DE
DOORSNEDE VAN DEELGEBIEDEN BIJ CONFORME AFBEELDING
cht
J. M. VAN DER HEIJDEN
-ocr page 2- -ocr page 3- -ocr page 4- -ocr page 5-DE DOORSNEDE VAN DEELGEBIEDEN BIJ CONFORME AFBEELDING.
-ocr page 6-C nbsp;nbsp;nbsp;./'*nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;’Ctnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'-SS
•v?
I
I/#. . nbsp;nbsp;nbsp;•'-!nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Js’ ,
« »i .
-ocr page 7-PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DEN GRAAD VAN DOGTOR IN DE WIS- EN NATUURKUNDEnbsp;AAN DE RIJKSUNIVERSITEIT TE UTRECHT.
OP GEZAG VAN DEN WAARNEMENDEN RECTOR MAGNIFICUS L. VAN VUUREN,nbsp;HOOGLEERAAR IN DE FACULTEIT DERnbsp;LETTEREN EN WIJSBEGEERTE, VOLGENSnbsp;BESLUIT VAN DEN SENAAT DER UNIVERSITEIT IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGENnbsp;, OP MAANDAG 16 MAART 1 942, DESnbsp;NAMIDDAGS TE 2 UUR
DOOR
)AN MARINUS VAN DER HEIJDEN
GEBOREN TE ZEIST
AMSTERDAM
N V. NOORD-HOLLANDSCHE UITGEVERS MAATSCHAPPIJ
1942
-ocr page 8- -ocr page 9-Promotor Prof. Dr. J. A. Barrau.
-ocr page 10- -ocr page 11-In dit proefschrift wordt van een aantal stellingen en theorema’s van de Analyse gebruik gemaakt.
Voor het gemak van de lezers zullen deze stellingen en theorema’s afzonderlijk worden vermeld en bewezen.
Ter onderscheiding van den eigenlijken tekst van het proefschrift zijn deze gedeelten met een kleinerenbsp;letter gedrukt.
-ocr page 12- -ocr page 13-biz.
HOOFDSTUK I. Inleidende begrippen en stellingen.......11
§ nbsp;nbsp;nbsp;1.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De functie van KÖNIGS.......11
§ nbsp;nbsp;nbsp;3.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Stellingen van Cauchy.......19
§ nbsp;nbsp;nbsp;4.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Het continuum..........26
§ nbsp;nbsp;nbsp;5.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Functies, holomorf in het halfvlak met een
po.sitief reëel deel.........29
HOOFDSTUK nbsp;nbsp;nbsp;II.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De vraagstelling..............38
§ nbsp;nbsp;nbsp;6.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De doorsnee van deelgebieden.....38
§ nbsp;nbsp;nbsp;7.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Voorbeelden...........43
§ nbsp;nbsp;nbsp;9.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;Geval: 1 gt; 0...........49
§ nbsp;nbsp;nbsp;10.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;De formule van POiSSON......60
HOOFDSTUK nbsp;nbsp;nbsp;IV.....................66
§ 13. De afbeelding van een deelgebied van
N op D............66
§ 14. De afbeelding van D op een deelgebied
van N-.............68
-ocr page 14- -ocr page 15-HOOFDSTUK I.
INLEIDENDE BEGRIPPEN EN STELLINGEN. § 1. DE FUNCTIE VAN KÖNIGS.
Zij
u» = u vi
yi-
w{z)
w{0) = 0.
Beschouw de functie
onder de voorwaarden
I w{z)\ lt; 1,
Zij w(z) holomorf voor
Zij
(z) — iv(z) = a^z aoz- agz^
met
Wij gaan deze functie „itereeren”, dwz. de functiewaarden als argument beschouwen van dezelfde functie, die we w^iz) noemen;nbsp;daarna die laatste functiewaarden weer als argument van die functie,nbsp;noem hem w^{z), beschouwen, enz. Deze iteratie is de grondslagnbsp;van ons onderzoek.
W2(z) tv \wi{z)\ = ai Wi a2 ivl 33 w^i ---- lVn{z) = W jiu„_i(z)| =a, XVn-\ 32 lU^-i d- Sj tU^_i
w„ i (z) =: w \w„ (z)} = aj w„
Definitie:
m= lim
n-gt;co ai
Men noemt K{z) de functie van KÖNiGS.
De convergentie is uniform voor
|z| nbsp;nbsp;nbsp;1.
-ocr page 16-12
We geven het bewijs, dat deze limiet bestaat. Bewijs;
Wj (z) = ai z 32 nbsp;nbsp;nbsp; 33nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; . .
}-
= 3, ^ Z '''z2 ^z3 tnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;ainbsp;nbsp;nbsp;nbsp;31
= 3, |z h (zj|,
met
h (z) = z2 Z^ a^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;3]
Dus
r lt; 1 vast.
ï3„ i __ 3, \lVn h {w„) \ __ i 1 I ^ i^’n) I ‘nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^ 1 h Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;I *
Wn nbsp;nbsp;nbsp;(nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;IVn )
Dus
a'' l
_ a'j' \ h {wn) \ nbsp;nbsp;nbsp;, h {w„)
W„ 3quot;
Wn
Wegens
«’2 |
1X^3 |
Wn I | |
w« i _ «h |
^/H-1 . | ||
a” ' nbsp;nbsp;nbsp;a 3; nbsp;nbsp;nbsp;ai |
¦ w, |
W2 |
Wn |
ai |
^1 |
1 wn i I
II \af-' nbsp;nbsp;nbsp;.. Inbsp;nbsp;nbsp;nbsp;h{Wn)}
if I nbsp;nbsp;nbsp;II /nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' Wn S
bestaat de limiet K{z), indien het oneindige product U^n l
convergeert.
Dit oneindige product convergeert, indien de reeks
h {w„) I Wn \
convergent is.
-ocr page 17-13
Nu is
— tVn i ^ :Wni
Hierin is M r constant, dus behoeft slechts de reeks
Wn
te worden onderzocht. Daar
hm nbsp;nbsp;nbsp;= aj,
z-y o Z
is binnen voldoend kleinen cirkel
lt;^lt; 1,
w (z)
zelfs
w (z) i
voor
1 z I = r.
Voor voldoend groote n is binnen voldoend kleinen cirkel
' IVn l
Wn
waarmee de convergentie van
w„ i,
dus tevens de convergentie van
dus het bestaan van de limiet K{z) is aangetoond.
Aangezien de convergentie voor
I z' =r
gelijkmatig is voor
en ugt;(z) holomorf, is K{z) volgens de stelling van Weierstrasz (zie blz. 15) ook holomorf.
-ocr page 18-14
Stelling 1.
K \ w {z) \ = ax K (z) (vergelijking van SchRÖDER).
Bewijs:
= lim
n-gt;. CO 3'
K\w{z)\=K{wx)= lim
/!-gt;¦ oi dj
= lim a. —gt;• 00
hetgeen te bewijzen was.
Stelling 2. Is w(z) univalent (schlicht), dan zijn alle Wn{z) en ook K(z) univalent.
Bewijs: De univalentie van w\z) beteekent (behalve dat met iedere z slechts één w correspondeert, hetgeen reeds in de holomorfienbsp;van w{z) ligt opgesloten), dat met iedere w slechts één z correspondeert.
Dus correspondeert met iedere w^ slechts één Wi en met deze ééne Wi slechts één z; d.w.z. met iedere correspondeert slechtsnbsp;één z, dus de functie W2{wi{z)) is univalent.
Zoo voortgaande toont men de univalentie aan van alle functies Wn (z).
Daar alle Wn{z) holomorf en univalent zijn en voor
de limiet
lim
Wn (z)
n-f CC 3j
gelijkmatig is en K(z) geen constante is, is de functie K{z) voor
univalent, waarmee de stelling is aangetoond.
-ocr page 19-De in § 1 genoemde stelling van WEIERSTRASZ luidt; Indien de functierij
op ieder deelgebied H van het gebied G gelijkmatig convergent is en indien alle functies '‘/;^(z) in G holomorf zijn, dan is de limietfunctie lt;p{z), die gedefinieerdnbsp;wordt door
holomorf in G. Bovendien mag men, ter bepaling van de afgeleide functie rp'{z), term voor term differentieeren.
Bewijs: Binnen het deelgebied H van het gebied G leggen wij een cirkel c met middelpunt a en we trekken tusschen de grenzen van H en G een gesloten krommenbsp;r (zie fig. 1), die integratieweg is in de integraalformule van CAUCHY (zienbsp;blz. 24)
lt;Pn
Van beide leden nemen we de limiet voor
Daar gegeven is. dat ^„(1) op L gelijkmatig tot (p(t) nadert voor
n 00 ,
heeft de integrand
lt;Pn jt) t— z
-ocr page 20-16
gelijkmatig op i’ de limiet
lt;p(z)
De functie fp(t) is de limiet van de op /' holomorfe functie nbsp;nbsp;nbsp;sn is daarom
continu op 1'. Bovendien is (p{t) holomorf op F.
Daar men kan schrijven:
p — q nbsp;nbsp;nbsp;p p{p~q)
enz., hebben we thans het volgende:
t—2 nbsp;nbsp;nbsp;(t — a) — (z-^a)
__(p(t) , (z — a).(p{t) , (z — aY.q^{t) , t—et ' (t — aYnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;{t — ö)^
(z — a)” . q) (t) (z — a)'' '.lt;p(^)
(t — a)quot; ' (t—0)quot; ’. (f—z)
Deze herleiding is geldig, omdat
t—a^O.
Daar het aantal termen eindig is, mogen we deze vergelijking term voor term integreeren over F en we vinden:
99(f) «)•
I’ nbsp;nbsp;nbsp;/’nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/’
17
Deze integralen zijn functies van a, niet van z. Ze zijn constanten, die alleen van a en r afhangen, m.a.w. we kunnen bv. schrijven
r
/'
' lt;P (t)
dt= 2ni An-
Dan is
dt—2ni j Aq A) (z-
A„ . (z—o)quot; Rn (z)|
of
(p (z) — Aq Aj (z — a) 4quot; . . . An . {z — a)quot; -fquot; Rn {z)-
Gebruik makend van de eigenschap, dat de modulus van een lijn-integraal ten hoogste gelijk is aan de lengte van den integratieweg, vermenigvuldigd metnbsp;het maximum van den modulus van den integrand langs dien integratieweg, herleiden we:
M I — ! nbsp;nbsp;nbsp;—¦v{t)dt I
quot; nbsp;nbsp;nbsp;\ 271i J (^—a)quot; ’. (f — z) j
. h ¦
Hierin beteekent Lj, de lengte van den integratieweg, g de straal van den cirkel c, h de afstand van t tot z en M het maximum van den modulus van lt;p (lt;)nbsp;langs F.
Aangezien
|/2 l
Dus is
Urn I Rn (z) I = 0.
We hebben hiermee gevonden:
lt;p (z) — Aq -Al (z — a) Aj (z — a)^ . . .
Dat wil zeggen: (p{z) is holomorf, waarmee het eerste stuk van de stelling van WeieRSTRASZ is aangetoond.
-ocr page 22-18
Dat term voor term gedifferentieerd mag worden, berust op de herleiding:
1 rlt;p{t)
95(2):
dt
dt
{t— zf
waarbij naar den parameter z gedifferentieerd mag worden, omdat de integrand begrensd is.
Bovendien is
lt;r„ (z) = V . I ;-dt
2zii J t—z
dt.
{t—zY
Daar
Urn (f n (^) = 9’ (f).
mogen we hieruit besluiten tot
Urn (pn (2) = rp' (2),
/?-gt;¦ X
waarmee bewezen is, dat wij term voor term mogen differentieereii.
-ocr page 23-§ 3. STELLINGEN VAN CAUCHY.
Voor het bewijs van de op blz. 15 vermelde integraalformule van Cauchy hebben wij noodig de Integraalstelling van CAUCHY.
Indien binnen het gebied G de functie f(z) differentieerbaar is en de gesloten kromme c met al zijn binnenpunten in G ligt, dan is
f(z) dz == 0.
Het bewijs staat in ieder leerboek (zie o.a. Dr. K. KnOPP ,,Funktionentheorie”, deel I. p. 57).
Een fraai bewijs is ook het volgende:
Daar
en
is -
f nbsp;nbsp;nbsp;C
C nbsp;nbsp;nbsp;C
Op grond van het theorema (dat we op hlz. 21 bewijzen):
I (P dx -r Q dy) = 0,
» '
indien overal binnen c geldt
zijn beide integralen gelijk 0, daar volgens de CAUCHY-RlEMANNsche differentiaalvergelijkingen
en
öp_öü
Hiermee is de integraalstelling van CaUCHY aangetoond.
-ocr page 24-De geldigheid der CAUCHY-RlEMANNsche differentiaalvergelijkingen voor iedere differentieerbare functie
W = w{z)
blijkt aldus:
tv := U iv
is een complexe functie van de reëele getallen x en y, zoodat u en v reëele functies dier reëele getallen zijn.
De differentieerbaarheid van w{z) beteekent:
AZ- 0 A Z
of met andere woorden, het differentiequotiënt
moet steeds w'(z) tot limiet hebben, hoe ook A ^ en A lt;/ tot 0 naderen.
Nemen we eerst steeds
(we blijven horizontaal).
Dan is
Ay = 0
A ü t A V Ax
Urn
A X' -gt; 0
= w' (z)
d.w.z.
Urn = 'Rw' (z) AX-gt;0 Ax
of
(z)
— Itnw' (z).
Ax zzi 0
öx
öx
Vervolgens zij steeds
(we blijven verticaal). Dan is
Urn
amp;.y~*0
^U iAv ^ /V
d.w.z.
hm K = hm —( 7:—] =—t ^ = i lm tv (z)
Dan moeten
Het op blz. 19 bedoelde theorema luidt:
Hebben P(x, y) en Q(x, y) continue partieele afgeleiden en heeft de vergelijking van c een continue afgeleide, en is overal binnen c
dan is
j (P dx Q dy) = 0.
Beivijs: Noem (zie fig. 2) het op c meest links gelegen punt A en het meest
-ocr page 26-rechtsche punt B, dan stellen we de kromme AB (over K) voor door de vergelijking
en de kromme A B (over L) door
Dan is gegeven, dat f(x) en g{x) in het segment
continu zijn en voorzien van continue afgeleiden. We beschouwen een stelsel over-gangskrommen van A naar B, gelegen tusschen A K B en AL B, voorgesteld door: met
Het verschil
noemen we v(x), dan is de vergelijking van een tusschenkromme
waarbij voor
de kromme A'L B en voor
y == f{x) 2 P (x)
de kromme AKB ontstaat.
De integraal van a tot b langs een tusschenkromme is een functie van Bnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;B
I (2) = ƒ P{x, y) dx ƒ Q (x, y) dy =
Om tot het bewijs te komen dat de integraal langs een gesloten kromme gelijk 0 is, zal de integraal van A naar B onafhankelijk van den weg moeten zijn, m.a.w,nbsp;zal 1{?.) onafhankelijk van ). of
moeten zijn.
-ocr page 27-23
We integreeren partieel naar / onder het integraalteeken.
di(}.) _ rdP\x,[{x) iv{x)] , , dl-j d\f{x) lv{x)\ quot;Wd-r-
0
- I Q jx, f(x) -f / [; (jc) j tr' (x) dx
dQ S X, f(x) kv {x) j
v{x) \ f' {x) kv' (jc)) dx
waarvoor we verkort schrijven:
b nbsp;nbsp;nbsp;b
^ Py ¦ V {x) dx ^ j Q . nbsp;nbsp;nbsp;(x) dx
k v' (x) * dx.
- j Qy .V (x) \f' (x)
Met behulp van de methode van partieel integreeren vinden we b
j Q S X, /quot;(x) 21? (x) S tt' (x) dx =
a
b
= j Q fX, f(x)-i-kv (x)l dv(x) =
a
b b
— Qjx, ƒ(x) 2t7(x)jf(x)ƒ — ƒ t; (x) |Q.v -f Qgt;.| nbsp;nbsp;nbsp;¦ dx--
a a
b nbsp;nbsp;nbsp;b
= o — ^ v(x) Qxdx— j Qy .v{x)\f' (x) k v' (x) S dx.
De 0 ontstaat door
v{a) = g{a) — f(a) = 0 v{b) = g(b) — f{b) = 0.
-ocr page 28-Dus is
dijk)
dk
Deze integraal, wordt 0 voor
Py = Qx,
waarmee het theorema is aangetoond.
Met behulp van de integraalstelling van CAUCHY toonen we tenslotte nog de op blz. 15 gebruikte integraalformule van CauchY aan.
Indien f{z) holomorf is in G en de kromme c met alle binnenpunten in G ligt, dan is
ƒ(«)
dz
c
voor iedere a binnen c.
Bewijs: In het heele vlak minus a is
holomorf en f(z) is holomorf in G. Dan is
holomorf in G minus a,
We leggen (zie fig. 3) om n een cirkel met straal ó, die geheel binnen c is gelegen.
Dan is
Z — (I
-ocr page 29-tusschen c en ^ holomorf in alle punten, zoodat volgens de integraalstelling van
Cauchy
rf(z) dz _ rHz) dz
C nbsp;nbsp;nbsp;'1
(immers de twee krommen c en (5 kunnen door een twee maal te doorloopen verbindingslijn tot één kromme
C (3
gemaakt worden, die alle binnenpunten in het holomorfiegebied heeft).
dz
J z—a nbsp;nbsp;nbsp;Jz—a
'y nbsp;nbsp;nbsp;0
lers
= j d hff (z — a) = l^d(log p i» — 0
f{z) — fia) |,
Daar
dz
— 2 jz()
wegens de holomorfie en continuïteit van l(z), is
Zoodat
als
Dus is ook
hetgeen te bewijzen was.
'f{z) dz
27iif(a)
dz = 2nif(a),
§ 4. HET CONTINUUM.
Definitie. Een continuum is een gesloten puntverzameling, die niet de som is van twee niet-leege gesloten puntverzamelingen zonder gemeenschappelijk punt.
Stelling. Indien A en B twee willekeurige punten zijn van de gesloten en begrensde puntverzameling C en er bij ieder bedrag
sgt;0
een ,,s-ketting” bestaat van A naar B, waarvan alle punten tot C behooren, dan is C een continuum.
Bewijs: Stel de gesloten puntverzameling C bestaat uit twee gesloten puntverzamelingen P en Q, die geen gemeenschappelijknbsp;punt hebben (fig. 4).
Daar C begrensd is, zijn P en Q ook begrensd. P en Q hebben een positieven afstand d. Immers, indien zij niet een positieven afstand hadden, dan zouden de afstanden der resp. op P en Q gelegen punten A en 5 de onderste grens nul hebben, hetgeen wegensnbsp;de geslotenheid en de begrensdheid van P en Q zou beteekenen,nbsp;dat zij wel een gemeenschappelijk punt zouden hebben — in strijdnbsp;met de onderstelling. Zij het punt A gelegen op P en het punt B opnbsp;Q. Kiest men nu
Egt;0
zoodanig, dat
e ad,
dan kan men niet met een ,,f.-ketting” van A naar B gaan (met alle
-ocr page 31-punten van den „e-ketting” tqt C behoorend). De gemaakte veronderstelling is dus onjuist: C bestaat niet uit twee gesloten punt-verzamelingen, m.a.w. C is een continuum. Hetgeen te bewijzen was.
M en kan ook omgekeerd een continuum met de gegevens van deze stelling definieeren, zoodat bovenstaande definitie — onsnbsp;uitgangspunt — een stelling wordt. De redactie wordt dan:
De[initie: Een continuum is een gesloten, begrensde puntverza-meling, waarbij bij ieder bedrag
e gt; 0
een ,,£-ketting” bestaat van een willekeurig punt A naar een willekeurig punt B der puntverzameling, van welken ,,£-ketting” alle punten tot die puntverzameling behooren.
Stelling: Indien de gesloten en begrensde puntverzameling E niet de som is van twee niet-leege gesloten puntverzamelingen zondernbsp;gemeenschappelijk punt, dan is E een continuum.
Bewijs: Stel, er bestaat een getal
en een puntenpaar {A, B) op C, dat niet „£,-verbindbaar” is. Zij E^ de verzameling der punten van E, die niet ,,£j-verbindbaar” zijn metnbsp;A. Daar B tot E^ behoort, is £, niet-leeg. Zij E2 de verzamelingnbsp;der punten van E, die met A wel ,,£,-verbindbaar” zijn. Ook E., isnbsp;niet-leeg, daar A tot behoort.
Voorts is
Onderstel nu, dat £, en E o het gemeenschappelijke punt P hebben. Dan zou P zoowel ,,£x-verbindbaar” als ,,niet-£,-verbindbaar” moeten zijn, hetgeen uitgesloten is. Dus E^ en £0 hebben geennbsp;enkel gemeenschappelijk punt. Dan zou E de som zijn van tweenbsp;niet-leege puntverzamelingen zonder gemeenschappelijk punt.
Ook zijn en E., gesloten. Immers, ieder verdichtingspunt van Ej is punt van E^, daar dat verdichtingspunt ook niet met A ,,£]-verbindbaar” is. Evenzoo is ieder verdichtingspunt van E^ punt van
-ocr page 32-E^2gt; daar dat verdichtingspunt wel „ej^-verbindbaar” is met A. Echter is gegeven, dat E niet de som is van twee niet-leege geslotennbsp;puntverzamelingen zonder gemeenschappelijk punt. Dus de gemaakte onderstelling is onjuist. D.w.z.: Bij iedere
bestaat er een ,,£-ketting” van A naar B, waarvan alle punten tot E behooren.
Waarmee de stelling is aangetoond.
-ocr page 33-§ 5. FUNCTIES, HOLOMORF IN HET HALFVLAK MET EEN POSITIEF REËEL DEEL.
Zij
holomorf voor
Zij
Zij
w {x yi) — u{x yi) iv {x yi)
u (x 4-1/ i) = 0. w{a) = ji.
Noem de spiegelbeelden van « en ten opzichte van de Y-as: a' en fi’.
Stel voor X gt; 0:
z—a
en
XV (z) — ^
: (O.
X gt; 0 correspondeert | f | lt; 1 u (z) = 0 correspondeert | o» (f) [ = 1
Daar met
en met
en met
w{a) = fi correspondeert m (0) = 0,
zijn voor de functie (o{C) de premissen van de stelling van Schwarz (zie blz. 35) vervuld. Dus is volgens deze stelling
m.a.w.:
iv-li |
z — n | |
W-fi' |
z — o.' |
30
of
tv — z— a
w — p'
Z — a'
Laat
nil
2 a,
zoodat
Dan is
w' (a)
2 8(rt)
Van D(x^O) was « geheel willekeurig, dus geldt voor iedere van D:
dw j ^ u i dz ! X
We beschouwen een rechte y =2 c(onstant) (fig. 5).
r
x ci
-X
Fig. 5.
Wegens
dw du nbsp;nbsp;nbsp;. öu
dz nbsp;nbsp;nbsp;dxnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;dx
dus
du ^ u dx X ’
u lt; du u X dx X
daar u en x positief zijn.
31
Hieruit volgt, dat op de rechte y = c, bij groeiende x de waarde
niet toeneemt, immers
-V
du dx ,, nbsp;nbsp;nbsp;, ^ y ^ ^
--= dlog{ - ^0.
u X nbsp;nbsp;nbsp;X
Derhalve: — 1 een limiet
X
A (c) ^ 0,
die a priori van c afhangt.
We willen A(c) met A(0) vergelijken. Wegens
dw _ öu .du dz dy dy
volgt uit (1):
du
dy
dus
Daaruit volgt:
ö hg u_ 1 du ^ 1
dy u dy~ X
log u (x Cl) — log u (x) =
Evenzoo toont men aan:
= log u (x c t) — log u (x).
c
Men heeft namelijk:
1 nbsp;nbsp;nbsp;1 öu_ö log u
X u dy dy —nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;= log ü (x c i) — log u (x).
-ocr page 36-32
Uit het gevondene:
— = log a(x ci) — log u{x)~ —
volgt:
u (x) nbsp;nbsp;nbsp;- V ^ u (x Cl) lt; u (x) v
Bij den overgang krijgt men dus:
2(0)^A(c)S2(0).
Dus
d.w.z. 1(c) is een begrensde constante
en voor ieder punt z van D is
Beschouw nu het geval We teekenen de rechten
waarin
(fig. 6).
/ = 0. y — ± mx,nbsp;0 lt;j m lt;C oo
z=x yi
0
-ocr page 37-33
Zij
z = X yi
een punt daartusschen. We vonden boven:
u (^) nbsp;nbsp;nbsp;-^^u(x yi) (x) J
X ' nbsp;nbsp;nbsp;Xnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X '
dus
(x yi) u(x)
=-equot;
X
We laten nu met de beperkingnbsp;Daarna
y I = mx.
00 ,
u {x)
o (wegens X = 0),
zoodat, wegens m vast, uniform in den hoek \ y\= mx:
u
X
(3)
Zij nu
Beschouw de functie
(p(z)= w {z) — Xz.
Deze functie is holomorf in D(jrgt;0) en haar reëel deel
u (z) — /lx= 0
wegens (2). Deze functie lt;p(z) voldoet dus aan alle onderstellingen, in het begin van deze paragraaf gemaakt. Haar X is
X-^ 00 X y const.
Zij valt dus onder het zooeven behandelde geval. Wegens (3) is, uniform in eiken hoek \ y \= mx, voor z —gt; oo:
u — X.x
X
-^0
-ocr page 38-d.w.z.:
Zij weer
Uit (1) en (3) volgt;
uniform in iederen hoek Zij
dan is
34
u ^
X
;.r=;0.
dw
¦ (4)
dz
dw
dz
voor 1.2 i gt; een zekere R(e), \ y \ = mx (zie fig. 7).
Zij
Zo het punt op Oz, waarvoor geldt
Dan ir
(z) = in (zo) J ~ dz
-ocr page 39-Wegens
op ZgZ is
ö*] £. I 6*1 i lt; I.
w(z) = w (zo) (9fi|z — Zo], ]öllt;l. wjz) _ W (zo) lt;9 ¦ £ ¦ I z — Zq I _ Ugt; (Zq)
Voor I z j voldoend groot in den hoek \y\ = mx is dus
Bijgevolg is uniform in iederen hoek | y | = mx:
0
voor z 00. Zij nu weer
igt;0.
Voor
(p(z) =X w(z)-l. Z
geldt dan, omdat haar l nul is, uniform in iederen hoek \ y \ = mx:
(p{z)
of
tv (z) — l. z
of
w (z)
De Stelling van SCHWARZ, die wij op blz. 29 gebruikt hebben, luidt: Indien f(z) holomorf is voor
\z\lt;h [(0) = 0
-ocr page 40-dan is
Bewijs. Daar
binnen den eenheidscirkel convergent is en daar
ao = 0
wegens
fi0) = 0
is
= 3] 32 Z 4- 33 2^ . . .
op de geheele cirkelschijf met straal 1 holomorf.
Zij
Trekken we een cirkel met het middelpunt in 0 en straal q zoodanig, dat
I Z I lt; nbsp;nbsp;nbsp;lt; 1.
Daar een niet-constante holomorfe functie zijn maximum op de grens van het holomorfiegebied heeft, zal het maximum van
f (z)
Z
! Z ! = ^ Z = Q
op de schijf ergens op den cirkel
liggen, b.v. in het punt f. Dan is
Voor
tiz) | |
z |
is dus
Indien we nu tot de limiet overgaan voor
Q —^ ^ r
dan mogen we in de laatste ongelijkheid beide leden door hun limiet vervangen, mits we het teeken lt; vervangen door het teekennbsp;Dusnbsp;ofnbsp;hetqeen te bewijzen was.
-ocr page 42-§ 6. DE DOORSNEE VAN DEELGEBIEDEN.
Zij Go het gebied
De afbeeldingsfunctie
[{z) — Zi(z} — ajz 32^2 a^z^ ......
brenge Go conform over naar een deelgebied G^ van Gq, dat één grenspunt a gemeen heeft met de grens van Go (zie fig. 8).
De afbeeldingsfunctie
/(Zi) = Z2(z)
brengt dan Gq over naar het deelgebied G-j, van Gi, dat eveneens slechts één grenspunt (n.1. bovengenoemd punt a) met de grens vannbsp;Gj^ gemeen heeft.
Wegens
en
zi(0) = 0 Z2(0) =0
-ocr page 43-39
ligt de oorsprong 0 binnen elk der gebieden en Go en gaat bij iedere afbeelding in zichzelf over.
Zoo voortgaande doen wij ontstaan de deelgebieden G^, G2, G3....... (iedere volgende binnen de voorafgaande) met het ge
meenschappelijke grenspunt «, terwijl
0(z = 0)
binnen alle G„ ligt.
VRAAG: Hoe kan nu de doorsnee
van alle gesloten deelgebieden er uitzien?
Op grond van het bovenstaande merken we reeds dadelijk op, dat — onafhankelijk van den vorm van N — de punten 0 en a totnbsp;de grens van N behooren.
We kunnen de doorsneeNvan alle deelgebieden op drie manieren kwalificeeren;
1. nbsp;nbsp;nbsp;N is de verzameling van alle punten, die in alle deelgebiedennbsp;liggen.
2. nbsp;nbsp;nbsp;N is de grootste puntverzameling, die invariant is bij denbsp;transformatie.
Zi = 2i(z).
3 N is de meetkundige plaats der punten, die antecedenten van alle orden hebben.
De eerste kwalificatie is het gevolg van het feit, dat N de doorsnee is van alle deelgebieden,
De tweede kwalificatie ontleent haar kracht aan de omstandigheid, dat de transformatie
Z3 = Zx{z)
ieder deelgebied op een kleiner deelgebied afbeeldt. De punten van de doorsnee N blijven bij die transformatie in N. De doorsnee Afnbsp;is voorts de grootste puntverzameling met die eigenschap, daar bijnbsp;een deel van N de transformatie
Zx = Zx(z)
een punt van dat deel buiten dat deel kan brengen.
-ocr page 44-40
De derde kwalificatie spreekt vacn antecedenten. De omgekeerde bewerking van itereeren noemen wij antecedeeren. De nde iteratienbsp;van de afbeelding
Zr =
brengt een punt van Gq over naar een punt van Gn. Omgekeerd heeft dat punt van G„ slechts n antecedenten. Pas indien een puntnbsp;oneindig veel antecedenten heeft (d.w.z. antecedenten van allenbsp;orden), is het een punt van de doorsnee N.
Stelling: De doorsnee N van alle gesloten deelgebieden Gj, G2, G3....... is een continuum.
Bewijs: Indien wij het grenspunt a aan N toevoegen, is N gesloten, daar dan ieder verdichtingspunt tot N behoort.
Stel, N bestaat uit twee gesloten puntverzamelingen P en Q zonder gemeenschappelijk punt. Zij a (grens)-punt van P en Onbsp;punt van Q (zie fig. 9).
We leggen om P de gesloten kromme p en om Q de gesloten kromme q, zoodat p en q geheel buiten elkaar liggen. Daar N denbsp;doorsnee is van alle G*. is er een rangnummer K, zoodat alle G^nbsp;met
kgt;K
geheel binnen de krommen p en q liggen. Dit beteekent, dat al deze Gk uit ten minste twee gebieden bestaan.
Daar echter een continuum bij de afbeelding
Zi — Zi(z)
-ocr page 45-41
tot een continuum samentrekt, is dit in strijd met het gegeven. Immers, alle G* zijn samenhangende gebieden.
Dus is de onderstelling, dat N uit twee puntverzamelingen P en Q zonder gemeenschappelijk punt bestaat, onjuist.
N is dus een gesloten puntverzameling, die niet de som is van twee niet'leege gesloten puntverzamelingen zonder gemeenschappelijk punt.
Hetgeen te bewijzen was.
Opmerking: Zij en
VI.
De lineaire transformatie
-z - z
w(z) =
beeldt het gebied conform af op het halfvlak
Tengevolge daarvan is het in deze paragraaf voor den eenheids-cirkel besprokene evenzeer geldig voor het rechterhalfvlak.
De redactie is dan als volgt:
Zij D het gebied
De afbeeldingsfunctie
Zx{z) ~ ajz a2z2 a^z^ ......
brenge D conform over naar een deelgebied van D, dat één grenspunt (het punt oo) gemeen heeft met de grens van D.
De afbeeldingsfunctie
Z2 = Z2{z)
brengt dan D over naar het deelgebied van D^, dat eveneens slechts één grenspunt (nl. bovengenoemd punt oo) met de grensnbsp;van Dl gemeen heeft.
-ocr page 46-Wegens
en
ligt het punt
binnen elk der gebieden en en gaat bij iedere afbeelding in zichzelf over.
Zoo voortgaande doen wij ontstaan de deelgebieden D^, D2, Dg....... (iedere volgende binnen de voorafgaande) met het ge
meenschappelijke grenspunt 00. Het punt
z = 1
ligt binnen iedere D^.
Ons onderzoek strekt zich dus evenzeer uit tot de doorsnee
van alle gesloten deelgebieden.
-ocr page 47-§ 7. VOORBEELDEN.
1. De functie
Z] = IV z 2 a: gt; 0
xi gt; |V2.
z-, = Xi yii
beeldt het halfvlak af op het halfvlak
Hierin zijn weer
en
z = X yi.
Wij beschouwen de iteratie van deze afbeelding (zie § 6), bepaald door de functierij
Z, = |Vz 2, Z2 = ][]/z 2 V 2. z, = I' nbsp;nbsp;nbsp; 2 2
enz.
Blijkbaar geldt
en
Zi ( Oo) — OO
De gebieden, waarop de functies van deze rij het halfvlak
X gt; 0
afbeelden, trekken samen tot de halfrechte
ix= 2,y = 0).
In dit eerste voorbeeld is de doorsnee N van alle deelgebieden dus een halfrechte, waarvoor de drie kwalificaties, genoemd innbsp;§ 6, gelden.
2. De functie beeldt het halfvlak |
Zi(z} ^ Z X gt; o |
44
Xi gt; -1.
af op het halfvlak Blijkbaar gelden
z,(l)=l
en
Zi (oo)— OC.
De geïtereerde afbeelding van
gegeven door de functie of
is het halfvlak
^2gt;l-
De geïtereerde afbeelding van
gegeven door de functie
nbsp;nbsp;nbsp; i
of
“b 'g'i
is het halfvlak
De geïtereerde afbeelding is blijkbaar het halfvlak
Xngt; 1
De doorsnee N van alle deelgebieden is het halfvlak
In dit voorbeeld is N dus een gebied.
3. We beschouwen de figuur, gevormd door twee halfrechten vanuit 0, waarbij een der halfrechten (zie fig. 10) een ,,aanhangsel”nbsp;heeft, gevormd door twee stukken van cirkels met 0 als middelpuntnbsp;en een stuk van een derde halfrechte door 0.
Vermenigvuldigen wij deze figuur achtereenvolgens met de waarden
2. 2-', 22, 2-2, 2^ , . .
-ocr page 49-45
dan ontstaat gebied H (zie fig. 11), waarin de „aanhangsels” zich verdichten in 0 en in co.
We beschouwen vervolgens het gebied G, dat de vereeniging is van H en een cirkelschijf om 0 (zie fig. 12).
De functie
2i = iz
beeldt G af op een deelgebied van G, waarbij
en
Z| ( Oo) = 00.
Immers bij de transformatie
Zi — iz
komt een punt in een „aanhangsel” juist binnen een dichter bij O gelegen ,,aanhangsel” terecht, terwijl een punt, eenmaal binnen dennbsp;cirkel gelegen, bij iedere iteratie binnen dien cirkel blijft.
Als grootste invariante puntverzameling N (invariant bij de transformatie z-i = \z) ontstaat nu het gebied H.
Opmerking: Tusschen de drie beschreven voorbeelden bestaat de overeenkomst: Een gebied wordt steeds afgebeeld op een deelgebied met één invariant binnenpunt en één invariant punt op oo.nbsp;Het grootste invariante deelgebied is telkens een continuum, datnbsp;deze beide invariante punten verbindt. Er bestaat tevens een verschil: Bij het voorbeeld 1 is dat continuum lineair, bij de voorbeeldennbsp;2 en 3 bevat dat continuum een gebied.
-ocr page 50-§ 8. GEVAL: EEN CIRKELSCHIJF RAAKT IN a. i)
In het vorige hoofdstuk hebben wij gezien, dat de doorsnee N van alle deelgebieden kan samentrekken tot een lineair continuum 0 anbsp;of gebieden bevatten. In het laatste geval kan N al of niet eennbsp;gebied bevatten, waarvan
z = 0
en grenspunten zijn.
Theorema: Indien (zie blz. 38) een cirkelschijf bevat, die in a raakt aan den cirkelomtrek, die grens is van Gq, dan heeft Nnbsp;dezelfde eigenschap en N bevat een gebied, waarvan
z = Q
grenspunten zijn.
Bewijs: Door een lineaire transformatie wordt Zi(z) een functie, die het halfvlak D{xgt;0) afbeeldt op een deelgebied van D,nbsp;dat een halfvlak H{x gt; a) bevat en waarvan de grens de rechte
X = 0
niet ontmoet op het punt
Z = 00
na (zie fig. 13).
Bovendien zorgen we, dat
en
z, (oo)
1) J. WOLFF, Comptes Rendus, 5 April 1937, p. 1101.
-ocr page 51-47
Daar elkaar in « rakende cirkels door de lineaire transformatie evenwijdige rechten worden, sluiten de onderstellingen over het
%Dt
Fig. 13.
bestaan in van een angulaire afgeleide
z-gt;- CO nbsp;nbsp;nbsp;Z
Hier is
omdat voor
he-t punt 00 het eenige dekpunt zou zijn.
In H(xgt;a) is de inverse functie z(z^) van zi(z) holomorf en heeft er een positief reëel deel. Op een horizontale lijn geldt dusnbsp;voor de puntenz, en z'j (x, lt; x/):
X]—a nbsp;nbsp;nbsp;Xj—a
want wegens het in § 5 behandelde neemt ™ op een rechte
niet toe. Laat nu
Xj—a
op de horizontale lijn, dan is X __1
Noemt men een willekeurig punt van H: z, dan volgt uit deze laatste ongelijkheid:
x-i nbsp;nbsp;nbsp;(x—a)........(1)
-ocr page 52-48
waarbij
z-i = x-i y-ii het eerste antecedent van
z = X yi
voorstelt.
Van het gebied A, gedefinieerd door
1-/1
= b,
kan nu opgemerkt worden, dat alle antecedenten eveneens tot A behooren.
Immers, uit (1) volgt nu, dat
b,
1-A'
dus
X-i gt; b.
Evenzoo toont men aan, dat alle
x-k gt; b
zijn, met
/c = 1,2, 3.......
Daar voor ieder punt z van A alle antecedenten bestaan (ja zelfs eveneens tot A behooren), behoort het gebied A tot N en zijnnbsp;grens bevat de puntennbsp;en
Z = 00,
waarmee het theorema is aangetoond.
-ocr page 53-§ 9. GEVAL: / gt; 0.
Zij z^{z) een functie, die het halfvkik D{x gt; 0) conform afbeeldt op een gebied binnen D, waarvan de grens ƒ een Jordanschenbsp;kromme is, die binnen D ligt en zich naar m uitstrekt in de tweenbsp;richtingen
atg z ¦
en 71.
arg z ¦
wanneer z groeit naar oneindig.
1
en
Z, ( oo) rr:Oo.
Noemen wij de angulaire afgeleide van Z|(z)bij oneindig: l, dan is
U,n nbsp;nbsp;nbsp;=
2-gt;- X Z
hoe z ook angulair naar oneindig gaat. Geven wij het gebied, dat ontstaat, door de transformatie
Zy = Zj(z)
op alle punten z van D, toe te passen, aan met Dy.; het gebied, dat verkregen wordt, door dezelfde transformatie toe te passen op allenbsp;punten van Dy, geven wij aan met D^; en zoo vervolgens. Het gebied Dn bevat het gebied Dn \ voor
n= 1,2,3.......
Zij N de doorsnee van alle gebieden D„.
Theorema: Indien / positief is, dan bevat N een gebied met opening ti bij oneindig ').
J. Wol.FF, Comptes Rendus, 29 April 1940, p. 658.
-ocr page 54-50
Vooraf bewijzen we de Hulpstelling: Indien
dan is
t=\
begrensd, waarbij
/A nbsp;nbsp;nbsp;^1 iquot;-ti) . \ Z| (—fi);
W{t)=- arg nbsp;nbsp;nbsp;-f- \ argnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;;
Bewijs: Stel
/ \ ‘I (2) tl (2) = arg----.
Uit de onderstellingen omtrent Zi{z) volgt, dat u(z) voor
0
harmonisch en begrensd is.
Volgens de formule van PoiSSON (blz. 60) is dus
««/) 1
tl (z):
(ti) dB.
De geconjugeerde van u{z) is i’{z), die van 0 is log r en die van d 0 is dus d log r.
V (z) =
I ju(ti)dlogr^-l j
1 ru{ti){t — y)
Ligt z in het bijzonder op de reëele as, dan i
is
V (x)
_ 1 nbsp;nbsp;nbsp;/ u \ti) tdt 1nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;/
t = ~cc nbsp;nbsp;nbsp;t = 0
X‘
Daar
u (z) 7=z arg
z, (z)
51
IS
V (z) = log
Wegens
lim nbsp;nbsp;nbsp;gt; 0
X Z
is v(z) begrensd.
Voor t gt; 0 en voldoend groot is u(fi) lt;C 0.
Voor t gt; 0 en voldoend groot is u(—ti) gt; 0.
Voor t gt; 0 en voldoend groot is dus u{ti) —u{—ti) lt; 0. De begrensdheid van v[x) beteekent dus, dat
j
t=o
'yj (f) t dt
begrensd is bij
Zij v{x) begrensd voor
dan is
Cyi (f) t dt
J
t=0
convergent.
Wegens de begrensdheid van
'ygt; (t) f dt
IS
het ook.
52
Bij
t —^ 00
IS
van de orde waarmee de begrensdheid van
J'tpd)
tp (f) dt
is aangetoond.
We toonen nu het theorema van blz. 49 aan. Bewijs: Stel op de imaginaire as
z =1 ti
en
yj{t) = |
|
Zij
Beginnen we te antecedeeren in een punt zq met arg Zq tusschen
71
en
71
en is j Zo I groot genoeg, dan zijn er — wegens 2 gt; 0 — meer en meer z_* aanwezig, met argumenten tusschen
en
Daar
arg
harmonisch is en begrensd, is volgens de formule van PoiSSON:
Zi (ti)
dt
Z-fc _ X-(A: i r
i2*
ti x‘
Z-(fc l)
(fc I)
Dus
Z-k
Z-{k l)
ip{t)
\arg
'^-ik D (t — y-ik l))
f=:— CO
Zij n het aantal antecedenten van zq met argumenten tusschen
--is
en
71
T
dan is de som der argumenten dier antecedenten
n
Z-k
Z-(k \)
arg
JC'
(* l)
Zij nu het getal N vast en zóó gekozen, dat
dtlt;i^e
(hetgeen wegens de hulpstelling mogelijk is), dan is
X-{k i)
-N
waarin met
{ V(i-) ]max.
bedoeld wordt het maximum van de functie y’it) langs den inte-gratieweg, d.w.z. voor
\t\lt;N.
-ocr page 58-54
Immers, de absolute waarde van een integraal is ten hoogste gelijk aan den integratieweg maal het maximum van den integrand.
Is nu j Zg i voldoend groot, dan is, daar
met
We nemen nu
Zij vooreerst
1 2-(fc l) I = I ^
voor
k = 0,l.......(r—1)
-Ck i)\
Fig, 14.
(zie fig. 14), Dan is
t — y^{k u \ gt; a . x-[k i).
a constant. Dus
X-{k l)
-ik l)
X-(k l)
(* i)
of
x^-{k l)
nbsp;nbsp;nbsp;y-{k l))^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;X-(k l)
G constant ( = ^ 1.
Zij vervolgens
Z-(k \) 1 gt; I ^
-ocr page 59-voor
(zie fig. 15) Dan is
k — r,{v 1)........n
X-(k \)
-(fc l)
Nu is — wegens x-k ^ k X-[k \) nbsp;nbsp;nbsp;0 lt; 2 lt; 1
r—1
en
1 nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;i''
¦“ X-(k l^ nbsp;nbsp;nbsp;(1 —¦^) ^o'
Zoodat
(/c 1)
^ G zl'- G l'- nbsp;nbsp;nbsp;1
, lt; 7r--.--
it~y-(k i)Y (1—/i) Xo (1—/l) /!'¦ ' ¦ X-.^r \) nbsp;nbsp;nbsp;x-(r i)’
o -(t i)
H constant. Dus is
co
Hr
Jtj
N
_I , -H igt; (f) dt H (y {t)dt
^ nbsp;nbsp;nbsp; {‘:--y-{k l)V S nj X-{r l)
^-{k D
omdat x-{r \) i ^ lgt; dus
__)
(A: l)
Evenzoo
-N nbsp;nbsp;nbsp;n
{t—y-{k \)Y nbsp;nbsp;nbsp;^ 8 jr
zoodat
i\ (t) Y 2 nbsp;nbsp;nbsp;w dt lt;nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;1 «•
1 r
71
56
Hiermede is bewezen
arg
z-k
Z-(fc l)
Dus
IS
i arg Z-n . — arg Zq I lt; «
voor I Zq I voldoend groot. Dan houdt de antecedeering dus nooit op. Hetgeen te bewijzen was.
Het bewijs van het theorema; „Indien
is, dan bevat N een gebied met opening n bij oneindigquot;, bevat het bewijs van de volgende stelling:
Ondersteld: f{z) holomorf met positief reëel deel in D(xgt;0), a„ (n = 1, 2, .. .) is een puntrij in D met
a„ i =c a„ ,
c gt; 1 en vast n = 1,2,...
e gt; 0 en vast, n = 1, 2, ... (zie fig. 16). Bettering.
00
arg
is convergent.
Opmerking: f(z) behoeft geen afbeeldingsfunctie te zijn, m.a,w. niet univalent (schlicht).
2 = angulaire afgeleide van f(z) in het oneindige.
Bewijs. Wegens
IS
larg
ti
57
convergent.....(1)
(zie Fatou, Séries trigonométriques et séries de Taylor, Acta Mathematica 30, pag. 363).
Hier moet opgemerkt worden, dat onder f{ti) verstaan wordt de op een volle maat van
- 00 lt;[ t lt; 00
bestaande
lim f(x ti) ^ 0. x^o
Wegens de formule van PoiSSON is, stellende
«n = a„ i bn,
(2)
n— 1.2,
arg
fjo-n) _ an r f{ti) dt
Want
arg
is begrensd in D.
Fixeer een waarde van f. Als
dan is
dus
k
ti — a* I = f j sine.
- !-2 “ ^ ^ ^ !
F stn^ e nbsp;nbsp;nbsp;r sin^-e .w
I ti—Un'
waarin G vast.
-ocr page 62-58
Als dan is
dus
£t^= -V
a,i K sm^e
tl—a„r ' sin^s
k ' nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;k
(1—c“') [a*| sm^« nbsp;nbsp;nbsp;!f|
Zonder verlies van algemeenheid, stel
l«il gt; 1-
Wegens (4):
1
I:
lt;2G nbsp;nbsp;nbsp;(5)
» , nbsp;nbsp;nbsp;quot;0 t.
. n . I
7T. nbsp;nbsp;nbsp;ja.
ti—an P
Uit (3) en (4) volgt, dat voor iedere t.
2G
an
I ti—On
want men behoeft slechts den eersten index
A: gt; 111
te beschouwen.
Wegens (2), (5) en (6) is
CO
f{ti)
an
ti I nbsp;nbsp;nbsp;! tl—a„ I
j'
lt;2G - J lars ^
-1 ii|.gt;r nbsp;nbsp;nbsp;|f!gt;i
Uit (7) en (1) volgt de stelling.
(7)
-ocr page 63-Dat de aan de puntrij {an) gestelde eischen niet overbodig zijn, bewijst het voorbeeld:
lt;Xgt;
2« i
z-2quot;i ' zA~2H) nbsp;nbsp;nbsp;^nbsp;nbsp;nbsp;nbsp; 2^quot;'
Hier nemen we nu
1 2quot; . i.
Nu is
2/1 1
arg angulair cx/ /m | ^
arg'
n/C
co
£
;f 2 lt; term lt;—A
(A gt; 0).
2n \
-ocr page 64-Zij t(z) holomorf in gebied G.
Dan is volgens de integraalformule van CAUCHY (blz. 24)
dt.
waarbij de integratievariabele t den cirkel c doorloopt en z een parameter is. Ook i(t) is natuurlijk holomorf in G.
Indien z' een punt buiten den cirkel c is, kan men de grootheid
berekenen.
In den met c concentrischen cirkel c' is f(t) holomorf. De vorm
1
t—z'
is holomorf in het heele vlak minus z', dus is de integrand
m
t—z'
holomorf binnen c', waaruit volgt, dat de CAUCHY-integraal gelijk 0 is (blz. 19). Dus is
fit)
iTliJ t
Nu kiezen we (zie fig. 17) voor z' het beeldpunt (geconjugeerde punt) van z ten opzichte van den cirkel c.
De eigenschappen van geconjugeerde punten z en z' zijn:
I nbsp;nbsp;nbsp;, — constant,
\t—z
n.1.
als f den cirkel c doorloopt
-ocr page 65-Zij de voerstraal van z gelijk lt;?, dan heeft z' de voerstraal,
Q ’
Hun argument zij 6. Van het veranderlijke punt f zij het argument lt;p.
Dus in poolcoördinaten is
Hieruit volgt
Het verschil van
L r B-
nij (t — i
C
-ocr page 66-of
of na vermenigvuldiging van teller en noemer met g:
2nif{z)— I
— p^) nbsp;nbsp;nbsp;' f (t) R i ei' dtp
(Re?' — pd‘‘) {R^ nbsp;nbsp;nbsp;' — Rge'-r‘‘)’
Hiervan herleiden we den noemer:
{Re'f’ — pe'^‘) {Rd^^ — pe?‘) R =
= R{R^ p^) e?'¦ nbsp;nbsp;nbsp;‘-R^p (e^?‘ e^^') =
= Re?’ e'^‘ [R^ p^ — 2Rp cos {(p — B)\ — = /? e?'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;' r^,
zoodat we tenslotte krijgen de formule van POISSON:
2.-r
2n J rquot;
o
Zij u(z) het reëele deel van l(z) dan is
u (z) — nbsp;nbsp;nbsp;I dt.
0
i2_
2zi
-ocr page 67-§11. GEVAL; A BEVAT EEN PUNT EN ZIJN BEELD.
Theorema. Indien N een gebied A bevat, dat een punt
a 7^ 1
en zijn beeld
ai = zi(a)
bevat, dan is
(zoodat N volgens het voorgaande een gebied met opening n bij oneindig bevat) ^).
Bewijs: Daar A een deel is van N, bezit A in D antecedenten z_„ van alle orden, gedefinieerd door
Zo = Z, Zi (z_„) = z_(„_i), n = 1, 2, . . .
De harmonische functies
Un (z) = arg Z-n
in A hebben hun waarden tusschen--^ en
en zijn geconjugeerd met log z^n-
Trekken wij in A een polygoon F van ai naar a, dan is
log I a-n I —'op j a_(
ds.
waarbij F de integratieweg is en de normaal v de goede richting heeft.
Langs F zijn de waarden van
Ö Un
dv
begrensd, zoodat er een constante M bestaat zoodanig, dat
a—n
a_(n-i)
lt;M, n=:l,2,...
1) J. WOLFF, Ned. Ak. V. Wet., Vol. XLIII, no. 8 (1940).
-ocr page 68-64
Wij beweren, dat
als
Immers, indien a_,; niet met n naar oneindig ging, dan zou er een constante R bestaan en een suite (p) van geheele getallen p, dienbsp;naar oneindig gaan, zóódanig, dat
i a_„ I lt; R.
Wegens de onderstelling
geldt uniform voor ] z ] lt;
lim Zp = 1, p-gt;-co
zoodat dan a = 1 zou zijn, hetgeen uitgesloten is.
Uit
lt;M
a_„
en
Z-gt;-00 z
volgt nu
Wat te bewijzen was.
Opmerking. Het gebied A kan het punt
z = 1
niet bevatten, omdat dit punt op de grens van N is gelegen en N het gebied A bevat.
-ocr page 69-§ ,12. GEVAL: A HEEFT 1 EN oo TOT GRENSPUNTEN.
Theorema. Indien N een gebied A bevat met de punten 1 en oo tot grenspunten, dan bevat N een gebied met opening n bij 00 1).
Bewijs:
Daar A tot N behoort en N de doorsnee is van alle deelgebieden D. behoort ook A^ tot N en tot alle
Dn, n=\,2, ......
indien Ai het gebied is, dat ontstaat door op ieder punt z van A de transformatie
2l = Zi(z)
toe te passen (zie fig. 18).
Heeft Al een punt met A gemeen, dan bevat A een punt en zijn beeld, dus is 2 gt; 0 (zie § 11).
Heeft Al geen punt met A gemeen, dan moet het gebied tusschen A en Al ook tot alle Dn behooren wegens hun enkelvoudigennbsp;samenhang.
Een gebied van Af bevat ook nu een punt (in A) en zijn beeld (in Al), weer is
en bevat N een gebied met opening n bij oo.
1^) J. WOLFF, Ned. Ak. V. Wet., Vol. XLIV, no. 2 (1941) p. 195.
-ocr page 70-HOOFDSTUK IV.
§ 13. DE AFBEELDING VAN EEN DEELGEBIED VAN N OP D.
Zij
zoodat volgens het voorgaande de doorsnee N van alle deelgebieden Dn (n = 1, 2.......)
een gebied G met opening n bij oneindig bevat, en het punt z =; 1 tot grenspunt.
Wij nemen aan, dat G het grootste zoodanige deelgebied van N is.
Zij a een vast punt van G.
Stelling:
1.
hm -j-----,
n -? co i ^—n \
is een in G holomorfe functie ipiz), die G conform afbeeldt op D(xgt;0) 1).
Bewijs: Stel voor iedere eindige n
a-n
Wn (2) =
waarbij a een vast punt in G is en z een veranderlijk punt in G (zie
I. WOLFF, Ned. Ak. v. Wet., Vol. XLIV, no. 3, 1941, p. 308.
-ocr page 71-67
Zij /' een rectificeerbare boog «z.
Het argument van z_„ is harmonisch in G voor
n = 1. 2.......
Hm arg 2_„
is harmonisch, gelijkmatig over 7' en niet constant.
Z—n
arg
arg z_„
een zekere limiet, dus holomorfe functie van z in G voor n go (zie § 11).
Dus Hm y’n (z) is een holomorfe functie '/’ (^) —
ll-f-CC
De waardevoorraad van y'„(z) bevat voor voldoende groote n het gebied H, dus de waardevoorraad van i/’ bevat H, dus de waardevoorraad van Ij’ bevat D.
De waardevoorraad van ly is identiek met D, omdat yi in D ligt. Dus de functie
beeldt G af op D.
-ocr page 72-§ H. DE AFBEELDING VAN D OP EEN DEELGEBIED
VAN N.
Bij de besproken iteratie werd het halfvlak
D (:c gt; 0)
door de afbeeldingsfunctie
afgebeeld op een deelgebied D| van D, op het deelgebied enz, met
en
Z| ( 00 ) — 00 .
De doorsnee van alle deelgebieden is N.
Het is niet mogelijk gebleken, de functie te bepalen, die D op N
afbeeldt.
Uit § 13 volgt wel: De inverse functie van
Z ip {^) = Urn ( ; nbsp;nbsp;nbsp;C )„
«-?x
beeldt D af op een deelgebied G van N met opening zt. bij cc.
Door de functie van KÖNIGS kan men het onderzoek naar de doorsnede der geïtereerde deelgebieden bij conforme afbeeldingnbsp;vereenvoudigen, waarbij de transformatieformules een eenvoudigennbsp;vorm krijgen.
Het theorema, volgens hetwelk voor alle in den eenheidscirkel holomorfe univalente functies
1
/¦(z)—
geldt:
kan veel eenvoudiger bewezen worden dan door Landau is gedaan.
E. Landau, Darstellung und Begründung einiger neuercr Ergebnisse der Funktionentheorie, p. 107, 108nbsp;(2te Auflagc),
Navolgingswaard is de wijze, waarop CaratheodORY de determinanten invoert.
C. CaratheODORV, Vorlesungen über reëlle Funk-tionen, p. 318.
Het bestaan van een diffusiekracht, die door RasiiKVSKY wordt gebruikt als grond.slag voor de verklaring van een aantal biologischenbsp;verschijnselen, is noch experimenteel, noch theoretisch voldoendenbsp;bewezen.
N. RASHEVSKY, Mathematical Biophysics.
-ocr page 74-- cquot; '
. i' , nbsp;nbsp;nbsp;:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;^
• ^ lï' t ) ' .'
â– nbsp;nbsp;nbsp;^ gt;ori
u:huov. ir^pih/i TuVoV
»!j ■gt; nbsp;nbsp;nbsp;.. gt;• ;'“'-bno Jsn mm gt;;«:■■:nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,■-j
*. •• . r4gt;.
i/ N.; nbsp;nbsp;nbsp;,nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;,,4.
SR J j jiif:'-: 'O'/'j nbsp;nbsp;nbsp;:' ,nr
.n
.-3
V.
Ten onrechte beweert Bottema, dat wiskundige strengheid een betrekkelijk begrip is.
O. Bottema, De dienst der Wiskunde (inaugureele rede te Delft op 30 September 1941).
Het is gewenscht, in de planimetrie de begrippen symmetrie en congruentie uit elkaar te houden.
De invoering der irrationale getallen kan door de studenten eerst na het candidaatsexamen begrepen worden.
Het bewijs, dat Landau geeft van de bekende stelling van Fat'OU, is noodeloos lang en ingewikkeld.
E. Landau, Dar.stellung und Begründung einiger neuerer Ergebnis.se der Funktionenthcorie, p. 40 (2tenbsp;Auflage).
Het bewijs van de stelling, dat iedere lijfrente op twee hoofden van verschillenden leeftijd door een lijfrente op twee hoofden vannbsp;gelijken leeftijd kan worden vervangen, indien de gebruikte sterfte-tafel aan de Wet van Makeham
Ix — c. . p'quot;'
voldoet, behoeft niet — zooals wel door LandrÉ wordt gedaan — gebruik te maken van de Hoogere Wiskunde.
C. L. LandrÉ, Mathematisch-technische Kapitel zur Lebensversicherung, p. 495, 496 (5te Auflage).
X.
De z.g. symbolische methode in de projectieve invariantentheorie is op te vatten als een verkorte notatie, waarbij de ,,symbolen” denbsp;indices van de vormen voorstellen.
De middelbare fout in een sterftetafel, bij het levensverzekerings-bedrijf in gebruik, wordt te vaak over het hoofd gezien.
-ocr page 76-• • , . , nbsp;nbsp;nbsp;■nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;■■gt;vnbsp;1
t'' , . nbsp;nbsp;nbsp;' ''■’: ‘:fnbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-
- , ■'■•'IA), / nbsp;nbsp;nbsp;■L -. ■• . ,
'•IV
'S-
‘rf-
.'i
'.pa. nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;â–
' '' lt;ïa nbsp;nbsp;nbsp;ï; Tl;.; (• :nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;.nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;:»}.â– â– â–
' nbsp;nbsp;nbsp;Iq'vV
; nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;-nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;'nbsp;nbsp;nbsp;nbsp;..VfA 3V:.!S:^(0-K|'5rï?;
'4'
VrSiw^^*
•i^..
' â– '
.7.-.
’ nbsp;nbsp;nbsp;,■■■■'■-''-V