dcnbsp;zaadplantjes, of grontformeerfels der gewaflcn, welke men in elk zaadnbsp;vint; fü het beft fyn de XXIV Befchoumnge of liever de waarnemingennbsp;ontrent de planten van de vermaarde onderfoekers N. GrewtnM.Malpighiusnbsp;felfs na te fien: alwaar men ervarentheden genoegh vinden fal,die toonen,nbsp;dat een plant uit een grontbeginfel en zaad-plant, ende de dieren uit haarnbsp;eigen grontformeerfel voortkomen, of (om de by haar gewoone fpreekwysnbsp;te gebruiken) uitgerolt werden 5 gelyk men ook in een Zyd-worm het, alwaarnbsp;den Vlinder of Uyl uit het popje of tonnetje uitgerolt werdj welk laatftcnbsp;alle de deelen van de Vlinder in een gerok bevac. Siet Malpighius dsnbsp;Ëomhyee.

En dewyl men reers ondervindelyke lêkerhcit heeft, dat een dier tot fyn voort-teelinge een mannelyk en vrouwelyk dier van noden heeft, laate iknbsp;aan die gelegentheit hebben verdcf te onderfoeken, wat elk van defe af-fonderlyk tot de voort-teclinge doet-, en ook in het ey van een vrouwnbsp;e vafte delen van hèt grontformeerfel van het toekomende dier gevondennbsp;VverUen gt; én het felve door het zaad van den manlcvendighgensaakt,enaaanbsp;net bewegen, volgens dc in het zaad iynde wetten, gebiagt WCl't.

Het geen eenigfmts een begin van waarfchynelykheit fchynt te verkrv-gen, om dat men weet, dat het Lichaam van een menfeheniet alleen uit valtc en vloeyende deelen beftaat j maar ook daar en boven fekere wettennbsp;in hgh heeft, volgens welke alle deelen bewogen werden. Soo dat daarnbsp;door het felfde brood, dat eerft volgens de wetten, die het in een plant tenbsp;voicn ondergaan heeft, tarwe of rogge was , daar na van een Hoen gege-wn yndf, volgens andere wetten Hocnder-vlees werd ; en eindelyk, dienbsp;Hoen weder van Menfchen tenfpylègebruikt werdende,eensMenfehen vlees-uiimaa.u: en dus in andere gevallen

Het welke wel eenigc gedagten foude konnen geven, of het geen men met een vergrootglas in het mannelyke zaad bevint, (wanneer men het feUnbsp;ye vooi bewoogene deeltjes en niét voor foo veel grontformeerfeltjes vandiei r-^nbsp;jes houd, met den nauwkeurigen P. P'erheyen Part. ILp- lt;5p ) wel niet die lloffe-liiogte fyn} wdlcc volgens de wetten, die den Formeerder van alles in clfe

bu

-ocr page 320-

2,p5 nbsp;nbsp;nbsp;xvii. b e s c h o u w t n g e.

byfonder dier en menfche gelcgt heeft, bewogen fynde, (gelyk een vycr, dat andere ftoffen aanfteekcj of gift, die andere vogten doet giften en nanbsp;lyne wetten bewegen) de wetten der vereifchte beweginge in de verderenbsp;iloffen inbrengt en onderhoud; nadien de waarnetninge van den Heernbsp;fceker, by den fclven Ferheyen aangehaak} hier toe feer aanmerkelyk is jnbsp;waar door het blykt, dat dit bewogene in het mannelyk xaad , in koudenbsp;eenige uren lang fyne beweginge behoud,dogh in warmte die ftrax nietnbsp;meer vernomen wert. Het welk beter met deeltjes, die uitwafemen innbsp;warmte, als met diertjes, die gcraeenelyk warmte van noden hebben, ennbsp;eerft in warmte geweeft fyn, fchynt over een te komen. Ten minftén alsnbsp;men defe deeltjes, fonder dierlyk leven, en alleen in beweginge ftclt tenbsp;fyn, kan dit ongcrymde gcvolgh, dat in het zaad van een man duifendennbsp;van menfehen moeten verloren gaan, als een eenige voortgetcclt werd,nbsp;voorgekomen werden.

En fchynt met het vooren gefegde (dat van de vrouwe de ftoffe, en van de man die delen, welke de wetten der beweginge in dcfelve brengen,nbsp;voortkomen) ook die ondervindinge over een te Hemmen} datcenMerry-paard met een Efel een Muyl', en een Geyt met een Ram, een Lam metnbsp;een harder vagt voortbrengt. Men ftc dit in den ftrax aangehaalde Heernbsp;P. Ferheyen pag. 71. Dogh dit fal genoegh fyn van waarfchynclykheden,nbsp;dewyl dogh (myns wetens) nogh niemand magtigh is dit volkomen te bepalen.

§. 14. Alleen, dewyl het nu by na van alle foorten van planten en dieren, welke men onderfogt heeft, ondervindelyk waar bevonden werd} dat denbsp;cerfteuitfaad ,deandcreuit grontformcerfels, en gene van allen uit loftèen toevallige oorfaken, gelyk verrottingen en diergclykc, haren oorlpronk hebben} het welk by alle, die werk maken van de wonderen des grootennbsp;Schepperste ondcrfocken, na foo menighvuldige ervarentheden met redennbsp;vaftgeftelt werd: hebbe ik niet kunnen nalaten by defe gelegentheit eennbsp;beklagelykGodtlochcnaar, indien hy nogh eenigfints overtuigt wilwefen,nbsp;te verfoeken} dat hy al dit gefegde in ernft aan ftgh gelieve te vertegenwoordigen} en dan felfs tc oordcelcn, of ook een los geval, of anderenbsp;oorfaken, die niet wiften dat fy yets deden, wanneer fy dit deden, allenbsp;defe grontformcerfels der menfehen (op dat wy hier vatn die der planten ,cnnbsp;andere dieren niet en fpicken) met foo veel konil, en in foo grooten menigte kunnen voortgebragt} y)lichaamtje, dat miftchien in de beginnenbsp;de grootheit van een eenigh fantje niet gehadt heeft, alle de leden van foonbsp;verwonderlyk een machine,als het menfehelyk lichaam is, by een gevoegtnbsp;en in een gerolt hebben} foodanigh dat defelve doorvogtenopgcvultengc-voedt, of (om het gemeenc konft-woord te gebruiken) uitgerolt fynde,nbsp;dit lichaam in lyn, tot foo veel groote einden afgeregte, famenftel hebbennbsp;kunnen uirmalten. Immers fchynt het, dat ymant erbarmlyk blind moet

fyn.

-ocr page 321-

Van de Driften en Voort-teeVtnge. nbsp;nbsp;nbsp;ip^

fyn, die hier in geen wyshcit van den aanbiddelykenMaker, meteenover-redendc klaarheit kan gewaar werden. En die nogh fegt door ditalleson-overaiigt re blyven, vrage figb felfsj of hy voorby een winkel gaande, daar hy boute, fteene, wafle, of andere beelden, felfs foo veragte kleinenbsp;poppetjes, als tot fpeeltuigh aan de kinderen dienen, te koop Tiet ftaan,nbsp;byymant, die hy voor verftandigh en fyne eerbiedt eenigfints waardighnbsp;agt, foude derven ftaande houden gt; dat dele alle fondcrwysheit van eennbsp;figh des verftaanden Konftenaar haar gedaante en geitel gekregen hadden:nbsp;en nogh meer, indien de delen der felver volgens foodanige wetten doornbsp;veeren en raderen bewogen wierden, dat fy maar eenige beweegingen dernbsp;menfehen konden nabootfen, en een Ongodift fegge ons, of hy gelovennbsp;kan, dat ymant de bewegingen van de beeldetjes, in de foo genoemdenbsp;Doolhoven tot Amfterdam, oyt aan figh van alles onbewuile oorfaken metnbsp;eenigen fchyn heeft kunnen toefchryven: en of hy foodanigh een in goeder mey ninge dus horende fpreken, denfelven niet vol komen fpooreloos foudenbsp;geloven te wefen. Hy make nu felfs de toepaflinge , en denke , op hoenbsp;fwakke gronden het Atheiilendom fteunen moer, het welke hem dwingtnbsp;lbo onredelyke gevoelens te moeten voorftaan j indien hy de valsheit vannbsp;het felve niet gedwongen fal fyn te erkennen

Hoe veel groote verhanden nu uit defe grontbeginfels der menfehen, dieren, en planten, de grooiheit van derfelver Maker in hare fchriftennbsp;met openbarebelydeniflen erkent hebben, kan hem niet onbekent lynj indien hy defelve gelefen heeft: nadien by na by yder, die in diergelyke on-derfoekingen yets voornaams gedaan heelt, defelve gevonden werden.nbsp;Nu is het een van beide waar, of dat in defen een feker en vaft bewys dernbsp;Godtheit legt; of dat foo vermaarde Mannen alle niet geweten hebben.nbsp;Waar de kragt van een bewys in gelegen isj en volkomen ^lijlonaires , datnbsp;is, ten naaften by fatten geweett lyn. Dit laatft moet een Atheiil Wedervatl

de mcefte beroemlfe verhanden van dele en delaatlle voorgaande eeuwevah hellen i indien hy aan fyn ongelukkige gronden wil blyven hangen :hy denke dan felfs, waarvoor hy by al wie redelyk en billyk is moet doorgaan.

§. if. her ik verder gaa, gelieve een ongelovige, dienoghaanhetGod-delyk gefagh van het H. Woord twyffelt, met my aan te merken; datden Geeh Godts den Sanger Ifraels in den CXXXIX Pfalm, vers 16. van het eerhenbsp;grondbeginfel fyi es lighaams fpreekende defe woorden doet gebruiken; Uwenbsp;mgen hebben mynen ongefermeerden klomp gefien; van welke vertalinge van hetnbsp;Woort Golem wy hier na nogh yets fullen feggen. Maar bet geen yder alhier innbsp;verwönderinge fchynt te moeten opnemen, is, dat dit felve woort Gc/m,nbsp;alhier door ongeformeerden klomp met de feventigh Vertaalders overgefet,nbsp;eigentlyk een in^ en op een gerolt kluwen betekent.

Men kan bevinden, dat dit ook de waarebediedenihe deles woort is, by Robbertfon'i die het fegt eérh een kluwen {Glomus) lynj en meen

ra-

Pp


-ocr page 322-

298 nbsp;nbsp;nbsp;XVir. BESCHOUWING E.

rwwen en geformeerden klomp, welke nogh niet tot fyn regte gedaante uitge-rolt is j loo dat ook defe voorname taalkundige het felve konftwoort van Evolvi of uitgerolt ‘worden gebruikt gt; het geen by alle, die volgens de He-densdaagfe ondervindingen van het groeyen van cene vrugtje fpreken, feernbsp;gemeen is.

Op defelve wyfe fiet men ook by Pifcalor het woord Glomus in fyne aantekeningen vertaalt} foo verre dat, om aan defe eygene betekeniflevanhet woort eenigen gront te geven, hy na het gevoelen van fynentyt daar by doet}nbsp;dat de kleine vrugt of grontbeginfel(-E?®^0'ö) daarom yets opgerolts of dat opnbsp;een gepakt is genoemt wert} om dat de faden van vader en moeder daar in als bynbsp;een gcrolt en te famen gepakt fyn.

Ook betekent het wortel-woord Galam, van het welke dit woort Golem af komt, yets te famen rollen, op een kluwen en bundel in een rollen.

Uit het welke dan klaar genoegh is, dat (bchalven een ongeformeerden klomp) é\t woord een op een gerolt kluwen in fyne eygene betekeniffenbsp;fegt} felfs den naukeurigen frommius in de concordantie voegt dit beyde metnbsp;Latynfche woorden {Glomus, Majfa rudis) by den anderen} latende egternbsp;dat van een op een gerolt kluwen of Glomus voorgaan.

Indien nu aan ymant de waarnemingen van de vorige eeuwe, ontrent de grontbeginfels der planten, dieren , en menfehen bekent waren} enhynbsp;wille, dat de felve bellenden alleen uit de faam-gerolde en op een gepaktenbsp;delen van hetgeen daar na, by manier van opvullinge en uit rollïnge, dooide volgende voedinge en groeyinge uit het felve moet voortkomen} foudenbsp;hy ook met een klaarder uitdrukkinge , als hier gefchiet is, alle het felvenbsp;kunnen te kennen geven?

En om uit dit alles een befluit te maken} een ongelovige gelieve hier te denken, of niet yets, meer als menfehelyk , figh in dele fpreekwyfc klaar-blykelyk vertoont} welke van het grond-beginfcl dermenfchelyke lichaamennbsp;al in die tyden met foo verllaanbarc woorden yets fegt} het geen niet alsnbsp;een menigte van eeuwen daar na , en veel daar van door het gebruyk vannbsp;als doe onbekende vergroorglafen, aan de Natuur-onderfoekers bekent geworden is. Immers dat van de in een gerolde grontbeginfels nogh taalnbsp;nogh teyken in de fchriften der oudlle Philofophen gevonden wert} meennbsp;ik niet dat yemant fal kunnen tegenfpreken: hy denke dan, als hier foonbsp;uitdrukkelyk en naukeurigh een woort daar toe verkoren is, of dit vannbsp;ymant, die met alle menfehen van die tyden daar van onwetendemoeft fyn,nbsp;kan afgekomen welen} en of defe fpreck-maniere fyne Hoger, als een men-fchelyke alkoraft niet overtuigende aan yder die dit verllaat, bewylt.

§. i6. Dat nu defeuitrollinge, door welke een grontbeginfel in alle fyn op een gepakte delen, (gely k in een plant,) ook tot een dier wert, aan den groo-ten Ingever van het H. Woord, in fyne omftandigheden mede bekent ge-weell is,, fal klaarder kunnen blykcnj, na dat wy eenige faken,die byerva-

rent-

-ocr page 323-

Van de Driften en Voort-teeUnge. nbsp;nbsp;nbsp;2i»p

rcntheit bevonden fyn plaats in defe uitrolHnge te hebben, voor afhebben laten gaanj en verder eenige texten daar mede vcrgelyken.

Den Heer Dodart. A°. 1701. z» de Hiftorie van de Koninglyke Tranjfche Academie pag. 2f, 26. legt 1. dat een kleyn by hem onderfogt vrugtje, het welk mennbsp;feker wifte niet boven z i dagen oud te fyn, -ji van een duym langh was j ennbsp;dat het hooft alleen een derdendeel van desfelfs lengte hadde.

II. Dat ook de heupen, benen, en armen nogh niet uitgerolt waren; maar dat op elke plaatfe van defe figh yets, gelyk een kleyn vratje {Feme)nbsp;vertoonde.

III- Nadien de Schilders aan het hooft van een welgemaakt menfehe en aan dat van een jong kint i van de lengte van elks lichaam geven ,• en hetnbsp;hooft van dit misgèboortje ‘ daar van was; dat het hier uit bleek, dat hoenbsp;jonger een vrugt is, hoe meer grootheit fyn hooft na proportie van hetnbsp;lichaam heeft.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de delen, die de naafte aan het hooft fyn, altytgroter en meerder uitgerolt bevonden werden, als andere; en dat de voeten altyt mindernbsp;na het hooft gepropor*;ioneert fyn, als te verre daar af fynde.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Het felve vintmen ook waargenomen te fyn by andere Onticders, onder andere by den nauwkeurigen Harveus: van welke wy Befchotm. XXX.nbsp;§•6. nogh yets fullen feggen.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Een diergelyke liet men ook by Malpighius. de form, puilt in evo-yzl-Waar hy fegt, dat in een gedeelte van een nogh onbebroeyt ey, tegen denbsp;Sonne gehouden fynde, reeds het hooft met de fcheerfels van de daar aanhangende kiel {ftamina carince) klaar te fien was; uit welke laatfte weinighnbsp;daar na den rugge-graat uitgerolt wierdc; foo dat na fes uren broeyens, dit

Igh nogh foodanigh vertoonde ; maar na twaalf uren dit grontformeerfel ge icn wierde, met een uitftekend groot hooft {injigni capite) •, en de hegin-’rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;herflenen en rugge-graat figh begondenop tedocn.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;Uit alle welke nafpeurigen den Heer Dodart op de aangehaaldcnbsp;plaatfe, en anderen afleyden, dat waarfchynelyk het hooft tot het uitrollen vp het grontbeginfel het vooinaamfte werktuig is.

Niet alleen, om dat, wanneer een grontformfeltje totmeerdergrootheit moet vervult en overkleet of uitgerolt werden , het hooft altyt in opligtnbsp;van an ere delen veel groter is; dogh wanneer de wasdom ophoud, en het

00 iifyt meer behoeft te dienen, als om het lichaam fonder meer te poey n in itant te houden, en bequaam tot fyne dienften te doen fyn, hetnbsp;lelve altyt lUeindcr in dit opfight is, gelyk uit N°.III. gelien kan werden.

Maai ook, om dat de ondervindingen in de geneeskunde meermalen aan tonen; dat, dp gemeenfehap tulTchcn het hooft en de leden belet fynde, innbsp;kindeien den wasdom ophout; en in volwaflène een vermagering, lammig-

eit, gevoelloosheit, en felfs in eenige gevallen een gehele verftervinge \Jphacelus) foratyts gewoon is te volgen: foo dat ik, alleen op het ontleden

Pp 2 nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 324-

300 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. B E S C H O U W I N G E.

van twee kleine wervelbenen (door een val op den rugge-graat, welke de hooft-en zenuw-vogten beletteden tot de delen te komen) een lèer vcr-fehrikkelyke verftervinge hcbbe flen volgen v die alle de fpieren, welkenbsp;rontom het Dye en Heupe-been waren, op een ellendige wyfe bedorvennbsp;haddej foo dat de Heupe-benen felfs daar door gantfch affchuwelyk flin-kcnde en fwart geworden waren.

Dewyl nu , na alle defe ondervindingen wel in agt genonten te hebben, genoegfaara blykt, dat het hooft de in een gerolde leden van het grontfor-meerfel, en het verdere nog grocyende lichaam van een kint uitrolt en vervult j endeftofFcn, die ook door de llag-aderen in meerder gevorderde derwaarts gebragt werden, bequaam tot defe vervullinge en voedingc maakt,

( welk laatlle by R.FieuJfens de fyjiemate vaforum met veel ondervindingen, door vcrgrootglafe beveiligt is) fiet men daar uit klaar genoeg, dat eennbsp;lichaam van een menfche met regt de vervullinge van het hooft genoemt kannbsp;werden.

Soude nu ook den Geeft Godts met meerder klaarheyt volgens dele waarnemingen kunnen fpreken, als in het eerjle Capittel van den Brief aan de Ephejiers vers zz 13 ? alwaar wy defe woorden vinden: En de Godt heeftnbsp;hem (den Heere Jefum) aan de gemeynte gegeven tot een hooft boven alle dingen,nbsp;vers Z 3. Welke fyn lichaam is, en de vervullinge desgenen, die alles in allen vervult.nbsp;Soo dat hier ook de gemeynte, fynde het lichaam, waar van de Heercje-fus bet hooft is, gefegt wert de vervullinge van hem te wefenj en daaromnbsp;noghte nadrukkelyker, om dat men by 6'f^tp/ü/iïfien kan, dat door dit woortnbsp;pkerooma, hier vervullinge^ in het Grieks complementum en Impletio., dat is,nbsp;vervulfel en vervullinge beide betekent wert. In welke twee betekeniflennbsp;de vervullende vogten ten opfigt van het hooft ook kunnen genomen werden. Soo betekenen fy op de eerfte wyfe dat gene, waar door de Heerenbsp;jefus tot een volmaakt perfoon gcllelt wert, beftaande uyt hooft en Ledematen gt; in welken fin de geleerde Kant-tekenaars het ook nemen. Doghnbsp;in de tweede betekenifle fegt defe Impletio diedaat, waardoor het hooft hetnbsp;grontformeerfel of een kinderlyk lighaara, tot dat van een vohvaiTen menfche vervult: het welke in een gelykformigen en geeftelyken fin, ontrentnbsp;de Heere Jefus in opfigt van fyne gemeynte, ook eene by alle wareChrifte-nen ontwyfelyke_w.aarheit heeft j en waar toe de woorden alles in allen,nbsp;vervult ook feer gevoegelyk kunnen gebragt werden in defe omftandigheden.

Seer nadrukkelyk ichynt hier ook op geoogt te werden Ephef. van het 11 tot het lö wrringefloten: alwaar uit den felven grom, dat Chriftusnbsp;het hooft is vers ly., gefegt wert vers ii. dat hy Leeraars tm.gegevennbsp;heeft^ onder anderen vers iz. tot ephouvoinge des lichaams Chrifii. Welkenbsp;volgens defe gelykenifle, vers 13. verder befchreven wert; tot dat'wynbsp;fullen komen tol een volkomenen (in kragc , fiet Polus , eenen vol-walTenen) man.^ na de mate der groot heit der volheyt Chrifi, ’t geen anders

cok

-ocr page 325-

Fan de Driften enVöort-teelinge. nbsp;nbsp;nbsp;joï

oolc fegt i na de mate der groótheyt de^ vêrnjulUnge Chrifli} om dat het fcl-ve woord Pleeroomahkv ook gevonden wert, bet welk£//5e/. /. 23.^01 wr-niulUnge vertaalt was: dat is, volgens defe betekeniffe, totdat wy alle Tullen komen tot een volwaflenen man , na de matevandiegrootheicofftature (gclyk dit woord mede herkent) tot welke de Heerejefus ons nogh kinderennbsp;fyndc, gelyk het hooft het lichaam, fekgelieven te vervullen en te doen opwaffen.

^ Dat nu defe werldnge van het hooft in het vervullen en uitrollen der delen van een kind, om het te doen opwaflen, alhier hetooghmerkis, blykt nogh meerder uit de volgende 14, if, en 16 verjfen: op dat wy {vers 14.)nbsp;niet meer (Ncepioi) kXeme kinderen [ouden fyn ¦, maar {vers \ alle fint sfouden op-waffen in (of door) hem^ die het hooft is, [namelykl} Chriftus. Dogh infon-derheit vers 16alwaar de voorfeide maniere, op welke een kind door hetnbsp;hooft tot een volkomen man vervult, oveikleed, en uitgeiolt weit, nadernbsp;fchynt aangewclen te lyn. Dit lyn de woorden: Uit het ivelke (hooft) hetnbsp;geheele lichaam, in een overeenkomjiige proportie te famen gefielt fynde (het welknbsp;een gront-formeerfel of lichaam van een klein kind fchynt uit te drukken.)nbsp;en tot een onderlinge famen-hanginge gehragt fynde, door alle derakingendertoe^nbsp;brenginge (en fchynt dit tellen op het vervullen en uitrollen van een grond-formeeifel of eens klein kints lichaam, door het gene daar toe gebragt wert,nbsp;in ftaat te ftellen, dat het malkander rake, en dus een grooterlichaam daarnbsp;uit doe werden.) na de werkinge van een ygelyk deel in fyne mate den viasdoninbsp;des lichaams maakt, tot fyn felfs ophouwinge in de liefde.

Dat ook het voorgefeide des Apoftels op de gelykenifie en werkingedes hoofds eigentlyk liet, fchynt daar uit nader afgenomen te kunnen werden ;nbsp;omdat hy Coloff. II, 19 by na defelyc fpreek-wylen gebruikt: Rn het hoofdnbsp;niet behoudende, uit het welke het geheele lichaam door raakflen enfamen-bindin-gen van het geen toegebragt ivert, voorfien en tot een onderlingefdmen-hangirtge ge~nbsp;bragt fynde , opvouji rnet een Goddeïyken t^asdom.

Ik fal hier alleen by doen, dat ik de woorden van de naukeurige Duit-fche Overfeitinge niet verandert hebbe , als om foo veel raoo-elyk is, door. een andere woordelyke uitdrukkinge van defelvc lake aan eenTgen inillchiennbsp;wat meerder klaarheit te geven. Want die de grond-woorden by ^r^/a/^ïnafiet,.nbsp;fal bevinden, dat Sunarmologeoo door congruente rationum proportione confruo^.nbsp;het woord Epichoreegeifiai door Rebus[uppcditatisï3[ubminifratisinfrui-y^ixst',nbsp;delyk Aphee door rlzffwr aldaar vertaalt ,is.

Gelyk wy nu te voren getoont hebben, dat den Geeft Godts door den Prophete David fyn grond-formecrfel Golem of een Kluwen na de aldernau-keurigfte ondervindingen laat noemenj foo bevinden wy hier ook,dat denbsp;maniere om het felve door het hoofd, als het voornaamfte werk-tuigh,tcnbsp;doen uitrollen en vervullen aan hem volkomentlyk is bekent geweeft: nietnbsp;tegenftaande het meefte van die alles alleen onder de uitvindingen van denbsp;laaft voorgaande eeuwe kan geftelt werden. Men leere dan hier uk, mee

Pp 3 nbsp;nbsp;nbsp;hoe.

-ocr page 326-

502 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. BESCHOUWING E.

hoe groot een wysheit en nauwkeurigheit dit woord van natuurlyke faken

fpreekt} cn foodanige dingen fegt, ook ontrent het voorname gebruik van

het hoofd in den wasdom des Lichaainsj dat niemand, die redelyk is, de-

fèlve aan eenigh meniche in die tyden levende, met regt foude kunnen toc-

Ichryven.

§. 17. Dat nu een gront-formeerfel, het welk miffehien in den beginne maar

een fantje (of minder) in grootheit bevat, tot de grootheit van een lichaam van een man van fes voeten hoogh kan uitgerolt werden, fal een Wiskundigenbsp;wel willen, en felfs een Atheift, indien hy de Wisdtundeveiftaat,moetennbsp;toeftaan. Maar dewyl andere cn ook eenige welmenende Ghriftenen defenbsp;groote uitrollingh van foo kleinen gront-formeerfel railfchien niet wel aan fighnbsp;muden kunnen verbeelden, en daarom veel ligt dit gefeide onmogelykfou-denagtenj fchynt het voor y mand, die hier fwarigheit in maakt, nut te ful-len welen, indien wy de mogelykheit daar van toonen.

Men ftelle dan voor af;

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de Goddelyke Almagt een bepaalde grootheit van ftofFe (by voorbeeld , die van een lantje of minder) in foo veel en meerder deelen van eennbsp;fcheiden kan, als eenigh menfche met een bepaalt getal kan uitdrukken.nbsp;Dit fal niemand loochenen, en felfs een Atheift moet erkennen, dat in opligt van dit fantje defe deelinge nogh tegenfcggelykheitnoghonmogelykheit

inlluit.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat een voet in 10 duimen gcdeelt fyndc , elk van dele duimen innbsp;lenghte too fanden bevatten kan j het welk vcelc andere met ons Hellen.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het lichaam van een man, die fes voeten hoogh is, geileklyn-de fes lichaamelyke voeten te bevatten, men het fclve, om de daar infyndenbsp;holligheden, niet te klein fielt te wefen.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dewyl nu 100 landen eenen duim in lengte, cn 10 duimen eeneiinbsp;voet uitmaken, fullen 1000 Tanden in eenen voet in lengte gaan; en by gevolge (ftellende gemaks-halven de landen, gelyk kleine teerlinkjes) 1000,000,nbsp;ooojof (om met meer koriheit dit getal, of de cenheit met negen nullennbsp;uit te dinkken) 10* fanden eenen lichamelyke voet uitmaken. Welke dannbsp;fesmaal genomen fynde, komt 6000,000,000, of 60*' voor het getal dernbsp;landen j die in een menlchclyk lichaam, les lichamelyke voeten groot lynde,

bevat kunnen werden.

Waar uit blykt, een grond-formcerfeltje, dat maar een fantjegroot is, in (5000,000,000 deelen gedeelt was, dat in elke ruimte van een lantjenbsp;in dit Lichaam, een deeltje van het lelvc Tandje fouden kunnen geplaallnbsp;werden.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Dogh om verder te gaan, dewyl uit A. van Leeuvjenheek {Befchouw.nbsp;XXVI. §. 16.) te lien is, datrsb van een fants lengte ontrent hetuiterftcis,nbsp;dat door een Vcrgroot-glas onderfcheiden kan werden-, Laat ons, om yetsnbsp;te hebben, dat met reden yoor niet onderfcheidentlyk figtbaar kan gehouden

-ocr page 327-

Vm de Driften en Voort-teelinge. nbsp;nbsp;nbsp;505

den werden, van defe lengte nemen, foo fal als dan TS'ooo'S'S van een fanis lengte door goca Vergroot-glas met onderfcheic kunnen gefien werden.

Dewyl ’er nu van foodanige deeltjes (of weder gemakshalven teerlinkjes) lO'® ineen lant gaan; foo Tullen’er in het gefeidemenfchelyk lichaam vanfesnbsp;lichamelyke voeten, 60“ ’’ lichamely ke foo kleine ruimtens fyn,die met geen vergrootglas om haar kleinheit kunnen onderfcheiden werden.

En wanneer men nu in elk van defe kleine plaatsjes een millioen deelen van een fant ftelt te wefen. Tullen in dit menfehelyk licham van fes licha-melyke voeten dan öo” van defe fantdecltjes gaan.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Indien d^n het grontformcerfel van een menfche, het welke wy nunbsp;een fantje groot ftellen te wefen, in foo veel of in 60” deelen gedeeltwcrt;nbsp;fal het foodanigh in fynedeelen kunnen geplaatft en uitgerolt werden, datnbsp;in elke kleine ruimte van een menfehelyk lichaam van fes lichamelykenbsp;voeten, welke om haar kleinheit door het als nogh bekende (befte Ver-groot-glas met onderfcheit niet geften kan werden, egter nogh een millioennbsp;van defe zant-deeltjes gevonden wert. En dewyl de tulTchen-plaatfen tuf-fchen defe deeltjes van het grontformcerfel nogh foo veel kleinder fyn, alsnbsp;de voorgefeide ruimtekens; fullcn fy daarom nogh minder door een Micro-fcopium, en gcvolgelyk, voor het ooge by na ganfeh niet figtbaar fyn; immers, fy Tullen geeniints onderfchiden kunnen werden.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;En dus is blykelyk dat het mogelyk is, dat een foo kleingront-for-meerfeltje van een fant groot, tot een gelykforraighfamen-ftel vaneen menfehelyk lichaam van fes lichamelyke voeten kan uitgerolt en gebragt werden; welk lichaam in alle fyne ftofFe niet meerder als de groote van ditee-nige fantje bevat, foodanigh nogtans dat niet een figtbaar plaatsje foo klein

in het felve is, in het welk niet meerder als een millioen deelen van dit gront-

formcerfeltjc bevonden werden: tijflchen welke deeltjes egter ibo veel ledige plaatsjes overgelaten werden, dat dicomlyac ligtheitby nafchaduwagti-

ge lichaam, foodanigh kan vervult werden door de vloeyende en by komende deden, die figh in defe tuflehen-plaatsjes fetten, en de deelen van ditnbsp;gront-forraeerfel overkleden; dat het felve de fwaarheit van een gemeen lichaam van een volwafièn menfche bereikt.

yill. En op dat niemant defe verdeilinge van de grootheit van een fantje vreemtmogteagten; kanhybydenProfef 'orKeil.introduSi.pag.ff

dat een ongelyk grooter wonder aan hem moet fchynen gt; en waar van aldaar de mogcly kheit egter betoogt is: namelyk, hoe niet alleen fes lichamely »te voeten, maar felfs dat onmetelyke ruim, het welk den Herren-hemel innbsp;fynen omtrek bevat, en indien men wil, vry een veel grooter,. doordeftoftenbsp;van een eenigh fantje foodanigh vervult en duifter kan gemaakt werden; datnbsp;niet een eenige ligt-ftraal (hoe dun fy ook wefen magh) tuflehen de deelen vannbsp;dit zant (oude kunnen doorgaan. Men verbeelde figh derhalven, hoeverre dit,nbsp;al het geene wy gefeit hebben in* dit lichaam te kunnen gebeuren, overtreft.

iX. En

-ocr page 328-

504 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. BESCHOUWINGE.

IX. En om dit felfs by een diergelyk experiment te doen fien jfal ontrent het Ligt in de XXFL Befchouw. §. i j. aangetoont werden ^ dat een ftukjc kaars-fraeer, het welk de groothcit van een fand heeft, wanneer het verbrani,nbsp;in veel meer als de voorige 6o” deeltjes waarlyk gedeelt wert.

Om dit alhier kortelyk te bewylen, kan men op de ftraks aangehaalde plaatfe fien ; dat eenen lichamelyken duim kaars-i'meer een getal vannbsp;z6p6i7040'*°ligtdeelen uitgeeft. Nu (N. IV) fyn ’er 1000,000 fanden innbsp;degrootheit vandefen lichamelyken duim, en derhal ven komen uit een fants-grooiheit kaars-fmeer Z6p6i7040’quot;^ligt-deelen.

En ( N. VI) was het gront-formeerfel,dat ook een fant groot was, geftelt in 60” deelen gedeelt te wefen.

Door welk getal, dat der ligt-deelen, die uit de grootheit van een zand komen, of zdpói704o5^ gedivideert fynde, fal komen 44956173 met eennbsp;kleine breuk. Waar uit blykt, dat elk deeltje van dit gront-formeerfel,nbsp;hoe klein het ook wefen magh (om een ront getal te nemen ) nogh in meernbsp;als 44 en by na 45” millioenen deeltjes foude moeten gedeelt fynjeer elk vannbsp;^lefelve de kleinheit van eenligt-deèltje, datdagelyks uit een brandende kaarsnbsp;vliegt, verkregen heeft.

Dat nu ook lbo kleine deeltjes om hare kleinheit niet onnut fyn, maar tot groote faken in het Heeel-Al gebruikt werden, fal bier na 'mdeXXFJ-Be-fchmwinge getoont werden; en is uit die van het Vyeropenbaar, welke fighnbsp;by na overal in de llghbare wereld bevinden, en aan den grooten Regeerder

deffelfs lot foo vcrwonderlyke, foo wel als ontfagchelyke, einden dienft-baar fyn.

En dus fal, foo ik meine, blykelyk genoegh wefen, dat wy in dele uit-rollinge en verdeelinge van dit gront-formeerfel op verre na totdie kleinheit niet gekomen fynj waar in men ondervindelyk liet, dat andere lichamen innbsp;de werelt gedeelt werden.

§. 18. Wy bepalen alhier de wyfe niet, van welke Godt figh inhetuit-rollen van fyne gemaakte gront-formeerfels gelieft te bedienen gt; maar laten defelve aan fyne Hooge Wysheit, wiens wegen infonderheit ook in defen,nbsp;onnafpeurelyk fyn; en hebben in het bybrengen van het geen wy §.17. daarnbsp;over gefegt hebben, geen ander oogmerk gehadt, als om Ongodiften vannbsp;haren Maker te overmigen ; en eenige ophelderinghookaanfommigcChri-ftenen te geven, die juilt niet gewoon fyn de faken na de maniere der Wiskundigen figh voor te ftellen;en daarom in het uitrollen van foo kleinennbsp;gront-1)eginfel tot de gelyk-formige geftaltc vaneen volwalièn lichaam eenige fwarighedeti mogten vinden.

Een ongelukkigh Philofooph, die nogh uit al het vorige geen Al-bellie-renden Godts heeft willen erkennen , ga nu weder in ftilheic en eenigheit by figh felfs nederfitten; befchouwe metaandagtfvn eigen lichaam jen oor-deele dan felfs, of hy denken kan, dat het fonder wysheit en beflieringe

kan

-ocr page 329-

P^an de Driften en VoorMeelingf. '3 dj* kan gefchiet fyn, dat uit foo klein en teder een gront-beginlêl by wyfevannbsp;het ftive uit te rollen, en met andere ftolFen te vervullen én over te kleden,nbsp;fyn foo wonderlyk tot foo veel gebruiken bekwaam gemaakt lichaam in allenbsp;fyne deelen en leden voortgekomen is. Wat heeft het maken van een uurwerk uit alle fyne te famen-gefette ftoffen, dat by dit wonderlyk formeerea^nbsp;van een menfehen lichaam kan gelyk geftelt worden? en nogtans, heefty-mand oit foo onfinnigh of (om wat fagter te fpreken) foo beklagelyk onge-lukkigh geweeft, dat hy in tegenwoordigheit van verftandige foude hebben derven ftaande houden, dat fyn Horologie, dat hy in fyn fak draaght,nbsp;op foodanigh een maniere fonder eenige wysheit of oogmerk gewordennbsp;was ?

Den Almagtigen txotvcityefaite XXIX. z3.de kinderen (hoewelmillchien volgens de gedagten van veele Godts-Geleerden aldaar van die der weder-geboorte (prekende ^ in welke dit opk fyn volkomen waarheit heeft) uit-drukkelyk het werk fyner handen j en eigent dus aan fyne wysheit en maghtnbsp;alleen, het maken, uitrollen en vervullen van een gront-formeerfel toej ennbsp;kan ook den alderfcherpfinnigften Atbeift een andere aannemelyke oorfaaknbsp;geven? infonderheit, als hy ftelt gelyk hy (tellen moet, dat defelve nietnbsp;geweten heeft wat fy dedc, als fy dit dedc.

Selfs de Ouders, die niet weeten, hoe haar kind in fyn gront-formeerfel gefteld, overkleed, en opgevult wert, kan men éc ware en eerfte ooiIa.sknbsp;daar van niet noemen} en indien fy, hoe wel het HOE niet wet ende,noghnbsp;maar willen, of fy een kind voortbragten of niet} foude men haar nogh metnbsp;de naam van tweede oorfaken kunnen verderen: gelyk ymand, die aan eennbsp;welgcftelt Repetcer-Uurwerk trekt, en weet dat hy het fal doen (laan, eennbsp;tweede oorfaak daar van genoemt kan werden. Maar dewyl alle Ouders nietnbsp;alleen onkundigh (yn, op hoedanigh een wyfeecn kind voortgebragt wert,nbsp;maar lelfs niet weten, datly het voortbrengen, alsfyhetvooribrcngcn}(oonbsp;dat felfs in onwettige verfamelingen meermalen een kint ook tegen harennbsp;willen voortgebragt wert} wie kan met reden haar meer ^Xsinjirumenteleo£nbsp;occafionele oorfaken daar van noemen? En daar doghdit voortgebragtein allesnbsp;waar uit het bedaar,fyhs Aanbiddelyken Makers Wysheit aan yder, die eenige redelykheitheeft,vertoont} Wat kan men van foodanige feggen?dicnbsp;geen ware oorfaak in de ganfche wereld onder alle de Schepfelen kunnendenbsp;aantoonen, welke tot het formeeren van een Menfche bequaam is} en eg-ter dit duifenden van malen door ligh des onbewuftc inftrumenten fiende ge-fchieden, nogh geenen Gbdt, die haar met verftandgeformeertheeft, willen erkennen. Ellendige ! ja meer als ellendige blintheit! daar in men dienbsp;geene fiet vallen , die haren Godt verloochenen en verlaten.

§. ip Dogh hoe weinigh ontrent de maniere van de Voort-teelinge der mcnfchcfi nogh bekent magh wefen} legt egter in het geen men da-gelyks daar ontrent fiet gefehieden,en het geene verre by de meefte nau-

Q^q nbsp;nbsp;nbsp;wclyks

-ocr page 330-

5^5 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. BESCHOUWING E.

welyks ih eenige opmer kinge komt,nogh een feer voornaam en kragtigli bewys van een Goddelyke en alles tot fyn wyfe einden fchikkende Voorucnigheitnbsp;en een klaar betoogh, dat de W ereld geenfints by geval beftiert wert.

Eer ik dan het felve voorftelle, vinde ikmy verpligt alhier te fcggen, dat men de vindinge daar van fchuldigh is aan de gedagten van den Heer Ar-hutnot feer voornaam Wis-kundige, Lidt van de Koninklyke Sociëteit, cnnbsp;Eyf-Do6ter van de Regerende Koninginne van Engeland: welke de goed-lieit wel heeft gelieven te hebben , van dcfelve, door handen van den Heernbsp;Burner, waardige Zoon van den by de geleerde wereld met foo veel roemnbsp;bekenden Heer Biffehop van Salisbury, insgelyks groot Mathematicus ennbsp;mede Lidt der felver Koninklyke Sociëteit aan ray toe te fenden: en gevenbsp;my dan de eere, (hoe wel ik nu berigt werde, dat het felve in de ^lt;5(2 vannbsp;defelve Sociëteit daar na gedrukt is) vau defe verhandelingc daar mede tenbsp;vergieren.

§. zo. Den gront van dit bewys beftaat in een Tafel, welke den Heer Arbutnot heeft laten (opmaken uit de Regilters, die tot Londen s’jaarlyksnbsp;werden gehouden, van de Jongetjens en Meisjens, die dagclyks ren doopnbsp;werden gebragtj begrypende 8z agter een volgende jaren, van de jarennbsp;löip tot 1710 beide ingefloten, welke wy, om dat dcfclvecenigevoorna»nbsp;mebyfonderheden behellt, alhier laten volgen.

TAFEL

Man het getal van Jongetjens en Meisjens, in 8 i jareamp;^ elk Jaar tot Londen gedoopt.

Jongens

Meisjens

Anno

Jongens

Meisjens

Anno

Jongens

f ii8

4683

1642

f4lt;Jo

4910

iö7f

3'57r

48 f8

44f7

43

47P5

4617

70

3668

4422

4102

44

4107

3997

3396

45P4

4f90

4r

4047

3919

78

3'77

fif8

483P

4lt;5

3768

5357

79

3209

P3T

4820

47

375lt;ï

375lt;^

öo

37^4

fio6

4928

48

3503

3181

61

4748

45*7

460 f

45

3075

2746

62

f216

470?

4477

70

2890

2722

63

7411

nrp

457^

7*

3^3*

2840

64

0041

f366

4784

n

3220

2908

Öf

7quot; 4

ffi8

7352

73|

3195

2979

66

4678

f470,

fiool

74'

344*1

3*75

Ö7

f617

Meisjens H4Sgt;

328P

3018 2781

5147

4107 4803nbsp;4881nbsp;fdSl

4878

45*5 f512

An

-ocr page 331-

p'a»

dt Driften en Voort-teélinge.

507

Anno

Jongens

Meisjens

Anno [Jongens

Meisjens

Anno

Jongens

Meisjens |

16(58

6073

ifóo

1685

1111

71 f8

iöp8

8426

7626

6p

6fo6

fSip

84

1111

7127

PP

7Pii

74fi

70

6278

r7i9

7484

7246

1700

7f78

7061

71

644P

6061

86

1111

yii9

I

8102

7fH

6445

61Z0

87

ini

7214

2

8031

76f6

73

6073

5821

88

7487

-7101

3

7767

7685

74

6113

ƒ738

8p

7604

7167

4

6113

f758

7r

6of8

f717

po

7POp

7302

1

8366

7779

76

öyyi

ƒ847

pi

76Ö2

73Pi

6

7Pri

7417

77

6423

6203

7602

7310

7

837P

7687

78

Ófóo

6033

P3

7676

7483

8

8239

7623

7P

Ö247

6041

P4

6p8f

6647

P

7840

7380

80

6f48

6ipp

Pf

7263

6715

10

7640

7288

81

6822

lt;5f33

p6

7632

722P

8i

6^op

6744

P7

8062

77^7


In defe Tafel is aanraerkelyk;

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat tot Londen in defe 8i agter een volgende Jaren, elkjaar, het ge*nbsp;tal der Jongens, dat van de Meisjens heeft te boven gegaan.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het verfchil dcrfelver altyd tuflchen twee niet verre van een lyndenbsp;palen figh uit aeiirekt heeft. Soodanigh, dat

III. nbsp;nbsp;nbsp;Altyd eenige Jongens meer geboren fyn als de helft van alle kinderen

op een jaar bedraagt. En nbsp;nbsp;nbsp;.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de meerderheit van de Jongens boven die van de Meisjens

nok foo groot geworden is, dat meeft alle de Kinderen Jongens gewecft iyn.

§• 2.1. Dewyl nu door Velt- en Zeeflagen 5 door andere gcvaarlyker bc* roepen, infonderheit door een meerder onder de mannen in fwangh gaande on-gematigt leven , een veel grooter menigte der felver daagelyks omkomt}nbsp;als van de vrouwen, door de by fondere fiektens, die aan haar boven demand-nen eigen fyn; kan ymand denken , dat het fonder beftieringe van eenige

wysheit gefchiet, dat ’er iuift altyd meer Mannen als Vrouwen geboren werden?

En (dat te verwonderen is) egter maar foo veel meerder, dat genoeg-{aam voor elke Vrouw een Man van haar jaren, in haar land, en van haar conditie overblyft j het geen een gedurige ervarentheit ten genoegen van y*-

der, die redelykheit gebruikt,beveiligt.

heb»


Qq i


, Waar by den Heer Arhutnot aanmerkt, dat hier uit eenmerkelykereden fchynt openbaar te fyn, dar de Polygamia^ wanneer een man meer vrouwennbsp;neemt, foo wel tegen de Nature, de beftieringe der Wereld, en het Ge-ttieene-beft, als tegens de Wetten ftryt ; om dat een Man veel Vrouwen

-ocr page 332-

3o8 nbsp;nbsp;nbsp;XVII. B E S C H O U W I N G E.

hebbende, foo veel andere mannen ongehuwt moetenblyven} behalven, dat veel Vrouwen foo wel niet by cenen, als wel elk by haren manfehynennbsp;vrugtbaar te kunnen wefen.

§. iz. Dogh om cindelyk-tot het voornaamfte bewys tegen een gevalligc oorfaak, dat in defen legt, te komen } dewyl de gewigtige affaires van dennbsp;Heer Arhutnot niet toe en lieten, defe Tafel inalledeflelfsbyfonderhedenopnbsp;te volgen , en de rekeningh daar op te maken (het welke na de gemcenenbsp;•wyfe eenige maanden gedurigen arbeit vereifTchen foudej gelyk bekent is,nbsp;by die de rekeningen in het fpeelen van geluk verftaan)fteltfyn Wel Ed.ge-makshalven.

/. Als een even getal penningen opgeworpen wert i dat’er even veel kans is, om ’er (bo veel kruis als munt te doen vallen} als’er is, dat onder foo veelnbsp;kinderen, ook even in getal iynde,even veel JongetjensalsMeisjensfoudennbsp;ter wereld komen} indien ook dele geboortens by geval gefchieden.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Toont defen Heer, indienymand, (die wy ^ fullennoemen)eenigenbsp;duifend penningen fullende opwerpen, genomen hadde even veel kruis,nbsp;als munt te doen nedervallen} en ’er D ingefet was? dat defe ^eenfeergeringe kans fouden hebben om iyne weddenfehap, of om D te winnen } ennbsp;dat de waardye van fyn kans veel minder foude fyn als ^ van D.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Maar om dat de vorige ondcrftellinge, dat bet getal der Jongetjensnbsp;en der Meisjens jaarlyks gelyk is, de kans van die dit neemt, te veelnbsp;vermindert} fteit wederom den Heer Arhutnot^ om defe verminderingh tenbsp;vergoeden, dat de kans van A (die anders veel minder waardgetoontwas tenbsp;fyn als i van D, in elk jaar, of elkemaal) nu waarlyk foo veel meerder, en

waardye volkomentlyk i van D is.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dit nu geftek fynde, indien ymand, als (wiens} kans is \ van D,

als hy yets met defe penningen eens neemt te doen) fulks wedt 82 malen aan een te fullen gefchieden} of liever dat 82 jaren na den anderen foo veel Meisjens en Jongetjens t’elkens fullen geboren werden} gelyk hy te voren ge wedtnbsp;hadde, dat in een jaar foude te wereld komen; weeten die dekansrekenin-ge verftaan, dat fynkansfalfyn,gelyk ; twee-en-tagtighmalen met fighfelfs,nbsp;cn daar na met£)gemukipliceert;of dat’er een foo groot getal'als men verkrygr,nbsp;wanneer men het twee-getalSa malen in figh felfi multipliceert en de een-heit daar aftrekt) tegen een Haat} dat fulks by geval op die wylè geen 82nbsp;malen agter een fal gefchieden. Het welke dan een getal uitmaakt van 2fnbsp;agter een volgende Cyffer-letters} waar van de vyf eerfte fyn 48 3 f7} hetnbsp;geen door de Logarithmi met weinigh moeite blykelyk is. Die het nette wilnbsp;hebben} kan het doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Logarithmi verder uitrekenen, of het twee-

getal 82 malen in figh felfs multipiiceeren, en de eenheit daar aftrekken.

Indien ’er nu foo veel tegen een Haat, dat dit geen 82 jaren agter een tot Londen moet gebeuren*, gelieve ymand te denken, die in defe rekeningennbsp;ervaren is, hoe groot een getal tegen een moet Haan, dat fulks niet door de

gehc-

-ocr page 333-

Fw de driften en Foort-teeïinge. nbsp;nbsp;nbsp;jop

gehele wereld, eo foo meenighmalen 8i jaren agter een fal gefchieden en dan tc oordeelen, of het geval hier plaatfe kan gelooft werden te hebben.nbsp;Want dat folks veel eeuwen na den anderen, en op alle plaatfen der wereltnbsp;vvaarlyk gefchiet is, kan met veel waarfchynelykheit af genomen werdenjnbsp;om dat altyd en over al de mannen aan de felve gevaren boven de vrouwennbsp;onderworpenfynj en egter aan alle vrouwen ook mannen van gelyke jarennbsp;in hare landen insgelyks hebben kunnen gebeuren.

§.z3 .Enfoo verre den Heer Arhutnotkorte aanmerkinge op het geen volgens defe Tafel gebeurt is, ecubcwysvaneenverftandigeRegeeringedernbsp;wereld met foo veel nadruk bchelft} dat het felve voor yder, die defe reke-ningh begrypt, genoegfaam voldoende behoort te fyn. Dogh nadien On-godiften, die de kragt van dit argument foude tragten te ontwyken, defenbsp;fwarigheit hier fouden kunnen maken} dat den Heer Arbutnot, om foonbsp;veel moeiten te ontgaan, de kans van ymand, die wedt dat folks in eenjaarnbsp;gefchieden foude, ftelt gelyk te fyn aan \ D j hetgeenjuiflletterlykmet denbsp;Tafel niet over een komt; gelieven defe te weten, dat de eenige misflagh,nbsp;die men foude kunnen feggen daar in begaan te fyn, alleen defe isj dat de-fen Heer aan ymand, die een geval in defen ftelt, al te veel heeft toegegeven gt; ftellende fyn kans gelyk i D j en dat daarom het getal by fyn W elnbsp;op defe onderftellinge gevonden, dat tegen een ftaat, feer veel kleindcr is,nbsp;als het felve door een naukeuriger rekeningh volgens defelve fondamenten,nbsp;voortgekomen foude hebben jindien dien Heer daar de vercifchte tyd toe haddenbsp;kunnen geven. Het welke by alle, die defe rekeningh regt verftaan, kennelyknbsp;is i vermits aan fyn Wel Ed. tegenparty de helft van de kanflen gevende, defe falnbsp;kunnen winnen, als’er alleen meer penningen kruis als munt vallen of meernbsp;jongetjens als Meisjes geboren werden, fonder eenige palen j wanneer het

fetal van al de penningen of kinderen oneven is : en in even penningen of inderen foude de tegenpartyenogh daar en boven voor figh hcbbcn dc helft

van alle die gevallen,die even veel penningen kruis als munt, of even veel Jongetjens als Meisjens geven: daar nogtans volgens de Tafel (om de palen,nbsp;tuffehen welke de meerderheit der Jongetjes figh waarlyk bevind) feer veelnbsp;gevallen, in welke meer Jongetjens als Meisjens fyn, h em fouden doen ver-liefen; en ook alle de gevallen, die even veel van beide fouden geven: ’tgeennbsp;niet en behoeft bewefen te werden, voor die alleen in de beginfelen van defe rekeningen ervaren fyn. Ik hebbe van myn pligt gcoordeelt dit hier bynbsp;te moeten voegen, om dewyl defe rekeningh wel volkomen kragtigh, maarnbsp;egter met oogmerk om niet te veel tyd daaraan te moeten belleden gemaaktnbsp;is, defelve van alk tegenwerpingen, die,ymand, welke figh daar tegenftelt,nbsp;{oude kunnen maken, te bevryden.

En fal het tc voren gefcide, namelyk dat de Heer AriAnot om demoite van foo groote en foo veel tyd vereifchende rekeningen te ontgaan, aan fynnbsp;tegenpartye feer veel meer toegegeven heeft, als nodigh was,0ögenfchynlylc

Q,q 3 nbsp;nbsp;nbsp;kun-

-ocr page 334-

'lO

XVII. BESCHOUWING E.

kunnen blyken uit de uitrekeninge , die den uitmuntenden Wis-kundige de H'. en Willen Jan V Gravejande op een byfondere wyie daar over heeftnbsp;gelieven te maken} welke den by na ondoenly ken arbeid en langdurigcn tyd,nbsp;die de gemeene maniere van defe laken te behandelen nootfakelyk vcreilcht,nbsp;feer veel verkort.

§. 24. Defcn Heer dan ^ om figh door geen ondcrftellinge, als de vorige, te bepalen, en met een nader opligt tot de getallen van dc Tafel felfs, hetnbsp;getal te vinden , het welke tegen een Haat, dat het geen te Londen innbsp;dele 82 jaren gefchiet is, niet en moefte gefchieden, indien alles by gevalnbsp;belliert wierdej addeert eerll alle de kinderen, die indefc 8ijaren totLon*nbsp;den geboren fyn,inecnefomme tot malkander: en vint het twee-en-tagtig-Itc deel daar van te bedragen 11429. Welk getal dan een middcl-getal is}nbsp;het welke , indien’er jaarlylcs foo veel geboren wierden , in 82 jaren wederom het felve getal Kinderen geven foude , gelyk de Tafel in lyn geheel begrypt.

Verder vindende in de Tafel, dal inden jare 1703 hetverfchiltulTchende Jongetjes en Meisjes, na proportie van de veelheit der kinderen, het min-lle geweeft is , en dat’er in dat felve jaar if448 kinderen , en daar ondernbsp;776ƒ en 7685 meisjens geboren fyn; neemt fyn Wel Ed. voor het tafel-getalnbsp;17448, het gevonden middel-getal i i42p}-envint men na defc reden of onder die 1142P Kinderen , 7747 Jongens en 7(584 Meisjens.

Op gelyke wyfe liende in de Tafel, dat in den jare 1661, het na dc menigte der kinderen geproportioneerde verfchil tuflehen de Jongens en Mcis-jens het grootfte geweeft is} indien men defclve weder in opllght van het middel-getal 11429 uitrekent , fullen voor dat jaar 6128 jongens en 7301nbsp;Meisjens komen.

Dc eerfte vrage dan die hier te beantwoorden is, kan op defe wyfe voor-geftelt werden :

^ wed tegen 5,als r 1429 penningen opgeworpen werden,dat’er niet minder als 7747 en niet meer als 6128 met het kruis fullen boven vallen j of, dat ondernbsp;11429kinderen, dieelkjaar(volgensdefe gemiddelde rekeningh) terwcrcldnbsp;komen, nietminderals 5747, nogh meerder als 6128 Jongens fullen wefcn.

Men vraagt na de waardyc van de kans van of liever hoe veel tegen een ftaat ? dat het geen J gewedt heeft niet gefchieden fal, wanneer alles van het geval afhangt.

§. 27* Om hier op het vereifte antwoord te vinden, weten die dchedens-

daagfe rekeningen van’t geluk verftaan, ftellende/è kruis, en munt, of ié een knegtje, en m een meisje te betekenen;

I. Dat men het Binomkm k -gt;r-m eerft moet brengen tot de magt, waar van 114x9 het Exponens is, of het felve 11429 maal met figh felfs multi-pliceeren.

IL Dar alle écCöeffickntenoï Genituren van alle de termen tefemen genomen

-ocr page 335-

V%n de 'Driften en Voovt-teelinge. nbsp;nbsp;nbsp;51

men, of de ma^t van het twee getal, waar van 1142^ het Exponent is, de mcnightc geven van alle degevallen, die ontrent 11429 penningen gebeurennbsp;tunnen. Men noeme dcfelve

//ƒ. Dat alle de Coëfficiënten foo van beide de termen, in welke men ^ 530» en 7^5**** vint, als van alle de termen, die tulfchen dele tweenbsp;lyn, te lamen in eene Ibmme genomen, het getal uitmaken van alle de gevallen, die A doen winnen. Men noeme defe p.

Dat alle de gebeurelyke gevallen,behalven die A doen winnen, de lèlve A doen verliefen, en ten voordeele van 5 fyn. En moeten defe dan yge-noemt werden.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Derhalven, als D ingefet is, dat de waardye van de kans van A isnbsp;D} wanneer y/gewedt heeft,dat dit in de op geworpen penningen eenmaal , of met de kinderen in een jaar fal gebeuren.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Maar wanneer A nu verder gaande wedt, dat dit 8 2 malen, of 8 2nbsp;jaren na den anderen lal gefchicden j dat de waardye van delt;kans van A alsnbsp;dan lal fyn twee-cn-tachtigh malen met figh fclfs en daarnametDge-multiphceert.

VIL En ftaat daarom de kans, dat het geen.lt;5?gcwedt heeft, fal gefchie-dcn, tot de kans, dat (alles by het geval bcftiert werdende) fulks niet en moet gefchiedcnj of tot de kans van5, die het laatfte tegen yfgewedt heeft,nbsp;alsp®’’ totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of om figh door de eenheit, volgens de in de vorige vra-

ge gebruikte uitdrukkingc, te bedienen, als i tot^-^^ — i i dat is,gelyk de eenheit tot een getal, het welk. men verkrygt, als men de menigte vannbsp;alle de gebeurlyke gevallen, p^—q divideert doorp, of doordeveelheitvannbsp;alle die A doen winnen j en van dit quotient,82 malen infighfelvengcmul-tipliceerc fynde, de eenheit aftrekt.

§.26. Het welke alles, gclyk te voren gefêgt is,niet onbekent kan fyil by die in dc rekeningen der kanflen in het fpclen ervaren fyn. Maar ooknbsp;fullen defe met volkomen fekerheit weeten, dat hoe kort ookdeoploflingenbsp;van dit vraag-ftukin Woorden en Algebraifche letters fchynt te wefen,nbsp;egter den beften Rekenaar, om de grootheit en menigte der getalennbsp;die gevonden moeten werden, daar toe niet minder als eenige maanden vannbsp;noden foude hebben j indien hy dit in getallen behoorlykfoude uitdrukken,nbsp;en eenige geruftheit fal willen hebben-, dat’er geen misgrepen in fyne rekeningen fullen wefen. W aarom den Heer ’r Grave/ande na deflclfs feer grootenbsp;ervarentheit in de Wis-kunde figh van eenen merkelyken verkort-wegh innbsp;defen heeft bedient j die feer verte het meefte van dienverdvietelykenarbeitgt;nbsp;wegneemt, welke anders de boven getoonde en gemeene wylenooliakelyk-nafigh fleept; toonende wiskonftelyk, met onvergelykelyk minder moeite,darde reden van de kans van A tot diamp; van te voren §. zy. gevonden,,

ais

-ocr page 336-

XVII. B E S C H o u W I N G E;

5ti

als I tot ^-^8*--I (niet alleen met devereifte naukeurigheit, maar doende

{êlfs cenige leer kleine breuken i die anders fouden kunnen veragt werden gt; alle ten voordeele van A ftrekken , om geen tegenfeggen onderworpen tcnbsp;fyn) kan uitgedrukt werden door de reden van de een-heit tot een getal jnbsp;het welk men bekomt, als men ‘fiffffs twee-en-tachtigh malen in figh fel-ven multipliceert, en daar na de eenheit daar aftrekt. Soo dat men door denbsp;Logarithmi met feer weinigh moeite fien kan, dat ’er een getal van 44 aannbsp;een volgende letters, (waar van de vyf eerfte fyn 7ffp8^ tegen een Itaatjnbsp;dat het geen tc Londen in defe 8z jaren gebeurt is, niet en moefte gebeuren , indien alles by geval gefchiede.

De Heer 's Gravefande, die dit getal verder door de fêlfde Logarithmi na-gerckentheeft,vint7f,fp8, zifjZipj nbsp;nbsp;nbsp;j8oz,46p, 137,802,46P,

13f,802,46P,tegen een.

§. 27. Eei^der nu, die de grootheit van dit getal aan/Igh voor kancellen , gelieve rc oordeelen j of hy geen reden heeft om te denken, dat hier in alleen een wyfe befticringc en geen los geval plaatfe heeft: te meer, alsnbsp;hy weet, hoe veel dit getal grooter moet werden , indien dit niet alleennbsp;te Londen, maar door de gehele Werelt , niet alleen eens 82 jaren, maarnbsp;meermalen twee-en-tachtigh jaren gefchiet isjhet geen om voorgegeven reden feer waarfchynelyk is.

Immers blykt hierj dewyl dit getal meerder is, als alle de Tanden, die ec-nige millioenen Aardklootcn fouden kunnen vervullen j dat die geloofFe-lyk ftelt te fyn, dat het geene alleen te Londen gefchiet is,by een enkel geval gefchiet isi ook moctfeggen , dat het by hemgeloofFelykis,datymandblind en fonder gevoel fynde, of immers die niet den minftengront heeft, volgensnbsp;welke hy fyn hand foude kunnen bellieren, en daarom alles aan het los geval moet overlaten uit dien onverbeeldelyk grooten, en alleen gevaliigh opnbsp;een geftorten fanthoop, een eenigh fant-korreltje, dat onder alle andere alleen aan hem nut konde doen, ter eerfter malen Ibude kunnen uittrekken. Ofnbsp;dit nu eenige waarfchynelykhcit heeft, behoeft men maar aan ymand, dienbsp;redelyk antwoorden wil, fclfs te laten oordeelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Hoe wel nu den Heer ’s Gravefande my de eere gedaan heeft van de be-hoorlyke niet alleen, maar felfs verfcheidene op een ongemeene wyfe hier toe dienende betogingen aan my toe te fendenj hebbe egter dcfelve alhier

voor by gegaan, niet alleen om dat ymand in dele rekeningen eenigGntsgeoef— fent fynde de gemeenc maniere §. zy. kortclyk aangewefen fal vinden j ennbsp;die defe rekeningen met verftaat, uit de bygebragte Demonftratien felfs geennbsp;ligt foude kunnen bekomen j terwyl ondertuflehen dele verhandelinge daarnbsp;door leer veel grooter foiide werden; maar ook, om dat defe by lyn Wel E**-gebruikte bctogings-wylè en verkort-wegh, fonder tuflehenkomend belet-fel, onder andere Werken van den felyen Heer haall in het ligt Haat

tc

-ocr page 337-

V'm de Driften en VoorMeelinge\ nbsp;nbsp;nbsp;515

te koTneo} waar van ymand, die bequaamheit en genegentbeit heeft, figh als dan fal kunnen bedienen.

Ondertuflchcn lal uit dit laatfte yder hetbewys kunnen afnemen, van het geen §. 1^. om de manicre, by dc Heer Arhutnot gebruikt, buiten tegen-ipraak te ftellcn gefegt is.

§. z8. Eer ik hier affeheide, deWyl onder die ongelukkigh genoegh fyn om alles aan het geval toe te fchryven, ook foodanige wel gevonden werden, die niet gewoon lyn eenige befpiegelingen op getallen te maken gt; ennbsp;aan welke de gewoone exprefllen van Bimillioenen quot;Trimillioenen amp;c. nietnbsp;verftaanbaar, en daarom fonder indruk foude voorkomen •, fal het hiernbsp;miflehien dienftigh fyn, om aan defelve een overtuigender begrip vannbsp;het getal by den Heer ’s Gravefande §. %6. gevonden, te geven, dc uit-drukkinge van dcffelfs grootheit met aan yder bekende bewoordingen tcnbsp;doen.

Ten dien einde weet men, wanneer dit getal van 44 letteren fynde, door de eenheit met 39 daar aan volgende nullen gedividcert wert, dat ’cr (volgens §. z6.) 755P!^ uit fal komen, en daar en boven nogh een breuk over-blyft. Waar uit volgt, indien men een getal van hondert duifent maal hon-dert duifent millioenen, eerft met hondert duifent maal hondert duifent milloenennbsp;multiplifeert gt; dat men tien millioenen van defe foo groote gctalen nogh meernbsp;als vyf-en-feventigh duifent vyf hondert en agt-en-tnegentigh malen fal moeten nemen ; eer men het getal bekomt, het welk tegen een (laat, dat het geen totnbsp;Londen alleen in d^fe 81 Jaren gebeurt is, foodanigh niet en moefte gebeuren j ipdien het geval dc geboorten der Mannelyke of Vrouwelykcnbsp;kinderen beftierdc.

Indien nu ymand het voorigc al niet mogte bcgrypen, alsvanfynelludicn niet (y nde, laat hy deic llraks uitgedrukte grootheit van dit getal iïgh voorftel-len, en denken, of het gdoofïciyk is, dat in allen dcfcn een van ugh gchcelnbsp;onbewuft geval, als oorfaak van het geen gefchiet is by ymand, dienbsp;reden gebruikt, kan erkent’werden.

§. zp. Ik hope niet, om dit voor het laatfte hier by te voegen;, dat een Atheift nogh foo verre ongelukkigh fal fyn; datomfynetegenfprekendegc-wifle te ftiilen (die hem toont, dat in defe geen geval met eenigen fchynnbsp;plaatfe hebben kan) defelve geboortens en hare byfonderheden van eenon-verftandige Natuur-wet foude willen afleiden: waar door defe geboortens,nbsp;hoewel tegen de loop van het geval aan, egter dusdanigh en niet andersnbsp;nootfakelyk moeften gebeuren. Wantbehalven, dat alle wetten (infonder-heitaan welke, gdyk in defen,foo veel verfcheidenefaken moetengehoorla-tnen, eer fy haar uitwerkfel kunnen voortbrengen) met veel klaarheie ons wy-fen op een Wet-gever, die defelve ingeftelt heeft en onderhoud; om innbsp;geenfcherpfinnighcden hier ievervallcn,dewyl het niet tc loochenen is,dat elknbsp;lïienfchelyk lichaam eenveelkonftelyker machine is, als het aldeibelfe Ho-

R r nbsp;nbsp;nbsp;ro-


-ocr page 338-

XVII. BESCHOUWING E.

rologiC} indkn ccn foodanigh Philofooph in een kamer gebragt vvicrde,daar cen menigte Horologies in waren en haar werkordentelykdeden,foonog-tans, dat dcfclve alle (gelyk de menfehenuit twee geflagten) ook uit tweenbsp;foorten belloi denj en waarvan de eene foorte (by voorheek) met een dag»nbsp;wyfer, flag-werk, of andere byfonderheit, alle de overige fonder defel»nbsp;ve^de uren en wat dies meer is aanvvefcn; Laat defe ons opregtelyk verklaren, fchoon hy den maker van geen van allen kende, of hy in het aanhorennbsp;van verflandige foudc derven leggen, dat het aan hem aannemelyk voorkwam, dat beide dele foorten van Horologies, en elk in Ggh fclfs alleennbsp;door een nootlakelyke Natuur-wet, fonder eenigc wysheit van cenfighdcsnbsp;verltaanden Maker, voorrgekomen waren, en haarkonftigh maakfel verkregen hadden j en of hy dan nogh foude kunnen geloven, felfs voorver-ftandigh by andere te kunnen doorgaan. Ik behoeve de toepaflinge, dienbsp;van fdfs volgt, niet verder aan te dringen.

XVIII. BE-

-ocr page 339-

3*

XVIII. besghouwinge.

Van dc Lugt.

§. I. C'^ergmgh tot de Befchouwm-g'O der If^ereld.

Z, En eerji van de Lugt.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Lugts fwaarheit en uitfettende kragt,

4. nbsp;nbsp;nbsp;Lugts fwaarheit en by Experiment.

5quot;. Veerige, f^eerende of Uitfettende kragt. 6. Experiment.nbsp;y. Perffinge der Lugt.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Misvattinge van fommige Ongodiflen.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Barometers befchryvinge.

Experiment van de perjfinge der lugt, en defl'elfs grootheit.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Barometer van fVater en Loogh..nbsp;Experimenten.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Verfchrikkelyke lugts-perffinge op eennbsp;menfche.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit dit gefei de.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment de lugts-perjfmge verioo-nende.

14. nbsp;nbsp;nbsp;tweede Experiment.

* nbsp;nbsp;nbsp;uit dit gefeide.

10. tVeimgh lugt wederfiaat aan veel.

V oorbeelt daar -van.

17. En perfl foo flerh, ah veel. Experiment.

ï8. Onderfcheit tuffchen des lugts fwaarheit en veerende kragt.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Hoedamgh de laatjle door de eerfie

werkt. nbsp;nbsp;nbsp;—

20. nbsp;nbsp;nbsp;Meer fwaarheit dragende lugt werdnbsp;meer in een gedrongen.

Experiment.

2ï, Meer in een gedrongen lugt fet figh met meer kragt uit.

Experiment.

22, Overtuiginge uit het te voren gefeide. 2.3* ujtfittcnde oorjaak v^nhetnbsp;fuigcn.

24. Gelykformigh Experiment

iy. Overtuiginge uit het te voren gefeide.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Dieren flerven in een Lugt-ledigeplaat-fe Experimenten.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Atheiften loochenen hare eigene gron-den.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Sterven in een niet uitfettende lugt isnbsp;geen nootfakelyk Natuur-gevolgh.nbsp;Experiment.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Maar Godts hf^elbehagen.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Uitfettende kragt ts alleen niet ge-noegh tot het leven,

' Experiment.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Doet ook de viffchen leven, en ondernbsp;het water blyven.

Experiment.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Ook de planten leven door de lugt.nbsp;Experiment.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Lugt onderhout het vyer.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Doet de roken en reuk-deelen opwaarts

Is de oorfaak van het ge luit.

36. nbsp;nbsp;nbsp;Experimenten.

37. nbsp;nbsp;nbsp;Andere ‘Esiperiiricnten.

38. nbsp;nbsp;nbsp;uit hct

39. nbsp;nbsp;nbsp;Dienfi der lugt in pompen.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Lugt hout giflende vogten in harenbsp;vaten.

Experimenten.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Refraine en Dageraat.

Experimenten.

42. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit defelve,

43. nbsp;nbsp;nbsp;Judicum XIX. 26.
Exodi. XIV'. 27.
Genes. XXIV. 63.
Jeremia:. VI. 4.

44. nbsp;nbsp;nbsp;Lugts fwaarheit en veerige kragt hynbsp;de Ouden onbekent,

4y. Job. XXVIII. 2y.
46. nbsp;nbsp;nbsp;JefaiiB. XLII. y-

47. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment, bewyfende de Uitbry-derSj of uitfettende deelen der lugt.

Rr 2 nbsp;nbsp;nbsp;48. Job .



-ocr page 340-

XVIII. BESCHOUWING


3f(S

48. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXIV. 13, 14, If.

49. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment en Jin defer flaatfe.

fO. Overtutgin^e uit deje drie laotfie aan* gehaalde texten.


I. '“T^Ot hier toe lyn wy befigh geweeft in eenigfints te belchou-j. wen, wat wy felfs fyn; en niethocv'eel Wysheiten Magt, en

§•

(het welk ons meed verpi'igt) mee hoe veel Goederticrenheit onfen liefhebbenden Schepper ons op foo wonderlyk een wyfe geformeert heeft, en nogh dagelyks alle oogenblikken onderhout. Indien wy nu verder gaanjnbsp;cn de oogen flaan op het geen rontom ons is •, fieii wy op nieuws een gan-fche Wereld vol ontelbare lichamen, ontelbare beweegingen, ontelbarenbsp;vcrlchynfelen, ontelbare werkingen van een onnoemelyke menigte faken;nbsp;foodanigh, dat de rudelofe ncerlfigheit van de aWerarbeidfaamlle en erva-renfte Onderfoekers tot nogh toe haar alleen foo verre heeft kunnen brengen, dat fy moeten bekennen, dat in opfight van het geheel-Al, het geennbsp;% tot defe t’yt toe weten, niet als voor een klein ftuksken der laken kan gehouden werden. Dogh hoe weinigh dit ook fyn magh, is het eg ter foonbsp;groot; dat het yder, die door eigene waan van Wysheit met te vergcetsnbsp;opgeplafen is; in de diepfte nedrigheit en ootmoet moet doen nedeiftnkennbsp;als hy uit foo verbaaftmakend een grootheit defer werken, der felver Heer-lyken Maker maar eenigfints gedwongen is af te nemen. Soo dat het niet

moselyk fchynt, ten fy de wrake van een onweerdiglyk gelafterde Godt-heit op hem ruftc, dat ’er nogh een eenige ziele foocrbarmelykongeluk-kigh cnblint foude kunnen blyven; die na een regt gedaan onderfoek aan ligh als gelooffelyk foude kunnen voordellen , dat foo veel en foo verwonderensnbsp;waardige faken door een los geval, of figh van alles onbewufte ooriakennbsp;foude kunnen voortgebragt fyri-, welke foo veele eeuwen langh haar eensge-fetteordre enftant, fonder de minde verwarringe of veranderingc gehou-den hebben. En boven dit, die, hoe ondenkelyk groot en gedugt fy mnbsp;opfigt van de menfehen ook fyn mogen, egter door een onficn y ke kragt ennbsp;rceerinae gedwongen werden, om dcfelvc menfehen met alleen by het levennbsp;te behoudenmaar ook om haar op foo verfcheidenc wyfen tot gemak,nbsp;tot verkwikkinge, en tot vermaak te dienen.

En op dat niemand en denkc, dat wy dit uit een geheel ongegronde ver-wonderingc (die foo wel uitonwctcnheii, als uit kenniflefomtyds haren oor-foronk heeft) alhier vaddcllen; dewyl defe eigenfehappen vanalhctfienly-kc in het byfouder tf verhandelen, niet alleen dit bedek, maar ook infon-derheit on^e kragcen en verdant foude te boven gaan; laat ons allccnlyk ee-niac weinige der felver in aanmerkinge nemen; in welke den grootenSchep-vev en Rewerder fyne wegen aan de menfehen ceniger wylc heeft gelieft openbaar te maken; en verder ernftigh by ons felven overleggen; of fy aan

een gemoet, dat de minde begeerte heeft om fynen Schepper tekennen, met

m een bondig en onwederfprekelyk bcwys moeten drekken; dat men m

-ocr page 341-

VmdeLugt. nbsp;nbsp;nbsp;517

dc famcn-ftelüngc van dit Geheel-Al met oneindigmaal meer redenen eenen Wyfen Magtigcn en Goedertieren Maker moet erkennen j als men aan y-mand in het alderverwondcrlykfte koiift-ftuk, dat oit door menfehen handen en vernuft tc voorfchyn gebragt is, den Wcrkmeeiler deflelfs aan kannbsp;toonen.

^§.2. Om dan in het befchouwen van foo ondenkelyk een menigte van faken niet in verwarringe gebragt te werden, cn eenigeordre te houden ;ful-len wy van die tot het nut en onderhout der menfehen den meeften dienft doen, cn volttrektelyk nodigh fyn, en daarom van dedicindefendcnbsp;voornaamlle is, een begin maken: Ecrft eenige eigenfehappen delfelfs, ennbsp;daar na de nuttigbeit cn dienden die defe Lugt, aan Menfehen, Dieren,nbsp;Pianten, cn andere Saken doet, in eenige gevallen kortelyk voorftcllen-lende.

§. Twee aanmerkelyke en voor deganfche Oudheit volkomen onbekende faken, ontrent de gcilehewfl'e der lugt, heeft de neerftigheit of liever het geluk der Onderfoekers in de voorleeden eeuwc aan het ligt gebragt: namelyk, delfelfs Jwaarheitveerige of uitfettende^ dat een veer Jighnbsp;uiffpannende kragt ^ in het latyn Firnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;by de tegenwoordige Philofo-

phen genoemt.

§. 4. Soo veel duifenden van jaren had men de lugt voor ligt gehouden, cn uit ligh felfs niet, gelyk andere lichamen, na beneden, maar na bovennbsp;te gaan j tot dat de uitvindinge v'an de Barometers dc menfehen in gedagtennbsp;gebragt heeft, of niet wel ook de lugt fwaar mogte wefen.

En hoe wel veele dit experiment van defe weerglafen tot het voorhamc bcwys van de Iwaarheit der lugt by gebragt hebben, is egter de ophoudingcnbsp;van de kwik-fiiver in die glafe pypen in veel gevallen, cerft aan deflelfsnbsp;Ujtiettendc kragt, en na defc aan deflelfs fwaarheit die detê uitfettendenbsp;kraglit werklaam maakt, toe te fchryvcni gelyk uyt hct VOlgCnde bly-ken fal.

Waarom, om dicrcftclyk deflelfs fwaarheit en gewigte tebewyfen, defe maniere de kragtiglle, immers de klaarfte en eenvoudigftefchynt : datmeninbsp;een glas vol lugt aan een net-gemaakte balance weegt} en de lugt doornbsp;een lugt-pomp, foo verre mogelyk is, uit het felve gelaten fynde, dit glasnbsp;wederom weegt gt; wanneer men bevinden fal, dat het felve vol lugt merkc-lyk fwaarder is, als ledigh gemaakt fynde. De glafe bollen, welke by denbsp;groote foort van lagt-pompen met haren toe-ftel gewoonlyk verkogt wcr--den, fyn hier toe feer bekwaam} en andere glafen, die grooter lyn, noghnbsp;bekwamer.

Ik vindcondermync aantekeningen, dat een bol met de lugt öigreinen-van fyn gewigt verloren hadde, het welk merkelyk genoegh was, om van de fwaarheit van de lugt verfekert te welen. Andere, die figh van grooternbsp;of kleitider bollen bedienen, fallen dit verfchil ook grooter of kleinder

Rr i, nbsp;nbsp;nbsp;bs-y

-ocr page 342-

XVIII. BESCHOUWING E. bevinden; gelyk ook die andere, by voorbecit waterwigtigc,middelen daar toenbsp;gebruikt hebben.

§.f. De tweede eigenfehap, die men aan de ontdekkingen van de laatftcja-ren fchuldigh is, is deslugts uitièttcnde of veerende kragtj waar door def-felfs dcclen, op defe wyfe van dale veeren die met geweltgebogeniyn,gc» durigh figh tragten uit te fettenj en aldus van malkander afwykendp,nbsp;meerder plaats te bellaan, dringende en perflende rontom op alles wat haarnbsp;tegenftaat.

§.6. Om defe te bewyfen fyn feer veelvoudige ondervindingen van de Heer Boyk en andere gedaan. Gcmeenlyk is men gewoon dit te toonen 2quot;%b.nbsp;XIl.Fig. 3. met een blaasje als Ej het geen opgeblafen fyndc fekere groot-heit heeft, by voorbeelt die van een groot ganfen ei:ditmaaktmenfoovcr-re ledigh van lugt, dat, als men hetfamendrukt, in de gront een quantitcitnbsp;lugt als een kleinen okkernoot of vry wal minder blyft. Wanneer dan hetnbsp;felve boven digt toe gebonden is, hangt men het met fyn toutje aan hetnbsp;haakje D in den glafen klok ABC, gelyk men tot delugt-pompen gebruikt}nbsp;dan de lugt in F uit de klok pompende, wert de lugt, die in dit blaasje Enbsp;is, ontlall van de perffinge, die anderlints de lugt in F rontom het blaasje fyndc op deiclvc doel, en waar door die in het blaasje E te voren belet wierdenbsp;llgh uit te fetten, waaromme dc veerende kragt van haar deden geen tegen-flant vindende, vertoont fy figh aanftonds in het blaasje uittefpannenj opnbsp;defcive ^yfe, als of het door een pyp met een fterke kragt opgeplaafennbsp;wierde.

En fullen tot meerder bewys van defe uitfettende kragt der lugt nogh ver-fcheiden experimenten, hierna tot hare bylbndere oogmerken bygebragt, kunnen dienlfigh fyn.

§. 7. De werkingc nu , die dc lugt door defe fyne fwaarheit gevoegt by dc uitbreidende of Ekfticqut kragt fyner dcelen, op andere lichamen doet,nbsp;is het geen men te defer tyd de perjjinge of drukkinge der lugt gewoon is tcnbsp;noemen. Waarvan het verbaaftmakende gewclt aan vecle ongelooffelyk,nbsp;en dc eigenfehappen in haar gebruiken niet anders als verwonderlyk kunnen fyn.

§.8. Laat fe nu, eer wy verder gaan, hier komen, die, om in die ongelukkige gedagten gcrull tc konnen bly ven, dat’er niet veel wysheit nogh magt tot de beftieringe van veel faken, die romtom haar fyn, nodigh is,nbsp;menen dat fy een groot bewys daar van gevonden hebben j om dat het haarnbsp;voorkomt, dat veelc derfelver faken of volkomen ruilen en ftil fynj ofim-mers langfaam en niet feer gewcldigh bewogen werden. Nu, als y-mand de faken denkt fonder bcwcginge tc fyn, fchynen fy niet veel magtnbsp;nogh wysheit te vereifchen, om in dien ftant te kunnen behouden werden jnbsp;waar in fy fyn: nadien een langfame en flauwe beweginge bekent is foo vc^nbsp;kragt en beftieringe niet van noden te hebben, om niet te belchadigcnj ais

cene

-ocr page 343-

Van de Lult. nbsp;nbsp;nbsp;51 p

eene die fnelderen van grooter gewclt is. En dit katfte vaftgeftelt fyndegt; komt het eerlle aan een natuurlyk menfehe met vry watfchyns voor. Wantnbsp;vcelc in een kamer fittende voelen geen dwangh van uiterlyk op haar werkende kragten gt; de glafen in dc vcnllcrs, die men weet lbo teer te fyn, bly-ven in haar llantj den Huisraat hangtftil} geen hair van haar hooft beweegtnbsp;figh; kort om alles fchynt haar genoegkam in volkomen rufte tewefenjnbsp;gaan fy buiten, ten fy dc lugt juift van W inden of Onwedere beroert is,nbsp;geen geweltlame bewegingen doen figh voor haar op; en alles fchynt aannbsp;haar meermalen een ftile calmte te vertoonen, buiten mifTchieneenigefeld-laam gebeurende veranderingen} die alleen, om dat men haar oorfaken nietnbsp;wel kan afleiden , enkel gcvalligh fchynen. Waar uit fy befluiten, dat fynbsp;in foodanige tyden veiligh en fekcr genoegh fyn, en geen magtigcr be-Waringe van noden hebben, als fy aan haar lelfs bekwaam lyn te verfor-gen.

Dit bedrogh hout fommigc ongelukkige Redeneerders dikwils voor een tyt buiten ontfteltenifle des gemocts} en doet haar denken} dat’er niets ontrent haar is, het geen fy te vreefen hebben. Maar om andere gedagten tenbsp;maken, en defe faken te begrypen,gelyk fy waarlyk fynjlaat defc met ons voortgaan, om die groote en vrceflèlyke kragten te befchouwen, die haar ooknbsp;dan als fy meenen in dc fekerflc ftilte te fyn, gedurig werkende omringen, en onder welke fy gedurigh leven.} en ten fydefclve alle door een won-dcrlyke tegenwigt betoomt wierden} en alfoo belet werdende fchade tcnbsp;doen, daar door alleen aan ons ongevoeligh bleven} dicmagtighfoudenfyn,nbsp;indien defe tegen-kragt cenighfints naliet fyne werkingc teoelFenen, omonsnbsp;fonder eenige tuflehentyd in een oogenblik te verpletteren.

§.9. En op dar dit aan ymandniet, als een wonderfpreuk mogte voorkomen: Indien men Tab.XII. Fig.4. een glafen pyp A O (van ontrent drie voeten langh , en wiens holte is, als die van een ganfen of fwanen IchaSt) bv

O open en by A digt fynde, met quikfilvcr volkomen opvult} en deflelfso-peningh G daar na met de vinger geflopt fynde, in ander quikfilverncder-fet, gelyk alhier in het glaasje BOD: wanneer men dan de vinger daaraf-neemt,. en aan de quikfflver, die in.de pyp is, gelegenthcit geeft om by dc andere in ditglaasjc neder te fakken; is het by na aan alle, die eenighwerknbsp;gemaakt hebben van de hedensdaagfche Natuur-befchouwingen te onderfoc-ken, bekent } dat defelve ontrent F,, op dc hoogte FI van zy, z8, of29nbsp;duimen, boven het boven-vlak BD van het quikfilver,datinhctglaasjcis,nbsp;ial blyven ttaan.

Dat dit nu gefchict, om dat dc perfinge der lugt op dit- vlack B D, dat buiten die pyp is, een gelyke grootheit daar van met even foo veel kragtnbsp;drukt} als de quikfilvcr die in de pyp ftaat,dac deel Cl doet, het welk innbsp;de pyp regt ondei figh is, kan blyken:

L. Óm dat, als dc pcrlfingc der lugt op de quikfilvcr B D, buiten de pyp

meer.--

-ocr page 344-

5iö XVIIT. BESCHOUWING E.

meerder of minder wert, de quikfilver in de pyp of opryft of nederdaalt; gclyk in de Barometers of 'weerglafen^ die alleen op defe wyfe gemaakt werden , te ficn is.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Kan dit ook daar uit afgenomen werden, dat, inden men water,nbsp;loogh, of een andere fware vogt, tot de hoogte WK op het quikfilver BDnbsp;giet, en door delTelfs gewigt de perffinge daar op vermeerdert; het quikfilver in F na proportie hoogcr lal werden; en lager, als men het water daarnbsp;uit fuigt door een pyp of fpuit, en foo defTelfs perffinge op BD wederomnbsp;vermindert.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Is het gefeide volkomen klaar, wanneer men een lange glafê kloknbsp;HGLvande lugt-pornp over alles hcenenfet, en de lugt die by Pof in defe klok is, uit defclve in de ledige pomp uitlatende, daar door de perffinge,nbsp;welke defe lugt op het quikfilver BDdede, wegneemt: om dat men als dannbsp;fiet, dat de andere, die den pyp van I tot F ftaat, neder fal Takken totnbsp;Cl, of ontrent Too laag, als die buiten de pyp in het Glaasje is; en wedernbsp;tot defelve hoogte F opryfen, wanneer men* de lugt weder in de klok laat,nbsp;die het oppervlak des quikfilvers in B D perflen kan.

Hier uit is dan bekent, als het quikfilver dus in de Barometer^ en in het Glaasje, in de open Lugt ftil Haar , dat elk gelyk deel, van het Horizontaalnbsp;vlak des quikfilvers YX (hetwelk onder de openingh OM van de pyp begrepen kan werden door te gaan) een gelyke perffinge verdraagt: om dat anders het qqikfilver niet in rulle foude kunnen blyven; maar het geen fwaar-der gedrukt wierde na beneden wykende, de minder gedruktedeelen foudenbsp;gedwongen werden opwaarts te gaan: het welk uit de beginfelen der water-wigt en overvloedige ondervindingen bekent is. Weshalvcn dan, indiennbsp;men het deel NQLgelyk aan O M Helt, defe beide een gelyke drukkingenbsp;verdragen Tullen ; endaarom, dewyldedeelenquikfilversRNQSenCOMInbsp;v'an gelyke hoogte fynde, ook van gelyke Twaarte lyn; indien men de gelykenbsp;neder-perffingc van deTe twee kleine delen van de gehecle andere (namelyknbsp;des lugts en des quikfilvers te Tarnen) aftrekt, fal ook het deel R S, in de ruime lugt ftaande, foo veel geperft werden van de boven hem ftaande lugt-pylaar TRSV; als het deel Cl, dat in de pyp is, •van het daar bovenllaan-de quikfilver ZFCI.

En om te belluiten; verdraagt elk deel van alle faken, daar de lugt op ftaat, foo veel perffinge, als of ’er quikfilver in dc hoogte van zy, 28,nbsp;of 29 duim boven ftonde: na de hoogte, op welke fy in de Barometergz-vonden werf.

Nu het quikfilver is volgens onfe bevindinge, en ook die van andere ontrent veertien maal Too fvvaar, als even veel water ingrootheit: enoverfulx peril de lugt Too fterk op yets daarfy opftaat, als of’er 14 maal zj duimnbsp;(omhetminftetenemen) dat is, defe duimen tot voeten brengende, of’er 31~nbsp;voeten waters boven ftonden.

§. 10. Om

-ocr page 345-

Van de Lugt. nbsp;nbsp;nbsp;,

rÖ. Om hier in het afleiden van gevolgen niet temifien, datmeenna-Icn in Natuur-kundigc onderfoekingen gebeurt j (nadien, wanneer tnen al een tweede verfchynfel uit een eerft genomen experiment by goede redenee-ringe fchynt afgeleid te hebben, men daar na fomtyds de ervarenheit nietnbsp;bevint met onfe gedagten over een te komen j dewyl’er in dit tweede dik-wils ook andere oorfaken werkfaam fyn j op welke men in het afleiden nietnbsp;gedagt haddej ’t geen aan alle, die in defe befpiegclingen figh oefiènen,nbsp;meer als haar dikwils lief is, voorkomt) hebbe ik eerfteenpypuitblikbc-ftaande en 55 voeten langh (ynde gebruikt j dogh gefien, hoe weldefelvcnbsp;met veel naarftigheit gemaakt was, dat {y egter niet volkomen lugt-digtnbsp;figh bevont. Waarom men een pyp van glas van defelve lengte roebereitnbsp;heeft, om aldus ecaBaromter van water temaken: defe wierd aan een houtnbsp;vaftgehegti en dus aan een molen-roede gebonden fynde,rcgt open nederwaarts, met het onderfte einde,dat met een kurk en blaas geflopt was,- innbsp;een bak met water geftelt; waar na men doorymand, die by de ladderingsnbsp;van de molen-roede opwaarts klom, defelve van boven vol water heeft laten gieten} wagtende t’elkens, tot dat de lugt figh boven het water begeven hadde; vol lynde is fy ook boven op defelve wyfe met een kurk en natte blaas forghvuldigh digt gemaakt, en onder, daar fy in het water ftond,nbsp;open gedaan wefende,fagh men dat het water nederwaarts faktc in de pypinbsp;dogh op de hoogte van ontrent 5x voeten, gelykhet quikfilver, inecnBa-rometer^ ftaan bleefF-, tot dat men boven de blaas en kurk los makende, ennbsp;deperfinge van de buiten-lugt daarby latende, al het lelve water, datin denbsp;pyp was, geheel en fchielyk in de bak nederviel.

£n toont dan dit experiment met der daat,het geen wy te vooren uit de proportie van de 1 waarheic van water en quikfilver by gevolgh afgeleit hadden}nbsp;namelyk, dat de lugt ibo Iterk op alles perfb, als water doen foude , indiennbsp;het felve ontrent 3 2, voet hoogh llondc.

Sooymand dit experiment felfs geliefde te doen, en gelyk wy, de gelegent-heit niet en hadde om van bekwame Glas-blafcrs gedieni te fyn, tot het maken van een glafen pyp van voeten langh} kan hy figh met ons bedienen van afgefneden hallen van kleine Chymifche Phiolen, die men tot Amfter-dam voor eenfluiver het fluk verkoopt. Defe in malkander geflokenfynde,nbsp;kan men de voegen digt maken met het Emplafirum de MiniOf Menie innbsp;ohe van olyven tot de dikte van een plcifler gekookt} en over defelve eennbsp;natte blaasgelegt fynde,diemet een dun bint-garen daarom binden of woe-len, gelyk men het noemt. Dit maakte onfe pyp volkomen lugt-digt voornbsp;die tyd, en van foo goet een gebruik of fy geheel van glas geweefl was.

Het ander dat men hier niet voor by moet gaan, is, dat met het neder-fakken van het water, ftrax een ontelbare menigte van blaasjes, diedoorhet Water na boven gingen, figh vertoonden} welke niet van de buyten-lugtnbsp;®iaar van de lugt die m het water was, voortkwamen: om dat door het ne-

S f nbsp;nbsp;nbsp;der-

-ocr page 346-

XVIII. BESCHOUWING

derfakken van het water een lugt-ledige plaatfe boven in depypgelatcn,eti by gevolge de perfEnge op het water boven weggenomen wierde j en daaromnbsp;de lugt die in het water was figh uitfcttende na boven klom} op defelvcnbsp;wy Ie, als men in water, dat onder de klok van de lugt-pomp ftaatfiet gebcU'*nbsp;xen-, wanneer men de lugt, die het fclve eerft drukte, daar af laat.

Die van het geen wy hier feggen volkomen overtuigt wil fyn, kan de rometers pyp Tab. XIL Tig. 4. A O xM in plaats van quikfilver, met waternbsp;vullen j en fetten die in het glaasje tot B D ook met water gevult: dan de lugtnbsp;uit de klok H G Ldoor de lugt-pomp eenmaal uitlatendc, fal hy het water fiennbsp;nederfakken van A na F en lager j dogh ondertuflchen een telbare menigtenbsp;van lugt borreltjes doorbet water opgaan, om de boven geleide reden. Ennbsp;dat dit waarlylc lugt is,en geen beweginge van het water felfs, falblyken:nbsp;£er/?,als hy de lugt weder in de klok laat,om dat defe lugt boven by AF Haannbsp;bly vende beletten fal,dat het water door de lugt by P niet hooger in de pyp alsnbsp;tot F kan opgeperft werden.?”m anderen.^o’sn dat als men de lugt in de klok by Pnbsp;fynde verder uit laat,de lugt in AF figh uitlêttende het water verre benede Clofnbsp;BD fal nederdrukken : alwaar het, door fyn fwaarte alleenlyk daalendc,foudcnbsp;hebben moeten hlyYm.Tenderden ,falmen ook tot bewys van dit gefeide fien,alsnbsp;mende klok HG L wegh nemende, een koolvyer by de lugt in A F hout gt; datnbsp;defelvc figh door de warmte uitbreidende het water in Z F nederwaartsnbsp;drukt i het welke, de lugt in A F koud weidende, ook weder opwaarts ryft.

Ik vinde ; defe byfonderheden by defc experimenten aangctckeiit} om te toonen, dat het niet mogelyk is van water een duurendc^rirowrrer te maken jnbsp;die anders veel voordeelen boven die van quikfilver hebben foudc. Indiennbsp;men in plaats van water loogh nam (met welke, fchoon fesjarenindeopennbsp;lugt geftaan hebbende, figh noit eenige lugt mengt, immers foo veel men innbsp;een lugt-ledige klok vernemen konde)lbude dit miflehien Barometer vmnbsp;goed gebruik kunnen geven; en foo ik vermoede beter als felfs van water,nbsp;daar door koken de lugt uitgedreven is, om dat met der tyd de lugt wedernbsp;figh in dit water mengt.

Ik hope, dat defe kleine uitbreidinge van dit alles voor onei'varene, die de regte eigenfehappen van Barometerswelke nogtans nu fcer gemeen fyn, niet onaangenaam falwefen5temeer,omdathctvoorgefeide(na-melykdat de kragt, waar mede de lugt op alles peril, gclyk is aan die hetnbsp;water ontrent voeten hoog ftaandc daar op foude doen) daar door in alle fyne omftandigheden getoont wert j en alfoo yder, die defelve figh voor-llell, kan doen denken op de gedugte gewelden , die felfs als hy niets ennbsp;voelt, op hem en rontom hem werkfaam fyn.

§. 11. Om dan de ongelooffelykheit van de grootheit defer kragt te doen fien, die op onlè lichamen door de lugt geoclïcnt wert j laat ons onder-flellen, (dewyl dit na de uiterfte netheit af te meten, te veel moeite ver-

cifichcnloude} dat een man fes voeten hoogh fynde, van onder tot boven

(meer-

-ocr page 347-

yan de Lugt,

(meerder cn minder breedte door malkander gereekcnt)ecnenvoetbreet is j foo dat de vlakte van het lichaam foo voor als agter, elk fes voeten beflaatjnbsp;ée rontheit van de fyden, of defe rekeningh te ruim mogte fchynen, daarnbsp;onder getelt fyndc.

Nu door het voorgaande fteunt op elke breedte van een voet foo veel ge-wigts, als of het water ten minften ;o voeten daar boven ftondej (wy nemen hier 30 en geenjz voeten,om (kt de lugt op verfcheiden tydenver-fcheidentlyk fwaar is en perft, en het minfte alhier het kragtigfte bewysnbsp;geeft.)

En elke lichamelyke of Cubifche voet water weegt ontrentöj pont,ge-lyk wy by onderfoekinge bevonden hebben ¦, andere vinden een voet water een weinigh fwaarderj ’t geen uit veeloorfaken, alsuitde vericheidenheitnbsp;der Wateren, Sayfoenen, en de meer of minder lugt onder het water ge-mengt, dat deffelfs fwaarte verandert, kan voortkomen. Nu,alsftraxgc-feit is, de minfte fwaai'heit bewyft alhier ook het kragtigfte.

Dit dan geftelt fynde, hoewel defe perhnge op ons lichaam meeft van ter fyden gefchiet, en eer een dwarfe (buiten die op het hooft) als regtnbsp;neêrgaande perfinge isgt; weten egter de Hydroftatici^ dat om de hoogheitnbsp;der lugt, cn de klelnheit van een voet ten opfigt van defelve, defe dwarfenbsp;perffinge van de perpendiculare of regt neêrgaande genoegfaam niet ver-ichcelt} en die geen Mathematicus is, kan ook fulks ondervinden j om dar,nbsp;als hy eerft ftaande, daar na op de aarde Horizontaal gaat nederlcggen, ennbsp;de lugt regtftandigh op fyn lichaam.perft, hy geen het minfte onderfcheitnbsp;van dele perffinge gevoelen fal. Waar uit dan vólgt, dat op elke vlakte van eennbsp;voet van ons lichaam akyt ftaat 30 maal 63, dat is iSpopont en overfulksnbsp;op fes voeten, die wy het lichaam ftellen breed tc fyn, 6maal i8po,datisnbsp;II 340 pontj waar mede ons lichaam, alleen voor of agter, gedrukt werd,nbsp;loo dat, als men dc kragt van de perffinge neemt, die het voor en agter tC gCquot;nbsp;lyk draagt, defelve het dubbelt van 11340, dat is ziöSo ponden bedragennbsp;fal. Om geen misflagh te begaan, laat ons dit op betgetalvan zoooo ponden nemen j dat fekerlyk niet te veel is.

§. I z, Soude nu ymand, indien hem dit niet als een ontegcnfprekelykc waarheit by de klaarfte ontlervindingen bewefen konde werden, oit wel hebben kunnen geloven? dat als hy meent ftil te ftaan cn niets gewaar wert,nbsp;hy van voren en van agteren op elke plaats met een gewigt van niet mindernbsp;als looco ponden tc famen gedrukt wert: en dat dit fooveidcbrikkelykge-

welc; door geen ander middel belet wert te verbryfelen, als om dat er lbo

net een tegenwigt in die gedugte kragten geoblèrvecrt wertj dat juift lbo veele de cene tot ons nadeel werken foudc, een andere met even lbo veelnbsp;kragt de uitwerklclcn van de eerftc tot ons voordeel weder ftaat-

Dat nu dit foo verbaaftmakende gcwelt meer als magtigh genoegh Ibu-de lyn, om ons lichaam ftraks te pletteren te Haas, kan niemant intwyftcl

Sfz nbsp;nbsp;nbsp;wek-

-ocr page 348-

'SM

XVIII. BESCHOUWING E.'

trekken i dewyl, indien de eene kragt van loooo ponden van agteren opi hielt om aan de andere tegenftant te bieden, ons lichaam het lelve foudenbsp;lydcnjals of een gewigt van loooo pont van voren het felve niet alleen fagcnbsp;en langhfaam drukte, dat genoegh foude fyn om aan ymand het leven te benemen i maar of foo groot een gevaarte van foo veel duifenden van ponden,nbsp;tegen ons lichaam met een groote fnelheit aangeworpen wierde: dewyl denbsp;uiifettende kragt der lugt, als die van fyn tegenftant niet wederhoudenwerr,nbsp;met fchrikkelyker en veerdiger kragt, als men denken foude, fyneperffin-gen uitvoert. Vei'mits nu yder een kragt, die hem alle oogenblikken voornbsp;het aldernaarfte verderff bewaart, in defen erkennen moet j endefelve na regels van een verwonderlyke wysheit werkt} kan hy dit ook anders als aannbsp;een wyfen Beftierder toefchryven? en indien het van geen onverftandige oor-iaken af te leiden is, overwege een Atheiftby figh {élfs, wat hem van foonbsp;Wys en Magtigh een Wefen voor foo veel loocheningen enlaftercntewag-ten ftaat.

§.13. Hoe wonderlyk het gefcide nu ook aanymand magh voorkomen,weten egter alle die lugtpompen handelen, dat dit een waarheit is. V/ant indiennbsp;men in een ront kopere bekertje XII. Fig. f. dat in C D open, eennbsp;vlak glas AB, het welk in deflelfs bovenfteopeningh paft, op het randje aldaar gemaakt fynde ncderlegtj en (om den toegangh van de buiten lugt N,nbsp;tot die in K in het bekertje is, te beletten) de opening, die tulTchen hetnbsp;glas ABen den omtrek van het bekertjen is , met een mengfel van fchapen-ongel en wafch tocftrykti en dit gefamentlyk op de kopere plaat Hl van denbsp;lugt-pomp en fyn leeder nederfet; fal het glas A B (gelyk alle andere die innbsp;de lugt fyn) tulTchcn de gelyke perflingen van dewcderlydfelugccnby N ennbsp;K geheel onbewogen blyven, als bekent genoegh is.

Dat dit nu enkel om dit juifte tegenwigt van defebeide lugtengefchiet, waar door de lugt by K het glas met even foo veel kragt opwaarts drukt,nbsp;als het felve van die by N nederwaarts geperftwert, fal daar uit konnenbly-ken i om dat (wanneer men aan de eene fyde defe kragt van de lugt by K,nbsp;met cenige lugt door de pomp daar uit te laten, maar een weinigh vermindert, ook fonder die geheel wegh te nemen) menfienfal, dat de pylaarnbsp;EABF van dc buiten-lugt by N aan dc andere fyde perffende, dit glas A Bnbsp;niet alleen fal doen berften en fcheuren j maar met een geluit, als van eennbsp;fchiet'gcweer, het felve geheel te morfelen ftaanj om het welke op die wy-fe te doen,, al een feer groote kragt en fnelheit van een hamer foude ver-cift worden.

§. 14. Dcfclve kragt der lugt blyktook, zhmtnTab.XILFig.ó.nitde hol van glas AB,lbo verre men kan, de lugt door de pomp uitgelaten heeftjnbsp;en daar na defelve, de kraan E toegedaan fynde, daar af neemt, en in eennbsp;kom met water L F G M met fyn onderfte openingh D nederfet. Indien mennbsp;dau dc kraan E weder onder het water open doet j foo dat door de buis D B

het

-ocr page 349-

Van de Lugt. nbsp;nbsp;nbsp;jzf

het felve in de bel kan komen} fal men met het openen der kraan E aan-ftonds fonder uitftel hen, dat de lugt by H en K, op het water L M dat buiten de pyp DB is, perflende fyn kragt vertoont i en het felve met fooda-nigh een gewelt en fnelheit als een fontein, in de ledige bol doetfpringen jnbsp;foo dat het ymand die fulx noit gefien beeft, dikwils niet fonder ontfettingcnbsp;voorkomen moet.

Dat nu de oorlaak hier van is, om dat de lugt uit de bol A B weggenomen fynde, met een ook die tegenkragt weggenomen isj die anders, als de bol vol lugt is, het water (dat door de pyp DB, om de perffinge der bui-ten-lugt by H etr-S, opgedreven wert) met gclykc kragt wederhout ennbsp;tegenftaat, is daar uit blykelyk: om dat, als men de lugt in de bol laar, ennbsp;alles als voren doet, bekent is, dat geen de minftc beweginge in het waternbsp;befpeurt wertgt; het welke nu in de pyp D B tulTchai de twee tegen malkan-der werkende perfïingen van de lugten buiten en binnen den bol met gely-ie kragt op en neder gedrukt fynde, by gevolge fonder llenlykeroeringeen,nbsp;foo veel het fchynt, in ftilte blyft.

§. if. Ik late nu aan een yder, die van dit gevreesde lugt-gewck een regbt begrip gekregen heeft j of in plaatfe van te denken, dat alle faken, die hy nietnbsp;flei bewegen,rontom hem in rulle fyn,hy niet overtuigtmoctwefen, dat hynbsp;fallen tyden van,foo gedugte kragten, die op hem en alles werken, omringt is; en indien de wysheit des Regeerders dcfelve niet en belette doornbsp;andere tegen-kragten haar gewelt op hem te oehenen, de helft daar van mag-tigh foude fyn om al wat leeft te vermorfelen; en by gevolge of hy kannbsp;denken, dat het alleen by geval en fonder cenige Wysheit gefchiet, dat hynbsp;midden, in defclve wandelende voor derfelver doodclyke uitwcrkfelen bewaart wertj tc meer, als hy eenighfmts de vcrwonderlyke wyfe daar vannbsp;«et.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Waar door een weinigh en naalyks noemens waardigh gedeelte dcrnbsp;lugt aan een onnoemelyk grootcr en meerder meenigte een gelyk-kragtigennbsp;tegenlland biedt, en defelve belet veel van het geen onder hcmis,gehcdtcnbsp;verpletteren.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Waar door dit weinige, behalven defentegenftant,ookfelfseengely-ke werkinge heeft en een gelykc kragt van perffinge doet, met al de lugt,.nbsp;die tot de wolken toe en hoger figh uitftrekt.

En gelyk nu het eerlle verhindert, dat niet alles vernielt wert v foo dient het tweede aan de menlchen , om van de kragt der geheele lugt haar gebruiknbsp;te kunnen maken j fchoon fy niet meer als van een weinigh deflèlfs figh kunnennbsp;bedienen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Ki


Sf :


§. i6. Van het eerfle fiet men een voorheek Talgt;. XlLFig.f- alwaar een glas AB lugt-digt geplaatll isopeenbekertjeABCDjhetgecnopdekopc-re plaat en fyn jnatgemaakte leer Hl neder kaande, daar door, of op een andere wyfe foo men wil, onder digt gemaakt is: foo dat de weinige lugt by

-ocr page 350-

,iö nbsp;nbsp;nbsp;XVIII. beschüuwinge.

K. rontom in het felve befloten blyvende, aan de lugt E A BF, (dieanders, gelyk boven getoont is, het glas yerbryfelt} en figh van boven de wolkennbsp;tot beneden toe uitftrekkende, duifenden van malen die by K in het bekertje is, in grootheit en Cwaarheit te boven gaat.jfoo gelyk en foo volmaaktnbsp;een tegenftant doet j dat een glas als AB, hoe dun en teder het wefenmagh,nbsp;daar door niet de rainfte fchade lydt.

§ 17. Yittandere, waar door men liet, dat een klein beflooten gedeelte der lugt ook (boven den gefeiden tegenllant) een gelyke kragt en perffingcnbsp;maakt met de ganfche buiten-lugt, kan eerft afgenomen werden uitdefk^.nbsp;XII. Fig. 4. alwaar in de Barometer AI niet fyn glaasje BX in de open lugtnbsp;öaande, het quikfilver door defelve tot de hoogte FI opgehouden wert.nbsp;En wanneer nu de glafcn-klok H G L over alles heen gefet wert; en geennbsp;lugt, als die in defe klok is, eenige kragt op het quikfilver in BD kan doenjnbsp;fici men egtei-, dat die in de pyp defelve hoogte vanFIbehout.Soodathicrnbsp;uit ontegenfprekelyk is, dat defe lugt in de klok, hoe weinigh die is, opnbsp;het quikfilver B D defelfde of liever een even groote perllinge maalct als tenbsp;voren de ganfche lugt buiten de klok fynde gedaan hadde.

Maar oogenfchynelyker wert dit Fah. X//. nbsp;nbsp;nbsp;7. getoont, als men in een

glaasje GKPQeen langen pyp F O (gelyk die van een nbsp;nbsp;nbsp;, dogh aan

beide de einden open. fynde) door het dekfel G K in I vaft ftclt, en hetfel-ve rontom digt maakt. In dit glaasje giet men door het gaatje by N, dat eeril met een fchroe^e geflopt was,eenigh quikfilver, foo dat die in B Dvrynbsp;wat hoger, als het einde des pyps O ftaatj blyvende de reft van het glaasjenbsp;BDK met lugt gevult. Daar na door het fchroefje by N defe openinghnbsp;weder gefloten fynde, fet men alles onder de klok HSL j en de lugtnbsp;uit defglve gelaten hebbende, fel men fien, dat de weinigh befloten lugt in

G BDK fyn tegenllant verliefendeen door fyn bitfectende kragt op B Dperfe fende, het quikfilver in de pyp tot de hoogte van F fal doen opryfenj ontrent defelve fynde met die, op welke het quikfilver in ze.wBarometer^'daxinbsp;blyft, als het door de peidfinge van de gehele lugt opgehouden wert.

§. 18. Het cerftc nu (of den tegenftant, die een klein gedeelte lugt tegen een veel grooter quantiteit doen kan) is aan alle andere vogten gemeen volgens de wonderlyke wetten vandcwaterwigt,aan welkcdefevaarheitvannbsp;alle vloeibare lloffen in hare werkingegehoorfeamt. Ook liet men, dat alle ge-perfle vogten of te ruggeperffen, alsfy Elafticq fyn j of anderfints tegenftantnbsp;doen , als een vaft lichaam gt; gelyk men door de toegeftopte fpuit of lugt-pomp, daar lugt of water in is, bevinden kan. Dit laatfte uitwerkfelegternbsp;fchynt meer aan des lugts verende kragt, dan aan deflelfs fwaarheit toe te fchry-ven te fyn. Het geen daar uit blykelyk is, om dat de fwaarheit der befloten lugtnbsp;in GB D K. naulyks eenige proportie heeft rot die viuj het quikfilver in denbsp;pyp F1 y en ten anderen, om dat, als men. defe plaatfe G B D K, daar denbsp;lugt in is, met een veel fwaarder llolFe, of met quikfilver felfs opvult,

dat

-ocr page 351-

Fatide Lugt.

dat het quikfiivcr in de pyp j (fchoon men de lugt uit de klok weghneemt} boven I niet opryfen fal.

§. ip. Om nu verder eenigfints een klaar begrip te maken j op welke \vy-fe de fwaarhcit der lugt, en de uitfettendc kragt deffelfs met malkander defc hare werk inge uit voeren: kan men figh verbeelden, dat XII. Fig.8.nbsp;een pylaar lugt AH van boven tot beneden beftaat uit een groot getal lugt-deelen, als A, B, G,D, E,F, G, P,amp;c.dicelk eenfekcrefwaarheithebben, en daar door, die beneden haar fyn, perflen.

Ook dat in elk van defe (van welke figure fy ook fyn mogen) een veerige of elaftieque kragt is; waar door fy,als ftale veeren, te famen gebogenfyn-de, ligh met defelve kragt weder tragten uit te breiden; waar mede fy gebogen werden, wanneer fy dus gebogen fynde ftil fyn.

Hier uit volgt, dat de onderfte G en P Sec. de fwaarheit van alle de bo-venllaande dragende, meer gebogen werden, als die hoger fyn, en die minder fwaarte dragen by A B C; waarom de onderfte P G, met fterker kragt dringende om figh te hegt;-fl:ellen, het lichaam IK, waaropfyfteunen,inHmet meerder kragt perflen, als die boven het lichaam NO ftaan, het felvenbsp;N O doen.

En tot foo ven'C draagt het punt H niet meerder, als de fwaarhcit van al de lugt-deelen ABCDEFGP 6cc. die op malkander flaan; fonder datnbsp;haare veerige kraght eenige voorname veranderingh hier in geeft.

Maar foo men verder gaat, en een ander vaft lichaam L M tuflehen defe lugt-deelcn ftelt, fnydende daar door alle, die in P en G fyn, van defe pylaarnbsp;af: en ook de plaatfe L IK M door vafte lichaamenrontom bepaalt, foo datnbsp;de lugt-deelcn P en G volkomen van de andere afgefcheiden fyn, en defenbsp;^t die geen geraeenfchap kunnen hebben. Indicn nuCgelykinhct watei ynbsp;dat niet of weinigh elailicq is} de deden P en G alleen door hare fwaaiheiCnbsp;op het lichaam I K in H hare perffinge deden j foude het felvc lichaam 1 Knbsp;nu foo veel minder geperft werden, als eer dat het lichaam L M boven Gnbsp;gebragt was; dewyl 1K nu alleen de fwaarte van P en G draagt; daar hetnbsp;te voren die van alle de lugt deelen, welke den ganichen pylaar ilP uit maken gedragen hadde.

Maar in tegendeel Ifellende, dat de deelen A, B, C, D, E, F, G, F, gely k de lugt, alle een veerige kragt hebben; en figh na proportie van dat fynbsp;der bovenfte gedrukt werden, weder tragten uit tefetten;nbsp;lal het lichaam I K met de felve perffinge gedrukt worden door defe twee Pnbsp;en G, als te voren door alle de lugt-deelen van A tot P te famen. Wantnbsp;nadien de afgefneden lugt-deelen P en G door de tegenftant van bet vatl lichaam LM in defelve buiginge gehouden werden, die ly door de fenartenbsp;van de bovenltaande A, B, C, D, E,F, verkregen hadden; blyft haar uit-fettende kragt defelve, en by gevolge de perffinge,^die fy in H op het lichaam IK doen, ook even groot.

-ocr page 352-

XVIII. BESCHOUWING E.

En dus fiet men, dat de fwaarheit der boven malkander ftaandclugt dec-kn van A tot P de onderile P G perft j en defelve buigende, de veerige kragt in haar aanfet en flerker maakt j foodat, hoeweinighiy ook fyn mogen, als fy maar door een tegenftant van een vaft lichaam ILMK beletnbsp;werden figh na elders uit te breiden, defe weinige afgefnedeneenbeflotenenbsp;P G het lichaam IK daar fy op werken, foo kragtigh drukken, als of denbsp;gcheele lugt-pylaar A P daar boven ftonde.

Dat nu dit laatfte in de afgefneden dcelen van de lugt plaats heeft, is ilraks §. 17. uit de werkingen van de ingefloten lugt in de plaati GBDKnbsp;getoont.

§.zo. Het ftrax gefeide, dat namelyk de onderfte lugt-delen P en G door meerder fwaarheit boven haar ftaande geperft fynde, ook meer in een gedrukt moeten werden als D E, die door een minder hoogte van lugt AC,nbsp;en by gcvolgh door minder fwaarheit geperft werden gt; kan onder anderennbsp;ook uit dit ligte experiment afgenomen werdenjwanneer men Tab. XIII.Fig. i.nbsp;een pyp van een Barometer FI open fynde by I, en digt by F, met quikfil-ver foo verre vult, dat nogk een weinigh lugt boven defelve blyft ftaan.

Daar na flopt men de openingh I met de vinger by H, en keert fchielyk ¦denpyp het onderfte boven j foo dat de vinger, die eerft boven was,nu ,als indenbsp;fgare, beneden is. Dit gedaan fynde, fal men fien, dat de lugt, die in de

pyp gelaten was, door het omkeeren deflelfs de ganfche perflinge van de gcheele hoogte des quikhlvers nu dragende, ftraks daar door tot een veelnbsp;kleinder grootheit in een geperft wert als in Ij en dat fy door het quikfilvernbsp;van I na F opwaarts lopende, geduurigh grooter en grooter plaatfe beflaannbsp;fal} om dat het bovenftaande quikfilver in hoogte boven defelvegedurighnbsp;mindert} en daarom ook defe lught-blaas, hoe hoger fy komt, met minder fwaarheit geperft wort. Het geen de reden is, waarom men defelvenbsp;by A grooter als in I, in B grooter als in A, in C grooter als inB, en foonbsp;voordcr fal fien werden } tot dat fy boven in F gekomen fynde, niet meernbsp;geperft wert, en figh in de mcefte grootheit uitfet en vertoont.

Het felvc, dogh met wat minder verfchil van grootheit, kan men ook fien, als men de pyp in plaatfe van quikfilver met water vult.

Waar uit dan het voorfeidc befloten kan werden, dat een meerder fwaarheit dragende lugt ook meer in een gedrongen wert.

§. zi. Dat nu ook de lugt, meerin een gedrongenfyndc, ook meer kragt doet om figh uit te fetien, en op alle omftaande lichamen met meerder ge-wclt perft} behalven dat fulks uit de wint-roers blykt, en ook uit de Tafel-fonteintjes v^nHero Jlexandrinuskan met een leer ligte ondervindingenbsp;feer klaar getoont werden fab. XIII. Fig. z.

Men neemt een fpuit S D (die men in AnatomifcheoefFeningengebruikt, fyn om de nauwheit van de pypjcs hier feer bekwaam toe) en den ftampernbsp;S C half wegen in defelve tot G gebragt hebbende, foo dat het deel A B vol

-ocr page 353-

Van de Lugf. nbsp;nbsp;nbsp;jzp

5ugt blyft, döet men het einde D in water tc fteken, ccnigh water daarin lc^en,den Hamper tot FG daarom te rugge trekkende; dan een pypjcnbsp;Igt;E, dat in E een nauwe openingh heeft, daar aan gefehroeft hebbendeinbsp;wanneer men de fpuit Horizontaal legt, foo dat het water A de openingh Dnbsp;bedekt, en de lugt B daarboven fl:aat,fal men geen de minfte be weginge gewaar werden •, maar wanneer men op eenmaal fchielyk den Hamper van F Gnbsp;weder tot in G voortHoot, foo dat het water uit E fpringt,en delugtinBnbsp;daar door meer in een gedrongen wert^ fchoon men na defen fchielykcnnbsp;floot des Hampers flrax ophout: fal men bevinden,dat de lugt inBmecrfa-men gedrukt fynde, ook met meer kragt figh uitfet,en het water A perflinbsp;foo dat de Hraal water E K daar door een feer langen tyt voortgaat uit Enbsp;te fpringen i ook als de Hamper in C ganfch flillc legt en geen perfllnge doet.nbsp;Waar uit het boven gefeide af tc nemen is.

§. 21. Indien nu ymand de vooren getoonde wetten en de foo wonderly-ke balanceringe van die gedugte kragt der lugt door een foo klein gedeelte dcrielver ,met een ernfligc overweginge befohouwt j kandienogh oordeelennbsp;dat dat alles by geval toegekomen en fonder eenigc wysheit en ooghmerknbsp;des Makers dus geworden is, als het is?

Sonder defe wet, en indien de weinigh lugt, die in een kamer is, niet en kon-de een genoegfamc tegen-kragt maken tegen de groote zee van de buiten-lugt, hoe was het mogclyk, dat alle onfe glafe venflers,gelyk het glas daar tc voren §. i j. van gd'proken is, niet aanflonds vergruiH wierden? Nadiennbsp;volgens de voorgaande rekeningh §• ii. op elke vierkante voet der felvcrnbsp;meer als 1800 ponden gewigts gedurigh aandringen. Sonder defelfde wet, hoenbsp;bleef’er een Leger-tentj een Boeren huis of Herders hutte, ja fells veelcnbsp;groote gebouwen Haande ? nadien fy in haar grootheit en omtrek aangemerktnbsp;fynde als een vertrek, het welk maar i o voeten langh, en lbo veel brect en hoognbsp;Was, gclyk een dobbelfteen, de vier opftaandc fyden en de folder elk 100

voeten breed fynde, ook elk met iSpooo ponden geperH,enby gevolge het ganfehe vwtrek met vyfmaal foo veel op alle fyn vyf fyden, daar de lugt op-Haat, dat is met een gewigt van p4yooo ponden louden te famen gedruLnbsp;werden. Daar in de 1000 voeten ruimte die het bevat, de ganfehe lugt die daarnbsp;in is en defe druk king tegenflaat, niet meer wegen foude als 6 3 pont; Hellendenbsp;met vele Ündcrfoekers,dat een voet water 6 3 pont weegt,en 1000 maal fwaardernbsp;is als een voet lugt. Sonder defe wer, hoe is het tc begry pen,dat wy,die gedurighnbsp;een perffingh rontom ons van meer als 20000 ponden verdragen,niet voor langhnbsp;verplettert fyn j vei-mits een derdendeel daar toe magtigh genoegh was. Ennbsp;indien onfe borfl door de rontheit van fyne ribben en krakebeenenaleenigenbsp;tegenflant doet} hoe komt het, dat onfe buik en lendenen door dat geweltnbsp;niet plat tegen malkanderen aangedrukt werden} als om dat’er eenige weinige kigt en uitfettende delen in bevat fyn, die inhaarkleinheit egter dienbsp;vrecfielyfce drukkingh kunnen in tegen-kragt evenaren. Door Welke ingc-

Tt nbsp;nbsp;nbsp;floten


-ocr page 354-

J50

XVIIL BESCHOUWINGE.

floten lugt men fiet, dat dieren, die in een lugt-ledige klok leggen,op-fwellen en dikker werden, als dcfelvefyntegenwigt van buiten verloren hebbende iigh uitfet. Dit vinde ik onder myn aantekeningen in een muis en jonge kat en andere figtbaar gefchiet te fyn.

Daar nu fonder dit foo wonderlyk tegen-wigt,waar door een klein gedeelte lugt, aan die van denAartkloot figh tot of boven de wolken uitftrekt, een gelyke tegenilant bied, geen huis bewoonbaar, geen dier in het leven bly-ven, maar alles in degrootfteverwarringe onder malkander, door die geweldige drukkinge, verbryfelt en verplettert foude werden: Kan yroand hetnbsp;denken by geval en fonder ooghmerk des Makers gefchiet te fyn, datnbsp;door foo verbaaftmakend een balancement van defc groote kragten daar innbsp;voorlien isj en de lugt en vogten aan gewigts-wetten gebonden fyn?nbsp;die foo verlcheiden fyn van die in de vafte lichamen waargenomen werden: en daar defe alleen na proportie van hare fwaarheit drukken: datnbsp;in de vloeybare lichamen en de lugt, gelyk te voren getoont is,een gedeelt-te van 6^ ponden fwaar een perÖinge van meer als 180000 ponden van boven, en rontom van ontrent pooooo ponden beletten kan fyn geweltuitte

voeren.

Ellendige Philolbphen ! die figh alle oogenblikken, foo langh haar leven duurt, onder foo afgryflelyke kragten, voor der felver vcrfchrikkelykenbsp;uitwerkfelen en de aldcrnaarfte dood , die men figh verbeelden kan, doornbsp;een geheeie verpletteringe te moeten ondergaan, op foo wonderlyk een wy-fc bewaart bevinden j en egter om hier in niet gedwongen te fyndesHeerly-kenMakers Wysheit,Magt enGoedheit te danken, liever dit alles aan eennbsp;enkel geval, dat fonder eenige reden of wetten werkt, of aan figh anderfintsnbsp;onbewufte oorfaken kunnen toefchryven. Indien in een kamer alsde vorige van tien voeten langh en breet dc folder van loot of fwarefteenen gemaaktnbsp;en i8ocx)o ponden fwaar was j die van alles^los gemaakt fynde,alleen doornbsp;een enkel tegen-wigt konde opgehouden en belet werden tot de vloer vannbsp;defe kamer neder te vallen, en alles, wat daar tuffehen waste Vermoffelenen ingevalle men als dan aan een van defe Philofophen een gewigt vannbsp;65 pond ter hand Itelde, om daar mede alleen dit groote gevaarte (ondernbsp;eenige Mechanifche inftrumenten (immers die by nageene valligheitinharenbsp;ftolFe hadden) te balanceren, wanneer hy gedwongen was in defe kamer tenbsp;gaanj foude hy figh yet anders als de alderellendigfte verpletteringh ennbsp;dood door het nederkoomen van defe gruwfame fwaarheit der folderinghnbsp;kunnen voor oogen Hellen ? en indien ymand eenige wyfe en middel lut-vondt, waar door hy den val van dit dreigende enverlchnkkclyk gewigt alleen door defe 65 ponden, fonder andere werk-tuigen konde voorkomen,nbsp;en delTelfs foo groote fwaarheit veiligh evenaren 5 ingevalle hy niet van allenbsp;edelmoedigheic ontbloot was, foude dit he^ niet verpligten, om hoewelnbsp;hy ëewyle, op welke dit gefchiede, niet en vcrltonde, des Uitvinders wys-

heit

-ocr page 355-

Van de Lugt nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;331

heit boven de Tyne te verhefïcn? cn foo de wyfe hem bekent, dogh fyne magt te klein was om fulks tot fyne behoudenille in het werkte ftellenifou-de hy figh niet verbonden oordeelen, om de goetheit en magt van delen ly-nenBewaarder dankelyk te erkennen? en kan hy dan nu in defelve omftan-digheden geruft en fonder gedagten op dit alles te maken daar henen leven?

. kan hy de vervaarlyke grootheit van defe kragten wetende (welke hem omringen, en die, als het tegenwigt ophielde behoorlyk te werker, aannbsp;hem het felve gevaar en even loo onmyndelyk een ondergangh dreigen, alsnbsp;of hy den val van dien fwaren folder nWft afwagten) egter nogh voortgaannbsp;met, fchoon hy foo wonderlyk bewaart wert, nogh lafterlyk te feggen,nbsp;dat hy niet bewaart wert ? te meer nadien, foo hy de Barometersnbsp;defelve hem leeren, dat defe pefftende gewelden en ook haar tegenwig-ten, fonder dat hy of eenigh menfche dat voor kan komen, dagelyks doornbsp;aan hem foo niet onbekende, immersonbelettelykeoorfaken, vermeerderennbsp;cn verminderen; foo dat hier op vafte en altyd den lèlven loop houdende natuur-wetten geen uirvlugt te maken is.

En om niet meer te feggen. Daar hy, foo hy op het volgende fal gelieven te letten, fal moeten toeftaan; dat defe fwaarheit en veerige kragt der lugt, tot behoudt en gemak van menfehen, van heeften, van viflehen, vannbsp;planten, foo volttrekt nodigh is, dat fonder defelve al wat leeft, op dennbsp;Aardkloot ftraks fterven foude: en defe perffinge der lugt onder alle defenbsp;voordeelen, die fy aan alles doet, ook dit groote nadeel in figh bevat,datnbsp;fy alles door haar ontegen ftandelyke kragt vernielen, en alles wat fy omringtnbsp;verpletterende, den ganfehen;Aardkloot,en wat daar op is, indeuiterftcnbsp;confufie brengen foude. Kan hy nogh denken , dat by geval en fonder wys-heit een middel is voortgekomen; het welke aan alles toelaat de weldadennbsp;van de lugt te genieten, en egter het ièlve voor de fchadelyke werkingennbsp;dcflclfsfoo (eer behoedt ; dat die groote drukkingc en drang van foo vreelle-lyke gewigten alleen door de wyfe, waarop dit middel werkt, ook aan de te-derfte menfehen geheel onmerkelyk en ongevóeligh blyft? Wat fal men anders van de begrippen, die defe menfehen van alles maken, kunnen feggen,nbsp;als dat fy de redelykheitfelfs en alle billykheittcgenfprekende over defe blint-heit feer te beklagen fyn?

Kan nu noghmaal al het gene van defefwaarheit en veerende kragt der lugt, van haar verfchrikkelyk gewclt, en foo wonder een tegenwigt, dat fe belet alles over hoop te werpen, eenongelukkighTwyffelaarniet overreden,nbsp;van dat er een Godt is, die dit allesmetwysheitgpmaaktheeft Plaat hy meenbsp;ons verdergaan, en in opregtigheit antwoorden,;, of', als hy fyne gedagtennbsp;daar op met ernft laat gaan, hy nogh met overtuiginge vanfyngemoetkannbsp;fpreken; wanneer hy ons fegt, dat het hem. voorkomt by geval en fondernbsp;eenige bc-ftierende wysheit by gekomen te fyn,dat loo grooten Oceaanvaiinbsp;.bigt figh rontoni den geheelen Aartkloot geplaatft heeft; wellte , indien

T t z nbsp;nbsp;nbsp;men-

-ocr page 356-

53i nbsp;nbsp;nbsp;XVIII. B E S C H O ü W I N G E.

men oordeelt na het gene aan de verftandigfte op het meeft waarfchynlyk is, tot eenige mylen hoogh figh uitftrekt} en fonder welke alles watademnbsp;haalt ftraks den geeft foudc geven. En wie leert de ohdervindinge niet,nbsp;hoe feer alle menfehen en dieren afhankelyk van defelve fynPdie, fchoon fynbsp;haar flaap en voedfel voor eenige dagen kunnen miflen, egter maar een wei-nigh tyds van de lugt berooft fynde aanftonds fterven. En is defe nootfa-kelykheit der lugt voor haar in fonderheit ook daar uit blykelyk j dat fy dennbsp;ganfehen tyd van haar leven het in en uitademen defer lugt tot een gedurigenbsp;befigheit hebbenj foo defe beide ook fèlfs in den flaap , die haar van allen arbelt anderfints rufte geeft, ook rufteloos moeten voortgaan, indiennbsp;fy leven fullen.’

Is het te denken, felfs van den alderftoutften Epicurift; dat by toéval foo nootfakelyk een ftoflFe rontom den Aardkloot, daarmeiifchen cn beeftenopnbsp;leven, gegroeitis? fonder welke alle de Konli, Wysheit, MagtenGoed-heit, die in het formceren van defelve beftect is, van hetminfte gebruiknbsp;niet foude fyn, en defe heerlyke Schepfelcn geen een eenigh uur haar eerftenbsp;geboorte fouden kunnen overleven. En felfs, al kwamen fy ook volgensnbsp;de onbewyffely ke (of liever bcfpottelyke) gedagten van Epicurus uit de aarde,nbsp;gclyk de paddeftoelcn, voort, moet hy en alle die hem volgen tenminftennbsp;toeftaarrj dat fy fonder lugt ftraks weder tot defelve keeren fouderr, en denbsp;wereld figh ahyd fonder een eenigh rnenfeb, dieeeneenigendaghoudtwas ,nbsp;foudc bevonden hebben.

Is hier geen wyfen Scheppers hand in werkfaam geweeft, die defolugt om menfehen en dieren te onderhouden gemaakt heeft ? waaar toe is haar lichaam met foodanige werktuigen voorfien , die alleen.en nergens anders toenbsp;dienen, als om aan haar het gebruik van defe lugt te doen genieten ? Enomnbsp;hier niet weder alles by te brengen ’t geen by het ademhalen der Dieren tenbsp;voren gefegt is; waar toe hebben fy longen, als cm de lugt daar in teont-fangen? waarom leggen die in die plaats en omftandigheden, dat hetgan-fche bloed des lichaams daar foo dikwils doorgaan kan, op dat het alleen aannbsp;de werkinge der lugt foude kunnen deelagtigh werden ? waar toe het raiddel-rift,de ribben cn krakebeenen der borft alfoo gemaakt, dat haar voornaam ftc^

foo niet de eenige dienft daarinbeftaat,omdefelugtinenuitdelongctedoea komen? waartoe, om niet meer te feggen, dien konftigentoeftel, dewelke, om niet ligt in dit nodige werk belet te werden,ontrent loofpierennbsp;tot een eenige in en uitademinge kan doen werkfaam wefen ? waarom fyanbsp;de mcefte werk-tuigen, die daar toe nodigh fyn, al in een kint voor fyn geboorte geformeert, wanneer nogh geen het minfte gebruik van defelve is»nbsp;foo het defe reden niet cn heeft, op dat dit kind in de lught komende fighnbsp;ftraks daar van, om fyn leven te onderhouden, foude kunnen bedienen? Ennbsp;indien defe Philofophen met overtuiginge van haar confeientien kunnen vaft

Hellen, dat de lugt in de inftrumenten van onfe adcmhalinge, elk by,geval

-ocr page 357-

Van dé Lugt.

val fonder eenigh ooghmetkof wysheit haar wefen gekregen hebben i hoe is het dan mogelyk, als fy een konftigh (lot van een yfere geld-kift fien , met dcnbsp;fleutel-, die daar toe paft en het felve kan openen, dat geen van haar fooda-nige gedagten daar van foude kunnen nemen j immers foo fy voor redelyknbsp;wilden gehouden fyn, dc felve voor geen verftandiga*Ooren fouden derven uitten.

Is de lugt by geval voortgekomengt; is fy by geval met een veerlge en uitfettende kragt begaaftj foo is het ook by geval, dat’er een eenigh kindnbsp;is, dat een droppel fogh tot fyn voedfel uitfynMoedersborftcnfuigen kan.nbsp;Want indien de lugt door defe kragt de borften niet rontom perfte,cn denbsp;melk daar uit dedc fpringen; wanneer het kind, als door een natuurlykcnbsp;lugt-pomp, een lugt-ledige plaats in fyn mond voor de openingen der tepelsnbsp;maakt gt; foude het minfte daar uit niet voortkomen, en de meefte kinderennbsp;en ftiigendc dieren van haar befte en aangenaamftc voedfel berooft fyn. Kannbsp;nu ymandt denken, dat in het geitel der vrouwen borden, en dat van denbsp;tongh en lippen en wangen des kinds, die bekwaamheit gevonden werd,nbsp;om figh van de uitfettende kragt der lugt tot een werk van foo grootenaan-gelegcnthcit, als het fuigen in eerft geborene kinderen is,te kunnen bedienen, fonder dat’er eenigh ander foo gcreet en gemak kelyk middel daar toenbsp;te vinden is; en dat defe kragt der lugt en dedelfs gepaftheit tot de werktuigen, die in kinderen tot het fuigen gebruikt werden, alleen gevalligh,nbsp;en met geen opligt tot dat einde van een onwetende ooi faak louden voort-gekomen fyn?

§-z4. Indien ymand de fab. XII. Fig. 6. na fiet , en herleeft het geen §. 14- daar van gelchrevcn is ; wanneer hy het water BCin de lugt-ledige bolnbsp;A B fiet fpringen door de perffinge van de lugt HK op het water LM, falnbsp;«y een gclyk-formigc werkinge van het fuigen van een kind fien : Als hynbsp;de plaatfe AB voor dellelfs mond en de ledige plaats die daar in gemaakt

word, en het waters oppcr-vlak LM voor dat van de borft aanmerkt. En om te weten hoe feer dit met het fuigen over een komt, laat hy de openinghnbsp;D van dc lugt-ledigh gemaakte bol met het vlees van fyn duimftoppcn,ennbsp;hy fal yets voelen,, het welke, indien hy niet wift hoe het gefchiede, nietnbsp;twyfFclen foude eene fuiginge te noemen.

• nbsp;nbsp;nbsp;afgaan uit de perffinge, die de lugt alleen

in dit fuigen der kinderen doet,der Athciftcn ongegrontheit tetoonenjin-dien hy niet derft ftaandc houden, dat beide de druk-ftampers ineenbrand-Ipuit, die het Water perflènde een ftraal uit de dangh doen fpringen om een brand te bluften, fonder cenes mcefters wysheit daar toe bekwaam geworden fyn: fal hy dan met meer grond mcenen te kunnen feggen,dat het hetnnbsp;aannemelyk voorkomt, dat de lugt, die dc borften drukkendede melk daarnbsp;uit doet fpringen, alleen by geval dele eigenfehap verkregen heeft, om toenbsp;een foo veel grootcr dienft te kunnen gebruikt werden, en het raoederlyke

Tt| nbsp;nbsp;nbsp;voed-,

-ocr page 358-

IJ4 nbsp;nbsp;nbsp;XVIII. B E S C H O U W I N G E.

voedfcl aan jongh geborene te verfchafFenj niet eens, (dat ymand mogte kunnen feggen toevalligh te fyn) maar den ganfehen Aardtklooc over in alle plaatfen, daar kinderen en foo veel duilenden van dieren geboren werden? is hier geen wysheic en oogrnerk van den grooten Al Beflierder in tenbsp;fien; waarom derft hy dan die van den Maker in een brand-fpuit, in eennbsp;pers-fontein, die in haar perffingen nogh foo veel konft nogh foo veel nut-tigheit vertoonen,als de lugt in defe omftandigheden doet,niet foovolmon-. digh als het andere loochenen ?

Noghmaal, is defe veerige kragt en perffinge der lugt alleen aan een geval toe tefchryven? foo moet, die dit voor waarheit houd,ookgeduurighvre-fen, dat de lugt eens in defen ook by geval veranderende en fyn uitfettendenbsp;kragt verliefende, hy fclfs en alles wai in de lugt leeft by gebrek yanademnbsp;eens fchielyk fal moeten verflikken. Nadien, ibo dit by geval alles geworden is, en tot defe tyd alleen by geval foodanig blyft, geen reden is om nietnbsp;te moeten denken, dat het miflehien by geval ftraks alles anders wefen fal,nbsp;dewyl het geval tot niets fekers bepaalt is.

§. 26. Dat nu defe vrefe voor haar niet fonder groote reden is, blykt: Eerfl, om dat de Barometers ons leeren , dat ( gclyk als eens te voren aan-gehaalt is) defe elatlicque kragt, ’t fy uit haar felfs, ’t fy om dat de fwaar-heit der lugt verandert, dikwils merkelyk verminderen kanj en hctquikfil-ver daarom nederfakt.

'Ten anderen j om dat een groote verminderingh van defe kragt der lugt, aan alle dieren by na doodelyk is, immers aan de meefte, die men tot noghnbsp;toe ter preuve heeft kunnen ftellen. Want Honden, Katten, Mui-fen, Rotten onder de klok van de lugt-pomp geftelt, bevind men ftraksnbsp;onpaflelyk te werden, als de uitfettende kragt van de lugt, waar in fy fyn, maarnbsp;een weinigh vermindert i cndefelve meerder weggenomen fynde, voort tenbsp;flerven in weinigh tyds. ’ Indien men die voor haar dood daar uitneemt, ennbsp;in een lugt, wiens veerige kragt grooter is, brengt-, fiet men fe fomtydsnbsp;weder herdek werden, wanneer defe lugts kragt te voren niet te veel vermindert is. Vogelen fyn dikwils gewoon, foo langh defe verauderingh vannbsp;lugt niet uit te liaan j maar vallen gemeenlyk ftraks in trekkingen der leden jnbsp;daar de dood op volgt. Vliegen en Spinnekoppen, (foo veel myn ondervindingen medebrengen ) fcheenen na drie of vier trekken van de pomp ganfehnbsp;fonder bewegingej dogh in de buiten en meer perflendelugtgebragtlynde,nbsp;begonden weder haar leven te vertoonen.

Uit dele verfchynfelen en een menigte van andere, welke by de hedens-daagfe Natunr-Befchryvers te vinden fyn , is het danfekerjindien dc-sgrooten Makers goedheit de lugt niet in defen Hand onderhoud om by naailes, walnbsp;inde lugt leeft, van de dood te bewaren ; en ingevalle dit alles enkel doornbsp;een geval beftiert wert, het welke de lugt, fonder eenige hooger wetten tenbsp;gehoörfamen, nu meêt dan minder kragtigh infyn uiiiettinge en perffinge

ma-

-ocr page 359-

Van de Lugt.

maken kanj dat niemand fonder vrees kan fyn, dat dit laatfte gebeurende, hy en alle menfchen en dieren niet aanftonds fouden kunnen derven. Temeer»nbsp;dewyl veele faken, als daal en andere, daar een veerige kragt in befpcurtnbsp;wert, met langen tyd gcfpannen te fyn en teblyven, gelyk de lugt by ons,nbsp;dikwils bevonden werden defelve geheel te verliefen; en uit de buiginge,nbsp;in welke fy foo laneh geweed fyn, niet te rugge te kunnen fpringenora haarnbsp;felven te herdeden.

§. z/. Dit dan by foo veel ervareniden bewefen fynde, dewyl men egter in Atheiden defe vrefe weinigh befpeurt, moet aan een yder ontegenfpreke-lyk biyken: of dat fy door haar blindheit op de gevolgen van haar eigen gevoelen niet en letten-, en daarom defe groote faak, die van de uiterde aan-gelegenfheit is, met weinigh verdant en oordeel behandelen; of hoe onbe-fchaamt fommige van defe rampfalige Philofophen het tegendeel ook mogennbsp;met de mond uaande houden, fy egter in haar gemoet van de onwaarheicnbsp;van haar gevoelen , en derhalven van een andere magt als een onwetend geval die haar bewaart, fchoon buiten en tegen haar wil, overtuigt fynj ennbsp;daarom hare eigene gronden loochenen.

§. z8. Dat het nu geen vade Natuur-wet is, dat alles wat in een uitfet-tende lugt leeft, als defe kragt in defelve verfwakt of weggenomen is, draX flerven moetj en daarom, dat defe ongelukkigeRedeneerders,alles tot haarnbsp;gerudheit bedenkende, te vergeefs ligh pynigen om dit verfthynfel uitnbsp;de figh onbewude wetten van lichamen en bewegingen,ofeen alles bepalendnbsp;noolot af te leiden, kan daar uit biyken: om dat het contrarie in een kik-vorfch waar is, gelyk veele andere ondervonden hebben, en waar van iknbsp;dit onder myne experimenten ook aangetekent vindej dat een kikvorfch onder de kleine klok van een lugt-pomp gefet, en de lugt daar uit gelaten fyn-de,niet alleen deflelfs buik , waar in men lugt kon vermoeden te fyn , maar

ook alle de andere deelen, hoofd, beenen, fpieren enz. tot cen groote dikte opfwollen i welke met het laten van de buiten-lugt figh alle weder nederfet-teden,wanneer het dier in fyn vorige dunheit weder gefien wierde j maar ’cnbsp;geen hier te paffe komt, is dat defelve een quartier uurs langh in eenganfehnbsp;lugt-Iedige klok gefeten hebbende, geen de minfte onftelteniffe daar vannbsp;fcheen te gevoelen j en daar uit gelaten fynde, ftraks weder,alsgefontdaarnbsp;heenen fprongh.

§. zp. Kan nu ymand loochenen? dewyl alle dieren figh niet op defelve wyie ontrent defe perffinge der lugt bevinden j dat het voren gefeide voor:nbsp;geen generaal Natuur-gevolgh te houden isj het welke tuffehen de lugt ennbsp;alle dieren plaats hebbende, defe uitwerkfelen fondereenigh verftanevoort-brengt: en moet die niet gehouden werden redelyker te oordeelen,die hiernbsp;de hand en werkinge van een verftandiger Maker van lugt en dieren in erkent , welke, op dat men het geen de meeile in lugt levende dieren ten op-fight van de lugt overkomt, niet aan de nootlakelyke en onvermydelyke gevolgen

-ocr page 360-

'|5lt;l XVIII. B E S C H O ü W I N G E.

volgen van onverftandige lichaams-bewegingen foude toefchryven, door dit veriohillend exempel en milTchien meer andere heeft willen toonen, dat ditnbsp;alles van fyn welbehagen en wysheyt alleen af te leiden is jen dat hy gewiltnbsp;heeft, dat de lugt onder fyne andere eigenfchappen een fckcren trap vannbsp;kragt in fyne uitfettinge ten allen tyde bewaart j fonder welke flraksdengebeden Aardkloot by na van al wat leeft foude ontbloot werden jen wanneernbsp;het hem anders geliefde, dat hy defelve ook fonder lugt in het leven foudenbsp;kunnen bewaren.

$. 50. Tot bewys van dit laatfte kan ook infonderheit dienen j dat dele uitfettende kragt der lugt tot het leven wel nodigh, maaralleenfyndeegternbsp;niet genoegfaam is: Soo bevind men in peftilehciale tyden de lugt wel uitfettende genoegh, maar egter doodelyk en vergiftigh. Ook verhaalt dennbsp;grooten Natuur-Onderfoeker de Stair^ dat niet alleen veel andere dieren,nbsp;maar ook een kikvorfch, die in de lugt, in het water, en fonder lugt leeft,nbsp;egter binnen weinigh tyds in een lugt uit deegh voortgekomen fynde feernbsp;haaftigh fterft. En de ervarentheic leert overvloedigh j dat een adem-halend dier in een befloten lugt fynde, en geen ververfchinge kunnende genieten, fyn leven egter door defelve, niet onderhouden kan ifchoon al defe lugtnbsp;in fyn uitfettende kragt foo verre niet verfwakt was, dat men fulksdaaraannbsp;behoeft toe te fchryvenj vermits de Barometers ons toonen, dat de lugt ront-om ons fynde, fonder cenigefchadedem ademhalende dieren, grooter veranderingen in haar uitfettende kragt lyden kan, Dogh van defe eigenfehap dernbsp;lugt, die boven deflelfs fwaarheit en veerige kragt ook tot het leven der Pieren vereifcht word, is boven in de adetn-halinge yets aange-haalt.

§. 21. Maar eer wy van de dieren afgaan j kan ymand fonder verwonde-ringh aanfien j dat felfs de viflehen in het water baar wel-wefen en leven van defe lugts-perffinge ontfangen? en dat defelve, weggenomen fynde nau-lyks een van haar figh onder het water foude kunnen houden, en meeftnbsp;alle in weer-wil van alle hare poogingen na boven fouden moeten opdry-ven.

Die dk fien wil, kan in het recipient van de lugt-pomp cenige baarsjes of vorentjes in water leggen; en de perflinge der lugt daar afgelaten fynde, fal hy bevinden, dat ly aanftonds na boven dryvenj en de lugt daarnbsp;weder by gelaten fynde, dat fy linken. De reden hier van, en hoe delugt-blaasies, die fy in figb hebben, door het minderen der lugts-perffingefighnbsp;uitfettea, en groetcr werdende de vilïchen ligter maken als foo veel water, waarom ly opdryven, fal hier na breder by de Dieren verhandeltnbsp;werden.

Dewyl nu meeft aftc de viflehen foo wonderlyk een maakfel hebben} dat

fy figh van de perflinge lugt moeten en kunnen bedienen , om onderbet wat« en aldaar op foodanige piaatfen, als haar voordeeligft fyn, fonder

-ocr page 361-

Van de Lugt.

finken ofopdryven te kunnen verblyvcnj en fy alle fonder defelugts-pcrffin-ge na boven dry vende haaft een einde van haar leven fouden krygen: Laat ons dit alleen hier uit bcfluiten, dat hy wonderlyk van gedagten moet wefèn,nbsp;die iègt, dat het hem aannemelyk voorkomt, dat defc lugt, en deflelfs innbsp;defen foo nootfakclyke perffinge, alleen by een los geval, en fonder eenighnbsp;ooghmerk op foo nut een werkinge,om den Aardklood gegroeit en famctinbsp;gekomen isj en dat ook de vifTchen juift foodanigh gema kt fyn, dat fynbsp;werk-iuigen hebben, om de lugt dan meerder dan minder tot het voorge-feide te gebruiken j fonder dat egter in die beide, foo in de lugt als in denbsp;viflehen, yets anders als een los geval of onbewulle corfaken plaatfe foudennbsp;gehad hebben.

§. En niet alleen doet de lugt foo groote dienften aan menfeben, aan dieren, aan viflenj maar tot de planten felfs is (y van delelve nootfakc-lykhcit: welke daar door groeyen, foodanigh dat fy een groot gedeelte vannbsp;de fappen uitmaakt, waar door (y gevoed werden. Waarom, indien de men-fchen al fonder lugt konden leven, fy egter fonderdefelvegeengenoegfaatnnbsp;voedfel uit de aarde foudenkunnen genieten,welke door dcfcfelvelugtvrugt-baar gemaakt weit} het geen de Land-Bouwers met hare Landen dikwilsnbsp;door de ploegh om te keeren, cn met braken, (gelyk fy het noemen) alleen aan de werkingen der lugt bloot t eftellen, nu al overlangh be welen hebben.

Indien egter nu aan ymand het geene wy gefegt hebben lbo klaar niet mogte voorkomen j namclyk, dat de lugt figh in de planten fet j kan hy hetnbsp;geen de naukeurige Plant-Befchouwers M- Malpighius en N. Gr«w,ontrentnbsp;de lugt-buifen der gewaden met vcrgroot-glafen, cn dcH'. Boyle ex\ de Stairnbsp;door lUgt'pompen waargenomen hebben, om hier in geruft te wefen, nafien;nbsp;en toonen defe Heercn, dat uit de planten in een lugt-ledige plaatfê opnbsp;nieuws veel lugt voortgebragt were. Maar die oogenfchynlyk daar van wilnbsp;overtuigt wefen, gelieve een klein flukje van een takje van een waffendcnbsp;boom of van eenigc Aard-vrugten, van groene doorgefiieden bladeren, ennbsp;andere gedeelten der gewaflen, aan een fpykcr of andere fwaarte vaft te bin-denj en defelve in een glas met loogh, die van zout van wynftecn of pot-afch gemaakt is, te doen nederfinkenj daar na dit te famen onderden kloknbsp;van den lugt-pomp gefet fynde, de lugt, die op defe loogh ftaat, daar aftenbsp;laten; en hy fal de lugt uit defe gewaflen, (immers foo veele, als ik gele-genthcit gehad hebbe om op defe wyfe te onderfoeken, die al in een grootnbsp;getal fyn) met fyn oogen door dc loogh na boven fien gaan uit de einden,nbsp;daat ly argefntdeo fyn j en in fommige, als in een takje van een Olmboomnbsp;( t geen ik hier uitdrukke, om dat ik bevindc dit Experiment ook daarnbsp;mede met een fcer groote uitvloet van lugt gedaan te fyn) met een veelnbsp;grooter ftroom , dan ymand ligt foudc gelooven, die fulks noit geftennbsp;hadde.

V V nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 362-

3j8 nbsp;nbsp;nbsp;XVIII. BESCHOUWING E.

- Dat nu defe loogh hier toe gebruikt is, en geen water, fchoon hetielve daar toe ook dienen kan, is, op dat niemand op de lugt, die men veeltydsnbsp;onder het water bevind, figh beroepen foude in delen j vermits in defenbsp;loogh, fchoon langh in een open glas en in de lugt geweelHynde, noitbevonden is, dat eenige lugt figh mengt. Water, dat langh gekookt is, ennbsp;daar door fyn lugt verloren heeft, weder kout geworden fynde, was hiernbsp;ook dienftigh, dogh in die tyd aan de hand niet; en kati ook klaar regen-of pomp'water hier toe feer wel gebruikt werden ¦, als men enkel geennbsp;fwarigheden wil maken , en dit experiment met een redelyk oogh aan-fiet.

Kan nu ymand dit ook by geval en fonderooghmerkoordeelentegefchie-den, en denken, dat hy geen dankbaarheit voor die heerlyke weldaad des lügts aan den groten Gever fchuldigh is? die daar door niet alleen voor hetnbsp;leven der menfehen, maar ook voor haar onderhout en voedfel du uit denbsp;aarde fpruit, forge heeft gelieven te dragen.

§.33. Doet hier by,dat defe felve lugt ook boven dit alles die eigenfehap heeft i dat het vyer (’c geen buiten alle tegenfpreken een van de alder nuttigde werkt-tuigen is, die aan de menfehen bekent fyn) fonder lugt niet kannbsp;onderhouden werden j immers dat foorc van vyer, waar van wyonsgewoonnbsp;jyn te bedienen: foo dat by gebrek van lugt by na alle vyer in lugt-ledigenbsp;plaatfen , gelyk ook in doofpotten, die den toegangh der lugt beletten, ftraxnbsp;uitgebluft were. Nu hoe veel ongemakken het aan de ganfehe wereld geven foude, indien men geen gebruik van dit hcerlyk Schepfel kondemaken jnbsp;en figh daar door in koude van warmte, en in duifter van ligt en foo veelnbsp;andere commoditeicen berooft bevond j behoeft men, als al te bekent, nietnbsp;breder hier op te halen J dewyl hier na nogh yets van het vyer gefegt falnbsp;werden.

§. 34. Dit is immers waarj ten fy de fwaarheit der Lugt de rocken van alle gebrande , van alle verrottende, en andere uitwafemende onaangenamenbsp;lichamen of vogten, gelyk oly in water, dede opwaarts klimmen, defelvenbsp;ons hier de lugt gedurigh onfuiver fouden doen fyn.

En wat verkwikkinge gaf aan het Menfchdom de foo groote meenigte van welriekende Bloemen en Kruiden? van foo liefïèlyke Parfumen en Spe-ceryen? indien den Schepper de lugt niet bekwaam gemaakt hadde om allenbsp;die aangenaamheden en de uitwafemingen van al het geen wy door rie*nbsp;ken tragten te onderfoeken, tot het werk-tuigh van onfe Reuk te bren-gen.

§. 3y. Maar ’t geen op een blykelyke wyfe onfe verpligtinge tot dankbaarheit aan den grooten Schepper toont, is dat de foo verwonderlyke gc-hoor-tuigert in alle menfehen en dieren fonder eenigh nut, en met hoe veel konft fy ook gemaakt fyn, alle te vergeefs aan ons gegeven fouden wefen:nbsp;indien de lugt niet bekwaam was, om door fyne bewegingen het geluit te

ver-

-ocr page 363-

Vm de Lmt.

veroorfakcn. Want hoe ellendigh fonder geluit, cn dien volgens fonder gehoor, alle mcnfchen wefen fouden, is te voren by het gehoor getoont.

§, 5Ö. Welke een beweginge nu, en welke deelen der lugt het geluit voortbrengen, is hier nu het ooghmerk niet te onderfoeken. Dit fchynt Ce-her, dat het een beweginge van deflelfs elafticque deelen is. Want als de-fe veerige deelen van de lugt, uit de glafen-bol A fchielyk uitgelaten werden, 'Tab- XII. Fig. ö., en malkander na het ruim van de ledige pomp voort-ftotcn, wert men een geluit gewaar} het welk, als de klok vol lugt, ennbsp;dcflelft vecren nogh fterker gefpannen fyn, datis,inhetbeginhetfterkfteisinbsp;cn met het ledigh werden der klok, en daarom met Ijet verfwakken van denbsp;veerige kragt der lugt, of miffchien ook om het verminderen van het getalnbsp;der bewogen deelen, ook allenskens vermindert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Soo bevint men, als men een klokje in een Recipient hangt, en de lugt daar uit laat $ dat bet geluit veel minder is. Een horologie in. de klok vannbsp;de lugt-pomp befloten, en aan een touwtje hangende, wierd wel foo klaarnbsp;niet gchoort, als wanneer het buiten defe klok was j maar de lugt daaruitnbsp;gepomt werdende, was het geluit nogh veel en fecr merkelyk minder, ennbsp;by na geheel weggenomen. Dogh

Soo veel my bekent is, heeft niemand nogh een klokje nogh een horologie, door het uitpompen der lugt, oit foo verre kunnen brengen, dat het niet gchoort wierde: ten fy alleen de Heer Huygens Traittè de la Lumiere p.nbsp;10. doende een horologie op veeren of catoen nederlcggen, om fyn drillin-gen aan het glas, waar in het is, niet over te fetten.

§. IJ. Ook neemt men waar} als een plaats, daar in de veerige kragt der lugt feer verfwakt, of die ledigh van lugt is, in het midden vandeordinarenbsp;lugt gemaakt, en aan defe lught gelegenthcit gegeven wert, om van alle kanten door fyn uytlètcendc kragt derwaarts gefloten te werden, en foo op malkander aan te boflen } dar hier door een groot geluit veroprfaakt WCrt: Want

ingevalle men de twee halve kopere bollen, die gewdonlykbydelugt-pomp fyn, op malkander fet, en digt gemaakt fynde, de lugt daar uit pompt, makende alfoo in defelve een hollighcit, daar weinigh lugt, cn die nogh daarnbsp;in is, van weinigh kragt isj en indien men verder met een grootgewigtdefe bollen fchielyk van den Anderen ruktj en aandebuiten-lugtoccafiegeeft,nbsp;om in die lugt-ledige plaats tegenmalkander aan te bolTeni bevint men, datnbsp;¦dit cen geluit, als van een bufeh , die met kruit geladen is, cn afgeftokennbsp;wert, doet hooren.

Het Iclvc is bovon by het breeken van het glas Tab. XII- Fig. f. mede aangeinerkt, als de lugt in het kopere Bekertje A BCD, (uye welkers holligheit K cen gedeelte uit gelaten, en daarom die nogh daarnbsp;in was, iu fyn veerige kraght verfwakt was) met een fnclheit ingedrevennbsp;wert.

Gelyk ook gebeurde,, na dat men in plaats van dit Bekertje, een half-

V v 4 nbsp;nbsp;nbsp;pints

-ocr page 364-

¦f40 nbsp;nbsp;nbsp;XVIIL B E S C O U W I N G E.

pints agtkante fles, op de openingh O van de kopere plaat Hl geflelt, en een weinigh lugt daar uitgelaten haddegt; wanneer dit glas met een vry grootnbsp;geluit, door de famen-dringende buiten-lugt aan gruis geflagen wiei dc: omnbsp;welk gevaar te verhoeden men daar na een blaas over de fles gehangen, ennbsp;aan de hals der felver eenigfints toegebonden hadde.

§. j8. Wat nu uit defe en andere experimenten ontrent de geluid-ma-Iiende lichamen, van de byfonderc beweginge der dcelen van de lugt met waarfchynlykheit kan vaftgeftelt worden, is hier de plaats niet om verdernbsp;na te fpeuren: Dit is met eenigen gront uit defelve af te nemen; dat fondernbsp;lugt geen geluit foudc voortkomen uit de bewegingen der lichamen. Dienbsp;nu de nootfakelykheit van het felve weet, kan die foo een Philofophie voornbsp;redelyk houden? welke leert, dat de bekwaamheit, welke de lugt heeftnbsp;om het geluit en reuk-declen tot onfe ooren en neufen te brengen} en dienbsp;defe beide hebben om defelve elk op fyne wyfe gewaar te worden, en denbsp;roenfehen te doen horen en rieken, ook alleen by geval en fonder oogmerknbsp;om eenigen dienft aan ymand te doen, fyn voort-gebragt. En doen defenbsp;Heeren hier foo veel moeite toe, om fulks aan haar felven en andere aanne-mclyk te maken; waarom fouden fy figh fchamen.de moeite te nemen van tenbsp;willen bewyfen, dat in een vyfcl-werk, wanneer twee welgemaakte fchroe-ven, die op malkander paflen en in malkander loopen, dus te famen eennbsp;werk-tuigh van kragt en gebruik uitmaken, defelve fonder cenigh verftandnbsp;des Makers, en alleen by geval defe hare juiftc forme verkregen hadden?nbsp;daar, als fy by de toebereidingh van de konft-werken met geweeft fyn,nbsp;het eene in de reden foo veel gront heeft, als het andere.

Defe en diergelyke figh lelfs genoeglaam voor het hoofd ftotendc onge-rymtheden, die dit ongelukkigh gevoelen onmydelyk volgen,moetenyderj die fyn gedagten daar over laat gaan, overtuigen, dat defe bcklagelykePhi-lofophen felfs niet overreedt kunnen fyn van dat het geen fy ftaande houden, waar is: maar dat, om haar tegenfprekende confeientie in ruft te houden, fy alleen fulks poogen en tragten te wefen } liever willende feggen ennbsp;bekennen, dat fy blind genoegh fyn, om de minfte wysheit nogh oogmerknbsp;niet te kunnen gewaar werden ook in foodanige faken, in welke, al wiffnbsp;redelyk is, defelve op het alderovertuigenfte fiet uitblinken, als dat fy eennbsp;Godt, welkers wefen en volmaaktheden fy lbo langh lafterlyk geloochentnbsp;hebben, en die fy daarom in fyne werken vrefen in weerwil van al haar pogingen te fullen moeten vinden, door de belchouwingen derlelver erkennennbsp;fouden. Ik late aan het eigen mede-weten van eenige van haar, of dit denbsp;waarheit niet en is; en indien fy konden haar felven wys maken, dat fy dusnbsp;Godt verfakende, enhaarc buytenfporigedriften opvolgende,egter fynegun-fte konden behouden, en figh een gelukfalige opftandinge na haar dood beloven} of fy niet, en miffehien yveriger, als veele andere, Cync Wysheicnbsp;Magt en Goedheit in deamp;n allen roemen en verbreiden fouden.

§. Bo-

-ocr page 365-

Fan de Lugt. nbsp;nbsp;nbsp;J41

§. Boven alie defe foo verwondcrlyke dienften, die de lugt aan die de aarde bewoonen, dagelyks doer, foudc nogh een menigte by gebragt kunnen werden; en moet dan yder, die eenige genereusheitheeft, fynverpüg-tinge tot dankbaarheit niet erkennen? wanneer hy, fonder yets van fyn eigen doen , een foo groote kragt en lugt-perffingc rontom hembevint; vannbsp;welke by na fyn welgevallen , in foo veel gclegentheden, tot fyn gemaknbsp;figh bedienen kan, om figh felfs nog andere niet te vermoeyen.

Een yder, die weet dat pompen, en hevels, en fpuiten, en meer diergc-lyke water-wigtigc inllruraenten,alleen van de perflinge,datisvandefwaar-te en uitlettende kragt der lugt haar gebruik ontfangen, welke door konft van de menfehen daartoe geappliceertwert, fal van de waarheitvanhetge-fcide verfekert fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^

En aan wie fulks niet bekent en is, die kan het fpuitje ABC, Tah. III. Fig. 3. waar van te vooren Befchouwing. VIL §. i i. gefproken is,alseenpypnbsp;van een pomp aanmerken, die in het water DCE ftaat: waar in (gelyk aldaar getoont is) geen water oit opryft, fchoon men den ftamperFopwaartsnbsp;trekt; ten fy de lugt in G het water in D E perft. Dat nu pompen in ditnbsp;geval een foort van fpuiten fyn, is aan allen kenbaar.

§. 40. Daar foo veel gillende vogten, als bieren, en die anderfints in figh felvcn werkfaam fyn, by foo verfcheide Natiën tot haar verkwikkinge ennbsp;laafFenifie, en andere einden gebruikt werden; ijj men aan de goedheit vannbsp;den Schepper geen dankbaarheit fchuldigh? die door de lugt om den Aardkloot te plaatfen, en aan defelve defe fwaarheit en uitfettende kragt te geven, defelve binnen hare vaten doet blyven; daar fy anders fonder defe lugtsnbsp;perlTinge over de randen der felver henen en weg lopen fouden, en verlorennbsp;gaan. Die dit fien wil fette ons gemeen 3 of 4 guldens bier Ichoon al uic-gegift en eenige daagen oud fynde, onder de klok van de lugt-pomp; en denbsp;perflende lugt daar van gelaten fyndc, fal hy het (elve in Ichuym al werkende, op de wyfe van Bottel-bier, fienopryfen, en het glas uitlopen: en als denbsp;lugt weder daar by gelaten is, aanftonts figh nederfetten, envanfynwer-kinge en fchuimen ophouden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Om niet te feggen, dat, ten fy de lugts drukkingc haar belette defe wer-kïnge foo verre voort te fetten, fy daar door haar kragt cn aangenaamhek ftiax vcrliefen fouden: gelyk hy bevinden kan, die geproefc heeft, dat aangenaam bier na defe werkinge foo flap en verfchaalt unaakt, of bet een gan-Ichen nagt in cen ongedekt glas geftaan hadde.

Geen kokend water fcude fonder defe drukkinge der lugt in potten of ketels kunnen gehouden werden. Die hier aantwyffelt, fette een theekopje met feer heet water onder de klok der lugt-pomp ;late de lugt, die hetnbsp;peril, daar ar; en hy fal bevinden, dat dit water by na als boskruit, dacnbsp;aangelloken is, figh vtripreii en daar uitfpringt.

§. 41. Gelyk nu meelt al het boven gefeide door des lugts fwaarheit en

V V 3 nbsp;nbsp;nbsp;uit-

-ocr page 366-

34t nbsp;nbsp;nbsp;XVITL B E S C H O U W I N G E.

uitfettende kragc wert uitgewerkt i hoewel tot het ademhalen der dieren, tot het vriigtbaar maken der aarde, en milTchien ook tot de gewaden te voeden, en meer andere faken, die door defelve gefchieden, boven defe noghnbsp;cenige byfondere eigenfehappM en dcelen in deïelvevereifchtlchynen te moeten werden; doet fy behalvendit en alleen ten opfigt, dat ly een dikker vloeibarenbsp;ftofFe uitmaakt, als die men bevint boven haar te fyn, nogh een voornamennbsp;dienft aan de ganfche wereld: namely k, dat door de brekinge van de fonne-ftra-Icnin defelveliigt, morgenen avond fchemcringe veroorfaaktwertj endaarnbsp;door belet wert, dat niet dikwils in weinigh tyds den klaren dagh in een ftik-donkeren nagt des avonds., en weder defe in die des ogtens verandert werdc,nbsp;tot merkelyke verfwakkinge van aller dieren en menfehen oogen: vermits,nbsp;hoe laftigh en moeyelyk defe foo groote en fchielykc veranderingen van dikkenbsp;duifterniflen ftrax in een helder ligt aan yder voorkomen, by alle die hetnbsp;befogt hebben genoegh bekent is.

Door defe eigenfehap van de lugt bevint men, dat de Landen na by de Polen gelegen, in hare nare donkere lange nagten, al veele dagen eer denbsp;Sonne felfs figh boven hare kimmen vertoont, het trooftelyke ligt van defelve deelagtigh werden j en dikwils de Sonne iêlfs fien, eer fy boven harennbsp;Horizon opgegaan is. Waar by komt, dat ook die Volkeren, die verrenbsp;van de Polen afgelegen fyn, en aan wie de Sonne dagelyks op en ondergaat,nbsp;het verheugelyke dagh-ligt foo veel eerder fien en later verliefen, en overnbsp;fulks foo veel langer genieten,als by aldien’er geen lugt omdcnAardbodei*nbsp;geplaall was.

Om hier cenigh begrip van te maken.

Laat NZS den Aarkloot fyn Tab.XlILFig. EWHT de lugt, die rontom defelve ftaat; foo is EY den figtbaren harizon van de menfehen dienbsp;in F woonen. Indien nu tulfchen de Lugt en de Son A geen foo dikkenbsp;ftoffe was, als de lugt felfs, en de fonne-ftraal AH op defelve valt 5 weten denbsp;Wis-konftenaars, dat defelve moet aangemerkt werden, als op de linie BC,nbsp;die de lugt in H raakt, vallendej en daarom op de lugtindefen, eenigcnbsp;fchuynheic hebbende, als makende met de felve den hoek AHC.

Nu is het boven (als wy van het C'px^k.zn Befchouiv. XIII. § f,6.) getoont} dat een ftraal fab. X. Fig. z. AH op een dikker ftoffe, die ooknbsp;doorfchynende is, komende, niet regt uit voort loopt na D, maar na denbsp;perpcndiculaar GQ^figh toewent} en in H buygende of brekende (gelyknbsp;men dit noemt) figh na een anderen wegh volgens HF keert. Soo dar ‘Tab.nbsp;XIII. Fig. 3. t^cfë fonnc-ftraal AH nu, door defe afwendinge, tot hetooghnbsp;van vmand die F ftaat komen kan j daar fy anders verre boven hem in D

foudl heen gegaan hebben. ¦

XVVI %gt; * nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-----—-----------J

dat het voorwerp in de voortgetrokken ftraal F H gelegen is.

Ook is het blykelyk by üptifchc experimenten, dat een ftraalvolgensfc-kere reate linie HF op het oogh komende, den fiendcraltyd figh inbedt, , “nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ j----T:gt;rT—1-----VZaarom dc

Sonne

-ocr page 367-

Van de Lugt.

Sonne in A waarlyk onder den Horizon EF Y fynde , die in F woonen Tullen meinen defclve in de voortgetrokken linie FH, dat is in Ren boven den Horizon te fien.

Dat dit nu.foodanigh is, heeft men boven Befchouw. Xlll. §. 7. Tab. X. Fig 4- kortelyk aangewefen; en’is daar uiteenighfints bygelykenifle kenbaar j hoe dc ftralen der Sonne in den dageraad en avond-ftond, figh buigende, dc aarde verligtenj en ook de Son kunnen doen fien , wanneer fy waarlyk onder de kimmen is.

§• 41. Kan een ongelukkigh Atheifl: nogh al wederom denken, dat dele cigenfehap van dc lugt ontrent het ligt figh by geval in dcfelve bevind?nbsp;daar hy nogtans gedwongen is te erkennen, dataan hempen Too veel Inwoon-ders der Wereld daar door foo gróoten Weldaad, gefchiet j dat indien hy denbsp;felve gefchikten dit nagelaten hadde, hy foude moeten denken , dat hetnbsp;Voordeel , het welk hy door defe eenp eigenfehap foude kunnen verkrygen,nbsp;alleen waardigh genoegh foude wefen , om foodanigh een Ipgt rontom dennbsp;Aardkloot te plaatfen.

§. 43. Of nu ook aan den ingever der H. Schrift defe manier van refractie of buiginge van het ligt'in de mbrgen-en avond-ftond, niet bekent geweeft isj late ik aan het oordeel van die weet, AM’Juduum. XIX. z6. innbsp;do v^ooYÓen ^Fcgen het aanbrekendes lidorgen-ftondsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;woord Panah gebruikt

wert: het geen, hoewel \\tiExod. XIV. vj. tViGenes. XXIV.61. door bet naken van den morgenftond en van den avond met regt overgefet word, nogtansnbsp;in fyn eigen beduideniflè, een fekere werkinge in het ligt van dendagh, ennbsp;niet een enkel naderen, naken, of aanbreken betekent. Soo vint men jfe-remite VI. 4. Den dagh heeft ftghgewend^ wand de avond fchadwwen neigen haar.nbsp;Alwaar om den avond-ftond te belchryven , het wenden aan het dagh-lightnbsp;toegefchreven , en met dit felvc woord aldaar in de gront-tale uitgcdluktnbsp;werd. En betekent het woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, hier vertaalt, oeds^langer wer

den , uitgejirekt werden, (Extendi) volgens de Woorden-boeken van Ccccejus en Robbertfon: foo dat de fin in defenis, JVant de avond fchaduwen fallen figh uit- .nbsp;firekken en langer werden : dat yder weet een eigenfehap van de fchaduwennbsp;tegen den avond te fyn. Defelve eigene fpreek-wys vint men Pfalm. CIX.nbsp;t-l. Ik ga heenen geJyk een fchaduwe., wanneer fy haar neigt. De Heer Coceejusnbsp;vertaalt het volgens de andere betekenifle. Ik ga heenen gelyk een fchaduwe^nbsp;als fy langer en meer aitgefirekt werd j dat is , als het avond werd cn haaftnbsp;om de volgende duifternifle geen ichaduwe van byfondere faken meerfigt-baar fyn,

Soude nu een Opticus, om de avond-fchemeringe en dageraat te belchryven, als hy dit na de ontdekkingen der Wiskunftenaars wilde doen, ook een kragtiger woorft kunnen uievinden, als het gefeideP'*»'*^ ? het welk wc/r-nare of buigen en divertere of fgh van de eene weghdie nten gaat na een andernbsp;wenden f immers, (gelyk in het Woorden-boek.van den geleerden Robbert-

fon


-ocr page 368-

544 nbsp;nbsp;nbsp;XV!n. beschouw INGE.

fon te fien is) ftgh van het eene na het ander keeren betekent, om hier door aan yder re doen fieni dat, de Sonne A Tdab. XI[L Fig. 5. onder den Horizonnbsp;EFYfynde, den avondftond offehemeringen gemaakt weit j als l'yne dralen,

die anders den dagh maken, van A tol H regt voortgegaan fyndc, van den wegh H D na een anderen H F figh afwenden^ en daar fy te voren van Anbsp;tot D regt waren,fy figh inH buigen indegcftalte AHF, om food en avondbond tc maken. Om hier niet te fpreken van nogh een meerder foort vannbsp;buiginge, die de Wis-konftenaars weeten, dat het ligt van H tot F in denbsp;lugt, om dcflèlfs na beneden geduurigh aanwaflende dikte, moet ondergaan

Immers kunnen de eerde plaatfen cigentlyk vertaalt werden, tegen het buigen van den morgen- of avond-ftond, en het afvjyken der felver van Jynen wegb-, en den laatdc, den dagh of het ligt dejfelfs buight ftgh en keert figb af vanfynennbsp;voegh na een anderen-, dat is, om dit met een Mathematifch kond-woord tenbsp;noemen, dè daghftralen refringeren ftgh ^voant de avondfchaduwen voerden langer.nbsp;Dogh indien men ook dit neigen van dc avond fchaduwen, voor de ware be-tekenifle wdlde nemen, en ook het felve na de wetten der Gefigt-kundeaan-roonen alhier plaatfe te hebbeni kan men het geen tevoren Befchouvu. XIll.nbsp;§. 6. fab. X. Fig, z. gefegt is, hier over brengen j en men fal daar fien,nbsp;dat als de laatde ligt-draal figh buigt, dc fchaduwe, die den felvcn onmid-delyk raakt, door de refradie figh ook neigt.

Nu is het wel waar, dat het ligt fchuins op de lugt vallende figh over al buigtj maar het isookwaar, datdoordefe buiginge alleen den avondfeheme-ringh en dageraat gemaakt wert j waarom in defelve met regt het ligt bynbsp;uitltekentheit gefegt moet werden figh te buigen.

Wat nu ymand van defe plaatfen ook magh toefehynenj het is feker hoewel in de Hebreeufche Tale ook andere woorden om naken en naderen te bedieden gevonden werden, dat het egter den ingever der felvcr gelieftnbsp;heeft, ontrent het ligt, foodanigh een in defe plaatfe te gebruiken, hetnbsp;welk alle dc hoedanigheden van dc refradti te gelyk in fyne betekenifle uic-druktj ’t geen aan een redelyk Oordeclder fchynt te kunnen doen fien, datnbsp;ook in die tyden aan den felven defe werkinge des ligts en der lugt op malkander ten vollen is bekent geweebj en dit H. Woord feer naukeuiiglyk nanbsp;de ware geftelteniflê der faken fpreckt.

§. 44. Eer ik hier affeheide, moet ik nogh yets voornaams (eggen tot trooft, en beveftiginge van foodanigcj welke niet Godt-vergeten genoeghnbsp;fynde, om de deugden en volmaaktheden van een aanbiddelyk en alles ver-oorlakende Wefen te loochenen; egter, dev.’yl haar verbant nogh niet genoeghnbsp;verligt is, nogh twyfFelen en niet weeten, wat fy ontrent het Heiligh woortnbsp;moeten vaft Hellen : en die, fchoon fy uit de wysheit in foo veel weldadennbsp;aan het ganfche menfchdom uitblinkende , al een Goedertieren en Magtighnbsp;Godt moeten erkennen, nogtansniet overtuigt fyn, dat men den By bei voornbsp;Goddelyk moet aannemen.

-ocr page 369-

Fm dé Lugt ' nbsp;nbsp;nbsp;^4f

Laat defe figh tc binnen brengen, dat het gewigt en Cwaarheit, en ook de uitfettende kragt der lugt nieuwe ontdekkingen lyn} (werdende daaromnbsp;by de Heeren van de Franfche jicademie A° ijozp. i. in de Hijlor ie, gemamtinbsp;de eerjle ontdekkinge, die de hedensdaagfche Fhilofophie gedaan heeft ontrent denbsp;Nature der lugt.) en dat fy foo vèele duifenden van Jaren aan de neerftigftcnbsp;Onderfoekers der Nature fyn onbekent geweeft } en een volftrekte verbor-gentheit voor alle, ja de aldergeleerdfte Philofophen, tot in de voorledennbsp;eeuwe gebleven fyn. Welke alle de lugt voor ligt en uit h'gh felfs na boven gaande, immers, fonder eenigh gewigt of fwaarheit (om van defe eerflnbsp;te fpreken) hebben gehoudenj foo lange tot in de laatfte eeuwe het vindennbsp;van de Barometers, met de daar opvolgende experimenten door delugt-pom-pen, vyer, en anderfints gedaan, aandemenfchenonwederfprekelykbcwy-(ên hebben gegeven, dat de lugt fwaar is en een kenbaar gewigte heeft.nbsp;Doet hier by dat den Barometer (het eerfte inftrument, het welke aan de men-fchen de gedagten van defe fwaarheit der lugt heeft doen nemen) niet doornbsp;ftudie nogh doordringentheit van het verftand van den Vinder ‘Torricellius,nbsp;welke geenfints dit beoogde, uitgevondeni maar (om de woorden van dcnbsp;Heer de Stair. Phyfiolog. Expl. XIX. 41. te gebruiken) door deGoddely-ke Voorfienigheit, ten opfigt van hem ganfeh buiten verwagtingeinden Ja-re 1645 bekent is geworden. Soo dat, ten fy het Godt gelieft hadde, ’tgeennbsp;in fyn Woord van het gewigte der lugt gefegt was, aldus aan de menfehennbsp;fonder haar toedoen by Experiment te openbaren, het felve miflehien noghnbsp;in foo groote diepte van onkunde foude begraven leggen, als het was ten ty-de dat Godt fulks in fyn Woord bekent maakte.

§. 4f. Kan nu ymand loochenen? dat in foo grooten duifternifle en on-Wetenheit van defe eigenfehap der lugt, hy die het boek heeft laten be-ichryven, meer kenniïTe van de Nature en van de lugt moet gehadt hebben j als het geheele menfchdom, na ibo veel onderlbek van de verftandigfte onder haar, in foo veel eeuwen daar na heeft konnen verkrygenj daar van hetnbsp;gewigte en fwaarheit der lugt, met foo verftaanbaare en uitgedrukce woorden gefproken wert, Joh. XXVIIL 2.y. Doe hy den naindhet genuine maakte.nbsp;Het woord hiQT wind vertaalt (in het Hebreeufehnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;) heeft veel beteke-

nifleni maar in defe plaatfe wert het by Robbertfonookk\?ime.x. Lugtovergc-fet, als in fyn E^. Woorde-boek te fien is, (liet yctsdiergelyks7o^--^-^-2^ff. 20.) enden geleerdennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;brengt ook de lugt {aer ,aiira) onder deflélfs ver

talingen. Soo datjiet woord in defen ftn genomen fynde,defen text dus luit; Doé hy ( Larouach) aan de lugt het gewigte maakte.

Dat nu op defe plaatlê de lugt ook kan verdaan werden , behalven uit de ftrax aangchaalde vertalingh- van foo groote Taal-kundigen , is ook daarnbsp;uit af te nemen j dat in het 24. vers even voorgaat: Hy Jiet onder ^lle de Hemelen, waar van de lugt bekent is de onderfte te wefenj en die by gevol-•ge fyn gewigte en drukkinge oefFent op het geen onder alle de Heme-

X X nbsp;nbsp;nbsp;kn


-ocr page 370-

XVÏII. B E S C H O U W I N G E.

Icn is volgens het boven getoonde. Soo dat alhier den fin der plaatfê is n}ers 24. Hy let nau'wkeurighlyk op het uiterjie {extremitates) der aarde^ hy fietnbsp;cn bezorgt alles, dat onder de Hemelen en de Lugt is,menfshen,dieren ,vijfcben,nbsp;planten als.hy de lugt het gewigte maakte -, waar van te voren de bewyfennbsp;gegeven Tyn. Maar dat daar en boven dit woord in de betekeniflê van denbsp;Lugt hier eerder als van de wint behoort en moet genomen werden} indiennbsp;men van de eigentlyke vertaling van het woord gewigte niet af wil gaan gt; isnbsp;ook blykelyk, om dat de lugt nu bevonden is waarlyk een gewigte te hebben j en dit aan de wint niet anders kan toegefchreven werden, als voor foonbsp;veel defelvo uit lugt beftaatj als mede, om dat het gront-woord Mifchkaalnbsp;(fiet Robhertfon) niet alleen door het gewigte felfs of deiTelfs drukkendenbsp;fwaarheit, {Pondus) maar ook met Lihratio,Lihramentumopweginge ovet-gefet wert. Welke opwegingen, tegenwoordigh door de fwaarheit dernbsp;lugt gefchiedende, by de Hydrojlatki in defelve op verfcheiden wyfen ge-toont werden; en in defe eigentlyke betekenifle, foo fcer aan de wint,nbsp;fchoon fy wel een groot gewclt doet, niet kunnen toegepaft werden.

Ik late nu verder aan ymand , die met eenigen ernll na waarheit fbekt j of men geen reden heeft om te denken, dat die dit Boek vaftftellen van geennbsp;nicnfchc voortgekomen, maar alleen van den Schepper en Regeerder van allesnbsp;ingegeven te fyn, met feer veel regt ook dit befluit kunnen maken; omnbsp;dat men-alhier in tyden, wanneer aan geen levendigh menfehe het gewigtenbsp;der lugt bekent geweeft is, immers foo veel uit de oudftc Hiftorien blykennbsp;kan, het fclve met foo'ronde woorden gemelt fiet: ’t geen derhalven vannbsp;niemand, als die meer als een menfehe geweeft is, kan gefchiet wefen.

§. 4(5- Indien nogh dit gefcide aan een ongelukkigh Twyfïelaar niet ge-noegfaam mogte fchynen, om hem van de Goddelykheit van dit woord te overreden; nadien miflehien de hooge afkomft van het felve aan hem metnbsp;meerder klaarheit foudc voorkomen, ingevallc de uitbreidende cn veerigcnbsp;kragt der lugt, (die ontwyfFelyk een uitvindinge van de laatfte eeuwe is,nbsp;cn foo grooten famenvoeginge met defielfs gewigte in alle faken heeft) medenbsp;kondc getoont werden aan den grooten Ingever delTelfs ook in die tyden,nbsp;wanneer nogh geen menfehe defelve oit aangemerkt hadde, bekent geweeftnbsp;te fyn. Laat hy met ons voortgaan, en met verwonderingc de oogen flaannbsp;op dc woorden, die by dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jefaias Cap. XLIl. f. gelefcn wer

den; welke in de Nederduitfche Bybcl dus overgefet fyn: Aifoo feit Godt de Heere , die de Hemelen gefchapen en defelve uitgebreit heeft , die de Aardenbsp;uiige/pannen heeft, en wat daar uit voortkomt-, .die den volke, dat daar opnbsp;den adem geeft, en dengeefi den geenen, die daar op wandelen.

In de gront-talc feggen defe woorden eigentlyk, die de Hemelen gefbapen heefi, en der felver uitbreider s, of uit/pander s {Boree haffehamajim venothehem)

gel vk ook by de geleerde Kant-tekenaars en andere, als Robbertfon, aangemerk c AS. cn op die plaatfen kan gefien werden,

Nu

-ocr page 371-

Vm de Lugt.

'Nu is het kennclyk, dat het woord SchamajïmHemelen^ in hot meerder getal overgefet en een twee-getal in het Hebreeufeh betekenende,nbsp;op een feer groote meenigte van plaatfen, met het een-getal van i/me/vertaalt is \ en met reden, om dat het een-getal van dit woord in die tale ge-noegfaam niet gevonden wert in gebruik te fyn.

‘fen anderen^ werd door defen Hemel ook niet Telden den onderden//me/, dat is de Lugt^ verdaan. Soo werden Joh. Xll.y. en XXFIII.zi. De Vogelen des Hemels , en Proverb. XXX. ip- Deiuegh des Arends in den Hemelnbsp;met het felve grondwoord uitgedrukt; alwaar het blykclyk is, dat door hetnbsp;felve den Hemel der lugt betekent wert.

'ïen derden., betekent het woord Nathah m.tx.sXiztnuithreiden,uitfpannen in het gemeen; maar in het byfonder een beweginge na allefyden (Robbertfon fegcnbsp;Motionem in omnempartem) welke uitbreidinge alle Natuur-kundige weten,nbsp;dat op de aldereigentlykde maniere in de beweginge van de deelen der lugt,nbsp;door dedelfs veerige kragt veroorfaakt, plaatfe heeft. Soo dat in defen finnbsp;de plaatfe aldus foude luiden, Soo feit de Godt de Heere , die de lugt en dejfelfsnbsp;na alle kanten figh bevoeegende aithreiders gefchapen heeft.

Soude nu een hedensdaags Onderfoeker der Nature, die ons wilde léggen, dat Godt de lugt en de uitfettende kragt in dcflélfs deden gefchapen had-de, dit met korter en klaarder woorden kunnen voorftellen, als de voorgaande (yn? dewyl of de deelen der lugt, die in figh felfs elafticq, en uitfettende fyn; of ook andere, die onder de lugt gemengt fyndc (geiyk het vyernbsp;volgens fommige) en figh felfs uitfettende, de lugt door hare werkinge uit-breiden, met geen kragtiger als met de naam van na alle kanten figh bexvegen-de Uitbreiders der Lugt fchynt te kunnen noemen.

En indien men dit woord Uitbreiders in het meer-getal (geiyk het felve dit Cigentlyk in dc Gron't-tale mede hrengc^ alhier wil behouden; foudcook y-

mand een bekwamer fin als dc voorgaande aan delén text kunnen geven? nadien een veel-getal van uitbreiders der Hemelen, en van foodanige, die, geiyk als hier gefegt wort, gefchapen fyn, niet ligt by ymand fal aangewe-fen worden; welke noghtans in de veerende lugt-deelen, of andere diedefenbsp;uitbreiden, in een ontelbare meenigte figh bevinden.

En te meer fchynt defe uitleggingc met het volgende ook over een te komen, dewyl van den lugt en aarde gefproken werdende, beide degrootcnbsp;dienften, die fy aan de menfehen doen , daar ftraks op by gebragt werden.nbsp;Geiyk, ten opfigt van dc aarde, hare uitfipruitfiels (want lbo feit het Hc-breeuwfehé woord) en het wandelen cpdefelves en ten opfigt van den Hemelnbsp;der Lügt, het geven van adem. Dat nu dele, foo niet geheel, immers rennbsp;grootften deele, van de uitbreidinge oi uitfettinge der lugt afhangt, is tevoren genoegh aangetoont; ookjdat de bovenfte Hemelen daar toe,foo veel bekentnbsp;is, van geen bylonder gebruik fyn, is by yder kennelyk. Waarom ook ditnbsp;Uatftc tot een bcwys ftrekt, dat de lugt alhier met veel reden onder den naam

X X 2 nbsp;nbsp;nbsp;vaa


-ocr page 372-

J4S nbsp;nbsp;nbsp;XVni. BESCHOUWING È.

van Hemelen kan verftaan werden j nadien dit woord,hieri7mf/^;^,dikwils door den Hemel vertaalt werd.

Dcfe üitbreiders nu in de lugt in haar werkirige te vertoonen, is reets boven vry breed gedaan. Men kan die fien in de lugt, die in het blaasje fighnbsp;uitbreidende het'felve doet opfwelleni ook in de pyp IF ‘tab. XIII. Fig. i.nbsp;alwaar de lugt van I door A, B, C, tot F in het quikfilver oplopende,de-fe veerige deelen en üitbreiders, geduurigh na mate dat fy van het boven-ftaande quikfilver minder en minder gedrukt werden, figh meerderen meerder vertoonen , en de opkliramende Lugt-blaas door de lugt uit te breidennbsp;grooter maken.

§. 47. Ontelbare experimenten lynder, die de veerige kragt der lugt, en daar door defe üitbreiders bcwyfen., by de Natuur-Onderfoekers vandefetytnbsp;te vinden. Op een aangename en gemakkelyke mankr worden defelve in hare uitbreidinge voor oogen gefteltj als men tab. XIII Fig. 4. in een glasnbsp;met water tot M N gevult fynde, een flesje of groot ampulletjc Q.(gclyknbsp;het genoemt wtrt) met de mond B na beneden geftrekt, en tot DG vol water fynde, terwyl in A alleenlyk lugt is, op het water in M N laat dryven;nbsp;of dat men dit water in het ampuUetje foo verre vermeerdert, dat het even,nbsp;en langhfaam nederfinkt na L. Laat nu de glafe klok RST van de lugt-pomp daar overgefet en de binnen-lugt, gelyk by P is,daar uitgelaten werden. Wanneer nu de perffinge der felvtr op de flesjes en op het water M Nnbsp;daar door vermindert is, vermindert ook de kragt, die de lugt A indefles-jes te voren balanceerde, en belette figh uit te breiden. Fn daarom falnbsp;men ftraks oogenlchynlyk fien, dat defe lugt in A fyne üitbreiders heeftjnbsp;welkers werkinge, met het wegnemen van de tegendringende lugt innbsp;P, aanftonds figh fal vertoonengt; en het water van DG tot ËF nederwaarts dwingen te gaan j foo dat beide defe glaasjes nu, door defe uitbreidinge der lugt in A minder water in figh befluitende, ligter fullennbsp;werden ; en het bovenfte by Q. figh hoger uit het water verheffen inbsp;en het ondeifle by L opwaarts na boven dry ven: tot dat de lugt by Pnbsp;weder ingelaten en fyn perffinge herftelt fynde, de veerige deelen en Uit-hreiders van de lugt in A daar door weder meer in malkander gedrukt inbsp;cn door het inkomen van het water beide de ampulletjes weder fwaar-der werden. Waarom dat by Q^weder dieper leggen, en dat by L wederalsnbsp;voren, na de gront linken fal. Het geen beide dus met uit en in laten vannbsp;de lugt in de klok, met beurten lbo langh men goet vim,kangecontinueertnbsp;werden.

Of na dat de lugt in P eenighfints verfwakt is, door een deel daar uit tc. pompen-, en de üitbreiders der lugt in A het water tot in ËF (gelyk ftrax)nbsp;neder gedrongen hebben j kan men voortgaan de lugt in P door de pompnbsp;wegh te nemeni en men fal fien, dat de figh als dan meerder uitbreidendenbsp;lugt in A5 nogh grooter plaats voor figh makende, al het water uit dc am^

pul-

-ocr page 373-

Van de Lugt. nbsp;nbsp;nbsp;345»

pulletjes uitftoten faU en felfs in blaasjes uit de mond B der flesjes na boven gaan, glt;lyk by V afgtbeeld is.

Jk hebbe, niet tegenftaande te voren reets genoegh tot bewys van dele uitbreiders der lugt gcfegt was, dit hier by gedaan j om fommige, aan welke dit begrip der lugt foo familiaar niet en is, de moeite niet te geven vannbsp;het bewys elders te fockcn. Te meer, dewyl dit experiment dele Uitbrei'nbsp;dtrs op een fcer klare wyle, en t’elkens, als men 't goed vindt, vertoont.

§. 48. Op andere plaatfen vint men de uitlettende kragt der lugt nietdui-i fterlyk ook vaft geftelt uit de effedten , die volgen foudcn, indien den Al-beftierder defe uit de lugt ecns geliefde wegh te nemen. Soo fegt Elibu^nbsp;Joh. XXXIV. 13, 14, if. Wie heeft de ganfcbe wereld gefcbikt ? Indiennbsp;hy fyn berte tegen hem fettede , fynen geeft en fynen adem fonde hy tot figh vergaderen: if. Alk vleefch joude te gelyk den adem geven: ende de menfche foüde toP.nbsp;J1 of weder keer en.

liidien men hier het woord Geeft(^Rouach) vers I4' (volgens het voren §. 4f. getoonde) door lugt vertaalt, lal de fin wefen, fynen lugt en adem fal hynbsp;tot figh V rgaderen. En foo het woord vergaderenXihlxCï fyn eigentlyke bete-kenilfe van verfamelen en tefiamen-rapen (gelyk het ook overgelbt word) behouden lalj moet men begrypen uit dele fpreekwyfe, dat Godtdenademennbsp;lugt, die iu der menfehen borft en longe is, alle in een plaatfe by een Ibiidcnbsp;vergaderen. Want, dat men alhier door Rouach geen geeft of ziele dernbsp;menfehen verftaan kan, blykt, om dat’er goede en kwade menfchtn fyn-de, der felver zielen niet by een vergadert, maar elk na hare plaatfe gelon-den werden.

Om nu defe lugt en adem van alle by een te vcrfamelen, is een gereet middel het wegremen van de veerige kragt van de buiten-lugt. Soo haart die gclchiede, loudc de lugt in de borft of adem van alle menfehen,( daarom^y-nen lugt en adem genoemt) fonder door eenige tegen-kragc vandebuiienlugt,nbsp;weerhouden en belet te worden, figh aanftonds door hare uubreidinge nanbsp;die plaatfe begeven, alwaar de tegenftant minder geworden was, en aldus,nbsp;alle ademen in het ruim van de buiten nu verfwakte lugt verfamelt,enalsby,nbsp;een of te famen geraapt werden.

§• 4i). Dat fulx waar is, kan blyken:

Eerft, wanneer men een ftuk van een nogh warme longb onder de klok legt, en de lugt daar aflaat: want als dan lal mchkennelyk gewaar worden,nbsp;dat de lugt in defclve nogh fynde, en ook aan de vogtige kanten van dc daarnbsp;in fynde buifen klevende, figh aanftonds fal uit letten, de longh eerft doennbsp;opfwellen, en daar na figh na buiten begeven, in het ruim van de klok j alwaar de veerige kragt der lugt nu verfwaktis.

, kan tor een kragtigh bewys daar van dienen, het gcene van dc H‘. de Stair, Pbyfiolog.p, verhaalt wert, by de Heer Guerike onder fync

X- X 3 nbsp;nbsp;nbsp;lugts»


-ocr page 374-

XVIII. BESCHOUW INGE.

lugts-ondcrfoekingen waargenomen te fyn: namelyk, dat ymand wat na by ftaande by een inftrument, in welkers holligheit, foo verre men kondenbsp;lugt-ledigh gemaakt fynde, de overgebleven lugt fyn uitfettendekragtmeeilnbsp;verloren haddej wanneer het felve geopend wierde, de lugt uit delonghennbsp;börft van defen man met foo veel kragt derwaarts voorbarfte , dat by grootnbsp;gevaar liep van ftrax te fterven.

In welk geval men hef lot fict van alle ademhalende dieren, indien het Godt Geliefde de uitfettende kragt der buiten-lugt alleen voor een kleinennbsp;tyd wegh te nemen. En kan dit ook in die dieren, welke onder een kloknbsp;geftelt 1'yn, wanneer men de lugt in defelve verfwakt, met oogen gefiennbsp;werden} waar van wy boven gefproken hebben.

Ten anderen^ om te verftaan, hoe de ademen van alle dieren by een vergadert fouden werden, behoeft men alleen de oogen eens weder op de Tab. XIII. Fig. te flaan} en het Experiment §. 47. aangehaalt te hervatten} wanneer men fien fal, als de vecrige kragt van de lugt in de klok by P vermindert is, dat de lugt by A in fode de ampulletjes figh uitfètende, inbellet-jès by V door het water na boven gaat}cn hoe veel ’er ook fyn mogen , innbsp;de ruimte P by ècn vergadert wert. Dat van het geen de lugt in de long dernbsp;dieren in defe omftandigheden lydt, (als men de flesjes QL in plaats van de

felve longen neemt) een feergelykformigh voorheek geeft. Om hier nu niet van de perffinge te fpreken, welke de lugt, die tuflehen de long en ribben vannbsp;eenige geftelt wert, op defclvc longe in dit geval ook foude moeten doennbsp;om den adem derwaarts en na buiten te dringen.

Soo dat nu wel fchynt bewelen te fyn, 't geen voren gefegt is, dat de veerige kragt van de buiten-lugc weggenomen fynde , den adem en lugt innbsp;de longh van alle menfehen fynde, by malkander in de ruimte van de bui-ten-lugt foude .vergadert, en dat by gevolge de aangetogen plaatfe dus kannbsp;verflaan werden.

Maar om te toonen, .dat na alle waarfchynlykheit het ooghmerk des groten ingevers alhier geweeft is, dit felve geval in defe woorden te bcfchry-ven} en dat daarom defen text in dienfin fchynt niet alleen te kunnen , maar ook behoren verftaan te werden, fal men uit dit volgende eenighfints kunnen afnemen : Eer/?, dewyl het woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alhier gebruikt wert, om de

wyfe, op welke de dieren in defe omftandigheden fterven uit te drukken. Het geen meermalen met den geeft geven vertaalt fynde, wel andere manieren van fterven ook betekent} dogh egter in kragt legt Exfpirare^ oiuit-hlafen, in ’t Grieks Ekpneuein (net Robbertfon) en een fterven met wegnemen van den adem, gelyk Pftcilm. CIX. ip. Dat nu defe wys van fterven ooknbsp;gefchiet met een geweldige uitblafinge, of voortbarftinge van den ademnbsp;uitwaarts, is bekent by alle die defe werkingen der lugt verftaan } ennbsp;kan door het voorgaande experiment , en andere, die in de adem-ha-

lin-

-ocr page 375-

Jfi

Van de Lugt.

ilnge, cnovcrdeplaatfe^o^.ZX/^//. J.tc voren by gebraght fyn, begrepen ^erden.

Boven dit toont het woord Jachad hier te gelyk {una, fimul^ •pariter ^ fict Rohbertfon) het welke in defen text gevohden wert, dat de oorfaak , vannbsp;welke hier gefproken wert, algemeen is; en dat fc alle te gelyk (o\xét n-ken. Her welk aan dit wegnemen van de veerige kragt der lugt ook meernbsp;eigen is, als aan het water of andere faken; dic, fchoon fy alle menfehennbsp;fouden kunnen doen fterven, egter die fonder een byfonder wonderwerk niet fouden te gelyk doen fterven, gelyk defe generale bedervinge vannbsp;de lugt foude doen.

Van de buiten gewoone werkingen Godts en wondcr-daden, die fulks fouden kunnen te wege brengen , fpreken wy hier niet;' nogh denken wynbsp;ook dat op fulke in defe plaatlè geoogt wert; vermits de ^voorden die voorgaan,, wie heeft de gat}fche wereld gejehikt , die tegenwoordige fchikkinge,nbsp;welke Godt in het ordineeren van ’t geen in de wereld is, gewoonlyk gebruikt, fchynen mede te brengen : onder welke de veerige kragt deriugtnbsp;als een van de voornaamfte fekerlyk moet gerekent werden.

Soo dat defe plaats, als men het voorgefeide in agt neemt, de volgende fin fchynt te héfozri'. dat het Godtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;die de wereld gefchikt en aan defelvewet~

ten, en onder die aan de lugt een uitfettende kragt gegeven heeft. Die, gelyk de Barometers keren ^ dan meerder dan minder is. Indien hy nu fyn herteofwil-Ie tegen den menfche fettede , en tot nadeel van defelve die wette wilde gehruikenynbsp;om defe uitfettende kragt der lugt., niet een vteinigh, maar feer veel te verminderen., of by na geheel wegh te nemen \ foude hy alle de lugt en adem der menfehennbsp;in het ruim der buiten-lugt by een vergaderen, en alle vlees of dat van Menfehen,nbsp;Dieren, Vlogelen, enJ^ifchen, Coude te gelyk, hy manier'van uitblafinge desnbsp;dems (ierven ; en de menfehen fouden tot ftof 'weder keeren.

§. fo. Ingevalle nu een Atheift uit defe drie bygebragteplaatfenbekcnnenmoet, dat hetaannemelykis, dat inde eerfte, defwaarheit; indetweede, de uitbreidende kragt der lugt; in de derde de maniere,op welke de dieren onder denbsp;klok van de lugt-pomp ofin een andere lugt-lcdige plaatfe llerven, met eennbsp;groote klaarheit vertoont wert; indien hy daar en boven, by alle dehedens-daagfehe Philofophen (die hier een exempel van begeert, kan de Hi~nbsp;jlorie van de Franfche .Academie van den fare ijoz na fien) leeft,nbsp;dat defe dingen alle aan de Ouden onbekenc geweeft fyn; Laat hy, hoenbsp;hartnekkigh hy ook wefen magh, ons feggen; of hy niet moet denken,nbsp;dat foodanige na reeden oordeelen, die dit Woord houden vaneen Godde-lyke afkomft te fyn; als hier foodanige faken feggende, welke het onmoge-lyk was van eenigh menfche in die tyden te verwagten. Ten ininften, ofnbsp;dit hem niet moet doen denken, dat het de moeite immers waardigh is, denbsp;nadere bewylcn van deffelfs Göddelykheit, gelyk die van veel geleerde man-

I ' nbsp;nbsp;nbsp;' nej3


-ocr page 376-

IP

XVIII. BESCHOUWING E,

ncn nagelaten fyni, nader te onderfoeken, en te fien, of’t geen fy tot be-wys daar van bybrcngcn, niet bondigh is. En kan foo een ongelukkige door dit te lefen alleen foo verregebragt en bewogen werden (indienGodtditnbsp;onderfoek gelieft te fegenen, en lyn tot nogh toe ongelovigh verftanttever-ligten) fal hy eengcnoegfame vrugt van fynen arbeid genoten hebben.

xrx. BE-

ii!^

-ocr page 377-

XIX. besghouwinge.


M E T E o R A,


34'

OFergangh tot de Verhevelin-gen.

2,. Lugt is een fmelt-vogt.

3. E» feer veel verfcheidene deelen in de-feive.

‘ï- Sulks vjerdgetoont in fwavelagtige.

S- Vyer-deelen.

6. In Alcalia en Sure.

7- In brandende Geeften en Olyen.

8. In andere deelen.

9* Veele behouden hare eigenjchappen in de lugt.

Experimenten.

10. Maken door haar iverkinge op malkander, fchadelyke en heilfame lugten. II. Experimenten.

IZ. yindere Experimenten.

13. Overtuiginge uit dit gefeide.

14. Onfigtbaarheit en fmakeloosheit der lugt feer nut.

1 y. Weder-hmjl tot de Verheveltngen.

16. Miften en Nevelen door veel dampen, en door het uitvetten der lugt.

17. Experiment.

^.‘I’l^'^^^hingen op het felve,

19. M‘Ji dorar Effervelcentien.

Experimgnt.

20. Door Pr$cipitatien of fch'tftingcn.

Experiment.

21. Mijlen Jyn voeiken.

22. Ifint en depjejfs nuttigheden.

En overtuiginge daar uit.

23. Paffaad-winden en Mouflbus.

Overtuiginge uit defe.

Derf elver befchryvinge.

Predik. I. 6.

Predik. XI. f.

Joann, III. 8.

Overgangh tot Experimenten ontrent de mogelyke oorfaken der winden.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment, het vernauwen dernbsp;ruimte, daar de lugt in is

II. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment. IVind-bol.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment. Het bewegen vastnbsp;vafle lichamen door de lugt.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment. Effervefcentien.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment. Brand van fwa-vela^tige lichamen en falyeter.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;quot;Experiment. FermeerderOe nit-

Jgettendc kragt der lugtosrfaak der

wind.

3f. VII. Experiment. Ook deverfwakkin-

ge dejfelfs

30. VIII. Experiment. IVind door koude.

37. nbsp;nbsp;nbsp;IX. Experiment. Wind door warmte.

38. nbsp;nbsp;nbsp;X. Experiment. Wind door het ophouden der warmte.

39. nbsp;nbsp;nbsp;XI. Experiment. Beweginge dernbsp;lugt opwaarts.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het getoonde van denbsp;lugt in 't gemeen.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit de f^erhevelingen ianbsp;het b-jfonder.


Eer

Yy


-ocr page 378-

3^4 nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWINGE.

§. I. quot;77 Er wy van de Lugt affcheidcn, fcheen het wel vcreifl: tewer-X^den, nogh ycts ce feggen, Van her geert men dz Lugts-terhive-iingetii anderfints Meteor a ^ als Wolken, Mift, Wind, Regen, Blixem, Donder enz. gewoon is te noemen j dewyl in defelve figh een onnoemelyknbsp;getal van wónderen ten allen tyden vertoont heeft; en den Almagtigcn opnbsp;een byfondere wyfe fyne gedugte Mogentheit en onfachelyke Grootheit,nbsp;meermalen ook aan die anderfints hem, foo veel in haar was, tragteden-te loochenen, met fchrik en beven heeft doen erkennen. Edoch, nadiennbsp;defelve buiten het bereik van foodanige ervaringen ten merendeel geftcltnbsp;fyn5 welke dienen moeten, of om alle haar oorfaken met gront na te fpeu-rcn5of wel ook,om de fekerheit vaneenigc,anderfints waarfchynlyke, ge-dagten daar aan te kunnen beproeven; Ürekt der menfehen kennille in delennbsp;figh niet verre genoegh uit, om met fekerheit veel te kunnen feggen van denbsp;maniere, op welke fy voortgebragc werden, en werken.

§. z. Dit fchynt egter waar te fyn, dat dc lugt op yeele lichamen, die defelve omringt, ftaande, veel eigenfehappen heeft van het geen denbsp;mici een Smeït-vogt oiMenJIruum noemen gt; werkende op die wyfe (om eennbsp;voorbeeld te geven) als brandcwyn, op Speceryen ftaande, daar van ee-nige deelen uittrekt, en defelve in figh fmcltende met figh vermengt.

§; Soó fiet men dat alle uitwafemingen van foo ontelbaar vcele licha-' men} dat alle parftimen, of reuk en ftank makende deelen} de rook van alnbsp;het geen verbrand word, of verrot} de dampen van foo veel zeen, rievie-ren, poelen, en anderie wateren} de vyer-deelen van foo veel vlammen; lbo veelnbsp;falpctcr en fwavelagtige, foo veel fure, foo veel alcalifche (of rrgt;et luur op-bruifende en werkende) deelen} meteen woord,al wat men vlugtigh noemt,nbsp;cn opwaarts kan geheven worden en uitwafemen , figh met defe lugt vermengen} cn als in een gemcene bewaar-plaats in defelve te famen vergadertnbsp;werden. Doet hier by de ftralen en het ligt der Sonne, dar foo ondenkelyknbsp;fnel bewogen werdende, ais hier na fal getoont werden, in een meenigte,nbsp;die niet te bepalen is, in dc lugt nederkomt. Om nu van dat der vafte ennbsp;dwaal-fterren niet te fpreken,; ’t geen hoe weinigh het, om derlelververrenbsp;afgelegentheit, van uitwerkinge magh geftelt werden te wefen; egter nadien defe Hcmel-ligten daair doorgefienwerden,, en ookom.deflelfsfiielhcir,nbsp;door welke het in eenigc meenigte tot onfe lugt nederdaalt, egter genoegh is, om hier niet voor by gegaan te moeten werden. Alles op te tellen was geheel onmogelyk} en die eenighfints in dcNaruur-kundigc ondervindingen ervaren is, fal défc vertnenginge van een ontelbare^enigte vannbsp;verlchcidene deelen gewilligh toeftaan.

§. 4. Om ’er aan onervarene een ruwe fchets van te geven} op dat wy nu van de wiiter-dampen , als al te. bekent fynde , hier niet fegger* gt;

’er fwavelagtige deelen figh in de lugt vermengen , is uit de fwavelagtige reuk die na fommige blixenaen volgt , af te nemen} bchalven dat veel Hiftorien

ons

-ocr page 379-

fan de Meteora^ of Lagts-verhevelingen. ons lecren, dat fy in de Brand-bergen, door onderaardfche vyeren in grootenbsp;menigte, als rook, opgeheven wert; op die wyfe, als men fe by de Chymi-ci in baarfublimeer-vaten fictopgaan. En is fulks ook daar uit blykelyk, datnbsp;felfs alhier in onfe wateragtige landen putten fyn, in welke, indien men metnbsp;een brandende kaarfle daar boven komt, de lugt ftraks in vlammeflaati foonbsp;dat op defe wyfe meermalen geheele huifen verteert fyn, en nu nogh onlangs een man leer ellendigh is gebrand geweeft, ook indeBeemfier, welkers land de grond van een uitgcmalen meer is.

§. f. Dat ’er vyer figh in mengt toonen veel andere experimenten; dc blixemen in dc lugt; en ookó.\cik.o^i,\yc\kcdLcChymjciPhospherusnocmtn,nbsp;die lange jaren onder water gelegen hebbende, daar uit genomen fyndcnbsp;ftraks ligt geeft in donker; en op een feer kleene warmte, die men geen hitte om haar kleinheit noemen kan, llraks onuitbluflelyk brand. Defe wordnbsp;uit menfehen-water gedeftilleert, dat langh in de l^gt gedaan heeft en verrotnbsp;is: en feggen, die het bevonden hebben, indien men dc lugt tot de U-nm niet toe en laat, dat fy geftookt fynde, wel defelve ftoffe geeft in hetnbsp;uiterlyk aanfien, maar egter dat die, geen vuur uit de lugt by fighhebben-de, nogh ligt nogh brand,

§. 6. Dat nilugtige en alcalifche foutenals die van roet, hartshoorn enz. in de lugt fmelten, wecten die defelve geroken en mecnighmaal tot haarnbsp;fchade geleert hebben, dat defe fouten op geene wyfe langh te bewaren fyn,nbsp;en menighmalen niet wel geflopte glafen, die met defe vlugtige fouten ge-vult waren , na eenigen tyd, of ten dcele , of geheel ledigh gevondennbsp;werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Het felve wert men in fuure ’vogten gewaar, uit de fuure reuk, die fy van figh geven, gclyk in afyh en andere kennelyk is. En indien men plaatjes vannbsp;koper boven defelve hangt j weeten de Cbymici, dat het fuur, net welk innbsp;^de lugt figh opheft en mengt, het koper van defe plaatjes door-eet , en innbsp;fpaans groen verandert. Verder, ingcvalle ymand oit een geeft van Salpeter, die fonder eenigh water overkomt, gediftilleert heeft, falaanhcmbe-kent fyn; dat al het geen men op die flefien tot ftoppen gebruikt, door denbsp;in de lugt opgaande deelen geheel doorgebeten were ; en dat defelve

geeft , in een open fles ftaande, dikwils een fienelyken damp van figh geeft.

§.7. Brandende Geeften mengen figh ook met de lugt. Dit fict men, als S°^de brandewyn warm maakt, en een brandend papier of kaardenbsp;by de dampen houd; vermits die in de lugt fyn, daar door aangeftoken ful-len weiden; waar door de CZiy?«ioinhetdeflilleeren van defelve een teken nemen, oï Lutum s (dat is het geen waar mede ly de voegen van de va-•nbsp;ten toertryken} ook digt fyn; want een kaars daar aan houdende, indieu ’ernbsp;^enigen- damp doorgaat, wert men aanftonds gewaar, dat fy in de lugt bynbsp;ha; Lutim in een volle vlamme opbrand.

Yy 4 nbsp;nbsp;nbsp;Selfs

-ocr page 380-

^fS nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWING E.

Selfs Olye kan figh in de lugt mengen. Om nu niet te fpreken van traan-kokeryen, die figh foo verre laten ruiken, dewyl ymand in twylFel foude kunnen trekken of het de olyagtige deelen al felfs waren, die men door de reuk gewaar were: indien ymand oit olye van olyven met fant gemengt gcdellil*nbsp;leert heeft (uit een gloeyende yferen pot, op welke een yferen helm ftaat,nbsp;die boven een openingh heeft, welke met een yfer dekfel kan gefloten werden) fal hy bevonden hebben, als dit dekfel daar afgenomen is, om het af-geftookte met een yfere lepel uit de pot te nemen, en weder yets nieuwsnbsp;daar in te doenj dat de dampen, (die anders in het recipient overgaande, aldaar een Okum Philofophoram} gelyk men die noemt, uitmaken) in de lugtnbsp;in volle vlamme ftaan, foo lange, tot dat de openingh van den helm doornbsp;het dekfel weder geflopt is.

§. 8. Ontallyke deelen boven de flraks ten voorbecit aangehaalde, vint men dat figh in de lugt, als een op haar ftaande Smelt-vogt, mengen, Soonbsp;merkt Varenus aan; in fyne Geographies Lib. I. Cap. X/X.§.XZ/.dat,alsdenbsp;Spcceryen in de indifehe Eylanden ryp fyn, de Scheepslieden die tot drie ofnbsp;vier mylen verre in zee kunnen door de reuk gewaar werden: dat in denbsp;Vlaamfe Eilanden {Azores geheten) de lugt foo veel fcherpe deelen by fighnbsp;heeft, dat het yfer cn de fteenen van de huilen in weinigh tyds doorgebeten en tot een ftof gemaakt werden : daar in tegendeel in de Provincie CM/,nbsp;de lugt foo fagt is, dat felfs een degen fonder af te vegen inde fcheedegefto-ken fynde, noit bevonden werd met eenige roeft befmet re werden. Dienbsp;meerder hier van weten wil, kan den Autheur op degefcide plaatfe na-flaan.

§. 9. Na dit alles fal niemand, foo ik denke, eenige fwarigheit maken, om de lugt als een Smelt-’vogt te begrypen; in de welke ontelbare foorteiinbsp;van deelen ingemengt fyn. Alleenfchynt, eer wy voortgaan,nodigh te too-

nen:


gemaakt hadden

_ Eerfis dat de in de lugt gefmoltcne uitvlocyfclen van een foo groote menigte vafte en vlocyende ftoffen, in defelve haar eigenfehappen behouden kunnen, die fy te voren, en eer fy met de lugt gemengt waren, gehadt hebben. Die hier veelvuldige be wyfen van fien wil, kan het geen den grootennbsp;Natuur-Onderfocker Robbert^ Boyle in lyn gefchrift van de bepaalde Natuurnbsp;der uitvloeyfelen {de Natures determinata effluviorum) daar overgefchrevennbsp;heeft, nalefen. Dit ondervindt men anderfints, eerft indevloeybare floffên,nbsp;uit leer veel deftillatien, van water, van brandende geeflen , fure geeften,nbsp;geeften die vlugcige fouten in haar hebben, quikfilver; en meeflallefooda-nige vogten, welke door warmte in ds lugt opdampende, in defelve foonbsp;feer haar eigen gefleltenifle behouden ; dat fy in een recipient ontfangen, ennbsp;weder tot vogten geworden fynde, meeft alle de fclve vloeybare ftoffennbsp;geven, welke fy, ccr dat fy in de lugt gemengt ge weeft waren, te voren uit

Her

-ocr page 381-

iTan de Meteora^ of Lugts-verhevelingen.

Het felvekan men ook in veel vafte lichamen waarnemen j die men door t yer ophefFcn, of (gelyk denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fulks noemennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan. Soo

¦yverdenfwavel, campher, benzoin, falarmoniac, en felfs (volgens het verhaalde van den even te voren met eerbiedt genoemden H'. Boyle) een metaal foo fwaar als tin, door de warmte van het vuur in de lugt opgeheven ; en de deelen der felver door het ontmoeten van een glas of yets anders te famen loopende, fict men weder een vall lichaam van defelve hoedanigheden daar uit voortkomen.

En gelieve niemand te denken, dat wydefegelykformigheit te verre trekken} om dat men foo groote warmte, nogh vyeren in defe landen niet gewaar werd} welke bekwaam fouden fchyneu om defe lichamen, die al een merkelyke hitte by de Chymifien vcreiflchen, in de lugt op te voeren: wantnbsp;die oit de Hiftorie van de onderaardfche vyeren, in brand-bergen figh ver-toonende , gelefen heeft, en met hoe veelfwavel, affchc, en andere deelen,nbsp;fy meenighmalen de lugt tot verre afgelegene plaatfen toe vervult hebben,nbsp;lal hier in geen de minde reden van twyfFelinge vinden.

§. 10. Uit dit foo verre getoonde fal nu tm anderen volgen } dat ymand, die weet hoe veel cn verfcheiden werkingen defe in de lughtfwevende deeltjes op malkanderen hebben, ligtelyk fal kunnen begrypen} dat uit de ver-Icheiden famen-voegingen en fcheidingen van defelve, ook verfcheidenhoedanigheden der lugten moeten voortkomen. Soo dat fommige deelen, dienbsp;ganfeh onfchadelyke fyn, door famen-lopinge met malkander fchadelyk ennbsp;doodclyk} en ook die kwaadaardigh fyn, weder hcilfaam kunnen werdenjnbsp;en aldus in veel gevallen veel veranderingen ondergaan.

§. 11. Soo fiet men (om hier een proeve van te geven) dat de geeft van ons gemeen fout, en kwikfilver, welke geen van beidevergiftighfyn,doornbsp;vyer te famen opgeheven of gefublimeert fynde, in de lugt figh vereenigen }nbsp;en te famen tot foo doodclyk een vergift werden (in hel gemeen Sublimaatnbsp;genoemt) dat, indien het felfs her Rottekruid niet overtreft , het ten min-ften in doodelykheit daar aan gelyk moet geftelt werden. Of men nu op defe wyfe moet denken gcfchict te fyn, ’t geen de H'. Diemerhroek de Pefte.nbsp;{Lib. 11. Cap. III.) waargenomen heeft} namelyk, dat den damp vanonlenbsp;leep, als het linden gewaftchen wierde, in de peft tot Nymegen huifen,nbsp;die anders vry waren, aangeftoken heeft} en fchoon men weet, dat defelvenbsp;anders uit niet vergiftigs beftaai, de lugt peftilentiaal heeft kunnen maken,,nbsp;fullen wy hier niet verder onderfoeken. Dit is kenbaar genoegh, als onder-sardfehe vyeren, in tyden van Aardbevingen, de lugt met veel dampen vervult heben , dat ook defe dampen felfs, of haar vercenigingeofwerkingenbsp;op andere lugt-dcelen meermalen peften en andere foorten van by na allenbsp;menfehen aantaftende fickte veroorfaakt hebben.

Soo bevint m^ dat anderfints groote en quaadaardige vergiften inde lugt met andere ftoffen kunnen vereenigt werden, en daar door haar kwaad-

y y 5 nbsp;nbsp;nbsp;aardigheit

-ocr page 382-

35-8 nbsp;nbsp;nbsp;XIX. B E S C H O U W I N G E.

aardigVieit verliefen. En weten de Chyrnid^ hoe veel malen men de voor-vcrhaalde Sublimaat ook weder fublimeert, en de kigt doet pafTcren, dat fy altyd doodelyk blyfc: maar indien men een gelyk gewigt van nieuwe quik-filver daar tocfet, en dit mengfcl te gelyk fublimeert, dat defe doelen malkander in de lugt aanvatten, en in deielvc ftmen gevoegt fyndc, haar by tendnbsp;vergift verlicfenj en een medicament {Alercurius daleis) dat in vee! gevallennbsp;fecr nut is , uitmaken. Waaraan foramige ook toefchryven, dat men bc-vint te Cairo, met het opryfen van den Nyl de peft aanftonds op te houden.nbsp;Soo dat, wanneer daags te vooren foo menfehen geftorven fyn, des daagsnbsp;daar aan dikwils niemand en fterft, volgens het verhaal van Sandys Llb. II.nbsp;by my pa^. po. By den vooren geprefen Heer.5a)'/e fyn meer bewyfen van hetnbsp;gefeide te vinden.

Dat nu vloeybare flofFen ook in de lugt tot vafte lichamen kunnen werden, leert het experiment van de H'. Boylenamelyk, wanneer men geeft van verrotte of gefermenterde Urina tot brandewyn fet, die niet geheel vannbsp;fyn water afgefcheiden is, en een vycr van een lamp of andere nogh fagternbsp;w'armte daar onder fteltj dat de dampen die opgaan, figh in de lugt tot eennbsp;vaft lichaam vereenigenj en als een fyn en wit fublimcerfcl figh boven aannbsp;hetglas vertoonen, niettegenftaande fy anders voor het deftillcercn beide eennbsp;vogt uitmaakten.

§. I z. Of men nu het boven verhaalde van Nymegen en Cairo liever aan een Pracipitatieoïkhxïimgc^ die fommige opkomende deden in de lugt veroor-faken, moet toe fchryven, is hier het ooghmerk niet op het nauwfte na tenbsp;fpeuren. Immers dat’er foodanigh yets, het fy by famm-voegingc offehif-tinge, inde lugt kan gcfchieden, fcheint uit waarneminge van den Pro-feflbr Schagt in de pcft-tyt tot Leiden., eenighfints aannemelyk te welen :httnbsp;geen te voren Be[chomv,Fn.%, 17. aangehaalt is. Ook fcheint hiertoeeenigenbsp;aanleidinge te geven, ’t geen my van een ernftigh en oplettend Heer verhaaldnbsp;iS} die het voor een tot Londen fecr gemene en by alle, die doe geleeft hadden, ontwyffelyke fake feide bekent te wefen ; dat in de laarfte foo veidchrik-kelykc pcft-tyt alle Coffy-huifen, alwaar de lugt gedurigh met rook van tabak vervult was, genoegfaam de eenigfte waaren, die van defclve onaange-taft biceven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Of men nu dit wil begrypen op die wyfe te gcfchieden , gelyk, wan-neer men veel fubhmaatin water fmelt, en tot defe vogt, die leer vergiftirr is, fout van wynlreen ook in water gcfmolten lbo lange toegict , als’«nbsp;nogh een roodagtigh poeycr voortgaat op de grond te vallen , en gelyk mennbsp;fegt tt pruecipiteren ; waar na men bevinden fal , dat door defe werkinge allenbsp;het vergift van het fublimaat fal weggenomen fyn; dan ot men dit in gdyk-formigheit van het andere^, dat te voren aangemerkt is in het maken vangt;nbsp;ét Mercurius dulch te gefchiedén, aan figh moet verbeelden, kan ik noghnbsp;niet wel bepalen. Het gvoote ooghmerk in defen is alleen geweeft te too-

nen.

-ocr page 383-

V%n de Meteora, of Lugis-verhe’veïingen. nbsp;nbsp;nbsp;^

nen*, dat men, na dit alles wel overwogen te hebben, den aardkloot met fyn rontom leggende lugt niet alleen aan figh moet yoorftellen, als een Mathe-tnatireh Konft-werk, het welk uit andere experimenten bewefen were: maarnbsp;ook als een groot Chymifch Laboratorium en werk-huis } waar in de lugt eennbsp;ontfanger of recipient vertoont •, in het welke duifenden van foorten en vannbsp;verfcheidenheden van uitwafemende deelcn of door ondcraardfche v'yeren, ofnbsp;door dat van de fonne of door andere oorfaken te fimen gebragt werden: ofnbsp;anderfints als een fmelt-vogt, (gelyk reets boven aangemerkt isj die op ontelbare faken ftaandc, uit elk verfcheiden deden met figh vereenigt en innbsp;figh fmeltende vermengt; welke deden elk na fynenaardeueigenfchapinde-fe lugt op malkander hare werkinge kunnen hebben.

§. IJ. Eer wy verder gaanj indien nu ymand, wie hy ook fy, door het voorgaande een regt begrip van defe gefteltcniflê der lugt gemaakt heeft 5 indien by weer, hoe ontelbare duifenden niet alleen van deden, maar fdfs vannbsp;vcrfchcidcne foorten van deelen figh in defe lugt bevinden; op hoe veel verfcheiden wyfen die malkander kunnen ontmoeten ; hoe haar famen-lopin-gen, uit haar fchiftingen en anderfints foo wel fchaddykc endooddyke, alsnbsp;heilfame en dienfiige uitwerkingen kunnen volgen: Indien nu boven dit alles ook dit by hem fcker is, dat fonder lugt nogh dieren leven, nogh planten groeyen kunnen; fal hy, hoe on geluk kigh fyn Philofophicookfyn mag,nbsp;en hoe feer hy tragt ftaande te houden, dat alles by geval of door Mechani-fche figh onbcwulte wetten fonder eenige wysheit gcfchiet, ook aan fighnbsp;felfs kunnen met geruftheit wysmaken? dat fonder cen alles bdlierendeMagtnbsp;en Vooriienigheit, dit regte en ware C/oaos, of foo veel het aan ons voornbsp;moet komen, dit foo verwarde mengfd, het welk fooonnoemelyk veel veranderingen door de mcenigte en verfchillende eigenlchappen van iyn dedennbsp;onderworpen is, lbo langen tyd bekwaam gebleven kan fyn, en nogh blyft ,nbsp;om foo veel duifenden van dieren en planten in het leven te bchoudcn, cn aannbsp;elk het geen hem in ’t byfonder nodigh is:in fooveelvcrfcheidenihcittever-fchafFen. En kan hy denken, dat het aan yets anders, als aan een Godde-lyke en aller begrip te bovengaande Regecringe kan toegefchreven werden,.nbsp;dat niet alles in de uiterfte confufie vervalt? Immers, is het hem wel moge-lyk met al fyn wysheit eenigh begrip daar van te maken? hoe uit een mengel-yan alle foorten van laken, gelyk de lugt is, en onder welke wel veelnbsp;dienftige en nuttige, maar ook foo veel fchadelyke, foo veel vergiftige ennbsp;doodelyke figh bevinden, elk vereift deeltje op fyn plaats fynen dienftdoetynbsp;en alle nadcelige belet worden te befchadigen; ten fy de groote wil desnbsp;Aapbiddelyken Regeerders hier in fyn wysheit en magt betoonde.

§. 14. Meermalen is tny defe ftraks geroemde cn foo gedugte Wysheit met ontfagh en verwonderinge voorgekomen: dewelke, daar Vyer , Water,.nbsp;Aarde, Son, Maan, Sterren; en meell: alle andere famen ftellingen van laken van ons gefien kunnen werden, egter by na alleen de lugt, fchoon

wy


-ocr page 384-

350 nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWINGE.

wy die in winden en andere gevallen gevoelen kunnen, voor óns onfigtbaar heeft gelieven te maken. Hoe beeft een yder by na niet? als hy de daar innbsp;fynde dampen en werkramc deelen by malkander in fwarte wolken fiet vergaderen, en aan die op aarde fyn, donderllagen en blixem-vieren, aan die opnbsp;zee varen , ftormen en tempeeften voorfe’ggen.

Als men moerasfigh water, dat met flyk en vuil (fchoonanders onfehade-lyk) gemengt was, foude moeten drinken; hoeveel viesheit en tegenfin foude dit aan ons geven ? indien men (agh, dat’cr eenigh flangen of padden-flym, al was het nogh niet veel, nogh magtigh genoegh om ons op die tyd.nbsp;te doden, figh in het felve vertoonde; met hoe vee! fchrik en vreefefoudenbsp;men die tot figh nemen? en wat moeite foude men aanwenden, om ondernbsp;dit afgryflêlyk mengfel yets te vinden, dat fuiver was? Indien nu op defclvcnbsp;wyfe alle onreinigheden die in dc lugt figh bevinden, alle opgaande dce-Icn uit vuile en walgelyke plaatfen, alle dampen uit Hinkende poelen, uitnbsp;verrottende krengen en doodc lyken, alle opgeheven rooken van vergiftigenbsp;bergh ftoffen, van fenynige dieren en planten; alle uitwafemingen vanraen-fchen en onaangename heeften, en wat hier nogh van andere lugts-befmet-tingen in groote meenigte by foudekunnenopgetelt werden, op de voorgaande wyfe figh aan het ooge vertoonden, foude niet een ygelyk op dit gefigtnbsp;t’elkens walgen moeten ? als hy een met foo veel onfuiverheden vervuldenbsp;lugt, waar in hy dit alles met fyn oogen gewaar wierde, foude moeten in-ademen. Soude hy niet in een gedurige vreefe leven , van in de vergiftigenbsp;deelen deftelfs fyn dood haaft te fullen vinden ? cn gedurigh alle fyn aandagtnbsp;tot vermoeyens toe moeten te werk Hellen, om foo hetmogelyk was,ondernbsp;al dien aflchuwelykcn hoop van foo veel onaangenaamheden, ergens yets tenbsp;vinden, dat fuiver was, en fonder w'eerfin konde ingeademt werden? foudenbsp;men van die ryk fyn niet ihcerder geit fien bieden voor een geweH, daarnbsp;de lugt fuiver was, als men nu voor pragtige plaatfen en hofHcden fiet geven ? Nu heeft het den Goedertieren Regeerder van alles gelieft tegen defc ongemakken foo gunftighly k forge te dragen; op dat het geen alle oogenblikken innbsp;ons ganfche leven van ons gefchieden moet, namelyk, het uit en inlaten dernbsp;lugt, met lull;, immers fonder foo verdritige aandoeningen gefchieden konde jnbsp;makende daarom dat delugt, die anders een gedurigh gewemel van foo veel ver-foeyelyke faken aan ons vertoonenfoude, onfigtbaar voor ons blyft;door ditnbsp;middel alleen, ook wanneer defelve aan ons leven niet fchadelyk foude fyn,nbsp;ons verloflende van die onophoudelyke forge cn vrefe, van foo veel hatelykcnbsp;faken door den mond en keel tot ons in de longh te moeten trekken.

Het felve afgryfen van foo veel in de lugt fwevende faken foude ons in nogh veel hoger trap overkomen, indien defelve figh aan de fmaak konden bekent maken. Moet dan niet een yder figh verpligt rekenen aan denbsp;Wysheit en Goedertierenheit van den grooten Schikker der Wereld?die,nbsp;daar dit mengfel der lugt figh in fluiten en orgels doet horen, iu winden

doet

-ocr page 385-

ran de Meteor a ^ oflugts-verhevelirtgen. nbsp;nbsp;nbsp;^61

doet hooren cn voelen, in foo veel gevallen doet rieken, egter om ons ge-lukkigh te doen fyn, defelve foodanigh gemaakt heeft, dat fy ligh met al haar inmenglelen nogh fien laat nogh feiakcn, uitgenomen in eenigebyfon-dere en weinige gevallen; welke aan een Ongodill toonen, dat die dit doet,nbsp;fulks uit fyn vry welbehagen doet j en dat het geenfints by een nootfakelyknbsp;gevolgh, veel minder by geval dus gefchikt is. Soo bevint men, als veelnbsp;jil'óe in een Apotheek geftampt is, en delfelts fynfte deelen figh onder denbsp;lugt vermengt hebben, datfy haar bitterheit aan de fmaak, van diedefegemengde lugt inademen, openbaren: en om te bewyfcn, dat de lugt andersnbsp;in ligh felft figtbaar is, behoeft men alleen defelve in een lugt-porap ecrll:nbsp;fterk op malkander te perffenj en daar na feer fchielyk uit te laten, wanneernbsp;ly figh als een wafcra aan het ooge vertoonen fill.

Ik hebbe niet kunnen afwefen het groote voordeel dat alle menfehenuitde onfigtbaarheit en fmakeloosheic der lugt genieten, hier wat breder by delenbsp;gelegentheit te toonen, om de ongegrondheit van de redeneeringen van datnbsp;foort van Atheiften te doen fien: die gelyk fy in het maakfel van het Geheel-Al veel faken vergeefs en fchadelyk agten, welker gebruik fy niet ennbsp;v/etenjalfoo ook daarom raeenen een argument gevonden te hebben tegen denbsp;¦vvysheit Godts, om dat hy alles tot fyn eere makende foo wondcrlykeenfa-nien-ftel, als de lugt is (het welke van andere geftelt werd een onweder-fprekelyk bewys van defe wysheit en van fyn magt te fyn) onfigtbaarnbsp;gemaakt, en alfoo aan de menfehen die gelegentheit benomen heeft, omnbsp;hem daar in te verheerlyken. Ik late (om met geen andere en veelc redenen hier op te antwoorden) aan defe tegen haar eigen geruftheit figh kantende en ellendige Philofophen, die, om cenigfints de nepen van haar tegen-iprekende gewiflè te ontgaan, figh met defe foort van uitvlugten foeken tcnbsp;vreden te itellen, lêlfs te overwegen j of dele by haar tot dit einde gebruiktenbsp;onfigtbaarheit der lugt, alle racnichen niet in tegendeel tot een gcduurigcnbsp;dankbaarheit moet verpligten, indien fy het bovengefeide verftaan hebben jnbsp;en of fy kunnen denken, dat de W ereld beter als nu geordineert foudc wc-fen, indien alles wat onaangenaam, wat affehuwelyk, wat walgelyk, watnbsp;fchadelyk, wat doodelyk en egter onmydelyk in defe lugt was, figh dage-lyks voor haar oogen vertoonde j immers of het aan haar oehagelyker foudenbsp;lyn in een gedurige afkeerigheit en bekommeringe te leven, welke het gc-figt van defe met geheele fwerraen haar omringende dampen in haar foudrnbsp;brengen i dan onder defelve levende niet alleen voor defielfsnbsp;fchadelykhedcn bewaart te werden, maar ook in het midden van defcnallennbsp;een volkomen kalmte des gemoets te genieten om dat fy onfigtbaar fyn-de, nu geen aandoeningen op haar kunnen maken.

§. I f. Maar om weder tot de Meteor a oi Lugts-verhevelingenX.c keeren: in-dien men de ooifaken van defelve wel en bondigh foude agten gegeven tc fyn, ingevalle men eenige Natuur-kundige en Chymifchc experimenten

Zz nbsp;nbsp;nbsp;toon-

-ocr page 386-

XIX. BESCHOUWING E.

toonde, die in het kleine eenigegelykformigheit met^dcfelve hadden j fou-de men een wydt velt alhier hebben, om een groote meenigtcderfelveraan te haaien. Eenige weinige fullen wy bybrengen,omeenigemanieren te too-Ben,op welke defclvein de lugt voortgebragtfoudenkunnenwerdengt;fondernbsp;egter te denken, dat niet leer veel andere oorlaken vandefélvekunnenfynjnbsp;die, gelyk eenige onder defen aan de Ouden onbekcnt fyn geweeft, ooknbsp;milfehien by onfe nakomelinghfchap eerfl; fullen ontdekt werden, en waarnbsp;van wy tot nogh toe onwetende fyn.

§. 16. Om dan eerft van de Mijlen en Nevelen yets te feggen •, is het uit het voorgaande klaar, dat ook een onnoemelyk getal van water-dampen ennbsp;andere uitwafemingen figh met de lugt vermengen.

Door defelve wert fy mifligh en ondoorfigtbaar.

/. Als defelve in te grooten getale en te (eer op een gepakt fynde, de lugt vervullen, enden vryen doorgangh aan het ligt beletten. Op defe wyfe,nbsp;(iet men in kamers, alwaar de rook niet genoegfaam terfchoorfteen uitkannbsp;gaan, en boven kokende ketels door de dikke en miftigewafem van hethee-te water, de lugt eenigfints ondoorfigtigh en nevelagtigh werden; gelyknbsp;ook door de veelvuldige dampen, die men in (lerke vorften, ook hier innbsp;onfe Landen, uit de beytenen openingen van het ys in groote menigte(igt-baar (iet opgaan.

§, 17. II. Als de lugt (igh meerder als te vooren ultfet ¦, en daarom in (igh felfs ligter geworden (ynde, niet bequaam is om de fwaarder water-dampennbsp;meerder te balanceren, en in figh dryvende te houden. Eenblykelyk voor-beelt T’ab. XIII. Fig. y. liet men hier van, als men de eerft van lugt ledighnbsp;gemaakte glafe-bol AB vol water doet fpringen, gelyk te vorennbsp;XVUI. §. 14. niet een ander oogmerk getoont is, en daar na aldus in Onbsp;op de lugt-pomp fchroeft •, foo dat de weinigh daar in gebleven lugt fighnbsp;in S boven het water NPR vertoont j daar nade pomp ledigh gemaaktfyn-de,opent men de kranen E en Kj waar door de lugt, die by b op het water NP perft,hetfelve water beneden geen tegenftant vindende,na de pomp toe-dryftj en alfoo de plaatfe ANP grooter werdende, figh in defelve meerdernbsp;iiitfet. Dewyl nu defe lugt hier door ligter werd, vallen de daar in lyndewa-ter-dampen na beneden, en veroorfaken een fienlyke en witagtige Mift innbsp;delen bolj en dikwils kleine dryvende wolkjes, feer net de forme, van dienbsp;men in de open lugt (iet, afbeeldende. Welke miftigheit en wolken, alsnbsp;de lugt QW R weder door het water daar by gelaten, en de lugt by Sdaarnbsp;door meerder in veelheit en derhalven meer op een gepakt en fwaarder werd,nbsp;ook weder ftraks verdwynen, en de lugt in S fyn volkomen klaarheit ftraksnbsp;' yerkrygt} werdende weder op nieuws miftigh en wolkigh, als men wedernbsp;door het ledig maken der pomp aan defelve gclegentheit gegeven heeft, omnbsp;figh uitte fetten en het water uit den bol te perllên; gelyk die ook met het by laten der nieuwe lugt weder klaar werd. Soo dat dit nevelagtigh en

-ocr page 387-

Van de Meteor a ^ of lugts-verhevelingen. nbsp;nbsp;nbsp;^55

Idaar werden, foo menighmalcn als menwil, op defc wylc herhaalt kan werden: cnfelfs,als’erwaterdampen genoegh in delugtblyven,kanditnogknbsp;gefehieden, wanneer den bol maar nat van binnen blyit, hoe wel defelve geheel ledigh van water op defe wyfe geworden is.

§. 18. Dit experiment is veelmaalen by ons gedaan, en daar in aangemerkt: Eerft^ dat defe dampen , wanneer de lugt figh in een Barometer fwaar vertoonde, in de eerlle trekken van de pomp figh niet lietenfien,ennbsp;niet eer figh openbaarden, als na dat, door eenige uitfettingen van defebe-floten lugt, defelve feer veel ligter en dunder geworden was. “Een anderen^nbsp;gingh dit experiment ook foo wel niet aan,ais het water en de lugt vry koel wasjnbsp;waarfchynelyk,om dat door de koude geen water-dampen genoegh met dcnbsp;lugt gemengt waren: waarom heet water Eah. XIII. Fig. 4. in een glaasjenbsp;M N onder de klok.gefct fynde, hetgeen opdampende de lugt vervulde metnbsp;waterachtige deelen, kort na de uitlatinge der lugt de mill: figh vertoonde,nbsp;die met by laaten der nieuwe lugt, als voren, verdween j het welk aldus tot eenige malen de klok by beurten klaar en weder mifligh maakte. Ook obfer-veerde men op een ander tydt, dat men eerll geen nevel in de glafen bol vernemende by koel weder,het pompen herhaalt fynde, weinigh daar na,als de lugtnbsp;aan den Thermometer bleek warmer te fyn door het aangeftoken vycr in dcnbsp;kamer, ftraks defe mill figtbaar wierdt. Ten derden .y bevond men ook, datnbsp;defe millige dampen in het glas voortgebragt fynde, als men het felveeenigennbsp;tyd Uil liet fta.an,allenxkens na beneden faktenj en het glas fonder lugt by tenbsp;laten klaar wierde: gelyk ook ten vierden y dat defe nevelen door de by gelaten lugt, en de wind, die defelve maakt, beroert fynde een aangename ver-tooninge gaven van het ongeftuimigh dry ven der wolken in de lugt, in ty-den van ftormen.

Ik hebe dit experiment met wat meerder omflandigheden verhaalt, om

dat het niet altyd gelukt, en ten opfigt van nevel en wolken veel ligt fchynt te geven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Dat dit nu in de Nature plaatfe heeft, fchynt daar uit af te nemen te fynj om dat ten meeften tyd, als de lugten haar klaarheitverliefenenduifterderwerden, het quikfilver in de Barometers nederdaalt, en daar door toont, datdcnbsp;lugt als dan ligter werd.

hebbe ik dikwils met verwonderinghbefchouwt, dat, als de lugt figh helder tot boven toe en rontom vertoonde, een feer korten tyd daar na,nbsp;den ganfehen hemel overal grauw en met wolken vervult gefien wierde. Ofnbsp;men nu dit van een fchielyke verdunninge van de lugt moet afleiden, omnbsp;dat buiten defe geen oorfaak nogh fchynt bekent te fyn j welke in foo weinighnbsp;oqgenblikken tydts fyn werkinge foo fchielyk in een foo groote uitUrdt-kinge kan doen, laat ik aan andere. Men kan AcnBarometer medenbsp;vergelyken.

§. ip. III. Een andere wyfe,op welke de lugt nevelagtigh warden kan,

Zz z nbsp;nbsp;nbsp;,fict

-ocr page 388-

XIX. BESCHOUWING E,

fiet men, als twee glaasjes, by voorbeeld flesjes van een once, waarvan het eene met geeft van falpeter of fterk water, of anderfints ook met geeft vannbsp;Zout, en het andere met die van fal armoniac by na gevult, metdeopenin-gen digt aan malkander gehouden werden; wanneer men bevinden fal, datnbsp;de uitwafemingen van beide op malkander in de lugt werkende , een fiene-lyken rook en mift fallen maken, die men als fy verre van malkander affyn,nbsp;in geen van beide waarnemen kan.

Dat dit nu by manier van effcrvefcentie (gelyk de Chymici het noemen) van haar deelen met malkander in de lugt gefchiet, fal aan yder aannemelyknbsp;voorkomen j die defe vogten by malkander gietende, de effervefcentie ofnbsp;opbruifinge, welke fy met malkander maken, gefien heeft.

§. zo. IV. Op een andere wyfe leert ook deChymie, dat klare vogten, doorfchiftingc oipracipitatie dikmaals dik en troubcl werden jfoo geeft fub-limaat of vitriol in water gefmolten , en door een papier gefegen fynde eennbsp;heldere vogt: giet hier by zout van wynfteen of potafch ook in water gefmolten, datinsgelyks ook doorfigtigh isj en men fal aanftondts eenige delen van de eerfte vogten fien affeheiden ok precipiteren y welke de helderheicnbsp;weghnemende defe vogten ondoorfigtigh maken.

Of nu dit ook plaatle heeft in eenige van die miften, welke men fiinkende miften noemt y fal ik hier niet verder onderfoekeni dit is waar, datdeferftanknbsp;dikwils een groote gelykheit heeft, met die men gewaar wert, als mennbsp;melk van fmavel of de guide, pwavel ifulphur auratum ) vjui antimonie maakt.nbsp;Om het laatfte te bereiden, is men gewoon deflakken van deRe^lus vannbsp;antimonie, of (gelyk de Chymiften willen) deflelfs fwavel met zout vannbsp;wynfteen in het vycr gemengt, in water te kooken, en door een papier tenbsp;fygen, foo dat ’er een roodagtige, klare, en fonder reuk fynde vogt vannbsp;fcomti dan afyn daar in gefprengt hebbende, heft ligh een fwaren ftank op,nbsp;en de vogten werden dik en ondoorfitgbaar j foo langh tot dat een orangicnbsp;of rood en geelagtigh poeyer (dat deJulphur auratum is) op de grond valt,nbsp;en de beide vogten weder helder laat. Meermalen hebbe ik gedagt of nietnbsp;yets diergelyks in de lugt, by manier van fchiftinge, oorfaak van defe Hinkende miften wasj eerft, om de gelykheit van de reuk; en ten anderen y omnbsp;dat ik verfcheide male des anderen daags na defe miften, op een ftilftaandenbsp;water een roodagtigh en orangie room lagh dry ven, in couleur met die vannbsp;het voorfchreven guide Iwavel fecr overeenkomende; welke voor defe miftnbsp;op het lelve water gcenfints te vinden was. Dogh ik late dit alles aan eennbsp;nader onderfoek.

§. zi. Na het {preken van miftige en dampige lugten, fehynt het niet nodigh van 'wolken yets meerder te feggen; dewyl het feer gelooffelyk is,nbsp;dat het geen beneden milt en nevel genoemt werd, boven en verheven iyn-de wolken uitmaakt: foo dat een wolke niet anders is, als een hoogernbsp;miamp;. Dat nu dit»gefeide wat meer is, als eenbloote gedagte,blykt:uit de

proef-

-ocr page 389-

Van de Meieora^ öf Lugfs^verhevelingen.

proef-ondcrvindingcn, die by vecle genomen fyn welke hooge bergen beklim' mende en aldaar dikke miftenontmoet hebbende, wanneer fy verder na boven gevorderc waren, defe miften als gvoote en witte wolken beneden haarnbsp;hebben fien dry ven. Waar van Varenus een omftandige hiftorie verhaalt innbsp;fyne Geographie in het 1. Boek^ Cap. XIX. §. 41.

Soo fegt ook den grooten Natuur-Onderfoeker Mariotte (dumouvement des eaux pag. lsgt;.)dat hy een berg opklimraende op een plaatfe in een mift fighnbsp;bevont j welke aan hem beneden fynde aan den voet des bergs, figh als eennbsp;wolkc vertoont hadde.

Een gemeen ander procf-experiment kan men nemen, als men tot Ara-fterdam het kanon proevende, verfeheiden ftukken te gelyk affchiet: nu weet yder, dat defe rook figh als mift, in de lugt beneden vertoont} ennbsp;fcheen defelve aan my op die tydt tufichen Amfterdam en Buikfloot fynde, en aan andere die by my in de fchuit waren, een hangende en fagtelyknbsp;dryvende fwarte wolk te wefen; infonderheit, als fy na eenigen tyd doornbsp;een fagte wind, die haar niet verftroide, verre van de ftad en plaatfe van hetnbsp;kanon afgevoert en hooger opgerefen was. Soo dat hier dit ook fchynt afnbsp;te nemen te fyn, dat het niet altyd enkele watcr-dampen, maar ook fomtytsnbsp;andere deelen en uitwafemingen [ExbaUtiones) fyn, die de wolken uitmaken. Van de welke, als ook van den daar uit voortkomende regen,dauw,nbsp;cn andere eigentlyk tot het water behoorende verhevelingen in de befchou-wingc des felfs hier na nogh yets tot ons voorgenomen ooghmerk dienendenbsp;fal gefegt werden.

Om dan verder te gaan.

§. 12. Onder de aldergemeenfte dogh daarom niet minder verwonderly-ke lugts-be wegingen, is voornamentlyk de Wind. Dat nu defeeen vloeten ftroom van een voortgedreven lugt is, weet een yder }¦ en behoeft na fooveclnbsp;ondervindingen geen verder bewys. Alleen laat ons hier eerft in het gemeennbsp;aanmerken , dat defelve yets is, het welke op een feer verhevene wyfe denbsp;magt, goedheit en wysheit des grooten Makers vertoont.

Die de gediigte kragten van ftorm-winden , de wonderen van die men-^ravaden en Orkanen noemt, oit of bevonden of gelefen heeft} fal van der-felver ontfachelyk geweit genoegfaam overtuigt fyn. De celtmakende gewoonte doet ons, gelyk foo veel andere, ook dit groote wonder fonder aan-doeningen befchouwen} maar Indien ymand nogh het ongeluk heeft van geen verpligtingb tot dankbaarheit aan den grooten Gever van alles,uitfy-ne werken te kunnen leeren} laat hy met ons eensonderftellen, dat geen winden nogh voortdry vingen van lugt in de wereld plaatfe hadden, en dat defelve als een poel van dun en onbewogen water aityd rontom den Aardkloot ftil-ftond. Moet hy niet bekennnen ?

¦ Eerfi.) ingevalle het geen in de lugt opgeheven wierde, in defelve fonder elders vervoert te werden verbleef, immers, foo langh tot het door meerder

Xz I

-ocr page 390-

^66

XIX. BESCHOUWING E.

ligthcit na om hoogh, of door meerder fwaarte na beneden gebragt wierde^ dat, om niet te fpieken van Steden en Plaatfcn, die na aardbevingen doornbsp;de befmettinge der lugt van ellendige en vernielende fiektens aangetall werden, ook groote Kooplieden en volkryke Plaatfen, daar de roken van foonbsp;veel kolen- turf- en hout-vyeren, de damp van foo veel wyde en by na flil-ftaande water-graften, den fUnk van foo veel onreine plaatfen,en duilèndennbsp;van andere foort van uitwalemingen van foo veel menlchen en beeften ennbsp;meerder faken, gedurigh en fonder ophouden de lugt vervullen, haalteennbsp;kerkhof of begraaf-plaarfe voor al hare Inwoonders fouden werden gt; indiennbsp;de foo feer tot het leven van de menfchen in defen vereille winden geen ver-fche lugten uit de omleggende lantsdouwen en andere fuiverder plaatfen derwaarts voerden, en debefmettendeenongefondc rooken van daar verdreven,nbsp;en in de ruime buiten-lugt verfpreiden. En kan hy dit aanmerkende noghnbsp;denken, dat defe wind toevalligh is , en dat hy voor defe groote weldaadtnbsp;geen dankbaarheit aan den Maker der winden fchuldigh is ?

T’efi anderen^ Soo dit niet genoegh is om hem daarvan te overreden, immers weet hy, indien de water-darapen nedervielen, daar fy door de Sonne opgetrokken fyn, dat de meclle uit de zee opgeheven werdende, ookinde-felve weder nederdalen foudenj fonder dat het drooge, de vrugtdragendenbsp;beemden en planten daar eenigfints van bevogtigt fouden werden. Ookfoü-de felfs den loop derRievieren uit de binnenlantfche en van de zee afgelegene geweflen komende, en figh in de zee ontlaftende ook met der tyd of tennbsp;grooten deele of geheel verdroegen, als by het water hier na breder fal getoontnbsp;werden. Soo dat , dauw en regen , en overflroomingc van Rievieren,nbsp;die de landen vrugtbaar maken, alle ontbrekende aan het aardryk, het felvcnbsp;haaft onbekwaam foude fyn om fyne bewoonende menfchen, en verder gedierten door fyne vrugten te voeden en in het leven te behouden.

Nu defe geheelen ondergangh van genoegfaam al wat op de aarde leeft, werd alleen door de winden voorgekomen : door welke de vogtige dampen, dienbsp;meelt uit de zeen opryfen, na het drooge vervoert werden j om aldaar in regen,nbsp;in dauw, infn^euw, en anders neder te vallen V en voor het grootlle gedeeltenbsp;aan de foo ververfchende Rievier-wateren een geduurigeftoffeteverfchaffen.

Indien nu foo veel menfchen, foo veel dieren, foo veel vogelen, foo veel rievier-vilTchen, en foo veel duifenden van boomen en kruiden niet fonder ce-nig ooghmerk en wysheid gemaakt fyn: Kan ymand fonder tcgenfprekeiinbsp;van fyn gcwifle oordcelen, dat de winden , fonder welke fy alle in weinighnbsp;tyds hy gebrek van onderhout fouden moeten llerven, fonder eenigh beoogtnbsp;einde des Grooten Onderhouders dus toevalligh geworden fyn ? Soudehyoicnbsp;fulks van foo gcringh een faak, als een gieter, daar men de hoven mede bevogtigt wel derven llaande houden? en bende dat fy bekwaam was om eennbsp;weinig water uit een na by gelegen put of ftroom na een tuin over te dragen, en deffelfs gewalTen ordentelyk daar mede te befprengen, derven léggen,

-ocr page 391-

3^7

Van de Meteor a ^ of Lugis^verhevelingen.

gen, dat dit ongeagtewerk-tuigh fonder cenigh voornemen vaneen Werk-raeefter gemaakt was? cn indicn niet, hoe kan hy denken nogh redelyk te moeten genoemt werden, als hy dit van de winden, de watervoerders ennbsp;bevogtigers van het geheelc Aardryk, en daar door de behouders van fyn ennbsp;aller menfehen en dieren leven, fegt te geloven ?

Ten derden Om nu van die verpligtinge niet te fpreken, welke op fooda* nige menfehen legt, die foo veel getoik van de kragt der winden tot haarnbsp;voordeel en gemak kunnen maken j foo dat, daar geen Rie vieren fyn, die molens kunnen drajen, fy defe lugt-ftroom daar toe kunnen gebruiken : is hetnbsp;te denken, dat defelve winden toevalligh voortgekomen fyn, daar fonder derive de Inwoonders der wereld geen voordeelen van eenige landen, die doornbsp;groote zeen van haar afgefcheiden lyn, fouden kunnen genieten, nogh eenige gemeenfc hap met defelve hebben? Indien dele foodanige kragt, die fbonbsp;groote en geladen. Icheepen met foo veel fnelheit van het eene werelds deel nanbsp;het andere kan voeren •, die foo groote gevaartens kan bewegen, waar doornbsp;met toefigtvan wynigh menfehen foo veel waterige landen droog gehouden,foo veel hout tot het bouwenbekwaam gemaakt en gefaagt,en foo veelnbsp;andere dingen gemaakt werden, met geld konde verkreegen ofte gebuurt werden j fal een yder niet geloven, dat, felfs behal ven de kooplieden, de meeftenbsp;menfehen der wereld, om ook de aangenaamheden van andere landen en denbsp;verder uitwerkfelen van fcheepen en molens te kunnen deelagtigh werden,nbsp;figh veerdigh toonen fouden om haar deel daar toe te betalen? ISlu doet dennbsp;Goedertieren Onderhouder en Regeerder van alles een foo groote en foonbsp;nutte kragt,als die des winds is, dagelyksyooryder, diefighyan defelve'omnbsp;niet bedienen wil, in gereetheit fyn, fonderyets anders als dankbaarheitdaarnbsp;voor te eillchen: en dit alles doet hy, om figh verwonderlyk lelfs aan fynenbsp;Vyanden te betoonen, door een ffcofFe die onfigtbaar isj ibo dat, indien y-

mand in een plaatfe altyd geweell hadde, daar noit het gebruik van winden bekent was geweell, hy nauwlyks met veel redenen foude kunnen bewogen werden, om aan een foo groot wonder geloof te geven.

En kan dan nogh een Atheill geruft fyn? als hy niet alleen defe weldaat weigert te erkennen, maar felfs den grooten Gever van al het geen door defe winden ten voordeel van hem en het ganfebe raenfchelyk gellagt gefcbict,nbsp;met den mond lafterlyk loochent gt; en was het hem mogelyk, uit lyne ge-dagten onweerdighlyk tragt uit te wilTchen. Immers, indien de windennbsp;geen oorfaak hebben, als het loll'e, en nu dus dan anders werkende geval}nbsp;foo heeft foodanigh een gedurigh te vrefen, dat door hefmettingen de iug-ten doodelyk en pellilentiaal, door gebrek van regen het ganfche Aardryknbsp;haaft woelt .werden en hy met al wat leeft van honger ftei'ven fal ¦ en lyrjfynbsp;tot een teken van des Scheppers Goedheit aan de menfehen vergunt •, lal hynbsp;niet felfs dit gevolgh daaruit moeten maken? dat hy niet fal kunnen ontgaan

die

-ocr page 392-

XIX. BESCHOUV/INGE.

die raagt, welke figh foo ontfachelyk in de winden vertoont,eens om alle defe kfteringen tot fyne fti'aflfe regtyeerdelyk te ondervinden.

§. 13. Het is waar,indien’eryetsby die ongelukkige Philofophen met eeni-gen fchyn gevalHgh kan gpgt werden, dat het defe winden fyn j uit die wy-fe, op welke men defelve in onfe landen bevint te wajen: foo dat fy felfs ge-legeotheit tot het fpreekwoord gegeven hebben, waar door ymand, wiens ongeftadigheit wy op het kragtigft willen uitdrukken, foo ligt en los gefegtnbsp;werd als de luind te wefen. Maar om aan haar te toonen, dat het feer verrenbsp;van daar is, dat de winden dooreen los en variabel geval beftiert werden jnbsp;Laten fy de ondervindingen van de zee-varende lieden onderfoeken; welke, fe-dert dat de fcheepvaart ugh over al uitgefpreit heeft, by defelve genoomennbsp;fynj enfy fullen fien, en foo het deGoetheit Gods gelieft, overtuigt kunnen werden, dat des Regeerders Voorfienigheit defe by ons foo lolTe winden, die uit alle hoeken des werelds fonder eenige ordre Ichynen voort te komen , op andere plaatfen, daar fulks ten beften van de menfehen vereifchtnbsp;werd, aan foo vafte wetten gebonden heeft, als oit eenigh uurwerk doornbsp;konfl; van fyn meefter gedaan is.

Om nu tot bewys van dit gefeide van de Land- cn Zee-winden niet te fpreeken, die , als den flinger van een Horologie alle etmalen op fommigenbsp;kuften geftadigh heen en weder wayenj fonder de welke veel landen niet welnbsp;aan te doen, cn veel leilen foo veiligh en gemakkelyk niet te volbrengennbsp;waren j fyn ’er behalven de veranderlyke en variabele winden , die men bynbsp;ons en in eenige andere gedeelten der wereld bevint plaafe te hebben, tweenbsp;andere feer voorname en bekende foorten van gereguleerde winden; waarnbsp;van de eene, jaar uit, jaar in, genoegfaam een en defelve cours houd, fonder dat men aldaar eenige tegenwinden of wederkeeringe verneemt, uit defelve ftreek altyd wajende gt; en werden defe by de zeevarende lieden gt; en fommige Aardkloot-Befchryvers Paffdden of PaJJdad-winden genoemt. Die vannbsp;de ’tweede foort fynfoodanige,aan welke men de naam van Mouffons (Mo~nbsp;tiones of bewegingen) gegeven heeft j en, wajen een half jaar uit den ec-nen hoek, en daar na weder een hall jaar komen fy uit de regt tegen-over-ftaande wind-flreek.

Sonder defe Pajjdden^ hoe wierd de groote zee bevaren? hoe kwam by na een eenigh fchip in de Oofter-Indien? nadien eenige graden benoorden dennbsp;,^quino6tiaal aan haar een Z. O. wind, of paflaad ontmoet j welke bynaeen.nbsp;regt contrarie wind voor haar fy nde, aldaar geduurigh doorwaiti en hoe lêernbsp;de Schepen daar tegen by de wind (gelyk fy het noemen) aanftevenen, haarnbsp;na de kuften van America, en na de Abrolhos doet nederdryvenj en daar fynbsp;een reis na hetOoften tragten te doen,foo verre Weftwaarts dwingt te lopen , om buiten de palen van defe Ooft-paflaad te geraken. Soo verre ge*nbsp;komen fynde, werden ly door veranderlyke winden tot aan de CaapdeBo!^nbsp;Efpsranza gebragt: van waar tot ontrent 58, 3pa4o graden breedte zuidwaarts

-ocr page 393-

Van de Meteor a, ^ of LugtS-verhevelingen. vraarts aanfeilcnde, fy ecn anderen paflaad-wind vinden} die een wegh houdende, welke by na regt tegen de voorgaande aanloopt, en wat noordely*nbsp;ker als uit den wcften wayende, (daarom de wellerlyke palTaad-wind ge-naamt) haar na de beoogde plaatfe voert} n^et foo veel kragt haar fomtydsnbsp;voortfettende, dat volgens ’t geen my van een feer oplettend Stierman innbsp;fyn dagh-regifters getoont is, de fchepen door defe wind in een etmaal meermalen fo mylen ooftwaarts kunnen afleggen. En wanneer fy nu weder uitnbsp;de Indien te rugge keeren, djent haar ookwederdeeerfteZ.O.pafiaad,omnbsp;haar tot eenige graden benoorden de linie te brengen.

§. 2.4. Meermalen hebbe ik gedagt op den grootendienft, welkedeHollanders van het varen van hare Trek-fchuiten ontlangen; waardoor men by na door het ganfche land een nette giflinge maken kan op den tyd, die men,nbsp;om van de eene plaats na de andere, fchoon vry afgelegen fynde, te reifen,nbsp;van noden heeft.

Sal nu eenigh Athe'ft, hoe hartnekkigh hy wefen magh ook derven flaan-de houden? dat die het gemak daar van alleen genieten, geendemlnfte ver-pligringe hebben aan de wysheit en Goedheit van de Regeerders} diefulks tot gemeen voordeel hebben gelieven te ordonneeren, om het onderhoudennbsp;Van de gemcenlchap van de eene Stadt met de andere, voor der felver In-Woonders onkoltelyk en gemakkelyk te maken: en dat fy meer grond vannbsp;Waarheit hebben, diefeggen, dat het alleenlyk by een enkel los geval ofnbsp;ten minften fonder eenigh voornemen en oogmerk gefchiet, dat ’er ten eiken male, daar het nodigh is, nieuwe paarden by der hand fyn, welkede-fê fchepen voort-trekken.

Op defe felve ellendige wyfe redeneeren defe beklagelyke Philofophen j die foo gereguleerde veyren, en tot foo veel enloogrooceooghmerkendie-nende vaar-'Waters na ioo verre afgelegen Aard-geweften , over (bo ondcnkc*

lykc wyde water-plaflen , met een onnafpeurelyke wysheit gcordineert * en tot een onuitfprekelykc nuttigheit van de ganfche wereld, door alle die denbsp;zee bevaren gebruikt fiende, in dit alles feggen geen wysheit te kunnen flen:nbsp;en fchoon de foo los by onsfehynende winden, alhier haren veranderlykennbsp;aard fchynen te verlaten, en een wonderlyke ftantvaftigheit en onverander-lykhcit aangenomen te hebben, om daar door de Schepen ter beftemdernbsp;plaatfe te brengen} dat dit egter alles by geval en fonder eenigh voornemen

Indien men nu al niet anders wilde bybrengen} moet dele gefeide gefladigheit van foo lone en variabele bewegingen,als die der winden fyn,niet yder die rede-jyk is ovei tuigen, dat den grooten Schepper en Regeerder van alles daar doornbsp;fekere yooiname einden beoogt? Want indien de zee over al met verander-lykc winden cn ftiltens moede bevaren worden} wat flaat kon’er op de tydnbsp;Van de reife te volbrengen eenighfints gemaakt werden ? en hoenbsp;Daeenigh ongelukkigh Scheeps-volk foude op foo langhduurigc togicn

Aaa nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 394-

570

XIX. B ESGHOUWINGE.

van honger en dorft, door regen-wind of kalmte opgehouden fynde, moeten verfmagten.

Niemand en gelieve te denken, dat wy mer dit te feggen te verre gaan» want om aan defe lallerende en beklagelyke Atheiften den mond te floppen j en alle uicvlugten te benemen, om haar weder met een nootlakelyknbsp;gevolgh van onbewufte natuurlyke oorfaken te kunnen behelpen y heeft dennbsp;grooten Maker van alles getoont, dat het hem mogelyk gewcefl ware dénbsp;winden op een ganfch andere wylê te beftierenj en de zee door flilteenver-andcrlyke winden onbevaarbaar te maken.

Tot bewys lullen dienen de woorden van den grooten Wis-konftenaar£. Halïey. die na langen tyd tulTchen de Tropici op het eiland S‘. Helena ge-weeft en ontrent de winden aldaar een nauwkeurigh onderfoek op allewy-ien gedaan te hebben,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ups. 1687./gt;. yiz) „ na eerft gefeit te heb

»

sgt;

»gt;

»»

ys

n

»

»

ygt;

ben, dat ontrent de kuften van Guineaveel ftiltens en Tornados (ver-fchrikkelyke winden die hetganfchecompasomlopen) vernomen werden j aldus voortgaat} (§.7.) dat tuffehen de 4 en i o graad noorderbreedte tuf-fchen Cabo Ferde en de Oollerlyke Eilanden van die naam, een grootenbsp;zee-flreek is; daar van men niet kan feggen, dat’er eenige ,felfs geen variabele winden regceren ; om dat defelve tot een gedurige kalmte gedoemtnbsp;fchynt te wefen ; dewelke verfchrikkelyke donder- en blixem-flagen,nbsp;en fware ftort-regenen vergefelfchappcn. De windjes die daar fyn, fynnbsp;maar onfèkere blaasjes, alle uuren dikwils veranderende; en eer fy veranderen nogh flil werdende; foo dat veifcheiden fchepen,eer fy fesgraden,nbsp;dat is, maar po mylen hebben kunnen vorderen, geheelemaanden (nbsp;ms Geograph. Gen. Lib. I. Cap. XXI. §. ló.fegt van wel drie ) hebben moeten belleden by gebrek van wind.

Laat nu dit valïgeftelt fynde, een foodanigh Philofooph met ons aan figh felven voorftellcn, dat groote voordeel, het welk de meefte wereldnbsp;door dele winden geniet; fonder welke dieheerlykeOofler-enWefter-Ge-weften en andere over groote zeen gelegene landen aan ons, die hier woonen,nbsp;ongenaakbaar waren. Door defe worden de Speceryen van de Indien, denbsp;rykdommen van het zilverryk Amerika, en de lieflykhedenvandenmeeflennbsp;aardbodem aan ons toegevoert. Kan foo een ongelukkige het eenige middel om foo groote en foo verwonderlyke faken te wegc te brengen, noghnbsp;al denken fonder eenige wysheit of voornemen geworden te fyn.? waaromnbsp;derft hy dit van de voren reeds gemelde gemeene ordonnantie van Trekfehuitennbsp;niet vafl flellen? die in beoogde einden minder, in defelve uit te voeren geringer fyn, en in het geheel by dit groote wonder geenfinrs in de minflenbsp;vergelykinge kunnen gebragt werden. Te meer, als men hier by doet,nbsp;dat dolt;ir defelve die blyde Boodfehap, dat Heerlyk Euangelium vannbsp;écn Soone Godts en Zalighmaker der Wereld, aan foo vqpl van dit grootenbsp;Heil onwetende Natiën isovergebragt.. Welk laatfte hoewel het niet kan

toe-

-ocr page 395-

raH 'de-MefeoYi^ of Lugts-verhevdin^n.

toebrengen om een dwalend Atheift te overtuigen, fal het egter een Chrifquot; ten, die dit tot (yn verfterkinge leeft, de aanbiddelyke wegea en gangennbsp;Godts in fyn Heiligdom doen fien.

Die van de verdere eigenfehappen defer winden nader fal gelieven onder-rigttefynj kanbyi?. Bacon Ferul. hy Varenus^ hy Marktte^ enindefoo genoemde Stiermans Boeken, feer veel Obfervaticn en Redeneeringen daarnbsp;ontrent vinden. Infonderheit is het geene de Pajfaden en Moujfons betreft,nbsp;feer naukeurigh by de Hr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;befch re ven: het welkopdevooraangehaal-

de plaatfe in de ASl. Lips. 1687 kan na gefien werden.

§. 2.f. Om aan ymand eenigh ruw begrip hier van in het voor by gaan te geven.

Laat ymand een Globe, of werelt-kaarte voor figh ftellenj en daar in dien riem, welke tuiïchen de twee Tropici, oi keer-kringen aan wederfyde van denbsp;./Equinoftiaal begrepen is, bcfchouwen; wélke in de figure van de Heernbsp;Halley vertoont werd} inert noemt defen riem om de hitte de Zona torrida,nbsp;In defe fal hy fien, dat de waters van de grootc en generale Zee, door hetnbsp;tulTchen komen van Landen , als in drie dcelcn gedeelt, kunnen aangemerkt werden. De eerfte is de Mthiopifihe en Atlantifche zee tuflehen Africa en Amerika: Ten ooften van defe is de tweede of dezee, tuflehennbsp;Africa., de Indiaanfche Eylanden., en het Land van de Eendragt of Hollandianbsp;nova befloten. De derde is de groote Zuid zee, öf Marepacificum, trekken-de van de wefter kujien van America, langs de andere fyde des Aartkloots totnbsp;aan de Philippynfche Eylanden.

Nu bevint men volgens de waarnemingen van den H'. Halley en andere.

/. Dat tuffehen de Tropki in de Atlantifche eniEthiopifche,ook indege-heele Zuid-zee akyd een ooft-patTaad waait, die bezuiden den..(Ec]uatorwat Zuidelyker, benoorden defelve wat noordelyker is.

//. Dat defe paflaad-winden figh niet verder uitftrekken, als wederfydts den ^Equinoftiaal, tot ontrent 30 graden.

III. Dat ’er egter akyd ontrent de kuiten van Guinea een zuid-wefte wind, tegen het land aan waait.

Il^¦ Dat in het zuiderlyke gedeelte van de Indifche zee de wind altyd, ontrent uit den ooften waait} fob ftantvaftigh als in de andere zeen. Söonbsp;dat een geduurigh en den ganfehen aardkloot oraloopendc ooft-paflaat langsnbsp;dele wegen ten allen tyden gevonden werd.

F. Maar feer verwondcrlyk is het, dat aan de noord fyde van defe felve Indifche zee de winden, die het eene halfjaar dele generale ooft-paflaadjgc-lyk die in de andere zeën gevonden werd, volgen, het andere halfjaarnbsp;Veranderende wedei keeren,en uitde regttegenoverftaanJe wefterlyké ftree-ken waaijen: en werden defe Moujfons genoemt. De andere byfonderhedeanbsp;lt;ier winden, ter gefeider plaatfe aangeroert, gaan wy hier voor by.

Aaa 2, nbsp;nbsp;nbsp;§. z6. Dat


-ocr page 396-

XTX. BESCHOUWINGE.

§. i6. Dat nu defe den aardkloot rontloopendePlt;^i(f»,cn ook de Moujfonshy de Ouden onbekentfyngeweeftj twyfFelt niemand. En is ook daar uit bly-kelyk, om dat den Aardkloot niet dan voor wcinigli jaren eerfl; rontora bevaren i en ook de Indiaanfche zee en eilanden te regt ondekt fyn: in welkenbsp;laatfte alleen, foo veel nogh bekent is, de Moujfons figh openbaren.

Dit vaft geftelt lynde, laatnuyder, wiehetook wefen magh, diebefchry-vlngen der winden met ons in aanmerkinge nemen j welke men inde nagelaten fchriften van Salomon vind, Pred. I. 6. De nmind gaat fleets ommegaande-, en de wind keert weder tot fyn ommegangen. Sal hy van delêvoorfchrevca eigenfehappen der winden onwetende fynde, ter eerderopflagh ook yetsanders kunnen denken? als dat defe twee fpreekwyfcn alleen op een Retho-rifche maniere, om meer nadruk te geven, het felfde betekenen j wanneernbsp;xnen die op de winden, gelyk fy aan ons voorkomen , toepaft. Maar bynbsp;andere geleien hebbende, het geen wy hier voren aangehaalt hebben vannbsp;de bewegingen der Pafladentn Mouflons, fal hy niet moeten toeftaan, datnbsp;door defe woorden delelve alhier in haar voornaamftc hoedanigheden uit-drukkelyk befchreven werden ? Wat de eerde woorden betreftnbsp;fleets ommegaande, of om na de gront- tale te fpreken, ommegaande, ommegaandenbsp;wandelt de-wind. Is’er ook een eenigh geval bv te brengen ontrent de windenjnbsp;het welk hier door kragtigcr uit gedrukt werd} als het wajenderOoft-paf-faad-winden, die fonder eenige wederkeeringe, van de Philifpynflche Eylan-den of Hollandia nova (die ontrent op dcfelve lengte leggen) genoegfaamdennbsp;ganfehen Aardkloot omlopen, tot dat fy weder aan delelveplaatfekomendenbsp;haren omloop op nieuws beginnen} en aldus geduurigh ommegaande en ommegaande of (gelyk het te regt vertaalt is) fleets ommegaande-, wandelen ennbsp;voortgaan. Soo dat defe onophoudelyken omgangh veele heeft doen denken (volgens ’t geen de H''. Halley fegt) dat men by Amerika fynde , doornbsp;de ftraat Magellanes, welf op langs de andere fyde des Aardkloots,eerderdcnbsp;Ooft-Indien foude bereiken, als volgens den wegh, dienu ingebruikis.

En indien men verder opde volgende woorden let, de wind keert weder tot fyn ommegangen, kunnen die op eenige andere gevoeglyker wyfetotyets toegepaft werden, als op dc in de Indifche zee gedurigh wajende Meuflonslnbsp;welke alle half jaren volgens defelvccours-liniewederkeeren. Gelyk defel-ve van ontrent 3 graden Suider breete, in de geheele Jrabifche cn Indifchenbsp;zee, in den inham van Bengala,cn van Sumatra weft op tot de ftranden vannbsp;Africa, van Oftober tot April geduurigh N. O, en van April totOdfobernbsp;geduurigh Z. W. óf W- Z. W. te wajen bevonden werden: foo dat fy omnbsp;de nabyheit van het landt in de Bengaaliêhen Inham wel een weinigh innbsp;ftreek en kragt veranderen j maar in de Indifche zee felfs volkomen defel-,nbsp;vc blyvcn-, fonder in haar ftreek en kragt by na eenige merkelykc veranderingen te vertQonen. Waar uit dan in defe het wedsrkeeren openbaar is.

Eo

-ocr page 397-

fan de Metma^ of Lugts-'Oerheveltngefu nbsp;nbsp;nbsp;375

En ’t geen nogh meer defe woorden tot de nbsp;nbsp;nbsp;bepaalt, isdatfy gc-

feit worden niet enkelyk, maar tot hare ommegangen weder te keeren. Het •welke uit §. ay. af te nemen is •, om dat fy eerft uit den ooften wajende,nbsp;met de generale palTaad-wind omgaan i tot dat fy het andere half jaaruitdennbsp;wellen werderkeeren na defelve plaats in het Ooften; van waar fy wedernbsp;met de ooft-palTaad, ten minften voor een groot gedeelte, denfelven om-megangh beginnen gt; en alfoo t’elkens tot defe hare ommegangen wederkee-ren.

Kunnen nu defe eigenfehappen van de nbsp;nbsp;nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in korter woor

den kragtiger afgemaalt werden ? daar aan de Pajfaden alleen een ommegaan en -weder ommegaan-, fonder eenige wederkeertnge, en aan denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alleen

een wederkeeren, en wel op die wyfe, waar door hare eigenfehappen gc-noegfaam bepaalt werden, toegefchreven werd: nademaally alle^ weder-keeren tot die ommegangen, welke fy met de generale ooft-paflaad volgens dellèlfs loop in het andere half jaar volbragt hadden.

Laat nu ymand, die aan de Goddelykheit van hetH. Woord nogh twyf-feit, ons feggen of hy nogh denken kan, dat het felve vaneenighIterffelyk menfehe kan afgedaalt fyn ¦, het welke in tyden, als defe Pajfaden aan alle,nbsp;die veel noordelyker als de zona torrida figh bevonden, nogh vol komen onbe-kent waren, en veele eeuwen daar na eerft Honden bekent te werden , foonbsp;nadrukkelyk van defelve in alle haar byfonderheden gefproken heeft: en ofnbsp;het aan yder, die onpartydelyk oordeelt, niet feker genoegh moet lyn,datnbsp;dit woord alhier yets feggende dat aan alle onbekent was, daarom van ten-hooger afkomft, als een menfchelyke, moet wefen.

Dat nu het geen wy ftraks van de onbekentheit defer paflaad-winden ge-fegt hebben, waar isj kan onder andere blykenuit het getuigenis van V3-renus Geogr. Gener. Lib. I. Cap. XXL §. x. alwaar hy fegt, dat defe winden met de geheele zona torrida anp de Ouden geheel onbekentgeweeftfyn,dienbsp;niet met een cenigh woord daar aan gedagt hebben. Ik fal hier niet onder-foeken, of de fchiplieden van Salomon van Ezim-Geher door denfinmJrahi-cus tot de Indifche zee en daar in leggende Eylanden dóórgedrongen fyn-de, aldaar van de Moujfons hebben kunnen kenniffe krygen: maar dat van denbsp;pajfaden rontom den geheele Aardkloot wajende, niet voor dat de reifen foo-danigh gedaan fyn, de regte eigenfehappen, hebben kunnen geweeten worden, fchynt feker genoegh te wefen.

§• Eer wy verder gaan, kan ik niet na laten aan te merken: als men de gedagten van den Hk Halley en andere, over deoorfaken van defen weghnbsp;der winden met opnaerkinge leeft j dat een yder daar in ften fa!, dat een lbonbsp;groot Wis-konftenaar, een foo groot Obfervateur en Philofooph, met meernbsp;omfigtighcit, als veele wel denken fouden, daar van fpreekt j en figh nietnbsp;en Ichaamt ront uit te bekennen, dat leer veele laken, ontrent defenbsp;enPa/faden^ ook na veel poogingen, voor hemonoploftelykbleven; welke

A a a 5 nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 398-

3^74 nbsp;nbsp;nbsp;XIXquot;. BE C H O U W ï K GE.

de ondervindingen toonde foodanigh te fynj en die nogtans met fyn gegeven redenen niet over een te brengen waren. Waarom fonder anders yets te doen, als defe fyn onmagt edelraoedighlyk te bekennen, hydebefchouwin»nbsp;ge (gelyk feer veele met hem) daar van aan andere overlaat.

Indien men nu dit van foo groote mannen fietgcfchieden,cn (’tgeennog meeris) in het onderfoek van foodanige winden, welkers oor laken, nadiennbsp;fy vafte regiilen en wetten obferveeren, daarom foo veel beter na te vor-fchen fchynen: hoe veel meer moeite fal yder dan moeten bekennen, dat’crnbsp;vereift werd? als men de wegen van foo veel variable winden, hareftreken,nbsp;hare tyden, hare plaatfcn, hare kragten foude willen ondernemen te be-fchryvenj en de regulen, welke fy in haar felven gchoorfamen, hoeveran-derlyk onfe onwetenheit die aan ons ook magh doen voorkomen, na tenbsp;fpeuren. Welkers uitvindige yder ligtelyk fien lal, dat niet minder als eennbsp;volkomen kennifle, van aarde, van zee, van lugt, en by na van het Geheel-Al vereiflehen foude.

In opligt van dit geleide, fyn my de woorden Predik. XL f. Gelykgyniet en weet welke den wegh des winds fy ^c. alfoo en weet gy het werkGodts nietdienbsp;het alles maakt., wel met verwonderinge voorgekomen} welke daar van dennbsp;grooten Soone Gbdts beveiligt werden, ‘foann. III. 8. De wind blaaji waarnbsp;heenen hy wil, gy hoort fyn geluit, maar gy en weet niet van waarhy komt. Ennbsp;kan nu ymand na de openhertige bckentenilTe van onmagt en vergeeflè pogingen van foo veel vermaarde mannen, nogh voortgaan te twyffclen, otnbsp;dit woord waar en wylTclyk gefchreven is. Maar om vry wat meerder tcnbsp;feggen, kan ymand loochenen, dat dit woord lelfsGoddelyk is? het geen omnbsp;te onwederfprekelyker de grootheit des Ingevers te toonen, nicteens, maarnbsp;twee malen, voor foo veel jaren en eeuwen de palen van de menfchclykenbsp;wetenfehap alhier getoont heeft. En denkt ymand, dat wy in dit te feggen tc verre gaanj laat hem felfs, ofvrydealdervernuftiglle Philolboph aannbsp;de verftandige wereld dc ware redenen van de wegen dvr wind doen fienjnbsp;felfs alleen foo verre , als de jiflronomi die van de Hemel-ligten gevondennbsp;hebben} of indien dit nogh te veel is, laat hy in dit geval van winden,nbsp;alleen een wyfe toonen, waar op hy meint, dat defclveoitaanhetmenlchcinbsp;lyk vefftand fouden kunnen kenbaar worden : of anderfints laat hy met onsnbsp;bekennen, dat dit niet alleen tot nogh toe aller menfehen wetenfehap te boven gaat i maar dat het ook feer waarfchynelyk en genoegfaam feker is voornbsp;alle, dat de bewegingen van alle foorten van winden oit in volkomenheitnbsp;te doorgronden, een volftrekte onmogelyke en buiten hoop geltelde lakenbsp;voor altyd verblyven fal: en dierhalven , dat ’er in defe woorden een ge heelnbsp;Goddelyke wetenfehap van het toekomende uitblinktdie voor loo veel eeuwen heeft kunnen te kennen geven, welke die faken fyn, die in loo langhnbsp;navolgende tyden, niet tegenftaande de onvermoeidevlytenneerftigheitvannbsp;foo groote en foo veel na dc kennis van alles tragtende, verftanden, voor al

haar

-ocr page 399-

Van de Meteora , of Lugis-verhevelingen.

haar onderfoekenonophoudelyke pogingen, onbereikelyk gebleven fyn, en na alien fehyn voor altyd blyven fullen. Want fchoon men al een waar-fchynelyke reden geven konde, waarom de ooft-paflaad, wederl'yds den iE-quator tot eenige graden breedte, van het ooften tot het wellen den Aardkloot omlooptjgelyk,volgens het oordeel der geagfte Natuur-kundigen,daarnbsp;van nogh gecne voldoende oit voortgebragt is: hoc was hier mede over cennbsp;te brengen? dat op 58 of 40 graden zuiderbreedte, de lugt mceft altyd eennbsp;contrarie loop heeft, en een paflaad-wind uit den wellen na het oollennbsp;waait i gelyk aan die na de Ooft-Indien varen bekent is.

§. 28. Het fal dan niet nodighfyn met fommige veclophef van deweten-fchap, die wy of fells van defe winden verkregen of van andere geleert hebben , te maken: maar bell fchynendengrootenBeftierder in fyne onnafpeu-relyke wegen en werken aan te bidden, als hoopeloos lynde, van oit tot de volkomenheit hier in te geraken. Ester , dev^yl er ontrent dclelve winden, hoe wel het in fighSlventen opfigtvande grootheitder fake fcerwei-nigh is, noghtans overvloedigh genoegfi bekent fchynt te wefen, om daarnbsp;uit de wysheit en magt des Scheppers afte kunnen nemen : fullen wy om nietnbsp;alles hier onaangeroert te laten, en aan die lull hebben, eenigc gelegentheitnbsp;tot nader onderfoek te geven, kortelyk eenige ondervindingen voorllelleninbsp;welke aan veele of tot grond of tot bellieringe van haar gedagten en redeneringen in defen gedient hebben, of fchyneu nogh te fullen kunnen dienen jnbsp;of fy miflehien in defe faken eenigh verder ligt mogten geven j fchoonnbsp;men, gelyk in alle andere faken , tot de volkomen kennifle daar van nietnbsp;doordringen kan.

Om dan hier yets van te feggen:

§. Zi). Dewyl de wind in een voortdryvinge van lugt van de eene plaatle na de andere beftaat, is het feker , dat alles wat de lugt op dele wyfe voortnbsp;kan dry ven, ook bekwaam is om een wind te veroorfaken. En foo bevint

men.

I. Dat de lugt een ftroom en wind kan maken,wanneer defelve befloten is, en de plaats, in welke fy is, nauwer gemaakt werd: waar door fy gepcrll fyn-dc door alle openingen , die fy vint, uitberll, cn een geblaas of wind vertoont.

Dit liet men op defe wyfe gebeuren, in het geblaas van ymands mond j in faam gedrukte blaasbalkenyook in alle dingen die vallen,en die van eenige breed-telynde, de lugt tudchenhaaren den grond perllèn, en delêlve na alle kantennbsp;ter fyden uit doen berften, en een foort van wind doen voelen. Soo is bynbsp;Uefo jilexatidrinus defe loorte van windmakingen al voor veele eeuwen bc-kent geweeil: in het maken van cen holle lugt-digte bak, welke tweepyp-jes heeft, een grooter en een veel nauwer: door de groote loopt water metnbsp;eenigefnelheit in de bak, het welk in defelve opryfende , de ruimte, waarnbsp;in de lugt bevat werd, kleinder maakt j en daar door defelve lugt door het

nauwe

-ocr page 400-

tyS nbsp;nbsp;nbsp;Xix: B Ë S C M o U W r N G Ê.

miiwe pypje met een geblaas uitdryfr. Waar door men als doe fluitjes,or* gel'pypjes, en daar toe gemaakte holle vogeltjes heeft geluid doen geven jnbsp;om met te feggen, dat men op defe wyfe, in fommige plaatfen vycren aan-blaaft en felfs Myn-lloffcn fmelt.

§. 30. //. Sommige Philofophen (op het flen, als men een holle kopere bol, die een feet kleine openingh heeft, eerft heet maakt} en dan in koudnbsp;Vater werpt, om allbo in defelve eenigh water te doen komen} dat,defelvcnbsp;óp of by het vyer weder heet gemaakt fynde, de dampen als een fterkennbsp;wind daar uit vliegen) hebben gemeenc, dat de wind niet foo feer in eennbsp;voortvoeringe van lugr, als wel van watef-dampen beftaat} gelvk fy in defenbsp;Molïpla of wZ/üi iö/bevonden hadden : en getragt alle de eigenfebappen dernbsp;winden, ten meeren-deele uit defe twee experimenten af te leiden. Hoenbsp;veel waarfchynlykheit en welke fwarigheden dit nu heeft, is hier de tytnógnbsp;plaatfe niet te ondeifoeken. Men fic defe Wind bol 'Tab.XXIL Fig-y

§, 31. UI. Een andere voortgangh of Aroom der lugt, fiet men voort te ? komen , wanneer yets fnel door de lugt bewogen werd , vermits alsnbsp;dan de lught met een groote fnelheic volgt, en een windt derwaartsnbsp;maakt.

Om dit te ondervinden, behoeft men alleenlyk fy_n opene regter-hand, de vingers (amen gevoegt fynde, by voorheek van de linker-na de regter-fydenbsp;met eenige fnclheit te bewegen } wanneer men gewaar worden fal, dat denbsp;volgende lugt gevöeligh tegen het opene van de hand aanblaaft: infonderheitnbsp;als men defelve met de tongh en fpeekfèl eenighfints nat gemaakt heeft, omnbsp;. haar van foo veel naukeuriger gevoel te doen fyn.

Maar om hier van figtbaarlyk overtuigt te fyn, kan men eenige ronde kogeltjes, van eenige hoogte in een emmer met water doen vallen} en wanneer men defelve op de grond hoort komen, fal men flen dat eenige bellen Van de gevolgt hebbende lugt, van onder na boven in het wateropborrelen;nbsp;foo dat fy dikwils, als de kogels van een grooter hoogte en ook daarom meenbsp;meer fnelheit vallen,in grootheit aan de koogels felfs gelyk fyn.

Het felve fiet men in de kragt van die wind, welke foodanige gevoelen , by wie een gefchooten kanon-kogel, fchoon haar niet rakende, feer na bynbsp;pafleerd.

Van defe foort van winden meenen eenige die te fyn , welke men in de btiyen van fnel vallende groote Hagel-fteenen gewaar werd.

§, 3i. W. Een wind fiet men ook gebooren werden } wanneer men twee met malkander effervcfceerende ftoffen, ’t (y dat fy beide vloey-baar, ’t fy dat een van die een vaft lichaam is, tot malkander fet, en doetnbsp;opbruifen.

Op defe Wyfe, wanrteer men in geeft van falpeter offterk water fuiver vylfel van yfer werpt} of anaers, wanneer men by geeft van fwafei, vannbsp;2,ee-zoiit, van koperroot, of een andere die fuur is, een Alcalifche vogt,

(om

-ocr page 401-

J/an ds Meteor a, of Lu^ts-verhevelingen. nbsp;nbsp;nbsp;5^7

(om met de Chymiften te fpreken) als geeft van fal armoniac, die met pot-afch geftpokt is, of geeft van harts-hoorn, zout van wynfteen of potafch felfs in water gefmolten, te famen fet in een glasj fal men ecn opbruifingenbsp;met veel kragc fien gefchieden,. en een ftroom van lugt en dampen uit denbsp;mond van het glas opgaan, Welkers kragt men gewaar kan werden ,als mennbsp;onder hct opbruifen de openingh van het glas metde vinger een weinightydsnbsp;toeftopt f vermits dit; glas te langh gefloten blyvende, al leer fterk foudenbsp;moeten fyn j indien het niet, als door buskruit, van malkander in ftukken foude fpringen.

Op wat wyfe defe wind door defe werkinge voortgebragt werd, onder-focken wy hier niet; latende het aan ons genoegh fyn, dat op defe maniere ook een wind geboren werd j en dat defe effevvefcentie tuflchen lbodanige deelennbsp;in de lugt felfs gefchieden kan, is te vooren by de miften§. ipeenigfintsge-toont.

§. 53. F. Tot defe winden fyn ook fommige Onderfoekers gewoon te brengen, de foo feer geweldige en ontftuimige voortdryvinge des lugts ennbsp;rook 5 welke men gewaarwerd, als men falpeter met eenige fwavelagtigenbsp;ftoffen, door defelve alleen met vyer aan te raken, aan het branden doetnbsp;komen.

Op defe wyfe, wanneer men aniimonie met falpeter gemengt heeftjof, indien men delen rook vreeft,wanneer men gefloten wynfteen met even foonbsp;veel falpeter, door etn gloeyend yzer of glimmende kool aanfteekt» falnbsp;men daar van een voorbeeld fien. Infonderheit, foo men dele ftolïen ineennbsp;befloten vat doet branden, daar de rook door een pyp een uitgangh heeft,nbsp;(gelyk fomtyds de Chymiften in fekere gevallen gewoon fyn) Talmendenbsp;kragt en fnelheit van deftn lugt-en rook-ltroom kunnen waarnemen.

Van diergelyk een oorfaak, als defe ftoffen in de aarde beginnen te branden , leiden eenige de Orcanen af. Eerfl\y om het groot ge welt dat fy doen, het welk van een feer groote fnelheit der lugt-ftroom moet af komen , welke in dit geval feer merkelyk is. anderen^ om datfy niet langh, en veel-tyds niet boven feven of agt uuren aanhouden. Ten derden^ om dat fy meeftnbsp;op fekere plaatfen alleen vernomen werden. Ten vierden^ omdat (gelykmennbsp;in defe brandende ftoffen fiet) de rook-vloeden, figh na alle kanten verfprei-den, en foo uit alle ftreken van het compas rontwaayen. Ten^yfden^ omnbsp;j ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omleggende plaatfen veel Aardbevingen gevoelt, cn veel do

de vmchen in de na by gelegen zeen bevint.

Dat nu defefalpeter en fwavel vyeren, fchoon on der de grond van de zeeaan-geftoken werdende, niet van het water gebluft werden jen de rook derfelver figh door het water opwaarts kan begeven j is blykelyk aan de vyer-werken.nbsp;Welke men in het water hare werkinge laat doen: die langen tyd daar ondernbsp;kunnen bly ven fonder daar door uigebluft te werden •, en waar van men boven de plaatfen, alwaar fyfyn, een opkomende rookHetfelve

Bbb nbsp;nbsp;nbsp;kan

-ocr page 402-

^7» nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWINGE.

kan men (eer klaar vertoonen, als men een foo genaamtfwcrmertjèofvoet* fockertje aanftèekt, cn in een groot fuiker glas vol water werpt: wanneernbsp;mén het felve volkomen fel lien uitbranden, en alle den rook door het water opflygcnj foo dat, indien vis daar in ware, het geloolFelyke foude lyn,nbsp;dat fy alle ftei^^en foude.

Of dit nu de ware, dan of het alleen een waarlchynelyk oorfeak is van die verfchrikkelyke winden, welke men Ortee» noemt: fullenwy hier niet die^nbsp;per na nafpeuren.

§. ^4. Boven het voorgefeide, dat gelegentheit tot een beweginge van wint kan geven, is nogh een feer groote en voorname eigenfehap der lugt: welke, hoe wel voor eenige weinige jaren nogh onbekent geweeft fynde, egternbsp;by veele en met veel waarfchynelykheit voor een oorfeak des winds in ddenbsp;tyd gehouden werd. Dit is re voren al eenighfints breedt voorgeftelt in denbsp;mtfettende kragt of vis elaftica derfel ver: waar door de lugt, gedurigh werkende om ligh uit te breiden na alle plaatfen, waar defelve geen genocglame te-genftanc vint, met een ftroom en groote fnelheit voortberft. Soo dat, wanneernbsp;men door de cene van twee naaft malkander fynde lugten fterker, of door denbsp;anderefwakker te maken, hetevenwigtin kragt vveghncemt; de fterkftc lugt al-tyt na de fwakfte uitfet j en een voortdry vingeder lêlver of een wind veroorlaakc.

FL Peril: de lugt op malkander in een wind-roerj waar door deffelfsuit-lêttende kragt vergroot werd j en men fal fien, dat fy een kogel, ook tegen den tegenlland van de gewoone cn buiten-lugt aan, met foo veel fnelheit falnbsp;Voortdryven, als nu tot veeler verwonderingh bekent is.

Op defelve wyfe, fel yder, die een flesje met een nauwe mond vol lugt blaali, als hy aan defelve plaats geeft om weder te rugge te fpringen bevinden , dat fy met een groote fnelheit daat uit fal berllcn i niet tegenftaandenbsp;fy feer langfaam in defelve gebJafen werd j alleenlyk, óm dat ly in dele plaatsnbsp;ftci-k op malkander gedrongen is.

Of nu feker fooit van dikwils feer kragtigc winden ligh op dele wyfe, gelyk in buijefi, feer Ichielyk openbaart j om dat twee anderefegterwirrdennbsp;alle dampen on wolken en lugt, die voor haar fyn, voortdryvende cn tegennbsp;malkander aanwaaijende, de tuflehen beide gelegen lugt opeen pakken j ennbsp;defelve alfoo in Haat Hellen, om daar fy geen genöegfamc tegenIhnt vindtnbsp;met een groóte fnelheit uit te barften, cn daar door huifeïi en hoornen om-verre t€ werpenj laten wy aan de verder onderfockingen van die fulx de moeite fuUen weerdigh agten, en daar toe gelegentheden ontmoeten.

§. 3f. FIL Gelyk nu hier uit blykc, met welk een fnelheit de lugt kan voortgedreven werden} als fy in haar uitfettende kragt, döor defelve dikkernbsp;en meerder i» defelve plaats op een te pcrllen, fterker werd \ foo werd ooknbsp;een feer grofAe fnelheit van defelve getoont j als men den tegenkragt of geheel of ten doelen vrm de tegenftaaode lugt alleen wegh neemt, met defelvenbsp;in een plaats minder te maken.

^ nbsp;nbsp;nbsp;Soo

-ocr page 403-

P^ati de Meteoret^ ^ LMgfs^verheveUngett, nbsp;nbsp;nbsp;yjj

Soa Get men, als men met de logt-pomp een leedigc plaats van lugt gemaakt hceftj dat de ordinare kragt v-an de buiten-lugr ,defelvemet (èer grote fnclheit daar in doet loopen. Waar van verfcheiden experimenten, die dit fterk geblaas toonen, boven by het ademhalen gegeven fyn.

Die andere bewyfen daar van fien wil, kan de Machines van de Heeren Gaerike en Papin iA£t. Ups. Ao. i6Sgt;6.p. foo/nafienimetwelkemenintc-genwoordigheit van de Koninghjyke Eagelfche Sociëteit, door het inbarftert vannbsp;de lugt in een plaatfe die lugt ledigh was, by na het felvegewelr heeft kunnen doen, als met de gewoone wind-roers, die door eeii geperite lugt wer-

Ingevalle egter yroand^ die nogh lugt-potnp nogh defe Machines aïin dc hand heeft, feergemakkelyk fien wil, dat de lugt na een plaatlê, m welkenbsp;defelve pffeer vermindert of weinig uitfettendeis,aliiten wmdlnellyk toefchietinbsp;die gelieve alleen in een katrol-glas (dus gemeenlyk g noemt) or m een phiole,nbsp;foo veel water eerft te doenj dat het glas het onderfte boven gehouden fyn-de, als de mond deffelfs, door herbinden van een natte blaas over defelve,nbsp;geftopt is) ontrent twee vingers breedt in den hals met water gevult is.nbsp;Waar na het glas regt houdende , foo dat het water op de grond , en de»nbsp;hals ledigh is, laat hy met een naaide een openingh middeaindefeblaas ma^nbsp;ken, en door defelve de lugt tot verfcheiden malen uit het glas met allenbsp;kragt uitfuigen j de openingh t’elkens, om geen lugt daar by tclaten, raecnbsp;de vinger Hoppende.

Indien hy nu na dit lbo veel als mogelyk was gedaan te hebben, het glas: omkeert i (bo het water weder in den hals op de blaas en op de vinger ne-derftaat, fal hy de vinger wegh nemende, de buiten lugt door de openinghnbsp;van de blaas, en door het daar opftaande v/ater, als een wind, na boven fiennbsp;gaan in het glasj waar inde lugt door het uitluigen minder, en minder krag-tigh in figh uit te fctten, gemaakt is.

Indien nu volgens de rekeningen van de Wis^konftenaars de lugt in een ledige plaats cerll inberftende, de fnelheit heeft, om ijof voeten in eennbsp;polsllagh of in een feconde teloopen. (Siet de jé. Ups.i6'amp;^pag. lyS)nbsp;En volgens dc waarnemingen van den nauw keurigenMsrw^/ff, een wind, die

voeten in een feconde aflegt, feer moeyelyk is om tegen p te gaan, en een die voeten loopt in defelve tyd, een ftorm maakt} die bekwaam isnbsp;om boomen neder te werpen, en de daken van de huifen te ligten (Sietnbsp;daar over de verhandelingh du Mouvem. des eaux p. öyenyz.) Welk een om-keeringe van alles foude men van het gruwfaam geweld van foodamgh eennbsp;V^ind dan niet moeten wagten? die meer als 40 maal foo fnel fynde, ooknbsp;daarom, dewyidebewogen lichamendefelveliyn,4omaa) foo veel kragt,als de:

ftrax gemelde flt)rmen,foudedoen}indienimmeraandelugtrontomdeo Aart-

kloot gelegentheft gegeven wierde,omineengrooteruimte,die,ofgeheelof ïen meeften declc lugt ledigh was, in te loopen. Of nu fulks ook geJagc

Bbb 2. nbsp;nbsp;nbsp;kan

-ocr page 404-

jSo

XIX. B E S C H Ö u W I N G E.

kan werden oir te gefchieden j en öf’èr op defe wyfc winden voortgcbragt werden in de ruime lügt , onderfoeken wy hier niet.

Dit is hier door bekent, dat de perffinge van dc lugt hare uiterftc kragt kunnendeoefïenen, omfyn fchroomelykefnelheitjverfchrikkelyk foudefynjen-alles wat op den Aardkloot is, in weinigh tyds kunnen verwoeden: gélyknbsp;te voren uit Befchouw.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§. 15. kan afgenomen werden; daar in hét bre

ken van het glas deffelfs magt eenigfints getoont is; fchoón de plaats onder het glas-op verre na nogh niet geheel ledigh van lugt is geweeft.

§. 36 Fill. De nu ftraks gefeide beweginge der lugt , of wind bevint-men voort te komen; om dat dc lugt minder in dcfelfde plaats fynde, ook met minder kragt figh uitfet. Dogh boven dit is’er een ander geval; daarnbsp;de lugt, fchoon niet vermindert in veelheit, egter in fyn uitfetcende kragtnbsp;feer verfwakt werd; namclyk, als defelve alleen kouder is, als een-andere,nbsp;welke buiten dat in alles met de eerde gelyk is: waar door ook een wind,nbsp;als de minder koude en daarom derkcr na de meer koude, en daarom fwak-ker lugt figh uitfer, geboren werd.

Veelvuldige ondervindingen die dit bewyfen, fyn by die Natuur-Onder-fockers bekent; en de werkinge van ‘thermometers die door lugt figh bewegen, toont dit meermalen.

Maar om hier van een feer gemakkelyke preuve te geven die van weinigh omflagh is. bind de mondCDvaneenkatrol-glas FGCD,2l?i^.X///.nbsp;digt toe met, een natte blaas; na dat’er ioo veel water in gegoten is, datnbsp;het fefve op dc blaas in CD llaande , den hals KC niet volkomen vervult.nbsp;Laat dan van een tweede blaas H K L I dc krop boven afgefneden werden,nbsp;foo dat de openingh Hl vry wydt is: dan een gadt by KL in defclve gemaakt lynde, werd den hals KLCD daar door geltoken; en de blaas bynbsp;K L feer vaft om defelve gebonden of gewoelt, gelyk men dit noemt.

Waar na een hand vol zout, en een of twee handen vol met fneeuw, in de blaas H IK L by de bol F G K L geworpen hebbende, roert het fel ve metnbsp;een hout of lepel fterk onder malkanderen; foo fal, als bekent is, defneeuWnbsp;beginnen te fmeltenj en de lugt in het glas, dat van dit'fmekende mengfelnbsp;omringt is, feer kout werden; en foude het water, indien het boven KLnbsp;in den hals ftont, ligtelyk bevriefen, en het Experiment fomtyds daar doornbsp;bclemnaertwerden: waarom het felvcrin den hals van het glas niet hoger, als totnbsp;A B, moet ftaan, en beneden de blaas K L blyven. Dat nu de fugt in denbsp;bol FG KL door dele koude in fyn iinfcttende kragt verfwakt is; en dat denbsp;minder koude buicen-lugt; daar op kunnende werken, figh met meerdernbsp;kragt uitfetten fal, en een wind veroorlakcn, die na die kou fer en fwakkernbsp;lugt in P toewait, lal kunnen blykei, als m--n de blaas CO in L metnbsp;een dikke naaide doorfteekc: wanneer men de lugt door het water ABCDnbsp;in den hals ftaande, met een merkelyke fnelheit,nadenbolFGK.L,alsnbsp;wind , fal fien tde^dreven werdpn;

Dit


-ocr page 405-

fan de Meteora ^ lt;if Lugts-ferhevelmgen, nbsp;nbsp;nbsp;3S'ï

Dit experiment, ook in de ftrenge vorft van den jare 170P op den 11January gedaan fynde, fagh men,, dat, hoe kout de lugt ook als doe was, de-felve egter door dit mengfd en de grooter koude nogh meet van (yn uitfet-tende kragt verloor} en de fterker buiten-lugt,als een wind derwaartsberftende, betoonde dat in een koude plaatfê de lugt in een grootc veelheit kon op eennbsp;gepakt werden.

Het geene tnen nu van defe werkinge der koude op de lugt ontrent de winden,met eenigenfcbynfoude kunnen afleiden,fal hier na eenigfints aangeraakt werden.

§. 37. IX. De werkinge van de warmte is regt tegen defe aanloopendc, en doet de lugt met meerder kragt figh uitfettenj en daar door een ftroomnbsp;of wind maken, na alle plaatfen, daar fy geen tegenftant vind.

Dit ibude men uit de fhermornetra ook kunnen toonen } alwaar door de Warmte de lugt uitgefet werd. Maar om fulks te doen fien aan die delenbsp;^hermametra niet aan de hand hebben: Set weder een katrol-glas, dat vol.nbsp;lugt is, met de mond na beneden op een tafelbortj waar op foo veel waternbsp;gegoten is, dat het even boven den rant van de mond van het felve katrol-glas Haat; en belet dat de buiten-lugt, met die in het katrol-glas is, geennbsp;gemeenfehap heeft. Indien men nu een gloeyende kool met den tangh rondom den bol van dit glas doet gaan, boven en beneden j foo dat de lugt daarnbsp;in warmer werdj fal men fien, dat de uitfettende lugt tuflehen het bort ennbsp;het glas (daar eenige openingh veeltyds blyft, immers in defenbly ven moet)nbsp;met kleine borreltjes uitloopendc een fagt koeltje oflanglame wind en lugt-liroom vertoont.

Indien men dit met meerder geblaas wil fien, moet mcn eenTchielykeren grooter warmte gebruiken i dat gemakkelyk gefchiet, als men daar toe,de

m de ^ab. XIII. Fig. 6. met een blaas omringende katrol gebruikt ,, en de-lelve by CD open latende, op een bord met water nederfeti foo fal men heet water op de bol F G gietende, voorfigtigh en romtom op dalle nietennbsp;berlle , door defe meerder hitte een fnelder loop van lugt of wind fien.

§. 58. X. Maar dewyl nu om dit uitloopen der lugt door de warmte defelve ook minder in het glas werd gt; endeihalven, als defe warmte, dienbsp;defelve aangevoert hadde, ophoud, haar uitfettende kragt fwakker moetnbsp;fyn, als te voren j wanneer de lugt meerder in het glas, en met deomftaan-de lugt gemeen was: foo moet volgen, dat de buiten-lugt, als fy delélvenbsp;graadc van koude of warmte heeft, met die in het glas.befloten en door denbsp;voorg^ndc warmte in veelheit vermindert is, een fterkerperli/igederwaarts,nbsp;moet hebben gt; en alfoo in het glas met een wederkeerende wind indringen..nbsp;Dit foude een Hydroflatkus daar uit kunnen bewyfen in het voorgaande Experiment j om dat, de lugt in het glas fyn meerder hitte verlielênde, men.nbsp;het water van het bord in den hals van het glas,door de perflinge der buit—nbsp;Ecn-lugt, fiet opklimmen.

Bbb 3 nbsp;nbsp;nbsp;Maajr

-ocr page 406-

Jgz nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWING E.

Manr dewyl wy hier ook voor onervarene fchryven } omdewiad, die derwaarts te rugge keert, fclfe te doen fien, doet in een katrol-glas eerftfoonbsp;veel water, dal het felve, het glas omgekeert (ynde, den hals kan vervullen, om daar na doordat water den voartgangh der wind, als bnaven, figt-baar te m iken. Houd dan dit glas om niet door de fehiclyke hitte te ber-ften, bo en den damp van kokend water j en eindelyk fet het in het kokende water felfs, tot dat het fcer heet werd, en de lugc door de open mondnbsp;(als ftraks §. 37. getoont is) daar uit vliegr. Bind dan een warme nattenbsp;blaas heel digt over de mond van dit katrol-glas, en keert het om, foo datnbsp;het water, het welk daar is, op de blaas nederftaat: fet het dan op dele wy-fc een weinigh tyds wegh, daar de lugt in het glas fyn hitte verhelen, en metnbsp;debuiten-lugt een gelyke koude verkrygen kan. Indien nu de blaas digt ge-noegh gebonden is, fal, om dat de lugt in veelheit vermindert en daaronanbsp;verdunt is, ook de uiefettende kragt van die in de katrol boven het water ftaat, fwakker fyn als die der buiten-lugt} waarom, ingevalle delciaat-ftc, die fterker is, tegen de andere kan werken, fal ly met een vloer ofnbsp;ftroom na die verdunde lugt toegedreven werden.. Het geen men bevindennbsp;fal, als men met een naaide een gaatje in de blaas lleekt; waar na menftraxnbsp;de buiten-lugt, als een wind, door het water fal fien opgaan.

Of men nu van alle defe eigenfehappen der lugt, en van de daar op werkende warmte der Sonne, de ooll-palTaad-winden en ook cenighlints andere, die uit bet zuiden in de Lente en Somer en in de Herft en Winter uit het noorden waeyen, volgens de maniere van de h«?densdaagfche Natuurkundigen, te regt afleitj kan yder, die daar lull; toe heeft, by delelve na-fien.

§. 3p. XI. Een nogh andere beweginge en ftroom der lugt, werd by de H'. Halley in fyn E*^. redeneeringen over de winden aangehaaltj Up.

1687) waar door delelve een voortgangh naomhoogh verkrygt. Narae-lyk, dewyl de lugt door warmte of anders uitgefet werdende, minder en daarom ligter werd in defelve plaats* als wanneer fy daar koud, ofraeerla-men gedrongen is: (’t geen in andere gelegcntheden getoont werd) volgt,nbsp;indien de warmte van boven komt en regt na beneden daalt, uit de Sonne*nbsp;dat regt onder defelve een regt opgaande pylaar in de lugt gemaakt werd,nbsp;foo verre defe groote en neerdalende hitte figh uitftrekc» waar in de lugcnbsp;veel ligter is, als die rondom defelve ftaande loo veel warmte niet en heeft.nbsp;Indien men dan defe dunder lugt als olye, en de omftaande kouder lugc alsnbsp;water aanmerkt} fal yder moeten toeitaan, gelyk een pylaar olye, in hetnbsp;midden van een water llaande na boven dryfe of opgelloten werd, cu üghnbsp;verfpreit boven op het felve volgens de wetten van de fwaarbeit} dat allesnbsp;met defe dunne lugt ook alfoo moet gefchieden. Dit gebruikt Halleynbsp;om eenigfints een begrip van de bewegingen der lugt in de Mouffons^ doghnbsp;na fyn eigen bekenteniffe, nogh fcqr onvolmaakt te geven.

Om

-ocr page 407-

Ja» de Meteora^ of Luffs-verhevelingen. nbsp;nbsp;nbsp;585

Omlt;3efcTcdeneringe by ondcrvindioge bewaarheit te toonen, en de lust in defe haar ftrootn en wind eenigfints figtbaar te maken. Laat Tab, XlTl,nbsp;Fig-J- ymand een klein fuiker glaasje E F K I, ontrem 6 vingers hoogh, ennbsp;welkers openingh ontrent z'ofzi vinger breed wyd is, op een tafel fètten cnnbsp;de ketel van een gevulde en ontftekene lange tabakspyp (indien fy wat te heetnbsp;is, met papier omrolt fyndc) in de mond nemen, en delTelfs andere einde in lofnbsp;K op den gront van dit glas nederfcctende, den rook foofterkhy kan in dit glasnbsp;bJafen j tot defelve uit de openingh EFfecrdikuitkomt,enhetglas vervullende,nbsp;het felve vol komen ondoorfigtigh maakt j ’t geen weinightyd van noden heeft.nbsp;Dan de pyp daar uitgchaalt fynde,en wagtende,tot de rook in het glas eenigfintsnbsp;begint voor hetooghfyn grootfte beweginge te verhelen j engelykeen Uilennbsp;fagt bewogen of golvende water te ftaah, vertoonende boven in A B een foortnbsp;van vlakte^ laat men een fpyker G C ontrent een groote hand breed langh,nbsp;cn tevooren ontrent lyn punt C of verder tot dien einde gloeyend gemaakt^nbsp;in dc tangh vatten j foo dat hy regt als in G C, na de lootlyn nederwaartsnbsp;ftaat. Dan eenige lengte boven het glas, als in H beginnende, laat mendenbsp;heete punt van defe overeinde gehouden fpyker al langlaamlyk van H na Cnbsp;nederdalen j en fal men als defelve van H tot C of tot het oppervlak desnbsp;rooks A B gekomen is,, fien dat defe lugt en rook, rakende langs den fpyker,nbsp;vanCnaLalsmet een ftroom regt opwaarts loopt: welke, inlónderheit vannbsp;C tot D, of foo verre fy beneden den rand der openingh van het glas blyft,nbsp;haar regtheit behoud} en fomtyds wel hooger tot by L, wanneer de lugcnbsp;in de kamer feer ftil is,die anderfints beroert fynde, fomtyds gewoon is de-ïèn rook-pylaar foo ras defelve boven het glas komt, te verftroyen en te ver-fpreiden. Op alle welke, hoe wel geringe omftandigheden, indien men ditnbsp;experiment mee de vereiife netheit wil doen, wel te letten is. Uit het welkenbsp;dan het voorgefeide blyken kan.

§. 40. In allen defen nu fal ook ymand konnen loochenen? dat de Wys-heit des grooten Makers en Regeerders de gedagten der menfehen verre te bovengaat} diefoo veeleeeuwen langh figh van foo verfcheidene werkfaara-beden (en miücbien van nogh veel meerder) in de lugt heeft gelieven te bedienen, omdelelveby manier van wind te bewegen: daar het nogtans fekernbsp;is, dawde mcefte van defe laatfte, immers alle, die uit de fwaarheit en vee-rendekragt, miflchienookuitde warmte en koude derfelvcr haren oorfpronknbsp;hebben , tot defe laatfte jaren toe aan dc gantfche wereld onbekent fynnbsp;gebleven, iijinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ welke die nu verborgen fyn , door de latere ge-

llagten nogh ftaan ontdekt te werden.

Immers, kan hier uit een edelmoedigh Philofooph leerennedrigh van figh felfs te gevoelen , en de oogegroniheic van die Jterke Geef en te fien} welkenbsp;fig laten voorftaan alles te doorgronden. Eerji^ om dat men veele , en innbsp;die tyden feer beroemde Natuur-kundigen met foo veel fekerheit en felfs tnecnbsp;goedkeunnge ook van leer geleerde Heeren, van dc wiodenheeft fienfchry-

ven;

-ocr page 408-

XIX. BESCHOUWING E.

ven: v/elke, indien de ondervindingen der volgende jaren ontrent de bewegingen der lugt daar na aan haar bekent geworden waren, figh over de ver-beeldinge, die fy van hare wctcnfchap in defen hadden, fclFs fouden fcha-men. Ten andenn-t om dat, gelyk boven even aangeraakt is, ook in defe tyden, in welke door nieuwe experimenten de gronden van de wetenfehapnbsp;der winden foo veel vermeerdert fyn, ook de aldergrootfte Wis-konfte-naars en Onderfoekers, die opregtelyk handelen, openbaar bekennen, hoenbsp;verre fy nogh van het regt begrip defer faken affyn.

Maar indien een ongelukkigh Atheift, door defe betoom'nge van Godts grootheit en fyne klcinheit, nogh niet tot erkentenifle van fynen Aanbidde-lyken Schepper kan gebragt werden} laat hy (of dit hem eenigfints te regtnbsp;konde brengen) Tab.XIIL Fig. 3. des aardkloots bolinZFGbefchouwen}nbsp;en figh voorftellen, dat op den felven figh bevinden, foo veel menfehen F,nbsp;foo veel beeflen M, foo veel Viflèhen V, foo veel vogelen X, foo veel boo-men en andere gewaflTen O, foo veel pragtige huifen en gebouwen in liedennbsp;en dorpen P, en foo veel vycren tot gebruik en dienft der menfehen Z,foonbsp;veel fchepen N, die van bet eene deel des werelds M, na het andere G kunnen gefonden werden: En om niet meerder te feggen, laat hy verftandighnbsp;letten op alle de wysheit en konft, waar mede elk van defe faken op foonbsp;WOnderlyk een wyfe gemaakt is: Vorder, laat hy figh verbeelden, dat allenbsp;menfehen en beeflen fonder eenige bewegingen en leven fyn, dat geen vif-fchen fwemmen, geen vogelen vliegen, geen vyerenbranden,geenboomennbsp;nogh andere gewalfen groeyen, geen huifen bewoont, geen gemeenfehap doornbsp;fchepen tuflehen die door de groote zee van malkander gefcheiden landennbsp;gehouden kan werden j fal den ganfehen Aardkloot met al wat daar op is,nbsp;figh ook anders,ais de alderwoefte,de alderafrchuwelykfte,en naarlle plaatfe aannbsp;hem veetoonenPMaar indien nu ymand aan defen feide endedefien, dat hetnbsp;mogclyk was in eene rontom den Aardkloot geplaatfte vloeybaie en onfigt-bare ftoffe foo veel hoedanigheden te leggen , dat door defelvc foo veelnbsp;millioenen van menfehen en dieren konden leven j dat de viflehengefont onder water daar door konden blyven, die nu als doode boven dreven-, de vogelen konden vliegen} de boomen en planten tot onderhoud van alles waf-fen} de vyeren tot bereidinge van fpyfe, tot ligt en duifend andere gebruiken konden branden} de fchepen met een verbaaftmakende fwaarheit vannbsp;lallen, door de kragt der feiver ftoffe na de afgelegenfte deelen der wereldnbsp;konden gebragt werden} om nu alle andere dienften, die daar door aan dienbsp;den Aardkloot bewoonen, gefchieden, niet op te halen} foude hy na dienbsp;alles met ernft overwogen te hebben, den Uitvinder daar van niet erkennennbsp;verwonderlyk Wys te fyn?en kunnen denken, dat defe ftoffe tot foo veclver-fcheiden en foo gewigtige oogmerken moetende dienen, ook by geval, ofnbsp;{onder wysheit die verciftc bekwaamheit om alleen foo veele en groote laken uit te werken, immer verkrygen foude} en rondom den Aardkloot ver-

famelt

-ocr page 409-

Van de'Meieora ^ cf Lulfs-vethèveUngenl faraelt kunnen werden? en kan hy fulx dan van de lugt, daar hy by leeft ennbsp;foo veel voordeelen door geniet, die dit alles en nogh veel meerder doen,nbsp;nogh voortgaan te fcggen? infonderlieyt als fijne kennifle foo verre ftrekte,nbsp;dat hy het maakfel van menfchen, dieren, planten, vogelen, viflen,en watnbsp;dies meer is, ( waar van’ te voren iets aangetóont is, en in het volgende noghnbsp;iets fal by'gebragt werden) by de lugt en fijne werkingen kon vergelykenjnbsp;en daar uit ficn, met hoe veel opfigt de lugt op defe faken, en defe fakennbsp;op de lugt gemaekt waren.

En foo dit nogh niet genoegh wasj dcwyl de boven gemelde nuttigheden der lugt dit ongemak nootfakelyk met figh flepenj datdekragt,dieom defelve in eenige der gemelde gevallen van dienft te maken nootfakelik was,nbsp;in andere fchadelyk fyn, .en de raeetle gebouwen en duyfent andere fakennbsp;of geheel of ten deele foude vernielen en verbrylelen: Jaet hy aan ons feg-gen, of hy nogh al kan oordeelen, dat het ook by geval en fonder een einde te beoogen gefchiet isj dat in de lugt foo wonderlyk eentegenwigt fighnbsp;overal bevintj waar door alles gt; het welke de dienft der lugt van noodennbsp;heeft, defelve veiligh kan genietenj en ondertuftchen door dit felvetegen-wigt voor deflelfs verwoeftend gewelt bewaart wert..

lek bidde yder die nogh foo ellendigh blint isj dat hy in allen defen nogh wysheit, nogh maght, nogh goedertierenheit van den Schepper fiennbsp;kan, dat hy dit alles, en het gene te voren meerder tot dien eynde van de lugtnbsp;gefegt is, met ernft menighmalen overdenke, en ons ongeveinfdelyk feg-,ge i indien ’er van dit alles een gedugten en heerlyken Maakcr is, die door dele lugt aan hem fop veel weldaden bewyftj of hy nietfchrikkenmoet, wanneer hy denkt, dat hy deflelfs volmaaktheden feo laftcrlyk tol foo langege-

loochent heeft j voornamelyk, indien hy hoort dat foo vcclc, welke hy voor verirandige moet houden^ beWden overtuigt te fyn op de aldergewiflcnbsp;gronden j dat defen Godc cngevreefden Maker ook regtveerdig is, en aan een

foo ondankbaar fchepfel fyne wrake, en wel fyne eeuwige wrake gedreigc heeft. Te meer, daar hy de wysheit van den konftenaar, die een enkel konft-werk of een Horologic, dat hy in de fak draagt,gemaakt heeft, het welknbsp;by de lugt geen fints te gelyken is, niet foude derven int wyflèl trekken. Ellendige Imilofophen! die gedwongen fyn te erkennen, dat het geen fyftaen-de houden, ly nogh aan andere, nogh ook aenhaarfelfs, immer hebben kunnen bcwyienj dat fy in tegendeel in ernftige overweginge van defe laaienbsp;fynde , altyd twyflblagtigh geweeft fyn j en dat meer de genegentheitnbsp;van fulx te willen , als de magt om fulx met geruftheit te kunnen vaft ftel-len, baar op defe onredelyke wyfe doetfprekengt; dat, hoe veel de gedurigenbsp;telkens tegen haar dank obborrelende tegenfpreklngen van haar eigen ge-moet cn reden haar ook gedurigh mogen ontruften, fy egter met alle pogingen een onpartydigh onderfoek daar van vlieden j en alleen figh uytleggen,nbsp;Qtn bewysredcncn tc vinden, die haar in defe fonder eenige reden opgevat-

C c c nbsp;nbsp;nbsp;tede

-ocr page 410-

38(5 nbsp;nbsp;nbsp;XIX. BESCHOUWING E.

tcde gevoelens kunnen fterkenj en haar gewiflè over de gedurige nepen, die iy anders op defe voor haar foo nare gedagten, oPerweleen Godt mogt fyn,nbsp;gedurigh in weerwil van haar felfs gewaar worden, ongevoeligh kunnennbsp;maken.

Of fy nü dit alles in haar niet menighmalen foo bevonden hebben, laat ik haar ftilfwygcnde by haar felfs beantwoorden gt; dewyl fy fclden, ten fynbsp;fomtyts op haar uiterlte, wanneer fy de onmydelykheit van haar doot bc-fchouwen, of anders door een ongewonewerkingcGodtsaangetafl: werden,nbsp;tot eenige openbare bekentenifle van haar dwalingen en verkeerde driften tenbsp;brengen lyn. En dit alles niet kunnende geloochent werden, laat fy, bidde ik,nbsp;noghmaai by haar felfs afnemen, fonderfigh vry tegen ymant anders te uitten , of den wegh, die fy bewandelen, veiligh is om na een eeuwigheitnbsp;te gaan j die haar als de aldervervaarlykfte moet voorkomen, indien fy fighnbsp;crinneren, dat de reden felfs ontegenfprekclik leert, indien haar gevoelennbsp;vals is, dat fy fonder eynde ongelukkigh moeten fyn y en fy egter van denbsp;waarheyt van het fclve gevoelen niet een b^ewysreden, die éenigfins voldoe-nende is by kunnen brengen, en foo veele daer tegen fien dienen.

§.41. Wy fyn hier reets te lang ontrent de lugt, en deflelft verhevelin-gengeweefti van donder, blixem, regenen andere, fullenwymiflchien by het water en het vyer nogh yets aanroeren.

Dit alleen fal ik alhier aan defe beklagelyke redenaers vragen; gefchiet alles, wat in en door de lugt gefchiet, alleen by geval en fonder beftieringe;nbsp;hoe kunnen fy fonder een doodelyken fchrikdefelvelugtendaarindeminftenbsp;vergaderinge van ftoffen en wolken aanfehouwen jen niet beven, als fy denken, dat het maer gevalligh is, dat den donder baar niet verniele, de blixemnbsp;haar niet verbrande, de hagel haer niet verplette,en dat degruwfamekrag-ten der hemelen aan het bewegen geraekt fynde niet alles tot een Chaos ennbsp;mengelmoes onder malkander maken ?

Noghmael ellendige Atheiftenl welke, indien fy geruft fullen leren, dc yalsheit van haar eygen gevoelen moeten erkennen j nadien foo alles geval-Jjg is, dit gevaar altyt tegenwoordigh is j en het foo groot ja een meerdernbsp;wonder is, dat fy een dagh onder foo verwoeftcndelugt-geweldenonbefcha-digt blyyen leven j als dat door de felve de geheele aartkloot met alles watnbsp;daar op is, niet het onderfte boven geworpen wort, Hoe veel gelukkiger moeten fy dan ielfs erkennen foodanige te fyn ? welke des Albeftier-ders goetheit hier in befchouwen j dat die groote en den gantfehen kloot dernbsp;aarde omringende lugt-zee, daar anders loo veel oorfkken van haar dootnbsp;in fyn, haar dient om te leven j en dat alle defl'elfs verhevelingen haarnbsp;profyt en gemack toebrengen j dat de winden haar dienen om hare Scheepvaart te begunftigen, en de fchatten en vrughten van andere werelts dee-len aen haer toe te voeren, en ontallyke andere dienften docnj dat denbsp;regen haarc gcwaflên doet groei jen j dat den dauw meermalen in groote

droog-


-ocr page 411-

Ccc '2.

Van ie Meteor a ^ of Lugis-verhevelingen. nbsp;nbsp;nbsp;587

droogtcns des felfs plaatfe vervult j dat felfs de koude _fheeuw dient om haar landen vrughtbaar te maken i dat de weerligten dienen om de lugcnbsp;van quaade dampen te fuiverenj en in ondragelyke hittens, de verfchric-kelyke vyeren van anderfints foo fchadclyke blixemen defelve meer verfrif-(ende en koelder maken j dat het geluit des donders als eem fterame Godtsnbsp;isi waar door veele, die te weinig haren Schepper in erkenteniflè houden, alsnbsp;uit defen dootfllaap wakker geroepen werden. Soo getuigen de hiftorien, datnbsp;de Godtvergetenfte Atheiftcn, dat Caligula’s, dat Nero’s, fchoonmagtigenbsp;Werelt-bcheerfchers en buiten vrees van alles anderfints geftclt fynde i alleennbsp;op het gehoor des donders gedwongen fyn ge weeft met d^er daettebelyden,nbsp;het welk fy met woorden noit hadden willen erkennen; namelyk, dat fynbsp;een oppermagt, die boven haar was, vreefden. Dit moet ik voor hetlaetftnbsp;aan defe foo genoemde fierke geefien vragen : of indien (y in ftilheit denbsp;innige geftekheit van haar eigen gemoet, met die van in haar oogen foo ver-agte godvreelênde menfehen vergelyken niet overtuigt lyn? dat (y redennbsp;hebben om den gelukkigen ftant van fekere eenvoudige, en op een dorp wonende oude vrouwe boven de hare te verheffen; die gevraegt fynde, hoe hetnbsp;mogelyk was; dat in een van de aldervcrfchrikkelykfte onweders fy nietnbsp;alleen geruft , maar ook blyde konde fyn, en felfs fingenjdaar opantwoor-de} dat fy figh verheugde, de\yyl den Heerc des Hemels figh nogh vcrwecr-digde, om ondankbare, en hem niet genoegh,erkennende fchepfelen yannbsp;den Hemel door defe donder-ftemme toe te fpreken, en haar van haren pligtnbsp;te vermanen.

Meermalen heeft my dit geval met verwondering doen denken; hoe verre defe confidcratien van eene gantfeh ongeletterde vrouwe haar konden bovennbsp;het bereik van de verhevenfte Philofophie opvoeren; die indegocdheytvannbsp;den Regeerder van alles bertjftende, ligh in een kalmte desgemoets bevontjnbsp;op een tyt; als her gedugte gekraak van vcrvaarlyke donderdagen, en een bynbsp;na alles in vycr fchyncnde te fetten blixemend onweder de ftoutfte hertennbsp;dede fidderen. Een Ongodift late ook fyne gedagten hier over gaan.

XXBE'

-ocr page 412-

X X. B ESC H O u W IN G E.

Van het Water.

u.

22.

37-

38-

4lt;5:

$. I. ^0»der Water Jierft alles vm ! dorft,.nbsp;i. OvertuigiKge.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Ook Jierft Jotsder Water alles van Hoft~

ger.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Gewafjen bejlaan ., immers ten grooten

deele, uit Water. Experimenten.

¦g. Wy-onderfoeke» hier niet., of water een enkeld offamengefette vogt is.,

6. ' Overtuiginge,

7. nbsp;nbsp;nbsp;Genef. 1.2.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Jefaia:. XLlV. 14.

Ezechiel. XXXI.4, lt;'.14.; Pfalm.1.3.

Jefaite.XLIV.4.

9. nbsp;nbsp;nbsp;zPetr. in. ƒ.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Water verandert in Aarde. Experi

ment.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Andere daar tee dienende Experimen

ten.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit defe laetfle plaetfe.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Planten , Dieren , Mineralen , felfs

Metallen komen uit water voort. Experiment.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Opryfen des Waters in de lugt, .nbsp;PIalm.CXXXV.7.

Jeremise.X. 13.

LI. 16.

ï’J'. Hoe fulx kan gefchieden.

16. Liig* kleeft ook aan anderejloffen. Experimenten. .

ij. J/yer heght Jigh aan vajle Lichamen. Experimenten.

1% Ook aan Water. Experimenten.

19. Drie gevolgen nit het laatjie Experiment.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Fyer fchynt een hyfondere Jloffe.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Is feer Elajiicj.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Ferlaat het Water, in een mindernbsp;perffende lugt.

10.. Water en Fyer fchynt een famenflel -Tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als.de lup fynde, te kunnen^

'itl cl „ nbsp;nbsp;nbsp;'

maken. Gelykformige Experimenteni

Water om op te dampen moet in feer kleine deeltjes verdeelt werden,

Job.XXXVI.27.

Dampen ryfen op door warmte en kende.

Waterwigtige wetten.

Na defe fchikken Jigh de dampen in de lugt. Gelykfarmigh Experiment

Experimenten. nbsp;nbsp;nbsp;'

Op welke wyfè de- dampen dryven.

Hoe fy kunnen nederdalen. Experimenten.

. Ook door het weghvliegen van het vyer.

. Door het lighter werden der lught.

Experimenten.

Door koude. Experimenten

Job. XXVI. 8.

Job. XXXVII. 16.

Pfalm. CIV. 3.

Amos. IX. 6.

Fervoeringe van dampen is nodigh.

Overtuiginge uit het gefeide en Pfalm' CIV. 3.

Waterdampen laten het fosst beneden. Experiment.

Indien den Aardkloot wiskundigh rondt was .jfoude felden regen komen y daarnbsp;fy vereifcht wierde.

Overtuiginge by gelegentheit van dit gefeide. _

Bergen dienen tot vergadering van waterdampen uit de lugt.

Exempelen daar van.

Bronnen en rivieren uit bergen.

Dat een voornaam gebruik derfelvcr is.

Overtuiginge daar uit.

JEgypi-en wert fonder regen van denNyl bevogtigt.

Dejfelfs vrugtbaarheit,

47. Genet.


-ocr page 413-

Van hef Water.

Bequaamheit der Bergen, tot het voorgefeid* einde , en overtuiging*nbsp;daar uit.

Proverb. VUI. 24,2^,26.

Rtevieren eiffehen ruimtens om hare wateren in te jlorten.

Sout bewaart de Zee van verderven.

Inhammen der Zee om de rievieren te ontfangen.

Gebruiken der Zee.

Kragt der Zee om lajlèn ie dfageti, en overtuiginge daar uit.

Het felve verder aangedrongen.

yiffchett der Zee.

Overtuiginge uit het te voren gefèl* de.'

Omtneloop der Wateren bewaart ook de landen van overfirorninge.

Predik. I. quot;j.

Overtuiginge.

Dyken van -Hollant.

Sant fluit de Zee, en komt uit de Zee voort.

Jeremiae V. 21,22,

Job. 6. 3,

Pfalm. LXXVIII. 27.

Wier tot Dyken.

Het Canaal by EngeUnt bewaart Hollant.

, Overtuiginge.

Oorfaak van Ebbe en Vloet siagelate»^

derfelver nuttigheit.

Waters overvloet VOOr niet, foo V?ef Eeuwen langh.

4.7- Gelief. XV • f',

48 Overtuiginge mt het te voren gefiide. lo.' pfalm.'crV.iO, 13.

?o. Deuteron.XI. 10, u. nbsp;nbsp;nbsp;70.

Job. XXIV.8. nbsp;nbsp;nbsp;7[;

f2. Bergen vergaderen de Waterdampen^

Eer ft door winden. nbsp;nbsp;nbsp;72quot;

5-3. Ten Tweeden, door de hade der 73-bergen en der hovendugt.

5-4, Ten Derden, nbsp;nbsp;nbsp;Ex- 74-

periinent. nbsp;nbsp;nbsp;7f-

ff.' Ten Vitïitn, ook anderefchaduwen

geven oorfaak tot hettoevloejen van nbsp;nbsp;nbsp;7*5-

dampen. Experimenten, nbsp;nbsp;nbsp;77-

f6. Jefaite. XXXII. 2. nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;78'

79-

J7. Dampen fyn genoegzaam tot de rievie-ren.

j8, Maniere om de veelheit van hei Water des regens waar te nemen. nbsp;nbsp;nbsp;80i

f9. Vergehkinge van Parys en Ryftel nbsp;nbsp;nbsp;in-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;81.

dit opfigt. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;82-

60. Regen alleen gemegh tot rievieren. nbsp;nbsp;nbsp;83.

6t. Meer water is in de Ingt.^ ah hetgeen inregen nedervalt

62. nbsp;nbsp;nbsp;Uitdampen der floten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8'4'

63. nbsp;nbsp;nbsp;Uitwafeminge gejehiet ook door- kou--

de. Experimenten» nbsp;nbsp;nbsp;?f

64. nbsp;nbsp;nbsp;Ttegenwerp'mgen te gemoet gegaen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;86.

6f. Rekening op 'een halfduim'ddgelykfe

uitwafeminge. Experimenten. nbsp;nbsp;nbsp;87

66. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het gefeide, en yetsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§8

van loet lugt-fout.

67. nbsp;nbsp;nbsp;Nyls wonderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8p

68. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te voren gefeide.

§• I- nbsp;nbsp;nbsp;alles gelieve nu,cenaandegewigtig{lewaarheitnog1itwyf-

1.^ felend Philofooph, met oas van de lught tot de befchouwinge van het Watcr overgaan.

Eli om geen verder voorreden te maken.

dewyl den dorlt niet geleft

doodelyk is j en alle menichen en dieren (eenige weinige van dc laatlte, lbo de ondervinding^ regt genomen is, uitgefondert) drank van noden hebben.

Ccc ? nbsp;nbsp;nbsp;§.a. Dis.

Dit fal hy ten minften, als een door veel ondervindingen beproefde waar-heit moeten vaft ftellenj ingevalle geen Water figh in dc Wcrelt bevont, dat hy met alle menfehen en de meefte heeften, Iclfs in een volkomen over-vloet van lugt en ander voedfel, binnen weinigh tyts foude moeten fterven}nbsp;n dorft niet geleft kunnende werden, niet minder als den honger

ts 1 en q11/gt; nbsp;nbsp;nbsp;___ _ T nbsp;nbsp;nbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;___

-ocr page 414-

590 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

§. z. Dit vaft geftelt fyndej indien het by geval is, dat’er Water gevonden wert; het welk alleen of den drank felfs, of immers de voornaemfte ftoffe van alle andere dranken isj foo is het fonder tegenfpreken ook by geval,nbsp;dat eenigh menfeh of beeft, een jaar of veel minder tyt fijne geboorte overleeft. En nadien den wreveligften Godtloochenaar moet bekenneq , dat allenbsp;menfehen en dieren, in haar maaklel en geftel, dat opfigt op het water hebben, dat fy liet felvc kunnen tot figh nemen j dat fy felfs daar toe doordorftnbsp;aangemaant werden, als fy het felve van noden hebben j dat fy alleen doornbsp;het water verfrift moeten en kunnen werden, het fy het fuiver, het fy hetnbsp;andere dranken, als wynen, bieren,appel-drankenendicrgelykeuitmakendenbsp;van haar gedronken wertj dat het daarom niet genoegh is, dat fy anderenbsp;vloeybare ftofFen tot figh nemen; en fchoon de ganfche zee, en alle rievi-ren, uit olye, of van water gefuiverde wyngeeft, of andere voghten, daarnbsp;geen water genoegh onder gemengt was, bcftondenjfy eghter alle vandorftnbsp;vergaan fouden: kan hy nog denken i dat alle menlchen by geval bequaemnbsp;geworden fyn, om met water haar leven te onderhouden; en ook het water die eigenfehappen, welke daar toe dienen, by geval gekregen heeft?

lek late aan yder, die eenige billikheit heeft, ofeenfoodanigenietredely-kcr denkt, die figh den menfche en foo veel dieren, als foo vpelverwonderlykc konft-ftukken van een groote Wysheit en Mogentheit, uit het voorige voor-ftellendc, en fiende, datter een zee van lugt en dampen rontom den ganfehennbsp;Aardkloot geplaeft is, die haar onderhout, nadien fy defe beide tot haar levennbsp;van noden hebben; ook daar uit de Goedertierenheitenvoorforgedesaanbid-dclyken Scheppers beftuit openbaar te fyn; om dat menfehen en dieren totnbsp;haer beftaan ook water vereifchende , het felve met de nodige bcquaamhedennbsp;verfien fynde, romtom haar gevonden wert, en haar in het leven bewaart.

§. 3. Indien wy hier by doen, dat fonder dit water geene landenvrught-baar louden fyn, geen boom nogh plant genoegfaam uit de aarde fpruiten; behoeft men den ellendigen toeliant des aardkloots, fchoon al de menfehennbsp;en dieren fonder water leven konden, hier niet met veel omflagh aan te too-nen: nadien aan alles wat leeft haaft het voedfel, ook boven den drank, ontbreken en een gevvifle doot volgen foude.

§.4. Nieraant en denke, datwy, in het verheffen van die dienften des waters, alhier te verre gaan. Het eenige bekende experiment van Helmontdoet klaerlyk fien, hoe veel het water tot het ftrax gefeide toebrengt. Die in zoonbsp;pont aarde, welke cerft in een oven gedroogt was, met regenwater vogh-lig gemaakt fynde, een wilgen-tak van y. ponden geplant hebbende, oanbsp;vyf jaartn bevonden heeft; dat defelve tot een boom van löp. pondt en 3-oneen opgewaflen was; niet rekenende, alle de bladeren, die in vier herf-ften daar af gevallen waren; fonder dat de felve aarde, cerft weder als voo-ren gedroogt fynde, yets raerkelyks of meer dan ontrent twee oneen vermindert, en yec anders als gedeftilleert water of dat van den regen daar by gedaan


-ocr page 415-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;391

daanwasj (ynde daarom defen bak met een bliek, -dat met gaatjes doorge-flagen was, overdekt*, op dat foo veel mogelyk was, de aarde door winden niet vermeerdert of vermindert mogte werden.

Diergelyke Experimenten kunnen by de i/r. Boyh in fyn Chymifta Scepticus JI. Deel naagefien werden j daar fonder eenige, of immers in geen vergely-kinge komende verminderingh van aarde in een jaar, alleen uit enkel fontein of regen water, pompoenen van een feer groote fwarte gegroeytnbsp;fyn.

Soo kan men (het geen den felven Autheur verhaalt) een klein plantje Mentha., Majoranadulcis, pulegium (het welk ik mcnighmalen met veel versmaak en verwondering gedaan hebbe) in water fettendc, defelve in het water fien worteltjes maken, bladeren uiifpreiden, grooter en dikker worden:nbsp;foo dat fy felfs door de Hr. Boyle ineen klein retort je gedeftilleert fyndc ,nbsp;fchoon uit water voortgekomen, egter gelyk andere van desfelfde foort, dienbsp;in aarde gegroeyt waren, een weinigh water, wat Hinkende geeftenolye,ennbsp;een overblyffel als een gedoofde kool gaven.

Hoe veel boomen waflen in Noorwegen (gelyk de daar geweeft fynde reifigers verhalen ) op plaatfen, daar feer weinigh aarde en by na niet alsnbsp;een onvrugtbaare Rots is} waar komt al dit hout van daan ( dewyl niemantnbsp;dit aan de rotfe ligt fal toefchryven) als van het water van den regen , hetnbsp;welk haar bevogtigt? Een diergelyk voorbeeld is ray, terwyl ik dit fchryvc,nbsp;voorgekomen van een vlierboom j die uyt een kleine holligheit tuflehennbsp;tweelleenen, daar de kalk uit gevallen was, in een muur gemaakt fyndc,nbsp;voortfprootj en binnen twee of drie maanden van een klein en teeder plantje,nbsp;dat figh eerft vertoonde, verfcheide takken van meer als een arm lenghtenbsp;maaktei fonder dat men, wanneer men delêlve om dit teonderfoekenuit-roejde, eenige gemeenfehap van haar wortelen met de aarde konde gewaarnbsp;werden. Of dit nu veroorfaakt is door eenigh faat, door de wint of andersnbsp;van na by ftaande vlierbooraen in defe holligheit gebragt, weet ik niet}nbsp;immers defelve fchcen genoeghfaam fonder aarde dus te waflen.

Van waar hebben alle fappige vrugten, als druiven, kerflen, beflen en duifent andere haar aangenaame vogtenj indien het niet van het water is; hetnbsp;welke door andere bykomende deelen foo veel verfcheiden fmaken ver-krygt, en foo veel aangename dranken en wynen (als boven al aangeroertnbsp;is) uitmaakt.

Dat dit waar is weten de Chymici; die niet alleen defè fappen,rnaar felfs alle gewafl'en, van de hardfte houten der boomen tot de minfte kruiden toe,nbsp;om nu nfot te fpreeken, van alle delen van dieren, die door defe kruiden leven, felfs hoorenen, benen, yvoor, en andere fonder toefet van eenige voghcnbsp;deftillcrende, uit de daar uit voortkomende vogten, welke een onkundigenbsp;daar in geenlins vermoeden foude, klaarlyk toonen, voor hoe groot een gedeelte het water in de famcnfteliinge der voorfcide faken te houden is.

Om

-ocr page 416-

3pt nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

Om hier over te üaen, dat fommige roemrugtige Gliymiften gewilt hebben, dat het Avater ook felfs het lichaam aan bergllofFen en mecallen geeftj welke daarom, (indien men haar geloven magh; ook alfoo weder, nevensnbsp;dieren en planten, tot een evenwigheigh water, door konft(af haar befaamde Alcaheft ), kunnen gebragt wei den. Dogh hier op, dewyl dit om vele redenen, foo niet onfeker, immers nogh leer duifter is, ftaen wy hier niet.nbsp;Dit is ten minden een buiten twylfel geftelde waarheitj dat fonder waternbsp;nogh gewaden, nogh by gevolge menfehen of dieren, die defelve tot Ipyfenbsp;gebruiken, fouden kunnen onderhouden werden: en dat fy alle voor eennbsp;groot gedeelte uit water beftaan.

¦ §.y. lek cn betwifte nu hier niet, of men het water als een enkele doffe, welkers dcelen alle van defelve figuurc fy n, moet aanmerken gt; en die gely k innbsp;ys en fneeuw gefchiet, dgh by malkander fetcende de vade lichamen dernbsp;planten kunnen uit maken j dan of men moet vad dellen, dat het Avatcrnbsp;een gemengde vogt is,, in welke alderhande tot het famendel van plantennbsp;dienende deeltjes dgh bevinden j welke na het uitwalemen des felven waters in de planten verblyven, cn haar tot meerder gröotheit enfwaarte doennbsp;aangroeyen. Gelyk fulx de Hr.Woodwart {Aët.Lips. A°. 1700. p.87.) tragenbsp;aan tc toonen. Dit is waar, dat tot nogh toe uyt geen philofophifche on-derdellinge oit is af te leiden geweeft , hoe het mogelik is, dat geeden

fouten, olycn, aarde enafche, amp;c. als in het voorgaande experiment van Helmont en Boyk^ uit het felvc water voort kunnen komen j en dat meer is,nbsp;hoe het bequaam kan fyn, om in foo verfcheiden foorten van gewaden, foonbsp;verfcheiden reuken, fmaken, kragren, verooi'fakende, elk van die nogtansnbsp;na lynen aart ordentelyk te doen opgroeyen.

§. 6. Het is onnodigh hier breder te toonen , hoe verre de wysheit des aanbiddelyken Scheppers en onderhouders al het begrip der gromde Philo-fophen te boven gaat ¦, die , fonder dat ontegenfprekelyke ondervindingennbsp;haar dit alles leerden, het fcive noyt gelooft, nogh oit gedaght fouden hebben om dit uit haar aangenomen gronden af te leiden. Indiendedelcn van hetnbsp;water, of die in het water gemengcfyn, alleen by geval geformeert waren,

by geval beAV0gcn,by geval onderhouden Avierden, nadien het geval fonder

eenigen regel werkt, hoe was dit groeyen der planten, dat met foo gefet een order, op ontelbaare plaatfèn, ioo veel eeuwen langh,met loo veel nutnbsp;van die de aarde bcAvooncn , gefchiet is, oit te wagten geweeft, of in volgende cyden oit meerder te hoopen ? indien geen aanbiddelyke Voorfienig-heit en Regeeringe dit alles beltierde. Ik weet Avel Avat de eenevan de Bg^~nbsp;ren vmpori of palTages in de planten felfs, de andere vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of giften,

de derde van een Panfperma of een aller faken laden in figh begryp^^quot; de gefteltheit des waters, in dit geval gewoon fyn by te brengen : dogh hetnbsp;was niet fwaar hier te toonen , dat alle defe onderftellingen en foo trotfe,nbsp;dogh feerweinigh waarheits inedébrengende namen veel te fAvalt fyn, om

eenig-


-ocr page 417-

Van het Water.

cenigfints de wegen Gods in dcfen tc kunnen ojjenbaarmaaken. Eningcval-le yemant meint yets, daar hy onkundigh van is (gelyk hy' fekerlyk is van de wyfe, op welke het water in alle dele gevallen dient) uit een natuurly-ke cn figh onbewufte no.otiakclykheit te kunnen afleiden, behoeft men nietnbsp;verder te bewyfen, dat hy ongegrontfpreektj dewyluityets datonbekent is,nbsp;geen nootfakelykheit kan bewefen werden.

§. 7. Hoe veel en hoe verfcheiden andere gedagten der Philofophen ontrent de eigenfehappen des waters, in de laatlle eeuwen ook voortgebraght fyn; dit is feker, dat de alderoudfte aan het felve meer toegefchreven hebben,nbsp;als de volgende. Een feer aanmerkelyke plaats daar over kan men nafienin denbsp;te vooren aangehaalden Chymifta Scepticus p. 41 • Edit. Colon, van den Heer Boyle , die met veel waarfehynlykheit aantoont j dat niet van 'Thales Milefius {éiQnbsp;eerft by fommige geagt wort vaft geftelt te hebben, dat alles uit \Vater voortgekomen is) delen gront in de natuurkunde 5 maaruitde fchriften van Mofesnbsp;ièlfs tot de aldereerlle Philofophen afgedaalt is. Welke uit het lefen van dcnbsp;woorden Gemf. I. z. De Geeft Gods /weefde op de wateren.^ tot defe gedaghtennbsp;gekomen fyn; en te meer, dewyl het gront-woort een gelykenis van broe-yende vogelen fchynt uit te drukken, die uit een cyhaare jongen doen voortkomen, en daar over met haar vleugelen fweven.

§. 8. Hoe verre nu dit tot het voortbrengen van andere faken uit het water kan en moet toegepafl; werden, is boven myn bereik om te kunnen bepalen} ook is myn oogmerk niet, my ontrent de wonderen der fcheppinge, en het gene de gewone wetten der natuure te boven gaet, hier in te laten.nbsp;Dit is klaar, gelyk het Experiment in boomen en planten waaraghtig is, ennbsp;toont dat fy uit water op en voort groeyeii} dat ook op defewyfehetheilighnbsp;Woort, op verfcheidene plaatlen van het water en de boomen Ipreekt.

Moet niet yder daar van overtuight fyn als hy den grooten Ingever des felfs al voor foo veel eeuwen, het Helmontius cn Boyle in devcoiledcnenbsp;eeuw, tot verwondering van veeleby ervareniflebevonden enbefchreven hebben, met foo uitgedrukte woorden aan de menfehen fret bekent maken:nbsp;/ efaiiS .ICLIV.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hy plant eenen Olm-hoom en den repen maakt \diet/ groot. Soo

noemt de Jehovah felfs , Ezech. XXXI. 14. de weelderige en groeyfame boomen, met de name van hoornen des waters-, want dat het geen alhiernbsp;terryk overgefet is, aldus in de gront-text luit, kan in de kant-tekeningennbsp;ook nagellen werden. Nu is het bekent, dat defe fpreekwys in dc Hebreeu-fche tale veeltyts de ftoffe betekent, waar uit yets beftaet. Soo Haat fefaiiS.nbsp;XLV- 2.0. gefnedene beelden des houts, cn XL. ip. ketenen des lil vers,nbsp;XLII. ï I• een voorhooft-gierfel des gouts: het geen aldaar met houtene,y?/-•vere., tngoudene overgefet is: waar uit dan volgt, dat hoornen des waters alhier na de eigenfehap defer tale ook betekenen kunnen boomen, die uit hetnbsp;Water als uit haarc ftoffe beftaan.

Dat nu flefe fpreek-manier niet t’onregt in defen fin genomen weit, is

D d d nbsp;nbsp;nbsp;blykelyk

-ocr page 418-

XX. BESCHOUWING E.

blykelyfe uit fccr veel plaatfen van de Bybel •, foo wert in het felve vers ge-fproken van hmen die water drinken-, en in. het 4. en y. vers deffelven XXXI. Capittels van Ezechiel wert XJfur by een fchoonen hogen boom vergeleken,nbsp;cnomdevooiTpoetvan fyn groeyen uit te drukken, daar van gefegt; vers 4*nbsp;Egt;e wateren, maakten hem grootden afgront maakte hem hoogh, die ging metnbsp;fyne firoomen rontom fyne plantinge, en fond fyne waterleidingen uit tot aUe hoornen des velts. y. Daarom wert fynen Jiam hooger, dan alle hoornen des velts,nbsp;en fyne tackskens wier den menighviildigh, en fyne fcheuten langh, van wegeti denbsp;groote ivateren, als hy uitfchoot -jSoo {ittvacndextPfalm. I. 3. cnjefaia. XLIF.nbsp;4. en ook in andere plaatfen op het felve gefien wert.

Ik foude ray in deie eygenfchap van het water ontrent de planten {bobreet niet uitgelaten hebben gt; ten fy hier in een groot bewys van de alles door-grondende wysheit, die in dit Woort uitblinkt, figh op een voortrelFelykcnbsp;wyfe openbaarde. En hoe verre die alle menfchelyke te boven gaat, is daarnbsp;uit af te nemen V om dat, niet tegenftaande de felve met uitdrukkelyke woorden het water itelt, foo niet als het eenige, ten minflen als het voornaamsnbsp;fle, waar doordeboomen groeyengt; en alhoewel eenige aloude Philofophennbsp;dit aangenomen fchynen te hebben; egter met het aanwaflen van der men-Ichen redeneringen ontrent de natuurlyke faken, dit weder alles verworpennbsp;en defe eigenfehap van het water volkomen in het duifter geraakt is: ter-wyl elk een ander begrip van het felve gemaakt, en andere figuren aan. desnbsp;feifs deelen heeft toegefchreven j die niet minder, als met de voorgaande er-varenillèn, over een quamen tot dat in de laetfte eeuwe by eenige, die fignbsp;van die vooroordeelen, welke men door het maken van onderftellingenkrygt,nbsp;niet hadden later\ vervoeren, de voorgaande experimenten gedaan fyn; ennbsp;daar door de wysheit van dit woort, regen den llroom van de in die tytnbsp;meeft geagte Philofophie aan, op nieuw in het ligt is gellelt.

Maar om wat verder te gaan.

§• p. Tndien ymant die plaatfe leeft, alwaar den H. Petra's in fyn toïtede Brief Cap. Hl. y. van de Atheiften van fynen tyt aldus fpreekt: tVant willens is haar onbekent, dat door het woort Gods de Hemelen van over lange ge-•weeft fyn. En de aarde uit het water, en in het water beftaande , fil hy, indien hy taalkundigh is ligtelyk kunnen toeftaan, dat het griekx xtooxtEx,nbsp;(alhier te regt met uit vertaalt) meermalen in opfigt op de ftofte, waar uitnbsp;yets gemaakt is, gebruikt wort. Soo vint men onder andere ook bet felvenbsp;Rtm. IX- 2,1- En heeft de pottehakker geen magt om Ul'lt den felven klompnbsp;maken het eene tat ter eeren, en het ander ter oneer en ¦, als mede Hehr. XI- ? ¦nbsp;al foo dat de dingen die men fiet, niet gewordenfynüTEdingen.^ die gefen worden.nbsp;Behalven dat het grieklè woordt Dia alhier door in overgelèt, feer veeynbsp;malen door betekent, eti fomtyts een inftrumentele of werkende oorfaasnbsp;(gelyk in de Philologia Sacra van Glaffus, en de Concordantie van Xronmitisnbsp;op veel plaatfen te fien is) foo dat in defe beduidenifle vaa den H. Perms


-ocr page 419-

Van het Water.

êe aarde alhier gefëgt wert uit het water en door het water ^ als uit fyn Hof* en oorfaak, te beftaan.

Hoe veele der hedensdaagfe Philofophen, en anderfints geleerde uitleggeren fal hy niet ontmoeten? diedefe woorden, fchoonfyeigentlik genomen het water, als de ftoffe, waar uit en waar door de Aarde befbaat, befchry-egter, omdat hare in de fcholen geleerde natuurkunde dit aan haar niet

^ A /T ________- J J nbsp;nbsp;nbsp;J -I—.

ven

en toont, in een gantfeh anderen fin opnemen; daar nogtans de ondervindingen van deefe laatfte eeuwe de waarheit van de eerfte op het kragtigftc bcwyfen.

§. 10. Om dit tc doen fien, is het bekent, dat de evaporatie of uitwafe-minge van het water, of ook delTelfs deftillatie, een gedurigh werk is, het welke in de nature fonder ophoudinge volbragt wert; ten minften in die rivieren en zee’n, alwaar de hitte der fonne van eenige kragt is: welke hetnbsp;water doet opryfen in dampen, en daar na defelve in de gedaante van mift,nbsp;dauw, en regen, en diergelyke doet nederdalen; op die wyfe als in de Chy-mie de evaporation en dcltilladen gewoon fyn doorhetvyer tegefchieden.

Dat nu hier door het water in aarde verandert wert, is van de Heer Boyk by experiment getoont. Waar van ook de Heer Newton {[nckendc.^ Optrt.nbsp;pag. 319. het felve met defe woorden aanhaalt; het water verkeert ftgh doornbsp;herhaalde deflillatien in een vafie aarde ^ gelyk by ervaringe de Hr. BOYLEnbsp;bevonden heeft. Het welk ook by den neerftigen onderfoeker R. Hoocke, ennbsp;andere wert beveiligt; gelyk in de Ail. Lips. J. 1707. p. if4. te lien is jnbsp;feggende, dat alle waters door dikwils te dellillcren lighineenwitagtigeen

onfmakelyke llolFe veranderen, welke niet weder in water kan gefmolten werden.

§. II. Hoe wonderlyk dit ook aan fommige voorgekomen is, kaïi eghter het felve ook buiten dit experiment dat de volkomen fckevlicit daïir \ZXinbsp;geeft, afgenomen werden.

ƒ. Omdat, hoe menighmalen men water dellilleert, het altyt cenigeaar-de overkat. ’t Geen het vorige aan ymant kan waarfchynlyk maken, fchoon hy met de voorgaande Heeren hetgedult niet en heeft, om de dellillatien, foonbsp;langen tyt aan malkander tot foo veel malen te herhalen.

H. Laat fulx figh ook hier uit bewyfen; om dat yder weet dat die planten, welke te vooren getoont fyn alleen uit enkel water voort te komen, aan de verrottinge onderworpen fyn; en fieheindelyk, immers ten grootennbsp;deele in aarde verkeeren. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

III. Schynt fulx ook openbaar te lyn, om dat den lelven Hooke op dc ftrax aangehaalde plaatlè fegt, dat zee-water, fchoon volkomen van alle lantnbsp;gefuiveit, uitgewafemt fynde fant overigh laat.

aar van een voornaame aanmerkinge aan de Koninklyke Societeyt in Engelanttoe gefonden is door R. Plot., genomen ontrent de fout-koo-keryen in het Graaffehap Stafford, die te fien is J5l. Lips. 1684.^.

Ddd z nbsp;nbsp;nbsp;waar

-ocr page 420-

XX. B E S C H O U W I N G E.

waar felceren J. Collinus, van defelve fchryvende, fegt, dat die groote menigte fant, dewelke in alle pekel, ’t fy van fonteinen, ’t fy van de zee, ’tfy van in water gefmolten fout voortkomende, gevonden wert, alleen uit hetnbsp;kooken fyn oorfpronk heeft j en dat voor het felve geen fint in defevogten begrepen wert: nadien defelve door agt dubbelt Hollandts linden gekleinftfyn-de, niet de minfte tekenen van fant nalieten. Welk experiment op verfoeknbsp;van R. Plot^ met alle omfigtighcit daar na wederom gedaan fynde, eenigenbsp;verdere befpiegelingen gaf; die aldaar kunnen nagcfien werden.

IF. Dat nu het water tot een vaft lichaam ook door konft kan gebragt werden, is blykclyk uit het Wonder-fout van Glaiéerus\ ’t geen na lyn feg-gen alle vogten ftremt. Ende hebbe ik Rofêwater in foo fteen-hart een ftof-fe daar door bevonden verandert te fyn, dat het felve fterk tegen het glas,nbsp;waarin het was, gefchudt fynde, dit daar door gebroken wierde, en een

tantfeh fhik daar uit fprong. In andere vogten hebbe ik fulx niet ondervenen ; dewyl aan my op die tyt geen wonderfout meer overig was; en een nieuwe toebereidinge wat te veel oppallèns vereifchtc, om die nette graet van fagte warmte aan te treffen, waar door dit fout fonder fmelten tot poeyernbsp;werden kan; het geen egter hier nodigh is.

Nogh een geval fill ik hier by doen, dat aen myn (nu zalige) Broeder bejegent is; dewelke, van die vogt, welke by de Chymici geeft genaamt wert, ennbsp;uit het uitheekfel van paarde-hoeven gedeilillcert was, eerll al het vlugtignbsp;fout by fublimatie afgefeheiden hebbende, gereet was om het overblyvendenbsp;foo feer na brant riekende, en genoegfaam geen teken van eenigh overbly-vend vluchtig fout meer gevende water, wegh te werpen: dog egter, omnbsp;fyne nicusgierigheit ontrent defe voght te voldoen, goet vont defelve, metnbsp;toefet alleen van alfche uit den oven, v/eder tedeftilleeren; doende tot diennbsp;einde, op een ongewone wyfe, den gantfehen kolf tot boven toe, daar dennbsp;helm op ftaet, volafiche; envyerdaarondergelegt hebbende, quam wedernbsp;een feer heldere vogt over; welke foo langh, als de voegen geflopt bleven,nbsp;vloeyend als water was. Maar defelve uit het recipient in een ronde en dikkenbsp;pints vleffe overgietende, bevont hy, dat defelve naulyx daar in fynde, fighnbsp;llrax in een vaff, wit, hart lichaam, als marmer veranderde, tonder dat de minftenbsp;vloeybaare vogtigheit figh daar in vertoonde; en nam dit vafte lichaam volkomen de figure van het glas aan in alles, gelyk gefmolten loot gewoon isnbsp;die van fyn vorm, waar in het gegoten wert, aan te nemen. Het welk iknbsp;daar na meermalen met verwonderingh dus befchout hebbe; tot dat einde*nbsp;lyk, na eenige maanden langh fyn figuur en flant gehouden te hebben, d‘tnbsp;lichaam allenxkens (de flefle niet feer nauw geflopt fynde) tot een vogt5 innbsp;reuk, de alderflerkftc geeft van Hartshoornof vanfal Armoniac, foo nieto-vertreffende, immers volkomen gelyk fynde, v/ederkeerde.

Ik hebbe dit hier by gevoegt, om (dewyl by de Chymici defe vogt, afs al hc£ vlughtigh fout, foo verre mogelyk is, daar af gefcheiden wert, a.r

-ocr page 421-

197

Vin het Water.

leen voor een enkel Phlegma of wat er, dat miflchien ecnigeolyagtige deelen m figb bevat, gehouden wert) te doen fien, hoe weinigh kcnniffe de grootftenbsp;onderfoekers nogh hebben van de innerlyke gefteltenilTe van het geennbsp;water (en te regt na alle waarfchynelykheit) by haar genoerat wert: en opnbsp;hoe veele wyfen het toonbaar is, dat het water, wnar van wy nu hier fprc^nbsp;ken, figh in vafte lichamen veranderen kanj omliier het Ys niet op te halen , dewyl fulx weder fmeltende tot water wert, het welk daarom geennbsp;veranderingc fchynt in figh felven ondergaan te hebben.

§. li. Dewyl nu niemant ontkennen fal, dat voor foo veel ipen uitdeon-derfoekinge der oudheit leeren kan, defe veranderingh van water in aarde, aan dc meefte Philofophen volkomen is onbekent geweeft j nadien fy en water en aarde elk voor een byfondere hooft-ftofFe gehouden hebben 5 en datnbsp;het voorgemelde experiment van de Heer Boy}e in de laatfte eeuw aan allenbsp;natuurkundige, als eene nieuwe ontdekkinge voorgekomen is: laat nu ymant,nbsp;die aan de Goddclykheit van dit H. woort nog twyffelt, ons feggen, indiennbsp;het niet waar is, dat de aangctrocken plaatfe door een hoger geeft, als eerinbsp;menfchelyke, ingegeven is, hoe het mogelyk kan wefen, dat een man alsnbsp;den-H. Petrus den fchryver defies briefs, buiten alle Philo-fiophifche fcholennbsp;en phyfifche experimenten opgevoed fynde, enfiyn levenstytonderviflchersnbsp;toegcbragt hebbende, met meerder en grondiger kcnniifie van water en aarde heeft kunnen fpreken, dan al wat op die tyt voor in de natuurkunde ervaren, in de werelt paifieerde: en wanneer men foodanig yemanr, een nietnbsp;alleen aan alle fyne tyd-genoten onbekende, maar felfs foo veel eeuwen daarnbsp;na voor alle menfehen nogh verborgen gebleven fynde eigenfehap der fchep-felen (namelyk dat de aaide uit het water als haare ftofte beftaat) met foonbsp;ronde en klaare woorden fiet voorftellenj cf hy niet redelyk oordeelr, dionbsp;vafl fielt, dat ook den alderhartnekkigflen Ongodifl, indien hy billyk is,nbsp;hier uit behoort te fien , dat men de fchriften van defen fchryver VOOr meernbsp;als menfchlyke houden moet.

§.13. lek late verder aan fommige ftg foo veel verbeeldende Phyfieiy hoe het met haar onderftellingen over ^en te brengen is.

/. pat uit het water, niet alleen planten j en uit dcfelve, als menfe na de Chymifche wyfe behandelt, geeften, olyen, fouten en aardaghtige alfichennbsp;voortkomen.

A nbsp;nbsp;nbsp;de dieren felfs, foo niet geheel immers ten .groten deele,

de Itofle, waar uit fybeftaan, aan het water fchuldighfyn. Het welke blykelyk IS , om dat de felve door planten en water gevoed werden j en de deftillatie vannbsp;alle haar valte en vloeyende delen, ook van die de alderbardfte fyn, alsha-re beenen, hoornen, en tanden, volgens het vooren reets aangehaalde, ouder-vindelyk toont, dat het water een groot deel daar van uitmaakr..

boven gewaflen en dieren, ook mineralen en bergftoffen felfs uit het water voort komen. Dus fiet men in de voor aangehaaldeexperimenten,

Ddd 3 nbsp;nbsp;nbsp;dat;

-ocr page 422-

3p8

XX. BESCHOUWING

dat aarde daar uit voort komt j die ook onder defelve mineralengetcltwert: dog infonderheit uit de ondervindingen van deiijare 170 jquot;, 1706. indenbsp;van de Koninklyke Academie in Vrankryk ,datuit deaflehenvan planten (welke volgens het voorige uit watergroeyen) door een zeyl-lleen altyt yfer, ennbsp;daarom een metael felfs afgefcheiden werden. Hoe dit alles gefchiet,nbsp;weet ik nogh niet dat ymant oit regt getoont heeft; maar dit is’er klaar uitnbsp;te fien , dat der menfehen IcennifTefigh tot het ware worden der faken gantfehnbsp;niet verre uit ftrekt; en dat de hooghmoedigfte en fterkfte geeften hia*, metnbsp;wil of onwil gedwongen fyn te bekennen, dat’er een wyfe, op welke plantennbsp;en dieren werden het gene dat fy fyn, en op welke ook het water werkt,nbsp;in de natuur figh dagelyx vertoont, die uit alle hare gronden niet af tcnbsp;leiden is.

lek bidde haar dienvolgens, by figh felfs eens te overleggen, of iy wel reden hebben om op haar verftant foo veel te vertrouwen, als fyveeltytsgewoon fyn te doen; het geen haar tot nogh toe niet heeft kunnen toonen,nbsp;hoe een plantje waft; en waar uit het beftaat, en v/elke gebruiken een foonbsp;gemeene ftoffe, als het water, dat op ontelbaremanieienonderfogtis, indenbsp;werelt heeft; en daarom of fy kunnen denken wyflelyk te oordeelen, abnbsp;fy vaftftellen, dat dit verftant niet alleen aen haar leeren kan, hoe de gant-fche werelt, die alle defe aan haar onbekende byfbndere faken begrypt, innbsp;figh tegenwoordigh beftaat; maar ook maghtigh is om te bepalen, of fynbsp;van eeuwigheit, en hoe fy van eeuwigheit beftaat, dan of fy ookeenbeginnbsp;gehadt heeft. Doende ontrent op de fclve wyfe, als of ymant feide, cennbsp;gantfeh geftel van een Horologie in alles volkomentlykte verftuan; dienog-tans moefte bekennen, dat hy niet wifte hoe het minfte radt deflelfs gemaakt was. Immers fal de moeyte aan debefchouwinge van dit water befteedt,nbsp;hoe veel der nogh onbekent magh blyven, overvloedigh betaalt fyn; indiennbsp;fy alleen dienen kan, om de fwakheit van haar verftant aan defe Philofophennbsp;te toonen; wiens al te groote aghtinge dikwils het eenige ftruikel-blok ge-weeft is, over het welke vecle gevallen fyn.

§. 14. Maar om tot yets anders over te gaan.

Soude wel ymant, die fulx noit gefien hadde, kunnen geloven, dat dit water, het welke men om fyne meerder fwaarte in de lugt fiet neder dalennbsp;in regen, dauw, fneeuw en andere gedaantens, in de lugt kan opwaarts ry-fen, en om hooge wolken maken? Het is wel waar, dat gelyk in vele laken, alfoo ook i'n defen de gewoonte van fulx foo menighmalen te fien denbsp;verwonderingh daar over wegh neemt: maar eghter lal yder moeten toe-ftaan, dat dit met groot regt onder de wonderen des Almagtigen in deflel^nbsp;woort foo menighmalen getelt wort; Pf.CXXXF. 7. Jerem. X. 13.Mnbsp;Hy doet de duMpeti opkUtfiMefi van de einden dev aafde, hy maakt denbsp;en den regen, indien hy oit de moeyte genomen heeft, van de verfcheidennbsp;gedagten der grootfte natuurkundigen daar over na te fien. Men behoeftnbsp;alleen het geen de Heer d^ariotte {mouvem. des earn p. 96.) en dteHr.E.Hal-

ley

-ocr page 423-

3PP

Van het Water,

ley {J^- Lips. yi. IÖP2. p. 508.) daar over fchryven na te lefen, om eene prcuve te hebben, dat van dit opklimmen der dampen de oorfaak foo ligtnbsp;niet uit te vinden is, als vele figh wel ingebeelt hebben.

§. ip. lek fal hier niet onderfoeken, of men met de Hr. Mariotte voor het waarfchynlykfte kan denken, datter eenigc openingen in de lugt fyn ;nbsp;waar door de kleinfte delen van het water figh (miflehien om de persfingenbsp;van de ter zyden ftaande lught) kunnen opwaarts verheffen, en de grootftenbsp;niet kunnen doorgaan} nogh of men met de Hr.beteronderttelt,datnbsp;een dc-eltje water door een warme ftoffe foo verre kan, als opgeblafen werden, dat fyn diameter (in breete, lengte, dikte) tienmaal foo groot wert,nbsp;als dcfelve te voren was: in welk geval dit deeltje een plaats, die loco maalnbsp;foo groot was als te voren, foude beflaati} behoudende egter nier meer als de-lèlfde fwaarheit van een eenigh water-deeltjc} dat bevonden wert maar ruimnbsp;800 of poo maal foo fwaar te wefen, als even veel lugt in grootheit 5 ennbsp;daarom (gelyk de Hydroftatici weten) foo langh het dus uitgefêt bleef, irtnbsp;de lugt foude moeten opwaarts dryven} even gelyk een ftuk glas, dat andersnbsp;in het water finkt, tot een holle bol kan obgeblafen werden-, die, om dathynbsp;met dcfelve fwaarheit foo veel meer plaats beflaatindat felve water, op de-lèlve wyfe nu ook moet opwaarts dryven.

lek late defe redeneringen van defe groote mannen in haare waarde, maar dewyl defe Heeren bekennen te geloven, datter ook andere manieren kunnennbsp;lyn, waar aan men het opgaan van het water, dat fwaarder is, in de lugtnbsp;die ligter is, foude kunnen toefehryven} fchynt my defe volgende (die icknbsp;daarom de vryheit neme van hier voor te Hellen) ook een van die te kun-,nbsp;nen wefen} temeer, om dat fy foo feer niet 00 onderllellingen, alsop ondervindingen gegront is.

§• i6. Om dan defelve te toonen, is bekent.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat vyer ligter als lugt is. En behoeft dit geen vorder bcwys, nadiettnbsp;men alle vlammen met foo-veel fnelheit in de lugt fiet na boven gaan.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat ligter ftoffen aan fwaarder kunnen aankleven en figh hegten. Ditnbsp;fiet men aan de meefte vogren, die daar door aan veele andere, fchoonnbsp;fwaarder, faken blyven hangen.

Ook fiet mende lugt, die wel vloeybaar, maar niet foo feer vogtig fchynt, aan veel faken egter aankleven. Om dit te toonen behoeft men alleen eenige kleine geroefte fprykers in een klaare roemer met water te werpen} en men falnbsp;van ter fyden die befiende daar veel lugt-blaesjes aangehegt fien.

En op dat men niet foude denken, dat defede lugt uithet water felft wasj heeft men (foo ik m njyn aantekeningen vindeAo. 16p6. den il January.) inloogh ,nbsp;die fonder lugt is, eenige ftukjes ruw yfer en koper geworpen} en fagh mennbsp;ftrax eenige bon eitjes op de felve figh vertoonen}welke,depei'ffingevandenbsp;boven-lugt dooi de lugt-pomp weggenomen iynde, grooter wierden, ennbsp;door haar uit letten vertoonden, dat fy lugt waren. Het geen te meer bleek j

om.


-ocr page 424-

400 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

om dat, als men Van dit yfer en koper onder en in de loog blyvende, de-fe lugt bellen met de vinger afgeveegt hadde, men fagh, dat hoe verre men de bovenlugt daar af liet met de pomp, niet een eenigh nieuw lugt-blaasjenbsp;£g daar op vertoonde. Soo dat hier uit blykt, dat de lugt aan vaite lichamen , en felfs aan metallen figh kan valt maken j waar van midchien denbsp;roeit ook kan algeleydt werden.

Dat nu de lugt llgh ook aan het water valt maakt, en daar mede mengt, is bekent genoegh aan die oit geilen hebben, als men door delugt-pomp denbsp;perlHnge van de lugt, die op het water It'aat, wegh neemt, hoe veel lugc-blaasjes figh daar in openbaren.

§. 17. //ƒ. Nu, gelyk de lugt, kan ook het vyer figh .aan fwaarder en valle ItolFen hegten. Het geen blykelyk is uit kyfels, en andere niet ligtnbsp;vloeyende lichamen, die gloeyend fyn. Want dat der felver hitte aan de aan-Idevcnde vyer-deelen, en niet (gelyk fommige Philofophen willenj aan denbsp;fnelle beweginge van de kleine deelen, die defe kyfels en andere lichamennbsp;uitmaken, toe te fchryven isj blykt, om d.at indien de delen van de kyfels felfs foo llerk bewogen wierden, defelvelynhardigheytveriicfenenfmel-ten foude.

Maar om hier van klaarder verfekeringh te hebben, kan men de daar toe gedane experimenten van Boyle na lefen, de ponderabil. part ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦, alwaar

dcfelve toont, dat felfs, koper, tin, loot, Ikal, filver, peauter, gebrande harts-hoorn, kalk, Coraal, door de deelen van het vier, die daar aankleven,nbsp;fwaarder werden. En op dat men mogte weten, dat defe vermeerderingh vannbsp;het gewigt niet foo fcer van andere grove lichaaras deelen, die met het vyernbsp;gemengt waren, als van die van het vyer felfs voort quam; kan men aldaarnbsp;lien, dat eenige van defe lichamen geheel in glas belloten lynde, van de enkele en fuivere vlammen van fwavel, en brandende wyn-geelten fwaardernbsp;wierden; ’t Geen niet anders gefchiedenkonde, als van de kleine vyer deeltjes,nbsp;die door de nauwe openingen van het glas eerfl; moellen doorgegaan fyn. Sienbsp;Boyle, de penetrahilitate Vitri dponder.part.flamm.

§. 18. IF'. Dit nu ook het vyer aan water figh kanVereenigen, kan men fienj als men feer heet water onder de klok van de lugt-pomp Helt, in eennbsp;glaasje of liever thee kopje (dewyl het glas, om niet te berllen, altyt te voren fagt moet S warm gemaakt werden) wanneer men dikwils op de eerllenbsp;als het water heet genoegh is, of anders op de tweede of derde trek van denbsp;pomp een foo grote beweginge in het water fiet j dat het als kokende uitnbsp;fyn bakje geworpen wert. Dit verfchynfel kan by alle, die lugt-pompen handelen ligtelyk getoont werden.

Als men dit experiment op den 24. Decemb. lyoy. dede, was een glaasje met kout water te gelyk onder defelve klok gefetgt; het geen wel eenige blaesjes van lugt na gewoonte vertoonde, dogh geen beweginge maakte,nbsp;die eenigfints met die van het heet water te vergelyken was : foo defe

bevve-

-ocr page 425-

Vm het Water '. nbsp;nbsp;nbsp;401

bcwêgingc meer aan het vyer, als aan de lugt toe te fchryven fcheen tc Wefen.

Maar om hier van verfekert te fyn, en aan die objeftie te voldoen, of ook wel de hitte van de lugt, in het heete water de oorfaak van defegroternbsp;bewegingc was, heeft men daar na den ii January 1706. loog, daar geen lugtnbsp;in was, heet gemaakt, en ^ie in een glaasje (dat in nogh een ander glasnbsp;gefet was, om het ftorten, op het koper, en foo het bederven van de pompnbsp;te verhoeden) onder de klok geftelt; en fagh men, als de tweede maal denbsp;lugt daar uit gelaten was, fchoon «en de eerfte maal geen verandering vernam , dat de loogh met een fchielyke barft boven de beide glafen uit vloog.nbsp;Het welk alleen aan de vyer-declenj om dat geenjugt in die voght figh oitnbsp;mengt, nootfakclyk fcheen toe gefchreven te moeten worden.

Dogh daar na den 7 Juny 1709, dit felve experiment met water wederom gedaen werdende, hadde rnen twee gelyke thee-kopjes tegelykmet het felvenbsp;kokende water gevult; en het cene alleen onder de klok fettende, bevondnbsp;men, dat defelve klok onder de bewegingen van het water, na het aflatennbsp;der petflende lugt, boven (eer heet wiert. Of dit nu was, om dat de vyer-deelen van de drukkinge der lugt bevryt fynde, en fig door hare bewegingen van het water los makende, na om hoogh en door dit glas gaandenbsp;het felve aldaar foo veel hceter, als op een ander plaatsmaakten j dan of mennbsp;dit alleen aan de dampen moet toefchryven, bewiften wy hier niet. Maarnbsp;dit is waai'i dat het water, het welke onder de klok foo veel bewegingen uit-geftaan hadde, daar uit genoomen fynde, felfs op het gevoel van alle die tegen woordigh waren, veel kouder was, als het gene buiten deklokgeftaannbsp;hadde;daar, indien men ftelt, dat de hitte alleen van een grooterbewegin-

ge van de deelen van de vogten, en niet enkel van die der vyer-deelen veroor-ftakt were, het water onder de klok door defe bewegingen, die het meer als het ander water ondergaan hadde, vry hecter foudc moeten ge weeftnbsp;hebben.

En aldus fcheen hier uit tc blyken-, dat dit water onder de klok daarom meer van fijn hitte verloten hadde, als het ander j om dat de vyer-deelen,nbsp;door het wegnemen van de perflinge der lugt gelegentheit krygende,om fignbsp;door hare bewegingen los te maken van het water, daar uit gevlogen fynde het water minder warm bleef, als het andere j in het welke de perflingenbsp;der lugt de vyer-deelen belet hadde fig van het water loo ras af te fchei-dcn.

Of nu dit hegten van het vyer aan het w^ater ook kan geagt werden yets te doen, en de oorfaak of mede oorfaak te wefen van die eigenfehap desnbsp;Waters, door welke het felve het vyer uitblufcht, fal ik hier niet verder on-derfoeken; nadien de ware reden van dit uitblufl'chen te geven, hoe gemeen en daarom ongeagt het ook aan vele voorkomt (indien ikmynegedag-ten daar over hier feggen magh) al veel overlegh vereifcht.

Eec nbsp;nbsp;nbsp;§• ip.


-ocr page 426-

4pz nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

§. lp. Drie dingen vinde ik, om voort tc gaan, by dit experiment aangc* tekent, welke.daar uit fchynen te volgen.

Eerjl. Dat gelyk water en lugt een byfondcre ftoffe is, men ook hier uit fchvnt te kunnen beflüiten,dat ook het vyer voor foodanigeen moet gehouden werden-, en niet alleen voor een Tnclder beweginge van alle andere li-chaams deelen. Het geen uit het koude* wokJcii van het water na defelvenbsp;beweginge (gelyk ftrax getoont is) afgenomen kan werden, en wy hier nietnbsp;weder herhalen. Ook fcheen dit hier uit te blyken, om dat kout en heet water, te gelyk onder de klok gefet, en de lugt daar af gelaten fynde, het hee-te water ftrax na die groote bewegingen geen de minden bewegende delennbsp;toonde} daar in het koude noghtans een geruimen tydt daar na verlcheidcncnbsp;roeringen door het uitfetten van de lugt gefien wierden. Nu is het bekent,nbsp;dat door kooken en hitte de lugt uit het water uitvliegt j foo dat defe borre-lingen en opftuivingen aan niets anders, dan aan de in plaets gekomen ennbsp;aan het water klevende vyer-delen fchynen toe te fchryven tc fynj die weggevlogen fynde het water in ruflc lieten.

Ten anienn. Hier uit fchynt ook tc blyken, dat dele vyer-declenfeerela-dieq en uitfettende fyn : dewyl men fiec , dat alleen met het wegnemen van de perffinge der lugt, die haar wederhoudt,(yhaer beweginge van fclfsnbsp;openbarcn.j ’t geen een eigenfehap is van uitfettende ftoflfen.

Het laatfie^ dat uit dit experiment blykt en alhier van nuttigheit kanwe-fen, is dat het vyer, het welk aan het water vaft kleeft, foo ras als het in een lugt komt, die dunder is en minder kraghtigh in fyn perflingen, hetnbsp;water verlaat en daar af vliegt.

§,20. Uit allen defen fiet men dan, dat vyer en water aan een verknogt lynde, een famenftel kan uitmaken, dat ligter werdendc, als foo veel lugt,nbsp;daar in kan opdryvenj gelyk yfer en kurk aan een gehegt, te famen in water kunnen op dryven j fchoon yfer fwaarder als dit water is.

lek were een leer gelykformigh experiment gefien te hebben, wanneer men een kluit ongcrafineerdc fwavel in loogh hadde laten finken, om tc fiennbsp;of fy ook foo veel lugt als de Salpeter, daar wy defe feer veel in bevondennbsp;hadden, in figh bcfloot? maar de boven-lugt door de pomp daar af gelatennbsp;fijnde, lagh men niet alleen cenige belletjes van lugt rontom defelve fig uitfetten j maai,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat eenigc afgebroken linkjes

van dc fwavel, door defe belletjes opwaarts dreven 3 en defelve gebroken fynde, weder na beneden fonken. Defe aanmerkingen vinde ik ook aangetekent,nbsp;wanneer men fout in water geworpen, en de boven lugt daar afgehaaltbad-de, .waar uit af te nemen is, dat een ligter vloeybaare llofFe figh aan eennbsp;fwaarder kan hegten, en met defelve een lamenftel uitmaken,datineen vogcnbsp;kan opdryven, m welke, het fv-aarfte nederfonk. Soo leert ook de onder-yindinge, dat. een kleine warmte, en daarom weinigh vyer, het water ooknbsp;fqnd.ej'. koken kan doen opwafemen en na boven klimmen: en fiet men

ook

-ocr page 427-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;40J

ook alle vlugtige routen, van fal Armoniak, van haits-hoorn enz. dooreen nauwelyks gevoelige vyer-warmte op ryfen. ’c Geen men ook in fuivere brandende geeftcn, en alle dingen, die men in de Chymie voor de vlugtigdcnbsp;houd, bevind te gefchieden.

' En indien dit aankleven van het vyer aan dcfe doffen niet de eenigfte oor-faak daar van isj ten minde is het te denken uit het voorgaande, dat het mede onder defelve getelt kan werden: felfs fchynt het meer gelooffelylc,nbsp;dat dcfe oorfaak gemeender is als die, door welke het water, eer het opdampen foude, figh tot een negen of tien maal meer hoogte, lengte, en brectc.,nbsp;foude moeten uitfetten. Het welke laetde in wateren, die door foo kleinenbsp;warmte opryfen, geenfints (immers niet dikwils) ondervonden wertj ennbsp;in andere doffen, gelyk vlugtige fouten ,niet wel gcdelt kan werden te gefchieden.

§. zi. Het laatde dat boven dit alles, als het voornaamde in het opryfen van het water in de lugt, vereid wert, is dat het felve in feer kleine deeltjes meet verdeelt werdenj om foo veel te eerdér met het vycr eennbsp;famendel te kunnen uitmaken, dat ligter als foo veel lugt is. Soo dec mennbsp;in alle dcllillatien, dat geen gehele droppen opgaan 5 maar alleen feer kleinenbsp;deelen. En in alle Chymifcheis het fclfde openbaar j gelyk ooknbsp;in den rook van brandende vyeren van hout, turf, en andere, die in kleinenbsp;fiei tjes verdeelt fynde door het aanklevend vycr opgaan in de lugt j en innbsp;roet tot een grootcr lichaam by een vergadert fynde, te fwaar daar toefyn,nbsp;cn niet opryfen, voor dat fy by voorbeelt in andere dedillaiien, weder totnbsp;lichamen van minder grootheit gebragt fyn.

Gelyk nu den Almagtigen in fyn Woort gewoon is uitdrukkingen te verkiefen, die naukeurigh de eigenfehappen der faken, waar van Hyfpreekt,nbsp;bevatten i foo fiet men ook5fö^.XZX/^/. 17. het fevegcfchicden. Deplaat-fe is in de nederduitfche ovcrfêttinge dus te regte vertaalt, Hy trekt de druppelen der wateren op., die den regen na, fynen damp uitgieten. Alwaar het Woortnbsp;Garang (hier optrekken overgefet) eigentlyk betekent diminuere^ dat is verminderen of kleinder maken j gelyk defc text ook by de Hr. Rohbertfon dusnbsp;vertaalt wert. In het Woorden-boek van de Hr. Coceejus betekent het ooknbsp;minutatim aliunde alio transferre, oï by feer kleine deeltjes yets van de eenenbsp;plaatfe na de andere voeren of overbrengen. Soo dat de fin van defc woorden,nbsp;defe betekeniffen by malkander nemende, eygentlyk defc is: Hy vermindert of maake kleinder en brengt by feer kleine deeltjes de droppelen der wateren overnbsp;van de eene,plaatfe na de ander, (dat is van den Aardkloot of zee’n na de lugt)nbsp;welke den regen na fynen damp uitgieten.

Of indien men in de laafte woorden het Hebreeuws voorfetfel Ie, niét gelyk hier met w, maar door tot verduitft, fullen defelve feggen, dat defenbsp;met kleine deeltjes opgevoerde water-droppen, den regen tot fynen dampust-gieten-, dat is, om na fyn werk op het Aardryk gedaan te hebben, weder in

Eee z,


-ocr page 428-

404 nbsp;nbsp;nbsp;XX. BESCHOUWING E.

een nkimm damp opgeheven te werden. Waar in dan op dien gehelen omloop der dampen en wateren geilen wert, welke gedurig en dagelyksinde wereltnbsp;gefchiet} wanneer het water door de Sonne in dampen opgevoert fynde, innbsp;regen, dauw, fneeuw en diergelyke gedaentens ncder-valtj en lyn dienftnbsp;gedaan hebbende weder andermaal opwaarts dampt, en foo den onophoude-lyken omloop- volbrengt.

ïck foude defe laatlte aanmerkinge (als miflehien by fommige wat meer Icherpfinnigh als fakelyk fullende fchynen) hier niet by gedaan hebben j tennbsp;ly her gefeide vooifetfel Ie by voorname taalkundige meer in (yn eigen ennbsp;eerfte beteekeniffê ro? en tot^ in hetlatynnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alsyetsandersfcheen te feggen.

Waarom het ook eerfl by de Hr. Coceejus dus overgefet isj en in defe felfde plaaife door de Hr. Robbertfon het woorc Le-eedo vexfa.d\t'NGrdfadvaporemil~nbsp;lius\ dat duidelyk fegt tot fynen damp. Dit is ten minften waar, dat men hiernbsp;foodanige woorden gebruikt Het, die voorname eigenfehappen der dampende wateren uitdrukken} waar uit de doorgrondende kcnnilïbvandenln-gever defes Woorts af te nemen is.

§. zz. En om een einde van dit onderfoek te maken.

Welke dan ook de oorfaak van het oprylèn der water-dampen wefèn magh } het isfeker, dat het water, door onfe vyeren of ook doordat van dcnbsp;fonne verwarmt fynde, fchoon in fig felfs foo vee! fwaarder als deluge,egternbsp;in defelve lugt opwaarts gevoertwiert.

Of men nu ook byfondcre deelen moet ftellen, die de koude veroorfaken, gelyk het vyer de warmte} welke aan het water gehegt fynde een ligter la-menrtel als enkel water maken, en het fclve in dampen ook doen opwaartsnbsp;gaan jbetwiften wyhier niet. Dit is waar, dat men uit de byten,indefterk-ile vorllen, een damp fiet opgaan, terwyl het water bevrielt} en dat felfsnbsp;ys en fneeuw ook by vriefend weeder uiewaafemten daar doof ligter werden,nbsp;waar van yets hier na.

§• 2.?. Om nu voort te gaan.

is het by de Hydroftaticiof die de waterwigt verftaan, kennelyk, dat i. indien een lichaam in een vogt opwaarts ftl dry ven, dat ten gelyk grootnbsp;gedeclre van defe vogt meerder fwaarheit moet hebben, als dit lichaam.

//i Indien dit lichaam in die vogt finken fal, dat die vogt minder fwaarheit iii oen gelyk groot gedeelte hebben moet.

///. iodien het nogb iryven nogh linken fal, maar overal in die vogton-der cn boven lyn plaats behouden} dat dele vogt in een gelyk groot gedcel* te defelfde fwaarheit, als dit lichaam hebben moet.

Het welke alles ligt by experiment te toonen is.

§.24, Indien-wy ons nu verbeelden, dat T'ab.XIF.Fig.I: den Aard-kloot W PQRS van dc lugt tot BAD omringt is; die in ligh felfs fwaar fynde,

en-daar door kunnende te famen gedrukt werden, van onderen by nbsp;nbsp;nbsp;boven

doorg en.E na B gedurigh dunder, en by gevolge ligter were: dewyl hare

uit

-ocr page 429-

i'’'an het Water. nbsp;nbsp;nbsp;40f

iiiifettende kragt, als het drukkende gewigt van den boven fèaande lugt vermindert, defelve meerder uitfet} en dcfe lugt van malkander verfpreidcndc in een gelyke groote plaats ligter maakt. En ingevalle men nu verder ftcicjdacnbsp;defe lugt beneden by den Aardkloot tulTchen F en P fwaarder, en boven tuf-fchen F en B ligter is, als het dampende, of met vyer vereenigd waterjfoonbsp;dat ontrent FGH defelve lugt van gelyke fwaarheit isj fal het blyken doornbsp;het ftrax gefeide, dat de dampen tuflchen F en P fallen opwaarts gaanj datnbsp;fy tot de paale van gelykwigtigheit FGH opgeheven fynde, als wolken innbsp;F en IG fullen dryvenj en in evenwigt hangende, nogh opklimmen nognbsp;ned^fakken en dat fy daar boven verheven fynde in B F ot H D na bene-denfullen finken.

Ontrent op die wyfej als men Quikfilver en water in een glas gegoten hebbende, indien men daar een ftuk yfer inwerpt, fien fal, dat het in hetnbsp;bovenftaande water fal finken, en in hetquikfilver wat neder gefonken lijnde fal opdryven; tot het de plaatfe tuflchen die beide, in welke fyn evenwigt kan gevonden werden, bekomen hebbende, aldaar ftil fal blyven hangen tuflchen de twee vogtenj waar van de eene en bovenfte in een gclyknbsp;deel van grootheit ligter, en de andere of de onderfte fwaerder is.

§. zf. Men gelieve niet te denken, dat men alleen by lolTe onderftcllinge fulx van de lugt fig kan verbeelden.

¦Eer^. om dat de felve boven ondervindelyk getoontis, vandieeigenfchap te wefen; dat fy door cenigh gewigtgedrukt fynde, in malkander geperft ,cnnbsp;daar door kkinder plaatfe be{laande,in defelfdegrootheit fwaarderwert. De-wyl te vooren Befchouw. XVlIl. §. lo. door de pyp met quikfilver 1F',T«^.nbsp;XIII. Fig. I. getoont is, dat de felve lugt, die fonder drukkinge boven de grootheit van F heek, als fy door de perflinge van de quikfilver famengedrongennbsp;Wert, beneden by I in lbo veel kleinder plaatlc op een gepakt is, cn by gevolge na proportie van fyn grootheit meerder fwaarheit verkrygt. Soo dat (by-voorbeelt) ftellende , dat F boven tienmaal foo groot is als 1 beneden, eennbsp;lichamelyke duim lugts by I tienmaal foo fwaar fal wegenalsbyF jnadien’ernbsp;door de famen-perflinge beneden tienmaal foo veel. lugt delen by I in de felve plaats begrepen werden, als boven by F.

En ten anderen^ het geen hier tot een proef-experiment kan dienen; ona dat men het felve, door die hooge bergen beklommen hebben bewaarheitnbsp;vinde. Men kan hier van onder anderen, een opmerkelyk verhaal fien, bynbsp;Varenus. Gcogmph. Gener. Lib. 1. Gap. XIX- §.41'. alwaar ymant een van hetnbsp;Carpathil^e gebergte in Hungarien, diedeAlpes verre in hoogte overtreffen, opkhmmende, de witte wolken beneden figh fagh diyven; waarvannbsp;enige egter hooger waren als andere; na dat de ftoffe, die de felve uitmaakte, ot fwaarder fynde defelve hooger af lager haar evenwigt de-»nbsp;de vinden. Want dat veelvuldige deelen en daarom van verfcheiden fwaarheit ouder de namen van watcr-dampen of andere uitwafèmingen fighiu de

Eees nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ lugV

-ocr page 430-

405 XX. B E S C H O U W I W G E. lugt verheffen, is boven by de verhevelingen aangetoont. Ook bevont dc-fen onderfoeker de lught boven foo feer dun en llil j dat het minde hairnbsp;van fyn hooft door de wint niet bewogen Vierd j niet tegenftaande in lagernbsp;plaatfen een fterken wind figh hadde laten gevoelen. Dogh’t geen hier veelnbsp;tot het bewys van een meerder diinheit des lugts fchynt te doen , is, dat opnbsp;het hooghfte des bergs,een fchiet-geweer geloft fynde, geen meer flagh ofnbsp;geluit gegeven hadde, als of een klein houtje aan ftukken gebroken was.

Hoe veel nu de dunheit van de lugt tot de vermindering van het geluit doet, is af te nemen uit het klokje gt; dat als de lugt, daar het in hangt, doornbsp;het uitporapen der felver dunder wort, veel minder klinkt. Waar vaqjrre-der Befchouw. XVIII. §. 3Ö.

§. z6. Om dan uit dit alles een befluit te maken j is nu wel ligtkcnnelyk, dat dc wateren door figh tevereenigenmet het fonne-vier(om van deuitwafe-mingen in de groote koude niet te fpreken) in dampen in de lugt opgeheven werden} en dat fy volgens de wetten van de water-wigt in de felvc dry-ven,en blyven hangen fonder door haar fwaarte in eenligter ftoffe, gclyk denbsp;lugt in defen is, na beneden te finken. Maar feer weinig voordeclenfouden dcnbsp;menlchen en dieren, die den Aardkloot bewoonen, van dele wateren genieten} indien defelve op de lugt om hooge dryvende, aldaar verbleven,fondernbsp;weder neder te dalen.

Om nu ook eenig begrip te maken, hoedanigh dit dryven in de lugt ge-fchieden kan} laat ons weder aan onsvoorllellen,dat uit de zee Pin de dikke lugt E P. T’ab.XIF. Fig. i. eenige dampen fig tot F. verheffen} dat op dc hoogtenbsp;van FIG van de Aarde, de lugt wat dunder wordende egter nogtans foo veelnbsp;dikheit behoud } dat defe waterdampen, fchoon om des felfs meerder ligtheienbsp;en dunheit niet kunnende hooger na Bopryfen, egter belet werden door dc nognbsp;genoegfame fwaarheit en dikheit defer lugt neder te finken; vergaderende fignbsp;aldaar in hooghfwevende mifien, welke van de aarde gefien lynde wolkennbsp;genaatnt werden, als te vooren by ondervindinge getoont is: terwyl anderenbsp;die fwaarder fyn, niet verder als tot K, ölkunnen opklimmen, om dat ly innbsp;hooger lugt komende, die ligter is , weder neder fouden finken.

§. 2,7. /. Indien nu twee winden met eenig gewelt defe miften of wolken als IG of, F, van wederfyden bewaijen , en de dampen dwingen nader opnbsp;malkander te loopen} fal men genoegliiam kunnen afnemen, dat defelve fignbsp;aldaar in droppelen vergaderen : en by gevolge dat ly , fwaarder werdendcnbsp;als foo veel lugt gt; beneden moeten dalen} te meer, om dat door debewe-ginge van defe winden, het vyer, dat haar (op welke wyfe het ook fyn mag) 'nbsp;ligter maekte, gelegentheit krygt om fig daar af te fcheiden.

Op deeerlle wyfe, fict men in deftiliatien uit retorten of glafen helmen, als dc dampen in de nauwte van hare halfen gedwongen werden tot malkander in te dringen en te naderen} dat ly in waterige droppelen lamen loopen,nbsp;die neder vallen : fchoon dc dampen ftrax te vooren meer vryhcit en ruimte

-ocr page 431-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;407

te hebbende na boven gingen, en fonder defe engtens hoogcr foqden opgegaan hebben.

Ook weet men dat aan yder bekent is, dat een heetc vogt,in welke veel vyer-declen fyn,door het blafen van een wint, die men met de montmaakt,nbsp;kouder wert. Dat nu dit gcfchiet, om dat de vyer-delen door defe bewe-ginge figdaar affeheiden, fchynt daar uit blykelyk te fynj om dat anders,nbsp;indien de meerder hitte alleen in meerder beweeginge van dekleyncdeelen vannbsp;een vogt beftont, defelvc door het blafen , het geen defe vogt meerder beweegt, volgens defe onderfteliinge ,moefl:e heecer en geenfints kouder werden : het welke egter de gemeene ondervindinge aan allen leert.

§. z8. II. Indien een eenige wint XIV- Fig. i. van foo veel kragt? is, dat fy van I na G. wajende de dampige wolk I G in een regte linienbsp;I iC vmort kan doen gaanj en alfoo defe of een gedeelte des felfs tot h kannbsp;voort dry ven j is het blykelyk, dat defelve wolk figh in Zhooger van dennbsp;Aardkloot, cn by gevolg in een dunder lugt bevint. Waar uit dan (nahetnbsp;experiment §. 18 en 19. van heet water en hecteloogh onder de klok der lugt-pomp) volgen fal} dat het vyer , het welk aan de water-deelen klevendenbsp;defelve ligter maakt, figh daar af fal los maken; en door fyn ligtheit alleennbsp;na boven gaande , het water te fwaar fal wefen , om niet alleen boven innbsp;die dunne en ligte , maar ook beneden by de aarde in fwaarder en dikkernbsp;lugt figh op te houden; makende derhalven een nederdaalende dauw, ofnbsp;mift, of regen, fneeuw of diergelyke, na dat de watcr-deelen of meer enkel of meer by een gevoegt fullen wefen.

§. zp. III. Dat nu de lugt, die ontrent de aarde by P anders fwaar genoeg is om de dampen op te heffen, en by F om die te doen dryven, dik-wils ook door andere oorfiken dunder en lighter in haar Camenüel werden k^in 5 cn daarom oorfaak geven , dat defe dampen na beneden fakken; is tenbsp;vooren Befchou'W.XIX.%. 17.18. in deglafen van de lugt-porap getoont. Ennbsp;tot een proef-experiment blykt fulx in veel gclegentheden door Barometers ; v/aar in de quikfilver om de minder fwaarte der lugt fakkende gewoon-lyk een voorteken is, dat-de water-dampen in mill; of regen of ander (intsnbsp;uit de lugt fullen nederdalen, gclyk bekent is.

^V. §. 50. Boven dit fchynt ook het fchielyk ophouden van de warmte der lugt gelegentheit te kunnen geven, dat de dampen, welke door denbsp;felve in grooter menigte opgeheven waren, door defe opkomende koude nanbsp;beneden lakken,en milten of regenen veroorfaken. Waarvan een gelykformignbsp;voorbeclt gefien wert in de deltillatien, diedoorflangengefchieden; alwaarnbsp;door kout water de dampen tot een vogt gemaakt werden; en ook in de Chy-mifchc Cryftallifaiien fchynt yets diergelyks gevonden te werden. In welkenbsp;men fiet, dat de fouten, die in het water nog warm fynde dryven en gefmoltennbsp;blyven, als het felve kout wert, figh te famen fetten en na beneden finken.nbsp;Öog of dit in de lugt foodanig en op welke wyfe dit gefchiet, dewyl de na-.

tuyf'


-ocr page 432-

4ö8 nbsp;nbsp;nbsp;XX. b e s c h o U W I n g e:

tuur van de koude nogh foo bekent niet en is, als vele wel mcinen, fullcn wy hier niet dieper onderfoeken.

§.31. Hoe veel oorfaken nu ook boven defè opgetelde mogen wefen, v;aar door de opgeheven wateren uit de lugt nederfakkenj dit is feker, datnbsp;een verwonderlyke water-wigt ontrent delelve , foo wel in dit geval, als innbsp;der felver opheffingen fchynt plaats te hebben.

Kan ymant nu dit alles denken fonder wysheit aldus befliert te werden? cn dat het by geval gefchiet, dat een foo groot heyr van dampen in de ruime lugt overal foo nauwkeurig na de wetten van de neifte Hydroftatica^nbsp;in foo ontelbare gevallen en gelegeniheden luiftert? is’er geen verftandige rc-geringe van noden j om foo maghtigh een veelhcit van wateren in de wolken dryvende te doen blyvenj als men dikwils in eenige regenagtige lentenbsp;enherfft of andere tyden fiet neder regenen? Om nu van alle de foo verfchei-dene manieren en vormen niet te fpreken, op welke fy neder dalen j waarnbsp;door foo veele waterbakken en gehele meyren en floten in foo weinigh tytnbsp;vervult werden. Maar, dat vry wat verder gaat, waar door foo groote rie-vieren foo fchiclyk opfwellen, en buiten hare oevers gaande dikwils geheelenbsp;lant-ftreeken overftroomen.

En moet een yder niet toeftaan , dat Joh een overtuigende reden geeft, om de grootheitGodste pryfenPals hy met verbaaftheit over alle fyne wonderdaden defc daar by voegt, Gap. XXFL 8. Hy bint de wateren in fyne wolken^nbsp;nogtansen fcheurtde wolke daar onder niet. Vermits defelve, hoewel om haarme-nigte van wateren van een ondenkelyke fwaarheit fynde, dewylfy na de rc-gulen der waterwigt in de vloeybare lugt opgehouden werden , ioo weinig 'nbsp;kunnen na beneden fakken , en defe lugt of wolke doen fcheurenj als mennbsp;fïet, dat een geheel toegctakelt Oorlogfchip het water , waar op het dryfenbsp;en het geen onder het fclve is, door her gewelt van fyn foo groot gewigcnbsp;kan doen van een fcheiden. Het welk voor geen van de minfte wonderen der waterwigt by yder , dje dit aan fig voorftelt, moet gehouden werden.

§. 32. Indien nu felfs aan een Heiden de wetten, volgens welke dit gefchiet, bekent waren, foudc hy de Goddelykheit van dit VVoort niet moeten erkennen? het welke al voor foo veel duifenden van jaren, wanneer nogh teken nogh blyk van defe Philofophie, immers foo veel ons nu bekentnbsp;is, te vinden was, met foo uitgedrukte woorden van defe waterwigtige verheffingen en dry vingen der wolken gefproken heeft; en getoont, dat ditnbsp;groote werk door middel van foo verwonderlyk een opweginge in de lugtnbsp;gefchiede. Soo fiet men defelve tot bewys van Gods Wonderen en Hecrlyk-heytdoor E/itebygebragt,XXZ7^//. jg. Hebtgywetenfehapvandeopwe~

gingen der dikke wolke? de wonderheden des genen, die volmaakt is in wetenfehap-pen, Soude ook ymand die alle de experimenten van de volgende eeuwen felfs gefien hadde, de maniere van defc bewegingen der wateren in de lugt

met

-ocr page 433-

Van het JVater. nbsp;nbsp;nbsp;40p

aiet cen meet eigen cn gepafter naam, als die van opisegingen, in het latyn Librationes^ in de gront-taal MipJafmuitdrukken? en foudedit hiefnbsp;in foo gantfeh donkere tyden van een enkel menfehe voort gekomen fyn ?

Men gelieve niet te denken, dat dit befluic van de boven-menfchelyke afkomft der Schrifture alhier te verre gaat j nadien aan yder blykelyk is,nbsp;dat fonder dat de lugt fwaar was, niets daar in opgeheven foude kunnennbsp;worden, nogh ook eenige van defe opwegingen gefchiedenj waar van denbsp;fwaarheit alleen de oorfaak is. Nu dat van de fwaarheyt der lugt in die eeuwen, immers foo veel alle gedenkfchriften toonen, niet de minfte kenniilènbsp;was} cn defelve lugt by yder nogh lange daar na voor volkomen ligt gehouden wierdej is boven reets Befchoim. XVIIL aangeroont. Soo dat defenbsp;woorden, als een fwaarheit van de lugt ontwyfFelyk vail:Hellende,alhieryetsnbsp;feggen, het welke aan alle raenfchen in die tyden onbekentwas, en daaromnbsp;fekerlyk van een hooger Ingever moeten afgedaalt fyn.

Men kan in het voor by gaan hier aan merken j dat de te vooren gegeven uitlegginge van Job, XXFIII. if. Befchouw. X^///.§.4y. hier doorleer beveiligt wert; gelyk ook door het volgende.

§. Soo het men Pfalm. CIV. 3. den felven Geeft defe woorden van de lugt en wolken gebruiken, die fyne opperfalen foldert in de'wateren. Indiennbsp;nu de wateren of waterdampen by voorbeelt, F oflG?^^. XIV. Fig. i.nbsp;door eenige andere kragt, als die van een waterwigtigeopweginge, veroor-faakt door de Iwaarheit der lugt, na boven opgevoert werden j wat redennbsp;Was’er, waarom delelve niet tot boven AB en buiten de palen der lugt fou-den opgaan ? Daar nu , om dat de lugt, als te voren getoont is, van bovennbsp;ligter wort, en daarom onbequaam om defe wateren F of IG hoger te doennbsp;op dryven, nootfakelyk eenige ruimte van defe dunder lugt tuflehen de cirkels BAD en FGH moet blyven, die figh gelyk een Opperfale vertoont}nbsp;waar na de benedenfte cirkel F G H als de folder is} om dat hy de Waterennbsp;cn wolken F en 1 Gamp;c. draagt, en door de meerder fwaarheit des lugts, tegen het nedervallen onderfteunt. En dewyl beneden de wolken F eiiIGdik-wils ook andere inK^/, dryven-, tuflehen welke weder een ruimte, als eennbsp;opperfale gelaten v/ert, waar van den omloopt K^insgelyks den folder is;nbsp;fiet men waarom, hier te regt van oppsrfalen in het meerder getal gefprokennbsp;wertj en voornamelyk, hoe naukeurigh fy befchreven werden, als fy ge-fegt werden in de 'wateren der wolken gefoldert te fyn. Het geenblykelykis,nbsp;om dat den kring FIG,H die de wolken, op de wyfe van een folder, belet innbsp;de lugt neder te linken, een gelyke fwaarheit indefelfdegrootheit moet hebben, als defe wolken of wateren felfs in FIG. en m E. Die figh daarom ternbsp;felver plaatfe van defe folderingh FIGEH juift moeten bevinden} om datnbsp;fy hoger dryvende finken, en lager komende opgeheven foude werden,nbsp;door de minder of meerder fwaarheit des lugts op die plaatfen. W aarom dannbsp;klaar is, dat defe opperfalen niet bo'ven of benedennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iuft in die wateren.

Fff nbsp;nbsp;nbsp;felf

-ocr page 434-

410

XX. B E S C H O ü W I N G E.

fclf hare foldcringe hebben of gefoUert fyn.

lek late wederom aan yder, die dit verftaat, fclfs oordcelen; of dit alles fonder kennifle van de fwaarheit der lugt, en der vooren aangehaalde Hbra-tiones of opwegingen der wolken foo naukeurigh in alle fyn omftandighedennbsp;kan befchreven fyn j en daarom of het ook van een bloot menfehe, die vannbsp;dit alles niet en wille (gelyk alle in die eeuwen daar van onwetende waren')nbsp;kan voortgekomen wefen^

§. 34. lek hebbe wel gedagt, of de plaatfe ^ms IX. 6. letterlyk van de-fe faken mogte fprekenj de woorden fyn: Die fyne opperfaïen in den Hemel houwt.) en fyne bende die heeft Hy op aardegefondeerti die de wateren der zeenbsp;roept en gietfe uit op den aardbodem. HEERE is fyn naem. Infonderheit de-wyl het woort hier opperfaïen over gekt) {magnalah ) eex\-xoAer ^ als hetnbsp;gene Efalm. GIV. 4. gebruikt wortj en in het Woorden-boek van de Hr,nbsp;Coceejus met trappen in fyn eigen betekenilTe vertaalt is.

Indien men dan door het woort Hguddah) alhier hende^ met den felven Heer verllaet, multitudo in unum collegia , of een menigte by malkander wr-famelt.

En verder Jafad, sXhier fonderen yVieemtVQor firmare of vafl fielten, vaflig-heit geven..

Eindelyk, het VJoort gnal erets^ hier op de aarde ^ verduift met boven de aarde-) het geen wel een feer eigene betekenille van het woortfchyntnbsp;te fyn, om dat het afkomt van gnalah) opkimmen^ en dus meermalen gebruikt wert; behalven dat in het laatfte van dit vers, alwaar men vint opnbsp;den aardbodem) dit woort gnal niet enkel maar met eenige bepalingc fchyntnbsp;gcllelt te fyn, gnal peme^ alwaar uitdrukkelyk van het aangefigte of oppervlak des Aardbodems gefproken wert.

Sal de letterlyken fin van de plaatfe feer klaar fchynen te fyn, en weldefe volgende: die in den Hemel (of lugt) 75'^^ opperfaïen bouwt en fyne trappen ^nbsp;(langs welke de water-dampen op-klimmen) en fyne by een vergaderde menigte (derfelver) boven de aarde vaft fielt. ( dat fy door haar fwaarheit nietnbsp;llrax neder fakken) die de wateren der zee roept en gietfe uit op het oppervlaknbsp;des aarbodems.) quot;Jehova is fynen naam..

Hoe nu Mo opperfaïen gebouwt fyn is llrax §.3’. aangetoont. En indien men het woort in de betekcnillè van trappen neemt j fal ymanc die het vorige regt verllaan heeft, ligtelyk fien, dat daar door op de wyfe, op welkenbsp;de waier-dampcn door de fwaarheit des lugts opwaarts geperll wordende,nbsp;na boven klimmen (waar van te voren gefproken is) geoogc wert.

Ik weet wel dat een geellelyken fin aan defe plautlè door den Heer Coc-tejiis gegeven wert : welke men in deflelfs Woorden-boek , op de woorden trappen en benden vinden kan: dogh late dit aan het oordeel van de Godt-gelecrden, te vreden fynde alleen den letterlyken fin alhier aangetoont tenbsp;hebben.

§gt;3r'

-ocr page 435-

Fan het Water. nbsp;nbsp;nbsp;411

§, Maar indien nu niets anders als defe opryfinge en nederdalinge der Wateren in de werelt plaatfe haddej en de dampen F Tah. XIF.Fig, r.uit denbsp;Zee by P opgerefen fynde, op defelve plaatfe weder nederdaalden j fondernbsp;dat de aarde door eenigh ander water, als het geen uit haar felfs opgetrokkennbsp;was, bevogtigt wierdej foude feer wcinigh voordeel aan de aarde en die denbsp;felve bewoonen daar door gefchieden. Hoe veel rievieren foude niet uitdrogen? die nu van regen en fneeuw, welke op de bergen nedervalt, haren oor-Ipronk, of immers haren overvloet van water hebben. Waar door foudennbsp;de wilde dieren in Arabien in Africa en andere diergelyke plaatfen, die geennbsp;water door haar dorheit kunnen opgeven, gedrenkt worden? wat vrugten fouden de meefte nu vrugtbaare plaatfen voort brengen? indien geen water, datnbsp;uit andere delen der werelt door de fonne opgehaalt was, tot haar vervoertnbsp;wierde en op haar nedervicl.

§• 35. Kan nu een ongelukkigh Philofooph al weder oordeclen, dat hy geen dankbaarheit daar voor fchuldigh is? dat het water, het welk inde .Zo-na torrida en andere heete geweften opgeheven is, door de winden, die dcnbsp;wolken voort dryven, aan hem toegevoert wert, aan hem drank verfchaft,nbsp;en de aarde, daar hy van leeft, vrugtbaar maakt. En kan hy denken, datnbsp;dit woort fonder wysheit gefchreven is ? het welke van defe vervoeringedernbsp;wateren in de lugt fpreekende; Pfalm CIV. 3. na de even te voren aangehaalde woorden, dte fyne opperfaïen foldert in de wateren ftrax daarop defenbsp;doet volgen, die van de wolken fynen wagen maakt en op de vleugelen des wint snbsp;wandeltwant dat hier het woort wandelen .^{00 niet voornamelyk en alleen ,nbsp;ten minften ook onder andere, op het vrughtbaar maaken des aartryks dooiden regen, kan toegepaft werden, fchynt af te nemen te fyn, uit Pfalm.nbsp;LXV. 12. alwaar aan Godt voeiftappen (die opfight hebben ophetwandele»)nbsp;druipende van vettigheit toegelchreven werden. Kn dat hier door het vrugtbaar makende wolken.-wacer des Hemels infonderheit betekent wert j is uitnbsp;het voorgaande 11. en volgende 13. vers genoegfaam blykeiyk.

§. 37. Nu dewyl de meelle dampen, die foo veel nuttigheden aan de gant-fche werelt doen, voor het grootfte gedeelte uit de zee opkomenj en dc wateren dellelfs door hare loutigheit tot dit alles onbequaam fynj foo datnbsp;yraant felfs in het midden der zee foude moeten van dorft verfmagcen, ennbsp;geen kruiden op den aardbodem door dit fout water kunnen leven en groe-yen, gdyk by veele bedroefde ondervindingen in overgeftroomde landen bekent is} fal nu weder ymant denken, dat het by een enkel geval ofdooronwetende ooifaken gefchiet,dat de Son alleen het verfche water uit de zee doetnbsp;oprylen om in wolken vergadert te werden?terwyl het fout, dat eerft met-het felve gemengt was, beneden wert gelaten, om dat het foo veelfwaar-der als het water is,

Dat dit waar is kan niet alleen uit de versheit van regen, dauw, en fneeuw afgenomen werden. Maar een diergelyk exempel fal men kunnen Cen} als

Fffi nbsp;nbsp;nbsp;men

-ocr page 436-

4I^ nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

men fout-water op het vyer fct, en het water daar af doet dampen, of door deftillatien aftrekt j wanneer men het fout op de gront vinden fal. Gelyknbsp;men fulx in Sout-makeryen door de Sonne, en in onfe Sout-keten door denbsp;warmte van ons ordinair vyer fiet gebeuren. Soo dat op defe wyfe mennbsp;twee grootc faken fiet gefchieden, fonder welke het meefte menfchdomnbsp;haaft een einde foude hebben j namelyk, dat ecrfi het zee-water van fynnbsp;fout ontbloot, en tot drank en foo veel andere gebruiken bequaam gemaaktnbsp;vvert; en ten anderen dat dit felve fout tot dienft van menfchen te voorfchynnbsp;gebragt wert.

§. 38. Indien nu quot;Tab. XIF. Fig. i. den Aardkloot W PQJ?.S,als en wis-konftigen ronden kloot, fonder eenige ook de minlle oneffenheden was, fou-den defe wolken F, IG, Ki, rontom defelve dryven, infonderheit in de zona torrida of heete gewefien des wereltsj daar een gedurig wayendenoofl:nbsp;paffaad-wind defelve omgaat. En fchoon in andere gcwclten, door tegennbsp;malkander aanwaayende winden , de wolken op malkander aangedrevennbsp;fynde, en door andere gemelde oorfaken de dampen volgens het vooren getoonde al in water mogten verandert werden, en hier en daar regen veroor-faken; fchynen egter de ftrax genoemde heetcr deelen des aartryks door denbsp;hitte der Sonne en de daar uit volgende droogte te moeten verdorren. Immers illèr geen reden, waarom op de Eilanden, als Sant. Fhomè, en anderenbsp;die in het midden van een veel uitgeftrekter zeeleggen, foo veel water foudenbsp;vallen,dat defelve vriigtbaar fouden kunnen fyn: nadien, dewyl door de weer-flagh der Sonne-ftralen, die fterker van het land als van de zee-waterennbsp;wederom fluiten, de lugt boven defe Eilanden warmer fchynt te moetennbsp;fyn, en daarom meer de felve te moeten uit-drogen. Soo dat de Oudennbsp;niet buiten waarfchynelykheit geredeneerdt hebben, als fy Helden dat defenbsp;zona torrida of brandende wcrelt-riem door hitte onbewoonbaar was.

§. 3p. Indien nu aan eenig ongelukkig Philofooph,die naai het voorgaande de wysheits des Makers uit fyne werken nogh niet af nemen kan, defe verhandeling mogte ter hant komen} laat hy met ons een weinigh hier ftilnbsp;blyven ftaan; en met ernft by figh felfs overleggen, op welk een wyfe defe door foo groot een hitte gedurig hare vogtigheit verliefende, en daaromnbsp;foo dorre foo onvrugtbaare, en woefte land-ftreken foudekunnen inftaatge-bragt werden, dat fy bequaam waren om door fpysen drank hare inwoondersnbsp;tc onderhouden: en indien het aan hem fiont fulx te fchikkenj wat middelnbsp;hy foude denken te moeten gebruikt werden, om defelve gedurig met ge-noegfaam water van den Hemel te verfien j en uit dien grooten oceaan vannbsp;lugt, de dampen op die plaatlcn des aartryks alleen, daar fy van dienft kunnen fyn, te vergaderen. En om hem met geen moeyte van fulx te beden- .nbsp;ken te belaften j laat hy ons feggen of hy foodanigh een niet voor verftan-digh foude houden, welke een middel daar toe gevonden haddej bet geennbsp;foo Jangh Hemel, Aarde, en Zee in haren ftant bleven, altydt van gebruiken

nut

-ocr page 437-

Vm het Water. nbsp;nbsp;nbsp;415

nut foude blyvenj en Waai' door defe dorre en anderfints onbewoonbare eilanden door foo veel water konden bevogtigt werden, dat defelve in vrugt-baarheit nauwelyks voor de befte landen behoefden te wykcn.

§. 40. Om een voorheek te geven j indien hy fyne oogen flaat op het Ei-lanr Sant 'Thomc^ dat onder de linie, of op dat van St. Helena^ dat ook tuf-fchen de keer-kringen legt, alwaar des Sons hitte feer groot is5 dewyl alle de dampen, die uit de omleggende zee’n opgaan, eerder weder daar in fchy-nen te lullen nedervallen, als op een van defe eilanden j welkers vaftedeelennbsp;deftralen der Sonne fterker, als de zee-wateren, te rugge reflederen j kan hynbsp;ook denken? dat het fonder wysheit van den Maker gefchiet isj dat op de-fclve eylandcn hogenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gevonden werden j op welke defe dampen in foo

groote menigte vergadert worden, dat fy bequaam lyn om ganfche rievie-rcn en beken uit te leverenj die drank aan dieren, voetfel aan de gewaden en vrugtbaarheit aan de grontj in foo brandende aaid-geweften in overvloetnbsp;vcrfchafFen konnen.

§. 41. Dat nu het gefeide,wat ook fommige van de bergen anders gevoelen mogen waar is, kan uit een menigte van getuigeniflen of ondervindingen afgenomen werden.

Men gelieve alleen de befchryvinge van het Eilant St. ’ïhomyinè.m kleinen Atlas van Mercator na te fien j waar in men defe woorden vinden fal: in hetnbsp;midden ’uan dit Eilant is een hergh feer vol hojfchen.^ die gedurigh bedekt wortnbsp;met foo dikke wolken, dat uit defe bojfchen wateren afvlieten, die genoeg faam fynnbsp;om haar groeyende fuikerrieden te bevogtigen, en ook (V geen aanmerkelyk is) hosnbsp;hooger de Son is, hoe de hemel ontrent dien hergh meer bewolkt is.

Soo verhack Robbe in lyne Geographie, van her Eilant Madagafcar •, dat, niet tegenftaandc het op die plaatfe gelegen is, daar de Sonne feer fterknbsp;brant, en,gelyk in St.'Them^, twee malen des jaarsregt boven de hoofden dernbsp;inwoonders Haat en men daarom (oude moeten denken, dat alles doocnbsp;droogte vergaan foude j egter in deflelft midden veel bergen en boflehen fyanbsp;waar van men van alle kanten veel rievieren fiet aflloopen.

Soo vind ik by de Hr. Warren, of deflelfs uit-trekfel in de ASla. Ups. A. i6pi. pag. p8. aangetekent, dat de wolken en mijlen, hangende op den berghnbsp;PICO in het Eilant Eeneriffa, alle dagen ontrent den muldagh in foo grote menigte neder vloeyen-, dat fy de plaats vanflagh-regenen, die noit op dat Eilandtnbsp;vallen, overvloedighlyk vervullen.

En om niet meerder op te halen j dat dit een gewoonlyk verfchynfcl in de natuur is, kan blyken uit Vareni. Gcograph. Gener. Cap. IX. §• P- die aicnbsp;vraagftuk voorftelt: lUaarom op de toppen der bergen veel malen regenen, mijlen en fneeuwen vernomen werden, als het in de na by gelegen valleien helder weder is, fonder foodanige verloevelingen. Waar op hy laat volgen, dit getuigennbsp;die gene, welke de bergen in ^fia, Peru, en andere landen her ei ft hebben, dat het.nbsp;dikwils gebeurt, dat fy op de toppen der bergen fynde aldaar regen, fneeuw, en

F ff 5 nbsp;nbsp;nbsp;dik-,

-ocr page 438-

414 nbsp;nbsp;nbsp;XX. BESCHOUWING E.

dikke mijlen gewaar worden s daar fy in de ‘valleien nedergekemen fynde niets va» dit alles ^ en een heldere lugt vernamen-, het fehe bevint men ook fomtyts op de bergen van ons lant. Soo heeft dc Heer E. Tfbrant^ Ides opdegrenfen van China pag. 66. feker gev/efl: waargenamen, daar ¦polken figh boven de bergen, dogh nice verder vertoonden.

§. 4z. Dat verder ook bronnen en rievieren uit de vergaderingh van dampen, welke op de bergen fig gedurigh verlamelen, voortkomen gt; is met veel geleertheit getoont van den Grooten Wiskonftenaar E. Halley, welkers re-deneringe in de ASi.Lips. A°. i6pz.p. 308. overgebragt is. Den fin van fynenbsp;woorden aldaar, uit het latynovergefet is (yets bekort fynde) dufdanigh jnbsp;befpiegelingh van bronnen is geenfints een naakte onder ft ellinge, maer wert doornbsp;de ondervindinge onderfteunt ¦, tot verkryginge van de welke men verblyf op het Ei-lant St. HELENA (dat ook in de zona torrida op het heetlle van den Aardkloot gelegen is) my gelegentheit gegeven heeft-, alwaar op den top van een bergnbsp;ontrent 2,400. voet boven de zee verheven., de dampen en dauwdesnags , [elfsmetnbsp;een klaren hemel ^ foo overvloedigh neder vielen-, dat ik alle quartier-imrs denbsp;glafen van myn verrekyker moèfte af vegen, en myn papier by na in een ogenblik tenbsp;nat wier de om inkt te kunnen houden., fonder door te vloeyen. Waar uit men be-fluiten kan, hoe grooten menigte van water en met hoe veel fnelheit defelve moetnbsp;vergadert werden op die bergen, welke veel hooger en breeder en mcnlgvuldiger fynnbsp;als defe-, en welke men ftet dat als met gehele ftreken gantfche gewsften in dennbsp;Aardkloot vervullen: als de Pyrentei, de Alpes, den Apenninus, en het Carpa-thifche gebergte in Europa-, den Paurus, Caucafus, Imaus, en andere in Ajia^nbsp;den Atlas, de bergen van de maan {MONTES LUNjE) en feer veel ongenaamde in Africa-, uit welke de rievieren de Nyl, Niger, en Zaire haren oor-fpronk hebben-, in America, de Andes en Apalateani, waar van yder de gewone hoogte, tot welke de dampen uit haar [elfs opryfen, verre te bovengaat-, ennbsp;op welkers toppen de lugt foo kout en uitgefet is, dat fy weinigh van de dampennbsp;in ftgh dryvende kan houden, die door de winden derwarts gedreven werden.

§• 45. En meent deefen Heer niet fonder gewigtige redenen, dat dit een groot gebruik der bergen is, de dampen uit de lugt te vergaderen, om daarnbsp;na defelve in fonteinen of bronnen, defe in beken, en dc laatfte tot rievieren te doen famen komen, en neder vloeyen van hare hoogrens.

lek fal nu de fwarigheden hier niet ophalcn, welken den fel ven Hr. Halley toont, dat ymant moeten bejegenen, die den oorfpronk der rievieren vannbsp;andere oorfaken wil afleiden: waarom hy de gefeide byna voor de eenigftenbsp;fchynt te ftellen. En is het tot ons oogmerk hier genoegh, dat, fchoon’ernbsp;cenige andre mogten fyn, ten minltcn defe voor een van devoornaamflege-houde werden.

lek hebbe my hier breet in defe ftoffe uitgebreit, om dat het tot een groot bewys van de wysheit des Scheppers fchynt te kunnen ftrekkenaannbsp;ymant ,die dit alles fonder vooroordeel kan aanmerken.

5. 44. In-

-ocr page 439-

Van het Water.

5. 44. Indicn’er nu nogh eenige mogten fyn, die tneencnde, dat alles of by onvcrftandige noot*wetten, of by geval fync gedaante heeft gekregen,nbsp;immers fonder eenigh verftant of ooghmerk gemaakt is, defen haar rampfa-]ige Philofophie onder anderen ook daar op tragten te gronden i dat foonbsp;vele en verlchrikkclykc groote lichamen, als de Bergen fyn, geen gebruiknbsp;hebben} en die, ingcvalle fy den Aardkloot na hare gedagten hadden moe*nbsp;ten formeeren, delelve fonder defe fouden gemaakt,en een gedaante vaneennbsp;volkomen ronden kloot, fonder de minfte onevenheden, daar aan gegevennbsp;hebben: laten fy defe ondervindingen eens met ernft in agt nemen} en daarnbsp;uit eerfi leeren de groote noocfakelykheit van defe verhevene dcelen des aarts*nbsp;ryks} fonder welke den Aardkloot of geheel, of immers tengrootften deelenbsp;fig fonder rievieren'(foo noodige faken en foo heeilykeengrootetekenen vannbsp;des Scheppers goedertierenheit) bevinden foude. En ten anderen flg onder*nbsp;foeken,offy hierdoor niet overtuigt moeten fyn, dat de foodanigenawaarheitnbsp;fpreken} die feggen, dat alle defe redeneringen ontrent de nutteloosheit vannbsp;foo heerlyke wcrclts-deelen, haren gront geenfins in de faken felfs hebben,,nbsp;maar alleen in de kleinheit van het verftant van defe redeneerders} hoe veelnbsp;ophef ook by eenige onkundigen daar ontrent magh gemaakt werden: en datnbsp;indien aan haar de einden, welke den Schepper daar door beoogt en uitvoert,nbsp;bekent waren, fy het geen fy tegen de grooiheit des Albeftierders by brengen,nbsp;voor een bewys van fyne goetheit fouden moeten houden.

4r. Ick moet hier bekennen, dat het my meermaal, als een figtbaar en taftelyk bewys van de Goddelyke Voorlienigheit en goederticrenc rc-geringc voorgekoomen is, (en offulxmct geen overtuigenden grontaanydcrnbsp;dufdanigh moet voortkomen , geve ik aan een Atheill: felfs te denken, indien hy alleen nareden en billykheit en niet na drift wil oordeeJen.; name-lyk het geen de cenftemmige gecuigeniflen van alle, aan wien den toeftantnbsp;cn byfonderheden van .iEgypten bekent fyn, aan de werelt bekent gemaaktnbsp;hebben.

Dit lant(dat bcfchreven wert vlak en fonder bergen te fyn , fict Monconp daar over) vvort felden , en (foo foramige feggen) by na noit van regen be-vogtigt} het is gelegen in het midden van drooge geweften, en omringt metnbsp;dealderdorftcwoeftynen. Soo dat het uit figh felven fonder vrugtbaarheit is,nbsp;en dienvolgens fonder inwoonders foude moeten wefen.

Kan ymant nu denken? dat het alhier by gevalgefchiet is, dat in het by na door de Sonne brandende Africa, de Maanbergen {monies lana)nbsp;fyn} van welke foo magtige ftroomen afvloeyen, die het meer Zahe verfa*nbsp;mclt fynde uitmaken, daar den Nyl uit voortkomt, dewelk gantfeh ^Egy.nbsp;pten met veel takken doorvloeyende in de Middelantfe zee figh ontlafl; ; cnnbsp;het geen wy tegenwoordigh hier meerder beoogen, die alle jaren gewoon 'nbsp;is uit f}'ne oevers te reifen,en het lant teover ftromen} foo dat de fteden,dic

op.

-ocr page 440-

41^ nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

op hooglitens gebout fyn, terwyl het platte lant onder het water flaet, fig in defë tyt als foo veel eilanden vertooneu; makende door defe ovcrvloeyln»nbsp;ge dit dorre en by na verbrande lant foo vrugtbaar, als men geen regen oitnbsp;eenige andere landen fiet doen.

§, 46. Wonderlyk is het geen de Geographic en onder die M. Rohhe in fyne Werelt-befchryvinge daarvan verhaalt gt; namelyk, dat defe op de landen ftaende Nyl-wateren een flyk op de felve gewoon fyn te laten } dewelke gedroogtfynde defe landen foo verre vrugtbaar maakt, dat de boomen bynbsp;na altyt met vrugren geladen fyn gt; en indien de jEgyptenaars foo luy niet waren en hare landen wilden na de eerfte infamelingh der gcwaflen weder bearbeiden en befayden, dat fy tweemaal vrugten in het felve jaar daar van fou-den kunnen genieten: immers dit is waar,dat de inwoonders om dekragt ennbsp;vetlighcit daar van te matigen dik wils gedwongen fyn fant onder defe aardenbsp;te mengen. Aan defe oorfaak fchryven ook veele toe,dat hare kudden,boven die van andere landen, fterker aan-telen, en harefchapen tweemalen desnbsp;jaars lammeren, cn veele te gelyk voortbrengen, ’t Geen fommige Autheu-ren ook van de vrouwen feggen, die dikwils tweelingen, en verfcheidennbsp;malen meer kinderen in een dragt ter werelt brengen.

§. 47. En hoewel voor een Atheift in dit laatfte millchien niet veel aan-nierkelyks, voorkomt} fal egter een Chrillen, en die den Bybel voorwaar-heit hout, daar uit met verwondcringe de wegen van de alles tot fyne einden befticrende voorfienigheit Gods kunnen af nemen. Welke om ter uit-voeringe te brengen, hetgeen hy aan Abraham Genef. XF.f. belooft hadde, (namelyk dat fyn faad, als de fterren des hemels in menigte, foude uitbreken)nbsp;de familie van Jacob., welke als doe den wortel van het foo talrykc Jodendom in fig bevattede, door hongersnoot na dit in alles foo vrugtbaar Aigyptennbsp;heeft doen gaan: daar fy, gelyk de H. Hillorie ons leert, tot foo grootnbsp;een menigte, in foo weinigh jaren na proportie gerekent, aangewalTen fyn.nbsp;Dogh dit in het voor by gaan.

§. 48. Om nu weder tot de vergaderinge der water-dampen op de gebergten, en dete oorfaak van de rievieren te keeren.

Kan nogh ymant foo fteeke-blint, of beklagelyk hartnekkigh fyn, dief in elk van defe wonderen, geen tekens van wysheit,ofvoetfl;appen van een*nbsp;GodJelyke goedertierentheit fien en kan; laat hy dan eenige van die by mal-*nbsp;kander nemen en de Tab. XIV. Fig. i. op nieuws weder met ons befchou-

wen.


En derhalven laet hy figb voorfi:elien,dat op den kloot WC^RSeen menigte van menfehen en dieren woonen, die elk in haar geftel, gelyk te vo* ren getoont is, een verbaaftmakend konfiwerk vertoonen.

Laat hy denken, dat londer dat de aarde CXYT door water, en wel verfch water, bevogtigh wierde, defelvc geheel onvrugtbaar fyn, en alle de men-fchen en dieren van honger cn dorft fouden vergaan j cn fchoon al een over

vloedi-

-ocr page 441-

Van hst TVater. nbsp;nbsp;nbsp;417

vloedige voortteelingc dit verlies fcheen te fullen vergoeden, geen van haar een cenige maant fyne geboorte foude overleven.

Laat hy confidereeren, dat foo groqte zeen, foo wydt uitgeftrekte en diepe -waterkolken C WS, hoe groot een menigte van wateren fy ook bevatten mogen, niet het minfte deel lands vrugtbaar fouden kunnen maken;nbsp;nogh aan een eenigh menfche de vereiften drank om te leven wegens harenbsp;foutigheit kunnen verfchafFen.

Kan hy nu in defen naren toeftant van faken denken , dat het by geval en fonder wysheit is? dat de foo heerlyke Sonne, boven het ligt dat fy geeft,nbsp;ook defen dienft doet; dat de zee-wateren in P, door dcflelfs ftralen verwarmt fynde, na ^ en F in dampen opwaarts ryfen-, en haar fout tot andere gebruiken beneden latende, de wolken F, IG, K (s? boven in de lugt formee-ren i die in regen of mirten, dauwen, hagel, fneeu nedervallende, eennbsp;verfche en vrugtbaarmakende vogt aan de landen, en drank aan menlchennbsp;en heeften geven.

Kan hy dit opheffen derwateren na omhooghdagelyksfien,enditoordee-len nogh by geval en fonder wysheit te gefchieden? daar de wyfe, op welke dit uitgevoert wert, by de grootfte Natuur-kundigen voor een wonder gehouden werd } daar foo groote mannen (als Mariotts en Halley) daar innbsp;defwakheit van haar verrtant fonder eenige bewimpelingh bekennen, cnalle andere fulks bekennen moeten.

En nogh was al dien grooten toertel vergeefs, indien goen vloeybare ftofFe, die wy lugt noemen, in BAD rontomme den Aardkloot geplaatrtnbsp;was.

Dogh ’t gen hier ontegenfprekelyk fchynt een Godtheit te bewyfen , is, dat niet tegenftaande de aarde al van een lugt omringt was , en de zee vannbsp;de fonne befchenen wierde, egter nauwelyks de minfte water-dampen tondennbsp;opryfeni indien defe lugt onder by F P defelvedunheit hadde, als boven tuf-fchen B en F. En in tegendeel, indien defelve boven tulTchen B en F de-felve dikheit hadde, als nu beneden tulTchen P en F in haar bevonden wertnbsp;fouden geene, of weinige van dc opgerefene water-deelen in regen of dauwnbsp;oit nederdalen} maar in de lugt, als olye in water} dry vendefigh ophouden }nbsp;waar door de ganfche Aarde droogh en al wat leeft fonder drank verblyvennbsp;foude.

Ik vrage nu noghmaal aan defe ongelukkige Philolbphen of fy denken kunnen, dat by geval en fonder dat eenigh einde daar mede beoogt was,nbsp;dit alles dusdanigh geordineert is? cn dat de lugt gewigtighenff/lt;?7?rV^ofuit-fettende fynde, en daarom door dele fwaarre onder op een geperft en dikker alsboven kunnende werden, ook dit opfigt in alfyn geftel op de opgehevenenbsp;water-deelen heeft, dat de dampen in de felve niet of felden in evenwigtnbsp;dryvende kunnen gehouden werden} voor dat fy tot de hoogte F of K, innbsp;Welke wy de wolken fien,opgerefen fyn. Daar anderfints, ingevalle de lugt

Ggg


-ocr page 442-

4i8 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

by P) of even boven de aarde van die fclve dunheit was, als hoger by F, (om van de fiekten niet te fpreken, die daar door vcroorfaalttfoudcn werden,nbsp;gedurigh wolkige miften, cn altyd.aanhoudende nevelen, aan de menfehennbsp;het gefigt of wegneihen of belemmeren fouden.

Is het (om dit hier nogh by te doen) fonder wetcnfcliap cn door een figh onbewufte oorfaak te wege gebragt, dat, daar foo veele fouteaonvergely-kelyk ligter als het water fyn, het zee-foutegterfwaarderis?hetwelkandersnbsp;met de vogt-deelen opgaande, al het water van regen en rievieren onge-bruikelyk eh onnut voor menfehen en planten maken foude. Is het by geval , dat de Sonne juift dien affiant van den Aardkloot heeft, dat ly warmtenbsp;genoegh geeft om wateren te doen opdampen? cn egter foo na by niet is,nbsp;dat fy de tedere kruiden verfengt, die door defe wateren groeyen moeten,nbsp;cn daar uit voor haar meefte gedeelte beftaan.

Om niet meer by te brengen, dat nogh op veelderhande wyfe foude kunnen gefchiedenj hebben de fon, de zee, de lugt, het fout in foo kleinen hoek van de wereld, die in opligt van deffblfs grootheit niet meer als eennbsp;punt gefchat kan werden, malkanderen dus by geval ontmoet, om aan allenbsp;Volkeren des Aartbodems fpys en drank te kunnen verfchaffen? fyn fy metnbsp;foo veel noodfakelyke hoedanigheden, als te voren aangehaalt fyn, en totnbsp;dit eenige werk vereift worden, van onwetende oorfaken verfien ? Laat eennbsp;beklagelyke Godtloochenaar in eenigheit dit alles in overweginge nemen,nbsp;en in llilheit aan figh felFs op alle de vragen antwoorden.

Is dit nogh niet genoegh,

Indien geen andere oorfaken plaats hadden , om door het nederdalen der lugt-vogten de aarde te befproeyen , als de ligtheit en dunheit der lugt, ennbsp;de winden , die de dampen op een jagen j is het aan yder blykelyk, dat allenbsp;plaatfen des Aartkloots fonder ondcrlcheit, de eene foo wel als de anderenbsp;fouden beregent werden, als te voren aangetoont is; en foo wel de zee, dienbsp;geen dienfl van defe wateren hebben kan ; als andere,diedefelve minflendenbsp;door droogte onbewoonbaar fouden fyn, elk haar deel, enweldelaatfte,dicnbsp;het nodigll hebben , het minfte daar van genieten louden.

Laat noghmaal die Philofophen,. met welke wy hier te doen hebben , felfsoordeelen;. of het by eenigh redelyk menfehe te denken is, dat het bynbsp;een los geval of onkundige oorfaken kan toegekomen fyn; dat, op dat denbsp;gewelfen, die, het water meelt van noden hebben, daar van boven anderenbsp;mogten bevogtigt werden, men in of ontrent defelve foo groote gevaar-tens alamp;de gebergten fyn, geplaatft vint. Welke dienen om de in de lugt fwe-vende water-dampen op byfondere wyfe op hare hoogtens te doen nederdalen; cn daar na de wateren verfchalFen, die de foo fecr tot het nut vannbsp;landen en menfehen vereifchte Rievier-llrooraen uitmaken. Welke van delenbsp;bergen aflopende, of by of door haar een begin en oorfpronk nemende, denbsp;omleggende, anderfints door hitte en dorheit onvrugtbarc landftreeken be-

yogtigcn,,

-ocr page 443-

Van htt Water. nbsp;nbsp;nbsp;41 ^

vogtigen, cn bcquaam maken om hare Inwoonders met drank en voetfel tc onderhouden. Om hier van de meenigte der viflehen en andere meenigh-vuldige gebruiken defer ftroomen niet te fprekenj waar door de Vol keren,nbsp;welkers landen fy doorvloeyen , elk fyne vrugten en koopmanfehappen,nbsp;door middel van de Scheepvaart aan malkanderen kunnen mede deelen.

§. 4p. Dat nu de bergen aan de werelt defen grooten dienlt doenj liil na het leien van de te voren §.41.aangehaalde Hiftorien en van andere Werelt-Befchryvers, by niemant tegenwoordigh kunnen in twyffel getrokken werden: hoe wel fulks in oude tyden voor alle Natuur-Onderfoekers (foo veelnbsp;men uit hare ichriften leeren kan) een volkomen verborgentheit geweeft,ennbsp;tot defe eeuwen toe gebleven is.

En kan dan ymand, (om wat verder te gaan) denken, dat het Woord, het welk en Joden en Chriflenen voor Goddelyk houden, van een blootnbsp;menfche kan fyn ? daar dit gebruik der bergen, en het geen fy doen in hetnbsp;vergaderen der water-dampert, met by naronde woorden aangewelên fynde,nbsp;al in die tyden gebleeken is, aan den Ingever van het felve bekent te moeten geweeft fyn.

Meer als een plaatfe kan daar getuigenifle van geven.

Want dat dit groote wonder-en water-werk der Nature al ten tyde dat de Pfalmen befchreven fyn: aan den grooten Geeft, die defelve heeft doennbsp;famenftellen, bekent geweeft is, fal aan yder genoegfaam blyken, die dennbsp;dV.Pfalm. naleeft. Want vers 3. van de dampen en wolken fprekendege-fegt hebbende, die fyne opper falen foldert in de wateren die van de wolkenfynennbsp;wagen maakt., en op de vleugelen des Windts wandelt. (Waar van te vorennbsp;§• 3^- al yets gelegt is.) Siet men na het bybrengen van verfcheiden wonde*-ren des gedugten Scheppers, infonderheit ook van die de zee en waterennbsp;betrefïbn, in het 10 vers ontrent de Rievieren dele woorden volgen : die denbsp;fonteinen uitfent door de daten, dat fy tuffehen de geberghten heenen wandelen.nbsp;En op dat men niet mogte denken j dat hier van de bergen in een ander op-figt, als dat fe de wateren uit de lugt op haar vergaderen, mogte gefprokennbsp;werdeni heeft het dien grooten Autheur gelieft in het 13. vers., alle defennbsp;twyffel wegh te nemen, feggende, Uy drenkt de hergen uit fyne opperfaïen.nbsp;Waar van wy te voren§. 33.gefproken hebben.

§. fo. En indien dit nogh aan ymand niet en mogte voldoen, kon ymand klaarder uitdrukken, dat de bergen dienen om vergader-plaatfen van de innbsp;de lugt fwevende wateren te fyn, als den man Godts Mojes ? die het vlakkenbsp;en berghloofe land van ^Egypten vergelykende met het land Canaan, eerftnbsp;laat voorgaan, dat het in het eerfte felden, immers nier genoegh regent omnbsp;de landen vrugtbaar te maken ( waar van men ook de Reis-Befchryvers, onder andere den Hr. Adonconys kan nafien) foo dat men het als een kruit-hofnbsp;metfynen gangh bewateren moefte: en daar na het laacfte, als bergagtighnbsp;daar tegeuftclt, en daar uit afleit, dat het uit de lugt bevogtige werd, en

Ggga nbsp;nbsp;nbsp;water

-ocr page 444-

4t® nbsp;nbsp;nbsp;XX. BESCHOUWING E.

•water drinkt van den regen des Hemels. De woorden fyn nadrukkelyk Deuteron. XL i o, 11. Want het land, daarghy na toegaat om dat te erven, dat en isnbsp;niet als jEg\'pten, van voaarghy uit ge gaan fyt j het voelkghy befaidet met ufaat, endenbsp;bewater det met uwengangh, ah eenen kruit-hof. 11. Want het land, voaar heenenghynbsp;over trekt om dat te erven, is een lant van bergen en dalen (het gevolgh hier van is)nbsp;het drinkt water by den regen des Hemels.

§. yi. Volgens den felven gront fchynt Job te redeneeren, Cap. XXIF. 8. daar hy fpreekende van die naakt vernagten fonder kledinge, en die geennbsp;dekfel hebben tegen de koude, fegt; Van den Jïroom der bergenwerdenfynat.nbsp;Want dat door oefen ftroom der bergen hier eigentlyk verftaan moet werdennbsp;die vergaderinge van waterige dampen, welke uit de lugt op de bergen gefchiednbsp;(gelyk boven §. 40. en 41.) is feer waarfchynelyk; om dat naakt te fynnbsp;en geen dekfel te hebben, ymand aan den dauw en nevel'des Hemels welnbsp;bloot fteltj dogh geen occafic geeft, om ligh in vloeyende Rievieren of andere Wateren te dompelen en nat te maken. Soo dat alhier wederom hetnbsp;felve uitwerkfel der bergen ontrent de wateren en dampen der lugt fchyntnbsp;met klare woorden uitgedrukt te wefen. Infonderheit als men alhier fighnbsp;verheelt dien ftroom des lugts, welke Befchouw. XIX. §. ^6. getoontisj ennbsp;waar van 5. f4. en ff. nogh yets fal gefegt werden.

§. fi. Hier fcheen hec nu de tyd te fyn om de wylê en reden te onder-Ibekenj op welke, en door welke de bergen loo grooten meenigte van wa* teren tot figh vergaderen ; op dat men het voorgefeide met eenige klaar-heit aan yder magh doen fien.

Hoe Tab. XW. Fig i. de dampen uit de zee by P totg en F door der Sonne warmte (en miflehien door de koude by de Polen) opgeheven werden, heeft men te voren eenigftnts getragt aan te toonen; gelyk ook, hoenbsp;defelve als in verfcheiden opperfalcn en op verfcheiden foldcringen als^,K,nbsp;en F, I, G, in de dunne lugt kunnen dryvende blyvenj als mede, waarom defelve dampen hoger na Z door winden opgeheven , of door contrarienbsp;winden op malkander aangedreven fynde, of ook om andere redenen na beneden fakken, in regen, fneeuw of andere gedaantens.

Een andere wyle voegt de H^. Halley hier byj namelyk, dat een dryvende damp of wolk E, tegen den berg Q^NR in E door winden aange-voert fynde, na den top N opwaarts klimt j en daar in ligter lugt komende niet kan opgehouden werden, maar in kleine droppen op den topdefesbergsnbsp;nederfinktj en van daar na beneden loopende de holen des bergs (die daarnbsp;onderftelt worden te wefen en dikwils gevonden werden) met water vult:nbsp;bet welk geduurigh door de openingh by M uitloopende een beek MeTnbsp;of M e V voortbrengt j die met andere diergelyke famen gevoegt een groo*nbsp;fer Rievier uitmaaken.

Op defe wyfe blykt het, om welke redenen de wateren in meerder quan-titeit op de bergen vergadert werdenj dewyl delelve van Ci_R tot N hare

toppen


-ocr page 445-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;411

toppen uitftekendc aan de winden, die de wolken ^ E, K amp;c. voortdry-ven, tot dwars boomen verftrekkenj en'alfoo, ofdefe dampen, gelyk ge-fegt is, na om hoogh in een ligter lugt doen opryfen, of defelve daar tegen aanftui-tcnde op malkander doen pakken, en dus fwaarder werden, en nederdalen.

§.5-3. En Gelyk het gclobffclyk is, dat dit meermalen plaatsheeft; blykc bet egter, dat hier toe winden van noden fyn : en ingevalle defe ontbraken, dat foo grooten menigte van water daar na alle aparentie niet foudcnbsp;verfamclt werdén jdaar nogtansde ondervindingen boven aangehaaltfyndelee-ren,dat de toppen der bergen ook in heete geweften, niet alleen by tyden vannbsp;winden, maar altyd en gedurigh met dampen befet fyn: foo dat hier eennbsp;llantvaftiger oorfaak, die van het wajen der winden niet altyd at en hangt,nbsp;ook boven defe fchynt plaats te moeten hebben.

Of men dit nu van de koude der bergen fclfs, en van die van de boven-lugt, in welke hare toppen fyn, en tot welke den weerftuit der fonne ftra» len niet op en klimt, moet afleiden j en of men hier aan kan toetchryven,nbsp;dat derfelver toppen altyd bewolkt fyn; laat ik aan yder, die dit nader wil on-derfoeken. Immers, dat op het hoogfte derfelver dikwils om de koude ooknbsp;fneeuw gevonden werd,is nu bekent. En vint menhy Varenus^Geograph.gen.nbsp;L.l.C.X. §. 34. dat buiten de maanden July en Auguftus den Pico inT'eneriffanbsp;altyd met fneeuw bedekt is; niet tegengaande defelve op dit en alle de Canari-fche eilanden noit gefien werd.

§. f4. Wy hebben hier niet voorgenomen een breede Natuur-kunde te befchryven nogh dg gehcele natuurlyke Hiftorie op te halen; maar egternbsp;fchynen de groote fchaduwen, die defe bergen geven, een gedurige koudernbsp;lugt rontom haar te veroorfaken. Soo leell men ASt- Lips. 168a, p. Z41, innbsp;het uittrekfel ^an de Hiftorie -van Bohemen, dat in een fckere valleye van denbsp;Reule-bergen {Adontes Gigantei') ook op dealderheetftetyd desjaarsde fneeuwnbsp;feer hoogh bevonden werd, en dat (y tot löjaren lang daar bewaart is geweeft,

en de oude met een roflér kolcur'van de jonger gevallene, die helderder wic is, onderfcheiden werd.

Indien wy ons dan verbeelden, dat de fon in O fynde, Lab. XIV. Fig. i.' een bergh QJSf R een fchaduwe geeft ais Q^EX; alwaar de fonne ftralen, ofnbsp;door andere bergen, die daar rontomme gelegen fyn, om dat de fonne defe bergen felden van de fydedeferfchaduwebefchynt,beletwerden delugtoicnbsp;tot d;en trap te verwarmen, welke in de omftaande lugt gevonden werd: is hetnbsp;blykelyk, dat de lugt, in de fchaduwe Q^EXjVrykoeldeiTal fyn, als die buiten de fchaduwe defelve omringt. Nu is boven by experiment Befch.XIX,nbsp;§•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§^''pont , dat een warmer lugt toegangh hebbende tot een die kouder

die


Gg


is, als fy in dikte niet al te feer ongelyk fyn, figh uitfet, en met een wind en ftroom na de koude lugt toegevoert werd. Indien wy nu dit op de lugt,.nbsp;die hier niet alleen onder, maar. ook boven enter fy den, of liever rontommenbsp;defe fchaduwe is, toepaflen; fal men fien, hoe defe met alle de dampen

-ocr page 446-

¦^vi nbsp;nbsp;nbsp;XX. BESCHOUWING E.

die Ty in figh heeft, na defe fchaduwe moet toegeperft werden. Want dat de in de lugt fwevende dampen den loop des lugts gedurigh volgen, is bly-kelyk; als men een kokende en wafemende pot ftelt opeen plaats, daar windnbsp;is. Waar uit dan vervolgens is af te nemen, dat de lugt met dampen in dc-fe fchaduwe komende, en aldaar door de koude fyn uitfettende kragt verlie-fende, ftraks van andere, die warmer en daarom krngtiger in uitfettinge is,nbsp;moet gevolgt werden, en aldus een geheelen en fagten flroom van lugt ennbsp;dampen, fonder andere belettende winden,derwaarts maken, en dieplaatfennbsp;met een gedurigen waaflem bevogtigen.

§. f.j. Dat nu dit ook onder de redenen moet geftelt werden, waarom de dampen als met een gedurigen ftroom tot de bergen fchynen getrokken (maarnbsp;in waarheit en eigentlykt van ter fyden van boven en alle kanten derwaartsnbsp;gedrongen) te werden} en waarom men defelve veeltyds bewolkt liet te we-fen (waar van boven §. 41. verfcheiden voorbeelden gegeven fyn) fal een y-der, die de eigenfehappen der lugt verftaat, uit het geleide ligtelyk kunnennbsp;afleiden. Immers dat in fchaduwen de lugt-dampen vergadert werden, isnbsp;blykelyk uit de nagt, die alleen des Aardkloots fchaduwe is: in welke hetnbsp;bekent is, dat de lugt-vogten en dauwen meer als des daags nederdalen. Soonbsp;fiet men §-42.. dat door de Hr. Halley het nederdalen der dampen des nagtsnbsp;in het Eiland St. Helena waargenomen is. En bevint figh in dcH£la van denbsp;cademie Royale A°. 1699-P-12.8 een middel uitgevonden door de Hr. la Hire^Qm tenbsp;beletten , dat de vogtigheit van de lugt der nagt, aan de voorglafen van denbsp;verrekykers figh niet en hegte. Nu leert de ondervindinge, dat ook desnbsp;ogtens de bergen vogtigh bevonden werdenj (üti Haren. Geogr. Gen. L: /.nbsp;§. y./). lyy.) om dat de plaatfen, die de fchaduwe der bergen beflaat, ooknbsp;des nagts in koude boven andere deelen der lugt moeten uitfteken. Soo fiecnbsp;men ook uit het voorgaande, dat op St. ^homè en Madagascar dewatcr-ver-gaderende bergen, van welke deRievieren aflopen, met boflehen befet,ennbsp;daarom meerder belchaduwt fynde, een meer koelen en minder uitlèttendennbsp;lugt aldaar veroorfakenj waar door meerder wateren op defelve verlameltnbsp;werden. En op dat niemand mogte denken, dat hier mede ftrydigh was$.nbsp;41, dat op den berg in l’emriff'a^ de wateren des middags fterkerafvloeyen jnbsp;die gelieve in agt te nemen, het geen §, f3. van den felven Bergh gefegtisjnbsp;namelyk, dat die boven vol fneeuw bevonden werd te fyn: welke doornbsp;de hitte der middagh gcfmolten fynde, als dan meerder water na benedennbsp;doet loopen.

Ik denke dat defe aan gehaalde ervaringen tot proef-experimenten fullen 'kunnen flrekken, dat de koude door de fchaduwen der bergen in de lugtnbsp;veroorfaakt, onder de redenen met regt geftelt werd, waarom foo veelnbsp;waterdampen met een geduurigen vloct na defelve toegevoert werden.

§. yö. Indien men nu de Godtlpraken van Jefaias Cap. XXXII. 2. hoort

feggen van den Vorft Mesfiasj dat hy fal fyn als de fchaduwe eems/^tirea

Rot-


-ocr page 447-

Vm het Water, nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4i|

Hotslleens, in een dorftigh nbsp;nbsp;nbsp;^ water van noden hebbende) Z3«^. Moet

men niet bekennen, dat den Aanbiddelyken Autheur der felver, die te voren ocioont is het vergaderen der wateren aan de bergen, op foo veel plaatiènnbsp;toegefchrtven te hebben, ook alhier in defe plaats uitdrukkelyk erkent jdatnbsp;de berg-fchaduwen dienen, om delelve daar toe en tot het bevogtigen dernbsp;landen die dorlligh fyn, bequaam te maken.

Ik late nu aan die geene, welke van dit woord, als het van natuurlyke faken in het voor by gaan yets fegt, foo geringe gedagten voeden, en meermalen uiten} of niet, gelyk op foo veel andere plaatfen, het felveooknadenbsp;verhevenfte en belle Natuur-kundige ondervindingen van defe tyden, metnbsp;een doorgrondende kenniflè van alles fpreekt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

§. rv. Defeeenigefwarigheitfcheennu noghoverigh te fyn, mmelyk,

hoe uit de wateren 5 een foo magtige meenigte van dampen kan opgaanjdic tot het uitmaken van foo groote Rievieren genoegfaam lyn.

Om hier op tc antwoorden , hebben wy alhier wel niet aangenomen Ilaande te houden, dat alle Rievieren van defe dampen voortkomen, en datnbsp;de getoonde de eenigfte oorfaak derfelver is} nadien milTchien, volgens hetnbsp;gevoelen van andere, de zee in onderaardfche holen ingaande,het water def-ièlfs by manier van kleinfiginge of Filtratie^ ook fyn fout kan verliefen, ennbsp;alfoo foete en verfche bronnen maken : of anders kunnen raifl'chien denbsp;onderaardfche vyeren, defe in de holligheden der aarde door de zee ingevoerde wateren in dampen doen opgaan} die door de koude, welke iy boven ontmoeten,tot water wci'dende,fonteinen vóórtbrengen. Maar het is egternbsp;een genoegh uit het voorgaande blykelyke waarheir,dat ook de gefeide onder denbsp;voorname oorfaken der Rievieren gecelt moet werden. Nadien de zeenbsp;en de andere aan de lugt bloot gefielde wateren,een gedurigen damp na boven lenden j die op de bergen vergadert werdende, of in regen, fnecuw,.nbsp;en hagel ncdervallende, bequaam is om Rievieren te veroorfaken, die langennbsp;tyd fonder ophouden kunnen vlocyen en groote ftroomen uitmaken. ’tGeennbsp;uiide waarnemingc van de H'. MmoWeeenighfints kan afgenomen werden},nbsp;{du Mouv. des eauxp. ly.) die fegt, dat in een hoop puin {Platras) die ontrent 3 voet hoogh was, en een weinigh minder als yoo vademen offranlcnbsp;roeden van 36 voetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in fyn oppervlak hadde (nadien den regen, die op de-

felve en de daken van de nabuurige huifen viel, door de hardigheit van de omleggende grond, niet konde doorfakken) beneden een gedurigh lopend,nbsp;ftroompje van water gemaakt wierd.

Maar nader falhet gefeide getoont kunnen werden, uit de redeneeringh, die den felven Alariotte maakt ontrent de wateren van de Seine ^ vergeleken met:nbsp;de regtnendie op die landen vallen, uit welke defe Rieviere haar oorfpronknbsp;heeft} die te fien is in het fclve Tradaat p. 30, 31, 3^, 33- Waar uit be-wefen werd pag. 33. indien op die landen alle Jaren foo veel regenwater neder viel, dat het daar op blyvende, defelvc if duimen hoogh kon-

dc.'


-ocr page 448-

4i4 nbsp;nbsp;nbsp;XX. BESCHOUWING E.

de bedekken i dat het felve water fes malen meer bedragen foude, als het water, dat in een jaar door de Seixe loopt jen indien de hoogte der regen-wateren tot 18 duimen genome wierde, dat’er 8 maal foo veel wefen foude}nbsp;gelyk ook indien men dit onderftelt zo duimen te wefen , dat ’er negennbsp;maal foo veel water , op die plaatlên valt , als door de neder-vloeit.

§ f8. Het middel waar door hy ftaat op de meenigte van dit regen-water maakt, is dusdanigh : men nam een vierkante bak, die by voorheek z voeten langh en breed is j welke op een uitftekent Horizontaal yfer geftclt wierdjnbsp;foo dat’er geen water in kondc komen, als het geen in het vierkant van def-felfs openingh uit de lugt nederviel. Dit water liep door een pyp beneden innbsp;een ront vat, daar uit het niet uitwafemen konde: foo dat men de groottenbsp;van dit water in dit vat metende, weten konde, hoe hoog het boven dennbsp;grond van den vierkanten bak foude ftaan : en (lellende dat op de eene plaatsnbsp;in een jaar foo veel water nederviel als op een andere, kan men ontrent oor-deelen, hoe hoogh de omleggende landen in een jaar fouden onderregenen.

§. fp. Hy fegt, dat tot Dy'öwdit experiment gedaan fynde, men 17 duimen, en dat een ander Onderfoeker ip duimen zj linie bevont.

Maar die een feer nette waarneminge en vergelykinge gelieft te (len, kan defelve vinden m de Koninglyke Franfe- Academie \6sgt;sgt;.p. zf, van lt;5. jarennbsp;langh; waar van de eene Obfervatie door de Vaiéanx.oiRyJfel-j en de andere door de de h Hire tot Parjs gefchiet is.

Men vindfe op defe wyfe.

Ryssel

Parys

duimen

linien

duimen

linien.’

18

p . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:

18

11}

24

8i . . nbsp;nbsp;nbsp;.

3^

ïf

z . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

14

2f

42 • • •

22

7ï

30

3i . . nbsp;nbsp;nbsp;.

zz

8

IP

3 nbsp;nbsp;nbsp;• • •

ïp

9

H5

121

9

Jaren

i68p

l(5po

löpr

I6pz

I(JP5

I6P4

En derhalvcn door malkander gerekent, tot RylTel zz duimen en 5 linien, tot Parys duimen 3^ linien, of dit gemiddelt fynde z i duimen , tot welke waters hoogte alles in een jaar foude onderregenen.

§. 60. Waaruit, fchoon men fien kan, dat het op het eene jaar , en op de eene plaats, veel meer regent als op de andere j men egter, om een ruwenbsp;gemiddelde rekening te maken, ni et fonder grond ftelt, dat den regen ontren 20

-ocr page 449-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;42,f

duim hoogh jaarlyks op de aarde valt; en by gevólgc liegen maal foo ved water geeft, als de Seine in een jaar van noden heeft.

Soo dat, alhoewel men daar aftrok alles, wat tot andere gebruiken en het vogtigh en vrugtbaar maken der landen dient; en het geen daar van, ftraxnbsp;als het gevallen is, uiiwafemt; egter nogh uit den regen alleen, fonder andere dampen, water genoegh foude overblyven om een ongelyk grooternbsp;Rievicr als de Seine te onderhouden. Het welk indien op alle plaatfen desnbsp;Aardkloots gefchiede, en veele van defe kleine figh in eengrootengemeenennbsp;flroom vergaderden; fouden fy te famen feer magtige Rievier-wateren kunnen uitmaken. Ook fiet men by ondervindinge, dat om de veelheit van denbsp;wateren, welke fy voeren, roemrugtige Rievieren uit den famen-loop vannbsp;verfcheiden andere, die minder fyn, beftaan; welke de regen-wateren, opnbsp;veel groote deelcn des Aardryks vallende, in defelve ontlaften.

§. 6i. Uit dit gefeide kan men nu afnemen;dat de alleen in regen nederdalende vogten meer als genoegfaam fchynen, om de Rievieren te onderhouden , maar dat boven defc, de lugt nogh met een feer groote meenigte waters vervult is, kan blyken:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Om dat het felve in miften, dauwen, en nagt-vogtigheden figh o-penbaart, en ook onder de gedaante van onfigtbare dampen veelmalen nederdaalt.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Soo bevint men in het maken van de Notiometra of van IbodanigeMa-chines, daar men de vogtigheit der lugt, gelyk door de Barometra

heit, oï dooï Therniometra de ve^araX-e^ mede afmeet; datfnaren, touwen, hout en meerder faken, door defe in de lugt fwevende dampen, na dat fenbsp;meer of minder fyn , gedurige veranderingen ondergaan.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Infonderheit werden lulks de Chymici gewaar, die haar loog-Ibutennbsp;(als fy maar wel gefuiverc, en tot regte ^Icalia, gelyk fy die noemen, ge-bragt fyn) by na foo nauw niet kunnen bewaren, of de fwervende Wateren illnbsp;de lugt doen haar fmelten.

En meermalen hebbe ik gedagt, als ik goedt fout van wynfteen binnens huis in een laboratorium tot een klare vogt geworden fagh; dewyl op foo kleinnbsp;een plaats, in loo weinigh tyds,door foo kleinen opening als die van het glas,nbsp;loo veel water figh konde vergaderen, dat een feer groote meenigte daar van in dcnbsp;lugt figh onfigtbaar moefte ophouden. Waarom felfs de Hr. de la Hire A’».nbsp;1703 p. 78. Memoir, de l' Acad. Royal, fchynteenigh vermoeden gehadt te hebben ; dat ook fteenen, in dewelke eenige fouten figh bevonden, die bequaam waren om wateren na figh te trekken , insgelyks {ouden kunnen dienen, omnbsp;delelve dampen tot Bronnen of Beeken te vergaderen. Ten minften het experiment dat daar by verhaalt werd, toont, dat felfs plaatfen, daar het nietnbsp;en regent, als alliier in een kelder, een confiderabele quantiteit waterdampen in de lugi figh altyd onthoud.

V. Dogh klaar blykt ditgefeide, omdat den felven Hr- de la Hire.^ p. 77.

Hhh quot; nbsp;nbsp;nbsp;op

-ocr page 450-

4zS nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

op de flrax aangehaalde plaats fegt, dat aldaar veel ondervindingen gedaan fynj die doen fien, dat als men water ineen vat, dat feer breed isindelugtnbsp;Helt, veel meer water daar uit opdampt, als ’er op een diergelyke bretevannbsp;den Hemel kan nederdalen.

§. Om hier van een ruw begrip te kunnen maken ; is ray van feker oplettend Molenaar, aan wie ik gevraagt hadde,hoe veel het water in de polder, die hy bemaalde, door de hitte van de fon op een dagh in hoogte vermindert konde werden, tot antwoord gegeveni dat fulks in feer heete dagen veiligh, om niet te veel te feggen, op de hoogte van een duim gefchatnbsp;konde werden j infonderheit, als de hitte wat geduurt hadde, cn daaromnbsp;het water in de floten, door de nederfakkende vogtigheit uit de landen, nietnbsp;veel konde vermeerdert en hooger werden. Want fonder dit fchynen denbsp;flooten foo veel water niet te verliefenj dogh die, wanneer door een langh-durige hitte de landen drooger geworden fyn, oit gefien heeft, dat het water in korter tyden, als men denken foude, uit de flooten wegh wafemt;.nbsp;fel niet oordeelen, dat een duim daags gellclt fynde, men boven de waarheicnbsp;gaat in feer heete dagen.

Ten dien einde hebbe ik in het begin van de Maand Juny Ao. 1710, een platte aarde pan, met water gevult, in de lugt gelet, op een helderen en warmen daghi en na 24 uren bevonden, dat het water daar in, ruim de hoogtenbsp;van een duim verloren hadde, door uitwafeminge.

Indien mennufteltjdaideuicdampingevanalle wateren, over dengeheelcn Aardkloot even groot is, en een duim des daags bedraagt} foude na de-»nbsp;fe rekeningen alle jaren 565- duimen (na de hoogte gerekent) opgetrokkennbsp;werden. Waarom dit alles weder in regen nedervallcnde, bequaam foude (ynnbsp;om hetoppervlaJt des Aardbodems defe duimen hoogh in een jaar ondernbsp;water te letten.

5. Men gelieve hier niet tegen te werpen, dat onder en na by dePo-len foo veel waters niet op kan gaan, om de koude van die Werehs-dee-len:

J. Om dat by de alderftrengfte vorften, een geduurigen damp uit onlé byten opgaat. Om dan te onderfoeken, offulx, gelyk fommige meenen,nbsp;door de onderaardfehe warmte ook mogte gefchiedenj hebbe ik op den 14,nbsp;January 170Pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bekent is) foo ongemeen fterk vriefend weer,

een aarde kom met 40 oneen water, op een fchaal in een laai, daar noitvyer gebragt wierde, gefet j en bevonden, dat het felve bevriefende in 17a iSnbsp;unren vyf draghma ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in fwaarte verloren hadde; beforgende, op

dat het aarden vat door het bevriefen des waters niet berften foude , dat in het midde van het ys altyd een kleine openingh bleef} door welke het water van onder het ys gediiurigh uitgedrongen werdende, een groote bult ennbsp;verhevenheit boven de vlakte van het ys maakte}, tot een teken, dat door denbsp;koudefeifs het water bewogen en uitgefct wierdc.Soo leedt op den 8 January des

ielyea

-ocr page 451-

A Vm bet Watev,

fclvcn jaai-s de fneeuw, op defe Ichaal gefet fynde, een merkelyk verlies in fwaarte} niet tegenftaande het meer als drie dagen geleden was, datnbsp;defelvc gevallen, en te voren al in de liigt gelegen hadde. En dat meer is,nbsp;het ys felfs bevint men in de koudfte nagten uit te dampen ; het welk mennbsp;ook by de Heer Boyk de Jtimospbar Corp. Conftfl. aangetekent kan fien.

En terwyl ik dit fchryve, fegt my een man, die ai malen in Groenland geweeft was, dat, wanneer het Uil en fonder wind is, de zee dikwilsrooktnbsp;en een figtbaren damp opgeeft. Het welke door Farenus in Geographicnbsp;pag. 3Ó1 ook beveiligt werd; alwaar hy van de faifoenen in de koude Zonenbsp;fchryvende, onder het geen daar ondervonden is ook verhaalt, dat een Iwa-re mill en dikken damp boven het water fweefde foo dat het gefigt daarnbsp;fêer veel door belet wierde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

En blyki dan hier uit} dat felfs in de alderkoudfte geweften des werelds uit het water een menigte van dampen opgaat.

§. lt;54. Indien men nu al Helt , dat dit op verre na geen duim in een dag, gelyk onfe warmte doet, foude kunnen uitmaken} gelieft mendaar tegen tenbsp;Hellen, dat de hitte van de zuiderly ke geweften tot den Mquator toe, weder foonbsp;veel grooier is, als by ons. En ten anderen, dat het oppervlak des Aard-kioüts tuflehen ons die op de breedte van yzi graad leggen,en tuflehen denbsp;Noordpool, feer veel kleinder is} als tuflehen de Parallel die wy bewonen,nbsp;en den Equator: waarom de deelen des Aardkloots , daar het hecter is alsnbsp;by ons, ongclyk grooter fyn, als de andere, daar het kouder is. Soo datnbsp;men geen grooten misflagh fchynt te fullen begaan, alsmendcgrootheit vannbsp;de mtdampinge by ons, of van een duim des daaghs,voor een gemiddeldenbsp;neemt, en voor foodanigh eene, als,het eene tegen het anderegefteltfynde,nbsp;over den geheelen Aardbodem gelchiet.

Maar dewyl den Aardkloot niet rontom met water bedekt is } laat ons ftel^ len, om niet temiflen, dat de zeen, rievieren, meiren alleen de helft vannbsp;delTelfs oppervlak beflaan: foo fullen de dampen die ter hoogte vaneen duimnbsp;dageiyks opgetrokken werden, dengantfehen Aardkloot en daarom ook hetnbsp;drooge in een jaar niet meer als de helft van jóy, dat is 18 zf duimen hoogh,nbsp;als fy nedervallen, kunnen bedekken.

§.6f. En indien een duim dagelykfe uitwalêmingc te veel mogtefchynen, laat ons onderllellen , dat defelve maar eenen halven duim des daags bedraagt.

Het ^en daarom te aanneraelyker fchynt te moeten voorkomen,om dat de Hr. E. Halley (met fout water, volgens het uitwylen van een Ther-wometrumin die graad van warmte gedurigh te houden, welke hy bevonden hadde, dat op een heeten dagh in de lugt geweeft was) byervarentheitnbsp;cn gewigt bevonden hadde} dat het oppervlak van dit water -A van een duimnbsp;in twee uuren lager geworden was}datisin iz uurcniofinZ4Uuren|vaneennbsp;duim, als de uitdatnpinge altyd delelfde was.

Hhh a nbsp;nbsp;nbsp;Eu

-ocr page 452-

4i8 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H o U W I N G E.

En ten anderen^ om dat by den boven genoemden Molenaar in den jare 1712 (welke ik daar toe, om eenige meerder fekerheit te hebben jverfogthad-de) met veel naukeurigheit waargenomen was, dat van dingsdagh den 7 Ju-ny, tot dcfelve uure des avonds van den volgenden vrydagh den 10 Juny, innbsp;de Purmermeer, het water in hoogte li hout duim verloren haddej dat isnbsp;eiken dagh een halvcn duim: hoe wel op die tydt de hitte veel minder, als innbsp;de voorgaande dagen was. En hy foude met defe waarnemingen verder voortgegaan hebben, ten fy het dien nagt en eenige volgende dagenhaddebeginnennbsp;(daar het te voren ftil was) regenagtigh en windigh weder te werden. Daarnbsp;na de lugt weder warmer en llilder werdende kreegh ik berigt, dat in drienbsp;andere dagen twee volle rynlantfche duimen uitgedampt waren j dat foo veelnbsp;meerder is, als een halven duim daags. Enderhalven, indien men de groot-heit van de uitwafeminge alleen ftelt van eenen halven duim te fyn, waternbsp;en land even breedt fynde , fal de ganfche werelt dc helft van i8i|, dat isnbsp;ontrent po duimen hoogh kunnen onderreegenen gt; iudien alle het uitgedampte in regen weder nederviel.

, Nu dit bevind men door den regen niet meer als ontrent tot 20 duimen te gefchieden j waarom dan meer als 4I maal foo veel water opgeheven werd,nbsp;als in regen neder valt : want 4^ maal maakt po. En derhalven , indien men den regen van dit alles aftrekt, fullen nogh 31 maal foo veel dampen in de lugr fwerven, om op de gebergten neder tedaIen,entocdendienftnbsp;van gewaflen en andere nootwendigheden gebruikt te werden.

Soo dat hier uit eenigftnts in het ruwe blyken kan, niet alleen dat boven den regen, een veel en meer als driemaal grooter heir van dampen figh ge-duurigh in de lugt ophoud; maar ook de overvloedige menigte van uitdampende waterdeelen: die alleen tot zo duimen hoogh te voren §. 5*7. en y8.nbsp;getoont is p maal meer water te geven , als de Seine tot fynen loop vereift.nbsp;Soo dat defelve tot po duimen vermeerdert fynde , meer als 40 malen foonbsp;veelbequaam fyn te verfchafFen, als de gefeide Seine van noden heeft.

Waaromme, fchoon de planten al feer veel en meer water, als men denken {büde,en als den geheelen regen bedraagt, van noden hadden, (gelyk daar vannbsp;een experiment van de Hr. la Hire, 170 3. 7 3.74. /» de JBa van de Franfenbsp;Academie te fien is) en ook het regen-water al niet diep genoegh { volgensnbsp;de obfervatien van dien Heer aldaar) in de aarde dronghj egterde bergennbsp;door defen overvloet van dampen, bequaam fchynen te fyn om deRievierennbsp;te onderhouden.

§. 6ö. Laat nu (om uit dit alles een befluit te maken) een ellendigh Re-deneerder, die tot nogh toe niet heeft kunnen erkennen, dat’er een God cis die de wereld regeert, aan figh felfs voorllellen defen verbaaftmakendennbsp;omloop van foo groot een meenigte wateren j waar door fy uit de zee, rie-,nbsp;vieren, en mciren in de lugt opryfende, aldaar inde wolken bewaart worden j dan weder ten tweeden malen de lugt paffeeren, en tea deele indege-

daaute

-ocr page 453-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;4zp

daantc van mift, hagel, fneeu, en anderfints tot verfcheiden gebruiken nederdalen} ten deele op de bergen figh nederlatende, foo groote Rievieren uitmaten; die weder in de zee hare wateren uitftortende, en van daarop nieuw in dampen opgeheven fynde, fonder ophouden, foo veel eeuwen langh diennbsp;felven wegh loopen, de gediertens drenken, de landen doen vrugtbaar fyn,nbsp;en ontelbare dienften aan de aarde en aan de menfehen doen.

En kan hy dan nogh denken, dat het fonder voornemen is,dewyldegan-fche zee om fyne foutigheit tot dit beide ganfeh ondeugend is, dat door de warmte der fonne (om hier van geen andere oorlaken, die ’er nogh fynmog-ten, te fpreken) deflelfs wateren in de kleinfte deeltjes gefcheiden fynde,nbsp;in het opryfen het zee-zout tot andere gebruiken beneden laten} het welknbsp;aan de meerte vrugten fchadelyk is, en het water onnut maakt om dorft wegnbsp;te nemen, en dieren te drenken: en dat verder defe felve wateren door denbsp;lugt in regen, dauw of op andere wyfen nedervallende, figh met het lugt-fout, en fomtyds andere deelen derfelve befwangeten, om tot de voorgemelde oogmerken te kunnen dienen.

Of nu dit fout der lugt alleen falpeteragtigh is, gelyk veele willen, be-twiften wy hier niet} en fal hier na daar nogh yets van gefegt werden.

Dit is feker, dat ook falpeter uit de lugt gemaakt werd } en dat defelvc eerjl^ het water tot meerder vrugtbaarheit kan doen dienen} het geen by denbsp;oude en nieuwe Hovenieren kenbaar genoegh is: en waar van een merkely-kc ondervindinge, in de A5la van de Franjjche Academie , in denjare i699-p-7f cn 76 te fien is. En ten anderen^ dat dit ièlve falpeteragtigh fout, hoenbsp;Wel hei een fout is, egter een voornaam middel is tegen de dorfi, dat by alle, die de genees-kunde behandelen, bekent is.

Een Atheift overlegge dit alles weder by figh felfs, en fie hoe hy dit met een geruft gemoet met de werkinge van een los geval geheel onwetendenbsp;oorfaken kan over een brengen.

§. Ö7. En tcrwyl wy hier van falpeter en rievieren fpreken} kan ymand geloven, dat het by geval is, dat den Nyl in iEgypten, die aldaar voor dennbsp;regen verftrekt, en de landen fonder defelve vrugtbaar maakt, foo veel falpeter met figh voert} dat men met het uitroken van de felven Nyls waterennbsp;^Ipcter in menigte maken kan. (Siet de Stair Phyfiologta de Nitro) Soonbsp;dat defe ^Iderdroogfteland-ftreek daar door aan geen geweften des werelds behoeft in vrugtbaarheit te wyken. Hadde cenigh Vorft dit foogelukkighuit-geweikt, ^ middel gevonden om fonder moeite van menfehen, dele foonbsp;wydt uitgeurekte plaatlbn met een foo vrugtbaar water alle jaren te bevogti-gen} foude dit tot fyn lof, by de latere nakomelingen, als een wonder vannbsp;wysheit niet verhaalt werden? en nu men dit fiet gefchieden , op de aller-heerlykfte wyfe, opeen maniere die aller Vorften en Koningen vermogen tenbsp;boven gaat,en met dat voordeel, dat men foo veel duifenden van menfehen daarnbsp;door fiet leven, en dit anders alderonvrugtbaarfte Werelds-dcelfoomenigh-

Hhh 3 nbsp;nbsp;nbsp;maal

-ocr page 454-

4?o

XX. BESCHOUWING E.

maal tot een korenfehuur voor andere verftrekken, en defelve in hongersnoot fpyfigenj het welk de Hiftorien meer als eenmaal gefchiet te lyn, getuigen} kanymandfigh dan geruft ftellen, als hy ftaande hout, dat dit fonder eenigh ooghmerk en by een los geval dus te weege gtbragi is? Laat de feTwyfFelaars aan, of Loochenaars van en foo klaar figh vertoonende God-heit, felfs eens oprekenen} hoe veel faken hier moeten te famen komen,omnbsp;het drooge en noit door regen bevogtigt .(Egypien vrugtbaar en in foo hoo-gen trap vrugtbaar te maken} i. daar moet water fyu, en in foo heet eennbsp;land-ftreek van elders gebragt werden. 2. Derhalven moet dit land lager alsnbsp;by na het geheel Africa (yn, daar den Nyl fyn oorfpronk heeft, als het doornbsp;de Rieviere fal overftroomt werden. ?. En het moet in anderedeelenhoo-ger en verhevender fyn, op dat in de overftroominge de menfehen aldaar kunnen wooninge vinden} gclyk fulx ontient die plaatièn waaropdeftedenge-bout fyn, ook waargenomen werd : die ten tyde der overvloeijinge figh alsnbsp;foo veel eilanden vertonnen. 4. Daar moet veel water iyn, om buiten fynenbsp;Oe ers te kunnen gaan, en het land over te vloeyen. f. Na de overftroominge moet het eenigen tyd daar op ftaan, om het geen het llroomende mede voert, ftilftaande op de landen te laten nederfinken. ö. Het water moetnbsp;om foo groot en uitftekende een vrugtbaarheit te veroorfaken genoegh ialpe-teragtigh en niet tefeerfoodanighwefenjhet welkeinplaatfetijalwaarhetgc-noeghlaam regent, in geen Rievieren (immers foo veel my bekent is) be-fpeurt kan werden, op die wyfe plaats te hebben. 7. Dit water moet vannbsp;fèlfs ook weder van de landen aflopen en defelve droogh laten om vrugtennbsp;te dragen.

En wanner men nu al ftelr, dat dit alles aan den A/y/ alleen niet eigen i$} dewyl men van dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ganges^ Niger^ Zaire^ en andere Rievieren ook

leeft, dat fy haar omleggende landen met overvloeycn vrugtbaar maken:fal men,om dat’er een Godt is, die op meerder piaatien fyn Wysheit, Magt,nbsp;en Goedheit betoont,daar uit een bcwys kunnen nemen, om alle dele volmaaktheden in Hem geruftelyk te kunnen loochenen? en kan ymand met eenigen fchyn van reden aan figh felven wys maken, dat foo veel, en lbo grote faken als hier toe vereift wierden, by geval malkanderen op alle die piaat-fen, daar fy foo nodigh fyn, juift ontmoet en foo groot een wonder te wegenbsp;gebragt hebben? foude hy wel derven ftaande houden, dat de geringegoo-ten, die hy onder een dak van een huis fiet leggen, en dc daar op paffendenbsp;loode bakken en water-pypen, die tot water-leidingen dienen om het regenwater in een bak te vergaderen, fonder eenige wysheit haar forme en plaatfcnbsp;gekregen hadden ?

§. 68. Maar om na defe kleine afwykinge weder ter fake te komen en te doen fien, met hoe heerlykcn glans de opperfte Wysheit figh vertoont in hecnbsp;gebruik der bergen, en den dienft, die fy in defen omloop der wateren en

voortbrengen van foo nodige rievieren dagelyks doen.

Laat

-ocr page 455-

Van het Water.

Laat een twyffelend Philofooph de afbeeldingen of kaarten van de landen der wereld eens voor llgh leggen; en den loop van de menighvuldige Rie-viercn daar in aandagtelyk in befchouwen. Die als foo veelvisrykevyersfighnbsp;daar door verfpreiden; door haar foete wateren aan by na alles wat leefenbsp;drank verfchaffen; en aan vcrgelegene landen gelegentheit geven, om aannbsp;malkander elk haar vrugten naede te deelen. En laat hy onsfeggen; indiennbsp;defelve op den Aardkloot niet gevonden wierden, of hy met ons niet erkennen moet, dat defelve in een feer ellendigen toeftant figh bevinden foude;nbsp;en fchoon al defelfde quantiteit van wateren, in eenige ftilftaande meeren ennbsp;moeraden, op dedelfs laagfte plaatfen gevonden wierde; is het blykelyk,nbsp;dat de hooger gelegen geweften, immers alle daar het niet en regent, alsnbsp;jiËgypten, Peru, en andere, van dorheit vergaan fouden. Om niet tefeg-gen, dat ook aan veele vergaderingen van defe wateren, door ftil ftaan, metnbsp;verloop des tyds een onmydelyke bedervinge over het hooft hingh. Kan hynbsp;nu al weder oordeelen, dat het by geval en fonder eenige wysheit toe gekomen is? dat’er den ganfehen Aardkloot over, foo meenighvuldige fonteinennbsp;gevonden werden , welke eerft beekjes doen vloeyen, die te famengevoegtnbsp;groote Ilromen uitmaken. Soo dat ook aan de alderdroogfte landen water daar door verfchaft werd; en wel een lopende en levendigh water, datnbsp;door defe beweeginge en geduurige llroomingen van het verderf bewaard t werd.

Dit nu konde niet gefchieden, fonder dat ’er op eenige vlakke of ook hoge plaarfen, bergen figh bevonden; waar op de dampen figh verfamelende ftofïe tot alle defe rievieren gaven.

§. öp. Kan nu ymand dit anders, dan aan een Wyfen, Magtigen en Goeddoenden Godt toefchryven ? /. Dat men defe groote gevaarcens doornbsp;de ganfehen Aardkloot geplaaft fiet. II. Dat de meefte op de hoogde plaatfen figh bevinden, omme defe rievieren vandaar, dikwils honderden van mv-len verre, na beneden te doen loopen. lil. Dat het ganfche Aardryk daarnbsp;na gefchikt is; het welk na de kanten, daar het van de zee befpoelt werd„nbsp;allengskens lager werd; het geen door den loop der rievieren, die figh meeltnbsp;in zee ontlaften, blykelyk is: nadien yder weet, dat de wateren door haarnbsp;fwaarheit altyd na de laagfte plaatfen toe vloeyen. IF. Siet men hier geennbsp;wyfe ordonnantie in? dat ’er foo meenighvuldige bergen tot dien einde gevonden werden; dat’er foo groote rievieren als dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Donauw^leRhoS'^

fje.f den Boryfthenes ^c. (Siet Vareni Geographia Lib I. Cap. XFI. §. 5.) uit kunnen voortgebragt werden. En die hier van een breder befchryvingenbsp;gelieft te fien, en hoedanigh de gebergtens met geheele ftreken door dennbsp;Aardkloot loopen, kan fulx by den felven FarenuSf Cap. X. Lib. I, vinden. Gelyk ook by Burnet(^Tbeoria LeUaris Cap. IX.) welke, fchoon haarnbsp;hoogheit weinigh proportie heeft tot de dikte des Aardkloots , egter oordeelt, dat de breedte die fybellaan , wel een tiende deel van die van het vafte

lï\n/4:

-ocr page 456-

431 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

land foude bedragen. Die daar eenigh begrip van maken wil, kan de figuren, die defen laatften Authcur (fchoon die defelve tot een contrarie oogmerk bybrengt) daar van gemaakt heeft, na fien. Hoe wel hy verfchc idene en fecrnbsp;groote bergen daar in nogh heeft uitgelaten om dekleinheitdcrafbeeldinge,alsnbsp;den Apeminus en meerder bergen van It alten en feer veele andere.^. Nu fcheennbsp;het nogh nootfakclyk, dat in de ProcurrenteSy of in de zee uitloopende dec-len van het vafte land,gelyk het ftrax genoemde Italien en ook meer andere,bergen tot dit einde infonderheit geplaaift wierden: op dat de dampen uit de zeenbsp;opryfende, alle niet verre over het land fouden behoeven gevoert te werden,nbsp;eer fy bergen, om daar op in water neder te dalen, aantroffen. VI. Ooknbsp;fcheenen de eilanden voor alles bergen van noden te hebben jdewyl defelvenbsp;van de fon befchenen fynde heeter fyn als de zee-wateren, die haar omringen, en daarom weinigh regen fchynen te moeten ontfangen. Laat om hiernbsp;van overtuigt te fyn,ymand de vooraangehaalde eilanden St.Helena^ St.’Tho-mè Scc. in een kaarte nafienj en felfs denken, of het waaifcheinelyk foudenbsp;fyn, dat foo kleine vlakjes ten opfigt van de omgelegen zee, en die in hittenbsp;foo verre boven defelve, om de meermaal gefeidereden, uitlleken, ookee-nige hoop fouden hebben van water genoegh van den Hemel te fullen genieten •, ingevalle niet op een byfondere wyfe daar voor geforgt was.

Indien nu ymand dit volgende leeft by de Aard-Befchryvers, als eerft by Burnet p. 4;?. Daar is geen vafi Und van de oude of nieuwe wereld geen oudtnbsp;Eiland of hel heeft fyne gebergten. Ten anderen by Varenas L. I. C. X. §. z. Innbsp;de meefte eilanden^ en in zee uitloopende gedeelten der aarden., fyn de gebergtennbsp;foodanigh gelegen., dat fy midden daar doorgaan, en defelve in twee deelen dellen :nbsp;het welk aldaar met veel exempelen bewefen werd. Kan hy nogh voortgaan te denken, dat dit by geval aldus toegekomen is? fchoon hy moet bekennen, dat ymand, die de grootlle forge voor de behoudenifle defer eilanden foude moeten dragen, de bergen op geen dienftiger wyfe foude hebben kunnen in defelve fchikken, als nu gefchiet isj om toy^ middel te dienen, Waar door de omleggende landen foude kunnen bevogtigt werden gt;nbsp;en de dampen,die anderfints door winden verfpreitfouden werden,juifl:aldaarnbsp;te vergaderen, en van nut te doen fyn.

Kan ymand geen Wysheit, geenMagt, geen Goedertierentheit desgroo-ten Makers en Regeerders hier in fien uitblinken ? dat om zee-wateren, die fout en onvrugtbaar fyn , foet te maken , en over den Aardkloot daar hetnbsp;nodigh is, te verdeden, loo gedugte faken in grootheit en kragt, dagclyksnbsp;gedwongen werden daar toe te dienenj datdezee’n, de bergen, de lugt»nbsp;de dampen, en winden, de fonne om defe groote weldaad aan de bewoon-ders der Aarde te doen, alle het hare moeten toebrengen niet alleen, maarnbsp;ook yder van haar de behoorlyke en vereifte hoedanigheden daar toe belit-.tenj foo dat, indien de zee niet genoegfaam in grootheit enbreedheit, denbsp;bergen niet hoogh genoegh en ter bequamer plaatlé gelegen, de lugt met

clalticg


-ocr page 457-

P'an het Water. nbsp;nbsp;nbsp;433

clafticq en daar door beneden dikker als boven, de dampen niet ligtgenoegh , de winden niet magtigh genoegh om defelve voort te dryven j de bonne nietnbsp;in de vereifte diltantie, om niet te veel nogli te weinigh warmte te geven,nbsp;gcplaaft waren j dit groote werk van defen omloop der wateren, en met defelve het leven van meeil; alle dieren en menfchen reets over langh een einde haddc genomen , en den ganfehen Aardkloot tot een woellyne gelaten.

Kan nu een blinde en on wetende oorlaak of e'en los geval, om eenefaak uit te werken, foo veel andere doen werkfaam fyn? en foo langentydenduifendennbsp;van jaren doen werkfaam blyven, fonder oit in een faak van foo veel gewigtnbsp;in eeuwen eens op te houden ? daar nogtans niet ongeftadiger is, als het geval j cnnbsp;uit alle de faken,die daar toe gebruikt werden, met geen de minftc nootfa-kelykheit kan afgeleit werden, dat fy eerder dit, als yets anders te weegefoudennbsp;brengen. By voorheek, wat nootfakelykheit is ’er? dat ’er foo veel watersnbsp;in de zee is, als tot dit alles genoegh isj en dat de fon niet verder van, nogh.nbsp;niet digter aan den Aardkloot ftaat, om in het eerfte geval geen droppel water op te heffen, en in het andere, de rievieren en zee geheel uit tc drogen,nbsp;enz.

Indien men nu dit, nogh aan een geval,nogh aan onwederftandelykegevolgen van Natuur-wetten toe kan fchryvenj moet yder niet oordeelen, dac foodanigh een verre de befte Philofophie heeft ? die fiende al het goed, hetnbsp;welke daar door aan hem en alle gefchiet, diemetdankbaarheitaandeGoe-dertierenheit eenes liefhebbenden Scheppers toefchryft: terwylhy, en alnbsp;wie het voorige met oplettinge gelefen heeft en verftaat (’t geen nogh verre van het volkomen begrip daar van verfchilt) geduurigh redenen vint,oninbsp;figh niet alleen te verwonderen over de diepte der Goddelyke W^ysheit, innbsp;het fchikken van alle defè foo verfcheidene middelen tot dit einde } maar boven dit, om die gedugteMagtdes Al-Beftierdcrstevrefen j welkefootot ver-baaftmakens toe ontfachelyke en foo groote Schepfelen, als de Sonne en foonbsp;veel bergen fyn, daar toe heeft gelieven te gebruiken.

§. 70. Gelyk nu tc vooren in cenige plaatlen der H. Schriftuuregetoontis: dal defelve op igtelyk op dat gebruik der Bergen waren j waar door defelvenbsp;de water- ampen uit de lugt vergaderen, om die tot fonteinen en bronnennbsp;van ioo groo^ waterkolken en rievieren te doen werden; foo fchynt ook hetnbsp;feilde in e yiII.Capptttelv^n dsSpreukenSalomonsmttdüïü.tïamp;mgz'fretenienbsp;fyn. Alwaar vers 14, 2,7^ de Opperfte Wysheit haar eeuwige geboortenbsp;willende bewyfen, een feer kragtige opklimminge maakt van de Rievierennbsp;en Zee n tot het eerfte begin der gelchapene faken: feggende vers Z4. Ikwasnbsp;geboren als de afgronden nogh niet en waren. Nu het woord Tehoom, alhier afgrond., werd by Robhertfon vertaalt, niet alleen door een plaatfe, die veelenbsp;wateren bevat,maar door defe veele wateren fclve: foo f[^a.iPfalmXXXIJJ.nbsp;7. Hy feit de afgronden in fchatkameren: alwaar de afgronden voor wateren,nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lünbsp;nbsp;nbsp;nbsp;cn

-ocr page 458-

XX. B E S C H o U W I N G E. en de Schatkaraeren voor deplaatfenfelfs,diefebevatten,fchynengenomentcnbsp;moeten werden; en kan dit uit meer andere plaatfen getoont werden; fietnbsp;Polus over defe woorden. Waarom de Opperfte Wysheit hierfegt: Ikwasnbsp;geboren als de groots vergaderingen der wateren ^ rievieren^ en zee'noghnietennbsp;waren. Nu opdat niemand mogte antwoorden, dat ook de bronnen voornbsp;defe water-vergaderingen waren; legt Sy voortgaande: Ik was geborenahnbsp;nogh geen fonteinen (of bronnen) waren [waar van waterdie defe rievierennbsp;uitmaken en de zee vervullen. Verder, dewyl de bergen en heuvelen denbsp;werktuigen lyn om de wateren tot defe bronnen te verfamelen, gelyk te voren getoont is; klimt Sy weder hooger op. in het zf. vers: Aleer de bergennbsp;ingeveflet waren., voor de heuvelen was ik geboren, die oorfaken van defe bronnen fyn. En, om dat de bergen en heuvelen weder voor haar aarde en velden vereifchen, waar op fy ingeveflet fouden kunnen werden; doet Sy weder daar by vers zö. Hy en hadde de aarde nogh niet gemaakt, nogh de velden.nbsp;Eindelyk om dat defe laatfte, en de ganfche wereld uit kleine deeltjes ofnbsp;Jflofkens beflaan, waar voor Sy niets gefchapen ftelt te fyn, en welke Synbsp;daarom fegt een aanvangh gehadt te hebben; om alle tegenwerpinge weghnbsp;te nemen, en te toonen dat fy voor alles was, (als Collojj'ens. I. 17.) dat gefchapen is, en dien volgens van eeuwigheit} befluit fy , met defe alles be-grypende woorden: Hy en hadde nogh den aanvangh der fiofkens der wereldnbsp;niet gemaakt.

Dewyl nu de geduurige te rugh opklimmende trappen van defe uitdrukkinge fchynen aan malkander gehegt te fyn; foodanigh, dat de eerfte telkens op-llygt tot het volgende, als tot lyn werktuigelyke of ftofFelyke oorfaak; fiet mennbsp;dat den aanbiddelyken Spreker de bergen alhier ook de oorlaken van de bronnen der rievieren ftélt te wefen. En 'is daar en boven uit defe opklimminge klaar,nbsp;dat alle defe faken, welke de Opperfte W ysheit tot dit bewys gebruikt (als eer ft,nbsp;afgronden en rievieren, ten tweeden, fonteinen en bronnen, ten derden, bergen ennbsp;heuvelen, ten vierden, aarde en velden, en tenlaatften, den aanvangh dernbsp;fiofkens der wereld; in een reghte order boven malkanderen gefchikt fyn,nbsp;en derhalven de wysheit, waar mede dit gefchreven is, vertoonen.

§. 71. Tot dus verre nu de rievieren in haren oorfpronk aangemerkt hebbende, indien wy nu ookderfelver meenighvuldigheit, derfelvergrootheit, en de ondenkelyke meenigte van wateren befchouwen; welke foo veel duilèndcnnbsp;van jaren langh, fonder ophouden door delelve geloopen hebben, om denbsp;inwoonders der aarde op foo yeele en verfcheidene manieren gelukkigh te maken: moet aan een yder, wie hy ook fynmagh, denootfakelykheitvoorkomen van feer groote en diepe ruimtens, daar defe magtige rievier-waterennbsp;figh in kunnen verfamelen, en plaatfe vinden, om nietalhetdroogcteovcr-ftroomen.

Is dit nu weder by geval foo toe gekomen, dat in den Aardkloot foo on-grondelyke afgronden, die de ganfche zee bevatten, uitgehoic fyn?in welke

alle


-ocr page 459-

Vanhet^Wakr. nbsp;nbsp;nbsp;4^^quot;

*ille\icvieren hare wateren kunnen uitflortenj en fonder welke alle konften magtj die aan d^n Aardkloot en de daar op fynde planten en dieren te kofi:nbsp;gelegc was, te vergeefs Ibude wefen.

§. 72. Laat nu een ongelukkigh Atheift, defe groote vergaderinge der wateren, defe foo wydt uitgeftrekte zee’n met ons befchouWenj en onsfe'g-gen, indien defelve niet als uit varfche wateren beftonden, welke uit alle denbsp;rievieren en regenen in defelve nedervallen; of hy felfs kan denkdn, dat ’ernbsp;eenige mogelykheit foude wefen, om defelve, na foo veel eeuwen aan denbsp;werkinge der lugt en de hitte der fonne bloot geftaan te hebben, van bederven en Hinken te bewaren. Laat hy met ons dien volgens figh voorftellen ,nbsp;indien fulx gebeurde, hoe uit foo Hinkenden poel de ganfche lugt foude be-fmet werden, die rontom den Aardkloot is} en oorfaken tot ontelbare vernielende fiektens gegeven werden. Laat hy figh de onbequaamheit van denbsp;ganfche zee verbeelden, die in dit geval in fyne bedorven wateren naulyksnbsp;een vifch Ibude kunnen in het leven bewaren. Moet dan nual wederom hetnbsp;geval of yets dat niet weet, dat of hoe het werkt,daar de eere van hebben ?nbsp;dat juiH in defen kolk foo veel fout, of groeit, of geplaatft is, dat het allenbsp;de daar in loopendc foete wateren tot een pekel maken, en van bederf bewaren kan, en in veel plaatfen het bevriefen der zee-waceren beletten, ’tnbsp;Geen anders foo ligt als in foete wateren gefchiedende, dezeeop veeletydennbsp;onbevaarbaar maken, en vcele fchepen in de zee ophoudende, ontelbare men-fchen van honger foude doen vergaan.

En dewyl niemand eenige nootlakelykheic daar van kan toonen, dat het fout meer aldaar, als op andere plaatfen isj vermits men ook buiten de zeenbsp;Mynen vint, daar het in groote meenigte gevonden werd. Soo leeft mennbsp;dat er fout uitgegraven werd, in Po.en., in Tranjilvanien, in T’yrol, Hi/pan-jen, klein .AJien, Perjien, in plaatfen by Ae. Ca/pifche zee, welk laatfte doofnbsp;geheel Rusland vervoert werd j in Cuba is een bergh van fout, cn het Eiland Ormuz in den Perfifchen Inham werd gefegt ten grooten deele uitnbsp;fout te beftaan 5 in ganfeh Africa gebruikt men uitgegraven lout} in PeruA%nbsp;daar van een onuitputtelyke Myne-, in het Ryk Mafulipatamin\ni\kn,\vtrd.nbsp;het in foo gioote meenigte uitgegraven, dat alle Indianen het felve van daarnbsp;halen ( biet hier van breder Fareni Geographia Lib. /. Cap. XI. §. i.)

1 nbsp;nbsp;nbsp;men met regt het fout onder de Myn-HolFenen

voortbienglels der aarde fchynt te moeten Hellen, die groote weldaat, welke hier door aan de ganfehen Aardkloot gcfchiet, om datookdeganfehezee daar nieJe vervult is, aan gevallige en onwetende oorfaken toelchryven?nbsp;Waarom, als men pekel op vleefch fiet Haan die het felve van verrottingenbsp;bewaart, oordeelt tnen niet, dat het fout daar in by geval gegroeit, ofan-ders gekomen is ?

§. 73. Indien dit nogh niet genoegh is om een ongelukkigh Schepfel iy-nen Godt te doen fien) fal een Ongodift ten minflen moeten bekennen,dat

lii 2 nbsp;nbsp;nbsp;een

-ocr page 460-

436 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

een meenigte van landen door het water van hare rievierenfoudeonbeWoon-lyk gemaakt cn overftroomt werden j indien niet de gro^^te zee rontam de aarde befpoclde, cn (’t geen hier verwonderlyk is) niet groote takken ) armen of inhammen uit defelve tulTchen de landen heenen gefonden wierdcn,nbsp;om (behalven andere gebruiken) ook het water der neder Hortende rie vierennbsp;in haren fchoot te ontfangen, en het ièlvc met de groote en foute zeenbsp;te mengenj om op nieuws ftoffen tot dampen en daar door tot regenen entotnbsp;de volherdinge van den loop defer rievieren te geven. Waar by komt, datnbsp;dit geheele geftel en groote werk nogh vergeefs foude (yn, indien de aan denbsp;zee en defc inhammen grenfende kuften niet lager waren, als de binnen lant-fche cn van de zee afgelegene geweften. Sal nu weder een beklagelykOn-godift defe foo ontfachelyke order (waar aan de fchikkinge van den gehelen Aardkloot gehoorfaamt en onderworpen is) kunnen oordeelen by gevalnbsp;cn fonder eenigh ooghmerk voortgekomen tefyn? niet tegenftaande het heilnbsp;en de behoudenifle van geheele Natiën daar van afhangt:

Om een voorheek te geven j Ik late aan yder, die redelyk isende Wys-heit van den grooten Regeerder nogh niet cn kent, felfs te oordeelen j ingevalle dien ontfachelyken arm van de Noord-zee, welke Oo^-zee genoemt werd, tuflehen een groot getal van landen, niet gelyk als uitgeltoken ofnbsp;met wysheit uitgedolven was, om ook de rievieren en alle hare aflopendenbsp;v-’ateren aldaar te ontfangen (welke Farenus uitftekende in grootheitnoemt)nbsp;met hoe veel moeite defelve eenen wegh na de zee fouden hebben kunnennbsp;vinden : en hoe veel landen door der felver water onbewoonbaar fouden gemaakt werden, indien de nauwten van de Zundt, van de groote en kleinenbsp;Belt gekopt waren, en alle de Rievier-wateren in de Oojl-zee konden ophouden.

Het felve foude gefchieden indien de foo heerlyke en ryke kuftenvandien grooten Inham, de Middellantfche zee^ die figh foo verre uitftrekken, nietnbsp;foo laagh waren, dat de Rievieren door haar fwaarheit derwaarts konden loo-pen: die hare foo magtige ftroomen, als in een daar toe byfonder geformeerde leegte, van alle kanten ontlallen} welke in de Kaart- en Land-Be-fchryvers kunnen nagefien werden.

Om defe redenen vint men de vaart door de Dardanellen by Confiantinopo-Jen moeyelyk te fyn door een Aroom, die veroorfaakt werd door het aflopen van foo groote Rievieren, als den Donauw^ den Nieper^ of Boryfihe-nes^ ook den Tanais of Don en andere, die hare wateren door defe nauwte uitwaarts brengen. Siet dit aangemerkt in de Navigatie van Robbe^ pag. 84.

Alle dele wateren nu fchynen figh eindelykdoor het nmwvtin Gibraltar in den Oceaan te moeten ontladen; en gelyk by de Dardanellen ook aldaar een ge-durigen Aroom uitwaarts te moeten makenjiadien men anders volgens het voorgegeven voorheek j redeneeren wil.

Maar

-ocr page 461-

Van het TVater. nbsp;nbsp;nbsp;457

Maar met veel verwonderingh is my voorgekomen het geen een van de eerfte Zee-Officieren van den Staat, die meenighmalen dit nauw van de Straatnbsp;gepafleert was, my de eer geliefde te doen van te berigtenj namclyk, datnbsp;(behalven de bekende ftroomen in dc Middellantfche zee, die by de Barbari-fche Kuft ooft op, en aan de over fyde weftwaarts loopen ) het een bekendenbsp;ondervindinge was by alle zeevarende lieden} dat na alle waarfchynelykheitnbsp;een gedurigen ftroom door het nauw van de Straat, uit den Oceaan inne-waarts loopt. Het geen af te nemen is, om dat, wanneer men na de Middellantfche zee wil varen, dit nauw altyd tegen de wind met laveeren kannbsp;gepafleert werden} dogh dat men in het uitvaren van de Middellantfche zeenbsp;leer felden met een tegenwind laveerende in den Oceaan kan komen, immers niet dan met veel meer moeite en tyd.

En wanneer ik aan fyn Wel Elt;i. vraagde, waar men dan dagtCjdatdiefoo grootc meenigte van figh in defe Middellantfche zee fonder ophouden Hortende riever-Avateren verbleef} welke geenen anderen uitgangh fcheenen tenbsp;hebben als door defe engte} geliefde den felven Heer my te antwoorden,nbsp;dat het te voren gefeide een gewifte ondervindinge was; en dat eenige geloofden, dat of de hitte der fonne defe wateren uit de middellantfche zeenbsp;dede uitdroogen} of dat fommige dagten, of ’er in de gewoonlyk genoemde Golf van Narbone of elders niet wel eenige onderaardfche openingh in denbsp;grond der Middellantfche zee figh mogte bevinden} waar door defelve defenbsp;ontfangene wateren loftc} immers, dat het by ervarentheic bekent was, dat’ernbsp;een ongewoone bewegingc van de zee-wateren in defe boven alle anderenbsp;plaatfen waargenomen werd.

Het fy nu dit of yets anders de oorfaak is} waarom de Middellantfch zee, die na de ooft zyde en van rontomme de wateren van foogroote rievicrenennbsp;van de weft zyde die van den Oceaan fonder ophouden ontfangt, infoo veelnbsp;eeuwen niet foo verre opgevult is geweeft, dat de daar aangelegen landennbsp;daar door overftroomt fyn: dit is immers waar, dat de Goddelyke Voorfie-nigheit figh hier op een verwonderlyke wyfe vertoont} en fchoon al een onge-lukkigh Ungodilt daar door niet geraakt wierde,egter aan yder die des grotten Makers hand in de Schepfelen erkent, een overtuigend bewys oogen-fchyneyt oet, dat Hy aan geen nootfakelyke Natuur-wetten gebondennbsp;IS, en a es na lyn welbehagen magrigh is uit te voeren} doende in foo kleinnbsp;eenen oe t van de wereld, als de afgelegcntheit van de engte der Dardanel-len van die van Gibraltar bevat, een foo groote en gedugte fake, als hetnbsp;plaats maken voor den inloop van foo magtige rievier-wateren is , op tweenbsp;verfcheidene en foo ontfachelyke maniereiTgeichieden.

Ontallyke loodanige wonderen foude men uit de natuurlyke Hiftorien van de zee en andere ftroomen hier kunnen bybrengens die yets meer, als hetnbsp;geen men aan een geval of onverftandige oorfaken kan toefchryven,aan alle,nbsp;die redelyk fyn, vertoonen. Men lefe daar over de Aard-cn Zee-Bcfchryvers

na;

lii 3

-ocr page 462-

4^8 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I NG E.

naj dewyl alles aan te halen, een werk fonder einde foude maken,

§.74. Dogh om dat wy hier breedt genocgh geweeft fynjlaat een Ongodift met ons verder gaanj en fien, hoe de zee niet alleen deganlche wereld omringt,nbsp;om (gelyk gefegt is) ook aldaar de verfche rievieren te ontfangenj cndelel-ve, tot fy weder dienften kunnen doen, door haar fout van verderf te bewaren: maar ook, hoe defelve het eenigfte middel is, waar door de koopman-fchap met gemak kan gedreven werden j en elk deel van den Aardldoot,nbsp;dat het geluk heeft van by defelve gelegen te fyn, alle de voordeelen en aangenaamheden van de aldcrafgelegentfte landen door de fcheepvaart genietennbsp;kan. Soo dat den grooten Schepper niet alleen voor die digt aan de zee,nbsp;maar ook voor die verre te landewaart in woonen, door Rievieren,en doornbsp;den Oceaan tulTchen de landen, (als aan deOoft-zeeenMiddelIantfchezectenbsp;fien is) veele mylen verre te doen inbreken, heeft gelieven forge te dra-gcn.

Om een exempel te geven 5 was het tot nogh toe van defen Godt gefegend Holland van onvrugtbare landen en bane heiden omringt j en moefte het metnbsp;het geene fyn eigen gront en landllreekverfchaft, fyne Inwoondersvoeden jnbsp;miflehieu was ’er geen ellendiger nogh gebrckkeiyker geweft in ganfeh Europa te vinden: daar men nu door de zee alleen, alles wat tot vöedfel, totnbsp;verkwikkinge en tot cieraadt, in de oude en nieuwe wereld gevonden werd,nbsp;in overvloet aan het felve toegevoert fier. Kan nu een Hollander oic de zeenbsp;aanfehouwen ,en niet op fyne verpligtinge ,aan die fe gemaakt heeft, denken ?

§. 7p. Was ’er geen zee, W';.lke machines foude men moeten hebben? welk een kragt van een onnoemelykgetalvan menfehenenbeeften was’ervannbsp;noden om de laften, die een Retour uit Indien, of een Ooficrfche vlootnbsp;hier te huis brengt, te lande foo verre van daan tc halen? te meer, als mennbsp;landen van andere en van vyandelyke offommige, gelyk de Arabiers, opnbsp;roof levende volkeren moefte doorreilen, eri tot lyn bcfchermingefoo groo-te fwaarten van kanon, en andere oorlogs-en monds-behoeftenmet figh voeren. Daar nu defe foo groote en dit alles bevattende gevaartens, ioo Iwarenbsp;fchepen, foo ligt van de zee gedragen werdenj dat een klein windjediekannbsp;doen voortgaan, en foo groote reilen in weinigh tyds met foo veel gemaknbsp;doen afleggen.

Indien een Atheift dit nogh al fegt dusdanigh fonder eenige wysheit ge-fchikt te fyn 5 men toone hem een toegetakelt en met foo veel gefchut geladen oorloghfchip, of een Ooft-Indifch vaaiderj en viaagehemwatmiddcleris,nbsp;om foo fchromelyk een fwaarte in foodanigh een ftant te fetren, fonder water of vogt daar toe te gebruiken , dat het met een kleine kragt kan voortgedreven werden. Het eenige antwoord, indien hy al een ervaren Wis-kott-,nbsp;Ilenaar is, het welk hy daar op geven kan j is, dat foodanigh eenfchip doornbsp;een genoegfaam tegenwigt moeft gebalanceert werden j in welk geval hetnbsp;als dan door een kleine overwigt foude kunnen bewogen werden. Geiyk,

wan-


-ocr page 463-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;4 j p

wanneer het felve door een keten of touw aan een flinger, of aan een arm van een balance, welkers anderen arm met een gelyke menigte pondennbsp;nedergedrukt wierd, gehangen wasj of op diergelyke andere manieren,nbsp;die een Mechanicus figh miflchien foude kunnen verbeelden} maar waar vannbsp;het ook feker is, dat onder alle bekende ftoffen geene genogbfaam in kragcnbsp;fouden te vinden fyn, om aan defe ondervindingen tot werk-tuigen te kunnen dienen} veel minder, dat men de alderminfte gedagten foude kunnennbsp;maken, om op defe wyfe dit fchip van hier in Indien te brengen.

Indien nu in defe omftandigheden van faken ymand aan hem feide} dat hem een’ wyfe bekent was, op welke foodanigh een groote fwaarte eenige hon-dert mylen verre geduerigh in evenwigt konde gehouden werden, ibndcrnbsp;oit buiten dien ftaat te geraken} in wélke het met een feerkleinekragt wer-waarts men wilde, volgens alle ftreken van het compas konde bewogennbsp;Werden. Soude hy ook derven feggen, als defe fulx aan hem by ondervin-dinge toonde, dat hy fonder wysheit dit uitgevonden hadde? En kan hy dannbsp;nogh hartnekkigh genoeg fyn, om ftaande te houden, dat de zee en wateren, die alleen bequaam fyn om fulx te doen, by geval en fonder eenigh ver-ftantdefe eigenfehap verkregen hebben ? waar door een foo ondenkelyk ge-wigt van geheele Scheeps - vlooten fonder toedoen van eenigh menfeh, innbsp;eenonophoudelykbalancement, rontomdenganfehen Aardkloot kunnen gehouden, en alfoo, waar heenen men wil, met een feer geringe kragt vannbsp;wint of fomtyds van riemen gevoert werden.

§. 7Ö. Hier was het tyd, om de onuitwiflelyke voetftappen van een Aan-biddelyken Schepper middagh klaar te toonen, en de by alle meer verwondert, als nogh in haar wyfe van werken verftaan werdende wetten der water-wigt eenigh fïnts op te halen} het geen wy daar na op lyn plaatfe hopen te doen. En die het leeft, gelieve om van de wysheit en magt des grootennbsp;Makers met verbaaftheit felfs overtuigt te kunnen weiden, ’t geen daar ee-fegt is, ook hier tot de kragten der zee toe te paflèn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

Om’er dan yets te defer plaatfe van te feggen} foude men kunnen oordee-len, dac’ergeenwetenfchaptoevereift wierde, om een van de grootfte oor-logfchepen, door middel van eenige weinige tonnen water, die in fwaarheit daar niet by te vergelyken fyn, op te ligten? En egter is het blykclyk, datnbsp;fulks gefchiede kan, indien een dus ganfeh toegeruft Schip, dat 10 voetennbsp;in z,ee diep gingh, op het drooge ftonde, en om het felve een bak of fluisnbsp;van 2,1 voeten hoogh gemaakt wierde-,foo dat ’cr over al maar de wydte vannbsp;een halven vbetoi vry minder ruimte buiten dit fchip en den bak gelaten was.nbsp;Want ingevalle men defe tuftchen-plaatfe tufl’chen het fchip en»den bak (dienbsp;meer of minder als een half voet wydt fynde leer weinigh water foude bevatten) vol z,ee water goot tot boven toe} wéét ydér, dat defe foo kleine quan-ticeit waters in defen ftand.geftcli fyndc} een foo fchromelyke fwaarheit vannbsp;dit geheele Ichip foude opügten en doen dry ven.

Nie-

-ocr page 464-

440 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S G H O U W I N G E.

Niemand gelieve dit aan de ligtigheit van het hout lèlfs toe te fchryvcnj als of het water hier in weinigh werkfaam was:dewyl wy hier na, onder denbsp;wetten der water- bewegingen, het tegendeel ondervindelyk hoopen te too-nen.

Kan dan een raenfch van reden nogh foo beklagelyk blind fyn, dat hy in dit groote gewekvan foo verbaaftaiakend een kragt, als het water in de*nbsp;fen doet, en die egter foo voHlrcktelyk nodigh was, indien ’er een eenighnbsp;fchip foude kunnen varen, geen wysheit van den Schepper fien en kan Kannbsp;een los en dom geval, een geheel onwetende oorfaak, oit een van alles ennbsp;van figh fclfs onbewufle ftoffe, gelyk het water is, foo net aan de regulcnnbsp;van de wiskunde doen gehoorfamen? dat eer defelve daar in het minde vannbsp;afwykt, fy onbegrypelyke wonderen doet. Dogh daar van yets mcerdernbsp;hier na.

Immers, indien ymand, by het opkomen der vlooten, een groote menig-van (chepen by na naad malkander voor Amderdam det leggen j en hoe fonder eenigh blykelyk gewed te doen, foo weinigh water, een foo vpbafen-de lad van foo veel fchepen foo ligtelyk draagt gt; en defelve in evenwigt houdende, door een onvergelykelyk kleinder kragt na alle kanten bewegelyk doet fyn. Verder, indien hy daarenboven figh voordek, foo eens dit waternbsp;weggenomen was, en alle die Schepen op het droogefatenj wat toedel,nbsp;wat machines, wat geweld van ontelbare menfehen of paarden wel foudenbsp;vereid werden, om defe alle een roede verre uit hare plaatfe tc brengen:nbsp;moet het hem niet als een onbegrypelyk wonder, voortkomen.^ dat een vannbsp;alles onwetend water, dien verfchrikkelyken lad, foo ligtelyk als op iynnbsp;ruggetord, en alleen met een fagten droom defelve honderden van mylennbsp;verre kan weg dragen.

Ik ben hier in wat breder geweed-, om dat, indien ergens een verfchrik-kelyke Magt, en aanbiddelyke Wysheit van dien Godt, die de wereld ge-fchikt heeft, figh vertoont, dit alhier op een ganfeh wonderlyke wyfe ge-fchiet. En fchynt my defe onbegrypelyke kragt des waters (waar door het fêlvc foo onbeweeglykc fwaarheden, als in iyne hand houd j en aan de menfehen aanbied, om na haren wille, werwaarts (y begeren, gebragt te kunnen werden) als defelve by een iwyftelend Philofooph maar wel begrepennbsp;is, alleen genoegh tc fyn, om het aanwefen van een Godt, die vreedelyknbsp;van Magt, en groot van Wysheit en goedertierentheit is, aan haar onwe-derfprekelyk te betoogen: ingevalle fy alleen figh van die onbefonnen manier,nbsp;waar door de gewoonte haar alles, en felfs de grootde faken fonder opmer*nbsp;kinge doet aanfien, ontdoen, en op foo wonderlyk een werk waardighiyknbsp;opletten kunnen.

§• 77. Kan nu ymand, die van eenige edelmoedigheit is, nogh denken, dal hy geen verpligtingeheeft, aan dien Godt? welke den ganfehenbewoonden Aardkloot met defe wateren omringt, en defelve over al doet tegen-

woordigh

-ocr page 465-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;441

Woordigh en in ecn geduurige gereetheit fyn, om door haar foo geweldige kragten aan de menfchen dienftbaar te wefen: laat hy met ons een voetftapnbsp;verder treden, en dien op foo veel plaatfcn ondoorgrondclyken afgrond en diepte der zee befchouwen. Het was den grooten Schepper niet genoegh defel-ve tot alle voorgaande gebruiken in haren ftaat te bewaren ¦, maar op dat ooknbsp;defc groote ruimte van wateren, van zee en rievieren niet ledigh of fondernbsp;verder gebruik foude fyn-, en defclve foo wel door hare diepfte kolken, alsnbsp;door haar wyd uitgeftrekt opper-vlak, de aanbiddelykheit van haren Maker,nbsp;aan yder, die oogen heeft om te fien, foude doen blyken j heeft het (op dat,nbsp;indien een beklagelyk Godtloochenaar onder foo veel hecrlyke bewyfen vannbsp;lyne Magt en Wysheit nogh verhard gebleven was, hy door defe ten min-ften bewogen mogte werden om fynen grooten Weldoender te erkennen.)nbsp;fyne Goedertierenheit gelieft, defelve met foo ontelbare foorten van vilTchennbsp;en andere zee-dicren te voorfien} door welker meenighvuldigheit foo veelnbsp;menfehen gevoed werden j foo dat ly lèlfs gedroogt fynde voor brood gebruikt werden , daar dit laatfte niet als met groote moeiten en koften te kry-gen is. Om alhier van de onnoemelyke vcrfcheidenheit defer vilTchen niettenbsp;fpreken, door welke aan de verfcheiden luften en verkiefingen van foo veelnbsp;Êeters voldaan werd : komt dan de zee ook in dit geval met alle fyne viC-fchen aan ymand nogh voor, als fonder wysheit en voornemen gemaakt fynde? foude een Atheift nogh kunnen feggen? daar hy en alle land-dieren nietnbsp;een quartier uurs fonder fterven onder het water foude kunnen verblyven,nbsp;dat geen wetenfehap daar toe vereiftwierde, om aan foo veel dieren die geftelt-heit te geven, dat fy onder het waterleven, en in foo grooten getal voort kunnen teelen: êh gelyk andere dieren in de lugt, fy in het tegendeel alles in het waternbsp;vinden, dat tot haar onderhoud van noden is. Die nu nog in dit alles geen beoogtnbsp;einde des Scheppers merken kan j laat hy nogh veder gaan, en fien, hoenbsp;de oogen der viflehen van die der land-dieren daar in vcrfchillen 5 dat de ecr-Ite alleen onder water, en de laatfte alleen in de lugt een net gefigt gevennbsp;kunnen. Laat hy haar geitel en maakfel aanmerken, dat klaarlyk toontnbsp;alle hoedariigheden te hebben om fig in het water op te kunnen houden.Laat hy,nbsp;dewyl eenige in fout, andere in foet water alleenlyk kunnen leven, hiermeenbsp;verwondenngh befchouwen, dat voor de eerfte door de zee, voor de laat-Ite door e vievieren en foete binnewateren forge gedragen is, En indien hynbsp;van net opligt, het welke de vilTchen en het water tot malkander hebben,nbsp;yets meerder gelieft jgnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gggpnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ontrent de viflehen

volgen lal, nallaan j en het felve met het geen hier van de zee gefegt is, ver-gelyken.

78. Indien nu , na dit alles gefien en verllaao te hebben, ymand nogh kan feggen onovertuigt te bly ven van de Wysheit van een Wefen, Dat ditnbsp;alles gemaakt heeft} laat hy ligh felfs onderfoeken, of hy daar van ook welnbsp;wil overtuigt fyn, ofte niet. Is het laatfte waar, kan men niet anders als

K k k nbsp;nbsp;nbsp;fyn

-ocr page 466-

44»

XX. B E S C H O U W I N G E.

-TT- nbsp;nbsp;nbsp;^

fyn aldcrratnpfaligftcn ftaat beklagen. Maar indien hy, tegen fyn eigen wil en betragtingcn aan, figh nogh onoverredelyk bevintj fchync mygeen raadtnbsp;heilfatner voor hem te fullen weferr, als dien Godt, van Welke hywenfcht o-vertuigt te mogen fyn, in ootmoedigheit te bidden j dathet Hem dogh gelieve fyne ftudien, die hy in de befchouwinge van fyne Schepfelen aanwendt,nbsp;voorfpoedigh te maken gt; en hem de magt te geven, om fyn aan wefen uit Syne werken met foo veel geruftheit en overredingh tc kunnen befluitenj alsnbsp;hy in figh bevint, wanneer hy uit het fien van een konft-werk, uit een welnbsp;gemaakt Horologie, een gemakkelyk Huis, een toegeruft Schip enz. vaft-llelt, dat dit van een verftandigh Wefen tot fekere einden gemaakt is. Welke maniere ik weete in feker groot, dogh ongelukldgh Philolooph, in fynnbsp;laatfte en doodelyke fiekte gefegent geweeft te fyn.

§. 79. Om egter nogh yets meerder hier by te doen,, het welk aan ymand, die niet volkomen verhard is, een onwederfprekelyk bewys van een Godc,nbsp;die de zee beftiert, fchynt te moeten geven. Is het by ymand fonder de al-dergrootfte verwonderingh aan te fien ? dat foo groot, foo wyde een plas,nbsp;foo een verfchrikkelyke meenigte van wateren, het drooge en infonderheitnbsp;foo lage landen, als waar uit ons Hollandt beftaat, niet enoverftroomt:de-wyl ’er foo veel faken fyn, die het felve onmydelyk fchynen te maken j ten,nbsp;ify een grooter magt en wysheit daar in voorfien hadde.

Om dit te toonen,.

1. Laat ymand feggen, hoe het mogelyk is, daar de foo ontelbare en onder die foo groote Rievieren, (Siet Faren. Geograph. ¦van de Rhvkren^.zj.) een foo ondenkelyke magt van wateren, nagt en dagh geduurigh in de zeenbsp;fiorten ; en foo veel eeuwen langh fonder ophouden daar in volhard hebben 5,nbsp;dat de zee niet vol geworden fynde, uit fyne palen gevloeit is en de landennbsp;overftroomt heeft.

Onbegrypelyk was dit voor een yderj ten fy alle defe wateren, den voren al getoonden omloop gedurigh waargenomen hadden. Waar door het gee-ne de zee door de Rievieren vermeerdert, onder de gedaante van dampennbsp;door de hitte der Sonne in de lugt opgeheven werd. Welke figh, immers tennbsp;grooten dcele, op de toppen der bergen vergaderende, of in regen ncderval-Icnde tot beeken werden, die defelve rievieren door haar verfamelinge weder uitmakende, dus haren geduurigen ommegangh van het drooge na de zee, ennbsp;¥an tic 2.ee door de lugt na het drooge rufteloos volvoeten.

§. 80. Met uitdrukkelyke woorden werd defe Circulatie der wateren, en de wyfe, op welke de zee na het inftorten van foo veel magtigc ftroometiinnbsp;volheit defelve blyft, door Godts Geeft afgemaalt. Predik. I.-j. Alle de bekennbsp;loepen in de zefi, noghtcins word de zee niet vol., daar de beken heenen gaan^ der-WMrts gaande keeren fy weder. Dat is, het fyn defelve beken en wateren t die tenbsp;‘Uoreit in de. zee gelopen, hebbende, nu weder na de zee keeren.

Q£ hier nu, alleen van defen omloop gefproken werd, die door de wer-

kin-

-ocr page 467-

Vm het Water.

kingc der Sonne gefchietj om dat defelve in het voorgaande vyfde vers eerft gemelt isj en in het fesde vers, den ommegangh der winden daar op volgt}nbsp;welke by veele ook van de Sonne afgeleit werd} foo dat men hier dele bewegingen van winden en becken, als twee uicwerklcls van de Sonne moetnbsp;aanmerken; dan of in dit fevende vers ook een anderen omloop der waterennbsp;moet verftaan werden} om dat de zee-wateren in onderaardfche kolken ingegaan fynde, door de daar onder figh bevindende vyeren, gelykin Chymi-fche deftillatien, opwaarts dampen jen boven weder tot water werdende fonteinen, beken, en rievieren veroorfakerij fallen wy hier niet verder onder-foeken. Het fy daar mede, foo het is, den eerften omloop, die door de fonnenbsp;gefchiet, is door ondervindinge openbaar 5 waarom wy defelve alleen hiernbsp;bygebragt hebben. En als de andere bewefen is dus telyn, kan ddelve hiernbsp;by gevoegt werden.

§, 81. Ik vrage nu aan een Atheift, of hy boven al het andere dat van de zee gelègt is, ook dit oordeelt fonder eenige bellieringe dus tc gcfchieden5nbsp;en dat al het geene wat tot defe groote Circulatietegenwoordighdient,fon-x3er eenigh beoogt voornemen, dit foo bequame famen-ftel gekregen heeft.nbsp;Waarom droogt de zee door de Sonne niet uit ? waarom vermeerdert fyniccnbsp;door de rievieren? ’t geen beide de ontwyffelyke verwoeftinge, immers denbsp;grootfte ellende van den ganfehen Aardbodem foude mede brengen. En hoenbsp;komt het, dat de hitte der Sonne in die julte graadt ligh foo veele eeuwennbsp;Jangh bevonden heeft, dat de zee altyd de genoegfaam fclfde mcenigte vannbsp;wateren bevat? fonder dat men oit eenige merkelykc vermeerderinghofver-minderingh daar aanheeft kunnen gewaar werden. En na veeldiergelyke vragen, die men hier ten felven einde kan doen} is het voor een redelyk men-Iche denkelyk? dat een blinde en onwetende oorlaak, een geval, dataJleo-genblikken op een andere wy(ê werken kan, de beftieringe daar van gehadcnbsp;heeft; en een foo ontallyk heir van foo veel millioenen water-deelen aan foonbsp;vafte, en tot het wel-wefen van die het Aardryk bewoonen, foo nodigenbsp;wetten, foo veel duifenden van jaren langh, fonder oit daar van af tc gaan,nbsp;heelt doen gehoorfamen} en na de zee, daar fy van daan gekomen waren,nbsp;wederkeeren.

§• 8z. Soo ymand nogh meerder bewyfen van een blykelyke heerfchinge cn bellieringe des grooten Scheppers over de zee-wateren gelieft te lien,nbsp;laat hy de d^yken van Noort-Holland omwandelenj en daar merken op hoenbsp;veel plaatfen het Zuider-zee-water hooger Haat, als de landen die binnennbsp;gelegen fyn. Laat hy verder de fmalheit deler dyken in vergclykinge vannbsp;die foo groote wydte der zeer die tegen defelve aanftaat, befchouwen, laatnbsp;hy de verbafende kragt, welke de zee doen kan, in agtinge nemen; waarnbsp;door fy, fchoon ganfeh vol fchepen leggende, dat onnoemelyk gewigt vannbsp;die alle foo ligtelyk draagt} en door de minfte roeringe van haar felfs, dienbsp;kan oplighten en bewegen, Soude, indien aan hem de wetten, daar den

Kkk z nbsp;nbsp;nbsp;groo-

-ocr page 468-

444 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

grooten Regeerder defe woefte water-plas na doet luifteren, niet bekent wai ren, het hem als een geduurigh en onbegrypelyk wonder nevens foo veel andere menfchen,die men dus met regt daar van hoort fpreken,nietmoeien voorkomen ? dat defe foo kleine dykjes in opfigt van het daar tegen-ftaande water,nbsp;niet overlange door deflelfs fwaartc weggefchoven fyn; en het naaft leggendenbsp;land tot een zee gemaakt is. Immers fchynt het hier uit, dat ’er een veel meernbsp;als menfchelyke hulpe van noden is,om dit land voor overftroominge te bewaren.

By voorheek Tah.XlF.Fig. z. laat ons AB als de breedte deler Zuider-zee begrypen, die, foo men wil, gepropt vol fchepen legt} welke door haarnbsp;by na onuitdrukkelyke fwaarte het water na alle kanten uitwaarts perflenjnbsp;laat AC en BD de dy ken fyn (die wy hier maar in hare hoogte door een linie afbeelden) welke het water beletten over de binnen gelegen landen IK te lopen. Indien men nu de lienie CB trekt, is het blykelyk, dat al het waternbsp;in A C B tegen den dyk A C foude aanperflen} ingevalle de wateren in haarnbsp;fwaarheit defelve wetten obferveerden, als de valte lichamen. Laat nu y-mand figh voorftellen, dat dit ganfche lichaam ABC van hout, en deflelfsnbsp;ganfche boven-vlak AB met groote en toegerufte Oorlogfchepen bedekt is,nbsp;gelyk alhier het water onderftelt werd te wefen. Indien nu defen grootennbsp;fwaren klomp lbo gladt en fonder eenige vryvinge of tegenftant, langs denbsp;fchuinte B C konde nederwaarts glyen, als dit water kan doen} en delelvenbsp;alibo tegen defen dyk A C aanperftej behoeft men niet te vragen, of defen dyknbsp;een uur fbude kunnen ftant houden.

Nu, dewyl het water ontcgcnfprekelyk fwaarder, als hout is} blykt het dat de ftilftaande zee meerder geweld op delen dyk Ibude moeten doen, alsnbsp;her hout ABC : indien anders de wateren volgens hare fwaarheit op defelvenbsp;wyfe werkten, als dit groote lichaam foude doen: en by gevolge, dat geennbsp;land ter wereld, dat beneden de zee legt, door dyken foude kunnen bewaartnbsp;werden.

Laat nu den alderfpitsvinnighften Godtloochenaar ons eens feggen,op wat wyfe hy niet alleen een gevallige famenloop van deelen , of uit onknndigenbsp;Natuur-wetten , maar felfs uit al fyne , foohooghby hemgeagte,wysheitnbsp;cn philofophie, die fchikkinge van water-deelen kan afleiden } cn die wylê,nbsp;waar door het water, fchoon fyn fwaarheit behoudende, egter in fyne per-fingen foodanigh gebreidelt werd} dat het figh door foo enge hoogtens,nbsp;als onfe dyken fyn, laat dwingen binnen fyne palen te blyven.

Om ’er hier yets van te feggen , (dewyl daar na yets meerder daar van volgen fal) is dit fonder wysheit lbo gefchikt?

Eerji^ dat de ganfche zee ABGD T’ab.XIF.Fig.z. beladen metdatover-groote gewigt van foo veel Oorloglchepen, hoe veel mylen ly ook breedc maghfyn, niet fterker perft tegen den dyk AC} als een kleine, doghevennbsp;diepe, graft A E doen foude j die niet meer als eene roede, en vry nogh veelnbsp;minder, breedt was.

lt; nbsp;nbsp;nbsp;waarom-

-ocr page 469-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;44 f

Waaromme, fchoon den dyk AC van dun glasalleenlyk beftont,degair fche zee A BC D dooralhaarperffinge het niet enfoude doen breken j indien alleen agter den fêlven dykinG H C A een gt;vatertje vaneen voetinG A breedc,nbsp;op dcielve hoogte met het zee-water, konde gehouden werden.

Dat nu dit waar is, weeten de Hydroftatici, en fal namaals breder getoont werden. En is het felve de eenige oorfaak, waarom een ganfche met dui-fenden van fchepen belafte zee, indien fy ftilftaat, en niet te hoogh is (vermits door de hoogte en niet door de breedte defe kragten alleen vermeerderen) dikwils van een flcgten dyk, die maar digt is. Itaande gehouden j ennbsp;foo veel landen van onderlopen, en menfchen en heeften van verdrinken bewaart werden.

§. 8j. Maar indien ymand nu verder gaat, en dien verfchrikkelykcn zeekolk, in fync woelle bewegingen oic befchout heeft j wanneer hydoprftor-men beroert, of in fyn vloeyen tot ongdooffelyke hoogtens figh verheffende, aL het drooge dreigt te verflinden en over te ftroomen. Soude hy ook kunnen denken j dat het alleen by geval en fonder wysheit is, dat foo ra-fende golven van dien vreeffelyken watcr-hoop tot noghtoe binnen hare palen gehouden fyn? En die oit met een aandagtigeu ernfl op dit alles geletnbsp;heeft, moet hy het raifonnement van den grootcn Maker van alles niet volkomen billyken? als by Hem Jerem. V.zi ^ zt met een fcherp verwytvannbsp;haar blindheit en dommigheit, tot hetagteloos Ifraël hoort feggen; Hooretnbsp;nu ghy dwaas en harteloos n}olk: die oogenhebben, maar enJlen niet, dieoorenheh-hen^maar en horen niet\ zz En fult ghy lieden My niet vrefen? [preekt de Heere^nbsp;[uit ghy voor Adyn aangefigte niet beven? die Ik der zee bet zand tot eenenpaalge~nbsp;fielt hebbe, met een eeuwige infettinge^ dat fy daar over niet enfal gaan: of fchoonnbsp;hare golven figh bewegen, foo en fuUenfe dogh niet vermogen, of fefchoon bruifen,nbsp;foo en fuUenfe dogh daar over niet gaan.

Toon aan ymand, die oit een onttuimige zee in hare kragt heeft fien voortrollen, een hand volfantsj en fegh hem, dat foo kleine, foo veragte lichaampjes, die men met de mond wegh kanblafeii, het gewelt van foo ge-dugte water-bergen fluiten j fal hy dit voor geen wonder aanfien? maar fegh hem daar by,dat defe zeefelfs ditfandnaalle waarfchynelykheit voortbrengt,nbsp;cn alfbo felfs aan fyne gevreesde kragten ten toom verftrektj volgens het experiment van Hooke, en R. Plot te voren §. i i.aangchaalt. Alwaar doorbetnbsp;uitroken van zout water (dat gedurigh door de Son in de zee gefchiet) eennbsp;meenigte fand vootgebragt werd. Sal hy ook kunnen denken? dat een blinde en onwetende Mature die eigenfehap aan het foute zee water gegevennbsp;heeft, en daar door alleen foo bloeyende Rykcn en foo veel Provintien vannbsp;overftroominge be waait i met geheele fiint-bergen by de zee op te werpen,nbsp;op plaatfen, die anderfints door haar vlakte en laagheit dagelyks door over-llrominge haar uiterfte verderfte wagtenfouden hebben. Kan hy de verdubbelde zant-banken voor onfe Kutten geplaitft aanfien? die als foo veel wal-

Kkk 3 nbsp;nbsp;nbsp;len


-ocr page 470-

44S nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E,

Icn en buiten* werken fyn,tegeHs den aanloop van dien anderfints al verflindcn* den zee-vyant. Kan hy het fchuin opgaan der ftranden om het ge welt dernbsp;zee daar op te breken, kan hy dc hoogte der duinen daar agter leggende, fignbsp;voorllellen? en niet gedwongen fyn te erkennen, dat een Groot en Aanbid-delyk Ingenieur defe landen daar door heeft willen fortificeeren, tegen eennbsp;geduurigh haar beftormenden en bovenden bedenken magtigen Aanvaller?Tcnbsp;meer , dewyl het niet te denken is, hoe het mogelyk kan fyn, datfooloflcnbsp;fant-hoopen niet geheel door de winden verftuivenj daar men foo menigh-maal foo groote gedeeltens daar van liet opnemen en door de lugt voeren.nbsp;En kan dit ook al weder by ymand gcagt werden alleen by geval te gefchie-den ? dat in foo dorre en onvrugtbare fanden, die anders by na geen gewasnbsp;magtigh fyn voort te brengen j fekere kruiden {helmgcnocvat) niet alleen waf-fchen, maar ook bequaam fyn verplant te werden ? door welke defe (and-wallen tegen de verltrooyende winden befchermt, en de duinen op harenbsp;plaatfen, daar fy dienft moeten doen, kunnen gebraght en gehouden werden.

§. 84. Ik kan niet na laten, het geen groote Taal-kundige over het He-breeuwlè woord nbsp;nbsp;nbsp;het welk beteckent, aangemerkt hebben, hier

in het voor by gaan aan te raken. Het is by haar bekent,' dat dit afdaalt van het wortel-woord Choul-y het welke onder andere betekent,/. fmertelyknbsp;fyn en pyn aandocn; 11. verblyven op defelve plaatfej ///. voortbrengen ennbsp;baren. Om de eerfte betekenillè meent de. Hr. Buxtorfites, dat het woordnbsp;Chool of [and van dit wortel-woord Choul afgeleit werdj nadien het Imerteennbsp;moeyelykheit aanbrengt aan die in het lèlve gaan. Om de tweede meent Mknbsp;de H^quot;. Coceejus, om dat het fwaar fynde, op delèlve plaatlè verblyft. Ikla-te nu aan andere, of met foo veel reden om de derde bctekeniflefulx ook nietnbsp;gefchieden kanjdewy 1 het te voren getoont is een voortbrengfel der zee te wefen:nbsp;infonderheit, nadien het fand óp foo veel plaatfen, als Job. VLnbsp;LXXFin. zy. het zand der zee'n genoemt werd, als vandeZeevoortgebragtnbsp;fynde i op defelve wylè als de kruiden, die door de aarde voortgebragc werdennbsp;by delelve Schryvers Job. T^. zy. en Pfam, LXXII. z6. amp;c. het kruit der aarde genoemt werden.

Maar dewyl de redenen van dele afleidingen van woorden, hoe wei meermalen kragtigh, egter dikwils ipeer op enkele fpeculatien, dan op ware gronden fchynen te ruftenj en vermits het zand, om verfcheidenandereopligten ook den naam van zee-zandy oï zand der zee dragen kan, fullen wy hier nietnbsp;veel opftaanj dewyl dit niet verder kan dienen, als om by andere bewy-fen ,die kragtiger fyn, gevoegt fynde, de wysheit van het H. Woord aan dienbsp;het felve rects erkennen, met meerder klaarheit te doen fien.

Om dan weder voort te gaan.

§. 8y. Op andere plaatfen , daar het zand nogh foo overvloedigh niet en is, gclyk aan de zuider-zee, die men houd een inbreuk van de groote zee te

wefen,

-ocr page 471-

Van het Water.

wefen, cn welke alleen met dyken geftuit werd, leert de ondervindingej. dat geen beter ftofïe tot het maken der felver gevonden werd, als het zeegras, by ons Wyer genoemt. Kan ymand al weder denken, dat de Hollanders daar in fonder reden of grond fpreken? wanneer fy daar uit een bewysnbsp;nemen van een Godt, die haar Land bewaart om dat ly fien, dat dit wyernbsp;of zee-gras in overvloet in die zee felfs voorkomt, welkers dyken daar doornbsp;moeten in ftant gehouden werden.

86. Nogh meer. Dewyl dit alles nogh niet.magtigh fchynt te wefen, om het lage Holland te bewaren, dat het door het gewelt en opvloeyen desnbsp;grooten Uceaans niet onder de wateren begraven werde. Soude men kunnen denken, dat het by geval of door onwetende Natuur-wetten gefchikt is?nbsp;dat den uithoek van Vranktyk, en dat groote en heerlyke eiland van Engeland tuflehen haar een naauwte of Canaal maken} die wydt genoegh is, omnbsp;metfehepen bevaren te werden, en nogtans engh genoegh om dien vreefle-lyken Oceaan, alshy in lynen vloet opryft, te beletten , dat hy met dien hogen water-bergh niet in volle kragt op de landen van Holland nederftort.nbsp;Nadien hy, of te veel tyd van noden hebbende om dit Canaal te palfeeren,.nbsp;eerder van de ebbe te rugge gevoert werd} of ook, gelyk andere willen,nbsp;om dat de Noort-zee aan defe fyde geduurigh wyder werdende, het waternbsp;door dit Canaal loopende daarom op die hoogte niet blyven kan. Soo leertnbsp;de ondervindingc, dat om defe laatlle reden, de vloeden by Calais vyf of fesgt;nbsp;maal foo hoogh loopen, als in de Noort-zee: het geen dieH’‘Harejoeker ianbsp;fyn Ed, Natuur-kundc aangetekent heeft.

Kan ymand nuoordeelen, dat dit alles, waar door foo groot een einde be-reiktwerd, alsdebehoudenifleisvancenProvintie en Landftreek (doorGods legen nogh foo bloeyend en magtigh, als miflehien van deièlve grootheicnbsp;geen ter wereld gevonden werd)by geval en fonder cenigh voornemen foonbsp;gefchikt is ? Waarom kan hy de wallen en buite werken van een gereguleerdenbsp;veftinge, niet denken by geval in dat opfigt in die plaatfe gegroeit te fyn?nbsp;en indien yder de konft van een fterkten-bouwer, ’t fy willens, of onwillens,,nbsp;in defe moet erkennen, ten fy hy by alle voor verftandeloos wil door gaan};nbsp;lal dan in dit alles, dat tot foo veel gtooter faken dient, en magtigh is om foonbsp;vreeflelyk een zee te beteugelen, niets klaar genoegh fyn, om de wysheitnbsp;van fynen Maker te toonen? Ellendigh blind moet hy lyn, die dit niet lien,nbsp;en kan, ofbeklagelyk hartnekkigh,. die het niet fien en wil.

Orn nu uit al dit voorgaande een generaal befluit te maken.

§. 87. Meermalen hebbe ik my over die blintheit of onredelykheit (hoe lal men fe noemen) vanforamigePhilefopenverwondert. Welke, ingevalle men aan haar ech kloot, in het klein gemaakt, aan den Aardkloot ontrentnbsp;gclykformigh, (by voorbeeld, gelyk een aardfche Globe) vertoonde yin wel-1^ de wateren, de zee’n, dg rievieren, de wolken rontommedefelve, cennbsp;loort van beweginge en omloop geduurigh volbragten, door de konft van

eenigh

-ocr page 472-

448 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

cenigh Werk-meellerj ontrent op defelve wyfe, als fy nu rontom den Aardkloot doen: en indien men haar vraagde, of fy in dit werk niet een groot en verwonderlyk verftant van dien Konftenaar nioeften erkennen j niet foudennbsp;derven na laten, dit toe te ftemmen: en egter nu fyinfoogedugteen groot-heit, en met vereifch van foo veel kragt, fuiks fien gefchiedenj geruftelyknbsp;feggen te kunnen vaft Hellen, dat dit alles fonder wysheit foodanigh uitge-voert werd.

Soude men niet feggen, dat het onbegrypelyk was? dat een ongelukkigh Godtloochenaar, (om nogh een voorbeeld te geven) als hy in het klein eennbsp;beeldtjc van een menfeh of ander dier, eenige weinige bewegingen door rader-werk en veeren fiet doen, die eenige gelykformigheit met die van eennbsp;waaragtigh menfeh of dier hebben, daar uit een wysheit van den Maker, fondernbsp;eenige fwarigheit te vinden, vaft ftelt: en yets in figh felfs of in andere men-fchen en dieren fiende, dat ondenkelyk meer konftigh en verwonderlyk isjnbsp;dat hy kan feggen, daar in niets anders, als het geen van onbewufteofge-valllgh malkander ontmoetende laken te wege gebragi werd, te kunnenbe-fpeuren.

Seer dik wils hebbe ik by my gedagt, wat hier van de oorfakemogtefyn i dat anderfints groote en Icherpfinnige Verftanden lbo onredelyke befluitennbsp;kunnen maken. En daar fy ymand felfs fouden belachen, die foodanigh eennbsp;Konft-werk in het klein liende, loochende dat den Maker wys wasj welkenbsp;de wateren om en in een kleinen kloot, door warmte,en weegh-kundige ennbsp;water-wigtige regels foodanigh dede bewegen, als de ondervindinge leert,nbsp;dat fy na defelve wetten op en om den Aardkloot bewogen werden j hoenbsp;het mogelyk is, dat fy het felve in een ondenkelyk verhevener werk-ftuknbsp;kunnen doen: rcgtgelyk die geene, welke in een klein Horologie üe Wysheit des Makers fouden kunnen fien, en nogtans feggen, dat een feer grootnbsp;en veel konftiger Uurwerk alleen by geval en door onwetende oorfakenvoort-gekomen was.

Of dit nu gefchiet door de dwafe hoog-gevoelentheit, die elk, en infon-derheit defe Ongelukkige van haar verftand hebben j waar door fy yets in het klein fiende, denken dat fulx by haar kan onderlogt enverftaanwerdenjnbsp;dogh yets anders bevindende in foo uitgeftrekt een grootheic te fyn, dienbsp;haar verbeeldinge, en iofooverwonderlykcenfamen-knopingevanooriaken,nbsp;die haar verftand en begrip volkomen te boven gaat, liever alle wyshet daar innbsp;willen loochenen, als een foodanige wysheit en magt erkennen, die de hare on-

eindigh overtreft: dan ofdit aan de gewoonte toe gelchreven moet werden gt; die ons meermalen dwaaflelyk doet redenceren en oordeekn : omdatditver-wonderlyke werk ons dagelyks, en dit kleinder ons tot nogh toe noit yoort-gekomen is: eindelyk, of dit alles uit een verborgen oordeel en vcrfchrikke-lyke wrake van een gelaftei'den Godt voortkomt of miflehien uit defe alle,nbsp;kan ik niet bepalen.

Het

-ocr page 473-

Van het Water. nbsp;nbsp;nbsp;445

Hfet fy liier mede dan,hoedanigh hct ook fyn magh, dit is 'waar,dat de meefte Atheiftcn, (cn ik late fulks aan het eigen onderfock van haar.felfs)nbsp;figh van defc dwaasheit niet kunnen veróritfchuldigen j dat indien allesjnbsp;het geen den grooten-Godt mei foo veel Majefteit en Heerlykhcit aan ydel'nbsp;in fyne ontlachelyke werken doet figtbaar fyn, aan haar in een kleine machine van een V ui ft groot, fchoon vry veel onvolmaakter, vertoont wierdejfynbsp;figh over de wysheit \'an den Konftenaar met verbaaftwordinge verwonderen fouden: daar fy nu, fchoon de werken in de natureonvergelykclyk heer-lykcr fyn, weigeren eenige Wysheit en Magt in de felvc te erkennen.

Laat het dogh niemand verveelen, dat ik alhier defe eenige fake lbo wyd-loopigh verkaalt, en foo ymand alleen op de netheit van fchryven ‘fier, al te veel felfs herhaalt hebbe. De vrugt, die ik hoope, dat voor een Ongeluk-kigh Twyffelaar aan de Wysheit , Magt en Goedheit vatj fyn Maker daarnbsp;tait volgen fal (indien hy dit ftrax gefeide niet los overloopt, maarernftigh innbsp;fyne gedagten prent) fal my vooreen genoegfame verontfchuldiginge ver-ftrekken. Ik bidde dan nogmaal diegeene, welke tot nogh toe in diebeklagelykenbsp;onfekerheden figh bevonden , en de moeite fullen willen genomen hebben ,nbsp;van dit te leien-,dat fy in hetonderfoeken van de werkenGodts dogh willen voorc-gaanj en indien fy door defelve nogh onaangedaan blyven j dat fy figh metnbsp;ernft een feer klein gelykformigh konft-werk van defelve gedaante en bewegingen willen voorftellen. En dewyl fy daar in de wyheit des Makers nietnbsp;alleen willigh erkennen, maar ook tegen alle, die dcfelvcfouden willen loochenen, en dit geheele konftwerk aan een enkel los geval ofonwyfeoorfaaknbsp;toefchryven, voorftaan fouden: laten fy dogh eens met ernft overdenken,nbsp;met hoe groot een blindheit en afwykinge van de reden (die by haar doghnbsp;foo veel geld) fy in delen te werk gaanj als fy in een werkftuk, dat niet alleen de wysheit en magt, maar felfs de vreelTelykheitenaanbiddelykheitvan,

fynen Maker en Beftierder toont ,de voetftappenenbewyfenvaneen grooten verftandigh Wefen , of niet kunnen, of weigeren te erkennen} daar fy innbsp;yets, dat ten opfighte van fyne kleinheit en onvolmaaktheit niet als veragte-iyk wefen kan, de tegenfprekinge van haar confeientie moeten gewaarworden} als fy fouden willen feggen of denken, dat het fonder eenigh be-

ooght voorneenaen of wysheit fyn wefen verkreegen badde cn gemaakt was.

§.88. Na dele groote, dogh nodige digrelfie, washet nu wéder tyd tot het water te komen. Dogh dewyl wy daar in reets langh geweeft fyn, fullennbsp;wy de bekende en groote zee-bewegingen in haar Ebbe en Vloet, en andere, die niet minder verwonderlvk a-an yder moeten voorkomen, overlaten jnbsp;dewyl het fchynt, dat deifelvcr oorfaken van den grooten Schepper noghnbsp;onder fyne onnafpeurelyke geheimen bewaart werden. De gedagten vannbsp;groote Natuurkundigen, waar van eenige feer veel waarfchynelykheit heb**nbsp;hen, kan yder in der iclver geleerde fchriften nafien,

LM nbsp;nbsp;nbsp;Dit

-ocr page 474-

4f3 nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U w I N G E.

Dit is waar, dat de wateren van de zee, ontrent onder de manê tér Weder fydcn van den Aardkloot eencnverfchrikkelykgrootenenbultigenwater-bergh maken, welke alle dagen den Aardkloot omgaat. Dat dit nu niet ge-fchieden kan ,fonderdezeefelfstotinhare dicpfte Itolken en afgronden te beroeren, is klaar genoegh.

Nu is door den Heer nbsp;nbsp;nbsp;duhiüu/v,.deseiiU!ic.pug.ziy.^c.\3yonétT“

vindinge getoont j dat in ftrooraende waters (ten fy eene byfondere oorfaak daar tulTchen kome) het water boven by he^ opper-vlak veel fnelder voortloopt,nbsp;als dat in-de midden of by de grond is; waarom in groote diepten der zee,nbsp;niet tegenftaande de ftroomen en bewegingen, die boven plaatfc hebben,nbsp;het gelooffelyk is, dat de benedenlle wateren of ftil fyn of feer weinighbewegingen hebben } weshalven dan defelve, foo veel eeuwen ftil gedaan hebbende,' ligt föuden kunnen bederven.

Of nu den grooten Albeftierder defe roeringen en verheffingen der zeewateren ook niet gebruikt, om defelve ook in hare grootfte diepten van bedervingc te bewaren 5 de viflehen en dieren daarin te doen leven j en de lugten, die andersnbsp;daar door ook befmet fouden werden, fuiver te doenblyven, laten wyaan hccnbsp;oordeel van alle yerftandige. Immers, hoe veel dienft dele vloeden en ebben aannbsp;de zeevarende lieden veelmalen doen , infbnderheit, in het in en uit-zei-len van havenen, daar anders gevaar foude fyn, is bekent genoegh. Menftenbsp;B.sfcbouw. XXF. §. 60. nogh yets dit groote vcrfchyniel aangaande.

§. 8p. Alleen, eer wy hier volkomen affeheiden,. laat ons aan alle ongelukkige Philofophen voor het laatfte nogh met ernft in opmerkinge geven j dat dit water, het welk foo veel en foo groote nuttigheden heeft, over al foo over-vloedigh te vinden, en by yder,die het van noden heeft, meeftopalleplaat-lèn voor niet te krygen is. Siet men hier geen goedheit van den Gever in ?nbsp;cn die defe weldaat niet hoogh genoegh agt, gelieve figh alleen te verbcelrnbsp;deri de benautheit, daar alles in is, wanneer, gelykfoiptyds in belegerde lieden, gebrek aan het felve geleden werd. Maar boven dit, is daar de wys-heic van de Goddelyke Rcgeeringe niet blykelyk in, dat dit water alcyd innbsp;overvloet is, en noit ontbreekt? niet tegenftaande alle menltben, met veelnbsp;reden moeten yrefen; dat, inficnde alle gelegentheden, waar in het waternbsp;fehynt vermindert of bedorven te moeten werden, al wat leeft eens vannbsp;dorft foude moeten fterven.

Hoe veel jaren, Ja eeuwen, is dit water niet van winden ontroert? langs harde gronden gefteept. tegen rotfteenen aangedagen? tot blufichen vmnbsp;branden en vyeren gebruikt, tot diank van lbo veel dieren geweellPin wolken, opgetrokken? in regen nedergedaalt, cnmetgewclt, dQorfynefwaaitc,nbsp;tegen ftraaten,. muuren, daken, bergen, rotfen, co andere harde ftoffeanbsp;aangedreven? in ys, in hagel, m fnceuw verftyfe ? en op meer andere wy-fen,,door verfcheiden kragten op het riiwfte bewerkt en bewogen? Ennbsp;3»oet het dan een yder niet naet veel fchyn voorkomen? dar na dit alles dui-

fenden

-ocr page 475-

¦ nbsp;nbsp;nbsp;'¦ Panhct ÏJ^atcr.

fenden van jaren uitgeftaan te hebben, dit water foude moeten verfleten,, en van figuur (dat is van eigenfehappen) verandert fyn. Soo datytnand, dienbsp;weet hpe feer alle dingen door een geduurigh gebruik verdyten, immersnbsp;niet ligt dtrar toe tebcjve^h foudefyn gt; dat hy foiide kunnen geloven, dat een eernbsp;nige en dcfelfde faaky Fob veel groote gewelden tuflchendcvyfen fcsdaifentnbsp;jartn fcude kutmèn mtftkan, en alryd defelfde blyven. Nu dit fien wy nog-tatis by ondervindingb, dat zee-rievier-en regen-wateren altyd onveran*-derc gebleven fyn, èn onverflytelyk haar eigenffhappcn en aardt behoudennbsp;hebben. Kan men dan geen regeeringe, geen bevvaringe, die niet alleen allenbsp;menfchelyhe kragt, maar lêlfs alle gedagten en redenéeringen te boven gaar,nbsp;hier in Waarnemen? en is de magtige hand des grooten Onderhouders, aannbsp;alle die dit fonder driften befchouwen, niet openbaar genoegh ?

• Inciieti yrhand toet fommigc Philofophen hier tegenmögtefeggcn,'dathet Wate;' wel gelyk alle dingen flytj maar dat’er ook geduurigh door anderénbsp;oorfaken foo veel water op nieuw aartgroeit, als’er door fiyten en anderenbsp;dienften onbequaam gemaakt is; die maakt dit wonder niet minder, en dienbsp;bcwys in het minde niet kragtcloos. Want dit al toegedaan fynde, is’ereg-^nbsp;ter geen wyfe en magtigé Bcftieringc van noden ? indien het water flyt, omnbsp;wederom foo veel ander geduurighlyk in defleifs plaatfe re doen komen,fon*nbsp;der dat den ganfehen Aardbodem in disordre geraakt. Kan ymand volgensnbsp;defe onderftcliinge ook oordeelcn, dat het by geval of door onwetende oorla-ken toekomt, dat ’cf juift net even foo veel water, als’erdoor het gebruiknbsp;verfleten is, weder op nieuws voortgebragt werd? Waarom groeit ’ergeennbsp;meer aan, als ’er verlooren werd? en waarom fyn de zee en rievieren in foonbsp;Wel duifenden van jaren niet foo feer aangewalTen, dat fyhetmeeftevanhej:nbsp;drooge ovérftróomt hebben? Waarom vermindert het water niet? en werdnbsp;’er niet meer bedorven, als ’er weder aangroeic ? hln waarom lyn dczec en alle vergaderingen der wateren in foo lange tydeii niet nigedroogt? Verder,nbsp;indién de deeltjes van het water eenighfints hoekigh of langhwerpigh fyn gt;nbsp;waarom fyn fy in alle die eeuwen niet ront op malkander gefleten? dat denbsp;laatlle figuür is, die de meefte faken, door het afflytenvan haar hoeken aannemen. Ên fyn die deeltjes ront, waarom iyn fy door geduurigh op malkander te wryven en te rollen niet geheel verbryfelt, en tot een ganfeh anderenbsp;foort van lloffe, of (geiyk fómmige Philofophen willen Jidaar door totvycrnbsp;geworden? Immers, indien het wefen van het water in een bepaalde figuurnbsp;van deelen bellaat j hoe kunnen fy Ilyten, fonder met het veranderen van harenbsp;figuren ook hare eigenfehappen te veranderen? cn waarom komtomdefere-den het water nu niet onder een geheel ander verfchynfcl voor, als overee-nige eeuwen? Kan ook ( indien dit alles by verflyten en aangroeyen des waters toegiat) fonder cenige- wysheit en hooger magt juift die nette maat bynbsp;het geval, of door faken die niet weeten wat fy doen,waargenoomen wer-

Lll 2. nbsp;nbsp;nbsp;den?

-ocr page 476-

4fi nbsp;nbsp;nbsp;XX. B E S C H O U W I N G E.

den? dat’er altyd dcfelfde, immers volgens ondervindinge, een niet tnerke» lyk verfchillende veelhcit van water, iu het Heel-Al tot defe gebruiken on^nbsp;dcrhouden werd.

Indien men nu, by het geene ftraks gefcit is, nogh voegt,cnbefchouwt, hoe veel water door de geduurige dcftillatie van de Son en onderaardfchenbsp;Vyeren (volgens het experiment van Aay/e §. lo,. aangehaalt) in Aarde kannbsp;en moet verandert werden gt; hoe veel %h in foo veel duifehden van planten (èt ennbsp;vaftmaakti hoe veel om de lichamen en vogten van foo ontelbare, dieren uitnbsp;te maken, bedeed werd j foude men niet met groote reden moeten denken jnbsp;dat dit duifenden van jaren gecontinueert, en het groot getal van faken innbsp;agt genomen fynde, tot welke, om hare lichamen te helpen uitmaken, hetnbsp;water gebruikt werd, het felven al over.lange feer veel vermindert foude moeten geweeft fyn, foo niet geheel ontbroken hebben. En even wel blyfthetnbsp;Water in de vereille meenigte om dienft te doen.

Laat nu hier weder een Phiiofooph, van welkegedagten Hyookfynmagh,aan ons tQoncn, ofditallesfonder een Regceringe van een hoger Magt en Wysheit,nbsp;cn (’t geen verwouderlykis) foo langh fonder, verandcringe gefchieden. kan.nbsp;quot;NV ant, indien ergens,immers fchynt alhier de forge van een groote Bellierder uitnbsp;teblinkenj diefyne Schepfelenaan het geene tot haar onderhoudt nodigh is,gecnnbsp;gebrek wil laten lyden. En waarom redeneert hy niet wel? die oordeelt, datnbsp;op eiken dronk, tot laafFeniïTe van onfen dorft.gedpn, (welke dogh,nbsp;boe fy genaamt magh wefen, egter ten meeüen deele uit water beftaat) wynbsp;reden hebben, om den Gever voor dit foo wonderlyk, foo aangenaam , lbo dienftigh Schepfel te danken j het welk Hy met foo veel Wysrnbsp;heit tot onderhoudingh van al wat leeft gebruikt. Om van dele onfe oa-magt niet te fpreken., waar door alle menfehen, hoe groot ly ook in haarnbsp;eigen oogen fchynen, niet een eenigc, niet de minftedroppelfouden kunnennbsp;vóórtbrengen : Laat denalderhooggevoelcnften Godtloochenaar roet al fyn ingebeelde wysheit, aan ons hier alleen een eenige wyfeflegtsaantoonen (datnbsp;liogh foo verre van het vóórtbrengen der fake fel ft verfchiltyop welke, indien het water in de Nature ontbrak, de geheele verwoeftinge der werelr,nbsp;en de gcwifïè en onmydelyke dood van al wat leeft (die daar door na wei-nigh tyds aanftaande foude fyn) foude kunnen voorgekomen werden.nbsp;E,n inuien hy oock tot dit weinige ftgh fclfs onmaghtigh en fynnbsp;verftandt te kieyn bevindt} kan hy dan nogh denken? dat hy alleen aan een los en dom geval, aan figh onbewufte en fonder ee-nigh verliandt of wysheit werkende oortaken, voor de uitvindinge nietnbsp;alleen, maar ook. voor het foo mildelyk meede deelen van dit onwaardecr-lyk gefchenek verplight isj en dat defêlve foo onverftandigh als fy fyn, een,nbsp;middel hebben kunnen werden, of ordinceren, otn de wereld roet waternbsp;ij verfien,

lo^

-ocr page 477-

Van het Water, nbsp;nbsp;nbsp;4J’3

Ingevalle nu foodanigh van de faken te denken, felfs by alle A-tbeiften voor onrcedelyk gehouden moet werden j gelyk het waar-lyk moet , indien fy haren naatn van verftandigh te fynccnigdots befchermen willen j wat behoeft men meer tot haar wederleggioge by cenbsp;brengen?


Ml 3

XXL B E-

-ocr page 478-

4r4

XXL B E^ G H O Uir i N G E.


.-j vj'-jiu nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j5j

Van de Aarde.


:,r .'¦ nbsp;nbsp;nbsp;-.j:


$• r. f~\Fergafigh tot de Aarde.

2. Vgt;^Diegras-en koorn-gewajfen onder andere voortbrengt,

5. nbsp;nbsp;nbsp;Beeflen Cyn keukens van hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. quot;'t

4. Overtutginge uh het gefeedtd'' quot;

y. Geues. III. 17, 18, 19.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Verfcheidene gewaJJ'en en kragten uit de-

felve Aarde.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het gefeide.

Aarde werd niet verteert .1 ^ogh geheel' onvrugtbaar,

9-. Lugt maakt de Aarde vrugtb^hn. dquot;. Experiment.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i. '

10. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge daar uit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' '

11. nbsp;nbsp;nbsp;Het fcbynt dat de Aarde door vuilig^nbsp;heden affihuwelyke moet werden.

Dit werd vóórgekomen.

Overtuiginge daar uit.

Ontmegangh van mecjl alles, uit Aarde tot Aarde.

Overtuiginge uit defeh/e.

Genes.Lu, 12, 24, 27,

II. nbsp;nbsp;nbsp;19. 7.

III. nbsp;nbsp;nbsp;19.

Pred. 11L 20.

En XII. 7.

Pfalm.CIV. 29, 50.

Jeremia:. XVI. 4.

XXV. 33.

VIII. 2. jefaise. LI. .

Övertuginge uit dit alles.

Pfalm. CIV. 24.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Aarde gedeftilleert.

Experiment.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Aarde' brengt werk-tuigen voort om

haar bequaam tot gebruik te rna'icn, ,18. Atchymijien.

19. Exod. XXXII. 20.

Deutemoni. IX. 21,


12.


*3-


ï4


15“


20.


34.


sr-


36-


Goudt kan verbrand, tn Ut ftof ge-bragt werden.

Experiment.

Edele Gejieenten.

.Ez?ck‘ gt;^V11I. 13, 14. Atheiftifi^r':egenwerpinge» ejgt;ge!oJl.nbsp;Zeilfleén, v

kf^amé'er de kragt dejfelfsom het Noor-dsK aan te wyfengevonden is.

• Ronfheit der Aarde,

Jeliite. XL. 22.

Aardkloot is een plat-agti^en bol. Jeremi®. VI. 22.

XXXI. 8.

L. 41.

Swaarheit van alle aardfche lichamen. Job. XXVI. 7.

Aardkloots middel-punt is een niet. Aardkloot h mt defelve fchuinheit.nbsp;Sonder defe was een generaal bederf tenbsp;vrefen.

Overtuiginge daar uit.

Job. XXXVIII. 6.

Proverb. III. 19.

Pfalm. CIV. ƒ.

GXIX. 90.

De aarde blyft boven de wateren n:et

tegenjlaande dejfelfs meerder fwaar-heit.

Proverb. III. 20.

Pfalm. XXXIII. 7,

Genes. I. 9.

Pfalm. XXIV. I, 2.

En

overtuiginge.

Erandende lEe re lts-riem. ts bewoonbacir. En de middelen daarnbsp;toe fyn bergen.

Ook overflroomingen der Rievieren. Overtuiginge uit defe.

Gematigde IVerclts-riemen. nbsp;nbsp;nbsp;jj


-ocr page 479-

de 'Adrdi-, nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

45-. Koude WereUs-riemea,

44.

¦ rm

Dt veofdeelos der Noordelykjle. Chriflelyke Religie is gesa kuajl vannbsp;pohiykea.

Atheijien verfckiUea met de alderver~ Jlandigfte

4TF

46. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXVI. 7.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

47. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVIII. lö, 17, iS.

48. nbsp;nbsp;nbsp;Owmogelykheit om de Polen te naderen,nbsp;4p. Overtuiginge uit het tevorengefeide.


§. I. T Ndicn men nu na de lugl: en het Water bcfchouwt te hebben, J. tot de Aarde overgaat; ftl hy al een wonderlyke Phüofophicnbsp;moeten aanhangen, die fonder dat fyn eigen confcicntie hem tegenfpreekt,nbsp;geruftelyk kan itaandc houdenj dat alle de hoedanigheden, die dcièlve befit, alleen aan een los geval, of onverftandige en fonder eenigh oogmerknbsp;werkende Natuur-weiten toe te fchryven fyn.

Het is waar, dat defelve, voor foo veel fy aarde blyft,aanmenfchennogh dieren tot drank offpyfe veiftrekt j maar dat egrer, door hare vrugtén, alles wat leeft, in het leven onderhouden werd, is aan yder byondervindingenbsp;openbaar genoegh.

§. 2. Laat een Godtloochenaar, om uit de diepfte Natuurkunde geen bewyfen te halen, fyne opgen liaan j Eerfli, op dat foo gemeene kruit, datnbsp;by veele foo veragte gras, het welke in foo grootenveeivuldigheic uit de aarde fpruit, en foo veele heeften voedt? en ten anderen op de koorn-gevvaf-fen, daar foo veel menfchen door onderhouden werden; en by figh feifsnbsp;denken, of het by geval kan fyn, dat hetecrfte op foo ontelbare plaarienalsnbsp;Van felfi uit defe aarde voortkomt, en aan het vee fyn voeder verfchaft. Ennbsp;indien defelve aarde ook niet van die gefteltenifTe was; dat fy dit by na overnbsp;al, en in foo veel meenigtevooitgebvagt, fonder den minften arbeid of eenig-fints bebouwt te fyn; wat middel was ’er om foo veel millioenen vandicren;.nbsp;die tot het bouwen en bclajen dtr aarde in ftgb lelfe niet deroinflebequaam-heit hebben, in het leven te behouden^

Ie


§. 3. Verder , dewyl by boVen.dit niet kan ontkennen; dat, fchooil al de gchecle wereld vol gras was»,‘^ egtér'het ganfebe menfchdom van hon-er foude moeften fterven; nadien de droevige ervarentheit nu menigma-en in onvrugtbare jaren gefèert heeft, dat niemand derfelver by het gras leven kah. Sal dit weder aan ymand tocyalligh of fonder eenigebeftie-fende quot;wysheit kunneti Voorkcfmen? dat de’ aarde ook 'bequaam isom koorn-gewafien en .anJere, die de ihdnfchen,‘ tot fpyfc kunnen iyn, wort te brengen.. En nadien het gras in figh ielfs bnbcquaanr daar toe is, dat het van de-heeften gegeten fyndé, in' def fclvef vléés verandert; het geen niet alleen'nbsp;rot fpyfe, maar ook tot een lekkernj^e gebruikt kan werden. Söo dat men,nbsp;often, fchapen en alle dieren , die. van de menfchen tot voedfel genpomennbsp;werden, als foo veel levendige cn wandelende keukens kan aanfien; in welke het anders nutteloos gras toebereid werd, om aan de mcnlclisntpt een goede, gefpndc, en ftn'akclyke fpyfq te te kunncn;flrekk.em

^ nbsp;nbsp;nbsp;- §,4. Bn-

-ocr page 480-

4rs nbsp;nbsp;nbsp;XXI. -B E S C H o ü W I N G E.

§.4. En daar den grootftcnPhilofooph met nlfyn wysheituicdeganfcheaarde-, ¦niet een eenigh tarwe graan, of het minfte grasje kan doen voortkomen }nbsp;nogh Tclfs ons met waarheit feggen, hoe die groeyen en beftaan} cn veelnbsp;minder, uit wat oorfaak het is, dat gras de heeften voedt, engeen menfeherjnbsp;voeden kan, voor dat het door de veranderingen, die het in hare lichamennbsp;lyd, in melk of vlees verkeert is. Kan hy nogh in die gedagten voortgaan?nbsp;dat het fonder eenigh ooghmerk of wectenfehap van een alles verforgendnbsp;Wefen gefchiet is} dat in heeften en gras, in menfehen en koorn-gewafleanbsp;die overeenkominge gevonden werd , waar door de eerfte door delaacfte onderhouden kunnen werden j en dat eenc-en defelfde aarde die beide voortbrengt.

Indien dit ftaande gehouden werd, kan ik niet fien, waarom niet met even vetlreden gefegt kan werden} dat een flot,en de daar oppafTende fleu-tcl, beide fonder eenigh verftand of voornemen uit het fèlve yfer fyn voort-gebragr.

En, ingevalle men al mogte fien, dat het al te onrcdelyk was, dit alles aan een los geval toe te fchryven} en daarom ymand het felve uit een onmy-delyke en valle Natuur-wet wilde afleiden. Hellende, dat de aarde defe voed-fels voor menfchen cn bceftcn by een nootlakelyk gevolgh van hare geftelt-heit moet voortbrengen. Om hier op niet te antwoorden , dat men vergeefs van defe Noot-wetten fpreekt} in faken als defe fyn} waar in foo welnbsp;Lt geftel der aarde als der planten, nogh volkomen, ten minften foo verre onbekent fyn, dat geenfints tetoonen is, wat nootfakelyk in alles volgennbsp;moet: Laat die, die figh met defe uit vlugt fouden willen behelpen, alleennbsp;maar fien, hoe veel foorten van andere gewaflen uit het aardryk dagelyksnbsp;voortgroeyen. En om dat het (om van duifende anderen en fclfs van ver*nbsp;giftige niet te fprekeiOföo wel doornen cn diftelen, als voeder voor heeften,nbsp;cn brood voor menfehen voortbrengt: hy geve ons de minfte reden waarom,nbsp;gelyk boven reets aangeraakt is, het eerfte, namelyk het gras, by na over d ennbsp;fonder eenige moeite, ook in de aldereenfaamfte woeftynen, daar het Harten,nbsp;Hinden, en andere gras eetende Dieren fpyft, als door fighfelfsin overvloetnbsp;gevonden werd.} daarin tegendeel, om der menfehen fpyfe en koorn uit denbsp;aarde te doen voortkomen, foo veel ploegen, foo veel eggen, fajen, wieden , majen , en foo veel anderen fmertelyken arbeidt vereilt werd.

§. y. En dit heeft my met een innerlyk ontfagh wel doen denken op de vervullinge van dat ^ Woord, het welke al in den Beginne tot denbsp;Mannen gefproken is: Gen. III. 17, 18, ip. Dewyl ghy gelui fier t behtnbsp;nu de fiemme uwe5 tvyfs^ en van dien boom gegeten beht^ daar Ik u van geboodt,nbsp;fieggende: ghy en fult daar van niet eet en: foo fy het aardryk om uwent wille vervloekt en met fimerte fult gy dtiar vanoeten^ alle dagen uwes levens 18. Ooknbsp;fial het u doornen en difielen vóórtbrengen^ en ghy fult het kruit des velts eeten. tp-in het fijveet uwes ^anfehyns fult ghy u brood eeten. Dat dit nu alles waar is,

kan

-ocr page 481-

V%n de Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;4f7

lean by ondervindinge blyken. En de verdrietige ervarentheit leert genoegh j hoe veel moeite vereift werd, om het Aardryk van diftelen en doornen tenbsp;fuiveren, op dat het tot onderhoud der menfehen dienen magh.

Kan nu ymand, wie hy ook fy, en fchoon hy al voor de Goddelykheit van dit Woord geen eerbiedt heeft, dit alles dus fien gebeuren? en niet gedwongen fyn te erkennen, dat in defelve plaatfe, en in een tyd (welke,foonbsp;ly niet die van den aanvangh aller lakengeweell; is, egterfoodanigheenis,datnbsp;van geen tyden, die voor defelve geweeft lyn, by eenighmenlch volgens ee-nige Hiflorien, de minde kennilfe is) yets voorfegtisj het geen tot nogh toenbsp;plaatfe heeft gehadt, en foo langh de wereld Haat, fonder twyffel fal volduren: fchoon niet de minde nootfakelykheit daar van by ymand kan aangetoontnbsp;werden. Indien men nu aan hem met foo veel grootebewys-redenen, als vannbsp;andere geleerde Heeren bygebragt fyn, vertoont, dat dit het woord van dennbsp;groeten Schepper en Bedierder des Werelds fclve isj en foo hy eenigfintsnbsp;fonder vöoroordeelen na de waarheit daar van foektj behoort dele ondervindinge niet tot een beweeg-reden te drekken, om de vöorige bewyfen aannbsp;hem kragtigh te maken? en foo defelve hem al niet ten vollen overtuigt, hemnbsp;ten minden aan te fetten, om de andere tekenen van de Goddelykheit vannbsp;dit Woord met meerder neerdigheit te onderfoeken? Ingevalle nu defe aan-merkinge een Ongelovige alleen daar toe bewegen kan, dat hy de kragcnbsp;van die bewys-redenen met ernd overweegt} fal hy, indien den grooten ennbsp;ligh fyner ontfermenden Godt dit fal gelieven te legenen, vrugts genoeghnbsp;genieten van fyne gedagten over dit gefeide te hebben laten gaan.

§. 6. Kragtiger betooginge van een Wys en Goedertieren Godt, {chynt niemand met reden te kunnen eifchen, als het geen de Aarde aan yder, dienbsp;defelve in haar eigenfehappen befchouwt, leeren kan. En om daarvan o-vertuigc te werden, is geen fcherpfinnige Philofophie nodigh.

Brengh alleen ymand in weiden, daar het gras voor debeedcn; in boUW” landen, daar het graan voor de menfehen uit de aarde fpniif, in boomgaarden, daar hy foo heerlyke en verquikkende boom-vrugien fiet} inbolfthennbsp;daar hy ontelbare'boomen vint, welkers hout tot bouwinge dienftigh isjinnbsp;moes-en medecyn-tuinen, daar een menigte van aard-gewafl'en hem voorkomen, waar van de eene tot rpyfe, de andere tot hulpmiddelen en lichaamsnbsp;ongefteltheden en andere dienften gebruikt werden} in bloem-hoven, daar eennbsp;onnoemelyke veel heit yan de lieffdyklle verwen, en reuken van verfcheidenenbsp;liragten en lutwerkfelen figh vertoont. En vraagh hem, of de manicre,opnbsp;welke dit alles inendoordeaardegerchiet,aanhemofymandandersoitkenne-lyk geweeft is: en of die foo onredelyk moet gedagt werden te oordeelen,nbsp;welke fegt, dat hem dit als een gedurigh wonder werk , en bewys van een ont-fachelyke , dogh niet te min liefhebbendeGodtheitvoorkomt} datuiteenennbsp;defelfde aarde een foo ondenkcly ke verfcheidenheit van gewaften geboren werd.nbsp;Hy ftelle vry volgens de ondervindingen, dat ’er faad-planten en grontformeer-

Mmm nbsp;nbsp;nbsp;fels

-ocr page 482-

4^8 nbsp;nbsp;nbsp;XXL BESCHOUWING E.

fels in alle faden en knoppen fyn, die door bykomende vogten uifgerolt en grooter werden. Hoe fal hy de verfcheidenheit van de kragten uitdefelfdenbsp;aarde kunnen afleiden , op eene wyfe, die aan vcrflandigen regt voldoende is ?

§. 7. Indien nu aan een van defe ongelukkige Philofophen, welke noit aarde gefien badde, defe fwarte en onaanfienlyke ftoffe vertoont wierdejnbsp;foude hy alle defe voorgeroerde uitwerkfelen befchouwende, defclve nietnbsp;voor een van de yerwonderlykfle laken der wereld houden? en dat meer is,nbsp;jngevalle ymand, die alleen befitter van defe aarde was, enfeidedelelvedoornbsp;fyne wysheit toebereid te hebben, aan defen een klein gedeelte daar van mil-dadigh geliefde te fehenken} foude hy defe koftelyke gifteniet onder fyn dier-baarfte feltlaamheden tellen, en als yets heerlyks aan andere nieuwsgierigenbsp;vertoonen? en wanneer het mogte graeuren , dat ymand,aan wie hy defclvenbsp;liet fien ,den toebereider der felve feide voor onwys.te agten; en fchoon hy-al dit mengfel gemaakt hadde, dat fulx niet aan fyn verfland, maar aan hetnbsp;geval, of yets anders dat onwetende was, moeftc toe gcfchreven werden jnbsp;foude defen Philofooph felfs niet leggen? dat aan den maker van defe vrugt-bare aarde ongelyk gefchiedej en dat uit de bcquaamheit die ly heeft, omnbsp;foö veel verfcheiden gewaflen voort te brengen, een ontcgenlprekelyk bewysnbsp;kan opgemaakt werden, dat hy, die dit mcnglël uitgevonden en te famennbsp;gebragt heeft, niet alleen een byfondere kenniflê van het felve, maar ooknbsp;van alle planten in het byfonder moet gehadt hebben j en dienvolgens wyfernbsp;fyn, als duifenden van andere menfehen. Welke, hoegeleert fy mogen fyn,nbsp;indien eens de aarde ontbrak, aan niemand fouden kunnen feggen, waar uitnbsp;fy eigentlyk beftaat,en waar in haar kragt,oni alle kruiden voort tc brengen,nbsp;gelegen is.

te

dienfl: van alle, door de ganfehe bewoonde wereld verfpreitis} dat verre van gebrek aan defelve tc hebben, defe heerlyke wonder-ftoffè van menfehen en dieven met voeten getreden werd, en tot wegen voor rciligersnbsp;dient: en daar men een onbegrypelyke wysheit in het toebereiden van defelve erkennen foude, indien maar een weinigh daar van in de wereld te vinden was} lal men dan nu aan de Wysheit en Goedheit des grooten IVlakersnbsp;twyffclcti ? alleen om dat hy foo mildadigh aan de menfehen eeweell is, ennbsp;aan haar dit vcrwonderlyk gefchenk in foo grooten overvloet mede gedeeltnbsp;heeft.

Om wat meerder te leggen. Daar yder verbaart foude Itaan, indien hy maar een eenige Tulp, een eenige Angclier, een eenige Roos hadde fien wallennbsp;uit een foo veragtfaame ftolre, als de aarde fchynt te welen jen figh over denbsp;wysheit Ibudcontletten, van die het geene tot delfelfs toebereidinge dient, hadde uitgevonden j fal men nu daarom den grooten Schepper daar van weigequot;nbsp;ïcn in fyne volmaaktheden te erkennen ? om dat hy in plaats van een, innbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;duifend

Een beklagelyk Ongodift gelieve felfs de toepaflinge van dit geleide verder maken. En wyl hy nu bevind, dat dele aarde inloogrootenveelheitten

-ocr page 483-

Van de Aarde.

duifcnd planten duifend wonderen, alle dagen aan de oogen van ydcr, van groote en kleine» vertoont.

Meermalen is my met verbaaftheit vóórgekomen, diehardigheit enongc-voelighcit, waar toe de gewoonte van yets gedurigh te genieten de gemoederen der menfchen brengen kangt; die foo ontelbare boomen, foo ontelbare bloemen, lbo ontelbare Aard-gewaflen, aan eenongelukkigh Atheifl:,alsbynbsp;geval, immers als Tonder wysheit gemaakt kan doen voorkomen ; daar hynbsp;immers willens of onwillens bekennen moet, dat hy en alle die van fynePhi-lofophic fyn, een wonderlyk verftand en doordringende Natuurkunde innbsp;foodanigh een fouden erkennen te fynj die (gelyk Itrax gefegtis) maar denbsp;aarde om een eenigen Tulp , of Angelier uit fyn bol of plant tedoen voort-groeyen, en delTelfs famen-ftel uitgevonden hadde.

Jk late nu aan haar felfs,oflighindefefakedusdanigh te gedragen, ook re* delyk kan genoemt werden, en biddehaar om ten minlleneenigfints hierdoornbsp;geraakt te kunnen werden, de Aarde en hare voortbrengfelen niet fleets innbsp;het gemeen aan te merken j maar voor figh een eenige bloem of kruid of Boomnbsp;uit te kiefen, en die aarde, daar uit fy Ipruit in de hand nemende, defelvenbsp;met defen bloem, boom of kruit te vergelyken j eindelyk de gedagten opnbsp;dit byfonderc voorwerp geveftigt houdende, figh voor te Héllen} hoe veel dui-fent verfcheiden foorten van gewaflen uit dele felve aarde kunnen voortkomen}nbsp;en ik denke,immers hoope niet,dat fy defelve voor yets anders,als voor een onbe-grypelyk wonder-Huk van wysheit, fullen kunnen aanlien. En dewyl nog fy,nognbsp;alle die aan haar bekent fyn, niet een kluit van een vuift groot fouden kunnen met al haar wysheit vóórtbrengen} en indien defe aarde niet mildadigh aannbsp;haar ten gebruike gegeven was, al wat leeft, fonder defe van honger fou-dc moeten vergaan; kan dan ook defe gunftc des grooten Gevers haar totnbsp;geen dankbaarheir verpligten ? wat (al dan daar bequaam toe fyn .^immers indien

bet geen Goedertieren en magtigenGodt is, die defe aarde met een wys voor* nemen heeft gemaakt, en nogh in fynen llant enbequaamheitonderhoudt}nbsp;waarom is de wereld niet foo wel op alle, als op eenige plaatfen,uitonvrugt-baard fand en harde fteenrotfen beftaande? en waarom fyn menfchen en heeftennbsp;(als te voren al eens aangemerkt is) juift met die gefteltheit gemaakt? dat fynbsp;door de uitfpruitfelen der aarde, en door by na niets anders gevoed en in hetnbsp;leven bewaart kunnen worden. Indien ymand te overtuigen is, Ichynt hetnbsp;onraogelyk dh alles te kunnen overwegen fonder de ongegrontheit, enfelfsnbsp;de onredelykheit van de ongodifterye daar uit te fien.

§. 8. Daar nu defe aarde alles fpyfigt} als de menfchen over al} de beeften in de \veiden en ftallen} de wilde dieren in dc boflehen en eenlaamenbsp;woeftynen } de vogelen} de viflehen} dcnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;als wormen, vliegen,

vlinders} met een woord al wat levendigh is: want of fchoon eenige van defelve ook andere tot haar voedfel gebruiken, moeten egter dceerfte, die tot fpyfe van andere fyn, van aard-vrugten gevoed werden. Verder daar dele

Mmm z nbsp;nbsp;nbsp;aar-

-ocr page 484-

4lt;So nbsp;nbsp;nbsp;XXI. BESCHOUW INGE.

aarde, tot foo verfcheiden gebruiken , een onnoemelyk getal Gewaden, Kruiden, Bloemen, Boomen, Heefteren uit haren fchoot dagelyks voort-brengt} en foo veel duifenden van jaren langh defelve voortgebragt heeft:nbsp;Kan yraand fonder verwonderingh aanfien? dat, wyl foo veel eeuwen langhnbsp;aan al dit gefeide, geduurigh foo veel aarde te koft gelegt is, egrerindiennbsp;gröoten recx van tyden, noit de aarde ontbroken, nogh hare vrugtbaarheitnbsp;in het geheel verlooren heeft. Want dat anderfints door het geduurigh gebruik de aarde in figh felfs ook in vrugtbaarheit vermindert, weten die gene, welke dit in dikwils befaide landen meerder als haar lief is, fien gebeuren.

§. p. Vraag nu defe, na haar eigene gedagten foo veel weetende Philofophen j op wat wyfe fy defe fchaden, die anders onmydelyk fchynentevrcfentefyn,nbsp;fouden kunnen voorkomen} en foo haar felfs en al wat leeft van eengewiflenbsp;dood bewaren. En fchoon ymand al anders geen Godt erkende, fóude hynbsp;kunnen denken, dat het fonder wysheit en eenigh beoogt einde gefchiet ?nbsp;dat de aarde, die door te langh te dienen fyne vrugtbaarheit verlooren heeft,nbsp;van de wolken beregent werd} en defelve alleen meermalen om te kee-ren, en aan de werkinge der lugt bloot te leggen, in hare vrugtbaarheitnbsp;herftelt werd. Wat is anders het braken der'landen? als defelve met denbsp;ploegh dikwils het onderfte boven te keeren, en alfoo aan de Jugt gelegent-heit tc geven om defelve vrugtbaar te maken.

Of dit nu gefchiet door middel van een falpeteragtigh fout, by alle Hovenieren wegens fyn vrugtbaarmakende kragt foo beroemt, het welk de lugt in de aarde doet groeyen, betwiften wy nu hier niet. De waarheit daarnbsp;van is by experiment voer cenige jaren by my bevonden, dat de vermagerde aarde van een langh befaide moes-tuin een jaar ftil geweeft, en dikmalennbsp;omgefpit en klein gemaakt fynde, des volgenden jaars met veel kragt ennbsp;groeifaamheit fyne ingeworpen faden dede opwalTeii} fonder dat ’er meft ofnbsp;yets anders toe gebruikt wierde, op dat men van defe ondervindinge verfekertnbsp;mogte wefen.

§. lo. Indien nu ymand defe onderhoudinge der aarde in fyne vrugtbaarheit aan figh alleen gelieft voor te flellcn, en daar by met ernfi te overwegen: Eer ft, dat de lugt en regen de vereifte bequaamheit hebben, om tot dit einde te kunnen dienen. Ten anderen, dat defelve beide dikmalen dit doen,nbsp;(onder dat eenige moeite van menlchen daar toe behoeft aangewent te wet*nbsp;den. Ten derden, dat hier door de aarde inbofichenen woeftynen in ftaatnbsp;verblyft, om onbebout fynde, het voeder voor de daar weidende dieren tenbsp;kunnen verfchafFen. Sal hy na dit alles begrepen te hebben, figh kunnen geruft ftellen? als hy een ander, die hier de Goedertierenheit v;in een grootnbsp;Onderhouder en Beforger van alles met eerbied aanmerkt, van dommigheitnbsp;befchuldigt} om dat hy met hem fonder eenige reden niet en ftelt, dat ditnbsp;alles by geval gefchiet en dat’er geen wysheit plaats gehadt heeft,ofbehoeft

te

-ocr page 485-

Van kk Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;461

tc hebben, oni aan lugt, aan regen, aan aarde, aan dieren elk de vereifte en byfondere hoedanigheden te geven , om door een geduurigh vernieuwdenbsp;vrugtbaarheit van de eene, aan de andere onderhoud tc doen vinden.

§. II. Kan dit alles nogh aan eenbeklagelyk AtheiilgeenGodtdoen fien; laat hy ons felfs leggen, of hy de gefteltenis der aarde, en der faken, die daaruit voortkomen, met meer wysheit foude hebben kunnen ordineeren,als hynbsp;bevinc dat nu gefchiet is.

Immers fal hy niet kunnen tegenfpreken,:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat alle planten, menfehen en dieren uit de aarde voortkomen. Hetnbsp;cerfle is uit figh felfs blykelyk: en om die van de andere te toonen, wordennbsp;niet alle menfehen en dieren, uit de vogten van die haar voortreden gefor-¦mcert, of immers tot hare grootheit uitgerolt? komen dele vogten niet vannbsp;haar vmedfel? dit van kruiden? en kruiden uit de aarde? Soo dat een ge-duurige ondervindinge het gefeide leert, en fulx van aller.eeuwen Oudheicnbsp;aan gelcert heeft. Selfs heeft alles wat klederen en dekfels van noden heeft,nbsp;die alleen uit de aardej de wol der fchapen, de vellen der beeften, het vlas,nbsp;de bladeren en fchorfen der boomen komen alle van de aarde voort.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat niets eeuwigh is, en alles wat leeft een (port van dood ondergaat , en daar door aan een Hinkende verrottinge overgegeven werd, is ooknbsp;feker. Soo dat alles, wanneer het totfyngèbruik gedient heeft, alleen tot eennbsp;onnutte en affchuwelyke ballaft van de wereld fchynt te moeten werden j ennbsp;de aangenaamlle plaatfen (daar een menigte van menfehen en dierenligh onthouden) door de flank van foo veel lyken en krengen, onbewoonbaar cnnbsp;woefl te fullen maken, en de Inwoonders te dwingen , om fuiverder land-ftreeken te foeken.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat (om alleen by levende dieren te bly ven ) alle deTpylen, die baar voeden, in der lelver ingewanden tot een verfoeyelyken drek, en vuilen mcftnbsp;werden, kan niemand loochenen. Indien nu alle defe uitdygfels van foonbsp;veel menfehen en beeflen, als ’er oit op den Aardbodem in foo veel eeuwennbsp;geweeft fyn, (onder veranueringe in haar onaangename hoedanigheden vol-hardeden} moet niet yder bekennen? dat foo veel duifenden van mefl-ennbsp;drek'hoopen het meefle Aardryk voor fyne bewoonders in foo veel duifenden van jaren walgelyk, en dé lugt, die rontom dcfelveis, afgryflelyk maken fouden, en rcets gemaakt fouden hebben.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Voeghhierby , dat foo veel millioenen van menfehen cn beeflen,nbsp;die alleen uit de voorcbrcngfels der aarde bcflaan,roo veel eeuwenlanghfighnbsp;op de wereld bevonden hebben; waar door het niet mogelyk foude lyn, tennbsp;fy een gvootet wysheit forge daar voor gedragen hadde, dat de vrugtlparenbsp;iiarde niet feer veel, en merkelyk vermindert en verteert foude wefen, , Soonbsp;dat, of fchoon anders den aardkloot geen 'ondergangh te vrefen hadde, eg-ter al wat op defelvé leeft, eindelyk by gebrek:'van vrugtbaarheit deraarde,nbsp;cn daarom van voedfel foude moeten vergaan.

Mm ra 3 nbsp;nbsp;nbsp;§. iz. VraagU

-ocr page 486-

461 nbsp;nbsp;nbsp;XXL BESCHOUWING E.

§. 12. Vraagh nu aan een Atheift, of hy de wysheit vanfoodanigheenen niet piyfens waardigh foude oordeelen j die een middel uitgevonden hadde,nbsp;waar door alle defe nare, walgelyke, en verdcrfFelyke ongemakken kondennbsp;vóórgekomen werden: en indien het aan hem geftaan hadde, ofhynietden-ken foude een eenftemmigen lof by alle volgende eeuwen verdient te hebben i ingevalle hy door lyn overlegh en verftand, de faken in die ftaat ge-bragt hadde, daar fy nu in fyn. En of hy niet meenen foude, dat alle men-fchen aan hem verpligt waren, als hy een maniere aan defelve hadde kunnen leeren, waar door alle verrotte planten, alle geftorven menfchenen dieren, al het geen uit haar blaas en ingewanden voortkomt, (op dat de aardenbsp;niet eindelyk ontbreken, ende alles onder foo veel vuiligheden lynfuiverheitnbsp;behouden foude) wederom tot een aldernutfte llofFe, en tot de aldervrugt-baarftc aarde gemaakt konde werden; en wel tot foodanigh eene, die eennbsp;afgebefigden en uitgefaiden grond weder in fyne vorige vrugtbaarheit herftd-len konde.

Nu dit is het geen dat men dagclyks fiet gefchieden; en wel, fonder dat de menfehen daar toe de minften arbeid behoeven te doen. Kan hy nu fonder tegenfpraak vaa fyngewifle nogh ftaande houden? dat defo groote Na-tuur-wet j waar door alles, wat uit aarde komt; wederom als van felfs totnbsp;aarde werd, fonder eenige wysheit aan alles gegeven is ? of dat het een losnbsp;geval is, waar van alle defe weldaden tot het menfchdom afdalen ? Kan dernbsp;ook yets onredelyker wefen, als te meinen, dat aan hem felfs ongclyk foudenbsp;gefchieden, indien figh niet yder verpligt erkende, wanneer hy alleen eenennbsp;wegh aan haar getoont hadde, om van alles, wat walgelyk is, fookoftelyknbsp;een fohat, als een vrugtbaar Aardryk is, te maken, Ichoon hy aan elk dennbsp;arbeid om dit uit te regten overliet? en nu hy fiet, dat fulx van een ander gedaan is op eene wyfe, die fyn verftand niet navolgen kan; en foodanigh, datnbsp;volgens de ordinantie van dien grooten Regeerder, dit alles door de fakennbsp;felfs, fonder menfehen eenigfints te vermoeyen, uirgewrogt werd; noghnbsp;ftaande te houden,dat dien verpligtcnden Weldocnder nogh Wysheit,noghnbsp;Magt, nogh Goedheit heeft i waar over ymand, die dit geniet, aan hem ee-nige agtinge of dankbaarheit fchuldigh is ?

$. 13. Is het nu denkelyk? dat foo konftigh gemaakte lichamen vanmen-fchen; van dieren en planten; fonder eenigh beleit van een groot Beftierder alle uit aarde voortkomen 3 enna eenigen tyd in defe forme figh vertoont te hebben,nbsp;weder tot aaixle keereti, die al weder diergelykc voortbrengt; welke op nieuwsnbsp;weder aarde werden. En kan een Godtloochenaar foo venr vervalle van alle rc-delykheit 3 dat hy defon foo wonderlykenommcganghcnveranderingh van faken , die foo veel eeuwen geduurt heeft, kan begrypen, als fonder eenige beftie-ringe van wysheit te gefchieden?daar,indien het vanhemgevorderewierde,nbsp;om door fyne wysheit het minfte, dat hier na geleek, te doen ,hy gedwongennbsp;foude lyn te bekennen, dat lyn verftand op verre na hier toe niet reikte.

§. 14. Meer-

-ocr page 487-

, nbsp;nbsp;nbsp;Van de Aardt').nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4(5|

5. 14. Meermalen is my de Wysheit des Almagtigen in fyn H. Woord fecr blykelyk vóórgekomen j die defen onbegrypelyken omloop der faken,nbsp;uit aarde wederom tot aarde, met nadruk meenighmalen aanhaalt. Wy fullen nunbsp;nietfpreken, vandeeerfte voortbrenginge van alles, volgens welke Gener. 1.nbsp;II, 12. de kruiden en gewaflenj 'ven 24, zf. en Genef. 11. ip. de gedier-tens; versj- de menfche uit de aarde gemaakt fyn : dcwyle dit op een by-fondere en onnafpeurelyke wylè in den beginne gefchiet is. Maar allecnlyknbsp;daar by aanmerken , dat een Ongelovige foo veel reden niet heeft, om ’tnbsp;geen in defe Capittelen ftaat, als yets onmoogelyks te houden. Dewyl denbsp;ondervindinge ook nogh te defer tyd leert, dat alle defe faken uit de aardenbsp;voortkomen, als boven meermalen aangetoont is; en dat het geen vvy da-gclyks met onfe oogenfien, op het meell alleen van het daar gefeyde in denbsp;Wyfe kan verfchillen.

Nu is het feer geloofFelyk, dat een Atheift,aan wie de manierc, op welk fulx nu gefchiet, noit bekent Was geweeft, niet minder fwarigheit foudenbsp;maken, om de tegenwoordige werdinge van dit alles uit aarde voor waar aannbsp;te nemen, op het feggen van ymand j als hy nu doet op de woorden vannbsp;Mofes. Waar uit immers blykt, met hoe weinigh grond defe ongelukkigenbsp;roenfehen de Goddelyke Openbaringe tegenfpreken, alleen uit dien hoofde, dat fulx aan haar niet begrypelyk voorkomt. En is defe blindheit foo veelnbsp;meer in haar te beklagen j om dat , indien fy alleen op dc hedensdaagfe er-varentheit letteden, fy nootfakelyk van andere gedagteu fouden moeten werden; en bekennen, dat yets diergelyks, als het geen fy van den Schepper innbsp;de vorige verten van Genefis niet hebben willen geloven, dagelyks voor harenbsp;oogen gefchiet.

Dogh, om het voren gefeide met klare texten te doen fien; kon Salomony

omde voortkomft deler faken uit de aarde, en haar wederkeeringh tot delêl-veuitdrukcklyk aan te toonen, anders fpreken.^ als Hy doet. Predik. III, 20. Sy (namelyk de lichamen van menfehen en heeften) fyn alle uit denftof) enfynbsp;keeren alle weder tot den fof: en Predik. XII. 7. in defe woorden: En dat hetnbsp;flof wederom tot aarde keere, als het geweeft is. Noemende alhier de menfehe-Jykelichamen (om dat fy uit aarde voortkomenden na de dood daar weder innbsp;verandert werden) fclfs met den name van flof. En met een erkennende,nbsp;dat het geen de Jehova tot den eerften menfeh Genes.. III. ip. gefegt had-de, al in die tyd aan een neerftigh Waarnether in volle kragt van waarheitnbsp;blykendewas: Tot dat ghy tot aarde wederkeert,) dewyl ghy daar uit genomen fyt-,nbsp;want ghy fyt flof en ghy fult tot flof wederkeer en.

Soo heeft den Maker van den CIV. Pfalm dit onder de. wonderen des Alderhoogften al aangemerkt vers zp. daar hy van menfehen, dieren en vif-fchen fprekende, fegc; p^eemt Ghy haren adam wegh fy flerven y en fy keerennbsp;weder tot haren flof. 50. Sendt Ghy uwen geefl uit foo werdenfe gefchapen y ennbsp;Nb, Ghy vernieuwt het gelaat des aardryksy of, Ghy vernieuwthet aangeflgte der

aarde;

-ocr page 488-

4Ö4 nbsp;nbsp;nbsp;XXI. B E S C H O U W I N G E.

aarde: doende namelyk (als fy door het uitfenden van Godts Geeft ge-fchapen werden) de aarde en haar ftof, waar toe fy eerft gekeert waren,onder het maakfel van menfehen en dieren op niemvs figh vertoonenj vermits bekent is, dat het woord hier ^ardryknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{Adamah') meermalen de

aarde daar vrugten uit voortkomen.betekent, {iet Jerem. VlI. zo. over de vrugt des aardryks.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

Verfcheiden andere plaatfen waren hier nogh toe te brengen, die;Van het keeren tot aarde van veele faken fpreken, welke wy nu voor by gaan: dit alleen kortelyk hier by doendei dat den grooten Geeft, en Ingever van ditnbsp;Woord niet alleen het wederkeeren tot aarde, maar ook tot een meft ennbsp;meer vrugtbare aarde, waar van wy gefproken hebben, meermalen gedenkt.nbsp;Soo fpreekt ‘Jeremias ^ Cap. XVL 4.. en XXV. 3 5. van verflagene menfehen, en Cap. VIII. z. felfs van hare beenderen , fot meft op den aardbodemnbsp;f uilen fy ftyn. '

En indien men de plaatfeij'^/^?/^ LI. iz. Wie fytghy? datghyansreeftvoor een menfehe.^ die fteY'ven fal.^ende nsocreenen menfehen kind [dat] hey morden fal.,nbsp;in defen fin opneemt, dat een menfche die fterft tot aarde, defe weder grasnbsp;en dit hoy werd; Soo dat het felve lichaam van den vyand en benauwers versnbsp;13- dat nu foo vreeflelyk fchynt, foodanigh in de magc des Heeren is , datnbsp;het na eenigen tyd niet anders, dan een verdort gras of hoy, fal uitmaken: latenbsp;ik aan het oordeel van andere of defen text niet met immer fbo veel nadruknbsp;de nietigheit van de vyanden uitdrukt, als of men het hoi hier alleen ftelt bynbsp;manier van gelykeniftè by gebragt te iyn. Ten minften werd aan de eigen be-tekeniflen der woorden dus beft voldaan, die eigentlyk dus luiden: of voornbsp;eenes menfehen kind^ hoy fal hy voerden.

If. Miflchien mogt nu ymand denken, of dit ook de wysheit van het Woord Godts foo veel doet blyken, dat het van defen omloop der uit aardenbsp;beftaande faken foo veel fpreekt j welke dogh aan geleerde en ongeleerde,nbsp;foo fy maar eenigfints oplettende fyn, openbaar is^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ _

Maar defe gelieven te weeten, dat, hoe openbaar fy is,defelvenietnaen laat een openbaar wonder te fyn. En is defe hier by gebr.agt, eerftom tenbsp;toonen, dat het H. Woord, gelyk altyd, wanneer het vannatuurlykefakennbsp;fpreekt,ook alhier volgens de wareenondervindelykeNatuur-kundefpreekt-Ten anderen^ om aan yder te doen fienj dat Godt, voor die hem foeken tenbsp;kennen, foo goedertieren is, dat hy felfs ook aan de ongelcerdfte en minft-vermogende lyne’ wonderen, fonder dat of eenige moeite of korten aan experimenten behoeven hefteed te werden, dagelyks voor de oogen doet komen f en die defelve niet waargenomen hebben in de Natuure, infyn woordnbsp;daar van onderwyft. Eindelyk, op dat niet alleen een onwetenden, maar ooknbsp;een fcherpfinnigh Godtloochenaar hier op met ernft fyne gedagte veftej ennbsp;leere, op hoedanigh een wyfe hy in de raagt van een ander is. Dat hy der-halven fyn handen, fyn voeten, en alle de deelen fyns lichaams met ernftbe-

fchou-

-ocr page 489-

Van de Aarde.

fohouwe, en denke, als hy van haar konftigh maakrcleemghlgt;egnp heeft » of het ligter aan hem foude vallen tc geloven, dateenuurwerk uit fyu kopcCnbsp;of yfer j daar het uit beftaat, by geval geworden isj dan dat foodanigh een rot ver-baaftmakens toe verwonderlyk ÜeUel van fyn lichaam, uit een Too weinighnbsp;daar na gelykende ftoffe, als aarde is, fonder wysheit fyn eigenfehappen ennbsp;gedaante foude gekregen hebben. Nu denk ik niet dat ymand foobeklage-lyk blind is, dat hy dit ontrent een uurwerk foude derven ttaai de houden:nbsp;ik late dan aan yder, die billyk oordeelen wil , waar voor men foodanige houden moetj welke ontrent en machine, die de alderkonftiglle ondenkelyfcnbsp;verre overtreft, foodanige gedagren voeden, of ten minden feggen tevoe-dcn. Immers, laat ymand, die eenighfints redelyk is, ons feggen, wie vannbsp;beiden het belle befluit uit dit alles gemaakt heeft j of defegrootgcvodendcnbsp;Philofophen, of wel den Pfalm-Sanger Ifraëls: die {fiende en merkende ditnbsp;groüte wonderwerk , dat geduurigh voor aller menfehen oogen gefchiet,nbsp;waar door de foo veel wysheit in haar maakf 1 vertoonende famen-ftehennbsp;van ontallyke dieren en planten , uit een foo veragten hoop fwarte aarde,nbsp;met foo ftantvaftigh een regel dagelyks te voorfchyn komen, en haar onderhoud genieten) verre van met de Atheiften dit alles aan een onwyfeendomme oorfaak ofgevaltoetefchryven,ophctgefigte en herdenkingedaarvande-fe woorden laat voorgaan: Pfalm. CIF. 14. Hoe groot fyn mve moer ken 6 Heere^nbsp;ghy hebtfe alle met avysheit gemaakt, het aardryk is vol van uwe goederen. Ennbsp;na de fake fclfs crhaalt te hebben, defedaarop laat volgen: vers 31. Z)enbsp;Heerlykheit des Heer en fy tot in der eeuwigheitde Heereverblydeftgh in fyne werken.

Eer ik voorrgaa, hoe wel door het woord nbsp;nbsp;nbsp;alhier aarde ^ welraeeft

den Aardbodem in deH.Schrift verftaan werd j komt het egter ook eenige weinige malen voor in de betekenifle van een -vrugtbareaarde. Soovind men het Job. XIV. 8. Indien fyn wortel in de aarde veroudert (^c. en Pred. V. 8. Hctnbsp;profyt des aardryks is voor alle. Een verftandige oordeele dan , of onder dcnbsp;wyde betekemffe n die defe woorden , het aardryk is vol van uwe goederen,nbsp;kunnen hebben j ook defe niet wefen kan: de vrugtdragende aarde ^ die de be-ginfekn en het meefle der ftoffe van alle -planten^ dieren y menfehen (^c, infgh bt-jluit y is daarom vol van uwe goederen. Indien egter een Ongelovige mogte denken, dat defe fpreekwyfe te verheven is, in opligt van defe by yder bekende lake*, hy toone ons eenige wet of wegh in de Nature, waar uit defen omloopnbsp;of volgen moet, otook volgen kanj of, indien hy figh hier toe onbequaaianbsp;bevind, hy ei kenne dan met of tegen fynen wil jindefendefwakheitvanfynnbsp;verftand, en de aanbiddclyke Grootheit en Heerlykheit van die defen won-der-cirkel op lbo onnafpeuielyk een wyfe foo veel eeuwen langh heeft doennbsp;ftand houden gt; tot het uitvoeren van foo groote einden, als het vóórtbrengen is en het onderhouden van al wat in de wereld leeft.

Ik weete niet of ik felfs hier ontrent niet wat tc breedtgcweellben} maar

Nnn nbsp;nbsp;nbsp;* dc

-ocr page 490-

XXL B E S C H O U W I N G E, de reden, die my op defe fake wat langer heeft doen ftaan, is, dat het my

toefchyntjonmogelyk te wefen, dat ymand, diedefeeigcnfchappen der aarde regt befchouwt, daar in geen Godtheit erkennen foudej ten fy het den felven gelieft hadde, tot wrake van fyn gelafterden Name, fyne loochenaars in het midden van het alderklaarüe ligt fonder eenigh gefigt te doennbsp;blyven.

§. lö. Hoe verwonderlyk een llofFe nu defe aarde ook magh wefen, isly egter in de voorledene eeuwen weinigh onderfogt. En fchoon in de eenenbsp;katil voorgaande de Natuur-kunde meerder gevordert is, als in verfcheide-ne van te voren j blyfc egter dekennifle vandewareeigenfchappendcrvrugt-barc aarde nogh feer duider. Dat nu in foo weetgierigh een eeuw, heton-derfoek der aardeganfch veronagtfaamtfoudefyn, is niet te vermoeden: waarom miOchien de moeyelykheit van yets met grond van defe aarde te kunnennbsp;feggen, de oorfaak daar van fal fyn.

Dat aarde (om van haren gemeenen oorfpronk yets te feggen) uit water kan voortgebragt werden is te voren getoont;. als wy van dit laatfte gehan-delt hebben; en blykt uit het experiment van Boyk, hoe water met geduu-righ dcftilleeren in fekere aarde verandert. Dogh om eigentlyk yets vannbsp;vrugtbare aarde tc feggen, veel planten (als hoven Befchauw. XX.§.4.breder aangehaak fyn) groeyen uit water, en defe verrot fynde, geven vrugtbare aarde} met een woord in alle dieren en planten werd dit by ervarentheicnbsp;beveftigt, dat die tot een vrugtbare aarde werden.

Wy fuUen ons wagten alhier yets generaals uit af tc leiden} dewyl de ondervindingen nogh niet genocgfiam fyn, om een behoorlyken grond te geven, waar op men yets vafl kan Itellenj en bekennen, dat wy met veel andere niet alles volkomen weten, waar uit en hoe de aarde voortkomt: en dat de hedensdaagfe experimenten, fchoort fy ons veeie faken toonen, egternbsp;nogh niet bequaam fyn om ons de regte kennifle te ge ven, van het geen e hiernbsp;moet geweten werden.

Dewyl nu de geftelteniflc fclfs van de vrugtbare aarde nogh weinigh fchynt onderfogt te fyn} hebbe ik der felvcr eene ( want dat ’er foodanige van ver-fcheiden foorten fyn, is by ervarentheit openbaar,) gelyk fe my van een nau-keurigh OefFenaar van bloemen ter hand geftelt was , uit tot aarden gewordennbsp;koe-en paarden-meft met fand vermengt beftaande, en door (iften van Itee-nen geluiverc fynde, uit een glafen retort laten dellilleren, en bevonden,,nbsp;dat fy een vogt, welke met de fuure geeft vanfalpeterop-bruisdeofeiïervef-ceerde (om een Chyraifch woord te gebruiken) in groote meenigte gaf, na

proportie van de veelheit der aarde} en met defelveeene ftinkendebruyne olye. .

Soo bevind men ook, dat verrotte planten (onder welke defe melt, als uit gras, dat der koeyenen paarden fpys is,,beftaande, ook moetgetelt werden)nbsp;een fkl volatile en diergelyken oly geven, ’t Geen aan die de Ghy mie verltaan, bekent.is*.

Hoe

-ocr page 491-

Van de Aarde,

Hoedanigh nu defe eigenfchap der aarde tot het voortbrengen van alle planten, en de verdere vrugtbaarheit der aarde dienen kan, fal ik alhier nietnbsp;verder onderfoekens dewyl defe ondervindingen meer bekwaam fyn om aan-leidinge te geven tot andere, die men denken foude nader te komenj alsnbsp;tot het befluiten van ycts, dat de vereifte fekerheit geeft.

§. 17. En op dat een twylfelend gemoed kragtiger van de Wysheit en Goedheit des grooten Formeerders der aarde overtuigt maghfyn j laatymandnbsp;figh voorftellen, hoe den menfche, die van de aarde leven ra oet,onbequaamnbsp;geboren werd, om fonder andere werk-tuigen de aarde te bebouwen. Kannbsp;by nu geen ooghmcrk des Makers daar in fien? dat defe lelve aarde bequaamnbsp;is, om niet alleen hout, maar ook yfer voort te brengen^ waar van ploegennbsp;en andere gereetfchappen tot den land-bouw dienendegemaakt werden. Nunbsp;fonder vyer was her onmogelyk dit metaal uit de bergh-ftoffen uit te halen,nbsp;gelyk by de beigh-werkers bekent isj foo dat de menlchen, fchoon van aarde, van hout en onbcwrogt yfer genoegfaam voorfien, egcer figh van hetnbsp;nodige, om die tot het gebruik bequaam te maken, ontblootfoudenbevinden. Dogh leert ook weder aan alle eengcduurigeervarentheit, dat defe fel-ve aarde, ook tot het bewerken der vereifte faken, de nodige vyer-ftofFennbsp;verfchaft} en dat hout, kooien, turf, en andere uit defelve voortkomen}nbsp;waar door niet alleen het yfer van lyne byfynde berg-ftoffen afgefcheiden ennbsp;fuiver gemaakt, en tot ploegh-yfcrs en verdere inftrumenten bereid word,nbsp;maar ook de uit de aarde voortkomende rauwe vrugten tot een bequaam voed-fel gekookt en gebraden kunnen werden.-

Kan nu weder ymand, fonder eenigh tegenworftelcn van fyn confden-tie, dit alles nogh oordeelen fonder ooghmerk tc gefchieden, en dat de aar-de by geval en fonder cenigc wysheit alle dele eigenlchappen verkregen heeft? l£en yder onderföekc ontrent defe faken figh fèlfs, en lette, ofhy O-

ver de wysheit van foodanigh een Natuur-kundigc niet met veel agtingefigh verwonderen foude; die door de chymie of andere wetenfehappen een foo-danigc, en tot foo veel groote gebruiken dienftigh fynde floffe, als de aarde is, toebereiden kondc, hoe wel maar in een kleine quantiteit ; en fal nunbsp;de grootheit van des Formeerders magt, die defelve in die meenigte, waarnbsp;door I7 aan alle nootfakelykheden der menlchen kan voldoen, gefclupennbsp;heeft} en de goedheit delTelfs, die fe aan de menfeben voor nictfoogunftig-lyk over al verlchaft} en de onnafpeurelykheit der wysheit, waar door hynbsp;dit alles uitvoert, aan een ondankbaar genieter defer weldaden, met eeni-gen fchyn van billykheit reden kunnen geven, om alle defe volmaaktheden des grooten Weldoenders te loochenen? Ik late aan een Atheifl; felfs,nbsp;indien hy alleen de waarheit niet volkomen haat, en niet enkel dit ellendighnbsp;gevoelen wil flaande houden, of het eenigGnts redelyk is: en egter of hetnbsp;de eigen manicre niet en is, op welke hy fyn gedagten leid.

§. 18. Dewyl wy hier van het yfer gefproken hebben, voor foo veel het

Nnn i nbsp;nbsp;nbsp;t®t

-ocr page 492-

468 nbsp;nbsp;nbsp;XXI. B E S C H O U W I N G E.

tot de bouwinge der aarde dientgt; was hier een groot velt, om van ditfalve en van andere metalen, loot, tin , koper, filver , goud, en edele ge*nbsp;Ileenten, en verdere bcrgh-ftofFen, die alle vrugten fyn, welke de aarde aannbsp;ons verfchaft, breder te fpreken: Die hier van nader wil onderrigtfy,n,kannbsp;andere, die groote werken daar over gefchreven hebben, nafien.

Op het goudt alleen fal ik in het voor by gaan defe cv/ee aanmerkingen maken. Eerft ., hoe veel om hare dwaasheit beklagelyke, foo niet om harenbsp;bedrogen gierigheit befpottelyke Alchymiften hebben llgh in de laacfte eeuwen in meenigte bevonden j die genoegfaam niets onverfogt hebben gelaten, om uit een andere en geringer ftoffe goud te maken. Ontelbare fakennbsp;fyn op ontelbare wyfe ter preuve geftelt, om diteindete bereiken, foo welnbsp;van groote en verhevene, als van middelbare en klèinder verftanden: egternbsp;is tot nogh toe alles vergeefs aangewend.- En de eenige vrugt, die daaruitnbsp;te verkrygen is geweeft, is, dat hieruit eenkragtighbewysfigh openbaart,nbsp;om die groot gevoelende Philofophen , die wanen alles door haar verftand tcnbsp;begrypen, te doen fien, dat het in veel gevallen gebrekkelyk isj en dat ’ernbsp;yets ontrent Het voortbrengen der faken in de Nature plaatsheeft, hetgeennbsp;hare wysheit verre te boven gaat.

§. 19. Het tweede^ dat ik alhier my verpli'gt vinde in tc voegen, is een antwoord op die fwarigheit, welke door veele ongelovigen tegen het gefaghnbsp;der fchriften van Mofes gemaakt werd. Men lêell Exod. XXXFL10. Dathynbsp;het goudene kalf nam en verbrande het in het vyer^ en vermaalde het tot dat hetnbsp;kleine iverd. Het geen hy Deuteron. IX. zi. fclfs verhalende met defe woorden uitdrukt: Maar het kalf (dat van goud gemaakt was) nam iky en verbrande 't met vyer j endeftampte hetmalende het 'wel.^tot dat het verdunt werd totft of.nbsp;En alhier meenen defe b^ftryders een groote bewys-reden tegen de Godde-lykheit van dit H. Woord.gevonden te hebben jam alle de ondervindmgen.,nbsp;die men met het goud felfs maanden langh in onfe groote vycren te houden,nbsp;genomen heeft, altyd tot nogh toe geleert hebben,, dat Het felve alleenlyknbsp;fmelt, en niet verbrand} foodanigh, dat het tot geen ftof kan geftamptnbsp;werden. Waarom, volgens Haar dit verbranden, en daar na tot ftof {lampen , volkomen tegen de natuure van het goud fchynt flrydigh te welen.

Om hier niet op te antwoorden het geen feer geleerde Uitleggers daar o-ver, om die fwarigheit wegh te nemen, bybrengen, hetwelk by haar kan na gefien werden: fal ik alleenlyk daar by doen;

£fr/r,dat fchoon het goud in figh felfs en alleen fyndé onverbrandelyk is» en in die ftaat door ons vyer niet fchynt te kunnen gebragt werden, dat hetnbsp;lot ftofgeftooten kan werden} egter fulksmeteenigh toefetgefchiedenlean,nbsp;dat in de Chymic genoegh bekent is} infonderheit by die gekouleurde gla-lên, en nagebootfte edele gefteenten maken, welke door het by doen vannbsp;goud een rubyn couleur verkrygen j en te famen met dit daar onder gefraol-

zen

-ocr page 493-

Fan dé Aande. nbsp;nbsp;nbsp;4ÖP

een goud tot ftof kunnen verbryfelt werden. Nu feit defè plaatfe niet, dat Mofes^i om dit goud in dien ftaat te brengen, geen tociêt daar toe gebruiktnbsp;beeft, foo dat om defc reden haar bewys niet doorgaat.

^en anderen^ is defe redeneeringe niet bondigh : niemand weet nogh hoe het goud verbrand kan werden,- derhalven kan het niet verbrand werden^nbsp;vermits dit op defclve wyfe raoeft doorgaan : niemand weet nogh hoe hecnbsp;goud kan voortgebragt werden, derhalven kan het niet voortgebragt werden i dat de ondervinge leert vals te fyn.

Maar ten derden^ om aan dele ongelukkige foekers van tegenwerpingen ontegenfprekelyk te toonen, dat het met de natuure van het goud geenfintsnbsp;flrydigh is, foodanigh door vyer verbrand te werden, ook fonder eenighnbsp;toefet, dat het tot ftof kan geftoten werden gt; behoeft men alleen de ondervindingen der groote brand-glafen, in de naaft voorgaande jaren gedaan, aannbsp;haar te doen lien.

§. zo. Soo fal men in de Uiftorie van de Konitikiyke Franfe Academie^ Ao. i'öpp. /’•II?» defe aanmerkinge gemelt lien, onder die van de Hr. Tfehirnhauinbsp;den Vinder van defe brand-glafen, dat alle metalen in het brand-punt gehouden fynde, tot glas werden j. en dat het goud in fyn glaswerdinge eennbsp;fchoonc purpere coleur bekomt.

Maar feer naukeurigh fyn die de Hr. Homhergh, ontrent het goud in dit fuivere fonne - vyer genomen heeft A.o.ijoz. pag.i%6.mnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo.

Memoires, van defelve Academie in het brede verhaalt. Alwaar na erkent te hebben, dat het goud in onfe bekende vyeren niet vermindert, getoontnbsp;werd, dat door dit vergadert fonne-ligt in een brand-punt of digt ontrentnbsp;het felve , het goud wegrookt en in glas ten deele verandert werd : hetnbsp;geen een 'ware veranderingh is van dit fware metaal in een ligter glas : En lynnbsp;dele laatfte de woorden van den Hr. Autheur felfs, pag. iSp. ipo. Ao. 17OZ.nbsp;Boven welkepag. ipy. in het einde defe woorden gevonden Werden: EnduSnbsp;fen wy door defe ’waarnemingen^ dat iheP denkbeeld het 'welke lt;wy ons ge formeertnbsp;hadden in de Chymie^ van de vyer-vaftbeit (fixitè) van het goud, niet meer/tandnbsp;kan houden.

Ik vragc nu, of die defe plaats tot een grond van ongeloof tot nogh toe gehouden hebben, na het doen van defe experimenten niet moeten bekennen, dat het goud verbrand is, als het in een vuur ten deele weghdampt ennbsp;ten deele tot glas werd : en by gevolge, of al dien grooten ophef, van datnbsp;fulks tegen de eigenfehap van het goud ftryd, hier door niet vcrydelt werd.nbsp;Ten minften is dit by alle Chymici waar, dat glas worden en weghrookennbsp;het cenige is, dat men met lacx-vtooxdiverbranden, als het in lyn meeftekragtnbsp;genomen werd, verftaan kan. Behalven dat hier door het goud, het welknbsp;anders door geen ftampen ligt Icbynt klein gemaakt te kunnen werden (hoenbsp;Wel in de vooigaande eeuwen door een voornaam Chymift getoont is, datnbsp;fulks door een daar toe expreflelyk gemaakte molen gefchieden kMi) in die

N n n 3 nbsp;nbsp;nbsp;ftaat

-ocr page 494-

470 nbsp;nbsp;nbsp;XXI. BE SCHOUWING E.

ftaat gebragt werdi dat het nu glas geworden fynde, tot ftof kan'geftampt werden, boo dat men hier alle omftandigheden indefen text verciicht, fiecnbsp;in het goud te kunnen vallen.

Ik fegge niet dat den Man Godts Mofes figh alhier van eenfoodanigh brandglas'gedient heeft, nadien men het eerde gewag van brand-glafen by ylrifto-fhams vind, {HiftohedeVAcad. Royal. Franc. Jo. 1708.) dogh als ronde bollen, feer onvolmaakt. Het ware genoeg geweeft, indien hy kenniflè van een dier-gclyk vyer, dat foofuiver en krachtighwas als dit fonne-vyer, gehad hadde.nbsp;Dogh daar het alhier eigentlyk op aan komt, is, dat het uit defc ondervindingen klaar en onwederfprekelyk blykt, dat het mogelyk is, ’tgeen in defenbsp;plaatfe van het goud gefegt werdj het welke genoeg is, om defe tegenwer-pinge, die het tegendeel beweert, kragteloos te maken. Ook, gdyk boven al gefegt is, kan Mof es van het daar gemelde, of andere toefetten fighnbsp;bedient hebben j’ het geen de plaatfe nier uitfluir.

§. 21. Van de metalen fouden wy tot defteenen en edelegefteenten fchy-nen te moeten overgaan j die, indien fy haar oorfpronk aan de aarde niet fchulc^gh fyn , ten minften meelt alle in en ontrent defelve gevonden werden, en geplaatft fyn. In de laatfte fal ymand, die de grootheit vaneenal-les gemaakt hebbende Godt erkent, fyne Goedertierenheit moeten aanmerken. Welke ook voor het cieraad der menfehen heeft gelieven forge te dragen , en daar toe Schepfelcn van foo heerlyken glans uit de aarde te doennbsp;voortkomen: in delêlve dit wonder leggende, dat eenige en de%^oornaainltenbsp;boven alles, wat bekent is, in vaftigheit en onverderffelykheit uitllccken,nbsp;-tcrwyl de kennifle van haar byfondcr geitel foo veel eeuwen voor de menfehen verborgen gebleven is.

Eene tot nogh toe onbekende eigenfehap der diamanten vind men by de Hr. Boyle^ en nader in de Franfche Academie Ao. ijoy- pag. r. namelyk, datnbsp;een gefleepen diamant, gewreven fynde tegen een glas, een ligt geeft in hetnbsp;donker, foo helder als een gloeijende kool, daar men Iterk opblaall.

Ik hebbe defe alhier aangehaalt, om te toonen, met hoe veel innerlyke wetenfehap het H. Woord van de Schcpfelen fpreekt j oX’^zzrEzech.XXFIII.nbsp;13,14. de edele gefteenten, met de naam v^nvyerige fteenenof in degront-tale fteenen des vyers fchynen genaamt te werden. Met welke benaaraingc defenbsp;ftrax verhaalde eigenfehap, onder andere, een groote overeenkomlte heeft.nbsp;En foo veel meer, indien dit aan andere cdelgelteenten ook eigen is, gelyknbsp;folks uit het aldaar bygebragte voor waarfchynelyk te houden is. Waarnbsp;van ik geeen gelegenthcit gehadt hebbe om by experiment de waarheit tenbsp;weeten. Alleen hebbe ik gefien, dat ftukken vanbergh-kryftal tegen malkander gewreven fynde, een groot ligt in duiftcr geven.

§. 22. Vandeaiidere fteenen, die van minder wardye in meenigte gevonden werden, vinde ik my verpligt ook yets te feggen j niet, om dat ik de vefwonderlykecindendesgrootenScheppers indelen magtigh ben tetoonen j

-ocr page 495-

Van de Aards. nbsp;nbsp;nbsp;471

reii, maar om eene tegcnwerpinge, die de Atheii^en gronden op dc on-nutheitvanfoo veelrotfen en andere fteenen, die haar van geen gebruik fchy-nen, tegen te gaan.

Sy mcenen alhier yets gevonden te hebben, dat aan haar ongelukkigh gevoelen eenighfintsgunftigh is j en haar dienen kan, om op de geduurige benauwde prikkelingen van haar confeientie yets de kunnen antwoorden; na-melyk, indien ’er een Gods is, die alles met Wysheit en Goedertierenheit gemaakt heelt j waar toe dan loo veele ongebruikbare keyen, foo veel on-vrughtbare rotfen, en fteenen, die nergens toe fchyncn te kunnen die-nce?

Maar om hier op te antwoorden gt; kunnen defe beklagelyke Phüofophen, fchoon men anders aan veele der fel ver den lof van een goed begrip niet weigeren kan, ook voor een voldoende bewys houden, dat enkel en lofle feg-gen? nadien der Idver gebruik aan haar noghonbekent is, dat defelve daaromnbsp;geen gebruik hebben, en geen dienft aan yets in het Geheel-Al doen.

Om de ongegrondheit van defe redeneringe te fienj laat fy in een winkel van een Konft-drajer of ander Werker de meenigte van werk-tuigen bcfchouwen j die aan haar raeeft fonder gebruik fullen toefcheinen, om dar fynbsp;de ooghmerken en einden van den Konftenaar niet verftaan: daar fy egter denbsp;werken, die daar door gemaakt werden, fiende, niet fouden kunnen nalaten figh over de gepaftheit defer inftrumenten tot den dienft, die fy doen moeren, te verwonderen. En indien fy dan in dit groote wonder-toonecl dernbsp;aarde fiken fien, welkers gebruyk haar onbekent isj fullen fy danfoofor-geloos kunnen voortgaan, om de wysheit van die fe gemaakt heeft, te loochenen, en ftaandc te houden, dat fy van geen gebruik fyn? Te meer,de-Wyl de volgende ontdekkingen meermalen geioont hebben, dat her geen lynbsp;nutteloos hielden, op een heerlyke wyle diende om de menfehen gelukkighnbsp;te maken. Hoe weinigh tyds is het nogh geleden, dat feker Rcdencerdernbsp;de bergen genoeghfaam niet alleen onnodigh, maar ook als een onnuttenennbsp;fchadelyken ballaft der aarde heeftaangeraerkt. Daar, indienhydewaarne-mingen en daar uit beter gegronde redeneeringe van andere gelefcn hadde,nbsp;hy loude hebben moeten crkennen;dat, foo yets anders, immers het fcheppennbsp;van defe bergen, de aarde op veel plaatfen, byna alleen bewoonelyk maakt:nbsp;welke fonder defe door hitte verbranden, en al wat in defelve leeft van dorftnbsp;verfmagten mode. En laat een foodanige , met welke wy te doen hebben,nbsp;felfs feggen, of niet een harde fttenrotfe met meer wysheit gebruikt werd,nbsp;als een hoop yrugtbare aarde , wanneer fy alleen dienen moet, om aan fterknbsp;vlietende rievieren tot een grond te verftrekken, of om tegen de golven vannbsp;een aangedreyen zee ftand te kunnen houden , cn een tot de navigatie dik-Wils loo nodigh eiland uit te maken.

$. 13. Om nogh eene inftantie ontrent de fteenen te geven. Die een zeilreen voor de eerftemaal geften hadde, foude hy, volgens defe PJsilsfophie-'

d?r-

-ocr page 496-

47X nbsp;nbsp;nbsp;XXI. B E S C H O u W I N G E.

der onwicntheit, ( want dus fchynt men een foodanige te moeten noemen, welke, om dat fy het gebruik van yets niet weet, daarom befluit dat fuiksnbsp;geen gebruik en heeft.) niet moeten denken, dat defen ileen by na het aldef-onnutlie Schepfel van allen was ? om niet te feggen van de onaangenaamquot;nbsp;heit, waar mede defelve figh aan het oogc vertoont.

Maar indien hy nu daar na leerde dat defelve het yfer na figh trok, en aan het felve de kragt mede deelde, om ander yfer na figh te trekken} en fuiksnbsp;op een wyfe, die nogh te defer tyd, na foo veel waarnemingen, diegeheelcnbsp;boeken vervullen, by alle ware en (onder vooroordeelen of te hooge agtin-ge van haar felfs redenerende Philofopen, voor onbekent gehouden werd.nbsp;Soude hy kunnen nalaten, defe anders in het oogh foo veragten fteen voornbsp;een wonder te houden?

Dogh ingevalle men daar na aan hem die jeigenfehappen dclTclfs vertoonde, waar door defelve de noordelykc geweften der wereld, en daardooraan de zeevarende lieden den wegh in het midden der zee aanwyfi} foodatfon-der defen geen fchip den Oceaan foude kunnen bev'aren, enallcgemeenfchapnbsp;tuflehen de verre van malkander afgelegene deelen der wereld moeten ophouden. Soude hy als dan de vrugten en koopmanfehappen van anderelan-den fiende, die hy alleen door hulpe van defen zeilfteen geniet, delèlve nietnbsp;voor een van de aldernodigfte faken moeten agten te wefen? en figh verpligtnbsp;vinden, om die als een dierbaar gefchenk met de uiterfte dankbaar-heit van de Goedheit van den Gever, (indien defelve aan hem bekent was)nbsp;aan te nemen.

§. z4- Maar wanneer hy eindelyk by dit alles voegt, dat de kragt van het yfer te trekken, aan de Oude al overlange is bekent geweeft} daar die vannbsp;voor een compas te kunnen dienen, foo lange in het duiller gebleven is jnbsp;en dat op dit geval niet alleen Chriftenen, maar onder die ookgroote Wis-konftenaars dit opgemerkt hebben} het geen men by Defchaks in fyn Ma-thernatifchc Wereld in de voorreden op de zeilfteen aaiigetekent fict; Wantnbsp;(ontrent 300 jaren geleden) ah doe heeft den groot en God alleen defe direSlienbsp;der zeilfteen geopenbaart •, ah Hy na fyne Voorftenigheit ontrent de menfchên haddenbsp;hefoten, aan de 'volkeren, die door de geheele 'wydte van den Oceaan van ons af-gefcheiden 'inaren, Synen dienft en Synen Soone bekent te maken. Sal hy ook kunnen oordeelen, dat het gevoelen yan die geene foo ongegrond is ? welke innbsp;defen fteen cn het gebruyk des felfs de wysheit Godes, en indientyd van denbsp;ontdekkinge fyncr eigenfehappen deflclfs wonderlykc beheerfchinge van allesnbsp;erkennen: waar door fyne Voorfienigheit de nodige werk-tuigen tot fyn®nbsp;groote einden befchikt} en wel foodanige,gelyk defen zeilfteen} die, fchoonnbsp;in het aanfien yets ganfeh veragtylyks cn gerings vertoonende, nogtans doornbsp;de verborgene en voor alle Philofophen tot nogh toe onnafpeurlyke manic-re, waar door fy hare werkingen uitvoert, door fien, dat fy van een grootcrnbsp;wefen als de menfehen fyn, tot foo verhevene gebruiken gefchikt is: dewelke

-ocr page 497-

Van de Aarde, nbsp;nbsp;nbsp;475

Welke aan niemand uit hetgefigte van defen fteen, fonder onderrigtinge van def-felfs nuttigheic en kragten, immer in de gedagten fouden gekomen fyn j en aan de ganfche wereld, foo niet de ondervindinge de waarheit daar van buiten twyf-fel flelde, nogh ongelooffelyk foudcn wefen.

Ik late nuaanyder, die dit gefeide met ernft overwogen heeft, of de te-genwerpinge tevoren bygebragt, nogh van eenigc kragt kan gehouden werden te fyn.

§. ly. Indien wy nu van de ftofFe der aarde tot het gebouw des Aard-klootsfelfs, fooalsdie uit het bewoonbaare drooge en water beflaat, overgaan: Soude ymand, diedeflèlfs onoverfienbaar fchyncnde vlaktens met fyn oogennbsp;befchouwtjoitinfyngedagten gekregen hebben, dat defelvc rond is? en nietnbsp;veel eer door het geen hy uit de beweeginge der fware faken na benedennbsp;fchynt te moeten befluiten, met veele van de vcrftandiglle der Ouden, voornbsp;feer waarfchynelyk houden, dat een klootfchefigureonmogelykaan haar toenbsp;te fchryven is? om dat de faken, die beneden ons fyn, indien fy op defelvenbsp;vvyfe volgens den felvcn wegh hare fwaarheit oeffenden, geen fteunfel fou-den fchyncn te hebben, en in de lugt, die beneden haar is, te moeten neder-vallen. Daar nogtans de hedensdaagfehe ondervindirgc leert, dat geen dien-ftiger figure door eenige wysheit konde uitgedagt werden, als de bolronde,nbsp;om van foo kleinen plaats een foo groot en heerlyk Toonccl van foo mee-nighvuldige wonderen te maken. En kan ymand dan nogh aan fgh fclfsnbsp;voldoen, met enkel te feggen, dat den Aardkloot fyn gedaante by geval, ofnbsp;ten minllen fonder eenigh verftand gekregen heeft ?

Wat fynder al verfcheiden gevoelens van hare figure in vorige eeuwen gc-fmcedi? tot de Aftronomifche Obfervatien, door de rondheit vanhaarfcha-duwe op de cclipfcrende maanj en de aanmerkinge, dat men op de zee eerder dc maften als de fchepen fict, en opeene hoogte klimmende overdentuf* fchenkomenden bult der aarde, de laatftc, dieandersnietgefien konden werden , befchouwen kan, dit heeft voor feer waarfchynelyk doen houden j tot datnbsp;het felve daar na door verfcheiden reifen rontommedengeheelen Aardkloot,nbsp;by ervarentheit nader bewefen en beveiligt is.

Had men in die duiftere tyden, gelyk ook by veclc tegenwoordigh ge-fchiet, niet foo veel op fyn verftand en redeneeringe vertrouwt j en willen geloove geven aan het geen den grooten Maker der aarde in fyn woord vannbsp;defelve fegc j foude men al langh van de ware gedaante des Aardkloots on-derrigt fyn geweeft. Ten minften moet na foo veel hedensdaaghfchcervareni-heden, den ongelukkighften Twyffelaar aan de wysheit van het H. Woord,nbsp;fonder daai tegen te kunnen fpreken, bekennen, dat het felve van de Schep-felen, en in defen van de figure der aarde, na dealdernaukeuriglle waarheitnbsp;fpreckt: niet tegenftaande de meefte gedagten der menfclien figh in die ly-den daar tegen fcheenen te kanten j enmendaarnadiefelfslêgtvanketteryebe-fchuldigt te fyn, die ftaande hebben gehouden, dat de aarde rond was.

O o o nbsp;nbsp;nbsp;De

-ocr page 498-

474 nbsp;nbsp;nbsp;XXL BESCHOUWING E.

De plaatlè daar wy alhier van fpreken, is , Jefai^e. XL. 21. Hy is het, die daar fit hoven den kloot der aarde. Was het ook by ytnand mogelyk de rontheitnbsp;der aarde met klaarder woorden uit te drukken?

§. z6. Dewyl wy bier van de figure des Aardkloots fpreken, kan ik dele plaatfen niet wel voor by gaan; Als Jerem. Vl. 22. Soo feit de He ere .,fiet daarnbsp;komt een volk uit den lande van het noorden, en een groote Natiefal opgewekt wer~nbsp;den uit de fyden der aarde. Welke woorden ook by defen Propheet Cap,nbsp;XXXI. 8. en L. 41. op defelve wyfe gevonden werden, volgens welke hecnbsp;Noorden genaamt werd, de fyde der aarde.

Nu door de Ttyden van yets, by voorbeeld van een plank, van een balk, van een fchip, van een menfeh of dier en meer andere, is men ge woon te ver-llaan, die deelen van der felver omtrek; tufichen welke die faken op hetnbsp;fmalfte fyn; of anders, tulTchen welke den kortftendiameter der felver gelegen is.

Waarom, indien men den Aardkloot niet volkomen bolrond fielt; maar dat de middel-linie van den iEquator langer is, als die van de Noort-pool totnbsp;de Zuid-pool ftrekt; en foodanigh, dat alle middelynen van de Polen af totnbsp;den ^Equator toe geduurigh in lengte aanwaflen: foo fal den Aardkloot vannbsp;den eenen Pool tot den anderen, in opligt van de diameters der Iclve, de fmalllc,nbsp;en daarom de noorder en zuidei'declen de beide zyden des Aardkloots fyn.

Dat nu de naukeurigheit der hedendaagfche Onderfoekers, de figure van den Aardkloot op het netfte nagefpeurt fynde, (fchoon menalopdeoneven-heit, die bergen en dalen daar in kunnen veroorfaken, geen agt geeft) welnbsp;kloots {fphierica) gewoon is te noemen; dogh eghter niet voor volkoo-men bolrond, maar met eene meerder ('hoe wel fcer kleine) verhevenheicnbsp;by den Equator, en geduurigh platter werdende na de Polen tragt te doennbsp;aanfien, is by yder, die figh aan hare laatfte onderfockingen geleegen laat,nbsp;kennelyk genoegh.

Op de waarnemingen, dat een flinger van een Horologie te Cajenne by den den AEquator van een linie of van rl van een duim korter moeit fyn,nbsp;om juill een feconde te Haan; als defelve daar toe tot Parys vereifcht wierdenbsp;te wefen; heeft de Heer Huygens., in fyn IraSiaat van. defivaarheit^dcnAtiié:'nbsp;kloot by de Polen platter geftelt.

By den Heer Newton Princip. Philof Prop, XIX. Lib. IH. fict men hctfel-ve ; als ook by de Heer Gregory {Afronom. pag. 36. en 268.) By de Heer JVhiflon., behalven op andere plaatfen, vind men in dellelfs Pral.Phys.-Ma^nbsp;thent'. Proph. XCJll. Corol. 2. dele woorden: Nademaal het by waarnemingen ennbsp;ondervindingen- bekent is., dat onfen Aardkloot waarlyk hooger is , by den Adquatornbsp;als by de Polen:. In de Hiftorie van de Franfche Academie 1700. pag. -in-dè Memorien pag. 227. vind men wmxrmmingen tot Lifdbon, en Paraibamnbsp;America gedaan, die het verkorten van de fiiugers in het naderen aan dennbsp;.Atquator, en by gevolge by veele Albonomi de om die reden gefielde

meer-


-ocr page 499-

Vm de Aarde.

meerder platheit van den Aardkloot na de Polen, felfs nadrukkelykerfchy-nen te beveiligen s hoe wel defe Obfervatien in haar nette grootheitmoeye-lyk te nemen lyn.

Maar op dat men niet onderworpen foude lyn aan de fwarigheden, diey-mand tegen de onderllcllingen, by eenige van defe tot de betoginge gebruikt, foude kunnen maken; is het feer aanmerkelyk, het geen men vind in dz Hi-ftorie van defelve Academie van Vrankryk in den jare ijoi. pag. i zo., en in denbsp;Memorienpag, zjy, zjS. Alwaar de Heer Caffini de Meridiaan van Vrankryk tot aan de Pyreneefche Bergen uit order des Konings vervolgende, dcnbsp;lengte van elke graad deflelfs naukeurigh gemeeten heeft j en bevonden, innbsp;7 en ruim f graden, tuflehen de Parallellen van Amiens en Coljoure, die hynbsp;met malkander vergeleken heeft,dat de grootheitvanelk,naderendcaandennbsp;yEquinodtiaal, geduurigh meerder was; en daarom na de Polen toe verminderde.

Soo dat de nette en Georaetrilche figure van den Aardkloot ophetalder-ftrenglte hier niet betwiftende, nogh geen onderllellingen ten grond nemende ; indien het geen de Heer Cajfini in elk van defe graden waarlyk bevonden heeft, in alle van den,.Equator tot de Polen plaats heeft, lèkerlyk den M.-quator of iEquinoéliaal felve grooter is; alsieenige meridiaan,of cirkel, dienbsp;door beide de Polen gaat: en den Aardkloot wel een kloot is, dogh egternbsp;een weinigh plat na dc Polen toe.

Het welk men in de Planeet Jupiter met verrekykers kan waarnemen dus te fyn; en gefchiet is van de Heeren Caffini en Flamfteed. ( Siet fVbiftonnbsp;Frop. XCm. en andere. )

Of dit nu de ondervindingen lyn, waar van de Heer TVhifton in de boven aangehaalde plaats fpreekt, weet ik niet; alfoo ik defelve daar niet by gevoegt vinde. Dit is waar, dat delen Autheur in lyn E‘*. PraleSt. ,/iftron,nbsp;II. Prop. II. pag. 8. van de aarde legt, dat lè prater propter fpharica ,ofo;/-trent bolront-y egter met foo weinigh onderfcheit, dat hy het aldaar onder denbsp;kleinigheden [minutias) Helt: als niet waardigh fynde, dat het verfchil, hecnbsp;welke delTelfs kleine platheit foude geven, in de Aftronoraie behoeft aangemerkt te werden.

Ind'en men nu om dc gefeide redenen, met de grootftc Natuur-cn Ster-rc-kundige, magh Hellen, dat den Aardkloot eenighfints platter na de Polen IS, en dit volgens de gemeene maniere van uitdrukken, een aarde maakt,nbsp;die wel een kloot is, maar op het naukairighll genomen,twee lydenheefr,nbsp;die een weinigh platter fyn; en waar van de eene aan het noorden, en dcnbsp;andere aan het zuiden deflelfs gelegen is; foo kan niemand loochenen, dat denbsp;Schrifturc het noorden de fyde der noemende, alhier yet legt van denbsp;figure del aaide, het welke in die tyden, wanneer dit gefchreven is, aan geennbsp;^enfehe bekent konde iyn; Elt;n is hec niet moeyelyk de w^^rheit van dit ge-feide uit de inftrumenten af tc nemen en te bewylen, die nootfakelyk tot dele

Ooo z nbsp;nbsp;nbsp;ont-

-ocr page 500-

475 nbsp;nbsp;nbsp;XXL B E S C H O U W I N G E.

ontdekkingen vereilcht wierden, en gebruikt fyn •, als regt gemaakte flingw-Horologien en meet-tuigen , die met verrekykers toegeruft fyn. Welkeyder weet, dat in de laatfte ecuwe eerft uitgevonden, immers foo veel uit alienbsp;Hiftorien blyken lean, als doe eerft aaa de menfehen tot deft gebruiken o-penbaar geworden lyn.

Ik late daarom aan het oordeel van ymand die redelyfc is-, al was het een Ongelovige felfs, of deft uitdrukkinge cn befchryvinge van de ware fi-guure des Aardkloots, van een menfche in die tyden kan weftn voortgeko-men.

En dèwyl eenige Philofophen, wanneer de Schrifture na Hyptbefe niet en fchynt tc fpreken, foo ligtelyk tot die oneerbiedige maniere vannbsp;feggen vervallen j dat dit H. Woord in natuurlykc faken, figh foo feer aannbsp;juifte waarheit niet en bind} maar meermalen volgens het gevoelen van betnbsp;gemeene volk fpreektj nadien fy moeten bekennen, dat men hier ookinde-fe kleinigheden in de Schrifture de aldernetfte waarheit vind} ook tegen hetnbsp;gemeen gevoelen der menfehen aan 5 gelieven fy felfs te oordeelen, of men denken kan, dat den grooten Ingever der felver in andere faken defe waarheitnbsp;foo welnigh geagc foude hebben, dat Hy, aan wie alles alleen volkomen bekent is, en die ftgh tot eere rekent waaragtigh tcfyn, fynefpreek-wyfennanbsp;dwaleiïde, en daarom valfche gevoelens van het gemeen foude hebben willennbsp;fchikken.

Ik weet wel, dat het geene wy hier verftaan A^z'^denieraarde^h'j eenige als te verre getrokken, miflehien fal voorkomen j die oordeelen ful-len, dat defe fpreek-wyft haren grond liever heeft in de gevoelens der Oude Wereld-Bcfchryvers. Welke in hare tyden een veel grooter lengte desnbsp;Aardkloots van het Ooft na het Weft, als van het Zuiden na het Noorden,nbsp;kennende, daarom de Ooft-en Weft-ftreek des Aardkloots/f»^if^, en de Zuiden Noord-ftrecknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;breedtegtmzmt hebben. Waarom het geen van het

Noorden of Zuiden aankomt, ook van de nbsp;nbsp;nbsp;by haar konde gc-

fegt werden, te komen.

Om hier op te antwoordfen, weet men tegenwoordigh , dat het groote Aardkloots Eiland ganfeh Europa, Afia en Africa bevattende, waar van dcnbsp;bekende Aarde der Ouden alleen een klein deel is, foo veel korter niet is vannbsp;het Zuiden na het Noorden, als van het Ooft na het Weft, als de Oude welnbsp;gemcint hebben. Soo dat om deft reden, als men de voorgaande plaatfeanbsp;na den fin der Ouden neemt, defelve een volkomen valsheit fouden feggen}nbsp;ten, minften alhier in kragt na de dwalende Opinie, niet wel des gemeencH'nbsp;volks, maar der Geographic foude fpreken.

Nü laat ik aan het oordeel , van al wie redelyk en billyk is, opmen denken kan, dat den Ingever van de H. Schrifture figh eenighfints foude hebben willen voegen na de gedagten van in defen onwetende Aard-Befchryvers; die yob. XXKl. 7. in defe woorden; Hy breidt het No or dm uit overhetaxjoejle,

ge-

-ocr page 501-

Van de Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;477

genoegfaam klaar te kennen geeft, dat hy ook woelle landen in het Noorden erkent te wefen •, en niet alleen wateren en zee’n , die het drooge van de aarde aldaar fmalder fouden maken. Want dat de uitdrukkinge van hetnbsp;•woefie, meer op landen als op de zee paft, fal niemandt ligt tegenfpree-ken.

Soo fiet men den felven Geeft, om te toonen, dat ook de aarde figh fecr verre na de Polen en het Noorden uitftrekt, Joh. XXXVIII¦ i8i leggen.:nbsp;S)t ghy met ü verfl and gekomen tot aan de BREEDIIEN leraarden. Waaruitnbsp;blykt, dat hier vaftgeftelt werd, dat 'de noordfche deelen ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der aar

de figh verder uitftrekken , als menfchen door haar verftand raagtigh fy-n tc bepalen. Men lie over dele plaatfen de volgende §. 46. en 47.

Wyl nu in elk van defetexten het vorige gevoelen der Oude G^ö^ra/Zi/regts-draats tegen gefproken werdj is,niet wel te denken, dat den felven Ingever van dit woord, die in defe laatfte, fonder op opinien van menfchen agt te ge-V’^en, na waarheit fpreekt, in de voorgaande plaatfen figh na de milllagh lou-de hebben willen fchikken , van die een verkeert begrip der faken maken:nbsp;hoe wel de waarheit by die doemaals leefden foo wel verftaanbaar niet ennbsp;Was. Want dat den grooten Geeft, door wiens beleid dit Boek befchrevennbsp;is, figh aan de gedagten van de menfchen niet ftoot, is uit veel plaatfen bly--kelyk, die volgen fullcn. Soo fiet men dit Woord de fterren in een ontelbare mcenigte ftellen Genef. XV. f. Deuteron. XXXIII. 14. van meer manennbsp;fpreken j daar dogh de oude Aftronomi een veel minder getal der Herren,nbsp;en maar eene mane fekerlvk gekent hebben. Siet over dele breder,

XXV. §. -j6.en 66.

Ik hebbe geoordeelt dit hier te moeten by doen , om de voorgefeide te:-genwerpinge tegen te gaan.

§. zy-. Meermalen is my die verwonderlyke beweginge welke menywlt;ï^r-

beit noemt, en waar door alles wat op de aarde bekent is, na beneden enna den Aardkloot gedreven werd, met ontfettinge voorgekomen.

Ik fal hier de foo verfcheiden redeneeringe van de Philofophen ontrent de-felve niet ophalen, nogh betwiften j of men fe alleen als toevalligh aanraer^ ken, en defelve van het ligter fyn van andere lichamen, die de fvvaarder nanbsp;beneden ftooten, moet afleiden. Dit is immers waar, dat alle lichamelyke faken, die op de aarde aan de menfchen bekent fyn, hare fwaarheit hebben j denbsp;lugt en het vyer, ook dat fy ne en fuivere vyer felfs,, het welk eerft door een glasnbsp;doorgegaan is, niet uitgefondert. Welke alle volgens de ontdekkingen defernbsp;tyden, aan een nette balance haar gewigte oogenfchynlyk vertonnen. (Sietnbsp;Boyle de penetrahilitate vitri d ponderahilihus part thus flamm^') Selfs, dat he,t'nbsp;fuivei e ligt door brand-glalèn vergadert, figh in andere lichamen vaft lét, ennbsp;fvvaar is, kan hier n^ Befchouvj.XXV. §. 44. in het experiment van de Heernbsp;Bomhergh gefien werden.

Hoe llerk. nu de. kragt, van defe fwaarheit werkt, is felft uit de p.erffinge van 1

Ooo 5 nbsp;nbsp;nbsp;lichat-

-ocr page 502-

47» nbsp;nbsp;nbsp;XXL BESCHOUWING E.

lichamen , die anders fonder ecnige beweginge fchynen te (yn , openbaar: waar door men groote fchepcn fiet finken,en dikvvils feer fterk gebouwde,nbsp;dogh te veel geladen folders inftorten.

Ik vrage nu aan cenigh redelyk mcnfch, of het tegelovcnls, dat domme faken, en onwetende van alles, die haar felven uit haar felven niet hetmin-fte bewegen konnen, foo naukcurige wetten kunnen waarnemen, fonder datnbsp;niet alleen een magtigh, maar ook een verftandigh wefen haar beftierr.

Want indien C het middel- punt der aarde is, Tt^. XIF. Fig. 3. en den cirkel daar uit befchreven , een grooten cirkel op haar oppervlak , ook de liniennbsp;FG,HI, KL, MN, die defen cirkel raken , de figtbare figt-einders ofnbsp;horizonten van elke plaats vertoonen j weet een yder, dat foo men een fteennbsp;ot ander fwaar lichaam in A brengt, het volgens de linie AC jfoo in B, volgens BCj foo in D, volgens DCj en in E, volgens EC bewogen werden,nbsp;of vallen fal. En dat men fulx niet te onregt ter nedcrftelt j kan men van dienbsp;flierlieden weten, welke den Aardkloot of geheel of ten deele rond gevarennbsp;hebben: die alle Tullen moeten getuigen, dat foodanigh de wegen fyn , dienbsp;het diep-loot houd, in deverfcheiden plaatfen, daar fy figh bevinden.

Laat nu dé oorfaak van defe fwaarheit foodanigh een fyn , als elk na lyn Philofophie fal goed vinden ^ fal hy egter niet moeten erkennen , dat fonder defelve den Aardkloot onbewoonbaar foude wefenj indien hy, het geeirnbsp;boven van de fwaarheit van lugt en water gefegt is, alleen begreepennbsp;hééft ? Dogh het is hier de plaatfe niet om dit alles in het byfondcr op tenbsp;halen.

§. 2,8. En om niet te vragen, of eenigh menfche kan denken,dat het fonder een beftierende wysheit gefchiet, dat het felfdc vanalles onwetende lich-haam in A fynde van A na C, en in E fynde, langs een regt daar tegen aan-loopcnde wegh van E na C bewogen werd; en dat over al, waar een lichaam ¦op den AardWoot is, het altydt den naaften wegh na deflelfs middel-puncnbsp;neemt..

Die nu dit groote wonder ernllelyk befchouwt, dat alle lichaamen hoe groot en onbefuift fy fyn , fonder yets felfs daar van te weten, met foo ver-fthrikkelyk een gewek, als men in groote en fware gevaartens fiet, na eennbsp;Mathematifch punt,een enkel m Fa^Jms, het welk buiten de gedagtenvannbsp;die het begrypt, geen beflaan heeft, toegevoert werden i en feboon het innbsp;de laaken een volftrekt k/V? met reden genoemt werd , daar aan blyven hangen. Kan die fonder de wysheit Godts in fyn H. Woord te erkennen, dienbsp;uitdrukkinge lefen, welke men fiet gebruiken Cap. XXVI. j. Hy hanginbsp;de aarde aan een niet.

§. zp. Hoe grooten wonder-fpreuk dit ook magh fchynen , fal den h-art-nekkigften Atheift,indien hy anders de Wis-konft verllaat, moeten bekennen, dat defelve foo als fy daar ftaat , een ontegenfprekelyke waarheit is. Is niet alles fwaar, dat op de aarde onder der menfehen onderfoekingei^ 10*^ nogh

toe

-ocr page 503-

Vm de Aarde.

toe gevallen is? doetdcfefwaarheic nietalles na dit middcl-punt der aarde gaan? fet figh den ganfchen bol der aarde niet daar door in en rontom het felvc?nbsp;En om de woorden van yeè te gebruiken, hangt iy door defc fwaarheitdaarnbsp;niet aan van alle fyde? Is nu dit middel-punt geen volftrekt »iei in figh felfs,.nbsp;cn alleen in het begrip der menfehen fyn beftaan hebbende? Waarom hoortnbsp;mtn EucUdes Defin.I. Lib .1. het felve aldus befchryven, een punt is^ dat geennbsp;deelen heeft? En om te fien, dat het by devolgende Mathematici voornbsp;niets ftoflPelyks gehouden werd, kan men de aantekeningen van Clavlus na-flaan: die van een pun£l: fprekendc, fegt: ^iale exemplum in rebtts materiali'nbsp;hus datur nuUim, dat is, waar van geen voorbeeld in flojffelyke faken te geven is.nbsp;Soo fiet men mede dat het gemeenefwaarheits middel-punt der laken in defcnbsp;wereld,om dat het ook eenMathematifch punt is {Whifton Pr^eletl. Phyftco-JHatbem.Prop.LXXXFIIL Corel, z.) een plane nihifd^x. is een volkomen nietnbsp;genoemt werd: welke getuigeniffen men van meer Wis-kundigealhierfoudenbsp;kunnen bybrengen. Is het nu niet ftolFelyks , wat is het dan, als een nietnbsp;in de lloffêlyke faken, en alleen een begrip , dat wy ons van een eind-paalnbsp;van yets forraeeren ? De redenen, die regte Mathematici geven, omtetoo-nen, dat een punt fonder deelen en grootheie is, kunnen de onervarene in defenbsp;ftudien,die ditd wars voorkomt, nafien y om dat alhier de plaatfe daar toe niet, cnnbsp;het ons genoegh is, de waarheit der woorden Jobs getoont, en de fwaarheicnbsp;foo verre befchouwt te hebben, dat het onmogelyk fchynt te wefen , dacnbsp;ymanddefelveaaneen geval, of onverllandige Natuur-wetten kan toelchryven.

Want om nu van de verdere niittigheit nogh der felveruitgeftrektheit door het Geheel-Al, (waar van mitlchien yets hier m) niet te fpreken, waar uitnbsp;de Wysheit van den Schepper blykt : nogh van deffelfsvetfchrikkelyk geweld , waar door de Hiftorien ons leeren , dat in aartbevingen of anderfintsnbsp;afgefcheurdc rotfen en bergh-ftukken gehccleHeden verplettert hebben; hccnbsp;welke de magt Gods doet lien. Indien ymand kan denken, dat een lichaamnbsp;op ontelbare plaatfen rontom den Aardkloot geftclt fyndc , altyd volgens ontelbare verfcheidene wegen figh na het eenige en felve middel-punt Êwegennbsp;lal door een enkel geval, of fonder dat eenigh verliand bet felve beftiertj,nbsp;fchynt hy beklagelyk blint te fyn. Te meer, dewyl tot nogh toe geen men-fche een andere voldoenende oorfaak daar van gegen heeften m foo veelnbsp;^^^p'^^^ringen en difputen, het befluiten van alles by de grootllc hedensdaagfenbsp;v\ is-konftenaars en Natuur-Onderfoekers eindelyk daar op uitkomt p dac denbsp;fwaarhek een generale en van den beginne ingefchapen wet is, welke Godcnbsp;in de ftoffe mgedrukt heeft; en dat men niet meer moet vragen ,hoe het by komr,^nbsp;dat alle lichamen iwaaiTyn; als hoe hetgefchied,dat alle lichamen bewogenwer-den. Seer gïooteWis-konftenaars van defe tyden is het bekent genoegh , daïnbsp;dus fpreken.

§. 50. Ik kan niet nalaten, dewyl wy nu van de fwaarheit yets gelègc htbbcn , alhier met ontfagh ran te merken, dat verbaaümakende wonder^

het

-ocr page 504-

4^0 nbsp;nbsp;nbsp;XXÏ. B E S C H O U W I N G E.

het welk alle Natuur-Onderfoekers (wat ook daarvan ecnigealgilTendemo-gcn feggen) voor een geheim des grooten Scheppers gehouden hebben; immers het felve daar voor tot defe tyd toe hebben moeten houden. Het fy nu dat men fielt, dat de aarde fteffi/ Tab. XIF. Fig. /^. ftil flaat, en dat dennbsp;Sterrenhemel P EMF , met de Sonne O en andere Hemelligten, dagelyksnbsp;rontom defeive omrollen: het fy dat men met andere, (om met meer gemaknbsp;in fommige gevallen te rekenen, en dit alles figh te kunnen verbeelden) ftelr,nbsp;dat ^ab. XIF. Fig. f. defeive door A, B, C, D, rontom de Son O in eennbsp;jaar gevoert word j tcrwyl defeive dagelyks om haar ixKq pm bewogen werd;nbsp;dat is waar, dat defeive afle pm altyd na het felve oort P en M des Hemelsnbsp;geftrekt leit, in de vierde figuur, of in de vyfde figure altyd evenwydigh aannbsp;figh felven blyft: en dat alfoo den Aardkloot, hoe wel fonder eenigh Iteun-fel fynde, daar door altyd haar fclfde gelegentheit en fchuinte behoud, immers foo veel, dat de Aftronomi die noir anders hebben kunnen waarnemen; of die dit al gedagt hebben te bevinden, het felve aan andere noit ge-noegfaam hebben kunnen betoonen. En fulks, dat meer te verwonderen is,nbsp;niet tegenflaande defeive aarde kloots-formigh fynde, en by veele alleen doornbsp;het tegenwigt van hare deelen in haren Hand en fchuinheit geagt werdendcnbsp;te blyven, foo groote veranderingen foo meenighmaal geleden heeft; dat hetnbsp;by na voor ymand, die dit te regt aantnerkc , onmogelyk fchynt te wefen,nbsp;dat defeive daar door niet omgeroldt is, of andere bewegingen ondergaannbsp;heeft.

§.51. Om hier van overtuigt te fyn. Laat ymand figh voorflellen, die fchroomelyke brand-bergen ; welke men in foo veele en foo verre van malkander afgelegen deelen der wereld vind ; waar door de aarde op foo veelnbsp;plaatfen verteert werd, Infonderheit, indien defe vyer-kolken (gelyk uit denbsp;Hiflorien van BagU-vmpag.po. en f n. opgehaalt,tc befluiten fchynt) volgens deffelfs en veder anderen gevoelen door ganfehe vyer-vloeden, van hetnbsp;eene oort des Aardkloors tot het andere, ook onder de gronden der zee fighnbsp;uitflrekkende , met malkanderen gemcenfehap hebben. Waarom de aardenbsp;door het verbranden, en het in rook en affehe uitwerpen van foo veel ftof-fen nootfakelyk op die plaatfen fchynt ligter te moeten werden.

Doet hier by die verfchrikkelyke water-vloeden , waar van volgens oude overleveringen de ganfehe Zuider Zee eene is; en de geweldige llroomennbsp;van foo groote deelen des Oceaans, welke door winden, door ebben en vloe-jen en andere oorfaken, een foo ondenkelyk gewigt van water van het eenenbsp;geweft des Aardkloots na de andere voeren ; door welke alle , de fwaarheitnbsp;des felfs op veele plaatfen nootfakelyk fchynt te moeten verandert worden.nbsp;Om niet te fpreken van door de ganfehe wereld gevoelde aardbevingen; waarnbsp;door dien kloot bewogen fynde, met reden een yder moet doen vrefen, datnbsp;' defeive haren Hand foude kunnen veranderen.

Nu indien door alle defe, met foo gruwfame kragtenwerkende, oorfaken

dit

-ocr page 505-

Fa» dé Jar de, nbsp;nbsp;nbsp;4?!

dit eenmaal quam te gebeuren, en op de eene of andere Wyfê de aarde wankelde, en omrolde j wat was ’er anders, als een generaal verderf en onder-gangb tc verwagten? daar alles, wat ’er is, van lugt en climaat veranderen foude. Want laat men figh verbeelden, dat die 'Tab. XlF. Fig. 4- C’’ f-onder de linie e/, of in de brandende Zona naby delêlvewoonenjdoorhetom-vvcntelen des Aardkloots, tot de plaatfe van de Polen y» ofw, of in een dernbsp;koude Werelts-riemen vervoert wierden: waar door te gelyk, denoordfehenbsp;Volkeren, die nu ontrent defe Pool/gt;, of ontrent de andere/», inhecuiter-Pe van het Zuiden woonen, in de blakende lugten daar nude linie ejfis, fou-den overgebragt werden : kan ymand ook eenigh twyffcl ckar aan flaan ? datnbsp;al wat in de hitte gewoon was te leven, planten, dieren, menfehenindey-kge en ongewoonc koude; en die uit defe in de foo hete lugt omgevoertnbsp;wierden, ten meeften deele fterven fouden en vergaan. Nu alle defe ongemakken, die fekerlyk volgen (ouden, werden daar door verhoedt} dat,nbsp;fchoon den Aardkloot foo veel verwifTelingen in fyne delen lydt, fchóon hynbsp;op de eene plaats fwaardcr en op de andere ligter en dus de balance van fynnbsp;geftel weggenomen werd, defdveegterfonder te wankelen fyne ftlfdefchuin-heit onbeweegelyk bewaart.

§. 31. Dat nu onder lbo veel oovfaken , die het tegendeel fchynen mede te brengen, den Aardkloot defen fynen (land onveranderlyk gehouden heeft,nbsp;kan aan niemand anders als een wonder-daat van een magtige Voorfienigheicnbsp;voorkomen. Want Ichryfc ymand dit aan eenfulks medebrengende Natuurwet, aan deflelfs fwaarheit, of (foo andere willen) aan feillteenige kr.agtnbsp;toe •, Iaat hy ons feggen, dewyl de aarde, waar op defe wetten werken, in deflelfsnbsp;famen-ftel, in ligtheit en fwaarheit, inholheiten vaftigheitfoomeenighmaalnbsp;verandert, hoe het tockomt dat de(è Natuur-wet egcer onverandelyk innbsp;fyne uicwerkfèlen blyfr. En derft ymand dit van een los geval afleidcn j Otnnbsp;niet te toonen hoe ongerymt het gevoelen is, dat men een foo ftnndvartighnbsp;verfchynfel, het welke foo veel duilenden van jaren, fonder cenige verande-ringe in de Nature plaatfe gehadt heeft, aan de losheit van een nu dus, dannbsp;anders werkende geval toelchryft; hoe kan hy figh van die nare vrees ont-llaan, dat eenmaal door dit felve geval hem het voren aangetoonde verderfnbsp;overkomen fal?

Hoe veel geruller (op dat ik die ongelukkige en het innigfte medelyden waardige Philofophen nogh eens hier aaiafpieke.) en hoeveel gelukkiger leeftnbsp;hydan. die overtuigt is, dateen Almagtigh, Wys , en Goedertieren, voornbsp;hem en alles forge d^ragende Regeerder, het alleen is j die al het geen hyopnbsp;den Aardkloot gefchapen heeft, door de aarde in defelve fchuinheit te houden, voor een gewiflên ondergangh bewaart. En maakt ymand boven ditnbsp;alles nogh Iwangheit om toe te liaan, dat het geen hier in, ontrent dat groo-te lichaam der ^ji'de gebeurt, doorwysheit en tot een beoogt einde gefchietjnbsp;Waarom oordeelt hy niet, als hy aan een fcheepswerf een oorlogfchip, dat

Ppp nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 506-

48i nbsp;nbsp;nbsp;XXL B E ,S C H O U W I N G E.

vermaakt werd,, fiet fchuin op fyn eene fyde blyven leggen gt; dat dit ook aan een enkel los geval, het welk fonder ooghmerk of bellieringe van eenighver-flandt werkt, toe moet gefchreven weiden ^

§. 3 j. En daar dit wonder foo groot is, dat niemand oit tot nogh toe dellèlft ware oorfaak regt en met fekerheit gegeven heeft} is dan die vrage niet mag-tigh om dewyüe der menfehen nedrigh te doen fwygen? indien hy uit na-luurlyke redenen defelve na waarheit en niet na ongegronde gillingen beantwoorden raoefte. Welke vrage den grooten Schepper tot dien einde aan Jobnbsp;geliefde voor te ftellen , Cap. XXXFHI. 6. Waar op fyn hare {mmóyk. desnbsp;aarde's 'Jgrondvefien nedergefonken ? en wie heeft haren grondfieen geïegt ? En is fynbsp;niet te regt beantwoord van Salomon? Proverb. lil. ip. Jehova heeft de aar~nbsp;de door wysheit gegrondet. Welke dit groote werk met den Pfaltn-Sangernbsp;Ifraëls alleen aan den Schepper toefebryft} waar door den geheelen Aardklootnbsp;of in een dunne vloeibare ItofFe, of foo andere willen in een enkele ruimte,,nbsp;fonder eenigh fteanfel, ontrent gelyk een grooten bal in bet water dryven-de, en op foo verfcheiden plaatien foo menighmaal ligter en fwaarder wordende, in defelfde fchuinheit onveranderlyk gehouden werd} en waar van.nbsp;miflehien noit eenigh menfche de regte en ware reden magttgh fal fyn te geven. Dit (yn de woorden Pfalm. CIF. f. Hy heeft de Aardegegrondveft op ha~nbsp;re gfomivef en.) fy en fal nimmermeer nogh eeuwighlykwankelen. En Pfalm. CXIX.nbsp;po. Ghy hebt de aarde vaft gemaakt en fy blyft. flaan. Want dat alhier, doornbsp;dit niet' wankelen en fiaan blyven der aarde, onder anderebetekenifl'en ook datnbsp;groote wonder verdaan kan werden} waar door fy in defelve fchuinheit tegen alle veranderinge aan ovcranderlyk en onwankelbaar ftaan blyft eeuwen langh,denke ik niet, dat ymand vreemt fal vinden}, dewyl alsdan defenbsp;Tpreek-wyJ'e ook in de woorden felfs hare kragt heeft.

Indien^egter een ongelovige, die in het voorgaande foo menighmalcnde H.. Sehrift van de natuurlyke faken na de naukeurigfte waarheit heeft fiennbsp;fpreken,, denken mogte} dat defelve in defen de naaite oorfaak van dit grote wonder der altyd blyvende fchuinheit des Aardkloots niet gegeven heeft.:.nbsp;hy fegge ons dan , welke, defelve fy v. en toone die meteen behoorlykeondcr-vindelyke fekerheit.,

§• 54' h)ewyl nu (om nogh yets onbegrypelyks aan Ohgodiften voor te ftellen}. de aarde fwaarder is, als het water} wat is de reden, dat de waterennbsp;niet boven de aarde ftaan, pn defelve, foo wel als de lugt, niet omringennbsp;nadien liet eene foo wel als het andere uit de wetten van de fwaarheie onte-genfprekelyk fchynt te moeten volgen., ^

Vergeefs brengt ymand,.die in defen geen wonderen doende Godt wil erkennen^ by}, dat de zee en wateren in holligheden des Aardkloots befloten fynde,. folks daar door is onmogelyk geworden. Want ftcllende, (gdyk de

ervarentheit der binnen-wateren, by voorbeeld van het Haarlemmer Meir, aajj vecle met hai'c fohade geleert heeft) dat het geduurigh aanbodtfen der

golven

-ocr page 507-

Van de Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;48^

golven bequaam i3,^gt;m alles metdertydte flytengt; fchynt het immers een nootfakelyk gevolgh te wefen, dat de oevers door het geduurigh geftroomnbsp;en gewoel der baren afgefpoeld werdende, defè ftofFe figh eerft met het wa«nbsp;ter mengen, en daar na door haar meerder fwaarte te grond moet finken jnbsp;cn alfoo de zee cn andere wateren geduurigh ondieper maken. Waar door hetnbsp;drooge van tyd tot tyd verminderende de ganfche aarde cindelyk met een water rontom (hoe wel niet foo diep als de tegenwoordige zee-kolken)rchynttcnbsp;moeten omringt cn bedekt worden.

Egter fiet men het tegendeel gebeuren j en niet tegenftaande het geweld van zee en rievieren, het drooge bewoonbaar blyven.

Laat nu een beklagelyk Redeneerder, die nogh geenen Godt als Schepper en Onderhouder erkent, aan ons feggen: daar hy weet, dat de aarde van wateren bedekt fynde nogh raenfehen, nogh dieren, nogh planten voedennbsp;foude, of hy denken kan? Eerfl-, dat die groote kolken, welke nu de zeennbsp;bevatten, by geval en fonder eenigh ooghmerk of wysheit in den Aardklootnbsp;uitgeholt lyn; en dat het dienvolgens ook by geval is, dat alles, wat op dernbsp;aarde leeft, van defelve nu droogh en bewoonbaar fynde,onderhouden werd jnbsp;en (het geen hier wel op te merken is) dat alle defe faken op den Aardklootnbsp;fyn, de nodige en vereifte gefteltenifle daar toe hebben. Om nu niet tenbsp;fpreken van de grootheit defer dieptensj welke, ten fy een grooter raagt,nbsp;als van alle raenfehen te famen genomen, defelve tot de vergaderinge dernbsp;wateren bequaam gemaakt hadde, hyfal moeten bekennen, dat geen magt,nbsp;die hem bekent is, foude hebben kunnen formecren: foude hy die dit vorige aan het geval toefchryft, wel derven ftaande houden, dat de.infnydin-gen van een lleutel, die een Hot opent, by geval in defelve geworden waren?nbsp;en is’er (als men dogh ongerymt fpreken wil) Voor dit laatfte niet foo veel cnnbsp;onyergelykelyk meerder reden, als voor hec eerfte? het welke in de groot-heit der fake felFs, nogh in de heerlykheit van de dienden die het doet, bynbsp;het eerftgefeide niet te gelyken is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Maar ;(en anderen'^ indien hec voorfeide hem niet overtuigt j laat hy figh verbeelden, voor de eerftemaal een foo grooten kloot als die van de aarde,nbsp;en het geweld, dat hec flaan der golven van de zee en het ftroomen dernbsp;rievieren op hare oevers doen, te fienj dewyl nu de ondervindinge leert,nbsp;dat het druppen van water ook harde fteenen uitholt, en met der tyd afflytjnbsp;loude hy wel kunnen denken? dat na foo veel duifèndcn van jarendiegroo-te kragt, Welke de wateren doen, waar door in binne-landfche Meyren fbonbsp;veel voorbeelden van een geduurige afflytinge der landen vernomen werden,nbsp;te vergeefs foude gefpiit geweeft, het drooge by na fonder verminderingenbsp;gebleven fyn.

En indien dit egter tegen alle waarfchynelykheden aan, gefchiet, en foo veel eeuwen langh geduurt heeft; moet dan een yder (hy gevoele ontrentnbsp;den grooten V/erk-meeftcr daar van, wat ook fyne Philofophie hem leert)

Ppp 2 nbsp;nbsp;nbsp;niet

-ocr page 508-

4^4 nbsp;nbsp;nbsp;XXL B E S C H O U W I N G E.

niet fonder uitvlugten te kunnen maken erkennen ? dat hier een wonderly-kc en alle menfchclyke wysheic te bovengaande Magt plaatfe heeft} die tot behoudenifl'c van het geene leven ontfangen heeft, door andere en onna-fpeurelyke middelen, de wateren belet alles op te flokken of in verwarringenbsp;te brengen; het welke anderfints natuurlykerwyfeonmydelyklcheentcmoeten volgen-

§. 3y. Ik latenu verder aan een yder, ook aan een Heiden, die na billykheit oordeelt, en het voorgaande figh voorftelt, ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;niet wyllelyk gefpro-

Icen heeft, die Proverb. LIL lo. fegt: Door fyne (namelyk Godts) ’weten-fchap fyn de afgronden geklooven. En door den felven Geeft, den Kooningh David Pfalm. XXXIII. 7, dié gelegt hebbende: Hy vergadert de 'wateren dernbsp;tzee als op eenen hoop.^{so.v\ welke woorden hier na nogh yets volgen fal) aan-ftonds daar by voegt, Hy field de afgronden in fchatkameren. Erkennende al-foo ’t geen uit de regte befchouwinge der fake felfs blyktj dat tot het uithollen van de aarde, en het vergaderen van de zee-wateren een Goddelykenbsp;Magt vereift wierde. En by gevolge dat Afofies een uit de Nature en redennbsp;blykende fake gefchreven heeft} als hy Gen. I. §gt;. van het gebiedend woordnbsp;van den Schepper dit groote werk afleide,£» Godt feide^ dat dewaterenvannbsp;onder den Hemd in eene plaatfe vergaderd ‘werden, en dat het drooge gefien worde^ ende het was alfoo. (10 ) Ende Godt noemde het drooge.^aarde^en de verga-deringe der wateren noemde hy zee n. Hier fbuden meerder plaatlen bygebragtnbsp;kunnen werden} dogh dit fal hier genoegh fyn.

§. 36. En om te toonen, dat het andere even te voren aangehaalde wonder, ook aan dien grooten Geeft, die den Ingever van dit H. Woord is, niet onbekent is gevveeft} door het welke men tegen alle natuurlykc waar-fchynclykheden aan bevind, dat het woefte geweld van foo veel zee-baren,nbsp;cn de fchuringe van foo veel fnel- ftroomende rievieren (hoe groote afilytin-gen van landen men daar door op fommige plaatfen magh fien gebeuren) innbsp;loo veel duifenden van jaren niet magtigh fyn geweeft, om het drooge af tenbsp;fpoelcn, en tot fyn gebruik onnut te maken; fchyntfulks afgenomen te kunnen werden uit het begin van den XXIP'^ Pfalm, vers i. en 2. Alwaar hetnbsp;eigendom van de aarde en deganfchebewoonde wereld, met al wat daar opnbsp;is, aan Godt metregt, cn met een goed gevolg toegclchreven werd} om defe reden, dat hy defelye boven de zee-en rievicr-wateren, als by wonderrdaad, doetnbsp;ftand houden} die anders defelve affpoelen cn overftroomen fouden. jyitfyonbsp;de woorden; De aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheit, de wereld, ennbsp;die daar in woonen i want hy heeft fe gegrond op de zee'n , ende heeft fe gevef-tigt op de rievieren.

Ik weet w'el, dat defe woorden by fommige in een anderen fin genomen werden, en ais of het water het fondementderaarde was} dat ik in fyne

de late: immers de geftcltheir der zee’n cn aerde fyn aan my niet genoegh bekent, om defe ultlegginge daar aan te geven.

Maar

-ocr page 509-

Van de Aarde.

Maar dat het andere waar is en de aarde boven de wateren bewaart word, is by ervarentheit iêker} en dat ook de woorden defen fin klaarlyk indenbsp;grond-tale lyden kunnen, is by de Taal-kundige genoegh bekent.

Want dat het woord Jafad, hxcï gronden vertaalt betekent ftruSluram fir~ fnare^ of het gejlel vaft maken is by Robbertfon te hen. Gelyk ook dat hetnbsp;woordt Coneen , hier veftigen, door fchikken, ajgt;tare, overgelct kan werden.

Verder, het woord Gnal., dat van een wyde en veelvuldige beduidingc is, légt ook boven ^ in een verhevener plaat ft foo Pfalm. VUL t. (Gnal) ho--de Hemelen\ Pfalm. GUI. ii. boven de Aarde-, en Genes. VIII. 7, ii.nbsp;tot dat de wateren gedrooght waren {Mee-gnal ha-aretz) van boven denbsp;Aarde.

Ook betekent her felve woord Gnal ook aan, hy, of ontrent-, Pfalm. 1.3. lEen boem geplant, {Gnal) aan, by, oi ontrent water-beken.

Soo dat de lin van defe plaats als dan fal wefen; i. De aarde is des Heer en, mitsgaders hare volheit, het drooge of het bewoonbare (Peebeel) en die daar tnnbsp;woonen-, want hy heeft haar ge fel v.aft gemaakt boven de zee'n, en heeft fe ge~nbsp;fchikt by de rievieren, of ook boven de felve.

Waar uit dan her voorgeféide, cn de reden van her gevolgh blykclyk isj vermits ’er niet redelyker nogh bülyker is, als dewyl Godt de aarde tegennbsp;de kragtder zee’n miraculcufelyk bewaart, en hooger als defelve, en daarom vrugtbaar cn bewoonbaar doet blyven, dat ook defelve op een byfpn-dere wyfe des Heeren te fyn genoemt weide j met alles wat fy kan vóórtbrengen en dragen} dat is, met alle haar volheit.

Men gelieve ook niet te denken, dat als doe de kragt der groote wateren om landen in te flokken niet bekent en is geweeft. Om van het tegendeelnbsp;overtuigt te fyn behoeft men alleen de woorden Jobs, Cap. XIH. 19. na tenbsp;flaan, de wateren vermalen de fteenen : waar uit immers de groOte kragt desnbsp;waters af te leiden is. En dit niet tegenftaande, fiet men Vfalm. CiV. p.nbsp;alwaar van de wateren gefproken werd, dat gefegt werd: Ghy hebt een palenbsp;gefield,die fy^ (de wateren) niet overtreden fullen, fyfulleh de aarde niet wedernbsp;bedekken. Uit welke twee plaatfen met malkander vergeleken, kennelykis,nbsp;dat dit woord meerder de regte gefteltheit der faken in figh felfs, alseenigenbsp;andere aannemclyke giffingen, hoe wel fy ook op een goede redeneeringenbsp;gegrond fchynen , aantoont. En over fulks (dewyl op de laatfte manier tenbsp;jchryven menfehelyk is) de eerfte, wanneer de ondervindinge tegen dcnbsp;gevolgen van de redeneeiingen fchynt aan te loopen, gelyk als hier,nbsp;meer als menfehelyk is, en dien volgens Goddelyk moet gehouden werden.

Dat nu de ervarentheit met alle het geene een goed Philofooph door de reden , uit de kennifle van de kragt des waters, met veel waarfchynelykheit afleiden foude, in defen regt ftrydigh is, is te voren getoont. Want die oic

Ppp 3

-ocr page 510-

486 nbsp;nbsp;nbsp;XXL BES C H O ü W I N G E.

de uitwcrkfelen van het geweld van zee’n en rievieren in het overftroomea en affpoelen van landen gefien heefti fchynt met goed regten reden temogen befluiten, dat het drooge dagelyks verminderen, en de wateren ondiepernbsp;werden moeten. Waar uit dan by een nader en goedt gevolgh kan afgeleidnbsp;werden, dat defe verminderinge onophoudelyk en geduurigh gefchiedende,nbsp;in meer als vyf duifend jaren, de bewoonbare aarde, of geheel afgefpoelt,nbsp;of ten minften Teer veel foude moeten kleinder geworden en afgefleten fynlnbsp;Nu tegen alle defe raifonnementen aan blykt by ervarentheit het tegendeelinbsp;dat mifi'chien, indien niet de ondervindingen van foo veel eeuwen dit fcker maaJe-tcn,by weinigh Philofophen gelooft foude werden. En by gevolge liet men ,nbsp;dat, als boven gefegt is, alhier een ftraal van de Goddely khcit van dit.woord fighnbsp;vertoont, als yets met klare woorden voorllallende, dat in de fake ondcr-vindelyk waar, en na alle apparentien anders ongelooffelyk is. Immers alsnbsp;het, gelyk hier, foo algemeen neder geftelt werd} dat men uit defe woorden klaar genoegh kan befluiten, dat de fin is, dat dit wonder,foo langhdcnbsp;wereld Haat} ftand fal hoijden.

57. Om tot yets anders over te gaan.

Het is bekent, dat alle Aard-Befchryvers deffelfs opper-vlak in vyf riemen ^ZoKiS genoemt) afgedeelt hebben. De eerfte is by h-ïiax óc brandendenbsp;relds-riem {Zona Torrida.) Dit is de vlakte die figh van écnMq^uator e/, Tab.nbsp;Xy. Fig. I. wcderfyds rot beide de foo genoemde keerkringen {Fropd) abnbsp;en ed uitftrekt.

Dat nu alle Oude Geographi voor een vaftewaarheit gehouden hebben, dat defen riem, door de onverdragelyke hitteonvrugtbaarenonbewoonlykwas,nbsp;is uit hare fchriften openbaar genoegh} en indien men op de werkinge dernbsp;Sonne in andere werelds-deelen agt geeft, niet te onregt: nadien dit grootcnbsp;cn brandende ligt figh altyd indenkringhAyD(£r//^WiJofSons-weghge-heeten) bevindende alle jaren tweemalen regt boven die landen gaat, dienbsp;tuflehen defe twee keer-kringen ab en cd gelegen fyn.

En heeft dit, in den uiteiiyken aanfien feer redelyk gevoelen, foo langh onder alle plaats gehadt-, tot dat de ondervindingc het tegendeel kerende,nbsp;in defen de Godheit en onbedenkelyke Wysheit des groeten Makers toonde jnbsp;die de alles verfengende hitte, welke uit het opfigt van defe landen tot dennbsp;Sonne-loop nootlakelyk fcheen te moeten volgen, door andere middelenbe-ktce defelve te befchadigen.

§. 38. Om van dit wonder verfekert tc fyn, behoeft men alleen hetvoren nogh eens aangehaalde Eiland Thomè ten voorbeeld te nemen} het welke onder de Unie, als hier in X, in het midden van de Zona Torrida gek-gen is. Waar van noghtans alle die het felve befchryven eenllemmighiyknbsp;de gefondheit der lugt voor de inboorlingen, en de vrugtbaarheit getuigen.nbsp;Men behoeft alleen den kleinen Atlas van iUir^a/ördaar toe na teflaan ,ot ooknbsp;andere.

Ik

-ocr page 511-

Van de Aarde nbsp;nbsp;nbsp;4S7

ric bidde nu yder,die nogh twyfFelt of de wereld tnet wyshcit gemaakt is, by figh felfs te overleggen j of hy van onwetende Natuur-wetten, ofeenlosnbsp;en onverftandigh geval kan afleiden 5 dat (op dat de Sonne dit Eiland nietnbsp;onbewoonelyk make) een bergh in het midden van het felve met veel boflehennbsp;bewaflehen geplaatfl: is. Welks top, niet tegenflaande de hitte aldaar allesnbsp;fchynt te moeten verdroogen, met foo veel wolken altyd bedekt is j dat denbsp;daar uit nedervlietende wateren genoegfaam fyn niet alleen om andere vrug-ten, maar ook fuiker-rieden te doen groeyen. Soo verre felfs, dat in de al'nbsp;derheetfle dagen defenberghfigh altyd meeft bewolkt vertoont} nadien alsnbsp;dan meerder vogten door de grooter hitte uit de zee opryfen en de lugtnbsp;door meer warmte figh (lerker uitfettende, de in figh gemengde water-dara-pen fnelder na de koude en fchaduwaghtige plaalfen van defen bergh toevoert, en defelve alfoo dikker op een doet loopen, en fwaarder wolkennbsp;maken. Hoe nu de bergen hier toe dienen, is reeds te voren eenighfintsnbsp;getoont.

Indien nu ymand, die hier in geen Goedertieren Godterkennen wil, dit,, als juift eigen aan defe eenigc plaats, en by gevolgh alleen by geval gefchie-dende mogt aanmerken} kan hy uit de belchryvinge van andereenvannbsp;dagascar in de Geographie van M, Robbe leeren, dat in het midden van ditnbsp;Eiland ook boflehen en bergen fyn^ waar uit na alle kanten rievieren vloci-jen} die het felve (fchoon in het alderheecfte deel des werelds ten cpfightnbsp;van de Sonne gelegen) in vrugtbaarheit met de belle landen der aarde ge-lyk maken: enkan men dit aangemerkt fien ontrent veel andere plaatfen,

§. 5P Dogh ingev.aile nu andere van defe ongelukkige Philolbphen wederom na hare wyfefwarigheitmogten maken} endenken, dewyl dit voorgc-feide op veel plaatfen gebeurt, dat fulks uit Natuur-wetten volgt, die dit nootfakelyk mede brengen. Sullen fy de ongegrondheit van dit gevoelen,,nbsp;uit andere en van de voorige verfchillendc middelen leeren kuiincnj Welke de Wysheit Godts, boven de voorfeide tot het vrugtbaar maken van land-iftreeken, die anders door de Son fchynen verfengd te moeten werden, gebruikt..

Om van Egypten niet weder te fpreken, het welke na by de, Sons keer-kringh ab^ en met fyn eenc uiterfte onder defelve legt: alwaar men de alder— grootlle hitte oordeelt te wefen} om dat de Son niet alleen tweemaal des.nbsp;jaersTegt daar bovengaat, gelykin alle plaatfen van de Zonadtorrida-, maarnbsp;ook om dat fy veel langer tyd boven de landen ontrent defe keer-kringh gelegen liaan bly ft, als by den ^Equator, daar fy rafler voor by gaat} welk ..Egypten»nbsp;noghtans door het ovcrvloeyen van den Nyl tor een der alderovervloediglleen inbsp;vrugtdragenlle landen der wereld gemaakt werd} kan het anderfints dorre en.nbsp;nkgedroogdeSwartenland (Nigritia, Nigritarum Regio ) totcenbewysftrek--Iten. Het welke ook in bet heetfte *Van dele Wcrelds-riem figh van 8. toenbsp;ij graden breedte, en dienvolgens tot digt aan den keer-kringh .van Cancer.-ab uitftrekt j cn- op defelve wyfe door de Rieyer dc Niger 'ovcrllroomE

werd;.

-ocr page 512-

48S nbsp;nbsp;nbsp;XXL BESCHOUW INGE.

werd; die een foort van flib op de anderfints door hitte verfêngde landen jaarlyks latende, defclvc de vrugibaarfte van ganfch Africa doet fyn. Siet vannbsp;defe M. Robbs Geegraphie en boven defe verfcheiden grooterievieren totdefel-ve nuttigheit gebruikt, in F%reni Geograph. L. I. Cap. XFI. §. 20.

Veele aldaar genoemt, en onder defelve dc Kievier de Zaïre, loopenalleja-ren over hare oevers j en maakt defe het Ryk Congo daar de lugt b'y helder weer cndragelyk heet is, vrugtbaar in alle foortcn van gewaden, dietoc het leven nootfakelyk fyn. Die daar over verwondert wil liaan, en horen,nbsp;hoe in foo brandend een climaat een foo grooten overvloed van alles uit denbsp;aarde fpruit; lefe wederom de voor aangehaalde Geographie van M. Robhe ynbsp;en by den meer gepreefen FarenuSy hoe den Indus en Ganges, altydinjuny,nbsp;July en Augullus overloopende, gehecle omleggendeRykenbevogtigen,ennbsp;in een grooten trap vrugtbaar maken; ook aan de inwoonders aldaar dienennbsp;om figh tegen de andere maanden in welke by na geen regen valt, van water te voorfien.

Op hoe wonderlyk een wyfe men verder de hitte van defe brandende we-rclds-riem, door koelte en regenen op verfcheiden plaatfcn gematigt fiet j kan by Farenus L. II. Cap. XXFI.%. ii. gelefen werden: (00 verre felfs,nbsp;dat door andere middelen, die de Wysheit des Almagtigen alhier gelieft tenbsp;gebraiken, de faifocnen dikwils als reght tegen het naderen en verwydercnnbsp;der Sonne fchyncn aan te loopen. Alle de oorfaken daar van te onderfoekennbsp;foude hier een veel te langh, en na alle waarfchynelykheit een vergeefsnbsp;werk wefen.

§. 40. Laat ik nuaandefe waarly k erbarmens waardige Philofophen, die alles willen fonder wysheit van den Schepper en Onderhouder foo geworden te fynnbsp;als het is, nogh eens vragen j als ymand middel gevonden hadde, om aan een kleinen landilreck een gematigder lugt en het nodige water te verfchaften, welkenbsp;fonder dit met menfehen , dieren en planten van droogte en onvrugtbaarheit foude moeten vergaan; of men foude kunnen ontkennen, dat de wysheit van dienbsp;fulx uitgevonden en uitgewrogt hadde Cinfonderheit, alsdekenniflecnmagtnbsp;der meefte en verllandigfte menfehen figh daar toe ook te klein bevond) tennbsp;hoogden pryfens waardigh was, en of fy of ymand foude kunnen denken,nbsp;dat de water-leidingen, waar door in de uitgemalenmeiren vanNoord-Hol-land, by gioote dioogtens , de landen bevogtigt, en aan het vee drank ver-ichaft werd, fonder wysheit van een Iifgenieur aldaar geworden fyn.

Nu fiet yder dit gefchieden, niet in droogh-gemaakte meiren, maar in foo wydt uirgcflrekte Koninghryken; niet eenigh vee gedrenkt, maar tnÜ’nbsp;lioenen van menfehen, millioenen van wilde en tamme dieren, milUo^nennbsp;van boomen, heederen, kruiden en andere gewaden daar door by herleven bewaart; niet cenige weinige raq-gen lands, maargeheeleengroote,anders onnutte werelds-deelen, daar door vrugtbaar gemaakt, en in Haat geilek,, om uit den overvloed van hare vrugten hare aangenaamheden ook

' nbsp;nbsp;nbsp;aan

-ocr page 513-

Vm de Aarde .

aan andere volkeren mede te deden. Hy fiet hier geen kleine fluiièn of molens, die alle jaren ten koften van de landen onderhouden moeten werden, toe gebruikt; maar fchroomelyke gevaavtens, en geheele gebergtens daarnbsp;toe dienen. Die eenmaal door den Opper-Ordineerder daar geftelt tot noghnbsp;toe, fonder lall van die het voordeel daarvan genieten ,bequaam geblevenfyn,nbsp;om duifenden van jaren fonder Ilytinge of verminderinge in dit haren groo-te werk te volduren. Hy fiet hier geen uitgedolven graften, vaarten, togt-of ring-flooten van eenige weinige roeden breedt. Maar ontfachclykc wa-ter-ftroomen, en de grootlle Rievieren der wereldt daar toe dienftbaarnbsp;fyn.

Dewy 1 nu dit alles onvergelykelyk heerlyker en van meerder nuttigheit is,als het geen yder in de gefeidemeirenwilligh erkent op een verftandige wyfe doornbsp;menfchelyk vernuft uitgewrogt te fyn j wat reden kandoghdefe ongelukkigenbsp;Philofophen daar toe brengen, dat fydit ffaande houden fonder wysheit fooda-nigh gefchikt tefyn ? Wat grond van eenige redelykheit is’er dogh, dat defe ellendige in kleine faken het verftant des Makers fienjenbelydenfulkstefienjnbsp;en inondenkclyk grooter en vcrwonderlyker dat loochenen? het geen nog-tans onder alle, die de Atheiftifche gevoelens aanhangen, in ontelbare gevallen gemeen is. Dient dan deMajefteit en Heerlykheit van het doen vannbsp;den Schepper en de grootheit fynerwerken, fyne goedertierenheit over foonbsp;veel menfehen en beeften alleen aan defe Ongelukkige, om hem foo veelnbsp;gerufter te kunnen loochenen ? Meermalen is my dit voorgekomen, als eennbsp;verborgen oordeel van een foo onwaardigh door haar gelafterde Godtheit jnbsp;die haar aan figh felfs overlatende, de leugen toe laat te geloven*, en om fynnbsp;regtveerdigen toorn over haar bekent te maken, in het grootftc ligt haarfte-ke-blind laat blyven. Is dit de reden niet, laat fy ons eene andere geven,nbsp;¦Waarom fy in kleine en by na veragtelyke faken met andere mcnfchcn ontrent der makeren wysheit over een ftemmen, en in grooter en gewigtiwernbsp;voorwerpen, alleen als’cr een Godt te erkennen is,een foo van alle v^ltan-dige ver{chillende,en voor haar felfs foo gcvaarlyk en in eeuwigheit verderl-felyk gevoelen voorftaan,

§. 4r. Na defe brandende Wcrelds-riem ah dc Tab. XF. Fig. i. volgen wederfyds twee andere, ahhg.yC.rx cdki-, in opfigt van de minder hitte, alsnbsp;in de ZonaTorrida ahcd.y en minder koude, als in de twee yfige of koudenbsp;riemen gph en imk.y en daar door, om dc meerder gematigtheit van lugt,nbsp;gematigde temperata genoerat.

Nemende dan p voor de Noord-pool, a h g h Ac Noorder , en cdkiy de Zuider Zona temperata; waar van de cerfte by ons bewoont werd,nbsp;cn by na geheel Europa, het grootfte gedeelte van Afia, en alle die landen ennbsp;Zee’n begrypt , welke men op de globe ofin de Wereld-kaarten tufièhen dennbsp;Tropicus Cancri en depolare Cirkelgh afgebeeld fiet. De 2,n\AtvZona tem-p«rata cdki, gelyk daar ook te fien is, werd mceft van zee’n beflagen.

Qqq nbsp;nbsp;nbsp;§. 44. Ou-

-ocr page 514-

490

XXr. BESCHOUWING

§. 4Z. Onnodigh. is het alhier van defe Noorder 'Zona een byfonderc ult-breidinge te maken. Alles wat rontom ons, en in alle defeBefchouwingen aangetoont is, kan meeft daar toe gebragt werden, om de Magt, Wys-heit en Goedertierenheit Godts, die Hy in defe Werelds-riem doet uitblin-^nbsp;ken, aan yder te doen Hen. Dit is waar, dat fy in vrugtbaarheit, gema-^igtheit van koude en warmte, infonderheit in verftandigheit van hare be»nbsp;woonders voor geen gedeelten der w ereld wy kt jdewyl het feker is,dat defelve ianbsp;het beftieren van bare landen, in den Koophandel, in Scheepsvaart, in Krygs-^nbsp;kunde, en in onnoemelyk veel andere weetenfehappen alle andere volkerea.nbsp;verre te boven gaan.

Maar het aller groofte goed,dat defen Werelds-riem boven alle andere deelen des ganfehen Aardbodems in defe tyden onvergelykelyk verheft, is, dat dcnbsp;kennillè van den waren Godt en fynen regten Dienll haren fetel aldaar te-genwoordigh hebben, na dat defe heldere Sonne in het nu ongelukkigh..nbsp;^Jiea is ondergegaan. Defe volkeren (dat alle menfchelyke dankWrheittenbsp;boven gaat) heeft den gedugten Schepper der aarde verwaardigt om figh-felfs en fyn H. Woord bekent te maken, en defe kenniflè van daar tot aadc-re volkeren over te brengen,.

Een regt vrome , een Godt vrefënd'e en lief hebbendeHele fal niets ver-foeyelyker,. niets dwafer agten, als te denken, dat ook defen Godtsdienft by geval ,of door een onbefonnen noot-dwangh van natuurlyke wetten,fyne foonbsp;billykc, en boven alle andere dienden der Afgoden foo Gode betamelykenbsp;gronden heeft verkregen.. En indien een Atheift maar de moeite oit heeftnbsp;willen nemen, van Godts Aanbiddelykc Wysheit in dit woord en de grondige kenniflè daar in van alle Schepfelen na te fpeuren y de nette vervullingennbsp;van foo veel voorfeggingen met de Hiftorien te vergelyken gt; dc wonderlykcnbsp;bewaringedes felven Woords tegen het woeden en vervolgen van de groot-lle Opper-Magten des Werelds te befchouwen j fal hy weinigh redenen kunnen bybrengen, om een onpartydige te doen geloven y dat het alleen by geval , of door onverftandige noot-wetten toegekomen is , dat Godtin dit gedeelte der wereld op de wyfein dit Woordvervat, gedientwerd.

§. 4^. Soo dwaas en onfinnigh (op dat ik hier defe harde woorden gebrui-

kc) fyn de Godtloochenaars nogh noit geweeft, dat fy den indruk, die y-der van een Godtheit heeft,, of fynen dienfl, (hoe feer fyook alles daar va? afleiden) ook aan een. los geval of fatale nootfakelykheden toegefchreveönbsp;hebben. Waarom fy nu een anderen uitvlugt hebben moeten foeken,.fchryquot;nbsp;vende fiilks aan de ftreken van groote polity ken toe,, die daar door het volknbsp;in toom getragt hebben te houden.

Dat c it in eenige Heidenfchc Religiën, en ook in de Mahometaanfche plaats gehadt heeft, is wel te toonen j om dat fy door geweld van wapefloi^nbsp;rigt fyn: Maar niets is’er onmogclyker, als dit van de Chriftelyke Godtsdienft ftaande te houden. Want ishet de argliftigheit van

-ocr page 515-

Van de Aarde '.

Piincen geweeft om een Woefte roeenigte te bedwingen j waarom heeft defc argelifiigheit, nogh al haar magt, die fy boven de eerde daar toe hefteed hebben, na dat hondert duifenden om de bclydenifle van de Heere Jefus uitge-roeit waren, een klein, ongeagt, onnofel , ongelettert, en onweerbaarnbsp;volksken, niet kunnen onderdrukken , en die aan haar Atheiftifch Opper-

fefagh foo verderffelyke maximen niet te boven kunnen komen? waardoor e menfchen wel geleert wierden aan alle magt en, die over haar gefteltlyn,nbsp;onderworpen te wefen; om dat’er geen magt is, als van Godt, endemag-ten die daarfyn, van Godt verordineert fyn. Rom. XIII. i. Maar ook aan dcnbsp;andere fyde, (het welk voor eelt;i Atheiftifch Opper-hcer, die alles alleen nanbsp;fyn welbehagen wil beftieren, geenfints te dulden was (de onderdanen ver-pligt wierden, ingevallc den dienft en geopenbaarden wille Godts, ook doornbsp;«e groofte Monarchen mogte tegen gegaan werden, aan haar vrefe en gc-hoorfaamheit in dat geval te weigeren. Is ’er oit een eenige Religie meerdernbsp;gekant geweeft tegen een Opper-magt, die geen Godt erkent, als defe?nbsp;hoe wel fy in andere gevallen de aldergehoorfaamtte Onderdanen maakt.nbsp;En kan eenigh Opper-Regeerder, die de Religie maar voor een toom desnbsp;volks houd , eeniglints verdragen, dat ’er foodanigh eene plaatfe onder fyn

gebied grypt? daar men Onderdanen, cn onder die de aldergeringftc, hoort ggen, A6lor. V .zlt;?. Men moet Gode meergehoorfaam fyn.) dan de menfchen.nbsp;En daar den Infteller der felve aan de belyders dien uitdrukkelykenlaft geeft ,nbsp;als fy om fynen name vervolgt werden: En vreeji u niet voor die geene die hetnbsp;lichaam dooden^ en daar na niet meer en kunnen doen-, maar Ikfal u toonen'wienbsp;ghy vrefen fult-) vreeft dien^ die^ na dat hy gedoodt heeft ^ ook magt heeft in denbsp;helle te -werpen) ja ik fegge -vreeft dien, Lucas XII. 4, f- Waar uit dannbsp;een Athcift fclfs kan oordcelen, indien alle Religiën aandedoortraptheitvannbsp;Staat-kundigen alleen baar oorfpronk Ichuldigh waren , ofdelè Chriftclyke nietnbsp;al over langh haar einde moefte gevonden hebben: en dit door foo veel bloedige vervolgingen en woedende wreedheden van de grootfteBeheerfchers dernbsp;wereld niet hebbende kunnen te weeghgebragt werden j ofdefelve niet doornbsp;«en hooger en onbcgrypelyker magt, tegen alle de poogingen van die de-felve wilden uitroeyen, alleen bewaart moet fyn van haar begin tot defcnnbsp;aagh toe.

§gt; 44- Om nu na defen aftredt weder ter lake te komen i het is onloochenbaar, dat in defe gematigde Noorder Riem tegenwoordigh de aldcrverftan-diglte menfchen woonen j waar van de meefte eenen Godt, enVryBeheer-fcher van alles belyden; én daarom blykelyk, dat de erkentenifle van een Godtheit, die alles gemaakt heeft en onderhoud, by de wyfte van alle vol-heren aangenomen is- en van defelve voorgeftaan werd. Indien hu eenbe-klagelyk Twyffelaar aan dele grootc waarheden, niet de alderverftandighftenbsp;Voor de alderargliftigfte bedriegers, de minder doorllendc voor bedroogencnbsp;Wil houden, cn figh felfs alleen de wyite en opregtftc van allen oordeelente

Q^qq j nbsp;nbsp;nbsp;fyn

-ocr page 516-

4P2'

beschouw INGE.

fyn, (dat by alle menfchcn voor een verfoeyelyke prsefumptie moet doorgaan ) fal hy uit het vergelyken van dit alles ten minllen reden vinden, onv wat fyne Philofophie hem tot nogh toe heeft mogen leeren, figh in ftilheitnbsp;neer te fetten, cn nader te onderloeken j ofindefênwaan, van alleen wys tenbsp;lyn, te willen blyven niet een volkomen dwaasheit is; en of de bewyfen, dienbsp;andere gebruiken, om te toonen dat ’er een Godt is, niet kragtigcr fyn, als dienbsp;hy tot nogh toe in tegendeel aangehangen heeft; eindelyk, of uit de werken dernbsp;Nature foo wel niet des Scheppers Wysheit, als uit die van de kunft, hetnbsp;verftanddes Makers af te leiden is. Welke moeite foo hy gelieft te nemen gt;nbsp;fal hy reets veel ge vordert fynj. indien hy niet volkomen aan fyn ongelukkige redeneeringen overgelaten is.

§i 4y. De twee laatfte Werelds-riemen XV. Fig. i. fyn die men de noemt, iZona: Fngidie) ae Zuidelyke ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ aan de Zuid- poolgelegen,

fchynt nogh hy de Wereld-Befchryvers geheel onbekent, en werd inde kaarten feer onfeker of met zee’n of met de Ferra Juftralh incognita., oihetnbsp;onbekende zuid-land

De Noorder koude Riem gph , infonderheit als men wat verre na de Noord-pooljj komt, vertoont niet anders, als meed: onbewoonde woelle-nyen,enwildernifl'en van ongurefteenrotfen,enys-cntheeu-bergen. De be-fchreven verhalen , van Nova Zmbla , Spitsbergen, en Groenland kunnennbsp;daar op nagefien werden.

§. 4(5. Ontrent de woeftheitvan deleNoorder gedeeltens der Aarde,hadden het de Philofophender voorgaande eeuwen beter geraden, als ontrent dc onbewoonbaarheit van de Zona Torrida gt; daar hare gillingen dc waarheitnbsp;ganfeh niet getroffen hadden, als boven getoont is.

Meermalen is my met ontfach en verwonderinge voorgekomen de ma-niere, op welke het H. Woord van de natuurlyke faken fpreckt, en hoe verre het felve alle gedagten der Wereld-wyfen te boven gaat. Om daar weder een voorbeeld van te lien, behoeft men allcenlyk de woorden Jobs, Cap,nbsp;XXVI. 7. na tellen; Hy breid het Noorden uit over het woefle.

Hoe will den H. Job dat het Noorden, en wel het Noorden alleen woed: was ? daar Groenland en delTelfs yfige woeftynen doe nogh by niemand bekent waren. Die nu weinigh agtinge voor de Goddelyke Schriften heeft,'nbsp;fal het hier aan geen antwoord ontbreken, en ons feggen, dat fulks aan Jobnbsp;bekent geweell is, om dat er al in die tyden een gemeen gevoelen onder denbsp;Philofophen plaatfe hadde, ftellende, dat het Noorden binnen, den polarenbsp;cirkel ^ A gelegen om de koude onbewoonlyk was , gelyk men die gedag*nbsp;ten by andere in later eeuwen nogh vind nagelaten te fyn.

Maar indien defc reden doorgaat, fuUen die dit feggen, ook wecten, dat die felfde Philofophen met niet minder verfekertheit llaande hielden, dat dcnbsp;brandende Zona abde ten Zuiden gelegen, foo wel onbewoonlyk was doornbsp;hare hkte , als defe Noordelyke gph om hare koude. Soo dat, indien Job,

-ocr page 517-

Fan de Aarde. nbsp;nbsp;nbsp;quot;

''olgens de vaftftellingen der als doe in gebruik fynde Pliilofophie dit gefegt hadde j hy van het Noorden alleen in defen niet moefte gelprokcn hebben.

Nu laat ik aan alle onpartydige oordeelen, of den Geeft, daar dit W oord door befchreven is, verre yan fighnademeeningeookvandetediertydberoemftenbsp;Wereld-wyfen te willen fchikken, niet met meer kennifle van degefteltheitnbsp;des Aardkloots fpreekt, als de grootfte en geleerdftcGeo^rissp^z in die eeuwennbsp;magtigh waren te doen •, toonende, dat met hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alleen aan het Noor

den te bepalen, de bewoonbaarheit van die Zuider Werelds-deelen, welke by de Aardkloot-Befchryvers le onregt voor woeft om de gfoote hitte doorgingen, aan hem al is bekent geweeft in die tyden, als nogh de gechele geleerde wereld in cenganfeh andere meninge was jen of dierhalven dit Woord,nbsp;netter fprekende, dan eenigh menfehe van defe fake doen konde, niet metnbsp;regt in fyn afkomft voor meer als menfehelykgerekent werd.

§. 47. Dewyl wy nu van de Gewellen fpreken, die onder de Polen leggen, kan ik een anderen text ten felven einde dienende, niet wel voor by gaan. Menlecft XXXVIII. 10, 17, 18. dat den gedugten Scheppernbsp;aan Job fyne aanbiddelykeHeerlykheitenJobsdaarby onvergelykclykeklein-heit willende vertonen, daar toe aan hem een groot getal faken voorfteltnbsp;die door fyne Almagt voortgebragt, en by de menfchenonnafpeureiyk waren. Dit fyn de woorden: Syt ghy gekomen tot de oorfpr ongen der zee, enhebtnbsp;ghy in het onderjle des afgrondt gewandelt. 17. Syn u de poorten des doods ont~nbsp;dekt^ en hebt ghy gefien de poorten van de fchaduwe des doods? Op welke onbe-antwoordelyke vragen hy defe laatfte laat volgen: Syt ghy met u verfiand gekomen tot aan de breedten der aarde ? geeft het te kennen, indien ghy dit allesnbsp;quot;Weet.

Het is by de Taal-kundige bekent, dat het woord (Ilitboneen') alhier verftand komen overgefet, ook ondervindingen te nemen ondervindelyk te let-

beteekent. Soo werd het op veel plaatfen, eni Con. UI. zi. mciletten op yets vertaalt en wel ondervindelyk te letten, vermits de vrouwe feide op hetnbsp;doode kind te letten of het ook haar eigen was, dat hier ondervindinge te Wf-men, of by ondervindinge te letten klaarly k fchy nt te betekenen.

Ten anderen is hier aanmerkelyk, dat alhier niet wurïditbreedte, roaarvan de breedten der aarde-ny het veel-getal gefproken werd} en infonderheit,nbsp;dat volgens de eigenfehappen van de rale, dit woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(alhier, gelyk.

de Grammatici feggen, in regimine of forma conflruSld llaande) in een bepaalt, twee-tal kan genomen werden: foo dat de fin van defen text volkomen ooknbsp;defe kan fyn; Syt ghy met u verf and, u oplettinge en ondervindinge ook gekomennbsp;tot de beide breedten der aarde ?

Dat nu defe Vrage met regt ook tot de lbodanige behoort, door welke den grooten Maker van alles aan Job fyne onraagt en nietigheit konnbsp;doen bekennen, om met reden dit daar by te kunnen voegen.- Geeft

Q^q q 5 nbsp;nbsp;nbsp;hst

-ocr page 518-

494

XXI. BESCHOUWING E.

het te kennen^ indien ghy dit alles quot;weet: Sal men uit het volgende kunnenbe-fluiten.

Het is by alle Geographi bekent, dat aan alle plaatfen op den AanJkloot gelegen een lengte en breedte des Aardkloots toegefchreven werd.

Ti-tlengte van een plaats rekent men van het weften ooftwaarts op, in detl AEquator e f 'Tah.XF'.Fig. i. beginnende van fckcren halvcn cirkel, die doornbsp;de twee Polenpenm gaat j by voorbeeldlij;® j welke men den eerjien Meridiaan noemt, om dat de tellingc daar van begint. En foo is de boohg e xnbsp;in den Mquator het verfchil der lengte , van alle plaatfen , die in beide denbsp;Meridianen of halve c\vkth pem cnpxm gelegen fyn.

Nu heeft de ervarentheit geleert, dat den Aardkloot meermalen van het ooft na het weft omgevaren fynde , men ondervindinge van deflclfs geftelt-heit \n lengte gekregen heeft j waarom, indien alhier gevraagc was, of mennbsp;met fyn verftand gekomen was tot de lengte der aarde j men tegenwoordighnbsp;dit mc.t ja foude kunnen beantwoorden.

Gelyk’cr nu eene lengte der aarde is, foo fyn’er by de Wcrcldt-kundigcn nltyd twee breedten der felver aangemerkt; beide beginnen fy van dennbsp;tor efy en eindigen de eene in de Noord-pool^, de andere in de Zuid-poolnbsp;tn. De eerfte noemt men daarom Noorder- , de laatfte Zuider-breedte.nbsp;De breedte dan van elke plaats als ® of y op den Aardbodem , is de booghnbsp;nx o£ van die Meridiaan, of van den hal ven cirkel pnxqm^ die door dcnbsp;plaatfe y of«, en beide Polen ptVim gaat; welke boogh tuffehen de plaats x,nbsp;daar defen Meridiaan den Mquator e f doorfnyt, en de plaats q of n fclfs begrepen is. Soo is xn of e a of bfóc Noorder-breedte van de plaats®; enxqnbsp;of ec of fd de Zuider-breedte van de plaats q-, tn p x is de breedte van denbsp;Noord-pool/i; gelyk mx die van den Zuid-pool m. Weshalven ondervindinge te hebben van de twee breedten der aarde , is ondervindinge te hebben, hoe het op den Aardkloot van den Mquator ef, of tot aan dc Noordpool p, of Zuid-pool m geftelt is: te rekenen volgens een van de Meridia-nenpem^ of pxm^ pfm^ of eenige andere cirkel na believen, indien defel-ve maar doorbeide de Polen gaat.

§. 48- Dat nu defe vrage ,of Job door ondervindinge gekomen was tot beide defe bieed^n d^ aarde, by hem en alle menfchen onbeantwoordelyknbsp;is; kan uit de Reis-Befchryvers van die oit ondernomen hebben de Poolennbsp;p ofmlt;f of de laafte giadcnvan defe beide breeten te naderen, ontcgcnlprc-kelyk afgenomen werden.

Het is (om hier bewys van te geven) fonder fchrik nauwlykstelcfcnindc Ondcraardfehe Wereld van Kirchetus , het geen hy met een geheel regift^**nbsp;van getuigen verhaalt; namelyk dat, als men de Noord - pool /nadert, de zeenbsp;met foo on weder ftandelyk een kragt na defelve toegevoert werd,nbsp;lyk als van een ftcilte derwaarts ftort j dat veele, die het ongeluk gehadt hebben van in defe ftroomen te geraken, met de daar by fynde menfchen en vaar-

^ nbsp;nbsp;nbsp;tuigen

-ocr page 519-

Van de Jar de I

tuigen weghgeftcept en noit weder gefien fyn; en dat, die na deZuid-pool mtrsigten te varen, de zee met Too vreeffelyk een geweld bevinden van daarnbsp;af te vloeyen , dat men met geen winden of riemen verder zuidwaarts komen kan.

Ik late dit verhaal in fyne waarde j maar hoe weinigh hoop men ftcllen kan, om oit tot de Polen of de volkomen breedten der aarde te komen, kannbsp;men uir by na alle Reis-Befchry vers, die oit derwaarts figh begeven hebben,nbsp;leeren. Immers, dat ten tyde van Keplerus^ over een groote eeuw, noghnbsp;alles daar onbekent was, en men niet wifte of onder de Poolen zee of landnbsp;was, 1^‘A.nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Epitome Jftronom.pag. 166. en lyo. genoegfaamgefien

werden. Ook toont de Heer de Stair in fyne Phyjiologie de onoverwinnelyke fwaarigheden van oit derwaarts te kunnen doordringen: feggendep^». 487.nbsp;Dat als de Hollanders in het Noorden eendoorgangh nadeOoft-Indientrag-teden te vinden j en fy daarom by de Pool genoodfaakt wai-en den wegh te foe-ken, het compas fyne gehele wyfingc en direftie verloor; waar door allenbsp;hoop om vei-der te komen genoegfaam fcheen afgefneden te fyn. Immers,,nbsp;om te hen, dat het nogh aan alle onbekent is, hoede landen onder de Poolen fyn, behoeftmen denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van den Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;iip. alleen

na te haan; die fulks aldaar ook met ronde woorden ter nederftelt, daar by doende om de mocyelykheit, foo niet de onmogelykheitdaarvanuittedruk-^nbsp;ken, defenwenfeh: Ochofmendefegewefteneensmogtefien.

Maar fchoon het ymand al mogelyk mogte denken te wefen, datdemen-fchen in de volgende eeuwen hier toe eenigh hulp-middelmogtenuitvinden} werd de volllrekte onmogelykheit van oit de laafte trappen van defe breedten te kunnen bereiken, dagelyks by geduurige nieuwe ondervindingen aannbsp;yder klaarder. De vergeeffe pogingen van de grootlfe en ondememenfte

Mannen der wereld fyn daarvan t’elkensnieuwe getuigen. Dogh, hetgeen

verder voor het toekomende alle hoop daar van geheel ydel maakt, fyn de on* bereisbare en den wegh altyd hoppende ysbergen, die jaarlyks van onfe'nbsp;Groenlands-vaardcrs aldaar gevonden werden: welke naallewaarfcheinelyk-heit haren ouderdom met de Wereld by na fouden kunnen gcly krekenen; nadien nimmer de Sonne daar foo veel kragt fchynt gehadc te hebben, dat fynbsp;die, door foo meenigvuldige en lange winters bevrofenc fchotfen, en ys-¦^clden heeft kunnen fmelten. Soo d^at den toegank tot de Polen en hetui*nbsp;terfte Van defe breedten te vinden, altyd ondoenlykisgeweeh, cnfoolanghnbsp;de aarde op defe wyfe van de Sonne befcheenen werd, na alle waarfchy-nelykheit fodanigh blyven fal. Waaromme dan defe vrage met groote reden aan Job, om fyne en aller menfehenonmagt te moeten erkennen, voorgc-ftelt is.

Het geen nu deflelfs Goddelyken Autheur ten vollen fchynt aan te toonen.^ k eer ft; dat ten tyde van Job, de wereld alleen, volgens het Zuiden en Noorden 5..nbsp;ctfquot; volgens de breedten ront omme tebereifen, onmogelyk gchelt werd; fonder

eytamp;

-ocr page 520-

4p6

XXI. BESCHOUW INGE.

yets van de lengte, of fulks volgens het Ooft en Weft te doen, te melden; daar nochtans tot het laatfte als doe foo weinigh hoope febeen, als tot het eerfte.nbsp;Waar uit af te nemen is, dat het geen na een verloop van foo veel eeuwennbsp;gefchieden en niet gefchieden foude, aan den grooten Geeft, die defe vragenbsp;voorftelde, niet onbekent moetgeweeftfyn.

Het andere^ dat de Goddelyke afkomft van dit Woord aan yder, die re-delyk oordeelt, moet doen fien, is, dat geen menfche, die eerige wysheit hadden ,figh oit Ibude hebben derven onderwinden, de ongenaakbare palen vannbsp;alle menfchelyke pogingen ook voor de navolgende eeuwen te befchryven.nbsp;Het welke eghter in defe woorden gefchiet, en nogh te defer tydt na foonbsp;veel duifenden van jaren bewaarheit werd j niet tegenftaande den ruftelofennbsp;yver om winft te doen in defe laafte tyden aan foo veele, ook by na hope-loofe faken heeft doen ondernemen.

§. 49. Het fal niet nodigh fyn hier veel meerder van den Aardkloot te feg-gen, om tot ftoffe van verwonderingh en bewys van de Goedheit Godts en fyne Magt, en Wysheit te dienen: by naai het gcene of te vorengef^tis,nbsp;of nogh in het volgende gefegt fal werden, kan yder daar op toepalfélyknbsp;maken ; als in het meeft fiken betreffende, die of uit de aarde voortkomen ,nbsp;of van defelvc onderhouden werden, ofopdefelve gefchieden.

Ongelukkigh blind moet hy wefen, die in alles geen beoogt einde nogh wysheit fien kan.En hoe grootegedagten de Ongodiften ook voeden mogen vannbsp;harePhilofophie j die haar denAardkloot, als yets dat noodfakelyk en onverftan-digh, of gevalligh fyn wefen verkregen heeft, doet aanmerken; Ikverfoe-ke haar op defe eenvoudige vrage alleen opregtelyk te willen antwoorden ,nbsp;namelyk, indien fy een gewone aardfche Globe fien, daar aarde en zee opnbsp;afgetekent ftaat, of fy oit fouden kunnen denken, dat door onverftandige ennbsp;figh van alles onbewufteoorfaken, of een geval, dat fonder eenigebepalingenbsp;werkt, defe Globe voortgebragt isj en of fy nietfelfs daar vangenoegfaamnbsp;verfekert fyn, dat de Wysheit van een Maker aan haar die gedaante gegevennbsp;heeft. Nu dit foodanigh fynde, is hetdenkelyk, dateenredelykverftand,nbsp;aan het welke alle de deelendes waren Aardkloots, met der felver groot gebruik en nuttigheden, bekent fyn, in het famenftel van foo heerlyk een werk-ftuk geen wysheit van deffclfs Maker fal moeten merken? die in foo onvolmaakt en by het principaal foo veragtelyk een nabootfel, als een Globe ofnbsp;papiere Aardkloot is, felfs vaft ftelt, dat van alle menfehen moet erkent werden.

Op defe wyfe nu raifonneren veele van die beklagelyke Philofbphen ; en dit gaat by haar voor boven het gemeen verhevener gedagten te hebben. Iknbsp;late aan yder, en aan haar felfs te oordelen, of men fyn gedagten op eennbsp;onredelyker wyfe leiden kanj en of fy aan ymand, die maar de naturelykenbsp;billykheit volght, met vergenoegingh van haar felfs, op defe tegenwerpingenbsp;antwoorden kunnen.

XXII. BE-

-ocr page 521-

iSgt;7

XXII. beschouwinge.

Van het Vyer.

er geen

3-

4-S 6.

¦*3-

24.

^s¦

z6.

10.

11.

12.

ï3-

14.

!ĥ

16.

!• f~'^ergangh tot het Vyer.

2.. Ongemakken indien 'egt;

Vyer ontrent ons was.

Overtuiginge daar süt.

Het is nogh duijler wat Vyer is.

Eerjle gevoelen daar over.

Tweede gevoelen. Vyer fchynt een by-fondere Jioffe te fyn.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Eerfte. reden daar toe leidende.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Tweede reden.

Experiment.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Derde reden.

Experiment.

Vierde reden.

Experimenten-

Vyfde reden.

Versheiden Experimenten.

Sesde reden.

Experiment.

Overtuiginge uit het vorengefeide.

gt;_». (JTjewloei het f^yev.

17. nbsp;nbsp;nbsp;kVy^hgt;^it die dejfelfs kragten breidelt.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Vyer in de Aarde.

Hiftorien.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Vyer in de Lugt.

Experiment.

2 O, Overtuiginge uit dit vorige.

2 Petri III. 7, I o, 12.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit de betoominge vanheS

Vyer.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XVIII. S.

Bewaringe van het Lugt- en Hemel-

vyer, waar doorgefchiet ? Overtuiginge daar uit.

Job. Xxxvil. II.

Het werelds water is niet magtigh ont dit Vyer uit te hlujjchen.nbsp;Verfcheidene Experimenten.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Eenige Experimenten 4e Phos

phorus.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Vloeybare Phosphorus.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Bereidinge van de Phosphorus.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het voren z^efeide.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Hijiorie van den Grave Nadafti.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Of bouw des Joodfchen Eemfels ondernbsp;denKeifer Julmms.

22. nbsp;nbsp;nbsp;dejc .^ooh'VtlH

heit der Chriflelyke Religie.

34. hybeljche Hiftorien van het Vyer.

3J'. Geloofwaardigheit des Bybels bewefen uit het Jodendom.


§. I.

HOe wel wy nu de Aarde, Lugt, Water, en Vyer, niet gelykfom-mige voor de eenige hooftllofïen houden daar alles uil beftaat j en de Wysheit des Almagtigcn nogh kunnen nogh willen aan dit vier-tal bepalen; kan egter niemand tegenfpreken, dat fy alle in de famenftellels vannbsp;veel natuurlyke lichamen gevonden werden: waarom wy dan tot dit laatftenbsp;lullen overgaan.

§. 2. Is nu ymand nogh foo ongelukkigh? dat hy figh van diebeklagely-ke gedagten niet ontllaan kan , dat alles wat ’er is, ei ook dit V yer of by geval, of door figh onbewufte oorfaken, immers forder wysheit en eenighnbsp;beoogt einde gemaakt is; die gelieve in ftilheit by figh neder te gaan fitten j

en

Rrr

-ocr page 522-

498 nbsp;nbsp;nbsp;XXII. BESCHOUW INGE.

en befchouwe den Aardkloot en alles wat daar op is, in dien ftand, in welke hy figh bevinden foude, als ’er geen Vyer gevonden wierd.

Na het ondergaan der Sonne en andere Hetnelfche Ligten (ona hier niet te feggen, dat der felver ligt felfs ook ten grooten deele of uit vyer beflaat,^nbsp;of veel van bet felve alcyd met figh voert (by wolkagtige lugten, en in denbsp;nagten, wat v/^as de ganfche aarde van de naarfte en akeligfie onderaard-fche holen en kerkers vefchillende? dewyl niemand bequaam was, om fonder gevaar eenen voet voort tefetten,ofomyetsuitteregten.Sonder hetvyer,nbsp;dat ons door middel van kaarfen, lampen, fakkels en andere faken toeligt innbsp;defe donkerheit, was’er by nageenonderfcheit tulTchen onfen ftant, en foa-danige, die den halven tyd van haar leven blind fyn.

Sbnder dit Vyer waren de meefte voortbrengfeien der aarde, die aan de menfehen tot fpyfen, tot verquikkingen en lekkernyen dienen, onhequaamnbsp;om in veel landen aan ymand tot eenige van defe gebruiken te {trekken 5nbsp;om van de tanden gekauwt, en van de rnage verteert te kunnen werden. Ennbsp;yder, aan wie de manier van leven en fpyfe te bereiden in onlê landen bekent is,weet,dat noghbrood, nogh vlees, nogh de meefte Aard enBoom-vrugten fonder dit hulpmiddel veel dienft (ouden doengt; en of tot eenonge-font en rauw, of tot geen voedfel verflrekken.

Was niet de. felle koude des winters fonder dit Vyer magtigh genoegh, om geheele landen te onvolken ? en een meenigte van vrouwen, kinderen,nbsp;en die door fterkc bewegingen haar niet verwarmen kunnen, van koude tenbsp;doen verftyvem

Indien ’er (om van geen goud en filver tefpiekcn, het welke de menfehen met het rainlleongemak fouden kunnen miffln) geene anderemetalcn,cnin-fonderbeit geen yfer onder de menfehen wasj hetwelk foo veel werk-tui-gen tot ontelbare gebruiken, tot den Akker^bouw , denHuis-bouw, en bynbsp;na tot alle Konften en nootwendigheden verfchafci fal yder ligtelyk kunnennbsp;afnetnen, in welk een moeyclykheit het ganfehe menfchdpm figh bevinden foude: nu al waren de yfer-en andere mynen ontallyk meerderin de wereld als fy nu fynj is het bekent genoegh, dat fonder Vyer niets daar van totnbsp;het gebruik bequaam foude kunnen gemaakt, nogh uit fyne bergftoffen ge-fmolten en afgefcheiden werden.

ij. Om niet meer op te halen, laat dan een Atheift aan figh felven de Wereld verbeelden in dien ftaat te fyn, dat men fonder ligt in dui fier, fondernbsp;warmte in koude, fonder toebercidinge van rauwe fpyfen, fonder al hetgCquot;nbsp;mak dat de berghftoiïen, en infqnderheit het yfer aan de menfehen geeft,nbsp;figh bevond: en indien ’er nu eenigh raenfche was, die het toebereiden vannbsp;een flofFc uitgevonden hadde, waar door hy aan alle defe gebrecken en nqot-wendigheden voldoen konde, en de Wereld in foo veel gevallen gelukkiger

maken: Soude hy met alle andere defen Uitvinder niet voor fecr verftan-digh houden? en tiu dit van een ander, als van een menfche, op een fecr

ver-

-ocr page 523-

Fdft het Fyet.

verhevene en verwonderlyke wyfe gefchieti waarom weigert hy defe voor wys te agten ?

§.4. Het heeft in de Wys-begeerte noit aan Onderfoekers ontbroken, die getragt hebben na te fpeuren, wat het Vyer in figh felfs, en van welkenbsp;eigenfehappen het isj en men fchynt veel reden te hebben, om te denken,nbsp;of het de Heer de Stair^ die by na alle gevoelens onderfogt heeft, niet welnbsp;beft mogt geraden hebben, in defe woorden; Explor. Ff. §. i. Nihil eji innbsp;NaturA igne magis fenjibile^ nihil minus intelligihile ^ dat is, niets is 'er in denbsp;Nature voor de ftnnen openbaar der , en niets minder verfiaanbaar, als hetnbsp;Fyer.

§. f. Twee gevoelens, die met veel redenen van hare voorftanders beweert werden, fyn tegehwoordigh in agtinge. Het eerfte is, dat alledee-len, hoedanigh fy ook fyn mogen, het Vyer kunnen uitmaken, als ly maar fnel genoegh bewogen werden, en klein genoegh g deelt fyn.

Of nu defe bewegingc van dat fyne vloeyfel, het welke de volgers van den vermaarden Cartefius de eerfle hooftftoffe noemen, of van yets anders veroor-faakt werd, onderfocken wy hier nier.

§. 6. Het tweede gevoelen van andere Natuur-kundige ftelt, dat het Vyer eene byfondere vloeybare ftoffe is, gelyk water oflugt j het welke figh, gel’yknbsp;defe, in veele lichamen vall hegt,en totderfelver faraenftellinge het fyne toebrengt,

Hoedanigh nu de figure van deflelfs deelen is, fallen wy, als niet welbe-wyfTelyk fynde, hier met fommige niet tragten na te fpeuren: nogh ook of de Chymici het in defen geraden hebben: waar van eenige het wefen van hetnbsp;Vyer in fwavel, andere in een fuur willen te beftaan. Het fal ons genoeghnbsp;fyn dc redenen bygebragt te hebben j waarom het gelooffelyk fchynt, datnbsp;het Vyer fyn eigen figure en weten heeft, enhoud , enaltyd Vyerblyft , hoCnbsp;wel niet altyd brandende.

§. 7. Om dit te toonen, fchynt de eerfte reden te kunnen fyn, dat niet al-. Ie ftoffen branden.

Hoe komt het, dat hout en turf branden, en dat de overblyvendeaf-fchen daar toe onbequaam fyn? indien dit niet en is, omdatde Vyer-deelen, die te voren in het hout en turf waren, nu door het branden vervlogen fyn jnbsp;en de afTche, die vandefelve berooft, en daarom onbequaam om te branden

is, oveilaten.

Ik weet Wel, dat die van het voorgaande gevoelen fyn, hierop fullen antwoorden, dat de affehen en andere lichamen, als Amianthus of Pluim-aluin, cn foodanige, welke door het Vyer tot geen branden kunnen gebragt wer-den, te grof en fwaar van delen fyn, om door defe ftoffe in be veginge tenbsp;kunnen gehouden werden. Maar indien dit waar is, fchynt te volgen, dat denbsp;dunfte en ligilte deelen fonder onderfcheit de bcquaamfte fouden fyn omnbsp;Vyer te maken j dogh (om niet te feggen, dat dan het water ook foufe

Rrr 2, nbsp;nbsp;nbsp;moeten

-ocr page 524-

foS nbsp;nbsp;nbsp;XXII. B E S G H o u W I N G E.

moeten kunnen branden j immers veel beter als olye van Kancel, Nagelen, en andere, die fwaarder als het water fyn, en daar in finken) waarom branden dan de vlugtige fouten niet? wcUte foo ligt bewegelyk lyn, datdemin-fte warmte haar kan doen in de lugt weghvliegenj en foo dun, dat geen glasnbsp;digt genoegh is, om haar altyd te kunnen bewaren. En op dat men niet weder een andere fwaarigheit op de al te groote dunheit van haarc deelen foudenbsp;maken, is het bekent dat dcfelve foo magtigh en fcherpfyn, dat fy alleen innbsp;water gefmolten fynde fclfs een foo hart iheta^, als koper, kunnen vertecren ennbsp;tot een vogt doen werden. Die dit by ondervindinge fien wil, behoeft alleen een koopere duit in geeft van fal armoniak te leggen j daar hy bevindennbsp;fal, dat fy heel gefmolten werd.

§. 8. Ten anderen^ indien alleen een feer fnelle beweginge genoghGiam is, om van alle lichamen Vycr te maken j fonder dat tot het Vycr een byfonde-re en bepaalde ftoffe vereift werd: hoe komt het, dat heet water,doorbla-fen meer bewogen fynde, niet heeter, maar kouder werd? en dat immers totnbsp;ons Vycr de lugt foo volftrektelyk nodigh is, dat fonder die alle Vyer bynbsp;onsuitgedooft werd?

De waarheit van dit gefelde is aan de vrouwen felfs kennelykj. welke tot dien einde haar Vycr met ftolpen dekkenof het felve in gefLooten doofpotten fteeken.

En op dat niemand foude denken, dat dit uitdoven van het Vyer niet foo feer aan gebrek van lugt toe te fchryven is,als wel om dat de rook, belet wer-dende op te gaan , het felve verflikt. Laat hy een pyp van papier, Tab.Xf^,nbsp;Fig. z. als ABCD rollen, welkers holte een weinigh grooter is, als de dikte van de kaars G H j en defe fchielyk over defe brandende kaarfle G H ftce-ken. Indien nu beneden by C D eenige openingh blyft tuflehen de kaatfenbsp;en dit papier, foo dat dc lugt daar door kan doorgaan fal dcfelve hare vlam-mc behouden en blyven branden j maar indien men met de hand. by EF ditnbsp;papier vaft tegen de kaarfc aanfluit, en daar door het doorgaan der lugt belet} faldefclve terftont uitgaan} niet tegenftaande de pyp by AB openbly-vende een vryen uitgank aan de rook toelaat. Siet van dit experiment denbsp;werken van de Heer Sengmrdius..

§. p. Dogh ten derden fict men nogh nader, dat ook de lugt in al fyn deden ia het gemeen luet bequaam is, om he Vyer of vlamme te onderhouden}nbsp;maar dat daar toe fekere bepaalde deelen van de lugt vereift werden. Waarnbsp;door te gdyk fchynt te blyken, dat men ook een bepaalder begrip van hetnbsp;Vyer moet maken, als van een enkele beweginge van eenige deelen, alsnbsp;defelve maar fnelgenoegh is, cn dat het feer waarfchynelyk is, daihet Vycynbsp;door eenige byfondere deelen onderhouden werdende, ook derhalven uitnbsp;fekere byfondere deelen beftaat , en een onderfchcidentlyk wefen in Agh

felfs heeft. Ten defen einde gelieve y mant dit volgende experiment te lefen, of

felfs te doen, het welke ik met foodanigh een «itkomft aangeteekentviMe,

-ocr page 525-

Van hei Fyer, nbsp;nbsp;nbsp;foi

M€xihcch^ab. XV. Fi^. 5, den bodem onder uitgefneden van een agt-liante mengels flelTe A D Ej en een kaarfle op een plat hourje daar in gc-feti hct welk met fyne einden D enEbuiten de flefle uitftak,om in hetglas niet op te dryvenj als de fles beneden tot BG in water gefet wierde. En beyond men y

ƒ. Dat de kaars aangeftokcn fynde, gelyk in een lantaarn brandende bleef, door de lugt, welke tuflchen dit plat houtje D E en het glas, daar veel opc-ningh gelaten was, doorvloeyde.

II. nbsp;nbsp;nbsp;De flefle tot B C in het water gedoken fyndc, lbo dat defc paflagesnbsp;daar door toegeftopt wierden, brandede fy ontrent zo feconden (gerekentnbsp;na een daar toe bekwaam gemaakte {linger) en gingh doe uitj vermits denbsp;warmte van de kaars de lugt boven by de mond A uitdryvende, de vlamnbsp;daar door fyn voedfcl mille.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Een kromme blikke pyp HKF, die niet feer wydt was, daar ingcfto-Icen fynde, foo dat weder nieuwe lugt daar door fcheen by het ligt te kunnen komen, bevont men cgter, dat fy na zi a zzfeconden gebrand te hebben ook uitgingh.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Om dan te flen, of niet dit mede insgelyks door gebrek van lugt wasjnbsp;die gelyk door A, allbo ook door de pyp FKH kon uitgangh vinden, alsnbsp;fy door de warmte van de kaars üitgefet wierde j. heeft men door een blaasbalk L H geduurigh verfche lugt in de pyp, en door defe inde fleflè by denbsp;vlam doen komen j en fagh men dat de kaars foo helder,geduurende ditbla-fen, brandende bleefj als ooit te voren, wanneer de flefle niet in het water,nbsp;en onder open was.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Dogh ’t geen hier wel te letten is, wanneer men met de mond, (denbsp;blaasbalk weghnemende) in de pyp by H blies, foo datdelugteentydianghnbsp;tevoren in de longe geweefl was, bevond men de kaars ontrent lO (econ-den te branden j en by gcvolgh op verre na foo langh niet, als Wanneernbsp;geen lugt in het geheel daar by kwanii tot een waarfchynlyk teken,, dat denbsp;lugt in onfe longh verheft, het geen bekwaam is om de vlam te onderhouden. En dat de vlam, en den adem der menfehen fchynen defelve lugt-dee-len te vereiflehen. .

VL Het welk daar door te meer bekragtigt wierde, om dat, als mende lugt alleen in de mond, en niet in de longh liet komen, en defelve met gedurige herhalingen.in de pyp bliesjmen de kaars fonder uitgaan konde brandendenbsp;houden, hoe wel foo helder niet,als met de blaasbalk, die meerder lught gaf.

VII. In de plaats van de kaars een wasligtje in de flefle gefet fynde} bevond men, dat met de kromme pyp F K H in de flefle open te laten, het fel-ve 170 feconden brande.

Dit al het welke met veel fchyn van waarheit kon afgenomen werden, dat de lugt tot het Vyer niet alleen nodigh isi maar datfclfseenigebyfonde-rc deden van defelve alleen daar toe bequaam fyn. En by gevolge werd

Rrr ? nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 526-

fól XXII. B E S C H o U W I N G E. het, foo niet bewyflelyk, immers feer waarfchynelyk, dat het Vyer ook een by-fonder fchepfel en ftoffe is. Want indien het niets van noden hadde als dienbsp;dunne hooftftofFe, welke fommige Philofophen ftellen, en boven die alleennbsp;eenige grover deelen^ welke die ook fyn, als fy door defelve ftoffe alleen innbsp;beweginge kunnen gehouden werden} fchynt geene van beide alhier te kunnen ontbreken, ook op die tyd als de kaarsuitgaat. Want van delaatfteisgc-noegh overigh in de kaars felvci en de eerfte kan volgens die fclve Heerennbsp;met weinigh, ja met minder tegenftanddoor het glas, alsdoordelugt gaan-,nbsp;en alfoo by de vlamme komen.

Is nu dit ook by geval, daar het Vyer een geduurige toevloed vanbyfon-dere deelen van de lugt van noden heeft, dat defe figh ook altyd by de hand bevinden, en juift de bekwaamheit hebben om de meefte Vyeren te onderhouden? Hoe komt het, dat ^efe Philofophen niet derven ftaandc houden,nbsp;dat de gepaftheit van de tanden van een radende ftavenvanlyn rontfcl in eennbsp;tooien of uurwerk, of die van eenfleuceltot een flot, welke hy openfluit, fonder wysheit van een maker geworden lyn ? daar dogh de einden , waar toenbsp;fy gebruikt werden, op verre na in geen vergelykinge kunnen komen metnbsp;die groote nuttigheden, welke de gepaftheit van lugt en Vyer tot malkan-deren aan de menfehen toebrengen.

§. 10, Indien men nu ten wgt;rlt;^e«,byondervindingeaankantoonenjdathet ^en tircn in de befchouwinge van het Vyer gewaar word, een groote ge-lykforfnighcit heeft met de uitwerkfelen van water en lugt, ontrent de faken, die in defelve gefmolten fynj fal men verder kunnen ficn,dat die Phi-lofophcn naaft aan de waarheit fchynen te fyn; die het Vyer voor een byfon-dcre ftoffe houden cn als een fmelt-vogt {Menflruum by de Chymici genoerat)nbsp;de welke leer veel cn veire de meefte faken, die bekent fyn, magtigh is tenbsp;óntbinden: gelyk by voorbeeld het water het fout, en het fterk Water hetnbsp;yfer doet. Soo dat het verbranden van de meefte dingen niét anders gefchier,nbsp;als door het ftnelten van eenige deelen der felvcrinde vlamme. Waaromme,nbsp;indien in defe lichamen, als hout en turf of andere, veel vyer-deelen fyn, defelve de vlamme vergrooten, als fy door dit Imeltcn los werden j en als defenbsp;in die lichamen figh niet bevinden, pf niet los kunnen werden, de vlammenbsp;daar door niet vermeerdert; maar defe lichamen alleen door defelve vloeibaarnbsp;gemaakt, en gefmolten werden; op defe wyfe, als men in de in het Vyernbsp;gefmolten metalen en affehen, die niet verbranden, maar tot glas gefmolten ^nbsp;werden, fien kan. En gelyk andere fmelt-vogten fommigfc lichamen, ofnbsp;geheel niet, of niet als na een langen tyd fmelten} vind men ook foodanige,nbsp;dogh weinige, die van de kragt van het Vyer, wanneer het langh daar opnbsp;werkt, vrv kunnen blyven.

§. TI. Die eenige voorbeelden van defefoort van uitwerkfelen van het Vyer wil ficn, behoeft alleen de fchriften van de Chymici na te lefen. En om ’crnbsp;eenige weinige te geven:

Het

-ocr page 527-

i

yon het Vjer.- nbsp;nbsp;nbsp;j-oj

Het is jbejcent, dat indien men fout van Wynftcen engeftotcn Antimonie in water te famen fet, dat na eenjgen tyd dit fout op de Antimonie vat, ennbsp;niet dedelfs (wavel (gelylj:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Chymici die noetpen) figh in dit fmelt-vogt

vereenigt. Op defelve wyfe fiet men , dat het felve fout van Wynfteen met dit fwavel van Antimonie figh vereenigt, als fy in het Vyer, gelyk te vorennbsp;ten deelen in het water, gefmoltcn fyn. Dat nu, het fy men Vyer, het fynbsp;men water tot de fmelp-vogtneemt, een mengfel van defelve eigenfehappennbsp;uit dit Sout en Antimonie voortkomit , weeten de felve Chymifteni en kannbsp;men fien als men azyn tot beide giet.

Soo fiet men ook andere Chymifehe werkingen , foo wel in het Vyer als in het Water gefehieden j Schiftingen^ hyéeChymiciPrt^cijiitatiennbsp;genoemt: waar van de Regulus Antmonii een voorbeeld is j welke met hetnbsp;fwavel deffelfs in de Antimonie gemciigt fynde door middel van het Wyn-fteen-fout, dat figh metdeCe fwavel vereenigt,daar van gefcheiden werd innbsp;Jiet Vyer , en «a beneden faktj op die wyfe , als men fiet dat het ftaal metnbsp;geeft van fwavel in het koperroot vereenigt fynde , wanneer dit laatfte innbsp;water gefmolten werd , weder daar afichcid en na beneden finkt i als mennbsp;fout van Wynfteen in water gefmolten daar by giet: en foo in veele anderenbsp;(aken.

Soo be vint men ook, dat de y lamme van een kaavfte beneden alty.d blauw en doorfigtigh, en boven veel witter isj om dat aldaar meer deelen van hetca-toen en fineer in defe vlamme gemengt fynj die fy aldaar dikker maken) e-ven gelyk, als men eenige dikke ftoffe in het water mengende, bevind datnbsp;het felve klaarder is, daar defe ftoffe nogh minder gt; endikker, daar defe ftoffe in meer meenigte bevonden werd. Op defelve wyfe, als men in het aan-fteeken van een fwavel-ft.ok gewaar werd, dat de vlamme van de fvyavelnbsp;voortkomende eerfl blauw cn doorfigtigh figh vertoont} en defelve, foö ras

de deelen van de hennip-ftok daar jn gefmolten werden , om dit mensieLftraY witter en dikker werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'ö 5 f «

Ontelbare diergelyke exempelen foude men kunnen voortbrengen, daarin het Vyer ^ der felver vlamme defe werkingen, gelyk in andere fmelt-vogten,nbsp;gefien weixlen, ’t geen men ook in die van onfc t.urfbelpeurt en veel anderenbsp;brandftoften. boo werd de vlamme door koper bjaauw-Qfgi-oenagtigh,gelyk fmelt-vogten, geverwt; en op dejlèn grond weeten de Vyeri-werkersaannbsp;'hare vreugde-vuuren verfdheiden coleuren te gev^en. Het welk dan h,et ge-feide , namely k dat het Vyer voor een vloeibare ftoffe die, gelyk andere,nbsp;fync byfondere deelen heeft, gehouden moet werden, nader fchynt te be.-veftigen, immers cenigfints met de waarheit overeonkomende te maken.

§. 12. vyfden^ indien men aoi'deelt regt geredeneort tc hebben, ^IjS men de lugt voor een byionder vloeyfel uit fync eigene en bepaalde w^eient-Jyke deelen beftaande, in de laatfte eeuwen wed;er op nieuw, heeft begin-ncn te houden, alleen, om dat defelve een uitfettende kragc badde: daar

veela

-ocr page 528-

^Ö4 nbsp;nbsp;nbsp;XXII. B E S C H O U W I N G E.

veele defelve , vokcns eene in die tyd gevolgde Philofophic , voor eené vergadctinge van allerhande foorten van deelen hielden. Waarom foude dienbsp;felve reden niet dienftigh en genoegfaam fyn om van het Vyer het felve tcnbsp;feggen? daar dcfTelfs deelen, als fy werken, met een veel grooterkragtfighnbsp;uitletten, als oe lugt. Een voorbeeld van defè uitfettinge in vyer met water gemcngt kan men fien Befchouw.XX.%. i8. en ip.

Dogh een gemeender kenteken van de ondenkelyke grootheitvandefeuit-lèttende kragt des Vyers, geven ons de hedensdaaglche Mynen, Mortiers, Kanons en ander fchiet-geweer j welke in het in de lugt werpen van loonbsp;fterke wallen en gebouwen, in de gruwfamc fnelheit van de gefchooten kogels, het verfchrikkelyk geweld van de uitfettende kragt van het Vyer aannbsp;yder vertoonen. Want dat defe voor ymand, die defelve noit geficn had-de, by na ongeloofFelyke uitwerkfels alleen daar door gefchieden, is nu ken-nelyk genoegh.

Met verwonderingh hebbe ik het experiment van de Hr. de Stair gelefen j liebbendenagelatenhetfelfstenemen,om dat de glafen, tot de lugt-pomp dienende, by ons foogcmakkelyk niet te krygen fyn: welke 'miyn'EA.Phyfiologienbsp;Evcpl. XIX. §. izi. verhaalt, dat als men Menie in een glas, dat ledigh vannbsp;lugt was, leggende, door een brand-glas met het vyer van de Son onderfogt,nbsp;het glas felfs mtt een geluit in Hukken fprongh. Die nu weet, eerfl^ dacnbsp;defe Menie alleen uit alTche van gebrand loot beftaati op dewelke een gedurige vlamme langh gewrogt heeft, 'ten anderen, dat defe loot-aflche doornbsp;het werken van defe vlamme fwaarder werdj en daarom dat veel vycr-deelennbsp;in defelve figh vaft gefet hebben} dewyl men meer Menie krygt, als loot innbsp;het vyer gefet isj kan die hier anders denken, als dat defe vyer*dee!en doornbsp;het Vyer van het brand-glas aan het werken geraakt fynde, figh uitgefec hebbenen het glas doen breken? Uit dit experiment, dewyl her glas eerll ledighnbsp;van lugt gemaakt was, en uit het eerfte van het water, fchynt dan af te nemen te fyn, dat het fonder nadere experimenten niet alty t nodigh is,om de uitfer-tende kragt van het aangeftooken kruit te verftaan, die van de lugt, welke daarnbsp;by is in Mynen en Schiet-buflehen, te hulp tc roepen j nadien hier defelvenbsp;alle en aan de vyer-deelen fchynt toegefchreven te kunnen werden.

Het felve fchynt beveiligt te werden uit het experiment in de Opice van den Heer Nê'Wton,pag. 3 2 r- hy gebragr, verhalende, als men uit olye van koper-root en falpeter een geeft gedeftilleert hadde, en men een vierendeel lootsnbsp;van defelve op half foo veel olye van carwei te gelyk ncdergoot,in eenplaat-(è, die ledigh van lugt wasj dat dit mengfel ftrax vlam vattede, en eennbsp;glas, daar het inbeflooten was, van 6 duim breedt en 8 duim hoogh, ge-^k aangeftoken buskruid,aan Hukkenfloegh } het welk,om dat het glas vannbsp;lugt ledigh gemaakt was, men aan defelve met geen reden toe kan fchry-venj foo dat derhalvcn de uitfettende kragt van het Vyer voor de oorfaaknbsp;daar van te houden is.

-ocr page 529-

' P'an het Vyet‘. nbsp;nbsp;nbsp;y-Of

§. 15. fesden', uit dit laatfte het welke vandeMeniegefègtis, fchynt nu ook af te nemen te fyngt; dat, gelyk lugt en water figh in planten en dieren vaft fetten, en der felver lichamen helpen uitmakenj devyer-deelenooknbsp;op defelve wylè figh in veel (amen-ftelfels van faken bevinden, fonder daefynbsp;branden j gelyk het water doet in andergjf n felfs in harde hoorenen, beenderen en houten, fonder dat het de felve of fagtofvogtighmaakt: Waarvannbsp;de Cbymici, die defe dingen fonder eenigh ander toefergedeftilleert hebben,nbsp;getuigenifie kunnen geven.

Indien ymand oit gefien heeft, hoe ligt veele faken branden, en met het aanraken van het minfte vonkje vyer een grooten hoop buskruid in een 00-genblik meeft geheel in vyer en een alles vernielende vlamme verandert jnbsp;die fal miflehien geen andere bewyfenvereiffchen om te geloven, dat in hout,nbsp;turf, olye, beenderen, en in buskruit een groote mecnigtevyer-deeienfighnbsp;bevinden^ welke aan het werken rakende als het aangefloken werd, te voren daar in als ftil en fonder figh te bewegen geweeft lyn.

§.14. Maar tot klaarder bewys, dat het leer waaifchynelyk is, dat het vyer felfs tot het formeeren van vafte lichamen dienen kanj weeten de Na-tuur-kundige, dat nu in de voorgaande eeuw een fekere ftoffe aan de wereld is bekent geworden; aan welke fy de naam van P^wp^owgeven. Dele vertoont uiterlyk een vaft en handelbaar lichaam; laat figh in warm water fagtnbsp;maken, en neemt als dan alle formen aan, die ly koud fynde behoud. Soonbsp;dat de Makers daar van figh van defe wyfe bedienen, om veel kleine bolletjes , in welke gedaante fy dikmaals eerft overkomt, tot een groot ftuk bynbsp;een te vergaderen. Dat nu dele ftoffe foo niet geheel, immers ten grootennbsp;deele, uit een ftil vyer beftaar, is daar uil blykelyk; dat het jaren langh innbsp;koud water leggende wel niet verbrand (gelyk veel van het geen ik hebbe,nbsp;meer als 10 jaren daar in gelegen heeft) maar daar uit genomen fynde, doOrnbsp;de warmte van eens menlchen handt ftraks een ligt, en eene, hoe wel niet

gevoelige, vlamme geeft; doende ook felfs het vel van een menfehe, daar het op geftreken werd, ligten, en als een kleine vlamme daar van opgaan,fonder bran en. Maar indien de warmte ontrent dele Phosphorus maar een wei-vertoont defelve ftraks fyne hitte, en verandert in een allesnbsp;verbranden en onuitbluffelyk vyer, fonder by na eenigh overblyffel na te la-ten, als, ge y i lommigc feggen, een wenigh fure vogt. Ik hebbe defelvenbsp;noit in 100 groote quantiteitverbrand; maarbyondervindingegefien, dardenbsp;warmte van de bon die anfteekt; en dat het fterk wryven op een kleed, denbsp;felve heelt doen vlam vatten; gelyk ook dat aan ymand, die figh het aange-figt daar mede beftreken hadoe om in donker te ligten, als hy door bewe-gtnge wat warmer, en by na fwetende geworden was, het hair van fyn hooftnbsp;in volle vl*^ni geraakte, en by na oorfaak van een fwaar ongeluk was. Doghnbsp;van defe Phosphorus fil in het vervolgh hier na nogh meerde;' gefproken werden.

Sff nbsp;nbsp;nbsp;Maar

-ocr page 530-

fo6 nbsp;nbsp;nbsp;XXII. BE SCHOUWING E.

Maar dat boven dit alles het vyer figh in veele lichamen vaft fêt, is uit de experimenten by de Heer Boyk gedaan openbaar genoegh. Enfeggen vele*nbsp;dat Antimonie door een brandglas het vyer van de Sonne-ftralen eenigen tydnbsp;uitgeliaan hebbende, fwaarder werd.

Immers, dewyl uit alle dieretjggn planten,als men die onderfoekt,foo wel Veyr,als Water, Lugt en Aarde te voorfchyn komt j wat reden kan ymand geven ? dat men de drie laatfte voor byfondere en bepaalde wefens, en het eer-fte voor foodanigh niet moet houden. Andere eigenfchappen van het Vyernbsp;fullen wy niet meerder ophalen, dewyl dele genoegh fchyntn om tetoonen,nbsp;dat het vyer een byfondere ftoffe is 3. immers dat dit feer waarfchynelyk is.

§. if. Wat dan het Vyer in figh felft ook wefenmagh, falymandoit met een volkoomen geruftheit kunnen denken ? dat foo heerlyk een bchepfel fighnbsp;by geval en Ibnder ooghmerk in de Wereld bevind. Wiens fchoonheit foonbsp;groot is, dat, daar de Schilder-konft de werven van alles kan nabootfen, lynbsp;alleen onbequaam is, om deglanfch van het Vyerregt te vertonnen: welkersnbsp;nuttigheic foo algemeen is, dat fonder het felve de Wereld fonder warmte,nbsp;fonder ligt, en fonder alle gemak en vrugtbaarheit figh bevinden, en voornbsp;die defelve bewoonen, niet als de aldernaarfte verblyf-plaats, die ymand fighnbsp;verbeelden kan , verftrekken foude: foo verre felfs, dat nauwlyksyets ter Wereld gevonden werdj het welke tot der menfehen dienft bekwaam gemaaktnbsp;ifynde, fulx niet geheel of ten deeleaan het Vyer verfchuldigt is: om vannbsp;dit doorlugtigh gebruik deflelfs niet te fpreken, waar door de Natuur-On-derfoekers het felve als een van de voornaamftefleutelsgebruiken, om tot denbsp;verborgenfte geheimen der Nature in te dringen. Immers heeft het Vyernbsp;iyn wefen by geval, of door onverftandige Natuur-wetten, hoe kan ymand*nbsp;die dit gelooft, figh van die hardklemmende vrees ontflaan? dat of by dit felve geval, of door een onbekende dogh nootfakelykefamen-knopingcvandienbsp;figh onbewufte oorlakcn * de wereld figh morgen of eerder fonder vyer, ennbsp;hy figh tot een eeuwige duifterheit en een feer ellendigen ftaat gedoemt ennbsp;gebragt fal vinden.

§. ld. Indien nu een ongelukkigh TwyfFelaar aandegrootftewaarheden, gedwongen is door het voorgaande te erkennen, dat by na al wat leeft,nbsp;het gebruik van het Vyer van noden heeft gt; laat hy verder gaan en fien dennbsp;grooten overvloet, in welke het over al gevonden 3 en hoe het by na ionbsp;alle (aken voor de hand fynde, figh als tot den dienft der menfehen aanbied»nbsp;en fonder dat fy by na eenige moeite behoeven aan te wenden, ingereetbeitnbsp;gevonden werd.

Om te toonen dat dit waar is, fal het niet nodigh fy n de be wy fen uit een diepe yiulofophie, of langh aan een gefchakelde redeneeringen te halen. Het isnbsp;bekent genoegh, dat het by na over al gevonden werd 5 als in meed alle denbsp;gewa(rcn3 inlonderheit in die uit hout beftaan, en ganfehe boflehen uitma-

kenyin de meefte gedeelte van dieren, haar beenen, haar vlees, haar bloet,

die


-ocr page 531-

Van het Vyer'. ƒ07 die alle gedroogt fynde branden; in foo veel berg-ftofFen, in turf-aardc,nbsp;in kolen, in fwavel, in falpeter, in fteenen felfsj waar van de menfehentnbsp;figh op foo veel wyfen gewoon fyn te bedienen, als haar gemak en voordeelnbsp;vereift*

§. 17. Ingevallc nu dit alles nogh wysheit nogh ooghmerk in den Maker, nogh goed-dadigheit in den milden Gever van dit Vyer aan een verhardt A-theift kan doen erkennen i laat hy de foo groote raeenigte van het Vyer,nbsp;dat in de Wereld gevonden werd, en deflelfs verfchrikkely ke kragten befchou-wen: en ons feggen, of hy ook in defe geen wysheit nogh magt, die deaar-de van haar ondergangh door het Vyer bewaart, llen kan. Nadien foo woedend een ftofFe, die figh over al foo meenighvuldigh bevind , op foo won-derlyk een wyfe belet werd haar verderfFelyk geweldt uit te voeren j ennbsp;noghtans aan yder, die des felfs dienft behoeft, figh over al veerdighnbsp;aanbiedt.

Dat dit geen ydele verbeeldingen (yn, kan daar uit fonne-kiaar blyken i •Mn dat het Vyer niet alleen tot het gebruikgenoeghfaamin de wereldisjmaarnbsp;ilfsfoo veel, dat niemand fulks fonder fchrik kan denken, als hy nietverfe-kert is, dat ’er een magt is, die hetfelve in toom houd.

§. 18. Indien wy de Aarde aanfehouwen*, hoe kan men nalaten tefchrik-ken? als men defelve op lbo veel plaatfen van Vyer vervult fier. In onsWa-terigh Holland, en felfs in uirgemalen meiren, heeft de ondervindingemee-nighmaal geleert dat de lugt in de water-putten van de Boeren door het byligten van een kaarfle in vlamme is geraakt, en huifen verteert, en raen-fchen ellendelyk gebrand heeft.

Maar om overtuigt te werden van het gevaar, daar het geheele famen-flel des Aardkloots volgens alle reden in is, wegens de veelheit en verflindent-heit van het in haar verborgen Vyerj behoeft ymand alleen de meenigte vau Onderaardfche Vyer-kolken en brandende Bergen in de Hiftorien na tefien.nbsp;Daar figh een natuurlyk buskruit, in al fyn gruwfame werkingen, indien nietnbsp;yets dat veel verfchrikkelyker is, foo menighmalen vertoont. Waar vannbsp;daan komen anderfints die afgryflelyke Vyer-brakingen van dien berugtennbsp;Mont Gibello^ of JEtna in Sicilien? door welkers geweld fteenen van joonbsp;ponden fwaar tot eenige mylen verre geworpen, en geheele Vyer-Rievie-ren eenige uuren rn het ronde alles verftindende, daar uit gevloeit fyn. Innbsp;den jare lyjy beefde daar van dit geheele Eiland met inftortinge van veel gebouwen j ter wyl figh flagen,als vandefwaarfteCartouwen,Hetcnhooren,ennbsp;de aarde fcheurde} uit welke het Vyer in foo grooten meenigte uitberfte,nbsp;dat vyf myle'1 in het ronde alles daar door vernielt wierde. Dit groote bergh-

en vyer-gevaartc fegt FareJlus^ dat beneden aan de voet 100 rtiylen

in fyn ommeloop bellaar j en foude van defelve een ganfeh boek kunnen ge-fchreven werden nbsp;nbsp;nbsp;.

Was dit de eenigfie plaatfe ter Wcreld daar fulks gefchiede j foo kon mogely k

Sff 2. nbsp;nbsp;nbsp;een

-ocr page 532-

4o8 nbsp;nbsp;nbsp;XXIL B E S C H o ü W I N G E.

een ongelukkigh Philofooph flgh daar mede te vreden ftellen , dat bet yets fcldfaams was, en de gehele aarde geen gevaar daar van foude te vrefen hebben; maar hy fal fighfoo wel niet trooflen kunnen, als hy uit de Aard-Befchry-vers fiet, dat foodanige Vyer-braakers aan alle hoeken der Aarde figh bevinden.

Den Monte di Soma oi Vefuvius niet verre van Napels gelegen, isennuen over veel eeuwen een van die Vyer-bergen geweeftj gelyk in Yfland dennbsp;Uecla^ die dikmalen niet minder als den woedt, en met een naar gc-luit groote fteenen uitwerpt.

In het Eiland Java^ niet verre van de Stadt Panacura berfte een berghin den jare lySö voor deeerfteraaal opj uitgevende foo veel brandende fwavel,nbsp;dat meer als loooo menfehen in de omleggende landen daar dooromgebragtnbsp;wierden j en werpende groote ftukken van gantfche rotsfteenen tot in de:nbsp;Stadt Panacura^ onder foo akeligh een rook, dat de Sonne bedekt, en bynbsp;na den dagh in een nagt verandert wierde.

Den Bergh Gonnapi in eene van de Eilanden van Emdct^ die nu al lyjarea gebrand hadde, berfte met een vervaarlyk geluit in het felvejaar if86 in A-pril van den anderen y uitwerpende een fecr verfchikkelyke meenigte vannbsp;brandende ftoffen , en groote gloeyende fteenen een geheele vaden langh fyn-dc) welke men in de z,ee vond behalven kleinder fborcen in (bo groot eennbsp;getal, dat fy de zee by naonvaarbaarmaakten gt; in welkedc viflchcnHorven,nbsp;en het water kookte, als in een ketel, daar Vyer onder geftooktwerd.

Soo is op het Eiland Sumatra ook een Bergh , die rookt en vlamt als den '/Etna.

De aarde in de Molukfe Eilanden, geeamp; met een grouwfaani gehuil op verfcheiden plaatlen en dik wils Vyer opj infonderheit een Bergh op ?er-mten.

In een van- de Maorfche Eilanden, (die LX mylen van,de Molukfe afleggen) gefchieden dikwils Aardbevingen met uitberftingen van Vyer enaflehe;-cn is dit Onderaardfeh Vyer. van foo groot een kragt, dat gloeyende fteenerv als geheele boomen daar uit vliegen, en de rotfen felfs daar door vernielt ennbsp;verbrand werden j terwyl den Bergh die een affchuwelyke vlam vertoont,nbsp;onder een fchrikkelyk geloei, een geluit, als van gedurige Donderflagen ennbsp;fware Canon-fchooten, doet hooren.

In Japan^ epEilanden fyn veel kleine cneenengrootenbrand-bergh. Ook in Tandaja^ een van de Phiüppynfche Eilanden, werden veel kleine Vyer-bergen gevondeny en nogh eene in het Eiland Marindiyue, datnbsp;onA^v.di'k Phjlippynfche behoort.,

In America vind men defelve in de Provincie Nicaragua genoemt gt; ook in Peru. onuer de hoogtens van het Gebergte Cordillera. By de Stadt Jreqiiipanbsp;vlamt den na by gelegen Berg.gedurigfflyk, en doet de Inwoonders in vre-fc leven, dat by esens van een berftende de geheele Stad verfwelgen f»!-

En

-ocr page 533-

Van het Vyer. nbsp;nbsp;nbsp;pop

En by de Valleye MuJahaïIo is’er ook eenenj die door het Vycr geopenc fynde ook groote fteenen heeft uitgeworpen, en door fyn gekraak en gebol-der felfs aan de afgelegene plaatfen een grootcn fchrik heeft aangejaagt.

Soo fyn ’er in het Geweft, dat aan de ooftcr fyde van deKicvicr Jenifcea^ in het land der 'ïengafi^ over de Oby eenigq weeleen reifèns gelegen is, ver-fcheiden brand-bergen, volgens het verhaal der Mofcoviters j gelyk ook bynbsp;de vloet Peftda,

Die van defe en andere plaatfen der Wereld, daar het Vyer uit de aarde en de bergen wel eer figh brandende vertoont heeft , verder gelieft onderrigtnbsp;te fyn, kan de Wereld- en der fclver Hiftory-Bcfchryvers, als Varenus enz.nbsp;nafien.

was

ftukken van rotfen, als bomben en carcafien, met foo veel geweldt in de lugt-fagh werpen j dat (y tot feven my^n verre wierden voortgedreven, eer (y in de zee weer nedervielen. De verdere vervarelyke omftandiaheden fyn op denbsp;gefeide plaatic te Icfcn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;a j t

§- ip. ïndien wy nu van het Vyer der Aarde tot dat van de Lugt over-

gaan5 moetIclfsden alderbartnekkigften Athcift niet bekennen, dat defelveook vol daar van is ? rngevalle hy defclve o4t door Blixemen en Donderen beroert,nbsp;cnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feiver verfchrikkelyke uitwerkfclen eefien heeft Maar

beven kunnen denken, aan die groote meenigte van Vyer, welkehem om-

^''^d plafen ofLnnd^r nbsp;nbsp;nbsp;effeden van groote

kfdntr olaar?e t nbsp;nbsp;nbsp;Sonne-ftraleiTinfoo

ivTak^ nbsp;nbsp;nbsp;brand-punt kleindcr .s, als het

oppei , . nbsp;nbsp;nbsp;^nd-glas of des brand-fpiegels, een vyer van foo gruw-

faam een 1 eroorfaken.j dat het felve in weinigh minuten doet bet geen aan ome groot e vyeren, in uuren, dagen, ia maanden en jaren onmogelyknbsp;is te doen j waar van op een andere plaatfe breder. En om'alhier te too-nen, dal de lugt, door een keuken-vyer warm fynde, Vyer in figh heeft,nbsp;dat bequaaro i!gt; tenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;adig^nj behoeft men alleen een glad gepolyfie. fiiyg.

ren of ook tinnen lepel met het hol tegen de vingers aan te leggen, en met,

Sff 3 nbsp;nbsp;nbsp;den.

Infonderlieit is aanmerkelyk, het geen in de Hiftorie van de Koninklyke cademie A». 1708 verhaalt werd j nainelyk,, dat ontrent het Eilandnbsp;in den jare 1707 een nieuw Eiland uit de grond vat;de zee figh ophief en formeerde ; in het welk ontrent hèt einde van Augufius het Onderaardfche Vyer ,nbsp;dat eerft met een verfchrikkelyk gedommel figh liet hooren, met foo krag-tige flagen uitberfte, als of’er öof 7 ftukken van hét grofftc gefchut te ge-Jyk afgefchooten wierden, makende geduurigh nieuwe openingen, door welke fomtyds een groote meenigte van a{rche,en fomtyds loo veelvuldige kleine gloeyende fteentjes figh in de lugt verhieven, dat fy een klein Eiland by.nbsp;dat van Santerini^ daar fy dikwils nedervielen, als of het geheel van Vyernbsp;deden fchynen : behalven dat men meenighmalen geheele gloeyende

-ocr page 534-

j-rö nbsp;nbsp;nbsp;XXir. BESCHOUWING E.

den duim vaft te houden, foo dat het blad ontrent half boven de voorftevin* ger uitfteekt. Wanneer men nu de rugh van de hand en het uitftekcnde holnbsp;des lepels na het Vyer houd} foo dat het (chynfel van het Vyer daar in vergadert fynde, een heldere en verligte plaatfe op de voorde vinger maakt }falnbsp;men bevinden, dat het Vyer, het welke aldaar inde lugt is, van het hol desnbsp;lepels op de vinger nederftuittnde aan defelve ondragelyk werden fal, en dienbsp;branden} ook dan, als de hand van het Vyer felfs en de omleggende lugt geennbsp;ongemak lydt, en alleen een dragelyke warmte gevoelt.

Maar om van den overvloet van het Vyer in het Geheel-Al volkomen overtuigt te fyn-, laat ymand de Sonne en Sterren, die niet alleen aanydersnbsp;ooge, maar ook door vcrrekykers ligh vertoonen, met bedaart heit aanfien}nbsp;cn denken hoe veel ligt van haar tot ons nederkomt} het welk of louter Vyer is,nbsp;of ten minfte het aldervernielcnlle Vyer, dat te denken is, met figh voert.nbsp;En vraagh hem,of hy niet moet overreedt {yn van dewaarfchynelykheitrannbsp;het geene gefegt is? en daar van infonderheir,dat ook de Hemelen een Vyernbsp;bevatten, wiens meenigte by na alle verbeeldingen te boven gaat.

§. 20. Laat nu om eindelyk een befluit uit defen allen te maken, ymand noghmaal al het geene ftraks van Onderaardfche, vanLugt-en Hemel-Vyc-ren gefegt is, met ernft in eenigheit overwegen} enonsfèggen, dewyl hetnbsp;dogh de eigenfehap van het Vyer is, als het cens werkfaam werd, alles,nbsp;waar in figh ilofïèn, die aangefteken kunnen werden,opdoen, in vlarame tenbsp;fetten, en geheel te vernielen j of het niet aan een yder, die regt redeneert,nbsp;löeer wonder moet fchynen te fyn, dat de aarde nogh ftaat met alles dat daarnbsp;op is} als dat fy al overlangh, door foo ^1 Vyeren, als in en rontom defelve fyn, niet geheel verflondcn is. Immers, indien de Fulcans, of Brand-bergen, die aan alle hoeken des Aardkloots figh bevinden, met malkandernbsp;onder de Aarde door Vyer-vloeden gemeenfehap hebben (gelyk veele nunbsp;door ondervindingen en Hiftorien raeenen te kunnen bewyfen) is het bynbsp;na onbegrypelyk, dat de lèlve tot rfogh toe in wefen heeft kunnen bly-ven.

En by gevolge is het geen de Chriftenen belyden,en denH.P^/mfegt in fyn 11. Brief Cap.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lo, iz. foo veel befchimpefis niet waardigh , als

men wel van fommige Atheiften daar ontrent hoort gefchieden : na!melyk. Dat de Hemelen die nu fyn en de aarde ten vyere bezwaart worden^ tegen den daghnbsp;des oordeels. (lo) In 'welke deHemelen ynet een gedruis fullen 'voor by gaan.^en denbsp;EJementen branden fullen en vergaan, en de aarde en de werken die daar op fyn,nbsp;verbranden fullen: Het welke hy vers 12 herhaalt: In welken [daglo] de He-melen door vyer ontfleken fynde fullen vergaan., en de Elementen brandende fullennbsp;verfmeJten: Vermits de Nature en die gruwfame meenigte van ,foo véél ver-fchrikkelykc Vyeren, die figh by na overal in den Hemel, in de Lügt, innbsp;het lichaam van de Aarde, enin meelt alles wat daar uit voortkomt (als te vo”nbsp;ren getoont is) bevind, yder moet doen denken j dat den ondergangh van

alks


-ocr page 535-

Van het Vysr. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ i j

alles door het Vyer al over langh voor de deure heeft geftaanj en het een gewis Mirakel is, dat defelve niet eerder aan de Wereldt overgekoo-nien is.

Laat ik hier nogh by doen tot overtuiginge van defe Ongelovige j dat den Ingever van defen Brief, in het f. voorgaande veers tekenen van een God-delyke, en al het ftcrfFelyke te boven gaande kennifle van de gefteltheit dernbsp;Aarde en des Waters gegeven heeft \ met ronde woorden als doe feggende,nbsp;dat de aarde uit het water befiaat} waar van de ondervindelyke waarheit eerftnbsp;honderden van jaren daar na, door het experiment van de Heer Boyle cn an*nbsp;dere aan den dagh gekomen is. Soo dat men bekennen moet, dat delèlvenbsp;als doe yets van die beide gefegt heeft v het geen nogh in defe eeuwe by niemand

geloof foude vinden, ten fy een onbetwiftelyke ondervindinge een yder tot et toeftemmen daar van meer dwongh, als leide. Kan dan ymand ook reden geven, waarom men aan den (elven, die nu bewefen hadde meer als allenbsp;tnenfehen van de eigenfehappen der aarde en des waters te weten, in defen,,nbsp;als hy van het Vyer fpreckt, met regt weigeren kan gelove te geven ? infon-derheit, dcwyl het foo verre van daar is, dat ymand foude kunnen toonennbsp;dit onmogelyk te fynj dat fclfs veel eer om voorgaande redenen in tegendeelnbsp;het verbranden van de Wereld alle uuven te verwagten fehynt.

§. ri. Maar.om na dit alles nogh yets te feggen,waar door een Goddely-¦ke en Al-regercnde magt als met handen fehync te taften te fyn. Kan y-mand ook denken, dat het by geval of fonder, wysheit is? dat foo verfchrik-kelyk een Schepfel, het welk met een vonkje aan het werken kan geraken, in toom gehouden werd, en gedwongen om aan de menfehen op ontelbarenbsp;wyfen, en in ontelbare gelegenlheden dtenftbaar te fyn: en dat’er geen be-ftieringe toe van noden is, om het felve te beletten, dat hec,ge]yk fomtydsnbsp;cenige gedeelten, alfoo ook den ganfclien Aardbodem doet beven en in vlam*

me fet. Siet men geen Goedheit en Wysheit van een groot, magtigh en goedertieren Beftierder daar in ? dat hy door fyne Mogentheit defe woe*nbsp;dende Itoffe , in pik, in oly, in Iwavel, en wat meerder de vlamme voedennbsp;kan, gelyk als gekluiilert houd 5 en aan defelve niet toe en laat tot een ge-heelen onder^ngh van alles uit te breken j dat hy boven dit aan de menfehen,,nbsp;gelyk als de lleurels van defe kerkers ter hand Helt 3 welke dit getemde ennbsp;gevangen gehouden Vyer met het wryven van hout op malkander,,het flaannbsp;vim Itaal op een Iteen, het voegen van een weinigh Vyer tot andere Brand*nbsp;ftofren,en op ontelbare andere wyfen kunnen doen voortkomen} als lydeflelfsnbsp;dienft van noden hebben. Nogmaal,indien het in toom houden van foo veel Vyernbsp;by geval gefchiet j hoe kan ymand figh van die doodelyke vreefe bevryden ? datnbsp;door dit felvÊ geval, het geen tot het eeneniet meer bepaalt is als tot het andere, dit V^yer uit dele kluifters eens mogte ontflippen,en alfoo aan alles wac’ernbsp;is, op de aldernaarfte wyfe, den ellendigften ondergangh veroorfakeo.

Laat een dit nogh niet aannemende Fhilolboph ,,om overtuigt te werden,,

cens',

-ocr page 536-

pz

XXII. BESCHOUWING

eens in een Magafyn of Kruit-toorn gaart, daar een gropte meenlgte buskruit bewaart werd. Indien nu de ondervindinge aan hern fulks niet geleert hadde j foude hy wel luinnen geloven, dat in foo fwarte, en voor het oogh fbonbsp;onaanhenlyke korrelen een foo onbedenkelyke en gruwfame mcenigte vannbsp;Vyer verborgen en vaftgehouden werd ? het welk nogh light nogh warmtenbsp;geeft, nogh eenige beweginge doet fien; en dat door een klein vonkje,dele foo wcinjgh werkinge vertoonendc ftofte binnen een oogenblik tyds innbsp;een louter vyer, en alles verteerendc en verwoellende vlamme foude kunnennbsp;veranderen ,5 die door haar gewelt de aarde foude doen fcheuren, en verre gelegene huifen en rauuren doen opvliegen, en over hoop vallen: foo dat’er noghnbsp;rots nogh gebouw, hoe fterk en vaft het ook fy, aan ymand bekent is, datnbsp;deffelfs geweld magtigh is te wederftaan. En kan foodanigh een TwyfFe-laar nogh denken, dat het fonder eenige wysheitis? dat het Vyer, ’t geennbsp;anderfints alles vernielen foude, onder andere ook defe heillame eigenfchapnbsp;heeft, dat het in toom en ruft kan gehouden werden, foo langh tot ymandnbsp;die deffelfs gebruik van noden heeft, figh daar van gelieft te bedienen.

Maar boven dit, indiendefenfelfden beklagelyken en deGoddelyke bewa-rlnge nogh loochenenden Atheift, figh fclven voorftelt in defen kruit-toorn fynde, dat dit alles by geval alleen in flilte blyfti en dat het even foo apparent is fwant dit is aan het geval en onweetende oorfaken eigen) dat het allesnbsp;flraks foude aangaan, en fyn lichaam in een oogenblik totaUcheverbranden,nbsp;en op de aldergruwfaamfte manier vernielen; kan hy na laten op hetgefigtenbsp;van foo groot een hoop buskruit van vreefe te fidderen? en indien hy hiernbsp;al geen Godiheit wil erkennen, die door de wetten, aan welke hy alles doetnbsp;gehoorfamen, hem bewaart, en aan dit Vyer niet toe en laat fyne doodcly-ke kraght uit te voeren; kan hy egter niet na laten ten minften daar van overreedt te fon; dat een ander, die vaft houd en weer, dat hy foo verre in denbsp;bewarendfe hand Godts is, dat buiten Synen wille niets figh roeren ofbewee-gen kan; en die met liefde tot dien grootenBewaarderen vertrouwen op fynenbsp;Goedheit leeft; met veel meer onbevreeftheit in fyn beroep figh daar foudenbsp;bevinden: en dcrhalven foo veel gelukkiger fyn als hy, die op de verander-lykheit van het geval, of onbewufte oorfaken denkende, figh niet andersalsnbsp;een tegenwoordigh en alle verfchrikkelyke gedagten tebovengaandegevaar,nbsp;met trillingen en bevingen van fyn hert moet verbeelden.

En op dat foodanigh een figh met die uitvlugt niet en tragte te trooften, dat ’er weinigh Magafynen en Kruit-toorns fyn, en dat vccle niet van nodennbsp;hebben in defelve figh te wagen; laat hy de tegenwoordige Natuur-Befchry-vers na lefen; of wil hy ook dit niet doen, laat hy op deervarentheitenHi-llorien van de tegenwoordige en voorgaande jaren met aandagt letten: en denbsp;meenighvuldige Blixem-vyeren en Donderflagen, het gebolder cn gekraaknbsp;van de gruwfame en foo veelvuldige Brand-bergen fullen aan hem onweder-fprekelyk bewyfenj ‘ dat het niet alleen in Kruit-toorns of Magafynen is,

daar


-ocr page 537-

Van het Vyer'. yij

daar men de werkinge van fwavelenfalpeter, uit welke het buskruid beftaat, behoeft te vreefen j maar dat lugt en aarde, indien fy niet vol van een natuur-lyk buskruit fyn, (gelyk veele niet fonder reden gevoelen) ten minften eennbsp;foo geweldigh en verfchrikkelyk vyer in figh hebben dat de werkingen daarnbsp;van die van het buskruit niet alleen kunnen ophalen, maar in ontelbare gevallen onvergelykelyk te boven gaanj fchoon het foo dikwils figh ganfchnbsp;werkeloos vertoont.

§. Na dit alles,‘dewyl nu by de meefl:e,die haar Philofophie meer op ondervindingen als gedagtenof onderftellingen van andere tragten te veftigen,nbsp;het Vyer voor een byfondere ftoiFe gehouden werd,wiens deelen ook onder andere lichaamen fonder te branden vermengt fyn j kunnen die van de doorgrondende kennifle, waar mede denIngevervanhetH. Woord van deSchepfelennbsp;{preekt, nogh niet ten vollen overtuigt fyn, uit .vers van te XVLILnbsp;Cap. van “Job-, en uit defe woorden: De vonkefynes Vyers enfalniet glmfteren ^nbsp;niet afnemen i hoe fèer defelve met de ware gefteltheit der laken over eennbsp;komen niet tegenftaande veele Philofophen in volgende eeuwen daar ontrent andere gevoelens gevoedt hebben. Want dat het v^oonSchebib, hiernbsp;vonke.^ ook een klein deeltje daar in yets greater kan gebroken werden, Mica Fragmenhct^ktnl^ kan bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na gefien werden. En foo y mand

defe twee eigenfehappen des Vyers wilde uitdrukken, naraclyk, dat uit kleine byfondere deeltj es beftaat, die fonder branden en beweeginge wefen kunnen gt; foude hy fulks wel met korter woorden hebben kunnen te kennen geven.^ Maar om voort te gaan.

§. 23. Indien nu het Vyer, datopdeaardeinfooveelplaatfeneninfoover-Icheiden faken gekluillert gchoude, en belet werd tot de vernielinge van alles uit te breeken, eenen grooten en magtigen Bewaarder vertoont: foo dat eennbsp;Atheift felfs noit een uur fekerheit aan figh tbude kunnen of derven beloven, ingevalle niet een alles behoedende Voorfienigheit, maar onbekendenbsp;Natuur -wetten, of een foo ligt op defe als op een andere wyfe werkend geval plaatfe hadde : hoe veel meer is een wonderen doende en aanbiddelykenbsp;Migt uit lylcelyk ? dat een foo ondenkelyke meenigte van vyer in dcnbsp;lugt rontom ons figh kan ophouden, en niet alles in vlammefet.? En om vannbsp;de Blixem-vyeren met weder te fpreeken, ishetnuuitdehedensdaagfebrand-fpiegels en glafen bewyfelyk, dat het ligt, foo als het van de Sonne afkomt, wat digter op een gepakt fynde bcquaam foude fyn, om den gan-fchen Aardkloot (mets uit gefondert) in een gloeyendc zee, veelfchrikkely-ker als oit de glas- of metaah-fmelteryen figh kunnen vertonnen, te veranderen.

Ik vrage nneerfi aart die hier geen beftierende Godtheit in kunnen fien; Welke de oorfaak is, die den Aardkloot juift in die affiant van de Sonne ge-plaatft heeften nogh houd j waar door het Sonne-vyerdefelve alleen kan verwarmen, verligten, en vrugtbaar maken j en hoe het bykomt, dat fy door

T11 nbsp;nbsp;nbsp;ecB

-ocr page 538-

fi4

XXII. BESCHOUV/ING

een meerder afgelcgentbeit niet door koude onvrugtbaar iSj of nader by dc Sonne fynde door deiêlve niet verbrand, en in een gloeyende kloot verandert werd: dewyle het blykelyk genoegli is,, dat nader aan de Sonnenbsp;het ligt figh digter op een gedrongen in defelve plaatfe bevind, en by gevolge feer veel meerder kragt in het branden moet doen: en of het begrypelyknbsp;is, dat onder foo veel millioenen plaatfen, die van den Aardtkloot of de Sonne innbsp;het Geheel-Al fouden kunnenbellagen werden, fonder dat ’er cenigh oogmerknbsp;in beoogt is geweefl:,juift dit uitgekoren is, welke alleen voor den Aardkloot dienllig was.

Teti'anderen , dewyl, indien het ligt foo digt op een gepakt totons op den Aardtkloot nederquam, als het by de Sonne is, de aarde een veel kragtigernbsp;gloet foude uitftaan, als men in de brand-punten van: groote brand-glafen ofnbsp;brand-fpiegels gewaar werdt; daar in weinigh minuten tydts alle metalen in*nbsp;gloeyende droppels na beneden vallen: laat defePhilofophen aan ons feggen,.nbsp;of’er eenigh bequamer middel om den Aardkloot voor foo fchriklcclyk eennbsp;gloet te kunnen bewaren, by haar of andere bedagt foude kunnen werden;,nbsp;als het ligt aan die wetten te binden, waar door al het geene uit een puntnbsp;komt figh; vMi: een verftroitv foodanig, dat de regte lienien , die het be-fchryft door fync flralen,. van haren ooi'lpronk alwaar fy beginnen gedu-righ, hoe langer hoe wyder van den anderenafloopen. Welk veifpreid^en ofnbsp;verllrooyen des ligts de Mathematici met het woord Dhergeren uitdrukken,nbsp;en by haar met veelvuldige experimenten.getoont werd;, door het welke,nbsp;behalven dat, als boven gefegt is, den Aardkloot voor het aldergruwfaamft.nbsp;verbranden behoed werdt j, ook dit groote en onwaardeerlyk gemak aan denbsp;menfehen toegebragt werdt j dat alle faken, in een en het fclve punt van vele te gelyk en van alle fyden gefien kunnen werden. Van dit alles, kan bynbsp;ymand, die ganfeh geen ervarentheit in de Gefigt-kunde heeft,tot meerdernbsp;klaarheit de XIIL Befchouwinge §. 4. na gefien werden.

§. 14. En kunnen die Ongelukkige figh nogh verbeelden? dat hetnogh wysheit nogh magt bewyft j dat al het ligt, hetwelk uit een foo onmeetely-Jien grooten cn vyrigen kloot (gelyk men na alle waarfchynlykheic de Sonne moet flellen te fyn) tot ons nederdalt, op defe wyfe genoegfaam verfpreitnbsp;en van malkander af verftroit werd, eer het op de aarde komt: en dat ’ernbsp;geen einde oit beoogt en het alleen by geval of door onbe^vufleoorfaken toekomt j dat foo geweldigh een Vyer-fioffe (welke anders by een gedrongennbsp;blyvende, bequaam foude fyn om alles, als in een finclt-vyer, in eengfoei-jende zee te veitanderen) niet tegenftaandefymetfoo verfchrikkelyk eenfnel-Ie beweginge geduurigh voortgedreven werd, als hier na by het ligtfalgf*nbsp;fegt werden , egter foo nauw aan defe wetten van divergentie , verfpreirnbsp;dinge gebonden is, en blyft; dat fy in foo vcelc duifenden van jaren daarnbsp;van in het minfte noit afgeweken heeft j en alle menfehen , wie fy ook fynnbsp;.mettanders als het grootftc goed daar van gemeten-, en fchoondefrdfig’'nw'-


-ocr page 539-

Van het Vyer'. fif fame ¦beweeginge anderfmts aan alles een gemeen verderf foude vcroorfa-

ken. nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

§. if. Laat nu na dit alles wel begrepen te hebben, een Ongelovige oor-

lt;icelen j met hoe veel regt Elihu dit voor een bewys-reden gebruikt, om aan yoh de groote Majefteit Godts met overredinge voor te Hellen gt; als hy Joh.nbsp;XXXVIL II. dit onder de Wonderen Godts optelt : Hy verfiroit de wolkenbsp;jynes ligfs •, daar defe Divergentie der ftralen en verftroyendc beweginge desnbsp;ligts met nadruk fchynt gemeint te werden.

Ik hcbbc de gedagten van verfcheide geleerde Uitleggers daar over nafien-de, wel bevonden, dat dit ligt hier voor de Blixemen, die uit de wolken fchynen voort te komen, by véele genomen werd.

Maar dat men defe woorden in die te voren gcfeidenfin en als het verftroyen van de ftralen betekenende (het welk divergeren genoemt werd) foo niet metnbsp;beter, ten minften met even foo veel regt kan opnemen j fchynt my daaruitnbsp;te kunnen afgenomen werden: Eerfi, om dat ’er even voorgaat ook vermoeitnbsp;hy de dikke wolkc door klaarheit. Door welke eigentlyker des Blixems klaarheitnbsp;fchynt te kunnen verftaan werden j om dat die omtrent dikke wolken meeftnbsp;plaatfc heeft, en ook het vermoeyen der wolken met meer kragt aan defelvenbsp;fchynt toegefchreven te kunnen werden.

Een anderen.^ om dat, indien met dit ligt dat van den Blixem gemeint wierde, den fin foude fchynen te vereiflehen , dat de uitdrukkingeniet was,nbsp;Hy verjiroit de vjolke fynes ligts •, maar, Hy verflroit het ligt fyner ivolke-, ge~nbsp;lyk onder dele benaminge in het volgende ly. vers^ den Blixem fchyntver»nbsp;liaan te moeten werden.

Een derden, dat in defen text de eerfte woorden, Ook vermoeit hy de dikke wolken door klaarheit, op de Blixem-vyercn j en dele volgende, Uy ver-Jiroit dc ivolke fynes ligts, ophet nbsp;nbsp;nbsp;van de ligt-ftralen tocpallclyk fynj

(om niet te feggen , dat indien fy beide op de Blixem fagen, defe beide ge-noegfaam een en defelve faak fouden betekenen) fchynt daar uit ook te befluiten te fynj dat m het volgende 15. vers weder van defe beide Blixem en Ligt,nbsp;dus fchynt gefproken te werden: Het fy dat hy dit tot een roede, of tot fynnbsp;landt, oj tot weldadigheit befchikt. Waar van het eerfte, namelyk de roedenbsp;in de Blixem-vyeicn,en het \‘i'^likgoi(\zweldadigheit in de verftroyinge des ligtsnbsp;fchynt vervut te werden j door dewelke, gelyk boven getoont is, den gan-»nbsp;fchen Aardtkloot van yerbrandinge bewaardt werdt.

En moet ook ten vierden aan niemand vreemt voorkomen,dat men legt,dat alhier met dele uitdrukkinge van wolke desligts, de vergaderde méenigte vannbsp;het ligt, dat in de lugtligh bevindt, verftaan kan werden-, hoe wel het woordnbsp;Vüolke meeft fyi^opligt alleen op water-dampen fchynt te hebben: nadien in veri*nbsp;fcheide plaatfen het felve ook vooreenvergadeidcmeenigte van andere fakennbsp;gebruikt werd. Gelyk by Ëzech.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;11. veel reuk-dcelenj^é’^ wolke des reuk^

V!jerks-,m een groote menigte dergetuygen bjPaulusHehreen.XlL i .een wolke der genoemt werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ttt znbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§•

-ocr page 540-

ƒ16

XXII. BESCHOUWING

§. z6. Nogh een uitvlugt, die fig aanftonds aan ymand, welke de God-delyke bewaringe loochent fchynt te fullen opdoen, is overigh om weghte nemen: namelyk, hoe veelvuldigh en verfchrikkelyk het vyer ook wefennbsp;magh, het welke in en rontom de aarde fig bevind 5 dat ’er egter watersnbsp;genoegh in defelve gevonden werd, om defelve van verbranden tebewarenjnbsp;foo dat het in defen niet nodigh foudc fchynen, dit aan een byfondere Goe-dertierenheic en Voorfienigheit Godts toe te fchryven.

Ik fitl hier niet tegen bybrengen, dat’er felfs foodanige ftofFen fyn, die vyer-deelen by flgh hebben, welke alleen door water in werkinge gebragtnbsp;werden. Waar van een kalk-molen nogh over weinige jaren tot een onder-vindinge heeft kunnen ftrekken3 dewelke, by het doorbreken van de Zee-dyk; door het by de kalk komende water, geheel afgebrand is. Ook is in denbsp;Chymie een meenigte van voorbeelden j waar dooreen koude ftoffemet water bevogtigt fynde, ondragelyk heet werd, en fomtyds in een klare vlamnbsp;opbrandt. Soo maakt olie van koperroot, op het by doen van kout water,nbsp;het glas, waar in fy gemengt werden, meermalen foo heet, dat het onmo-gelyk in dc hand te houden is. Het welk ook gefehied,a}s men op hetgeennbsp;overblyft van de fublimatie van Lapis Hematites^ en SalArmoniac\lt;Q\xè. water giet: en veel rneer andere gevallen.

Maar een bekent experiment is het by de grootfte Onderfoekers der Na-tutire van. defen tydt, dat levende fwavel met vylfel van yfer, door het by doen van kout water tot een deegh gekneet, binnen weinig uuren warmnbsp;werdt, en eindclyk volkomen begint te branden. Waar vandeP/:y^^«(?vannbsp;de Heer Hartfoeker •, de Optica van de Heer Newton^ pag. izp', als ook denbsp;Regifters van de Academie Royale in Vrankryk kunnen na geilen werden.

Of nu defe een van de oorfaken van de Ohdcraardfche Vyeren, Aardbevingen, en diergelyke bewegingen is, onderfoeken wy hier niet ten uiter-ftenj dogh ten minften ishetontegenfprekelyk waar , dat’er veel ftoffen ge-lyk defe in de aarde fyn, welke verre van door het water van verbranden bewaart te kunnen werden, daar door ontvlammen, en tot branden aangefec werden.

En om verder te flen, dat ook fckere ftoffen onder het water met een groote kragt kunnen branden, fonder cenigfints door het felve gebluft tenbsp;werden 5 behoeft men alleen de oogen op dat foort van Vyer-werken te flaan;-welke eerft onder,en daar na boven het water haare werkinge doende,een daarnbsp;door onuitbluffchelyk vyer vertoonen. Ik bevinde tot dien einde, den zp-Oftober 16py, dit kleine experiment dus aangetekent: Men heeft een kleinnbsp;kardoesje, van datfoort het welk men voor flangetjes op gemeend Vuur-py-len gewoon is te fetten,met ftof van kruyt gevult, fonder eenflagh metge-greint buskruit daar op te maken. Dit aan een klein fteentje gebonden fyn-,nbsp;de wierd aangeftoken,. en liet men het in een fuiker-glas, dat met water


-ocr page 541-

Vit het F'yef'. nbsp;nbsp;nbsp;'fiy

gevult vallen j waar na men het onder water fagh branden, en in het donker van den avond een groot ligt geven.

Dat nu, nadien foo veel fwavej en falpeter (waar uit het kruit ten deelen bell:aat)in de wereld fyn, als defe eenmaal Vyer gevat hebben, defelvedoornbsp;¦water niet wel te bluffchen foudenwefen, is uit het ftraksaangetrokkenege-noegfaam af te nemen j gelyk ook uit die vervarelyke uitbarftingen van denbsp;Onderaardfehe Vyeren, die in de gronden van diepe zee’nfighmeenigmaalennbsp;opgedaan hebben. Waar van te voren een nogh onl-anghs voorgevallene Hiflo-rie van het niuwe voortgebragte Eilandt by dat van Santerini §. i8. aange-baalt is.

§. vj. Boven dit voorgaande, heeft de nimmer-ruftende weetgierigheit van eenige alles onderfoekende Chymici voor eenige wynige jaren een foortnbsp;van een vergaderingh van Vyer, reeds boven aangehaalt en Phosphorus ge-noemt,aan de wereld te voorfchyn gebragt: het welke te voren in de lugt ennbsp;dik wils in water felfs verfpreit fchynt te fyn jen toebereit fynde,wanneer eenigenbsp;warmte daarbykomt,, in een volkomen brand ontfteeken kan werden.

Onder verfcheyden experimenten, die wy ontrent defe Phosphorus gedaan hebben, vinde ik defe aangetekent.

ƒ. Dat men meermalen bevonden heeft, dat om de Phosphorus te doen lig-ten of branden een fekeren graad van warmte van noden was.

Want in de Winter of January i6pö een ftukje op een papiertje, aan de fyde van den glafen klok by de lugt-pomp in een plaats, die niet warm was,nbsp;leggende, bevont men het niet te ligtenj en in tegendeel op de hand geleitnbsp;fynde gaf het na gewoonte fyn ligt en onfchadelyke vlamme. ’t Geen totnbsp;meermalen toe herbaalt fynde ment’elkens dusdanigh bevond. Maar in eennbsp;klein ampulletjc, dat eenigfints warm gemaakt was, gedaan fynde, brandcnbsp;bet niet alleen ,^maar bleef bi'andende,ichoon men de lugt uit het recipient,nbsp;daar het in gefet was, geheel afgelaten haddej en ook daar na, als men de-felve daar weder by liet komen; Soo dat hier uit bleek, dat dit Vyer anders als veele andere, met en fonder lugt even wel brandende bleef.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*

Ook fag men,dat de khtPhosphorus op ftof van buskruit gelegt fynde,als men hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beide geplaatft waren, infoodanigh een diftantie

van het V yer lelde, dat men de hitte aan de hand fonder ongemak verdragen kon e, ^^nitonds met het buskruit in br.and vloogh: Engefchiededit, het ly dat men de Phosphorus in ftof, of in een rond korreltje overgeftooktnbsp;fynde, daar toe gebruikte. Waar uit het voorgaande, dat ’er warmte toenbsp;vereift werd, ook fchynt blykelyk te fyn; gelyk ook daar uit, dat met enkel wryven van de Phosphorus op een grauw papier defelve heet gemaakt fynde , daar door in een volkomen vlamme opbrandede. Siet verder het geenenbsp;daarvan §-i4- ^'^^dsgefegtis.

II. In een ander experiment heeft men de fynfte deelen offtofvan de

, nbsp;nbsp;nbsp;Ttt 3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;phoruss

-ocr page 542-

yiS

XXII. BESCHOUWING E.

fhorus (welke men weet dat nevens de ronder en grooter ftukjes in het dc-ftilleren over gedreven werd) in een klein kolfje met water op het vyer gelet i wanneer men, na dat het kookte, bevond, dat in het ledige deel vannbsp;dat kolfje figh een groot ligt boven het water en als een volkomen vlamnbsp;vertoonden i en eenige kleyne ftukjes als brandende boven op het water dre-ven.

Waar uit dan kennelyk is, dat met een vereifte warmte defe Vyer-dee-len ook in het water branden j en dat ook het Vyer door Water pafteeren kan, en boven hetfelve eenligtende vlamme maken, fonder dat die daar doornbsp;uitgebluft werd. Men behoeft niet te denken, dat in het water geen ope-ningen genoegfaam daar toe fyn, vermits in het yongt experiment §. z6nbsp;als het kruit onder water verbrand, een dikken rook door de geheelehoogte van het water op waars ftygt.

III. Het water, daar defe ftofvandeP^cry)^ör«r in gekookt was, heeft men in een klein flesje in het reeipientvan de pomp gefet j en bevond men dat eenige kleyne ligtende deeltjes haar ligt behielden, tot dat het glas ontrent lugt-ledigh was. Ook fag men, dat t’elkens, als de lugt uit de klok gelaten wierd,nbsp;een groot ligt uit het flesje opquam: waar uit, als ook uit andere experimenten fcheen te volgen, dat het Vyer van Ae Phosphorus een uitlet-tende kragt hadde, die figh vertoonde als de perflinge van de higt mindernbsp;wierde.

IF. Dit water daar m ganfeh koud geworden fynde, en ontrent een uur in de koude en open lugt geftaan hebbende, fagh men, dat ftil fynde ganfehnbsp;geen ligt meer gaf, en in het donker onligbaar was j maar gefchudt fynde,nbsp;dat het vyerde(gelyk men hier fulks noemt) of een fchynfel gaf,op defewy-fc, als het foutagtigh water in de fomer doet. En bevond men ook agt dagen daar na, dat dit felve water, wanneer men het glas in het donker Ichud-dede, nogh ligt gaf, gelyk ons floot-water in een heetefomer, niettegen-ftaande het glas altyd ongeftopt en open gebleven was.

Immers is het hier uit af te nemen, dat ook het Vyer aan het water figh hegt. En indien het vyeren van de zee en fommige van onfe foute bin-ne-wateien uit die oorlaak voort komt dat een diergelyke Vyer-ftofFe fighnbsp;met haar vei enigt, kan men daar uit ook beftuiten j dat(hoevremt hetoolcnbsp;fchynen magh)het vyei in een grootemeenigte ook met de wateren figh vermengen kan, en warelyk vermengt is, fonder daar van, als ’er maar eenigenbsp;warrateis, uitgebluft te werden.

Ik moet hier by doen, dat delen Phosphorus^ waar mede alle dele experimenten gedaan fyn, als doe al 4 of y jaren onder water gelegen hadde, en in het felve bewaart was. Soo d.at felfs het water koud fvnde tot een bewaarplaats van het vyer fchynt te kunnen verftrekkeni waar uit hetfelve onge-bldft op alle tyden kan te voorfcheyn gebragt werden.

FI*

-ocr page 543-

fiP

Van hef Vyer.

yi. Of men nu moet vaft (lellen, dat defe Vyer-ftofuit de lugt, of van de daar in fynde Sonne-ftralen haren afkomft heeft \ dewyl de Vrina van menfehen,nbsp;als fy niet langen tyd aan de lugt en het ligt bloot gedaan heeft, enwcl gerotnbsp;of gegift is, geen fodanige Phosphorus geeft: gelyk ook of de reden, waarom dit Vyer figh aan de werkende Urina vaft maakt,, defe is, om dat defel-vefout is} nadien men ook in andere wateren, die brak of fout fyn, hetvye-ren meed gewaar werd; is nogh wat rauw om alhier yets van te bepalen.nbsp;Dit is waar, dat als de lugc en het ligt langh daar op gewerkt hebben, veelnbsp;phosphorus uit defelve voortkomt; en dat ’er een feer groote meenigte vannbsp;Vyer in de lugt verfpreitis, het geen dgh wel in andere verhevelingen, dbghnbsp;©peen verfchrikkelyke wyfe in deBlixemenopdoet. HetwedceBlixem-vyernbsp;(geheel buiten de gewoonte van fommige andere vyeren) niet anders als denbsp;warmte der Sonne van noden fchynt te hebben om aan gedoken te werden;nbsp;na dien in warme landen, en by ons in heetc dagen defelve Blixemen meednbsp;vernomen, werden. Ook fchynt dit een van de byfonderheden te fyn van hetnbsp;Yy ex dat m de Phosphorus figh bevind ; dat een by na ordinare warmte, im-, mers die anders naulyks eenigh bekent vyer en ook geen buskruit ondeken fou-de, defelve aan het branden helpt; En fiet men als defelve brand , dat hetnbsp;gelyk de Blixemen fomtyds^ met verfcheide herhalingen van nieuwe vlammen;nbsp;iiitberd; gelyk ik aangetekent vindcgefchiet te fyn, als men de Phosphorus-in een ampulletje even boven een brandende kaarde hielde.

Ik weetniet of andere eenVyer kunnen toonen,het welke(ook felfs in eenvog-tige doffe) foo ligt als defe Phosphorus, enkel door de hitte van eenen by ons fo*-¦merfchen dag drax aan het branden kan geraken; maar ik hebbe noit eenig foort daar van gefien,buiten defe Vyer-doffe, die my meed gelykformig in fyne ónt-if ekinge aan die van den Blixem heeft coegefcheenen. W ant tot alle andere ma-nieren,die door dePhilofophen by gebragt werden om te toonen hoe den Blixcmnbsp;indclugtontvlamt,fchynenof een waar brandend Vyer, of anders foodanigenbsp;faken onderdek te werden, welke veele niet ligtelyk fouden willen töedaanfnbsp;in de lugt plaatfe te hebben.

§. z8 . In veel andere gevallen bevind vatxiddit Phosphorus d\en^\^ te fyn; om de eigenfchappen van het Vyer te onderfoeken; en onder andere fchyntnbsp;idefclye tot een bewys te kunnen drekken van het geen voren §. d.enz. ge-fegt is. namelyk, dat het Vyer een byfondere vloeibare doffe is. Om datnbsp;dit op een gepakte Vyer in defe Phosphorus figh in olye van nagelen en eeni-ge andere laatfmelten, en aan defelve eenige Vyer-ucelen mede deelt; foo

dat, als men een dukje in defelve olye eenigen tyd laat leggen, deielvedaar door een kragt van ligten verkrygt en een 's\oey^t\de Phosphorus-veitooxit^'nbsp;weygerende nogtans in veele andere oly en en vogten dgh te ontdoen en te mengen. Het welk ook eenigfints fchynt aan te toonen, dat het Vyer, immers-^amp;X, ïxideie Phosphorus is, uit een byfondere bepaalde ftofièbedaat.

§..2p. Ikv

-ocr page 544-

^2.0 nbsp;nbsp;nbsp;XXir. BESCHOUWINGE.

§. 2p. Ik was niet van voornemen om alhier Chymifche ProcelTen inhaar omftandighcden le befchryven j maar op dat yder van het geen wy hier gc-fegt hebben verfekertmogtefyn, engelegentheithebben, omuitdefebrand-ftofFc nader de eigenfchappen van het Vyer na te fpemxnj fal ik hiereenenbsp;maniere om die te maken by voegen; welke gemakkelyker is, als dienbsp;by veele Chymici in hare fchriften na gelaten is: om datfy datfoo verdrietignbsp;uitrooken van de Urina niet van noden heeft; op welke maniere ik meermalen defelve in een redelyke meenigte hebbe doen ftooken. Het geen iknbsp;dan in myn Chymifche aanteekeninge daar ontrent bevinde , is dusda-

Men heeft het fetfel van PilTe, die langen tyd in een Weeshuis in een ton geflaan, en daar door de dikte van een zecpe gekregen hadde, eenige malennbsp;onder regenwater geroert, en foo veel mogelyk was daar mede gemengtjnbsp;en door het bovenfte en dunfte t’elkens af te gieten, aldus van hare anderenbsp;vuiligheden gefuivert. Daar na heeft men het felve water foo lang laten ftaan,totnbsp;deftoffe, die daar in was, op de grond volkomen was nedergefonken; vannbsp;welke verdei’, doorbet meermalen by doen van verfch water, alle het daar bynbsp;fynde fout afgefcheiden wierd ; hetgeen by de Chymill:en£i^«/cor^r^«, dat is,nbsp;Jöêt of verfch maken genoemt werd. Dele gefonkene Materie in een kleinenbsp;yferen pot gedroogt fynde wierd in twee kleine fteenen retorten gedaan, ennbsp;defelve in de kleinftc reverbercer-oven foodanigh geplaatft; dat het geen mennbsp;by deftillatie over wilde doen gaan, niet hoogh te klimmen hadde. Daar nanbsp;is des morgens ten half feven uuren Vyer daaronder gelegt, dogh geen recipiënten daar aan gevoegt; en begon ontrentten half negen uuren een geel-agtige vogt over te gaan ; welke in twee daar onder gelette fuiker-glaasjesnbsp;drupte, en met llerk water effervefceerde. Ten een uure na de middagh,nbsp;als de rook en geele droppen ophielden uit. defe retorten te komen, wierdennbsp;twee kleine of halfwerps genoemde kolven, welker monden te voorentotdenbsp;vereifte wydte afgefneden waren, met Lutum daar aangehegt; eerft foo volnbsp;water gedaan fynde, dat als fy in haar vereillen ftand gelegt waren, deope-ningen der retorten even boven het water figh bevonden; vernam men ftraks ,nbsp;gelyk als Blixemen in de kolven te komen. Ten drie uuren flond de lugt,nbsp;die in defen kolven boven het waterwas, geheel gloeyende en rood, enfaghnbsp;men de Phosphorus op de grond van het water leggen. Den oven felfs wasnbsp;nauwer gemaakt, als in andere gelegentheden daar fy dienen moet; en lietnbsp;men de vyer-plaats fyne geheele grootheit behouden; om ook de hitte foonbsp;llerk te geven als mogelyk was, en die niet t’elkens door het by doen vannbsp;nieuwe turven te doen verflappen, wierd het Vyer gedurigh in het laatftcnbsp;met halve turven geflookt, welke men eerft in Ket afch-gat droogh en vonkende hadde laten werden.

§, ?o. Maar om weder ter fake te komen: nadien men nu in defe/’-^ö-f/^quot;'

rus

-ocr page 545-

pi

Van het Vyer.

rus een Vyci' fiet, dat, als ’er maar cenige warmtebylcorat, doorhetwater niet allecnniet uytgebluft wer-d, maar daar in ontftoken kan w crden en branden}nbsp;nadien men ook yets diergelyks in de Liigt, in de BUxemen flet gcbeureninbsp;welke fchoon van foo dikke water-wolken omringt fynde, egter in het midden van dele niet na laten te ontvlammen en by na alles, wat ontrent haar is,nbsp;in vyer te fetten: Nadien men verder dit Vyerder lugt in foute wateren hghnbsp;liet mengen, en in defelve by fomerfche dagen ligten gt; en boven dit, ooknbsp;ontfteken fwavel met falpeter in het water even als in de lugt branden j be-halven dc Onderaardfche Vyeren, welke,fchoon een diepe zee bovendefel-ve ftaat, foo verfchrikkelyk woeden. Kan dan een Athcift tigh met die uit-vlugt geruft ftellen ? dat het water haar voor het Hemels en Onderaardfehnbsp;Vyer, als het eenmaal gefamentlyk aan het werken raakte , foude kunnennbsp;behoeden. En is het nu alleen aan een geval, of figh van alles onbewuftenbsp;reeks van oorfaken toe te fchryven? dat dit Vyer, het welke veel genoeghnbsp;en magtigh is om den ganfeben Aardkloot ineen gloette fetten, gekluiftertnbsp;blyft j en gedwongen om aan de menfehen in foo veel gevallen dienftbaar tenbsp;fyn. Vreeflelyk is het dan nochmaal te denken , dat dit geval alle oogen-blikken veranderen kan} en defe oorfaken milTchien morgen foo veel fullennbsp;doen om dit Vyer aan het branden te helpen, als fy nu gedaan hebben om hetnbsp;op foo veel plaatfen in ftilheit te houden. Ik verwondere my meenighma-len, hoe hetmogelyk is, dat ymand al fyn leven in het midden van foo veelnbsp;gedugte kragten en dreigende gevaren figh bevindende, fonder eenigennbsp;gront te hebben, waar door hy foude kunnen met de minfte verfekertheitnbsp;weten, dat hem den volgende clagh niet den aldergruwfaamften onderganghnbsp;fal overkomen, nogh een Philofophie, die hem in foo veel gedurige vrefennbsp;Ibndcx einde moet doen blyven, met foo veel hartnekkigheyt en blindheit,nbsp;of (om cen iagter woort te gebruyken ^met foo veel yver kan aanhau-gen.

§.51 Maar foo dit alles aan èen ongelukkigh Twy ffclaar niet genoeghfaam een Godt en Bewaarder bewyft, en een beldagelyk Atheift het geen mennbsp;hier uy t belloten heeft nogh kragteloos oordeelt te fyn j laat hy boven het voren geleide, loodanige Hiftorien na Icfcn, aan welke niemand, als die enkel alles , wat tegen fyn gevoelen ftryt, op een onredelyke wyfe loochenennbsp;wil 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^igeren j en daar in de wonderlyke Regeeringe, die cen

blykclyke Goddelyke Magt over dit Vyer oeffent, befchouwende, fighiêlft in ftilte en eenfaamheit (waarom dit aan haar geraden wert is boven al aan-getoont) vragen} of hy kan denken, daar door het Vyer, juift op foodani-ge tyden , in fcon^nige gelegentheden en omftandigheden van faken,fooda-nige ontfachelyke werkingen kunnen gefchiet fyn, als men in veel gefchie-deniflen lefen kan}fonder dat de magtige willen vaneenaanbiddelykBeftier-dcr daar in de handt heeft gehadt,

Vvr nbsp;nbsp;nbsp;Hy

-ocr page 546-

XXII. BESCHOUW r N G E,

Hy ftelle figh alleen voor dat gedenkwaardige voorval van de laall voorgaande eeuwej wanneer, als den Hongarifchen Graaf Francois Nadafti verscheiden Proteftantfehe boeken dede verbranden, een Latynlche Bybel in het midden van het Vyert’eikens onverfeert bleef leggenook als hy met eenont-ftelt gemoet defe door des Scherpregters knegten aan hem vertoont lynde,, weder op nieuw dede in de vlamme werpen. Terwyl een bladt uit een anderen Bybel, door de kragt van defelfde vlamme opgevoert, naeenigentydnbsp;in de lugt omgefworven te hebben , in des felven Graafs fchoot nedervielj-het welke van den Baron Lddijlaus Rewat^ die naaft den Graaf Nadafii fat,nbsp;in de hand genomen wierd,e; en door den laatften weggerukt fynde, aan hemnbsp;de oogen daar op fla'ande, defe woordennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XL. 8. vertoonde; het 'woord

Godts bejiaat in der eemvigheit. W aar op hy, die figh fonder veel ontroeringe eenigen tyd daar na tot een geweldige dood konde fchikken , nu aanftondsnbsp;begon te fidderen, en figh van daar wegh liet brengen. Die meerder omftandig--heden en de getuigen daar van lefen wil, kan het vervolgh van de Chronycknbsp;vanGodtfriedfag.g^^ontiSS.'xxn. Indien nu een Atheill defe Hiilorie, met foonbsp;veel omllandigheden verhaalt, en door foo veel getuigen beveiligt fynde,nbsp;alleen , voor waar wil aannemen j laat ik aan hem felfs te oordeelen j of’er meteen regerende Magt in defelve fij^hblykelyk vertoont: die het vyerrot fyncnbsp;oogrherken doet dienen, eh als het hem goed dunkt, deflelfs verflindendenbsp;kragt betoomt } gevende te gelyk in dit geval aan een ongelovige (dienbsp;eenighfints redelyk is) een voldoende getuigenifle van de alle andere te bovengaande waardigheit van dat Boek, hetwelk de Woorden Godtsbe-hellt.

§. TjZ. Meermalen (om hier yets, dat nogh van meerder nadruk is, bytevoegen) ismy met ontroeringe voorgekomen, het geene by Ammianm Mar-'^ cellinus in het-1. Capittel van het XXIII. Boek verhaalt werd, van den Kei-fcr 'Julianus en defielfs voornemen om den Tempel te Jerufalem te herbou- •nbsp;wen. Hoe defen Keifer eerft aan het Chriftendom toegedaanfchcen,en daarnbsp;na tot het Heidendom weder afgevallen is, is genoeghfaam bekent} foo verre felfs, dat hy niet fyn magt alleen , maar ook lyn ganfche vcrlland, ennbsp;(het geen feltfaam onder Princen is) felfs fyne penne daartegen gebntiktnbsp;heeft.

Den Heere Jefus Chriftus,den Aanbiddelyken Saligh-Maker der Wereld, by de Chriftenen gedient en aangebeden, hadde Matth. XXIII. aan denbsp;Joden gefegt, Siet u Huis 'Word u woèft gelaten-, daar mede foo lange voordennbsp;ondergangh des joodfehen Burger-llands te kennen gevende, dat defennbsp;Tempel door de Romeinen verbrand cn vernielt fynde, niet weder ftond op-gebout te werden. Dit Woord hadden de Joden onder andere Keifprs tenbsp;vergeefs al getragt valfch te maken; En om te bewyfe'n, dat het Chriftendom alleen in enkele waan beftond , fdieen de' hcrböüwingé van dèfen

Tem-

-ocr page 547-

«5

Fan het Fyer. nbsp;nbsp;nbsp;f2.3

Tempel veel gewigts tc kunnen toebrengen: van “welke gedagten Julianm ook fchynt geweea te fyn, die daarom ook dit aan de Joden veroor-

lofde. _ nbsp;nbsp;nbsp;.

Eer ik verder ga moet ik fcggen, dat my deiê tyd, foo meenigmaal ik daar op dagte,altyd voorgekomen is, als een van de alderbenauwtllejennbsp;defe verfoekinge als de aldergrootfte, die oit aan het Chriftendom in harenbsp;vervolgingen overgekomen is. En veel meèralseenmenfchelykekragtfcheennbsp;’ervan noden te wefen om van herten een Chriften te blyven, voor y-mandjdie wifte dat deHeere Jefus met uitdrukkelyke woorden gefegt had-dc, dat defen Tempel nok herbouwt ibude werden j en nufagh ,datden Keifernbsp;en genoegfaam den Alleen-Beheerfcher van de ganfcbe doe ter tyd bekendenbsp;Wereld met foo veel drift voornam , en alle toebereitfelen maakte om ditnbsp;gebouw, regt tegen het voorfeggen van de Heere Jefus aan, in fynen oudennbsp;óf grooter luifter te herftellen. Geen hulpe fcheen hier in het geheel, ge-lyk fy ook niet en was, op de ganfche aarde_, nogh van elders te verwagten;nbsp;ten fy de Heere Jelus, nu in den Hemel regêerende, van daar fyne Magt o-penbaarde, en op een wonder-dadige wyfe dewaarheitvan het geen hy ge-fproken hadde, geliefde te beveiligen.

En om te weeten, hoe figh de uitkomk defer groote ftke toegedragen heeft, laat ons den voonioemden Ammimus MarcelMnus ter gefcider plaaclenbsp;daar van horen fpreken. Dit fyn fyne eigene woorden uit het Latyn in hetnbsp;Nederduits overgebragt: ,, Hy nam voor den wel eer-pragtigen 'tempel bynbsp;3, rufalem 3 welke onder de belegeringe van Fefpajianus en daar na van titus, nanbsp;35 veele en bloedige flryden ^ naulyks met moeite is ingenomente herjiellen metnbsp;33 kojien, die alle maat te buiten gingen. En hadde ^ om defe fake tot rypheit tenbsp;bre?igen, commijpe aan .dlypius gegeven ^c. Als nu defen Alyplus dit werk feernbsp;5, fterk aandrongh en den Regeerder der Provincie alle hulpe toebragte maak-3, ten vervaarlyke en vlammende Fyer-klootenmet dikwils herhaalde aanvallennbsp;33 hy de fundamenten uitberflende de plaatfe ongenaakbaar \ verbrandende tot ee-nige malen die daar aan werkten-, en op defe wyfe, defe hooft-fioffe met foonbsp;„ veclhartnekkigheit tegenfiandbiedende, moef men met hetgeene begonnenwas,op-„ houden.

Dcwvl het nuby yder moet toegeftaan werden 3 dat defen Ammianus Mar-fe//m« kennilie van faken moet gehadt hebben, als felfs in den Oorlogh ónder del^ Keker Julianus gedient hebbende: dewyl hy ook felfs geennbsp;Chriften lynde, by niemandt kan vermoedt werden eenige onwaarhedennbsp;ten gevalle der Chrillenen gefchreven te hebbenj te meer, om dat een foonbsp;merkelyke valsheit by hem in fyn Hiftorie ingevoegt fynde, het aan geennbsp;Wederleggers oit foude kunnen ontbroken hebben in foodanige ty-den, als felfs den Keker fyne penne tegen hetChriftendom gebtuikt hadde:, dewyl boven dit alles, defen Schryver by alle tot nogh toe voor ge-

V V V 2 nbsp;nbsp;nbsp;lo©f-

-ocr page 548-

SH

XXir. B E S C H o u W I N G E.

loofwaardigh gehouden is: Kan ook ymand met reden aan de waarhcit van defe Gefcliiedeniflê twyffelen? en nogh te meer, indien hy boven dit hetnbsp;Jodendom aanmerkt eene Natie te fyn, welke, als fy by een vergadert was,nbsp;ibo magtigh en magtiger mifichien in getal van Manfchap en Rykdommennbsp;foude wefen, als eenige andere ter wereld. Nu defe, hoe feer fy ook genegen magh fyn om haren Tempel te herbouwen, en den Name van Jeliisnbsp;te fchande te maken, heeft in foo veel eeuwen niet eens durven ondernemen om den bouw des Tempels te- hervatten : niet tegenllaande by dcnbsp;Turken, die nu de overblyffelen van Jferufalem befitten, alles voor geldnbsp;cn foo genoemde beurfen te verkrygen is. En, indien men haar na de reden vraagt, waarom fy daar van foo geruftelyk aflaten, ontfienfyffgh niet felfsnbsp;te antwoorden, dat Godt aan haar fulks door een Onderaardlch uitberftendnbsp;Vyer tot nogh toe belet heeft. W elk antwoord aan my felfs van een van haarnbsp;op defe vrage voorgekomen is.

De waarheit van defe Hiftorie nu lbo verre vaft gellelt fynde, kan y-mand, die niet al, wat tot bewys van een Al-bcflierende Godtheit dient,enkel om defe reden voor valfch wil houden, dit verbaaffcraakend wonder-werk aannbsp;yets anders,als aan eenGoddelykeMagt toefchry venPKan ymand dele gefchiede-nifle in al hare omftandigheden aanmerken, en nogh loochenen,dat’er een Godtnbsp;is,die fyne Regeeringe over het Vyer heeft,en dat fe in dit geval handtaftelyk is?nbsp;Kan ymand foo verre verblind fyn, dat hy foude willen ftaande houden dat delenbsp;verlchrikkelyke Vyer-klotcn,juift op die tyd,op die foo ongewoone plaats,nbsp;in defe voor verhaalde lamen-komfte van faken, by geval, of door flgh on-bewufteNatuur-wetten,fonder eenige hoger Magt en Befticringe, uit diennbsp;bergh opgeboriten fynj en foo dikwils, als het werk hervat wierde, hunne vervaarlyke vernielingen herhaalt hebben ? Daar noit den Bergh Morianbsp;op welke den Tempel geltaan heeft, by ymand onder de Brand-bergen isnbsp;getelt geweeft; en als men van dit bouwen afgellaan heeft, noit Vyer uitnbsp;de aarde aldaar flgh vertoont heeft. Kan een Atheift, dit allés by flgh felfsnbsp;in ftilheit overleggen, en niet Adderen over dè Magt van een gedugtennbsp;Schepper? die figh als een Souverain Heerfcher van dit Vyer als fyn Schep-fel bedient heeft. Ik weet wel, dat defe ongelukkige het figh voor fchande rekenen, aan cte kragt van eenigh bewys figh te moeten overgeven: maarnbsp;ikradehaar noghmaalin eenigheit defe Hilloric na te denken, en tedetteninbsp;of fy haar in defen over haar Godtloochenende gevoelen fullen kunnen geruft ftellen.

§, 33. Maai’ om verder te gaan, dewyl dit by gebragte niet alleen

het aanweefen van een Godtheit, maar ook dc waarheit van het Chriften-

dom niet duifterlyk bewyft 5 verhaal aan een Jode of Heiden, die wel een Godt, maar geenfints den Hcere Jefus in fyne uitneementheit erkent, dat den Soone GodtS' na fyn opftandinge, de gemoederen fyner

-ocr page 549-

F'an het Vyer. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ zj

Difcipelen met defen troofl: verflerkte, Mcitth. XXVIII- i8. My is gSquot; geven alle magt in Hemel en op Aarde , en dat hy onder veel andere voor-feggingen in de dagen fyner omwandelinge op Aarden ook aan de Jodennbsp;gefegc hadde, dat haren tempel of huis foude ivoefi gelaten ‘werden j niet te-genitaande alle de poginge, die om het tegendeel uit te werken, hetnbsp;ganfehe volk en de Roomfehe Keifers aan fouden wenden. Indien hynbsp;volgens de gronden van het Joden- en Heidendom geloof aan dit feg-gen weigert te geven j fal hy om van de waarheit , van het geen eennbsp;Chriften in defen belydt, overtuigt te konnen werden , ook een meerdernbsp;cn overredender Bewys kunnen vorderen , als het geen Ammianusnbsp;MarcelUnus daar van geeft , en ftraks te voren alhier aangehaalt is ? Se-kerlyk , indien oit een preuve van de Magt des Heeren Jefus in Hemel en op Aarde , en van de waaragtigheit van fyne Voorfeggingennbsp;by een Ongelovige geëifcht wierde j fchynt alleen dele Hiftorie aan beide op een ontegenfprekelyke wyfe te kunnen voldoen j en ymand , dic-defelve maar gelyk foo veel andere gefchiedenhiên voor waar houd , totnbsp;erkentenifle te moeten brengen, dat de Heere Jefus op die tyd foonbsp;veel jaren na dat hy gekruill en geftorven was, nogh leefde ,, en denbsp;grootlle faken ter Wereldt beftierde. Het welk alleen genoeghfaamnbsp;fchynt om een ongelovige Jode of Heiden , dfe na eenige befcheiden-heit oordeelt, te doen {iën,dat deChriftelyke Religie op geen menfchelykcnbsp;nogh ftaatkundigc vonden gebout is.

Ik hebbe liever de gettiigenillén van ^^^ereldlyke Schryvers alhier voor willen laten gaan ¦, op dat defelve door die droevige driften , welkenbsp;eenige Ongelukkige tegen Godts H. Woord en wel meerder als tegennbsp;andere Boeken hebben , niet nutteloos mogten gemaakt werden. Wantnbsp;dat door een verborgen oordeel Godts fodanige vyandêlykheden waarlyk innbsp;fommige Ongodilten heerfchen, blykt Sonneklaar uit de moeite j die veelenbsp;met mondt en penne neemen om dit Goddelyk Boek boven alle anderenbsp;van ongerymtheden en andere teckenen van onwaarheit verdaght te maken,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

En is ( °P dat ik dit hier by doe ) de blintheit van défe menfehen in defen verwonderlyk groot j en niet te denken hoe ymand van haar , dienbsp;nogh voor verlrandigh gehouden werden foo verre tegen het geene-uit lyne eigene gronden volgt, aan kan gaan , als defe ellendige , die-door al haar verhand en kragten den Bybel der Chriftenen voor yetsnbsp;dat niemand verpligt willen doen houden. Want nadien haar plail^eren^nbsp;en vermaken in dit leven alle hare daden bellieren , en haar uiterftenbsp;einde en oogwit fyn j hoe fouden fy die Ugter kunnen bereiken , als:nbsp;Wanneer de geheele W ereld geloofde dat dit Woord waar cn Goddelyk'nbsp;was ?. verniits alle die eerbiedt voor dit Boek hebben, van alle quaadt

Vvv 5 nbsp;nbsp;nbsp;afge-

-ocr page 550-

XXII. B E S C H O u W I N G E.

afgefchrikt werdende, defe Ongodiflen ondertuflchcn geen fondc daar van makende, veilighlyk op gelegentheden kunnen wagten om alles totnbsp;haar voordeel en wellufl te doen. Nu bevind men egter, dat fy fighnbsp;tegen het Goddelyke Gefagh van dit Woort, foo veel mogelykis, aankanten, en by gevolge dat ly de Werelt. in die gcdagten willen brengen,nbsp;dat het aan yder, die maar de fbraf van den Wereldlyken Regter ontkomen kanj geoofloft is, haar om haar goed te vergeven, haare dog-

ters te verkragten, hare vrouwen wegh te voeren, en alles te doen waar fyn driften hem toe aanfetten. Ik laten aan haar felfs te oordelen,nbsp;of dit ook met haar vermak kan over een komen, en of in defen figh denbsp;blindhcit der Ongodiften en Bybel-Veragters niet handt-taftelyk openbaart.

§. 54. Dogh indien defe Ongodifien de Hiftorien des Bybels (die nufoo veel jaren en eeuwen, tegen foo veel beftrydingen , hare geloofwaardigheitnbsp;cn gefagh behouden hebben ) alleen als ware gefchiedeniflen, fonder opnbsp;hare Goddelykcn afkomft te fien, wilden aanncemen; fchynt het niet anders te kunnen fyn, of fy fouden op een meenigte van manieren van de re-geringe Godts over het Vyer, en by gevolge ook van fyn aanwelen en raagtnbsp;Overtuigt moeten werden. Laten fe lefen, op hoe verfchrikkelyk eennbsp;wyfè den Godt des Hemels aan Mofcs en het Jodendom Syne Wettennbsp;gaf, Deuteron. IV. ii. V. Z3- IV. ly. Hoe den Bergh Sinai al bevendenbsp;brande, tot aan het midden des Hemels} en de llemme Godts figh uitnbsp;het midden des Vyers (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X/. li, ly, 33, 3lt;?. enz. ) in tegen-

woordigheit van foo veel hondert duifenden aan-.alle vcrllaanbaar liet horen. In defelve H. fchriften fullen fy vinden den ellendigen ondergangh van Nadab en Abihu.^ Levit. X. z. het Vyer van den Hemel in denTabcr-nakel van Mofes op deflelfs inweyingc nedergedaalt Levit. IX. 24. En hoenbsp;dit ten tyde van Elias al het water oplekte, en daar door aan het ganfchenbsp;volk de waarheit van den levenden Godt bewees, i Con. XVIII. 24, 38.nbsp;Ook hoe het felve op deffelfs gebedt nederdalende, de Hooftmannen metnbsp;hare yyftige verteerde. 2 Con. I. 10, ii. Het groöte wonder, waardoornbsp;de drie Jongelingen in den gloeyenden oven bewaart wierden. Daniel. III.nbsp;Terwyl op een ander tydt het felve Kor ah met fymen aanhangh vernielde,nbsp;Num. XVI. 3f' vei'branden van Sodoma en Gomorra door eenVyer-en Swavcl-regen, waar wzvidQ Lacus Af^haltites oldoode zee nogh getuigc-nifle geeft. Genes. XIX. 21.

Om nu niet alle andere op te halen j laat een twyffelend Philofooph hief felfs oordeelen, indien hy niet voorgenomen heeft om by fyne Ongodifie-vye hartnekkigh te blyenj of het geen hier van het Vyer by''gebragt is»nbsp;niet magtigh is om ten yollcn een yder van een Godt, die het felve tot fy-.nen dieuft gebruykt, cn na fynen wille regeert, te overtuygen.

§. 3y. pc

-ocr page 551-

Van hei Vye^-

§ De ecnige uitvlugt die foodanigh een hier foude kunnen' maken, is dat hem de waarheit van het geen in den Bybel daar van gefchrevenis,met

genoeghhiam blykt.

Maar om alle die kragtige bewyfen, met welke foo veel geleerde manneii het gefagh en waaragtighéit van dit Woord betoogt hebben , hier niet op tenbsp;halen, die by haar Autheuren konnen nagefien werden; laat defenTwyfFc-laar figh felve vragen, of, foo defe faken van een geloofwaardigh Heidennbsp;als Liviusy Juftims ofdiergelyke gefchreven waren, hy die op haar gefaghnbsp;niet aannemen foude? en foo veel meer, wanneer dit van verfcheidene geloofwaardige Schryversbewaarheitwierde. En fal men dan hier met eenigenbsp;billykheit gelove kunnen weigeren aan een gefchrift ? van tvelkers waarheitnbsp;en bewaringe in fyn onvervalftheit niet een, niet tien, niet hondert, maarnbsp;hondert duikenden en het ganfche Jodendom tot een getuige verilrekt; eennbsp;Volk, welkers voorvaderen Aanfehouwers van alle defe wonderen geweeffcnbsp;lyn; welke kennilTe door een onafgebroken overleveringe tot haar nederge-daalt is;- foo verre, dat fy de waarheit yan al het geene in dit Boek verhaaltnbsp;is, in een by na ontelbaar getal met haar leven en bloed nietgevreeft hebben,nbsp;te verkegelen.

Aan wie moet in dit opligt, dit felfde volk als een verbaaflmakend wonder in de wereld niet vo.or komen? om dat fy na hunne verftroyinge overnbsp;de ganfche aarde , onder alle volkeren deflelfs gemengt fyndc, egter noitnbsp;aan defelve ingelyftfyn; maar tot deken dagh toe als een by fonder geflagteennbsp;nakomelingen van Ifraël van alle Natiën onderfcheiden blyven; regt andersnbsp;als men alle andere fiet gebeuren. Laat een Fransman, een Italiaan , eennbsp;Duitfer en wie het buiten de Joden fyn magh, in Holland ligh nederlèttenjnbsp;wie weet niet, dat na twee of drie afdalingen van Vader tot Soon, de nakomelingen al voor ware Hollanders gehouden werdenPHet tegendeel fiet men alleen in dejoden, die nufoo veel eeuwen onder alle volken, welkers landennbsp;en Heden fy bewoonen, affonderlyk bewaart, en genoegfaam van demceftenbsp;door enkel aanfien onderkent werden. Kan ymand dit aan een enkel geval toe fchry ven ? Temeer, daar dit foo talryk geflagte, alleen als voor denbsp;lyfguarde van het Goddelyke Woord verftrekt heeft, om het felve gedurendenbsp;den loop van foo veel eeuwen voor heiligh fchendende handen te bewaren;nbsp;en door haai getuigenifle voor alle vermoeden van valsheit te befcher-men. W^elke eere, daar fy altydt felfs op geroemt hebben, haar vannbsp;niemand , die eenige kennilTe van de Oudtheit heeft', met reden betwiftnbsp;kan werden. Kan nu wel eenighBoek, dat onder de menfehen voor waarnbsp;gehouden werd, foo veel bewyfen en foodanigh een raeenigte van getuigen van fyn gcloofwaardigheit aan toonen ? die, op dat fy alle onwraakbaar mogten fyn , tot een geduurigh wonder , foo veel duifenden vannbsp;jaren langh , aan de ganfche Wereldt hebben moeten verllrekken. En

foude

-ocr page 552-


XXIII. BE-



-ocr page 553-

XXIII. BESCHOUWINGE.

Van Dieren, Vogelen, en Viflchen.

5. 1. jT^Vergangh tot de Dieren,

2. Tamme en wilde Dieren.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Genes. IX. i.

4, nbsp;nbsp;nbsp;Samenfiel der dieren in 't gemeen', en

overtniginge daar uit. y. Voort-teelinge in het gemeen. 'nbsp;ó. Voort-teelinge gejikiet op verfcheidennbsp;wyjen.

‘j. Dieren van beide de fexen. g. Overtuiginge uit defe.

9. nbsp;nbsp;nbsp;jongen uit de rugge van een Pi'pal.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Voedinge der dieren.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Bewegingen der dieren in hetgemien,

12. nbsp;nbsp;nbsp;Gejiel der Vogelen,

13. nbsp;nbsp;nbsp;Hare holle been-pypen.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Krakeheen in de gewrigten;

En Overtuiginge daar uit.

IJ. Hoe de vleugelen in het vliegen bewogen werden.

16. mderlyk maakfel der. vleugelen, ly. Overtuiginge uit het getoonde.

Job. :?amp;XIX. ló.

lö. Andere aanmerkingen op het geJlel der Vogelen.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Voeten van fVater-vogelen.

20. nbsp;nbsp;nbsp;Staarten der Vogelen,

II. Swaarheits middelpunt en kragt der vkugehfpléren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

22. nbsp;nbsp;nbsp;vorengefeide.

22. Onderhouden der Vo^elties

Matth. VI. 2yf 26. ’

X. 29.

Lucas. XII- (5.

24. Overgangh tot de Vijfchen.

Job. XII. .7, 8, 9, 10.

2 ƒ. Wonder dat Vijfchen onder water leven. Overtuiginge daar uit,

26. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe Jy haar in en tegen bet water ba

lanceren.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Andere daar toe dienende Eiperimen'

ten.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Werkinge van koude en warmte , en

meer of minder waters-diepte op de Vijfchen.

Experimenten.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het te vorengefeide.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Vijfchen fwem'men met hare jiaarten.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Gebruik der vinnen.

Dieren in de lugt levende, Jien verwar dely'k in het water.

34. Vijfchen hebben daarom ronder 00-

.

35-. Hare meemgte.

36. nbsp;nbsp;nbsp;Genes. I. 20, ar, 24- ,

37. nbsp;nbsp;nbsp;De» vloek blykt uit de f^oort-teelmge

der Vtjfchen.

38. nbsp;nbsp;nbsp;Kruipende gedierten fyn nogh nietregt

bekent.

39' Inleóta, Zyd-wormen, Vlinders Ssr’c.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Wormen in verrotte menfchehke licha

men.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Befchouwinge van kleine Diertjes in het

gemeen.

42. nbsp;nbsp;nbsp;Oogen van een Rombout.

En overtuiginge daar uit.

43. nbsp;nbsp;nbsp;Tets van het beginfel der daden in de

Beejien.


^ nbsp;nbsp;nbsp;menfchcH infoo vcelomftandigiieden,deLugt

1gt;1 die jy in-ademen, het Water dat aan haar tot drank verllrekc, de Aarde waar uit haar voedfel voortkomt en die harewoonplaatfeis, en het

Xxx nbsp;nbsp;nbsp;Vyer,

-ocr page 554-

^0 nbsp;nbsp;nbsp;xxril. BESCHOUWING E.

Vyer, waar door foo veel groote faken verrigt werden, in het vorige be-fchouwihcbbert} (clfynt bet hauwlyks gelooffelyk te fyn, dat ynland'opal-lö de Vóórgaande byfondcrhederi tnetbehoorlyken aandagt heeft fcunnén letten, fonder van het aanwefen van eenWys, Magtigh en Goedertieren Godt overtuigt tc lyn. En indien dit alles nogh niet bekwaam genoegb is, otnnbsp;hem uit alle die beklagclyke dubbingen te redden; laat hy met ons in ditnbsp;vervolgh verder gaan, en de Dièren die op de Aaide; de Vogelen die in denbsp;Lugt, de ViiTchen die in het Water figh onthouden, met een ernftige op-merkinge in ftilte belchouwen; of het aan deo .Schepper der felver mogtenbsp;gelieven het beWys van fyne aanbiddelyke voltöaaktheden, dat in defelvenbsp;legt, aan fyn vertland en herte kragtigb te maken.

Van de Menfchen, welke anders hief deeerfteplaatfé fouden nlóctén hebben en van haar verwondcrlyk geftel is te voren gèfprókeh, waarom wy ons na niet verder daar in laten; ook voor by gaande, het geéne in de bee-ften met de menfchen eenige gelykformigheit heeft, als het lamen-ftel vannbsp;haar ingewanden, fpieren, den loop des blocts, en diergelyke. Soo datwynbsp;na een of twéé algemeene aanmerkingen, hier alleen eenige byfonderhedennbsp;van Vogelen, Viflehen en andere foorten Van Diert]éns fullen yöörftellen;nbsp;latende het verder onderfoek, daar -veele groote boeken mede vervult,lyngt;nbsp;aaii de ftudien van die fulks, met eén ooghmerk om Godt daar uit te kerennbsp;kennen, fullen willen nafpeuren.

§. t. De Dieren, om dan eige'nflyk ter fake ie komen, is men gewoon in tamme en wilde te onderfcheiden. Kan nu ymand denken, dat het by

feval is, of is hy magtigh om uit der felver geueltheit nootfakelyke oorfa-en aan te wyfen, dat de tamme, welkers dienllen aan ëe menfchen van noden waren, als Koeyen, Schapen, Paarden en andefè tot kledinge, voed-fel en meer gebruiken ftrekkende, emder de menfchen gewilligh fchynen te leven? Daar wilde, als Leeuwen, Beiren, Tygers, Wolven, Slangen ennbsp;diergelyke, in bofl'chen en eenfame woeftynen figh ophouden, en der men-fehen gefelfchap als van felfsfchynen te vlieden. Jndien dit figh regt andersnbsp;toedfoegh, en de verfcheurende en vergiftige Dieren fighinkuddenverfamel-den , en haar geweld tegen dé Menfchen betoonden ; hoe veel moeite fou-de in veele plaatfcn vereifcht weiden om'figh tégen hafè aanvallen te befchér-men.^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

§. 5. Men Icfe daarom met opmerkinge en verwonderinge de plaats

IX. z. Alwaar Godt tot Noach en fyne Soonen feid ; U-lieder vrefe ende Ueder verfchrikkinge fy oveT dlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedierte der jiarde, en over al het gevogelte des

Hemels, in al voat ftgh op den aardbodem roert, en in alle vijfchen der Zee; fy fyn in uwe hand overgegeven: En lette hoe veel duifenden van jaren dit W oord fy-se waarheit behouden heeft. Indieft oit ymand eenen Olyphanteen Stier,nbsp;«en Hengft ,, getergt en in toorn uitgelaten voor de eerfte maal

hadde,, en.hy niet en wift€ welkeen wyfe de menfchen die woedende Dieren;

-ocr page 555-

Van Dieren^ Vogdin\ en Vijfehen.

n*


ren en vcclc anderen gewoon waren te temmen, en aan %h dienflbaar tc maken } foudc hy fulks immermeer kunnen geloven, en defe ftraks aangehaalde woorden niet voor een wonder-taal houden ? En orn van Vogelen ennbsp;Viflehen, waar in het gefeide (ook de grootfte WalvilTchen niet uitgefon-dert) op een klare wyfe blykelyk is, niet te fprekenj dat;fulks ook in ver-flindende en andere fchadelyke Dieren plaatfe heeft, is uit een meenigte vannbsp;voorbeelden openbaar en kennelyk genpegh. Want om niet weder te feg-gen, dat dit blykt, om dat fy in wilderniflen en vanmenfehen onbewoondenbsp;plaatfen figb uit haar eigen aart ophouden} kan men een opmerkelyke ge-tuigeniflè vinden in de Epbemer. German, ket IX. en X. Jaar.^ pag. 4y5. dat,nbsp;mmelyk een Leeuw t^oit menfehen aantaft, ten fy door honger, geweer,nbsp;of het affehieten van een roer daar toe aapgedreven zynde. En in opfigt dernbsp;'fygers leeft men oók aldaar dit volgende;: IVitte en naakte menfehen^ gelyknbsp;(dat hier wel op te merken is) alk wilde Dieren van Xftaen Africa.) ’ureefi hy^nbsp;en ontjietfe als met een foort van eerbiedigheit j want dat hy foodanige overvallennbsp;heeft, 'is buiten exempel.

Na dit alles begrepen te hebben, laat ceii Ongelovige ons,fel fs feggen, of Mofes, welke hy dogh voor een groot Polityck fal en rppet hóuden, nietnbsp;tegen alle voorfightigheit;,foude moeten gedaan hebben} wanneer hy defenbsp;Wopjden;, die fóo weitligh waarichynelykheit in dien tyd hadden, als iynbsp;gefproken wierden, fcide voortgebragt te fyn van denGodc, die hy diende,nbsp;en Welken hy wilden dat geheel Ifraël dienen foude. En dewyl niemand de»nbsp;fen grooten Vorft, wiens Wysheit ook van de allerongelovigfte niet kan be-twift werden, met cenige reden van, (bogrootepnbedagtiaamheit kan verdenken: Laat een Heiden en Qngodi.ft.(elfs oordeelen, of ymand (bo onbillykenbsp;gedagten maakt, als hyftelt, dat de reden, welkenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bewogen heeft om

ioodanigbi een woojder-rpreyk met lbo veel verfekertheic neder te Hellen, defö alleen geweeft isj om dat hy wifte , dat defelve van den Schepper en Regeerder van alles voortgekomen was: die magtigh fynde om fyne woorden met daden tebeveftigen, ook deallerwildfteBeeftendaaraan kan doen gehoorfamenjnbsp;te meer, nu men defe tegen alle gedagten aanlopende ondervindinge, by foonbsp;veel geloolwaardj'ge Schryvers aangetpkent vind.

$. 4. Om nu verder tot eenige bylbnderhpden te komen. Indien men alle Dieren groote en jdeinei tamrne êa'vjilde be£chouwt, en figh verbeeld, dat er maar ^n van alle deiê iq de Wereidwas, foude ymand het famen-ftelnbsp;van het minftc, ook van de veragtfte Mugge, of kleinfte Myt van een kaas,nbsp;met een vergroot-glas kunnen fien, en niet yder van defelve voor een grootnbsp;wonder-ftuk houden? foo dat hy metgenoeglame.pvertuiginge foude moetennbsp;toeftaan, dat ymand, diedefelve in alle hare, foo dienftigh een opfigt op malkander hebbende, leden gemaakt hadde, wys moet ge weeft fyn} en dat hy,nbsp;'maan haar eenen mond, voeten en andere dcelen te geven, een oogmerkge-hadt hadde, om defelve daar mede te doen eeten en gaan, en andere noot-

Xxx 4 nbsp;nbsp;nbsp;wen-


-ocr page 556-

fiz XXIII. B E S C H o U W I N G E.

wendigheden met de andere te verrigten.

Verwonderens waardigh is het alhier wederom, indien defe ongelukkige Philofophen een door konft gemaakte Muis of Mugge, infonderheit omnbsp;dcflelfs kleinheit een Myt van kaas gefien haddenj welke doormiddel varinbsp;veeren en raderen, gelyk cenUufwcrk, alleen eenige grove bewegingennbsp;van defe Diertjens konde na bootfenj dat fy niet na laten fouden den makernbsp;daar van over fyn verftand en behendigheit feer te pryfen •, fchoon fy hemnbsp;noit gekent nogh met hare oogen aanfehouwt hadden: en dat fy itr defe levendige yets fiende, het welk fy moeten bekennen onbedenkelyk konftigernbsp;gemaakt te lyn, egter kunnen ftaandc houden, dat der fclver formeerdernbsp;ncTgh verftand, nogh wysheit gehadt heeft, en een los gevaf, of figh vannbsp;alles onbewufte Natuur-wet daar toe magtigh gènoegh- kan geweeftnbsp;niet tegenftaande nogh fy nogh ymand anders ok heeft kunnen aantoonen,nbsp;dat defe ten eenigen tyde een diergelyk werk voortgebragt hebben, óf noghnbsp;befigh fyn voort te brengen.

§. f. Maar ingevalle van elk geflagt der Dieren niet een, gelyk ftraks, maar nu twee, een manneken en wyfken aan haar vertoont wierden j welke wederfyds op malkander opfigtige'teel-leden hadden, en bequaam warennbsp;om daar door hare foorte voort te pjanten: Laat de meeft van figh (elfs gevoelende Godtloochenaar , hoe ervaren hy ook in de Wis-kundeof Werk-konft wefen magh, aan figh lelfs dit Werk-ftuk vöorftellen: Twee Dieren tenbsp;maken Dan defelve foort ^ dicj behalven alle andere daden vein eeten, drinken^nbsp;loopen^ vliegen Ij en diergelyke^ dè be^uaamheit hebben ^ van te fatnen weder Dieren van het felve foort voort te brengenén alfoo haar géjlagt na haar einde te doennbsp;overblyven. En laat hy ons antwoorden, of hy figh felfs met alle fync wysheit daar toe bequaam foude vinden» en niet gedwongen fyn, ymand dienbsp;fulks konde doen, voor wyfer te moeten agten, als hy is, en alle anderenbsp;menfehen fyn.

Dit gedaan fynde, laat hy geen een, geen twee, maar duifenden van foo-danige met ons in de Wereld befchouwenj en dan by figh felfs overdenkenj of een Godtvrugtigh Onderfoeker foo veel ongelyk heeft, wanneer hy innbsp;defen allen de aaribiddelyke heerlykhcit van den grooten Maker erkent» die,nbsp;op dat al wat redelyk is defe fyne wonderen felfs in foo kleine Schcpfelennbsp;fiende, daardoor van-fyne Magt, Wysheit, eft tot de aldcrveragtfte Diertjes toe figh uitftrekkende Goedertierenheit mogt overreedt werden, fynenbsp;loochenaars met een ontelbare meénigte van onoplofielykc bewyfen, ook innbsp;het maakfel van defe by de menfehen foo wynigh aanfiens hebbende Schep-fcltjcs uitftralende, van alle kanten omringt heeft» fonder aan haar gelegent-Iieit tot de minfte uitvlugt over te laten.

Indien dit niet waar is, hoe komt het, dat in elk van defe twee de opfightelykc werk- tuigen tot de voort-teelinge, met foo veel bek waamheit geformcert fyn,nbsp;tn dat’er nau wclyks een eenige, onder alle die millioenen te vinden is, die daar toe

-ocr page 557-

Fan Dieren y Fogelen^ en Fijfchen.

niet bequaam is,geweeft is, of mec’er tyd bequaam wcf d ? en ifidien dit het oogh-merk cn wil des Makers niet gevveeft is, welk een oorfaak is ’er te geven, dat allerhande Dieren foo op en in de Aarde, in de Lugt, en in het Waternbsp;levende, hoe vcrfcheiden van aart, van geftalte, vangrootheitfy mogenfyn^nbsp;met foo veel drift, ja dulheit en rafernye tot de voort-teelfngc aangedreveanbsp;¦yverden? foo dat men fulks in Dieren, die magtigh fyn om te befchadigen,nbsp;dikwils niet fonder fchrik kan aanfien. Kan ymand fonder fyne confcicntienbsp;geweld aan te doen, nogh denken, immers ftaandc houden, dat dit alles bynbsp;geval dus geworden, of door blinde en onwetende oorfaken gefchiktis?'nbsp;Soude hy ook het opfigt van een flcutel tot een Slot, of van een blaasbalknbsp;tot een Orgel, van een los geval, fonder fchaamte derven afleiden ? en kannbsp;hy nogh oordeelen wyflelyk te rèdeneeren als hy fulks van het voorgefei-de, dat onvergelykclyk wonderlyker is ^ nogh voortgaat vaft te ftel-Icn?

§ 6. Te meer, (waar door alle uitvlugten afgefneden werden) dewylden’ gedugten Schepper van al wat leeft, defe voort-teelingc op foo veel en foo;nbsp;verfcheiden wyfen doet gefchiedenj dat een yder, die nogh eenige billyk-heit heeft, overtuigt moet fyn, dat dit alles ophetklaarfteeen werk vaneennbsp;vry-magtigh en wys Goddelyk welbehagen , engeenfintsvanecnaltydopde-felvc wyfe werkende natuurlyke nootfakclykheit vertoont.

Soo fiet men, dat Menfchen, Oflèn , Schapen, en ontelbare andere in haars moeders lichaam ontfangen en ook gcfornieert werden.

Dat de meefte Vogelen wel in haar moederslichaamontfangen, doghbui--ten het felve in een ei geformeert werden.

Dat veele Viflehen (gelyk de ondervindlnge van Viflehers en andere On-derfoekers medebrengt) foo wel buiten des moeders lichaam ontfangen als geformeert worden j dewyl dclê moeders of kuit-vifTchen haar kuit in het.

water ter gelegener plaatfe, fchietende, de mannetjes haren hom daar bybren-genf doende alfoo de eijertjes in defen kuit ontfangen en VifTchen van haar foorte daar in groejen.

Het gefchiet geheel in een diergelyke en vogtige warmte j

Het tweede, foo veel het ontfangen aangaatop defelvc wyfe, maar her formecren in een drooge en andere foort van warmte: Soo dat in fommige'nbsp;landen m aat toe warm gemaakte ovens veel hoendersuiteijerenuitgebrocitnbsp;werden •, londer hier by te brengen, dat ook vrouwen in haar boefem hoenderen uit naar eijeren , door de aldaar fynde warmte hebben doen voorts-komen.

Het ierde van de Viflehen , gefchiet beide in koud water fonder eenige

merkelyke warmtcj

En boven dit, op dat dogh den grooten Beheerfohcr van alles aan niets^ nootlottigs figh foude betoonen gebonden te fyngt; liet men andere Vilfohen.nbsp;ook in haar moederslichaam ontfangen te werden, als dc Carpers, waar van

-ocr page 558-

y54 nbsp;nbsp;nbsp;XXIir. BESCHOUWING E.

de Ry-tyd by de Viflchers foo bekent is, die dit getuigen. Maar bebalvcn defe, werden ook andere Viflehen in hares moeders lichaamgeformeert,alsnbsp;de Walviflehen, Hajen enz. waar in men verfcheiden malen levendige jongen van haar foort gevonden heeft.

§. 7. Maarverdcr,omditlaatll gefeide, enden vryen wille van den ontfache-lyken Formeerder van alles, in het foo wyflelyk volvoeren van lync einden te toonenj foude ymand wel kunnen geloven, dat ’er Diertjes gevondennbsp;werden, die te gelyk Mannekens en Wyfkens fyn, en fighopbeidedc wy-fen met malkander vermengen? die hier van wil overredet fyn, gelieve/#nbsp;van de Franfche Academie Aquot;. idpp, pag. 46, 47. enz. na te lefenjnbsp;daar de Heer PeupartFegx. dit waargenomen te hebben, in wormen, die innbsp;de aarde fyn} welke twee aan twee in een daar toe bequaara gat ligh inlaten,nbsp;foodanigh dat fy figh regt uitnaaft malkander kunnen ftrekken, en het hooö.nbsp;van de eenc by de ftaart van de andere fettenj en op defe wyfe verfame-'nbsp;len fy figh, eh kan men fe dusdanigh in de lente, in vette, envogtigeweiden vinden. Het geen aan den Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;heeft doen denken, ofwel de

fe wormen figh felfs fouden kunnen befwangeren, nadien (y gemakkelyk figh kunnen krommen, en aan het eene einde van haar lichaamMannetjes en.nbsp;aan het andere Wyfkens fyn; het geen wy niet verder onderibeken. Ooknbsp;heeft men aldaar een ruwe optellinge van die Diertjes, in welke de Heernbsp;Poupart fegt verfekert te fyn , dat defe byfqnderheit plaatfe heeft; en werdennbsp;daar behalven defe Pieren of Aard-wormcn,genoemtdewormcn, welke ronde ftaarten hebben, en die figh in het gedarmte der Menfchcn ophouden;nbsp;foo ook die men in de Paarden vind; de Slakken die men op de Aarde, ennbsp;in foet Water vind, nevens veel andere foorton; en alle Bloedt-füi-gers.

Defe waarneminge werd ook in defclve AÜa Aquot;. 1708. ontrent de Slakken van de/Heer Vernty met veel omfiandigheden beveiligt, ook van de Heer Lijler in fyn E**. Exercit. Anatomka A51. Lips, A‘. 16pf, pag. 318; ennbsp;verhaalt S. Blancart in de Schouivburgh der Rupfen., de ondervindinge van denbsp;Heer Swammerdam ontrent de verfaraelingen der Hoorn-flakken, die aan denbsp;hals beide de teel-ledcn dragen befyden malkander; en gewoon hare man-nelyke roeden eenige malen om malkanderen te lliogeren,om het vrouwc-lyke van de andere wederfyds te kunnen ontmoeten, De fab. XV. Fig. 4,nbsp;fal dit fonder veel verklaringe wel kunnen doen fien.

§. 8. Ik hpope dat hier niet veel woorden fullen van noden fyn om een TwylFelaar te overtuigen, dat ymand, die een Godt erkent, foo ongegrondnbsp;niet redeneert; alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het felve einde van voort-tcelinge,

op foo verfcheidene manierén (waar van elk vól vaneen verwonderlykcWy®”: heit is) uitgevoort werd, dit ganfche werk niet aan een los geval, om denbsp;konll die daar uitblinkti, nogh aan een blinde cn onwetende nootfakelyke

oor-

-ocr page 559-

Vin nieren, l^ogehh, en Vijffcben.

oorfaak, om de vèrfchcidenheit, waar door Het felve ooghmerk foo vcrftan-delyk bereikt werd , kan toefchryven: maar veel over een komendermetdit alles ftelt te ‘^^t hy in defen een Godt erkent j welke aan wetten,nbsp;nogh wyfen, nogh werk-tuigen bepaalt fynde, om fynê wonderen aan denbsp;mcnfchcn te doen fien, alles na fyn welbehagen eh de raadt fynes willensnbsp;doet gefchieden.

§. p, Nu op hoe veel verfcheidcn manieren boven de gefeide, de voort-teclinge der Dieren in de wereld gefchiet, kan by die over défelveaffonder-iyk gefchreven hebben , na gefien werden. En óp dat men noghmaalfoude overreedt fyn, dat dit alleen aan een Souveraine Wysheit toe te fchryvenisjnbsp;die alles na fyn voorgenomen einden fchikken kanj en aan geen regels gebonden is, kan men het voort-teelen van Rupfeh, Zyd-wormen en diergc-lyke, en hoe veel fy daar in van andere Dieren verfchillcn, befchouwenjnbsp;welke niet eer daar tóe bfequaam werden, voor dat fy geheel van foort verandert, en van kruipende Dieren tot vliegende geworden fyn.

Boven dit alles fchynt den buik de daar toé voornamelyk dienende plaatfe te fyn. Dogh wederom, op dat niemand denken fóudcj dat hier eenigenbsp;nootfakelykh^cit in was, welke ook aan onwetende Natuur-wetten foudc kunnen toegefchreven werden •, gelieve hy de 11. en III. Figuur in de IV. Tafelnbsp;van het eerfte Cabinet der Dieren van dc Heer Ruyfch na te flaan j alwaar hy,

buiten twyfïel tot fyne grooteverwonderingc,eeri Americaanspadt-gelyken-de Dier, aldaar genaamt, afgctèkent vinden fal, het welke iynejongs-kens uit fyne rugge voortbrengt: foo dat nogh defe Diertjes ,nogh de Eyer-kens daar fy uit voortkoomen eenige gemeenfehap hebben met de holligheit des Buiks. En om niet verder te gaan j laat een Atheift de waarnemingennbsp;van de beroemde hedendaagfehé Natuur-Ontdekkeren lefen, en fien hoe hynbsp;dit alles met een los geval , of blinde nootlakelykhedcn kan over een bren-gen.

§. 10. En op dat hy niet mogte denken, dat juift de voort-teelinge der Dieren dit eenige was, waar in des Makers wysheit te gelyk met fyn vrynbsp;welbehagen uitblinkt, waar door Hy alles tot fyn eere doetj cn tot befcha-mingé van die fyn onbepaalde Magt, onder de gelykenis van een Horlogienbsp;of ander Ronlt-werk dat nootfakelyk enonwetend werkt, begrypen. Laatnbsp;by de deelen Dieren, die tof de voédinge dienenj befchouwenj en hoenbsp;fommige, asKoeyen en andere, die boven geen tanden hebben, en overnbsp;fulks haar voedfel niet ten eerften in de mond klein genoegh kunnen maken,nbsp;naet een maagh verfien fyn, waar in het ingefwolgen gras eerft doorweektj.nbsp;op dat het weder in de mond opgegeven fynde, en nu fagter en murwernbsp;wefende, door herkauwinge foude kunnen verbryfelt werdenj en hoe hetnbsp;daar na ten tweden male doorgefwolgen fynde in andere magen of vertrekken nederdaalt) alwaar het als dan eerft tot een behoorlyke Ghyl gemaaktnbsp;'Werd, om ha.u* tc kunnen voeden. Waar van die daar over aftonderlyk

-ocr page 560-

XXIII. BESCHOUWING E. gefchreven hebben, kunnen na gefogt werden. Soo werden eenige Dieren door gras gevoed, dat geen fpyfe voor andere is. In het Hertogendotnnbsp;Crai» in Ooftenryk vind tnen fwartc Slakken van een vuift groot, in fmaaknbsp;voor de Oellers niet wykende, en levende in het midden van een feer hardenbsp;Rots, als men die ftukken flaat. Men rade hoe en waar mede defe gevoednbsp;werden. Dit vrage ik alleen eerfi ; of ymand het kan oordeelcn by geval ofnbsp;fonder wysheit gefchict te fyn, dat defe herkauwende en boven tandcloofcnbsp;Dieren met defe werk-tuigen, en Honden en Varkens en Vogelen die fulksnbsp;niet van noden hebben, metdefelve niet voorfien fyn. En oihiQx vatten anderen niet volkomen blykelyk is, dat die aan de Dieren de werk-tuigen dernbsp;voedinge gegeven heeft, aan geen nootfakelyke Natuur-wetten, welkenbsp;alles tot het felve ooghmerk dienende op defèlve wyfe doen , gebonden is,

§. 11. Ook blykt het felve uit de verfcheidentheit van die bewegingeder Dieren i waar door fy figh van de cene plaatfe na de andere begeven. Soonbsp;hebben de meefte Vogelen, groote en kleine,voeten om te loopen, vleugelen om te vliegen j de Viflehen geen voeten, maar ftaarten en vinnen om tenbsp;fwemmen} andere Dieren twee, andere vier, andere meer voeten om te lopen} andere fonder voeten en vleugelen fynde, kruipen} de moflhlen ennbsp;Schulp-viflchcn (Siet daar over de Memorien man de Franfche Academie A,.nbsp;170Ó, pag. 69) fclfs niet uit gefonderc, die al wederom op een andere wysnbsp;figh behelpen om na andere plaatfen te konnen komen. Nu in alle defefietnbsp;men verlcheiden manieren tot dit felve einde dienende, en elk van die opeennbsp;bytbndere, en wegens de daar in uitblinkende wysheit ganfeh verwonderensnbsp;waardige wyfe daar toe bequaam gemaakt lynde , het ooghmerk van harennbsp;Maker uitvoeren.

§. I z. En om ons in die byfonderheden, welke eenige overeenkomll met dat van de menfehen gefegt is, fchynen te hebben, alhier niet op te houdenjnbsp;nadien van de laatfte te voren gefproken is: Laat eenongelukkigh Ongodifinbsp;de Vogelen befchouwen, en figh fclfs vragen, of hy figh daar in geruit kannbsp;Itellen, dat om een grooten, wyfen, en aanbiddelyken Godt met eenigenbsp;fchyn-rcdenen te kunnen loochenen, hy nootfakelyk valt moet Hellen* datnbsp;alle die tot gaan, vliegen, eeten en voort-teelen nodige werk-tuigen* foonbsp;nuttigh en foo konlligh tot dit alles dienende, foo juill daar toe in een Vogel geplaaft, haren oorfpronk aan een los geval, of aan van figh felfs onwetende nootfakelyke Natuur-wetten vcrfchuldigt lyn: en of hy begrypennbsp;kan, dat fonder een alles beftierende en al om tegenwoordige Magt en Voor-fienigheit, defen tot vliegen (om van al het andereniet tefpreken ) met foonbsp;veel wysheit toegeruften Vogel uit die ftoffe, welke een ey vervult, alleennbsp;door een broeyende warmte lyn wefen kan verkregen hebben. Siet hy desnbsp;Makers verftand in een wel-lopend Uurwerk}houd hy voor lckcr,dat noghnbsp;geval, nogh gevolgh van nootfakelyke oorlaken dit oit kon voortgebraght

-ocr page 561-

Van Dieren i Vogelen i^ en Vi^chen, nbsp;nbsp;nbsp;^yy

hebben} en kan hy dan nogh voortgaan te beweeren, dat een Vogel, die by geen Uurwerk in konft eenigc vergelykinge kan hebben, dus vt)orrgekc-men fy ?

§. IJ. Laat hy eerft de beendertjes van den Vogel befchouwenj en hy fel fien, lt;lat de fcheukeltjes veel holder fyn, als die van andere Dieren} ennbsp;het been felfs, dat fe uitmaakt, veel dunder. Het welke nootfakelyk was,nbsp;om den Vogel ligter en foo bcquamer tot vliegen te maken. Dogn op datnbsp;de dunheit van dit gebeente defelve niet fwakker maken foude, fcheen hiernbsp;vereift te werden, dat de ftofïè van het been felfs harder en llerker moeidenbsp;fyn, als in andere Dieren. Nu als men de ondervindingen van die dit on-deifogt hebben na leeft } bevind men dit ook foodanigh te wefen. Kan alnbsp;mede defen foo ongelukkigh blinden Philofooph dit denken in defen Vogelnbsp;fonder wysheit en ooghmerk gefchiet te fyn ?

§. 14. Verder, laat ymand, die (by voorbeeld) een Hoen op fyn tafel heeft, het felve onderfoekenj en fien, hoe ook hier, gelyk in andereDie-ren (waar van te voren yets gefegt is, Befch. X/. §.8.) de einden van haarnbsp;fchenkeltjes, om met gemak tc kunnen drajen en bewogen werden, metnbsp;een gladt en als gepolyft krakebeen omlegt fyn. Waar van eenige rond innbsp;een insgelyks met krakebeen bekleedeholligheit, andere twee circulare hoog-tens hebbende in twee gelyke en daar toe paffende holligheden bewogennbsp;werden. Selfs om overtuigt te lyn, dat een alles in agt nemende en aanbid-delyke Wysheit alhier figh in kragt vertoont} laat hy die kleine gewrigtjes,nbsp;welk in de uitftekende teenen van de Hoender-pootjes gevonden werden,nbsp;met opmerkingebefien} en hy fel vinden, dat alhier foo wel, alsindegro-te beenderen van de fwaarfte Oliën, de einden van defe foo kleine beendertjes ook met gladde krakebeentjes omfet lyn} op dat het eene beentje in denbsp;beweginge met te minder moeite op het andere naagh glyen, en wedci'lj'dsnbsp;alles fonder beletfel blyven.

Ontelbare vragen foude men hier omtrent kunnen voorftellen} welke, indien fy een hartnekkigh Athcift niet fouden kunnen bewegen, om fyn mis-jdagh te belyden j (het geen defe beklagelyke dikwils uit enkele trotsheit niet willen doen) ten minften bequaam fouden fyn, om hem by figh felfs innbsp;cenigheit fynde te ontruften. Want is dit alles by geval, waarom fyn denbsp;gehcele beenen, die als dan te fwak fouden fyn, niet van enkel krakebeennbsp;gemaakt? Waarom bevind men het felve alleen, daar het de bewegingennbsp;door fyn gladheit ligter maken moet, en dienen kan ? Waarom is aan dcnbsp;fchenkels het een einde bol-rondt, daar het niet alleen na voren en agteren,nbsp;maar ook fyd-waarts moet bewogen werden? en aan het aitdere einde, daarnbsp;het geen beweginge ter fyden uit moet hebben, met twee hoogtens foodanigh geformeert, dat het niet als na voren en na agteren buigen kan? Dienbsp;alle defe faken en foo veelc andere, welke men alleen om tot hare gebruiken

kunnen dienen gemaakt fiet, oordeelt fonder wysheit cn oogmerk haarfe-

Yyy ¦ nbsp;nbsp;nbsp;men-


-ocr page 562-

XXIII. B E S c H o U V/ I N G E.

men-ftel gekregen te hebben: waarom kan hy niet oordeelen, als hy een Cotrl rant leeft dat de letters daar in fonder eenigh ooghmerk en alleen by gevalnbsp;geplaatft fyn ?

§. ly. Maar indien men nu naarftigh waarneemt, op welkewyfede Vogelen vliegen j en figh van haare vleugelen daar toe bedienen: en daar nanbsp;ook befchouvvt, hoedanigh defe vleugelen gemaakt, en famen gefteltfynjnbsp;foo dat fy door geen menlch foo kunftigh fouden kunnen bedagt fyn, en totnbsp;haren dienft toebereit: fchyn ik my niet fonder defe gedagten, immers nietnbsp;fonder defe hoope te kunnen wefen j dat dit, indien niet alle, ten minftcnnbsp;eenige van die twyffelende gemoederen fal kunnen overreden i om te moeten erkennen,dat de vleugelen tot het einde van vliegen aan de Vogelen gegeven fyn} foo wel als een wyfer aan een Horologie óm dcuuren aan tewy-fen. Nu, die in het uit-werken van een faak een beoogt einde klaarlyknbsp;befpeuren kanj hoe kan hy nogh twyfFelen, of den Maker ook verftan-digh genoegh is geweeft , om aan figh felfs dat einde voor te kunnennbsp;ftcllen ?

Om dan hier van overtuigt te kunnen werden, laat ons aanmerken j dat een Vogel fyne vleugelen bewegende, defelve niet van voren naagterenflaat,nbsp;en als riemen gebruikt J op welke wyfe fy aan de voortgangh van hetvliegennbsp;veel beletfel fouden geven dewyl defelve met foo veel fnelheit voor uit ge-braght werdende, tegen de lugt .fouden aanflaan, en foo of den Vogel tenbsp;rugge dryven, of immers fynen veert ftuiten ; nadien haar maakfel heelnbsp;anders is, als de pooten van Ganfen, Swanen en Eenden j enz. welke, omnbsp;dat den Schepper ge wilt heeft, dat defe figh van defelve, als van fchep-ric-men bedienen fouden, een ganfeh verfcheiden geftel als de vleugelen gekregen hebben, waar van yets hier na. En indien al op defe wyfe door de Vogelen eenige voortgangh foude kunnen door de lugt gemaakt werden, foudcnbsp;egter den Vogel om fyn meerder fwaarheit als van foo veel lugt, na benedennbsp;moeten vallen, of ten minften langfaam néderfakken. Maar om ons alhiernbsp;met geen redeneeringe alleen op te houden j tot bewys van het gene gefegtnbsp;is behoeft men alleen te letten, dat de grootc Vogelen, als Reigers, Oye-vaars, en Swanen (in welke, om dat fy de vleugelen langfiiam bewegen,nbsp;men dit klaarlyk waarnemen kan) hare vleugelen als fy vliegen, op-en nederwaarts flaan, (ofperpendiculaar op den Horizon, om met de Mathematici te fpreken) waar door tnen fiet, dat den Vogel te gelyk in de lugtnbsp;werd opgehouden en voortvliegt. ^ ¦

Siet men nu geen wysheit daar in? dat defe vleugelen ‘tab. XFI. Fig. t-AE en BF van de vliegende Vogel EGA onder wat holagtigh fyn, om met foo veel meer kragt en. nadruk de lugt in het nederflaan te kunnen bevatten j en boven bolagtigh , op dat fy in het opheffen foo veel minder te-

tenftand van de lugt fouden ontmoeten y pn fy foo ’tgeen fy in den neder-

agh gewonnen hebben om haar in de lugt dryveade te houden, in den op-^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flagh

-ocr page 563-

Tip

Vm Dkren, VogeJen, en Vijfchen-

'Hagh.niet en foTidenveriiefen. Maar ’t geen hierinfonderheit aantemerken flaat} is, dat defe vleugelen volgens haar ganfehe breedte niet aan hetlig-chaam vaft gehegt fyn, maar alleen in A en B j terwyl al het overige geheel los van het lichaam is. Hier door gefchiet het (volgens ’t geen ge-hmkan werden in de waarnemingen Borellus, Prop. 183. en 184.) datnbsp;fy op geligt weidende, alleen met haar fcherpe voorfte gedeelte AEenBF,nbsp;quot;Om te minder tegenftant te ontmoeten, de lugt opwaartsfnyden,cnnederwaarts met een meerder fnelheit de lugt llaande, by na circularc liniennbsp;als EIP en F VL met al haar punten befchryven.

Maar dewyl de wondere maniere^ die een Vogel fyne wieken op en ne-derflaarrde doet in de lugt dry ven, en te gelyk met foo groot een fnelheit •voortgaan, foo- gemakkelyk niet is om alleen door woorden te kunnen be-grypen. Laat ons XVI. Fig. z. een vogel R S aan ons verbeelden, foonbsp;als hy in de lugt Irangt en beide fyne vleugelen BE A en BCF opgehevennbsp;heeft. Soo fal men figh wel kunnen voorltellen , als defelve defe vleugelennbsp;regt nederwaarts flaat, dat de armen der felve BC en B E, die van been gemaakt en daarom flevigh genoeg fyn, twee cirkels befchryven die regthoe-kigh op den Horizon fyn; gelyk in de voorgaandei. Tab. X/^Zafge-beelt is: doende alfoo de ganfehe wiek A EB, XFI Fig. z. volgensnbsp;defe beweeginge volgen, en op de onderleggende lugt H G BEA met delen nederflagh fyn kragt belleden.

Nu dewyl defe lugt door het holagtigh vlak van defen vleugel geflagen fynde, tegenftand doet (gelyk ymand een vrouwen waeyer door delugt bewegende gewaar werd) om dat fy niet ras genoeg wyken kan: en bovennbsp;dit de dcelen der lugt door de veerdigheit van defen flagh in een gedrongen

fynde, figh weder met een inerkelyke kragt tragten uit te ferten: gelyk tevoren in de uitfettende kragt des lugts Befchou'w. nbsp;nbsp;nbsp;§• f- gcnoeghfaam

aangetoont, en uit het gedruis, dat de Vogelen door het vliegen of het roeren van hare vleugels maken, bekendt is5 foo fal volgen, dat de pennen E A O door defe wederftand en uitfettinge der lugt opwaarts fullen buigen,nbsp;vermits haie ftoffe de eigenfehap heeft vanbuigfaam te fynj en daaarom,nbsp;wanneer de armen BE, BC van onbuigfaam been gemaakt fynde, harennbsp;wegh vervolgen in het nederflaan, fullen door het opwaarts buigen der pennen, de einden der vleugelen A en E na malkander toegedrongen wer-den.

Hier uit is ligtelyk te fien, dat delugt door defe vleugelen dus nederwaarts geflagen fynde, en opwaarts weder tegenftant biedende, den Vogel in dcnbsp;lugt moet ophouden, door defe in elke flagh her haalde wedcrftuitiiigen. En

fill men, om dat, door het agterwaarts en opwaarts buigen der pennen van dc vleugel, de lugt den flagh in het voortgaan der felver fchuins ontfangt,nbsp;de reden kunnen afnemen j waarom den Vogel daar door na R voorwaartsnbsp;cn Horizontaal uitgeftoten werd, en alfoo gefeit werd te vliegen. Soo dat

Yyy z nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 564-

f40

XXIII. BESGHOUWINGE.

het begin van de nederflagh den Vogel meert: ophoudt, en den veiv^ deren voortgangh van de felvc nederflagh den Vogel nicefl: voor uit doet

Mirtbhien fal dit aan eenige verttaanbaarder voorkomen ^ als men (gclyk A. Borellus) figh verbeeld, dat den VogelRSftilis, enlynevleugels BÉAnbsp;en B C F water-pas hout j en dat door een wind H G O, die van onderen regtnbsp;om hoogh tegen-defe vleugels aanwait, der felver einden A en F (om de armen B È en B C, die in ftand blyven) gelykeenighfints drayende, op dennbsp;ïugge des Vogels na malkander toegebogen werden i waar door alfoo de tweenbsp;vleugels de gedaante van eenen fchuins in A F toe-loopende beitel vertoo-nen. N u indien beide de fyden van defen vleugel-beitel wederfyds door dcnbsp;daar tegen aan-loopenden wind geperfl: werden, weet yder dat volgen moet,,nbsp;dat defelve na fyn bi-eetfte gedeelte C B E moet voortgeftuwt werden j ennbsp;foo mede den daar aan vaft gehegt fynde Vogel RS na R toe voeren: Datnbsp;nu het felve ge wrogt volgen moet, of de lugt, als een wind van onderen opwaarts, of de vleugel van boven nederwaarts bewogen werd, is by de Mechanici bekent genoegh.

Ik wenfchte wel eenigh bekent konft-werk alhier te kunnen voorftellen,quot; het welk bekwaam was om de ware maniere tc vertoonen, op welke de vleugelen haar Averk doenj en om aan onervarene eenigh meerder ligt te geven,nbsp;hoe het regt circulaar nederflaan van de armen of beenderen, die in de vleugelen fyn, gevoegt by het opwaarts buigen der veederen, een Vogel te gelyk kan in de lugt ophouden cn voort doen vliegen. Maar ik moet bekennen dat my foodanigh yets niet voorkomt, en ik vinde het ook nietnbsp;by andere.

Eene (hoe wel feer onvolmaakte) gelykenilfe vind men in de zeilen van onfe wind-molens, of ook in die van defchepen die half wind zeilen j dewelke egter alleen doet fien, hoe de wind volgens eene ftreek wajende, denbsp;molen-roede of fchip volgens een andere kan doen voortgaan. Het geen innbsp;de vleugelen en Vogel ook wel eenighfints ook gefchiedt wanneer defelvenbsp;vlieght, maar egter geenfints de waare wyfe van het vliegen aantoont.

Om nogh tans yets tc feggen, dat eenige meerder gelykheit met de bewe-ginge der vleugelen heeft. Men hegte een half blad papier aan een Hokje, gelyk een vaandel aan fyn Hok gehegt is j waar in dit Hokje dcnbeenen-ari»nbsp;des. vleugels, en het vlakke papier de vederen verbeelden (ai j als men ditnbsp;papier niet onder het Hokje laat hangen, maar nevens het Hokje ophoud.nbsp;Indien men dan dit Hokje met de hand, die het aan fyn eene einde buitennbsp;het papier vaH houd, regt circulaar van boven na beneden flaac, en met eenige fnelheit defe beweeginge doet, Hl rnen Hen, dat dit papier daar doornbsp;cerH van onderen opwaarts} en daar na vervolgens van agteren voorwaarts,nbsp;bewogen fal werden. Waar door yraand een grof begrip maken kan,, de-

-ocr page 565-

Fan Dieren^ Fogehn^ en Fijfchen. nbsp;nbsp;nbsp;f41

Wyl in elk der vleugelen van wederfyden den Vogel, doordencderflaghvan den arm het felve gefchiet, hoe defen Vogel ook opwaarts en voorwaartsnbsp;moet uitgeftotcn werden: waar in het vliegen beftaat.

§. 16. Eenydernu, die het vorige aandagtigh na gekit heeft, en het geen van het vliegen hier gefegt is verhaat, fal lien, dat indien een Vogel vliegen fal, de pennen van fyn vleugelen nootfakelyk eerj} ligt om hem niet tenbsp;bcfwaren, Un anderen buigfaam, ten derden ftevigh en elafticq moeten fyn:nbsp;dat is, dat fy gebogen fynde haar gehalte van felfs met te rugh tefpringennbsp;kunnen hervatten.

Laat ons nu defelve, gelyk wy die in de Vogelen waarnemen, bcfchouwen j en men fal bevinden:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat de fchagten , waar mede fy vah haan, hol fyn om light tc welen , en nogtans hevigh , als- van een dunne hoornagtige hofrc gemaakt.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Het overige ran een pen, het welke na de fchaft volgt, kon niet gelyk de fchagt önbuigfaam fyn gt; om dat het in het nedcrllaan van den vleugelnbsp;opwaarts moet kunnen buigen, door de wederhand der lugt: op dat, als voren gefeit is, de twee vleugels agter beitcl-wyfe na malkander toe mogennbsp;komen, om de lugt fchuins te ontmoeten, en den V ogel ook te doen voort gaan.nbsp;H u vind men dat dit deel der pennen gevuld is met een hoffe, diefeer buigfaamnbsp;en ligt is, en welke my voorkomt dat genoegfaam daar alleen gevonden werd,nbsp;cn ook daar alleen nodigh is: want tot been nogh vlees nogh vlies noghnbsp;pees, nogh eenig ander foort van deelen-, die men in haar of andere Dieren vind, fchynt fy niet te brengen te fyn. Kan yraand dit ook al aan een'nbsp;geval of onwetende oorfaken toefchryven?

TIL Dat de pennen buygfaam fyn, is niet genoegj om dat een touwfoo-danigh ook isj maar het wierd daarenboven vereih, dat dele veeren in het neêrllaan van dc vleugel ftevig genoeg waren , om op de lugt eenigc kragtnbsp;te doen, en dat ly daar door opwaarts gebogen fynde, hgh in het op--heffen der vleugel weder in haarvoorige en holle gedaante herhellcn konden.

Nu al het gcfcide vind men in dit maakfel der pennen V wantinhaar bovenhc

rondagtige y ^ fyn fy niet een bah bedekt, diceenigfints hevigh is; en onder defe in hare o ligheit loopen twee lange verheven hreeken van defelve hoffe nevens malkander (gelyk in een fchryfpennc figebaar is) bekledende denbsp;vooi'gefejde wonderlyke hoffe j welke als een mergh van haar omvat werd.nbsp;Dat ly nu hier door hevigh, buigfaami, en elahicq of te rugh-fpringendenbsp;fyn,is ligt te ondervinden, als men fe bcfchouwt, een weinigbuy^, endannbsp;fchielyk weder los laat.

IV. Maar op datdelugtnietdoordefepcnnendoörfygen,enalfoödekragCy die den Vogel doet, onnut foude maken j fynder (kan men dit ook alles fonder wysheit en een oogmerk daar in aan tc merken aan hen?) in de veernbsp;dwars-vefelcnterfyden geplaath, niet alleen, hoe kleinen dunfyookmo-

Yyy 3 nbsp;nbsp;nbsp;gen:

-ocr page 566-

XXIII. BESCHOUWING E.

gen fyn, elk haar te rug-fpringende kragt vertooiiende; maar ook om higt door te laten, op een wonderlyke wyfe tefainenklevende. Dewylditnubynbsp;de fchaften, daar openingen fouden blyven, geen plaats konde hebben»nbsp;vind men defe tuflchcn-plaatfen met geduurigh kleinder enkleinder veertjes»nbsp;gelyk met op malkander leggende vis-fchobbetjes bedekt, eagenoegfaam ge-*nbsp;Hopt, om aan de lugt tuflchen de fchagten geen doorgangh toe tCr U»nbsp;ten.

Nu niet tegenftaande alle dele dienllen en werken , die daar door uitgeregt werden, blyft elk om de Vogel in het vliegen niet tebefwaren, foodanigh,nbsp;dat het fpreek-woordt, foo light ah eenquot; veer daar van met regtlyn oor-Ipronk ontleent.

Met hoe veel kunft nu ook de minde yefeltjes in haar felfs gemaakt fyn, kan daar uyt blyken, om dat elk van haar weder het volkomen iamen-del vannbsp;een groote pen of veer heeft j en mede uit een doorgaande lichaam in hetnbsp;midden, en ter fyden uit kleinder vcfeltjes beftaat: Om dit te hen , behoeftnbsp;men alleen een goed vergroot-glas te gebruiken, en een klein liertje van defcnbsp;vefeltjes daar door te befien.

§. 17. Kan na dit alles ymand nogh denken, dat een enkele veeder (om voor als nogh niet verder te gaan) fyn maakfel, (yn fteviglieit, en te gelyknbsp;fyn veerige kragt, en niet tegcnflaande dit alles, fyne byfondere lloffe en

iigtheit, fyn fchikkinge, onder anderen ook fyn juifte plaats in de vleugel van een Vogel daar fy dienft kan doen, enalhet verdere dat hem bequaam maaktnbsp;om een behulp-middel tot het vliegen voor een Vogel tewefen , fonder ee-nighooghraerk of verhand gekregen heeft? fchynt hy my meerder over fynnbsp;hartnekkigheit van geen Goddclyke Maker te willen, als over onmagt om dienbsp;niet te kunnen fien, te beklagen te fyn.

Ten minften een Chriften, die, het voorige geftel der vederen en de daar uit famengeftelde vleugelen met aandagtbefchouwt, fal daar door overtuigtnbsp;werden, dat Jehova die met groot regt onder fyne wonderen telt, Joh.nbsp;XXXIX. 1(5. en dat defe vrage om der menfehen kleinheitinhaarverftandtnbsp;en magt, en fyne wysheit en grootheit ontegenfprekelyk aan te toonen, boven de fchoonheit, die men foo vcrwonderlyk in eenige der felverflet, ooknbsp;in haar maakfel volkomen kragt heeft; als hy tot dien einde fegt; Syn (vannbsp;u) de verheugelyke vleugelen der Pauvien ^ of de vederen des Oyevaars en desnbsp;Struisvogels ?

§. 18. Seer veel andere aanmerkingen foude men over het famen-flel der Vogelen hier kunnen maken. Indien ymand oit gefien heeft, dat fekerenbsp;kleine Vogeltjes, die in doorne-heggen gewoon fyn haare neftentemaken,nbsp;om haare oogen in het fnel vliegen door defelve niet tequetfen, met een by-fonder vliesje voorfien fyn, waar mede fy defelve als dan bedekken kunnen:nbsp;het geen om haar het gefight niet geheel te benemen, gelyk door deooge-Icden van veel andere Dieren gefchiet, daarom ookdoorfchynendeisi

-ocr page 567-

Fan Dieren^ nbsp;nbsp;nbsp;'en Viffehen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5*45‘

dit ook al geruft kunnen ftaande houden nbsp;nbsp;nbsp;ooghmcrkjuiftin de-

fe .Vogeltjes, die fulks van noden hadden, geiCi;„j-

indien men het geftel van veelcr Vogelen beenen ..Mitchouwt, infonder-heit van dig op takken van boomen figh gewoon fynteouJnoudeUj kanmen denken? dat het fonder wysheitis: Eerfi^ dat Eab. XFI. ttg. 5. eenfpiernbsp;HC, van H langs het heupc-bcen BC loopt j welkers pees IK , dWdetee-nen van dé voeten des Vogels toetrekt , figh om den hoek BIK (welke ditnbsp;heupe-been H C nxet het volgende C D maakt) heenen ftrekt: en op dat de-felve niet door beweegingen verplaatft mogte werden, aldaar door een pypnbsp;of fcheede henen geleidt werd, in Arenden, Havikken, Swanen en anderenbsp;bynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderfogt §. 149. Ten anderen^ dat andere fpieren alsKC, die

ook tot het fluiten van de teenen EG van den voet des Vogels dienenjhare peefen in K met de voorgaande IK. vereenigt hebbende, om den anderennbsp;hoek C D E heenen gaan, en van daar langhs D E G in gelyk als enkel tennbsp;dien einde gemaakte gladde pypen, flgh tot de klauwen der teenen in E ennbsp;G uitftrekken. Ten derden^ dat als dele beenen BI, ID, DE, eenreghtenbsp;linie uit maken, defepeefen niet gefpannen) en daarom de geklauwde teenen der voeten fter-gewys uitgefpreit blyven. Maar tenvierden de beenennbsp;BCDE in C en D fcherpe hoeken makende, en als om malkander gedwongen fynde neder te leggen j dat als dan defe pees gefpannen werdende, denbsp;teenen des Vogels door defelvc foo fterk gefloten, en gelyk tot malkander innbsp;een vuift famen getrokken werden j dat Borelhis getuigt in een Havik en A-rent, nu reets dood fynde, niet als met feer veel moeite een fcherp hout tuf-fchen de gefloten teenen te hebben kunnen inbrengen.

Om een experiment hier omtrent te nemen j behoeft men alleen een doodt hoen op de rugge op een tafel te leggen j en dc voeten regc uit ilrekkende,

fal men fien, dat dc teenen van de pooten figh 'uit fpreiden: die wederom, als men de billen en beenen tegen het lyf aandrukt, figh fulleii famen-trek-kenj en een vinger daar tulTchen ftëkcnde kan men bevinden, dat door ditnbsp;buigen defe teenen met kragtgenoegh toegeknepen werden, om de ftokkennbsp;waar op fy llapen fonder werkinge van andere fpieren, foo fterk vaftte houden,, dat fy veiligh voor vallen neder kunnen fitten. En hier uit is ooknbsp;de reden openbaar, waarom men in de Hanen gaande en hare voeten voort-fettende , net dat ten eiken malen als fy die regt uit fteken na voren, dcnbsp;teenen figh m het rond uit fpreiden, om foo ve5 vafter daar op door harenbsp;meerder breedte te kunnen fteunen; ’t geen ook, fonder dat een Haan ceni-ge byfondere fpieren daar toe behoeft te gebruiken, alleen uit het maakfelnbsp;van de voeten volgt j egter van een feer gvoote nootfakelykheit is, indiennbsp;dit Dier geinakkelyk gaan fal. Het felve kan men ook in geftorven Muf-fchen of andere Vogeltjes gewaar werden, als men alleen de moeite nemennbsp;Wil, om die te onderfoeken.

Om eindelyk een befluit uit dit alles te maken kan ymand denken , dat

' ' nbsp;nbsp;nbsp;¦ alle-

-ocr page 568-

r44 nbsp;nbsp;nbsp;xxni. B E S C H o J N G E.

alle defen toeM in defe pcefen -e voeten bewegen, fonder eenigh oogmerk is? Te meer dewyl nbsp;nbsp;nbsp;vliegende en op dunnetalcken FGruitende Vogels RS opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook veiligh kunnen üapen, fonder vrees voor

vallen te hebben; -^^fipon in'den flaap hare fpieren niet en werken; gelyk fulks aan alle v'^'orcu eigen is. Want als een Vogel als RS, het hoora ag-terwaarts -’f de rugge in O gelegt hebbende, over folks de fwaarheit van fyn lig-chaar»»omtrent als inbalance, brengt tulTchen fyne voeten; en met defcherp-tp van het borft-been op den tak ruft; indien hy door beweeginge der wind,nbsp;of andere, daar^af foude fchynen te moeten vallen, komt hem dit fterktoe-knypen van fynê teenen om den tak daar in te hulpe; even als of denfelvennbsp;tak door twee ftyf toegedrukte nyp-tangen van hem vaft wierde gehouden.nbsp;Want dat dele knypinge met veel kragtgefchiet, alleen om dat de Vogel neder fit, en door fyn fwaarte de beenen BCDE op malkander doet buigen,nbsp;is te vooren uit Borellus en by de gefeide ondervindingen getoont: En fchynt,nbsp;indien ymand maar oogen heeft om den voor alles, en lelfs voorde Vogelennbsp;forgh-dragende Godt te willen fien, hier uit een byfonderbewysvandeflelfsnbsp;Goedheit en W ysheit figh taftelyk te vertonnen; die aan defe Dieren eennbsp;maakfcl gegeven heeft in der fclver hcenen, fpieren en peefen; waar doornbsp;( fonder eenige moeite te doen, of eens uit haren flaap te moeten ontwaken )nbsp;haar eigen fwaarheit en geftel haar voor vallenbewaart,infoodanigeomftan-digheden; waar in niemand foude kunnen denken, dat fy, als het takjenbsp;cenighfints bewogen werd , een oogenblik fouden kunnen fittende blyven.

§. ip. Engelieve niemand te denken, dewyl men dittocknypenderpooten in eenige op het land en in het water levende Vogelen, als Swanen (gelyk Borellusnbsp;aanmerkt) mede bevind,dat fulks of by geval of andere nootfakelyke wetten ge-gebeurt; om dat defe in het fitten op takken daar van geen gebruik fchynen tenbsp;maltcn^ nadien men folks fclden fiet gefchieden. Want indien hy gelieft innbsp;opmerkinge te nemen, dat Eenden, Ganfen, Swanen, om te fwemmen hare voeten tot riemen of fohep-boomen gebruiken; en dat defoive van datnbsp;maakfel fyn, dat fy na agteren uitgertoten fynde,ook door den tegenftand vannbsp;het water fig kunnen uit fpreiden, en alfoo meerder kragt doen, om dennbsp;Vogel te doen voprtgaan; foo fullen fy met een kunnen fien, dat indien defe voeten in al die breedte na voj-enmoeften getrokken werden, dit den Vogel weder te rugge foude doen demfeij. Waarom dan ook het famen-trekkennbsp;van hare voeten (gelyk ®ien, dogh op een andere wyfe, in der Vrouwennbsp;waeyers fiet) aan haar nootfakelyk was, om defelve fonder veel vat aan hetnbsp;water te geven voor uit te kunnen flaan; nu dit gefohiet in haar ook door defe peefen, die, wanneer fy alleen hare beenen opwaarts buygen, en foo denbsp;fchenkeis meer aan den anderen doen naderen, hare teenen by malkanderennbsp;trekken; enkel door dit lamen-ftel,fonder dat fy eenigebyfonderebewegingen daer toe behoeven te maken. Men kan als voren eendoodenEentvogel

of Teeling daar v.an tot een experiment nemen.

Dic

-ocr page 569-

Van Dieren, Vigelen j en Vijfchen. nbsp;nbsp;nbsp;^'4 j-

Die ru dit alles verftaaa hcefc, lean hy nogh oordeelen, dat de Wereld en de daar in fynde Schepfeien fonder wysheic gemaakt fyn? Wat kan men vannbsp;foodanige feggen ? als dat fy op dc dingen die fy voor haar fien, of niet ge-noegfaam willen, of door cen verborgen oordeel van een foo meenighmaalnbsp;gelaftei'den Godt niet genoeghfaam kunnen letten.

§. 20. Maar om na het gcftel en gebruik der vleugelen, nogh yets ontrent het vliegsti te feggenj waar van wy nu reets, voor lbo veel het water-pasofnbsp;Horizontaal voort gaar, gefproken hebben. Wonderlyk en een ontegen*nbsp;fprckelyk bewys van een alles op de verftandigfte maniere formerende Godt-heit gevende, was het geftel van een Vogel, indien al niet anders bydefelvenbsp;konde gedaan werden ; maar fal ymand de wysheit van een aanbiddelykennbsp;Maker nogh kunnen voort gaan te loochenen ? als hy boven dat liet, dat om nanbsp;om hoogh en na beneden te vliegen, aande Vogelen2quot;^^.X/^/.F/^.4.een ftaarr,nbsp;alfi een roer aan een Schip, gegevenis. Diedefelye inBH opligten, wanneernbsp;den Vogel volgens B F vliegende figh opwaarts begeeft^ en wanneer hy nederwaarts keer^’^lyn ftaarc in JB I na beneden ftrekt; want dat defelve niet,nbsp;immers niet gewoonlyk, en dient om de Vogelen na de regter of linker fy-de te doen keeren, is uit deflelfs gefteltheit blykelyk. (De verdere vedeneanbsp;kunnen by Borellus^ Prop. ip8. en ipp. na gefien werden.) Ook leert fynnbsp;Ed. en aller andere ondervindinge, dat als Vogelen, die Horizontaal vliegen,'nbsp;fonder figh te verheffen of te dalen, figh veerdigh ter fyden af na de regternbsp;of linker fyde willen wenden, fy de vleugel van de andere fyde op een onge-woone wyfe kragtiger bewegen, even gelyk by na als ymand Iwemmendenbsp;wanneer hy keeren wil, fynen eenqn arm en hand gebruikt: hoe wel dcnbsp;Vogels, welke lange en dunne beenen in het vliegen agterwaarts uitüekcn,nbsp;defe ook als een roer om fe links en regts te doen omvliegen fchynen te doennbsp;dienen.

Yets was’cr nogh het geen yder die het befchouwteenighfints Wonderlyk foude konnen voorkomen) namclyk,hoc het mogclyk is,^dat fnel-vliegendenbsp;Vogels van een groote hoogte na beneden komende, tegen de aarde niet.nbsp;plotfelyk aan boflen) te meer, nadien haar fnelheit van vliegen als dan doornbsp;het vallen van ha-arc fwaarheit fchynt geholpen te werdén. Die nu hier oicnbsp;gefien heert hoe defelve pok haare vleugelen gebruiken kunnen omhaare veertnbsp;te lluitcn, en hpc fy haare ftaarten in de breedte uitfpreiden, lal ten minllennbsp;erkennen, at ly total het geen tot het vliegen behoort, op een verwonder-lyke wyletoegciufl iyn, om verfcheiden gebruiken van hare vieagelen eaflaar-ten kunnen maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

§, 21. nbsp;nbsp;nbsp;na dit alles niet ophalen het wonderlyk geftel, het welke

de Wis'konfienauis in de Vogelen met verwondering moeten aanfien; waar door haar (waarheits middel-pppt in haar borft beneden den oorfpronk dernbsp;vleugelen altyd blyit) en fy in de lugt hangende, alleen door defe oorfakenbsp;fonder moeite figh op haaren buik fchikken, om haare vleugelen, poten, en

Z z z nbsp;nbsp;nbsp;an-

-ocr page 570-

f4é nbsp;nbsp;nbsp;XXIII. BESCHOUWING E.

andere leden met het mceftc gemak te kunnen gebruiken. Soo fict nien, dat die kragtige fpieren, waar door fy hare vleugelen bewegen, in harennbsp;borfl: gelegen fynj foo verre felfs, dat ookdefpier, die de vleugel opligt jnbsp;en weike men anderfints van de rugge verwagten foude,ookindeborft-rpiernbsp;gelegen is en op een wondcrlyke wyfe door een daar toe in de beenen gC*nbsp;maakte openingh geleid werd, om fynen dienft tc kannen doen. Siet hiernbsp;van den meer aangehaalde Borellus^ de Jidotu Animal. Prop. 184, i8f. Alwaar boven het gefeide feer veel, aan die dat geleerde werk fal gelieven tcnbsp;lefen, voor fal komen; het geen hem van de aanbiddelyke wysheit van dennbsp;Formeerder der Dieren fal kunnen overreden j indien hy anders door yets tcnbsp;overreden is.

Om hier eenby na ongelooflfelyk wonder in te fien, foude ymand wcl kunnen denken ? dat de kragt van de fpieren die de vleugelen bewegen, niet minder als tien duifent malen grooter is , als het gewigt van den Vogel, dienbsp;met defe vleugelen vliegt. En indien hy daar van ten genoegen, om fighnbsp;over degroocheit des Makers te vewonderen^ overtuigt wil fyn , k'mhydenbsp;IP3, IP4. Propofitien aldaar na fien;Uit welke aan hem het gefeide blykennbsp;fal, ingevalle hy het vorige van den Autheur daar toe by gebragt verftaat-Wy hebben te voren ontrent de fpieren van de Menfchen van hare verbaaft-makende kragt een kort bewys gegeven j foo dat, aan die het getoonde aldaar begrepen heeft, dit niet foo ongeloofFelyk voor fal komen.

§. zz. Ik vr.age nu wederom, indien ymand een optellinge maakt van alles wat van defe Vogelen gefegt isj en begrypt hoe veel faken tot het felye einde, en op de belle wyfe daar toe dienende, in foo kleinen omtrek van dikwilsnbsp;eenen ongeagten Vogel malkanderen ontmoeten ; of hy die kan oordeelenfon-dereenige wysheit geformeert, en in hare omftandigheden gcfchikt te fyn.nbsp;Laat hy een Mufeh, een Mees, een Vinkje, een Canarytje of ander kleinder Vogeltje met defe kennifie befienj en figh felfs als dan vrage, of hetnbsp;denkelyk is, dal in foo weinigh ftoffe van foo ligt een Beesje, foo veel ontelbare werktuigen figh by geval bevinden kunnen; waar van de eene totnbsp;ceten, tot het vci-teeren van de rpyfe,met een woord tot het voeden, de andere, tot de voort-telinge; buiten dele Ibmmige tot gaan; en de verdere,nbsp;tot vliegen foo net gepaft lyn; dat alle die figh tegenwoordigh indefeceuvvenbsp;met het onderfoeken daar van bemoeyen, hoegeleert, hoegroote Wis-kon-llenaars en Natuur-kundige fy fyn, figh daar over meermalen in een verbaall;-

makende verwonderinge uitten . waar vanbydic Heeren preuvengenoegh te vinden fyn.boude hy kunnen denken; dat door dit aan het geval ofonwetendenbsp;oorfaken alleen toe te vertrouwen, hy fyn ooghmerk bereiken foude.^ En laat

hy figh verklaren, of het hem niet feker genoegh voorkomt, dat ’er op die wyfe noit een eenigen Vogel, foo wel tot vliegen en tot alles verder toegeruft in de wereld komen foude. Ongelukkige menfchen ! die om dat lynbsp;dagelyks foo groote ^onderen fien , door die rampfalige gewoonte van daar

op

-ocr page 571-

Fan Bieren^ Vogelen^ mViJfcltm.

op niet te-letten, dcfelve voor geen wonderen houden. Met hoe veel redcM nu den grooten Godt en Formeerder van defe, het vliegen van een om fyncnbsp;vlugc beroemden Vogel gebruikt^ om aan Job de kleinheit van fynverftand,nbsp;in vergelykingh van de Goddclyke grootheit aan te toonen in defe voorge-flelde vrage, Job. XXXIX. 19. Vlieght den Sperwer door uw verftandt ? SUnbsp;yder dan ligcelyk begrypenj indien hy het groote wonder, dat in het vliegen van die Vogelen en in haar toeftel daar toe van yder erkent moet werden, uit het vorige te regt begrepen heeft.

§. zj. Gelyk nu in het mankfel der Vogelen des Formeerders wysheitjfoo blinkt in het onderhouden van veele der Ibiver des Onderhouders voorforgenbsp;cn goedheit feer helder uit. Den grooten Heiland der Wereld, fullendedenbsp;liyne van te veel (brge voor fpyfe en kleedinge aanmanen, gebruikt daaromnbsp;Matth. FL zy, zö, defe Diertjes tot een bewys van het geen Hy haarwilde doen begrypen. Dit fyn de woorden: Zyt niet heforgt wat ghy eeten neghnbsp;wat ghy drinken fult ^c. Aanfiet de Vogelen des HemeJs^datfyniettnfujen.^ noghnbsp;en mtje*-) *ogh verfamelèn in de fchuren-, en uwe Hemelfche Fider quot;voedt defelve .ynbsp;en gaaf ghy defelve niet veel te boven ? Kon den grootften Redenaar, om ditnbsp;tot oveituiginge aan te dringen, ook yets anders ter wereld uitgekoren hebben, dat foo kragtigh tot dit ooghmerk foude fyn, en een alles verforgendennbsp;Godt als taftclyk aan toonen? Indien Hy van tamme Dieren gefprokenhad-de i men foude ftraks kunnen geantwoord hebben, dat de menfehen,nbsp;die figh van defelve bedienen, aan haar den koft veiForgcngt; als voor Paarden, Koeyen, Schapen, en diergelykegefchiet. Soo van wilde; menfou-de feggen dat fy, gelyk Leeuwen, Beiren, Tygers en andere, bekwaamnbsp;waren om wat haar ontmoet aan te vallen , cn figh tot fpyfe te maken.nbsp;Indien Hy Viflehen by gebragt haddej niemand fouden kunnen toonen, datnbsp;die in hare wateren oic gebrek lyden. Waren het Mieren of Bycn } defcnbsp;vergaderen haar Voorraad tegen tyden van gebrek. Waren het Rupfen,nbsp;Syd-wormen, Vlindertjes cn diergelyke geweefl} men foude kunnen aaanbsp;toonen, dat om haar gefiagt over te doen blyven, fchoon haar leven binnen een fomer voor de meefte bepaalt fchynt, hare eijertjes in den winternbsp;ruften, om met de aanftaande warmte, als haar voedfel gereed is,hare Jongetjes weder te voorfchyn tc doen komen. Maar dat aan Ravens, en andere in woeftc plaatfen figh onthoudende Vogels, die den honger maar wei-nigh dagen foude laten leven, altyd binnen die tyd fpyfe verfchaft , en aannbsp;andere weereloofe, vreesagtige, cn voor alles vlugtendc Diertjes, als Muf-fchen cn diergelyke, haren kofl: verforgt werd jook in tyden, als alles desnbsp;winters voor haar gefloten fchynt, en geen menfehenfclfs, hoe verftandighnbsp;en arbeidfaam (en veel minder een enkel geval) hare fpyfe aan haar foudennbsp;kunnen aanwylèn, ter plaatfen daar fy figh onthouden. Dit toont een baarblyke-lylc bewys van een groot en aanbiddelyk Regeerder j en de waarheit ooknbsp;vaa defe volgétidc plaatfcj Matth, X. z$. En worde» met twee mufchkensvoor

Zzz z


-ocr page 572-

^48 nbsp;nbsp;nbsp;XXIIL B E S C H O U W I N G E.

een fenningsken verkogt^ en niet een van defe fal op de aarde neder vallen j fonder uwen Vader. Nogh {Lus'. XII. 6.) is voor Godt vergeten. Ik late dan aaneennbsp;Ongodill: felfs te oordeelen of hy de wyle, op welke defe Vogeltjes tegen alle apparentie aan, alle jaren in het leven behouden werden aan het geval alleennbsp;met een geruft gemoedt (het welk ik van een verhart gemoed alhier uitdruk-kelyk onderfcheide) kan toe fchryven.

§. Z4. Ende waarlyk vraagt dogh de heeften^ en elk een van die fal het u keren ; en het gevogelte des Hemels, dat fal het u te kennen steven. Oftefpreekt tot de aarde, en fy fal het u leeren : ook fallen het u de viffehen der zee vertellen.nbsp;Wie en weet niet uit alk defe., dat de hand des HEER ENdit doet? In wiensnbsp;handt de ziele .is van al dat leeft, etide de geefi van alle vleefch des menjehen.nbsp;Waren wel eer de nadrukkelyke woorden, die Job, Gap. XIL 7,8, p , io.nbsp;tot'bewyfen aan de hand gaf, aan die twytfden of’er een magtigh Godtnbsp;was. Ik brenge defelve hier niet by om eefi Atheift, fbo lan^b hy geennbsp;eerbiedt voor dit Woord heeft, te overtuigen; maar op dat defe Or,gelukkigen figh in ftilheit noghmaal mogen onderfoeken , of het gceae te vorennbsp;van de Vo'gelen gefegtis, haar geen waarheit en wysheit in defe woordennbsp;kan doen fien. En indien fy daar van nogh niet overreedt fyn, gelieven fynbsp;met ons tot de Befchouwinge der Viflehen over te gaan.

§. zy. W^y fullen niet herhalen het geen van de Viflehen, by gelegenthelt dat wy van de wateren fpraken, gefeit is; nogh des Sclv ppers goedheitnbsp;weder daar uit breder bewyfen, dat foo groote water kolken v-an zeennbsp;en rieveren om niet in hare wyde ruimtens fonder nut te wefens, met foonbsp;veel Viflehen vervult fyn. Die in eenige landen felfs voor brood , in anderenbsp;voor lekkernye verftjekken j en door hare verfcheidenheit aan foo ver-fcheidene finaken der menfehen bekwaam fyn te voldoen. Maar laat eensdenbsp;meeft van figh gcvoelcnlte Philofooph, die alles nogh meent fonder wys-heit gemaakt te fyn, aan ons feggen; indien hy nieten wiftedat’er Viflehennbsp;waren, hy wel oir foude kunnen geloven, dat yraant aan hem de waarheit feidc; als hy hem verhaalde, dat in het water, waar in andere Diere.inbsp;niet als een feer korten tyt kunnen levendigh blyven, een foort van Dierennbsp;gevonden werd; die daar in leefden, ftgh bewogen, voortteelde, en allenbsp;nndcre dierelytie daden oeffenJen: en indien men aan hem cenen Viich in,nbsp;het water dit alles doende vertoonde, of hy foude kunnen na laten dienbsp;voor een wondei aan tfe lieia. En dat meer is, foo hyop hals-ftraflêgcdwon-gen was, ook met de hu pe van alle de wyfte menfehen der werelr, tenbsp;leggen; hoedanigh een Viich moeite geftelt fyn, om in het water figh te

Icunncn onthouden j cn welk yerichil bloed en verdere vopcen van die der

in de lugc levendige Dieren moeite hebben; foude hy niet tanken, dat hy vergeeffe moeiten fopde doen, om fyn leven met defe uitvindinge te willennbsp;behouden? en daar by niet overtuight fyn, dat al hadde hy uen duyfentnbsp;[aren levens, hy van een los en gevalligh bewegen van doelen, of van onwetende

-ocr page 573-

V%n Dieren , Fogekn, en Vijfchen.

wetende oorfaken en het vcrftant van defc domme Viflchen dit vergeefs verwagten foude? En indien hy niet fien en kan, dat’er een Godt en aan-biddelyk wys en verftandigh Wefen figh in het formceren van defelve vertoont j Die de lugt voor andere Dieren foo verre onvermydelyk gemaaktnbsp;hebbende, dat fynauwlyks een minute fonder defelve kunnen leven, nuindefenbsp;Water-Dieren te fcheppen, onwederlprekelyk heeft doenblyken, dat mennbsp;der felver afkomft en gefteltheit alleen van een na fyn welbehagen allesnbsp;fchikkende Wysheit, en geenfints van eenige‘bepaalde nootfakelyke, ennbsp;daarom altyd op defelve wyfe werkende Natuur-wetten, kan afleiden. Watnbsp;kan men van foodanigh een feggen? als dat fyne blindheit beklagelykis.

§. 26. Dogh om in foo algemeene en aan yder bekende aanmerkingen niet te blyven beruften; laat ons tot eenige byfonderheden (alle op te tellennbsp;is niet mogelyk) overgaan.

Hoe een Vogel, enkel door de groote kragt en beweginge van fyn vleug^en figh te gelyk in de lugt ophoud, en voortvJiegt, is ftrax getoontjnbsp;maar kan ymand fonder verwonderingh aanfien hoe een Vifch fonder gc-noegfaam eenige figtbare beweginge na boven kanopdiyven, en weder daarnbsp;na neder finken} ook mede op alle plaatfen van het water fonder op tenbsp;dryven of na beneden te gaan, kan flille blyven.

Indien de Viflchen een vafte onveranderlyke fwaarheit hadden, die niet veel van het water verfchildej fouden fy uit ligter in fwaarder, gelyk uitnbsp;foet in fouter water, komende tegen haar wil gedurigh op dryven j en innbsp;tegendeel uit fout in foet water komende, nederfinken} op die wyfe als mennbsp;fiet dat een ei in foet water finkt, en in fout water of flerke pekel op-dryftjhet welk aan onfe vrouwen bekent is. Soo dat om aan viflchen hetnbsp;ryïèn en dalen en het behouden van defelve plaatfe in het water doenlyk tenbsp;maken, fonder eenige daar toe gebruikte ki'agt van uiterlyke bewceginge jnbsp;het fcheen vereift te werden, dat, na dat de om Handigheden fulks mede-bragten, hare fwaarheit ten opfigt van een gelyke grootheit waters konttenbsp;vermeerden of vermindert werden. Te mee?, im dat de wateren, daar fynbsp;figh bevinden, met alleen door meer of minder fout, maar ook door anderenbsp;mengfelen dik wils fwaarder of ligter fyn.

Laat nu een twyfïelend Philomoph figh felfs onderfoeken, ofhykanden-ken, dat et ronder ooghmerk en wysheit géfehiet kan fyn dat de famen-ftelfc s er mceue Viflchen de wonderlykfle en bequaamfte Hydroftatifchc Machines urtmaken ¦, om na dat fy figh op ofnederwaarts willen begeven, oPnbsp;na dat fy m ligter of fwaarder water fwemmen,hareopfigtelykefwaarheittcnbsp;jkunnen vciininci^tcn of vcrinccrdcrcn ‘

Om hier van oyerreedt te fyn, behoeft men alleen aan een Karper •, Braaf-fem. Voorn, Aal, of verfcheiden andere den buik te openengt; en men fal daar in een blaasje gelyk B D bevinden te fyn, TaL XVL Fig. y. het welknbsp;aan haar tot al het voorgeleide dienfligh is.

Zzz j -

-ocr page 574-

XXIII, BESCHOUW INGE.

Om aan ymand, die dit voor de eeifte maal leeft, een begrip daar van te geven; laat hy figh een Vifch MG verbeeldcnTlï^.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö. in het water

leggende; welkers blaasje DB, in fynen buik by q gefien vverd ; en door de daar in fynde lugt, Too verre uitgefpannen is, dat het felve met den Vifch foonbsp;fwaar juift is, als een even groot deel waterEF. Wanneer hy, indien hy yetsnbsp;van de beginfelen der Water-wigt verhaat, fai weeren,dat defen Vifch overnbsp;al, waar hy in dat water figh bevind, fonder opdryven of linkenfal kunnennbsp;ftilie blyven leggen ; foo langh als hy door de fpieren van fynbuik, ofmif-fchien die van het blaasje fclfs, belet, dat de lugt daar in figh niet verdernbsp;uitfette en het hol van het blaasje grooter make.

Maar door dien de daar in fynde lugt geduurigh dringt om figh uit te fatten, (als boven ontrent de lugt ge toont is) fal dit blaasje BD door die uit-fettende kragt, wanneer de fpieren ophouden om het lbo fterk te knellen, meerder uitgefpannen en grooter werden, gelykin^lt;i,,byygt;; endeVilchdannbsp;foo veel meer ledigheits in figh hebbende, ligter werden als een gelyknbsp;deel waters. En daarom, foo langhals ditduurt,in het water gedurigh opwaarts dryven, als hier van q m p.

Eindelydt, nadien ook de lugt kan in een gedrongen werden, en dus van rontom gedrukt lynde een kleinder plaatfe als te voren beflaan j indien denbsp;Vifch MC, door het toeknypen van defelvcfpieren,dclugtinnewaarrsperftnbsp;cn het blaasje B D ideinder maakt, als hier in ^ lt;1 by a'; ishetuitdcfclfde Water-wigt openbaar, dat defen Vifch daar door fwaarder moet werden, als foonbsp;veel grootheit van water, en dien volgens van ^ na neder linken.

gen-


§. 2.-J. Om een grover voorbeeld hier van te fien, behoeft men figh alleen een jongen te verbeelden, die op twee opgeblafen Koc-blafen dryft, ennbsp;fwemmen leert; en fal yder ligt begrypen, indien dit kind fyne blafenkende grooter en kleindcr maken oa believen, dat defclve ganfeh klein fynde,nbsp;hy foude linken, grooter fynde dryven, en tufichen beiden een maat vandcnbsp;blafen foude Ijn, te groot om te linken en te klein om op te dryven; foonbsp;dat defé plaats hebbende, hy over al in het water ftil foude kunnen leg

Een voornaam bcwys, dat defe blaasjes aan de Viffehen tot dit gebruik dienpn, heeft men in CCIX. Prop. van Horellus. Alwaar hy verhaalt, dat na

een Vifch in een lugt-lcdigc plaatfe gehouden te hebben; foo langh, tot dat de lugt die in delTelfs blaasje was, geerjuilgangh ras genoeghnogh tegenftandnbsp;van de buiten-lugt vindende, figh foo verre uitfettede, dat fy dit blaasjenbsp;daar door deede berften,men defelve Vifch in een Vyver geworpen hadde: innbsp;welke hy, gedurende een maand langh dat hy daar in leefde, met geen fwemmen konde na boven komen; maar altyd gefien wierd, kruipende als eennbsp;Slange, langhs den grond van den Vyver voort te gaan.

§. 2,8. Ik vinde onder myne experimenten ( het welke hier eenigh light fchynt te kunnen geven, en tot dien einde in het werk gcftelt was) dit volgende:

-ocr page 575-

P'an Dieren^ Vogelen^ en Fiff'chen.

gcndc: Men heeft twee Baarfen (welke als doe voor de hand waren, hoe wel men liever andere daar toe foude genomen hebben, nadien in Baarfen denbsp;blaasjes wat moeyelyker te vinden fyn) in een glafe klok met water ge-fêt} en door de lugt-pomp de lugt uit defelve latende, bevonden, datfyopdreven, fonder nederwaarts te kunnen geraken : en voort dat fy opfwollen,nbsp;foodanig, dat haar de oogen uit het hoofd feer fterk uitpuilden, en daar nanbsp;verfcheiden trekkingen kregen: dog dat men de lugt daar weder by latende, fy fchielyk weder dun wierden en nederfonken. ’t Geen beide ten elken-raale gebeurde, foo dikwils men de lugt daar uittrok, en weder daar by lietnbsp;komen} fonder dat fy door haar beweeginge het minfte daar toe febeenen toenbsp;te brengen.

De redin hiervan was, om dat de lugt in het blaasje (het welke daar na uit haar wierd gehaalt) figh uit fettede, alsdelugt, die het lelve van buiten perfte, uit de klok getrokken wierde: foo dat, dit blaasje grooter werden-de, de Vifch ligter wierd als foo veel water, en na boven dreef} en delugtnbsp;weder daar by gelaten, en het blaasje door defelve geperll en kleinder wer-dende, de Vifch weder fwaarder wierde als een even groot deel water, en nanbsp;beneden fonk.

Om hier van klaarder onderrigt te werden, heeft men in defelve klok met water een klein Verkens blaasje daar feer weinig lugt in was, doornbsp;middel van een aangebonden fteentje doen linken} en het blaasje uitdeeenenbsp;Baars genoomen op het water doen dry ven} wanneer men bevond, dat alleen een trek met de pomp doende, het blaasje van d? Baars figh aanllondsnbsp;uitfettede} gelyk ook het andere, dat met het daar aangebonde fteentje nanbsp;boven gingh en op het water dreef: in tegendeel de lugt daar weder by latende, dat het eerfte weder kleinder wierden fighintrok} en het anderenbsp;insgelyks figh intiekkende, na beneden fonk. Het geen de werkinge Vatlnbsp;de lugt in de blaasjes der VilTchcn, foo alsfy te vorenaangetoontis, met veelnbsp;klaarheit dede befchouwen.

Welke ook figh niet onaangenaam vertoonde; a]smeneenampulletje(ecn klein flesje foo genoemt AK Tab. XVI. Fig. 7.) foo verre met water vuldejdat hetnbsp;omgekeert lynde, eenige lugt in A boven het water ftaandebehick} enegternbsp;ineen groot glas met water los gelaten fynde nederfonk. Want men fagh alsnbsp;doe, wannier men dit grooteglas MNQP dus onder de klok van de pompnbsp;gettelc, en de lugt die boven op het water MN perfte daar afgelaten haddc}nbsp;dat de lugt in het atnpulletje in A fynde, fyn tegenftant miflende figh mer-kelyk en ugtbaar uitbreidedc} waar door het water daar uitgcftoocen fynde, het ampulletje na B boven dreef} ende ook de perflinge der lugt op-NM daar weder by gelaten fynde, na beneden fonk: om dat de lugt by B-daar door in een kleinder plaatle, gelyk A, iri een gedrongen wierde} en meernbsp;Water in het ampulletje komende het felve fwaarder en finkende maakte. Hetnbsp;geen men, als de ampulletjcs niet al te vol water in het eerfte fyn, met elk

* nbsp;nbsp;nbsp;op-

-ocr page 576-

ffZ

XXIII. BESCHOUWING E.

ophalen cn neder brengen vaa den fuiger der pomp gedurigh dus kan fie gefchieden.

§. zp. Maar indien nu defe lugt in defe blaasjes der Viflchen befloten, altyd defelfde en in een onveranderlyke veelheic bleef j weet mendatdoordenbsp;fwaarhelc van het water, na dat delTeUs drukkinge groot of klein is, defenbsp;lugt ook meer of minder foude in een gedrongen werden 5 gelykfulx ook beleend is door meer koude of warmte te gebeuren. Waarom dan de V''illchennbsp;dikwils daar het haar niet te pafle quam , fouden op en neder bevvogen werden.

Om hier van een voorbeeld in het laatfte te geven, en de waarheitvandit geftelde te fien XVL Fig. 7. behoeft men alleen in dit flesje of ampul-letje fop veel water te laten in loopen, dat het even, en feer langfeam fonder veel overwigt, na beneden finkt; en in A blyft leggen. Set dan ditnbsp;ganfche glas MNQP of by het vyer, of in een heete ionnefchyn; foo falnbsp;de lugt in A figh door de warmte des waters uit fettende, een gedeelte van hetnbsp;daar in fynde water na buiten perflen; en alfoo dit flesje ligter gewordennbsp;fynde na B doen opdryven: en ook de lugt daar na door de koude weder minder mimte in het ampulletje beflaande, fal het weder na A neder linken.

Maar om te fien, dat ook alleen door een-groocer diepte van het water, fonder eenige meerder koude de lugt in een ampulletje ook meer in een gedrukt wert, als wanneer het felve digter aan het oppcr-vlak des waters is.nbsp;Behalven dat dit uit het geene Befch. XFlIli.zo, gefegtis, klaar genoeghnbsp;foude kunnen afgeleid werden •, kan men figh van het felve ampulletje bedienen, by voorbeeld E. Dit brengt men, met t’clkens meer ofminderwater daar in te doen, tot dat gewigt} dat het los gelaten fynde even gelyk aannbsp;het oppeifte des waters MN dryft, en met de minfle daar by gedane fwaar-tÈ of een gegeven ftootje na beneden finkt. Wanneer men dan een hooghnbsp;glas MQPN gebruikt, en met een Hokje dit flesje E tot beneden of O neder brengt, fal men het aldaar fien geduuvigh neder Anken, fchoonmenhetnbsp;een weijiigh op heft, en weder om hoogh tot ontrent MN opgeheven fynde fill menher i’elkens fien opdryven, fchoon men heteen weinigh neder floot.nbsp;En kan het felve ook dikwils in de midden tuflehen N en P Horizontaalnbsp;heen en weder bewogen werden, fonder te finken of op te dry ven, als mennbsp;dit regte midden D vinden kan j en het flesje aldaar met het Hokje tegennbsp;de boort van het glas houd tot het volkomen flil blyft, fonder op of nederwaarts gedreven te werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De reden bier van weten de HydroHatici; (cn kan die uit de wetten der Water--iVigt in de XXFH- Bejchouwinge gcleert werden by die het niet ennbsp;weet) welke reden daar in beltaat, dat dit flesje in O fynde met een kr.agcnbsp;als FR na beneden, en een andere als FS na boven gefloten wcrtgt;

D fynde werd het met een kragt als FH na beneden, en FI na boven ge-pafi. Hier uit fiet men, dat het lelve over al tuflehen twee tegen malkander

-ocr page 577-

Dieven^ Vogelenen Vijj'chen.

der aanpcrflendekragten figh bevind, die grooter fyn als het in O is, en ge-duarigh beide minderen, als het in D of nogh hoger is. Waarom dclugt in O meer perfingelydendc als in D obkmeer in een gedrongen, enhetfles-je volder van water is , en daarom fwaarder in O als in D of in E j moetende over fulx in O finken, in E opdryven, en in D nogh finken nogh dry-venj dewyl dit laatfte D onderftelt werd de plaatfe te fyn, alwaar het flesje met fyn glas, water,enlugt refamengenomenfynde, infwaartegelykis aannbsp;een even groot deel water buiten het felve.

Indien men nu in plaatfe van dit ampulletje figh een Vifch met fyn blaasje voorftelt i waarin foo veel lugt beflooten is, dat des winters, delen Vifch door het uit fetten der felve opwaarts kan dryven j en boven by het opper-vlaknbsp;des waters gekomen fynde met weihigh moeite het kan toeknypen j om ofnbsp;daar te blyven-of weder na beneden te kunnen finken: is hetblykelyk,nbsp;dat een heete fomer daar op volgende, defe lugt, wiens uitfettinge in denbsp;winter genoegfaam was, nu defelve quantiteit behoudende figh fterkerdoornbsp;de warmte uit fal fetten,en de Vifch beletten,ten fy hy geduurighallekrag-ten infpant, om weder na beneden te kunnen komen.

Het felve ongemak fouden fy lyden, indien ’er minder lugt in het blaasje was; en alleen foo veel, dat defelfde Vifch met gemak indelomer figh bovennbsp;Itonde ophouden i wanneer de winter daar by komende, of defe Vifch fighnbsp;na de diepte begevende, en aldaar meerder koude, en een grooter peilfingenbsp;van het boven hem ftaande water ontmoetende, en door defe beide het blaasjenbsp;buiten het toedoen van den Vifch kleinder blyvende, veel kragtfoude moeten befteet werden, om weder opwaarts te komen. Soo dat hy met het veranderen der faifoenen meermalen in de fomer te veel, en in de winter te wei-nigh lugt foude hebben. Ook fouden infgelyks de Vilfchen in water vannbsp;verfcheiden fwaarheit komende, dikwils met te v’eel of te weinigh lugt in

haar blaasje verfien, en fy verpligt fyn, om alle defelaftige veranderingen te ontgaan, en met gemak haar van de eene plaats na de andere te kunnen begeven , figh altyd in een water van ontrent defelve fwaarheit, en foo veelnbsp;mogelyk was, in defelve diepte en gematigtheii van koude en hitte te moe-len onthouden.

Om dit alles voor te komen fcheen de gereedfte maniere, dat de Vilfchen de lugt m haar blaasje, de gelegcntheden fulks vereillchende, konden vermeerderen or verminderen i het geen men ook door des Scheppers wysheit innbsp;haar alfoo liet te gefchieden. Nadien dit lugt-blaasje door een feer klein ennbsp;nauw pypje met hare maagh gemeenfehap heeft j lbo dat fy de lugt uit hetnbsp;blaasje door de mond uit kunnen laten, en defelve infwelgende, daar in kunnen vermeerderen. VVaav oxMxem'BorellusÌXLpart.I. dele waarnemingennbsp;heeft, dat het blaasje ledigh weid, als een Vifch in een lugt-ledige plaatsnbsp;fynde,veel lugt-belletjesdoor de mond opgeeft.En fchynt het inlwelgen der lugtnbsp;miflehien de reden te fyn, waarom men de Vilfchen dikwils in hetopperlte

Aaaa nbsp;nbsp;nbsp;van

-ocr page 578-

04 nbsp;nbsp;nbsp;XXIII. BESCHOUWING E.

van het water, ontrent dc lugt figh onthoudende, de monden fiet bewe-

gen,

§. ;o. Indien nu een beklagelyk Atheift de moeite genomen heeft van dit te Icfen, en het gefeide verftaac } of ook indien hy dit alles te voren geweten heeft j laat hy ons feggen, als hy aandagtigh daar op denkt (wantnogh-maal, dit is het geen meeft aan die Ongelukkigen ontbreekt) of het hem ee-nighfints als waarfchynelyk kan voorkomen; dat fbo veel wetten van het water , van de lugt, van de bewecginge der fpieren in de VüTchen, by gevalnbsp;foo net waargenomen fyn. Verre moet hy gekomen wefen, die in dit allesnbsp;geen einde beoogcnde Schepper fegt te kunnen fien. Enof hy, ten fy denbsp;erkenteniflè van een Wys en Magtigh Godt hem verfchrikte, lyn eigen gevoelen wel voor redelyk Ibude houden, laat ik aan hem felfs te overleggen.

Heeft een blinde en figh van haar felfs en van hare werkingen onbewufte Natuure dit onderfcheit kunnen maken? dat fy de VifTchen met dit blaasjenbsp;voorfien; en in tegendeel, dat fy ontrent de Vogelen, welke ook in eennbsp;vloeifel of in de lugt figh beweegen, een geheel anderen wegh daar toe in-geflagen heeft: nadien foodanigh een blaas, waar door een Vogel foudc opgeheven werden, ligter als de lugt, en daaromledigh vandefelve(oudemoeten wefen. Nu weeten die geene, welke oit aan figh felfs voorgeftelt hebben om met een Lugt-ledige bol een fwaarte in de lugt op te voeren, Eerftnbsp;dat deffêlfs omtrek van een fware ftoffe gemaakt moetende werden, om fy-ne dunheit, de perfTingc van de buiten-lugt by het minfte voorval niet en (oude kunnen wederftaan. En boven dien, fchoon dit al niet aangemerkt wier-de, dat fy van foodanigh een ongeproportioneerde grootheit (oude moetennbsp;wefen, dat geen Vogel met defclvc belemmert fynde foude kunnen vliegen. Om niet te feggen, dat degrootheit van een holle kopere bol (als fynbsp;ledigh van lugt gemaakt fynde fonder eenigc fwaarheit op te voeren, alleennbsp;van haar (êlfs in de lugl foude opdryven) van den Heer Leibnitius in óeAêlanbsp;van Berlyn^ A\ 17to gedrukt, fag. izj uitgerekent is foodanigh te moeten (yn ; dat de halve dikte delTelfs meer als twintigh duifèntmaallangerfou-de vereifcht werden te wefen, als de dikte van het metaal, het welke denbsp;korft van defen bol foude maken, foo dat den felfden bol een duim dikfyn-de, (hoe wel die egter rniflehien tegen de kragc van de perflinge der buiten-lugt niet (oude beftendÏM (yn) de geheele grootheit van defen hollen klootnbsp;eenige duifenden voeten foude moeten bevatten.

Ik hebbe my hier wat breder uit gelaten , om aan twyffelende PhiIo(b* phen, die in de hedensdaagfe experimenten eenigh(ints ervaren lyn, te doennbsp;fien; dat het geftel der VilTchen volftrekt met het vliegen der Vogelen ftry-digh was; en onloochenbaar,dat om Viflehen en Vogelen elk inbarevloei-ftoffe figh op en neder re doen bewegen, verfchillende middelen nootfakelyknbsp;moeften werden aangewend. Het welke in beide met foo veel gepaftheitop

alle

-ocr page 579-

Fan Dieren.y Vogelen^ enFiJfchen.

alle dele omfUndigheden volvoert fyndc, laat ik weder aan haar eigen oordeel } of fulx niet blykelyk de wysheit en het vry welbehagen van een groten Schepper toont} en of dit van een geval,of van een nootlakelykeoorlaak, die ganfeh geen wetenfehap hadde, en daarom op geen omftandigheden agtnbsp;kondc geven, oit foude kunnen verwagt werden.

§.51. Indien men nu verder in foo veel VilTchen aanmerkt, dat defelvc om voort te fwemmen inhetwater, figh niet van hare vinnen, als van riemennbsp;om te roeijen bedienen } nogh defelve op die wylè, gelyk de Vogelen harenbsp;vleugelen in de lugt gebruiken: maar dat fy door middel van hare ftaartennbsp;haren voortgangh maken} ontrent op die maniere, als men een boot voortnbsp;fiet lopen} wanneer men een riem agter uit in het water fteekt, en defelve heen en weder beweegt. Het welk de Zee-licden 'wrikken gewoon fyn tcnbsp;noemen.

Is hier geen wysheit in te befpeuren (nadien ’er in deViflehen geenuiter-lykc beweegingen van noden fyn om figh op te heffen ofte dalen, als te voren getoont is) dat der felver werktuigen foodanighgeformcert fyn, dat om voortnbsp;te gaan fy geen tyden behoeven te laten verlooren gaan? en een bewegingenbsp;met haren Itaart gemaakt hebbende die haar voortftoot, defelve niet weder van nooden hebben tc rugge te halen ? op dat fy defe ftaarten weder innbsp;ftaat mogten ftellen om op nieuws defe voortllootende beweginge te hervatten: gelyk de Vogels met haare vleugelen gedwongen fyn te doen,omt’el-kens op de lugt van boven na beneden te flaan, om haar boven te houden.nbsp;Maar dat fy met het herftellen van de ftaart op fyn voorgaande plaats defel-ve kragt na de andere fyde doen} die foo veel toebrengt tot haren voortgangh, als de eerfte gedaan heeft. Is het nu by geval? dat defe ftaarten,gelyk de wrik-riemen, onder breet fyn, om te meer kragt op het water tenbsp;kunnen doenj en dat fy van eea flerkc vliesagtige floflFcjdogh die buigfaamnbsp;is, gemaakt fynj dat de fpieren, die den rugge uitmaken, daar toe hare ge-fteltheit hebben, om defe ftaarten met een genoeghfaame kragt te kunnennbsp;bewegen} foo verre felfs dat het gewelt, het geen grooter Viftchen,gelyknbsp;Walviflchen, met defelve'doen foo vreeflelyk is, dat men fonder ontroertnbsp;te werden naulyx de Hiftorien daar van aanhooren kan.

$. ja. Maar dewyl in alle lichamen, die in water dry ven, het fwaarfte deel figh aicyt na beneden drait, volgens de water-wigtige wetten; foudenbsp;het ook hier rnoeten volgen, dat dewyl de ruggen vande Viflehen, regtanders als in de Vogelen, het fwaarfte van haar lichaam fyn, ly altyd met denbsp;buik opwaarts in het warer figh fouden moeten keeren, Gelyk men fulx innbsp;doode en dryvende Viflehen gemeenlyk fiet gebeuren, dewyl haar blaasjenbsp;als dan niet kan ingedrukt werden, en figh uit fettende defelve doet dry ven,nbsp;en wel met den buik na boven gekeert} nadien niet alleen de rugge Ivvaar-dcr is, maar ook den buik door dit grooter werden van het blaasje veellig-ter werd, als wanneer fy leefden

h aaa 2, nbsp;nbsp;nbsp;Kan

-ocr page 580-

ff6 nbsp;nbsp;nbsp;XXIIL BESCHOUWING E.

Kan men nu weder denken, dat de Wysheit des Makers dit niet voorfien heeft in het formeeren der Viffchen? die aan haar twee vinnen onder den buiknbsp;gegeven heeft, om door de fclve als vooren op het water te fteunen j en tenbsp;kunnen voorkomen, dat fy levendigh fynde met den buik niet opwaarts ke-Waar van in de §. CCXIII. van Borellus een naukeurigh onderfoekte


ren.


fien isj die aaneen Vifch alle de vinnen, die onder den buik ftaan, afgcfchoren hebbende} wanneer delelve dus weder in de vyver geworpen wierde, iaghnbsp;dat hy reghs en links geduurigh wankelde en overviel} (onder figh ineennbsp;opgeregten en aan de Viflchen gewoonen lUnt te kunnen op houden.

Maar boven dit, op dat de VilTchcn met alles dat haar in het water om te fwemmen nodigh was mogten toegcruft fyn, fchecn’er nogh vereifchtnbsp;te werden} dat fy door de fterkte van haar ttaart een fnellen voortgangh bekomen hebbende defelve gemakkelyk konden (luiten, en haar in dien loopnbsp;linx en regts keeren: ’t geen beide door den fiaart niet als met groote moeite foude kunnen geichieden. Die nu de Vilfchen bcfchouwt fal kunnen fien,nbsp;dat fy ter fyden twee vinnen hebben; waar door defelve, als fy die beidege-lyk tegen het water fteken, in haren veert kunnen gefluit werden: ennbsp;indien fy met een vinne van de eene fyde, terwyl fy de anderen in houdennbsp;fulks doen, na die fyde omkeereo} gelyk men fiec dat een fchuirjevoortge-roeit ('ynde na die kant omdraait, daar men met een riem in het water tenbsp;houden deflelfs voortgangh (luit.

§. 33. En in gevalle dit nogh niet genoegh mogt fyn om een Twyffelaar van een einde beoogenden Godt te overtuigen} hy gelieve op dit volgendenbsp;te letten, dat alle onfekerheit fchynt wegh te kunnen nemen.

Het is aan yder, die oit duikende onder water fyne ogen heeft open gedaan, bekent dat men wel het ligt en veel couleuren der faken, dogh alles feer confufelyk en niet onderfcheiden aldafir fienkan.Nutevorcnisgetoont,nbsp;dat de ligt-llralen BC, BC la^. XI. Fig. z. uit een firaalende punt B in dcnbsp;lugt geduurigh wyder en wyder van malkander, na CC toe, aflopende, innbsp;het oogh een wateragtige vogt vinden} waar door fy van C niet regt uitnbsp;volgens voort gaan , maar in CD na malkander toegebogen werden ; welke buiginge in D en E weder ten twede en derden male herhaalt werdende,nbsp;komen fy beide op de gront van het oogh in b weder te famen. In welkenbsp;maniere van alle de ftralen uit B komende weder in dit eene punt b re vergaderen, alle dc nettigheit en onderfcheidenheit van een goet gefigt be-flaat.

Laat ons nu (lellen dat dit oogh als ook het punt B in het water fy} foo fullen de(è ftralen B C, B G niet uit dc lugt, maar uit water op de wateragtige vogt in CC komen. En dewyl fy om te buigen ook van ftoffe, daarnbsp;fy doorgaan, veranderen moeten} fullen defe ftralen daarom in de felvedoffe of het water blyvende, en in G komende niet gebrooken of gebogennbsp;werden na DDj maar nagg toe regt uit loopen, tot fy de cryftallyne vo^

ui

-ocr page 581-

Van Diereny Vogelen^ en Vijfchen'. nbsp;nbsp;nbsp;ffj

ST ontmoeten. Soo dat fchoon fy door defclve in D enE al op gcwoonly-ke wyfê geboogen werden, fy cgter deiê eerfte buiginge inC tnilTende,nicc na genoegh aan malkander fullen gekomen fyn, om juift in een en het fclvenbsp;punt dat op de gront des oogs is, by een vergadert tb kunnen werden :nbsp;maar fal dit punt van haar verfamclinge verder agter het oogh, by voorbeelt innbsp;^vallen. Waarom elk punt als B met fyn ftralen de geheele ruimte »,nbsp;op de gront van het oogh fal beflaan. Het welk van de andere punten van hetnbsp;voorwerp na by B insgelyks gefchiedende, fullen de ftralen van diever'chci-den punten figh ook in defelve ruimte tuflehen en », en dievhalvcn cen-fufelyk ouder malkander vermengt op den grond van het oogh bevinden j ennbsp;over fulks, om dat elk punt als B niet in een byfonder punt als ^ gefiennbsp;een gantfeh verwart gefigt veroorfaken op die wyfe als men in een

wort.


donkere kamer het papier wat te na by aan het glas houdende, een groote confufie van alles gewaar wertj daar het felve op fyn behoorlyke dillantienbsp;gehouden werdende, de net lie fchilderye vertoont, die oit ooge fien kan.

§. 34. Nu dit is het ongemak, dat aan alle Viftchen eigen foude fyn, indien hare oogen aan die van de dieren, die in de lugt leven, gelykformigh waren. Ingevalle nu ymand, die nogh aan de wysheit van een Godt die de Viftchen geformeert heeft twyftelt, de wetten van de Gefigt-kunde ver-ftaat j ende hy ons moefte feggen, hoe men dit ongemak in de Viftchen foude kunnen voorkomen en aan haar een diftind gefigte geven: foude die \ve-tcnfchapaanhcmwel eenige manieren leeren, waarop dit foude kunnen gefchie-den i als by voorbeelt een ront glas voor hare oogen te houden, gelyk de oude luiden doenj die in haar oogen het felve gebrek hebben, om dat die door ouderdom wat minder ront en platagtigh geworden fyn gt; dogh het is blykelyk,nbsp;dat fulks in de Viftchen niet kan gefchieden. Hare oogen langer tc maken ,nbsp;foo dat ly niet tot ^ maar tot/èfigli uit lliekten , Ibude ook wel een onder-fcheidentlyker gefigt aan de ViflTchen geven j maar weder dit ongemak bynbsp;ftgh hebben, dat hare oogen als dan hare rondheit verliefende niet wel fou-den kunnen na alle kanten gekeert werden. En om andere over te flaan, laatnbsp;hy ons feggen, of hem een beknopter wyfe foude kunnen voorkomen, als denbsp;cryftafty,^^ S T van de V iflehen ronder en van kleinder cirkel te maken, alsnbsp;die figh in Dieren welke in de lugt leven, bevind. En dit fal hy weten, dat volgens de regels van de Gefigt-kunde dit gebrek fal kunnen vergoeden : en denbsp;faampunten der ftralen foo veel digter aan de cryftallyne vogt doen vallen.

Nu dit is het geenc, het welk men in de Viftchen fiet. In welke defe vog-ten genoegfaam bolront en aan kleine klootjes gelyk fyn: het geenemen da-gelyks in de oogen van gekookte Voorn, Baars, Schelvis en andere kan ondervinden. Selfs fyn dc oogen van de foo groote Walvifl'chen fter kleinnbsp;en ronti welke indien fy grooter en daarom van een platter omtrek Waren,nbsp;eenfeergrootdeelvan hare hoofden tot haar gefigt fouden verciflehen. ’t Geennbsp;nu met minder omflagh in haar gefchiet.

A a a a 3 nbsp;nbsp;nbsp;Laat

-ocr page 582-

XXIII. BESCHOUWING E.

Laat nu die in hare eigen oogen foowyfe, dogh ongelukkige Philofophcn, die alles van een los geval, of onwetende cn nootfakelyke natuurwetten afleiden, by haar felven in ftilheit overleggen} of het haar dunkt eenige waar-fchynelykheit te hebben, dat het by geval juift is toegekomen} dat bovennbsp;het te vooren getoonde wonderlyk gcftel, in welke aller Dieren oogen metnbsp;malkander over een komen, juift die in het water figh onthouden fooda-nigh geformeerde oogen hebben, waar door fy in het water} en die in denbsp;lugt leven, foodanige, waar door fy in de lugt net en onderfcheiden kunnennbsp;flen. Of laatfe met al haar ingebeelde wysheit,ons de nootfakelykheit aan-toonen, volgens welke fy uit de natuur van het water af kunnen leiden, datnbsp;fonder dat door den Maker dit einde beoogt was, de oogen der VifTchen al-tjd foo veel ronder moeten vallen, als die der lugt-en lant-dieren. En ditnbsp;by haar niet mogelyk fynde, laatfe dan met ons, en daar en boven met foonbsp;veel door gelcertheit beroemde mannen erkennen, dat een Goddelyke Wys-heit, en fyne ook tot de Viflehen figh uitftrekkende goedertierenheit fighnbsp;hier oogcnfchynclyk vertoont. Of indien fy nogh by hare gedagten bly-ven, het aan ons vergeven } dat wy feggen gedwongen te fyn , om tenbsp;moeten oordcelen, dat fy foo wel over een verborgen oordeel Godts, dannbsp;over hare natuurlykc blintheit te beklagen lyn; indien {y anders kunnen leggen, dat fy na alles na behooren opgemerkt te hebben nog onoverreedt bly-

ven.

Ik ben hier wat wytloopiger geweeft, om dat ymand my bekent is, welke in defe twyfièlingen verwart, en ontrent de gewigtigfte waarheden door te veel en niet wel te philofopheren oufeker fynde, en in fyne jonkheit defcnbsp;aanmerkinge over der VifTchen oogen in de Franfche Phyjique van Rohaultnbsp;lefendc daar door een groote bewerkinge en ontrocringe gevoelde; en aan-ftondts gedwongen wierde te moeten erkennen j dat het hem met volle ver-fekertheit en ontegenfprekelyk voorkwam, dat de oogen der Dieren, en innbsp;het byfonder defe verfcheidenheit van Figure in die der VifTchen, niet fonder een blykend oogmerk en eengrondigekennilTederGefigt-kundegemaaktnbsp;konden fyn. En dien volgens, dat ’er een Godt moeftc wefen , die in fynenbsp;daden fyne wysheit aan yder vertoonende, van fyne fchcpfclen die hy gemaaktnbsp;hadde, te vrelcn was. Hy geve ook andere, die dit mogen leien, en ern-ftigh indenken, daar van overtuigt te werden.

§. jf. Om meerder in de erkentenifle van een Godt beveiligt te werden,

behoeft men verder alleen de voort-teelinge der VüTchen te befchouwen} die in veele foorten op foo wonderlyk een wyfe gefchiet, als boven reets bynbsp;een andere gelegentheit aangchaalt is. Sommige Wyfkens fchieten harekuknbsp;en de Mannetjes hare hom daar by in het water neer, en fonder dat defc Vif-fchen yets meerder daar toe doen, dit aldus beide aan het water toeverirouwtnbsp;fynde, brengt weder jonge ViiTchen van dcièlve foort te voorfchyn. Kannbsp;nu weder ymand denken, dat kuit,dat hom,dat water,elk die eigenfehap-

pea

-ocr page 583-

Van Bieren^ Vogelen^ mJViJfchen.

pen otn op dele wyfe de voort-teelinge der Viflchen te doen gefchieden, by geval en fonder ooghmerk of wysheit verkregen hebben? Te meer, dewylnbsp;men fiet, dat hier een ordonnantie of fchikkinge in is, om de Viflchen boven alle andere Gedierten in een ontelbare meenigte te doen uitbreken.nbsp;Want ten fy ’er yets anders was dat het belette , foude immers elk korreltjenbsp;of eitje , dat in een kuit gevonden werd , tot een Vifch fchynen te moetennbsp;werden. Soo dat het geen wonder is, dat eenige Reis-Befchryvers daar vannbsp;verhalen j by voorbeclt, dat by het Eiland y. Fernandez in de Zuid-zee eennbsp;foo grooten overvloet van Viffehen isj dat een man op een dagh aldaar foonbsp;veel der felver kan vangen, als twee hondert mannen kunnen eeren.

$. 36. Meermalen fyn ray de woorden Gen. i. zo. Ende Godt feide: dat de ‘wateren Overvloediglyk vóórtbrengen een gewemel van levendige zielennbsp;gekomcn,als met de hanfwyfende,op beide defe byfondcre voorfeide eigenfehap-pen van de voortcelinge der ViflTchenj temeeromdatinhetvolgendezi wrr,nbsp;dit weder met defelve uitdrukkinge herhaalt wort: welke de wateren Over-VLOEDiGLYK voort bragten ^ na haren aart.

Dat nu hier op het water, het welke als een tweede oorlaak defe viflchen uit hare kuiten voortbrengt, gefien wert , fchynt daar uit af te nemen tenbsp;fyn: om dat de voortteelinge der vogelen in defelve verflen verhaalt werden-de niet aan de lugt toegefchreven werd-, fchoon defelve daar in, gelyk dcnbsp;Viflchen in het water leven en voortgebragt werden :glyk ook om dat daar nanbsp;van de Aarde (waar uit alle Dieren tegenv/oordigh beftaan,vermits (y aan alle hetnbsp;vocdfcl verfchaft) ook op een andere wyfe gefprooken word in het Z4,‘t;frr. Ennbsp;verder,hoe feer dit eerfte gebiedende Woord van denSchepper tot nogh toe ftantnbsp;hout, na dat hy defelve gcfchapen heeft, blykt infonderheit ook daar uitjnbsp;dat in beide de aangetoogen plaatfen het woort evervloedelyk vóórtbrengen al-, leen-gevonden word in opfigc van de Viflchen, en het telve van Vogelencnnbsp;Dieren (in dit Capittel, alwaar defelve in defen met malkander vergelekennbsp;werden) niet gemelt word. Nu dat de Viflchen nogh te defer tyd (hoewelnbsp;ook aan andere Dieren op andere plaatlên, daar geenvergelykingegefchicr,nbsp;een overvloedige voort-teelinge toegefchreven, en Gen. VIII. \-j.en IX. 7.nbsp;het felfde wortel-woord gebruikt werd) in meer overvloet boven defe voort-teelen, immers voort-teelen kunnen, is kenbaar uit de menigte der eijeren innbsp;hare kuiten, en andere Hiftorien, als boven al eens aangeraakt is. Soo werden fy Pjalm CIV. zy. gefeit fonder getal te fyn. Op welken grond Jacobnbsp;Gen. XLVIII. 16. aan Ephraim en ManalTe toe wenfehe , dat fy verme»nbsp;nigvuldigen, ah Viffehen in menigte. Ten minften is hier uit blykelyk, datnbsp;defe woorden niet fonder een doorgrondende kennifle van deeigenfehappennbsp;der Viflchen kunnen gefprooken fyn als twk:e groote om Handigheden, waarnbsp;in fy van andere Dieren verfchillcn, namelyk de werkinge van het waternbsp;in hare voort-teelinge, en hare talrykhcit in foo kort een fpreuke bevatten-de.

§. 37. Nogh

-ocr page 584-

XXIII. BESCHOUWING E.

Laat nu die in hare eigen oogen foo wyfe, dogh ongelukkige Philofophen, die alles van een los geval, of onwetende en nootfakelyke natuurwetten afleiden, by haar felven in ftilheit overleggen; of het haar dunkt eenige waar-fchynelykheit te hebben, dat het by geval juift is toegekomen; dat bovennbsp;het re vooren getoonde wondcrlyk gcftel, in welke aller Dieren oogen metnbsp;malkander over een komen, juift die in het water figh onthouden fooda-nigh geformeerde oogen hebben, waardoor fy in het water; en die in denbsp;lugt leven, foodanige, waar door fy in de lugt net en onderfcheiden kunnennbsp;fien. Of iaatfe met al haar ingebeelde wysheit,ons de nootfakelykheit aantonnen, volgens welke fy uit de natuur van het water af kunnen leiden, datnbsp;fonder dat door den Maker dit einde beoogt was, de oogen der Viflehen al-tjd foo veel ronder moeten vallen, als die der lugt-en lant-dieren. En ditnbsp;by haar niet mogelyk fynde, Iaatfe dan met ons, en daar en boven met lbonbsp;veel door gelcertheit beroemde mannen erkennen, dat een Goddelyke Wys-heit, en fyne ook tot de Viflehen figh uitftrekkende goedertierenheit fighnbsp;hier oogcnfchynclyk vertoont. Of indien fy nogh by hare gedagten bly-ven, het aan ons vergeven ; dat wy feggen gedwongen te fyn , om tenbsp;moeten oordeelen, dat fy foo wel over een verborgen oordeel Godts, dannbsp;over hare natuurlyke blintheic te beklagen lyn: indien fy anders kunnen (éggen, dat fy na alles na behooren opgemerkt tc hebben nog onoverreedt bly-ven.

Ik. ben hier wat wytloopiger geweeft, om dat ymand my bekent is,welke in defe twyflblingen verwart, en ontrent de gewigtigfte waarheden door te veel en niet wel te philofopheren onfeker fynde, en in fyne jonkheit defenbsp;aanmerkinge over der Viflehen oogen in de Franfche Phyftque van Rohaultnbsp;lefendc daar door een groote bewerkinge en ontrocringe gevoelde: en aan-ftondts gedwongen wierde te moeten erkennen; dat het hem met volle ver-fekertheit en ontegenfprekelyk voorkwam, dat de oogen der Dieren, en innbsp;het byfonder defe verfcheidenheit van Figure in die der VilTchen, niet fonder een blykend oogmerk en eengrondigekennilTeder Gefigt-kundegemaaktnbsp;konden fyn. En dien volgens, dat ’er een Godt moefte wcfén, die in fynenbsp;daden fyne wysheit aan yder vertoonende, van fyne fchcpfclen die hy gemaaktnbsp;hadde, te vrefen was. Hy geve ook andere, die dit mogen lefen, en ern-ftigh indenken, daar van overtuigt te werden.

§. jy. Om meerder in de erkenteniflc van een Godt beveiligt te werden,

behoeft men verder alleen de yoort-teelinge der Viflehen te befchouwen; die in veele foorten op foo wonderlyk een wyfe gefchiet, als boven reets bynbsp;een andere gelegcntheit aangchaalt is. Sommige Wyfkens fchieten hare kuitnbsp;en de Mannetjes hare hom daar by in het water neer, en fonder dat defe Vif-fchen yets meerder daar toe doen, dit aldus beide aan het water toevertrouwtnbsp;fynde, brengt weder jonge VilTchen van dcfelve foort te voorfchyn.nbsp;nu weder ymand denken, dat kuit, dat hom,dat water,elk die eigenfehap-

pen

-ocr page 585-

Van Bieren^ Vogelen^ en.ViJfchen. nbsp;nbsp;nbsp;fy-p

pen otn op defe wyfe de voort-teelinge der Viflchen tedoengefchieden, by geval en fonder ooghmerk of wysheic verkregen hebben? Te meer, dewylnbsp;men liet, dat hier een ordonnantie of fchikkinge in is, om de Viflchen boven alle andere Gedierten in een ontelbare meenigte te doen uitbreken.nbsp;Want ten fy ’er yets anders was dat het belette , foude immers elk korreltjenbsp;of eitje , dat in een kuit gevonden werd , tot een Vifch fchynen te moetennbsp;werden. Soo dat het geen wonder is, dat eenige Reis-Befchryvers daar vannbsp;verhalen 5 by voorbeclt, dat by het Eiland J. Fernandez in de Zuid-zee eennbsp;foo grooten overvloet van Viflchen is; dat een man op een dagh aldaar foonbsp;veel der felver kan vangen, als twee honderc mannen kunnen eeren.

$¦ 3Ö. Meermalen fyn niy de woorden Gen- i- to. Ende Godt feide: dat de 'Wateren Overvluedigcyk vóórtbrengen een gewemel van levendige zielensoox-gckomcn,als met de hant'wyfende,op beide defe byfondcre voorfeideeigenfehap-pen van de voortcelinge der Viflchen 5 te meerom dat in het volgende zi versynbsp;dit weder met defelve uitdrukkinge herhaalt wort: voelke de wateren Over-VLOEPiGLYK voort bragten ^ na haren aart.

Dat nu hier op het water, het welke als een tweede oorlaak dele viflchen uit hare kuiten voortbrengt, gefien wert , fchynt daar uit af te nemen tenbsp;(yn: om dat de voorttcclinge der vogelen in defelve verflen verhaalt werden-de niet aan de lugt toegcfchrevcn werd} fchoon defelve daar in, gelyk flenbsp;Viflchen in het water leven en voortgebragt werden; glyk ook om dat daar nanbsp;van deAarde (waaruit alle Dierentegenwoordigh beftaan,vermits lyaan alle hetnbsp;vocdfel verfchaft) ook op een andere wyfege(prooken wordinhetz4'‘^'^^'^quot; Ennbsp;verder,hoe feer dit eer fte gebiedende W oord van denSchepper tot nogh toe ftantnbsp;hout, na dat hy defelve gcfchapen heeft, blykt infonderheit ook daar uit}nbsp;dat in beide de aangetoogen plaatfen het woorc evervloedelyk voortbrengen alleen gevonden word in opfigc van de Viflchen, en het Telve van Vogelen cnnbsp;Dieren (in dit Capittel, alwaar defelve in defen met malkander vergelekennbsp;werden) niet gemelt word. Nu dat de Viflchen nogh te defer tyd (hoewelnbsp;ook aan andere Dieren op andere plaatfen, daar geenvergelykingegefchicr,nbsp;een overvloedige voort-teelinge tocgefchreven, tn'Gen.FIIL ij.enlX.j.nbsp;het felfde wortel-woord gebruikt werd) in meer overvloet boven defe voort-teelen, immers voort-teelen kunnen, is kenbaar uit de menigte der ei jeren innbsp;hare kuiten, en andere Hiftorien, als boven al eens aangeraakt is. Soo werden fy Pjalm GIF. zy. gefeit fonder getal te fyn. Op welken grond Jacobnbsp;Gen. XLFIII. 16. aan Ephraim en Manaflè toe wcnfcht, dat fy verme-nigvuldigen, als Fijfchen in menigte. Ten minften is hier uit blykelyk, datnbsp;defe woorden niet fonder een doorgrondende kennifle van deeigenfehappennbsp;der Viflchen kunnen gefprookenfyn} alstw^grooteomftandigheden, waarnbsp;in fy van andere Dieren verfchillen, namelyk de werkinge van het waternbsp;m hare voort-teelinge, en hare talrykheit in foo kort een fpreuke bevatten-

§¦ 37- Nogh


-ocr page 586-

fóo nbsp;nbsp;nbsp;XXIII. BESCHOUWINGE.

§. 37. Nogh eene opmcrkinge kan omrent dit voorgaande gemaakt werr den; namelyk, dat defe foo groote vermcnighvuldiginge der VifTchen,nbsp;welke anders uit de veelheic der eijeren in hare kuiten fchynt te moeten volgen, egter ibodanigb te defer tyd niet befpeurt werd. Nu die dit Woordnbsp;voor Goddelyk houd, fal hier in de kragt v.nn den vloek fien, welke nadernbsp;menfehen fonde over alles gekomen is; waar door niet alleen de boomennbsp;minder voortbrengen , als uit hare gefchapenheit foude moeten afgenomennbsp;v/erden (waar van hier na breeder) maar ook de menfehen minder tyd leven, als haar famen del blykclyk medebrengt, (waar van yets voren gc-fegt is Befchouw. XII. §. f en 6) en de Viffehen ook in foo grooten trap niet vermenigvuldigen, als wel uit her gellel van hare eijeren Ichynt te moeten ge-fchieden. En indien dit van een twyffelend Atheift aangemerkt werd ; falnbsp;het aan hem foo gereedt niet fyn, een andere oorfaak buiten defen vloektenbsp;vinden om aan figh,als hy redelyk wil oordeelen,te kunnen voldoen; en dienbsp;fwarigheit wegh te nemen, welke figh daar in opdoct; dat foo veele faken, en onder die de Viflehen, aan de verwagtinge, die men met reden uitnbsp;hare geftcltenilTen hebben moet, niet beantwoorden; en dat meeris, in foonbsp;veel eeuwen, fchoon alles daar toe volkomen gefchikt is, noit beantwoordnbsp;hebben.

5. 38. Hoe nu de kruipende Dieren als Wormen en Slakken enz. figh fonder voeten en andere uiterlyke werk tuigen van de eene plaats na de andere begeven; weet ik niet dat met foo veel nauwkeurigheit onderfogt is, omnbsp;daar van yets, dat voldoende is, te kunnen feggen. Die eenigh ontwerpnbsp;daar van begeert, hoe dit volgens de gedagten van groote Wis-konftenaarsnbsp;foude kunnen gefchieden, gelieve dvar V3.n éc Xlli. frop. v^n Borellus in fynnbsp;II. deel de Motu Animalium na te fien. De Heer de la Hire in fyn E**. Mechanica §. r iz. pag. 3y8. fchynt hier in by ondervindinge wat verder te gaan;nbsp;feggendedat men in groote wormen, welke men in dcZeevint,metgemaknbsp;de ipieren fien kan: waar van eenige, als foo veel ringen den worm omvatten;nbsp;en andere regt uit.figh na de langte van den worm Itrekken. Indien nu de-,nbsp;fe laatfte figh op die wyfe gefoimeert vinden, als de Heer Borellus die be-fchryft, fchynt de kruipende beweginge der Wormen, gelyk men die waarneemt, daar door te konnen gefchieden. Terwyl alsdeinhetlanghloopendenbsp;Ipieren figh intrekken, den Worm moet korter werden; en de ronde fiilks doende, hy in de lengte moet uitgeftrekt werden. Dogh nadien hetgeftel defernbsp;Dieren felfs nogh niet genoegh onderfogt fchynt, fullen v'y hier fwygen?nbsp;om foo veel mogelyk is,onstemydenvangifiJngen,(hoewcl vanfeergeleerdenbsp;Mannen) in plaats van dc warewerkendesScheppersaanymand voort te ftel*nbsp;len. Dit alleen wil ik aan ymand die geen Godt erkent vragen, ofnbsp;aan hem ook redelyk fchynen kan, te Hellen, dat een Worm fonder wysheitnbsp;gemaakt is; daar foo geleerde Heeren het fclve als een moeyeiyk vraagHuknbsp;moeten erkennen, wanneer men haar vergt yets diergelyks uit te vinden-

$. In-

-ocr page 587-

Fan Bieren^ P’ogelen.f Fiffchen. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ51

§. gp. Indien \vy nu tot het Onderfoek overgingen van het verruldcendc fatnen-ftel van foo veel en verfcheiden foorten van Zee-Hoorefts, grootc ennbsp;kleine, van Schelp-viffchen, verder van Rupfen, Maden en Wormen, ennbsp;de uit defe laatfte voortkomende Vlinders of foo genoemde Capellen en Uiltjes, Vliegen, Sprinkhanen, Torren, Schallebyters, Muggen en diergelykc}nbsp;waar van tegenwoordigh door een loflfelyken arbeit en korten de kabinetten, ook van voorname Heeren, die figh vermaken in de verbaafende werken des grooten Scheppers te befchouwen, en behalven defe een menigtenbsp;van geheele boeken fonder egter op verre na die alle te bevatten, opgevulcnbsp;fynj foude een ontelbare menigte van , ten ly men genootfaakc was fynenbsp;oogen te geloven, anderfints ongelooffelykewonderen figh aanyder opdocn.nbsp;Veele voorbeelden daar van by te brengen fal niet nodigh wefen , daar dernbsp;by andere een foo groot getal te vinden fyn.

Om ’er een of twee hier aan te halen *, vraagh ymant wie hy ook iy, of het aan hem kan voor komen by geval en fonder dat cenige wysheit daar plaatfenbsp;in heeft, te gefchiedenj dat een Syd-worm uit een eitje voortkomt,en metnbsp;alle werktuigen om te gaan, te eeten, de fpyfe te verteren, als een andernbsp;Dier verfien isj datfe daar na figh omfpinnende met de uk haar eigen lichaamnbsp;voort komende fyde, in een popje of tonnetje verandert gt; uit hetwelkeein-delyk een Uiltje of Vlindertje weder te voorfchyn gebragt wertj het welke, na figh met een diergelyk Mannetje vereenigt te hebben, weder eijert-jes legt j waar uit in het volgenden jaar Syd-wormen geboren werden. Hetnbsp;welk ook by onfe kinderen, die defelve gewoon fyn tc voeden, bekentnbsp;is.

Die in defomer Tah. XFI. Fig. 8. een foo fchoonen Vlinder A ontraoer, foo aangenaam gecouleurt, met vleugelen vliegende , met voeten lopende,nbsp;met alle deelen tot voedinge en voort-telinge verfien fynde •, en in de ondervindingen van den neerftigen /. Goedart leeft, dat defelve te voren een rup-fe li geweeft is •, welke figh eerft in het popje C veranderende , daar nanbsp;tot defen Vlinder geworden is. Soude hy diergelyke gcftalte-wiflelingennbsp;in foo veelerhande foorten van Dieren fiende, als boven kort genoemt, ennbsp;by den felvenAutheur in menigte ter goeder trouwe te vinden fyn, defelve nietnbsp;voorfooveelwondcien moeten aanfien van een grooten en wyfen Schepper?nbsp;en met eenige iedenen kunnen aan figh felven wys maken, dat die alle doornbsp;oorfaken, die van alle verftant ontbloot fyn, fouden kunnen te wege gebragcnbsp;werden, en te meer, nadien der fel ver eijertjes in die geene , welke mennbsp;kent,ondervonden werden niet eer hare jongen te geven} voor dat de kruiden en bladeren, die haar tot voedfel ftrekken moeten, voort gekomen fyn.nbsp;En indien dit laatfte alleen, dat verfcheiden Waar-nemers fchryven Waargenomen te hebben, rtantvaftelyk feker is5 laat een Atheift fien, of hy fighnbsp;geruft fal kunnen ftellen in die gedagten, dat hier in geen oogmerk vannbsp;den grooten Onderhouder plaatfe heeft. En heeft dit felve hier plaatfe, is’er

B b b b nbsp;nbsp;nbsp;oncwyf-

-ocr page 588-

fói nbsp;nbsp;nbsp;XXÏll ,B E S C H o U W I N G E.

ontwyffelyk een foo groot, een foo aanbiddely k wys en magtigh Godt, die alle» regeerti wee! derhalven, ja noghmaal wee! alle die Hem loochenen.

§. 40. Ik rade,terwyl wy van defe Diertjens fpreken, aan foodanigeGodt-loochenaars, die de hoope van dc Chriftenen dikwils fchempigh genoegh gewoon fyn te befpotten, eens met ernft die afdelinge van Goedart na te fien:nbsp;welke by Lyfierus^ die defelve waarnemingen in eenige ordre geftelt heeft»nbsp;de 141.15. Alwaar hy bevinden fal, dat de Wormen, Tab. XVII. Fig. i.nbsp;hoe wel al hier wat grooter (gelyk den Autheur fegt) getekent, die geenenbsp;lyn: welke in de heupebeenen van de begravene menfehen , of groeien»nbsp;of üitgebrocit fyn,of daar haar verblyf en onderhoud foeken. Ditiswaar ,datnbsp;ly aldaar gevonden werden in een groote menigte j en aan een Atheift dienbsp;ellendige hoope moeten doen fien} v.an de welke hy nafynendoodde vervul-linge te wagten heeft, fchoon al iyn gevoelen de waarheit was. Dewylnbsp;hy nu uit fyne gronden niet bewyfen kan,dat het geene hem nudoet denkennbsp;en gevoelen (hy magh het dan voor foodanigh yets houden , als hy wil) alsnbsp;dan fonder eenige oefFeningh van die beide weien fal: hoe naar moeten aannbsp;defe Philofophen die gedagten voorkomen? dat foo een trots en hovaardighnbsp;Dier, het welke nu geen wysheit nogh magt boven figh erkent, daar loonbsp;weerloos in de aarde fal neder leggen, en onmagtigh fyn, om aan defe ver-foeielyke Dieren en walgelyke Wormen eenige tégenftant te bieden j moetende lydcn, dat fy tot in de innigfte binnen-kameren van fyn foo geliefdenbsp;lichaam doordringen, en het mergh uit fyne fchcnkels opeeten, terwy 1 ook fynenbsp;hatelykfte vyanden hem met voeten treden. Daar in het tegendeel ymantnbsp;die overreedt is, dat na fyn doot fyne fiele tot GoJe gaat, en fonder eenigenbsp;aandoeninge van fyn rottende en door defe Wormen opgegeten werdendenbsp;lichaam te behouden, in heerlykheit en vreugde by fynen Verloifer leeft,nbsp;defen romp, die al eeuwen te vooren Ilof en een woonttede van Wormen isnbsp;geweeft, geruft in de aarde laatj tot die tyd,dat het den Heere en Regeerder van alles gelieven fal, defelve weder uit het ftof des doots tot eengeluk-ialige ceuwigheit te doen opftaan.

§. 41. Om dan weder ter fake te koomen. Dewyle de Befchouwinge van defe InfeSla, of anders in ’t Duits (of dit een klaarder woort is, weet iknbsp;niet) Gekorvene genaamt, te gelyk met die der Schelp en Hoorn-viflehennbsp;by veelc, en daar onder ook groote mannen, met veel neerftigheitgeoeffentnbsp;vverd} kan yder lloffe van verwondcringh vinden, in het geene dplelve doofnbsp;haar fchriften aan de leesgierige Werelt na gelaten hebben. En hoopenbsp;dat dit gelukkigh begin , waar in Heeren van aanfien en verftant voorgaan»nbsp;tot een nader aanleidinge aan groote geellen met verloop van eenigen tydnbsp;dienen fal, om defe kleine Diertjes in feker ander opfigt te befchouwenjnbsp;de wysheit en konfl: verder na te fpeuren , die in hare werk-tuigen, welkenbsp;fy tot hare beweginge, voedinge, uiterlyke finnen, en voort-tclinge gebruiken, cogenicbynelyk te fien is. Waar doorbylonüerlyk de Heerlykheit van


-ocr page 589-

VanDisren^ Vogelen^ en Vlffchen.

baren grooten Maker (die in een Mugge, een Vliegh, een Vloo, cên Myt van kaas, figb niet minder aanbiddelyk vertoont, als in het maken vandengroottnbsp;ften Olyphant) tegen die den felven weigeren te erkennen, met nogh meerder kragtige bewys-redenen fal kunnen betoogt werden.

Indien ymant hier aan twyffeltj hy fie die groote ondeiToekers na, welke door haar vcrgrootglafen een by na nieuwe werelt en duifenden anders on-figtbare fchepfelen ondekt hebbenj waar in, hoe onvèrbceldelyk klein lynbsp;ook mogen fyn, niet alleen de begeerte van een nieusgicrigh oogh voldoe-ninge kan vinden j maar ook de overtuigende oogmerken van den Schepper,nbsp;fyne wysheic, en goetheit, ook ontrent defe wegens haar klcinheit onfien-lyke Diertjes, Tonneklaar uitblinken. En denkt een fóodanige uitdrukkingen befpottenden Atheift, dat wy hier wat meer, als wel de juifte waar-heit is, feggen om meer vcrwondcringh te verwekken j laat hy de werken van Lecu-^enhoek cn andere na lefenj en ons feggen, indien den werk-meefter, die een wel-wyfende Horologie in (bodanigh een kleinen omtrelcnbsp;maakte, dat het in plaatfe van een Diamant door een Vorft in fynen ringhnbsp;aan de vinger konde gedragen werden, met reden meerder lof van konft verdiende, ais een ander, die het felve in een gcbruikelike grootheit gemaaktnbsp;hadde j of men alle die konftige famen-ftellingen in foo kleine Diertjes fien-de, welke in groote verwonderlyk foudenfyn, niet met veel reeden ver-pligt is te befluiten; dat daar door de grootheit en wysheit des Makers, dienbsp;hgh tot foo kleine fiertjes (Hoe veel meer daü tot redelyke menfehen ?) uit-ftrekt figh op een meer uitftekende wyfe vertoont.

§. 4z. lek fal, om dat ’er geheele boeken vol van fyn, alhier niet meer als een voorbeclt geven in het verbaaft makend geftel van de oogen van eennbsp;lbo genoemden Ramhout, anders Korebout, of Puijlebyter j welke ook innbsp;Vliegen op die wyfe gemaakt fyn. Den grooten Maker vond goet innbsp;het formeeren van dit Diertje (tonende, dat hy alles na fyn welbehagennbsp;doet en aan geen wetten gebonden was) deflelfs oogen onbeweeglyk te maken : die in de meefte grooter Dieren na alle fyden kunnen toegewend werden. Een Atheift, die alles denkt uit een onwetende nootfakelykheit te ge-fchiedet^ leeredanhieruit(omditby tulTchen-fpraak hier aan te merken) datnbsp;die der Dieren oogen gemaakt heeft, niet tot eene en defelfde wylê in yetsnbsp;tc volvoeien bepaalt is j maar dat defe verfcheidenheit van werken nietnbsp;duifter te kennen geeft, dat fyne wysheit felfs alle wetten makende de fiikennbsp;na fyn vry welbehagen magtigh is te fchikken. Nu (om weder voort tenbsp;gaan) was het fcker, dar dele Römboufs en Vliegen oogen niet kunnendenbsp;draajen, alleen na dien wegh fouden kunnen Hen, werv/aans het opene vannbsp;hare oogen figh ftrekte. Maar op dat den milden Weldoender van alles,ooknbsp;felfs defe ongeagte Diertjes fyner goetheit foude deelagtigh maken,enfy hetnbsp;gevogelte en andere hare vervolgers, die defelve eeten en tot fpyfe gebruiken, van voren van ter fyden cn van agteren, om fgh te behouden, eg-

Bbbb z nbsp;nbsp;nbsp;ter

-ocr page 590-

^6(5 nbsp;nbsp;nbsp;XXIII. B E S C H O U W I N G E.

Een yder nu die het konftigh gcftel van de oogen van defe foo kleine Diertjes by A. van Leemvenhoek of andere Onderfoekers gelefen of felfs meenbsp;een vergroot glas gefien heeft, dcnkc,hoe overvloeyende der felver grooiennbsp;Maker van wysheit wefen moet j die foo vee! konft heeft willen befteedennbsp;om foo veel duifenden van millioenen van defe foo ver'agtelyke Beesjes (hoenbsp;veel meer dan een redelyk menfche) daar door gelukkigh te maken, en di-jftindt te doen fien.

§. 43. Men gelieve ligh niet te verwonderen, dat ik indefeBefchouwin-ge der Dieren van het grond-beginfcl der daden in de Beeften niets g^efegt hebbej waar over foo grooten verfchil tulfchen veele Philofophen is.nbsp;van defe de Dieren als Horologies fonder eenige linnen en verlland aanmerken} en andere oordelen dat in de Bcellcn om te doen, het geen mennbsp;haar fiet doen, een ander beginfel van hare werkinge moet geftelt wer*nbsp;den.

De voorname reden die my bewogen heeft dit alhier met llil fwygen voor by te gaan, is, om dat defe, hoe veel fy in gevoelen mogen verfchillen,nbsp;egter beide eenen Godt erkennen. Waarom dan, dewyl wy hier alleen totnbsp;overtuiginge van Ongodiften fchryven,het indefeBefchouwingenonnodighnbsp;was ons daar over in te laten.

Om egter liier nogh een woord tot ongelukkige Ongodiften te fpreken; hoe veel men, ook in de beeften fiet gefchieden, dat ons verwonderlyfc voornbsp;moet komen i hoe feer fy de daden der Menfchen ook fchynen na te volgen}nbsp;dit is fcker , dat men noit yets in haar waarnemen kan het geen na eenighnbsp;teken van de kennifte van eenen Godt of fynen dienft gelykr. Een Ongo-dift lecre hier dan uit} veel minder als dat fyne beklagelyke Philofophienbsp;hem de naam van een Efpritfort ^ ofnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kan doen verdienen} dat de-

felve voor alle de moeiten, welke hy daar toe aanwend, aan hem alleen defen eenigen en ellendigen loon verfchafc (het fy met medelyden over harenbsp;blindheit, en fonder voornemen van de minfte fcherpe bejegeningh gefeidt)nbsp;dat fy hem van een verftandige menfchen onderfcheit, en in dit geval aan denbsp;Beeften gelyk maakt} fonder aan hem egter die trooftelyke verfekeringh tenbsp;kunnen geven } dat hy na fynen dood het geluk fal hebben van niets andei'S jnbsp;als de beeften te moeten afwagten.

En ik late aan haar felfs te oordeelen, dewyl in de menfchen figh een ken-nilTe Godis en geenfints m de Beeften openbaart, of de Chriftenen foo ongegrond fynj wanneer fy ftellen, dat de Beeften door de dood geheel weghquot; genomen werden? en der menfchen ziele ook na de dood overblyftj vermisnbsp;de kennilTe van een eeuwigh Godt foo veel aanbiddelyker figh opdoet,nbsp;yets, dat ook tot een eeuwigheit gcfchapen, en bekwaam gemaakt is,nbsp;defen Godt te verheerlyken.

XXIV. B E-

-ocr page 591- -ocr page 592-

foE nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. B E S C H O Ü W I N G E.

«Jinge federt eenige jaten aan de Onderfoekers der felvcr geleerd heeft, nogh kan voortgaan te loochenen, dat ’er een vcrwonderlyke magt en wysheit innbsp;defelve tot hare gebruiken bekwaam te maken, hgh openbaart.

Indien wy al niet anders daar toe by bragten, als het geene aan yder, aan geleerde, en ongeleerde blykt j naraelyk, dat men een laatje eerfl: een wortel in de aarde liet maken, en daar na een Ham opwaarts in de lugt fendenjnbsp;die takken maakt in eenige j en in andere fonder defelve takken ook Bladeren,nbsp;Bloemen en Vrugten, in welke weder het felve faat is, voortbrengt j doende opnbsp;defe wyfe die plant vermeenighvuldigen, en ftervende in de nakomelingen van defelfde foort herleven. Laat nu yder, wie hy ook fy,by figh felfs o-verleggen, of hy delen ftandvafligen omloop of gevolgh van Planten in Sa-den en weder van Saden in Planten, die foo veel eeuwen fonder veranderinghnbsp;volduurt heeft, en al de werktuigen daar toe dienende, van een los gevalnbsp;en verwardelyk onder malkander geworpen deeltjesoitfoude kunnen verwag-ten^ en of hy dit ook uit nootfakelykheden van onverftandige Natuur-wet-ten kan afleiden.

§, z. Laat hy verder de aarde en het water van den regen (uit welke by de verhandelingh van het water alle Planten getoont fyn ten grootc deele tenbsp;beftaan) op foo veel wyfe als het hem mogelyk is, onderlbekenj en Hen,nbsp;of hy foude kunnen met eenigen grond daar uit afleiden, hoe het mogelyknbsp;is, dat als men een faad van een fchoone en welriekende Blom, van voed-fame granen, en van vergiftige gewaflen, daar in faait, elk daar van eennbsp;Plant na lynenaart, foo veel in figure, in kragt en andere eigenlchappennbsp;verfchillende voortbrengt j en of het hem als waarlcheinelyk kan voorkomen,nbsp;dat dit alles fonder wysheit gefchict. En foo veel te meer, om dat,aarde ennbsp;water uitgefondert, de onder vindinge in foo veel gevallen, als den geleerdennbsp;Malpighius de Sem. Fegeiationepag. it. by brengt, getoont heeft} dat nogbnbsp;water van menfehen, noghloogh, nogh geeft van koperroot} nogh kalk,nbsp;«ogh falpeter als fy wat veel was, nogh antimonie., nogh gebrande hertshoorn, en meer andere, als fy in water gemengt en defadendaaringeweektnbsp;of gefait fynde, daar mede befproeit waren, eenige voortgaanden wasdomnbsp;in defelve hebben kunnen brengen. In enkel water alleen, volgensdewaar-nemingen van den felven Heer, kunnen ook geen faden hare gcwoonelykcnbsp;Planten doen voortkomen. Die dit breder wil fien, kan dien neerftigen Au-theur ter aangehaalde plaatfe na flaan.

' Daar nu een lbo verliandigh en beroemt Ondcrlbelcer een lbo groote m^quot; nigte van ondervindingen fonder vrugt heeft in het werk geftelt: cn het bynbsp;gevolgh voor geen mcnfche foo ligt is uit te vinden, waarindieeigenfehap-pen beftaan, welk tot het voort brengen van Planten uit hare faden vereifchtnbsp;werden: cn men egter liet, dat defelve in twee by gemeenc menfehen, foonbsp;ongeagte en by na voor aller voeten leggende ftoffen, als water en aarde fy”»nbsp;cn daar in hy na alleen gevonden werden; laat ymand, die nogh

-ocr page 593-

Vm ie J^ïar.ten. nbsp;nbsp;nbsp;f

goedertierene beflieringe van den grooten Onderhoudei’ twyfTcIr, figh felfs cnderfoeken, ofhy aan Saat, of Water of Aarde de geftelteniflë foude kun-rcn geven, waar door de ganfche Wereld voor de dood bewaart werd: ennbsp;indien hy daar toe onmagtigh is, (gelyk tot nogh toe niemant daar toe denbsp;bekwaamheit gehadt heeft) ofhy geen reden fietoin uit allen defen een wys*nbsp;heit, die de fyne en die van alle menfehen te boven gaat, te gelyk met eennbsp;goederticrenheit, die aan alles wat leeft fyn voedfel en onderhout verfchaft,nbsp;te moeten erkennen.

§. ^. Die nu fien wil, hoe verre de wetenfehap der menfehen gekomen is ontrent de deelen, daar de Planten uitbeftaans en het gebruik, dat de»nbsp;felve in haar groejinge en verder huishoudinge hebben ; kan daar over denbsp;geleerde fchriften van N. Grew^ en M. Malpghms, ook in eenige gevallennbsp;A.van Leeuwenhoek^ en andere na fien; en fchynt om een Godtloochenaar tenbsp;overtuigen niets anders nodigh te iyn,alsderelve tot die waarnemingen te ver»nbsp;lénden. Immers het geene aan hem niet fonder verwonderingh voor kan ko-mrn, is dat hy byr defelve ontrent de faden fal bevinden, dat een groote menigte der felver onderfogt fynde, en elk van haar een te famen gerolt gront-formeerfel van de toekomende Plant, (by Malpighius^ Suad-plant, Semina«nbsp;lis planta genoemt) gefien en gevonden werd.

§. 4. Om ’er alhier yets van te reggen,dat gemakkelyk te ©ndenündenis} reemt eenige veiTchc of anders legt eenige groote drooge Boonen een etmaal in water i daar na laatfe foo langh droogh op een plaats , die niet tenbsp;kout is, leggen j tot fy (gelyk de hoveniers dat noemen) beginnen te fprui-ten. Doet de baft van eene derfelver, en men fal bevinden, dat het lichaamnbsp;van de Boon uit twee delen beftaat, welke met haar vlaktens tegen malkan-leggen j en een wit fpruitje hebben, waar door fy aan malkandernbsp;vaft gehegt fyn. By voorheek: Pptab.XVII.Fig.4ti) aaa., lyn de tweenbsp;delen van de geopende Boon gt; d c k het witte Wortel-fpruitjc , dat aailnbsp;beide vaft gehegt is, en in de Aarde daar na de Wortel van de Plant werd.

Laat nu een ongelukkigh twyfFelaarfeggen,nadiendefewortel-fpiuit^^eeerft

moet groeijen en fpruiten, eer defelve van de Aarde gevoed kan worden, en tot een Wortel aan de gehecle Plant dienen, ofhy kan denken, dat hecnbsp;fondernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorgeftelt oogmerk gefchiet isj dat in het lichaam van de

Boon en beide deflelfs delen een ander Wortel-geftel geplaatft is, alhier met hhbh afgetekentj het welk na het witte puntje c van elke fyde met eennbsp;tak dd eoeftrekt, en daar door dit Wortel-fpruitje de^ dc, van voedende Tappen verliet, om het begin van het groeijen en de bekwaamheit om een Wortel te worden aan het felve te geven j eer het nogh uit de Aarde yets trekkennbsp;kan.

Ih't dit WoTtel-fpmitje dc komt na de andere lyde voort een ander lig-chaamtje e, het geen den ftam in het kleine fynde, daarom uit een ftammet-je en kleine blaadjes beftaat j dierhalven van de Hh iV. Grew het pluirntje

CcGc nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 594-

XXIV. B E S C H o Ü W I N G E.

het welke daar na tot den Ham van den Boon uit waft.

En ma-

genoemt, nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;____ _____

ken defe Wortel-fpriiit d c met het plumtje e te famen genomen lynde, het grontformeerfel van de volgende Plant.

§. Soo dat meeft elke Plant (nadien de ondervindinge geleert heeft, dat dit in meeft alle bekende Saden op defelve maniere gefchict) op defenbsp;wyfe van twee Wortels gedient werti waar van dc eerfte is, die hier metnbsp;kb^ afgetekent} en door het lichaam van het Saad verfpreic is, (daaromnbsp;ook Saad-7Vortel genotmt) die het Wortel-fpruitje dc en het pluimt-je e foo langh voed gt; tot het eerfte groot genoegh is, om uit de Aarde felfsnbsp;voedfel te trekken: het welk als dan dbn tweden en laatften Wortel werd, dienbsp;de pluim, nu tot een grooter ftammetje geworden fynde,tot een volle Plantnbsp;doet opgroeijen. Waar uit dan verder blykelyk is, dat de ftoffe van hetnbsp;Saad felfs of van defe Boon, door welke defe eerfte Saad-Wortelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bhy

uitgebreit is, in defen ontrent deielve dienft doet, om de Wortel-fpruit dc in het begin te doen uitfpruiten j als de aarde daar na aan defen Wortel-fpruit d c, nu tot een grooter Aard-wortel geworden (ynde, gewoon isnbsp;tc doen, om de gatrfche Plant daar door te doen groeijen en te onderhouden.

Defe Saad-wortel hhbb toont figh in grooteBoonen, en Saden vanLup}'-nen klaarder als in veel andere; volgens de ondervindinge van de Heer N. Grew. En indien men een yeifch geplukte Boon in feer dunne plaatjes dwarsnbsp;affnyt, fal men in elk ftukje den loop van defe Saad-worteltjes aan de klei-- ne figh vertoonende puntjes kunnen gewaar worden tot het einde toej (ftetnbsp;'ïab, XVII. Fig.f^ alwaar bb ée ftipjes vertoonen,daar de Saad-wortel door-gefneden is: en indien men over langhs van defe Boon dunne vliesjes affnyt,nbsp;fal men de takjes van defe Wortel, die ftraks door gefneden waren daar innbsp;kunnen fien. De figiuire, foo die figh in een witte dus gefnedene Lupynnbsp;aan N. Grew vertoonde, is hier Tab. XVIl. Fig,6. daar c het pluimtje isnbsp;b het Worteltje, ddhex. Mergh, en a a de Takken van den Saad-wortel fyn-En Fig. 7. is het Saad van een Kauwoerde, alwaar den lêlven Heer fegc, datnbsp;men niet anders behoeft als de twee delen van den ander te febeiden, om opnbsp;elk van haar van binnen, defe Saad-wortels in al haar Takken feer net ennbsp;klaar uitgefpreit te fien. In andere Saden, daar defe Wortels of om defelf-de couleur, die fy met het ander lichaam van het Saad hebben, of om anderenbsp;redenen niet foo figtbaar fynj kan men defelve egter alcyt klaar genoegh i'’nbsp;de Wortel-fpruit en de pluim gewaar werden. Siet N. Grew. Cap. i. JnutO’nbsp;mie der Planten.

§. 6. Andere bylbnderheden foude men hier kunnen by doen j by heelt, die niet alleen weet, Fig. 4. dat het pluimtje e het beginfel van denbsp;toekomende ftam is, of liever den Stam felfs nogh klein fyndcjen dien volgens van hoe grooten nootfakelykheit het is tot het wefen van de Plant gt;

maar die ook deflclfs tederheit fietj fal die nogh kunnen denken, dat er

° nbsp;nbsp;nbsp;geen

-ocr page 595-

Van de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;rft

geen oogmerk daar in geweeft is,om het felve voor alle ongemakken te bewaren ? nadien in de Boon wederfydts een kleine holligheit geformeert is, in welke dit pluimtje figh geplaaft vint en paftj foodanigh dat de Boo-nen kunnen gehandelt en by malkander op hoopen, in fakken en op foldersnbsp;gelegt werden, fonder dit teedere Stammetje eenigfints te befchadigen.

§. 7. Boven dit, fiet men in grooteSadcn, als Boonen ook met het 00-ge, en in die kleinder fyn met het vergrootglas, dat de buitenfte rok ofom-kledend vlies altyt doorgeboort is, met een Teer kleine openingh regt tegen over de punt van het Wortel-fpruitje c: op dat het Saad gefait fynde en beginnende uit te waflen, dit Wortel-fpruitjedoor de dikte van den geflotennbsp;baft niet belet werdc na buiten te groeijen, en in de Aarde figh uit te breiden} om gelyk gelegt is, daar na aan de Plant tot een Aard-Wortel te ftrek-ken. Soo verre fclfs dat ook Noten en harde Perfikke fteenen defe openingh.nbsp;hebben, om het geen haar wortel maken fal door te kunnen laten.

§. 8. Die andere byfonderheden waar uit de wysheit van den Formeerder geilen kan werden, begeert te weten, kan defelve by de vorige geprefencnbsp;Autheuren over het famen-ftel van een Saad felfs na fien} en ook de erkente-niflë van een hoger beftieringe, die de werk-tuigen des Saads daar toe bekwaam gemaakt heeft.

Onder die is ’er nogh eene,die niet fondervcrwonderingh kan befchouwc werden} namelyk dat het voedend fap, het welke eerft (Fig. 4.) uft dcnbsp;ftoffe van het lichaam van het S2Liidaaaa voortkomende, door de Saad-wottel hetW^ortel-fpruitje de na beneden in de Aarde heeft doen wortelen, fynen loop daar na verandert, foo ras defe Wortel fterk genoegh isnbsp;om Uit de Aarde haar voedfel te kunnen trekken: en als dan in het tegendeel fynen wegh opwaarts neemt, en de pluim e doet voortlpruiten om totnbsp;een Stam te werden.

§. p. Aanmerkclyk is het ook boven dit alles, dat in de meefte Saden dele Saad-deelen alsaa, aa, wanneer de wortel groot genoegh is om voedfel aannbsp;de Plant te geven, met den ftam uit de aarde felfs opwaarts gevoert werden}nbsp;en daar na de Saad-bladeren uit maken} foo genoemt, om dat defe eerfte bladeren in alle gewallên een ganfeh andere figure hebben , als de daarnbsp;na volgende bladeren van het gewas of Kruit felfs. In fommige Saden is ditnbsp;feer oogenlchynlyk te fien, als by voorheek in de Koncoramers, in welkenbsp;het Saad met fyn witte couleur eerft felfs boven de Aarde komt} en daar nanbsp;figtbaarlyk allenskens eerft geel wert en verder in groene Saad-bladercn verandert. Ook heeft men waar genomen, dat in alle die Saad-bladeren hebben, defelve foo veele in het getal fyn, als de deelen, waar uit elk Saad be-ftaat,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ö ,

Wy betwiften nu hier riiet, of het gebruik van defe bladeren is, om aan het pluimtje of tedere Stammetje een meerder bekwaam voetfel tc geven,nbsp;als de wortel uit de Aarde als dan raaghtigh is te doen} en met het ontfan-

C c c c i nbsp;nbsp;nbsp;geo

-ocr page 596-

fj-2. nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUW INGE.

gen van den dauw en vv.ater des regens het fclvc te bevögrigen j doende da ie vogten langs hare fteeltjcs na het Stammetje toefypelen, om alfoo te beletten, dat het door de warme Jugt niet te ichielyk verdroge; dan o£ ooknbsp;die felve Saad-bladeren dienen om de tedere Pknt voor andere ongemakkennbsp;te bewaren op defelve wyfe als men in die granen die geen Saad-blade*nbsp;ren hebben fiet, dat de pluim met een vlies als met een fcheedcy waar-fchynlyk tot het felve einde, omringt isj welke twee kleine vliesjes men ooknbsp;in de grote Bonen befpeurt, die insgelyks geen Saad-bladen hebben. Immers de Heer N. Grew obferveert, dat in Saden, welkers deelen uit de Aarde ryfende Saad-bladeren maken, defe vliefige fcheeden niet gevonden werden. Wat van dit alles in het byfonder fy, bepalen wy niet verder j maarnbsp;dat defe Saad-bladen van een nootfakelyk gebruik fyn in het bewaren en hetnbsp;voeden van den ftam, en het groeijen van de Plant •, is blykelyk genoeghnbsp;öit de ondervindingen van M. Malpighius de Sem.Vegetatione daar ontrent genomen. Waar uit hy eindelyk dit befluit maakt Pag. i6. Edil.LoKd. Dewer-ktKge van defe Saad-bladeren is fco nootfakelyk, dat defc afgetrokken en van dsnbsp;Plant gefcheiden fynde, de Plant niet voort kan groeijen } en eenigfints groeijendenbsp;nut volkomen voert, maar altyt gehrekkelyk blyft. Men kan dit ligt felfs waarnemen.

§. 10. Ellendige Atheiften! welke om haar gemoet, het welk gedurigh en over ai ichrickt, daar het denkt eenen Godc te fulien vinden, eenigfintsnbsp;in rufie te mogen houden, en het felve voor de beeten van een altyt haar tegenwerpende confeientie ongevoeligh te doen fyn, alle defe foo verwonde-rens waardige cigen(chappen,welk. figh in foo groot een getal in het lichaamnbsp;en de werkinge van een klein Saadje vertoonen, aan oorfaken moeten toe-fchryven,. die geen verflant en hebben •, en als fy defe Saden voortgebragtnbsp;hebben, onwetende fyn geweefi wat fy deden en felfs wat fy waren. Indien ymani van haar yets diergelyfcs, hoewel ongelyk onvolmaakter, haddenbsp;kunnen voortbrengen , en een Saadje maken ,, dat maar een grasje kondanbsp;doen voortkomen.; foude hy niet menen, datyderdie dit fagh aan hem grootnbsp;onregc dede, indkn hy feide, dat daar toe geen yerrtant van noden was ?nbsp;ingevalle aan ymant, die noit Bomen gefien hadde , een Saad of eenen Eekelnbsp;getoont wierde, en hy defêlve in de Aarde gekit hebbende eenganfehen Eikenboom daar uit fagh groeijen j hoe veefhy, ook van fyn eigen wysheit gevoelde,. foude hy dit- niet als een verbaaftmakend wonderfluk aan fien-^nbsp;meer, als hy merkte dat foo veel hondert van diergelyke Eekelen jaarlyi^®nbsp;daar door voortgebragt wierden. Nu een ongelukkigh Atheiil.moet in delen ganfeh. anders daar van oordeelcq, en een tegen aller naenfehen gedagquot;nbsp;ten llrydende gevoelen voorllaan:. met hoe veel voldoeninge van fynnbsp;geweten, fal beft by hem bekent fyn, als hy de ikke figh te regt voorltelr,nbsp;en weet, hoe weinigh gront het heeft, te moeten vaft ftellen ,

Saad het gront beginfel. van de,toekomende Plant, en felfs van de groot e

-ocr page 597-

Van de Planfm. nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f75

feomen (Too vecl men waarnemen kan) al haar delen^ als een kluwen in een gerok fynde bevat ,en dat fulks enkel gevalligh is. HyonJcrlbekenogh-maal figh felfs^n denke,als’er niet als een geval en onwetende oortaken in dc we-relt waren, die dit uit werken moeflen} of hy geruft fynde denken foude kunnen, dat alle defe wonderen van dc gewafien oit, om niet feggen fooftant-vaftelyk, fouden kunnen gefchieden en oit een Boom voortgekomen fyn.

§. II, Dewyl het nu by alle Onderfoekeren een beproefde waai heit is, dat by na in alle Planten het Saad in de aarde niet en verblyft nogh aldaarnbsp;fterftj maar dat fyne delen figh onder de gedaante van Saad-bladeren uit denbsp;Aarde verheffen j fynde alleen de Granen cn groote Boonen, onder alle dienbsp;de Heer Gre'ax onderfogt heeft, de eenigc die onder de Aarde blyven, ennbsp;geen Saad-bladeren maken j hebben die woorden een by fondere nadruk, welke wy door de Sone Godts Joon. XII. 14. gefprooken vinden; Indienhet Perwe^rnbsp;graan^in de Aarde niet en 'valt enJi erft ^foo bly ft hetfelve alleen; maar indien hetflerftnbsp;jbo brengt het ‘veele vrugt ’voort. Alwaar hy na fyne wysheit juift uit foo veelenbsp;duifenden van Saden, in welke het tegendeel plaats heeft, by. nadatcenigenbsp;heeft gelieven uit te kiefen, het welke in de Aarde fterftjen daarom alleen rot eennbsp;gepafte gelykenifie dienen konde, van het gcene hy daar mede wilde verklaren,

11e weet wel, dat dit woord van verrotten en ftervenalhicr.aan fommige Na-tULir-kundigen miffehien W'at hart fal fchyncn; om dat uit het felve terwe-graan ook een wortel en Stamme voortkomt. Maar dategter hier inniet buiten hetnbsp;geen men aldus ondervinden kan gefproken is, fal aan yder uit hetgeennbsp;daar van, by die met naukcurigheit daar op gelet nebben, gefchreven is,nbsp;ten genoegen kunnen blyken. Aden hore bier van de woiörden van denfel-ven Heer N. Gre’w.. Anatomie van de Planten. Gap. I.ptig. i^.eni^.indeFrantnbsp;fche Overfettinge. Alwaar hy van het faad fprekende, en hochet figh opheftnbsp;uit de aarde, daar op laat volgen: Dit.Jel’v.c gebeurt niet in allefoortett van fa-den. ÏV'int daar fyn 'er die verrotten in de aarde, als het koren, dat verfchil-Jende is van het meefie deel der faden enz. En om niet te denken, dat dit eg-ter in veele fiden gebeurde j fegt hy een weinigh daar, na: Maar alle de fa-den^ uitgefondert deje twee (dit-was koorn en groote boonen) voaffenmeeflalknbsp;op defel^ve wy/e.y foo veel ik hehbt kannen merken \.fy, verrotten niet in damp;nbsp;aardenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ftraks te voren van het koorn en boonen gefegt hadde),

in tegendeel, komen fy daar uit in de felve iyd als.de pluim-, en de faadhladen fyn.. in het tneerendeel der planten de twee deelen van het faad enz. En op dat niemand mogte meinen, dat defe een niet' genoegh by ondervindinge iekere.nbsp;ftellioge was,, kan men den om fyne naukcurigheit foo vermaarden

ra fien, de Sem. Vegetat.pag.^. Edit. Lond. Alwaar men in deonderCbekin-ge van de veranderingen, die het tarwe-graan in fyn uitfpruiten lydt, defe. Woorden vinden fal; JSfa den elfden.dagh is hetfaad-blad, nogh aan de plant hangende gerimpelty en by na verdorven. Da,t nu met het woord Saad-blad hec,nbsp;graan felve in defe omftandigheden fynde verftaan werd, blykt uit het gee-

Cc cc. 3 nbsp;nbsp;nbsp;ne.


-ocr page 598-

5*74 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWING E.

ne eenige regulen daar na volgt: Ondertujfchen (dat is tervvyl het groeyen voortgaat) iverd het faad-blad^ of ^ NB. het graan felfs quynendeverteertenk-digh van binnen .i gevende gedrukt fynde niet als een wateragtige vogty waar uitnbsp;het voren gefeidc beveiligt werd. Gelyk ook door het geene van een andernbsp;foort van graan, namelyk Gecrft (Milium) daar na gevonden werd j hetfaad‘nbsp;blad (datis als ftraks getoont is, het graan) is op denfevende dagh gerimpelt-,nbsp;en gedrukt fynde y geeft een bedorven vuile vogt.

$. iz. Soo iiet men den Geeft Godts door den H. Paulus i. Corinth. XV. 56* eerft deiè woorden feggen; Het geene ghy zait en werd niet levendigh, tennbsp;jy het geftorven fy. En op dat de hedensdaagfche Natuur-kundigen uit harenbsp;ondervindingen hier niet tegenwerpen louden, dat geen faden (eenige weinige , en foo veel nogh bekent is, maar de twee boven genoemde foortenvannbsp;granen, en eenige boonen uitgefondert) in de aarde fterven j heeft het dennbsp;Ingever deflelfs gelieft wrr 37, 38. dit vervolgh daar by te voegen: Envannbsp;het geene ghy zait [_daar van~\ en zait ghy niet het lichaam dat worden faf maarnbsp;een blood graan y na het voorvalt van tarwe of van eenigh der andere [_granen- ]nbsp;Maar Godt geeft het een lichaam gelyk hy wily ende een ygelyk faad fyn eigennbsp;lichaam.

Laat nu ontrent dit alles een Ongelovige by figh overdenken ; oïeerjl een na-tuurlyk menfche, by het timmeren (foo het voor de wereldontrentdeHec-re bleek) alleen omgaande, tot een Natuur-geheim, het welk tot die tyd toe van foo weinige onderfogt, en aan de meefte, foo niet alle verborgen was, fchynt te kunnen doorgedrongen fyn, fonder hooger kennifle tenbsp;hebben, als eenigh menichc. Te meer, dewyl uit de Hiftorie van denSa-lighmaker der wereld niet bekent is, dat hy figh oit in den landbouw, veelnbsp;minder in den Philofophifchen landbouw, welke ook ondcrfockt wat veranderingen het faad onder de aarde lydt, geoeifent heeft. En op dat niemandnbsp;mogte denken , dat alhier de eigenfehap van het tarwe-graan wel voor geileknbsp;werd} dogh dat andere faden (gelyk tot een grondige wetenfehap fchynt tenbsp;behooren) daar van niet uit gefloten werden} gelieve hy inhetfchryvenvannbsp;Paulus y door dien felven Geeft ingegeven, aan te merken} dat de woordennbsp;in het 30, vers wel in het gemeen fchynentefprekcn, dogh dat defelve daarnbsp;na in de 37 en 38. verf en bepaalt werden tot de granen alleen} gevende daarnbsp;door een klaar bewys, dat het tegendeel in andere faden plaatfe hadde: vermits anderfints dele foo enge bepalinge, en deuitdrukkelykenaamvan|;rrr^^nbsp;of tarwe y hier niet van noden was geweelt.

Ik vrage nu alleenlyk, nadien men hier klaarlyk fict, dat aan den ^u-theur van dit Woord al voor foo veel eeuwen is bekent geweeft, het in onfe tyden eerft door de onderfoekingen van geleerde Mannen is aan het ligt

gebragt, of een Ongelovige de Chriftenen voor foo ongegrond redeneerende

Eene

lean houden, als fy den grooten Ingever deflclfs, enden Spreker van defe Woorden meerder agten als een menfche te fyn?

§. 13-

-ocr page 599-

Van de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;fjf

§. t Eenige plaatfe is’ernogh Genes. //• 4, f» lt;5 j nbsp;nbsp;nbsp;fy^ de geboorten des

Hemels ende der Aarde ah fy gefchapen 'wierdcn.) ten dage als de Heere Godtdett Hemel en de Aarde maakte, jquot;. En allen flruik des velds^ eer hy in de aardsnbsp;•was, en al het kruid des velds, eer het uitfproot. Welke voor ylt;ier, aan welke de hedensdaagfe waarnemingen niet bekent fyn, geheel duifter en mif-fchien onverftaanbaar fchynt te moeten voorkomen.

Want dewyl in de fcheppingc der Boomen en Kruiden Genes. /. 11, \z. de aarde felfs geboden wierde defelve voort te brengen j fchynt hier een be-wys in te leggen, dat alle defe Planten eerft in de aarde geweeft lyn. Ennbsp;wie is ’er? die van de tegenwoordige ontdekkingen onwetende fynde, in denbsp;volgende tyden tot de onfe toe eenigen itruik, eer hy in de aarde was, ofnbsp;cenigh kruid eer het uitfproot, ergens foude kunnen aan toonen? veelnbsp;minder, dat hy fulks van al het kruid fonde kunnen doen fien.

Maar die figh weder gelieft te erinneren het geene te voren van de Boo-nen gefegt is, in welke het pluimpje met fyn worteltje, of anders het zaad-plantje dit ftruikje ofkuitje vertoont, eer het nogh in de aarde is, of uit-fpruit; en die verder de moeite wil nemen van te lefen, het geene (oo voorname Onderfoekers van defen tyd, als Adalpighius, Grew, en Leeuwenhoek daar over gefchreven hebben j of liever die na der fel ver voorbeeld met eennbsp;goed vergroot-glas dit alles befchouwt heeft, fal weeten; dat niet alleen innbsp;booneni maar ook in alle Saden, welke men tot nogh toe onderlogt heeft,nbsp;een foodanigh klein faad-plantje gevonden werd} in het wclkeallededeelennbsp;van de Plant, die daar uit voorkomen fal, als in een kluwen op een gerolcnbsp;fyn. Welke daar na door voedende hippen opgevult en uitgerolt werden,nbsp;tot dat het gefeide faad-plantje daar na de volgende en volkomene Plante,nbsp;het fy dan of Boom of Heelfer of Kruid, uitmaakt.

Dit dan figh eerfl: vcxgt;rgeflelt hebbende , verbeelde ymand figh verder, dat

volgens Genes. /. n, iz. de eerft gefchapenc Kruiden en Boomen, uit dcr aarde door Godts gebiedend Woord voortgebragt fynde, met volkomen typnbsp;faad figh vertoonden. Waar uit dan volgt, dewyl dele faden alle de Struiken en Kruiden des velds in hare faadplanijes bevatteden, eer fy nogh innbsp;de aardde waren of uitfproten, dat delen text volgens de hedensdaagfche ondervindingen leer verltaanbaar is, en in een helder light kan geitelt werden.

Dat nu op defen fin felfs in het ii. vers van het /. Capittel ook gc-oogc is, fchynt eenigfints af te nemen te fyn uit dien grooten nadruk } waarnbsp;mede van de faden der Kruiden en Boomen aldaar gefproken werd: infon-derheld, als men het gebodt des grooten Godts daar by doet, welkers faad.nbsp;daar in fy op der Aarde, in het Hebreeuws Gnal Ha-arets-, dat is, het woor-deken Gnal in een andere, dogh nietmin eigene,betekenifle nemende,nbsp;faad daar in fl hoven de ./darde, en derhalven geenfints in de Aarde. So'o datnbsp;allen ft ruik des nields eer hy in de aarde was, en al hst kruid des velds, eer het

uit

-ocr page 600-

f76 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. B E S C H O U W 1 N G E.

nitfpreot^ dus van Godt gemaakt ‘wierde -, en figh hangende aan alle Boom^ra

en Gewaflen beven de Aarde vertoonde in der Iclver faden.

§. 14. Het fcheen niet nodigh hier yets meerder by te doenj maarTaleg* ter de voorgefeide uitlegginge van defe plaatfe nogh een meerder kragt en klaar-heit kunnen verkrygen.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Als men let, dat het woord SiachStruik overgefet,lt;/eeerfte begin-fds der Boomen in Coceeji Woorden-Boek betekent : foo dat men hen kan,nbsp;dat alhier van de twee voorname foorten der Planten, als Boom- en Kruid-Gewaflen, uitdrukkelyk, en by gevolgh van alle defelvegefprokenwerd.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Ook fyn de woorden Genes. II. 3. feer opmerkelyk , dat Godt al fyn

^erk gefchapen hadde.^ om te volmaken. Soo dat hier twee groote werken van den aanbiddelyken Formeerder uirgedrukt werden, mTae\yk.^het fcheppentnnbsp;het volmaken. Wnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ook èoor yets toebereiden., toemuken, ó’Xtïstotfyn

dienfi en gebruik bequaam te maken, overgclet werd. Siet de Concordantie van Irommius, en loet Lexicon van Coceejus-, alwaar het ook Verderen [egt.

En is het bekent genoegh dat het fcheppen alleen op het begin van alles het, maar dat dit volmaken en ver(;ieren ook in de volgende tyden plaatfcnbsp;heeft} nadien Culks Genes. II. 3. voor het einde en ooghmerkdcrfcheppin-ge geftelt werd.

UI. Op defe wyfe het men dat in het eerfle Capittel-van Genejts by na van alle faken in ophgc van dele twee tyden, namelyk van herbegin, envanhecnbsp;vervolgh der eeuwen gefproken werd. Soo werd vers p van de Wateren,nbsp;vers 14 van de Hemel-ligten, vers zz van de Viffehen en Vogelen, versnbsp;Z7, zS,ip, 30. van de menlchen en dieren ook yetsgc/egt, dat niet alleen op denbsp;Icheppingc, maar ook op de volgende tyden opfigtely k is en werden hare verder gebruiken, onderhout en voort-teelinge gemek. Alleen van de Gc-wahen Icheen Cap. /. vers. 11. niets byfonders gefegt te werden j noghnbsp;ook, boe fy verder vcrmeenighvuldigc fouden werden uit hare laden. Waarom te defer plaatfe, alwaar weder Gew/ïj II. 4, f. Van de geboorten des Hemels ende der Aarde gefproken werd en van hare volmaaidnge, nu geleid fchyntnbsp;te werden, hoe Godt defelve in volgende tyden wilde doen voort-teelen,nbsp;namelyk, met in de faden de nakomende Planten in het kleine te formeeren.nbsp;Siet verder §. 17.

Dat hier nu cigentlyk van den toekomenden tyd gefproken werd, fal y-mand die de Gronr-talc verhaat, ligt toehaanrEe^y?, om dat de woorden, met ixgt;as en aitfproot 'ït\ het f - 'iters overgefet, in het Hebreeuws uitdrukkelyk iunbsp;den toekomenden tyd {in futuro) gevonden werden.

Soo dat de hn der plaatfe in een eigen beduidenihe dusdanigh fynkan.Z^i^ fyn de geboorten des Hemels en der Aarde, als fy gefchapen wier den, ten dage alsnbsp;de Heere Godt den Hemelen de Aarde maakte, volmaakte, tot fyn gebruik toebereide en ver derde, (want dat het woord gnafah dit alles betekent is ftraks ge-toont) en allen Struik des Velts, eer hy in de Aarde fal {oïfoude)fyn,enal^tnbsp;Kruit des Velts, eer bet fal (offuude) uitfpr uiten.

-ocr page 601-

Van de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;gt; jjJ

Ten anderen komt met dit alles over een het gene verder in het j vers volgt i nvant de Heere Godt en hadde niet doen regenen op de Aarde, en daar ennbsp;was geen menfche geweeji om den Aardbodem te bou-uüen: in welke woorden welnbsp;fchyiit gefproken te werden van het gene eerft alleen door Godts magt ennbsp;fonder hulp van eenige tweede oorfaken gefchiet was^ dogh fchynt inhet volgende 6 -vers eigentlyk gefegt te werden het geen in toekomende tyden ontrent de gewalièn ftont te gefchi^dm: maar een damp [al op gaan uit de Aarde en fal het ganfche aangeftgte des Aartryks hevogtigen. Uit welkendamp mennbsp;tegenwoordigh fret, dat regen, fneeuw, dauw, overloopenvan rievieren,nbsp;en alles waar door den Aardkloot bevogtigt weit tot vrugtbaarheit, alleen

voortkomt. '

Die in de-Gront-tale ervaren lyn weten j dat defe laatïle woorden volkomen oerk' in den toekomenden tyt gevonden werden gt; om dat over het eer-lle, een damp fal opgaan geen twift wefen kaïij en het andere woort, hy fal hevogtigen, een foo genoemde Keer-vau ^Vau Converfvum) by figh heeft.nbsp;Selfs de geleerde Robbertfon, indien men deflelfs Woorden-boek na liet opnbsp;beide de woorden Gnalah, \xet geen opgaan, tnSchakah,d‘iX bevogtigenhete-fcent, vertaalt het ook duidelyk op defe wyfe j en toont andere plaatfen alsnbsp;Numer. VJoel.III. l8. daar het laatfte woort in defelveomftandighe-den ook-van onfe geleerde Heeren Overfetters in den toekomenden tyt vei’-taalt wert.

voor onverftaanbare tale met reet fouden houden,

Dddd

§• if. Een ongelovige, na alles dat van de Saad-plantjes gefegt is verftaan te hebben, onderfoeke nu by figh felfs, of defe woorden Genes. /ƒ.4.5-.nietnbsp;met veel klaarheit de beginfelen en voort-teelinge der Plan ten befchry ven :ennbsp;lèer uitdrukkelyk yets 'wggen, niet alleen het geeneals doe nogh voor allenbsp;menlchcn, die in die tyden leefden, verborgen wasj maarr het welke nogh.nbsp;eenmeenigtevan eeuwen daar na voor het ganfche menfchdom verborgen fou-de blyven. Want dat niemand, voor dat de vergroot-glafen tot foohoogennbsp;trap opgeklommen waren, als fy in de laatfte eeuwen gebragt fyn, met eenige fekerheit yets heeft kunnen weeten of feggen, van defe kleine vormfel-tjes van -Bomen en Krulden, die in alle Saden, welke men onderfogt heeftnbsp;gevonden werden j fchynt geen 'bewys van noden te hebben. Nu dewyl hetnbsp;blykt, uit defe foo klare uitdrukkinge, dat dit alles aan die dit woord heeftnbsp;doen fchryven, niet onbekent kan geweeft fynj gelieve een yder dieredelyknbsp;is te ooideelen, of den felven ook onder de menfcheii van die tyd met eeni-gen fchyn van waarheit geftelt kan werden y en of geen ontegcnfprekelykenbsp;tekens in defen gegeven fyn , dat den ingever van dit Woord een kenniflenbsp;der Planten gehadt moet hebben , veel meerder en grooter, als aan eenigh le-v-endigh menfche als doe konde toegefchreven werden. Te meer, dcwylnbsp;veele menfehen felfs van defe tyden, mdien men haar van een Boom-of Kruk-gewas fprak, het welke noit in de aarde geweeft, of uitgefprooten was,nbsp;•het felve voor nnverftaanharp rol.’ r—1— i—

-ocr page 602-

f7^

XXIV. B E S C H o U W I N G E.

Hier uit leere noghmaal een Ongelovige, die defe plaatfe leeft en weer aan hoe veele, en ook verftandige Philofophen, die alleen de Gewaffen nietnbsp;n.auwkeurigh onderfogt hebben,defe woorden onverftaanbaar moeten voorkomen; met hoe veel onregt hy dikwils veele waarheden daarom verwerpen kan, om dat fe met fyn verftand en de denkbeelden, die hy van de faken meent te hebben, niet over een komen; nadienmeenighmaalderfelvernbsp;onverftaanbaarheit niet uit de faken felfs, maar alleen uit fyne onwetenheitnbsp;haren oorfpronk heeft.

§. 1(5. Op dat die figh het geftel van defe kleine in een gerolde Saad-plant-jes niet wel genoeghfaam verbeelden kunnen, eenigh meerder ligt daar ontrent mogten verkrygen;gelieven defelvede werken Vix\ A.van Leemuenhoek^ infonderheit in deffelfs eerfte vervolgh na te fienj alwaar fy een meenigtenbsp;der felver afgetekent fullen vinden. Ëene hebbe ik om delTelfs verwonder-lykheit uit de Memorien van de Franjfche Academie van denjare ijoo,pag.i%ynbsp;f«i88, hier overgebragtindeJiï^.X/f//. Fig. 8,

Alwaar de Heer Dodart fegt over twintigh jaren aan de Academie defe Koorn-ayrc getoont te hebben;{bo als fy ineen kooi-n-fcheutje,dat nauwlyks uitnbsp;de aarde quam, geheelgeformeert was, en alleen de grootheit hadde, welkenbsp;een groote fpelde heeft tot ontrent een linie (of twaalfde deel van een duim)nbsp;onder hare punt. En menfagh met een rond glas van een half duim brand-punts, alle de faden in dit Ayrtje; en het Stammetje felfs was onder defenbsp;faadjes maar een en een halve linie hoog; en kon men daar in egter ook denbsp;knoopen van den halm onderfcheiden j maar alles had een-feer verfchillendenbsp;proportie van die, welke,men incenvolwaffeiiTerwe-plantlIet. De bladerennbsp;die anders nauwelyks het fesde deel van de hoogte van de volkomen Plant uitmaken, waren nu meer als 48 malen langer als defelve. Het Ayrtje maakte ontrent het derde deel van de gcheele hoogte; in plaats dat het in de volkomen Plante naulyks een agtiende deel uitmaakt. Het Stammetje was ontrent drie maal foo hoog.als dik; hoe wel als het ten vollen opgewalfen is,nbsp;dc hoogte ongelyk veel grooter is, in opligt van de dikte. De Pypjes dienbsp;den Halm of Stam uitmaken met haar onderfcheidende knoopen, fcheenennbsp;hier in malkander gefchoven te fyn; gelykmen de ftukken van Verrekykersnbsp;gewoon is te doen, als men die iii de fak fal fteken. De laden felfs warennbsp;rond,als volmaakte paareltjes en half doorfehynende.Om hier van een beternbsp;begrip te maken, is A een deel van de Wortel, daar dit kleine Plantje af-gefcheurt is; B G D Ë is de pyp van defcn halm j waar vanBhet eerfte deelnbsp;is tulfchcn twee knoopen,C het tweede, D het derde, Ehet vierde. El^^nbsp;een van defe den geheelen halm uitmakende pypjes droegh een blad, dierneo

alle weggenomen heeft, om de Ayre, welke onder defe bladeren verborgen was, bloot te kunnen vertoonen. F is het laatfteblad, dat hetfelve Ayrtjenbsp;genoegh ontdekt laat. Eindelyk is G het Ayrtje reets lyn volkomen SF'nbsp;«.«ante hebbende,. in het midden van het Spruitje.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

-ocr page 603-

VandePlantèn.

Kan nu (om dit nogh eens te feggen) ymand in foo Mein een lichaam, al dit maakfel van de toekomende Plant fonder verbaaftheitaanfien ? en dittee-dere, dogh op foo wonder een wyfe tot fyn einde in allesbequaam gemaakte geftel, aan een onweetende oorfaak of het geval toefchryven? fonder tenbsp;denken, dat in het befte Uurwerk onvergelykelyk minder konft en tekenennbsp;van verftand gevonden werden: en daarom dat hy met veelmeer redelykheitnbsp;(indien ’er in foo onredelyke gedagten nogh eenige redelykheit van ymandnbsp;kan geftelt werden) van de oorfaak van dit uurwerk foodanigh foude kunnen oordeleni het geen, hoe dwaas het is, niet behoeft bewefen te werden.

Men gelieve hier by te doen, dat men figh daar na van veel kleinder glafe bolletjes bedient heeft, als die een halfduimbrand-punthebben} door •nbsp;welke laatfte de Heeren der Franflche Academie dit Ayrtje befchouwt hebben: en dat men daar door in veel kleinder faad-plantjes als dit Ayrtje heeftnbsp;kunnen fien, hoe de deelen der toekomendePlant indelêlve by een gclchiktnbsp;warenj die in het fpruiten uit malkanderuitgewikkelt werden. Waardoornbsp;dit verbaaftmakend wonder veel meer vergroot is j foo dat het felve veel geleerde Bcfchouwers daar van meenighmalen met bare gedagten en woordennbsp;tot een wys en aanbiddelyk Wefen heeft doen opklimmen.

den ^ ken.

§¦ 17. Selfs fyn verfcheide beroemde mannen foo verre in defen gegaan j dat, vermits fy in elk faad de toekomende Plant fagen, foramige vaftgeftelt,nbsp;andere met een fedigér woord gegift hebben (Siet de Momork van de Heer Do~nbsp;dart^ m de Koninklyke Franjfche Academie Ao. 1701, pag. 3if.)dat het nietnbsp;buiten waarfcheinelykheit was, dat dit faad in dit kleine faad-plantje wedernbsp;dyn faad-Plant met deflelfs faad,enfoogedurighvoortbegrypenfoude. Waarnbsp;uit dan ook dit gevolgh afgeleid moet werden, dat elk faadje, hoe klein hetnbsp;ook fyn magh, de faad-Planten en der felvcr vo-lgende faden van foo veelGe-waffen wefentlyk bevatten foude j als ’er tot het einde van de wereld uit datnbsp;eene faadje foude kunnen voortkomen: enoverfulks, dat alle Planten , Boo-^”^’^iden van defeWe foort, die oit in alle volgende eeuwen foudennbsp;voortgebragt werden, in het eerfte faadje dat gefchapen was, reeds gefoivnbsp;meert waren. Waar door fy meenen, dat, fchoondeverbeeldingcdermen-fchen onmogelyk figh defe ondenkelyke kleinheit enmeenigte kanvoorftel'-len, egter de onbegrypelykheit van de werken des oneindigen Scheppers,nbsp;tot befchammge van die hem loochenen , in een grooter ligt foude gefteltnbsp;werden: Nadien (fegt de Heer Dodart op de aangchaalde plaatfe, het welkenbsp;'Ook de waarheit is) die gevooon fyn ft^ ^ Natuur-kundige en JVis-kundige ave-tenfehappn te oefenen, weeten dat fy felden heel verre gaan, fonder yets dat on-eindigh is te ontmoeten. Gelyk als of den Auteur der nature en van alle waarhe-hadde gelieft op alles het fegel van fyn voornaamfle eigenfehap te druk-

Ik late defe gedagten , van de welke veele groote Mannen niet vreemt

Dddd i nbsp;nbsp;nbsp;fchv-

-ocr page 604-

XXIV. BESCHOUWING E.

fchynen te fyn, in hare waarde. Dogh dcwyl defen Heer Dodart , (üie ik daarom boven andere hier by gebragt hebbe) defelve met de naam van GiJJin-ge heeft gelieven te noemen, gelyk fe waarlyk is : en wy foo veel onsmoge-lyk is, ons hier van onfekerheden, hoe veel waarfchynlykheit fy ook mogennbsp;hebben, tragten te onthouden;, om dat’er ondervindelyke waarheden in o*nbsp;vervloet fyn, die een Godt, en de Goddelykheit van fyn. Woord bewyfenjnbsp;fullen wy op defe ftellinge geen verder gebouw maken.

Dit fchynt egter waar te lyn (dewyl in de aangetoogen plaatfe Ge». II. ƒ, gefegt werd, dat de Heere Godt tot fyn gebruik bequaam maakte alknbsp;eerde beginfel van het Boom-gewas des velds, eer het in de Aarde foudefynjnbsp;en alle Kruit des vclds, eer het foude uitfpruiten)dat,indien nu dit gefeidenbsp;en gegifte plaats hadde , het uit defe woorden foude kunnen blyken j datnbsp;fulks voor den Ingever van dit Woord al in die tyden niet verborgen is ge-weeft; indien men dit woord alle hxcr nam voor alle dit: oit 'wefen- fmden.nbsp;Waarom fulks een onwederfprekelyk bewys foude fyn, voor alle Ongelovige; dat dit Woord van ymand , die meerder als eenigh menfehe was , a£-daalde.

Dogh nadien het woord alle,. in dit gefchrift veel malen voor alle die tegen'-'WOOrdigh fyn o?alle foorten genomen werd, en het geen op delè wyfe doord? aangehaalde plaatfe gefegt werd , by ondervindinge , fonder gevolgen bynbsp;giffingen te maken blykt; hebben wy liever het felve in dien fin willen op-nemeny en alleen vafl:ftelJen,dat elk faad het beginfel van fyn volgende Plantnbsp;in fyn faad-plant bevat; fonder het andere verder te bepalen, latende het felve ter betoginge van anderen, fonder yets, in defen V^all te llellen of tegennbsp;te fpreeken.

§, 18. Het geene nu van de faden gefegt is, fcheen wel overvloedighge-ïioeghfaam te fullen fyn, om ymand, die een Goddelyke en alom tegenwoordige Kragt, wclkede werkingen van alle dingen beftiert, tot noghtoe geloocbent heeft, totbillyker gedagten te brengen: indien fuiics eenigfintsnbsp;jnogelyk was. Maar om te toonenhoe dele Voorfienigheit in alles voortgaat , fullen wy van de nu in de aarde fynde Wortels,en uit de aarde opwaartsnbsp;gewallene Stammen yets daar by doen- Hoedanigh nu het voedent lap uitnbsp;de aarde in de eeifte indringt, en daar in voortgaande defelve doet groeyc^t

met de daar uit voortkomende Stammen-, .fallen wy hier niet ophalen; omdat

het geen daar van gefegt w^id, nogh geen genoeghlame fekerheit en heeft» en de ondervindingen die aan my voorgelcomen fyn,. waar door dit bewe*nbsp;len raoefte werden, nogh aLte gebrekkely k fyn. Die daar,van eenige ontwerpct^nbsp;gelieft te fien, kan de geleerde gedagten van de.Heeren , Malpigf'-^’-^*^nbsp;ca andere na leien. En die alleen de moeite wil nemen, van de raani^tennbsp;van defe en andere Onderfoekers na te volgen, en door amp;cnMicrofcapiutn defe faken felfs te befchbuwen; ,fal als hy een Boom of Kruit liet walfen,

daar, na het gellel van haar Wortels en Stammen fiet, al veel moeiten moe*

ten

-ocr page 605-

Van de Planten.

ten doen, om, fchoon hy al feei- ongaarne een Godt die te vrefen is, iiï fyne werken foude vinden, ligh wys te maken, dat dit famen-ftel Ibnde?nbsp;cenigb verftand fyn gedaante gekregen heeft.

ip. Hoe veel verjfcheiden (amen-voegingen en fchikkingen onder mal* kander die deelen nu hebben, welke de Wortel uitmaken j fiet men egter innbsp;meeft alle, die onderfogt fyn defe overeenkomften, gelyk fe de HeerGrï^dnbsp;aantekent.

I. Het buitenfte van de Wortel is een vel-agtigeiftoffe offehorfle, beftaan-de ten deelen uit een groot getal kleine blaasjes j gelyk een fpongie, of liever, gelyk men die blaasjes fiet op malkander leggen, als men meteen pyp in water daar fcep in gefmoltenis', eenigen tyd geblafen heeft: en ten dee*nbsp;ien uit een houtagtige ftoffe of draatjes, die foo veel pypjes fyn. Dceerftenbsp;of blaasjes fyn door een Microfcopiim figtbaarjen de laatfte werden in eenigenbsp;Wortels gefien, als Scorfonera en in andere, uit de experimenten, die de Heernbsp;^rew in lyn Ed. II. Capittel van dellêlfs Conparativa jlnatomia Radio, by-brengt j welke daar kunnen gevonden werden.

ÏI. Het tweede deel, darde Wortel uitmaakt, en onder de buitenftefchors gelegen, is denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beftaande insgelyks uit diergelyketweefoorten vanlig-

chamen. Het eerfte is ook een vergaderinge van rondagtige blaasjes, de-rvelkc gedroogt fynde, gelyk een fpongie inkrimpen, en in water geleid fyn^ de w eder uitdygen. Onder defe blaasjes fyn verfcheidenfap-voerende pypen gc-inengt, waar van eenige een wateragtige vogt, andere een mejkagtige, andere een andere in figh befluitenj- en vertoonen feer verfcheiden gedaantensnbsp;in harefchikkingen onder malkander.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Het derde lichaam, dat binnen de baft in de Wortels figh bevind,nbsp;beftaat al mede uit defelve blaasjes; die met die van de baft, en van de huitnbsp;otfehorfetefamen vcrknogtfyn : enten anderen uit pypen, die hethoutighnbsp;gedeelte des Wortels uitmaken j van welke eenige ook Tappen, en anderenbsp;ook enkel lugt in figh hebben. Defe fyn mede op verfcheiden wyfen te famennbsp;geftelt in verfcheiden Wortelen-.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Het binnenfte van de Wortel, is hetMergh.^ het welk in eenige gevonden werd) in andere niet; Daar het is, beftaat het ook uitblaajes, ennbsp;«et felve foort van lichaam, als in de baft, en het hout-gcdeclte der Wortel

getoont-is.. Dikwils is het eeneenvoudighblaasagtigh lichaam, en iemtyds met hout-draden of fap- en lugt- dragende pypjes vermengt.

§. 20. De fchikkingen van defe delen werden in veele W ortels met het oogh genoegfaem gefien, als men defelve dwars doorfnyt; dogh klaarder met eennbsp;goet Microfcopium- En fyn,- foo als fy op beide dele wylen gefien werden,.nbsp;feer net van de Heer N. Gre-w. afgebeelt.

Eene fal ik hier vóórtbrengen, .Eah. XVIII. Fig. i. in de welke door een Microfcopium een vierde deel van een fchyf van een Myrediks- of Peper-isoortelnbsp;figh op defe wyfe vertoont, De .uiterfte kleine blaasjes A A vertoonen de

D d d d 5 nbsp;nbsp;nbsp;fchorfle

-ocr page 606-

XXIV. BE SCHOUWING E.

fchorfle en fyn buiterille vlies of vel. VandaartotB Btoeisdebaflj inwel'. ke de fap-voei-ende vaten tuflehen B en L geilen werden; na binnen eennbsp;breeder en na buiten een fcherperrontlopendefamen-fteluitniakende Tuflehennbsp;B en G liet men verfcheiden foorten van openingen van de lugt-pypen; en tuf-fchen G en E weder een kleinen ringh van andere vatendie fap voeren, binnen de welke van E tot K het mergh is. De blaasjes, in het vel, in dcnbsp;baft tulTchen deflelfs fap-pypen, ook tuflehen de lugt-vaten, en in het merghnbsp;fyn na haar verfcheiden gi'ootheit alhier figtbaargenoegh.

§. 21. De ftammen van Boomen en Planten bevint men ontrent uit defel-ve deelen te beftaan als de Wortels; namelyk blaasagtige bolletjes enveeler-hande fap en lugtvoerende pypen, foo de Hcere Malfighius en N. Grew waargenomen hebben.* Egter meeftin een andere fchikkinge en proportienbsp;tot malkander, als in de Wortels, en in verfcheiden Planten met een feernbsp;groote verfcheidenheit, in grootheit , getal, plaatflnge enz. Welke bynbsp;JV. Grew niet fonder verwonderingh in veele voorbeelden kunnen befchouwtnbsp;werden. Siet deflelfs Comparativa Anatomia Trtmeorum.

Een voorbeelt Hdb. XFIIL Fig. i. geven wy uit den felven alhier in een E£'chen-hoom ivreXktvs vierde deel van den Stam over dwars gefneden vertoontnbsp;wert. ,ABCD is de Baft; waar van AB de ukerfte fchorfle, en AHB fap-.of hout-agtige pypjes fyn; in kleine rontlopende fchikkingen tegen de uiter-fte fchorlTe na by malkanderen ftaande. 11. is de blaasagtige ftoffe van denbsp;Baft, die onder by D en C een ander foort van fap-vaten heeft, in haar fa-men-ftel boogswyfe kromtens makende. DCFE is het hout; DQJ_,K,nbsp;KLNM, MN FE fyn drie ronde vlaktens, elk een grooten pyp uitma-Jcende na booven en beneden, foo als ’er jaarlyks een om den «Boom groeit.nbsp;Het ware hout is S S S. TulTchen S en T fyn de ronde openingen dernbsp;lugt-vaten, die door het geheele hout verfpreit fyn, en grooter by het bin-nentte gedeelte van de ringen KL, MN , EF ; en kleinder buiten defelve.nbsp;EFG is het mergh. ee Deflelfs blaasjes. En Oo Oo fyn de infertiones, ofnbsp;inloopfeh welke de blaasagtige weeffels van het mergh en de Baft met malkander gemeenfehap hebben.

Tot hier toe fyn by defe onderfockers maar een blaasagtigh gcftel , cil opgaande lap enlugt pypen gefien; dogh heeft van Leeuwenhoek ook waterpas lopende vaten in delêlvc ontdekt. En gelyk de figuren van Malpighiif^nbsp;en Grew in het gemeen den Stam en Wortel, en de dolen en vaten, waarnbsp;uit fy hebben kunnen merken, dat defelve famen geilek fyn, vertconcnjnbsp;kan men uit het geene A. van Leeuwenhoek na de felve afgetekent heeft, ^nbsp;foorten van defe vaten met veel naukeurigheit waargenomen fyndenbsp;der leeren kennen.

§. 22. Hoe weinigh volkomen kennifle men nu nogh na foo veel aangewenden arbeid van de maniere van het groeijender Planten verkregen heeft;

kan egter, die het geen by die Heeren gefchreven is, in der fclver fig^kcn.

or

-ocr page 607-

Vm de Planten.

of (dat beter is) in de Planten felfs befchouwt heeft, fekerheit genoegh hebben} dat dit geheele geftel van foo ondenkelyk kleine en menigvuldige vaatjes en werktuigjes,met eenigh ooghmerk in de Planten gelegt is} om dat deceive van foo grooten gebruik fyn} te meer dewyl men fiet, dat men hoe kngs hoe meer in het felve veel byfonderheden ontdekt. Immers het is nietnbsp;te geloven, indien aan ymant in eenHorologie-Makers Winkel komende,nbsp;daar een meenjgte van alderhande Horologies getoont wierde} die, hoewelnbsp;uitterlyk elk eenigfints van een verfcheiden famen-llelwas, egter daar in allenbsp;over een kwamen, dat fy de uuren en minuten regt aan weefenjdathy,omnbsp;dat hy den maker daar van niet en kende, nogh het maakfel in volkomen-heit verftont foude durven ftaande houden en feggen, dat dit alles hem nietnbsp;anders voorkwam, als by geval gegroeit, of fonder eenigh ooghmerk ofnbsp;verftant by malkanderen gebragt fynde. Een Atheift foude felfs ongetwyf-felt, foodanigh een voor een man van weinig opmerkingc, en voor eennbsp;dwaas houden. En of hy felfs op die wyfo niet en redeneert, wanneer hynbsp;van het wonder-geftel der Planten, en andere ontelbare faken,waar in veel meernbsp;wysheit-, als in het befte uurwerk, uitblinkt, aldus oordeelt} of liever,nbsp;om de nepen van fyn confeientie te ontgaan, gedwongen is te oordeelen} laatnbsp;ik aan yder van haar, die redelyk is,overdenken. Ten minften is dit waar,nbsp;dat niemant, die alleen defe figuren befchouwt, aan figh felfs, immers aan geennbsp;andere, ligtelyk fal kunnen wysmaken, dat iy by geval of fonder oogmerknbsp;van den teikenaar gemaakt fyn. Wat fal men dan van ymant moeten feggen? die fulks van de faken felfs ftaande hout, op dat hy geen werkendenbsp;wysheit in de natuure foude gedwongen fyn te erkennen 1

§. zj. Maar om aan defe ongelukkige Philofophen alle uitvlugtente benemen; laat ons, terwyl \vy hier van Woitelen en Stammenfprehen , haar bidden, op dit eenige dat nu volgen fal, agt te geven. Inden ’er oit ceilnbsp;verbaaftmakend verfchynfel figh in de nature opgedaan heeft, het welke bekwaam is om den alderhardnekkigftcn Atheift te doen bekennen dat ’erin hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;der Planten een wonderlyke Wysheit, Magt en Goedheit

bare einden beoogt, en defelve ook tegen alle gedagten en vermoeden van menfehen uitvoert} is het feker, dat fulks figh alhier met eengroote klaarheitnbsp;%’ertoont} op eene wyfe, die tot nogh toe voor de grootfte Philofophen on-nafpeurlyk is ge weeft. Het wonder, (waar van wy met foo grooten ophefnbsp;fpreken, cir et welke by foo beroemde Natuurkundigen, als de Heerennbsp;¦xan de Comnklyke Franjfche Academie fyn, ook met de neaxnym Wondergc-noemt is -do. 1700 en 1701) is die wet} welke men van foo veel Bopmen ennbsp;Planten onophoudelyk fiet gehoorfaamt werden. Volgens welke de Wortelen ;nbsp;van alle Saden altyt nederwaarts en de Stammen opwaarts bevonden werden ¦nbsp;tc groeijen.

§. 24. Om hier van kortelyk een begript te geven} is het bekent, dat in -gt; alle Saden niet alleen een klein beginfel van de toekomende Plant en Wortel*

-ocr page 608-

ƒ84 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWING E.

tel is, het welk uit de Boonen , gelyk te vooren gefegt is, blyken kan. Maar ook bevint men, dat in alle Saden defc pluimen Wortel-fpruit een bepaalde plaats hcbheny uit welke fy ook volgens een bepaalde cours in den beginne.gewoon fyn uit te fpruiten. Maar Voortgaandé, liet men altyd dennbsp;Stam na om liooge; en de Wortel na beneden in de aarde jfigh begeven.nbsp;Die hier een ondervindinge alle verwonderingh te boven gaande van gelieftnbsp;te nemea, kan het experiment van de Heer Doctart lidt vm de Koninklykenbsp;Franjfche Academie met weinigh moeite en kollen na volgen. Ik hebbe hetnbsp;felve met verfoheiden Boonen gedaan, en in elk, fonder in een eenige te milTen,nbsp;den by dien Heer verhaalden uitflagh gevonden. Het is.dandusdanigh.(Sictnbsp;de Memorien van de Franjj'che Academie in denjare ijoo pag. 78) indien mennbsp;Fab. XFII.Fig. p. een Boon t van een breekt.i en de twee Hukken, welke defclve uitmaken, van malkander fpreit j na dat hy cerft een etmaal innbsp;wateit, en daar na foo langh droogh gelegen heeft, tot hy begint een Spruitje te maken, gelyk 2., het geen de Wortel fal fynjfal men in 1 hetpluirat-je, het welke de Stam liil werden, fien leggen in een holle plaatfe van de eenenbsp;fyde 5 en in de andere in i een ander klein holligheitjc, waar in ook dit pluimt-jen is bewaart geweell. Tndien men dan verder een andere van defe uitge-fprooten Boonen neemt, en de felve Plant gelyk in A j foo dat de Wortel-fpruit 2 figh na beneden flrekti ,hil het in niemant veel verwonderingh baren, als hy het, dat hy fyne Wortel-ftam 2 (het B) na beneden, en fynnbsp;Stammetje i na om hoogh fchiet; om dat het geftel en dircólie van defc beide daar toe natuurlyk leiden. Maar vreemder ichynt het, wanneer men dennbsp;Boon C op fyn fyde en plat in de aarde nederleit, dat de Wortel 2 en denbsp;Stam I niet waterpas in het waffen voortgaan j het geen nqgtans fcheen tenbsp;moeten volgen, indien fy anders de voorgaande cours, foo als de Boon dienbsp;fchynt te bepalen, ook alhier continueerden te houden : maar dat men gewaar werdt, dat de Wortel2 om na beneden, en den Stam i om na bovennbsp;te gaan elk een bogt maken. Dogh om tot het uiterfte te komen, falymantnbsp;fonder ontfettinge kunnen aanllen ? als men den Boon D regt verkeert plantnbsp;met de Wortel-fpruit na om hoog en de Stam na beneden Hrekkende; datnbsp;egter defcn Stam ,i om de Wortel figh omkeert na boven; en.de Wortel ^nbsp;insgelyks om den Stam of Pluim een halven omloop makende, na benedennbsp;lynen wegh neemt. Op dat defe figure nietwatoneigen mogte voorkomen,nbsp;moet men weten., dat de Stammetjes i, j ^ i , in B, C, D hier afgete-kent fyn, eer ly nogh foo oudt lyn, dat ly in de lugt hate kromtens hebbennbsp;kunnen regt maken.

§. zy. Dat dit nu in boonen alleen niet,en gefchiet , toont den felven Heet Dodarty in de Hiflorie van de Koninklyke Franffche Academie van den jare 17°^nbsp;en 1702, pag. 62. Delen Heer vond in de maand December, eenige hekels op een hoop leggen, op een vogtige en frifie plaatfe ; alwaar de aarde,nbsp;als een betreden padt vaH en op een gepakt was. Veel van de Eekels had-

-ocr page 609-

Van de PUtiïen. nbsp;nbsp;nbsp;f Sf

den Wortel-Tpruiten gemtiala in de lugt, fonder in dc Aarde te iynj en kwa* ttien defe Worteltjes alle uit het puntje of topje van eiken Eekel} hebbende de lengte van 4 tot 18 linien of twaalfde deden van een duim. En’t geennbsp;hier verwonderlyk was, is dat alle defe Wortcl-fpruitjes figh ydcr op denbsp;kortfte wegh na de Aarde toeboogen, als of fy alle de Aarde gefogt hadden.nbsp;Dit was daarom te vreemder, om dat hy geene Eekels felfs fagh , welkersnbsp;punten na beneden ftrekcen j foo dat de Wortel regt uitwaflende, de Aardenbsp;foude hebben kunnen bereiken. Maar in tegendeel hy vond daar onder eenennbsp;Eckel, diens punt regt om hoogh ftrekte: en in defe fagh hy,dat de Wortel fpruit ontrent een duim langh regt opwaarts gefchooten was, dogh datnbsp;defelvc als doe ook een anderen cours genomen, en figh in het voortwafleii

nederwaarts na de Aarde gekeert hadde.

Dit gaf aan defen Heer aanleidingc om het volgende te doen. Hy nam dan fes van die Eekels., en plantede defelve in eenen Angelierpot, op die wy-le als men tab. XVIL Fig. 10. by A fiet, dat is met de punt regt opwaartssnbsp;foo dat de Wortel, die daar uit moede voortkomen, niet als na om hooghnbsp;fchcen te kunnen wafle-n. Als defe dus ontrent twee vinger breed met Aarde bedekt, in defen pot den tyd van twee maanden geftaan hadden} waren fy uitgefprootenj en het Wortel-fpruitje, nu eenige lengte gekregennbsp;hebbende, hadde digt by den Eekel een kromte en keer gemaakt gt; en wa*nbsp;ren weder in elk van defe fes na beneden gewaflen , als diepte v.an Aardenbsp;foekende} op die wyfe als defelve figh by B vertoont. En nu feheen immers te moeten volgen, dat alle dele Wortels defen cours, om van de puntnbsp;na den fteel des Eekels te rugh te waflèn, eens gevat hebbende daar in fou-den voortgaan,en haar loop weder regt uit vervolgen. Waarom hy dan allenbsp;fes defe Eekels weder omkeerde j drukkende de Aarde eenigfints rontomnbsp;baar neder, op dat (y van defelve overal tnogten geraakt werden. Soo daCnbsp;fy ftonden gelyk in C , met defelve Wortel-fpruit , die in B na benedennbsp;firekte, nu by C na boven gekeert. In defen ftant liet hyfc weder twee maanden , en wel met defe uitkomft i dat na defelve ontdekt te hebben, hy bevond, dat fy niet minder als regt opwaarts voort gewaflen waren j maar dacnbsp;elk eenen tweeden en nieuwen ellcboogh of kromte gemaakt hadde, als bynbsp;Dj om haar Wortel, als in fpyt van alle defe beletfclen, egter na benedennbsp;en dieper na de Aarde, (daar fy dogh wefcn moeftc, foude fy cenigendienflbnbsp;doen) te doen nederdalen.

§• 2.6. ‘iicrgelykc gevallen van dc Stammen, gelyk door de Eeke-len in de Wortelen getoont is, verhaalt defelven Heer in defelve regifters Ao. 1700,Namelyk dat hy te Chaviïk eenige Stammen van jonge Pyn-booraen, door een ftorm ter Aarde gcflagen,vont leggende, de eennbsp;op een meerder en de ander op een minderfchuinsncderloopendeplaatfei^-\y\itab.XVII-Fig.ii. Waarvanalledeuiterftceinden,^lt;^,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;regt per

pendicular en loot-Iynigh om hoogh wieflèn. Soo dat felfs j die op eengroo-

Ecee nbsp;nbsp;nbsp;ter

-ocr page 610-

Jgt;8lt;5 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. B E S C H O U VV I N G E.

ter fteilte gevallen waren als hier E om regt op te kunnen gaan, een veel fcherper hoek maakten als de bovcnlle D bf^ en Cad-, die op plaatfcnnbsp;lagen, welkers fchuinte foo fteil niet en was: ’t geen men ook in véél takken van Boomen, welke door eenigh ge welt bekt werden figh opwaarts tenbsp;ftrekken , menighmakn liet gefchieden. Soo regten ook gewaflen, dienbsp;uit regt opflaande muren fpruiten, na een weinigh water-pas geloopcn tcnbsp;hebben , hare Stammen opwaarts j en fclfs als eenige der Telver foo flevighnbsp;niet en fyn, dat fy haar eigen fwaarheit in het water-pas dragen kunnen,nbsp;foo dat defelve eerft daar door na beneden gedrukt werden gt; liet men dennbsp;ftam nu wat fterker geworden fynde, een kromte maken, en weder na boven wafTen j ‘Tab. XVII¦ Fig. ii. het ecrlle by A en het tweede by B. Hiernbsp;van heb ik nogh onlanghs een wonderlyk voorbeeld in een Vlier-boom, dienbsp;aiit een klein reetje van een muur uitfproot, gefien.

§. 27. Na dit alles nu en infonderheit het geene van de boonen en eeke-len gefegt is, overdagt te hebben j wie begrypt de reeden ? en indien men dit aan geen aanbiddelyke voorfienigheit toefchryft, die door aan yder men-fche tot nogh toe onbekende middelen fyne groote en wyfe einden tot be-fchamingh van fyne vyanden uitvoert} laat ymant ons de ware oorfaak on-dervindelyk ter hant itellen, die hier genoegfaam toe isj en toonen welkenbsp;Mechanifche werkingen en wetten hem in de Nature bekent fyn, waar vannbsp;men dit vcifchynfel in alle fyne orallandighedcn moet afleiden.

voyr


Den Heer, die defe ondervindingen heeft gedaan, en dit alles eerft met foo veel ernft heeft opgemerkt, heeft figh niet ontfien de fwakheit van fynnbsp;verftand, en ongenoegfaamheit van fyne redeneeringen ftraks onder het verhaal van defe experimenten felft in de Memorkn van de Koninkïyke Franfchenbsp;Academie te laten regiftreren. lek fal hier niet verder ophalen alle de redenen, die aldaar bygebragt werden om de nietigheit in defen van alle totnbsp;nogh toe gemaakte onderftellingen te toonen, welke yder, die luft heeft,nbsp;daar kan nallcn. Maar ik kan niet afweefen alhier te verhalen de hecr-lyke erkenteniflb van een aanbiddelyk Godt, welke defen Heer Autheur bynbsp;defe occalle daar by voegt} en welke foo grooie Philofophen, als de ledennbsp;van defe Academie fyn , foo uitdrukkelyk hebben laten aantekenen: wantnbsp;Ao. \J00pag. 72, defen Heer voorgeftelt hebbende al het geene nogh on-bekent is, envereift werd om eenigfints tot de ware ooriaak van dit uit-wcrkfel te kunnen doordringen, befluit hy fyn antwoord in defe woorden-Ik vceet niets van dit alles^ tn boude my. veel liever aan de verwonderingh overeennbsp;feker^ een gedmrigh en een verbaajlmakend verjchynfelals dat. ik my felfs findunbsp;vleyeny denkende yets te veetenjeet geen ik niet en vceet. Ik beken dat ik feergeern^,nbsp;deje oorfaak feude willen kennen’y maar myn envsetenheit laat niet na my eennbsp;inaak te geveny het welk my met overwinfte die fchaie vergoed; die ik lyde itt denbsp;natmelyke oorfaak van foo verwonderlyk een uitwerkfel niet te verftcian. Wa’Anbsp;iefe duifterheit en onxvetenheit daar ik my in bevindcy doet any fencer, fef maakt

-ocr page 611-

Van ie Planten.

Voor my gevoeïigh en tajlelyk een Allerhoogfle Oorfaak\ Vêslkers verheit en magt in bet oneindige te bovengaat.^ niet alleen mynegedagten en gifmgen, maar ook dienbsp;van de allergauwfte en verjiandigfle van alle menfchen f die 'er oit geweefi fyn ofnbsp;nogb fyn[uilen.

Dewyl nu foo groote mannen, welke men onder de grootftcPhilofophen der wereld Hellen moet, dit wonder als een gewifle preuve van een alder-hoogfte, wyfe en magtige oorlaak, openbaar voor al de wereld in hare aantekeningen erkennen, fchoon fy nogh gewilligh belyden geen natuurlyke oorlaak daar van te weten j welke daar na door verder onderfoek en ondervindingen bekent wordende de wysheit van den grooten Beftierder en Onderhouder van alles foo veel klaarder fal doen uitblinken: late ik aan den hart-nekkigllen Atheift, indien hy dit alles geleefen cn verflaan heeft, lelfs oor-deelenj of hy geen reden heeft om te denken, dat hy fighfdfsinfyne ongo-diilerye met ongegronde gillingen wel mogte bedriegen. Ten minften indieanbsp;hy halfterrig blylt, kan hy niet nalaten te bekennen, dat hy grooter gevoelen van de uitgeftrektheit van fyne wetenlchap heeft, als van het verftandnbsp;cn oordeel defer gehecle Koninklyks Academie. Ik doe dit hier by, om aannbsp;die ongelukkigen te toonen, hoe verfoeijelyken felfs-agtinge, en hoe dwalen waan fy van haar begrip en bekwaamheden moeten hebben j eei' fy defcnbsp;by alle verltandige voor vals gehoudene, en foo blykelyk onwaar te fyn be-wefene ongodiftifche fteilinge kunnen voorftaan, en foo onbeweegelyk daarnbsp;in volharden.

Heeft hy van een omgeploegt koorn-land, dat nu vol graan Haat, en daar hy en andere van moeten leven, oit derven ftaandehouden ; dat fchoonnbsp;hy het bebouwen „cn befaijen deflelfs niet geilen heeft, dit alleen door eennbsp;kis geval, of fonder dal ’er eenigh verftand ontrent befigh was geweeft, dus-danigh geworden was? E.n foude hy r.u ku .nen denken wel te redeneren?

als hy ftaande hout, dat het geen men in het opwallen ontrent defelveSaden fiet gebeuren (en fonder het welke alle den arbeid en kollen, die oit dennbsp;landbouwer aan dit land kan belleed hebben, fonder vrugt fouden fyn) alken aan een oorfaak, die van haar felven en van hare daden onbewnll was,nbsp;•• «moet toegefchreven werden. Want fonder dat de voorllenighcit defe Ibrganbsp;hadde gelieven te dragen, dat altyt alle Wortels llgh na de aarde, en Hammen figh opwaarts llrekten, fchoon a! de Saden, of dwars, of hctonderllcnbsp;boven in de aaide geworpen wierdenj heeft het geen bewysvannoden, d.icnbsp;alles wat door het gefaide leeft, haall van fyn onderhoud ontbloot en geftor-ven foude fyn. Dcwyl van verre de meclle granen of andere moeskruits Saden, die met de hant of door de wind geftroiten gefait werden, gelyk innbsp;de meelle gefchiet, naulyks te denken is •, datter een ibude vallen in fooda-nigh een Hunt, dat haar Wortel juift na beneden cn haar Ham opwaarts fou-

ftrekken; het geen egter indien fy behoorclyk opwaflèn fullcn, vercift foude werden.

Eecc z nbsp;nbsp;nbsp;§. iS.

-ocr page 612-

^88- nbsp;nbsp;nbsp;X XIV. B E S C H O U W I N G E.

§. i8. Üefe felfde cigenfchap der Sadeu ftet men ook van den Schepper fclfs, door de mont van den grooten Propheetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitdriikkelyk aange-

haalt Jefaiee. XXXf^H- 5 ^ gt; z Kon. XIX- 30. in defe waorden: PKanthet üntkomene, dat overgebleven is van den huïfe Juda, fal ivederom nederwaartsnbsp;•wortelen y, en het fal opwaarts vrugt dragen. Het fcheen hier genoegh te wC:nbsp;fen, om te toonen, hoe Ifrael in flant en voorfpoedigh foude blyven, dat-alleen gefegt wierde,. het fal wederom wortelen en vrugt dragen-, maar oin dienbsp;met een toepalTelyk te doen fyn op alle de ongevallen, die aan Ifrael eerftnbsp;fouden overkomen.}.en op de magtige vy.anden^waar door het foude heen en weder geworpen en geflingert worden j, kan defe gelykenilTe niet kragtiger, dcnbsp;ftkerc hcrllellinge Ifraels, en wel infonderheit nafooveelrampfpoeden, verbeelden j als met defelve tot defe eigenfehap der Saden uit te breiden: omnbsp;tc toonen dat hoe feer ook hethuisJuda verwoeft, verarmt, en gefehudtnbsp;mogte fyn, hoe veel.beletfelen en vyanden figh tegen haarmogtenopdoen,nbsp;het felve egcer in defen aan de Saden gelyk foude werdenjdie fchoon door de winden verftroit, door een hant onagtfaam nedergeworpen, en regt of verkeertnbsp;in de aarde gevallen fynde, egter door Godts, albeltierende voorfienigbeit'nbsp;en wetten, die hy in fyne fchepfelcn gelegt heeft, ook tegen alle apparen-tien en menfehelyk vermoeden aan , akyt alle defe hinderpalen te boven komen, en hare Wortelen nederwaarts, en Stammen opwaarts fenden, om*nbsp;vrugt te dragen, Ik late aan yder nu te oordeclen, of het geen men in defenbsp;tyden voor een nieuwe ontdekkinge met regt moet agten ontrent defenbsp;hoornen cn.eekelen, aan den ingever van dit Woord niet moet bekent ge-weeft fyiij, en daar beneven of’er eenige waarfchynelyke bewyfen kunnen’nbsp;bygebragt werden, dat eenigh menfche defe eigenfehap in die tyden foo klaarnbsp;cn Iqo volkomen geweeten heeft j , en derhalyen, ofdit.Woordvaneenmen»-fche. kan afgekortien lyn.,

§. zp. Om weder onfen draat te hervatten, fullen wy de aantekeningetr der Onderfoekers het, geftel der Planten befchryvende, foo fy defelve doornbsp;vergroot-glafen waargenomen hebben, hier niet in bet geheel overbrengenj dewy Iwy hier niet voorgenomen hebben een uitvoerigeGewas-kunde tebefchry-ven. Maat: die figh gelegen laat om loodanige. beftieringe in de Planten tenbsp;befchouwen, die om de wondere wylc.op welke,, en het ontelbaar getal g^quot;'nbsp;waflen in welke fy.gefchiet,. ontegenfprekclyk voor yder , die eenige rede'nbsp;lykheit, heeft , dc grootheit van de Godtheitbewyll} gelieve’t geen de He^quot;nbsp;yen Malpighius, QreWi-fL^tu’ivenh.oek.^ en andere die daar over gefehrev'en -hebben,, na te fien..

Alleen fuUen wy van elfcs yets kortelyk- feggen.,

Die nu te voren gefien heeft, waar uit wortelen en ffimmen beftaanj lou--de die,, als hy een jarighdot van een boom in de hand neemt, denken kun- -nenj,, dat het by geval is , dat het rondom met foo net in order en op hare behporlyke wydte geplaatlte knoppen verlien is?, die het beginfelwedervar*

-ocr page 613-

Van de Planten'. nbsp;nbsp;nbsp;fSp

rrugton of andere takken fyn. Maar infonderheit, kan ymandTonder ver‘r xvonderingh aanficn ? dat elk van defe knopjes op een geregelde wyfe fynnbsp;oorfpronk uit hetbinnenfte van den tak neemt, en.dat het getlel van hout-draden en blaasjes van den tak foo net in die fortne geplaatfi: isj dat het lèl*nbsp;ve voortwaffende, den knop die uit defelve ftolfen.als den tak beftaat j kannbsp;doen voortkomen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Boven dit fchynteea van defe knopjes alleenbekwaamgenoegh te fyn, otH ymand, foo hy anders een Godt fpekt, defelve te doen vinden. Laat hy innbsp;de 74. Figure van Malpigbius Cap. de Gemmis alhier in de Fah. XVIII.nbsp;pig. overgebragc, het geftel van een eiken-knop befchouvven. Alwaarinnbsp;A de blaasjes (gelyk hier eenige onder en boven afgetekent fyn) van de merg-ftoffe van het fpruitje aanwylt } die met hout-draden in B omringt gcficnnbsp;werd} C is de baft, welke’'s hout-draden de bladeren D van de knop verder uiimaken.. Soo dat alle knoppen beftaan uit een klcinfpruitje A met fynnbsp;baft, hout-draden, en blaasjes}, het welke door fchubs-wyfc op malkandernbsp;léggende blaadertjes rondom bewaart werd.

In defe blaasjes fyn in fommige knoppen (dewyIe fy allemeeftonderfchei-den fyn) bolletjes en tepeltjes, die lymerige en thevebinthynagiigeftoffcnin figh begrypen.

Defe knop blaadjes als men haren wasdom navolgt, werden in vcelePlan-ten allenskens langer}en veranderen met der.tyd voortwallènde ook inftee-len van de volgende bladeren } die den tak daar uit vootkomendé bekleden. Hoe wonderlyk dit in verfcheidene gefchiet, kan hy Malpigbmpag. t6 Janbsp;natomie der Planten.^, en de volgende gefien werden.

r\Q nbsp;nbsp;nbsp;vnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vu l_f J. ^ MV IV/JJfc'V

takje} gelyk het van A. van Leeuwenhoek afgeceekenc'

r nbsp;nbsp;nbsp;grfoveu} dat foodanigh een Pknt-beginfe], het welke

1 A \ nbsp;nbsp;nbsp;foo ondenkelyk een kleinheit met foo veel order op- •

gerolt opdoe ,. alleen aan een los geval toe te fchryven is ? Waarom kan hy. dit van geen wel^Mak,Horologia feggen?

$. Hoe aderen der taJeken uit die der knoppen voortkomen heb--Ben wy eenigfints boven gefien j fy beftaan uit defelve dcelen van den Stam ^ caXakken,^en heboen hout-cn fap-pypen van veelderbande foort. Soo is

Eeee 3, nbsp;nbsp;nbsp;het:

Waarom den felven Heer dit alles met een overmoeide neerftigheit waargenomen hebbende , met regt beftuit, dat de fpruit van de knop reeds den toekomenden tak in het klein begrypt. ’t Geen foo veel te klaarder moCtnbsp;voorkomen , als men het vyfde F'trvolgh van A. van Leeuwenhoek leeft, datnbsp;onder andere in een aalbeftèn-knop in de winter, niet alleen een Hout-fcheutnbsp;maar ook dè beften felfs als kleine druifjes gefien konden werden} fpruiten-de defe hout-fcheut ook juift ter plaatfc alwaar de aalbeflen-riften uit harenbsp;botjes_te voorfchyn komen} gelyk in defe boomen gefien werd. BCD,nbsp;Lab.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4- lyn de twee riften aalbeflen en EFG de jonge hout-

-ocr page 614-

5^90 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWING E.

hec fap in de Ttthymallm en anderen wit, in CMriowV of (chelkruit geel, In andere anders i en ook heeft elk fyne lugt-pypen,

De hout- of lugt-en fap-pypen in de lleelen by een vergadert, fpreiden ügh in de bladeren, gelyk kleine boomtjcs, als in foo veel takken uitj dienbsp;de ribben van de bladeren maken; welke infommigefigh nets-wyfe aan malkander hegten. Tuflchen defelve fyn de blaasjes, die de dikte van het bladnbsp;maken. In het vlak van fommige bladeren, daar fy na boven fien,vind mennbsp;openingenj die van binnenuit holle bol-agiige lichamen voortkomen j doornbsp;welke miflehien of een damp of een vogt uitwafemt. Tot welke vogten uitnbsp;bladeren van boomen voortkomende, miflehien het geene in de Adlavan denbsp;Franfche Academie^ Aquot;. 1707,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;62. gefegt werd, kangebragt werdeni

immers in kaftanie, populier, en moerbefien boomen feid de Heer Malfi-gbius, dat dele holligheden dan klaar tc flén fyn, wanneer de blaasjes in die bladeren verdroogt tyn. De XFIIL Tab. vertoont in de f, hoe eennbsp;groote ribbe A takjes B in het blad uitfend; dewelke door andere C wederom daar uit voortkomende, de net-agtige tuflchen-plaatfen, die hier witnbsp;fyn, makeni in welke die ronde bolle, en boven na den Hemel openebolletjes D te fien fyn. In defe witte tulTchen-plaatfen fyn ook in het ronde ge-fchikte blaasjes alsE die dikwils een holligheit F te famen maken j waar uicnbsp;een taje vogt als een fweet uitfypelr. Of dit nu alles by geval en fonder eeni-ge wysheit in foo een meenigte bladeren, in eikenboom metdeverandcrin-ge in defen allen, die totelksbyfonderewelfynnodighis, gefchietj behoeftnbsp;men maar aan yder, die redelyk is,tehten oordeelen. Te meer,dewylmennbsp;liet, dat defe bladeren van foo grooten nut voor de bomen fyn •, dat defelvenbsp;te vroegh daar van door rupfen of andere oorfaken berooft fynde, geen vrug-ten op dat jaar kunnen tot volkomenheit brengen. Of defe Bladeren nude fip'pennbsp;der boomen en kruidenbekwamer om vrugt te geven maken, ofyetsanders aannbsp;de Planten toebrengen, om dat fy als opene handen, na den Hemel toege-llrekt fchynen, om deflelfs dauw en regen te ontfangen, en tot verder gebruik voorder te fenden, kan ik nogh niet bepalen.

Immers het is blykclyk, dat in feer veele de fleeltjes meerder of minder goots-wyfe gemaakt fynj foo dat den dauw cn regen op de bladeren vallende, daar door na het knopje (dat in de boomen by de plaats, daar het bladnbsp;uitfpruit, veelryds gevonden werd) toe kan loopen, om het felve tebevog-tigen. Andere lleelen fyn rond, langs welke het water van de bladeren welnbsp;na de knop kan fypelen, dogh in foo grooten menigte niet: foo dat ten min*nbsp;flen defe bladeren 1'chynen te dienen oin elk knopje van water te verfien. Kannbsp;men die ook al aan een geval tocichryven ?

Ook fiet mendat dielappige vrugten,welke door de heetefonne teras verdragen fouden, gelyk Aalbeflèn, Aardbeilen, Moerbefien, veeltydsmet groter bla»

den, dan fy felfs fyn, verfien fyn om daar door gedekt te kunnen werden : cn

dat Appelen en Peeren, die valler fyn en meerder werkinge van de fonn^^

-ocr page 615-

Van de Planten.

meiflchen, kleinder bladeren hebben, fchoon dc boomen felfs dikwilsgro-ter fyn.

Boven dit alles, dewyl de blaaderen over den boom eene icnaduweveroor-faaken; en defe boven Befchotm. XX. §• f4, ff- getoont is oorfaak te fyn^ dat ook de lugc met fyne wateragtige deelen derwaarts geduurig bewogennbsp;werd; fiet men ook hier door , dat den grooten en aanbiddelyken Onder*nbsp;houder van alles, door middel van de bladeren, aan de boomen dat voordeelnbsp;gegeven heeft, dat, fchoon geen wind den dauw en wateragtige deelen desnbsp;lugts beweegt, egter door de meerder koelhcit van de fchaduwe, debuitennbsp;fvnde warmer iugt, figh derwaarts uitfettende, de in hem fynde vogtighe*.nbsp;oen na de boomen toevoert, en defeive geduurigh bevogtigt.

§. 51. Ik lal hier niet onderlbeken, ol nevens dit alles ookdeopeningen ^ welke de Heer Malpighius waargenomen heeft in de bladeren te fyn, ook aannbsp;de boomen dienen, gelyk de fweet-gaten aan de menfehen, om eenonfigt-bare doorwafeming te maken; het geen de reuk die men in de lugt, welke onder veele van haar is, gewaar werd fchynt waarfchynelyk te maken,nbsp;Behalvcn dat het experiment van den Heer la //rVefulksfchynttebeveftigen,nbsp;A‘. 170} pag. 7} in de Memorien nan de Fran/che Koninklyke Academie. Delennbsp;Heer om te weeten, of de Fonteinen ook van den regen alleen fouden kunnennbsp;veroorfaakt werden (volgens het gevoelen van den Heer Adarioite) badde willen onderfoeken, hoe veel water wel tot degewallèn van noden was gt; en daarnbsp;toe den 30 Juny des ogtens ten ff uuren in een fles met een nauwe openingh,,nbsp;die met water gevult was, twee geplukte frilTe envafle vygebladcrengefetjnbsp;lbo dat de einden van haar fleelen het water raakten j floppende verder de o-peningh rontom haar toe, foodanigh dat ’er buiren de fleelen geen waternbsp;door konde wafemen. Dit alles gewogen hebbende, fette hy op ecu plaat-fe, daar de Ibn warm fchcen, en een weinigh wind waaide. De vygebjade-ren alleen waren fwaar f dragmen en4ogrcincn}tenelf uuren bevond by dat allesnbsp;z dragmen ligter geworden was, wegens de deelen,die door de iugt en de fon,uitnbsp;defe bladeren getrokken waren j vindende ook in andere Planten, daarhyer-varenillèn ontrent nam, altyd een groote uitdampinge van vogtigheic. Dennbsp;Heer Autheur heeft hier niet gelieven by te doen, of het water, dat eerflnbsp;een pond woegh, foo veel vermindert was, dan of de bladeren foo veelin-gedroogt, en of dit in beide ten deele gcfchiet wasj inrmers het toom, dacnbsp;door de bladeren een merkelyke doorwiiltmingh is. Welke ook rnt de cx-perimenten van de Heer /Voodward, A£i. Ups. Ao. lyoo, pag. 87. af tenbsp;nemen is, alwaar eenige der feiver uitgetrokken Ij^'n,

boo dat hier uit fchynt te blyken, dat de bladeren boven andere gebruiken ook dienen om openingh aan dc uitwaferainge der Planten te gCven,

§. Ik foude nu tot wat anders ovei oaan, ten ware ik oordeelde, dat om eenigh ligt in het tot nogh toe in foo veel-faken duifler geftel en huis-tcudinge der Planten te geven, cn om de aanbiddelykc wysheit des Makers

daitr

-ocr page 616-

XXIV. B E S C H o U W I N G E.

daar in foo veel te klaarder en met meerder verfckertheit te kunnen fien) d'c volgende experimenten milTchien van ecnigh nut fouden kunnen fyn.

Ik vinde onder myne aantekeningen in den Jare i6y6, den zi January» dat men een ftukje van een raap, een ander uit de middelfte ribbe van eennbsp;kools blad, en een derde van een fure aagt-appel, elkineenbyfonderfuiker-glaasje gelegt, en met een koper-draiitje op de grond van het fclve neerge-iiouden fynde, de glaasjes met een klare en door een vloei-papicr gefiltreerde fterke loogh van water en potafch gemaakt, gevult heefi. Dele alle onder de klok van de lugt-pompgefet fynde, faghmen, dat, foo haaftdepers-:finge van de boven-lugt weggenomen was., een grootemeenigtelugtuitelknbsp;opgingh (infonderheit in de fure appel, die een ganfche fchuim boven op dcnbsp;loogh verwektej wy laten hier na te onderfoeken, of dit laatfteookdoordcnbsp;opbruifinge van het fuur van den appel en het fout van de loogh in alles meerder geweeft is) en t’elkens het weglaten van de lugt herhalende, fagh mennbsp;het felve elFcél.

Ik hadde nu delen loogh en geen water genomen j op dat niemand van die het fagen fwarigheit daar in mogte maken, of ook de lugt, die veeltydsnbsp;in het water is, daar toe yetsmogte doen; hoe tvel dit anders ook in het water,nbsp;fchoon ook de lugt daar niet uitgekookt is, figh foo klaar vertoont j dat y-mand, die niet te feer fcrupuleus is, geen loogh behoeft te gebruiken.

§.33. Den z Juny löpöj heeft men twee ftukjes van een tak van een Olmboom , beide in defe loogh onder de klok geftelt i foo dat het eene met fyn einde, dat naaft aan een ftam geweeft was, cn het tweede met fyn tegen-ein-de na boven ftrekte, en de lugt daar uit latende bevonden, dat uit de baftnbsp;foo wel van het een als van het ander fcer veel lugt opgingh •, dogh dat uicnbsp;de midden van het hout, foo aan het onder als boven einde, de lugt als meenbsp;een geheele ftroom, uitvloeide} wanneer men de baft van de einden wataf-gefneden hadde, bevond met het felve, en ook, als men houd fonder baft»nbsp;cn baft fonder hout daar onder fettede, fagh men uit beide de lugt feer fterknbsp;uiigaan.

Den p Juny of een week daarnaeen Afperfie, die nu twee dagen uit de aarde was geweeft, in ftukken gefneden fynde, faghmen, dat veel lugt uit de* felve opquam, dogh geenftuts te vergelykea by die van den Olm-boom-Ook kwam de meefte lugt uit het einde, dat na boven in de aarde hadde g^quot;nbsp;ftaan.' aan het ander einde vertoonde figh eenige borreltjes, cnkwamdefelquot;nbsp;ve ook, dogh niet veel, uit de fyden van de Afperfie.

§. 34. Den 7 Juny lyop,heeft men een ftukje van een takje van een xellen-boom aan twee Ipykertjes gebonden, en met een draatje aan de haaknbsp;van de klok van de lugt-pomp vaft gemaakt} foo dat het ontrent in een met

yvater gevult glas, drie vinger breed onder water hingh.

Daar na ook een ftukje van een ftam van ^en kroon-imperiaal, ook door

-ocr page 617-

m de Planten,

twee aangebonden fpykevtjes fwaarder gemaakt, in het glas onder het water laten finken.

,De lugc afgelaten hebbende, fagh men een ganfche ftroom van lugt uit „beide opwaarts gaanj foo dat hier uit bleek, dat de ftammen veel lugt bynbsp;haar hebben, cn het voorige doornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uitgevonden beveiligt wier-

,de.

Om dit ook in bladeren nadcrgt;te onderfoeken, heeft men f Morelle-bla* jJeren met dcrfteeltjes by den anderen gebonden} en die alle in de helft metnbsp;een fchaartje doorgefneden j op dat oök de pypjes in hare ribbetjes geopentnbsp;fynde, de lugt daar uit foude kunnen vloeyen. Daar na (gelyk de vorigenbsp;hout- ftukjes) dcfelve- om te linken, ook aan fpykeit jes gebonden (ynde, wier-den fy met een draatje aan den haak van de klok vallgehegt, foo dat fy een i»nbsp;ge vingeren'breed beneden het vlak des waters in een fuiker-glas hingen.nbsp;V^erder, de klok ledigh pompende,} fagh men uit de kanten van de bladeren , die door de fneden open waren , .genoeghfaam ganfeh geen lugt opgaan jnbsp;maar de bladeren felfs wierden op het plat o ver al met heldere lugt-blaasjes vervult: foo dat defe door het vervoigh v.vn pompen grooterwerdende, de bladeren met de fpykers felfs na boven dreven: dogh de lugc daar weder bynbsp;gelaten fynde verdweeneiij gelyk gewoonlyk, damp;blaasjes, cn de bladerennbsp;lonken weder.

Hier uit fcheen ook te blyken, datdebladeren.-eengrootedoorwafemingh hebben, en op meerder plaatfen als dc ftammen. Ook was dit onderfcheitnbsp;tullchen de bladen en ftammen aanmerkelykj dat de ftammen wel uit haarnbsp;geopende einde geheele ftroomen van lugt gaven} dogh dat men geen,nbsp;immers weinigh lugt-blaasjes buiten op de baft gewaar wierd : en dat uit denbsp;bladeren in tegendeel,genoeghraam geen lugt fcheen te komen, daar fy af-gefneden waren , cn fcer veel bolletjes op hare platte vlakten.

Miftchien dat men uit dit alles te (amen vergeleken fynde, een grond vati een waarfchynelyke onderftellinge foude kunnen maken, om een wyfe tenbsp;.tQonen hoe het lap voortgeftooten werd in de planten j namelyk, door hetnbsp;Uitfetten van üe lugt-by daagh, als defonfynhirte geeft} en het weder ophouden daar van in dc koude der nagC } dogh dit isalhier ons voornemen niet,nbsp;en foude een grooter veelheit en meer order in de daartoe nodi^ie experi-knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat wy -hier gehadt hebben in dit voor-

faande by te brengen, is: eerfl om te toonen, dat men aan hergeenevande leerf n, die door Microfcopla de Planten foo verre onderfogt hebben, gefegc is ,nbsp;niet behoeft te twyftelen} ten anderen^ om een weghtc openen, waavdoorinnbsp;de Planten de maniere van groeyen en beweeginge der lappen op een anderenbsp;Wyfe, als vergroot-glafen, mede kan nagefpeurt werden: cn men aldus verfcheiden manieren gebruikende in de kennifle van defe foo verbaaft-ipakcnde wondci'cn des Scheppers verder voortgangh tot fyne eere mogtenbsp;.maken.

F fff nbsp;nbsp;nbsp;§. jr-

-ocr page 618-

XXIV. B E S C HOUW INGE.

§. liidien men van de bladeren tot de Bloemen wil overgaan; diVg-, gelyk alle andere deelen van Gewaden, uit defclfde ftoffen befiaan, name-lyk lugt en verfcheidcn fap-pypen, anders hout-pypen genoemt, en eennbsp;blaasagtigh famen-ftel ; Laat ytnand, die aan de alles-verforgende Voorfisquot;nbsp;nigheit Godts nogh twyfFelt, in een Bloem-tuin gaan, en delelve aldaar metnbsp;een nauwkeurigh oogh befchouwen in alle bare maakfels en verfcheidenhe-den. En hy fal met geen reden kunnen oordeelen, dat het fonder een wysnbsp;en goedertieren oogmerk van den maker gefchiet isj dat de meelle bloemen uit een knoppe voortkomen {Calyxhy.de Bloem-Oefl^naars genoemt)nbsp;wiens bladeren of deelen eerft de daar in fynde bloem» als by nogh nietnbsp;kragts genoegh heeft om de ongemakken der lugt te verdragen, voor dc-felve bedekken en befchermen j en na dat de bloem open gegaan is, deflelfsnbsp;bladeren onderlleunen i op dat fy niet verwardelyk onder malkanderen fou-den hangen, en gepallelyk hare fchoonheit aan de oogerr der aanlchouwersnbsp;foude kunnen vertoonen. Laat hy een Angelier in de hand nemen , ennbsp;ben, hoe deflelfs groene knopje eerft de bloem-bladeren bewaartj en daarnbsp;na de fwakke fteeltjes van de felve by malkanderen houd, om haar faad tenbsp;kunnen voeden} en verder hoe het boven als met tanden ingefneden is, omnbsp;ligh, als een Bloem in de knop is,,te beter boven te kunnen fluiten, endaarnbsp;na figh meer te kunnen uitfpreiden, om met meer vaftigheit de bladeren tenbsp;kunnen onderfteunen. Laat hy dit in rofen, en in duifent andere befchouwen,nbsp;die alle van foodanigh een Calyx of knopje en fteunfel daar uit voortkomende, verfien 1'yn. Waar van eenige van een rondlopend blad, gelyk alhiernbsp;in den Angelier ^ andere van meerder als in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;andere van bladertjes

gelyk vis-fchobben op malkander leggende, gélyk in de CyanosoïKoorts» hloem^ andere op ontelbare andere wyfen, . egier alle tot defe gebruiken dienende gemaakt lyn. Soo fyn de Jrtichokken alleen foodanige met bladerennbsp;op een leggende Calyces^ of Bloemenfteunfels.

§• 3Ö. Dewyl men nu dit^ in foo ontelbare bloemen het felve einde uitwerkende, aan geen los geval toe kan fchryvenj op dat ook niemand het lèlvc van geen onweetende nootfakelykheit uit het geitel van alle bloemen vloeyen-de, mogte afleiden j nadien dit in meelt alle gefchiet, die defe hulp vannbsp;noden hebben, om in de knop fynde bewaart, cn open fynde onderfteuntnbsp;Se werden3 laten fy flen, hoe egter in alle bloemen, welkers bladen fterknbsp;genoegh en magtigh fyn, om figh fèlven op te houden, foo dat dit fteuofdnbsp;hieronnut foude weren,defeC^ï^rfr,ofvan de bloemen onderfcheidene lteun-bl^“nbsp;deren van de knoppe niet gevonden werden. Van defe foort fyn witteLelkn, aH®nbsp;Ifulpen^ en veel foorten van andere bol-b'oemcn v die in de knop door een dunnbsp;groen blad bedekt werden, en open gegaan fynde, figh fonder dat yets haarnbsp;onderfteunt,, door de kragt van haar eigen bladeren ophouden. Soö lietnbsp;men in de Cfocusoi Saffraan, die in het voor-jaar opkomt, en geen Calyxnbsp;of bedekkende knopgenoegfaam heeft ^ een wit vliesagtigh dekfel, het

-ocr page 619-

'Van -ie Planten. nbsp;nbsp;nbsp;f ^

'Bloem voor de fclradelyke werkingen deriugt bewaart, als fy nogh teer isj kan ymand fulks (om ditnoghmaal te feggen) in foo veel bloemen, en in elknbsp;na dat het vcreifchtwerd, liengefchiedcn} en geen voorforge daarin bemerken , van die (ook met foo veel veifcheidenheit het felfde einde uit voeren) haarnbsp;doet voortkomen ?

§. 37. Van de bladeren der bloemen, en van haar verrukkende aangenaamheden, die fy aan het gefigt en de reuk van yder vevtoonen, Tullen wy , als al te bekent fynde, hier niet fprelcen .-alleen kan men letten, dat,gelyk deknop bladeren defe bloemen, alfoo ook de bloem-bladeren het hart of het binneoftenbsp;der bloemen omringen en bewaren; en dat in veele defelverontom her hertnbsp;met een dons of natuurlyk fluweel beJdcet fynj om het faert-fpruitje noghnbsp;teder fynde, lbo veel fagter te herbergen.

Wy gaan hier ook voor by alledeibowondei'lykebyfonderheden,aUindc bloemen van de Hecren Malpighim en Grew aangecekenc fyn; hare hoorntjes, hare hairtjes, hare vergader-plaatlèn van lymerige en therebintineufenbsp;ftoffen; infonderheit de plaatfcn, alwaar figh in hare bladeren een foete ennbsp;en honing-agtige vogt affeheit en bewaart werd. Die defe van deByenflecnbsp;vergaderen, en tot foo veel gebruiken aan het menlchclyk geflagt dienen,nbsp;lal ten minften daar door kunnen fien, dat het nietTonder reden is, dat y-Kiand, die een Heerlyk Gödt voor den Maker van alles erkent, ook hier uitnbsp;boven de aanbiddelykheit van lyne Wysheit,degroötheitvanTynGoedertie-renheit af kan nemen.

Ook en Tullen wy ons (nadien men defelve nogh niet volkomelylc in alles kent) niet inlaten om de deelen vande bloemen buiten hare knoppen en bladeren hier te befchryven; namelyk de plaatfefl in het hert der fclven , waarnbsp;in het faad geformeert werd, nogh de draatjes nogh lievige lange uitlpruic-Icltjes, die andere lichaamtjes vol feker fyn ftof op hare toppen dragen, als iitnbsp;Lelien en diergelyke. Waar van de eerlle by de Botanici bVj/ar, en de andere Stamina genoemt werden.

5- 5^- Alleen laat ik voor het laatfl defe aanmerkinge maken, envragenij of eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fiende dat de ranken van een JVyngaart foo fwak fyn, dat ly

onmogelyk haar Tel ven op kunnen houden, hy niet denken moet, dat het met wysheit IS, dat defelyb die draitjesgegevenfyn; waardoordelootenfighnbsp;fclfs alles wal uitfleekt vafi; maken en ophouden j en of hy geen oogh-merk tot dit mnde dienende, daar in gewaar werd, datdelèlve, na figh omnbsp;eenige vafte uitfteekfelen gellingert te hebben, egter onbequaam fouden ly n omnbsp;het gewigt van haren aanhangenden rank te dragen ; ten fy de llolFe, waarnbsp;uit fy gemaakt waren, on^elyk tayer was, als yets dat aan den geheelennbsp;Wyngaartis.

Soo blykt bok het felve in de Komkemnters ; welkers i-anken ligt door den ¦^ind verbroken fouden werden, indien niet door fommige vaflhoudfeltjes

draiyes veele by den anderen gehouden, en daar door belet wierden van

Ffffz nbsp;nbsp;nbsp;éc

-ocr page 620-

fSXS nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. B E S G H O u W I N G E:

de winden verftroit te werden. Indien in dit alles geen einde beoogt is, Ii'oo *' komt dat de Klim-op {Hedera) die noit voorfpoediger als tegen muuren walt ^nbsp;ter fyden als worteltjes of fpruitjes uitfchiet, die een taje vogt in figh hebben 5 waar door fy aan dele muürcn klevende, lbo-grootcn geftel vanbladc-i'en en takken kan ophouden, ’t Geen hoe op een verwondcrlyke manier©nbsp;in de jVyngaard V4n. Camda g^eCchict,. va.n de. Heer Ma/pigkms hcfehreveaennbsp;afgetekent is.

Indien een ongelukkigh Philofooph nogh al blyft oordeelén, dat alledefe werk-tuigen,-die aan de wynftok, het klim-op en andere diergelykc dienen om figh op te houden en opwaarts te klimmen alleen by geval, en fonder'eenigh opngt op dit gebruik te hebben in defe-Planten geformeert lynj.nbsp;lal hy milTchien het fclve van een ladder of trap, of ander werktuigh kunnen oordeelen, welke by de raenfchen tot het felve ooghmerk gebruikt werd:nbsp;en hoe onredelyk dit is, laat ik aan hem felfs^

§. jy. Dat nu .het geene te vooren van de botten of knoppen getoont isy ( namely k, dat fy uit ¦ de ftam, uit de bladeren en vrugten, in het klein beftaan ,nbsp;die daar na uit defelvc voortkomen fullen) ook by den Ingever van hetnbsp;Woord, al ten tyde van den Propheet Jefaias is bekent gcweeft, fchyntee-nighOnts afgenomen te kunnen werden, uit het Xfi^lII. Cap, en f. ‘versvunnbsp;delTelfs' Prophetie. Alwaar figh defê woorden in onfè Gverfettinge bevinden: JlS'de botte volkomen is en de onrype dfuive ryp vaerd den hloejjem.

Ik late de overfettinge van defe geleerde Heeren in hare volkomen agtin-gC} maar die de Gront-tale verdaan, weeteii,e#?y?, dat van het Woord (hier Bloejfem) by Robbertfon.met regt dusnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Nomenhoc^ger-^

men,^ florem, feu folliculum,^ (if in vitibus gemmam propriè fonat: Gallicè bonton. Dat is, Dit woord betekent een knop ^ bloem of fpruite, en Ct geenhier aan te merken is) in wyngaarden [ym welke otn de onrype druiven

fefproken te werden) fegt het eigcntlyk de botte of k no p p e : in het rans Bouton. Boven dat het woord Nouts, waar vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;afdaalt, aldaao

gevonden werd, eigentlyk het Franflche woord, Bouter of Boutonnert dat is uitbotten te betekenen.

Ten anderen .y, dat het woord Gomeel hier ryp wordende overgtkt,, opvoeden-de en fpeenende^ ook. vergeldende hedmt-y en van Ibmmige kVisalhiexlaêlensoi' fuigendevext^oXi is. Gelylc by den lelven Autheur gefien kan werden.

Ten derden y dat de Hebreeuwfehe woorden-ftellinge eigentlyk dus lukr gelyk de Heer Pifcatoty die ’t uit het Latyn overbi'engt: Als de botte volk-oynbsp;men is, en de opvoedende onrype druive een.bloem-, (of volgens het ftraksgefeiquot;nbsp;de) een knop of botte fal (getvorden.) fyn.

Wat nu ook met het woord Gomeel, by Pifcator door opvoedende, dere anders vertaalt, in de faak, felfs verdaan moet werden, bekenne ik nietnbsp;ten genoegen, om aan de faak te voldoen, te kunnen feggen. Dit fchyntwaarnbsp;te dat. hier een botte of knoppe in fyn volkomenheit .bzidaxcsfosx werd- lm-

U1CTamp;-

-ocr page 621-

Van de Planten.

mers het is niet tegen te fpreken, dat defe text mede brengt, dat onrypc druiven een knop fullen fyn, als men de woorden in haar eenvoudigfte ennbsp;fgelyk Robbertfon fegt) in haar eigene vertalinge noemt. Het geen op gener-Kande wyfe op de knoppen van een Wyngaart fchynt toegepaft te kunnennbsp;werden, ten fy men met defe druifjes die geene vcrftaat, welke, gelyk denbsp;Boven afgetekende kleine onrype aalbesjes, Tab. XVlII. Fig. 4, in harennbsp;Bot, figh ook in de druiven-knop, als hy volkomen is, bevinden.

]gt;ewyl nu kennelyk is, dat fonder de hedendaagfe vergroot-glafen defe vfugtjes in de knoppen der Gewaflen niet wel toonbaar fyn j laat ik aan hetnbsp;oordeel van een Ongelovige felfs, indien defe plaats dus verftaanwerd, gelyk fy op de eigcntlykfte wyfe fchynt te fpreken , of het een enkel menfeftnbsp;heeft kunnen fyn5 die in die tyden dele eigenlchap der knoppen of-botten,-daar foo rond ter neder geftelt heeft j welke by yder alleen- voor een uitvin-dinge buiten twyfïcl van de laatfte eeuwen moet gehouden werden.

Dat nu, indien nien defe Prophetie met den geleerden Pifcator op de Voornemens, het begin en einde van den Oorlogh by Sennacherib tegennbsp;Jérufalem en Libna gevoert, en op de handelingen Godtsontrent hem toepaffe-lyk maakt, defe veitaalinge met de omftandigheden der fake, en het voorgaande cn volgende, foo wel over een komt,, als eenige andere, immers dienbsp;my voorgekomen is, fal miffehien ymand niet fwaarlyk toeftaan j die weet,nbsp;dat dc Hcere, de takken en ranken van diens Konings magt voor den Oogft,nbsp;en wanneer de uitvoeringen nogh in haar voornemens, gelyk dc onrypenbsp;druifkens in hare botten verborgen waren, afgefneden en afgekapt heeft.nbsp;Dógh dit laten wy aan het onderfoek der Uitleggeren over •, het is ons genoegh ¦nbsp;dat dèfc woorden in dien fin genomen,, welkefy volgens haar eigenfehap als denbsp;eerftfe fchynen mede te brengen, alhier tot ons ooghraerk uitdrukkelyfcnbsp;fchynen te kunnen dienen.

§. 40. Ik hoope, dat die dit met het felve oogmerk leeft. Waar mcede h’et gcfchreven is, het figh niet fal laten verdrieten, met ons een kleinen af-tredt te doen, by gelegenthcit dat wy boven van Bloemen, en ondernbsp;die ook cenighfints van Lelien gefproken hebben.

Het fal (om een begin daar van te maken) aan eenige , die oit onder defe Beklagelyke Philofophen verkeert hebben,' bekent genoegh lyn datdeplaat-fe I Koning. VIL IJ. en z Chron. IV. ^. Voor der maahte hy (Salomo) de gegotens Zee: •van tien éllen 'was fy van haren eenen randt tot haren anderen randt i,nbsp;rontom rondt, en van vyf ellen in hare hoogte, en een meet-fnoer van dertigh ellen omvmgfe rontom^ by dit ongelukkigh foort van menfehen gehoudennbsp;werd voor een bewys van kragt, om te toonen dat de H. Schrftture niet.nbsp;alleen na het gemeen gevoelen der menfehen fpreekt 3 maar felfs (om nietnbsp;meerder te ftggen) foo nauw op de juifte waarheide geen agt flaat.

Eene van defè is my bekent geweeft, die op het boek de Ichiiften van. ^uclides bevattende, met groote ktteren dit bekende Pythagorifchegefchre-

Ffff 5 nbsp;nbsp;nbsp;ven

-ocr page 622-

XXIV. BESCHOUWING E.

ven hadde; I/y heeft het gefegt. Daar by voegende op fekcrentyd , als y-mand dit opichrift wat nauwkeurigh fcheen te befien, dat hy in dit Boek alleen, en nergens anders de volmaakte waarheit in alles opgevolgt bevond.nbsp;Waar op aan hem te gemoed gevoerd werdende, dat dityets was, het geennbsp;in kragt op dén Bybel behoorde gefet te werden j hy aanftonds tot antwoordnbsp;gaf, dat loodanigh cene, als defe was, welke dit van den Bybel tegen hemnbsp;gefegt hadde, dewyle hy ook inde Wis-kunde figh meermalen oeflFende,nbsp;Idude behooren te kunnen fien dat hy ongelyk hadde, en den Bybel nietal-tyd de waarheit feide.j en dat tot bewys daar van hy de gefeide plaatfe alleennbsp;geliefde na te leien. In de welke aan hem foude blyken, (dewyle van denbsp;gegotene Zee aldaar gelègt wierde, dat fe rontom rondt was) dat in den Bybel de proportie van den middel-lyn tot den omtrek van een :girkel gefteltnbsp;¦wierde, als tien tot dertigh, of een tot drie. Welke nogizmTab.XlX. Fig.nbsp;I. ontegenfprekelyk die van den diameter ad^ tot den omtrek van den regulieren, of gelyk-fydigcn en gelyk-hoekigen fes-hoek abedefnbsp;en geenlintsdie van den felven middel-lyn ad., tot den daaropbefchrevenennbsp;omloop des girkels, A, B, C, D, È, F. Soo dat hier in een onloochenbare misflagh of tegenfcggelykheit volgens fyn ged.^ten gevonden wierde:nbsp;want Hellende de zee rondt te wefen, was ’er gemiftindc proportie van dennbsp;diameter tot den omtrek .• en Hellende die, volgens de bygebragce mate, lês-hoekigh te fyn j was’er een tegenfcggelykheit in , dat fyegter rontom rondtnbsp;genoemt wierde.

Dat nu defe tcgenwerpinge tegen het gefagh van het Goddelyk Woord by ifoodanige meermalen voortgebragt werdj welke, indien ly het felve in alles voor onbedriegelyk waar moefte erkennen, wel lien, dat fy niet anders, als op de rampfaligfte eeuwigheit Haat hebben te maken, is bekentnbsp;genoegh.

Ik lal nu alle de beantwoordingen van defe fwarigheit by verfcheiden geleerden Heeren bygebragt, alhier niet ophalen.j nogh feggen, fchoon alnbsp;geene van allen voldoende'was, en defe plaatfe aan ymand toefchcen, nietnbsp;wel met de andere omftandigheden over een re brengen te fynj datfulkseg-ter in een Godt-vrefend gemoed .geen dc minlte ongcruftheit ontrent hetnbsp;Goddelyk .Gefagh, en over fulks omrent de waarheit van dit Woord fal kunnen doen oprylcn j ,foo lange hy een foo grooten meenigte van andere blinkende en onwedcrleggelyke bewyfen van de Goddelykheit delTelfs aan fighnbsp;vertegenwoordigen kan. Temeer, dewyl in de eigenfehap der tale, de gebruiken der Aaloudtheit, en andere faken, waar van men te defer tyd denbsp;nauwkeuriglie kennille in alles niet en heeft, yets verborgen wefen kan j hetnbsp;welk een uitdrukkinge, diea;s doe klaar was, nu aan onsduillerIbudekft^quot;nbsp;ncn maken. Behalven dat het niet genoegh op letten van ons eigen verlland,nbsp;dikwils aan ons yets, als met wel begrypelyk doet voorkomen j het geea

daar na fomtyds door het enkel gewaar w'crden van het geene te voren

° nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 623-

Van ie Planten. nbsp;nbsp;nbsp;rpp

Ifet hoofd geiïen was, volkomen opgeheldert werd: het welk ydcr die oit figh in ftudien opgehouden heeft by ervarentheit weecen fal en uit de vorige plaatfe Genes. //. 4, p. blyken kan. En indien het volgende by Hee-ren, die de Oudheden onderfogt hebben,- voor een goedeoploffinge van dienbsp;fwarigheic door kan gaan, fal het felve ook een voorbeeld daar van wefen.

Ik llelle dan dat defe gegotene,2ee niet, gelyk veele willen, circulaar rondt; maar volkomen reguliergeweeft is. Van de vercierfelen,nbsp;die op delelve geweeft fyn, fullen wy nu niet fpieken.

De voornaamtte en reden, die my fulks doet geloven, is gegrond op het volgende 26. vers van dit felve Capittel-, welke woorden dus luiden :nbsp;Hare dikte nu was een hand breed, ende haren rand, ais het werk van den randnbsp;eenes bekers,. \pfté~] eener lelienbloeme-: Of het geene de Gront-tale eenvou-digt fegt,..vermits het woord [ofte'] alhier tuflchen twee haakskens ftaar,nbsp;Ende haren rand was, gelyk het maakfel of fatfoen-van den rand eenes bekers vannbsp;eene Mien knop, of lelien-hloeme.

Want dat het woord Magnafeh hier wr-è’vertaalt, een fatfoen oimaak-y?/betekent, is uit 2 Regim. XFl. 10. blykelyk; cnhttwooxdPeracb ;hier bioeme) is Efau. XFIll. ^. mtt knoppe oi botte o\a gekt-, enhy Robbertfon ^nbsp;liet men, dat het boven dien een bloem betekent, foo wel die nogh in fynnbsp;knop toegefloten, als die open is.

Nu is het blykelyk, dat hier defe gegootene zee by den beker of de hol-ligheit van defe opene bioeme, of anders by een geflotene bloem-knop van een lelie vergeleken werd: het welke ons daarom volkomentlyk tot eenfes-hfoekige of fes-fydigc figure, en geene andere fchynt te leiden. Nadien allenbsp;KruitEBefchryvers het voorname kenteken van lelicn daar in Hellen telyn,nbsp;dat fy juift; van fes bladeren, en geen meerder nogh minder gemaakt iyn,nbsp;gelyk by JPodorheus en andere gefien kan werden^ Het welk ook de oorlaak

is, volgens Kimchi (Siet Buxtorfii Lexicon) dat het Hebrecuwfch Woord Sthofchan {een lelie) van het Grond-woordnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat in het Nederduits/e^

fegt, afkomfligh is. Soo dat hier uit blykt, dat defe zee de gelykenifle hadde van den beker eener fes*bladige of fes-fydige lelien-bloeme. Welke fes ly-den en hoeken figh op een feer klaare vvyfe aanydervertoonen; ingevalle hynbsp;een lelie, foo wel als iy geheel open gegaan, als wanneer fy nogh in haar knopnbsp;en niet uitgefpreit is, befchouc. Waaromme dan de fês-fydige figure vannbsp;dele gegootene zee uit defen text volkomentlyk in defe beide betekenilTcnnbsp;fchynt te volgen. Het fy dan, dat het bovenfte van den rand deflêlfs op denbsp;wyfe van fes figh van een fpreidende bladeren, gelyk een opene lelie, gemaakt was; waar van de fes punten de hoeken van denfes-hoek verbeelden;nbsp;het fy dan dat den omtrek van den felven boven-rand, fonder eenige ledigenbsp;tuflchen-plaatfen, een volkomen fes-hoek maakte, gelyk in het buicen-vlafcnbsp;van een lelie-knop gefien werd. Welke bylor.darhcden wy aan andere, dienbsp;meerder inOudtheden ervaren fyn, ovcrlaten.

Dc

-ocr page 624-

t5oo XXIV. B E S C H O U W I N G E.

De tweede reden ¦, die by dc eerde gcvoegt fynde, dit fclve met veel grond fchynt te bewyfen, is, dat de proportie van dertigh tot tien, of van dennbsp;omloop der zee tot dc-middellyn deffelfs jnift, en na alle Wis-kundige nauw-Iteiirigheir, die van den omloop van een gélyk-fydigen fes-hoek tot fynmidquot;nbsp;dellyn uitdrukc. Soo dat een Ongeloovlgc, indien hy anderfints niet enkelnbsp;gefet was, om yets tegen de H. Schrifture te willen vinden, uit delênbsp;nette mate, die alleen aan den les-hoek eigen is, foo wel kon beflotenhebben, dat defe zee niet cirkulaar rondt was: als hy uit het woord Rondomnbsp;f befluit, dat fy niet^fes-fydigh is geweeft.

Tot een derde^ -indien niet reden, ten minften ophelderingh kan hier by-gebragt werden, dat de runderen, op welke defe zee gefegt werd geftaante hebben, jiiift twaalf, dat is tweemaal fes, in getal gewecüfyn, (óo dat ooknbsp;dk getal der runderen op het/er-tal opfigtelyk is, het geen figh in de hoeken en fyden van een fes-hock bevind. Kn fchynt men figh daarom op elknbsp;der fes hoeken, en op het midden van elke (yde een runt te kunnen verbeelden geftek te wefenj foodanigh dat fy, als vers zf gefegt werd, drie aannbsp;drie na de vier geweken des werelds konde uit fien. Of nu defe, dan of eennbsp;andere fatncn-ftcllinge defer runderen^ door den Koningh Salomo gemaaktnbsp;is, onderfoeken wy nier niet verder. Ten mmften fchynt daar door eenigh-fints ook waarfchynclyk te fyn, dat defe gegootene zee niet circulaar rondt,nbsp;maar fes-fydigh geweeft is. 800 dat dan het geen daar af in het woordnbsp;Godts, ontrent dc mate van der fclver breedte en omtrek gefegt is, met denbsp;uiterfte Geometrifehe geftrengheit over een komt.

Dit fchynt alleen nogh eenige fwaïigheit over te laten, ê^ivers zt, ftaat^ •dat fy rondomront, ofin haren omloop rondt was, in’t Hebreeuwsnbsp;hib', het welke by die defe rondtheic tegen de voorleide mate willen aandrin-gen, voor kringh-rondt of cirkel-rondt genoomen werd, om alfooyetstcgcn-leggelyks hier in te vinden.

Om dit wegh te nemen, fyn hier twee faken te onderfoeken : Eerft , of alle rondt juik cirkel-rondt isj dat is, of’er geen meer vcel-hoekigefigureiinbsp;buiten den cirkel den naam van rondt kunnen dragen. Ten tweeden, IndieOnbsp;dit laatke waar is, of het woord Gnngool, alhier met over gelet, eeonbsp;generaal woord is, dat alle ronden betekent, dan of het alleen en bepaalde-lyk een cirkel-rondt uitdrukt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Wat nu het eerfe belangt, dat alle Ronden geen cirlcel-rondenfyn 5 en by gevolge het woord Rondt cen woord is, hetwelk veel foorten ondernbsp;begrypt, is uit de Nederduitfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;blykelyk. By welke, behalven

c'irkel-rouden, de namen ook van lange ronden of ellipfestnei-rondenoiovale rof’ den in hare fchriften gevonden werden. Maar ’t geen hier wat meer ¦nbsp;ke fchynt te doen, is dat het by alle Wis-kundige bekent isj dat alle reguliere figuren meer als vyf fyden hebbende, by haar met de naam van regu-.Jicre veel-hoeken genoemt werden. Men kan.daar van de beginfden

-ocr page 625-

Van ie Planten. nbsp;nbsp;nbsp;lt;5ot

dies in het III. Boek , het ii Liit en andere na fien. Nu weet ecn yder, dat aan elk van defe reguliere veel-hoeken, dat is die gelyke fyden en gelykcnbsp;hoeken hebben, den gemeenen naam van rondt gegeven werdj en dien volgens fegt men, fonder eenige duifterheit, dat eenige menfchen aan een tafelnbsp;fittende, welke 6, 7, 8, 10, iz, of meerder fyden heeft , als fy maarnbsp;gelyk lyn, en gelyke hoeken met den anderen maken, aan een ronde tafelnbsp;fitten.

Ook fal het aan niemand, die eenighfints in de hedensdaagfche Wis-kun-de ervaren is, onbekent fynj dat den cirkel felfs onder de reguliere veelhoeken getelt werd j alleen met dit onderfcheit , dat alle andere een bepaalde , en defe een onbepaalde meénigte van hoeken en fyden heeft. (Siet hier van Wallifii Mechanica in Folio , pag. 646 i Analjfe Demontrée vannbsp;Reynaut., pag.62,0., 6J9} Sturmii Math. Enucl. Defin.XVlt;,Confe5l.II-y Wbif-ton, PraJeEl. Phyfico Mathematica y pag. 84 en ppi De Memorien van de Ko-ninklyke Franjfche Academie van denjare 1707, pag. 63f en meeftallede voor-naamfte hedensdaagfche Mathematici.) Dcwyl nu niemand betwiftcn kan,nbsp;dat het woord van rondt te regt aan den cirkel tocgefchreven werd, falnbsp;daar uit blyken, dat een foort van een veel-hoek en te gelyk rondt te fyn,nbsp;in een en defelve figure kan vallen i nadien fulks beide van den cirkel gefcgtnbsp;werd, by foo voorname Wis-kundige: en by gevolgh dat het niet Itrydt,nbsp;dat defe zee fes-hoekigh en te gelyk rondt genoemt kan werden.

Was nogh overigh het tweede te onderfocken, namelyk of in de He-breeuwfehe tale het woord Gnagooly alhier ter plaatfe gebruikt, ookeenan-der rondt als dat van een cirkel betekenen kan.

Dat nu fulks waar is, kan daar uit eerjiel'/k blyken, om dat het alhier aan de kopcre zee tocgefchreven werd , vers 23. Die ook daar na vers zógefegtnbsp;Werd het maakfèl te hebben van den rand eencs bekers van een lelie, in fynnbsp;of knop fynde j welke beide in haren omtrek, niet minder als cir-fyn, gelyk boven getoontis: en fal ook niemand ligt het fatfoennbsp;lelien-werk, het welke aan de Capiieelen in het ip versnbsp;to^eichreven werd als volkomen cirkel rond begrypen.

enan nbsp;nbsp;nbsp;j-gg^g woord eenen cirkel alleen betekenende, met

net woor Choug^ en niet met Gnagoolhy de Hebreen uitgedrukt werd, ge-y e men et felve dus vertaalt fiet Proverb. VUL 2,7. En kan fulks ook in-r ^'7 nbsp;nbsp;nbsp;afeenoomen werden j om dat van het felve het woord

Mechougahy daar men in die Tale een pajer mede betekent, afgeleid werd; Welk wcrk-tuigh fyi,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot een cirkel, en geenfints tot andere

ronden of veel-hoeken heeft

Indien wy dan uit dit alles een befluit maken, en fien j /. Dat het woord Gnagooly hicr rondt vertaalt, een gemeen woord is, het welk boven den cir-kel ook de ronde veel-hoeken, en alhier infonderheit het fatfoen van een le-he-bloem of knop, dat is een fes-hoek begrypt. //. Dat aan defe gegoote-

Gggg nbsp;nbsp;nbsp;ne

-ocr page 626-

XXIV. BESCHOUWING E.

ne zee in het z6 vers volkomen het maakfel van defe fes-bladige Icllc-bloetn of knop, en by gevolge een fes-hoekige figure toegefchreven werd. UI'nbsp;Dat in het getal der twaalf runderen, op het verdubbeld fes-gctal niet dui-fterlyk geoogt fchynt te werden. En ten//^.enlaatften, dat het H. Woord»nbsp;om tc tooneii dat defe zee fes-hoekigh, en niet circulaar rondt is gewecll»nbsp;de nette Geometrifche maten én ken-tekens daar van uitdrukkelyk gegevennbsp;heeft i fal aan defe ongelukkige Soekers van valsheden in het woord der Waar-heit, en dien volgens van haar eigen verderf, alle redelyken grond omnbsp;figh van defe plaats tot dit rampfalig ooghmerk te bedienen, benoonaennbsp;fyn.

Ik hebbe, dewyl ik my op mync kleine kcnnifle der Oudheden in defen niet genoegh dorfte vertrouwen, wanneer ik eerft op defe gedagten gekomen was, nodigh geagt dit voorgaande bewys van de figure derkoperezce,nbsp;aan eenige fecr voorname Godtsgeleerdcn voor teftellenj by welke ik de vry-heit mogte gebruiken om Haar Eerw. gedagten daar over te verfocken: opnbsp;dat niet yets by my voorby gegaan fynde, een ongelukkigh Bybel-verag-ter in plaatfe van verbetert, daar door in fyn rampfaligh gevoelen mogtenbsp;geftyft werden: en heeft my Haar Eerw. goedkeuringe van dit bewys doennbsp;hoopen, dat het felve by Ongodiften, die nogh eenighfints met ernft nanbsp;waarheit foeken, van nuttigheit foude fyn. Dogh meerder ben ik in dienbsp;verwagtinge gefterkt, als ik eenige jaren daar na in de Aüa van Leipfighvannbsp;den jare 170P, pag. f7. den Heer Deylingtus^ en na defe den Heer Profejfornbsp;A. Reelandt een fes-hoekige figure aan den rand van defe zee fagh toefchry-ven. Hoe de eerfte van defe Heeren dit bcwyft, is my niet bekent, dewy-le het Boek felfs nogh niet by de hand hebbe} dogh doordelaatftefieikooknbsp;defelve plaatfe, i RegumVIL z6. daar toe gebruikt tc wefen. Ik hebbe ditnbsp;alhier willen aanhalen, om aan een beklagelyk Godtlochenaar alle hoop tenbsp;benemen, dat na de gedagten van twee foo geleerde, en in alle Oudhedennbsp;foo ervarene Heeren, over defe fake gefien te hebben, hy nogh yets in denbsp;Joodfche Schriften foude kunnen vinden; waar door hy op goede grondennbsp;fyne tegenwerpingen tegen het H. Woord uit defen text foude kunnen ftaan-de houden,

§.41. Eer ik van de bloemen aftrede, kan ik niet na laten hierby te voegen de woorden van den Salighmaker der wereld, welke men vind, Lucas-XII. 17, i8. en Matth. /^/. z8, zp, jo. Aanmerkt de lelien hoe fy viajlfertt fy en arbeiden niet, nogjs en [pinnen niet, en ik [egge u ook Salomon in alle fy^nbsp;heerlykheit en is niet bekleedt geweefi^ als een van defe. z8. Indien nu Godt hetnbsp;gras dat heden op het veldt is, en morgen in den oven geworpen werd alfoo bekleet inbsp;hoe veel meer u, ghy klein gelovige ?

Meermalen hebbe ik, om tc weeten , waar in defe uitnemende heerlykheit der lelien mogte beftaan, defelve metverfcheiden vergroot-glafenonder-

fogt5 dogh t’elkens niets gevonden, het welk de kragt van defe uiedrukkm-

gs


-ocr page 627-

Vm de Planten, nbsp;nbsp;nbsp;6o}

gc fchccn tc kunnen beantwoorden. Tot dat ik een blad van een witte lelie door een ¦^y'^-Microfiopium van twee glafcn, terwyl de fonne helder daar opnbsp;fchcen, befchouwende bevond} dat op verfcheiden plaatfen van het felve,nbsp;ronde met een vogt vervulde blaasjes of bolletjes figh opdeden} uit welke nanbsp;alle kanten in het ronde ftralcn figh verfpreiden, die opeenfeerheerlyke wy-fe alle de verwen van den regcnboogh vertoonden.

Of het nu onder anderen ook dit is, waar op deHeereJefus in defe woorden het ooge heeft gehadt, laat ik aan het oordeel van andere. Immers dit fchynt men veiligh voor waar te kunnen houden} dat geen Koningh, noghnbsp;over fulks Salomon, oit bckleet geweeft is foodanigh, dat als hem de fonne befcheen, fyn opper-klect na alle kanten gcverwde ftralen, als die desnbsp;regenboogs, van figh uitfpreide. Het geen niemand kan ontkennen een ver-tooninge van een verwonderlyke en feldfame heerlykheit te fyn.

Het welke nu defe gedagte nogh fchynt eenighfints aannemelyker te maken, is eerji^ dat de Heere Jefus feggende, dat de leliën bekleedt lyn, mendaaromnbsp;het geen daar op geoogt werd, fchynt in het buitenfte of het kleedt derfelvernbsp;te moeten foeken. En verder, nadien dit gefigt met foo veel glanfeh fighnbsp;niet opdoct, als alleen in lelien, die in de kragt van haarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en welkers

bolletjes of voorgemelde blaasjes daarom van het voedend fap meer uitge-fpannen fyn} vermits in verdroogde of verwelkte bladeren defe regenboogs afftralingen of niet of feer weinigh gefien werden. Waaromme dan defenbsp;Woorden, aanwerkt de lelien hoe fy ivajfen^ om dit laatfte woord van een by-fondere nadruk en opfigt op dit geval fchynen te wefen.

“Ten anderen,, dewyl het by de hedensdaagfche nauwkeurige Kruid-onder-foekers bekent i?, dat de bladeren van bloemen en alle andere kruiden uit foodanige blaasjes of bolletjes ten grooten deelen beftaan, en over fulks omnbsp;defelve redenen defe foorten van ftralen fomtyds van figh werpen} fiet mennbsp;waarom de Heere Jefus na de lelien, daar men dit by uitftekentheit in fiet,nbsp;ook van het yrat of kruid (dewyl het woord Cbortos defe beide betekent) innbsp;het volgende vers fegt, dat het alfoo bekleedt is: het geen ymand, die wel-groeyend gras door een goed Microfcopium in de fonnefchyn befiet, ook ondervinden kan.

De Optifche redenen} waarom defe ftralcn figh dus gecouleurtvertoonen, fullen wy hier niet onderfoeken. Alleen, dewyl defe lelien Mattb VI. 2.8.nbsp;Lelien des ’uelds genoemt werden, en de Heer Wedelius (^ASla Lips. A» ijoinbsp;pag. yzo) fegt dat defelve van het foort van onfe ki ui-lelien, of Martagonsnbsp;fyn} hebbe ik, als doe geen gelegenthcit hebbende om dele door een M-crofcopium in de fonnefchyn te onderfoeken, aan feker Heer, die een nauw-keurigh en ervaren Waarnemer is, verfogt fulks te doen. W elke tny daar opnbsp;geliefde te antwoorden, van de witte en paarfle krul-lelieni Ik vinde haar^nbsp;als wede de eerjl opgaande Rojen van een 'wonderlyke jehoonheit wet duijenden vannbsp;ligt en ^ die haar ftralen, als een diamant met alkrley coulemn uitfehieten-j indien

Gggg 2, nbsp;nbsp;nbsp;men

-ocr page 628-

604 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWÏNGE.

men de/eke in een heldere fonnefchyn befiet. Defe waarnemingen fchryft my den felven Heer, dat by fyn E. fonder pyp met een eenigh vergroot-glasnbsp;gedaan fyn.

Indien nu ymand oordeelt, dat men met cenigen grond van reden kan toe-flaan, dat het gefeideook tot die heerlykheit behoort, welke in de voorgaande lextcn aan de Gcwallen toegefchreven werd j fal hy niet kunnen loochenen, dat de Heere Jefus, hoe veragt een perfoon hy ook in de wereld vertoonde , egter alhier yets gefegt heeft, het welk in die tyd aan geen men-fchen kennelyk was j nadien defe verwonderlyke eigenfehap der lelien figh aan niemand fonder een goed vergroot-glas vertoont. Welke eerft in de voorleden eeuwen aan de wereld bekent fyn geworden, foo veel wy uit der felvernbsp;Hiftorie kunnen afnemen gt; en dien volgens, dat in defe woorden een door-lugte ftraal van fyne alle menfchelyke te boven gaande kenniflc uitblinkt.

§. 41. Ik vrage nu (om weder voort te gaan) of ymand, die de Planten in haar famen-ftel eenighfints, en foo verre als de nogh foo gebrekkelykenbsp;kennifle der menfehen toereikt, befchouwtheeft, geen wyfebeftieringevannbsp;een heerlyk en goedertieren Maker daar uit befluiten kan. Een die figh aannbsp;de goedertierenheit van fynen Godt verpligt agt, fal het lieffelyk fchoon vannbsp;foo ontelbare en aangename bloemen niet aanfienj dc hert verquikkendereuken van Rofen, Angelieren, Jasmin-bloemen en duifend andere niet kunnen rieken 5 nogh de verheugende fmaken van foo onnoemelyk veel hoornen aard-vrugten, welke aan de foo verfcheiden luften der menfehen voldoen,nbsp;cn foo veel Konfituur-makers winkels, foo veel tafels encabinecten der Groten en Vorften der Wereld vervullen, kunnen proeven j nogh in fyne fiek-ten, pynen en andere kwalen, der felver heilfame kragten oiidervinden j fonder daar in reden te fien, om alle defe weldaden met een dankbaar hert tenbsp;erkennen.

Alleen een beklagclyk Atheift, die liever alles, als een voor hem foo gevreesde Godtheit, fal willen toeftaan, om de knagende ontroeringen van fyn tegenfprekende gewifle te ontwyken, fal om eenige uitvlugt te vinden, ditnbsp;alles van een los geval, of andere fonder eenigh verftand beftiert werdendenbsp;noot-wetten tragten af te leiden. Maar of defe onderltcllingea, (want bc-wefen waarheden fyn fy geenfints) fyne foo feer gefogte gemoeds gerufthei^nbsp;aan hem kunnen toebrengen, fal hy, wanneer hy maar foo veel op figh verwinnen kan, dat hy het voorgefeide ernftigh in opmerkinge neemt, felf®nbsp;beft ondervinden.

§. 43. En om met wat nader byfonderheden een Ongodift foo het moge* lyk is te overtuigen; kan een geval oorfaak van alles fyn in de Plantendafynbsp;elk geduurig een faad draagt; waar juift defelve en noit een andere plant, mnbsp;een behoorlykcn grond gefaaitfynde, van voortkomt; en noit (by voorbeeld)nbsp;een wyngaart vygen of andere vrugten buiten fyne druiven voortbrengt-En kan ’er een onbewuftc en fonder verftand nootfakelyk altyd op defel'quot;^


-ocr page 629-

Van de Planten. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;6of

vryfe werkende wet in defen allen plaats hebben? daarin het groeijen der Planten foo veel verfcheidenheden, die elk egter tot het (êlve einde dienen,nbsp;waargenomen werden.

De Peeren , Appelen, Druiven, enz. werden eerft ryp by de fteelenj Vygen, Meloenen, Perfikken, Pruimen, Abricofen, enz. verdft van denbsp;fteel.

In Lelien en Hyacinthen, enz. komen de laagfte: In Angelieren, Jafmin en andere, komen de hoogfte Bloemen, of die meeft verre van de wortel afnbsp;fyn, eerft tot haar volkomentheitj in Framboifen gefchiet dit fonder eenigenbsp;blykelyke order.

Appelen, Peeren, Perfikken, Abricofen, Kerflenenz.dragenvrugt, ten minften aan twec-jarigh} maar de Wyngaart, Noteboomen, Frambroifennbsp;enz. aan jongh hout, het welk in een jaar eerft voortgekomen is.

Soo werden in veel boomen die bladeren eerft dorre indeuherfft, die verre van de wortel ftaanj inErreten, Boonen, Artichokken, enveelandere, ook fclfs in Perfikken en Amandelboomen, fiet men het tegendeel, en haarnbsp;eerft beneden verdorren.

In veele komt de vrugt ter plaatfe daar de bloeflem figh vertoont, gelyk bekent is j in Nooteboomen , Haafelaar , Kaftanjeboomen , en ook innbsp;Turks Koorn, enz. is de vrught, daar noit de bloem geweeftis.

Alle vrugten hebben meeft den bloeflem voor haar gaande j maar de vyge waft eerft volkomen fonder bloem •, en in de Meloenen en Komkommersnbsp;enz. werd de vrugt voor de bloem gefien.

In het vrugtdragend hout is in veele de vrugt by het bladt, in de Wyn-gaarden meeft het tegendeel, en de Druif aan de andere fyde, als het

In fommige werden de takken langh, door dien haar uiterfte einden verlengt werden, gelyk inde meefte boomenj in Wyngaarden, inTulpen, in Angelieren enz. blyft het uiterfte fonder verder uit te fpruiten, en die vei-lenginge gefchiet door het waflên van het geen beneden is.

Die foodanige aanmerkingen meer wil fien, kan defcive indereflexien op den landbouw , Cap. XV 11. van de Heer M. de la ^intinye : en daarnbsp;uit oor e en, of den alwyfen Godt op een klaarder wyfekondetoonen, datnbsp;iyne magc om alles na fyn welbehagen te beftieren, aan geen nootlottige wetten gebonden wasj als met in de GewalTen te doen fien, dat ’er niefs in denbsp;eenc plaats hadde, of dit hy in de andere fulks op een, na den fchyn ftry-dende wyle, tot het felve einde rdat vrugt of liever faad dragen is) kondcnbsp;beftieren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

§. 44, Die de opregtheit en edelmoedigheit van defen vermaarden Oeffe-naav der,boomen en moes-kruiden, en Direéleur over alle, die foorten van hoven van den Koningh van Vrankryk, in verfcheiden uitdrukkingen van dele veihandelingh geleien heeft gt; fiil figh niet verwonderen oycr de rullige

Gggg 3 nbsp;nbsp;nbsp;bcly.

-ocr page 630-

606 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWINGE.

belydeniflc van fyn onwetenheit in de volgende woorden,, van het XVICa^ fittel der fclver verhandelinge: Ik kan ook niet Begrypen^ hoe het hykomt^ datnbsp;de aarde ’vermagert door die gewajjen, ‘welke aan haar eenighftnts vreemt fyn gt; hynbsp;voorbeeld^ door hoorn door boenen^ en moes-kruiden en dat fefchyntharekragtnbsp;te hehoudensi'en in ‘vrugtbaarheit niet te verminderen in hef voortbrengen van difte-ïen en doornen^ en ontelbaar getal van andere kwade onkruiden. Een yder,nbsp;die niet anders, als een en kcl Natuur- kundige, fy n ondervindingen en redenec-ringen gebruikt, fal ongetwyiFelt figh vry ongereedt vinden, om de warenbsp;oorfaak daar van te geven.' Ik fpreke hier van de wareoorfaak, omdaton-derftcllingen te maken, en daar van een uitwerkfel van denatuurinfehynafnbsp;te leiden, foo moeyelyk niet valt} en het by yder bekent is, dat’erveele kunnen gemaakt werden, waar van geene nogtans de waarheit treft. Wy ful-len over de natuurlyke oorfaak daar van hier niet redeneeren 5 maar aan eennbsp;ongelovige vragen, wanneer hy den vloek door den Schepper der aarde overnbsp;de felve om de ibnde van onfeeerfte Voor-ouderen uitgefproken leeft i Gems.nbsp;HL 17, 18, ip. Soofy het aardryk om uwent wille vervloekt, enmet fmertenbsp;fult ghy daar van eeten alle de dagen uwes levens. 18. Ook fal het u dijlelen ennbsp;doornen voortbrengen enghyfult het kruidt des velds eetenenz. Ofhy, fchoonhynbsp;al defe woorden niet voor Goddelyk hielde, niet egter moet bekennen,datnbsp;de Befchouwinge der Nature fulks aan hem nietfoudclecrcn. endathetfynenbsp;ernftige opmerkinge waard is, dat de aarde fonder in kragt te verfwakken,nbsp;uit figh felfs diftelen en doornen en wat meer onnutte gewaflèn fyn, in menigte voortbrengt; en wanneer uit defelve granen en andere planten tot voed-fel der menfehen mpeten voortfpruiten, dat fy mager werd en haar vrugtbaarheit verheft. Indien hy dan dit van den ftraks aangehaalden vloek met onsnbsp;niet wil afleiden, en egter hem felven en een ander die redely kis, wil voldoen jnbsp;falhet fynenpligtfyn: Eerft^ de oorfaak te toonen, waarom dit en nu gefchiet,nbsp;en by aller eeuwen gedagtenifle altyd en over al gefchiet is. Ten anderen^nbsp;als hy de regte reden daar van al denkt gevonden te hebben , te doen fien,nbsp;dat dit by nootfakelykheit uit het famen-ftel van het Geheel-Al moet volgen}nbsp;en dat het anders niet welen konde, of daar moeften doornen en diftelen ennbsp;andere onkruiden fyn, die uit de aarde moeften voorfpruiten, fonder haarnbsp;kragt te verminderen; terwyl juift door die tor nut van de menfehen dienen ,nbsp;het tegendeel moefte gebeuren. Ofhy nu hier toe bequaam is, fal hy felfsnbsp;beft kunnen oordeelen.

Ten minften is hier uit blykelyk, dat dit Woord over foo veel duifenden jaren gefchreven fynde yets legt; het welke de reden vandegrootftePhilo*nbsp;lboph door alle Ipeculatien en experimenten niet bequaam was uit te vinden; en daar, 1 onder dat de ervarentheit fulks buiten tegenfpreken ftc^dc,nbsp;elk een aan foude moeten twyfïelen. Is het nu niet feer waarlchyneJyk»

dit Woord van y mand, die meer als een bloot menfche was, moet afgekonaen

fyn? en dat den grooten Generaal en Vorft van het ganfche Jodendom

jeSf

-ocr page 631-

Van de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;6oj

fesy liever dit point als doe onaangeraakt foude gelaten hebben, als gevaarte loopen van t’eeniger tyd na fyn dood, of ook by fyn leven, dewyl hynaeennbsp;vrugtbaar Canaan voorttrok, het tegendeel in de granen en andere vrugtennbsp;bcwefen te ficn, en dus fyne agtinge te verliefen} ten fy dien Geeft, welkenbsp;hem dit beval te fchryven, van dat gefagh by hem wasgeweeft jdathy ver»nbsp;fekert konde fyn, dat de felve als den Godt en Schepper der aarde, dciènbsp;fyne woorden magtigh was ftant te doen houden, hoe lange ook de wereldnbsp;nogh ftaan , en welke veranderinge fy ook ondergaan mogte.

Boven dit, dewyl’er foo veel landen en onbewoonde woeftynen gevonden werden, alwaar het gras of andere kruiden voor de heeften lender eenigenbsp;moeite van fajen, majcn,enz. fpruiten,en foo veele der felver voeden j hoe kondenbsp;fonder een hooger verligtingeaan Mofesbekentgeweeftfyn 3 datmen’er gce-ne in dc wyden omtrek des Aardkloots nogh in foo veel eeuwendaar na vinden foude, in welke dele vrugten, welke tot voedfel van meulchen ftrek-ken, uit de aarde fonder foo grooten en fmertelyken arbeid gelyk het beel^nbsp;ten»voeder fouden voortkomen? foo dat hy voor een algemeenenregel foude derven ftcllen3 vers 17. Met fmerte fult ghy van [het aardryk] eeten. Ennbsp;vers 19. In hetpweet uvDes aanfchps fult ghy u brood eeten. Dogh hier van isnbsp;vooren yets aangeraakt in de XXL Befchouvoinge §. f.

§. 4f. Ten minften liet men in defe plaatfen foodanigc dingen voorfeid, die tot nogh toe haar volkomen fekerheitgehadt hebben 3 en van welke, tennbsp;fy men de oorfaak daar van aan defen vloek toefchreef, het algemeen en noot-fakelyk gevolgh by niemand oit getoont fal kunnen werden; te meer, de-wyle dien byfonderen vloek over de aarde, wegens de broeder»moort vannbsp;Kain ten tweeden male uitgefproken, nogh dagelyks in onfe oogen vervultnbsp;werd: Genes. IV. iz. ..4 Is ghy den Aardbodem bouwen fulthy fal u fyn vermogen niet geven. Het welke uit het fitmen-ftel der boomen en kruiden afgenomen kan werden 3 die gemaakt fchynen om onvergelykelyk meer vrugten voort te brengen, als wy defelve nu fien doen 3 het welke uit het gcenenbsp;ftraks ftaat te volgen, onwederfprekelyk blyken fal.

Ik wccte nogh, dat my wel eer als yets duifter voorgeworpen is, dewyl het Godt geliefde tot de menfehen te feggen; Gents. I. zp. Skt ik hebbe Unbsp;al het faad-jaijende kruid gegeven, dat op de ganfche aarde is ^ en aHe geboomte,nbsp;in welke faad-faijende hoomvrugt is^ het fy U tot fpyfe. Hoe het mogelyk foude geweeft, en met de kruiden en boomen over een te brengenlyn, dat lynbsp;aan alle raenlchcn het nodigh onderhoud en fpyfe foude kunnen vcrfchafcnbsp;hebben 5 ingevalle de fonde niet inde werelt gekomen was, en daarom dc menfehen onfterffelyk gebleven waren, volgens het geftcl, het welk wy bovennbsp;in haar lichaam aangemerkt hebben 5 het welk een volkomenPerpetuim Mobile ,nbsp;of dc machine van een ceuwighdurende beweeginge volraaaktelyk vertoont.nbsp;Want fchoon het Godt gelieft hadde haar na eenigeri tyd van de aarde totnbsp;%h te nemen (het wellte wy als aan ons niet geopenbaart fynde niet verder

hier

-ocr page 632-

öo8 nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWING E.

hier Tullen onderfoeken) fcheen ’er egter een groote waarfchynelykheit in te leggen, dat den Aardkloot ongelyk meerderfoudebevolktfyngeworden,alsnbsp;nu dc dood ’er veele foo ras wegneemt.

Maar het geen dele fwarigheit volkomen fchynt op te lollen, en de vloek des Scheppers, waar onder ook de planten fugten, nader beveiligt, is hetnbsp;maakfcl der Boomen j het welke toont, dat ten fy ’er yets was, hetgeenenbsp;defelve belette haar natuurlyke bekwaamheit werk-llelligh te maken. Teernbsp;weinigh van haar, ontelbaar meer menfehen en dieren louden kunnen onderhouden’, als de tegenwoordige ondervindinge leert, dat van vcelederfelvernbsp;nu gefchier.

§. 4(5. Om hier wat klaarder van tefpreeken j wy fieneenkragtigh voorbeeld van het wonder-geftel der boomen, daar in dat de takken van Wyn-gaarden en verfcheiden andere Gewaflen of afgefneden of aan haar moederplant vall gehegt blyvende, in de aarde gelegt fynde wortelen maken, erf in de lugt takken geven j ook dat de wortelen van veele dikwils, gelyk innbsp;Pruimen en andere, een ganfeh bofch van nieuwe Ipruiten om den boom dienbsp;ly voeden, doen opkomen j w.iar uit de kragt om lyne vrugten door nieuwenbsp;uitwaflende planten te vermeerderen openbaarlyk blykt. Dogh om niet vannbsp;alles hier te fpreken, het is bekent, I. Dat elke tak van een boom verlchei-den knoppen voorfbrengt. II. Dat elk van defe knoppen het Ikmen-ftel ennbsp;de bekwaamheit heeft, om weder eenen tak, die ook fyne knoppen of vrugten heeft, voort te brengen. IIL Defe knoppen moeten aan yder, dielcnbsp;regt befchouwt, als foo veel wonderen voorkomen i om dat elk van die alsnbsp;men fe daar toe toepaflelyk maakt, toe een volkomen en grooten boom kan uit-walTen, duifenden van andere knoppen en vrugten gevende. Een voorbeeltnbsp;hebben wy hier van in de hedensdaagle foo genoemde Oculatien van Boomen.nbsp;In defe, gelyk bekent is, werd een klein fchildekenofltukskenvande balt,nbsp;het welke een knop bevat, tulTchen den ball en het hout van een anderennbsp;boom ingelloken} het welk voortwaflèndc, eenen volkomen boom gewoon*nbsp;lyk voortbrengt. En om te fekerder te wefen dat defen boom alleen uit ditnbsp;knopje, en niet uit den Ham op welke het geoculeert was, voortkomt, be*nbsp;hoeft men maar te letten, hoe den ganfehen boom van die fbort werd , al®nbsp;daar het knopje afgenomen is j fonder dat een eenigh vrugt of blaiit, datnbsp;aan den Ham eigen is, daar aan gefien werd. Soo fet men een abricoos-knopnbsp;of oculatie op een pruimgt; een perfik-knop op een pruim ofabricoos)nbsp;peer op een quee-boom en foo voort, gelyk y(der weet. En daar fpruicnbsp;abricoos alleen uit het eerlle, een perfik uit het tweede, en een peer uithefnbsp;derde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

anderen, leert fulks die bekende waarneminge der Hovenierengt; dat als het kleine Hammetje van de oculatie of knop algefcheurt is, en binnennbsp;de baft het holligheitje, daar het in geweeft is, ligh ledigh vertoont, deo-cuUtie niet aangaat of voortwaft, fchoon al den boom kragtigh genoegh is.

-ocr page 633-

Van ie Plantm^' nbsp;nbsp;nbsp;^op

li fal nu (het geen met regt foude kunnen gefchieden) hier nkt vragen aan een Atheift, of het by een redelyk menfche denkelyk is, dat het geflelnbsp;Van defe knoppen (waar van elk dien ganfchenboom in het klein bevat, welke door de vervullende cn voedende lappen daar uit voortgebragt cn als uit-gerolt werd) by geval en fonder een wysbeit, die het groeijen vanbootnen,nbsp;takken en vrugten daar in beoogt heeft, ook gemaakt foüde kunnen fyn?nbsp;en foo dit by hem ftaande gehouden werd, of men niet een alderkonftigftnbsp;Horologie voor foodanigh met even veel reden, of liever met even veel onrede-lykheit, foude kunnen houden? maar om alleen uit de voorgaande aanmer-kinge der knoppen aan een ongelovige te doenfien, dat de booraen bequaamnbsp;fyn om ongelyk meerder te doen, als men nu in haar ondervind j indiennbsp;men onderüelt, dat den eerllen tak van een oculatie of ente in het eerde jaarnbsp;tien knoppen draagt , en elk van defe weder in het volgende jaareentakmeenbsp;tien knoppen geelt, en foo voort tot twaalf jaren toe, welke maar een kleinnbsp;gedeelte is van de •jaren, die vcele boomen bereiken j fullen in het laatfie ofnbsp;twaalfde jaar 1000,000,000,000 of duilent maal duifent millioenen knoppennbsp;aan den boom figh bevinden i die elk een of meer vrugten fullen kunnennbsp;voortbrengen volgens het geitel des booms.

Men fegge hier niet tegen, dat foodanigh een boom, die uit al fyn knoppen takken maakt, een al te digt en geheel verwan bofch foude werden, om vrugten te kunnen voortbrengen; vermits boven dat men niet kan leggen,nbsp;hoe den groei van de boomen foude gefchict hebben, als defelve van dennbsp;vloek bevryd gebleven waren, alleen het meerder werden van de lengte dernbsp;takken tulTchen twee knoppen dit foude kunnen weghnemen. En indien men,nbsp;om alles toe te geven, ftelt, dat de drie hoogfte knoppen van eiken tak al-

ven.


leerr hout-knoppen fyn, en van dc Teven onderlfe vrugten voortkomen op fyn tyd, fal den boom op defe, of ook andere wyfen lugtsgenoegh tullchenfynenbsp;takken hebben; en na twintigh jaren geftaan tc hebben, fonder de vrugten,nbsp;die in andere jaren gewalfen fyn, te rekenen, in het twintiglle of laatftejaarnbsp;feer veel duifenden millioenen vrügtcn uit foo veel knoppen kunnen ge

Immers dat ’er tegenwoordigh ontelbare knoppen van eenhoornmdefelve ledigh blyven en fonder dienft tc doen, is te fien, alsmenvaneet.e te ^'^0nbsp;tigh is, de grootfte en meefte takken af kapt; wanneer men eennbsp;meenigte van jonge takken op verfcheiden plaatfen fal lien

men. Nu dat defe niet fpruiten kunnen als te nbsp;nbsp;nbsp;j moeite wil

pen geweeft fyn, fal klaar genoegh aan ymand blyken, ff nbsp;nbsp;nbsp;J

er aan wederfyden in den loom van eiken rak, H h h hnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar

nemen van een dunnen tak met een fnede door fynen knop he . overlangs te fplyten; het welke hem toonen fal, dat inde knoppen a leennbsp;de doorgangen fyn, waar door de hout-vefelen of pypen figh na Dmtaikunnen begeven. Behalvcn, dat ’er nogh veele kunnen fyn, die onsgeligtonbsp;niet aanwyfen kan; gelyk

-ocr page 634-

êió nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUWING E.

daar hyophet hout (Iaat, twee van weinige aangemerkte knoppen fyn. Welke, als de tak op de dikte van een ryksdaalder dwars afgefneden werd, altyd meeft twee vrugt-takken geven j of ook eene, na v/elke fyde des booms hetnbsp;den fnoeijer gelieft, als hy de andere knop met het mes weghneemt. Siet denbsp;la ^intinye over defc laatile, Pari. IV. Cap. XV 11. en XXL

Die over de tegenwoordige vrugtbaarheit der boomen yets by na onge-loofFelyk wil fien, kan de A£la van de Koninklyke Franfche Academie’^ van de jaren 1700, en 1701 na flaan. Alwaar hy ook het feJve in de moeskruiden,nbsp;luringh, pieterfelie, enz. fal bewefen vinden door een rekeningh, die op denbsp;meenigte der takken en uitfpruitfelen in afgehakte boomen of afgefneden kruiden , en het tellen van het faad dat een tak der felver draagt, als op harennbsp;grond gemaakt is j boven dat aldaar de wondere vrugtbaarheit van een tar-we-graan in veel airen, boven het getal van die wy géwoonlyk daar uit fiennbsp;voortkomen gemeld werd. Wy fyn hier reets te langh geweeft ora dit alhier uit te breiden.

§. 47. Om te eindigen j laat ymand die dit voorige, en het geen wy uit de ASla van deFranfchenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aangehaalthebben, gelefenheeft, ons feg-

gen, of hy niet moet bekennen, dat de planten tot veel grooter laken uit haar maakl'el bequaam fyn gt; als fy uitvoeren, immers die lbo nauw op allesnbsp;lettende Heeren en Leden van defe Academie hebben getoont daar van overtuigt en verfekert fyn, beginnende met denjare 1701, pag. 516.een nieuwenbsp;verhandclingh met defe woorden: Geen plante komt oit tot fyn geheeïe volko-menheit., in vergelykinge van de deelen^ welke fy heeft. Waar uit dan eerftdienbsp;voorgaande tegenwerpinge opgeloft werd j en blykt, dat fchoon ’er onver-gelykelyk meer menfehen in de wereldwaren, degewaflenmeeralsmagtighnbsp;fouden fyn om defelve te voeden, indien fy in volkomenheit deden al het gene uit haar maakfel bewylTclyk is, dat fy doen fouden kunnen. Ook is het waar,nbsp;dat ’cr een reden moet fyn of kragt in de Nature werkende j welke belet,nbsp;dat onder foo veel duifent gewafien, in foo veel duifenden jaren nauwlyks ofnbsp;niet eene oit gedaan heeft, waar toe fy gemaakt fcheen te wefen, of alle hare knoppen in haar begrepen fynde heeft doen uitfpruiten en vrugt dragen.nbsp;Laat nu een Atheift of Ongelovige aan ons die reden toonen, en de nootfa-kelykheit, waarom dit bcletfel, niet tegenftaande het gcftel der boomennbsp;ontegenlprekelyk tot yets anders leid, in de Nature moeftplaatlc hebben. Indien men dit aan de gebrekkclykheit van de fonne, de lugt, de aarde toe-fchryftj foude het immers leer waarfchynelyk wefen, dat daar foo verfcheideonbsp;Climaten en gronden fyn, wd oit een eenige boom foude gevondengeweeftnbsp;fyn, welke hadde kunnen doen, dat fyn maakfel medebrengt. ’tGeennum^*^nbsp;fynde, fal hy ten minften moeten erkennen, dat de fake felfs toont, dat dienbsp;dit van den vloek des vertoornden Godts, gelyk het H. Woord dat leert,nbsp;afleiden, eene reden ftellen, die aan al het geen anders voor ydernbsp;en blyft, de meclle klaar heit geeft j of hy fchoon de waarhelt daar van mee

-ocr page 635-

Van de Planten. nbsp;nbsp;nbsp;' €t f

wil toeftaan. Immers het geen niet geloochent kan Werden, is, dat dit in den beginne van de wereld gegeven vonniiTe tot nogh toe ontegenfpre-Icelyk fyne uitvoeringen heeft j en dat foo doorlugtigh een Man, die foo veel eernbsp;te verliefen hadde, als den Schryver van defe Boeken, al meer als een men-fchelyke verfekcrtheit van het geen in de Nature namaals gefchieden fougt;nbsp;de moet gehadt hebben die eea fake, waar tegen alles wat onder de men-fchcn cenige verhevenheit van verftand hadde, van den beginne aan tot nunbsp;toe figh ftellen foudc, met foo veel verfekcrtheit heeft derven voorfeggeuinbsp;Want dat, foo langh dewereld gedaan heeft, yder, dieeenighlints metdennbsp;landbouw te doen hadde, fyn verftand enkragten ingefpannen heeft om middelen uit te vinden, waar door de vrugtbaarheit van de nutde gewaden vermeerdert, en die van de fchadelyke vermindert foude kunnen werden, isnbsp;buiten eenige twyffel.

§. 48. Nu fcheen alhier nogh vereifcht te werden, dat wy yers van de Planten feiden, welke men bevind op de grond van de zeëntewaflèn. Dienbsp;daar van een korte verhandeling gelieft te lefen, kan delelve in de A5ta vannbsp;de Franjfche Koninklyke\ Academie y Ao. 1700. vinden. Alwaar defelve als foonbsp;veel wonderen aan yder moeten voorkomen, als fonder yets dat na een wortel gelykt, en op yets dat ganfeh onvrugtbaar fchynt uufpruitende : nadiennbsp;defelve alleen met een gladt rondagtigh bladt-wyfe geformeert plat lichaam-tje, geen wortel-vefelen ergens vertoonende aan rots-fteenen, keyen, zee-hoornen en andere harde lichamen vaflgehegc fyn; die niet het aldermin-fte fap om haar te voeden, fchynen te kunnen toebrengen. Vier vërfchei-dene foprten van dele vind men opgetelt in de waarnemingen van de Heernbsp;Tournefort, ter aangehaalder plaatfe.

Het geen nu tot ons ooghmerk in defen dient, is, dat (om aan de loochenaars van de Goddelyke volmaaktheden onwederfprekelyk te bewyfèn , dat

de planten nogh by geval, nogh door eenige figh onbewufle noot-wet voorc-gebragt fyn) het den grooten Maker derfelver gelieft heeft door defe tetoo-nen : Eerfi^ dat daar alle andere gewaflen nootfakelyk de lugt tot haar leven fchynen van noden te hebben, fyne onbepaalde en enkel na den raad fy-nes willens werkende magt aan defe niet gebonden is geweefl} doende ten dien einde in en op de diepfte gronden van de zee gewaflen uitfpruiten en leven , daar alle andere fekerly k fouden moeten fterveii. En ten anderen.^ om te doennbsp;flen, dat een losgeval hier geen plaatfe konde hebben, heeft hy alle werk-tuigennbsp;in haar gelegt, welke vereifcht werden om het groeijen, het voort-teelen en hetnbsp;verder famen-ftel van een bepaalde zee-plant aan haar te geven. Het fclve bewysnbsp;is uit,de Viflehen met in de lugt-levende Dieren vergeleken fyiide, ookbo-ven genomen, en uit die beide blykelyk, dat defe Wysheit nogh aan eenighnbsp;getal, (alfoo der viflehen en zee-planten ontelbare fyn ) nogh aan eenigenbsp;foorte (waar van in viflehen en zee-planten foo verfcheidene lyn) bepaalt isinbsp;«ïaar alles tot Haar eere, cn na Haar welbehagen magtigh is te doen.

Hhhh i nbsp;nbsp;nbsp;§. Om

-ocr page 636-

öii • nbsp;nbsp;nbsp;XXIV. BESCHOUW INGE.

ï»

5}

5gt;

«

3)

33

33

33

33

13

§. 49. Qm dan van dit alles (namelyk van de planten en dieren, vaowelke laatÜe wy in de voorgaande verhandelingh gefproken hebben) een befluit tenbsp;maken •, en te ficn wat foodanige Mathematici daar van gcoordeelt hebben,nbsp;die onder de Onderfockers der Nature indeeerfterangh vanydergcftelt werden j kan ymant de volgende woorden van den Heer Huigens^ in fyn Cofmo-tbeorospag. 18, en ip. na lefen ; ,, Niemandfal^ foo ik denke^ loochenendatnbsp;het maakfel^ het leven ^ de wyfe van'majfen en voort-teelen in planten en dieren y ets grooters f en meer te verwonderen is^ als levenloofe lichamen-, hoe welnbsp;defein grsotheit aanfienlykerfyn, gelyk bergen, rot [en, zee'n enz. Ookblykt'het,nbsp;dat in beide defe foorten van levendige faken de Heerlykheit van de Goddelykenbsp;yoorfenigheit en Wysheit, veel anders en uitdrukkelyker gefien werd. Wantnbsp;of wel een navolger van Democritus, of ook van Cartesius miffchiennbsp;foude kunnen feggen •, dat om te toonen, hoe het geen wy in de aarde en ook innbsp;den Hemel ften, fyn beflaan gekregen heeft, hy niet anders van noden heeft, alsnbsp;kleine lichaams-deeltje, en beweeginge-, fal hy dit egter tot planten en dierennbsp;vergeefs tragten toe te pajfen-, nogh van haar eerfle worden en maakfel yetsnbsp;waarf chynelyk kunnen byhrengen. Vermits het al te klaar blykt, dat foodanigenbsp;faken noit uit een lofe en gevallige beweeginge der lichamen hebben kunnen voortkomen-, nadien in de/elve alles tot fekere einden en ooghmerken gefien werd be-

33

kwaam gemaakt, en toegepaft te.wefem met de aldergrootfte voorftgtigheit, en een doordringende kennife van de wetten der Nature, en der Wis-kunde. Opnbsp;dat wy nu van de wonderen in haar voort-ieelinge niet en fpreken.

Ik hebbe defe plaatfe, van welke foorte ik veele uit andere en feer groote CH geagte Philofophen foude kunnen bybrengen , alhier geoordeelt van eennbsp;voornaam nadruk te moeten wefen.

Eer ft, op dat een ongelukkighAtheift hier uit mogte leeren, hoe los dien waan is, waar mede veele van haar figh gewoon fyn te vleyen; namelyk, dat denbsp;grootfte verftanden met haar in het felve gevoelen fyn: nadien men alhier eennbsp;foo groot, en by de geleerde wereld foo beroemt een onderfoeker der Nature, by welke weinige van defe Godtloochenaars figh in wetenfchap foudeonbsp;derven vergelyken, op een regt andere wyfe, als hare ongegronde gedagtennbsp;medebrengen, van een Goddelyke Wysheit en Voorfienigheit hoort fpreken.

Jé» anderen, om dat dit ftraks gefeide toont, met hoe veel reden de On-godifterye by haar felfs vanmisflaghenvalsheitverdagt moet fyn: nadien foo groote Wis-kundigen fiet openbaarlyk erkennen, hetwelk een Godt'nbsp;verfaker loochenen moet, indien hy figh eenigfints geruft fal kunnennbsp;len.

ften,derden, fal yder, die dit boek van de Heer Buigens gelefen heeft, moeten toeftaanj dat in het felve een leer forgvuldigh onderfcheit gemaaktnbsp;werd, tulTchcn het geen bewefen kan werden waar te fyn, en het geen on-feker is, en niet als voor een enkdegiftnge kan gehouden werden. Nadiennbsp;defen groeten Wis-koftenaar yeele van fyne daar in voorgeftelde gedag-

-ocr page 637-

Van de Planie». nbsp;nbsp;nbsp;lt;5i 5

ten, niet hooger als voor onfekerheden engiffingen, met uitgcdruktc woorden wil gehouden hebben.

Een Atheift onderfoeke nu figh felfs , of hy op verre na foo veel fchyns aan fyn gevoelen kan toebrengen, als hier aan defe gillingen gefchiet is gt; en hynbsp;vergelyke het eene by het andere.

Defen Heer Autheur (op dat wy dan defe vergelykinge verder opmaken) ftelt in fyn Cosmotheores eenige vafteWis-kundigeendoorondervindingeontwyffel-baar gewordene waarheden voor uitj cn toont, hoe fyne gillingen daar mede kunnen over een komen. Nu wat heeft oit een Atheift diergelyks kunnen doen? dewyl hy noit yets anders, alslyneenkelegedagtcn, ten grond vannbsp;fyn gevoelen heeft kunnen ftèllen.

Verder, indien de Heer Huigens ftelt, dat ’er geen onmogelykhcit in de Nature kan aangewefen werden, Van dat 'er in de Planeetcn Landen, ook Zeen,nbsp;Dieren, Planten en diergely-keifyn. Hy toont ook by een onloochenbare er—nbsp;varentheit, dat yets gelykformigh óp den aardkloot gevonden werd. In tegendeel, een Atheift houd.ftaande, dat foo verbaaftmakpnde konft-werken,nbsp;als Dieren en Planten fyn , by geval immers fonder wysheit des Makersnbsp;voorigebragt fyn 5 waar in egter foo veel gepafte werk-tuigen, foo veel ver-fcheiden beweegingenylallc tot het felfde einde dienende, gelien werdén: ennbsp;tot nogh toe is diet in fyn magt nietgeweeft, in veel minder konft-werken,-in Horologien, in Molen-werken,, in het eenvoudige geftel-van huilenennbsp;kamers, die in getal van wérk-tuigen enveelvüldigheitvanbeweegingenbynbsp;geen Dieren of Planten in vergelykinge kunnen komen, yets diergelyks aannbsp;te tconen , dat op die wyfe geworden is.

Einddyk, niet tegenftaande dit alles, erkent défen Héér alle fyne fpecula-tien voor giffingen j en een Atheift , die op veel na foo verre niet komen kan ,, en de gelykformige ondervindingen volkomen tegen figh heeft,, wil fyne ge-dagten voor onwederfprekelyke waarheden gehouden hebben, felfs met gevaar van .een. eeuwige ellende.

nu aan hem felfs, indien hy regt wil öordcelen, op hoe fwakken grond hy het geluk of ongeluk yati een toekomende eeuwigheic waagt j cn.nbsp;wen c e van herten, dat hy dit alhier gefeide niet los en onagtfaamovcrle-isi. maar m eenigheft fyiïe sedagten ernftclyk daar over late gaan 3 of het den:nbsp;grooten Godt mogte gelieven figh fyner te ontfermen.

Hhhh J XXV. B E-

-ocr page 638-

'614

XXV. BE SC HO UW INGE.

. nbsp;nbsp;nbsp;, ;E '

Van den figth^ten Hemel.

Job. XXXVII. 3.

Jacob. I. 17.

Jefai03. XXX. 36. '

Habacuk. JII. ii.

Plkknl GXXXrX. 9.

Hét iigt-ISopt volgens regie Imen.

job.xxx-vH: 3. •

Genes. I. 18. nbsp;nbsp;nbsp;,

Het vyer by, of van het ligt. Experimenten.

Overtuiginge- daar uit.

Jefai®. XXVlI. 'ii.quot;

Malach.;!. 10: nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- 1

Veelheit van hep Ugt,

Overtuiginge daar uit. ¦

'Nut van de divergentie des ligts. Eigenfchappen dep'eJfs.

En twee groote gebruiken.

Refraéiien en nuttigheden.

¦Reden, der hoekrnaten.

(Mightelykheit der oogen op het ligt. RepeSfeerendè kragt'tnde Ut hamennbsp;Lugt onjigtbaar.

If^ndereren der refteAie.

Ligt fetfigh-tot vajk lichamen. Experiment.

.Genes. I. 3.

Matth. Vl. 23,!

Lucas. Xl. 3f.

Optifche experimenten voorby gegaan-Donkere kamer.

En overtuiginge daar uit.

Der ligt-ftralen eigenfchappen in opquot; Jigt van de couleuren.nbsp;Ligts-verdeelinge in het Tdandfih*nbsp;Kryjlal.

Job. XXXVIII. 24.

Job. XXXVIII. 24.

Proverb. XX. 20.

Ezechiel. XXXII. 8,

Joel, II. 10. nbsp;nbsp;nbsp;„ ^

y4. Nut'

1. /~^Terga»gh tot de IVereld in't gemeen', en deHemel-lig-ten in het byfonder,

.2,. Overtuiging uit het gejigt dejfelfs. ,

3. nbsp;nbsp;nbsp;Sons meerder grootheit als des Aard

kloot s uit de Eclipfen bewefen. nbsp;nbsp;nbsp;3.8.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Sons grootheit uit de AJironomie.

f. nbsp;nbsp;nbsp;Is met genoegfaame fekerheit, meer als ' 2.s).

IÖ0000 malen greater, als den A ard- nbsp;nbsp;nbsp;3®-

kloot.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit dit gefeide.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^‘

7. nbsp;nbsp;nbsp;Affland der Sonne van den Aardkloot. • ‘ 32.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Overtaiginge uit defejve.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

g. ,lVy onderftellen gemaks-halveageen fill-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3^.

'pdande Aarmloot. nbsp;nbsp;nbsp;. 34'

10. Dagelykfen omloop der Some. . nbsp;nbsp;nbsp;is-

ir. D^pilfs jaar~hop , irfwykinge en p 3^-jaar-getyden. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;H

13. Kjrootgebrutk daar van.

13. Overtaiginge uit het te vsgt;rengefeide. ,39. iA. Morgen~en avond-fchemering, -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;40.

I?. Job XXXVIII. 12, nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;41'-

16. nbsp;nbsp;nbsp;Job.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XXVLnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4Ï.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Job.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XXVIILnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;43-

18. nbsp;nbsp;nbsp;Job.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XXXVin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;9.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVIII. 19. 20.

20. nbsp;nbsp;nbsp;Onmagt -van onfe verbeeldingh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;45”.

21. nbsp;nbsp;nbsp;Hoe veel tyd een kanon-kogel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;emnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;44.

de Aarde tot de Sonne te komen, van mden heeft.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47.

23. Hoe veel tyds een /chip of dier,dotnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fo- ' 4^

mylen in een etmaal loopt.

En overtuiginge. nbsp;nbsp;nbsp;49'

23. nbsp;nbsp;nbsp;Ligts fnelheit.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Ltgt loopt waarlyk voort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;5'0.

Experiment.

25. nbsp;nbsp;nbsp;Wtti te vervjagten was, indjen hethgt -yi.

by de fon pgh tot een Ikhaam aan 5’2. een hegte.

26. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuig tnge uit het felve.

37. Pfalm. XLIII. 3. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:


-ocr page 639-

5'4. Nuttigheid der Ma»e.

Overtuigi»ge, en Eclipjen,

5-6. Der felver nuttigheden. yy. Maan-ligt fonder warmte.

Maans affiant en grootheit. j-p. IVaarom het -Maan-ligt niet warm is ?

60. nbsp;nbsp;nbsp;De oorfaak van ebbe en vloedt niet

onderfogt.

Pfalm. XXXIII. 7.

61. nbsp;nbsp;nbsp;Genes. I. 16.

62. nbsp;nbsp;nbsp;Genes. I. 14.

Jereinise. X. 2.

63. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVI. 32.

64. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVI. 33:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

ófSonne duijlering in des Heeren J’efu lp den, Matth.XXVlI.4j'.

66. nbsp;nbsp;nbsp;Deuterqn. XXXIII. 14.

67. nbsp;nbsp;nbsp;Twee famenftelfeh der wereld.

68. nbsp;nbsp;nbsp;Onmeetelyke grootheid des Sterren-He

mels.

69. nbsp;nbsp;nbsp;Van het verfchil-ftgt der vafie Sterren.

70. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. XXV. 3.

Pfalm. GUI. II. letemiffi. XXXI. 37.

71. nbsp;nbsp;nbsp;üf den Sterren-^Hemel-vajl, of vloei

ende is.

]ob. XXXVII. 18.

72. nbsp;nbsp;nbsp;fVaarfchynelyke reden ^ of defelve niet

wel vajle rnogte ^n.

73. nbsp;nbsp;nbsp;Verhalende grootheit en afjland der

Sterren.

Overtuiginge uit het gefeide.

Job. IX.'p. 10.

76. Genes. XV. ƒ. En meer plaatfen, -j-j. Ontelbaarheit der Sterren.

78. Overtuige dfir uit.

7p. Of de Sterren in grootheit verfchillen

ï Cormth. XV. 41. nbsp;nbsp;nbsp;;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ ¦

80. Verankrmgh in de uafie Sterren. -

Van dett figtharsn Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;ö i f

' En overtuiginge.

81. nbsp;nbsp;nbsp;Jöb. XXXVIII. 3f-

82. nbsp;nbsp;nbsp;Planeeten.

83. nbsp;nbsp;nbsp;Xdrootheit der felver.

84. nbsp;nbsp;nbsp;Tyden van haar omkopen \ en derfel-ver tfjianden van de Son.

.Snelheid van Venus en Jupiter.

%(ii ~,De. uitrekeningen daar van.

87. nbsp;nbsp;nbsp;Snelheid Van een omlooper van Jn-piter

88. nbsp;nbsp;nbsp;Virfchrfkkelyke kraght, die vereifchtnbsp;' werd om Jupiter te beweegen.

89. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge mt dit alles.

. Jefaits; XL. 26.

90. nbsp;nbsp;nbsp;Uitvlugten der ongodifienen derfel-, süer grpnden.

91. nbsp;nbsp;nbsp;Eèijffj bèandvjoord door de hreede-loopnbsp;’ ' 'der plane eten.

92-. Deffelfs eigenfchappen, 3,

93. Overtuiginge uit defelve.

94- Tep tweeden, door hare geduurige nadertngh na de Sonne.nbsp;pj- Ten d^den,Voo»' haren loop in eennbsp;Ellipfis.

96. nbsp;nbsp;nbsp;Ten vierden, om dat hare verjie punten na Verfcheiden oorden des Hemelsnbsp;Jlrekken.

97. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuginge uit dit alles.

98. nbsp;nbsp;nbsp;Judas, vers 13.

Duijierheit der Planeeten.

74-

IS-

99. nbsp;nbsp;nbsp;Jefaiae. XIV. 12.-100 Apocaiypfls. XXII. 16.nbsp;roi. jQb. XXXVIII. 32.

JOi. Niets van de Cometen.

Het drajen der Planeetenomhareaffe. ÏO3. Snelhèït van Saturnus en van fyn:nbsp;tingh.

104. Overtuiginge uit het te voren gefeide

10%, Pfalm. GXV. 16.

M nu tot het wohder-geftel van den Heerlylcen Hemel óp te

§. I.

OlcHmm nbsp;nbsp;nbsp;^^lt;^*- wonqcr-genet v'rtu utii tit. -------^

en, en daar door op eenóvertuieende wylêaan alle,die noeh.

heerlyk en magtigh Maker en Regeerder van pn 4^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;n ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ jnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;te wcrdenj-als de oogen om hooge heffen.,

fel V nbsp;nbsp;nbsp;4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tê befehfemwehieD daar in de ongeloof -

beh grootheit van dat-óflmeet^lykeruim en vari de ligten die in het felve fyn^, Sonnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver wonfe yke glanïch’vah déjê laatftc'j - de uitwerkfelen, die de

en Mane j tiftucfiien oofe aiiderc, op 016» Aardkloot te wege brengen 5^

de.

-ocr page 640-

XXV. B E S c H O U W INGE. de ondenkelyke groote fnelheden, die een menfchelyke verbeeldingh IigHnbsp;nauwlyks voor kan ftellenj en in dit alles de juifte 'waarneminge van foo veelnbsp;wetten en wegen, door foo veel van figh felfs onbewufte, foo tot verbaat!*nbsp;makinge toe groote en met foo gruwfaara een veert, welke die van een kanon-kogel verre overtreft, vponvliegende licharnen, foo veel eeuwen langhnbsp;gehoorlaamt, fonder in het minfte ergens afgeweeten te hebben. En fal ditnbsp;ten miniten een Atheift moeten doen erkennen, indien geen aanbiddely keennbsp;magcige beiiieringe in defen allen plaats hadde, en dcfe gevaartcns, behoudens die fnelheden en grootheden, welke fy hebben, alleen by geval bewogen wierden, dat fy tegen den anderen ook by geval fouden kunnen aanbof-fen; en het daarom veel beter voor yder foude wefen .noit geboren te fyn,nbsp;alsin vrefe te leven,, dat oityets foodanighs aan den Aardkloot, die fynewoon-_ plaatfe is, mogte overkomen.

§. z. En fchoon men al fyhe gedagten foo verre ,niet liet gaan, op dat ik my alhier van dat nadrukkelyk bewys bediene, het welke Cicero in iynBoeknbsp;de Natura Deorum gebruikt heeft j een Atheift ftelle figh voor, dat hy vannbsp;het begin fyns levens in een bcrgh-hol geweeft en ge woont hebbej daarnbsp;men geen andere couleuren, als die van de onaangename rotfen j geen andernbsp;ligt, als dat van lampjes oit geUen heeft. Indien nu door het van een fply-ten defes berghs, of anderfints gclegentheit aan hem gegeven wierde, omnbsp;daar uit te komen j en hy de lu^t aanfchpuwende, dien 'foo vol glanfch ennbsp;fchoonheit blinkenden vuur-kloot, die heerlyke Sonne door den Hemel faghnbsp;rollenj welke den ganfchenligtbarcn Aard kloot verligtc, verwarmde, dedcnbsp;vrugtbaar fyn, en bekwaam maakte om aan menfehen en dieren haar voed-fel te geven j en daar en boven aan hem het liefFelyk groen van boomen ennbsp;velden, en de bekorende aangenaamheden van fobverfcheidentlykgeverwdenbsp;bloemen te yertoonen; foude hy, na dit alles gefien te hebben, fighvaneennbsp;ontroerende verwonderingh en die gedagten kunnen onthouden? hoeonden-kely k groot cn heerly k die Maker wel moet fyn, welke dit alles, op foo verruk kende een wyfe geformeert heeft.

En fal een hartnekkigh Godtloochenaar al meer moeite vinden, als hy ligt foude willen bekennen, om van figh felfs te kunnen geloven} dat, alsnbsp;hem dit alles op dele wy(e voor de eerfte maal voorkwam, hyfoodanigege*'nbsp;dagten van hem foude kunnen weerenj hoe verfchrikkelyk fy ook voor hemnbsp;mogen wefen. Hy overdenke dit by figh felfs, en oordeele, of het da-gelyks gefigt daar van hem niet meerder tot een Godt behoorde op te heffen.

§. 3. Hoe vaft en onwederfprekelyk een bewys nu uit het enkel aanfieu des Hemels voor yder daar in leggen magh} dat het een groot, raagtnbsp;aanbiddelyk Maker moet fyn, die defe heerlyke ligten, en infonderheit denbsp;Sonne gemaakt heeft, en daar door foo veel .iweldaden aan die den Aardkloot

bewoonen, dagelyks bewyftbijs’er egter een grpote dwalinge, welk®

-ocr page 641-

Van dm figtlaren Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;6ty

meefl: alle menfchen belet over defe faken na waarheit te kunnen oordeelen. Endefeis datkinderlykvoor-oordeel, het welkeons van jonghs af de Sonnenbsp;doet aanficn, als een lichaam ontrent een voet of anderhalf breedt fyn-de: waar uit die gedagten in veele veroofakt werden, dat fchoon de Sonnbsp;foo veel nut doet, egter defelve foo grooten bewys om fyne kleinheit nietnbsp;en geeft, van een foo alles overtreffende magtj als men daar uit in den Maker wil erkent hebben.

Maardieuitde Maan-eclipfen weet, dat de fchaduwe. Tak XIX. Ftg.z. welke de Son D G den Aardkloot aan de eene fyde A F Z befchynende, aannbsp;dellèlfs andere fyde in A L Z maakt, van den Aadkloot A Z na L toe ge-duurigh fmalder werd; en in een punt L als eenen kegel A L Z uitloopt}nbsp;fal fonder de Optka(daar in dit bewefen werd) veel te verllaan, wel haafl kunnennbsp;afnemen, dat de Sonne D G veel grooter moet fyn als den gehcelen Aardkloot,

Want indien defelve Sonne in bare dikte ^^gelyb was aan den Aardbodem AZ;is het blykelyk, dat de fchaduwe als dangelyk AMNZfynde, overal, of in MN foo dik als AZ foude wefen, en geduurigh blyven.

En indien des felven Sonne dikte a a kleinder was, als die van den Aardkloot AZ; is het klaar genoegh, dan de fchaduwe als dan van den Aardkloot af na P O en verder geduurigh breder foude werden.

Soodat, dewyldoor ontegenfprekelyke waarnemingen indeMaan-duifle-ringen bevonden werd, dat de fchaduwe in dikte niet gelyk blyft aan den Aardbodem ; nogh grooter werd in meerder veerheit van den Aardkloot }nbsp;maar dat fy onwederfprekelyk fmalder werdende, eenen in een punt L uit-loopendekegel ALZ uitmaakt; fal het by yder, die dit begrypt, ontwyf-felyk genoegh fyn, dat de Sonne DG grooter is als den Aardkloot A Z.

Dit te weten, falymand miflehien van dit voorfeide kinderlyk voor-oor-deel wel eenigfints kunnen verlo0en, en met veel verwonderingh over de magt des Regeerders, de Sonne indie grootheit aan figh felven doen voorftel-

len. Dogh met veel meer nadruk fal dit moeten gefchieden, als ymand weer, dat volgens gewiffe Aflronomifche waarnemingen, men veiligh defe Sonne te-dert duif ent malen grooter, als den Aardkloot ftellenkan. Ik weet wel, datnbsp;dit aan onei vareneinde fterre-kunde niet anders, als geheel ongelooffelyk moetnbsp;Voorkomen; eerfl.^ omdat de grootheit der Sonne by de Oude maar i66 ofnbsp;nogh minder malen geflelt werd den Aarkloot te bevatten. Ten anderen^ omnbsp;dat het verlchil ylfronomi felfsover de grootheit van de Sonne, harebefluit-

ten by ongeoeflfende voor foodanige doet aanfien, daar men in het geheel niet

Veel ftaat op maken kan

Om defenaanftoot wegh te nemen, fullen wy, foo veel de kortheit van dit bellek lyden kan,devaflheit van hetgefeidetragtenaan tetoonen; en fchoonnbsp;*nen wel de nette grootheit der Sonne niet weten kan,dat het egtergenoegh be-Wyffely k is, dat 1 ooooo Aardkloten te famen genomen, ten minüen niet grooternbsp;fyn,als het lighaam der Sonne.Dogh die uit de Aflronomie dit felfs genoegh we-kunnen defe betooninge voorby en tot dc volgende§,lt;S.over gaan.

liii nbsp;nbsp;nbsp;KORT

-ocr page 642-

6i8

KORT VERTOOG,

Van de gegrontheit der Aftronomifche befluiten^ ontrent

D E

GROOTHEITder sonne.

§, 4. quot;pv At de Sterre-kundige in hare rekeningen ontrent de Sons grootheit de-¦ J telfde gronden gebruiken, als de Land meeters in het mecten van de hoogte van een toorn, berg, of diergelyke, is by alle, die het verftaan, eene bekende fake, Waarommen van de befluiten , die fy maken, even feker kan tyn ,nbsp;als fy maar hare waarnemingen met foo weinigh misflagen kunnen doen, als denbsp;Landmeeters,

Om dit wat klaarder te toonen.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Sy nemen den Aardkloots halven middel-lyn AB, Tab. XIX. Eg. 3. voornbsp;de eeKheit, om de grootheit der Sonne BG in opligt van defelve te bepalen.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Verder obferveren fy op verfcheiden wyfen (welke wy hier niet befchryven)nbsp;den hoek ACB; die aan het middel-punt der Sonne C gemaakt werd, en de halvenbsp;dikte des Aardkloots AB bevat. Welke by haar den hoek des Parallaxis oldeamp;Eer-

genaam werd. Omdat als men langs de linien AG en BG, die defen hoek maken (en by gevolge uit het opperwlak des Aardkloots in A, en uit deïTeifsnbsp;middel-punt B) na bet mtddel-punt der Sonne C liet; het felve middel-punt C voornbsp;die uit A liet, dc plaatfe 1; en voor die uyt B liet, de plaatfe F in den Sterren-He*nbsp;mei KL foude fchynen te bedekken. Welk verjchil des Gefigts FI fy dm Paral'nbsp;laxis oi Ferfchil-Jigt noemen: en dewyl den hoek ACB daar door bepaalt werd,nbsp;fyn fy kortheits-halven meermalen gewoon den felven naam aan delen hoek t®nbsp;geven. En wanneer fy defen hoek ACB op eenige hoogte der Sonne boven dennbsp;i/onzo» mogten gevonden hebben; rekenen fy, boe veel defelve bedraagt, als hetnbsp;middel-punt der Sonne C in den Horszo» AI ligh bevind; en noemen als dan defelv®nbsp;Parallaxis Honzosstalls^

III. nbsp;nbsp;nbsp;Defen hoek is eerft waargenomen by de Oude tot Tyche Brahe toe {Pregy*^-

uasm. pag 40) ontrent nbsp;nbsp;nbsp;j Minuten.

En van Longomontanus ( Aftron. pag. die een Difcipel van Tycho was, vermindert totnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2 Mln. 40 Seconden.^

Van Keplerus daar na door andere waarnemingen bevonden niet grooter te kun* nenfyn, als vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i Minute.

Waar van men fjnEpitom. Aflron. pag. 479. en 88y kan na lien.

IK Naderhand een andere waarncmings-maniere, door den afftand der vonden fynde, die foo groote misflagen als de voorige niet onderworpen w^s, is ly^

-ocr page 643-

Ontrent de Greotheit der Sonne. nbsp;nbsp;nbsp;19

bevonden van RUehJus, niet meerder te kunnen fyn, als van

30 Seconde» f of een hnlve Minute.

Sietde Aftronomie van Dechales, pag. 421 en 422.

Het geen nogh met veel toegeventheit dus is vaft geftelt, om dat defen hoek ACB, na defe wyfe van waarneminge, volgens het geene G. IVhijio» {Prteleéi.nbsp;firo». pag. 69} uit defe Autheuren aanhaalt by Ricciolus bevonden is van

Seconde» 10 Tertien.

En by nbsp;nbsp;nbsp;nogh kleinder vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;if Seconden,

Eindelyk is een ander maniere van de Heer CaJJini in Vrankryk door Verre-kyke^ met hare Kleinmeeters (^Micrometrd) verlien, en ook van La Hire tot Parys, Flamjledius in Engelandt en andere groote Mannen in gebruik gebragt. Waar doornbsp;men fonder vrees van foo veel gelegentheden van afdwalingen , met de uiterfte net-tigheit den felven hoek ACB kan waarnemen; ingeyalle fy maar om haar klcinheitnbsp;eenige bepalinge van ons, die den Aardkloot bewoonen, lyden kan.

Waar uit dan defelve by Flamjiedim (fiet IVhifto», Praledi, Phyjic. Mathem. pag. by Caffini [Ciet La Hire Tab. Ajiro». pag, 8) by Newton (fiet Gregory Ajiron.nbsp;P‘*S- 33'^) geftelt is, niet meerder te bedragen alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lO Seconde».

Huygens op den afftand der Sonne van 12000 Aardkloots diktens , foude die niet grooter kunnen ftellen alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;80/9 Seconde».

La Htre die aldaar fegt, dat na verfcheidene en feer veele waarnemingen vergeleken lt;e hebben, de Parallaxis der Sonne om hare kleinheit niet waarnemelyk is, ftelt defelve daarom nogh kleinder en niet meerder als vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6 Seconden,

VI. Soo dat uit defen allen klaar is, dat na mate dat de manieren fekerder, en de w«k-tuigen daar toe bekwamer geworden fyn; men bevonden heeft, dat den hoeknbsp;ACB der Parallaxis der Sonne al gevolgelyk waargenomen is kleinder te welen.

En daarom, dat men defe verfcheidenheit , die tulTchen de Ajironomi gevonden werd, wel voor een verfchil magh agten, fpruitende alleen uit de beter wylen ennbsp;inftrumenten; op en met welke de waarnemingen netter gedaan fyn, by de tegenwoordige a's by de Oude: maar fulks geenfints eene verwarringe kan noemen, gelykfom-mige onervarene gewoon fyn te doen; nadien de Oude alleen getoont hebben , hoenbsp;veel verder fy hebben kunnen komen, ’t Geen daar uit tenbsp;Oude ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vverden , om dat dit verfchil, infonderheit alleen tulTchen

Meiiwp nbsp;nbsp;nbsp;1 nergens na foo veel tulTchen Oude en Oude, of Nieuwe en

hebben ’ nbsp;nbsp;nbsp;wyfe van waarnemen gebruikt hebben, gclien werd plaatfe te

py/. Om nu voort te gaan.

dikVeTs nbsp;nbsp;nbsp;ABGA bekent hebben de halve

en weetende dat ^ ^ nbsp;nbsp;nbsp;Horizontale Parallaxis der Snnne ACB;

Horizon AI bevin^^ebbeïr^t! l'fquot; Sons middel-puntC in den figtbaren Hoor r j ’ hebben ly dan in defen driehoek twee hoeken en een fyde

^p'‘^er Sonne van den Aardkloot nu bekent fynde , die ook en fyde vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ehoek B D O B is, foeken fy inden felven nogh twee hoeken, die

a r nbsp;nbsp;nbsp;halve dikte DC der Sonne, te kunnen uitrekenen,

ZA. Om dele te vinden, fien fy met hare inftrumenten, waar van die der latere fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ohde verfchillen , den hoek DBG af; be-

^ecer^der^S ^ne ^ nbsp;nbsp;nbsp;der Sonne, en noemen hem den/riji* We» ü/»-

De helft daar van is den hoek DBG, of de Semi-diameter apparent f in Duits,

liii 2 nbsp;nbsp;nbsp;den

-ocr page 644-

özo nbsp;nbsp;nbsp;KORTVERTOOG

den fchynharett halven Diameter der Sonne, om dat hy deflelfs halven Diameter DC bevat.

X. In dcfe heeft figh met het verloop der eeuwen foo veel verfchil niet geopenbaart, als in die der Parallaxïs-, en is ook vervolgens na defe drie tyden , die wy onder denbsp;Waarnemers te voren by de Parallaxis aangemerkt hebben (wanneer de Sonne innbsp;middel-veerheit, of tullchen fyn grootfte en kleinfte afftand van den Aardkloot is}nbsp;den fchynbaren Diameter der Sonne of den hoek DBG bevonden by

31 Min. 20 Second. 3 a Min. 4/ Second.nbsp;31 Min.

31 nbsp;nbsp;nbsp;Min. j6 Second,nbsp;30 Min. 30 Second.

32 nbsp;nbsp;nbsp;Min. ly Second.

32 Min. II Second.

Ptolemaus (fiet Aflron. Copern, pag. 289) van Copernicus (fiet fyn AJlron. pag. 294 en 303) ontrentnbsp;Tychonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(Progymn. pag. 296)

En foo veel by Longomontanus {AJlron. pag, 299)

Ricciotus {Defchdles AJlron. pag. 433. Prop. XXFIl)

Huigeniui {Syjl. Saturn, pag. 78)

Newton (fiet AJlron. Grego/y pag, 336) die de waarnemingen van Cajfini en Flamjledius veel agt.

La Hire Tab. AJlron. pag. 22 ontrent

XI. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat degrootftefchynbarendiametervan3aMinuten4f Secondenfynde, metnbsp;den kleinften 30 Minuten en 30 Seconden, maar 2 Minute en ly Seconden fcheelt,nbsp;welkers helft voor den hoek DBG alleen een verfchil geeft van i|Minute, datison-trent deel van het geheel.

XII. nbsp;nbsp;nbsp;Daar de grootfte Parallaxis van 3 Minuten, en de kleinfte van 6 Seconden,nbsp;de eerfte wel 30 malen grooter is als de laatfte, gelyk uit III, IV, V te lien is.

XIII. nbsp;nbsp;nbsp;En foo is hier uit openbaar , dat de verfcheidenheit der waarnemii^en in denbsp;de fchynbaren diameters, wel eenigh, dogh klein; maar in den hoek der Parallaxisnbsp;een feer groot verfchil in de grootheit der Sonne geven moet-

XIV. nbsp;nbsp;nbsp;Ëindelyk, dewyl nu in den driehoek DBGD bekent is de voren gevonden fydeBG, of de diftantie van den Aardkloot; endelTelfs halven fchynbaren diameter ofnbsp;den hoek DBG; ook verder den hoek BDG,regt fynde om dat de linie BD den cirkel DOGnbsp;raakt. Soo fyn nu in den felven driehoek BDCB twee hoeken bekent en eene fy-de; waar door de derde DC, of de begeerde halve dikteder Sonne kan gevonden werden.

XV. nbsp;nbsp;nbsp;Wy foudennu op defen wegh na de getoonde wyfe door defe en voorige gegevens, eerft den afftand der Sonne van den Aardkloot BG, en daar na de groot-heit van delTelfs halven diameter DG kunnen uitrekenen. Maar dewyl ons oogh-merk alhier is alleen de grootheit der Sonne, en het verfchil tuffehen Oudeen Nieuwe Sterre kundigen daar over te toonen; en niet foo feer deflelfs afftand te verhandelen; fullen wy ons van een korter maniere, die egter een fekere Wis-kundigenbsp;waarheit heeft, en aan die in de Geometrie ervaren is bekent fal fyn, bedienen.

En die beftaat fn de volgende proportie of regel van drien; alwaar wy de hoeken AGB en DBG in plaats van der felver hoekmaten gebruiken. Welk laatfte welnbsp;de Geometrifche netheir foude vereiffehen; maar om dat wegens de kleinheit defernbsp;hoeken, in de uitkomft dit geen merkelyke veranderingh, en egter in het rekenennbsp;groot gemak geeft, fullen wy ons met andere groote Aftronomi daar van bedienen-% is dan dusdanigh

Gelyk den hoek A C B of der Horizontale Parallaxis der Sonné

ftaat tot

den hoek DBG, of die van den halven fchynbaren diameter deffelfsquot;.

alfoo ftaat

den Aardkhots haken middeUyn A B tot

der Sonnen waren halven middel- lyn DC nbsp;nbsp;nbsp;„

En

-ocr page 645-

Ontrent de Grootheitder Sonne.


6iï


En heeft niet alleen defen regel plaatfe ontrent de Sonne , maar ontrent alle andere Hemel-ligten, hoedanige fy fyn mogen.

Xt^I- Soo dat volgens lyeh», nemende de Parallaxis 3 Minut. en den halven fchynbaren Diameter 15^ Minute j den \ Diameter der Sonne grooter is als die der Aarde A B.

_ En defe teerlinks wyfe gemultipliceert fynde (om dat klootfe lichamen tot malkander Haan, als de teerlingen van haar a Diameters) is de Sons lichaam grooter als de Aarde ontrent

Xt^ll. Volgens Ricdolus ftaat de Parallaxis 30 feconden, tot den fchynbaren iDiameter, minuten, feconden; als 30nbsp;tot pyS feconden of I tot 3(^1; en derhalven is den J Diameter dernbsp;Sonne DC grooter als die des Aardkloots ABnbsp;Defe nu teerlinks-wyfe gemultipliceert, maakt den kloot dernbsp;Sonne grooter als die der aarde, meer alsnbsp;XFllI. Volgensnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;: de Parallaxis 10 feconden ftaat tot

den fchynbaren halven Diameter, i6i minute ; als 10 feconden 9*57^ feconden ; en daarom is den \ Diameter der Sonne grooternbsp;als die des Aardklootsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

En defe cuhicè gemultipliceert fynde, komt het lichaam der Sonne grooter als dat der Aarde ontrent

XIX. nbsp;nbsp;nbsp;Eindelyk de proportie van la Hire nemende \ 6 feconden Parallaxis ftaan tot 16 minuten fj feconden fchynbaren halven diameter, als 6 feconden tot póy^ feconde , of i tot lóojinbsp;foo is dan den | Diameter der Sonne, grooter als die der Aardkloot meer als

En na de cubifche multiplicatie komt de Son felfs grooter als den kloot der Aarde, vry meerder als

XX, nbsp;nbsp;nbsp;Uit welke alle met malkander vergeleken fynde, men dan befpeuren kan: ^nbsp;ï. Dat de halve diktens der Sonne, van ruim vyf of nauwlyks fes, eerft tot ruim

31 daar na tot ruim 96, en eindelyk tot tóo halve Aardkloots diktens aanwaflèn; het geen voor onervarene, om dat de getallen niet groot fyn , nogh gelooftclyk falnbsp;hunnen voor komen.

, 2.. nbsp;nbsp;nbsp;(}en Sonnen-kloot felfs, van nauwlyks 140 grootheden van de Aar-

öe, nbsp;nbsp;nbsp;[m-^jQOo; en daar na fchielyk tot 900000 of negen hondert duikbootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^'“'lelyk tot de grootheit van meer als 4000,000 of vier millioenen Aard-

^ nbsp;nbsp;nbsp;^hynt yets te fyn, het welke ymand, die defe rekeningen niet gewoon is,

h , ^Pï’gelooffelyk moet oordeelen, en denken, dat fchoon al het gefeide van dp Maarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Waar was, dit egter een misflagh in de Altronomie bewyfen fou-

dieh en valt is ai nbsp;nbsp;nbsp;Ygelyk die het landmeten verftaat, dat het eene foo bon-

eindelyk fiet, dat defe aanwas en dit verfchil van de Sons groothe L,p„-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van tyden figh openbarende, eerft en meert door het gedu-

righ minder bevinden van den hoek der Parallaxis veroorfaakt werd, dewyl het kleine onderlcheit in eXe halve fchvnbare diameters, tot het felve wel yets, maar weinig toebrengen kp. _ ¦h)ogh dat deffelfs verbafende grootheit, infondccheit aan de teer-links multiplicatie van de halve ware diameters toe te fchryven is. •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

'atW' nbsp;nbsp;nbsp;^hes, dat getoontis, in de maniere van rekemnge een

Wis-kundigefekerheit heeft, men alleen heeft te onderfocken , of de laatfte Sterre-kundigen ook te regt waargenomen hebben, dat den hoek der Parallaxis foo klein is: het geen wy aan de Itudien van yder, die figh daar aan gelegen laat, fullen overla-

liii 3 nbsp;nbsp;nbsp;ten.


malen.


138 malen,


3111^ malen. 31000 malen.


96I malen, 9000CO malen.


160 malen. 4000000 malen.


-ocr page 646-

6tt nbsp;nbsp;nbsp;kortvertoog

ten. Alfoó de drip manieren, welke by de Oude tot Tyc/S»», daarna in devoorgaai^ de eeuw by Rhciolus^ [f’^endelinus en andere, en in dele tyden by de H^cxenCaffini^nbsp;Flamjieditts, la Hire eu andere gebruikt fyn, alhier met malkander te vergelyken, tenbsp;veel afleidinge en plaatfe foude vereiflchen.

Dit is immers waar, en by yder die het ver/laat, bekent; dat de Oude, volgens haar eigen bekentenilTe, in hare Hemel - meetingen nauwlyks op een geheele miautenbsp;hebben kunnen feker weien, ook met hare grootlle inllrutnenten; en dat de volgen-de inaniere veel voordeel booven de eerfte gehad heeft om fekerdtr te gaan en nadernbsp;te komen; om dat den hoek, by haar tot het rekenen van de Sons diilantie nodignbsp;fynde, foo veel grooter was, en den geheelen aflland der iVlane van de aarde bevat-tede; die ontrent 6o malen foo groot isals den halven diameter des Aardkloots, waarnbsp;Van de Oude ligh moeiten bedienen; foo dat detelve vergiiringe in het waarnemen bynbsp;haar de misllagh foo veel minder maakt, als by de voorgaande. Dogh dat de iaatltenbsp;door hare verrekykers en kleinmeters, defeHemel-meetingen tot die nauwkeurigheitnbsp;fchynen gebragt te hebben, waar toe menfchen fchyneii.te kunnen komen ; doendenbsp;door defe voorige werk-tuigen en bekwame flinger Horologies , den Sterren-Hemelnbsp;felfs aan haar tot een quadrant dienen; waar doorfy dan de waarnemingen (metnietnbsp;minder fekerheit als de voorige) tot eenige fcconden toe kunnen doen.

§. y. Dogh indien de Parallaxis der Sonne aan defe Waarnemers, die alles foo nauw kunnen afmeeten, nogh onmeetelyk blyft; infoiiderheit, als iy die felfs eerltnbsp;ontrent na by fynde Planeet en, als Mars en Venus onderfoeken; uie een véél grooternbsp;en waarnemelyker Parallaxis (indien anders ook hare veerheit die toelaat) moetennbsp;hebben: en dan uit de Sonsen Flaneetsdiftantie (welker reden haar beter en nagenoeghnbsp;bekent is, gelyk alle Aftronomi weten) de Parallaxis der Sonne uitrekenen ; kan mennbsp;klaarlyk afnemen, dat defelve in feerweinighfeconden en minder, als men door defenbsp;wyfe waarnemen en vinden kan, bellaar. £n derhalven dat men met grooten grondnbsp;van waarheit wel magh valt Hellen, dat, fchooii die groothederi, vyelke de tegenwoordige Aftronomi aan de Sonne toefchryven, juift om de kleinheit der Parallaxisnbsp;na hare nette mate niet bepaalt kunnen werden (gelyk fy alle, ook de voornaamfte,nbsp;felfs geerne bekennen, en waar van ik veel getuigeniffeii fouden kunnen bybrengen)nbsp;egter defelve onverbee.'delyk groot moet fyn. En indien men al den halven diameter van la Hire van i6o. en de daar uit volgenden grootheit der Sonne, van meernbsp;als vier millioenen Aardklooten niet aannemen wil; men die van de Heer Hugensnbsp;foo verre van de w'aarheit niet kan agten te verfchillen; die de halve diameter dernbsp;Sonne {Autom. Planetar, 447.) op 110 Aardkloots halve diktens, en daaromnbsp;deftelfs grootheit 0P1331000 of meer dan 13maal hondert duifent Aardklooten ftelt;nbsp;alfoo defe by na, gelyk gemakkelyk te rekenen is, een Parallaxis van meet als 8 ennbsp;by na 9 fecoi den vereif ht.

Of nader kan men nemei! die van de Heer Newton van lofeconden gebruikt is in fyn TheoriaLttnce (Gre^^or. Aftron.pag. welke een Sons halven diametei van 96^, ennbsp;fyn grootheit van negen hondert duifent Aardklooten Helt. Immers, foo men dienbsp;VAn Flamftedlns en Horocaus van omtrent ii feconden (liet Newton Princ. Math^nbsp;die tweemaal foo groot als die van la Hire is, neemt, falmen nogh gewif-ferwr eten, darmen geen voorname misflag begaat, in te veel grootheit aan de Sonnenbsp;toetefchryven; die egter in fyn halven diameter meer als 80, en in fyn grootheit meernbsp;als yocooo malen die van den Aardkloot begrypt.

Waarom ftellende, dat de grootheit der Sonne, gelyk wy te vooren ($.3.) daan hebben, hondert duifend maaien die des Aardkloots bevat, fal men feker ge-noeghfyn, dat men die eerder feerveel teklein als tegroot genomen heeft; dewyl denbsp;Parallaxis ia defe van ontrent ai, ten minften grooter als ao lecondenis, enmen den

-ocr page 647-

x/

Ontrent de grootheit der Sonne. nbsp;nbsp;nbsp;61^

halven Diameter der Sonne niet wel 461 vind; als men den fchynbaren halven diameter met Newton van lój minuten neemt. Énde dat men als dan hier geen mis-flagh in te veel grootheit der Sonne begaat, kan daar uit blyken, dat de waarnemingen (gelyk de Heer Newton op de ftraks aangehaalde plaats fegt) van Keplertes, Ric~ ciolus en iVendelmus niet lydcn dat de Parallaxis veel grooter is als 20 feconden.nbsp;Welke noghtans die nauwkeurige maniere van Caffini niet gebruikt hebben in haarnbsp;waarnemingen, waar door fy een meerder kleinheit van defe Parallaxis fouden hebben kunnen merken.

Ten anderen, om dat men te voren (IV) fien kan, dat tf^endelinus , die van ry feconden , dat is foo veel kleinder als 20, felfs door fyne wyfe gevonden heeft.

Eindelyk is hier kragtigh het getuigenille van de Heer Newton, Print, Math. pag. 414. dat hy den Parallaxis van 20 feconden onderftellende, fegt, dat hy defelve innbsp;dat geval liever te groot als te klein wilde nemen; daar door niet duifter te kennennbsp;gevende, dat defelve waarlyk kleinder moet fyn.

Waar uit dan wederom blykr, dat het verfchil der eerfle Aftronomi met de laatfte geen nadeel aan de waarheit van defe befluiten van de laatfte ontrent het bepalen vannbsp;des Sons grootheit toe kan brengen, en dat fy rooooo malen foo groot als den Aard»nbsp;kloot geftelt fynde, geenfints te groot genomen werd.

§. 6. Om dan weder onfen draat te hervatten.

Is het nu te begrypen, dat een los geval een foo verfchrikkelyken Vycr-kloot, die meer als hondert duifend malen (op dat ik niet volgens hetvoori-ge fegge, meer als een millioen malen, dat met meer waarheit foude kunnen vaft geftelt werden) de grootheit des Aardkloots bevat, voortgebragt en defelve tot foo groote einden, als fy op den Aardkloot dagelyks uitvoert, foonbsp;veel eeuwen langh heeft doen volduren? enkanymand het aanfigh felfs, alsnbsp;geloofFelyk voorltellenj dat een Vuur-kolk van die verbafende uitgeftrekt-heit, binnen hare palen, en in haren order en ftant heeft bewaart kunnennbsp;werden, kinder dat een groote en verwonderlyke magc en wysheit defelvenbsp;altyd beftiert heeft? daar by demenfehen geeneftoffe bekent is, die ten op-figtvanons, woefter, enin eenigemeenigtefynde, onbetemmelyker werktnbsp;als het Vyeri van het welke dagelyks (gelyk de brand-glafen bewyfen) foonbsp;veel tot ons uit de Sonne, of in haar ligt of met haar ligt afkomt. En moetnbsp;het ftelenvan het geval ofvanyets anders dat in figh felfs onweetende is, totnbsp;een vooitbrengcnde oorlaak van defe Sonne, niet yder een en ook den ftout-ften Atheiit in een geduurige vrefe doen leven ? dat door foo geduurigh eennbsp;bewegen en woelen van foo ondenkelyk veel Vyer en vlammende deelen, ofnbsp;eens een veel grooter meenigte te gelyk, langs de wegh, volgens welke denbsp;andere tegenwoordigh nederdalen, uit'de Sonne tot ons mogt neder komen,nbsp;en foo op den Aardkloot alles in vlammefetten j of dat de Sonne, het voedfelnbsp;Van dat vuur verteert fynde, eens van Nature veranderen en ophouden mog-te haar warmte en ligt aan ons mede te deelen j wanneer den ganfehen Aardkloot in de aldernaaffte fpclonke van donkerheit veranderen foude, die y-inand magtigh is aan fyn verftand voor te ftehen. Hoe veel gerufter en gelukkiger


-ocr page 648-

(5Z4 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

lukkiger leven dan fodanige? welke den Maker defielfs voor ecncn Almag-tigenGodt, en hare Goedertieren Weldoender erkennende, weeten, dat alles, en ook felfs dit gedugte Sonnc-vyer, niet anders als op den wil vannbsp;defen menfch-lievenden Schepper figh roeren of bewegen kan. W elke, om de-fe anders wel gegronde vrees aan fyne Lief hebbers te ontnemen, Genef.VIlLnbsp;2Z. uitdrukkelyk belooft hebbende, dat voortaan alle dagen der aarde, fai-jinge en oogft, koude en hitte, fomer en winter, dagh en nagt niet fullennbsp;ophouden, defe beloften foo veel duifenden van jarcn langh geftand heeftnbsp;gedaan.

§. 7. Indien wy nu van de grootheit der Sonne (waar van ik hoope, dat ymand die het voorgaande verftaat overtuigt fal fyn, tot fynen aflland van denbsp;Aarde overgaan, om ook in defen onfe onregtmatige gedagten te verbeete-ren welke wy federt onfe kindfche jaren van defe wydte tuflchen Je Son ennbsp;de Aardkloot geformeert hebben, en die wy nau wely ks een myle ^ erre aan onsnbsp;felven kunnen voorftellen: fal het met niet minder verwonderinge als te voren, aan een ongeoefFende voorkomen, dat wy feggen, dat men figh nietnbsp;vergrypt indeSons aflland te groot te Hellen, wanneermen voor leker houd,nbsp;dat defelve meer als 10000 halve Aardkloot diameters of diktens bedraagt.

Dat de Sonne feer verre van den Aardkloot is, foude men uit het maken der Sonne-wyfers en anders kunnen betoogen: dat wy nu voor by gaan. Alleen fullen wy gelyk te voren in de §.4. aantonnen, dat hetverfchil der Af-tronomi in de verfcheiden veerheden van de Sonne, ook hier alleen veroor-faakt werd} om dat de laatfte van foo veel beter werk-tuigen en wyfen bedient geweeft fyn, in het waarnemen van de Sons Parallaxis^ als de Oude.nbsp;Soo dat met het geduurigh kleinder vinden van defe, ook de Sons afllandnbsp;van den Aardkloot geduurigh grooter bevonden is.

Om dit gefeide voor ymand, die in defen onervaren is, met wat meer klaarheit te doen bevatten.

IlfO

7000

20000

24000

L/aat weder Tab.XIX, Fig. 3. (gelyk $,4. VII.) in den driehoek A B C A, den hoek der Horizontale Parallaxis van de Son ACB bekent fynde door cenige waar-neminge, de halve dikte des Aardkloois AB voor de eenheit genomen werden: foonbsp;fal, dewyl den hoek BAC regt is, den Aflland der Sonne van den Aardkloot of denbsp;linie BC feer gemakkelyk door de gemeene driehoeks-rekeninge kunnen gevondennbsp;werden. Het welk by yder, die alleen defelve rekening verftaat, bekent is.nbsp;Stellende dan den hoek des verfchil-figts ACBnbsp;Met Tycho Brahe van 3 minuten , vind men de diftantie BC in Aard-kloots halve diameters ontrent.

Met Ricctolus van 30 feconden, vind men defelve fchaars Met Newton volgens Caffini enz. van 10 feconden, is BC ruimnbsp;Met Huigens (welkers Parallaxis tuITchen 8 en 9 feconden daarom uitmaakt) moet BC geitelt werden op

34000

£n

Met La Hire die de Parallaxis ACB niet grooter als 6 feconden fegt te wefen, fal B C opryfen tot ruim

-ocr page 649-

J^an de» figtharen Tler/tel.

En indien men (gelyk wy te voren gedaan hebben) des Sons grootheft op loooco Aardkloten fielt, fal den Parallaxis ACB ontrent 20 lecondennbsp;fyn (nemende des Sons fchynbaren diameter van 32^ minuten) en den af-fiand der Sonne van den Aardkloot in delTelfs halve Diameters bedragen ruim icooo,

Dewyl men nu na de foo nauwkeurige waarnemingen van de grootfte hedensdaag-fche Sterre-kundigen, volkomen iekerheit kan hebben,'dat de Parallaxis ACB niet grooter is als 20 feconden, kan men ook met foo veel of meer geruttheit, als of eennbsp;Landmeeter een veerheit tuffehen twee plaatfen op den Aardkloot gemeeten hadde,nbsp;vaft ftellen , wel niet (dat wel te letten is) hoe groot de juifte grootheit van hetnbsp;lichaam der Sonne en van fyn afftandt van den Aardkloot is. Maar dit is buitennbsp;alle twyffel met een Geometrifche gewisheit daar uit te befluiten.

Eerft^ dat de Sonne niet minder als hondert duifend malen foo groot is, als dea Aardkloot.

En ten anderen, dat fy niet minder als tien defend Aardkloots halve diameters van dcfelve afgelegen is.

§. 8. Nadien het nu ontwyffelyk waar is, dat dc Sonne in een veel mirt-der veerheit van den Aardkloot geplaat 11 fynde, men niet anders, als deflelfs verbrandinge door het Sonne-vyer te wagten hadde j en foo hy een veel ver*nbsp;derenaflland hadde, dat de aarde weigeren foude moeten hare vrugten, totnbsp;fpyfe van die dcfelve bewoonen, uit te leveren. Kan nu ymand weder oor-deelen j dat fonder eenigh beoogt einde dit groote en gruwfame vuur, on*nbsp;der foo veel ontallyke plaatfen, die het felve in het Gehecl-Al ten opfigtnbsp;van de aarde foude kunnen hebben, juift alleen ter die plaatfe geftelt is 5 daarnbsp;het foo veel voordeel en geene fchade aan den Aardkloot doen en kan ? Indien nu een foo ongelukkigh Philofooph, die ftclt, dat de Sonne by een losnbsp;geval juift dele voor den Aardkloot en al wat daar op is, rbonoodighen nutte plaatfe verkregen heeft, een Mathematicus isj hy rekeneeens uit, hoenbsp;veel plaatfen (daar de Sonne in het felve geval geftelt foude kunnen fyn) iiinbsp;het hol van den Sterren-Hemel ligh bevinden \ en hoe veel duifendennbsp;kanfien (als het geval alleen hier aangemerkt werd) tegen een foudengeweeftnbsp;hebben) volgens welke de'Sonne aan den Aardkloot'geheel onnut foude geworden lyoj en een andere plaats kannen gekregen hebben.

§. 9. Dit fcheen genoegfaamte fyn, om alleen tot overtuiginge te ftrek-ken voor ymand die tot nogh toe aan de wysheit van fynen Maker getwyffelt hadde. Maar dewyl de droevige gewoonte, welke op allermenlcfaen verftandnbsp;een vereeltheit en ongevoeligheit fchynt tc brengen, demeeftemenfehenditnbsp;verbaaftmakende wonder, gelyk de heeften, fonder opmerkinge doet aanfienjnbsp;moeten wy aan alle, die figh door een gemeene aanmerkinge van hetgeennbsp;fy dagelyks door de Sonne fien gefchieden, nogh weinigh aangedaan bevinden, in defen raden met ons deiê Sonne ten opligt vandeaarde, kortelykinnbsp;ecnigebyfonderhedentebefchouwen. quot;Waar in wy om niet alles tweemaal tenbsp;moeten feggen, die fpreek-wyfea en figuren fullen gebruiken j welke met dc

K k k k nbsp;nbsp;nbsp;gedagten


-ocr page 650-

lt;jz5 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUW 1 N G E.

gedagten van Tycho Brahe, en de gewoonlyk in gebruik lynde Glohen-, ge*

rigc l'yn.na een ïlilftaanden Aardkloot, en een om defelve loopende Sonne. Die de andere Hyfothejis volw een loopende Aardkloot , en ftilftaandeSonmct:nbsp;Copernicus mtcvdcT agten, kunnen ligt dii: alles, den felven fin behoudende,nbsp;na hare gedagten veranderen j gelyk fy doghinderneefte, foonierallefchritnbsp;ten van de grootfte Aflronomi moeten doen. Dewelke, fchoon fy felfs eennbsp;loopende Aardkloot voorftaan,. egter in hare rekeningen ontrent denbsp;of Idootfche cirkel-bogen en hoeken, ook de figuren en fpreek-wyfen gebruiken, die op een ftilftaanden Aardkloot gegrond (yn. Als by yder die harenbsp;fchriften, en ook die Copernicus felfs gekfen heeft,, bekent is.

§. 10. Indien dan ymand fyne woonplaatfe op den Aardkloot «2/’,. Tah, XV. Fig. t. foude moeten houden, en figh felfs en alle menfehengclukkighnbsp;wilde maken •, foude hy., oni niet geduurigh in een nare duifternifiè te moeten leven, niet eerft belbrgt moeten fyn, dat defelve aarde verligt wierde?nbsp;Nu gefchiet dit door de Sonne (by voorbeeld) in E.

Maar dit al gedaan hebbende, foude defe Sonne E onbeweegelykakyd tegen over het punt e, ftaande,. op die plaatfe het altyd dagh en fcer heet lyn en weder in ƒ een eeuwigen nagt en een geduurige koude maken j het welkenbsp;beide niet als verdrietigh konde wefen. üra dat in het laatllegeval (fchoonnbsp;3I de vrugtbaarheit der aarde daar door niet vermindert wierde) alle vermaaknbsp;cn in het ecrfle dc foo aangename rulle belet foude werden.

Om dan dit alles voor re komen, fcheen het wedernodigh, datdefeSon-ne rondom den Aardkloot gingh, in eenen cirkel als ETFSE om defelve yan alle fyden te verligten en vrugibaar te maken, en opeene plaatfe niet al-lyd ftille te ftaan. Nu wederom dit gefchiet door defe lelfde Sonne, die.nbsp;alle 14 uuren een omloop om de aarde doet.

§. II. Maar ingevallc nu defe Sonne den Aardklootaldagelyksvcrligteenlt; verwarmde, indkn hy alleen in den cirkel ETFSE verbleef, was wederom'nbsp;dit ongeval ontwyffelyk,. als voren, daar uit te verwagten, dat alles wat opnbsp;den cirkel ef op de aarde figh bevond, door deflelfs hitte verfengen, en andere Aardkloots deelen, op welke de Sonnellralcn met meer fchuinheit vaknbsp;kn, door koudevonvrugtbaar fouden fyn. Waaromme, indien den meefteonbsp;Aardkloot nictganfeh fonder gebruik foude wefen, het wederom vereift wkf*nbsp;de, dat de Sonne in fyn omkopen aan meerder deelen des AardIdoots dienftnbsp;konde doen.. Nu dit Iclve fiet men al wederom, dat door de Sonnegedaannbsp;werdj welke wederfyds van den Equator tot A Noordelyk, cn tot Cnbsp;Zuidelyk afwykt-, terwyfly figh altyd in den cirkel AYD bevind, welkenbsp;de Sterre-kundigen Ecliptica, of Sons-wegh noemen. In defencirkelgaatfy da*nbsp;gelyks fchaars een graad, of jboS* deel van het Well na het Ooftennbsp;terwyl fy in defelve tyd een omloop van het Ooft na het Weft gelykwydigh

WtWi'^^iMquator 'EjY, volbrengt* Van welkeomloopendctweeuitertten A0

$ö C D^hier afgetekent fyn 3, welke laatfle ly in een dagh, en die in de

-ocr page 651-

Van den Jigtlaren Hmel.

AYD ontrent in Jd'fdagenof ineen jaar ten einde brengt. Enraaaktdeièda-gelykfe beweginge den dagh en nagt } en de jaarlykfe de vier faifoenen dcs Jaars. Soo dat het (by voorbeeld) in « en_g op den Aardbodem Somcr is,nbsp;als de Sonne in fyn wegh A YD in A j Winter, als fy in Dj en Herfft ofnbsp;Lente, wanner fy op de eene of andere fyde des kloots in hec midden tuP-fehen A en D is: ten fy eenige andere oorfaken op de aarde in de hitte ofnbsp;koude defer jaar-getyden eenige veranderingh maken.

§. li. Kan nu een ongelukkigh Ongodift nogh geloven, dat alles, wat ymand bedenken foude kunnen, om die den Aardkloot bewoonen, geluk-kigh te maken, hier dus by malkander gevonden werdj en dat het alles alleen aan onverflandige oorfaken of een enkel los geval toe te fchryven is?

Hier door, behalven het voorkomen van foogrooteongemakken, alsecü geduurige brandende hitte, ofallesverftyvendekoudeopdefelveWerelds-Geweften altyd plaats hebbende, na figh fbuden fleepen, vind men, dat innbsp;demeefte bewoonde plaatfen der Wereld, elk land na die wyfe enmateverligt en verwarmt werd, als de verfcheiden gellelthcit van fyn Inwoondersetinbsp;Vrugten vereifcht: makende alfoodefeverfcheidenheitvanSayfbenenenver-deelinge van hitte en koude, dat cenige landen bekwaam fyn om Speceryen,nbsp;en een byfonder fboit van Vrugten, andere wederom om andere voort tenbsp;brengen. Terwyl dit algemeene voordeel daar doorby hetganfchcopdenge-heelen Aardkloot verftroide menfchdom genooten werd j dat door de Scheepvaart elke Natie van alles kan gedient werden, en figh verluftigen en vcrla-digen met dat gcene, het welke anderlints fyn land aan hem niet fbudcnbsp;kunnen verfchaffen.

§. IJ. Eer ik voortga vrage ik aan dele, alle Wysheit en Goedheit dee Al-Beftierders in defcn loochenende Philofbphen j of fy in een Vorftelykei*nbsp;Tuin komende, oit fouden kunnen oordeelen , dat geen konft of ordonnantienbsp;van een Hovenier daar in plaats heeft i wanneer fyfien, dat om Planten, dienbsp;dc koude van de lugt van het Geweft niet verdragen kunnen, tedoengroei-jen, aldaar bakken, en glafen, en vertrekken met kagchels, om haar meernbsp;•warmte te doen genieten, gebouwt fyn*, terwyl op andere plaatfen heiningennbsp;om fchaduwe te maken opgeregt liaan, om de foodanige in meerder koeltenbsp;te kunnen bewaren, welke door de hitte verdrogen fouden. En of de ver-fcheidenheit van Planten, Bloemen, en Vrugten, die fy aldaar fien, haarnbsp;niet genoegh verfekert, dat geen geval nog onvernuftige oorfaak , maarnbsp;een wysheit vaneenverftandighOrdiWrderindefenallen werkfaamis: wiensnbsp;«oghmerk het geweell is, den Heere van het Hof door delen kollelykcnnbsp;toeltel, 'en foo verfcheiden trappen van warmte het voordeel der vrugten, ennbsp;verkwikkinge te doen gemeten j welke hem fyn eigen gevvefl, en lugtennbsp;niet bekwaam waren te geven.

En kan ymand, die toegelaten werd tot het vermaak van dit alles te beschouwen, fchoon hy aan dc faken felfs geen deel heeft, ögh verpligt oor-

Kkkk z nbsp;nbsp;nbsp;dcelcn,

-ocr page 652-

6zS ' XXV. BESCHOU WINCE.

deelen, den eigenaar voor fyne goedbcit te moeten dankenj als hy de gs-heime van fyne konll, en dcfe wonderlyke oeffeningh der Planten aan hem vertoont: fonder nogbtans cenighfints geraakt te werden van de Goedertic-renheit van den grooten Formeerder van dat hcerlyk Sonne-ligtj door welke den ganfehen Aardbodem , tot een Hof of Tuin en diergaarde gemaaktnbsp;werd. Waar van XF'. Fig. i. de brandende Zona ah cd de orangerie ofnbsp;plaats vertoont, daar de vrugten door de meefte warmte moeten gcftoofcnbsp;werden j terwyl andere, die gematigder en felfs kouder lugten van noden hebben, defelve voor haar in de gematigde Werelds riemen aghh en edik bevinden : of anders verder na de Polen toe in de koude riemen en imk-,nbsp;foo verre defelve nogh vrugtbaar blyven. Want aldus liet men niet alleen,nbsp;dat aan elk van foo verfcheiden foorten van kruiden en boomen, eeneplaatlê,nbsp;die bekwaam is om fe te doen groeyen, toegedeelt is; maar ’t geen de ver-pligtinge van alle menfehen aan defen aanbiddelyken Beftierder van dit allesnbsp;grootcr maakt, is, dat deflelfs milde goedgunftigheit niet alleen een verwon-dcrlyke wysheit daar in vertoont, tot een. weergadeloos vermaak van die defelve in defen allen onderfoekeni maar ook dat de daar van voortkomendenbsp;vrugten, behalven de eere van den Formeerder, tot geen ander gebruik fchy-nen gefchapen te fynj als orn de menfehen in hare fiektens tot genefinge, innbsp;hare gefontheic tot voeafel en verkwikkinge te kunnen dienen: En in hetnbsp;gemeen, om defelve in ontelbare gevallen waar in fy der felver nodigheit ennbsp;-nuttigheit bevinden, gelukkigh te maken.

Indien nu ymand.dit alles bevind, en daar en boven in ernftige overden-kinge neemt, dat nogh de Sonne felfs, nogh van foo veel Planten, die door deflelfs werkinge voortgebragt werdengeen eenige van fyn eigen felfs, noghnbsp;van fyne daden be wufl: isi, maar dat fy alle in defen lydelykfyn. Kan die noghnbsp;denken j dat defe Sonne, fonder de Rcgeeringe van een Wyfen en Heerly-ken Al-Beftierder foo veel faken, tot loo veel nuttige einden aan alle menfehen dienende, allcenlyk by geval uitvoert, en, fonder dat yets daar in metnbsp;eenigh ooghmerk gefchiet, fyn nodige grootheit, affland, en beweegingennbsp;verkregen heeft? Waarom derft hy foo wel niet flaande houdenj dat indennbsp;gefeiden Vorftelyken Tuin, en al het geene hy daar fiet, een geval fondernbsp;eenige dirediie plaats heeft? Ellendige Philofophen!.die om geruft tc kunnen leven, fulke ongerymthedp moeten voor waar houden.

§. 14. Boven het geene nu in de bellieringe defer Sonne, in lynen dage-lykfenenjaarlykfenloop, getoontis foo verwonderlyktefyn j laateen Atbeift •weder oordeelen, of het aan hem ook (onder eenigh beoogt einde kan voorkomen, dat men bevind, da.t de Sonneftralen uit.een dunder in dikker ftof-fe komende, figh buigen en van haren xegten wegh afkeeren, om alfoo dcnbsp;Morgenftond en Avond-fcheemeringe te maken: daar anders op alle pl^aif^i^nbsp;ontrent der Sonnen ondergangh, den helderen dagh in een ftik-donkere nagtnbsp;iö. weynigh tyds veranderen l'oude- En of daar in geen voornemen om aan de

-ocr page 653-

Vein den ftgtharen Hemd.

ïïicrrfchen ook in defers voordeeligh te fyn, kan befpeuit werden; dat judt het ligt en de dikheit der lugt dat opligt tot malkander hebben en bewaren, waar door defe gi'oote w'eldaat aan al wat leeft bewefen werd.

Die dit nader gelieft te weeten , kan daar over het vorige na flen in

dLVlIl. Befcheuwinge .j §.41. enz.

§. if. Het geen men hier behalven alles, het welk aldaar gefegt is, kan aanmerken, eer wy verdergaan, is, met hoe groote reden den Schepper aannbsp;Job,om hem de kleinheit van fyn verftand te doen bekennen,een bewys genothennbsp;heeft van defe refraftie des ligts, in de woorden Job. XXXVIII. 12. Hebtnbsp;ghy van uwe dagen den Morgenftond geboden ? hebt ghy den dageraad fyne plaatfenbsp;gewefen? Welke laatfte woorden, by Po/ar en andere vertaalt werden : Hebtnbsp;ghy de plaatje des dageraats volkomen en n t geweeten? (Want het woord-ftaatnbsp;in Piel)

Om dit aan ongeoeffende in de Wis-konfi: wat verftaanbaarder temden, is, te voren getoont, dat de Sonne in A, Pah. XIH. Fig- 3- onder den Horizon EY fynde, en fyn ftralen AH op de lugt in H werpende, defelve nietnbsp;regt uit na D voortgaan; maar met figh te buigen en een hoek A H F tenbsp;maken, figh na F wenden, en in H als gebroken werden; makende by die

in F woonen,door het ligt van defe gebroken ftralen den dageraad.Nu is aan yder hy een meenigte van ondervindingen bekent,, dat na meerder of minder dikte ofnbsp;dunheit der lugt, die op verfclieiden plaatfen of wel door veelvuldigenbsp;ken in verfcheiden tyden op dcfelfdeplaatfe verandert werd, ook de refractiennbsp;veranderen: en daarom, dat den dageraadt foo ontrent de uiterfte plaatfen,nbsp;alwaar fy op den Aardbodem of ook in de lugt gefien werd , by geen men-fchen te bepalen is; foo dat de gcfeide vrage dien fin fchynt mede te bren-de verfcheiden dikte der lugten^ foo hy u felfs ah in andere ge-'weftcu dev l^^€Teld^ en daür uit ‘voortkomende meerder of windcT' dcimp’‘heffin^€ of

7’efradien^ en by gevolgede veranderingen des Morgenflonds of jivond-fcheinerin-ge, die daar uit ontjlaan^ te regt gekent .y of eenige magt van gebieden daar over gehadt? welk voorftei geen menfehe oit anders fal kunrren antwoorden;,nbsp;alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^Ityd voor hem verborgen en ondoenlyk blyven fal: waar van den

H. te overtuigen hier het ooghmerk van Jehovah was.

alle menfehen om de plaatfe des dageraads regt te weeten, nogh ge^ werden .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«7^, dat men nootfakelyk fchynt le moeten (lellen, dat lt;

dat de

Behalven het ftraks gefeide kan ook defe reden van de onmogelykheit voor alle menichen’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—'----

ven


onne rondom van een fbort van een Xthmofpbara olDamp-kloot omringt is (gelyk om den ®*“kloot de lugj js) welke om de nabyheit derSonnedoornbsp;effelfs vuur alty blinkt en ligt. Té»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dat de Sonne op de deelen

o am pen der ugt c yiiende, van eenige derfelver de ftralen, gelykalsvan hebK^'^^^ 1^^ weei uinnge,^ tot de menfehen, die reets beginnen nagt te ¦nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'welk beide ook veel tot de morgenltond

ond-Ichemeririge doet. Siet daar van Gregory Aftronomia, pag. 127* ¦

Kkkk 3' nbsp;nbsp;nbsp;daar.

-ocr page 654-

630 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

daar defen grooten Wis-konftenaar (als wilde hy woordelyk de(è plaatiè bc-veftigen) dele uitdrukkinge gebruikt, Om defe redenen fyn de palen of deplMts des dageraads of avond-fchemeringe foo feker niet. Gevende boven dit nogh ver-fcheiden oorfaken van defe onfekerheit.

§. i6. Boven dit nu getoonde, is my dikwils den grooten ïngevervandit H. Woord, feer aanbiddelyk voorgekomen in de uitdrukkingen, die hy innbsp;veel diergelyke gevallen meenighmaal feer eigentlyk net en kragtigh gelieftnbsp;te gebruiken, als hy van de uitwerkfelen der Sonne fpreekt.

By voorbeclt, indien ymand let op de woorden van den H. Job, Cap. XXVI. vers lo. Hy heeft een gefet perk over het vlakke der wateren rondom afge^nbsp;tekent, tot aan de voleindinge des ligts met de duilierniffe. En figh dan in gedag-ten brengt, dat de ftralen AP en BP, Tab. XIX. Fig.^. en loo voort alle anderen, die uit den circularen omtrek der Sonne AZ BY voortkomen, dennbsp;Aardkloot in C en D, en verder inalle punten vanden cirkel CdDu raken,nbsp;en daar door defen cirkel rondom den Aardkloot befchryven-i welke het ui~nbsp;terfte einde des ligts en der duifternifle is: nadien delelve de laatfte fcheidingcnbsp;maakt tuflehen de eenc helft des Aardkloots CED, die door de Sonne verligt is en den dagh heeft i en tulTchen de andere CT D, die indelchaduwenbsp;des Aardkloots en daar het daarom nagt ofduifternifle is: fal hy genoegfaam vannbsp;de wysheit en het ooghmerk defer fpreck-wyfen overtuigt moeten fyn j als hynbsp;eerft aanmerkt, dat hier van een veleindinge^ of uiterfte einden (Siet Coceeji ennbsp;Robbertfons Lexicon) des ligts en der duifterniflè gefproken werd, het geene defen cirkel CdDu kennelyk uitmaakt.

Ten anderen^ fiende dat het woord Choug alhier rondom aftekenen overgePei, eigentlyk Circinare of met de pajfer af tekenen betekent, als by veele te fien is.nbsp;Het welk de juifte circulate rondheit van ó.\igefetleperkoicukCi CuDd medebrengt} die by alle Mathematici, om de klootfche figure van de Sonnenbsp;en van den Aardkloot, bekent is.

Maar een nauwkeurigheit, aller gemeene Wis-konftenaren fchriften tc bovengaande, kan hier in befpeurt werden} dat daar by gedaan werd overnbsp;het vlakke der wateren eigentlyk, op het aangefigte der wateren. Want de-wyl alhier van een geheel rond, en met den paflèr getrokken gefet perk ofnbsp;cirkel gefproken W«d, foude ymand die wat nauwfigtiger wilde fyn, alsdcnbsp;grootlle Mathematici fclfs, hier tegen kunnen feggen, dat den Aardkloot omnbsp;fyne verhevenheden van bergen en dalen (hoe wemigh die ook hier om haarnbsp;in defen veragtelyke kleinheit in aanmerkinge moeten komen) geen vol*nbsp;komen kloot is} en daarom ook defen fchaduw-cirkel CuDd over het landnbsp;loopende, niet juift pafier-rond of ten minlten eendragtigh van omloop kannbsp;wefen} maar hier en daar, alwaar hy eenige fteil opüaande hoogten of laagten ontmoet, hoéken moet maken, Dogh om aan defe tegenwerpingegespnbsp;plaatfe te geven, heeft den Aanbiddelyken Ingever van dit Woord ditnbsp;nauwkeurigh ouderfcheit gelieven te maken, en daar by te feggen, óotopde

-ocr page 655-

Van den ftgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;lt;5 J r

‘vlakte der 'wateren dit gefet perk rondt, en als met een paflèr getrokken is-Het geen van niemand kan betwift werden, nadien de zee en wateren, ge-noeghfaatn door hare fwaarheit een regt klootfch vlak uitraaken, fonder dat men hier van foodanige onevenheden 1'preken kan}tenfydefelve,dezeedoornbsp;ftormen beroert fynde, daar door verwekt wierden.

Ook ibude men behalv'cn dit voorige, des nagc-kegels uiteifte oper^vlak CPD (gelyk veele Wis-konftenaars doen) kunnen aanmerken, als geborennbsp;werdende door de beweeginge van CP, of een vandeuiterfteliniendesfcha-duw of nagc-kegels; die alryd in het punt P vaft blyvende, en met fyn andernbsp;uiterfte C, langhs den cirkel D« loopende, het opper-vlak CPD vannbsp;defen kegel be’chryft, even gelyk als dan gefchieden foude, wanneer mennbsp;de linien PO en PC voor de tweebeenen van een paflev nam, en het eenenbsp;Po in het middel-punt O flaan blyvende, hetandercPC, om hetlelveotn-gedrait wierde, om defen cirkel Qd Datebefchryven. Wanneer het gehee-opper-vlak defes nagts-kegcls CPD di\z gefetteperk foude betekenen, hetnbsp;'velk als met de pail'er befchreven was 5 en figh niet alleen uitllrekken/fö/^ja»nbsp;de fcheidinge oïvoleindtnge Cd OudeslipSy en der duijiernijfe-, maar ook foude het felve opper-vlak de geheele voleindinge des Hgts., en der duifternijfe knn~nbsp;gefegt werden uit te maken om dat ook de ganfche bultige kegels op-per-vlakw CPD, in defen voor die ‘voleindinge eigentlyk kan genomen werden, als by yder blykclyk is. Vermits buiten defen kegel C P D een volkomen ligt en binnen dcfclve ecn enkele nagt of duiftemifie is. En foude de/enbsp;plaatfe als dan defen fin hebben j Hy heeft het buitenfle opper-vUkdes.nagt-kegeïs ^nbsp;C P jy (Pil 0gf^ gefet perk rondom afgetekent op het ‘vlakke der wateren en op fynen-'nbsp;grond-cirkel CdDu, tot aan offeo verre^ als het einde der duiflermffe of des duknbsp;fter-kegels C P D en des Ugts^ dat buiten defe kegel is, figh uitjirekt.

§. ly. Ik late hier aan het oordeel van verftandige, of men het einde of voleindinge der duijiernijfe, ook in beide dele voorgaande betekenilTen ver-ftaan moet in die plaatfe Job. XXVUI- Het einde dat Godtgefeltheeft nsoornbsp;de duijisrnijfe en al het uiterjie onderfoekt hy, .het gejieente der donkerhett en dernbsp;fchaduuoe des doods.

Immers, indien men met die Heeren, welke de voorredenen of dehooft-deelen van onfen Duitlen Bybel gemaakt hebben en andere ftelt, dat in de eerfte verfen van dit Capittcl aangewefen werden, de. kloekheit en betiag-Wngen des raenfchelyken vernufts, en hoe verre delélve gaan j Ichynen my Ibo-danige hier opgetelc werden } waar door de menfehen niet alleen het aider--diepfte der aarde, maar ook het hoogde in en boven de Lugtonderfoeken.nbsp;Waarora om de groote diepten, die de menfehen, na metalen en gefteenten in denbsp;%nen gravende, in den Aardkloot uithollen, te kragtiger uit te drukken,.nbsp;IQ het 8 “üm fchynt gefegt te werden 5, dat de Jonge iiooghmoedige IJieren,nbsp;ftogh de Leeuwen (die figh in diepe holen der Aarde ophow'li^o) defj dieptennbsp;niet hebben betreden'. En om tetoonen, dat ook der menfehenouderfoekin»

• nbsp;nbsp;nbsp;geiSi

-ocr page 656-

ëp nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

gen in cn boven de logt feer verre gaan, daar by gevoegt werd in 7-

vers, dat efen Roofvogel en het ooge der Kraje (die hoogh vliegen en verre fien) dit padt niet gekent nogh gefien hebben. Het welke in het 21 vers. eerft van alnbsp;Wat levendigh is, waar onder men defe Dieren ook kan begrypen, en daatnbsp;na van het gev^ogelte des Hemels, by na op defelve wyfe herhaalt werd.

Indien men nu dit gaiifche Capittel en ook het 3. vers alleen van diepuit-•gegravene Mynen verftondj fchynen dele Vogelen niet eigentlyk hier, om der lelver diepte met meerder nadruk af te malen, te kunnen by gebragt werden: nadien de ondervindinge wel leert, dat fy hoogh in dclugtfwevende,nbsp;aldaar veel verder als andere Schepfels kunnen fien j maar egter noit in denbsp;onderaardfche myn-werken en holen figh op houden.

En hoe wel ik hier niet voorgenomen hebbe te tragten om aan alle defe uitdrukkingen van de eerfte verfen in dit C(3y)/?/e/eenvol-lcedige verklaringetenbsp;geven.; nogh de uitlegginge van die geleerde Heeren te betwiften j welkenbsp;ook dit derde vers, op de Metaal- en gefteente-Mynen willen geduit hebben, gelyk by Polus en andere te fien is; fchynt egter dit vooraangehaaldcnbsp;vers op deddlternifTe des nagt-kegels CPD of der fchaduwe van den Aardkloot C E DT, Tab. XIX. Fig- 4- in veel omftandighedeu, met feereigenenbsp;woorden te fien.

Om dit te toonen, is het by de .Aftronomi bekent, dat de Sonne AB van am.b bewogen werdende in haren dagelykfen loop, de ftralen ArenB/opnbsp;de lugt GHIK, die rondom den Aardkloot is, vallende, in ren/beginnennbsp;gebroken te werden, of refradtic te lyden; gaande alfoo niet verder regt uit,nbsp;maar na g en/. Alwaar fy weder in het uitgaan uit de lugt gebrokenfyn-de, in P famen komen; tcrwylde uiterfte van haar en/ƒ den Aardkloot innbsp;C en D raken. Alleen met dit onderfcheit, van het geen wy §. id. overnbsp;Job.XXVL 10. gefegt hebben; dat wy aldaar, om onervarene niet te verwarren, van de refraftie, die dogh waarlyk hier plaacfc heeft, niet gefpro-ken, en de ftralen van A en B tot P alsregtelinienaangemerkt hebben; nadien het fy het eene of het andere geftelt wierde, aldaar de uitlegginge vannbsp;dien text defelve kragt behiclde.

Defe dan uit alle punten van des Sons omtrek A ZB Y komende ftralenindc lugt gebroken fynde, fiet men dat, als fy den Aardkloot rakende voor bynbsp;gaan, een cirkel C« Dlt;^ aftekenen, éiotcnvznósvjeLseemdenh ^vuelkeGodtnbsp;voor deduifternijfe, of den gefchaduwden nagt-kegel CPD|'i^f//gelyk ook de punt des kegels P het ander einde des felvcn is.

Dat nu de menfehen die beide ArWew onderfoeken, en welhetazV^;y/if der felver, isdaar uit blykelyk .¦ dat alle, dic de fchriften der Wis-kundig^nbsp;gelefen hebben, wceten, dat het werk-ftuk om op een gegeven plaats desnbsp;Aardkloots, de klcinfte avond-lcbemeringe te bepalen {Problema denbsp;CrepufeuJo) by haar veel vermaartheit heelt. Het welke eenigfinrs ook op-£gt heeftop den cirkel QuDd', welke het einde van het uicerfteligt,

-ocr page 657-

Van dtn ftgthann Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;635

het begin der waare duifternifle of des nagt-kegels CPD onderfcheit.

Ook is daar en boven aan nbsp;nbsp;nbsp;openbaar,dat onder eenige groothe

den,de grootfte en de kleinfte {Maxima ö* Minima) by haar de uiterjte {Extrema) eenoemt werden. Het fy nu dat dit konft-woord ook in die tyden in gebruik was, ofnieti faltenminftenuithetvoorgefeideblyken, dat de menfchennbsp;het gefielde einde voor de duifiernijfe en het uiterfie onderfoeken. Siet Gregorynbsp;Ajtron.pag. 180 en andere.

Maar ten t'weeden kan dit ook van den nagt-kegel CPD, in meer andcie opfigten verftaan werden.

Soo weet men, dat het bultige opper-vlak van defen donkeren kegel CDP nevens andere, ook het einde dat Godt geftelt heeft voor de duifterniffe waarlyknbsp;vertoont. En dat de naam van bet uiterfte f infonderheit aan het uiterftepuntnbsp;P van defen kegel kan en magh gegeven werden. Dat nu defe beide om denbsp;Maan-eclipfen regt te kunnen uitrekenen, altydby de Sterre-kundigenonder-fogt iyn, behoeft niet bewefen te werden, als al te bekent fynde.

Soo dat hier uit blykt, dat niet alleen de menfchen het gefielde einde der duifiernijfemaar felfs Al het uiterfie van defe duifternilTe of nagt-kegel onderfoeken j doende dit niet alleen ontrent den grond (of hafts) der felve of dennbsp;cirkel QuDd'. maar ook ontrent het bultigh opper-vlak CPD, en het al-dcruiterfle einde P deflelfs j .welk te famen al het uiterfie defer duifterniflenbsp;uitmaken. Waarom hier ook de eigentlyke maniere van fpreken (alles in defen fin genomen fynde) klaarlyk gefien werd.

Indien men nu in dit vers verder tot het volgende overgaat j en het woord hiernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vertaalt, door Perpendiculum (dat is hangende loot-lyn of

perpendiculaar, om met een Mathematifch konft-woord te fpreken) overgefet gt; gclyk hec felve ook in die betekenifle by vcele verftaan werd. Soo vindnbsp;men by de Heer Coceejus^ dat het niet alleen by yefaias ^ Cap. XXXIV, 11.nbsp;voor een rigt-loot, en hy Zacharias^ Cap. IV. 10. voor een hangende pasloot van metfelaars of timmerlieden, maar ook in den Joodfchen!^r^aȕ felfsnbsp;op defe felve plaats in defe betekenilTe genomen werd. En foude als dan denbsp;linie PO, die van het einde P des nagt-kegels CPD tot op fynengrond-cir-kel QuY)d regt-hoekigh nederhangt, daar door verftaan moeten werden.nbsp;Nadien eerfi defe by alle Afironomi dien felven naam van Perpendiculum um-dat is, de hangende loot-lyn of perpendiculaar van de fchaduwe genaamtnbsp;werd. yten anderen.^ fchynt dit ook daar uit te moeten afgenomen werden,nbsp;om dat hier niet alleen flaat, den perpendiculaar der donkerheitmaar daarnbsp;uitdiukkelyk by gevoegt werd, ende der fchaduive des doods. Plet geen,

indien wy daar door de alderdikfte duifternifle fonder het minfte ligt, met veel

geleerde Uitleggeren verftaan, op niets eigentlyker dan op defen perpendi-culaar der donkerheit PO kan toegepaft wevdengt; die het midden des nagt-kegels, en daarom in het alderdiepfte der donkerheit gelegen is. Dat nu defe bitdrukkinge in het H. Woord genomen werd voor de fwaarfte duifternifle,nbsp;«b midder nagt (welkers plaatfe alle Sterre-kundigen weeten, dat bepaal-

Llll nbsp;nbsp;nbsp;de-

-ocr page 658-

454 nbsp;nbsp;nbsp;XXV, BESCHOUW INGE.

delyk figh in defen pcrpendiculaar P T bevind ) om niet meerder plaatfen uit Job aan te halen , welke men in de Concordantie vinden kan, is blykelyknbsp;uit de woorden Arnos. F. 8. Die de doods fcbaduwe in den morgenfiondverandert. Alwaar de doods fchaduwe den midder nagt of fwaarfte duifternilTe ei-gentlyk betekent: nadien den morgenftond altyd op defelve volgt.

Soo dat den fin van defen text dan defe foude wefen:

Het einde dat Godt geftelt heeft voor de duifternijfe des nagt-kegels^ enaldejelfs uiterfte.^ foo in den grond-cirkel^ als in fyn eind-punt ^ en de bultige omtrek def-felfs onderfoekt hys felfs den perpendiculaar van defe donkerheit.^ die door het ahnbsp;derftik-donkerfte of het midden deffelfs doorgaat.

En derhalven (om dit eenighlints in fyn faraen-hangh te toonen) fchoon de menfehen hare onderfoekingen na Metalen en Geftcentens foo diep ondernbsp;de aarde voortfetten 5 dat de dierendie in de aldernaarlle hooien figh gewoon fyn op te houden, dien wegh noit betreden hebben: en hoe wel fynbsp;hare nafpeuringen foo hooge tot boven de lugtuitftrekkcnj dat, daar de vogelen die hoogfl: vliegen en feherpft fien, nogh op verre na tot de boven-lle lugt niet kunnen komen, en op de aarde fynde, alleen heteeneuiter-fte des nagt-kegels, namely k den cirkel CdDu kunnen waarnemen j de menfehen egter veel verder gaande, alle deffelfs uiterften, en dat meer is, deal-derdikfte en middelfte donkerheit onderfoeken; noghtans niet tegenftaandcnbsp;dit alles, dat niemand de ware wysheit gevonden heeft.

Of men nu dele uitlegginge wat nader tot het ooghmerk moet oordeeleo te komen, als eenige andere, dan of’er eene meer eigene is j betwifte ik hiernbsp;niet. Dit fchynt waar te fyn, dat alle de fpreek-wyfen van defen text, innbsp;hare eigene betekeniffen met grooten nadruk defen lin kunnen uitmaken} ennbsp;toonen, met hoe doordringende een kennifle van deSchepfelen, ehhoe volkomen wectenfehap van de verft-gaandc betragtinge derMenlchen, felfstoCnbsp;onfe tyden toe, den aanbiddelyken Ingever van dit Woord in hetfelvedootnbsp;fyne knegten fpreekt.

§. i8. Ik kan niet na laten, dewyle wy alhier van den loop der Sonnc handelen, yets by te brengen, waar uit een yder daar en boven moet afnfi'nbsp;men, hoefeer den Almagtigen van fyne werken fprekende, fchoon hy hoogdravende en metaphorifche overgebragte manieren van feggen gelieftnbsp;gebruiken, egter in foodanige gelykenifièn fyne wysheit in die verhevenheitnbsp;vertoont 5. dat ’er niets foude kunnen bedagt werden, het welk denatuurly-ke eigenfehappeader faken, korter, klaarder en netter te kennen geeft}nbsp;defe uitdrukkingen,, hoe oneigen fy ook ter cerften opflagh voor onkundigenbsp;mogen fchynen te wefen.

Defe plaatfe is, die Job. XXXFIII. g. gevonden werd} alwaar in het 8. vers den grooten Schepper defe woorden latende voorgaanfFie heeft de zeenbsp;mtideu/ren toegeflotendoe fe uitbrak [ende~\ uit debaar-moedervoortquam? daarnbsp;door te kennen geeft, dat hy in defen de zee by een jongh geboren kmdnbsp;vergdykt, Hoe verre nu.defe fpreek-wyfen met de maniere, op welke de

-ocr page 659-

én fi^Unn Hemel,

zee voortgekomen is, kunnen over een gebragt werden, onderfbeken wy hier niet} dewyl folks even na de Scheppinge in de vergaderinge der wateren gefchiet fynde, nadien geen waarnemingen daar ontrent van eenigh men-fche gedaan konden werden, geen plaatfc, als voor enkele giffingen over-laac.

Maar het geenewy hier beoogen in hetp.rw, is dit volgende; Doe Ik de wolken [_tot~\ haar kleedinge delde, ende é donkerheit haren windel-doek.

Wat de eerfte woorden aangaat i het is kcnnelykgenoegh , dat den Aardkloot CEDT, Tab. XIX. Fig. 4. die voor een groot gedeelte uit zee be-ftaat, rondom met de lugt GHKI en de daar in fynde dampen en wolken omkleet is. Soo dat Jehovah hier feer gepaft kan feggen, dat hy de wolken tot hare kleedinge geftelt heeft. Maar dewyl dit Woord by de Taalkundige niet foo feer een kleed in het byfonder, als wel in het gemeen , allenbsp;foorten van eLmixckleXs {Indumenta) daar het lichaam mede bedekt werd, betekent (het geen op veel plaatfen in de Concordantie dus kan gefien werden )nbsp;fchynen over folks door het felvc, om in de gelykcniffè van een nieuw geboren kind te blyven, deflelfs aantrekfelen of luyeren verftaan te kunnennbsp;werden.

Maar hoe de donkerheit (in de volgende woorden) alhier als een doek oïfwagtel^ in het Latyn Fafcia., gelyk deGrond-taalmedebrengt, kannbsp;aangemerkt werden j fal miflehien aan ymand, die noit yets in de Aftrono-mie gedaan heeft, foo klaar niet fyn.

Om dan aan defo eenigh nader begrip te geven. Laat in de Tab. XX. Fig, ï. N de Noord-, en Z de Zuid-pool fyiij den cirkel NHZD den Meridiaan, HD de helft van den .^quinodtiaaljnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;den halve Sons-wegh of

Ecliptica', © A, CB, KI, R.quot;\5pde foo genaamde Parallelen of cirkels dic men gewoonlyk evenwydigh aan den .Equator HD fielt, en waar van denbsp;Sonne dagelyks een gehouden werd door fynen loop te befchryven j ondernbsp;welke S A den Noordcr keer-kringh oiTropicus Cancri^ en den Zuidernbsp;keer-kringh of Tropicus Capricorni beduit.

Nu weeten alle Aftronomi., terwyl de Sonne alle dagen ontrent een graad in defen haren wegh, of in de Ecliptica S yp van het Weft na het Ooft,nbsp;datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S tot I, van i tot 2. enz. afloopt j (welke graden hier wat gro

door b

na SS en voort aan dc andere fyde des kloots door d loopende, in het felve punt A weder eindigen: hoe wel de Artronomi folks gemaks-halven in allenbsp;^are rekeningen gewoon fyn te onderftellen.

Llll 4 nbsp;nbsp;nbsp;Mssiï

ter geftelt fyn, om de figure niet verwart te maken) dat fyindefèlvetydvan het Ooft nahetWeft, dat is van A na S, ofvanBnaCenz.metdengeheelennbsp;Hemel omgevoert werd. Waar uit dan volgt, datdefedagelykfeoraloopennbsp;niet beftaan follen uit foo veel aan den AEquator H D evenwydige cirkels,nbsp;als A S, BC, IK , R; die by voorbeeld in A beginnende, '

-ocr page 660-

^3ö nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

Maar wanneer men de Sonne in A aan de Meridiaan in het Noorden ftelc te wcfen, om dat aldaar onfen dagh van 24 uuren fyn begin neemt gt; dat denbsp;linie, die de Son door defe twee (namelyk hare dagelylcfen en jaarlykrennbsp;loop) befchryft, eerft van A door ^ na gp gaat^ en van daar aan de andere fy-de des kloots door na B nederdaalt, om fyn tweeden omloop van daar weder te beginnen i die dan van B door q tot C volbragt fynde, door rook aannbsp;de andere fyde des kloots, in D (en niet in Bom een volkomen cirkeltema-ken) weder eindigt; en foo voort in andere. Waarom, dewyl de Sonne dennbsp;eerften dagh in fyn eigen wegh 25 yp van gp tot i, en in den tweeden vannbsp;1 tot 2, in den derden van 2 tot 3 en foo geduurighlyk verder gaat, de fa-men gefielde loop uit de twee voorgefeide beweegingen een foort van eennbsp;linie, ontrent gelyk men in de fchroeven fiet, befehryft; gaande (om vannbsp;A te beginnen)

I. nbsp;nbsp;nbsp;Van A door h tot gp en van daar door d tot B.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Daar na van B door q tot C en van daar door e tot D.

III. nbsp;nbsp;nbsp;En verder van D door ƒ tot H, en van daar door^ tot I.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Van waar fy wederom door » na K gaat, en door mïn'^ eindigt.nbsp;Alwaar fy tot hare uiterfte pale gekomen fynde, weder met een diergelykcnbsp;fcbroef-linie na boven tot haar andere bepalingh SS opryft.

Ik ben in defe befchryvinge van defe krom-loopende linie wat langer gc-weeft, op dat die anders in defen onervaren fyn, hier uit mogen fien, op hoe net een wyfe defelve den loop van een windel-doek oi fwagtel om eennbsp;nieuw geboren kind vertoont. Welke yder weet, dat de baker-moeders bynbsp;forme van een en defelfde fchroef-linie om het lichaam van een kind, dat innbsp;de luyeren is, van boven na onder, of van onder na boven gewoon fyn omnbsp;te winden.

Dus verre dan getoont fynde, dat de Sons-loop om den Aardkloot defelve in gelykformigheit is, met die van een windel-doek om een kind; fal ydernbsp;ligtelyk kunne afnemen, dat de donkerheit om de zee en aarde defelve fchroef-of fwagtel-linie befchryft. Nadien 'tab. XIX. Fig. 4. den nagt-kegel CPDjnbsp;die dogh alleen de donkerheit bepaalt, altyd regt tegen de Sonne A B over-ftaat; foodanigh, dat deflelfs uiterfte punt P, het middel-punt der Aardenbsp;O, en dat van de Sonne N, altyd in eene regte linie PN gelegen fyn-Waarom het niet anders kan wefen, of defelve linie of cirkel, die het centrum der Sonne N aan de eene fyde des Aardkloots daar het dagh is, he-fchryft, moet nootfakelyk van alle punten in TP of den perpendiculaar, doornbsp;het midden der fchaduwe of donkerheit des nagt-kegels gaande, insgely|^®nbsp;befchreven werden, aan de andere fyde des Aardkloots, alwaar het

Eene faak van eenige duifterheit, foude hier nogh by fommige kunnen over-blyvcnj namelyk, dewyl het Sonne-ligt foo wel als de donkerheit een of fwagtel-linie om den Aardkloot befchryft; waarom alleen de donkerheitnbsp;en niet de Sonne of het ligt den windel-doek der zee genoemt werd i*

verre

-ocr page 661-

Vm ie ftgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;Cyj

verre van dat dit eenlge fwarigheit foude maken, falhet in tegendeel dienen, om de alles doorgrondende wysheit van die dit fegt, in meerder ligt tenbsp;ftellcn.

Want nadien het waar is, Tah. XIX. Fig. 4. dat de Sonne AB den Aardkloot en zee-wateren in CED befchynende, de dampen daar uit doet op-ryfen, en alfoo de wolken daar uit beftaande (die om by de gclykenilTè te blyven, de kledinge ofluyeren van de zee hiergenoemt werden) vandefelvenbsp;verder doel afwyken ¦, daar eigentlyk het gebruik tmQSwindel-doeks oïfwag-iels is, defe luyeren nader aan het kind aan te brengen, het welke daar innbsp;bewonden werd. En vermits dit uitwerkfel, gelyk yder weet, alleen in denbsp;nagt en daarom in de donkerhcit van deflelfs kegel CPDplaatfeheeft; welke de dampen en wolken des daags door de Sonne opgeheven en inde lugt dry-vende (Sict Befcbouwingh XX. §. f4. en ff.) in dauw , rym,of anderevog-tigheden, die men in de nagt door de lugt gaande gewaar werd, doet ne-dervallen, cn nader aan den Aardkloot komen; wanneer den nagt-kegelnbsp;CPD in des ligts plaatfe volgende, de deelen der lugt C D/^koelder maakt;nbsp;fal yder genoegfaam kunnen fien, dat alleen de donkerheit en geenfints hetnbsp;ligt, alhier aan de zee den gelykformigen dienft van een fwagtel of windel-doek kan doen , om deflelfs luyeren of klederen (datfyn de wolken) nadernbsp;daar aan te brengen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)

Ik late nu aan yder, of de grootfte Philofooph hier kragtiger met foo wei-nigh woorden de waarheit der fake foude kunnen uitdrukken. Maar infon-derheit is hier aanmerkelyk, dat den aanbiddelyken Spreker van defe woorden, in defelvc veel meer nauwkeurigheit gebruikt, alsdenetfte Aftronomi felfs oit gewoon fyn te doen. Welke, het fy dat fy den Aardkloot ftil-flaande of loopende flellen , in alle hare figuren de dagelykfe loopen der Son-ne gewoon lyn aan re merken, als foo veel byfondere en aan den ^Equatornbsp;evenwydige volkomen cirkels oïParalUlen-, het geen egter in figh felfs onwaar IS. Nadien den Sonne-Ioop uit een geduurigen en aan een hangendennbsp;fchroef- of windel-trek, Fah. XX. Fig. i. beftaat. En gebruiken de Sterre-liundigen die andere wyfe (welke fy wel weeten, dat in de nature geennbsp;plaats neert j alleen, om dat fy een overgelykelyk grootergemak (alsbovennbsp;geiegt is; in are rekeningen geeft; en de mifïlagh die daar uitmoet voortkomen, voor niemand merkelyk kan fyn.

1 nbsp;nbsp;nbsp;”1?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(of ook een foodanige die aan de nauwkeurigheit

der Mathematici foo veel, als fommige blindelyk doen, gewoon is toe te Ichryven) met ons hier uit leeren toeftemmen; dat dit Heiligh Woord,vannbsp;defe faken Iprckendc in defe gelykenifle, netter en meer nawaarheitdewarenbsp;beweeginge des nag^kegels afmaalt; als ymand van deinde wereldtfoo hoognbsp;geroemde Wis-koniienaars in fyne gelykeniflen , dat is defelve vertoonendenbsp;figuren ^ en diiai op ruftende rekeningea oit gedaan heeft; en by figh felfsnbsp;overleggen, of het niet al wat meer kennis en beradinge verdient, als by veele

LUI 3 nbsp;nbsp;nbsp;ge-

-ocr page 662-

658 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. beschouwing E.

gevonden werden, eei* men van defe Goddelyke Schriften foo hardeuitdruk-Elen gebruikt, en als fy juift na de Hypothefe^ die fommige aangenomen hebben, niet fpreken, veele by na fonder eenige weetenfehap der Aftrono-mie (gelyk ik,’er verfcheidene lbodanige gekent hebbe) rondt en volmon-digh durven feggen en ftaande houden , dat defelve fomtyds fpreken na denbsp;dwalende opinien des gemeenen volks. Ik fpreke hier niet van andere, dienbsp;haar fchuldigh ontfagh voor dit Woord behoudende, deflelfs verfchillendenbsp;fpreek-wyfen met hare gevoelens in defen op een betamelyke en eerbiedigenbsp;maniere tragten over een te brengen.

19. Uit defe voorgefeide gronden (chynen ook de 19 en to vtrjfen van het fel-ve XXXFIIL CapiUel van Job cenigh gedeelte van hare verklaringe te kunnen ontfangen, fFaar is de wegb daar het ligt inoont ? en de duifternijfevoaar is hare plaatfe ? dat ghy dat brengen foud tot fyne palen, en dat ghy merken foudt denbsp;paden fyns buys. Indien wy de Sonne en het geen daar uit voortvloeit voornbsp;het ligt, en den nagt-kegel des Aardkloots CP D 'Tab. XIX. Fig. 4. voordenbsp;duifternifTe houden.

Soo fiet men de Sonne of het ligt Tab. XX. Fig. i. tuffehen de tweekeer^ kringen A S en R quot;sjp altyd fyn verblyf houdende, aldaar woonen, en wel,nbsp;om dat defelve geduurigh fonder ruften voortgaande defen fchroef-trek omloopt, aldaar als op eenen wegh woonen 5 welke daar na met de naam vannbsp;paden van fyn Huis fchynt voort te komen.

Ook fchynen dele geleide keerkringen A S en R quot;sjp, binnen welke het ligt op fynen wegh en in de paden van dit lyn huis woont, als de palen dtC'-felfs te kunnen aangemerkt werden j om dat de Sonne-loop altyd binnen defelve befloten en bepaalt blyft.

Behalven dat defe vragej ende de duifterheit avatar is hareplaatfe? ook lyn opligt tot den nagt-kegel C P D, Tab. XIX. Fig. 4. fchynt te hebben j aannbsp;welke, volgens alle Allronomi ( oflyeenloopendenofftilftaanden Aardklootnbsp;ftelien) geenvafte plaatfe kan toegefchreven werden. Nadien de Sonne ofnbsp;den Aardkloot geduurigh van plaatfen veranderende, dele altyd regtover denbsp;Sonne, en figh derhalven geduurigh op een andere plaatlè bevinden moet-

Indicn nu den Aardkloot geen lugt om figh hadde, foude defen cirkel CD (daar ook de yfm-e pale des ligts en der duillernifleis) om dat’er als dannbsp;nogh morgen-nogh avond-fchemeringe foude welen, foo klaar te merken ennbsp;te onderfcheiden lyn, als de fchaduwe van een heldere Sonnelchyn. Maarnbsp;in defe omftanJigheden van faken, dewyl in de lugt G H K I, rondomdeti-Aardkloot, de Sonne-ftralen breken , en ligt en duillernifle daar door morgens en avonds als by na ongevoeligh in tnilkanders plaatfe doen komen»nbsp;fyn defe plaatfen C en D, alwaar anders de fchaduwe des Aardryks ennbsp;ligt, ofte den duifteren nagt en helderen dagh ftraks op malkander volgen

foude, by demenfehen foo ligt niet te onderkennen, enovcrfulksdeduifter-

nifle tot h.svccpalen niet te brengen : nogh ook de paden van het huis deamp;r

-ocr page 663-

Vin den figthM'en HemeT. nbsp;nbsp;nbsp;6 |5p

duiflerniflè foo ligt aan te wyfen. Welke, als wy nu met defeuitdrukkinge den nagt-kegel CPD verftaan, die eenige meerder gelykenifle met een huisnbsp;fchynt te hebben, als boven gefegt is, geduurigh van piaatfeveranderen.

Ik weet wel, dat men aan het ligt om deflelft fnellen loop ook wel een wegh foude kunnen toefchryven gt; maar welke wyfe men aan het ivoonen-van het ligt op defen 'wegh een waren fin foude kunnen geven, enofmifl'chiennbsp;verder ondervindingen aan de volgende eeuwen gelegentheit daar toe fullennbsp;doen hebben, kan ik tegenwoordigh niet bepalen.

Maar verder; nadien het feker is, dat, indien niet anders dan Son en Sterren of uit figh felfs ligtende lichamen in dit groote rondt geplaaft waren,, geen duifternifTe ergens plaatfè foude hebben; en dat defêlve alleen gemaaktnbsp;werd, wanneer ‘tab. XIX. Fig. 4. de ftralen uit de Sonne A B voortkomende , en op een regt-lini(che wegh loopende, door een ondoorfchynend lig-chaam, gelyk de aarde CD of de mane LM is, belet werden voort te gaan,nbsp;en gedwongen fyn de kegels CPD en LE-M fonder ligt, datisjinduifler-niflc te laten ; terwyl alles buiten defe kegels lynde, verligt is. Indien mennbsp;nu wegnemende defen Aardkloot en de Mane,hgh deanderePlaneeten, /h/rrra-rius., fentis en Mars enz. in de piaatfe van den Aardkloot CD alhier verbeeldnbsp;geftelt te fyn: of ingevalle men C D voor Jupiter of Saturnus, en L Mnbsp;vooreen van derfelver omloopers neemt; fal het blykelyk fyn, hoe (nadiennbsp;de Son grooter is, als elk van defe) yeder een duifleren fchaduw-kegel metnbsp;figh in fyn loop door den Hemel omvoert. En, dewyl van tyd tot tyt meecnbsp;van die in figh felfs donkere lichamen en omloopers, door het gebruik vannbsp;grootere verre-kykers in den Hemel ontdekt werden {gelyk by de Aflro-nomi met groote reden vermoed werd, dat tuflchen de twee ui terfte omloopers van SaturnU'S figh nogh eene, die nogh noic gefien is, bevind^ fal niemand het getal der fclver nu of oit derven bepalen; cn daarom ook denbsp;plaatfen daar de duiflernijfenfigh bevinden^ voor al wat leeft, altyd onbekentnbsp;blyven: gelyk ook, palen tn paden welke haar omfchryven,. en volgens'nbsp;welke fy in den Hemel omgevoert werden.

CEöcn blykt, met hoe veel reden den grooten en aan-biddelyken Schepper van alles defe vragen aan Job enallemenfchen,omhaar van de kleinheit van hare wetenfehap van de werken Godts te overtuigen,,nbsp;voorgeitelt heeft. Hoe wel wy in het te voren daar over gefeidcbuiten twyf-fel alles, dat uit defen text na waarheit moet afgeleid werden., op verre nainbsp;niet bekwaam fyn geweeft by te brengen.

§, zo. Maar om weder onfen draadt te hervatten.

Daar nu alle die groote dienften, welke de Sonne aan de M'enfcheniBeeften em Planten doet, niet op te tellen fyn; daar wy fe alle dagelyks op nieuwsfiennbsp;gefchieden; daar, indien defelve, als wy te voren blind, of al tyd in het dui-fter geweeft hadden, voor de eerfte maal aan ons voorkwamen, wy doornbsp;baar aan te fchou.wen niet minder als in verbaaftheit.overderlèlverHeerlyk-

heit

-ocr page 664-

640 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

heit, builen ons felven verrukt foude wefenj is my meermalen metverWOfiquot; deringh voorgekomen , hoe het mogclyk is, dat niet alleen Atheiften,nbsp;welkers gronden dit medebrengen, maar ook andere die een Godt erkennen, en hem anderfints fchyncn te dienen, foo weinigh ontrent alle de voor-deelen, welke aan haar door middel van de Sonne gefchieden, aangedaannbsp;fchyncn. Hoe weinige (by voorbeeldt) fyn met een behoorlyken indruknbsp;dankbaar van die groote weldaad, dat Godt iyne Sonne des morgens laat opgaan, en de Wereld verligtenj dat hy die des avonds doet ondergaan en denbsp;nagt maaken, door de fchaduwe des Aardkloots, om aan al wat door den arbeidt des daags vermoeit is, als dan rufte te gevenj en foo voort in alles.

Maar infonderheit, felfs die van de grootheit der Sonne, en deflelfs verren afftand van den Aardkloot nu al volkomen overtuigt fyn uit de Wis-konftige bewyfen der Sterre-kundigcn, en daar en boven uit foo veel plaatfen der H. Schrifture (als Pfalm. LXXIV. i6. Ghybebt het ligtende de [ome bereid. Pfalm. CXXXFI. 7. Die de groote ligt en gemaakt heeft., en veele andere) gefien hebben, dat den Geeft Godts felfs dit foo groote en heeriyke Son-ne-ligt tot een gewis bewys ftelt van de grootheit der Magt van den Schepper en Regeerder deflelfs, fchynen egter figh dit alles nauwelyks met eennbsp;weerdigh begrip te kunnen voorftellen. Behalven de gewoonte, fchynt denbsp;onmagt van onfe verbecldingh de oorfaak daar van voornamelyk te fyn, dienbsp;onbekwaam is, foo om de kleinheit van veele Schepfclen, die men doornbsp;crofcopia moet befchouwen, als om de grootheit van defe Hemelfche lichanbsp;men aan ons nabehooren voor te ftellen.En hoe wel niemand,die debetoogingennbsp;verftaat, daar aan twyffelen kan, fal egter yder bevinden, hoegebrekkelyknbsp;fyn verbeeldinge is, in defelvc in hare ware grootheit of kleinheit aan hemnbsp;te vertonnen. Hier van behoeft men geen bewyfen by te brengen, elk gelieve figh felfs te onderfoeken, en te fien, of hy in figh nieten bevind, hetnbsp;geen veele van de grootfte Mathematici met fchaamte ontrent defe faak gedwongen iyn van haar felfs ondervindelyk te bekennen. Sict hier van dennbsp;Heer C. Huygens Cofmotheoros, pag. 124, I2f. Die, om aan defe fwakheitnbsp;van de menfchelyke verbeeldinge te gemoed te komen, figh van een andernbsp;middel tragt te bedienen j op dat men van de grootheit \'an de werken desnbsp;aanbiddelyken Scheppers, en van den afftand der Sonne van den Aardkloot,nbsp;een kragtiger indruk mogte hebben: toonende, als men de wydte tuflehennbsp;de Son en den Aardkloot, met hem op 12000 Aardkloots diameters of dik-tens ftelt (het welk nogtans veel minder is, gelyk boven blykt §. 7. als denbsp;hedensdaagfche nauwkeurigfte Aftronomi die met veel reden ftcllen te (yn)nbsp;dat een kogel uit een groot kanon gelchoten, in fyne fnelheit volhardende,nbsp;by na 2f, immers meerder als 24 jaren van noden foude hebben, eer hynbsp;van den Aardkloot tot de Sonne foude komen.

§. 21. Dat dit nu niet boven de waarheit is, fal blyken;

I. Om dat na de nauwkeurigfte meetinge van de Franfche Wis-kuodige,

een

-ocr page 665-

Van den Jlgtharen Hemel, nbsp;nbsp;nbsp;lt;^41

ëcn graad van een grooten cirkel op de Aardklot doet f70(Jo Franfche fes-voetige roeden {Hexapeda) waar uit volgt, dat de dikte of diameter der fel-ver 58fP4 van defe roeden uitraaakt, gclyk de Heer Huygens aldaar 1'egt, en fFhiJlon Pr al. Aflvon.pag. 15.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dit met liooo gemultipliceert, komt de d'iftantie der Sonne van dennbsp;Aardkloot 784Ö3118000 Franfche roeden.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Nu door de experimenten van Merfemus loopt een kanon-kogel innbsp;een feconde of pols-flagh ontrent 100 der felver roeden. Soo heeft hy dannbsp;om van den Aardkloot tot de Sonne met defe fnelheit te loopen 784031180nbsp;feconden tyds van noden.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Welk getal wat minder is, als 788P40000, het welke de feconden

uitdrukt van zy jarenj als m;n elk ftelt op 3df dagen en 6 uuren. Hit welke rekeningh, van de Heer nbsp;nbsp;nbsp;aldaar aangeraakt, het gefeide blyken

kan.

§. zz. En indien de fnelheit van een kogel ymands verbeeldinge nogh te veel vergt jhy denke,dat een fnel-loopend Dier,een Paard,een Hart,een Vogel,ofnbsp;ook een Schip alle Z4uuren vry f o mylen voortgaande,wel 11 oojaren van nodennbsp;foude hebben, om een lengte als tuflehen de Son en den Aardkloot, af tenbsp;loopen, te vliegen, of te zeilen. Het welk ligt fal te rekenen wefen j alsnbsp;men weder ftelt:

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat den Son van den Aardkloot izooo Aardkloots diameters af-llaat.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat een graad na de Stuurmans rekeninge voor ly duitlê mylen genomen fynde, den omloop des Aardkloots y400, en fyn diameter 1718 duitfcnbsp;mylen bedraagt.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dele met Izooo gemultipliceert, komen dan 2o5ilt;5ooo duitlê mylennbsp;tuflehen de Son en den Aardkloot.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Welke gcdeelt fynde door yo, of die mylen die dit fchip daags voortfeilt, of dit Dier voortloopt, krygt men 41 z3zo dagen, die daar toe ver-eift werden, of ontrent i izp jaren.

Ik hebbe gedagt niet te kunnen afwefen om in defen wat breder te fyn, en de Sons af ftand van den Aardkloot op meer dan eene wyfe te toonen; nadien allenbsp;menfehen a hier gewoon fyn,figh eenReus als eenDwergh,en defen grootenrie-mel cn de daar in fynde heerlyke Lichamen, infonderheit de Sonne in fyngroot-heit en afitand, onvergelykelyk minder, als fy waarlyk fyn , aan figh voor te ftel-len jen dien volgens de gedugte Mogentheitdes Makers in plaatfe van aanbidde-lyk en verwonderlyk,by na veragtelyk te doen voorkomen. Waarom het nodighnbsp;fcheen, alle die eenige genegentheit hebben, om de groote werken Godtsnbsp;na waarheit, en den Maker in defelve te befchouwen, alhier tegen de ver-leidinge van haar eigen, in defenganfehonmagtigeengebrekkclykeverbeeldinge te waarfchouwen; en te verloeken, indien fy eenige vrugt en kenuif-fe Godts in de belchouwinge des figtbaren Hemels be-oogen 3 dat iy haar

M m m m nbsp;nbsp;nbsp;ui-

-ocr page 666-

é4z nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

uiterfte poogingen aanwenden, om de kinderlyke voor-oordeelen, die veelc tot haar einde aankleven, te boven te komen} en haar verbeeldinge doorda-gelykfe oeffcningen te gewennen (vermits dit al meer moeite vereilt, als vele wel fouden denken) om de verbafende grootheit en veerheden van defenbsp;Hemel-ligten aan haar foo veel mogelyk is, na de waarheit tevertoonen. Innbsp;hoope, dat dit veranderen van haareerfte ongegronde begrippen, en de o-vertuigende kragt van de betoogingen, die haar het ware geftel der fakennbsp;aantoonen, aan eenige van vrugt maghfyn. Nadien, behalvenderegtveer-dige wrake van een onweerdiglyk gelafterden Godt, die fyncramplaligcloochenaars dikwils aan haar eigen blindheit overlaat, foo niet geheel, tennbsp;minften voor het grootfte gedeelte, dele verkeerde vcrbeeldingh van dennbsp;Hemel de oorfaak fchynt geweeft te lyn i waarom het ontegenfprekelykenbsp;bcwys van de Mogentheit Godts, dat in defe Schepfelen middagh-klaar uitblinkt , tot nogh toe tegen Ongodiften van foo weinigh kragt en uitwer-kinge geweeft is.

§. Z3. Maar om aan defe ellendige misleiders van haar felfs een nader be-wys te doen fienj waar door het onmogelyk fchynt, dat een redelyk men-fche in die gedagten foude blyven, dat de Sonne fonder eenigh toedoen van een Magtigh niet alleen, maar ook van een Wys en Goedertieren Maker,nbsp;lyn wefen verkregen hadde en alleen van een van figh felfs onbewufte oorfaak of van een los geval voortgekomen was: Laat hy met ons dat Wondernbsp;aller Wonderen, dat verbaaflmakende Schepfel, HET LIGT^ in deflelfsnbsp;eigenfehappen, alleen foo verre die tot nogh toe bekent lyn, eneerftdeffelfsnbsp;onverbeeldelyke, en ten fy fy ondervindelykbewefcn was, ganfehongeloof-felyke fnelheit befchouwen.

Want milTchien fal het aan veele vremt fchynen, en felfs aan de meefte geheel onaannemelyk voorkomen j indien wy feggen, dat het ligt cenigen tyd van noden heeft, om gevolgelyk na malkander van de Sonne tot ons af tenbsp;dalen} en op die wyfe na alle kanten van defelve uitgedreven te werden. Nadien de voornaamfte Philofophen van de voorleden eeuwe, en veele tegenwoordige, aan welke de laatfte waarnemingen der Sterre-kundigen nogh niet

bekent fyn , met veel fchyn van waarheit gevoelt hebben j dat het ligt ontrent op defelve wyfe bewogen werd, gelyk een ftok, tulTchen ons en de Sonne leggende j van welke het eene einde by de Sonne voortgeftootennbsp;de, ook in hetlelve oogenblik {^in ïnflanti) fonder eenigh gevolgh van tydgt;nbsp;het ander einde dat by ons is, voortgeftoten werd. Soo dat eigentlyk,nbsp;gens defe ftellinge het ligt niet van de Sonne tot ons afdaalt, maar hetgeen^

by ons is, alleen door de Sonne, of de kragt van lyneHemel-ftoffe gedurige

bewogen werd.

Maar nogh veel onaannemelyker fal dit aan haar voorkomen, indien men fegt, dat dit ligt niet alleen van de Sonne tot ons af komt, cn daar toeeeni-

gen tydbeftcct, maar felfs, dat het met foo grooten fnelheit voortgedreven

werd 3

-ocr page 667-

Fan den ftgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;645

Werd •, dat om van de Sonne tot ons te komen gt; en foo veel milliooncn mylen af te loopen, het felve niet meer als een half quartier uurs, of ontrent 74 minuten van een uur van noden heeft.

$. 24. Een dadelyk bewys, dat het ligt voortloopt, en felfs als hetinee-nige meenigte by een vergadert fynde, eenige lichamen in fynen loop ontmoet, defelve voortftoot, en fommige gelyk een geblaas wegh doet druiven, is te fien in de Hiftorie van de Koninklyke Academie A». 1708 , pag. 2f. Alvsraar de Heer Hombergh-'fsxh.z'At, dat een ligtellofFe, alspluim-aluin {A-mianthm) fchielyk in het brand-punt van een brand-fpiegel gebragt fyndenbsp;op een hout-kool, door defe famen-loopende ftralen van defelve afgeftootennbsp;Wierde; en dat de veer van een Horologie, met het eene einde in een houtnbsp;vad: geftelt fynde, als hy het biand-punt van een rond glas van 11 of 13nbsp;duim breedt, tegen het lod'e einde van defe veer als by ftooten deede aankomen, defelve daar op figh heen en weder begon te bewegen, eveneens, alsnbsp;of men met een ftok daar tegen gefloten hadde.

Maar fchoon dit al een groote fnelheit des ligts onbetwiftelyk aantoont j fou-de egter defe verbalende voorgemelde veert van het ligt, gelyk alle verbeel-dinge, ook met een by veele alle waarfchynelykheit te boven gaan j indien niet de tien-jarige waarnemingen van de Heer Romer gedaan ontrent de E-clipfen van de omloopers van den Planeet Jupiter., dit foo verre buiten twill:nbsp;en twyffel geftelt hadden, dat de aldernauwkeurigfte en aldergrootfte Mathematici daar aan uit kragt van defe ondervindingen gedwongen fyn ge-weeft toe te ftemmen.

Het fal om defe verhandelingh niet te groot te maken, genoegh (yn alhier het getuigenifle van den Hcere Newton alleen by te brengen; hoe wel men die van veel andere daar by Ibude kunnen doen. Soo légt dien Heernbsp;in fyn Princ, Philof. pag. 2.51 , Prop. XCNI. Lib. 1. in het Scholium. JVantnbsp;dat het ligt JucceJfivelyk en na malkander volgende voortgefet werd, en binnen eennbsp;tyd van tien minuten (in de II. Editie verandert op [even of agt minuten) vannbsp;de Sonne tot den Aardkloot komt-, is nu feker door de verfchynfelen van de omloopersnbsp;vanjuptter', door de waarnemingen van verfchetden Afironomi beveftigt fynde.

En daar na fyne Opriri? uitgevende, welke op een meenigte van verwonder-lyke expeiimenten fteunt, liet men ook de elfde Propofitie vanhetII.Boekdes III’ pi- 2-30. daar van in het byfonder met defe woorden in het op-fchrift ipi eken. Het ligt werd in een fekere lengte van tyd voort gefet van de lig-tende lichamen, en bejleed in fyn loopen van de Sonne tot de Aarde, ontrent y of ^nbsp;minuten. Waar onder hy het bewys voegt, van het welke de eerfte woorden fyn: Dit heeft Romerus de eerfte, en daarna andere waargenomen door denbsp;Rclipfen van de omloopers van Jupiter.

In de II. Definitie van defe Optice, neemt hy •tXietnontrent jminutenélch-Gt ligt daar roe van noden heeft.

Die nu het bewys, waar op dit alles gegrond is, wat uitvoeriger wil fien,

M m m m 2 nbsp;nbsp;nbsp;kan

-ocr page 668-

644 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWINGE.

tan fulks ook by de Heer Huigens^ in fyn tradaat van het ligt, enindeP?quot;lt;^* leSltones ^ftron. van IVhiJlon en andere, na Haan. Behalven dat de onmogc-lykheit van de onderftellinge, welke de andere tegengeftelde, en voor aangehaalde wyfe ftaande houd, reets by Newton en Huigenius aangewefen is.

quot; Het is ons genocgh, dewyl wy hier de byfonderhcden der Sterre-kundé niet befchryvcn kunnen, in defen getoont te hebben, dat by degrootfte ennbsp;aldernaukeurigfte Ondcrfoekers van het ligt, dit voor een onbet widely keennbsp;fekere waarheit te defer tyd bewefen werd, en dat de ftoutde Atheidendaarnbsp;aan met geen reden fullen kunnen twyflfelen j indien aan haar de Wis-konftnbsp;en de tegenwoordige laaide ontdekkingen ontrent de eigenfchappen van hetnbsp;ligt niet onbekent fyn. Of indien fy de voorgenoemde PraleStiones Aflron.nbsp;van Whijion^ pag. zzp. en Z30. gelieven na cc leien, alwaar de regt-linifchenbsp;voortloopcnde beweeginge der kleine ligt-deeltjes brcedt verhandelt, ennbsp;tegen twyffelingen vadgedelt werd} engetoont, dat volgens de necde waarnemingen fy in een half quartier uursof yi minuten een lengte als van de Sonnenbsp;tot den Aardkloot afloopen. En dit by haar voor vadgedelt fynde, laat fynbsp;by figh felfs overleggen, of het geloofFelyk is} dat by geval en fonder be-ftieringe foo verfchrikkelyk fnel voortgedreven lichamen, in hare onbeden-Icelyke veert aan foo veel wetten, fonder immermeer te milfen, kunnenge-hoorfamen; als men van het ligt in foo veelvuldigegelegentheden (waarvannbsp;meerder hier na) fiet waargenomen werden.

§. zf. Ik fal hier by doen, .dat mymeermalen defc gruwfamefnelheitvan het ligt met ontroeringen voor is gekomengt; als ik dagte, dat, indien eensnbsp;foo veel ligt-deelen figh aan malkander vadhegteden, dat fy een klein lichaamnbsp;te famen uitmaakten, het welke niet meer als van een grein gewigtsfwaarnbsp;was, het felve door degrootheit van fyne fnelheit foo veel kragt foudedoen,nbsp;als het tegen yets hier op der aarde aanliep, als een kogel van iz po.nd, dienbsp;uit een grof Kanon gelchooten werd.

Dat dit nu niet onmogclyk is, dat het ligt figh in een vad lichaam te famen lét , fchynt uit die doffe te blyken, die men tegenwoordigh Phospherusnbsp;noemt i welke, of geheel of ten grooten deele uit een famen gekleed vyer ofnbsp;ligt fchynt te bedaan. Nadien defelvc in olye van Nagelen gclegt fynde,nbsp;het ligt daar van aan dele olye figh hegt, en dcfelveligtendemaakt, gelyknbsp;by de Chymici bekent is. Waarom dit gefeide aan ymand, die niet als eennbsp;geval of onbewude wetten in het Geheel-Al dek plaats te hebben, nieton-gebeurlyk kan voorkomen. Te meer, als hy de volgende §. 44. gelieft n*nbsp;te lefen, daar hy een klaar bewys daar van vinden fal.

En opdat het vervarelyk geweld, het welke het nederdalende ligtftraks gefegt is in die omdandigheden te fullen doen, aan niemand onaanneme*nbsp;Jyk moge fchynen, gelieve hy te denken,

I. Dat het ligt in ^ van een uur, of 4^0 fecondenofpols-flagen, de lengte van de Sonne tot den Aardkloot afloopt} die boven §. zi. gevond^*^ op 78463izSooo Franfche roeden {Hexapeda)

-ocr page 669-

Van den figthafen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;64 j*

II. nbsp;nbsp;nbsp;Soo volgt, dat, die gedivideert fynde door4fO, hetligt ineenfecon-de of pols-flagh'174362^06 derfelver afloopt. Laat ons dit op i743özfoonbsp;(de fes weghwerpende) ftellen.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Nu een twaalf ponder uit een kanon gefchooten, is bevonden in dienbsp;tyd 100 van defe roeden te loopen.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;En is uit de Mechanica en de leere van de bofllngen {Dodlrina PercuJJi-onum) openbaari dat de gewelden, die voortgedrevèn lichamen met harennbsp;aanloop en boffinge doen, tot malkander ftaan, als hare gewigten gemulti-pliceert met de lengten, die fy in defelfde tyd afleggen.

Om voor die de Mathematieque niet verftaan, wat klaarder te fpreken : een kogel van 6 pond, die in fekere tyd zoo roeden loopt, doet tweemaalnbsp;foo veel geweld als een kogel van iz pond, die in defelve tyd fo roedennbsp;Voortloopt; want 6 maal zoo maakt izoo en iz maal yo alleen 600, of denbsp;helft van izoo. Op defelve wyfe, een kogel van i z pond, in fekere tydnbsp;100 roeden loopende, doet even veel geweld, als een kogel van6pond, dienbsp;2.00 roeden; van 3 pond, die 400 roeden; van z pond, die 600 roeden afloopt, in defelfde tyd, en loo voort; om dat het gewigt van elk defer kogelsnbsp;inet de lengte, die hy in defelfde tyd afloopt, gemultipliceert, altydeengc-lyk getal van I zoo uitmaakt.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Waar uit dan dit gevolgh kan afgenomen werden, indien het ligt metnbsp;fyn fnelheit een gelyk geweld fal doen, als een kogel van iz pond met de ly-nc; dat om de fwaarte van het ligt te vinden, die hier toe vereift werd, defe regel plaats heeft.

Gelyk de lengte, die het ligt in een feconde aflegt (i7436zyoo Fran-de ibo'deftr foed nbsp;nbsp;nbsp;lengte die delen kogel in defelfde tyd afloopt, lyn-

Alfoo liaan de iz ponden gewigts van den kogel, tot de ponden oflie-Jewigte van dit lichaam van ligt, ’t geen defelvekragt moet doen.

yi. En defe regel van drien uitgerekent lynde, fal van een pond, de iwaarte fyn, die het ligt moet hebben in dit geval.

En Itellende een pond van lö oneen, te houden 7680 greinen na de Me-decyn c e iCveningh; fal defe fwaarte van dit ligt fynrfllHj ofontrentrsvan een grem fyn, volgen, hec geen boven gefegt is^ ^

^ nbsp;nbsp;nbsp;11 '•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alleen van de aanwefentheit, maar ook van denoodla-

kelykheit van een (joddelyke Rcgeeringe overtuigt te werden, nadien dele

quot;Wat nootfakelykheit in de Nature nbsp;nbsp;nbsp;r~vquot;'quot;u quot;A °c r , °

in foo klein een valUichaam k“ n

\voone rneli,/.,v r,pelef-Irr.tvgt;fl j ” lamcn voegen, en dus tot ons met de ge-fnelbeit nederkomen; daar het water in de lugt flgh tot hagel liimen

Mm mm 3 nbsp;nbsp;nbsp;hegcj

verfchnkvtelyke Inelheit des ligts bekent is, en de ondervindinge in duifen-den van lichamen toont, dat het ligt ligh in delèlve vafl: lèt, en tot een vafi: lichaam werd; waar uit het, als fyaangeftooken werden, weder te voorfchynnbsp;tornt. Laatnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Godtloochenaar figh felfs vragen.

-ocr page 670-

64lt;J nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

hegtj en de vlakken indeSonnefoodanigefamen-runningenvandeeienrchy-nen te vertoonen. Immers, indien een geval plaats heeft, is 'er geen de minfte oorfaak by te brengen, waarom fulks niet gefchieden kan j en eennbsp;gruwfamc buy van defe famen gepakte ligt-deelen niet in een oogcnblik denbsp;uiterfte verwoeftinge doe komen overalleswatopden Aardkloot is. Ik fal hiernbsp;alleen maar verder aanmerken, in hoe naar een vreefe defe trotfe Atheiftennbsp;gedwongen fyn geduurigh te leven voor defe cn andere voorgemelde toevallen in de Nature gt; die volgens hare beklagelyke gronden aan haar dagelyksnbsp;kunnen bejegenen j en het legengeftelde geluk van die op de goedertierenenbsp;Voorforge van den Opper-Beftierder van alles figh met een geruft gemoednbsp;betrouwende, weeten, dat niets aan haar, fonder de wille van Hem, dienbsp;haar als fyne kinderen bemind, kan overkomen.

§. 27. Hoe feer nu dit verfchynfel (dat is het fnel voortloopen, van plaats veranderen, en nederdalen des ligts) in de voorige eeuwen voor al wat leefdenbsp;fchynt verborgen geweeft te fyn i heeft egter den Aanbiddelyken Ingevernbsp;van het H. Woord op veelc plaatfen getoont, dat fulks aan hem niet on-bekent geweeft is.

Soo fegt David Pfalm. XLIII. 3. Send u ligt en uw ‘waarheit, dat die my geleiden: waar uit, fchoon het ligt hier figuurlyker wytê verilaan moet werden , egter af te nemen is, dat het felve kan gefonden werden en by gevolge plaacfelyk voortloopen.

Gelyk fulks ook ^oh. XXXFII. 3. van het natuurlyk ligt gefegt werd, fend hy regt uit onder den ganfehen Hemel^ en fyn ligt over de einden der aarde ^nbsp;wanneer men de woorden dus vertaalt, het welke feer wel gefchjeden kan gt;nbsp;hoe vvel egter het veooxè.[enden ^ niet byfonder in de grond-text gevondennbsp;werd. Dogh van defe plaatfe nogh yets hier na.

Hier op fchynt ook geoogt te werden, Jacobi. I. 17. in die woorden; Alle goede gave en alle volmaakte gif te, is van boven van den Vider der ligten af komende. Dat nu hier op het af komen des ligts geoogt werd, fchynt daar uit aanneme-lyk te fyn i om dat de volgende woorden : By welke geen veranderinge is ofnbsp;fchaduwe van omkeeringe , in defe befchryvinge opfigtelyk ophetligtfchynennbsp;te feggen, dat geen fchaduwe by den Fader der ligten fynde, ook daarom hetnbsp;ligt niet belet werd, voort te loopen, het geen anderfints in alle fchaduwenbsp;gefchiet.

Soo ftet men ook dat in die plaatfe, Jefaias.XXX.z6. En het ligt der Sonne fal fevenvoudigh fyn als het ligt van [even dagen: ook onderftelt fchynt te werden, dat het ligt lighamelyk van defe Sonne afkomt. Nademaal hetnbsp;waarfchynelyk is, dat defe woorden willen feggen dat uit de Sonne lbo veelnbsp;ligt neder fal komen op eenen dagh, als anders in feven dagen. Het geennbsp;ook met het plaatfelyk afkomen van het ligt uit de Sonne volkomen over eennbsp;komt} hoe wel dit het felve tegen andere gevoelens niet volkmen vaft-

Maar

-ocr page 671-

Van den figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;ts^j

Maar dat niet alleen op den voortgangh , maar ook op den lbo fnellen voort-gangh des ligts gefien werd in dit Woord, Habacuk. IIL 11. fal feer klaar bemerkt werden; als men het voor-fetfel Ze, dat hier Met vertaalt is (hetnbsp;geen ook anders hier defelfde fin foude geven, en toonen, dat het ligt fnelnbsp;voortloopt) door als of gelyk-alsoverfet j welk laatfte ook onder deflelfs bete-kenniflen behoort, gelyk by Glajfms te fien is: en infonderheit in deCö«eor-dantie van Trommius^ alwaar onder het woord als (N B) wanneer het een^^-lykheit oivei-gelykinge betekent, ook dit voort-fetfel Ze gevonden werd. Job.nbsp;XIU. iz. Threnor. I. 8, 17, enz.

Want, als dan fal in dit vers van Habacuk, den fnelheit des Blixems of der pylen Godts, tweemaal feer nadrukkelyk by het ligt vergeleken werden,nbsp;¦en de plaats dus luiden; Gelyk het ligt gingen uwe pylen daar heenen, gelyk hetnbsp;nitfehieten, oï uitfehitteren dejfelfs, uwe Blixem-fpiejJen. Want het woord iVo*nbsp;gach, hier glanfeh overgefet; werd vertaalt by Robbertfon met Emkatio Lu~nbsp;minis j dat is, uitfehieten of uitfehitteren van het ligt.

Op defe felve fnelheit des ligts, werd ook volgens de uitlegginge van veel voorname Theologanten gedoelt, gelyk by Polusowev defe plaatfe te fien is,nbsp;in den text Pfalm. CXXXIX. Alwaar David in het voorgaande 7. vers ge-fegt hebbende, Waar fal ik vlieden voor Uaangefigte? vers 9. daar op laatnbsp;Volgen, Name ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterfte der zee,nbsp;ook daar foude uwe hand mygeleiden-, door welkealhier de fnelheitnbsp;der ligt-ftralen afgebeeld werd, die (gelyk daar in de aanmerkingen ftaat) innbsp;een ogenblik tot de alderverdft gelegene plaatfen loopen. Siet ook hier vannbsp;het Lexicon van Coceejus, op het woord Canaph of vleugél.

Uit al dit gefeide nu by den Anderen genomen fynde, fchynt dan af re nemen te yn, dat ook dele plaatlelyke en fnelle beweeginge van het ligt, aan den grooten ingever van dit Woord bekent is geweeft in die tyden. En lbonbsp;veel ons blykt, is defclve voor alle Natuur-Onderfoekers verborgen geble-by de grootfte en meefte van haar voor valfch gehouden, tot defenbsp;laatfte jaren toe, wanneer de nieu we brand-glafen, en groote verrekykersalleennbsp;tot de ontdekkinge van dit verfchynlèl gelegentheit gegeven hebben. Dewylnbsp;nu ook ee van yder gehouden werden in die tyden by de Oudheit onbe-kent tc lyn geweell, laat ymand, die nogh aan het Gefagh van den Bybelnbsp;twyrrelt, ons leggen, met wat grond hy foude kunnen gelooffelyk maken,nbsp;dat de menie ƒ m die tyd geweeten hebben, dat het ligt van de Son tot onsnbsp;met lbo veel Inelheit nederdaalt. En dit onmogelyk lynde, lal niemand ooknbsp;met reden kunnen ontkennen, dat het daar uit met volkomen waarfchyne-lykheit volgt, datHy, door Wiens leidinge dit boek befchreven is, meerdernbsp;kennis van het hgt, dan alle menfehen tc lamen, gchadt heeft.

§• z8. Te meer, dewyl ook andere eigenfehappen van het ligt, foo die Air* waargenomen, als die in de laatfte jaren eerft ondekt fyn, in ditnbsp;Woord aangeraakt gevonden werden.Op defe wylè,indien men in het geene^eb

XXXVII.

-ocr page 672-

lt;548 nbsp;nbsp;nbsp;XXV, BESCHOUWING E.

XXXVIL 3. gevonden werd: Dat fend Hy regt uit onder denganfchen Hemd fyn ligt over de einden der Aarde. (Welke plaatfe van den Blixern fchynt te 1'prC'nbsp;ken) Het ligt des Blixems fonder (Jeflelfs geweltjof ook het ligt Godts in het gCquot;nbsp;meen raet eenige verftaatj werd met uitdrukkelyke woorden die eigenfcbapnbsp;des ligts aangewefen, waar door het bekent is, dat het felve volgensregteli-nien, oi regt uit bewogen werd.

§. 2.9. Nu van defe regt-linifche beweeginge van het ligt werd volgens alle ondervindinge de fcheidinge van ligt en duifternifle met regt afgeleyd, en ook uit defen grond in de PerfpeSiiva alle fchaduwen getekent.

Om een voorbeeld te geven , is het kcnnelyk gt; dat de ftralen Tab. XIX-Fig. 4. uit de punten der Sonne A en B en die daar tuflchen leggen, komende, als fy regt uit volgens de linien AP en BPloopen, den nagt-kegel CDP formeerenj en alfoo het ligt vandeflelfsduifternifl'evolkomenaflchei-den. Daar in het tegendeel, indien het ligt nietregt-linifchbewogen wicr-de, maar door alderhande kromtens, gelyk het geluid doet, doorginghjnbsp;geen duillerniile of fchaduwe wefen foude, waar toe het ligt geen toeganghnbsp;foude vinden j en by gevolge, geen fcheidinge tuflchen het ligten duifter-nifle wefen foude.

Ik late nu aan verftandige, of De fcheidinge tujfchen het ligten tujfchen de duifternijfe^ welke Moy^r, Genes. I. 18. fègt, dat de twee op‘t'w lö.gefcha-pen groote ligten, of de Sonne en Mane maken,niet op defe wy lê begrepen moetnbsp;werden te gefchieden, namclyk door het regt uit fenden van hare ligt-llralen.

Ik hebbe geoordeelt hier van yets te kunnen feggen j omdat het £6600“!;^^^ 18. gefegt werd, ook namaals en in onfe dagen plaatfe moeft hebben, en vannbsp;ons onderfogt kan werden. Waarom wy die fcheidinge^ welke men op hetnbsp;4.^^ vind. Eer nogh Sonne mgh Mane gemaakt waren., niet lullen aanraken jnbsp;nadien dit in een geftalte des W erelds gefchiet is, waar van nogh wy noghnbsp;ymand anders eenige ondervindelyke kennifle kunnen hebben nogh bekomen.nbsp;Soo dat men niets anders daar ontrent, als blote giflrngen foude kunnen vcjprt-brengcn, indien men verder als de woorden des texts mede brengen j foudenbsp;willen gaan.

§. 30. Een anderen eigenfchap van het ligt, die een Atheifl: niet gemak-kelyk volgens fyne gronden fonder ontroennge foude kunnen befchouwen, is, dat het ligt of vyer felfs is, of veel vyer mtt figh voert. En die onu'ecnbsp;wil (yn over de kragten en onvvederttandelyke beweegingen, welke in ditnbsp;vyer ligh vertoonenj en waardoor het bekwaam is, orn in eenige meenig-te fynde, alles op de vcrfchrikkelykfie wyiè te verderven,gelieveeensgele'nbsp;gentheit te foeken, om het geweld van de nieuw gevonden brand-fpiegelsnbsp;van de Heer Hartfoeker., en de brand-glafen van de Heer Tfchirnhaus ieltstenbsp;kunnen betchouwen, of de uitwerkfclen daar van te leefen. Loot en Tin,nbsp;fchoon dik fynde, vloeit in het biand-punt der felver aanllondsj nat boutnbsp;brand in een oogenblikj kopere roode en geele, felfs yfere platen, gloey^n

-ocr page 673-

Van dm figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;6^1^

en fmcUen daar in fonder of metweinigh vertoevinge; en vcele weeten, hoc veel tyd vereift werd, om flag-baar yfer in de heetfte fmelt-ovens te doennbsp;vloeyen. Gcbakken-fteenen, puim-ftcenen, felfs aarden-vaten vol water fmel-tcn, tcrwyl het water daar in ftaat te koken, en werden tot glas j Asheflus.,nbsp;pluim-aluin , welke felfi (volgens het gctuigenifle van Kircherus) het vyernbsp;van Glas-blafers ongefchent verdraagt j ook het goud, op welk te voorennbsp;de kragten van alle onfe vyeren te vergeefs gefpilc waren (waar van bovennbsp;gefproken is) veranderen in de brand-punten tot glas. Die meerder byfon-derheden van defelve wil fien, kan de ASla, Erud. A». 1687, pag. yi. Ae. 1688,nbsp;pag. Z06. Ao. 16$ i. pag. fi8. en de Hifi orie 'uan de Franfche Academie , n»nbsp;Haan.

§.51. Laat nu een Atheifl;, die uit dit alles weet, dat de Sonne-ftralen uitfoo verflindend een vyer beftaan, of het felve in foogrootemeenigtemetnbsp;fighvoerenjofdie oit hare vreeflelyk geweld in Iiareuitwerkfelen waargenomennbsp;heeft, Cgh cerft de by na ongelooffelyke fnelheicverbeelden, w^aardoorhetnbsp;tot ons nederkomt} en vergelyken daartnededekragt, welke dooreen kleine vlam vaneen lampuitgewrogt werd. Waar door defcfoorten van Glas-blafers in foo weinigh tyds het glas doen gloeyen en fmelten, als fy met eenigcnbsp;fnelheit daar tegen aangeblafen werd. En hy fegge ons dan , of hy fonder ont-fettinge kandenken, dat die grooteSonne-vlam, metfoogruwfaatneenfoel-heit het vyer tot ons nederfendi en dat 'er niet als een los geval is, hetwelknbsp;belet, dat uit dit verfchrikkelyk groote vuur niet meerder te gelyk los werdnbsp;en nederkomt, en alles in een onuitblullèlykengloet fielten over hoop werpt.nbsp;En denkt hy, dat het vafteen nootfakelyke Natuur-wettenfyn, die hem ennbsp;den aardkloot bewaren, van dit vyer vernielt te werdenj hoe fal hy bewy-fen? dat, dewyl de wolken den eenen dagh nauwlyksgefien werden, en desnbsp;anderen daags plas-regenen neder ftorten, fulke veranderingen in de Sonnenbsp;niet morgen fullen plaats hebben, en alles verbranden. Meerder is ’er nietnbsp;van noden om een Godtloochenaar in een geduurigh beven te houden, indien hy lyne eigen gronden niet verwerpen wilj als de overdenkingevanhetnbsp;gevaar, dat het hgt der Sonne, by geval of fonder beftieringe bewogen lyn-dc, hem alle oogenblikken dreigt.

§. ji. Dat nu defe eigenfehap, dat ligt en vyer of het felve fyn of veel-tyds te famen gaan, ook aan die den Bybel hteft doen fchryven, bekentge-Weeft is, fal daar uit eenighfints afgenomen kunnen werden j dat in de tale, ¦Welke Godt m fyn Woord gebruikt heeft, bet geen Vyer betekent, af komtnbsp;Van een wortel-woord, het welke//Vr^wfegt. Maar dewyl af koraftige woorden in de Hebreeuwfche tale meermalen een leer verfchillende be-duideniffe hebben van hare grond-woorden, fal dit gefeide van meer nadruknbsp;^efenj als men daar by doet, dat dc Hebreen het 'fi oor A aanfieken^vyer aan-^ksn^ of doen branden met een woord uitdrukken j het welke in fyn eigennbsp;beiekeniflè doen Ügten beduit. Soo Jefaia. XXVJI. 11. het geen vertaalt

IS,

Nnnn

-ocr page 674-

ifO nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

fe, de wyven komende fuUenfe (de takken) aanfteken^ fegt eigentlyk in de Gront-taal, de wyven. fullenfedoen tigten. En bok Malach. I. lo. Ghyenfteekt hetnbsp;vyer niet aan \_op~\ mynen altaar om niet-, rfloeft na die eigene betekenis over*nbsp;gefêt werden, Ghy en doet mynen altaar niet ligten om niet. Het geen de nauwenbsp;Gvereenkomrt of verbintenifle van het ligt met het vyer klaar genoeghfchyntnbsp;aan te toonen j en met eenen de wysheit en nauwkeurigheitvandit Woord,,nbsp;als het van natuurlyke faken {preekt.

5 Laat nu na dit alles een Philofooph, die in de ware geftelteoifle der faken van dele figtbare Wereld fynen onbekenden Godt nogh foekt, metnbsp;ons de verbafende en genoeghlaam ondenkelyke veelheit van dit ligt befchou-wen,, het welk geduurigh en fonder ophouden van de Sonne uitgelbndennbsp;werd. Hier van is te voren, als wy van het vyer in de lugt, en voor foonbsp;verre van het ligt gefprooken hebben, yetsgefegtj maar om met een vol»nbsp;komen oewys hier van overtuigt te fyn:

Het is feker by ondervindinge , dat dit ligt onfe geheele lugt en het gan-fche ruim ruflchen ons en de Sonne vervult. Ten minden, dat ’er buiten de fchaduwen, geen foo kleine plaatfe kan aangewefen werden, waar het fighnbsp;niet vertoont v op dat ymand figh aan dit woord vervullen niet en ftoote».nbsp;Men werd het gewaar in de twee ondcrfte Planeeten MercuriuscnFenusinnbsp;de Maan die om.den Aardkloot loopt j en felfs in de drieopperftePlaneeten,nbsp;Mars^ Jupiter,, en Saturnm\ nu is het verder daar uit blykelyk, dat ditligtnbsp;alle plaaclen,. foo verre het felve ftrelci, genoeghfaam vervult. Vermits, alwaar het ooge of ook de Sonne en defe Hemel-ligten ook mogengeftelt fyn,nbsp;defe Sonne of felfs of haar ligt, het welk eerft op de Planeeten valt, en vannbsp;daar tot ons weder afftraalt, gefien kan werden: indien andere tulTchen komende duillere lichamen fulks niet beletten.

Indien men nu wil onderfoeken, hoe groot dien kloot, of dat by na on-verbeeldelyke ruim wel is, het welke van het ligt, dat (om hier van de Sterren niet te feggen) uit de Sonne komt, geduurigh genoeghfaam vervultnbsp;werd: laat ons met de hedensdaagfenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens de tafel, na welke

de Heer Huigens fyn Automaton gemaakt heeft {^pag. 447 ) Hellen j dat dcdif-tantie des A-ardkloots van de Son Haat tot die van nbsp;nbsp;nbsp;van de Son, alsioo

tot pfl, dat is dat Saturnus ontrent p| malen verder van de Son afftaat, als den Aardkloot. Nu is het klaar genoegh, na de hedensdaagfche ondervindingen, dat de lengte ruflchen den Aardkloot en de Son, met minder bedraagt, als iiooo geheele, of 2.4000 halve diameters of diktens van deonbsp;Aardkloot i en daarom dat den aflland vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;pi maal foo groot fynde,

128000 malen des Aardklootshalven diameter of dikte begrypr. Waarom een kloot,die de breedte van Saturnus wegh om de Son heeft 1 i8y23y2ooo,ooo,ooonbsp;Aardklooten bevatten fal; om dat defe bollen tot malkander Haan, .alsder«-hi of teerlingen van haar halve diameters. En foo falnueenyder, die dit bynbsp;m onnoemelyk getal van Aardklóöts groothedenbefchouwt, welke vereitchc

wer-

-ocr page 675-

Van den ftgtharen Hemel, nbsp;nbsp;nbsp;6fi

Werden omdekloot, diedebreedtevanSaturnusomloopheefr, uittemaken^ ligtelyk toeftaaii, dat het ruim, het welk van het Sonneligc vervult werd,nbsp;by na onverbeeldelyk met veel regt genoemt is.

Maar indien wy verder gaan, en om des ligts veelheit tebewyfên, byde-'fe grootheit van ruimte, de fnelheii van het ligt in aanmerkinge nemen j het quot;Welle in ontrent | van een uur of 7? minute van dc Sonne tot ons korntj falnbsp;hier uir blyken, dat het felve in p’ maal loo veel tyd, dat is in ItI uure vannbsp;dc Son t'. t Saturnus^ of tot het uiterfte van den kloot (op fyn afltand vandcnbsp;Son, als haUen diameter befchreven fynde} komen kanj immers als mennbsp;ondcrftelt, dat het ligt over al defelve fnelheit behoud. Waarom delen groten kloot, als het ligt dus voortgaar, in minder als f kwartier uurs wedernbsp;fal ledigh fyn j en derhalvcn uit de Sonne een foo ondenkelyke veelheit desnbsp;ligts moeten uitgaan, dat het in Z4 uuren, ontrent zo malen foo grootennbsp;kloot vervullen kan,

§. 54. Ik late nu aan een Atheift (die in tegenwoordigheit van verftandi» gen niet foude derven ftaande houden, dat fyn kaars, die des avonds fyn kamer verligt, by geval gegroeit was) felfs te oordeelenj of die heerlyke Sonne, die verwonderlyke Bron, waar uit nu foo veel duifenden van jaren da-gelyks een foo ondenkelyke meenigte van ligt voortgevloeit is , by hem kannbsp;Voorkomen, als fonder eenige wysheit voortgebragt te fyn; en ofalle de nuttigheden, welke fy aan die de aarde bewoonen geduungh toebrengt, aannbsp;bem niet en kunnen betoogen, dat een groote, en voor hare vyanden ver-fchrikkelyke magt, benevenseene wille cm aan de ïnenfchenwelte doen, ontrent het voort brengen van de Sonne plaatfc gehadt hebben. Ln offoover-baaftmakend een gevaarte, en daar uit vleiende ligt-Itroom, die door fynnbsp;gruwf^ujc fnelheit alles Ichynt mede te moeten fleepen, fonder een wyfe di-veétie en regecringe foo veel eeuwen , heeft kunnen dienen om de menfehennbsp;te ligten, en haar, met het Aardryk door verfcheiden werkingen vrugt-‘Haken, in het leven re behouden.

Men gelieve hier niet tegen te werpen, dat de Sonne met foo groten ^ °fd’ breedte van Suturnus wegh om de Son heeft, ofeennoghgro*nbsp;geloofFclyk is, dat het Sonne-ligt verder, als üaturnus gaat.)nbsp;Ion 1 wi s des daags met ligt te vervullen, en foo veel jaren als de Weicldnbsp;gcitaan et, dit te vervolgen, reeds al fyn ligt fchyntdaar aan hefteed te moeten he gt;en, en foo oghegi ^gt niet gebragt, ten minlten ved vermindert te moeten fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tegen deondervindingen ilryd. Wantfom hier

op te antwoorder) behalven dat niemand volftrekt en feker weetenkan, dat het hgt, niet gelyk het bloed in de dieren, omloopt, en na fyii loop vol-bragt te hebb n, weder fo de Sonne komt} het geennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;( waarfchyne-

Ivk ook om dele ^fg^pwerpinge te ontgaan) fighfchynt verbeeld te hebben; igt;oo kunnen ook de ngt-deeltjes begrepen werden ioo kiein te ^yn j dat nietnbsp;tegenitaande fy delen gehcelen kloot foo verre vervullen, dat de tuirchen-pl^^t*

Mnnn 2. nbsp;nbsp;nbsp;fcn

-ocr page 676-

tffz nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

fen dte tuflchen defelve fyn, voor menfchen volkomen onmerkelyk blyven, fy egtcr alle te famen genomen, de grootheit van geen een l'and-korrelt je uitmaken. Waarom in nogh veel meerjaren nogh eeuwen geen vermindering^nbsp;aan den Sonne-kloot als dan foude kunnen befpeurt werden.

Hoe wonderlyk, ja miflchicn ongelooflFelyk dit nti aan veele magh voorkomen, is bet egter bekent, by de Mathematici gt; dat het groore ruim, waar van de Sterren-Hemel het opper-vlak is, met lichamelykcdeeltjesibodanigbnbsp;foude kunnen vervult werden} dat geen cene ligt-ftraal, hoe dun en fyn hynbsp;ook wefen mogte, als hy maar een bepaalde grootheit hadde, tuflchen de-felve foude kunnen doorgaan, en dien grooten kloot daarom geheel ondoor-figtbaar foude wefen: allewelke lichamelyke deeltjes te famen genoomenlyn-de, egter de grootheit van geen een fandje niet alleen, maar felfs van geennbsp;foo veel kleinder deeltje daar van als ymand wil, wanneer het ook maar innbsp;fyn groothert bepaalt was, fouden uitmaken. Sietde Heer Introdu^,nbsp;fag.f4.enff.

§. 3f. Maar indien een Atheift, gelykhet inderdaadis, defen geduurigen en fncllen uit de Sonne voortkomenden ftroom aanmerkt, nietalleen als eennbsp;ligt, maar ook als een wefentlyk Vyer altyd met figh voerende *, falhy volgensnbsp;het experiment van de brand-glafen moeten toeftaan j indien dit ligt ennbsp;vyer, foo digt op een gepakt fyndc, rotonsnederkwam, alshetindebrand-punten defer glafen bevonden wcrdgt; dat haaft den Aardkloot, met al watnbsp;oaar op is, in een feldcr gloet als gefmoken metaal in een fmelt-oven, foude ftaan. Nu is het feker genoegh, dat dit vyerige ligt digt by de Sonnenbsp;nogh heeter en vernielender is, als in defe brand-punten. Soo dat’er om dennbsp;Aardkloot in een gloeyende Oceaan tc veanderen, aan welken ftaat niemandnbsp;fonder i'fidderen denken kan, niet meer vereifcht werd, als dat het ligt alleen tot ons nederkwam , foo digt met malkander vereenigt fynde , als hetnbsp;figh waarlyk na by de Sonne bevind.

Dit valt geftelt fynde, laat hy by figh felfs in ernfl: overleggen, of hy denken kan, dat het fonder wysheit en diredtiegefch iet j dateenbeweegingeaau de ligt-ftraalen gegeven, en een wetaan haarvoorgefchrevenisi welkefytotnbsp;nogh toe, fonder daar van afte wyken, fehoon felfs onweetende daar vaO

fynde, foo veel eeuwen ftiptelyk gchoorfaamt hebben. Waardoor den Aardkloot, en felfs het Gehecl-Al, van foo naar een verderf door dit vuur, nogh COC bewaart fyn. Welke wet daar in bellaar, dat het ligt, foo ras hetnbsp;voortgaat , figh van den anderen verfpreit j en geduurigh foo veel meerder,nbsp;als de ftralen in hare regte linien verder voortgeloopen fyn. Het welke onder dc Qiptici met de naam van bet divergeren der ftralen uitgedrukt werd;

Hier van is reeds gefproken, als wy te vooren van het gefigt en vyer handelden. En fouden wy dit alhier (om het felve niet tweemaal te feggen) 'Koor by gegaan hebben: ten fynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;divergentie oi vaneen wykinge der ligt-

firalcn, een bewys fcheen gelegen te fynj hetwelk alleen fonder eenige andere

-ocr page 677-

Fan dm figtharen Heml.

d«e gctioeghfaatn Is, om aan een Godtloochenaar, (bo hy doornoghyetste overtuigen is, met een ontegenfprekelyke klaarheit te doen fien j dat ’ereennbsp;Godt is, die defe nu (bo nutte en dienftige, en anders foo gruwfame en ver-tchrikkelyke vyer-en ligt ftofFe regeert, en daar door al wat leeft en wefennbsp;heeft op den Aardkloot voor het aldernaarfte verderf behoed.

§¦ 5Ö. Dit volgende fullen wy by het voorige alleen by doen, om aan die in denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en Ycrdere Matbejts^ welke van het ligt handelt, niet erva

ren fyn, eenigh meerder begrip van het gefeide te geven.

Men verbeelde figh dan. Tab. XX. Fig. z. dat S cen.punt in de Sonne is} uit het welke de ftralen Si«A, S^E, SfC, S^D, S^B enz. in het voortgaan van S na A, C, D, E, geduurigh van den anderen afwykende ofdi~nbsp;vergerendevootlvloeyen. Enfal dan niet veel moeite van noden fynomymandnbsp;te doen fien, dat defelve ftralen, welke in de diftantic SB op het vlak rondnbsp;AECD vallen, wanneer fy digter aan de Son, en (by voorbeeld) niet verder als Sb van de felvc atgeloopen fyn,, binnen den omtrek van een kleindernbsp;rond aecd figh alle bevinden: cn by gevolge, dat alhier hetvycr, waaruitnbsp;dele ftralen beflaan,, of ten minften het welk defelve vergefclfchapt, in hetnbsp;kleine rond aecd foo veel digter op een gepakt is, als in hetgroote AECDnbsp;a!s dit laatfte grootcr is, als het eerfte.

Of om met de Wis-konftenaars te fpreken: de hitte, welke het kleine rond aecd lydt, is foo veel grooter, als die het grootc AECD door defelve ftralen draagt : als het vierkant van den afftand van het groote rond of vannbsp;S B of S A enz. grooter is,, als het vierkant van den afftand van het kleine ofnbsp;van S^ofSd!. Dat is, wanneer SB tweemaal foo groot is, als is, denbsp;hitte innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tweemaal tweemaal, of viermaal grooter als in AECD. Ea

föo SB is 100 en Sb f , fyn haar vierkanten 100 maal 100, en vyf maal f, 10000 en 2.f , en derhalven de hitte innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;totdehittein A ÉCD, alS'

Werd^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ondervindingen beveftigr

aai^e^S nbsp;nbsp;nbsp;openbaar is, dat als' men weet hoe veel digter een plaats

kenine nbsp;nbsp;nbsp;een andere,, men ook, volgens defen regel, een gegronde rede anderenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gi ootcr hitte 06 Sonne-ftralen inde cenc, als in

En eeneraTt^ veroorfaken, uit oorfaak van haar afftand. der hitte h«t ’ het waar is, hoe digter yets aan de Son is, hoeraeer-r- pelvk ook*^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer op een gepakte en famen vereenigde ftralen uir-

ve gevoelt ** nbsp;nbsp;nbsp;verder yets van de Sonne is, hoe minder hitte het fel-

I^ndien mmjimdlt met alle Wis-konftenaars vaftftelt j laat een ongelukkig -

«kolS te r “dquot;/quot;’'* nbsp;nbsp;nbsp;Cf hy he, denken knn by geva^

® i a nbsp;nbsp;nbsp;gt; oat een glocytnde vyer-zee, meer als 100000 malen.;

^ nbsp;nbsp;nbsp;figh ontrent Sin de Sonne bevind}, wel

kers vlammende ligMtralerr SB, SA, Ie, SC, SD, enz.metfooonden.gt;

Nnnn 5

-ocr page 678-

XXV. BESCHOUWING E.

kelyk een fnelheit, en daarom in een meer als verbeeldelykc mcenigte fonder ophouden op den Aardkloot in A DCE aanloopen.} ennogtans, dat dit gruwfamc vyer, den felvcn Aardkloot met alles wat daaropis,nietaanftondsnbsp;op de aldernaarftewyfc verteert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.1,1

Het is wcl waar^ dat de diftantie S B , welkefigh tulTchen den Aardkloot in B en de Sonne in S bevind, wel izooo Aardkloots dikiens langh fynde,nbsp;daar toe milTchien yets geeftj maar egter was door dit cenige den Ichooneanbsp;Aardkloot van dit gruwfaam verderf geenfints bewaart.

Om dit te verftaan: men ftelle figh voor, dat uit het Sonne punt S, de ftralen S^, Se, S^, Se, Sd, enz. fonder divergentie of evenwydigh eanbsp;feer nauw op een gepakt op de aarde neder komen •, of (om hier van eennbsp;beter begrip te maken) dat fy tot een punt als h, digt by de Sonne fynde,nbsp;dievergerende, en van den anderen afwykende loopen, en verder gaande hare divergentie verlateni en nederdalende, door harecvenwydighcic den ronden pylaar etemk formeeren. Soo is blykelyk, dat defelvc alle op het rondnbsp;km tollen vallens en een hitre aldaar maken,welke foo veel grooter is, alsnbsp;die men anderfints in het groote vlak AEC Ddoor defelvc divergerende dralen gewaar werd, als dit laatfte vlak grooter is, als het vlak km. Het geennbsp;uit de brand-fpiegels af tc nemen is} welker kragt om te branden, daar innbsp;alleen beliaat^dat de dralen in een kleinder plaatfe by den anderen vergadert werden: en die een klaar bewys geven van defe waarheit, dat de Sonne-dralen,nbsp;ook foo verre van de Sonne, als den Aardkloot daar afdaat, in^en kleindernbsp;plaatfe vereenigt werdende, magtigh fyn een verichrikkelyken gloet tc ver-oorfaken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/• r j ^ -

Waar uit dan fekerlyk genoegh blyken kan, dat mei foo leer de veerheit van de Son, maar het verlprcidcn van defelve dralen in een meerderwydte ,nbsp;de kragt van branden voornamelyk vermindert j en dat defe veerbek rot hetnbsp;bewaren van den Aardkloot, dat fy niet geheel aanftonds in een volle vlara-me ftaat, niet by na meer toebreng, als dat om dele grooter veer heit de dralen meer van malkander verfpreid werden.

§ 37. Uit defe divergentie der ligc-ftralen uit alle punten, waar fy ook van daan mogen komen (het geen by niemand anders als voor een wondernbsp;kan aangeden werden) fal yder nu defe twee weldaden des aanbiddelykennbsp;Makers ligtelyk afnemen, die wy te voren al aangeraakt hebben.

Eerji, Dat den Aardkloot daar door bewaait werd, dat ly door het Sonne-vyer niet verbrand.

‘ten anderen. Dat daar door alle faken van alle fyden het op haar komende ligt verlpreiden, en over tolks aan yder ftgtbaar werden.

Soo bevind men Tab. X Fig- i- dat de ligt ftialen KP, uit de kaarlE K ©p een punt P (by voorl-^eld het fcherp van een naaide) nedervallendp, fighnbsp;foo wel aldaar van den anderen verfprtiden als by de kaaiffefelts, euheiidf’-de punt, aan alle kanten figtbaar maken.

-ocr page 679-

Vm den figthm» Hmeh

§. j8. Maar nadien Tah. X. Fig. 3. defc ftralcn uit A divergerende, en de ruimte AST vervullende, fulks ook van alle andere punten N,L,M,B, enz. van hecnbsp;voorwerp AB gcfchiedcn fal; en daarom dcfelvc ftralen (by voorbeeld) uitnbsp;B en A divergerende, inSOT ganfeh vermengt onder malkander fullenloo-pen, en alfoo aan het ooge in ST wel een verwart ligt van alle omleggendenbsp;voorwerpen gt; maar geenfints een diftinöï gefigt fullen vertoonen gt; fcheen otnnbsp;in volkomenheit het ligt tot het gefigt te doen dienen, nogh yets te ontbreken, en boven de regclinifche en divergente-bewegingen van het ligt noghnbsp;een andere wet vereifcht te werden^ waar door alle de ftralen uit A of B komende, weder in foo veel byfondere punten a en ^ konden na malkander toegebogen en vergadert werden. Het welk reeds te vooren getoont is, de ee»nbsp;nige oorfaak van de onderfcheidenheit van het gefigt; te fyn.

Boven dit, op dat de menfehen door het ligt gelukkigh fouden wefen». nadien de Sonne des avonds ondergaande den volkomen dagh binnen leernbsp;weinigh tyds in een dikke duifterniftè, en des morgens opgaande een ftik-donkeren nagt in weinigh oogenblikken in een helderen dagh foude doeninbsp;veranderen , en alfoo hare oogen door defen fchielyke opkomenden glansnbsp;na een fware voorgaande donkerheit foude doen befchadigt en verfwakt werden (gelyk de ondervindinge meermalen leert tegefchieden) fcheen hier ins-gelyks een middel nodigh te fyn om door een morgen-en avond-fchemerin-ge de klaarheic van het fterke Sonne-ligt, allenskens en by trappen te doennbsp;opkomen, en weder afwyken.

Ik vrage nu aan een Atheift, die nogh legt niet te kunnen fien,- dateene defe einden beoogenJe Wysheit ontrent de wetten, aan welke het ligt ge-hoorfaamt, plaatfe heeft j of hy ook defe twee groote faken beter foude kunnen te weege brengen ,als met aan het ligt, boven de andere, ook dele eigen-fchappen der relraftie te geven j door welke te voren reeds aangewefen is,,nbsp;hoe;defe twee geleide fwangheden kunnen voorgekomen werden j waaromnbsp;wy hier niet meer daar van feggen. En nadien defelve ongemakken nu opnbsp;defe wyfe dadelyk voor gekomen fynj, wat reden heeft foo een ongelukkiehnbsp;Philolooph, om hier de Wy sheil des Makers en Beftierders van het ligt nietnbsp;te willen erkennen?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

§. 3P- En om te toonen, dat men defe refractie offtraal-huigingeo^brekin--ge aan geen los geval kan toefchryvem Laat Fab. XX. Fig. 3. van de Sonne S een Itraal uitgaan , als SO, tot op het waters opper-vlak F Gj en men ligh verbeelden, dat uit het middel-punt ü eencirkelFBGPbefchievenis,,nbsp;foo groot of klein men wil. Soo is by ondervindinge blyitelyk, dat de ftraalnbsp;BO niet regt uit na R gaat} maar in O een hoek uiaaktalsBOP. Waaromnbsp;delelve daar door gebroken fynde, van O na P, volgens PO, die de gebroken ftraal genoemt werd, loopt.

Op defelve wyfe loopt de ftraal ^ O niet regt uit nar, maar breekt inOygt;. Of DU dele. gebroken ftralen O P en p O ook lu een regte linie loopen, of gedu-

«gh


-ocr page 680-

Sf6 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

righ als t’elkens nieuwe wecrftukingen lydende, eenighfints kromme liolea

maken, betwiften wy hier niet.

Ik late nu aan ymand die redelyk is oordeeleni of het bedenkelyk is» dat het fonder beftieringe en door het eenigh toedoen van een los geval kannbsp;gebeuren ¦, dat alle ftralen OS, O j en alle andere, diemet verfcheiden ichuin-heit op het water FG, als hier in O vallen, in die gruwfanjcfnelheitjraecnbsp;welke fy voortgedreven werden , en onweetende van alles en ook van fighnbsp;felven fynde, foodanigh een wet fonder immer daar af te wyken, kunnennbsp;waarnemen} dat haar gebroken ftralen OP, Op altyd juift die weg nemen }nbsp;dat (ftellende dat A B, DP,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alle regt-hoekigh lynop^d, die ook

regt-hoekigh op FG is) dele AB en PD, gelyk ook aècnpdy altyddelèl-ve reden tot malkander hebben. Soo dat (om klaarder te fpreken) als AB» twee of drie of meermalen foo langh is als PD} in alle andere vallende ftralen, als hier in ^o, ook altyd ah twee of drie, of even foo veel malen foonbsp;langh is zlspd: fonder dat in lbo veel millioenen ftralen , die in foo verfchei-den fchuinheden op FG vallen en in het water indringen, niettegenftaandenbsp;hare foo verbafende fnelheit,een eenige oit gevonden werd, welke dien regelnbsp;niet volkomen op en volgt} immers als de ftralen van defelve foortfyn.

§. 40. En gelyk wy van het Ooge handelende,aldaar de eigenfehappen van het ligt tot een onwederfprekelyk bewys van de Wysheit des Scheppers by-gebragt hebben} laat ons alhier daar wy van het ligt (preken, ons van hetnbsp;maaklèl van het ooge in opfigt van het ligt weder kortelyk tot het folve einde bedienen; en den alderhartnekkigften Atheift, indien hy niet volftrekte-lyk weigert na eenige overtuigende bewyfen te luifteren, verfoeken dat hynbsp;met ons hier weder opmeike, het geen Befchouwinge XIll, by het Gefighcnbsp;gefegt is.

§. 41. Maar fchoon nu het ligt op het ooge vallende, en het ooge hetfel-vc ontfangende, al met de voorfeidehoedanigheden voorfien waren} was eg-ter dien ganfehen toeftel nogh te vergeefs, en denheerlyken Aardklootfou-de voor fyn bewoonders niet meerder fyn} als fy nu voor ymand is, diefte-ke blind is: indien niet boven dit alles, de lichamen, op welke het ligt valt, de bekwaamhett hadden, om het felve weder van figh te doen afftuiten,ennbsp;na alle plaatfen rondom figh te refleöleeren.

Nu defo eigenfehap vind men in meeft al het geenc datfienlyk is. Sal dan nu een Atheift nogh niet befchaamt werden? als hy weder fal moetennbsp;feggen, dat ook dit by geval, en hier in dat groote einde niet beoogt is, o®nbsp;de lichamen figtbaar te maken.

En komt het aan hem te naakt voor, dit alles aan een los geval alleen toe te fchryven, laat hy ons dan feggen, welk een nootfakelykheit in defimen-hanghnbsp;der oorfaken hy ons toonen kan} waarom meeft alle lichamen ten opfigtnbsp;van het ligt defe weerflaande ofreflefterende kragt befitten. Daar ’er nogh-

tans vcele gevonden werden, die in .opfiet van andere, welke daar

* o nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;boften

-ocr page 681-

Van den figtbaren Hemel.

boflen, defe kragt niet en oeffenen, en defelve met geen weeriluit te ruggc kunnen fenden. Soo {Iet men (by voorbeeld) dat alles watopfagcekleimetnbsp;cenige fnelheit geworpen werd, daarinftilblyft, en niet gerefledteerc werd jnbsp;en egter dat in de foo fnel loopende, en daar op vallende ligt-deeltjes hetnbsp;tegendeel gefchiet. De welke (hoe klein fy ook fyn) daar van afftuitende,nbsp;defe klei fienlyk doen fyn. Waar van meer wonderen te feggen waren, 'welke wy hier voor by gaanj en ftraks nogh eenighfints fullen aanhalen.

§. 4i. Verder, nadien defe eigenfehap van het ligt wederom te kaatfen, genoegfaam aan alle lichamen gemeen is, behalven miflehien aan die fwarcnbsp;fyn. (Welke verwe by veele geoordeek werd daar door veroorfaakt te werden j om dat defe lichamen geen ligt, dat op haar valt, te rugge fendenjnbsp;waarom defe couleur als een enkele duifterheit by baar begrepen werd.) Kannbsp;men dan niet wederom een wyfe befchikkinge van den grooten en goedertieren Maker daar in befchouwen? dat, niet tegenftaande het water en veel andere vloeibare ftofFen figtbaar fyn, alleen in de lugt de meeften tyd fulksnbsp;niet ondervonden werd; niet tegenftaande defelve in haar geitel, om harenbsp;te rugge fpringende kragt daar toe feei bekwaam fchynt te fyn, en innbsp;figh felfs, gelyk, andere faken, figtbaar is. Het welk blykt, als men denbsp;lugt in een lugt-pomp fterk in een perft, en daar na door de kraan fchielyknbsp;uitlaat.

Laat nu een Atheift weder figh onderfoeken, of dit ook aan hem voorkomt, als fonder eenigh voornemen en ooghmerk gefchikt te fyn. En nadien de lugt felfs dus figtbaar lynde, en voor foo verre den loop van het ligt fluitende, ons als in een geduurige rnifl fqude doen leven, en beletten de meef-te (aken die rondom ons (yn behoorlyk te fien; of hy niet merken kan, datnbsp;die felve aanbiddelyke Wysheit hier in ten voordeele van de men(chen ooknbsp;op een wonderlyke wyfe werkfaam is.

§.4}. En op dat veele ongelukkige Philofophen, die de wetten van de reflectien en rerradtien foo wel meenen te verftaan, niet denken louden; datnbsp;in defelve niet meer wonders verborgen is, en dat involkomenheithaarver-lland tot defe figh uitftrekt: latenfe een voldoende reden geven van de ver-fchynfelen by den nauwkeurigen Opticus J. Newton gemeld, in fynEd.Op-tica.y pag. en 316. en ons feggen, welke de reden is, dat het ligt uit eennbsp;glas in een door een pomp van lugt ledigh gemaakte plaats, met een fekercnbsp;fchuinheitnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voorgaat, maar in het glas wederom te ruggc keert:

en dat, ab nbsp;nbsp;nbsp;luet een fchuinen hoek van meer als40of4i graden, “it

het glas op de lugt vallen, defelve insgelyks geheel wederom fluiten-, daar fy met minder fchuinheit daar op komende, de meefte door de lugt door gelaten werden. Soo dat het ligt uit de lugt op het glas vallende, daarin paf-fages vind om door defelve te gaan; en dit felve ligt noghtans uit het glas opnbsp;de lugt komende in defelve fchuinheit, geen openingen in foo veel dundernbsp;flofiè fchynt te kunnen treffen, waar door het fyn loop vervolgen kan.

Oooo ^ nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ Die

-ocr page 682-

é;8 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING!.

Die veel verwonderlyke byfonderheden boven dele gelieft te weeten, kan de-aangetogen plaatfen na fien. En hy fal uit de aldaar verhaalde experimenten met fekerheit genoegh kunnen afnemen, dat men het ligt ten opligtnbsp;van fyn refleélien niet regt begrepen heeft j foo langh men het felve alleennbsp;confidereert, als een bol, die op een Heen geworpen fynde wederom fluit.nbsp;Het geen noghtans voor den Heer Neivton van alle de groot fte Philofo-phen gefchiec is.

Ten minften is hier door blykelyk, dat ’er in de Nature wetten fyn, aan welke het ligt gehoorfaamt; om welke niemand van defe Natuur-kundigen,nbsp;indien fy by ervarentheit dus niet bevonden waren te fyn, miflehien oit Ibu-de gedagt hebben. En fal hier uit aan al te hoogh van figh gevoelende Phi-lofophen blyken , dat ’er een hooger Wysheit als de hare in de beflieringenbsp;van het ligt plaatfe heeft, en al wat leeft gelukkigh maakti ten fy ly wilden ftaan-de houden, dat een foo fnel bewogen lichaam, het geen van figh felft ^n van allesnbsp;onbewuft is, alleen door een los geval gedwongen wierde, om fekere vaftcnbsp;regulen, fonder daar van oit af te wy ken, in foo verfcheiden omftandigheden loonbsp;flantvaflelyk waar te nemen. Het welk by niemand, dieeenighfintsredelyknbsp;oordeelt, de minfte fchyn van toeflemmige fal kunnen vinden.

§. 44. Ik foude alhier fekere vrage by de Heer Newton, Optice.fag. jip.

'voorgeflelt, na gelaten hebben te onderfoekenj waar bydienfel-ven Heer fchynt eenige neiginge te hebben, of niet wel het ligt, behalven dat het felve het werklaamfte in de Nature is, ook famen loopt, omfelfsdenbsp;ftoffe van taftelyke (aken uit te maken, en figh in deièlve tot een vaftlig-chaam fet.

Maar nadien den Heer Homherghibx.Vzrys, metuitdrukkelykeexperimenten dit buiten twyffel geflelt heeft, in de Memorien van de Franfche Koninkly-ke Academie, A^. lyof, pag. laz. enz.j fchynt het niet ondienftightefullen fyn, dit gebruik van het ligt ook alhier ondervindelyk aan te toonen. Ennbsp;derhalven eerflelyk: dat het ligt in meeft alle, ook felfs duifter voor het ooghnbsp;fchynende, lichamen ingaar, en door defelvedoorgaat, falgenoeghlaambekent fyn aan die met goede Microfcopia gewoon fyn om te gaan; nadiennbsp;meeft alles, wat daar voor geftelt werd, als het maar dun genoegh is, ee-nigfints doorfigtigh gefien werd.

Het lelve fegt Newton, Optice.pag. zio. waargenomen te kunnen werden in een donkere kamer, als eenigh lichaam tot een vereifte dunheit gebragt»nbsp;voor het gat, daar anders het ligt doorgaat, geftelt werd. Hy fondert hiernbsp;alleenlyk uit witte metallifche lichamen, die al het daar op vallende lig*^»nbsp;fchynen wederom te doen fluiten.

Ten anderen: Indien men de vlamme onderflelt ten grooten deele uit ligt te beflaan fiet men dat defelve figh tot een vaft lichaam fet in het brandennbsp;van kalk, infonderheit in het maken van .(I/ewV uit loot-alTche3 welkela^t-fte, na langh geeloeit te hebben, fwaarder werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ ,

, nbsp;nbsp;nbsp;Ook

-ocr page 683-

Van den figtlaren Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;6yp

Ook verhaalt den Heer Homberg\ als kwikfilver door ftaal en antlmonie tot de uiterfte vloelbaarhek gebragt, in eèn glas in warmtegefet werd, datnbsp;die deelenvan het vyer, welke door het glas heenen dringen, en men daarom voor een ligt fonder by-mengfel met reden kan houden, het felvein eennbsp;poeyer veranderen j het welk fvvaarder is als het ingefette kwikfilver j enfoonbsp;vyer-vaft, dat het wel Z4 uui en langh het gloeyen fonder wegh vliegen verdraagt } en met een flerk vyer gedreven fyndc wel in rook wegh dampt}nbsp;dogh egter een klein deeltje overlaat, ’t geen door dit ligt in het kwikfilver geformeert fynde, de hoedanigheden van een hart en flagtbaar metaalnbsp;heeft.

Hier toe kunnen ook ten bewys by gebragt werden alle de ondervindingen van de Heer BoyU-y die aantooncn, hoe ecnige lichamen rondom in glas beflooten fynde, door het vyer of ligt, dat door het glas heenen gaat,nbsp;fwaarder van gcwigt worden.

Maar klaarder en fonder eenige twyffel over tc laten, werd dit bewelèn uit het volgende experiment van den Heer Homhergh op de aangehaaldenbsp;plaatfej de vier oneen Regulis Alartis (wat defe is wecfen de Chimici) kox.nbsp;poeder gebragt fynde, ontrent iz voet van het ware brand-punt van hetnbsp;brand-glas van den Hertogh van Orleans gehouden heelt j roerende defelve van tyd tot tyd met een yfere lepel. Door de hitte van dit light,nbsp;gingh een groote rook van defe Regulus op j tot dat na een goed uur defelvenbsp;ophielt. En hoe wel men moefte vermoeden, dat door het verlielên vanhetnbsp;geen door defen rook wegh dampte, het gewigt minder foude geweeftfynjnbsp;bevond hy egter, dat defennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nogh drie vierendeel loots en eenige grei

nen, dat is ontrent een tiende deel van het geheel, in gewigt vermeerdert was.

Daar na defelve in een grooter hitte, of in het ware brand-punt brengende, fmolt defe Regulus., en woegh alleen daar na 35 once. Soo dat hy rekent, dat defe half once of vier vierendeels loots verlies door dcuitwafemin-ge en rokinge gefchiet fynde, men veiligh ftellen kan, dat het ligt defelve met feven vierendeel loots eerft vermeerdert hadde, welke door het fmel-ten en de werkinge van defe groote hitte weder vervlogen waren.

Het ly nu dat defe laatlte rekeningh regt gemaakt is of niet i dat is hieruit blykelyk, dat door de ligt-ftralcn in het eerfte van dele ondervindinge, defen Regulus het gewigt van drie vierendeelen loots, en daar en boven van alnbsp;het geen door den rook wegh gedampt was, alleen door het figh vaft fettennbsp;van het ligt in defe ftoffe, gewonneii hadde. Waar uit klaar genoeghfchyntnbsp;te volgen, dat het ligt figh in vafte en taftelyke lichamen te famen fetten, ennbsp;der fclver Itoffs uitmaken kan.

Men gelieve dit voorgeftelde alleen aan te merken, als de eerfte afftra-hngen van een nieuwe uitgevonden ontdekkinge. En fal ik niet verder alhier ^tagten te bepalen, of men ook met defe groote Mannen het ligt voor het

Oooo j nbsp;nbsp;nbsp;voor-

-ocr page 684-

060 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

Voornaamfte en werkfaamfte beginfel in de Nature met regt houden moet. Dit fchynt ont wyflFelbaar waar tc fyn, dat het ligt een fuiver en onvermengt vyet ofnbsp;is, of met figh voert en hoe veel men aan de werkfaamheit van het vyernbsp;moet toefchryven is aan allen genoegh bekent. Ook leert de ervarentheit,nbsp;hoe veel alle planten en dieren van de werkinge van het ligt der Sonne af-hangen i foo dat, indien men het niet voor het eenigevoorname werkfameinnbsp;de Nature houden moet, het (êlve ten minften fchynt lèkerlyk onder dienbsp;werkfame getelt te moeten worden.

§. 4f. Immers uit al dit gefeide fchynt eenighCnts af te nemen telyn, dat het geene men Genes. I. j. leeft, daar mede over een komt. Alwaar dennbsp;aanbiddelyken Schepper, na Hemel, Aarde en Wateren gemaakt te hebben, voor het voortbrengen van eenige meerdere byfondereSchepfelen, eerftnbsp;het ligt geliefde te voorfchyn te doen komen, met defe woorden: EndeGodtnbsp;feide, daar fy ligt j en daar was ligt. Of nu dit geweeft is, om als een tweedenbsp;oorfaak en natuurlyke ftoffc of werk-tuigh te dienen tot het formeeren vannbsp;het geene daar na gemaakt is, fal ik hier niet verder onderfoekeni nadiennbsp;men dogh in delen tot geen volkomen betooginge, en niet verder tot noghnbsp;toe, als tot eenige waarfchynelykheit komen kan j indien men het nogh alnbsp;foo verre brengen konde.

§. 4Ö. Maar dat aan den grooten Soone Godts, den in alle eeuwigheden te pryfen Saligh-maker der Wereld, dele hoedanigheitdes ligts, waardoornbsp;het in vafte en taftelyke lichamen figh te famen fetten, en lyne voorige ei-genfchap van ligten daar door verlaten kan, niet onbekcnt is geweeft j kannbsp;afgenomen werden uit deflelfs woorden Matth. IV. 13. Indien dan het ligt.,nbsp;dat in u is^ duidernijfe is. Of anders Lucas. XI. 3f. Siet dan toe, dat niet hetnbsp;ligt, het welk in u is, duifternijfe en fy, alwaar men fiet, dat niet alleen na hetnbsp;ligt, maar ook het ligt felfs kan duifterniflè fyn. Welke uitdrukkingeyetsnbsp;meerder fchynt te feggen, als dat het ligt uitgeblulcht werd. Nu op welkenbsp;een wyfe het ligt fyn lichamelykc wefen behoudende, egter duifternifley^»nbsp;kan, geloove ik datmoeyelyk te toonen foude fynj indien men niet en wif-te, dat volgens de voorige experimenten het ligt, hetwelk in fyne bewe*nbsp;ginge fynde en volhardende al het omleggende verligt, figh in een vaft lig'nbsp;chaam kan veranderen. Het welke, fchoon uit het ligt felfs beftaande, eg-ter geen ligt en geeft, en enkele duifternifle is: waar van ook dc plaatfe^ö^*nbsp;XVm. f. te voren Befchouwinge XXII. §. it. kan na gefien werden.

Ook fchynt dele eigenfehap des ligts alhier op een bylbndere wyle van den Hcere Jefus beoogt te werden, als vers 33. willende met het exempel vaneennbsp;kaarflè toonen, dat men (volgens de gedagten van de Heer Pifcator) gewil-ligh het ligt van Goddelyke kenniflb aan andere moet mededeelen; waaromnbsp;hy vers 3 f. laat volgen: Siet toe, dat niet het ligt, hetwelk inu is, duiflernijfenbsp;en fy: ofte, dat dit ligt van Goddelyke kennifle, het welk figh aan anderenbsp;(gelyk het natuurlyk ligt, volgens fyn ingefchapeneigenfehappenenbewee-

gingen)

-ocr page 685-

Van den ftgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;661

gingen) altyd gewoon is gemeente maken, daar van nietophoude, enduif-terniflè fy; gelyk dit felve natuurlyk ligt, wanneer het in een vaft lichaam vaft gefet fynde, wel ligt in ftofFe blyft-, maar egter niemand meer verligcennbsp;kunnende, daarom een volkomene duifternilTe Is.

Ik late nu aan ymand te oordeelen, of die fulks alhier legt, van defe ligts eigenfehap niet toont kundigh te fynj de welke eerftfoo veel eeuwen daarnbsp;na aan de wereld kenbaar geworden is; en of hy niet met regt geagt werdnbsp;een grooter kennifle, dan alle die op die tyd levende menfehen, van de nature desnbsp;ligts te hebben: en by gevolge, of in defen ^e/us den Nazarener (gelyk Hynbsp;van fyne Tyd-genoten genoemt wierde) niet een wysheit door dele woordennbsp;figh vertoont, welke feer verre die van de grootfte Philofophen en van alicnbsp;menfehen van Syn tyd te boven gingh. Want dat de dit voorgaande bewy-fynde experimenten eerll inonlen tyd by de Onderlbekers kenbaar gewordennbsp;fyn, fal niemand kunnen tegenfpreken.

§. 47. Ik fal my hier niet ophouden, met de gemeenc en bekende experimenten ontrent het ligt op te halen j die de Opticaals foo veele wonderen, magtigh is te geven. Hoe wel defe een van de grootfte bewyfenverfchafFen,nbsp;om te betoogen, dat ’er een Godt is, die defe wonder-ftoffè van bet ligt regeert} en aanfoodanige wetten, niet tegenftaande de vei balende fnelheit vannbsp;lyne beweegingen, doet gehoorfamen} dat felfs de grootfte Wis-konftenaarsnbsp;verwondert moeten ftaan, als fy van het felve alles wat de ware redeneerin-ge daar uit kan afleiden, fien uitvoeren. Soo fiet men, als het op vlakkenbsp;Ipiegels valt} dat het een beeltenis der faken, waar van het af komt, agternbsp;de fpiegel maakt} die figh regt op, en even groot, en in defelve veerheicnbsp;als het objedt figh bevind, vertoont: indien het op ronde bultige fpiegelsnbsp;valt} dat het ook agter defelve een kleinder en aan de fpiegel na by gelegener regte beeltenis maakt: en dat het door klootfe holle fpiegels, defelve beel-tenifle nu regt dan verkeert, nu grooter dan kleinder, nu voor dan agternbsp;de fpiegel doet verfchynen. Hetgeen men by nabyrefradtie, infoo veel veranderingen door bultige en holle glafen kan vertoonen.

Laat nu een ongelukkigh Philofooph, die nogh geen Godt erkent, alleen de moeitenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vari defe Optifchc werkingen des ligts te befchouwen}

en aan een Mathematicus vragen, ofnietalle debeweegingendes ligts, waar door die voortgebragt werden, figh juift na de reguTen van de ware Wiskunde gedragen. En wanneer defe hem daar van een volkomen verfekeringhnbsp;geeft, fal hy dan nogh denken kunnen, dat hy een regt oordeel velt? wanneer hy vaftftelt, dat in de beftieringendeferligt-ftralen geenwysheitee-nige plaat fe heeft} en dat alles, of by geval, of by andere wetten, die fonder eenigh verftand voortgekomen fyn f gefchiet. N u, indien men eenbe-ftierende wysheit hier in gedwongen is te erkennen, fal dit genoegh fyn omnbsp;een Atheift voor fyn eigen gedagten te doen fchrikken.

§• 48. Indien ymand met kleine onkoften een ondervindinge wil nemen

Oooo 3 nbsp;nbsp;nbsp;van


-ocr page 686-

(561 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

van de werkinge van het ligtj welke ik noit ymand voordeeerflemaalheb-be fien aanfchouwen, fonder een feer grooteverwonderingh: Die make figh het geen men een donkere kamer {Camera Obfcura) gewoon is te noemen, ennbsp;Van welkers geringen en onkoftelyken toeftel wy reeds te voren gefprokennbsp;hebben Befchouiv. XIII. §. 11. Wanneer hy op een wit papier of linden denbsp;beelteniflen van al wat buiten defe kamer is, en het welke men, fynooghinnbsp;de plaatfe van het bril-glas ttellende, foude kunnen fien, verkeert ofheton-derfte boven in al fyn coulcuren en nette aftekeningen fal kunnen fien voorkomen. Het geen een ontroerend gefigt veroorfaakt, infbnderheit indiennbsp;de kamer op een bloemtuin uitfiei. Wanneer men de bloemen in al haar verwen en geftalte op het papier afgeraaalt, en de beweegingen der felve doornbsp;dc windj en die van menfchen of dieren die in de tuin (yn, foo natuurlyknbsp;op het papier fier gefchieden, en een levendige fchilderye maaken.

Indien yder nu uit een fchilderye des meefters konft kan afnemen} en uit de netheit. en het natuurlyk na het leven vertonnen van de voorwerpen ver-fekcrtkan fyn, dat een figh des fchilder-konfts wel verllaandedefelve op gemaakt heeft; laat een rampfaligh Godtloochenaar met ons fync oogcn op defenbsp;door het ligt gemaakte fchilderye flaan, en fchoon hy felfs een voornaamnbsp;fchilder was , ons feggenj of hy of ymand ter Wereld een voorgegevennbsp;voorwerp, niet alleen foo net gelykende, fooheerlykgecouleurt, foonau-keurigh na de regels vaneen Wis-kundigeperfpeftivegeordineert, maar ooknbsp;in alle fyne beweegingen met veel tyd en moeite foude kunnen afmalen} alsnbsp;hy alhier van het ligt in een oogenblik fiet gefchieden. En ingevalle hy gedwongen is te bekennen (gelyk hy waarlyk is) dat het voor geen menfchnbsp;mogelyk is yets diergelyks te doenj wat reden kan hy met felfs de minftenbsp;fchyn van waarheit geven? waarom men in een aller menfchen uitvindingenbsp;en magt te boven gaande konft-ftuk, geen verftandigh Werk-meefter foudenbsp;moeten erkennen j daar men in werken van veel minder uitftekentheit, hetnbsp;voor dwaasheit (foo niet voor dolheit) met regt foude houden, indien ymandnbsp;ftaande hielde, dat deftlve fonder eenigh verftand haar gedaante verkreegennbsp;hadden. Temeer, dewyl men fiet, dat de dralen, welke defe verwen binnen de kamer'foo onderfcheiden elk op lyne plaatfe vertonnen, alle te gelyknbsp;door dit eenige kleine gaatje en glas doorgaan j fonder dat defelve, die foonbsp;veelvuldigh fyn, en van de voiorwerpen met foo veel fnelheit op malkandernbsp;aanlopen, in die nauwte onder den anderen vermengt, en geconfundeertnbsp;werden j het geen niemand, ten fy het aan hem oogenfchynlyk vertoontnbsp;werde, ligtelyk foude geloven. En kan dan een ongelukkigh Twyffelaarnbsp;in defe beftieringe van het ligt nogh geen regerende magt en wysheit fien*nbsp;wat fal men meerder kunnen doen , om hem uit foo blinden mis-verftantnbsp;te trekken ?

^.49- Maar om, eer wy van het ligt affcheiden,hier yets by te voegen, het geen alle ver wondei ingh fchynt te boven te gaan. Soude wel ymand kunnen ge-

-ocr page 687-

Van den figtharen Hemel.

loven ? wanneer hy het heldere en ongeyerwde Sonne-’igt aanfchouwt; dat het felve in föo veel verfcheidene foorteA van geverwde ftralen kan ver-deelt en van een gefcheidcn werden j als den grooten Schepper hooft-cou-leuren of ongemengde verwen {Colores Homogeneos) op fyne Schepfelen heeft;nbsp;willen vertoonen.

En nogtans leert fulks de ondervindinge. Gelyk ook dat elk van die ge-couleurde ftralen een byfondcre grootheitvanrefradieofftraal-buigingelydj cn het witte of liever het heldere ligt daar door in verfchciden deelen, ofnbsp;foorten van ftralen gefplitft werdj die ligh byfonder vertoonende, een roo-de, geele, groene, blaauwe cn violette verwe doen fien. Waarom mennbsp;ook defe ftralen (gelyk de Heer Newton) met de name van roode, geeleenz.nbsp;ftralen elk na hare couleuren noemen kan j nadien dele couleuren natuurlyknbsp;aan defelve fyn, en door geen volgende refraótien of refleétien kunnen verandert werden.

Maar ten anderen: overmits alle ongemengde ftralen van de Sonne nederdalende een fekere couleur vertoonen, en de ganfche ligt-lloffe uit defelve ftralen beftaat i fchynt het niet mogelyk te fyn, of alle defe verwen ondernbsp;den anderen gemengt fynde, moeften een duifterheitaanonsgefigt veroorfa-ken. Nadien blauwe, violette, roode en andere ftralen op verre na diehel-derheit niet fchynen te hebben, welke men in het fuivereSon-enDagh-ligtnbsp;bevind te wefen.

En egter bevind men, dat alle defe gecouleurde ftralen, die uit het ligt by verdeelinge voortkomen, by een vergadert en onder een gemengt fynde, hare verwen geheel verliefen, en te famen een helder ligt uitmaken j in allesnbsp;gelyk fynde aan het ongeverwde ligt, het welke van de Sonne afkomt.nbsp;Welk nieuw famen-geftelt ligt dan wederalsvoren, in lynegecouleurdeftralen kan gedeelt werden; die foo men wil op nieuw by een gemengt fynde,nbsp;ten tweeden male een ongecouleurt ligt vertoonen , dat helder en klaar is.nbsp;Men fie hier van den eerften Uitvinder de Heer Newton in deflelfs Optkenbsp;breder.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Ik vrage nu aan een ongelukkigh Godtloochenaar} of hy geloven kan, dat het hgt dele eigenfehappen of by geval, of van een oorfaak die figh vannbsp;alles onbewult was, verkregen heeft; en of hy niet móet toeftaan, datfoo-danige veel redelyker hare gedagten leiden j die hier uit befluiten, dat dennbsp;grooten en goedertieren Weldoendcr der menfehen, alle dele geverwde ftralen voortgebragt heeft, om het gefigt van fyne Scheplelen voor den aan-fchouwer fpo teel aangenamer en meer verkwikkende te doen fyn,en dathynbsp;de laatfte eigenfehap, waar door ly alle te famen onder een gemengd fynde,nbsp;een helderen klaar ligt uitmaken, in haar gelegt heeft, om der menfehen ge-1 door de duifterheit van de verwen, niet te belemmeren.

Behalvcn dat men ook hier in een wysheit en goeddadigheit moet erken-dat hy inde deelen, welke verfchciden gecouleurde lichamen uit maken,

-ocr page 688-

6^r4 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O Ü W I N G E.

ken, die geftehheit gelegt heeft j war door het eene licham, als dit fatnen-geftelde ligt daar op valt, bekwaam is, om alleen een of eenige byfondere foorten van ftralen (by voorbeeld alleen de roode) een ander om alleen de gC'nbsp;Ie, een ander om die beide gelyk en geen andere (waar door een foort vatinbsp;een goud-couleur tuiïchen rood en geel geboren werd) van ligh in een groter meenigte te doen afftuiten. Door welk middel elk lichaam na een ofnbsp;meer foorten der ftralen, die het ofgemengt ofongemengt refle£teert,fynenbsp;byfondere couleur vertoont, en daar na rood, geel,enz.genoemt werd.

Hoe vreemden tale dit voor alle voorigePhilofophen wefenmagh ,isfulks egter buiten twyffel geftelt, in de voor geprefene Optice van de Heer Newton. Die, hoe wel dcfelve onder de alderberoemftc Wis-konftenaarsvandenbsp;Wereld by yder met regt geftelt werd, om aan in defen minder geoeffendever-ftanden een voorbeeld te geven vannietteveelopgiffingenofonderftellingennbsp;te vertrouwen, het gefeide niet door op redeneeringen fteunende deraonftra-tien, maar door veelvuldige en feer nauwkeurige ondervindingen bewefennbsp;heeft een ontegenfprekelyke waarheit te (yn.

Die defelve lefen en nadoen wil, kan die in het geleide Optifche Traëlaat vinden i infonderheitlo, zo, fo, pp, loz, io8, iio, iil, 131,nbsp;lyo, en andere.

Laat nu wederom een Atheift ons feggen, of hy figh felft daarin voldoen kaïi} dat al dit gefeide van het ligt, eninfonderheit de overeenkomfte def-felfs met het famen-ftel der gecouleurde lichamen fonder eenigh ooghmerknbsp;van den Maker voortgebragt is: en of het fonder een verftandige beftieringenbsp;by een enkel geval toekomt, dat in foo veel duifendjaren, na door hare onver-beeldelyke fnelheit tegen alle harde lichamen foo fterkaangebotft, en van haarnbsp;weder afgeftuir te fyn, men in de ligt-deelen niet de minfte flytinge, waarnbsp;door fy van eigenfchap fouden moeten verandert fyn, of eenige verwarringe,nbsp;welke haar ook buiten dienft moefte geftelt hebben, kunnen befpeuren.nbsp;Het geen noghtans, indien alles door een los geval geregeertwierde,onmyquot;nbsp;delyk te verwagten fcheen te fyn.

Eningevalle hy liever dit aan een blind nootlot en daar uit volgende Na-tuur-wetten wilde toefchryven j laat hy ons toonen, met wat nootfakelyk-heit alle defe wetten uit de eigenfchappen van de ftoffe en bcweegingc {aan welke by haar dogh alles toegefchreven werd) kunnen en moeten af-vloeyen.

Eindelyk, indien hy al een onderftellingh maakte welke defe nootfake-lykheit fbude fchynen meede te brengen j denk ik niet, of hy lalgewüftê^ toeftaan, dat het weinigh verftand vtreifcht, om ook een andere te maken gt;nbsp;waar uit fbude moeten volgen, dat regt het tegendeel waar was} en dat ditnbsp;genoeghfaam de veelheit van defe uitvlugten aantoont.

IS


$. fo. Behal ven defe verdeelinge van het ligt, waar door het in verfchet-den gecouleurde ftralen gefplitft werd, gelyk men ftraksaangemerkt heeft,

-ocr page 689-

Vw den figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;66f

is by de Heer Huigem in fyn verhandelingh van het ligt} pag. fi, en by de Heer Newton in de voorgemelde Optice^ pag. 301, 302, nogh een andere verdeelinge of fpliffinge van het ligt aangetoont} welke het lydt, wanneer het fclve het Yflandfche cryftal ontmoet. Waar opeen ligt-ftraalvallende aanftonds in twee andere figh verdeelt, die egter defelve couleur behouden.

Van defe verdeelingen of fpliffingen van de ligt-ftoffe in verfcheiden andere deelen, foo wel gecoulcurde in het eerfte, als ongeverwde in het tweede geval, of van eenige andere, weet ik niet dat oiteenige taal of teken by Oude Natuur-kundigen te vinden is} nogte dat fy eerder als indelaatfteeeuwe,nbsp;door nauwkeurige onderfoekingen, by een ontegenfprekelyke ondervindin-ge buiten giffinge geftelt lyn.

§.quot;f I. Waarom my de Goddelyke afkomft der H. Schrifture met veel nadruk fcheen bewefen te fyn} als men Job, XXXVIII. 24. leeft, dat dennbsp;grooten Godt om (yne uitnementheit boven alles, en Jobs kleinheit aan hemnbsp;te toonen, defe verdeelinge of fpliflinge van het ligt, in een lyd, als fynbsp;^ogh aan al wat gefchapcn was, onbekenc fcheen te moeten wefen, ondernbsp;fyne gr oote werken optelt, feggende: IVaar is denwegh? [daar]het ligt verdeelt Werd .y en den oojlenwind Jigh verjiroit op der aarde.

Om defe plaatfe in wat meerder klaarheit te ftellen, hoe wel men by de betekenifle, waar is de‘wegb'i blyvende, defelve op gelykewylètot ons oogmerk toepaflelyk foude kunnen maken} is egter het bekent, dat van de woorden Rei Seh Haderechalhier vertaalt, waar is de wegh^ het eerfte Rei Seho^nbsp;^dere plaatfen vertaalt werd niet door het woord (het welk fyn gemeen-e betekenifle is) maar ookdoor de woorden, welkewat, hoe, gelyk Redes. XI.nbsp;. ^ an ere plaatlen, die in de Concordantie kunnen na gefien werden,nbsp;oven du werd het woord Derech ’t geen eigentlyk wegh betekent,nbsp;meermalen by de Hebreen voor wyfe en maniere genomen, als uit Genes. X/X.nbsp;Vnemen is. Verder betekent het woord Chalak (aimer verdeden overgefet) in lyn kragt, in verfcheiden deelen of fiukken van dennbsp;an^ eten fpmgen of gefplitft werden. Dusdanigh is het by Junius en Tremelliusnbsp;1 ’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dijflit of het fpringt in verfcheiden deelen van den anderen,

f 17'^ • nbsp;nbsp;nbsp;aldus kan uitgedrukt werden: Welke is de wyfe \op

e e\ e tg ^fV^^dcheiden deelen van den anderen af fpringt, en ver deelt werd. en kan 00 it woord Joel. ///. 2. in defelve beduidenifle van van den anderen te dellen gebruikt fien.

Ik vrage nu aan een ongelovigh Heiden, die defe eigenfehappen des ligts verltaat, ofhy niet moet overredet fyn} dat dit Woord alhier van een fchei-Vfl des ligts in veele deelen fpreekende, daar door ook moeten verftaan wer-bv\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;es hgisj welke wy te vooren foo bydecouleuren, als

YflandfcheCryüal aangehaalt hebben. Enverder, ofditfelveWoord, het welke men hier en op foo veel andere plaatfen faken bevind, die de

Pppp nbsp;nbsp;nbsp;ken-

-ocr page 690-

XXV. BESCHOUWING E. kenniffe van alle menfchen in die tyden levende; met veel reden geagt moeten werden te boven te gaan, niet daarom ook met regt gehouden werdnbsp;vaneen hooger Geeft ,.als van een menfchelyke ingegeven te (yn. Nadien men alhier een eigenfebap des ligts bevind aangetoont te fyn j die eerft na het verloop van foo mcenigvuldige eeuwen , en foo veel duifendenjaren aan de menfchen bekent foude werden.

§, f 2r. Indien men ook in het volgende van dit ’uers het woord Kaadim (door Oofienwind- vertaald) alhier ftelt enkel het Ooften te betekenen (gelyknbsp;het op veel plaatfen overgefet werd) of örtum fuum^ dat hyjynen opgangb^nbsp;gelyk het feker Rabbi by Polus verftaat. Sal de plaatfe defe vertalinge lyden:nbsp;IVelke u de wyfe , op welke het ligt in verjcheiden.deelen gefplitjiwerd.^enfynop-gangh figh verjlroit op der aarde... Of anders, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(verftaande daar

door het ligt, het welk in het ooften opgaat) jighjverfiroit op der aarde.

En dus fullen in defe eenige text, en in foo weinigh woorden twee van de voornaamfte eigenfchappen des ligts vervat fyn j namelyk, eerft delTelfs ver-delingej en ten anderen deflelfs divergentie} waar door de ftralen uiteennbsp;punt komende figh na alle kanten uitfpreiden en verftroyen om alles figt-baar te maken.

Te meer, dewyl dit felve grond-woord Pouts., het welk ^dn\et nserfiroyen betekent, te vooren getoont is (als wy Befchowwinge XXIL §. zf. van hetnbsp;Vyer. gefproken hebben) defe divergentie van ftralen Job. XXXFII. ii. tenbsp;betekenen.

Het fy dan dat men defelaatfte woorden van dit vers in defe of in een andere betekeniffe neemt}, dit is waar, dat den Almagtigen tenminftendeecr-fte vrage aan Job konde voorftellen, als eene op welke noghhy nogheenigk andere menfche het vereifchte andwoord konde geven: nadien felfs de fake,nbsp;na. welker wyfe gevraagt wierde , aan allen nogh tmbekent was} en de wyfe fèlfs ontwyfFelyk wel aan yder voor altyd onbekent lal blyVen,

§. f 3. Ik weet niet of het de moeite waardigh is, dit volgende als al te bekent fynde hier by te voegen, by gelegentheit dat wy yets van de cou-leuren gefegt hebben. Namelyk, dat dele couleur, welke men gewoon isnbsp;fwart te noemen, eigentlyk niet op de wyfe als andere onder de couleuren kannbsp;geftelt werden} nadien men bevind, dat wel alle andere bcftaan in het wederom lenden van feker lbort van ligt-ftralen : dogh dele fwarte alleen dannbsp;plaatfe heeft gt; wanneer van die lichamen of feer weinige of geene ftralen af-komeni Soo dat defelve eigentlyk in een gebrek van ligt, of in een duifter-nilTe beftaat.

fal Ik om uwent wiïkfviartmikkenyenikfaUenduiprniJfeoverulandwaken.

Alleen kan men hier aanmerken, dat den grooten Ingever van dit Heihgquot; Woord, van de fwarte couleur fprekende,defelve ook uit defen grond ftelt voortnbsp;te komen.Dusvind men niet alleen Prov. XX. zo, de duiftemifieyw^r^genoemtfnbsp;maar klaarder Ezech. XXXïL^. in defe wooïdien:alleligtendeligtenaandenHeff^

r i TL . nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r.______ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;... ¦//•, t ¦ n tt- ^ i .....l-ftt. ll.n

Joel

-ocr page 691-

V%n hn nbsp;nbsp;nbsp;Hemel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lt;557

^oel. II, 10. De Some en de Mam 'worden fwart,^ en de Sterven trekken haren glanfch in. En derhalvenfietmen, dat de fwarte couleur gefegt werd te beftaannbsp;in het intrekken van glanfch ofiigt, of in een enkele duifternifle. En kannbsp;tnen hier uit ook ecnighünts afneraen, met hoe eigene fpreek-wyfen ditnbsp;Woord vannatuurlykeiakeiifprckende, hghgelyk op andere plaatfen, alhiernbsp;ook uitdrukt. En hoe verre dit is van na de dwalende opinie des gemce-nen volks te fpreken.

§• f4. Oin nu weder onfen draadt te vervolgen.

Men gelieve figh Tah. XX. Fig, 4. de Sonne weder in A B en den Aardkloot in G D te verbeelden; foo is te vooren reets gefegt, dat de fchaduwe ^es Aardkloots of den kegel C PD den nagt maakt; en fal het niet moeyelyknbsp;fyn %h voor te Hellen de nare donkerheit, waarin figh die in T fyn moeten bevinden: nadien geen het minfte ligt van de Sonne A B, hoe groot ennbsp;Veelvuldigh het ook fyn magh, regt uit tot haar genaken karr.

Indien ymand nu de Mane M, alwaar fy tegen de Sonne AB over ftaatj cn by die inT fynvol, dat is aan de eenegeheelefyde verligt gefien werd, gelieft in aanmerkingete nemen; Laathyonsfeggen, of hy denken kan, dat hynbsp;regt edelmoedigh kan genoemt werden, indien hy aan die hem in de duifternifle door defe Mane ligt verfchaft, fegt geen dankbaarheit fchuldigh tenbsp;fyn.

§. ff. De eenige uitvlugt, welke defe Ongelukkige maken, is veeltyds alleen defe, dat het geen alhier gefchiet, of by geval, of door figh van allesnbsp;onbewufte noot-wetten gefchiet; foo dat de dankbaarheit alhier na haar feg-gen, aan yets gcfchieden foude, het welk daar van ganfeh onweetende is.

Maar indien den goedertieren Maker der Mane geen wysheit heeft, enon-der fyne groote ooghmerken ook dit voorgeleide niet geweefl: is; hoe is het een te brengen ?

Dat het Sonne-ligt een betjuaamheit heeft, om wanneer het op eenige lig'P' chamennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;N op M) valt, daar van weder af te kunnen fluiten,

en een gereflefteej-de ligt-ftraal MT te maken. Waar door die anders in T desHuifter-kegels CPD fyn, verligt kunnen werden.

iNu dat fonder defe hoedanigheit van het ligt geen ftralen van de Mane

“Vrw°“.klaar genoegh,

II. nbsp;nbsp;nbsp;w aarotn ISnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kleinder als den Aardkloot is, in

geen grooter atftand van defe geplaatft? foo dat (gelyk men in Saturnus en andere grooter l laneeten liet) defielfs breedte en diameter, uit onsgcfigtbynbsp;na verdwynend^ °”*^ekwaam fy om eenigh ligt, dat van nuttigheitis, aannbsp;ons te geven. En is hier geen beoogt einde ; dewyl de Wereld foo groot is,nbsp;'vaarom is onder milhoenen andere plaatfen, die fy foude kunnen hebben, uiltnbsp;oefe uitgekoren. waar in fy geftelt fynde dien dienft aan die de aarde be-Woonen, doen kan.

III. nbsp;nbsp;nbsp;W^aarom is de Mane niet van een geftel, als by ons de fwarte of

P p P P 2. nbsp;nbsp;nbsp;dui-;

-ocr page 692-

lt;J(58 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

duifter gecouleurde lichamen fyn} wanneer of ganfch geen of feer welnigh

ligt tot ons door defelvc foudc komen.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom is fy niet bol-rond en gladt, gelykfpiegelsengepolyfte lig-chamen? wanneer de Optici weetcn, dat of niet meer als een punt, of immers feer weinige van de Mane fouden ligtbaar fyn, en bekwaam om ons toenbsp;te ligten, die op den Aardkloot fyn.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Waarom loopt de Mane niet volgens de linie GHFS, die in het vlaknbsp;van de Sons wegh Nn gelegen is? wanneer defelve in G tegen over de Sonne fynde noit vol gefien foude werden, maar altyd door de fchaduwe CPDnbsp;van den Aardkloot CTD E verduiftert wefen en eclipfeeren. En in tegendeel door de Mane in F fynde, als fy anders duifter of by nieuw is, denbsp;Sonne A B altyd of geheel of ten deele bedekt foude werden, en op hare wy-fe een eclipfe lyden.

Ten minften heeft de Wereld dit gebruik van die afwykinge der Maans wegh M H R S, van het vlak van de Ecliptica of Sons-wegh N « of GHFS jnbsp;dat de plaatfen na de Polen gelegen door de Mane kunnen verligt werden jnbsp;als dc Sonne nogh onder haren Horizon fynde j foo lange en verdrietige nag-ten by haar maakt.

En is boven dit hier geen wysheit in, welke dele geduurige maandelyke Son- en Maan-taningen heeft willen verhoeden, om de menfehen foo veelnbsp;malen van het gebruik der fclver niet te berooven} hoe komt, dat de Maans-wegh SMHR juift foo veel fchuinheit op het vlak vande Sons wegh, ofopnbsp;GHFS heeft? dat, eerft den meeftentyd, alsdeMane inMofregt tegenover de Sonne is, fy van de nagt-kegel of Aardkloots-fchaduwe CPD, ennbsp;daarom van haar verduifteringh bevryd blyft •, en volgens het geheele gedeelte, dat fy ons toekeert, in volkomen glanfeh en vol gefien werd.

left anderen: Dat fy in R, dat is in conjunétie, of famen-ftand met de Sonne fynde, en uit E gefien werdende, defelvc niet bedekt voor die op dennbsp;Aardkloot woonen.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Maar verder j dewyl nu de vlakten van de Sons en Maans weghnbsp;HFSGenHMSR (op die wyfe op malkander ftaande, als tweefchuin innbsp;in den anderen geftelde hoepen) in twee plaatfen als H en S malkander door-fnyden; foo volgt, wanneer de Mane in haar eigen wegh niet in M, maarnbsp;in H of S IS, dat fy dan ook in het vlak van dc Sons wegh figh bevindennbsp;fal.

En wanneer het op die tyd gebeurt, dat de Sonne niet in A B is, maar nn 'mab regt tegen de Mane in H of S overftaat, en defelve en de aarde ineenenbsp;regte linie »K figh bevind j fooisligtelykuicdefiguuraftenemen j dat, wylnbsp;den nagt-kegel figh als dan in EKT ftrekt, de Mane in Hfynde, daardoornbsp;geecliplèert en verduiftert fal wefen-, en dat fy in S figh bevindende, de Sonne in lt;3^ fal bedekken en een Son Eclips maken voor die in D woonen.

§. yö. Maar hier fal figh by die beklagelyke Philofophen een tegenwer-

-ocr page 693-

Van den flgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;669

pinge fchynen op te doeni namelyk, indien het ligt fooverhcugelykis; en de duifterniffe foo verfchrikkelyk, en ingevalle dit alles door een wyfen Regeerder beftiert werd; waarom dan defe Sons-en Maans-duifteringen in denbsp;Wereld gefchieden? dewyle dogh de donkerheit der nagt alleen genoegh-faam fchynt, om de menfchen door haren dagh-arbeid afgeflooft, eene verquik-kende rufte te verfchaffen.

Om hier op te antwoorden, en te toonen, dat ook in de eclipfen, hoe duifter fy het mogen maken, een feer aanbiddclykeWysheitfighopenbaart jnbsp;behoeft men niet anders by te brengen , als het geen van het gebruik der fel-ver aan de Aflronomi bekent is.

En eerftelyk: Dat in het onderfoeken van den loop der Sonne en Mans, defe figtbare tekenen meermalen als foo veel preuven fyn} waar door mennbsp;¦vveeten kan, of men wel in andere gevallen en met grond geredeneert heeft.nbsp;Waar van by de Sterre-kundigen veel voorbeelden fyn, die wy alhier niet fallen ophalen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,

Ten anderen: Geven fy bewyfen van veelc Natuur-kundige waarheden j Welke fonder defe duifteringen geenfints, of fomtyds met foo weinigh moeiten aan ons niet fouden bekent fyn.

Soo weet men, dat de Mane Ideinder is als de Sonne, jaalsdeaardefelfs; fonder eenige rekeninge, alleen daar uit. Tab. XIX. Fig. z. om dat de Aard-kloots-fchaduwe A LZ,als een kegel in een punt Ltoeloopende, daarom dunder is over al, als den Aardkloot felfsj of de linie HK akyd kleinder is,alsnbsp;den diameter AZ des Aardklootsgt; en om dat de Mane V by HK defefcha-duwe van H tot K doorloopende, niet alleenbefchaduwt is,maarfelfsmeermalen lange tyden in delclve verborgen kan blyven. ’t Geen blykelyk is,nbsp;nimmer foude gefchieden, wanneer defelve Manealleeneengelykegroot-met den Aardkloot hadde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1

uit ook volgt, dat de Mane in figh felfs een duilterlichaamis, immers Op nbsp;nbsp;nbsp;ijy de klaarheit der Sonne niet te vergelyken -, indien al y mand

couleur, welke de Maan fomtyds in fyne eclipfen vertoont,aan de Maan feifj toefchryven. Het welk by vecle anders gemeint werd.

boo het men ook hier, dat de Maan fyn ligt van de Sonne onfangtj om datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de ^ardkloots-fchaduw.e en by-fchaduwe door gegaan fynde, na

hare verduiitermgh .^^^der in volle glanfeh gefien werd, foorasdcftralender S»”quot;' 7'f °p ha» kunnen vallef.

Verder leeren dc Son-ecUpfen, dat de Maan niet alleen duilter, maar ook ondoorfigtigh isj om dat fy de Sonne bedekkende, figh foodanigh vertoont.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Veele van diergelyke Waarnemingen foude men uit defe duifteringen kunnen aantoonen. Hét is ons nbsp;nbsp;nbsp;¦

-ocr page 694-

67© nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWINGE.

ringh voorkomt, dat de Onderfoekers der Nature alleen daar door bevoordeelt fyn } hoe wel anderfints daar uit des Makers eere en wysheit beft kan groot gemaakt en afgenomen werden: fal hy egter niet kunnen nalatennbsp;in andere gevallen ook der felver groot gebruik en dienft te moeten erken*nbsp;Want nadien defe ongewoone tekenen des Hemels by alle, immers

nen


by veel menfehen waargenomen fynde van over veele eeuwen, door cenige nauwkeurighlyk met den tyd, op welke fygefchiet fyn ,aangetekenr fyn j ennbsp;defe tyden van de voorgaande eclipfen, by de nakomelirgen , door hare A-ftronomifche rekeningen, ook kunnen bepaalt werdenj (al men hieruitge-noegh kunnen fien, dat defelve eclipfen als vafte Merk-fuilen fyn, in dennbsp;reex van eeuwen en hiftorien: van welke men wederom, als van een on-twyffelbaren tyd-wortel, de tyd-rekeningen op nieuw beginnen kan j enan-dere, foo daar eenige onfekerheit in is, daar door te regte brengen.

Maar infonderheit blykt der Maan-eclipfen nuttigheic in het bepalen van de lengte des Aardkloots. Soo dat de trouwe van veel Wereld-kaarten, ennbsp;Aardryks-afbeeldingen daar door kan onderfogt, en verbetert werden j ge-lyk nu meermalen gefchiet is. Het geen niet alleen voor Wereld-Befchry-vers, maar voor foo veel Zeevarende lieden , welkers heil en leven meermalen aan wel of kwalyk gemaakte kaarten kan afhangen, van een feergrootcnbsp;nootfakelykheit is.

Na dit wel begrepen te hebben, fchynr het niet nodigh te fullen wefen, om met meer omftandigheden te betoogen, dat de voorgefeide objeöie vannbsp;figh felfs vervalt j en dat de Son- en Maan-eclipfen groote dienden aan denbsp;menfehen doen.

Behalven dat, fchoon men al der felver gebruiken niet konde aantoonen, al het gefeide egter geen bewys foude geven, dat fy onnut waren gt; nadiennbsp;fulks een reden is, die alleen de onkunde der menfehen ten grond heeft.

§. f7. Maar om voort te gaan. Is het geen wysheit? die de Mane ook met het ooghmerk van aan de menfchen wel te doen gemaakt heeft, en regeert. Overmits genoegfaam geen ligt aan ons bekent is, het geene niet verwarmt; en nadien de dralen van de Maan geen andere fchynen te fyn, alsnbsp;welke van de Sonne op haar gefonden fynde, van defelve tot ons weder af-ftuiten; hoe komt het, dat het Mane-ligt nogh koude nogh hitte doet fien?nbsp;felfs dan, wanneer delTelfs dralen met een groot brand glas of fpiegel in eennbsp;plaatfè, die (volgens het experiment vanA51. Lips. Ao. ijoj^p^i'

if3.) foo malen klindcr is, vergadert fyn, als fy regt nederdalende gewoon lyn te beflaan. Soo vind men in het experiment van la Hire, in de MeW0‘nbsp;rien van de Koninklyke FranJJche Academie Ao. lyoy, pag. 4yy. dat de dralennbsp;van de volle Maan in Odtober, in het brand-punt van een(piegelvan duimen breedte, en in een plaatlè ^06 malen kleinder, als fy in haren natuur-lyken dand beflaan, te famen loopende, in een Lbermsmefer die dooinbsp;bewogen wierde, en op de minfte vermeexderingh van warmte tekenen

geeft,

-ocr page 695-

Van dm figtiaren Hand. nbsp;nbsp;nbsp;6j^

geeft, niet de minfte veranderingh veroorfaakcen, fchoon deboldeflelfsee-nigen tyd in het brand-punt ftil gehouden wierde. En fiet men ook (jiSla Lips. Ao. \6^-j .ypag. 42PO dat de foo vermaarde brand-glafen van den Heernbsp;quot;ÏJchirnhaus door het Mane-ligt wel meer klaarheit in het brand-punt, doghnbsp;niet de minfte warmte gaven. Soude nu ymand oit gedagt hebben? daarnbsp;het vergaderde Sonne-ligt, door een brand-glas, of van een brand-fpiegelnbsp;afftuitende, foo verfchrikkelyk brand j dat even dit felfde van de Mane totnbsp;Gps gerefledteert fynde,niet het minftevyer met fighfchynt te voeren.; fchoonnbsp;door defe glafen of fpiegels de klaarheit van het ligt der Mane, gelyk datnbsp;Van de Sonne, feer vermerdei t werd in defe brand-punten. Dogh hier vannbsp;nogh yets,. als wy Befchouwinge XXXvan het Onbekende fullen fpreeken.

Hoe veel nut nu de heetc landen daar van trekken , dat defe Mane-ftralen geen warmte veroorfaken, fal ymand kunnen weetenj aan wie het bekentnbsp;is, dat indien fulks anders en het Mane-ligt ook heet was, de aarde aldaarnbsp;onvrugtbaar en haaft geheel uitgedroogt foude lyn. Vermits de nedervallcn-nagt-dauvven, waar door fy nu bevogtigt werd, als dan na laten foudennbsp;neder te dalen; en dit Mane-vyer hare dampen opwaarts foude voeren. Boven dit, indien de lugt in de nagt niet frifler en koeldcr wierde, en de Mane-ftralen defelve in een geduurige hitte hielden; is het aan yder kennelyknbsp;genoegh, hoe feer fulks aan de gelontheit van alle die menfehen nadeeligh foude wefen ; en dat de warme Werelds-deelen daar door veel ongemak lydennbsp;fouden.

En kan nogh een Godtloochenaar oordeclen, dat dit alles fonder wyshelt dus gefchikt is ? het welke, foo men het al geen wonder-Werk wil noemennbsp;ten minften yets foodanigh is, dat het aan de grootfte Natuur-kundigen,nbsp;ook ia defe tyden , buiten hare gedagten voorkomt.

-ocr page 696-

6-jt.

MAANS GROOTHEIT en AFSTAND

VAN DEN

AARDKLOOT.

§. 5-3. tK weet niet of het nodigh is alhier te toonen, hoe veel de Mane klein-Xder is, als den Aardkloot; en hoe veel het ligt, het welk in iigh felfs warm fynde van defelve afkomt, egter om den affl:and,by de aarde flauwer en minder warm moet weien, als by de Mane felfs. Dogh om dat de voorige figuren hiernbsp;toekunnen dienen, en de gronden van defe rekeninge by de Sonne gelegt fyn; fullennbsp;wy dit kortelyk hier aanroeren.

ƒ. Laat dan op de wyfe als voOren $. 4. in de ’Tah, XIX. Fi^. 3. AB den hal-ven diameter des Aardkloots, en DG nu die van de Mane alhier fyn ;foo is den hoek ACB des Maans Parallaxis in den Horizon; By Newton, alsfe nieuw of-vol is, innbsp;middel veerheit geftelt (Siet Gregory,pag. 336,) opnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy Min. 3oSecon.

En de Maans fchynbaren diameter DBG werd by den felven geftelt op 31 Min. 30 Secon. Waarom de helft daar van is voor den hoek DBGnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i5'Min.4y Secon.

In de vierde fchynen, ook in middel veerheit van den Aardkloot, ftelt defen Heer Newton op defelve plaatfe.

De Horizontale Parallaxis of den hoek ACB nbsp;nbsp;nbsp;yó Min. 40 Secon.

De fchynbare Maans diameter of den hoek DBG nbsp;nbsp;nbsp;31 Min. 3Secon.

Dat is de helft voor den hoek DBG nbsp;nbsp;nbsp;lyMin.31 Secon.

Dewyl nu de hoeken A en D regt fyn, als door een rakende en een halven diameter gemaakt; indien men nu den halven diameter AD des Aardkloots voor deeen-heit ftelt, fal men BC of den afftaiid der Mane van de Sonne, door de enkele driehoeks rekeningh bevinden

In nieuwe of volle Manen, fchaars 60 halve Aardkloots diameters En in Quartieren fchaars 61 van defelve.

Soo dat de gemiddelde veerheit is, ontrent van60^Aardklootshalf-middel-lynen.'

II. Om nu verder de grootheit der Mane te foeken; vind men DG of fyn halven diarneter: door defelve driehoeks rekeningh, of den regel 4. XV. gegeven in volnbsp;of nieuwenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of in de quartieren deelen van AB of van een Aardkloots hal

ven middel-lyn. Het geen beide niet veel van -ji van defelve verfchilt.

Waar uit dan volgt , dat den middel-lyn des Aardkloots A B ontrent ftaat tot die der Mane CD, gelyk 11 tot 3. Waarom ook den Aardkloot tot den kloot der Mane ftaat, als den teerlingh van ti of i33t, tot den teerlingh van 3 of 27, volgensnbsp;’t geen by de Sonne gefegt is. En derhalven 27 Aardklonten foo groot als 1331 Manen, of de Mane 49 of fchaars yo raaien (om een rond getal te hebben) kleindernbsp;als den Aardkloot is.

Welke rekeningh nauwkeurigh genoegh is, om in foo groote faken yets te kunnen vaft ftellen; het welk, indien het niet juift is, ègter niet verre Van de waar-heit is.

Hier mede komt ook het befluit van den grooten Sterre-kundige Flamftedius over een , die den diameter der Aardkloot ftelt (gelyk Whifion, Praleéi, Phyfic-

29^#

-ocr page 697-

MAANS grootheit en afjland van den AARDKLOOT. nbsp;nbsp;nbsp;6y^

z)2. uit fyn Ed. verhaalt) 7935- Engelfche mylen en diedcrMane aiyydcrfelver, welke proportie van 7935' tot 217f , ook weinigh verfchilt van de boven gevondene van II- tot 3.

5'9. Indien wy nu T^ih. XX. Fig. 2. het punt S in de Mane Hellen en het punt B op de aarde; verder, de lengte Sb, gclyk desMaans halve middél-Iyn; en na fieanbsp;het geen §. 36. gefegt is, over de verfpreidinge van het ligt in vcrfcheiden veerhe-den, foo ten opligt van de warmte als van de klaarheit des ligts: Soo fal men bevinden, dat in dele twee gevallen de kragt van het ligt, in b is tot die in B; alsnbsp;het vierkant van SB tot het vierkant van S^.

Nu Hraks is getoont, als SB is 601 Aardkloots halve middel-lynen, ofdcMaans diftantie -; foo fal Só fyn -j-t van een Aardkloots halve middel-lyn , wanneer ditnbsp;gelyk is aan die van de Maan.

Nu is het.vierkant van of S6, en 3660^ dat Van 6oa of van SB; en dcr-halven is het cerüe tot het tweede, als 9 tot 442890^ of als een tot 49210, de breuk Wegh werpende. Waar uit blykt, dat hel niet veel verfchilt of dat de warmte vannbsp;het ligt, ’t geen van de Maan afkomt, is ontrent 50000 malen (om weder een rondnbsp;getal te hebben) kleinder by ons op der aarde in B ; als ter plaatfe b , wanneernbsp;het maar een halve middel-lyn van de Maan of S^ van defêlve is nedergedaalt.

En dit meent nbsp;nbsp;nbsp;Prxleói. Aftron. fag. 108. dat de oorfaak is waarom het

Mane-ligt op de aarde by ons geen merkelyke warmte geeft. Maar nadien het fclve door Huoke in een yco maal kleinder plaatfe vergadert, en by gevolge 500 maalnbsp;kragtigcr fynde, als het Maan ligt by ons, daarom in dit brand-punt alleen 100 maalnbsp;fwalvker is, als by de Mane felfs; en hy egter bevond, dat het felve fonder eenigcnbsp;tekenen van hitte was; niet tegenftaande de klaarheit (dat hier aanmerkelyk is) nanbsp;behoren vermeerdert; laat ik aan het oordeel van andere en aan hare ondervindin-^n, of -^5 van de warmte van een heeten fomerfchen dagh by ons ook een goednbsp;Thermometrum foude bewegen of niet. Want dat de Sonne Itralen op de Maan ontrent van defelve kragt lyn als op der aarde, is blykelyk uit het klein verfchil van hare afftanden van de Sonne.

En in dit experiment het Thermometrum bewoeen fyndevanhet Sonne-ligt, Ibu-de daar u'-t at te nemen fyn, dat een andere oorfaak als den enkelen -afftaiid moell geiogt werden; aan welke men toe foude kunnen fchryven, dat het Sonne-ligt vannbsp;oe Maan fonder eenigh vyer tot ons fchynt neder te dalen, en het lelve in de Mane te laten.

nedeAnn^quot;^ nbsp;nbsp;nbsp;blykelyk dat indien de Mane met foo veel hitte ha-

i ^ n door de m’ nbsp;nbsp;nbsp;ongemakken op de aarde daar Van lyden foude; wel-

Ïooiekomen werlS. nbsp;nbsp;nbsp;^ehepper

§.60. nbsp;nbsp;nbsp;Mane de ebbe en vloet der groote zeen, en daar door ge-

«uurige roeringen m hare wateren tot in het diepile van hare gronden ver-oorlaakt, betwilten nogh onderfoeken wy hier niet: om dat men ontrent defelve nogh foo verre in wetenfehap niet gevordert isj dat men yets, hetnbsp;^elk buiten tegenwerpingen van yder aangenomen werd, daar van feggennbsp;men al feer verre daar in fchynt gekomen te fyn.

Dit is by onclervindinge waar, dat de wateren in diepe en vrye zeen (fon-

cr hier andere beletlelen, en famenkomende oorfakenenomilandigheden in

Qqqq nbsp;nbsp;nbsp;agt

-ocr page 698-

^74 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U WING E.

agt te nemen) na de plaatfe of ontrent na de plaatfe,- daar de Mane figh be-vind,, opryfenj gelyk of defêlve door fwaarheit na de Mane toegedreven, of door eenige andere kragt na defelve toegetrokken of toegeperft wierden.nbsp;Men kan, hier over de fchriften van Ke^hrus^ Nevitm^ Gregory ^ Whifion^.nbsp;Varenus^ de Stair^ en andere na Hen.

Het felve vind men ook,, dat in de regt tegen over fynde plaatfedes Aard-klüots, na de andere fydegcfchiet; waarom degewooneuitdrukkinge, waar in die beide begrepen werd, is, dat als de Maan na de Meridiaan gaat, hetnbsp;water rylt, en als fy van defelve wegh gaat, het water valt. Andere feg-gen , dat by obfcrvatien feker is, dat het hoogde water onder defelve Meridiaan ontrent drie uuren na de Maan volgt, als fy figh in die Meridiaan bevind. Siet Newton^ Prinsip. h. IIL §. 24,., en Whifton^ Preekdl. Phyfic..nbsp;Math.%.^6pag,ija6.

Wat nu van dit alles fy, dit werd door ondervindingefekergeagt; indien den Aardkloot rondom met water bedekt was, dat door de hoogte van denbsp;de wateren wederlyds, fy figh langhwerpigh als een groot ey vertoonen foude.

En gaan defe twee verhevenheden des waters, of nbsp;nbsp;nbsp;bergen [Eminentie

£5“ Montes) gelyk Gregory die noemt, geduurig rond om den Aardkloot j indien fy door landen, ondiepten of anderfints niet belet werden.

En om dat de anders foofeerkonlligh uitgevondene oorfaak en figure van de Heer Defcartes medebrengt, dat het op de aarde regt onder de Maan, al-tyd laagh water of ebbe is, waar van het tegendeel bevonden werd. Scgtdenbsp;yarenus^ Geograph. L. I. Cap. XIF.%. I i.dat defelve tegen deer varait*nbsp;heit firyd.

Dit is nu de wyfe, op welke (de oorfakc aan yders gedagten gelaten fynde) men figh defe beweeginge der zccgt;wateren voor moet ftellenj defelve begrypende , als eenopfvvellingeennederlêctinge {intumefcentiat^ detumefcen-der zeënj en niet foo leer, volgens de geraeene fpreek-wylë, als een opnbsp;en nederwaarts vloeyen, of vloet en ebbe, Siet van de veranderingh v.an defe namen Varenus op defelve plaatfe $, 10, en Gregory, L. IV. $. 6f.

Defelve Varenns noemt defe twee water-hoogtens §. ii. pag- 126. op de aangehaalde plaatfe, gelyk ook de Stair, Expl. X. §. jö. met de naam vannbsp;Curnüli Alaris oï A^uee, in het évdts Zee-hoopen oiEVater-hoopen',. wa Ó.Qnbsp;ly kenilfe van de hoopen van afgemait graan of hooy, die men op het veld liet.

De reden nu waarom ik, boven het geen men van defe twee dagefyksden Aardkloot omloopende Zee-Hoopen ondervonden heeft , alhier foo nauwkeu-

righ der fel ver namen by brenge, diefebydehedensdaagfeÜnderfoekers ver-

krygen, dewyl ik dogh van dc oorlaken in het geheel niets en feggej isvoor-

namelyk, om dat men Pfalm. XXA///. 7. dele foo feer daar mede overeen

komende, uitdrukkinge vind: Ely quot;vergadert de wateren der zee als op eenen j, eigentlyk, als eenen hoop. Welk woord Need, Jefai^. XVII. rt*nbsp;tsnkoopxoan bet gemalde

-ocr page 699-

Van den figtharsn Hemel.


6yf


Of nu ook, overmits hier foo juifl: met defelve gelykeniffe van dezee-\va-teren gefproken werd, in defe plaatfe van defe verheffinge derfelrer, welke men anders met de naara van “u/oe/uitdrukt, gefproken werd, Iaat ik aannbsp;Godtsgelcerde oordeelen. Ten minften fchynt het voorgaande en volgendenbsp;daar mede niet kwalyk over een te komen.

§.61. Een woord in het voor by gaan fal ik hier nogh feggen, van fe-kere bekende en gefogte fwarigheit} die ik ontrent het gefagh van het Hei-ligh Woord van meerder als eene hebbe hooren maken. Welke, fchoon iy de waaragtigheit en geloofbaarheit deflelfs niet verwerpen, egter meenennbsp;uit defelve te kunnen toonen, dat de daar in gebruiktefprcek-wyfen (immersnbsp;veelc die de natuurlyke faken aangaan) niet altyd na waarheit, maar ook welnbsp;na de dwalende opinie des gemeenen volks gerigt fyn; tot defen einde dcnbsp;Woorden Genes. 1. i5. God dan maakte die twee groote Ligten , by brengende.nbsp;Waar inne, nadien door de groote Ligten de Sonne en Mane verflaan moetennbsp;Werden, de Mane na hare gedagten ook nevens de Sonne alhier ge-noemt werdj regt tegen het geen de Aftronomie leert j welke defelve nietnbsp;alleen als boven, by na yo raaien kleinder als den Aardkloot j maar verre denbsp;kleinfte van alle de Planeeten bewyft te fyn.

H t fcheen nauwlyks ol liever geheel niet nodigh te fyn defe te beantwoorden j ten fy dit van eenigc meermalen by gebragt lynde, onkundige mogte twyflrclagtigh maken: nadien de Schrifture ook alhier, gelyk in foonbsp;veel andere aangetoondc plaatlen, na de aldernaukeurigfte waarheden fpreekt}nbsp;niet feggende Godt dan maakte die t-iseegroote lichamenmaar uitdrukkelyk,nbsp;die twee groote ligten. Tegen het welke niemand yets fal kunnen feggen, alsnbsp;die meint in ftaat te fyn, om te toonen, dat ’er yets behalven de Sonne eanbsp;Mane aan den Hemel gefien werdj waar door den Aardkloot meer verligt,nbsp;en ’t geen daarom een grooter ligt met regt genoemt foude werden.

Behalven, dat als men het geheele 16. vers., ten einde toe leeft, dc Sonne het groote ligt en de Mane in vergelykinge het kleine ligt genoemt werd innbsp;defe woorden: dat groote ligt tot heerfchappye des daags^ en dat kleine ligt totnbsp;heerfcbappye des nagts. Soo dat het fy men alhier het g^oot tn-klein tenopfigtnbsp;van het ligt in het gemeen, of in vergelykinge met malkander verftaat, innbsp;elk geval na de netfte waarheit gefproken werd. En fal dit meer als genoeg-laam fyn, om defe tegenwerpinge wegh te nemen, dewelke figh felfs we-derlegt en felden van feer geleerde lieden gemaakt werd.

§. o'i. En om m tegendeel aan alle te toonen j dat het geen hier van defe Hemel-ligten gefegt werd, van een hooger Geeft als een menfchelyke moet voortgekomen fyn, fulien de woorden Genes. I. 14. tot eenbewyskunnen ftrekken: Ende Godt feide., dat 'er ligten fyn in het uitfpanfel des Hemels,nbsp;om fcheidinge ts maken tuJJ'chen den dagje en tuJJ'chen den nagt’, en dat fy fyn totnbsp;tekenen en tot gefette^ tyden en tot dagen en jaren. Nu is het blykelyk ; dat ditnbsp;i^otk, waar in defelve gefchreven ftaan, het oudftc i$ van alle boeken, ook

C^q q q 2, nbsp;nbsp;nbsp;met


-ocr page 700-

XXV. B E S e H o Ü W I N G E.

met tocftemminge van deflelfs haters en vyanden: En fa! niemand, die rc-delyk is, daar twyffel aanflaan, dat op dietydde loopenderHemel-ligtenin alles niet foo volkomen nogh fy.n bekent geweed. Ten minden, eer dat mennbsp;¦wift dat der felver beweegingen en omloopen foo eenparigh en ftandvaftighnbsp;waren, heeft ’er veel tyds moeten verloopen; en foo langh men niet verfe'nbsp;kert was., of defe ligten volgens vafte en bekende regulen bewogen wier-den, was het foo onraogelyk figh van defelve te bedienen in het bepalen vannbsp;gefette tyden, van jaren en dagen-, als men nu den loop der Comeeten daarnbsp;toe nogh gebruikenkan. Welke feerwaarfchynelyk(gelykeenige door waarnemingen in fommige Comeeten getoont hebben) langs den felven wegh weder komen. Waar uit danbly.kt, dat in de voorgaande woorden op die tydcnbsp;al yets gelegt is, het geen voor alle menfchen in veel gevallen als doe noghnbsp;onfeker wasj en het welk wy egter fien tot in defe dagen toe ftand te houden: namelyk, dat defelve een foodanigen eendragtigen loop hebben, waarnbsp;door fy tot de bepalinge van voorleden en volgende tyden kunnen dienen.nbsp;Het geen immers njet veel billykheit aantoont, dat defe woorden van nie-iji.and kunnen gefproken fynj als foodanigh een,. aan wie al in die tyden reedsnbsp;bekent was, het geen het vervolgh van veelejarencerfl: aan de menfchen konnbsp;openbaar makeo} en die met een tevoren wide, welke de ftudien, rekeningen , en onderfoekingen der menfchen in de nakomende eeuwen fouden we-fen. Nadien fonder defe Sterre-kundige oeflFeningen men vergeefs uit de He-mel-ligten de tyden foüde getragc hebben in die order te brengen, in welkenbsp;fy tegenwoordigh fyn.

Ik fal alhier niet onderfoeken , of men door het woord nbsp;nbsp;nbsp;ook nicamp;

de eclipfen verftaan moecj dewelke onder die tekenen des Hemels.y welke Je~ rmicc. X. 2. genoemt werden, ook een voorname plaatfe fchynen te hebben-, vermits vecle Hiftorien ons aantoonen, dat de Heidenen op een byfon--dere wyfe door defelve vreefe bevangen lym geweeft.

§, 63.. Eer ik van de eclipfen afgaa, kan ik niet,na laten te toonen de eigene en ware maniere, waar op in het Goddelyke Woord van defelve ge* Iproken werd: Joh. XXXFI. 32- alwaar Elihu fegt, Met handen-bedekt Hfnbsp;het ligt, en doet aan het. felve verbodt, door eenen die tujfchen door komt.

Ik weet wel, dat voorname Uitleggeren dit van de wolken verftaan, die tulïchen den Son en den Aardkloot doorkomende defelve-bedekken, , ennbsp;de uitlegginge van defe geleerde Heeren, aan wie Godis Kerlte foo veel vet’-pligtinge heeft, in hare waarde.

Maar dewyl Elihu even te voren van de wolken in het meerder getal gC' fproken.haddej volgens het welke men ook aan haar kan en miflehien moetnbsp;toefchryven, dat fy de de Sonne bedekken. En in defe plaatfe in het een-,nbsp;getal gefproken werd, van de gcene^ die tujfchen door komty fchynt dit ge-voegelyker op de Mane of den Aardkloot toegepafl te kunnen werden} n-'i*nbsp;dien eJk van defe, een in getal fynde, de eclipfen veroorfaken. ienanderen^

hoe

-ocr page 701-

V~an den Jigtharen Hemel, nbsp;nbsp;nbsp;(i'jy

Boe weVdefe fpreek-wyfe tot de wolken, en ook totelkderecllpfentoepaf-felyk fchynt te fyn, in veel opfigtenj fal egter ymand die de beginfelen der AÜronomie verftaat, defelve moeten erkennen, als in het byfonder enopdenbsp;aldereigenfle wyfe iiitdrukkendc, het geen inde Son- enMaan-duifteringen,nbsp;aflbndcrlyk van malkander gefchiet.

Want vaft ftcllende, gelyk fulks buiten twyffcl is , dat de Sonne uit figh felfs een ligt is j en dat de Mane niet als door de fendirge op haar en vervolgens door de weerftuitinge van de Sonnc-ftralen ligt geeft, en verder in fighnbsp;felven duifler en ondoorfigtigh is) fal men de Son-eclipfe feernauwkeurighnbsp;befchreven fien in de eerfte woorden; Met handen bedekt Hy het ligt,, en welnbsp;infonderheit als men verftaat, dat de woorden, door degeenedietujfchendoornbsp;komt,, gelyk by het laatfte, ook alfoo alhier kunnen by gevoegr werden.

Want, nadien aan yder bekent is, dat de Sonne-fwymenopdefe wyfege-fchiedenj namelyk Tab. XIX. Fig. 4. wanneer de Mane in L M, tuflehen de Sonne AB, en den Aardkloot CD tuflehen doorkorat, en fig of na bynbsp;of in het vlak van de Sons-wegh L$'R$'bevind:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;is Tab. XX. Fig. 4..

ontrent de foo genoemde knoopen of punten H en S,alwaar de Maans-wegh H MSRH het vlak der Sons-wegh HG SF doorfnyd: fooisook blykelyk,nbsp;overmits Tab. XIX. Fig. 4- de Mane L M een duifterenondoorfchynendlig-chaam is, dat fy door dit komen tuflehen de Sonne en den Aardkloot de gan--fche Sonne en haar ligt bedekt voor die in E woonen. Soodatmendendaghnbsp;wel als in een duiftere nagt verandert, en de Sterren onderfcheidentlyk aannbsp;den Hemel gefien heeft. Gelyk fy een gedeelte BV der Sonne bedekt voornbsp;die figh in C op den Aardkloot bevinden j welke door dit tuflehen doorko*nbsp;men der Mane LM, van de Sonne niet meerder als het andere gedeelte A V,nbsp;kunnen fien, door.de ftralen CA en G Vj welke laatfte rakende befyden denbsp;Alane LM, op den Aardkloot komt.

Uit dit geheide dan is klaarlyk af te nemen, dat in de Sbnne-taningen de Sonne in figh felfs niet verduiftert ¦, maar dat fyn ligt alleen door de lulTchennbsp;komende Mane bedekt werd. Het geen defe fpreek-wyfe heel gepaft meedenbsp;brengt,. Met handen bedekt hy het ligt door eenen die tuffehen door komt.

^ Nu indien men verdeivalhier in aanraerkinge neemt, datdeMaan-clipfen niet op de el de wyfe, als die der Sonne gefchieden, of te om dat het ligt der Mane, (het fy in haar felfs niet en heeft) door yets anders bedekt werd.'nbsp;Maar omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mane aan haar wegh in RS enontrent in een regce linie met

'vind, en verduiftert werd.

Alle welke eigenfehappen der. Maaiveclipfen,

de Sonne AB en den Aardkloot CD fynde, het felveligtvandeSonne AB, dat eerft in de Son-eclipfen dbor de Mane bedekt wierde, nu in de Maan-duifteringen alleen belet werd (of hetfelve z-erbodtgedaan werd) om denbsp;Mane te befchynen en te verligtenj waar door fy dan door het.tujfchen doornbsp;komen ok ontmoeten (wantin dusdanige betekenifle komt dit woord meenigh-maal voor) van den duifteren Aardkloot,. fiehindefielfsfchaduweCPDbe

-ocr page 702-

678 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

waar door fy van die der Son ne onderfcheiden werden, dan hier door defè woorden : En hy doet verhodt op het felve door de geene dk lujfcben door komt kr^Lgügh. uit gedrukt werden.

Jndien ymand nu met het woord Cappajim niet handen^ maar wolken wil verllaan, het welke daar door ook {CxctRobbertfon] in defe plaa tfe betekent werdjnbsp;wanneer hy dan het voor-fetfelG»^ï/door^o‘i’f«vertaalt,gelykfynefeer eigenenbsp;betekenilTe is} fal de plaatfe dus luiden:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de 'ivolken bedekt hy het ligt. Soo

dat in defe vertalinge ook nogh defe eigenfehapdereclipfenaangehaaltwerd, dat defelve verre boven de wolken gefchieden gt; van welke wolken Hy vers. z8.nbsp;en 15. te voren gelproken hadde.

Soude nu den ervarenften Mathematicus (hy fy danwiehyfy, gelovige of ongelovige) hier niet moeten toeflaan? dat defe plaatfe, genocghlaam na denbsp;letter genomen fynde, een grondige kennifiè en bcfchryvinge bevat van denbsp;Son-en Maan-eclipfen. En foude hy of ymand anders defe byfonderheden,nbsp;waar in fy van malkander verfchillen (namelyk, dat de Sonne door bedek-kinge van fyn ligt, en de Mane door ontberinge ofveibodt vunhet/èlveSovx-ne-ligt verduifterd werd, ’t geen in beide door yets dat tujfchen door komt ofnbsp;ontmoed werd de Mane en Aardkloot, gefchiet) korter en kragtiger in wei-nigh woorden kunnen bevatten, als den grooten Ingever van dit Heiligenbsp;Boek in defe plaatfe gedaan heeftPdie verre van met het ontweetende of dwalendenbsp;gemeene volk te fpreken, alhier defe Sons-enMaans-duilleringeninhaarby-fondere eigenfehappen en oorfaken tot een bewys vandewaarheit vanditge-fchrift , en de doorgrondende kennide der Schepfelen van den grooten Au-theur, nauwkeurighlyk befchryft volgens het geene de Wis-konft en Ster-le-kiinde daar ontrent magtigh is te betoogen.

§. Ö4. Ik hadde gedagt van het volgende 53. vers in dit XXXFI.Cap.vzn ^ob hier niet te (eggen, dewyl het hy dengeleerdên/f/errfrar vooreen van denbsp;moeijelykfte verjfen in het geheele Boek Jobs aangefien werd. Het welk doknbsp;genoeghfaam blykt uit foo grooten verfcheidenheit van gedagten, als mennbsp;by de geleerdlle Uitleggers over het felve bevind. Maar dewyl het feker is,nbsp;dat dit vers opfigt heeft op het 31. dat voorgaar, het geen uit de V'oordennbsp;daar van kan afgenomen werden j fchynt het uit de eigenfehappen der eclip-fen eenigh ligt te kunnen of te moeten ontfangen, vermitsin het 51.vannbsp;dele gefproken is, of ten minden fchynt te werden.

feit

volgende

I. Dat

üm er yets van te feggen (waar van ik egter het oordeel aan andere geer-ne overlate, om dit ofaannemelyk te agten, ofte verwerpen) inonfeüuit-fche overfettinge luid het: Daa/r van verkondigt fyn geklater, [ende'] het veéi ook van den opgaanden [damph] En ik betvviile hier geenfinis degcdagcen vannbsp;diegeleerdeHeeren, welke in defe vertalinge de meiningc van dit ^’e'r^foekcn.nbsp;Maar dewyl eenige van defe woorden in de Hebreeuwlche Tale veelvuldigenbsp;betekeniflen hebben j fouden defelve in eenen anderenlïn kunnen voorkomen,nbsp;indien men figh van andere vertalingen bedient, en dit

-ocr page 703-

Van dsn Jlgtlaren Hemel.


I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat Gnahu (hierte regc daar ‘ran vertaalt) om dat het een meerder getal fegt, ook overgefet kan werden, ‘van dit allesnamelyk daar te voreninnbsp;het jz. 'vers van gefproken is.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dat het woord Jaggid (hier ‘verkondigt overgefet) ook betekentnbsp;flrare coram., dat is, een beivys genten voor aller oogen (het welk by Rohbertfon-dus gevonden werd) of een oogenfchynelyk hewys geven.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Dat Reegno (alhierfyngeklater) van het Stam-woord Ragnah afkomende,nbsp;onder anderen ook eigentlyk fegt, fyn makker fynmetgefeU fynnaaflen.,gt-lyk het by Robbertfon.^ Coccojus., en Buxtorffius te lien isj en ook ^erem. HLnbsp;zi. overgefet werd door

IH. Dat het woord Mikneh ( het vee in de Duitfche vcrtalinge) af komt van het woord Kanahy dat befitten en verkrygen betekent, foo by voort-tee-linge, koop, konft, arbeid of (’t geep hier te letten ftaat) op alle andere wyfe,nbsp;fudcunqne alia rations vind men by Rohbertfon. Waarom het na defe wylêiinbsp;in vericheiden betckenifl'en genomen werd : als van baren, koopen, verkrygen,nbsp;enz. foo vertaalt Coccefi Woorden-boek onder andere ook het felvedoorye?^-tot het fyne maken, in de plaatfen Exod. XH. i6. en Pfalm. LXXIH. t. ( Fe-cifi effe tuum) alwaar het in Duiis met verwerven overgefet werd.

Inlbnderheit werd het aldaar Pfalm. LXXHIII. f4. vertaalt metocaipare,. dat is innemen, van ymand anders wegh nemen en felfs befettenenbefitten, welkenbsp;betekenifle uit het volgende ff. vers kragtigh beveftigt werd.

Hoe wel nu de afdalende woorden niet altyd in dele T. ale de eigene betekenifle van haar wortel-woorden Ichynentebchoudenfoo fal menegterby Rohbertfon fien, dat in het fedve woord Mikneh defclve bedui Jinge voikomennbsp;blyft. Want het werd aldaar overgefet, óioox ‘verkryginge en befittingenbsp;door koop , generatie, opvoedinge, 'werkmge, enz. Soo verre lèlls,dat het daarom ook V':e betekent, om dat debeliiiinge der Ouden meelt in V cebeltond.nbsp;Waarom, indien wy het felve dan hier afleiden van de ftraks getoonde be-tekeniflen des wortel woords Kanah,yets tot het fyne mah n., innemen, vannbsp;een ander ivegh nmen, en felfs. hefetten en befitten, fal door dit woor Mikneh

ook kunnen verllaan snamp;X'ltm tcnivegneminge van.een. ander, een. befeitinge em makinge tot het Jyne..

H. nbsp;nbsp;nbsp;Xpb ( hier ook vertaak ) insgelyks, vültus oieenaangefigtehc-

tekent. Gelyk om Robhertfion en CoccejustnBiixtorffius (inhet Wortel-woord; j^napb') hier met weder by te brengen, men het lelvc Genes. XXIH. ^-j. ersi

Ezech.XVl. tx, overgefet vind.

Hl. Dat het woord Gnoleh (hier opgaande) afkomende van derr wortel Gk^a--ïah,.mtt het felve ook feer verfcheidene en veelvuldige betekenifle heeft j. Welke men in order by Rohbertfon opgetelt vind , onder welke niet alleen ög-gaan, het welk hier gebruikt is, maar ook eenc (onder anderen) gevondennbsp;werd , die fegt a confpe£lu.no(lro fubduci. difparere, evanefcere of tilt onsgeftgt:nbsp;quot;Weggenomen, werden, onfigtbaar. 'werden,, verdavynenSoo werd Pfalm. CIL.

zf».

-ocr page 704-

6^0 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BE SCHOUWING E.

Zf. in Cocceji Lexicon, en onfe Duitfe overfcttinge, dit woord nbsp;nbsp;nbsp;in Ki-

phil overgefet met iveghnemen, en fcgt cigentlyk, doet my niet terdwynen of enjigthaaar 'werden. Waarom dat hei woord Gngleh in defe beduidinge genO'quot;nbsp;itien,betekent, een die uit ons gejigt 'weggenomen, en onfigtbaar 'werd.

VIL Dewyl nu tuflchen het woord A-ph oïaangefigte (No V.) en Gnoleh of een die onjiglbaar werd (N°Vi.) het woordeken Gnal tuflchen beiden komt}nbsp;dat onder een meenigte van fyn betekeniflen, waar van boven, of boven opnbsp;(gelyk het Levitic.XIV. 17 vertaalt is) devcornaamftefyn,ook i Chron.XI. 2.nbsp;met van overgefet is, en tot een teken van een Latynfche GmViwr van het volgende woord ftrekt. Gelyk het aan de Hebreen gemeen is, eenige propofitien,nbsp;Eet, Le, Min, en in de voorige plaatfe G^a/daar toe te gebruiken,fchoonnbsp;fy het felve anders met haar foo genoemdeconflruElaoi regiminisnbsp;woon fyn te doen.

Soo fal dan defe uitdrukkinge, Jph Gnal GnoJeh (in de Duitfe cverfet-tinge en by voele andere vertaalt, ook van den opgaande) mede kunnen overgefet werelen, door het aangefigte, boven op, of van die onfigtbaar voor onfe oogen 'werd. In het Latyn foude men fuperficies, dat is opper-vlak kunnen feg-geri} dat het felve met facies fuptr, oï het aangefgte boven op fchynt te welen } gelyk de grond-text legt.

Indien men nu dit alles by den anderen neemt, fal de fin van dit ti,‘i,.vers, uit defe betekeniffe der woorden de volgende fyn: Van dit alles fal een 00-genfchynlyk be'wys geven fynen metgefel, [ooVj de inneminge of'wegneminge vannbsp;een ander en makinge tot bet fyne [etf het aangefigt des geenen, die uit ons gefgtnbsp;'weggenomen of onfigtbaar 'werd.

Het is waar dat het woord Ew] en [ook'] niet in den text is, maar is dit alleen hier by gevoegt, om de Afyndeton, die hier fchynt plaatfe te hebben,nbsp;door defevervullinge meer verftaanbaarte maken} anders fonder koppel-woorden foude men het korter kunnen feggen, aangaande dit alles faloogenfchynlyknbsp;bewyfen fynen metgefel, de bejettinge, het opper-vlak op, of van die onfigtbaarnbsp;‘W.erd.

Om nu te toonen, hoe al dit gefeide, het welk voor'ymand , die de ei-genfehappen der eclipfen niet verllaat, nogh duiftcr moet fyn,opfigtelykis op het geen vers 3Z. gefegt is; weeten alle Aftronomi, dat Lab. XXL Fig-i. en 1. de Mane B de metgefel of naatfte des Aardkloots A waarlyk is. Ornnbsp;dat het fy men ilelt, dat den Aardkloot loopt of ftilftaat, de Mane altydnbsp;naad aan den Aardkloot en om defelve loopt, fchoon alle andere Planeetennbsp;fulks om de Sonne doen.

Soo dat de meininge van dit 33. wrr, als alles tot meerder verftaanbaarheit

wat breder uitgebreidt is, dusdanigh foude wefen.

„ In het ji. vers is gefegt, dat het Sonne-ligt (in Son-eclipfen) als met „ handen bedekt werd door eenen (de Mane) die tuflchen doorkomt, en

9, die ondoorfigtigh daarom moet fynj en dat ( indeMaan-eclipfen) op het

,, lel-

-ocr page 705-

Van den figtlarm Hemel.

C%.1

5J

5J

felvc (Sonr.e-ligt) vcrbodc gedaan werd, of het felve belet werd ook door een anderen (gclyk hier den Aardkloot) die ¦xhdmtujjchen docrkorfit q£nbsp;ontmoet. Waarom ook dc Mane duifter en fonder ligt in figh lelven nioeenbsp;wefen, indien fy eclipfeeren fal op defe wyfe.

„Nu van dit alles (vervolgt het i^.vers) (aide metgefil of heinaafleV{cwc\~

„ ligt aan de Aarde, (welke ook op hare tyd ontmoedwerd of door komt, foo dat de „ JVlane ook om defercdi n de metgefel der aarde kan genoemt werden) een cogen*

fchynelyk hexvys geven., in beide de duifteringen.

„ En eerjl in de Son-eclipfcn bewyft de hefttinge dit, die de Mane van de Sonne neemt, defolve imiemen'le (occupans ^°.iV.) Nadien defelve, aannbsp;defy de, die na de Sonne gekeert is, defe ftralcn ontfangt en daarvan ver-s, ligt werd-, terwyl daar door te gclyk defelve xandQnJardJiloot'weggenomennbsp;jgt; werden (fiec dat ‘Tab. XIX. Fig'. 4. afgebeeld door de Sonne in AB en denbsp;}} Mane in LM) waar door dan meede blykt, dat het lichaam der Mane on-jj doorfigtigh en duider is.

5, Fen anderen in de Maan eclipfen geeft hier ook een be wys van het ») figt boven op of van dc Mane j die in RS inde fchaduwe des Aardkloots komen-jj tie, aXvtaar hel verbodt, dat door den luffchendoerkomenden haxdWoot CD op-j, het ligt der Sonne A B gedaan is, de Mane verduiftert en uit onsgcfigt doetnbsp;n.vcggenomen werden. Soo dat hier door ook het tweede beweien werd, datnbsp;,, vers 31. onderdeld was, naraelyk dat de Mane uit figh felfs geen ligt ennbsp;5, heeft, en de Sonne-ftralcn belet lynde, fy in het opper-vlak niet als dui-}, fterheit kan vertoonen.Ofmen hier nu ook ftellen kan,dat ’eranderftntsop dienbsp;eigenfchap van het aangepgt boven op of van het opper-vlak der Mane ge-oogt werd,.nbsp;waar door defelve in de fchaduwe des Aardkloots fynde, een duifteragtighnbsp;ftgtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fomtyds kan gefien werden j het welke ligt de Oude aan de

Mane lens, de Nieuwe aan de gebroken Sonne-ftralen toefchryven (fiet W bijton, Preeledl. Aftron.pag. i 3 f ,i 36. en andere) laat ik aan het oordeel van v er-ftandige j vermits ook hier in een bewys, gelyk in het voorgaande, leggen foudc.

o daar •van) regt in agt fal genomen werden : en dit fonder moeitegevon enwerd in die twee uitdrukfelen, I, hiervan fal fynmetgefeUen-oogenfcbynlyk bewys geven. En II, Het aangeftgt van die uit ons gcfigt w-egh genomen weta ., lal alleen het woord Mikmh door de inneminge van het Sonne-^-ligt of de befiiltmge die de Mane van defelve neemt, met deftelfs ftralcn de fiy~nbsp;ne te maken en den Aardkloot daar van te beroven, uitgelegt fyndemilTchiea;nbsp;Wat te verre gelogt, en daarom wat meer fcherpfinnigh als bondigh aan y»-TOand toe fchynen. Maar defe gelieve te letten, eerft ( gclyk ftraks gefegc is)nbsp;dat het om hèt verband met het voorige en volgende op eclipfen moet t’huis ge-uragc werden. En ten anderen^ dat alle de woorden van dit 33.1^, ca.

R r r jr. nbsp;nbsp;nbsp;daati'

Dewyl nu in dit 35. vers de veiklaringe der woorden met de dgenfehap^ “oo^lakelyk fchynt te moeten overeenkomen j indienanderg-d Gnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het voorgaande (die blykelyk genoegh is, uit het

-ocr page 706-

XXV. B E S C H ö U W I N G E.

daar onder ook die woord A'iikncb^ in geen andere betckenifTcn genomen Tyn, als in welke fy by geleerde Taal-kundigen gebruikt werden. Welke tweenbsp;faken te famen gevoegt fynde eenige voldoeninge op defe gedagten fchyneiinbsp;te geven.

Het is waar, dat rncn dit woord in die beteekenilTenvannemende, daar door die verbafende fchrik foude kunnen verdaan j welke men leeft datnbsp;ten tyden van (ware Sonne-fwymen onder het •'cee fomtydsgefienis. Doghofnbsp;dit in defe omftandigheden, die alle op faken die indeHeniel-ligtengefchie-den, anders kiaarlyk paften, niet al lbo verre gchaalt is, laat ik aan andere.

En indien ik dit nogh hier by mngh docnj ik geve aan die meer erva-remheit In defe talen hebben in bedenken, indien het baar gelieft dit te on-derfoeken ¦, of dit woord Aiikneh ook in der Ouden Aftronomie (der Hebreen of Arabiers) geen koiift-woord of foo genoemde 'Terminus Artis isj cnofhetnbsp;•daar noxt voos de Fiftbilis Copula Liminarium y in’t Duits, de figthare koppelingnbsp;der Hemelligten (dat een konft-woord by de hedensdaagfe Allronomi is) genomen werd j of ook anders voor yetsdiergclyks, dat de Son-eclipfenraaktinbsp;wanneer defe plaats cen volle klaarheit Ibude fchynentc hebben. Want datnbsp;alle konll-woorden, by die de weetenfehap verftaan op welke fy opfigtclyknbsp;lyn, door hare kortheit veel klaarheit geven is by alle kennelyfc} hoewelnbsp;miftchien een yder, die niet andeis als hare eigene betekenilTe verftond, hetnbsp;¦ook foude agten feer verre gefogt te fyn, als ymand defelve foodanightotdenbsp;faken foude willen toepaflen, gelyk men in dc konften hare konft-woordennbsp;gewoon is te doen.' Op defe wyfe (om een voorbeeld te geven) foo ymandnbsp;hetGriekfe woord Eclipfisy het Latynfche Delifuhmy het Duitfe dtnSz^eymnbsp;of lef'wymmge ergens lefende, onweetende was, dat dit ook Allronomifchenbsp;kooit-woorden waren, en dat fclfs by de Nederlanders het woordnbsp;men in die weetenfehap gemeen is, foude hy her miftchien alfoo verre gchaalt agten, indien een ander defe op de Sonne of Mane wilde toepaftclyknbsp;maken.

Ik hebbe ook wel gedagt, of dit woord Mikneb als cen konft-woord den Zodiack by dc Oude loude kunnen betekent hebben. En dewyl Mikneb innbsp;het Hebreeuws, en Zodion in het Grieks, beide dieren en beejtoz betekenen}nbsp;of dit laatfte daarom by de Grieken van de Hebreen in de Aftronomie welnbsp;mogte overgenomen fyn, gelyk ook wy den fel ven Zodiask den Dieren rientnbsp;noemen. Vvaiit dat de Berncl-tekenen cn Beelden ten tyde van Job al bekentnbsp;gcweell fyn, is uit Cap. IX. 9- en meei plaatfen af te nemen. Of dit ntionknbsp;uit de Hukken der Oude Hiftorien cnnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waarfchynlvk genoegh

lovide kunnen gemaakt werden, late ik aan het onderfoek van grooterOud-heits en Taal-kundige. En hebbe my liever aan de bewyflclyke kragt van de woorden in delen willen houden, als wectende, dat met aan (yme ongegronde en daarom dertde bedenkingen te vc-cl toe te geven, men dit

-ocr page 707-

Van ^en figtbavrn Vcwth nbsp;nbsp;nbsp;6S’

Woord dcs Levens doodelyk voor figh Toude kunnen tnakenj mdien mea te veerdigh was om fonder quot;een regtbewys yew vail teftellen, fchoonhetmecnbsp;de fake anders al fcheen over een tc komen.

§. 6f. Uit al dit gefeide fal nu ymand die het vcrlhan heeft ligt kunnen belluitcn. Eerft, dat Tab. XX. Fig. 4. de Mane in M fynde , aan denbsp;andere fyde van den Aardkloot CD, ten opligt van de Sonne AB, defelvenbsp;aldaar vol tn geheel verligt fal gclicn werden, als fy buiten de Aardkloots-fchaduwe CP D ficrh bevind: nadien de dralen als N M van de Sonne op denbsp;Mane vallende, en uit M na 'P gerefledeert werdende, defelve Mane voornbsp;die in T op den Aardkloot woonen figtbaar maken. ...nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ,

Ten anderen., is uit het voorige ontegeniprekelyk, dat de Mane in hetge-heele gedeelte der Maar.s wegh HMS dgh bevindende onmogelyk de Son* ne, voor die den Aardkloot bewoonen, kan bedekken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Soo dat ten derden hier uit volgt, dat de MaanontrenrdieplaatfeM in fyn fyndc, alwaar fy vol of ontrent vol (oude wefen, onmogelyk volgensnbsp;de natuurlyke loopen van defe Hemel-ligten, geen Son-eclipfe kan gefchie-den.

Nu IS het buiten twid, dat het Paafch Feeft ontrent de volle Mane by dc Joden gehouden wierde, en dat de Heere Jefus op een Paafch Feeil geleden,nbsp;heeft : foo dat het ganfeh onmogelyk was, dat op die tyd de Sonne van denbsp;Alane kon.bedekt werden en ecliplèrcn.

Laat nu een Atheill ot ongelovige alleen eenHillorifchgeloveaandiegio* te en vcrfchrikkclyke Sonne-duilleringh geven (nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ATX/^//. 4f. )die van.,

dert middagh ten li uuren tot 3 uuren na de middagh, verfelt met Aard-bevingen, duurde, op een tyd als alle Son-eclipfen onmogelyk waren j en ons.

of hy kan oordeelen, dat het by geval toe kangekomen fyn, dat die gruwfame en onmeeielyke groote vyer-zec van de Sonne, op den idareanbsp;middagh, op een onnatuurlyke wyfe geheel verduillcrt wierde, fonder datnbsp;oit in cenige gedenk-fchriften voor of na een diergelyk voorbeeld kan aan-getoont Werden gefchiet te fyn. En te meer, dewyl dit verbafendewonder'nbsp;voor gevallen is, jujfi op die tyd als de Sonne der Geregtigheit en (.volgens de belydeniflè der Chrillcnen) den Salighmaker der Wereld foo fmade—nbsp;lyk gehandelt wierde, en na lichaam en Hele verduiftert wasr.

fyr Rrrr 2»-

cheuingli:';

Indien hy uilks nogh al tragt llaande te houden (gelyk hy doen moet osn de fmei'telykc beeten van fyn confcientic te ontgaan) en ingevalle den Bybel.nbsp;by hem niet gefags genoegh heeft, om alleen tot een ware Hiftorieteftrek-ken. Laat hy dan aan de gedenk-fchriften van Heidenen en ongelovigen ge-love geven, en fien het geen de Heer HuctiusMyr^eDemonftr. Emngel.Prop,nbsp;lil. §. VIll. tn /X daar van aangetekenc heeft.quot; Soo verre felfs, dat eenennbsp;Phiegon Trail'amn niet alleen genoegbiaam van den tyd van defe boven-na--tuurlyke Sonne-fwyn, maar felfs van de daar by fynde Aardbevingen getui-gemfto geeft. Immers (hoe feer ook fyne ramplalige gronden hem tot loo--

-ocr page 708-

634 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUW INGE.

chcningh van defewaarbeitaanfctten) fallen felfs de bittcvfte vyaxiden vaii des HeeieChriftiNaam, Joden en Heidenen (indien hy niet vafl geftelt heeftnbsp;om alles te loochenen) aan hem overvloedige getuigen veiTchaffen 5 dat Hy?nbsp;die als doe gekruicigt was, meerder was ais een Üerffelyk menfehe. Nadiennbsp;de alle menfehen kragten te bovengaande wonder-daden, die Hy in fynennbsp;wandel in Palcftina gedaan hadde , te groot en veel in het Openbaar ge-Ichiet waren; als dat ymand, die maar eenige nataurlyke redelykheit noghnbsp;in figh hadde, daar aan de minde twyfl’el foude kunnen flaan. Die hier vannbsp;onwedeifprekelyk overtuigt wil fyn, kandeHeeren GrotiuscnHuetiusnbsp;ke fulks uitvoeriglyk getoont hebben, daar over na lien.

Laat nu verder (om door difputen in geen driften re vervallen, ’r geen dogh altyd fchadelyk aan het onderfosk der waarheit is) )^mand,die dit vo'nbsp;rige gelefen en na gefien beeft, en nogh aan deaanwefentheitvaneen Godr,nbsp;en de vaftigheit van deChrifttiyke Religietwyffelt,eens by figh felfsin flil-te gaan nederfitten, en overleggen; of hy hier niet een grooter magt en re-geeringe in fier, als men aan een los geval of figh van alles onbewulteoorla-ken met eenige billykheit ioude kunnen toefchryven. Wanneer hye^r^moecnbsp;toe(\aan,dar lbo veel onnavolgclyke wonder-daden, tot het opwekken vannbsp;doden toe, gefchict fyn, door handen van ymand, die in den uitcrlyken fthynnbsp;een arm, veragr, en ongcleert menfehe vertoonde; en die in geene anderenbsp;laken meerder, als in ftgtrnoedigheic en nedrigheic, boven andere uitftekendenbsp;Icheen te wefen voor die hem aanfagen.

andtren: wanneer aan hem als een waarheit voorkomt, ten tyde als defe iiyt nydigheit van het doenmaals regeerende Jodendom , door Pilatusnbsp;den Roomfehen Statdhouder, ten kruice gedoemt wierde,en defe flaafirgti-ge flraffe leedt; dat dc aarde beefde, de fteenrotfen fcheurden,enhetgroo-te lichaam der Sonne belet wierde fyn ligt te geven, fonder cclipfc te ly-den op de natuurlyke wyfe.

derden: w-anneer hy hier by voegt, het geen te vooren van het vyer uit den berg Moria uitbarllende, uit Ammianus AlarcelHnusook een Heiden fynde,aangehaalr is; het welke het door defen Jefus gefproken Woord,nbsp;felfs foo veel jaren na dat hy de aarde verlaten hadde, in weerwil niet alleennbsp;van het ganfche Jodendom, maar van den genoegfaam alleenbeheerfchendennbsp;Kcifer des ganfehen Werelds, op foo veiTchrikkelyk een wyle bevefbg'^nbsp;heeft.

En indien dit alles aan hem te groot fchynt, om met eenige reden fulk^ van gevallige of onweetendeoorfaken af te leiden: laat hy voortgaan in al ditnbsp;gefeide met een ftillcn aandagt te overdenken; en letten, of men regt beeft

om foodanige voor foo onredelyk te houden, die uit dele Hillorien een Godc

erkennen, welke de Sonne regeert; en of men geen reden heeft om de be-lydenifie van dien Romeinfehen officier en fyne fold aten te regtveerdigen, dj'e alleen fiende het geen ontrent de dood van de Heere Jefus gdchiede, mt

-ocr page 709-

Van den figtlaren Hemet. nbsp;nbsp;nbsp;ö'Sf

Overtuiginge van haar gemoed in defe woorden uitberfledcn: U a.vlyk deft menfche %vas Gods Sone^ Matth. XXVII¦ ƒ4.

Beklagelyk en eUendigh fchynt hy my te fyn, die na foo veel bewyfcn, nogh twyffelt of’er cen Godt is, en dcrChriftenenGodsdienft,alseenherf-fen vcrdigtfel, houd fonder eenigen grond te fyn j daar alleen heternftighennbsp;asndagrigh overdenken van dkallesalleengenoegh fchynt te wefen, om yder jnbsp;die figh dit kan voordellen, van het tegendeel te overtuigen.

§ 66. Hoe wel het geene nu volgt onder de aanmerkingen op de Planeten ook fyn plaatfe foude kunnen gevonden hebben, killen wy egter ter-Wyl wy van de Mane fpreken het felve alhier by voegen.

Meermalen is my, met een innigh ontfagh voor den grooten Ingevei van het H. Woord, voorgekomen de plaatfe Deuteron. XXXIIL 14. Alwaarnbsp;den Generaal van het Jodendom, den Man Godts Aiejes^ de Stammennbsp;Ifraëls fegenende van die van Jofeph fegt, Syn land fy gefegeni van den Heerenbsp;Cnz. En van de uitnemenfle inkomfle der Sonneen van de uitnemehde voorfet-tlnge der Manen. Noemende hier (gelyk in de Grond-taal, en by Pifcatornbsp;en Trommius en andere te fien is) een eenige Sonne,doghin het meerder getal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j • j r

Laat nu ymand ons hier Peggen, of men niet met feer groote redenindefe woorden een veel hoogtr Geeft,als die van eenigh menfche, klaavlykbemer-ken kan} welke, hoe wel in die tyden nogh maar een eenige Mancbekentnbsp;Was, egter als doe al van een meerder getal van Manen fpreekt.

Het is uit de hedensdaagfe Sterrekundige wa-arnemingenopenbaar,diitoni Jupiter en Saturnus eenige omloopers ol Manen geduurigh rond gaan; ennbsp;daar en boven is het eeri veelmalen ondervondene Waarheit, dar Vmus denbsp;Avondfterre figh na deflelfs opligt op de Sonne nu meerder dan minder ver-hgt, en dikwils met (00 net geformeerde hoornen vertoont, als inen oit innbsp;de Mane fdfs gefien heeft. Soo dat uit defen allen blykelyk is , dat fchoonnbsp;de Sonne een is, egter verfcheiden Manen aan de Hemel figh bevinden.

Maar tnet eenen is hel ook waar, dat defe Manen om JupHer en Saturms cn de hoornen van Venus figh niet anders, als door hulp van groote en goede verrekykcrs laten fien; en dat fy voor alle, die van defe middelen ontbloot fyn, hoe fcherp-fiende fy ook mogen wefen, verborgen en onfigtbaatnbsp;blyven.

Nu fal niemand fwarigheit maken om toe te ftaan, dat defe vcrrekykei's cen uitvindinge yan de naaft voorgaande eeuwen fyn j immers, dat ondernbsp;die van deOudheit wogh taal nogh teken van defelvein eenige bekende Hi-ftorien te vinden is. Waar uit met veelredenbefiooten moet werden, dat tennbsp;tyde van Mofis., als de verrekykcrs nogh onbekent waren,niet mceralsecnenbsp;Mane, en geene vatf defe andere konde gelien, of by de menfehen bekentnbsp;werden. Soo dat den Ingever van dit Woord, op die tyden vanmeerderalsnbsp;ecu Mane fprekend? , cen yder, die fonder drift oordeelt, daar door fchynt

Rrrr 3 nbsp;nbsp;nbsp;tC

-ocr page 710-

XXV. BESCHOUWINGE.

te moeten overtuigen, dat hy een veel grooterkennifievandegefteltcnisvaii de Wereld, als eenigh levendigh mènfehe gehadt heeft.

Ik weet wel, dat geleerde Uitleggeren door de meenighvuldigheit der hlanen, alhier die maanden verdaan j in welke de Maneop verfcheiden wy-fen nu helder ligtende,dan als verdwynende verfcheiden en meerder Manennbsp;fchynr te vertoonen. Ik late dit in fyne waarde j maar dat hier van ware ennbsp;wefentlyke Manen gefproken werd, fchynt uit allefaken, dieindittwraan*nbsp;gehaalt werden en het genoemde met eigen woorden uitgedr ukt lymde kunnen en moeten betekenen, blykelyk te fyn.

Een Atheid of ongelovige overlegge danby figh felfsofbyJodcnenChrif-tenen dit Woord fonder grond voor üoddelyk gehouden werd.

§. 67. Maar indien ymand die nogh aan een Godt iwyffelt met ons voor-der gaat, en de beweegingen van de HemelfcheLichamen, fooverredienu door waarnemingen bekent fyn , belchouwt j fchynt het nauwlyksmogelyknbsp;te fyn, dat hy, na op alles gelet te hebben, nogh in dit rampfaligh gevoelen blyve.

Twee famen-ftellingen van de Hemel-ügtcn lyn tegenwoordigh de voor-naamfte; volgens welke men oordeelt dat defelve bewogen werden.

De cene fchynt in opfigt van de jaar-loopcn der Plancetcn wel de gemak-ielykfte te fyn j en werd van veele, om fyn eenvoudigheit, gegift de ware te welen. En is die welke men gewoon is aan Copernicus^ die defelve uit denbsp;üudheit weer levendigh gemaakt heeft, toe te fchryven.

Die van defc een generaal begrip fal v/illen maken, verbeelde figh Tah. XXL Fig. I. dat Sonne in S ftil ilaat, en alle de voornamePlarreetenrondom defelve loopen, volgens de door haar in defe figuur befchrevene wegen.nbsp;D is Mercurius de naafte aan de Sonne j QFems-, na en buiten dele volgt dennbsp;' Aardkloot A , die in dit geval ook onder de Planceten getelt werd, en oninbsp;welke de Mane B loopt j E is Mars -, F Jupiter, die gelyk by de aarde eenenbsp;is, vier Manen om figh loopende heeft j op die wyfe ll Saturr.us vs.nnbsp;vyt (mifichien van fes) van defelve omr-ingtwerd: welkeomloopers, fybeide in haar eigen loopen rondom de Sonne voeren. Buiten defc allcis APüXnbsp;der vafte Sterren Hemel.

De tweede famen-ftellinge heeft fyn naara vunTycBo Brahe, en fchynt ten^ opfigt van de Planeetgn, niet anders als de voorige famenilellinge eenigfintsnbsp;iu een geval verandert fynde, te vertoonen. Alleen uit oorfaak, dat die vannbsp;Copernicus deji Aardkloot fielt om de Son te loopen en de Schrifture fulksnbsp;fchynt tegen te fpreken j van welke Tycho en fyne volgers fwarigheit maken.nbsp;af te wyken.

Om defe te verfiaan moet men figh voorficllen dat den Aardkloot A fidquot;-fiaat,, Tab. XXf. Fig. t. dat de Mane B cm defelve loopt i boven defê be-fchryft de Sonne S haren omloop j en verder he ben alle Planceten, 'OMer-

mrius, QFenuSy ILMws, V Jupiter, hiSaturms, met hare boven genoem-

CIC.

-ocr page 711-

Van aen figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;6S7

lt;3c omioopcrs,of manen defelve opfigt op de Sonne, als by Copernicus. Soo dat de wcgh van elk de Sonne, die geduurigh om den AardklootIpopt, omringt jnbsp;cn alle defe (op die -wyTc gelyk Jupiter en Saturnus al voortgaandc de liarcnbsp;rondom figh behouden) als enkele omloopers van de Sonne moeten aangemerkt werden. APOX is hier ook den Sterren Hemel.

In beide dele is nogh dit onderfcheid, dat in nbsp;nbsp;nbsp;Copernicus Tah. XX/.

Fig. I. de Sonne S en den Sterren Hemel APOX genoeghfaam fiilblyven-de, den Aardkloot A in 24 uuren rondom fyn afle van het Wellen na hec Oollen waarlyk drait} waar door al het figtbare, Sonne, Planecten en Ster-len; dagelyks van het Ooft na het Weft fchynen om te loopen.

In die van Tycho Brahe, Tab. XXL Fig.z. ftaat niet ftil als den Aardkloot Ai terwyl al het geleide dagelyks van het Ooft na het Well geftelt werdnbsp;Waarlyk om terollcn, behalven, den loop die elk in fynén wcgh van het Weftnbsp;na hci Ooften doet. Wat reden andere gehadt hebben , om uit dele tweenbsp;ftellingen eene te maken, weete ik niet: nadien in het Semitychonicum, hetnbsp;gemak en cenvoudigheit vandeeerfteendeovercenllemmingemct deSchrif-ture van de tweedelbo niet verlooren, ten minften vermindertfchyntte werden. \Vaarom wy van dele niets lullen leggen, die egter behagen in delenbsp;of andere heeft, kan Ie gebruiken: vermits wy hier niet voorgenomen hebbennbsp;over de waarhtit der lelver te twillen( maar alleen lallen tragten yets vannbsp;het geen men by ondervindinge en ontwy ffclbare rekeningen van delclve weet,nbsp;aan twyfieiende Philolophen voor te ftelkni in hoope van haar daar uit hetnbsp;bewys van een Godt te doen fien.

§.68. Laat dan (om ter fake te komen) die aan een magtigen en wyfen Godt nogh twyffclen, mts ons de oogen na om hooge heffen i cn figh verbeelden , dat (y dien hcerlyken Sterre-Hemel met foo veel heldere ligten ver-’ voor de eerftemaal van haar leven p.anfchouwcni en ons leggen,ofly

als dan niet fouden oordeelen, dat defelve een magtigen Maker gehadt, cn geenlints by geval, of fonder eenigh verftand haar begin enluilki verkregennbsp;wel als een juweel, het welk met diamanten ingclèt isi \waarnbsp;van den hartnekkigften Atheift niet foude derven denken ftaanden te houden,nbsp;dat het londci vvysheit van een maker famen gellelt was. Infonderheit, alsnbsp;hy de onmeetelyke grootheit deffelfs aanmerkc, waar van de Srcri-e'lcundigenbsp;niets als gil ingen tot nogh toe aan ons hebben kunnen meede deelen: gelyknbsp;ook al het gcene van de grootheit en afftand der fterren gevraagc kan werden , by haar met te beantwoorden is.

Soo hoort men den grooten Waarnemer der Hemelen,den Wt^x'Htilgens, dit rondborlligh bekennen in fyn Cosmotheoros, pag. met dele woorden, welke wy Iner alleen ia hec Nederduits overgefet lullen bybrengen:nbsp;Maar die voot ons geti agt hebben foo over-grooten ruimte te bepalen, hebben nietsnbsp;lexers kunnen beg’ig-en-, om de al te groote fynheit van de nootfakelyk vereifchtenbsp;'ivci ar nemingen, (lts alk neerfegheit cn %lyt te hoven gingh. Derh.tiven fchecnmy^'

defe

-ocr page 712-

lt;58^ nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

defe eenige wegjy oveiigh te fyn , die ik nu fal injlaan i op dat men daar dcorifti-mers tot yets •waarfchynelyks , in een faak^die[oomoeyelyk teonderfoekenis^konten mogte. Waar van by de reden eenige regulen daar na geeft, op defe wyfe:nbsp;De Sterren ook van de eerfte grootheit, en fetfs door eenverrekykcrbejcbouwtfyn-de^ vertoonen haar foo klein^ dat fy gehk ligtende flipjes, [onder eenige breedte fchynen. ' t Geen de oorfaak is, dat door defe [oort'Vanyjoaarnemingen geen maatnbsp;van hare grootheit kan uitgevonden werden.

Het fal niet nooifakelyk fyn eenige andere hedensdaagfs Wis-konflenaars op te halen die het felve feggen gt;^na het gecuigeniflc van Aftronoinus, aannbsp;wie de laatfte pogingen van alle beroemde Wiskonftenaars bekent waren.inbsp;al fynde een Lidt van. de KoninklykeFranjfche.dccademieyCndmCighCóïsnïctsA-lecn een Ontdekker van nieuwe en noit te voren gefiene ligten en vcrfchyn-Telen in den Hemel; maar ook van een onvermoeiden yver, en met tydely-ie goederen overvloedigh gefegent, om van alles te kunnen ondervindingenbsp;nemen.

De wegb die fyn Hoogh E‘*. gebruikt om ontrent de diftante der Sterren eenige waarfchynelyke gilTinge te kunnen maken , onderlleh egter het geennbsp;fonder (ckerheit is, namciyk,dateenSterre (ten minllen van de eerlle grootte, als den grooten Hond) defelve grootheit heeft alsdeSonnc. Envindlyanbsp;FA. daar door de diftantie der Sterren van den Aardklootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;grootcr als

die van de Sonne tot den felven Aardkloot (fiet Cosmotheoros ,pag. 137.) niet tegenllaande dele laatfte by hem meerder als liooQ geheele Aardklootsdik-tens bedraagt. {Pag. 134. Ibid.)

i. 69. Een andere raaniere om defen afftand met meer fekerheit (ïndfen het gevolgh foo gunftigh geweeft ware) te onderfoeken, is federteenige ja-ïen voörtgekomen van de Heeren Flamftedius en Floo.ke ; die geloofden uitnbsp;Jiaar ondervindingen te kunnen afneraen; dat den diameterofbreedtevan denbsp;Aardkloots wegh om de Sonne ( volgens Copernicus) eenige veranderingh vannbsp;gcligt baarde ten opligt van de vafte Sterren; na dat den Aardkloot of foonbsp;veel nader of foo veel verder van haar af was: waar door dan ook hetfamen-ftel van Copernicus oi van een loopenden Aarkloot met cenen fcheen bewefennbsp;te fyn. Jk fal, alhier deverfchillendeged3gtcnvandebkeren,Gri?^öryen/F7;//'nbsp;ton en. andere daar over niet op halen ;dogh dat uit defe waarnemingen, hoenbsp;wel waar fynde, de diftantie der Sterren en des Aardkloots beweeginge niecnbsp;kan afgenomen weiden , is by de Heer Caffini, in de Adta van.de Franjjchenbsp;Academie Ao. idpp genoegfaam aangetoonc.

Söo dat defe twee laatfte manieren, daar alle beJenkelykeen hedensdaagquot; fe bekende hulp-middelen toe gebruikt fyn, de fake nogh onfeker latende»nbsp;men niet ligt andere van meerder hoope le ver wagten heeft; immers foo langhnbsp;als den: Aardkloot niet veel dikker, of ook volgens CopemVw, de wegb desnbsp;Aardkloots om de Son niet breder en grooter is, om te beter tot een grondnbsp;•Han defe meêtinge te kunnen dienen. Nu, wanneer den afftand der Sterren

Vim

-ocr page 713-

Van Aen figtharen Hemet nbsp;nbsp;nbsp;dSjj

¦Van dc Son of van de Aardkloot cnmeetelyk blyft} volgt daar uit, dat da grootheit van den Sterren-Hemel, fchoon men die al, als een kloot om denbsp;Sonne of Aardkloot als haar middel-punt gebouwt (dat nogh niet bewefennbsp;is uit de Nature) veiligh konde aanmerken, altyd ook onmeeielyk bly-ven fal.

§• 70. Dat nu het Heiligh Woord ook alhier, gelyk ontrent foo vecl andere natuurlyke laken, na de nauwkeurigfle waarheit fpreekt, 1'al yder hier uit moeten erkennen j als men vind Proverb. XXV. 5. Xm de hoogte des Hemels.^ en aan de diepte der Xarden ^ ende [^aan~\ het herte der Koningen en is geenenbsp;doorgrondinge. Gelyk ook,wanneer het felvc yets willende voorftellen, hetnbsp;welke aller menfehen kenniffe te boven gaat, dit vergelykt by de hoogtenbsp;^er Hemelen. Pfalm.CIII. ii. Soo hoogh den Hemel is boven de aardeis Jynenbsp;goedertkrer.heit gevoeldigh over die geene die hem vrefen. Maar klaarder en verder als defe beide gaat de uitdrukkinge , welke men leeft Jeremi^e. XXXf.nbsp;37- Indien de Hemelen daar boven gemecten ^ en de fondamenten der Aarde door-grond kunnen voerden^ foofal ik ook hetganfche faad Ifra'éls verwerpen. Uit hetnbsp;Welke genoeghfaam af te nemen is, dcwyl Godt het ganfche faad Ifraëls,nbsp;Waar onder ook den. Verloft'er der Wereld wefen foudc, volgens fyne uit-drukkelyke vooïfegginge niet verwerpen wilde, dat ook de Htmekn nietnbsp;‘Ouden kunnen gemeeten werden.

Ik vrage nu een ongelovige, of hy hier geen tekenen van de Goddelykheic van dit Woord befpeuren kan. Want ten fy Hy een ahveetenden Godt was dienbsp;dit fprak, en aan wie alle pogingen der menlchen en den uitflagh van de-lelve ook in de volgende eeuwen bekent warenj hoe was het te denken?nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hadde, dit met foodanigh een verfekert-

ftclleni het welke, niet fegenftaande den en yver van foo veel foorten van menfehen j niet tegenftaande foo veelnbsp;aanpwende kollen ook van magttge Princen, enkel en alken tot dit ondtr-loeic belleed; niet tegenftaande de neerftigheit der Ondeifoekcren aan dc

gevallen getoont heeft, dat faken, die Hpfe rvden toe rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bekent fyn geworden} men egter tot

f nn fno feer^ nbsp;nbsp;nbsp;ccuwcn nogh fict ftaiid houden: vermits den He

mel nu foo leei onmeetelyk is en blyft, als fy oit te vooren geweeft is.

^ nbsp;nbsp;nbsp;verftaat; wanneer aan hem de ma-

leren, nbsp;nbsp;nbsp;eer groote Mathematici in hare Hemel-meetingen re de-

ei tyd gebrul t , ekent begonnen te werden}en hoe ly door hareflinger-uurwei-ken,enriare loo genoemde Kkin-meters, of Micrometra^in de brandpunten van groote ven ekykers geftek fynde, den grooten Hemel felfs aan inftrument om hoeken waar te nemen deden dienen} kunnendenbsp;gfootheden in den fel ven tot eenige feconden,offeftigftenbsp;1gt; nnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;minute afmeeten} daar men te vooren door de grootfte en

'¦b e }kite Weik-tuigen, mdien ly handelbaar fouden blyven,op eenigege-

Slfi' nbsp;nbsp;nbsp;hetle

-ocr page 714-

490. nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S e H O ü W I N G E.

heele ttinuten nauwlyks kon feker gaan j of het aanhenj niet (eer gelooffclyk voorgekomen is, gelyk fy foo veel verborgene dingen in de Sonne en in denbsp;Planeeten ontdekt hadden , dat fy miflchien ook tot een nette maat van denbsp;Sterren-Heinel en de grootheit der Sterren felve fouden doordringen.

En of hy of eenigh Aftronomus oit in fyne gedagten fbude gekregen hebben, dat onder andere oorfaken , waar door dit belet wierdc, ook defe fou^ defynj naraelylc, daar de verrekykers, die haar voornaamfte inllrumenteonbsp;fyn , alle verligte voorwerpen foo fcer vergrooten, dat fy de Sterren alleen,nbsp;kleinder als fy voor het ooge fchynen, fouden vertoonen j en fulks wel juilknbsp;de vafte Sterren, welke tot de meetinge van den Sterren-Hemel alleen kunnen dienen. Daar fy noghtans de Planeeten, die op het ooge figh nauwlyksnbsp;van Sterren laten onderfcheiden, met veel meer diltindbie en grootheit doen-,nbsp;ücn.

Ik weet wel, dat men voor een reden van dit verfchynfel gewoon is te geven dat de verrekykers de flikkeringen wegh nemen, die de Sterrenfchynt tenbsp;vergefelfchappen. En fal ik ook hier niet betwiften of dit de regte is, oninbsp;dat de flikkeringh van Venus door een verrekyker ook weggenomen fynde».nbsp;defelve egter figh niet nalaat grooter te vertoonen. Immers niettegenftaan-de dit alles, blyft egter dit dogh waar, dat het geen een verrekyker in ande--re faken doet, alhier regt anders gefchiet. Men kan hierover ook d^Jpon.nbsp;van de Heer Gregory en andere verder na fien j waar uitinsgelyks blyken fal,nbsp;dat den affland des Hemels by geen menfehen kan afgemeten werden. Soonbsp;dat ook felfs na den fchyn, in weerwil van allebetragtingenderallerverftan-diglle menlchen dit Woord, door den Maker gefproken, namelyk dat denbsp;Hemelen onmetelyk fyn, fyn kragt biyfr behouden, en fyne Goddelyken af-komfl bewyfen; als in die tyden al voorfegt hebbende, binnen welke palerr,nbsp;den arbeid der navolgende eeuwen, en de Sterre-kunde van defe tyden beperkt foude blyven.

§. 71. Nadien nu foo groote Wiskundigen met foo veel edelmoedigheit hare onmagt, in het mecten van de foo wydt uirgeflrekte en aller menlchen'nbsp;verbeeldinge te bovengaande grootheit van den Sterren-Hemel erkennen»nbsp;hoe veel had men in de kennifl'c der Nature miflchien kunnen vorderen ?nbsp;gevalle de Phyftci. op gelyke maniere figh gedragen hadden,, ontrent de flol'^nbsp;fê en wyfe, uit en op welke defen Sterren-Hemel beftaat: en indiennbsp;die ty.d, welke jonge leerlingen bededen in de ongegronde gillingen en g^'nbsp;heel onfekere ftellingen van de Sebryvers in haar gedagten te prenten} totnbsp;het doen van nieuwe fakelyke 'waarnemingen te kolte geleid hadden: dewylnbsp;hoe den grooten Sterren-Hemel in figh lelfs geftelt.is, voor de grootlle A-ftrmomixol nogh toe een verborgen raadfel blyft., Den Heer Defsartes'^s^r^^nbsp;defejye. geftelt uit vloeibare draikringen te beftaan, gelyk bekent is.. Dcnbsp;Heeis'ifstü/o;? in fyne aanmerkingeop de LHL Prop. in bet III. toont hetnbsp;ïegeüdyel}. en doet. daar, verder by, dat defe onderftellinge met

-ocr page 715-

T^cin den figtharen Hemel.

kundige verfdiynfelen ftryd: waar over men ook den Heer Huigens in fyn Cosmotbeeros van png. 13p. tot het einde toe en op meer plaatfen kan naficn,nbsp;om geen andere meer te noemen.

Dewyle dan defe onderftellinge by foo groote Mathematici uitgedient heeft, immers ten voordeligften genomen, by alle onfeker isj en men noghnbsp;geen redenen (myns weetens) oic gegeven heeft, die met grond kunnente-genfpreken, dat den Sterren-Hemel uit een vafte llofFe beftaat. En te meer,nbsp;dewy 1 foo groote Mannen , als den meermalen met eerbied genoemden Heernbsp;Huigens in fyn Hoogh laatfte werk, of Comotbeoros figh niet ontficn o-penhartigh te bekennen, fag. iz6. dat het nogh niet volkomen fcker is, ofnbsp;den grooren Sonne-kloot, uit een vafte of vloeibare ftolfe beftaat. Sie iknbsp;niet, waarom een natuurlyk Philofooph figh aan de woorden van EUhu.) Job-,nbsp;^XXFIL i8. niet en magh houden, die fegt, Dat de Hemelen vaft fyn als eennbsp;^egootenfpiegcl. Infonderheic, nadien Defchalesviï{)n^ AiathematifchePFereldnbsp;kits den grooten Keferns van die gedagten fyn, die iepag. 447- Dpit,A-ftron. by een holle Ipiegel vergelykt.

§. 71. De grond van defc gedagten is voornamelyk, om dat de diftantiea of afftanden der Sterren van malkander genoegfaam defelve bly ven, en in lbonbsp;veel eeuwen geenfints verandert fyn j het geen meerder meteen vaft lichaamnbsp;in welke fy geplaatft fyn, als met een vloeibare ftoffe, fchynt over een tcnbsp;komen. ,

Ook fchynt dit eenighfints met waarfchynelykheit afgenomen te kunnen Werden, uit die wonderlyke waarneminge j welke den Heer Huigens Syjl^nbsp;Saturn, pag. 8 c» p verhaalt, en welke men niet weet by ymand te voorennbsp;aangemerkc te fyn. Sy luit als volgt: „ In het fweerc van Orion Hellen denbsp;j, Aftronomi drie Sterren feer digc by den anderen j en wanneer in dennbsp;jare i6y6 ik dc middelfte met een verrekyker befchoude, deden figh innbsp;»gt; plaats van defe eene twaalf andere Sterren op (dat wel niet nieuw is) on-„ in die getteltheit, als de Tab. XKII. Fig. i .aanwyrt.

” defe Icheenen de drie, welke malkander by na raken, en nogh vier „ andere, als door een mill blinkende gefien te werden; foo dat de ruimtenbsp;„ ron om haar, op defe wyfe als hier vertoom werd, veel helderder en lig-,, ter icneen te fyn, den geheelen overigen Hemel; dewelke, otn hetnbsp;„ mooye weeder iigh ganfchfwartagtigh vertoonende, als door een fekere o-„ peningn van een gefcheiden gefien wierd. Door welke men ineenandernbsp;„ geweft dat meer verligt was, een open gefigt hadde. Dit felve hebbeiknbsp;3gt; tot defen dagh toe fonder eenige veranderingh dikwils op defelve plaatsnbsp;53 gefien: foo dat het gelooftblyk is, dat dit wonder, hoedanigh het in figh felfsnbsp;3gt; wefenmagh,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;allentydengeweeftis; cndierg^lykyets, hebbe ik

33 '^°it by de vafte overige Sterren kunnen waarnemen. Want de andere, die 55nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;voor Mi ft agtige []S[el,nlofe)h\e\i\e.^ endeMelkweghfelfs, be-

53 vind men geen mut ot damp om figh te hebben; als men die met een ver-

SlTf 2. nbsp;nbsp;nbsp;„ rekyker

-ocr page 716-

Sfiz nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W 1 N G S.

5, rekyker befchouwt i nogh yets anders te fyn, als een vergaderingh van 5j veel kleine Sterren.

Ik laat nu aan het oordeel van een onpartydige , ofmcn niet meergrond uit defe ondervindingen heeft, om te geloven dat den Stcrren-Heniel uit een vallenbsp;Hoffe, dan dat fy uit een vloet van geduurigh onder den anderen bewogene deeltjes belkat: dewyl dele verligte openingh fighaltyd metdefelveomfchryvingenbsp;vertoont: het geen in vloeibare ftoffen die bewogen werden, foo ligt niet tenbsp;verwagten fchynt. Ten minften fchynen deiê waarnemingen (hoe duifter en on-feker defe faakook in figh magh fyn) meerder met het H. W oord, als anders gevoelende Philofophen over een te komen. En indien ymand al anderfints geennbsp;agtinge genoegh voor het felve hadde, om hetgeendaarin gefegt werd voornbsp;waar aan te nemen j falhy hetgefeidevannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgens defe waarnemingen-

ten minften voor het mceft: waarfchynelyke moeten aanneraen.

§. 73. Om weder voort te gaan.

Gelyk dien grooten figtbaren Hemel, om dc by na ondenkelyke uitge-ftrektheit van deflelfs afftand, onmeetelyk isj alfoo moet mendeafgclegenc-heit der Sterren ook voor foodanigh houden, en hare grootheit voor yets, dat van geen menfehen te bepalen is.

De reden is», om dat volgens het voren §. 4. N®quot;. XV. enz.getoorde, den diameter des Aardkloots ftaat tot die van een Hemel-ligt, gelyk de horizontale Paralkxis, tocdeftclfs fchynbaren halven diameter. Nu het is by ondervin-dingekkar, dat den Aardkloot, en felfs by dienbsp;nbsp;nbsp;nbsp;volgen, de breedte

van den geheelen omloop, diedc aarde rondom de Sonne doet, niet meer als een-punt kan geagt werden, by de veerheit der Sterrenj en veelte klein fyn,. om eenige gefigts-veranderingh of Parallaxis te veroorfaken. En verder bevind men, dewyl de befte verrekykers de Sterren als flippen, en foo verrenbsp;fonder breedte doen fien, dat men geen mate van der felver fchynbaren diameter daar door kan bekent, krygen. Soo dat om de onraogelykheic van dele Parallaxis en infonderheit van defen (chynbaren diameter waar te nemen,,nbsp;ook de bepalinge van der felver grootheit, volftrekt onmogelyk blyft.

Of men nu met de hedensdaagfe Aftronomi, elk van de Sterren,, immers-die van de eerfte grootheit, als den grooten Hond en diergelyke,. voor foo veel Sonnen in glans en grootheit houden moer, heeft niemand.noghbewe-fen. Dit is waar, dat fy onmeetelyk verre van ons fyn en dat wy van de-felve in foo onverbeeldelyk een afftand, een levendigh ligt tot ons fien af*nbsp;ftralenj, als ook dat men de Sonne foo verre foude kunnen onderftellen vaO'nbsp;ons af te fyn, dat fy aan ons niet grooter als defe Sterren toe foude fchynen.

Indien men dan, fonder enkel op een waar bewy.s te ftaan,. uit de liras'^ van. haar ligt,, en hare venen afftand, figh dcfelve Sterren als foo veel Sonnen,voorfteltj en daar inde raeefte, foonietalle, degrootfteSterre-kundigenbsp;navolgt}, fal men een begiip van den Hemel moeten maken, het welknbsp;vexbafeude grootheit influit.

-ocr page 717-

Van den figtharm Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;60.^

Op defe wyfe fchynt die giffinge niet fonder grond te fyn van den Heer Muigens-, welke na de rckcninge in fyn E'*. Cosmotlmros pag, 155, 1-37, dennbsp;afftand der Sterren van den Aardkloot, fielt ^7664 malen grooter te fyn, alsnbsp;die van de Sonne. Soo dat, indien volgens het voorgefcide §. zi. een kogel uit een kanon gefchooten zy jarcn fouden van noden hebben,om metde-Iclve fnelheit voortgaandc tot aan de Sonne te komen j defelve om tot denbsp;naafle vafte Sterren te komen, ay maal7-7664, datis6i)iöoo,ofbynafeven-maal hondert duifent jaren daar toe foude moeten belleden. En een fchip,nbsp;dat yo mylen in een etmaal afloopt 30430400 jaren, fiet §. zz. En indiennbsp;wy op defen grond nu verder gaan, en met die Heeren Hellen, dat elke Srer-re een gelyke ruimte als de Sonne romdom figh heeft.; laat ik aan die ditnbsp;voor fyne verbeeldinge brengt, oordeelen, of fy bekwaam is, fonder veelnbsp;moeite om defc verwonderlyke uitgeflrektheit van de wereld aanhemnabe-»nbsp;horen voor te Hellen j en of hy figh felfs niet fchynt te fallen vcrliefen, innbsp;het overdenken van foo onbegrypelyk een grootheic van dicfoo heerlyk, en.nbsp;niet minder als een Goddelyken Maker vertoonende, gebouw.

Ik hebbe my van defc gedagten van den Heer Huigens daarom boven die van andere, alhier liever willen bedienen j om dat defelve niet anders onderftelt,nbsp;als dat eene groote Sterre met de Sonne, en dat het ligt en glans van de Sonne, als deHelfs diameter na de daar getoonde wyfe verkleint is, met dat vannbsp;den grooten Hond, gelyk is.

Dogh indien dele ongelukkige, ook hier weder (gelyk veeltyds) uitvlug-rcn foeken, en fcggenj dat dit alles alleen op het gevoelen van Stere-kundige , en geenfints op overtuigende bewyfen Heunt j fullenfyegter niet kunnen ontkennen, dat indien men niet bewylen kan,, dat juiH de Sterren,die* groothcit der Sonne, of de voorgeroerde veerhcic hebben, men immers toe--Itaan moet, dat beide en hare grootheit cn haren affland van de aarde onme--telyk fyn, en ongctwyfFelt dusdanigh Tullen blyven; foo dat ’cr ook gcemnbsp;bewys kan gegeven werden, dat niet alles veel grooter is, als ftraks gc-ftelt is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Hoedanigh dit dan in der waarhcit ook fyn maghjhet'ftraksgefeideisbui-ten iwyfte 5 dat de Sterren feergroot fyn,en haar grootheit en afHanddoor.' geen menlchen te bepalen is: hoe wel de manier van dieteonderfoekenreetS'nbsp;tot dien tlap geklommen is, dat men geen hooger- namaals miflchien te hopen heeft, volgens het feggen felfs van eroote vVis-konflenaars. S'ictGregO’‘-ty., Schol. Prop. LF. Lib. III,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

§. 74. Meermalen hebbe ik defe onmogelykheit van der Sterren grootheiti en affland te bepalen met ontfagh overdagt, als op eenaanbiddelykeminiere:nbsp;dewysheit des grooten makers toonendey die weetende, indien defelveme-telyk waren, dat, hoe verre defe grootheit figh al mogte uitftrekken, fynbsp;egter door de gewoonte, van defelve figh voor te fiellen, hare verwonder-lykheit by de menfehen verliefen foudej nodigh fchynt geagc te hebben,,

Slff 3; nbsp;nbsp;nbsp;de-

-ocr page 718-

i5n nbsp;nbsp;nbsp;XXV BESCHOUWING E.

dcfelve onmeetelyk en boven het bereik van alle menfchelykc pogingen tc doen fyn. Op dat ook fyne veragters, in weerwil van alle haretegenlporre-lingen ten allen tyden gedwongen fouden fyn een magt, die voor haar nietnbsp;te bepalen was, te erkennen: en door dien hare weetenfchap die niet bereiken kan, daar over in een geduurige verwonderingh te moeten leven 5 die lbonbsp;niet alleen, immers vamp;ornamelyk plaatfe heeft, ais de faken onfe kennifletenbsp;boven gaan.

§¦ 7y. Ten minften is hier door weder blykelyk het Goddelyk Gefagh van het Heiligh Woord, het welke als in de eerllc eeuwen der wereld, der Sterren grootheit volftrektelyk ondoorfoekelyk geilek, en dien volgens als doenbsp;al getoont beeft, waar de betragtingen der mcnfchen in volgende eeuwennbsp;hare bepalinge fouden vinden: niet tegenllaande defelve op alle wyfen alnbsp;haar kragten daar tegen infpannen fouden. De plaatlê waar op wy alhier hetnbsp;ooge hebben , fyn de woorden van '^ob. Cap. /A'., vers p» en \o. alwaar hynbsp;ecrft van de valle Sterren vers 9. gefegt hebbende, Die de Wagen maakt.^dennbsp;Orion, en het feven Geflernte, ende de binnen hameren van het Zuiden j daar opnbsp;in bet 10. vers laat volgen.' Diegroote dingen doet ^ die men niet doorfoeken ennbsp;kan, en wonderen die men niet tellen en kan.

§. 76. Uk het welke niet alleen het voren geleide , van de ondüOrlbeke-lykheit van der Sterren grootheit kan afgenomen werden, maar om de alwe-tenheit van dien Geeft, door welkers ingeven dit Woord gefchreven is, tc klaarder tegen alle ongelovige te toonen, vind men hier ook genoeghfaamnbsp;woordelyk gefegt, dat dtfelve Sterren ontelbaar fyn: het welk niet als in onfe tyden aan ymand, die het anders foude willen tegenfpreken, onbetwif-te’yk bew.'iarheit is. Ook heeft boven defen text dit felve Woord der Ster-re:: ontelbare meenigte op veele plaa ien aangetoont; foo feide Godt tot A-brahara Genes. XF. f. Siet nu op na den Hemelen telt de Sterren., indien ghyfenbsp;tellen kunt., en Hy feide tot hem, Soo fal u faad fyn. En om de onnoemelykcnbsp;meenigte van de kinderen Ifraëls uit te drukken, bedient figh den Almag-tigen meermalen van de Sterren des Hemels, Exod. XXXII. 15 , Deuteron.nbsp;I- 1*3 j X- ii', XXFIII. 6z\ Nehern. IX. 25, en meer andere; behalven dacnbsp;dieduifende Ifraëls meenighmalen ook by hetfand der zee vergeleken werden jefai^. X. 22. Hofea. I. 10. enz. Waar uit dan met een blykt, dat in dienbsp;Woord het gct^l der Sterren ook als het fand der zee, niet alleen groot, maarnbsp;ontelbaar geilek werd.

$. 77. Nu is het bekent by all'e Aflronomi, dat foo een groot getal vat» Sterren, om defelve ontelbaar te noemen, of daar het getal der kinderen A-brahams by te vergelyken was, aan den Hemel niet gelien fyn, foo Jang^nbsp;men figh van geen verrckykers heeft kunnen bedienen.

Hipparchus heeft in fyn Scerre-regifter het getal van 1026 Sterren aan de nakomelingen nagelaten, ’t Geen in onfe eeuwe tot 1888 vermeerdert is»nbsp;van den grooten Sterre-kundige Hevelïus: daar onder tellende pfo diebyde

Oude

-ocr page 719-

Van den Jlgiharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;öpj*

Oude bekent fyn geweefl:, 603, welke liy de fyne noemt} en 33f,doorde Heer Halley ontrent de zuidet gedeelten des Hemels waargenomen. Waarnbsp;GregoryLib. H. §, XX/X breder na kan gefien werden.

Maar na dat de veriekykers getoont hebben» dat dien grootenbreden witten ftreek, rondom den geheelen Hemel ligh uitftrekkende, den Melkwegh om fyne witheit genoemt, uiteen vergaderingh van ontelbare kleine Sterren beftaat, het welke de Heer Flalley ook van de zuider Magellanifche wolkjes getuigt, {Gregory y Lib. II. §. 2.2.) nadat, gelyk uit de voor aangehaalde plaats van de Heer Huigens blykr, voor eene Scerre die men met het 00-ge fiet j.verfeheiden andere figh dooreen verregefigt-py pop doen} foo dat (volgens het eetuigenifle van Cheruhin d'OHeans.^ pag. 270 en 313) door defelvenbsp;in het cenige Gefternte van Orion ( de Reus in het gemeen genoemt) meerder, en volgens de obfervatien vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, by Zahn. Fund. III..^ pag.zo^..

aangehaalt, tweemaal foo veel Sterren fighvertoonen, alsdoorhetoogh aan' den geheelen Hemel geilen werden: hebben de waarnemers der Sterren, alle hoop verlooren, van oit defelve onder eenigh getal te kunnen begrypen.nbsp;Te meer, om dat door beter veriekykers geduurigh meerder Sterren gdien.nbsp;¦werden; foo dateenige, hier door verrukt fynde, der felver getal (hoe welnbsp;fonder grond) oneindigh geilek hebben. Gelyk van Jordanus prunus., indenbsp;Cosmotheoros van Huigens.^ pag. 138 getuigt werd. Dogh om niet meer als-¦waar is te feggen} dat is leker, dat de hedenfdaagfe door defe verrekykersnbsp;gedane ondervindingen defelve betoonen genoeghfaam ontelbaar te fyn. Sict.nbsp;IVhiJim.f Pr^l. jifiron. pag.

§- 78. Laat nu een ongelovige ons feggen, indien fy door geen hooger Geeft als een menlchelyke gefchreven hebben, hoedanigh Mofesenjob mdenbsp;voorgeroerde plaatfen, de Sterren in die lyd ontelbaar hebben kunnen ftel-len} daar eerft foo veel eeuwen daar na dele overgroote meenigte,, na hetnbsp;uitvinden van de verrekykers, aan de menfehen by ondervindinge itondbeleent te werden} en defe fpreek-wyfe,. als doe felfs hydegxooi[\e jflronominbsp;niet anders als voor een Rethorifche vergrotinge konde aangefien werdennbsp;die wel aan een groote meenigte de naam van ontelbare fomtyds geven. *nbsp;Indien men nu verder defe grootheit en veelheit der Sterren by den anderen neemt i dan ymand fonder de uiterile verwonderingh', en felfs fonder verbaaftheit dat heerlyke uitfpanfel van den Sterren-Hemel aan figh'nbsp;voordellen, het welk met loo groote en blinkende lichamen in lbo onuitfpre-kelyk een meenigte verciert is. En laat een Godtloochenaar figli verbeelden!nbsp;defen Sterren-Hemel, en defe foo ontelbare meenigte van foo groote vyer-klooten van na by te fien} foo fal hy al verre moeten vervallen fyn, indieti'nbsp;fyne gewüTe aan hem niet feggen fal, dat het een rnagtigen en wyfenSchepper moet fyn, die defelve gemaakt, geplaad, en foo veel eeuwen in dierrnbsp;Haat beftierc en onderhouden heeft.

§,• 7i). Indien men nu. de gedagten van de grootde Mathematici over de:

VCTr**

-ocr page 720-

696 XXV. BESCHOUWINGE. verfcheidenheit der Sterren onder malkander, nafpeurtj vind men de beftenbsp;edelmoedigh genocgh, om te feggen, dat het haar volftrektelyk onbekentnbsp;is, of alle Sterren even groot fynj ibodanigh, dai alleen om de meerder af-gelegentheii eenige aan ons ooge kleinder voorkomen: dan of ook de eenenbsp;Sterre in grootheic van den anderen verfchilt.

En ingevalle men met het woord Heerlykheit, behalven den uiterlyken fchyn, waar inde Hemel-ligten figh verfcheiden vertonnen, ook hare ware grootheicnbsp;verftaanmoetj fcheint den Apoftel Paulus, dit twyiFelagtige te bepalen inbsp;Corinth. XV. , in defe woorden: De [_eene~\ Sterre ’verfchilt in Heerlykheitnbsp;’van de [^andere~\ Sterre.

Ik hebbe defe aanmerkinge, die ik anders wel konde voor by gaan, hier by gevoegt, op dat ymand, die dit Woord voor Goddelyk houd, yets meerder mogte weeten , als de onderfoekingh der Nature hem kankeren j en ver-iekert lyn, dat Ichoon de afftandenal eenighfints verfcheiden mogten fyn,nbsp;egter verfchil in de Sterren is. En ingevalle ymand nogh lbo ongelukkighnbsp;is, dat het Goddelyk Gcfagh van dit Woord tot nogh toe by hem onfekernbsp;blyfti fal hy egier uit het vorige en verfcheiden plaatfen niet kunnen na laten overtuigt te fyn: dat het felve met een meer als menfchelyke kennifte,nbsp;van natuurlyke faken, en ook. van de Sterren fpreekt. Indien hy nu in delennbsp;een weinigh boven een volkomen twyfFelingh tragt te komen, dewyldoghnbsp;geen middelen, om dit tot fekerheit te onderfoeken ergens anders te vindennbsp;fyn, laat ik aan hem felfs, ofhy ymand, die in defen foo veel geloof verdient, en fco veel tekens van een boven-menichelykeNatuur-kunde gegevennbsp;heeft, aan hem felven cn ons foudc kunnen aantoonen.

En indien ik yetwes, waar door het feggen van den H. Paulusfchynt uit dc Nature eenighfins b-ewaarheit te werden, tnagh bybrengen; mcnoverlcg-ge by figh felfs, of het niet gelooftelyker is, dat de eenc Sterre grooter isnbsp;als de andere, als dat fy alle defelve grootheit en verfcheiden veel heden hebben. Om dat men uit de waarnemingen van de grootfte Sterre-kundige bevind, dat het feker genoegh is, dat eenige Stenen hare grootheit blykclyknbsp;verandert hebben, en kleinder geworden fyn (fiet daar van een verhaal bynbsp;Gregory, Lib. 11 §. 30) want dit gelove ik niet, dat ymand ligtelyk aannbsp;haar verplaatfingh op een verder afgelegen plaatfe alleen en geheel faltoefchry-ven. lüdien dit egter mogte gefchieden, gelieve hy defe aanmerkinge voornbsp;by te gaan} ichoon anders de vtrfchillende grootheit der Planeeten, daartoenbsp;ook eenighfints fchynt te leiden.

§. 80. Eer ik verder ga, kan ik niet afwefen, by gelegentheit van het

ftraks aangeroerde alhier yets te feggen , van het geen men federt ontrent een

eeuwe in den Hemel ontrent de Sterren waargenomen heeft, het welke alle de Sterre-kundige heeft doen verbaaft ftaan. De Heer Whiflon, Pralehl. Jftron.nbsp;pag. 47 noemt het Ingens plane Ö* fufpiciendum portentum ^ avis futuris

txpikatione transmlttendum, dat is, een feer groot en verbaajimakeml vconder-

fiuk.

-ocr page 721-

Van den figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;6pj

Jluk, dat men aan de volgende eeuwen fonder eenige verklaringe daar van te kun-quot; Ken geven fal moeten overlaten.

Het geen hier door gemeent werd , fyn die nogh toe onvei Ilaanbare veranderingen i welke figh ook omrent de vafte Sterren opdoen j waar door men bevind, dat nieuwe te voorichyn komen, andere, die men gefien heeft, ver-dwynenj en eenige nu met meerder, dan met minder glanfch figh vertoonen.nbsp;Soo is (na eene die men fegt by Hipparchus waargenomen te fyn) in den ja-rc if72- eene nieuwe verfcheenen in de ftoel van Caffiopea.^ A°. 1600, in denbsp;borft der Swaan} 1604, in den regeer hiel van de Slangedragerj en meernbsp;andere by Gregory Lib. II. §• ZXX., gelyk o k by Mercator en IFhiJlonjnbsp;die een verhaal en optellinge daar van geven, na te fi n is. Soo fyn eenige,nbsp;die te voren gefien wierdenj onfigtbaar geworden} en Hevelius fegt in fynnbsp;Voorlooper, dat men te vergeefs in den Hemel fogte na vyf Sterren, welkers plaatfen noghtans fyeho Brahe xmm een eeuw te voren afgemeeten had-de: waar van by den felven Gregory.^ in de ABla Lips. lópi , pag 60. meerder te vinden is. Gelyk ook, hoe een Sterre ftaande in den hals van dennbsp;Walvifch dikwils geheel fchynt verdweenen te fyn, en ter felver plaatfe opnbsp;verfcheiden tyden figh weder vertoont te hebben, Aüa. Lips. 1703, paf,nbsp;2-15- En hoe in andere hare grooiheic merkelyk verandert is, foo veel haarnbsp;ligt en ons gefigt aangaat. Ook kan men 't geen wegens Kirchius in de Acta van Leipfigh.^ A». \6%j.pag. 647 aangetekent is, daar over na lefen^ de-\vyl wy alhier alle die byfonderheden niet kunnen ophalen.

Het is waar, dat de wysheit des grooten Scheppers, die anderfints foo klaar in de ooghmerken en gebruiken der Schepfelen uitblinkt, alhier aannbsp;een Atheift, die voorgenome_n heeft by fyn ongelukkige gedagten teblyven,nbsp;met foo veel kragt niet kan betoogt werden : dewyl ons vertland niet mag-tigh is om tot de kennifie van alle de einden, waar toe defe wonderen innbsp;den Hemel gefchieden, door te dringen. Maar egter maakt het dit waar-fchynelyk genoegh, dat geen geval, dat los is en geen bepalinge heeft, alhier plaatfe kan hebben; nadien het niet annemely'k fchynt, dat foo gedug-te gevaartens foo veel veranderingen fouden hebben kunnen lyden in haatnbsp;felfsj en dat fy egter foo veel jaren fonder een magtige beftieringe, in dienbsp;valle ordei van hare afftanden fouden gebleven fyn, fonder, als alles gevallignbsp;Was, tot verder verwarringen vervallen.

§, 81. Ik kan niet nalaten hier by te voegenj dat boven andere verklaringen , welke veel geleerde Heeren over de woorden gegeven hebben, die men vind Joh. XXXVIII. 51. defelve my ook fchynen yets te feggen, hetnbsp;geen tot de boven verhaalde veranderingen en verduifteringen van vafte Sterren opfigtelyk is. Alwaar den Almagtigen van den Hemel en hare ürdon-nantie fprei^ende, gelyk uit 35 blykc, aan Job vraagt, Kunt ghy de lief-lykheden van het feven gefternte hinden ?

Indien wy n\Aeerfttn^ihe\.\tQQxé.Kmah, oMer feven-gefterntewettanh, of

T111 nbsp;nbsp;nbsp;defe

-ocr page 722-

igpf nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B ESC HOU W r N G E,

defe of andere Sterren verftaanj nadien het uit de WoondèA-boeken blylcC (fiet by voorbeeld dat van Rohbmfon en Coceejus) dat de Uitleggers dit op ver-jfcheiden wyfen overfetten; en men die Sterren, welke eigentlyk daar doornbsp;gemeent werden , befwaarlyk vaftbepalenkan. ’t Geen oc*k de réden fchynt tenbsp;lyn, waarom in het volgende wrr, het Hebreeuwfehe woor4nbsp;in de Nederduitfche overfectinge gehouden is. ’

En ten anderen^ ingevalle men met verfcheiden Uitleggers bv Polus en met Pifcator felfs, het woord binden alhier in de betekeniflè neemt van Co-hibere ^ impedire^ dat beletten of te rugge en tegen houden fal de fin defernbsp;plaatfe wefen : Kunt ghy de liefiykheden van het [even gefternte (^offoodanigheeti’nbsp;ander als dit woord- K im a h betekent),beletten en tegen houden ? W aar uit dannbsp;niet duirterly k fchy nt af té nemen te fyn, dat den grooten V rager hier valt Helt,nbsp;dat de liefiykheden eeniger gellernten (waaronder ook baar ligt en glanfehnbsp;met regt te tellen is) kunnen belet werden: dogh dat dit boven ƒ obs-en allernbsp;menfehen vermogen is, en alleen van de febovah gefchiet. Gelyk foodanigenbsp;ook de andere faken fyn, die aan Job, die aan hem fyne kleinheit in opligtnbsp;van Godt te toonen, in defe Capittelen voor gellelt werden.

En verder, nadien men reden heeft om té geloven, dat dit verwonderlyke verfchynfel in den Hemd by de Oude niet bekent is geweefl} als miffehieanbsp;bv dc Poëten, die met waarheit of leugen verfiert hebben, dat onder defel-ve Sterren van het feven-gefternte eene oafigtbaar is geworden. Siet Tychonbsp;in de liraks volgende‘plaatfe, daar hy dit om die reden verwerpt. Waaromnbsp;Kirchius hier van fprekende, in het Itraks aangehaalde fchrift dit noemt, Retnnbsp;Veteri Aftronomiee incognitam ^ of Een faak aan de Oude Sterre-kunde onbekent.nbsp;Het welk ook uit ée Progymn. vzn Tycho Brahe,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;o'ptnxXyk. hXyktn

kan; alwaar dien grooten Hemel-racter nogh volmondigh valt Helt, dat men noit veranderingh in de Sterren in de voorige eeuwen vernomen heeft; foonbsp;dat tot fynen tyd toe dit aan alle menfehen onbekent gebleven is.

Sal dan ymand, die defe verklaringe, welke op het. gefagh van foo veel vermaarde Taal-kundigc fteunt, eenighlints kan toefternmen in defe woorden gegrond te fyn, hoe ongelovigh hy ook fyn magh, niet gedwongen wc-fen toe te Haan? dat geen menfche in die tyden dclëlvc kan gefproken hebben; als yets fynde, daar van fy alle nogh onw'éetendewaren. Enindienhetnbsp;in die tyden nogh noit gefchiet was, legt hier een ingewikkeldevoorléggit''nbsp;gein, vanyetsdatnaduifendenvanjareneerftgefchiedenfoude. Waar uitdapnbsp;niet alleen volgt, dat defe woorden van y mand, die meerder isals een menfche,nbsp;moeten gefprooken fyn; maar felfs, dat fy geen anderen, als den Godt desnbsp;Hemels felve, die alleen weet wat in volgende eeuwen ontrent defelve S®'nbsp;beuren fal, tot haren Autheur konnen hebben.

§. 8i. Laat ons nu verder tot de Planeeten of DwaabHerren overgaan. Daarom foodanigh genoemt, om dat fy voor ons die de Aarde A, Tab.X^R

Mg.- iquot;. en-. 2.» bewoonen, dan fneLdan lanefaam, dan voorwaarts dan

® nbsp;nbsp;nbsp;waaiïs

-ocr page 723-

'Van dm Jigtharen. Hemt

¦^vaartsfchynetï «e gaati,reo ibtntyds ecnigen tydftil t€blyven. Betwelkeaan die hare loopen niet onderfogt hebben, gelyk een dwalen voorkomt} hoewel die figh des verflaan; weeten, dat dy ten opfigt van de Sonne altyd innbsp;haren wegh alleen voorw'aarts uit kunnen gaan , en egter defelveverrchynfe-len veroorfakeni ’t geen .hoe fulks gefchieden kan , in de Stenc-kunde ge-Icert w'erd.

Alle gclyk boven gdêgt is §. 67. werden om de Spnne S bewogen, dog twee, welke men daarom de laagfte noemt,.namelyk D Mcicunus, en Gnbsp;Venus, hebben hare omloopen foodanigh, dat fy altyd volgens het gefigtcnbsp;«it den Aardkloot, aan defelve fyde met deSonne figh bevinden; daardedrienbsp;andere als E Mars, F Jupiter, H Saturnusj fomtyds aan defelvc fyde dernbsp;Sonne, en op andere tyden aan de tegen over fyde uit den Aardkloot A ge-fien werden} gelyk men uit. defc twee figureti af n?men kan, als naen op hare omlöopen let. =

Men moet om hier een regt begrip van te maken, figh weder tragron van die vooroördeelen te ontdoen •, Welke wy vanonfe jonkheit af door onsnbsp;gefigt ingefogén hebben} om dat het felve ons defe grooie I charaen by nanbsp;als knikkers of feer klein doet aarifien} en vry na by ons fynde. Het geenenbsp;door de figuren, die de Afkonomi van het famen-ftel der Planeeten gewoonnbsp;fyn te maken, riogh méér beveiligt werd} welke wel op het befte genomen,nbsp;de proportie van haar afftanden, dogh in feer klein beftek vertooneii} ennbsp;noit of felden hare lichamen in vcrgclykinge van hare \yare grootheden doennbsp;fien, het geen onfe verbeéldinge daar inne leer veel bederft.

§ 83. Dén grooten Sterre-kundige de Heer C. Huigens heeft in fync fchriften, en nogh op het laatfte van fyn Hoogh E**. leven daarom tot eennbsp;grootc hulp om on(e verbeeldinge te verbeteren, derlêlver grootheic in eennbsp;byfondere figure na de proportie van de Sonne atgetekent; welke wy dcrhalvetlnbsp;in de Tab. XXII. Fig. z. uit het Autom. Planet, alhier pvergebragt hebben.

Waarin, als GDK de Sonne betekent indefegrootheit, menden Aardkloot na fyne mate in A en de daar by fynde Mane in B fiet, enfoo voort de andere Pianeeten.

Volgens fyne waarnemingen bevind men, dat.dcn diameter of dikte der Sonne-kioot GDK

lio malen langer is ais, die des Aardkloots


208

84

166

ff

3


A

D

C

E

F

G ï van Saturnus


als die van Mercurius als die van Venusnbsp;als die van Marsnbsp;als die van Jupiter ;nbsp;als die van dep ringh

Fn die van defen ringh zi malen grooter als de Diameter van den kloot van baturnus H.

TI' ttt z nbsp;nbsp;nbsp;Waar


-ocr page 724-

700 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E.

Waaruit volgt,, dat irldien men defe Planeetcn by den Aardkloot, die ons beft bekent is, vergelykt.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Dat den Aardkloot niet wel 3. maal foodik, en daarom niet wel ty malen foo groot is als den Planeet Mercurius D.

II. nbsp;nbsp;nbsp;C Fems rmm of ontrent i‘ malen foo dik, en daarom ruim foo grootnbsp;liebamelyk als den Aardkloot felfs.

III. nbsp;nbsp;nbsp;E Mars is weder kleinder als den Aardkloot. Soo dat de diameternbsp;van defe ruim li diameters van Marsen gevolgelykontrent3|malendenklootnbsp;van Mars begrypt.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;F Jupiter volgt danj welkers diameter zo malen, en wiens licha-melyke grootheit 8000 malen foo groot is, als den Aardkloot.

V'ier omloopers om figh hebbende, welke niet fehynen minder als onfen geheelen Aardkloot te fyn. Siet Huigens Cosmotheorospag. loi.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Nadefenkomteindelyki’di/ar^arin H, welke,’t geen niemandoltfoudenbsp;hebben kunnen denken ofvermoeden, eenenringhG I rondom figh heeft, dienbsp;feer dun na proportie van fyn grootheit en vlak is: latende een ruimte tuf-fchen hem en het lichaam des Planeets H, waar aan hy nergens eenige vaft-hegtinge hebbende defelve, alseen verwelflêl, omringt. Waarom dit famen-ftel van Saturnus met defen ringh, van verfcheiden oorden by die den Aardkloot bewoonen befchouwt fynde, een feer veranderlyke gedaante meermalen gewoon is te vertonnen.

De breedte van defen ringh GI, is volgens de voorgaande tafel ontrent 30 malen foo groot, als-den diameter des Aardkloots. En daarom, indieanbsp;een kloot daar op gemaakt was, foude die 27000 Aardkloten bevatten.

Den diameter van den kloot van Saturnus li., is ontrent 15 malen lbo groot als die des Aardklootsj en by gevolge begrypt het lichaam des Planeets zip/nbsp;malen den geheelen Aardkloot.

Boven dit fyn vyf Manen, die om defen omringden nbsp;nbsp;nbsp;loopendege-

lien werden.

§. 84. De tyden nu op welke defe Planeeren hare omloopen om deSonnö volbrengen, heeft men waargenomen te fyn; in Mercurius i maandenj ifïnbsp;Fenus ontrent y maant; irr Mars by na z j in Jupiter vi j en in Saturntttnbsp;ontrent 30 jaren: alle na genoegh.

De omloopers fullen wy hier voor by gaan: die den tyd van baar omloopen om Jupiter en Saturnus weeten wil, kan die by dfe Sterre-kundig^ aa fien.

De afftanden van defé Planeeten van de Son, bevind mai de volgende te fyn.

Als men den afftand des Aiirdkloats van de Sonne ftek iotewefengt; isdte van Mercurius vvn de Sonne fchaars 4-, vmFenus j•, van Mars ly; van5^«-piter fi, van Saturnus pf van defe deelen. SietGre|;srK, Aftron. LHfM- 5-öoo'dal de diftancie van defen Aardkloot tot de Sonne ^nde voig.eni CaJJim

-ocr page 725-

Van den ftgtharen Heme]. nbsp;nbsp;nbsp;701

cn Flamjled'm (om'gemakkelyker te rekenen) van 10000 Aardklootsdiameters, fal Mefcurius ^000Venus jooo., Afamyooo, Jupiter f 1000, enSa~ turnus pfooo geheele Aardkloots diameters van de Sonne afiiaan, en noghnbsp;foo veel verder, als men den afftand der aarde van de Sonne met Hugeniusnbsp;op izooo, of metHire 17000 der felver neemt volgens §.7- Wy hebben hier, om fekerder te gaan en niet te veel te ftellsn, de rainfte getallennbsp;gebruikt.

§• 8f. Laat nu een tot nogh toe blind Philofooph by figh felfs gaan, en fyne verdorvene verbeeldinge, die hem defe groote lichamen en ruimte Teernbsp;Idein, en daarom by na veragtelyky en veehyds niet anders, als in defe voo-lige figuren en afbeeldingen ^ab. XXl. Fig. i. en i. Fab. XXH Fig. z.nbsp;gewoon is voor te ftellcn, rot het ware der laken gewennen. En (omeennbsp;voorbeeld te geven ) Venus Ae Avond-of Morgen-Sierre in den Hemel be-fchouvvende denken, dat hoe klein defelve aan fyn oogh ookfchynenraagh,nbsp;by een kloot liet, die aan den Aardkloot genoegftam in grootheit niet ennbsp;behoeft te wykeni en die (dat verlchrikkelyk is) het fy men den Aardklootnbsp;Helt te Haan of te loopen,niet een fnelheic in fyne wegh orn de Sonne voortgedreven werdj welke meer als 140 malen grooteris, alsdie vaneen kogel,nbsp;Wanneer hy uit een kanon gefchooten werd.

Insgelyks (óm van de bovenfïe Planeeien ook yets te léggen, hy fie meer opwaarts^ in den Hemel, en befchouwe den Planeet Jupiter^ die een klootnbsp;is (gelyk men uit het voorige kan fien) welke in fyn grootheit wel 8000nbsp;Aardklooten begrypt; en denke verder, eerft.^ hoe verre defe wel van hemnbsp;af moet fyn, als een foo gedugt gevaarte hem foo kleinalseengrooten knik-lïcr of kleinen linieer voorkomt. En daarnanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het geweld moet welen,

waar tneede foo verlchrikkelyk eenen kloot door den Hemel voortgedreven werd; als defelve (gelyk men bevind) hoe groot fy ook is meer als f4 malen fnelder als een gefchooten kanon-kogel voortvliegt.

§. 86. Dit (al miflehien aan onervarene wat inbeeldigh en ongeloofïelyk fchynen y die egter de Aüronomie verftaat, weet dat in de grootheit en af-ftanden der Planeeten met den afftand en grootheit der Sonne tevergelyken,nbsp;men niets by giflinge behoeft teftellen; maar dat men by fekere gevolgen uitnbsp;de waarnemingen fulks kan afleiden; gelyk by de Heer Hugenius \n{ywSyff.nbsp;Saturn.«i.by na woordelyk te lefen is , en een Wis-kundige weer.nbsp;Soo dat in dit alles, om niet de proportie, maar ware maat té weeten,nbsp;het alleen op de grootheit en afftand der aarde ten opligt vjin de Sonne aankomt ; die tegen woordigh aan de Sterre- kundige na by genoegh foo verre bekent is, dat men verfekert kan fyn, dat men de Planeeten felfs, nogliharenbsp;afftanden niet te groot ftelt.

Indien men dan weet, dat in delen geen misflagh van gewigtd begaan werd, fal uit de tyd van hare omloopen haar vporgefeide fnelheit ligtelyk kunnennbsp;uitgerekent werden.

Tttt 5, nbsp;nbsp;nbsp;By

-ocr page 726-

fói nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUW INGE;

By voorbeeld ;

Een kanon-kogel loopt volgens de ondetvindingenvm Merfémus (hyBii-genius aangehaalt Cosmotheoros, pag. izf)ioo Franfche roeden van 6 voetèn (Jlexapedie) in den tyd van een fcconde.

En volgens de naiiwkeurig'de afmectingen der Franfchen, is de diametet des 2\ardkloots langh öy38fp4 van defe felve roeden.

Soo foude dan een kanon-kogel met defe veert eenen Aardkloots diameter afïoopen, ontrent innbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feconden, dat is in ruim i8 uuren, of in i van

een etmaal.

Waar uit dan volgt, dat hy in een jaar van dagen 486 Aardkloots diameters en 40 der lelver in een maand van dertigh dagen foude kunnen af-loopen.

Nu is boven te fien §. 84. dat Tak XXL Fig. x.en t. de lengte tuilchen de Sonne en Aardkloot, of de linie AS geftelt fynde op 10000 Aardklootsnbsp;diameters (het welk minder is als Huigcnius en la /Sfedefelve vinden) denaf-lland van Fenus van de Sonne of de linie S C bedragen fal 7000 der felvernbsp;diametersi ende indien men nu den omloop CTR voor een cirkil neemt.nbsp;Waar van C S den halven diameter is, fal den geheelen diameter C R fynnbsp;14000 Aardkloots diameters: en Hellende de reden van den geheelen diameter tot den omtrek van een cirkel, volgens Eet geen bekent is, als 115 totnbsp;j foo fal de omtrek CTR van delen diameter CR fyn van43p8i Aard-Jkloots diameters} welkein yt maand omloopt.

Maar te vooren is gevonden, dat een kogel in een maand 40, dat'is in yt maand, of in dcfelve tyd alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;omloopt, 300 Aardkloots diameters af

loopt. Soo blykt dan dat de fnelheit van Venus^ tot die van een kanon kogel, is als 4'3p8z tot 300, of dat Venus meer als 146 malen fnelder voortgedreven werd als den gefeiden kogel.

Op defelve wyfe fal men ook met weinigh moeite kunnen rekenen j dewyl Jupiters afftand van de Sonne, of den halven diameter van fyn wegh (alsdienbsp;ook cirkel-rond geftelt werd) is van f 1000 Aardkloots diameters; en den tydnbsp;van fyn omloop iz jarenj dat fy ontrent ff malen, immers veel meer als f4nbsp;malen,(helder gaatjalseen gefchoten kanon-kogeljdie in een jaar48(5 Aardklootsnbsp;diameters, volgens het vooren getoonde afloopt. Wy ftellen hier der Pla-neeten loopen eendragtigh te wefen; hoe wel men in de Aftronomiebevind,nbsp;dat fy de eene tyd fneld^fr en de andere trager fyn. Dogh vermits fy in ontrent den gefeiden tyd haar omloopen doen } isdeferekeningh fekergenoegh,nbsp;als men op de geduurige verfchillen geen agc neemt jen is dit ymand niet ge-noegh, hy denke dat dèfelve fomtyds wel met minder, dogh fomtyds metnbsp;meerder fnelheit loopen , dat waar is en genoegh tot het geene wy hiernbsp;beoogen.

§. 07. IndlsnmturwidithmctdeHQtïCaffini{HuigensCosmotheoros,pag- lOi) dat de naafteMaan ofomlooper vanjupiter van den felven afiftaac il diameters vart

-ocr page 727-

T^an den Jlgtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;70J

defen Planeet.En dat fyn omloop gefchied in een dagh, 18 uuren, z8 minuten en 3Ö feconden j fal den heelen diameter van deflelfsomloop fyn f|, enden omireknbsp;(als defelve met een cirkel overeenkomende geftelt werd) 17III diametersnbsp;van Jnpiter.

Nu een diameter van Jupiter is gelyk aan zo diameters van den Aardkloot j derhalven doet den omloop van dele naafte raane 3f6 Aardkloots diameters.nbsp;En volgens de vooren getlelde omloops tyd, loopt defen maan in een daghnbsp;in fyn wegh om Jnpiter zó£ Aardkloots diameters; en Jupiter foo men uitnbsp;fyn voorige afftand en omloops tyd berekenen kan, loopt 75Aardkloots diameters in fyn wegh om de Sonne in de felven tyd van een dagh: Soo dat defen omlooper in fynen byfondcren wegh tullchen z en 3 malen foo fnel loopt

Jupiter felfs, en by gevolge veel meer als 100 malen foo fnel als een ka-non-kogel, hoe wel liy foo groot is als den Aardkloot felfs. (Siet Huigens Comotheoros pag. loi.)

§.88. Indien men nu voort wil eenigh begrip maken van de yerlchrik-keiyke grootheit van de kragt , die dele Planecten beweegt *, is te vooren getoont , dat den diameter van Jupiter zo. malen grootcr is als die des Aardkloots, waarom hy felfs 8000. malen deielve in grootheit overtreft.

Nu weeten de Mechanici, dat als men de grootheit van twee lichamen, elk met fyn fnelheit multipliceert (gelyk §. zf. al eens gefegt is) dat daaruitnbsp;de proportie bekent is van de kragten die haar beweegen. Stellende dan denbsp;Aardkloots grootheit gelyk de eenheit, en de fnelheit van een kanonkogel ook gelyk defelve eenheit , foo is de kragt die den Aardkloot beweegen (oude moeten, als fy foo fnel als een kogel foude voortgedreeven werden, ook gelyk aan de eenheit, om dat die door miiltipliceeren met figh felfs-:nbsp;niet verandert.

En fal men dan in defe vergelykinge den kloot van Jupiter moeten ftel-len als 8000, en fyn fnelheit f4 (gelyk uit het voorige blykt) om dat hv in fyn wegh 5-4 malen fnelder loopt als een kogel.

Dit met den anderen gemuit ipliccert, geeft 43Z000 voorde kragt die 7«-beweegt. nbsp;nbsp;nbsp;amp; j

Soo dat hier door ontegenfprekelyk getoont kan werden;

Dat de kragt, die Jupiter beweegtj en by gevolge het geweld dat défêl-ve Planeet daar door doet, ten minften 43Z000 malen foo groot moet fyn als een andere, die magtigh foude fyn om den Aardtkloot foo fnel voort tenbsp;dryven , als een koogel uit een Kanon gedreven en voort gefchotennbsp;¦Werd.

Wy hellen hier, dat de digtheit der deelen (ZleKy?/^) van den Aard-

oot en Jupiter ^!yk fyiij en hoe wel die by fommige berekent werd grooter in de aarde als Jupitpr te wefen, fal egter dit verlchil niet ma-'nbsp;^en, dat dit getal niet tot feer veele duifenden malen grooter blyvei dogh-

Hit


-ocr page 728-

704 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. beschou w INGE.

dit foo nauwkeurigh een ondeifoek is hier de plaatfe niet, om breder uit tc

breiden.

§. 89. Die nu tot nogh toe aan een magtigh Schepper en Regeerder van dit Geheel-Al gecwyffelt heeft, ga eens met een ftillen aandagtbyfigh fêlfsnbsp;nederfitten en overdenke;r^r/?,hoedere Pianeet-klooten foo verbafend in hare grootheden, met foo verfchrikkelyk een fnelheit om de Sonne gevoertnbsp;werden i die de by na onverbeeldelyke veert van een kanon-kogel foo verrenbsp;te boven gaan.

anderen, hoe om defe foo gruwfaam voort vliegende gevaartens der Pla-neeten nogh andere omloopers, welke in grootheit aan den geheelen Aardkloot niet wyken, met een nogh grooter fnelheit omgevoert werden.

Ten derden, dat het eerfte, nogh de beweegingh van Jupiter in fyn wegh niet gefchieden kan; ten fy door cenkragt,die foo veel duifenden malen groter is, als dat gedugte gewelt foude moeten wefen, het welk een kloot, foonbsp;groot als den geheelen Aardkloot, met defelve. fnelheit daar een kogel uitnbsp;een kanon gefchooten fynde meede voortvliegt, foude kunnen voortdry-ven.

En indien defe laatfte kragt, waar door den Aardkloot foo fnelfonde kunnen bewogen werden, alle verbeeldinge van menfchen te boven gaat; wat fal men van foodanigh eene moeten feggen, die den Planeet Jupiter in dennbsp;Hemel voortdryft? En hy fchynt al feer verharc te moeten fyn, die een Godcnbsp;loochent,en nogtans al dit gefeide voorwaarheithoudende(gclyk hykennif-fe van Aftronomie hebbende houden moet )fyne verbeeldinge foo verre heeftnbsp;kunnen verbeteren, dat fy hem defe faken voordek , gelyk fy in der daadnbsp;fyn, en niet gelyk fy in figuurtjes gefien werden; of gelyk fyne jonkheitsnbsp;vooroordeelen, die dit als van een veragtelyke kleinheit en als een kinder-fpelnbsp;aan liem doen begrypen, hem te vooren daar van hebben doen denken.

En fchoon men nu al geen andere van die hooge einden, welkedenaanbid-delyken Maker in het formeren en bewegen van defe foo groote gevaartens figh voorgeftelt heeft, kon uitvinden; laat defen twyffelaar felfs regterfyn,nbsp;of fy niet met veel grond kunnen dienen, om de vreefielyke magt, die fighnbsp;in defen openbaart, buiten eenigen twill en tegenfpreken te Hellen: en ofnbsp;den grooten Godt des Hemels niet met groot regt, om in defen fyne magtnbsp;verwonderlyk te doen fyn, heeft kunnen feggen, Jefaiee. XL. 2.6. Hefiu'wenbsp;oogen om hooge en fiet 'wie defe dingen gefchapen heeft; die in getale haar Heyrnbsp;voortbrengt, die fe alle hy name roept van wegen de grootheit fyner kragten,eno0nbsp;dat Hy flenh quot;van vermogen is, daar en voord 'er geen een gemijl,

§ po. Ik weet wel dat om het bewys van eenen alles regeerenden Godt te ontwyken, het welk voor Atheiften foovreeflclykis, defeellendigc gewoonnbsp;lyn de bewegingen van defe foo groote Hemel-klooten te begrypen, evennbsp;als of het foo veel ronde bollen waren, die in een vat met warer dry ven ennbsp;in ronde cirkels omloopen,als men het water in het vat in het ronde beweegf*

-ocr page 729-

Van den figilaren Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;7©f

En werden fy in defe verbeeldingen niet weinigh verfterkt door de figuren ^ die de Aftronomi vanhetfamen-llel van de wereld'gewoonfyn te maken j ge-lyk XXI. Fig. i en tl. alhier te fien fyn. Alwaar men de omloopen deler Planeeten, als van de voorgaande bollen in het water, in een en hetfel-ve vlak van het papier fiet afgefchildert. Soo dat ’er niet meer beftieringe totnbsp;defer beweegingen fchynt vereift te werden; als dat men alleen figh voor-ftelle, dat eene ftoffe, waarinfyfwemmen, inhetrondebewogen werd. Ennbsp;te meer, dewyl, als men in een rond vat het water friel met het roeren van eennbsp;flok doet omloopen, men meermaleneenige kleine gedeelten van het felvcnbsp;fiet, die in figh felfs omdrayende te gelyk om het gemeene middel-punt ge-voert werden j waar door het dan baar voorkomt, dat ook de omloopersnbsp;om Saturnus en Jupiter gelyk alhier by F en H aldus fonder eenige by fonderenbsp;beftieringe rondom hare Planeeten drajen kunnen.

En op dele wyfe fyn defe béklagelyke Redeneerders gewoon de wonde-ten, die in den Hemel gefchieden, tc befchouwen} fonder anders als op feer veifchillende figuren en gelykeniften te letten. En om defe hare gedagtennbsp;met meer fchyn voor waarheden by haar felfs te doen doorgaan j bedienen fynbsp;figh van die ongegronde grond-regel van eenige Philofophenj dat de meeltnbsp;eenvoudige onderfteliingen en begrippen, welke men van faken maakt, altyd

de meeft v/are fyn. ’t Geen by onkundige en die den arbeid van een regt onder-

foek tragten te ontwyken, dan ligtelyk toegeftemt fyr.de, haar foo veelgc» rufter ftelr, en onder onwetende veel navolgers maakt.

_ Dogh ingevalle nu de faken figh al op defe wyfe toedroe'gen, was egter vut de beweeginge van defe ftoffe die in het rond loopt (indien’er foodanighnbsp;een ftolFe is) een beftierende magt des grooten Regeerders klaar genoegh tenbsp;bewyfen ; nadien de ondervindingeleert (gelyk ftraksnogh meerder fal getooncnbsp;werden) dat alle bewegingen in een regte linie gefchieden, en fonder eennbsp;andere byfondere beftieringe geenfints een rond kunnen befchryven.

grond heeft in dc verbeeldinge van foodanige, welke figh daar van bedienen, om met meer gemak (of foo fy feggen, met meer eenvoudig-heit) tot e ver chynfelen, die meelt in hetooge loopen , een onderftellingenbsp;te kunnen lormeeren: en indien wy verder onle befchouwinge buiten eenigenbsp;voor-oordeelen rigten tot het geene de ware onderfoekers door hare waarnemingen ontrem de beweegingen der Planeeten bevonden hebben j fal hetnbsp;niet duilterlyk voor yder af te nemen fyn, dat de voorige uitvlugren fondernbsp;venigen grond fyn; en onder andere heerlyke ooghmerken, die den grootennbsp;Maker figh door het fcheppen en bewegen van defe Planeeten heeft voorge-üelt, ook het einde op.cen uitnemende wyfe fchyni uit te blinken, om aannbsp;^ e, die fyne magt, ’^g^ctinge en andere volmaaktheden loochenen, metdenbsp;iagtigfle betogingen aan te toonen, dat het nogh geval, nogh blinde na-tuur-wetten, maar een groote en alles beftierende Godtheit is, die defege-

§. 91. Maar wanneer wy ons nu van defen verfierden Hemel afwenden; die alleen fyn erond heeft in de verbeeld intTP ^r'snnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;—,«11—/?„!_ J

gt;v

.Want

V VVV

elUige dwaalfterren cn hare roerfclcn iTcreert.

O

-ocr page 730-

706 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S e H O ü W I N G E.

Want nbsp;nbsp;nbsp;verre van dat alle defe grootc kloeten ineenenhetfelfdevlalc

bewogen werden, gelyk fy Tab. XXL Fig. i en z. te onregt, hoewel na de gemeene wyfe felfs van de grootfle Aflronomi, afgetekent liaan: foo bevindnbsp;men dat alle haar vlakten het een het andere,, als twee in malkander fchuin-gefette hoepen,, doorfnyden. By voorbeeld, laat het vlak van het papier, daarnbsp;de 3 F/gure Tab. XXI. op ilaat, het vlak fyn, waar in den omloop der Sonne omnbsp;de aarde (ofder aarde om de Son,, dit betwiften wy hier niet) figh bevind.nbsp;En laat het langh-rondt E AFB ook in dit felve vlak lyn. Men verbeeldenbsp;Fgh dan verder, dat dit tweede langh-rond ACB,D met lyndeel ACBbo-ven, en met ABC onder het. vlak van dit eerde rond is} foo dat defe tweenbsp;vlakken, gelyk de twee boven gefeide hoepen, niet andersals een eenigeregtenbsp;linie ASB met malkander gemeen hebben. Indien men danditlaatde ACBOnbsp;voor den wegh van eenigh Planeet neemt, fal men figh kunnen voordellen,,nbsp;hoe defe van het vlak der Eclipticadat is, van dat van de Sons (of Aard-kloots) wegb vcrfchilt, en een Ichuinheit op defelve maakt j foodattufichennbsp;beide de vlakken een wydte aan de eene fyde van CF, en aan de andere vannbsp;DEblyft.

§. Pt, Om dan hier door een verder en waar begrip van der Planeeren wegen te maken, moet men fulks doen met vaft.te dellen,, ’t geen by allenbsp;Adronomi bekent is, dat

Eer ft.,, den wegh van elke Planeet in een byfonder en aan hem eigen vlak loopt. Soo dat hy de eene tyd als in C boven, en de andere tyd, als innbsp;onder het vlak AEBF van de Ecliptica Cig\y bevind.

Ten anderen', dat felfs de omloopers van Saiurnus en yupiter niet in het fel. v£ vlak loopen,. waar in den wegh van haar Planeet, of ook Ecliptica gz-legen isj maar dat fy van beide afwykenj en op het nauwkeurigft genomen,nbsp;in een byfonder vlak haren loop volvoeren. Siet Whifton PrakSl, Jftron^^nbsp;pag. zoi. daar hy der felver verfchynfelen optclt.

Ten derden: dat elk van defe bylondere vlakken daar dePlaneeten in lopen, het vlak van, de Sons-wegh noit in delelve, maaralle in verfcheiden linien-doorfnydcH. Soo dat als by voorbeeld Mars dit doet in de linie AB, Jupiter dit fal doen in dc linie R'^P, en dus elk in een andere linie. S\ex LFhiftoUinbsp;PnelePl. Aftron.pagi 191.

Ten vierden: dat felfs de fchuinheden,. die dc vlakken der Planeeten wegen» met de Ecliptica maken, in geen twee.van defelve over een komen, maar io=nbsp;alle verfcheiden lyn.

Die de gelegentheit en mate van dele verfcheiden doorfnydingen en fchuin-heden der vlakken {Linelt;s Nodorum fff Inclinationes by de Sterre-kundigeg*^'” noemt) als AB, T R, en CF, ED;. weecen wil, kan defelve in,hetnbsp;van de Heer447. en andere na fien.

Tm.vyfden en laatften: moet men weeten, dat alle defe doorfnydings-liquot; 3)iéni AB, Cfl RT enz. hoe wel fy alle verfchilien, noghtans elk van haar

-ocr page 731-

Vm den figtharen Hemeh nbsp;nbsp;nbsp;707

door de Sonnc S heenengaat, foo dat de Sonne, immers na genoegh, ligt in de doorfnydingen van alle de vlakken der Planeeten wegen.

§• 91- Hoe veel dit nu van klooten, die in een vat met water in het felvc vlakdryven, verfcheelt, behoeft men hier niet te'feggen. En ik late aan dennbsp;alderharcnekkigften Atheift felfs te oordeelen, of by denken kan, dat het bynbsp;geval of onbewufte natuur-wetten, fonder een beftierende raagt gelchiedcnnbsp;kanj dat foo groote klooten, en onder die ook metomloopers om haar, elknbsp;bi een byfonder vlak om de Sonne gevoert werden j enfooveelduilendenvannbsp;jaren fonder oit te miflen elk altyd in fyn eigen vlak gebleven isj en in fynnbsp;loop defelve Ichuinte onveranderlyk bewaart heeft: daar de fnelheit, waai mede fy defe wegen omloopen, foo groot is, dat fy die van een kanon- kogel verre overtreft. Hy moet al wonderlyk van gedagtenfyn, die ooidee-

^cn kan, dat defe bew’eegingen van (00 verbafende geraartens, tonder door

baar fnelheit eenighfints uit te fpaiten, buiten eenige beftieringc foo veel ecu* 'Ven hebben kunnen volduren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1. u /• t

En om van het tegendeel overtuigt te lyn, een Atheift verbeelde figheen machine j waar in hv de beweegingen van foo veel bollen om eenen anderertnbsp;bol, elk in een byfonderen fchuin of de andereleggendenwegh, in het kleinnbsp;fiec gelchiedenj eii waar van elk alleen foo fnel loopt, alsmeneenfteen wer-l^cn kan; fonder dat ’er yets figh aan hem openbare, het welk. defe bollennbsp;beweegt of vooi tdryft. Indien hy nu wifte, of men aan hem feide, darelicnbsp;van defe bolle intiefe beweegingen nu eenige weinigejarenfondereenigever-warringe al volhart hadde, enfyallenogh dagelyks daar in voortgingen; laatnbsp;by ons feggen, of hy dit kleine werk-lluk niet voor een wonder-ftuk van eennbsp;feer groot konftenaar foude agten: en of hy wel by eenigh redelyk menleknbsp;foude derven ftaande houden, dat dit alles fonder eenigh verhand van dennbsp;Wyle Maker te weegc gebragt was. En hoe is het dan mogclyk, dat hj?nbsp;dat dan van een foo ondenkelyk heerlyker werk-fluk kan denken?

Ik kan niet na laten hier nogh cens by doen, dat my de blindhek van de* fc ongelukkige menfehen niet min verwonderlyk als beklagelyk voorkomt;nbsp;die, indien fy defelve faken in een machine niet grooter als een gemeen uurwerk fagen gefchieden, de konft en wysheit des makers tot den Hemel verheffen fouden, fchoon fy al den felven niet en kenden; en nu fy dit in foonbsp;groote onderwerpen fien gefchieden, fy geen wysheit feggen in dit alles tenbsp;kunnen bemerken. En ichynt my defe verkeertheit volkomen onbevat-lyk te fyn, ten fy men defelve van de wrake van een verloochende Godt-beit afleide.

§. 514. En ingevalle nu de hardigheit van fommige al foo groot was, dat 7 door het voorgaande nogh niet overtuigt waren, heeft het den Goeder-'leren Godt gelieft nogh yets, in den loop defer Hemelfehe lichamen, voory-ders oogen in het openbaar ten toon te Hellen: het welk fyne tegenwoordi-niagc die defelve regeert en belUert, geheel buiten tegcnlpreken en ton

-ocr page 732-

7o8 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BE SCHOUW INGE.

een volkomen trap van fekerheit, by alle die billy koordeelen, fchynttemoc-

te brengen.

Om dit te doen fien, fa!niemand kunnen loochenen, datdeondervindin-ge ons leert, dat alle lichamen die bewogen werden, ineenregte lyn voort* loopcnj ten fy een andere oorfaak of kragt defelve daar of doet wyken. Ennbsp;het is bekent dat een Heen A in een flinget jondom een punt S,. '^ab. XXLnbsp;Fig, 4. in den cfrkel A H D E in het rond bewogen fynde, met foo veel fnel-heit dat hy de kragt van fyn fwaarheit niet behoeft op te volgen j hy in Anbsp;fynde niet falvoortgaan volgens den felven cirkel na H te loopen, als den {lingernbsp;los en den (leen aan ligh felven gelaten werd ; maar volgens de regte lyn AF, dienbsp;den cirkel in A raakt, fynen wegh vervolgen. Hetgeen niet alleen indennbsp;cirkel, maar in alle andere kro.mmeliniengefchiet, gelykde Wis-kunde leertnbsp;en de ervarentheit beveiligt.

Laat nu de belle Philofooph ons feggen, hoe het fyn kan dat foo groote lichamen als defe dwaal-fterren fyn, met een foo veel grooter fnelheit, alsnbsp;een uitgefchooten kanon-kogel, om de Sonne loopende, en eene foo grootenbsp;kragt daar door hebbende als boven $. 88. getoontis, om haren wegh reg,tnbsp;uit te vervolgen, niet mede aan defe wet gehoorfamen; en in een regre linienbsp;voortloopen : maar fonder ophouden eene kromme linie befchryven , die telkens tot haar beginfel wederkeeit. En waar in defe bewogen gevaartens allenbsp;oogenblikken van hare regte linien gedwongen werden af te wyken, indiennbsp;iy door haar loop defelve wegen, gelyk fy doen, befchryven fullen.

Want dat den Planeet A, JkL XX/.A^. f. om de Sonne Slangs den krommen trek AEDZ bewogen werdende, alshyinAwas, volgens de raak-lyn A P na F j, en in G.fynde, volgens de raak-lyn GQ na I foude gaan, werdnbsp;hy niemand meer betwift. Men fegge ons dan nu de reden, waarom defennbsp;groeten en lbo Ihel voortvliegenden kloot , fekerlyk van A na F en van Gnbsp;na I fullende voortvliegen, na de Sonne geduurig toegerrokken of toege*nbsp;Hoten, immers digter aan- defelve gebragt werd. Soo dat A F en G I denbsp;lengten fynde, die hy op elke plaats ia het volgendeoogenblik in de raak-lyncnnbsp;AP en GCLfoude afloopen, defelve gedwongen werd die te verlaten, ennbsp;in de tyd van dat felve oogenblik i’elkens foo verre de Sonne te naderen j alsnbsp;de linien FG en FH in lengte bedragen. Sondcr het welke het niet mogelyknbsp;was, dat defe Planeet in.fynen kromlopenden wegh AEDZ om de Sonne-foude kunnen vtrblyven.

Men denkfi niet dat men dit met* eenige-Philofophen foude kunnen beant* woorden, die tot nogh toe gellelt hebben, dat de Son een draikolkvanc^*^nbsp;dunne llofFe rondom ligh heeft; welke in het ronde loopende, defe licham^*^nbsp;der Planeeten met haren llroom voortlleept. Vermits de fwarigheit defelvenbsp;blyft,, en men verpligt is te toonen, waarom defe lloffefelfseenkroinlnpen-deliniebefchryfE, enniet, gelyk alle anderefaken, volgens deflelfs raak-lyn^n

ïegVuikvoortgaat j foo dat men hier ook ligh foude moeten keerentot een

-ocr page 733-

f^an den Jigtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;70^

die den loop van defe ftofFe regeert. Dogh heeft den beroemden Wis-kon-flenaar Newton (Princ. Philof. Lib, 11. Prop. LUI. Schol.) en andere getragt aan te toonen, dat men vergeefs de eigenfehappen der omloopen deler Pla-neeten, in de ftofFe van defe drai-kolken foekt} waar toe wy die hier aangelegen is, verfenden,

§ Maar om over dit verfchil alle reden-twift af tefnydeni kanuitde eigenfehap der kromme linien, volgens welke elk van defe Planeeten bewogen werd, genoeghfaam betoont werden, dat’er een noit ophoudende begierende kragt moet wefen, die defelve in have loopen regeert} en fydoornbsp;geen in het ronde loopende ftofFe alleen kunnen voortgevoert werden.

Want de geduurigc ondervindige van alle Alfronomi , die na den groo-ten Kepkrus gevolgt fyn, en de foo meenighmalen herhaalde waarnemingen hebben genoeghfaam buiten eenige de minftc twyffel geftelt, dat het geennbsp;cirkel-ronden fyn, in welke de Planeeten bewogen werden. In welk gevalnbsp;iTien met eenigen fchyn een omvoerende ftofFe in defenfoude kunnen {lellen,nbsp;^laar dat het kromme linien fyn van een andere eigenfehap, als de cirkelen ,nbsp;'Velke men uit veelvuldige obfervatien, voornbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of lange ronden houden^

moet} gelyk Tab. XXL Fig. f. den omtrek A E DZ vertoont.

In defe wetten de Wis-kundige dat tweepunten fyn K en S, by haar Uand-punten genaamt} uit welke delélve befebreven kunnen werden , doornbsp;een touw KES, in K en S vaft gemaakt, en door eenfpykerinEjdiedooi:nbsp;dit touw gedirigeert werdende, den omtrek EDZ A kanbefchryven} gelyk aan luin-en Timmer-lieden en andere bekent is.

In een van defe brand-punten is de Sonne S^en den Planeet in defe kromme linien geduurigh loopende ,is in A in het verdfte van,eninDinhetnaar-^ aan de Sonne. Waarom ook A het verdfte, en D het naafte punt aan de bon {Uphelium Perihelium) by de hterre-kundige genoemt werd.

§. 2.6. En op dat niemand wederom mogtedenken, dat eenige onbewufte natuur-wet van in een Itroom rondloopende drai-kolken bier plaats haddc},nbsp;heeft den aanbiddelyken Schepper, die alleen hierin wilde erkent en ver-heerlykt fyn, met onwederleggelyke bewyfen fyn vry gebieroverdefegroo-te fchepfelen, en fyne ook in die verre afgelegene ruimtenswonderen-doendenbsp;magt getoont: willende ten dien einde niet,-dat de elliptifche wegen dernbsp;Planeeten, gelyk AEDZen LRMT (die in grootheitenafftanden vandenbsp;Son veel vcrfchillen,, als boven §. 84 getoont is) hare verdfte punten A en Lnbsp;uit uc Sonne S, na een en het felve oort des Hemels, als B, uitgeftrekt fou-h^^hen ; het welk aan de menfchclyke verbeeldi'nge gemakkelykcr fou-den hebben voorgekomen} en als een grond kunnen gebruikt fyn, om op gt;nbsp;defe wyle een generale Natuur- wet uit te vinden } waar door men fighnbsp;foude hebben kunnen ,verbeelden, dat defe bewegingen en fchikkingen iiï'nbsp;den Hemel gefchieden.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ °

Maar op dat een yder, die defe groote werken befchouwt, in tegendeel

V.vvv 3, nbsp;nbsp;nbsp;mogsj

-ocr page 734-

710 nbsp;nbsp;nbsp;XXV, BESCHOUWING E.

mogte verfekert fyn, dat hier alleen een Al-beheerfchenden wille vaneen Op-per-Regeerder plaatfe haddej heeft hy de wegen der Dwaal-fterren A en Y, namely k AEDZenYVNW, foo veel eeuwen langh foodanigh beftiert,nbsp;dat deeene van de andere volkomen onafhankelyk blykt refyn. Doende nietnbsp;alleen defelve elk in een verfcheiden vlak fchuin op malkander fyn ,gelyk,§,nbsp;S)i. gefegt is} maar makende ook, dat alle de linien, uit de Sonne S door hare verdfte punten A en Y gaande na verfcheiden oorden, als B en C, van dennbsp;Sterren-Hemel figh altyd uitilrekken} fchoon defelve Sonne S, aan wie hynbsp;die alleenlyk opfigtelyk gemaakt heeft, in het cene brand-pund van alle delenbsp;cllipfes figh na genoegh bevind.

De waarheit hier van kan by alle Afironomi, en de plaatfen van elks verdfte punt, by Hugenius in fyn Ed. Automaton , pag. 447. ook nagefpeurt werden.

§. 9j. Na dit alles nu Wel begrepen te hebben, gelieve, die ’er figh aan gelegen laat fyn ,om fynen Godtuitdeflelfs werkenteleerenkennen,fynepogingen eerft aan te wenden, om door dit gefeide, voor foo verre een waarnbsp;begrip van den Planeeten-Hemel aan hem gemeenfaam temaken} en by fighnbsp;felfs (dit voorfeide alles by den anderen nemende) te overleggen, of ymandnbsp;ongegrond redeneert, die oordeelt, dat de magt en wysheit des grooten Makers hier helderder in uitblinkt; als oit in het aldcrkonltigfle uurwerk hetnbsp;verftand en de konft des meeflers gedaan heeft.

Want eerd in opmerkinge nemende, en by naonverbeeldelykegroothert defer dwaal-klooten en van hare afllandcn van de Son; welke men alleen bynbsp;Aardkloots diktens en grootheden met gemak kanuitfpreken. En ten ande~nbsp;ren, fiendc dat Satunms, fchoon hy na genoegh een veerheit van i ooooo Aardkloots diktens (volgens de laatlle waarnemingen) van de Sonne afliaat, nogtansnbsp;tufi'chen elke twee volgende punten van fynen wegh altyd na deSonne toe bewogen werd; hoe wel tufichen hem en tufichen de Sonne niet de minfte band noghnbsp;(amen hegtinge blykt te wefen. 1‘ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, vindende dat dele naderingena de

Son, in alle defe dwaal-fterren,fchoon fy nergens aan gebonden lyn,plaati'e heeft. Tc»! vierden, wectende dat elk van defelve fyn loopen(§. p i .)ineen byfonder vlaknbsp;volbrengt. En ten vyfden^ dat fy geen cirkels, die men op verfcheiden wy-fen in de natuurlyke bewegingen fret geboren werden, maar om te toonennbsp;dat hier een byfondere beftiennge plaats heeft, dat fyf///gt;/cr of lange ronden,nbsp;hare Geometrifche eigenfehappen over al behoudende, befchryven. P’enfes-den , dat dele lange ronden in de lengte figh elk na een verlcheyden oordnbsp;dés Sterren-Hemels uit ftrekken. Ten jevendehare beweegingen eeuweonbsp;langh in die order fondereenige va'wan inge onder malkanderengeduurt hebben. Eindelyk^ denkende (dat niemand die het wel befeft, figh fonder beven voor kan ftcllen) dat dele klooten, die van foo verbafend een grootheitnbsp;(yn, dat Jupiter wel 8000 malen den Aardkloot overtreft, en de anderenbsp;(uitgelbndeft Mercurius en Mars, die wat kleinder fyn) of ioo groot

-ocr page 735-

Van den figtlaren Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;711;

of grootcr fyn als den felfden Aardkloot, egcer alle met Ibo gniwlaam een fhelheit defe hare beweegingen om de Sonne volvoeren, dat defelve die vannbsp;cen kanon-kogel verre te boven gaat.

Laat hy by figh felfs overleggen, of hier geen magt en verftandigebeflie-i'inge tot dit alles vereifeht werdj die foo verfchrikkelykcgevaartcns, onder cn door malkander met foo gruwfaam een fnelheitomloopendeenfwierende,nbsp;foo veel eeuwen in defe roerfelen fonder eenige verwarringe of verflappingcnbsp;van kragten tot nogh toe onderhouden, en binnen de palen van defe harenbsp;'V'cgen, fonder eenigh lichamelyk verband (dat ons bekent is) met yets anders te hebben, gedwongen heeft te blyven. Niet tegenftaande fy met eennbsp;kragr, die veele duifend malen grooter is, als die den heelcn Aardkloot metnbsp;de fneltc van een kogel foudc kunnen doen voortvliegen, alle oogenblikkennbsp;®P de wegh fyn en tragien om defe kromme wegen te verlaten, en volgens-de regte lyn, die defelve raakt, haren loop te nemen.Een Atheift verbeeldenbsp;noghmaal een konfl-werk, dat klein is, en waar in dit allesfoodanigh,nbsp;als in den Hemel gefchiet: en hy fegge ons of hy oitfoude kunnen denken,,nbsp;dat hy dit maakfel van een geval of onwyfe oorfaken foude kunnen verwag-en of hy foodanigh een fiende,daar ip geen verwonderlykewysheit desnbsp;makers foude ilcn. En denke verder, op wat dwafe gronden fyn Philofo-phie fteunt,- die hem om geen Godt te moeten erkennen, dit van foo ver-b.afend een werk-ftuk dwingt, tegen alle redelykheit aan, flaande te houden.

p8. Indicn men nu, om verder te gaan, onderfoekl,opwelkcenwyfe defen Maker der Planecten in fyn H. Woord van defelve fpreekt, fal hiernbsp;een ongelooyige kunnen fien , dat het geen daar van gefegt werdt , een-groote kcnmfle der felver en in die tyden cen veel meer als menfchelyke‘nbsp;vertoont.

Soo hoort men den Apoftel Jadas vers-1} fpreken van d-zvalende Serren^'m de grond-taal met het eigen woord van Planeetenmtgeómkl ,en(cggen,Dat'nbsp;haar de donkerheit der duijlermjje in der eeumgheit bewaart werd. Uit welkenbsp;^oorden dan af te nemen is, dat het aan den Ingever bekent moet geweellnbsp;lyn, dat de dwaal-fterren in haar fel ven duifter fyn i nadien fy niet gefeit werdennbsp;Verduiftert te werden j. maar dat de duifternifle aan haar bewaart werd .• ’t

^en fonder dat fy die in haar felven hadden, niet wel aan haar kondtoege--iChreven werden:

Nu kan by die de ondervindingen van de Aftronomi, door middel vani groote venekykers genomen, gelefen hebben, niet onbekent wefenjdatde-Planeeten loodamge lichamen fyn j welke in figh lelfs duifter fynde geeainbsp;^efchenen^^yn”^ vertoonen, ten fy defelve door de Sonne verligt em

Soo fiet men met defe gefigt-buifen Mercurius (als hy verre genoegh.v^n*. oe, Sonne waargeno.men werd) en Venus dikwils-ten deden verduiftert: en

-ocr page 736-

yil nbsp;nbsp;nbsp;XXV. B E S C H O U W I N G E,

gelyk de Mane een gehoornt ligt door de weerflagh der Sonne-ftralen vertonen-, en tuflehen ons en de Sonne geden fynde, bly kt het, dat iy geheel dui-Iter fyn. Mars werd ook, als de Maan halfverduilterc en in vierde fchyn geilen j van Jupiter fyn ook fcer waarfchynelykc bewyfen, om dat delêlve op fyn eclipferende oraloopers en de omloopers op de verligcen Jupiter een ken-nelykc fchaduwe geven 5 ’t geen niet alleen van haar ondoorfchynentheir,nbsp;maar ook van hare duifterheit in figh felfs een klare preuve geeft 5 ook werdnbsp;dit van Saturnus met fynen ringh uit verfcheidenomftandighedenmetregtafnbsp;genomen •, die by Hugenius en andere te iien fyn.

En fchynt ook den Geeft Godts,figh van geen meer paflèndemanierege-dient te kunnen hebben, om leeraars van een verdoemelyk gevoelen en wandel, daar door finnebecldigh uit te drukken 5 als metdefelvetevergelykenaan dwalende Sterren, die de donkerheit der duiflernijfe in der eeuwigheit beivaart werd.nbsp;Nadien alle leeraars met regt daar in aan de Planceten vergeleken kunnennbsp;v/eiden, dat fy niet haar eigen gedagten, dewyl fy dogh in haar felfs geheelnbsp;duifter fyn , maar alleen her ligt, waar meede de aanbiddelyk Sonne dernbsp;'Geregtighcit haar beftraalt heeft, als door een weerflagh, aan de menfehennbsp;meede deelen, en dat vertoonen in leere en wandel. Waarom van alle, dienbsp;ketters of goddeloos onder haar fyn , met groote reden gefcgt werd, datiynbsp;van die Goddelyke Sonne noit regt verligt fyn, en daarom aan haar duifternbsp;lynde en blyvende, hare fondelykc donkerheit in der eeuwigheit bewaart werd.

[ndien egter ymand defe donkei heit der duifternifle van de helfchegelieve te verftaan j en defe woorden aan te merken, niet als de gelykeniflè felfs uit-makendc, maar na defelve volgende, gelyk men van veel geleerde Hecrennbsp;liet gefchieden, fil men foo ik denke, ook niet weigeren toe ceftaan,dat,nbsp;als men de gelykenifle van de dwalende Sterren ook tot defe woorden uit-llrekt, fy in defe betekenilTe ook gevoegelyk kunnen genomen werden.

Welk laatfte daar door fchynt te meer aannemelyk te fynj om dat by alle de voorgaande voorwerpen waar by defe fchadelyke leeraars vergeleken werden in dit en het voorgaande -ww, als by waterloofe wolken^ by hoornen in hetnbsp;afgaan van den herfd., by wilde baren der zee, altyd een oraftandigheit, dienbsp;natuurlyk aan defe faken eigen is, gevonden werd; als by de eerfte, vannbsp;met winden omgedreven te werden-, by de volgende van onvrugtbaar, tzveemaalnbsp;geftorven en ontwortelt te fyn-, by de derde-, het fchumen-, het geen dan meerder reden fchynt te geven, om defe duifternifle, als yet dat aan dwaal-ftef'nbsp;ren eigen is, alhier te moeten begrypen.

Nu is het kennelyk genoegh, dat voor de voorgaande eeuwe, wanneer

men eerft deverrekykerstothetbefchouwenvanHeinel-ligten heeftbegonoe*'

te gebruiken, niemand oit regt geweeten heeft, dat eenigeduifterheit in de lichamen der Planeeten plaatfe hadde: Gelyk by Keplerus, Aflronom. Optiek, pag. z6o, z6i. te fien is. En daarom kan een ongelovige, die volkomennbsp;aan de Goddelyke afkomft van dit Woord, of een ander die mftfehien

in

-ocr page 737-

Fan den figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;715

in deferi aan den brief van Judas twyffelt, by figh felfs oordeelen, of alhier in defelve niet yets getoont en gefegt werd j het geen in die tyden als defel-ve gefchreven is, aan geen levendigh menfche bekent konde fyn; enof mennbsp;derhalven geen oorfaak heeft om defelve van een hooger oorfpronk af tcnbsp;leiden.

§. pp. Met hoe grondige kennifle nu dit H. Woord ook in andere plaat-fen van de ware gefteltenifle der Planeeten fpreekt, fal daarenboven kunnen blyken uit JeJaits XIF. i i. Alwaar de morgenfterre een fine des dageraads alleen genocmt werd; fchoon defelve 00k des avonds na den Sonnen onder-gangh foo wel als des morgens voor defelve, figh heerlyk blinkende vertoont.

De reden nu, waarom fy tgter foo wel geen Sone des avondftonds genoemt Itan wei'deni is, om dat fy boven alle andere Planeeten (die gelyk Vmus ennbsp;•Mercurius den naam van morgen-fterren niet en dragen) alleen des morgensnbsp;en nimmer des avonds opgaat. Nu dat haren opgangh en niet haren onder-gangh eigentlyk by de geboorte van een Soone kan vergeleken werden j dienbsp;daar door uit het duifter in het ligt gebragt, en van verborgen figtbaar werd,nbsp;is klaar genoegh. Soo dat hier na waarheit defe morgen-fterren befchrevennbsp;Werden van yetSj het welke aan haar boven alle andere Planeeten eigen is;nbsp;die haren opgangh, regt anders als defe raorgenfterrcn, ook hebben kunnen opnbsp;die tyd in het Ooft, als de Sonne in het Weften fynde den avond maakt.

, §• 100. En heb ik in de plaatfe Jpocal. XXII. 16. niet fonder verwondering over de daar in uitftralende Wysheit kunnen fien; dat de Heereje-fus figh noemt de blinkende morgenjlerre. Nu is het niet alleen kennelyk, dat defe alle andere Hemel-ligten, Sonne enManeuitgefondert, in ligtenglanlclinbsp;te boven gaat: foo dat ly ook dikmalen, op haar heerlyk fte figh vertoonen-de, door de grootheit van haar ligt veele faken een fchadu we op de aarde doetnbsp;geven; waarom fy met regt blinkende genaamt werd. Maar ook is het waarnbsp;dat fy van de Sonne, by welke de Heere Jefus op andere plaatfen te regtnbsp;vergeleken werd, in glanfeh en blinkende heerlykheit verre overtroffen werd.nbsp;Waaromme defe gelykenifie met meer nadruk fchynt te fien op een andere ennbsp;wel op diceigenfehap vmFenus'y welkefybovenalleandere Planeeten heeft;nbsp;namelyk, dat (y niet blinkendemaar op de alderfuiverftewyfeMaterie is, fonder eemge y^lek of fmette,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;figh in alle andere dwaal-fterren, en

fomtyds in de Sonne felfs vertonnen; welke Sonne dan alhier om de onbevlekte fuiverheit van den grooten Middelaar Godts en der menfehen uit te drukken,nbsp;foo veel kragt met foude gchadt hebben: foo dat defe plaatfe in kragt fegt,nbsp;de finder eenige vlek of fmette blinkende rnorgenfierre.

Op dat men van dit voorregt van Fenus boven andere dan magh verfe-^rt fyn i kan men de waarnemingen van den grooten Sterre-kundige den •Heer Hugenius, in defleifs Cosmotheoros pag. py. na fien. Daar: men delenbsp;^Voorden (overgefet fynde) vinden fal. HikwHs hebbe ik my in \twamp;daaro~

Xxxx nbsp;nbsp;nbsp;ver

-ocr page 738-

714 nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

ver verwendert ^ als ik dejelve m aan den aardkloot fynde ^ met verrekykeïS van 4f of 6o voeten befchouvide ^ gelyk te fyn aan de half volle mane^ of nu hare hoor ~nbsp;nen beginnende te vertoonen, en fagh dat haar epper-vlak een geheelen gelyk-hlin-kende glanfeh van figh gaf. Soo dat ik nauwlyks foude derven feggen ^ dat ik y ets ^nbsp;bet welk na eenige vlek geleek in haar hebbe kunnen waarnemen s die anders innbsp;Mars en Jupiter, hoe welJigh veel kleinder vertoonendeopenbarelyk kunnen gemerkt werden.

Dewyl nu ook hier uit bly kt, datdefe eigenfehap vmVentts.^ voor het gebruik van verrekykers aan niemand kan bekent geweeft fynj fal ditbehalven andere voorige redenen ten minften aan een Chrillen, die de gelykeniflè in de-fen opfigt ver Haat, een vaften grond kunnen geven gt; waar door hy in fyn ge-lore meerder verfterkt en verfekert fal kunnen wefen j dat dit Boek van y-mand ingegeven is, aan wie faken bekent waren, welke voor alle menfehen innbsp;die ty den nogh verborgen bleven j en by gevolge, dat dit gefchrift van eennbsp;hooger dan menfchelyke afkomft en oorfpronk is.

§. 101. Indien men nu verder in de plaatfe Job. XXXVIII. 55. Kandghy de Mazzaroth vóórtbrengen op haren tyd., en den wagen met fyne kinderen leiden: door het onvertaalde woord Mazzarootb^ met eenige geleerde Heeren,nbsp;by Polus aangchaalt, Conflellationes Planetarum of de famen-fieüingen der Pla-neeten verftaat (gelyk het ook by Buxtorfius en Robbertfon door het woordnbsp;Planeeten overgefet werd (want hoe onbekent het is, fchynt het volgens Cö^-eeji Woorden-boek fcker te fyn, dat hier eenigh Hemel-ligt door betekentnbsp;werd) fal hier yets gefegt werden, het geen opfigtelyk fchynt te wefen opnbsp;de oraloopersvanyK^^Vrrof Saturnus-j die met haren hooft-planeet een geheelnbsp;famen-ftel in den Hemel maken, en in de 7’ab.XXLFig. i en z. door H ennbsp;F afgebeelt fyn. Met welke verklaringe eenighfints foude fchynen over eennbsp;le komen, dat Mazzarooth in het veel-getal, en infynentyd in hetenkelge-tal gevonden werd. Nadien, fchoon elk van defe famen-ftellen veel omlo*nbsp;pers begrypt, egter fy alle maar een famen-ftel uitmaken. Het geen den Be-Itierder des Hemels als gefamentlyk uit de ftralenvandeSon , welkers klaar*nbsp;heit haar alle te voren na by aan hem (ynde onfigtbaar maakt, doet uytgaaft-W^ant dit betekent eigentlyk het woord, het we^k.tsxtx.voortbrengenoscxgpquot;.nbsp;fet is.

Maar het grootfte bewys, dat hier van defe Planeeten met hare omloopett* de Manen gelproken werd, fchynt in de volgende woorden te leggen: Et*nbsp;kunt ghy den wagen met fyne kinderen leiden.

Dat nu het grond-woord Gnajifch (hier wagen overgefet) 'ons niet bepaal*” om den wagen in den groeten Beer daar door te moeten verdaan, is klaar nrrnbsp;de verfcheiden beduideniflen, die de Overfêtters aen het felvc geven gt; hetnbsp;geen de ware faak, die daar door gemeint werd, onfeker maakt. Men kannbsp;Polus en andere daar over na Haan, om hare gedagten natefpeurenj en mennbsp;fal bevinden dat eenige, als Pifeator en andere feggen, dat defe kindeken lyn


-ocr page 739-

Van den ftgtharen Hemel.

kleinder Hemel-ligten, die defen Gnajifch (welke aldaar niet vertaalt, maar geiyk Mazzarooth ^ in de overfettinge met het eigen Hebreeuws woord ge-noemt werd) omringen, als kinderen haar moeder.

By de Heer nbsp;nbsp;nbsp;in fyn jLwVö« , fict men dit volgende: „ Ditgeftern-

,, te fchynt fynen naam van famen-vergaderen te hebben (het welk fyn wor-„ tel-woord Gnoufch betekent) en het befte is dat men daar door verftaat een ,, Sterre, aan welke de overige Sterren van dien halven Hemel-kloot, alsnbsp;„ kinderen kunnen toegevoegt werden , die met defelve omgeleid werden.

Soodat, welke ook defen nbsp;nbsp;nbsp;magh wefen, men veilighlyk fchynt te

kunnen befluiten, dat door defelve een Hemel-ligt verftaan werd j het welke van anderen als fyne kinderen omringt fynde, defe vergaderingh met figh omleid.

Ik late nu aan het oordeel van verftandige, of dit in yets, dat in den Hemel tot defe tyden toe kennelyk is j met meer nadruk kan bewaarheit werden, als in dc Planeeten Jupiter tnSaturnus-, welke, gdyk defen GmJi/è/j een famcl-ftel en vergaderinge, de eene van vier, de andere van vyf volgh-pla-neeten of manen, dieomhaar loopen, geiyk hare kinderen met figh door dennbsp;Hemel omvoeren.

Onder de vaftc Sterren weet ik niet dat nogh eene bekent is, die de andere , als defen Gnajifch fyne kinderen, met grond van waarheit foudc kunnen gefegt werden te leiden.

Dogh fullen die de onderftellinge van Tycho Brahe omhelfen, Tab. XXL Fig. z. de Sonne S, daar door met veel reden ook nogh daar en boven kunnen verftaan, om dat defe felfs indenweghS Wloopende, alle de vyf anderenbsp;Planeeten, Mercurius D, Venus C, Mars E, Jupiter en SaturnusH^nbsp;met figh geduurigh omvoert, geiyk de Manen van defe twee laatfteomdc-felve omgeleid werden.

Ik hebbe egter liever Saturnus of Jupiter alhier alleen onder den naam van Gnajifch willen verftaan, om dat het gefeide in opfigt van haar van niemand kan geloochent werden, en van dc Sonne by vecle dit nogh betwift;nbsp;werd', als by fekere ondervindinge nogh noit hebbende kunnengetoontwerden, aan die het famen-ftel van Copernicus aashangen.

Hoe konde nu aan Job om hem van fyne kleinheit te overtuigen, yets kragtigers voorgeftelt werden, als met hem te vragen ,of hy defe Planeetennbsp;met harenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of omloopers konde leiden? nadien defe laatfte als doe aan

geen menfeh nogh bekent waren, en niemand konde weeten, dat ’er foo-danige genoemde kinderen^ die van een ander Hemel-ligt geleit wierden,in den ganfehen Hetnel figh bevonden: dewyl defelve fonder hulpe van verre-kykers (welkers uitvindinge nogh fecr iongh en nauwelyks een eeuwe geledennbsp;is) van niemand kunnen gefien werden.

Uit welk laatfte dan wederom de meer als menfchelyke afkomft van dit Woord blykt} immers voor die de voorgaande verklaringe van defe plaats aan-®«melyk ttellen,

Xxxx z nbsp;nbsp;nbsp;104» In«

-ocr page 740-

7IÖ nbsp;nbsp;nbsp;XXV. BESCHOUWING E.

§. loz. Indien men nu de ondervindingen, die boven de voorfeide door hedensdaagfè Sterre-kundige gedaan fyn, en hier te langh fouden fyn alle opnbsp;te halen, m aanmerkinge neemt j fal men t’elkens nieuwe wonderen fighfiennbsp;opdoen-, die aan ymand, welke defelve figh voorftelt, altyt gelegentheitnbsp;geven fullen, om een vrceflelyke magt, en geduurigh werkende beltieringe

te erkennen.

Om derhalven van de Comeeten en hare loopen, uit en na foo verfchei-den oorden van dit onmeetelyk ruim niet re fprcken, nadien nogh harcoor-faken, nogh de einden van die defelve geformeert heeft, aan.onsregtbekent lyn.

Men verbeelde ligh noghmalen, die groote Hemel-bollen der dwaal-fler-ren, en denkc dat fy in die ondenkelyke veert, met welke fy in hare wegen om de Sonne om vliegen, gelyk tollen om hare affen van het Weften na hetnbsp;Ooften drajenj immers dat men dit vm Jupiter ^ Mars^ en Venus^ en felfsnbsp;in de Sonne reeds figtbaar waargenomen heeft.

Soo bevind men (om van den Aardkloot, dewyl dit nogh by alle niet toc-geftcmt werd, niets te feggen) dat dien verfchrikkelyken Sonne-klootin dagen, Venusm 23, Mars in en den grooten Jupiter in iouuren(fieCnbsp;j^ftron. Gregory^ pag. 36.) om haar aflen omloopenj van de andere heeft mennbsp;hier ontrent tot nogh toe niets fekers kunnen ondervinden.

En om yder van de vreefTelykheic van de kragten, die hier werkfaam fyn te overtuigen, behoeft men uit dit gefeide alleenlyk de fnelheit, waarmede die groote klooten om hare afle omgedrait werden , op een eenvoudigenbsp;wyfe na te fpeuren.

Want onderftellende dat den Aardkloots diameter nbsp;nbsp;nbsp;Franflche roe

den (van 6 voeten) langh is, fal haren omtrek zof^iöoo van defelve begry-pen, dewyl den diameter van een cirkel tot fyn omtrek ftaat als 7 tot zz, of nader als 115 tot 3fj', gelyk bekent is.

Nu foo veel van defe roeden foude elk punt loopen,dat op het middel oppervlak des Aardkloots is, in 24 uuren , en derhalven 137! der felver roeden in een fecondc van een uur.

Maar een kanon-kogel loopt (als boven getoont is) na genomenondervin* dinge 100 van defe fes-voetige roeden in een feconde.

Derhalven loopt elk punt op den middel-cirkel van den Aardkloot in lyo drajen veel meer als twee maal fnelder , als een kogel, die uit een kanopnbsp;gefchooten werd.

Men gelieve, eer wy voortgaan, alhier te letten j dat wy alleen tot een grond van de volgende rekeningen het drajen des Aardkloots onderhollen , dogh fulks niet vaft Hellen , als nogh by niemand regt bewofennbsp;fynde.

Indien men dan na defe proportie de fnelheit in het drajen der andere Wa-

neeten, en der Sonne afmeet, en Helt, om niet te veel te nemen» dat

- nbsp;nbsp;nbsp;den


-ocr page 741-

Van den figtharen Hemel. nbsp;nbsp;nbsp;7^7

den diameter en daarom den omtrek der Sonne maar loo malen grooter is , als die des Aardkloots; fal men bevinden, dewyl hy Zf dagen tot detyd,innbsp;welke hy eens omrolt befteet, dat hy 4 malen foo fnel als den Aardkloot drait,nbsp;cn elk punt in fyn Equator by gevolge 8 of p malen foo fnel voortgevoertnbsp;werd als een kanon-kogel.

Soo ook ’Jupiter ^ die 2.0 malen dikker als den Aardkloot is, en in 10 u-ren omdraait, foude elk punt in fyn middel-omtrek reeds zo malen foo fnel om fyn aflè omloopen, als een diergelyk op de aarde j indien hy ook Z4 uurennbsp;daar toe gebruikte. Maar nu in 10 uuren fulks doende, lal fyn fiielheit noghnbsp;2f malen grooter fynj of Jupiter fal 48 malen fnelder orodrajen als den Aardkloot, en elk der voorfeide punten meer als 100 malen fnelder voortvliegen alsnbsp;een kogel, die uit een kanon komt.

Die nu luft heeft rekene dit in de andere ook na 5 en ftellc figh als dan die gruwfame fnelheden vootj waar meede defe verfchrikkdykegrooteklooten,nbsp;ioo veel duifenden vaji jaren langh, fonder oit van hare wegen af te wyken,nbsp;door malkander gefnort en gefwiert hebben; en den onverbeeldelyken veert,nbsp;waar meede elk deel van het opper*vlak, dat midden tuflehenhare as-puntennbsp;ligt, omgevoert werd.

§. 103. Boven dit, fla hy de oogen ’Tab. XXII. Fig. z. op de afbeeldinge van Saturnus H en fynen ringh G I, en denke dat delen kloot H(§. 83.) meernbsp;als zooo malen den Aardkloot in grootheit overtreft; en dat defenringhG £nbsp;ruim viermalen foo breedt als den Aardkloot dik isj en ook de ruimte tuf-fchen den felvcn en den bol van Saturnus., niet kleinder in hare breedte bevonden werd: verder, dat defen ringh dun, en plat, en nergens aan betnbsp;lichaam ran Saturnus vall gehegt, maar rondom ganfeh los van felve is (alsnbsp;reeds boven aangeraakt is) egter dat den felven ringh defen Planeet in lynenbsp;bevveeginge noit verlaat nogh agter blyft gt; maar alcyd in gclyke Ibelheit dc-felve vergefelfchapt, en foo veel duifenden jaren vergefellchapt heeft; nietnbsp;tegenftaande den kloot van Saturnus H, meer als zo malen foo fnel als eennbsp;kanon-kogel voortgedreven werd, dat op.de voorigewyfen§. 8(5. met gemaknbsp;te rekenen is.

§. 104. Na dit gefeide van den nbsp;nbsp;nbsp;Saturnus ^ en het voorige nu te

regt overdagt en getragt te hebben,door een onvermoeide oelFeninge(want die werd hier om de geduurige opkominge van onfekindcrlykevoor-oordee-len inlonderheit vereifcht) onfe verbeeldinge daar toe te wennen , dat fy onsnbsp;dele Hemcl-kloqten in hare ware eigenfehappen van grootheit en fnelheit ennbsp;andere omftandigheden voorftelle; rndien egter dan nogh ymand fegt, datnbsp;het aannemelyk aan hem voorkomt, dat dit alles fonder eenigebeftieringe ennbsp;alleen by geval bewogen werd; en hy geen ontroeringe geyoelt op het regtnbsp;aanmerken van foo gedugte kragten, als daar ontrent plaatfe hebben en no-digh fyn, ingevalle alles in order onder foo geweldfame bewegingen blyvennbsp;fal; fchynt ’er niet anders van gedagt te kunnen werden; als dat fyne ver-

Xxxx 3 nbsp;nbsp;nbsp;beel-

-ocr page 742-

7i8 XXV. BESCHOUWING E. beeldinge ook nogk onmagtigh gebleven isj of dat hy, fchoon anders feg-gende, fyne vlyt en kragten niet genoegh aangewent heeft, om hetgeennbsp;men van defe dingen weet, aan figh felfs na waarheit voor te flellen } vermits dit alles regt te begrypen (ik feggenoghmaal regt, en niet in die veragtely-ke geringheit , waar in de figuren en onfe voor-oordeelen gewoon fyn ditnbsp;ons te vertoonen) en niet ontroert te werden over dieaanbid Jelyke Mogent-heit, die het verbafende geweld van defe vreelTelyke roerfelen beftiert, on-mogelyk fchynt met den anderen te gelyk te kunnen beftaan. En kan ik nietnbsp;nalaten, dewyl dit bewys van foo overredenden kragt fchynt te fyn, aan dienbsp;ongelukkige, welke tot nogh toe aan de grootheit van den Schepper van ditnbsp;alles gctwyftelt hebben, noghmaal aan te pryfen, geen tyd te koftelyk ag-ten, om defelve aan het overdenken van het waar en regt geftcl defer He-mel-lichamen te hefteden, in hoope dat daar fegen op mogte verkregennbsp;werden. Immers, ten fy een geduurige ondervindinge het voorgefeide vannbsp;Saturnus H en fynen ringh G 1 beveftigde j laat een Atheift ons leggen, ofnbsp;hy fyn welvaart by weddinge niet daar tegen fetten foude} indien ymandnbsp;feide, dat defen kloot en fynen ringh beide los van malkander, en foo fnelnbsp;als een kogel voortgedreven fynde, met malkander louden voortloopen,fonder dat defen kloot defen platten ringh agter figh Ibude laten: en Wanneernbsp;hy het fagh gefchieden, of hy het voor geen onbegrypelyk wonder foudenbsp;houden, ora dat het tegen alle wetten van beweginge, die hier op aarden,nbsp;als lichamen in vloeifelen bewogen werden, plaats hebben, regt fchynt tenbsp;ftryden. En dewyl hy niet loochenen kan, dat folks in foo groote gevaar-tens als den Planeet Saturnus en fynen ringh is, foo veel eeuwen plaatfo ge-hadt heeft} laat hy by figh felfs in ernft overdenken (het fy defen Planeetnbsp;in een vloei*ftoffe, of in een by na ledige ruimte bewogen werd, want datnbsp;fy niet geheel ledigh is, kan uit het Sonne-ligt blyken, het welk Saturnusnbsp;beftraalt) of hy dit wonder van een los geval oit met reden foude kunnen ver-wagten} en of hem eenige wetten bekent fyn, die hy ondervindelyk toonennbsp;kan, waar van hy dit foude kunnen afleiden} infonderheit als defelve, gelyk hy die ftellen moet, door geen verftand beftiert wierden. En folks niet 'nbsp;fynde, nadien hy dan hier in een magt, die verbafend is, eneenwysheitdienbsp;de fyne en die van alle menfehen verre overtreft, nootfakelyk willens of onwillens, indien hy eenighfints redelyk is, moet erkennen} laat hy figh voor-ftellen, welk lyn lot eens wefon fal, ingevalle hy voortgaat, cenfoomagtighnbsp;en verftandigh Wefen, het welk alle defe wonderen doet, foo halftcrrighnbsp;te loochenen.

§. loy. Of nu dePkneeten, volgens gilfingen van eenige ook groote mannen, hare inwoonders hebben, bet ly defelve menfehen of ander foort van Schepfelen fyn, onderfoeken wy hierniet} nadien dogh niet anders alsgilEti-gen daar ontrent kunnen by gebragt werden. Dit fyn de woorden. welkenbsp;den Maker der feive daar van aan ons te lefen geeftCXFgt; ló. Den Be-


-ocr page 743-

Van den figtharen Hemel.

mei is des Heefen (of na dc Grond-tale ook voor den Heere) maar deaardeheeft hy de kinderen der mtnfehen gegeven. Of nu het ooghmerk der felver is, I. tenbsp;toonen, dat de wetenfchap van het geen in den Herael, en vervolgens ooknbsp;in de Planeeten gefchiet, en tot wat einde dit alles gemaakt is, alleen aan dennbsp;Heere bekent is, en dat de aarde voornamelyk ter onderfoek van de menfchennbsp;overgclaten is *, of wel II. dat, dewylde Hemelen fyne eere vertellen,defel-ve foo niet alleen ten minftcn voornamelyk ten dien einde gefchapen fyn,nbsp;om (g^lyk boven getoont is) Godts groote magt, goedheit en wysheit tenbsp;doen fien, terwyl de aarde ook tot het onderhoud en bewoonen der menfchennbsp;dient, gelieven andere te oordeelen. Immers is het feker genoegh, datnoghnbsp;geen ondervindingen bekent fyn, om daar van met lekerheit yets te kunnennbsp;feggenj foo dat men fwygen moet, of aanhetgetuigeniflegelovegevenjhetnbsp;quot;welk ymand, die dit weet en waaragtigh is, aan ons daar over ter handftel'nbsp;len wil.

XXVI.

-ocr page 744-

/iO

XXVI. BESCHOUWINGE,

Van de onnoemelyke veelheiti en onver-beeldelyke kleinheit der deeltjes ^

Uit welke

het G E H E E L-A L beftaat.

I. /quot;quot;'^/^ergangh tot de kleinheit der V_r deelen.

z. Alle lichamen beft aan uit defelve.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Onfe uerheeldinge moet -verbetert -veer-

den-

4. nbsp;nbsp;nbsp;Een teerling van een duim^ bevat een

millioenftgtbare deeltje!.

5quot;. En daarom ook een teerling duim water.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Een duim waters door een ^oHpila,

geeft meer als 13000 millioenen deelen.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Aan een fcherpe punt van een naaide

kunnen meer als 13COO water-deelen hangen.

8. nbsp;nbsp;nbsp;In een droppel waters Jyn meer als

26000,000 deelen. g Overtuiginge uit al dit gefeide.

10 Grond van A. van Leeuwenhoek.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Een droppel waters heeft veel meer

als 1000,000 millioenen deelen.

12. nbsp;nbsp;nbsp;En kan dit op alle vogten toegepaft

werden.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Kleinheit der deeltjes van de lugt.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Qer vyer-deeltjes,

15'. Der hgt-deeltjes.

ló. Hoe veel ligt-deelen in een feconde uit een brandende kaars vliegen.

17. Hergelykinge van defe^ met dè menigte van het fand des Aardkloot!.nbsp;j8. Kleinheit der deelen invaftelichamen.,nbsp;als koper.

ly. In vajte en vloeyende ftoffen in het gemeen.

20. Bepaalde etgenfchappen defer kleine deelen.

Experimenten.

2,1. De rook van Benzoin.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit defe kleinheit der dez

len in het gemeen.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit bvfonderheden.

24- Matth. X: 30.

Zf. Godts hand is in de dienflen van defe kleine delen infonderheit openbaar.

,26. Overtuiginge uit het gefeide.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Jeremi®. XIV. 22.

Pfalm. CXLVII. 7,8,9.

Job. XXXVIII. 25-, 26,27,28.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVl. 26,27,28.

Nahum. I. 3.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit de kleinheit der lugt-

deelen.

30. nbsp;nbsp;nbsp;IJit die der vyer-deelen.

31. nbsp;nbsp;nbsp;JefaisE. XXIX. 6.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXV. 2,3.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit al het te voren ge

feide.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. VIII. 26.

35-, Hebreen. XI. 3’.

36. nbsp;nbsp;nbsp;ColoIIi I. 17.

Romein. IV. 17.

37. nbsp;nbsp;nbsp;Groote faken werden meeft, eerft in ilei''ee

deelen ge deelt, eer Godt figh daar van wil bedienen.

38. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge daar uit.

6. I. In,


-ocr page 745-

r’an de onnoemelyke ijeeJheit^ en onverheeJdelyke kleinheit der deeltjes, yit I. y Ndien wy na in het voorgaende de figtbare Wereld in eenigenbsp;J.van hare dcelen befchouwt tc hebben, nu verder onfe gedagtennbsp;wenden tot de foo verwonderlykkleine enmeenighvuldigedeeltjes, waaruitnbsp;elk van die beftaat i en namaals de wettenbefchouwen, aanwelkefy, hoewel van alles en ook van haar felfs geheel onbewuft fynde, geduurigh ge-hoorfamenj en die den grooten Maker gelieft tc doen dienen, omfynever-wonderlyke einden uit te voeren j fal hy al blind en ongevoeligh moeten iy n,nbsp;die uit defelve geen goedheit, tnagt, en wysheit van een aanbiddelyk Al-bcftierder bcfpeuren kan.

Men gelieve niet te denken, alhier een nette befchryvinge van der felver figuren te fullen vinden gt; dewyl fonder oit te regt doorgrond^te kunnen werden, defelve, foo langh dit Geheel-Al in fyn Itand en wefen bewaart werd,nbsp;altyd nieuwe ftoffe van onderfoekingen aan leergierige verftanden verfchafFennbsp;fullen. En fullen wy hier alleenlyk eenige ftoffen en lichamen in opfigtvannbsp;de kleinheit van hare deelen befchouwen j niet wel na de naukeurige waar-heit der fake vereiflchen foude, maar enkel foo verre de ondervindinge onsnbsp;daar in geleiden kan.

§. z. Dat nu alle figtbare lichamen, uit een onverbeeldelyke menigte van foodanige deeltjes beftaan, is reeds by alle Philofophen aangenomen} endoornbsp;foo veel ondervindingen en bewyfen betoogt} dat niemand, die tot het on-derfoek der fchepfelen eenighfints moeite aangewend heeft, daar. de alder-minfte twyffel aan kan liaan. Waar over de Phyfica van Robaulti Boyle denbsp;Subtil. Effluv-'j Keil Introdubl. en andere kunnen na geilen werden.

§. 5. Maar gclyk onfe verbeeldinge onmagtigh is om ons de vetbafendc grootheit der Hemelfche lichamen voor te Hellen} foo bevind men ook, dat omnbsp;aan ons te vertoonen de kleinheit der deelen, waaruit alles wat figtbaar is,nbsp;famen-geftelt is , fy feer verre te kort fchiet. Waarom dan gelyk hetnbsp;eerllc, alfoo ook het laatfte by veele ongelooffelyk geilek werd} infonder-heit by eenige van die geene, die, wanneer fy die laken na waarheitbegry-pen, in de lelve vrefen eenen grooten en magtigen Godt te fullen moeiennbsp;vinden.

Op dat dan defe ongelukkige, indien ymand van haar de moeite geliefde te nemen van dit te lefen, met eenige vrugt defe befpiegeüngenmogte ter handnbsp;nemen} is het nodigh haar weder alhier te verfoeken, dat fy gelieven harenbsp;kragten in te fpannen, om foo veel mogelyk is, ook alhier degebrckkelyk-hsit van hare verbeeldinge, door het dikwils overdenken van het geen fynbsp;maeren bekennen waarheit te fyn , te verbeteren: en tot dien einde alles watnbsp;fy lien, in opfigt lot de kleinheit der deelen waar uit het beflaat, niet eensnbsp;iH het voor by gaan, maar met een ernllige overdenkinge te befchouwen.

4- O® in aan onervareneeenighlintste hulpckomen, dewyldogh alle foorten van figtbare lichamen tot vloeibare en tot valle kunnen gebragtnbsp;Werden, fullen wy van de cerlle beginnen.

Yyyy nbsp;nbsp;nbsp;En

-ocr page 746-

7ii'.

En

€ap. IL in het begin,

leght by ^ndervindinge te blyken y namelyk, dat

XXVI. B E S C H o U W I N G E.

voor af valt flellen, het geen de Heer Boyle ^ de Subtil. Effiui.

dequot; lengte van eei^ halven Engelfchen duim in loo deelen kan gedtelï werden , die groot genoegh fyn om Ie lelfs tot het gebruik te onderfchei-den.

Wy Tullen om geen bedillinge onderworpen te. fyn, ftellen dat fulks in een geheelen Rynlandfen duim kan gefchieden. Waar uit dan volgt, dat,nbsp;een teeilings duim, dat is een dobbeilleen, die volgens alle fyden een duimnbsp;in lengte heeft, een millioen van foodanige teerlinkjes begrypt} die in elknbsp;van haar lengte, breedte en dikte, niet meer als van een duim langhnbsp;fyn.. ’t Geen by alle bekent is, die een weinigh in de gronden der meet-konft geoeffent fyn.

Soo.dat men dan veiiigh voor waar houden kan ,. dewyl, als de lengte van een foo kleinen teerlingh figtbaaris, defen geheelen kleinen teerlingh foonbsp;veel meerfal figtbaar wef.n:

Dat een teerlingh van een duim., een millioenfigtbare deeltjes bevat.

§. y. Indien nu de punt van een naaide foo fcherp geOepen is, dat fyn breedte op het fcherpfle gelyk is aan de breedte van foodanigh een klein figtbaarnbsp;deeltje en men dele punt even in het water fteektj en defelve daar uit trekkende bevind, dat fy nat blyfe, ofeenigh water daar aankleeft j in het welkenbsp;alles geen .fwarigheit is om toe te liaan. Wanneer men dan verder ftelc,nbsp;dat alleen een eenigh water-deeltje daar aan gebleven is, en (om gemakke-lyk te rekenen) dat het foo dik, als de vlakte van de punt van dele naaide ennbsp;van een teerlinkfe figuur is: foo is door het voorgaande openbaar, dat hetnbsp;niet meer als een jsh.ööö gedeelte van een lichamelyken duim water is. Ennbsp;by gevolge, dat den felven niet minder als een millioen water-deelen heeft,nbsp;die alleen fynde, alle de grootheic louden hebben,, dat fy figtbaar foudennbsp;fyn.

Waar uyt dan volgt, dat foo meenigen lichamelyken duim waters als’erin' het Geheel-Al, inWateren, Lugc, enAardeis,en bewogen werd, foo veelnbsp;millioenen deelen fekerlyk daar in moetenfynen bewogen werden.

§. d., Maar om wat verder te gaan.

De Heer in het IIL Boek van de llraks genoemde verhandelingh

verhaak} dziltab. XXII. fig. een once water EFG in een.koperebol A gedaan was,, welke een klein gaatje by B hadde {/Eolipila werd fe gemeen*nbsp;Jyk genoemt) en wanneer men delen bol op vyer gefet hadde, en de dam*nbsp;pen van het water begonden door de openingh B uitgedreven te werden»nbsp;dat eenen kegel van dampen DBiC figh iSofio minuten langh vertoonde»nbsp;welkers lengte BR 20 duimen^ en de breedte CD van eenen duim w^-fooAogtans,, dat.op den aflland BM (fynde y of 6 duim meerder als BK)nbsp;AoghAatnen-hangende damp-wolken gefien wierden, welke tot 4 of ƒ dm-men In de breedte KE figh uitfpreideden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

-ocr page 747-

Van de onnoetneïyke vceJheif j en onvcrheeldelyke klsinhelt der deeltjes. 72'j

Tn-dien men nü (om met meer gemak te rekenen) den kegel B D C te Tarnen met den gekorten kegel DC KL, gelyk een eenigcn kegel aanmerkt j wiens lengre (by voorbeeld B R) is van zi duim ; en den diameter van dennbsp;grond-cirkel (by voorbeeld GD) vanCduim; Tal den vlakken cirkel’CNDGnbsp;wefen van vlakke duimen, welke gemultipliceert met 7 (fynde het j vannbsp;BR of 21) Tal voor den geheelen damp-kegel BCD een grootheit van oTnbsp;III cubiTche duimen komen.

Ingevalle men dit net na de mate van Boyle gcrekerit hadde , Toude den damp-kegel B C D te Tarnen met den gekorten wolk-kegel C D L K, meernbsp;als 32 teerling-duimen bedragen hebben: Tchoon men al B R niet meerder alsnbsp;*8, CD I, RMf, en KL 4 duimen, en by gevolge alles op her mindenbsp;genomen hadde. Dogh wy hebben om meer overtuigende te kunnen Tchry-ven en alle vitteryen voor te komen, dit alles nogh op geen i 5 duimen genomen. Soo dat men Too verre op deTe uitrekeningen meerder als geruftnbsp;kan Tyn,

Laat ons nu (lellen, dat een damp-deel uit de jEolipila A door het gat B, de lengre van B tot R in een feconde voortloopt j Too dat in eiken fecondenbsp;een nieuwen damp kegel geformeert werd: Too Tullen in minuten of innbsp;ïc8o Teconden ook Too veel verTcheidene darap-kegels voortgekomen Tyn.

Nu eiken damp-kegel maakt 12I lichamelyke duimenj en daarom Tullen alle de damp-kegels, die uit defe once waters haren oorTpronkhebben, izjnbsp;malen 1080 of i35öy defer duimen uitmaken.

Indien nu in elk (igtbaar deeltje van alle defe kegels maar een deeltje water is geweeft (dewyl ’er een millioen in een duim Tyn §.4.) Tullen ’er in het geheel i 35öfooo,oco geweeft Tynj en by gevolge is een once water waarlyfcnbsp;gedeek in i }36f milliocnen deelen op het minfte.

Dogh by aldien men nu verder wceten wil, in hoe veel deelen een duinï waters ook op defe wyTe gedeelc is: laat ons Hellen, dat een teerlingh-voetnbsp;waters weegt 64 pond; en dat 10 duimen lengte in een voet gaan , Too bevat een lichamelyken voet 1000 Toodanige duimen; en wanneer een pond iS.nbsp;oneen houd, Tullen 64 ponden 1024 oneen uitmaken. Waar uit dan ligt renbsp;vinden is, dat een once gewigt, maakt irll of j van (ofliever na by) eenennbsp;duim. Soo dat men veiligh genoegh kan ftellen, dat eenen duim water, opnbsp;defe maniere in meer als 15000 millioenen deelen gedeelt is.

§. 7. Hier uit, om weder hooger te komen, volgt.

Dat elk duifendmaal duifenfte (of om foo te fpreken, elk milliocnfte) deel Van een duim nogh 15000 water-deekjes kan bevatten.

fekenen.

Nu§.y.b]eek, dat het water, het welk aan het uiterfte van een foo fchei'-Pe naaide, dat defielfs punt even figtbaar is, en in lyn breedte tL deel van duim in lengte uitmaakte, blyft hangen, voor ecnduifentmaalduilenftenbsp;eel van een duim veiligh kan genomen werden, om in defen niet te veel te

Yyyy

-ocr page 748-

7^4 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. B E S C H O ü W I N G E. gt;

Waarom het dan feker genoegh is, dat ditweinigh water, hetwelkcfoo-fyn een punt bevogtigt, uit niet minder als 15000 water-deeltjes fal beftaaiiy indien het alleen een tceiiinkje water is, dat defelve breedte heeft.

§. 8. Men rekene nu en verwondere figh, hoe veel deelen in een droppel water gaan} als men vaft ftelt, gelyk ftraksgetoontis, datfoomeenighma-len als men de punt van een naaide of fpelde daar in doopt en yets daar aanhangt , foo meenighmalen 15ooo water-deelen van noden fyn om defelve droppel lamen te fielten.

Of om eenigh ruw overflagh te maken op een anderen grond gt; men flelle een droppel water van het gewigt van een grein te fyn } waar van 480 ee-ne once maken, gelyk de Apothekers wegen; en rekene na den regel vannbsp;dryen 480 greinen, of een once geeft m deelen van een duim (§. 6.) watnbsp;geeft een grein? Soofal men dat bevinden te fyn ruim een 4^ gedeelte van ¦nbsp;een duim.

Laat ons om niet te milTen en meer toe te geven , de rekeningh maken op-een minder gedeelte van een duim, namelyk op 755 delfelfs} en hellennbsp;dat een droppel, hoe wel grooter fynde, niet meerder water-deelen bevat.

Nu een duim water bevat 15000 millioenenof een roillioen maal 13000 deelen (§.(t. en 7.) derhalven bevat ris van een duim of droppel 2000 malen 13000 water-deelen, of in een fomme 2öooo,ooo, dat is fes-en-twintighnbsp;taillioenen der felver. Waar van indien wy wederom , om niet te veel tenbsp;feggen, fes millioenen wegh werpen, fchynt het ontegenfeggelyk te fyn,nbsp;dat. in em droppel quot;waters die niet grooter is als tIï dthms ten minllen niet minder als zo millioenen van quot;water-deelen fyn.

§. p. Laat eer wy verdergaan, een Godtloochenaaiquot; met ons een weinigh ftiUlaan, endenken, hoe groot en hoe verre tot alles- doordringende dienbsp;Yoorllenigheit en Bellieringe moet welen; welke, eer een droppel regen,nbsp;die een eenigh grein gewigts uitmaakr, op de aarde nedervalt, foo veelmil*nbsp;hoenen deelen daar toe doet dienflbaar iyn;

in-


En indien hy weigert, gelyk hy tot nogh toe gedaan heeft, eenVoorfie-nigheit hier in te erkennen; laat hy ons feggen, of hy met een verfekerr gemoed figh wys maken kan, dat een foo ontelbare meenigte van onnoemC'nbsp;lyke millioenen water-deeleri, nu foo veel duifenden van jaren, by gevalnbsp;fonder eenige wysheit en beftieringe, geduurrgh voort heeft kunnen gaa^»nbsp;met fonder ophouden uit de zeen, rievieren, en andere vogtige plaatlen innbsp;4e lugt op. te ryfen; figh-aldaar in wolken, als in foo veel heiren te verdeden»nbsp;die fdfs in de dunne lugtdriftigh blyvende door de winden-na foo verfchei-d.en oorden gevoert werden , om aldaar geheele ftroomen en rievieren te ina-kcn.;, op hetdrooge neder te regenen; vrugtentc doen wafTen; het gedierte te, drenken;, inet een woord, dedienftendie wy te vorenby het water aan-gehaalthebben, te doen; en den ganfehen Aardkloot met by naailes,nbsp;daar op is en uit voortfpruit, in fyn lland en leven te behouden, immers.

-ocr page 749-

F’an de onnoemdyke veelheit ^ en onverheeldelyke kleinheit der deeltjes, indien een Atheift dit alles in fyne omftandigheden, en defe water-deelen innbsp;haar onuitdrukkelyke veelhcit en onverbeeldelyke kleinheit eenigen tyd langh^nbsp;fonder fyn gedagten daar af te trekken, meternftbefchouwt, enfighvoor-ftelt al‘het geene in en door defelve uitgewrogt werdj fal hy , ten fynbsp;hy geheel in een verkeerden fin overgegeven is, al werk vinden , om fighnbsp;in fyn gevoelen geruft te ftellen, en de nepen van een tcgenfprekende con-fcientie te ontgaan j die hetn niet na laten fal te feggen , dat, indien hyee-nighfints redelyk is, hy figh over die inagt verwonderen moet, die foo veelnbsp;duifenden iriillioenen water-deelen, als’er in de groote zee en andere ftromennbsp;gemaakt heeft en bewaart in hare bewegingen, grootheir, en gedaanten. Ten anderen, dat hy daar en boven foo aanbiddelyk eenwysheitpryfennbsp;naoet, die fe alle van den anderen gefeheurt, en elk, hoe klein het is, losnbsp;van al de overige gemaakt heeft; fönder welkeverdeelingefy om haarfwaar-heit niet fouden kunnen opwaarts ryfen, nogh by na ecningh nut Aocn.%n einde~nbsp;lyk, dat hy dien foo Goedertieren Weldoender danken moet, die dit onnoe-mely k getal van wefens tot fyn en andere menfehen voordeel op foo veelvuldigenbsp;nianieren dienen doet.

§. 10. Ik hebbe by trappen hier willen toonen , datdewater-deeltjesfeer klein fya, om onfe verbeeldinge dooreen kleinheit,. die fy fighonmogelylcnbsp;kan voorftcllen, niet ten eerften van der felver bcfchoöwinge af te fchrik-ken; en daarom gelieve ymand uit het volgende te oordeelen, of hy niet moecnbsp;toeftaan, dat fchoon de nu berekende kleinheit reeds fchynt aan onfe ver-beeldinge te fullcn ontflippen, fy egter nogh verre van die verfcheelt,. wcl^^nbsp;ke men in de water-deeltjes ftellen moet..

Om dit te doen fien.

La^t ons de ondervindinge van yd'. van Leeuwenhoek voor grond ftel--len, in fyn eerfte dee) te vinden in den Brief van den nbsp;nbsp;nbsp;November'

1680, nbsp;nbsp;nbsp;2.*?. Alwaar hy verhaalt, dat hy door fyn vergroot-glafen itl'

geftooten peper-water, faadt der dieren , enz. drie foorten van dieikens van verfcheiden grooiheit, onderfcheid ; waar van , als men den diameter van de kleinfte voor de maat van de andere en voor de eenheit neemt;,nbsp;die van het tweede en in grootheit volgende dierke,. lo fal fyn; en diejnbsp;Van het grootfte of derde , weder f maal foo langh als den diameternbsp;van het tweede. Soo dat den diameter van dit laatfte is i x 10 x r,. offernbsp;malen van die vaii het eerfte.

Nu den diameter van een grof zand uit fyn fcHuur-zandt genomen^, fiet hy in een grootheit, welke zo malen foo langh is, als den diameter van het grootfte dierke, welk daarom zoxfo of 1000 malen foo.gvooc.nbsp;isj ¦ als die van het kleinfte dierke.

Indien men nu (om gemakkelyker de rekeningh te maken) dit klei-tie dierke en het zandt , ftelt van een gelykformige figure te fyn, hy' vooi beeld, dat elk een bol of teerlingh is; fal het lichamelyk fand foOi

Y y y y 5^ nbsp;nbsp;nbsp;veeli

-ocr page 750-

Vi5 xxvr. B E S C H o U W I N G S.

veel grooter fyn, als het lichaam van dit dierke, als den teerlingh 1000,000,000, van den diameter looo van het eerfte grooter is, als dennbsp;teerlingh i van den diameter i van het laatfte, en by gevolge fiet men,nbsp;dat defen zand-kerl i ooo mïllïoemn van defe dierkens bevat, die elk door eennbsp;Microscopium figthaar fyn.

Nu ftek de Heer A. van van Leeuwenhoek{Ontdekk. April i6jx),pag. 14.) dat 100 zanden een duim in lengte bedekken j foo dat 1000,000 fandennbsp;een lichamelyke duim uitmaken.

§. n. Indien wy nu hier uit redenecren op defe wyfe:

Nademaal, 1000,000,000, dierkens in een zand-korl gaan; en 1000, 000,zand-korrelen in een duim (die wy hier ook vooriö en niet T2 in lengtenbsp;van een voet nemen) foo fuUen 1000,000,000,000,000, dierkens in defennbsp;lichamelyken duim kunnen begrepen werden.

Maar §. 8., heeft men een droppel waters op yiö van een duim gevonden te fyn.

Soo fullen dan volgens defe rekeningh zooo, 000,000,000, dierkens kunnen gaan in een droppel water.

Laat ons hier af de helft nemen, of ymand meinde tegen defe rekeningen yets te kunnen inbrengen, foo fal men ten minften moeten toeftaan, dat ’er duifend maal duifend milliocnen van defe diertjes in een droppel water kunnen gaan.

Nu defe diertjes fyn alle door een Microfcopium figtbaar j en de water-dcelen fyn foo klein, dat men fe nooit met eenigh vergroot-glas heeft kunnen otiderfcheiden. Waarom fy feer veel Idcindcr als defe diertjes fynde, men befluiten moet dat een ongelyk grooter mcenigte van water-deeltjes innbsp;een water-droppel bevat werden.

Soo dat alle fwarigheit overwogen fynde, die aan ymand hier ontrent mogten voorkomen, men ten minlten veiligh magh]vafl; ftellen : Dat innbsp;eenen droppel water veel meer als duifend maal duifendmillioenen deeltjes figh waar'nbsp;lyk en fakelyk bevinden.

Men overlegge dit wederom, en fta verbaaft over die gedugre Wys-heit en Magt, die eer een grooten droppel water van den Hemel valt, een foo groote meenigte van water-deelen, ten eiken male daar toe gebruikt.

§. iz. En dit laatfte nu van het water getoont fynde, fiet men ligtelyk dat op veele andere vloeibare ftoffen kan toegepaft werden, infonderheitnbsp;op die voghtigh fyn, of aan vafte lichamen klevende, defelve b.vogcigcn inbsp;waarom wy van olyen, geeften en andere , niet meer fullen feggen.

Van andere vloey-ftoffen , die men niet voor voghtigh houd , fullen wy yets hier by doen.

§. 13. Men leeft by den felven A. van Leeuwenhoek.^ in het Fll. volgby pag. 424. dat hy uit een ftukje longh van een Schaap, de higt

-ocr page 751-

V%n da onnosni:ïy!ie veelheit, en onvcrhceldelyke kleinheit der deeltjes, yty cn blocdr uitdrukkerde bevond j dat van de lugt-bollerjes vcele foo kleinnbsp;waren, dat fy door het vergroot-glas by na het gefigt ontweken. Soonbsp;fyn fy dan kleinder gewceft als de Üraks uit fyn E‘‘. aangchaalde dierkens,nbsp;die hy figtbaar fegt te wefen. En dien volgens kan een zandkorrel,nbsp;meer als looo millioenen der felver, of een lichamelyken duim meer alsnbsp;1000,000,000,000,000, lugt-deelen bevatten.

Nu , hoe wel ecnige mcenen reden te hebben om te gelooven , dat de deeltjes der Lught grooter als die van het Water (ynj om dat dit doornbsp;openingen heen dringt , daar de lugt niet fchynt door te kunnennbsp;gaan; fiet men egter, dat defelve fecr klein fyn, nadien men ook om harenbsp;onfigtbaarheit alhier foude kunnen toonen, datfyde ftraksgefcide diertjes innbsp;kleinheit verre overtreffen.

Immers, dat fy ook door feer nauwe openingen heen dringen, is niet alleen blykelyk uit de Planten j in welke, fchoon men geen holligheden in fommige fiet, fy figh vaft fettenj maar ook dikwils by die lugt-pompennbsp;handelen, dew^elke’vinden hoe veel moeiten het vereifcht, de lugt ergensnbsp;uit te fluiten. Ten minften , als men meent te kunnen bevvyl'en , hetnbsp;^velk miffehien kan wefen, dat de water-deeltjes kleinder fyn als die van'nbsp;de lugt, dient dit nogh infonderheit om aan te toonen, dat wy te voo-ren de ware kleinheit der waterdeeltjes op verre na nogh niet bereikt,nbsp;hebben.

14. Hoe veel kleindcr deelen nu het Vyer heeft, als alle defe ge-feide yloey-ftoffen , kan daar uit blykenj dat Lugt, Water, ülye,'en. ¦wat dies meer is, bevonden werden foo groot van deelen' te fyn, dat fy door-de openingen {Port) die in het Glas en andere harde lichamen, Yfer, Staal,,nbsp;cn diergelyke fyn, niet doorgaans en daarom in vaten uit die floffenge'»-maakt, bewaart kunnen werden : daar geen openingen in eenige lichameinnbsp;ibo klein nogh bekent fyn, door w’clke de vyer-deelen niet heenen dringen. ’t Geen blykt, om dat het alles gloeiende, dat is van vyer-deelennbsp;door-drongen maakt, of fmelt, of wegh doeedampenj van welke alle niets-foude kunnen gefchieden, indien het vyer niet, tot het innigfte van defe lig-hamen doorgaan konde.

ygt;

§. if. Van het Vyer fullen wy voor het laatfte tot deffelfs uitvloeifelen of de ligt-ltoffe overgaan j en van de fynheit van deflelfs deelen ook een.'nbsp;tuwe fchetfe geven, dewyl men op verre na tot der felver veelheit en klein-heit niet komen kan, en tragten, met genoegh van defelve wegh te wer—nbsp;pen, een Ickere betooginge te geven, hoe veel ligt deelen in een feconds.'nbsp;nit een brandende kaarfl'e veiligh mogen gefeidt weerden uit te vliegen.

Die de volgende betooginge niet gelieft na te ieefen, kan tot i- 16, era *7* overgaaan.

-ocr page 752-

I.

MEn ftelledan, dat men de vlam van een kaar/Te van fes in het pond, 2000 paffen van vyf voeten, dat is loooovoeten verre kan fien, datisvanOtotnbsp;E tab. XXILI. Ftg.\.

II. Soo is blykelyk, dewyl men defelve rondom en van alle kantenden kan, dat die vlam met hare deeltjes den geheelen kloot RQ E S vervult.

in. Om de grootheit nu van deefen kloot te vinden, is R E of den geheelen diameter gelyk twee maal O E, dat is 20000 voeten.

En dewyl 100 (laat tot 3I4_, gelyk den diamerer R E tot den omtrek RQES; fal men door de regel van drien vinden; dat defen omtrek 62800 voeten bedraagt.

VI. Indien men nu den diameter met den halven diameter multipliceert; en het komende wederom met i van den gevonden omtrek; fal komen denlichamelykennbsp;inhoud van de kloot R QES, groot fynde 4186600, ooo, 000 teerlingh voeten;gelyk by alle Landmeefters bekent is.

V. Nu wanneer men een voet in de lengte deelt in lo deelen, en elk een duim noemt; fal een teerlingh voet hebben, 1000 teerlingh duimen, en den flraks geleiden kloot lal houden 4186600, 000, 000,000 lichamelyke duimen. Het welk kort-heits-halven om niet t eikens foo veel nullen te moeten fchryven, wy uit fullennbsp;drukken, met het getal der felver boven by deeerfte nul te fetten; foo dat na def^nbsp;uitdrukkinge defen kloot bevat 418660— defer duimen.

VI. Verder dewyl een kaars van 6 ia het pond brand f uuren; is ligtelyk te kenen, hoe veel van defelve in een feconde verteert werd : want (lellende 3Ó00 ff'nbsp;conden in een uur, en in elke once (waar van 16 een pond maken )48onbsp;na de Apoteekers wyfe; fal men den felven regel van drien gebruikende bevinden,nbsp;dat in een feconde dat is na genoegh 4^ van een grein tot branden belleednbsp;werd.

yil. Om nu daar en boven te weeten, hoe veel een grein fmcer of waffh van ©eh kaars, in de voet-maat doet:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^


-ocr page 753-

Vm demelheit en kléinhéit der LIGT-DEELEN. 7Zjgt; •Laat ons (lellen,dat een teerlingh voet water (het welke of wat meerder of watnbsp;¦^minder dikwils weegt) 64 ponden iwaar is; waar ontrent delFelfs gewigt meer-iinalen gevonden werd.

ten anderen , dat 5- voeten water foo fwaar fyn als lichamelyke voeten W^ch (Siet de Stair, S enguerditts en andere.)

Nemende dan wafch en fmeer van defelve fwaarheit, dewyl het experiment van f uuren te branden met een kaaits van fmeer gemaakt, gedaan is:

^ Soo fullen dan y voeten water wegen 320 ponden en foo veel wegen ook yj of 'f voeten wafch, of fmeer.

Soo dat een teerlingh voet wafch dan öo ponden weegt, dat is 460800 greinen. En by gevolge een grein , een deel van een teerlingh voet of van 1000 duiden; en dit tot enkele duimen brengende of ontrent van een lichamelykenbsp;duim uitmaakt.

VlII. Indien men nu de te voren aangemerkte fnelheit van het ligt hier ook in agtneemt; ^dien OE TaL XXIII. Fig. i. van de kaars O tot het einde E des verligten klootsnbsp;QESR geftelt is 10000 voeten te fyn; en te voren getoont is, dat het ligt van de om-ioopers van .Jupiter tot ons komende, in i van een uur of4yo feconden de lengte,nbsp;tulfchen de Sonne cn den Aardkloot is , of riooo Aardkloots diktens afloopt,nbsp;dat is in een feconde aóf der feiver; foo fal volgen dat eiken Aardkloots diameternbsp;gclleld fynde op 39231 y64 Faryffche voeten (Siet IVhiJion, Praleéi. Aftron.pag. 13.)nbsp;“a de netfte meetinge der Franfchen, dit ligt in een feconde fal voortloopen

104617^040 defer voetennadien ’er foo veel in dc gefeide 26I Aardkloots diameters gaan. nbsp;nbsp;nbsp;os

dewyl ymand mogt denken , dat dit getal te groot was, om dat het ondertelt, dat het ligt van de kaars foo fnel voortloopt als dat van de Sonne; gelieve hy e vveeten, eerjl, dat het nogh niet bewefen is, dat het eene ligt fnelder voortlooptnbsp;r h Knbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Want indien ymand in een groote beflotene feer donkere plaatfe

ligh bevond, en een kleine openingh daar in gemaakt wierde, daar het dagh-ligt in onde komen: of voor dewelke in duider een brandende kaarfle gehouden wierde;nbsp;heïtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van het eerde eerder, als van de laatde op defelve veer-

r\.3t nbsp;nbsp;nbsp;gewaar werden. Dogh hier van is niet wel ondervindinge te nemen ,om

j ^ nbsp;nbsp;nbsp;Kleine afdanden het verfchil tuflehen de foo groote fnelheden van beide

dele ligten , met kan waargenomen werden. Fen anderen, om dat het ligt fynfnel-heit waarfchynelyk onverandert behoud; vermits dit verbaadmakendevoortvligendes ligts daar te vooren en nu ook van gefprooken is, niet waargenomen is ontrent hetnbsp;ligt, dat onmiddelyk uit de Sonne komt; maar ontrent het felve, als het van Jupi-iers omloopers afduit. Soo dat het defe fnelheit nogh behoud, na dat het meer alsnbsp;'lyf malen de lengte, die tulfchen de Sonne en den Aardkloot is afgelegt heeft;nbsp;'tvant foo verre is boven getoont Befchouw. XXE. 84. dat Jupiter van de Sonnenbsp;a da^. ‘Ten derden, foude men hier de ondenkclyke Ihelheit der deelen van eetvnbsp;sarne, behalven verfcheiden andere manieren ook daaruit kunnen aantoonen,oinnbsp;aar men door de vlarnme dclTelft, by de lamp- Glas-blafers glas, metalen, email-, erlels, eti andere harde faken (iet frnelten. Welke kragt, om dat men die niet aannbsp;ae grootheit der ligt deelen, die feer klein fyn ,kan toefchryven, nootfakelyk fchyntnbsp;aan hare Inelheit te moeten toegefchreven werden ; nadien in de beweeg-kunde be-

heft uemukiDhVefr^T’'^.:”^ grootheit van het lichaam , dat herdoet, metfynfiiel-lynde, geproportioneert is.

loonol*'onsdellcn, datinplaatsvanlooveelmeerals rnene rnpihpit Vprvnifpn'cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kloot in een feconde met de voorrge waargen9-

t nbsp;nbsp;nbsp;n foude ; dit nu alleen maar een 1000 malen gefchiet, foo dat

Z 2 2 2 nbsp;nbsp;nbsp;wy

-ocr page 754-

ü I T R E K E N r N G H.

wy het ligt van de kaarffe nu veel meer als loo malen trager (lellen te fyn t als-ftraks gefchiet is, wanneer men aan het (elve de fnelheit van het ligt , dat van de om-loopers van Jupiter afdaalt, toefchreef.

IX. nbsp;nbsp;nbsp;Ik ftelle verder dat het kleinfte diertje , het welke door een üfiVro/foptViwnbsp;figtbaar is veel grooter is, als elk deeltje van het ligt. Eerft, om dat het veel meernbsp;ligtdeeltjes, dan een, van noden heeft om geilen te kunnen werden; Ten anderen,.nbsp;om dat defe diertjes figtbaar en de ligt-deelen onligtbaar fyn; Een derden ^ omdatnbsp;het ligt door de onfigtbare openingen van het glas feer fuel heenen gaat, en defenbsp;diertjes daar toe veel te groot fynde, in het glas befloten kunnen werden. Ten •vierden, blykt dit klaar, aan die weet, dat kleine diertjes tegen de Sonne met een goednbsp;vergrootglas befchouwt werdende, fy figh niet alleen doorfchynende laten fien;nbsp;maar ook, dat de ligt-ftraien, die doOr haar gaan, dikwilsalle de couleuren vaneennbsp;regenboog vertoonen; waar toe men weet , dat veel verlcheidene ftralen vereifchtnbsp;werden.- Dit verfchytlfel weeten alle die Microfcopla gewoon fyn te handelen, ennbsp;men kan het in het VU- vervolgh van Leeuwenhoekpag loo beveiligt fien. Ik laatenbsp;dit voorgaan, om het geen men in hetvolgendetoonenfal,dat’eronnoemelyk veele, of.nbsp;lo (een i; met iO 'hullen) ligt-deeltjes in de ruimte van een van defe (oo kleinenbsp;dierkens^ waarlyk bevat kunnen werden, ook tegens de onmagt van onfe verbeei-dinge aan, met wat meer gemak aannemelyk te maken.

X. nbsp;nbsp;nbsp;Het is ook bekent, als Tab. XXIII. Fig. i een vlammende kaarffe in O (laat,nbsp;die fyn ligt tot E rondom uitfirekkende, den geheelen kloot E Q RS daar meedenbsp;vervult, dat in een plaatfe digt by de kaarffe, als A, (bo veel meer ligt is, dan innbsp;een andere E, dre daar aan gelyk en verder van de vlammeafgelegen is ;alshetvierkantnbsp;van de grootfic diClantie (by voorbeeld van ü E) grooter is als het vierkant van denbsp;Meindere, gelyk van O A.

Om met de Wis kundige te fpreken, is men gewoon dit dus uit te drukken ;

De veelheit van de ligt-deelen, in twee gelyk-groote, en ongelyk van de vlam-me afllaande plaatfen fyn tot malkander, in weerkeerige reden van de vierkanten van hare afllanden. Dit is te voren Befchouw. XXF. §. 36. omflandiger aangewefen^nbsp;en by de Wis-kon(lenaars bekent.

XI. nbsp;nbsp;nbsp;Om verder te gaan.

Laat ü E of de uitllrekkinge van het ligt in den verligten kloot Q R S E dan de lengte hebben van 10,00©,000,000 of 10 dierkens, foodanige als de Heer Leea-wenhoek door een Microfcopium gefien heeft (waarom wy juill dit getal hierondcr-fiellen, fal hier na N». XXIII. getoont werden) en daar na de lengte van defen (Iraalnbsp;O E in kleine dcelen OA, AB, BC, CD, enz. gedeelt fyn , die elk de lengtenbsp;van fOodanigh een diertjen hebben.

Indien men nu verderdelt, dat in het ruim van dat diertje , het welk het laatfle cn verft afgelegen van de kaars O is, gelyk hier in V E,niet meer dan een eenighligt-dceltjen^ is; en dat na de kaars naderende, in elk volgende dierkeiis-ruim alsnbsp;DG, CB, BA, AO , de ligt-deeltjes altyd en geduurigh na den voorfeide regelnbsp;(No X.) vermeerderen; foo fal men op de volgende wyfe kunnen weeten, hoe veelnbsp;ligt-deeltjes in een ruimte van foodanigh een diertje, welkers afftand de kaarffenbsp;G bekent is, als Ü A , A. B, BC, CD; en?., figh bevinden.

XII. nbsp;nbsp;nbsp;Ten dien einden orders en gemaks-halvcn, trekt op A , B, C, D, en?,nbsp;alle fcheidingen van defe lengtens der dierkens regtftandige lynen, die onbepaalt fyn?nbsp;A^, Bigt;, Cz, D^, Ey, enz. om in defelve het getal der ligt-deeltjes, die in elkenbsp;by leggende dierkens ruimte fulien wefen, af te tekenen.

En genomen hebbende in Ey de lengte E F gelyk aan de eenheit, om dat in het laatlle V E maar een ligt-deeltje onderftelt werd. Dewyl O E boven gevonden isnbsp;fegt na den vorigen regel;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;F

-ocr page 755-

731

Vm de veelheif en kleinheit der LIGit-DEELEN.

I. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk het vierkant van O A, of i tot het vierkant O E of loï,”; alfoo FE (eennbsp;ligt'deeltje in VE) tot A«, loif; of het getal der ligt-deeltjes in O A.

Neemt dan in de onbepaalde linie Ag de lengte Alt;?, gelyk lol?, fal defe linie Ka de meenigte der ligt-deeltjens in A of in het dierkens ruimte O A vertoonen.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk 4'of het vierkant van OBdie twee dierkens begrypt, tot het vierkantnbsp;van OE of ioi.°,die 1©^^ dierkens lengte bevat; alfoo i of F £ tot ^ of zyo defe lyBè.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Soo ook, wanneer OD 10 dierkens in lengte bevat, om Dte vinden, ofnbsp;'de ligt-deeltjes die in D fyn.

Gelyk 100 het vierkant van OD 10 tot io3-° het vierkant van OEi alfoo i of Fe, tot lt; «ii of 10^^ of D d-, en foo voort in alle.

XIII. nbsp;nbsp;nbsp;\Va°aT uit dan blykt, mdien op alle de fcheidingen, A, B, C, D, ent.,nbsp;als de linie OE in io~deelen gedeelt is, foodanige regtllandige lyneu, als Aa,

Cc, Dci!, enx. getrokken fyn; die elk foo veel doen, als de ligt-deeltjes bedragen, die in haar naalle en voorleggcnde dierkens ruimte, O A, AB, BG, GD, enz. begrepen fyn; men niet anders behoeft als de getallen van alle defe regtflandi-ge lynen van EF tot A^ te famen te addeeren; om te weeten,hoe veelligt-deeltjcsnbsp;alle de dierkens ruimtens van ÜE bevatten; als fy op de gefeide wyfe van E na Anbsp;vermeerderen, het geen klaar genoegh is.

XIV. nbsp;nbsp;nbsp;Gelyk ook,dat trekkende GF evenwydigh aan OE,foo dat AG,Br,Cr,DAnbsp;enz. elk gelyk aan F E of de eenheit fyn, de fomme van alle defe eenheden het getal fal uitbrengen van al de ligt-deeltjes, die in OE fyn; als in eiken dierkens ruimte OA, AB, BG, CD, enz. maar een ligt-deeltje gevonden werd.

Nu, dewyl OE gefleld werd uit 10^^ dierkens ruimten te beftaan, fal dan het getal der ligt-deeltjes in defelve ook rot- fyn. nbsp;nbsp;nbsp;t-

XV. nbsp;nbsp;nbsp;Uit het welke dan volgt, dat de meenigte der ligt-deeltjes vn de lengte OE,nbsp;als ’er in eiken dierkens ruimte een is; Haat tot de meenigte der felyer, als fy nanbsp;de bovenaefeide wet (No.X.) vermeerderen: gelyk 10^-of foo veel eenheden als

de linien AG, Br, Cr, Dr, enz. behelfen, Haan tot de fomme van alle de getallen,

die de regtllandige Alt;j, B^, Cr, ï)d, enz. uitmaken.

XVI. nbsp;nbsp;nbsp;Men behoeft niet te toonen, dat defe getallen van alle defe regtftaudigenbsp;Ka, Bfquot;, Cc, Düf, enz. een foo groote meenigte fouden bevatten,

Alfoo de eerfte An en de grootfte fynde loi.’;

De tweede Bi fal fyn ic^of De derde Cc 10®-De vierde Diiol^

En foo voort elke van defe linien gelyk aan de linie An of lols gedivideert door bet vierkant van haar diftantien van O. Welke alle tot iolt;4in getal fynde , foo datnbsp;¦de laatfte FE deeenheit werd, eenegrooiefomme fullen bedragen. Maar ook foudenbsp;VI?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;feergrooten arbeid en te veel tyd en plaatfe alhier vereifchen.

XV 11. Wy fullen dan om een getal te nemen, dat veel kleinder is, als men foude kunnen doen, en ons in de uit-rekeningh niet te bedriegen, alleen het getal io£.% ynde alleen de grootfte meenigte van ligt deeltjes in een dierkens ruimte; of de lime Aa behouden, en alle de andere, Bi, Cc, Dd, enz. dieook eenegroote fom-me maken, wegh werpen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j j gt; j

Zzzz a nbsp;nbsp;nbsp;Ea

-ocr page 756-

7?£ U r T R E K E N I N G H

En dit gedaan fynde, fal het ligt te befluiten fyn, dat de vermeerderde ligt-dée!-' tges tolt of Aa (No. XVI.) ftaan tot het getal der ligt-deeltjes- in OE als in elknbsp;dierkens ruimte een is, of tot ic’- (N^.XIV.) als lo— tot i : Of dat, als men d«nbsp;vermeerderingh No;N) plaatfe geeft,de dierkens in O'E, loi-malen meerder fyn,nbsp;dan of men in defelve UE in elk dierkens ruimte een gellelt hadde.

Het welk men tot alle de dralen als ÜE van den verligten kloot QRSE, en by gevolge tot den felven gehceleii kloot kan overbrengen.

XVIIE Eer ik verder voortvare, kan ik niet nalaten aan de gedagten, die fomtni» ge miirchien over dit laatfte fulleu maken, te gemoet te gaan.

Namentlyk, dewyl de kromme linie abcd enz- F, die alle de toppenenz. van defe foo digt aan den anderen getrokken regtltandige lynen ka, Bb, Cc, Dd, enz.nbsp;te famen liegt, van een kennelyke eigenfchap is; die als men O A, OB, OG,enz.nbsp;elk .*¦, en de opligtige regtftandige Aa , Bb , Cc , enz. elk ƒ , de linie OEa , ennbsp;EP', b, nomt, door Algebraifche vergelykinge xxy — aab uitgedrukt werd:nbsp;fal een Wis-kundige milTchiea verwondert lyn , waarom ik de grootheit van hetnbsp;Mixtilineum Aa FE nJet gefogt hebbe, door naderingh of ook na de vvyfe van Mer~nbsp;cator, Wallijius en andere groote Mathematici: om na defelve tegen de grootheitnbsp;van het redlangel AG P'E vergeleken te hebben, daar uit de proportie af te nemen,nbsp;van de vermeerderde Ügt-deeltjes in O £ : tot de meenigte van defelve in ÜE, alsnbsp;ra elk dierkens ruimte maar een is. Het welk-in diergelyke gelegentheden by ander^ milTchien foude gefchieden, en by fommige gelchiet.

Dogh defe gelieven te weeten, dat ik defe wyfe na gelaten hebbe, om dat delelvs manieren (boven andere faken en wis-kundige fpeculatien, welke men voor redennbsp;alhier foude kunnen by brengen) alle onderftellen , dat de linie OE in oneindighnbsp;kleine deeltjes als O A , A B, BC, enz. gedeek moet fyn, daar wy defelve hier nietnbsp;kleinder gedeelt aanmerken, als in foodanige deeltjes, die elk de lengte van een diertjenbsp;hebben, het welk door een Microfcopium ligtbaar is. Het geene nogh ontallykemalen grooter is als een oneindigfte deeltje.

Tea anderen, hebben wy N°' XVII. nogh een reden gegeven; die ten minften,. om dat wy het getal foo veel minder nemen, het geen wy daar uit.willen befluitennbsp;foo veel aannemelyker fal maken.

Ten derden, fchryven wy hier niet alleen voor groote Wis-kundige, maar tot voordeel van alle die een tedelyk oordeel hebben, fchoon fy juiflingetallenoflinietinbsp;tot het uiterfte niet ervaren fyn. Waarom, als’er andere bewyfen fyn, ik foo veelnbsp;mogelyk is, die der Wis-kunde gemydt hebbe; bedienende my alleen van defelve,nbsp;als die niet anders, als uit de Wis-kunde kunnen gehaalt werden ; in dit geval ooknbsp;felfs alles meerder (wanneer het my mogelyk is fchikkende om verflaanbaar te fyn,nbsp;als om aan groote Wiskundige te voldoen: indien maar de waarheit daar doofnbsp;blykelyk kan fyn.

XIX. Om dan uit dit alles, en de voorige gronden eindelyk het befluit te kunnen maken, dat wy hier beoogen.

Men ftelle dan

I. Met Leeuwenhoek dat iooo,ooa,ooo dierkens door een Microfcopium figtbaat» een fand-korl maken §. lo.

a. loooooo fanden maken een lichamelydeen duim uit den felven §.10. foo ken loWdierkens eenlichamelykenduim,die wy hier in lengte,gelyk loineenvoe ,nbsp;nemen.

X^u uit (No. V.) bevat den kloot QRSE 4186(^0—defer duimen, en daaro fiillen in defen kloot 4i86óourodanige dierkens gaan.

-ocr page 757-

Van de 'Oeelheit en klenheït der LIGT-DEELEN.

XX. nbsp;nbsp;nbsp;Laat ons verder (lellen in dit begin, dat in eiken ruimte, die foodanigheeanbsp;dierke beflaat, niet meer als een ligt deeltje is, door den ganfcheii kloot, heenen.

XXI. nbsp;nbsp;nbsp;Indisn nu het ligt foo fnel is, dat het defen kloot in een feconde verligt ;nbsp;(No. VI. en VIII.) en een kaars van 6 in het pond f uurèn brand; fal in elke Ce-conde van een grein gewigt met branden verteert werden.

En foo fallen van een grein kaars fmeer 4186601,® ligt-deeltjes komen, en def halven 14 maal foo veel, of ƒ161140!? van een geheel grein,

XXII. nbsp;nbsp;nbsp;Maar een grein is 5^0 van een duim van 10 in een voet (N®. VII.) foonbsp;komen dan van een duim kaars-Imeer 460 malen 5-8612401® of in een getalnbsp;269617040IZ ligt-deeltjes.

XXIII. Dogh (lellende nu volgens de ondervindinge van /f. Leeuwenhoek te voren aatigehaald, dat de loeo diameters of lengtens van defe dierkens, een diameter vaxinbsp;een land uitmaaken..

En 100 diameters van een fand de lengte van een duim;. •

En 10 duimen de lengte van een voet;

Sullen 10- diameters van defe dierkens de lengte van een voet uit maken r En io--der felver de lengte van OE of 10000 voeten.

XXIV. nbsp;nbsp;nbsp;Nu is getoont (N°. XVK. ) dat met veel dnifendcn van millioenenligf-deelen wegtv te werpen, in den kloot QRSE, waarlyk ic-- malen meer ligt-deel-ties fyn, als wanneer men, gelyk nu N^,XX.in eikens dierkens ruimte maar eednbsp;ligt-deeltje (lelt te fyn. Soo dat van grein kaars-fmeer i.o-° malen meerder ligtgt;-deelen komen als No. XXl. gedelt fyn: en derhalven van een duim kaars-fmeernbsp;iO)-a maal meer als het getal N®. XXII. bedraagt. Dat is

Uit een duim kaars-fmeer fullen komen 269617040^ ligt-deeltjes'.

XXV. nbsp;nbsp;nbsp;En dit alles is waar, eerfi fchoon men in het uiterde van den verligtcnnbsp;kloot QR SE , of in V E alleen een ligt deeltje (lelt te fyn in de ruimte van eennbsp;dierke, dat yder geloven fal te weinigh te fyn, hoe wel defe vermeerderingh, alsnbsp;men de vlam O nadert, plaatfe heeft. En tegt;t anderen., is het geftide N®. XXIV,nbsp;ook waar, fchoon het ligt maar eens in een feconde den kloot verligt of van O nanbsp;E loopt.

Maar wyl het ligt (No.'VIII.) loco malen fnelder loopt , en in een feconde niet^ eens (als wy nu onderdelt hebbe N». XXI.) maar 1000 malen de lengte vannbsp;O E , na alle kanten afloopt; werdende alfoo in een feconde loco van defe klootennbsp;door Tt kaars-fmeer met ligt vervult.

Soo is klaar, dat het getal No.XXlV. gevonden , nogh met 1000 moet gemulri-pliceert werden, en dat een duim kaars-fmeer, 269617040Iquot; ligt-deelen uit figh brandende uitwerpt, dat een verbafende kleinheit en veelheit der felver te kennla-geeft.

§. 16. Oni dan te weeten Hoe veel ügt-deelen in de tyd van een (econde uit een brandende kaarfTe vliegen is uit het vorige blykelyk, dat tï greinnbsp;fmeer in een feconde verbrand werd, dat is i grein in 14 feconde. Nu eennbsp;duim (meer heeft 460 greinen j, foo dat een duim wafch of kaars-fmeer verbrand in 460 maal 14 dat is in 6440 fecondenj in welketyd, indien uit eennbsp;duim kaars-imeei komen 1650170401^ fullen in een feconde uit den kaars dienbsp;biand komen3, een raecnigte van 418660^.^ ligt-deelen.

Z z z z 5., nbsp;nbsp;nbsp;§. 1-7. Ea*

-ocr page 758-

-7J4 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. BESCHOUWING E.

§. 17. Endewyl, als men na de aldernauwkeufigfte mate der Franlche Sterre-kundige, den diameter des Aardkloots neemt van 39x31 f64Paryfichenbsp;voeten} en 10 duimen in een voet} en 100 fanden ineen duimin lengte ftelt tenbsp;wefen} fal men voor het getal van alle de fanden die in den Aardkloot fou-den kunnen gaan, een getal vinden van niet minder als 3 x letteren, waarvannbsp;de eerfte een 3 is, hier te groot om by te ftellen.

En in hel getal §. ló. gevonden fyn 44 letteren , waar van de eerfte een 4 is.

Laat ons nu om gemak, en weder om geen bedillingen te lyden, ftellen, dat beide de eerfte letteren i fyn, en de reft nullen. Waar by wy een on-verbeeldelyk getal van deelen verliefen ;

Soo fullen de fanden in den Aardkloot fyn lo’-i;

En de ligt-deelen, die in een feconde uit een kaars vliegen

Soo dat die tot malkander ftaanals i tot lo- of als een tot duifend maal duifend millioenen.

Waar uit dan af te nemen is, dat in een feconde (gewoonlyk by een pols-flagh van een gefbnd man vergeleken) uit een brandende kaarjfe van fes in het fond^ veel meer ligt-deelen uitvliegen^ als duifend maal duifend millioenen Aardkloten fanden fouden kunnen bevatten.

Ik late aan yder of dit hem niet verbaaftmakend moet voorkomen} en of hy figh in demeenigte en kleinheit defer ligt-deelen niet moet verliefen,nbsp;fchoon defe al de ware was, daar noghtans yder uithetbovenftaandekanaf-aiemen, indien wy alles ten nauwften gerekent hadden, dat der felver getalnbsp;nogh feer verre, ja onverbceldelyk, dit gevondene te boven foude gaan.

§. 18. Laat ons (hoe wel ook het deelen van dit kaars-fmeer daar toe kan dienen) nu tot de vafte lichamen overgaan} en eerft tragten te toonen, datnbsp;fy uit feer veel verfcheidene deelt jes beftaan. Eenige wyfen die leer verftaan-baar voorkómen, fchynen onder andere ook defe te fyn.

I. De Heer Boyle {de Subtilitate Effluv.) fegt een grein koper ingeeftvati fal arraoniac gefmolten te hebben} en daar meede een figtbare blauwe couleur gegeven te hebben, aan ^8734 greinen water.

Ingevalle tnen nu in eiken grein water een deeltje koper ftelt te wefen * fal dan ten minften een grein koper daar door, in foo veel deelen verdeeltnbsp;lyn.

Maar ftellende met de \ieeT Boyïe, dat-jlö van een duim figtbaar is in lengte, foo fal Tóöoöos van een lichamelykc duim ook ligtbaar fyn.

En dewyl een voet water van 64 pond (ix duimen in een voet lengte g^quot; nomen fynde) 17x8 lichamelyke duimen heeft, fullen defe 28y34 greint”»nbsp;meer als 100 defer duimen uit maken} en derhalven in alle defe duim^'^ gt;nbsp;meerder als 10000,0000 of honden millioenen figtbare deelen lyn. Waarom, indien in elk figtbaar deeltje vanhet water maar een deeltje koper Is, fa

Hoe

,cen grein koper in foo veel deelen, daar door waarlykgedeelt fyn.

§. lp-

-ocr page 759-

1

F'an de onnoemelyke ’veelheit ^ en onverbeeïdeïyk kleinheit der deeltjes. 7‘^f

§. Ip. Hoc verre nu door Menfchelyke werk-tuigen dè deelen van het goud vermenigvuldigt werden, is by Rohault Boyle en andere tc fien.

Een bewys, dat foo vvel op alle vafte lichamen paft, als opde vloeyende, is kortelyk te vinden, in het meermaal by gebragte experiment van de ver-groot-glafen van A. heeuivenhoekxevQte.n%. lo.aangehaalt. Waarbyblykt,nbsp;dat van de kleinfte diertjes, welke hy door een Microfcofmm fiet , lo-ofnbsp;1000,000,000,000,000 in een lichamelyken duim gaan. INu is het feker,nbsp;als de deeltjes, die een lichaam uitraaken foo klein fyn, dat elk voor ditnbsp;Microfcopium onfigtbaar isj dat ten minften elke duim van het felve lichaamnbsp;uit meer als lO - deeltjes moet beftaan.

Waar uit men dan van alle Metalen, Mineralen, Dieren en Planten, met een woord, van alles wat figtbaar is, fulks met waarheit feggcn kan.

En niemand fal figh verwonderen, indien wy daar by doen, dat dit getal Van deelen, om der felver veelheit regt uit te drukken veel te kien is j en datnbsp;fulks in veel gevallen, met fekerheit kan getoont werden j indien hy gelieftnbsp;te denken,

Eerft, dat defe kleine dierkens,dic door het Microfcopium gefien werden 5-hare werk-tiiigjes moeten hebben om figh te bewegen, te leven, voort te teelenj ook hare vogten, daar fy door gevoed werden: tot welkers kleinheit 'nbsp;de magt van geen menfchelyke verbeeldinge fchynt te kunnen reiken.

Ten anderen., dat meeft alle Dieren en Planten verbrandelyk fyn, en een volkomen vlamme kunnen uit figh geven; waarom, indien wy een ruv/ o-verflagh maken , volgens het voorgefeide van de kleinheit der ligt-deelen §.nbsp;lö. en 17. hoe veel de vlamme, die uit haar voort-komt grooter is, als dienbsp;van een kaars, en by gevolge, hoe veel meer deelen alle oogenblikken onder de gedaante van ligt daar uit vliegen, welke alle te vooren tot het la-men-fte! van Ibodanigh een Plant of Dier gedient hebben, fal een mecnigtcnbsp;komen en een kleinheit van deelen, die voor ymand, die de kragt van defenbsp;gevolgeu uiet fiet,ongelooffeiyk, en voor die fe fiet, onverbeeldelyk is.

§. zo. Dat nu defe meenighvuldige deeltjes, die uit lichamenuitvloeyen, niet alleen feer klein fyn, maar ook een bepaalde nature en wefen hebben,-heeft de Heer Eoyle, in een byfondere verhandelinsh getoont, welke mennbsp;daar over kan na fien.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;° °

Om’er yets van te feggcn.

Het glas van Antimonie, weeten die defielfs kragt verftaan , dat in wyn ¦ gelegt fynde van deklveeen braak-wyn maakt, fchoon het glas fcifs niet mer-keiyks in het gewigt verheft, en de deelen daar van foo klein en veel fyn,nbsp;dat men met een once of minder, meer menfehen foude kunnen doen braken, als in Amfterdam fyn.

Waar uit niet alleen de kleinheit van defielfs deelen, dié het aan de wyn ni^e deelt, niaar ook acr felver bepaalde Nature blykelyk is.

Goud, filver, kwik-ulver, enmiflehien andere metalen in fterkewateren'

-ocr page 760-

¦yP nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. B E S C H O U W I N G E.

gefmolten, werden in onfightbare deeltjes verdeelt , en egter kan men defcl-ve uit defe wateren neer doen fmken, en die op nieuw tot goud, lilver en kwik-filvcr als te vooren brengen.

Hoe klein de uitvloeifelen fyn, die uit een zeil-fteen komen, enfelfsdoor een glas gegaan fynde yfer bewegen, is daar door kennelyk, en met een, datnbsp;ly haar bepaalde eigenfchappen houden.

§. zi. Die een uit-rekeningh fien wil, hoe klein de deeltjes fyn, welke uit riekende of Hinkende lichamen uitwafemen j als uit Mufchus, Zibeth,nbsp;Amber, AJfa Fcctida en diergelyke, kan die in óe IntroduSl. van vin-dtnj en egter behouden fy alle hare byfondere en bepaalde reuk.

-Om nu van de deeltjes, die een Haas of ander Wild op het veld loopen-de in fyne voetftappen laat, hier niet te fprcken, dewyl de Heer BoyleMks uitvoerigh gedaan heeft: Men gelieve uit dit volgende een experiment tenbsp;fitn, het welk fonder moeiten en kollen ligt na te volgen is, üi;t hoe veelnbsp;deeltjes een vaft lichaam beftaat.

Ik hadde in een kamer 24 voeten langh en breedt, en ontrent 16 hoogh, op vier verfcheide plaatfen een teft met vyer laten fctten, en op elk ontrentnbsp;J van een dragma Benzoin ftrojen i en was defe kamer na eenigen tyd daarnbsp;door geheel met een figtbaren dunnen rook vervult.

Delè kamer nu houd pziö eubic-voeten, en defelvemet 1000, ofhetgetal der duimen in een voet, als hy in iq dcelen na fyne lengte gedeelt is, multipliceerende pzióooo duimen.

Nu To5 van een duim in lengte is met oogen figtbaar (§.4.) derhalvenook een 700300S van een lichamelyken duim; foo dat 1000,000 figtbare deeltjes innbsp;een duim fynde, pzilt;5,000,000,000 der felver in defe kamer fyn i en ingevalle in elk maar een deeltje Benzoin was, foude een vierendeel loots Bm-zoin hier door in meer als negen duifent maal duifent millioenendeeltjes gedeelt fyn. Hoe wel het felve vry kleinder in grootheit is als een duim,gelyknbsp;door de Water-wigt feer gemakkelyk kan getoonc werden.

Indien men nu hier by doet niet alleen, dat defen rook over al de reuk Benzoin hadde, maar ook dat het aan de Chymici bekent is, dat den felvennbsp;rook vergadert fynde een gefuyverde Benzoin, Bloem van Benzoin genoemtnbsp;uitmaakt, fal boven de kleinheit van haardeelen, ook de blyvende en bepaalde eigenfehap kunnen afgenomen werden j en dat foo wel defe kleine uit-gewafcmde deeltjes de natuur van Benzoin felfs behouden, als de dampen dienbsp;van het water, waar uit fy komen, en in het welk fy vergadert fynde,nbsp;derkeeren.

§, zz. Een ongelukkigh Atheift, die nu alles, dat hier van de klcfo^^'^ en meenighvuldigheic defer deeltjes gefegt is, niet alleen in het voor bynbsp;verltaan, maar met meenighmalen lefen en overdenken figh de befchouwin-ge daar van gemeenfaam gemaakt heeft, ftclle figh nu dat groote Gebouw

y.an de figtbare Wereld, in alle hare deelen voor: en denke niet alleen uic

welk

-ocr page 761-

Van de onnoemeïyke 'veelheit^ en onverleeïdelyke kleinheit der deeltjes. 757

welk een ontelbaar, onnoemelyk, ja onbefefFelyk getal van foo kleine liertjes defelve beftaat j maar infonderheit, dat geen van allen eenigh verlland heeft om figh felfs te maken of tebewegenj en oordeele verder, indien geennbsp;wysheit hier ontrent werkfaam was, en van nu aan alleharebeweegingen fonder order alleen by geval, Pejle Mejle onder malkander gefchieden; of hetnbsp;hem niet feker genoegh voorkomt? dat dit fchoone gebouw van Hemel cnnbsp;Aarde feer haaft eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van Vyer, Water, Lugt, en alles onder den

anderen gemengt vertoonen foudegt; en foo veel te meer, indien geen magt, die foo ondenkelyk groot is, dat fe ligh tot elk van alle die.duifend maal dui-fenden van onnoemelyk veel millioenen vanmillioenen kan uitftrekken, de-felvc elk in het byfonder dirigeerdeen beftierde. Welke beftieringe daaromnbsp;nodigh is, om dat elk fyn bepaalde eigenfehappen houdj en daarom de eenenbsp;foorte niet bekwaam is, om meede uit te voeren, het geen dooreenanderenbsp;foorte gefchieden kan. En gelieve defen beklagelyken Philofooph aan ons tenbsp;feggen, ofhe: hem mogelykfchynt onder die ondenkclykemcenigtedegruw»nbsp;faamfte verwarringe te ontgaan, die ymand figh verbeelden kanj en dienvolgens overlegge hy by figh felven, of een foodanige niet na een ontegen-fprckelyke waarheit en teregt oordeelt} die uit het gefigt van foo veel heer-lyke faken, tot welkers minfte famen-ftel foo veel duifenden verfcheiden ennbsp;juiftbyfonderc bepaalde deeltjes nodigh fyn geweeft} enuitfoo veeldienften,nbsp;die fy aan malkanderen en ook aanhem doen, een aanbiddelyken Maker, dienbsp;dit alles in order en ftand gebragt heeft, meteerbiedigheiterkent.

Soude hy niet moeten en geerne willen toeftaan, indien hy al de fteen, hout, yfer, glas, kalk en andere ftoffen, waar meede men een Stadhuis alsnbsp;dat van Amfterdam, heeft kunnen bouwen,by een vergadert fagh} en al defennbsp;hoop door een los geval onder malkander geworpen wierdej dat’er in duifendennbsp;van teuwennoit foo cierlyk een gebouw uit foude kunnen voortkomen. Ennbsp;foudehy foo een Philofooph felfs nier befpotten, die het felve nu in alle fynnbsp;fchoonheit fiendc, egter llaande hielt, dat alle de daar aan bellede ftoffennbsp;fonder eenige direftie van een verftandighBouw-meefter haar figure en plaat-

fen verkregen hadden. nbsp;nbsp;nbsp;^

Immers, wanneer in een talryk leger elke Soldaat, na l^n eigen wille en gedagten, verlcheidentlyk van alle often minften van veeleandere, begon tenbsp;werken, te loopen, te gaan, fti| te liaan, te leggen en van plaats te veranderen} laat een twyftelaar, die geen wysheit nogh beftieringe in het Geheel-A1 erkent, ons feggen, of hy niet geloven moet dat defe meenigte ftraksnbsp;de verwarringe fells vertoonen foude} en dat in tegendeel, al de fterkte ennbsp;nette fchikkinge van dat leger aan niets is toe te fchryven, als aan de wylènbsp;ordres van den Generaal, die het gebied.

Hy brenge dit dan noghmaal over tot dc groote Wereld , en fie of het vooiige befluit niet ledelykis} namelyk, indien figh yeiwes aan de beftie-rende magt, die dit gioote famen-ftel tot fyn onderhoud nodigh heeft, kon»

Aaaaa nbsp;nbsp;nbsp;de

-ocr page 762-

7j8 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. B E S C H O U W I N G E.

de ontrekken j en elk fonder opGgt op een gemeen einde byfonderlyk bewogen wierdej dat ditfoo fchoone en aangename Geheel-Al haaft van gC' daante en eigenfchappen geheel veranderen en in een woeften en van alle liefly k-heden ledigen klomp vcrkeeren foude. Indien een ernftige overdenkinge van ditnbsp;alles (maar fy moet ernftigh fyn) geen vrugt by foo rampfaiige doen kanj wat is’ernbsp;overigh ? alshaar noghmaal over die ellendigeblindheit te beklagen.

§. zp Of is dit bewys voor fulke ellendige verftanden te generaal? foo dat haar fpiis-vindigheit haar ftilfwygend doet geloven, dat fy in die grootenbsp;meenigte van voorwerpen wel hier of daar miflchien een uitvlugtfullenkun-nen vinden i- laat fy, of het denAlmagtigen nogh geliefde haar te overreden, de oogen op byfonderheden Haan. Laten fy lefen al het geene de he-densdaagfe ünderfoekers door vergroot-glafen waargenomen hebben. Laten (y felfs Microfcopia gebruiken, om het geen fy gehoort hebben, metnbsp;haar eigen oogen te fién, en die nieuwe, en foo veel eeuwenlangh, onfigt-bare Wereld doorwandclendc, ontallyke vreemdigheden, die buiten dat denbsp;ondervindinge diefeker maakte, ongeloofïêlyk fouden fyn, te befchouwen:nbsp;en als fy door haar gefigt verfekert fyn (om een exempel te geven, waar vaiinbsp;in de boven aangchaalde fchriften een groote meenigte te vinden is) dat eennbsp;iboveragt kleinilipje, als een myt van kaas aan onfe oogen vertoont, eennbsp;volkomen Dier is j dat alle leden om figh te bewegen en hairen op het lyfnbsp;heeft} dat fy malkander voort-teclen, eyeren leggen-, en dat uit delelvenbsp;hare jongen, voortkomen. Dat verder in tegendeel, de aaltjes of llangetjesnbsp;io den aiyny geeneijcren maar levende jongen voort brengen. Dit laatllenbsp;verhaalt de Heer Huigens in fyn Equot;*. Dioptrïque.^ pag. zvj.} Alwaar hy fegt innbsp;foodanigh eenaaltje vier kleine aaltjes gefien te hebben (want fy fyn heelnbsp;doorfchynende) welke, als het (èlve aaltje in het glafen pypje wat langer bewaart wierde, men daar na fagh, dat alle vier by haar kleine moeder fwem-mende waren. En fy gelieven dan aan onstefeggen, offy.geruftelyk kunnennbsp;oordeelen dat dit alles fonder eenige beftieringe van een hooger magt ennbsp;wysheit, enby gevalgefchiet} en of het aan haar aannemelyk voorkomt (indien men al toeftaat,, dat’ér natuur-wetten fyn, daarligh alles naar reguleert)nbsp;d.at defe wetten^ ingevalle fy van geen wys wefen afkomftigh waren, allenbsp;defe dingen, en foo groote wonderen in fbo kleine lichamen fouden hebbennbsp;kunnen met foo veel order uitwerken.,

En indien öefe befchouwinge alleen foo veel op haar vermagh'} dat fe niet wel kunnen loochenen, dat een beftierende magt en wysheit in allen defennbsp;plaats heeft i fal de kleinheit en ontelbare meenigbvuldigheit defer voorwerpen, waar in fy haar verwonderlyke uitwerkfelen doet fien, haar ligtely*'nbsp;overtuigen,dat defelve niet anders alsGoddelyk kan wefen:cn te gelyk delen gtoquot;nbsp;tenariykel van het Chriftendom in haar ligt Hellen, namelyk, Daf ook de al~-derkltinflefaken het beftkr en de vooffienigheit des grooten Makers door haar kletn-quot;nbsp;heil niet ontvlugten.

% z4. Laat

-ocr page 763-

Fan de onnoemïyke veelheit, en. onverheeldelyke kkinheit der deeltjes. 759

§. téf. Laat dan geen ongelovige, ofeennogh ongelukkiger als defe, die den Bybel leeft om eenige tegenwerpinge tegen defelve te kunnen formee-ren, niet meer denken, dat het byeennietwelgeloolFelykevergrootingevannbsp;den Heiland der Wereld gefproken is, als defelve Matth. X. jo. geliefde tenbsp;feggen, Dat de hairen onfes hoofdes allegetelt waren. Nadien mende Voorfic'nbsp;nigheit ontrent dierkens werkfaam fiet, die by geen hair in groote vergely-kelyk fyn. En dewyl ’er in een feconde meer ligt-deelen uit een brandendenbsp;kaars in het ronde verfpreit werden, die alle, gelyk de 0/)/rVr weeten, volgens de wetten der Gefigt-kunde op het nauwkeurigfte beftiert en geregeertnbsp;werden, als ’er hairen op aller menfehen hoofden fyn. Schoon al elk men-fche foo veel hairen op fyn hoofd hadde, als ’er menfehen inde Wereld fyn.

Om dit (hoe wel het uic het voorige gemakkelyk kan afgenomen werden) in eenigh ligt ftellen.

In de §. 17. is getoont, dat het getal der ligt-deelt jes, dat in een feconde uit de vlam van een kaars vliegt, fcer veel grootcr is, als een getal, vvel-kers cerfte letter is 4, gevolgt van 45 nullen, of 40-.

Nu yf. van Leeuwenhoek in fyn eerfte brief, pag. 14. vind, dat demeenig* te der menfehen op den Aardkloot, na fyne rekeninge is, 13585-000, 000nbsp;of 15 585 c^.

Laat ons dit getal veel meer als 10 maal foo groot nemen, en het felve ftellen zo-' te fyn.

Indien nu elk menfche (dat verre te veel is) foo veel of zo- hairen op fyn hooft hadde, f©ude het getal der hairen van alle menfehen fyn op 40-% datge-lyk blykt, maar eennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gedeelte foude fyn van dat der ligt-deelen, die

uit een vlammende kaarflè komen.

Soo dat men hier uit met alle fckerheitbefluiten kan, datdenSooneGodts, verre van eenige Rethorifche groot-fprekinge te gebruiken, leer veel inde-fen beneden de ordinaire werkinge en beftieringe van fyne Voorfienigheitnbsp;blyft i koe groot dit feggen ook aan de fwakke menfehen mogte voorko

men.


§. zf. Bovendit alles,fal het miflehien aan een Atheift,indknhy nogh eenig-fmts redclyk en te overtuigen is, aanleidinge geven om eenenGodt te erkennen : indien hy merkt, dat dien aanbiddelyken Maker cn Regeerder van alles infonderheit daar in fyne Goddelykheit en verheVenheic boven al het gefchapene heeft willen betoonen , dat om de aldergrootfte en gedugtfte faken voort te brengen en uit te rigten, hy-veel malen niet anders als defe kleine deeltjes, defe nietige Hofjes en veragtelyke liertjes gelieft te gebruiken}nbsp;doende ontallyke meenigte van defelve tot fyne wyle einden en voornemensnbsp;dienen.

Om dit by ondervindinge te toonen, kan by na de geheelc groote wereld tot een voorbeeld ftrekken. Want om niet tc fpreken van de kleinheit dernbsp;deelen die de peft yeroorfaken, waardoor foo vcjI dui'enden van menfehen

Aaaaa z nbsp;nbsp;nbsp;dik-


-ocr page 764-

740 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. B E S C H O U W I N G E.

dikwils in weinigh tyd weggerukt werden} in welke daarom den Kcningh David op een uitllekcnde wyfe de hand Godts erkende z Samuel XXIF. 14-en die te defer tyd nogh by veele de gave Godts genoemt werd. Hoe klein ennbsp;meenighvuldigh fyn de deelen van het water? -waar van meer als duifendnbsp;maal duifend millioencn vereifcht werden, om een droppel, die een greinnbsp;weegt, of een eenigen hagel-fteen uit te maken: en tot hoe groote lakennbsp;werden defe gebruikt? tot welke het water ganfcb onbekwaam foude weien, indien het niet in deeltjes van een ontelbare meenigte enonverbeeldely-ke kleinheit konde van een gefcheiden werden. Hoe veel duifende mii-lioenen ryfen der dagelyks op uit de zeen en andere dromen? hoe veel dry-ven ’er in de lugt, en om niet w'eder op te halen al het geene wy tcvooreiinbsp;in de Befchouwinge van het Water gefegt hebben (het welke als hier wel no-digh fyndc, aldaar kan na gefien werden) hoe veel vallen ’er in regen? hoe,nbsp;veel in fnecuw ? hoe veel in hagel? hoe veel in dauw neder? hoe veel werden ’er tot het groeycn van Planten en drenken van Dieren bedeed ? hoeveelnbsp;om doirc woeitynen vrugtbaar te maken en het wild gedierte in het levennbsp;te behouden? en moet niet yder erkennen, dat dit alles daar van afh.angt,nbsp;dat het in ontallyke kleine deeltjes bedaat en waarlyk verdeelt is?

§. %6. Al wie dan nogh een Godt loochent, litre nu neder en merkc met een ingefpannen aandagt dit groote water-heir aan-, en oordeele dan,nbsp;hoe groot die kragt moet fyn, dewelke om figh tot fchaamte van alle Synenbsp;laderaars en loochenaars aan yder onbetwidelyk te betoenen, tot foo grootenbsp;faken dgh van Cba kleine fierijes bedient \ en daar toe een lbo uitgedrekten:nbsp;hoop water, als die is,welke alle de wateren des Aardklootsbevatten kan,niet alleen gemaakt, maar ook in foo veel en foo kleine deeltjes van een gefcheurt ennbsp;gefcheiden heeft: en hoe‘verre die wysheit en regeeringe moet gaan, dienbsp;dgh tot elk van defe ontelbare deeltjes uitdrekt, cn defelve alle tot foo grote gebruiken als defe fyn, geduurigh doet diendbaar wefen. En kan hy uitnbsp;dit alles nögh geenen Godt vinden, hy toone ons dandefchepfelenj of(oninbsp;met hem te (preken) de faken in de Nature, aan welke men foo veel magtnbsp;en direótie over dele en duifenden van andere kleine deeltjes meer, met reden kan toefchryven, Sal hy dit alles van ?en los geval afleiden ? hoe kan hynbsp;foo dandvadigh cea order, als onder die ontallyke millioenen foo veel eeuwen dand gehouden, heeft, van een geval, wiens wefen bedaat in fonder order te werken, af doen dalen? fyn het onverandelyke natuur-en noot-wetten, wie heeft defe aan alle die dtiifenden foo verfcheidene en figh vannbsp;alles onbewude lichamen gegeven? en wie doet fe alle daar aan gehoorfa”nbsp;men.? indien men dan in dit alles een wysheit moet fien, faldefe ten mindennbsp;in,de van alles onweetende doffe niet gevonden kunnen werden j en waar isnbsp;bet dan, dat ymand die redelyk is een oorfaak van dit alles foeken kan, welke fyne confeientie gerud kan doen welen? iiydien hy nogh’gecn Godt daar.nbsp;«j.fiet.,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_

§., z7-

-ocr page 765-

Van de onnosmelyke ^jieJbeit, en otrecrhecUelyke kleinheif det' deeltjes. 641

§. zy. Ingcvalle nu dii bewys, bet welke alleen uit de water-deelt]es genomen is, aan een ongelovige die egter eenen Godt erkent, van eenige nadruk mogt fchynen te wefenj fal aan hem de wysheit van het Goddelyk Woord, en de waarheit die daar in uitftraalt, ook niet duiüer fchynen tenbsp;moeten voorkomen: dewyle het felve in foo veel plaatfen uit den regen ennbsp;water dampen eenen Godt bewyll. Soo dat men den waren Godt daardoornbsp;hoort van de afgoden onderfcheiden , Jerem. XlF. zt. Syn 'er onder denbsp;y dolheden der Heidenen die doen regenen? of kan den Hemel droppelen gensen? Zytnbsp;ghy die niet., o Beere onfe Godt? Daarom fuilen wy op u ivagten, wantghydoet'nbsp;alle die dingen. Ook fiet men de fyne een byfondere reden daar uit nemen omnbsp;den Heere te loven Pfalm. CXLFII. 7, 8, p. Singet den Beere by beurtenynbsp;pfalm finget onfen Godt op de hatpe. 8. Die den Hemel met wolken bedekt., dienbsp;quot;Voor de aarde den regen bereid, die hst gras op de bergen doet uitfpruiten. 9. Dienbsp;het vee fyn voeder geeft, en de jonge ravens als fy roepen. En hoort men dennbsp;Almagtigen felfsdic onder fyne foo heerlykc wonderen ophalcn ¦.Job.XXXHIIF,nbsp;2.f , 1(5, 17, 18. Wie deelt voor den jhrt-regen eenen watcr-loop uit, en eennbsp;wegh voor het weerligt der donderen? z6. Om te regenen op hetlafiédaarniemand'nbsp;is, op de woefyne daar in geen menfche is. 17. om het woefie en verwoefede'nbsp;te verzadigen en om het uitfpruitfel der gras-fcheutkens te doen waf en. Toonen--de verder in de woorden vers 18. Heeft den regen eenen vader of wie baart denbsp;druppelen des dauws? Dat den regen geen vader of moeder,, dat is geene.andere oorfaak heeft buiten Hem.

^olyk ook Nahum. i. 3. Des Heerenwegh is in wervel-wind en in ferm^en^ quot;tssolken fyn het fof fyner voeten. Welke laatfte uitdrukkinge openbaar ge-

''..... noegh'.

§. i8. Het is waar, dat alhier de groolheit van den Regeerder door de-water-deelen voornamelyk aangedrongen werd, uit de weldaden , welke de ^rde en die defelve bewoonen daar door genieten : maar dat den {elvennbsp;Geeft die dit Woord in gegeven heeft, defelve ook uit de kleinheit en by gevolge de meenighvuldigheit defer water-deelen bewyft, is af te nemen, uit denbsp;t€ vooren in de XX. Befchouw. §. ii. aangehaalde plaatfe Job. XXXFI. lö,.nbsp;27, i8. Alwaar na gefegt te hebben: Siet Godt is groot tnwy begrypen hetnbsp;niet daar en is ook geene onderfoekinge van het getal fyner jaren, De reden ftrax»nbsp;in het ^^ers daar by gevoegt werd, Hy vermindert en vervoert dedroppeler,'nbsp;des waters by feer kleine deeltjes, die den regen m fynen damp uit giet en. (Want.nbsp;dat het woord Garang, in de trefFelyke Nederdiütfe ovcrfectingcmet optrek--ken vertaalt, ook verminderenby kleine deeltjes vervoeren hc\.dk.tnK., is te-vooren op de aangehaalde plaatfe getoont.) Dringende verder om de menigte defer water-deelen aan te toonen ,. den overvloct van den regen aan,,nbsp;die alleen uit defe water-fiertjes beftaat, in het zS.vers , Welke de wolkenuit-gieten en afdruipen over den menfche overvloedelyk. Uit welken text dan klaar-jyk blykt, dat op de kleinheit niet alleen, maar ook op demeenighvuldig-heit der water-deelen geoogt werd.

de

A.aaaa 5

-ocr page 766-

74i nbsp;nbsp;nbsp;xxvr. BESCHOUWT N GE.

noegh te kennen geeft, dar de wolken uit Teer kleine en feermeenigTivuldigc deeltjes, daarom alhier by ftof vergeleken, bellaan, en dat den Geeft Godisnbsp;met veel regt daar uit een bewys van Godrs grootheit neemt.

§. 2p. Hoe wel nu de ontallykemeenigtevanwaccr-deelenalleengenoegh* faam fcheen, om aan den verftokften Athcift de regeeringe van een Godttenbsp;doen fien, in die groote uitwerkfelen, welke lbo tot weldaden als ftraffeiinbsp;llrekken j indien het aan hem egter nogh niet voldoen kan, hy merke denbsp;lugt aan in haren waren toeftancl. En ingevalle hy eenige kennilTe van denbsp;Natuur-kunde heeft, fal hy als een onbetwiftelyke waarheit wel willen toe-Itaan, dat defelve een vergaderingh is van oniallyke verfcheidenheden vannbsp;kleine deden, welke op malkander werkende eenmagtvertoonenendikwilsnbsp;oeffenen, die alle verwonderingh te boven gaat. Hy lede alleen hierovernbsp;de Hiftorien, die het vreeflelyk geweld van Storm-winden, van Donderennbsp;¦en Blixemen verhalen j nu alle defe gruwfame uitwerkfelen is blykclyk , datnbsp;door deeltjes, die om haar kleinheit en ligtheit in de lugt dryven kunnen,nbsp;te weege gebragt werden j en dat de blixem-vieren geen port of openingennbsp;van de hardfte lichamen te nauw vinden, om door defelve heen te vliegen.

Wy hebben te voren §. i yets van dc lugt gefegt, dogh op verre na de Icleinheic en meenigte van fyn deden aldaar uit die gronden niet kunnen uitdrukken. En indien ’er in een feconde of pols-flagh uit de kleine vlam vannbsp;een kaars foo veel duifenden millioenen vyer en ligc-deelenuitvliegenj welkenbsp;moet de meenigte fyn, die in een grooten Blixem werkfaam fyngt; en hoenbsp;klein is yder van haar ?

Dele ongelukkigen Redenecrdcr verbeelde figh dan de lugt uit (bo ontelbare millioenen van deeltjes famen gefet, en ftelle figh bet geweld voor, dat defelve, in onweders aan het werken geraakt fynde, uitvoerenj foo dat fenbsp;meenighmalen alles met een algemeene verwoeftingh fchynen te dreigen:nbsp;En hy fegge ons dan , of het hem nogh mogelyk kan voorkomen, dat allenbsp;defe lugt-heiren altyd by geval bewogen werden, en tot nogh toe niet allesnbsp;wat op den Aardbodem is, vernielt hebben j en derhalven, of het hem nietnbsp;noorfakclyk dunkt een Goddelyke regeeringe te erkennen, die over alle defe gaat, die hem en al het fyne tot nogh toe bewaart, en den ganfehennbsp;Aardkloot foo veel eeuwen bewoonbaar heeft doen blyven. Hetfchynt on-mogclyk dit niet toe te ftaan voor ymand, die lang en aandagrigh genoegbnbsp;op het voorige gelet heeft} en de meenigte en kragi der dcelcn in de lugt, ennbsp;de magtdie van noden is, om die alle in order te houden ,cn aan de Wereld»nbsp;(door anderfints feer fchadclyke inftrumenten} op foo veel wyfen wel te doen inbsp;tc regt figh voor kan ftellen.

§. 30. En tot meerder overtuiginge, kat hy verder, by water en het vyer of ligt voegen, waar van de deden ondenkelyk klein en meenigh-vuldigh, en in kragten vcrvaarlyk lyn.

Om niet weder van de Blixemen tc fpreken, dieecnverlchrikkelyk

-ocr page 767-

Van de omoemeJyke veelheit^ en m'verkeldelykt kleiaheit dev deeltjes. 745 beeld daar ran geven j die oit in de Gcdenk-fchriften geleien heeft, hoe doornbsp;hct geweld cn tneenigte van defe kleine vycr-declen, onderaardfche kolken opbarftende, de aarde hebben doen beven-, geheele rievieren van gloei-jende ftofteii doen ftroomen j fleden en al wat in defelve was hebben vernielt; klippen en bergen doen fplycen; felft fomtyds foodanige gevaaitens,nbsp;en geheele fteenrotfen, die door geen bekende kragt bewegelyk fcheenen,nbsp;tot een verfchrikkelyke hoogte in de lugt hebben opgevoert; moet die nietnbsp;bekennen? dat dit alles, door de alderklcinfte, en aller verbeeldinge daarnbsp;door ontflippende vyer-ftofjes gefchiet. En indien hy van der fclver meenig-te een ruw overflagh wil maken, dat defelve foodanigh is, dat de alderver-ftandigfte eerder moet over delêlve figh met verbaaftheit verwonderen , alS'nbsp;denken die te kunnen onderfocken: dewyl dien afgrond dogh voor geen tnen-fchen te peilen is.

Om hem daar van fondfer veel moeite te overtuigen, gelieve hy figh weder het te vooren$. lö. getoonde en hetftraks aangehaalde in gedagten te brengen, namelyk, dat in een feconde een getal van 41866 met 39 nullen daar agter, van vyer-en ligt-deelen uit een kaars vliegt, die foo kleinen vlamme-maakt.

Hy vergelyke nu daar by de vlammen derblixemen; der brand-bergen der vcibrandelykc ftofïen, die op den Aardbodem fyn, indien fy in vlammenbsp;flonden; den lbo gvooten vyer-kloot der Sonne, en mifl'chien ook de dui-fenden der vafte Sterren; en denke met verbaaftheit, hoe groot eenheirvatvinbsp;ontailyke vyer-en ligt-deelen in de wereld figh moet bevinden. Want datnbsp;dit door rekeningh voor geen menfche na te vorfchen is, g?love ik niet datnbsp;hy weigeren fal roe te ftaan.

Ingevalle nu dit gruwfaam getal van vyer-en ligt-deelen niet alles in vlam--me fal fetten (waar van in de brand-fpiegels te vooren voorbeelden gegeven fyn) is het klaar genoegh, dat fy door een groote kragt belet moeten werden hare woeden uit te voeren.

En indien nu een Twyffelaar de Godlyke Regeeringe indefeligt-envyei-deelen als met handen taftelyk gelieft te fien, is het niet nodigh alle verbran-delyke lidharaen te befchouwen, waarin foo veel duifenden alsgekluiftertem ftil leggen, ten tyde dacfy werk faam werden gemaakt (dat ook een beftie-ringe van defelve door een hoogcr magt bewyft) maar hy létte alleenlyk op'nbsp;de Optifche experimenten, die hem feker fullen maken,, dat alle en elk deeltje van die groote meenigte van ligt foo nauwkeurigh aan wetten gebondemnbsp;gehouden werd; dat op fpiegelende of doorfchynende lichamen vallende,,nbsp;na de verfcheidenheit van haar figure, en felfs na onvermoedelyke om Handigheden (waar van de Optici van Newton veele bevat) fy ook hare bewegingennbsp;gedwongen fyn te fchikken, van het welke in het voorige by het ligt meerder kan gefien werden;. En by, aldien een Atheift figh eenigen tyd-in defc:nbsp;beicliouwingen geliefde op te houden ; hy foude al geheel van alle Goddely-

ke-

-ocr page 768-

744 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. BESCHOUWINGE.

ke genade verlaten moeten fyn , indien hy egter loochende een Goddelyhe Regeeringe hier in te kunnen fien,en fyn confcientie hem niettegenfprekennbsp;foude. Te meer, als hy de verwonderlyke en dikwils verfchrikkelyke uit-werkfelen der vyer-deelcn in de groote Wereld befchouwt, en fiet,datdefenbsp;alle doordeomhaar kleinheit foo nietigh fchynende ftofkens uitgevoert werden i op dat dogh niemand figh van een Goddelyke beftieringe en magtnbsp;met geruftheit foude kunnen feggen onweetende te fyn.

§.3:. Meermalen is my met verwonderingh de wysheit gebleken, waar raeede dengrooten Maker en Regeerder van alles in fyn H. Woord ook vannbsp;naturelyke faken fpreekt. En het fchynt op defelve wyfe ook aan een Heiden te moeten voorkomen*, die de ontelbare meenigtederduifendenmillioe-nen deden, avelke in het Geheel-Al figh bevinden, en waar van wy nu innbsp;Water, Lugt, Ligt en Vyer eenige voorbeelden gegeven hebben, be-fchouwende, weet dat fy alle en altyd ten dienfte van haar grooten Makernbsp;en Regeerde gereet ftaan, om op fyne orders en welbehagen fyne aanbid-delyke ooghmerken uit te voeren. En dan fiet, hoe den grooten Godt innbsp;fyn Woord, Hsere der Heirfcharen niet alleen op veele plaatfen genoemtnbsp;werd, maar ook fclfs met een uitdrukkelyk opfigt tot defe kleine deeltjes.nbsp;Een voorname text vind men dit toonende Je[ailt;e. XXIX. 6. Ghyfultvandennbsp;He ere der Heirfcharen befogt veerden met dender en met aardbevinge ende grootnbsp;geluid^ met wervel-nvind en onweder, enk de vlamme eenes verte erenden vyers:nbsp;Hy overlegge nu uit het voorgefeide, hoe grooten heir en ontallykefcharennbsp;tot defe uitwerkfelen vcrèifi: werden j en of niet met de grootftekragt en nadruk aan den Regeerder daar van den naam van Heere der Heirfcharennbsp;werd.

§. 32. Maar infonderheit is dit aanmerkelyk indeplaatfeyö^.ZZ'^.2.e»5. cn het raifonnement van Bildad^ die van Godt geiegt hebbende, Heerfchap-pye en vrefe fyn hy Hem., defe reden daar op Iaat volgen: Hy maakt {befebiktnbsp;en houd) vrede in fyne hoogten. Want het woord Gnafab werd niet alleennbsp;met maken maar ook met befchikken en houden, ook volgens dekant-tekenin-ge over-gefet. Konde hy met meerder nadruk de hecrfchappye en vreeflb-lykheit des grooten Godts aan Job vertoonen, als met cerft aan hem voor tenbsp;Hellen de onnoemelyke meenigte der dcelen, die om hooge in en boven denbsp;lugt fyn.^ welkers werkingen, indien fy niet door fyne heeifchappyebetoomtnbsp;wierden, magtigh waren, om op de aldervreeflelykfte wyfe door Donderennbsp;en Blixemen, Onweeders en Stormen, deganfche lugt in vyer en vlammennbsp;en gelyk in oorloge te Hellen; en daar na ftraks daar by te doen ? hy befchiktnbsp;en houd vreede in fyne hoogten, of hy regeert al dat verfchrikkelyk mtngfelnbsp;van vyer en andere deelen, dat fy figh buiten fynen wille niet roeren, maarnbsp;in vrede onder malkander lyn.

Dat- dit nu fyn ooghmerk meede onder de andere, welke ook hier door verfiaan kunnen werden, geweell is, kan klaarlyk afgenomen werden, mt


-ocr page 769-

Van de onnoemelyke •veelhéit^ en onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes. 74 f het geen hy vers 3. daar op laat volgen, is'er een get alfyner benden? met welkenbsp;woorden, hoe wel ook in opfigt op de Engelen en andere grooter fakennbsp;Godts benden ontelbaar fyn, egter hier met nadruk fchynt gefien te werdennbsp;op de lugt-, ligt-, endamp-deeltjes, die in de lugt veel meerder als ontelbaarnbsp;(het welk ook by de onmagt van den teller foude kunnen toekomen) dat is,nbsp;dewyl men niet kragtiger hier toe dienende feggen kan, fonder getal gefegtnbsp;werden te fyn.

En het geen alle twyffel, offulks hier ook mogte gemeent werden wegh fchynt te nemen, en het voorgefeide ooghmerk op het allerkragtigfte tebe-veftigen, fyn de laatfte daar by gevoegde woorden, en over wie en flaat fynnbsp;ligt niet op? Alwaar aanftonds ten bewyfe by gebragt werd, hetuitdealder-grootfte meenigte van deelen beftaande Wonder-lchepfel, namentlyk hetnbsp;ligtj welkers uitgeftrektheit daar en boven groot genoegh fynde tot het vervullen van foo onmeetelyke ruimten, als den kloot van Saturnus omloop ennbsp;nogh meerder is, alhier in defe woorden fchynt aangehaak te werden, om tenbsp;toonen, dat defe uitgeftrektheit des ligts, volgens welke het gefegt werd 0-ver alles op te ftaan gevoegt by de kleinheit en onbtfefFelyke meenigte van ly-ne deelcn (daar van in het voorige reeds gefproken is) een veelheit fonder getal nootfakelyk moet uitmaken.

Immers behoorde dit aan ymand, die nogh aan het gefagh van dit Woord twyfFelt te doen fien, dat ’er een vcrwonderlyke Wyshvit inhetfclveis, nagt;nbsp;dien het ook van voor de meefte (indien niet in den beginne van den We-reld-ftand , en als doe voor alle) menfehen verborgene faken fprekende,nbsp;om de waarheit van het geen het fegt te bewyfen, ftgh aanftonds van dcnbsp;alderovertuigenfte voorbeelden (gelyk in dit geval van het ligt) bedient.

§. 53. Is dit alles nogh niet genoegh , laat een die nogh ontrent lbo groote waarheden onleker is, figh voorftellen, uit hoe kleine deeltjes nietnbsp;alleen Water, Lugt, Ligt en Vyer daar wy van gefproken hebben, maarnbsp;fonder eenigh onderfcheit alles wat figtbaar is, te famen is gefet. Om eer ft:nbsp;kortelyk van Planten en Dieren te fpreken, die aan verbrandinge cn verrot-tinge onderworpen fytij Hoe kleine vaatjes en buisjes, daar nogh kleindernbsp;deelcn van fappen doorloopen, werden in defelve door vergroot-glafen be-fchouwt ? (waar over de ontdekkingen van J. van Leeuwenhoek en andere,nbsp;kunnen nageuen werden) hoe veel olyagtige en vette deelen fyn in defelve?nbsp;(waar van ook uit eenige dieren kaarfl'en gemaakt werden) van welke eennbsp;duim vet, infooonverbeeldelyk een veelheit, doorhetbranden verdeelt werdnbsp;als boven §. 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;getoont'is. Hoe klein enmeenighvuldighfyn.dedee-

kn, die in haar verrottinge foo groote ruimtens der lugt met ftank vervullen? hoe veel water komt ’er door diftillatie uit te voorfchyn? dat (§. 11.) vit foo veelvuldige en kleine deeltjes beftaat. En als defelve foo Dieren alsnbsp;Planten, de uiterfte verrottinge geleden hebbende, ineenyrugtbareaardeennbsp;Itof verandereni hoe veel deeltjes, infonderheit als men die eerft door eennbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bbbbbnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ver-

-ocr page 770-

740 nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. BESCHOUWING E.

vergroot.'glas befchouwr, foude men in defelve aarde vinden? Indien men verder de oogen op bergh-floflfen flaat, fal men van de kleinheit van haarnbsp;deelen ook door vergroot-glafen overtuigt kunnen werden j en nogh meer,nbsp;als fy in tterk water gefmolten fyn j aldermeell: als fy felfs branden, of denbsp;vlamme door hare deelen verwen.

Om een einde te maken, na dit dan alles gelefen te hebben en het geen men by andere Onderfoekers daar over kan vindenj dat wy alhier niet hebbennbsp;willen overbrengen j kan ik niet denken, dat ymand aan de waarheit twyfFelennbsp;fal, als men fegt, dat al wat figtbaar is in de Wereld, Vaneenonverbeelde-lyke meenigte van verfcheiden deeltjes is fimen geftelt. Een Atheift verbeelde figh dan defe ontelbare veelheden van duifenden van millioenen, ennbsp;denke: eerjl^ hoe veel verfcheiden foorten fy ondej* malkander uitmaken,nbsp;die elk van een byfondere nature fyn j duar na^^ hoe veel foorten tot het fa-men-ftel van een eenigh lichaam dikwilé te famen moeten gebragt werden?nbsp;het geen de hedensdaagfche foo Chymifche als andere\Va,arnèmingenleeren ?nbsp;die by na uit elke Plant of Diei., Lugt, Vyer, Water, Oly, Sout, Geeft,nbsp;Aarde, in foo veel verfcheidenheit doen voortkomen. Om felfs van fwavel-cn yfer-deelen niet te fpreken, welke men onlangs ook in Planten gevondennbsp;heeft: Verder^ tot hoe veel verfcheidene uitwerklèlsfy dienen j hoeveel verfcheiden famen-ftellen fy maken, hoe uit defelve Zeën, Rievieren, Lugt,nbsp;Wolken, Winden, Sonne, Sterren, Boomen, Heeftercn, Kruiden,nbsp;Bloemen, Vrugten, lichamen van Menfchen, Dieren, Vogèlcn, Viftchen,nbsp;Aarde, Velden, Sand, Steenen, Metalen, Souten, en duifenden anderenbsp;faken, die elk hare byfonderheden en eigenfehappen hebben, voortgebragtnbsp;werden: Eindelyk^ hoe alleen door de fchikkinge van defe in figh lelfs on-figtbare ftofkens en fiertjes dit groote, dit vei wonderlyke Geheel-AI in fy-nen ftand bewaart, en al wat leeft onderhouden werd. En laat hydan in op-regtigheit, buiten voor-oordeelen en hartnekkigheit, infonderheit fonder fighnbsp;tc laten afhouden door de vrees van een Godtheitdaar in te fullen vinden,nbsp;die hy gelaftert heeft (dewyle dogh vergevinge by Hem is, op dat Hy gC'nbsp;vreeft werde; ©ns antwoorden , op die vrage, als men hem verfcheiden fynenbsp;poeyers van gewreven cf gemalen verwen elk in fyn foorte vertoonde, metnbsp;olye daar by, en te gelyk een verwonderlyke wel na het leven getroffennbsp;Schilderye van Memchen , Boomen, Bloemen, Rievieren, Dieren, Vogelen en wat dies meer isj wdke alleen uit defe foo vcrfcheidcne en gemengde verw poeders beftondj of hy foude kunnen denken, dat deiê Schilderyenbsp;fonder wysheit vaaecn konftigh Schilder fyn wefen verkregen hadde? enhynbsp;by geval dit foude kunn . n geloven voongehragt te wefen j anderfintsofaan ben*nbsp;wetten in de Nature bekent (yn, die fonder eenigh verftand werkende,nbsp;dit heerlyk afbeeUfel fmden kunnen fyn volmaaktheit gegeven hebben. Eanbsp;dit by hem niet kunnende ftaandc gehouden werden met eenige reden, of vol-^nbsp;doeninge van figh lefts, of yau ymand die redelyk is? fal hy dan nogh knö-

-ocr page 771-

Van de onnomelyke vselheit, en onverheeUelyke kleinheit def deeltjes. 747 nen geruft by figh fëlfs bly ven,als by van alle de foo groote werken in de W ereld,nbsp;waar van de befte fchilderye, die by hem bekent is, niet dan een feer onvolmaakt nabootfel is, nogh lafterlyk voortgaat te ontkennen, dat fy eenen wyfennbsp;Formeerder gehadt hebben ? nadien de Ichikkinge vanfooveeldeeltjesvanfoonbsp;verfcheidené eigenrchappen,als ’er tot het vóórtbrengen van het veragfte grasje,nbsp;vaneen mier, van een kaas-myt van noden fyn, eenygelyk, dieeenighverftandnbsp;heeft van de wysheit van der felver Maker moet overtuigen i dswyldoghaannbsp;geen van alle defe deeltjes eenigh verftand kan roegefchreven werden.

§. 34. Hoe fcer nu de gefeide kleinheit, infonderheit van de deelen der Vafte lichamen, onfigtbaarcn daarom ookonbekent is j fietmenegterdeop-perfte Wysheit dit in het Heiligh Woord aanyderopenbaarlykleeren. Proverb. VIII. z6. Hy hadde de aarde nogh niet gemaakt, nogh de velden, • nogh dennbsp;aanvangh der flofkens-der wereld. Kon defen Spreker met klaarder woordennbsp;fcggen, dat de ganfcbe wereld uit feer kleine deeltjes, hier flofkens gtnoemt ^nbsp;te Tarnen geftelt is? toonende ook in defe plaatfe, dat hetgeen hy alhiernbsp;van natuurlyke faken fegt, na de nauwkeurigfte waarheit is,

§. 3f. En of dit niet genoegh wasj fiet men den felven Geeft, door den H. Paulus, het felve met immers foo veel nadruk te kennen geven? Hehreeiinbsp;XI. 3. Door het gelove verflaan wy, dat de wereld door het Woord Godts isnbsp;toebereit^ dlfoo dat de dingen die men ftet.^ niet geworden fyn uit dingen die ge-fien werden: Niet duifter doende blyken, dat al wat figtbaar is uit foo kleine deelen, dat fy on figtbaar daarom fyn, geworden isj overeenkomflighnbsp;met de tegenwoordige ondervindingen, waar van wy te vooren gefprokennbsp;hebben.

fen anderen, {chynx. in defe plaatfe een blinkende ftraal van de Goddelyk-heit van het Heiligh W^oord figh te vertoonen, nadien het ièlve vaft ftellenquot;» de, dat de deeltjes, waar uit de figtbare lichamen beftaan, nietgefien werden} daar meedc uitdrukkelyk de palen te kennen geeft, binnen welke denbsp;geduurigh aangewende pogingen der Onderfoekers in de volgende eeuwennbsp;belloten foude blyveo} endatTy met haar vergroot-glafen nimmer tot hetnbsp;gefigte van de regte famen-ftellende deeltjes der faken fouden doordringen}nbsp;van het welk ook die verdft in defe ontdekkingen gekomen fyn, als Leeuwenhoek (fiet koet VII. vervolgh de 139. Mifftve') en andere volkomen bekennen te wanhoepen. Anderfints, ten fy de ondervindinge dit geleert hadde,nbsp;wie foude geloven? dat glafen, die deeltjes ontdekken, dat ’er 1000 mil-lioenen in een grof zand gaan, niet (ineenigegevallen, tenminften} de fa-öien-ftellende deeltjes van eenige lichamen fouden vertoont hebben. Op defenbsp;Wyfe fagh men ook de magt van de verre-gefigten boven bepaalt, en dit beide bynbsp;ervarentheit blyken} wie kan fulks aan yraand toefchry ven, dan aan die feker-lyk weet, wat namaals gefchieden fal, en daarom Godt is.

§• 36. Een teer gemoed gelieve niet te denken, dat men metop defe wyfë de plaatfe Hebreen XI. 3. §. 35'' tiit te leggen, aan regtfinnige een bewys be-

B b b b b 2 nbsp;nbsp;nbsp;neemt,

-ocr page 772-

74§ nbsp;nbsp;nbsp;XXVI. B E S C H O U W I N G E.

neemt, om daar door te toonen, dat de wereld foo wel quot;ten opligt van hare ftoAFe, als van hare vorme of gedaante een begin gehadt heelti of (omnbsp;defen de gemeene uitdrukkinge te gebruiken) dat de wereld uit niet gefcha-pen is: nadien ’er veele die kragtigh genoegh fyn door de Godtgcleerde innbsp;het Heiligh Woord aangetoont, gevonden werden, welke daarom een Gelovige geruft kunnen ftellen.

; Het is egter bekent, dat de hoog-gevoelcnthcit van fomraigeOngodillen in defê tyden foo verre gaat} dat fy wanen alles wat tot hetbewysvan het geleide bygebragt werd, kragtcloos te kunnen maken: immers foo verre, datnbsp;men aan alle hier toe gebruikte texten gevoegelyk, en volgens haar ge-dagten een anderen fin kan geven. Soo dat ik van fommige opentlyk heb-be hooien feggen, dat uit den Bybel nogh noit bewefen was, dat de Wereld uit niet gefchapen is, of dat de ftoffe, waar uit fy beflaat, een beginnbsp;gehadt heeft. Men fegge haar vry uit Genes. I. i. Dat Godt Hemel en Aardenbsp;gefchafen heeft-, fy antwoorden dat het vtoordfeheppen nietaltyd fegt, fonder voorgaande ftoffe yets voort brengen j enbehalvendit, è.%t Hemelen Aarde wel een begin na haar vorme kunnen gehadt hebben, fonder dat van, denbsp;ftoffe, waar uit fy beftaan, dit nootfakelyk volgen moetj immers dat vannbsp;de ftoffe, waar op fy byfonder oogen, dit noit gefegt werd. Indien men haarnbsp;toont, dat Proverb. VUL zz. de opperfte Wysheit geweeft is voor Godtsnbsp;werken-, verftaan fy door de werken, de byfondere faken, die door het werken Godts hare gedaante verkregen hebben j en geenfints de ftoffe, waarnbsp;uit fy gemaakt fyn. Doet men hier by, dat vers 13. aan de aarde, en versnbsp;z6. aan de flofkens der wereld, of klcinfte deeltjes die de Wereld uitmaken,nbsp;een aanvangh of begin toegefchreven werd j fy feggen, gelyk wel een huisnbsp;een begin kan hebben voor een kleinen tyd, niet tegenftaande het hout en-fteenen langh voor het felve huis in wefen geweeft fyn -, dat ook foo het fa-men-ftel der aarde, en de ftofkens der wereld een aanvangh kunnen gehadt,nbsp;hebben } hoe wel de ftoffe, waar uit de aarde te famen-gevoegt is , en welkers verdeelinge defc fiofjes veroorfaakt heeft, van eeuwigheit geweeft is.nbsp;En om niet meer van haar by te brengen, foo meenighmaal het H. Woordnbsp;fegt, dat defe of geene byfondere faak een begin gehadt heeft, of gefchapen is , of dat ’er yets voor defe faak geweeft is} verftaan fy dit van de formenbsp;of gedaante, waar door defe faak defe byfondere en geene andere faak isinbsp;dogh geenfints van de ftoffe waar uit defelve beftaat. Soo dat fy tot ditbe-wys genoeghfaain volkomentlyk vereillchen, dat de Schrifcureuiidrukkelyknbsp;de floffe noeme, en fegge dat die een begin gehadt heeft gt; of foodanige bewoordingen gebruike, dieook^ nootfakelyk onder fighbehelfen, welke uitvlugten, aan die met haar oit verkeert hebben, bekent fyn.

Om haar hier in te voldoen, gelieven fy de plaatfe Coloff. I. 17, natefien» alwaar (na dat in het 16. wn foo veel byfonderheden genoemt waren, dienbsp;gefchapen fyn, uit welke men egter het gefeide ook bondigh genoeghfoude

-ocr page 773-

Van de onnoemelyke veelheit^ en onverheeldelyke kleinheit der deeltjes, 74i^ kunnen vafl: maken) men defe woorden vind; En hy (de Soone Godts) isnbsp;voor alle dingen,, in het Grieks Pro Pantoon,, dat is voor alles. En latenfyonsnbsp;dan feggen, of onder alle dingen of liever alles ( het welk tot geen byfonderenbsp;faak bepaalt is) ook hare ftoflfe niet moet begrepen fyn. Nu dit niet kunnende geloochent werden, fal ons niemand kunnen ontkennen, dat Soonenbsp;van Godts liefde, waar van hier volgens het 13. «ym gefproken werd, voornbsp;alles- fynde, ook voor de ftoffe, daar alle andere dingen uit beftaan, moetnbsp;geweeft fyn, en over fulks, dat defelve ftofïe ook een begin moet gchadtnbsp;hebben.

Sedert my defe plaatfe aldus in kragt voorgekomen is, hebbe ik my meer malen met een innigh ontfagh over de aanbiddelyke Wysheit van den groo-ten Ingevef van dit Woord moeten verwonderen j die te voren weetende,nbsp;dat,als eenige byfondere fake genoerat wierde,defelve voorwcndlèls tot vitteryeanbsp;aan de veragters van Godt en fyn Woord in volgende eeuwen mogte geven,,nbsp;de waarbeit in foouitdrukkclyke bewoordingen heeft ter neder gefield, fondernbsp;(het welke hier infonderheit moet opgemerkt werden) van eenige byfonderenbsp;faken te fpreken j foo dat alle de in defe tyden tegen andere plaatlên gemaaktenbsp;uitvlugten alhier volkomen afgefneden fyn,

Defelve voorfigtigheit befpcurt men 7/^. 17. Alwaar om tetoonen,. dat het den grooten Maker aan geen magt ontbreekt, om felf de ftoffe desnbsp;werelds uit niet voor.t te brengen, gefegt werd dat hy de dingen die niet en fyn ynbsp;roept als of fe waren. In het Grieks flaat’er, fonder eenige bepalingen van byfondere faken, hy roept [Êa mee onto, hoos onta) de niet wefende, als weefen-de: waarom ook alhier niet minder van de ftoffe als van andere faken gefpro-hen werd. En op dat niemand uit de onbegrypelykheit een bewys van denbsp;onmogelykheit tragte te maken, werd dit Ephef III. 2.0. nader beveiligt, en-gefegt dat hy niet alleen magtigh is te doen, maaar meer als overvloedigb tenbsp;doen, hoven het geen wy bidden of denken, dat is, verjiaan en begrypen-, gelyknbsp;het grond-woord Na-ein medebrengt.

En denkeik, dat na dit alles met malkander vergeleken te hebben, eea yder die redelyk is, genoeghlaam overtuigt fal fyn, dat de Schrifture met vol--komen klaarheit legt niet alleen, dat, koe onbegrypelyk betook raaghwe-fen, Godt magtigh is, om de wereld uit niet te fcheppenj maar ook, datnbsp;fe waarlyk nu in wefen fynde, uit niet gefchapen is, en een begin gehadtnbsp;heeft, foo ten aanlien van hare vorme, als van hare ftoffe.

Een groot Godtgelecrdc fal millchien met regt kunnen leggen,, dat wyo-ver dit bewys alhier te breedt geweeft fynj dogh dieoit defe tegenwerpinge van Ongodiften felfs heeft hooren doenj en gefien heeft, dat welmenendenbsp;Chriftenen figh fomtyds niet gereedtgenoegh bevonden, om uit de Schrifture.nbsp;te toonen, dat de wereld en infonderheit delTelfs ftoffe een begin gehadt heeftnbsp;ot uit niet gefchapen is j fal de tyd, die hy tot dit te lefen belleed heeft, mil-

lemen niet vrugteloos oordeelen voor by gegaan.te fyn.

Bbbbb 3, nbsp;nbsp;nbsp;3.7- Em

-ocr page 774-

7ro nbsp;nbsp;nbsp;XXVjï. BESCHOUWING E.

§. 37. En om te fien, hoe meenighraalen den grooten Beftierder ook groote lichamen in foo kleine Hertjes verdeelt, eerHyfe tot werk-tuigen vaanbsp;Syne magt gelieft te doen dienen.

Soo langh het water tot ys, of een groot, fterk en vaft lichaam geworden is, en dusdanigh blyfr, wat nut geeft het? in vergelykinge van die ty-den, wanneer het vloeyend en in millioenen deeltjes gedeelt is. Kan het ook ys blyvende met foo veel gemak aan dorftige dieren voor drank, aan plantennbsp;tot voedfel ftrekken ? Kan het geladen fchepen dragen, en door de geheelenbsp;Wereld vervoeren? Kan het in de lugt opryfen? om in regen en dauw neder te vallen, en ontelbare dienften doen, welke de menfehen van het felvenbsp;als het in ftofkens verdeelt is, genieten.

Soo langh het vyer in turf, hout, kooien en andere brand-ftoflPenbyeen vergadert fynde groote en vafte lichamen uiemaaktj wat fiet men van het felve in defen ftand fy nde uitwer ken? en ten fy die groote lichamen, eerll in kleinenbsp;deeltjes verdeelt lyn, en der fel ver beweeginge een vlamme veroorfaaktgt;nbsp;fullcn fy ook eenighfints nut fyn om te verwarmen, om ligt te geven, omnbsp;metalen te fmelten, fpyfen te bereiden, en andere bekende dienften te doen?

Het kragtigfte werk-tuigh, dat ander die by menfehen gemaakt werden bekent is, weet men het buskruid te lyn. Wat doet het niet alleen foo langnbsp;het in falpeter, fwavel en kolen, en andere vafte lichamen beftaat j maarnbsp;felfs als het tot ftof eerft gemalen fynde in korrels gebragt is en blyftj doghnbsp;wanneer eens de kleinfte deeltjes, waar uit het beftaat, los en aan het werken geraken; wat is ’er in de ganfche Nature hier ontrent op aarde noghnbsp;kennelykjdat fyn geweld wederftaat? foo dat het folfs den Donder en Blixem ,nbsp;de aldergedugtfte kragten die in de Nature oit waargenomen fyn, fchoonnbsp;fy egter ook door foo kleine deeltjes, die in de lugt kunnen dry ven, uitge-voerc werden, foo naukeurighlyk nabootft; dat ymand die deffèlfs vlammenbsp;liet, het geluid hoort en de aarde fomtyds onder fyne voeten voelt dreunen,nbsp;dikwils reden heeft om te twylFelen, of hem geen ware donderllagen ternbsp;ooren komen, die de Lugt met vyer en gerommel vervullen en den Aardkloot doen fchudden.

Men leere hier uit, als uit een enkele daar toe gedane en dienende on-dervindinge, hoe griot de kragt van de deeltjes is, die men foo veel onson-derfoek bereiken kan, voor de kleinfte van allen, als enkel vyer en ligt fynde, houden moet. En dewyl van defelve ontelbare millioenen niet alleen, maar de aldergrootfte menigte van allen in de wereld fchynen gevonden tenbsp;werden (dat te voren nogh eens getoont is) denke hier weder een Atheiftjnbsp;of ’er geen magtigen Regeerder en wys en goedertieren Beftierder van nj*nbsp;den is, om te beletten, dat fy alles, werkfaam geworden fynde, niet op «enbsp;verfchrikkelykfte wyfe vernielen.

Immers (om het befluit te maken, en niet alles op te halen) uit defe en diergelyke voorbeelden fchynt blykelyk te fyn, het geen wy hier voo^^

-ocr page 775-

Van de omoemelyke n)eelheit ^ enonverheeldelyke kleinheit der deeltjes, y^i nomen hadden te toonen, dat den Almagtigen, in het doen vanfyngrootftenbsp;wonderen, om lelfs de hartnekkigfte Godtloochenaars te overtuigen, geennbsp;‘groote lichamen meermalen is gewoon te gebruiken gt; voor dat fy eerftinfoonbsp;teere en kleine deeltjes, die onverbeeldelyk aan de menfchen fyn, van malkander gefcheiden fyn geworden.

$. 38. Ongelukkige en blinde Epicuriften dan ! welke daarom aan de voorfienigheit en magt Godts twyffelen, en de wereld by geval uit het fa-men-loopen van haar onverftandige Atomie of ondeelbare jiofkens., Hellen voortgekomen te fyn; om dat fy geen geproportioneede hand-boomen, en andere kragt-werkende inftrumenten groot genoegh kunnen begrypcn, om aannbsp;een verjVandigh Werk-meefter tot het maken van fooonmeetelyk een gebouwnbsp;als den Hemel en den Aaardkloot is, te Icmnen dienen.Daardeonderfoekin-

fe der faken felfs, enderwyfen, op welke de alderwonderbaarlykfte weren in de Nature gefchieden, aan die beklagelyke Redeneerders ondervin-delyk foude geleert hebben, dat ’er een magt en wysheit in de Nature werk-faam is: die om te toonen, dat alles van lyn gebiedend Woord afhangt-, tot de grootfte faken, niet als de aldertederlle, en om haar kleinheit by on-weeiei^e menfchen veragtelyke werk tuigen gebruikt j en indien allesalleei;nbsp;door een los geval beftiert wicide, en onder defe ontelbare millioenen elknbsp;deeltje fonder order, gelyk een geval raeede brengt, bewogen wierde, datnbsp;in alles haaft niet anders als de gruwfaamfte verwarringe te befpeuren toudtnbsp;fyn.

-ocr page 776-

XXVII. BESCHOUWINGE,

Van eenige

NATUUR-WETTEN.

jlaande vloeijloffen.

§• I. nbsp;nbsp;nbsp;Natuur-wet is.

2. W Wet^ en kragt vm famen-hanginge.

3, nbsp;nbsp;nbsp;Job. VI. 9-

4. nbsp;nbsp;nbsp;IVetten en kragten van fcheidinge.

5'. De onverjlytelykheit defer foo teedere

deeltjes.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Twee voorname Natuur-wetten.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Boffingen ontelbaar.

8. nbsp;nbsp;nbsp;Der felver wetten by andere na te fien.

o. nbsp;nbsp;nbsp;Ook fyn fommige onbegrypelyk.

10. nbsp;nbsp;nbsp;Ador. XXVII. 27.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Attradlio of na figh trekkinge.

En Repulfio of van figh dryvinge.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Voorbeelden der felver.

13. nbsp;nbsp;nbsp;De fwaarheit.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Deffelfs uitwerkfelen,nbsp;jy Overtuiginge uit defelve.

16. nbsp;nbsp;nbsp;Hemel-ligten fyn fwaar op malkander.

17. nbsp;nbsp;nbsp;Groot bewys daar van.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge daar uit.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVIII. 31.

20. nbsp;nbsp;nbsp;Swaarheits werkingen in kogels en

B omben.

2!. In de Catenaria ofkettingh linie.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Uit een reex van onbewufte oorfaken., .

die te farnen werken, kan geen on-Tveetende nootfakelyke eerjle oorfaak afgeleid werden.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Eerfte beweeginge bewyft eenen Godt.

24. nbsp;nbsp;nbsp;Ook de Continuatie der beweeginge.

af. nbsp;nbsp;nbsp;En deffelfs Communicatie.

26. Redenen hy fommige van de Continuatie der beweeginge gegeven ,nbsp;fchynen te flaauw.

27. nbsp;nbsp;nbsp;Godt werkt redelyk., onbegrypelyk ^ en

na fyn welbehagen.

28. nbsp;nbsp;nbsp;Andere reden tegen de nootfakelykheit

der Natuur-wetten.

29. nbsp;nbsp;nbsp;Een Godt uit de beweeginge der ligt-

deeltjes bewefen.

30. nbsp;nbsp;nbsp;Ook uit de wetteu der beweeg-kunde

in het gemeen.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Overgangh tot eenige wetten der Wa

ter-wigt, o/Hydroflatica.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Algemeene bewoordingen en flellingen

in defelve.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Order der experimenten, die tot gron

den fullen dienen.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Vogten in evenwydige kromme pypen.nbsp;3f, Experiment om de grootheit der ne-

der-perfende kragt des waters te toonen.

36. nbsp;nbsp;nbsp;Vogten perjfen ook opwaarts.nbsp;Experimenten.

37. nbsp;nbsp;nbsp;Experiment om de grootheit deferop-

perffende kragt te toonen.

38. nbsp;nbsp;nbsp;IVetten van op-en neder-perjfige

eene vogt.

39. nbsp;nbsp;nbsp;Ideder-perjfmge in verfcheiden op mal

kander ftaande vogten.

Experiment.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Olye perfl op pekefgelykformigh aart

de lugt op het water.

41. nbsp;nbsp;nbsp;Grootheit der op-en neder-perffinge

veel op malkander ftaande vogten-

42. nbsp;nbsp;nbsp;Van perffingen op gelyke deeïen

hooger of lager Horizontale vlakken.

43. nbsp;nbsp;nbsp;IVater-wetten van verfcheiden op een

44. Op-


-ocr page 777-

5'4-

^nge.

de kragt de(felfs.

j8. Vogten werden bevjogen door., of liever na wegneminge van een tegen-ftand.

Ei» de kragt dejfelfs.

Vm eenige

44. Of-perfinge komt allee» van de zyd-vogte»,

4y. Schuine perfEngen reguleeren figh ook na de hoogte.

46. nbsp;nbsp;nbsp;Water-wetten der Jchuine perJfingen.

47. nbsp;nbsp;nbsp;Dwarflc perffingen fchikken ook

na de hoogte.

48. nbsp;nbsp;nbsp;Maniere van der felver groothelt te

vinden.

49. nbsp;nbsp;nbsp;Vergelykinge van de dwars- en neder-

perjjinge der lugt op een gelyk punt.

Experiment.

io. nbsp;nbsp;nbsp;Vergelykinge van defelve in water op

een gelyk punt.

Experiment.

Grootheit der dwarsperfftnge op een vlak.

IVater-wet der dwars-perjjingen. Experiment ontrent de dwars-pers-finge.

Tweede E:^enment.

jf. nbsp;nbsp;nbsp;Dwars-perJjtnge fchikt figh na de hoog

te en met na de breedte des waters, ^6. Dwars-perjfinge van water met eennbsp;perjfende lugt daar boven,nbsp;p-j, Verminderingh of vermeerderingh vannbsp;tegen-kragt in vogten maakt bewe-

Nataur-wetten. nbsp;nbsp;nbsp;7n

f9. Overgangh tot de Hydraulica of eenige weinige water-wigtige voorbeelden.

60. nbsp;nbsp;nbsp;Uit-rekeningh van de kragt eenes He

vels.

61. nbsp;nbsp;nbsp;Van een fontein die hooger fpringt afs

fyn water-val is.

??. nbsp;nbsp;nbsp;Van een fontein van Hero , wiens

[Iraal langer, als de fontein huogh is, 63. Beweeginge des waters in een krom-me pyp.

Ó4. Water-wigtigh wonder,

6f. Experiment fulx toonende.

??. nbsp;nbsp;nbsp;Tweede Experiment ten felven einde.nbsp;67. Ander water-wigtigh wonder.

6S. Experiment dat het felve aantoont.

69. Overtuiginge nit defe verbafende krag-ten.

70 Overtuiginge uit eenen anderen grond. 71. Sonder de wetten der vloei'floffen., -wasnbsp;haaji alles in ve^warringe.

7a. Overtuiginge uit dit gefeide.

73. nbsp;nbsp;nbsp;Selfs -loot dryft door de op-perffende

kragt des waters.

74. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit defelve,

7f. Job. xxvni. Zf.

76. nbsp;nbsp;nbsp;Genes, VII. 17.

77. nbsp;nbsp;nbsp;Dwars-perjfinge en hare nuttigheden^

78. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit defelve.

79. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVIII. 10.

80. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. VIII. zg.

81. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het voorgaande.


§. I. A yT Et het woord Natuur-wet verftaanwy hier alleenlyk een foort van JyJLcigenrchap of kragt, in of ontrent lichamen of hare deelen yetsnbsp;uitwerkende, het welke men ondervindclyk toonenkan, dat in fckere om-ftandigheden akyd in defelve plaatfe heeft j fonder hier dieper na te fpeuren ,nbsp;of defe onmiddelyk door de eerfte oorfaak, dan of defelve ook door tweedenbsp;of middel'oorfaken in of ontrent haar uitgewrogt werden.

§. i. Indien men dan die onnoemelyk veele, en ondenkelyk kleine ftof-kens figh voorftelt, waar uit het Geheel-Al beftaatj fal felfs denalderhart-nekkigften Atheift niet kunnen ontkennen, dat ’er wetten van noden fyn, om uit defelve defe cierlyke Wereld en al ’t geenedaar in istedoenvoortko-ttien. En indien alles uit kragt van een losgeval, dat fonder regel werkt, be-¦wogen wierde (gelyk by aldien vérfcheiden winden onder defe ftofkens

Ccccc nbsp;nbsp;nbsp;waaiden^

-ocr page 778-

7f4 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. BESCHOUWING E.

waaiden)fal niemand, die redelyk is, loochenen, dat ’ér niet alsdeuitcrfte vcrwarringe van alles te verwagten was.

De eerlte wet of kragt dan, die ons voorkomt, is die van de famen-hiin^ ginge (^Coh^ejto) waar meede fekere bepaalde foorten van defe fiertjes figh aannbsp;malkander hegten, om te famen fekere bepaalde byfondere faken uit te maken.

Een ongelukkigh Philofooph denke,dan, wanneer hy door defè famen-hanginge der deelen, foo veel Menfchen, Dieren, Planten, de Hemel-lig-tcn en wat ’er voorts meer onder de lichamelyke faken kan getcit werden, geformeert liet, en nogh dagelyks met foo veel gefchiktheit en order lietnbsp;geformeert werden gt; of niet ondenkelyk meer wysheit hier toe van noden is geweeft, als om aan een huis uit de daar toe nodige, en op eenervnbsp;hoop leggende ftoffen van hout, Heen, yfer, glas, enz. fyn behoorlyk fa-men-ftel te geven. En dit laatlle foude hy immers aan geen geval of onver-flandige Natuur-wetten alleen willen toefchryven.

Met hoe grooten kragt nu de deelen in fommige lichamen, als keyen, diamanten, fteenen, yfer en andere mineralen famen-hangen, is by onder-vindinge openbaarj en blykelyk uit het geweld, dat in veele vereifchtnbsp;Werd om défe deden van den anderen te fcheiden. Dogh indien ymand mog-te feggen , dat defe famen-hanginge alleen door een enkele ruft van de deelennbsp;by malkander veroorlaakt werd, én dat om faken in ruft te doen blyven,nbsp;foo veel wysheit nogh raagt van een Beftierder niet Van noden wasj die kannbsp;uit Marktte de Percuff. Part II. §.,7. en Huigetfs §. 3. leeren, dat hy in de-fen gemift heeft. Om dat in defe gefeide plaatfen getoont werdj dateenlig-chaam, hoe groot het magh fyn, als het atleenlyk ruft,op deminfteboftin-gen van een ander, hoe klein het ook is, fyn ruft verheft en bewogen werd jnbsp;het geen noghtans in geen harde lichamen oit ondervonden werd. Van welke men anders (hoe hart ly ook mogen fyn) indien ly door een enkele rullenbsp;laraen-hingen,de deelen,gelyk van eenen ftof-hoop,met de mond foude kunnen van malkander blafen.

Behalven dc grootheit van defe-kragt is nogh verwonderlyk de verlchei-denheit, die men in defe kragt vanfamen-hanginge gewaar werdj. waardoor alles op een byfondere wyfe tot fyn gebruik bekwaam is en blyft. Hingennbsp;de deelen van de tongh foo fterkte famen, als die van de tanden, wasfyon-beweegelyk j en waren de tanden foo ftgt als de tonge, foude fy onbequaatnnbsp;fyn om fpyfe te malen. Waren de deelen der granen en andere fpyfen,diede Menfchen en Dieren voeden, foo hart en foo fterk famen-klevende, ais fy i*^nbsp;yfer en keyen fyn j de ganfche Wereld was haaft van fyne Invvoonders ontbloot.

Is ymand dan nogh foo blind, dat hy inde fchikkinge en verfcheidenekrag-

ten V'an defe famen-hanginge of hardheic en fagtheit der laken geen wysheit

lletj waarom foude hy niet derven feggen (om een grove gelykenilld teg^^*

V ^

-ocr page 779-

V%n eenige Natuur-'wetten. nbsp;nbsp;nbsp;jff

ven) dat het alleen by geval en fonder wysheit van een Maker gefchiet is, dat het bedde en dekens van een ledikant fagter en fyn houten geftel harder is?

§.3. Ik late nu aan ymand te oordeelen, die ‘Joh, VI¦ 9- woorden leeft: Och! of het Godt geliefde dat hy my verbryfelde , lieU fyne hand los ennbsp;een einde met my maakte: Of {behalven het geen Befchoim. IX. §. 11. kor-telyk daar van gefegt is) niet eigentlykin defelve op defe Natuur-wet ge-oogt is: dewyle tot de verbryfelingh of ftof-wcrdinge (dat is tot het fchei-den van de famen-hangende deeltjes van fyn lichaam) niet anders, al het losnbsp;laten van Godts hand vcreifcht werd.

En dit fynde, is hier uit blykelykj eerftdat al in die tyden defegt;»?^«-hanginge in de H. Schriften voor een Natuur-wet, die door Godts magton-middelyk uitgevoert werd , gehouden is: waar in dit H. Woord nu te defer tyd (na foo veel onderftellingen van haakjes die alles tefamenhouden,etl andere) van de grootfte hedensdaagfche Natuur-Onderfoekers gevolgtwerd.nbsp;Ten anderen., dat den grooten Ingever hier door toont, A-xldstfamen-hangingenbsp;der deelen door een volftrekte kragt te wege gebragtwerd, en niet door eennbsp;enkele ruftej welke den Heer Newton, Optie. pag. 335-, een enkel niet noGtai.nbsp;In welke beide gevallen de wysheit van dit W oord, en de naukeurige waar-hert figh klaarlyk vertoont j volgens welke het van de faken, die in het Geheel-Al gefchieden, fpreekl.

§. 4. Indien nu alle deelen na geen andere wetten luifterden} als alleen na-die der famen-hanginge, bleef de Wereld met alle de lyken van Menfchen en Dieren, met alle geftorvene Planten, als met eenen affchuwelyken laft vervult } en alles bleef fonder veranderingh in fyne lichamelyke gedaante onnucnbsp;tot veele gebruiken. Kan nu een ongelukkigh Twyffelaar hier weder geennbsp;wysheit van een groot Al-Beftierder in fien ? dat in andere omftandighedennbsp;defelve deelen, die te voren famen-gehangen hebben, nu weder aan anderenbsp;wetten en kragten gedwongen werden te gehoorfamen, en figh van eennbsp;fcheiden. Waardoordewereldvanfoo veel onnutte faken ontlaft werdj welker deelen door gillingen en verrottingen van malkander gefcheiden werden jnbsp;en daar na weder verfcheiden andere faken, by voorbeeld een aldervrugtbaar-fte aarde uit maken (van welken omloop der faken in de vorigenbsp;al yets gefegt^ ^s) of tot andere gebruiken bekwaam werden: waar van de ondervindingen meenighvuldigh fyn. Kan ymand nu weder denken, dat dienbsp;beide fonder eenigh ooghmerk van een wyfen Beftierder gefchiet ? fonder hetnbsp;Welke het meefte , dat in de Wereld is,haaft tot alles onnutfoudewefen.

§. f. Maar een yttet en kragt die aan yder met de grootfte verwonderingh naoet voorkomen, is dat defe foo kleine en teedcre deeltjes fonder verfletennbsp;werden, foo veel eeuwen in haren ftand gebleven fynj niet tegenftaandenbsp;defelve foo veel wryvenge op malkandereri, foo veel bolfingen tegen mal-kanderen of andere harde lichamen, en ontallykebeweegingen uitgeftaan heb-

Ccccc z nbsp;nbsp;nbsp;benj


-ocr page 780-

XXVII. BESCHOUWING E. ben; fao dat fy al over honderden van jaren of geheel verbryfeld, of allenbsp;de hoeken afgefleeten fynde, alle rond fchynen te moeten geworden wefen:nbsp;welke figure de ondervindinge leert de laatfte te fyn, die de meefte lichamen voor hare volkomen verbryfelinge aannemen. Wie kan denken dat hetnbsp;mogelyk is, dat de vyer-deelen na foo-verfchrikkelyke en woedendebewee-gingen onder malkander; de lugi-deelen na doorBlixemenenDonderflagcnnbsp;tegen den anderen, en door Orcanen en andere Storm-winden tegen foo veelnbsp;andere harde lichamen aangebot ft te hebben; de water-deelcn, na lbo reelnbsp;eeuwen langs zandige en khppige gronden gefleept, en tegen rotfen aange-ilagen te fyn (fiet Befchouw. XX. §. 8p.) nogh in de vereiftegedaantens vooEnbsp;de hand fyn.^ ten fy defe wet vaxi onverjlytelykheit Acx kXcxniïc deelen in denbsp;Nature plaatfe hadde; of in plaatfe van de verfletene weder juift foo veeleennbsp;nogh meerder nogh minder, anderegeduurigh voortgebragtwierden. Waarnbsp;van het Jaatfte foo wel als het cerlle eenen Goddelyken, Onderhouder be-wyft.

§. 6. Van defe kragten fullen wy nu tot andere overgaan, waar van twee de voornaamfte fyn, na welker wetten figh de meefte lichamen in harenbsp;beweegingen fchikken. De eevfle werd bojftnge.) in het Latyn Percujjionbsp;genoemt. De andere komt by feer groote Wis-kundige van defen tyd,nbsp;onder den naam van na figh trekkingeaantrekkinge y oï Xttradiie voor; toenbsp;dewelke fommige ook een van ftgh wegh-dryvinge of Repulfio by gevolgh gewoon fyn te brengen.

§.7. Twee lichamen, werden gelêgt te , wanneer het eene tegen het andere aanloopt; als het laatfte ftil is of ook na het eerfte toekomt; gelylcnbsp;meede, als het laatfte trager voortloopende van het eerfte, datfnelderis,in-gehaaltwerd; het fy de wegen, langs welke de beweeginge gefchiet, ofianbsp;een regte linie of fchuins op malkander fyn.

Wy betwiften hier niet, of fommige Philofophen ook teregt, demeefte. cn by na alle oorfaken der natuurlyke verfchynfelen van de bojfmgen afleiden : maar dat ’er ontelbare van foodanige boffingen ten allen tyden in de.nbsp;wereld gefchieden, is ontegeilfprekelyk. Men ftelle figh alleen voor de on-verbeeldelyke meenigte der deeltjes, waar uit de vloei-ftofFen beftaan, ennbsp;denke , dat veele der felver, gelyk Lugt, Ligt, Vyer, Water, enz. innbsp;geduurige beweegingen fyn ,. die fonder millioenen van bolfingen tegennbsp;malkander in een oogenblik te doen niet gefchieden kunnen. Indien nu gee-nc wetten daar in waargenomen wierden, denlceyder, tot welk een verwat'nbsp;ringe alles haaft geraken foude.

§. 8- Welke nu defe wetten fyn, kan men by IVallïfiuxy PXrennus^'^ Hugenius fien; en heeft de Heer JVrennus geioont y dat defelve ondervindely tnbsp;met de foken over een kwamen : het geen de Heer Mariottt waardighnbsp;geagt heeft in een byfonder boek te belchryven. Een Atheift denke nu,nbsp;©f fonder, een hooger beftieringe foo veel duifenden van millioenen lichatne^»

-ocr page 781-

Van eenige Naiuur-Wetten. nbsp;nbsp;nbsp;7f7

die van alles onkundigh fyn, aan de regulen der Wis-kunde in alles foo veel eeuwen langh fouden kunnen gehoorfaamt hebben.

§. p. En dewyl onder defe weiteny die de bollende lichamen waarnemen, foodanige ook gevonden werden} die wel by gevolgh uit andere, welke ver-flaanbaar fyn, afgeleid kunnen werden}, maar egter, waar van de mantere,nbsp;op welke defe wetten uitgevoert werden,aan yd^er onbegrypelyk is. Denkenbsp;een Ongodift, of het niet billyk is, uit dc onbegrypelykheit vandemanierenbsp;van het werk ook de onbegrypelykheit van den Werker felfs af te nemen,nbsp;cn daar door eenen wonderen-doende Godt te erkennen.

Om hier een voorbeeld van te geven, het is kennelyk voor die de Wiskunde verftaan (en wie begrype het hoe daar van?) dat een lichaam inde bof-finge een grooter fnelheit niet alleen, maar ook eengrooterkragt vanbewe-ginge aan een ander geven kan, als het eerde felfs heeft} en by nadefynei» het geheel behouden. Den grooten beweeg-kundige Mariotte noemt dit innbsp;lyne ’verhandelingh -van de bojjinge^ pag. If3, If4- Un paradoxe ajfez furpre-nant of Een genoeghfaam verbafende wenderjpreuk. En eenige regulen daar nanbsp;een wonder-werk^une Aderveille \ om allen twylFel wegh te Hemen,heeft hy.nbsp;dit ondervindelyk aangetoont.

En heeft den Heer Huigem betoogt tn het geen hy over defe doffe gc-fchreven heeft, dat, indien men loo lichamen in rud naad malkander legt,. Waar van elk volgende, alryd de helft is van fyn voorgaande}, en ingevalle de beweeginge van het grootde begind, dat de fnelheit, waar meede.nbsp;het kleinde voorvliegen fal, 14,760,000,000 grooter lal lyn, als de fnelheit, waar meede het grootde bewogen, wierde. Maar ingevalle de bewe--ginge van het kleinfte begint, fal de grootheit der beweeginge in het geheel foa veel vermeerdert werden, als 4,677,000,000,000 meei-der is als de.'nbsp;tenheit.

Dit heeft de Heer TVhiflon uit de Hfeer Huigem over genoomen, PraJedf,. Phys. pag- Sf- noemt het eerde een nierwonderlyke vermeerderingb van fneh-heit-, maar het laatdew» meer veriiionderlyke vermeerdering^ van de grootheit det'

he^weegings-

ven.


Een Ongodid, die nu alles van onkundige oorfaken wil afleiden, fég-ge ons dan, ofhy met rud van fyn gemoed oordeelen kan, dat Natuur-wetten, die hy indefelve omftandigheden altyd op defelvewyfe ondervind plaat--fe te hebben} en waarvan hy bekennen moet niet te weeten, op welke wy-fe defelve uitgevoert werden (Ibhoon hv al dc Wis-kunde foo verre ver-ftaat, dat hy bepalen kan, wanneer die fullen volgen) fonder eenigb verftandt kunnen voortgekomen fyn } en de van alles onbewude doffe , foo verwonderlyke en genoeghfaam in haare maniere van werken,^nbsp;onbcgrypelyke faken, foo dandvaftelyk doen uitvoeren} fonder immer,nbsp;daar ontrent in de vereiichte omitaudigheeden in gcU'ceken. te bly—

10.

Ccc.ee 5;

-ocr page 782-

yfS nbsp;nbsp;nbsp;XXVir. BESCHOUW INGE.

§, 10. Ik foude tot yets anders overgaan } maar dewyl meermalen de plaatfe A£tor. XXFIL 2.7.. De fchip-Ueden ’vermoeden^ dat haar eenigh landna-derde, by fommige misbruikt werd, omtetoonen, dat de Schrift ure fomnbsp;tyds na de dwalende opinie van het gemeene volk fpreekt} dewyl het landnbsp;hier geiegt werd te naderen , en egter niet bewogen werdj fal ik daar yets innbsp;het voor b‘y gaan van feggen.

Ik weet wel, da men hier kan antwoorden, dat naderen is nader werden. Tiet welk ook door eens anders beweeginge gefchiedenkan j gelyk ook,datnbsp;dit de woorden der fchiplieden en niet van Godts Geeft fyn. Waarom de-fc tegenwerpinge niet meerder moeite van weder-legginge vereiftchen fou-^e; indien veele niet weigerden door het gefeide figh te laten overreden.

3J

55

3»

Om welke reden (dewyl wy hier van deboffinge fpreken) ik niet hebbe kunnen na laten aan te toonen, dat defe fpreek-wyfe felfs na de nauwkeu-righeit van'de Wis-kunde gerigt is; en dat yets ook in die wetenfehap ge-fegt werd te naderen, fchoon het in figh felfs ftil legt. Die hier van bewysnbsp;gelieft te fien, kan de derde Definitie van het Boek -jan de bojjinge van Ma-riotte na flaan ; alwaar hy dit volgende vinden fal: ,, De opfigtelykefinelheitnbsp;(viftefle refpedtive) van twee lichamen is die geene, waar daor fy tot malkander en naderen^ of -van malkander ververderen, heedanigh ook haar eigene finel-heden wefen mogen. Gelyk, indien het lichaam A, Tab. XXIlf Fig. z.nbsp;van het lichaam B af is de lengte van vier voeten; en dat in den tyd vannbsp;een feconde het lichaam A afloopt de lengte AC of van een voet; en hetnbsp;lichaam B de lengte BC of van drie voeten, met een altyd gelyk blyvcn-de fnelheit: foo fal de eigen fnelheit van het lichaam A fyn gelyk A Gnbsp;of een, en die van het lichdam B gelyk B C of drie ; maar haar opftgtely-ke fnelheit volgens welke fy malkander ontmoeten in het punt C, fal fynnbsp;gelyk AB of vier, en op welke plaats fy malkander ontmoeten, NB.nbsp;Het zy dat fy beide in beweeginge fyn, of dat een van haar in rttfl is, haarnbsp;opfigtelyke fnelheit fal altyd defelve bfyven: ingevaile fy op een afirand vannbsp;vier voeten van malkander fynde, als fy hare beweeginge beginnen, mal-„ kander ontmoeten in de tyd van van een feconde.

Waar uit blykt, dat in de Beweeg-kundc (daar dit woord van celeritas yefpebliva of opfigtelyke fnelheit bekent is) niet alleen wbMiferg», maar ooknbsp;een fnelheit, volgens wellce fy de anderen naderen,ook. aanruftendelicbameiinbsp;loegefchreven werd. Dewyl nu met de wiskundigen, en na de dwalendenbsp;opinie des gemeenen volks te fpreken twee ftrydige faken fyn ; laat ik alle,nbsp;die dit laatfte in defe plaatfe ftaande houden, oordeelen, ofharengrond nietnbsp;te fvvak is om haar ooghmerk daar op vaft te maken. En het geen hier vitnbsp;foude kunnen afgeleid werden, is, dat defe fchiplieden meer over een komenquot;nbsp;de met de naiiwkeurigheit der Wis-kundigen gefproken hebben; als dienbsp;uit defe plaatfe de waarheit van het H. Woord tragten te heltryden.

§. 11. Om nu tot een tweede foort van kragten over te gaan.

-ocr page 783-

F'an eenige Natuur-wetten. nbsp;nbsp;nbsp;Tj'p

Men fegt dat het lichaam A, “Tab. XXIII. Ftg. 2. een aantrekkende of na figb toe trekkende of een van Jlgh weg dryvende kragt heeft (F^im attraSlricemnbsp;vel repellentern) -fOi wel dat het lichaam B na het lichaam Aywlt;?^ris {gravitat)%.nbsp;wanneer men liet dat een ander lichaam B na A toe bewogen, of verder vannbsp;het felve afgedreven werdgt; fonder dat ’er eenige andere lichamen getooncnbsp;kunnen werden, die defe B voortftootende defe beweeginge gefeit kunnennbsp;werden te veroorfaken.

Een Philofooph, die alles aan een bollinge en voortftootinge toefchryfr, denke niet, dat hy reden heeft om de werkingedeferkragten te verwerpenj.nbsp;om dat de wyfe, op welke alles in defen gefchiet, voor hem niet begrype-lyk is; vermits men als dan ook veele faken, die waarlyk ondervondennbsp;werden, foude moeten verwerpen. Wie begrypt hoe het gefchiet, hetnbsp;Welke §. 9- van de bojjinge en Befchouw. XXF. §. 45. in de werkingenbsp;van het Ugt getoont is? Hoe veel urtwerkfelcn fyn ’er in de Chymie en ooknbsp;in de Water-wigt (%.6^.en volgende) die tot nogh toeindemaniere, op welke fy gefchieden, van niemant begrepen fyn? en foude het geenenbsp;XXIF. §. 24. enz. van de ftammen en wortelen der Planten gefegt is (indien al het geen waar is, in fyn hoe begreepen moell: werden) aan yder mif-fchien foo onaannemelyk voorkomen, alsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;JttraHiotnRepuJJiooiaantrek-

klnge en weg dryvinge. En die andere fwarigheden in defen vinden, kunnen de beroemde Schriften van de kitcr Newton, vmdtHecxenGregory, IFhif-tm, en andere, die de Natum'-kunde van den Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;opgehelderd

hebben, na leefên j en van de aldaar gebruikte redenen om defe aantrekkinge en weghdryvinge te betoogen, foo veele voor waar aannemen, als fy denkennbsp;bchoorlyk bewefen te fyn.

Voor al gelieve men hier te weeten , dat wy dele Natuur-wetten en be-weegingen hier aanhalen, om dat men defelve in de Nature bevind plaatfe te hebben; dogh fonder dat wy de oorfaken daar van eenighlints aanraken;,nbsp;latende volkomen in fyn geheel, of het alleen de wille des wonderen doenden 1nbsp;Makers is, die defe lichamen dus onmiddelyk doet bewegen; dan of om hetnbsp;felve te wege te brengen ook boffingen en voortftootingen van anderclicha-men daar toe gebruikt werden: dewyl de magt en grootheit des Al-Be-ftierders in defe btide gevallen met de felfde klaarheit befpeurt kan wer»-den.

§. 12. Om egter met een woord kortelyk te toonen, dat dele aantrekkingen en weghdryvingen niet op een lofle onderftellingefteunen; maardat men by ervarentheil het eene lichaam na het andere toe fict bewogen, en van hetnbsp;felve weghgedreven werden,fonder dat ymand oit met voldoende redenen eenige:nbsp;ftofFe heeft kunnen aantoonen , aan welkers voortltootinge hy dit alles foudenbsp;kunnen toefchryven: gelieve die daar nogh niet van overreedt is, te letten,,nbsp;boe alle faken by ons fwaar fynennade aarde ofdefl’elfsmiddel punt bewogestnbsp;derden. Op defe wyfe werden de Planeeten nade Sonne, de Omloopersna hare

Hoofda-


-ocr page 784-

760 XXVII. BESCHOUWING E. Hoofd-Planeetcn geduurigh gevoert j fonder dat ymand nogh eenige flofïè,nbsp;die dit veroorfaakt, ten genoegen van allen aangetoont heeft: en fyn felfsnbsp;de redenen, die om het tegendcecl te bewyfen bygebragc werden, niet fonder kragc. Men kan die by de voor geprefene Heeren na lien.

Het geen wy Befchouw. XXF. §• 4^. uit de Heer nbsp;nbsp;nbsp;van hci Ligt

aangehaalt hebben (het welke fyn Ed. Optie.pag. 224. fegt onbegrypelyk rc fyn, als men de gemeene onderftellinge volgt) wtxdpag. 516. van den fel-ven Heer foo net na de wetten van een enkele aantrekkinge uitgeleid, ennbsp;met foo veel proef-experimenten beveftigc •, dat ymand al veel moeite fou-de vinden, om fonder aantrekkingeeenige waarfchynelykeoor-faak daar van uit te vinden. Boven dit geeft de Chymie ontallyke voorbeelden van foodanige beweegingen in hare £^rwr/r^ar/e»enfamen-vereenigen-gen der lichamen en fouten, en in hare Preecipitatien of fchiftingenj die eennbsp;openbare aantrekkinge of beweeginge na malkanderen, en weghdryvinge vannbsp;malkanderen verroonen. De oorlaken, indien ’er onder de na by lynde lig-chamen eenige mogten fyn, onderfoeken wy hier niet. En felfsfchynt denbsp;Heer Marktte {de la Feget. pag. if.) foodanigh een beweginge te erkennen,by fyn E**. Mouvement d'Union of Beweeginge van Vereeniginge genoemt»nbsp;Waar door hy yets gelykfortnigh aan defe aantrekkinge fchynt te verltaan.

§. I J. Om dan'tot eenige van dcfelve Natuur-wetten, in het byfonder o-ver te gaan}

Meermalen is my het onder ons foo bekende verfchynfel, dat het lêlft van de onweetenfte menfehen dagelyks fonder verwonderingh aangelieanbsp;werdj namelyk de fwaarheit aller lichamen voorgekomen, als eenonweder-fprekelyk bewys, vaneenWyfen, Magtigcn, en GoedertierenGodt. Ennbsp;laat ymand, die foo ongelukkigh is, d^at hy door yets anders daar van toenbsp;nogh toe niet overtuigt heeft kunnen werden, in ftilheit by ligh fellsnbsp;gaan neder fitten, en ernftigh in overweeginge nemen j of hy denken kan,nbsp;dat het fonder eenigh ooghmerk en by geval kan tot gekomen fyn, dat alles,nbsp;wat men lichaam noemen kan en by ons alhier op den Aardkloot (van’egeennbsp;verder van ons af is fpreken wy nu niet} gevonden werd , met een lèkercnbsp;kragt langhs de korfte wegh, na het middel-punt der aarde, nederwaartsnbsp;gedreeven werd; en felfs, door een tegen-werkende kragc of andere onver-winneiyke tegenftant daar in belet fynde, derwaarts peril j en dikwilsnbsp;met foodanigh een kragt, dat men te veel met fware lalleu op-gevulde folders en geheele huilen, door het geweld van defeperllingelietnederllorten.nbsp;En die alles alleen van de bolïingen willen afleiden, fullen hier uit teonbsp;minllcn overtuigt moeten wcfen,dewyldelê perflingengeen volkomen beweegingen fyn, dat ’er andere wetten in de Wereld plaatfe hebben, en anderenbsp;kragten werkfaam fyn, als alleenlyk de bollïngcn uit een piaatfelyke bewec-kinge voortkomende.

§. 14. Infonderheit, om van een regeerenden Godt overtuigt te fyn, laat

hy

-ocr page 785-

, / ym eentge Natuur-^wettefi- .. . nbsp;nbsp;nbsp;76ï

hy denken: eerfl^ hoe grootefaken door defe enkele wet vaafwaarheit op den Aardkloot uitgeregt werden. Öoor defe eenige gefchiet het, dat dennbsp;Aardkloot in fyn ftand blyft, en (gelyk boven reeds gefegt is) aan fyn mid-del-punt, gelyk als aan een niet, blyft hangen; dat de zee boven fynegron'nbsp;den, die fwaarder lyn, blyft llaaii, eh aan de menfehen de reeds boven verhaalde gemakken toebrengt. Door dele fwaarheit ftrporaen de rievieren,nbsp;die anders ftilftaande, jjedorven een hinkende poelen foude werden; dooinbsp;delêlve dalen den regen, den dauw, enz. uit de wolken neder, enbevogti-gen de aarde; doen^ die vrugten dragen om de Menfehen en Dieren in hetnbsp;leven te bewaren, en alles wat drank van noden heeft daar van te voorden,nbsp;Defe fwaarheit is het, waar door zeen en rievieren bevaren kunnen werden,nbsp;en bekwaam fyn om foo groote en fware ge vaart ens, als onfe geladen fchepennbsp;lyn, op haren lugge te dragen; pn waar door felfs der menfehen kond: foonbsp;Teel aangename fonteinen, en lielfelyke water*vallen, diede Vorftelyketuinen vergieren, vertoont en doet fpr.ingen; de hevels doet vloeyen; de pompen doet loopen;en ontelbare gebruiken van de fwaaarheit des Waters alleennbsp;maakt. Defe felve fwaarheit doet het vyer en de rook in de lugt opwaartsnbsp;gaan; en de uitlettende kragt der felver lugt werkfaam fyn; welke, indiennbsp;de beneden lugt niet gedrukt wierde doqr de fwaarheit van de bovenftaando,nbsp;aanllonds na figh eenmaal uitgefet .te hebbpn, daar meede opijouden, ennbsp;alles wat adem hadde ftraks verftikkeu foude. Selfs (gelyk te voorenalaan-gchaalt is) de viflehen figh niet kunnende onder waterhonden, foudenfter-ven; en geen een deeltje water, waar van foo veel duifenden in een droppel fyn, foude in defe lugt, na haar uiterlle vermogen (wanneer de vanboven drukkende fwaarheit weg genomen was) uitgefet fynde, opwaartskun-nen ryfenj en het in de Wolken opgehpuden water eens ichielyk neder ge-ftort lynde, Ibude voortaan alle regen en dau w ophouden; en aldus delennbsp;fchoonen Aadkloot, met Menfehen, Dieren, Boomen, Bloemen, Kruiden, aan een algemeene verdervinge over gegeven werden. En indien meonbsp;hier alle de dienden, welke de fwaarheit doet, wilde of liever kondeoptellen-, fal yder, die écnighfints in het ohderlbek der natuurlyke faken ervarennbsp;is, overtuigt moeten fyn, dat men geenfints.by vergrootinge fpreekt,'alsnbsp;men fegt, dat defelve een ganfeh boek vervullen.foudèn'.

§. ly. Immers, óm nu te belluiten,; fchypt eèh Acheift al fecr ongeluk-kigh te moeten fyn; die alles overwegende , wat h’y by fekere ondervindingen leeren kan, en door die enkele en bloote fwaarheit, of liever door defe eenige bewegingh of perffingh na het middel-punt der aarde te wcegli ge-bragt werd op en ontrent den Aardkloot, die fyne woonplaatfe is, noghnbsp;geen magt fien kan, die van de grqotftelichamen af, tot de kléinfte,,ea felfsnbsp;tot de deeltjes van vyer en ligt toé, alles daar aan doet gehoorfamen ; noghnbsp;geen wysheit daar in merken kan , \Velke door foo een enkele natuur-wetnbsp;foo groote laken, diè'verwönderingh indeaUerervarenltePhilofopherimo'e-

D d d d d nbsp;nbsp;nbsp;ten

-ocr page 786-

j6tgt; nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. B E S C H O U W I N G E.

ten verwekken, foo gemakkclyk en met weinigh omflagh uitvoert} einde» lyk, die merkende dat ’er onder dit alles, dat door deiê fwaarheit uitge*nbsp;wrogt werd, by na of liever in ’t geheel niets en is, het welk niet en dientnbsp;om hem en alle menfehen met hem gelukkigh te maken, egter daar noghnbsp;geen goedertierenheit in kan fien.

Sonde hy ook kunnen oordeelenr dat een uurwerk, het welk door de en» kele fwaarheit van een gewigc hem de uuren, minuten , feconden, dagen,nbsp;en wat dies meeris, aanwyll, geen verftandigh, maker gehad haddej hynbsp;gelieve dan felfs te denken, of hy hier in de wereld fiende, het geen alleen doornbsp;defe fwaarheit gefchiet, een regt en billyk oordeel oordeelt, als hy ftaandenbsp;houd , dat dit alles fonder een beftierende wysheit gefchiet.

§. i6. Maar verbafend is het, het geene de hedensdaagfe ondervindingen fèer waarfcheinelyk maken j namentlyk j dat defe natuur* wet van dcfelvenbsp;fwaarheit door het ganfche figtbare Geheel*Al verfpreid is j en in alle, felfs.nbsp;diegroote Hemelfche lichamen, fchynt plaatfe teheoben: welke na malkander, gelyk de falcen hier by ons na het middel-punt der aarde fchynen toenbsp;bewogen te werden. Op welke grond de gehecle Natuur-kunde van denbsp;Heer Newton^ welke van de grootfte Mannen van defe lyd in veel fakenge-volgt wcrd,ten grooien deele gebouwd is.Pogh ik hebbe alhier niet voorgenomen dc blöote gedagten van eenigh Philofooph ten grond re ftellen, omdatnbsp;die, foo langh.de ondervindingen niet onbetwiftelyk niet alleen, maar ooknbsp;niét bekent genoegh {yn,van anderen dikwils tegen gefproken werden.

Eenige weinige by ervarentheic blykende faken fal ik alleen aan die gee-nc , tot welkers voordeel wy hier tragten te fchryven, Cbeken aan te too-nen*

. Het is by ondervindinge openbaar en tevoren reeds al gefegtjdat alle lichamen eens bewogen fynde, in een en defelve regte lyn haren wegh vervolgen j indien fy niet belet of door een andere kragt op een anderen wegh gebragtnbsp;werdens Soo dat ook al het geene in de ronde bewogen werd, gelyknbsp;XXL Fig. 4. den fteen A in den flinger S A, los gelaten fynde, volgens denbsp;regte linie AF, die defe krommeAHDE raakt, fynen wegh vervolgt*

Nu is het bewefen door waarnemingen, immers het werd uit kragt van defe by de meefte, foo niet alle heden^aagfe groote Sterre-kundige buiten'nbsp;eenige twyffel aangenomen, dat die Hemelfche lichamen als A, Tab, XX1gt;nbsp;Fig, f. welke men Planeten noemt, om de Sonne S in een kromme lin*®nbsp;A H D Z bewogen werden f die niet cirkel-rond is,, maar een Elipfis bynbsp;Wis-konftenaarsgenoemc werd. Immers, ten minften met defelve feer nanbsp;over een komt.

Esiten anderen-^\% het kennelyk door het eerft:gefeide,dat een Planeet in eenigk^ punt als A,G,enz.van defe ellipfis AEDZTyndCjdoor fy n beweeginge,volgens denbsp;regte lynen AF of GI, die den ellipfis in A of G raken, fynen wegh vervolgen, en alfoo de kromme ellipfis, welke hy befchryft, geheel

-ocr page 787-

Van tmige Natuur-mtten.

foude i ten fy een andere kragt hem t’elkens na de Sonne S (bo veel deede naderen, als de lynen FG en IH bedragen. Soo dat men flet, dat uit den loop van elke Planeet een blykelyk bevvys genomen kan werden, dat ’ernbsp;waarlyk een kragt werkende is, die haar elk oogenblik na de Sonne S toe-dryft.

Ten derden^ leert de ervarentheit, dat defelve kragt van naderinghniet alleen in de groote Planeeten, die om de Sonne lopen. Tab. XXL Fig. i.em. ten opfigt van defelve Sonne j maar ook in haar omloopers, by voorbeeld innbsp;die van Jupiter F en Saturnus H, ten opfigt van defelve Planeeten plaatfenbsp;heeft: vermits defe op defelfde wyfe na hare Hoofd-planeeten, gelyk denbsp;Hoofd-planeeten na de Son geduurigh toe getrokken werden gt; ofeenbewe-ginge door hare fwaarheit derwaarts oeflènen.

§. 17. Maar boven dit alles kan ik eenedoorlugtige waarnemingeniet voor-by gaan j by JVhifton, PraleSl. Phyftc. pag. z8p. aangehaalt: die ondervin-delyk toont, dat men ook defe AttraSlio of na ftgh toe trekkinge fchen de Hoofd-planeeten en de Son, en tufl'chen de omloopers en harenbsp;Hoofd-planeeten, ftraks getoont is plaatfe te hebben) oogenfchynlyk kannbsp;Waarnemen tuflchen de Hoof-planeetenfelfs en de omloopers van andere. Ditnbsp;fyn fyn E**. woorden foo verre fy tot defe fake dienen:

ïj

„ Want als Fab. XXI. Fig. i. en z. Saturnus H voor cenige jaren lan-j» gen tyd bleef, ontrent fyn ConjunSlie^ oflamen-ftand met Jupiter F (dat n is, wanneer Saturnus en Jupiter op het naafte aan malkander fyn, en mennbsp;,, uit de Sonne S, Saturnus in V en Jupiter in F, in of by na in een regtenbsp;,, linie SV foude kunnen fien) en by gevolge het nootfakelyk volgen raoefte,nbsp;,, dat Saturnus om de grootheit van fijn lichaam, en fyn nabyheit aan Jupi~nbsp;ter ( want na defe beide reguleert Gghdekragtvaaaantrek^ingevolgensde^nbsp;fe Heercn) eenige merkelyke en figtbare uit werk felen moefte te weegenbsp;brengen in de omloopers van Jupiter F j indien anders 5'^api/er met fyn omloopers na Saturnus toe getrokken wierden : foo wierd de fake waarlyknbsp;„ bevonden dusdanigh te fyn, en de omloopers van Jupiter haren gewoo-„ nen loop op die wyfe te veranderen, in defe nabyheit van Saturnusalsnbsp;j, vereifcht wierde door defe wet van na ftgh trekkinge of aantrekkinge.^ Soonbsp;dat felfs den foo grooten en by alle geagten Sterre-kundige Flamjlediusdienbsp;eerft defe aantrekkinge in die Hemelfche lichamen niet wilde erkennen, nanbsp;alles op het nauwkeurigft na gerekent te hebben, onenhertigh beleed, datnbsp;defe wet ook aldaar in alle volkomenheit plaatfe hadde.

18. Ymand nu, die tot nogh toe aan een beftierendc magt van een ge-^ugte Godtheit in defe Wereld getwyfFelt heeft, oordcele nu uit foodanige ^rvarentheden j of ’er niet een ontfachclyke kragt in de Wereld werkfaamnbsp;die foo onbe uisde, en van alles onwectende klooten (welkers grootheitnbsp;*ncn niet by voeten, roeden of mylen, maar by geheele Aardkloots groothedennbsp;gewoon is te meetenj en waar van eene als Jupiter 8000der fclver bevat)

D d d d d z nbsp;nbsp;nbsp;foo


-ocr page 788-

704 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. B E S C H O Ü WIN G E.

foo geweIidjg,h,, vqörE(lfyft/ fonder eenige figtbare-werk-tuigen van kragtj dat geen kanon-kogel, felfs in fnelheit by haar kan vergeleken werden jnbsp;daar en boven het fchroomelyke geweld van dele voortvliegendc gevaartensnbsp;foodanigh regeert, fonder weder eenige figtbare middelen daartoe te gebruiken} dat fy tegen die önverbeeldelyke llerke pogingen aan, waar door fynbsp;elk oogenblik uit haren wegb tragten te loopen, gedwongen blyven om denbsp;aan haar gegevene wetten van aantrMinge en «i^ima^etot malkander (andersnbsp;wetten der Swaarheit genoemt) in elk het minlle punt van haren wegh tenbsp;gehoorfamen} en daar door haren loop binnen foo enge fporen te bepalen:nbsp;foo verre felfs, dat defe Planeeten op een meerdere nabyheit aan malkande-ren door defe felfde wetten , ook t’eikens meerder na malkander toewyken},nbsp;en dus een gehoorfaamheit aan defelve volgens de muwkeurigjde regels betonnen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, .

Eindelyk , na dit alles llélle een onglukkigh Atheift fïgh voor, of hy met eenige geruftheit des gemoeds kan denken, nadien alle defe Hemel-kiootennbsp;met foo vervarelyk een kragt na malkander toe gedreven werden, dat hetnbsp;fonder wysheit toe gekomen is} dat fy foo veel eeuwen langh in alles defenbsp;wetten gedwongen fynde na te komen, niet t’eeniger pyd de cene op de andere aanloopende op een verfchrikkelyke wyfe hebben geboft} en malkander in duifenden van Hukken van een doen fpringen. Te meer, dewyl felfsnbsp;voorname Wis-konllcnaars Hellen, dat het mogelyk is, dat fchoonmeneennbsp;geregelde beweginge aan de Comeeten toefehryft, fy egter met den Aardkloot foude kunnen famen-loopen, en dus tuflehen twee foo gruwfemc ennbsp;fnel voortgedreven klooten een boflinge veroorlakcD} daar niemand als metnbsp;fchrik aan denken kan. Dogh van defe foorcen van Dwaal-Iigten, om datnbsp;’er nogh foo weinigh van bekent is, het welke van andere niet weder bet vvilïnbsp;werd, fullen wy hier niet meerder feggen. Dit is waar, dat ten ly eennbsp;AtheiH (yne gronden volkomen verloochent, en een op een onbcgrypelykenbsp;wyfe en genoeghfaam fonder middelen.wcrkendc'wysheit en magt in de Wereld Helt plaatfe te hebben,, hy fonder die vrefe niet leven kan,datdiergely-ke ongevjillen aan fyne woonplaatfe of aan den Aardkloot, eensmogten overkómen. Want dat defe wetten, volgens welke foo groote lichamen, gCS'nbsp;ne uitgefondcre, malkander geduurigh tragten te naderen, aan eenige anderenbsp;porlaken tot nogh toe, als aan den wil van den Regeerder kunnen toe gc'nbsp;fchréven werden, weete ik niet by ymand nogh oit bewelen teiyn.

§. ip. Na dat men nu de elliptifche loop der planeeten en hare omloo-pers, een kragt, waar door de eerlte na de Sonne, en de andere na hare planeeten toe getrokken werden gefien heeft}en in die famen-Hapd vangt;5’'*'nbsp;turms en Jupiter ondervonden is, dat ook defe na malkander naderen} A ®nbsp;fy .na by genoegh. aan malkanderen fyn, en defe trekkende kragt eenigh-merkelyk uitvyerkfel te weege kan brengen} 'art ik aan het oordeel eannbsp;v.erHandige,. of de woorden Jobs.y Cap. XXXFUL 5,1. overgefet - j

-ocr page 789-

•Van eenige Natuur-usstten. nbsp;nbsp;nbsp;76f

ghy de firïngen Orions los maken? ook hier uit eenigh ligt foudcnkunnenont-fangen.

Eer ft ^ om dat het woord Cheftl, alhier Orion vertaalt, tegenwoordigh in lyn eigen betekenifle niet wel aan ons bekent fynde, by de Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ge-

fêgt werd van fommige met Planeeten overgefet te werden: het geene uic Jefaics. XIII. 10. fchynt beveiligt tewerden. Mwz^xvvnSonneyMane^Sterren des Hemels^ en fyne geflernten (welke laatfte met het woord Cheftl \xiXgt~nbsp;drukc werden) gefproken werdende, uit de omftandigheden fchynt af te nemen te fyn, dat van alle Hemel ligten gefegt werd, dat fyverduillertlullennbsp;quot;'verden. Nu indien fy in defe plaatfe alle genoemt fullen fyn, moet metnbsp;dit woord Cheftkhern^ alhier75'«^ Planeeten verdaan werden} wanneer de-felve optellinge volkomen faiwefen, enalleligten, dietotnoghtoegewoon-lyk in den Hemel geilen weiden, begrypen fal.

Ten anderen^ nadien zWc Chefdim oi Planeeten^ als boven getoont is, van deSonnegeduurigh belet werden verder af te loopendoor haar eigen voortgang,nbsp;dan haren wegh ftrekt} indien dan'defe kragt, waar door fy aan de Sonne,nbsp;gelyk een Heen door den flinger-ftrengh aan de hand van die hem omdrait,.nbsp;als vall gehouden werden en gebonden fyn, door de gelykenifTe van touwennbsp;of dringen (Lora) betekent werd, fa! de plaatfe fchynen dit te feggen; Kundnbsp;ghy de handen ywaar door den Planeet of den Cheftl aan de Sonne als gebonden is^.nbsp;los maken? en dan Cal men lien uit de groote kragt, met welke de Planeetennbsp;tragten regt uit te loopcn, en defe banden te breken, hoe groot een kragtnbsp;om defelve na by de Sonne te houden vereifcht werd en in werkinge isj ennbsp;daarom, hoe weinigh het aan Job mogelyk was, die los of fonder vrugt tenbsp;maken.

_ Maar het geen. op cenbyfondere wyfe Ichynt te toonen, dat men op dele ma-niere yets van het ooghmerk van defen text treft, is, dat in defe plaatfe niet by gelykenide gefproken werd} maar dat woordelyk felft (gelyk in veel.nbsp;voorige gevallen) alhier htt eigen u.\idx\xk(c\ van een aantrekkende kragt ^ datnbsp;te vooren aangehaalt, en by leer groote Waarnemers te defertydfoo gemeensnbsp;is, gebruikt Weidj nadien het woord MofchechooP^ met ftringen verduid,,nbsp;komt vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;trekken, en eigentlykbetekent, aantrekkende^ waarome

het ook by Trommius^ Pifcator^ en in het Lèuicon van Robbertfon y van ver-fefecidene, ®et Nires oi facultates atirahentes ^ of na Jigh toe trekkende kragtem Vertaalt werd. En als dan foude den lin van dele woorden eigentlyk fynnbsp;Kundt ghy de aantrekkende [kragten'] van den Chesii* los maken-?

Indien men nu door defen Cheftl e.cx\ Planeet verdaat, die defe aantrekken-de kragr heeft, gelyk ftraks van Saturnus geioontK (andere, hoewel het: feer waarichynelyk. is dat fy defelve, hebben, nadien ons geen volkomen by-:nbsp;londcre, en daarom genoegh overtuigende waarnemingen noch bekent fyn,,nbsp;lullen wy hier niet noemen.^ fchynt dele plaats (waar infekerlyk van Hemelen hare wetten gefproken werd, als uit de volgende 3.1, en n.verjfem

D d d d d 3, nbsp;nbsp;nbsp;bly-


-ocr page 790-

760 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. B E S C H O U W I N G E.

blykelyk is) in eigene woorden, in die tyden dat verfchynfel reeds temel-denj het welke wel van oude, cnoüAet nbsp;nbsp;nbsp;Pythagoras ^ eenighfintsgefe^

werd duifterlyk gefien, en in fommige gevallen geltek te fyn i maar nu in defe tyden, door behulp van verrekykers, fyn volkomen klaarheit eerft begint te verkrygcn.

En.ditfyndc, laat ik aan een ongelovigefelfsteoordeelen, ofhetganfche ' Jodendom en de geheele Chriftenheit fonder grond dit Woord van Godde-lyke afkomft houden te fynj en of het voor een Ongödift de moeite nietnbsp;waardigh behoort te wefen, na foodanige tekenen van wysheit, als in delenbsp;verhandelingen nu veele getoont (yn, daar in gefien te hebben, deffelfs af-Icomll nader te onderlbeken^ en de bewyfen van deflelfs Goddelykheit, dienbsp;door andere geleerde Heeren in een feer groote meenigte gegeven lyn, innbsp;ernftige overweeginge te nemen.

§. zo. De tyd nogh plaatfe lydt het niet om alhier verder alles uit éeMe^ £hanica Bevoeeg-kunde by te brengen j waar uit men aan die eenighfintsre-delyk willen fyn, een beftierende wysheit kragtelyk foude kunnen bewyfen.nbsp;Nadien alle beweegingen van tegen en onder malkander bewogen werdendenbsp;lichamen tot de minlte toe bevonden werden, eenige wetten waar te nemen j welke niet als van een verftandigh en magtigh welen kunnen Voortkomen 5 om dat fc figh na de reden en na verftand reguleeren.

De voor aangehaalde fwaarheit alleene fchynt in die onder ons op het vlakke des Aardkloots overal waargenomen werden, genoeghfameblyken te kunnen geve,n.

En tot nader bewys,

Wat kan’er aan ymand meer ónbefonnen, meer onbetemmelyk, meer onbeftierelyk voortkomen, als de omftuimige roeringen van de deelen vannbsp;het bus-kruit, wanneer het in vlamme uiiberft ? en wie foude kunnen denken, dat foo woefte beweegingen, als het felve in het fchieten van kogels,nbsp;cn werpen van bomben veroorfaakt, foo net inhareverfchrikkelykekragteflnbsp;fnelheit, de fwaarheits wetten die haar voorgefchreven fyn, ten allen tydennbsp;waarnemen, dat fy derhalven tot voorwerpen van de W)s-kunde kunnennbsp;ftrekken? en egter fiet men, dat fy niet cenen flip voortgaan, fonder t’el-kens in haren foo gefwinden loop aan defelve te gehoorfamen. En defe on-dervindinge is felfs bekwaam geweeft, om daar uit vafte regulen in de Bof-fchieterye, cn het bomben-werpen te formeeren •, waar door demetfooont-fachelyk geweld voortgedrevene lichamen, in haren by nadoorgtenekrag'nbsp;ten betemmelyken fnellenvlugt, door het overlegh van menfehen, die de wetten, waaraan ly gebonden fyn, onderfogt hebben, foo nauw bepaalt en gfquot;nbsp;regeert kunnen werden j dat men defelve op een benoemde plaatfe, als dienbsp;maar onder haar bereik is, kan doen nedervallen en treffen.

Ik vrage nu ymand die dit fiet, of hy met geen reden daar uit befluiteo

moeti dat die onder foodanige van alles onbewulleklooten, foodanige wet-

ten

-ocr page 791-

Van eenige Naiuur-wetUn. nbsp;nbsp;nbsp;7157

ten Beeft ingeftelt,.en die defelveallc oogenblikken ook in datgruwfaam voort» vliegen aan defe wetten doet gehoorfamen, verwonderlyk wys en vreelTelyknbsp;in magt moet welen.

§.2.1. Ontelbare gevallen foude men Bier kunnen te berde brengen, in welke niet alleen (00 onbefuift voortvliegende klooten,als kogels enbombennbsp;daar wy van gefproken hebben, maar duifenden millioenen van andere ennbsp;kleine liebaamtjesfoudenkunnenbewefenwerden, Geometrifchekrommely»nbsp;nen te befchryven, in welke de eigenfehap van delyn na alle Mathemati-fche wetten , in al fyn punten bewaart werd. Soo loopen veel duifendennbsp;van water-deelen uit de kraan van een fontein, ennieteenvandiefaldielienienbsp;te buiten gaan, welke een Wiskundige kan toonen, dat in die omitandig-hèden befchreven moet werden.

Hoe veel eer heeft dc foo grooten Wis-konftenaar Leihnitius by alle weg gedragen ? als hy toonde, dat hy met fyn verftand door gedrongen was totnbsp;de kennifle van die kromme lienieA CB, ‘Tab. XXILL Fig.\. welke doornbsp;de fwaarheit van de deelen van een kettingh of touw, dat aan twee fpy kersnbsp;A B vaft gehegt fynde nederhangt, gemaakt wierde. En hoe veel agtingenbsp;heeft het aan de Heer Gregory gegeven, eenige nieuwe eigenfehappen der fel*nbsp;ve eerft uitgevonden te hebben? hoe veel Mathematici hebben tot defe ontdekkingen vergeefs haar kragten aangewend? die, niet tegenftaande ly denbsp;eigenfehappen van de fwaarheit, die de eenige ware oorfaak is, genoegh-faam kenden, moeten bekennen onmagtigh geweeft te fyn, om defe ket’--tingh-linie of Catenaria (dus werd defe kromme ACB genoemt) op een pa--pier na behoren te befchryven. En (wie kan dit fonder verwonderingb be*nbsp;fchouwen ^) hoe rasfehikken fighdie onwetende deelen, waaruit een kettingtjequot;nbsp;of touwtje beftaat, door haar fwaarheit in die order,- welke tot het maketi!nbsp;van defe kettingh-lienie vereift werd ? en dus foude men veel voorbeelden kunnen geven.

§. 2Z. Ik weet wel, dat die foo veel mogelyk (ïgh tegsn de kenniife van» een Godt uit de fchepfelen aankanten, hier op fullen antwoorden, dat defenbsp;Natuur-wetten, volgens welke dit alles gefchiet, endefekettingh-deelenin*nbsp;hare fchikkingen , het fontein water in fyn loopen lienie, een kogel ofbom-

in fyn vlugi beftiert werd alle nootfakelyk fynj cn dat het een onraoge-lykheit is dat het andersgefchieden foude kunnen j gelyk ook dit by haar de ^eden is , dat de Wis-konlfenaars wel redeneerende^ befluiten kunnen ma*-I^en, die met dé faken over een komen.

By voorbeeld, men weet dat’er een wet in de Natuur is, indien opeen! lichaam A, tab. XXlIl. Fig. twee kragten te gelyk werken, waas van»nbsp;de eene alleen fynde volgens AK en de andere volgens A L het felveliebaam»nbsp;Ibude bewegen j dat, dat dc eene of andere meer of min ge weldigB is ,•»nbsp;dit lichaam volgens verfcheide linien AD, of A E, of A.Gifal;be^vogerJInbsp;^rden» Die g^'onden en bepaalt werden, ; als men een diagonaal of Koek-li*-

aè;


-ocr page 792-

768 XXVII.. BESCHOUWING E.

nie trekt, in het parallelogram A BEF, A HGC, waarvan defy denbeftaan uit de lienien, die het lichaam door elke byfonderekragt in defelvetyd in lengte foude aflopen, als alhier A B en A F of A H en A C.

Waar uit dan volgt; foo in een minute ofmeer of minder tyd, de eene kragt,het lichaam A van A tot C foude brengen,en de tweede kragt van A tot Bjnbsp;dat het felve lichatn A door de werkingh van defe twee kragren tcgelyk, innbsp;een minute, volgens de linie AP de lengte AD (die den diagonaal van hetnbsp;parallelogram ABCD is) voortgedreven foude moeten werden.

Dogh indien de eerfte kragt het felve niet van A tot C, maar, tot F in een minute konde voeren; en de tweede kragt defelvc bleef; dat het in een minute de linie AE befchryven foude moeten. Gelykerwys, ook om defelve reden, als de tweede kragt, die het volgens AL dry ft, grooter was, en hetnbsp;lichaam in een minute van A tot H konde brengen , de eerfle volgens ACnbsp;onverandert bleef; dat door beide de kragten tefamen, het lichaam A innbsp;een minute de lengte van A tot G langs defe linie AG foude moeten afloopen.

Uit welke gronden de Heer nbsp;nbsp;nbsp;kortelyk {Prim. Philof. pag. 14.)en

de Heer Varigmn breder {Nouvelle Mechanigue) al de wetten der beweegin-gen en de regels der Beweeg-kunde hebben aangetoont nootfakelyk te volgen ; en in alle werk-tuigen van kragt voorbeelden daar van gegeven.

Ook is het bekent; dat enkel uit defe Natuur-wet de vlugt-line van een kogel, ‘tab. XXIIl. Fig. f. A D EFG bepaalt werd, ais hy uit een kanonnbsp;Q gefchoten is; vermits over al twee kragten op hem werken; namely k eene, die door het geweld van het buskruit veroorraaktfynde,hemgeduurfghnbsp;van A na K voortdryft; en de andere, de kragt der fwaarheit, die hem,nbsp;waar hy is, t’elkens met linienAB, DL, EM, enz. dieregt-hoekighopnbsp;den Horizon fyn, doet nederdalen; ’t geen hier de tyd niet is om nauwkeuriger in alles aan te toonen.

In defe en diergelyke gevolgen, die nootfakelyk fchynen uit malkander te moeten afgeleid werden, fyn defe ongelukkige Philofophcnveeltydsgewoonnbsp;haar felfs, als in ongenaakbare holen te verbergen; wanneer fyandeiflntsdenbsp;erkentenifle van een Goddelyke Regeeringe en Voorfienigheit niet fchynennbsp;te kunnen ontwy ken; antwoordende meermalen, dat hetgeen men aan haafnbsp;voortbrengt, niet volgens een Goddelyk welbehagen ingeftelde Natuur-wet-ten fyn, maar enkele noot-wetten; die dooreen ontegenftandelyke nootfa-kelykheit malkander vergefelfchappen, en uit malkander onmydelyk moeiennbsp;volgen. En dewyl fy defe geduurigh aan een gefchakelde reeks van gevolgen feldcn tot baar eerfte beginfel luften na te fpeuren, uit vrefe van eennbsp;Godt, die aan haar foo verfchrikkdyk is, aldaar te fullen ontmoeten;nbsp;ly gewoon dien reeks oneindigh te ftellen, en daarom fonder veel opmerkm-ge fomtyds wel eens terugge te denkcn;dogh de meenigteder felver gevolgen foonbsp;groot vindende, dat fy die niet als met moeite, in eeiien opflagh aan haarnbsp;verftand kunnen vertegenwoordigen, verliefen fy dus fagtjes en fonder vclt;^

-ocr page 793-

Van emige Natuur-mttm. nbsp;nbsp;nbsp;y6^

ernft voort denkende hare gedagten in defelve. Het welke , nadien fy al langh kunnen denken, eer haar een regte tegenwerpinge, diefy nietenfoe-ten,voorkomt,eenigh^ints aan haar fchyn geeft van een onbewufte nootfa-kelyke oorfaakj waar in fy dan meinen, dat hare confcientie gerull: kan fyn.

Ik wil dit van alle Atheiften in het gemeen niet verftaan hebben} vermits de minfte foo geleert en verftandigh fyn, dat fy de eene Natuur-wet uit denbsp;andere kunnen afleiden. Maar ik weete, dateenige, die onder haar goedenbsp;^is-kundige en anderfints ervarene Philofophen fyn, opdefe wyfeongeluk-high fyn en blyvenj als gedurigh figh wel bevlytigendeomdeeeneNatuur-¦'^et uit de andere by Wis-konftige gevolgen af te leiden, en figh foo in hetnbsp;ontdekken van nieuwe waarheden te vermaken j maar feldcn eenigen ernftnbsp;aan wendende, om defe groote queftie te fol veren, of’er ook een aanbiddc-lyk en groot Godt is, die dit alles na foo verftandige regels beftiert en denbsp;Wereld regeert, en defe Natuur-wetten ingeftelt heeft.

Ik bidde dan defe foo groote, dogh wie fy ook mogen fyn, bcklaagelykc verttande, welke onder foo veel waarheden nogh aan eene ware Godtheitnbsp;twyffelen, ingevalleymand van haar dicgefchriftweerdighmogteagtcn,ornnbsp;eens na te lefen: dat fy gelieven te overleggen, van hoe weinigh kragt defenbsp;redeneeringe is, om een verftandigh menfch daar in te doenberufleui wanneer ymand om te bewyfen, dat alles uit nootfakelyke en onbewufte Na-tuur-wetten afgeleid kan werden, genoeghfaam agt vaft te kunnen ftellen,nbsp;of felfs ontegenfprekelyk te kunnen toonen, dat alles wat hy weet en ondervonden heeft (want verder kan hy met geen régtfpreken; alleen door lichamen, die bewogen werden, en geen verftand hebben, te weege gebragtnbsp;Werd.

Want om niet te feggen, dat in opfigt van het geen in het Geheel-Al gc-fchiet, het geen hy ondervonden heeft leer weinigh is, en by gevolge daar uit geen befluit, dat tot alles en het ecrft begin defer beweginge figh uit-ftrekt, kan gemaakt werden j fal hy niet moeten erkennen? dat inhetkon-ftigfte Horologie, de vereifte behoorlyke en gereguleerde omloopen van dcnbsp;¦Wy-fers, by een volkomen nootfakelykheit uit deflelfs geftel volgen; en datnbsp;men die uit de fwaarheit van het gewigt of de kragt van de veer, met tuf-fchen komen van verfcheide andere beweegingen van grooter en kleindernbsp;raderen en rcndfels fiet voortkomen: foo dat men de oorfaak van de nettenbsp;beweginge der wyfers, daar na gevraagt fynde, alleen foude kunnen too-risn te beftaan , in roeringe van faken die geen verftand hadde, en alleennbsp;Volgens eenige Natuur-wetten bewogen werden.

Maar ook egcer, fal hy niet moeten toeftaan? dat (om verder befluit te maken) hy felfs niet foude uit al dit voorgefeide derven ftaande houden, datnbsp;rot het maken van dit felve uurwerk , in de eerfte oorfaak en maker ooknbsp;verftand of wysbeit geweeft was; of dat het foodanigeii verftandigennbsp;Maker niet gehadt hadde. En nadien hy dit om voorgaande redenen van het

E e e e c nbsp;nbsp;nbsp;Ho*

-ocr page 794-

770 nbsp;nbsp;nbsp;XXVIL B E S C H O U W I N G E.

Horologie belluitende, te verftandigli foiide fyn, dm niet te fien dat fulks fonder grond wasv gelieve hy felfs de vergelykinge te maken, of hyontrentnbsp;de werken van fynen aanbiddelyken Maker niet op defelve wyfe redeneert^nbsp;en by gevolgh, hoe weinigh hy figh van ’tgeen hydus op defe gronde voornbsp;waar aanneemt, verfek eren kan. Om niet te feggen, dat het voor yder onloochenbaar is, dat om het Geheel-Al, en de fienelyke Hemel en Aarde, metnbsp;wat daarop en in is, in dien ftand, en in foo ordentelyke beweegingen foonbsp;veel eeuwen langh te bewaren, en niet anders daar toe te gebruiken, als fighnbsp;onbewufte lichamen enNatuur-wetten, die na de regels van deWis-kundenbsp;werken, fonder dat fy weeten dat fy dat doen, een wysheit vereift werd,nbsp;waar by die van den alderkonftigften Horologie-maker in geen vergelykingenbsp;kan komen.

§. zj. En nadien hel eigen is aan groote verftandenj als iy een verwon-derlyk konft-lluk fien, begeerte te hebben, om den maker defielfs, die daar in foo veel preuve van fyn vérftand gegeven heeft, nader te leren kennen gt;nbsp;dewyl een Ongodift een groot Natuur- en Wiskundige fynde (gelyk wynbsp;hier onderftellen) nu niet kan loochenen, dat de figtbare VVereld, tot in denbsp;minde deeltjes toe de Wis-kundige Natuur-wetten waarnemende, een verbalende en alles overtreffende konlt-werk is; laat hy felfs onderfoeken, welke redenen het fyn, die hem afwenden om defe foo magtigen, foo wyfen,nbsp;goedertieren, dat meer is, in veelè nogh foo onbegrypelyken en daaromnbsp;aanbiddelyken Maker te willen kennen en erkennen. Ën defe redenen gevonden hebbende, laat hy felfs denken of fy hem niet ongelukkigh maken. Tenbsp;meer, dewyl veele groote Mathematici,ook van de aldergroofte van defennbsp;tyd, boven welke hy figh in ftudie nogh geleertheitfelfs niet foude willennbsp;liellen, figh niet ontfien met uitgedrukte woorden, by veelgelegentheden,nbsp;uit het geen fy inde Nature fien gefchieden, niet alleen de wetten, maarnbsp;ook den Goddelyken Gever der felver volmondigh te pryfen, enhemeeretenbsp;geven.

En aangefien hy de naafte ooiTaaken aller faken uit hare uitwerkfelen alleen (indien hy regt redeneeren wil) gewoon is te onderfoeken en te be-wyfen} waarom tragt hy niet ernftiger om de eerfte oorfaak van alles te weeten ?

Hy bevind, dat ae minfte , en foo niet tot nogh toe , alle verfchynlelen in de Nature j door beweegingen , ’t fy door voortItotingen, of (gelyk groo-te mannen tegenwoordigh ftellen)door aantrekkingen en weghdryvingennbsp;weege gebragt en veroorfaakt werden; hy onderloekt, welke wettennbsp;bewegingen, foo in boffingen als na-trekkingen daar uit moeten volgen;nbsp;dien hy nu nogh aan een Godt twyflfelt, waarom flrekt hy fyn betragting^”nbsp;en ftudien niet uit tot het onderfoeken, welke de oorfaak is, die defe bewee-ginge eerfl; heeft voort gebragt waar uit hy ftraks Wis-konftigh eenen Godtnbsp;loude moeten befluiten: wanneer hy gelieft in agt te nemen, het geene e

-ocr page 795-

Van eenige Natmr-nuetten. nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;771

ondervindinge hem en alle menfchen leert, namelyk:

I- Dat een lichaam kan bewogen werden, en ook in ruft fyn of niet bewogen werden} en in beide defe gevallen een volkomen lichaam bly ven en fyn wefen behouden.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Waar uit volgt, dat de beweeginge tot het wefen van een lichaam nietnbsp;behoort.

III. nbsp;nbsp;nbsp;En over fulks kan men hier aanmerken , dat den vermaarden Heernbsp;Newton, en den verklaarder van deflelfs bewyfen en redeneeringen, dennbsp;Heer Whifion^ PneleSl. Phyf. Defin. 1. pag. 2f. (welke beide Heeren ennbsp;andere die volgen, ik hier nocme, om dat niemand aan haar Ed. de naamnbsp;Van feer groote Mathematici betwiften kan ) een lichaam te regt befchrevennbsp;of gedefinieert hebben} dat het is een uitgeftrekte en vafte fubftantie, nietnbsp;alleen onverfchillende tot beweeginghen rufte, maar ook fonder eenige kragtnbsp;in figh felfs,en enkel lydelyk fynde {fubftantia inevs fö’pajjiva') waar van denbsp;Heer Mariotte een bewys door verfcheiden ondervindingen geeft, 'va de V.nbsp;Prop. nan fyn verhandelingh van de boffngen, pag. ^4. toonende, hoe vafternbsp;het lichaam is, dat is, hoe meer lichameiykc itoffè het indefelveruimtebe-grypt, hoe grooter tegenftand het felve tegen de beweeginge doet.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat uit dit alles ligt te beftuiten is, dat geen lichaam de eerftenbsp;oorfaak van de beweginge kan fyn} welke men noghtans bevind onder denbsp;lichamen plaatfe te hebben.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Wat kan dan volgen? als dat de eerfte oorfaak deflelfs onlichamelyknbsp;moet wefen} en felfs verwonderlyk en onbegrypelyk in fyn daden j nadiennbsp;defelve geen lichaam fynde, noghtans lichamen bi’weegen kan.

Die ook de eerfte oorfaak is van alles wat in de wereld gefchiet, om dat alles door beweeginge uitgevoert werd; die een vrywilligh en fonder nootfake-lykheit na fyn welbehagen werkende oorfaken is; omdat, hoewel de beweginge fonder lichaam niet fyn kan, egtcr een lichaam al in wefen fynde, niet het alderminfte gevolgh kan aangetoont werden} waar door men overtuigt moet fyn, dat het nootfakelyk moet bewogen werden. Soo dat de be-weeginge daar fynde, defelve van een oorfaak, die buiten alle nootfakelyk-heit werkt, naoet afgeleid werden.

Die verfchrikkelyk magtigh is in foo uitgeftrekte een gebouw, als defe groote Wereld is, te maken, en foo groote gevaartens,als de Hemel-ligtenlyn, foo grooten fnelheit te bewégen^ als boven getoont is. Die wys is^nbsp;als die de beweegingen van ontelbare groote en kleinder lichamen tot foo heer-lyke einden beftiert. Het geen ik niet denke dat ymand die het voorige ver-ftaan heeft met meer grond fal kunnen loochenen} als hy foude hebben omnbsp;ftaande te houden, dar een fchip niet om te varen, een roer niet om het te

cftieren, de wyfer van een uurwerk niet om uuren te wyfen, een klok en

amer daar in niet om te üaan, eh dus ontelbare andere laken fonder eenigh ooghmerk gemaakt waren. Nu uit alle faken, daar men een voorgeftelc ein-

Eeeee i nbsp;nbsp;nbsp;de


-ocr page 796-

77i nbsp;nbsp;nbsp;XXVIL BESCHOUWING E.

de en ooghmerk in kan fien, is yder, wie hy ook fy, gedwongen eenver-ftandigh en wys Wefen te befluitenj nadien niets als het geen verftan* digh is, figh eenigh einde of ooghmerk voordellen kan. Eindelyk die goedertieren is, als door defe beweeginge aan alles het leven en den adem g5“nbsp;vende, en ontelbare gunden bcwylèndc.

§. 2.4. Boven dit alles, dewyl wy dit in dit geval Hellen, dat wy niet alleen met een aan de Godtheit twyffelende Philofooph, maar ook met fooda-nigh een te doen hebben, die een Wis-kundige, en by gevolge die om de voorige tegenwerpinge dand te doen grypen magtigh meent te fyn te too-nen, hoe de wetten van de beweeginge by een volkomen nootfakelykheit uitnbsp;malkander fchynen te volgen, en geen Goddelyke bedieringe nogh oor-Ipronk van noden hebben; gelieve dan delen redeneerder lïgh alleen te erin-neren de eerde grond-wet, fonder welke alle Mathematifche raifonnemen-ten vergeefs foude fyn; en die daarom van de Heer Whiflon de fondamen-teelde van alle {PraleSt. Phyf. Mathem. Jxiom. 1. pag. 4i.)genoemr, ennbsp;by de Hecren Waïlifius {Mechanica Cap. I. Prop. \ en 12..) Huigensy Newton^ Keil, en Marktte (welke laatde defelve met een byfondere ondervindin-ge heeft getragt klaarder te maken) en veel anderen tot een grond van de be-weegh-kunde geftelt werd.

Sy is defe in korte woorden:

Alle lichaam, eens rujiende of bewogen fynie, houdt niet op van rufien of be ^ wogen te werden in een regte linie, met defelve kragt fonder vermeerderen of verminderen der felve; ten fy een andere kragt op het felve werkende, daar verande-ringb in make.

Dit fal hy weeten, dat yder wel toedaat, als een lichaam ruft; maar dat ontrent de beweeginge, dit van veele onervarene in twyffèl getrokken werd;nbsp;dogh ook met een, dewyl hy de beweeg-kunde onderftelt werd te verdaan, lal hy ook van de waarheit van dele Natuur-wet overtuigt fyn; nadien een groot getal ondervindingen in defe beweeg-kunde gedaan, en foonbsp;by ervarentheit bekent fyn; waar door defe wet van agteren met genoegh'nbsp;fame fekerheic bewefen is. Ook fal genoegh (aam aan hem (die wy ftell^nnbsp;de fchriften van groote mannen geleien te hebben) openhaar fyn, op hoe veelnbsp;wyfen defelve na een voldoende oorfaak vandit wonderlyk verfchynlêl gelogdnbsp;hebben; die daarom hier onnodigh fyn aan te halen. En dat eenige daarnbsp;van met uitgedrukte woorden den Almagtigen Godt alleen tot oorfaak daarnbsp;van dellen. {Siet Keil, Introduil. nS.)

En indien hy egter nogh twyftelagtigh blyft, hy gelieve defe volgende

Natuur-wet in opmerkinge te nemen, volgens welkeby alle aangenomen en

ondervonden werd, dat de gewelden en alle verfcheidenheden en veranderlng^*^'^^ alle lichamen groot er of kleinder fyn, na proportie, dat de kragt, die defel'^e innbsp;dit lichaam indrukt, grooter of kleinder is. Volgens dit by de meellebygebrag-tfi bewys, dat alle uitwerkfelen proportioneel fyn aan hmxvolkomuoor^'^^J}


-ocr page 797-

Van eenige Natuur-'wetten. nbsp;nbsp;nbsp;775

{Caufts adtequatie) fiet Wallifti Mechanica Cap. I. Prop.J. Soo dat, indien een kragt een beweeginge veroorfaakt, een dubbelde kragt een dubbelde be-weeginge, driemaal foo veel kragt driemaal foo veel beweeginge en zoonbsp;Voort, fal veroorlaken.

Laat hy nu Ggh voorftellende, indien een man in het begin van de wereld j ®f(foo hy dat als twyfFelende nogh niet wil erkennen) over vier of vyf dui-fend jaren een knikker op een tafel leggende, met de vinger daar af haddenbsp;geknipi dat delen fclven knikker, ingevalle geen andere kragt hem belettenbsp;Voort te gaan, tot nogh toe met defelve fnelheic volgens defelve regtelinie,nbsp;cn dus fonder oit op te houden fouden voortgaan, en een lengte, daar geennbsp;menfch het einde van bepalen kan, afloopen.

Laat hy ook vaft ftellen, dat dit geen lofle gedagte, maar (gelyk tevoren al aangeroert is) een waarlyk in de bewogen lichamen plaatfe hebbende Natuur-wet isj die door feer veel ondervindingen beveiligt werd, en waarnbsp;in meell de geheele ware Mechanica en de boffingen infonderheit, dieeigen-fchappen van de verfnelde (gelyk die van de fwaarheit gevonden werd) ennbsp;Vertraagde beweegingen (Motus accelerati ö” retardati) haren grond hebben jnbsp;¦v^’aar van de voorbeelden by Wallifius te vinden fyn, in de bewyfen van dcnbsp;tucee eerfte Propofitien Cap. X. van fyne Mechanica.

En hy gelieve dan verder by figh felfs te denken j indien geen Goddely-en onbegrypelyk werkende kragt in defen plaatfe hadde die de voldurin-[Conlinuatio) van defc beweeginge veroorfaakt, en defe anders nogh be-grypelyke nogh geloolFelyke wet geduurigh van alle lichamen dede waarnemen j of hy de kleine cn veragtelyke kragt van defe gegeven vinger-knip de vol-^oinen oorfaak van defe beweegingefoude kunnen agtenjwaar meededefen knik-eralle palen,die hy ofeenmenfche in lengte magtig is te ftellen,{bnder het min-Ite verlies van fyn kragt en fnelheit voor by kan loopen: en of behalven hem ook ymand «ordeelen kan, dat dit foo groot eflfedofuitwerkfel aan foo geringh eennbsp;Goilaak, als de knip van een vinger is, proportioneel kan gehouden werden.nbsp;En indien hy je bewyfen welke dit voor hem ontegenfprekelyk maakten ,nbsp;niet en wifte of hy al wat daar van gefegt wierde, niet voor ydelheden cnnbsp;herlien-poppen, fouje agcen. Gelyk daarom met regt veele verllandigenbsp;fulks doenj die de beweeg-kunden en delTelfs bewyfende ondervindelyke

preuven noit geleert hebben.

En voldoet dit nogh aan hem niet.

Hy lal immers een Wis-kundige fynde weeten (waar van te vooren ook alhier reeds yets gefproken is) eerft., dat geen lichaam foo klein kan fyn, nognbsp;met foo weinigh kragt bewogen werden j het welk tegen een ander, datenkei ruft en onbelec is, hoe groot dit laatlle ookfynmagh, aanloopende,ditnbsp;met en fal in een nniedoen beweegen en voortloopenj foo dat fy beidenbsp;een gelyke Inelheit voortgaangt; hoewel defe minder is, als die hetnbsp;ewoogen lichaam eerftelyk alleen hadde. (Siec behalven andere, hier

Eeeee 3 nbsp;nbsp;nbsp;van


-ocr page 798-

774 XXVII. BESCHOUWING E.

van ook Wallifii Mechanica Cap. XI. in het Scholium §. z.

Soo dat hier uit volgt, wanneer een klein lichaam niet als een knikker, maar als het kleinfte Tandje door de knip van een vinger voortgedreven fyn-de tegen een ander lichaam aanboft, het welk Too groor isj als den heeleonbsp;Aardkloot, of felfs duifenden van malen grooterj dat ({lellende,dat fy geennbsp;van beide elafticq fynde en daarom van malkander niet af en (luiten) ditgro-te lichaam te Tarnen met dit Tand volgens een regtelyn lal voortgedreven werden niet alleen j maar Tonder dat eenige tegenwerkende kragt of beletTel daarnbsp;tull'chen kome, en figh tegen defe voortgangh (lellen, dit groote lichaam Toonbsp;wel als het fandtje door de kragt van deTe knip Tonder ophouden, voort Talnbsp;gaan volgens defe linie bewogen te werden j en hondert duifend andere lig-chamen, al waren defelve elk een millioen maal grooter als den Aardklootnbsp;en meerder ontmoetende, die alle door defe geringe kragt met (igh voeren,nbsp;Tonder dat ymand kan feggen, hoe lange.

Dat dit nu, boe wonderlyk het ook voorkomt, waar is, Tal yder Wiskundige weeten. Maar laat defen twyflfelende PhiloTooph die meent om de nootfakelykheit van het volgen van de eene Natuur-wet uit de-andere, denbsp;ontmoetingh van een Godt te Tullen kunnen ontwyken, ons Teggen uit Tynenbsp;gronden-, of hem eenighfints begrypelyk is niet (om wel te onderfcheiden)nbsp;dat Talks gefchiet, nadien Tulks de Wis-kunde toont j maar op welk een wy-Te en hoe defe kragt van dit voortgeknipc Tandje werken moet i als de eenigenbsp;aanloop of bolïinge daar van, niet alleen Too by na onverbeeldelyke grootenbsp;lichamen, met eenige kragt voortdryven, maar ook Tonder ophouden, duifenden van eeuwen langh daar in continueren kan. En is langh een vraaghnbsp;in de Natuur-kunde geweell: Hoe gaat de beweeginge van het eene lig-chaam in het ander over ? die myns weetens nogh by niemand regt beantwoord is.

En ingevalle hy daar niet anders op kan antwoorden, als dat Too de ge-meenmakinge van de beweeginge ( Communicatio motm) als de volduringe der felve {Continuatio motus) yet is, het geen hy wel dagelyks en in defelve gevallen altyd (iet getchiedeni maar dat egterhetinnigllewefen der beweeginge aan hem Too bekent niet en is j dat hy foude kunnen (eggen , op welkenbsp;wyfe, die van het eene lichaam in het ander overgaat} en niet tegenftaande,nbsp;het geen men voor de figtbare oorfaak houd (als de knip, die het Tand voortgedreven heeft in dit voorbeeld) langh ophoud in wefen te fyn, noghtansnbsp;het uitwerkfel (effe£l) niet alleen in fyn forme of wefen, maar in delelldenbsp;kragt een meenigte van jaren, die door geen menfehe te bepalen is, k-anduren. Want dat (om de groot heit daar van te toonen) volgens defe wet eennbsp;fes-en-dertigh ponder uit een kanon, door de kragt van de vlam van het buskruid uitgedreven fynde, met het felve geduurigegeweld, duifendenyan )a-ren, Tonder dat een andere kragt fulks belette, (oude voortvliegen inbsp;genflaande de vlam het kanon en alles langh ophoud te Tyiij is aan alle

-ocr page 799-

Van eenige Natuur-ivetten.

Wis-kunde verftaat kennelyk. Sal hy dan felfs door die fyn antwoord niet gedwongen fyn te bekennen? dat alhier, gelyk te voren in het bewegen dernbsp;lichamen felfs, ook in delTelfs comraunicatieen continuatie een onbegrypely-ke kragt werkfaam is.

§. 2,6. Ik weet wel, dat voorname Wis-konftenaars, die felfs bekennen, dat fy geen andere oorfaak van defe laatfte kunnen aanwyfên, als de Godde-lyke magtj dit alles in fyn v/efen, en by gevolgh ook defe beweegingevannbsp;een kogel in haar duuringe onderhoud (gelyk boven al eensaangehaaltis)toCnbsp;verklaringe fomtyds bybrengenj dat een kogel eens voortgedreven fynde,nbsp;altyd voortgedreven blyft; even gelyk een vierkant, een bolrond en andersnbsp;gefigureert lichaam, altyd vierkant, bolrond en opdefelvewyfegefigureercnbsp;blyft. Maar ik hoope ontfchuldigingh by haar te lullen vinden, indien,nbsp;ichoon ik alle agtinge voor haar geleertheit hebbe, hier by voege, dat defenbsp;gelykenifle, hoe wel met het befte ooghmerk bygebragt, om Godt als denbsp;oorfaak daar van te doen erkennen, my wat te flauw en niet genoegh ovet'nbsp;eenkomende en eigen fchynt te wefen.

Nadien eerfl, fchoon een lichaam van vierkant eens bolrond gemaakt fynde, hoewel het uit figh felfs bolrond blyft, egier deduurende werkinge van de rondmakende kragt, volkomen ophoud: daar in tegendeel, een lichaamnbsp;van ftil en ruftende eens tot een bewogen lichaam gemaakt fynde, deduren-de werkinge van dele beweeginge makende kragt volkomen aanhoud.

Ten anderen^ nadien een lichaam van ligh felfs niet bewogen kan werden j als fynde, volgens debefchryvinge van dele Heerenlelfs, ztn [nersmaterii£mo~nbsp;les of een inJigbgeheel onmagtigefioffe-klomp: en alle beweeginge een kragt fchyntnbsp;te vereillchen die fe geduurigh veroorfaakt, om dat men door een bewogennbsp;lichaam (gelyk by voorbeeld een gefchoten kogel) dat fonder beweeginge,nbsp;lêlfs geen de minfte kragt doen kan, foo gruwfame kragten en gewelden,nbsp;fiet uitvoeren. Soo fchynt te moeten volgenj dat het lichaam, nu duifendnbsp;jaren lijn beweegingh gecontinueert hebbende, het felve fonder een daar op-werkende, en de verdere beweeginge veroorfaakende kragt in een volgendenbsp;duifend jaar niet foude kunnen in fyn bev/eeginge voortgaan j daar om bolrond te blyven geen verder kragt van noden fchynt te fyn in yets, dat eensnbsp;holrond gemaakt is.

Hier tegen ftryden ook geenbeweegh-kundigeondervindingen noghregu-die wel toonen en ftellen, dat een lichaam op een ander aanloop ende en bollènde, welk laatfte in ruft is, defe twee met een gelyke fnelheit volgensnbsp;een regte linie fullen voortgedreven werden j en foo langh tot een anderenbsp;kragt daar veranderingh in veroorfaakt gt; maar niet vaftftellen, nogh bewy-fen, dat met de duuringh van defe beweeginge, de kragt, die het lichaam^nbsp;Voortvoert, niet geduurigh werkende blyft.

Welk nu ook van dit waar magh fyn-, het is fekcrgenoegh. I. Datdefc' Communicatie, en Continuatie van de beweeginge, in de manierhoelyuit-

ge^


-ocr page 800-

77(5 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. BESCHOUWING E.

gewrogc werden, beide duifter fyn cn volkomen in haar felfsonbegrypelyï^* II. Dat fy de gronden van alles fyn, dat de Beweegh-kunde leert, en vannbsp;alles dat in de Wereld gefch iet; foodanigh , dat aan die hare wetten niet on-derfogt heeft of anders kent, foo in de Beweegh-als in de Natuur-kundebynbsp;na niets volkomen klaar kan wefen.

§. 27. Ik late dan (om een einde hier van te maken) felfs aan het ander-fints doordringend oordeel van defe ongelukkige verftanden:

I. Of fy niet moeten bekennen, dat ’er een magt, op een voor haar on-begrypelyke wyfe in de Nature werkfaam is, fchoon de werkingen felfs voor aller oogen gefchieden.

If. Of fy niet moeten toeftaan, dat alles, felfs volgens de alderverborgen-fle Methodes der Wis-kunde, door enkel natuurlyke en onverftandige lichamen, in de onderftelde gevallen, uitgevoert werd.

III. By gevolge, of’cr dan geen magt in dit Geheel-Algefienwerd, die niet alleen onbegrypelyk, maar ook redelyk, dat is volgens uit de ware reden afgeleide wetten werkt} anders met korte woorden, of’er geen Godtnbsp;in defen allen te merken is} die, op dat hy niet alleen van alle, die hem innbsp;lyne werken foeken, maar ook van twyffelende en godlofc verftanden, gevonden mogte werden j op den drempel en het begin vande Natuur-kunde,nbsp;cn in de aldereerfte Natuur-wetten heldere kentekenen van fyneonbegrype-lykheit, en daarom van fyne aanbiddelykheit ingedrukt heeft: opdat eennbsp;neerftigh en hoewel in veele faken feer verre doordringende, egter in ditnbsp;groote point onagtfaam Natuur-Onderfoeker, ook eer hy een flap verder totnbsp;andere nafpeuringen voortgingh, tegen die verleidingen gewapent mogte wefen. Door welke foo veele van de ware weetenfehap en wysheit afgedwaaltnbsp;fyn} om dat fy de nootlakelykheit van de Mathematifche gevolgen uit malkander merkende, en ook dat (als fy in defelve alle gevallen wel in agt genomen hadden) de faken in de Nature figh v/aarlyk altyd na defelve fchikken,nbsp;daar door begonden gedagten te krygen} dat alles in de Wereld door eennbsp;blinde nootfakelykheit toegingh : daar indien fy in den beginne opdeeerfte»nbsp;ja aldereerfte Natuur-wetten behoorlvk gelet hadde, defe haar het tegendeelnbsp;fouden geleert hebben. Want, hoe groote Mathematici defelve ook mogennbsp;fyn, fy gelieven ons te feggen} by wat gevolghfynootfakelyk kunnen afleiden, dat ’er oit eenige beweeginge in het Geheel-Al komen moefte, ennbsp;waarom het niet foo wel fonder eenige werkinge eri alle veranderingen gequot;nbsp;heel in ruft is en blyft, als men nu het contrarie fiet. En integendeel, welke nootfakelykheit ’er is, dat de beweeginge, niet foo vreeflelyk fnelenon-geftuimigh toegaat, dat alles geduurigh op nieuw daardoor verbryfeldwerd.

Kan ymand defe beginfelen ook van eenige noot-wetten, dat is, die anders nogh wefen konden, nogh anders begrepen konuen werden, afleideri? ennbsp;noglitans is de welgefchiktheit der beweegingen het aldereerfte beginfel»nbsp;daar al wat aangenaam, al wat nut, al wat verwonderlyk in de WereD is.

h\



-ocr page 801-

Vtn eenige Natuur-wetkn.

fynen oorlpronk van heeft. En wat foude na defê redeneer-wyre, cenonge-lukkigh Ongodifl:, niet een breed veld fchynen te hebben om volgens fyne

f ronden te toonen, dat een Horologie fonder verftand uit nootfakelyke on* ewufte wetten fyn wefen verkregen hadde? om dat hy foude kunnen (eggen, dat het loot een radt, dit rade een rondfel, dit rondfel weder een andernbsp;radt, en foo tot de wyfer toe voortgaande, alles nooifakelyk en fonder ver-ftand deede rondloopen. En indien hy egter ftelde, dat ’er niet alsfoodanigcnbsp;onverftandige faken aan dit Horologie fyn wefen en werkinge gegeven had-deni foude niet yder hem voor koppigh en dwaas houden? Hy pafTe dit ftlfsnbsp;op de fchoone Wereld toe.

Soo dat defe edilbe aanmerkingen op de beweeginge toonen, dat die dit Geheel-Al in foo heerlykcn order gebragt heeft, die daar door foo veel weldaden aan alles en infonderheit aan menfehen bewyft, niet alleen redelyk, niet alleen onbegrypelyk , maar ook na fyn welbehagen, ongedwongen van eeni-ge nootfakelykheit, - en vry magtigh werkt.

§. l8. Veele faken om dit te doen fien, foude men nogh kunnen brybren-genj by voorbeeld, dewyl alle lich.imen tegen malkanderen aanloopendeen boflênde (fchoon fy fagt of hart fyn, als fy maar geen te rugh-fpringendcnbsp;kragt hebben) of geheel of ten deele hare beweeginge verlicfende, en tegennbsp;een onbeweegelyk beletfel, als een muur, en diergelyk, aankomende,volkomennbsp;ftil blyven, fonder eenige verder kragt te doen: welke wetten by alle Mathematici bekent fyn , en in de eerfie Propofitien van de PercuJJio of Boffinge^nbsp;by Walliftiis Qn Marktte^ pag. 88. kunnen gefien werden: Wat nootfakelykheit is ’er , dat de beweeginge in het Geheel-Al, in het welke alle oogen-blikken, millioenen van lichamen tegen malkander op defe wys aanloopcn,nbsp;niet of geheel of ten grooten deele, in foo veelduifendcn van jaren opgehouden heeft? fegt men, dat fy onderhouden werd en blyft, om dat de meedenbsp;en felfs de alderhardtle lichamen een te rugh-fpringende kragt hebben, dienbsp;de op haar aankomende en boflende , op een .nieuw beweegt} gelyk in veelnbsp;gevallen ondervonden werd de waarheit te fyn: foo blyft die vrage weder o-ver, wat nootfakelykheit de befte Wis-kundige toonen kan, dat defe tenbsp;rugh-fpringende kragt in de lichamen nootfakelyk moet fyn. Infonderheit,nbsp;dewyl men bevind, dat ’er foo veel lichamen fyn, die defe kragt niet en hebben, als die daar meede begaaft fyn} ’t geen toont dat defelvenietnootfake-lyk uit de Nature van de lichamen volgt. Begrypt men een fubtile materienbsp;die dit te weege brengt, om niet te onderfoeken of defe bekwaam is omde-fê kragt voort te brengen, en dit (elfs toe te (laan } lbo is immers blykelyk,nbsp;dat, als het voorgaande effedt, of te rugh-fpringende kragt een nootfakelykheit is, ten min(ten defe daar van gegeven oorfaakook nootfakelyk moet fyn.

Nu is het onnodigh te toonen, dat de befte Philofooph onmagtigh is, om defe beweginge van defe dunne ftoffe uit de Natuur van de lichamen iclfs (dienbsp;onmagtigh in figh felvcn fyn) of van yets anders, als nootfakelyk af te leiden.

Ff Hf nbsp;nbsp;nbsp;Verder,

-ocr page 802-

778 xxyir. B E S C H o U I N G E.

Verder, dewyl (gelyk even gefegt is) een dicrgelyk lichaam tegen een te-genftand aangedreven werdeilde, die het felve niet kan doen wy ken door fyn kragt, defe kragt ftraks verlieft, en fonder perflen ruft} wat noocfakelyk-heit is ’er? dat het in het eenige geval van de fwaarheitandersgefchiet} foonbsp;dat, wanneer een lichaam door de kragt van fwaarheit nederwaarts Op yetsnbsp;onbeweegely ks vallende tegen het fèlveaanboft, het fclve wel ophoud bewogen te werden, maar egter geenfints fyn kragt verheft} die dikwils met foonbsp;veel geweld volgens defelve regte linie, of diredtie voortgaat teperftèn, datnbsp;men groote en fterke gevaartens en gebouwen daar door fiet nederftorten.nbsp;Men brengc hier van foo veel oorfaken by, als yderonderftellingengemaaktnbsp;heeft} wie fal toonen dat defelve oorfaken nootfakelyk uit de Natuure dernbsp;lichamen moeften volgen?

Soo dat, immers als men de oorfaak vanoorfa'akgeduurigh na behoren na-vorfcht} men onregehfprekelyk bevinden fal, datdeeerfte, die het begin van alles maakt, fonder eenige aootlakelykheic, fooindefukenfelfs, als in denbsp;wylen der fel ver werkt.

Waarom de Wysheit, die men in defe werkingen volgens het voorige ftet, en de Magt daar by gevoegt fynde, men niet verder na een Heerlyk,nbsp;Aanbiddclyk en groot Godt behoeft te Toeken; die, op dat yder overtuigtnbsp;mogte fyn, dat het ware beginfel aller faken, die in de Natuure oefcliie-den, van fyne volmaaktheden alleen moet afgeleid werden, der fe!ver onloochenbare bewyfen, in de eerfte natuurlyke beginfelen van alles gelegtnbsp;heeft, en nogh bewaart.

•§. 2.p. Maar om na defen aftred weder in het padt te keeren; die egter nodigh fcheen, om eenige ongelukkige onder de Mathematici, nietfoofeernbsp;haar verkeerde maniere, als wel haar nalatighcit, in het redeneeren over denbsp;eerfte oorlaak van alles aan tetoonen} fonderwelke het niet mogeiykfchynt,nbsp;of foo verheven veiftanden, moeften langh uit die twyftelingh geiedt fyn}.nbsp;ten fy een vertoornden Godt, haar enkel wilde in al hare wysheit dwaasnbsp;doen blyven, en tot wraak van fyne gelafterde en in geen erkentènilfe ge-houdene deugden en heerlykheit, voor genomen hadde haar op al les, buitennbsp;dit eene nodige, behoorlyk te doen letten. Laat ons dan weder tot anderenbsp;foorten van liiken over gaan , en een voor alle die redelyk fyn, ontegenfpre-kelyk bcwys van een alles tot de minfte deeltjes en liertjes toe beftierendennbsp;Godt uit de beweegingen der fclver aantoonen.

Hoe veel millioenen van millioen malen millioenen ligt-deèiénverfpreiden figh in een oogenblik uit de vlam van een ligtende kaars? hoe veel, ja hoenbsp;onverbceldelyk fnelder fyn fy ais een kanon-kogel? waar van mennbsp;XXr. §, 13. en Befchouw. XXFL §. 16. over kan na Haan, En wilnbsp;fitn hoe net fy hare eensaan haar gegeven ordonnantiën in’al haar meenigtenbsp;en fnelheit houden}, men ftelle de vlam van een kaats in A B, fai'- XXLIB

en. houde met de eene hand een gemeen bril-glas ui GL wat verre

^ nbsp;nbsp;nbsp;vaa


-ocr page 803-

Van eenigs Natuur ¦•metten, nbsp;nbsp;nbsp;779

van de kaars af, en met de ander een wit papier in/ h kort agter het glas-Het welk men agterwaarts na brengende, fal men een pkatfeals ab ontmoeten j alwaar men het ligt, het welk men eerfl: verwardelyk op fb fag fchynen , volkomen onderfcheidentlyk fal fien de vlam van de kaars, hetnbsp;onderfte boven, vertoonen.

Nu weet men dat defe nette verkeerde beeltenilTe mab nergens anders uit voortkomt} als om dat de ftralen uit het punt A komende, enden kegelnbsp;A G L uitmakende, na het glas G L doorgegaan te hebben, alle in het puntnbsp;ö, die van het punt B in by van C in r, en foo voort die uit alle punten dernbsp;vlamme komen, in foo veel punten op het papier m ab vergadert werden,nbsp;en figh daar kruiflen. Weshalven de beeltenillen in fb en dey geheel verwart blyven} nadien de flraicn uit een punt der kaarde, als A, komende opnbsp;die plaatie een groote breedte beflaan, en onder malkander loopen } gelykte-vooren al eens gefegt is.

Dit gedaan en den loop van het ligt begrepen fynde, Iaat ymand wie hy ook fyn magh, fyn oogen op defe figure flaan cn letten, in welk een mee-nigte de ligc-deelen,even voor het glas,onder malkander loopen engemengtnbsp;lyn; foo dat alle ftraal-kegels GAL, GBL, GCL, en andere, dienbsp;haar toppe in elk punt van de vlamme als A, B, C, enz. hebben ( waarnbsp;van hier maar drie vertoont werden , hoe wel fy ontallykefyn) eer fy uit denbsp;vlam op het glas komen, by j»ra eenen gemengden hoop van onnoemely.lcnbsp;veel ligt-deelen uitmaken, die volgens ontelbare wegen, fchuins en kruif-lings door den anderen woelen en na het glas toevliegen. Hy ftelle fighnbsp;verder voor, hoe veel duifenden van boflingen op die plaatfe tufichen dele,nbsp;door malkander met foo verfchrikkelyk een fnelheit aangedrevene, ligc-deel-tjes moeten gefchieden } en hoe meenige daar door van haren wegh fchynennbsp;te moeten afwyken. Met een woord , de grootfte Philofooph fegge ons,nbsp;of defe beweginge der li^t-deeltjes onder malkander, hem anders, als denbsp;aldergrootfte verwan inge, kan voorkomen.

Indien men nu aan een Atheifi: dit alles dede begrypen, die dit experiment noit gefien hadde} en ymand aan hem feide, dat alle de deelen uit elk puntnbsp;Van de vlam (als A, B, C, enz.) komende, fchoon tulTchen »2ra en G Lnbsp;onder een geraengt, het glas GL doorgegaan fynde, figh op de andere lydenbsp;Van het felye, glas, tuflehen G L oa f h weder op nieuw onder malkandernbsp;louden mengen; en dit alles niet tegenftaande daar na in juift foo veel anderenbsp;punten (als Uy by enz.) onderfcheidentlyk vergadert werden} met dienbsp;nauwkeurige order, dat fy de figure van de vlam A B in ^ ^ alle fyne by-Ibnderheden (alleen het onderfte boven ftaandc) beter als de befte fchilderycnbsp;vertoonen foudenj hy vrage hem felfs, of hy dit alles niet voor een yolftrek-te onmogelykhcit houdenXoude. ¦ Dogh indien men nu verder hem.by on-derv'ifiQinge deede fien, dat het geleide waar is } en defe foo fnel .onder dennbsp;andere bewogene millioenen van ligt-deeien defe, wet t’eikens, als,men een

F ffff i nbsp;nbsp;nbsp;tJril-


-ocr page 804-

78 b nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. BESCHOUWING E.

bril-glas tuffchen de kaars A Ben het papier houd, fonder uitftel opfóo verwonderlyk een wyfe gehoorfamen; fchoon fy felfs van alles onbewuh fy ride niet alleen van geen wetten, maar felfs vaivhare bewegingen enontraoe-tingen geheel onwetende fyn; laat hy onderfoeken, of de gronden, waarnbsp;op hy fyn ongelukkige Philofophie gebout heeft, hem kunnen geruft ftel-len, en preuven geven, dat dit fonder beftieringe vaneenaanwefende, fighnbsp;tot alles en ook de kleinfte lighamen uitftrekkende magt, en enkel dooreennbsp;los en ongercgelt geval, of andere om^erftandige oorfaken gefchieden kan.nbsp;Het felve kan hy figh voorftellen , als hy de uitwerkfelen van het ligtineetrnbsp;donkere kamer fiet of als hy weet, op welk een wyfe fyn ooge hem dit en andere faken doetfienv waar van te vooren reeds gefproken is.

Hy overlegge dan na dit alles of hy nogh geenen Godt hier in fien en karr, die, op dat fyne veragters en loochenaars (immers die de beweegingen desnbsp;ligts verftaan) onveronfchuldelyk foude fyn, gewiit heeft^ dat fy haar oo-gen noit kunnen open doen om te fien, fonder dat haar een onloochenbaarnbsp;bewys vaneen wonderen doende Godtheit voorkomt: die de ondenkelykenbsp;meenigte van alle ligt-ftralen, welke van allen fyden door malkanderheenennbsp;fwieren, en voor het fwart fynes oogs (gelyk voorditglas) eenonherftelba-re verwarringe fchynen moeten te maken , foobeftiert, dat fy tot een onder-fcheiden gt'figt der dieren, dienen kunnen. Enblyvenfyindefennoghtwyf-felende aan een Godt, wat kan men van foo beklaagelykc menfehen feggen ?

§. 30. Verder,allediedeBeweegh-kunde (M£’f^a«/r«)verftaan,fullen weten, dat defelve in al haar uitgeftrektheitniet anders als uk gevolgen beftaat, die van eenige weinige Natuur-wetten door redeneeren afgelydwerden} cnnbsp;dat de van alles onbewufte lichamen die in alle omftandigheden, metdeui-terftc nauwkeurigheden waarnemen; foo verre felve, dat eer fy van defelvenbsp;afwyken, fy faken uitwerken, die aan veel menfehen, die fe niet gefien hebben ongeloofFelyk, en die fe fien, verwonderlyk fchynen: waar van een menigte in de boeken, die onder de naam vannatuurlykeTover-boekenen Ma-thematifche Vermakelykheden bekent fyn, te vinden is. Maar dewyl wynbsp;hier niet alleen voor Mathematici fchryven, fullen wy daar van geenbyfon-derheden van by brengen en alleen aan defe, die nogh twyfFelen vragen} ofnbsp;fy een bock vaneen gelecrt Autheur lefende, bet welk de Beweeg-kundenbsp;met hare gronden en bewyfen bevat (by voorbeeld die van Stevm, ïVM-fius^ La Hirey en andere, die byfonder daar over gefchreven hebben j hoewel elk van die boeken uit papier, inkt, en verder van alles onweetendenbsp;lloffen beftaat, egter niet met lèkerhcit erkennen, dat het felve van ymand»nbsp;die wys iS} en alle defe Natuur-wetten en hare gevolgen verftaan heeftnbsp;fchreven is, en of fy ymand anders, die ftaande hield, dat defe boekennbsp;by geval of by een onrwetende nootfakelyke famen-loop van oorfaken,nbsp;fonder cenigh verftand, haar wefen verkregen hadden, niet voor heel onre-delyk en feifs dwaas fouden houden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

-ocr page 805-

Van eenige Natuur-Wetien. nbsp;nbsp;nbsp;7^^'

Nu dit foo fynde,. ik niet geloove dat fy fullen loochenen, latenfy fclfs denken of fy wyflelyk oordeelen gt; wanneer fy in het befchryven der faken wysheit fiendc, in het uitvoeren der felver, die ontkennen te weien je-ven gelyk yn\and die lefende, hoe men eerrkonftigh uurwerk maken moet,nbsp;den fchryver voor verftandigh houd, en her uurwerk konftigh na dit fchry-ven gemaakt, en loopehde llende, den maker daar van foude oordeelen geennbsp;Vérftand gehadt té hebben, tiet fchynt onnodigh dit verder aan te dringen.

§•51. Behalven de wetten, door welke den grooten Regeerder de bewegingen der vafte lichamen bcüiert, fyn ’er nogh andere, welke in de vloei-ftoffen plaatfe hebben; en indien niet in de eerfte grond-wetten félfs,; ten *timften in de daar uit voorkomende verfchynfclen feer verfchillende fyn.

Dewyl het nu bekent is, eer#, dat het grootfte deel van het Geheel-Al '‘^it vloei-ftofFen beftaat,^als Water, Lugt, Ligt, en andere, tentweedeUynbsp;lt;^at alle defe vloei-ftofFen fwaar fyn, en daarom na de wetten van haar fwaar-heit veelc faken uit werken, dden derden, dat dete vloei-ftofFen de voornaam-werk-tuigen fyn, daar figh den Al-beftierder meeft-van bedient; tenvier-den^ dewyl in defe werkingen defer vloei-ftofièn, op een feer klare wyfe,denbsp;''^ysheit, magt, en vry-welbehagen van den Formeerder van alles uitblin-Om dat niemand, die eenige billykheit heeft,, ligt geloven fal, datnbsp;foo veel ontelbare milHoenen van deeltjes, foo net volgens aan haar gegevennbsp;¦wetten fouden werken, en dit egter alleen by een los geval foude gefchie-den; nogh ook, dat eenige onverftandige noot-wetten, oorfaken foudennbsp;kunnen fyn van hare beweegingen; dewyl geen beweegingen in haar felfsnbsp;nootfikelyk fyn. Waarom in defelve een vrymagtigh werkend welbehagen

van de oorfaak, die de eerfte beweeginge voortgebragt heeft, voor yder te fien is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;0 w

Sullen wy een kort ondervindelyk vertoogh van eenige der felver wetten bier laten volgen; op dat,als wy namaals vanin de vloei-ftofFennbsp;plaatfe hebbende, fpreken, en foo veele wonderen van den grooten Regeerder der Nature, daar uit afleiden, yder van defekerheit der felver wettennbsp;volkomen overtuigt magh fyn. En kunnen anderen,die defehulpeenverkk-ringe niet van noden hebben, defevoorby en tot het volgende o vergaan.

ON-

Fffff I

-ocr page 806-

ytz


ONDËRVINDELYKE

B E T 0,0 G I N G E,

VA N DE

WET DER HOOGTE

IN DE

VLOE Y-STOFFEN.

§. 31. \^^,VIdan een begin te iTiiken.

1. nbsp;nbsp;nbsp;Do namen van Vogten en V'loei-ftoffen^ houden wy hier het felve te betekenen;nbsp;fcuüóh alh' 'Vlbci-ftoffeii, 'by'fommige cigentlyk niet voor vogtigh gehouden werden. Soo is volgens defê de Lugt wel 'eene Vloei-iloffe, maar niet vogtigh als water, olye, ent. Dogh hier maken wy kortheits-halyen geen onderfcheit.

2. nbsp;nbsp;nbsp;Alle deden Van eene Vloei-ftoffe ,als defelve in een vat Itil ftaat,dat onbeweeg-lyk is , wyken voor: de minde kragt, die op defelve gedaan werd; en dus wykendenbsp;werrfén fy óp êe'n fèer'Hgte wyfe onder-èmdbbr Walkanderen bewogen.

Het bewys hier van is ^oor ondei^indingen klaar genoegh.

3. nbsp;nbsp;nbsp;Het O'^pêrvlak'van'aÏÏe'Vlödi-Uoffen, boven dewelke of éètie andere vlaei-doffe,nbsp;a)f niets anders, dat ftvaar.isys'bP'door een andere kragt werkt, onmidddyk ifeat, falnbsp;door de werkingen det- fwaarbeh, figh Horizpntaal of water-pas, dat is evenwydighnbsp;aan den Horizon, fchikken. ^

'Om een diérgèlyk Horizontaal vlak te'fien (het geen ook de vfcrbeeldinge van ce-

„o

hige Vitdtükkfngen In' Het vólgende AVat'gemakkelyker fal maken) behoeft men al-leert in'een'Vedlt;-gt;y'lj_‘Wyd^la«‘^i'fl;'w.ater en dadr op-olye (by voOrbedd van There-bintyn) te gieten: foolalhetopper-vlak vandeolyeenookdefcheidingevandefetwee vogten dit Horizontaal vlak vertoonen; het welk ook in meelt alle andere vogten, die onmengbai-r fyn, gefien werd.

Wy betwihen hier niet of hyt opper-vlak van een ftilftaande vogt, ook een gedeelte van des Aardkloots bultigh opper-vlak moetfyn; het is feker genoegh, dat men genoeghfaam fonder misflagh onderltellen kan in foo kleine ruimtens, ais wynbsp;behandelen, dat het niet merkelyk van een Horizontaal plat vlak verfchilt.

4. Ik moet hier nogh by doen, dat wy hier nier voorgenomen hebben alles uit dc beweegh-kuudige gronden met eenige Mathematici te betogen; maaralleen bynbsp;periment de werkingen der perflingen der Vloei-ltofFen, die (igh na de gefeide wr#nbsp;ü'er Hwgte reguleeren aan te toonen; om voor yder, en die ook de Mathefis nietnbsp;«elesrd heeft, verflaanbaar ,en klaar te fyn,

33. Om

-ocr page 807-

Van de wet der Hoogte in de VLOR. I-S R O F F E N. ¦ nbsp;nbsp;nbsp;78^

33. Om nu, na dat wy die voor af hebben laten ga^, tor de wet felfs der Hoogte in de Water-wigt te konaeii, £aJ men miffchjen, indjfii wy klaar fallen fynnbsp;geen beter wegh kunnen inflaan, als cenige ligte en ookoltelyke experimenten voornbsp;te Hellen; die. aan onervarene en regt begrip der faken kunnen geven. Ik fal totnbsp;dien einde alhier defelve bcfchryven foodaiiigh, als ik eenig.e in myne aantekeningennbsp;over 16 a 17 jaren bevinde gedaan te fyn ; en wej in dpfe order , dat de eerfte experimenten (gelyk aldaar) gefchieden aljeen door een eenige vogt; niet foo feer omnbsp;dat fulks by veel Hydroftattet de gewoone mamcre is; ofte om dat het water, hetnbsp;welk men gewoon daar toe te gebruiken, geen andere vloei-ftoffebovenlighbeeftnbsp;«aaien de lugt altyd boven het feive (iaat eii op het fcive perft; maar enkel omdatnbsp;defc Deinonlfratien eenvoudiger en daarom voor beginnende klaarder fyn; en omnbsp;dat de lugt op gelyke deelen van het opper-vlak des waters met gelyke kragt perf-fende, men gevoegelyk het_ water in feer veel gevallen behandelen en aaumerkennbsp;kan, ais of andere vloei-floffen daar boven Honden,nbsp;üe tweede foort van experimenten verfchillen daar in van de voorige, dat mennbsp;4e werkingen van verfcheiden boven malkander liaande vogten, daarmit befchou-wen kan.

34; Dogh eer wy daar toe komen, fullen w'-y voor af laten gaan, hetgeen men onder anderen eerH getoont hadde ontrent vogten in kromme gelyk-w^digenbsp;-pypen te gebeuren.

l\lamelyk; dat om een vogt in een kromme gelyk-wydige pyp K\D ,Tab. XXIV Fig. 1- op de hoogte A B in de.fy.je A i Hil te doen Haan, en te belettpi, dat fynbsp;door haar fwaarheit niet nederwaarts dale; inQii fulk.s te w.eege kan brengen met dLnbsp;,pyp tot een gelyke hoogte G D aan de.andere fyde ID , 'niet defelve Vogt te ver-^nbsp;Vullen.

Dit in figh'felfs klaar genoegh is-, en ligt ondervonden kan weerden.

35quot;. Het eerHe experiment, en wel ontrent és fiederperjjende kragt der vogteny Was dan het volgende;

me


foodanigh gebonden waren , dat het felvc houtje op den rand van het fuiker-glaS' water-pas leggende, fy niet alleen met het.feive een regt kruis maakten, én harenbsp;lengtens regt na beneden Hrekteii; maar ook dat hare ojideiH-e openingen PQ .enr?nbsp;die gelyk in wydte waren, flgh evenhoogh, dat is in het feive Horizontaal vlaknbsp;L M bevonden.

Doe water in het fuiker-glas tot a b gegotenfynde, fagh men dat het water in de beide pypen tot de en oprees; en foo veel ons bleek, fob hoogh in depvoen.nbsp;(die daarom vry wydt genomen waren) ftonde, alsjn het glas buiten aefelvenbsp;n. Nu dewyl het water mt figh fetfs na in de kromme pyp YX Ö niet op^nbsp;koude ryfe«5 awaar Haandc gehouden W'erden, ten fy een kra*gt;t onPÖde-felveP Qnederwaarts perHe.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.0

’t Geen bleek, nbsp;nbsp;nbsp;men de pyp YXQ , by .quot;/ met de vinger gedopt fynde,,

tnet het houtje Er ujt het water van het fuiker-glas opiigte, men (ag.h, dat als'men* de vinger in Y los liet, het water niet alleen in de niet bleef .(paan,. maar tot n wnbsp;«ederfakte, en ’t geen voor heni was uit de ppeningh P Q uiidreef.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Soo was het dan- hier uit kennelyk, dat als de pyp in het waterwas een nc-«erperflende kragt op het deel PQ van het. Horizontaal vlak L.M werkte,

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu de eigenlchappen van defe nederwaarts perflende kragt te onder*-Ineken.

Bleek eerjl, dat defe kragt,. die het deel P Qjdes Korizomalen vlak L ISl pederi-'

I. Men heeft een groot fuiker-glas ABC D , Tah, XXlV. Fig, z. een krom-e pyp Y X Q en een regte Z.r geHoketvpna cJat,fyaferH aan een. d.wars,hou*je E F


-ocr page 808-

ONDERVINDELYKE BETOOG INGE,

rperfte, figh geenfints na de breedte van het water tt b nogh ook na de tneeaigte van 'het ganiche water L M, het welk boven het Horizontaal vlak L M ftond, waarnbsp;•van P Q een deel is, reguleerde.

Waar van men verlckert wierde, als men de pyp Y X Q in een veel wyder vat ais dit fuiker-glas (by voorbeeld in een emmer otgeheele tobbe met watery tot ienbsp;gedoken haddc. Wanneer men bevond, dat niet tegenflaande de meerder breedteeönbsp;meenigte van het boven P Q (taande water, egter de perffinge op dit deel PQ nietnbsp;grooter was; om dat het felve het water niet hooger,als tot d e,in de pyp konde opnbsp;perden.

V. nbsp;nbsp;nbsp;anderen^ bleek, dat defe nederperlFende kragt op P Q figh ten uiterfieanbsp;juift en net fchikte na de hoogte a L van het water, dat boven P Q en L M ftond.

Want fagjes water in het fuiker-glas gietende, tot het buiten de pyp in AP oprees, iagh men ook het water van ie tot RS opwaarts perften.

Jn tegendeel, als men door water met een pyp uit het fuiker-glas uit te fuigen, het felve weder tot a b of lager deede vallen; fagh men het water in de pyp wedernbsp;tot de of lager dalen ; foodanigh dat het altyd met het water in het glas op gelykenbsp;hoogte bleef.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Nu was te voren getoont, en is uit het gefeide $. 34. af te nemen, Indien denbsp;kromme pyp YXQ van P Q opwaarts tot N O of hooger verlengt was; en als daanbsp;defelve gh^ of tot de hoogte van het buiten water ah vol water gegooten was;nbsp;dat de perffinge van defen water-pylaar P Q magtigb genoegh is om het water ianbsp;het andere been van defe pyp tot ieop te houden.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;Sop dat hier uit te beiluiten is, dat al het water in het ganfehe fuiker-glasnbsp;boven PCj in « L ftaandc, foo veel en minder nogh meerder perffinge tot P Qnbsp;doet, dan defen felven water-pylaar ¥ Q,bg,

Vlll Nu dewyl defen pylaar P Q gelyk is aan eenen pylaar, wiens grond is het deel PQ van het horizontale vlak LM, en wiens hoogte is de regtftandigehoogte P^ of (anders Löof M b) van het water, dat tot in ab boven het horizontale vlak L M ftaat:

Soo is hier uif, dat voorname voorftel van de Hydrofiatki, af te nemen ; na-melyk;

Indien men figh verbeeld een Horizontaal vlak LM door een flilftaande vogt te gaan; dat de kragt, waar door een deel van het felve, a'ls P Q , nederw.aarts geperltnbsp;werd,even gelyk en grooter nogh kleindcr is,als defwaarheit van defen tlraks belcnreveiinbsp;pylaar PQ bg; wiens grond is het geperfte deel PQ vanhet horizontaal vlak LM;nbsp;en'wiens hoogte is « L of MiJ of de geheele hoogte van de vogt, die boven het Ho*nbsp;rizontaal vlak LM ftaat, regt opwaarts gemeeten fynde.

IX. nbsp;nbsp;nbsp;Defen pylaar , om dat hy van het gekoren horizontale vlak alhier figh tot hetnbsp;bovenlie opper-vlak van defe eene vogt, en (als meer Vloei-ftoffeu op malkandernbsp;flaan ) figh tot het bovenlie opper-vlak van den alderhoogft ftaanden vogt uitftrekf,nbsp;en in figh alle de regt opftaande hoogtens van alle de op malkander ftaande VJoei-lioffen begtypt; fullen wy namaals kortheits-halven, den Pylaar der Hoogte noemen.

X. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu te toonen, dat niet alleen op diteenige, maar op alle gelyke deeleiinbsp;als PQ, van bet felve horizontale vlak LM, een en defelve perffinge, en elk gelyk.nbsp;aari de fwaarheit van defen pybar der Hoogte, gefchiet; heeft men het houtje E Enbsp;met den la.-ingebondfen krommen pyp Y X Q na alike kanten langs den rand v.an hetnbsp;ffiiker glas vcrfchoven; too dat de mond van defe .pyp F Q t’clkeiis een nieuwenbsp;plaatffi van dit horizontaal vlak LM befloegh: en bevonden, dat het water altydnbsp;tot ie of pp deielve hoogte ftaande bleef; eu dien volgens, dat elk gelyk gedeelte

-ocr page 809-

yan der Hoogte in de Fquot;LO El-STO FFE Nquot;, jËf

aan PQ van een horizontaal vlak LM, altyd met een gelyke kragt nederwaarts ge-perft wierde; welke ook gelyk is aan die van den pylaar der hoogte.

XI. nbsp;nbsp;nbsp;En om verder te doen iien, dat de vericheiden figuren van vaten daar nietsnbsp;bytbnders toe deeden; of dat het niet nodigh is, dat defen perffenden pylaar dernbsp;hoogte PQ hg juill altyd regt boven het gedrukte deel P Q ftaan moet; heeft mennbsp;een Huk houts IKGH met een platten bodem GH, of een bierglas of andere flelTe,nbsp;ook met den bodem na beneden, tot op fekete hoogte als GH, onder het watersnbsp;oppervlak ah geftoken, en daar onbewegelyk laten vaühöuden; waar na men dennbsp;pyp YXQ in fyn toutje omdraeide, foo dat deffelfs mond uit PQen^y figh regtnbsp;onder delen bodem bevond.

En fagmen, niet tegenftaande den drukkenden regt opgaanden pylaar bovenfigh niet hooger uit konde firekken, als tot GH; dat egter het water in depyptotlt;^e, ennbsp;daarom op defelve hoogte bleef flaan, als of den heelen pylaar der hoogte P Qnbsp;daar op rullede in PQ.

XII. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat hier uit bleek, dat elk deel PQi enz. van het horizontale vlaknbsp;LM, niet altyd juift door den pylaar der hoogte felfs, maar door een fwaarheitnbsp;gelyk aan die van defen pylaar nedergedrukt wierde.

En dien volgens, dat defe wet in alle gedaantens van vaten doorgaat; het welk hoewel hier maar een eenig vooibeelt gegeven is, en ontelbare vaten teronderfoelcnbsp;fouden kunnen voorgellelt werden, aan ons genoegh fal fyn, met de overeenllem-minge van alle Hydroftatki, en een menigte genomen ondervindingen in veeldet'nbsp;hande foorten van vaten, beveiligt te hebben.

XIII. nbsp;nbsp;nbsp;Eene fwarigheit; die aan fommige milTchien eenige duifterheit foude kunnen veroorfaken ontrent het ftrax gefegde, fal ik nogh tragten wegh te nemen, eanbsp;dan tot yets anders overgaan.

Sy is defe:

Indien men een bierglas, hl, 7. 8, byna of geheel vol water laat lopen, en het felve fchielyk omkeert; foo dat deffelfs mond 7,8, even beneden het waters oppervlak ab figh bevint; en dit glas in dien üant laat vaft houden, fal men onder-vindc.ii;

Eerft, dat het water of tot kl of tot f/, (na dat het glas vol of niet vol geweell is) blyft liaan; en geenliuts tot 9, 10 of op de laagte van het buiten water ab ne-derfakt.

Te» andere», indien men den krommen pyp YXQ, in welke het waternutotde hoogte de llaat, in fyn touwtje omdraait, en met het houtje EF (foo het nodighnbsp;is) verfchuift; foo dat defelve pyp Y X Q in 1,4,6, en deffelfs openinghPQ in y, 6.nbsp;(blyvende altyd in het felve horizontaal vlak LM), regt onder het glas H 7, 8.nbsp;gebragt fy •• men fien, dat het water in defelve pyp onverandert in 2, 3, op defelve hoogte, als de en het buiten-water ab in ’t glas, blyft liaan.

Na-dien nu elk deel P Q en y, 6, van het Horizontaal vlak LM door den pylaar gedrukt word, wiens hoogte met de hoogte des waters gelyk is; en om dat opnbsp;PQ niet meer drukt, als den pylaar PQi^;^; en dat op y, 6, een neerdrukkenden.nbsp;pylaar fchynt te (laan, als y, 6, fc van veel meer hoogte en daarom van veel meernbsp;fwaarheit, als PQ^gl fchynt ook te moeten volgen, dat de drukkinge op y, 6,nbsp;veel grooter moet fyn als op PQ; en daarom dat het water in de pyp in 1,4,6. veelnbsp;hoger als tot 2, of de moet opgeperfl werden.

En egter fiet men het contrarie gebeuren, en het water in 2, 3, enlt;^e, op gelyke hoogte met het buitewater ab blyven.

Welke ondetviudinge alhier tegen het gefeide een merkelyke fwarigheit foude maken; ten ware yder , die in de Hydroftatha eenigfints geoeffentis, wille; dat

Ggggg nbsp;nbsp;nbsp;het

-ocr page 810-

jU ON DERVINDELYKE BETOOGINGE,-

liet geen te vooren gelegt is, alleen fyn opligt heeft, als men boven het water geen andere drukkende VToei-ftofFe in agt neemt; en dat de drukkinge van de lugt?nbsp;die altyt op het water ah petft, hier alleen deoorfaak is, dathet water in het glas tot ffnbsp;opgehouden werd. Daar indien-geen lugt op het water ab drukte, het water in hetnbsp;glas kl 8, 7 niet hoger als het buitenwater ab of 9, 10, fchoon het glas omgekeertnbsp;was, foude (taan kunnen blyven. ’t Geen by die lugt-pompen handelen bekent is.

Soo dat defe fwarigheit eigentlyk tegens het geleide niets doet; nadien men aldaar alleen gevallen verhandelt, in welke die drukkinge der lugt geen merkelyke veranderingh kan by brengen; of immers alwaar dit onderltelt kan werden.

§. 36. XIV. üm nu tot de opwaarts perjfmge der Vloei-(tofFen over te gaan :

Dat in het water (en andere Vloei-ftolFen) ook een opwaarts perffinge plaats heeft, kan uit vele waterwerken en fonteinen, welke opwaarts fpringen, afgeuo-men werden.

En kan fulx ook blyken uit den regten pyp Zr#. Want ten fy het water in het deel rt des horivontalen vlaks LM opwaarts geperft wierde, was het niet mogelyknbsp;dat dien water pylaar nnm, die op de hoogte van het buiten water in het fui-ker-glas (laat, fynen ftant behielde tot ««2; na dien defelve door fyn eigen fwaar-heit gedurigh na beneden gedreven werd.

Om, nogh een voorbeeld te hebben; flopt den pyp, als Zr#, ledigh van water fynde, boven by Z met de vinger; en defelve in het water tot rt nederwaarts ge-Koken hebbende, fal men bevinden, dat defelve van Z tot r#, of byna geheel ledighnbsp;blyft., Behalven dat miffehien door het opwaarts perlTen van rt het water een wei-nigh of foo veel boven rt \a den pyp (als fy op een groote diepte, daar meer op-perlflnge is, in het water nedergeftoken is) fal opryfen;,als de kragt van de op-perffinge de lugt, in de pyp fynde, fal kunnen in een dringen.

Maar om te (ien met welk een kragt rt opwaarts geperft werd, behoeft men alleen den vinger by Z los te laten, en aan de lugt, die door de opperllinge van het water van onderen tegen den vinger aandringt, uitgangh te geven. En men falnbsp;gewaar worden (als het water buiten de pyp tot ab (laat, en de pyp eenigfints wyfnbsp;is, en daarom door fyn nauwheit de beweginge van het water 'door de klevingcnbsp;aan de kanten niet belet) dat het water niet alleen tot nm of de hoogte van het buitennbsp;water ab o'p fal gedreven worden: maar de eerfte malen veel hoger, by voorbeeldnbsp;lot T V; en dat het van daar weder onder nm neder fal daalen, en niet als na eeni-ge balanceringen op en nederwaarts in «w fal blyven ftil ftaan.

Uit welke bewegingen en op en nedergaan des waters het blykelyk is , dat hef felve ia de pyp Zr#, niet alleen door een tegenftant belet werd na beneden te dalen; even of in r# een vaft lichaam was, dat de pyp flopte; maar dat een ware ennbsp;wefentlyke tegenkragt, werkende gelyk een tegenwigt in een fchale, hier plaatfenbsp;heeft; die, voor dat fy even-wigtigh blyft hangen en ruflen, ook gewoon is meermalen op en neder te balanceren.

Eindelyk fchynt defe opperlTende kragt, uit het volgende Experiment, met veel klaarheit te kunnen afgenonien werden.

Men neme Tab. XXV. Ftg, i. een kromme blikke pyp AD F; die in EFfoowyd is, dat een dekfel van een houte doosje EG HF de openingh even bedekkennbsp;kan, fonder merkelyk ter fyden over de felve uit te fteken. Men fteke daar na de-fen pyp met fyn opleggende houte dekfeltje in een glas NT CO tot NO met waternbsp;gevult fynde;.en men fal fien dat het dekfeltje EGHF , fchoon veel ligter en altydnbsp;opdryvende in het water, gelyk een fleen fal nederfinken; en hoe diep het ondernbsp;watef gedoken, werd, onbewegelyfc op, de mond EF van den pyp blyven Icg-^n;,amp;o langh tot daLhet water tulTchea de voegen, van het dekfeltje en de pyp

neder*

-ocr page 811-

Van de ivet der Hoogte In de VL O E IS TO FT EN. nbsp;nbsp;nbsp;yty

flcderlopende, het felre dekfeltje van onder opwaarts floot, of den pyptotx,i,3 4 'Vervult hebbende, de lugt in 3 ,4, Ef het dekfeltje opheft.

Het is hier uit kennelyk; ten fy een ligter ftoffe als water, (by voorbeeld f00 •dun en ligt een ftukje hout, als dit dekfeltje is) door een ware opwaarts perflèndcnbsp;kragt opgeheven werd;dat de felve geenfints op het water dryven, maar als fwaardernbsp;lichamen foude nederfinken. Hier na fal nogh getoont werden , dat het water, doornbsp;fyn opwaarts perflende kragt, felfs loot kan opiigten en doen dryven; dog uit delenbsp;bewyien, fal het gelegde genoegfaam openbaar fyn.

$• 37- Uit dit water in defen pyp Zrr ftaande, Fab. XXIV. Fig. 2. fal men nu eerji kunnen afnemen, hos groot defe opwaarts perflende kragt, by voorbeeld innbsp;rr, is. Want dewyl een op en een nederwaarts perflende kragt op rt werkt, doornbsp;het voorgefegde; is het blykelyk, indienrr nogh op nogh nederwaarts lal gaan, ennbsp;Itil blyven, dat defe kragten even gelyk aan malkanderen moeten wefen; omdatnbsp;•eene meerder fynde, het water in rt, volgens de cours van die kragt, foude moeten bewogen werden.

Nudewyl rj door den.pylaar der Hoogte »mrt nederwaarts gedrukt werd, door het voorige; foo is blykelyk, dat defelve rzdoor een kragt, gelyk aan de fwaarheitnbsp;van defen pylaar der Hoogte, ook opwaarts geperfl werd.

Dit kan ook nogh op een andere wyfe getoonr werden.

Steekt een pyp (die om het gemak van dit Experiment, niet feer wyt is) tot II, 12, rt in water; en ftoptfe met de vinger boven by Z; dan de pyp regt per-pendiculaar opwaarts uit het water geligt hebbende , fal het water in ii, 12, rt innbsp;de pyp blyven hangen; als by de wyn-proevers en andere bekend is. Daar na Iteektnbsp;defelve in het fuiker-glas tot ab vol water fynde; foo dat het water in ii, i2..1ighnbsp;beneden ab of of het oppervlak van het water in het glas, of anders boven hetnbsp;felve water ab, dat in het glas is, in T V bevind.

En den vinger by Z los gelaten hebbende, fal men lien in het eerfte geval; dat de kragt, die rt opwaarts perfl, grooter is als het gewrgte van den water-pylaar rtnbsp;11,12; en defelve van 11,12 tot of ten gelyke hoogte van het buitenwaternbsp;fal opwaarts dringen.

En ter contrarie als men den vinger by Z opligt, wanneer het water rt, 12', rr fa de pyp in T V of hoger dan het water ^i^in het fuiker-glas ftaat; lal men fiendat denbsp;opperffende kragt hi rt kleinder is , als den water pylaar rt TV, en dat daaaromnbsp;defen felven pylaar tegen de opperflende kragt aan nederwaarts fal dalen, totswj;nbsp;of tot de hoogte van het buitenwater ab.

Alleen als men het water in de pyp, by voorbeeld tot nm opgehouden fynd-e door het floppen van de pyp in Z, foo verre in het water van het fuiker-glasnbsp;fteekt; tot nrn in het felve horizontale vlak ah figh bevind; of tot het water in denbsp;-pyp in nm van gelyke hoogte is, als het water ab buiten de pyp, fal men lien, datnbsp;de vinger los latende, het water in rtnm , fonder eenige beweginge op of nederwaarts te doen, lal blyven liaan.

Waar uit men befluiten kan, dat de op en nederperflende kragten in dit geval gelyk aan den anderen fyn; en daarom, dat een deel rt des Horizontalen vlaks, gelyk het met de fwaarte van den pylaar der Hoogte rtnm nederwaarts geperfl word, ook met een kragt, gelyk aan het gewigt van den felvea pylaar der Hoogte, in flü-flaande vogten opwaarts geperfl werd.

XVI. Dewyl nu, als men het houtje EF en den aangebonden pyp Zr# over den rand van het fuiker-glas verfchuift , foo dat de openingh rt op alle delen van hetnbsp;Horixontale vlak LiM gebrast werd , het water in de pyp overal tot opge*nbsp;houden werd, en flaande blyft, foo liet men dat elk deel van het horizontale

Ggggg 2 nbsp;nbsp;nbsp;vlak


-ocr page 812-

7S8 QNDERVïNDELYKE betooginge,

vlak LM, dat gelyk is aan r# , met gelyke kragt opwaarts geperft werd.

XVII. Dat nu defe opperiTende kragt figh juift na de hoogte en geenfints na de breedte van het water, of na de meenigte van het water, dat boven een Horizontaalnbsp;vlak (laat, reguleert; kan hier, gelyk te vooren by de nederwaarts perffende kragxnbsp;gefchietis, getoont werden.

Want giet water in het fuiker-glas van ah tot AB; fal om de meerder hoogte des waters de kragt opwaarts in re grooter fyn, en het water in de pyp van totnbsp;T V doen opryfen.

Suigt met een pyp daar na het water uit het glas, tot het van A B tot of laager valt; en men fal de opperiTende kragt in n fien verminderen. Want daar fy te voo-ren het water tot TV magtigh was.op te houden, fal fy nu Het felve niet hoger alsnbsp;tot kunnen opwaarts perllén.

Soo dat men fiet, dat ligh hier alles weder na de hoogte reguleert.

En indien men dit Experiment in een emmer of tobbe of anders veel grooter, of ook kleindcr vat, als dit fuiker-glas, gelieft te nemen; men fal lien dat de breedtenbsp;van het water in het felve niets veranderen, en dat de opperflende kragt iioyt grooter of kleinder fal fyn, als om het water in in de pyp op gelyke hoogte als hetnbsp;buiten water ah op te houden.

§. 38. XVIII. Uit allen defen fal ten opligt foo van de neder als op waarts perl-linge, te lamen vergeleken fynde, nu ligt af te nemen fyn;

Indien men in een door fyn fwaarheit ftilfaande vogt figh Tah. XXIF. Fig. 2,. een Horizontaal vlak verbeeld te gaan als LM, dat in het felve, een meenigte van gs-Jyke deelen na believen genomen fynde, als PQ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;uu). ƒ,6, enz. elk van

defe deelen.

Êerfi, met een gelyke kragt opwaarts;

quot;Ten tweeden^ met een en defelve kragt nederwaarts geperft werd, als een ander welk het ook fyn magh.

‘Ten derden^ (het geen in de Hydrejlatha van een groot gebruik is) dat het eene deel als PQ (na believen genomen) met foo veel kragt nederwaarts geperft werd,nbsp;als een ander daar aan gelyk fynde, zlspq of rr, enz. (ook na believen genomen)nbsp;opwaarts geperft werd.

En ook in tegendeel:

Dat het eerfte PQ met foo veel kragt opwaarts, alspq of rt, nederwaarts geperft werd.

Ten vierden^ dat de kragt, die elk deel op en neder perft, gelyk is aan de fwaar-beit van den pylaar der Hoogte van de vogt.

Het welk alle uit het voorige klaar genoegh is.

39. XIX. Tot nogh toe heeft men na de wyfè van veele befchryvers der wa-terwigt, het water aangemerkt als een vogt, die geen andere boven ligh heeft. Maar dewyl een andere Vloei-ftoffe, namelyk de lugt, daar gewoonlyk boven ftaat, ennbsp;fyn werkinge in eenige gevallen dikwils merkelyk doet fien; gelyk als boven (XIII.)nbsp;getoont is-, fal het mifichien aan die anderfints niet veel ervarenheit in de Flydroftaticanbsp;hebben , niet onaangenaam voorkomen , indien wy alhier eenige eigenfehappen vaanbsp;op malkander ftaande vogten befchouwen.

Het Experiment dan, het welke tot dien einde over eenige jaren gedaan is, kan met alle onmenghbare vogten gefchiéden; gelyk ook die twee fyn, iii welke men een braudewynnbsp;fiet gefcheiden werden, welke eenigentytoppotafchgeftaanheeft. Waartoe men olyenbsp;van therebintyn voor een derde onmengbare nemen kan, en foo voort. Wj hebben het lèlve alleen met twee gedaan , namelyk met pekel of water, waar in foo-^eel gemeen fout., als mogelyk was, gefmolten wierd, en met oly van therebintym

-ocr page 813-

P'm de wet der Hoogte in de H L O E I-S 'T O F F E N. 7S9

Men heeft dan aan een houtje^ h Fah XXIF. Fig. 3. (het welk men daar na als fn het voorgaande Experiment, op den horizontalen rant van een vry hoog en wytnbsp;fm'ker-glas dede lleunen) twee andere houtjes cd en ef, tegt kruislinghen lootregtnbsp;na beneden ftrekkende, en aan het eene den krommen glalen pyp GGB, en aannbsp;het andere den regren D E F gebonden; foo dat hare bovenfte einden C en D verrenbsp;beneden den rant van het fuiker-glas, en hare ondetÜe monden A B en E F (dienbsp;ontrent, gely!^ depypen, van defelve wydte waren) ligh foo na mogeiyk was, innbsp;het felve Horizontaal vlak H 1 bevonden.

XX. nbsp;nbsp;nbsp;Om nu iets van de perffinge der lugt in het ruwe te doen fien; heeft mennbsp;pekel tot Hl in het luiker-glas gegoten; de welke door de openinghABin de pypnbsp;B G C lopende, in de andere fyde detfelfs op de hoogte k l liaan bleef; en gelyk aannbsp;de vogt HI buiten de pyp.

Doe het (lokje verfchuivende, foo dat de openingh A B op verfcheiden plaat-fen van het tegenwoordigh oppervlak des pekels Hl gebragt wierden, bevond men, dat de hoogte delfelve pekels in de pyp in kl altyd onveranderlyk bleef.

Waar uit te fien was, indien de lugt fwaar is, (gelyk wy hier onderliellen) dat defelve des pekels oppervlak HI op gelyke deelen als A B, ab enz. met gelyke kragtnbsp;nederperlt. Vermits anders, foo de perffinge op AB in eenige plaatfe meerder ofnbsp;minder was, het fout water in kl in de pyp foude moeten gerefen of gedaalt hebben; indien anders (dat uit het voorige af te nemen is) de lugt in de pyp CG boven kl en hoger üaande, defe kt altyt met gelyke kragt nederdrukt. Dogh dit innbsp;het voorby gaan.

XXI. nbsp;nbsp;nbsp;Verder pekel tot LM daar op gegoten fynde, bevond men defelve tot xynbsp;en c 4 in beide de pypen op te ryfen; of gelyk in het eerlte Experiment, op gelykenbsp;hoogte, als depekel buiten de pypen in LM,

Maar op defe pekel in LM, olye van therebintyn tot NO gietende; rees de pekel in defelve pypen van xy tot no en tot p^', blyvende nogtans beneden^nbsp;N O of het oppervlak van de olye.

Waar uit eerfi af te nemen was, dat een ligter vogt, gelyk defe olye in N O LM, boven een fwaarder vogt (als hier de pekel) ftaaiide; een nederw'aarts en opwaartsnbsp;perffinge inde felve veroorfaakt.

Vermits AB door de olye meerder nederwaarts geperft moer werden, indien de pekel van xy tot no ryfen fal.

En EF ook door de felve olye met meerder kragt opwaarts moet geperft werden; als fy de pekel rot een meerder hoogte als 24, dat is tot p^, opwaarts üaande houden fal.

XXII. nbsp;nbsp;nbsp;Na oefen een fpuitje met een langh engh pypje, door de olye NO LMnbsp;tot beneden EM of m de pekel geftoken fynde; als men daar door eenige pekel innbsp;defpuit uit het luiker-glas trok, foo dat de pekel alleen lager wierde, Sagh memnbsp;ook de hoogte aer pekel in beide de pypen verminderen, en beneden»» en pq nederdalen; fU dele ye weder ryfen, als de pekel door het infpuiten van anderen wederom hoger wierde.

Het felve gefemede, als men met de fpuit de olye in NO hooger en lager, door by doen of uitrekken der fel ver, maakte.

Gelyk ook het laatfte, als men de openingh der pypen AB en EF opwaarts lig-tede.

Waar uit bleek, dar foo wel in meer opeenftaande voeten als in een eenige, de perffingen, ^ee ee en van een Horizontaal vlak in elk der vogten op en ueder-waards dragen, figh mede na de hoogte der op een üaande vogten reguleert,

bonder dat de breedte der vogten daar iets toe doet; vermits het door ondervin.^

Ggggga nbsp;nbsp;nbsp;dinge-

-ocr page 814-

7P0 ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,

dinge by alle Hydrojiatki feker gcnoegh is,, (fchoon als doe de pypen by oil* fn breder qf nauwer vat overgebragt fyn) dat als de hoogte der vogten boven AB eanbsp;EF de felfde bleef, het felve gebeuren Ibude; en de pekel in »o en/y op defelvenbsp;hoogte foude blyven flaan in vaten van alderhande breedte.

XXIII. Men bevond ook, als de openingen defer pypen A B en EF doorbet verfchuiven van het houtje, in de pekel op alle plaatfen van het Horizontaal vlaknbsp;Hl gebragt wierden (gelyk ook indien fulx in de olye gefchiede) dat de pekel ianbsp;de pypen altyt op alle plaatfen de felfde hoogte behielt, die men in een plaats vannbsp;de pekel en olye (in het felve Horizontale vlak fynde) waargenomen hadde.

Waar uit op de voorige wyfe kan afgenomen werden; dat alle gelyke deden van een Horizontaal vlak, het iy het door de bovenfte vogt, het fy het door een anderenbsp;vogt loopt , die meer vogten boven figh heeft , met gelyke kragt op en nederwaartsnbsp;gedrukt werden.

§. 40. XXIV. Om nu nogh eens ineenkortefchetstevertoonen,hoedanighdelugt op een vogt, die onder hem ftaat, werkt; behoeft men alleen de olye tot PQ, of boven de hoogfte openingen der pypen C en D te gieten; wanneer defelve daar doornbsp;ook in de pypen lopende, de pekel van defelve van en /jy tot A-y en 24 fal doennbsp;.nederdalen; of op gelyke laagte, als de pekel in LM buiten de pypen flaat; in alles gelyk als of de iugt alleen daar boven was.

Andere ondervindingen by ons gedaan en tot dit geval opfigtelyk fynde, fouden alhier te langh fyn aan te halen.

$.41. XXV. Eindelyk Hellende wederom dat NO het bovenfte oppervlak der olye is. Om nu te toonen, met hoe veel kragt elk gelyk deel van een Horizontaal vlak Hl, als AB of ÈF enz. op en nederwaarts geperlt werd; als meerdernbsp;vogten boven den anderen flaan: Heeft men in dc kromme pyp ABGG quiklilvernbsp;gegoten tot fy in beide fyden op gelyke .hoogte, by voorbeeld tot AB en / fton-de. Daar na het glas met pekel tot L M en met olye van therebintyn tot N O gevalt fynde, is de pyp B G C daar in tot onder de olye in de pekel tot HI ncderge-Jaten. En als alles ftil ftond, bevond men dat de quiklilver aan de eene fyde vannbsp;A B tot TU gedaalt, en aan de andere fyde van kl tot rs opgerefen was.

Dit nu in defen ftant blyvende, heeft men T’ab. XXIV. Fig. 4. een andere gelyk-beenige kromme pyp' 7,8, 9 eerft onder tot fekere hoogte (als hier ook AB en kl) wederfyts met quiklilver gevult; en de kromme pyp CGB (Fig. 3.) in het fuiker-glas hangende, door het verfchuiven van het houtjetot digt en rakende aan denbsp;kant van het felve glas gebragt fynde, heeft men de hoogte van de pekel U W, boven de quiklilver in Ttj, foo net mogelyk was, met de paffer gemeten.

En is in de andere gelykbeenige pyp 7,9,8 (Fig. 4.) ook pekel gegoten, tot fy de felve hoogte als W U boven het daar in fiaande quiklilver hadde, gelyk de pekelnbsp;in het fuiker-glas. Waar na de hoogte der olye in het fuiker-glas MO insgelyksnbsp;met de palier gemeten hebbende, heeft men in de gelykbeenige pyp lOok olye vannbsp;.therebintyn tot defelve hoogte WX gegoten; foo dat de pekel en olye, foo wel innbsp;de gelykbeenige pyp, als in het fuiker-glas, elk in een gelyke hoogte boven het oppervlak T U des quikfilvers (tonde.

Ik moet hier by feggen, dat om in de gelykbeenige pyp (Fig. 4.) de pekel en olye op gelyke hoogte te doen Haan, als die in het fuiker-glas fyn, men figh wagtennbsp;moet van die ten eerften tot de vereifchte hoogte te gieten; nadien als de pyPnbsp;niet feer wyt is, en het geen in het gieten aan de kanten kleeft, nederfakt, defelvenbsp;altyt hooger als in het fuiker-glas fal doen werden: foo dat eenige voorligtig-heit en moeite in defen van nooden is. Miftchien als men eerft de pyP (Eig- 4-)nbsp;.yulde; en daar na pekd en olye in het fuiker-glas goot; dat fulx met minder


-ocr page 815-

Van de ‘wet der Hoogte in de F L O E IS TO F F E N.

omfigtigbeit fouden kunaen gefchieden. Die genegemheit heeft, kan daar de proef van nemen.

Daar na met de pafler, de hoogte rv (die het opper-vlak des quikfilvers rs in den eenen arm, boven het opper-vlak deffelfs TU in den anderen armhadde)innbsp;beide de pypen, lbo binnen als buiten het fuiker glas gemeten hebbende, (waarnbsp;toe die in het fuiker-glp wederom foo na doendelyk was, aan de fyde van het felvenbsp;fuiker-glas bebragt wierde;) bevond men defelve hoogte rz;, in beide even gelylr -.nbsp;te fyn.

XXVI. Waar uit men klaarlyk befpeurde, dat alle de boven den anderen ftaande vogten in hpt fuiker-glas boven T U en daarom ook boven A13, evenveel perllin-ge op A B in het felve fuiker-glas deden; en meer nogh minder, dan of defelve innbsp;eenregt opgaande pyp A B Z, elk in fyn regt opftaande hoogte boven A B Honden.

Want nadien de pypen foo in als buiten het glas, ‘Tab. XXIV. Fig. en 4, nage-noegh van defelve wydte waren; ingevalle de fyd-vogten in het breede fuiker-glas meer perflinge op AB deden, als de regtftandige pylaar ABYX in de gelykbeeni-gen pyp op A B aldaar; loo moeft volgen (gelyk te vooren meermalen aangehaaltnbsp;is ) dat des quiklilvers opper-vlak r s in het fuiker-glas, hooger boven her voorige oppervlak vvj deifelven quiklilvers foudé opgeperft werden, als in de gelykbeenige pyp.

XXVII. Waar van het tegendeel nu bevonden fynde plaatfe te hebben, in alle gedeelten van een Horizontaal vlak ( als HI) waar men ook de openingh der pypnbsp;AB kon brengen, toonde, als eenige vogten boven den anderen liaan in een var,nbsp;en men in een van defelve een Horizontaal vlak figh verheelt als Hl; dat elk deelnbsp;deffelt's meer nogh minder perffinge draagt, door alle de bovendaande vogten, hoenbsp;breed ook het vat magh fyn, als van den pylaar ABXY; die op het deel AB voornbsp;grond Haat, en tot het bovenfte oppervlak van de hoogfte vogt NO regt opwaartsnbsp;doorgaat; te voren den Pylaar der Hoogte genoemt.

XXVIII. Gelyk wy nu boven den pylaar der Hoogte in een vogt befchreven hebben., lal men uit het alhier gefeidc kunnen afnemen, hoe men defelve klaar moet befchryven in dit geval;. namelyk ; dat in meer op een ftaande vogten den Pylaar dtr'nbsp;Hoogte beftaat in een pylaar, welkers grond is (by voorbeeld A B of E.F) ofeenighnbsp;gedeelte van een verbeeld Horizontaal vlak Hl, en welkers hoogte is, de regt opgaande hoogte van alle de op een ftaande Vloei-ftolFen te famen; dat is, die ( bynbsp;voorbeeld H Z) te famen gefteltis uit de hoogte (om in dit exempel te blyven) desnbsp;pekels BW, en der olye W X, en der lugt X Z, (foo dat men begrype dat X Znbsp;ligh tot het hoogfte der lugt uitftrekt) foodanigh, dat elke hoogte als BW W X’nbsp;XZ met de byfondere Iwaarheit van elke Vloei-aotfe , waar van fyde hoogte is’

nederwaarts perft. nbsp;nbsp;nbsp;amp;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•

XXIX. nbsp;nbsp;nbsp;Men gelieve hier aan te merken; dat het niet nodigh is, dat elk deel ¦

juiftdefen pylaar altyd regt boven ligh ftaande heeft; nademaaU^ defelve perffinge’ lyd; niet tcgenftaande ( als K een vaft lichaam geftelc word te fyn ) den pylaar,-die regt boven alt iiaat, ot ab figh niet hooger als tot mi regt opwaarts uit-Ilrekken kan; maar oat de fin van al het gefeide, is, dat foo wel ah als AB gedrukt werd,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fwaarte, die gelyk is, aan den No. XXVII. befchreven Py

laar der Hoogte,

XXX. nbsp;nbsp;nbsp;Soo dat, oin de kragten van eenige waterwerken in baar op en neder-perffingen te onderloeken, men een gedeelte AB, (Fig. 3.) van een Horizontaalnbsp;vlak Hl kan uitkie en, waar boven den geheelen pvlaar der hoogte ABZgeftelt'nbsp;kan worden; ot anders het Horizontaal vlak Hl na H of I verlengen, ook buiten'nbsp;het vat of glas, waar m het dee] A üTah. XX/F. F/g. 3, is, op het welk men de perffingenbsp;onderfoekt; en verder m du verlengde v lak als IB, een ge yk deel AB Tab. XXIV.Tig. 4lt;.'

nemen

-ocr page 816-

79* ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,

nemen; waar op den pylaar der hoogte ABZ geftelt en vertoond kan werden; men de oppervlakken M b en N O enz. of van alle de op malkander Itaande vog-(en, ook na die fyde , (als hier tut W en X) loo verre verlengt,

Soo dat om te weten, met hoe veel fwaarheit aè, in het fuiker-glas gedrukt werd, men antwoorden kan, met den pylaar der hoogte ABZ; die (Fig.4 ) buiten bet fuiker-glas afgetekent is; waar van BW pekel, W X olye, X Z 8 ( totbo-

\ ven toe) lugt is.

Men foude ook den pylaar abmi, boven «èftaande, figh kunnen verbeelden, door het vafte lichaam K henen te gaan; als aan elke hoogte van yder Vloei-ftoftenbsp;in de felve, maar dcflelfs byfondere deel en fwaarheit wierde toe gefchreven.

§. 42. XXXI, Het is onnodigh om hier verder af te leiden, dat Tab. XXp'. Fig, i. een Huk a in het Horizontaal vlak GT leggende, met foo veel meer kragt opnbsp;en neder geperft werd als het (luk r, dat in een hooger Horizontaal vlak EF gelegen is; als den pylaar der Hoogte ƒ op het eene G T. fwaarder is, als dien pylaarnbsp;fb, welke op het ander Horizontaal vlak EF (laat. Het geen yder tot een ftuk alsnbsp;e in een lager Horizontaal vlak N H gelegen,en ook op verfcheidene op een (taandenbsp;vogten uit het voorige ligt toepalTen fah

§. 43. XXXII. Hit al het welke dan defe groote waterwigts propofitie ( w'elke ook in groot gemak geeft om de kragten en beweegingen van veele Hydrauliea ofnbsp;waterwerken te onderfoeken) op een korte en klaare wyfe volgt,

Sy is dan dusdanigh:

Indien meer Vloei-ftofFen boven den anderen ftil (laan; en men een Horizontaal vlak (als Hl) Tab. XXl(^. Fig. 3. figh verbeeld door een van defelvè gaan;

Sullen twee of meer gelyke deelen delfelfs, (als AB, ah ^ EF enz.) elk met de fwaarheit van haren pylaar der Hoogte, en daarom met gelyke kragt op ennbsp;nederwaarts geperft werden.

Waar uit volgt:

Dat een van defe deelen (als AB) met foo veel kragt neder , als een ander ab of E F opwaarts geperft werd.

En in tegendeel:

Dat het eerfte (AB) met foo veel kragt opwaarts, als een ander a ^ of E F nederwaarts geperft werd; welke wet wy hier na kortheits halven de wet der Hoogte fullen noemen, om dat fy alleen na der VloeiftolFen hoogte, en geenfints na dernbsp;fel ver breedte, figh fchikt.

XXXllI. Men moet hier in agt nemen , dat in op en ncderperlTinge op gelyke deelen van het felve Horizontaal vlak (van hooger en lager vlakken fpreken wynbsp;nu hier niet) dit van foodanige deelen AB, ab., EF enz. gefegt werd, die lang*nbsp;defelve vogt gemeenfehap met malkander hebben; dat is, van welkers een tot hetnbsp;andere men een draad figh kan verbeelden getrokken te kunnen werden, fonder d^tnbsp;defelve fulfchen beiden door een andere vogt of vaft lichaam gedwongen fy doornbsp;te gaan.

Defe aanmerkinge is hier nodigh by te ftellen, om dat dit laatfte ontbreekende, Ju eeuige gevallen, dit voorftel foo algemeen geftelt, fomtyts niet foude doorgaan.

§. 44 aXXIV. Het fal'onnodigh fyn uitvoerighlyk te toonen, dat alle deelett als rt Tab. XXIF. Fig. 2, van een horizontaal vlak LM, wel altyd door haar eigeitnbsp;fwaarheit, en die der hooger ftaande vogten, nedergedrukt werden; maar dat fynbsp;uimmer opwaarts geperft worden, als door vogten, die niet alleen hooger, maarnbsp;jjok fyden haar ftaan? en andere deelen van het felve Horizontaal vlak L M,nbsp;nederwaarts perflen. Soo dat alle opwaarts perffinge van defe fyd-vogten voortkomt,nbsp;ih van haaren naafte oorfak.

-ocr page 817-

Fan de •wet der Hoogte in de FL O E I-S TO F FE H. 755

Want neemt de fyd-vogten, die buiten den pyp rf TV in a LM Aftaan, wegh; fal het water in de pyp rr TV ftaande,. fyn opwaarts perffinge verliefende, ftrax nc'nbsp;derwaarts dalen. Dogh hier van genoegh.

§. 4y. XXXV- Om nu van de fchuine perflingen der vogten iets te feggen:

Dat de vogten in verfcheiden fchuinheden kunnen voort geperfl: werden, is uir de kranen en opfetfels van veel fonteinen openbaarder, als dat het hier meer betoogin-ge vereift.

Maar, dat defe fchuin-perffende vogten figh ook na de regt opgaande hoogte van defelve vogten boven hat geperftè deel, gelyk de voorige, en geenlints na haar vccl-heit of fchuinheic reguleerer., fal men kortelyk kunnen fien.

Laat een kromme pyp Tah. XXF. Fig^ 3. en 4. fyn A BCD die van CD verder de figure heeft van CEFND; giet de felve tot A vol water; foo fal men fien, datnbsp;het felve niet ftil lal ftaaii voor dat het in den anderen arm tot defelve hoogte E F geklommen is; hoedanigh ook dén arm CDEF' van gedaante of van fchuinte, ten opligt van het geperlte deel C D, wefen magh. 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Nu is het kermelyk, indien de pyp boven CD regt opwaarts tot CGHD verlengt, en tot GH, of defelve hoogte van' AL en EF, vol water was; dat dèfen regcftandigen pylaar CGHD, het water in de pyp A £5 tot dè ftfve hoogte AB fou~nbsp;de kunnen ophouden; en meer nogh minder, als nudoor het fchuin of krom perC-fende water in E F N D gefchied.

Waarom het Horixontaal geperfte deel C D even veel perffinge, van den regtfiac-digen pylaar CGDH, als van den fchuinen of krommen CE.F ND draagt:

’t Geen in alles het felfde foude fyn en blyven, fch'oori den krommen pyp XXF. Fig.^. tot in CEFKD verwyt, of op eenige andere wyfe nauwer gemaaktnbsp;was, en daarom foo veel meer of'minder vogts bevattedej als mede,-in welkenbsp;fchuinheit ook een van defelve pypcn op het vlak BCD ftond , en het deel CD per-fte; indien maar het geperfte horhontale deel CD fyn felve grootheit, en de regtnbsp;op Handige hoogte GC, HD of FM van de vogten boven het vlak GD defelfdcnbsp;blyft.

$. 46. XXXVI. Soo dat de voorgemelde wet der Hoogte, ook hier in het geval van fchuine perflingen volkomenfyne kragt behoud ,• en dit voorftel bjykt waartefyn.

Indien een deel CD van een Horw.onfaal vlak BCD door een fchuinen of krommen pylaar water CEFND geperfi: werd,-is de perffinge, die het ièlve draagt,

meerder nogh minder, als-die van den pylaar der Hoogte; dat is, van den regtftan-digen pylaar CGHD: die tot gmnd heeft hét geperfte déél GD,' en tot hoogte de regt op ftaande linie FM of GC; die figh van het geperfte deel CD, tot het bo-venfte opper-vlak AF des opperften vogts, (als ’^er meer vogten op malkanderftaan)nbsp;uitftrekt,

47- nbsp;nbsp;nbsp;kragt te onderfoeken van de dwarsperf-

finge derVl^ei-jt Jpen, waar door fy langs een liuie dre waterpas loopt, vOortgeperft werden. ^ ^

Dat nu defe oort van perffinge ook plaats in de vogten heeft, is blykelyk uit de kranen, d'Snbsp;nbsp;nbsp;nbsp;bodemen der wyn-vatéii (leekt.

Anderfints Tab, XXy. Fig. y. fteekt in een vat, of groote fles A BCD, tot MN vol water fynde, een^ pyp eF, die figh waterpas ftrekt; en men fal het water innbsp;F G H daar uit fien (pnngen; foo dat het in E F Horizontaal loopt, en in F G H fighnbsp;door fyn eigen fwaarheit na de aarde in H buigt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

En om te weeten dat defe dwars-perffinge figh ook ha de hoogte reguleert, behoeft men nbsp;nbsp;nbsp;vol te gieten; foo dat het water nu in meerder

hoogte, als EB boven de pyp EF ftaat: en men fal bevinden', dat de water-ftraal

Hhhhh nbsp;nbsp;nbsp;FIK,


-ocr page 818-

794 ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,

FIK, foo veel verder ea tot K dwars uit fpringt; en dat fy, na dat de hoogte door het uitlopen, minder werd in het vat, ook in haar dwars-lopende kr-igt verminderen fal; en t’elkens nader aan het vat, als eerft in H, daar na in P.eindigengt;.nbsp;en op de aarde komen.

Igt;at nu defe uwars-perffinge figh geenfints na de breedte en veclheit des waters in het vat fchikt, kan men fien; als men in een nauwer en wyder vat als AB G D»nbsp;(egter geheel niet te nauw fyndc) gedurigh met water by te doen, het water opnbsp;defelve hoogte A B houd , dat in alle de llraal FIK even ver dwars uit fal fpringen.

$. 48, XXXVIII. Dogh om nu de ware kragt van de dwars'perffinge, met die van de perffinge van de hoogte der vogt, op gelyke Florizontaal leggende vlaktens,nbsp;te vergclyken, gelyk wy in de andere perffingen gedaan hebben; fal men wat meerder moeite vinden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f

Want indien men Tali. XXF'. Fig, 6. in een vierkanten bak AQPK met vlakke opftaande fyden AQ en KP, in de eene fyde AQ een gedeelteAE neemt, tegennbsp;het welke het water tot de hoogte van AK in den bak Itaande, dwaars aan petit.nbsp;£n men daar en boven een ander deel EI, in bet Horizontaal vlak E O leggendenbsp;figh verbeeld, dat gelyk is aan AE. Soo is blykelyk;dat op elk punt F,G, H,I; inE Inbsp;een gelyke hoogte des watersnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 is, en dat elk daarom met gelyke kragt

nederwaarts gedrukt werd. Dogh dat van de felve punten B,C,D,E, in het reg£ opftaande ftuk AE, elk een ongelyke dwars-perflinge lyd: omdat (gelyk ftrax getoond is ) de dwars-perffiiige figh na de regt opgaande hoogte des waters reguleert,nbsp;en meerder of minder werd; en elk punt als A,B, G, D, E een verfcheiden hoogte desnbsp;waters boven figh (of anders boven het Horizontaal vlak , in welk het punt aelegennbsp;is) heeft ftaan.

Soo heeft het punt A, of bpt Horizontaal vlak AK, geen hoogte des waters boven figh.

Het punt Bof het vlak BL, heeft het water in de hoogte AB. of boven figh ftaan.

Het punt C of ’t vlak C M , in de hoogte A C of r d.

Het punt D of ’t vlak DN, in de hoogte A D of ?ƒ,

Het punt E of ’t vlak EO, in de hoogte A E oigi.

Soo dat het hier uit openbaar is , -om te weten boe veel grooter of kleinder perf-finge het Horizontale EI draagt van het water, dat boven hem in gelyke hoogte op al lyn punten ftaat; als het regt opftaande AE, hetwelk bovenal fyn punten eetinbsp;verfcheiden hoogte des waters heeft; dat men, om door het groot verfchil van denbsp;hoogtens des waters, het welke boven het hoogfte en laagfte punt van een regt op*nbsp;ftaande gedrukte deel van A E ftaat, niet tot een mililag ge^agt te werden ;men eerjtnbsp;moet onderfoeken, hoe veel grooter of kleinder de dwars-perlïinge (by voorbeeld,nbsp;op een der punten B of G enz.) is, als de neder-perffinge op een der punten h of dnbsp;enz, die de felve hoogte van water boven figh hebben.

En te» anderen, als men dit weet in elke hoogte ah ,cd,ef^g‘t, dat men dan d® fomme van alle defe verfcheiden dwars-perffingen op alle de puiuen,of kleine bree-tens, die E A uitmaken, vergelyken kan met de neder-perffingen, dk alle punten otnbsp;gelyke breedtens, welke EI bevat, te famen dragen.

Ten derden, is het blykelyk, in hoe kleinder deelen of punten AE en EI gedeelt werden, hoe mjnder de hoogte des waters boven debovenfte en onderfte punten v^Dnbsp;de deelen van AE verfchillen; en daarom, hoe minder veranderingh deCé verifh*'**nbsp;denheden der hoogtens in de uitrekeningh geven (uilen. Die aB men de£e dedennbsp;feer groot nam,veel verfchil fouden kunnen veroorlaken; daar men Ie uu, als ine»nbsp;de deelen van AE, als A,,B,C, enz. feer klein en als enkele punten aania?rk.|».nbsp;ligh geuoegh voor de lelve nemen kam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;49*


-ocr page 819-

Van de wet der Hoogte in de VLO EI-STOEFEN. nbsp;nbsp;nbsp;7Pƒ

49. XXXIX. Tot een experiment, om het eerfte te toonen, dat de dwarsperf. finge, die een kleine plaats als B, een hoogte van water als AB boven figh hebbende, in de regt opftaande AE verdraagt, gelyk is, immers niet merkelyk vcrfchiltnbsp;van de nedcr-perflinge, die een Horizontaal gelyk deel^, welk een gelyke hoogtenbsp;des waters ab boven figh heeft, door fyn bovenflainde vogten lyd; kan het volgendenbsp;dienen; het welke, foo ik meene, eerft by Mariotie, dog tot een ander ooghmerk,

is voorgefteld.

Ik vinde, het felve in den Jare 1696 en daar na meermalen gedaan hebbende, onder anderen de navolgende aantekeningen daar van; welke yder ook door het kleine glafen inflrument, by de Hr,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tot dien eindé gemaakt werdende, met

geringe moeiten en koUen ondervinden kan.

Men heeft in de vlakke fyde V Q van een kleine fles A B P Q Eab. XXVI. Fig. r. by ons een fluik-fles genaamd, een klein gaatje ab laten drillen; en een wat grooternbsp;by P beneden by de grond, welk laatfle men met iets daar in te (leken konde (luiten ; en verder de mond deffelfs A B met een kurk C D F G geflopt; door welke eennbsp;glafe pyp E W geftoken was ; foodanigh de voegen met Empl, de minto digt maken-fle, dat tuflchen de pyp en kurk, gelyk ook tuflchcn de kurk en dc mond van de flesnbsp;geen openingh bleef, daar lugt konde doorgaan,

Waar na het gaatje ab en de glafe pyp in E met devingerfluitende, heeft men door het grootfte gat by P door een tregter met een feer dunne pyp water in de fles gegoten, tot het felve als de fles overeinde geregt was,in RT liaan bleef; of hooger, alsnbsp;het gaatje ab., dat anders geen Depalingh vereifcht.

Verder het gat by P met een kurk of gefloten kraantje ftyf toegedaan fynde, heeft men een kléin pypje abgh dwars in de opening ab geftoken, welk pypje h'j gh digtnbsp;Was, en in fg een horizontale opening, gelyk aan ah fynde, hadde.

Doe de fles wederom regt op gefteld fynde, heeft men, de opening^ met de vinger toe houdende,de pypE W by na tot boven toe met water gevult. En de vinger Vanafnemende bevond men het water vit fg uit te fpuiten , en in dcpyp EW neder te fakken ; fonder dat de hoogte RT van het water in de fles iets, of merkelyknbsp;meer verminderde, als men aan het weinige in een perlTenen uitfetten van de lugt boven het water RT (taande, met reden konde toefchryven.

Eeindelyk alles tot ftilftand komende, bleek het, dat, het water in de fles in RT blyvende, het felve in de pyp EW in (laan bleef. Op defelve hoogte van ƒ?;nbsp;of in het Horizontaal vlak dg , het welk 'door du en/jf gaat.

Hier door fagh men dat een lugt-pylaarK, door fyn neder-perflingc op het water in fg, het felve tot du mie pyp E W konde ophouden, ende den gelyk fwarenlugt-pylaar du H, welke opi^a flond, balanceren, volgens het vooren reets getoondenbsp;§.41. enz.

Óm nu vvars-perfljnge op ab tegen de fieder-perflinge op fg te vergelyken , heeftnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de openingh ab getrokken, en bevonden, dat alles

genoeghfaam nbsp;nbsp;nbsp;Uaat bleef, en by ria geen water uit ab uitliep;blyvende ook

net water m Pyp uw, fonder merkelvke veranderineh in éiu ftaan op delelve hoogte, immers nagenoegh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Want indien het in delen om de verfcheidenheit van de lugts hoogte 'm a tn b ftaande, al een hair breed tot in ew gevallen was, het welk egter niet merkelyknbsp;Was, foude fulx a s men het gaatje ab kleinder gemaakt hadde, genoeghfaam totnbsp;niets vermindert (yn geweeft,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. . ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

XL. Stellende dan, dat het water in de pyp EW op defelve hoogte gebleven was, het f)'^ “St nederwaarts op fg^ hef fy defelve dwars en fydwaartsop ab per-ite lOüdec de pyp abisg, Soo bleek, dat de lugt' met genoegfaam even veel kragt

Hhhhh a nbsp;nbsp;nbsp;regt

-ocr page 820-

79(ï ondervindelyke betooginge,

regt nederwaarts als dwars en fydwaarts door fyn fwaarheit perft; wanneer defe geperfte deden fg en ab foo klein genomen wierden , dat de hoogte la ennbsp;merkelyk verfchelen.

. §. fo. XLI. Maar dewyl dit experiment de gelykheit van defe perfTïngen alleen in de lugt toond, om defelve ook, in een andere vogt- by voorbeeld, in het water,nbsp;te doen lien; heeft men defe kleine fluik-fles ABPQ met en fonder de pyp aiigt;g,nbsp;in een vat met water LM NO gefleld. Soo dat het-water tot L O buiten de fluik-flesnbsp;ftond; en bevond men in beide de gevallen, dat het water in de pyp E W gelyk metnbsp;het water in de kom tot rz o( de hoogte LO oprees en flaande bleef, boven RT,nbsp;of het water dat in de fles was. Söo dat ook het water in het vat LMNü, of opnbsp;fg nederwaarts of tegen algt; dvvars en fydwaarts aan perffende , op gelyke deelen ,nbsp;dsfg en wanneer fy klein genoegh genomen waren, een gelyke kragt vandruk-kingen dede,

§ yi. XLII- Waar uit dan volgt, om weer tot de voorige draad en Tah^XXV. Fig. 6. te komen, en te rekenen , welke een kragt van perffinge een regt opflaandenbsp;deel AE dwars lydt, van het w^ater, dat tot AK in het vat AQPK ftaat; in ver-gelykinge van de kragt. die een gelyk deel EI, het welk Horizontaal legt, van fynnbsp;büvenftaande' water A E '/^ verdraagt. Dat meli eerjl'de gedrukte deelen of vlakkennbsp;A E en EI figh verbeelden moet, als uit andere kleinder deeltjes of liever feer kleine pun61jes, als A, B, G,D,E , F, G,H, I te beftaan. 7‘en anderen, dat elk van defenbsp;pundjes of kleine deeltjes, als 13 of G enz. juift foo veel geweld van de dwarsperf-finge lyd , als b en d enz. van de neder-perflinge van de opfigtelyke hoogtens ah^ cdnbsp;enz. van haar bovenhaande water.

XLIIL Laat ons dan gemakshalven onderftellcn, dat A E alleen uit y deelen A,B,C,D,E, en dat EI uit y gelyke E, F,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;beftaat. Hoewel men fekerder

gaat, als men onderftelde dat dele deeltjes veel.kleinder waren , en AE foo w'elals EI uit eenige duifenden of millioenen der felver deeltjes beftonde ; dewyl als dannbsp;de hoogtens en cd enz. van de hoogde en laaglle einden defer deeltjes by nanbsp;niets verfchillen fouden. Waar van boven reets gehandelt is,

Wy hebben egter alhier een kleindcr getal van y genomen, om dat het felve in de figuur dus afgetekend is; en dat, het fy het getal groot ofklein is van defe deeltjes,,nbsp;de uitkomft van de .ui^ekeriingh de fèlve blyft.

. Om dan tot de felvé.te komen', wannéér men field dat de hoogte ah fn gewigt is Ij)., izi c d K % p., en e/is'3/)., en^'I is 4p., en.'foo voort,, als ’er meer deelen

tenomen werden; is fe vooren, getoond, dat ’er ecfi gelyke perffinge is dwars op et punt.

A als nbsp;nbsp;nbsp;op tj, en om dat het water geen hoogte bóven a heeft, draagt het o/'v

Op B als op b, en om dat het water de hoogte ab boven h heeft, draagt het I/• Op G als op dy boven welke de waters, hopgte cd is, en draagt daarom 2/’gt;nbsp;Op D a]s op/, boven welke de waters hoogte is e/, en draagt daarom SAnbsp;Op E als óp I, boven welke de waters hoogte is ^ I, en draagt daarom ^ 4/’jnbsp;Soo da.t ’t geen al de punten A,B,C,D,E,te famen dragen,, uitmaakt lop-Verder:

Elk van de punten E,F,G,H,I, heeft elk boven figh een waters-hoogte gelyk aangi, en draagt dan elk 4/'- Het welk y malen genomen fynde,nbsp;om dat ’er y deelen onderfteld werden in A E en El, foo draagt de ge-

heeleEl -- - - - ——

f. yi, XLIM* .Waar uit;,dan defe grondwet onfrent de dwars perffitige der Vloei-ftoffen blykt nainelyk , dat de. dwars-'perfiïnge op A E ffynde ioj). in die gevd}

d« hQlft is van aó./’. of van dc neder-.perflipge,; die^, defdve AE ‘o Ei water-

püs

-ocr page 821-

Van de wet der Hoogte in de FLO EI S TO FEE N. 791

pas nevens het laagfte punt E gelegt lynde , van fyn bovenftaande water in AEI ^ draagt, Soo dat, om te weeten: als het water tot AK (iaat, hoe veel dwars-perflinge AE draagt, men iigh moet verbeelden, dat AE in Elwater-pas nedernbsp;gelegt is; wanneer de lelve EI de neder-perlÊnge van fyn bovenftaande waternbsp;AEl^ draagt; cii AEdwars die van AEIA of de helft van AEI^.

XLV. Men gelieve niet te denken,als men het getal der deelen, die A E of EI uitmaken, veel grooter als y fteld, dat defe proportie veranderen fal. Nadien, hoe groot haare menigte genomen werd, alle getallen van o af, met de eenheit geduurighnbsp;vermeerdert werdende, altyd de helft uitmaken , van haare grootlle getal foo dilcvs ilsnbsp;genomen fynde, als (de o daaronder gerekend wefende,) haar meenigte bedraagt.

Dit weten de Mathematici, en een ander kan het tot fyn geruftheit met een groo* te meenigte na rekenen.

XLVI- Men kan by de Heer Stevin , in delTelfs water-wigt , het geen (XLIV. en XLV.) gefegt is, op een andere wyfe betoogt vinden. Dogh dewylnbsp;wy hier, foo veel mogelyk is, om met meer fckerheit te befluiten, gewoon fyn denbsp;bewyfen uit de ondervindinge te nemen; fullen wy het volgende experiment, foo iknbsp;het felve aangetekend vinde over eenige Jaren gedaan te fyn, hier by doen. Doghnbsp;de geheele uitrekening kortheits-halven nalaten-

Men heeft dan Tak XXVL Hg. 2. in een vierkanten bak, als hier nevens, wiens hoogte MK ontrent was zó Rynlandfe duimen, een vierkant gat, dat met eennbsp;diergelyk (luk houts HDRS konde gedopt werden, laten maken; het welk evennbsp;een Rynlandfe voet in RD breed en in HD langh was: foodanigh dat dit (tuk houtnbsp;in een lydje of fponningtje met Seem-leer bevoert in het gat floot, om het uitloopennbsp;van het water tullchen de voegen te beter te beletten.

Defe bak nu tot BD met water gevult fynde, foo wilt men dat een Rynlandfe voet water dwars tegen dit hout in HDRS aan perfle; om dat des waters hoogtenbsp;geiyk was aan DR ofte de hoogte van het hovende van dit felve ftuk hout.

De kragt dan van defe dwars-perffinge van dit water, door middel van een balance AEF, wiens armen AE en EF in E regt hoekigh op malkander (tonden, meteen aanhangend gewigt in Y onderfogt fynde; bevond men dat dit hout, doornbsp;E A inwaarts geperft werdende in Y, een gewigt van tuffehen de 31 en 32 pondnbsp;tegen koude houden; maar meerder daar aan gehangen fynde, dat dit veel te veelnbsp;was, en het hout ftrax fonder vertoeven fchielyk inwaarts wegh week.

Soo dat men den regel, $. yx. gemeld, hier door na genoegh bewaarheit fagh, dewyl een Ryniandfche voet van dat water ontrent tweemaal foo fwaar was.

Men moet hier aanmerken, dat het indrukkende deel A van de balance AEF juT'ft gefet moet werden in het punt van het hout A, alwaar het middelpunt van denbsp;dwars-perffinge» of daar de felve op fyn grootft is.

gedragen, dat men door middel van het dwars hout VW, aci-punt E van de balance op en neder konde fchuiven. En be-vond men, e a ance hooger en lager als A drukte, dat bet platte houte ftuknbsp;HDRo, ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ater op defelve hoogte ftond, voor veel minder gewigt inwaarts-

week; het geen tot een proef, dat het regte punt ia A getroffen was, konde ver-ftrekken.

§5-4. XL VIL Men heeft daarna het vat tot GK geheel vol w'ater gegoten, foo dat h« bovenftenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;het houte vlak DRSH, het welk de dwars-perffinge uitftaar,

niet geiyk met oven vlakte van het water was, maar de lengte van KD, of f -voet, dat is im aar onder was. Waarom indien het voorgefégde waar en HRnbsp;tegenhouden ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®en de dwars-perffinge op H D RS meer gewigt moeitüen

Hhhhh 3 nbsp;nbsp;nbsp;Het

-ocr page 822-

7p8 ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,

Het draai-punt derhalven wat opwaarts gebragt fynde, foo dat A het einde der balance nu in het perffings middelpunt, hier mede overeenkomende, wat hoogernbsp;ftond; bevond men als men 77 pond in Y hingh, dat het vlak leer fchielyk mnbsp;week, dogh dat de fyd-perfTinge ontrent 73 of 74 pond tegen hielde.

Het geen feer na met de vorige regel over een quam, als men de uitrekeningh maakte, op de volgende wyfe.

Laat Tbk XXI^l. At Figure 2. tn Fig. 3. verbeeld werden overgebragt te fyn, en boven HS het water tot K Z ftaan. Soo is H K gelyk i|- of j voet, gelyk ook F H,nbsp;( daar defe KH geftelt werd Horizontaal nedergelegt te fyn) en HS is een voet;nbsp;fbo maakt het geheele lichaam waters, van defe breedte, lengte en hoogte vannbsp;een teerÜngh voet; en de helft daar van die dwars tegen K H S Z aanperft is voet.nbsp;Indien men nu hier af trek de waters dwars-perffinge, sdie tegen KDRZ aanperft.nbsp;Namelyk van een teerlingh voet, fynde de helft van -J voet waters (welk laatftenbsp;de grootheit uitdrukt van het lichaam, wiens lengte is RD i voet, breedte m Dnbsp;f, en hoogte KD ook | voets) fal overblyven de dwars-perffinge tegen HDRSnbsp;van ^ of I voet, of anders i i van het gewigt van een lichamelyken voet waters,nbsp;dat is (de voet waters gefteld fynde op 63 ponden of wat meer J van 73 j ponden.nbsp;Het geen na genoegh met den regel yi. over een komt.

$. SS- XLVIII. Ook fagh men als menTaF XXFl. Fig. t. een vlak bortje in T ab foodanigh gefteld hadde, dat het water, het welk tegen DHS R perite, nietnbsp;meer als a K of de helft van fyn voorige breedte K G hadde; dat de dwars-perffingenbsp;niet verminderde , als maar het water in de bak op de felve hoogte H K bleef.

Soo dat ook hier uit bewaarheit wierd,dat de kragten van de dwars of fyd-perffin-gen, de felve blyven, of het water meer of minder breedte heelt; dogh dat de hoogte des waters meer of minder werdende, defelve ook vermeerderen of verminderen.

%. y6. XLIX. Maar dewyl wy nu in defe experimenten der dwars-perffinge het water voor de opperfte vogt genomen hebben, foo dat, by voorbeeld, in den baknbsp;A B G D Tab. XXVI. Fig. 4. boven het opper-vlak des water AG geen anderenbsp;Vloei-ftof onderfteld werd te fyn, fcheen hier een fwaarigheit figh op te doen, alsnbsp;ot de dwars-perffinge van het water A G tegen AB veel grooter moefte fyn, als bynbsp;defe experimenten bevonden is; omdat de lugt tuffehen AG en OOOenz.waarlyknbsp;met de fwaarte van ontrent 30 voeten waters (volgens het uitwyfen der Barometers) op A G drukkende, de fyd-perffinge tegen AB merkelyk fchynt te moetennbsp;vermeerderen.

Dogh dat, alles wel overwogen fynde, de fyd-perffinge van het water in den bak ABDC tegen AB, door de fwaarheit van be boven AG ftaande lugt, foo veelnbsp;niet vergroot werd; datdekragt, die AB ook ftaande houd, of innewaarts na GDnbsp;foude perffen (gelyk het gewigt inde voorige balance Fig. 2.) daar door merkdyknbsp;foude moeten vermeerdert w'erden, fal uit de volgende rekeningh kunnen blyken.

Laat een vat A B D G vol water fyn tot A C, Tab. XXVI. tig. 4. boven hc welke de lugt tot O O O R O O O ftaat; foo is kennelyk, dat de felve ook aan de andere fyde van AB in A, B, /, », ftaande, ook tegen AB van de kant van»f dwars perf-fen fal.

Om dan te weten; welke perffinge AB door het water aan de fyde D, C, door de lugt aan de fyde ni dragen, en hoe veel de eerfte dwars perffinge de laatftenbsp;overtreffen fal.

Men noeme het gewigt der lugt op elk punt in het vlak » N wegende, als dal van » 0,»jO,EO, KO enz., elk met de name van

De water-fwaarte van K F op het punt F fy é, foo is L G: 2 ^, en M H; 3 ^


-ocr page 823-

Van de 'ivet der Hoogte in de VL OEl-STOFFEN, 7pjgt;

Dc lugt-fvvaarte van kfo’p het punt ƒ fy c, foo is/^‘ ze; en mh; ^c, cnZ.

En fal dan (volgens de rekeningh van ^.yi.jals men hier ook vyf punten der peri-fihg,e Üeld ) de kragt der boven-lugt, en van het water in ABGU , die AB dwars na»lt; perflén, fyn y« met lo^. Én in tegendeel, de kragt van de boven-lugt ennbsp;de lugt die in A that, welke AB dwars na DC te rugge perft, fyn sa metnbsp;joe, Soo dat, defe twee tegen malkander dwars-perffende kragten van malkandernbsp;getrokken lynde, de kragt waar mede AB dwars na geperft werd, fal fyn lo^nbsp;min lo f-

Nu fonder bovenftaande lugt, foude de dwars-perffinge van het water ( volgens §, yi' en yz.) geweeft fyn gelyk ioigt;. Ene is ontrent gelyk-fiöö van ^, als mennbsp;water looo malen Iwaarder (telt als de lugt. Soo dat de omftaandc lugt de dwars-perlTinge van het water alleen met deel verminderd. Het welk rn de voorigenbsp;experimenten iiiets merkelyks geven kan. Waarom dan de voorgedelde fwangheftnbsp;weg genomen is,

§ yy. L. Tot nogh toe hebben wy de op en neder perüingen in vogten befchouwt, die of door waarlyk tegen malkander werkende kragten , of wel door tegenftandennbsp;de beletfelen der bewegingen (liKtaan. Nu fcheen te moeten volgen het onderfoeknbsp;van de. kragten der Vloei-flofFen , die in dadelyke bewegiiigc fyn. Dogh dewyl ditnbsp;laatfte een geheel boek vererffehen foude, en het gene wy ontrent de wet der Hoogte

Eier voorgenomen hadden te toonen, ook door de perlfinge van (lilftaande vogten kan nagefpeurt werden, fullen wy defen aftred niet grooter maken, welke voornbsp;die de water-wigt verftaan, reets veel te lang fal fyn.

Dit alleen fullen wy ontrent de tegen malkander perffende kragten aanmerken. Indien Tab. XXFL Fig. y. den pyp hkg tot aenf even hoogh vol water is; dewylnbsp;d door ab opwaarts, en door fd nederwaarts geperft werd, fal indien defe kragtennbsp;ab en gelyk fyn, het deel d (lil (laan, dogh de eenetot ed vermindert, of denbsp;andere ab tot hb vermeerdert fynde, fal d bewogen werden na de fyde van denbsp;minlle kragt of in dit geval na|-, en wel met foo veel kragt, als het verfchil dernbsp;beide kragten is, die op d wederfydts werken. Het welk ligt te ondervinden is, eiinbsp;geen verder bewys behoeft.

§. yS. Lil. Ook fal in vogten, door het wegnemen van een tegen (land, die de ^ beweginge belet, een beweginge gefchieden. By voorbeeld, blaad in ^ in een pyp,nbsp;die wederfydts tot a en/‘even hoogh vol water is, tot het water van ƒ in e gcdaaltnbsp;en van a ttgt;t h ^gerefen is, en flopt onder het blafen de opening g met de vinger*nbsp;foo fal alles ftil (laan, en de vinger fal den tegenftand of beletfcl der bewegingenbsp;fyn. ’t Geen blykt, om dat delen vinger weg genomen fynde, de beweginge ftrasnbsp;volgen fal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Nu door het vorige, als de vinger op^ legt en alles ftil fta^, is kennelyk dat d opwaarts geperlt werd door hh, en nederwaarts door dg, en dat den tegenftand ofnbsp;vinger opwaarts geperft werd, door det verfchil der kragten hb en dg. Soo datnbsp;defe vinger ot tegenfland weg genomen fynde, een beweginge fal gefchieden, nanbsp;de fyde van deii tegenftand; en wel met die kragt, waar mede den tegenftand geperft wierde, als öe vogten (lil (Ibnden ; indien met het wegnemen van den tegen-fland, geen andere wejentlyke krag, begint te werken.

§. y9. Dat nu de loei ftotfen defe wetten foo juift waarnemen; dat eer/ï alle» Wat uit defelve (de omftandigheden regt in agi genomen fynde J met goede en re-delyke gevolgen atgeiyd werd, ook ondervindelyk in de felve plaatfe heeft; ennbsp;tea anderen, dat ücle V loei-doffen, eer fy van de^e wet der Hoogtenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;. ook

dingen uitvoeten, die aan een onervarene in de water-wigt, als foo veel wonderen, moeten voorkomen,eu van welkers maniere van werken.ookdegyootlie'^is-kundi-

gea

-ocr page 824-

8oo ON DERVINDELYKE BETOOGINGE,

gen bekennen nogh onwetende, of ten minften nogh onfeker te fyn , fallen VfJ

iiogh met eenige weinige voorbeelden aantoonen. nbsp;nbsp;nbsp;_

§. 6o. LII. Het eerde voorbeeld om van een dat eenvoudigh is te beginnen, de werkinge van een Hevel fyn.

ABGD is een bak tot AD met water gevult; Tab. XXVll. Fig .t. in defelveiS een kromme pyp of Hevel EG H K ook vol water fynde, en by 1 K, daarom metnbsp;de vinger of anders toegehouden geftelt, gelyk in de figure te fien is.

loëien men nu de vinger van IK wegh neemt, weet men by een kenbare onder-vindinge, dat het water uit IK na Z fal uitloopen in het deel des Hevels EG dat korter is, geduurigh opklimmende, en in het ander HK dat langer is, nederdalende;nbsp;foo lange het water in den bak ABGD fynde, nogh hooger is, als het ander eindenbsp;des Hevels E F.

Om nu de kragt en maniere, waar door en op welke defe werkinge des Hevels gefchiet, uit de vorige gronden te weeten;

Stopt weder den Hevel by IK, met de vinger of op een andere wylè; foo fal hier door het water in defelve en in den bak (til (taan.

Laat nu WX het boven-vlak des lugts fyn, die hier by ons op het water peril; En verlengt het Horizontaal-vlak des waters AD door PQ tot RS; waar vannbsp;LM, NÜ, PQ, RS gelyke deden fyn; foo werd volgens het vooren gefeide hetnbsp;deel L M, nedergedrukt met de fwaartc van den daar op (leunende lugt-pylaar dernbsp;hoogte WLM.

Laat ons het gewigt delTelfs op LM kortheits-halven a noemen, of van loo ponden (meer of min ‘na believen) indien ymand niet gewoon is letters te gebruiken.

Op defelve wyfe fullen wy de fwaarte van den Water'-pylaar PQ IK alhier met i of lo ponden, en die van den Lugt-pylaar RST V, van defelve hoogte fynde,nbsp;met c of I pond uitdrukken,

Dewyl nu LM, NO, PQ, drie gelyke deelen fyn van het felve Horizontale vlak AQ, die alle water fyn; en tot welke alle men een draad (igh 1'oude kunnen verbeelden getrokken te wefen; fonder dat 'defelve draad door eenigh vaft lichaam ofnbsp;andere vloei-ftolFen als het water gedwongen was heenen te gaan.

En nadien in het werken des Hevels, LM nederwaarts, NO opwaarts, en PQ weder nederwaarts bewogen of geperft werd; foo fullen als alles met het Hoppennbsp;van I K (lil (laat, de kragten waar door fy op en nederwaarts geperft werden, gelyk fyn, volgens §. 41. enz. en LM met de fwaarte des lugts-pylaar LVV M, datnbsp;is met a of loo ponden nederwaarts geperft werdende,fal NO met defelve opwaartsnbsp;en PQ nederwaarts geperft werden.

Indien men nu by de fwaarte defes lugt-pylaars, van a of 100 ponden , die PQ nederdrukt, voegt den water-pylaar PQIK van b of loponden, waarvan IK ooknbsp;ïiedergeperll werd. Sal de kragt of fwaarte die IK nederdrukt, beftaan uit a met ^nbsp;of 100 en 10 ponden, namelyk uit die van den lugt-pylaar WLM enden water-pylaar PQIK te famen. En met defe kragt peril dan het water om uit den hevelnbsp;uit te loopen, nederwaarts na Z.

Nu,iiidien men het Horizontaal vlak door IK gaande na V verlengt,enTVfteJl gelyk IK. Soo werd TV nedergedrukt met den geheelen lugt-pylaar T VX dat isnbsp;met R S X van a of 100 ponden (dewyl defe gelyk is aan L M W ) en met R S T Vnbsp;van e of I pond, dat is van a met c, of loo en i pond te famen.

Nu met even foo veel kragt werd (door het gefeide §. 43., het deel IK, of liever de lugt, die tegen IK of tegendevinger (als wy delfelts diktc'hier niet aanmer-jicn) aandrukt, opwaarts geperft. nbsp;nbsp;nbsp;g


-ocr page 825-

Van de wet der Hoogte In de VL OEI-S TÜ FF ENquot;. nbsp;nbsp;nbsp;8o r

Soo dat fnen hier twee tegen malkander pcrffende kragten «p IK of de fcheidinge van water en lugt, fiet tegen malkander werkfaam fyn.

Waar van die I K neder ptrll, te voren gevonden is te fyn van a met b, of lOO met 10 ponden. En die IK opwaarts perft, alleen van a met c\ of lOO en i pond.nbsp;'Soo dat de laatfte a met c or tot, dat is de kleinüe, van a met ^ of i lo pondennbsp;getrokken fynde, het overfchot is b min c of lomin i, dat is 9 ponden.

Het welke aanloond de kragt waar mede IK meer neder als opwaarts geperft werd. Die gelyk is aan de fvvaatte, waar mede den water pylaar EQKI, O of 10,nbsp;den liigt pylaar KSV 1', rof t overtreft.

Soo dat de vinger uit IK wegh nemende , en defe twee wedorfyds perffende kr.!gten tegen malkander'latende aan w'trken , het klaar is ; dat het w'attr uit IKnbsp;met het liraks gefeide fwaarheits verfchil van twne pylaien f QK 1 en K S V T,nbsp;'dat IS b min r ot 9 poiidvn gewigts (als de getallen gelyk te voortn genomen fyn)nbsp;Xal na 2 of na beneden uitgedreven weiden.

¦En dus fiet men de kragt, daar een Hevel mede vloeit , uit de voorige gronden afgeleid; en de ondervindinge is aan yder bekend.

Men gelieve hier, gelyk ook IK de volgende, in gedagten te houden, dat men geenlints de getallen, die hier gellèlt fyn, als 100, 1, to. enr. in de proportie vannbsp;lwa.arheit genomen heeft, die tulfcheii water en lugt is; maar dar wy ons te vredeanbsp;houden, met die van het water alleen grooter, als die van defclve grootheit vannbsp;Jugt teflellen; en verder op de gemakkelyk-lle wyfe gelien hebben, voor die geennbsp;letteren in rekeningh gebruiken kunnen.

§. 61. LIII Laat nu het tweede voorbeeld, het welk een wciuigh meer famen' jelielt is, wefen:

Kr» fontein te maken, welkers firaal water veel hooger fpringf, als het water is hoven in de hak, het welke hem 'doet fpringen: fonder daar toe eenige pen-pompen,nbsp;hlaas-balken oj andere werktuigen, en andere mtédel, als de fwaarte van het water, te gebruiken.

Her welk op de volgende w^yfe gefchiet. A BCD Tab, XXFII. Fig, 2, is een Open b.ak, daar uit een open pyp ISl R na beneden flrekt; die door het bovenftenbsp;deKTel RH van een anderen bak EFG H, welke lugt-digt rondom is, tot in R na bynbsp;aan deffelts grond FG door gaat-

E?it h.'t bovenfte van detéu onderften bak EH ryft een tweede pyp ST , gaande 'by na tot Dl, of het bovenfte dekfel van een tweeden rondom lugt-digten baknbsp;DCKl. Die uit L weder een andtren pyp nederwaarts fend in LQM; welke bynbsp;M O met een kraan, die een wyde openingh heeft, gefloteh is.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'

Verder is in den bak DG KI by P een openingh, die door een kraan of ftop kan open en digt gemaakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Om defe machine te doen werken;

Dwet de nbsp;nbsp;nbsp;5 open; en door defelve water in den bak DCKl gegoten hebbende, tot de pypnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;daar mede vervult is, fluit de kraan by M C, voortgaandc

met gieten door r, tot het water in den bak.DCKI tot de hoogte TY, of geiys aan T den mond van den pyp y § opgeklommen is; het geen men ewaar werd, al - mennbsp;het waier boven 1 komende inden bak E F G H , door den pyp 1 S hoort iicdervallen.

Doet dan nbsp;nbsp;nbsp;^ en giet water in den bak A BCD - t defdve op

de hoogte 2 I , ii'gt; ftaar. He^ geen wel foo juift voor het experimenr niet nooifa-kelyk is: maar wer by ons alleen, om de eenvoudigfte rekeningh de felve hoog-¦te des water m ei e de boven-bakken genomen, om aan onervarene te nieer ver-maiibaar te lyn. nbsp;nbsp;nbsp;°

Dit dus gefchied fynde, en alles ftii flaande, wanneer men den kraan MO open

liiii nbsp;nbsp;nbsp;doet.

-ocr page 826-

tot ONDERVINDELYKE BETOOGINGE, doet, fal men fien ,.dat de watcr-ftraal uit de middel openingh van het vlakke plaatjenbsp;j, 6, uitfpringende, tot in V fal opwaarts lopen j of in een feer aanmerkelyke hoogte, boven het hoogfte opper-vlak i T van het water, dat iade baltken ABCD eanbsp;D G KI Haat, en de water-ftraal 6 V opwaarts dryfr,.

Men moet hier weten, dewyl het water uit den boven-bak ABC D gedurende het fpringen na den onder-bak EFGH nederdaalt, dat in defe laatlle een openinghnbsp;moet fyn om het water daar uit te laten lopen, en dat gefchied fynde , defelve weder te kunnen floppen als men de machine op nieuw wil doen fpringen.

Of anders, (het welk ik in de myne van feer veel gemak bevinde) men kan een klein pompje van 2 door de pyp N R tot na by de grond F G fetten; en pompennbsp;het water uit den onder-bak E E GH, weder door P,. de kraan open fynde,, in dennbsp;bak D G KI.

Om nu te weten met welk een kragt de ftraal uit de kraan N O of de openingh. in f ,6, fpringt.

Gaat weder de kraan M O gefloten werden, foo fal, de boven-bakken en pypen als voren gevult fynde, alles flil flaan. En men onderftelle, (om dit eens te feg-gen ) dat alle de pypen foo ware, als NR, TS, LZ; als die mén figh verbeeldnbsp;W 2., X4^en 4, y, van defelve wydte fyn. Hoewel ook dit niet,als rot meer gemaknbsp;van rekenen vereifl werd; en men anders van de wydte van een grooter pyp maar eennbsp;gedeelte,gelykfyndeaan de wydte van een kleinder pyp, tot dien einde kan gebruiken.

W X fy dan wederom het boven-vlak der buiten-lugt. En het opper-vlak des waters T Y fy ook van A verlengt tot 4. Soo werd dan, als vooren getoond is,nbsp;hét deel 2, van des waters opper-vlak in den boven-bak ABCD, nedergedruktnbsp;door den pylaarW 2 , van des lugts hoogte.

Laat ons weder defïèlven gewigf a noemen, of 1000 ponden, (by voorbeeld) voor ymant, die geen letters liefft gebruiken wil of kan.

Op defelve wyfe fallen wy de fwaarte van den water-pylaar 2 R alhier b noemen ©f van, 100 ponden ; gelyk ook het gewigt van den lugt-pylaar T 3, mede c ofvatinbsp;10 ponden; den tweden water-pylaar YZ fullen wy met d of 80 pond, endennbsp;tweden lugt-pylaar 4 M met, e of 8 pond uitdrukken.

Om dan voort te gaan.

Het deel R van het horizontaal vlak R 3 werd onder de pyp N R nedergedrukt* met het gewigt van den lugt-pylaar W 2-, oï a, anders 1000, gevoegt by dat vannbsp;den, water-pylaar 2, R, anders b o£ 100 ponden; en dienvolgens door «met b, ofnbsp;1100 ponden te famen..

Maar, dewyl alles flil ftaat,. weet men door het voorige §. 43. , dat met foo veel kragt als R neder geperft werd, het gelyke deel 3 opwaarts werd, geperft, foo datnbsp;de kragt die het deel 3, opwaarts dryft, ook gelyk is, aan a met é, of uoo pondennbsp;te famen.

Nu de lugt-pylaar T3,, genoemt c,, of gefteld op 10 ponden, weegt met defelve kragt ook op 3 nederwaarts. Waaromditnederperffende tegen-gewigt c,ofiopondennbsp;Van de kragt die 3 opwaarts beweegt, of van a met dat is 1100 ponden afgetrokken. fynde, komt de kr^t, waar mede den ganfehen lugt-pylaar T 3nbsp;daarom ook deflelfs opperfte T, door het verfchil van beide defe werkende kragtennbsp;opwaarts bewogen werd. En moet defelve uitgedrukt werden, door a. met b t®nbsp;famen min e, of door i,ioo min 10* dat is 109P ponden.

Nu wederom, dewyl T een gedeelte is van des lugts onderfte horizontal vlak TT, welke lugt boven het v/ater in defe bak DG K I ftaat , en Y een gelyk gedeelte is,van; dit onderfte vlak des felvea lugts^ foo is kennelyk door de voorgaaii^nbsp;ife. watcE-wetteadat Y met foo veel kragt nederwaarts , als T opwaarts

-ocr page 827-

Van de 'wet der Hoogte in de VL O EIS TO FF EN. 80}

t^rerd, Soo dat dati Y nederwaarts geperft werd, met een kragc gel.yk aaii de felfde met b te iamen min c, of met loyo ponden.

Indien men nu hier by doet de fwaarte van den tweden water-pylaar ? Z, dal is d of 80 ponden ; fal het deel Z 9 met defe fwaarheit meerder nedergedrukt werden,nbsp;^]s bet dee) Y; en daarom JaJ fjet gewigt, het welke Z 9 nederarukt , fyn gelyk anbsp;met b en d te famen mine, of, 1000 met 100 met 80 te famen min lO, dat isnbsp;met 1170 ponden.

En dewyl Z 9 en MO gelyke deelen van het horizontaal vlak ZO lyn, werd Mo met defelve kragt opwaarts geptrft.

Indien nu de kraan in MO geen dikte hadde, die merkelyk was, en egter het ^ater belette uit te fpringen; fiet men dat Mü nedergedrukt werd met de kragtnbsp;Van den gehelen lugt-pylaar MX; dat is van X4, of loco ponden (want defe isnbsp;gelyk aan W2) ^gt;14 M, e, of 8 ponden; dat is alles te lumen nemende, werdnbsp;MO neder gedrukt door a met c te iamen , of 1008 ponden.

En ilrax is getoond dat ly opwaarts gedrukt wierde, door a met b met d te fagt; men min c, of tiyo ponden.

Waarom als men defe opwaarts en nederwaarts perffende kragten tegen mal»-kander laat aan werken; als -de kraan by Mü open gedaan is, is het klaar; dat het Water, het welk in MO opwaarts peril, als het kragtigfte fynde, de tegen-kragt^nbsp;xlie defelve MO na beneden peril, overwinnen fal, en met het verlcnil van beidenbsp;lt;ie tegen een werkende kragten opwaarts gedreven w'erden-Dit verfchil nu krygt men , als men de kkinfte neder-perlTende kragt a met e tenbsp;famen , of rooS ponden trekt van de grootfte a met /gt; met d te Iamen min c, ofnbsp;4170 ponden.

Soo dat het verfchil, of de kragt daar het water in MO mede opgaat, is gelyk, met d min c en min e, of 162 ponden.

üf om dit met woorden die op de fontein toepaflelyk fyn uit te drukken, ea voor de letters die faken te nemen welke fy betekenen: Sal het water uit de kraannbsp;Mü uitgedreven werden, met een kragc die gelyk is aan het gewigt van beide denbsp;Water-pylaaren 2 R en YZ, min de fwaarte van de twee lugl pylaren T 3 en 4 M.

Nu dewyl de lugt ontrent gedeelte is van fwaarheit ten opfigt van het water, kan defelve hier, als geen waarncmelyk verfchil inbrengende, uit de rekeningh nagelaten w^erdeii. En men kan fonder een miflagh, die merkelyk is, te begaan,nbsp;Itellen, dat defe fontein fpringt met de kragt, gelyk of het perffende water in deanbsp;bak de hoogte hadde , van beide de water-pylaren 2 R en YZ, dai is b ea d op mal*nbsp;kander geftapelt,^

Soo dat hier uit ligt af te nemen is, waarom de draal M V veel hooger fpringt ali het hoogde water A. 2 in den bak; nadien de hoogte deffelfs alleen aan die van eenetinbsp;water-pjlaar 2 K ui dit fontein-gedel gelyk is. Dat nu de ervarentheit met defe gevolgen over een Komt, kan een yder die de felve gelieft te laten maken, mei my bevinden.

^ 62. Li V . Ik hebbe over eenige Jaren ,behalven de voorgaande nogh een foort van €en lafel-fontein, ontrent na de wyfe van die van Hero.ylïexandririus , laten maken;nbsp;dogh met dit onderfcheit, dat, daar het in die van Hero niet mogelyk is, de draal dienbsp;boven nitlptingt, de hoogte van de val des waters of van de fontein fell's te doennbsp;ber.iken; in dele no;tans, niet legenllaande de hoogte van fyn lamenHel maar 3 1nbsp;voet w;is , de draal boven het water in de boven-bak vyf voete hoogh feer goet eiïnbsp;klaar uitlprong._nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°

De conftruaie is dusdanigh. G A F H Tab. XXFII. Fig. 3. is de opperfte bak die opeaib', ea onaer agn heeft twee kleinder, overal lugt-digte bakken ABCD en

liiii a nbsp;nbsp;nbsp;DCEF;

-ocr page 828-

So4 ONDERVINDELYICE BETOOGINGE,

DGEF; elk van defe laatfte heeft een openingh , de eene in M, de andere Tn Nj; welke beide ook lugt-digt gedopt kunnen werden, met een kurk en natte daarnbsp;om gebonden blaas; of een kraan foo men wil. Beneden fyn ook twee lugt-digtenbsp;bakken S T R P en P R Q O. Verder gaat uit den grond A F van den bovenlteanbsp;bak G A F H een pyp Ki na beneden, tot digt aan den grond RT van den ba.knbsp;P RTS ; foodanigh dat dcfelve of het geen daar in is geen gemeenfehap met den baknbsp;DGEF heeft,'daar fy doorgaat. En uit 3 in P S ürekt ligh een pyp 3 L opwaarts, totnbsp;even onder het bovenite vlak DF van den bak ÜCEF. tjit welkers grond C E by 9nbsp;weder een pyp 9 h nederdaalt, die in den anderen bak QOP R feet digt by deilelfsnbsp;grond QR eindigt. En fend dien felven bak QOPR weder een pyp 4 Z opwaarts,nbsp;die in 4 beginnende, in Z tot even onder het bovenfte vlak A D van den baltnbsp;ABGD, figh uitftrek. Eindelyk is in AD ee^i pyp/;r in 5',6, vall gefoudeert; dienbsp;alleen een weinigh boven het vlak AD tot ér of byna niets uitlleekt, en na beneden tot p of na by den grond BG voort gaat.

Op defe laatfte pyp Hak men een andere r 8, die in W 8 met een vlak plaatje, gedekt was, dat in het midden een rond gaatje hadde, om de draal door te latentnbsp;het geen by de voegen r met Emplajlr. de m 'mto lugt en water-digt gemaakt wierde.

Om defe machine te doen werken :

Keerde men defelve om, datfe met den bak G A F H na beneden of het onderfe-boven Hond ; en door de openingen M en N de beide hakken ABGD en DGEF vol water gegoten fynde, maakte men defelve openingen met een kurk en blaas-feer digt: terwyl men met de vinger de openingh in het plaatje W 8, dede toe houden, op dat het water by M. In defelve gegoten daar niet ten dele,, of foo veel boven p Hond, uit foude lopen.

Dan de gehele fontein weder fchielyk in dien Hand gekeert fynde, dat defelve, als te voren, met den bak G A F H opwaarts Hond ; goot men fonder vertoeven ynbsp;•water, dat men eerfl gereed hadde, in den boven bak G A F H. Waar op men kortnbsp;daar na uit het gaatje van den pyp r 8 een Hraal 8, 7: f^gh opgaan, die veel langer,nbsp;te meeten van 8 tot 7, als de ganfehe machine hoogh was; gelyk boven gefegt is.

Het is nu niet nodigh hier te feggen, hoe het water in GAFH, door den pyp KI na beneden fakkende, de lugt uit den bak PRST, door den pyp 3 L na bovennbsp;dryfe. Die nergens plaatfc vindende, als met het water in den. bak D G E F en in dennbsp;pyp Yh neder te drukken, het felve water met een veel grooter k'ragt als fyn enkelenbsp;i’waarheic, na den bak OQ R P voort Huw't. Alwaar het water dan ook reifende, denbsp;1-ugt met de felve kragt uit OQRP, door 4Z, na den bak ABGD voort geperftnbsp;¦werd ; die het water (de lugt in de pypen Ltg en Z V om hare ligtheit en kleinenbsp;tegen-iland niet gerekend fync'e) dus ontrent met de kragt van beide de fwaarhedeiinbsp;van de water-pylaren Y é en K ^, door den pyp p 8 doen uitfpringen. Op defe wyfenbsp;kan men de maniere van werkt van de vorige Fontein en Hevel en andere nageleiden; waar door men fonder rekv ingh ook een ruw begrip van hare eigen fchappennbsp;maken kan. Ik hebbe het genoegh geagt een voorbeeld daar van in defe alleen gegeven te hebben, om dat het voornemen niet was alhier een gehele Hydrojiatica tenbsp;befchryven. Die de kragt, waar mede het water uit de fontein fpringt , juiH witnbsp;na rekenen, kan het op de wyfe van de voorgegeven voorbeelden doen.

Ik moet eer ik verder gaa nog feggen, dat defe machine op een vee! gemakke-hyker wyfe kan gemaakt werden, foo dat men fe niet behoeft om te keeren, nogb het gaatje van den pylaar W 8 met de vinger of iets anders te Hoppen; het geen metnbsp;kranen op behoorlyke plaatfen, en de openingen M en N boven in A F te makennbsp;kan gefchieden; gelyk aan- yder, die eenige befpiegelingea ontrent dit of andernbsp;foort van watex-wexken oou gemaakt heeft, bekend is. Ik hebbe dit egter aldus


-ocr page 829-

Van ie met der Hoogte in de VL O El-STO F FE N. So)'

hier liever neder gefield, om dat de ondervindinge op defe wyfe by my genomen is, op een plaatfe, daar wy dit alles niet dan van blik laten maken, en van geennbsp;werklieden, die hier anders toe fouden vereifcht werden, foo wel konden gedientnbsp;fyn. Als in de andere Fontein, die met oordeel van een goed meefier, die van hetnbsp;l'amen-fiel der felve onderregt was, toebereid wierde.

Ook fal het aan ymand, die dit, en het vorige gefiel regt verftaat,. niet moeye-lyk fyn, door een daar toe vereifchte vermenighvuldigingh van bakken en;pypen , een Itraal water tot een gegeven hoogte te doen (pringen; de hoogte van een water-val ook gegeven fynde; als’er water genoegh is, om de ftraal tot foo groot eennbsp;hoogte dik genoegh te maken. Immers dat al het gene uit de voorgaande water-wetten, op defe wyfe by redeneriuge afgeleid , by ondervindiijge bewaarheit werd ,

is feker. nbsp;nbsp;nbsp;.

$. 63. LV. Voor het laatfte fullen wy nogh iets (om dat het van weinigh om-flagh is j hier by laten volgen, het geen ter eerder opflagh ook felfs aan fommige Mathematici eenigfints verwonderlyk verfcheiden malen voorgekomen is; en waarnbsp;door egter de voorgaande wetten op een kragtige wys beveiligt werden.

Y mn'L is een bak of een breed vat, Fab. XXI/Ih Fi^. 4. tot YZ met water gevult; PONM is een cylindrifch of een bierglas, met de bodem PO opwaarts,nbsp;en met de mond MN even in het water des baks ftaande; waar in eer het omgekeerd wierd eenigh water was ; het welk, het glas dus met de mond M N na beneden gekeert fynde, tot de hoogte QR in het felve (laan blyfr.

Verder is LBV een krommeaglafen pyp, wiens beide armen tot L en r op de-felve hoogte eerft vol water gegoten fynde, heeft men de mond in V fettende, het water van r tot A neder geblafen, doende het geen tuffehen r A gefiaan hadde, uitnbsp;de openingh L uitlopen.

Dit water dan door dit middel in L en A ftaande, heeft men verder, op dat het felve niet weder by L dalen, en by A opryfen foude, de openingh V, eer dat ditnbsp;koude gefchieden, met de vinger geftoptj foo dat daar door het water in A foanbsp;Veel lager bleef Haan, als in D.

Het felve dan in de pyp LBA indefen fiand doende blyven, door de vinger in V te houden brt^t men defelve pyp , op de wyfe als de figure vertoond, met denbsp;openingh D o-nder het glas M N O F ; foo dat een Colomme water T D , en als hetnbsp;glas niet geheel daar mede vervult was, nogh een Colomne lugt m T boven de ope-ningh h Honden.

Als nu op defe wyfe het water in de pyp, onder het glas en in de bak ftilftond • nadien het water in den arm des pyps LB niet alleen de gpheele lengte van S L of A rnbsp;hoger was,als in den anderen arm des pyps h V; en daar en boven den water-pylaarnbsp;TL nogh meerder op de openingh L drukte, als men al de lugt in T u niet en re-kend; wie foude ter eerder opflagh, die de water-wetten niet regt verftaat, andersnbsp;kunnen oordeelen , als dat door de meerder hoogte des waters in S L of liever ianbsp;ST , het water 111 A opwaarts foude gedreven werden; wanneer de vinger by V losgelaten werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

£n egter fal de ondervindinge toonen, dat in plaats dat- A na f- foude opryfen, het water in AF tot F toe fal nederdalen, foo ras de vinger van V opgeligt is.

Om van dit voor fommige onverwagte verfchynfel de reien te fien, is ’er niet anders nodigh, dan de voorgetoonde Vloei-ftof-wetten op te volgen ; als het waternbsp;weder tot A neder geblafen, en.de openingh V geflopt fynde, alles in fyn voorigeanbsp;ftant ftil ftaat,

WK fy dan, weder het opper-vlak deslugts, en AE Horiïontaal offevenwydigh aan YZ getrokken. Laat nu de lugt-pylaar W.E gelyk XA (als de vinger uit V

liiii ^ nbsp;nbsp;nbsp;weg,

-ocr page 830-

So5 ONDERVINDELYKE BETOOGINOE,

weg genomen is) elk a genoemt Werden. Het kleine water-pylaartje AF fy en hec lugt-pylaartje GE, dat van defelve hoogte met FA is, ly e. Elk van de water-pylaaren en DT, fy gelyk d. En de kleine gelyke lugt-pylaarijes tg ennbsp;« F; fy c. Wanneer men op de vorige wyfe de kragt fal kunnen uitrekenen, waarnbsp;mede het water-pylaartje AF tot F of de laagte van YZ neder geperlf werd.

Dogh korter kan dit gefchieden, op defe wyfc.; Het oeel G werd door de lugt-pylaren WE en EG neder gedrukt, of door a niet t Maar (§. 43.) het deel F in het felve Horizontaal vlak YZ leggende, werd met de felve kragt van a en f,nbsp;op geperft, als de openingh V rnet de vinger gedopt fyude, alles ftil llaat. Nadiennbsp;men van G tot F een draad trekken kan; die door geen andere vafte of vloeyendenbsp;ftüffe henen gaat. Dogh indien men nu den vinger in V weg neemt, fal het deelnbsp;F’ neder geperd worden, met den lugt-pylaar X A,^renhet water pylaartje AF,nbsp;Soo dat de kragt die F opwaarts peril.. in a met t. En die het fclfde nederwaartsnbsp;peril, is a met b.

Nu om dat b water en c lugt is, is de neder-perfiende kragt op F of a met b groter als de op perffende a met c, en moet derhalven het deel F met het verfchil van defe kragten nederwaarts geperd werden; of met de kragt van fwaarheit waar me-xie het water-pylaartje AF het gelyke lugt-pylaartje EG overtreft; dat is met bnbsp;min c.

Waar uit blykt, foo lang AF of ^ water is en fwaarder als G E of r die lugt is, dat het deel F en daarom den pylaar AF na beneden fal bewogen werden, en nietnbsp;eer ophouden, voor dat A in F gedaalt lynde, den pylaar A F ook uit lugt bellaat.nbsp;Als wanneer het verfchil van AF en G E ot é min c niets fal worden , en de op ennbsp;neder-perlTende kragt op F gelyk fullen welen; waarom het water in de pyp V hnbsp;niet hoger als in F of gelyk aan YZ fal daan ; als alles alleen door fyn fwaarte dilnbsp;ftaat. Het welk met de ondervindingc over een komt.

Men foude hier kunnen by doen de bctoginge, als L of de mond des pyps L B Vquot; in eenige hoogte boven het water QR in de lugt PQOR uitdak, dat hei water uitnbsp;AF niet tot de laagte van F of YZ dalen foude, maar dat hetnagcnoeghfoohooghnbsp;boven F of YZ, als L boven QR als dan uitdeekt, (oude blyven daan cn ruden.

Ik kan nitt nalaten hier te doen den hoe nodigh de laaide aanmerkinge 43. gemaakt, in defe uitrekeningen is; namelyk, dewyl men L de mond des pyps LB V 'onder QR in het water fynde, een draad van G tot F trekken kan, die door geennbsp;andere Vloei-doffe als dit w'ater gaat, dat men met een groote verkortinge uit denbsp;iieder-perffinge van G, de op-perffinge van F, drax daar uit kennen kan.

Dogh als de mond L des pyps LBV boven het water QR in de lugt PQRO üghbevind, fal men fien dat den draad,die men van G tot F ïuude willen trekken,nbsp;eerd door de lugt PQOR buiten het water na de mond des pyps L foude moetennbsp;doorgaan, eer fy tot F reikte. Waarom men de vorige verkorte rekeningh alhiernbsp;foo niet foude kunnen maken; dewyl om defe reden F en G niet met gelyke kragten op en neder fouden geperd werden, als de vinger in V was; hoewel fy geiyk^nbsp;deelen van een felfde Horizontaal vlak fyn. Het geen elk, op de wyle van de tweenbsp;eerde voorbeelden §. 6o- en 61. de rekeningh makende , bevinden fal.

Dogh dit fal reeds lang genoegh fyn om een kort ondervindelyk vertoogh van defe W'etten der water-wigt te geven.

Dit experiment kan met w'eiuigh omflagh gedaan werden, als men in een flesje van een once, dat meed vol water is, een kromme glafe pyp deekt, die de rnoiidnbsp;van het flesje byna dopt, en bdet dat door die naauw gelaten openingh uit het flesjenbsp;geen water loopt; als het met de mond na beneden gekeerd fynde, de kromme pypnbsp;io het felve gedoken weid.

§. Ó4.


-ocr page 831-

Fan de wet der Hoogte in de F L O E IS T O F F E N. 807

64. LVI. Dat nu dele foo veele duifenden der deelen, waar uit de Vloei-ftoffcn beftaan, hoe onbewurt fy van alles fyn, egter dele wetten der Hoogte lbo iiaukeurigh waarnemen, dat 1'y, eer fy daar van afwyken, ook,aan veele ongeloof-felyk fy^e dingen doen, fal hier uit kunnen blyken.

Laat Tab.XXFIl.Fig.-^^ ü C een ronde regtepyp welen, van feer veel of lbo veel hoogte en wydte als men wil;in de welke twee andere pypen AC en BC,open fynjnbsp;of ook wel, lbo veel andere pypen, als de pyp DG in de rondheit van lynen omtrek bevatten kan; en die elk lbo wydt fyn, als ymand goed vind defelve temaken.nbsp;Wy fullen , klaarheits-halven , alle dele pypen alleen drie in getal en van gelykenbsp;wydte (lellen te wefen.

Laat nu alle defe pypen tot een gelyke hoogte A D B vol water gegoten fyn; het welke, als de kranen F,G,E, geopend fyn , op een daar in gepallen bodem ofnbsp;grond C neder Haat en peril, om daar uit te lopen, indien defelve grond C weg genomen was.

Nu is het volgens de voorige wetten ,. en by alle Hydroflatici kennelyk; als eerfl alle de kranen G,E,F, toegedraait lyn; en een van de felve, (welke die ook lynnbsp;magh,) de twee andere gefloten blyvende,open gedaan v/erd; dat het water, in elknbsp;van defe pypen byfonder begrepen fynde, den grond C met een gelyke fwaarte perf-fen fal. En daarom, indien het water, in DC alleen (de kraan E open, en G ennbsp;F gefloten fynde) den grond C met 100 ponden peril, fal het water in de pypnbsp;AC alleen (de kraan G open, en E en F toegedaan fynde) den grond C met d'e-felve fwaarheit van 100 ponden perffen, gelyk ook het water in de pyp BC infge-lyks alleen fynde doen lal.

Dewyl nu het water van elk van defe pypen alleen fynde,, fonder het gewigt van de twee andere, den grond C met 10a ponden peril; vrage ymand, die defe wa-terwigtige ondervindingen nogh te voren gefien, nogh van ymand gehoord heeftnbsp;figh felven, met hoe veel pond , als het water in defe drie pypen llaande, en te gelyk werkende, als alle de kranen open lyn, den grond C perlTen fal^ en laat hynbsp;feggen, of hy niet aanflonts ligh geneigt lal voelen om te antwoorden, (gelyk iknbsp;veele Heeren van fludie en verliand op defe vrage hebbe hooren doen) dat wyl hecnbsp;water in elk van de pypen alleen fynde, den grond C met 100 ponden peril; fynbsp;nu drie fynde en te gelyk werkende , den felven grond met driemaal foo veel ofnbsp;met 300 ponden moeten perffen. Het weinige water in TH F EG , dat tuffehennbsp;de kranen en den grond C flaat en altyd het felve blyft, uitgefondert; het welkenbsp;egter, alsinen de pypen langh genoegh neemt, geen merkelyk verfchil geven kan.

Maar indien men aan hem nu fegt : Eerft, dat verre van wel geantwoord te hebben, hy ganfeh mis getall heeft; en dat, fchoon het water van elk van defe pypen alleen fynde den grond C met volkomen 100 ponden peril, egter als het waternbsp;ill alle drie gelyk tegen den felven grond C werkt, defelve niet meer als met defelve 100 ponden geperll werd; felfs fchoon de pypen wyder en veel meerder waren,nbsp;ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;meer fwaarte van water bevatteden, (by voorbeeld, Ingevalle

elk gelyk N Br de wydte en Figuur van NF R, of eenige andere hadde;) als maar het water in yder van de felve, op de felfde regtllandrge hoogte DH of RS , en dennbsp;grond HT, die de perffinge verdraagt, van de felfde grootheit verbleef. Entennbsp;anderen^ dat fulx gefchied uit kragt van de vooren getoonde water-wet, dat geennbsp;deel als TH van een Horizontaal vlak TS, ooit meer lall draagt, als de fwaartenbsp;van den pylaar der Hoogte, die TH ten grond, en DHofRS tot regtllandigenbsp;hoogte heelt; fel hy wel kunnen fien, dat dit een regt gevolgh uit defe wet is:nbsp;maar ongetwytielt egter ook bekennen, dat de wyfe, op welke het water ligh ianbsp;defe drie of meerder pypen fchikken moet, om met drie of meermaal foo veel water

-ocr page 832-

«o8 ON DERVINDELYKE BETOOGINGE, ter niet meer te perflen, als met eenmaal detélve waters grootheit, aan hem onbc-itend is. Te meer als hy weet, dat üefe perlfinge niet door waarlyk bewogenc,nbsp;maaar door geheel (lil tynde vogten, gefchied.

§. óf. LVIl. Eli op,dat ymand, die dit leeft, felfs aan de vvaarheit van dit experiment niet en inogte twyffelen; het welk, ten ly hy een ervaren Hydrojlaticus was, hy niet ligt foude kunnen vcrmydeiv. gelieve (ly de volgende experimenten,nbsp;welke enkel, om de waarheit van die geleide aan die daar aan twyfïelden tetotiiien,nbsp;gedaan lyn, daar mede te vergeiyken. Ik vinde de felve op defe wyfe onder myncnbsp;ondervindingen van de water wigt over eenige jaren aangetekend.

Men heeft een inftrumeiit van blik laten maken op defe wyfe. MNQRTs^. XXVll. Ftg. 6. is een blikken pyp; waar iu ten kraan in K fteekt, die tullenen hetnbsp;Eovenfte en ondtrfte deel van defe pyp, de communicatie beletten en open ftellennbsp;kan. Uit welke pyp by S een andere fchmns in ST nitryft; die boven i a DTPnbsp;op de wyfe van een tregter geduurigh wyder werd j en meoe in L een kraan heeft,nbsp;die ook de gemeenfehap tuft'chen de daar boven en onder ftaande vogt beletten kannbsp;¦en toelaten. Aan het einde van defen blikken pyp is in QR een andere lange gla-fen pyp Q R G H gcltoken , en het geen tulicheii beiden in de voegen open bleef, metnbsp;het Eftipl diachylun digt gemaakt.

Daar na is eeti hoogb Cylindrifch glas AEFB tot CD met fterke pekel gevult; en dit blikken inftrumert n;et fyn glafen pyp aan een dwars houtje X V valt gebonden fynde, ledigh tot eenige diepte in defe pekel gefet.

Waar na olye van Tnerebintyn , in den tregter en pyp (de kraanen beide open ftaande) fagtelyk gegoten wefende; na dat een gedeelte dalt;ar van by G H uilopen-de, een room van dryvende olye boven op de pekel in AC DB maakte; bevondnbsp;men dat defe olye, als Hgter en daarom door de fwaarte van defe pekel opwaartsnbsp;gehouden lynde, by voorbeeld ontrent in M NO P, of immers vry verre boven hetnbsp;opper-vlak van de pekel, ftaande bieer in de pyp en in de tregter.

Doe gewagt hebbende tot alles volkomen Itil ftond, fag men een droppel olye onder aan den glafen pyp in G H hangen; welke flrax , als men eenige weinige olyenbsp;in den tregter bv O of in den pyp by N liet vallen, door defe kleine meerder perf-linge, van GH afviel, en na boven dreef in de pekel. Waar op het houtje VXnbsp;wel fterk op het glas neder gedrukt lynde, om niet bewogen te werden, als ’er eennbsp;anderen droppel by G H weder hangende was, men beide de kraanen by K En L,nbsp;fagtelyk omdraaide en toe dede. En bevond men, dat, of men een van beide of ooknbsp;alle b ide open dede, dat de perlfinge foo veel niet veranderde, dat fy defen innbsp;GH hangenden oly-dcoppel daar af uede vallen; het geen wy te voren gelien hadden, dat door een kleine fwaarte, die niet te vergeiyken was by die der olye , welke in den tregter was, daar by te doen, egter altoos gefchiede.

Waar uit (om nu alle de gevolgen, welke men om veelte voren getoonde water-wetten te beveftigen, op die tyd daar van afleidde, niet op te halen) dan blyke-Jyk was; het fyda-n dat de perlfinge van alle de olye, die in den tregter SPü was, werkte en nederdruste, -het fy dat fy door een kraan L belet wierde fulx te doen,nbsp;de petffinge van de olye in de pyp NH, nogh vermeerdert nogh vermindert wier-de.

§. 66. LVIII. Tot het felve oogmerk, heeft men ‘Tah. XXFII Frg.y. daarnaeen krommen bliltken pyp DEF aan het voorgaande inftrument BCDgevoegt; ennbsp;een glafen pyp F A by F daar in geftoken fynde, de voegen in D en F als vorennbsp;met Empl. diachylon digt gemaakt. Doe, de kraanen open fynde , goot men enkelnbsp;water in den tregter C, tot het in de felve, en beide de pypen Aen B, op de felve

hoogte ABC ftond: en verder , elk van beide de kraanen K en L of alle beide


° nbsp;nbsp;nbsp;open

-ocr page 833-

Van de wei der Hoogte in de VLOEI-STOFFEH. 8op

'«pen en toe gedaan fynde, fagtnen niet dat het water in A het alderminfte rees of daalde. Soo dat ook hier uit bleek, dat de 'perffingea van het water in de pyp BD,nbsp;waar door het water in AF tot de hoogte A opgehouden wierde, nogh vermeerderde nogh verminderende , en volkomen onverandert bleef, of al het water in dennbsp;tregter mede daar op nederwaarts perfte of niet.

Uit welke beide experimenten, het boven §. 64. gefeide fyne beveftinge ten genoegen fcbynt te hebben; hoe vreemt het anders aan ymand, die voor de eerlle maal fyne gedagten daar over laat gaan, magh voorkomen; anders is het by allenbsp;Hydrofiatici bekend genoeeh.

$. 67. LIX. Een ander voorbécid, waar ontrent.felfs de grootfte Wis-kon(lc-naars haarc onwetenheit, (of immers haare onfekerheit) foo veel de manier van des Waters werkinge aangaat , gewilligh bekennen; fullen wy alhier wel niet na denbsp;kleine mate der werktuygen, met welke wy het gedaan hebben, maar om gelyknbsp;in het voorige wat meer indruk te geven en verftaanbaarder te fyn, vooröellen.

Laat Tah. XXy^Ilt. Fig. i. ABML een vat fyn, alhier in fyn doorfnydinge (pourfil) vertoond en klaarheits-halven onderftelt werden regt vierkant , en 12 voeten wyd en breed te fyn. Dit vat moet men Hgh voordellen, met een vlak waterpas fterk dekfel AB, van defelfde breedte, boven digt gemaakt te fyn; het welke alleen in VR een vierkante kleinder opening heeft, fynde 2 duymen wyd en breednbsp;of ivoets; daar een regt opgaande vierkante pyp uitryft RQS V, van gelyke wydtenbsp;en breedte, als het gat VR; en wiens hoogte QR is van 3Ó voeten; de hoogte vaanbsp;W A van defen bak laat fyn 8 duimen of voet.

Onder by WZ is den bak AB WZ gantfeh open ; dogh op den binnewaarts omgekrulden randt des baks MN, L O ruft eenen lollen houten bodem WZ, dienbsp;redelyk llerk en onbuigfaam is; lbodanig dat tulfcheti den onderden rand en defen bodem, als het water tot eenige hoogte daat, niets kan door lopen. Wy hadden onder een veel kleinder bodem, die wy tot dit experiment gebruikt hebben,nbsp;daar toe een dik nat Secm-Ieder geiegt; dat op de fcherpte van den opwaarts gebogen blikken rand O en N deunde, en door de perffinge van het water op dennbsp;gedrukt fynde, den bak volkomen water-digt maakte.

Verd« IS aan defen bodem WZ in een ring in E een touw vad gemaakt ; en boven in F aan de balance HGF gebonden; foo dat dit touw FE opwaarts trekkende, men den bodem WZ daat door op kan ligten.

Nu den bak ABZW vol water to-t AB gegoten fynde, weet een yder, dat de breedte en wydte 12 voeten fynde, deffelfs vierkant vlak 144 vierkante voetenfalnbsp;houden ; het geen met de hoogte deffelfs A B, off van een voet (anders 8 duimen) gemuliipliceert fynde, den lichamelyken inhoud van defen bak, of van hetnbsp;daar in bevatte water geven fal van 96 teerlingh voeten. Wegende, iiidien men

69 teerlingh voet water neemt, 6048 ponden-

Waarom een gewigt als I, van foo veel fwaarte, op de fchale aan H hangende gefet fynde, net lelve (de fwaarte des bodems WZ en eenige kleinigheden uytge-fondert) aan het water in den bak ABZW ftaande, evenwigtigh fyn ; fullen-de maar een vveinig vermeerdert fynde, den bodem WZ met fyn tot AB daar opnbsp;ftaande water kunnen ppligten, indien nogh dekfel AB nogh pyp RQSV, bovennbsp;het felve ini is dit alles buiten eeniee fwarigheit aan yder klaar.

_Dogh nbsp;nbsp;nbsp;verder gaat, en daar en boven den pyp RQS V vol water

giet, foo lal dele, 2 duim of ^ voet wyd en breed en aó voeten hoog fynde, in fyne holhgheit jui t een lichamelyken voet water bevatten; wegende als boven onderftelt is 63 ponden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;®

Dit gedaan fynde, nadien alhier den loflen bodem WZ als een fchaal kan aange-

Kkkkk nbsp;nbsp;nbsp;merkt

-ocr page 834-

^10 ONDERVINDELYKE BETOOGINGE,

merkt werden, die aan de balance F H in F hangt; op welke het water, dat in de» bak AZ en pyp QR is, weegt tegen het gew gt, het welk in de andere fchaal aannbsp;H hangende gelet is; gelieve ymand, die juylt dele byfonderheden der water-wigtnbsp;niet gelien of te vooren gehoort heeft, hoe verllandigh hy ook fyn magh, by iighnbsp;felfs te gaan, en te denken; nadien het gewigt I aan het water dat in den baknbsp;ABZW is, (fonder dekfel AB enpyp RQ) even-wigtigh gemaakt is; en dewylnbsp;de gantfche pyp Q R alleen een lichaamelyke voet waters van 63 pondt bevat; of hetnbsp;«an hem niet feker genoeg voorkomt? dat het gewigtimet een anderW vermeer*nbsp;derende, dat vry meer als defen laatften voet waters 0163pond weegt, (by voorbeeld, met 100 ponden, immers gewilïelyk met 1000 ponden daar by te doen) memnbsp;den lolFen bodem WZ, of de andere fchaal met fyn bovenftaande water, fekerlyknbsp;foude kunnen opÜgten. Te meer nadien men fulks in alle vafte lichamen, foudenbsp;bevinden waar te fyn; en felfs, als dit felve water tot ys of een valt lichaam geworden was, indien het maar aan de kanten van de bak en pyp niet valt gevroren,,nbsp;óf van defelve los gemaakt was, volgens het feggen van de H’’. l^arignon^ /lt;lt;2.nbsp;Lipfiens^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;p- Sóf,

Dogh foo hy de vooren getoonde wetten der water-wigt gelefen en verdaan heeft, fal hy dien (§. 33.) dat in het Horiïomale water-vlak AB even beneden hetnbsp;deklel des baks A B, de plaatfe V R onder de pyp door een voet waters of 63 ponden gedrukt werd, waarom elk gelyk gedeelte Re,e/en Vw, ma, van dit Horizontaal vlak AB , volgens defelve wet der Hoogte 38^ als het water in depypemnbsp;bak ftil ftaat, met evea veel fwaarheit moet neder gedrukt werden; foo dat dcrfial-ven defen eenen voet water, of 63 pond in den pyp QR den lollen bodom WZnbsp;even veel befwaart, als al het water, dat in de holligheit ABTP gaan foude;nbsp;indien den bakj AWZB tot ^6 voeten ofte de hoogte QR, en 12 voeten wyd en-breed fyndé, regt opwaarts gingh. Het gewigt nu dat dit water bedragen foude,nbsp;kan men vinden; multiplicerende eerft de breedte en wydte van den bak, of lanbsp;voeten met malkander.' wanneer de vierkante grond fal fyn van 144 vierkante voeten^ Defe weder met de hoogte Q R op 3Ó voeten gemultipliceert, geeft voor dennbsp;lichamelyken, inhoud van den bak ABTr, yi84. teerlingh voeten. En elke voetnbsp;weder op 63 pond geftelt fynde, fal dit geheele water wegen 326592 ponden. Metnbsp;welke fwaarte den lolTen grond WZ, alleen doorbet weinige water, dat in dennbsp;pyp QR ftaat,meerder befwaart en neder geperft werd.

Waaróm verre van dar men met een gewigt als W van 100 of 1000 ponden by het andere I op de fchaal aan H hangende te letten, den bodem WZfoudeopligten;nbsp;een fwaarheit van meer als drie hondert en fes en twintigh duyfent ponden foudenbsp;vereifcht werden.,, om alleen^ de 63 ponden waters inde pyp QR in dit famenftelnbsp;ftaande te evenaren-, of liever te doen bewegen.

En gelieve niemant aan de waarheit van dit gefeide te twyffelen, indien maar de bak rondom fterk pnoeg is om defe gruwfame drukkingen uit te liaan. De faak isnbsp;by alle hedeiidaagfche Hydrojiatki btksad^ en by veele, gelyk ook by ons, ondernbsp;vindelyk in kleinder vaten getoond.

5. 68; LX. Niet alleen liet men defe wonderen in de neder-perffinge der vog-ten; maar ook ondervind'men defelve, op gelyke wyfe volgens de felve wetten, in de opwaarts perftinge der vogten ; want nadien V R met 63 pond neder geperftnbsp;werd, als de pyp QR vol is, moet volgens §. 38. elk gelyk deel e/enz. inhetfelvenbsp;Horizontaal vlak AB met lbo veel gewigts opwaarts geperft werden; en derhalvennbsp;het gantfche vierkante dekfel AB met het geweld van omtrent 316500 poiiden,(denbsp;openingh V R en ’t geen daar op perft daar onder gerekend) opwaarts geligt werden.

Gelyk nu van.dit voorige, foude ik ook van dit laatftedefe wyfe kunnen befchry-

-ocr page 835-

8it

Van dè wet der Hoogte in de FLO El- SEO FEE N.

ven, die wy om dit beide te toonen in kleine machines gebruikt hebben t dogh yder lal figh ligt daar toe werktuigen verfinnen kunnen, en wy fyn hier reets langhnbsp;genoegh geweeft.

Een voorname ervarentheit van dit laatfte is by de H'. Marioite pag. io6. du meu-vetn, de! eaux, befchreven. Hy nam XXFIH. Fig. z, een ton A BCD; welkers beide bodemen, als AMD wat innewaarts gebogen waren; en een gat in E in den eenen bodem gemaakt hebbende, ftelde hy een pyp EF, die maar een duymnbsp;breed , en la of ly voeten hoogh was, daar in; foodanigh rondom E digt gemaaktnbsp;fynde, dat tuffchen den pyp en bodem geen lugt konde doorgaan. Verder de tonnbsp;vol water gegoten hebbende, door gaten die daar toe in den bovenften bodemnbsp;AMD gemaakt en daar na weder geflopt waren, fettede hy 800 ponden gewigt opnbsp;delen bodem in P en Q,

Eindelyk ook den pyp E F daar na vol water gegoten hebbende, bevond hy dat dit weinige water, dat defen nauwen pyp bevattede, den bodem niet alleen te famennbsp;met defe 800 ponden gewigts opligtedc; maar dat het den felven bodem na buite-waarts dode krom werden. Het geen hy daar uit konde afnemen, dat een houtjenbsp;I L tot een merk daar gefet fynde, het welk den pyp in H by na raakte, hy fagh ^nbsp;dat het teken by H op den pyp gefet, hooger als IL door defe opperffing op-gerefen was.

§. 6p. Ik late nu aan een Atheift, of hy defe ijoet der Hoogte en in defea de gruwfaame eewelden van foo weinigh water, voor geen wonderen metnbsp;ons moet hou^n} en ten fy de ondervindinge die fcker maakte} of hy dcnbsp;felve wel gelooffelyk foudeagtente wefen, en de gronden waar uit dit afgeleid was , niet verwerpen. En om hem te doen uen, boedanigh defe aannbsp;grote Mathematici voorkomen \ laat hy de voor aangehaaldc plaats in dcnbsp;uiSla, van Leipjigh A. itfpz, p. ^6f. nafien j en hy lal bevinden dat hecnbsp;eerlle de naam by de Hr. Varignon^ (by de gcheele wereldt voor lbo eennbsp;groot Beweeg-kundige bekend) den naam van Famofum paradoxum^nbsp;of een roemrugtige 'wonder-ftelUnge draagt. Welkers waarheit hy fegtnbsp;by'de hedendaagfche Wis-kundige feker genoegh te fyn. Dogh dat de ma-

niere, op welke fulx door dc vloeibare ftoffenuitgewrogt werd, nogh in ver-fchil is. En noemt de Hr. Marktte dit laatfte, op dc ftrax aangetoogen plaatfe, Un effet furprenant de Tequilibre ^ dat is, een’uerhaaJi-makenduitTiC'erL’nbsp;fel van het even-wigt. De Heer Whifon^ Priel. Ppyf Math. p. 247. fegtnbsp;van defe 'wet der Hoogte (van welke defe wonderen enkelde gevolgen lyn)nbsp;tlat fy een feer bekende regel is in de water-wigt, maar die nog nauwlyksnbsp;natuur-of wiskundig bewefen isj waarover hyfynegedagten geeft in waar-lyk bewoger.e dogh geen ftil ftaande vogten. Soo dat al hetverwonderlykcnbsp;daar door nogh riict volkomen weg genomen is.

Ten minften fchynt nu geen Godt-loochenaar (om niet te feggen, dat de bewegingc lefts niet nootfakelyk is) foo verre te kunnen komen, fondernbsp;figh lêlfs van dwaasheit temoetenbefchüldigenjdathyfigh inbeelden foude,nbsp;te kunnen bewyfeujdat de werken in de nature by een blinde npotlakelykheit

Kkkkk 2 nbsp;nbsp;nbsp;moeten

-ocr page 836-

8ii

XXVII. B E S C H o ü W I N G E.

moeten volgen en veroorfaakt fyn j welke hy moet erkennen niet volko*-men te verftaan: en van dat fc hem als nootfakelyk föuden voorkomen» voor onmogelyk of immers volkomen ongclooffelykfouden houden j indieanbsp;hem de ondervindinge daar van niet overtuigde. En of hy defe met foo veelnbsp;ftantvaftigheit en foo regelmatig gebeurende wonderen, dat fy figh na allenbsp;gevolgen, die Wis-kundig uit voorige wetten afgeleid werden, on^nbsp;dervindelyk fchikken, aan een los en nu dus dan foo werkend geval,fondernbsp;tegenfpreken van fyn confeientie, dan ligter kan toefchryven, laat ik aannbsp;hem felven

70. Dit moet ik in het gemeen hier nogh by doen: dat fchoon veele al uit Beweegrkundige wetten, (en wel infonderheit uit defe, dat om hon-dert pondt een voet hoogh op te ligten defelve kragt vereifcht werd^nbsp;als om een pond in defelve tyd hondert voet hoogh op te ligten) ditnbsp;beide getragt hebben af te leiden j waar over Mariotte en andere Wisrhun-dige kunnen nagefien werden; egter nogh niemandt de wyfc,op welke denbsp;vloei-flofFen figh moeten fchikken om dele wetten felfs fiil ftaande te ge-?nbsp;hoorfamen en defe wonderen uyt te rigten, aan de geleerde werelt bevatte-lyk fonder fwarigheden heeft kunnen voorftellen; en hebben wel dcHee-xe.n Lamp; Hire. {Mechaniqug. Prof. CVI. p. 3 3 i .) endeflraksaan-gchaalde plaatfe, een famenftel van Hef-bomen feer kunftigh uytgevondcnjnbsp;welkers werkinge met die van de vloeyende ftoflPen foo verre over een komt,nbsp;dat het felve , in, een vierkante doos of lull: befloten en in order geflelt fyn?nbsp;de,. dclTelfs opper-dekfel, grond, en opftaande fyden, op de felve wylc.nbsp;peril, als of defe doofe met een vogt gcvult was.

Dogh hoe veel gelykformigheit met de vlociftpifen hier in ook getoond Is,, fal niemant, nogh,defe Heereafelfs, ligt geloven, dat het water, oly^nbsp;en andere vogten door diergelyke Hef-bomen in defen werkfaam fyn.

En Iaat dan defe ongelukkige Philofophen (die dogh niets meer vrefen, als een Godt, die wys is, in de Nature te vinden) aan ons feggen, offy-niet moeten en gewilligh willen toeftaan, dat defe Heeren La Hire ennbsp;Virignon al een gj'oote wysheit moeten gebruikt hebben om door defenbsp;Hef-bomen iets te, toonen, het welke foo gelykformigaandc werkingen dernbsp;vogten is. En indien men aan defe Godt-loochenaai’s felfs-, fonder defchrif-ten.van dele Heeren aan haar getoond te hebben, dit,/*roWi?^;iofiVlathema?nbsp;tifch werk-ftuk voor Helde; of fy met al haar wysheit figh al foo gereed fou-den vinden om het lèlve ftraks te ontbinden : ten minften of iy niet overtuigt fyn,, dat’ex al veel verllandts en kennilTe van de Beweegh-kunde van

nooden is: om het te kunnen oplolTcn, alleen maar foo verre; dat ymant

bare gedagten lefende, bequaam foude fyn,, om van dit famenftel defer Hef-bomen de behoorlyke forme te Begrypen, Ibnder nogtans iets-wefe«t'nbsp;ïyks ontrent het felve uit te werken. Eindelyk of fy een konftenaar fiendenbsp;die defe gedagten op een goede manicre werkftellighgemaakt hadde, deft


-ocr page 837-

V%n eenige NaUiur-'weitm. nbsp;nbsp;nbsp;81J

felvcn niet voor ^yys en vcrftandigh foudcn houdc. Het welk foodanigh fynde, gelyk ik niet denkc dat een van haar fal derven loochenen, bidde ifcnbsp;baar voor het lïiatft in crnil by figh felfi: te overleggen, of fy figh ook rede-lyk en vcrftandigh in defen gedragen j- als fy in de vloeibare ftoffeneen noghnbsp;veel verwonderlyker ordonnantie en het uitwci'kfel in een veel verhevenernbsp;trap lien j en egter tot geen erkentenific tot nogh toe hebben willen komen,nbsp;dat een wysheit,^ en te gelyk een raagt, die door verftant beftiert werd,innbsp;de vloeibare ftoffen werkfaatn is. Te meer , dewyl defe ivamp;t der Hoogte innbsp;hare op en neder, fchuin en dwars-perflingen van dat belang in de fienlykenbsp;werclt is, dat fonder defelvc den geheelen aard-kloot, en alles wat daar opnbsp;is, haaft in een onherftelbare verwarringe vervallen foude.

§. 71. Om van dit laatfte en van het gene door defe 'wet der Hoogte in dc Wereld gefchied overtuigt te fyn, gelieve een beklagelyk Philofooph, dienbsp;alles of uit het geval, of uit natuurlylce nootfakelykheden afleid , en noghnbsp;aan het aanwefen van cenen wyfen Maker , en bellicrder van het Heel-Alnbsp;twyffelt, met ons op eenige van de volgende faken agt te geven: welkehynbsp;uit het voorgefeidc lal hebben kunnen weten waaragtigh te fyn; of foo hynbsp;een ervaren W is-kundige is, waar van fyne ftudien en ondervindingen henxnbsp;verfekeren kunnen.

Immers fal hy niet kunnen tegenfpreken , dat alle kamers van alle hui-lèn, van de flegfte Herders-hutten af tot de Koninklyke Pallcifcn toe, niet anders als enkele en verfchrikkelyke moor-kuilen voor alle menfehen ennbsp;dieren, die flgh in defelve bevinden, wefen foude j indien dè lugt in fynenbsp;deelen, niet gelyk een. vloeilloffe, maar gelyk een llof-hoop van kleinenbsp;valle lichaam fyne fwaarheit oeflènde 5. en by gevolge niet meerder, alsnbsp;van die regt boven hem ftaat,. gedrukt wierde; fonder dat de wet der Hoogtenbsp;in delêlvcn plaatfe haddegt;- waar door alle gelyke deelen in het felve Horizontaal vlak gelykclykgeperft werden, het ly veel of wynigh lugt regt bovennbsp;defelvc ftaat regt anders als in op een gehoopte vafte lichamen gefchied.nbsp;Men gelieve dan te denken aan de ellende en verwarringe, welke hier doornbsp;onder alles, wat van nooden hadde voor de ongemakken des lugts, voornbsp;koude , winden , regenen.enz., befchermt te fyn, veroorfaakt foude werden.

Om dit met wat meer klaarheid voor te ftéllenj men verbeelde figh 'Tah. XXVUI-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3-» datymand in W in een kamer fit; waar van de folder in*

ABC hem overdekt, die boven fyn mond, waar door hy ademt, de hoogte heeft van nbsp;nbsp;nbsp;buiten de kamer fy de hoogte van de buiten-lugt Q^S,,

Welke met die in de kamer gemeenlchap heeft.

Indien nil de lugt in het gedeelte L M niet meerder laft draagt, als van de* Wt,dicinL M O N boven L M tot de folder NO ftaat, (gelykgefchiedeivnbsp;foude, indien e ugt l^re fwaarheit na dc wyfe der vafte ftoffen oeffendeXnbsp;lal fy feer weinigh perlungc en by gevolge na dien tyd, als de fclve fonder

Kkkkk 5, nbsp;nbsp;nbsp;dooji'

-ocr page 838-

8i4

XXVII. BESCHOUV/ING

door fwaarte gedrukt te fyn, eens uitgefet is, weinigh uitfettendc kragt kunnen oeflènenj nadien de laatfte figh na defc fwaarheit gewoon is te fchikken.

Want dewyl de quikfilver in een Barometer T gewoonlyk tot i8, zp of 50 duimen tegen de buiten-lugtPQSR inbalance ftaati nadien defelve 14nbsp;malen fwaardcr is als het water j ingevalle men de hoogte desquikfilversopnbsp;30 duimen by voorbeeld fteld, fal het water op 14 maal 30, dat isop4ZOnbsp;duimen, tegen de lugt, balanceren. En nadien dit water van de meefte bevonden is 800, poo of 1000 malen fwaarder te fyn als de lugt, ( dit wedernbsp;op 1000 nemende ) fal de lugt op defelve wyfe in een gedrongen fynde, alsnbsp;fy by ons is, 1000 maal 4zo, of 410000 duimen hoogh ffcaan j (de meerdernbsp;hoogte, die fy heeft om dat fy boven minder fwaarte draagt en figh daaromnbsp;aldaar ook meer uitfet, nemen wy hier niet in agt) en foo fal Q^S dele hoogte kunnenbetekenen.

Laat nu M O (gemaks-halvcn) op 14 voeten, dat isop 168duimen, gefield werden} foo fal de verdiepinge der kamer A D olBKtenminften 18 a ip voeten hoogh moeten wefen, die al buiten gewoonte hoogh is. En denbsp;perffinge der lugt in L M, dragende defc 14. voeten of 168 duimen innbsp;L M O N boven figh, fal ftaan totdeperffingederbuiten-lugtinPQ, ge-lyk den py laar L M O N tot denpylaarPQRS, of als ï ö8 tot 410000 duimen , or ruim als i tot iyoo.

Waarom de perffinge by L M in de kamer alleen een jföö deel is van die by P Q^door de lugt buiten de kamer gefchiet. Nu defe laatfte houd denbsp;quikfilver in een Barometer op tot 30 duyraen, foo fal die in de kamer bynbsp;L M defelve quikfilver alleen kunnen ophouden tot of geen iV van eennbsp;duim of ontrent 1 van een linie of van yan een duim.

Dit vaftgeftelt fynde, fal yder, die ooit eenigh dier onder een klok ge-fien heeft, waar uit men de lugt pompte, en by het welke een Barometer met quikfilver gelét was, met volkomen fckerheit bevonden hebben, datnbsp;langh eer de quikfilver tot de laagte van? van een linie neder gedaalt was,nbsp;dit dier ofvogel reeds in trekkingen gevallen en meeftentyd geftorven is.

Soo dat het hier uit, en uyt andere experimenten, diedoordelugc-pom-pen gefchiet fyn, (waar van een van de Hr. GuerickehovenBefehouw.

§. 48, 4p, aangehaalt is, het welke bynaaan een menfche het leven koftede) blykelyk genoegh is 5 dat als de lugt in de k-amer by L M geen meer perflin-gc leed, aJs van die onder de folder O N is, alledieren,dieophetlandeninnbsp;Higc leven, in die kamers firaks fouden moeten fterven. En dat alle kamersnbsp;en huilen derhalven fonder eenigh gebruik foudc fyn gt; ten fy alleen door denbsp;Voorfeide wet der Hoogte (waar aan alle de vloei-ftoffen gehoorfamen, ennbsp;waar door de perffinge in het fclve Horizontaal vlak P M op gelyke deelennbsp;P Q. en L M, ’tly buiten ’t fy binnen de kamer even groot is) dit grootnbsp;ongemalc wierde voorgekomen, en alles wat onder eenigh dak was bynbsp;het leven bewaart.

Om


-ocr page 839-

Van eenige Natuur-tJi/etten

Om defelve reden, was het niet mogelyk, dat eenigh Schip, fonder defè wet der Hoogte , onder een bruggc konde door varen, fonder oorfaak tenbsp;fyn van een fchielyke dood, immers een by na doodelyk overval van alle dienbsp;daar in waren.

Geen vifch felfs konde onder een brugge door fwcmmen fonder fyn leven genoegfaam te verliefenj om dat de lugt onder een bruggc veel minder perf-finge op het water foude kunnen oefreneni als die nogh doen kan, die innbsp;een glas van de lugt- pomp boven water, daar vilTchen in fyn, nogh ftaat, wanneer de pomp reetscensoftweemaal gewerkt heeft. Welke dunheit des lugtsnbsp;en verminderde periling op het watermen nogtans liet, dat de vilTchen innbsp;veel benauwtheit,en dikwils tot de dood brengt, Befchouw. XF1IL%. 31.nbsp;En dat dit niet onder elke brugge gefehiet^ en dus de wateren van hare vil^nbsp;fchen ten grooten deele berooft werden 5 is alleen aan de voor gefeide eigen-Ichap vandew^^derFloei-floffenoiderHoogtexoctd-chxyvcn.

Men kan hier by doen, dat de lugt in L M in een kamer foo weinigh perflinge lydende , datfe de quiklilver in een Barometer, nauwlykstot^vannbsp;een linie kan ophouden, defelve feer dun in die kamer moet fyn, of immersnbsp;na eenigen korten tyd werden, en by gevolge onbequaam om geluit totnbsp;onfeooren te brengen i waar van te vorennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XF///. §. 3y, 36, reeds

ondervindingen gegeven fyn: foo dat, fchoon in defe lugt kunnende leveoy egter geen menfehen in een kamer fynde, met malkander fouden kunnennbsp;fpreken.

Om hier niet by te voegen, dat geen vyerin foo dunnen lugt foude kunnen branden, geen rook opwaarts gedreven, geen reuk-delen by na uit eenige lichaamen tot ons gebragt werden, en leer veel diergelyke laken, dienbsp;alleen door defe dunheit der lugt fouden veroorlaakt kunnen werden.

Indien ymand hiertegen mogte werpen , dat, alhoewel de lugt inde kamer foo weinigh perffinge en uitfettinge hadde, egter de meer gedrukte lugt-uit P Q.R S figh derwaarts foude begeven 3 gelyk ook water felfs, fchoon het wynigh ofby na geene uitfettinge heeft, doenfoude, indien het in denbsp;plaatfe der lugt was. Gelieve defe aan figh te gemoet te voeren , dat defenbsp;tegen wcrpinge ook de werkinge der fwaarheiten moet der'Hoogte^ die alleennbsp;aan de vogten eigen is, enkelyk ten grond heelt, welke wy in defenonder-ftelleii geen plaatfe te hebben*, nadien wy alleen tragten tetoonen, wat ge*nbsp;fchieden foude, indien de lugt-deelen door haar fwaarhcit werkten, nietnbsp;gel3dc vogten, maar gelyk andere vafte lichamen 5 welke laatfte de moet dernbsp;Hoogte (§• 4T- ^ gewoon fyn in hare werkingen waar te nemen.

Om aan dit gefeide eenige klaarheit te geven: laat 'Tah. XXVJIL Fig. 4. een hoogen fand-bergh( alleen uit vafte lichaam ties daar om beftaande) de gedaantenbsp;van ABCDMHN hebben 3 foo is blykelylt, dat het lichaam G gedrukt werdnbsp;niet het boven hem ftaande fand in EFCD, en (foo men wil) met hetgenenbsp;in Q^R ook befyden hem ftaat. Maar indien men inliet fclvc Horizontaal

vlak:

-ocr page 840-

2i6

XXVir. BESCHOUWING E.

ylak BH, ccn ander even groot lichaam als K figh bevind, dat maar CCfi hand breed als L S onder het fand is, fal yder weten, dat dit lichaam K.nbsp;weinigh drukkinge en veel minder als het lichaam G verdraagt j fchoonalnbsp;het fand ook in een var gelykformigh aan den heelen ontrek defes bergsnbsp;begi'epen was gt; cn dat daarom een menfeh die in G onder defen fwaren fand-duin onbeweeghlyk foude leggen, als hy in K was figh met weinigh moeiten foiiden kunnen opregten j als het vat gelyk een doos dun 'en niet tcnbsp;Herk was.

Daar indien een vogt, in plaatfe van dit fand, indefe gedaante of ftond of door een vat gehouden wierde, het lichaam K met even veel fwaarheitnbsp;foude gedrukt werden als G, in gevolge van de wet der Hoogte. Waarnbsp;uit blykt, dat, als men het werken der vafte en vloei-ftoffen wel onder-fcheit, defe tegenwerpingc van figh felfs vervalt.

§. yz. Ten minften om op alles in hetbyfonder niet te liaan, lal het voor ymand, aan wie de hedenfdaagfe Natuur-kundige ondervindingen bekendnbsp;fyn, onlochcnbaar wefen j dat fonder de werkinge van defe wei der Hooptnbsp;in de vloei-ltolfen, de menfehen van het gebruik van hare huifen en haarnbsp;mcclle gemak ontbloot fouden lyn.

En folks fynde, wat foude men aan foodanigh een niet geerne tot vergel-dinge geven? die een middel daar tegen vinden, en defe wet in de vloci-lloffen hadde kunnen leggen. Soude niet yder, ook felfs een Atheift, meenen dat hem groot ongelyk gefchiedc j fchoon hy alleen op een vry onvolmaakter wyfe, alle defe ongemakken maar hadde kunnen verligten ? indien men hem geen dankbaarheit daar voor betoonde,, en hy in tegendeel voornbsp;een volflrekr onverllandige en onwetende gehouden wierde.

Ik laits nu aan defe ongelukkige Philofophen felfs tc oordeelen, nu fy door defe wet der perffinge van de VloeillolFen alle dele ongemakken niet alleennbsp;verligt, maar geheel weg genomen fien gt; of het denkelyks is, dat folks fonder eenigh ooghmerk of wysheit en alleen by een los geval toegekoraen zynbsp;dpr delelve wet foo flantvallelyk foo wel by de geheele lugt en water-zeejnbsp;die den aardbodem omi-fogen, als by de minlle gedeelten van haar waargenomen werd, en honderd duifenden van millioenen deelcn aan defelve ge-hoorfamen, fonder dat een eenige daar van afvvykt.

Ik weet wel, dat die het te plomp oordeelen, diergelykegrootc faken aan een nu dus dan anders werkende geval toe te fchryven, folks fomtyds gewoon fyn , aan natuurlyke nood-wetten te doen. Maar (om dit nogh eensnbsp;aan te dringen) indien ooit in eenige faak den gedugten Maker en Beltierdernbsp;van alles de eere van fynen grooten naaai van foodanige lallerlyke gedagtennbsp;heeft willenbefchermen, en lyneaanbiddelyke v/onderen oogenfchynelyk ver-itoonen, fchynt het in dit voorval te wefen j alwaar hy de maniere, op welke dcnbsp;Vloci-lloffcn aan defe wei derHoope gehoorkimcii, voor de alderdoorfigtiglfonbsp;verftanden verborgen heeft. En weet ymand de wyfe niet, op welke de

-ocr page 841-

Van eenige Nataur-tioeUen. nbsp;nbsp;nbsp;Biy

werken •, hoe kan hy tnet eenigen gliiTip van waarheit figh (èlfs ot anderen tragten wys te maken? dat hy weet, datfe nooiOikclyk en niet na het vrynbsp;welbehagen van een ontfachelyk Beftierder op defe wy(e werken. Ik latenbsp;de onredelykheit daar van aan haar felfs te overwegen.

§.75. Doghindien wy mdizneder-perjjinge nu onfe oogen totdat groote wonderwerk van defe wet der Hoogte^ namelyk de opwaarts perjftnge der Vloei-lloffen keeren } lal ligh ook hier in de Hecrly^theit, magt en goetheit des Al-Rcgeerders oogenlchynelyk op doen.

Dat nu alle vogcen, die andere ter l’yden haar hebben (laan , een welênt-lyke kragt doen, die opwaarts perft, is te vooren getoond ¦, en kan blyken , behalven uit het voorgefeide, ook uit het experiment van de Hf. Boylethetnbsp;geen wy hier onder eenen kleinen en onkoftelyken toeftel by fullen doen.

Soude ymand, in de water-wigt onervaren fynde , ligtelyfc kunnen geloven? dat een ftuk loots, het welk foo veel fwaarder als een gelyk deel water is, Ibnder ergens op te lleunen of door ietwets opgehouden te werden, alleen door de op-periTende kragt van het water fou Je kunnen belet werdennbsp;neder te linken, en dryvende gehouden werden. Endit üende, foude hynbsp;het voor geen volkomen wonderwerk houden ?

En nogtans liet men dit gefchieden, als het loot geen water boven ligh llaande. heeft, het geen het feive door fy ne fwaarte nederdrukt j en wanneer hetnbsp;lyd-watcr rj a 14 malen hooger ftaat, als dc dikte van het loot bedraagt.

Die hier van een gemakkelyke preuve gelieft te nemen, laatc een blikke pyp dabf Tab.XXV. Fig. i, makenj foo dat de benedenften rand ab gelyknbsp;en fonder onevenheic is; dan een rond ftuk loot abmn genomen hebben-de, wiens dikte am ontrent is van f of i van een duim (dit was de maat vannbsp;het gene wy gebruikt hebben) en welkers breedte ab foo groot is, dat hetnbsp;felve even op de blikke pyp hy ab leggen, en delelvc (toppen kan, fondernbsp;dat het buiten de pyp iets tnerkelyks met fynen i'and in a en ^ uitfteektjlaaCnbsp;verder een klein koper krammetje in e, lbo na als mogelyk in het middennbsp;van dit loot vall gemaakt, en een touwtje ek daar aan gehegt werden.

Daar r.a dit loot a é met een leertje, of ook met een natblaasje, hetwelk in de midden een openingh heeft, door welke het kratnenetje e met hetnbsp;touwtje ek henen kan gaan, even bedekt fynde, trekt men door dit touwtjenbsp;het felve loot abii^m vedelyk ftyf aan tegen de mond ab van den blikken pypnbsp;abdf‘, cn dit te lamen dus aan den anderen houdende, fteekt menhetfehie-lyk tot de diepte dm.^ (die ontrent 12 a 14 maal foo groot is, als de diktenbsp;van het loot am) in een vat N T CO , waar in het water dan tot N O ftaat.nbsp;Wanneer men bevinden fal, dat het touwtje ei: en dienvolgens den lodennbsp;abmn van alles los lynde, op defe plaalfe niet nederwaarts linken,nbsp;maar dooreenop-peruende kragt van het water, het welke daar onder is, falnbsp;opgehouden werden, en volmaaktelyk dryven; waar yau wy opverfcheidennbsp;malen de ondervindingen genomen hebben.

LH 11 nbsp;nbsp;nbsp;Dat

-ocr page 842-

8ï8 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. beschouwing E.

Dat dit nu door dit op-perflen van het water alleen gefchiedc, bleek daai* uit} als men het loot minder diep onder het water ftak, als ontrent i i malen deflclfs dikte was, wanneer het felve fonder eenigh vertoeven, als hetnbsp;touwtje ek los gelaten wierd, neder fonk. Dogh het loot veel dieper ondernbsp;water gebragt fynde, fagh men dat ook de pyp met het touwtje beide losnbsp;gelaten fynde , het loot niet alleen niet neder fonk j maar felfs het geheelenbsp;famenftel van loot en pyp opwaarts geheven wierde, engelykeenftukhoutjnbsp;meermalen op cn neder gingh.

De reden is uit het voorige cn de wet der Hoogte klaar genoegh, want dewyl het loot ontrent 12 malen lbo fwaar is, als defelve grootheit van water jnbsp;wanneer het 13 malen dieper beneden het water N O is, als fyn dikte aninbsp;groot is} en de pyp door de hand, en het loot door het touwtje vaft enftilnbsp;gehouden werd, is het klaar dat het deel gh van het Horizontaal vlak LM,nbsp;van den pylaar der Hoogte pqhg neder gedrukt werd. Nu defen pylaar innbsp;fg dertien malen foo hoogh fynde, als am de dikte van het loot, fal het water mn^ dat onder het loot is, met defelve kragt opwaarts geperft werden.nbsp;En nadien het loot, defelve «?«, maar met iz van defe 13 deelen, magtighnbsp;is neder te perllên (als maar i z malen fwaar fynde als een gelyk deel water ) Is het klaar genoegh , dat het water in mn, met i 3 op geperft en metnbsp;iz neder geperft werd: foo dat de op-perflende kragt van het water 'mmnnbsp;grooter fynde, als de neder-perffende van het loot, het felve loot niet nederwaarts finken kan, maar opwaarts geperft moet werden.

Uit de felve gronden kan afgeleid werden, waarom het loot maar p of lo malen foo diep als het dik is, onder water geftoken fynde, in tegendeelnbsp;ftraks neder fakt: gelyk fulks altyd en ook in dit experiment bevondennbsp;werd.

Van het verbaaftmakende geweld, waar door defe neder-perlhnge en opwaarts perffiüge der vogten gefchieden, is niet nodigh hier weder op nieuws te fpreken, na het geene dat §. 6^. enz. en Befchouw. XX. §. yy.gefegtis.

En kan uit dit experiment, en het geen §. 3Ö. te voren van het finken van het hout aangetoond is, klaar genoegh afgenomen werden} dat eennbsp;fluk hout, en daarom veel meer alle fchepen door de kragt van hare over-groote fwaarheit, gelyk fteenen door het water fouden na de grond nedernbsp;finken., iradien de op-pcrflende kragt des waters defelve niet opwaartsnbsp;hefte.

§. 74. Kan nu weder een ongelukkigh twyffclaar hier flgh fclvcn inbeelden? dat defe kragt des waters, waar door een fchip op het water dryfe» cn de zee en ftroomen kunnen bevaren werden (fonder het wélke niemaotnbsp;ontkennen fal, dat de wereld van het grootfte deel van haar gelukfoudcberooft fyn) by geval voortgekomen is.

Sal men, die oordeden wyste fyn, cn de wereld vcrpligt te hebben,die het maakfcl en toetakclingh der fchepen tot die volmaakthcit, waar \o \vy

defelve

-ocr page 843-

eenige Nutuur^mtten. nbsp;nbsp;nbsp;g x p

de^Hvc nu befchouwen, gebragt hebben? en fal men denken, dat ’er geea wysheit nogh goeiheit werkfaam geweeft is, als men defelvc als, op derug-ge van eene vloeycnde, eene onvaftc en voor het minfte wykende ftofte,nbsp;op een voor de grootfte Wiskundige onbegrypelyke wyfe rondom den ge-heelen Aartkloot fiet henen dragen?

En hoewel de nederperflende kragt eenigfints uit de fwaarheit der vog-tenfchynt blykclykte lyn j foude wel ymand defe wet der ophefFende kragt der Vloei-ftofFen, ooit in defelve vermoed hebben? ten fy defelve door ondervindingen kónde oogenlchynlyk betoond werden.

En vereift dit derhalven geen wyfe fchikkinge en geen figh tot de kleinftc fiertjes toe uitftrekkende magt van den Beftierder der Vloei-ftoffen ? dieallenbsp;de ontallyke deeltjes der vogten, alleen door twee gelyke tot verbafens toenbsp;groote en op een onbegrypelyke wyfe tegen malkander aan werkende krag-ten gebalanceert fynde, dwingt ftil te Itaan: ook dan wanneer fy niet alsnbsp;een kragteloofe rufte vertonnen j cn ons fchyncn volkomen onbewogen ennbsp;fonder werkinge te fyn. Wat fiet men in het Tvoor Amftcrdam, als hetnbsp;door geen winden beroert fynde, een gelyk opper-vlak in fyne ftille wateren vertoond, het geen^a foo ondenkelyk een geweldige kiagt gelykt?nbsp;waar door het geheelevlooten, met kanon en andere laden geladen, enkelnbsp;door fyn opwaarts perflende kragt, belet een hair breed nederwaarts te fin-ken. En kan ymand uit het voorige, de ontelbaarheit van de millioenendcrnbsp;millioenen water-deelen figh voorftellen, die alle aan dele wet gedwongennbsp;werden te gehoorfamenj en hier geen, aller menfehen verfland te bovennbsp;gaande, wysheit en vermogen in fien? die fyn groote oogmerken, van wateren door fchepen bevaarbaar en menfehen gelukkigh te maken, daarinnbsp;doet figtbaar fyn: laat hy ons dit groote raatlêl oploflen , op welke wyienbsp;fulks kan uitgevoert werden, met foo verfchrikkelyk een geweld, als totnbsp;het dragen van foo gedugte laften vereifcht werdj en hoe fulks door foo lig-te ftofjes en fiertjes en foo kleine water-deehjes kan gefchieden; welke doornbsp;de minfte kragt en fonnefchyn of warmte, tegen hare fwaarheit aan, kunnen van een gefcheiden en om hooge tot de wolken toe opgeven werden }nbsp;of laat hy met ons, een Godt, die wonderen doet, uit dit en al het voorige erkennen.

§. yy. Op defe wet der Hoogte fchynt den H. Job het ooge al gehad te hebben. Waar door de wateren niet volgens haar meenigte of breedte, maarnbsp;alleen volgens baar opftaande hoogte, haar geweld van perffinge uitvoeren jnbsp;Wanneer hy Caf. XXFIII. Zf. dele woorden gebruikt, doe by de wateren op-Woogh ( Tikkeen) in mate.

Nu werd dit woord {Tacan) hier opwegen vertaald, eerft by veele door Tïbrare of balanceren, en in de Lexica vm èamp;YieexenCoccejus en Robbertfonnbsp;ook overgefet in Piel, (g^'yk het alhier gevonden werd en feer aanmerke-lyk is ) door Erigere en Confirmare , of iets regt opwaarts jiellen, en bevejiigen :

LI 111 z nbsp;nbsp;nbsp;gelyk

-ocr page 844-

gzo XXVII. BESCHOUWING E.

gelyk het ook Pfalm.LXXF.^. van pylarén verftaan werd, die opgeregt eii vaft gemaakt fyn. Soo dat defe wonderlyke ivet der Hoogte in defe plaatfe alnbsp;fchynt aangewefen te fyn} en de voornaamftc eigenfchappen der felve in ditnbsp;cenige grond-woord begrepen te wefen, als men alle delïelfsbetekeniflèn bynbsp;den anderen neemt, die in de fake felfs gevonden werden. En dienvolgensnbsp;den text dus vertaald ; Doe hy de'wateren balanceerde^ {Ubrtixc) en die regtnbsp;(als pylaren) opivaarts flelde (Erigere) en be'vefiigde (Confirmare) in mate.

Alwaar niet alleen de balance van de tegen een werkende kragtenenperf-llngen, door welke de Vloei-ftoflFen, en geénfints door een kragteloofe rufte , onbewogen ftil ftaan, aangetoond j' maar ook den Pylaar der Hoogtenbsp;die alleen volgens het te vooren getoonde werkfaam is, na fyne opwaartsnbsp;gcregte hoogte, klaar genoegh uitgedrukt werd. Want dat hier eigentlyknbsp;in dit vers op het gewigte en fwaarheits* werkinge der Vloei-ftoflFenge-oogCnbsp;werd, is klaar genoegh af te nemen uit de voorgaandenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Doehyden^

mnd (de lugt) het gewigte maakte.

En indren men het woord Bemiddah.^ alhier in mate^ ook verduitft, in' hoogte, foude alles genoegfaam lettcrlyk in defe woorden begrepen fyn, betnbsp;gene van de wet der Hoogte gefegt is; hoe wel anders het woord in mate (clfsnbsp;daar toe gevoeghlyk genoegh ftrekt.

Dat nu dit egter foo feer niet getrokken foude fyn, als het in het eerde wel fchynt vóór te komen, foude men met verfcheiden plaatfcn kunnen aan-tooneni alwaar dit felve woord Middah^ een opgeregte hoogte bepaaldelyknbsp;betekend, infonderheit als fy groot is.

Soo werd Jeremia. XXIL Beet Middoot^ in ’t duits vertaald, door een feer hoogh huisj Numeri XIH. jz. en Jefai£ XLF. 14. Xnfehee Mid~nbsp;doot, en Middah, éoox mannen van groote lengte’t geen eigentlyk fegt,nbsp;groote hoogte. Gelyk ook i Chronicor. XI. IfchMiddah, verduid werd,nbsp;een man van gr oote lengte., welkeftraks daar nainopfigt van fyne hoogte befchre-ven werd van vyf ellen. En i Chronicor. XX. 6. werd Ifch Middah.^ ooknbsp;vertaald door een feer langh, dat is een feer hoogh man.

Soo dat wetende uit de voorigc water-wigtige wetten, datdcVloei-dof-fen in de fake felfs hare perffingen en gewelden, en balanceringn alleen uit-voeren volgens hare regt opwaarts geregte Pylaren der Hoogte, als men dan het woord Bcmiddah of in mate, hier vertaald in hoogte (die men hier ooknbsp;niet anders als feer hoogh , en van veele maten begrypen kan j om dat lynbsp;figh van de benedenfte gronden der zee tot het alderhoogfte opper-vlak desnbsp;lugts, indien niet hooger, uitftrekt) men niet anders doen fal, als indenbsp;aangetogen plaatfcn, door de geleerde Overfetters, met groot regtgefchiednbsp;is} en het groot bewys het geen Job van Godts alles overtreffende wys*nbsp;heit daar uit trekt, nadrukkelyk regtveerdigen. Die eerft eenige verffennbsp;te vooren, de feldfaamheit van de ware wysheit en het regte verftand der faken onder de menfehen getoond hebbende, befluit vers 23, Godt kent har^n

-ocr page 845-

Fan (enige Kdimtmettèn. , nbsp;nbsp;nbsp;'-i

(des wyshéits) dvegh en hy weet hare plaat [en. De redpn is, vérs 14. tVant hy fchowwt tot aan de einde der aarde .y hy fiet onder alle de hemelen. En otnnbsp;hier voorbeelden van te geven, voegt hy in het vers, twee verwonrnbsp;derlyke faken by den anderenj Doe hy de lugt {dm'fjiné) hetgewigtemaakteynbsp;waar van wy te vooren Befchouw XFIII. %. 4r.gefproken hebben j het anderenbsp;iSyDoe hy de quot;Wateren en Fleei-ftoffen opwoegh en balanceerde, en-die (als pylaren) regtnbsp;opwaarts fleide en beveftigde in een groote hoogte. . Want dat door het woordnbsp;WATEREN, ook alle Vloei-fiéffennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;kimntn werden,; falmenuic

Robbertfon kunnen fienj die onder de verfcheiden betekenifl'en vanhetfeh e, Ook alle dc Vloei-ftoffen, die op dcnee'rftehdaghgérchapen{}'n,begrypt}denbsp;Woorden fyn, [ota illa materia liquida ^ qua primo die creata efi. Gencf. L z.

¦ - §. 7Ö. En foo defe uitlegginge yband^nidc genoegh overtuigen kan, dat defe Wet der Hoogte, die in de V;loci-ik)lFenplaatfe heeft, al aan dienGeeft, welkenbsp;dit H. Woord ingegeven heeft, in die tyden bekent geweeil is,, wanneernbsp;het niet gcloofFelyk is, dat nogh eenigh menfche defelvc geweten heefunbsp;Die gelieve de woorden, met welke den grooten Leidsman der Jodennbsp;FJJ. 17. de opwaarts perflende kragt der Vloei-ftoffen foo duidelyk aangetoond heeft, met aandagt na te lefen. Alwaar, wanneerdeArke (als wy metnbsp;onervarene fpreken) begon te dryven en ivlot te worden, op de wateren,nbsp;van delëlve gefegt werd, Ende de Wateren hieven de jirke op, foo datfe oprees-hoven de aarde. Of met Junius en EremelUuSy Pifiator, Robbertfonnbsp;dere, Ende de Wateren hieven, de^ Arke-opy,en- fy wierd opgeligt boven de aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t

Soude ook den eerften vinder van defe wet onder de menfehen, defelve met klaarder woorden hebben kunnen voorflpllen j als hier gefchied is ? erinbsp;het dryven op de wateren van een lchip;of ander vaft lichaam j nadrukkely-ker aan de ópKperflehde kragt dés waters toefchryven ? en toonen, dat hetnbsp;dryvende lichaam, fondèr eenige werkingc door fyn ligtbeit,.in figh felfs.

in dit geval alleen als lydcnde moet angemérkt werden?:’eri foude niet dem ongeloovigften heiden of beklagelykften twyffelaar aan het Goddelyk ge-fagh van dit woord felfs moeten bekennen, dat het van een veel hoogernbsp;Geeft als een menfchelyke moet voortgekomen fyn? als hy weet dat hetnbsp;felve voor foo veel eeuwen gefebreven fynde, in de kintsheit der wereld iets.nbsp;gefegt beeft,met foo platte, verftaanlyke en de minfte dubbelfinnighcit niet.nbsp;onderworpen fynde w^oorden, het geen in die tyd aan geen menfche, die:nbsp;leefde bekend was. ^ Want dat deiè wet der op-perflende kragten van dc:nbsp;Vloei-ftoffeti, eel'll in het laatfte van de voorgaande eeuwe, en meer als’nbsp;feftien honderd jaren na de geboorte van den Heiland der Wereld, aan dc'nbsp;onderfoekers is openbaar.geworden.v .han bfyken uit de fchriften van den-grooten Natuur-kviodigé Robbert Boyle y die defe opheffende kragt des waters, en in het byfóndec dit dryven van het loot, als het geen water bo-rnbsp;ven figh heeft (waar van wy 7J. gefproken hebben) onder de

Lllll ? nbsp;nbsp;nbsp;Para-r

-ocr page 846-

8io XXVII. B E S C H O U W I N G E.

gelyk het ook Pfalm.LXXF./^. van pylaren verftaan werd, die opgeregt ett vaft gemaakt fyn. Soo dat defe vvonderlyke laet der Hoogte in defe plaatfe alnbsp;fchynt aangewefen te fyn} en de voornaamftc cigcnfchappen der felve in ditnbsp;cenige grcnd-woord begrepen te wefen, als men alle deflelfsbetekeniflen bynbsp;den anderen neemt, die in de fake felfs gevonden werden. En dienvolgensnbsp;den text dus vertaald : Doe hy de quot;wateren balanceerde^ {Uhrcac) en die regtnbsp;(als pylaren) op'waarts fields (Erigere) en bevefiigde (Confirmare) in mate.

Alwaar niet alleen de balance van de tegen een werkende kragtenenperf-fingen, door welke de Vloei-ftofFen, en geénfints door een kragteloofc rufte , onbewogen ftil ftaan, aangetoond j- maar ook den Pylaar der Hoogte^nbsp;die alleen volgens het te vooren getoonde werkfaam is, na fyne opwaarts'nbsp;gcregte hoogte, klaar genoegh uitgedrukt werd. Want dat hier eigentlyknbsp;in dit vers op het gewigte en fwaarheits werkinge der Vloei-ftofFenge-oogcnbsp;werd, is klaar genoegh af te nemen uit de voorgaande -quot;^oord^en:Doehyden:nbsp;quot;wind (de lugt) tet gewigte maakte.

En indien men het woord Bemiddah, alhier in mate.y ook verduitft, in' hoogte, foude alles genocglaam letterlyk in defe woorden begrepen fyn, betnbsp;gene van de wet der Hoogte gefegt is; hoe wel anders het woord in mate felfsnbsp;daar toe gevoeghlyk genoegh ftrekt.

Dat nu dit egter foo feer niet getrokken foude fyn, als het in het eerde wel fchynt voor te komen, fotrde men met verfcheiden plaatfen kunnen aantonnen i alwaar dit felve woord Middah.^ een opgeregte hoogte bepaaldelyknbsp;betekend, infonderheit als fy groot is.

Soo werd Jeremia. XXII. 14. Beet Middootin ’t duits vertaald, door een feer hoogh huisj Numeri XIH. ^z. en Jefaiee XLV. I4- -rinfehee Mid-doot., tn Middah., doox mannenhart gr oote lengte., ’t geen eigentlyk fegt,nbsp;groote hoogte. Gelyk ook i Chronicor. XI. zr,. IfchMiddah, verduid werd,nbsp;een man van groote lengte., welkeftraks daar nain opfigt van fyne hoogte befchre-Ten werd van vyf ellen. En i Chronicor. XX. 6. werd Ifsh Middah., ooknbsp;vertaald door een feer langh, dat is een feer hoogh man.

Soo dat wetende uit de voorigc water-wigtige wetten, dat de Vloei-doffen in de fake felfs hare perflingen en gewelden, en balanceringn alleen uitvoeren volgens hare regt opwaarts geregte Pylaren der Hoogte-, als men dan het woord Bcmiddah of in mate, hier vertaald in hoogte (die men hier ooknbsp;niet anders als feer hoogh , en van veele maten begrypen kan om dat fynbsp;Egh van de benedende gronden der zee tot het alderhoogde opper-vlak desnbsp;lugts, indien niet hooger, uitdrekt)men niet anders doen fal, als in denbsp;aangetogen plaatfen, door de geleerde Overfetters, met groot regtgefchiednbsp;is j en het groot bewys het geen Job van Godts alles overtreffende wys*nbsp;heit daar uit trekt, nadrukfcelyk regtveerdigen. Die eerd eenige verlTennbsp;te vooren, de feldfaamheit van de ware wysheit en het regte verdand der faken onder de menfehen getoond hebbende, beüuit vers 15, Godt kent


-ocr page 847-

Van eenige Ndimk-meitén. . nbsp;nbsp;nbsp;1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8zi'

(tics vysheits) moegh en by 'weet hare plaat [en. De reden is, vérs 14. U^ant hy fchowwt tot aan de einde der aarde hy fiet onder alle de hemelen. En omnbsp;hier voorbeelden van te geven, voegt hy in het vers, tv^ee verwonrnbsp;derlyke faken by den anderen; Doe hy de lugt {óen wind) hetgewigtemaakte^.nbsp;Vraar van wy te vooren Befchouw XVlil.%. 4f.gefproken hebben; het anderenbsp;KyDoe hy de'wateren en Fleet-Jloffen op'woegh en balanceerde .^en-die (als py laren) regtnbsp;opwaarts ft tide en beveftigde in een groote hoogte]. , Want dat door het woordnbsp;WATEREN, ook allenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;verftaap.kunnen werden,, fal men'uit

Robbertfon kunnen fien; die onder de verfcheiden betekeniflèn vanhetfeh e, ook alle de Vloei-ftoffen, die op dcneérftendaghgérchapenfyh,begrypt;denbsp;Woorden fyn, [eta ilh materia liquida, qitaprimo die creata eft. Genef. L 2..

; : 7lt;5. Enfoo defe uitlegginge yraaud;niet genoegh overtuigen kan dat defe wet der Hoogte, die in de Vloci-ftofFenplaatfe heelt, al aan dienGeeft, welkenbsp;dit H. Woord ingegeven heeft, in die tyden bekent geweell is,, wanneernbsp;bet niet geloofFelyk is, dat nogh éenigh menfche defelve geweten heeft»nbsp;Die gelieve de woorden, met welke den grooten Leidsman der Jodennbsp;VII. \j. de opwaarts peiflende kragt der Vloei-ftoffen foo duidelykaangetoond heeft, met aandagt na te Icfen. Alwaar, wanneer de Arke (als wy metnbsp;onervarene fpreken) begon te dry ven en vlot te worden, op de wateren,nbsp;van defèlve gciêgt werd, Ende de Wateren hieven de Arke op, foo datfe oprees-hoven de aarde. Of tatx. Junius en Tremellius, Ptfeatox, Robbertfon ennbsp;dere, Ende de Wateren hieven, de ^ Arke-op,.,en. fy ivierd opgeligt boven de aarde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i

Sonde ook den eerften vinder van defe wet onder de menfehen, defelve

met klaarder woorden hebben kunnen voorftpllen, als hier. gefchicd is ? en het dryven op de wateren van een fchip of ander vaft lichaam, nadrukkely-ker aan de opKperflende kragt dés waters tpefchryven? en toonen, dat hetnbsp;dryvende lichaam, fondër eenige werkinge.door fyn ]igtheit,.in figh feJfs.

in dit geval alleen als lydcnde moet angemérkt werden ?;¦ en foude niet dem ongeloovigften heiden of beklagelykften twylFelaar aan het Goddelyk ge-fagh van dit woord felfs moeten bekennen, dat het van een veel hoogernbsp;Geeft als een menfchelyke moet voortgekomen fyn? als hy weet dat hetnbsp;felve voor foo veel eeuwen gefchreven fynde, in de kintsheit der wereld iets.nbsp;gefegt heeft,met foo platte, verftaanlyke en de minfte dubbelfinnighcit niet-onderworpen fynde vroorden, het geen in die tyd aan geen raenlche, die;nbsp;leefde bekend was. Want dat deiê wet der op-perflende kragten van dc;nbsp;Vloei-ftoffen, eerft in het laatfte van de voorgaande eeuwe, en meer als;nbsp;leftien honderd jaren na de geboorte van den Heiland der Wereld, aan denbsp;onderfoekers is openbaar, ge worden,;, .kan l?ly ken-uit de fchriften van den-gfooten Natuur-ktindigè Robbert Boyle y die defe opheffende kragt des wa-ters, en in het byfónder dit dryven van het loot, als het geen water bo-rnbsp;ven figh heeft (waar van wy 73. gefproken hebben) onder de

Li Ui 3 nbsp;nbsp;nbsp;Para-r

-ocr page 848-

8a4 XXVII. B-E S G H O U W I N G E.

En indien wy 'bier na de gedagre van fommige tc verre gaanj laat die groote en ongelukkigè Philófophen, die méeftentyd foo veel met nootfake-lyke Natuur-wetten op hebben, aan ons hier nu eens toonen-, uit welkenbsp;nootfakelykheit dele wetten in de Vloebftoffen fonder eenigh verftand ofnbsp;ooghmerk voortgekomen fyn. En wat het is, dat de deelen der vogten dwingtnbsp;om op defe wys te werken, op welke fy lbo verwonderlyke faken uitvoe-j-en, en foo weel menfchen gclukkigh maken, en niet op een andere wyfe^nbsp;By voorbeeld, wat nootfakelykheit is ’er,dat de Vloei-ftofFen fwaarfyn,ennbsp;met k ragt na beneden, en niet alleen fyd waarts of na boven tragten te gaan,nbsp;en hare kragt te doen ?

Ik late aan een redelyk twyffelaar (die noem ik is defen redelyk, die uit onkunde twylEFelt, en verlangt onderrigt te werden) of hy ymand die dusnbsp;handelt voor verftandigh kan houden j en of andere foofeer buitenfporigh bynbsp;haar geagt moeten werden te redeneercn, die dele verwonderlyke wettennbsp;liende, welkers uitvoeringe voor haar onverllaanbaar (foo niet onnafpeur*nbsp;lyk) isj en merkende de ondenkclykc magt, die vereilcht werd om delcl-ve aan Zee en Lugt en alle deeltjes,die delelvefamenll;ellen,lliptelykfondernbsp;ooit over te treden, te doen opvolgen j eiiidelyk, die genietende de grootenbsp;goetdadigheden , welke daar. door aan geheele Provinciën en Ook aan haarnbsp;felfs gelchiedenj in‘ defen allen een wys , magtigh , en goedertieren Godtnbsp;erkennen, verwonderen, en danken.

§.7p. Met groot regt heeft dan den Heerlyken Weldoender van allefigh van defe wet, waar doorhy het woefoe geweld der Zee bedwingt, als een voorbeeld gedient, om fyne verheventheit en grootheit boven alles aan te toonen. Job XXXFIII. IC, II. alwaar hy van de zee in de voorgaande vecr-lèn fprekendc, alhier fegt vers lo. Doe ik voor haar [met] mynbejluit [danbsp;aarde] doorbrak en fettedegrendel en deuren, ii. Endefiide tot hier toe fultgbynbsp;koomen., ende niet voor der \ en-hier [al hy figb, Jetten tegen den hoogmoet uvoernbsp;golven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦

Tot nader verftand van defe plaats gelieven men te merken, eerjl.^ dat de woorden, mei cn de aarde., alhier tulTchen twee haakskens ftaande, indenbsp;grondtaal niet gevonden werden. tweeden , dat de geleerde Kant-tekc-naars op defe woorden, doe ik voor haar [rnetjmyn bejluit [de aarde] door-'brak, hebben gelieven aan te tekenen, dat fy anders dus kunnen vertaald’nbsp;werden, öfci? ik over (namelyk de Zee) myh ordonnantie bejloot., fondernbsp;luflchen-voeginge van eenige vervullende woorden. Een derden, het geennbsp;alhier ftaat, overgefet tegen den hoogmoet uwer golven, eigentlyk fegt, otnnbsp;de Hebreeufehe Beth, in den hoogmoet uvoer golven,

Soo dat defe text dus foudeluiden:

lo. Doe ik over haar myn ordinantie bejloot, en fettede grendel en deuren^ 11. Ën feide tot hier toe fult ghy komen en niet voorder-ten hier faldefe (ordinantie) figh feiten in den hoogmoet uvoer golven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Dat

-ocr page 849-

Van eenige Natuur-TVetten.

Dat nu hier eigentlyk gefien werd, op defe wet en ordinantie, die de groote cn wyde Zee dwingt, niet na haar breedte en meenigte van water,nbsp;maar na deflelfs hoogte alleen, het geweld van hare dwars-perffinge uit tenbsp;voeren» fchynt uit de woorden, dus vertaalt fynde, van felfs openbaar tenbsp;fyn: niet alleen om dat defe ordinantie of wet aan de Zee niet toelaat foonbsp;verre te gaan , als de meenigte van hare wateren anders wel foudc fchynen tenbsp;(uilen doenj maar infonderheit, om dat dele wet in de water-deelcn felftnbsp;gefet is,die men ondervind, dat figh daar na ten allen tyden gedwongen fynnbsp;te fchikken. Soo dat het (eggen, dat defe ordinantie figh fal fettent welnbsp;maar ook, dc faak felfs in figh aangemerkt fynde, eigentlyker, innbsp;den hooghmoct van hare golven , een gewis kenteken en bewys fchynt tenbsp;geven» dat hier op een wet cn ordinantie, gelyk defe, en niet op iets, datnbsp;buiten de wateren is en op die wyfe baar tegen (laat, volkomentlyk gefiennbsp;Werd.

Hoe weinigh tyds nu ook aan de grootfte Hydroftatid defe wet bekend geweeft is, kan uit hare fchriften nagefien werden» foo dat het naulyks tenbsp;geloven fchynt, dat ten lyde van Job, ymand daar van de regte kennilTe heeftnbsp;gehad. Ik late dan aan een ongelovige, en die aan dc Goddclykheit van ditnbsp;woord twyflPelt, of den Ingever daar van figh niet die lof weerdigh betoond heeft te fyn; dat yder reden heeft om te erkennen, dat hy meer we-tenfehap van de Natuur-wetten gehad heeft, als alle menfehen die doen-maals leefden; en by gevolge of men hem ook met eenigenfehyn van waar-heit onder de racnfehen tellen magh.

§. 8o. Van defelfde wet fchynt de Opperde felf-ftandige Wysheit des Vaders, deSooneGodts, ook gefproken te hebben Proverb. VJIL ap. in defe woorden : Doe hy de Zee haar perk fiettede^ op dat de •wateren fyn hevel niet en foudennbsp;overtreden. Alwaar het woord Chok, in de voorgaande plaats van Job doornbsp;bejluit en ordinantie vertaalt , hier door perk in den text, dogh op de kantnbsp;met infettinge., gelyk by Job óvergefet is. In welke of een aan defe gelyk-formigc betekenifle dit woord feer veel malen voorkomt, foo dat de ge-meenfte fin van defe plaats foudc fyn» Doe hy de Zee haar ordinantie^ infieUnbsp;tinge of 'wet fettede.^ op dat de wateren fyn hevel niet fouden overtreden. Waarnbsp;uit dan het gefeide fchynt blykelyk afgenomen te kunnen werden » en metnbsp;een, dat dele inlèttinge en wet aan den grooten en aanbiddelyken Geeft,nbsp;door welke dit Woort ingegeven is, volkomen bekend geweeft is; omdatnbsp;hy defelve om de wonderen, die daar door gefchieden, waardigh geagtnbsp;heeft twee en mifichien meerder malen in dit woord foo klaar te belchry ven»nbsp;in een tyd, wanneer der nogh foo veel eeuwen verlopen moeiten, eer fy innbsp;haar byfonderheden aan eenigh menfeh openbaar wierde.

§•81. Dit alleen moet ik, eer ik eindige, nogh aan defe ongelukkige Philofophen vrage. Soude wel ymand die een van die Statifche ofMecha-niiehe Machines, een Water,Saagh,ot Koren-molen, Fonteinen, ofdui-

M m m m m nbsp;nbsp;nbsp;(ent

-ocr page 850-

8i5 nbsp;nbsp;nbsp;XXVII. BESCHOUWING E.

fent andere gefien heeft, twyffelen aan het verftand van den maker der fel-ver ? En merkende dat fekere regels door foo veel faken, die niet en weten wat fy fyn, nogh wat fy doen, foo naukeurigh in hare bewegingen onderhouden werden; foude hy figh niet Ichamen, tot die buitenfporigheit tenbsp;vervallen, dat hy denken (ik laat ftaan feggen en ftaande houden) foude,nbsp;dat defe gehecle werktuigen fonder toedoen van eenigh verftand of weten-fchap in die famenfteUinge by den anderen gekomen waren en in hare werkingen beftiert wierden? En foude ymandcen dus gevoelenden Philofooph,nbsp;die bier door lelfs de eernaam van een Efprit fort of fterk en groot verftandnbsp;boven alle andere meende te verdienen, , fonder medelyden over defe fynenbsp;dwaasheit kunnen aanfien? hoewel hy hier door al geen andere ftraffeheeonbsp;te kunnen lyden, als voor een cigenfinnigh en onverltandighmenlchbyalle,nbsp;die redelyk fyn, te moeten doorgaan.

Dogh om iets meer te feggen: Een Godt-loochenaar verbeelde figh, dat eeij wys, magtigh en goedertieren Vorft, door eigen verftand een konft-werk uitgevonden, en het felve door eigen hand en op eigen koften uitge-voert, en toebereid hadde, foo dat felfs de verftandiglte figh in de ordonnantie en waargenomene wetten van het (elve te befpiegelen konden vermaken. En hy Itelle figh verder voor, dat duiiênden van onderdanen en ooknbsp;hy felfs daar door gelukkigh gemaakt wierden, en dat voor het gebruik ennbsp;genot deflelfs defen Vorft van nieraant, voor defe goetdadigheit afeifch-te, als alleen, dat fy fyne wysheit j raagt en goetgunftigheit erkennen, cnnbsp;hem daar over eere geven fouden, met bedreigingc,dat ymand die dit weigerde te doen foude gehouden werden een mildaat van gequefte Majefteicnbsp;te begaan , en fynen toorn en wrake op figh foude halen.

Ik vrage nu aan defen Ongodift, of hy ymand, die dit alles fiende, cn felfs de vrugten daar van genietende, figh nier konde onthouden van defennbsp;Vorft, ais fonder eenige wysheit en magi fynde , te lafteren; en die vannbsp;fyne goetheit, hoewel met de grootftepndankbaarheir, figh egtergenood-faakt vond, dagelyks alle oogenblikken te moeten bedienen, felfs met voornbsp;beklagi lyk alken, maar ook voor verfoeyelyk foude houden?

Hy denke dan, wat voor hem te wagten ftaat,die niet kunnende loochenen, dat alles in dit heerlyk gebouw van die groote figtbare Wereld, na wetten cn regels van verftand cn wysheit, in vafte en vioeyende ftoffen be-liiert, en met een ontfachelykc magt uitgevoert werd; en voornamelyk,nbsp;dat ’er onder alles, dar’er geichiet, niets en is, het geen niet op eenbyibn-dere wys iets toi fyn en aller menfehen geluk en vermaak toebrengt, egternbsp;de aanbiddeiyke volmaaktheden van den grooten Maker en Regeerder daarnbsp;van op de fmadeiyklte wyle voortgaat te loochenen en te laltercn. Ik lat®nbsp;de toepaflinge van dit geleide verder aan hem eigen felfs.

XXVIII- BE-


-ocr page 851-

XXVIII. BESCHOUWINGE,

Van eenige Chymifche NATUUR-WETTEN.

ïl nbsp;nbsp;nbsp;ut andere luette».

z. V_x éVerkinge tujfchen het Suur en Alcali.

Experimenten.

3. nbsp;nbsp;nbsp;De^e fouten veranderen en vereenigen

j figh door Effervefcentien.

4. nbsp;nbsp;nbsp;Beide fcheiden of prscipiteeren figh ook

van malkanderen.

Experimenten.

f. Suur in veel faken verjpreit.

6. Gelyk ook het Alcali.

7- Proverb. XXV. 20.

5. nbsp;nbsp;nbsp;Matth. V. 13.

Mare. IX. j-o.

Lucas XlV. 34.

9. Deuteron. XXIX. 23.

10 Jefaije. 1. 25-.

11. nbsp;nbsp;nbsp;iVederkeeringe tot de Chymie.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit het gefeide.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Onderhoudingh toont eenen Godt,

14, Alle Philofophie erkend of moed wetten

erkennen.

I j-, De gedagten van fommige ontrent de vrugtbaarheit.

16. nbsp;nbsp;nbsp;In de lugt fihynt veel Salpeter te Jyn,nbsp;Vil. Experimentenwede dit waarfehyn-

lyk maken.

17. nbsp;nbsp;nbsp;De Salpeter fchynt uit het Noorden te

komen.

III. Experimenten.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Proverb. XXV. 23.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Salpeter werd quot;Werkzaam door het gene

fwavelagtigh is.

Experimenten.

zo. Salpeter met Sonne-Jiralen maakt ook •vrHgtbaar,

Experiment.'

21. nbsp;nbsp;nbsp;Canticor IV. 16.

22. nbsp;nbsp;nbsp;Jefais:. LV. 10.

23. nbsp;nbsp;nbsp;Overtuiginge uit dit laatfle.


S. I ¦ T nbsp;nbsp;nbsp;nu na het befchouwen van de wetten, die de Mathematici

JL/al over lange,en nuinronderhcitindelaatllejaren tot voorwerpen '^an hare berpiegelingcn gehad hebben, tot een anderfoort van Natuur-wetten over gaanj die niet foo feer doorblykelykeboflingenen (lotingenalleen,nbsp;gelyk veele van de cerfte, maar volgens andere regels fchynen uitgevoerttenbsp;derden, ( wy leggen fchynen, om dat wy bekennen de wyfe daar van nietnbsp;te weten) waar door de faken tót op fekeren artland by den anderen gebragtnbsp;^*^£5 na malkanderen, fonder figtbare waarneeminge van eenige llotinge ofnbsp;boflinge door andere daar tegenwoordigh (ynèc.^toe-getrokkenimmersnbsp;toe-bewogen} of in fekere omftandigheden met andere bykomende deeien

Mram mm z nbsp;nbsp;nbsp;gcllelt


-ocr page 852-

8i8 nbsp;nbsp;nbsp;XXVIII. BESCHOUWING E.

geftelt fynde, van malkander weg gefloten of gefcheiden werden

welke

'iefebouw. XXV 11. §. 11 • en 12. onder de JttraSlio en Repulfio met een woord aangeraakt fyn. Aan welke wetten den groeten Beftierder de lichamennbsp;die aan defelve gehoorfamen, op een tot nogh toe meer verwonderlyke alsnbsp;kennelyke wyfe, gebonden heeft. Waar van gelyk de ondervindelyke Na-tuur-kunde de voorgaande wetten, de Chymie ten grooten deele ontdekt heeft. Welke ook nu in de laatfte jaren tot voorwerpen van Wis-kundige Belchouwingen hebben beginnen te dienen.

§. 2. Het groote verfchynfel dat figh in de Nature vertoond, en aan de Chymici en andere Philofophen veel gelegentheden tot redeneeringen ver-fchaft heeft, is die bekende werkinge, tuflehen \ïcl Smr oiJcidum., ennbsp;het foo genoemde Alcali. Met dit laatfte verftaan fy alles wat met Suurnbsp;efïervefccert, of een opbruifinge of opborrelingh maakt} en daar na feernbsp;nauw aan het felve vereenight werd.

Indien ymand defe werkinge tuflehen het Suur en het Jlcali nooit 'ge-fien heeft, welke hem voor de eerfte maal niet dan met verwonderingh fal voorkomen} die gelieve om dat oogenfchynelyk te ondervinden in Afynnbsp;als het Suur., gefloten Kreefts-oogen voor het jilcali, te werpenj en hynbsp;lal de werkinge der felver op malkanderen gewaar werden.

Maar infonderheit, als hy ongeroeft vylfcl van yfer by de fure geeft van Salpeter, of by fterk water doet, fal hy een beweginge tuflehen die beidenbsp;fien gefchiedeo} felfs met een groote hitte verfelt, en woeftcr, als hy mifquot;nbsp;fchien ooit foude kunnen gedagt hebben.

Om dele opbruifinge in vogten ook te toonen.

Men neme geeft van Sal armoniac, die met Potafchgeftooktis, offmel-te Potafeb, of fout van Wyn-fteen, in water} en giete het felve by een fure geeft van Sout, Salpeter of Vitriol} en die het net, fal aanftonts eennbsp;fterke opbruifinge tuflehen die vernemen.

§. 5. Hoe veel uiwerkfelen nu, van dele effervelcenticn voortkomende ^ de Chymici by ondervindinge getoont hebben, is by haar te fien.

Dit volgt gewoonlyk, dat na defe bewegingen het Suur tn het Jlcali¦gt; beide haar voorigeeigenfehappen,als fmaak en fcherpheit, meermalen fchyquot;nbsp;nen te verliefen, en aan malkander feer vaflr vercenigh werden } makendenbsp;daar door een derde famenftel, ’t geen van elk van de voorige ganfeh ver-fcheiden is} en de Chymiften als een Alcalifch fout gelyk Potafch of vlug'nbsp;tige fouten, met het fuur famen gevoegt fyn, dan een Sal falfem^ EnixuWynbsp;Muriaticum., Neutrum., oi Mixtum, \n htt éuxis iovatydi tea nerfadigt j. ccitnbsp;pekel-fout, of gemengt fout gewoon fyn te noemen.

4.Behalven dit} wanneer eenige der felver Jlcalia en Suuren met- malkander reeds vereenigt, en gelyk fy feggen foo verre verfadigt fyn, dat ly op andere van defelve foort niet meer en werken, en figh te famen foo valt

aan den anderen houden, dat om. die weder van een te fcheiden fonder toe-,

iet.

-ocr page 853-

Fan e'enige Chymifche Natuier-wetten. nbsp;nbsp;nbsp;8ip

fet V£tn andere ftofFcn, men feer veel moeite moet aanwenden j cn fulks te doen in eenige gevallen tot nogh toe by na onmogelyk geweeft is i hebbennbsp;verder de ondervindingen in de werkingen van defefoiuen op malkander, aatinbsp;de onderfoekers wel doen blyken-, dat ’er ook in de wetten, die de Suuren-cn Jlcalia onder malkandercn waarnemen, foodanigefyn ; waar door defenbsp;fterke vereenigingh feer ligt en by na wonderdadigh ontbonden, en elk vannbsp;den ander afgcfcheiden kan werden: even alsof het eene het andere van fighnbsp;ftotedc, of weder los liet en wegh dreef fonder eenige tot nogh toe bekende uitterlyice oorfaak.

Soo ondervind men, dat het eene Suur fterker fchynt als het andere j en dat, hoe vaft ook de Suren mtUAlcalia figh te famen houden, men in veel-gevallen, alleen een ander four by defe behoeft te gieten j om te maken,nbsp;dat het eerfte fuur fyn jflcali verlaat 5 en het tweede figh daar mede veree-nigt- Het felve bevind men ook dat plaats heeft in de Jlcalia gt; waar vannbsp;het eene Alcali^ door by doen van een ander, figh van fyn fuur ftraks af-feheid j latende het tweede Jlcali in fyn plaatfe met het fuur vereenigt.

Veele voorbeelden fyn hier van in de. Chymie y dogh otn hier van elks een te geven;

Giet geeft van Zee-fout die Suur is, op het Jlcalifch fout van Wyn-fteen foo bruifen fy op, en verenigen figh met malkander tot een ótrdegemengtnbsp;fout, het welke gelykt na het Zec-fout; en hoe veel vier en arbeid het kolt,:nbsp;om defe fure Sout-geeft weder van hetWynfteen-foutaftefcheiden,weten,nbsp;die ooit fulks getragt hebben te doen. üogh indjenmen hier by wat water, ennbsp;een fure geeft van Salpeter doet, werd ftraks het Smr van het Zee-fout van.nbsp;fyn Jlcah fonder eenige moeite los gemaakt,en laat figh met eenkleinyicrnbsp;daar af deftileren i terwyl dat van de Salpeter figh op nieuw met hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;of

fout Van Wyn-fteen vereenigt, en met het felve nu een brandende Salpeter uitmaakc. Waar by weder een fure geeft van koperroot gegoten fyndc,.nbsp;inet Wat water, fcheid de Sure Salpeter-geeft figh weder van het Alcalinbsp;die ook met een fagt vier uit fand daar van kan getrokken werden; enver‘-eenigt figi^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;(^jr of geeft van Vitriol, met het fout van Wyn-fteen ,j

makende met het lelve een fout ontrent van die eigenfehappen, als het geca men gcwoonlyit ‘tartarus’ Fitriolatus noemt.-

Om dit ook in de werkinge van verfcheiden nbsp;nbsp;nbsp;te toonen j giet de:

Sure geeft van Zee-fout, op vlugtigh Jlcalifch fout van Dieren, van Herts-hooren, van Sal armoniac endiergelyke , in water gefinoken fynde j foo ver— eenigen fy figh na de opbruifinge tot een derde, gelyk een Salarmomacztn:nbsp;het vlugtigh fout vcrlkft daar door fyn foo groote vlugtigheit enreukinditnbsp;mengfel. Waar by , indien men fout van Wyn-fteen voor een tweedenbsp;doetj foo fcheid het eerfte ^kalf of vlugtigh fout van fyn four, en vertoontnbsp;hgh aanftonts door een nieuwen fterken reuk. En het:tweede^/r/j/A,.of Hetnbsp;fout van Wyn-fteea vereenigt figh met het fuur van hetZee-fout.. Dieyer»

M m m m m a, nbsp;nbsp;nbsp;fcheidea.

-ocr page 854-

83« nbsp;nbsp;nbsp;XXVTIT. B E S C H O U W I N G E.

fcheiden Alcalia fién wil, waar van het voorige, op het by doen van een volgende, figh van het Tuur affcheid; gelieve de volgende5,

§. 6. natefieii} en ontelbare gevallen van defe foort kan de Chymie uulc-veren.

Wy fullen en kunnen hier ontrent de wyfe, welke Godts verwonderlyke Magt daar in gebruikt, nogh niets bepalen, het genbegh agtcnde, dat dcnbsp;fake lelfs blykelyk is.

§, f. Men gelieve niet te denken, dat defe werkingen van Suren en Aka-lia, alleen in de Chymifche vogten plaatfe hebben} en dat men daarom wat te verre gaar, als men dit met de groote naam van een Natuur-wet noemtjnbsp;nadien defelve (dat is de eene of de andere) in fcer veele faken, die op dennbsp;Aardkloot fyn, gevonden werden j dn een groot gedeelte van het geen veele dingen uitmaakt, tot Suren of tot Alcalia, gebragt kan werden.

Om dit 'te toonen in het Acidum of Suure.

In Dieren^ (om niet meer hier op te halen, en van de fuure vogten, die men in veel ongefonde dikwils, of, gelyk foramige willen, in de mage vannbsp;gefonde altyt vind, niets te feggen) werd alle melk en wey fuur. Onder denbsp;‘Myn-fioffen vindmen fuuren, in Swavel, Koperroot, Aluyn, Salpeter, Zeenbsp;en Bcrgh-fout , in Antimonie en meer andere. InPianten^ (iet men eenigCnbsp;by diftillatie een fuuren geert geven j boven foo veel vrugten die onryp fuurnbsp;fyn, vindmen ontallyke, die felfs haar r^heit verkregen hebbende, eennbsp;geheele fuure of fuuragtige fmaak hebben-, als Aalbefien, Citroenen,nbsp;Oranje Appelen, veel fnlandfche Appelen en Peren, en een mee^ig[eande-ren. Behalven dat meert alle vogten by wyfe van affiedfels , of anders uitnbsp;Planten voortkomende, als Bieren, Wynen, en diergelyke, eer ft gillen,nbsp;en daar na tot een fuure Afyn werden. De lugt felfs fchynt mede fyn inge-inengde fuure deelen te toonen, om dat het Yfer door delèlve in roert verbeten werd. Ook de fuur-bronnen die een fuuragtigh watergevenfegt^iï-renus Geograph. Part, ahf. Cap. XPII. §. 6. in veel landen gevonden te werden j en dat haar getal in Duitfland alleen tot ontrent tot duifent opkliintjnbsp;foo dat hier uit de meenigte van het fuur, dat over den ganfchcn Aardklootnbsp;verfpreit is, af tc nemen is.

§. 6. Het felve fchynt men van het Akali te moeten feggen.

Uit Dieren en genoegfaam alle haar deelen, maakt men Akalifche vlugge fcuten in groote meenigte j om nu van andere Akalia , die men eigentiyknbsp;geen fouten noemen kan, als Kreefc-oogen, Eyer-fchalcn, gebrandeOerter-en Moffel-fchulpen, Harts-hoornen en Beenen niet te fpreken. De Plantennbsp;verrot fynde, geven ook Akalifche vlugtige fouten j de rook van het ge'nbsp;brande hout maakt roet, en dit geeft mede een vlugtigh Akalifch fout} ennbsp;cenige als Palm-bladen, geven by diftillatie een Akalijchen geen. Ook werdnbsp;uit de meefte gewalTen door verbrandinge een vaft en loogh-fout , dat ooknbsp;Akalifch is, door de Chymie tc voorfchyn gebragt, en de alTche felfs rtet

men


-ocr page 855-

Vtn eenlge Ch'^mlfche Natuur-'wettèn. nbsp;nbsp;nbsp;8 j I

men met fuur opbruifen. De geheele coraal is een Alcali. Seer veele floffen fyn Media t n wer ken en bruifen met fuur ¦, gelyk alle Metalen Goud, Silver, Koper, Yfcr, Tin, Loot, Q^iikfilver, Antimonie, Marcafita, Ca-lamyn-lleen, Kryt enZ} een regte vrugtbare aarde felfs, efFervefceert metnbsp;geelt van Salpeter. Ook in de Bergh-louten fyn fomtmge van defe nature,nbsp;Soo werd in de A£ta van Leipfigh , A°. i68z, fgt;ag. jy. gefegt, dat in hetnbsp;Cabinet van de Koninklyke Sociëteit van Engeland,een fout bewaart werdjnbsp;’t geen van de bergagtige plaaifcn van TenerifFa gebragt en geheel Mea-/zy2-/:7 van eigenfehappen IS. En in hoe veel minerale wateren een diergelyknbsp;Alcalifch f'gt;ut gevonden werd, kan men in de A6ta van Parys A». lyozynbsp;f7nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fag. en 74. nafien, daar de Franfche wate

ren, van Bourbon^ Land ^ en Bourbon d'Archamhaut ^ van Bourbouk en Mont d' or, van Chaudes aigues^ van Evausc^Neris en Fichil^ alle onderfogtnbsp;fynde,bevonden fyn een natuurlyk Alcalich fout uit te leveren. Soo dat ooknbsp;hier uit blykt, dat gelyk het fuur,alfoo ook het Alcali in meenigte over al

gevonden werd.

§. 7. Ik weet niet of men tot defe werkinge van het Suur op het Mcali, ook moet brengen de plaatfe Proverb. XXV. zo. Dieliedekensfmgtby eentreu~nbsp;righherfe, is gelyk hy die een kleed af legt ten dage der koude, enae als Edik opnbsp;Salpeter. Het geen egter als men alle omftandigheden in agt neemt, nietnbsp;geheel onwaarlchynelyk voorkomt.

Om fulks aan te toonen, is het blykelyk, dat het ooghmerk van defèn text is een gelykenifle te geven, van ymand die regt anders doet, als denbsp;faak vereifcht 5 en defelve in plaats van te verbeteren, erger maakt. Gelyknbsp;otn te toonen, dat liedekens te fingen by een treurigh herte, iets fooda-nigbs is, daar toe by gebragt werd, het afleggen van een kleed ten dagenbsp;der koude. En fulks ook fchynt uitgedrukt te'werden, door het volgende,nbsp;ende als Edik op Salpeter.

Mu is het bekend , dat defe Salpeter voor die nemende, welke men tegen w;oordigh tot het maken van Buskruit gebruikt, de Edik op defelve weinigh weikinge heeft; immers die nogh bekend is. Maar dewyl hetnbsp;grondwoord Neter ookjeremia. II. zz. gevonden werd; en betekend eennbsp;fout dat tot alwalTchingc en fuiveringe van onreinigheit dient: Al'wiefchtnbsp;ghy u met Salpeter en al naamt ghy u veele Seepe. En defe eigenfehap m denbsp;vafte Alcali c e outen, (anders loog-fouten. genaamt, om dat defelve ooknbsp;door branden cnuitloogen uit planten voortkomen) wel voornamentlyfc, foonbsp;niet alkenlyk gevonden werd; foo fal men aan dit grondwoort Ichynen tenbsp;voldoen, indien men met dit Neter een foodanigh loogh-fout verftaat,

Tc meer, om dat het felve van Lutherusmtt het woort Lauge^ in’e dults hoge vertaald is. gelyk uit het Lexicon vun' Coceejus blyken kan.

Ten anderen, IS het bekendj dat het geen met het woord iVi/ra;», het geen by ons m dele t)cten {te omegte.^ foo Ethmulkrus fegt) mei Salpeter

ovesr»

-ocr page 856-

83a XXVIII. BESCHOUWING E. overgefêt 'werd , by dc oude verftaan wicrde, nogh vry duifter altyd is gebleven 5 en dat men alleenlyk weet, dat het van een fuiverende en afvegende eigenfehap was, over een komende met de Alcalifche vafte fouten, Sietnbsp;daar van den vooTnocvaécnEthmullerm^ en Valentinus in {'jn Armamentarium^nbsp;die uitdrukkelyk ook fegt, dat niet de Salpeter, maar deloogh-fouten,meCnbsp;het Nitrum der ouden over een komen. Op defelve wyfe vindmen , dat denbsp;DuCloSy in de Hiftorie vande Paryfche Academie, A°. lyo^.pag.jl. ge-fegt werd daarom met andere Heeren over een te komen, die het fout vannbsp;de wateren van Bourbon, gevonden hadden fcherp , looghagtigh en gelyk-formigh aan dat der planten te fyn j om dat defen H'. Du Clos dit fout vannbsp;defe wateren, bragte tot het ware Nitrum of Natron der ouden. Hetgeennbsp;hy nam voor het vafte fout der gebrande planten; dat Alcalifch is.

Uit dit alles dan fchynt niet fonder reden te kunnen befloten werden j dat dit Neter het ware Nitrum of Natron der oude geweeft is, foo om de gely-kenifle der namen} als om dat defelve eigenfehappen by Jeremias, op denbsp;aangetoogen plaatfe, aan dit Neter toegefchreven werden. Welke, volgensnbsp;alle defe Autheuren, aan het Nitrum der ouden eigen waren} en derhalven,nbsp;dat «len dit Neter voor een Alcalifch fout moet houden.

Nu weten alle Chymici, indien op een Alcalifch fout, en by gevolgeop de Neter een furen Afyn gegoten werd, dat defelve Afyn figh daar medenbsp;(volgens het te vooren gefeide van de Suren tn dc Alcalia) vereenigt, ennbsp;een derde gemengt fout uit maken} hetwelk defe kragt van reinigen en af-waflehen door de vereeniginge met dit four volkomen verloren heeft, en totnbsp;de voorige dienften ganfeh onbequaam gemaakt is.

Indien men daar van een ondervindinge hebben wil, tnen gelieve (om hier niet te feggen, dat het loogh-fout, met eenigh four gemengt fynde,nbsp;by de Zeepfieders tot haar oogmerk onnut bevonden werd} hetwelklydannbsp;geen fuivere, maar foute Pot-alfchen noemen) wat Seep in regenwater tenbsp;fonelten. En het felve door een papier om klaar te werden, hebbende latennbsp;lopen, wanneer men daar by Afyn gier, fal menfoevinden, dat deloogeofnbsp;het Alcalifch fout in de Seep figh aanftonts met-dit four vereenigen, en denbsp;olye by manier van fchiftinge onder een witte couleur daar af fcheiden fal}nbsp;waar door het geheele mengfel tot het gebruik van afwaflehinge onbequaamnbsp;gemaakt werd.

Soo ook, om dat’er eenigh fuur is in het fout, dat onfe wateren in Noord-holland brak maakt} bevinden de vrouwen, om defelve reden, die onbequaam te fyn, om feep ongefchift te fmelten, en haar linnen mede te wa(-fchen. Waarom fy gewoon lyn by gebrek van verfch water, eerft Potafch, dat een Alcalifch of loogh-fout is, in dit brakke water te werpen} op datnbsp;het four van het Zee-four, met dit Alcali vereenigt en veriadigt fynde,nietnbsp;op het loogh-fout \an de Seep werke, en defelve doe fchiften.

L'it weik alies dau volgt, dat Edik op Neter (,dus luid het grondwoort)

te


-ocr page 857-

Van eeriige Chymifche 'Natau.r-vieUtn. nbsp;nbsp;nbsp;^

-te gieten, is defelve van goec tot fyn gebruik, quaat te maken, en daarom verkeert werkte doen, of heel anders als de omftandigheden vereilTchen.nbsp;Soo dat het ooghmerk van defe gelykenifle in delen eeniglints door defeuit-Icgginge Ü'Jryüt opgeheldei t te werden; indien men het waarlchynlyke,dacnbsp;door fbo veele voorname Autheuren van het Neter^ of Nitrum tn Natronnbsp;der Ouden boven by gebragt is, een aanneemelyke waarheic ftelt te fyn.

§. 8. Ooklt;4;hynt uit de voorgefeide werkinge en vereeniginge van het jlcidum of Suur en y/Zw/», eenigh ligt te kunnen toegebragt werden, aan de plaat-fen, Matth. V. - 'quot;Ghy fyt het fmt der aarde-^ indien nu het fout fmakeloosnbsp;quot;Werd^ 'waar mede falhetgefouten werden? het en deugt nergens toe meer enz.

Mare. IX- f o. Het fout is goet^ maar 'indien het Jout onfout werd, waar mede fult ghy dat fmakelyk maken ?

En Luc. 34- Het fout is goet, maar indien het fout fmakeloffsgeworden is, waar mede Jat het fmakelyk gemaakt werden ? Het en is nogh tot het landnbsp;nogh tot de mejt-hoop hequaam. enz.

Nadien fonder eenige ondervindinge van de Chymie te bebben ,TOcn nau-lyks eenigh regt begrip fbude kunnen maken, hoe het fout ('om het woort, dat de andetc texten fchynt te verklaren, hier te gebruiken) onfout of onzee-Jout, of andeifints hoe het ftnal^loos werd en bedorven, (gelyk veele bynbsp;Polus dit laaille woord overfettenj om dat het grondwoort Mom'anthee,nbsp;cigenilyk betekend, dwaas worden, en ook, bedorven werden, gelyk aldaarnbsp;te fien is. Waar mede in de twee iaatfte texten over een fchynt te ftem-men ; het woord Artuo hier fmakelyk-maken vertaalt ; het welke niet alleennbsp;'Cond'ire, dat is Confyten, balfemen en fmakelyk maken, maar ook in het gemeen Apparo, Adorno, dnjiruo, dat is toéhereiden en bequaam maken, betekend.nbsp;Soo dat de fïn ook kan zyn, indien het Zee-fout bederven en Onzee~foutnbsp;werd, waar mede fal het herjield of toebereid en hequaam gemaakt werden?

Ik hebbe geoordeelc dit bier voor af te moeten laten gaan; om dat aan my nogh niet bekent is, en ik nooit by eenige Chymici hebbe kunnennbsp;vinden; hoe het fout, waar van hier gefproken werd, (en het welk Zee-foutnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^e f^gen, om dat het grontwoort Halas (fout)

7quot; ffin cremaakf nbsp;nbsp;nbsp;’ Mtóow of geheel fonder

aanbiddelyken Heiianj nbsp;nbsp;nbsp;teoogen; en waardoor het Vlees, Vifch,

en andere a ”en verderf bewaart, werd het byondervin-dinge van alle niet geheel fonder fmaak gemaakt.

Dogh boe et ^dorven werd en tot fyn voorigc dienft onbequaam, ook fyn fmaak van een waar en fuiver Zee-fout verandert en verlieft, en die vannbsp;een ander lout, otnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;aanneemt, als het felve het Vlees van beder

ven bewaart lee t; het volgende af te nemen.

/. Want dat het bloed en wey van het felve Vleefch Alcalifch is, kan daar uit ge len werden. Eerft, om dat fy beide met fterk vyer gedeftilleert

Nnnnn nbsp;nbsp;nbsp;lyndcj

I;

1'V;

Li

-ocr page 858-

g^4 nbsp;nbsp;nbsp;XXVIIL B E S C H O ü W I N G E.

fynde^ een Alcalikh vlugtigk fout geven. 'ïen anderen^ om dar b’oed met geeft van Salpeter, die fuur is, gemengt fynde, in een lugt ledige plaatfenbsp;fterk op bniift.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;derdtin^ om^ dat de wey van hpt bloed de Syroop van

Viol.-n groen maakt het welke de Chymicie weten door aMe iliC.alia e ge-ichitden; en door geen futen, die defelve Syroop root maken.

// Dat ook in de bedervinge van defe vogien een vlugtig?; Alcalifth fout los werd, en door fyne beweginge defelve bedervinge v-jroorfaakt ofnbsp;be 'oidert, is daar uit blykelyk v dat foodanigh een vogr, waar in figh ditnbsp;vlugtigh fout vertoont, by deftillatie daar af kan getrokken werden j fieCnbsp;hier van ook de H'. Dekkers Exerc. Pradl. in 4'°. pag. 321.

Tci wyl ik dit Ichryve, is aan een waterfugtigc Vrouwe, door een beroemt Operateur eenigh foo genoemt water afgetapt, na de nieuwe ma-niere, voor de eerfte maal. By welk water als ik des anderen daags olye vani Wynrfteen hadde doen gieten, veranderde het fclve niet gt; maarnbsp;geell: van Salpeter daar by gedaan fynde, viel een witte ftoffe op denbsp;gronft, gelyk ook met olye van Koperroot j. geeft van Sout maakte het alleen witagtigh en wel dik, dogh fette foo ras niet neder. En als men eennbsp;goede Syroop van Violen daar onder gemengt hadde, wierd delèlvegroen.nbsp;W'aar uit bleek,, dat dele vogt,door iVil ftaan inden buik ongel wyfekeeni-ge-bedervinge ondergaan hebbende. Al cal ifch of gebleven of geworden was..nbsp;Schynende ftlfs dit Alcali ook ten deelen volatiel of vlugtigh te wefenjminnbsp;dac die afgetapte water, metfagt vier uit fant gediftilleert fynde, op den-tweeden dagh daar na, eer ft een wateragtige klare, als ftinkende eyeren.nbsp;riekende vogt gafj dewelke met Syroop van Violen gemengt fynde,. defel-ve ook groen maakte.

lil. Nu is het by de Chyraiften bekend^datfchoonhetZec-irmt vooreen gemengt fout uit een fuure geeft en een Alcali met regt gehouden werd, hetnbsp;felve egter foo veel meer fuur heeft j dat wanneer daar een Alcalilchfoutbynbsp;gemengt werd, dit zee-fout daar op werkt, en figh mede vereenigt.

Dat dit ontrent een vlugh fout gefchiet, is uit het maken van Sal armo-«iac openbaar, of wanneer men by pifle van een menfeh fout werpt *, om dat daardoor defelve fonder reuk blyfr, cn het vdugrige fout, figh met dit Zeezout vereenigthet geen men anders,als de i/rrwia begint te verrotten, metnbsp;eea fterke llank daar van bevind op te gaan. Welk vlugtigh fout wedernbsp;met bydoen van fout van Wyn-fteen of Potafeb, van het lelve Zee-fout bynbsp;deftillatie kan afgelcheiden werden.

Ook is dit ontrent vafte fouten felEs,. daar uit af te nemenjals men by gefiltreerde pekel van Zee-fout een Alcalifch vaft fout gier, gelvk dat van Wyn-fteen in water gefmoltem fynde j. dat aanftonts het mengfel wit falnbsp;werden, en een witte ftoffb precipiceeren, of daar af fchiftciii het welkenbsp;'hex oorgefeide blykelvk maakt.

Dogh' om nader te komen

De

-ocr page 859-

Pquot;tH eeltige Chymifche Natuar'^meiten.

ip. De reden, waarom het Zee-fout het vlees voor vcrrottingebewaart, fchynt byfonderlyk defê te fyn; namelyk, als in devogren in het vlees fyn-¦de, het vlugtigh Alcalifch fout begint los te werden cndpor defebeweegin-ge het felve loude doen verrotten j dat dit Akali^ omdathetZee-loutnoghnbsp;foo veel fuur heeft, figh daar mede vereenigt j en dus gefigeert of valt ge*nbsp;maakt werdende ( gelyk de Chymici fpreken) onbequaam weid om door fynenbsp;verder beweeginge de vcrrottinge te doen volgen, en meerder Alealifche fouten uit haar menghfel te doen los werden. En is dit daar uit blykelyk wanneer men pekel, die de winter op OlTe-vlees geftaan en het felve voor verderven bewaart heeft (het laatfte experiment, dat ik daar ontrent gedaannbsp;hebbe, is in een van de eerfte dagen van April \~j\x gefchiet) foo klaar alsnbsp;mogelyk is van het vlees af gietrdiekooktenfehuimt,en dandoor een vloeipapier laat lopenj en daar na tot een droogh wit fout door uitwafemen vannbsp;het water brengt} dat alsdan levende kalk by een weinigh van dit fout in denbsp;hand gedaan, en dit te faracn met fpeekiêl nat gemaakt fynde, men bevinden fal, dat het vlugtigh Alcali figh ruiken Iaat, wat fagrer, dan wanneernbsp;men levende kalk met goede gemeene Sal armoniac dus in de hand mengt.

Ik hebbe tot meerder fekerheit een once van ditpekehlbut, met foo veel van de befte potafch, en fchaars drie oneen water laten mengen, en dit innbsp;een klein retortje doen overhalen; wanneer het eerft overkomende water,nbsp;wel een feer fware vuile ftank, dogh egter foo veel Alcalifch en vlugtighnbsp;fout in figh haddc} dat geeft van Zee-fout die fuur is daar by gegoten fyn-lt;3e, men een kleine, dogh blykelykc opbruifingc of effervefcentie tuflcheilnbsp;¦defe twee vogten gev/aar wierde.

Dewy! nu defe twee laatfte experimenten, foo met potafch als met kalk, ¦ontwyfFelyk maken, dat dit Zee-fout, het welke in het vlees eenigemaanden de vcrrottinge belet heeft, daar door in een fbort van Sal armoniac verandert is. En het beleend is, dat het Sal armoniacals reeds foo veel vlugtigh fout met figh vereenigt hebbende, als het bevatten of door fyn fuur aan.nbsp;figh trekken of vaft maken kan, om defe reden niet bequaam is, om het innbsp;de vcrrottinge meerder los werdende vlugtigh fout verder na figh te trek kennbsp;en met figh vereenigen, en by gevolgh de vcrrottinge, die daar door gefchiet, voor te komen: lal yder kunnen fien, hoe hcc fout doordefedienftnbsp;te doen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i cn derhalven vaneen verrottingb belettend Zee-fout, een

Sal arntonicic wer ende , het welk tot dit gebruik geheel onnmenonbcquaam is, gelegtnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;jinalon oi onfout ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onzee fout te werdenj om

dat dit woord AaAon^ van Halas^ fout^ en dit laatfte (als vooren reedsge-fegt is) van het Griekfchc Hals of Zee afkornftigh is. Waarom het wel fout, of een Sal at moniac (dat ook in het gemeen een foutis) blyfc, maarnbsp;geenfints een regt Zee-fout^ dat het gewone en regte middel is, het welknbsp;tegen verrottmgc over al gebruikt weFd.

Soo dat den Saligmaker in de Leeraaren by het Zee-fout ^hei welk alles

Nnnnn z nbsp;nbsp;nbsp;van


-ocr page 860-

XXVIII. B E S C H o U W I N G E.

van verderf behoud, te vergelyken, toont hoe ligtelyk het felve Zee-fóut, door de werkinge van het geen het bewaart, onzee-feut en Morven kunnbsp;werden j en hoe fy daarom figh van befmettinge, ook van die gene, welkers eeuwigh verderf fy moeten tragten voor te komen', op een forghvul-dige wyfe re wagten hebben. Nadien, gelyk het Zee-fout met het vlug-tigh fout, dat uit een beginnende verrottinge ontftaat, indien fybeidehaarnbsp;eigenfebappen volgen, figh ligtelyk vereenigt en onzee-fout (gelyk hetnbsp;grondwoort luid) werd j alfoo ook de verdorventheit die in de Wereld is,nbsp;haar ligtelyk foude kunnen tot haar pligt onnut en onbequaam maken.

Hoe nu defe eigenichap, dat dit bedorven fout tot fyn voorige dienften niet meer nut is, met een beklagelyken ftant van een Leeraar, die figh metnbsp;de fondige Wereld vereenigt, over een komt, fal ik hier, als buiten mynnbsp;tegenAvoordigh ooghmerk fynde, niet verder tragten aan te toonen. Ik geve alleen van ymand, die voor het H. Woord nogh de vereifchte eerbiednbsp;niet en heeft, in bedenken j of deHeereJefus, fblfs volgens haar oordeel kannbsp;gehouden werden defe woorden op foodanigh een wyfe en met foodanigenbsp;omftandigheden gefproken te hébben; fonder dat hy kennifle van defe be-dervinge varr- het fout gehad heeft. Die egter aan ymand, die de Chymienbsp;nooit geleerc heeft, cn fclfs aan dele veragters van dit Woord , hoegrootC

Philofophen fy anderfints fyn mogen, op die wyfe, als de tegenwoordige experimenten die toonen te gefchieden, miflehiennimmeringedagten foudenbsp;gekomen' fyji. En vrage daarom; of een perlbon, die volgens het agtennbsp;van de meefire die hem kenden, buiten Hoogefcholen, Academiën en ondernbsp;gemeene eerlyke Borgers immers nooit by eenige Studiën, veel minder dernbsp;Chymie, maar alleen by timmeren was opgevoed, wanneer hy van verbor-gentheden der Nature, die als doe nogh voor foo veel wereld-wyfe onbekend waren, en.voor niemands oogen fonder een dieper onderfoek kondennbsp;bly kenmet foo veel wetenfehap fprak; ten minften by haar niet feer verwon-derlyk moet voorkomen. En of dit en andere diergelyke voorbeelden, (gelyknbsp;te vooreri Befchouw. XXIV. f. i i. een van de Koorn-gewaflen gegeven is)nbsp;by haar als geen ftralen moeten aangemerkt werden , foo het niet en is vannbsp;lyne Godtheit, die uit veel meer blinkende en be wyfende preuven openbaar is;nbsp;ten minften van een wysheit, die hy op een andere maniere, als alle anderenbsp;menfehen gewoon fyn, verkregen hadde, cn daarom die indefen van anderenbsp;menfehen verlchilde. Dat in den beginne genoegh is, om defe ongelukkigenbsp;tot verder nagedagten en opmerkinge te brengen; wanneer fy in het begitgt;nbsp;van hare bekeeringe {yn; als Godt figh haarder gelieft te ontfermen.

. Dewyl wy alhier van Alcalifche fouten fpreken ,en het by alle Chymici bekend is, dat meeft uk alle pla.nten, die niet verrotfyn, als men dcfelve verbrand cn tot affche heeft gebragr, een Alcalifch fout getrokken werd; metnbsp;cerft water daar op eenigen tyd te laten liaan, tot het fout daar ia gefmol-tefl.isj, en dan.dit weder, klaar afgegoten.(en foo menwil, door een vlcci-

gapier.

-ocr page 861-

Van eenige Chimifche Natuur¦'wett'en, nbsp;nbsp;nbsp;857

papier gelopen of gefiltreert) fynde, op vier uit te doen dampen. Wanneer men op de grond een fout fal vinden, dat met fuur opbruiftj en ineennbsp;fmelt-kroes gloeyende gemaakt fynde, niet ligt wegh vliegt: waarom mennbsp;defe fouten •vafle^ dat is tegen het vyer beftaande gewoon is te noemen gt;nbsp;of ook loog-fouten , om dat ly uit een loogo of water , waar in fy eerfl: ge-Imolten fyn, voortkomen.

Nadien nu defe fouten alleen en niet als door verbrandige hare eigen-fchappen verkrygcn, en men niet een eenigh grein der felver uiteen plant, die niet eerft verbrand is, maken kan j foo dat de meefte Chymicihet voornbsp;een ontwyffelyke waarheit houden, dat fy alleen door het verbranden ge-fonneertt werden, en niet vormelyk in de planten felfs te vooren ge weeftnbsp;fyn i waarom fy eigentlyk fouten der verbrandinge kunnen en moeten ge-noemt werden j late ik aan het oordeel van verftandige of men ook die fouten tot defelve behoort te brengen •, waar van gefproken werd Deuteron.nbsp;XXIX. 23. in defe woorden: Dat fyne aarde fy fzvevel en fout der’verbrandingnbsp;ge-, die niet befaaid fal fyn, en geene fpruite fal •voortgebragt hebben, nogheenigbnbsp;kruid daar in fal opgekomen fyn.

Het geen daarom fchynt eenigen grond re hebben, nadien defeaardever-geleken werd, by die Sodoma, Gomorra enz. welke men weet door Hemels vyer verbrand te wefen. Waarom een groote meenigte van dit foutnbsp;der ’verbrandinge in defelve aarde fekerlykgeweeItis,entegenwoordighnoghnbsp;veel bitumineufe offwavelaetige ftoffen gevonden werden, fiet Varen. L. 1.nbsp;Cap.XFlL%.9.

Een andere reden nu , die dit fchynt eenigfints aannemelyk te maken, is om dat fwevel en defe loogh-fouten, welke laatlle door verbrandinge bereidnbsp;werden, in eenige merkelyke meenigte (dat wel te letten is) fynde, de aarde altyd onvrugtbaar maken; het geen niet duifter fchynt te blyken uit denbsp;laatfte woorden alhier ook het oogmerk te fyn.

Om hier eene preuve van te geven:

Als men de vuiligheden van de fwavel uit een plaatfe, daar fy gerafineert wierde, by het water en tegen een fchoeyinge aan, onder de daar fynde aardenbsp;gebragt hadde, om een vafte wal te maken j en men na eenige jaren langsnbsp;defe wal eenige boomen wilde planten; hebbe ik met verwonderingh ennbsp;opmerkinge gefien, dat de boomen aldaar gefet fynde, tot twee a drie jarennbsp;na malka''gt;de''en, weigerden tewaflehen, en telkens verdorden;, tot dat mennbsp;defe fwavelagtige aarde weg genomen en andere, die fonder fwavel was,daarnbsp;gebragt hebbende, defelve aldaar begonden te gioeyen. Waar uit blykt,nbsp;hoe onvrugtbaar de aarde door de fwavel gemaakt werd;

Verder dat defe loogh-fouten, of fouten die door verbrandinge voortkomen, wanneer defelve ook in eenige veelheit ligh bevinden, feer(chadelyk aan planten fyn; is daar uit blykelyk, dat de Seil of Rol-reedersdeloogevannbsp;potïdch en wiedafch, die fy gebruikt hebben, by ons gewoon fyn op hare

Nnnnn 5 nbsp;nbsp;nbsp;ftrat©n

-ocr page 862-

XXVni. BESCHOUWINGE. ftraten te laten uirgieten jen alhet gras,dat anders tullchen dc fteenen uitnbsp;gemcene aarde gewoon is uit te fpruiten, daar door doen verdorren'en voornbsp;cenigen tyd bellcttcn te waflen j 't geen de oorfaak is, waarom harellratennbsp;op een byfondere wyfe net en findelyk fyn.

Na defe twee experimenten (en veel andere hier fe langh om op te halen) van fwavel en defe fouten, kan men figh ligt verbeelden, wanneer defelvenbsp;in foo grooten meenigtc fyn, dat óeganfihe aarde fwevel en foodanigh foutnbsp;der verbrandinge kan genoemt werden} dat het een feker gevolgh lal fyn,nbsp;dat geen eenigh kruid daar in fal kunnen opkomen, en defelve daarom vannbsp;geen mcnfchen die wys zyn, befaaid fil werden, of eenige fpruite fal vóórtbrengen } gelyk de woorden van den text luiden,

Defe aanmerkinge kan men hier nogh by doen, dat om de onvrugtbaar-heit van een grond af te malen, fy hier ook gefegt werd, geheel te beftaan uit fout der verbrandinge en geeniints uit afch der verbrandinge; dewyl hetnbsp;by ondervindinge kennelykis,datdeaflche,dieuit verbrande planten voortkomt, van fyn fout door water ontbloot fynde, defe ftoffe, welke in hetnbsp;water niet en fmelt, en eigentlyk in tegenftellinge van het fout de alTchenbsp;uitmaakt, op eenige landen dogh feer dunne geürooit fynde, in de felvcnbsp;meermalen een groote vrugtbaarheit veroorlaakt gaande daar in lelfs de ‘nbsp;Koe-meil dikwils te boven, om dat de vrugtbaarheit door de aflche te wegcnbsp;gebragt veel meerjaren als die van de meft duurd en aanhoud. Waar van iknbsp;met andere vcrfcheidene ondervindingen hebben.

Of hier nu de reden van is, dat het Alcalilch fout uit defe alTchen uitge-loogc, en het overblyvende op het land gellrooit lynde, door de lugt met Salpeter kan befvvangert werden} welke men weet, dat foo veel tot het op-groeyen van gev/alTen en kruiden, wel en niet te veelgebruikt fynde, toebrengt} fal ik hier niet nauwer onderfoeken. Dit is waar, dat ik om overnbsp;eenige jaren eens een ondervindinge te nemen, of men, volgens het vallnbsp;flellen van eenige groote Chymicf fekere faken onder aarde mengen kan, dienbsp;uit de lugt Salpeter in defelve kunnen doen groeyen, defelve aflche met veelnbsp;voordeel mede daar toegebruikthebbc} nahet voorbeeld van den vermaardennbsp;Bergh-meeftcr van Duitfland Lazarus Erker. Die ook afl'chen, welke bynbsp;de Zeepfiederen gebruikt fyn, onder de ftoffen fteld, daar Salpeter uit gemaakt werd; daar wel uitdrukkelyk by doende, dat hyo?^^eaflchenmeent,nbsp;welke aan de lugt langen tyd bloot gelegen hebben ,cn daarom uit welkenbsp;door de regenen de loog-fouten gefmolten en weg gefakt fyii} foo dat in hetnbsp;overgeblevene daar van een fuiverder Salpeter kan groeyen; ’t geen mif-fchien de oorfaakt is, waarom ook andere aflehen van verbrande planten nanbsp;eenigen tyd, het fout daar uit geregent fynde, tot vrugtbaarheit gebruiktnbsp;werden, boo fegt ook Thomas Gage^ dat in America aflehen. (N B voor denbsp;regentyd) op landen gellrooit, die verbeteren. De reden nu van de meer-da- duurfaamheit van dc vrugtbaarheit door defe aflehen, bovendieder Koena elt

-ocr page 863-

Vm eenige Chymifche Natmr-weften.

meft, foude miflchien te giffen fyn: om dat fchoon de regen de daar ingegroeide Salpeter fmelten met dcfclre nederfaJckende die onder de aarde mengt en defelve vrugtbaar maakt, de blyvende aifche, die met water niet gcfmoltennbsp;kan werden, nogh langh in ftand is om nieuweSalpeteruitdelugt tcontfan-gen, gelyk van andere Salpeter-aarden gefegt werdjdogh het is hier de tydnbsp;nier om oil alles na behoren na te fpeuren. Men lette alleen, op hoe doordringend een wyle dit H. Woord van natuurlyke (aken fpreekt, en hier welnbsp;juili de vrugtbare alTchen van hetonvrugtbaarytf^/öljrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;onderfcheid.

§. I o. Soü net men een diergelyke ftraal van een doordringende Chymifche wetenfchap ‘Jefaia. /. ty. in de woorden.' Ik fal uwen fchuim op het ah derreinfle af fuiveren, en ik fal al u tin wegb nemen. Uit welke ymand, dienbsp;de fcheid-kuntt der Metalen verftaat, fal kunnen fien, dat geen kragtigernbsp;gely keniflê koude gebruikt werden j als die van Metalen van haar Tin tenbsp;Icheiderijorn aan het ooghmerk alhier re voldoen. Hec welk onderanderennbsp;ook fchynt te wefen om het Joodfche volk van alle hare ongeregtigheden,nbsp;ook die meel! inklevende waren te fuivereny op dat fy van het geen op hetnbsp;aldervafte haar aanhingh, gereinigt fynde, een Stad der geregtigheit en eennbsp;getroime Stad konden genaamt werden.

M\

Dat nu. de fuiveringh van een weerdigh Metaal, gelyk Silver, vanfyn Tin meerder kragt in dit geval heeft, als of hec felve gclegc wierd van Koper tenbsp;fullen geiuivert werden y biykt uit de ondervindingen der Chymilfenen Me-taal-fcheiders j die tot haar lectwefen mcnighmalen gewaar werden, dat ’ernbsp;geen flegt Metaal meerder moeite vereifcht om vaneen, dat koftelyker isge-Icheiden te werden, als dit Tin. Soo fegt den vermaarden Metaal-werkernbsp;Lazarus Erker ypag. öj,. dat hct Tin van andere af te fcheiden, het werk vannbsp;a))e geincjne Gouc-fmeden of ook Probeerders niet en isj. en dat hy uit hetnbsp;verbianden van een Stad op de Grenfen van Bohemen, veel Silver, daar*nbsp;door de vlam Tin onder gelmolte was, te regr gebragt haddej dat anderenbsp;buiten hem niet eens hadden willen onderftaan.. En hoe befwaarlyk anderenbsp;beter Metalen, die eens met Tin vervalfcht fyn, van het felve weder kunnbsp;nen gereinigt werden, biykt uit dat grove en buitenfporige fpreekwoorr'nbsp;hec welk onder fommige van de Cbymillen dikwils gebruikt werdj. die welnbsp;aan het Loot de naam geven van Lupus Metallorum of den wolf der metalen xnbsp;maar die om e oven gemelde reden , of de moeyelyke fcheidi.ige des Tinsnbsp;van denbsp;nbsp;nbsp;nbsp;et lelve noemen Diabolus Metallorum. Ik bekenne, dat

het de belcheidcnneic wat fchynt te buiten te gaan , en voor tedere ooien niet itigtelyk is, dit alnier by te brengen ¦, maar egcer is daar door met veelnbsp;nadrukc blykejyk} dat het voorgefeide in kragc waar, en de gelykeniflê innbsp;dien text op dc beoogde lake (eer toepaffelyk is. Men fie van defe fpreek-wys de (chnften van Ethmullerus vm het Tin.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

§. II. Om nbsp;nbsp;nbsp;tot het voorgaande5,datistot deChymie in’t gemeen,,

en t geen men in dele bevmd , tckeereiii loude men uit de lelve en verdere

-ocr page 864-

840 XXVIir. BESCHOUWING E.

natuur onderfoekingen een feer gvoote meenigte van experimenten en b1yquot; ken kunnen vóórtbrengen} die voor een verilandigh leler feer aanncmelyknbsp;fouden maken, dat ’er een ontelbare getal van deeltjes in de Wereld is, dienbsp;elk Itandvaftelyk volgens byfondere wetten bewogen werden} dieinfommi-ge omftandigheden rullen} en by andere deeltjes in fekere bepaalde afllandnbsp;gebragt fynde (gelyk de Jidda en Jlcalia) een gereguleerde beweginge beginnen, en na malkander toe, offomtydsvan malkander af wyken} gelyknbsp;of fy getrokken of wegh gefloten wierden. Hangen niet de deelen van Diamanten, die fchoon fy tufl'chen malkander groote openingen laten, ennbsp;daarom met kleine vlaktcns malkander raken (’t geen uit de doovGgtigheitnbsp;blykt) met een gropte kragt aan malkander ? fiet men in Fermentatien ofnbsp;gillingen geen deelen, die eerll in ruft geweeft fyn, een beweginge ondernbsp;malkanderen beginnen, en daar in altyd volgens fekere wetten, nu van dennbsp;andere gefcheiden, dan weder te famen gevoegt werden? maar die eenkor-^nbsp;te vergaderingh der fel ver by den anderen gebragt Gen wil, kandez3queftienbsp;pag. 3ZZ. van de Opticè van de H'. Newton en de raeefte Chymici natiën} ennbsp;daar uit voor een bewys viin het gefeide nemen, het geen hy denktkragtighnbsp;genoegh daar toe te fyn.

§. li. Dogh om aan ymand , diejjuill in de Chymie niet ervaren is, een gemeenfamer voorbeeld te geven, waar uit het voor gefeide veilig fchyntaf-genotnen, en een Godt, die alles niet alleen gemaakt heeft, maarooknoghnbsp;door fyn voorfienigheit na verftandige wetten beftierd, moetbefloten werden: Iaat een tot nogh toe op een ongeloltkige wyfe redenerenden Godt-loochenaar, hoe grooten Philofooph hy aan figh felft ook fchynen magh,nbsp;ligh verbeelden: Eerfi^ dit Geheel-Al, als uit een ontelbare meenigte vannbsp;hondert duifenden millioenen deeltjes beftaande het welk hy volgens dcnbsp;voorige experimenten niet loochenen kan. Een anderen^ hy Helle Ggh voornbsp;alle defe deeltjes, nogh in ruft en onbewogen fynde} het welk gefchiedennbsp;kan, om dat de beweginge uit haar wefen niet nootfakelyk en volgt.

Kan hy nu by Ggh felfs defen ondenkelyk grooten ftof-hoop aanmerkende, voor gelooffelyk agten? dat daar uit eerll, foo veel bepaalde en foo kleine grond-formeerfels, en uit defe foo veel heerlyke werk-ftukken, alsnbsp;de lichamen der Menfchen en Dieren, Viflehen en Vogelen fyn} foo won-derlyk famengellelde Planten en Kruiden, en in foo veel foorten verdeelt}nbsp;foo veel aangename vogten, als uit defelve ook door menfehen gemaakt werden, die Ggh daar in van de wetten bedienen, volgens welke het druiven-fap en andere ftandvaftclyk gewoon fyn te werken} Eindelyk foo verbafendnbsp;een werk-lluk als de Wereld is, in al lyn order, waar door het eene deelnbsp;aan het andere lbo veel dienften doet, alle voortgekomen fyn: fonder datnbsp;elk deeltje een tot des Makers ooghmerk dienende Figure en beweginge ns-fekere wetten in het byfonder gekregen heeft, en van het eene affeheiü, ennbsp;aan het andere aankleeft. Een Atheiftdiedit ftaandefoude willen houden, foude

al

-ocr page 865-

Van tsnïge Chmtfche Natuuy-’Wetten. nbsp;nbsp;nbsp;841

fcer verre veivallen moeten fyn: en om aanhemfyneonredclykheittetoo-neiijhy ftelle fich voor een ftof-hoop als den grootftenbergh, oflcohy wil als den Aerdkloot felfs^ hy onderftelle verder dat een wind onder defe ftof*nbsp;kers wait, foo hart of foofagt als hy wil, als maar tuflehen debeweegingennbsp;van de Hofjes geen byfondere wetten waargenomen, en fy alle by gevalnbsp;k Mejle onder malkander bewogen werden. En fegge ons dan, ofhy eenennbsp;goeden rypen Appel, Peer, Meloen of andere vrugt daar uit oitfoude kunnen verwagten, om van duifend andere faken niet te fpreken. Ik late ditnbsp;volkomen aan fyn eigen oordeel.

§. 13. Men gelieve niet te denken, dat defe wetten en w}quot;shcit alleen plaatfc gehadt hebben, in het groote gebouw des Werelds infyneordereennbsp;forme te brengen; de onderhoudinge felfs en wyie om dit alles indenftant,nbsp;waar in het door de fcheppinge gebragt is, te doen volduren, toont aan y-der dagelyks foodanige wetten. Welke een Atheift, fchoon andersdenaamnbsp;van een groot Philolboph figh waardigh agtende, niet ligt om fyn tegen-fprekende gewille re doen fwygcn, uit fyne gronden dat is uit een los geval of andere onverifandige oorfaken fal kunnen afleiden.

Wil men een bewys daar van fien, hoe den grooten Befticrdcr uit een famemvergaderingh van onnoemelyk veel vcrfcheidcnheden van deelen, diftnbsp;ons niet als met de uitetfle confufie onder een gemengt fchynen, eenigcnbsp;bepaalde en tot fyne hooge oogmerken dienende, alleen tot malkander doetnbsp;naderen; en met malkandcren en andere faken, die tot haar onderhoud ofnbsp;wasdom fulks vereifl'chen , volgens de daar in door fyne voorfienigheit gelegde wetten doet vereenigen: Men brenge weder in fyne gedagten, hetnbsp;geen te voren van eenige faken reeds gefêgt is.

Is de lugt niet een mengfel, ja een Chaos van honden duifenden verfchei-den millioenen deelen ? hoe veel dingen werden door vyer verbrand, en door verrottinge ontbonden , die haren uitgaande rook met de lugt mengen? hoe veel menfehen en dieren wafemen daar in uit ? felfs volgens de experimenten van de Heer Boyle werden meeft alle faken , ook ys en fneeuwnbsp;hoe kout fy ook fyn , door uitwafemingh iigter j en fenden haar dampendenbsp;deelen in de lugt. Hoe veel welriekende bloemen, hoe veel fpeceryen ennbsp;andere faken vervullen defelve met hare reukdeelen? foo dat men eenige my-len verre van die eilanden, daar die waflen , de reuk van defelve in de lugtnbsp;volgens het verhaal van die het ondervonden hebben, fomtyds gewaar werd.nbsp;Daar werkende wynen in een kelder leggen, weet yder dat de lugt vol vannbsp;hare dampen en geeften is; ’t geen ook in alles wat gift dus te fyn bevondennbsp;werd. Hos veel water-dampen uit de zeen, rievieren, meiren , moeraf-fchen; hoegremtemeenigte fwavelagtigc en andere bytende en vergiftigeuitnbsp;de brandende bergen mengen figh met de lugt? het yfer, dat meeft overalnbsp;ter wereld aan de lugt bloot gertelc fynde in roeft verandert, geeft daar on-tegenfprekelyke blykcn van. Onder defe allen vermengt figh een onden-

O o o o o nbsp;nbsp;nbsp;kcl) kc


-ocr page 866-

XXVIII. B E S C H O U W I N G E.

kelyke vcelhcit van doorftralende ligt-declen uit de Sonne, en andere Hc-mel-ligtenj hoe veel vyer figh daar in ophoud, toonen de Blixemen en andere vyerige Verhevelingen. Doet hier nu by de eigen deelen, die de lugr felfs uitmaken, en laat een Atheift ons feggen, ot hy ook een verwardenbsp;mengelmoes foude kunnen aantoonen.

Hy merke verder de aarde aan, uit hoe veel verfcheiden fooi ten en deelen fy moet beftaan. . Het water werd aarde, gelyk te vooren getoont isj vergiftige en heilfame kruiden, alle heefteren, boomen, alle lichamen van vif-Ichen, van dieren, van menfehen werden tot aarde; met een woord alles wac-uit aarde voorkomt keert by verrottinge of op andere wyfen weder tot de-felve. Een Godtloochenaar denke wederom, hoe veel duifenden vanfoor-ten van verfcheiden famen-ftelfelen al defen hoop foude kunnen uitmaken,nbsp;die elk veel verfchillende foude kunnen fyn van al het geen wy nu uit denbsp;aarde fien voorkomen.

In het water liet men het felve; hoe veel kruiden en vifTchen verrotten daar in? hoe veel verfcheidenheden van dauwen vallen daar op en brengennbsp;de deelen der lugt daar onder ? hoe veel fouten fmelten daar in ? hoenbsp;veel onderaardfche vyeren vervullen defelve met hare uitbarftende deelen ?nbsp;het water fpoelt alle vuiligheden af; en hoe veel deelen neemt het aan fighnbsp;van faken, waar op het een tyd langh flaat; de kofFy-en thee-dranken, hetnbsp;brouwen van bieren, alle apothekers en keuken affiedfels, om van geen minerale, heete, bittere, vergiftige, nogh van zoute zee-waïerennu te fpie-ken, geven daar van aan een yder bekende experimenten.

Op dat wy nu het vyer dat alles by na verflind en met figh vereenigt hier niet ophalen; een Atheift ftelle figh alle die verwardefaraen-vergaderingennbsp;van water, aarde, en lugt eens voor; en indien ’er geen wetten waren vannbsp;een beftierende wysheit, die elke foorc in het byfonder regeerden, en volgens welke defe deelen figh met eenigc lichamen vereenighdcn, en wederomnbsp;tot andere niet en naderden; was het voor ymand en hem lèlfs mogelyk tenbsp;denken? dat uit al dit Chaos niet eens maar meermalen en uit fommige der-felver alle jaren op nieuw foo veel verfcheiden faken van by fondercen op defelve wys bepaalde eigenfehappen fouden kunnen voortkomen j en fulks foonbsp;langh de wereld geftaan heeft foude kunnen geduurt hebben.

Om een voorbeeld in een foort van faken te geven.

Saait eens verfcheiden foorten van fidcn by den anderen in defelfdeaarde; fy ftaan in defclfde lugt, die figh in defelve fet; fy werden met hetfclfde water beyogtigt; met de felfde Sonne befcheenen; en krygen uit defen allen,nbsp;volgens het ftraks getoonde, een onnoemelyk getal van verfcheiden deelennbsp;rondom haar. Laat ons nu een ongelukkigh ontkenner van een Goddelykenbsp;Voorfienigheit feggen; fonder dat eenige wetten in al die mcenighvuldigenbsp;foorten van deelen plaatfe hadden, die maakten dat elk deeltje, het welke totnbsp;het; doen groeyen van elk, faad van noden was, figh daar meede, cn met

geen

-ocr page 867-

Vm eenige Chymifch ISlatuur-Wetten.

geen andere, die heel verfcheidene eigenfchappen hebben, vereenigt •, hoe het mogeiyk kan fyn, dat elk faad altyd fyn eigen plante van defelve kragtnbsp;en foort alle javen fender daar in oit te iniflen, kan voortbrengen. Waarom , als ’er by tarw, rogge, geril: en andere voor de menfehen foo nodigenbsp;faden, een foort van vergiftige, sXs vs.n u^Hcomium, en dicrgelyke innbsp;defelve aarde geftroit fyn, vereenigen figh aan de eerfte alleen nuttige, ennbsp;aaade andere foo veel doodelyke vergiftige deelen? en waarom draagt noitnbsp;een appelboom peeren , of een wynftok kerflen?

§. 14. Men roepc hier de ervarenfte Philofophen by, en laten feonsfelfs feggen , als ly fonder vooroordeel voor haar aangenomen gevoelen fprekennbsp;v/iilen ; of fy fonder defe wetten en eenbeftierende voorfienigheit te erkennen , defe en diergelyke verfchynfelen ( want foodanige fyn ’er feer veele innbsp;de Wereld) tot wettige gevolgen van de ondcrftellingen, daar haar Natuurkunde op gebouwt is, tullen kunnen maken.

Eenige hebben op een feiltfeenige en andere trekkingen gedagt,dogh defe Hellen een foort van wetten.

Andere hebben in de grondformeerfels der fiden feker foort van giften onderftelt {Frmenta by de Chymici.genoernt) die ook niet anders kunnennbsp;begrepen w'erden, als deelen te fyn, die op een byfondere wylegefigurcercnbsp;fynde na byfondere wetten bewogen werden, of andere deelen bewegen}nbsp;iigh met defe vereenigende, en van andere figh affeheidende.

Eindelyk, dewyl men in de laatfte jaren defe beide verworpen heeft, hebben die meer verftaanlyk wilden Philofopheeren, onderftelt, dat innbsp;de faden Fori of openingen van fekere figuren fyn} en dat daar door juift alleen die deeltjes toegelaten werden in te komen welkers figure met die dernbsp;openingen over een komt: het geen volgens de gedagten van andere, dienbsp;ongelukkiger fyn en geen beftieringh willen erkennen, om dat defelve eennbsp;Godt bew5dl, fonder veel diredlie gefchieden kan } vermits nietanders daarnbsp;toe vereifcht fchynt te werden, als dat die in de Pori ofondcrfteldeopeningen pafiende deeltjes by het faad fyn, en tegen die openingen aan bewoogennbsp;werden. Maar volgens defe onderfteUingh,foudenmy?, niet alleen allerhandenbsp;deeltjes in het faad kunnen komen, alsfy maar kleinder als de openingen fyn}nbsp;maar ooic ten mderen^ fonde by na geen eenigh faad kunnen groeyen, en nietnbsp;als feer weinige deeltjes figh in het felve faten, indien een enkel geval hiernbsp;plaatfe hadde, als alleen londc. Het welke de Heer Pitcarn'm.fyn}iF.JDiJJh-,nbsp;tutien uitvoerighlyk en wiskundigh bewyft} nadien op de eene wylêpaftèn-de deeltjes, op defelve wyfe altyd juift voor die openingen fouden moetennbsp;komen} indien fy aan haar felven den doorgangh niet beletten fouden. Doghnbsp;om dit met een gemeenfimcr voorbeeld te betoonen } indien ymand nemennbsp;fal een dobbel-fteen te werpen, dooreen vierkante openingh daar fy evennbsp;kan doorgaan, loude hy om gelyke kans tehebben van te winnen of re ver-lielen, al feerjVecl maica moeten bedirgen, om a's hygcrnill hadde, fynen

O o o o o i nbsp;nbsp;nbsp;w erp

-ocr page 868-

844 xxvnr. B E s C H o U W I N G E.

werp te mogen herhalen. Soo dat, indien fulks als de ware reden van het: groeijen der planten wasj en alle deeltjes van de figure van een dobbel-lleennbsp;door vierkante openingen in de plant altyd doorgingen} immers in dit geval'nbsp;fbo veel als in eenigh andereenbeftieringh ofwet,nawelkeelkedobbel-fteennbsp;gefchikt foude moeren fyn, als fy tegen deopeninghaankwam,, plaatfefoa-de moeten hebben.

Wy bet wiften hier niet} of vets van dit alles of ook yets anders de regte reden is, dat tot elk faad uit foo veel duifenden van verfcheidcne deeltjes,,nbsp;alleen die naderen, welke bekwaam fyn om de byfondere. plante in fyn foortnbsp;uit te maken} maar hebben hier door alleen willen aanroonen, dat fondernbsp;een Goddelyke Regeeringe te erkennen, die alles-na de vereifchte wetten’nbsp;doet beweegen, het eene doet naderen en het andere afwyken,, en figh totnbsp;elk van defe onverbeeldelyke kleine fiertjes uitflrekt, men geen onderllel-lingh tot iiogh toe heeft kunnen maken, welke aan de vrage, hoe het groeijen der Planten gefchiet en aan veelen andere voldaan heeft. En laat een A-theift, die om geen Godt te ontmoeten ftaande moet houden ,. dat ditallesnbsp;fonder eenige beftierendc wysbeitgefehiet, onseens feggen, hoehy hetfe!-ve vandeelen, die van alles onkundigh fyn, die nogh haarfelven beweegerrnbsp;kunnen, en als fy al bewogen-werden niet weeten dat fy. j^ets doen of ly-den, kan afleiden. En indien by figh ontrent andere foo verre niet;uit laten wil, hy overlegge dit in fyn ecnigheit,en fie of hy fonder vooroordeel,nbsp;een faak van dit over groote gewigt, en waar aan fyn eeuwigh wel of qaa-•lyk fyn hangt, overweegende, figh felfs dooi fyne gronden geruft kan ftellen.nbsp;Én of hy foo reguliere voortbrengingen van alles wat men uit Aarde,Eugt,nbsp;Water liet voortkomen, felfs oit in het aanhooren van verftandigen foudenbsp;derven feggen van een los geval, dat onder alle defe ftofkens werkfaam is,,nbsp;te verwagten. En fielt hy met ons wetten, die defelve beftieren, fgelyknbsp;hy moet, foo hy niet by al wie redelyk is, voor dwaaswil doorgaan) hy too--ne ons, hoe alle defe byfondere en foo bepaaldelyk werkende, aan hem onbekende wetten uit de lichamen en hare beweegingen by nootfakelyk ge*nbsp;volgh kunnen afgeleid werden, of hy erkenne met ons de Voorfienigheienbsp;van een Godt die dit alles regeert: dewyl ’er niet anders voor hem overighnbsp;is. En om aan hem alle uitvlugten te benemen, hv erinnere fighuit het boven gefeide, dat ’er onder duifenden v'^an foorten van Dieren en Planten,nbsp;niet een eenige is, van welke niet eerft een feer klein grondformeerfel gemaakt is, het welke alle deflelfs deelen in fyne kleinheit bevat}.en waaruit,nbsp;door uicrollingh en bedekkingh of overkledinge, door bykomende byfondere daar toe vereifchte bepaalde ftoffen, alle Ge wallen, alle Menfchen, Heeften, Viftchen , Vogelen en wat Dieren meer fyn , voortgebragtwerden •'hetnbsp;welk by een algeraeene ondervindinge van die Microfcopia gebruiken kenne-iyk is. Hy denke dan noghmaal by figh felfs, a!s hy redelyk oordeelennbsp;wil, of hy dit alles met een lolTen en gcvalligen famciv.Ioop' van onverftan-

dige


-ocr page 869-

Vm eenige Chymfche Natuur-wettèn. nbsp;nbsp;nbsp;84 j*'

digc faken , cn defe foo konftige vortnfekjes , ( die alles dat in foo-grote Hghatnen tot foo veele verwonderlyke gebruiken dient, in een verre mindernbsp;grootheid als een fantje begrypen ) met Noot-wetten , die nogh met wys-heid nogh met ooghmerk bekiert fynde werken, over een brengen kan.nbsp;Na loo doorlugtige experimentele bewyfcn van de wysheid des aanbiddely-ken Makers fchynen geen meer betogingen van ymant die redclyk is ge-eifcht te kunnen werden. Infonderhcid als het w’aar is (gelyk het by grotenbsp;mannen feer waarfchynelyk gehouden werd ) dat in alle defe grontbeginfeh-jes, hoe klein fy ook fyn, die van alle andere^ welke tot het einde der eeuwen daar uit moeten voortkomen, in hare bepaalde gedaante gevonden werden.

§. if. Ik wete met, of het by fommige ook wel fil geoordeelt wci-dcn van nut te fyn, na dit alles alhier nogh cene gedagte by te voegen , die bynbsp;veele wel aannemelyk voorkomt} dogh egternogh meer onderloek en experimenten fchynt te vereifchen, eer men defelve voor volkomen fckerftlktinnen houden. Maai nadien defelve van veel grote mannen voorgellaan werdnbsp;en eenige overeenkomft met de Chymifche werkingen der wereh-ftofFcn opnbsp;malkander fchynt te hebben j infonderheit dewyl de fake in figh felven lyn-de hoe fy ook lym magh,een groot bewys van Godtsvoorfienigheit met fighnbsp;draagt} fal het mifichicnvan eenigen dienft wefen j indien men eenige waarnemingen, die tor derfelver opheldering yets fehynen te kunnen doen, hiernbsp;laat volgen } of ook hier door eenige bequame Heeren aangefet wierden ,nbsp;om een laak , die defe moeite wel dubbelt waardigh is, verder na te fpeuren.

Sybeftaat dan in het onderfoek, welke eigentlyk de middelen fyn , waar van den Goedertieren Ondeihoucicr van alles figh bedient , om de aardenbsp;Vrugibaar te maken, en de planten kragtigh in defelve te doen groeien.

Het gene nu volgens de gedagten van veele Natuur-onderfoekers hiervan niet ondervindinge gefegt kan werden , is dat de lugt-falpeter daar van denbsp;oorfaak IS} waar by fchynt te moeten gevoegt werden, dat, nadien de fah-petcr uit figh felrs en alleen fynde een wcrkeloofe flofFe vertoont , yets anders met haar moet famep komen , welke defelve aan het werken helpt-ontrentopdiewyfejgelykmen de en ^/ca/ia, byfonder in ruft fvnde’nbsp;door bet famen voegen fiet werkfaam werden, en met raalkanderen opbrui^nbsp;fen. Het geen men ook in filpeter en fwavel in het buskruit fiet.

ru' nbsp;nbsp;nbsp;tiiet met volkomen klaarheit te bewyfen., immers feer

waarfthy J . a en, dat of falpeter in de higt is of ten minden yets, d.ac in defelve ap ^'^gh is,niet yets anders, dat het in de aarde forntyts ontmoet, een ware lalpeter voortbrengen kanj is het bekent :

I. Dat nien e aarde met foodanigc faken, daar de lugt op werkt,als ha-merflagh vM y ei, wateren van dieren, der felver bloed en mift,uiteeloo2-de kalk en a c en, enz. mengen kan} dat men uyt defelve, na eenige maanden en dikwilsdooi omfpitten aan dewerkinge der lugt bloot gelegen te hebben,

een merkelykequanuteit falpeter trekken kan. g ö i

O o 000 3 nbsp;nbsp;nbsp;Ik.


-ocr page 870-

XXVIII. b e s C H o U W I n g e.

Ik hebbe om dat groote en geleerde Mannen over defe lugt-falpeter fchc-nen te verichillen, nodigb geagt , tot meerder fekerhcit dit experiment tc moeten doen j en by den uitflagli bevonden, dat defe aarde na behoren behandelt fynde, uiteene mande ontrent 3 pond feer goede rauwe falpeter gaf.nbsp;Het welk te .vooren reeds aangeraakt is,loo dat het geleide hier uit vry gegrond fcbynt te wefrn. Te meer,als men hier by doet het geen veeleheggen ondervonden te werden, dat aarde , daar de falpeter eens uitgetrokkennbsp;IS, op nieuws na eenigen tyd door de lugt met defelve befwangert werd.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Devvyl yder bevinden kan, als men op water, daar falpeter in gcfmol-ten is, bloed uit een ader van een menfeh deet fpringen; dat de fwarte couleur dclTelfs, aanftonds in een heldere roode verandert } en, de wey van hetnbsp;bloed een klaarheit krygt als fuiver water, fchoon hetfyn voedende immersnbsp;vaftedeelen behoud; welke men met wat gedt van fxl peter daar op te druppen,nbsp;van defelve af kan fcheiden. En nadien het bekent is, dat het fwarte ader bloednbsp;in een vat of kom gellolt, doorgaans rood werd , ter plaatfe daar het denbsp;lugt rankt} en dat felfs, dit rood gewordene daar afgenomen fynde , in hetnbsp;daar onder fynde fwartagtige, het felve t’elkcns weder gebeurt, en het bo-vcnlre in een fchoone roode couleur verandert ¦, fal ik hier niet bctwiflen,nbsp;of de lugt in de longh met het bloed figh mengt, om dat ik merke , datnbsp;cenige du in twyfFel trekken : maar egter is het uit dit beide klaar dat ialpe-ter cn de lugt in defen eene gelykformige werkingc op het bloet doen j ennbsp;werd derhalven eenigfints waarfchynlyk gemaakt , dat’er falpeter in de lugt is.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Is het by de Natuur-onderloekers bekent, dat uit bloet veel falpeternbsp;gemaakt kan werden, (fiet de Stair de Nitro ) Indien het nu waar was, datnbsp;in de ademhalinge de lugt geduurig met het bloed gemengt werd } foudenbsp;men hier uit ook kunnen denken, of niet de lugt veel falpeter in figh had-de, die figh in dit bloed vafl fette j cn daar na daar uit kon te voorfchynnbsp;gebragt werden.

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Dewyl gerafineerdc falpeter in een warme hand gehouden fyndenbsp;knapt en breekt: om dat het my voorquara, of wel eenige in defelve fyndenbsp;lugt hier oorfaak van mogte wefen, hebbe ik,een fluk ialpeter, in een heldere loogh, ( waar in geen lugt oic is) doen finken jen de lugt door de pompnbsp;daar af gelaten fynde, bevonden, dat een groote ftraal van lugt blaasjes,nbsp;Uit die falpeter door de loogh opwaarts gingh ; feifs foo veel by na, alsnbsp;men op die tyt in kool die veel lugt heeft btfpeurde.

Of men nu uit dit experiment magh vaft fteüen , dat de lugt en falpeter delen figh ligt vercenigen,en vaft aan een houden, om datdefalpcter,fchoonnbsp;defelve in wat er gecryftallifcert en tot pypen gtbragt werd , egter foo veelnbsp;lugt in figh heeft, laat ik aan andere. En foo foude dit eenigfints die fwa-righeid minder maken, welke by iommige gemaakt werd, als of de falpeternbsp;te fwaar en niet vlugtigh genoegh was om figh in de lugt op te houden.

V. nbsp;nbsp;nbsp;Die egter daar door geheel fchynt weggenomen te werden, om dat de

jiieu-

-ocr page 871-

Fan eenige Chymifche Natuur-wetien. nbsp;nbsp;nbsp;847

nieuwe waarnemingen van grote brant-glafen toonen , dat falpeter in haar brant-punt gehouden,geheel weg.vliegt, en figh dus met de lugt vermengt.nbsp;Siet de Acta van de Franjfche Academie A°. 16^^. pag. 114. No. 14.

VI. nbsp;nbsp;nbsp;Alle metalen, filvcr, ylei, koper, loot, die door geeft van fal-pcter ontbonden werden, infonderheit daar de felve met de meefte kragcnbsp;op werkt, als het yfer, fchynen in de lugt te roetten} alleen het gout, hetnbsp;welk door een enkele falpeter geeft ongeraakt blyft, is dat foo veel niet onderworpen. Het geen gront aan ecnige giffinge foude kunnen geven , datnbsp;ibo niet falpeter felfe, ten minften yets dat falpeteragtigh is, in de lugt fighnbsp;onthout.

VII. nbsp;nbsp;nbsp;Nogh een bewys dat ycts falpeteragtighs in de lugt is, fchynt te

leggen in de hooft-pyncn, benauwtheden en amp;-akingen} welke fommige vrouwen gewaar worden , als fy figh in befloten plaatfen, daar veel men-fchen en veel ftoven fyn, bevinden. Om dit gevolgh te fien, gelieft mennbsp;figh te erinneren dat te voren Befchouw. VIL §• 1.8. getóont is, datdevlam-me en de adem van de menfchen defelve lugt-delen tot haar onderhoud vannbsp;noden hebben. Waarom de betloten lugten, in welke veel ftoven brandennbsp;en veel menfchen ademen, van defe delen feer veel moeten ontbloot werden-, uit welke oorfaak fommige fwakke vrouwen figh daar bevindende on-gemakkelyk werden. Dat nu defe delen cigentlyk falpeter delen fyn, dienbsp;in de lugt door het vyer en veel ademen tot haar dienft ongeqiiaam gemaaktnbsp;werden , fchynt daar uit te blykeo} om dat defe ontftclde vrouwen met geennbsp;middel (dat.my bekent is) beter hcrftelt werden, wanneer een verfche lugtnbsp;haar niet helpt, als met het gebruik van een in water gefmolten falpeteragtigh fout; waar van ik veele ondervindingen foude kunnen bybrengen j ofnbsp;mei;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, o£S.alprunellce op die tyd in de mont te nemen, en dat lagtjes

te laten fmcltcn en door te fvvelgen.

17, Nadien nu het cerfte experiment fchynt te bewyfcn, en de andere feer aannemelyk te maken} dat de lugt of falpeter bf yets falpeteragtighs innbsp;figh heeft: fal uit de volgende eenighfints kunnen blyken, dat defelve immers aan defe fyde van de .iEquinnoftiaal-linie of by ons, ten groten deelenbsp;uit het noorden óverkomt.

I. Om niet te feggen, dat aldaar in het noorden (van deZuid-pool fpre-ken wy nu niet) de lugt in een grooten trap koude is, en dat ook de lalpe-ter op een byfondere wyfe een merkelyke koude maakt} het geen men fier,, als men in hecte fomerfche dagen cenige wynfleflen in water fet , en in hetnbsp;felve een goede-quantitcit falpeter werpt, quot;cn die daar in doet fmelteii} foo'nbsp;verre dat fommige gewilt hebben, dat men hier door felfs water foude kunnen doen bevriefen, het welk ik in fyne waarde late. Waar uit men foudenbsp;kunnen denken of niet wel de lugt die foo kout is, cn foo veel ysbergennbsp;inH.3,kt cn onderhoud 5 dtiai leer vol lulpeter nao^ce fyn*

IL Om hier cenighe waarlchynelykheit aan te geven fa\ ik alleen by brengen,,

-ocr page 872-

84S nbsp;nbsp;nbsp;XXVIIL B E S C H O U W I N G E.

gen., het geen de geleerde Heer Hamkrgerus^ uit de Ephemerides Baromet. van den Heer Bernard Ramazzini aanhaalt. Defe fegtjdat het uitwaden vannbsp;falpeter op oude muurcn die van kalk en fteen gemaakt fyn, inidnderheidnbsp;m de winter, en als noordelyke winden waaien, meeft gefien werd; ennbsp;dat de verfamelaars van falpeter als dan infondeiheid geheel bedgh fyn innbsp;het afvegen van die muuren; en veel meer falpcteragtighe ftofFe te famennbsp;kunnen krygen van muuren, die na het noorden als die na het fuiden dien.

Het welke klaar genoegh bebalven de lugtfrlpeter in het gemeen, ook het geleide fchynt te bewytèn , dat de noordfche lugteii de mee-fte falpeter hebben; en defelve van daar dikwils, tot ons overgebragt werd.

lil. Of nu ook van dit falpeter lout, dat figh als dan in de lugt bevint, eenighlints af te leiden is , dat noorde winden de lugt fwaarder maken , ennbsp;dat de lt;]Uikfilver in de Baremeters op het drajen van de wint na het noorden, veeltyts gefien werd op te ryfen ; gelyk by feer veele, die van defelvenbsp;gefchreven hebben aangetekent is, fal ik hier niet verder onderfoeken.

§. 18. Het fy nu dat de lugt door noorde winden, om datfe uit die koude ge-weflen een dik opeen gepakter lugt na het zuidenvoeren;datuit de tra blykelyk is, in welke men fiet dat door koude de lugt meer op een gepaktnbsp;werd; het welk ook uit de refractie van het ligt, die in het noorden groternbsp;geftelt word, kan af genomen werden-, of om haar mede gevoerde falpeter,nbsp;of om een andere reden fwaarder werd: dit is by die Baromete7's géoïmken bekent (fiet in de ARa van Leipf.gh. A°. lópó. pag. iij. en feer veel anderenbsp;niet nodigh om defe alle hier op te halen.) Dat hoe fwaarder de lugt is ennbsp;boe hoger de quikfilver ftaat, hoe droger weeder en minder regen men tcnbsp;wagten heeft: waaruit danbehalven andereomlfandigheden, dieontrenthecnbsp;Joodfche land in het byfonder fouden kunnen plaatfe hebben, ook de redennbsp;in het gemeen fchynt afgeleid te kunnen werden van het geene men leeft,-Proverb. XXF. 23. de noorden windverdryft denregen. Nadien door de meerdernbsp;i waarheit der lugt de waterdampen daar in geraengt en dryvende bly ven ennbsp;in geen regen nedervallen.

§. ip. Maar dewyl de fdpeter in figh felfs van feer weinigh werkinge fchynt te welen; foo dat fy ook in een fmeltkroes op het vyer gelet ennbsp;gloeiende gefraolten fynde, figh fonder de minfte werkende kragt vertoont;nbsp;icheen het nootfakelyk te fyn nader te onderfoeken, welke faken het fynnbsp;die defelve werkfaam maken (gelyk fmr en alcali malkanderen doen) ennbsp;waar door fy fbo groote wonderen uitrigten kan.

Het geen nu hier toe bequaam is op een bylbndere wyfe , is al het gene by de Chymici met de naam van Jwavel genoemt werd; waar toe behoren denbsp;gemene fwavel felfs, en wat fwavelin figh heeft,als Antimonie,turf en houtkolen; ook in het gemeen alles waar inolyc of vettigheitis, alswynfteenennbsp;diergelyke.

Soo fiet men, dat fwavel of fwavelagtige lichaamen in gefinolren en

gloeien-


-ocr page 873-

Van eenige Chymlci Natuur-uoelten. nbsp;nbsp;nbsp;84^

‘ril

gloeiende falpeter geworpen , of koud met dcfcive gemengt en aangeftoken, ¦defelve doen werken, en het tnengfel in een Ichielyke en alles verterendenbsp;vlamme meermalen veranderen} foo langli eenige falpeter met yets dat fwa-velagtigh is overblyft. En bevind men wynileen met even veel falpeter ge-mengt door het minfte vyer aangeftoken te werden, en fookinge te branden,nbsp;tot de olyagtige en andere delen van de wynüeen weggevlogen fynde, eennbsp;wit jilcalifch fout, daarom fout van wynfeen genaamt, overblyft. Op defelve wyfe liet men gefmolten falpeter in het vyer, op het by doen van grofnbsp;geftooten doove kolen, werkfaam fyn en vlammen uitwerpen } het welknbsp;ioo langh gedaan fynde, tot defelve nier meerder vlamt, verkrygt men ooknbsp;cen Alcalijch lout, by de Chymiilcn Sal Nitri Fixum oite vaft Jout van fal~nbsp;peter genoemt. Dogh of dit met geen meer redtn valt fout van kolen,) nanbsp;de wyfe van het fout van wynfteen, moet genoemt werden, iaat ik aan denbsp;verftandige onder haar; immers hoe fecr lulpeter doorIwavd en kolen werk-'faam gemaakt werd, geeft het buskruit wel een bekent dogh ook een ver-wonderlyk, foo niet liever een vetfchrikkelyk voorbeeld.

Men gelieve niet te denken, dat defe faken ligh in de Itigt, als te grof ifynde, niet fouden kunnen ornhouden; nadien te voren getoont is, dat be-kalven feer verfcheiden andere ook veel fwavelagtige delen in de liigt fighnbsp;bevinden. Soo fiet men, dat in de MiddelantfcheZee en ontrent de werelt-'delen, die Zuidelyker fyn als wy, feer iterke en veelvuldige Donderen ennbsp;Blixemen} en dat fy in Groenland (gelyk ik van mecralsecn, diefeerdik-wils daar geweelt fyn, onderrigt ben) en in de winter ook by ons feerwei-righ vernomen werden. Dat dit nu veroorfaakt werd, om dat de lugton-trent de eei lte plaatfen meer met i wavel vervult is , als in Groenland, al waarnbsp;meer falpeter alleen in defelve fchynt te fyn, die in de Zuider-deelen met dcnbsp;daar bykomende lugt-fwavel dit uitwerkt, is by veele voor yets, dat waar-heit beeft, aangenomen.

Maar dat ook de fuivere Sonne-llralen op de falpeter werken en defelve vlugtigh maken is reeds llrax boven §. 16. N». V, getoont. Want dat defelve lichamelyk fyn en ook felfs een fwaarheic hebbende ftoffe met fighnbsp;voeren, kan uit het experiment van de W. Homhergh ontrent Regulus'emnbsp;fpiesglas blyken} hoven Befchouw. XXV. §.44. aangehaalt.

Ik weet niet of ik hier magli by doen, dat ik A“. 1711. eenigen dauw in het laatlle van May hebbende doen vergaderen, na eenigen tyd in eennbsp;groten glafen kolf die te hebben laten liaan , defelve hebbe laten uitroken inbsp;om te fien of gefyk fommige feggen in defelve ook falpeter wa^.; dogh geennbsp;iout op die tyd daar in bevonden hebbe; maar alleen een wenigh roodagti-ge ftoffe, ontrent de verw van Scoria of Hakken van Regulus Antmonii hebbende; die op een gloeiende koolc geftroit fynde niet brande, gelyk denbsp;falpeter gewoon is; maar in gloeiende in een kroes op vyer ftaande lalpeternbsp;geworpen fynde merkelyk (dogh egtervry flaauw, in opfight vangemeenenbsp;fwavel) vlamde,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;PpPPP


-ocr page 874-

Sfo XXVIIT. B E S C H O U W I N G E.

Ik kan, om dat defelve ftofFe te weinigh was om andere onderfoekingco daarop te doen, hier niet bepalen van welke natuur fy regt geweeft is: maarnbsp;fcheen egter dit hoewel 1’eer fagt Blixemen met gefmolten en gloeiende fal-peter, eeaigfints te bewylèn dat fy fwavelagtigh was j ten mintten bleek hetnbsp;genoegh dat de falpeter op defe, en defe op de falpeter werkte.

Ook fchynt de werkinge van de Sonne-ftoflFe, die door de Zuidewinden tot ons gebragt werd, op de lugt falpeter daar uit ook te kunnen afgeno-men werden} dat men ondervint, dat een gloejende kole van turf in eennbsp;hete fonnefchyn buiten wind, diefe anderfints aanblaaft, gefet fynde, gc-lyk in een doofpot ganfeh uitgedooft werd en aflaat te branden. Waar vannbsp;de reden fchynt te fyn, om dat de lugt falpeter, die anders voornamelyk on-fc turf vieren doet branden, door de werkinge van defelve uit de fonne voortkomende ftoffe onbcquaam gemaakt is, om dele turfkool foo wel als tevoo-ren in vyer te houden. Dat nu dit gefeide waar en defe falpeter een grootenbsp;©orfaak van het branden onfer vyeren is, kan daar uit gefien werden omnbsp;dat des winters by llrenge vorften,. en fcherpe roorde winden, die te voeren getoont lyn feer falpeteragtigh te fyn, onfe turf-vyeren veel helderdernbsp;branden en veel eerder verteert werden, (gelyk een kool door op geworpennbsp;falpeter ook ras verteert is) als in de fomer, wanneer de lugt foo veel fui-vere liilpeter niet in figh heeft.

§. zo. Soo bevind men ook (om ten einde l:c komen) dat de werkinge van falpeter en Sonne-flralen, feer veel tot de vrugtbaarheic der gewaflendoet.nbsp;Om hier tot bewys het experiment van de Heer Homhergh in de vannbsp;de Franfche Academie A». lópp. pag. yy.yö. niet op te halen, het geen fullcsnbsp;van de falpeter toont, die in water gefmolten op Aarde gegoten werd} foonbsp;kan men ook de faden in water laten weken den tyd van eenigc uuren, innbsp;welkers twee en een halve pinte, een once van de befte pyp falpeter gefmolten is, na de proportie gebruikt en befchreven by die in defe laatite jarennbsp;het Sa/ Prolifictm of Vrugtbaar makend fout, (dat minder gefuiverde falpeter is), openbaar daar voor verkogt} en met defe proportie tuflehen het water en falpeter te foeken andere al van veel moeiten verligt heeft: en mennbsp;fal bevinden, dat defe faden veel beter waflen, als tot dewelke geen falpeter-water gebruikt is. Ik hebbe het in het jaar 1711. in verfcheiden faden dusnbsp;bevonden; foo dat roomfche bonen op een tyd en plaatfe gefaait fynde, dienbsp;in falpeter water gelegen hadden meer als een derde hoger wierden als andere } en het dus behandelde faad van porcelein planten gaf, die om haar groot-heit en kragt waar meede fy figh vertoonden, een geleerd en ook in de oef-feningh der gev/allen feer ervaren Heer my dede vragen, welk een kruit ditnbsp;was , leggende het om voorige redenen voor geen gemene porcelein te kunnen aanfien.

Ook is dclè eigenfchap van de falpeter al van ouds by die over den land-en tuin-bouw gefchreven hebben bekent geweelt. Dogh om verder te toonen,


-ocr page 875-

P'an eenige Chymifche Natuur-'wetten.

ïiet geen vcreifcht werd} namelyk, dat niet alleen de falpeter, maar het geen uit de werkinge van de Sonne-ftofFe (laat ik dus noemen hetgeendeP-felfs ftralen oflyn of met figh brengen) op defe falperer voortkomt, vrugc-baar maakt gt; fal bet eerft genoegh (yn figte errinnercn,boe veel de Sonne tot hetnbsp;groeyen van kruiden doet^ het welk aan niemand onbekent is. En fal oofcnbsp;eenige klaarheit hier aan geven, het geen my in het laatfte van Maart innbsp;den jare 1712. gebeurt is-, want hebbende tuinkers-faat laten fajen,foo datnbsp;in falpeter water als dat daar in niet geweekt was, op defelve tyd en plaat-fe} wanneer eenige dagen daar na, alle nagten door de koude nogh eenighnbsp;ys wierd gemaakt} en uit voorige experimenten aan my bekent was, wanneer in ftrenge vorften in loogh niets, en in pekel van gemeen fout ofgeen ofnbsp;feer weinigh ys gevonden wierdc} dat een water, in het welk menlooveelnbsp;falpeter als mogelyk was, gefmolten hadde, in een klein flesje by de tweenbsp;andere voor een glas in een venfler, of ook in de lugt gefetfynde, foo fterknbsp;geheel bevroren was} dat het flesje gefcheurt, en het glas by de fcheurennbsp;meer als een ftrobreet wyfl van malkander geweken was} kwam my in gt-Aagten, ofom dat het falpeter-water foo ligt en fterk bevrieft, ook de tuinkers ,nbsp;welkers faad in (alpeter-water geweekt was,niet mogt door dit vriefen geftorvennbsp;fyn dewyl in die tyd, die feer kout was, de Sonne nauwly ks gefien wierde: ennbsp;derwaarts gaande om fulks te onderfoeken, bevond ikde tuinkers, die op de ordinate wyfe gefait was,groen te ftaan jen die in falpeter-water gelegen hadde,nbsp;op eenige plaatfen daar fy levendigh gebleven was, veel meergevordert alsnbsp;de andere j dogh het meeft daar van dood en bevroren nederleggen.

Soo dat ook hier uit fchync afgenomen te kunnen werden, dat tot het weeldrigh groeyen der planten, niet alleen yets falpeterigh is, maar ooknbsp;yets dat van de Sonne komt vereifcht werd} om door haar werkinge op dennbsp;anderen ook op de aarde en kruiden dit uitwerkfel te (amen voort te brengen.

Behalven dat nogh een gemeene ondervindinge, dit fchynt fcker tc maken, die ook van eenige Landbouwers waargenomen is} namelyk, als in de maanden van Maart en het begin van April, of (gelyk menfegt) in het voorjaar langh noorde en noord oolte koude winden wajen, en de meefte beginnen een onvrugtbaar jaar te vreefen, om dat het gras doordc koude niet uit-fpruit, dat men als dan veelmalen een feer goed gewas en felfs een vroegenbsp;boy-tyd heeft. 1 ot eenige jaren toe hebbe ik hier op gelet, en fulks in dienbsp;tyden altyd evonaen waar te fyn^ infonderheit in het jaar 171Z. Wanneernbsp;in het voorjaar als de noorde winden foo veele waren , ymand my feide tenbsp;Vrefei), dat het een flegt gewas en bet hooy leerfchaars Ibude fyn} ik hemnbsp;antwoorde dat ik het tegendeel meermalen waargenomen hadde j en dat alsnbsp;tnaar een goede warme Sonnefchyn volgde, het hoy raifl'chicn vroegh rypnbsp;en oyervloedigh (oude wefen} het welk ook, gelyk bekent is,volgde,

Dic nu het voonge eenighfints aannemclyk ftelt,fal daar uit ligt de reden fien, namelyk, om dat de lang-durige noorde wind de falpeter ingroote

Ppppp 1 nbsp;nbsp;nbsp;me-

-ocr page 876-

tfz XXVin. B E S C H o U W r N G E.

meenigte na ons toevoert 5 en wanneer een zuidelyke wind daar op komen* de de fonne-ftofFe daar by brengt, dat als dan Teer veele door malkandernbsp;werkfame deelen die tot vrugtbaarheit dienen, in onfe lugten gevondennbsp;werden : hoewel anderfints de noorde winden wel fooveelenlang-duurigh jnbsp;en de zuide foo fagt , 'en de fonnefchyn foo weinigh Ibude kunnen fyn , datnbsp;de lugt-falpeter aan het gewas foo wel om haar veelheitfouden kunnenfcba-den, als men fiet dat te veel pyp-falpeter gebruikt de planten doet IterveHi.nbsp;En komt ook het fpreekwoord , uit de meenighvuldige ondervindinge dernbsp;Landbouwers daar meede over een, een drooge Maart is goud‘waardt: nadien de maand Maart meefl: droogh by ons is, als de noorde windende lugtnbsp;lbo fwaar maken-, dat de water-dampen daar in blyvende dryven, den regennbsp;belet werd j welke anders by zuidelyke winden in die ty-d meenighvuldighnbsp;gewoon ïs te wefen,

§. 21. Ook fal, geftelt fynde dar dit gefèide eenigen grond heeft, hier uit de plaatfe Canticor. IF. 16. eenigh ligt ontrent haren Ictterlykenfinont-fangen. De woorden fyn : Ontwaakt noorden wind yen komt ghy zuiden wind;nbsp;doorwaait mymn hoff, dat fyne fpeceryen uïtvheyen. Alwaar ook aan het fal-peterige van den noorden wind en de aangevoérde fonne-ftofib van den zuiden wind te famen een mengfel makende dart tot vrugibaarheit dient', dc-fclve fchynt toegefchreven te werden.

§, 22. Op den felven grond kan raen ook denken, dat in de plaatfe Je‘ zailt;e. LF. l o. van de fneeuw gefproken werd: Want gelyk den regen ennbsp;de fneeuw van den Hemel nederdaalt en derwaarts niet weder en keert maarnbsp;dborvogtigt de aarde, en maakt dat fy voortbrenge en uitfpruite, enfaadgeve dennbsp;fayer en brood den eeter^ Vermits het water door kouds, en door falpeterigenbsp;lugten tot fneeuw werdende, defe op de aarde leggende en fmeltende fynnbsp;falpecer daar in laat ,, en defelve in ftaat ftelc om meerder vrugten te dragen.nbsp;Inlbnderheit, als den regen, die in de Lente, wanneer de-Sonne nadert,nbsp;dikwils valt, de fonne-ftoffe, die fy in de lugt vind, met figh na beneden ennbsp;by defe falpeter in de aarde brengt.

§. ap. Ik hebbe dit hier wat breder verhandelt, nier alleen om datdc voorfeide experimenten fchecnen te vereilTchen met wat klaarheit in harenbsp;omftandigheden uitgedruki en voorgellelt te werden; maar infondei heit,nbsp;em andere , die lult , ^ bekwaamheit en gelcgentheit hebben om nader tenbsp;onderfoeken, wat het eigentlyk is, dat de landen vrugtbaar maakt en planten weelderigh doet walFen, daar door op te wekken; om of dit gefeidcnbsp;verde door andere experimenten te beveiligen; of anderfints, indien fy be*nbsp;vonden dat dewerkender Nature yetsanders leerdcn,dere in het li.^t te geven. Nadien ’er nogh een meenigte van ondervindingen fchynt te ontbreken, by voorbeeld, om gelyk men by eenige leeft, een foodanige aarde ofnbsp;de faden foodanigh toe te rigten; dat uit defelve in weinige uureneene fala-

de, of ander kruid tot bet gebruikt bekwaam foude.voortkomen3.,dat elk

faaL

-ocr page 877-

Vi eenige Chymifche 2Patuür~wetten. nbsp;nbsp;nbsp;8f J'

fiaé aïlc faad'planten, die het in figh befluit, te gelyk deede fpruiten en opwallen, en dus de vrugten meerder maakte, met andere diergelyke. Immers dat dit een llofFe is, welkers onderfoek niet alleen de Natuur-kundc veel verder foude kunnen ophelderen , maar die ook van een merkelykcnbsp;nuttigheit foude fyn, fa] yeder geernc toeftann.

Ondertull'chen, dewyle het aan niemand onbekent kan fyn , dat de lugt de fchat-kamer is, waar uit het geen de aarde vrugtbaar maakt, aannbsp;defelve meede gedeelt werd ; gelyk het braken van de landen , en denbsp;aarde dikmaals om te keeren en aan de lugt bloodt te leggen, fulks alnbsp;eeuwen langh ondervindelyk heeft getoont ; foude ymand ook kunner^nbsp;denken ? dat het Ibnder Wysheit en Voorfienigheit foo bcfchikt was,nbsp;dat defelve lugt noit gebrek hadde van foodanige deelen , die daar toenbsp;bekwaam wareni dat de wateren van regenen van dauwen, van fneeuw,.nbsp;door de lugt nedervallcnde met defelve figh vereenigden , om die tot eenige diepte in de aarde met haar in te voeren , en defelve dragtbaar tenbsp;doen fyn , om aan alles wat leefd voedfel en verkwikkingen te verfchaf-fen. Men vrage de alderervarendfte Philofooph , of liever een Atheiffcnbsp;vrage figh felfs, het fy hy het voorige, dat van de oorfakenvan vrugtbaar-heit gefegr is erkent of niet j of ’er cm faden hare planten te doennbsp;voortbrengen, ook volgens fyn eigen gedagten in defe faden felfs, in denbsp;Aarde, I-ugr, Water,- in de Sonne , en wat dies meer daar toe behoort ,nbsp;niet veel meer byfondcre wetten en eigenfehappen vereifcht werden , alsnbsp;hem bekent fynj en hy door figh felven of van anderen na foo veel moeitenbsp;en onderfoek tor nu toe heeft kunnen leereni Immers, indien het hemnbsp;opgeleid was de aarde vrugtbaar te maken , fchoon alles daar toe dien-ftigh fynde, nu al gereedt en by der hand te fyn bevonden wierd , dogfinbsp;het lelye alleen onder malkander en- onder andere laken gemengt was jnbsp;ofhy niet denken foude, dat hy. al fyn vcrlland en wysheit van nodennbsp;foude hebben , om uit foo veel duifenden verfcheidene deeltjes , die denbsp;Uiterfte verwarringe in LugtAarde, en Water onder malkander moetennbsp;vertoonen , de nuttige van de fchadclyke af re fchiften : maar infonder-heit, indien defen jaarlykfen groei der Planten en vrugtbaarheit der aarde foo veel eeuwen moefte volduuren , als men nu by ondervindin-ge w'eet » dat y gedaan heeft j of hy foude kunnen oordeelen , dat ditnbsp;tnogelyk Ion e yn,^ fonder dat een wyfe en by elk tegenwoordigh fyn--de magt dele in figh felfs van alles onkundige liertjes , na fekcre wetten die tot dit ooghmerk dienden, deede werken en bewoogen werden.nbsp;En nu hy dit alles voor fyn oogen dagelyks fiet foo veel jaren langhnbsp;met de verwondsrlykfte order gefchieden , kan hy nogh meinen wel tenbsp;redeneeren . als hy in dit alles niet' anders als een los geval of een blinde;nbsp;®aweetende nootlakelykheit voor de ware oorfaak erkent. Welke dwa-

PFPPP 5


-ocr page 878-

8f4 xxvni. BESCHOÜWINGE.

fe gedagten den groeten Regeerder felfs daar door fchynt te hebben willen Weghncraen, om dat hy ook aan alle ongeftudcerde Bouw-lieden doet ondervinden j dat om de aarde regt en volkomen vrugtbaar by ons te maken»nbsp;geen eene (aak ( dat een Atheift gevalligh of nootfakclyk mogte ftellen )nbsp;vereifcht werd } maar ten minften twee te famen , waar van de eene uitnbsp;het noorden en de andere uit het zuiden moet by gebragt werden j hoeda-nigh fy ook in haar felven mogen lya.

XXIX. B E-


-ocr page 879-

tfs

XXIX. BESCHOUWINGE, Van de Mogelykheit dernbsp;O P S T A NDINGE.

^^X^t-r^'Egeftv’erpinge derSadduceenhe-I a'/itiuoord eloor den He ere ’^efus. Matth. XXlI. 2,9.

2. Het is geen meer vjonder een lichaam op te wekken, als de formeren.

Selfs de gewone formeeringe is minder gelooffelyk als de opflandinge.

4. Eerüe tegenwerpinge , dat men geen ouders in de opjlaadigen heeft, heani^nbsp;woord.

ƒ. Tweede tegenwerpinge uit de kleinheit der delen na de verrottinge , beant~nbsp;woord.

6, Derde tegenwerpinge uit hetjlnyten der deeltjes beant:vjoord.

Experimenten.

y. Vierde tegenwerpinge, uit het'veree-pigen defer deeltjes met andere lichamen , beantwoord.

Experimenten.

8^ Vyfde tegenwerpinge, dat men in de Jlofjes der lichamen geen vereenigin-^e gewaar werdy beantwoord,nbsp;‘Experimenten.

9. Sefde tegenwerpinge, dat defe deeltjes te verre van den anderen verjirooitnbsp;fyn, beantwoord.

ro. Sevende tegenwerpinge dat de flofjes ¦met verkiejtnge feuden moeten werken beantwoord.

Experimenten.

»i. Agfte tegenwerpinge va» menfehen-eeters genomen, beantwoord. Experimenten.

XX.^Overtuiginge en Mogelykheit der Op-Jiandinge,.

13, nbsp;nbsp;nbsp;Overgangh tot een anderJoort van drie-

derlei tegerwerpingen.

14, nbsp;nbsp;nbsp;Drie tegenwerpingen van de eerjie foorie,

jf. fegenwerpinge van de tweede.

16. Tegenwerpinge uit het H. IVoord, oƒ van de derde foorte.

17' Het oogmerk is bier niet de maniere der opflandinge te bejehryven, die wy aannbsp;Godt laten.

18. nbsp;nbsp;nbsp;Algemeen antwoord op alle tegenwerpin

gen uit de H. Schriften gemaakt.

19. nbsp;nbsp;nbsp;Een blote onderjiellinge is genoegh ora

de Mogelykheit van yets te bewyfen.

ZO. Daar is een €\pp.Xien-P\‘gibwc lichaam.

21. Dit onderfiheid werd by alle menfehen en ook in den Dy bel erkent.

2Z. Het fifghtcar lichaam beftaat uit vloeiende en vafte deelen, en wetten.

23. Het eig^n lichaam bejlaat'genoegfaam uit geen vloeiende delen , nogh uitnbsp;wetten. Maar enkel meefi uitvajienbsp;delen.

Het eigen lichaam hejlaatof uit een alleen uitgeroh, of ten anderen, uitnbsp;een ook aangegroeit en vermeerdertnbsp;grontformeerfel.

25”. Hoe in het eerfle gevat der rnenfehe met fyn eigen lichaam op kan [laan,

16. Het eigen lichaam, fchoon met andere Jlojfen opgevalt, blyft het eigen lichaam van defelve perfoon,.

Z“J. Als yrnant flerft, Jyn altyt vete Jloffen.^ die tot fyn (igtbaar lichaan behoortnbsp;hebben, en nu daar afgefcheidenfyn.

gt;8 Drie tegenwerpingen van 1^. beantwoord..


-ocr page 880-

tf6 nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. B E S C H

woord^ indie» het óg^wUchaamuit . een kloot gront-formeerfei bejiaat.

2,9 ‘Tegeuvjerpinge §. iS- nbsp;nbsp;nbsp;fehe»

grant beantwoord.

30. nbsp;nbsp;nbsp;£^» iigtbaar lichaam van een menfche

kan j'eer vermagert werden, en nog-tam j'pn figtbaar en eigen lichaam blyven.

31. nbsp;nbsp;nbsp;Het eigen lichaam, fchoon men een aan-

gegroeit gront-formeerfel daar voor neemt., keftaat met dan uit vaficnbsp;deelen , en meefl uit beenderen.

32. nbsp;nbsp;nbsp;Sulx wert ook in de H. Schriften be-

¦vefligt.

Job. XXXIII. 19. 20 amp;c.

33. nbsp;nbsp;nbsp;Vleefh betekent in de' Schriftuur , of

dejfelfs vliefige pypen fonder Jap , of defelve met bloed opgevalt.

34. nbsp;nbsp;nbsp;Drie tegenwerpingen^, opgelojl,tn

O U W I N G E.

dien het eigen lichaam uit een tot een fekere grootheit aiangegroeit grantquot;nbsp;formeerfel beflaat.

3^. ‘Ttnwerptnge ij. ook op defengront beantwoord.

3Ó. Overtuiginge uit al het voorgaande, herjle Schriftuurlylte tegenwerpingenbsp;uit Job. XIX. 2,6.. 27. Romeineanbsp;Vlll. I- Philipp. 111.2 1nbsp;vergeleken met 1. Corinth. XV. jó-37.amp;C. beantwoord.

38. nbsp;nbsp;nbsp;‘fweede Schrilhiurlyke tegenwerpin

ge uit I. Corinrh. XV. 44.

39. nbsp;nbsp;nbsp;Derde Schriftuurlylte tegenwerpinge

uit I. Corinth. XV. yo.

40. nbsp;nbsp;nbsp;Vierde Schriftuurlylte tegenwerpinge

uit. I. Corinth. VI. 13.

41. nbsp;nbsp;nbsp;II. Corinth, V. i. 2. 3. 4.

24. Overtuiginge van Ongodtjlen.


§. I .quot;TKfoude alhier van deBefchouwinge der Natunr-wetren een einde ma* jLkenjdewyl die alle te onderioeken, tot welke de Natuur-kundeennbsp;voornamelyk de Chymie aanleidinge geeft, een langh durigen arbeid Ibudcnbsp;vereiffehen. Dogh na dien men aan eene faak, die van veel gewigt is,vrynbsp;veel ligt door delelve fchynt te kunnen toebrengen-, fal ik ook defe (hoenbsp;Wel Telde uit natuurlyke gronden behandelt) tragten in eenigh ligt te Hellen.

Om dan tot defelve te komen:

Het is bekent, dat onder die ongelukkigb genoegh fyn om een Godt, die haar gemaakt heeft, te loochenen, veelc gewoon fyn, methecgeendeChrif-tenen van de OpHandige belyden, niet alleen meermalen volkomentlyfc tenbsp;fpotten; maar ook figh op alle bedenkelyke wyfen daar tegen te kanten:nbsp;en dat andere, die dele faken meer volgens reden willen fchynen aan te merken, gewoon fyn eenige tegenwerpingen tegen defelve te formeren} waarnbsp;door fy genoegfaara de Onmogelykheic der üpllandigc meinen te kunnennbsp;vall Itelldn.

Ik weet wel dat men om aan ymand, die een Godt en den Bybel voor Syn Woord erkent,alle fwarigheden en virteryen af te fnyden , die ook bynbsp;fommige der felver ontrent delen Geloofs-artykel gemaakt werden , nietsnbsp;kragtiger kan gefegt werden } als het geen de Heere JcfusaandeOpItandin-ge loochenende Sadduceen geliefde fe antwoorden. Matth. XXII. 29. Ghynbsp;'dwaalt.,niet wetende de fchriften nogh de kragt Godts: dat is, het Woord, dacnbsp;ghy voor Goddelyk erkent, legt fulx} en niemani behoeft ter wyfFelen of dc

kr.agt Godts is groot genoegh ; om het geene hy gefegt heeft uit te voeren.

§. 2. Dogh dewyl wy alhier te doen hebben met een foort van beklage-iyke redeueerders, die nogh voor Godt , nogh voor de lehriften eerbiede

-ocr page 881-

'Van de Mogelykheit der Opflandinge. nbsp;nbsp;nbsp;Syy

'hebben, en meincn uit hare Philofophie deongegrondheit en genoegfaain de onmogclykheic daar van te kunnen bewylèn; hebbe ik gedagt, hoewel denbsp;fekerheit van een toekomende Opftandinge alleen uit het W oord van dennbsp;in alles waaragtigen Godt moet afgeleid, en de wyfe daar van aan fyne wonderdoende magt over gelaten werden j dat het egter mifTchien aan fommi-ge tot nut foude kunnen llrekken, alhier aan te toonen dat het feer verrenbsp;daar van daan is, dat de tegenwerpingen welke fy tegen defelve maken, vannbsp;eenige kragt fyn in defen j maar in tegendeel, dat de foo weinige nogh bynbsp;ons bekende Natuur-wetten en Verichynfelen meer als genoeghfaam fynnbsp;om defelve (immers die my oit van haar voorgekomen fyn) te beantwoorden; en de mogelykheit der Opftandinge, die wy hier alleen ten ooghmerknbsp;hebben te bewylen,ontegenfprekclyk j-g maken.

Want indien wy eenighftnts overtuigt fyn van de Wysheit, waar meede Godt in fyn Woord van de Schepfelen fpreekt, die in het voorige in ver-fcheiden gevallen aangetoont is; en door welke wy gefien hebben,dat fe-kere eigenfchappen der felver met uitdrukkelyke woorden gemeld werden-,nbsp;¦welke by ondervindinge eerft eeuwen daar na, aan het volgende geflagte fynnbsp;openbaar geworden. Indien het beftaan van aarde uit water ten tyde vannbsp;Petrus, de Iwaarheit en het gewigte van de lugtten tyde v^x\Job, de veel-vuldigheit der Manen ten tyden van Mofts , en meer andere voren gemeldenbsp;faken in hare opfigtelyke tyden niet alleen onbekent gewceft , maar onge-looffelyk by eenige moeten gehouden fyn; en egter defe alle na honderden ,nbsp;ja duifenden van jaren bevonden fyn waaragtigh te wefen; foude men hiernbsp;kunnen vragen? waarom het geen in dit geval van een Opftandinge foo klaarnbsp;gefegt werd, geen ¦»vaarheit in de voleindingc der eeuwen foude kunnennbsp;hebben.

Maar om wat nader te komen.

Een loochenaar van de Opftandinge gelieve ons felfs te feggen, ofhy niet moet toeftaan, dat -al het voedfel waar uit fyn lichaam bcftaat, en dat vannbsp;jfyn ouders en voorouders beftaan heeft, uit de aarde komt , of liever eennbsp;veranderde aarde is (indien hy twyffelt,hy lefe het gene daar over gefegt is innbsp;de ecrfie en oudereBefchouwingen') en by gevolge of lyn lichaam niet uit aarde gekomen is.

En dit foodanigh fynde, is het nu meer wonder, dat fyn lichaam eens tot aarde gewoiden fynde, weder uit die aarde te voorfchyn gebragt werd; alsnbsp;dat het felve fyn eerfte gedaante daar uit verkregen heeft? wat onmogelyk-heit is daar in, dat een foo wonderlyke en gedugte Mogentheit, die, eernbsp;ymand tot een menfche geworden was, fonder fyn toedoen, fonder fynennbsp;wille, en op een wyfe, die aan hem en alle onbegrypelyk is, de aarde gebruikt heeft om daar uit fyn lichaam te formeeren; nu wederom van die felve aarde tot dat lelve ooghmerk figh foude kunnen bedienen, en hem weder doen opftaan. Laat defen Philofooph met ons ftellen, dat ymand op een

plaats

-ocr page 882-

gfS XXIX. BESCHOUWING E.

plaats geboren was en onderhouden wierd, daar hy onwetende bleef vatl het geene fyn voedfelwas: indien een ander aan defe nu een klomp aarde toonde, daar rogh en tarw, of het geen hy anderstotfpyregebruikt,uitgewal“nbsp;fen was, en hem feide dat fyn lichaam uit defe aarde voortgekomen was,nbsp;en nogh beftond} foude defen loochenaar van de Opflandinge met ons nietnbsp;geloven ? dat defen menfehe immer foo veel fwarigheit foude maken om ditnbsp;voor waaragtigh te houden, als veele nu doen, wanneer men haar fegt,datnbsp;haar lichaam eens weder uit de aarde, waar in het na de dood verandert is,nbsp;op nieuw fal voortkomen. En foude ook felfs de gelcertfte OndeiToeker vannbsp;het geen in de Wereld gefchied, niet fonder verbaadheit aan figh kunnennbsp;voordellen die wyfe, op welke fyn lichaam uit aarde geformeert en onderhouden werd} ten ware de gewoonte van dikwils te fien, hoe eennbsp;menfeh gebooren en gevoed werd, en nimmermeer, hoe hy dood fyndeopnbsp;gewekt werd, aan hem defe faak fcheen klaarder te maken} en gelyk hernbsp;met de gewoonte veel toegaat, dit wonder voor geen wonder deedt aan-fchouwen.

§. 3. Indien een loochenaar der Opftandinge meent, dat fulks van hem te denken alleen veroorfaakt werd, om dat men te kleinen gevoelen van fy-ncwyshcit heeft, hynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;t/-ff ggen . ofde dcelendie fyn figtbaar lichaam

nu uitmaksn (van de loo kleine grond- formeerfels fpreken wy nu niet) over vyf duifend jaren niet alfoo verftroit over den Aardbodem fyn geweeft} als fy veelnbsp;iaren na fyn dood, of in het einde des Werelds wefen Tullen. (Siet hiervannbsp;breder Befchouw. XXX. §. f.) En of het meeronmogelyk is die in hetlaat-öe geval, als in het eerfte by een te vergaderen en in order te brengen.

Ten anderen.^ ingevalle hy onweetende was van de wyfe, op welke dc vcort-teelinge der menfehen gefchied, en de ondervinge hem die niet foanbsp;meenighraalen hadde doen fien} laat hy hem felfs vragen of hy defelvevoornbsp;de ware foude kunnen aannemen, en geloven, dat een menfeh foo veele maanden langh in een vogt, gelyk een vis in het water, foude kunnen leven daar irrnbsp;hy nu eenige minuten gedompelt fynde fterven moet. En foude hy niet met-nen veel redenen hier uit te kunnen by brengen Pwaarom men het waarfchyne-lyker foude moeten houden, dat een menfeh, mill'chien als een plant uit faad,nbsp;of ten minften op een andere wyfe die foo feer tegen de ondervindinge nietnbsp;feliynt te ftryden , wierd Voortgebragti cn egter fiet hy ditop foodanigheennbsp;wyfe en altyd foo ftantvaftelyk en fonder veranderingh gebeuren. Kan nu denbsp;Opftandinge derdooden aan hem wel vreemder of felfs foo vreemd voorkomen.^nbsp;nadien defe maar vereifcht dat uit dtfelve vereenigde deelen weder een liC'nbsp;lichaam voortgebragt werd} en de maniere op welke een menfehe nu gefor-meert werd, boven dit ook tegen eenige duidelyke ondervindingen fchyntnbsp;aan te loopen}. die fchynen meede te brengen ,dat een menfeh om te leven, ge*nbsp;durigh moet ademen.}daar men noghtans reden heeft om valt te ftellen,dannbsp;defelve in des moedersdichaamTonder ademhalen verfcheiden maanden leeft.

Hec;


-ocr page 883-

Van de Mogelykheit der Opflandinge,

Het welk daar uit ièker genoegh fchynt afgenomen te kunnen werden, om dat de longh defTelfs, als het kind voor dat het in de lugt gekomen is,nbsp;geftorven is, in het water finkt. Men fie hier van het experiment van denbsp;Heer Bergerus pag. 481. Alwaar fyn EA fegtj dat de longh van een ongebo»-ren kind, onder de klok van een lugtpomp niet opfv/eTt, fchoon de lugtnbsp;daar afgelaten werd ¦, en in het water geworpen fynde finkt. Het geen regtnbsp;anders moefie gebeuren, indien het kind geademt hadde en eenige lugt innbsp;defelve geweeft wasi gelyk by die defe ondervindinge gedaan hebben, bekent is} vermits de' lugt noit volkomen weder uit geademt werd ,nbsp;maar een gedeelte, die fe kan doen fwellen en het finken beletten, daar innbsp;blyfc.

Soo bevind men, dat een ftuk van een longh van een geflagenbeeft, als de lugt door de pomp daar eenige weinige malen afgelaten is, wel mindernbsp;lugt heeft, en dieper finkt in het water, als te vooreni dogh egter niettenbsp;gronde gaat voor dat men defelve langh in een lugtledige plaats gehoudennbsp;heeft, en de pomp feer dik wils heeft doen werken; egter na veele moeiten,nbsp;kan fy foo «verre gebragt werden, dat alle de lugt daar fchynt uitgetrokkennbsp;te fyn, en fy in het water geworpen fynde na beneden finkt.

§. 4. Dogh om weder voort te gaan.

IS

in de Wereld komende Ouders gehad hebben en voor foo veel bekwame middelen by de hand geweeft fy» gt; waar door wy voortgebragt hebben kunnen werden, en fulks na on(e dood geenplaatfe heeft.

Vermits alles wat een goed redeneerder daar uit kan bewyfen, dit eenige is; dat ’er een magt en een wyheit is, die middelen heeft kunnen verfchaf-fen en uit vinden, waar door menlchen op defe wyfe voortgeteelt werden.nbsp;Nu wat reden kan gegeven werden, dat defe magt, die dit op eene wyfenbsp;heeft kunnen doen, geen andere manieren tot het fêlve ooghmerk foudenbsp;kunnen gebruiken? te meer, dewyl men fiet dat defelve om hare wysheinnbsp;ook aan hare haters te doen blyken,defelfde faken op ontallykewyfen ook tegen woordigh gewoon is uit te voeren. In de dieren voorbeelden alhier op te halen is onnodigh,dewyl dat reedsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XX///.§. 6, 7, 8, 9,enz.ge“-

fchiet is, ontrent haar beweginge, voedinge en voort-teelinge: waar van by na de infttumenten in elke foort van Viifchen, Vogelen, Beeften, ver-fcheiden fyn» egter werden fe alle voortgebragt, onderhouden, en bewegen figh van de eene plaats na de andere.

Soo ook, als men de planten befchouwt, hoe verfcheiden is de oéfFeningh en voortkweekinge onder haar? de eene groeit in aarde, enweldikwils al»-leen in eene bepaalde en byfondereaarde;een andere eifcht een anderen grond,nbsp;eenige groeyeo op het water, fclfs fommige onder het water; defe in warmte, die in koude; defe werd door faad, die door afgefcheurde planten,de

CLqqqq 2, nbsp;nbsp;nbsp;derde

Men houde figh met defe tegenwerpinge die voor verftandigen al te grof niet op; dat de Opftandinge daarom ongelooffclyk fchynt, om dat wy

-ocr page 884-

m nbsp;nbsp;nbsp;XXIX'. BESCHOUW INGE.

derde van inleggen, de vierde van ftekken, de vyfde op veele van defe en mitTchien nogh andere wyfen voort-geteeltj en dus werd het felve oogh*-merk van de planten in haar foorten te doen duurcn, door den groote Formeerder op foo veele verfcheiden wyfen urtgevoert.

Nu dit fyiide, wat onmogelykheit is ’er? dat diemagt, diedermenfchea lichaamen eens uit aarde,door middel van Ouderen heeft voortgebragt j daarnbsp;na uit delelve aarde door andere middelen , geen menfehen lichaamen foudenbsp;kunnen voortbrengen. En indien wy alleen ftellen, dat defen grooten Maker foo veel manieren in defen kan gebruiken, als de menfehen foudenkunnen uit denken (waar in noghtans fyne magt de uitvindingen van defe verre te boven gaat 5 dat blykelyk is aan die gewoon fyn dellelfs werken teon-derfoekenj daar fy dagelyks yets nieuws uit kunnen leren, dat haar tevoren mifl'chien noit in gedagten foude gekomen fyn) fal niemand ligt het ge-feide kunnen loochenen j om dat het onder Atheiften al een geringh Philo-fooph foude moeten iyn , die figh niet verbeelden foude een onderftellinghnbsp;te jkunnen uitvinden5 waar door menfehen lichaamen op een andere w'ysnbsp;als tegenwoordigh , by andere fchikkingh en bewegingh van deeltjes foudennbsp;kunnen voortgebragt werden.

§• Ook fal ymancj aie ac Oj-inmidigc ontkennen wil, dclelvC daarom niet onmogelyk kunnen agten, om dat onfe lichamen door verrottinge innbsp;foo veel en foo kleine deeltjes ontbonden fynde, het aan hem niet geloofFe-lyk voorkomt, dat fy alle weder in haar v^ereifchte order en het eigen Wchaamnbsp;daar door in fyn gedaante foude kunnen herftek werden. Want foude hynbsp;ook twyffelen, of een goed Anatomicus alle beenderen van een geraamte,nbsp;of dat een goed Uurwerk-maker, alle raderen en ftukken van een Horolo-gie, fehoon onder malkander fonder order geworpen fynde,. weder foudenbsp;kunnen in die famen-ftellinge brengen j dat fy het felve geraamte en uurwerk weder uitmaakten? Indien men nu maar ftelt, dat den grooten Maker van het Geheel-Al alleen foo veel meer wysheit en magt heeft, dannbsp;een ontleder en Horologieur; als het geftel van een mcnfcheiyk lichaamnbsp;konftiger en voottreffclyker is dan een geraamte of horologie} wat fwarig-heit kan ’er nogh in defen overblyven ? Want dat men hier in niet te veelnbsp;aan dat aanbiddelyk W^elen toefchryft, maar verre te geringh en benedennbsp;dellel'fs volmaaktheden daar van denkt, wanneer men het geleide vall ftelt»nbsp;fal daar uit kunnen blykenj dat alle Konftenaars opeengliapelt fynde, omnbsp;van haar magt niet te fpreken, feftsgeen wysheit genoegh hebben, om eennbsp;lichaam van een vloo of mugge, een eenigh faadje van deminifteplantindicnbsp;order te brengen, dat het invoortreffclykheit en konfteeenighfmtsvergely-fcelyk is, met die wy dagelyks by millioenen uit de hand van dien grootennbsp;Werk-meefter fien voortkomen. Te meer, nadien te voren getoont is»nbsp;dat de alderkleinfte deeltjes, felfs die van het Ligt, door een magt die fighnbsp;lot alle uUftrekt geregeert werden, en fy elk aan fekere en valte wetten

ê?


-ocr page 885-

Vin de Mogelykheit der Opjldndinge. nbsp;nbsp;nbsp;8 6t

géhoorfamen , ook wanneer haar verwarringe de aldergrootftc fchynt-

My is meenighmaal het afbeekfel van een menfche in een donkere ka-Hier ido net gctormeert fiende, het felve als een aangenaam finnebeelc van de Opftandinge voorgekomeny waar uit ten minftenblykt, dathet ligt vannbsp;het ware lichaam van een menfche, die buiten de kamer ftaat, afftralende,nbsp;in de lugt onder alle het andere dat van de rontom fynde voorwerpen komt,nbsp;gemengt, en nogtans , in de kamerrot de nette gedaante van ’t felfdcnbsp;menfch weder affonderlyk vergadert kan werden, volgens de wetten van denbsp;Dioptrica.

Indien nu a! defe Ligt-Deelcn na foo veel mengfels met, of boffingen tegen andere gedwongen kunnen werden, foo ftiptelyk foodanige wetten waar te nemen, dat fy op een wit papier ontfangen en by den anderen ordentelyknbsp;vergadert fynde de juifte gedaante van dat menfch, van het welke fy komen, fchilderen en uitdrukken} wat onmogelykheitis’er? dat de delen vannbsp;een verrot lichaam Iciioon onder andere gemengt err verllroit, ook door andere wetten by een vergadert werden j en , gelyk de Ligt-Deelen de gedaante, foo ook defe het lichaam te famen uitmaken.

Indien dit niet genoegh is, men fie in de vooxxgamp;XXF'l-cnXXF'ir. Beschouwingen niet alleen,dat ook de alderkleinfte Diert)esendeek)csdebetl:ie-ringe van den Heerly ken Maker en Regeerder van alles niet ontvlugten} maar ook voornamelyk , dat eer alle grooter lichaamen tot werk-tuigen van fynnbsp;magt werden, hy gewilt heeft onr figh regt aanbiddelyk te vercoonen,nbsp;dat fy eerll in deeltjes vandeuiterfteenvoordemenfchenondenkelykeklein-heit van een gefcheiden werden. Indien men nu by ontegenfprekelyke bevindingen bewaarheit fiet, dat ’er een magt is, die alles , wat op aarde ennbsp;ontrent ons gevonden werd, ja die groote en heerlyke Sonnefelfs, uit delenbsp;kleinheden te famen geftelt, en in foo verwonderlyk een order gefchiktnbsp;heeft} hoe kan den ongelukkigften Twyffelaar aan de Opltandinge, uitdenbsp;onverbeeldelyke kleinheit der deeltjes, waar in een menfehelyk lichaamnbsp;door verrottinge of anderfints na de dood ontbonden werd , met eenige reden yets afleiden, om de onmogelykheit der felve aan figh wys te maken?

§. 6. Dogh gelyk het verftand van ymand, die wenfcht dat eenigh gevoelen waar mogte wefen, vrugtbaar is in fchyn-redenenten voordeele van het felve uit te vinden; Soo tragten eenige flgh in flaap te wiegen, en haarnbsp;tegen fprek^'^'^^.g^wifle te Itillen, als fy haar de mogelykheit der Opftart-dinge wU doen lien,met het gevoelen van fommige vermaardePhiiofophen j.nbsp;die flellen dat alles, infonderheit de kleinltc en over fulks de fwakfle deeltjes door beweeginge flyten, en daarom van figuur en eigenfehappen veranderen. Soo dat men na veel jaren en het verloop van eeuwen, vergeefsnbsp;foude foeken in het Geheel-foodanige deelen, die een lichaam uitgeraakt hebben} en nu het felve weder op defelve wyfe foude kunnen uit-tnitken,

Qgqqq.j, nbsp;nbsp;nbsp;Maas-


-ocr page 886-

m nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. BESCHOUWING E.

Maar die de werkingen en wetten, welke reeds in de Wereld plaatsheb* ben, bcfchouwt} 'fal eerft overtuigt moeten wefen, dat door der menfehennbsp;konft en uitvindinge, door welke fy figh van aanwefende Natuur-wettennbsp;bedienen, felfs het ganfche faraen-ftel der lichamen van menfehen en dierennbsp;onverandert en onbedorven kan bewaart werden} veel meer is het dan mo-gelyk, dat door een ondenkelyk grooter wysheit en magtongelyk kleindernbsp;deeltjes in haren flant kunnen duurende gehouden werden. Dat het gefei-de nu waar is, kan blyken uit de bekende raariiere, op welke foo veel vreemde gewaden en dieren in een van fyn water gefuiverde brandewyn, die ofnbsp;alleen of met het bydoen van wat Campher overhaak is, van verdervingenbsp;bevryd tverdenj als meede uit het balfemen der lyken, foo van de Oude,nbsp;als infonderheit van de Hedensdaagfe, die nogh veel beter de lichamen tegen de verrottinge doen beftendigh fyn. Soo fegt ook Simon deVries infy-ne Befchryvinge van Oudt-Groenland^ dat de lugt aldaar de dooden van bederven bewaart: En verhaalt den Aard-Befchryver Sanjon (het geen iknbsp;by Hambergerus^ pag. zp8 aangehaalt vinde) dat, als een Spaans Overfleuitnbsp;Peru na Chili over een gebergte trok, eenige van fyn volk door de koudenbsp;verftyft wierdenj welke hy eenige jaren daar na in dcfclvegefteltheitvond,nbsp;noglionbedorven np U»..»nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lïrrende, cn den tOOm Vaft houden

de } waar uit het ftraks bygebragte openbaar is.

Pen anderen ^ dat alles fonder onderfcheid niet af en flyt en van figure verandert, is reeds Befchouw.XXFIL §. ƒ. getoont: om dat Water, JLugt en foo dc geheele Wereld in al fyn deelen van foort en eigenfehappen (oudenbsp;moeten verandert wefen, regt tegen het geen by ondervindingen waargenomen weid.

En indien ymand in een daar toe leidende experiment dit begeert tefien, het welk ik met een ander ooghmerk gedaan hadde, en om te toonen, datnbsp;het temperen van het fuur (gelyk men dat in de Medecyne noemt) niet foonbsp;feer beftaat, als fommige willen , in het ftomp maken van de fnydendenbsp;fcherpheden der fuure deelen felfs, maar alleen in een nauwe vereenigingcnbsp;met ^icalia^ of watcragtige, of andere deelen.

Die gelieve in de luure geelt van Salpeter, of anders in fterk water, eerft filver te fmclten; dan na eenigh water daar by gedaan hebbende, een plaatnbsp;koper in defe vogt te leggen} foo fal het fuur het filver laten vallen , ennbsp;het koper fmelten. Indien hier op yfer geworpen werd, fcheidt het kopernbsp;cn het yfer werd van defe geeft verteert; het welk weder gefilcrecre fynde,nbsp;door het by doen van calamynfteen het fterk-water verlaat, terwyl defelvenbsp;geeft de calamynfteen ontbind. Defe vogt weder van het geen op de grondnbsp;gefonken is, met het lekken door een vloei-papier gefuivert en loogh vannbsp;fout van wynlleen daar by gegooien fynde, werd dit laatfte ontbondeneneer-gefiagen of (gelyk de Chymici feggen) geprscipiteert; en het fout veree-nigt %h met defe fmek-vogt; foo dat dit mengfel gccryftallifeert fynde,

tot


-ocr page 887-

Van de Mogelykheit der Opjiandinge. nbsp;nbsp;nbsp;SÓ J

tot een teken, dat de deelen van defe faipeter-geeft onverandert blyven, een brandende falpeter geeft.

En om verder te toonen, dat defelve fyn fcherpheit behout, heeft men by defe falpeter foet water en olye van vitriol gegoten j waar uit by deftil-latie weder het felve fterk water of geeft van falpeter is voortgekomen. Dewelke fyn fuurheit en eigenfehappen vertoonde, als men defelve proefdenbsp;fuur te fyn } en ongeroeft vylfel van yfer daar in geworpen hebbende, mennbsp;fagh, dat defelve met een fterke en groote opbruifinge en met feer roodenbsp;dampen (die eigen aan een falpeter-geeft fyn ) dit yfer verteerde. Hetgeennbsp;nogh meerder beveftigt wierde, als men weder met fout van wynfteen daarnbsp;by te doen, uit defelve geeft voor de tweede maal een goede Salpeternbsp;maakte.

Uit welk experiment ten minften blykelyk is, dat defe falpeter-geeft, na foo veel en vcfcheidcn vereenigingen met iilver, koper, yfer, calarnynfteennbsp;en fout van wynfteen, en mefeenige tweemaal uitgeftaan te hebben,in fynnbsp;voorige ftand verbleef, en door al die bewegingen niet bedorven nogh ver-fleten is. Soo dat het niets onmogelyks medebrengt, dat defelve magt, dienbsp;de falpeter-geeft na foo veel verfcheiden vereenigingc, mengfels en roeringen by fyn figuur en eigenfehappen doet blyven, het felve in deelen van andere lichaamen ook doet plaatfe hebben. Dus fiet men ook kwikfilver ennbsp;goud op ontelbare manieren by de Chyraici behandelen, en egter altyd weder als het felfde kwik-ftlver en goud, naailes geleden te hebben, voortkomen.

§'. 7. Een andere tegenwerpinge fyn fommige gewoon tegen de mogelykheit van de Opllanciinge te maken} om dat niet alleen alle lichamen in foo kleine deeltjes door verrottinge of andere middelen verdeelt werden maarnbsp;voornamentlyk, om dat defe deeltjes weder met andere vereenigt of lievernbsp;tot andere lichaamen werden j en de aarde, dievan verrotte menichen komt,nbsp;ook in veelderhande vloeyende en vafte Lichaam, in Water , in Lugt, innbsp;Hoornen, in Kruiden en alle foorten van Planten dik wils verandert werd.nbsp;Soo dat niet alleen de vereenigingc van defe lofle ftofkens, maar eerftdeaf-fcheidinge van het geene, daar fy mede verenigt waren, hier nodigh fchyntnbsp;te wefen: het geen aan haar geloofïelyk en niet wel mogclyk voortkomt,nbsp;in foo veel rnillioenen gevallen j in welke alle dit vereifcht foude werden omnbsp;een eenigh lichaam te doen opftaan.

Maar lullen foodanige niet, indien fy redelyk willen fyn, tot andere ge-dagten moeten komen? wanneer men aan haar toont, dat het geene fy on-gelooffelyk gcagt hebben, op een menigte van manieren in de Chymie ge-ichiet, foo in vloeyende als vafte ftofFen.

Indien men Iilver met fterk water mengt, werdhet tefamen toteenvloei-ftoffe: doet ’er wat koper by , foo fcheid het filver ligh uit defelve, als reeds te vooren gefegt is.

'


-ocr page 888-

8«4 XXIX. B E S C H O U W I N G E.

Goud met filver in het vyer gefmolten, en koud geworden fynde maken een hart gemengt metaal5 werpt het in fterk water, foo verlaten fymalkan-derenj het filver vereenigt figh met het llerk water, en het goud valt alsnbsp;een poeyer op de grond. Dit is aan alle Eflayeurs en Goudt-en Silver-han-delaars bekent genoegh.

Oly van wynfteen of het fout in water gefmolten men fwavel gekookt, vereenigt figh met defelve; fprengt afyn daar in, foo vat defe op het foutnbsp;van wynlteen, en de fwavel fchift daar van.

Mengt geeft van zec-fout met ecnigh vlugtigh fout, by voorbeeld van hartshoorn, foo vereenigen figh defe feer vaft met malkander j doet ’er pot-afch of kalk by, foo verlaten fyn malkander, en de geeft van fout vei famelcnbsp;figh met het geene daar by gedaan is. Het was voor y mand, die in de Chy mienbsp;ervaren is, niet moyelyk ontelbare andere voorbeelden te geven vannbsp;ftofFen, die aan malkander vaft fyn en kleven, alleen door het bydoen vannbsp;een derde van malkander te doen wyken. En gefchied dit in defe, wat on-mogelykheit is’cr.^ w'aarom het in geen andere ftofièn kan gebeuren.

§. 8. Dogh fouden defe beklagelyke Philofophen mifichien antwoorden, dat men in de dcelen van der menfehen lichamen foodanige eigenfehappen,nbsp;als van Hgii nootnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veiÊenisen niet gewaar werd j en dat fulks

daarom in delelve geen plaats kan hebben.

Maar indien dele op andere Chymifche experimenten geliefden te letten, fouden fy fien, dat water en olye malkander niet aan en nemen, en on-mengtbaar blyven; dogh als men de olye met potafch en fout van wyn-ftcen of eenigh ander goed loogh-fout (ook wel fommige olyen met fuiker)nbsp;mengt, en tot een zeep maakt, vereenigen fy figh leer ligt met water.

Koper blyft ook van gemeen water omfmeltbaar en by na onaangeraakt} •dogh als men vlugtigh lout van Sal armoniac daar onderdoet, falditmeng-fel het ganfche koper fmelten, en in een blaauwe vogt veranderen.

HarlTen uit kruiden gemaakt, als van Jalappa^ Scammonium^ enz. fyn onlesbaar in water} maar met dooren van yeren of geftooten amandelennbsp;doorgeroert 5 werden ftraks daar van aangenomen, en mengen figh met hetnbsp;felve.

Waar uit, gelyk uit een groote meenigte van andere, die hier uit de Chy mie fouden kunnen by gebragt werden, openbaar is, dat fchoon tweenbsp;ftoffen figh met malkander niet en willen vereenigen, fulks door een derdenbsp;daar by te doen, kan uitgewrogt werden.

If

En dit beide dan aangetoont fynde in foo vcele faken} wat onmogelyk-Jieit is ’er wederom.^ dat niet foo wel de ftof-deelen van ons lighaam volgens defelve of andere gelykformige wetten , van plantenen dieren, met dewelke fy vereenigt fyn geworden afgefcheiden, en by malkander foudennbsp;kunnen gevoegt werden, gelyk fy eens gevoegt fyn.

§. p. Indien yraand, die nogh meer uitvlugten fockt, hier op fegtj dat

defe


-ocr page 889-

Fan de MogeJykheit der Opflandinge. nbsp;nbsp;nbsp;8(5 j*

defe deeltjes, voor dat fy figh met den anderen vercenigen cevft feer digt aan malkanderen moeten gebragt werden, en dat tufTchen die van ons lig-chaam verfcheidcn en feer groote afftanden dikwilsfullen gevonden, en haarnbsp;vcreeniginge daar door belet werden.

Laat hy merken, hoe wel Acida en Alcalia feer na by aan malkanderen moeten fyn, eer fy malkander aanvatten} dat egter Barnfteen, Lak, Glas,nbsp;op een veel grooter afftand ftrootjes en dicrgelyke. kleinigbeden na fighnbsp;trekken, als men fe wat gewreven heeft; de feilfteen trekt het yfer, fchoonnbsp;het nogh verder daar af is; en al wat men op den Aardkloot fwaar noemt,nbsp;werd na het foo vergelegen middel-punt deflelfs toe bewogen; om niecnbsp;hier By te brengen het geen men volgens de gedagten van de Heernbsp;iWttVow ftellen moet, en waar van bovennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;XXVU.%. i(5, 17. een

bewys gegeven is, dat ook d'C Hemelfche Lichamen in iulke by naonmeete-Jyke afïlanden aan een wet, die fe na malkander toebrengt, gehoorfa-men.

Indien men dan hier uit fiet, dat ook foo groote gevaartens in foo ver-' fcheiden veerheden volgens de tegenwoordige wetten der Nature na malkander toe bewogen, en met malkander foo verre hare beweegingetodaatver-eenigt werden. Waarom foude dit in de deeltjes van een menfebelyk lichaam te doen ftand grypen, aan de felfde magt, die dit andere alles doet,nbsp;onmogelyk fyn?

§. 10. Nogh eene tegenwerpinge is ’er, namelyk, dat de ftofkens vati onfe lichamen fouden moeten fchynen met verftand en verkiefinge tc werken ; indien fy onder foo ƒ cel millioenen andere de juiftc plaatlen van dienbsp;van haar lichaam konden vinden, en een lamenftel met defelve maken.

Dogh is die niet meer wonder, als dat onder foo veel andere plaatfen, daar figh de deelen van Aarde, Water, Ligt, en Lugc konnennederfetten ;de-feive , die tot het voortbrengen van Druiven, alleen in de wynftokken ; dienbsp;tot Appelc”, alleen in de Appel-boomen; die tot nuttige en tot fchadelykenbsp;kruiden behooren, met delelvc alleen onderfcheidentlyk figh verecnigeii}nbsp;en fchoon het grootlle vergift by het tarwe graan of onder het felve waft,nbsp;dat dit laatfte daar door niet vergiftigt werd.

van noden fyn; door welke beftieringe het gefchied, dat vlees, been, vliefen, enz. alle op or l e en ongemengt blyyen;_ fonder het welke fy anderftnts ia

Diergelyk fien wy in onfe lichamen felfs, alwaar uit een gemengden chyl uit foo veel foorten van fpyfen en dranken beftaande, juift tot elk deel vannbsp;ons lichamen die deeltjes in het byfonder naderen, welke tot haar onderhoudt

korten tyd tot alles onbekwaam fouden fyn.

En om andere voorbeelden re op,,,.» nbsp;nbsp;nbsp;1 •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, ^

vinden kan: Mengt yfer, nbsp;nbsp;nbsp;quot;Irquot;?

onder malkanderen. Houd daar een Smeïn K nbsp;nbsp;nbsp;»

Jcen uit al dien gemengden hoop, als bl^verl^V fal defelve het yfer al-

Pgt; a s by \erkiefjnge tot figh doen naderen,

Rrrrr


-ocr page 890-

$66 nbsp;nbsp;nbsp;XXÏX. BESCHOUWING E.

en alle ,de andere ongeraakt laten j giet quikfilver op dit poeyer lid liet dgk met het loot alleen vereenigen, en de andere leggen laten 5 doet ’er waternbsp;by, fal defe alleen het fout met figh mengen j en geen van de andere aam a-ken 5 en een groote meenigte van voorbeelden is de leere vandcMegt;2/}rua ofnbsp;fmelt-vogten magtigh te geven, waar in elke als by verkiefinge op fynsnbsp;voorwerpen fchynt te werken.

Nu meerder als men in defê fiet, werd in de herftellinge van onfe lieha-men uit haar ftof niet vereifeht: hoe kan dan een ellcndigh Philofooph, fchoon hy defelve met regt vreeft, figh geruft ftellen? als hy alleen om defe redenen defelve onmogelyk agt.

deelen opgewekt wierde. het lichaam van de opgegetene veele van defyne foudc moeten minèn.

§. 11. Dogh fehynen de Hiftorien, die men vandeMenfchen-cetersleeft van eenigh gewigt tcfyn,by dieditgevoelenvandeonmogelykheitderOp-ftandinge tragten aan figh felfs en aan anderen in te boelemcn. Nadien,nbsp;wanneer een menfeh van anderen opgegeten is, het fchynt te moeten volgen, dat den cenen tot voedfel van een ander w'erdende, ookfyniiehaam innbsp;dat des anderen verandert werd. En on vermits de Chrifienenbelyden, dat elknbsp;met fyn eigen lichaam fal opftaan gt; meinen fy hier een onmogelykheit ge-toont te hebben: om dat, fchoon als het lichaam van den eeter in allefyne

ander leeft. Nu dit geftclt fyndc is het klaar, dat de tegenwerpingegeheel

Om defe fwarigheit wegh te nemen, fullen defe tegenwerpers moeten toeftaan, dat in defelve twee gevallen kunncii aangemerkt werden. Beteerde is, wanneer de Menfchen-eeter nogh eenige jaren na het ecten van den

vervalt y, om dat volgens de gemeene werkinge, die men in alle lichamen

minderde, en op eiken dagh, door alle rnaltyden die hy doet, alleen een

befpeurt, het geen nu tot voedfel ftrekc en een deel van het lichaam iiit-maakr,. voor deflelfs dood langh daar van kan afgefcheiden fyn. Want indien het lichaam van ymand die dagelyks fpyfe gebruikt, in ftofïè niet ver

once van het voedfel in het lichaam veranderde, foude defe verfwaringe in elk jaar meer als zo ponden, en derhalven inyo jaren meer als loooponden bedragen j’c geen door de ondervindinge anders getoont W'crd. Waaruitnbsp;men belluiten moet) dat gclyk het lichaam door voedfel fwaarder en vermeerdert werd, het felve ook, door de doorwaaflemingc (van Santoriusnbsp;eerft regt aangemerkt j en andere beweeginge der vogten, geduurigh ligiernbsp;en vermindert werd.

Indiea wy nu het tiveede geyal onderfiellen, en dat om alles toe te geven, defen Menfchen-eeter fterft op foodanigh een tyd, als felfs den tegenwer-per wil ), en hy meinen foude, dat het vlees van den opgegeten figh metnbsp;het lichaam van den eeter vereenigt heeft; fal ter eerfter opllagh van defenbsp;tegenwerpinge aan ymand, die de werkingen Godts in de Nature niet veelnbsp;beichouwt heeft, miflehien van eenige kragc fehynen te fyn.

Maar

-ocr page 891-

Vin de Megelykheit der Opjlandinge. nbsp;nbsp;nbsp;SiSy

Maar delen gelieve te lettten, dat, fchoon den Maker van het menfcheiyk lichaam foo veel faken met onfe wetenfchap en op het gebied van onfc wille in het felve laat gefchieden j hy egter het voeden van ons lichaam daarnbsp;uit heeft behouden j en het felve niet alleenaandemagt van onfe wille, maarnbsp;ook volkomen aan ons gevoel en wetenfchap ontrokken: vermits, na datnbsp;de fpyfe de maagh en darmen, daar wydefclveforatyds door het gevoel noghnbsp;kunnen gewaar werden, doorgegaan is, niemand weet waar dcfelve beland*,nbsp;en met w'elkc deelen, en op welke tyden fy figh met dcfelve vereenigt: be-toonende alfoo, dat defe weldaad , die aan ons door het nemen van voedlêlnbsp;gelchied, volkomen en alleenlyk van fynen wille afhangende blyft. Ooknbsp;fict men, dat eenige fickelykegefteltheden, enook tcgroote hitte, te gcwel-

d.ge beweegingen, ontftellende driften, welke laat lie onfe gefonthcit gc-lyk de fickten, niet geheel gewoon fyn weghte nemen,meermalen oorfaak fyn, dat onfe lichamen door de gebruikte fpylên nietalsopandere tyden ge-voedt werden.

Waar door blykclyk is, indien het ooghmcrk van den grooten Formeerder van alles is elk menfch in fyn eigen lichaam te doen opftaan, gelyk hy ons in Syn Woord geopenbaarc heeft j dat het ook in Syne magt is re beletten, dat een deel noit wefentlyk tot twee lichamen behoort j endacfelfsnbsp;natuurlyker wyfe, daar geen onmogelykheit in is.

Dogh indien dit laattt gefcide aan ymand niet overtuigendegenoeghmog-te voorkomen, fal hy door ontallyke Chymiicheexperimenten daar van ver-fekert kunnen werden j die toonen, dat fchoon al een lichaam die eigenfchap heeft, dat het figh met een ander vereenigen foude, fulks nogtans doornbsp;het by doen van een derde en op andere wyfen belet kan werden.

Soo vereenigt figh geeft van falpeter metftaal} dogh indien men cerft een vaft Alcalifch fout als dat van Wynfteen daar by doed, werd fulks daar doornbsp;belet.

Loog-fout vereenigt figh met olye, en maakt die tot een zeepe; dogh a-fyndaarby gedaan fy nde ofeeuigh ander fuur, (iil het fout met de olye figh niet mengen: en lélfs het menglel al gemaakt lynde fill daar door gebrokennbsp;cn gefchift werden.

L)e feilfteen en het yfer vereenigen figh , of liever werden na malkander toe bewogen i inaar men behoeft fc alleen om tekeeren, om fe van malkander af te doen vlugten, en het een het ander te doen wcghdryvcn. linomnbsp;hier niet meerder by te brengen dat uit de Chyraieligtelyk gefchieden kon-de, wat reden kan ymand geven? waarom door die Magt welke dit allesnbsp;doet in de deelen van een rnenfche, die figh met het lichaam van cenmen-fchen-eeter als voedfel vereenigen fouden, geen pkatfe foude kunnen hebben, het geen wy m defe fien gefchieden.

§• ir. Ik weet wel, dat om van alle die experimenten welke wyvoort-gebragt hebben,eemge oorfiiken uit te vinden, het aan fcherpfinnigc Phüo-

Rrrrr z nbsp;nbsp;nbsp;ftphea

-ocr page 892-

gó» XXIX. RE S e H o U W I N G E.

fophen niet ontbreken fal otn onderftcllingen, die eenige ovcreenkomft daar meede fchynen te hebben, te verfinnen; en dat felfs van alleChymifche ver-fchynfelen by de eene defe en by de andere die reden gegeven werd. Maarnbsp;het is niet nodigh dit alles of voor goed te keuren, ofte wederleggennbsp;om. dat wy hier de vadigheit van de gronden, waar elk fyn Natuur-kunde,nbsp;opbouwd, niet voorgenomen hebben te onderfoeken anderen^ om dat,nbsp;het ons genoegh is tot het geene wy beoogen , indien alleen de experimenten waar fyn j men magh defelve dan van foodanigh een oorfaak af doen komen,. als men denkt beft met fyn Hypothefis over een te ftemmen: vermits-men in geen liehaamelyk deel foodanige tuflchen-plaatfen of Pori^ foodanignbsp;een figure, foodanigh een bepaalinge van beweginge, foodanigh een aantrekkende kragc (uit welke gronden de meefte oorfaken in defe tyden afgeleid werden) aan figh kan voorftellen te wefen j, of het is mogelyk,. dat elk-van die ook in andere kan gevonden werden j en dat- die magt, welke denbsp;eerfte tot defe eigenfehappen bequaam gemaakt heeft, fulks ook ontrent andere doej.. met die ’telkens tc verandercn,,fooalsdefelyenaharegrooteoog-merken en.voornemens fal dienftigb oordeelen,.

Dogh om voort te gaan;

IndIen,Ket:, nuüprv te fwakltcn ftcunfél is voor defe beklagelyke Redeneer-ders, wanneer fy geen onmogeiynneit toonen kunnen, alleen de Opftan-dinge te willon loochenen}, om dat Godts Magt (welkers grootheit nlemajid van,haar, hoe verre hy. ook vervallen, mogte fyu,. oit heeft of kunnen offelfs-durven ondernemen tc bepalen) haar te klein fchynt om figh.tot foo veel,..nbsp;ibo.feer en.wyd van den aodere verftroidc,_ reeds-met andere vermengt fyn-de, en foo veel geweld uitgeftaan hebbende deeltjes uit te {trekken,, en de-felvc weder tot een lichaarn te yereenigen} op welken grond meeft alle harenbsp;tegenwerpingen ileunen: , en die daarom van de Heerejefusgenoeghweder-legt fyn, als hy de Sadduceen,. fonder dat fy het tegendeel figh cenighfintsnbsp;durfden aanmatigen ftaande.te houden,, te gemoed voerde in de te voren bynbsp;gebragte woorden, Dat:fy de kragt Gods niet.en kenden. ^ Indien nu de Na-tuur-kunde en - Chymie toont, dat het in duifenden van gevallen gefchiet,-het geen aan defe ongelukkige in de Opftandinge ongelooffelyk voorkomt:nbsp;fal ook den alderhartnekkigften Atheift by, figh felfs'alleen fynde, en ditnbsp;alles overweegende,. geruft daar op, kunnen, leven? oPt geen wat meerdernbsp;te feggen is,geruit daar op kunnen ftervenP.dat de Opftandinge noit falge-fchieden, en hy niet-gedv/ongen fyn (gelyk de Chriftenen belyden en foonbsp;veel Heidenen .vaft gellelt. hebben) ,aan iynen magtigen Maker rekenfthap.nbsp;te geven. Te, meer, als hy overdenkt,.dat hy, niet,loochenen kan, hoenbsp;weinigh-overeenkomftc Aarde,, Water, Lugt en .diergelyke faken, daar

fyn lichaam uit voortgekomen is, , ook met het felve lichaam .voorhem fou-dén fchynen te hebben ., als hy het felve daar uit te famen brengen moeftc} 4at.egter defe.onbequaamheit in alle. diuiloffen. niet heeft kunnen beletten,

dat.

-ocr page 893-

Vm de Mogeïykheit der Offiandingr. nbsp;nbsp;nbsp;§lt;5^

dat fyn lichaam eens daar uit is voortgebragt j en dat hy geen meerder wys-heit nogh kragt felfs foude moeten erkennen vereiicht te werden, om uit defelve aarde en andere deelen, die fyn lichaam eens uitgemaakt hebben,nbsp;het felve lichaam weder ten anderen male te doen voortkomen, Soo dat,nbsp;wat uitvlugten hy in defen ook- foeken magh, het gefigt en regt begrip vannbsp;dit laatft gefeidc alleen, fonder felfs eens op de voorigeChyraifche wetten agtnbsp;te geven (welke alken tot wegneminge. van eenigeuitvlugien en volkomender overtuigingc bygebragt fyn) by hem ontegenfprekelyk moet doen bly-ven , dat de Opflandinge der dooden geen onmogelykheit influit: ’t geennbsp;wel al is, dat de Befchouwinge der Nature ons keren kan. Maar ook, betnbsp;geen een Atheift, boe waanwys cn hooggevoelend hy ook fyn magh,moetnbsp;doen fidderen, foo dikwils hy daar aan denkt. Dcfe beklagelyke Philofo*nbsp;phen gelieven dan alleen de enkele mogeïykheit daar van aan figh met einllnbsp;voor te ftelleni en dit gefchiet fynde, ik late aan haar eigen ondervindin-ge, wat werkinge het op haar fal kunnen doen, ingevalle Godr het gelieftnbsp;te fegenen.

§. I?. Ik foude nu van het bewyfen van de mogeïykheit der Opilandln-ge in eigen lichamen alhier een einde kunnen maken j indien niet de fcherp-^ finnigheit, der Ongodiften defelve meinde op andere wyfen te kunnen tegen-fpreken. Namelyk, eerfi met onaannemelyke gevolgen,.foo fy meinen,,nbsp;daar uit te kunnen trekken, lm anderen.^ met het onderltellen van fiken,-die mogelyk fyn, welke.nogtans de Opftandinge in eigen lichamen na hare'nbsp;gedagien onmogelyk maken* ’ïenderden^^ met den By bel felfs, uit welkenbsp;alle Chriftenen de fekerheit van hare Opftandinge betogen, met figh felfs tenbsp;vergelykenj en foodanige.plaatfen by te brengen, die volgens fvaarvoorgeven rnct de Opftandinge in eigen lichaam vveinigh overeenkomft fchynen tenbsp;hebben. En boope ik, dat het aan verftandige niet verveelen faJ, indien ik-hier nogh yets by voege, om defe fwarigheden wegh te nemen ; geene andere bewyfen daar toe gebruikende, als die op de dagelykfe ondervindingen gegrond fyn.

§, 14. Het eerfie gcvo]gh dan, dat fy denken ongcrymt en onaanneme-lyk by yder te moeten fyn, is, indien de Opftandinge in eigen lichaam ge--fchieden fal,tlat ee-n kind even na fyne geboorte ftervende,ook als een kind! en met een lichaam,- dat tot veele dingen onbequaam is, en niet als een vol-waftene fal moeten opftaan.

2e/f anderen befluiten fy, dat ymand, die nogh klein en een kind fynde een arm of been verloren heeft, indien hy nogh eenige jaren leefd, en midde-ierwyl grooter.werd, wanneer hy fterft moet geloven, dathy.ofvetminkt,,nbsp;en fonder arm of beert, of indien defe al aan fyn lichaam ge voegt werd,.,nbsp;met een arm of been, dat ganfeh ongeproportioneert tot fyn lichaam is, faLnbsp;opftaan.

derdeno. indien den menfehe met fyn eigen lichaam op fal ftaan, fchynt’t

Rrrrr 3 nbsp;nbsp;nbsp;iieci

-ocr page 894-

§70 nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. B E S C H O U \V I N G E.

het aan haar te volgen dat meert alle lichamcnganfch ongedaan, uitgemer-gelt, en Itleinder en ligt er als de Natuurlyke, in de Opttandinge Tullen fyn; ¦nadien meert alle raenfehenjeerfy fterven, door hare fiekten en fommige doornbsp;tecringen Too Teer vermagert werden, dat Ty op verre na het gewigtvan hare lichamen in gefondheit niet Touden ophalen: en dat felfs, Cap.nbsp;XIX. vers i6. legt Ik fal uit MTN vleefch Godt etmifchouvsenop die tydnbsp;alfoo verre vermageit was, dat hy in her voorgaande aowrfighfelvendusnbsp;befchryft : Myngebeente kleeft aan myn buit en aan myn vleefch, en ikbenont-komen met de hult viyner tanden. Soo dat fyn alderiiiterftc magerheit daarnbsp;door te kennen gegeven werd.

§. if. Het vierde nu dat fy tegenwerpen, en hetgeen in rtgh felfs moge-lyk fynde, fy meenen dat het gelove der Chriftenen onmogclyk maakt, is htc volgende: Indien een Menfcben-eeter geduurende fyn ganfehe leven datnbsp;eenige jaren langh was, geen andere fpyfe als menfehen vleefch gebruiktnbsp;laadde, fchynt het haar onmogelyk ,dat en defen Menfchen-eeter, en re ge-lyk alle die van hem gegeten fyn, yder met haare volkomene en eigen lig-cliamen Touden kunnen opilaan.

$. ld. Het geene Ty nu felfs uit het H. Woord tot eene tegenwerpinge bybrengen, Tynnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ronlt;lanie:e texten, alwaar uitdrukkelyk van een Op-

rtaiidinge in eigen lichaam gefpvoken werd :als Job. XIX. l6, vj, Enalsfy

na tnyne buit dit doorknaagt [uilen hebben , fal ik uit MTN vleefch Godt aan-fchouwen-, den ‘welken ICK voor MT aanfehouwen fal, en niet een vreemde. En Paulus, Romein. VUL ir Soo fal hy, die Cbriflum uit den d.ooden opge-voekt heeft, ook UWE fterffelyke lichamen Icvendigh maken. Gelyk ook Phi-iipp. UI. zi. Die ONS vernedert lichaam veranderen fal,op dat hetfelve gelyk-formigh voerde fynen heerlyken Ikhame. Wy Tullen alle andere , die aan de-fe gelykformigh fyn, niet ophalen.

Tegen defe texten ftellen fy voornamelyk eenige uitdrukkingen van den felven PauJus, i Corinth. XV. , ?6,57,38. welke fy meinen met devoor-gaande niet overeenkomende te lyn. Want als hy te vooren een regenpar-tye heeft ingevoert in defe woorden: vers ^f. Maar fal ymand [eggen, hoenbsp;JuUen de dooden opgenvekt voerden? en met hoedanigb een lichaam fuHen fy komen?nbsp;beandwoord hy den felven met dc gelykenilTe van een zaad-, vers 36. Ghynbsp;dwaas, het geene ghy faalt werd niet levendigh ten fy dat het gef or ven fy. 37.nbsp;En het geene ghy faait, daar van en faalt ghy het lichaam niet, dat worden fal •,nbsp;maar een blood graan, na het voorvalt van tarwe of van eenigh der andere \^gra-nen. ]nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^S. Maar Godt geeft het felve een lichaam, gelyk hy wil, en een 'sgelyk

Jaad fyn eigen lichaam. Uit welke woorden fy dan befluiten, dat de'men-fche fyn eigen lichaam, het welk hy in de dood afleid, in deOpftandingc niet weder aannemen fal; maar dat dit een ander foude moeten wefen, hetnbsp;v/elk Godt hem geeft, gelyk hy wil. Soo dat by haar defe plaatfe de voorigenbsp;fchynt tegen te fprekeu, en ook figh felve, om dat, indien menyets anders

faait


-ocr page 895-

Van is Mogelykheil der Opjlandinge. nbsp;nbsp;nbsp;I

faalt als het lichaam dat worden fal, en Godt aan het gefaaide een lichaain geeft gelyk Hy het onmogelyk het eigen lichaam s an het laad na harenbsp;gedagten kan wefen.

Boven dele maken eenige van haar nogh andere fwarigheden tegen een Geeftelyk lichaam vers 44 en 46. en infonderheit, om dat ook vers fo gefegtnbsp;werd, daf vïeefcb en bloed het Koninkryke Gods niet he-er ven en kennen: hetnbsp;welk aan haar als ftrydigh met het voorgaande voorkomt, het welk van Tobnbsp;gefegt werd.

§. 17. Eer ik overga om defe fwarigheden te beantwoorden, vinJe ik my verpligt tot narigtirtge van een Chrillen, die dit mogte leclcn, vooraf ccnbsp;kten gaan.

I. Dat bet alhier ons ooghmerk niet is te befchryven, op 'wclke wyfedc Opftandinge in eigen lichamen gelchieden fal, nadien wy ditgrootcgeheimnbsp;alleen aan de wysheit cn magt Godts overlaten) maar dat wy alleen voor-genoomen hebben te toonen dat defe Opftandinge geen onmogelykhcitnbsp;influit) en dat de voorgaande tegenwerpinge by cenige Ongodiften, omnbsp;haar tegen de fchiik van defe Opftandinge geruft te Hellen, ook uit dc H.nbsp;Schriften gemaakt, door het geen men dagelyks in de Wereldby onderrin-dinge liet gefchieden, kunnen opgeheldert en weggenomen werden.

§. 18.11. Dat om in het gemeen te antwoorden, op al het geen defe ongelukkige redeneerders cn bcklagelyke Bybehlefers (ik raeene die dit H. gc-fchrift alleen onderfoeken om ’er ongerymtheden uit te trekken, hoedanigc ik fommige gekent hebbe) in defelve meinen gevonden te hebben, het welke fy nogh met haar begrip nogh mcc andere van defe Opftandingenbsp;fprekende plaatfen kunnen overeenbrengen, niet anders vcreifcht werd) alsnbsp;dat dit felve H. woord ook uitdrukkelyk fegt, dat om het ware //0£ en alle byfonderheden van de Opftandige te verftaan, men volgens het re voo-ren bygebragte antwoord van de Hcere Jefus aan de Zadduceen, niet alleennbsp;de fchrifien moet weten maar ook de kragt Godts', indien men niet dwalen wil..nbsp;En derhalven dat (elfs geen Acheift, als met dit voor alle menfehen onmo-gelyke voor afgeftelt te hebben, eenige reden-twift met ymant over dema--niere en verder omftandigheden van de Opftandige in het H. woord bevatnbsp;fynde, met ecnigen grond kan beginnen. En is voor een waar Chriften,dienbsp;de Gehooifaamheid des geloofs boven alle fyne begrippen en redeneringennbsp;ftekjdit eenige genoegfaam, omnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;waariyk medelydens waardighi

fynde Philofophen tegen eenige Bybelfche uitdrukkingen gewoon fyn by te brengen te verydelen. Infonderheit dcwyl Godt ons in dit woord Ephefen:nbsp;III, zo. befchreven werd foodanigh te Üyn,idat hy Magtigb r'r, niet alleen o-vervloedelyk, maar (t geen meerder fegt) meer als ovcrvloedelyk tedoenbovemnbsp;dat wy bidden of DENKEby. Indien nu een Atheift yets tegen de;nbsp;'-ypftandinge, \velke de Heere Jefus alleen van Godts onbegrypelyke magc:nbsp;aftcid, uit den Bybel wil by brengen, laat hy defe uit den felvenBybeiftrax.

aan-

-ocr page 896-

XXIX. B E S C H o ü W I N G E.

Gangehaalde plaaife voor af ftellen; en dan felfs oordelen met hoe weinigh redelykheit hy in defen met fyn verftanc kan te rade gaan en redelyketegen-'Werpingen maken.

§. ip. lII.Eindelyk om nm ongodiflen, die niet na en laten met haarver-ilant tot haar eigen rampfaligheit gedurigh werkfaam tc fyn, alle uitvlugten foo veel mogelyk is te ontnemen, tegen het geene dat wy in het volgendenbsp;als ondervonden, of anderfints by yder verftandige, die oit eenigh onder-foek in de Nature gedaan heeft, bekent fynde fullcn nederftellen j is hetnbsp;nootfakelyk hier by te voegen, dat fchoon het geen ik hiernauit dena-luurlyke waarnemingen by fal brengen, al geen volftrekte waarheit, maarnbsp;alleen een enkele en bloote Jonderftellinge was, het volkomen defelve kragtnbsp;in defen foude hebben. Nadien om de Mogelykhcit van yets te bewyfennbsp;men niet meerder van ymant, die dit aanneerat^ eifchen kanj als dat hy alleen een onderftellinge uitvinde, die een maniere bevat , op welke hetfelvenbsp;gefchieden kan, en die geen tegenfeggelykhcit influit. Ik denke niet datnbsp;eenigh Ongodift dit loochenen fal, om dat het felfs by de voornaamfle vannbsp;haar foort erkent weid. Ik ftelle dit voor af, op dat geen tufl'chen komendenbsp;¦tegenwerpingen den draat en klaarheit van dit bewys verduifteren en belera-rncren tiiogt-cn. 'cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;in clifpiiten met dele foort van Philoiophen

maar al te dikwils gebeurt, gelyk die geenegt; welke ondervindingen daar van hebben, genoeghTaam w.eetcm

§. zo. Om dan een begin te maken.

ï. Elk menfehe heeft behalven fyne ziele een lichaam gt; het welke wy, voor foo veel het van yder gefien werd, met den naam van figtbaar lichaamnbsp;na defen fullcn uitdrukken.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Dit lichaam kan menin opligt van die van andere menfehenfyn^y/ö»-ier lichaam noemen , om dat hy daar door van anderen onderfcheiden werd,nbsp;en delen byfonderen perfoon en geenen anderen uitmaakt.

III. nbsp;nbsp;nbsp;Maar dewyl dit figtbaar en by fonder lichaam in figh felfs feerveelevcr-anderingh ondergaat, en na de verfcheiden jaren en fiekelykeofgefondegc-llekheden van een menfehe kleinder en grooter, magerder cn vetter, ligternbsp;en fwaarder vyerdi en het felfs mogelyk is, dat een en defelfde ftoffedan totnbsp;het . figtbaar lichaam van den eenen, en daar na tot dat van een anderen kannbsp;behooren. Het welk gefchieden kan, als bloed van den eenen, byquetfurcnbsp;of anderfints uitgcllorc fynde, tot aarde werd: op welke maniei'edeflèlfsftof-fe figh in vrugten kan létten, welke van een ander gegeeten fynde fyn Jigt-baar lichaam daar na helpen uitmaken. En nadien, niet tegenftaande alle delenbsp;veranderingen, elk figtbaar lichaam nogtanshetlichaam van deflélfde perfoonnbsp;b!yft,ishetblykelykdathet/^^‘to^iichaafn, het welkin foo veel van lyn delen verandert werd, egter yets moetwefen, volgenshef welke hier altydhetnbsp;eygen lichaam van dien fclve perfoon kan genaamt werden : gelyk wy onsnbsp;in het volgende om dit re betekenen van defe naam van eygm lichaam fullen

bc-

-ocr page 897-

Fm ie MogÉÏykheit-der. 'OpJiandinge. nbsp;nbsp;nbsp;873

bedienen, otn onderfchcid te malden tufTcheh dit, dat inlichaam altyd verblyft, en tuflchen het geene daar itl veranderingen lydt.

IV. En dus is uit het gefeide klaar genoegh, dat ’cr een wcfentlyk on-derfcheit is tuflchen het eigen en tuflfchen het Jigtbmr lichaam van een per-foon, nadien veel deelen van het laatfte by het felve gevoegt en daar afge-fcheiden kunnen fyn, en felfs tot meer figtbare lichamen als vaneencnmen-fche bchoorenj en het eigen lichaam alleen tot een cn dcfelve perfoon bepaalt blyft.

§. zi. V. En op dat aan niemand dit onderfcheid van een figtbaar en van een eigen lichaam by ons verfiert en ongegrond magh fchynen te wefen jnbsp;weet een ygelyk, indien men van een man fegt, dat hy zoo ponden fwaarnbsp;isty dat men niet anders dan fyn figtbaar lichaam daar door verftaat: maarnbsp;feggende dat hy 80 jaren oud is, kan men niet anders als fyn Eigen lichaamnbsp;daar door betekenen. Nadien het geen hy in de laatfte 10, zo, 30, enz.nbsp;jaren tot vocdfel genotnen heeft, allé die 8ó jaren langh liiec tot (ynfigtbaarnbsp;lichaam behoort heeft.

En blykt hier uit, dat een yder niét alleen door defe fpreek-wyfen dit onderlcheid van een eigen en Jigtbaar lichaam, foo niet in uitgedrukte woorden , ten minften in kragt van betekenifle erkent; maar ook dat ’er in hetnbsp;.Jigtbaar lichaam yets dat men het eigi^n lichaam met regt kan noemen, begrepen isj het welke, het fy het figtbaar lichaam meerder of minder innbsp;grootheit werd, tot dien perfoon behoort.

VI. Selfs vind men in de H. Schriften dit ondericheid niet duifterlyk gemaakt. Want om andere veelvuldige plaatfcn over te flaan, als defelve Sudic. UI. 17, zp. Eglon en de Moabiten ook vette mannen notmi ^ weetnbsp;men dat hare figtbare lichamen gemeint werden j daar en tegen, als vannbsp;MethufiaJem gefegt werd dat hy pöp jaren geleefde hadde, Genes. V. zy. falnbsp;niemand loochenen, dat fyn eigen lichaam verftaan werd.

Maar feer aanmerkelyk is de plaatfe Hofea. IX. /. 11. iz. Aangaande E-phraim haar lieden Heerelykheit fal wegvliegen als een vogel, van der geboorten en van [ moeders ] buik en van de ontfankenijfie af. En of fy fchoon hare kinderen mogtm groot maken, ik fal fe dogh daar van beroven. Alwaar de kinderen in de geboorte, in den buik, in de ontfankenifle, dat is felfs in haarnbsp;eerfte grond-formeerfel, en daar na in volwaflen grootheit defelve, perfoo-nen en kinderen genocnit werden. Welke daarom in alle defe veranderingennbsp;van klein tot groot, die hzeee Jigtbaar lichaam ondergingh, egter nogh yetsnbsp;altyd gehadt hebben, het welke volkomen het felfde in haar verbleef (be-halvendathetmiflchien in het opwafl'en meerder opgevultwierde) endat metnbsp;denaam van eigen lichaam moeftegenoemt werden, en foo veel veranderingennbsp;ïi'ét onderworpen'was: dewyl anderfints , indien 1'ulks geen plaatfe hadde,nbsp;€n het eigen lichaam ook foo veel veranderde j de perfoon bok volkomen de-felfde niet konde gebleven hebben.

Sffff nbsp;nbsp;nbsp;Uit


-ocr page 898-

S74 XXIX. BESCHOUWING E.

IS

Uit meer andere pkatfen kan dit afgenomen werden. Soo noemd David, Pfalm CXXXIX. 16. lynopgerolc kluwen of grond-beginfel {Gol-mi) in fyn eigen pcrfoon in het i}. vers: Ghy hebt MT (niet door of met,nbsp;maar in) mynes moeders buik bedekt. Of men nu hier door verftaaiinbsp;moet, dat dit gront-formeerfel met vafte en vloeyende deelen bedektnbsp;fal ik hier niet nauwer onderfoeken. üogh klaiirder noemt den fel-ven Koningh, Pfalm LI. 7. fyn eigen perfoon in iyn grond-beginlêlnbsp;of ontfankenifle: Siet ICK ben in ongeregtigheit gehooren, en in fondennbsp;heeft MT myn moeder onifmgen. En felfs fegt den Almagcigen Makernbsp;van alles Jeremi^. /. f. Eer ik'U in [j' moeders'] buik formeerde. Innbsp;welke beide plaatfen den gcheelen perfoon (gelylc uit de woorden MT,nbsp;MTN, U, blykt) en daarom ook fyn eigen lichaam felfs in de ontfankenif-fe genoemt werd j wanneer niets lichamelyks , als het bloote grondformeer-fel was.

Soo dat ook alhier de H. Schriften het ondcrfcheid van een/^/^^di?'en lichaam, volkomenilyk erkennen.

§. az. VII. Om dan (het geen hier voornamelykvereifcht werd) te onderfoeken, waar in bepaaldelyk dit eigen cnJigtbaar\\.cha.eLmheamp;.eiM. Is het waar,

cerjl, da.t lt;li«: nbsp;nbsp;nbsp;UoUoom _ tiet wfllc de perfoon helpt uitmaaken, YiZX.Jigt”

baar lichaam in het geheel niet en isj (N“. IV.) foo dat het dan in hetfgt-baar lichaam moet begrepen werden.

VUL Dit fgtbaar]ich:iam m bdhat:

Eerfi, wit. vloeyende ftoffen, bloed, de wey van het bloed, Lympha,chy\, melk in fogende, en water daar de vrugt in legt in fwangere vrouwen,nbsp;veelerhande klier-vogten uit het Pancreas, de maagh- en darm-klieren,nbsp;gal, quyl, fweet en de doorwafemende ftoffe, tranen, fnot, zenuw-fap,nbsp;en meer andere, die nogh geen byfondere namen hebben-, waar by oolf hetnbsp;zaad, het vet, de bittere ftoffen in de ooren by veele geftelt werden,nbsp;fchoon fy wat dikker fyn als vogten.

‘ten anderen wit vafieftoffen, vleefch, beenen, zenuwen, vliefen, tanden , enz. De hedensdaagfche Onderfoekers brengen die tot beenen en zenuwen, het geen te vooren Be/chouw. XI. §. 17. reeds aangemerkt is.

ten derden, heeft elk figtbaar lichaam levendigh fyndc fyne byfondere wetten. Soo fyn ’er wetten in denmenfche, volgens welke de verteerin-ge der fpylën in de mage, de fcheidinge des chyls van de uitwerpfels, denbsp;bloedmakinge, de affeheidinge der vogten, de beweeginge en voedinge,nbsp;(waar door het felve bloed, hier in beenen, daar inpefen, opeen andere plaats in vliefen, enz. verandert) en de voorc-teelinge gefchieden. Volgens defelve wetten fiet men het felfde broodt,als het vaneenmenfeh , eennbsp;hond, een hoen, en van een karper gegeten is, inde drie eerfte tot drienbsp;verfcheiden foorten van vleelch, en in de laatfte tot vifch werden; en denbsp;felfde fpys in een Europeer tot een witte, en een Moor tot een fwarte

huit

-ocr page 899-

yanie Mogelykheit dcr Opflmdinge, nbsp;nbsp;nbsp;87f

hult werden, en den eenen menfche vet maken, terwyl de andere mager blyft} cn bevind men dat kinderen het fèlve voedfel genietende, foo ver-fcheiden wetten hebben, dat de raaagh van defe die fpys, van een ander eennbsp;andere fpys met gemak en aangenaamhèit vmécrt’, enz,

§. zj. IX. Soo moet dan het eigen lichaam .van een menfehe in een of meer van defe drie (vogten vafte deden, ea vi'etten) beilaari,

In de rngten fchynt het niet te beftaan, nadien veele-der felver veranderen , meerder en minder werden, by het lichaam en daar geheel af kunnen wefenj terwyl noghtans het lichaam fchoon fy daar af fyn,hetlichaamnbsp;Van den felfden perfoon blyft. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Soo vermindert het bloed dagelyks door siffeheidinge van vogten en uit-wafemingh , en werd ook dagelyks door een nieuwen chyl vermeerdert. Om nu niet te fpreken van greote bloed-Itortingen in mannen en vrouweni van welke laaifte ik eene gékent hébbe, die in eenige jarennbsp;ongelyk meer bloed hadde verlooren, als haar ganfehe lichaam fwaar was:nbsp;en egter, het fy een bloed uit defe of andere ItofFen.beftaande door harenbsp;aderen vloeide, bleef noghtans haar lichaam fonder tegeofpreken haar eigennbsp;lichaam.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;r . r

Dewyl nu het bloedt tot het eigm lichaam niet en behoort, fallen ook alle de daar afgefcheiden vogten daar toe niet behooren, om dat iy dagelyks andere werden. Soo vermindert liet vet door vermageringe, en andere doornbsp;andere middelen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.

Soo dat men veiligh befluiten magh , dat om het eigen lichaam uit te maken, genoeghfeam niets,.immers feer weinigh van de vogtennbsp;overblyft.

X. Dat nu ten anderen ook de:wetten tot het eigen lichaam niet we-fentlyk behooren, is eer/blykelyk; om dat in defelfde menfehen, terwyl ly defelfde perfoonen blyven, dcfelve meermalen geheel veranderen} foonbsp;leert de ervarentheit, dat defelfde wetten niet cn fyn in fieke en ge-fonde , in jonge cn oude % het geen foo wel in mannen als vrouwennbsp;dagelyks waargenomen werd. Daar na is ook het gefeide. af te nemen, niet alleen om dat ,het lichaam ftoffelyk is, en de wetten alleennbsp;in fekere beweegingen of andere eigenfehappen beftaan , maar infonder-heit (het geen alle onfekerheit hier ontrent wegh neemt) om datnbsp;een dood figtbaar lichaam , in het welke men niet feggen kan dat eenigenbsp;defer wetten meer onderhouden werden, foo wel het eigen lichaam vannbsp;den overleden perfoon by allen gehouden werd in figh te begrypen, alsnbsp;Wanneer hy leefde. Om dit te bewyfen is het onnoodigh de gemeenenbsp;fpreek-wyfen hier by te halen, die aan yder bekent fynj waar emor mennbsp;Ook een dood lichaam dat van den, geftorven perfoon nOemt. Alleen lalnbsp;ik hier by voegen, dewyl wy hier met foodanige te doen hebben ,nbsp;die ook dc H. Schriften tot haar voordeel fomtyds tragten by te brengen,

Sffffz nbsp;nbsp;nbsp;dat

-ocr page 900-

§70 nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. BESCHOUW ING E.

dat fulks in defelve Godfpraken ook Teer gemeen is. Soo werden Pfalm', LXXIX. de doode lichamen nogh die der knegten Godts gefegt te we-fcn. En Jefaice. XXVL ip. fyn de woorden feer aaninerkelyk; Uwe doo-denfulkn leven^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;MTN dood lichaam^ fy fullen opftaan. Doghfeer klaar

vind men i Samuel. XXXI. 12. dat de lyken ook de lichamen Sauls en fyner Soonen foo langh na haar dood genaamt werden. Uit ai het welke nu fchyntnbsp;fêker te wefcn , dat wy hier niet fonder grond feggen dat de wetten niet totnbsp;het eigen lichaam bchooren; nadien fy felfs tot het famenftellen van hetfigt-hare niet eens vereifcht werden, om dat in het leven en na de doodhcty?gr-taar lichaam gefegt werd dat van den felvcn menlche te blyven.

XI. Eindelyk, dewyl nu al dit voorige te famen genomen fynde, klaar-lyk blykt, dat van een menfchc het lichaam overblyven kan, (choon het met geheel andere vogten en fappen als te vooren opgeruit werd}nbsp;en defe niet alleen na geheel andere wetten als te vooren bewoogen werden} maar felfs, wanneer na de dood alle defe wetten volkomentlyk ophouden} fullen het dan alleen de enkele en blootenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fyn, in welke

dit eigen lichaam van een menfehe te foeken en te vinden is.

S. 24. XII, Om nu van defe vajle deelen yets naders te feggen.

Het is die in cSe onooi nbsp;nbsp;nbsp;e«uwe geoeffent ïyn ^ Opcnbïlflr *

dat gclyk de planten en dieren, foo ook de menfehen in haar ontfankenUTe en cerfte beginfel uit een grond-formeerièlbcftaan, het welke dandesmen-fehen eigen lichaam, of ten minden net felve in figh bevat; waar van Pe-fchouw. XFIl. gefproken is.

In het groeyen werd dit grond-fbrmeerfel van tyd tot tyd in fyne deelea uitgerolt, en met andere deelen opgevult en overkleed} tot dat dus het figt-baar lichaam van een grooter en daar na van een volwaflèn menfehe uitnbsp;defen allen te voorfcbyn komt.

Dewyl nu dit grond-forracerfel in het opgroeyen van een lichaam door andere figh daar in en om fettende ftofïen, overkleedt en opgevultnbsp;werd, en^ alle de valfe deelen van het lichaam na proportie van deflelfsnbsp;groothert begrypt j kan eerfi of dit enkele uitgerolde grond-beginfcl fonder eenige bykomende andere ftofFen alleen , of ten anderen dk fclfdenbsp;grond*formeerfel te famen met die ftoflPen , die het vervult en overkleed hebben, foo verre het de yafte deelen van eerr lichaam (fynenbsp;beenderen, vleefch , banden, vliefen, enz.) na proportie van def-felfs grootheit uyt kan maaken voor het eigen lichaam van eennbsp;menfehe genoomen werden. Een van deefe beide is buytcn twyfFelnbsp;waar..

En fullen wy daarom in beide defe gevallen, waar van de eene lèkerlyk. plaatfe heeft, de tegenwerpinge der Ongodiften tragten op re lollen},nbsp;én wel eerfi die fy uit de Nature cn daar. na die fy uit de H. Schriften gewoon.fy.n te maken.,

§, 2f. Xiri. In-

-ocr page 901-

Van de Mogelykheit der Opfiandinge. nbsp;nbsp;nbsp;877

Zf. XlIT. Indien men dan het blote grontformeerfel, na de grootheit des lichaams uitgcrolt fynde, fonder eenige bykomende vervullende en overkledende ftoffe, ftelt het felfde eigen lichaam te fyn, het welk in alle men-fchen van haar Formatie tot haar dood altyd verblyftj fal op dat dien men-fche in iyn eigen lichaam raagh opftaan, niet anders vcreift werden, als datnbsp;alleen dit grond-formecrfcl affonderlyk van de vervullende delen des lichaams,.nbsp;in fync weinige ftofFc overblyvc en bewaart werde; en dat den Grooten Op*nbsp;wekker der dooden het felve daar na, of met fl:ofFen,die in de doodt of ooknbsp;wel in het leven te voren tot hetfigthaar lichaam behoort hebben,of met andere,,nbsp;die hy daar toe fal gelieven te gebruiken, weder tot eeny%rter lichaam uit-rolle vervulle en overklcede. Wanneer de menfche in het felfde eigenMs-^nbsp;haam’, dat hy in den doodt afgeleit heeft, weder fal opftaan.

Van de veranderde hoedanigheden , dewyl fy de ftoffe defelfde laten bly-en het eigen liehaamjn fyn wefen niet veranderen, fullen wy nu niet

ven

Iprckenj maar ymant tot Gods woord verfenden.

§. 26. XIV. Twee dingen moet ik, eer wy verder gaan, om alle tegenwerpingen tegen het ftrax gefeide voor te komen hier by doen.

Eerfl dat een eigen licliaam, fchoon met andere ftofFen, die noit daartoe behoort hebben, opgevult en overkleed fynde tot een figtbaar lichaam, hetnbsp;eigen lichaam egter van defelfde perfoon blyfr^ En behoeft dit niet veel be-wys} nadien ymant door fiekte en pynen vermagert fynde, fchoon hy nanbsp;fyne herftellinge weder fwaarder en- vet werd, en daar toe fpylea gebruiktnbsp;heeft, die nimmer tot fyn lichaam behoort hebben, egeer by yder gehouden werd den felfden perfoon teblyvcn, en daarom het felfde eigen lichaam^nbsp;te behouden i fchoon in het geen het tot een fv/aar.der ftgibaar lichaam, vervult en overkleed, eenige veranderingh magh (yn.,

§. 27. XV. Ten anderen dat als ymand eenige jaren leeft,, eene groote: menigte van ftoffèn tot fyn figtbaarWch.eexvci behoort heeft, welke daar nanbsp;daar afgefcheiden lyn, fchoon hy defelfde perfoon blyfe} foo dat het eigen;nbsp;lichaam, door wegneminge of toevoeginge van foodanige ftofFen,, die hetnbsp;tot eenfigtbaar lichaam maken, niet verandert werd.

Om diiiedoen lien, men ftelle weder een man ,die 80 jaren oudt is,nogh i lt;5o-ponden fwaar te fyngt; en dat den eenen dagh door den ander gerekent, na. fyn ontbyt middagh en avondmaal, maar een once des daaghs van fyne fpy-fc figh met de vloeiende en vafte ftoffen van fyn lichaam vereenigt, om hetnbsp;geen hy door doorwafemingh en anders verheft: te herftellen; foo fullen dan,,nbsp;om het ganfche lichaam, dat hy in fyn geboorte hadde niet te rekenen, 80nbsp;malen 365' of 29200 oneen of 1827 ponden voedfel-ftoffie in die 80 jaren fyn-ftgtbaar lichaam hebben helpen uitmaken. Waar van indien men defe ido-ponden aftrekt, fullen nog 166f ponden overblyvenj die gedurende fyn le--vetï, eerft als fy nogh tarw, rogge, vleefch, vis,, enz. waren, tot fyn lichaam niet behoort hebben, en geheel yreemt daar van gcwecftfyn,enbe-

Sffff 3 nbsp;nbsp;nbsp;quaaniè

-ocr page 902-

878 nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. B E S C H o U W I N G E.

quaam om foo wel het figtbaar lichaam van een ander, als van hem uit te maken: welke daar na door aan hemtotvoedfelteftrekken, fyn figtbaar lig*nbsp;chaam voor cenigen tyd hebben te famen geflelc j en eindelyk daar wedernbsp;afgefcheiden fyn. In alle welke gevallen niemant fal kunnen loochenen ,datnbsp;hy altyd defelfde perfoon is geweeft, en altyd daarom fyn eigen lichaam behouden heeft.

Waar uit het ftrax te vooren gefeide ten genoegen blyken kan.

§. 28. X VI. Om nu op de byfondere tegen werpingen, die de Atheiften $. 14. cn I f. uit de nature maken, in het byfonder te antwoorden j op defen grond,datnbsp;alleen het bloote gront-formeerfel, in fyne ftoflPe, het lichaam blyft,nbsp;en alleen in figh felven tot een meerder grootheit uitgerolt en in fyne delennbsp;van een verwydert is (waar van Befchouw. XFII. 17. een voorbeeld kannbsp;gefien werden) behoeft niet veel omflagh van redeneringe. Namelyk ;

Indien een kint als een kint in fyn lichaam op fal ftaanj behoeft maar de-ftoffe van fyn gront-formeerfel bewaart, en door andere of die ftoffen, die het te voren opgevult hebben, weder opgevult te werden in de Opftandinge.

Indien het als een volwalfen perfoon op fal ftaan; behoeft dit gront-formeerfel alleen op die felve wyfe uitgerolt te werden,als het in dellèlfs leven foude gefchiedt hebben 1 en dan met ftoffen, die wanneer het in het levennbsp;gebleven en fynen wasdom geitregen naaae , tot deftelfs opvullinge foudennbsp;gedienc hebben, opgevult en overkleedt te werden. Wanneer niemand lo-chenen kan , dat den felfden perfoon in lyn felfde lichaam foude opge-ftaan (yn.

Het felve kan men feggen indien ymant nu grooter gewordqn fynde, en in fyn jonkheit een arm of been verlóoren hebbendé Iterft 3 want is dan alleen nodigh dat het deel van het gront-formeerfel dat den arm of been uic-maakt, dus na de proportie van het groote lichaam, gelyk ftrax van hetnbsp;kleinder lichaam gefegt is, uitgerolt, opgevult en overkleedc werde.

'Vierder, indien yraand uitgemergelt en vermagert fterft, en inde Opftandinge fyn lichaam met ftoffen of die ook noit tot hem behoort hebben, of anders foodanige, die fyn eigen lichaam te vooren tot een figtbaar lichaamnbsp;opgevult hebben, vervult werd; waarom fal hy in de Opftandinge mindernbsp;den felven perfoon moeten genoemt werden, en minder gefcit werden fynnbsp;eigen lichaam te hebben? als Job gefegt werd den felven Job gebleven te fyn,nbsp;en fyn eigen lichaam behouden tc hebben, foo wel wanneer hy door Godtsnbsp;goed heit daar na weder in fyne frisheit en fwaarheit herftelt, als wanneer hynbsp;foo feer vermagert was, dat hy feide ontkomen te fyn met de huid fyner tanden.nbsp;Job XIX. zo. Dat nu het geene {yn figtbaar lichaam na fyne herftellinge groter en fwaarder maakte, uit ftoffen en fpyfen beftonc, welke te vooren totnbsp;het felve niet behoort hadden, is feer waarfchynelyk.

§. 2p, XVII. Eindelyk, indien nu al een menfchen-ecter geduurende fyn leven niet als van de ftoffe der figtbare lichamen vanmenfehengevoedt wasj

en

-ocr page 903-

Van de Mogelykheit der Opfiandinge. nbsp;nbsp;nbsp;gjp

cn Gcdt alleen geliefde te beletten, dat de gront-formecrfels van alle de op-gegetene aan hem tot voedfel geftrekt hadden, en met de uitdygfels, diein quantiteit defe gront-formeei fels een groote menigte van malen te boven gaan,nbsp;uitgeworpen wierdenj wat onmogelykheit is ’er dat een yders gront-for*nbsp;meerfel (het geen wy nu alhier het eigen lichaam flellen te fyn) weder af-fonderlyk daar geftelt en door andere bequaame, of daar toe nogh te voorennbsp;gedient hebbende ftoffen opgevult werdej foo wel als fulks in andere ge-ftorven lichaamen gefchiedt.

Want als ymant na eenige jaren flerfr, dat ’er altyd een groote menigte ftoffen fyn, die in de uure des doodts van het lichaam afgefcheiden fyndc tenbsp;vooren tot des felfs opvullinge tot een figtbaar lichaam gedient hebben, isnbsp;XV. reeds getoont.

Soo kan ook verder het gront-forraeerfel van den Menfchcn-ccter felfs alleen buiten fyne uitrollende vogten overgebleven fynde, met andere in de Opftandinge opgevult werden en hy dus ook in fyn eigen lichaam opftaan.nbsp;Want wie kan loochenen, dat ymant by voorbeeld ZO jaren by menfehen-vleefch,en daar na nogh p jaren by brood geleeft hebbende, egter in beidenbsp;defe gevallen fyn eigen lichaam behoudt? waarom het eigen lichaam vannbsp;ymant het felfde eigen lichaam blyft, fchoon het met andere vogten opgevultnbsp;is. fiet §. z6.

Dat nu dus op defen grond, alle defe by ongelukkige Atheiftenonoplofle-lyk gcagte tegenwerpingen fonder veel fcherpfinnigheit kunnen weggenomen , en de Mogelykheit van de Opftandige in eigen lichaam, ook in alle de-fc gevallen getoont werden, meenen wy, datyder, die redelyk is, moet toeftemmen. En Iaat den hartnekkigften Ongodift by figh felven gaan,nbsp;en fien of hy hier eenige onmogelykheit in vinden kan.

§. 30. XVIII. Om nu tot het tweede §, Z4. gemelt over te gaan en de tegenwerpingen der Atheiften uit dien anderen gronc op te JofTcn} dat het

eigen lichaam der menfehen niet alleen uit het enkele grond-formeerfelbeftaat, maar nogh altyd eenige van de opvullende of verkleedende ftoffen begrypt,nbsp;welke figb aan het gront-formeerfel vaft gelet hebben; hoewel anders hetnbsp;ftraksgefeide genoegfaam was, om tegen alle Ongodiftifche ultvlugten denbsp;Mogelykheit van de Opftandinge in eigen lichaam, tc betoogen.

Sal ik hier laten voorgaan, dat het hy ondervindinge aan veele bekent is, dat het figtbaar lichaam van een menfche feer verre kan vermagert werden,nbsp;en nogtans fyn eigen en ook Jigtbaar lichaam blyven. Op defe wyfè lyn mynbsp;onder veel andere twee voorgekoomen; waar van de eerfte, tc vooren gantfehnbsp;vleefligh en musculeus fynde, fonder merkelyke koortfen, door tonMaraf-mus of vermageringe foo verre gebragt wierdc, dat fyne beenen en armen ennbsp;verder het ganfche lichaam niet anders voor die het fagh of betaftede als denbsp;enkele beenen en een levendigh geraamte vertoonden. Synde de huitganfehnbsp;fwartagtigh en feer hart, over al onbewegelyk cn als alleen aan de beenen

kle»

'N

-ocr page 904-

88o nbsp;nbsp;nbsp;XXIX, BESCHOUWINGE,

klevende-, fonder dat men de minde fagtheit van eenigc fpieren, die egter in haar vatte delen nogh daar onder waren,van buiten konde gewaar werden.Soonbsp;wierd ook een ander, die te vooren ganfeh lyvigh en vet geweefl: was, nanbsp;het doorbreken van drie ettcr-blafen in de longe {Fomkiie Pulmonum) uitnbsp;welkers minde meer als een halve gewoone waterpot en uit de eerfte noghnbsp;veel meer etter in minder als een uurc tyd door hoeden opgegeveit wierde,nbsp;tot een diergelykc magerheit na eenigen tyd uitgemergclt onder een onop-houdelyk hoeden, het geen ook een feer lange tyd felfs in fyn flapennbsp;continueerde. En fyn niet te min defe beide daar na herdeld, foo verre datnbsp;fy weder gefont fynde, den eerden weder een wel gedelt en vleelligh, ennbsp;- den anderen een meer als gemeen vet en grof lichaam verkreegh. Welkenbsp;hidorien ik daarom hier aanhale i om dat niemant oit betwid heeft, noghnbsp;met eenigc reden betwiden konde, dat defe in beide foo verfchillendenbsp;gevallen de felfde perfoonen, en haar vet geworden foo wel als haar vermagerde lichamen, hare ftgtbm en eigenen lichamen konden en moeiten ge-noemt werden.

§. 31. XIX, Eer wy voortgaan daat hier nogh weder aan te merken,dat het eigen lichaam van een menfehe, fchoonuit het gront-beginfel met andere llolFcunbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Kpftaande. dewyl devogtendagelykscndc Wet

ten met de jaren veranderen en defe faatde in de dood geheelyk ophouden, egter alleen in vaftc deelen moet bedaan, gelyk te voren al aangeraakt is.

Pen anderen y dewyl het figtbaar lichaam tot foodanigh een magerheit .gebragt, gelyk draks aangeioont is, egter htlfigtbaar lichaam kan verbly-ven, door dien het noit in defe vermageringen geheel van vogten ontblootnbsp;isj dat het eigen lichaam altyd in doffe nogh minder moet fyn, als het al-deimagerde Jigtbaar lichaam,

Eindelyk dat dit eigen lichaam daarom , niet als uit beenen en itenuwen Befichoww. XL §. 17. die de vliefen en defe de ledige pypen van hetvleefchnbsp;uitmaken, bedaat. Welk vleefch als het bloed cn vogten daar afgefcheidennbsp;fyn , een foo klein gedeelte des figtbaren lichaams is, dat het fclve indenbsp;grootfte vermageringen by na nogh gefien, nogh ook van buiten gevoelt kannbsp;werden. Soo dat hier uic blyk dat het ware eigen lichaam voor fyn meedenbsp;gedeelte uit enkele beenderen bedaat.

§. 32. XX. Dat wy nu in defen alleen, niet buiten het geene in de H. Schriften uitdrukkelyk erkent werd,fpreken,kan aanyderblyken,diedefel-vc gelieft te onderfbeken. Soo feid Job. Cap. XIX. zo. MTN gebeentenbsp;kleeft aan myne buit en aan myn vjeefich.^ en ICK ben ontkomen met dehuitmynernbsp;tanden\ waar van Befiebouw. lU- i-yets gefegt is. En Cap-. XXX. 30.nbsp;MPHE buit is fhvart geworden over ME en MTN gebeente is ontfieken vannbsp;dorrighelt. Dus vind men Pfialm. CII. 6. MTN gebeente kleeft aan myn vleeficb.nbsp;En voornamelyk Klaaglied. IV. 8. \_ maar nu^ is HARE gedaante verduknbsp;fieri van fwartigheit^ men kentfie niet op de flraten.^ HARE Huit kleeft aan

HARE


-ocr page 905-

Van de Mögelykheit 'der Opfiandinge. nbsp;nbsp;nbsp;881

dIJ RE beenderen ^ ST is ver dorr et, ST is geworden als een hout. In alle Welke befchryvingen van vermageringen het fecr klaar is, dat ’er weinighnbsp;van het vieelch moet overblyven; om dat de beenderen, die in de eenenbsp;gefegt werden te kleven aan de huit en het vleefch, eh in de andere aan hetnbsp;vleeich , in de laaifte werden gefegt aan hare huit te kleven, om het weinigenbsp;vleelch, dat fonder fappen fynde daar tullchen gevonden werd} en egternbsp;is het openbaar uit de woorden MYNE , ICK, MY, HARE ennbsp;diergelyke, dat in defen allen defelve perfoon en fyn ware Jigtbare lichaamnbsp;( veel meer dan het eigene : het welk nogh minder is) volkomentlyk erkendnbsp;Werd.

Nogh een aanmerkelyke plaatfe is 'ts joh. XXXIII. 19. zo. Alwaar Elihu eerft fegt : Ook word hy geflraft met frnerte op fyn leger, ende de fierkenbsp;^eenigte fyner beenderen. Welk laatfte Coccejus vertaalt. En de meenigte (Ve-roob ) fyner beenderen is ruw en verfihrikkelyk. En andere, En den twift fy~nbsp;ner beenderen is verfchrikkelyk- Door welk eerfte pynlykheden, gelyk doo rnbsp;het tweede vermageringh verftaan werdj of miflchien (wanneer men hetnbsp;Woord Rjib doos twift vertaalt o?gekyf, nadien het grond-woord Roub eigen tlyknbsp;op een twill of gekyf met woorden fict, dat is, dat ook met geluid gelchied;nbsp;fiet Robbertfon) dat.ge.kmk en geknars der beenderen (Crepitus ofium j liet de ellende daar van hylVilUs) het welkin verouderde jigten en fcheurbuiken van fom-tnige daar door uitgemcrgelde gehoort werd, wanneer lylighbeweegen. Waarnbsp;na Elihu tot andere oorfaken van magerheid komende,namely k gebrek van voed-felenverlooreneet-luftindefe woorden : Soo dat fyn leven het brood felve verfoeit en fyn fiele de begeerlyke fpyfe-, eindelyk de vermageringh felve be-fchryft : Dat STN vleefch verdwynt uit het gefigte, en STNE beenderen, dienbsp;niet gefien wier den uit ft eken. Waar door blykt, dat in ten uiterllen gekomen magerheeden by na niets als beénen overblyft, en vleefch by na fondernbsp;fappen en doorlopend bloed; waar door het feer klein, en dewyl meeft alleen de vlielige py pen daar v.an overbly ven, om fyiie weinigheit onfigtbaarnbsp;Werd.

§. XXT. Ook is het alhier uit de woorden STN openbaar, dat dit vermagerde lichaam en vleefch egter, hoe verdort het fynmagh, als het ware figtbaar lichaam en vleefch van den felven perfoon aangemerkt werd. Ennbsp;dat ook defe magere vlees-draden en pypen, na de herllellinge en gefontnbsp;^erdinge weder met meerder bloedt doorlopen en opgevult werJende, ennbsp;^en nu weder ligtbaar vleefch vertoonende, ook het vleefch van defelve per-foon en STN vleelch genaamt werden, kan afgenomeii werden uit het volgende zy. vers •' STN vleefch fal friffer fyn als in de jeugd.

Waar uit volgt dat ook in dele H. fchrilten het een bekende waarheit is: eerji.^ dat in een feer vermagert figtbaar lichaam meeft beenen en feer wei-^igh van het vleefch overigh blyft. (ten tweeden dat een vermagert figtbaar lichaam en het felfde weder vet en vlceffigh geworden lynde., het iigt-

Ttttt nbsp;nbsp;nbsp;baar

-ocr page 906-

88z nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. BESCHOUWING E.

baar lichaam van dcfelfde perfoon blyft: en eindelyk, dat het woord vleefch twee betekenifl'en heeft , te kennen gevende foo wel de by na fap- en bloe-delofe fpier-draden, die nauwlyks gefien kunnen werden in vermagerde, alsnbsp;defclve biiifcn met bloed opgevult iynde en een figtbaar vleefch makende.

§. 34. XXII. Om nu de voorige tegenwerpingen ook uit defen tweeden grond op te lollen, waar van §. gefproken is.

Laat,een kindfterven, indien het als een kind fal opgewekt werden, is ontegenfprekelyk fyn eigen lichaam in het figtbare, dat in de dood afgeleidnbsp;werd.

Indien het als een volwaflen peribon fal opftaan j fal immers geen Atheift kunnen loochenen, dat dit eigen lichaam van dit kind, indien het opgewaf-fen hadde, door andere ftoften, die noit tot het felve behoort hadden foudenbsp;opgevult enopgegroeirgeweeft fyn, en dat dit egter het eigen lichaam vannbsp;die perfoon foude gebleven hebben. Nu, indien dit kinds lichaam in de Op-ftandinge met defelve llofïên grooter gemaakt werd, die anders als het le-vendigh gebleven was, daar roe gedient foudenhebben; met wat reden kannbsp;gefeit en ftaande gehouden werden, dat dit opgewaflen lichaam niet foo welnbsp;in het eene geval als in het andere dit kinds eigen lichaam blyft?

Het felve kan men op een arm of been of ander lidt, bet welke ymand in lyn jonkheit verioorciinbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gelyk ook op de tegenwerpinge,

dat in de Opftandinge de meefte menlchen ongedaan en mager nader Atheif-ten gedagten moeten opftaan Nadien te vooren getoont is §. 30. dat niet alleen een ten uiterften vermagert, maarookweder(gelykinJob)hetfelvemec andere vogten opgevult fynde lichaam, welke miüchien noit tot het felvenbsp;behoort hadden, het figtbaar lichaam van den felven perfoon blyft : en nietsnbsp;kan gefegt werden, warom indien het felve aan dit door fiekten vermagert lichaam in de Opftandinge gefchied, dit tot een grooter Ichoonheit opgevult lichaam om defelve redenen ook deflelfs eigen en figtbaar lichaamnbsp;niet en foude mogen of moeten genoemt werden. Te meer,dewyl defo op-vullinge ook door foodanige ftoffengefchieden kan, die felfs te voren in hetnbsp;leven tot de opvullinge des felven lichaams gedient hebben : waar van in denbsp;opftandinge veele en meerder als vereifcht werden, in fommige Voor handennbsp;fyn. Siet §.27.

§. 3y. XX1II._Eindelyk, om ten laatften tot de by defebeklagelykePhi' lofophen onoplofl'elyk gchoudene fwarigheit te komen, welke van een mifi'nbsp;fchen-eetcr ^ die foer veel andere verflonden, en geen andere fpyfe gebruikt'nbsp;heeft genomen is; gelieven defe ongelukkige eerft op te merken , dat dennbsp;grond van de misflagh,die fy in delen begaan daar in beftaat, dat fy meinennbsp;dat het lichaam van een roenfehen-eeter foo wel kan gevoedt werden, doofnbsp;het eigen als door het fgtbaar lichaam van een of meer andere, daar noghtansnbsp;het tegendeel waar is.

Om folks te doen Hen; fal ook een menfehen-eeter, op dat wy nu van ly-

ne

-ocr page 907-

Vaft-de Mogeljkheh der Opflandinge. nbsp;nbsp;nbsp;g g j

ne gefondheit niet fpreken , fyn leven felfs alleen kunnen onderhouden, Wanneer aan hern niets anders als de boven befchreven foo verre vermao-erdenbsp;lichamen tot Ipyie gegeven werden? fal hy ook enkel v’crdorde en meer alsnbsp;in de Sonne gedroogde beenderen kunnen eeten?nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,enuwen en

vliefen, die geheel en volkomen van alle happen ontblood fyn, gevoed kunnen werden? want ttrxfigtbaar lichaam, hoe vermagert het ook fyn magh, kan nogh geenfints voor een eigen lichaam gehouden Verden,foolangenoehnbsp;de minfte vogt daar m ts ; nadien defe alleen tot het figtbaar en niet tot hetnbsp;eigen lichaam behooit, gelyk boven nu al aangewefen is §. ix. en 22. Setnbsp;ymand beenen en blafen voor, daar eerft door en langh koken alle de overig fynde vogten uitgekooktscn welke daar na weder tot een ftèenagtige hardig-heit door de fonne of yyer gedroogt fyn j wat voedfel fal hy daar van kunnen trekken ? en foodanigh rnoeten nogtans de deelen van een waar eigen lichaamnbsp;begrepen werden gt; vermits alle vogten,hoe weinige fy daar in nogh mogten fyn,nbsp;alleen \xlt;tX.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;en geenfints het eigen lichaam helpen te famen-ftellen.

I VS'

In tegendeel leert de dagelykfe ondervindinge, dat het geen aaneeneeter tot voedfel verftrekt, alleen tot het figtbaar lichaam van een gegeten diernbsp;cn de daar in (ynde vogten behoort. Soo weet men drxijeu van gebradenen houil-ïons, ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van gekookt vleefch een kragtigh voedfel geven j en dat de

vafte deelen die tot het lichaam behoorden en gegeten fyn,onder de uitdyg-fels uitgeworpen werden. En een Ongodift lette felfs , als hy wel gevoedt fchapen- of oflen-vlees gegeten heeft, of het geen hy uitwerpt nier foo veelnbsp;en meerder is, als ’er op de beenen overbly ven Ibude, wanneer dit fchaap ofnbsp;defen os door honger of fiekten ten uiterften vermagert was, en nietsalseennbsp;geraamte vertoonde. In welk geval dit beeft nogh veele vogten, in fighnbsp;bevatten foude, die onder het eigen lichaam niet kunnen getelt werden ennbsp;hem nogh yets, hoe wel feer weinigh fouden kunnen voeden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’

Vermits nu (om te befluiten)wyl het eigen lichaam fonder eenige de minfte vogt of fappci^ moet aangemerkt, en al wat tot her voedfel van een men-fthen-eeter moet ftrekken, a.lleen uit het figtbaar lichaam van den gegetene Daoet afgeleid werden, her hier uit dan blykelyk is, al hadde een menfehen-eeter honderden van figtbare lichamen van andere raenfchcn verflonden,hetnbsp;ook volgens den gemeaien loop der Nature gefchieden foude, dat de vannbsp;Jillefappenontbloote vatte deelen of eigene lichamen der opgegetene uitgewor-pen fouden werden, en onvei mengt met het fyne bly ven; waarom elk in de Op-ftandingeafgefondertengeheelfouden kunnen daar geftclt en te voorfchyn ge-bragt werden.

Immers, om alles niet te nauw te bepalen, indien ’er boven het geen het Mtbaar lichaam van den opgegetenen ftelt, al yets van deftelfs lichaamnbsp;hgh met de vogten van den eeter mengde, fonder ten eerften uitgeworpennbsp;te werden j was het foo grooren wonder niet, en foude den eeter nietnbsp;o minfte gewaarwordinge om de weinigheit daar van kunnen hebben; in-

dien


-ocr page 908-

«84

XXIX. BESCHOUW ING E.

dien hetïGodt geliefde, dat ditfoofeer geringe deel, in opfigt van hetande--re. het welk uit het Jigthaar lichaam voortkomt, belet wierde figh aan het. eigen lichaam, van den eerer te hegtcn •, en Hy het felve door tranfpiratie, doornbsp;de buik, de niei'en of op andere ontlaftplaatfcn van de vogtendes eetersdee-de affcheidenj dewyl dogh de vogten en fappen van het^g^^aarlicho.am.vannbsp;den gegetene tot voedfekvan den eeter genoegfaam fyn.

§. jó. XXIV. Een ongelukkigh Godtloochenaar gelieve nu in ftilheit en ernft ligh felven te ondervragen, of ook alle defe gemaakte tegenwerpingen,nbsp;die hy uit de Nature gewoon is te foeken, hem kunnen fekcr maken tegennbsp;de mogelykheit van eene aan hem foo gevreesde Opftandinge ? en indien hy,nbsp;fander enkel voornemen om defelve niet te willen geloven, redeneertj ofnbsp;defe gefogte uitvlugten fyn gemoed van den geduurigh opkomenden fchriknbsp;kunnen bevryden, die uit de minfte overdenkinge van een nakende Opftandinge en vmor het oordeel van een Rechtveerdigh, Almagtigh, en foo dik-wils onweerdigh gelafterden Regter en Qodt te, moeten veifchynen, onmy-delyk volgen moet?

§ 37. XXV. Om .dan eindelyktot oplolftnge van die tegenwerpingen te komen, vvelke defe ongelukkige Opftandingh-loochenaars uit de vcrgely-liinge van dn T4. Schriften maken; en om hier niet weder te feggen, dat lynbsp;nergens met minder grond iwangneuen mt formeeren kunnen, dan uit dele .nbsp;H. Schriften j nadien het geen defelve feggen fteunt op dc onbegvypelyk-heit van de magtGodrs, volgens de eigene woorden van den Sone Godts felvenbsp;Matth.XXII. zp. waar van te voren gefproken is §. 18. Vermits hier het ver-fchil niet is, of de. menfehe met fyn eigen lichaam kan opgewekt werden .nbsp;( het welke, te voren verhandelt is) maar of de kragt van den oneindigh wy-fen en magtigen Godt genoegfaam daar toe is. En wat Philofooph kan figh vermeten defe magt te bepalen ? Immers fal een Atheift, indieahy het voorgaande verftaan heeft,, geen fwarigheit daar in kunnen vinden, diXX.JobtQap.nbsp;XIX. 27. SYN vleefch en SIGH SELFSj en Paulus^ Romein,nbsp;Fin. II. de lichamen der Gelovigen UWE} gelyk ook Philipp._ III. 21.nbsp;lyne en hare en,defe beide onder de naam van ON SE lichamen ia de Opftandinge noemen...

Maar het geen fy feggen hier mede niet over een te kunnen brengen . is wel voornamelyk de by Paulus gemaakte leer-teden over de Opftandingenbsp;i.Corinih. XF.’vers 3Ö, 37, ,38, enz. De redenen van defe hare fwarighe-den kunnen §. i(5. na gefien werden, en fullen wy defelve hier niet weder .nbsp;herhalen.

Alleen om in het geen nbsp;nbsp;nbsp;hier fegt in dit-Capittel de overeenkom ft '

ngt;et het vorige te toonen, ,fal een Atheift,als hy het leeft,moeten toeftaan:. eerft, dat den Apoftel 4, y, .ó, 7,. 8. voor andere faken aantoont denbsp;gewiftê en ondervindelyke fekerheit van C H RI s TI Opftandinge 5 waar uitnbsp;hy pok vers iz. de valshcit van dat gevoelen doet. fien, dat ’er geen Opftandinge

-ocr page 909-

ym de Mogelykheit der Opfiandinge.


88f

twinge der doden is. Uic welke ODdindinrrp r-,, nbsp;nbsp;nbsp;l i

enz. defckerheitbewyft, dat de doodfn £k opgewekt werdef En

Maar L a.dere^ tot het 3, nbsp;nbsp;nbsp;fgegeilde des Capittels blykclyk, dat hv v^oor hpi- vr. ¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nmc al het volniet alleen op de Opftandingefelfs infnnrlp ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;nu verdcr oogt,

opgroei,en VIII een terwe gaan i„ e„ nbsp;nbsp;nbsp;g feiflfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;*’)'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;“

Soo werd dan cerft een blood terwf n-vo nbsp;nbsp;nbsp;¦

ge dienen. He, geen in de nbsp;nbsp;nbsp;*r «StogeMoÏÏfnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;‘

Op gelyke«7fe werd ecny%rW menfehelyk lichaam in de aarde gdeg, in figh bevattende (gelyk te vooren getoont is) des felfden mcnfchS £ ’nbsp;ichaam j het fy men daar door het gront-formeerfel of alleen of ook fo^nbsp;fekere groothei, overHeed en opgevult wil eerllaan. Waar e’ntove^ “

“S’”‘ nbsp;nbsp;nbsp;M‘-

alle^rhtT:ptï.r «tefg^SÖ nbsp;nbsp;nbsp;“/y te i»

v„^wW., ... I .quot;'.S™?gti«teden®'‘‘°quot;“ nbsp;nbsp;nbsp;^ ™'

een°i:er; Sh;h™r,2?f nbsp;nbsp;nbsp;-

gcftor,.cn -f, of een.» d’e doodL^ “

^vaar van/. Cormih. XF. f i. gefprooken werd. nbsp;nbsp;nbsp;^ neooc .

Ten derden gelyk nu- ( vers. 37.} in het zaien van dit'tcrwc-Pnan nie. ï^aait werd des plants figtbaar lichaam dat. werden 0,1 ¦ moonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;gc-

graan begrypende des toekomenden plants eitrflvX nbsp;nbsp;nbsp;Food

deden, e'nïet meel, dat aan defelve fn den bel

. Soo werd ook het Jgthaar Ichaam dï n 1 nbsp;nbsp;nbsp;e,

m alle fyne hoedanigheeden en vervullende deden nkrgeS ,'’m2f dlSu

Wn gSt hSr.”' nbsp;nbsp;nbsp;““ff™ ”Pg«“l* fynd', die in en ,o, het

tog:ï:yt£s nbsp;nbsp;nbsp;daar defe onge. -

F 7. ^ nbsp;nbsp;nbsp;°1- j r'egt;uuen, niet Kunnende over een breiiven

no.e. (jodt aan dit graan een lichaam kan (rppn7^v7 u., nbsp;nbsp;nbsp;•/nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Li^eugen, ,

6 nbsp;nbsp;nbsp;izangeeven-gelyk hy wil, .en aan een ygelyk ¦

^•”“ 3 . nbsp;nbsp;nbsp;zaai 7

f'ii

kii

i'M

1:1

-ocr page 910-

ns

XXIX. BESCHOUWING E.

zaad fyn eigen lichaam : het welk aan haar fchynt te ftryden. Nadien, als Godt op defelfde wyfe in dc Opftandinge handelt met een lichaam^ gelyk hynbsp;wil, te geven; fy feggen niet te kunnen begry pen, hoe Joh en Paulus op de voorgeroerde plaatfen kunnen leggen, dat fy met haar eigen lichamen Tullen opftaan.

Dogh fullen voor ymant, die al het vorige verftaan heeft, defe fwarighe-den van geen «root gewigc kunnen fyn j indien hy alleen tuflehen de jigt~ hare en lichamen van menfehen en Planten, het welk te vooren betoontnbsp;is te moeten gefchieden, gelieft regt onderfcheid te maaken; gelyk het felve doornbsp;den Apoftelin defeplaatfe uitdrukkelyk gemaakt werd. Die nietalleen van ee»nbsp;lichaam gelyk Godt wil^ waar door htt figthaare kan beteekent werden,maarnbsp;ook met foo veel woorden van een eigen lichaam des Zaads onderfcheident-lyk van malkandcren fpreekt.

Nu dat het eigen lichaam eens bepaalt fynde , een figtbaar lichaam daar aan kan gegeven werden gelyk Godt wil, terwyl dït figthaar noghtans het by-fondere lichaam van die felfden perfoon blyft, is te vooren reeds ten over-vloet getoont §. i6. en 27. En vraagh een Atheift , indien ymant door denbsp;fpyreninHollant vet en vleeffigh geworden fynde na Indiën vaart, en op zeenbsp;ten uiterllen mager werd j wanneer defen in Indiën aangekomen fynde doornbsp;aldaar gewaflènc: vrugten en fpyfen weder fyn oude vettigheit en vleeffig-heit verlcrygt or ny mv-cnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eerden fyn eigen lichaam lbo wel in

Indiën behouden, als in Hollant gehadt te hebben j falhy anders als Ja kunnen antwoorden ? en nogtans kan hy niet ontkennen, dat delen menfeh in Indiën een heel ander lichaam, ten opligt van de ftofFen die het ligtbare uitmaken , omdraagt als hy in Hollant gedaan heeft, of gedaan foude hebben,nbsp;indien hy 'in Hollant gebleven en daar herftelt was.

Wat reden is ’er dan, dat in de Opftandinge het eigen lichaam, dat inde doodt gezait is, met andere ftolFen gelyk Godt wi/opgevult fynde tot eennbsp;figthaar XvehteiXQ., niet met even veel reden het lichaam van defen felfdennbsp;perfoon foude moeten genoemt werden?

Soo dat immers uit de voorige gronden men alle tegenftrydigheit uit dc vergelykinge van alle defe Schriftuur-texten volkomen liet weggenomen tenbsp;fyn 5 en dc eene uit den felven gront als de andere te fpreken. Waaromnbsp;dan de hier uit gemaakte fwarigheden tegen deMogelykheit der Opftandinge volkomentlyk vervallen.

§. 38. XXVII. Om de verdere fwarigheden,die fy tegen ditCapittel en de aldaar befchrevenOpftandinge maken, optelolTen; is niet van noden alsnbsp;goede uitleggers daar over na re fien. En om eeniglints defen draat te vervolgen, na datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;van vers 30 tot 38 een kort en gelykformigh voor

beeldt der Opftandinge in het wallen van een graan gegeven heeft, waarvan nu gefprooken is j gaathy voort “yerr 35) tot 4p ingefloten, qm de vragc w/nbsp;35 voorgeftelt en alleen op de hoedanigheden der opgewekte lichamen fien-de, tegt uit te beantwoorden, toonende hoe veel verfcheiden hoedanigheden

-ocr page 911-

Van de Mogelykhch der Opflandinge.

1:4

den delelfde ftoffe, en ook het felfde lichaam ondergaan kan. Waar tegen geen Atheift yets kan Teggen, dewyl fulx door de dagelykfe ondervin-dingen aan ygelyk blykelyk is. Alleen iyn eenige fomtyts gewoon her on-derfcheit van een mtuurlyk en geejlelyk lichaam aan te taften, gelyk of den grooten Apoftel door ten geejlelyk lichaam een lichaam dat een geert is,ver-llonde. Dat meer een enkele vitterye5 als regt gemaakte Tegenwerpingenbsp;is gt; nadien defen felfden Paulus in defen felfden brief dit verklaart, ennbsp;Cap. 11. 14. ï pnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tn geejlelyk menfche met defelve gront-woor-

den noemt} gelyk o^ Judas. vers. 19. fegt defe fyn natmrlyke menfchen den Geefi niet hebbende : Daar het felve onderfcheit gemaakt werd. Behalven datnbsp;indien men al feide met te weten , wat eigentlyk in de Opftandinge doornbsp;een geeftelyk lichaam in alle fyne hoedanigheden verftaan moet werden (gê-lyk ik geerne bekenne niet te weten ) dit ten minften waar blyft, dat hiernbsp;niets tegenfeggelyks beweefen kan werden. Nadien het lichaam een lichaamnbsp;blyft en volgens de wool den felfs genen geeft gefegt werd te fyn of te werden} foo weinign als den menfche in de ftraks aangehaalde plaatfe I. Corinth.nbsp;JI. 14.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ttn geejlelyk mtn(che betekent Ibodanigh eeiaenj die niet

door fyn verdorven nature maar door den geeft Godts geleid werd. Dat fodder meer in defen genoeg was.

i ïi

:.fy

jl|

m

§. 35?. Dogh een meer in het ooge fchynende tegenwerpinge maken fy uit de woorden vers po. datvleefch en bloedt het Koninkryke Godts niets beërven ennbsp;kunnen-, nadien Job feid : Uit fynen vleefcheGodt tefullen aanfehouwen. Hetnbsp;geen by haar fcbynt te ftrydep. Indien nu een ongelukkigh Bybel-lcfer enkel op defe woorden fonder h^e famenhangh en vergelykinge met anderennbsp;te willen gade flaan ftaandc bleef, en daar uit (hoe we)fceronbiilyk)deop-lolfinge alleen wilde toe laten j foude men hem uit de voorgaande grondennbsp;en ondervindingen ( fict §.33.) kunnen antwoorden, dat het woord vleefchnbsp;twee feer verfchillende betekeniflen heeft. Volgens Azeene fegthet, in rennbsp;Uiterften vermagerde menfchen niet anders, als fappelofe droge vlielige py-pen} en in de tweede beduit het ook defe pypen dogh met bloed tot een bolnbsp;en poefel vlees opgevult fynde. Ontrent de eerjle betekenifle is te voorenge-toont, dat het tot hetnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;lichaam, dat opftaan fal, kan behoren ; ontrent de

ïl”:

j, i

ij

tweede, dat het bloed als een vogt fynde daar medeniets gemeens heeft. En dit geftelt fynde fouden defe texten, in plaatfe van te ftryden alle het voo-rige beveiligen} wanneer Job fegt, dat hy uit fyn vleefch, by na fondernbsp;vogten en vermagert, ofin fyn enkelegrond-formeerfel bevat fynde en aldus uitnbsp;fyn eigen lichaam Godt foude aanfehouwen} en Paulus, dat vlees en bloed,

( dat is vlees met bloed, of door bloed opgevult als een vogt fynde, die tot het eigen lichaam nietbehoort)het Koninkryke Godts niet beërven en kunnen, ’t Geen met het vorige by na woordelyk over een komt.

Maar indien wy met ae woorden vleefch en bloed (gelyk Plebreen JI. i/^.en~. kei het verdeifielyke en Ikrffefyke verftaan 3, fal het feer welmet den famen--

hanghi


-ocr page 912-

888

XXIX. BESCHOUWING E.

hangh -eii oogmerk van Paulus {chynen over een te komen. NaJien de eer-ftc woorden van het f o vers door de laatfte verklaart werden : Nogh de ver-derffelykheit be-'érft de' onver derffelykheit niet.

Behalven dar dit f o vers alleen fchynt ten overgangh re ftrekken tot de volgende, 51, fz, f 3, 54verflen; alwaar Paulus na in de vorige verflennbsp;de veranderingen dsex hoedanigheeden (na welke vers 35 ge vraagt was) in denbsp;lichamen der verftorvene aangetoont te hebben, het alhier doet in die geenenbsp;die levendigh na de komfte des grooten Regtersfullen overgeblevenfyn. Ennbsp;dat.défe laatlte op het 50 opfigt hebben, kan ook uit de foo veel malen herhaalde felfde uitdrukkingen afgenomen werden.

§.4o.Dat’ernuineer uit den Bybel van defe Philofophen by gebragt werd, het welk van eenigh gewigt kan fyn, is my niet bekent3 alleen fchynennbsp;fommige figh te floten aan het geen men vind 1 Corinth VI. i^. de fpyj'e fynnbsp;voor den huik en den buik voor de fpyfen, maar Godt fal beide defen en die te niet doen.nbsp;Waar door fy meenen, dat de deelen tot voedingcenvoort-teelingedienendenbsp;( die ook in den Hemel niet gefchieden fal Matth. XX 11. 30. ) van geen ge-Èruik fullen fyn. Hoewel wy nu op alle defe byfonderheden niet gehoudennbsp;fyn te antwoorden, om de mogelykheit derOpftandinge alleen te beweerenjnbsp;kunnen defê tegenwerpers by goede Ontleders leeren, hoe veel malen delennbsp;in cen incnftiicnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-^-randeren. _ en van hare cerlle dienflen ophou

den om andere aan het felfde lichaam te doen. Men fie P. Verheyen de Cor-de, en andere, daar de ovale openingh, de llagh-aderlylte buis, de longh felfs in kinderen voor de 'geboorte een geheel ander gebruik getoont werd tenbsp;hebbenBy denfelvenSchryver fietmen,Li^.//y’^g.344. dat denavel-flagh-ade-ren daar na met den Urachus dienen tot ophoudinge der blafe •, en de navel-aderennbsp;tot die van de lever j alle welke deelen te voren foo nodigh tot het leven van eennbsp;kind waren. Wat onmogelykheit is’er dan, indien Godt yets diergelyksnbsp;in dit leven doet,dat Hy daar na in veel heerlyker trap tegenwoordige faken tot andere eindens en gebruiken kan doen dienen, als waar toe fy in ditnbsp;leven gedient hebben?

§. 41. Eer ik eindige, kan ik niet afwefen hier by te voegen, dat ik be-vinde, dGYgt;h.A.x.(cII. Corinth. V, i, z, 3 , 4- Want wy weeten datfoo ons aardfche huis de fes tabernakels gebrokenwerd.^ wy een gebouw van Godt hebben^nbsp;een huis fonder handen gemaakt eeuwigh in de Hemelen, z. Want ook in defennbsp;fugten ivy 5 verlangende met onfe woonflede, die uit den Hemel is, overkleedt tenbsp;werden. 3. Soo wy ook bekleedt {_en^ niet naakt fullen gevonden werden. 4.nbsp;.Want ook wy die in defen tabernakel fyn, fugten befwaart fynde : nademaal wynbsp;niet en willen ontkleedt., maar overkleedt werden., op dat het fterffelyke van hetnbsp;leven verflonden werde : by Jen geleerden Pifcator en andere voorname Uit-leggers op de volgende wyfe verklaart te wefen.

1. Tizl diOOï aardfche huis defes tabernakels, ons aardfche lichaam, en door het gebouw van Godt fonder handen gemaakt eeuwigh in de Hemelen, hetnbsp;felve veranderde en verheerlykte lichaam vcrflaan werd.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;II. Ge-

-ocr page 913-

i

Van de Mogeljkheit der Opfiandtnge. nbsp;nbsp;nbsp;8 Sp

IT. Gelyk ook hct felfde verheerlykte lichaam by haar voorkomt onder de Woorden vers z. van onfe woonftede, die (niet den Hemel felfs, maar) uit dennbsp;gefegt werd te wefen, en waar mede wy, dat is ons aardfche lichaam,nbsp;overkleed fullen werden.

III. Stellende vooits den (In van het ^,vers te fyn, indien wy ook hekleédt, of met een kleedt aangedaan (dat is levendigh en niet naakt (dat is doodt)nbsp;fullen bevonden werden. Het welk laatfte wel by defe groote Godtgeleer-den op defe wyfe uitgeleid werd, maar aan my liever in eenen geeftelykennbsp;fin voorkomt.

IV-In het ^’^C-^^nogmal en de reden herhalende, waarom wy firgten; namelyk, nadien wy niet willen ontkleed (uitgetrokken) wefen van dit aardfche lichaam,nbsp;maar overkleed werden met het verheerlykte j om dat de ontkledinge doornbsp;de dood ook voor feer veele vrome verfchrikkelyk is: wenfehende daarom,nbsp;fonder de lichamelyke doodt te fmaaken, gelyk die levendigh in de komftcnbsp;Chrifti fullen gevonden weiden, verandert en verheerlykt te werden. Hetnbsp;welk uit de laatfte woorden van dit felfde 4. vers verder afgenomen kannbsp;werden.

Dit is de verklaringe van feer veele en voorname Godtgeleerden (Siet Palus) over delen text. En indien in defelve het ware ooghmerk des Geefts by haar getroffen is, dewyl te vooren getoont is dat elk menfche yets dat by-fonderlyk lyn lichaam is, in fyn figtbaar lichaam heeft, het welk vannbsp;lyn begin tot fyn einde in hem verblyft j het ly dan dat dit, gelyk veele willen, het bloote uitgerolde grond-formeeilêl is, of anders noch eenige ftof-fe defl'elfs vafte deelen uitmakende daar nevens genomen werd: verder, nadien ook dit foo geringe eigen lichaam in dit leven door vogten en anderenbsp;ftoffen niet alleen uitgerolt, maat ook opgevult eii overkleedt werd, welkenbsp;dan re famen met het eerfte en eigen het volkomen enfigtbaar lichaam uitmaken:nbsp;Eindelyk, nadien dit eigen lichaam in de dood van fy ne overkledende ftoffen ennbsp;vogten ontkleedt en uitgetrokken fynde, door de kragt Godrs ten laatften dagenbsp;Weder daar geftelt fal werden,en met andere veel heerly ker laken (het zy in ftoffe,nbsp;het zy in hodanigheden) die niet aardfeh maar uit den Hemel lyn, in dcnbsp;Opftandinge der Gelukfaligen fal overkleedt werden (van welke Opftandin-ge Paulus te defer plaatfe alleen fpreekt) late ik aan het oordeel van verftan-dige (behalven dat hier weder de mogelykheit blykt, op welke elk in fynnbsp;eigen lichaam en nogtans met een ftgtbaar \\chs[‘nva gelyk Godt wil, i Corinth.nbsp;XV. 3 8. kan opgewekt Werden) Of ook den Geeft Godrs nadcièuirleggin-ge volgens de voorfeide gronden in defe plaatfe uitdrukkelyk fprekende, aldus niet aantoont, dat ook de voorgaande Hellingen fchriftmatigh fyn3 immers cenighfints over een komende met het geene Godt in zyn Woord on-ttent defe gedugte verborgentheit aan ons heeft gelieven bekent te maken.

kels


Maar infonderheit gelieve^ ymand die dit verftaat te oordeelen, of in het quot;oers HCorinth. V. fo dcleuitdruhkinge, het aardfcheHiiysonzesPaberna-

lil


-ocr page 914-

Spc

XXIX. BESCHOUWING E.

keh^ men het woord tabernakel voor het eigen lichaam ( het fy men het felve in het blotelyk uitgerolde grond-formcerfel, of in meerder daar bv gevoegde ftoffen ftek te beftaan) en het huis dejjelven tabernakels voor het figtbaarnbsp;lichaam, het welk dit eigene overdekt en overkkedt, niet gevoegelyk nemen kan foo dat in de H. Schrifture fakelyk het onderfcheid van een eigen 'nbsp;en figtbaar ï\c\rgt;\sim, often minften yets diergelyks, foude gevonden werden.

Dc redenen die hier toe meerder aanleidinge fchynen te geven, fyn : eerfy om dat 2 Petn /. 114. het 'f!Oorditabernakel (Skeenoma) bepaaldelyk voornbsp;het eigen, cn niet voor het figtbaar lichaam van Petrus fchynt genomen tenbsp;moeten werden. Want feggende. Ik agte het regt te fijn, fioo langh ik in de-fien tabernakel ben, dat ik u optvekke door vermaninge, fchynt hy lyn fiigthaarnbsp;lichaam niet te kunnen verftaan, om dat het felve met de jaren verandert jnbsp;en hy immers fekerlyk langer figh geagt heeft tot defc vermaninge verpligt te fyn,nbsp;als maar alleen tot dat fynfigtbaar lichaam (immers ten grooten deele) verandertnbsp;was; het welke dikwils met toevallen van fiekte, pynlykheden en herftelde ge-fondheit niet veel jaren foude vereiflehen; Nademaal alhier den fin ontwyf-fclyk is 3 dat Petrus tot fynen dood toe fulks agte regt te wefen.

Maar nader beveftiginge fchynt dit te ontfangen uit defe woorden van het volgende 14. vers:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-vunt-t ^/le^ingem^nes tabernakels haafi fyn fial.

Vermits indien door het woord tabernakel het figtbaar lichaam verftaan wier-de, de aflegginge deflèlfs door de vermageringh des ouderdoms reeds tegen-woordigh was en gcfchicde ; waarom ook hier de afleggingh voornamelyk van het eigen lichaam die-niet als in de dood gefchiet, wanneer de geheelenbsp;perfoon weggenomen werd, alleen gemeint fchynt te werden.

Dat nu ook door het woord Tabernakel het eigen, en door hei huis deffelfs het figtbaar lichaam //. Corinth. V. 1. niet fonder grond verftaan werd, fchyntnbsp;afgenomen te kunnen werden, om dat in de vier eerfie verffen van dit Capit-tel de woorden (, Oikodomecy Oikeeteerion) Huisy Gebouw yWoonfledenbsp;vertaalt, alle eigentlyk eenfoort van een huis feggen, het welke yets andersnbsp;(gelyk het figthaare lichaam het eigene doet) overdekt en overkleedt.

En is het tvueede vers tot dit alles feer toepaflelyk : PVant ook indefien (Tabernakel )Jugten wy hefwaart fynde, verlangende met onfe woonfi.edey die uit den Hemel is y overkleedt te werden. Alwaar dennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;weder genomen werd,

voor yets dat van een ander huis of woonftede overkleedt werd, gelyk ons eigen lichaam van ons figtbaar in dit leven overkleedt geweeft fynde, van eennbsp;heerlyker figtbaar lichaam in den dagh des Heeren Jefu Chrifti fal overkleednbsp;weiden.

Boven dit alks foude menhier kunnenaanmerken, datden nbsp;nbsp;nbsp;fegt

11. Corinth. V. i • Pat het aardfiche huis defies tabernakels ( offyn figtbaar lichaam) gebroken werd of ontbonden-, daar dogh den H. Petrus in fiynen tweeden Brief ynbsp;Cap.1.14. van den tabernakel of fyn eigen y en niet van ésSftVa Huis of figtbaar

lichaam


-ocr page 915-

891

Van de Adogelykheh der Opjlandinge.

lichaam fprekende, van geen snthindinge of verbrekinge gewagb ma akt} maar enkel van een aflegginge. Het quot;welk eenigh meerder en befonder opfigtfchyntnbsp;te hebben op het weder aannemen van delen afgeleiden tabernakel in de Op-ftandinge , die dogh in het eigen lichaam fal gelchieden.

Of nu in dele aanmeikingen of in de vier eerjie verjfen van II Corinth. V. reden genoegh is , om het geene wy te voren van het eigen en Jigtbaar li-chaam gefegc hebben, ook uit de H. Schriften aannemelyk te maken , be-pale ik hier geenfints, maar late fulks volkomen aan het wys oordeel van ervarene Godtgeleerdcn. W^ant het ly dit aangenomen of veerworpen cn eenio-gnbsp;andere betekenifie aan defe woorden gegeven werd; fil egter, her geen Tnnbsp;delen ons groot ooghmerk was, namelyk het bewys van de mogelykheitnbsp;der Oplfandinge tegen dellêlfs beklagelyke loochenaars, en het weghneraennbsp;der by haar gefogte ftrydigheden, in het geene Godt ons van defe Opltan-dinge heeft gelieven in dit Syn Woord te keren, daar door niet in het min-fte verfwakt wefen, maar in fyn volle kragt verbJy ven.

§. 42. Meermalen (om nogh voor het laatfte een woord tot defe erberme-lyke Opllsnding-loocbenaars te feggen ) heeft haar eigen gedrag aan my een ingewikkelt teken en bewys x'an haar geduiige ongeruftheit en mistrouwennbsp;aan haar eigene gevoelens gegeven dewyle ly figh lbo feer betnoeyen, omnbsp;aan alle de mogelykheit der Üpftandinge, als yets dat met geen waerheito-ver een te brengen is, te doen begrypen: daar noghtans haar eigen intereft haarnbsp;behoorde te keren , dat ’er niets veiliger voor haar wefen kan, als dat allenbsp;menlchen buiten haar defelve geloofden , cn haar leven daar na aanftelden.

T:

Want is ’er geen Opftandinge? is fy fells niet mogelyk? waarom alle andere menfehen in den waan van het tegendeel niet gekten ? en in dat gevoelen, dat ly cens rekenlchap van hare ondaden lullen moeten geven? ter-Wyl de Ongodillen volgens hare gedachten, fonder andere vrees als van den ¦Wereldlyken Regter , in.alles wat tot haar plailieren dient, onbekomraei tnbsp;kunnen voortgaan. Waarom lêlfs dè lbo feer by Ongodillen gedugte en gehate Bybel-Schriften onderfogt, om ’er ftrydigheden tegen defe Opftandinge in te vinden. Waarom figh tegen dclë Geloofs-Arty kei meer als teoennbsp;eenige andere met foo vc;l hevigheït aangekant ? waarom dit niet behandelt als de vrage, of cr een gouden bergh kan fyn of niet, die haar niet ontroert ? Een Atheift antwooi de niet aan ons (dat te vcel gev ergt mogte fyn) maarnbsp;^an figh fclfs in iblheit en eenfaamheit op dit alles; cn vrage figh felfs, watnbsp;reden hy van fyne manieren van doen in defen geven kan, die lbo tegen fyn eigen voordeel en nut ftryden; enwatdeoorfaakvanditallesis; indien niet eennbsp;gedurigh figh roerenden prikkel in fyne confeientie , door welke het Godtnbsp;gelieft ook felfs aan lyne loochenaars de waarheit van lync woorden niet on-betuigt te laten. Hy ftclk (gelyk hy moet doen) dat de Opftandinge moge-iyk is; dat die fchriften, weme hem nauwlyks rulle laten , en waar op loonbsp;\eel wyfe cn verllandigc mannen met volle verfekertheit haar eeuwigh wel

V vv V v z nbsp;nbsp;nbsp;of

-ocr page 916-

$pz nbsp;nbsp;nbsp;XXIX. BESCHOUWING E.

of kwalyk wefen grondveften, uitdrukkelyk feggen, dat defelve fekerlyk gefchieden fal. En hy fegge dan ons, offoodanigh een ook volgens fyne gedag-ten niet al onbegiypelyk ongevoelig over fyn eigen welftand of verderfnbsp;moet wefen, die weigeren kan de bewys-redenen der Chrillenen ontrentnbsp;de waaiheit van defe groote fake eens te willen onderfoeken. Syn fe ongegrond , wat fchade lydt hy in defelve na te fpeuren ? en hebben fe grond vannbsp;waarheit; wat moet hy figh ontrent figh felfs niet met dealdernaarftefchriknbsp;voorftellen? die uit de Opltandinge, wanneer fy na de Schriften gefchicdt,nbsp;voor een onbetwiftelyk gevolgh, het fy willens, ’t zy onwillens moet opmaken, dat hy een ondenkelyk rampfaligh lot fal moeten ondergaan j en fonder immer een einde van fyne ellenden te kunnen hoopen in alle eeuwighedennbsp;fal moeten ondervinden 5 en dragen alles, wat een AlmagtigbGodt magtighnbsp;is te doen om een ondankbaar en Godt-veragtend Ichepfel ten alderuiterftennbsp;ongelukkigh temaken.

En ingevalle nu y mand door defe gedagten, welke, indien dit ongodiftifch gevoelen valfch is,,feker]yk haar ge vol g ful len en moeten hebben,niet geraakt wert, en aangefet om in defen de foo noodige fekerheit te foeken; wat kan mennbsp;doen, als hem over de tegenwoordige wrake Godts, die reeds ophemfchyntnbsp;te leggen, met innerlyk medelyden te beklagen?

XXX. BE-

-ocr page 917-

XXXBESCHOUWINGE,

Van het


ONBEKENDE


§ I. /'^Vergangh tot het Onbekende. 2. V_y Daar is nogh veel onbekent.nbsp;3.0 ngodiflifche tegenvjerpinge beantwoord.nbsp;4. Vit het onbekendefelfs werden Ongodif-ten weder leid, en hlykt GodtslVyshehnbsp;Proverb. XXV. 2.

j. Het onbekende, fchoon injlgh felfs niet begrypelyk, toont Godts grootheit.

lob. XXXVIII. 4.

6. nbsp;nbsp;nbsp;Pfalm CXXXIX 14,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16.

7. nbsp;nbsp;nbsp;Job. XXXVII. 17-

8. nbsp;nbsp;nbsp;Het is onbekent, of den Aardkloot of denbsp;Sonne bewogen werd.

9. nbsp;nbsp;nbsp;Eerft, uit het verfchtl vangroote Onder

zoekers.

ïo. Ten anderen ,omdatfeergroote Aflro-nomi nogh bekennen daar van onfeker te fyn.

11. nbsp;nbsp;nbsp;Ten derden, om dat de Parallaxls uit

de jaars-loop nogh onfeker is.

12. nbsp;nbsp;nbsp;Dat grooteSterre-kundigenfigh veel

malen van de onderjlellinge van een

loopenden Aardkloot bedienen , geeft geen fekerheit.

13. nbsp;nbsp;nbsp;Hogh is de eenvoudigheit der onderjlel-

lingen ahyt een teken van haar waar-heit.

14. nbsp;nbsp;nbsp;Bejluit uit dit alles, dat des Sons, of

des Aardkloots loop, noit regt bewe-fen is.

I y.Dat deS thrift ure in defen na de dwalende opinie desgemeenen volks fpreekt, werd fonder zrond vefevt.

16. Job. ^xxvm. 33.

17- Overtuiginge uit het onbekende, en bejluit.


§• nbsp;nbsp;nbsp;voorgaande,uit een klein gedeelte van het

geen in de groote en kleine Wereld bekent is, eenen Wyfen, Magtigcn, en Goedertia-en Godt hebben tragten onbochenbaav te doennbsp;fyn aan yder, die eenigfints volgens fyne overtuiginge en billykheit wilnbsp;fpreeken, fouden wy alhier kunnen een einde maken; ten fy ookinhetgee-ne nogh onbekent is, en milTchien in alle eeuwigheit voor alle menlêhen onbekent fal blyven, een groot bewys fcheen te leggen om beklaagelykeAtheiftennbsp;tot beter gedagten te brengen.

§. 2. Dat’er nuonnoemclyk veel faken in het figtbare der Wereld aan allemenfchen nogh onbekent fyn , fal niet nodigh fyn alhier met veel bewy-fcn te beveiligen. De verfchillen, die nogh onder de grootlle verftandennbsp;over de oorfaken van defelfde verfchynfclen in fwangh gaan, betoenen hetnbsp;felve klaar genoegh. En naen foude ymand al heel onbillyk moeten agten te

V v V V V 3 nbsp;nbsp;nbsp;lyn,,

i

pi f

if i'.

ii|

1

\:é

f)'i'

-ocr page 918-

8p4

XXIX. BESCHOUW INGE.

fyn, die als een van ailen-de waarheic van fyn gevoelen -behoorlyk enonder-vindelyk bewefen hadde, van alle de andere foude denken, dat fy onredelyk genoegh waren om dcfe waarheit niet te willen, of verftandeloos gcnoeghnbsp;om defelve niet te kunnen begrypen. Immers dit is feker, indien ’er drienbsp;van verfchciden gcdagten fyn, dat ten mintten twee, en inid'chien alle drie,nbsp;van de fake onwetende lyn. En om hier'de bekentenifien, die grootenbsp;cn beroemde Mathematici van hare onwetenheit in veelc faken edelmoedifrhnbsp;geven, niet op te halen (waarvan ctnchy IVallifius^ Hydrofiat.Prop.XULnbsp;cn een andere by Barrow in fync XVIII. Optifehe lefle in het eindeof§. 13.nbsp;te fien is) Laat den alderhoog-gevoelenften Ongodill aan ons feggen, of’ernbsp;wel een eenige wefentlyke byiondere faak is, als het mintte grasje , de ver-agtile mugge, welke hy volkomen kend j en waar omtrent men aan hem nietnbsp;ontelbare vragen foude kunnen voorftellen, waar van hygeenefoude kunnennbsp;beantwoorden. Immers foude hy ook ontrent een van defe, ofyets andersnbsp;dat wefentlyk was, kunnen feggen? hoe deffelfs klcinfte en oorfpronkelykenbsp;deelen ge figureert, gefchikt waren, bewogen wierden , en welke foortennbsp;van tuflchen-plaatfingen of Port fy met malkander maakten. Selfs om foonbsp;verre niet te gaan, foude hy ymand door al fyn wysheit kunnen leeren,hoc-danigh een faak figh door een goed vergroo{;-glas veitoonen foude ? indiennbsp;liy de «moeite niet te uooreiiiïcaomen hadde, om het féfoc te otiderfocken.nbsp;En over folks, nadien ’erïbo -veei’ fiken buiten het bereik van fyn onderfoeknbsp;fjm, fal het niet Iwa^i lyn te befluicen, dat in elk van die veel is , het welke aan hem onbekent is. Oogh dit la! genoegh hier van wefen , nadien iknbsp;niet kan denken, dat ymand die nogh redclyk is cn voor wys wil gaan , totnbsp;foodanigh een dwaasheit oit fal kunnen vervallen j dat hy meinen foude, datnbsp;’er niet nogh feer veel was, waar van hy foude moeten erkennen onkundig'hnbsp;te welen.

§. 3. Ik weet wel dat’er onder dcfe ongelukkige foodanige gevonden werden, die om de bewyfen van eenen wyien Godt te ontvlugten, welkenbsp;aan haar niet dan feer vreeffelyk voor kan komen, figh in dit onbekende tegen de prikkelen van haar overtuigde contciemie tragten te verbergen j feg-gciidc, indien-er foo veel onbeltent iamp;, hoe .men dan foo veel ophef vannbsp;de wysheit eenes grooteu Schappers maken kan? die figh dogh alleen in hetnbsp;geen bekent is vertoonen moet.

Om hier op eer wy verder gaan tc^antwoOrden, en die figh hier aan mog-ten foooten, geruft te ftcllen, is het openbaar genoegh; eerfiy dat de wysheit en konft van een Werk-meefter niet foo.feer uit de meenigte van faken, die hy gemaakt heeft, als w'fcl üit de wy'sbeit, die,in elk der ielver uitblinkt,nbsp;bekend werd. Want kan Ook ymaudromgt;te weeten dat een tlurwerk-Ma-_ker veifiandigh is, meer als ee’n Horologie dat lofelyk door hem gemaaktnbsp;is, tot een preuve vereiflehen?'cn als men eene volmaakte Schildcrye vannbsp;cenmeefterfiet, is-defe eenige niet genoegh'otnhem voor een groot iConfte-

nuar

-ocr page 919-

Vm het Onhekcmle.

naar te erkennen? Indien dit nu waar is, gelyk het niemand tegenfpreken kan, late ik fclfs aan een Atheill, of hy niet roe moet ftaan, als hy billyknbsp;wil oordeelen, dat in het voorige niet eene maar fcer veel blyken vaneen innbsp;de Wereld werkfame w'yshek gegeven fyn; en bygevmlge, fchoonnogh ontelbaar meer faken onbekend fyn, of defe bekende nietovervloedighgehocg-faam fyn om de wysheit van haren Maker aan te toonen. Te meer, dewylnbsp;in defen wectende a! het geen de menfehen w'eeten, men feer veel weer,uinbsp;opfigc van andere, die noit yets onderfógt, nogh de ontdekkingen der Na-tuur-kundigen gelefen hebben; hoewel egter feer weinigh in, opfigt vannbsp;het geene nogh overigh en onbekend is.

Ten anderen-i gelieven defe tegenwerpers te weeten j dat een werk in fyne inaniere van beftaan, en de wyfe op welke het gemaakt is, geheel onbe-kent kan fyn; en egter een ontegenfprekclyke preuve van de wysheit en andere loffelyke hoedanigheden fynes Makers geven : infonderheit, wanneernbsp;men fiet, dat het felve een net gepafte bekwaam heit heeft om een grootnbsp;en nuttigh ooghmerk uit te voeren. Want fal ook ymand, die een goednbsp;ftam-Microfcopium met twee of drie glafen foo verwonderlyk tot het be-fchouwen van kleine faken, een welgemaakten verrekyker tor het klaar ennbsp;onderfcheidentlyk befchouwen van foo wyd afgelegene en daarom voor het blote oogh onfigtbare Lichamen en Hemel-ligten fiet dienen en gebruikt werden gt;nbsp;die door een Uurwerk de uuren, minuten, dagen enz. op het netfte fiet aantonen , ook immer figh kunnen wys-maken ? dat defe alle fonder eenigenbsp;konft van een verftandigh maker toebereid fyn , alleen om die reden , datnbsp;het raaakfel en femen-ftel van defelve aan hem onbekent fyn. Ik denke nier,nbsp;dat die op defe wyfe redeneerde, by ymand , die eenige redelykheit heeft,nbsp;nogh voor verftandigh foude gchoudqp werden. Een Alhcift dan make felfs denbsp;toepaftinge daar van, en oordeele, of na foo ontelbare faken tot foo groote gebruiken foo in fyn lichaam , als in de groots Wereld te hebben fien dienft-baar fyn, hy niet even ongegrond redeneert, als defe j wanneer hy, omdatnbsp;hy elk van defelve niet volkomen verftonde en veel aan hem daar in onbekentnbsp;Was, foude willen befluiten , dat alles fonder eeriige wysheit fyn wefen verkregen hadde.

Een yder derhalven, die nogh in het onbekende tegen de bewyfen vaneen Godc fyne fchuilplaatle foekt, gelieve dit in ernft by figh felfs te overwegen, ennbsp;te oordeelen, of defen fwakken uitvlugt hem met geruftheit kan doen leven en loochenen dat ’er een Godt is.

§. 4. Dogh om verder aan defe beklagelyke Philofephen te toonen, dat

felfs ook daar in , dat den grooten Maker van alles gewild heeft, dat fyne Wegen in fo veele van fyne Schepfelen onbekent en lelfs fomtyds onnafpeq-relyk fouden wefen , eene blinkende preuve Van defielfs hooge wysheit kannbsp;gefien werden j fullen fy ten minften moeten toeftaan:

Eerfl^ dat daar door die verderffelyke gedagte, dat alles door onbewufte

en

-ocr page 920-

%Sgt;6

XXX. B E S C H o U W INGE.

en by een onmydelylce noolfakelykheit uit malkander volgende oorfakenge-worcien is, geheel kragteloos en onbewyflelyk voor haar gemaakt werd gt; gC' lyk boven reeds by eenige gelegentheden in ’t byfonder aangeraakt is.nbsp;Want, dat yraand een nootfakelyk gevolgh fal kunnen bewyfen plaatfe tenbsp;hebben, in faken die aan hem volkomen onbekent fyn, fal niemand, dienbsp;weet wat bewyfen is, ligtelyk toeftaan.

Tten anderen., werd door de onbekentheit van foo veele faken, dat gewone Atheiftifch lleunfel aan haar ontrukt; waar door fy (niet kunnende ontkennen, dat, als de faken'met fekere oogmerken en tot fekere einden gemaakt fyn, niemand een wysheit in den Maker en Formeerder der felver loochenen kan) figh felven en andere hebben tragten wys te maken, dat denbsp;faken felfs fonder eenigh oogmerk haar wefen vei kregen hebben. Doghdatnbsp;de menfehen defe faken dus geformeert vindende, alleen haar gebruik daar afnbsp;gemaakt hebben.

Want ik late aan haar felfs te oordeelen, of een redclyk menfche feggen kanj dat hy van faken die hy nogh niemand weet dat in de Wereld fyn, of op welke wyfe fy tot den dienft, die fy doen, werken en gebruikt moeten werden,nbsp;lèlfs een gebruikgemaakt kan hebben. Soo fyn de gebruiken van lever,nbsp;milt, nieren, aan veele onbekent; en duifenden anderen weeten niet, welke de vregen fyn, waar aouxnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;net het bloed gaat; felfs niet oFergeef-

ten of een andere vogt door de zenuwen loopt 3 of de lugt ligh met het bloed mengt of niet 3 welke vogten door foo verfcheiden kiforen afgefchei-den werden. En hoe is het dan mogelyk, dat ymand van defe alle, vannbsp;welker veele hy niet foude kunnen feggen dat fe in fyn lichaam waren, lynnbsp;gebruik gemaakt hadde, om dat hy fe foodanigh bevond geformeert te fyn?nbsp;foude niet yder foodanigh een voor fporeloos houden?

Eindelyk., het geene in de Schcpfclen bekent is, een yder van Godrs Wysheit overtuigt 3 foo ftrekt het geene onbekent en onnafpeurclyk is, omnbsp;aan elk te doen fien, dat defe Goddelyke Wysheit die van alle menfehennbsp;verre te boven gaat.

Om hier van overreedt te weefen, is alleen nodigh de oogen te Haan op het geen onder de hedendaagfche Mathematici gefchiedt. Onder defe fiet mennbsp;leer gtoote mannen verfcheiden werk-Hukken of Problemata aan de geleerdenbsp;Wereld by publykeSchriftenvoorftellen; waarvan fy de ontbindingen geven, en egter de wyiè, op welke fy tot defe ontbindingen gekomen fyn,nbsp;verborgen houden 3 enkel en alleen om te toonen, dat hare Methodesnbsp;fy die noemen) verder doordringen als die van andere: of om klaarder tcnbsp;fpreeken, om te doen zien, dat hare wysheit in defengvooteris,alsvandie,nbsp;aan welke de oploffinge van dit werk-ftuk nogh onbekent is. Dewyl nunbsp;geen menfche, wiens keiiniflè foo verre niet reikt, eenige reden heeft omnbsp;aan haar den lof van meerder wysheit in defen tc betwiilen 3 fal ook ymand,nbsp;die foo veel faken in de Wereld foo nuttelyk fi^t gcfchieden, welke aan hem

vol-

-ocr page 921-

8p7

Van het Onhekende,

Vottomcn onbekent fyn, met foo veel en meer reden sedwonnen Ivn toe

te liaan, dat een veel grootcr Wysbeit als de fyne %h m de Wereirvéï toont? en mdien uit het geene bekent is den Jakervoor wys iroet ieh„ó-

den werden, dat m het geene onbekent is hy-verwondcrlvk en SidSt m defe fyne wysheit is: en dien vobens dar Hpr.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ rr

fieS', it oiTSSrf dat'’SKaZ“l'‘“

denj fal hy liiet wel kunnen na laten daarom nbsp;nbsp;nbsp;kan wer.

Woord (fZioon hy het al jiet yoS'So^S ;:'h?e?de nbsp;nbsp;nbsp;eV'

kernen; met alleen, om dat het fcl,e om Godts Wysheit,Maat en GoS'

vtStquot;Sryr

----- T nbsp;nbsp;nbsp;uxv- HAli UC menfehen onbekent

en felfs fomtyds onnafpeurelyk fyn.

Om een vooibeeld daar van te geven; het fy dan dat de Wereld en al het lichamelyke in den beginne door het gebiedend Woord van den, Aanbiddc-lyken Schepper, gefchapen en voortgebragt is, gelyk de Chriftenen bely-den; het fy dat men volgens de onderfteJJingen van ongelukkige Godcloo-chenaars (want hooger als een onderftellinge kan het ganfche Ongodiften-dom, als van alle bewys ontbloot fynde, niet aangemerkt werden)vallftelt,nbsp;dat foo niet de gedaante, ten minften de lichamelyke iloffe der Wereld vannbsp;eeuwigheit geweeft is. Sal dit ten minften uit elk van defe beide ontwyfFe-lyk moeten toegeftaan werdenj dat alle deeltjes, die onfe en aller menfehennbsp;lichamen tegenwoordigh uitmaken, foo lange als de Wereld of als al hernbsp;lichamelyke , in wefen geweeft fyn.

Nu kan niemand ontkennen, als al te klaar by ondervindinge blykende dat alle defe deelen van ons lichaam eertyds iiihetvoedfel, waardoor het fel*nbsp;ve tot defe grootheit opgegroeit is, en by gevolge in tarwe, rogge, gerft,nbsp;haver, boekweid, rys, geersj gelyk ook in ofTen, fchapen, hoenderen, gan-fen, duiven, met een woord, in alle boom-en veld-vrugten, in alle dierennbsp;en vogelen en foo veel fooiten van viflehen, die aan ons tot onderhoud geftrektnbsp;hebben, te vinden lyn geweeft j welker lichamen en ftoffen defe pnfe li-chaams deden als doen hebben helpen uitmaken,Weshalvenfynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;alles, daar

defe planten uit voortgekomen en daar defe dieren door gevoed fyn,datis,in aarde, water, lugt, gras, hoy, en in meer andere figh eerft hebben moeten bevinden. E-n dus al verder te rugge deinfende moet men toeftaan, datnbsp;fy te vooren in al hetgeene waar uit defe aarde, water, lugt, enz. beftaat,

Xxxxx nbsp;nbsp;nbsp;cn

-ocr page 922-

S98 nbsp;nbsp;nbsp;XXX. BESCHOUW INGE.

en by verrotringe, verbrandinge, of op andere wyfen voortkomt, haar ver-b!yf gehad hebben; Waarom, indieii wy dus van het eene dat nu is , toe het andere daar her uit gekoomen is, geduurigh te rugge treden, en defennbsp;draad tot het begin van defe figtbaare Wereld vervolgen: fal niet een yder,nbsp;die dit nadenkt, overtuigt moeten lyn , dat fyn lichaam en alle deelen, dienbsp;het felve tegenwoordigh uitmaken, van het eene mengfel en famen-ltel totnbsp;het andere, foo veel eeuwen langh als de Wereld geftaan heeft, (ondernbsp;ophouden fyn overgegaan ? Soo dat defe handen en voeten en alle de ledematen , welke wy nu befitten, inhaaroorfpronkelyke deelen, al voorduifen*nbsp;den van jaaren, op een ondenkelyke verfcheidenheit van plaatfen fyn verfpreidnbsp;geweell, en in planten op het veld hebben liaan groeyen, in beellen hebbennbsp;in de weide gegaan, in vogelen hebben gevlogen, in vifTchen hebben ge-fwommen, in de aarde fyn omgeploegt: en dewyl ook water en lugt tot denbsp;(amenftellinge van ons lichaam het haare toebrengen, dat defe felve deeltjes,nbsp;die nu ons lichaam in Hand houden, in rievieren hebben geftroomt, in dampen fyn opgeklommen, in hagel, regen, en fneeuw fyn nedcrgedaalt, innbsp;de lugt door blixemen en donderen fyn verlengt, door onweederen lyn ge-flingert, door winden na alle oorden der wereld fyn heen en weder gevoert,nbsp;en aldus op ontelbare plaatfen, op ontelbare tyden, op ontelbare wyfen, ontelbare mengfols ennbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hebben ondergaan j tOt IV eindelvktot

het uitmaken van dit ons lichaam fyn by een vero-adert.

Schoon nu niets van dit alles eenige oneindigheit of onbegrypelykheit in-fluitj lal egter den hoog-gevoelenlten Atheilt moeten bekennen, dat hy nogh ymand anders defe fyne Genealogie of Gejlagt-rekeninge oit liil kunnen opmaken: nogh ook feggen, in welke famen-Hellingen de deelen van fyn tegenwoordigh lichaam van den beginne des Werelds, en op welke plaatfennbsp;ly figh bevonden hebben j en dat defe vrage regt fullende beantwoord werden, een grooter kenmlle,dan die van alle menfehen, vereifcht.

En fchynt den Almagtigen,omJob van de GoddelykeGrootheit en Heer-lykheit en fyne nictighdt op het kragtiglle te overtuigen , defe felve vrage aan hem voorgefteltte hebben, Gap. XXKFIII. 4. in defe woorden: Waarnbsp;'Waart ghy doe ik de aarde grondede y geeft het te kennen^ indien ghy kloek van ver-fiande fyt.

Ik en betwifte de gedagten van geleerde Uitleggeren niet, die hier het ooghmerk van Jehova Hellen te fyn, aan Job te doen erkennen, dat hy nogh nietnbsp;was als Godt de Wereld fchiep. Dogh hoewel dit in figh felven waar is ,nbsp;fchynt fulks eigentlyk hier niet in beoogt te fyn: eerfl ^ omdat het woordnbsp;Jafad hier gronden vertaalt, geen fcheppen^ maar een gebowwvajt feilennbsp;of StruSuram firmare volgens Coiceji Lexicon. Len anderen ^ omdat, indien defe laatHe uitlegginge plaatfe moeHe hebben , de vrage niet foo feernbsp;fchynt te moeten geweeH fyn; Waar waart ghy.y doe ik de aarde grondedenbsp;als wel., Wat waart ghy, doe ik de aarde fchiep of uit niet voorthragt. Verder

-ocr page 923-

8.9?

V%n het Onbekende.

der ten derden., fchynt defe laatfte vrage voor Job foo onbeantwoordelykniet te moeten fyn, als de eerfte j die ichoon aan hem niet konde bekent wefen,nbsp;Waar de deelen fyns Iichaams by het vafl: maken der aarde fïgh bevonden,nbsp;egter genoegh van Godt geleert was, om te weeten dat hy nogh niet was gt;nbsp;Wanneer de aarde, waar uit hy voort moeftekomen, gefchapen wierde.

Kon ’er riu yets nadrukkelykers aan Job voorgeftelt werden om hem fync nietigheit en onkunde, behalven fyne volkomen afhankelykheit van fynennbsp;Schepper kharly k aan te toonen, als hem te vragen: In nvelke plaatfen van hetnbsp;Heel-Al, in vjelke jamen-flellmgen en mengfelen van andere lichamen en fchepfe-len, waren de verjlrooide flofkens, die u lichaam nu uitmaken , verfpreidt ten tydenbsp;als ik de aarde grondede. nadien hier niets onbegrypelyks nogh oneindigs innbsp;gevonden w^erd. Waaromme Godt met regt hier op kon laten volgen:nbsp;Geeft het te kennen, indienghy kloek van verftande fyt: vermits de fake felfs,nbsp;hoewel onloochenbaar, egter voor Job onbekent en voor alle menfchen on-naipeurlyk w^. Soo dat het andwoord niet anders konde welen, als dat ditnbsp;aan Godt, wiens wetenlchap daarom blykt die van alle menfchen verre tenbsp;boven te gaan, alleen bekend konde lyn.

Een meenigte van v oorbeelden kan men nogh in het vervolgh van het XXXV^IH.tïihet XXXIX,XL.tnXLI. Capittelen van Jehova tot defeneindenbsp;gebruikt fien. Waar van geeiie genoeghfaam in figh felfs onbegrypelyk,nbsp;en fy egter alle aan de verllandigfte der menfchen volkomen onbekent fyn.

§. 6. Op defelve wyfe hoort men den Koningh David uit het geene voor hem onbekent , en aan Godt alleen openbaar was gelegentheit nemen om-hem te loven, en fyne werken voor wonderlyk te erkennen. Want na tenbsp;Voren in het 6 vers van den CXXXIX. Pfalm fyne onwetenheit beleden ennbsp;Godts verheven kenniflè in defe woorden geroemt te heben.- De kennijfe isnbsp;rny te wonderbaar, fy is hooge, ik en kan daar niet hy. Gaat vers 14, i j,nbsp;*6, voort: I4' Ik love ZJ, om dat ik op een heel vreejfelyke wyfewonderbaar-lyk gemaakt hen. (En of dit fyn onkunde niet genoegh te kennen gaf; Wonder-lyk fyn uwe werken, ook. weet het myn ziele feer wel. * j. Myn gebeente (anders myn kragt) was voor u niet verholen, als ik in het verborgene gemaakt,en-de als een borduurfelgewrogt ben in de nederfie deeïen der aarde. ló. Uwe 09-gen hebben mynen ongefurmeerden klomp geften, en alle defe dingen waren in Uwnbsp;boek gefchreven, de dagen als fy geformeert [ouden werden, doe nogh geen vannbsp;die en was.

Hier

Xx


it

Ik foude defe plaatfe, dewyl te vooren daar van reeds meer als eens ge-fproken is, alhier niet weder opgehaalt hebbenj ten ware in defelve on-trent het worden van een menfche uitdrukkingen gevonden wierden , die verfcheidene wyfen met de gehouden aantekeningen en ondervindingennbsp;van groote Onderfoekers van defe tydt over een komen. Een ongelovigenbsp;om liier van overtuigt te fyn kan de w^aarnemingen van den pfoottn Harveusnbsp;oa lefen, Rxercitat. LVl. de ordin. part. in Generatione.

-ocr page 924-

H o U W I N G E.

Hiér fal hy vinden, dat ook in de tweede maand het ganfche geftel vam het vrugtje foo fagt en flymcrigh is, dat het figh niet als in water Jeg^nbsp;gende kan laten behandelen. En hy denke dan, of den Koning David'nbsp;niet met rcgt ook gefegt heeh, dat hy op een feer vreejfelyke zvyfe gemaakhnbsp;is: en of hy niet Ichrikken moet, als hy liet, hoe ligtelyk defe fyne tedere ftoffe en fyn dierbaar lichaam door de bewegingen van des moeders ingewanden en -andere oorfaken,. foude kunnen verplettert en tot een wanlcha-pen misgewas geworden fyn.

ye»i?^^re;?,fegtdenfelven Vxophte.td’a.thywondèrbaarlyk^praxaktis^cn op de-lelfde wylê hooitrnien den beroemden Waarnemer Harveus-y in verbaallheit over het gcene hy fagh, feggen: Mirum diEtu, of hei is wonderlyk om te /eggen hoe veel de vrugt in de vierde maand gevordert is in grootheit, als fyn-de van die van een duim tot die van een fpan aangewaflen.

’ten derden, werd fyn eerfte beginfel van den Pfalm-Sanger Ifraëls een on--geformeerden klomp-^cnoexat. Kon Harveus volgens lyne ondervindingen, dit met meer eigene woorden uitdrukken? als met te feggen, dat in de derdenbsp;maand hy de beginfelen der leden begon te lien, maar daar by doet Rudt ta-,nbsp;men Forma of in een ruwe: Forme en geftalte. Soo dat de fpieren ook als doenbsp;nogh bevonden wierden, indiflindli oigeenfints onderfcheiden te fyn j , die an- -

ifp rips licKaams uitmakcn,. En indien men

felfs de befchryvinge van een vrugt in de vierde maand na leeft, ,fegt hy,. dat het hoofd leei groot, het aanligt fonder, hppen, londer wangen, fonder neus was, dat de wydte van de mond feer groot en de tonge in het midden daar van gelien wierde, de oogen klein en fonder ooge-lcden, hetnbsp;vleefch van het voorhoofd het welk de geheele kruin bedekt, was nogh niet.nbsp;krakebeenigh 5 veel minder dat het de hardigbeit van been foude hebben..nbsp;En wat Atheift fal nu feggen,. dat het H. Woord.niet te regt het grond-bcginfel aller menfehen by een ongeformeerden klomp vergelykt. Te meer, als •nbsp;men hier byvoegt dc woorden, van den Heer Dodart in de Hifiorie der Franf-fche AcademieAo. ijoi^ pag. 2,lt;S. Hetblyktoogenfchynelyk^ dateenvrugti/cz-xxxd) geheel ver/chillendeproportien heefty en dat een menfeh na de proportie van,nbsp;een vrugt gemaakt fynde ,, geheel monflreus foude ¦ wefen en nauwelyks quot;voor een,nbsp;menfche foude pafferen.

,. toonen ook defo wootdén: yfZ/e defe dingen waren in uw boek gefchrevenly de dagen alsfygeformeertfoudenwcrden^ doenoghgeenvanhenenwas\,nbsp;hoe feer de dagelykfe veranderingen van een vrugt aan den Ingever van dit'nbsp;Woord fyn bekent.geweeft, op die wyfe als men delelve nu indefetydenbynbsp;Harveus t\\ Malpighius waargenomen en vandaghtotdaghby den laatften innbsp;vogelen befchreven, vind. Een Heiden erkenne hier uit dan de wysheit van dit,nbsp;W oord waar in foo.veele byfonderbeden der hedendaagfe waarnemingen ge-uo^gfaam by na uitdrukkelyk al in die tyden vermeit werden, en te meer, dewy 1nbsp;bigide de eigenfehappen van het grond-beginfel van een menrche(nanielyk dat het.

een

-ocr page 925-

901’

Vw het Onbekende.

ttViiheengeroJt ^/awOTvanalledeleden, waarvan wy Befchouwinge XVII. en XXIX. gefproken hebben, en te gelyk een ongefor meer den klomp is) foo feernbsp;gepaft in defe gclegentheit met een en het feive woord Golem uitgedruktnbsp;werden.

‘¦1

Om dan te befluiten; een.Ongodift denke nu uit dit weinige hier aangehaalde, en het geen hy by de te voren geprefen Waarnemers vindennbsp;kan, hoe veel aan hem in iyne eigene formeeringe onbekent isj en hoefeernbsp;hy aan die groote wysheit en magt verpligt is, die hem uit fyn opeengeroltnbsp;kluwen en grond-begmfel eerft tot lbo ongeformcerden klomp doende uitrollen , daar na uit defe beide een foo cierlyk en konftigh lichaam, fonder dat ofnbsp;fyne kennilTe of vermogen daar toe yets konde doen, heeft doen voortkomen.

§. j. Na defe twee voorbeelden foude men tot yets anders kunnen overgaan, ten fy net dhier van eenigh nut icheen te wefen aan eenige(ookwel-meenende en den Dybel met eerbied lefende) Philofophen eenen miftagh aan te toonen. In welkefommige gevallen fyn, om dat fy meerder van de ondervindingen afhangende, reden meinen te hebben om te denken, dat veel vannbsp;het geene de H; Schrifture tot lof en om de verheventheit des grooten Makers en Béftierders aan te toonen, onder het onbekende ftelt, regenwoor-Qigh in defe tyden bekent geworden isen by gevolge, dat ten min-ften eenige van de vragen aan Joh voorgeftelt, fchoon als doe om de kleine.nbsp;¦Wetenfehap der in die tyden levende Natuur-kundige onbekent, by de he-dendaagfc met grond in opfigt van de wyien,, op welkefy gefchieden ,fouden;nbsp;kunnen beandwoord werden.

Soo weet ik dat aan een ernftigh en geleerd Godtgeleerde de vragevanE-lihu Joh. XXXVII. 17. Hebt ghy nsieetenfehap, hoe wwe klederen warm- werden , als Godt de aarde fiille maakt uit den zuiden ? lbo fwaar niet fcheen voor te komengt; om^ dar hy meende met de meefte Philofophen .van defe eeuwenbsp;te kunnen vaft ftellen, dat de warmte der lugt( welke hy met veel grootenbsp;Uitleggeren door defe woorden verftont) alleen aan de werkinge en het regt ^nbsp;nederdalen van de Sonneftralen moefte-toegelchreven werden.

Dogh om aan yder, aan welke die ook ,op defe wyfe. mogte voorkomen, ¦ nadien het gemeen gevoelen van veele Natuur-kundige daar toe leid, de grote wysheit roet welke dit Woord gefchreven is aan te toonen.; en te doennbsp;hen, hoe veel in dit. veilchynfel nogh onbekent is.; gelieven- fy dienbsp;kleine,moeite te nemen om na te Igfen,; het geene den lbo voornamen Natuur-Onderfoeker E.. Halky (volgens:het geen in hetII.- Supplem. 'vande.XSla'van-Leipfi^j gevonden werd) feer net en wiskundigh betoogt ontrent de warmte,nbsp;'vclke alleen door de Sonne op verfcheiden plaatlèn. der Wereld veroorlaakt'nbsp;^erd;: en met hoe groot vegt hy fegt geen reden te kunnen fien, , waaromnbsp;dea.dagh, .die 24 uurenlangh duurt onder de Noord-pool, op die tyd als-

Xxxxx 3'., nbsp;nbsp;nbsp;de.:

-ocr page 926-

p02

XXX. BESCHOUW INGE.

deSonnc den keerkring van Cancer befchryft, niet foo heet aldaar foude moeten fynj als den dagh van die onder den iEquinoóliaal woonen, 'wanneer de Sonne haar vegt boven bet hoofd gaat. Vindende na een naukeurigenbsp;rekeninge pag. 533- dat de hitte van eiken dagh te famen vergadert fynde,nbsp;die onder de Pool foo veel grooter is als die onder den iEquinodiaal, als 5nbsp;grooter.is als 4.

Die gencgentheit heeft kan de Demonftratie na ilen. Het is hier genoegh getoont te hebben, dat ook voorname Natuur-kundigen overtuigt iyn, datnbsp;een meerder of minder warmte aan de meerder of minder hoogte van de Sonnbsp;of nabyheit dcflelfs, niet alleen kan toegefchreven werden.

En dat ook de bcroemfte Mathematici en grootfte verftanden hare onwe-tenheit van de ware oorfaken defer warmte ugh niet fchamen ook in deic tyden volmondigh te belyden, kan blyken uit de Hijiork van de Koninklykenbsp;¥ranjfche jicadcmie ho. 1705, pag- 49. en 50. Alwaar men een omftandighnbsp;verhaal vind , dat op den 30 July tot Montpellier men foo gi'oot een hitte gevoelt hadde, dat geen geheugenifle was van eenige, die daar by vergelekennbsp;konde werden; dat de lugt was, als of die uit een Glas-blafers oven quam,nbsp;en itien geen wyk vond als in de kelders; dat al de Thermometers of weer-glafcn door Monfr. Huhin gemaakt in ftukken berftedenj en andere foo groo-ten trap van wai-nnte vertoQoden* ^Is vcreifcht .werd om vet tC fmeltcn; datnbsp;de meefte wyngaarclen verbranden in dien dagh, ’t geen noit te voren in datnbsp;land gefchiet was; dat op den 30 Augufti de hitte tot Paryt nogh veel groter was; en het Thermometer vqn de Heer Cajjini ten twee uuren berlle-de, het welk nu 36 jaren langh gedient hadde; foo dat men verfekert kon-dc fyn, dat in foo veel jaaren de lugt tot Parys nooit foo verhit geweeft was.nbsp;Na welk alles verhaalt te hebben, de Hiftorie vervolgt met defe nadrukke-lyke woorden; Wie en [oude.niet gelooft hebben-, dat in. de groote hittens vannbsp;die felve fomer , de.brand-fpiegel van het Paleis des Koninks grooter uitzverkfelennbsp;moefte gedaan hebben, als op eenigh anderen tyd? Het tegendeel is noghtans'ivaar,nbsp;cn Jekerlyk (dat hier wel aan te merken is) men foude dit niet geraden hebben doornbsp;eenigh SYSTEMAc/ farnen-flel der Philofophie. Ook heeft de Heer Hom-bsrgh gefien, dat de Sonne-ftralen by een vergadert doordeken fpiegel genoeg-laam geen kragt hadden in die tyd, dat de andere die van de Sonne reetnbsp;nede; quamen, de lugt.by na deeden branden.

Ik late nu aan yuer, of men ronder bekenteniflên foude kunnen verwagten van foo geleerde Heercn, om daar uit te mogen befluiten, dat de regte ennbsp;volkomene oorfiak van de warmte der lugt nogh enbekent is.

. Ik fd hier de geJagten van den Heer Plombergh niet ophalen, welke by den Autheur fclfs alleen voor giffingen blyken door te gaan. En is htt daarnbsp;bygevoegde Experiment, het welke eenige gelykformigheit fchynt te ver-toonen met dit verbaaflmakend verfchynfel (gelyk het uitdrukkelyk aldaar genoemd werd) felfs niet min tot nogh toe verwonderlyk. Waar by getoont

werd,

-ocr page 927-

V%n het Onbekende.

Werd, dat een.konfcort gevuk met glóeyende kooien tufll hen het brandpunt en den fpiegcl gefet lynde, foo dat de wcerftunende ibaalen doordevyerigenbsp;uitwafemingen van dele brandende kolen moelltn gaan, de werkinge del'csnbsp;Ipiegels merkclyk verfwakt wierde.

DiC meer wondeilyke eigenfehappen van het vermeerderen en verminderen der kragten deler brand-fplegels gelieve te Tien j en foodanige, als mil-Ichien de beiie Natuur-kundige Ibnder dat dè' ondervinditige die Ibker maakte, uit fyne weetenfehap niet afgeleid Ibude hebben, kan defe aangehaalde plaatle verder na leien.

Vtrfcheidene anueie ondervindingen loude men hier tot nader bewys van het geleide kunnen bybtengen. Om ’er een van te weeten, is het alleen no-digh de U-cn ddl.Propofitieyanhet XXFI.Capittelvanhet IL Boek van de Geo-graphieyannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;na te Hen j alwaar hy fegt, dat in de Zona Idorrida wel

ke tuflehen beide de keerkringen gelegen is, de jaar-getyden figh in vcele plaatlèn geheel anders toedragen, als den loop der Sonne foude mcèdebren-gen: foo dat men Winter by fommige heeft, als de Sonne het naalle by is,nbsp;of regt boven haar hoofd, gaat en Somer, als defelve op het meelle van haarnbsp;afwykt. W^aaiom den felven Schryver figh genootlaakt gevonden heeft omnbsp;de Sayfoenen van defe Landftreeken in tweefoortenteonderlcheiden,by hemnbsp;Cwlefies en Xerrefires, dat is, die figh na den Hemel en de aarde reguleeren,nbsp;¦genoemt.

Sal nu na dit alles gelefen en overdagt te hebben, wel ymand kunnen deuken bekwaam te lyn, om de ware oorlaken van de warmte der lugt ia vol-komenheic te geven, en de vrage van Elibu te voren gemeld na behooren te ¦beantwoorden? en niet tegenllaande hetaanveele, die de gemeeneopinie aanhangen en daar in heruiten, voorkomt, dat defe vrage immers in defetydennbsp;niet veel verborgentheits in figh begryptgt; moet niet de belle Philofooph bekennen, dat ly yets behelll het geen ook te defer tyd onder het onbekendenbsp;moet getelt werden, en de grootheit van den Al-Bellierder aantoond?

§. 8. Indien wy {na. een meenigte van het geen nogh onbekent is, hier' Voor by te gaan) nu voor het laatfte nogh een voorbeeld geven en alhiernbsp;Hellen, dat het nogh aan\alle menfehen onbekent is, of de Sonne, dan ofnbsp;den Aardkloot bewogen werd, en of de eene of de andere daar dooronsden.nbsp;dagh en nagt en de tyden des jaars maakt j weet ik wel, dat fulks aanveelenbsp;met groote beviemdinge fel voorkomen; en voornamelyk wel aan Ibodani-ge, welke fonder de moeite genomen of gelegcntheit gehadc te hebben vannbsp;de Srerre-kunde l'elfs onderviadelyk te onderfoeken, het geheele gebouwnbsp;'quot;an hare Natuur-kunde alleen op de eene of op de andere onderllellingenbsp;gegrond hebben; fchoon anderfints de grootlle Wiskundigen ten vollen o-vertuigtfyn, dat, hoewel er millchien geen lake foude kunnen genoemtnbsp;jerden, welke met raeeider moeite, kollen, en begeerte ondedbgt is omnbsp;defelve met fekerheit te kunnen weeten, egter niemand daar van yets datnbsp;Volkomen gewis is, kan vail Hellen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;§. p. I. Orm



-ocr page 928-

^04

XXX. B E S C H o U W I N G E.

§. 9. I. Om van het gcene wy hier feggen een yder die fonder vooiv oordeel is, te overreeden, kan fulks blyken uit het verfchil van dcnbsp;grootfte Onderfoekers van defe fake. Soo vind men onder de ouden Phih-laus v'an het eene, Ptolentieus van het andere gevoelen te fyn,j en onder dienbsp;later fyn ftelt Tychonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;eenen ftilftaanden, Keple^-us een loopende Aard

kloot, welke beide foo beroemt in de Sterre-kunde ge weeft fyn. Millchien fal ymand verwondert wefen, ’dat ik alhier den grooten Copernicus niet ge-noemt hebbe j dogh is dit alleen na gelaten, om dat uit de Schriften vannbsp;defen Aflrommus kan afgenomen werden, dat hy felfs overtuigt is geweeft,nbsp;dat nogh niet fekers in fynen tyd daar ontrent vail te ftellen was, gelyk wynbsp;in het volgende fullen toonen. Andere weder ftellen eenen dagelyksnbsp;draaijende Aardkloot, dogh een jaarlyks omloopende Sonne; welke daaromnbsp;Semi-Tychonici of half met overeenftemmende genoemt werden j en fynbsp;voldoen ook daar door aan alle de tegenwoordigh bekende verfchynfelen,nbsp;foo wel als Copernicus en Tycho Brahe,

aantoont.


Om dit bewefen te fien kan nevens veele andere Sterre-kundigede Afiro-nomia van Gregory in het XL Deel van het eerfie Boek nagelefen werden j die de wetten en diredtien der bewegingen, waar door elk van defe drie onder-ftellingen kan ftaande gehouden werden, met fecr veel konfl en verftand

Nadien men nu foo groote Mannen, van welke men alleen de bepalinge van de verfchillcn fchynt te moeten afwagten om dat fy in het onderfoekennbsp;der faken felfs boven andere fyn befigh geweeft, foo verfcheidene gedagtennbsp;daar ontrent fret maken j kan ymand denken, dat fy niet in een en het felvenbsp;gevoelen over langh fouden famen geftemt hebben, indien het felve oit regtnbsp;bewefen was geweeft ? Temeer, dewyl men fiet, dat fy niet de minfte fwa-righeit gemaakt hebben om van de gedagten van Ptolemaus in de ftellingcnbsp;¦van de wegen of liever van het omloops-punt van Venus en Mercurius af tenbsp;gaan, foo ras de ondervindingen en de waarnemingen door verrekykers godmaan geleert hebben, dat defe planeeten alleen om de Sonne en geenfintsnbsp;om den Aardkloot kunnen loopen. Waarom, foo langh dit verfchil ondarnbsp;de grootfte M-athematici nogh duurt, men fchynt verfekert te kunnen fyn,nbsp;dat niemand in des anders bewyfen eenen vaften grond van waarheit gefien heeftjnbsp;en by gevolge, datanderedie alleenvan dewaarnemingen van defe moeten afhangen , ook niets fekers tot nogh toe daar van ftellen konnen.

§. 10. II. En kan folks nbsp;nbsp;nbsp;ook daar uit afgenomen werden, dat

de vermaard fte en ervarende Aflronomi na foo veel arbeid aiui dit onderfoek befteed te hebben, noch edelmoedig bekennen , dat fy ontrent het ver-fchynfel van den loop of ftilftaan des Aardkloots nogh in een volkomen onfe ¦nbsp;kerheit fyn: welke bekenteniffe nogh kragtiger tot dit oogmerk is, dannbsp;haar verfchil. '

En op dat ditaan foodanige , die gr ooter gedagten van defe Mathematici^

als

-ocr page 929-

P'an het Onbekende. nbsp;nbsp;nbsp;pOf

als de voornaatnfle onder baar van figh felfs hebben, niet ongelooffelyk mogtc fchynenj fal ik hier eenigc van defelve, om getuigen vanditgeiêidenbsp;tefyn, by brengen.

Soo wete ik nogh , dat over eenige jaarcn de cere hebbende van den 'H.QGtChrift.Huigem over andere faken te fpreken, en fyn Hoogh E'^'. vragende, of men ook met lekerheit yets van het loopenofllilftaan des Aardkloot*nbsp;konde (éggen j delèlve my geliefde te antwoorden: dat nan gedagten was,nbsp;fio langh wy hier ep der Aardkloot waren ^ dat niemant daar van met gewiffe be~nbsp;wyfen oit [oude kunnen verfehert fyn.

Op de(ê wyfe Eet men ook de Heer Neuzvton^ fchoon defèlve gelyk de Heer Huigens de (tellinge eenes loopende Aardkloots meeft gebruikt , meenbsp;foo veel voorfigtigheit, (onder yets vaft teftelien, daar van (precken; Princ*nbsp;Thilos.pag. 37f ¦ tisseedeEditiefSynoaxonderdeonderllellingengebraglfyndcjdatnbsp;het middel-punt des W’relds flU is en niet bewogen werd^ defe reeden daar bynbsp;gedaan veerd: Dit is van allen toegejlaan^ dewyl eenige de Aardeandere denbsp;Sonne in het middelpunt des TVerelts feilen te rufen. Soo vint men ook in hetnbsp;jy. Phenomenon defe uitdrukkinge, van de vyf voorname Planeten^ en {vannbsp;de Son om den Aat dkloot of^ van den Aardkloot om de Sonne ftt de tydender om-hopen (fc. En (Iet meni» de iP. Propoftie van het felve derde boek fmhct\A^x.-lie defe woorden j defe rekeningh (die al vaneenighgewigt is) heeft fyngrontnbsp;in de onderfellinge dat den Aardkloot flil faat.

En kan men figh klaarder hier ontrent uitten, als den (bovoornaamenen by alle foo (écr geagten wis-kundige P.Herigonusdiotti'otPike'mPyn'E.dCur-fus Mathem. de Sph^erd Mundi, pag. fj. defe ronde woorden gebruikt; datnbsp;den Aardkloot in het middelpunt van het Firmament, of buiten het felve middelpunt is-, of dat fy bewoogen of niet bewoogen werd, kan met geen wiskonfige he-tooginge beweefen werden.

En om te wceten , dat ook andere de beweginge des Aardkloots onléker Hellen, kan men de onderfte regel pag. zyj van de Aftronomia vanZ). Gregory na Icclén, alwaar hy van de parrallauis der vaftc Sterren ten opligt vannbsp;den Aardkloots wegh fprekende, aldus eindight: IVant op defe w'ife Joudennbsp;fy de beweginge des Aardkloots buiten twyffel feilen-, hel geen yder erkent de moeite wel waardigh te fyn. Toonende dus, hoe onfeker defelve nogh is.

Ook is daar en boven in de voorreden op de Aftronomia van La Hire, de(^ (èlfs gevoelen ontrent defe faake openbaar j daardefengrootenfterrekundigenbsp;(egt, maar na dat ik eenige bewegingen , uit de dagelykfe en jaarlykfe beweginge van de Son of van den Aardkloot te fanien gefielt hadde, Ifc. waar uit bJy-kelyk is, dat hy dit geenfints derft bepaalen.

Dus vint men in de memorien van de FranlTcbe Academie A®. 1707. pag. 14. dat de Heer Varigmn, gefegt hebbende dat Rkciolus verfcheidene rede-nen gegeven hadde voor de onbewecghlykheit des Aardkloots j en datnbsp;Angeiis daar op geantwoord hadde j verre vaotetoonen, dat fyn Elt;*. bepaaldenbsp;Weliie van defe de waarheie behelsden, figh vergenoegt met daar van te Icg-

Yyyyy nbsp;nbsp;nbsp;gen:


-ocr page 930-

5,06 XXX. BESCHOUWING E.

gen: ik ondernems hier niet hare redenen te onderfoeken. En alleen n ogh een 1'waarigheit by brengt, die het beweegen des Aardkloots nogh onfekerdernbsp;fchynt te maken.

Indiervnu tot defe tyaen,ofdelaatflejarentoe, in welke dit alles meeftge-fchrcven is, een eenigh vall bewys van den loop des Aardkloots of fyn ftil-llaan aan defe groote mannen was bekent geweeft j, foude ook yniant kunnen denken ? dat Heeren van die geleertheit,cn van welke felfs de meefte hare rekeningen op deonderftellinge van een loopenden Aardkloot grontve{len,Tnetnbsp;lbo veel twyfFelingh en onfekerheit van dele fake foude kunnen gefprookennbsp;hebben.

§. I I. ni. Het is waai* dat de -Ftamjledm meint uit fyne waarnemingen een verfchilfigt der vafte Herren,en dienvolgens een lopenden Aard-kloodt te kunnen aantoonen -y maar hoe weinigh fekerheir de Heer Gregory daar in fegt te bevinden , is uit het volgende bladt van deftraksaangehaaldcnbsp;plaatfe van (yne Aftronomie te fien. Waar tegens de Heer JVhifton wedernbsp;tot voorllant van de Heer Flamfledius gefchreeven heeft. Maarvoornamelyknbsp;fchynt defe ganfehe ontdekkinge tot dit ooghmerk van geen vrugt te fyn,.nbsp;uit het geen men van de Heer Cajfini de jonge in de ASla van de Franfchenbsp;Ac'ademie vandenjare iöp6 leeH. Waar op de Heer Whifton in fyne Prale6t.nbsp;Phyjic. iviatbemai..nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, hoe leer den fclven ook cefec

Ichynt Gffl den loop des Aardkloots voor lèker te Hellen, uit defe waarnemingen (want anders is er nogh niets bekent, waaruityetslekersbeflooten kan. werden) egter bekentnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de Heer FlUi-nfledius: in alles niet regt geredeneert

heefty gelyk de FranJJeben onlanghs aangemerkt hadden^ en dat hy meermalen het ¦verfchilfigt: der vafte flerren uit verfchynfelen die dat geenfint S beweefen^ af gekit. hadde -y het geen hem in foo groeten, konfienaar verwonderlyk. voornaam. Eindigende na nogh yets, dat ook geen vaHe fekerheir geeft, daar by gefegtnbsp;te hebben , met defe woorden: maar dit moet men aan de verdere neerfiigheitnbsp;en vernuft van de flerrekundigen oveflaten. Soo dat defen Heer , die anders alnbsp;met feer Herke ukdrukfelen tegen die een Hilflaanden Aardkloot voorHaan,nbsp;f\gb gewoon is te uitten, in dit geval egter, gelyk uit defe woorden blykt,nbsp;eindeiyk ook alles in het onfeeker laat.

Hoe weinigh hoope nu overigh is otn een parallax is der vaHe Sterren te vinden-, daai men een gront van lekerheit veiligh op bouwen kanj kan uitnbsp;de XI lèctie van het derde boek van de AHronomia van £). Gregory en uit de-Cosmotheoros van de Heer FJuigensftag. 134* Hy- gefien werden. Soo (ègcnbsp;ook de Heer Newton, Princ. Phil fib. 1U_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hat de Sterren geenmerkelyke

parallaxis hebben, die uit des Aardkloots jaarhop voortkomt.

i l. Hoewel nu de grootHe Mathematici van defen tyt figh niet en fchamen hard onfekerheit over het bewegenofHilHaandes Aardkloots,edel-moedigh te bekennen j is ’er egter een ander foort van Philofophen, die innbsp;de Sterre-en wiskunde weinigh ervarentheit hebbende , volkomen vaH ennbsp;feker Hellen te fyn, dat den Aardkloot bewoogen werd.; om dat fy niet

wel

-ocr page 931-

Pquot;zn het Onbekende.. nbsp;nbsp;nbsp;pQ-

wel gcbven kunnen , dnt foo vede en groote WIskonftenaars figh van een loopenden Aardkloot in hare fchnften en rekeningen bedienen fouden, in-dien fy daar van met verfekert waren.

Om aan defe te toonen, dat de Mathematici felfs niet altyd geloven, dat hare onderadhngen in de faken plaatfe hebben behoeft men niet meer S

feggen, als dat “^r m het minfte te letten of defelve waar fyn, het aan de Wiskundigen genoeg IS,dat fy de totnogh toe bekende verfchynfelen met hetnbsp;meefte gemak daar van af kunnen leiden. Een groot bew y sis daar van een fe-

mens gevonden w rd, welke waardigh was om geheel hier ingevoegt te werden ten fy defelve te groot en ald?ar te lefen was.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

r/ïquot; nbsp;nbsp;nbsp;71 eenigc preuven daar vankortelykophale, werd gefegt:

Het js me J elyk.^ dat de onderfiellingen felfs 'waarfchynelyk /)77, en genoegh datnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f2 tlnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ondervindingen overeenkomen En daar nf ,

fffj , quot;, nbsp;nbsp;nbsp;dikwils verfcheiden onderftellingen ftgh aanbieden..

{ais m dHoop nbsp;nbsp;nbsp;een uitmiddel-puntigheit eneeninrond)ffleen Jftronomus

die verhefen^eike^ kgt u om te bevatten. Een Philofooph fll miJfchiL Ze71r •w0arfcb)riel}k,seit ueretfehenegter j al geen van beide ftsfekers begrypen., tennbsp;fy het aan Hm van Godtgeopenbaart fy. Waar op eindelyk defe nadrukkely-Jce W'oorden volgen . Laat niemand, voor foo veel de onderfiellingen aangaatnbsp;yets fekers van de jgjironomte verwagten, nadien defelve niets dat foodanigh isnbsp;geven kan: op dat, indien hy het geen men tot een ander gebruik verfiert hadde^nbsp;voor de waarheit aannam, hy niet fitter van defi vsetenfcbap afyuame, als hynbsp;*er by gekomen is. Ik weete niet of ymand in kragtiger uitdrukkingh hetnbsp;vooigeleide foude kunnen beveiligen, en dit meen ik dat alleen de voorigenbsp;tegenwerpingc genoegfaam tot die ryd toe beantwoord 5 als men ligh den Au-

theurvoorftelt, voor welkers boek dit te lefen is.

Soo vind men ook in den text van Copernicus Ub, 1. Cap.X.pag zo. dat defen grooren Aftronomus in plaatfe van reden te geven Vaarom fyncnbsp;onderllelhnge voor waar moet gehouden werden, alleen van defelve fegt Vnbsp;Geene ik mem dat men ligter behoort toe tefioan, ah dat men fyn verhand doornbsp;een by na oneindige memgte van ronden laat verwarren en verflrsyen.

Op defelve wyfe legt ook S. Stevin in het V. voorflel van der Hemelen ce-daante met een roerenden Aardkloot, Dat het niet nootfakelykenblykt,datde Son in het middel-pm is van der vajien Sterren-Hemel, maar dat die met goedenbsp;i'eden daar toe vermen Werd. En wil men de reden weeten.^ defe is by hemnbsp;de volgende i want na gefegt te hebben , dat men het vermoeden maghnbsp;dogh na dat hy meent, men het niet volkomen vall bewyfen kan; eindigtnbsp;hy; Maar de San voor des IVerehls middel-punt te nemen valt gerkviger, om dat

‘Andere ontmoetende faken dan ligter en ver jfaanlyker fyn.

tr. nbsp;nbsp;nbsp;den foo beroemden Kepleruspag. 448. Epi-

m. uifitonon. hooien Ipicken, gelyk ook pag. 673. alwaar hy fcet: Nade-

Yyyyyz nbsp;nbsp;nbsp;maai

-ocr page 932-

po8 nbsp;nbsp;nbsp;XXX. B E S C H O ü W I N G E.

madmen defe oor faken begrepen hebbende, hoewel menfe niet gelooft en alleen or.' derflelt, het gebruik daar nean feer ligt falfyn.

Dogh mee volkomen klaarheic fchynt dit te blyken, uit de ASia van de Koninklyke Franjfche Academie van den jare IJ09, Alwaar de Heer Cajfini nanbsp;met veel gelecitheit van de nuttigheden gebruiken eneigenfehappenvan oude en nieuwe onderllellingen gefproken te hebben, fonder het alderminftenbsp;van de waarheit van eene der lêlver te melden, feer konllige Planeet-wy-fers aantoond} die alle haar grond ineen ftilftaanden Aardkloot hebben;nbsp;Waarom hy defelve ook in het midden van die Ipirale linien onbeweeghlyknbsp;ftelt, welke de Planeeten in eenigejaren ten opligt van defen Aardkloot fchynennbsp;af te loopen.; hebbende felfs den Ichynbaren Sons-loop om den felven Aardklootnbsp;met eenen geüippelden cirkel afgetekent. Nu weetegterydcr,fchoon defennbsp;voornamen Scerre-kundige alhier de onderllellinge van een onbeweeghly-ken Aardkloot gebruikt, hy daarom geenfints de waarheit daarvan vaftltek,nbsp;en figh ook wel fomtyds van een andere bedient.

Uit al het welke dan blyfct, dat foo geagte Mathematici meer het gemak als de waarheit van haar onderllellingen in feer veel gevallen ten ooghmerknbsp;hebben. Dogh dewyl eenige foo blinden eerbied aan de Wis-kunde toedragen,nbsp;dat fy ilcndcd-Ai.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Mannen van name gebruikt werd,dclelveop

ditgefagh alleen voor waarhouden; om ook aan defe te toonen, dat wy niet te verre gegaan lyn,als wy gelegt hebbe,dat defelve Wis-konllenaar om voorgaande redenen van meer gemak,ookwelyolkomeneenbjgt;haar felfs daar voor bekende valshedeonderftellenifullcn wy hier eenige weinige voorbeelden bybrengen.

Soo onderftellcn fy op den dorpel der Wis-kunde, in de tot foo veel faken nodige tafels van hoekmaien , raak- en fny-lynen en in die van de Loga-rithmi, dat alle getallen de regte fynj daar noghtans onder honderden van die feer weinige foodanige te vinden fouden wefen. Waarom ook, op datnbsp;het verfchil tuflehen waar en vals te minder foude fyn, fy gewoon lynfoonbsp;groote getallen te gebruiken.

Soo werden by de Landmeeters Xwiwxs, die een weinigh krom lyn enfommige die met bogten in en uitfpringen, voor regte genomen5 als maar het onderftellcnnbsp;van defe kennelyke valsheit meer gemak en geen merkelyk verfchil kan geven.

Wie en weet niet^ dat de vergrootende Breedte welke men mdeNavigatie onderftelt, een enkel onwaarverfierfel in de fakeisj en alleen dienende omnbsp;met meer gemak de ware verkortendefengte goed te maken3, fchoon op defelve grond foo nuttige en nodige tafels uirgcrekent lyn..

Schoon het aan de Optici bekent is, dat circulate glafen (een geval oftwec uitgefondert) de ftralen noit in een punt vergaderen j gelyk in eenige ande-re gefigureerde glafen gefchiet : hoe gewoonlyk werd dit egter in het maken van verrekykers en-dubbele vergroot-glafen tegen de waarheit onderfteldnbsp;en de betoogingen in de PraSlycq daar op gegrondveft ?ook vandie weten,nbsp;dak dit mdQfheorie een.openbare valsheit is».

Wat,

-ocr page 933-

Van het Onbekende. nbsp;nbsp;nbsp;pop.

Wat is ’er gemecnder ? als in de Statica te onderftellen, dat twee regt neer'-dalende loot-lynen evenwydigh fynj daarfynoghtans in het middel-punt der

aarde famen komen.

gclykp ‘^opdefen grond ftelleode 5(^amp;V/i?ncnrelfsroemrugtige

IW''

Mathematici, die van het ‘werpen der Bomhen gclchreven hebben, dat defêlr ve door Icragt van het kruit, en hare fwaarheit een linie (6y haar Parabolanbsp;genoemt) befchryvenj welke, als fy den tegenfland der lugt en het bovennbsp;gefeidc in agt nemen, aan haar bekent is van geheel andereeigenfehanpen tenbsp;fyn,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Parabola.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;°nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

De nbsp;nbsp;nbsp;of Sonne-wyfers-Makers ftellen het middel-punt der aards

of liever van de Sons-loop, altyd op den top van den regtftandigen ftyl te tvefen, waar ook den Sonne-wyfer op den geheelen Aardkloot magh ge-plaatft lyn j dat yder van haar weet tegen-de waarheit tc fyo.

Soo hebben alle oude en hedensdaagfe .vd(y?rö«oa2iakydvooreengrönd van veele harer rdteningen genomen, dat den (waren of fchynbaren) dagelyk-fen loop der Sonne in een parallel ofevenwydigen cirkel aan de AEouinoflriaalnbsp;gefchietj niet tegenftaande defe linie, door het inmengen van des Sons o£nbsp;AardklootS jaarlykfen loop, nader na een fchroef-linie a\s au een civltcl ge-lykt j dat by alle Sterre-kundige bekent genoegh is,-

Na dit alJcs nmin foQ veel doelen van de Wis-kimde getoonc tc hebben denldk niet dat uitvoeriger betooginge fal vereifchc werden om tc doenbly^nbsp;kenj dat, fchoon voorname Wis-konftenaars onderftellen,- darde Sonnsnbsp;loopt of ftililaat en daar op hare rekeningen grond-verten, egter fulks niecnbsp;het minftebewys geeft dat het eene of het andere waar is. Vemiis als denbsp;mifllagen niet merkelyk fyn, fy gemakshalven fig. Van onderftellingen dik-wils bedienen, die ly felfs weeten vals tc fyn.

§. 13- Nogh eene reden is’er , uit welke fommige vrymoedigh gewoon fyn te besluiten, dat de onderftellinge van een loopende Aardkloot waar is^en disnbsp;is, om dat delelve haar als de eenvoudigflenoorkovax. En feggen fy tot nader be-wys, dat het aan de wysheic des grooten Scheppers meelt betamelyk is denbsp;grootfte faken op de eenvoudigfie maniere uit te voeren,

Wy Tullen hier inet geen brede redeneringen de fwakheit \^n dit ken-te-ken aantoonen; nadien niemand weeten kan , als een machine a.an hem ge-toont werd, nbsp;nbsp;nbsp;deeenvoudigfte magh genoemt werden j foo langh

aan hem niet alles bekent is, wat den Maker metdefclve voorgenomen heeft uit te werken} het geen nogh niemand van die der figtbare Wereld fiabnbsp;ligt foude vermeeten te kunnen feggen. - Want op delen grond fouden dienbsp;den Sonne- of Aard-kloots-wegh Hellen cinulaar te fyn,- tegen de ondervin--dinge aan met regt kunnen ftaande houden, dat haar gevoelen meer waarheit hadde , als dat van die geene welke defelve Hellen EUiptifch te- fyn en;nbsp;in een langh rond te gefchieden: om dat buitentegenfpreken eenC;gt;y£f/cen-'nbsp;voudiger is als een Ellipfts,

.Yyyyy i nbsp;nbsp;nbsp;Mterr

-ocr page 934-

^)ro nbsp;nbsp;nbsp;XXX. B E S C H O U W I N G E.

Maar om vcat nader te komen j laat die dit vaftftellen aan ons feggen» welke de reden is, dat alle Aftronorni, immers die aan my bekent fyn, en ondernbsp;welke ook veele het drajcn van den Aardkloot en ftilftaan derSonne of onderftel-len,of y verigh dry ven; gelyk Copernicus felfs, en onder de latere KepJerus, Lants-tergen^ eninonfe tyden den 'Hooxé-HoW'inéichLQnDirkRsmbrantfenvanNie-rop, fqhoon fy in de 'ïhsorica of de jaar-loopen van het Weft na het Ooft,nbsp;de onderftellinge eenes loopenden Aardkloots alle omhelfen (want de rekeningen volgens defe vallen in dit geval verre degemakkelykfte)egterinallesnbsp;wat tot de Sphterica of dagelykfbn loop van het Ooft na het Weft behoort,nbsp;altyd regt tegen haar eerfte gevoelen aan, met een loopende Sonne en ftil-llaanden Aardkloot gewoon fyn hare figuren en rekeningen te maken: fchoonnbsp;fy tegen defe laatfte haar mcefte fwarigheden gemeenlyk inbrengen.

Tot dit gefeide is geen verder bewys van noden j nadien in meeft alle figuren, die aan haar tot dit ooghtnerk dienen, dit voor yder figtbaar is; in welke fy felfs de ParalleJen^ die de Sonne dagelyks afloopt gewoon fyn uitnbsp;te drukken, en met die naam te noemen. Infonderheit is het my feer aan-merkelyk voorgekomen, dat de Heer Whiflon felfs, die anders een foo grootnbsp;voorftander is vaneen draijenden Aardkloot, de betoginge van de maniere,nbsp;op welke de Heer Cajfftni de verfchil-fiaten der dwalende Hemel-ligten opnbsp;een teer vernuftige wyie waarneemt ,°i,. fyn E,d. PreekSt^ -^Jïron. pag. 7f ,

7Ö, enz met foo veel agtingeuit de ^isia van Leipfighvan denjare i68p, ontrent met de woorden van de Heernbsp;nbsp;nbsp;nbsp;overbrengt j niet tegenftaan-

de defelve volkomen na de onderftellinge van een ftilftaanden Aardkloot, en het dagelyks omloopen der vafte Sterren en Planeeten gefchikt is: en dennbsp;by fyn Ed. felfs foo genoemden dagelykfen omkop van Mars {Diurna •vertigonbsp;Martts) in een cirkel vertoont, en defe uitdrukkingen meermalen gebruiktnbsp;werden; Dat Mars en de vofteSterren door haren dagh-loop bewogen en omge-voert werden.

Indien nu defe onderftellinge van een ftilftaanden Aardkloot ook aan die deflèlfs draajinge met alle kragt tragten tebeweeren, nietdegemakkelykftenbsp;om door figuren afgebeeld te kunnen werden, en by gevolge ook voor foonbsp;veel dit aangaat, de eenvoudigfte fcheente wefenj foude w'el ymand van foonbsp;groote mannen kunnen denken, datfy van het tegendeel te regt en onregen-fprekelyk overtuigt fynde, figh van defe onderftellinge in hare figuren en uitdrukkingen egter t’elkens fouden bedienen? en alfoo van yets dat fy felfsnbsp;oordeelen valfch te fyn, aan de onweetende een indruk fouden willen geven,nbsp;en defelve door haar eigen ftellingen en afbeeldfels gedurighbekragtigen.^

Wil ymand (dewyl wy nogh meer hier fouden kunnen bybrengen) verder fien hoe weinigh ftaat nogh op alle onderftcllingen te maken is ; die gelieve de Voor-reden op de Aftronomie van de Heer la Hire na te lefen.nbsp;Ook is daar van yets in het Foorherigt §. ilt;5. gefegt.

§. 14. On nu uit het geene tot hier toe van de beweeginge of ftilftand

des

-ocr page 935-

V%n het Onbekende. nbsp;nbsp;nbsp;p 11

des Aardfcloots gefegt is een befluit te maken: I. Dewyl de grootfte Mannen over dit point nogb verfchillen en niemand oit eenigh vaftbewysvande waarheit van het eene of het andere heeft by gebragt (§.p.) //. Dewyl foonbsp;beroemde Wiskonftenaars en voorname Sterre-kundige, als de Hceren Hui-grns, Newton^ La Hire-) Gregory.) Varigmn [yroax by figh weinige fondernbsp;den naam van waanwys op fjgh te halen in de kennifle van de Sterrekundenbsp;fouden derven vergelykcn) en veel andere foo rondelyk hare onfekerheit in de-fe faak erkennen gt; fchoon defelve in de laatfte jaren geleefc, en over fulksnbsp;gelegentheit gehadt hebben, om volgens haren yver alles het geen hier ontrent bekent was,te onderfoeken(S. lo.) UI- Dewyl de hoop om het ver-fchil-figt en afftand der vafte Sterren van den Aardkloot te vinden fecr kleinnbsp;is: waar uit anders op een regte, foo niet de befte wyfe de faak bepaalt fou-de kunnen werden (§. ii.) IV. Dewyl men geen bewys van waarheit daarnbsp;op kan grondvefteni om dat men feer voorname Mannen iigh van de eencnbsp;of andere onderftellinge met lof liet bedienen: nadien in meelt alle dcelen dernbsp;Wis-kunde de onderftellingen enkel gefchieden, niet om daar door te too-nen hoe de faak waarlyk in figh felfs is 5 maar alleen om met het meeftegemak en geen merkelyk verfchil de bekende verfchynfelen daarvan af te kunnen leiden. Soo dat felfs faken, die men weet volkomen tegen de waarheitnbsp;te ftryden, ook by groote Mannen, in de Mathefn die van wcfenlyke faken handelt, meermalen om voorfeide redenen onderftelt werden. (§. 12.)nbsp;V. Dewyl eindelyk by defelve Wis-konftenaars nu defe dandieondcrffellin-ge werd gebruikt j na dat fe in de voor banden fynde gevallen en rekeningen gemakkelyker om fyne begrippen aan andere mede te deelen, en in^nbsp;figuren af te beelden, en voor foo verre eenvoudiger voorkomen. (§. 15.)nbsp;Gelieve nu een ygelyk by figh felfs te overdenken, of hy kan geloven, datgt;nbsp;’er oit by ymand eenigh vaft en behoorlyk bewys, het welk een tegenfpre-ker beqnaam is ondervindelyk te overtuigen , uitgevonde kan wefen , waarnbsp;door of het loopen of het ftilftaan van den Aardkloot bondigh ten genoegennbsp;van ware Wis-kundigen betoogt is. Immers, indien ymand dit wilde vall-fiellen, was fulks te gelyk van alle de boven met een eerbiedt genoemde en foogt;nbsp;groote Sterre-kundigen volmondigh te feggen, of dat fy van dit bewys onwetende moeften wefen om het felve niette kunnen,of quaadaardighgenoeghnbsp;om het felve niet te willen verftaan. Het geen yder-die redelyk en billy kis, inbsp;de ongerymtheit felft fal rnoeten agten te welen.

§. if. Ik fal nu die hevigheden en verfchillen niet ophalen j welke ee-nige jaren geleden in ons Vaderland ook tuftchen Godtgeleerden als in eene volkomene vlammc opgebrand hebben. Van welke defe oordeelden, dar Godts H. Woord van de Sonne fprekendeen een loopen aan hem toefchr}'-vende, eigentlyk en na de waarheit der fake fprakj niet kunnende denken,nbsp;dat den G^^ft Godts Predik. Lnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y. van de winden en beeken foo ei

gentlyk en op defelve plaatfe in het vervolgh van de Sonne foo oneigentlyk fou--

dè:.

-ocr page 936-

gt;Sgt;xz nbsp;nbsp;nbsp;XXX. B E S C H O U W I N G E.

fprekeni waar toe fy meenen ook veel andere textcn te dienen. En subere, met welkers Philofophie dit niet wel konde over een gebragt werden, ftaande hielden, dat het geene van de Sonne en Aardkloot gefegt werd on-eigentlyk en alleen voor foo verre het aan ons gefigt toefcheen, moefteop-genomen werden. Het welke wy hier niet fullen ondernemen te bepalen,nbsp;als niet voorgenomen hebbende onsin .de twift-jedenen van vei'fcheidentlyknbsp;gevoelende Uitleggers in te laten.

Dit is ten miniten waar, dewyl bet geen men in defenvoorwaarbcit houden moet, aan de grootfte Natuur-en Sterre-kundige onbekent is, dat den yver om hare Philofophifche onderftcllinge ftaande te houden, een derdenbsp;Jfobrt te verre vervoert heeft i als defelvc haar heeft doen feggen, dat denbsp;Schrifture (ook in defcn) na de dwalende opinie der gcmeene raenfchennbsp;fpreekt. En indien het aan ymand mogtc toefchynen, dat wy hier wat tenbsp;breedt geweefi: fyn in het betogen, dat het onfeker is of de Sonne of Aardkloot bewogen werdj fal hy het daarom aan ons, foo ikhoope, ten goedenbsp;houden j om dat ten minften uit de onbekentheit van defe fake , de ongegrond heit van ditftraks voorgaande feggen middagh klaar blykt; het welkenbsp;aan veclc andere ongelukkige, oorfake gegeven heeft om van de Goddelyk-heit van dit Woord oneerbicdigh en verkeert te gevoelen. Doghditinhecnbsp;voor by gaan.

§. ï6. Een yder nu die bekennen moet, dat dit groote werk, het welk by dageJyks voor fyne oogen met foo veel kragt en Heerlykheit in het be-weegen der Sonne of der Aarde fiet uitvoeren aan hem en aan alle men-fchen nogh onbekent isj fal die eenige billykheit hebbende, niet moetennbsp;tocftaan, dat in dit alles een Wysheit en Magt die alle menfchelyke verre tenbsp;Eoven gaat, ügh onloochenbaar vertoont?

Immers dat het H. Woord ook defefakenjdaar foo groote vcrlchillen over ge-weeft fyn, onder het geen aan de menfehen onbekent is met dit ooghmerkuic drukkelyk fteltjfal kunnen afgenomen werden uit het geene m.mJobXXXFJILnbsp;3?. vind. Alwaar den Almagtigen om Job van fyne grootheit en verheven-heit en fyn eigen onmagt en onkunde te overtuigen, na vers ^i.en 32. vannbsp;het geftcl des Hemels gefprokente hebben, in het volgende 53. vers hemnbsp;vraagt, Weetde ordinantiën des Hemels? welke woorden, behalven eennbsp;raeenigte van andere fakendic hier door verdaan v/erden, ook in deien fin fchy-nen te kunnen hebben; Weet ghy ook of de aarde of de fonne bevoogen voerd ? ennbsp;welk van defe beide of rujl of onder de omloopende Planeten getelt moet worden?nbsp;nadien dit by alle Aftronomie bekent is geen klein gedeelte van de ordienan-tien des Hemels uit te maken, immers in opligt van ons, die den Aardkloot bewoonen.

En indien defe ftraks tc vooren aangehaalde foo verre gaande Phüolbphen, defe woorden met behoorlykc aandagt gelefen en de uitgeftrektheit van dennbsp;dn, die fy begrypen, aan figh ernltclyk voorgeltel: hadden j fouden fynen

rninllen

-ocr page 937-

V%n het Onbekende.

toinften daar uit hebben kunnen keren; dat de H. Schrifture alhier een grond enredengeeft, omfoodanige, die, omdatditGoddelyk Woortvan denbsp;beweginge der Sonne niet overeenkomlHg met hare Philofophie fchynt te fpre-ken, ligh niet ontfien te Peggen, dat het felve ook volgens de dwaalcnde o-pinic des gemeenen volks in natuurlyke faken fpreekt, van haar eigen mis-llagh en die quade redeneeringe te overtuigen; waar door fy al te groot ge*nbsp;voelende van figh felfs, figh inbeelden iets wel te weeten, het geen nogh-tans aan haar en alle volkomen onbekent is en millchien voor altyd onbe-kent blyven fal.

§. IJ. Om dan, dewyl ik hier mede flaa te eindigen, nogh een woord tot die beklagelyke Philofophen te fprcken, welker bcginfelen haar tot On-

todiflerye leiden, en tot welker vcrbeteringe en overtuiginge (foo Godt wil) it geheele Boek gefchreven is; verfoekc ik aan haar, datfe nogh defe maal al*nbsp;leen hare vooroordeekn (die dogh meel! in een haat van een Godt, welkenbsp;ly niet vrelcn noch gehoorlaamen willen, beftaat) van haar gelieven af te leggen,om voor het laatftedeGunfte enGoedertierentheit van den felven Godt hiernbsp;in nogh ontrenthaar, die fyne loochenaars en vyanden fyn, te leerenerken*nbsp;nen. Welke onder andere weldaden ook daar in beftaat,dat behalven foo veele by-fondere faken, tot welker kenniffe fy door onderfoek toegelaten werden, noghnbsp;een menigtebuiten defc aan haar dagelyks vertoont werd;die haar foo verre on*nbsp;bekent fyn, dat wanneer dcfelve aan haar door experimenten nader bekentnbsp;werden, fy willens of onwillens moeten toeflaan, dat ’er faken in de Wereld fyn, die noit in hare gedagten fouden gekomen hebben fonder dat fynbsp;dcfelve ondervonden hadden. Waar van men een grooten meenigte foudenbsp;kunnen ophalen die de Natuur-kunde, de Chymie, de Verre-en Kleinnbsp;gefigten enz. aan hare Onderfoekers leeren.

Indien fy egter dit niet foo feer als cenc groote gunfle kunnen aanfieruLatenfy ten minften hier uit denken, dat dit een wegh is, daar geen uitvlugten tegen gemaakt kunnen werden,waar door een Ongodift tot erkentcnill'e van de fwakheitnbsp;en losheit fyner gronden kan,en indien hy billyk is, moet gebragt werden. Ver-mits’er foo veel byfondere faken in de Wereld fyn, en in defelvc foo veel dingennbsp;gefchieden,dic foo verre aan hem onbekent fyn, dat hy die niet alleen noit bynbsp;gevolgh uit de gronden van fyne Philofophie foude afgeleid kunnen hebben:nbsp;maar waarvan fyne bloqte en fonder ondervindinge gemaakte denkbeelden ennbsp;gedagten hem niet het minfte fouden hebben kunnen onderrigten. Soo dat hetnbsp;onmogelyk voor hem is, (indien hy nogh fien wil) foodanigh eeneredeneer-wy-fe voor de ware te houden, die hem gelukkigh kan maken; nadien defelve onbekwaam is en altyd blyven fal om hem te leeren Wat’er in de byfondere faken ofge-beurt, ofna verloop van eeuwen gebeuren kan; waarvannoghtansfyn eeuwighnbsp;geluk of ongeluk ar hangt.En dit dusdanigh fynde,indien hy regt wil oordeelcn,nbsp;fal hy felfs klaar genoegh kunnen fien, hoe weinigh grond hy heeft, om op defenbsp;Philofophie te fl;aan,en met eenigen fcbyn van waarheit het gcene de Chriftenen

Zzzzz nbsp;nbsp;nbsp;be-

-ocr page 938-

Ïgt;i4

XXX. BESCHOUWING E,

belyden, te kunnen tegenfpreken.quot; Hy denke derhalven, indien hy in een gewig-tige dwalinge was en eene Philofophie aanhingh, welke hem in dele dwalingc fchcen te houden, of hy geene groote verpligtinge aan foodanigh een foudcnbsp;hebben, die hem een middel toonde om defe dwalinge te lleni waardoor hynbsp;anders eeuwigh ongelukkigh foude fyn. Nu dit doet Godt metaan yder ennbsp;ook aan fyne loochenaars foo veel onbekende faken te doen fien. Waar van fom-migc nader onderfogt en bekent geworden fynde, haar ontegenfprekelyknbsp;moeten doen erkennen, dat ’er ontelbare dingen ontrent byfondere faken innbsp;de Wcrelt gefchieden en kunnen gefchieden, om welke fy noit, foo langenbsp;ly alleen hare Philofophie aanhangen,eens gedagt fouden hebben. Het welkenbsp;alleen by een Ongodili wel begrepen fynde hem niet anders, als van fyne Philofophie kan doen wantrouwen, en danken die hem in foo feer gewigtigc fakennbsp;op het regte fpoor gebragt heeft j indien defen ongelukkigen niet te gclyknbsp;met lynenGodt, Bewaarder en Weldoender, ook alle reden en billykheicnbsp;verloochent heeft.

En wil hy dit alles wat nauwkeuriger aangetoont hebben j hy lette ;

Eerft, dat het alleen byfondere laken fyn, van welker gefteltheit en ontmoetingen fyn geluk en ongeluk ten allen tyden afhangt.

‘Ten nbsp;nbsp;nbsp;, aa.t Vr niet ccnc byfonderfyke wefentlyke faak is, die hetn

niet foo verreten mmften onbekent 1S5 dat men hem ontelbaie vragen daar ontrent Ibiidc kunnen voorltcllen , van welke hy geene Ibude kunnen beantwoorden.

Ten derden-) dat’eronnocmelyk veel byfondere fakennamaalskunnen werk-faam fyn en werden, van welker geene hy eenigekennifle verkrygen kanj cn die egter tot fyn geluk en welfyn of tot fyn groote ellende kunnen ftrek-ken.

Waar uit ten vierden blykt, dat fonder defe byfondere faken te weeten, immers foo veel fy tot fyn geluk- of rampfaligheit opligt kunnen hebben,nbsp;niemand, ook niet den hartnekkigften Atheift,foohycenighfintsinfighfelfsnbsp;fonder vooroordeel wil gaan, oit tegen een toekomende ceuvvighcit eenigenbsp;rufte verwagten of genieten kan.

Ten vyfcleU) boedanJgh nu defe byfondere faken fyn of namaals ten opligt van onsfynfullen, weet ecn ygelyk dat niemand uit fyne bloote gedagtennbsp;kan afleiden.' maar dat of eigen ondervindingen, of die van andere, ofdcnbsp;getrouwe verklaringen en getuigeniflen van die defe byfondere faken in het toekomende in fyn magt heeft, om haar na fynen wille te doen wefen en werken,nbsp;een yder daar van alleen kunnen feker maken.

Een Ongodift nudiealleondei-vindingenenallegetuigenilTen verwerpt, en alleen op fyne bloote, fonder eenigen vatten grond of ervarentheit gemaakte denkbeelden ügb vertrouwt,oordeele danlêlfs,hoc weinigh dele fyne gedagten hem j'ufte kunnen geven, foo lange hy weigert de byfondere fakennbsp;fclfs te onderfoekeu,

En


-ocr page 939-

Dif

Van hst Onhekends.

. Ën op dat hy hier van vollcoraen overreedt magh wefen, hy fegge ons, dewyl ’er in de Wereld foo veel faken gebeuren, die hem onbekent ifyn, ennbsp;dit ecn byfondere faak is; hoe hy de onmogelykheit bewylbn fal, dat dienbsp;Maght, welke {yn lichaam eens uit aarde geformeert heeft, hem weder nanbsp;fyn dood uit fyn ftof fal doen op ftaan, en rekeninge van fyn daden doen geven . Het welke, foo het voor hem maar onfeker is, hem geen kleine redenen van vrefe en onruft moet geven.

Hy denkc, met wat grond hy fal wederleggen het geene de Chriftenen geloven,dat de Werelt en andere byfondere faken, daar defelve uit beftaat,nbsp;door vyer aangeftoken fynde fullen verbranden ; en hoe hy aanfigh felfs, ennbsp;andere die verilandigh fyn bewyfen kan , dat dit valfch is en de Wereld innbsp;defen ftand eeuwiglyk blyven fal.

Hy neeme fyne geheele Philofophic te hulp en alle die met foo veel gewaande fekerheit geheele boeken daar over gcfchreven hebben; en fegge ons, wafer aan de andere fyde van den llgtbaren Sterren-Hemel is. Sal hy nietnbsp;moeten erkennen, dat dit aan hem foo feer onbekent is , als of men hemnbsp;vraagde, wat’erin een toegefloten kade befloten was.^ En indien een ChriPnbsp;ten aan hem fegt, dat den Formeerder van het Geheel-Al aan de andere fyde boven de Sterren eene plaatfe der Heerlykhclt gemaakt heeft, op dat fyne ware liefhebbers aldaar fyne Goedertierenheden en Goddelyke volmaaktheden in eeuwigheit fouden kunnen genieten : Kan hy ook yets anders,nbsp;daar op antwoorden? als dat wel fyne Philofophie hem dit niet en leert cnnbsp;hy anders denkt; maar egter, dat hy moet bekennen dat het aan hem onbekent is.

Syn dan foo groote faken, daar een eeuwig geluk of ongeluk raeede ver-gefellchapt gaat, voor hemnogh verborgen; kanhyde onraogelykheitdaar van niet aantoonen; kan fyne Philofophie hem geen fekerheit daar oit vannbsp;geven; hoe groote redenen heeft hy dan na andere middelen , die hemlckernbsp;daar van kunnen maken, uit te lien, en de kragt van der Chriftenen bewy-ièn met eraf; te onderfoeken; Die niet hare bloote gedagten, maar Godt innbsp;fyne werken befchouwen, en aan fyne ontwyfFelbare getuigeniflen in hetnbsp;H. Woord geloven, waar op veele (die hy waarlyk voor verilandighnbsp;moet houden, indien hy felfs niet voor dwaas wil doorgaan) ilghmet foo veelnbsp;verlèkcrtheit en dikwils blydfchap des herten , in leven en dood vertrouwen ennbsp;geruftelykmetallefekerheitverlaten. Ofden Aanbiddelyken Weldoender vannbsp;alle figh mogte erbermen en hem doen lien door al het voorgaande, en ooknbsp;felfs in defen nogh door al het geene hy aan hem onbekent gelieft te latennbsp;Voorkomen, dat ’er faken in de Wereld gefchieden kunnen, diehy noitnbsp;in fyne gedagten foude gekregen hebben, foo niet een gewifle ondervin-dinge hem daar van verfekert hadde: enby gevolge dat fyne Philofophie in defen gebrekkelyk en ganfeh nietig is. En het Den felven dan verder mogte gelieven de oogen en hetverftant vandeie ongelukkige te verligtcn ,op dat hy niet

Zzzzz t nbsp;nbsp;nbsp;al-

-ocr page 940-

pi6 XXX. BESCHOUWINGE. Van het Onbekende

alleen van des groeten Scheppers verwonderlyke onnafpuerelykc Wysheit, van Syne foo gedugte en vry-magtige na fyn welbehagen werkende Mo-gcntheitjcn vanSyne vry willige en onverdiendeGoedertierentheit uit hetHecr-lyke famcn-ftel van defe foo fchoone Wereld, en al het verwonderlyke datnbsp;daar in is, met volle overredinge mogte overtuigt werden: maar ook denbsp;wonderen van de Goddclyke genade uit de vafte en onbeweegelyke grondennbsp;van Deflelfs H. Woord (het welke ter faligheit van alle Sondaren geopentbaartnbsp;is, waarom ook eertyds uit onwetentheit lafterende Godtloochenaarsbekeertnbsp;fynde, daar van niet behoeven te wanhoopen) met het gelovigh Chrif-tendom magh ondeivindcn, om daar door in de foo feker nakende Eeuwig-heit gelukkig te welen.

E r NTgt; E.

BLAD-

-ocr page 941-

B L A D-W Y S E R

DER

SCHRIFTUUR-PLAATSEN

GENESIS.

E X 0 D U S.

Cap.

Fers.

Pag.

Cap.

Fers.

P^g’

I.

XIV.

27.

345

2.

XIX.

. nbsp;nbsp;nbsp;13-; r

262

5-

660

XXXII.

2.0.

468

p.

484

11, 12.

463

LEVITICUS. ,

*4-

67f

T

T

16.

67f

XIII.

7ï37.

224

i8.

648

20, 21.

TfP

“V *

N U M E R I.

24,

¦4«5

* j

.01

28.

Zpo

XlV.r

,14-'

224 quot;

2P.

607

'¦ ' '¦

, ' ‘ ¦

II.

4j f) ö.

777

DEUTERONOMI

UM.

7i

463

ï7-

i8p

IX.

21.

468

III.

16.

2pi

XI.

10, II.

420

»7gt; nbsp;nbsp;nbsp;ip.

47Ö

XVI lï.

If.

248

606

XXIX.

23.

837

lp.

463

XXXIII. nbsp;nbsp;nbsp;14.

68 j-

IV.

12.

607

V.

27.

873

J 0 S U A.

VII.

17-

821

VE

IX.

2.

730

7*

241 nbsp;nbsp;nbsp;'

XV.

¦ ƒ•

416

lt;JP4

R I G T E R E N. nbsp;nbsp;nbsp;¦ /

XX.

8.

241

III.

17, zp.

875

XXIII.

10,15, 16.

241

XIX.

z6.

343

XXIV.

6}.

345

XXXV.

II.

113

I.

S A M Ü E L.

XXXVIII.

16.

77P

XLIV.

18.

241

III.

II.

2fi

L,

4lt;

241

IV.

7'

241

Z2Z2Z 3 nbsp;nbsp;nbsp;]

-ocr page 942- -ocr page 943-

der Schrtftmr^Uatfen,

Cap.

Ven.

Cap.

'¦Vm. '

X.

4*

2Z

26.

1A7

XIV.

I.

¦ 2p.

Sif

XXIV.

Li.

484

XVI.

28p

XXXIII.

. 7*

484

XX.

ZO.

666

XLIII.

Ö74

XXV.

2.

8p7

Ö44 7

3-

óSp

LI.

.7‘

874

2e. nbsp;nbsp;nbsp;' 1

8

LXXVII.

lp.

241

25.

848

LXXVIII.

^7-

444

XXVII.

,7*

2/8

XCII.

XCIV.

.öi7-

22

P R

E D I K E R

cm.

10.

2j6

I.

6.

37i

II.;

68p ¦

^ -

7-

442

civ.

3-

40P

iii;

20.

465

411

XI.

ƒ:

175

f-

482

XIL

gt;

• ISu.-

41P

(5.

i8p

'1'

46$

24.

HOOG E %f. D.


J E S A I A S.


CVII.

CIX.

cxv.

CXIX.

cxxxv.

CXXXlX.

I.

XIV.

xviir.

XX Vil.

XXIX.

XXX. XXXII.nbsp;XXXVII.

XL.

XLH.

CXLVII. nbsp;nbsp;nbsp;74t ‘

SPREUKEN SALOMONS.

I.

17.

22}

XLIV.

14.

III.

7,8.

184

-

4*

lp.

482

LI.

12.

20.

484

LV.

10.

VHI.

24,27,26.

435

Lvm.

1I|;

-ocr page 944-

B L A D-W Y S E R.

' J1

ï R E M I A S

M

a L A C H I a

S.

Caf.

Vers.

Pag.

Cap.

Vers.

I.

r-

874

I.

10.

6fo

V.

iï, tl.

447

VI.

4-

343

M

A T T H E U

5.

VIII-

tt.

474

V:

z.

464

13-

833

X,

z.

6j6

VI.

p.

2P2

n-

3P8

^3-

650

XIV.

^3-

zSp

2f, 25.

747

zz.

741

X.

28, 2P.

502 .

XVI.

4-

464

2p.

747

XIX.

5-

2f2 ¦

30.

739

XXV.

35-

404

XI.

2p.

29 3

XXXI.

8.

474

XVII.

f-

M7

37-

68p

XXII.

zp.

8f5

L.

41-

474

37» 38, 39.

884

LI.

i6.

3p8

zpz

• E

Z E C I E L.

'JCXVII.

4f-

685

i8.

MARCUS.

XXVII.

241

VII.

2k.

II8

XXVIIL

13,14.

470

IX.

fO.

i 4 0

833

XXXI.

4, 4, r 4.

393

XXXII.

8.

666

LUCAS.

XXXVIII

6,8.

178

I.

44.

241

H 0 S E A.

IX.

XI.

37-

37-

247

660

IX.

II, 12.

875

xn.

45.

ö.

252

748

JOEL.

, i7» ^8.

502

II.

10.

666

XIV.

34-

833

A M 0 S.

J

CANNES.

IVcquot;

10.

Zf9

III.

8.

374

IX,

6.

410

Xll.

24.

773

NAHUM.

ha

NDELINGE

.N.

I.

H

3*

A B A E U K.

’ i

741

xvir.

‘27-

z8.

pz ¦' 274

IIL ^

•t. t. ï

11.:

lt;J47 -

XXVII.

77-8

R O'


-ocr page 945- -ocr page 946-

B L A D-W Y S E R

DER

S A K Ë 'N.

AAntrekkende kragt, AttraSio wat het is, 75-9 Voorheeldenderfelve. 7Ö0nbsp;BewyS ihdePlaneeten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;763

/flt;?ri^e,brengt alle gewaflen voort.4f 5',4J’7. En-beellen-voeder fonder moeite, con-,,nbsp;traire als het voedfel dermenfchen.45-6nbsp;Vermindert niet, nogh verlieft harenbsp;vrugtbaarheit in het geheel. 45'9 Werdnbsp;door d.c lugt vrugtbaar gemaakt. 460nbsp;Schynt door vuiligheit affchuwelyk tenbsp;moeten werden. 401nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;w.»

korht, werd weder tot aarde. 462 Gedeftilleert fynde wat uit defelvenbsp;komt. 466 Brengt werk-tuigen voortnbsp;om haar tot gebruik bekwaam te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4Ö7

Aardkloot, foo die wis-kundigh bolrondt was, quam felden water daar het ver-èifcht werd. 412 Werd ontrent rondnbsp;bevonden. 473 Dogh wat platag-tigh. 474 Middelpunt is een «/Va 478nbsp;Houd defelfde fchuinheit. 480 Sondernbsp;dit, was een gemeen bederf te wag-«n, 480 Blyft boven de wateren,fchoonnbsp;iwaarder als defelve. 482 enz. Polen opmogelyk te naderen. 494 Werdnbsp;i]lilftaande gemaks- en niet waarheits-halven onderftelt ózy Is onbekent ofnbsp;defelve bewogen werd of ftilftaat. 903nbsp;tot 91 f enz.

Adem, tot een groote in-en uit ademing dienen loofpieren. 87 Bytweegelyk-formige experimenten getoont. 89,90nbsp;Komt van buiten by wy fe van een geblaasnbsp;indelonge. 9oNuttigheit en gebruik. 03nbsp;Aderen, waarom het bloed in kleindernbsp;fagter loopt als in de groote flagh-ade-ren. 106 Hoe het bloed

in de aderen lagt voortloopende'ook opwaarts gebragt kan werden. jo8nbsp;wonder gebruik van het heuveltje in denbsp;holle ader. 7Ö Der felver loop. 99nbsp;AlcaU, deilelfs werkinge op het fuur.SzSnbsp;,G§v9lgèn., vereeniginge en fcheidin-ge.828,829. Het eene doet het andere fcheiden. 829 Alcali is in veel faken in de wereld verfpreit. 830 Hoenbsp;het felve van zuur te onderkennen. 834nbsp;Werd los in vérrottinge der dieren. 834nbsp;Alcoran, bewys tegen defelve.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;29

AUchen, maaken landen vrugtbaar. 838 Ontfangen falpeter uit de lugt. 838nbsp;46'ȕ aaltjes door vergroot-glafendaar innbsp;te fien brengen levende jongen voort

B.

delTèlfs maakfel. 320 Als van water is , deifelfs gebrek-3 21 Vannbsp;lopgh, voorgeftelt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;322

, van een een zaad heeft een openirigh voor de wortel,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yyrnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vannbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wortels,

waar uit beftaat. nbsp;nbsp;nbsp;f81nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Vanftammen,

waar uit beftaat. nbsp;nbsp;nbsp;582

'Beenderen % des Hoofts geitel. i6ö Dye-been,'wondei-lyk maakfel. 171 In ongeboren kinderen hoedanigh. 173nbsp;Bloot fynde werden door olie en water bedorven. lyy Werken als hoekige hefbomen. 175 En fenuwen maken alle vaitedeelenuir. 177 Hebbennbsp;felfs geen fenuwen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;178

Beeften, fyn keukens van het gras voor de menlchen. 45-5' Het beginfel vannbsp;hare daden niet geraakt. Siet Dieren fóónbsp;Bergen, dienen om waterdampen uit denbsp;lugt te vergaderen. 413 Geven bronnen en rivieren uit. 414 Vergaderen

het


-ocr page 947-

der SAKEN

m

lU

Booomen, fiet Plukten,

Bor/ïe» i haare pypjes. nbsp;nbsp;nbsp;m

Boffinvtn-, ontelbaar cn hare wetten by. andere.'7f6 Wonderen door defelve

het water uit de lugt»

I. nbsp;nbsp;nbsp;Door Winden.

II. nbsp;nbsp;nbsp;Door Koude.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^

Hl. Door Schaduwen. nbsp;nbsp;nbsp;4ji

Hare menigte op den Aardkloot. 431 Bevjeeginge, waar door wy werken,ge-fchiet na onfen wil. 122, Waardoornbsp;wy leven buiten onfen wil. 12,2, 867nbsp;Door de fpieréni hoefynefnelheitver^nbsp;krvgt. 137nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;twee voorna-

mé, des bloeds en des fenuwfaps en Lymfha. 190 Der dieren op vcrfchei-den w'yfen. Eerfte beweegingenbsp;bewyft eenen Godt, ‘j'jo Ook de continuatie. 77^ comniunicatie. 773nbsp;Bewyfeff, waarom hier alleen ujt de Na-tuur-kunde en niet uit de Metaphyficanbsp;genomen. 2,1 Neemt Godt felfs innbsp;fyn Woord niet uit Metaphyfche re-deneeringen, maar uit fyne werken 21nbsp;van Godts volmaaktheden hier gebruikt in het gemeen aan-getoont. 23 Middelen om die krag-tigh aan te dringen. 27 Van de boven-menfchelyke afkomftderH. Schriftennbsp;in het gemeen aangetoont. 27 En tegen den Alcoran aangedrongen, 29nbsp;u itv lugten tegen de laatlle beantvvoord.

30

Bladeren, gehelennuitigheden. ySp hare groote uitwafemingen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ypi

Blafe, waarom van het Ibut der blaas-vogt niet lyd. nbsp;nbsp;nbsp;111

Bloed, dellelfs omloop, ook ineen aal getoont. lOl Hoe dikwill in een uui-omloopt loi Waarom voortloopt,nbsp;fchoont het hart figh loslaat. 103 Waarom in de hair-vaten fagter loopt. 106nbsp;Deflelfs gebruiken in het gemeen, ipgnbsp;' Dient tot beweeginge der fpieren.' i t8nbsp;Is een Alcali. 833. Geeft veel falpc-ter.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;\nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦ _nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;846

Blaedvateff der felvér loop in de lón^b,

^óSiét Aderen, Bloemen, Geflel met en fonder fteun-fels. f94 En byfonderheden.

uitgevoert. nbsp;nbsp;nbsp;7^7

Brakke wateren, werden met potafchbe-quaam om zeep fonder fchiften te fmel -ten. nbsp;nbsp;nbsp;832

Brand-hergen, feerveel. f07, foS.Schy-nen gemeenfchap met malkander te hebben.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fio

Brand-glafen, hare uitwerkfels. 648

c.

by Engeland nut voor HoIIandt.

447

Chyl, deffelfs bak in een hont. 67 in een menfehe. 67 Wegh nahethert.68nbsp;En voortftuwinge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;71

Chylvoerders, fchotdeurtjes. 70,71 Der felvér tederheit fchoon het leven daarnbsp;¦ aan hangt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;71

Comeien , van defelvenietsgefegt. 716 Couleuren, der felver wonderen, en waar

in beftaan. 663 Voornaamfte hebben elk hare eigen byfondere ftralen. 663nbsp;Die onder een gemengt weder een on-gecouleurt helder dagh-ligt uitmaken.

663

Cryftalyne vogt, is een Microfeppium 214. In kinderen cn ouden even groor.

2il

D.

DAgeraadt, oorfake defes en der avond-fchemeringe. nbsp;nbsp;nbsp;342,6z8.

Dampen, ryfen door warmte en koude. 404, 426 Schikken figh inde lugt na water-wigtige wetten. 404, 405-Hoe fy dry ven. 406 Sy kunnen nederdalen,door vergaderingh. 406 Doornbsp;yhet wegylicgen van het vyer. 407 Doornbsp;quot; het ligter werden der lugt. 407 Doornbsp;koude, 467 Hare vervoeringe is no-digh.411 Laten het zout benéden. 411nbsp;Worden door de bergen vergadert. 413nbsp;enz. Syn genoegfaam tot de rivierwateren. 423 Syn meer inde lugt,als ’ernbsp;in regen nederyalleh- 4Z5 Hoe veelnbsp;dagelykyopgehevenwerden.. 426,enz.nbsp;Darmen, derfelvergeitel.69 Hare klieren. lt;Si Rimpels. Ö2. Schotdeuren.62nbsp;Aaaaaa 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Dauw



-ocr page 948-

B L A D-W Y S E R.

E.

^^Eheug I

•etiijjè , deflelfs nuttigheit.

DauvJt uitgerookt wat gegeven heeft.

‘ nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ,jr 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;S49

Deeléfty in de lugt fwervende behouden Veele hare eigenfchappen. 3^6, 73fnbsp;Maken fchadelyke en gefonde lug-tén. 35'7 Daar alles uit be(iaat,fyn kleinnbsp;en veelvuldigh. 721 S\tt veelheitnbsp;der deelen. Haar onverflytelykheit. 8Ó4nbsp;Met malkander vaft vereenigt kunnennbsp;door het enkel by-doen van andere vannbsp;malkander gelcheiden werden. 863nbsp;Die figh niet willen vercenigen, kunnen door het bydoen van andere vereenigt werden. 864 Kunnen als faynbsp;verkielinge met malkander vereeni-geil. ¦ 86y Die figh met den anderennbsp;fouden vereeuigen , kunnen door hetnbsp;bydoen van een derde daar in beletnbsp;werden. 867 Der menfchelykelichamen fyn van het begin des wereltsvannbsp;het eene famen-ftel tot het andere overgegaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;897

Uteres ^ in ccn nbsp;nbsp;nbsp;plnarfe fwel-

]en. 334 En fterven de meefie daar in. 334 Dogh by geen nootfakelyk Natuur-ge-335quot; Wilde en tamme, 5'30nbsp;Verfcheurende, vrefen een wit men-fche. f31 Voort-teelinge op verfchei-den wyfe. ƒ33 Te gelyk vanbeidedenbsp;fexen, 5'34 Die in haar rugge jongenbsp;dragen, ygy Voedinge op verfchei-den wyfen, ygy In de lugt levendenbsp;fien verwardelyk in ’t water. yf6nbsp;Difpute», waar toe fchadelyk. 17 Hoenbsp;men die uit de Philofophie wegnemennbsp;kan. 17 Misbruik in eenige gevallennbsp;op Academiën.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;18

Divergentie damp;s ligts, eigenfchappen en nuttigheden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6f2 enz.

Dykea, waar door ftaande blyven tegen de zee.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;443 c» Saz

Donkere kamer geftel, 209, 662. In de voorleden eeuwe eerft gevonden. 226nbsp;Dor ft,^ een van deflelfs oorfaken. fönbsp;Duifterhe.it of nagt -donkerheit, maak teennbsp;cirkel op de wateren. 630 Deflelfsnbsp;uiterfte en einde. 631 Is gelyk cenennbsp;W'indeldoek der zee. 63 f Loopt innbsp;een fchroeftrek om den Aardkloot. 636nbsp;Heeft foo veel bekent is, geen vafte

plaatfe.

'CBe en Vloet, bewaart de zee van be-dervinge.4foStelt dezeeophoopen . als waterbergen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;674

£c%jê»,hare riuttigheden.669 Eigepfchap-pen van die.der Sonne en Mane.677enz. Denvoudigfte wyfe tot een oogmeiknbsp;- dienende, om andere omftandighedennbsp;uiet altyd in de Nature geyolgt. 113nbsp;Onderltellingen fyn niet altyd de meeltnbsp;ware.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;12,009

B^gypten, werd fonder regen doordeNyl bevogtigt. 4if Deifelfs groote vrugt-baarheit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;416

Eiland nieuw geboren vverdende , feer Ichrikkelyk.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;fcp

Endeldarm , deflelfs wllUge en onwillige beweginge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;65,123

Experimenten om de veelheit en verfchei-denheit hier niet ingebragt. Siet de

Summieren.

F.

FOntein, die hooger fpringt als fyn waterval is. 8oi Uitrekeningh van def-felfskragt. 801 Van HERO A-LEXANDRINUS, die langer firaal geeft als fyn hoogte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;803

G.

^ nbsp;nbsp;nbsp;278

Gehoor, werk-tuigen nogh duifler. 228 Dker’yke werktuigen. 228 Gehoor-beentjes. 229 Zenuwe in het doolhof 232 Dient tot roeringen van hetnbsp;gemoed. 245 Tuigen in haar famen-uel getoont. 233 Pypen vermeerderen het geluit. 233 Tuigen hare be-weeginge. 235. Hoe en waar ge-fchiet. 23Ö Tuigen hebben meelt innbsp;oude en jonge defelfde grootheit. 237nbsp;Pyp in kinderen geflopt. 237 Tuigennbsp;onnut londer lugt. 242 Waarom meernbsp;driften verwekt als andere linnen. 246nbsp;Ge/««,werd door pypenvetmeerdert.233

Hoe


-ocr page 949-

der s a k e n

loy

Hoe voortgebragt werd. ^24 Doet het trommelvlies bevea.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Eerfte

en tweede geluit- 240 DelTelfs kragt. 2yi Werd niet gehoort fonder lugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^39

Gejleente», eenige eigenfchappen. 470 Ctroel, delfelfswerk-tuigen. 160 Krag-tigft in vingeren en Ivand-palmen. 261nbsp;Gevjdlfen , iiét Plazlen.

Gevjrigten, haar iamenflel. nbsp;nbsp;nbsp;Met

krakebeen gladt gemaakt. 171 Wej.. den ook door olyagtigh merg en een wa-teragtige vogt glad gemaakt. 181nbsp;Gijlende vogun, blyven door de lugts-perffinge in hare vaten.

Godt, deflelfs aanwcfen te onderfoeken is ook nootfakelyk voor een Ongo-dift. 3yi 43. Uit de fchepfelenbeweren, 3^ Uit der menfchen geftelin ’tnbsp;gemeen. 38 Doet wonderen door denbsp;kleinfte deelen. 740,75-0 enz. Aan tenbsp;roepen in het begin der onderfoekin-gen is nootfakelyk. 37 Bewefen uitdènbsp;eerfl beweginge. 770 Werkt onbe-grypelyk , redelyk en • vry-magtigh.nbsp;77Ó, 777nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bvertuiginge».

Godtvrefeiide, haar geluk ook in dit le-ven nbsp;nbsp;nbsp;3y

Goud, door de Alchemi.e getbgt. 468 kan verbrand en tot ftof gemaakt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;469

Croudfirmeerfels, der Dieren en Planten. 294, 295- Ofdefe in mannen alleen of in vrouwen,, of door beid» fyn. l9Si ^90 Een van ai dagen vannbsp;Dodati onderfogt. 299 Kan uit denbsp;kleinheit van een zandtje tot de grootte van een man uitgerolt werden. 302nbsp;En fonder vervullingemaar een landje

fwaarblyven. 303 In een fpruitje van koorn feer onderfcheiden. 5-78 Innbsp;menfchen werd de perfoon daar in ge-Boemt,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Ê73 enz.

H.

waar door opryft.

Hemel, fiet Sterren-Hemel.

Hen, deflelfs algemecnen dienft. 7^. Befchryvinge. yy Oortjes gebruik. 76

Werkingen en gelykeniffe. 77 Loop van deflelfs fpier-vefelen. 77 Det-felfs wanden. 78 Deffelfs fchotdeur-tjes in de aderen en flagh-aderen. 80,82nbsp;Dwars pefen. 82 Kragt door gelyke-niffen verklaart. 83 Door Borelli ge-rekent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;84

.Hevel, werkinge uit de wet der hoogte.

800

Hooft, doét het meefle tot de uitrollinge van een grond formeerfel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;299,

Hout, alle hout finkt in water fonder def-felfs opwaarts perflènde kragt. 78(5 Hydraulica, lipt water-werken.

I.

INhammeufLCtiecïioiighom de rievier-, wateren te ontfangen. nbsp;nbsp;nbsp;436

Jodendom, bewyft de Goddelykheit der H. Schrifturc.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^2.7

Jupiter, fiet Planeten,

K.

KAmerdonkere kamer hoetoegeflélt .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;209,662

Kanon kogel, hoe verre in een féconde loopt. 641 Kan in geen 24 jaren totnbsp;de Sonne komen, 641 Soude de fier-ren in geen óoooco jaren bereiken. 693nbsp;Keel, werk om te fwelgen van fpierennbsp;open gehouden,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yogt;

Kinderen foQ Jongetjens als meisjens in ’ 82 jaren tot Jbonden gedoopt. 306nbsp;Geven een kragtigh bewys tegen hetnbsp;geval.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;307 enz..

Kleinheit der deelen , daar uit het Geheel-Al beflaat. 721 Siet veelheit der deelen. Veele, hoe teder fy fyn, fchy-nen onverflytelyknbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yyf

Klieren, fcheiden vogten van verfchei-den fmaken uit het felfde bloed af.124. In de gewrigten , haar gebruik. 181nbsp;Knoppen, der boomen haar geflel. 5-89nbsp;Kruipen, van wonnen,, hoe gefchiet,

yöo

Aaaaaa

L. Li


-ocr page 950-

B L A D-W Y S E R.

k^r.

Syn niet vhii haar fclfs nogh van

3t

L.

LEven, deflêlfs langheit ook ia gefond-heit is niet wenfchelyk. nbsp;nbsp;nbsp;31

Lichaam, der menfchen is aarde. nbsp;nbsp;nbsp;39

kan onderfcheiden werden in een figt-baar en eigen lichaam. 871 Sigtbaar' lichaam waar in dit beiiaat. 874 enz.nbsp;Eigen lichaam waar uit beftaat. 874-,880nbsp;Eigen lichaam, tweefints genomen.87Ónbsp;Blyft het eigen lichaam, fchoon metnbsp;andere llofFen opgevalt. 877 Sommige van delTelfs deelen werden tot andere gebruiken verandert. 888 En fynnbsp;van het eene famen-ftel tot het anderenbsp;overgegaan.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Syy

Liefde, foude alle menfchen gelukkigh , maken. .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zgz

iyr-dralen lopen di'uergent. io6 Siet pralen. Loopt in;| uürs van de Sonne tot den Aardkloot. 643 Bewys

van denelfS vooiii^jp^i..

het ligh by de Soft tot kleine lichaamen vereenigdewat ongevallen te verwagtennbsp;waren. 644 Loopt volgens regte li-nieq. 647 Werd daar door van denbsp;duillernilie afgefcheiden. 648 Isnbsp;vyer of voert vyer met ligh. 449 ,Def-felfs groote veelheit pyo Dellelfs divergentie bewaart den Aardklopd vannbsp;verbranden, óyz Set ligh tot Vafte'nbsp;lichamen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6y8

DelTelfs bewegingen bewyfen . eenen Godt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;778

Lippen, Gebruik, nbsp;nbsp;nbsp;4S

Longe, van een ongeboren kind finkt in water. 85-9 Van een geOagen beeftnbsp;finkt fonder lugt. 85-9 Loop vatt déf-felfs vaten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;85

Loot, kan op water dryven. nbsp;nbsp;nbsp;817

Lugt is nodigh by het bloed, §ƒ Uit-fettende kragt, en dellelfs eigenfchap-pen 88 Gelykenis dele éigenfchap-pen toonende. 88 Sonde.r uitfêttcnde kragt onnut tot den adem. 91 Geftelnbsp;in pelt tyden. 94 Laat by den ademnbsp;yets in het bloed. 94 DeHelfs fwaar-heir. 317 Veerende en uitfettendenbsp;kragt aangetoont 31 g Ferliinge

waar door gefchiet. 318 Getoont in Barometers. 319,320 Perftfoofwaarnbsp;als 3ji voeten waters , of 27 duimnbsp;quiklilver. 320 Perft op een menfehenbsp;van 6 voeten hoogh met niet mindernbsp;als 20C00 pond. 323 Perlinge dernbsp;lugt getoont. 324 Weinigh lugt doetnbsp;foo veel tegenlland, en perft by uitfet-tinge fop fterk, als veel lugt. 325-Meernbsp;in een gedrongen, fet figh meer uit. 328nbsp;Hoe defelve warm werd , nogh onbe-kent. 901 Swaarheit en vereende kragt,nbsp;derfelver onderfcheit. 317, 318 Ver-fcheiden dienften in pompen, hevels,nbsp;enz. 341 Oorfaak van ogtent-ena-vond-lchemeringh. 342 Swaarheit eiinbsp;veerende kragt by de Ouden onbe-kent. 34y Uitbreidende deelen getoont, 348 Is een fmeltvogt, 3y4,3ffnbsp;enz. En heeft veelerhande deelen innbsp;figh. 35-4, 3y5' enz. Die veele harenbsp;byfondere eigenfehappen behouden, 35’6nbsp;ünfigtbaarheit en finakeloosheit feernbsp;nut. 360 Hegt ligh aan vafte licha-^'”• 399 Dellelfs zout. 429 Allenbsp;ueuelfs deelen, doen het vyer niet branden. yoo Perliinge op het water, denbsp;grootheit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;789,790

Lugt-pyp, dellelfs loop in de long. 85-Deflelfs klieren. nbsp;nbsp;nbsp;86

U.

M/taft , defe maand droogh fynde, waarom veeltyds een teken vannbsp;een goed volgend gewas. ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_ Sj-z

Mage, deflelfs geitel. y7 Sluitfp'er- en andere fpiervefelen. f8 Slym in de-_ felve foo nodigh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f9

Ij/lane, nuttigheden. 667 Deflelfs ligt geeft 'geen warmte.67p, 671 Grootheit en af-f and van den Aardkloot. 672 Meer-71/^^ getal Manen in de Wereld. 68fnbsp;^Eliaderen,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;6j

Mente^ ineen lugt-ledigeplaatfe meteen brand-glas onderfogt, doet het glasnbsp;fpringen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;f04

^^Hchen, werden hier fonder haar toc-lt;loen gefet. 31 En leven feer onfe-


-ocr page 951-

DER S A K EN.

van haar ouders, maar van een nader. 40 En werden van een ander onderhouden. 42 Een fonder armennbsp;doet verwonderlyke faken, i Harennbsp;Maker is wijs. 43 Hebben anderepro-portien als voor haar geboorre.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;900

Vertoonen een machine vaneen altyd-duurende bewéeguige. igg Waarom . foo ras egter fterven. i88 Bewegennbsp;en werden bewogen. 274 Hebben alle een bewuftheit van eenenGodt. 280nbsp;Jgt;yn op een vreeflelyke wyfe gemaakt.

, nbsp;nbsp;nbsp;7^) 900

JAergb ^ groot gebruik.

Middelen, tegen oorfaken en aanleidingen- der Ongodifterye, Siet Ongodif-ter'jt.

Middel-rift, werd volgens en buiten on-

fen wil bewogen.

Miften, komen door veel dampen en uit-fettinge der lugt. 362 Door efferveC-cencien. 364 Door pr^cipitatien. 364 Myf, van kaas legt eijeren,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;738

MoJfd, dient in menfchen , felfs in kinderen, om gelyk een lugt-pomp, een lugt-ledige plaatfe te maken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yr

Mejfele», hoe figh van de eene plaetfe na

de andere bewegen. nbsp;nbsp;nbsp;ySö

Muzyke^ deffelfs kragt. nbsp;nbsp;nbsp;249

N.

¦ 4,

Natuur-wet, wat wy met dit woord ver-ftaan. 7fl famen-hangïnge. 7y4 Van fcheidinge. yyy Van onverflyte-lykheit van veele deeltjes, yyy Vannbsp;bofïïnge en aantrekkirige en wegdry-vinge. 756 Der vloei-ftoffèn onder-vindelyk; betoogt. 782 Wet der hoogten in de vogten. 783 Der op-en neder perfflnge in een vogt. 788 Defel-ve in meer op een (taande vogte. 792nbsp;Wanneer plaats heeft en wanneer fom-

tyds niet. nbsp;nbsp;nbsp;792

Siet verder van defe wetten der vogten by Vloei'floffen.

Sonder de wet der hoogte waren alle overdekte kamers dood^lyk voor men-fcben. 815 Geen menfchen in een

fchip konden onder een briigge door varen.81 yGeen vilfchen daar onder doornbsp;fwemmen. 8iy Niemandt foüde innbsp;een kamer kunnen hooren. 81 y Geennbsp;vyer foude daar in kunnen branden. 81 ynbsp;Nogh de rook opgaan. 81 y Nogh ee-nige reuk-delen ymand aandoen. 8iynbsp;Wet der opperffende kragt des watersnbsp;doet loot dry ven. 817 Sonder defe (inktnbsp;alle hout in water. 786 Sonder de wetnbsp;der dwars-perliinge konde geen waternbsp;bevaren werden. 822 Gecne dykennbsp;Kaande blyven. 822 Chyinifche wet-, ten. 827 Wetten werden by al.le Phi-lofophen erkent.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;843

Nedrigheit, en fahtmoedighelt fyn de ware middelen om gelukkigh tefyu. 293

Nevelen, liet Mtjien.

Nitrum, of iVkrro» der Ouden wat is.

832

Hoorde tuiudett, maken de lugt fwaarder

848

iVy/r, wondere. 429 Is falpeterigh,

3^9

O

OLye en Water, het befte om yetsglad temaken. 180 Bederven egter blote beenderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;174

Omkopers, om de planeeten. Siet Pla'

neeten. nbsp;nbsp;nbsp;~j\y

Onbekende, veel is onbekent. 893 Toont Godts Wysheit en2.89y En dat die groter is als de menfchelyke. Spö Is alleen genoegh om de nietigheit van dérnbsp;OngodiftenPhilofophie te fien.913 enz.nbsp;Onderjiellingen, de eenvoudigfte fyn al-tyd de ware niet. 13, 909 Hoe metnbsp;vrugt te gebruiken, ly Kunnen felftnbsp;valfch fyn en dienftigh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;909

Ongodiflen, haar waar verfchil met die Godt vrefen. 1 Haar feer ellendigenbsp;ftaat ook in dit leven. 34 Loochenen in haar leven haar eigen gronden. 33y verfchillen met de aldernbsp;vetftandigfte. 491 Uitviugten uit hetnbsp;Hemel-geftel beantwoord. 704602,nbsp;Ongodilierye, deffelfs oorfaken, I. verkeerde eigen-liefde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3

II Ver-


-ocr page 952-

B L A D-'W Y S E R,

dander.

762, 763

II nbsp;nbsp;nbsp;Verkeerde eerfugt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4

III nbsp;nbsp;nbsp;Onwetenheit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;7

IV nbsp;nbsp;nbsp;Te grooten inbeeldinge van wys

te fyn. nbsp;nbsp;nbsp;8

Aanleidinge tot defelve.

I Voor-oordeelen- nbsp;nbsp;nbsp;ii

II, Verkeerde manier van de natuurkunde te befchryven, ook alles uit een onderileiünge te willennbsp;afleiden.

III Op geen eind-oorfaken agt te geven.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;16

IV. nbsp;nbsp;nbsp;Teveel difputeren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;17

V. nbsp;nbsp;nbsp;Onoplettentheit.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;19

Middelen tegen defe oorfaaken en aanleidingen volgen op elk.

Onwetenheit, te belyden waar toe nut.

14

Ooge , uiterlyk geflel. 204 Lamheit in de oogen'leden. 2oy Is een donkerenbsp;Kamer.210 Vliefenenvogten. 211,212nbsp;enz. Waarom van binnen fwart. 214

Verandcrt iii verre nbsp;nbsp;nbsp;vgt;y f«

Het fwart verandert na het ligt. 218 Wonderlyk in een rombout en vliege.

ydg

Oore, uiterlyk geitel. 22SGehoor'pyp 229 Trommel-vHes en trommel-beentjes cnnbsp;fnaartje. 229 Beweeginge van defenbsp;Jaatfte. 230 Doolhoof, deflelfs maak-fel, 231 Verfcheiden byfonderbeden.

236

i)orfaken, geen onwetende eerlte oorfaak kan nit een reex van die famen werken,nbsp;afgeleid werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;769 enr.

-Opjiandinge, is mogelyk. Syö Om dat een lichaam op te wekken niet meernbsp;vereilcht als het feive te formeeren.8f7nbsp;Schynt felfs meer mogelyk als de fbr-meringe. ByS Acht tegenwerpingen beantwoord. 8/9 enz. Nogh vier tegenwerpingen vonrgeftelt en daar nanbsp;beantwoord. 869,878,882 Noghee-iiige uit de H. Schriften. 870,884,887nbsp;enz. Welke laatitede Atheillen met regtnbsp;niet maken kunnen, 884 üpflandiii-ge der lichamen by het waflèn der granen vergeleken.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;88 ƒ

Under dom., groot fyndc is ellendig 31

P.

Pdrallaxis, der vafie Sterren uit den omloop des Aardkloots tot nogh toenbsp;onmerkelyk. 906 Der Sonne waaromnbsp;by de laterenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;foonbsp;nbsp;nbsp;nbsp;veelnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;minder als by de

Oude. nbsp;nbsp;nbsp;éi8 enz.

Pnjfaad-winden en M'mjfons, hare eigen-fchappen. nbsp;nbsp;nbsp;3Ö8t37i-

irajjien, haar nuttigheit. 284 Syn verfcheiden in aüe menfehen na het ge-tneene nut vereifcht. 287 enz. En fyn defelfde, als hetgemeenenuthettegen-. deel vordert.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;286

Peje», der fpieren na de vingers wonder geitel, 132 Derfelver wonderlyke in-plantinge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;134,136

Peft, door befmetting der lugt. 35-8 Waarnemingen van den ProfelTornbsp;Schagt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3y8,94

Phosphorus , brand, foy Ook in water. fiS Om te branden heeft eenige warmte van noden yiy In een lugt-ledige plaatfe. yig Doet water ooknbsp;Koud fynde, vyeren yi8 Vloeibarenbsp;Phosphorus, ^19 Gemakkelyke be-reidingh der feive

Pijfe, dellelfs ordentelyke wegen. no Uit defe werd de Phosphorus bereid.

yzo

Pylaar der Hoogte, in een vogt wat die is. 784 In meer op een ftaandc vogten, befchryvinge.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ygi

Planeeten,haarc beweeginge. 699Groot-heit ten opligt des aardkloots. gpp Hare omlopers, en den ringh van Sa-turnus, 700 Hare omloops'tyden, ennbsp;afftanden van de Son. 700 Snelhedennbsp;van Jupiter en Venus. 701 En vannbsp;de omloopers van Jupiter. 703 Ver-tchrikkelyke kragt die Jupiter be-weegf. 703nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Bredenbsp;nbsp;nbsp;nbsp;loop.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;705-, jo6

¦Naderingh na de Soivne. 708 Ellip-tifche loop. 709 Verfte punten hoe geflrekt fyn. 709 Syn duilter in haarnbsp;felfs. 711 Eenige drajen om hare af-fen en de fuelheit. 716 Watindefelvenbsp;onfeker, 719 Swaarheit op mal-

Ha* nbsp;nbsp;nbsp;^ y - .-Aem

Plan-


-ocr page 953-

der s a k e n.

48

R.,

Koude, 49a

Planten ^hehhea veel lugtvan nooden, 337 Beftaan meeft uit water. 391 Komennbsp;fonder aarde en water niet voort. jóSnbsp;Elke heeft twee wortels, f70 Waarnbsp;uit haar aard-wortel beftaat. 5-81 Waarnbsp;uit haar ftam beftaat. f82. Wonder datnbsp;hare wortelen altyd nederwaarts en Hammen opwaarts walTen. 5'83, Het ge-ftel van hare knoppen, f88 Bladerennbsp;geftel. f89 Door de lugt-potnp onder-fogt. f92 Bloem-gellel met en fondernbsp;fteunlels. 5-94 Draatjes tot het ophouden der takken.f9f Hare heerlykheit.innbsp;de Sonne gefienfynde.603. Geven haarnbsp;vermogen niet.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;607, 608 enz.

Plftimtje , (iet Saadplant. Holhgheit daar voor in een boon.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j

Polen., P\ex Aardkloot.

Pah-Jlagh,w^^xuit veroorfaakt werd. 103 Wanneer gevoelt werd; lOf Oneven-heden waar door.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;2,00

Poort-ader, waarom fterker vefelen heeft als andere aderen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;108

C/y/ vaten.

Efleólie, refleéterende kragt der lig-_ chamen. 6^6. Wonderen der Re-fleétie.

Refraélie, is oorfaak van den dageraadt. 242, 6a8 DelTelfs nuttigheden^ óy/nbsp;Reden der hoek-maten defelfdc. ójj-Regen, hoe deffelfs veelheit waar te nemen.

Is alleen genoegh tot rievieren. 42e Religie , Chriltelyke geen kond van I’o-lityken. 49®nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Hillorie haar

waarheit bewefen. nbsp;nbsp;nbsp;yiy

Renk, deffelfs Wérk-tuigen. 2f8 Dee-len werden door de lugt gedragen. 338 Ribben , hare werkinge. ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;, y^

Riem, iPerelds-nem, brandende. Waar. 48Ó Is bewoonbaar door bergen en over-flromingender Rievieren. 487 Gematigde , waar. 489 Voordeelen dernbsp;noordelykfte gematigde, 490 Eoude ,nbsp;waar.

Rivieren , overllromendc maken het land vrugtbaar,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;437

klimt op door de lugt. nbsp;nbsp;nbsp;338

Rugge-graadt , deffelfs wonderlyk geitel. 167. Gebruik van deffelfs krake-been. nbsp;nbsp;nbsp;168

Rupfen, voort-teelinge. nbsp;nbsp;nbsp;j6i

S.

SAgtmoedigheit en nedrighek de ware middelen om gelukkig te fyn 293nbsp;Salpeter, is in de lugt. 845'. enz. Kan uitnbsp;aarde na eenigh mengfel gemaakt werden. 84f. Als bloed daar op fpringtnbsp;maakt het rood. 846 Komt overvloe-digh.uit bloed. Ibid. Heeft veel lugtnbsp;in figh. Ibid. Kan ligh geheel met denbsp;lugt'mengen. 847 Geneert fommigenbsp;ongemakken der Vrouwen. Ibid. Komtnbsp;uit het noorden. 847. enz. Veroorfaaktnbsp;merkeJyke koude. Ibid, Is alleen fyn-de , werkeloos., 848, En werd door

fwavoiajjfi'g.» rUngen werkfaatn gemaakt. Ibid. Deffelfs foo genoerat vaft foutfchynt fout van hout-koolen. 849nbsp;Sant, komt uit de zee voort.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;395-

Saturnus en fyn ringh , fnelheit en wonder. 717. Siet Planeeten.

Schaduwen, doen de lugts-dampen derwaarts vergaderen. nbsp;nbsp;nbsp;442

Schip, feilende fo mylen in een etmaal, kan in geen iioo Jaren de Sonne bereiken. 641 En de Sterren in geennbsp;3000,000 Jaren.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;693

Schrifiure , fpreekt niet na de dwalende opinie des gemeenen volks. 91anbsp;Sten, verre ennaby fien hoe gefchiet. ziynbsp;Flaauweren kragtiger hoe gefchiet. 217nbsp;Sinnen, uiterlyke haar gebruiken. 2Ö3nbsp;JSIuttigUeUv.li V «i. U..paUngen. ,267nbsp;Slag-aderen, der felver loop. 98 Waarom gedurigh nauwer toeloopen. 102nbsp;Des ruggemergs loopen als ketenen.

191

Slokdarm, deffelfs fpier-draden. yj-nodigheit. 25'4 Werktuigen. 2ff Gefchied ook door .het gehemelte, zyónbsp;De ziele behoort ook daar^toe, zfSnbsp;Snaartje in het oore , bevyeegt jn bet ge-Bbbbbbnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoor.



-ocr page 954-

B L A D- W Y S E R.

hoor. 243 Deiïèlfs gebruik duifter. 243 Veroorfaakt driften ineenmenfche 24Ó

Some^ grooter als den Aardkloot. 617 En veiligh 100000 mUlen grooter. Ó17,nbsp;625- Waarom by de oude kleinder,nbsp;by de nieuwe Sterre-kundigc grooternbsp;geftelt werd. 621 Korte betoginge vannbsp;deffelfs grootheit.618. Afftand van dennbsp;Aardkloot. 624. Werd gemaks-en nietnbsp;waarheits-halven onderllclt te loo-pen. özy Dagelykfen loop. 6i6 Cie*nbsp;f-'hied in een fchroeftrek. 63Ó Jaar-lykfen loop en afwykinge. 6i6 Grootnbsp;gebruik van dele laatfle. 627 DelEelfsnbsp;veerheit van den Aardklootkan in geennbsp;24.jaren door een kanon-kogel afgelopen werden. 641. En door een fchip,nbsp;dat yo mylen daags feilt in geen 1100nbsp;jaren. 641 Duiltering in des Heerennbsp;Jefu lyden. 683. . Is onbekent of waar-lyk loopt of (lilftaat.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;903 enz.

Sout, fiet Z.

S^ieTCft des bmles , quot;werUïnj^e lt;3er fchuiiie en dworfp. /13 ripKriilV n®»- pyrami-

dale. 64. Der regte. Ibid. Die tot a-deminge dienen opgetelt. 87. Befchry-vinge. 129. Hoe de fpier-draden daar in gel ei t werden. 130 Werkende worden dikker. 132. Oeffenen een grooter kragttegen een kleinder gewigt. 136nbsp;Hareverbafendekragt,die fy doen. 138nbsp;Defe kragt is nodigh tot de fnelheit dernbsp;bewegingen, lyy Betogingen van dernbsp;fel ver kragt. 141. enz. Hoe foo tedere vleesdraden foo groote kragt kunnen doen met foo veel fnelheit. i y6, i ypnbsp;Verfcheiden loop van haar draden. 160nbsp;Werden door bloed en fenaw-fap bewogen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;118,i8y

Spinoza,xnn voornemen een Ongodilt.6. Syn uit-elnüe, 7. Jfortelyk wedcrieid.

9

Stammen , der Planten waar uit beftaan. ySz Waflèn aliyd opwaarts. 5'84nbsp;Hemel onmetelykegrootheit. 687nbsp;Verfchil-figt dervafle Sterren. 688,90önbsp;Oorfake van des Hemels onmetelyk-heiit. 690 Hemel of valt of vloeyendenbsp;is. Ibid. Waarfchynelyke reden of de-felve niet wel vaft mogt fyn, lt;591

Sterren verbafendc afdand van de aarde. 693 Hare ontelbaarheit Ó9y Of in grootheit of veerheit verfchillen. 69Ónbsp;Veranderingen in de vafte Herren. 697nbsp;Sterre-kundi^e , fyn gegrond in de Sonnbsp;feer groot te Hellen. ói8 Weetennbsp;nogh niet of de Sonne of Aardklootnbsp;bewogen werd. 903 En bekennen dele hare onfekerheit. 904 Dat defe lighnbsp;VaneenHypothelis bedienen,geeft geennbsp;fekerheit van defelve, 90Ó Gebruikennbsp;dikwils onderHellingen , die fy felfsnbsp;weeten vals te fyn.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;908

Stralen , divergeeren. 206 Brekingc uit water in lugt getoont. 207 Uit lugt innbsp;vvacer getoont. Ibid. R^gthoekigh opnbsp;. yets nedervallende breken niet. 208nbsp;Divergente convergent te maken, 209nbsp;Divergente geven geen beeltenifle. 211nbsp;Verdelinge in couleuren en hetYflandsnbsp;Kryflal.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;663

Strots-openingh, werd konft.igh bedekt.

yo

hoe gefchiet. Door de veeren-de kragt der lugt. nbsp;nbsp;nbsp;333

Suur , AUali.

Is in ^£^1 faken inde Wereld verfpreid, 830. Bederft de leepe.

Svjaarheid, in alles Op de aarde.

Deflelfs nuttigheden. 760, 761 enz. Der Hemel-ligten op malkander. 76a,nbsp;763 Werd van kogels en bomben ennbsp;andere ligh onbewufte faken gehoor-faamt.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;766 enz.

Cöa/e«r, waar in beflaat. 666 Svjavel, veel fynde maakt de aarde onvrugt-baar. 837 Doet de filpeter werken.nbsp;S48. Is ook in de lugt. 3y4,849

T.

eigenfehappen. 46,173 Haar Emailleerfel.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;47

, is moeyelyk van metalen te fchei-_den. nbsp;nbsp;nbsp;839

Tnnge ^ gebruik. nbsp;nbsp;nbsp;48

‘Hfekkingen , van de leden, oorlake daar ^van.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;194

^raimmal in het oor , vlies. 229 Hollig-beit ddfelfs openingen. nbsp;nbsp;nbsp;230

V.


-ocr page 955-

V.

VAderlandt, yders genegentheit tot het (yiie.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;287

Vederen, wonderlyk maakfel. nbsp;nbsp;nbsp;5-41

Vetiheh der deelen , daar alles uit beftaat.

72.1

Sie kleiubeit der deelen.

Een teerlingh van een duim heeft loooooo deelen die tot gebruik on-derfcheiden kunnen vverden. ^22nbsp;Een duim waters heeft 13000 millioe-nen deelen 723 Aan de punt van eennbsp;naaide kunnen 13000 deeltjes watersnbsp;hangen. 724- Een droppel Water heeftnbsp;meer als 20 milioenen deelen. ^24nbsp;Enwaarlyk meer als 1000000 millioe-nen deden. 726 Het felve kan mennbsp;van andere vloci-ftoffen oordeelen. 72Ónbsp;Een duim lugt heeft meer alsnbsp;1000,000,000,000,000 deelen. 7^7nbsp;Vyer-deeien fyn nogh kleinder. 72.7nbsp;Dierkens welke 1000 000,000 eenennbsp;fandkorl uitmaken , fyn door een Mi-crofcopium figtbaar. 726 In een fe-conde komen uit een brandende kaarf-'fe meer ligt-deelen, als 1000,000 aardkloten landen kunnen bevatten. 734nbsp;Kleinheit en veelheit van hare deelennbsp;in vafte lichamen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;734607..

Veerende of uitfettende kragt der lugt, werkt in weinig lugt meer als denbsp;fwaarheit. 316 By geiykeniflè ver-klaart. 327 Werkt door de fwaarheit. 328 Soo die wegh was , was do-delyk voor alles. 33*’349 Is niet alleen genoegh tot het leven. 336 Doetnbsp;de vilfchen leven en onder water bly-ven. 336 By de Ouden onbekent. 345-Venus , fict Pianeeten.

Gaat des morgens alleen op. nbsp;nbsp;nbsp;71 ^

Blinkt fonder vleKken. _ nbsp;nbsp;nbsp;, Ihid.

Verbeeldinge , deflèlfs nuttigheit. nbsp;nbsp;nbsp;278

Vereeniginge, van ziel en lichaam onbekent. 271 Delfelfs palen verwonder-lyk. nbsp;nbsp;nbsp;273

Verfchil-figt, fiet Paral taxis.

V'Jfchen , blyven door de lugts-perffinge onder water. 33Ó Hoe fy in water opdry-

A K E N.

ven en linken. ^*49 Sonder blaasje kunnen niet boven komen, yyo Hoe ligh in . meer koude en warmte, en meer of minder water diepte gedragen, yy z Kunnennbsp;lugt uit en in laten. yy3 Swemmennbsp;voort met hare Haatten yyy Waarnbsp;toe hare vinnen gebruiken, yyó Waarom ronder oogen hebben als lugt-die-ren. yyy Hare meenigte.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy9

Vlamme, uit twee koude famen gegoten vogten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;504

Vleugelen, werden in ’tvliegen op en nederwaarts bewogen y38 Haar ver-wonderlyk geitel. 541 Ongeloofly-ke kragt der ielver. nbsp;nbsp;nbsp;y46

Vliefen, verfcheiden gebruiken. I2y I)er herlTeneii doen het 7enuw-fap voortgaan. I2y Hare buigfaamheit no-digh. i2y Der herffenen , hoe trekkingen veroorfaken 194 Der herfle-Ben , dienen tot gemoeds-roeringen.

Vloek', blykt uit de voort-teelinge der vif-fchen. jAo Der aarde blykt uit de planten en onkruiden. iScó Ook uitnbsp;het minder vrugtdragen der boomen.

609,61 o

Vloei-floffen of vogten , hare fwaarheits werkioge in een kromme gelyk-wydi-ge pyp 783 Nederperll'ende kragt,jia-re grootheit en eigenfchappen. 783nbsp;Reguleert ligh na de fw-iarheit van dennbsp;Pylaar der Hoogte. ySy Periïen ooknbsp;opwaarts. 786 De grootheit van denbsp;opwaarts perffinge. 787 Reguleertnbsp;ligh ook na de hoogte. 788 Eigenfchappen van de op.en neder perffen-de kraglen in vloei-ftofFen. Ihid. Opnbsp;en nederwaarts perffinge in meer opnbsp;ccn itaande vogten reguleert figh tia denbsp;hoogte790 Uerieiverkiii^i Isgclykmetnbsp;de fwaarheit van den Pylaar der Hoogte,nbsp;•jgi Perffingen op hooger en lager Horizontale vlakken. 792 Wet in openne-der-perflingen. Aid. Wanneer plaatsnbsp;heeft, en wanneer fomtyds niet. Ibid.

. Op-perffinge komt van de zyd-vogten. Ibid Schuineperffingen reguleeren figh -na de Wet der Hoogte. 793 Dwars-perffinge reguleert ïigh naeede na denbsp;Bbbbbb 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hoogte


-ocr page 956-

B L A D-W Y S E R.


Jioogte, 793, 798 Maniere om deffelfs grootheit te vinden. 79’4 nederwaarts en dwars op een kleine plaatsnbsp;even groot, in lugt.795'. In water.796nbsp;Wet en grootheit der dwars-perffin-gcn. 796 Bewefen. 797 Dwars-perf-iinge van het water met de perfllngenbsp;der liigt daar boven , uitgerekent. 79^nbsp;Op de wegneming van een tegenftand,nbsp;volgt bewegingh.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;799

Voed'inge der Dieren , op verfcheiden wy-fen. nbsp;nbsp;nbsp;ƒ3 ƒ

Vogelen, hare beendertjes feer hol en hart. 5-37 En met krakebeen in de ge-wrigten. Ihid. Hoe fy vliegen^ ƒ38nbsp;Houden figh op en vliegen voort doornbsp;defelfde beweginge. ƒ39, ƒ40 Harenbsp;voeten en andere aanmerkingen. 5-42nbsp;Ook in water-vogelen. ƒ44 Hoe opnbsp;en nederwaarts vliegen en figh kee-ren, 4y5- Haar fwaarheits middelpuntnbsp;houd haar regt in het vliegen. Ibid.nbsp;Moeten in de lage anders , ate de vif-fchen in het water r,pg®h»ndcn werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i'5'4

Vogten , geheel in fout verandert. 390 Siet Vloei-Jioffen.

Voort-teelinge, algemeene luft daar toe. 209 Geeft een groot bewys tegen het geval.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3*^6

Siet Dieren.

Vrugthaarheit, door falpeteren deSonne-ftofFen. nbsp;nbsp;nbsp;Syo

V'jer, word door lugt onderhouden. 338 Hegt ligh aan valle lichamen. 400nbsp;Ook aan water. Ibid. En verlaat hetnbsp;water in een minder geperlle lugt. 401nbsp;Dellèlfs deelen fyn elattieq. 402 , ƒ04nbsp;Kan met water een ligter famenflel alsnbsp;met lugt maken. 402 TOeflèifs nuttig-heit. 497 Duitter wat het is. 499nbsp;Schynt een byfondere ftoffé om veelenbsp;redenen. Ibid. Doet alle ftoffen nietnbsp;branden. Ihii. Schynt niet alleen innbsp;een fnelder beweginge te befiaan. yoonbsp;Eifcht fekere bepaalde lugts-deelen.nbsp;ƒ01 Werkt als een fmelt-vogt. ƒOinbsp;Set figh in en tot vatte lichamen, ƒ©ƒnbsp;Deffelfs overvloet in meeft alle faken.. ƒ06 Is veel in de aarde en brand-

bergen. 508 Veel in de lugt. ƒ09 Moet door een gcöote magt en wys-heit betoomt werden, ƒ07, j i Brantnbsp;niet altyd. ƒ 13 Hoe men voor het lugt ennbsp;Hemel-vyer bewaart werd, ƒ14 AJlenbsp;vyer kaa door het water niet gebi'uïlnbsp;werden, ƒ16 Wonderlyk be.üiert innbsp;het bewaren van een blad des By-bels. ƒ22 Wonderlyk gebruikt,in dernbsp;Joden vergeeffen Tempel-bouw. Ibid,nbsp;En veel andere gevallen.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ƒ26

W..

WAter,nootfekelykheit.388 Deklein-heit van deffelfs deelen. Siet veel-heit. • nbsp;nbsp;nbsp;.

De doffe der Planten. 391 Hoe door deftillatie geheel tot aarde werd. 39fnbsp;Der zee word zand. 39y Maakt planten, dieren, mineralen , metalen. 397nbsp;Hoe in dampen opryft., 399 Kan ipetnbsp;^cr een ligter famen-del als lugt ma-]02. Om op te dampen moet innbsp;^eine deeltjes verdeelt werden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;403

Deireifsommeloop bewaart alles van o-verurominge. 442 Onverfiytelykheit en overvloet 440 in de Wereld nietnbsp;magtigh alle vyer te bluffen.

Water vaten , haren loop. 124 Maken gelyk ketenen in delèlve.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;192

Water-werken , Hevel. 800 Twee Fonteinen die hooger fpringen als haar water-val. 801 , 803 En krommenbsp;pyp. 8oy Eerde water-wigtigh wonder, en twee bewyfen. 807 enz, Tweedenbsp;wonder. 809 Derde wonder, 810,

811

Wegdry/vende kragt , Repulfio 1 wat het is. 7y9 Voorbeelden der felve. 760nbsp;IVerelds, voorname farnen' dellingen twee-derlei.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;68ó

IVerelds-riem , fiet Riem.

IVjrvel beenen , maakfel der twee hoogde

I/O

Wetten, fiet Natuur-wetten.

Winden , hare nuttigheden. 36y Paffa-den en Mouflons. 368 Veroorfaakt door vernauwen der ruimte. 37y Doornbsp;het bewegen van vade lichamen door

de


-ocr page 957-

31

^,ers

de logt. 376 Door een vvindbol. 3id, Door eftervefcentieii.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;376

Door brand van falpeter en fwavel. 377 Door de uitfettende lugts kragc vermeerdert fynde. 378 En verfwaktnbsp;fynde.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Door Koude. 380 Door

warmte. 381 Door fchielyk ophouden der warmte. 382 Hoe opwaarts kunnen wajen. 3S2 Noorde windennbsp;maken de lugt fwaarder.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;g^g

Wis-kundige» , verfchülen ontrent den loop ot ftilftaan der Soime. 904 Bekennen daar ontrent hare onfekerheit.

90a

mlke», fyn hooger milien.

Wondtrea , der Water-wigt , fiet Waicr^ werken-

Wrnder-zout van Glauberus, nbsp;nbsp;nbsp;300

Wormen , in verrotte menfchelyke lichamen. nbsp;nbsp;nbsp;lt;-62

Wortelen, van Planten waar uit beftaan. y8r Haar baft, homigh deel en mergh. Ibld.nbsp;waflèn altyd nederwaarts.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ySg

Wyer, groeit in zee tot dyken. nbsp;nbsp;nbsp;447

Y.

Delheit van al het Wereldfche. enx.

Z,

ZAad, elk heeft fyn zaad-plant , of grond-formeerfel van de toekomende plant in ngh-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;sis Voe

dend fap verandert fynen loop.

DelTelfs deelen veranderen in zaadbla-den. Ihid. Defer zaadbladen noot-fakelykheit. nbsp;nbsp;nbsp;Verrot niet in de

aarde, behalven granen en groote boo-

nen. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;y73

Zaad-adere» ^ waarom in elke ïyde een

J K E N.

byfondcren loop hebben. nbsp;nbsp;nbsp;irg

Z^ad-plant, heeft fyn wortel in het zaad. 569 Ook het pluimpje of ftammetje.nbsp;ibld. In alle zaden, yyy In koorn. 5-78nbsp;Of ook die van alle volgende bevatten.

5'79

Zadducee», over de Opftandinge kragtig beantwoord.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;8y6

Zee, water werd fand. 395quot; Deffelfs inhammen ontfangen de rievier-watc-ren. 43Ó Gebruiken. 438 Kragt om laften te dragen. Ibid. Koperezee vannbsp;Salomon is feskantig geweeft. 5-97,nbsp;enz. Zee-planten.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;611

Zeil/leen , eigenfehappen. 471 Wanneer bekent geworden.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;472

Zenuwen, een fap en geen geeften loopen door defelve. 117. Dit fap dient totnbsp;debeweeginge der fpieren. 117 Harenbsp;takken wyfeiyk geordineert.119 Dwalende en tuffehen rïbbige kort befchre-ven. Ihid. Sap werd door de watervaten te rngge gevoert. 123 Waaronjnbsp;toe gebonden fynde , by den band nietnbsp;opfwellen. 126 Vyfdc en agtfte paarnbsp;dient tot gemoeds-ontroeringe. 244,

Hf

Ziele, bewefen40 Vereeniginge met het lichaamnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;_nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;271

Zonit, fiet Werelds-riemen.

Zout, bewaart de wateren van verdervin-ge. 435- Zee-zout werd door het gebruik tot een ander zout Sal Armo-niac. 833 In het zee-zout is het fuur overvloediger. 834 Hoe het vlees daarnbsp;door bewaart werd. 835- Het zout datnbsp;het vlees bewaart heeft,, werd een Salnbsp;Armoniac. Ibid, Loogzouten hoe gemaakt werden. 836 Makea veel fynde de aarde onvrugtbaarnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;837

Zyd-vjormeri , cn ropfen voott-teelinge..

ƒ61


Bbbbbb- 3

-ocr page 958- -ocr page 959-



-ocr page 960- -ocr page 961- -ocr page 962- -ocr page 963- -ocr page 964- -ocr page 965- -ocr page 966- -ocr page 967- -ocr page 968- -ocr page 969-



Tab . VI



-ocr page 970- -ocr page 971-

TAB. VII


m nbsp;nbsp;nbsp;Fig.^

n

^ nbsp;nbsp;nbsp;p

a

S S i

M

CT nbsp;nbsp;nbsp;1


—[—^

iTx

-/gt;*'''quot;’• nbsp;nbsp;nbsp;“VyX

— nbsp;nbsp;nbsp;L-4,.......

y

tsMquot; j.....

V 1 y

\ nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;//

\ nbsp;nbsp;nbsp;'

\ nbsp;nbsp;nbsp;gt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;yy

X nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.//

i nbsp;nbsp;nbsp;|I

1 a --

3a nbsp;nbsp;nbsp;Aanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;«•

!¦ ei

r 1/


Ficr. 1 o


ifb


^iS-4


4ai


Ua


n.


km.


i 3H


pa



ri ;r


rib


laa


ibl


fib


miilp


lal

Fig.5 Q IJ Q


lia


-ocr page 972- -ocr page 973- -ocr page 974- -ocr page 975- -ocr page 976-


. y‘ vM*- 'ü'quot;



* â– 

- â– 

sgt; • .

Irj â– ,

-H


‘- ■ V-T-TStJUt^ 1 '■'.■*'■•■•/• nbsp;nbsp;nbsp;-gt;■•-•


■ ,':w,V •{ ■* ■'■ .


''T


liv


â– '- ;gt;*-




■ quot;'’••---•V . ■ ,., -----vi-ftTï


â–  Tc


'y




r?--



. â– ' ^



tf.,






■ * ‘V ■

-ocr page 977- -ocr page 978- -ocr page 979- -ocr page 980- -ocr page 981- -ocr page 982- -ocr page 983- -ocr page 984- -ocr page 985-

w



B


-«H




Tig.




r!^é Jé


G A

¦'i nbsp;nbsp;nbsp;4

1

1

----

IE

i

/

K nbsp;nbsp;nbsp;inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I

1

t

(

-.....H-ri

-4=

1

Fig-^,

3


N


N-


B


D


M'



—- --


^iS-5


'\A'-3«-'i'



%• 4

-ocr page 986- -ocr page 987-

gt;


o;


s






-ocr page 988- -ocr page 989-

TAB. XVI



-ocr page 990- -ocr page 991- -ocr page 992- -ocr page 993- -ocr page 994-




i nbsp;nbsp;nbsp;4=*- -nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

■^'aVï'A -lt; nbsp;nbsp;nbsp;■, •nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•^'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' •^''**' ■ ■


mM.


U'VX . i kT


:.'^h.




H'i '\^i«


rA-



.A-.



gt; ‘ ?r' nbsp;nbsp;nbsp;- ' -' ■■ W ' ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'J.-

' nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' ' , '■'^fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;„■ i'


.â– ^- â– 


■-. -tT ■»«

quot; nbsp;nbsp;nbsp;a


amp;:â– 


-•♦ ■ nbsp;nbsp;nbsp;. i j


â–  â– . A


.-: i' ■ - vi **•* .r'i;' ’ df .-gt; • *


K-



ti'


.fi


‘V


t/ - â– d:


quot;l-quot; nbsp;nbsp;nbsp;4 fft


• tii.' 'jgt;* nbsp;nbsp;nbsp;•■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;» ■' -











â– i- V'



«H-AV lt;•





â– . f'




I




*-4.


V ‘'■-'•C' t' ■’■'

: i»»*.'.:.,# 'Z

.â–  f:vamp; A-'j


4 'ï-wv»--.

A-


ï- * •■■ 'T Cf'TT quot;Ã

*quot;'* ‘l ,..:4,;^* Ai' *^^Sft''%i‘jS




: â–  nbsp;nbsp;nbsp;,. .:;m:

.., nbsp;nbsp;nbsp;.- / ■¥^ 4.,-:•;gt;-:-,■'■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-

’ ■ '■'-quot;f nbsp;nbsp;nbsp;' .4; --' V' -'ATi-V *,■' ^a:-;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;4 r'

■?'quot; nbsp;nbsp;nbsp;' ^■-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■• - ’’^^ ;^^: '-,'5A4A.:^4'^^AAanbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•.. ‘ C'''.-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.%

quot; nbsp;nbsp;nbsp;‘quot;^•; ij-lt;u ië' - ■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ai 'i' 4. ïS

■' :;- . nbsp;nbsp;nbsp;4, ■'•--tSAnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;J^4-.AA-gt; -tv.. - R1 .


â–  -â– )




•y-i- nbsp;nbsp;nbsp;.

- nbsp;nbsp;nbsp;'~»w





m


\- •


w


' '-'' V' ’ nbsp;nbsp;nbsp;t-^''R'*- A^Srr^Tt







»' . A-'A-’


:.Ai..


'P t


t: r


■gt;•»• .'S'V quot;TX'*'.'


4f W



jy


• i-A


-ocr page 995- -ocr page 996- -ocr page 997- -ocr page 998- -ocr page 999- -ocr page 1000- -ocr page 1001- -ocr page 1002- -ocr page 1003- -ocr page 1004-


Ir

4

-ocr page 1005- -ocr page 1006- -ocr page 1007- -ocr page 1008- -ocr page 1009- -ocr page 1010- -ocr page 1011- -ocr page 1012- -ocr page 1013- -ocr page 1014- -ocr page 1015- -ocr page 1016- -ocr page 1017- -ocr page 1018- -ocr page 1019- -ocr page 1020-