-ocr page 1-
f ,-y ,. .,..« >■ J-; f ƒ
<
DE V R O O ME
DON QUICHOT
TE P A A É D.
K E E R D I C H T>
Ornaat vrij op' Leydens Burgerij
Wie zal des Smulpaaps zang vereerenl
Gij zaagt, tot hei! der Maatfchappij,
Die braaven moedig exerceeren,
En preest, 't is waar, de vaardigheid *
Waarmee zij 't loflijk werk volbragten,
De netheid, orde en juist beleid;
Maar kan m' in ernst dit wel verwagten,
Van u, wiens gril- en fpotziek oog
Geen paerd ontziet met bruine hairenl
Zeg, wat uw fpotlust toch bewoog?
Gij zegt: 't fcheen mank, 't was hoog van jttaren-
Is fchijn dan zijn, of is dit recht ? —
Neen, — zo daar immer kogels flooten,
Wis hieldt ge u buiten het gevegt,
Of liet ze op bef en mantel ff toten.
Zeg,
-ocr page 2-
C a )
Zeg, heeft /poll' u ooit gekend,
Of heeft hij, door milioenen /^g?»,
Voor 't Hekeldicht u zo gewend,
Dat gij die op uw' rug kunt dragen?
Ik wed, zat gij eens op het dier,
Met eenen bijbel in uw handen,
De Pikker af, gansch ftout en fier,
Dst elk vsn lach zou klappertanden;
En, floegt ge uw oogen naar omhoog,
Ligt wierd dan elk met u hewoogen,
En dagt, fchoon 't niets beduiden moog":
Der zotten taal is rasch vervloogen.
Want mij !<, 'k zeg het heel bedaard,
liet denkbeeld in den zin gereczen,
Zou foms die man, zat hij te paerd,
De Ridder don quiciiot wel wezen?
Steek hoed en bijbel naar omhoog,
Bid, fmeek genade aan deze benden,
Of gij hun mooglijk nog bewoog,
Uw huid te fparen, en uw lenden;
Of zijt gij dommer dan het beest.
En kan 't uw breeden rug verdragen*
Daar 's meer een voorbeeld van geweest,
Dat men een gek Verjoeg met /lagen.
-ocr page 3-
C 3 )
Zeg niet: 'k heb zondig niets gedaan.
't Is flegt, dus valsch een' eed te zweeren;
Blijf fljl, of ge een (luk hout waart, flaan}-
Maak geen Paskwil op 't exerceeren;
Want als ge eens zo veel dagen kreegt,
Gelijk in 't oproer honderd flaaven,
Zo dat gij eindlijk nederzeegt,
Zoudt gij als Rofinant niet draaven;
Dan zondt gij nooit, als Rofinant,
In Spanje voor een eeuw begraven,
Herrijzen, of door 't ganfche Land,
Gelijk een gek om ambten draaven.
6, Dolle Ridder! fchendig dier! ,,          -.
Ik bid je, houd U toch in waarde,
Want komt ge op 't onverwagtst eens hier,
Dan wordt gij ligt een prooi der aarde,
ó Braave Leydfche Burgerfchaari
Nooit moet ge een valsch profeet waardeeren,
Hij brengt U altijd in gevaar,
Gij kunt er waarlijk niets van leeren;
Sta, als een man, vast op uw ftuk,
En laat U door hem niet verfchrikken.
Wilt, in geluk of ongeluk,
V
nooit naar zijne leering fchikken.
-ocr page 4-
C 4 )
Wil hij dus rijmen, laat hij maar,
Gij zult er vast niet hard oth kopen ,
Veel rijmlaars vindt men hier en daar,
Zij zijn Apoll' te vroeg ontkropen;
Geduld, bedaardheid en verfland.
Kan zotten aibeid 't beste keeren,
Het krielt van gekken in het Land*
Laat U deez" don quichot dit leren»
... ..-*. ,