F, N
ï;:R x’IFHIiXd', DliR
P L E G T I G E IN W IJ D I N G
V A X ü E
B IJ II A R, F
N I E UIV E I N R I G T I N G, UITBREIDING EN OPLUIS T E 11 I N G,
DOOR
Z 1] NE M A J E S T E l T
TE urn ECHT, S IJ
E). j. van pad oen burg,
Ë N
I. VAN SCHOONHOVEN. iSiJ.
-ocr page 6- -ocr page 7-De hierna volgende redevoeringen werden uit-gefproken, toen dc Ut rechtfche HoogeJehooR op eenen meer uitgehreiden voet, den 6 November,nbsp;plegtig werd ingewijd. Deze Hoogejchonlnbsp;was opgerigt, in den j'are 1636, door de Regering der Stad Utrecht, volgens Octrooi, door denbsp;Staten 's Lands van Utrecht verleend, en zulksnbsp;in plaats van eene Illustre School, welke reedsnbsp;twee jaren vroeger heflond. Van dien tijd afnbsp;had zij gebloeid, onder het opzigt en door denbsp;zorg der Stedelijke Regering, die tevens in denbsp;kosten van onderhoud moest voorzien, uit Stadsnbsp;middelen te vinden. Te midden der burgertwisten van de jaren 1786 en 1787, te midden dernbsp;rampen, welke federt 1795 over Land en Stadnbsp;kwamen, had de Lloogejchool haren roem ennbsp;bloei behouden. Doch toen, in i§io, deze Gewesten nies langer hejland waren tegen dennbsp;* 2nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;flroom
-ocr page 8-IV
F o o R B E R I G T.
proom van ovsrheerfching ^ welke zich destijds, uit Frankrijk, over het grcotfte deel van het vaste land van Europa, verj’preidde, en het vonnisnbsp;der inlijving daclr was, toen moest deze Ehog's-fchool weldra ondervinden, hoe onvereenhaarnbsp;dwingelandij is met wetenfchappelijke verlichting,nbsp;In plaats van eene Univerpteit, waar de we-tenfchappen, in defzelver geheelen ontvang, aannbsp;vclwasfer.en geleerd wier den, moest alhier worden opgerigt eene zogenoemde école feconciaire,nbsp;of fchool, in Welke men 'aan kinderen, nadert zijnbsp;hebben keren lezen, het 'cerpe onderwijs gééft.nbsp;Insgelijks werd bevolen , dat hier zoude komennbsp;renhyecQ, of Lat ij nfche fchool, in denfrdnjchennbsp;jmaak. Deze hefchikkingen werden, ah gunst-he'wijzen en weldaden, aangerekend. Mert weetnbsp;waarlijk niet, of men zich meer verwonderennbsp;snoet over de onkunde, dein wel over de ohbe-fchaamdheid, waarmede zoodanige bepalingennbsp;werden gemaakt, voor een Land, en eene Stad,nbsp;waar de hirigtingen tot onderwijs, in alle vak~nbsp;ken en voor alle fanden, zoo menigvuldig ennbsp;goed waren. Het is onnoódlg te zeggen, hoe zeernbsp;deze bepalingen eene algemeene en diepe veront-
^.aardiging ver vekten, voornamdljk bij de Uigs~ zetsnsn van Utrecht. Gelukkig echter zijn zijnbsp;nimmer gchedijk ten iiityoer gehragt, en heeftnbsp;de Iloogefchool nooit opgehouden te bef aan,nbsp;fchnon dit beftaan langen tijd zeer waggelend ennbsp;wisfelvallig was. Dank zij hiervoor toegchragtnbsp;aan de Steddljkc Regering, _die niet opgehoudennbsp;heeft de belangen der Iloogefchool vaorteflaan;nbsp;dank ook aan de Iloogleerarenwier ijverige pogingen tot derzelver infandhouding niet vruchteloos waren ,• doch gedanl. t zij vooral de goedenbsp;Voorzienigheiddie je groote geheurenisjen innbsp;Duropa zoo bef uur de, dgt Frankrijks heerfchap-pij vernietigd, ons Vaderland weder herborennbsp;werd! Nu nio-gt men zich verheugen in eenennbsp;anderen Vorst, te midden onzes Volks geboren en .nbsp;op'gevoed., cn aan wiens voorouderen het Vaderland zoo vele voordeelen te danken had. Nu zagnbsp;men al aanfonds andere beginfelen van regeringnbsp;doorflralen. Het doel was niet meer het willekeu-rigfte oppergezag van den Forst., maar hetgroot-fle welzijn van de ingezetenen. Weldra zag mennbsp;dan ook den Vorst Zijns aandacht vestigen' opnbsp;*. 3nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Jm
-ocr page 10-VI
V o o R B L R I G T.
het hooger ondermjs ¦gt; het rrare middel om befchaving en verlichting te verfprelden ,• tnen ZClgnbsp;Hem den raad inroepen der kundig(ïe mannen^nbsp;cm de Scholen, voor dit onderwijs gefchikt, opnbsp;den besten voet interigten. Ook Utrechts Hooge-fchool kreeg al fpoedig de verzekering van haarnbsp;voortdurend heflaan. En^ zoodra vas niet denbsp;vertraging uit den weg geruimd^ welke eene po~nbsp;ging, om op nieuws de dwingelandij in Europanbsp;te vestigen, had aangebragt, of V Konings Be-jluit, van den z. Augustus 1815, omtrent denbsp;organizatie van het hooger onderwijs, vervuldenbsp;den wensch van alle weldenkenden, en opende,nbsp;oo\ voor de Hoogejchool van Utrecht, een nieuwnbsp;tijdperk van luister. Het is hier de plaats niet,nbsp;om de heilzame Jlrekking van dit hejluit te doennbsp;leunen-, tij is ontvouwd in de hierna vohendenbsp;redevoeringen. Doch het gezegde is genoegzaam,nbsp;om te doen begrijpen, met welke deelneming ennbsp;geestdrift de dag is gevierd, van den 6. Noveni’-her 1815, '^y^lken de Hoogefchool, naar denbsp;nieuwe inrigting, plegtig is ingewijd. Een kortnbsp;berigt, van het voorgevallene op dezen dag, zal
den
kt t
VII
.den lezeren niet onaangenaam zijn, en R/eHen kunnen, om te doen zien, in ^telk verhand denbsp;Redevoeringen tot elh ander ft aan.
Op den dag vóór de plegtigheid, hij gelegen-, heid van de eerfte akademifche Leerrede in denbsp;Janskerk uitgefproken, nam de Heer Prof. G. vannbsp;OoiiDT, uit I Kon. FIU: 56quot;, 57, 58'=’ (*) ,nbsp;aanleiding, om de vergadering, in welke zichnbsp;bijna alle de Profesforen bevonden., ook die totnbsp;het hervormde kerk - genootfchap niet behoor en ,nbsp;optewekken tot een godsdienflig deelnemen aannbsp;het feest van d.en volgetid.en dag: waarna Hij denbsp;belangen der Hoogefchool en het welgehikken vannbsp;de aanftaande plegtigheid, in een opzettelijknbsp;dankgebed, den Ailerhoogfien aanbeval.
De plegtigheid der inwijding had plaats in de Domskerk, die hiertoe het gefchiktfle wasnbsp;voorgekomen, wegens derzelver ruimte, %ijndamp;
het
(_*') Geloofd zij de HE F RE, die zijnen velke Israels ruste geg,cven heeft, naar alles, dat Hij gefprokennbsp;heeft! — De HE ERE onze God zij met ons , gelijknbsp;als Hij geweest is met onze Vaderen! Hij verlate onsnbsp;niet en begeve ons niet: neigende tot Hem «ns hart!
* 4
-ocr page 12-i' o OREER I GT.
het gc'toon alachmhch auditormm te beh'oin-pen, om het groot aantal van aanfchotpvers ht] deze gelegenheid te hevatten. In deze herk was»nbsp;door middel van een planden afj'cheidfel, hetnbsp;voorfïe gedeelte van het ruim, in hetwelk denbsp;ynornaamfle banken zijn, van het overige afgezonderd’, en, terwijl tot het laatfle gedeelte denbsp;toectana aan eeti ieder vas vriigelaten ^ varen,nbsp;in het voorfle gedeelte, bijzondere zitplaatfennbsp;irgerigt , voor de verfchillende autoriteiten, zoonbsp;civiele ah militaire, gelijk mede voor een grootnbsp;aantal ï)amcs. In het midden van dit gedeelte,nbsp;varen de' zitplaatzen van Curatoren , Hoogleera-ren en Studenten, terwijl eene plaats voor hetnbsp;Orchest, ter zijde onder het Orgel, vas inge-riiimd.
Bij het begin der plegtigheid, des morgens Vüór tien raar, varen de Curatoren, benevensnbsp;de Profesforen en de Sttidentcn , vier aantal veelnbsp;grooter vas, dan men in de gegevene omftandig-heden had kunnen vervachten ^ in de Senaatka-’¦ncr en het akademisch Auditorium, vergaderd,nbsp;en begaven zich van daar, in flatigen optocht,nbsp;door eenige (Iraten der Stad, naar de Jjoms-
kerk ,
j'
iJi
kerk^ waar zij. bij het inkomen^ ontvangen werden door eene keurige muzijk,, zoo van hetnbsp;orgel, als van het wel zamengeftelde orchest. Innbsp;de kerk bevonden zich reeds d,e verfchiUende, zootnbsp;civiele als militaire autoriteitesi: de Heer Gotunbsp;ver near der Provincie, de Leden van het Hoognbsp;Militair Geregtshof, de Raden en Generaal-rneesteren van de Munt, de Staten der Provincie, de Leden der Regth anken van eer ft en aanleg en koophandel, Burgcnieesteren en Radennbsp;der Stad, enz.i de Provinciale Kommandant, denbsp;Stedelijke Komman dant, benevens de Hoofd-o Ji-eieren van de Schutterij, , en van de drie innbsp;garnifoen liggende bataillons I^andmilitie; voorts-de Leeraren bij de onderfcheidenc Godsdienftigenbsp;kerkgenootfchappen, bahaive nog een groot aantal aanzienlijke Heer en en Kr ouwen. Deze allennbsp;hadden himne bijlandere zitplaatfon, welkernbsp;aanwijzing was gefchied, door cenige uitgekozenen tilt de oudften der Studenten, die zulks, innbsp;de beste orde , hadden -rerrigt.
ISiadat nu de muzijk had opgehouden en allen geze ten weren, hield de Voorzitter van Ctirato-t'cn, de Hoogwelgeboren Heer \7. E, de Per-
PON-
-ocr page 14-iioNCHER , DE Sedlnitsky nbsp;nbsp;nbsp;Wol -
phaarsdijk, de eerfle der hier ^ olgéTÜÏe redevoerm-'gèn. Bij deze gelegenheid werd vmrlezing gedaan van een Extract Bejluit van Zijne Maje-fieit, houdende benoeming van Curatoren en lioogleeraren alsmede van een Extract Bejluit,nbsp;1ioiide}ide bepalingen omtrent de injlallatie dernbsp;Hoogefchool, en de heiedigwg der lioogleeraren,nbsp;op dezen dag. Alle de aanwezige lioogleerarennbsp;legden dan ooi', hoofd voor hoofd ^ op de plegtig-'nbsp;fle wijze, den eed^ of de plegüge belofte, afnbsp;van getrouwheid aan den Koning, en hunnennbsp;pligt; waarna de Heer Rector nog eenen afzon-^nbsp;derlijken eed aflegde.
De benoeming van Curatoren en Hoogkeraren was, door Zijne Rlajefleit, op de nasolgende wij^nbsp;ze, gefchïed»
Tot Curatoren waren bememd:
’fonlheer W. E. de Perponcher, de Seddnits-
KY en Wolphaarsdijk.
De Heer P. Ram.
------— W. DE Beaufort.
De
-ocr page 15-T)e Baron J. F. W. van Spaen, tot Biljoen. De tijdelijke Voorzitter der Stedelijke Regeringnbsp;van Utrecht. Qhans Jonkheer W. vannbsp;HeeCKEREN van BRANDSENBURG.j)
Rn tot Secretaris Be Heer D. J. van Ewyck.
riti;
Be Heer S- Rau.
-.....—M. VAN GeUNS.
-- J. Th. Rossyn.
Voorts vterden in hunne posten van Iloogleeraren bevestigd
Be Heer H. Royaards, quot;)
T „ nbsp;nbsp;nbsp;T- \ in de Godgeleerd-
heid.
•- J. Heringa , E. z. V nbsp;nbsp;nbsp;*
—-- G. van Oordt , \
C. W. DE Rhoer, ) in de Regtsge-
kerdheid.
H. Arntzenius
J. Bleül and , in de Geneeskunde.
Bs
-ocr page 16-XII V o o B ]L R I G T.
De Heer quot;Bi. C. de Fremery , ^ in de B is- m
, in de
Ggt; Moll.
P. G. VAN IiEUSDE ,
D. Huismaigt;; ,
J. H. Pareau,
i Natuur-kundc,
en Letteren.
Lindelijk vcaren tot nieuwe Hoogleeraren benoemd
De Heer J. R. de Brueys , in de Regtsgdeerdheid. ......... B. F. SuERMAN, in de Geneeskunde.
J. F. L. Schroder, ) de IfBs- en Jan Kops ,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;j Natuur-kunde. .
A. VAN Goudoever, j inde IFijshcgcer-P. Weiland, 3 te en Letteren.
Alle deze nieuwe Hoogleeraren waren bij de plegtigheid tegenwoordig, met uitzondering alleen van den Heer P. Weiland, die zich gedrongen had gevoeld, wegens zijne reeds gevorderde jaren, voor de eer der benoeming te bedanken ,• terwijl, in de faculteit der Cetieesktin-
-ocr page 17-xin
ds, eene^ Hoogleei'cictrsplacts cJsnbg' onvêrvUld'
rrchleV^^’
O
Nadat alzoc, door den Voorzitter vnn Curatoren, den Heer W. E. de Peri’oncüer , van-', wege Zijn Majesteit den Koning, de HoogefchaoFnbsp;v:as geconftitueerd, eit gemftalleerd (pj, 'werd'-de Rector magnificus , de Heer Jodocus Iïehüsi- ¦nbsp;GA. E. z., verzocht eene Redevoering te wilk-it'^nbsp;uitfpreken, op de plegtigkeid van den dag toe-.'.,nbsp;pasjelijk. Vóór het iih[preken der Redevoering gXnbsp;en terwijl de Rector de katheder beklom, voer- ^nbsp;de het Or chest eenlge muzijkftukken uit. Hé-uitgefprokene Redevoering, welke dn- de Neder-\nbsp;duitfehe taal gehouden werd, is hier achter te^nbsp;vinden, en werd algemeen, ook wegens de voor-'-treffelijke uitvoering, met het groótfle genoegen,nbsp;tianrehoord.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- ¦ ¦ '
\a het einde der Redevoering, .en-terwijl ie
¦ - mu-
(*3 Ifuist eene eeuw geleden, den 8. November Ï7gt;5 gt; wui de Vader van den Voorzittenden Curator,nbsp;de Heer Jacob Aidnoldi' »e Perboncher , te Utrecht ,nbsp;tot Doctor in di icidd Kegten veuronmycird.
-ocr page 18-XIV
V o o P. B E III G r.
vilizijk zich op nieuw deed hoor en, ging de trein van Curatoren, Profesjhren en Studenten,nbsp;op dezelfde wijze, als zij gekomen v/as,nbsp;ter kerke weder uit, naar de Senaatkamer eunbsp;het Auditorium. Bij het uit gaan paradeerde ,nbsp;een Detachement van de Stedelijke Schutterij,nbsp;gelijk zulks mede bij het inkomen had plaatsnbsp;gehad. JSadat men gefcheiden was, kwamennbsp;vervolgens eenige afgevaardigden uit de ¦ Stttden-ten hunne opwachting maken, zoo hij de Curatoren , als bij de Profesforen: en het was bijnbsp;deze gelegenheid, dat de eudfle Student, de_nbsp;Heer B. R. de Geer, de aanfpraken deed,nbsp;achter de redevoeringen gedrukt. Te iiie uurnbsp;werden alle de Studenten, in ééne der zalen vannbsp;het voormalig Paleis, door de Stads Regering,nbsp;ten blijke barer belangflelUng in het feest vannbsp;dezen dag, op eenen maaitijd onthaald. Vannbsp;vege Curatoren was desgelijks een maaltijd bereid, in het huis van de fundatie der Vrouwenbsp;van Renswoude, hetwelk de Regenten dezer fundatie hiertoe wel hadden witten 'affaan: aannbsp;welken maaltijd de Profesforen, benevens denbsp;vGornaanifte Ambtenaren en viilltaire Ploojih'
' #'¦
-ocr page 19-m.
V o o K E n I G T.
afficieren, ten getale van. 49,. ap^.eamp;ue. allezhi^ prachtige vijze onthaald v'efckn. . Eerjf/i^^nnbsp;dkhtjlukken, hij gelegenheid der zjjo hdsterHj-^nbsp;he herjlelling van Utrechte lloog^fclmlnbsp;'iverden, fommige op dezen maaltijd, andere opnbsp;dien der Studenten^ voorgelezen. Zij zijn hiernbsp;achter., met nog anderen, af gedrukt. De lezing dezer fiukken hragt niet weinig toe, totnbsp;veraangenaming des gezelfchnps: gelijk mede,nbsp;dat, hij het einde des maaltijds, de aanzittendenbsp;gasten verrast werden niet eene Serenade, doornbsp;de Studenten, hij fakkellicht, gegeven.
Op deze wijze liep, met gepaste vreugdehc' tooning, een dag ten einde, met welken de.Hoo-gefcliool van Utrecht een nieuw tijdperk is ingetreden. Niet alleen, dat zij, die zoo nabijnbsp;tian hare vernietiging geweest was, zich nunbsp;her field zag, maar zij zag zich tevens, vannbsp;eene Sledelijke, tot eene Lands Hoogefchool verheven, en op zoodanigen voet uitgehreid, alsnbsp;overeenkomt met de vorderingen der Wetenfehap-pen in deze Eeuw. Werd zij dus, in een eer-fle tijdperk, door de aanzienlijhfle Vreemdelingen en Inlanders bezocht, ook in dit tweedenbsp;ynbsp;nbsp;nbsp;nbsp;¦nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;tijd-
-ocr page 20- -ocr page 21-VAN DEN
EN DE
Hooggeleerde tleeren^ Rector en Prófes-fooren^ Leden van den Akademifchen Senaat^ of daar toe nü bcjiemd!
Edelaarti^è ^ óngelingfchap! uit verfcheL dene Oorden van ons Land-, her waardsnbsp;te famen gekomen, om aan Utrechtsnbsp;Hooge Schoole uwe Akademifche loopba*nbsp;ne aan te vangen, voord te zetten, ofnbsp;te voltojenl
Door Zijne Majesteit, onzen geliefden en geëerbiedigden Koning, met den zoonbsp;vereerenden als aangenaamen last, be-gunftigd, om deeze Hooge Schoole renbsp;inftalleeren; en zulks, op eenen, doornbsp;Zijner Majelleits Vaderlijke zorgen,nbsp;vastgevestigden voet, en door zijne wijsheid en milddadigheid, zoo heilzaam alsnbsp;voordeelig beraamde inrigting; zullen wijnbsp;beginnen, met de voorleezing der Mis*nbsp;fiven dieswegens bij ons ontfangen.
(De Heer Secretaris van Curatoren deeze Misjiven, inhoucknde de aanJielUngnbsp;van Heer en Curatoren en Profesfooren fnbsp;enz. yoorgeïeezen hebbende, vervolgde dsnbsp;Spreeker aldnsd)
Ingevolge de uitnodiging en beveelen in deeze Misliven vervat, ons naar ’s Ha-ge begeevende hebbende; werd ons, opnbsp;den 31 October de eere vergund, om innbsp;handen Zijner Majedeit den eed te mogen afieggen, op de ons zoo gundigbjknbsp;toevertrouwde Ampisbediening. Her-
Vvciards
4
-ocr page 23-C 3 )
waards te rug gekeerd, hebben wij, ingevolge Art. 2., der tweede u voorgelceze Misflve, op den derden November, onsnbsp;Collegie aan deeze Hooge Schoole geeoil-flitueerd, en daar van bij Misflve kennisnbsp;gegeeven, aan den Hooggeleerden 1-Ieernbsp;Rector, en den Academifchen Senaat.
Dus vinden wij ons dan nu in ftaat ge* fteld en gewettigd, om over te gaan totnbsp;eene nieuwe initallatie van Utrechtsnbsp;Hooge Schoole. Lang dobberden wij,nbsp;ten aanzien van haar beftaan, in ontrus-tende vreeze en dreigende onzekerheid.nbsp;Thans is haar lot, door de goedgunfli-ge bepaaling van onzen geliefden Ko»nbsp;ning, ten goede beflist; en zij daarbij,nbsp;tot meer uitgebreidheid, volkomenheidnbsp;en luister gebragt. Her getal der Heerennbsp;Profesfooren is vermeerderd, hun toe-lland verbeeterd, het onderwijs, totnbsp;meer toepas lijk gebruik, gerigt, en denbsp;kring der ftudiën, tot de promotiën ge*nbsp;A anbsp;nbsp;nbsp;nbsp;vor*
-ocr page 24-C 4 }
Vorderd, uitgezet. Door de Examina is voor de verzeekering van der leerlingen daadlijke vorderingen gezorgd; v/ijlnbsp;dezelven den vlijt, of de nalatigheid hunner poogingen, aan den dag zullen leggen.nbsp;Terwijl door het uitdeden van prseini--en 7 een edel vuur van mededinging onder hen zal ontdooken worden. Ennbsp;hoe zeer. Hooggeleerde Heeren! zalnbsp;dit alles niet ook uwe poogingen — aan-vuuren ? — Neen! dit behoeft niet. Tenbsp;llerk tog, te aanhoudend is uwe ijverigenbsp;bereidwilligheid 5 onder de ongunftiglfe,nbsp;meest ontmoedigende, ja ook daadlijkenbsp;opofferingen vorderende omftandigheden,nbsp;gebleeken. Maar het zal uwe poogingennbsp;veraangenaamen, begunftigen, van ee-ïien goeden uitflag verzeekeren.
Met blijmoedige vlijt derhalven zult gi] nu arbeiden, om deeze Hooge Schoo-Ie langs hoe meer te maaken, tot eenenbsp;overvloedige Bron van licht, befehaving,
vol-
-ocr page 25-( 5 nbsp;nbsp;nbsp;)
Volmaaking, kunde en heil, voor de ftudeerende Jeugd, voor de geheeleMaat-fchappij. Door de liedeneer- en de Wis«nbsp;kunde, welke laatfte de praktikale Redeneerkunst is, zult gij de verftandlijke vermogens uwer Leerlingen ontwikkelen,nbsp;en reegelen in derzelver uitoefFening ennbsp;gebruik, Door de Bovennatuurkunde,nbsp;diefchoone — maar gevaarlijke Weeten»nbsp;fchap! zult Gij, onder een behoedzaamnbsp;beleid, ‘hun den fleutel, tot het hoogernbsp;onderrigt, in de algemeeneWijsbegeerte,nbsp;ter hand ftellcn. Door de Letteren, zultnbsp;Gij hunnen geest befchaven, hunnennbsp;fmaak vormen, hun hart vervullen, metnbsp;alle die zagte aandoeningen en neigingennbsp;der Menschlijkheid, die aan de Samenleving den fieraad, de bevalligheid en hetnbsp;genoegen bijzetten. Door het Natuurlijk Regt en de Zedekunde, zult Gij hunnbsp;leeren de plichten, die zij, omtrent el-kanderen, omtrent hunne medemenfchen,nbsp;A 3
-ocr page 26-omTFent de Maatfchappij, den Vorst en het Vaderland j te betragten hebben i opnbsp;dat ook door hun toedoen, rust, vree-de, eendragt, orde en allerlei heil, onder. de'Tv-enfehen, heerfehe. Door de
I^dituur- en Steriekunde, en aanverwand-te Weetenlchappcn , zult Gij hen rond-Jeiden, door alle de n ijken der Is'atuur, deor ajle de fehitterende Velden dernbsp;Schepping, ja ook boven dezelven hunne vlugt ftuuren, tot Hem, dia door ditnbsp;pnkel Bevel, — wordt aanwezig! denbsp;Hemelen en alle derzelver Heirgn heeftnbsp;voordgebragr.
Dus hen hebbende onderrigt ï in’t geen allen we.cten moeten, zult Gij vervolgensnbsp;den,£enen opleiden en bekwaamen, omnbsp;in de verblijven van krankheid, lijden ennbsp;fmert, hulp,, troost en geneezing te komen toebrengen.; het zieltogend kind aannbsp;deazelfs weenende'Duders, de Ouders aannbsp;’t ih traanend fmeltend kroost te rug te
gee.
-ocr page 27-gGevGn 5 cïi dus» in t klaaghuis 5 dank» zegging» vreugde en ’t gejuich der blijde redding, te doen aanhelFen. — Dennbsp;Anderen om, als Pieitverzorger, des ver-ongelijktens Regt aan den dag te brengen , de beichuldigde Onfchuld te verdee-digen, te doen vrijfpreeken, te verlos,nbsp;fen , uit de hand des geenen , die loerdenbsp;op haar leeven, of op haare Eer, die nognbsp;zoo veel dierbaarer dan het leeven is!nbsp;Öf als Regter, eenen iegelijk, met onpartijdige, onkreukbaare billijkheid 5 hetnbsp;zijne te doen geeven, of behouden;nbsp;rust, orde en veiligheid te doen heer-fchen in de Maatfchappij; en dus aannbsp;een ieder ’t ongeftoord genot te verzeeke»nbsp;ren van alle de voordeelen, die men ernbsp;in genieten kan. — Terwijl Gij , eenennbsp;Derden eindelijk, met oplettende en om-zigtig onderfcheidende zorge, in dennbsp;waaren Geest van ’t Evangelie inleidennbsp;zult; op dat hij, naar de oorfpronglijkenbsp;A 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;be-
-ocr page 28-ïjedoeling van deszelfs Godlijken Predi. ker, aan allen deeze leere van troost jnbsp;verlichting en zaligheid verkondige;nbsp;hunne flappen, bij deeze zoo veel be-llisfende leevens - reize, op den waarennbsp;Weg brenge en houde; en hun dus denbsp;hope, de zeekere verwagting, op de toekomende, alle menschlijlc befef te boven?nbsp;gaande heerlijkheid, ontfluite.
Zoo veel nut zult Gij (lichten, Hooggeleerde Heeren en waardige Voorgangers decider Hooge Schoole! Zoo veel fiegt; raad, zoo veel heil ziilt Gij, over de fa-menleeving brengen ! En zouden wij dannbsp;nier harrlijk bereidvaardig zijn, om, metnbsp;pnvcrraoïiden ijver, meê te werken, totnbsp;vervulling van deezen zoo fchoonen, zoonbsp;Verhevenen taak ? Gij kunt daar desnbsp;te zeekerer van zijn, daar wij allen, dienbsp;nu, door de gunftige beflelling van Zijne Majefleit, ons, met het Curaior-fchap deezer Hooge Schoole, vereerd
zien,
-ocr page 29-zien, eertijds zelfs kweekelingen der?elf ve zijn geweest, en de lesfen uwer beroemde Voorgangers hebben bijgewoond.nbsp;Ja, ten fterkfte zal de blijde en dank-baare herinnering der aangenaame en nuttige dagen, toen door ons alhier doorge-bragt, ons aanvuuren, om, met uwnbsp;Hooggeleerden, op te fpooren alles wat,nbsp;tot welzijn en, zoo wij hopen, fteedsnbsp;toeneemenden bloei van deeze Hoogenbsp;Schoole ftrekken kan. Zoo als wij dannbsp;ook vervolgens gaarne de tolken Uwernbsp;verlangens zullen worden, bij Zijne Ma-jefleit, wiens zugt en ijver, tot bevordering van onderwijs en weetenfchap-pen, en alle daartoe behoorende ihftel-Jingen, zoo helder, in zijne zoo wijs-iijk, beraamde Wet doordraalt; ennbsp;dien wij, hier van mogen wij ons ver-zeekerd houden, altoos genegen zullennbsp;vinden, om in de behoeften van onzenbsp;Hooge Schoole te voorzien, naar die,nbsp;A 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zoo
-ocr page 30-zoo inilde als verlichte bezorgdheid, welige alie de deelen van die zelfde wet bezielt. —
En Gij, edelaartige Jongelingfchap ! van alle zijden herwaards toegevloeid,nbsp;blijft lleeds indagtig, dac Gij de onmid-^nbsp;delijke Voorwerpen zijt, van alle de zorgen en bemoeijingen uwer Voorgangers,nbsp;en ook van de onzen. Want, gelijk Gijnbsp;’t reeds hebt kunnenthooren, ook onzernbsp;aller naamen zijn eens, op de Rolle dee-zer Hooge Schoole, aangefchreeven; dnsnbsp;wij, hoe groot de afliand van tijd ooknbsp;zijn moge j evenwel nog, in een Akade-misch verwantfchap, met u allen flaaii.nbsp;Weest derhalven van onze zugt voor uwnbsp;welzijn en van onze hartlijke genegenheid t’uwaards volkomen verzeekerd. Alnbsp;het nut, dat hier gellicht wordt, denbsp;vrugt van alles, wat Zijne Majelleit hiernbsp;heeft verordend , al dat goede, dat uwenbsp;V^oorgangers en wij bejagen, ’t is alles
voor
-ocr page 31-Voor u, ’t meet alles over u komen, ’t moec alles uw welzijn bevorderen, ’cnbsp;moet alles (trekken, om u te maaken,nbsp;tot Mannen, zoo geacht bij uwe niede^nbsp;inenfchen, als nuttig in de Maarfchap»nbsp;pij, in den Staat, in de Kerk, in alles,nbsp;waar toe gij immer moogt geroepennbsp;worden. Op de loflijkfte wijze hebbennbsp;reeds veelen van u, die.hier tegenwoordig zijt, den Geest, weike hun bezielt,nbsp;¦aan den dag gelegd! Toen de Staat in.nbsp;gevaar was, toen ’t V^aderland riep,nbsp;hebben zij geen oogenblik geaarleld.nbsp;Oflchoon tot de loopbaane des Vreedesnbsp;beftemd, hebben zij ’t Zwaard des Oor-logs aangegord, en zig, paar ’s Rijks ui-terfte grenzen begeeven; gereed, zo denbsp;omflandigheden het vorderden, hun bloednbsp;•te (torren, op het Veld van Eer, ternbsp;handhaving yan ’s Lands Onafhanglijk-¦heid, die eenigfte veilige waarborg, vannbsp;’t geluk der Volken! Eu heeft de geluk-
ki-
-ocr page 32-kige wending, door den God onzer Va^ deren, die zig nu getoond heeft, ooknbsp;onze God te willen zijn, aangebragt,nbsp;deeze opoffering voorgekomen; hunnenbsp;bereidwilligheid was dezelfde; zij dee-den, wat de geleegenheid hun toeliet,nbsp;en meer te doen, is onmooglijk.' V^oor-treflijk ondertusfchen, hebben zij zig,nbsp;onder ’t geleide van hunnen braven, aller agting waardigen Voorganger, onder-fcheiden; door hun zedig gedrag, doornbsp;hunne liefde tot orde en ondergefchikt-heid, en door ’t houden van die ftrengenbsp;tugt, die alleen de opofferingen en werk*nbsp;2aamheden van den krijgsman, tot eenennbsp;zegen maaken, voor de Maatfchappij.nbsp;Wij vertrouwen het dus gerust, wat zijnbsp;in ’t veld waren, dat zullen zij ook nunbsp;te midden onder ons zijn. Tot het beroep en de kunflen des Vreedes weergekeerd, zullen zij dezelfde gehegtheid aannbsp;prde en goede tugt behouden. — E»*
di|
-ocr page 33-dit vertrouwen wij, even gerustlijk, mijne Jonge Vrienden! die u thans bij hun zijt komen voegen, ook gij allen zultnbsp;met denzelfden geest bezield zijn. —nbsp;Tot bevordering en verzeekering vannbsp;deeze tugt, heeft Zijne Majefteit u allen, onder het bijzonder toezigt vannbsp;het tijdlijk hoofd uwer Voorgangeren,nbsp;gefteldi Hoort naar zijnen raad, leentnbsp;een gezeglijk oor aan zijne vermaningen,nbsp;en volgt zijne beftuuringen op. Het zullen altoos de uitdrukkingen zijn, van denbsp;Vaderlijke toegenegenheid en liefde, vannbsp;de niets , dan uw eigen welzijn zoekendenbsp;bezorgdheid. Gij bevindt u nu, ennbsp;verliest dit tog nimmer uit het oog ! Gijnbsp;bevindt u nu, in ’t belangrijkst en beflis-fend oogenblik van uw leeven. Het Haatnbsp;aan uwe keuze, waar toe gij u begeeven,nbsp;waar aan gij u hegten wilt. Aan dienbsp;vlijt, die liefde tot orde en geregeldheid, en die nuttige oelïeningen, die
uw
-ocr page 34-C 14 )
iiw ganfche leevcn kunnen gelukkig maaien; — of aan die traag- en zorgloosheid, aan die teugellooze losbandigheid, aan dar verzuim van al het goede, datnbsp;u, van de eene elende, in de andere,nbsp;Horten zou! Op dit oogenblik liggennbsp;de beide wegen voor u open. De ee-lie nodigt, de andere lokt u. Ach! Wijnbsp;bezweeren u, bij alles wat u dierbaar is;nbsp;doet de goede keuze; flaat den egtennbsp;weg in! Zijne Majeftcit heeft u denzel-ven aangeweezen, gemaklijk gemaakt,nbsp;niet allerlei voo;TbehoedfeIen omringd,nbsp;om er u op te houden. Volgt tog zij»nbsp;ne Vaderlijke uitnodiging, neemt zijnenbsp;hooge beveelen in agt, en Helt het ver.nbsp;langen van zijn hart, dat alleen uw welzijn wenscht, niet te leur!
Een omvang van Hudien, welken Gij, bij eige ervarenis, bevinden zult,nbsp;zoo wijslijk te zijn in gerigt, dat zij, bijnbsp;het licht, het welk zij, over elkanderen
ver-
-ocr page 35-verfpreidcn , een volledig geheel van, ter toepasfing, bruikbaare kundigheden uir*nbsp;maaken, is u voorgefchreven; om u»nbsp;bij eene naarftige en vlijtige beoefFeningnbsp;van alle dezelven, te brengen, tot denbsp;verkrijging dier Akademifche graden, dienbsp;’t voorwerp uwer wenfchen, zoo als danbsp;bedoeling uwer zending herwaards zijn.nbsp;En denk niet dat u daarbij eenige overtolligenbsp;last zij opgelegd.' Bij ieder vak is alles zoonbsp;juist bereekend, naar den eisch om ernbsp;den leerling grondig bekwaam en in denbsp;grootfte uitgebreidheid nuttig in te rnaa*nbsp;ken , dat men er niets van kan overflaan,nbsp;zonder zig zelven,in den hoogden graad,nbsp;te benadeelen. Alle de weetenfchappennbsp;leenen elkanderen de hand; en hier zijnnbsp;telkens famcii gevoegd die geenen, die innbsp;’t onraiddelijkst verband met elkanderennbsp;daan. Neemt ééne fchakel weg, en denbsp;geheele keeten is verbrooken, en de ver-kreege kennis blijft gebrekkig en onvolmaakt.
-ocr page 36-inaafet. Verwaarloost er dus geene van| gij zelfs zoudt u de vrugt van uwennbsp;geheelen arbeid onrrooven, en u de ge-Wensehte bevordering onverkrijgbaar maa*nbsp;ken.
De Examina welken gij telkens zülC irvoeten ondergaan, zullen aan den dagnbsp;leggen, welke uwe vorderingen zijn.nbsp;Zij zullen doen zien, wat gij vlijtig be-haiideid, wat verwaarloosd hebt; hoenbsp;verre, of uwe nijvere vlijt, of uw onagt-faain verzuim gegaan zijlt; En bij denbsp;uitkomst van dit onderzoek, zult gij in-oogften, naar ’t geen gij gezaaid hebbennbsp;zult. Eer, roem, en bevordering; —nbsp;of fchande, berisping, en te leurftellingnbsp;in ’t voorwerp uwer bemoeijingen. ü,nbsp;door verzuim, den arbeid willende verlig-ten, zoudt gij ze u in tegendeel verlengen, verzwaaren , ja zelfs geheel nutloosnbsp;xnaaken.
Ten laatften gt; om uwen onderlingen mc-
de=
-ocr page 37-dedingenden ijver tefterkeraan te vuuren, heeft zijne Majefleit prsemien verordend ,nbsp;voor die geenen, die, over eenige op renbsp;geeven ftof, de uitfteekendtle proevennbsp;van bekwaamheid zullen inleveren. Ennbsp;hij, die deze ptsemien. verdienen mag, zalnbsp;er niet alleen de onderfcheidende eer ennbsp;roem van ’t oogenblik voor wegdraa-gen; maar zijne Majefleit, begeerig omnbsp;voor zijn Rijk, in alle vakken, bekwaa-me lieden te zien opkweeken, en die ooknbsp;daadlijk in werking te brengen, heeftnbsp;wel willen verklaaren, dat hij, bij aanzoek tot ampten en bedieningen, op dee-ze door vlijt behaalde praemien, agtllaannbsp;zal. Met dit heuchlijk vooruitzigt der-halven, zal de vlijtige beoefFenaar der.nbsp;Akademifche Iludien zijne publieke loop-baane mogen intreeden. En met welknbsp;eene vreugd zullen wij u deeze eereprij-zcn zien behaalen, en uwe namen metnbsp;Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;wel'
-ocr page 38-ver
welverdienden lof, in ’t openbaar; meiden!
Spant Gijlieden dan nu alle uwe krag-ten in, om te vorderen, in deeze edele, zoo veel nut aanbrengende, zoo veel heilnbsp;lligtende loopbaane l En dat de AUer-hoogfte de keure zijner zegeningen uir-ftorte, over uwe pogingen, over die u-wer waardige Leeraaren, over alles wat,nbsp;ter bevordering en bereiking van ’t unbsp;gefield doel, zal worden aangewend! —nbsp;Dat vooral zijn zegen ruste, op onzennbsp;geëerbiedigden en geliefden Koning, dewelke deeze Hooge School, door zijnenbsp;Zoo vGortreflijk ingerigte wer, in eenennbsp;5:00 allezins verbeeterden toelland, gevestigd heeft! Moge Hij lang op dezelvenbsp;zien vormen eene reeks van uirnnmtendonbsp;jongelingen, de hope hunner geflachten,nbsp;de fieraden der Maatfehappij, de Heuncnnbsp;zijnes Rijks, de bevorderaars van des*
zelfs
-ocr page 39-zelfs bloei, de getrouwe dienaars van
zijn Koninglijk Huis en Geflacht! _
Dat alle de Leeden van dat roemrugtig Iluis, in lengte van dagen mogen deelen,nbsp;in zijner Maje/leits geluk! — Dat dit,nbsp;onder zulke gunllige voorteekenen, op.nbsp;gekomen Rijk der Nederlanden, door we-derzijdfchc toenadering van alle deszelfsnbsp;Ingezeetenen , door in een fmeldng vannbsp;alle deszelfs deelen, eene onwankelbaarenbsp;vastheid verkrijge! Ja dat het, ondernbsp;des Hemels zegen, het gelukkigst allernbsp;Rijken worde! — En mogen ook onsnbsp;Gewest, onze Stad, en Gij allen, onze,nbsp;beminde Lands- en Stadsgenooten! mede deelen, in deezen voorfpoed, in datnbsp;Heil! Dit is onze opregtfte hartenwensch.
-ocr page 40- -ocr page 41- -ocr page 42- -ocr page 43-PLEGTIGE INWIJDING
VAN DE
B IJ HARE
UITBREIDING en OPLUISTERING.
U, eeuwig, heilig God! Koning der Iconingen! weldadig Befchikker van ons lot!nbsp;zij dit Feest gewijd! Gij geeft ons dezen fchoo-ncn dag, en ftemt onze harten tot vreugde.nbsp;Och! dat wij ze, U ter eei-e, genieten 1 Bellier daartoe den Spreker en de Hoorders in deze Vergadering; en bekroon deze plegtighcid,nbsp;met Uwen genadigen zegen! Het zij zoo!
B 4 nbsp;nbsp;nbsp;Groot
-ocr page 44-Grootacht'aare Heeren! Edelmoedige Opzie--ners en Verzorgers dezer 'Hoogefchool, i'i betrekking vertegenwoordigende onzen geliefdennbsp;en geëerbiédigden Koning.f'
Edele , hoogaanzienlijke , achtbare Mannen , die, in het Koningrijk van Nederland, of innbsp;het Gewest en de Stad van Utrecht, bekleednbsp;zijt, met onderfcheidene waardigheden van re-geering, regtsplëging en bewind!
Wijdberoemde Hoogleeraren, door ’s Ko-nings keuze geroepen tot den dienst dezer Aka-demie! Veelgeachte Ambtgenooten!
Weleerwaardige Bedienaren van den Christe-lijken Godsdienst!
Brave Jongelingfchap, Kweekelingen onzer Hoogefchool!
Gij allen, eindelijk, die hier zijt zamenge-vloeid, om deel te nemen aan dit luisterrijk Inwijding - Feest!
Gij zijt uitgenoodigd, niet naar cene bekrom-pene gehoorzaal, maar naar dezen ruimen tempel : om eene redevoering te hooren, niet in de taal der geleerden, maar in onze. moederfpraak.
Het
-ocr page 45-ÏIct één zoo wel ais het ander zal U, hoop ik, welgevallig zijn, en fchecn te pasfen voornbsp;eenen Feestdag als dezen. Immers is de uit.nbsp;breiding en opluistering onzer Hoogefchool ee-nc billijke ftof tot vreugde, niet minder voor unbsp;allen. Burgers van Utrecht! dan voor ons, dienbsp;een gedeelte uitmaken van deze Letterkundigenbsp;Maatfchappij.
Wat aan geene Stad van het vrijgevochten Ivlederland ooit gebeuren mogt, dat viel aannbsp;Utrecht ten deel, gedurende een tijdverloopnbsp;van omtrent honderd en tachtig jaren. Eenenbsp;Hoogefchool, door eigen’ ijver opgerigt, meenbsp;eigene middelen onderhouden, door eigen gezag beftierd, was de luister uwer Stad, denbsp;roem uwer Voorouderen. Zij verkreeg eenennbsp;rang, naast de aanzienlij kite Akademien van hecnbsp;Vaderland, en wist dien, voor gansch Europa,nbsp;te handhavep. Zelfs de fchokken der Volksberoeringen , de orkanen der Staatsomwendingennbsp;viraren, langen tijd, niet in ftaac haar omverrenbsp;te werpen. Eindelijk evenwel fcheen, nu viernbsp;jaren geleden, het uur daar te zijn, waarop ooknbsp;dit heiligdom der Weteufehappen zoude deelennbsp;in de verwoestingen van Staten en Rijken, doornbsp;den Overweldiger onzer eeuw, onder Godsnbsp;Bsnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;hei-
-ocr page 46-heilige toelating, aangerigt. Kaauwelijks had hij, binnen onze muren, de afgedwongene hulde ontvangen, die den vriend des Vaderlandsnbsp;van fpijc blozen deed, of hij fprak het wille*nbsp;keurige vonnis uit, het welk deze Akademienbsp;verlaagde, tot een armhartig fchool van dennbsp;tweeden rang. Van toen af werd, aan de verdrukte en van alle zijden beroofde Stad, geenenbsp;vrijheid of vermogen overgelatcn, om haar eigen gedicht voor de vernietiging te behoeden.nbsp;Van toen af werden de Kweekelingcn dernbsp;Regtsgeleerdheid en Geneeskunde afgcfcheurdnbsp;van hunne Leermeesteren: en de overigen, wiennbsp;het nog werd vrijgelaten onze gehoorplaatfennbsp;te bezoeken, moesten deze vergunning voornbsp;herhaalde fchattingen koopen.
Zoodanig was onze toefiand , toen de Almag-tige het licht uit de duisternis deed opdagen, voor ons dierbaar Vaderland, Naauwelijks waren ’s Volks kluisters verbroken, en paarden wijnbsp;onze item met de vreugdekreet der geredde Natie , die haren wedergekeerden Vorst toejuichte, of Zijn oog was ook gevestigd op onzennbsp;druk. Al fpoedig fprak Hij ons woorden vannbsp;vertroosting toe. Al fpoedig werden hoop gevende beloften gevolgd van weldadige befchik-
kin-
-ocr page 47-kintrcn, die aan de Akademic haar x’oorcdurend belhian en haren ouden rang verzekerden.
Doch het fcheen, voor ’sVorflen wijze zorg, te weinig, flechts te herftellen, wat herflelbaarnbsp;was. Hij wilde ook een gebouw, voor de behoeften van vorige' eeuwen gellicht, uitbrei-den en inrigten, ten meesten nutte van het tegenwoordige en toekomende gedacht. Watnbsp;meer is: als een Vader des Vaderlands, vestigde Hij zijne aandacht op alle de inrigtingen vannbsp;hooger onderwijs, welke, ten algemeenen nutte,nbsp;zouden behooren bevestigd of herfteld te worden, in elk gedeelte zijnes rijks. Tot het voordragen van een plan, riep Hij te zamen eenenbsp;Vergadering van Mannen, wier welgevestigdenbsp;roem van wijsheid en braafheid alles goeds deednbsp;hopen van een ontwerp, welks geboorte allenbsp;beminnaars der wetenfehappen, van toen af,nbsp;met verlangen te gemoet zagen.
Een jaar verliep er, tusfehen de voltooijing van dat ontwerp, en het eindelijk befluit desnbsp;Konings; maar een jaar, in het welk de verëe-jiigde arbeid en zorg van tien andere jaren opnbsp;’s Vorften fchouderen drukten. Gode zij dank fnbsp;Hij heeft dien last moedig opgenomen en roemrijk getorscht. Of wie onzer bewondert niet
die
-ocr page 48-die onverpoosde infpanning, welke er noodig was, tot het vestigen van een nieuw Koningrijk, tot het regelen van alle deszelfs dcelen,nbsp;tot het uitrusten van legers en vloten, tot hetnbsp;voeren van eenen onverwachten oorlog, tot hetnbsp;fluiten van vrede- en vriendfchap-verbonden,nbsp;en wat niet al, aan niemand dan aan zijne Ma-jefteit zelve en die van zijnen raad bekend ? Indien, bij zoo vele onvermijdelijke bcmoeijin-gen, onze hoop op nieuwe inrigtingen van hetnbsp;hooger onderwijs, ook nu riog, onvervuld warenbsp;gebleven, wien zoude dit langer uitftel hebbennbsp;kunnen bevreemden? Ons althans zoo weinig»nbsp;dat wij verrast werden, door de niededeelingnbsp;van ’sKonings befluit, cn door de bepaling vannbsp;dezen dag tot deszelfs uitvoering.
Gelukkig wij, die dezen fchoonen dag beleven ! Driewerf gelukkig allen, die leven onder cene regering, zoo wijs, zoo billijk, zoo edelmoedig , als die van onzen geëerbiedigden Ko-ning! Wie, dien hoofd en hart wel geplaatst
zijn, erkent dit niet? - Maar, wie onzer
behoort dan ook niet te roemen de wijsheid, de billijkheid, de edelmoedigheid der wettennbsp;en verordeningen, welke heden zijn ingevoerd,nbsp;en welker handhaving Gij, in dit uur, plegtig
hebt
-ocr page 49-C ^9 ')
hebt hooren beloven en bezweren? Ik moet meer zeggen. en ik houd mij overtuigd van denbsp;toeHemming aller verftandigen: het is van dezenbsp;wetten en verordeningen, dat onze Hoogefchool,nbsp;onder Gods zegen, ,eenen luister hopen mag,nbsp;hoedanige haar nog nooit vcrfierde. Ja, wanneer de wet, welke ons heden gegeven is,nbsp;naauwkeurig en getrouw, wordt beleefd, doornbsp;allen, die aan dezelve gebonden zijn, dan durfnbsp;ik, zonder vermetel te fchijnen, een nieuwnbsp;tijdperk van heil en zegen voorfpellen aannbsp;Utrechts Hoogefchool: en niet alleen.aan dezenbsp;of eenige andere Hoogefchool, maar ook aannbsp;de Stad, maar ook aan het Gewest, maar ooknbsp;aan het Land, in welken zij gevestigd zijn.
Trouwens deze wet geeft (ij aan de gehee-]e Maatfchappij eenen nieuwen waarborg voor haren bloei en Welvaart. Zij geeft (2) aan denbsp;jongelingfchap nieuwe hulpmiddelen tot harenbsp;Letteroefeningen. Zij geeft (3) aan leergierigenbsp;Kweekelingen der Hoogefcholen nieuwe eer ennbsp;voordeelen. Zij geeft eindelijk (4) aan hunnenbsp;, Onderwijzers nieuwe aanmoediging en beloo-ning.
Vergunt mij, dat ik U mijne gedachten, op deze vier Hukken, een weinig ontwikkele? Ik
gs
-ocr page 50-gevoel al te wel, dat ik dit niet doen zal, overëenkomftig de waardij des onderwerps, dennbsp;luister dezer Vergadering en de piegtigheid vannbsp;dit Feest. Maar ik heb het ondernomen, innbsp;ootmoedig opzien tot dien God , die mij, zwakken cn onwaardigen, dikwijls onderlleunde ; innbsp;gehoorzaamheid aan onzen Koning, wdens bevelnbsp;voor mij zoo verpiigtend als verëerend is; ennbsp;jn vertrouwen op de toegeeflijkheid, welkernbsp;voortduring ik van U verzoeke, zeer geachtenbsp;Hoorders I
Ik ciurfdc dan, in dc eerlle plaats, aan dc Maatfehappij cenen nieuwen waarborg belovennbsp;voor haren bloei en welvaart.
Onder de vercischten van eerlle noodzakelijkheid, voor den bloei en welvaart eener Maatfehappij, telt Gij gewis de bekwaamheid van die Mannen, aan welken de z'org voor harenbsp;dierbaarse aangelegenheden is toevertrouwd.nbsp;Geef aan eenen Staat alle andere hulpmiddelennbsp;van voorfpoed, hij zal niet voorfpoedig zijn,nbsp;zoo lang hem dit ontbreekt. Plaats hem, innbsp;Uwe verbeelding, onder eenen fcbooaen hemel ,
-ocr page 51-me)., op eenen veiligen en vruchtbaren boi^ern; verzeker hem zijne vrije gemeenfchap met allenbsp;de doelen des aardbols; verbind hem met vreedzame naburen en magtige bondgenooten; ftorcnbsp;de f-hacten van het Oosten en’ Westen uit innbsp;zijnen fchoot; maar ftel de verzorging zijnernbsp;dierbaarfte aangelegenheden in onbekwame handen, die ftaat is verloren, onvermijdelijk verloren. Geen Vorst, hoe waardig ook de wellust des menschdoms genaamd te worden; geennbsp;Wetboek, al ware het pit den hemel gegeven;nbsp;gecne Voorvaderlijke indellingen , hoe zeer beproefd door de ervaring van Eeuwen; geenenbsp;Volksdeugden zelfs, hoe zuiver, kunnen dennbsp;5taat beveiligen voor zijnen ondergang, zoo zichnbsp;¦geene fchranderheid en bekwaamheid vereenigennbsp;-met vroomheid en goede zeden, bij de Ambtenaren van den Staat, bij de Handhavers ennbsp;Uitvoerders der Wetten, bij de Bedienaren vannbsp;den Godsdienst, bij Regters en Pleitbezorgers^nbsp;bij Artfen en Artfenijmengers, bij Heel- ennbsp;Vroedmeesters, bij Leeraren der Jeugd in hoo-gere en lagere Scholen, met één woord, bijnbsp;allen, wier ambt en werk onontbeerlijk is innbsp;eenen wei ingorigcen Haat.
Maar
-ocr page 52-Maar wie kan aan de Maacfchappij gorocg-zaïnen waai-borg geven, dat hare belangen in geene onbevoegde handen zullen worden gefield? Wie kan bekwame lieden toelaten, ennbsp;ongefchikten uitllniten van ambten en waardigheden? Wie kan eenen algemeenen maatftaf bepalen , voor de bekwaamheden van hun, die,nbsp;van trap tot trap , wenfehen opteklimmen , totnbsp;eereftanden in de Maatfehappij? Wie kan denbsp;volrnagt geven, tot eene geregelde en onpartijdige beproeving? Het is alleen de Koning, dienbsp;daartoe, naar de Grondwet van den Staat, mecnbsp;de hooglle magt bekleed is.
Gelukkig Nederland! Het geen Uw Koning kan doen, dat heeft Hij gedaan, bij de wet,nbsp;heden ingevoerd; en het geen, op dit oogen-biik, nog moest worden uitgefteld, dat verwachten wij, op zijn koninglijk woord, van denbsp;kerkelijke en burgerlijke infteilingen, ook bijnbsp;.deze wet ons toegezegd.
Déze wet plaatst dan reeds eenen flagboom, welke, met koninglijk gezag, de drieste onkunde en de valschgenoemde wetenfehap fluit,nbsp;buiten Kerk en School, buiten Raadkamer ennbsp;Pleitzaal, buiten Gasthuis en Zieken-vertrek:
en
-ocr page 53-eenen nieuwen waarborg geeft voor deszeifs
en het is juist daardoor, dat zij aan Nederland eenen nieuwen \\nbsp;bloei en welvaart.
Maar, indien de wet thans nieuwe en firenge-re eifchen doet, van waar zal dan aan de Maat-fchapplj een genoegzame voorraad worden opge. Icverd van Mannen, die den bevolen feberperennbsp;toets kunnen doorllaan ? — Ook daarvoor heeftnbsp;’sKonings wijsheid gezorgd, door deze zeildenbsp;wet. Immers, gelijk ik in de tweede plaatsnbsp;zeide, zij geeft aan de Jongelingfchap nieuwenbsp;hulpmiddelen tot hare Letteroefeningen, ennbsp;zorgt dus, dat elk, dien het niet aan gavennbsp;der natuur of aan den goeden wil ontbreekt, innbsp;eene nieuwe gelegenheid zij geheld, om denbsp;vereischte bekwaamheden te verkrijgen.
Nieuwe hulpmiddelen levert onze Eeuw in menigte op: derzelver vrij gebruik is dus, tennbsp;dezen tijde, eene voorname behoefte gewordennbsp;aan de Hoogefcholen van ons Vaderland. Wienbsp;toch den ftaat der Wetenfehappen, al is hetnbsp;flechts oppervlakkig, gadcllaat, zoo als die zichnbsp;thans aan ons voordoet, en hem vergelijkt meenbsp;derzelver toefland voor eene Eeuw, of zelfsnbsp;voor eene halve Eeuw, die kan niet anders, dan
C nbsp;nbsp;nbsp;zich
-ocr page 54-zich verheugen, over de voortgangen van deiï nienfche]ijken geest. Verbazende zijn de ontdekkingen, door de Sterrekunde gedaan, ninbsp;dat gedeelte van het ongemeten Heelal, hetnbsp;welk zich, uit deze woonplaats van het men-fchelijk gcflacht, befpieden laat. De Natuurnbsp;zelve heeft vele van hare geheimen ontdekt aannbsp;de onvermoeide onderzoekers van dezen aardbolnbsp;en zijnen dampkring. Het Rijk der dieren, dernbsp;planten en der delflïolfen levert nieuwe fchattennbsp;op» ter beproeving en genieting, aan den gezonden en zieken mensch. De Mensch is, metnbsp;zich zelven, met zijne krachten en werkingennbsp;van geest cn ligchaam, meer bekend geworden»nbsp;Het fchouwtooneel dtr Gefchiedenis van men-fchen cn volken is ruimer geopend: en biedtnbsp;oude cn nieuwe daadzaken ter betrachting aannbsp;den Wijsgeer aan. De Wijsgeerte zelve heeftnbsp;bedachtzaamheid geleerd, cn harelloute vlucht,nbsp;buiten de grenzen va^ tijd en ruimte, ingekort.nbsp;De Wiskunde heeft hare berekeningen toegepast op vele voorwerpen van natuur en kunst,nbsp;en aan het Vernuft hare hulp verleend, tot hetnbsp;daarllellcn van getvrochren cn werktuigen, metnbsp;welke zij Handel cn Zeevaart, Landbouw cnnbsp;Huishouding, Fabrieken en Trafieken verrijkt.
De
-ocr page 55-De Rcgten en Pligten van Overheden en Onderdanen zijn op juister fchaal gewogen, onder het oog der Regts- en Staatkunde, berekendnbsp;naar den veranderden toeftand en de wedendjd-fche betrekkingen der Volken, en uitgedrukt innbsp;nieuwe Staatsregelingen en Wetboeken. Denbsp;geopende boekerijen cn opgcdolven Steden, hebben rijkdommen, uit de grijze oudheid, aan hetnbsp;licht gebragt: .en de Letterminnaars hebbennbsp;zich, met nieuwe fcherpzinnigheid, toegclegd,nbsp;om den zin der gewijde cn ongewijde Schriften,nbsp;naar juiste regelen, te bepalen. Dc Zedekua-de, voorgelicht door de fakkel dei- Wijsgeerce,nbsp;gaat cenen meer eenparigen cn vasten tred. Innbsp;het kort: geene Wetenfehap is veriloken vannbsp;nieuwe belangrijke aanwinsten.
Gij erkent, vertrouw ik, ook bij dit oppervlakkig overzigt, dat onze Eeuw nieuwe hulpmiddelen in menigte oplevcrc, welke ooknbsp;de akademifche Jongelingfchap moet leeren gebruiken. En het is aan deze behoefte, dat,nbsp;op eene uitrekende wijze, zal worden voldaan,nbsp;door dc nieuwe inrigdngen en verordeningennbsp;des Konings.
Gij ziet reeds den trein der Hoogleeraren aan C enbsp;nbsp;nbsp;nbsp;on-
-ocr page 56-onze Akademie vergroot, door een vijftal beroemde Mannen, het welk eerlang, door een ander tweetal, Haat vermeerderd te worden.nbsp;Wij juichen ’sKonings gelukkige keuze toe,nbsp;die hen roept, om de Leidslieden der jeugd tenbsp;zijn, in die velden der Wetenfehappen, welkenbsp;Vqorheen fchaarfer werden bezocht, en eenenbsp;mindere uitgebreidheid aanboden.
Doch ook andere hulpmiddelen worden, aan Leeraren en Leerlingen beiden, geboden, doornbsp;’s Vorsten edelmoedige befielling. Allengs zullen wij eene wel geordende en welgeplaatdenbsp;Boekerij bezitten, aan welker rijkdom ieder vaknbsp;der Wetenfehappen een evenredig deel zal nemen, De Sterrewacht ftaat begiftigd te worden , met het geen nog aan haren voorraad vannbsp;werktuigen ontbreekt. Kabinetten, voor denbsp;Ontleedkunde, Genees- Heel- en Vroed-kunde,nbsp;nullen worden opgerigt. Onze Kruidtuin, nunbsp;reeds zoo fchoon voorzien, zal nieuwe aanwin-ften doen. Ook uit het Dieren - rijk en dat dernbsp;DelfflolFcn, zullen belangrijke verzamelplaacfennbsp;worden onderhouden. Alles, wat in eene Scheikundige Stookplaats vereischt wordt, zal worden daargefteld. Een Ziekenhuis, wreedelijk
ver-
-ocr page 57-vernietigd, door een Beduur, het welk , meer dan eenig ander, Gasthuizen noodig had, wachtnbsp;zijne herdelling van Nederlands Herdcller, totnbsp;ccn nog uitgebreidcr nut voor de beoefening,nbsp;niet flechts der inwendige Geneeskunst, maarnbsp;ook der Heel- en Verlos - kunst.
Zoo heeft dan ’s Konings weldadigheid gezorgd, dat der akademifche Jongelingfchap een aanzienlijk getal Leeraren, en een rijke voorraad van hulpmiddelen, verfchaft worde.
Maar zal het nu voorraan, aan de willekeur van eene ongeoefende Jeugd, of van waanwijzenbsp;Raadgevers, worden overgelaten , om deze weldaden te gebruiken of te verwaarloozen ? Zalnbsp;een lage naarijver of partijdige ingenomenheidnbsp;met eigen letterarbeid, onder zoo groot een getal van Leeraren, ook het algemeen beoefenennbsp;van elke noodige Wetenfehap belemmeren? Ditnbsp;gevaar was, voorzeker, zeer te duchten, indien niet de weldadige wet hetzelve had afgewend, door gematigde bepalingen, welker gemis men, niet ten onregte, aan alle onze voormalige Indellingen, heeft ten laste gelegd. Dienbsp;bepalingen leggen ied'crcn Hoogleeraar de taaknbsp;op, die Hij, in den loop van elk j'aar, behoort
af.
-ocr page 58-alccwcrken, op ecne algemeen nutrigc wijze. Zij beletten den Leerling , eenig deel der We-tenfehappen, aan welke Hij zich, in den dienstnbsp;der Maatfehappij, toewijdt, geheel te ver-pnachtlinnen of flechts ter loops te behandelen. , Zij -zijn, voor het overige, zoo gewijzigd en gematigd , dat zij de vlucht van zeldzame geesten niet inbinden, de overtuiging aannbsp;geene banden leggen, de Akademie in geennbsp;Soldaten - Ichool veranderen, en den edelennbsp;naarijver niet iiitblusfchen.
Wat zeg ik? uitblusfchen? Het tegendeel is zoo waar, dat deze wet, aan leergierige Kwee-kelingen der Hoogefchooi, nieuwe eer en voor-deelen geeft, en dus den edelen naarijver opwekt en gaande houdt. Dit was het derde, hetnbsp;welk ik, ter barer eere, moest opmerken.
Dank zij, voor alle dingen, den Koiiing, dat Hij de Hoogleeraars aan onze Akademie,nbsp;niet, naar de wijze der uitbundig geroemdenbsp;Buitenlanders, heeft vervormd, in loutere Voorlezers of Sprekers. Tróuwens, gelijk , in geennbsp;gedeelte der wet, de begeerte naar verbeteringnbsp;ontaard is in eene zucht tot ni-uwigheid, zoo
is
-ocr page 59-is ook, in tiit deel, aan de onwaardeerbare wijze onzer Voorvaderen regt gedaan. Ook wijnbsp;nullen dan, op hun vocefpoor, voortgaan, denbsp;Kweekelingen der Hoogefchool, uit den rangnbsp;van ftomine toehoorders en werktuiglijke af-fchrijvers, te verheffen, tot meer handelendenbsp;en vrijer werkende, perfonen, die, door vragen , antwoorden, zamenfpraken , redentwisten ,nbsp;voorftellen en andere werkzaamheden, aan hunne Onderwijzers de gelegenheid geven, om hennbsp;uittclokken, hen te kennen, hen met hun zel-ven bekend tc maken , het onderwijs naar hunne behoeften interigten, hunnen geest te leiden , hunne krachten te oefenen, de fchroom-valligcn aantemoedigen, de tragen optefporen,nbsp;de nalatigcn tc befchamen, de vcrmetelcn vannbsp;hunne gevaarlijke hoogte afcebrengen, en denbsp;gocdwilligen en werkzanicn, door lof en gccd-kcuring, te vcrcercn.
Zoo voorbereid, zal het U dan ook, weetgierige Jongelingen ! niet moeijelijk vallen, het openbaar onderzoek doortellaan, zonder hetnbsp;welke de wet gcenen akademifchen rang of ecr-tijrel toefiaatf Dit verbod zij de fchrik dernbsp;vadzigen, het- bedwang der ligtzinnigen, hetnbsp;C 4nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;zal
-ocr page 60-C 40 )
2cA de prikkel zijn voor eiken jongeling, wiens hart, voor de aandrift der ware eer, niet ongevoelig is.
Na zulke en andere niet onbeduidende proeven gegeven te hebben van welbeftedcn tijd, zal dan ook de fchoonfte eertijtel, welke denbsp;Iloogefchool aanbiedt, ophouden, voor foinini-gen, een onverkrijgbaar goed te zijn, en aannbsp;anderen, als eene bciKeling, verfpild te worden. Neen ! Beöefetia^rs der Wis- en Natuurkundige Wetenfebappen ! neen ! Beminnaarsnbsp;der fraaiie Letteren ! ook voor U prijken dienbsp;eerekronen, van nu af aan. Ook voor U, Kwee-kelingen der Godgeleerdheid! zijn ze niet tenbsp;hoog opgehangen. Eu Gij, die U, op hetnbsp;Romeinfebe en hedendaagfehe regt beide, metnbsp;eenige infpanning, hebt tocgclegd, zult voortaan, door deze wet, eenenwaarlijk vereerendennbsp;tijtel ontvangen, die U voordcelig onderfcheidtnbsp;van hun, die van de Akademie niets andersnbsp;hebben weggedragen, dan twee letteren voornbsp;hunnen naam.
Maar, wat zie ik ? — Waarmede worden wij verrast? Zijn het lauvverkranfen ? — Ja,nbsp;waarlijk! Ln U worden zij aangeboden, edel-
aar-
-ocr page 61-atirtige Jongelingen! die U, om het even aan welke der drie Akademien des Lands, in ecncanbsp;edelen wedllrijd, mc.t clkanderen meten wilt.nbsp;O! hoe zult Gij Uwer Leermeesteren moed ennbsp;vreugde verhoogen, wanneer Gij hen in de ge-wenschre gelegenheid Helt, om U die cerecee-kenen toetewijzen en uirrereiken, in naara desnbsp;Konings! Hoe fchoon zullen die laurieren prijken, op Uwe jeugdige fehedels! En welke zekere waarborgen zullen ze U zijn, voor hoo-geren rang en aanzienlijker ambten, in Kerk ennbsp;Staat!
Kan er nog iets tot aanmoediging verlangd worden ? Neen, voorzeker ! van deze zijde zijnnbsp;alle onze wenfehen meer dan voldaan.
Doch andere zorgen drukken mogelijk den geest neder: andere behoeften beletten moge.nbsp;lijk, van zoo vele hulpmiddelen gebruik tenbsp;maken, en te dingen naar die cerekroonen ? —nbsp;Geen nood! ’s Konings milddadigheid heeft ook,nbsp;door nieuwe gunften, hierin voorzien, nietnbsp;Hechts voor de beoefenaars van ééne Weten-fchap, maar voor die van allen: en zijne Wijsheid heeft er bepalingen bijgevoegd, welke,nbsp;het misbruik der luiheid en inhaligheid weren^nbsp;C 5nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;de,
-ocr page 62-dp, deze weldaad tevens verhelFen tot ecne verëerende bclooning van waarlijk verdienltelij!^®nbsp;Kwcekcliiwen.
O nbsp;nbsp;nbsp;«
Zoo worden dan de nuttige Wetenfehappen vereerd in hare leerlingen. Maar zij wordennbsp;het, bij deze nieuwe inrigting, niet minder, innbsp;hare Onderwijzers. Immers, gelijk ik, in denbsp;vierde plaats, U wilde doen opmerken, dezenbsp;Wet geeft, ook aan dezen , nieuwe aanmoedigingnbsp;en belooning.
De Vorst verlangt van ons, die Hij tot het onderwijs der akademifche Jeugd roept, nieuwe werkzaamheid en gezctccn ijver. Maar voornbsp;wien is die oproeping aangenamer, dan voornbsp;ons, die leven in den arbeid der letteren ? Vannbsp;wien hooren wij ze liever, dan van eenen Ko-ning, die zelf het weergaiooze voorbeeld vannbsp;werkzaamheid aan zijne dienaren geeft? Voornbsp;wien is zij belangrijker, dan voor de akademifche Jeugd, die, door ons voorbeeld zoo wel,nbsp;als door onze lesfcn, behoort gevormd te worden ?
Werd ooit het vuur van iemands ijver verdoofd, door nalatigheid en onverfchilllgheid
van
-ocr page 63-C 43 )
van kwalijk beraden jongelicdeif, of, laat mij liever zeggen, door de onguiist der tijden, nimmer is hetzelve, (cere zij Uwe moedige volharding ij) bij iemand van U, mijne waardigenbsp;Ambtgenooten! uitgcblascht: en, van nu voortaan, zal het in nieuwen gloed ontvonken,nbsp;daar wij onze gehoorplaatfen, bij elke onzernbsp;Icsfen, zullen bezocht vinden van cenc leergrage Jongelingfchap.
-^.Werd, gedurende de rampvolle jaren, die^ wij beleefden, onze huislijke ftike te dikwerfnbsp;gelloord, door het gezclfthap van woelige oor-iogsknapen , het woord *.des Konings verzekertnbsp;ons voortaan onze rust, zonder den last vannbsp;onze fchouderen overteladen op dien van oi5zenbsp;Stadgenooten.
Door de knevelarij van een roofzuchtig bewind , werd het eereloon, ons- voorheen ongezocht aangeboden , laaghartig beknibbeld, en trouweloos ingekort: terwijl het ellendig over-fchot, traaglijk betaald, als eene ongehoudenenbsp;gift, ons werd aangcrekend. Thans toont denbsp;Herlleller onzer Hoogefebooi, hoe heilig Memnbsp;de verkregen regten zijner onderdanen zijn,nbsp;en hoe hoog Mij den dienst waardeert van h'Ian-
nen,
-ocr page 64-nen, die hunne beste krachten en een goed deel hunner bezittingen, toewijden aan de verlichting en bcfchaving van het aankomende Ge-flacht. Ons opnetnende in den rang van ’s Landsnbsp;Ambtenaren , ftelt Hij betrekkingen vast, evennbsp;vereerend voor onze perfonen , als voegende aannbsp;onzen Post. Wel verre van gedane dienllen tenbsp;vergeten, en oudere dienaren te verllooten, tennbsp;gevalle van jongeren, doet ons de Koningzien,nbsp;in het voorbeeld van onze grijze Arabtgenoo-ten, wat wij ééns van zijne zorgen te wachtennbsp;hebben, wanneer het der Goddelijke Voorzienigheid behaagt, onzen levensdraad te rekkennbsp;in de getrouwe behartiging van ons ambt. Bereiken wij dan éénmaal de jaren, welke dennbsp;zwakken Sterveling, in zijnen manlijken tred»nbsp;vertragen of doen ftilllaan, dan zullen wij nietnbsp;voortgezweept worden naar het graf, of genoodzaakt ons zei ven te overleven. Neen!nbsp;met onze krachten te rade gaande, zullen wij,nbsp;werkende of rustende, in jeugdige Opvolgers,nbsp;onze Helpers of Plaatsvervangers zien , die aannbsp;oiïs de fchatting van eerbied betalen, welkenbsp;onze eerwaardige Grijsaards thans van ons ontvangen, Belieft hef den alwijzen Befchikker
over
-ocr page 65-( 45
over leven en dood, ons, vroeger of later, op-teroepen van Echtgenooten of onverzorgdquot; Kinderen , onze laatfle dagen zullen niet verontrust worden, door de anglfige klagt onzer lievelingen: „ wie zal voor ons zorgen? wat zal onsnbsp;,, op aarde overblijven ?” Zij zullen , met ons ,nbsp;Haat maken, op de toezegging van onzen goeddoenden Koning, en, in zijne zorg, de zorgnbsp;erkennen van de opperde Goedheid zelve.
Het geen ik gezegd heb, fchoon onvoldoende voor het belang des ondervverps, zal evenquot; wel, hoop ik, genoegzaam zijn, oin U te doeii,,nbsp;gevoelen, hoe weldadig de nieuwe wetten ennbsp;inrigcingen zijn, voor het akademisch onderwijs, daar ze, en, aan de Maacfchappij, eenennbsp;nieuwen waarborg geven, voor haren bloei ennbsp;welvaart; en, aan de jongelingfchap, nieuwenbsp;hulpmiddelen tot hare Letteroefeningen; en,nbsp;aai} de leergierige Kweekelingea der Hooge-fcholen, nieuwe eer en voordeelen; en, aannbsp;hunne Onderwijzers, nieuwe aanmoediging ennbsp;belooning.
Dank zij dan den Vader des Vaderlands gezegd, die aan onze Hoogefchool een nieuw leven
-ocr page 66-ven geefc! Dar Gelderland zich verblijde. over de herleving van Harderwijk; dat Vrieslandnbsp;verheugd zij, over de wederoprigcing van Fra-neker; grooter weldaad, aan Utrechts Land cnnbsp;Stad bewezen, verpligten orïS, tot levendigernbsp;dankerkentenis. Dat Leijden en Groningen, innbsp;den tijd der onderdrukking hoven ons verheven, dezen Feestdag met ons vieren, Utrecht,nbsp;Utrecht alleen, kan op dezen dag juichen :nbsp;„ naast God zijn wij alles aan Koning Willemnbsp;,, den I. verpligt!” O! dat Zijn hart zich, bijnbsp;de bewustheid van deze weldaad, verheuge!nbsp;dat Zijn oog er de fchoonile vruchten vannbsp;zie ! dat Zijne hand het hcrdeiling; - werk vol-tooijc! Dan zien wij dit gedeelte van hetnbsp;Staatsgebouw in een welgeordend verband ge-bragt, met de Stichtingen tot het laag en middelbaar onderwijs, tot de geneeskundige verzorging, tot de burgerlijke wetten cn regts-pleeging, en tot de kerkelijke orde en tucht,nbsp;in onze gewesten. Ja! dan genieten ook dcnbsp;Zuidelijke Afdeclingen van zijn Pvijk de weldaad van nieuwé inrigcingen, gewijzigd naarnbsp;hare bijzondere behoeften en belangen !
Zoo zal ons Nagcllucht nieuwe zegeningen
kun-
-ocr page 67-C 47 )
kunnen genieten, welke wij vnn onze Voorvaderen niet geërfd hebben. Hunne nagedachtenis te verëeren, blijve onze heilige pligt; want zij hebben , voor Tijdgenooten en Nakomelingen, grondflagen gelegd, op welken wijnbsp;bouwen. Zij hebben géfticht, wat wij uic-breiden en opfieren. Utrechts aloude Burgervaders hebben fchatten te koste gelegd aannbsp;cene Akademie, welke het pronkftuk harer Stadnbsp;was. De Hoogfte IMagtcn van dit Gewestnbsp;hebben haar luister en gezag bijgezet. Maar,nbsp;om cene Hoogefchooi in Hand re houden,nbsp;die haren rang, onder.dié van Europa, zoudenbsp;kunnen handhaven, daartoe werd meer ver-eischt, dan ééne Stad koude oplevcren. Laarnbsp;ons het niet ontveinzen! Ora inrigtingen, als denbsp;tegenwoordige, met vrucht daarteftellen, omnbsp;éénheid van doel en middelen in het hoogernbsp;Onderwijs te bevorderen, om Akademien ennbsp;Kweekfcholen aan elkanderen te verbinden,nbsp;daartoe was één Oppergezag over geheel Nederland noodig: en, om dat zoo te doen, alsnbsp;het heden gefchiedt, daartoe was een Vorstnbsp;noodig, als dc onze is.
Het
-ocr page 68-Het is aan dit Koninglijk welbehagen, dat wij het geluk te danken hebben, van onzenbsp;Akademie geftcld tc zien, onder het toevoorzicht van een edel Vijfnianrchap, in welksnbsp;vergadering veel omvattende wetenfehap, diepenbsp;menfehenkennis en ware levenswijsheid zichnbsp;vereenigen , met zorgvuldige voorzichtigheid,nbsp;geoefende ervaring en hartelijke zucht voor denbsp;Wetenfehappen en hare Beoefenaars, Ontvangtnbsp;dan, edele, grootachtbare Heercn ! uit mijnennbsp;mond, deze hulde, aan Uwe verdienllen toegekend door- onzer aller hart! Gij hebt Uwenbsp;waardigheid aanvaard, op eene wijze, tc aanmoedigend cn verpligcend voor de Onderwijzers cn Leerlingen, om te twijfelen aan Uwenbsp;Vaderlijke zorg, voor alle onze belangen. Gijnbsp;hebt ons die toegezegd: wij maken er Haat op.nbsp;De pligten. ons opgelegd , hebben wij, bij plcg-tige bJofte of eedzwecring, op ons genomen.nbsp;Ik behoef dus niet andermaal te zeggen: „ wijnbsp;„ zullen ze vervullen.” Liever zeg ik: „ wijnbsp;„ zullen ze vervullen, met Gods hulp.” Bekleed met ’sKonings vertrouwen, kunt Gynbsp;veel goeds voor deze Akademie doen, en veelnbsp;kwaads van haar wccren. Of, wanneer Gij niet
in
-ocr page 69-C 49 5
in ftaat zijt» onze wcnfchen te bevredigen, dnri wilt Gij gaarne de tolken onzer verlangens worden bij Zijne Majefteit. Op Uwe goedkeuringnbsp;ilellen wij hoogen prijs; in het verdienen vannbsp;dezelve, hopen wij onze Jongelingfchap voorte-
gaan.
Zl)
Ik zoude haar ü aanbevelen, zoo
niet, met ons, U ware aanbevolen, door de^ Koning zelven. Wat fchiet mij dan over, bijnbsp;deze plegtige gelegenheid, dan U danktezeggetinbsp;voor de luisterrijke wijze, op welke Gij onzenbsp;Hoogefchool heden inhuldigt? Wat meer, dannbsp;Uwen hoogachtbafen Voorzitter te betuigennbsp;de erkentenis van ons geroerd hart, voor de,nbsp;ons en onze kweekelingen zoo vefeerende ennbsp;bemoedigende aanfpraak, welke wij zoo evennbsp;uit zijnen wijzen mond mogten hoóren? Vervult de Alzegenaar onzen wensch, dan worden Uwe aanzienlijke Perfónen en Geflachteu'nbsp;mild gezegend; dan ftaan Uwe ecr-geftoeltennbsp;vast; dan verheugt Gij ü nog lang, in dennbsp;bloei der Hoogefchool, onder Üwe verzorgingnbsp;gefteld.
In de rïj der edelmoedige Verzorgers onzer Akademie, plaatst de Koninklijke wet ook dennbsp;cerften Magistraatsperfoon van Ccrccht, dien
f)' nbsp;nbsp;nbsp;hc't
-ocr page 70-C 50 )
het ons leed doet, wegens ligchaams ongeflcld-heid, thans niet in deze Vergadering te mogen
I
begroeten. Door de gezegde bepalingen der wee heeft Zijne Majcfteit Verhoed, dat alle onze betrekking worde afgefneden op eene Regee-ring van Stad en Land, welke zoowel gezindnbsp;is voor de I-Ioogcfchool, en aan welke de mees -ten onzer , bij hunne eerde aandclihig, hunnenbsp;getrouwe gehechtheid hebben betuigd. Nooitnbsp;zal uit ons geheugen worden gewischt, wat wij,nbsp;aan onze voormalige Verzorgers, de Handhaversnbsp;onzer belangen, vcrfchuldigd zijn. Dc akade-nufehe Jeugd zal, op heden, cene nieuwe proeve ontvangen van het deel, dat Utrechts Re-geering neemt in de feest-vreugde van dezennbsp;dag. Hetgeen Gijlieden , edele achtbare ‘Hoeren ! aan onze Kwcekelingen doet, dat doet Gijnbsp;aan ons. Gaar voort, naar de betrekking, wc^-ke ons nog op U overblijfr, ons en hun, ennbsp;alzoo de Akademie, het erfdeel Uwer'Vaderen ,nbsp;te begunftigen f Wij zullen wederzijds de welvaartnbsp;en den roem van Uwe Stad trachten te onderhonden. God zegene Haar, en doe U ecunbsp;nieuw tijdperk van haren voorfpoed bevorderennbsp;en beleven I
Wijd-
-ocr page 71-Wijdbcrocmdc Mannen! zeer geachte Ambt-. gcnooten in de bediening van het Hooglecraar-»nbsp;ambt aan deze Akadcmie! U wensch ik, gelijknbsp;mij zelven, geluk, met dc heugelijke gebeur-¦ tenis van dezen dag. Hoe vele bedroevends ciinbsp;vreesverwekkende dagen heb ik beleefd, meenbsp;U, die, voor de bevrijding van Nederland,nbsp;nevens mij, in het gareel geflagen waart! Doch,nbsp;nu zij ons vergoed worden, door eenen dagnbsp;als dezen, beklagen wij er ons niet meer over jnbsp;maar danken God, dat Hij ons één hart en cc-»nbsp;ne ziel gegeven heeft, om onze posten niet tenbsp;verlaten, maar de handen in één cc flaan; omnbsp;te bewaren, wat nog niet verloren was; en omnbsp;te herkrijgen, wat ons en onzen Kvveckclingetlnbsp;was ontroofd. Wij deden, als Broeders, innbsp;elkanders vreugde. Wij verheugen ons, datnbsp;ook zwakken en grijzen den llorra, met ons,nbsp;verduurd hebben, en nu de weldaden vanieenennbsp;effen hemel, met ons genieten. Dat Zij nog,nbsp;zoo lang het leven hun en dt'n hiimien céne weldaad zijn kan, ons vcrceren, met hun bijzijn,nbsp;raad en hulpc! Ons genoegen wordt vergroof,nbsp;door de aanwinst van U, nieuwe Ambtgenoo-ten! welke, of, reeds elders, in Het onderwijs
D 2 nbsp;nbsp;nbsp;dcf
-ocr page 72-C 53 )
der .jei-igd, U roemrijk' hebt gekweten i öf/ dóór andere werkzaamheden, den bloei der Wc-tenfehappen hebt bevorderd. Wij zien, nietnbsp;verlangen, de dagen te gemoet, op Welke Gijnbsp;Uwe gewigtige Posten, door plegtige redevoeringen, zult aanvaarden. Gód geleide U, metnbsp;Uwe dierbare betrekkingen, herwaards^ cnnbsp;doe Uwe verheffing aan deze Hoogcfchool dienen , tor vermeerdering van het nut en genoe-gén Uwes levens, en tót vorming van vele jonge lieden, ten dienlle van het Vaderland en denbsp;Kerk! Hij verbinde ouderen en jongeren in dennbsp;dienst der Wetenfehappen, door den band desnbsp;Vredes eil der Vriendfehap! Voor U aliens'nbsp;waardlle Ambtgenooten! icvcre de herlïelde Aka-demie nieuwe eer' en vermeerderde genoegensnbsp;op! Leeft, gelijk in Uwe Kinderen, zoo ooknbsp;in de Jongelingen en Mannen, welke Gij ge-Jtweekt hebt, voor de burgerlijke Maatfehappijnbsp;on voor de Gemeente van onzen Heer Jezusnbsp;Christus!'
Ja! dierbare Jotigelingfehapf wannéér Gij U aan de Akademie laat vórmen, tot wijsheid cnnbsp;deügdenna deze oefenplaats vaarwel gezegd te hebben , beftendig voörtgaat op den
dén •
-ocr page 73-éénmaal welgekozen weg, dan leven wij ii? U, dan leven wij, ook na onzen dood. Zoudenbsp;Gij ons dan niec lief en waard zijn, en , in on?nbsp;'IC fchatting, naast onze eigene Zonen liaan ?nbsp;Wanneer de Koning, die ook Vader is, wanneer Uwe eigene Vaders, Moeders of Verzorgers U aan ons aanbeyelen, zoudt Gij U dannbsp;pok niet aan ons toevercrouwen, als aan Uwenbsp;tweede Vaders? Zijne zorgvuldigheid ftelt U,nbsp;met ons, onder het oppertoezigt' van edelmoedige Verzorgers, die, gelijk hun grijze Voorzitter ons meldde, ook zelven aan deze Akade-mie zich lieten vormen, en daardoor zoo veel tenbsp;gefchikter zijn, om de weldadige bedoelingennbsp;yan Zijne Majedeit met haar uittevqeren- Laatnbsp;hunne vermaning en raad, heden U zoo,hartelijknbsp;toegediend, U immer welgevallig zijn! Gijnbsp;hebt mij , in de betrekking , in welke ik tot Unbsp;allen lla, geëerd, ook in den tijd, welke mij?nbsp;nen post van alle zijne achtbaarheid beroofde,nbsp;en mij luttel goeds voor U te bevyerkcn vergunde. Nu zult Gij te meer U beijveren, omnbsp;mijn genoegen, dat is, het genoegen van allenbsp;Uwe Leermeesters, dat is, Uw eigen geluk,nbsp;a bevorderen, door de naarlligheid in letteröe-ft-
-ocr page 74-leningen en door de reinheid van zeden. Zoq zal hec einde; 'van dezen dag toonen, dar Gij cerenbsp;en weldaden waardiglijk weet te genieten , en datnbsp;’s Konings gnnflen , de zorg onzer Befiuurderen,nbsp;en het onderwijs Uwer I^eerineesteren, aan ünbsp;wel belleed zijn. Zoo kroone U ’s Hemelsnbsp;goedkeuring en zegen! Zoo bekleede menig eennbsp;Van U eenmaal die cergelloelten! en menig eennbsp;vervange onze plaats ! Althans elk Uwer zij denbsp;zekere hope des volgenden gcflachts!
Wecst Gij er getuigen van, vcclgeëerde Toehoorders van allen rang, die dit Feest mede helpt vieren! Weesc er getuigen van, zoo velen Gij, onder onze Tongclingfchap, do voorwerpen tek van Uwe licldezorg! Helpt dennbsp;bloei dezer Akademic bevorderen, Gij allen,nbsp;die daartoe het vermogen hebt! Maakt de Va-derlandfchc inrigtingen van hooger of lager onderwijs, van nu voortaan , niet te fchande,nbsp;door Uwe Kinderen te zenden, waar ze hunnenbsp;’¦noedercaai vcrlecrcn, en zich aan vreemde zeden gewennen! Geniet, elk in Uwe betrekkingen en nuttige werkzaamheden, 'sHcercn zegen, met het kroost, dat Hij U ter vormingnbsp;toebetrouwde!
En
-ocr page 75-C 55 )
En Gij, cenige, eeuwige bron van allen ze» gen! Begeef ons niet! Verlaat ons niet! Neemnbsp;onze Hoogefchool, hare Verzorgers, Leeraarsnbsp;en Kwcekelingen , en die der andere Geflichten,nbsp;onder Uwe befcherming! Onderwijs en belluurnbsp;allen, door'Uwen H. Geest! Laat het plegtignbsp;werk van dezen dag, door Uwe verbeurdenbsp;gunst tot hiertoe gelukkig volbragt, beftendignbsp;bekroond worden , met Uwe goedkeuring ! Heilig onze Feest - vrolijkheid, opdat onze vreugdebedrijven nimmer oorzaak zijn van beklag ennbsp;naberouw! Vergeld onzen Koning het goedenbsp;werk, waarmede Hij ons verheugd heeft, doornbsp;Uwen dierbaarften zegen ! Vervul de wenfehen ,nbsp;over deze Vergadering uitgefproken ! Verhoornbsp;de gebeden, ook gister plegtig tot U opgezonden ! Vergeef onze misdaden en tekortkomingen ! En, gelijk Gij met onze Voorvaderen
wees
oou zoo met ons en ons nage
dacht ! Het zij zoo! Ja I het zij zoo
-ocr page 76- -ocr page 77-DER.
studenten
AAN DE
DER
BIJ MONDE VAN DEN OUDSTEN STUDENT
BARTHOLD REINIER DE GEER.
Weledele, grootachtbare Heeren*
00 belangrijk het voor ons is, onze Hooge-fchool in hare regten te zien herfteld en bevestigd , zoo aangenaam is ons de wijze befchikking van onzen Koning, waardoor het Zijne Maje-fteic behaagd heeft, het opzigt over dezelvenbsp;aan Mannen toetevertrouwen, die, zoo wel doornbsp;iiiin verlland, als door eene rijpe ondervinding ,nbsp;D ‘ï 'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ZOQ
-ocr page 78-2,00 wel door kunde, als braafheid, zich dezen post hebben waardig gemaakt. Het is hierom ,nbsp;dat wij hen onze belangen vertrouwend aanbevelen, in de zekere verwachting, dat zij alles,nbsp;wat aan de welvaart onzer Akaderaie bevorderlijknbsp;is, opregt zullen behartigen. Het is hierom,nbsp;mijne. Heeren! dat wij UI. op dit oogenblik,nbsp;Uit naam onzer Mede - ftudenten , van onzen eerbied en onze hoogachting willen verzekeren.nbsp;Bij elke gelegenheid hopen wij UI. door onsnbsp;gedrag te toonen, dat wij Uwe pogingen totnbsp;ons welzijn weufehen behulpzaam te zijn, cnnbsp;alles in acht te nemen, wat de orde en zede •nbsp;Jijkheid aan onze Hoogcfchool kan doen ftandnbsp;houden. Zoo mogen Uwe werkzaamheden metnbsp;den besten iiitflag bekroond Worden, en Gijl.nbsp;Uwe nieuwe loopbaan met genoegen voort-zetten!
DER
STUDENTEN
AAN DE
DER
VIRECHTSCIIE HOOQESCHOOL,
B!J DEZELFDE GELEGENHEID,
BIJ MONDE VAN DENZELFDEN.
Hooggeleerde Heeren, Profes-foren dezer Hoogefchool!
Dlt;
^e dag van heden is voor eiken Utrechtenaar zoo belangrijk en gedenkwaardig, dat dezelvenbsp;fteeds, in de Jaarboeken van onze Stad, vermaardnbsp;zal blijven. Wij zien, op dcnzclven, onze Moo-gcfchool, door her wijs befruur der Goddelijkenbsp;Voorzienigheid , uit hare vernedering herrezen,
ver-
-ocr page 80-¦^ernieuwd, bevestigd en uitgebreid. Zoo blijde deze gebeurtenis voor eiken onzer is» ^oq aangenaam moet dezelve aan onze Hoogleeraarsnbsp;zijn. Wij hebben het daarom onzen pligt geacht , hen, uit naam onzer Mede - ftudenten,nbsp;daarmede van harta geluk te v/enfchen, en hennbsp;zoo een vernieuwd bewijs van onze hoogachtingnbsp;te geven. En hoe gaarne vervullen wij dezennbsp;taak, daar wij tot Mannen fpreken, die nietnbsp;flechts door hunne kundigheden zich verdienfte-ïijk gemaakt, maar ook door eene beproefdenbsp;pndervinding getoond hebben, hoe zeer Zij onzenbsp;belangen behartigen. Wij gedenken, hoe, in dennbsp;tijd onzer qverheerfching, de wijze inrigtingennbsp;onzer Voorvaderen, door d,e. bedachtzaamheidnbsp;en den onvermoeidcn ijver onzer Leeraars, zijnnbsp;in Hand gehouden, en hoe de eer van onze Hoo-gefchool door hen is gehandhaafd. Wij geden-leen, hoe zij fteeds ,¦ door hun onderwijs, getrach;nbsp;hebben, ons rot nuttige leden der Maatlchappijnbsp;te vormen. Maar bovenal gedenken wij, hoenbsp;zij fteeds voor onze zeden hebben gewaakt, en,nbsp;zoo wel door hup voorbeeld, als door hunnenbsp;lesfen en raadgevingen, ons tot deugd en braafheid hebben aangefpoord.
-ocr page 81-ÜijzoTider hebt Gij U verdienflelijk gemaakt ^ üie nu reeds vief jaren den post van Rector dezer Hoogefchool zoo getrouw hebt waargenomen. Menigvuldig waren de bezigheden, aarinbsp;denzelven verbonden ^ maar Gij hebt dezelve,nbsp;met eenen voorbeeldelo^en ijver, vervuld. Velenbsp;waren de möeijelijkheden, vvelke uit denzelvennbsp;voortfproten; maar Gij hebt die alle, zoo welnbsp;door voorzichtigheid en beleid, als door geduld en ftandvastigheid, oven^oni^en. En, tennbsp;allen tijde, hebt Gij ons getoond, hoe na onsnbsp;belang U aan het harte lag. Getuige hiervannbsp;élke gelegenheid, waarin Gij ons hebt raadge-geven en' geholpen. Getuige hiervan inzonderheid de welmeenende taal, waardóór Gij onsnbsp;hebt vermaand en aangeraoedigd, toen wij gereed Honden, om, ten dienile des Vaderlands,nbsp;onze haardfleden te verlaten. Getuige eindelijknbsp;de hartelijke welkomstgroet, welke Gij ons,nbsp;nog voor weinige weken, bij onze terugkomstnbsp;hebt gegeven. Wij wenfehen niets meer, dan,nbsp;voor deze zorg en liefde, door U aan ons betoond, bcHendigUonze dankbaarheid te bewijzen.
Wij wenfehen niets meer, dan, door ons gedrag, aan ónze Hoogleeraars te toonen,
dat
-ocr page 82-dat wij hunne weldaden niet onwaardig zijn. Veel mogen wij, bij de gunftiger oniiLandighe-den, welke wij thans beleven, van ben allennbsp;verwachten; maar veel verwachten Zij ook vannbsp;ons, en wij hopen aan deze hunne verwachtingnbsp;te beantwoorden. En, worden onze dierbaarflenbsp;wenfehen vervuld, zoo mogen alle hunne werk-rnbsp;ZËamheden voorfpoedig gemaakt worden, ennbsp;zij, met hunne huisgezinnen, Gods dierbaarflenbsp;zegeningen, in de ruimfte mate, ondervinden?
-ocr page 83-D I C H T - S T U K K‘ E N.
\iippr‘
“ nbsp;nbsp;nbsp;\' .nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X.'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;- - , . X 1 ~ w ^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-i.
T E II C E L E C E N il E I :)
DER NIEUWE VEIinROEMlNU VOSJR HET IIDOGER ONDERWIJS, EN I K Aanstelling v'an clratoren EN 1’KOFESEOREN OP ’s LANDS UMVERSITIUTENnbsp;EN ATMENECN.'
X j[oe menig eêl vernuft verfierf thruis de cerekroon ,
Als hulde aan elks verdienst’, door onzen '/orsc, geCchonketi I Het gouden lauwerloof verhoogt haar’ waarde en fchoon ;nbsp;Lang moet zij, onboz walkt, op aller fchode! pronken! 'nbsp;Geluk met zuik een’ keus, mijn dierbaar Vaderland !
Zoo zegepraalt de kunde en ’t fcherp gezond verfiand.
Geen fektengeest kon hier des Konings gunst bepalen:
Elk kerkgenootfehap deelt in Pallas milde ftralcn :
Calvijn en Luther gaan, met JTenno , op haar fpoor,
Nu onze Jong’lingfchap, in eedleii ijver, voor.
Geleerdheid zal, tot eer van Neerland, welig bloeijen^ Haar rijke teelt in tal van fchoone telgen groeijen.
Zoo worde alom , ook hier, voor beter nagcflaclit, Veilichting, aller wensch , voorzigtig aangebragt !
RIJ
-ocr page 86-B Ij DE N M A A L T IJ D,
ÏER GELEGENHEID VAN HET
der.
IP^eez’ Hooge School, vernield door’s Korfikaans geweld. Maar fchooner dan weleer door Willem's deugd herfteld,nbsp;Zal, met een’ luifler , als geen’ vroegere eeuwen zagen,nbsp;Den roem van echte, van Bataaffche kunde, fchragen.
Wie juicht, in Utrechts vest, niet met een’ dankb’ren traaa .Dit wijding-feest, de keen van zoo veel grootheid, aan?nbsp;Wie voelt, die in ’t verfcfaiet de fchoonile vrucht ziet bloeijen ,nbsp;Het Nederlandfche hart niet voor Oranje gloeijen?
Gij allen, die, met mij, geleerdheid mint cn fchat,
En , diep bewogen , ’t heil van dezen dag bevat,
Drinkt vrolijk dezen kelk, ter eed’le dankbetooning i Eu juicht, met mij, tot God, en zegent onzen KoningJ
R. FEITH.
EU
-ocr page 87-B IJ DE
der.
TE UTRECHT.
J^efj grijze Stad! het achtbaar hoofd omhoog!
Uw’ ketens zijn vergruisd. Het dwangjyk ligt aan Hukken.
De looden hand, die zwaar en vreeslijk op U woog. Zal nu geen’ paarlea meer aan Pallas kroon oncnikken.
Die Pallas rijst en praalt ih fchooner licht ;¦
Zij fchudt den fpeer , en trapt, op losgefcheurde. banden ï Een Hemel - glans omftraalt het Godlijk aangezigc,
En doet ,¦ zelfs ’t koudfte hart, in eedle geestdrift branden*
Een Monfter zag het vuur, zóo lang geyoed,
Met zoo veel zorg gekweekt in deez’ gewijde koren.
Zijn adem doofde ’t uit; maar’t blaakt in hc'ller.gloed , Bij vrijheids levenslucht, zoo lieerlijk als te voren.
JSïaauw
-ocr page 88-Nnaiiw ging in 't Land de kreet der Vrijlièid Op «
Of ’t ipreidde van rondsom reeds fcbitterendo vonken.
Nu lijst uw Tempel-burg, en heft zijn’ kruin in top, En zal ('t ij Nasfaii’s wiQ zoofchoon, als eertijds, pronken,
De Rijn , die roemloos thans uw Vest omvloeit,
Ziet, vrolijk, d’ OfFerwijn wéér op het altaar plengen.
’t Is , of hij minder traag , decz’ dag , naar Leyden fpoeit , En gaarne uw’ Zuster’- groet aan d’oud’re telg wil brengen.nbsp;/
Juich dan, o grijze Stad! jiiicli Jong’lingfchap! Omflinger ’t jeugdig hoofd, met ’s Krijgsmans eerlaurieren jnbsp;Vlecht ze in het palmenloof, bij vrolijk handgeklap,nbsp;Ln iaat deez’ blijden dag, een dubb’ld krans U fleren!
En, zijn die lauw’reii niet met bloed bemorst,
Wij danken-it günflig lot, dat U den ftrijd befpaarde ,
Dat , hoe ook ’t moedig hart naar glorie heeft gedorst, ü,'voor het Vaderland, in ftiller kring bewaarde.
Wit ook Bedilzucht fjnaal’, uw doel was fchoon.
En, trekt de wolk weêr zaaiii, die zoo veel zorgen baarde, . Nu kent Ge’tfpoor der eer. Nogblinkt der Helden kroon ;nbsp;En ’t Vaandel is nog daar, waarom Uw moed U fchaarde.
Brengt
-ocr page 89-'i nbsp;nbsp;nbsp;rnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;•nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.
/ i. nbsp;nbsp;nbsp;^
Brengt d’eigen Geest bij ffiller bezigbeên!
Ook in dat moeilijk werk is roem en eer te halen.
Getuige d’ edle rij , die hier U vóór zal treên !
Ziet, hoe der Mufen krans op 't achtbaar hoofd kan pralen {
Die eerkroon zij inv doel, bij eiken flap!
’t Vernuft ontgloeie Uw’ Ijorst {Uw’ Leidsvrouw zij de Reden?
Natuur uw groote School, voor ied’re Wetenfchap! Vooral, flaat ndar den roem van onbevlekte zeden!
t
Dan bloeit ge , in nieuwe jevigd, ö grijze Stad!
Dan zult gij \an degz’ dag nog fchoone vruchten plukken.
Daar Vorst en Vaderland den krans van lauwerblad, Met roem behaald, op ’t hoofd der Stichtfche Pallas, drukken.
A. DIERSEN,
, Wed. MOLL.
BIJ
-ocr page 90-? IJ- IT E
van
00'
UTRECHT’S HOOGE SCHOOL.
êrheugt, verticbgt'n ¦ 6-Bataven 1 De nacht der rampen is voorbij !nbsp;¦Schudt af den fmaad van hnvge (laven,
En fpot met diwang én tirannij !
Gij zaagt mv’ dapperequot;té'gerfCharen Den wreedén_'Kórfikaaii vërv'ftren.
Die fehrik ifl':Jt-¦ h«r.t’der voiken joeg. Geen re^t erkende en, in zijn’ woede,
De inenschhéid, met eene ijz’ren roede, Meêdoogenloos in ’t aanzigt fiocg!
Getuigt het, onderdrukte volken !
Getuig het, 6 mijn Vaderland!
Gij draagt de teck’nen zijner dolken,
Die woelden in uw ingewand.
Geplaagd, getrapt en uitgezogen.
Door ijd’le praal, én fchijn bedrogen,
Stondt ge, op zijn’ eisch , uw erfdeel af! De Gaulcr, trouwloos in zijne eeden,nbsp;Verachtte uw’ deugd en oude zeden,
En roofde, wat uw vlijt u gaf.
De
De rol cïcr ccinvcn 'znl gewagen
Van' zijn bedrog , geweld en moord ,
Aan ’t nagedacht een’ beul verhingen,
Die gruw'lcn pleegde, nooit gehoord; 7,ij zal voortaan geen’. Cefar noemen,
Om hcerschzuclit en geweld te doemen, Schoon hij de halve wereld won;
Zij vraagt, bij Alva en Granvellc,
Kaar grooter monder van de helle
En ’t menschdom noemt Napoléon!
De fclirik verzelde alom zijn’ fchreden;
Het misdrijf hecrsc’iite in zijn gebied, Zijn arm vernielde vaste deden ,
En fpaarde ’t heilig onter niet.
Zijn heerschzncht, die zich nooit verzaadde, Die de aarde in bloed en tranen baadde,nbsp;Vervoerde hem tot razernij;
Hij poogde ’t menschdom nit te rocijen,
Of allen aan zijn’ inagt te bocijen,
En vormde een’ wereldmonarclüj!
Volleerd in Iniicli’lariJ en lagen ,
En trouweloos in elk verbond,
Wist hij zijn’ zetel lang te fchragen,
Op bloedfchnld en bedrog gegrond. Geen’ wet of waarheid was hem heilig,nbsp;Geene onfchuld voor zijn’ moedwil veilig.nbsp;Hij dreef met deugd en eer den fpot;nbsp;Hij waande, de Almagt te evenaren,
En dreigde, met zijne adelaren ,
Te fiijgen naar den troon van Godi
Ver-
E 4
-ocr page 92-'.’crrroii’vVCüde op geluk en krachten,
Schreef hij Natuur zijn’ rvettcii voor,
En boorde, met zijn’ Icgerniagten,
Hare oiitocgankb’rc rorfeii door--Der Alpen top zag zijn’ kohortcii,
Italië ! 'op tl nederftorten ,
En daverde bij uwen val,
Toen de Arno vliigtte , in fneller ftroomeii,
Voor ’t bloed, dat, aan haar’ vrnchtb’re zoomen. Bij beken vloot, van berg en dal!
6 IJz’ren kroon , zoo duur bevochten, Verfchriküjk beeld van zijne magt!
Gij eischtet nieuwe Icgertogten ,
Als in der niitidctceinven nacht. -Och; hadt gij, bij zijn zegevieren.
Ia fchijn van ’t eerloos hoofd te fleren ,
Do herfenpan hem ingedrukt !
Nooit waar’ hij tot een’ God verheven, Gebiedende over dood en leven,
Bij volkeren , 'in ’t llof gebukt !
Maar de uitkomst zijner gruweldaden Hing van don wil der Aliuagt af.
Zij baant den booswicht de eigen paden.
Die leiden tot verderf en flraf.
Gevoerd naar Ruslands barre dreven ,
Om daAr voor hare wraak te beven.
Bij vuur en ijs en hongersnood ,
Verloor hij heir en adelaren ,
Omringd door zwermen van Tartaren ,
Getrouwe knechten vnn den dood!
C 73 )
ó God! wie ziet uw alvermogen.
En knielt niet, vol van eerbied, neèr!
Zijn val moest Nasfau’s telg verhoogen ,
En Ncêrland zag Oranje weer!
Zoo wijkt, na ftorra cn ouwcêrsvlagen,
Dc nevelvorst der wtaterdagcii,
Wanneer de zon treedt op haar’ baan;
Zij rijst, getooid met gouden ftralen ,
En ’t koor der blijde nachtegaien
Vangt, bij haar’ komst, een’ lofzang aan!
Juicht,’juicht dan, broeders, feestgenooten !
Juich Utrecht! Ma den bangften nacht! Minerva’s tempel is bntfloten ,
En ’t heilig olFer aangebragt!
Ik zie van vreugd de wanden beven,
Dc fchimmeri utver vad’ren zweven, nbsp;nbsp;nbsp;\
In wierook, bij den Offeraar;
Zij fpellen , in verrukte toonen ,
Den roem aan hunn’ gewijde zonen.
En zegenen de priesterfchaar.
De waarheid heeft haar' toorts 'ontflokeii .
Haar glans verheft mv tempelkoor.
Zij heeft'zich op den nacht gewroken, En'breekt met nieuwen luister door;
Zij zal', daar wij haar licht aaufehouwen.
Voor u hare achtb’re rol ontvouwen.
Geen dwing'land fchenrt die uit haar’ hand! Dat onderpand, den mensch gegeven.
Herinnert hem een ccd’ler leven ,
Zijne afkomst en zijn Vaderland.
Tri
-ocr page 94-Triomf! de mcnscli herneemt zijn’ waarde, •Den rang, dien hein de Schepper gat!nbsp;ïlij is niet meer een flaaf der aarde,
En ftaat zijn’ adel nimmer af!
Geweld en list moog' hem vervaren,
De tijd kan nooit zijn rcgt vcrj;jren,
’t Is al vergank’lijk, wijd.qn zijd,:
De beek, die aan zijn’ voeten kronkelt,
’t Geftarnt,' dat aan den hemel fonkelt.
Maar hij is boven grens en tijd!
Bcfcemd, om nist'loos voort te ftreven,
Trapt hij den flagbooin voor zich néér. En ijlt naar afgelegen dreven ,
En vindt een’ vroeger wereld wéér! . Op Tschimborasfo’s top te dwalen,
In ’saardrijks afgrond neer te dalen.
Te zwerven op den oceaan,
Is fpei, voor zijn geducht vermogen: Natuur beloont zijn roek’loos pogen,
En brengt hem hare fchatting aan !
Zijn geest fnelt vlugger, dan de winden.
En rent door ’t meteloos heelal,
En tracht den naam van Hem te vinden, Die eeuwig was en wezen zal! —
Die , vóór hem , op den aardbol traden, Geborgen, als da najaarsbladen.
Verrijzen uit der eeuwen nacht;
Hot zij zij Vorflen zijn, of flaven.
Hij roept hen ui: verholen graven.
En rigt de deugd van ’t voorgellacht.
Maar
Mnar lioor hem ziel en zinnen bocijon, p,ij fnarenrpel en vreugdgefc’nal,
Voel ’t fpeeltnig in zijn’ handen gloeijcn,
Zijn lied bruist, als een waterval!
Zie, zie hem, met bezielde ving’ren,
Den blikfem van Gods almagt fling’ren.
Als hij met tint en verwen fpeelt;
Kniel neder, waar zijn beitel toovert,
De koude fteen uw hart verovert,
En gij verlieft op ’t marm’rcn beeld!
¦ • nbsp;nbsp;nbsp;'-l '!
Waar heen, waar heen? verrukte zanger!
Bedwing de weelde van uw lied;
De toekomst gaat van wond’ren zwanger. Bezing die blijde toekomst niet!
De dageraad is aangebroken,
De menschheid en haar regt gewroken,
De vrije kunst vindt brood ën eer! '
Verhef u , koor der Zanggodinnen !
De wijsheid leidt haar zonen binnen,
En Utrecht juicht en wenscht niet meer!
[.eil, Koning !• heil zij U , wicn wij als Vader eeren, Wicn van het kinderhart dit vojk de hulde wijdt !
Blijf lang, in ’s Hppgfteii gunst , ’t verloste Volk regeren.
Dat Gi} ten-Vader zijt!
Waar Gij uw volk regeert, daar rinkelt boei noch keten, Daar rijst géén inu'tsaardvlam , met menfehenmerg gevoed :nbsp;Wij eeren onzen God, naar de infpraak van ’t geweten;
Dn ’t kost geen Christenbloed,
Waar Gij uw volk regeert, regeren Orde en Wetten,
De weegfchaal van het Regt weegt niet, dan’t regt alleen. Geen Iloute kan den voet op ’s armen nek er zetten.
Of hem op ’t harte treên.
-ocr page 97-Wear Cij inv volk regeert, datir vinden veege krnnkeji Alom een' hand gereed, die ’t wank’lend leven redt;nbsp;Voor leniging van fmart zal daar de lijder danken
In 't uiterst fraeekgebed.
Waar Gij uw volk regeert, daar ftreeft, met renzenflappen, De Geest, dien God ons gaf, (leeds voorwaards op het fpoor,nbsp;Dat tot de waarheid leidt, en 't licht der Wetonfehappeu
Dringt tot de (liilpen door.
Waar Gij uw volk regeert, daar zullen Itiinflcn bloeijc.i, £n akker, weide en hei, rivier en oceaan,
't Brengt al zijn’ rijkdom op , én 's aardrijks fchatten vlociien ,
Van Oost en West, ons aan.
Heil, Koning! heil zij U ! Uw Kroon , met glans omgeveii, Drukk’ nooit uw achtbaar hoofd met pijiielijken last!nbsp;Hij, die ten troon ir riep, wat wank’len moge en beven,
Zette Uwen zetel vast!
Uw’ teedere Echtvriendin (zoo mogen wij Haar noemen;
Ze is Moeder en Ze is Vrouw, zoo als (lechts enk'len zijn; Geen William kon meer op Zijn’ Maria roemen.)
Zij lang Uw oogelijn!
W;gt;-
-ocr page 98-Wat Vader Willem was, de Vader onzer Vaderen,
Zij, zoo als Gij voor ons, Uw «roost voor’t naseflacht. Als Gij eens, boven de aard’, den troon des Ltiins Zult naderen.
Waar fchooiier kroon U wacht.
D. VAN OER. LOO.
BIJ
-ocr page 99-B IJ D E
DER
2 welke fchoone dagen Onze brave Vad’ren zagen,
Schooner dag rijst voor ons oog. Onze School, door woeste vlagen ,
Als het graan ter aard’ gedageii ,
Heft met luister ’t hoofd omhoog.
Leed en zorgen zijn verdwenen. Feestgejuich vervangt het weenen.
Broeders! welk een fchoone dag! Nooit nog heeft het Stichts Athencnnbsp;Zulk een helder licht befchenen.
Als het thans aanfehouwen mag.
Nacht’lijke eeuwen , lang verdreven, Dreigden Bato’s erf, en neven.nbsp;Dreigden alle Volken weêr:
Maar de Geest, den mensch gegeven, Tot een meer dan dieren - leven,
2inkt niet in dien nacht ter neèr!
Neen 1
-ocr page 100-Neon de tijden der Barbaren,
Toén de racnfehen tijgers waven ,
Neen ! die tijden koeren nier,
Geene ontmenschtc legcricitavcn ,
Geene horden moor-denaren '
Wil Hij, die ’t hccUil gebiedt!
Moe’ van woelen, wars Van ftrijdeii En gclonterd door het lijden ,
Zal het mcnichclijk geOnchit Zich der Wctcnfchnp nu wijden
En in ’t heng’lijk licht verblijden ,
Ons van boven aaiigcbragr.
Heil ons. Broeders! onze Zonen,
Die zich oorlogshelden toonen ,
Als het Vorst en Vrijheid geldt, Zullen onze zorgen loonen,
Zullen uwe fchedels kroonen :
Ieder wordt een Letter - held.
Heil ons, Broeders! nu herboren ,
Prijkt veel fchooner, dan te voren, Onze School, met nieuwen-glans.nbsp;Heil ons! in der Wijzen korennbsp;Zal zij eens met luister'gloren ,
Als ’c geftarnte aan ’s Heraels trans.
Zoa.
C 8i )
Zouden we uwen lof verklcenen.
Op wier graven wij nog. weenen,
Vaderen , zoo hoog geacht ?
Neen ! de zonnen , die hier fchenen ,
Waar we ’t licht nog van ontleenen,
Eert uw dankbaar nagefiacht.
Neen! het kan uw’ roem niet krenken,
Dat wij zoo veel heerNjks denken En aanfchonwen in ’t verfchiet,
’t Zijn uw’ bronnen, die ons drenken ;
Wij , wij volgen flechts uw’ wenken 5 ’t Is uw werk; het onze niet.
Heil ons, Broederstranen vloeijen ;
Onze dahkb’re harten/gloeijen
Van een’ nooit gevóelde vreugd.
Onze HoogeCchool zal bloeijen.
En de roem van Neêrland groeijen,
Door de bloem van Neêrlands jeugd.
D. VAN der LOO,
DER
VAN
J^erriis dan, kroon van dit gewest!
O Hoogefchool, zoo lang vermaard, zoo fnood vertreden! Driewerf geluk ! Uw heil breekt aan.
’t liartfchenrend leed is uitgeftaan;
Vergeet den bitt’ren fmaad en hoon,
Toen ge uit uw’ fiere gloriekroon De fchoonfte paarlen reeds, baldadig, zaagt ontrukken;nbsp;Toen , door ’s lands avondzon verlicht,
Een wrak flechts van uw fchoon gefiicht,
Het Zanggodinnenkoor, bedrukt, het hoofd dee^ bukken!
Ja , als- de feniks uit zijne asch ;
Gelijk Apol uit ’s V\rere;ds plas ,
Wen hij Auroor’ verlaat, zoo zie ik u herrijzen ,
Mijn vaderland ! Maar iu dien gloor Prijkt meest het morgenlicht, waardoornbsp;We u ’t koor der wetenfehap uw’ hulde zien hewijzen.
Hernicinving wenkt deez’ eeuw.‘ De mcnsch Verliet de naauwbeperkte grens ,
Aan burger, denker, kunst en wetenfehap petockeiui.
Eer zij der Vad’ren kunde en vlijt !
Maar ’t kleed der vroegere eeuwen flijt ;
De menschheid heeft op ons, als nieuw geflaclit, gerekend.
Ge erkent, u zelv’ tot eer, den rang.
Waartoe van onds Euroop’ u, grootsch , heeft uitgelezen. Dat vrij het Zuiden, in den 'poel ,
Der drieste domheid, wroete en woel’,
Gij , met Germanje, zult ’s kinds achtb’re leidslièn wezen.
Gij, met Germanje en Alhion,
Gij kroont Euroop’, als met een’ zon Van lichtglans, waar de nacht zijn breedgefpreide vleug’len
Wéér, de eeuw tert fpijt, hardnekkig rekt;
%
Ja, rvaar hij koor en altaar dekt,
Helpt uw verlichting, fier, zijn’ werkingkracht beteng’len.
( nbsp;nbsp;nbsp;84nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;)
Ca voort dau , met dien vasten gang!
¦ Hoor , hoor Europa’s lofgezang !
’t Wendt, vol van teed’re liefde en dank , tot u reeds de oogen. Cevnianje fmaalt niet meer. ’t Vereertnbsp;In i! den geest, die ij regeert ;
’t Erkent het maagfehapsbloed en voelt zich opgetogen..
Ja , Koning 1 Vorst, uw’ tijdkring waard !
Uw’ gloricnaam room’ dankbaar de aard !
De wet, aan Pallas koor, door uwe zorg gegeven,
Zal, als de fchooiille diamant Van uwe kroon en ’t vaderland,
Uw’ roem , met Neêrlands faam , bij volk aan volk doen leven.
Verlichting ftraalt van uwen troon ,
En fonkelt, Willem ! in uw’ kroon,
Met onverdoofbaar vuur, waar uw’ bevelen klinken j Bedaardheid matigt fteeds het vuur;
Standvastigheid bouwt voor den duur,
En meest voor ’t nagellacjit zal eens uw’ wijsheid blinken,
O Hoogefchool, thans ingewijd !
Erken , wat gij verfchuldigd zijt Aan’sVorsten zorg, aan de eeuw, toen weer uw rang herbloeide.nbsp;Verhef u op der Vad’reu graf!
Schud, juicheud , alle kluisters af,
Maar ook de keten, die der Vad’ren kennis boeide!
Streef
-ocr page 105-Streef moedig op het eerfpoor voort!
Europa, door den glans bekoord Van menig pronkfteeii, die u flert met diib’o’len luister,nbsp;Roem’ ’t wjjsheidslicht, dat gij verfpreidt.
Uw’ voortgang , uw’ gematigdheid ,
Waar’t nieuwe u nooit bedwelm’,zoo min als ’t oude u kluister’*
En gij , wiens welbefpraakte mond,
In d’ouden Dom , den heil’gen Hond Van ’t blijdfte feestgebaar in glorie heeft verheven*
Uw’ taal drong in de harten door ;
Edn ftem weêrklonk door ’t heilig koor:
Wie kon zoo waard een’ dag bekwamer fpreker geven ?”
J. DECKER ZIMMERMAN.
-ocr page 106-B IJ DE
VAN
Heft aan ! Heft aan ! Zingt, Feestgenooten ! Heft aan ! het hart voor vreugde ontfioteii!
Minerva wordt een feest gevierd.
Zingt Jiibellied’ren, Feestgenooten!
Geen’ reine vreugde in ’t hart bcfloten! Minerva’s koor is grootscli verfierd.
Aloude Stil htflad ! in uw’ muren Vercei/cn, in deez’ juichende uren,
Dc. vreugde - toonen zich alom.
Vr’at ook geweld en list mogr ramen.
Wat oó!; de nwing’laiid hier mogt némen, ’t Is feest in Utrechts heiligdom.
Ik wil het licht der wijsheid dooven,
„ Minerva van haar’ kroon berooven,
„ Onwetenheid heersch’’ hier in ’t rond!
„ Wat zegt verlichting in deoz’ dagen?
„ Verlichting is ’t, het zwaard te dragen.” ,
Dns fprak de Heerschzucht op deez’ gro»d.
Maar Hij, die, uit de hemelbogen, ¦
Op ’t lot der Natiën blijft oogen,
De fchaal der Volk’ren in zijn’ hand,
Hij fprak: ,, Hier blijv’ de wijsheid woneö ,, Verlichting hier haar’ invloed toonen !”
En nu reeds juichte Nederland.
Nu rees die zon , met nieuwen luister;
Nu brak zij door ; het fomber duister ,
Dat reeds zijn’ fchadiiw had verfpreid. Verdween met fpoed, en niéuwe glanfennbsp;Verrezen ftraks aan de elfen tTanfen,
Daar heller luister hen verbeidt.
Heft aan dan! Zingt dan, Feestgenooten ! Heft aan! het hart voor vreugde ontflotennbsp;Minerva wordt dit'feest gevierd.
Zingt Jubellied’ren , Feestgenooten!
Geen' reine vreugde in ’t hart beflotenj Slinerva’s koor is grootseh verfierd.
Üij
Zij zeh’, zij daalt hier in haar’ tempel. Vol eerbied nad’ren wij den drempelnbsp;En juichen Haar aanbiddend toe :
„ Toef in ons midden, kroon uw* telgen! ,, Wil *1 rijk der domheid hier verdelgen!
¦Reeds is het hoogtijd in deez’ wallen.
Niets kan nu onze vreugd vergallen.
't Is hoogtijd 1 dat elk® omviamm’ 1 Ik zie reeds Utrechts leerftoel rijzen,
De Priesterfchaar met wellust wijzen,
Op Neêrlands heul, uit JVasfaus ftam.
Ja! WiuLEMS lof! hij moge fteig’ren!
Of zou de lier nog klanken weig’ren,
Daar nu de wysheid op Hem Haart? Hier wil Hij ’t outer op doen rigten.
Hier haren dienst een’ tempel (lichten.
Reeds Haat Minerva’s kroost gefchaard.
Bloeit lang hier, fiere wetenfehappen!
Ziet naar dit koor uw’ zonen flappen,
In volgende eeuwen nog verblijd •
Hen moge Neêrland: welkom! heeten,
Wen zij , aan Pallas fchoot gezeten,
In Utrechts tempel zijn gewijd.
Ja ! Utrecht! t’at dit U vcrhenge !
Dat-dit de rölleilfle'eeuwen'lieuge U Uw wijsheids tempel is bereid.
’t Gebouw rijst op, de gevels pralen,
Met nieuwen gians, en’k zie haai’ ftralen,
De Zonne der Geregtigheid (1).
Komt! aangeheven, Feestgenooten !
Komt gt; nn het'hart voor vreugde ontfloten !
Minerva zij dit feest gevierd!
Komt! nu gezongen, Feestgenooten!
Geen’ jubeltoon in ’t hart befloten ! nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
Minerva’s koor blijv’ grootsch verüerd!
Se! laflitiüe iHastra «est is het randfrfiriit van Utrechts Aliadfniiewapen.
-ocr page 110- -ocr page 111- -ocr page 112-Maar de Almagt hodrc die roek’ioos zweereH;
De Vader van het licht Eeflrit de duisternis te keeren,
Ea ’t eerloos monfter zwicht.
Vorst V7;llem faragt, in onze landen, Verlichting wcér ten troon ,
Deed kunst- en'letter - min ontbranden; Minerva nam de kroon.
Reeds Ilygt zij op haar’ ouden zetel,
In Utrechts grijzen wal:
Belacht de fnoodea, die vermetel Zich vleiden met zijn’ val.
Zijn val ? Ja ! Utrecht lag ter neder, '
’t Was als een niet geacht;
Maar ’t ziet zijne oude glorie weder.
Door Nasfau aa’igebragt.
Zijn ouden roem? Neen! nieuwen luister Spreidt Utrechts Tchool ten toon;
Zij zonk een oogenblik in ’t duister;
Maar praalt nu ééns zoo fchoon.
-ocr page 113-Ja! ’k zie haar aanzien hooger klimmen. Dan ’t immer fteeg voorheen ,
Een fchooner zon rijst aan de kimmen, Dan ooit te voren fcheen.
Die zon, nu luist’rijk doorgefaroksn, Neigt nimmermeer tot rust :
Dat vuim: van kunstmin, mi ontiïoken. Wordt nimmer uicgebluscht.
Reeds ziet men een verfchiet van dagen. Dat fchooner toekomst fpelt,
Dan vroegere eeuw ooit kon gewagen. Of ’s lands gefchiedboek meldt.
Komt dan een’ feestzang aangeheven 1 Het lö klinke in ’t rond!
Komt dan een’ blijden toon gegeven Aan dezen blijden Houd !
Die ftond doe onze borst ontbranden. En vuur’ den ijver aan,
Om nu, ontdaan van vreemde banden, Meer moedig voort te gaan!
Dat